duurzame ontwikkeling › l › library › download › urn:uuid:...traditionele landbouw stoelt op...
TRANSCRIPT
DUURZAME ONTWIKKELING
De term duurzame ontwikkeling dook voor het eerst op in 1987. Toen presenteerde de VN-commissie Brundtland,
die opgericht werd om na te denken over twee uitdagingen die de wereld te wachten stonden, namelijk
ontwikkeling en milieu, haar rapport. Het gaf aanleiding tot de eerste Rio Conferentie, die in 1992 georganiseerd
wordt. De definitie van de commissie luidt als volgt:
“Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van
toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.”
2
1. Introductie ........................................................................................................................................ 3
2. (Traditionele) landbouw en plattelandsontwikkeling ...................................................................... 5
3. Landgebruiksplanning en agroforestry ............................................................................................ 8
4. Ontginning ...................................................................................................................................... 12
4.1. Mijnbouw ............................................................................................................................... 12
4.2. Olieontginning ........................................................................................................................ 14
5. Vervuiling ........................................................................................................................................ 15
6. Consumptie .................................................................................................................................... 16
3
1. Introductie
Duurzame ontwikkeling is een holistisch begrip dat drie aspecten omvat: sociale ontwikkeling
(people), economische ontwikkeling (profit) en milieubescherming (planet). Men gaat uit van enkele
vooronderstellingen: ten eerste zijn de aarde en de mens fysisch beperkt; ten tweede moet de
economie in functie van de mens en de aarde anderen staan en mag het geen doel op zich zijn. De
nadruk ligt op “noden”, in de eerste plaats de noden van de allerarmsten. Inheemse groeperingen
hebben erop gedrukt een vierde pijler toe te voegen: culturele diversiteit. Onder meer UNESCO is
hierop ingegaan met een verklaring waarin te lezen staat dat “culturele diversiteit even belangrijk is
voor de mensheid als biodiversiteit dat is voor de natuur.” Duurzame ontwikkeling is een concept dat
verbindingen wil leggen in ruimte (wereldwijde solidariteit) en tijd (solidariteit tussen de generaties).
Het sociaal en natuurlijk kapitaal dat we bezitten is in grote mate onvervangbaar. Sommige
producten kunnen we namaken met synthetische producten, maar bijvoorbeeld voor veel
regulerende diensten is dat onmogelijk. Een ander probleem is de onomkeerbaarheid van
achteruitgang. Dit geldt voor verlies aan biodiversiteit, maar ook de culturele uniformering is niet
terug te draaien.
4
Op de Rio+20 Conferentie, die dit jaar gehouden werd, twee decennia na de eerste bijeenkomst,
werden de Sustainable Development Goals in het leven geroepen, naar analogie met de
Millenniumdoelstellingen. In 2000 hebben 189 landen de Millennium Declaration van de Verenigde
Naties ondertekend. Hiermee gingen ze het engagement aan om tegen 2015 8 concrete doelen te
halen:
- Het uitbannen van extreme honger en armoede
- Het bereiken van een universele basiseducatie
- Het bevorderen van de gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen; het versterken van de
positie van vrouwen
- Het verminderen van kindersterfte
- Het verbeteren van de gezondheid van moeders
- Het bestrijden van hiv/aids, malaria en andere ziekten
- De bescherming van een duurzaam leefmilieu
- Het ontwikkelen van een wereldwijde samenwerking voor ontwikkeling
Deze doelstellingen werden in concrete indicatoren gegoten, die getoetst worden aan het
referentiejaar 1990. Voorbeelden zijn: in 2010 is het aantal mensen zonder duurzame toegang tot
schoon drinkwater en sanitair gehalveerd, in 2015 volgen alle kinderen, jongens en meisjes, volledig
basisonderwijs.
Vele van deze doelstellingen zijn (nog) niet gehaald, maar het is wel een basisdocument geworden
voor beleidsmakers in heel de wereld.
De regeringen van Colombia en Guatemala stelden daarom voor om ook Duurzaamheidsdoelen te
formuleren. Zo wil men de grote milieu- en klimaatkwesties aanpakken op basis van de drie dimensies
van duurzame ontwikkeling: mens, milieu en economie. Ze moeten complementair zijn aan de
Millenniumdoelstellingen. Thema’s als duurzame consumptiepatronen, voedselzekerheid, toegang tot
water, duurzame energiebronnen,… zullen aan bod komen. Op die manier wordt ontwikkeling
verenigd met de grenzen van onze planeet.
