eindrekenkamerrapport onderzoek jeugdzorg...6. of de transitie van de jeugdzorg in zandvoort is...
TRANSCRIPT
Jeugdzorg
Onderzoek Rekenkamer Zandvoort
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 2 -
Jeugdzorg
Onderzoek Rekenkamer Zandvoort
Utrecht, november 2018
Auteur: Erwin Derks
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 3 -
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave .................................................................................................................... 3
1 Conclusies en aanbevelingen ....................................................................................... 4
1.1 Conclusies .................................................................................................................... 4
1.2 Aanbevelingen ............................................................................................................. 6
2 Inleiding ...................................................................................................................... 9
2.1 Aanleiding en achtergrond onderzoek ........................................................................ 9
2.2 Doel en vraagstelling onderzoek ................................................................................. 9
2.3 Gevolgde werkwijze .................................................................................................. 11
2.4 Leeswijzer .................................................................................................................. 11
3 Jeugdzorgbeleid in Zandvoort .................................................................................... 13
3.1 Inleiding ..................................................................................................................... 13
3.2 Bevindingen ............................................................................................................... 13
3.3 Deelconclusies ........................................................................................................... 20
4 Vormgeving en uitvoering transitie jeugdzorg ............................................................ 22
4.1 Inleiding ..................................................................................................................... 22
4.2 Bevindingen ............................................................................................................... 22
4.3 Deelconclusies ........................................................................................................... 32
5 Financiën en risico’s jeugdzorg ................................................................................... 33
5.1 Inleiding ..................................................................................................................... 33
5.2 Bevindingen ............................................................................................................... 33
5.3 Deelconclusies ........................................................................................................... 38
6 Dienstverlening en toegankelijkheid jeugdzorg ........................................................... 39
6.1 Inleiding ..................................................................................................................... 39
6.2 Bevindingen ............................................................................................................... 39
6.3 Deelconclusies ........................................................................................................... 48
Bijlage 1: Beantwoording onderzoeksvragen ...................................................................... 50
Bijlage 2: Aanbevelingen NJi-onderzoek naar kwetsbare gezinnen ...................................... 55
Bijlage 3: Gehanteerd normenkader ................................................................................... 57
Bijlage 4: Overzicht bestudeerde documenten .................................................................... 59
Bijlage 5: Overzicht geïnterviewde personen ...................................................................... 60
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 4 -
1 Conclusies en aanbevelingen
Voor u ligt het eindrapport van het rekenkameronderzoek naar jeugdzorg. Hieronder worden
de conclusies van het onderzoek gepresenteerd. Daarna volgen de uit de conclusies af te
leiden aanbevelingen. De bevindingen die ten grondslag liggen aan deze conclusies en
aanbevelingen zijn opgenomen in de hoofdstukken hierna.
1.1 Conclusies
1. De raad heeft zelf geen actieve rol gespeeld in het formuleren van ambities
Bij het bepalen van de beleidskaders voor jeugdzorg en het vormgeven aan transitie en
transformatie is de rol van de raad vrij passief geweest. De in 2015 afgesloten
samenwerkingsovereenkomst tussen Zandvoort en Haarlem is weliswaar gericht op
uniformiteit in beleid, maar bevat ook bepalingen die eigen beleidskeuzes mogelijk maken.
Ook voorziet de samenwerkingsovereenkomst in jaarlijkse evaluaties die aanleiding
kunnen geven voor beleidsaanpassingen, maar deze evaluaties hebben nooit aantoonbaar
plaatsgevonden. Van beleidsaanpassingen dan wel specifieke Zandvoortse beleidsaccenten
is dan ook geen sprake geweest. In die zin heeft de gemeenteraad niet actief invulling
gegeven aan zijn kaderstellende rol.
2. De raad heeft de eigen informatiebehoefte niet duidelijk geformuleerd
De voortgangsrapportages die vanaf 2015 werden opgesteld om de raad te informeren
over ontwikkelingen met betrekking tot de jeugdzorg (en de andere decentralisaties)
leidden niet of nauwelijks tot vragen, moties en/of amendementen. Het stoppen met het
opstellen van voortgangsrapportages in de loop van 2017 heeft ook geruisloos
plaatsgevonden. De raad heeft zijn eigen informatiebehoefte niet duidelijk geformuleerd,
waardoor het vervullen van de controlerende rol wordt bemoeilijkt.
3. De sturingsinformatie voor de raad laat te wensen over
De informatie over jeugdzorg in de planning-en-controldocumenten is zeer beperkt,
waarbij alleen de verplicht voorgeschreven indicatoren in programmabegroting en
jaarverslag (met ingang van 2017) zijn opgenomen. De financiële informatie is niet altijd
consistent, waardoor de juistheid van gepresenteerde bedragen in een aantal gevallen
moet worden betwijfeld. Bovendien zijn sinds eind 2017 geen aparte kwartaalrapportages
– die tot dat moment extra informatie over ontwikkelingen met betrekking tot jeugdzorg
bevatten, zij het dat die niet altijd even duidelijk was – meer opgesteld. Ook de informatie
in de (verplichte) risicoparagraaf in programmabegroting en jaarverslag is zeer summier.
Ook daardoor is de raad niet goed in staat zijn controlerende rol uit te oefenen.
4. De financiële onzekerheid is toegenomen
In 2015 en in 2016 was sprake van een overschot op het budget voor jeugdzorg. Hieraan
ligt geen duidelijke keuze of oorzaak ten grondslag. In 2017 was van een overschot geen
sprake meer en ook voor 2018 wordt in elk geval geen overschot voorzien. Doorzetting van
deze trend zou resulteren in een tekort. Daarnaast ontbreekt een onderbouwing van het
risicobedrag dat in de risicoparagraaf van begroting en jaarverslag met betrekking tot het
sociaal domein is opgenomen, waardoor niet duidelijk is of dit bedrag reëel is. Ook is geen
specifieke reserve gevormd voor jeugdzorg of het sociaal domein in brede zin, zonder dat
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 5 -
hier een duidelijke afweging aan vooraf is gegaan. Bovendien is het zicht op inhoudelijke
ontwikkelingen in geleverde zorg (de duur van zorgtrajecten, ontwikkelingen in de vraag
naar lichtere en zwaardere zorgtrajecten) nog beperkt. Door dit alles is de financiële
onzekerheid groter geworden.
5. Er is in de praktijk wel aandacht voor specifiek Zandvoortse problematiek
Hoewel er niet wordt afgeweken van het in samenwerking met Haarlem vastgestelde
beleid, is er in de praktijk wél aandacht voor specifiek Zandvoortse problematiek. Dit komt
bijvoorbeeld tot uitdrukking in het door NJi uitgevoerde onderzoek dat zich specifiek
richtte op zorgmijding in Zandvoort, maar ook in de gekozen werkwijze en de daarmee
gepaard gaande vrijheid voor zorgprofessionals zoals de CJG-coaches, bijvoorbeeld als het
gaat om de manier waarop in Zandvoort vorm wordt gegeven aan de samenwerking met
ketenpartners zoals scholen en huisartsen.
6. Of de transitie van de jeugdzorg in Zandvoort is afgerond, kan niet goed worden
vastgesteld
In Zandvoort wordt geen scherp onderscheid gemaakt tussen transitie en transformatie. Er
is geen sprake van duidelijk geformuleerde transitieopgaven, concreet beoogde
eindresultaten van de transitie en informatie over de realisatie hiervan. Desondanks is in
de aanloop naar 2017 (in de programmabegroting) aangegeven dat de transitie is
afgerond. Wat daarmee dan precies bedoeld wordt, is niet duidelijk.
7. Niettemin liggen er nog opgaven die direct samenhangen met de transitie
Hoewel dus wordt gesteld dat de transitie is afgerond, doet zich in de praktijk nog
overgangsproblematiek voor, bijvoorbeeld waar het de aansluiting van alle zorgaanbieders
op het berichtenverkeer betreft. Hierdoor bestaat onder meer nog weinig zicht op
ontwikkelingen in cliëntenaantallen, verschuiving van zwaardere naar lichtere zorg en
cliënttevredenheid.
8. Er wordt gericht gewerkt aan transformatie, maar daarmee te bereiken doelstellingen zijn
(nog) niet altijd concreet geformuleerd
Op meerdere niveaus wordt vormgegeven aan de gewenste transformatie van de
jeugdzorg: in de werkwijze van het CJG, in de contractering van gespecialiseerde
zorgaanbieders en door middel van onderzoek. Ook is gericht gekozen voor een aantal
transformatiethema’s, die in een transformatieagenda zijn (of nog worden) uitgewerkt. De
doelen die hiermee worden beoogd – bijvoorbeeld in termen van met succes afgeronde
zorgtrajecten, cliënttevredenheid en de verschuiving van curatieve zorg naar preventieve
zorg – en de termijnen waarbinnen die moeten worden gerealiseerd, laten aan
concreetheid nog te wensen over.
9. Het zicht op de toegankelijkheid en ervaren kwaliteit van dienstverlening ontbreekt
Er zijn wel beelden van hoe het met de toegankelijkheid en de kwaliteit van de jeugdzorg is
gesteld, maar concreet (cijfermatig) inzicht ontbreekt. Er zijn wel indicatoren
geformuleerd, maar daadwerkelijke meting daarvan heeft (nog) zeer beperkt
plaatsgevonden. Er is geen systematisch inzicht in de ontwikkeling van wachtlijsten. Het
cliëntervaringsonderzoek dat in 2016 is opgezet heeft geen bruikbare resultaten
opgeleverd. Ook daarna is dergelijk onderzoek (nog) niet goed van de grond gekomen,
ondanks het feit dat gemeenten verplicht zijn cliëntervaringsonderzoek uit te voeren.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 6 -
1.2 Aanbevelingen
Het uitgevoerde onderzoek leidt tot onderstaande aanbevelingen. De eerste drie
aanbevelingen zijn gericht aan de raad, de aanbevelingen daarna zijn gericht aan het college.
1. Raad, geef actiever aan welke informatie nodig is om uw controlerende rol goed te kunnen
vervullen
Een goede informatievoorziening vraagt om een goede formulering van de
informatiebehoefte. Wellicht een open deur, maar gelet op de bevindingen van het
uitgevoerde onderzoek geen vanzelfsprekendheid. Het is daarom belangrijk dat de raad
zelf actief aangeeft aan welke informatie hij behoefte heeft. In de praktijk kan dit gestalte
krijgen door eerst een algemene gedachtewisseling tussen raad en college hierover te
organiseren, die richting kan geven aan door het college uit te werken voorstellen om de
sturingsinformatie te verbeteren. Vervolgens kan de raad reageren op de voorgestelde
aanpak, zodat een mismatch tussen informatiebehoefte en informatieaanbod kan worden
voorkomen.
2. Raad, zorg hierbij voor een goede balans tussen ‘tellen’ en ‘vertellen’
In de huidige situatie ontbreekt het vooral aan (cijfermatig) inzicht in ontwikkelingen in de
zorgvraag, de duur van zorgtrajecten, ervaren kwaliteit en toegankelijkheid. Het gaat
echter niet alleen om ‘papieren’ sturingsinformatie, maar ook om ‘het verhaal achter de
cijfers’. Daarin kan worden voorzien door met enige regelmaat informele informatie-
bijeenkomsten voor de raad te (blijven) organiseren, maar bijvoorbeeld ook door een
(jaarlijks) bezoek aan het CJG en periodieke gesprekken met de Adviesraad Sociaal Domein
Zandvoort. In het formuleren van de informatiebehoefte is het bewaken van een goede
balans tussen ‘tellen’ en ‘vertellen’ van groot belang.
3. Raad, stel actiever kaders
Een beter zicht op de ontwikkelingen in de jeugdzorg kan het de raad makkelijker maken
eigen beleidsaccenten aan te brengen en mede invulling te geven aan de ‘couleur locale’.
Maar ook het recente NJi-onderzoek naar specifiek Zandvoortse problematiek rond
zorgmijding en de actuele transformatieagenda vormen goede aanleidingen om als raad
het debat hierover goed te voeren en specifieke keuzes te maken, ook in het licht van de
toegenomen financiële onzekerheid.
4. College, stel de raad beter in staat zijn controlerende en kaderstellende rol te vervullen
Het opvolgen van de eerdergenoemde aanbevelingen kan eraan bijdragen dat de raad
meer grip krijgt op de jeugdzorg. Maar er is meer nodig om de raad in staat te stellen zijn
rol goed te vervullen. Te denken valt daarbij aan het uitbreiden van de huidige set
indicatoren met indicatoren die meer zeggen over doelbereik. Er zijn diverse
handreikingen beschikbaar die hierbij kunnen helpen1. Daarnaast kan de actuele
transformatieagenda richtinggevend zijn: per gekozen transformatiethema dient de vraag
te worden gesteld hoe kan worden gemonitord in welke mate de gewenste resultaten
worden bereikt. In dit kader verdient het ook aanbeveling een discussie te voeren over de
manier waarop de gewenste versterking van preventieve zorg – zoals tot uitdrukking
1 Zie bijvoorbeeld de NJi-publicatie Outcome-sturing in de jeugdhulp; 10 tips voor gemeenten en aanbieders:
https://www.nji.nl/nl/Download-NJi/Publicatie-NJi/Outcoming-sturing-in-de-jeugdhulp.pdf. En op
https://www.nji.nl/nl/Kennis/Dossier/Monitoring/Werken-met-outcome zijn meer handreikingen te vinden.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 7 -
gebracht in het eerder door de raad aangenomen amendement2 – kan worden
geoperationaliseerd. Ook de (her)introductie van periodieke voortgangsrapportages (maar
dan in vernieuwde vorm) kan helpen om de raad tijdig van nuttige informatie te voorzien
en daarmee de grip van de raad te versterken.
5. College, kom met voorstellen hoe om te gaan met de toegenomen financiële onzekerheid
Maak duidelijker hoe wordt bewaakt dat de kosten voor jeugdzorg de vastgestelde
budgetten niet overschrijden en geef concreter aan de raad aan welke financiële
ontwikkelingen zich voordoen (op welke onderdelen zijn de kosten hoger dan begroot en
waardoor komt dat, op welke onderdelen zijn de kosten lager dan verwacht en hoe is dit te
verklaren, etc.) en hoe hierop wordt gestuurd. Geef een betere onderbouwing van het
risico(bedrag) dat in programmabegroting en jaarverslag met betrekking tot het sociaal
domein is opgenomen, en hoe dit zich verhoudt tot de toegenomen financiële
onzekerheid. Weeg af of alsnog een aparte reserve voor jeugdzorg (c.q. voor het sociaal
domein als geheel) ingesteld moet worden en leg deze afweging voor aan de raad, zodat
hierin een gefundeerde keuze kan worden gemaakt.
6. College, zorg dat gegevens in P&C-documenten kloppen
Wees zorgvuldig(er) in de presentatie van cijfers in de planning-en-controldocumenten,
zodat deze niet tot verwarring kunnen leiden. Zorg dat financiële gegevens die in
verschillende (hoofdstukken van) documenten over dezelfde periode worden
weergegeven met elkaar overeenkomen, of licht beter toe hoe de verschillen daartussen
te verklaren zijn.
7. College, onderzoek hoe de toegankelijkheid van de jeugdzorg voor Zandvoortse cliënten
(verder) kan worden verbeterd
Door meer werk te maken van het voor bewoners makkelijk vindbaar maken van de juiste
ingang voor hun ondersteuningsvragen, kan het risico dat mensen afhaken nog voor ze
hun vraag hebben kunnen stellen worden verkleind. Gelet op de veronderstelde neiging
tot zorgmijding is dit in Zandvoort temeer van belang. Ga daarom na welke
belemmeringen hierin nu door bewoners/cliënten worden ervaren en hoe deze kunnen
worden verminderd of weggenomen. Betrek de Adviesraad Sociaal Domein hierbij.
Onderzoek tevens de mogelijkheden om activiteiten die nu buiten Zandvoort plaatsvinden
(nog meer) in Zandvoort aan te bieden. Ook kan aan CJG-coaches de vraag worden gesteld
of en zo ja hoe hun handelingsvrijheid verder kan worden vergroot om drempels voor
cliënten te verlagen.
8. College, zorg voor een beter inzicht in cliëntervaringen
Onderneem op korte termijn actie om (alsnog) beter zicht te krijgen op ervaringen van
Zandvoortse jeugdzorgcliënten. Verbetering van de dienstverlening is immers zeer gebaat
bij goed inzicht in ervaringen van bestaande cliënten. Doordat het in 2016 uitgevoerde
cliëntervaringsonderzoek geen representatieve resultaten heeft opgeleverd en de respons
op vragen die sinds enige tijd bij aanvang en na afloop van het ondersteuningstraject aan
2 Bedoeld wordt het amendement dat werd aangenomen bij het vaststellen van de programmabegroting 2017,
waarbij de inzet op preventie werd aangescherpt door formulering van het uitgangspunt “dat het college van
B&W er naar streeft dat de huidige verhouding in de jeugdzorg van 1/3 preventieve zorg en 2/3 curatieve zorg
binnen 5 jaar vanaf nu wordt omgezet in een verhouding van 2/3 preventieve zorg en 1/3 curatieve zorg” (zie
ook hoofdstuk 4).
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 8 -
cliënten worden gesteld (vooralsnog) zeer beperkt is, lijkt systematisch inzicht in
cliëntervaringen voorlopig uit te blijven. Onderzoek naar mogelijkheden om dit te
verbeteren verdient daarom prioriteit.
9. College, ga na in welke gevallen privacyoverwegingen effectieve dienstverlening in de weg
(kunnen) staan
Het waarborgen van de privacy van cliënten is van groot belang, maar lijkt soms op
gespannen voet te staan met tijdig ‘te doen wat nodig is’. Ga daarom na in welke situaties
deze spanning zich in Zandvoort kan voordoen (c.q. zich heeft voorgedaan). Bespreek
vervolgens met directbetrokkenen (zoals CJG-coaches, huisartsen, scholen) hoe hieraan
het hoofd kan worden geboden, uiteraard zonder de privacyregelgeving te
veronachtzamen.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 9 -
2 Inleiding
In dit hoofdstuk worden aanleiding en achtergrond van het rekenkameronderzoek naar
jeugdzorg toegelicht. Vervolgens worden doel- en vraagstelling en de gevolgde werkwijze
beschreven. Aan het eind van dit hoofdstuk is een leeswijzer voor de rest van het rapport
opgenomen.
2.1 Aanleiding en achtergrond onderzoek
De Zandvoortse raadsfracties hebben de afgelopen paar jaar aangegeven graag rekenkamer-
onderzoek uitgevoerd te zien naar de decentralisaties in het sociaal domein. Deze
decentralisaties op het gebied van werk, maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg
hebben immers enorme veranderingen met zich meegebracht en vragen van gemeenten grote
inspanningen. Zowel de transitie als de gewenste transformatie moet worden vormgegeven en
de daarmee gepaard gaande financiële risico’s moeten binnen de perken worden gehouden.
De ambtelijke organisatie van de gemeente Zandvoort is per 1 januari 2018 gefuseerd met de
ambtelijke organisatie van de gemeente Haarlem. De taken in het sociaal domein worden door
Zandvoort al langer in samenwerking met Haarlem uitgevoerd. Niettemin wil de gemeente
Zandvoort zelfstandig blijven en beleid kunnen maken en uitvoeren dat past bij Zandvoort en
de behoefte van de inwoners van Zandvoort. Dit is ook in lijn met wat met de decentralisaties
in het sociaal domein wordt beoogd: kunnen aansluiten op lokale behoeften, het kunnen
aanbieden van maatwerk en het zelf maken van keuzes.
