Download - HELP! Mijn vrouw drinkt
1
HHeellpp,, MMiijjnn VVrroouuww ddrriinnkktt
DDeeaann AAmmoorryy
2
AAllss JJee DDiitt WWeeeett::
Het prototype van de drinkende vrouw is:
vrouw die niet tevreden is met haar
zelfbeeld,
ze is goed in de maatschappij
geïntegreerd, gehuwd met een
actieve en vaak afwezige man,
ze heeft geen kinderen of haar
kinderen zijn net het huis uit ('lege
nest'-syndroom)
ze heeft een gevoel van
verlatenheid en nutteloosheid.
Isabelle Eustache, gezondheidsjournaliste
Le Quotidien du médecin, 6 maart 2009.
WWaatt DDooee JJee DDaann AAllss VVrroouuww
Om te voorkomen dat jouw foto morgen
ook in deze kader past ?
3
AAvvoonnddlliieeddjjee
Eén wasdopje in ieder oor,
Twee soeptassen jenever,
Drie glazen kriekenbier,
Vier slaaptabletten …
’t Is gewoon niet te geloven
Dat je tussendoor fel nog zei:
‘Als de kleine schreit vannacht,
Wek me dan
Want dat is mijn verantwoordelijkheid!’
4
VVlluucchhtteenn
“Jij vlucht altijd:
Of je gaat naar bed
Of je hebt nog werk
Maar altijd vlucht je”
Klaag je.
“Jij vlucht altijd.
Wat zit er voor mij
Dan anders op
Dan te drinken?”
Zucht je.
En weer vlucht je.
Vandaag in de trappist
Morgen de halve dag in bed.
Altijd vlucht je.
5
6
WWaannnneeeerr??
Voor de armen ga je de baan op.
Als iemand van de familie beroep op je
doet,
Dan spring je;
En voor je werk sloof je je uit.
Maar mij zie je niet eens staan
Je bent niet genietbaar thuis
En van de opvoeding van je dochter
Trek je je al helemaal niets aan.
Wanneer krijg ik eens wat van je liefde?
Wanneer zal ik er eens
Niet hélemaal alleen voor staan?
Je vuiligheid opkuisen,
Voor je kleren zorgen
En dat je eten klaar staat,
Altijd lief zijn …
7
Terwijl jij komt en gaat
Als een vreemde man
En dan nog altijd klaagt.
Wanneer krijg ik eens wat van je liefde?
Wanneer denk je ook eens eventjes aan
mij?
Ach,
Wanneer denk ik eens Niet aan jou?
8
9
HHeett OOnnggeelluukk
Ik droeg je op handen,
Jij – die al te veel opgehemeld werd.
Ik aanbad je
Zonder erbij stil te staan
Dat ik je geen slechtere dienst bewijzen
kon:
Entertainer zijn, Cavalier en Butler,
Gigolo, poetsman en Gentleman,
Je complimentjes geven,
Je aanbidden, beminnen en gelukkig
maken
Meer verwachtte je niet van me.
Liefst niet meer.
’t Ongeluk was dat ik niet alleen hield van
jou
Maar ook van mezelf, mijn ouders en
familie.
10
’t Ongeluk was dat ik werkte bovendien,
Nieuwsgierig was naar de wereld,
Met andere mensen wilde praten,
Ook eigen voorkeuren had: andere boeken
las, andere TV-programma’s bekeek, naar
andere muziek luisterde, …
’t Ongeluk was dat ik soms wel entertainer
was, cavalier en butler, gigolo, poetsman
en gentleman,
Maar meest van al gewoon mezelf.
Bijlange na niet gek genoeg
Om je dag in, dag uit
Op mijn schouders te torsen
En voor jou alle deuren en vensters
van de wereld te barricaderen.
11
12
LLiieeffddee
Medelijden en verwondering
Vechten om de voorrang
Wanneer jij je uitslooft
Om mij van je liefde te overtuigen.
Nog een tas koffie, schat?