De concrete invulling van de doelstellingen zal van start gaan in september 2012, zodat de
doelstellingen van kracht kunnen gaan in 2015.
5
Duurzame ontwikkeling is dus een manier om een minstens even goede wereld achter te laten voor
onze kinderen en kleinkinderen. En wel door de biodiversiteit, de natuurlijke rijkdommen en
grondstoffen die er vandaag zijn niet uit te putten, maar op een verantwoorde manier te gebruiken,
en door de mogelijkheden voor een degelijke levensstandaard en levenskwaliteit overal ter wereld
open te houden.
We gaan verder in op een paar elementen van duurzame ontwikkeling die voor de casus Ecuador
relevant zijn.
Bos en ontwikkeling
In het Zuiden is het vaak zo dat in afgelegen, rurale gebieden de armoede het ergst en meest
uitzichtloos is. Volgens de Wereldbank leeft een groot deel van de extreme armen op “fragiele”
gronden, waarvan 240 miljoen in beboste gebieden, waaronder traditionele gemeenschappen, maar
ook immigranten die de grensgebieden van het bos koloniseren om nieuwe economische en
landbouwmogelijkheden te benutten. Ook in conflictsituaties worden bossen een toevluchtsoord. De
meeste bossen zijn dan ook vrij toegankelijk en te gebruiken door forest dwellers.
Dit inzicht maakt dat duurzame ontwikkeling en duurzaam bosbeheer in bepaalde regio’s
onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Om tot duurzaam bosbeheer op lange termijn te komen, is
het noodzakelijk dat de allerarmsten kunnen voorzien in hun dagelijks levensonderhoud zonder dat
dit leidt tot ontbossing en dat hun economische activiteiten zowel rendabel zijn als met respect voor
de natuurlijke rijkdommen gebeuren.
2. (Traditionele) landbouw en
plattelandsontwikkeling
Toen de eerste mensen 14.000 jaar geleden in de Nieuwe Wereld arriveerden, bleek landbouw
minder vanzelfsprekend met moeilijk te bewerken bodems en gewassen die zich moeizaam lieten
6
veredelen. Gewassen konden ook maar moeilijk naar andere streken overgebracht worden, omwille
van de zeer verschillende weersomstandigheden en variatie in daglichturen, wat in Eurazië wel kon.
De eerste mensen in Latijns-Amerika leefden daarom in eerste instantie van de jacht, met het gevolg
dat de meeste grote zoogdieren op het continent uitgestorven zijn. Overexploitatie heeft dus een
langere geschiedenis dan we vermoeden.
Traditie
Traditioneel is er in Zuid-Amerika een kleinschalige, extensieve landbouw voor lokale
voedselvoorziening. Het was er lang de belangrijkste economische activiteit. De laatste decennia
heeft er een rationalisering en intensivering van de landbouw plaatsgevonden, met grote plantages
en multinationals tot gevolg. Toch blijft er nog een aanzienlijk deel van de plattelandsbevolking
afhankelijk van (meer) traditionele landbouw. In Ecuador is dit niet anders.
Kleinschalige landbouw voor eigen gebruik (subsistentielandbouw) bestaat voornamelijk uit
slash/mulch systemen, waarbij een op een stuk grond het bos gekapt en afgebrand wordt, gewassen
als yuca, zoete aardappelen, palm, maïs en bananen geteeld worden en de plantenresten tussen de
gewassen gelegd worden als compost (mulch). Knolgewassen worden uitsluitend door vrouwen
verbouwd, terwijl bakbananen en maïs een mannenaangelegenheid is. Vroeger werd dit aangevuld
met jacht, visvangst, verzamelen van noten, fruit, insecten(larven), slakken, eieren, enzovoort.
Vandaag is er meer en meer een verschuiving naar veeteelt. Veeteelt op tropische gronden is echter
niet duurzaam omdat de bodem veel sneller uitgeput is dan in ons gematigde klimaat en er al snel
nieuwe stukken woud gekapt moeten worden.