Met de keuze om onderzoek te doen naar de transitie en transformatie van de jeugdzorg in
Zandvoort sluit de Rekenkamer Zandvoort aan bij de wensen en zorgen die leven in de
gemeenteraad en haar ambitie om de gemeenteraad te ondersteunen in zijn controlerende en
kaderstellende taak.
2.2 Doel en vraagstelling onderzoek
Het zwaartepunt van het onderzoek ligt bij de transitie (terugblik). Daarnaast dient het
onderzoek op een aantal aspecten vooruit te blikken naar de (vormgeving van de)
transformatie.
De transitie heeft betrekking op de overheveling van bestuurlijke en financiële
verantwoordelijkheden naar gemeenten. De transitiefase was gericht op het bieden van
continuïteit van zorg en het daartoe organiseren van een werkend stelsel met goed
functionerende processen en systemen. De transformatie heeft betrekking op de gewenste
inhoudelijke verandering. Transformatiedoelen zijn (1) de juiste hulp op maat, minder dure
gespecialiseerde hulp, (2) het realiseren van meer samenhang in de hulp en (3) het bieden van
meer ruimte voor professionals3.
3 Bron: Eerste evaluatie Jeugdwet; Na de transitie nu de transformatie - ZonMw, januari 2018
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 10 -
In het onderzoek worden vier deelthema’s onderscheiden. Per deelthema zijn de volgende
onderzoeksvragen geformuleerd:
Uitvoering
1. Op welke wijze heeft de gemeente vormgegeven aan de transitie van de jeugdzorg?
2. In welke mate is de transitie van de jeugdzorg afgerond? En met welk resultaat?
3. Hoe ziet de sterkte-zwakte analyse van de uitgevoerde transitie eruit?
4. Welke opgaven heeft de gemeente Zandvoort op dit onderdeel (transitie) nog openstaan?
5. Op welke manier is/wordt de raad geïnformeerd over het verloop van de transitie van de
jeugdzorg?
Financiën
6. In welke mate is Zandvoort erin geslaagd om de nieuwe taken op het gebied van de
jeugdzorg voor het daarvoor verkregen budget uit te voeren? In hoeverre zijn eventuele
afwijkingen vooraf voorzien, het gevolg van een bewuste keuze en vooraf begroot?
7. Welke financiële risico’s loopt de gemeente Zandvoort ten aanzien van de uitvoering van
de jeugdzorg? In welke mate en op welke wijze wijken deze risico’s af van andere
gemeenten?
8. Welke maatregelen heeft de gemeente Zandvoort genomen om financiële risico’s te
beheersen of te verkleinen? Zijn de genomen maatregelen afdoende en zijn er, en zo ja
welke, aanvullende mogelijkheden?
9. Op welke manier is/wordt de raad geïnformeerd over (het verloop van) de kosten van de
jeugdzorg en de met de uitvoering van de jeugdzorg samenhangende risico’s?
Dienstverlening en toegankelijkheid
10. Is het voor inwoners duidelijk waar en op welke wijze zij terecht kunnen met een
hulpvraag op het gebied van de jeugdzorg?
11. Is de communicatie en voorlichting ten aanzien van de jeugdzorg voor inwoners duidelijk
en vindbaar?
12. Is de dienstverlening aan inwoners met een hulpvraag op het gebied van de jeugdzorg van
een voldoende niveau, gegeven de daarvoor geformuleerde ambitie?
13. Vindt dienstverlening snel en tijdig plaats en zonder vertraging (bijvoorbeeld in de vorm
van wachtlijsten etc.)?
14. Op welke manier is/wordt de raad geïnformeerd over de toegankelijkheid van de
jeugdzorg, de kwaliteit van de dienstverlening, doorlooptijden, eventuele wachtlijsten en
cliëntervaringen?
Beleid
15. In welke mate is het gelukt om de Zandvoortse ‘couleur locale’ te behouden in de
samenwerking met Haarlem? In welke mate heeft de gemeenteraad (beleidsmatige)
keuzes gemaakt die specifiek zijn voor Zandvoort?
16. In welke mate en op welke wijze is de gewenste integrale benadering en het leveren van
maatwerk vertaald in het opgestelde beleid?
17. Op welke manier is/wordt de raad in de gelegenheid gesteld om (beleidsmatige) keuzes te
maken die specifiek zijn voor Zandvoort?
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 11 -
2.3 Gevolgde werkwijze
Naast het verzamelen en bestuderen van relevante documenten (zie bijlage 4) zijn voor dit
onderzoek met betrokken wethouders en ambtenaren gesprekken gevoerd, alsmede met
management en medewerkers van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Van deze
gesprekken zijn beknopte verslagen gemaakt, die ter accordering aan de geïnterviewde
personen zijn voorgelegd (zie bijlage 5 voor een overzicht van geïnterviewde personen). Ook is
een telefoongesprek gevoerd met (een vertegenwoordiging van) de Adviesraad Sociaal
Domein Zandvoort. Als laatste heeft een gesprek met een aantal raadsleden plaatsgevonden
(hiervoor zijn alle raadsleden uitgenodigd).
Op basis van dossierstudie en gevoerde gesprekken is een conceptrapport opgesteld, dat door
de Rekenkamer is besproken. Vervolgens is het rapport voorgelegd aan de ambtelijke
organisatie (ambtelijk wederhoor) en aan het college (bestuurlijk wederhoor).
Voor het onderzoek is het volgende ‘onderzoeksmodel’ gehanteerd.
2.4 Leeswijzer
Hierna volgt dit rapport de indeling van de onderzoeksvraagstelling. Per hoofdstuk wordt een
deelthema behandeld. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het jeugdzorgbeleid in Zandvoort,
alsmede op de totstandkoming van de samenwerking tussen Zandvoort en Haarlem met
betrekking tot het sociaal domein. In hoofdstuk 4 wordt verder ingezoomd op de manier
waarop de transitie van de jeugdzorg in Zandvoort gestalte heeft gekregen, en op de wijze
waarop vorm wordt gegeven aan de transformatie. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 12 -
financiën en de risicobeheersing ten aanzien van jeugdzorg. Ten slotte staan in hoofdstuk 6 de
dienstverlening en toegankelijkheid van de jeugdzorg centraal.
Elk hoofdstuk wordt afgesloten met samenvattende deelconclusies. De hoofdconclusies en
aanbevelingen uit het onderzoek zijn voorin dit rapport (hoofdstuk 1) opgenomen. In bijlage 1
worden de onderzoeksvragen puntsgewijs beantwoord.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 13 -
3 Jeugdzorgbeleid in Zandvoort
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op (de totstandkoming van) het jeugdzorgbeleid in Zandvoort.
Startpunt daarvoor zijn de beleidskaders die zijn vastgesteld in de aanloop naar de
inwerkingtreding van de Jeugdwet (en de andere wetten met betrekking tot de
decentralisaties in het sociaal domein) per 1 januari 2015. Ook wordt gekeken naar de
samenwerking tussen Zandvoort en Haarlem die per diezelfde datum voor het sociaal domein
haar beslag kreeg.
In dit hoofdstuk staat dus het beleid centraal (en de samenwerking hierin tussen Zandvoort en
Haarlem), en in het volgende hoofdstuk de manier waarop is vormgegeven aan de transitie van
de jeugdzorg. Hierbij past de opmerking dat het onderscheid tussen ‘beleid’ en ‘transitie’ niet
altijd scherp te maken is. Zo is het beleid vervat in het Beleidskader transitie jeugdzorg.
Niettemin ligt in dit hoofdstuk het accent op de beleidsinhoud en in het volgende hoofdstuk op
de organisatie en uitvoering van de transitie/transformatie.
3.2 Bevindingen
Beleidskader transitie jeugdzorg
De beleidskaders voor het nieuwe sociaal domein van na de decentralisaties worden op 21
januari 2014 door de Zandvoortse gemeenteraad bepaald door vaststelling van de volgende
stukken:
• Beleidskader transitie jeugdzorg;
• Beleidskader nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning;
• Beleidskeuzenota Participatiewet;
• Notitie Risico’s 3D’s Gemeente Zandvoort.
In het Beleidskader Transitie Jeugdzorg4 wordt beschreven wat de gemeente Zandvoort wil
bereiken op het gebied van jeugdzorg. Aangegeven wordt dat Zandvoort voor de uitdaging
staat om met minder geld goede zorg te bieden, en dat dat alleen kan door vernieuwing en
door creatieve verbindingen aan te gaan en nieuwe krachten aan te boren, waaronder ook die
van burgers.
In het beleidskader zijn voor de transitie inhoudelijke uitgangspunten geformuleerd en is de
doelstelling van de transitie uitgewerkt.
De uitgangspunten zijn:
1. Kracht van ouders, jongeren en hun sociale omgeving als basis;
2. Ondersteunen in plaats van overnemen;
3. Hulp inzetten in de directe leefomgeving;
4. Snelheid, minder schakels, minder gezichten.
Vermeld wordt dat deze uitgangspunten precies aansluiten bij de invoering van de nieuwe
Wmo in 2015 – en het Zandvoortse kantelingsproces dat al binnen de huidige Wmo is ingezet –
4 Beleidskader Transitie Jeugdzorg, concept d.d. 2 december 2013
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 14 -
en uitgaat van maatwerkondersteuning en zorg op het juiste zwaarteniveau. Hiermee wordt de
verbinding en de samenhang gelegd in het sociale domein.
De doelstelling van de transitie is als volgt geformuleerd:
Ieder kind groeit gezond en veilig op en kan zo zelfstandig mogelijk deelnemen aan het
maatschappelijk leven. Preventie en hulpverlening richten zich op herstel van de opvoed- en
opgroeisituatie. Interventies zijn gericht op het behalen van een resultaat (problemen zijn
opgelost) of een doel (probleem blijft bestaan, maar het is te hanteren).
Meer concreet betekent dit:
• Ouders en jongeren ondervinden steun in de eigen sociale omgeving. Het is makkelijk en
normaal om te praten en vragen te stellen over opvoeden en opgroeien. Er is bereidheid
elkaar te helpen.
• Ouders en jongeren vinden makkelijk en naar tevredenheid antwoorden op vragen op het
gebied van zwangerschap, gezondheid, ontwikkeling, opvoeden en opgroeien.
• Wanneer nodig wordt snel (specialistische) hulp ingezet in de eigen omgeving, ouders en
jongeren houden de regie en gaan weer op eigen kracht verder.
• Er is goede toegang tot specialistische hulp/jeugdzorg.
• De veiligheid van kinderen is gewaarborgd.
• De uitgaven voor jeugdhulp blijven binnen het beschikbare budget.
Het beleidskader bevat tevens uitgangspunten voor de organisatie van de toegang tot
jeugdzorg en de verbinding met de basisinfrastructuur (zoals opvoedondersteuning, sport,
kinderopvang, jeugd en jongerenwerk en jeugdgezondheidszorg). De uitgangspunten gaan
onder meer over de centrale rol van het CJG bij de toegang en toeleiding naar zorg, over
versterking van de basisinfrastructuur om het beroep op professionele ondersteuning te
kunnen verminderen en over de versterking van de informele zorg door de inzet van meer
vrijwilligers.
Ook worden in het beleidskader contouren geschetst voor de regionale (Zuid-Kennemerland)
en bovenregionale samenwerking. De regionale samenwerking heeft onder meer betrekking
op het zogenoemde transitiearrangement (zie hierna). Voor de bovenregionale taken, zoals
jeugdbescherming, jeugdreclassering en jeugdzorgplus (gesloten jeugdzorg) wordt in het
beleidskader aangegeven “waar de gemeenten en ook de zorgaanbieders de kansen zien voor
transformatie”.
In overleg met zorgaanbieders zijn zeven basisuitgangspunten geformuleerd voor de
transformatie van de specialistische zorg:
1. Minder en kortere inzet specialistische zorg;
2. Snellere inzet van juiste specialistische zorg (minder schakels);
3. Ombouwen residentiële zorg naar ambulante zorg;
4. Een efficiënt gebruik van dagbehandeling;
5. Plaatsen van jeugdigen in pleeggezinnen (afbouw residentiële zorg);
6. Realiseren van een integrale crisiszorg;
7. Verschuiving realiseren van dwang naar drang.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 15 -
Tot slot worden in het beleidskader ook de risico’s genoemd die in de notitie Risico’s 3D’s
Gemeente Zandvoort zijn uitgewerkt (zie hoofdstuk 5).
Uit het beleidskader spreekt een streven naar op de specifieke cliëntsituatie afgestemde
(maatwerk)ondersteuning, waarbij ook de relatie naar de andere decentralisaties wordt
gelegd. Dit laatste blijkt ook uit de gelijktijdige vaststelling van de beleidskaders voor zowel
jeugdzorg als Wmo en Participatiewet. In de later vastgestelde verordening5 en beleidsregels
wordt hier verder uitwerking aan gegeven. Overigens valt op dat in het beleidskader het
voorstel is opgenomen om het “beleidsplan jeugd” en de verordening in het vierde kwartaal
van 2014 aan de raad voor te leggen. Blijkbaar wordt er begin 2014 vanuit gegaan dat er nog
een beleidsplan zal worden opgesteld. In de verordening is echter te lezen dat deze “niet los
kan worden gezien van het beleidsplan, dat de raad op grond van artikel 2.2 van de Jeugdwet
in januari 2014 heeft vastgesteld”. Kennelijk is het beleidskader dus later zelf als beleidsplan
zoals bedoeld in de Jeugdwet bestempeld.
Zoals eerder aangegeven, is het beleidskader op 21 januari 2014 door de raad vastgesteld. Uit
de dossierstudie voor dit onderzoek blijkt dat bij de raadsbehandeling één amendement is
aangenomen. Met dit enige amendement, dat alle op dat moment vast te stellen
beleidskaders betreft (dus ook die met betrekking tot Wmo en Participatiewet), wordt aan de
aanhef van het ontwerpbesluit toegevoegd dat de stukken worden vastgesteld “in afwachting
van nadere besluitvorming door het kabinet/ de Tweede Kamer, mede op grond van
onderhandelingen van het Rijk met de VNG namens de gemeenten”. Hiermee wordt door de
raad uitdrukking gegeven aan de vele onzekerheden die er op dat moment met betrekking tot
de decentralisaties zijn. Het amendement behelst dus geen inhoudelijke beleidskeuze.
Samenwerking Zandvoort en Haarlem
Sinds 1 januari 2015 voert Zandvoort taken op het terrein van sociale zaken, maatschappelijke
ondersteuning en jeugdzorg in samenwerking met de gemeente Haarlem uit. Hiervoor is een
samenwerkingsovereenkomst6 afgesloten. Deze overeenkomst vormde dus vanaf de invoering
van de Jeugdwet per 1 januari 2015 de basis voor de samenwerking op het gebied van (o.a.) de
jeugdzorg.
De overeenkomst vermeldt dat de gemeenten via deze samenwerking de volgende
gemeenschappelijke doelstellingen willen realiseren:
• Een efficiënte uitvoering;
• Een kwalitatief hoogwaardige dienstverlening;
• Een zo goed mogelijk gewaarborgde continuïteit;
• Een uniform beleid;
• Een betere benutting en doorontwikkeling van het arbeidspotentieel;
• Een betere beheersing van risico’s.
De te verrichten taken, diensten en producten alsmede het dienstverleningskwaliteitsbeeld
worden vastgelegd in een nadere schriftelijke afspraak. Deze schriftelijke afspraak behelst ook
5 Verordening jeugdhulp gemeente Zandvoort, door de raad vastgesteld op 21 oktober 2014 6 Samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeenten Zandvoort en Haarlem inzake de uitvoering van taken op
het terrein van sociale zaken, maatschappelijke ondersteuning en jeugd (lichte maatschappelijke regeling).
Toestemming tot het aangaan van deze regeling is verleend door de raden van de gemeenten Zandvoort en
Haarlem op 16 december 2014 respectievelijk 18 december 2014.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 16 -
de te behalen prestaties, de kosten en de inspanningsverplichting ten behoeve van het
inverdieneffect, zo vermeldt artikel 2. Dergelijke nadere schriftelijke afspraken zijn in dit
onderzoek echter niet aangetroffen.
In artikel 3 van deze overeenkomst is het volgende geregeld:
Artikel 3 Beleidsbepaling
1. De beleidsbepaling op de terreinen van sociale zaken, maatschappelijke ondersteuning en
jeugd, de kaderstelling en de controle daarop, behoort toe aan de raad van de gemeente
Zandvoort voor zover het betreft de inwoners van die gemeente.
2. De beleidsbepaling op de terreinen van sociale zaken, maatschappelijke ondersteuning en
jeugd, de kaderstelling en de controle daarop, behoort toe aan de raad van de gemeente
Haarlem voor zover het betreft de inwoners van die gemeente.
3. Bij de beleidsbepaling streven de gemeenten naar het opstellen en uitvoeren van een
uniform beleid. De uitwerking van dit streven wordt vastgelegd in een nadere schriftelijke
werkafspraak, als bedoeld in het vijfde lid van artikel 2.
4. Indien geen sprake is van een uniform beleid, overleggen de gemeenten over de gevolgen
die dit heeft voor de beheerskosten en de programmakosten. Eventuele meerkosten
voortvloeiend uit afwijkend beleid ten behoeve van de inwoners van Zandvoort zijn voor
rekening van de gemeente Zandvoort.
Hoewel uit lid 4 van dit artikel blijkt dat Zandvoort de mogelijkheid heeft eigen beleidskeuzes
te maken (met meerkosten als eventuele consequentie), blijkt uit lid 3 tegelijkertijd ook dat
het streven gericht is op het opstellen en uitvoeren van uniform beleid voor Zandvoort en
Haarlem.
Artikel 15 van de overeenkomst schrijft een jaarlijkse evaluatie van de samenwerking voor, als
volgt:
Artikel 15 Evaluatie
1. Eenmaal per jaar wordt deze Samenwerkingsovereenkomst geëvalueerd.
2. Over de evaluatie wordt gerapporteerd aan de colleges van burgemeester en wethouders
van beide gemeenten en worden zo nodig voorstellen voor aanpassing van de
Samenwerkingsovereenkomst ter besluitvorming aan beide gemeenten voorgelegd.
3. Evaluatie heeft zowel betrekking op financiële aspecten als op beleidsmatige
onderwerpen.
4. Indien de evaluatie leidt tot wijzigingen in de samenwerkingsovereenkomst dan wel de
nadere afspraken zoals bedoeld in artikel 2, vijfde lid van deze
samenwerkingsovereenkomst, worden deze vooraf aan het colleges, de burgemeesters en
ingeval van kaderstellende wijzigingen tevens aan de respectievelijke raden ter
instemming voorgelegd.
Reeds in het eerste kwartaal van 2015 heeft een eerste evaluatie7 van de samenwerking
plaatsgevonden, conform de mondeling toezegging van de portefeuillehouder aan de raad in
de commissie bestuur en middelen d.d. 9 december 2014 en 20 januari 2015.
7 Rapportage evaluatie samenwerking sociaal domein Zandvoort - Haarlem, d.d. 9 april 2015
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 17 -
De evaluatie moest antwoord geven op de volgende vragen:
1. Hoe is de samenwerking op het sociaal domein tot stand gekomen?
2. Hoe verloopt de samenwerking vanaf 1 januari 2015 procesmatig?
3. Hoe functioneert de regiefunctie, zoals die wordt ingevuld met een regiefunctionaris
vanuit Zandvoortse bestuur en een regiefunctionaris bij de Haarlemse
uitvoeringsorganisatie?
