instapkaarten spelling
inhoud | instapkaarten spelling
Spellingthema 1 les 1 cat. 1a 1thema 1 les 3 cat. 1a 2thema 1 les 5 cat. 1b 3thema 1 les 7 cat. 1b 4thema 1 les 9 cat. 2a 5thema 1 les 11 cat. 2b 6thema 1 les 13 cat. 1a 7thema 1 les 14 cat. 1b 8thema 1 les 15 cat. 2a,b 9
thema 2 les 1 cat. 3a 10thema 2 les 3 cat. 3a 11thema 2 les 5 cat. 3b 12thema 2 les 7 cat. 3b 13thema 2 les 9 cat. 4a 14thema 2 les 11 cat. 4b 15thema 2 les 13 cat. 3a 16thema 2 les 14 cat. 3b 17thema 2 les 15 cat. 4a,b 18
thema 3 les 1 cat. 5a 19thema 3 les 3 cat. 5b 20thema 3 les 5 cat. 10a 21thema 3 les 7 cat. 10b 22thema 3 les 9 cat. 6a,b 23thema 3 les 11 cat. 6c 24thema 3 les 13 cat. 5a,b 25thema 3 les 14 cat. 10a,b 26thema 3 les 15 cat. 6a,b,c 27
thema 4 les 1 cat. 7a,b 28thema 4 les 3 cat. 7c 29thema 4 les 5 cat. 25 30thema 4 les 7 cat. 25 31thema 4 les 9 cat. 17a,b 32thema 4 les 11 cat. 17c 33thema 4 les 13 cat. 7a,b,c 34thema 4 les 14 cat. 25 35thema 4 les 15 cat. 17a,b,c 36
thema 5 les 1 cat. 11a 37thema 5 les 3 cat. 11b 38thema 5 les 5 cat. 10a,b 39thema 5 les 7 cat. 11a,b 40thema 5 les 9 cat. 8a,b 41thema 5 les 11 cat. 8c 42thema 5 les 13 cat. 11a,b 43thema 5 les 14 cat. 11a,b/10a,b 44thema 5 les 15 cat. 8a,b,c 45
thema 6 les 1 cat. 9a 46thema 6 les 3 cat. 9b 47thema 6 les 5 cat. 24a 48thema 6 les 7 cat. 24b,c 49thema 6 les 9 cat. 25 50thema 6 les 11 cat. 25 51thema 6 les 13 cat. 9a,b 52thema 6 les 14 cat. 24a,b,c 53thema 6 les 15 cat. 25 54
thema 7 les 1 cat. 25 55thema 7 les 3 cat. 25 56thema 7 les 5 cat. 26 57thema 7 les 7 cat. 26 58thema 7 les 9 cat. 27b 59thema 7 les 11 cat. 27b 60thema 7 les 13 cat. 25 61thema 7 les 14 cat. 26 62thema 7 les 15 cat. 27b 63
thema 8 les 1 cat. 27b 64thema 8 les 3 cat. 27b 65thema 8 les 5 cat. 28 66thema 8 les 7 cat. 28 67thema 8 les 9 cat. 29 68thema 8 les 11 cat. 29 69thema 8 les 13 cat. 27b 70thema 8 les 14 cat. 28 71thema 8 les 15 cat. 29 72
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 1
spelling | thema 1 | les 1 | categorie 1a
les 1
thema 1 week 1
Eerst proberen
� 1 voet � 2 trap � 3 riep � 4 lift � 5 haast � 6 toen � 7 nam � 8 niets Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Schrijf elk woord in de goede rij.
muts nest juist niets
feest toets fiets kist
les 2
…st
n e s t
j ui s t
f ee s t
k i s t
…ts
m u t s
n ie t s
t oe t s
f ie t s
de medeklinkers Bepaalde letters van het alfabet: b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z.
6
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft met twee medeklinkers aan het begin of het eind.
k l a p
t e n t
Dit moet je wetenWoorden als klap en tent zijn luisterwoorden. Je schrijft het woord zoals je het hoort.
514137_T1_V6.indd 6 05-12-11 15:02
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 2
spelling | thema 1 | les 3 | categorie 1a
les
thema 1 week 1
Eerst proberen
� 1 prins � 2 dwars � 3 wist � 4 glans � 5 iets � 6 kramp � 7 kroon � 8 muts Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Vul het woord in.
Kies uit: krans krant klomp plant prent prins
les
1 Onder de tafel ligt een … .
k l o m p
2 Op de tafel staat een … .
p l a n t
3 Naast de plant ligt een … .
k r a n t
4 In de krant staat een … .
p r e n t
5 Op de prent staat een … .
p r i n s
6 Op zijn hoofd draagt de prins een … .
k r a n s8
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft met twee medeklinkers aan het begin en het eind.
p l a n t
Dit moet je wetenWoorden als plant zijn luisterwoorden.Je schrijft het woord zoals je het hoort.
514137_T1_V6.indd 05-12-11 15:03
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 3
spelling | thema 1 | les 5 | categorie 1b
les
thema 1 week 2
Eerst proberen
� 1 streep � 2 struik � 3 nest � 4 plaats � 5 strak � 6 start � 7 sprint � 8 wesp Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Vul het woord in.Kies uit:
straks straat straf stroop spleet straal strak struik
les
1 Wie stout is, krijgt … .
s t r a f
2 Tussen mijn tanden heb ik een … .
s p l ee t
3 Uit de kraan komt een ... water.
s t r aa l
4 Mijn vriend woont bij mij in de … .
s t r aa t
5 In de tuin staat een … .
s t r ui k
6 Op mijn brood smeer ik … .
s t r oo p
7 Mijn jurk zit te … .
s t r a k
8 Zullen we afspreken? Goed. Tot … .
s t r a k s10
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft met drie medeklinkers aan het begin.
s t r i k
Dit moet je wetenWoorden als strik zijn luisterwoorden. Je schrijft het woord zoals je het hoort.
514137_T1_V6.indd 10 05-12-11 15:03
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 4
spelling | thema 1 | les 7 | categorie 1b
les
thema 1 week 2
Eerst proberen
� 1 bruin � 2 arts � 3 kunst � 4 borst � 5 staart � 6 niets � 7 korst � 8 stroop Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Vul het woord in.
Kies uit: worst barst vorst kerst komst liefst
les
1 De winter is op … .
k o m s t
2 Er ligt ijs. Dus er is … .
v o r s t
3 In het ijs zit een … .
b a r s t
4 Met ... versieren we samen de boom.
k e r s t
5 We eten zuurkool met … .
w o r s t
6 Maar friet heb ik het … .
l ie f s t
12
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft met drie medeklinkers aan het eind.
w o r s t
Dit moet je wetenWoorden als worst zijn luisterwoorden.Je schrijft het woord zoals je het hoort.
514137_T1_V6.indd 12 05-12-11 15:03
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 5
spelling | thema 1 | les 9 | categorie 2a
les
thema 1 week
Eerst proberen
� 1 klas � 2 lamp � 3 barst � 4 toets � 5 help � 6 kalm � 7 elf � 8 wolk Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Vul het woord in.
Kies uit: wolk helm kalf melk tulp twaalf welp wolf
les 1
de welpEen jonge leeuw.
1 k a l f
2 w e l p
3 t u l p
4 w o l f
5 w o l k
6 h e l m
7 t w aa l f
8 m e l k14
fffff
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft met twee medeklinkers aan het eind.
w o l k
Dit moet je weten
wolk
Soms hoor je hier u .Maar je schrijft geen u.
514137_T1_V6.indd 14 05-12-11 15:04
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 6
spelling | thema 1 | les 11 | categorie 2b
les 11
thema 1 week
Eerst proberen
� 1 dorst � 2 warm � 3 kraan � 4 melk � 5 erg � 6 spons � 7 slurf � 8 durf Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Vul het woord in.
Kies uit: slurf verf worm arm jurk kerk harp dwerg
les 12
1 v e r f
2 j u r k
3 d w e r g
4 k e r k
5 w o r m
6 h a r p
7 s l u r f
8 a r m16
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft met twee medeklinkers aan het eind.
b e r g
Dit moet je weten
berg
Soms hoor je hier u .Maar je schrijft geen u.