Traditionele landbouw stoelt op de kennis van de natuurlijke omgeving en haar planten. Uit deze
kennis kunnen dan complexe landbouwsystemen groeien die aangepast zijn aan de lokale
omstandigheden. Op een duurzame manier kan zo aan de basisbehoeften voldaan worden, zonder
een beroep te doen op machines, chemische meststoffen (het vee levert de mest), pesticiden en
andere technieken die gangbaar zijn in de moderne landbouw. Meer traditionele agro-ecosystemen
hebben gezien 6 kenmerken die bijna overal gelden:
- Een hoge biodiversiteit die een hoofdrol speelt in de regulatie van de diensten die het
ecosysteem levert. Er worden bijvoorbeeld veel soorten verbouwd om het risico te spreiden,
7
dit heeft ook een gevarieerder en gezonder dieet tot gevolg op lange termijn. Of men gaat
voor de combinatie tussen landbouw en bos. Vele andere organismen, zoals insecten,
profiteren van deze verscheidenheid. Daarnaast is er een grote genetische diversiteit, met
lokale variëteiten, wilde soorten,… Dit verlaagt de kans op ziektes en plagen.
- Ingenieuze systemen en technologieën die samenhangen met of passen in het landschap, het
land en het waterbeheer. De landbouw wordt ingepast in de realiteit van de omgeving.
- Gediversifieerde landbouwsystemen die voedsel leveren, vooral voor eigen gebruik, maar ook
voor de nationale markt, die de bestaande hulpbronnen niet uitputten.
- De combinatie van traditionele kennis en innovatie.
- Socio-culturele regulering door sterke culturele waarden en collectieve organisatievormen,
waaronder traditionele instellingen die het agro-ecologisch beheer op zich nemen, formele
overeenkomsten over de toegang tot hulpbronnen, de verdeling van de voordelen,
waardesystemen, rituelen, enzovoort.
Dit systeem steunt met andere woorden in grote mate op de fysieke arbeid van de boer, met schoffel,
sikkel en ploeg.
Een modern model
Toch zien veel instanties in deze kleinschalige, duurzame landbouw veel mogelijkheden voor de
toekomst. Onder meer La Vía Campesina, een internationale organisatie, schrijft in een rapport dat
agro-ecologische productie door kleine boeren het best voldoet om aan de toekomstige voedselvraag
te voldoen. Ook de Europese Unie volgt die redenering. Op basis van verschillende studies die
aantonen dat duurzame, kleinschalige landbouw meer productiecapaciteit heeft dan industriële
landbouw, stelt de EU een hervorming voor die kleine boeren moet bevoordelen en duurzame
landbouwpraktijken belonen. De combinatie tussen kleinschalige, meer traditionele landbouw en
innovaties is dus op langere termijn duurzamer en zal meer mensen kunnen (blijven) voeden. Het is
een uitstekend voorbeeld van hoe mens, milieu en economie profiteren van duurzame ontwikkeling.
In Ecuador wordt het platteland het ergst getroffen door armoede. Met het oog op duurzame
ontwikkeling, is het dus nodig te focussen op landelijke gebieden.
8
3. Landgebruiksplanning en agroforestry
Het omzetten van bos in landbouwgronden en graasweiden is een van de belangrijkste redenen van
ontbossing. De concurrentie tussen de natuurlijke omgeving en het cultuurgebruik van gronden voor
landbouw is ook in Vlaanderen al decennia lang een moeilijk vraagstuk. Dit is niet anders in het
Zuiden. Denk maar aan de discussies over de sojateelt in Brazilië die ten koste gaat van het Amazone-
woud. Lokaal zijn tal van mensen in het Globale Zuiden, waaronder zeker ook in Ecuador, afhankelijk
van subsistentie- of overlevingslandbouw. Kleine oppervlakten, waar bijvoorbeeld maïs of bananen
gekweekt worden, zorgen voor de dagelijkse voedselvoorziening van de familie of ze laten enkele
koeien grazen op pastos, kleine graaslanden, meestal van lage kwaliteit.
