Socrates
en
de Broeders en Zusters
van het Gemene leven
Verslag van een lezing
door
Karel van Haaften,
Socratisch café Nederland,
in het
Geert Groote Huis
op 9 februari 2016
www. socratischcafezwolle.nl
2
Inhoud
Inleiding blz 5
1.Socrates en het Goede leven blz 6
2.Socrates’ methode van gesprek blz 7
3.Socrates en het Gemene leven blz 8
3a.Socrates en het Gemene leven, historisch blz 8
3b.Socrates en het Gemene leven, thematisch blz 13
4.Besluit blz 15
5.Bronnen blz 15
Noten blz 16
Bijlagen:
Citaten van broeders en zusters van het Gemene leven blz 17 - 24
Citaten van de Stoïcijnen Marcus Aurelius en Epictetus. blz 25 - 30
3
Inleiding
Toen ik in de tachtiger jaren van de vorige eeuw een Rapiarium onder ogen
kreeg, dat werd uitgegeven door het Centrum voor Moderne Devotie te
Deventer, werd ik getroffen door de inhoud, maar ook door de originaliteit en
speelsheid van de daarin geciteerde teksten van broeders en zusters van het
Gemene leven. Teksten zoals: “Als je een baan hebt moet je betrouwbaar en
verstandig zijn, opdat zelfs niet de indruk ontstaat dat je je te vaak vergist.” Of
“De kunst van het vergeten heeft me meestal beter geholpen dan een goed
geheugen.” Of “Sommige mensen lukt het om tevreden te leven en prettig met
andere mensen om te gaan.” Een speelsheid die niet zomaar leek terug te voeren
op de bijbel of andere christelijke teksten.
Na mijn vervroegde pensionering begin 2007 verdiepte ik mij veel intensiever in
de klassieke, vooral Griekse filosofen gepaard aan de vele socratische
gesprekken die ik sinds die tijd verspreid door het land voerde. In 2008 startte ik
een maandelijks socratisch café in Zwolle en vanaf najaar 2014 heb ik vrijwel
maandelijks een socratisch gesprek gevoerd in het Geert Groote Huis. Vooral dit
laatste was voor mij de aanleiding om uit te zoeken of die speelsheid en
relativering in de teksten van de Moderne Devoten mogelijk hun oorsprong
konden hebben in hun kennis van klassieke filosofische teksten. Navraag hier en
daari bracht mij niet verder. Dus moest ik het zelf uitzoeken.
Deze inleiding is het resultaat van deze zoektocht naar de mogelijke relatie
tussen Socrates en de broeders en zusters van het Gemene leven. Eerst zal
worden ingegaan op de levensbeschouwlijke context van Athene in de 5e eeuw
voor Chr, toen Socrates leefde. En op de wijze waarop en de reden waarom hij
in die stad overal met zijn medeburgers onderzoeksgesprekken voerde
(dialogen). Vervolgens wordt ingegaan op de verschillende aspecten van de
relatie tussen de tijd van Socrates en het ontstaan van de Moderne Devotie eind
14e eeuw in de IJsselsteden. Eerst worden de historisch aspecten behandeld en
daarna de thematische aspecten van deze mogelijke relatie; dwz de beïnvloeding
van de broeders en zusters door het leven en gedachtegoed van Socrates. Tot
besluit worden de mijns inziens belangrijkste punten genoemd en vervolgens de
geraadpleegde bronnen. En in de bijlage zijn de citaten opgenomen die bij de
inleiding zijn uitgedeeld. Citaten van de verschillende broeders en zusters van
het Gemene leven en van de stoïcijnen Marcus Aurelius en Epictetus.
Op basis van mijn onderzoek lijkt het mij heel erg waarschijnlijk, of eigenlijk
wel zeker, dat de broeders en zusters van het Gemene leven klassieke teksten
van de Stoïcijnen hebben gekend en als inspiratiebron hebben gebruikt. Maar
oordeelt u zelf.
4
1. Socrates en het Goede leven
Het Griekse leven en denken ging uit van een gegeven, intelligente kosmische
orde, genaamd kosmos. De zin en betekenis die deze kosmische orde
vertegenwoordigde is ons overgeleverd door de vele mythische verhalen, die
vooral door Hesiodus (rond 700 v Chr.) zijn opgetekend. De Grieken waren
algemeen bekend met deze verhalen en de daarin figurerende goden blijkens de
vele verwijzingen daarnaar in bekende geschriften, zoals de Ilias en Odyssee van
Homeros, de tragedies van Aeschylus, Sophocles en Euripides, de dialogen van
Plato etc. Maar ook in de vele schilderingen, bijvoorbeeld op aardewerk, en in
de beeldhouwwerken.
Alle mogelijke natuurlijke kwaliteiten van die kosmos, zoals water, aarde, vuur,
groeikracht etc., maar ook menselijke kwaliteiten, zoals intelligentie, muzische
kunsten, huishouding etc werden gesymboliseerd door goden en halfgoden, die
leefden binnen die kosmos.
Voor het koers houden in hun leven hadden de Grieken een paar vitale
richtingaanwijzers: 1 - Ken u zelf, 2 - In niets teveel, 3 - Het Goede leven.
De eerste twee stonden in steen uitgehakt bij het orakel van Delphi.
‘Ken u zelf’ betekende: probeer gedurende het leven de (kosmische) zin en
betekenis van je eigen leven te ontdekken. Niet alleen voor je zelf, maar ook in
relatie tot de mensen in je omgeving, in gezin, familie, buurt, werk etc, en in
relatie tot de tijd waarin je leeft. De Grieken waren er immers van overtuigd dat
er niets gebeurde zonder zin en betekenis.
‘In niets teveel’ hield in: houd maat, vind de goede maat in dit alles. Het leven
en de natuur impliceren immers een voortdurend doorgaande beweging . Het is
belangrijk je daardoor niet te zeer op sleeptouw te laten nemen en de juiste maat
te vinden.
En als je daarin slaagt bereik je het Goede leven.
Het Goede leven betekende vooral ook: handelen in overeenstemming met de
natuur/kosmos. Dat noemden de Grieken:deugdzaam handelenii. Om achter de
betekenis van deugdzaam handelen te komen mocht en moest je de rede
gebruikeniii
. Maar ook daarin moest je de juiste maat houden. Het was de
mensen immers gedurende hun leven niet gegeven de zin en betekenis van leven
en kosmos volledig te doorgronden. Hoogstens konden zij tot wijsheid komen en
dat betekende: met bewondering en verwondering de goedheid, waarheid en
schoonheid van leven en kosmos aanschouwen.