Werk gerust nog wat verder.
Kijk eens wat ik voor je kookte?
Cynisch vraag ik mij af
Of ik zoveel begrip en attentie verdien
Als morele schadeloosstelling
Voor je dronken furie van gisteren,
Als voorschot op een nieuw drankgelag
vandaag,
Of gewoon als aanbetaling
Na vijftien dagen zonder sex.
13
14
KKrriissttaall
Ben jij dezelfde?
Denk ik, terwijl wij gezellig natafelen.
Jij, die mij zo vriendelijk een tas koffie
brengt,
Die zo zorgzaam kookt en kuist en wast
en plast …
Ben jij dezelfde
Die mij vanavond de felste verwijten
Naar het hoofd zal slingeren,
Die mij zal bedreigen, beledigen en
vernederen,
Die onmachtig, ontgoocheld en verbitterd
De giftigste woorden zal uitbaken
En zal zoeken hoe je mij diepst kan
kwetsen?
15
Ben jij dezelfde
Die vanavond weer zal roepen en tieren,
Briesen en stampen, schreeuwen en
slaan?
En zacht kus ik je wangen,
Zacht druk ik je even tegen mij aan.
Zacht en voorzichtig,
Als met een glas van kristal
Dat zo gemakkelijk breekt
En dan snijdt,
Met duizend messen tegelijk.
16
GGeelluukkkkiiggee VVeerrjjaaaarrddaagg
“Doe mij geen pijn”
Vraag je na mijn verjaardagsfuif,
Wanneer alles is opgeruimd.
“Ik smijt de boek aan diggelen
Als je het waagt”
Dreig je
Dus gaan we doodmoe samen zitten
En begin je uit te leggen
Hoe JIJ de ganse avond hebt gewerkt
Trwijl IK alsmaar praatte en me
vermaakte.
Welke betere aanloop is denkbaar
Naar de reeks verwijten
Die zal dienen als uitvlucht
Voor alweer een nieuwe fles?
“Gelukkige Verjaardag”
Brom ik op de trap
Terwijl jij beneden
De deur naar de bijkeuken
Met een luide vloek dicht trapt.
17
18
KKaappoott
Je bent opnieuw de trappen afgedonderd,
De vuilbak heb je in mekaar gebeukt,
Je hebt je hiel gebroken
Toen je stampte van de razernij
En met een stoel
Heb je een vloertegel verbrijzeld.
Je hebt een assenbak in gruis gesmeten,
De deurlijst is gescheurd
Van het voortdurend klappen met de deur.
Je hebt alweer een tafelkleed verbrand
Met een sigaret die uit je handen viel
En het zoveelste glas is je ontglipt.
En jijzelf?
Hoe onherstelbaar ben jij inmiddels zelf al
beschadigd?
Wanneer komt de dag dat je zelf stuk valt
op de grond?
… En hoeveel kwaad moet eerst nog
gebeuren?
19
20
EEéénn KKeeeerr
Eén enkele keer heb ik haar verteld
Over mijn angst en onzekerheid
Omwille van de reorganisatie op het werk.
Ze keek mij heel aandachtig aan,
Luisterde geduldig toe
En is daarna rustig de living uit gegaan.
Toen ze weer kwam
Had ze een tas jenever in de hand.
“Kijk”, zegde ze bedachtzaam
“Altijd heb ik je gesteund.”
“Maar nu hou ik er mijn handen af.”
“Deze keer moet je zelf maar zien”
“Hoe je het oplost.”
En langzaam ledigde zij haar tas.
21
22
LLiittuurrggiiee
Als een pastoor die met zijn kelk naar ’t
altaar schrijdt,
Kom jij met je trappist naar tafel voor je
mis.
“Leg eens een muziekje op voor mij”
Klinkt het autoritair of heel vriendelijk,
Verwijtend of smekend.
Ik kies uit haar voorkeur een intredelied.