Gezien de vele manieren waarop wij vandaag de aarde en dus het beschikbare land willen gebruiken,
gezien de multifunctionaliteit die onder meer bossen moeten vervullen, is er nood aan een goede
landgebruiksplanning. Dit concept staat voor een efficiënter landgebruik, zodat sociale, culturele en
economische functies binnen de grenzen van de natuurlijke realiteit passen. De taak van overheden
en andere actoren is de inrichting van de open ruimte af te stemmen op de behoeften van de
samenleving en op die van de natuurlijke omgeving. Het gaat bijvoorbeeld om het weloverwogen
aanleggen van wegen en andere infrastructuur; landbouw niet toewijzen aan de minst productieve
gronden, want dan is er een groter areaal nodig voor dezelfde opbrengst; de plaatsen met de hoogste
ecologische waarde vrijwaren van negatieve invloeden; multifunctioneel gebruik van land waar
mogelijk; stadsplanning; enzovoort. Deze doorgedreven zonering staat een duurzamer gebruik van de
natuurlijke omgeving toe.
Landrechten
Na eeuwen van kolonisatie, postkoloniale chaos en institutionalisering, zijn veel inheemsen en kleine
boeren uit de boot gevallen als het gaat om landrechten. Ze deden beroep op het gewoonterecht om
landkwesties te regelen. Het land waarop ze wonen en werken is met andere woorden niet officieel
van hen, maar meestal van de staat. Dit hoeft geen probleem te zijn, maar wanneer de ontginning
van natuurlijke hulpbronnen op het toneel verschijnt, is het al te gemakkelijk voor de overheid om de
gemeenschappen hun gronden af te nemen en zelf of in samenwerking met bedrijven te beginnen
9
exploiteren. Het zorgt ervoor dat deze gemeenschappen machteloos staan ten aanzien van externe
actoren en steeds in onzekerheid leven. Vaak gaat druk op de landrechten van inheemsen gepaard
met druk op de natuurlijke omgeving, met name bossen.
De laatste decennia hebben veel organisaties dan ook ingezet op de sensibilisering van deze groepen,
om hen te wapenen tegen onteigening en ontginning. Ook in het internationale recht bestaan
intussen conventies die de legitimiteit van het gewoonterecht bevestigen1. In heel Latijns-Amerika
werden land- en landbouwhervormingen doorgevoerd.
In Ecuador was het landeigendom halverwege de vorige eeuw zeer ongelijk verdeeld. Enkele
grootgrondbezitters hadden meer dan 45% van het land in hun bezit, terwijl meer dan 1/3 van de
kleine boeren het moest doen met amper 2% van het land. De hacienda’s, de grote landgoederen,
kenden een opkomst. Ze hadden de vruchtbare gronden van de valleien in handen, terwijl de kleine
landeigenaars het met de minder vruchtbare gronden moesten stellen.
Eind 19de tot begin 20ste eeuw kende de kustregio een ware cacao boom. Met een systeem van
deelpacht werden ook hier de lokale boeren verplicht te werken en te verkopen volgens de
voorwaarden van de plantage-eigenaar. Met de stijging van de cacaoprijzen in de jaren ’50, kwamen
de boeren in opstand, ze bezetten het land en betaalden geen huur meer. De teelt was immers in
handen van een handvol liberale grootgrondbezitters, wat de ongelijkheid in de regio deed steigen.
Cacao is normaal gesproken een gewas dat graag en goed in de schaduw groeit, onder een scherm
van bomen. Als reactie op de gestegen internationale vraag, gingen producenten meer en meer over
tot een teelt in de zon, die sneller oogst opleverde, maar aan mindere kwaliteit. De bomen werden zo
overbodig, met ontbossing tot gevolg. Deze niet duurzame manier van cacao te telen, heeft grote
gevolgen gehad voor de bodem en het milieu in Ecuador.
In de Andes was de versnippering van gronden groot. Omwille van de specifieke klimatologische
omstandigheden, wilden de boeren stukjes grond op redelijke afstand van elkaar, op die manier
konden ze profiteren van de verschillende microklimaten en de risico’s spreiden.