De ziel beschouwden de Grieken weliswaar als alwetend en eeuwig levend,
maar ter bescherming van de mens vergat de ziel alles voor de geboorte. Met
behulp van de rede kon een mens zich gedurende het leven de oorspronkelijke
5
zin en goedheid van alles herinneren. Deugdzaam leven betekende dus: leven op
basis van een ‘herinnerd’ weten. De Grieken gingen ervan uit dat in principe
alles goed is. Wie een fout maakt doet dat dus door een gebrek aan ‘herinnerd’
weten.
2. Socrates’ methode van gesprek.
Socrates (469 - 399 v Chr) herinnerde gedurende zijn hele leven zijn Atheense
medeburgers eraan dat hun kennis beperkter was dan zij dachten. Dat deed hij
niet door zich in redevoeringen tot hen te richten, maar door met hen in gesprek
te gaan en samen te onderzoeken wat zij meenden te weten. Hij daagde hen uit
zich rekenschap te geven van hun opvattingen door die te toetsen aan hun
gedrag. Filosofie betekende voor hem: zelfonderzoek.iv Het vernieuwende van
Socrates was dat hij zich concentreerde op de mens. Zijn voorgangers, vanaf de
bekende Thales van Milete, hadden zich vooral beziggehouden met de kosmos:
waaruit is die samengesteld etc. Maar Socrates redeneerde als volgt: Alle ideeën
die wij hebben over de kosmos zeggen meer over onszelf dan over de kosmos,
het zijn onze ideeën op basis van waarnemingen met onze eigen (beperkte)
zintuigen. Dus alvorens je aandacht te richten op de kosmos moet je eerst
proberen te weten te komen wie en wat die mens eigenlijk zelf is.
De dialogen van Socrates gaan daarom vrijwel alle over menselijk gedrag, over
hoe (deugdzaam) te handelen in relatie tot je medemensen, en over de (on-) toe-
reikendheid van menselijke kennis. Hij was maar van één ding overtuigd: dat
zijn eigen kennis zeer beperkt was. In de Apologie (bij 21 d), zijn
verdedigingsrede voor de rechtbank te Athene, zegt hij daarover: Toen ik
wegging, zei ik tot mijzelf dat ik in ieder geval wijzer was dan die man. Het lijkt
er immers op dat geen van ons beiden iets weet dat juist kan worden genoemd.
Maar hij denkt dat hij het wel weet, en ik denk tenminste niet dat ik het wel weet,
als ik het niet weet. In dit opzicht blijk ik dus een tikje wijzer dan hij, omdat ik
niet meen te weten wat ik niet weet.
Deze overtuiging van zijn eigen ‘niet-weten’ leidde tot een grote mate van
bescheidenheid, zelfbeheersing en soberheid in zijn leven. Maar in één ding was
hij zeer vasthoudend: het in gesprekken onderzoeken van de zin en betekenis
van het leven aan de hand van de opvattingen en overtuigingen daarover van
zijn Atheense medeburgers. Hij luisterde goed naar ze, bracht er geen eigen
opvattingen tegenin, maar vroeg door en toetste de opvattingen en overtuigingen
van zijn gesprekspartners aan hun concrete gedrag.
6
Socrates hoopte in deze gesprekken het inzicht en de vaardigheid in het goede
leven te bevorderen. Hij hielp mensen zich te ontdoen van wankele of onjuiste
opvattingen en overtuigingen door hun zelfkennis te vermeerderen en hun
overmoed (hubris) te verminderen. Hij had een zeer positieve levenshouding.
Hij aanvaarde de principiële goedheid van de kosmos en van de mensen daarin.
En hij verwachtte dat mensen konden leren, verbeterlijk waren. Maar hoewel hij
vele gesprekken voerde over een deugdelijk leven gaf hij geen duidelijke regels
hoe deugd dan wel geleerd kan worden.
Socrates had geen leer en hij heeft niets opgeschreven. Één van de jeugdige
deelnemers aan de gesprekken, Plato (428 – 347 v Chr), heeft later ca 25 van de
vraaggesprekken (dialogen) van Socrates opgeschreven. Plato gebruikte ze als
lesmateriaal in de door hem opgerichte Akademie. Deze dialogen van
Socrates/Plato zijn een belangrijke inspiratiebron voor de filosofische
levensscholen die na Socrates’ leven in Griekenland tot bloei kwamen.
3. Socrates en het Gemene leven
Hier zal nader worden ingegaan op de vraag of en wat er van het leven en
gedachtegoed van Socrates kan worden teruggevonden in het leven en
gedachtegoed van de broeders en zusters van het Gemene leven.
De relatie tussen Socrates en de broeders en zusters van het Gemene leven wil ik
hier op twee manieren behandelen.
a. historisch: welke feitelijke gegevens zijn er in die bijna twintig eeuwen tussen
het leven van Socrates en de Moderne Devotie die kunnen wijzen op dit
verband?
b. thematisch: welke inhoudelijke overeenkomsten zijn er in de teksten van de
navolgers van Socrates en de broeders en zusters van het Gemene leven?
3.a Historisch verband
Filosofische levensscholen
Het leven van Socrates was een inspiratie voor volgende generaties om invulling
te geven aan het Goede leven. Socrates verkondigde geen leer en heeft geen
geschriften nagelaten. Vrijwel alles wat we over hem weten, weten we uit de
door Plato opgetekende dialogen. Die zijn, voor zover wij weten, het
lesmateriaal geweest van de Academie van Plato, maar ook de voedingsbodem
voor drie filosofische scholen: die der Stoïcijnen, Epicuristen en Cynici. Deze
7
levenscholen richtten zich op verschillende aspecten van het ‘voorbeeldige’
leven van Socrates ten behoeve van het bereiken van het Goede leven.
De Cynici hadden geen leer en tekenden niets op.v Van de Epicuristen is vrijwel
geen enkel geschrift bewaard gebleven.vi Van Stoïcijnen echter wel. Geschriften
van de Stoïcijnen zijn zeker tot de val van het West Romeinse rijk in de vierde
eeuw na Chr ruimschoots daar aanwezig gebleven. Hoe het ze daarna in West
Europa is vergaan is (nog) niet geheel duidelijkvii
. In het Oost Romeinse rijk is
in de zesde eeuw de academie van Plato verboden en is rond die tijd de stoïsche
levensschool opgegaan in andere levensscholen. Hoe het de stoïsche teksten is
vergaan is niet geheel duidlijk. In ieder geval zijn ze in het midden van de 15e
eeuw weer in West Europa geïntroduceerd.
De Stoïcijnen waren overtuiging van het bestaan van een kosmische en
intelligente orde. Hun waardering daarvoor brachten zij onder andere tot uiting
in de overgeleverde leefregels hieronder, Daarbij was het van groot belang de
eigen meningen, oordelen en verlangens die niet strookten met het Lot te (leren
te) beheersen.
- Lot: We leven onder een redelijke en universele wet.