514137_T1_V6.indd 16 05-12-11 15:05
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 7
spelling | thema 1 | les 13 | categorie 1a
les 1
thema 1
les 1
1 Vul het woord in.Kies uit:
brons klas
kramp twee
plaats krant
sport start
1 Leentje is goed in … .
s p o r t
2 Ze is de beste van de … .
k l a s
3 Daar staat ze, klaar voor de … .
s t a r t
4 Eén, ..., drie!
t w ee
5 O nee, nu krijgt ze ... in haar been.
k r a m p
6 Ze komt niet op de eerste … .
p l aa t s
week
7 Ze wordt nummer drie en wint het … .
b r o n s
8 Zo komt ze niet in de … .
k r a n t
18
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden schrijft met twee medeklinkers aan het begin of het eind.
k l a p
t e n t
p l a n t
Weet je nog?Woorden als klap, tent en plant zijn luisterwoorden. Je schrijft het woord zoals je het hoort.
514137_T1_V6.indd 1 05-12-11 15:05
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 8
spelling | thema 1 | les 14 | categorie 1b
les 1
thema 1
les 1
week
1 Vul het woord in.Kies uit:
arts dorst helft
markt stroop
struik worst
1 Juul eet brood met .
w o r s t
2 Lars heeft liever .
s t r oo p
3 Mama heeft pijn. Ze gaat naar een .
a r t s
4 We kopen fruit op de .
m a r k t
5 Als je rent, krijg je ... .
d o r s t
6 Rozen groeien aan een .
s t r ui k
7 Twee is de ... van vier.
h e l f t
20
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden schrijft met drie medeklinkers aan het begin of het eind.
s t r i k
w o r s t
Weet je nog?Woorden als strik en worst zijn luisterwoorden. Je schrijft het woord zoals je het hoort.
514137_T1_V6.indd 20 05-12-11 15:05
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 9
spelling | thema 1 | les 15 | categorie 2a,b
les 1
thema 1
les 1
week
1 Vul het woord in.Kies uit:
warm kalm
vork sterk
jurk arm
berg dorp
1 Ik draag geen broek maar een … .
j u r k
2 Ik ben niet rijk maar … .
a r m
3 Geen grote stad maar een klein … .
d o r p
4 Vlees eet je met mes en … .
v o r k
5 Een dal is diep, een ... is hoog.
b e r g
6 Ik ben niet wild, ik ben juist erg … .
k a l m
7 Ik ben niet zwak, ik ben heel … .
s t e r k
8 Ik heb het niet koud maar … .
w a r mv o r k
22
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden schrijft met twee medeklinkers aan het eind.
w o l k
b e r g
Weet je nog?
wolk berg
Soms hoor je hier u .Maar je schrijft geen u.
514137_T1_V6.indd 22 05-12-11 15:05
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 10
spelling | thema 2 | les 1 | categorie 3a
thema 2
les 1
week 1
Eerst proberen
� 1 twaalf � 2 vee � 3 melk � 4 Frits � 5 straks � 6 vork � 7 vlees � 8 vers
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 De v is weg. Schrijf het woord op met v.
1 Ik heb een 1raag !oor het
¡olk 1an Groenland.
2 Jullie hebben altijd !orst.
3 Dus is de 1loer nooit groen.
4 Moet je er niet eens wat ¡erf op doen?
5 Ik heb nog een 1raag.
6 Is Groenland leuk om heen te gaan
met vakantie? !ast wel!
les 2
1 v r aa g
v oo r
v o l k
v a n
2 v o r s t
3 v l oe r
4 v e r f
5 v r aa g
6 v a s t24
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft die beginnen met v.
v l a g
Dit moet je wetenSoms weet je niet zeker of je v of f hoort.Bij vvv komt geluid mee uit je keel.
514137_T2_V6.indd 24 05-12-11 15:2
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 11
spelling | thema 2 | les 3 | categorie 3a
thema 2
les
week 1
Eerst proberen
� 1 durf � 2 wolf � 3 film � 4 fee � 5 lamp � 6 fel � 7 erg � 8 fris
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Vul het rijmwoord in.Een woord met f.
les
1 beest f ee s t
2 bel f e l
3 hit f i t
4 mes f l e s
5 nors f o r s
6 buit f l/r ui t
7 nee f ee
8 mis f r i s
26
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft diebeginnen met f.
f l ui t
Dit moet je wetenSoms weet je niet zeker of je f of v hoort.Bij fff komt geen geluid mee uit je keel.
514137_T2_V6.indd 26 05-12-11 15:2
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 12
spelling | thema 2 | les 5 | categorie 3b
thema 2
les
week 2
Eerst proberen
� 1 soms � 2 wolf � 3 help � 4 sterk � 5 stuk � 6 snee � 7 stil � 8 fit
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Vul het woord in. Een woord met s.
les
1 s o k
2 s p i n
3 s l u r f
4 s t a m
5 s t e p
6 s t aa r t
7 s t oe l
8 s l ee28
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft die beginnen met s.
s o m
Dit moet je wetenSoms weet je niet zeker of je s of z hoort.Bij sss komt geen geluid mee uit je keel.
514137_T2_V6.indd 2 05-12-11 15:2
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 13
spelling | thema 2 | les 7 | categorie 3b
thema 2
les
week 2
Eerst proberen
� 1 soms � 2 zee � 3 stoel � 4 zelfs � 5 golf � 6 help � 7 ziel � 8 zal
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Vul het woord in. Een woord met z.
les
1 z w ee p
2 z a l f
3 z ee
4 z o n
5 z w ee t
6 z a k
7 z aa g
8 z w a r t30
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft diebeginnen met z.
z o n
Dit moet je wetenSoms weet je niet zeker of je z of s hoort.Bij zzz komt geluid mee uit je keel.
514137_T2_V6.indd 30 05-12-11 15:2
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 14
spelling | thema 2 | les 9 | categorie 4a
thema 2
les
week
Eerst proberen
� 1 schaats � 2 feest � 3 schuift � 4 fris � 5 barst � 6 vast � 7 scheef � 8 schoon
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Vul het woord in. Een woord met sch.
les 1
1 sch a t
2 sch aa t s
3 sch e l p
4 sch i p
5 sch e p
6 sch uu r
7 sch o r t
8 sch i l
32
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft die beginnen met sch.
sch a t
Dit moet je wetensch heeft drie letters.
514137_T2_V6.indd 32 05-12-11 15:30
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 15
spelling | thema 2 | les 11 | categorie 4b
thema 2
les 11
week
Eerst proberen
� 1 film � 2 fiets � 3 schuin � 4 viel � 5 schram � 6 schrik � 7 schrijf � 8 schrift
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Kijk naar het plaatje Welk woord past er goed bij?
Kies uit: schram schroef scherp schip schrift schoon schrik scherf
les 12
1 sch r i k
2 sch r a m
3 sch r i f t
4 sch r oe f
5 sch e r f
6 sch i p
7 sch oo n
8 sch e r p34
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft die beginnen met schr.
sch r i f t
Dit moet je wetenschr heeft vier letters.
514137_T2_V6.indd 34 05-12-11 15:30
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 16
spelling | thema 2 | les 13 | categorie 3a
les 1
thema 2
les 1
week
1 Vul het woord in.Kies uit:
feest vlag vlieg vloer
fris vroeg fijn film
1 Het is vakantie. Wat een … !
f ee s t
2 Vandaag gaan we naar de … .
f i l m
3 Hij begint al … .
v r oe g
4 Iedereen krijgt een … .
v l a g
5 In de pauze krijgen we … .
f r i s
6 Mijn appel valt op de … !
v l oe r
7 Er komt een … op af.
v l ie g
8 Dat vind ik niet … .
f ij n
36
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden schrijft die beginnen met v of f.
v l a g
f l ui t
Weet je nog?Soms weet je niet zeker of je v of f hoort.Bij vvv komt geluid mee uit je keel.Bij fff niet.
514137_T2_V6.indd 36 05-12-11 15:31
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 17
spelling | thema 2 | les 14 | categorie 3b
les 1
thema 2
les 1
week
1 Vul het woord in.
Kies uit: zwart soms stoel zwak zee zoen sap
Hoi pap! Hoi Amina!
Ben je in het bos? Nee, ik ben aan z ee .
Ga je daar vaak naartoe? Nee, s o m s .
Waait de wind hard? Nee, de wind is z w a k .
Zijn de schelpen wit? Nee, ze zijn z w a r t .
Drink je koffie? Nee, ik drink s a p .
Zit je in het zand? Nee, ik zit op een s t oe l .
Dag pap, dikke kus. Een dikke
z oe n !
38
l
!
