Download - Pom nummer 4
1
Wet- en regelgeving
www.pomagazine.nl - POM nummer 3 © Instondo 2013
Met o.a. Hoogbegaafd zijn, een belemmering? / Kwaliteits-
ondersteuners: de ‘kritische vriend’ van de directeur /
Resultaten verbeteren door inspirerend leiderschap / ‘Ik
heb getwijfeld over België’ / Mees Kees vindt kinderen leuk
/ 1 jaar passend onderwijs: de stand van zaken / Best practice /
Checklist / Actueel
Tonnie van Geel & Lieke Kessels Over kwaliteitsondersteuners bij stichting SKOzoK
Jaargang 3 I nummer 4 I oktober 2015
CPION Keurmerk RegisteropleidingenAlleen voor post-initiële opleidingen die er écht toe doen.
CPION Postbus 701 3000 AS Rotterdam tel: +31 (0)10 201 42 99 www.cpion.nl
Omdat hij de best opgeleide Intern Begeleider verdient…
CPION feliciteert alle (aankomende) Intern
Begeleiders die zich via de opleidingen hiernaast
(nog beter) voorbereiden op hun dankbare werk.
Al deze Post-HBO Registeropleidingen zijn
inhoudelijk getoetst op inhoud en niveau
en voldoen aan de strenge kwaliteitseisen van de
Stichting PHBO Nederland.
Als Intern Begeleider helpt u voorkomen dat kinderen buiten de
boot vallen en managet u de onderwijszorg binnen uw school.
Dankbaar, maar verantwoordelijk werk dus, waarin het belangrijk
is alle innovatie bij te houden. Dat stelt hoge eisen aan het
verwerven en bijhouden van uw vakkennis. Hoe vindt u de beste
opleiding uit het grote aanbod? Antwoord: kies een opleiding die
is opgenomen in het Register van het Centrum voor Post-Initieel
Onderwijs Nederland. CPION toetst, registreert en diplomeert
het cursusaanbod voor post-initiële opleidingen. Alleen als
deze voldoen aan de strengste kwaliteitscriteria krijgen ze
het predikaat Registeropleiding. Zie het als een garantie voor
de waarde van uw diploma of certificaat. En voor de best
mogelijke onderwijszorg aan kinderen die het nodig hebben.
…verdienen alle deelnemers aan deze opleidingen een felicitatie:
Brokx Consultance, Drunen Intern Begeleider Primair Onderwijs
Brokx Consultance, Drunen Intern Begeleider/Zorgcoördinator
Centrum voor Nascholing Amsterdam, Amsterdam Intern Begeleider PO
ECNO, Groningen Intern Begeleider
Hogeschool IPABO, Amsterdam Intern Begeleider
Inholland Academy, Alkmaar Intern Begeleider/Remedial Teacher
Inschool BV, Amersfoort Intern Begeleider Primair Onderwijs
Marnix Academie, Utrecht Intern Begeleider
Marnix Academie, Utrecht Top-opleiding Intern Begeleider
M&O Groep, ‘s-Hertogenbosch Opbrengstgericht Intern Begeleiden
SONedutraining, Doetinchem Intern Begeleider
Via Vinci Academy, Breda Intern Begeleider/Zorgcoördinator
CPION_TIB_0715.indd 1 27-08-15 13:24
3
06
‘Ik heb getwijfeld over België’
In gemeenten die grenzen aan Vlaanderen is het
naar school gaan aan de andere kant van de grens
geen ongewoon fenomeen. Bij heel wat jonge
ouders is de optie om hun kind in Vlaanderen naar
school te laten gaan aantrekkelijk, te oordelen naar
de schoolbussen die in West-Brabant rond rijden om
de leerlingen op te halen.
Inhoudsopgave
32
Resultaten verbeteren door inspirerend leiderschapWat vraagt het om méér met minder te doen? Hoe
kunnen we beter presteren dan voorheen? In hun
boek ‘Uplifting Leadership’ nemen Andy Hargreaves
en zijn collega’s ons mee in hun kijk op leiderschap
dat prestaties van organisaties verbetert. In dit artikel
lichten we enkele van deze factoren toe.
En verder04 Actueel
05 Redactioneel
11 Column
15 Geschillencommissie Passend Onderwijs
16 Mees Kees vindt kinderen leuk
24 School aan Zet ‘De Werkwijzer’
28 Kwaliteitsondersteuners: ‘kritische vriend’
van de directeur
31 Veelgestelde vragen
32 Hoogbegaafd zijn, een belemmering?
36 Media
38 1 jaar passend onderwijs, de stand van zaken
42 Veelgestelde vragen
43 Checklist
44 Agenda
Inhoudsopgave
12
De zoektocht van de inspectie naar een waarderingskader
Een jaar voordat passend onderwijs verplicht werd
is de inspectie begonnen met het beoordelen van
de kwaliteit van samenwerkingsverbanden. Floor
Wijnands is vanuit de inspectie nauw betrokken
bij het kwaliteitsonderzoek en bespreekt waar
samenwerkingsverbanden nu staan. Hij is positief
over de kwaliteit.
CPION Keurmerk RegisteropleidingenAlleen voor post-initiële opleidingen die er écht toe doen.
CPION Postbus 701 3000 AS Rotterdam tel: +31 (0)10 201 42 99 www.cpion.nl
Omdat hij de best opgeleide Intern Begeleider verdient…
CPION feliciteert alle (aankomende) Intern
Begeleiders die zich via de opleidingen hiernaast
(nog beter) voorbereiden op hun dankbare werk.
Al deze Post-HBO Registeropleidingen zijn
inhoudelijk getoetst op inhoud en niveau
en voldoen aan de strenge kwaliteitseisen van de
Stichting PHBO Nederland.
Als Intern Begeleider helpt u voorkomen dat kinderen buiten de
boot vallen en managet u de onderwijszorg binnen uw school.
Dankbaar, maar verantwoordelijk werk dus, waarin het belangrijk
is alle innovatie bij te houden. Dat stelt hoge eisen aan het
verwerven en bijhouden van uw vakkennis. Hoe vindt u de beste
opleiding uit het grote aanbod? Antwoord: kies een opleiding die
is opgenomen in het Register van het Centrum voor Post-Initieel
Onderwijs Nederland. CPION toetst, registreert en diplomeert
het cursusaanbod voor post-initiële opleidingen. Alleen als
deze voldoen aan de strengste kwaliteitscriteria krijgen ze
het predikaat Registeropleiding. Zie het als een garantie voor
de waarde van uw diploma of certificaat. En voor de best
mogelijke onderwijszorg aan kinderen die het nodig hebben.
…verdienen alle deelnemers aan deze opleidingen een felicitatie:
Brokx Consultance, Drunen Intern Begeleider Primair Onderwijs
Brokx Consultance, Drunen Intern Begeleider/Zorgcoördinator
Centrum voor Nascholing Amsterdam, Amsterdam Intern Begeleider PO
ECNO, Groningen Intern Begeleider
Hogeschool IPABO, Amsterdam Intern Begeleider
Inholland Academy, Alkmaar Intern Begeleider/Remedial Teacher
Inschool BV, Amersfoort Intern Begeleider Primair Onderwijs
Marnix Academie, Utrecht Intern Begeleider
Marnix Academie, Utrecht Top-opleiding Intern Begeleider
M&O Groep, ‘s-Hertogenbosch Opbrengstgericht Intern Begeleiden
SONedutraining, Doetinchem Intern Begeleider
Via Vinci Academy, Breda Intern Begeleider/Zorgcoördinator
CPION_TIB_0715.indd 1 27-08-15 13:24
4
Drie op de vijf Nederlanders vindt het noodzakelijk dat scholen digitale toepassingen als tablets
en digiborden gebruiken in hun lessen. De ontwikkeling hiervan moet volgens 60 procent van
de Nederlanders door de school zelf gefinancierd worden. Deze conclusie trekt Multiscope uit
onderzoek onder ruim duizend Nederlanders.
Tablets worden momenteel door 20 procent
van de scholen ingezet voor lesdoeleinden.
Respondenten met schoolgaande kinderen gaven
aan dat de computer het vaakst gebruikt wordt.
Bovendien worden digitale toepassingen een
steeds vaker gebruikt middel bij lesdoeleinden.
De ruime meerderheid vindt dat schooldirecties
verantwoordelijk zijn voor het nemen van
initiatieven op dit gebied. 20 procent van de
ondervraagden vindt dit thuishoren bij de
Rijksoverheid. Bert Jeuring van Stichting Basis Op
Kop, een ICT-samenwerking van alle Enschedese
basisscholen, benadrukt het belang van digitale
toepassingen: “De samenleving is in hoog
tempo aan het
digitaliseren. Het
wordt belangrijk
om kinderen hier
goed op voor te
bereiden. Daarom
is het voor grote
organisaties zoals
scholen een must
om een stabiel en voldoende snel netwerk te
hebben waarop allerlei digitale toepassingen
soepel kunnen draaien.”
Bron: Reggefiber (2 juli 2015)
Actueel
De leerlingen presteren beter op reken-
winskundeonderwijs wanneer leerkrachten worden
ondersteund bij het gebruik van formatieve
toetstechnieken. Deze toetsen geven weer wat
leerlingen al kennen en kunnen, zodat hierop het
onderwijs kan worden aangepast.
Uit een vragenlijst onder 1000 leerkrachten blijkt
dat zij formatieve toetsen vaker gebruiken dan
summatieve methoden. “Een formatieve toetsvorm
is bijvoorbeeld werk van leerlingen nakijken om
op basis daarvan nieuwe instructie te geven,” zegt
Michiel Veldhuis, hij promoveert op dit onderwerp aan
de Universiteit Utrecht. “Leerkrachten doen echter
nog weinig met nieuwe inzichten over toetsen. Ze
gebruiken bijvoorbeeld nauwelijks opgaven waarin
leerlingen kunnen laten zien wat ze al weten.”
Leerkrachten daarbij ondersteuning bieden blijkt
belangrijk. Er kan meer leerwinst gehaald worden uit
formatief toetsen. “De toetstechnieken in een boekje
beschrijven en dat uitdelen onder leraren, werkt niet”,
zegt promotor en mede-onderzoeker Marja van den
Heuvel-Panhuizen. “Leraren moeten op weg worden
geholpen en vervolgens moeten zij hun ervaringen
met anderen kunnen delen. Dat geeft hen vertrouwen
om de toetsvormen te gebruiken.” Bron: Nationaal
Regieorgaan Onderwijsonderzoek (19-06-2015)
“Digitale lestoepassingen noodzakelijk”
Formatieve toetsen bieden meer leerwinst
Wet- en regelgeving
5
Redactioneel
Weerstand
Leerkrachten zijn niet zo positief over passend
onderwijs. Dat blijkt uit onderzoek van Duo
en het Algemeen Dagblad. Veel leerkrachten
vinden dat passend onderwijs ten koste gaat
van de ‘gewone’ leerling. Ze hebben te weinig
tijd om leerlingen die extra ondersteuning
nodig hebben goed te helpen. Ze vinden dat
ze daarvoor ook te weinig scholing hebben
ontvangen. Veel leerkrachten zien dat leerlingen
het niet redden op reguliere scholen, ook al
krijgen ze extra aandacht. Veel leerkrachten
vinden passend onderwijs geen oplossing voor
leerlingen met gedragsproblemen. Dat zijn al
met al geen kinderachtige bezwaren.
Precies dezelfde argumente n tegen passend
onderwijs werden genoemd toen het allemaal nog
in ontwikkeling was. In de afgelopen jaren waren
er veel leerkrachten die niet geloofden dat passend
onderwijs in de praktijk zou werken.
De resultaten van het onderzoek nu geven niet
alleen de ervaringen weer van het afgelopen jaar,
maar ook de opvattingen die leerkrachten al
jarenlang hebben.
Het lijkt me heel verstandig om die opvattingen
serieus te nemen. De mensen die passend
onderwijs waar moeten maken, willen die
dat eigenlijk wel? Dat is geen kwestie van
professionaliseren. Dat is een vraag naar
overtuigingen en aannames. Leerkrachten
verdienen het om daarin serieus genomen te
worden. En hun leerlingen verdienen dat ook.
Passend onderwijs maakt een goede start volgens de PO-
Raad. De Raad vindt dit mede naar aanleiding van de laatste
voortgangsrapportage (juni 2015). “We zien nog niet overal het
eindresultaat, passend onderwijs zoals het moet zijn, maar we zien
duidelijk de meerwaarde ontstaan.
Kinderen krijgen meer kansen, ouders worden meer betrokken bij de
school. Daar doen we het voor,” zegt Rinda den Besten, voorzitter
van de PO-Raad. “Waar invoeringsproblemen ontstaan, werken we
hard aan een goede oplossing.” Dit succes kan alleen blijven bestaan
als het onderwijs rust, ruimte en vertrouwen blijft krijgen om
passend onderwijs verder uit te bouwen, schrijft de Raad. “Daarmee
voorkomen we dat scholen steeds weer moeten werken met nieuwe
regels wat ten koste gaat van de aandacht die zij willen en moeten
besteden aan hun leerlingen. “Alleen door de rust in het onderwijs te
bewaken, kunnen we het kind centraal blijven stellen.
Bron: PO-Raad (31-07-2015)
De kloof tussen het basis- en het
voortgezet onderwijs zou minder
groot moeten zijn volgens basisschool
Het Talent (Lent) en het Kandinsky
College (Nijmegen). Zij komen
hiermee tegemoet aan een vaker
gehoord geluid over de overstap naar het voortgezet onderwijs.
Een aantal snelle leerlingen van de basisschool volgt al vakken
Engels en scheikunde op de middelbare school. Deze samenwerking
ontstaan, toen de basisschool begon met het aanbieden van
tweetalig onderwijs. Behalve dat leerlingen van de basisschool naar
het voortgezet onderwijs gaan voor lessen, geven docenten van het
Kandinsky College ook lessen op de basisschool. Over vier jaar wordt
bekeken of deze samenwerking werkt en of meer scholen dit kunnen
organiseren. Basisscholen hebben de vrijheid geven om maximaal
de helft van de reguliere lessen in het Engels, Frans of Duits te geven.
Twaalf scholen doen mee aan een pilot waar tot 50 procent van de
lessen in het Engels gegeven worden. Bron: Nationale Onderwijsgids
(31-07-2015)
Eén jaar passend onderwijs
Verklein kloof tussen basis- en voortgezet onderwijs
Actueel
Ron Benjamins
6
‘Ik heb getwijfeld over België’Heel wat jaren geleden zong Het Goede Doel dat ze twijfelden over België en diezelfde tekst sprak
mijn dochter toen ze het over de schoolkeuze van onze kleinzoon had. In gemeenten die grenzen aan
Vlaanderen is het naar school gaan aan de andere kant van de grens geen ongewoon fenomeen.
Sterker nog, in een gemeente als Roosendaal gaan in het schooljaar 2015-2016 maar liefst 126
kinderen in het Vlaamse Essen naar school. Bij heel wat jonge ouders is de optie om hun kind in
Vlaanderen naar school te laten gaan aantrekkelijk, te oordelen naar de schoolbussen die in West-
Brabant rond rijden om de leerlingen op te halen.
Ook in Vlaanderen valt het op dat veel leerlingen
uit Nederland komen. Zo zei de Vlaamse minister
van Onderwijs, Hilde Crevits in april 2015 dat het
aantal Nederlandse kleuters op Vlaamse scholen
licht toeneemt (van 1023 in 2011-2012 naar
1278 in 2014-2015), maar dat dit niet leidt tot
problemen op scholen. De
Vlaamse parlementariër en
psychologe Vera Jans (CD&V)
had hier kamervragen over
gesteld, en zij veronderstelde
dat de toename zou komen
doordat kinderen vanaf 2.5
jaar worden toegelaten op
scholen in België en dat
ouders dan geen dure Nederlandse kinderopvang
hoeven te betalen. Tijd om eens te reflecteren op
de redenen die ouders hebben om te kiezen voor
Vlaanderen als onderwijsland. In het tijdperk van
passend onderwijs zou de vraag gesteld kunnen
worden hoe passend het Nederlandse onderwijs is, als
zoveel leerlingen uitwijken naar scholen over de grens.