- Leiden zal het Lot wie wil, dwingen wie niet wil.
- Niet de dingen brengen ons in verwarring, maar onze oordelen over de
dingen.
- Kijk niet of dat wat gebeurt, gebeurt zoals je het wil, maar wil dat dat wat
gebeurt, gebeurt zoals het gebeurt. Dan zul je gelukkig zijn.
In tegenstelling tot de Cynici en de Epicuristen betrokken de Stoïcijnen alle
medemensen in hun levensfilosofie. Voor iedereen was plaats, iedereen was
gelijk, iedereen had een eigen unieke zin en betekenis in het grote geheel; je was
verplicht tot vriendschap met iedereen.
De levensscholen van de Stoïcijnen hebben in de eeuwen tussen Socrates en het
einde van het West Romeinse rijk vele en ook vooraanstaande aanhangers gehad
en hun geschriften zijn alom bekend geweest in het Helleense en Romeinse rijk.
De meest bekende stoïcijnen, van wie ook geschriften zijn overgeleverd zijn:
• Cicero 106 – 43 v Chr
• Seneca 4 v Chr – 65 n Chr
• Epictetus 55 – 135 n Chr
• Marcus Aurelius 121 – 180 n Chr
8
Disticha Catonis
Als in de twaalfde eeuw in de noordelijke Nederlanden de steden opkomen,
komen daarin ook de zogenaamde Latijnse scholenviii
tot leven. In die Latijnse
scholen blijkt een uit versregels bestaand tekstboekje, genaamd de Disticha
Catonis, het standaardboekje te zijn om de 8 jarige kinderen Latijn te leren. Die
versregels zijn, zoals de naam ook aangeeft, alle klassiek geïnspireerdix
Bijvoorbeeld de versregel.
• Nooit zal het geluk der natuur je ontbreken als je tevreden bent met
hetgeen nu eenmaal - noodzakelijk - gebeurt.
(Vergelijk: Natuur is rechtvaardig: noodzakelijke dingen zijn gemakkelijk te
verkrijgen; moeilijk te verkrijgen dingen zijn niet noodzakelijk. Leefregel van de
Epicuristen)
Een andere markante versregel uit de Disticha Catonis is de volgende. Deze
versregel heeft vanaf de 14e eeuw gezorgd voor een hevig dispuut onder
katholieke geestelijken, omdat hij zo duidelijk klassiek geïnspireerd was en
afweek van de christelijke leefregels.
• Zorg voor jezelf zoals je voor je naaste zorgt.
Deze regel lijkt te conflicteren met de christelijke leefregels: “Heb je naaste lief
zoals jezelf.” en “Wat je zelf niet wilt dat jou geschiedt, doe dat ook een ander
niet.”
In de christelijke traditie geeft de eigenliefde de maat aan te geven voor de liefde
voor de naaste terwijl in de klassieke traditie de liefde voor de naaste de maat
aangeeft voor de eigenliefde.
De Disticha Catonis bevatte alle mogelijke gedragsregels die niet zozeer aan de
christelijke, maar veeleer aan de klassieke traditie waren ontleend. Regels zoals:
vroeg opstaan, matig eten en drinken, kinderen een ambacht leren, spaarzaam
zijn, niet doen of proberen wat je krachten te boven gaat, trachten wijs te worden
etc. Verder leerde het de kinderen dat je over de landbouw kon leren bij
Vergilius, over de krijgskunst bij Lucanus en over de liefde bij Ovidius.
Stedenvorming in (laat-)middeleeuws Europa
Vanaf de 12e eeuw komen in noordelijk Europa de steden op of weer tot leven.
Dat leidde tot een nieuwe juridische, sociale en economische werkelijkheid.
- Juridisch omdat steden ‘vrijplaatsen’ werden, dwz (aanvankelijk) ontheven
aan het ‘landsheerlijk gezag’, waarin de burgers dus in grote mate zelf moesten
gaan zorgen voor een ordelijke, veilige en vredige samenleving. In steden
9
ontwikkelde zich geleidelijk, naar het klassieke voorbeeld, bestuursvormen
waarin burgers afwisselend voor een bepaalde periode bestuurlijke functies
vervulden.x
- Een nieuwe sociale en economische werkelijkheid, omdat zich in steden
andere, niet agrarische, levensvormen ontwikkelden, die te maken hadden met
handel en nijverheid. In steden ontwikkelde zich ook de nieuwe (aan de
klassieken ontleende) geldeconomie. In de steden woonden de mensen in grotere
aantallen dichter opeen. Dat vroeg om andere sociale omgangsvormenxi. Ook het
eigendomsvraagstuk vroeg om een andere benadering: hoe om te gaan met eigen
en andermans roerende en onroerende goederen; wat mocht wel en wat mocht
niet. xii
Lekenethiek boeken
Om tegemoet te komen aan de hiervoor beschreven veranderingen in de zich
ontwikkelende steden verschenen in de 12e, 13
e en 14
e eeuw, zogenaamde
lekenethiek boeken. De kerkelijke ethiek van de geestelijken voorzag niet in alle
behoeften van de nieuwe burgers en daarom verschenen door niet-geestelijken
geschreven ethiek boeken voor hun medeburgers, eveneens niet-geestelijken.
Daarom wordt dit leken ethiek genoemd.
Onderwerpen van de lekenethiek boeken waren bijvoorbeeld: gezin, huishouden,
arbeidsethos, financiën, eigendom, sociaal gedrag, zelfbeheersing, maat,
properheid, etc.
Enkele voorbeelde van vroege lekenethiek boeken zijn:
- Boeken van zeden (vertaling van Facetus) ca 1190
- Over de vier cardinale deugdenxiii
(opgenomen in Spiegel historiael van Jacob
van Maerlant) ca 1280.
- Jans Teestye, van J. van Boendale, schepenklerk te Antwerpen; in dialoogvorm
geschreven; ca 1380.
Curriculum van de universiteit van Parijs
De universiteit van Parijs is één van de oudste in Noord Europa. Geert Groote
studeerde daar tussen 1355 en 1368 in de artes liberalesxiv
en de volgende
studierichtingen: geneeskunde, Romeins en kerkelijk recht en theologie. Aan die
universiteit waren alle toen bekende klassieke bronteksten onderdeel van het
curriculum. Over die klassieke teksten en zijn waardering daarvoor heeft Geert
Groote zelf het volgende opgemerkt:
- “Van alle heidense wetenschappen hoeft de moraalfilosofie het minst te
worden vermeden, want deze is vaak heel nuttig en zinvol voor je eigen
scholing en voor het onderwijzen van anderen.” (uit: Goede punten van
Geert Grote)
10
- “De meeste wijzen onder de moraalfilosofen, zoals Sokrates en Plato,
beschouwden de gehele filosofie tegen het licht van morele vragen.