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden schrijft die beginnen met s of z.
s o m
z o n
Weet je nog?Soms weet je niet zeker of je s of z hoort.Bij zzz komt geluid mee uit de keel.Bij sss niet.
514137_T2_V6.indd 3 05-12-11 15:31
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 18
spelling | thema 2 | les 15 | categorie 4a,b
les 1
thema 2
les 1
week
1 Vul het woord in. Kies uit:
schurk schelp
schets scherp
schort schors
scheef schip
1 Het mes is bot. Het is dus niet … .
sch e r p
2 Een mossel woont in een … .
sch e l p
3 Als je kookt, draag je een … .
sch o r t
4 Niet recht maar … .
sch ee f
5 Een snelle tekening heet een … .
sch e t s
6 Een ander woord voor boot is … .
sch i p
7 De huid van een boom heet … .
sch o r s
8 Een boef heet ook wel een … .
sch u r k
40
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden schrijft die beginnen met sch of schr.
sch a t
sch r i f t
Weet je nog?sch heeft drie letters.schr heeft vier letters.
514137_T2_V6.indd 40 05-12-11 15:31
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 19
spelling | thema 3 | les 1 | categorie 5a
les 1
thema
42
week 1
Eerst proberen
� 1 school � 2 zing � 3 lang � 4 zelf � 5 schreef � 6 eng � 7 vals � 8 ging
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Zoek acht woorden met ng.
les 2
1 w a ng
2 r i ng
3 t a ng
4 s p r o ng
5 l a ng
6 v a ng
7 t o ng
8 g a ng
elpowa
ngshhringfsatanglvddsprongqwyulang
cde
rgngvangk
xjogntongvzijmgang
sf
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met ng schrijft.
t o ng
Dit moet je wetenJe hoort ngJe schrijft ng.
514137_T3_V6.indd 42 05-12-11 16:07
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 20
spelling | thema 3 | les 3 | categorie 5b
thema
44
les
week 1
Eerst proberen
� 1 scheef � 2 drank � 3 flink � 4 drink � 5 schort � 6 streng � 7 bang � 8 stank
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Vul het woord in.
Kies uit: stink drink schenk stank plank links
1 Moet deze schroef in de muur of in de p l a nk ?
2 In de plank, niet rechts maar l i nk s .
3 Jonas, sch e nk jij drinken voor me in?
4 Alstublieft opa, d r i nk maar lekker op.
5 Nee maar, s t i nk ik nou zo?
6 Nee hoor. De s t a nk komt van het afval!
les
.
514137_T03-03_S_004
spelling
514137_T03-03_S_004
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met nk schrijft.
b a nk
Dit moet je wetenJe hoort ngkJe schrijf nk.
514137_T3_V6.indd 44 05-12-11 16:0
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 21
spelling | thema 3 | les 5 | categorie 10a
thema
46
les
week 2
Eerst proberen
� 1 geit � 2 eik � 3 stronk � 4 links � 5 teil � 6 klei � 7 drinkt � 8 langs
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Vul het woord in. Een woord met ei.
Kies uit: trein – eik – zeil – klein – meisje – geit – kei – mei
les
1 een groot dik doek
z ei l
2 een dier
g ei t
3 een maand
m ei
4 een boom
ei k
5 een kind
m ei s j e
6 een voertuig
t r ei n
7 een steen
k ei
8 niet groot
k l ei n
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met ei schrijft.
t r ei n
Dit moet je wetenWoorden als trein zijn weetwoorden.Je leert deze woorden uit je hoofd.Het ei-verhaal kan je daarbij helpen.
514137_T3_V6.indd 46 05-12-11 16:0
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 22
spelling | thema 3 | les 7 | categorie 10b
thema
48
les
week 2
Eerst proberen
� 1 lang � 2 ijs � 3 plein � 4 kijk � 5 denk � 6 hij � 7 klein � 8 spijt
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Vul het woord in.
Kies uit: vijf pijp bij rij bijl lijst lijm pijl
les
1 b ij l
2 l ij m
3 l ij s t
4 v ij f
5 p ij p
6 p ij l
7 b ij
8 r ij
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met ij schrijft.
ij s
Dit moet je wetenWoorden als trein en ijs zijn weetwoorden.Je leert deze woorden uit je hoofd. Het ei-verhaal kan je daarbij helpen.
514137_T3_V6.indd 4 05-12-11 16:0
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 23
spelling | thema 3 | les 9 | categorie 6a,b
thema
50
les
week
Eerst proberen
� 1 wij � 2 weer � 3 mei � 4 spoor � 5 soort � 6 klein � 7 speer � 8 kwijt
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 a Zet een streep onder de woorden met eer en oor.
les 1
ee r s t
b ee rh ee rp ee rw ee r
v oo r
k oo roo r
1 Ik ben hier voor het eerst.2 De beer is een groot dier.3 Mensen zingen samen in een koor.
4 Die heer heet Kor.5 Peer met kaneel en suiker is lekker.6 Hij heeft weer pijn in zijn oor.
b Kijk bij opdracht 1a.Schrijf de woorden in de goede rij.
eer oor
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met eer en oor schrijft.
b ee r
b oo r
Dit moet je weten
beer
Soms weet je niet zeker of je eer of ir hoort.Je schrijf eer.
boor
Soms weet je niet zeker of je oor of or hoort.Je schrijft oor.
514137_T3_V6.indd 50 05-12-11 16:0
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 24
spelling | thema 3 | les 11 | categorie 6c
thema
52
les 11
week
Eerst proberen
� 1 deur � 2 kleur � 3 keer � 4 voorkeur � 5 grijs � 6 blijf � 7 smeert � 8 beurt
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 eur of ur? Vul het woord in.
les 12
1 Op de fles zit een … .
k u r k
2 Groen is een mooie kl .
k l eu r
3 Brood bakken geeft een lekkere g .
g eu r
4 Papa slaapt. Hij sn kt.
s n u r k t
5 Straks ben ik aan de b t.
b eu r t
6 Ik sta voor de voord .
v oo r d eu r
7 Mijn moeder draagt een … .
j u r k
.
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met eur schrijft.
d eu r
Dit moet je wetenSoms weet je niet zeker of je eur of ur hoort.Je schrijft eur.
514137_T3_V6.indd 52 05-12-11 16:0
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 25
spelling | thema 3 | les 13 | categorie 5a,b
54
les 1
thema week
1 Zoek vijf woorden met ng en vijf woorden met nk.
fbrengjklinkhystrengvcgflinkripdagongf
woorden met ng
b r e ng
s t r e ng
g o ng
e ng
l o ng
woorden met nk
k l i nk
f l i nk
v i nk
p l a nk
k l a nk
evinkordwengkplankmwlongklankg
1 Zoek vijf woorden met ng en
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden met ng en nk schrijft.
t o ng
b a nk
Weet je nog?
tong
Je hoort ngJe schrijft ng.
bank
Je hoort ngkJe schrijf nk.
514137_T3_V6.indd 54 05-12-11 16:10
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 26
spelling | thema 3 | les 14 | categorie 10a,b
56
les 1
thema week
1 Vul het goede woord in.Kies uit:
paleis gordijn
zeil prijs
bij meisje
trein rijtuig
1 m ei s j e
2 z ei l
3 r ij t ui g
4 g o r d ij n
5 t r ei n
6 p r ij s
7 p a l ei s
8 b ij
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden met ei en ij schrijft.
t r ei n
ij s
Weet je nog?Woorden als trein en ijs zijn weetwoorden.Je leert deze woorden uit je hoofd. Het ei-verhaal kan je daarbij helpen.
514137_T3_V6.indd 56 05-12-11 16:10
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 27
spelling | thema 3 | les 15 | categorie 6a,b,c
58
les 1
thema week
1 Vul het woord in.Een woord met eur, oor of eer.
1 Wij gaan door de .
p oo r t
2 Wij volgen een sp .
s p oo r
3 Het spoor is van een .
b ee r
4 Hij is bruin van kl .
k l eu r
5 Hij is zo groot als een .
d eu r
6 We hebben geen mes of .
s p ee r
7 Straks bijt hij me in mijn .
oo r
8 En dan krijg ik een nare zw .
z w ee r
e .
.
n .
n .
off .
n .
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden met eer, oor en eur schrijft.
b ee r
b oo r
d eu r
Weet je nog?
beer
Soms weet je niet zeker of je eer of ir hoort.Je schrijf eer.
boor
Soms weet je niet zeker of je oor of or hoort.Je schrijft oor.
deur
Soms weet je niet zeker of je eur of ur hoort.Je schrijft eur.