Vervoer
In het gewoon onderwijs in Vlaanderen en
Brussel (het regulier basisonderwijs) voorziet
de Vlaamse overheid niet in een systeem voor
leerlingenvervoer. Leerlingen maken in principe
gebruik van het openbaar vervoer. Toch zijn er
wel gewone basisscholen met een schoolbus:
scholen of hun koepelorganisatie kunnen zelf
voor gemeenschappelijk vervoer zorgen, of de
gemeente kan dat doen voor alle scholen op haar
grondgebied. Met name (openbare) scholen van het
gemeenschapsonderwijs (GO!) zetten schoolbussen
in. Het GO! organiseert zelf
leerlingenvervoer in het gewoon
onderwijs om de vrije keuze
voor onderwijs te garanderen.
Leerlingen die binnen een
redelijke afstand geen vrije-
keuzeschool vinden, kunnen als
ze de dichtstbijzijnde school
bezoeken rekenen op gratis
leerlingenvervoer. Tot nu toe haalden deze bussen
ook leerlingen in Nederland op zonder kosten voor
ouders. Recent gaan er geluiden dat ouders voor
deze vervoersvoorziening ook een vergoeding zouden
moeten gaan betalen. In steden aan de Nederlands-
Vlaamse grens is het ’s morgens dan ook gebruikelijk
dat leerlingen gekleed in gele hesjes, aan de hand van
een van de ouders, bij de bushalte staan te wachten
op een Vlaamse schoolbus.
Overblijven
In Vlaanderen is het niet alleen gebruikelijk dat
alle leerlingen op school overblijven, maar wordt
ook in veel gevallen tegen een kleine vergoeding
Vlucht naar België
“Veel ouders overwegen een Vlaamse school
vanwege de structuur en de discipline in het
onderwijs.”
7
Vlaams onderwijs
een warme schoolmaaltijd geserveerd. Op de
website van veel Vlaamse scholen is het weekmenu
van de schoolmaaltijd terug te vinden. Op andere
scholen worden er boterhammen gegeten. Het
overblijven zelf is veelal zonder extra kosten. Door
voedingsdeskundigen worden de schoolmaaltijden
geprezen, omdat blijkt dat kinderen net door die
bewuste maaltijden beter leren proeven en minder
kieskeurig worden qua eten. Moeilijke eters leren
hun gedrag al op jonge leeftijd af. Door op school
met de hele klas samen te eten ontstaat een beter
eetgedrag. Onderzoek laat zien dat die maaltijden
vaak gevarieerder zijn in aanbod dan dat kinderen
thuis krijgen, waardoor ze nieuwe dingen leren
kennen. Ook de aanmoediging van andere vriendjes
en vriendinnetjes helpt bij het consumeren van nieuw,
onbekend voedsel.
8 8
Onderwijscultuur of discipline
Gevraagd naar de verschillen tussen het Vlaamse en
het Nederlandse onderwijs wordt door ouders, die
ervaring hebben op scholen aan beide zijden van de
grens, aangegeven dat in Vlaanderen het onderwijs
meer gericht is op de groep en in Nederland meer op
het individu. Op veel scholen is het verschil al te zien
als de bel gaat. Waar in Nederland alle leerlingen
massaal richting deur stromen, stellen in Vlaanderen
de leerlingen zich in rijen
op en gaan ze groepsgewijs
naar binnen. Veel ouders
geven aan, dat ze overwegen
te kiezen voor een Vlaamse
school vanwege de structuur
en de discipline in het
onderwijs. Vlaamse leraren
merken het overigens wel als
er leerlingen in de klas zitten,
die uit Nederland komen.
Naast een beter ontwikkelde
woordenschat is ook de
zelfstandigheid beter ontwikkeld.
Aandacht voor speciale onderwijszorg
Net als in Nederland is er ook in Vlaanderen veel
aandacht voor leerlingzorg en leerlingbegeleiding.
Leerlingen die veel extra zorg nodig hebben,
kunnen in Vlaanderen verwezen worden naar het
buitengewoon onderwijs. Vlaanderen heeft een
fijnmazige structuur in het buitengewoon onderwijs
(in Nederland speciaal onderwijs). Het buitengewoon
onderwijs kende tot voor kort 8 verschillende
types voor uiteenlopende problematieken. Op 1
september 2015 starten 2 nieuwe types, namelijk
type basisaanbod voor kinderen met specifieke
onderwijsbehoeften voor wie het gemeenschappelijk
curriculum met redelijke aanpassingen niet haalbaar
is in een school voor gewoon onderwijs. Dit type
vervangt de types 1 en 8. En type 9 voor leerlingen
met een autismespectrumstoornis, maar zonder
verstandelijke beperkingen. Na een lange discussie
heeft het Vlaams Parlement op 12 maart
2014 ingestemd met het M-decreet. ‘M’ staat
voor maatregelen voor leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften. Met het M-decreet heeft de
Vlaamse regering een belangrijke stap gezet om het
onderwijs meer inclusief te maken voor leerlingen
met specifieke onderwijsbehoeften. Het M-decreet is
vergelijkbaar met het passend onderwijs in Nederland,
maar richt zich sterker op inclusief onderwijs. Zo zal
de nascholing op initiatief van de
overheid tijdens de schooljaren
2015-2016 en 2016-2017 in
het teken staan van inclusief
onderwijs.
Overigens is voor ouders de
speciale leerlingzorg zelden
een reden om onderwijs aan
de andere kant van de grens
op te zoeken. Vaker is het zo,
dat wanneer een leerling in
België naar school gaat en
speciale zorg nodig heeft, de
leerling aangemeld wordt voor speciaal onderwijs in
Nederland.
Grensgevallen
Een speciale groep kinderen die in België naar school
gaat doet dat omdat de Vlaamse school het dichtst
bij huis staat. Voor wie aan de grens woont, zijn de
voorzieningen in het buurland heel vanzelfsprekend.
Of het nu gaat om een winkel, een bank of een
sportvereniging, nabijheid zorgt voor eigen klandizie
en dat geldt dus ook voor het onderwijs.
Kwaliteit
Een argument dat zo nu en dan wordt genoemd
door ouders die kiezen voor een school in Vlaanderen
is de onderwijskwaliteit. Wanneer gekeken wordt
naar de PISA-onderzoeken (PISA 2009) die de OESO
elke paar jaar doet, dan zien we dat de verschillen
tussen Nederland en België steevast in het voordeel
van Nederland uitvallen. Maar de verschillen in
resultaten van Vlaanderen en Nederland zijn klein.
“In het tijdperk van passend onderwijs zou
de vraag gesteld kunnen worden hoe passend het Nederlandse onderwijs is, als zoveel leerlingen uitwijken naar scholen
over de grens.”
Vlucht naar België
9
Vlaams onderwijs
Vlaanderen is beter dan Nederland in rekenen en
wiskunde en Nederland gaat met lezen aan kop. In
het totale internationale veld geven Vlaanderen en
Nederland elkaar niet veel toe, zo lang we tenminste
onderwijskwaliteit meten aan de hand van de
resultaten die worden behaald.
Wel zijn er grotere verschillen als het gaat om
spreekvaardigheid en zelfstandig werken, die in
Nederland meer aandacht krijgen. Werkhouding, rust
en orde krijgen in Vlaanderen meer aandacht in het
onderwijs. In een vergelijking van het vermogen om
talent te ontwikkelen heeft het Zwitserse IMD, een
befaamde managementschool, Nederland op de 7de
plaats staan en België op plaats 17.
Financiën
Omdat er in Nederland pas kleuteronderwijs is
vanaf vier jaar en in Vlaanderen vanaf 2,5 jaar
vermijden Nederlandse ouders de dure kinderopvang
- tot 70 euro per dag - door hun kinderen naar een
Vlaamse kleuterklas te sturen. Voeg daarbij de
kosten die uitgespaard worden bij het overblijven, de
schoolmaaltijd en het leerlingenvervoer, dan kan naar
school gaan in Vlaanderen ook een kwestie zijn van de
portemonnee ontzien.
Tot slot
Veel informatie over de redenen waarom ouders kiezen
om hun kinderen in Vlaanderen/België naar school te
laten gaan, is gebaseerd op incidentele gesprekken
met ouders, stukken uit kranten en tijdschriften en
spaarzame interviews op televisie. Echt onderzoek
naar de achterliggende redenen voor de overstap
naar Vlaanderen is niet voor handen. Reden voor
het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs in
Roosendaal om de Universiteit van Tilburg te vragen
nader onderzoek te doen. Want zolang veel ouders
kiezen voor een school net over de grens is het
Nederlandse onderwijs kennelijk onvoldoende passend.
Het onderzoek gaat lopen in het schooljaar 2015-
2016. En onze kleinzoon? Nou, die gaat na rijp beraad
en twijfelen over België toch maar naar een gewoon,
hele goede Nederlandse basisschool.
Auteur: Jack Biskop
Directeur-bestuurder,
Samenwerkingsverband Passend
Onderwijs (PO) Roosendaal-
Moerdijk
10
UW TEAMLEDEN VERDIENEN GOED ONDERWIJS
Kijk voor meer informatie op www.inschoolacademie.nl, mail [email protected] of bel 033 - 4622717
Module coördinator Passend onderwijs op school
Passend onderwijs biedt nieuwe kansen voor leerlingen,leraren, begeleiders en opvoeders. Er is in tijdengeen vernieuwing geweest die zoveel ruimte biedt aanprofessionals om te doen wat nodig is. Zo min mogelijkgeleid door procedures en voorwaarden, zo veel mogelijkgestuurd door het oordeel van mensen met verstand vanzaken en oog voor wat leerlingen nodig hebben.
Denk jij in kansen en mogelijkheden en wil je die kansenbenutten om het goede te doen voor leerlingen? Wil je meer betekenen in de begeleiding van je collega’s?Neem jij het initiatief als er een combinatie van onderwijsen jeugdhulp nodig is? Dan hebben wij dé module voor jou! In dit programma leer je om de rol van coördinator passend onderwijs op school goed te vervullen, door op-lossingsgericht ondersteuning te organiseren voor leer-lingen en leraren. De module is vanuit de onderwijs- en jeugdpraktijk ontwikkeld, voor professionals die kansen zien en willen benutten.
Voor wie? Ambitieuze onderwijsmensen in primairen voortgezet onderwijs
Hoe lang? Een jaar, zeven lesdagen
Hoe? Incompany voor besturen en samenwerkingsverbandenOpen inschrijving in Amsterdam
Post-HBO opleiding tot Excellente Leerkracht
De leerkracht is cruciaal voor de leerprestaties en het plezier van leerlingen. Investeren in zijn/haar professionele ontwikkeling heeft dan ook direct een positief effect op de ontwikkeling van de leerlingen. De opleiding tot Excellente Leerkracht van de Inschool Academie helpt u hierbij!
Bij de Inschool Academie kunnen leerkrachten uit het primair onderwijs terecht voor een geaccrediteerde Post-HBO opleiding tot Excellente Leerkracht. Praktijkexperts geven deze tweejarige opleiding. Leerkrachten versterken en verdiepen hun competenties. De opleiding is praktijkgericht en op maat. Wat u leert, is direct toepasbaar in uw werksituatie!
Voor wie? Gediplomeerde leerkrachten PO
Hoe lang? Twee jaar, gemiddeld 1 dag per maand
Hoe? Incompany voor besturen en samenwerkingsverbandenOpen inschrijving in Amsterdam en Amersfoort
11
Column
Passend onderwijs en ouders
Passend onderwijs gaat over het handelen van de leerkracht in het omgaan
met verschillen tussen leerlingen én in het deskundig begeleiden van
kinderen met specifieke leerbehoeften en hun ouders. Om de gewenste
ondersteuning te kunnen realiseren, is het van belang dat leerkrachten over
de juiste competenties beschikken.
Bekend is dat de samenwerking tussen ouders en (voor)school de ontwikkelingskansen van kinderen vergroot.
Een steunende en voorspelbare omgeving is het beste voor verreweg de meeste kinderen. Kinderen van wie de
ouders thuis betrokken zijn bij hun schoolwerk, leveren betere prestaties. Ouders kunnen vaak een grotere rol
spelen bij het verbeteren van de leerprestaties van hun kind dan ze zelf denken.
Leerkrachten geven ouders in de regel prima suggesties hoe zij thuis hun kinderen kunnen helpen. Leerkrachten
hebben veelal ook frequent overleg met de ouders van zorgleerlingen over de afstemming van de aanpak thuis
en op school. Een kernvraag is: In welke mate staan leraren
open voor de ervaringsdeskundigheid van ouders om de
leerlingen optimaal te kunnen begeleiden? En daar wringt de
schoen, zo blijkt uit het onderzoek ‘Passende competenties
voor passend onderwijs’, 2015 van Smeets.
Leerkrachten hebben niet altijd de vaardigheid om de
inbreng van ouders en verzorgers optimaal en adequaat
te verwerken in een plan van aanpak. Een kwart van de
leerkrachten heeft niet het gevoel leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften te kunnen bieden wat ze nodig
hebben. Ik deel de visie van Hans de Ruiter, directeur van basisschool De Schakel in de Westwijk in Vlaardingen,
dat het voor leerkrachten steeds belangrijker wordt dat ze relevante informatie van ouders over leerlingen met
specifieke onderwijsbehoeften kunnen filteren en analyseren om op indidividueel- en groepsniveau maatwerk
in het onderwijsaanbod en de zorg te kunnen bieden. Uit recent onderzoek van het Algemeen Dagblad en Duo
Onderwijsonderzoek blijkt dat leerkrachten steen en been klagen over de invoering van passend onderwijs,
omdat ze te weinig tijd te hebben om leerlingen met verschillende onderwijsbehoeften efficiënt te helpen. Het
lijkt erop dat nogal wat leerkachten een kwaliteitsslag dienen te maken wat betreft hun professionalisering om
de ambities van passend onderwijs waar te kunnen maken.
dr. Frederik SmitCoördinator Expertisecentrum Ouders, school en buurt
ITS, Radboud Universiteit Nijmegen
“Ouders kunnen vaak een grotere rol spelen bij
het verbeteren van de leerprestaties van hun
kind dan ze zelf denken.”
12
Onderwijsinspectie
De zoektocht van de inspectie naar een waarderingskaderEen jaar voordat passend onderwijs verplicht werd is de inspectie begonnen met het beoordelen
van de kwaliteit van samenwerkingsverbanden. Floor Wijnands is vanuit de inspectie nauw
betrokken bij het kwaliteitsonderzoek en bespreekt waar samenwerkingsverbanden nu staan. Hij
is positief over de kwaliteit.
Het kwaliteitsonderzoek is twee jaar geleden, ruim
voor de invoering van passend onderwijs, op gang
gekomen. ‘Primair Onderwijs 30-3’ uit Utrecht
was pionier op dit gebied. “Hier zijn we begonnen
met een ‘proefonderzoek’, de zogenaamde
simulatie, met als doel om in kaart te brengen hoe
samenwerkingsverbanden ervoor staan en wat er
allemaal nodig is om passend
onderwijs zo goed mogelijk
vorm te geven. Dit is van beide
kanten zó goed bevallen dat
we dit hebben uitgebreid naar
enkele andere en later naar
alle samenwerkingsverbanden.