Wanneer zij diepzinnige vragen behandelden ……. waren zij op zoek
naar de morele dimensie….. “ (uit: Goede punten van Geert Grote)
Tussenbalans
Op basis van de voorgaande historische gegevens is het waarschijnlijk dat er een
verband bestaat tussen het leven en de dialogen van Socrates enerzijds en dat
van de broeders en zusters van het Gemene leven anderzijds. Geïnspireerd door
Socrates ontstonden na zijn leven verschillende filosofische levensscholen die
eeuwenlang in de Helleense en Romeinse wereld zijn blijven bestaan.
Verschillende bekende en vooraanstaande Romeinse stoïcijnen hebben
geschriften aan ons nagelaten. In hoeverre die geschriften bekend zijn gebleven
in West Europa, tussen de ondergang van het West Romeinse rijk (4e eeuw na
Chr.) en de herintroductie van de Griekse klassieke, filosofische teksten in West
Europa bij het concilie van Florence (1438-1445) is (nog) niet precies bekend.
Wel bekend is dat de Disticha Catonis, waarschijnlijk stammend uit de derde
eeuw na Chr., volledig gebaseerd is op klassieke filosofische teksten en tot aan
de 16e eeuw in Noordelijk West Europa voor het grammatica onderwijs werd
gebruikt in de Latijnse school.
Ook is bekend dat met name vanaf de twaalfde eeuw in Noordelijk West Europa
mensen gingen samenleven in steden, hetgeen zorgde voor veranderingen in de
juridische, sociale en economische sfeer. Er kwam behoefte aan
‘omgangsregels’ waarin de zogenaamde lekenethiek boeken voorzagen. Dit was
ethiek door leken en voor leken (niet-clericalen).
De inhoud van deze lekenethiek boeken was duidelijk geïnspireerd door de
klassieke filosofische bronnen of gewoonweg een vertaling daarvan. De
klassieke filosofische bronnen stamden uit stadse samenlevingen en bevatten
dus leefregels voor burgers die met velen in een stad bijeen leefden. Verder is
bekend dat rond 1350 alle in die tijd bekende klassieke bronnen onderdeel
uitmaakten van het curriculum van de universiteit van Parijs. Mogelijk was niet
iedereen zich destijds bewust wat de oorsprong van deze overgeleverde
klassieke teksten was. Geert Groote heeft het over moraalfilosofie uit heidense
bronnen, maar hij blijkt zich ook bewust dat deze valt terug te voeren op de
dialogen van Socrates, die zijn opgetekend door Plato.
11
3.b Thematisch verband
Voor het onderzoeken van de thematische overeenkomsten tussen Socrates en
diens navolgers en de broeders en zusters van het Gemene leven baseer ik mij op
de volgende bronnen. Wat betreft het Gemene leven op de tussen 1985 en 1995
in Deventer uitgegeven Rapiaria met citaten van de broeders en zusters en wat
betreft Socrates en diens navolgers op de overgeleverde Stoïcijnse bronteksten
van Epictetus en Marcus Aureliusxv
. Bij de lezing heb ik twee lijsten uitgedeeld
van citaten van zowel de Moderne Devoten uit de genoemde Rapiaria als van
Marcus Aurelius en Epictetus uit hun overgeleverde zakboekjes. (zie bijlage) Er
zijn duidelijke thematische overeenkomsten tussen deze teksten. Hier licht ik dat
op een aantal punten toe.
Overeenkomst van tekst
Als voorbeeld van de thematische overeenkomsten tussen teksten van Stoïcijnen
en de broeders en zusters hieronder twee teksten van een Stoïcijn en twee van
een Moderne Devoot.
Oordeelt u zelf maar welke de klassieke tekst is en welke tekst stamt uit een 14e
of 15e eeuwse IJsselstad.
- Wanneer je een goede daad hebt verricht en een ander is daar wel bij
gevaren, waarom zou je dan als een dwaas zoeken naar erkenning of
vergoeding van jouw weldaad?xvi
- Als je iemand wel doet of voort helpt, neem je het hem dan kwalijk als hij
je niet bedankt? xvii
…………………………..
- Wees niet verstoord als anderen zich niet gedragen zoals je wilt, het is al
moeilijk genoeg om jezelf te gedragen zoals je wilt. xviii
- Tracht niet alles volgens jouw wil te laten geschieden, maar laat het
geschieden zoals het komt. Daar zul je wel bij varen.xix
Rapiaria
Opvallend is voorts dat de broeders en zusters er een gewoonte van maakten
(vrijwel) dagelijks korte overwegingen in een zakboekje te noteren voor hun
eigen overweging en lering en ook voor overweging en lering door anderen.
Rapiaria noemden zij die zakboekjes. Hoe kwamen zij aan die gewoonte? De
Stoïcijnen deden het echter op precies dezelfde wijze.
12
Het lijkt dus niet onwaarschijnlijk dat de Moderne Devoten, te beginnen met
Geert Groote tijdens zijn studie in Parijs, stoïcijnse teksten in deze vorm onder
ogen hebben gekregen en dat deze hen hebben geïnspireerd. Welke teksten dit
waren is echter (nog) niet bekend. Zover mij bekend verwijzen de Moderne
Devoten niet naar specifieke klassieke filosofische teksten.
Moraal
De handboekjes van de Stoïcijnen en van de broeders en zusters van het Gemene
leven bevatten beide vele overwegingen en aanwijzingen hoe je deugdzaam te
gedragen in relatie tot je medemensen; anders gezegd, gedrags- en
omgangsregels voor burgers. Bijvoorbeeld, wanneer je wel en niet iets moet
zeggen, hoe om te gaan met vrienden, hoe de juiste maat te vinden, hoe je werk
te verrichten, hoe je te gedragen in het badhuis, op straat etc.xx
Andere overeenkomsten
Andere overeenkomsten betreffen: het gebruik maken van de rede, het omgaan
met eigendom, het vertrouwen dat goed (deugdelijk) gedrag te leren is
(perfectismexxi
), en tefzekerheid ten aanzien van het gewonen. Met dit laatste
bedoel ik hun vermogen om betekenisvolle kwesties in het leven toe te lichten
aan de hand van gewone voorbeelden uit het dagelijks leven. Voor de Stoïcijnen
gold het klassieke principe dat het grote zich bevindt in het kleine
(macrokosmos in microkosmos). Het lijkt er op dat de broeders en zusters van
het Gemene leven dit principe ook huldigden. (idem eindnoot xvi)
Collatie gesprek
De broeders en zusters van het Gemene leven kenden een vorm van
groepsgesprek, waaraan zij veel waarde hechtten, en dat zij ‘collatie’ noemden.