514137_T3_V6.indd 5 05-12-11 16:11
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 28
spelling | thema 4 | les 1 | categorie 7a,b
les 1
thema week 1
Eerst proberen
� 1 weer � 2 saai � 3 geur � 4 heerst � 5 kooi � 6 hoort � 7 haai � 8 prooi
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Vul het woord in.
Kies uit: naai saai mooi draait haai nooit
1 Wat doe je, papa? Ik dr een schroef vast.
2 Is het leuk werk? Het is een beetje s .
3 Mag ik ook eens? Kinderen mogen n boren.
4 Wat doe je, mama? Ik n een pak voor je feest.
5 Welk dier word ik? Je wordt een .
6 Het lijkt net echt! Ja, het wordt een m pak.
les 2
d r aai
s aai
n ooi t
n aai
h aai
m ooi
60
n .
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met aai en ooi schrijft.
h aai
k ooi
Dit moet je weten
haai
Je hoort aajJe schrijft aai.
kooi
Je hoort oojJe schrijft ooi.
514137_T4_V6.indd 60 06-12-11 0 :1
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 29
spelling | thema 4 | les 3 | categorie 7c
thema
les
week 1
Eerst proberen
� 1 mooi � 2 slank � 3 kleur � 4 saai � 5 sproei � 6 voorjaar � 7 speer � 8 bloei
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Vul het woord in.Kies uit:
sproei bloei
boei roei
loei knoei
stoei
les
1 Ik r oei .
2 Ik k n oei .
3 Ik s t oei .
4 Ik l oei .
5 Ik s p r oei .
6 Ik b l oei .
7 Een b oei .62
de boeiEen drijvende bol op zee.Zo weet een schipper waar hij moet varen.
4
5
6
712
3
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met oei schrijft.
b oei
Dit moet je wetenJe hoort oejJe schrijft oei.
514137_T4_V6.indd 62 06-12-11 0 :20
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 30
spelling | thema 4 | les 5 | categorie 25
thema
les
week 2
Eerst proberen
� 1 eend � 2 koud � 3 dooi � 4 waait � 5 oud � 6 groei � 7 brood � 8 nooit
Ik heb fout.
a Ik begin bij a Ik begin bij
1 Van twee naar één.Vul het woord in.
les
1 twee manden
één m a n d
2 twee honden
één h o n d
3 twee bedden
één b e d
4 twee eenden
één ee n d
5 twee paarden
één p aa r d
6 twee borden
één b o r d
7 twee baarden
één b aa r d
8 twee handen
één h a n d64
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft met d aan het eind die klinkt als t.
h o n d
Dit moet je weten
hond
Je hoort t
Maak het woord langer:
honden
Je hoort dJe schrijft d.
514137_T4_V6.indd 64 06-12-11 0 :20
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 31
spelling | thema 4 | les 7 | categorie 25
thema
les
week 2
Eerst proberen
� 1 foei � 2 brand � 3 hoofd � 4 nooit � 5 land � 6 koud � 7 mooi � 8 zwaait
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Let op het blauwe woord.Maak dat woord korter.
1 Dit is een heel brede weg. Deze weg is heel b r ee d .
2 In de winter is het soms ook een gladde weg. Dan is de weg g l a d .
3 Er waait dan ook een koude wind. Die wind is erg k ou d .
4 Ik zie een dode vogel op de weg liggen. Die vogel is
d oo d .
5 Het is zo te zien een oude vogel. De vogel is
ou d .
6 Hij ligt daar op de harde stenen. Die stenen zijn h a r d .
7 Wat een verdrietig einde. Maar ja, aan alles komt een
ei n d .
les
66
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft met d aan het eind die klinkt als t.
h o n d
Weet je nog?
hond
Je hoort t
Maak het woord langer:
honden
Je hoort dJe schrijft d.
514137_T4_V6.indd 66 06-12-11 0 :20
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 32
spelling | thema 4 | les 9 | categorie 17a,b
thema
les
week
Eerst proberen
� 1 vriend � 2 beroep � 3 gebak � 4 genoeg � 5 beslag � 6 brood � 7 hoofd � 8 tijd
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 a Zet een streep onder de woorden met be of ge.
1 Ik breng een bezoek aan het circus. 2 Eén man werkt daar met beren. 3 ‘Zit!’, roept hij. Het is een bevel. 4 Alsof het heel gewoon is! 5 Alsof er geen gevaar is! 6 Wat een beroep heeft die man! 7 In het begin ben ik best bang. 8 Daarna gaat het beter. 9 Zal ik de beer een appel geven? 10 Het kaartje bewaar ik goed. 11 Dat is het bewijs dat ik ben geweest.
b Kijk naar de woorden met een streep.Welk woord met be… heeft een stomme e?Welk woord met ge… heeft een stomme e?
bezoek, bevel, beroep, begin, bewaar, bewijs, gewoon, gevaar
les 1
68
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft die beginnen met be en ge.
b e z oe k
g e b a k
Dit moet je weten
bezoek
Je hoort buJe schrijft be.
gebak
Je hoort guJe schrijft ge.
514137_T4_V6.indd 6 06-12-11 0 :21
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 33
spelling | thema 4 | les 11 | categorie 17c
thema
les 11
week
Eerst proberen
� 1 verkoop � 2 maand � 3 kwaad � 4 verkeerd � 5 besluit � 6 verzet � 7 verdriet � 8 gemeen
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Vul het woord in.Kies uit:
verkeer verdriet verhaal verband verjaardag vergif
1 Ik krijg een fiets voor mijn v e r j aa r d a g .
2 Hij heeft me een heel raar v e r h aa l verteld!
3 Je moet altijd goed opletten in het v e r k ee r .
4 Wat een tranen! Je hebt vast veel v e r d r ie t .
5 Waarom loop jij met je hand in het v e r b a n d ?
6 Als je v e r g i f eet kun je ziek worden.
les 12
70
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft die beginnen met ver.
v e r k ee r
Dit moet je wetenJe hoort vurJe schrijft ver.
514137_T4_V6.indd 70 06-12-11 0 :21
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 34
spelling | thema 4 | les 13 | categorie 7a,b,c
thema
les 1
week
1 Vul het woord in.Kies uit:
dooi foei bloei saai
zwaai gooi groei
1 b l oei
2 g r oei
3 z w aai
4 g ooi
5 d ooi
6 f oei
7 s aai
72
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden met aai, ooi en oei schrijft.
h aai
k ooi
b oei
Weet je nog?
haai
Je hoort aajJe schrijft aai.
kooi
Je hoort oojJe schrijft ooi.
boei
Je hoort oejJe schrijft oei.
514137_T4_V6.indd 72 06-12-11 0 :21
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 35
spelling | thema 4 | les 14 | categorie 25
thema
les 1
week
1 Vul het woord in.
twee manden
één m a n d
twee banden
één b a n d
twee handen
één h a n d
twee honden
één h o n d
twee tanden
één t a n d
twee bedden
één b e d
twee broden
één b r oo d
twee eenden
één ee n d74
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden schrijft met d aan het eind die klinkt als t.
h o n d
Weet je nog?Je hoort t
Maak het woord langer:
honden
Je hoort dJe schrijft d.
514137_T4_V6.indd 74 06-12-11 0 :22
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 36
spelling | thema 4 | les 15 | categorie 17a,b,c
thema
les 1
week
1 Schrijf de woorden op de goede plek.Kies uit:
jongen verdriet
vinger getal
gesprek verband
geweer
1 g e s p r e k
2 g e w ee r
3 g e t a l
4 j o ng e n
5 v i ng e r
6 v e r d r ie t
7 v e r b a n d
8
76
1
3
2
4
5
6
7
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden schrijft met be, ge en ver.
b e z oe k
g e b a k
v e r k ee r
Weet je nog?
bezoek
Je hoort buJe schrijft be.
gebak
Je hoort guJe schrijft ge.
verkeer
Je hoort vurJe schrijft ver.
514137_T4_V6.indd 76 06-12-11 0 :22
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 37
spelling | thema 5 | les 1 | categorie 11a
thema
les 1
week 1
Eerst proberen
� 1 lauw
� 2 genoeg
� 3 saus
� 4 bestek
� 5 rauw
� 6 kauw
� 7 nergens
� 8 terug
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Schrijf het woord op.