Wanneer de intredegebeden uitgroeien
tot één aaneenschakeling van klachten,
Weet ik al: deze liturgie zal weer uren
duren!
De enige kerkganger dommelt dus in,
Tot zowaar een loflied hem doet
opschrikken
En hij, slaapdronken nog,
Begint te geloven dat zo’n ritueel
Wellicht toch ergens toe kan leiden,
23
Een vonk kan doen ontstaan,
Vastgeankerde posities doen bewegen,
Nieuwe wegen kan doen open gaan.
Maar de homilie is alweer een
donderpreek
Vol verwijten en zelfs dreigementen.
Tenzij ik beslis de mis uit te slapen,
Stap ik er bij de offerande beter uit.
Niet eens meer echt ontgoocheld,
Maar alweer een stukje meer vervreemd.
24
25
DDee VVeerrbbeeeellddiinngg aaaann ddee HHaaaall
Star en stijf als een robot
Zit ik tegenover jou.
Ik ben de spraak kwijt,
Mijn verbeelding ben ik verloren.
Als ieder woord
Het begin is van een nieuwe ruzie,
Als ieder voorstel strandt op “Njet”,
Dan wordt het mettertijd alsmaar leger
Ook vanbinnen hier, bij mij.
Monotoon dreunen je eindeloze
monologen
Door een kamer waar enkel
De muren en de meubels nog luisteren.
Spreek ik, eis je dat ik zwijg.
Sta ik op, brul je dat ik moet gaan zitten.
Kijk ik rond, snauw je dat ik me verveel.
Ga ik weg, spuw je en roep je mij namen
na: Egoïst! Lafaard! Smeerlap! …
26
Maar ik ga, ik ga, ik ga
Want dit is zinloos, dit is dodend, dit is
moordend
Ledig jij je beker maar
Toeschouwers zijn daarbij totaal
overbodig!
27
28
WWaaaarroomm??
Dan overvalt ze je,
Zodat je stil en verweesd blijft zitten
staren,
Haar van je af stoot,
Weigert haar aan te raken,
De vraag:
“Waarom trap ik het gewoon niet af?”
Maar ze werd gesteld
En ligt gewoon te wachten,
Tussen lege jeneverflessen
En eenzame dagen
Terwijl je vrouw haar roes uitslaapt in
bed.
Onverwacht duikt ze weer op
Als ze ladderzat de trap afstuikt,
Als ze uur na uur na uur je nacht in
flarden zeurt,
Als ze met de deuren knalt
Of de huisraad door de ramen zwiert:
… Waarom trap je het dan gewoon niet af?
29
Als ze je oeverloos verwijten toe slingert,
Bralt dat je een smeerlap bent, een egoïst
en armoelijder,
Dat ze een echte man zal zoeken,
Die beter is dan haar eigen vingers,
Dat ze je haat en je zal vermoorden …
… Waarom trap je het dan gewoon niet af?
Als ze ons dochtertje afsnauwt
Of haar verbiedt te wenen,
Als ze met zelfmoord dreigt,
Je opsluit binnen de enge muren van haar
ledigheid
… Waarom trap je het dan gewoon niet af?
Als ze pas tegen de middag het bed uit
kruipt
En al na twee uur haar kater verder gaat
verslapen,
Als je dan angst krijgt om wat je die
avond weeral wacht,
… Waarom trap je het dan godverdomme
gewoon niet af?
30
31
KKlleeiinnee GGrroottee MMeeiidd
Och, wat ben je groot!
Drie jaar al
Wijs je met je handje
En fier als een gieter
Strijk je door je lange haren
Je gaat alleen op ’t potje, ook ’s nachts.
Je kent tientallen liedjes
En stuurt je schommel tot de grens
Van zijn mogelijkheden.
Je bent onze lachebek,
Onze flinke grote meid
En de manier waarop jij verklaart:
“Dat is hier toch prettig in ons huisje,
hé?!”