Het is niet geheel duidelijk wat dit precies inhield. In hun eigen teksten heb ik
daarover niet gelezen. In één van de Rapiaria wordt van de collatie echter de
volgende beschrijving gegeven. “ Een vraaggesprek waarin een levensnabij
onderwerp op een levensnabije wijze aan de orde wordt gesteld.”
Het lijkt me aannemelijk dat een levensnabij onderwerp slaat op een aspect van
menselijk gedrag of deugd, niet op de zon of de natuur. En het lijkt me ook
aannemelijk dat het aan de orde stellen van een dergelijk onderwerp op een
levensnabije wijze betekent dat het behandeld wordt aan de hand van het eigen
leven van de deelnemers aan het gesprek.
Zo bezien slaat deze typering van het collatie gesprek evenzeer op een socratisch
gesprek. Wellicht is het ons bekende socratisch gesprek daarom een goede
benadering van het collatie gesprek van de Moderne Devoten.
13
4. Besluit
Het lijkt heel erg aannemelijk dat de broeders en zusters van het Gemene leven
zich ook hebben laten inspireren door de destijds in Noordelijk Europa bekende
en circulerende klassieke, stoïsche teksten. De sociale en morele
omstandigheden van de burgers in de ‘jonge’ steden vroegen daarom.
Om de inspirerende kracht van de beweging van de Moderne devoten te
begrijpen en wellicht te revitaliseren lijkt het daarom aangewezen ook de
aandacht te richten op de klassieke, stoïsche bronteksten waardoor zij zich
hebben laten inspireren. Heel waarschijnlijk teksten van Cicero en Seneca, maar
vast en zeker ook van Marcus Aurelius en Epictetus. Verder onderzoek zal
misschien kunnen uitwijzen om welke teksten het precies ging.
Ik zou willen besluiten met de opmerking dat het ons nu bekende socratisch
gesprek (ook wel socratische dialoog genoemd) een geëigende vorm lijkt te zijn
om het collatie gesprek weer tot leven te wekken.
5. Bronnen
• Rapiarium, nr 1 t/m 20; informatiebulletin van het Geert Groote
Genootschap, redactie E. Gemmeke ea, uitgegeven door het Centrum voor
Moderne Devotie te Deventer, tussen 1985 en 1995.
• Goede punten van Geert Grote, Minke Tromp en Georg Hartong, Scriptio
2015
• Wat is wijsheid, Lekenethiek in de Middelnederlandse letterkunde, J.
Reynaert ea, Prometheus, Amsterdam, 1994
• The presence of Stoïcisme in medieval thought, Gerard Verbeke, Catholic
University of America Press, 1983, Washington DC
Stoïcijnse bronnen:
• Encheiridion van Epictetus, De Driehoek, Amsterdam 1978
• Overpeinzingen van Marcus Aurelius, De Driehoek, Amsterdam 1978.
14
Noten i Bij oa het Titus Brandsma instituut, prof Frits van Oosterom, en het Geert Groote Huis. ii Het Griekse woord voor deugd, aretè, kan ook vertaald worden als: voortreffelijkheid. iii De Grieken waren overtuigd dat het hen was toegestaan met de rede zin en betekenis van leven en kosmos te onderzoeken en dat zij daartoe dankzij de rede ook in staat waren. iv In de Apologie zegt hij daarover: .. een niet onderzocht leven is het niet waard geleefd te worden. (38a) v De Cynici zochten het Goede leven in een extreem sober leven. Zij concentreerden zich op beheersing van hun zintuigen om met zo min mogelijk hulpmiddelen van technische aard of van de menselijke gemeenschap le leven en de natuur en elementen te verdragen. Zij gedroegen zich ‘honds’ (Gr: kunos) tegenover hun medemensen. vi De Epicuristen zochten het Goede leven aan de hand van de duurzame sensaties van hun zintuigen. Daartoe legden zij zich ook toe op zelfbeheersing en zij trokken terug in een tuin buiten de gemeenschap. vii In de 12e eeuw zijn weer enige klassieke teksten in W Europa opgedoken via de Arabische wereld. viii Latijnse scholen gaven toen de enige vorm van basisonderwijs voor leken, dwz niet- clericalen. ix Hoewel de naam suggereert dat de versregels afkomstig zijn van de Romeinse staatsman Cato (2e eeuw v.Chr) heeft onderzoek uitgewezen dat het boek waarschijnlijk stamt uit de 3e eeuw na Chr. x In de volgende eeuwen drongen die bestuursvormen ook door tot ‘bovenstedelijk’ of landelijk nivo. xi Om die reden werd gedurende eeuwen het recht om in de stad te wonen (stadsrecht) slechts verleend aan mensen die bereid waren de in de stad vereiste burgerplichten in acht te nemen xii Eigendom was een publiekrechtelijk begrip; er gold dus eigenlijk alleen publiek eigendom. In een stadse samenleving voldeed dat niet. xiii Maat, moed, rechtvaardigheid en wijsheid zijn de vier klassieke kardinale deugden. Augustinus voegde daar geloof, hoop en liefde aan toe, zodat in het christendom wordt gesproken over zeven deugden. xiv De zeven vrije kunsten; het trivium: dialectica, retorica en grammatica, en het quadrivium: aritmetica, geometrica, astronomie en musica. xv Zie de bronnenlijst. xvi Marcus Aurelius xvii Thomas a Kempis xviii Thomas a Kempis xix Epictetus xx Zie de bijgevoegde lijsten met citaten van zowel de Moderne Devoten, als de Stoïcijnen. xxi Tijdens het twaalfjarig bestand in de tachtigjarige oorlog met Spanje, woedde hier de protestante godsdienststrijd tussen de Arminianen (remonstranten) en Gomaristen (contra-remonstranten); inzet was of verbetering (perfectisme) van een mens gedurende het leven wel of niet mogelijk was (ivm erfzonde).
15
Citaten van Moderne Devoten
Bron: Rapiarium, bulletin van het Geert Groote Genootschap, uitgegeven door
het Centrum voor Moderne Devotie te Deventer, tussen 1985 en 1995.
1. Wat je niet wilt dat geweten wordt, dat moet je aan niemand vertellen.
Thomas a Kempis
2. Wie niet kan zwijgen zal zijn vriend niet lang houden. Thomas a Kempis
3. Wanneer je veel hebt gehoord en gelezen en indien je dit voor je kunt houden
en weet wanneer je hierover moet spreken en wanneer zwijgen, dan heb je veel
geleerd. Thomas a Kempis
4. Een voortreffelijke eigenschap die weinigen hebben is: weten wanneer, hoe
en tot wie men behoort te spreken. xxi
Thomas a Kempis
5. Wie zich steeds wil wreken zal weinig vrienden hebben. Thomas a Kempis
6. Wie wil reageren op alles wat hij hoort zal veel schade ondervinden. Thomas
a Kempis
7. Snel wordt vergiffenis geschonken aan iemand die eerlijk excuus maakt.
Thomas a Kempis
16
8. Onder vreugde is vaak smart verborgen, en een lach is vaak bedrieglijk. Een
wijs mens zal niet vaak lachen, want hij weet hoe snel vreugde voorbij gaat.