4. Hoe is het kwaliteit van dienstverlening naar de Zandvoortse burgers?
Ten aanzien van de eerste vraag (totstandkoming samenwerking) komt in de evaluatie een
groot aantal positieve punten naar voren en worden verbeterpunten genoemd, zoals met
betrekking tot de doorlooptijd (grote tijdsdruk), de communicatie en afstemming tussen
project- en lijnorganisatie en met diverse betrokken partijen en het gebruikmaken van de
kennis en ervaring van betrokken medewerkers in Zandvoort. Een belangrijk element van de
tweede vraag betrof de mate waarin raadsleden zicht en grip hebben op het sociaal domein na
1 januari 2015. Ten tijde van de evaluatie blijkt dit nog niet het geval te zijn, maar hierbij wordt
opgemerkt dat hierover gegeven de korte periode nog geen goed oordeel kon worden
gevormd. Met betrekking tot de derde vraag (functioneren regiefunctie) wordt in de evaluatie
geconstateerd dat de regiefunctionarissen een belangrijke rol hebben gespeeld in de opbouw
van de samenwerking en het soepel laten verlopen daarvan, maar dat nut en noodzaak van de
regiefunctie in de toekomst nog ter discussie staan. Over de laatste vraag (kwaliteit van
dienstverlening) wordt in het evaluatierapport geen uitspraak gedaan, omdat uit de
beschikbare kwantitatieve gegevens niet kan worden afgeleid of sprake is van verbeterde of
verslechterde dienstverlening. Wel blijkt dat medewerkers die vanuit Zandvoort zijn
overgegaan naar Haarlem weliswaar positief zijn over de het verloop van de samenwerking,
maar tevens van oordeel zijn dat de kwaliteit van de dienstverlening voor inwoners van
Zandvoort (nog) niet op het niveau is van voorheen, als gevolg van de grotere fysieke afstand
en de grotere organisatie. Dit signaal kan op het moment van de evaluatie echter niet worden
onderbouwd met gegevens over hoe klanten zelf de huidige dienstverlening in het sociaal
domein ervaren.
Kort na de inwerkingtreding van de samenwerkingsovereenkomst heeft dus een eerste
evaluatie plaatsgevonden. In de voor dit onderzoek uitgevoerde dossierstudie is echter geen
(jaarlijkse) evaluatie aangetroffen in de zin van (artikel 15 van) de door Zandvoort en Haarlem
gesloten samenwerkingsovereenkomst. Ook uit de voor dit onderzoek gevoerde gesprekken is
niet gebleken dat deze evaluaties hebben plaatsgevonden. Door de raad is hier ook niet om
gevraagd. Aanpassing van de samenwerkingsovereenkomst is dan ook niet aan de orde
geweest. Van specifieke beleidsmatige keuzes voor Zandvoort, waartoe de voorgeschreven
jaarlijkse evaluaties van de samenwerkingsovereenkomst aanleiding zouden hebben kunnen
geven, is dus geen sprake geweest.
NJi-onderzoek
In opdracht van 6 regiogemeenten (Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Heemskerk, Velsen en
Zandvoort) heeft het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) in 2017 onderzoek verricht naar vraag en
aanbod in de jeugdzorg8. Dit onderzoek was bedoeld als ‘nulmeting’ van het actuele
jeugdzorggebruik en de hulpbehoefte. De zes gemeenten wilden inzicht krijgen in het
jeugdzorggebruik en de jeugdzorgbehoefte, om de zorgvraagontwikkeling op wijkniveau in de
8 Eindrapportage Vraag, aanbod en sturing in de jeugdzorg in Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Velsen, en
Zandvoort; 2017
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 18 -
verschillende gemeenten te kunnen volgen. Ook wilden de gemeenten inzicht krijgen in hoe de
verwijzingen naar de specialistische hulp in de verschillende wijken en gemeenten
plaatsvinden en hoe deze werkwijzen zich verhouden tot die in andere Nederlandse
gemeenten.
Onderzocht is wat het feitelijk gebruik van jeugdzorg is, afgezet tegen het gebruik dat je zou
verwachten op grond van de bevolkingssamenstelling. Geconstateerd werd dat er naar
verwachting in Zandvoort meer problemen zijn onder jongeren dan in andere Nederlandse
gemeenten, terwijl het feitelijke gebruik juist lager ligt. Naar aanleiding van deze uitkomst
heeft de gemeente Zandvoort het NJi gevraagd om een verkennend onderzoek uit te voeren
naar gezinnen die zorg mijden en naar zogenoemde multiprobleemgezinnen9. Veronderstelling
is immers dat gezinnen die geen hulp accepteren terwijl ze die wel nodig hebben, gaandeweg
steeds verder in de problemen raken, totdat ze alleen nog maar door de zwaarste vormen van
zorg geholpen kunnen worden.
De onderzoeksvraag luidde dan ook: Op welke manier kunnen kwetsbare gezinnen ertoe
gebracht worden om eerder hulp en ondersteuning in te roepen wanneer zij die nodig hebben?
Voor dit verkennende onderzoek is een (nadere) analyse van relevante cijfers over Zandvoort
uitgevoerd en zijn gesprekken gevoerd met professionals die vanuit verschillende organisaties
in Zandvoort met kinderen, jongeren en gezinnen werken.
Uit het onderzoek komt onder meer naar voren dat volgens professionals nog veel winst is te
behalen door het verbeteren van de samenwerking tussen partners in de wijk (zoals CJG,
Sociaal Team, jongerenwerk, huisarts, scholen). In dit verband wordt specifiek gewezen op de
rol die de huisarts kan spelen, omdat gezinnen die jeugdhulp uit de weg gaan mogelijk wél bij
de huisarts komen. Geconstateerd wordt dat hierop in Zandvoort al is ingespeeld, doordat er
sinds 1 april 2018 aan elke huisartspraktijk vanuit het CJG een praktijkondersteuner speciaal
voor jeugd en gezin (POH Jeugd) verbonden is.
In het onderzoeksrapport worden de volgende aanbevelingen10 gedaan:
1. Samenstellen kernteam voor een hands-on aanpak van kwetsbare gezinnen die zorg
mijden;
2. Verbeteren van de samenwerking tussen partners;
3. Breng aan de hand van casuïstiek voorzieningen en netwerken in kaart;
4. Zorg voor goede informatie en mogelijkheden om informatie te delen.
In de voor dit onderzoek gevoerde gesprekken is aangegeven dat op dat moment nog werd
gekeken naar de manier waarop de aanbevelingen opgevolgd zouden kunnen worden. Over de
uitkomsten van het onderzoek is de gemeenteraad in een informatienota van het college11
geïnformeerd. Hierin wordt vermeld dat een voorstel voor uitvoering van de aanbevelingen na
het zomerreces wordt aangeboden aan het college.
9 Kwetsbare gezinnen die zorg mijden - Een verkennend onderzoek in Zandvoort; mei 2018 10 In bijlage 2 is de integrale tekst van de uitgewerkte aanbevelingen opgenomen. 11 Informatienota 2018/249984 d.d. 5 juni 2018
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 19 -
Met dit NJi-onderzoek wordt dus aandacht besteed aan de bijzonderheden van de
jeugdproblematiek in Zandvoort, op basis waarvan eventuele specifieke beleidskeuzes kunnen
worden gemaakt.
Verwervingsstrategie en aanbesteding
Voor de (regionale) inkoop van specialistische jeugdzorg voor 2018 e.v. is in 2016 een
zogenoemde verwervingsstrategie12 opgesteld. De contractering van zorgaanbieders voor de
eerste jaren na de decentralisatie was gericht op zorgcontinuïteit en een ‘zachte landing’. Er
werd dan ook voor om de verwerving, bekostiging en contractering grotendeels uit te voeren
zoals de zorgkantoren, provincie en rijk dat vóór 2015 deden. Voor de verwervingsstrategie
2018 zijn de “doelen en ambities in de regionale en lokale transformatieagenda's” echter het
uitgangspunt. Met andere woorden: de (wijze van) verwerving van zorg en ondersteuning is
een belangrijk instrument om de transformatie te bevorderen. “We willen aanbieders sterker
sturen op transformatie en vernieuwing in het aanbod van hulp en ondersteuning.”
De verwervingsstrategie beschrijft de algemene uitgangspunten voor de verwerving en
financiering van zorg en ondersteuning. Onder meer wordt (in plaats van een groot aantal
gespecificeerde producten en diensten) een indeling in 3 segmenten geïntroduceerd:
• Segment A: basisinfrastructuur (lokaal);
“In dit segment bevinden zich de voorzieningen die gemeenten in verschillend tempo en
omvang willen transformeren van geïndiceerde voorziening naar algemeen toegankelijke
voorziening. Deze algemeen toegankelijke voorzieningen bevinden zich in de lokale
basisinfrastructuur en/of het sociaal wijkteam/CJG.”
• Segment B: geïndiceerde voorzieningen (regionaal);
• Segment C: hoog specialistisch en geïndiceerd (regionaal/bovenregionaal).
Voor de verschillende segmenten worden verschillende bekostigingsmodellen gehanteerd.
“Voor de verwerving 2018 organiseren we prikkels om de gewenste vernieuwing in het sociaal
domein te bevorderen en versnellen.”
Voor de segmenten B en C is conform de uitgangspunten van de verwervingsstrategie in 2017
een aanbestedingsdocument13 opgesteld, dat tevens een programma van eisen voor de in te
kopen jeugdzorgproducten bevat.
In het aanbestedingsdocument wordt aangegeven dat het vertrekpunt voor de verwerving van
het ondersteuningsaanbod per 2018 anders is dan bij de aanbesteding voor de eerste jaren na
de decentralisaties. “Ook met betrekking tot de ondersteuning door aanbieders is sprake van
een transformatie (doorontwikkeling). Aanbesteder wil met deze aanbesteding waar mogelijk
deze doorontwikkeling in het aanbod van Opdrachtnemers stimuleren.” Hierbij wordt onder
meer ingezet op resultaatgerichte sturing: “Aanbesteder wil aanbieders stimuleren om meer
resultaatgericht te werken. Aanbesteder wil hierbij gebruikmaken van de volgende
outcomecriteria: uitvalpercentage, cliënttevredenheid (inclusief aard, omvang en wijze van
klachtafhandeling) en doelrealisatie.”
12 Regionale verwervingsstrategie Sociaal domein 2018 Kennemerland; januari 2016 13 Aanbestedingsdocument en Programma van eisen Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet 2018 e.v.
voor de regio’s Zuid-Kennemerland en IJmond; Stichting Regionaal Inkoopbureau IJmond & Kennemerland
(RIJK), 31 mei 2017
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 20 -
In het programma van eisen is de zorginhoudelijke visie verder uitgeschreven, waarbij wordt
vermeld dat de doelen uit het in 2013 vastgestelde regionale Transitiearrangement (zie
hoofdstuk 4) onverminderd van kracht blijven. “Om de transformatie voort te zetten is volgens
Opdrachtgever een uitbreiding van effectieve preventie en vroeginterventie, in combinatie
met een afbouw van intensieve specialistische inzet, nodig. Als intensieve, gespecialiseerde
jeugdhulp toch noodzakelijk is, moet snel de juiste hulp ingezet worden. Deze hulp dient in
samenhang (één gezin, één plan, één regisseur, multidisciplinair waar nodig) en zoveel
mogelijk in de eigen omgeving te worden ingezet en gericht te zijn op een bij de jeugdige
passende participatie in de samenleving.” Voorts worden uitgangspunten als ‘regie bij het
gezin en cliëntparticipatie’, ‘herstel van het gewone leven (normalisatie)’, ‘aanbod op maat’ en
‘direct passende zorg’ nog eens benadrukt. Ook wordt ingegaan op de gewenste
samenwerking tussen opdrachtgever en opdrachtnemers (gezamenlijke verantwoordelijkheid),
tussen opdrachtnemers onderling (het individuele organisatorische belang overstijgend) en
tussen opdrachtnemers en CJG. Op basis van deze visie zijn vervolgens in het programma van
eisen de verschillende percelen (zoals Ambulante jeugdhulp en Jeugdhulp met verblijf) en
onderliggende producten (met bijvoorbeeld te hanteren tarieven per product) uitgewerkt.
Overigens worden met deze aanbesteding geen (maximale) volumes of (maximale) budgetten
(budgetplafonds) aan zorgaanbieders toegekend. Alle aanbieders die aan de eisen voldoen,
komen in aanmerking voor een overeenkomst.
In de voor dit onderzoek afgenomen interviews is aangegeven dat deze manier van
aanbesteden ertoe heeft bijgedragen dat de (kwartaal)gesprekken die met de zorgaanbieders
worden gevoerd steeds meer over de inhoud van de zorg gaan. Gesprekken gaan – mede
geholpen door betere informatievoorziening dan voorheen – meer over waar en hoe het beter
kan, en bijvoorbeeld over nieuwe vormen van gezinsvervangende zorg in de buurt van de
cliënt (“zo thuis mogelijk”). Op deze manier wordt een ‘lerend jeugdhulpstelsel’ ontwikkeld, zo
wordt aangegeven.
3.3 Deelconclusies
De bevindingen in dit hoofdstuk leiden tot de volgende deelconclusies:
• In aanloop naar de decentralisaties zijn in 2014 integrale beleidskaders vastgesteld.
• Deze beleidskaders hebben tot weinig politieke discussie geleid. Door de raad is slechts
één amendement aangenomen, dat geen inhoudelijke keuze inhield.
• De in 2015 voor het sociaal domein afgesloten samenwerkingsovereenkomst tussen
Zandvoort en Haarlem is gericht op uniform beleid, maar biedt niettemin de mogelijkheid
om specifieke (Zandvoortse) beleidskeuzes te maken.
• De samenwerkingsovereenkomst voorziet in jaarlijkse evaluaties die aanleiding kunnen
geven voor beleidsaanpassingen, maar deze evaluaties hebben nooit aantoonbaar
plaatsgevonden. Van beleidsaanpassingen dan wel specifieke Zandvoortse beleidsaccenten
is dan ook geen sprake geweest.
• De raad heeft er geen blijk van gegeven de jaarlijkse evaluaties te missen en/of behoefte
te hebben specifieke beleidsaccenten te willen aanbrengen.
• Recent is aandacht besteed aan de bijzonderheden van de jeugdproblematiek in
Zandvoort, getuige het specifiek op Zandvoort gerichte NJi-onderzoek naar kwetsbare
gezinnen die zorg mijden. Of de uitkomsten van dit onderzoek leiden tot
beleidsaanpassingen c.q. specifiek Zandvoortse beleidskeuzes, is nog niet duidelijk.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 21 -
• In de (regionaal georganiseerde) inkoop van specialistische jeugdhulp voor 2018 e.v. wordt
gericht ingezet op transformatie en vernieuwing, en daarmee op realisatie van de
algemeen geformuleerde beleidsdoelen zoals preventie, integrale ondersteuning en
afbouw van de intensieve, specialistische zorg.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 22 -
4 Vormgeving en uitvoering transitie jeugdzorg
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op de manier waarop in Zandvoort aan de transitie en
de transformatie is/wordt vormgegeven en hoe deze zijn/worden uitgevoerd. Eerst komt het
in regionale samenwerking tot stand gekomen transitiearrangement aan de orde, vervolgens
het specifiek voor Zandvoort opgestelde transformatieprogramma. Omdat vanaf 2015 de raad
(naast de reguliere planning-en-controldocumenten) door middel van kwartaalrapportages is
geïnformeerd over het verloop van de transitie/transformatie van het sociaal domein, worden
de bevindingen ten aanzien van de inhoud van deze rapportages ook in dit hoofdstuk
gepresenteerd.
4.2 Bevindingen
Transitiearrangement
Voorafgaand aan de vaststelling van het Beleidskader Transitie Jeugdzorg (zie vorige
hoofdstuk) is het zogenoemde transitiearrangement opgesteld. In de aanloop naar de
decentralisaties moesten alle jeugdzorgregio’s – voor Zandvoort de jeugdzorgregio Zuid-
Kennemerland – een transitiearrangement opstellen, bedoeld om de overgang naar het
nieuwe stelsel soepel te laten plaatsvinden en om zorgcontinuïteit te garanderen. De
transitiearrangementen moesten voor 31 oktober 2013 worden opgesteld en worden
ingediend bij de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ).
In het voor de regio Zuid-Kennemerland (in samenwerking met de regio’s IJmond en
Haarlemmermeer) ingediende transitiearrangement14 wordt aangegeven dat het arrangement
inzicht moet geven in de manier waarop de regio:
• De continuïteit van zorg realiseert;
• De hiervoor benodigde infrastructuur realiseert;
• De frictiekosten als gevolg van de transitie per 1-1-2015 beperkt.
Hoewel het transitiearrangement – zoals de naam aangeeft – de overgang (transitie) naar het
nieuwe stelsel betreft, beoogt het ook richtinggevend te zijn voor de te realiseren
transformatie: “De gemeenten in Zuid-Kennemerland, de zorgaanbieders en huidige financiers
geven in het transitiearrangement gezamenlijk aan hoe in 2015 met een beperkter budget
goede zorg geboden kan blijven worden en hoe ook inhoud gegeven wordt aan de
transformatie.”
In het transitiearrangement wordt in dit verband verwezen naar de uitgangspunten die eerder
door de regiogemeenten voor de nieuwe zorg voor jeugd zijn opgesteld, te weten de vier
uitgangspunten die ook in het Beleidskader Transitie Jeugd zijn opgenomen (zie hoofdstuk 3).
In het transitiearrangement wordt aangegeven dat deze uitgangspunten verder zijn uitgewerkt
in “zeven punten die aangeven welke beweging gerealiseerd moet worden in de inzet van
specialistische zorg”. Ook deze punten staan in het Beleidskader Transitie Jeugd. In een bijlage
bij het transitiearrangement zijn deze punten nader geconcretiseerd.
14 Transitiearrangement Zorg voor Jeugd; Regionale samenwerking Zuid-Kennemerland; 29 oktober 2013
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 23 -
De transitie van de jeugdzorg in Zandvoort heeft dus vorm gekregen op basis van het
transitiearrangement, dat net als overal elders in het land (verplicht) in regionaal verband is
opgesteld. Geconstateerd kan worden dat het transitiearrangement een voorschot geeft voor
de te realiseren transformatie en in lijn is met het begin 2014 door de Zandvoortse
gemeenteraad vastgestelde beleidskader. Om verder richting te geven aan de transformatie, is
vervolgens in de loop van 2015 specifiek voor Zandvoort een transformatieprogramma
opgesteld, dat niet alleen jeugdzorg maar het gehele sociaal domein betreft.
Transformatieprogramma Sociaal Domein Zandvoort
In het najaar van 2015 is door het college het Transformatieprogramma Sociaal Domein
Zandvoort vastgesteld. Meteen in de inleiding van het transformatieprogramma15 wordt
aangegeven dat in 2015 nog verder wordt gewerkt aan de implementatie van de nieuwe taken,
maar dat in dit jaar ook een start moet worden gemaakt met “de verdere transformatie van
het sociaal domein”. Daarbij wordt de transformatie beschreven als een proces van jaren: “er
is niet alleen sprake van een systeemverandering, maar ook van een cultuuromslag, die alle
partijen (burgers, organisaties, professionals, de overheid) moeten gaan maken”.