In het jaar 2013-2014 is er
bij elk samenwerkingsverband
zo’n simulatieonderzoek
gedaan. In het jaar 2014-
2015 is een kwaliteitsonderzoek uitgevoerd door
de inspectie, waarbij werd gecontroleerd of een
samenwerkingsverband voldoet aan de wettelijke
eisen. Hierbij zijn ook verbeterpunten aangegeven,”
legt Wijnands uit. Aan de hand van het simulatie-
onderzoek en het kwaliteitsonderzoek zijn er bij de
inspectie genoeg gegevens bekend om te kunnen
beoordelen hoe de samenwerkingsverbanden ervoor
staan.
Onderzoek
Wijnands vertelt hoe het onderzoek
wordt uitgevoerd. “Landelijk zijn er 20
inspecteurs die kwaliteitsonderzoek doen op
samenwerkingsverbanden.
Dit gebeurt in teamverband.
Zo’n team bestaat uit
vertegenwoordigers uit het
po of vo, het (v)so en een
financieel inspecteur. Zij
bereiden een onderzoek
voor en stellen van
tevoren op wat zij van een
samenwerkingsverband
nodig hebben. Zo komt
de inspectie aan voldoende informatie om te
beoordelen hoe een samenwerkingsverband
ervoor staat.” Het simulatieonderzoek is voor veel
samenwerkingsverbanden al een stimulans om
de benodigde zaken op orde te maken. “Het biedt
besturen handvatten,” zag Wijnands. “Hoewel scholen
toen wettelijk nog geen zorgplicht hadden, gaf dit
“De inspectie streeft niet naar eenheid van beleid, maar naar het maken van passende
beleidskeuzes binnen de kaderstellende wet.”
Floor Wijnands
Interview
wel een stimulans om al een ondersteuningsplan te
schrijven en -voor zover dit nog niet gebeurd was- een
rechtspersoon op te richten. Ook is er nagedacht over
de mogelijkheden die er waren. Er is veel ruimte voor
maatwerk mogelijk binnen de wet. Er is voorgeschreven
dat er afspraken gemaakt moeten worden en ook over
welke onderwerpen, maar binnen dat speelveld kunnen
besturen veel ruimte nemen voor eigen invulling
en organisatie. We hebben gemerkt dat besturen
gingen nadenken over hun mogelijkheden. Dat is hét
kenmerk van passend onderwijs en dat willen we in
de hand werken. Er treedt wel veel variëteit tussen
samenwerkingsverbanden op. Deze variëteit maakt het
voor de inspectie niet makkelijk om een organisatie
kwalitatief, eenduidig en goed te beoordelen.”
Knelpunten bij de beoordeling
Dat de wet veel ruimte laat aan besturen zorgt voor
grote verschillen, is voor samenwerkingsverbanden -
bij het mogelijk maken van een goede implementatie
van passend onderwijs - een zegen, maar tegelijk
een knelpunt bij het opstellen van een concreet
waarderingskader. “Het vergt veel contact tussen
inspectie en bestuur van het samenwerkingsverband.
Dat is niet erg, maar er moet uiteraard wel een
waardering op niveau komen,” legt Wijnands
uit. “Het ene samenwerkingsverband heeft een
probleem met thuiszitters, terwijl dit in een ander
samenwerkingsverband veel minder aan de orde is.
Het is duidelijk dat een samenwerkingsverband iets
moet doen aan dit soort problemen aan te pakken. Dat
heeft terecht invloed op het beleid dat een bestuur van
een samenwerkingsverband formuleert. Het verschil
in beleid betekent niet automatisch een verschil in
waardering.”
De inspectie lost dit op door per samenwerkingsverband
een dossier bij te houden met relevante gegevens.
Hieruit blijkt welke sterke punten beleidsmatig van
toepassing zijn en welke aspecten moeten worden
beoordeeld als een verbeterpunt. “Het gaat erom dat
we ervan uit kunnen gaan dat passend onderwijs goed
vorm krijgt. Zolang we dat op basis van verzamelde
gegevens kunnen vaststellen, gaat het goed. Hoe dat
gebeurt is secundair.”
Wat de afgelopen jaren ook een knelpunt was,
was het startpunt van de organisatie. “Het ene
samenwerkingsverband WSNS is automatisch
overgegaan in een samenwerkingsverband passend
onderwijs, terwijl andere samenwerkingsverbanden
passend onderwijs van oorsprong uit meerdere
samenwerkingsverbanden WSNS of delen daarvan zijn
ontstaan. Dan moeten partijen eerst bij elkaar worden
gebracht voordat er beleid kan worden opgesteld.
Het ene samenwerkingsverband was aan het begin
al verder met bijvoorbeeld het opstellen van een
ondersteuningsplan. Dit verschil wordt uiteraard wel
snel kleiner. Ook de samenwerking met gemeenten en
zorginstellingen in de regio verliep overal anders. Het
was zaak dit op de rails te krijgen. Dit gaat in de ene
regio een stuk soepeler dan in de andere.”
Tot slot worden knelpunten gevormd door de
regio. “Het bestuur kan aan een heleboel zaken
iets doen. Maar op enkele punten, zoals krimp van
het aantal leerlingen of vereveningopdrachten
heeft het bestuur weinig invloed. Dit moeten we
meenemen in het kwaliteitsonderzoek en dit past
in het waarderingskader.” Andere verschillen qua
omvang en ligging kunnen ook van belang zijn.
“Samenwerkingsverbanden verschillen in grootte
en in complexiteit. Sommige bestaan uit een
verstedelijkt gebied binnen één gemeente. Andere
samenwerkingsverbanden kennen zowel verstedelijkt
gebied als ook veel plattelandsgebieden. Deze
diversiteit is enerzijds een verrijking anderzijds is het
veel moeilijker om de zaak op de rails te krijgen, zeker
op het gebied van de aansluiting jeugdzorg. Het is
lastig om aan te geven ‘dit is goed en dit is niet goed’.
Aan verbeterpunten die we aangeven moet iets worden
gedaan. Als dat niet gebeurt is het uiteraard niet goed.”
De inspectie streeft niet naar eenheid van beleid, maar
naar het maken van passende beleidskeuzes binnen de
kader-stellende wet.
Schooljaar 2015-2016
Al met al vindt Wijnands dat samenwerkingsverbanden
op dit moment goed op koers zijn. Er wordt vrijwel
overal hard gewerkt om problemen aan te pakken,
13
14
verschillen te verkleinen. Besturen zijn aan de slag
gegaan met de aangereikte verbeterpunten. Zowel
de inspectie als de samenwerkingsverbanden
hebben in beeld hoe de vlag erbij hangt. “Je zou
kunnen zeggen: samenwerkingsverbanden slagen er
soms beter en soms minder goed in om hun beleid
te realiseren. We verwachten in ieder geval dat
samenwerkingsverbanden een koers hebben uitgezet
en laten zien dat ze verbeterpunten aanpakken.”
Komend jaar gaat de inspectie voor het eerst een
waarderingsonderzoek uitvoeren op basis van het
waarderingskader, dit onderzoek is risicogericht.
Het is vooral van belang dat het uitgezette beleid
onder de loep wordt genomen en dat de effecten
ervan zichtbaar en zo nodig bijgestuurd worden.
De belangrijkste punten zijn de zorgstructuur, het
beleidskader en de kwaliteitszorg. “We snappen dat
kwaliteitszorg niet van de een op de andere dag
opgezet kan worden, maar we sturen er wel op aan
dat samenwerkingsverbanden echt bezig zijn dit
goed neer te zetten. Waar een jaar geleden nog veel
plannen waren, verwachten we dat men nu bezig is
met de uitvoering ervan.”
Wijnands wil ten slotte niet vooruitlopen op het
geven van consequenties bij nalatig beleid. “We
kunnen wel strenger worden, maar op dit moment is
het niet onze insteek om te gaan ingrijpen. Als het
samenwerkingsverband echt wat wezenlijks nalaat
wordt het bestuur daarop aangesproken. Wanneer
het vervolgens nog steeds niet goed gaat, moet het
samenwerkingsverband verwachten dat de inspectie
een actievere rol gaan innemen. Maar dat is niet ons
voornaamste doel.”
Onderwijsinspectie
Auteur: Guus Beenhakker
Eindredacteur Passend
Onderwijs Magazine.
15
Checklist
In dit nummer behandel ik weer een uitspraak van
de Geschillencommissie Passend Onderwijs.
Geschillencommissie Passend Onderwijs
Dit keer gaat het om een leerling die de overstap maakt van het basisonderwijs naar het
voortgezet onderwijs. De betreffende leerling heeft ADHD en gebruikt daarvoor medicatie. Hij krijgt
basisonderwijs op een reguliere basisschool. De basisschool heeft een helder advies afgegeven,
namelijk de leerling kan naar een reguliere VMBO-school. Voor de leerproblemen is LWOO
(leerwegondersteunend onderwijs) geadviseerd en geïndiceerd.
De ouders van de leerling schrijven hem in op een reguliere VMBO-school. De school verwijst hem
echter naar een orthopedagogisch en didactisch centrum (OPDC). Deze plaatsing is niet alleen in
strijd met de toelatingsprocedure van dit OPDC, waarin is bepaald dat de leerling moet worden
ingeschreven op een reguliere school van het samenwerkingsverband, maar ook in strijd met het
advies van de basisschool. Daar komt nog bij dat de school in haar eigen toelatingsprocedure heeft
opgenomen dat het advies van de basisschool moet worden gevolgd.
De uitspraak dateert van 18 september 2014. Sinds 2015 is het schooladvies sowieso leidend bij de
plaatsing van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Onder de huidige regelgeving is het dus nog
lastiger voor scholen in het voortgezet onderwijs om het schooladvies van de basisschool in de wind
te slaan. Voor scholen in het primair onderwijs geldt dat het schooladvies steeds meer waarde krijgt
en het dus belangrijker wordt dit advies zorgvuldig tot stand te laten komen.
Ook in dit geval wordt de school door de Geschillencommissie Passend Onderwijs in het ongelijk
gesteld. Het verzoek van de ouders wordt gegrond verklaard en het bevoegd gezag krijgt het
advies om de leerling alsnog op school te plaatsen en met de ouders overleg te voeren over de
ondersteuningsbehoefte van hun zoon en de wijze waarop die ondersteuning geboden kan worden.
Zo houdt de Geschillencommissie Passend Onderwijs dus vast aan de doelstelling van passend
onderwijs, namelijk het aantal thuiszitters verder terugdringen en ervoor zorgen dat alle kinderen een
passende onderwijsplek krijgen.
15
Pauline Demacker
16
Kinderboek Mees Kees
Mees Kees vindt kinderen leukSchrijfster Mirjam Oldenhave over de populairste stagiair van Nederland
Mirjam Oldenhave is de eerste die met pretlichtjes in haar ogen relativeert wat Mees Kees doet. ‘Hij kan
echt niet lesgeven, hoor. Hij zegt gewoon dat er vitamine C in paprikachips zit.’ Toch moet Mees Kees
wel iets goed doen, als zoveel kinderen en volwassenen de boeken over hem lezen. Wat is het geheim
van Mees Kees? “Hij ziet kinderen echt en accepteert wat ze wel en niet kunnen. Dat is voor kinderen heel
belangrijk”.
“Mees Kees is eigenlijk zelf nog een kind. Toen hij voor
het eerst ging invallen werd hij door zijn moeder naar
school gebracht. Hij is een pedagoog van vier jaar
oud. Hij heeft geen plan of strategie. De basis van zijn
pedagogisch handelen is onnozelheid. Als hij iets goed
doet, dan is het per ongeluk. Hij is echt geen voorbeeld
voor het Nederlands onderwijs. En toch is hij leuk.
Volwassenen vinden Mees Kees leuk omdat hij een
plek biedt voor alle kinderen.
Kinderen vinden het leuk omdat
het stout is.”
Positieve houding
Mirjam Oldenhave is opgeleid
als dramatherapeut. Ze heeft
jarenlang toneelles gegeven aan
kinderen en als pleegouder vangt ze kinderen in haar
huis op. “De meeste kinderen uit de klas van Mees Kees
bestaan echt. Ik ken ze, maar heb ze voor de boeken
een beetje veranderd. Tobias en Sep zijn in het echt
ook vriendjes. Jacky bestaat ook echt, maar Fred heb ik
bijvoorbeeld wel verzonnen.
“Ik denk dat alle kinderen leuk zijn als je goed naar
ze kijkt. Dat klinkt misschien wat soft en makkelijk,
en toch denk ik dat het zo is. Kinderen in de leeftijd
van de basisschool zijn bijna altijd leuk. Wat kinderen
nodig hebben is iemand die ze ziet en kent, die tijd en
aandacht voor ze heeft. Iemand die het positieve in hen
wil ontdekken. Dat is echt heel belangrijk. Als je kinderen
bevestigt en in een goede groef krijgt, zijn ze allemaal
leuk.
“De kinderen die bij mij thuis wonen probeer ik positief te
stimuleren. Ik ga niet meteen zeggen wat moet en wat
niet mag. Als ze iets willen doen
of proberen, dan mag dat, tot ik
zeg dat ik het liever niet heb. Ik
kan ze daarvoor alle aandacht
geven. Als iemand haar voeten
op tafel legt ben ik erbij om te
zeggen dat ik dat liever niet heb.
Dat gaat in een klas niet altijd.
Maar zo’n positieve houding naar kinderen kan wonderen
doen, ik heb kinderen daardoor echt zien opbloeien.
“Mees Kees heeft een extreem positieve benadering
van kinderen, die ziet in elke aandoening een voordeel.
Sammy is een leuk jongetje in de klas, en hij is heel erg
verlegen. Daarom hoeft hij niet de klassen rond met zijn
verjaardag. Mees Kees snapt meteen dat dit eng is, dus
waarom zou je eraan beginnen? Onderwijskundig is dat
misschien niet goed. Misschien is het voor Sammy wel
Mirjam Oldenhave
“De meeste kinderen uit de klas van
Mees Kees bestaan echt. Ik ken ze.”
17
Mees Kees
heel goed om te leren om meer dingen te durven. Maar
Mees Kees laat zien dat het ook goed is om kinderen te
accepteren zoals ze zijn.
“Bedenk goed, ik ben een schrijver he, ik ben op zoek
naar leuke verhalen, ik ga voor het effect. Als Rashida
bang is voor Sinterklaas en niet in de kring durft te
zitten, dan verzin ik dat ze van Mees Kees in de kast
mag zitten. Dan ziet Sinterklaas haar niet maar is ze
er toch een beetje bij. Dat vind ik gewoon leuk om te
verzinnen, ik zit me al te verkneukelen over de tekening
die erbij komt.”
Een knipoog en een opgestoken duim
“Mijn boeken zijn geen commentaar op het onderwijs.
Ik kom regelmatig op bezoek in klassen, om over Mees
Kees te vertellen en voor te lezen. Ik heb heel veel
ingewikkelde situaties meegemaakt en heel veel goede
onderwijzers gezien, van wie ik dacht: ‘als ik jou was,
zou ik het ook niet meer weten.’ Ik heb niet de ambitie
om in mijn boeken uit te leggen hoe je les moet geven,
daar heb ik helemaal niet zoveel verstand van.”
“Natuurlijk maak ik in de verhalen een beetje de vijand
van de inspecteur en van Dreus, de directeur. Als Dreus
er niet was, was het niet spannend. Dreus is nodig,
want anders wordt het anarchie in de klas. En dat is
helemaal niet leuk. Dat Dreus elk moment binnen kan
vallen, maakt het spannend. Dat maakt de kinderen
hartstikke schijnheilig. Tegenover haar houden ze vol
dat ze heel erg goed onderwijs krijgen van Mees Kees en
dat houden ze ook tegenover elkaar vol, maar ze weten
natuurlijk wel beter. En ach, Dreus, die had ook liever
zangeres willen worden. Ze heeft mijn sympathie.”