1 Zo is er UNDRIP, United Nations Declaration on the Rights of Indigenous Peoples.
10
In de jaren ’60 en ’70 kwam het tot landhervormingen. Minifundio’s, kleine landgoederen, onder de
4,8 hectare wilde men wegwerken, dat werd gezien als het minimumareaal om een familie te
onderhouden, en afwezige landeigenaars werden bedreigd met onteigening. De grootste voordelen
waren er voor boeren die genoeg middelen hadden om land te kopen. Toch was het geen onverdeeld
succes: in 1979 waren minder dan 20% van de families en 15% van de gronden beïnvloed door de
regelgeving. 350.000 eigendommen bleven onder de 5 hectare, meer dan een derde hiervan was
kleiner dan 1 hectare. Vele boeren moesten dan ook hun werk op het land combineren met
handwerk of het maken van bakstenen en dakpannen om rond te komen. Of ze gingen in loondienst
werken.
In de jaren ’70 en ’80 zette de overheid in op het koloniseren van nieuwe regio’s om het
landprobleem op te lossen: de Oriente. Deze weinig bevolkte streek had nog vruchtbare
Amazonegronden die niet ontgonnen werden. De landverdeling in het Amazonegebied is dan ook
veel evenwichtiger, met grotere plots. Voornamelijk migranten uit de Sierra kwamen er hun geluk
beproeven.
De Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties ziet een duidelijke link tussen
landrechten en duurzame ontwikkeling. Landeigendom stimuleert bijvoorbeeld een duurzaam
gebruik van grondstoffen, zorgt voor voedselzekerheid en verhoogt de economische kansen van de
lokale bevolking.
Gemeenschapsbossen
Community forestry is een concept dat meer en meer opkomt bij het oplossen van landproblemen in
het Zuiden. Het is een participatieve aanpak waarbij de lokale gemeenschap een actieve rol speelt in
bosbeheer en landgebruik. Daarbij is het belangrijk dat de economische, sociale en ecologische
voordelen en opbrengsten terugvloeien naar de gemeenschap. De druk van externe actoren wordt op
deze manier weggenomen.
De eerste projecten rond community forestry vonden plaats daar waar de afhankelijkheid van bossen
voor het dagelijks leven en het levensonderhoud het grootst was. Ook in Ecuador en in andere
Amazonelanden werd het aanzien als een veelbelovend systeem om rurale ontwikkeling en
armoedebestrijding te combineren met bosbehoud. De eerste projecten gingen gepaard met heel wat
problemen, de strijd om landrechten en de eerste stap naar gemeenschappelijk beheer hadden
11
bijvoorbeeld vaak veel voeten in de aarde. Het is gebleken dat externe steun bijna onvermijdelijk is
om dit soort projecten levensvatbaar te maken, een degelijke vorming op technisch en
managementvlak is daarbij cruciaal.
Voor de gemeenschappen, in tegenstelling tot voor commerciële bedrijven, is het van groot belang de
natuurlijke omgeving op lange termijn te behouden. Hun directe afhankelijkheid en die van de
volgende generaties van de hulpbronnen, zorgt er voor dat ze het belang van effectieve bescherming
veel beter inzien. Een bijkomend voordeel is dat de focus van gemeenschappen vaak op niet-houtige
producten ligt, wat een veel minder verwoestend effect heeft op het ecosysteem.
Agroforestry
Agroforestry is een voorbeeld van een landgebruiksysteem. Het opzet is de combinatie van bos met
landbouw of veeteelt. Ze kunnen voorkomen op hetzelfde perceel, maar ook in een rotatiesysteem.
Het is een dynamisch en ecologisch verantwoord systeem van beheer van natuurlijke hulpbronnen.
Wegens positieve interacties tussen de twee gebruiksvormen, kan immers een hoger rendement
behaald worden en zijn er zowel voordelen op economisch als ecologisch vlak.
De landbouwer kan er tal van voordelen uit halen:
- Bepaalde gewassen, als koffie, thee of cacao, zijn schaduwminnend, bomen kunnen hiervoor
zorgen.
- De houtopbrengst kan van pas komen tijdens het productieproces als energie of als
bouwmateriaal
- Bomen kunnen weersinvloeden milderen, zoals wind
- Ze kunnen de bodem verbeteren en bemesten, erosie en landdegradatie tegengaan en de
nutriëntencycli faciliteren
- Ze kunnen meer water vasthouden en filteren en het microklimaat veranderen
- Ze kunnen fruit, gommen, latex of andere niet-houtige producten produceren
- De beschikbare hulpmiddelen, zoals zonlicht, nutriënten en water kunnen efficiënter gebruikt
worden
- Door een differentiatie aan producten kan de boer heel het jaar rond inkomsten halen uit zijn
land
12
- Door een gevarieerdere structuur en een positieve invloed op de fauna en flora kan de boer
eco-toeristen aantrekken.