Kies uit: nauw pauze blauw saus pauw klauw au gauw
1 Als je even buiten mag spelen. pauze 2 De poot van een roofdier. klauw
3 De derde kleur van onze vlag. blauw
4 Een vogel met lange veren. pauw
5 Wat roep je als je pijn hebt? au
6 Wat doe je soms over het eten? saus
7 Een ander woord voor snel. gauw
8 Als iets heel strak zit. nauw
les 2
4
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met au schrijft.
pauw
Dit moet je wetenWoorden als pauw zijn weetwoorden. Je leert deze woorden uit je hoofd.Het au-verhaal kan je daarbij helpen.
514142_T5-V4.indd 4 06-12-11 0 :41
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 38
spelling | thema 5 | les 3 | categorie 11b
thema
Eerst proberen
� 1 nou
� 2 fout
� 3 kous
� 4 vouw
� 5 nauw
� 6 blauwe
� 7 gewoon
� 8 gauw
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Schrijf het woord op.
Kies uit: kous zout kou fout mouw vrouw hout touw
1 Iets wat niet goed is. fout 2 Links en rechts aan je jas zit een mouw
3 Niet zoet, niet zuur, niet bitter. zout
4 Die doe je aan je voet. kous
5 Als je geen man bent. vrouw
6 Daar maak je een tafel van. hout
7 Dat voel je als het vriest. kou
8 Daar maak je iets mee vast. touw
les
les
week 1
6
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met ou schrijft.
hout
Dit moet je wetenWoorden als pauw en hout zijn weetwoorden. Je leert deze woorden uit je hoofd. Het au-verhaal kan je daarbij helpen.
514142_T5-V4.indd 6 06-12-11 0 :42
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 39
spelling | thema 5 | les 5 | categorie 10a,b
thema
Eerst proberen
� 1 wijk
� 2 fijn
� 3 meisje
� 4 ouder
� 5 leider
� 6 flauw
� 7 touw
� 8 gauw
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Kijk naar het plaatje.Maak het woord af.
Kies uit: rijtuig gordijn meisje kijkt eind
voorbij keizer rij kleiner grijze
Het meisje staat helemaal
aan het eind van de rij .
Het grijze gordijn is kleiner dan het rode.
Het rijtuig van de keizer komt voorbij .
Hij kijkt naar buiten.
les
week 2
les
8
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met ei en ij schrijft.
trein
ijs
Dit moet je wetenWoorden als trein en ijs zijn weetwoorden. Je leert deze woorden uit je hoofd. Het ei-verhaal kan je daarbij helpen.
514142_T5-V4.indd 06-12-11 0 :42
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 40
spelling | thema 5 | les 7 | categorie 11a,b
thema
Eerst proberen
� 1 kauw
� 2 lijkt
� 3 grijs
� 4 grauw
� 5 kleiner
� 6 eigen
� 7 trouw
� 8 jou
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Kijk naar het plaatje.Maak het woord af.
Kies uit: vrouw blauwe saus kauw gauw
schouder pauw hout koud
1 De kauw zit op de schouder van de vrouw .
2 De saus op het ijs zal gauw koud zijn.
3 Die blauwe pauw zit op een stapel hout .
les
les
week 2
10
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met au en ou schrijft.
pauw
hout
Dit moet je wetenWoorden als pauw en hout zijn weetwoorden. Je leert deze woorden uit je hoofd. Het au-verhaal kan je daarbij helpen.
514142_T5-V4.indd 10 06-12-11 0 :43
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 41
spelling | thema 5 | les 9 | categorie 8a,b
thema
Eerst proberen
� 1 geschreeuw
� 2 touw
� 3 spreeuw
� 4 meeuw
� 5 pauw
� 6 klein
� 7 lijkt
� 8 nieuw
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Schrijf het hele woord op.
Kies uit: leeuw sneeuw spreeuw meeuw
eeuw geeuw schreeuw nieuw
1 Het is de koudste dag van de e . eeuw 2 In de dierentuin is een n dier. nieuw
3 Het is een grote leeuw
4 Hij opent zijn bek voor een luie g . geeuw
5 Dan klinkt er een harde sch . schreeuw
6 ‘Ja,’ zegt de witte meeuw
tegen de zwarte spreeuw
7 ‘Dat dier is niet gewend aan .’ sneeuw
les 1
week
les
12
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met eeuw en ieuw schrijft.
sneeuw
kieuw
Dit moet je weten
sneeuw
Je hoort eewJe schrijft eeuw.
kieuw
Je hoort iewJe schrijft ieuw.
514142_T5-V4.indd 12 06-12-11 0 :43
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 42
spelling | thema 5 | les 11 | categorie 8c
thema
Eerst proberen
� 1 nou
� 2 uw
� 3 duw
� 4 blauwe
� 5 ruw
� 6 gruw
� 7 fout
� 8 opnieuw
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Schrijf elk woord in de goede rij.
les 12
les 11
week
uw
duw
ruw
uu
buurt
muur
u
nu
muziek
14
muur
duw
buurt
nu
muziek
ruw
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met uw schrijft.
duw
Dit moet je wetenJe hoort uuwJe schrijft uw.
514142_T5-V4.indd 14 06-12-11 0 :44
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 43
spelling | thema 5 | les 13 | categorie 11a,b
thema
1 Schrijf op wat je ziet.Kies uit:
kou gebouw hout paus
zout touw kous mouw
pauw blauw
gebouw pauw
mouw
touw
blauw
kou
kous, kousen
hout
2 au of ou? Maak het woord af.
1 Mijn vader b wt een kippenhok. bouwt
2 Hij maakt het helemaal van h t. hout
3 ‘Ik neem even een korte p ze,’ puft hij na een uur. pauze
4 ‘Ik zou nu wel een lekker k d drankje lusten.’ koud
5 ‘Pap, is een kippenhok ook een geb w?’ vraag ik. gebouw
6 ‘N en of,’ zegt mijn vader. Nou
7 ‘J w kippen krijgen een echt kippenpaleis.’ Jouw
les 1
week
16
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden met au en ou schrijft.
pauw
hout
Weet je nog?Woorden als pauw en hout zijn weetwoorden. Je leert deze woorden uit je hoofd. Het au-verhaal kan je daarbij helpen.
514142_T5-V4.indd 16 06-12-11 0 :44
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 44
spelling | thema 5 | les 14 | categorie 11a,b / 10a,b
thema 5 | les 14 | instapkaartthema
1 Maak een nieuw woord.Schrijf in plaats van de groene letters ei, ij, au of ou.
Kies uit: eik pijn paus teil
ouder bijl zout
saus trein zijn
1 tol teil 2 pin pijn
3 poes paus
4 ieder ouder
5 bol bijl
6 troon trein
7 zoet zout
8 soes saus
2 Lees eerst de tekst.Schrijf daarna de groene woorden in de goede rij.
‘Zou jij niet bij kleine Paultje blijven?’ zei het meisje.Ik haalde mijn schouders op.‘Hij doet vaak zo fl auw’, zei ik.Ik wist zo gauw niks anders.
ij
jij blijven
mijn
hij
ei
kleine
zei
meisje
au
Paultje
flauw
gauw
ou
zou
schouders
week
les 1
18
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden met au, ou, ei en ij schrijft.
pauw
hout
trein
ijs
Weet je nog?Woorden als pauw, hout, trein en ijs zijn weetwoorden.Je leert deze woorden uit je hoofd.Het au-verhaal en het ei-verhaal kunnen je daarbij helpen.
514142_T5-V4.indd 1 06-12-11 0 :44
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 45
spelling | thema 5 | les 15 | categorie 8a,b,c
thema
1 Vul het woord in.
Kies uit: duw eeuw kieuw
uw nieuw ruw
schreeuw meeuw
1 De vogel die boven de zee vliegt is
een meeuw .
2 Een ander woord voor een harde gil
is een schreeuw .
3 Een ander woord voor lomp of
wild is ruw .
4 Een zet of een por heet ook wel
een duw .
5 Waar een vis mee ademt,
is een kieuw .
6 Net gekocht heet ook wel nieuw .
7 Tegen een meneer zeg je niet ‘jouw’ maar ‘uw ’.
8 Honderd jaar noemen ze een eeuw .
les 1
week
20
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden met eeuw, ieuw en uw schrijft.
sneeuw
kieuw
duw
Weet je nog?
sneeuw
Je hoort eewJe schrijft eeuw.
kieuw
Je hoort iewJe schrijft ieuw.
duw
Je hoort uuwJe schrijft uw.