“Het gaat soms maar om kleine dingen. Vroeger had
ik een grote, lieve labrador, die ik meenam als ik ging
17
18
voorlezen op scholen. Dan zocht ik het stoerste
jongetje uit de groep en die vroeg ik of hij op mijn
hond wilde passen. Zo’n jongetje zat dan met de riem
in zijn hand en die hond aan zijn voeten te glunderen.
Ik had geen kind meer aan hem.”
“Dat soort aandacht verschilt per klas. Kinderen
vinden het vaak spannend om iets aan mij te vragen
als ik in de klas kom. Kinderen die
eigenlijk niet durven krijgen in
de ene klas een knipoog en een
opgestoken duim van de meester
en in andere klassen stellen ze
stotterend hun vraag onder het
wakend oog van de leraar. Maar
ja, ik heb makkelijk praten, ik hoef
niet de hele dag voor een groep te staan.”
“Als Mees Kees al een commentaar is op het onderwijs,
dan zou dat wat mij betreft een pleidooi zijn om in alle
klassen niet meer dan 18 kinderen te hebben. Het is
belangrijk dat je kinderen ziet en aandacht geeft, maar
dat gaat bijna niet meer met zulke volle klassen.”
Wie is Mees Kees?
Mees Kees geeft les aan klas 6B.
Hij is stagiair en valt in voor de
juf, die na haar bevalling de klas nog wat te druk vindt. Mees Kees improviseert met de lesstof: met biologie
worden lekkere smaakjes geproefd en met rekenen mag je schatten hoeveel pinda’s je in je hand kunt houden.
Alle kinderen in de klas hebben hun eigen karakter, talenten en moeilijkheden, waar Mees Kees zonder morren
het beste van maakt. Fred is bijvoorbeeld beresterk en lost problemen het liefst op met ‘beuken’, maar Mees
Kees leidt hem altijd net op tijd op. Sammy is dyslectisch en is een husselaar met woorden, Mees Kees zegt dat
Sammy daar zo goed in is omdat hij een vrije geest heeft. Jacky is een onstuimig meisje, die af en toe naar de
gang mag om haar woede af te koelen op een boksbal. Mees Kees heeft een speciale band met Tobias. Sinds
de vader van Tobias is overleden, ligt zijn moeder meestal op bed. Mees Kees neemt ’s ochtends een
ommeletje voor Tobias mee en zorgt een beetje voor hem. In de boeken is Tobias de verteller.
Er zijn tien boeken verschenen over Mees Kees en de derde film gaat eind 2015 in
première.
Auteur: Ron Benjamins
Ron Benjamins is onderwijsadviseur en hoofdredacteur van Passend Onderwijs Magazine.
Kinderboek Mees Kees
3x Japans uniform
19
Leiden en managen
20
Resultaten verbeteren door inspirerend leiderschapOver ‘Uplifting Leadership’, het nieuwste boek van Andy Hargreaves
Wat vraagt het om méér met minder te doen? Hoe kunnen we beter presteren dan voorheen?
In hun boek ‘Uplifting Leadership’ nemen Andy Hargreaves en zijn collega’s ons mee in hun kijk op
leiderschap dat prestaties van organisaties verbetert. Ze deden onderzoek in verschillende organisaties
en teams, onder andere een groep scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs. De auteurs
onderscheiden zes factoren die het verschil kunnen maken. Interessant is dat ze ook wijzen op een aantal
vaak gebruikte vernieuwingsstrategieën die juist het tegendeel van ‘verbeterd resultaat’ bewerkstelligen.
In dit artikel lichten we enkele van deze factoren toe.
De dingen die we volgens Hargreaves vooral
niet moeten doen:
• Je als doel stellen bij de top te moeten behoren.
• Hetzelfde doen als anderen die zeggen ‘de top te
hebben gehaald’.
• Je concentreren op ‘piketpalen’ die je
achtereenvolgens wilt gaan passeren.
• Mensen in je school onder druk zetten om de
gestelde doelen vooral te halen.
• Zo snel mogelijk beter willen zijn dan andere
scholen.
Wat zouden we dan wel moeten doen?
• Je een beeld vormen van de school die je wilt zijn
(dromen, durven, moed).
• Creativiteit een kans geven, zowel van jezelf als
van je teamleden.
• Samenwerken, óók met concurrenten.
• Elkaar meenemen in wat je wilt realiseren.
• Meten en registreren wat echt betekenis heeft.
• Duurzaam denken: ga een weg die is vol te houden.
NIET DOEN: Je als doel stellen bij de top te moeten horen.
In Nederland heeft de staatssecretaris van onderwijs
een paar jaar geleden het initiatief genomen om
scholen uit te nodigen voor een traject dat kan leiden
tot het predicaat ‘excellente school’. Dat hij hiermee
iets in gang gezet heeft dat door Hargreaves en de
zijnen als een ongewenste aanpak wordt gekwalificeerd,
geeft de staatssecretaris misschien te denken. Door
aandacht te geven aan rankings of andere pogingen
om de wereld te laten weten dat de resultaten beter
zijn dan die van anderen, lopen we het risico dat de
noodzakelijke aandacht voor het primaire proces
van alledag tekort komt. In eerdere publicaties was
Hargreaves daarover nog meer uitgesproken: het kan
zelfs betekenen dat die gerichtheid verwordt tot een
perverse prikkel. Bijvoorbeeld doordat mensen verleid
kunnen worden tot het manipuleren van toetsuitslagen.
Maximale aandacht voor het pedagogisch - en
didactisch leerproces van leerlingen leidt tot optimale
leerresultaten en tot voldoening bij leerkrachten en de
schoolleiding door de wetenschap dat je met de goede
dingen bent bezig geweest.
Andy Hargreaves
21
Leiden en managen
NIET DOEN: Hetzelfde doen als anderen die zeggen ‘de top te
hebben gehaald’.
Inspirerend leiderschap bereik je niet door anderen
na te doen. Dat wil niet zeggen dat de auteurs vinden
dat je per se alles zelf moet uitvinden. Zij stellen dat
het verbeteren van de praktijk vooral een proces is
van samen op zoek gaan naar mogelijkheden, die
je vanuit je vakmanschap aanspreken, die je zelf
ontwikkelt en dus bij jou en de leerlingen passen. Ze
geven hiermee impliciet aan te twijfelen aan ‘evidence
based’ (‘wetenschappelijk bewezen’) werken zoals
beschreven in publicaties van Marzano met de titel
‘What Works’. Overnemen van door anderen bedachte
praktijken leiden af van de energie die je met elkaar
kunt losmaken: samen de eigen praktijk verbeteren
door te vertrouwen op elkaars deskundigheid en open
te staan voor elkaars kwaliteiten en beperkingen. We
weten ook dat de kans van slagen het grootst is in een
onderwijsvernieuwing die je met elkaar hebt gecreëerd.
NIET DOEN: Mensen onder druk zetten om gestelde doelen te halen.
Meten we wat we waarderen of waarderen we wat
we meten? Hoe meer er afhangt van de data die we
verzamelen, bijvoorbeeld een positief inspectieoordeel,
hoe groter de kans op fraude met deze data. Zowel in
‘professioneel kapitaal’ als in dit boek worden talloze
voorbeelden genoemd van hoe de nadruk op data
leidt tot de focus op verantwoorden in plaats van je
verantwoordelijk voelen voor goede prestaties van
leerlingen. Schoolleiders die deze verantwoordelijkheid
voelen gebruiken uiteraard data om te bepalen of de
inspanningen van collega’s leiden tot het behalen
van gestelde doelen. Daardoor krijg je voortdurend
informatie over hoe je ervoor staat en wat je volgende
stap zou kunnen zijn.
WEL DOEN:Dromen, Durven, Moed
Dromen en dromers worden niet altijd met open
Leiden en managen
22
armen ontvangen. Een gedurfde visie leidt vaak tot
onbegrip, angst, twijfel of zelfs spot. Leiders, die
weten waarom zij de verandering die zij noodzakelijk
achten inzetten, vinden in hun morele doelen de
legitimering om door te zetten. Om vast te houden
en te blijven investeren in het steeds opnieuw
uitleggen van het waarom van deze verandering.
Leiders met een goede mix van ‘voortouw nemen’,
‘ondersteunen’ en ‘participeren’ blijken succesvolle
leiders van veranderprocessen te zijn. Een schoolleider
die duidelijke doelen voor ogen heeft en kaders
durft te zetten ook als die ambitieus zijn (voortouw
nemen). Een leider die oog heeft voor wat teamleden
nodig hebben om hun bijdrage aan de verandering te
leveren (ondersteunen). Door veel in dialoog te zijn en
deel te nemen aan het ontwerpproces is deze leider in
staat om elke dag collega’s te inspireren een stapje
te zetten (participeren).
WEL DOEN:Geef creativiteit een kans, zowel van jezelf als
je teamleden
Omdat eerder bleek dat zomaar overnemen van
wat anderen bedacht hebben niet per se werkt, is
er creativiteit nodig om oplossingen te bedenken
die in de eigen situatie passen en die passen bij de
opvattingen van de mensen die het werk moeten
doen. Hierbij zou je kunnen denken aan het gebruik
van de groepsoverzichten en -plannen. Meestal
zijn het elders ontwikkelde modellen, waarvan veel
leerkrachten uiteindelijk niet veel energie krijgen.
Dit is precies een gebied waar de creativiteit van
leerkrachten zou kunnen worden aangesproken,
door met elkaar in dialoog de vraag te verkennen
‘wat hebben wij nodig om de voortgang van het
leren te kunnen volgen en daardoor te weten wat de
leerlingen morgen nodig hebben?’
WEL DOEN:Duurzaam leren en ontwikkelen
Bij elke verandering staan we in de ontwerpfase
stil bij hoe deze kan bijdragen aan duurzame
schoolontwikkeling. Duurzaam in de zin van een
bijdrage aan een samenleving die we met elkaar de
moeite waard vinden, bestendig in tijd en dat er is
sprake van echte ontwikkeling doordat de verandering
“in mensen is gaan zitten”. Het is een onderdeel
geworden van hun denk- en handelingspatronen.
Deze duurzaamheidseis betekent dat we steeds
aandacht blijven houden voor wat de verandering
met mensen doet en welke mindset voorwaardelijk is
om deze verandering succesvol te laten zijn. Leiders
ondersteunen het verwoorden en visualiseren van
deze mindset. In de school vind je posters met daarop
uitspraken die klinken als: “zo doen wij dat hier
(... totdat we iets beters vinden)´.
Hargreaves’ ‘Uplifting
Leadership’ gaat niet
over het ‘optillen’ van
mensen of processen
of over het verheffen
van de leidinggevende.
Integendeel. Het gaat het
over het leiderschap van
elke betrokkene. Het gaat
over het realiseren van
een omgeving, van een
context waarin mensen,
gestimuleerd door
geïnspireerd leiderschap,
zelf tot een ontwikkeling komen die voorheen niet
mogelijk leek.
Auteurs: Nico Eigenhuis & Tijn Nuyens
Redactieleden van Passend
Onderwijs Magazine.
23
Deze 4 pagina’s zijn aangeboden door School aan ZetE
XT
RA
De Werkwijzer samen leren is een online tool om de ontwikkeling naar een lerende organisatie
vorm te geven binnen alle lagen in de organisatie. Het is een praktische uitwerking van het
Ontwikkelmodel Samen Leren Inhoud Geven.
De Werkwijzer samen leren
Wat houdt het in?
De samenhang tussen de organisatielagen –
bestuurder, schoolleider en leraar – zijn in de
Werkwijzer samen leren zichtbaar gemaakt. Evenals
het verband tussen de aspecten Koers, Werken
met data, Lerende professionals en Leidinggeven
aan leren. Elk aspect is opgedeeld in beginfase,
tussenfase en gevorderde fase, waardoor acties
voor verdere ontwikkeling altijd aansluiten bij de
huidige situatie binnen de organisatie. Bestuurders,
schoolleiders en leraren kunnen met dit middel
alleen of gezamenlijk reflecteren op hun werksituatie
en voor de verschillende aspecten van de lerende
organisatie voorbeelden bekijken. Ze kunnen
bovendien aan de slag met verdieping en tools in
tekst en beeld.
Hoe zet je de Werkwijzer samen leren in?
Dit middel kunt u gebruiken om:
• het thema lerende organisatie te introduceren
binnen de schoolorganisatie;
• het gesprek aan te gaan over waar de school staat op
de verschillende aspecten binnen het thema lerende
organisatie;
• tips te krijgen over welke stappen gezet kunnen
worden om het samen leren op alle lagen binnen de
organisatie vorm te geven.
U kunt als bestuurder, schoolleider of leraar zelf
of onder begeleiding van een procesbegeleider
(bijvoorbeeld met een School aan Zet-expert of een
HR-medewerker uit de eigen organisatie) met de
Werkwijzer samen leren aan de slag. Deze tool biedt
mogelijkheden voor acties voor verdere ontwikkeling en
de middelen die u daarbij kunt inzetten.
24
Basisschool ’t Breerke in Maasbracht zet sinds maart 2015 de Werkwijzer samen leren in om
verdere stappen te zetten in hun ontwikkeling naar een lerende organisatie. De afgelopen
maanden was vooral schoolleider Lieke van der Leeuw ermee aan de slag, maar vanaf dit nieuwe
schooljaar gaan ook de leerkrachten ermee werken.
De Werkwijzer samen leren in de praktijk
Was jullie school al bezig met kennis delen?
”Onze school valt samen met zes andere basisscholen
onder het bestuur van Skoem. Dit bestuur heeft sinds 2014
sterk ingezet op het samen leren om zo ons onderwijs
te verbeteren. Men ging er – terecht – van uit dat er veel
expertise is op alle scholen en dat het goed zou zijn als
die breed gedeeld zou worden. Dat doen we sindsdien
met alle professionals in de vorm van ‘netwerkleren’.
Onderwijs is heel dynamisch. Er veranderen voortdurend
zaken, waardoor je steeds in ontwikkeling moet blijven als
leerkracht en team. Die opvatting wordt breed gedeeld
bij ons. Net als bij elke innovatie moesten sommige
leerkrachten even wennen, terwijl anderen koplopers
waren, maar uiteindelijk is iedereen aan boord. Mensen
waarderen de gezamenlijke uitwisseling. Ook leerkrachten
vinden het prettig om van anderen te leren. Buiten de
netwerkbijeenkomsten zoeken ze elkaar op, ze switchen van
groep om een ander thema te bespreken en tonen vooral
enthousiasme over het samen bezig zijn hun onderwijs
te verbeteren. Vergeet ook niet Het is ook zo dat iedereen
geregeld met vragen zit die je niet altijd zelf kunt oplossen.
Hoe fijn is het dan niet als je collega’s hebt, ook van
zusterscholen, met wie je je vragen kunt delen en er samen
een oplossing voor weet te vinden?”
Wat was dan jullie voornaamste reden om de Werkwijzer
samen leren te gaan gebruiken?
“Al doende kwamen we erachter dat we meer nodig
hadden dan dit netwerk. Op een gegeven moment kun je
niet meer op elke vraag een antwoord geven. We waren
al op de hoogte van de Werkwijzer samen leren en zagen
en zien hierin een middel waarmee we die vragen wel
kunnen beantwoorden met elkaar. De meerwaarde ervan
is dat je meteen met alle lagen van je organisatie aan
de slag bent. Vragen van leerkrachten komen directer
bij bestuurders op tafel en omgekeerd. Bovendien is het
heel goed dat de meest relevante aspecten waarmee
je op de werkvloer van doen hebt - Koers, Werken met
data, Lerende professionals en Leidinggeven aan leren
– in deze tool aan bod komen. Daarmee heb je de hele
lerende organisatie in beeld, zowel per organisatielaag
als organisatiebreed.”