Thomas a Kempis
9. Als je iemand wel doet of voort helpt, neem je het hem dan kwalijk als hij je
niet bedankt? Thomas a Kempis
10. Wees niet verstoord als anderen zich niet gedragen zoals je wilt, het is al
moeilijk genoeg om jezelf te gedragen zoals je wilt. Thomas a Kempis
11. Als je een baan hebt moet je betrouwbaar zijn en verstandig, opdat zelfs niet
de indruk ontstaat dat je je te vaak vergist. Thomas a Kempis
12. Op het verzoek van sommige mensen moet je ingaan, maar het verzoek van
anderen moet je naast je neerleggen. Soms hebben mensen immers behoeften
waarop jij, als je verstandig bent en het goed met ze voor hebt, niet mag ingaan.
Thomas a Kempis
13. Vooral lijkt het mij belangrijk dat je innerlijk blij bent. Jouw gebreken
mogen je wel dwarszitten, maar nooit droefgeestig of terneergeslagen maken.
Geert Groote
14. We moeten altijd dingen doen die binnen ons bereik liggen, niet meer, maar
ook niet minder. Geert Groote (Dit was de vertaling van Geert Groote van de
klassieke opdracht: Ken uzelf)
15. Een tuinier moet met inspanning de grond bewerken en daarna zaaien. Dan
moet hij met geduld wachten op de groei en de bloei en uiteindelijk op de
vruchten.
17
Zo hebben ook wij, bij veel wat we doen, geduld nodig. We moeten wachten op
de vroege regen en op de late regen en uiteindelijk zullen er vruchten komen, die
geoogst kunnen worden. Geert Groote
16. Ga niet in op alle gedachten die je te binnen schieten. Want die gedachten
zijn vaak niet de moeite waard of ze zijn teveel op jezelf gericht. Geert Groote
17. Het doet een mens goed als hij bezig is met goede gedachten (maar niet te
lang), als hij omgaat met gelijkgezinden, als hij graag naar de raad van wijze
mensen luistert en als hij zelf goede raad geeft. Geert Groote
18. Ga niet op stap zonder een veilige gids, die de weg goed kent.xxi
Gerard
Zerbolt
19. Een mens bewaart de goede weg als hij door weet te zeilen tussen hoop en
vrees. (dus niet alleen maar meevallers verwachten en niet bang zijn voor
tegenvallers.) Gerard Zerbolt
20. Wat je verworven hebt aan inzichten moet je proberen te behouden. Zorg dat
je niet door onoplettendheid kwijtraakt wat je al verworven hebt. Gerard Zerbolt
21. Het gaat een mens goed als hij beheerst is van binnen, model staat voor
anderen en toegankelijk is voor allen. Gerard Zerbolt
22. Als ik zie wat andere mensen doen, denk ik er het mijne van, maar ik houd
wel mijn mond. Gerard Zerbolt
18
23. Het grootste probleem waar een mens mee te maken heeft is hijzelf.
Gerlach Peters
24. Het leven van een mens bestaat uit twee dingen: het goede doen wat van je
verwacht wordt en de narigheid verdragen die je overkomt. Gerlach Peters
25. De zon wil altijd wel binnenschijnen in jouw huis, als je de luiken voor de
ramen maar openzet. Johann Veghe
26. Hoe zieker iemand is, des te blijer is men om zijn genezing. Johann Veghe
27. Als je niet alles kunt onthouden wat je gelezen hebt of gehoord, is dat niet
erg. Wanneer je een vuile korf onder de pomp zet en je pomt goed, gaat al water
er door heen, maar je krijgt wel een schone korf. Johann Veghe
28. We hoeven niet bang te zijn voor de gevaren van buiten, als we het onder
elkaar eens zijn. Florens Radewijns.
29. Een mens is te vergelijken met een muziekinstrument dat weliswaar een
goed instrument is, maar zo nu en dan gestemd moet worden, omdat het bij
gebruik afwijkt van de juiste toon. Op dit instrument zitten vier snaren, die
gestemd moeten worden, niet te strak en niet te slap. Volgens de juiste
middenweg. De 4 snaren zijn:
- De liefde. Een mens moet weten waarvan hij te houden heeft en waarvan hij
niet mag houden. Evenwicht in de liefde.
- De verantwoordelijkheid: een mens moet weten wat hij te doen heeft en wat hij
moet laten.
- De vreugde. Een mens heeft soms reden om blij te zijn. Laat hij dan ook blij
zijn, maar niet overdrijven.
19
- Het verdriet: Een mens zal soms terecht bedroefd zijn. Laat hij dan ook
verdrietig zijn, maar niet overdrijven en er geen drama van maken. Florens
Radewijns.
30. Een mens wordt nooit beter gekend dan wanneer hij bedankt of geprezen
wordt. Zuster van het gemene leven
31. Wat pijnigt dat reinigt. Zuster van het gemene leven
32. Een mens kan soms beter zwijgen, uitwijken en onderduiken. Salome Sticken
33. Een mens moet evenwicht bewaren tussen vergeten en onthouden. Er zijn
zaken die men moet vergeten en er zijn zaken die men moet onthouden. Teveel
vergeten is niet goed, maar teveel onthouden is ook niet goed. (anoniem)
34. Sommige mensen lukt het om tevreden te leven en prettig met andere
mensen om te gaan. Thomas a Kempis
35. Goede kontakten met vriendelijke mensen zijn gemakkelijk. Maar het is een
compliment waard als je zonder ruzie kunt omgaan met vierkante, onbeheerste
mensen die het niet met je eens zijn. Thomas a Kempis
36. Hoe groter je incasseringsvermogen, des te groter je tevredenheid. Dan ben
je jezelf de baas, dan heb je jezelf in de hand. Thomas a Kempis
37. Zorg bij uiterlijke aanwezigheid en deelname ook voor innerlijke
betrokkenheid. (anoniem)
20
38. Vertouw op God, maar neem wel de goede medicijnen. (anoniem)
39. Als je goed wilt doen wat je te doen hebt, moet je goed eten, goed drinken,
voldoende tijd voor slaap nemen en moeite doen om tevreden te zijn, ander ga je
er onderdoor. (anoniem)
40. De kunst van het vergeten heeft me meestal beter geholpen dan een goed
geheugen. Geert Groote
41. Vrede komt niet alleen tot stand door afspraken en politieke verdragen. De
bronnen van onenigheid moeten gezuiverd worden. Conflicten komen immers
voort uit ondoordachte interesses en verlangens van mensen. Erasmus
42. Wees gevoelig voor het onvolmaakte in mensen, ook in jezelf. Een mens is
niet zo goed als hij zich vaak voordoet, maar ook niet zo slecht als incidentele
misstappen zouden doen geloven. (anoniem)
43. Je moet er tegen kunnen als het je niet goed gaat. En je moet er ook tegen
kunnen als het je wel goed gaat. (anoniem)
44. Zorg zo nu en dan voor een goed gesprek, waarin we niet modieus praten
maar tot het wezen van de zaak doordringen, heel praktisch en levensnabij.