514142_T5-V4.indd 20 06-12-11 0 :45
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 46
spelling | thema 6 | les 1 | categorie 9a
thema
les 1
week 1
Eerst proberen
� 1 kocht � 2 gracht
� 3 duw
� 4 schreeuwt
� 5 haai
� 6 nooit
� 7 lacht
� 8 echt
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Kijk naar het plaatje.Schrijf het goede woord op.
Kies uit: acht wacht lacht
bocht lucht recht dicht
1 bocht 2 lacht
3 acht
4 wacht
5 recht
6 dicht
7 lucht
les 2
22
3 6
4
15
2
7
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met cht schrijft.
nacht
Dit moet je weten
nachtrechtdichtbochtlucht
Je hoort gtJe schrijft cht.
514142_T6-V4.indd 22 06-12-11 10:07
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 47
spelling | thema 6 | les 3 | categorie 9b
thema week 1
les Eerst proberen
� 1 kraai � 2 ach
� 3 groeit
� 4 kooi
� 5 meeuw
� 6 vocht
� 7 nacht
� 8 pech
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 a Zet een rondje om de woorden met cht. Zet een streep onder de woorden met ch.
b Schrijf het woord in de goede rij.
cht
achter
echt
lacht
ch
pech
lach
zich
toch
les
24
lach
pechecht
lacht
achtertoch
zich
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met ch schrijft.
lach
Dit moet je wetenEr zijn maar een paar woorden met ch aan het eind.Die leer je van buiten.
514142_T6-V4.indd 24 06-12-11 10:07
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 48
spelling | thema 6 | les 5 | categorie 24a
thema
Eerst proberen
� 1 nicht � 2 zusje
� 3 echt
� 4 kopje
� 5 zich
� 6 ijsje
� 7 pech
� 8 neefje
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Schrijf het woord en het verkleinwoord op.
1 een grote boot en een klein bootje
2 een groot huis en een klein huisje
3 een grote kaars en een klein kaarsje
4 een groot boek en een klein boekje
5 een grote muis en een klein muisje
6 een grote pet en een klein petje
les
les
week 2
26
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je verkleinwoorden met je schrijft.
huisje
Dit moet je weten
huis + je huisje
Je hoort juJe schrijft je.
514142_T6-V4.indd 26 06-12-11 10:0
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 49
spelling | thema 6 | les 7 | categorie 24b,c
thema
Eerst proberen
� 1 filmpje � 2 broertje
� 3 gebakje
� 4 uurtje
� 5 duimpje
� 6 lacht
� 7 poosje
� 8 aandacht
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Schrijf het woord en het verkleinwoord op.
Kies uit: oortje kooi kooitje armpje boom
arm oor kroon kroontje boompje
1 een grote boom en een klein boompje
2 een grote kooi en een klein kooitje
3 een grote arm en een klein armpje
4 een groot oor en een klein oortje
5 een grote kroon en een klein kroontje
les
les
week 2
28
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je verkleinwoorden metpje en tje schrijft.
boompje
paaltje
Dit moet je weten
boom + pje boompje
Je hoort pjuJe schrijft pje.
paal + tje paaltje
Je hoort tjuJe schrijft tje.
514142_T6-V4.indd 2 06-12-11 10:0
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 50
spelling | thema 6 | les 9 | categorie 25
thema
Eerst proberen
� 1 vreemd � 2 baard
� 3 mond
� 4 vrouwtje
� 5 zoontje
� 6 neefje
� 7 poosje
� 8 goed
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Let op het groene woord.Maak dat woord korter.
1 Ik heb twee handen. Geef je mij een hand ?
2 Een jaar heeft twaalf maanden. Maart is één maand .
3 Ik heb veel tanden. Eén tand zit los.
4 Een fiets heeft twee banden. Eén band is lek.
5 Er zijn veel rijke landen. Nederland is een rijk land .
6 Sterre loopt met drie honden. Eén hond blaft.
les 1
week
les
30
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft met d aan het eind die klinkt als t.
hond
Dit moet je weten
hond
Je hoort t
Maak het woord langer:
honden
Je hoort dJe schrijft d.
514142_T6-V4.indd 30 06-12-11 10:0
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 51
spelling | thema 6 | les 11 | categorie 25
thema
Eerst proberen
� 1 duimpje
� 2 koud
� 3 huisje
� 4 haard
� 5 vuurtje
� 6 tijd
� 7 afstand
� 8 raampje
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Schrijf het woord op.
twee één
bedden bed branden brand
eenden eend
vrienden vriend
haarden haard
tijden tijd
les 12
les 11
week
32
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft met d aan het eind die klinkt als t.
hond
Dit moet je weten
hond
Je hoort t
Maak het woord langer:
honden
Je hoort dJe schrijft d.
514142_T6-V4.indd 32 06-12-11 10:0
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 52
spelling | thema 6 | les 13 | categorie 9a,b
thema
les 1
1 Maak het woord af.
Kies uit: lacht wacht toch
dicht licht echt
rechts bocht
1 Ik word wakker.
2 Het is al licht .
3 Ik sta op. Ik loop naar school.
4 De weg maakt een bocht
naar links.
5 Dan weer naar rechts .
6 In de klas heb ik het koud.
7 ‘Mag het raam dicht ?’
vraag ik aan de juf. Dat mag.
8 Toch heb ik het nog steeds koud.
9 Morgen trek ik echt iets warmers aan!
10 Mama wacht buiten op me.
11 Ze lacht als ze me ziet.
week
34
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden met cht en ch schrijft.
nacht
lach
Weet je nog?
nachtrechtdichtbochtlucht
Je hoort gtJe schrijft cht.
lach
Er zijn maar een paar woorden met ch aan het eind.Die leer je van buiten.
514142_T6-V4.indd 34 06-12-11 10:0
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 53
spelling | thema 6 | les 14 | categorie 24a,b,c
thema
les 1
week
36
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je verkleinwoorden met je, pje en tje schrijft.
huisje
boompje
paaltje
Weet je nog?
huis + je huisje
Je hoort juJe schrijft je.
boom + pje boompje
Je hoort pjuJe schrijft pje.
paal + tje paaltje
Je hoort tjuJe schrijft tje.
514142_T6-V4.indd 36 06-12-11 10:17
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 54
spelling | thema 6 | les 15 | categorie 25
thema
1 Schrijf het woord op.Eerst twee, dan één.
1 twee bedden , één bed
2 twee banden , één band
3 twee handen , één hand
4 twee honden , één hond
5 twee tanden , één tand
6 twee manden , één mand
7 twee broden , één brood
8 twee eenden , één eend
2 Schrijf het hele woord op.
1 Wat vind jij de leukste t van het jaar? tÿ d 2 In mei kun je soms al naar het . strand
3 De volgende m is juni. maand
4 Dan st de zon hoog aan de hemel. staat
5 Ik rijd dan graag op mijn . paard
6 Na de zomer komt de h . herfst
7 In de winter is het vaak k . koud
8 Dan zet ik een muts op mijn h . hoofd
les 1
week
38
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden schrijft met d aan het eind die klinkt als t.
hond
Weet je nog?
hond
Je hoort t
Maak het woord langer:
honden
Je hoort dJe schrijft d.
514142_T6-V4.indd 3 06-12-11 10:10
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 55
spelling | thema 7 | les 1 | categorie 25
thema
les 1 Eerst proberen
� 1 begin
� 2 kraampje
� 3 stoeltje
� 4 wild
� 5 hemd
� 6 hoed
� 7 strand
� 8 geluk
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Let op het groene woord. Maak dat woord korter.Vul het in zodat de zin klopt.
1 Kenny en Omar spelen helden.
Ben jij een held ?
2 De kleden liggen in de kast.
Leg jij een kleed op tafel?
3 Ze zetten hoeden op. Heb jij een hoed ?
4 Ze vechten met hun zwaarden. Heb jij een zwaard ?
5 Ze rennen over groene velden. Ken jij een groen veld ?
6 Daar komen twee honden. Ben jij bang voor een hond ?
les 2
week 1
tafel?
40
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft met d aan het eind die klinkt als t.
hond
Dit moet je weten
hond
Je hoort t
Maak het woord langer:
honden
Je hoort dJe schrijft d.