Geeft me zo nu en dan ’t gevoel
Dat we er toch in slagen
Een goede thuis te bouwen,
Dat deze moeilijke relatie
Het volhouden waard is
Als is ’t jammer genoeg maar zo nu en
dan
32
33
DDaammoocclleess
Telkens ik terugkeer
Van een cliëntenbezoek of vergadering
Verdwijnt al na een paar kilometer rijden
De lach van mijn gezicht
En met elke minuut verder rijden
Stijgen de onrust en de angst.
Als ik thuiskom, kijk ik gauw even rond,
Naam ik de geuren in mij op
En scannen mijn ogen jouw gelaat
Op zoek naar sporen van wat gebeurde
Tijdens mijn afwezigheid.
Elke morgen ben ik Koning van Syracuse,
Maar ik weet nooit of ik de avond haal.
Elke dag leef ik op de toppen van mijn
tenen
En langzaam word ik een schaduw van
mezelf
Jij bent een tijdbom in mijn leven,
Een grens in mijn bestaan.
Hoe kan ik jou nog liefde geven,
Na wat je ons dag na dag,
Jaar in jaar uit hebt aangedaan?
34
35
SSoommss
Soms probeer ik haar te begrijpen
En praat met haar honderduit
Over hoe ze overal alleen voorstaat
En al dat werk: dag in, dag uit.
Over de zware verantwoordelijkheid
Voor de opvoeding van onze dochter,
Over hoe ik haar bewonder
Voor wat ze onophoudelijk doet.
Op zo’n dagen, denk ik,
Drinkt ze voor twee.
Soms zoek ik alternatieven
Om de sleur te doorbreken,
Nieuwe gezichtspunten te verkennen,
Het werk te verlichten,
Andere mensen in haar leven te brengen.
Op zo’n dagen voelt ze zich onbegrepen
Want ze wil helemaal het huis niet uit,
Wil geen andere mensen zien,
Geen onverwachte dingen in haar leven
… Dus drinkt ze weer.
36
Soms sluit ik me af voor de eindeloos
herhaalde verwijten,
Voor altijd weer dezelfde verhalen
Over haar ongelukkige jeugd
En de kontakten die ze met haar dierbare
doden heeft.
Op zo’n dagen ben ik de schuld van alles,
Kreveert ze door al wat ze van mij niet
krijgt
… en drinkt ze van de zeer.
Soms realiseer ik mij dat ik haar niet help
Door haar klaagzangen te aanhoren.
Ik concentreer mij op mijn eigen leven,
Ga bij de buren of familie op bezoek.
Op zo’n dagen ben ik een vuile egoïst,
Laat ik haar schaamteloos in de steek.
Dus drinkt ze nog meer.
Soms … … drinkt ze
37
RRuuzziiee
Is dit bewust?
Als van op grote afstand observeer ik je
Terwijl je de bouwstenen aansleept
Van de ruzie die straks moet komen.
“Ja, ’t is goed. Ja, je hebt gelijk.”
“Neen, laat maar, ’t is niet belangrijk …”
Maar hoe meer ik toegeef,
Hoe meer ik je napraat,
Hoe vastberadener jij je stelling inneemt
Want die ruzie straks, die MOET er komen!
Hoe kan je immers verrechtvaardigen
dat je drinkt, tenzij je je verstoten voelt
Door de man van wie je zegt zoveel te
houden?
Tenzij je onrechtvaardig wordt bejegend
En beladen met alle zonden van Israël
Aan tafel achtergelaten wordt?
Zo bouw je verder aan je vesting,
Aan de burcht waarin jij je steeds vaker
verschanst
Als enig redelijk wezen straks
Belast met een enorme taak
Midden een vijandige en
onverantwoordelijke wereld die je langs
alle kanten belaagt.
38
39
HHaalllloo,, WWaaaarr bbeenn jjee ??
De tijd knaagt gestaag de schors van de
stam van mijn herinneringen.
Had jij ooit interesse voor de wereld?
Was er een tijd dat jij mensen wilde
ontmoeten om samen dingen te doen?