- …
Ook de combinatie met veeteelt biedt een meerwaarde. Voldoende schaduw is immers belangrijk
voor de dieren. Een melkkoe die in een aangename omgeving leeft en geen stress ondervindt,
produceert bijvoorbeeld meer melk. Het is natuurlijk wel belangrijk niet te veel bomen te planten in
dit systeem, zodat de grassen eronder voldoende licht krijgen om te groeien.
Het is voor de boer met andere woorden een nieuwe bron van inkomsten en producten.
De ecologische voordelen spreken voor zich. Variatie in gewassen en de afwisseling met bomen zorgt
ervoor dat planten en dieren beter gedijen in dit landbouwsysteem, insecten in het bijzonder
profiteren ervan. De bodem wordt minder uitgeput, de lucht en het water worden minder vervuild.
Dit systeem wordt ook in Vlaanderen toegepast, maar is zeker in de tropen van groot belang.. De
principes van agroforestry worden al heel lang toegepast in de traditionele landbouw, maar met de
komst van de moderne landbouw en haar monocultuur en oog op grote eenvormige oogsten met
grote machines, is het op de achtergrond geraakt. Zowel vanuit de bezorgdheid over de verdwijnende
bossen als de moeilijkheden van kleine landbouwers, is agroforestry geherwaardeerd. Het zorgt er
ook voor dat de druk op bossen, onder meer voor houtwinning, verkleint.
Agroforestry systemen zijn in het bijzonder interessant voor rurale en inheemse gemeenschappen in
het Zuiden, omdat ze toestaan de traditionele landbouwtechnieken te behouden en aangepast zijn
aan de ecologische en socio-culturele realiteit. Tegelijkertijd kunnen de gemeenschappen nieuwe
economische mogelijkheden aanspreken.
4. Ontginning
4.1. Mijnbouw
Metalen en mineralen worden op allerlei manieren in dagdagelijkse producten verwerkt. De
mijnbouwindustrie haalt elke dag dan ook zeer grote hoeveelheden van deze hulpbronnen uit de
13
grond. Het toeval wil dat natuurlijke rijkdommen voornamelijk in het Zuiden te vinden zijn. De
woekerwinsten van grote mijnbedrijven staan tegenover de sociale en ecologische impact op de
regio.
Negatieve ecologische gevolgen zijn onder meer:
- Voor de ontginning van mineralen worden bijzonder giftige, chemische producten, zoals
cyanide, gebruikt. Die komen in het grondwater terecht. Vervuilde bodem en besmet
grondwater beïnvloeden de lokale landbouw en volksgezondheid op een negatieve manier.
- Ook de reststoffen die bij de ontginning uit de grond gehaald worden, kunnen zeer giftig zijn.
In 2001, toen de goudprijs nog maar een derde bedroeg van de huidige prijs, zorgde een
gemiddelde gouden ring voor minimum twintig ton mijnafval. Tegelijkertijd wordt meer dan
10.000l per gram zuiver goud verbruikt.
- Enorme open groeves worden uit de rotsen gegraven, putten van vaak kilometers doorsnede
en honderden meters diep. De goudmijn van Yanacocha in Peru bestaat uit putten met een
totale oppervlakte van meer dan 150 vierkante kilometer. Dit is een directe bedreiging voor
de ecosystemen.
- …
Sociale en economische gevolgen zijn bijvoorbeeld:
- De plaatselijke boeren worden vaak onteigend ten voordele van mijnconcessies. Zij dragen
daarbij nog eens de kosten van de ontginning met betrekking tot landbouwproductiviteit en
dergelijke.
- Lokale economieën worden ernstig verstoord.
- De winsten van de mijnbouw leveren grote winsten op voor bedrijven en aandeelhouders uit
het Noorden, de waarde wordt met andere woorden uit de grond gehaald, maar komt niet
terecht bij degene aan wie de grond in feite toebehoord, de landen in het Zuiden.