In dit transformatieprogramma wordt onderscheid gemaakt tussen transitieopgaven en
transformatieopgaven. Aangegeven wordt dat de gemeente Zandvoort per 1 januari 2015
‘transitieproof’ is overgegaan. Dat betekent dat op dat moment de randvoorwaarden voor de
uitvoering van de nieuwe taken op het gebied van jeugd, participatie en maatschappelijke
ondersteuning gerealiseerd waren, zo wordt gesteld.
Niettemin worden voor 2015 de volgende transitie- en implementatievraagstukken genoemd:
• Een verbeterde digitale sociale kaart en informatievoorziening;
• Onderzoek naar nut en noodzaak om in Zandvoort met sociale wijkteams te gaan werken;
• Verdere operationalisering van het uitgangspunt van één huishouden, één plan, één
regisseur, o.a. door te kijken naar de ‘doorzettingsmacht’ van CJG-coaches en de
positionering van hun rol bij zorgaanbieders;
• Het aanbrengen van samenhang tussen Wmo, Jeugdwet, Wet langdurige zorg en
Zorgverzekeringswet, met name gericht op het realiseren van een soepele overgang of
zorgcontinuïteit als een jongere 18 jaar wordt;
• Het voortzetten van de pilot Toegang, gericht op samenwerking in het toegangsproces van
zorgprofessionals van o.a. CJG en zorgaanbieders, en op de verbinding met het eigen
sociaal netwerk van cliënten en de vrij toegankelijke voorzieningen in de
basisinfrastructuur;
• Beperking van administratieve lasten bij zorgaanbieders, door ontwikkeling van concrete
handvatten hiervoor en implementatie daarvan binnen toegangsprocessen, facturatie,
monitoring en verantwoording.
Voor deze vraagstukken is in het transformatieprogramma globaal aangegeven welke
resultaten worden beoogd, en wanneer deze gerealiseerd moeten worden. Hoewel het gaat
om “transitieopgaven in 2015” loopt de uitvoering ervan door in 2016, waarbij overigens niet
altijd een beoogde einddatum wordt genoemd (“implementatie vanaf 1 januari 2016”).
15 Transformatieprogramma Sociaal Domein Zandvoort; 9 oktober 2015 (dit is de datum van publicatie volgens de
webpagina in het raadsinformatiesysteem; het document zelf is niet gedateerd)
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 24 -
Vervolgens worden in het transformatieprogramma 10 ‘leidende patronen voor transformatie’
geschetst:
1. Het richten op het gezonde verstand: de leefwereld van de burgers is het uitgangspunt en
niet de systeemwereld.
2. Het veranderen van de rol van de burgers: ze zijn niet langer klant maar eigenaar van hun
probleem en hun oplossing. Van consument naar producent, van passief naar actief;
3. Het ontwikkelen van een anonieme verzorgingsstaat naar een herkenbare verzorgingsstad
gebaseerd op de organisatie van nabijheid met het primaat op de wijk;
4. Het integraal werken als vertrekpunt nemen;
5. Het bevorderen van snelle, heldere en onorthodoxe oplossingen en daarmee doorbreken
van de bureaucratie;
6. Het vormgeven van nieuwe verhoudingen tussen professionals en burgers (sociale
netwerken, informele zorg);
7. Het bieden van meer ruimte aan professionals en hen bevrijden van al te strakke
protocollen en verantwoordingsregimes;
8. Het creëren van ruimte voor generalistisch werken. Het doorbreken van de verkokering en
het ‘opknippen’ van problemen in door specialisten behandelbare deelproblemen;
9. Het zorgen voor een verschuiving naar preventie, zowel bij de burger als in het
professionele handelen als in de organisatie;
10. Het ontwerpen van integrale kosten-baten-analyses om het effect van preventie te kunnen
laten zien.
Deze opgaven zijn ‘vertaald’ naar 5 centrale transformatiethema’s:
• Thema 1: Bestrijd de paarse krokodil;
• Thema 2: Organiseren van samenhang en integraliteit;
• Thema 3: Ontzorgen en innoveren;
• Thema 4: Preventie;
• Thema 5: Langer zelfstandig wonen.
Deze thema’s worden in het transformatieprogramma uitgewerkt, waarbij per thema een
aantal acties en daarmee te behalen resultaten wordt geformuleerd en deze acties van een
(globale) planning worden voorzien. In deze planning ligt de nadruk op 2015 en 2016, maar
enkele acties – zoals het uitwerken van de verwervingsstrategie (voor de inkoop van
specialistische zorg) en bijbehorende bekostigingsmodellen voor de periode vanaf 1 januari
2018 – lopen door in 2017.
Tussenevaluatie transformatieprogramma
In 2017 heeft een tussenevaluatie van het transformatieprogramma plaatsgevonden16. Het
college informeert het college de raad per thema over de voortgang van de transformatie.
Hierna volgt een korte weergave van de in de tussenevaluatie vermelde stand van zaken.
Thema 1: Bestrijd de paarse krokodil
In een informatienota ‘Bestrijd de paarse krokodil’ zijn naast bestaande maatregelen een
aantal nieuwe voorstellen aangekondigd, waaronder het instellen van enkele ‘oliemannetjes’
16 Deze tussenevaluatie wordt aangekondigd in de programmabegroting 2016 (programma Sociaal Domein, thema
Ondersteuning en Zorg, onder kopje Bestuursagenda); het document zelf (‘Bijlage rapportage transformatie-
programma’) is niet gedateerd. Bij navraag is aangegeven dat de tussenevaluatie een bijlage was bij de 4e
kwartaalrapportage sociaal domein 2016.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 25 -
sociaal domein, het instellen van casuïstiekbesprekingen en het geven van regelruimte door
evaluatie en aanpassen van regels.
Thema 2: Organiseren van samenhang en integraliteit
Gemeld wordt dat met Zilveren Kruis een gezamenlijke werkagenda is opgesteld, o.a. gericht
op afstemming tussen het sociale en het medische domein en op samenwerking in pilots zoals
‘sluitende keten (openbare) geestelijke gezondheidszorg’. Verder wordt ingegaan op de
samenhang in dagbesteding en doelgroepenvervoer, waarbij het ondersteunen van kwetsbare
groepen om weer zelfstandig te gaan reizen wordt genoemd als “uitdaging die hier nog ligt”.
Aan de gewenste ‘kanteling’ van dagbesteding als geïndiceerde voorziening naar een algemeen
toegankelijke voorziening in de basisinfrastructuur wordt verder vormgegeven.
Thema 3: Ontzorgen en innoveren
Onder dit thema wordt gewezen op de begin 2017 vastgestelde verwervingsstrategie (zie ook
hoofdstuk 3), gericht op het organiseren van prikkels om vernieuwing bij de zorgaanbieders –
waar een belangrijk deel van de transformatie ligt, zo wordt gesteld – te bevorderen en
versnellen. “We doen dat in onze vraagformulering in het programma van eisen, als criterium
bij de beoordeling van aanbiedingen en als financiële prikkel in de gekozen
bekostigingsmodellen.” Daarnaast wordt ook onder dit thema de beoogde kanteling
(omvormen van specialistische ondersteuning met een beschikking naar algemene
ondersteuning zonder beschikking) genoemd, waarvoor criteria door het college zijn
vastgesteld.
Thema 4: Preventie
Aangegeven wordt dat er “meer mogelijkheden zijn om de preventieve kracht van de
basisinfrastructuur te versterken” en dat de discussie met de raad hier verder over gevoerd zal
worden.
Thema 5: Langer zelfstandig wonen
Het opgestelde plan van aanpak Langer Zelfstandig Thuiswonen wordt uitgevoerd. De eerste
prioriteit ligt daarbij op de beschikbare woningvoorraad voor ouderen, de ontwikkeling van
een sterke wijkinfrastructuur en de huisvesting van cliënten die uitstromen uit intramurale en
residentiële voorzieningen.17
Behalve op de voortgang per thema gaat de tussenevaluatie ook in op de start van het sociaal
wijkteam in Zandvoort, waarmee de raad in september 2016 heeft ingestemd. Gewezen wordt
op de gezamenlijke opdracht aan het sociaal wijkteam en het CJG om vorm en inhoud te geven
aan de onderlinge samenwerking, gelet op de centrale rol die zij in de toegangsprocessen van
het sociaal domein hebben. “Het sociaal wijkteam is geen aanvulling op de bestaande sociale
infrastructuur, maar een systeeminnovatie op weg naar een andere werkwijze en methodische
aanpak.”
Tot slot wordt in de tussenevaluatie benadrukt dat de transformatie van het sociaal domein
een meerjarig proces is, waarbij in 2017 de belangrijkste uitdaging is om “door middel van het
instrument van de verwerving de transformatiedoelen een flinke stap dichterbij te brengen”,
17 Dit thema heeft overigens meer betrekking op maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) dan op jeugdzorg
(Jeugdwet).
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 26 -
maar ook na 1 januari nog sprake zal zijn van “omvangrijke implementatietrajecten met de dan
gecontracteerde partners en met het sociaal wijkteam en Centrum voor Jeugd en Gezin”.
Transitie en transformatie
Hoewel de tussenevaluatie per transformatiethema ingaat op de actuele stand van zaken,
wordt er geen directe relatie gelegd met de acties zoals per thema genoemd in het
transformatieprogramma, en wordt dus ook niet aangegeven in hoeverre is voldaan aan de bij
die acties genoemde termijnen. Daardoor is niet duidelijk in welke mate de beoogde
resultaten zijn gerealiseerd. Ook komt in de evaluatie het in het transformatieprogramma
gemaakte onderscheid tussen transitieopgaven en transformatieopgaven niet terug. Of de
transitieopgaven zijn afgerond, kan op basis van de tussenevaluatie dan ook niet worden
vastgesteld.
Niettemin wordt in de programmabegroting 2017 aangegeven dat de transitie is afgerond18:
“De transitiefase is afgerond en de gemeente gaat samen met de regio steviger inzetten op de
transformatie van het jeugdhulpstelsel. Hiervoor heeft de regio drie thema's benoemd:
Integrale Zorg, 18-/18+ en Drang. Met aanbieder gaan de gemeenten aan de slag om
vernieuwing in de zorg te realiseren.”
In de begroting ontbreekt het aan een toelichting van de stellingname dat de transitiefase is
afgerond. Er wordt dus geen relatie gelegd naar de transitieopgaven zoals die in het
transformatieprogramma voor 2015 en 2016 werden geformuleerd.
Daarnaast zijn de in de begroting genoemde, kennelijk op regionaal niveau vastgestelde
transformatiethema’s andere dan de transformatiethema’s uit het (specifiek Zandvoortse)
transformatieprogramma. Hoewel de samenhang hiertussen noch in de programmabegroting,
noch in de tussenevaluatie wordt toegelicht, kan wel worden geconstateerd dat er diverse
raakvlakken zijn. Die raakvlakken zijn er overigens niet alleen met de transformatiethema’s uit
het transformatieprogramma (regionaal transformatiethema Integrale Zorg volgens de
programmabegroting versus transformatiethema 2 Organiseren van samenhang en
integraliteit in het transformatieprogramma), maar ook met de als transitieopgaven
benoemde onderwerpen in het transformatieprogramma (regionaal transformatiethema 18-
/18+ volgens de programmabegroting versus “het realiseren van een soepele overgang of
zorgcontinuïteit als een jongere 18 jaar wordt”, genoemd als één van de transitie- en
implementatievraagstukken in het transformatieprogramma).
Hieruit kan worden afgeleid dat er geen eenduidig onderscheid wordt gemaakt tussen
‘transitie’ en ‘transformatie’. In de voor dit onderzoek gevoerde gesprekken is dit ook
bevestigd. Zo werd aangegeven dat “transitie en transformatie vloeiend in elkaar overlopen”
en beide begrippen door elkaar worden gebruikt.
Overigens is bij het vaststellen van de programmabegroting 2017 door de gemeenteraad een
amendement aangenomen, waarin de ambitie die in de begroting ten aanzien van jeugdbeleid
en -zorg is opgenomen19, wordt aangevuld met een aanscherping van de inzet op preventie:
18 Programma Sociaal Domein, thema Ondersteuning en zorg, onder kopje Jeugdhulp (pag. 42) 19 Dit betreft één van de binnen het programma Sociaal Domein genoemde algemene ambities (pag. 32 van de
begroting), die luidt: “Specifieke aandacht voor Jeugdbeleid en -zorg, hetgeen op meerdere beleidsvelden
vraagt om creatieve invulling en nieuwe impulsen.”
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 27 -
“Daarbij is het uitgangspunt dat het college van B&W er naar streeft dat de huidige verhouding
in de jeugdzorg van 1/3 preventieve zorg en 2/3 curatieve zorg binnen 5 jaar vanaf nu wordt
omgezet in een verhouding van 2/3 preventieve zorg en 1/3 curatieve zorg.”
In de programmabegroting 2018 is deze aanscherping niet letterlijk terug te vinden – de
formulering van de ambitie met betrekking tot jeugdbeleid en -zorg is identiek aan 2017 –
maar er wordt in de inleidende tekst van het programma Sociaal domein wel naar verwezen:
“De gemeente wil een sterkere preventieve en signalerende kracht van de basisinfrastructuur,
het samenspel van voorzieningen, diensten en netwerken. De raad heeft zich middels een
amendement uitgesproken voor een focus op preventie in plaats van curatie.” Tevens wordt in
deze inleidende tekst gesproken over nieuwe impulsen voor de transformatie, waarbij
gewezen wordt op de nieuwe afspraken en contracten met zorgaanbieders per 1 januari
201820.
Verderop in de programmabegroting 201821 wordt nader ingegaan op de transformatie: “De
transformatie in de jeugdhulp wordt verder vormgegeven op basis van de
transformatieagenda die in 2017 is opgesteld inclusief de eerder ingezette thema’s. Ook wordt
er extra aandacht besteed aan de versterking van de basisinfrastructuur, bijvoorbeeld de inzet
van het jeugd- en jongerenwerk.
De gemeente werkt met de regio aan de transformatie van het jeugdhulpstelsel. In 2018 wordt
verder ingezet op de thema's Integrale Zorg, 18-/18+ en Samenwerken aan Veiligheid (drang)
en andere thema’s van de meerjarige transformatieagenda. In wisselende samenstellingen van
gemeenten en aanbieders wordt vernieuwing in de zorg gerealiseerd.”
Uit onderhavig onderzoek is niet duidelijk geworden welk document wordt bedoeld met “de
transformatieagenda die in 2017 is opgesteld” en “de meerjarige transformatieagenda”. Wel is
door respondenten voor dit onderzoek aangegeven dat wordt gewerkt aan een
transformatieagenda Jeugdzorg voor Haarlem en Zandvoort (zie hierna), die op het moment
van onderzoek nog met de betrokken wethouders moet worden besproken. Daarnaast kan
worden geconstateerd dat de in de programmabegroting genoemde thema’s dezelfde zijn als
de – regionaal benoemde – thema’s in de programmabegroting 2017.
Transformatieagenda
In dit rekenkameronderzoek is de meest recente versie22 van de hiervoor genoemde
transformatieagenda meegenomen die op het moment van het verzamelen van de
onderzoeksdocumentatie beschikbaar was. In de inleiding van de ‘transformatieagenda’ wordt
aangegeven dat (het evaluatierapport van) het onderzoek van het NJi naar de stand van zaken
transformatie jeugd in Haarlem en Zandvoort23 heeft geleid tot de keuze voor vijf gezamenlijke
thema’s voor de komende jaren, en dat er met betrekking tot deze thema’s verbindingen
moeten worden gelegd met andere onderdelen binnen het sociaal domein. “Dat is dan ook de
reden dat de verschillende projecten onderdeel zijn van de bredere transformatieagenda
sociaal domein.”
20 Zie ook hoofdstuk 3 (verwervingsstrategie en aanbesteding) 21 Programma Sociaal domein, thema Ondersteuning en zorg, onder kopje Jeugdhulp (pag. 30) 22 Transitie Jeugd - Deelopdrachten; concept 3.0, april 2018 23 In de gevoerde gesprekken is aangegeven dat hiermee wordt gedoeld op het rapport Vraag, aanbod en sturing
in de jeugdzorg in Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Velsen, en Zandvoort; 2017 (zie ook hoofdstuk 3)
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 28 -
De gekozen vijf gezamenlijke thema's zijn:
1. Multiprobleemgezinnen;
2. Kwetsbare jongeren 16-27 jaar;
3. Verbinding onderwijs en jeugdhulp;
4. Preventie;
5. Jeugd en veiligheid.
Vermeld wordt dat het thema Jeugd en veiligheid later start. De andere vier thema’s zijn in de
transformatieagenda volgens een vast stramien uitgewerkt, waarbij onder meer wordt
ingegaan op te bereiken doelen en resultaten, afbakening, aanpak en planning,
projectorganisatie en benodigd budget. Uit de per thema gepresenteerde planningen kan
worden afgeleid dat de transformatieagenda grofweg de periode tot eind 2019 bestrijkt.
Thema Multiprobleemgezinnen
In de uitwerking van dit thema wordt geen direct verband gelegd naar het voor Zandvoort
uitgevoerde onderzoek naar gezinnen die zorg mijden en multiprobleemgezinnen24. Wel wordt
vermeld dat aan dit thema zal worden gewerkt vanuit dezelfde visie ten aanzien van ‘één
gezin, één plan, één regisseur’, zoals is verwoord in het kader van het project Samenwerking
CJG en Sociaal Wijkteam en waarvoor in dit project een voorstel tot implementatie is
opgenomen.
De te volgen werkwijze is gebaseerd op de ‘Nieuwe Route’. “In de Nieuwe Route beslissen alle
betrokkenen samen wat er nodig is om een situatie te verbeteren. Daardoor krijgen de juiste
mensen beslissingsbevoegdheden en nemen zij hun verantwoordelijkheid. Dit leidt niet allen
tot betere uitkomsten, maar ook tot een verlichting van professionele zorg.” Bij de
transformatieagenda is een offerte gevoegd, die onder meer voorziet in het trainen van
professionals om zich de ‘Nieuwe Route’ eigen te maken.
Thema Kwetsbare jongeren 16-27 jaar
Aangegeven wordt dat dit thema in samenwerking met het NJi wordt opgepakt. De hiervoor
door het NJi uitgebrachte offerte is bij de transformatieagenda gevoegd. In de offerte wordt
verwezen naar het door het College van B&W van Haarlem vastgestelde actieplan ‘Op weg
naar volwassenheid’, waarop de voor dit thema te volgen aanpak een vervolg is. Zandvoort
wordt hierbij niet genoemd. Wel wordt gesproken over een gezamenlijke keuze van Haarlem
en Zandvoort voor dit thema: “Er starten meerdere pilots rondom één gezin één plan één
regisseur, en er is uiteraard een samenhang met de andere deelthema’s transformatie jeugd.
Toch willen Haarlem en Zandvoort dit deelthema apart op te pakken om focus en scherpte te
houden op het beoogde resultaat.”
Thema Verbinding onderwijs en jeugdhulp
Het gaat bij dit thema om ‘samensturing’ van gemeente en schoolbesturen op gezamenlijke
doelen en resultaten. Vermeld wordt dat de transformatieagenda sociaal domein is gericht op
Haarlem en Zandvoort. “Echter, zowel in het onderwijs als in de jeugdhulp wordt vaak op een
meer regionaal niveau geopereerd (soms ook bovenregionaal) en zullen de trajecten daarom
op passend niveau moeten worden aangepakt.”