Of was de wereld voor jou nooit meer dan
de parties, mooi zijn, kleedjes en T.V.?
Vaag herinner ik me nog het meisje
waarop ik verliefd werd,
De dagen en nachten die wij hebben aan
mekaar gepraat,
De gekke dingen die we hebben
uitgehaald.
Ze was actief, gevat, optimistisch,
levenslustig en lachte mijn zorgen weg.
Was dat alles dan enkel schijn?
Een zijden gewaad kunstig gedrapeerd
rond de grote leegte die me door je
straalbezopen ogen al zo vele jaren lang
gedeprimeerd, passief en bezitterig tegen
gaapt?
En toch weet ik nog:
Ooit was jij geen wrak,
Geen grote brok miserie,
40
Geen blok aan mijn been.
Wel in tegendeel.
Jij kon mensen boeien,
Vrienden maken als geen een.
Jij had plannen en interesses
En als je droomde, droomde ik met je
mee.
Was dat alles enkel schijn ?
Paringsdans, hormonenshow …
Ik geloof het niet.
Maar als ik je nu bezig zie:
Opgesloten in je huisje en in jezelf,
Stilstaand water, groen en bedorven,
Zelfs geen schaduw meer van wat ik in je
zag,
Geen echo van het geluk dat eens
mogelijk leek,
Dan omsluit een kille hand mijn keel
Zodat ik zelfs niet roepen kan:
Hallo ! Waar ben je? Waar ben je toch?
Hallo ! Je bent hier toch wel ooit
geweest?
41
DDee KKrruuiikk
In een mijnenveld leven wij,
Waarin ieder woord, al wat gebeurt,
Een booby-trap kan zijn.
Hier in dit huis tikt een tijdbom:
Zacht ent raag, als je naar me lacht;
Dreigend en kil, als je stiekem en stil
In de bijkeuken je tas bijvult
Of voor de derde keer de trap opsluipt.
“Ga maar al”, zeg je, “Start de auto maar”
En reeds snoert de angst mijn mond.
“Wacht even”, zeg je, “Ik kom er aan”
En prompt wordt ik weer somber
Want onwillekeurig denk ik dan:
Hoeveel?
Hoeveel heeft zij al gedronken?
Hoeveel drinkt ze nog voordat ze komt?
Hoeveel zal ze vandaag nog drinken?
Hoeveel?
En hoe lang houden wij dit zo vol?
Hoe lang nog voordat alles barst?
42
43
DDee OOnnttwweennnniinnggsskkuuuurr
We sleepten je erheen
Bedronken, versuft, bedwelmd,
onverwacht,
In het midden van de nacht.
Naast mij op de achterbank
Beval je ons terug te keren.
Je beloofde, smeekte, dreigde,
Maar je trok je hand niet weg
Toen ik het troostend omvatte.
Exact twintig jaar daarvoor
Zaten wij voor het eerst in een auto
Samen op een achterbank
Hand in hand
Midden in de nacht.
44
45
AAlllleenn WWooooddyy AAlllleenn??
In mijn portefeuille vind ik adressen
Van psychologen, gezinscentra en
klinieken,
Telefoonnummers van dokters en politie …
Wat heeft dat alles toch in ’s hemelsnaam
met mij te maken?
Tuimelde ik stommelings een film binnen?
Wat is mijn rol hier?
In hoeverre beïnvloed ik het spel der
anderen?
Ben ik toeschouwer, oorzaak of deel van
het probleem?
Werk ik aan het goede probleem?
Werk ik überhaupt wel aan een oplossing?
Want welke oplossing komt voort
Uit het verzamelen van adressen en
telefoonnummers?
Welke oplossing kan ik vinden voor een
probleem dat ten gronde niet het mijne is?
Jezus, vandaag lijk ik Woody Allen wel.
Ach, wat haat ik ’s mans pseudo
intellectuele films.
Het kan toch niet dat wij allemaal
neurotisch of psychopatisch zijn?
46