Hoe verliep jullie kennismaking met de Werkwijzer
samen leren?
“Begin maart hebben we met het bestuur en de
schoolleiding door School aan Zet een introductie gehad.
Vervolgens hebben alle medewerkers een vragenlijst
ingevuld, waaruit per school naar voren kwam welke
aspecten al goed ontwikkeld zijn, welke in ontwikkeling
zijn en welke nog ontwikkeld moeten worden. Zo krijg je
snel een beeld van waar je mee aan de slag moet om je
ambitie waar te maken.”
De Werkwijzer samen leren is opgedeeld in Beginfase,
Tussenfase en Gevorderde fase. Waar zaten jullie?
2525
“Aan de hand van die vragenlijst ontdekten wij dat
we al behoorlijk ver zijn op het gebied van ‘Koers’.
Onze school heeft een visie, stelt heldere doelen en
heeft de verantwoordelijkheid laag in de organisatie
gelegd. Vanwege het netwerkleren zijn de scholen
van de stichting ook al ver met het aspect ‘Lerende
professionals’. Mijn eigen school heeft nog wel een
ontwikkeling voor de boeg in het aspect ‘Werken met
data’. We nemen voldoende toetsen af en analyseren die
ook, maar er kan meer verdieping plaatsvinden. Toetsen
we wel wat we nodig hebben en vinden? Gebruiken we
alle data wel zo effectief mogelijk? Dat is een duidelijk
verbeterpunt. Het is mijn taak als schoolleider om samen
met de zorgcoördinator leiding te geven aan dit leren. Zo
komen alle aspecten aan bod.”
Hoe omschrijf je de meerwaarde van de Werkwijzer
samen leren voor jullie school/stichting?
“Voor ons was het geen introductie van het thema
lerende organisatie. We deden immers al aan
netwerkleren binnen de stichting. Maar door de
Werkwijzer samen leren werd wel meteen duidelijk waar
de zeven scholen op de verschillende aspecten binnen
het thema lerende organisatie staan. Daar zijn we in
gesprek over gegaan. Inmiddels heeft er ook een audit
plaatsgevonden met School aan Zet. Daaruit is een
selectie voortgekomen van speerpunten waar we in
schooljaar 2015-2016 mee beginnen. Dat is door onze
zorgcoördinatoren met het team besproken.”
Dit schooljaar gaan jullie in alle lagen echt aan de
slag met de Werkwijzer samen leren. Wat zijn je
verwachtingen?
“We denken dat de Werkwijzer samen leren een goed
middel is om de verschillen en overeenkomsten tussen
alle betrokkenen goed bloot te leggen. Dan heb je een
duidelijk vertrekpunt om met elkaar in gesprek te gaan
en mogelijk tot consensus te komen over hoe je zaken
wilt aanpakken. Op die manier is de Werkwijzer samen
leren ook echt een middel, niet een doel op zich. School
aan Zet versterkt ons in het bedenken welke stappen
we concreet kunnen zetten om het samen leren in alle
lagen van onze organisatie vorm te geven. Maar eerst
moet je de dialoog tussen die organisatielagen op gang
brengen. Daar is de Werkwijzer samen leren geschikt
voor, verwachten we.”
De Werkwijzer samen leren is vrij beschikbaar via
http://www.schoolaanzet.nl/primair-onderwijs/
aanpak-samen-leren-inhoud-geven/werkwijzer-
samen-leren/
Meer handige tools voor professionalisering
Op de website van School aan Zet vindt u nog meer
nuttige informatie en handige instrumenten voor
uw professionalisering, zoals de e-learningmodules
en de database met thematische inhoud
(praktijkvoorbeelden, aanpakken, instrumenten en
onderzoekspublicaties). Ga voor meer informatie
naar www.schoolaanzet.nl.
Over School aan Zet
Leerlingen leren beter in lerende scholen. Daarom
versterkt School aan Zet scholen in het speciaal-
primair- en voortgezet onderwijs in hun ontwikkeling
naar meer professionele lerende organisaties die in
staat zijn zichzelf continu te verbeteren. Dit doen wij
door met scholen te reflecteren, hen te inspireren en
met elkaar te verbinden. Meer weten over hoe wij dat
doen? Ga naar www.schoolaanzet.nl.
26
Column: Volle kracht vooruit!
Ik ben Teun Brand, een dertigjarige schoolleider
(Helen Parkhurst) uit Tilburg. De komende
maanden neem ik jullie middels een blog (via
www.schoolaanzet.nl) mee in het leerproces dat ik
gedurende de sessies Lead & Learn PO zal ondergaan.
Toen de oproep van School aan Zet over de Lead & Learn
PO sessies online kwam, kreeg ik van verschillende mensen
om me heen te horen dat dat echt iets voor mij zou zijn.
Volgens de oproep was men op zoek naar schoolleiders met
ambitie. Ambitie heb ik wel. Dus schreef ik me in.
Koers
Het thema van de bijeenkomst was ‘Koers’. Voor mij
is koers allesbepalend in het leiden van een school.
Tijdens de bijeenkomst werkten we onder andere met
het ontwikkelmodel van School aan Zet. Een model
waarmee je in mijn ogen je eigen school goed in kaart
kunt brengen. Omdat ik nog niet zo lang op mijn huidige
school werkzaam ben, was het leerzaam mijn organisatie
op deze manier in kaart te brengen. Vragen die ik zelf
(nog) niet kon beantwoorden, wil ik nog gaan bespreken
met mijn (management)team. Waar liggen onze
krachten? Wat kan beter?
Waarden centraal
De ‘Hierarchy of choices’, van Daniel Kim, is voor mij een
theorie en model dat exact het belang van koers weergeeft.
Ik denk dat in veel organisaties hard gewerkt wordt, maar
dat te weinig aandacht en energie gaat naar de centrale
waarden en identiteit. Hierdoor worden mensen niet in hun
kracht gezet en zijn veranderingen vaak niet duurzaam.
Op mijn vorige school ben ik als onderwijskundig
teamleider veel bezig geweest met de centrale waarden en
de identiteit van mijn school. Samen met het team hebben
we vier kernwaarden opgesteld. Deze waarden hebben we
geladen: we hebben beschreven hoe men deze waarden
terugziet in ons onderwijs(missie). Daarna beschreven we
hoe we wilden dat
de waarden over vijf
jaar zichtbaar zouden zijn in onze school
(visie). Dit model vormde de basis voor alle keuzes die we
maakten (strategie en tactiek). Als laatste stap werden
hier activiteiten bij gekozen. Zo werd het beleid voor
leerkrachten, leerlingen en ouders herkenbaar. Teamleden
werden in hun kracht gezet en leerlingen leerden beter.
Op mijn huidige school staan de daltonwaarden – vrijheid
& verantwoordelijkheid, samenwerking, zelfstandigheid,
effectiviteit & doelmatigheid en reflectie - centraal.
Vanuit deze waarden schrijf ik het schoolplan en de
jaarplannen. Activiteiten die de school ‘binnen vliegen’,
leg ik eerst langs deze waarden. Past dit bij de school die
wij willen zijn? Hoe geven we dit vorm? Als schoolleider
vind ik het mijn taak om bij de keuzes die we maken, deze
waarden centraal te stellen. Als samenwerking één van
onze waarden is, hoort daar coöperatief vergaderen bij.
Als wij verantwoordelijkheid belangrijk vinden, moeten
werkgroepen en leerteams hun verantwoordelijkheid
krijgen en nemen. Als effectiviteit en doelmatigheid onze
waarden zijn, is het van belang dat we onze opbrengsten
analyseren en verbeterpunten zoeken. Ditzelfde geldt voor
groepsbezoeken. Hoe zie ik reflectie terug in de dagelijkse
praktijk in de klas? Hoe geeft een leerkracht zijn leerlingen
vrijheid en verantwoordelijkheid? Wordt er in de groep
samengewerkt? Na de eerste sessie van Lead & Learn PO
kan ik weer vooruit op mijn school. Samen met mijn team,
leerlingen en ouders de juiste koers vinden en bewaren en
volle kracht vooruit!
Op basis van de blog “Volle kracht vooruit!” van Teun Brand
Ook deelnemen?Door de succesvolle eerste tranche van Lead & Learn
PO start School aan Zet komend schooljaar een tweede
tranche. Bent u geïnteresseerd? Ga dan voor de regio’s,
data en de specifieke programma’s per regio naar de
website van School aan Zet of vind de informatie direct via
http://bit.ly/1AZXCN6.
27
Passend Onderwijs Dysle e &LeesproblemenSamenwerken, tijd besparen en meer doen met minder geld!Dat kan uw school bereiken met het
Lexima Partnerprogramma Passend Onderwijs
www.lexima.nl | 033-4348000 | [email protected]
E� ectief voorkomen van (ernstige) leesproblemen met het interventieprogramma Bouw!
Bovenschools Arrangement Dyslexie. Dankzij deze project- gerichte aanpak voor dyslexiebeleid werken al ruim 13.000
leerlingen op 1.200 scholen succesvol met Kurzweil of Sprint dyslexiesoftware.
Kennisontwikkeling via Lexima Academie: • Nationale SEN Conferentie, woensdag 16 september 2015 • Nationale Dyslexie Conferentie, woensdag 9 maart 2016• Routeplanner Passend Onderwijs, het (online)
training- en coaching programma gericht op kennisverdieping SEN (zoals dyslexie) en samenwerking tussen ouders en school (educatief partnership)
• Cursussen en consultancy.
Doet u ook mee?Kijk op: www.lexima.nl/passendonderwijs en schrijf u in voor de informatiebijeenkomst in uw regio. Of stuur een e-mail naar [email protected]
Het programma is op maat samen te stellen voor uw samenwerkingsverband. Scholen die het programma succesvol doorlopen ontvangen het Predicaat Dyslexievriendelijke school.
28
Kwaliteitsondersteuning
Kwaliteitsondersteuners: de ‘kritische vriend’ van de directeurIn Nederland hebben scholen, samenwerkingsverbanden en andere organisaties verschillende manieren
gevonden voor het inrichten van de kwaliteitsondersteuning. Stichting SKOzoK (Noord-Brabant) is een
cluster van 30 scholen in verschillende grootten en maten. Deze scholen werken en professionaliseren via
een groep van 17 kwaliteitsondersteuners en zijn daarmee uniek in Nederland.
Het systeem waarin de kwaliteitsondersteuners werken
is een innovatief project van de bestuurders van de
stichting SKOzoK, dat vier jaar geleden is opgezet. De
stichting bevindt zich in een regio me grote, middelgrote
en een aantal kleine kernen. Vanuit financiële en
professionele overwegingen voelde men meer en meer de
noodzaak om veel en effectief te gaan samenwerken.
Er is gekozen om een nieuwe koers te gaan uitzetten en
iets te gaan veranderen op het
niveau van de directie en dat van
de intern begeleider. Elke (kleine)
school had een eigen ib’er en
een eigen directeur. In de nieuwe
plannen kreeg elke directeur
twee en soms drie scholen onder
zich. De ib’ers zijn vervangen
voor kwaliteitsondersteuners die
bovenschools zijn benoemd.
In 2010 is een voorbereidingsgroep gestart waarin intern
begeleiders, directeuren, stafmedewerkers en bestuurders
vertegenwoordigd waren. Deze groep is het voorwerk
gaan doen in opzetten van een nieuwe structuur voor
kwaliteitsondersteuning. Zo is er onderzoek gedaan
naar de invulling van de ib-taak en werd duidelijk dat
deze taak zeer divers werd ingevuld. Er waren ib’ers
die veel met individuele kinderen werkten tot de ib’er
die onderwijsinhoudelijk meedacht met de directeur
en alles wat daar tussen in zat. Uiteindelijk is men
gekomen tot de functie van kwaliteitsondersteuner.
Elke kwaliteitsondersteuner is gekoppeld aan een
clusterdirecteur.
“Aan het begin was er wat weerstand tegen dit nieuwe
systeem. Ib’ers moesten immers
solliciteren naar de functie van
kwaliteitsondersteuner en er
was niet voor iedereen plaats.
Deze opstart was turbulent. Via
het team met bovenschoolse
kwaliteitsondersteuners
willen we het niveau van
ondersteuningstructuur
binnen de hele stichting
omhoog krijgen,” vertelt coördinator van de
kwaliteitsondersteuners Tonnie van Geel.
Kwaliteitsondersteuners
Het is een voordeel dat de kwaliteitsondersteuners
op meerdere scholen in de buurt komen. “De
kwaliteitsondersteuners hebben een goede
“onderwijskundig leiderschap is hoog op de agenda gekomen en op een succesvolle wijze
verbeterd.”
29
Onderwijsondersteuning
helikopterview,” zegt Lieke Kessels, coördinator passend
onderwijs. “Ze hebben een zekere afstand en kunnen
objectief naar problemen kijken, maar hebben aan de
andere kant het vermogen om goed in te zoomen als er
iets aan de hand is.”
Elke kwaliteitsondersteuner werkt op ongeveer twee
scholen. “Oorspronkelijk was het idee dat het breder zou
zijn. Het idee was dat specialisten, bijvoorbeeld op het
gebied van dyslexie, breder konden worden ingezet. Voor
de opstart bleek dat dit organisatorisch niet te doen
is,” volgens Van Geel. “Je komt dan te fragmentarisch
op scholen, dan werkt het niet meer in de praktijk. We
hebben ervoor gekozen om vaste kwaliteitsondersteuners
op vaste scholen te plaatsen.”
De zeventien kwaliteitsondersteuners kunnen bij elkaar te
rade gaan over tal van onderwerpen. Er zijn verschillende
teamleden die meer weten van een bepaald specialisme,
zoals dyslexie, Parnassys of de transitie jeugdzorg. Als
er iets op dat gebied geregeld moet worden, wordt deze
kwaliteitsondersteuner ingeschakeld om in een kleinere
werkgroep beleid te maken op het specialisme in kwestie.
Op die manier professionaliseren ze elkaar en vullen ze
elkaar aan waar dat nodig is.
De kracht van dit systeem is volgens Van Geel en Kessels
dat elke school zijn eigenheid houdt. “We worden
geen eenheidsworst en dat vinden we belangrijk,”
vindt Van Geel. “Elke school heeft zijn eigenheid en
daar houden kwaliteitsondersteuners rekening mee.
Dat wat centraal geregeld kan worden doen we via de
kwaliteitsondersteuners op stichtingsniveau.”
De kwaliteitsondersteuners komen eens in de drie
weken samen voor overleg, naast het tussentijdse
contact dat ze onderling hebben als dat nodig is. Deze
bijeenkomsten zijn erop gericht dat er veel kennis
29
en ervaringen uitgewisseld wordt. Een
ander doel van de bijeenkomsten is
professionalisering. Via deze overleggen
is er uit 17 kwaliteitsondersteuners een
hecht een kwaliteitsteam ontstaan. Er zijn
korte lijntjes. “Via een goede onderlinge
communicatie komt aanwezige kennis
stichtingsbreed terecht op alle scholen,”
weet Kessels.
Sparringspartner van de directeur
Om het succesvol te laten zijn is er een goede match
nodig met de clusterdirecteuren. “De hele organisatie
heeft er even aan moeten wennen dat er een groep
mensen met een nieuwe functie in de organisatie
kwam,” legt Van Geel uit. “Het werkt wanneer er een
goede tandem is tussen de clusterdirecteur en de
kwaliteitsondersteuner.“
“Directeuren kunnen op hun beurt ook in overleg treden
met de kwaliteitsondersteuner om in kaart te brengen
wat leerkrachten en andere teamleden nodig hebben.