24 Kwetsbare gezinnen die zorg mijden - Een verkennend onderzoek in Zandvoort; mei 2018
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 29 -
Thema Preventie
Vermeld wordt dat het NJI in het hiervoor genoemde evaluatierapport heeft geconcludeerd
“dat preventie en de versterking van pedagogische basisvoorzieningen nog onvoldoende van
de grond komen in Haarlem”. Het belangrijkste themadoel is “het realiseren van een sterke
basisinfrastructuur van algemeen toegankelijke voorzieningen voor ouders/jeugd zodat de
vraag naar specialistische hulp vermindert door meer laagdrempelige en preventieve hulp”.
Daarnaast worden twee subdoelen benoemd: versterking van de geboortezorg en extra
aandacht voor de doelgroep statushouders.
Of de aangehaalde conclusie uit het NJi-evaluatierapport – het nog onvoldoende van de grond
komen van preventie en de versterking van pedagogische basisvoorzieningen in Haarlem – ook
voor Zandvoort geldt, is daarmee in de transformatieagenda onduidelijk. In de uitwerking van
het thema wordt Zandvoort verder ook niet genoemd.
Of en hoe de aanbevelingen uit het specifiek voor Zandvoort uitgevoerde onderzoek naar
kwetsbare gezinnen die zorg mijden in de transformatieagenda worden meegenomen is op het
moment van schrijven van dit rekenkamerrapport (nog) onduidelijk. Hoewel er evident
overeenkomsten in thematiek zijn, zijn de aanbevelingen uit het onderzoek (nog) niet
herkenbaar meegenomen in de transformatieagenda; elke verwijzing naar het Zandvoortse
onderzoek ontbreekt in de transformatieagenda. Andersom wordt in het onderzoeksrapport
wel een verband gelegd met de transformatieagenda: “Na een fase van onderzoeken,
verkennen en ophalen – zowel in het proces rond de Transformatieagenda Haarlem en
Zandvoort als in voorliggend verkennend onderzoek – is het nu het moment om in de praktijk
aan de slag te gaan.”
Voortgangsrapportages
Vanaf 2015 zijn er kwartaalrapportages25 met managementinformatie met betrekking tot het
sociaal domein opgesteld. Deze bevatten steeds een hoofdstuk ‘Jeugd’. Gerapporteerd wordt
over:
• Relevante ontwikkelingen in het kader van de transitie;
• Kengetallen, financiën en opmerkelijke wijzigingen:
o Aantal afgehandelde meldingen;
o Aantal klanten in de aanvraagfase;
o Aantal beschikkingen;
o Aantal cliënten in zorg;
o Financiën.
In de eerste kwartaalrapportage 2015 wordt op genoemde aspecten concreet ingegaan,
waarbij ten aanzien van de genoemde kengetallen wordt vermeld dat het CJG geen meldingen
en ‘klanten in de aanvraagfase’ onderscheidt en voor specialistische jeugdhulp niet standaard
een beschikking wordt afgegeven. Hierdoor kan over deze kengetallen – in deze én in latere
kwartaalrapportages – niet worden gerapporteerd.
De tweede kwartaalrapportage bevat uitsluitend een korte toelichting op de transitie, waarin
wordt vermeld met hoeveel instellingen inkoopcontracten zijn afgesloten en wordt
25 Op de website (raadsinformatie) worden deze rapportages overigens met verschillende namen aangeduid. Ook
zijn niet alle kwartaalrapportages hier terug te vinden (vanaf 2016 ontbreken ze) en is de informatiestructuur
(indeling van dossiers) niet eenduidig.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 30 -
aangegeven dat de jeugdzorgaanbieders in 2015 worden bevoorschot, waardoor er “nog geen
zicht is op de uiteindelijke budgetrealisatie op basis van het werkelijk aantal klanten”. In de
memo ‘Rapportage januari tot en met september 2015 pijler jeugdhulp’26 wordt ingegaan op
diverse operationele knelpunten, zoals met betrekking tot de waarborging van privacy van
cliënten, persoonsgebonden budgetten (PGB’s) en de verwerking van facturen (haperend
berichtenverkeer). Tevens wordt een prognose van de budgetuitputting gepresenteerd, die
laat zien dat de werkelijke kosten naar verwachting (ruim) onder het begrote budget zullen
blijven. Overigens sluit het hier genoemde budgetbedrag niet aan bij het voor jeugdzorg
begrote bedrag in de programmabegroting 2015.
Van de hiervoor genoemde kengetallen wordt in deze rapportage alleen iets gezegd over het
aantal cliënten in zorg, waarbij het aantal nieuwe cliënten bij het CJG en het aantal cliënten dat
“in het kader van de zorgcontinuïteit” zorg van jeugdhulpaanbieders krijgt worden genoemd,
en wordt gemeld dat het aantal nieuwe cliënten bij jeugdhulpaanbieders nog niet kan worden
weergegeven omdat digitale aanmelding nog niet mogelijk is (“De gemeente Zandvoort vraagt
nu niet om deze gegevens om de administratieve lasten bij de aanbieders beperkt te houden
en de privacy van cliënten te waarborgen.”)
Geconstateerd kan dus worden dat eind 2015 nog sprake is van een aantal aanloopproblemen,
waardoor het zicht op de daadwerkelijke omvang van de jeugdzorg en de ontwikkelingen
daarin wordt belemmerd.
In 2016 wordt de raad in (4) kwartaalrapportages wederom geïnformeerd over relevante
ontwikkelingen, een aantal kengetallen en financiën. Wat de financiën betreft wordt nu per
zorgvorm de budgetuitputting ten opzichte van de contractwaarde van de (regionaal)
gecontracteerde zorgaanbieders weergegeven. De manier waarop informatie wordt
gepresenteerd varieert echter. Hierbij is sprake van inconsistenties en onduidelijkheden.
Hieronder wordt dit aan de hand van een aantal voorbeelden toegelicht:
• In het 1e kwartaal wordt met betrekking tot Jeugdzorgplus gemeld dat “de uitnutting
overeenkomstig is met de verwachting”, terwijl in dit kwartaal 114,4% van de
contractwaarde voor heel 2016 is ‘uitgenut’. Dit wordt verder niet toegelicht.
• In de 2e kwartaalrapportage wordt behalve de budgetuitputting tot en met het 2e kwartaal
ook een prognose gegeven van de budgetuitputting voor het hele jaar. Bij de prognose
voor Jeugdzorgplus (412%) wordt nu wél een toelichting gegeven, waarin wordt vermeld
dat “een klein aantal jeugdigen dat deze intensieve hulp nodig heeft een groot financieel
effect hebben”. In de 3e kwartaalrapportage wordt een prognose van 282% gegeven, met
dezelfde toelichting als in de 2e kwartaalrapportage, dus zonder verklaring voor de daling
in de prognose ten opzichte van het vorige kwartaal.
• In de 3e kwartaalrapportage wordt gemeld dat door de aanbieders geen klachten van
Zandvoortse cliënten zijn gerapporteerd, waarbij de kanttekening wordt geplaatst dat niet
alle aanbieders klachten per gemeente registreren. In eerdere kwartaalrapportages
ontbreekt deze kanttekening echter.
• In de 4e kwartaalrapportage worden bij de informatie over de budgetuitputting de
(verwachte) werkelijke kosten nu niet alleen afgezet tegen de contractwaarde, maar ook
tegen de begroting. Het verschil tussen contractwaarde en begroting wordt echter niet
26 Het gaat hier om een separate rapportage, waarnaar in het onderdeel Jeugd van de derde kwartaalrapportage
wordt verwezen.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 31 -
toegelicht. Bovendien wordt in de tekst gesproken over “de meest actuele prognose”,
terwijl in de bijbehorende tabel het begrip ‘realisatie’ (t.o.v. contractafspraken en t.o.v.
begroting) wordt gehanteerd.
• Er wordt gerapporteerd over de budgetuitputting per zorgvorm, maar niet op het niveau
van de jeugdzorg als geheel. Hierdoor ontbreekt het totaaloverzicht en is ook niet duidelijk
hoe de budgetuitputting zich verhoudt tot het in de programmabegroting opgenomen
bedrag voor jeugdzorg (zie ook hoofdstuk 5).
• Bij sommige kengetallen, zoals het aantal zaken dat bij de Beschermingstafel is ingebracht,
is niet altijd duidelijk of het specifiek Zandvoortse aantallen betreft of aantallen op
regioniveau.
• De manier waarop over relevante (beleids)ontwikkelingen wordt gerapporteerd verschilt
per kwartaal.
In de 1e kwartaalrapportage 2017 wordt ten aanzien van het (volgens de Jeugdwet verplicht
jaarlijks uit te voeren) cliëntervaringsonderzoek (CEO) aangegeven dat voor Zandvoort en
Haarlem tezamen 35 ingevulde vragenlijsten zijn ontvangen, maar dat deze niet per gemeente
te herleiden zijn en er daarom geen representatieve uitkomst van het onderzoek te melden is.
Aangekondigd wordt dat in 2017 kwalitatief onderzoek zal worden gedaan naar de ervaringen
van cliënten. In hoofdstuk 6 wordt hier verder op ingegaan.
Ook in 2017 zijn per kwartaalrapportage verschillen zichtbaar in de manier waarop informatie
wordt gepresenteerd. Daarbij valt op dat bij de informatie over budgetuitputting (opnieuw) de
begrippen ‘prognose’ en ‘realisatie’ door elkaar worden gebruikt27. Overigens wordt in de 2e
kwartaalrapportage gerapporteerd dat door zorgaanbieders aangeleverde prognoses nog niet
goed te toetsen zijn doordat nog niet alle aanbieders zijn aangesloten op het berichtenverkeer
(geautomatiseerd proces van toewijzen, declareren en beëindigen van zorg), maar niettemin
hogere uitgaven worden verwacht dan in 2016, zonder het totaalbudget voor jeugdzorg te
overschrijden. Hieruit blijkt dat op dit moment – medio 2017 – nog steeds sprake is van
overgangsproblematiek en in die zin de transitie nog niet als afgerond kan worden beschouwd.
Uit de voor dit onderzoek gevoerde gesprekken komt naar voren dat na de 2e
kwartaalrapportage geen kwartaalrapportages sociaal domein meer zijn verschenen. Wel is
over het 3e kwartaal voor jeugdzorg nog een overzicht met informatie over de
budgetuitputting bij instellingen en vrijgevestigden opgesteld28. Net als in eerdere rapportages
is hieruit echter niet op te maken hoe de totale budgetuitputting zich verhoudt tot het budget
voor jeugdzorg zoals opgenomen in de programmabegroting. Niettemin wordt in deze
rapportage opnieuw vermeld dat de verwachting is dat het budget voor jeugdzorg niet zal
worden overschreden, waarbij een verwacht tekort op JGGZ wordt gecompenseerd door
verwachte overschotten op de andere zorgvormen.
Uit de gesprekken is overigens niet duidelijk geworden of dit overzicht over het 3e kwartaal
nog aan de raad is aangeboden. Wel blijkt uit deze gesprekken dat de kwartaalrapportages
27 Nadere toelichting: in twee aparte figuren wordt voor het 1e resp. het 2e kwartaal per zorgvorm de realisatie
gepresenteerd als percentage van de contractwaarde en als percentage van de begroting, terwijl boven de
figuren wordt gesproken over ‘prognose Q1’ resp. ‘prognose Q2’. In de 1e kwartaalrapportage is nog sprake van
een figuur waarin op basis van de realisatie in het 1e kwartaal een prognose wordt gegeven voor het hele jaar,
per zorgvorm afgezet tegen contractwaarde en begroting, in bedragen (dus niet in percentages). 28 Document ‘Cijfers Q3 Zandvoort’
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 32 -
door de raad veelal voor kennisgeving zijn aangenomen. Hoewel raadsleden aangeven dat de
kwartaalrapportages in algemene zin in de behoefte voorzagen om geïnformeerd te worden
over de stand van zaken met betrekking tot (de transitie van de) jeugdzorg (en het sociaal
domein als geheel), heeft de inhoud ervan tot weinig discussie geleid. Ondanks het feit dat
raadsleden zeggen niet altijd goed zicht te hebben op ‘hoe het gaat’, mede ingegeven door
onduidelijkheden in de rapportages, heeft de raad zelf geen actieve rol vervuld in het
formuleren van wensen ten aanzien van de informatievoorziening. Het stoppen met het
opstellen van kwartaalrapportages heeft dan ook geruisloos plaatsgevonden.
4.3 Deelconclusies
De bevindingen in dit hoofdstuk leiden tot de volgende deelconclusies:
• De transitie van de jeugdzorg in Zandvoort heeft tijdig vorm gekregen op basis van het
(verplicht) in regionaal verband opgestelde transitiearrangement,
• Het transitiearrangement geeft ook een voorschot voor de te realiseren transformatie. Het
begin 2014 door de Zandvoortse gemeenteraad vastgestelde beleidskader is in lijn met het
transitiearrangement uitgewerkt.
• In het Transformatieprogramma Sociaal Domein Zandvoort zijn eind 2015 transitieopgaven
geformuleerd en transformatiethema’s benoemd. Op basis van de in 2017 opgestelde
tussenevaluatie kan echter niet worden vastgesteld in hoeverre de hieraan verbonden
acties zijn uitgevoerd en beoogde resultaten zijn gerealiseerd.
• Ook komt in de tussenevaluatie het onderscheid tussen transitieopgaven en
transformatieopgaven niet terug, waardoor op basis van de tussenevaluatie niet kan
worden vastgesteld of de transitieopgaven zijn afgerond.
• In de programmabegroting 2017 wordt aangegeven dat de transitie is afgerond, maar
ontbreekt het aan een toelichting hiervan en wordt er geen relatie gelegd naar de
transitieopgaven zoals die in het transformatieprogramma voor 2015 en 2016 werden
geformuleerd.
• In de praktijk wordt in Zandvoort geen eenduidig onderscheid wordt gemaakt tussen
‘transitie’ en ‘transformatie’. Ook hierdoor kan niet eenduidig worden vastgesteld of de
transitie is afgerond.
• Wel kan worden geconstateerd dat medio 2017 nog sprake is van overgangsproblematiek
(zoals met betrekking tot het berichtenverkeer met zorgaanbieders) en in die zin de
transitie op dat moment dus nog niet is afgerond.
• De gemeenteraad is tot het derde kwartaal van 2017 periodiek geïnformeerd over
inhoudelijke ontwikkelingen, budgetuitputting en enkele kengetallen met betrekking tot
jeugdzorg (alsmede over de andere decentralisaties). Door de beperkte beschikbaarheid
van met name informatie over cliënten (aantallen, tevredenheid) en inconsistenties en
onduidelijkheden in de presentatiewijze, was de inzichtelijkheid van kwartaalrapportages
echter beperkt.
• De inhoud van de rapportages heeft tot weinig vragen en discussie geleid en de raad heeft
niet actief zijn wensen ten aanzien van de informatievoorziening kenbaar gemaakt.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 33 -
5 Financiën en risico’s jeugdzorg
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiën en de met betrekking tot jeugdzorg
gesignaleerde risico’s. Daarbij wordt tevens gekeken naar de manier waarop de gemeenteraad
hierover in de planning-en-controlcyclus wordt geïnformeerd.
5.2 Bevindingen
Financiën en risico’s in beleidskader
In het begin 2014 door de raad vastgestelde Beleidskader Transitie Jeugdzorg (zie ook
hoofdstuk 3) wordt over de financiële beheersing en bijbehorende risico’s het volgende
gezegd:
“De verwachting is dat de decentralisatie zorgt voor betere jeugdzorg tegen lagere kosten. Bij
de overdracht van de taken vindt een korting plaats van in totaal € 450 miljoen op een
totaalbedrag van € 3 miljard. De gemeenten zien kansen in het organiseren van betere en
betaalbare jeugdzorg, maar realiseren zich terdege dat o.a. op financieel gebied sprake is van
forse risico’s. Het instellen van een reservepost voor het ondervangen van financiële risico's is
dan ook noodzakelijk.
De risico’s voor de drie decentralisaties staan in de notitie Risico’s 3 D’s gemeente Zandvoort,
versie 0.129. In de transitie Jeugdzorg ziet Zandvoort de volgende risico's”30:
1. Onvoldoende budget om benodigd zorgaanbod te realiseren;
2. Grotere zorgvraag dan waarmee rekening is gehouden;
3. Afbouwkosten huidige situatie voor rekening van de gemeente;
4. Aanbesteding/inkoop zorg;
5. Heftige reactie op incidenten.
Hoewel in het beleidskader dus wordt gesproken over het instellen van een reserve voor de
aan jeugdzorg (of breder: aan het sociaal domein) verbonden financiële risico’s, is in de voor
dit onderzoek gevoerde gesprekken aangegeven dat hiervoor uiteindelijk niet is gekozen. Veel
gemeenten hebben in de aanloop naar de decentralisaties een aparte reserve Sociaal Domein
ingesteld om risico’s (financiële tekorten) op te vangen en/of vernieuwingen te financieren. In
Zandvoort is hier dus niet voor gekozen, overigens zonder veel politieke discussie. Dit betekent
dat eventuele tekorten moeten worden opgevangen via de algemene middelen.
Budgetuitputting
In onderstaand overzicht is voor de jaren 2015, 2016 en 2017 aangegeven hoe volgens de
jaarverslagen over die jaren de werkelijke kosten zich verhielden tot de begrote kosten. Voor
2018 e.v. zijn de begrote kosten uit de programmabegroting 2018 weergegeven.
29 De risiconotitie zelf bleek ondanks herhaalde navraag niet aangeleverd te kunnen worden voor onderhavig
onderzoek. 30 In het beleidskader worden de risico’s puntsgewijs verder toegelicht.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 34 -
2015 2016 2017 2018 2019 2020
Begroot 2.297.000 Jaarverslag 2015
2.123.000 Jaarverslag 2016
2.950.000 Jaarverslag 2017
2.907.900 2.907.900 2.907.900
Werkelijk 1.835.000 Jaarverslag 2015
1.632.000 Jaarverslag 2016
2.977.000 Jaarverslag 2017
Op basis van de in de in het overzicht gepresenteerde bedragen kan worden geconstateerd dat
in 2015 de werkelijke kosten ruim onder de begroting bleven. In 2016 is deze onderbesteding
zelfs nog groter, vooral door een lager uitgavenniveau dan in 2015. In 2017 is ten opzichte van
2016 een stijging in de werkelijke kosten te zien van meer dan 50%, bij een veel minder grote
stijging in de begrote kosten. Hierdoor is de onderbesteding van de voorgaande jaren in 2017
‘omgeslagen’ in een kleine budgetoverschrijding.
Als echter wordt gekeken naar de bedragen die in de verschillende programmabegrotingen en
jaarverslagen voor de jaren 2015, 2016 en 2017 worden genoemd, dan valt op dat de
genoemde bedragen niet steeds hetzelfde zijn. Hieronder wordt dit aan de hand van een
aantal voorbeelden nader toegelicht.
Bedragen met betrekking tot 2017
In jaarverslag 2017 worden voor 2017 in de financiële tabel bedragen vermeld van 2.230
(‘primaire begroting 2017’), 2.950 (‘actuele begroting 2017’) en 2.977 (‘werkelijk 2017’). In de
programmabegroting 2017 wordt voor 2017 echter een bedrag van 2.925 begroot en in de
programmabegroting 2018 een bedrag van 2.590. Voor de begrote kosten in 2017 worden in
de verschillende documenten dus steeds verschillende bedragen genoemd.