Anders vervallen we in hoogdraverij en vlucht voor onze dagelijkse
verplichtingen. (anoniem)
45. Als je zelf geholpen wil worden, moet je eerst anderen helpen. Thomas a
Kempis
21
46. Een mens ontmoet in zijn leven vier soorten problemen:
- problemen die niet opgelost kunnen worden
- problemen die zich na verloop van tijd vanzelf oplossen
- problemen die door anderen worden opgelost
- problemen die je zelf moet oplossen. (anoniem)
47. Kinderen, kunstenaars, narren en filosofen hebben iets gemeen met heiligen:
verwondering. Zien wat anderen niet zien, stilstaan waar anderen voorbijlopen,
luisteren en horen ook waar niets gezegd wordt. Zien is immers meer dan kijken,
horen is meer dan luisteren, begrijpen meer dan lezen en ontmoeten is meer dan
tegenkomen. (anoniem)
48. Lees niet om van alles te weten, ook niet om te pronken bij anderen, maar
om er iets aan te hebben. Haal er enkele zaken uit en probeer die goed te
begrijpen en te onthouden, zoals een edel dier ook de gewoonte heeft om te
herkauwen. Het lezen heeft nog andere voordelen: het geeft ook afwisseling,
bezorgt je plezier en houd je soms overeind. Gerard Zerbolt
49. Je kunt wel een goed mens willen zijn, maar je kunt het niet alle andere
mensen naar de zin maken, want “elck heeft zijn eigen zin”. Claus van
Euskerken
50. Een goed mens zal soms een stap achteruit zetten als hij merkt dat er anders
onvrede ontstaat, Claus van Euskerken
51. Een mens die innerlijk geordend leeft, werkt ook ordenend op zijn
omgeving. Geert Groote
52. Niet wat de mens belooft is belangrijk, maar wat hij beleeft. (anoniem)
22
53. Vertrouw mensen, maar let wel goed op. (anoniem)
54. De geest van een mens is als een graanmolen die maalt wat erin
terechtkomt. Als er niets te malen is, slijten de molenstenen. Gerard Zerbolt
55. Laten we ervoor zorgen dat iets wat ons stoort, ons niet verstoort. Geert
Groote
56. Doe eerst wat je zelf verplicht bent te doen, dan kun je ook op de juiste
manier anderen tot hun plicht brengen. Thomas a Kempis
57 Het is beter niet te weten wat voor goeds je te doen hebt, dan het wel te
weten en het niet te doen. Geert Groote
58. Als iedereen zichzelf goed kende, zou hij zijn buren met vrede laten en zich
niet met hen bemoeien. Johann Veghe
Leefregels:
Trefzekerheid ten aanzien van het gewone, Kritische trouw, Vrijmoedige
eerbied, Strengheid in beginselen en menselijkheid in de toepassing ervan,
Aandacht voor je eigen leefpatroon.
Meer zelfvorming dan maatschappijhervorming. Vorming van het morele zelf.
Niet ver-schuilen achter een andere autoriteit. Eigen verantwoordelijkheid/
geweten.
23
Citaten van de Stoïcijnen Epictetus en Marcus Aurelius
Uit - Encheiridion - van Epictetus en - Overpeinzingen – van Marcus Aurelius
(tussen haken nummerverwijzingen naar citaten uit de lijst van de Broeders)
-Van al het bestaande hebben wij sommige dingen in onze macht, andere niet. In
onze macht hebben wij onze meningen, ons streven, onze begeerten en afkeer.
Al deze dingen kunnen wij zelf bewerkstelligen. Het lichaam hebben wij niet in
onze macht. Ook bezit niet en aanzien of ambachten. Kortom, alles wat niet ons
eigen werk is. Weet dat de dingen die wij in onze macht hebben van nature vrij
zijn. Zij kunnen niet gehinderd of belemmerd worden. Doch datgene wat wij
niet in onze macht hebben is krachteloos, onderworpen, vol belemmeringen en
vreemd aan ons wezen. EE 1 (nr 14)
-Tracht niet alles volgens uw wil te laten geschieden, maar laat het geschieden
zoals het komt. Daar zult u wel bij varen. EE 8 (nr 10)
-Wanneer u een goede daad hebt verricht en een ander is daar wel bij gevaren,
waarom zou u dan als een dwaas zoeken naar een derde factor, namelijk
erkenning of vergoeding van uw weldaad? MA 7.73 (nr 9)
-Probeer ook of u in staat bet het leven te leiden van een goed mens, die
tevreden is met de hem toebedeelde rol in het heelal en voor wie het genoeg is
dat zijn eigen handelwijze rechtvaardig is en zijn levenswijze welgezind MA
4.25 (nr 34)
24
-Onderzoek nooit iets dat doelloos is en probeer nooit een werk uit te voeren op
een manier die strijdig is met de beginselen van de kunde die eraan ten
grondslag ligt. MA 4.2
-De ene mens, die iemand een dienst heeft bewezen rekent er vanzelfsprekend
op dat hem een wederdienst wordt bewezen. Een tweede vindt dat niet
vanzelfsprekend, maar is er in zijn hart toch van overtuigd dat de ander bij hem
in het krijt staat en blijft steeds denken aan wat hij zelf heeft gedaan. Een derde
echter staat in zeker zin zelfs niet stil bij wat hij heeft gedaan, maar is als de
wijnstok die een tros druiven heeft voortgebracht en die na haar eigen vrucht te
hebben gedragen geen beloning verwacht. … Een mens die een goede handeling
heeft verricht schreeuwt dat niet van de daken maar gaat door met het volgende
dat hem te doen staat, evenals de wijnstok weer druiven voortbrengt in het
nieuwe seizoen. MA 5.6 (nr9)
-…Ontvang al wat u overkomt, zelfs indien het enigszins moeilijk te verteren is
met blijdschap, want het heeft het welzijn van het universum en het goddelijk
welzijn en welvaren tot doel. MA 5.8 (nr 55)
-Breng u telkens wanneer u iets wilt beginnen in herinnering wat de aard van het
werk is. Indien u van plan bent te gaan baden, weet dan wat normaal in een
badhuis gebeurt: mensen die met water gooien, dringen, schelden en stelen. Zo
begint u er standvastiger aan en kunt u steeds overwegen: “ik wil een bad gaan
nemen en er tevens voor zorgen mij op een natuurlijk wijze te blijven gedragen.”