Nu het team van kwaliteitsondersteuners steeds verder
professionaliseert, vormen zij een steeds krachtigere
partner van de directeuren. Een goede samenwerking
is voorwaardelijk. Pas dan is het systeem echt effectief.
Mede hierdoor is ook onderwijskundig (bege)leiderschap
hoog op de agenda gekomen en op een succesvolle wijze
verbeterd,” merkt Van Geel. De kwaliteitsondersteuner
mag iets vinden van de keuzes die er worden gemaakt
en heeft daar ook in groeiende mate zicht op. Aan de
ene kant vormt de kwaliteitsondersteuner dus een goede
sparringspartner voor de directeur, aan de andere kant is
het ook een ‘kritische vriend’.
Met de invoering van passend onderwijs is en nóg een
nieuwe taak ontstaan, die van licht ondersteuner. “We
zien de kwaliteitsondersteuner als een generalist die
breed meekijkt en denkt. De lichte ondersteuner er is
een specialist die op één of meerdere gebieden expertise
heeft. Je kan dan denken aan: begaafdheid, NT2, rekenen,
groepsdynamica en executieve functies,” zegt Kessels.
De licht ondersteuners zijn leraren die extra expertise
hebben opgebouwd door opleiding en ervaring. “In hun
eigen groep kunnen zij die expertise goed inzetten, maar
deze leerkrachten zijn op zoek
naar meer uitdaging. Vaak
wordt die uitdaging buiten
de groep gezocht, maar ze
blijven ook voor het primaire
proces behouden. Nu is een
win-win situatie ontstaan. De
licht ondersteuners kunnen ‘hun
ei kwijt’ in hun eigen groep én
hebben de uitdaging om hun
expertise breder te delen binnen de organisatie. Zo is een
team van lichte ondersteuners gevormd wat op basis van
hulpvragen van leerkrachten ingezet wordt.”
Kwaliteitsondersteuners en licht ondersteuners werken
nauw samen in een traject. De kwaliteitsondersteuner
initieert het traject, de licht ondersteuner voert uit.
Daarna heeft de kwaliteitsondersteuner aandacht voor
borging. Om dit proces soepel te laten verlopen zijn er
gezamenlijke professionaliseringsmomenten.
“Het eerste jaar met lichte ondersteuning is inmiddels
afgesloten. Het was best spannend hoe de licht
ondersteuners ontvangen zouden worden binnen de
organisatie. Dat zij ‘met beide voeten in de klei staan’ is
als positief ervaren. Ze kunnen heel praktijkgericht aan de
slag en proberen echt op de werkvloer te begeleiden. We
zijn er trots op dat er dit schooljaar al ruim 80 trajecten
succesvol uitgevoerd zijn!” besluit Kessels.
30
Auteur: Guus Beenhakker
Eindredacteur Passend Onderwijs Magazine.
Kwaliteitsondersteuning
Tonnie van Geel (links), Lieke Kessels (rechts).
31
Checklist
Iedere school heeft verplicht een schoolgids die wordt verstrekt aan ouders. Deze school herziet en actualiseert
de gids jaarlijks en deelt die ook ieder jaar opnieuw uit aan de ouders. De inspectie controleert scholen erop
of de juiste gegevens vermeld zijn in de schoolgids. Scholen mogen allerlei informatie opnemen over de
school die zij belangrijk vinden. Sommige gegevens zijn echter verplicht. Hier een overzicht van de minimale
inhoud van de schoolgids:
Wat staat er tenminste in de schoolgids?
De doelen van het onderwijs op school.
De met het onderwijsleerproces bereikte resultaten.
De wijze waarop de ondersteuning aan de leerlingen op school wordt vormgegeven.
De wijze waarop de ondersteuning voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en
leerlingen met een (voormalig) rugzakje wordt vormgegeven.
De wijze waarop de verplichte onderwijstijd wordt benut.
Informatie over de ouderbijdrage en de inning daarvan, samen met een voorbeeld van een
ouderbijdrage-overeenkomst. Op dit punt dient expliciet informatie verstrekt te worden over de
vrijwilligheid van de ouderbijdrage en over de hoogte ervan.
De rechten en plichten van de ouders, leerlingen en het bevoegd gezag op school.
Informatie over de klachtenregeling binnen de (school)organisatie. De interne procedure moet
weergegeven zijn. Ook moet een adres van de externe klachtencommissie vermeld worden en er
moet duidelijk zijn waar het reglement van de externe klachtencommissie te vinden is.
De gronden voor vrijstelling van onderwijs door leerlingen.
De manier waarop de school omgaat met bijdragen die niet afkomstig zijn uit de
ouderbijdragen of uit bijdragen die de school toekomt door de wet.
Het beleid met betrekking tot de veiligheid op (en rond) de school.
Hoe de tussen-, voor- en naschoolse opvang wordt geregeld en wordt vormgegeven.
31
32
Onopgemerkt talent
Hoogbegaafd zijn, een belemmering? Het risico van onopgemerkt talent.
Dit artikel gaat over Tessel. Haar leerkrachten twijfelen aan haar intelligentie en motivatie.
Maar haar ouders kennen haar juist als een leergierig meisje. Uit het verhaal over Tessel blijkt
hoe belangrijk het is dat het team een onderzoekende houding heeft en de dialoog met ouders
aangaat. Het team is zich meer bewust geworden hoe belangrijk ‘waarnemen en begrijpen’ is
binnen hun handelingsgerichte werkwijze.
Tegen het einde van het schooljaar onderneemt
Suze met een groepje kinderen, waarbij ook Tessel,
leesactiviteiten.
Ze start met het benoemen van de letters die de
kinderen uit hun eigen naam al kennen.
Tessel begint enthousiast, ontdekt al snel dat het
schrijven van de letters er ook bij hoort en dat dit haar
veel moeite kost. Al snel verliest zij haar motivatie om
verder te leren lezen en wil geen enkele activiteit meer
doen die daar een relatie mee heeft.
Suzes conclusie vanuit deze waarnemingen: “Tessel is
nog niet toe aan het leesproces”. Zij maakt zich geen
zorgen, dat komt wel goed in groep 3.
Met deze conclusie stopt haar denken. Te snel, zo zal
blijken.
Belemmerend Stimulerend
Botst regelmatig met Iris, is dan heel verdrietig en wil niks meer.
Knutselt en bouwt graag – heeft creatieve ideeën.Speelt graag buiten, weet veel over de natuur.Motorisch goed ontwikkeld, fijne motoriek.Kent veel letters, wil graag leren lezen.Groot rechtvaardigheidsgevoel.
In groep 1 en 2 van juf Suze zit in april 2013 Tessel, een oudste kleuter die zich
ontwikkelt naar verwachting. Zij heeft belangstelling voor leren lezen.
In het groepsoverzicht van Suze staat over Tessel:
Hoogbegaafdheid
Het is januari 2015
In de koffiekamer hoort Suze van haar collega in
groep 4 dat er bij Tessel een intelligentieonderzoek is
afgenomen. Haar collega merkte dat het lezen nog
moeizaam ging en dat Tessel op de medio toetsen van
lezen en rekenen laag scoorde. Daarnaast is Tessel
niet meer gemotiveerd om naar school te gaan. In
gesprek met de ouders van Tessel bleek dat zij zich niet
herkennen in het geschetste beeld van Tessel. In de
thuissituatie is Tessel juist leergierig en geïnteresseerd
in het “berekenen” van de hoeveelheid zand die nodig
is in de zandbak en het inschatten van hoogtes van
bomen in het parkje.
De verschillende waarnemingen van ouders en school
leidden tot een nader onderzoek om een beter beeld
van Tessel te krijgen én te begrijpen wat nodig is om
een passender aanbod voor Tessel te realiseren.
Uit het onderzoek blijkt dat Tessel een harmonisch IQ
heeft van 135: een verrassende uitslag!
Tessel is voor het team van Suze aanleiding om zich
te verdiepen in het signaleren van hoogbegaafde
leerlingen. Het team is zich ervan bewust dat zij vanuit
onwetendheid over hoogbegaafdheid te snel verkeerde
conclusies trekt naar aanleiding van observaties.
Uitkomst: Opnieuw stilstaan bij waarnemen en
begrijpen dus!
Het levert de school de volgende aanpassingen
op om hun handelen beter af te stemmen op de
onderwijsbehoeften:
1. Om vanaf de start een completer beeld te krijgen
van leerlingen laten we ouders een vragenlijst
invullen (onderdeel van het signaleringsinstrument
hoogbegaafdheid).
2. Voorafgaand aan de eerste schooldag heeft de
leerkracht een intakegesprek met ouders aan de
hand van deze vragenlijst. Tijdens dit gesprek wordt
het groepsoverzicht samen met ouders ingevuld.
3. Hierbij wordt stilgestaan bij de onderwerpen:
interesses, taalontwikkeling, creativiteit, initiatiefrijk,
eigen opvattingen en sociale vaardigheden.
4. Deze onderwerpen geven een goed beeld van een
leerling en maken je alert of er sprake kan zijn van
een ontwikkelingsvoorsprong of hoogbegaafdheid.
5. Jaarlijks invullen van een signaleringsinstrument
in combinatie met de eigen waarnemingen van
leerkrachten.
6. Samen fungeert dit als een breed vangnet en
voorkomt dat de begaafdheid van kinderen
onopgemerkt blijft of verkeerd begrepen wordt.
7. Wanneer er mogelijk sprake is van hoogbegaafdheid
zijn we alert op andere onderwijsbehoeften. Denk
hierbij aan dat de leerling:
a. wil weten aan welke eisen het werk
moet voldoen en dat dit gecontroleerd
wordt;
b. structureel uitdagend werk krijgt in
plaats van ‘extra werk’ als sluitstuk na
het reguliere werk;
c. zicht nodig heeft op de doelen en het
gehele kader.
Wanneer er afgestemd wordt op deze
onderwijsbehoeften voorkomen we mogelijk
onderpresteren en motivatieverlies voor school zoals bij
Tessel.
33
34
Suze heeft met een groepje leerlingen een gesprek over
leren. Ze maakt ze bewust welke inzet nodig is om te
leren lezen.
Zij staat stil bij de volgende onderwerpen:
• Wat is leren? Wat heb je allemaal al geleerd? Moest
je oefenen voordat je het geleerd had?
• Wat is lezen en waarom is dat belangrijk? Wat
betekent het als je kunt lezen?
• Wat is de samenhang tussen lezen en schrijven? Hoe
is schrift opgebouwd?
• Wat willen ze kunnen lezen? Hoe lang denken ze dat
het duurt voordat ze dat kunnen?
• Uit welke onderdelen bestaat het leesproces? Denk
aan: alfabet, opbouw van woorden (mkm, kkm,
mmkmm) verschillende uitspraak van letters.
Terugkijkend is het team van Suze blij dat ze zich in
de onderwijsbehoeften van deze leerlingen hebben
verdiept. Het lukt hen nu om eerder hoogbegaafde
leerlingen te (h)erkennen, hierop hun werkwijze af te
stemmen én passender onderwijs te bieden.
De school heeft geleerd om gedrag anders te
interpreteren. Ze nemen nu minder gebruikelijke
maatregelen. Instromende jongste kleuters met een
ontwikkelingsvoorsprong sluiten direct aan bij groep 2.
Voor het kind biedt dit duidelijkheid aan welke eisen
het werk moet voldoen. De leerkracht kan meteen goed
observeren hoe de leerling op dit aanbod reageert en of
er inderdaad sprake is van een ontwikkelingsvoorsprong.
Ook de intensievere samenwerking met ouders vanaf de
start van de schoolloopbaan van de leerling blijkt zeer
vruchtbaar te zijn:
Door samen met de ouders in het groepsoverzicht te
beschrijven wat hun kind nodig heeft om zich goed te
kunnen ontwikkelen voelen ouders zich serieus genomen
én krijgen ouders een blik op de handelingsgerichte
werkwijze van de school.
Auteurs (v.l.n.r.):
Jet Barendrecht, Corrine Bleecke, Marianne Soeters
Onopgemerkt talent
April 2015: De huidige groep 1/2 van Suze
Zij heeft wederom een groepje belangstellende lezers. In dit groepje zit Rik die
vermoedelijk hoogbegaafd is.
In het groepsoverzicht staat over Rik:
Belemmerend Stimulerend
Doet niet graag mee met knutselactiviteiten, is ontevreden over wat hij maakt.Is gefrustreerd als taak niet in een keer lukt.Moeite met doorzetten bij een moeilijke taak.Maakt zich zorgen over de wereldvrede.
Grote woordenschat, kan goed uitleggen wat hij wil.Weet veel, kijkt naar jeugdjournaal, vertelt hier veel over. Is heel creatief met bouw- en constructiemateriaal.Organiseerde een “lege flessen actie” om geld in te zamelen voor Nepal.
Cursusprogramma VOORJAAR 2016
Cursus: Teamcoaching: op weg naar actieve leerteamsInhoud: Verdiepen en verbreden van coachingvaardigheden om een professionele leergemeenschap (PLG)
te ondersteunen.
Docent: Drs. Erna Broekman Cursusdata: 21 maart, 11 april, 23 mei en 13 juni 2016
Cursus: Omgaan met gedragsproblemenInhoud: In deze cursus wordt kennis en inzicht aangereikt op het gebied van gedragsproblemen- en stoornissen.
Zowel theorie als praktijk komen ruimschoots aan bod. Er worden handvatten aangeboden voor de klas en de
school. Humor ontbreekt niet!
Docent: Willem de Jong Cursusdata: 25 januari, 21 maart, 11 april 2016
Cursus: Co-teaching bij taal en rekenenInhoud: Deze cursus biedt een effectieve taal-/lees- en rekenles; varianten van co-teaching,
co-teaching ter versterking van de taal-/leesles op de eigen school en co-teaching ter versterking
van de reken-/wiskundeles op de eigen school.
Docenten: Drs. Vivian van Alem, Drs. Pauline van Vliet Cursusdata: 11 januari, 21 maart, 11 april 2016
Cursus: Voer een opbrengstgerichte leerlingbesprekingInhoud: De cursisten voeren leerlingbespekingen die resulteren in concrete maatregelen passend bij de
leerkracht en waarbij de administratie beperkt is tot het vastleggen van afspraken.
Docent: Dr. Wim Meijer Cursusdata: 21 maart, 11 april, 23 mei en 13 juni 2016
www.instondo-academy.nl/teamcoaching
www.instondo-academy.nl/gedragsvraagstukken
www.instondo-acamdemy.nl/taalrekenen
www.instondo-academy.nl/leerlingbespreking
CursusdetailsStudiebelasting: Totaal aantal SBU: 18. Uren voorbereiding: 2, aantalcontacturen: 12, aantal uren praktijkopdrachten: 4.
Certificering en accreditatie: Bij iedere met goed gevolg gevolgde opleiding ontvangt u als cursist een certificaat van Instondo Academy. Deze cursussen worden gevalideerd voor registerleraar.nl.
CRKBO: Instondo Academy voldoet aan de kwaliteitscode voor onderwijs-instellingen voor kort beroepsonderwijs en is in 2015 geauditeerd op basis van de CRKBO kwaliteitsnormen opgesteld door het CPION, het Centrum voor Post Initieel Onderwijs Nederland.