Toelichting in jaarverslag 2017:
“Ten opzichte van 2016 zijn de kosten voor jeugdhulp gestegen van € 2,347 miljoen naar €
2,925 miljoen. Een forse stijging van de kosten van € 578 duizend. Het resultaat is tot stand
gekomen door middel van een zo goed mogelijke inschatting op basis van de rapportages van
de instellingen. Gezien de toenemende vraag naar zorg is een volledige uitputting van het
budget 2018 aannemelijk.”
Het bedrag dat in de toelichting wordt genoemd voor de werkelijke kosten in 2017 (2.925)
wijkt dus af van het hiervoor genoemde bedrag in de financiële tabel (2.977) in hetzelfde
document.
Bedragen met betrekking tot 2016
In de begroting 2017 wordt voor 2016 een begroot bedrag van 3.120 genoemd. Dit wijkt dus
aanzienlijk af van het hiervoor vermelde bedrag in jaarverslag 2016 (2.123). In het jaarverslag
2017 wordt voor 2016 een gerealiseerd bedrag genoemd van 1.632. Dit komt overeen met het
hiervoor vermelde bedrag in het jaarverslag 2016. In de toelichting in het jaarverslag 2017 (zie
de hiervoor aangehaalde tekst) wordt echter een bedrag genoemd van 2.347, dat dus
aanzienlijk afwijkt van het genoemde bedrag in de financiële tabel van hetzelfde jaarverslag.
Bedragen met betrekking tot 2015
In de begroting 2017 wordt voor 2015 een gerealiseerd bedrag (‘werkelijk 2015’) van 2.787
genoemd. Dit wijkt dus zeer sterk af van het hiervoor vermelde bedrag in het jaarverslag 2015
(1.835).
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 35 -
In de programmabegroting 2018 wordt in een verschillenanalyse bij de financiële tabel van het
thema Ondersteuning en Zorg (onderdeel van het programma Sociaal Domein) een toelichting
gegeven van de verschillen tussen de in de financiële tabel weergegeven ramingen (begrote
bedragen) voor 2018 en 2017. Aangegeven wordt dat deze verschillen voor een deel het
gevolg zijn van het aansluiten van de Zandvoortse begroting op de Haarlemse begrotings-
indeling. Daarnaast worden de verschillen veroorzaakt door verschuivingen tussen producten:
een deel van de kosten die in de begroting 2017 waren geraamd op Jeugdzorg zijn in de
begroting 2018 geraamd op het product Volksgezondheid, en een deel van de kosten die in de
begroting 2018 zijn geraamd op Jeugdzorg waren in 2017 geraamd op het product Wet
Maatschappelijke ondersteuning.
In het kader van dit rekenkameronderzoek is behalve een analyse van de programma-
begrotingen en jaarverslagen ook een overzicht gevraagd van de voor Jeugdzorg begrote
kosten, de werkelijke kosten en het door het Rijk voor Jeugdzorg ter beschikking gestelde
bedrag (onderdeel van de integratie-uitkering Sociaal Domein31).
Dit overzicht ziet er als volgt uit:
2015 2016 2017 2018 2019 2020
Budget Rijk 2.664.595 2.585.219 2.606.001 2.779.331
Begroot Zandvoort 2.616.366 2.480.525 2.589.602 2.887.861 2.969.599 2.966.530
Werkelijk Zandvoort 1.857.766 1.660.746 2.631.942
Vergelijking van de bedragen in dit overzicht met de uit de jaarverslagen afkomstige bedragen
in het eerder gepresenteerde overzicht, leidt tot de volgende constateringen:
• De begrote en werkelijke kosten in bovenstaand overzicht wijken zonder uitzondering af
van de genoemde bedragen in de jaarverslagen over de betreffende jaren.
• Met name in de begrote bedragen zijn grote verschillen zichtbaar: de bedragen in
bovenstaand overzicht liggen voor 2015 en 2016 aanzienlijk hoger dan de bedragen in de
jaarverslagen, terwijl het begrote bedrag voor 2017 juist aanzienlijk lager ligt.
• Het begrote bedrag voor 2017 uit bovenstaand overzicht is wel gelijk aan het in de
programmabegroting 2018 voor dit jaar genoemde bedrag (2.590).
• De werkelijke kosten in 2015 en 2016 zoals opgenomen in bovenstaand overzicht wijken
beperkt af (minder dan € 30.000 verschil) van de bedragen uit de betreffende
jaarverslagen. Voor 2017 is dit verschil echter aanzienlijk: het bedrag in bovenstaand
overzicht ligt ruim € 300.000 lager dan in het jaarverslag 2017.
• De begroten bedragen liggen in bovenstaand overzicht steeds net onder het door het rijk
beschikbaar gestelde budget.
• Volgens bovenstaand overzicht was in 2015 en 2016 sprake van aanzienlijke
onderbesteding van het beschikbare budget, net als in het eerder gepresenteerde
overzicht op basis van de jaarverslagen. De onderbesteding is volgens bovenstaand
overzicht echter nog veel groter (meer dan € 750.000) dan volgens de gegevens uit de
jaarverslagen (bijna € 500.000).
31 In de Zandvoortse programmabegrotingen en jaarverslagen wordt de omvang van de integratie-uitkering wel
genoemd, maar niet uitgesplitst naar onderdelen, waardoor een vergelijking op het niveau van Jeugdzorg op
basis van deze documenten niet te maken is.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 36 -
• In 2017 was volgens bovenstaand overzicht sprake van een beperkte budgetoverschrijding,
net als in het eerder gepresenteerde overzicht op basis van de jaarverslagen.
• Grosso modo is de tendens in beide overzichten dus hetzelfde: in 2015 en 2016 is sprake
van een aanzienlijk budgetoverschot, dat in 2017 is omgeslagen naar een beperkt
budgettekort.
Mogelijk zijn de geconstateerde verschillen deels te verklaren door verschuivingen tussen
begrotingsproducten door de jaren heen. In de eerder aangehaalde toelichting in de
programmabegroting 2018 wordt immers aangegeven dat er kostenverschuivingen hebben
plaatsgevonden tussen de producten Jeugdzorg, Volksgezondheid en WMO. Daarnaast is in de
voor dit onderzoek gevoerde gesprekken aangegeven dat verschillen mogelijk voortkomen uit
de conversie vanuit de door Haarlem gevoerde administratie naar de Zandvoortse
kostenverdeling die in de programmabegrotingen en jaarverslagen wordt gehanteerd.
Risico’s in P&C-documenten
De programmabegroting en het jaarverslag bevatten een aantal verplichte paragrafen,
waaronder een paragraaf over weerstandsvermogen en risicobeheersing. Maar ook in de
voorjaarsnota en de najaarsnota, die in Zandvoort deel uitmaken van de planning-en-
controlcyclus, wordt over risico’s gerapporteerd.
In de programmabegroting 2015 wordt Jeugdzorg als nieuw ‘product’ binnen het thema
Maatschappelijke ondersteuning van het programma Maatschappij en Zorg (programma 1)
geïntroduceerd. In de (verplichte) paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing worden
specifiek ten aanzien van Jeugdzorg geen risico’s opgevoerd. Wel worden ‘De 3
decentralisaties’ als één van de risico’s binnen programma 1 opgevoerd (met een financiële
omvang van € 375.000). In de toelichting van dit risico wordt echter aangegeven dat “van de 3
decentralisaties er 2 binnen programma 1 thuishoren, te weten de Participatiewet en de Wet
maatschappelijke ondersteuning”. In deze toelichting wordt jeugdzorg dus niet genoemd,
hoewel dit wel onderdeel van programma 1 is.
De voorjaarsnota 2015 bevat een risicoparagraaf waarin wordt gewezen op de mogelijke
consequenties van de overgang van een historisch naar een objectief verdeelmodel Jeugdzorg,
waarbij overigens de verwachting is dat dat voor Zandvoort een hoger rijksbudget zou
opleveren.
In de najaarsnota 2015 wordt in het hoofdstuk Hoofdpunten bestaand beleid specifiek
ingegaan op de risico’s met betrekking tot het sociaal domein. Aangegeven wordt dat de
stelselwijziging gepaard gaat met bezuinigingen en het verdeelmodel dat het Rijk heeft
gehanteerde gebaseerd is op een groot aantal aannames en onvolledige gegevens. “Binnen
het sociaal domein is monitoren en (bij)sturen daarom een belangrijke opgave voor 2015 en
verder.” Ook wordt opgemerkt dat financiële gegevens nog onvolledig zijn, zodat pas op basis
van de werkelijke realisatiecijfers na afloop van 2015 een eerste inzicht ontstaat op volumes,
budgetontwikkeling en trends (zoals vraagontwikkeling, demografische ontwikkelingen).
In het jaarverslag 2015 wordt het in de programmabegroting genoemde risico onder
programma 1 (inmiddels Sociaal Domein genoemd) wederom genoemd (met wederom een
financiële omvang van € 375.000), doch zonder inhoudelijke toelichting.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 37 -
In de programmabegroting en het jaarverslag 2016 wordt het risico ‘De 3 decentralisaties
Sociaal Domein’ voor € 500.000 opgevoerd, ten opzichte van een totale integratie-uitkering
Sociaal Domein (rijksbudget voor de gedecentraliseerde taken) van circa € 6 miljoen. Nu wordt
in de toelichting Jeugdzorg ook genoemd. “Aan alle drie kleven grote (financiële) risico's welke
op het moment van opstellen van de begroting nog onduidelijk zijn.” Een onderbouwing van
de omvang van het bedrag en de reden van de verhoging daarvan ten opzichte van eerdere
jaren ontbreekt.
Ook in de paragraaf Risicobeheersing en weerstandsvermogen van de programmabegroting
2017 en het jaarverslag 2017 is het risico ‘De drie decentralisaties’ voor € 500.000 opgenomen.
In de toelichting wordt aangegeven dat “ervaringscijfers nog beperkt zijn en de doorwerking
nog niet geheel in kaart is”. Deze constatering is in lijn met de bevindingen in hoofdstuk 4,
waar het (het gebrek aan) cijfers betreffende ontwikkelingen in cliëntenaantallen, lengte van
ondersteuningstrajecten e.d. betreft.
Ook in de programmabegroting 2018 komt genoemd risico weer terug, met hetzelfde
risicobedrag. Opnieuw wordt aangegeven dat aan alle drie decentralisaties grote (financiële)
risico’s kleven, zonder dat deze nader worden geduid.
Risicobeheersing
Geconstateerd kan worden dat er in de aanloop naar de decentralisaties gericht aandacht is
besteed aan de hiermee gepaard gaande risico’s en hoe deze te beheersen. De risico’s zijn
toen immers geïnventariseerd en uitgewerkt in de notitie Risico’s 3 D’s gemeente Zandvoort.
Uit onderhavig onderzoek is echter niet gebleken dat daarna actief gestuurd is op de
beheersing van de destijds gesignaleerde risico’s. Evaluatie van de getroffen maatregelen om
de gesignaleerde risico’s te beheersen heeft niet aantoonbaar plaatsgevonden.
Deze risico’s komen ook niet herkenbaar terug in de risicoparagrafen van programmabegroting
en jaarverslagen, of in de voor- en najaarsnota’s. Wel wordt in de risicoparagraaf vanaf 2015
een risico met betrekking tot de decentralisaties opgevoerd, waarbij overigens in de
programmabegroting 2015 uit de (summiere) toelichting zou kunnen worden begrepen dat dit
risico op de Participatiewet en de Wmo betrekking heeft, dus niet op jeugdzorg.
Vanaf 2016 wordt het in de risicoparagraaf van begroting en jaarverslag opgevoerde risico met
betrekking tot de decentralisaties verhoogd naar € 500.000 en vervolgens consequent tot en
met de programmabegroting 2018 met die omvang opgevoerd. Waarom vanaf 2016 sprake is
van een financieel hoger gewaardeerd risico, wordt in de stukken niet toegelicht. In 2015
wordt ook in de voorjaars- en najaarsnota gewezen op risico’s met betrekking tot het sociaal
domein, waarbij het in de voorjaarsnota gaat om een risico dat specifiek de jeugdzorg betreft
(aanpassing van het door het rijk gehanteerde verdeelmodel voor het toekennen van
budgetten aan gemeenten).
Na 2015 worden in voorjaars- en najaarsnota geen risico’s meer genoemd die betrekking
hebben op het sociaal domein. Daar leek vanuit financieel oogpunt ook geen aanleiding voor,
omdat de budgetten voor de gedecentraliseerde taken in het algemeen en voor jeugdzorg in
het bijzonder voor Zandvoort tot nu toe toereikend zijn geweest. Door het snel teruggelopen
overschot, het beperkte inzicht in ontwikkelingen in de zorgomvang (en bijvoorbeeld het al
dan niet optreden van een verschuiving van zwaardere zorg naar lichtere zorg) en de
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 38 -
afwezigheid van een aparte reserve Sociaal Domein is de financiële onzekerheid echter sterk
toegenomen.
5.3 Deelconclusies
De bevindingen in dit hoofdstuk leiden tot de volgende deelconclusies:
• In de aanloop naar de decentralisaties is gericht aandacht besteed aan de risico’s met
betrekking tot jeugdzorg (en de andere decentralisaties). Evaluatie van de maatregelen om
deze te beheersen heeft daarna echter niet aantoonbaar plaatsgevonden.
• Hoewel in het voor de jeugdzorg vastgestelde beleidskader wordt gesproken over de
noodzaak van het instellen van een reservepost voor het ondervangen van financiële
risico's, is er geen aparte reserve (specifiek voor jeugdzorg of voor het sociaal domein als
geheel) ingesteld. Dit heeft niet tot politieke discussie geleid. Van een gefundeerde
afweging (waarom wel/niet een aparte reserve) is geen sprake geweest.
• In de risicoparagrafen van de programmabegroting en de jaarrekening wordt voor ‘de 3
decentralisaties’ (dus niet specifiek voor jeugdzorg) vanaf 2015 een risico opgevoerd met
een omvang van € 375.000, dat vanaf 2016 wordt verhoogd tot € 500.000. Een
onderbouwing van de omvang en de verhoging ontbreekt.
• In 2015 en 2016 is sprake van een aanzienlijk budgetoverschot op jeugdzorg, dat in 2017 is
omgeslagen naar een beperkt budgettekort. In 2017 is ten opzichte van 2015 en 2016 een
sterke stijging van de kosten zichtbaar. De informatie over de inhoudelijke ontwikkelingen
die hieraan ten grondslag liggen is (zeer) beperkt.
• De in programmabegrotingen en jaarverslagen genoemde bedragen voor de begrote en
werkelijke kosten van jeugdzorg variëren: voor hetzelfde jaar worden verschillende
bedragen genoemd, afhankelijk van welke begroting of jaarrekening (of soms van welk
hoofdstuk binnen hetzelfde document) wordt geraadpleegd. Toelichtingen van deze
verschillen ontbreken veelal. Hierdoor wordt onzekerheid over de juistheid van bedragen
in de hand gewerkt.
• Doordat inmiddels geen sprake meer is van een budgetoverschot, door een beperkt zicht
op inhoudelijke ontwikkelingen (in de zorgomvang, in de duur van zorgtrajecten e.d.) en
door de afwezigheid van een specifieke reserve voor het opvangen van eventuele tekorten
(voor jeugdzorg of het sociaal domein als geheel) is de financiële onzekerheid aanzienlijk
toegenomen.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 39 -
6 Dienstverlening en toegankelijkheid jeugdzorg
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk staat (de toegankelijkheid van) de dienstverlening centraal. Daarbij wordt
ingezoomd op de dienstverlening ‘aan de voorkant’, waarvan het CJG de spil is. Daarom is
onder meer gekeken naar wat er in de prestatieplannen van het CJG over de ontwikkeling van
de dienstverlening in Zandvoort wordt gezegd. Overigens is voor dit rekenkameronderzoek
geen enquête afgenomen bij cliënten. Wél is gekeken naar welke informatie beschikbaar is
over de toegankelijkheid en kwaliteit van dienstverlening vanuit cliëntperspectief. Ook is
gekeken naar de beschikbare informatie over de omvang van de jeugdzorg (aantallen
ondersteuningstrajecten e.d.) en hoe de gemeenteraad hierover wordt geïnformeerd.
6.2 Bevindingen
Voor dit onderzoek is gekeken naar de gegevens die op waarstaatjegemeente.nl beschikbaar
zijn over de jeugdzorg in Zandvoort. Dit levert onderstaand overzicht op.
2015 2016 2017
Zandvoort Nederland Zandvoort Nederland Zandvoort Nederland
Jongeren met
jeugdhulp (% van alle jongeren tot 18 jr)
7,7 10,0 9,0 10,8 7,9 11,2
Jongeren met
jeugdhulp zonder
verblijf (% van alle jongeren tot 18 jr)
7,5 9,7 8,7 10,5 7,3 10,9
Jongeren met
jeugdhulp met
verblijf (% van alle jongeren tot 18 jr)
0,7 1,2 0,7 1,3 0,9 1,4
Jongeren met
jeugdbescherming (% van alle jongeren tot 18 jr)
0,6 1,2 0,732
1,2 1,1 1,2
Jongeren met
jeugdreclassering (% van alle jongeren van 12
tot 23 jr)
0,7 0,5 0,933
0,5 0,6 0,4
Volgens plan
beëindigde
jeugdhulptrajecten
71,0% 78,2%
Voortijdig
afgesloten
jeugdhulptrajecten
29,0% 21,8%
Van de in bovenstaande tabel genoemde indicatoren zijn de volgende opgenomen in de
programmabegroting 2017 (genoemd als ‘prestatie-indicatoren’ bij thema Ondersteuning en
32 0,8 volgens programmabegroting 2018 33 0,7 volgens programmabegroting 2018
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 40 -
zorg binnen programma Sociaal Domein) en de programmabegroting 2018 (genoemd als
‘effectindicatoren’ bij thema Ondersteuning en zorg binnen programma Sociaal Domein):
• Jongeren met jeugdhulp (% van alle jongeren tot 18 jaar);
• Jongeren met jeugdbescherming (% van alle jongeren tot 18 jaar);
• Jongeren met jeugdreclassering (% van alle jongeren van 12 tot 23 jaar).
Het betreft hier de zogenoemde beleidsindicatoren die volgens het Besluit Begroting en
Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) sinds 2017 in programmabegroting en
jaarverslag verplicht moeten worden opgenomen. Hierbij valt overigens op dat de in de
programmabegroting 2018 opgenomen cijfers over 2016 afwijken van de (in voorgaande tabel
overgenomen) cijfers over dit jaar op waarstaatjegemeente.nl.
Prestatieplannen CJG
In de organisatie van de jeugdzorg in Zandvoort vervult het CJG de spilfunctie. Zowel de
toegang tot jeugdzorg als de regierol (‘één huishouden, één plan, één regisseur’) is in
Zandvoort – net als in Haarlem en andere regiogemeenten – belegd bij het CJG. In het
Transformatieprogramma Sociaal Domein Zandvoort is hierover het volgende te lezen:
“Het realiseren van ‘één huishouden, één plan, één regisseur’ is een belangrijk uitgangspunt
van de decentralisaties binnen het sociaal domein. Het mag niet meer zo zijn dat meerdere
hulpverleners in een gezin langs elkaar heen werken of elkaar zelfs tegenwerken. Dit geldt niet
alleen voor het jeugddomein, maar voor alle hulp en ondersteuning die in een huishouden
aanwezig is. We hebben deze rol belegd bij de CJG-coaches voor het jeugddomein.”