- De sociale structuren van de gemeenschappen veranderen, potentiële arbeiders immigreren,
terwijl boeren van het platteland wegvluchten. Dit zorgt voor toenemende spanningen in de
dorpen en steden die met mijnbouw te maken krijgen.
14
- Verdeel-en-heersstrategieën en regelrechte bedreigingen proberen lokale organisaties en
hun leiders die tegen de mijnbouw strijden te ontwrichten.
- In Latijns-Amerika is het zo dat mijnconcessies vaak in de gebieden van inheemse
gemeenschappen vallen, zij worden het hardst getroffen en hun culturele identiteit staat
hiermee op het spel
- …
Mijnbouw wordt door velen gezien als een niet-duurzame manier van exploiteren, vermits het gaat
om niet-hernieuwbare grondstoffen. De metalen en mineralen werden miljoenen jaren geleden
gevormd door geofysische processen in de aardkorst. Eens ze ontgonnen en nadien verwerkt zijn,
kunnen ze niet meer teruggebracht worden tot hun oorspronkelijke staat. Het opdelven van deze
grondstoffen is dus gelijk aan uitputting. Het lijkt dus onmogelijk om tot “duurzame mijnbouw” te
komen. Of mijnbouw kan bijdragen tot duurzame ontwikkeling is een andere vraag, in elk geval moet
dan rekening gehouden worden met de lokale realiteit, de sociale verhoudingen en de natuurlijke
omgeving.
4.2. Olieontginning
Sinds de jaren ’60 zijn buitenlandse bedrijven olie beginnen oppompen in het Amazonegebied. Vooral
het westelijke deel van het woud, waaronder de Ecuadoraanse Oriente, is rijk aan olie.
Maar net als de mijnindustrie heeft ook de olieontginning een zware ecologische en sociale tol geëist.
Er werd en wordt ontbost om wegen en pijpleidingen aan te leggen; vele miljarden vaten olie zijn
gelekt in de natuur; giftige bijproducten hebben het Amazonewoud vervuild;…
In 1992 lekte er zo veel olie dat de rivier Napo meerdere dagen zwart zag, benedenstrooms
kondigden Peru en Brazilië de noodtoestand af. 7 inheemse groepen hebben zich hierop
georganiseerd en spanden een rechtszaak aan tegen Texaco (Chevron). De inheemse
gemeenschappen werden zwaar getroffen door kanker en andere ziektes. Het bedrijf werd onlangs
door de Ecuadoraanse rechter verplicht 18 miljard dollar schadevergoeding uit te betalen aan de
30.000 slachtoffers. Maar de juridische strijd blijft voortduren, net als de strijd op het terrein.
15
Een andere casus die op tafel ligt is die van Yasuní, een nationaal park in het uiterste oosten van
Ecuador. Het park wordt aanzien als de meest biodiverse plaats op aarde. Daarnaast herbergt Yasuní
ook het zwarte goud, niet minder dan 1/5 van Ecuadors voorraad. In 2007 lanceerde president Rafael
Correa het Yasuní-ITT Initiatief. Hiermee wil de regering afstand doen van olieontginning in het park,
in ruil voor compensaties van de internationale gemeenschap. 50% van de geschatte opbrengsten zou
tegen 2020 overgemaakt moeten worden. Ecuador levert de donoren certificaten met de belofte dat
olie van Yasuní in de grond zal blijven.
Toch is Ecuador vandaag de dag economisch afhankelijk van de olie-industrie, ongeveer de helft van
alle export en maar liefst 1/3 van de overheidsinkomsten komen van olie.
Olie is geen hernieuwbare energiebron. Al decennia lang speculeren wetenschappers over het einde
van het olietijdperk. In de jaren ’50 stelde Hubbert een model op dat een piek in het olieverbruik
voorspelde rond 1970, rond 2000 zou het hoogtepunt bereikt worden, de zogenaamde peak oil, het
verbruik zou dan snel dalen tot bijna niets meer in 2060. Over het tijdstip van het maximumverbruik is
er veel discussie, net als over de consequenties ervan. Zullen onze kinderen nog diesel tanken? Zal de
laatste druppel olie opgepompt worden? Staat er een alternatief klaar om de olie te vervangen? Tal
van vragen die de volgende jaren duidelijk zullen moeten worden. Olie is dus geen duurzaam
gewonnen hulpbron en voor duurzame ontwikkeling op lange termijn voldoet olie niet langer.