Doe dat bij ieder werk. Als u iets hindert zeg dan tegen u zelf: “het baden was
niet het enige wat ik wilde, maar ik wilde mij ook op een natuurlijke wijze
25
blijven gedragen. En dat zal mij niet lukken als ik mij erger over wat er
gebeurt.” EE 4 (nr 55)
-Ziekte is een hinderpaal voor het lichaam, maar niet voor de geest, als u dat zelf
niet wil. Kreupelheid is een belemmering voor de benen, maar niet voor de
geest. Zeg dit nu bij alles wat u ten deel valt, want dan zult ue vinden dat een
gebeurtenis wel een hinderpaal kan zijn voor iets anders, maar niet voor uzelf.
EE 9 (nr13)
-Heb slechts lief wat u is toebedacht volgens het patroon van uw eigen lot. Want
wat is meer in harmonie met uw wezen? MA 7.57 (nr 23)
-Herinner u bij alles wat u overkomt, bij uzelf te rade te gaan en te onderzoeken
welke kracht u hebt om er tegenover te stellen. Indien u een schone man of
vrouw ziet, zult u vinden dat er zelfbeheersing tegenover staat. Indien zware
arbeid u ten deel valt, zult u uithoudings-vermogen vinden. Indien men u
uitscheldt, zult u daar lankmoedigheid tegenover stellen. Indien u zich aldus
gewent zult u niet meer door de zinnen worden meegesleurd. EE10
-De wil van de Natuur kunnen wij leren als wij kijken naar datgene, waarin wij
niet van elkaar verschillen. Bijvoorbeeld wanneer de drinkbeker van een ander
breekt, ligt het voor de hand te zeggen: “Dat kan nu eenmaal gebeuren.” Weet
echter dat wanneer uw eigen drinkbeker breekt, u zich op eenzelfde wijze dient
te gedragen als wanneer die van een ander breekt. Pas dit ook toe op
belangrijker zaken. Is iemands vrouw of kind gestorven, dan zegt men
26
gewoonlijk: “Dat kan gebeuren.” Maar wanneer iemands eigen kind sterft, dan
zegt de getroffene: “Ach en wee mij, ik ongelukkige.” In dat geval zouden wij
ons moeten herinneren wat wij ervaren wanneer bij anderen hetzelfde overkomt.
EE 26
-Dring diep door in de substantie van uzelf. Daar is de bron van het goede, die
het vermogen heeft altijd op te borrelen, mits u niet ophoudt met graven.
MA7.59 (nr 25)
-Zet het idee - Ik ben gekwetst – van u af en meteen zal het gevoel ervan
verdwijnen. Laat het idee van kwetsbaarheid vallen en het onheil zelf zal
verdwijnen. MA 4.7
-…Hoe kort is welbeschouwd het leven. Maak gebruik van het heden door te
handelen in overeenstemming met wat de rede en rechtvaardigheid u ingeven.
Wees vrij, maar weet hierin wel maat te houden. MA 4.26
-Over korte tijd zult u gestorven zijn, maar nog steeds bent u niet eenvoudig van
geest en kent u geen ziele rust. Ook wantrouwt u nog de gedachte dat u niet van
buiten gekwetst kunt worden en bent u niet welgezind tegen alle mensen.
Evenmin bent u ervan overtuigd dat wijsheid slechts in juist handelen te vinden
is. MA 4.37
27
- …..De uitvoering van de wetten der natuur en uw bijdrage daarin moet u
beoordelen alsof het uw eigen gezondheid betreft. Ontvang al wat u overkomt,
zelfs indien het enigszins moeilijk te verteren is met blijdschap, omdat het de
gezondheid van het universum en het goddelijk welzijn en welvaren ten doel
heeft…..MA 5.8 ( nr 55)
-Wees niet ontevreden, geef de moed niet op en wordt niet ongeduldig als u er
niet in slaagt uw daden volkomen in overeenstemming te brengen met de regels
der waarheid; maar wanneer u uit de juiste koers bent geslagen, keer dan weer
daartoe terug en verheug u erover wanneer u in het algemeen menswaardig
handelt. Heb lief waartoe u terugkeert. En verlaat u niet op de filosofie, zoals
een kind dat doet op zijn schoolmeester, maar veeleer zoals iemand met een
oogontsteking zich verlaat op het gebruik van compressen en smeersels. Ga er
niet prat op dat u de rede gehoorzaamt, maar kom er in tot rust. En herinner u
dat liefde tot de waarheid niets anders van u wil dan de natuur wil en dat uw
eigen wens naar iets uitging dat niet in overeenstemming was met de natuur.
Men zegt wel dat de onnatuurlijke wil juist ‘ het toppunt van gelukzaligheid is’ ,
maar is dit nu niet precies waardoor het geluk ons altijd misleidt? Wat denkt u,
vindt u geen groter welbehagen in grootmoedigheid, vrijheid, eenvoud,
redelijkheid, en een door de traditie gedragen leven? Wat is er te verkiezen
boven de wijsheid zelf, als u bedenkt hoezeer inzicht en weten een feilloze en
vanzelfsprekende uitwerking op alles hebben? MA 5.9
U wordt toch niet boos op iemand met een slechte lichaamsgeur of met een
slechte adem? Wat hebt u daaraan? Hij heeft nu eenmaal zo’n mond en zulke
oksels en die kunnen zo’n geur voortbrengen. “Maar”, zegt u dan, “deze man
heeft gezond verstand. Als hij er even bij stilstaat kan hij zich toch wel
voorstellen wat een hinder hij veroorzaakt?” Dat hebt u goed opgemerkt. Welnu,
u hebt zelf ook gezond verstand. Wek dan door een verstandige instelling bij de
ander ook een verstandige instelling op. Wijs de ander op het probleem en laat
28
hem zich ervan bewust worden. Als hij luistert, kunt u hem helpen en is er geen
noodzaak tot opwinding. Laat die over aan toneelspelers. MA 5.28
Ieder die van roem houdt denkt dat zijn geluk afhankelijk is van anderen/
Degene die van plezier houdt denkt dat zijn geluk afhankelijk is van zijn eigen
gevoelens. Doch hij die zijn geest beheerst , weet dat zijn geluk afhankelijk is
van wat hij zelf in praktijk brengt. MA 6.51 (….12b?)
Wat niet in het belang van de korf is, is ook niet in het belang van de bij. MA
6.54
Oefen u erin om nauwkeurig naar de woorden van een ander te luisteren en
verplaats u zoveel mogelijk in degene die spreekt. MA 6.53