514142_T7-V4.indd 40 06-12-11 10:32
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 56
spelling | thema 7 | les 3 | categorie 25
thema
Eerst proberen
� 1 hoofd
� 2 filmpje
� 3 bewijs
� 4 broertje
� 5 wind
� 6 gewoon
� 7 glad
� 8 zand
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Schrijf het woord op.
twee
winden
gronden
kinderen
kleden
wonden
zaden
één
wind
grond
kind
kleed
wond
zaad
les
les
week 1
42
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden schrijft met d aan het eind die klinkt als t.
hond
Dit moet je weten
hond
Je hoort t
Maak het woord langer:
honden
Je hoort dJe schrijft d.
514142_T7-V4.indd 42 06-12-11 10:32
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 57
spelling | thema 7 | les 5 | categorie 26
thema
Eerst proberen
� 1 mond
� 2 rood
� 3 dokter
� 4 wond
� 5 onder
� 6 hand
� 7 simpel
� 8 minder
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Schrijf het woord op.
Kies uit: herder zuster zilver dokter wonder morgen
1 Morgen is het feest!
2 De herder en zijn schapen.
3 Zuster Zoë en dokter Daan in het ziekenhuis.
4 Tessa wint zilver .
5 Abeltje en het wonder van Waterland.
les
les
week 2
44
3
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met twee verschillende medeklinkers in het midden schrijft.
kasteel
Dit moet je wetenVerdeel het woord in klankgroepen:
kas + teel
Je hoort een medeklinker.Je schrijft op wat je hoort.
Nu in de bioscoop!
De eerste klankgroep eindigt op een medeklinker: kas
De tweede klankgroep begint met een medeklinker: teel
514142_T7-V4.indd 44 06-12-11 10:33
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 58
spelling | thema 7 | les 7 | categorie 26
thema
Eerst proberen
� 1 fietsen
� 2 banden
� 3 wind
� 4 zand
� 5 hard
� 6 wortels
� 7 band
� 8 watjes
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Schrijf het woord op.
Kies uit: wortels bergen fietsen meesters
kasten planten nesten mantels
les
les
week 2
1 twee bergen
2 twee fietsen
3 twee kasten
4 twee nesten
5 twee wortels
6 twee meesters
7 twee planten
8 twee mantels
46
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met twee verschillende medeklinkers in het midden schrijft.
kasteel
Dit moet je wetenVerdeel het woord in klankgroepen:
kas + teel
Je hoort een medeklinker.Je schrijft op wat je hoort.
De eerste klankgroep eindigt op een medeklinker: kas
De tweede klankgroep begint met een medeklinker: teel
514142_T7-V4.indd 46 06-12-11 10:33
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 59
spelling | thema 7 | les 9 | categorie 27b
thema
Eerst proberen
� 1 vla
� 2 drempel
� 3 kamer
� 4 ha
� 5 zorgen
� 6 rand
� 7 vlo
� 8 bed
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Lees het verhaal.Vul het woord in.
Mijn vader en ik zijn in de schouwburg geweest.
Na de voorstelling lopen we naar huis.
‘Vond je de dansvoorstelling mooi?’ vraagt hij.
‘Ja ,’ zeg ik. ‘Heel mooi.’
‘Ik denk dat ik ook op ballet ga ,’ zegt hij dan.
Ik schiet in de lach. ‘Jij op ballet? Dat vindt ma
vast niet goed. Bovendien, je bent te oud!’
‘Niet overdrijven! Ik ben vijfendertig. Zo oud is dat toch niet?’ reageert hij.
En ineens begint hij over straat te dansen. ‘Pa !’ roep ik. ‘Niet doen!
Je moet er nu mee stoppen! Jij bent mijn vader! Ik sta voor paal!’
les 1
les
week
Kies uit: pa ga nu na
sta zo ja ma
48
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep schrijft.
jager
Dit moet je wetenVerdeel het woord in klankgroepen.
Je hoort aan het eind van de eerste klankgroep een lange klank: aa
Je schrijft één teken: jager
514142_T7-V4.indd 4 06-12-11 10:33
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 60
spelling | thema 7 | les 11 | categorie 27b
thema
les 11 Eerst proberen
� 1 meester
� 2 schilders
� 3 jager
� 4 kleren
� 5 wapen
� 6 hand
� 7 kogels
� 8 hoofd
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Schrijf het woord op.
Kies uit: zadel beter mager even
wapen open toren teken
1 Ridder Jan staat op de toren .
2 Zijn stok is zijn wapen . Pauw, pauw!
3 Het paard heeft een zadel op zijn rug.
4 Het paard is niet dik. Hij is mager !
5 Is hij ziek? Morgen is hij vast weer beter .
6 Klop, klop. Doe eens open .
7 Wacht even . We zijn nog bezig!
8 Geef maar een teken als je klaar bent.
les 12
week
50
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep schrijft.
jager
Dit moet je wetenVerdeel het woord in klankgroepen.
Je hoort aan het eind van de eerste klankgroep een lange klank: aa
Je schrijft één teken: jager
514142_T7-V4.indd 50 06-12-11 10:36
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 61
spelling | thema 7 | les 13 | categorie 25
thema
1 Maak enkelvoud van het groene woord.
1 De kinderen spelen op de velden.
kind ,
2 Ze hebben zwaarden en schilden.
,
3 Op hun handen zitten wonden.
,
4 Zou het echt bloeden?
5 Of is het rode verf?
2 Kijk naar de tekening.Schrijf tien woorden op met d.
hoofd veld , blad
kleed , wind
mand , zand
brood
kind
mond
eend
grond
hand
les 1
week
52
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden schrijft met d aan het eind die klinkt als t.
hond
Weet je nog?
hond
Je hoort t
Maak het woord langer:
honden
Je hoort dJe schrijft d.
514142_T7-V4.indd 52 06-12-11 10:36
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 62
spelling | thema 7 | les 14 | categorie 26
thema
1 Schrijf het woord op.
Kies uit: morgen onder helder
winter bergen fietser
kasteel handen
1 Het is zomer,
het is dus geen winter .
2 In de verte zien we hoge bergen .
3 Er staat ook een mooi kasteel . Wie zou daar wonen?
4 Er komt een fietser voorbij.
5 Hij fietst met losse handen ! Wat gevaarlijk!
6 Er zijn geen wolken, de lucht is helder .
7 Het is avond, want de zon gaat onder .
8 Wat voor weer zal het morgen zijn?
2 Schrijf het woord op.
1 Een schilderij van een hoofd heet een portret .
2 De dag vóór dinsdag heet maandag .
3 De deuren worden geverfd door de schilder .
4 Kom binnen! Je bent van harte welkom !
5 Vogels leggen hun eieren in nesten .
6 Na het getal vijftien komt het getal zestien .
7 Vijftien minuten heet ook wel een kwartier .
les 1
week
54
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden met twee verschillende medeklinkers in het midden schrijft.
kasteel
Weet je nog?Verdeel het woord in klankgroepen:
kas + teel
Je hoort een medeklinker.Je schrijft op wat je hoort.
De eerste klankgroep eindigt op een medeklinker: kas
De tweede klankgroep begint met een medeklinker: teel
514142_T7-V4.indd 54 06-12-11 10:36
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 63
spelling | thema 7 | les 15 | categorie 27b
thema
1 Schrijf het woord op.
Kies uit: egel stola dame
lama hamer ezel
toneel konijn
2 Welke twee klankgroepen zijn samen één woord? Trek een lijn. Schrijf het woord op.Je mag elk bord maar één keer gebruiken.
drama ezel, eren
jarig, jaren
kleren
ober, oren, oma
zomer
les 1
week
1 toneel 2 3
4 5 6
7 8
56
woord?
zo
o
kle
jae
dra
ma
zel
rig
renber
mer
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep schrijft.
jager
Weet je nog?Verdeel het woord in klankgroepen.
Je hoort aan het eind van de eerste klankgroep een lange klank: aa
Je schrijft één teken: jager
514142_T7-V4.indd 56 06-12-11 14:25
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 64
spelling | thema 8 | les 1 | categorie 27b
thema
les 1 Eerst proberen
� 1 jeugd
� 2 lezers
� 3 vandaag
� 4 vogels
� 5 vormen
� 6 regels
� 7 eten
� 8 eind
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Schrijf het woord op.Schrijf daarna het meervoud op.
Kies uit: toren tafel tegel hamer beker vogel
les 2
week 1
één
tegel
beker
toren
twee
tegels
bekers
torens
één
vogel
tafel
hamer
twee
vogels
tafels
hamers
58
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep schrijft.
jager
Dit moet je wetenVerdeel het woord in klankgroepen.