Locatie: Congrescentrum Domstad
Koningsbergerstraat 9,
3531 AJ Utrecht
(op loopafstand centraal station)
Cursuscoordinator:
drs. Vivian van Alem
Tijdelijk prijsvoordeel
Schrijf u in voor 1 november 2015 en betaal slechts €595
in plaats van €795 per cursus. Prijs inclusief BTW, koffie, thee en cursusmateriaal.
meer informatie en/of inschrijven? www.instondo-academy.nl
36 36
Media
Materialen:• Vincent Reusel & Natasja Loomans: Inzicht in teams. Tips en tools. Uitgeverij Thema, Zaltbommel, 2012,14.95
euro (hardcover) 7,50 euro (eBook), ISBN978 90 5871 688 0. Indien je de samenwerking in je team wilt verbeteren
tref je hier op een compacte wijze tips en tools aan (teambijdragen; fasen in teams; teamrollen; team en
teamomgeving; praktijksituaties)
• Annemieke Nijman: Luisteren. Dat is toch niet zo moeilijk. Uitgeverij Thema, Zaltbommel, 2012, 14,95 euro
(hardcover), 7.50 euro (eBook), ISBN 978n 90 5871 755 9. Luisteren is de basis van communicatie. Echt effectief
luisteren vraagt veel van je. Deze tips en tools kunnen daar erg behulpzaam bij zijn.
• Axelle de Roy: Kennismakingskaarten. Een originele, speelse en
toegankelijke manier met elkaar kennis te maken a.h.v. 30 kaarten.
Uitgeverij Thema, Zaltbommel, 19.95 euro. ISBN 978 90 5871 942 3
Rob Groen & José Houweling: De Belbin-benadering. Voor individuele coaching en loopbaanbegeleiding.
Uitgeverij Academic Service, Boom, Amsterdam, 2015, 184 p., 24,90 euro, ISBN 978 94 6220 132 3
Rob Groen heeft ongeveer 20 jaar geleden het Belbin-
teamrolmodel in Nederland geïntroduceerd. De
redacteuren zetten in deel I op een compacte wijze
het Belbin-teamrolmodel uiteen. In deel II laten enkele
(mede)auteurs zien hoe je met Belbin op individuele
wijze kunt werken. In Deel III wordt besproken hoe het
teamrolmodel gecombineerd kan worden met andere
coachingstechnieken: Belbin en Voice Dialogue; Combi
met Ofman; combi met systemisch werken; combi
Roos van Leary en Belbin. In deel IV treft de lezer
een review aan van de Belbinbenadering van Ger van
Doorn en Marijke Lingsma. Afgesloten wordt met een
viertal bijlagen: ontwikkel je teamrollen; bronnen van
misverstand; in gesprek met; over de auteurs.
Van Doorn en Lingsma hanteren in hun
review een vijftal kritische succesfactoren voor
coaching: doelgerichtheid, eigenaarschap,
competentiegerichtheid, hier en nu
en contextgerichtheid. Zij stellen
dat de beide auteurs terecht pleiten
voor contextgericht coachen,
dat wil zeggen zowel gericht op
de omgeving als op de coachee
zelf. In het hier en nu wordt de
coachee uitgenodigd tot diepere
reflectie. Dan komt bijvoorbeeld de vraag aan de
orde als: ‘Wat doe ik precies in deze situatie, dus in
afstemming met mijn directe omgeving?’ Ook is er
kritiek. Hoeveel Belbin-ervaring moet je hebben om
dit instrument doeltreffend te gebruiken? Hoe moet
je het hanteerbaar maken voor de coachee? Voelt
de coachee zich voldoende gerespecteerd in dit
Belbinjargon? Al met al ligt er een mooie uitdaging
voor ons waar het coaching betreft.
De Belbin-benadering. Voor individuele coaching en loopbaanbegeleiding.
37
Media
Websites:www.123test.nl
123test biedt een breed en gevarieerd aanbod van
Nederlandse testen. Het betreft testen op het gebied
van carrière, persoonlijkheid, IQ en studie. De tests
variëren van serieuze en professionele tests tot tests
voor onder meer plezier.
Tonnis Bolks: Professioneel communiceren met ouders,
Uitgeverij Boom Lemma, Den Haag, 193 p., 22,50 euro, ISBN 978 90 5931 663 8
Professioneel communiceren met ouders
De stelling van de auteur is dat ouders altijd gelijk hebben. Dan komen meteen
vragen naar voren als: ‘Hoe kijken leerkrachten (directieleden) naar ouders?’
‘Zien ze ouders als gelijkwaardige partners?’ De centrale vraag is echter: ‘Hoe
kunnen leerkrachten dat op een professionele manier doen?’ In de hoofdstukken
1 tot en met 9 komen ‘kennis’, ‘houding’ en ‘vaardigheden’ aan bod. Elke laatste
paragraaf van elk hoofdstuk bevat een opdracht, waarbij wordt ingegaan op de
verschillende reflectielagen (omgeving, gedrag, vaardigheden, overtuigingen,
identiteit). Een voorwaarde voor een goede samenwerking tussen school en
ouders is een constructieve manier van communiceren. Om goede communicatie
mogelijk te maken zal de leerkracht de ouders persoonlijk moeten (leren) kennen. Binnen de communicatie nemen
gesprekken de grootste plek in. De vraag is dan: ‘Welke attitude (afstemming) komt de communicatie ten goede?’
Vertrouwen ondersteunt en bepaalt immers de kwaliteit van iedere relatie. Ook gaat het over de praktische
aspecten van het voeren van gesprekken (voorbereiding, opbouw en evaluatie).
Dan wordt stilgestaan bij een tiental gespreksinterventies. Tenslotte gaat het over het voeren van ‘lastige’
gesprekken. In hoofdstuk ‘Afsluiting’ worden vragen voorgelegd als: Hoe zie je je eigen rol in concrete situaties
waarin je samenwerkt met ouders? Waar ga je écht voor? Waar doe je het allemaal voor? Het boek wordt
afgesloten met een literatuuropgave en register. Het betreft een boek, dat een systematische opzet kent en veel
nadruk legt op de eigen rol en identiteit van de leerkracht (en directie). Hoewel het een ouder boek is heeft het
wel de nodige zeggingskracht en past het zeker binnen passend onderwijs.
www.mijnmissie.nl
Het doel van deze site is te ondersteunen
in het vergroten van je persoonlijke
leiderschapskwaliteiten. Bij het vinden van
antwoord op de vraag WAT je WAAROM moet
doen. Je kunt je registreren. Daarna vind je
informatie, opdrachten en oefeningen over
missie en doel stellen.
38
Voortgangsrapportage
1 jaar passend onderwijs: de stand van zakenDe afgelopen weken werden veel onderzoeken gepubliceerd, waarin de balans wordt
opgemaakt na een schooljaar lang werken met passend onderwijs. Het lijkt erop dat de
basale afspraken over de ondersteuning aan leerlingen in bijna alle regio’s wel geregeld
is. Maar juist als het ingewikkeld wordt of als het erop aan komt, gaat het nog wel eens
mis. De organisatie van zorgplicht, maatwerk voor complexe ondersteuningsvragen en
het voorkomen van thuiszitters – dat levert allemaal nog hoofdbrekens op. Ondertussen
zijn de meeste leerkrachten in het primair onderwijs er niet van overtuigd dat er in hun
klassen nog ruimte is voor meer leerlingen die extra tijd en aandacht vergen. Passend
onderwijs staat. Maar het loopt nog niet.
Passend Onderwijs
Rond de zomervakantie verschenen enkele onderzoeken
over de invoering van passend onderwijs. In juni
verscheen een rapportage van het ministerie, de zevende
voortgangsrapportage. Die rapportages verschijnen al
een paar jaar; ze zijn bedoeld om de Tweede Kamer
te informeren. Daarnaast verschenen er rapporten en
enquêtes van onderwijsorganisaties, die elk met een eigen
invalshoek in kaart brachten hoe het gaat met passend
onderwijs.
Afspraken zijn op orde
Het grootste succes van passend
onderwijs tot nu toe lijkt te zijn
dat de basale afspraken over
ondersteuning overal op orde
zijn. Een jaar geleden werd in
de media nog wel gesuggereerd
dat er chaos zou uitbreken,
maar dat lijkt niet het geval
te zijn. Het ministerie schrijft:
“Samenwerkingsverbanden
hebben hun procedures op papier vrijwel allemaal op orde.
Procedures zijn ingericht om leerlingen ondersteuning
te geven en het is duidelijk hoe een plaatsing naar het
speciaal onderwijs verloopt.” Dat wordt bevestigd door
het onderzoek van DUO. De meeste directeuren en intern
begeleiders geven aan dat ze weten wat van hen verwacht
wordt bij de concrete vormgeving van passend onderwijs
in de klas. Ze weten ook welke stappen leraren moeten
nemen als een leerling extra ondersteuning nodig heeft. Ze
voelen zich goed geïnformeerd over passend onderwijs.
Er zijn twee kanttekeningen te maken bij het algemene
beeld dat alles goed geregeld en duidelijk is. In de
eerste plaats is niet iedereen goed op de hoogte. Uit het
onderzoek van DUO blijkt dat leerkrachten veel minder
vaak aangeven dat ze overzien hoe de ondersteuning voor
leerlingen geregeld is. De Kinderombudsman signaleert
dat ook veel ouders niet goed weten hoe het werkt en waar
ze recht op hebben. Er zijn organisaties die zijn opgericht
om ouders daarbij te helpen, maar zelfs dat weten ouders
vaak niet. In de tweede plaats klagen schoolleiders over
nieuwe bureaucratie. Alles mag dan goed geregeld zijn,
het heeft ook geleid tot een nieuwe hausse aan (digitale)
formulieren en procedures. Schoolleiders verzuchten dat in
de enquête van de AVS, en ook het
ministerie signaleert het.
Als het moeilijk wordt, gaat het
minder goed
Dat er afspraken over passend
onderwijs zijn gemaakt,
betekent nog niet dat het in alle
gevallen ook goed werkt. Als de
problematiek zwaar of complex
wordt, is het in de praktijk moeilijk
om goede ondersteuning te
realiseren.
Het ministerie en de kinderombudsman signaleren
allebei dat de ‘doorzettingsmacht’ in veel regio’s niet
goed geregeld is, of niet goed werkt. Als de situatie
rond een leerling complex is, en geen enkele organisatie
of instantie een goede oplossing voor handen denkt
te hebben, kan een patstelling ontstaan. In die
situatie zou je iemand willen hebben die de knoop kan
doorhakken en kan beslissen wie wat gaat doen. Dat is
de ‘doorzettingsmacht’. Soms is dat geregeld, maar het
werkt het in de praktijk niet goed. De Kinderombudsman
schrijft dat het andersom ook gebeurt: formeel is het
niet geregeld, maar in de praktijk spreken organisaties
elkaar juist wel aan. Complexe situaties kunnen leiden
tot thuiszitters: leerlingen voor wie op geen enkele plek
passend onderwijs voor handen is. De inzet van het nieuwe
39
Auteur: Ron Benjamins
Ron Benjamins is onderwijsadviseur en hoofdredacteur van Passend Onderwijs Magazine.
“Als de situatie rond een leerling complex is, en
geen enkele organisatie of instantie een goede oplossing voor handen
denkt te hebben, kan een patstelling ontstaan.”
40 40
beleid is dat dit niet meer voorkomt. Dat is nog geen
werkelijkheid. Het ministerie geeft aan dat het onderwijs
beter kan samenwerken met leerplicht en de jeugdhulp
die door de gemeente wordt geboden, om thuiszitters
te voorkomen. Voor de kinderombudsman is dat ook
belangrijk, omdat ieder kind recht heeft op onderwijs. De
kinderombudsman wijst erop dat passend onderwijs niet
in alle gevallen de oorzaak is van thuiszitters; het komt
ook voor dat ouders ervoor kiezen om hun kind niet naar
school te laten gaan.
Zorgplicht in de praktijk
Schoolbesturen hebben de plicht om voor iedere
leerling die wordt aangemeld passend onderwijs te
organiseren. Als een school dat niet zelf kan, moet de
school ouders helpen om een passende plek te vinden.
In de praktijk gaat dat nog niet altijd goed. De AVS
trekt in haar onderzoek de conclusie scholen in veel
gevallen een leerling niet zomaar inschrijven, maar eerst
een kennismakingsgesprek organiseren en in het team
bespreken of er een goed ondersteuningsaanbod voor de
leerling is. Scholen doen dat met de beste bedoelingen,
maar formeel voldoen ze daarmee niet aan de zorgplicht.
De AVS noemt dat zorgelijk. Het ministerie gelooft
overigens niet altijd in de goede bedoelingen van scholen,
als het hierom gaat. In de voortgangsrapportage staat
dat sommige samenwerkingsverbanden “te maken
hebben met enkele schoolbesturen die de zorgplicht
proberen te omzeilen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door
ouders het gevoel te geven dat andere scholen hun kind
beter onderwijs kunnen bieden. Als de inspectie daarvan
signalen krijgt, komt zij direct in actie.”
Wat helpt
Uit het onderzoek van DUO blijkt dat veel leerkrachten
nog niet overtuigd zijn van de kans van slagen van
passend onderwijs. De meeste onderschrijven wel het
ideaal, dat voor veel leerlingen ondersteuning op maat in
het regulier onderwijs mogelijk wordt. Maar om dat goed
te laten slagen, zijn twee dingen nodig: kleinere klassen en
meer handen in de klas. Veruit de meeste directeuren en
leerkrachten zijn het daarover eens.
Welke rapporten over passend onderwijs zijn verschenen?
In juni publiceerde het ministerie de ‘Zevende voortgangsrapportage passend
onderwijs’, waarin een beeld wordt gegeven van de stand van zaken. De rapportage is gebaseerd op
gesprekken met onderwijsorganisaties. Er wordt gebruik gemaakt van onderzoeken door onder andere Sardes
en de Rijksuniversiteit Groningen. DUO onderwijsonderzoek hield samen met het Algemeen Dagblad in
augustus een onderzoek naar de stand van zaken van passend onderwijs. Aan directeuren, intern
begeleiders en leraren uit het PO en VO werd gevraagd hoe zij passend onderwijs ervaren.
De Kinderombudsman publiceerde in september het rapport ‘Werkt passend onderwijs?’. In dit rapport
wordt onderzocht of passend onderwijs bijdraagt aan het recht op onderwijs dat ieder kind heeft.
De Algemene Vereniging Schoolleiders publiceerde in september een onderzoek onder schoolleiders,
over hoe zij passend onderwijs ervaren.
Voortgangsrapportage
41
TIB tools
Veel onderwerpen in TIB vragen om wat verdere uitwerking en verdieping. Dat doen we in de TIBtools.
Na ‘Arrangeer samen’ en ‘Voicing: geef leerlingen een stem’ verschijnt binnenkort
‘Zet ouders in hun kracht’ van Peter de Vries.
toolsTIB‘Zet ouders in hun kracht’
Zet ouders in hun kracht, want ouderbetrokkenheid
is belangrijk voor leerlingen. Maar hoe dan? Volgens
de motivatietheorie van Deci en Ryan komen
mensen in hun kracht wanneer we een beroep doen
op hun autonomie, competentie en relatie. Expert
Peter de Vries bespreekt in dit boek 8 aanraders
om ouders in hun kracht te zetten, door ze aan te
spreken op hun competenties en autonomie, en
door een échte samenwerkingsrelatie met hen aan
te gaan.
Peter de Vries (1965) was bijna tien jaar
leerkracht in het basis- en speciaal basisonderwijs.
Daarna werkte hij als locatiemanager op een
orthopedagogisch dagcentrum voor kinderen
met een verstandelijke en een lichamelijke
beperking. Tegelijkertijd had hij zijn eigen praktijk
als bemiddelaar tussen ouders en scholen in
het primair en voortgezet onderwijs. Sinds 2003
werkt De Vries als principal-adviseur en trainer bij
CPS Onderwijsontwikkeling en advies. Hij schreef
onder andere het Handboek ouders in de school
en Ouderbetrokkenheid 3.0 van informeren naar
samenwerken.