Afspraken over de dienstverlening worden vastgelegd in prestatieplannen. Zo wordt er sinds
2015 jaarlijks een prestatieplan voor Haarlem en Zandvoort opgesteld. In deze opvolgende
prestatieplannen wordt ook teruggekeken op de dienstverlening in het afgelopen jaar.
Hieronder wordt daarop ingegaan.
In het eerste prestatieplan34 wordt de doelgroep als volgt omschreven:
“Het CJG richt zich in beginsel op alle jeugdigen en opvoeders in Haarlem35. Uitgaande van de
algemeen geldende verhouding van 80% (het gaat overwegend goed), 15% (er is behoefte aan
ondersteuning om problemen op te lossen of te hanteren) en 5% (men mist regie om
problemen op te lossen) zien we dat als volgt:
• Voor ouders en jeugdigen waarmee het overwegend goed gaat, zijn we beschikbaar voor
informatie en advies wanneer daar onverhoopt behoefte aan is. Daarbij besteden we veel
aandacht aan (het mobiliseren van) de mogelijkheden van de basisinfrastructuur (80%).
• Voor de gezinnen waarin jeugdigen een risico lopen op een suboptimale ontwikkeling,
bieden we informatie, advies, toeleiding naar passende hulp en gezinsondersteuning
(15%).
• Voor gezinnen met complexe vragen, die heel specifieke hulp nodig hebben, dragen we
zorg voor toeleiding naar passende zorg al of niet gecombineerd met inzet van een CJG-
coach.
• Voor gezinnen met meerdere ernstige problemen bieden we zorgcoördinatie, maken we
veiligheid, verwaarlozing en mishandeling bespreekbaar en handelen we daar zo nodig
naar (5%).”
34 Prestatieplan CJG Haarlem en Zandvoort; CJG Kennemerland, 22 mei 2015 35 Zandvoort wordt hier niet genoemd.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 41 -
Als streven is geformuleerd “om de eerder geschetste verhouding van 80-15-5 % te
verschuiven richting een verhoging van de 80% die op eigen kracht en met ondersteuning
vanuit de basisinfrastructuur opgroeit. En een vermindering van de 5% die een beroep moet
doen op specialistische, zwaardere vormen van hulp. Dit is een lange termijn ambitie die alleen
te realiseren is in samenwerking met alle betrokken partners.”
Naast een aantal onderwerpen die te maken hebben met de opbouw van de organisatie (zoals
het inrichten van een overlegstructuur, het opstellen van een scholingsplan en de ontwikkeling
van het cliëntregistratiesysteem Mens Centraal) worden in het prestatieplan
ontwikkelopgaven geformuleerd voor de ondersteuning van jeugdigen en ouders, waarbij
tevens te ontwikkelen indicatoren worden benoemd. In onderstaand overzicht is dit per
onderdeel samengevat.
Ondersteuning door het
Informatie- en Adviesteam CJG
Ondersteuning door de CJG
gebiedsteams en het stedelijk team
Toeleiding naar individuele
voorzieningen
Ontwikkelthema’s:
• Telefonische bereikbaarheid
• Teamvorming, inrichting
werkprocessen
• Reikwijdte van de taak
• Registratie
• Samenspel I&A-team en CJG-
gebiedsteams
Ontwikkelthema’s:
• Profiel CJG-coach
• Regiefunctie
• Routes en werkprocessen
• Samenspel met partners
• Inzet per gezin
Ontwikkelthema’s:
• Toeleiding naar effectieve
zorg
• Samenhang met de toegang
via andere beroepsgroepen
• Normen voor het
toekenningsproces
(doorlooptijden)
• Hanteren van nieuwe
grensvlakken tussen wettelijke
kaders
Indicatoren:
• Bereikbaarheid tussen 9.00 en
17.00 uur op basis van de
telefoonregistratie
• Geboden informatie en advies
naar aantal en aard
• Nog te ontwikkelen:
klantreview
Indicatoren:
• Aantal begeleidingstrajecten
(lopend en afgesloten) per
CJG-gebied
• Indien mogelijk: type traject
• Gemiddelde
begeleidingsperiode
• Indien mogelijk: type
instroom/verwijzer
• In ontwikkeling: klantreview
• Indien mogelijk: wijze van
afsluiten: afgerond, voortijdig
afgebroken, overgedragen
Indicatoren:
• Indien mogelijk: aantal
aangevraagde individuele
voorzieningen (ZIN of PGB)
• Indien mogelijk:
beschikbaarheid van de
gewenste individuele
voorziening
In het prestatieplan voor 201636 worden de volgende kerntaken van het CJG benoemd:
1. Ondersteuning van jeugdigen en ouders;
2. Organiseren van samenhang en samenwerking tussen alle partners;
3. Zorgen voor duidelijke en samenhangende informatievoorziening;
4. Bijdragen aan preventieve activiteiten.
Voor deze kerntaken wordt in het prestatieplan een beschouwing gegeven van de
ontwikkelingen in 2015. Met betrekking tot eerstgenoemde kerntaak wordt bij de beschrijving
van de werkwijze en gehanteerde methodieken voor het bieden van begeleiding en
36 Prestatieplan CJG Haarlem en Zandvoort 2016; 1 februari 2016
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 42 -
ondersteuning ten aanzien van Zandvoort aangegeven: “In Zandvoort is specifiek aandacht
voor de infrastructuur en de afstemming tussen de volwassen hulpverlening en die voor jeugd.
De sociaal maatschappelijke problematiek in Zandvoort is groot.”
Voor dit onderdeel worden de volgende indicatoren genoemd:
• Aantal begeleidingstrajecten (lopend en afgesloten);
• Aard van de problematiek;
• Gemiddelde begeleidingsperiode en intensiteit;
• Aantal klachten;
• Klanttevredenheid; o.a. door gebruik van exit formulieren en gesprekken.
Naast de hiervoor genoemde taakbeschrijving met een (kwalitatieve) toelichting van
ontwikkelingen in 2015, bevat dit prestatieplan een hoofdstuk waarin de speerpunten in 2016
worden beschreven. Aangegeven wordt dat “2016 in het teken zal staan van verankering wat
werkt èn vernieuwing en innovatie teneinde de benodigde transitie verder te realiseren”.
Het gaat om de volgende speerpunten:
• Uitwerking van de regiefunctie;
• Leveren van kwantitatieve gegevens voor interne sturing en externe verantwoording;
“Voor de gemeente betreft het een dashboard dat onder andere inzicht geeft in het aantal
cliënten en de zorg die wordt geleverd.”
• Ontwikkelen website, onder meer om beter inzichtelijk te maken wanneer en hoe je bij
specialistische voorzieningen terecht kunt. Hierbij gaat het ook om beter op Zandvoort
toegespitste informatie: “Op dit moment verwijst de website van Zandvoort naar de
website van Haarlem, maar dat doet geen recht aan de situatie en de informatiebehoefte
van inwoners van Zandvoort.”
• Intensiveren samenwerking basisinfrastructuur, waarbij prioriteit wordt gegeven aan (de
verbetering van) de samenwerking met de sociale wijkteams, de huisartsen, de
jeugdgezondheidszorg en het onderwijs;
• Samenwerking met de ring van specialisten, o.a. gericht op de gecertificeerde instellingen
(GI), Veilig Thuis en de Crisisdienst;
• Doorontwikkelen stedelijk team, waarbij wordt aangegeven dat de door het stedelijk team
te leveren expertise in de breedte (bijv. ook op het gebied van werk/inkomen en
huisvesting) ook betrekking heeft op Zandvoort. “In 2016 willen we ook in Zandvoort deze
manier van werken gaan inzetten en zetten hiervoor 0,67 fte extra in.”
• Signaleren van trends en ontwikkelingen, wat moet leiden tot een “concrete transformatie
agenda, gebaseerd op de uitgangspunten van de transformatie”.
In de geformuleerde speerpunten komt dus zowel de behoefte aan adequate stuurinformatie
als geambieerde verbetering van de toegankelijkheid (door betere informatievoorziening en
samenwerking) naar voren. En hoewel zou kunnen worden verondersteld dat het ‘stedelijk’
team niet op Zandvoort betrekking heeft, blijkt er vanuit dit team extra capaciteit te worden
ingezet op het bevorderen van de integraliteit van de ondersteuning in Zandvoort.
In het prestatieplan voor 201737 wordt 2017 ‘het jaar van het leereffect’ genoemd: “het jaar
waarin we de opgedane ervaring willen delen en verzilveren”. Ook in dit prestatieplan worden
37 Prestatieplan Centrum Jeugd en Gezin (CJG) Haarlem en Zandvoort 2017; 16 maart 2017
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 43 -
de kerntaken beschreven en worden per kerntaak ontwikkelingen die zich voordeden in 2016
geschetst.
De kerntaken worden nu echter anders benoemd dan in het vorige plan, namelijk als volgt:
1. Ondersteuning van jeugdigen en ouders;
2. Bijdragen aan preventie;
3. De kracht van verbinden.
Voor de onderdelen van de kerntaak Ondersteuning van jeugdigen en ouders worden in dit
prestatieplan wederom inhoudelijke ontwikkelingen beschreven. Soms gaat het hierbij om
specifieke locaties/instellingen (Gezinsopvang Velserpoort, begeleiding zwerfjongeren door
Spaarnezicht) in Haarlem. Bij het onderdeel Jongerencoaching wordt specifiek ingegaan op de
samenwerking met het jongerenwerk in Zandvoort: “In Zandvoort biedt Pluspunt
mogelijkheden tot ontmoeting en themabijeenkomsten. Het CJG en Pluspunt spreken elkaar
minimaal 2 keer per jaar om bijvoorbeeld nieuwe collega’s voor te stellen en de lijnen richting
verwijzing open te houden.”
In de beschrijving van (de ontwikkelingen met betrekking tot) de kerntaak Bijdragen aan
preventie wordt aangegeven dat het CJG-team Zandvoort contact heeft gelegd met alle
basisscholen. “De bedoeling is dat het CJG in 2017 aansluit bij trainingen die op school gegeven
worden in een bepaald leerjaar (zoals Rots en Water of een faalangstreductie). Daarmee wordt
het CJG zichtbaar en kunnen ontwikkelingsvragen van kinderen eerder gezien en integraal
benaderd worden.”
Bij de kerntaak De kracht van verbinden wordt ingegaan op een aantal speerpunten voor 2017,
“gericht op de verbinding met belangrijke jeugdpartners en de realisatie van ‘samensturing’”.
Naast speerpunten die specifiek op Haarlem betrekking hebben (o.a. het Plancius-project)
worden ook specifiek ingegaan op de samenwerking tussen Sociaal Wijkteam en CJG in
Zandvoort: “Het Zandvoortse Sociaal Wijkteam start per februari 2017. Het CJG is vanaf het
begin betrokken bij de voorbereiding en er is afgesproken zeer intensief te gaan samenwerken.
Het CJG en SWT zullen veelvuldig samen oplopen in casuïstiek. Niet alleen om elkaar te leren
kennen, maar ook om ieders aanbod te versterken en te verbreden. Het CJG levert tevens een
bijdrage aan de inwerkperiode van het SWT Zandvoort.”
In tegenstelling tot de prestatieplannen van 2015 (in ruime mate) en 2016 (in beperkte mate)
worden in het prestatieplan 2017 geen indicatoren meer genoemd. Wél wordt in een bijlage
(‘Monitoring en dashboard’) nader ingegaan op monitoring en daarbij te hanteren indicatoren.
Daartoe is een dashboard opgezet met een tweeledig doel: 1) het presenteren van de cijfers
ter verantwoording van de prestatieafspraken voor het afgelopen kwartaal/jaar, die met
betreffende gemeente(n) zijn gemaakt en 2) het geven van een actueel beeld (monitoring) van
het aantal cliënten in zorg (sturing primair proces).
Het dashboard bestaat uit de volgende onderdelen:
1. Cliënten;
2. Problematiek;
3. Aanmelding;
4. Begeleiding;
5. Toegang.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 44 -
In de bijlage wordt voor de in de eerdere prestatieplannen benoemde (en eerder in dit
hoofdstuk genoemde) indicatoren aangegeven of en zo ja hoe deze in het dashboard worden
weergegeven. Hieruit blijkt dat een deel van de benoemde indicatoren ‘vertaald’ is naar
gegevens op het dashboard. Overigens wordt opgemerkt dat de indicatoren nog zonder een
norm (gewenst resultaat) zijn benoemd. “Nu we inzicht krijgen in de hoogte van de prestatie
indicatoren en de bewegingen daarin, hebben we een vertrekpunt om richting 2018 een norm
voor de prestaties te gaan formuleren in relatie tot bijvoorbeeld instroom, begeleiding,
cliënttevredenheid en dergelijke. Hiermee kunnen beleidsmatige doelstellingen voor het
jeugdstelsel als geheel gekoppeld gaan worden aan de prestaties van het CJG.” Uit de bijlage
blijkt dat de eerder benoemde indicatoren niet of nauwelijks zijn geoperationaliseerd en dat
een deel hiervan alsnog in de vorm van het dashboard praktisch invulling moet krijgen.
In het prestatieplan 2017 wordt een apart hoofdstuk gewijd aan ‘De nieuwe route’. Hiermee
wordt gedoeld op “een aantal vervolgstappen die op basis van onze ervaring tot nu toe
essentieel zijn voor realisatie van de transformatiedoelen en het aanleggen van een
daadwerkelijk ‘nieuwe route’ voor ouders en voor professionals”. Op deze manier wordt
invulling gegeven aan ‘het jaar van het leereffect’. “Terugkijkend kunnen we stellen dat het
eerste jaar, 2015, in het teken stond van ‘gaan doen en ervaren’ en 2016 in het teken van
inrichting en uitwerking van processen en procedures.”
In het hoofdstuk ‘Organisatie- en vakontwikkeling’ wordt onder meer ingegaan op het in beeld
brengen van cliëntervaringen. Aangegeven wordt dat uit de in 2016 gevoerde
‘spiegelgesprekken’ naar voren kwam dat cliënten erg positief waren over de door het CJG
geboden hulp en dat er verbeterpunten werden benoemd die in het prestatieplan verwerkt
zijn. Daarnaast wordt gemeld dat de spiegelgesprekken (gesprekken met ouders en jongeren
over de door het CJG geboden begeleiding) in 2017 worden voortgezet. Ook wordt in 2017
gestart met de standaard afname van een start- en exitvragenlijst. “Deze (zeer beknopte)
vragenlijsten stonden al langere tijd gereed, maar waren nog niet in het digitale systeem onder
gebracht. Vanaf 1 april 2017 zal dat wel het geval zijn. Met behulp van deze gegevens krijgen
we zicht op tevredenheid, uitval en doelrealisatie. In 2017 zal het ook nog pionieren zijn om de
cliënten te bewegen de lijsten in te vullen.” Hiermee wordt dus een begin gemaakt met het
structureel in kaart brengen van cliëntervaringen.
In het prestatieplan 201838 worden opnieuw de kerntaken beschreven en de ontwikkelingen
die zich daarbij voordoen. Hiervoor wordt min of meer dezelfde indeling gevolgd als in het
vorige prestatieplan, maar nu in een bijlage39. “Deze bijlage laat zien op welke vaste basis de
ontwikkeling in 2018 rust. In het plan zelf gaat de aandacht vooral uit naar de wijze waarop we
de ingezette veranderbeweging in 2018 kracht bij willen zetten.” Toch wordt ook in de
hoofdtekst een samenvatting gegeven van de kerntaken en de ontwikkelingen die zich hierbij
voordoen. Onder (veel) meer wordt gemeld dat in Zandvoort het CJG-team – blijkbaar
voortbouwend op de contacten die eerder met alle basisscholen zijn gelegd, zoals genoemd in
38 Centrum voor Jeugd en Gezin Kennemerland; Prestatieplan Haarlem en Zandvoort 2018; december 2017 39 Niettemin is een verschil zichtbaar in wat als kerntaken wordt gepresenteerd. Waar ‘De kracht van verbinden’ in
het prestatieplan 2017 nog als één van de 4 (hoofd)kerntaken wordt gepresenteerd, is ‘De kracht van verbinden
en verbeteren’ een apart hoofdstuk in het prestatieplan 2018, dus los van de in de bijlage beschreven
kerntaken. In genoemde bijlage worden nu Informatie en advies, Gezinscoaching, Jongerencoaching,
Preventieve groepsactiviteiten, Regie-ondersteuning, Toeleiden naar specialistische jeugdhulp en Integrale
Vroeghulp als kerntaken gepresenteerd.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 45 -
het prestatieplan 2017 – samen met de basisscholen een plan heeft gemaakt om het
preventieve aanbod te versterken en problemen eerder te signaleren en bespreekbaar te
maken.
Verder wordt in het prestatieplan 2018 gesproken over de focus die nodig is om ‘het
gezamenlijk inoefenen’ te doen evolueren tot ‘transformatie’. “Die focus stellen we graag
centraal in het plan voor 2018. We zoomen in op de praktijkervaringen van de medewerkers
en de teams met ‘de nieuwe route’. Hun concrete ervaringen in casuïstiek leveren het
materiaal voor verdere verbetering, samen met ouders en jeugdigen, jeugdpartners en
gemeenten. Ze werken vervolgens ook door in de (projectmatige) samenwerking met partijen
‘in de keten’.” Ook wordt in het prestatieplan een ‘concrete transformatieagenda’
aangekondigd. “Om antwoorden te vinden op vragen over de realisatie van de transformatie
maken de gemeenten Haarlem en Zandvoort in 2018 een doorstart met een concrete
transformatieagenda. Deze wordt momenteel voorbereid, samen met de jeugdpartners van
Haarlem en Zandvoort.” Hiermee wordt kennelijk gedoeld op de transformatieagenda waaraan
op het moment van schrijven van dit rekenkamerrapport nog wordt gewerkt (zie hoofdstuk 4).
Net als in het prestatieplan 2017 wordt in het prestatieplan 2018 een hoofdstuk gewijd aan
‘De nieuwe route’. Ingegaan wordt op een aantal te realiseren vernieuwingen, zoals het
ontwikkelen van een digitale gezinsomgeving (‘Ouders en jeugdigen aan het roer’), versterking
van het ‘transformerend leren’ en verbeteren van de informatie over het beschikbare
zorgaanbod, inclusief mobiele app met o.a. informatie over de actuele beschikbaarheid bij een
zorgaanbieder (‘Plekvrij’). Anders dan in 2017 wordt hierbij per vernieuwing het ‘verwachte
resultaat’ beschreven, soms met een termijn waarbinnen dit gerealiseerd moet zijn.
Een apart hoofdstuk wordt gewijd aan de Praktijkondersteuning Jeugd bij de huisarts (POH).
Doordat het CJG uren praktijkondersteuning ter beschikking stelt aan de huisartsen, wordt
jeugd-expertise aan de praktijk toegevoegd en bijgedragen “aan een integrale en effectieve
aanpak en inzet van passende hulp volgens de uitgangspunten van de transformatie:
problematiek normaliseren en hulp dichtbij huis organiseren.” Deze in 2017 gestarte aanpak
moet in 2018 leiden tot “een in Haarlem en Zandvoort zo veel mogelijk dekkend aanbod aan
de huisartsen”.