Je hoort aan het eind van de eerste klankgroep een lange klank: aa
Je schrijft één teken: jager
514142_T -V4.indd 5 06-12-11 10:3
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 65
spelling | thema 8 | les 3 | categorie 27b
thema
Eerst proberen
� 1 apen
� 2 muren
� 3 stad
� 4 wonder
� 5 streken
� 6 fietser
� 7 brand
� 8 daders
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Wat zie je wel? Wat zie je niet?
Kies uit: bomen paarden haren kamers muren
apen tenen tafels ogen vogels beren
Ik zie wel: bomen, apen, haren, muren, tenen, ogen, beren
Ik zie niet: paarden, tafels, kamers, vogels
les
week 1
les
60
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep schrijft.
jager
Dit moet je wetenVerdeel het woord in klankgroepen.
Je hoort aan het eind van de eerste klankgroep een lange klank: aa
Je schrijft één teken: jager
514142_T -V4.indd 60 06-12-11 10:3
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 66
spelling | thema 8 | les 5 | categorie 28
thema
les Eerst proberen
� 1 kapper
� 2 haren
� 3 minder
� 4 midden
� 5 koffie
� 6 beter
� 7 netjes
� 8 frisse
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Schrijf het woord op.
Kies uit: ridder emmer appel visser
ladder letter kussen koffer
les
week 2
1 appel
2 emmer
3 koffer
4 kussen
5 ladder
6 letter
7 ridder
8 visser
62
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met een korte klank aan het eind van een klankgroep schrijft.
bakker
Dit moet je wetenVerdeel het woord in klankgroepen.
Je hoort aan het eind van de eerste klankgroep een korte klank: a
Je schrijft daarna twee dezelfde medeklinkers:bakker
514142_T -V4.indd 62 06-12-11 10:3
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 67
spelling | thema 8 | les 7 | categorie 28
thema
les
week 2
Eerst proberen
� 1 kennen
� 2 druppels
� 3 dames
� 4 samen
� 5 dokter
� 6 feesten
� 7 brillen
� 8 kunnen
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Schrijf het woord op.
Kies uit: appels hutten mannen visser
katten bossen bakken potten
1 Als we bij opa zijn, spelen we graag in de bossen .
2 Dan bouwen we van takken geheime hutten .
3 Elke zondag bakken wij een appeltaart.
4 Daar gaat wel een kilo appels in.
5 De visser gebruikt wormen bij het vissen.
6 Die bewaart hij in glazen potten .
7 In het asiel zitten honden en katten .
8 Er werken vier vrouwen en drie mannen .
les
64
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met een korte klank aan het eind van een klankgroep schrijft.
bakker
Dit moet je wetenVerdeel het woord in klankgroepen.
Je hoort aan het eind van de eerste klankgroep een korte klank: a
Je schrijft daarna twee dezelfde medeklinkers:bakker
514142_T -V4.indd 64 06-12-11 10:40
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 68
spelling | thema 8 | les 9 | categorie 29
thema
Eerst proberen
� 1 vogels
� 2 bomen
� 3 daken
� 4 vleugels
� 5 buiten
� 6 torens
� 7 vlieger
� 8 ieder
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Geheimtaal.Schrijf de woorden op 1 = bui 2 = vel 3 = heu 4 = lie 5 = ten
6 = ter 7 = kui 8 = kleu 9 = moe 10 = koe 11 = ie 12 = ken 13 = ver 14 = der 15 = pel
1-5 = buiten 3-2= heuvel
8-6 = kleuter
7-12 = kuiken
4-13 = liever
9-14 = moeder
11-14 = ieder
10-15 = koepel
les 1
les
week
66
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met een tweetekenklank schrijft. De tweetekenklank staat aan het einde van een klankgroep.
keuken
Dit moet je wetenVerdeel het woord in klankgroepen:
keu + ken
Je hoort een tweetekenklank: eu
Je schrijft op wat je hoort: keuken
514142_T -V4.indd 66 06-12-11 10:40
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 69
spelling | thema 8 | les 11 | categorie 29
thema
Eerst proberen
� 1 struiken
� 2 klauwen
� 3 lippen
� 4 ogen
� 5 voeten
� 6 tenen
� 7 sokken
� 8 schoenen
Ik heb fout.
a Ik begin bij fa Ik begin bij g
1 Zet de groene woorden in het meervoud.
1 Kom om 4 uur naar de duin. duinen 2 Verkleed je als boer. boeren
3 Neem een dier mee. dieren
4 Maak geen fout. fouten
5 Klop drie keer op de ruit. ruiten
6 Wacht in de hoek van de hut. hoeken
7 Het wachtwoord is kous. kousen
les 12
les 11
week
68
spelling
Dit ga je lerenJe leert hoe je woorden met een tweetekenklank schrijft. De tweetekenklank staat aan het einde van een klankgroep.
keuken
Dit moet je wetenVerdeel het woord in klankgroepen:
keu + ken
Je hoort een tweetekenklank: eu
Je schrijft op wat je hoort: keuken
514142_T -V4.indd 6 06-12-11 10:41
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 70
spelling | thema 8 | les 13 | categorie 27b
thema
1 Maak meervoud van de groene woorden.
Kies uit: palen draden boren
platen daken bladen
Opruiming van onze voorraad!
1 Eén blad kost € 1,50.
Nu: twaalf bladen voor € 15,–!
2 Eén plaat kost € 4,75.
Nu: vier platen voor € 15,–!
3 Eén draad kost € 0,10.
Nu: vijftig draden voor € 3,–!
4 Eén dak kost € 850,–.
Nu: twee daken voor € 1.500,–!
5 Eén paal kost € 35,–.
Nu: vijf palen voor € 150,–!
6 Eén boor kost € 85,–.
Nu: twee boren voor € 150,–!
les 1
week
70
€ 1,50
€ 150,-
€ 85,-
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden met een lange klank aan het eind van een klankgroep schrijft.
jager
Weet je nog?Verdeel het woord in klankgroepen.
Je hoort aan het eind van de eerste klankgroep een lange klank: aa
Je schrijft één teken: jager
514142_T -V4.indd 70 06-12-11 10:41
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 71
spelling | thema 8 | les 14 | categorie 28
thema
1 Schrijf het woord op.
Kies uit: bakker hitte dikke
koffie appel binnen
lekker binnen
Het is een erg warme middag .
Mama en ik lopen door de stad.
‘Wat een hi� e ,’ zucht mama.
‘Zullen we ergens naar binnen gaan?’
Ik heb een idee.
‘Laten we een broodje gaan eten bij de bakker .’
En dat doen we.
In de winkel van de bakker is het lekker koel.
Mama neemt een kopje koffi e en een appel taartje.
Ik neem een cola en een broodje met een dikke
plak kaas erop.
les 1
week
72
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden met een korte klank aan het eind van een klankgroep schrijft.
bakker
Weet je nog?Verdeel het woord in klankgroepen.
Je hoort aan het eind van de eerste klankgroep een korte klank: a
Je schrijft daarna twee dezelfde medeklinkers:bakker
514142_T -V4.indd 72 06-12-11 10:41
Taal actief • instapkaarten spelling • groep 4 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 72
spelling | thema 8 | les 15 | categorie 29
thema
1 Schrijf het woord op.
Kies uit: kleuter moeder
heuvel suiker buiten
keuken liever voeten
1 Moeder bakt een taart.
2 Wesley snoept van de suiker .
3 Hé, wat doe je in de keuken ,
je bent toch geen kleuter !
4 Maak je uit de voeten .
5 Dan gaat Wesley maar naar buiten .
6 Hij klimt boven op de heuvel .
7 Toch wilde hij liever zijn moeder helpen.
2 Schrijf het woord op.
1 Hannah en Meriam willen kousen kopen.
2 Hun oude zitten vol met scheuren, gaten .
3 Ze zien eerst een toonbank met hoeden .
4 Dan een rek met schoenen .
Hier moet het vlakbij zijn.
5 Want kousen zitten ook aan je voeten .
6 Daar liggen ze al, in allerlei kleuren .
7 ‘Ik wil kousen met ruiten .’
8 ‘En ik wil kousen met bloemen .’
les 1
week
k t
vvv
74
spelling
Dit heb je geleerdJe hebt geleerd hoe je woorden met een tweetekenklank schrijft. De tweetekenklank staat aan het einde van een klankgroep.
keuken
Weet je nog?Verdeel het woord in klankgroepen:
keu + ken
Je hoort een tweetekenklank: eu
Je schrijft op wat je hoort: keuken
514142_T -V4.indd 74 06-12-11 10:42