5. Vervuiling
Milieuverontreiniging is het gevolg van niet-duurzame consumptie en productie. Het is de aantasting
van het leefmilieu ten gevolge van menselijke activiteiten. Daarbovenop kan het ook essentieel zijn
vervuiling te voorkomen om een duurzame toekomst te garanderen.
Een voorbeeld is de schade aan kust- en martieme milieus. De oceanen zijn de belangrijkste
zuurstofproducenten op aarde, belangrijker dan planten. Ze zorgen ook voor een groot deel van onze
zoetwatervoorziening. Toch gaan we niet al te voorzichtig om met onze zeeën. In het noordelijk deel
van de Stille Oceaan drijft en zweeft naar schatting 44 miljoen kilogram plastic afval, afgezien van het
naar de bodem gezakte afval. De zeebodem is vervuild met stukjes plastic ter grootte van zandkorrels.
Daar vermengt het zich met het zand en de steentjes op de bodem, met afgestorven organisch
16
materiaal. Via organismen die op de bodem leven, komt het in het voedselketen terecht. Wat de
gevolgen op lange termijn zullen zijn, is nog niet duidelijk.
Niet alleen de gezondheid van levende wezens wordt aangetast door vervuiling, ook het functioneren
van de Aarde zelf staat op het spel. We begrijpen de complexe relaties en processen die er op onze
planeet gebeuren nog maar weinig. Het destabiliseren van ecosystemen kan ervoor zorgen dat
processen die we als vanzelfsprekend beschouwen niet meer kunnen functioneren. Wij merken er nu
misschien nog niet veel van, maar de generaties na ons zullen dat wel doen.
6. Consumptie
Duurzaamheid heeft twee kanten: duurzame productie en dito consumptie. Op vlak van productie
moeten in de hele wereld inspanningen worden geleverd zodat dit op een verantwoorde en propere
manier gebeurt. Op consumptievlak is de verantwoordelijkheid van het Noorden veruit het grootst.
Het ontwikkelingsmodel van de geïndustrialiseerde landen kan niet uitgebreid worden naar de rest
van de wereld, de draagkracht van onze planeet staat dit niet toe. Enkel een fundamentele
ommezwaai in het Noorden stelt de kansen van het Zuiden én van toekomstige generaties op een
leefbare, duurzame wereld veilig. Consuminderen is een term die hier soms wordt opgeplakt.
Het is de vraag, zowel lokaal, nationaal als internationaal, die het aanbod stuurt. Daarom is het
belangrijk dat verbruikers in het Noorden bewust omgaan met consumeren en de gevolgen ervan op
huidige en toekomstige generaties in Noord en Zuid. Door minder en milieuvriendelijker te
verbruiken, niet te verspillen, afval te voorkomen en sorteren, producten uit eerlijke handel aan te
schaffen, aankopen te doen in kringloopwinkels en bij ondernemingen uit de sociale economie,…
kunnen consumenten het goede voorbeeld geven.
De definitie van duurzame consumptie is:
“Het gebruik van goederen en diensten om aan de basisbehoeften te voldoen en een betere
levenskwaliteit na te streven, terwijl de ecologische en sociale impact beperkt wordt om de
noden van toekomstige generaties niet in gevaar te brengen.”
17
De overconsumptie in het Noorden leidt tot tal van ecologische en sociale problemen, denk maar aan
klimaatverandering en obesitas. In ontwikkelingslanden en opkomende economische machten is er
vaak een onderconsumptie, waardoor niet aan de basisbehoeften van de bevolking voldaan kan
worden.
Door duurzame ontwikkeling en consumptie te promoten bij ons, kan de druk op hulpbronnen die uit
het Zuiden komen verminderen. Pas als mensen hier de sociale en ethische dimensies van wat ze
kopen in het oog houden, hoe ze geproduceerd zijn en wat de impact ervan is op het milieu, wordt
het duurzaam beheer van natuurlijke rijkdommen en duurzame ontwikkeling in het Zuiden mogelijk.