AanbiedingIn de serie TIBtools verschijnen vier praktische
uitgaven per jaar. Indien je je abonneert op de serie
krijg je ze, zonder verzendkosten, direct na verschijnen
toegestuurd en mis je er nooit één. Bovendien betaal
je dan slechts € 18,50 per uitgave. Je kunt je opgeven
met de antwoordkaart in dit nummer of via
www.tijdschriftib.nl/tibtools.
Nieuwe
42
Onderwijs in Cijfers geeft de belangrijkste cijfermatige informatie over het onderwijs in Nederland. Een aantal
cijfers met betrekking tot passend onderwijs worden gepubliceerd. Zo kunnen de volgende vragen kwantitatief
beantwoord worden.
‘In welke provincie gaan naar verhouding de meeste
leerlingen naar het speciaal onderwijs?’
Fig.1. Ondersteuningspercentage (lgf/sbao/so) op
1-10-2013 per PO Samenwerkingsverband (Bron: DUO)
In Limburg en het oosten van Nederland is het aandeel
leerlingen met extra ondersteuning opvallend hoog ten
opzichte van de rest van Nederland (figuur 1).
Hoeveel leerlingen ontvangen onderwijsondersteuning?
Fig.2. In het schooljaar 2013-2014 zaten 70.000 leerlingen
in het speciaal basisonderwijs of op een speciale school voor
basisonderwijs. Het aandeel leerlingen dat naar het speciaal
basisonderwijs gaat, is de laatste jaren afgenomen. Voor het
basisonderwijs op speciale scholen nam het aandeel tot het
schooljaar 2007-2008 nog toe, daarna bleef het vrij stabiel.
‘Waar komen de leerlingen in het sbao vandaan
en waar gaan ze naartoe?’
Fig.3. Te zien is dat de meeste kinderen uit het reguliere
basis onderwijs kwam. Wanneer ze daarmee klaar
waren stroomt 69 procent uit naar lwoo of pro.
Figuur 1
80%
51%
100%
80%
60%
40%
20%
0%
sbao so
Waar komen leerlingen in het sbao en so vandaan?(Bron: DUO)
100%
80%
60%
40%
20%
0%sbao so
Waar gaan leerlingen uit het sbao en so naar toe?(Bron: DUO)
Noot: De figuren zijn gebaseerd op stromen van 2012 op 2013. De gemiddelde instroom is 23% in het sbao en 24% in het so. De gemiddelse uitstroom is
26% uit het lwoo en 25% uit het so.
69% 66%
directe in/uitstroom
overig vo
lwoo/pro
so/vso
sbao
bao
Figu
ur 3
Aandeel leerlingen in het speciaal basisonderwijs en op speciale scholen voor basisonderwijs% ten opzichte van alle leerlingen in bao, sbo en speciale scholen voor basisonderwijs 3,5
3,25
3
2,75
2,5
2,25
2
1,75
CBS
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011* 2012* 201...
Speciaal basisonderwijs Speciale scholen basisonderwijs
Figuur 2
Bron: Passend onderwijs, Onderwijs In Cijfers - http://www.onderwijsincijfers.nl/themas/passend-onderwijs
Veelgestelde vragen
4343
‘Hoeveel leerlingen versnellen in het
basisonderwijs?’
Fig. 4. In totaal versnelt ruim 10 procent van de
kinderen in het basisonderwijs. Daarvan zijn 9 procent
jongens en 11 procent meisjes. Ruim 85 procent is een
herfstkind, doorgaans hebben zij versneld gekleuterd
en dus korter in de kleuterklas gezeten.
‘Hoeveel leerlingen blijven zitten in het
basisonderwijs?’
Fig. 5. Bijna 15 procent van de kleuters doet groep
1 of 2 twee keer. Bij de groep 2-leerlingen (10,5
procent) betekent dit kleuterbouwverlenging. Ook
in groep 3 en 4 blijven relatief veel kinderen zitten (
resp. 5 procent en 3,8 procent). Na groep 4 daalt het
percentage zittenblijvers per groep tot 0,4 procent in
groep 8. Cumulatief blijft zo’n 13,5 procent van alle
leerlingen zitten in de groepen 3 tot en met 8.
Onderwijs in cijfers zet de schoolloopbaan die leerlingen uit het passend onderwijs doorlopen uiteen.
Dit geeft antwoord op drie veelgestelde vragen.
Jongens blijven substantieel vaker zitten dan
meisjes. In groep 8 heeft ruim 19 procent van de
jongens een leeftijdsachterstand tegenover bijna
16 procent van de meisjes. Zittenblijven gebeurt
vaker bij kinderen van laag opgeleide ouders dan
bij kinderen van hoog opgeleide ouders (percentage
met leeftijdsachterstand: 38,2% en 15,3%) en
gebeurt vaker bij kinderen met een niet-Nederlandse
achtergrond dan bij kinderen met een Nederlandse
achtergrond (percentage met leeftijdsachterstand:
25,8% en 15,1%).
Fig. 6. Hoe het aantal leerlingen terechtkomt als ze
klaar zijn met het (voortgezet) speciaal onderwijs.
Figuur 6
Figuur 4
Groep 1 2 3 4 5 6 7 8 Gemiddeld
(groep1-8)
Doubleren(%per groep) 4,2 10,5 5 3,8 2 1,3 1 0,4 3,4
Figuur 5
Veelgestelde vragen
Bron: Schoolloopbanen en onderwijsduur - http://www.onderwijsincijfers.nl/themas/transities-in-het-onderwijs
44 POM _ 44
Agenda
Autisme in het primair onderwijsLeerlingen met ASS sociaal-emotioneel en cognitief begeleiden. Plaats: Antropia, Driebergen. Meer info en inschrijven: www.medilexonderwijs.nl/autismePO.
Congres WIBTIB, Tijdschrift Intern Begeleiders organiseert jaarlijks dé regiobijeenkomsten voor Intern Begeleiders. Dit jaar in Eindhoven, Den Haag, Utrecht en in Zwolle. Deelnemen kan vanaf € 155,-. Meer informatie en inschrijven: www.tibweek.nl.
Training Waanzinnig LeiderschapU oefent uw houdingsaspecten en vaardigheden die medeverantwoordelijkheid en gedeeld eigenaarschap versterken bij uw medewerkers. Ook leert u een reeks technieken toe te passen die uw team stimuleren actief mee te denken en te doen in schoolontwikkeling. En ook de hobbels te nemen die daarbij optreden. De trai-ning is met name interessant voor leidinggevenden die met een verandertraject bezig zijn of een verandertraject (willen) gaan starten. Plaats: ’s-Hertogenbosch Meer info: www.kpcgroep.nl/kpc-groep/trainingen
Lesco professionaliseringsbijeenkomstIn de professionaliseringstraining wordt aandacht besteed aan het dieper doorvragen om tot een concluderende feitelijke bevinding te komen. Tevens wordt aandacht besteed aan het rapporteren van bevindingen op procesniveau. De training biedt ruimte voor auditoren om overige zaken waar zij bij de uitvoering van audits in de praktijk tegen aan gelopen zijn te bespreken. Plaats: NDC UtrechtMeer info: lesco.nl
Opleidingscursussen Instondo AcademyInstondo Academy biedt tools om collega’s ‘in de leerstand’ te brengen, aansluitend bij de nieuwste inzichten rondom ‘motiveren om te leren/ontwikkelen’. Thema’s voor voorjaar 2016 zijn ‘Co-teaching bij taal en rekenen: een passende oplossing voor nóg betere lessen’, ‘Omgaan met gedragsproblemen’, ‘Teamcoaching: op weg naar actieve leerteams’ en ‘Voer een opbrengstgerichte leerlingbespreking’. De cursussen worden gegeven in congrescentrum Domstad in Utrecht. Meer informatie en inschrijven: www.instondo-academy.nl.
Congres: Passend Onderwijs in 1 DagDit congres heeft als thema ‘Leiderschap’. De dag wordt voorgezeten door Ron Benjamins. Verder bestaat de dag uit 4 plenaire sessies en 4 korte plenaire gespreksrondes. Tussen 12.30 en 13.30 uur zal er een netwerklunch zijn en in de ochtend en middag ook nog een koffiepauze. Meer informatie volgt op www.pocongres.nl.
In het vooruitzicht 2015-2016
6 oktober
27 oktober & 2, 9, 11 november
2 november
25 november
vanaf 11 januari, 25 januari &
21 maart 2016
18 april 2016
‘Ik heb vijf leerlingen in de groep die elke week een half uur begeleiding krijgen.
Maar ik heb ze de hele week in de groep.’
Juf Silvia de Weerd, groep 3 van basisschool Slingerbos in Diepenveen, in het Radio 1 Journaal van 8 september.
45
“Een leraar staat niet
voor de klas, een leraar
staat in de klas”
Toshiro Kanamori (Omdenken)
46
Verwacht: passend onderwijs magazine 2015-05
Passend onderwijs magazine: een uitgave van Instondo B.V., Binnen Kalkhaven 263, 3311 JC Dordrecht
T +31 (0)78 645 50 85 F +31 (0)78 645 37 56, [email protected], www.instondo.nl.
Hoofdredactie: Ron Benjamins, [email protected]
Eindredactie/coördinatie: Guus Beenhakker, [email protected]
Redactie: Jacques van den Born, Jack Biskop, Tijn Nuyens, Thieu Dollevoet, Nico Eigenhuis
Vaste redactiebijdragen: Pauline Demacker
Uitgever: Marcel Mathijssen, T +31 (0)78 645 50 85 F +31 (0)78 645 37 56, [email protected]
Adverteren: Voor het informatie over de advertentiemogelijkheden kunt u zich richten tot de uitgever.
Lidmaatschap: €89 per jaar voor 5 nummers per lidmaatschap. Prijs voor een extra lidmaatschap op hetzelfde adres
€44,50 per jaar. Prijzen inclusief BTW en verzendkosten. Lidmaatschappen worden automatisch met een periode van
een jaar verlengd tenzij deze twee maanden voor de vervaldatum schriftelijk worden opgezegd bij de uitgever.
Vormgeving: Vormvreters, grafische vormgeving, www.vormvreters.nl
Druk: Drukkerij Verloop, T 078 691 28 99, www.verloop.nl
Fotografie: Roel Burgler, [email protected], T 020-46 37 143 (pagina’s 14, 29 en 40), Rene Schotanus,
[email protected], T 06 102 893 22, (cover en pagina 30), Martine Sprangers, [email protected]
T 06 51 51 39 01 (pagina 33), Shutterstockbeelden (pagina’s 7, 9, 21, 32, 34, 38 en 45)
ISSN 2352-0507
Zelf bijdragen aan passend onderwijs magazine? Uw voorstel(len) zien wij graag tegemoet en kunt u richten aan
de hoofdredacteur Ron Benjamins: [email protected]
© Instondo B.V. Auteursrechten voorbehouden. Het is niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van de uitgever artikelen, illustraties of schema’s geheel of
gedeeltelijk over te nemen. Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is, aanvaarden
auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen en suggesties houden zij zich gaarne aanbevolen. Vanwege de aard van de
inhoud en het doel van dit vakblad, wordt de abonnee geacht het blad te ontvangen in verband met de uitvoering van een beroep of bedrijf.
TERUGPLAATSINGSBELEIDWe geven inzicht in een succesvol concept op het gebied van terugplaatsingsbeleid en hoe dit goed geregeld kan worden binnen de kaders van passend onderwijs.
VERANTWOORDING SCHOOLLEIDEROp scholen heerst soms de vraag waar de verantwoordelijkheid ligt van bijvoorbeeld samenwerkingsverband en bestuur. Passend Onderwijs Magazine bekijkt wie wanneer welke verantwoordelijkheid heeft. Waar houdt de verantwoordelijkheid van de directeur op bij bepaalde problemen die spelen in de regio?
UPLIFTING LEADERSHIPIn dit nummer treft u een artikel over uplifting leadership. In het volgende nummer verschijnt een follow-up met daarin verdieping op het onderwerp.
EN VERDER NATUURLIJK…Veelgestelde vragen, Media, Leiden & Managen, Best Practice, Actueel, Checklist en Agenda
Heeft u suggesties of
zou u willen publiceren
in passend onderwijs
magazine? Stuur dan een
bericht naar:
Of kijk op www.pomagazine.nl
Colofon
RESERVEER 18 APRIL 2016 DUS IN UW AGENDA!Voor meer informatie en/of inschrijven: www.pocongres.nl
Passend onderwijs in 1 dag!1 8 A P R I L 2 0 1 6 - J A A R B E U R S U T R E C H T
RESERVEER 18 APRIL 2016 DUS IN UW AGENDA!Voor meer informatie en/of inschrijven: www.pocongres.nl
In bijna alle samenwerkingsverbanden zijn afspraken
gemaakt over passende ondersteuning voor leerlingen.
Maar nog lang niet alle leraren, ouders en begeleiders
hebben hun draai gevonden in het nieuwe systeem.
Op het congres horen directeuren en leidinggevenden
hoe zij hun teams mee kunnen krijgen en de kansen
van passend onderwijs kunnen benutten. In 1 dag wordt
u bijgepraat over de stand van zaken rond de invoering
van passend onderwijs, zoals de samenwerking met de
jeugdhulp, de positie van ouders en afspraken met het
samenwerkingsverband. En vooral: hoe geef je leiding
aan deze duurzame veranderingen in de school?
Thema:
Praktisch leiding geven aan
duurzame schoolontwikkeling
Hoe komen zij aan de beste onderwijsadviseurs
of –begeleiders?
Kijk of het bureau een Cedeo-erkenning heeft!Voorkom problemen, als u een bureau voor onderwijsadvies of –begeleiding zoekt. Kies uitsluitend uit
aanbieders met een Cedeo-erkenning. Dat geeft u de zekerheid dat minimaal 80 procent van hun huidige
klanten ‘tevreden tot zeer tevreden’ is over de kwaliteit, klantgerichtheid en samenwerking. Die klanten
zijn directies en interne begeleiders van andere basisscholen. Een
Cedeo-erkenning voor Onderwijsadvies en Onderwijsbegeleiding
staat dus gelijk aan een aanbeveling door uw collega’s!
K.P. van der Mandelelaan 41a, Rotterdam Postbus 701, 3000 AS Rotterdam T. 010 - 201 42 22 www.cedeo.eu [email protected]* Cedeo is de onafhankelijke certificerende instantie voor organisaties actief op het gebied van de human resources improvement. Cedeo verleent en registreert het keurmerk ‘Cedeo-erkend’.
• Bazalt, Vlissingen• BCO Onderwijsadvies, Venlo• BVS schooladvies, Utrecht• Cedin educatieve dienstverlening,
Drachten• Centraal Nederland, Nunspeet• Driestar Educatief, Gouda• Ds. G.H. Kerstencentrum, Veenendaal• Edux Onderwijspartners, Ulvenhout
• Fontys Fydes, Tilburg• HCO, ‘s-Gravenhage• Hogeschool Viaa, Zwolle• IJsselgroep, Educatieve Dienstverlening,
Apeldoorn• OAB Dekkers BV, Nuenen• OBD Noordwest, Hoorn• Onderwijs Maak Je Samen, Helmond• OnderwijsAdvies, Zoetermeer
• RPCZ, Vlissingen• Sardes BV, Utrecht• Schooladviesdienst Wassenaar,
Wassenaar• Schoolbegeleiding Zaanstreek-Waterland,
Purmerend• Stichting APS, Utrecht• Stichting Marant, Elst gld• Timpaan Onderwijs, Gorredijk
Onderstaande bureaus beschikken over de Cedeo-erkenning ‘Onderwijsadvies’ of ‘Onderwijsbegeleiding’:
Cedeo_TIB_A4.indd 1 26-08-15 11:18