In het hoofdstuk ‘De kracht van verbinden en verbeteren’ wordt (net als in het prestatieplan
2017) ingegaan op (de verdere ontwikkeling van) de samenwerking met ketenpartners, zoals
die tussen CJG en Sociaal Wijkteam. Ten aanzien van (het zicht krijgen op) cliëntervaringen
wordt in het prestatieplan aangegeven dat het voeren van spiegelgesprekken wordt
voortgezet, evenals de eind 2017 gestarte standaard afname van een vragenlijst bij start en
afsluiting van begeleiding door een CJG-coach. “Zo krijgen we zicht op het ervaren nut van de
hulp, de tevredenheid over de begeleiding en de wijze waarop deze is afgesloten.”
Tussenrapportage CJG 2018
Over de eerste helft van 2018 is door het CJG een tussenrapportage40 opgesteld. Hierin wordt
uitgebreid ingegaan op de opgedane ervaringen met ‘De nieuwe route’ en de samenwerking
met ketenpartners (‘De kracht van verbinden en verbeteren’).
40 Centrum voor Jeugd en Gezin Kennemerland; Tussenrapportage januari - juni Haarlem en Zandvoort 2018 d.d.
31 juli 2018
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 46 -
Specifiek over Zandvoort wordt gemeld dat in het voorjaar van 2018 voor het eerst het
Mpower-activiteitenaanbod is gerealiseerd. Ook is voor basisschoolleerlingen een Rots en
Water-training gegeven, die in de evaluatie een hoge score heeft behaald. “Er zijn nu
gesprekken in Zandvoort om te onderzoeken welke behoefte er ligt aan preventief aanbod.
Afstemming vindt hierin plaats met het programma Wijs&Weerbaar van de Gezonde school.”
De tussenrapportage gaat ook in op de ervaringen met de praktijkondersteuners Jeugd bij de
huisartsen. Gemeld wordt dat deze werkwijze leidt tot minder doorverwijzingen naar de
tweedelijnszorg. “Er is in de huisartspraktijk meer kennis beschikbaar van de sociale kaart en er
ontstaat een goede verbinding met de basisinfrastructuur en het CJG team in de buurt. De
huisartsen zijn blij met de geboden ondersteuning.”
Deze werkwijze heeft er ook aan bijgedragen dat het aantal gezinnen en jeugdigen dat gebruik
maakt van het CJG een stijgende lijn laat zien. Gerapporteerd wordt dat het aantal cliënten in
Zandvoort 82 bedroeg in de eerste helft van 2018, ten opzichte van 74 in de eerste helft van
2017.
Dienstverlening in de praktijk
Uit de voor dit onderzoek gevoerde gesprekken komt het beeld naar voren dat het CJG in
Zandvoort voldoende ruimte krijgt om naar eigen inzicht vorm te geven aan de dienstverlening
aan Zandvoortse cliënten. Dit gebeurt in lijn met de doelstellingen uit de prestatieplannen. Zo
krijgt de verdere ontwikkeling van de samenwerking met het SWT veel aandacht, zodat de CJG-
coaches en de medewerkers van het SWT elkaar steeds beter kunnen aanvullen in de
ondersteuning van gezinnen. Gezamenlijke huisvesting van CJG en SWT, waarvoor de plannen
vergevorderd zijn, kan die samenwerking nog vergemakkelijken.
Aangegeven wordt dat in de visie van het CJG ‘maatwerk’ het uitgangspunt is. Vanuit de
maatwerkaanpak kent elk CJG-team eigen accenten en is er in Zandvoort gerichte aandacht
voor wat specifiek in Zandvoort (“dorp met stadse problematiek”) speelt. Dit komt ook tot
uitdrukking in het frequente ‘accountoverleg’ met betrokken beleidsmedewerkers (eens per 2
weken) en met de verantwoordelijke portefeuillehouder in Zandvoort (eens per 3 maanden).
Het CJG-team in Zandvoort bestaat nu uit vier coaches, maar wordt binnenkort uitgebreid met
een vijfde coach. Aangegeven wordt dat deze uitbreiding nodig is om meer tijd te krijgen voor
activiteiten gericht op preventie: het CJG zichtbaar(der) maken in de wijk, contacten met
ketenpartners (o.a. scholen, huisartsen, politie, jongerenwerk) versterken etc. Tot nu toe
kwamen de CJG-coaches daar te weinig aan toe, omdat het begeleiden van cliënten alle
capaciteit vroeg. Overigens zijn wachtlijsten daarbij incidenteel, zo wordt aangegeven.
Typerend voor Zandvoort zijn de korte lijnen naar de gemeente, politie en andere
voorliggende voorzieningen, zo wordt aangegeven. “Je belt elkaar makkelijk direct en we gaan
ook regelmatig bij elkaar langs. Ook zijn er diverse overleggen in Zandvoort waarin het CJG
participeert. Er is een Noodteam Zandvoort, waarbij het CJG ‘invliegt’ als het over jongeren
gaat. Daarnaast is er maandelijks Jeugdoverleg met de gemeente, politie, jeugdwerkers,
handhaving, GGD, RIBW en het SWT, waarin meegedacht wordt over jeugdbeleid en soms
wordt overlegd over jongeren waarmee problemen zijn (overlastgevers). Ten slotte is het CJG
vertegenwoordigd bij WegwijZ, een overleg waarin advies gegeven wordt aan de gemeente
met betrekking tot zorg.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 47 -
Ook is het CJG verbonden aan alle scholen in Zandvoort; elke CJG-coach is als contactpersoon
gekoppeld aan een aantal scholen. Per school wordt bekeken hoe je cliënten het beste kunt
bereiken en hoe er zo laagdrempelig mogelijk gewerkt kan worden. De CJG-coaches ervaren
hierin ruimte om dit naar eigen inzicht te doen, zodat afspraken ‘op maat’ gemaakt kunnen
worden. Het contact met de scholen loopt hierdoor steeds beter.
Daarnaast wordt het werken met praktijkondersteuners Jeugd bij de huisartsen (die daar sinds
dit jaar vanuit het CJG werkzaam zijn) als prettig ervaren. Dit verbetert de verwijzing van
cliënten via de huisarts naar het CJG en overige zorgaanbieders. Ook in het toewijzen van
voorzieningen en specialistische (regionaal ingekochte) zorg ervaren de CJG-coaches
voldoende handelingsvrijheid. Wel is er soms sprake van wachtlijsten, waardoor verwijzingen
naar specialistische zorgaanbieders vertragingen oplopen.
Hoewel de samenwerking met Haarlem als prettig wordt ervaren, onder meer omdat daardoor
bijvoorbeeld de zorginkoop goed georganiseerd is, wordt aangegeven dat er in de
communicatie soms wel meer aandacht voor Zandvoort zou mogen zijn. Het komt bijvoorbeeld
voor dat in folders alleen Haarlem wordt genoemd. En ook de letterlijke zichtbaarheid van het
CJG (logo op de gevel, website) heeft in Zandvoort wat minder aandacht dan in Haarlem. In
Zandvoort verloopt de communicatie sterk ‘van mond tot mond’.
Voorts wordt het soms lastig gevonden als cursussen en trainingen voor cliënten in Haarlem
plaatsvinden. Het kan dan een te hoge drempel zijn om hieraan daadwerkelijk deel te nemen.
Om hier wat aan te doen wordt bekeken of cursussen en trainingen ook in Zandvoort gegeven
kunnen worden, als zou hier sterker op ingezet kunnen worden, zo wordt aangegeven. Door de
Adviesraad Sociaal Domein Zandvoort wordt dit beeld bevestigd. Daarbij gaat het niet alleen
om de drempelverhogende werking doordat in bepaalde gevallen naar Haarlem gereisd moet
worden, maar ook om de digitale en telefonische toegankelijkheid. Cliënten verdwalen nog wel
eens op de websites van de gemeente en/of samenwerkingspartners. Ook ervaren zij het
telefonische automatische keuzemenu, waarin ze snel worden doorverwezen naar Haarlem en
vervolgens veel moeite hebben om de juiste contactpersoon aan de lijn te krijgen als
klantonvriendelijk, zo geeft de Adviesraad aan.
Door de respondenten van het CJG wordt aangegeven dat privacy hoog in het vaandel staat en
in de dagelijkse dienstverlening een belangrijke rol speelt. Er zijn duidelijke afspraken,
bijvoorbeeld als het gaat om mailverkeer (versturen van documenten met vergrendeling) en
het werken met toestemmingsformulieren om met een andere instantie over een cliënt te
kunnen overleggen. Privacy is ook een terugkerend gespreksonderwerp in het
eerdergenoemde Jeugdoverleg. Overigens signaleert de Adviesraad dat de aandacht voor
privacy soms een effectieve aanpak in de weg kan staan, met name in situaties dat
(bijvoorbeeld vanuit veiligheidsbelang) snelle afstemming tussen samenwerkingspartners
geboden is, maar privacyoverwegingen dat belemmeren.41
Cliënttevredenheid
Zoals is aangegeven in hoofdstuk 4 is in 2016 cliëntervaringsonderzoek uitgevoerd, maar heeft
dit voor Zandvoort geen representatieve resultaten opgeleverd. De betreffende
41 Zoals blijkt uit deze passage is in dit onderzoek gevraagd naar of en hoe privacy in de dagelijkse praktijk
aandacht krijgt. Of hiermee voldaan wordt aan de privacy voorschriften, zoals die met de invoering van de AVG
sinds 25 mei 2018 van kracht zijn, is echter niet onderzocht.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 48 -
onderzoeksrapportage kon voor dit onderzoek niet worden aangeleverd; of deze is
aangeboden aan de raad kon (dan) ook niet worden vastgesteld.
Wel wordt op andere manieren aandacht geschonken aan cliënttevredenheid. Zo is bij het CJG
het registratiesysteem er sinds kort op ingericht om cliënttevredenheid beter in beeld te
brengen. Aan cliënten wordt bij aanvang en na afloop van het ondersteuningstraject een
beperkt aantal vragen gesteld, om zicht te krijgen op het ervaren nut van de hulp, de
tevredenheid over de begeleiding en de wijze waarop deze is afgesloten. De vragenlijsten
worden per mail voorgelegd aan ouders die begeleiding van een CJG-coach krijgen en aan
jeugdigen die ouder zijn dan 12. In de tussenrapportage CJG 2018 wordt echter aangegeven
dat de respons dermate laag is dat op basis hiervan nog geen uitspraken kunnen worden
gedaan over de cliënttevredenheid.
Overigens is door respondenten ook aangegeven dat de eerder in dit hoofdstuk genoemde
spiegelgesprekken nog niet in Zandvoort hebben plaatsgevonden.
6.3 Deelconclusies
De bevindingen in dit hoofdstuk leiden tot de volgende deelconclusies:
• De via waarstaatjegemeente.nl beschikbare gegevens over de jeugdzorg in Zandvoort laten
zien dat in Zandvoort in 2015, 2016 en 2017 minder jongeren jeugdhulp ontvingen dan
gemiddeld landelijk. Dit geldt zowel voor jeugdhulp zonder verblijf als met verblijf. Ook
waren er minder jongeren met jeugdbescherming, hoewel het verschil met het landelijk
gemiddelde in 2017 bijna is verdwenen. Het percentage jongeren met jeugdbescherming
ligt in Zandvoort hoger dan landelijk.
• Het percentage volgens plan beëindigde jeugdhulptrajecten lag in 2017 (over eerdere
jaren zijn geen cijfers beschikbaar) met 71% in Zandvoort lager dan landelijk (ruim 78%). Er
werden in Zandvoort dus meer jeugdhulptrajecten voortijdig afgesloten dan gemiddeld
landelijk.
• Sinds 2017 zijn de percentages jongeren met jeugdhulp (zonder onderscheid naar zonder
verblijf en met verblijf), jongeren met jeugdbescherming en jongeren met
jeugdreclassering ook opgenomen in de programmabegroting en het jaarverslag. Het
betreft hier verplicht voorgeschreven indicatoren. Behalve deze verplichte indicatoren
bevatten programmabegroting en jaarverslag geen andere indicatoren met betrekking tot
jeugdzorg. Mede hierdoor is het zicht van de raad op de toegankelijkheid en kwaliteit van
de dienstverlening zeer beperkt.
• Uit de prestatieplannen van het CJG blijkt dat er een grote verscheidenheid aan
initiatieven is en wordt genomen om de dienstverlening (steeds verder) te verbeteren.
Daarbij is er ook aandacht voor specifiek Zandvoortse ontwikkelingen.
• Voor zowel de toegankelijkheid/bereikbaarheid het CJG, de omvang en kwaliteit van de
CJG-dienstverlening als de omvang en beschikbaarheid van specialistische jeugdzorg
(individuele voorzieningen waarnaar door het CJG wordt toegeleid) zijn (in 2015)
indicatoren geformuleerd, maar deze hebben in de praktijk (nog) nauwelijks invulling
gekregen. Daardoor is er zeer beperkt cijfermatig inzicht in ontwikkelingen en is – door het
ontbreken van streefwaarden bij de indicatoren – niet duidelijk wat in kwantitatieve zin
gewenste resultaten zijn.
• Het structureel in beeld brengen van cliëntervaringen staat nog in de kinderschoenen.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 49 -
• De CJG-coaches in Zandvoort krijgen voldoende ruimte om de dienstverlening aan
Zandvoortse cliënten naar eigen inzicht invulling te geven. Dit geldt ook voor de manier
waarop de samenwerking met bijvoorbeeld scholen en huisartsen (verder) vorm krijgt.
• Door capaciteitsuitbreiding van het CJG-team in Zandvoort ontstaat ruimte om meer op
preventie gerichte activiteiten te ontplooien, de zichtbaarheid van het CJG te verbeteren
en de samenwerking met ketenpartners te intensiveren.
• In communicatie-uitingen krijgt Zandvoort minder aandacht dan Haarlem, waardoor het
vinden van de juiste route om ondersteuning te krijgen voor Zandvoortse inwoners
lastig(er) kan zijn. De communicatie via internet en telefoon laat nog te wensen over.
• Het feit dat bepaalde activiteiten (zoals cursussen, trainingen) veelal in Haarlem
plaatsvinden en dus niet in Zandvoort worden aangeboden, kan voor Zandvoortse
deelnemers/cliënten drempelverhogend werken.
• Er is veel aandacht voor het waarborgen van de privacy van cliënten. Tegelijkertijd wordt
gesignaleerd dat de aandacht voor privacy soms de effectiviteit van de dienstverlening –
vooral als snelle afstemming tussen samenwerkingspartners geboden is – in de weg kan
staan.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 50 -
Bijlage 1: Beantwoording onderzoeksvragen
Hieronder volgt puntsgewijs de beantwoording van de onderzoeksvragen, ingedeeld naar de
vier deelthema’s van het onderzoek.
Uitvoering
1. Op welke wijze heeft de gemeente vormgegeven aan de transitie van de jeugdzorg?
• Voor de transitie van de jeugdzorg (en de andere gedecentraliseerde taken in het
sociaal domein) heeft de gemeente een samenwerkingsovereenkomst met Haarlem
gesloten.
• In een beleidskader (Beleidskader Transitie Jeugdzorg) zijn inhoudelijke
uitgangspunten voor de transitie geformuleerd en is de doelstelling van de transitie
uitgewerkt. Dit beleidskader is begin 2014 vastgesteld door de raad.
• Voorafgaand aan de vaststelling van het beleidskader is het zogenoemde
transitiearrangement in regionaal verband (jeugdzorgregio Zuid-Kennemerland)
opgesteld, gericht op het realiseren van zorgcontinuïteit en de daarvoor benodigde
infrastructuur.
• In het najaar van 2015 is door het college het Transformatieprogramma Sociaal
Domein Zandvoort vastgesteld, waarin naast transformatiethema’s ook een aantal
transitie- en implementatieopgaven is opgenomen.
• In de uitvoering van de transitie heeft de gemeente voor de toegang en toeleiding naar
zorg een centrale rol toebedeeld aan het CJG. Het CJG voert de eerstelijns jeugdzorg
uit voor de gemeenten Zandvoort, Haarlem, Beverwijk, Velsen en Heemskerk en wordt
daartoe door genoemde gemeenten gesubsidieerd.
2. In welke mate is de transitie van de jeugdzorg afgerond? En met welk resultaat?
• Bij gebrek aan concreet geformuleerde transitiedoelen en resultaten, is niet vast te
stellen in hoeverre de transitie is afgerond.
• In de programmabegroting 2017 wordt aangegeven dat de transitie is afgerond, maar
ontbreekt het aan een toelichting hiervan en wordt er geen relatie gelegd naar de
transitieopgaven zoals die in het transformatieprogramma voor 2015 en 2016 werden
geformuleerd.
• Wel kan worden geconstateerd dat in de onderzoeksperiode nog sprake is van
overgangsproblematiek, bijvoorbeeld waar het de aansluiting van alle zorgaanbieders
op het berichtenverkeer betreft.
3. Hoe ziet de sterkte-zwakte analyse van de uitgevoerde transitie eruit?
• Doordat concreet geformuleerde transitiedoelen ontbreken en geen eenduidig
onderscheid wordt gemaakt tussen transitie en transformatie, is niet te beoordelen
wat in de uitvoering van de transitie goed is gegaan en wat hierin minder goed ging.
4. Welke opgaven heeft de gemeente Zandvoort op dit onderdeel (transitie) nog openstaan?
• Omdat de opgaven niet concreet zijn geformuleerd, is ook niet vast te stellen welke
transitieopgaven nog openstaan.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 51 -
• Wel kan in algemene zin worden gesteld dat er in de onderzoeksperiode nog sprake
was van overgangsproblematiek (zoals hiervoor al aangegeven), maar in veel mindere
mate dan eerder het geval was.
5. Op welke manier is/wordt de raad geïnformeerd over het verloop van de transitie van de
jeugdzorg?
• De raad is door middel van kwartaalrapportages over het verloop van de transitie
geïnformeerd. Eind 2017 zijn deze rapportages echter een stille dood gestorven.
• Daarnaast zijn incidenteel informatiebijeenkomsten voor de raad georganiseerd.
• Ook kon en kan de raad kennisnemen van de jaarlijkse prestatieplannen van het CJG,
die een beeld gaven/geven van een deel van de transitie.
Financiën
6. In welke mate is Zandvoort erin geslaagd om de nieuwe taken op het gebied van de
jeugdzorg voor het daarvoor verkregen budget uit te voeren? In hoeverre zijn eventuele
afwijkingen vooraf voorzien, het gevolg van een bewuste keuze en vooraf begroot?
• In 2015 en 2016 zijn de nieuwe taken uitgevoerd tegen lagere kosten dan het hiervoor
verkregen budget. In 2017 was sprake van een beperkt budgettekort. Naar
verwachting zal voor 2018 in elk geval geen sprake zijn van een overschot.
• Uit het onderzoek blijkt niet dat de aanvankelijke overschotten vooraf werden
voorzien. De begrote bedragen lagen op het niveau van het door het rijk beschikbaar
gestelde budget. Ook voor 2017 ligt het begrote bedrag op het niveau van het
rijksbudget, voor 2018 ligt het er iets boven.
7. Welke financiële risico’s loopt de gemeente Zandvoort ten aanzien van de uitvoering van
de jeugdzorg? In welke mate en op welke wijze wijken deze risico’s af van andere
gemeenten?
• In de risicoparagrafen van de programmabegroting en de jaarrekening signaleert de
gemeente zelf voor ‘de 3 decentralisaties’ (dus niet specifiek voor jeugdzorg) vanaf
2015 een risico met een omvang van € 375.000, dat vanaf 2016 wordt verhoogd tot €
500.000.
• Omdat een onderbouwing van de omvang en de verhoging van genoemd risico
ontbreekt, is een vergelijking met andere gemeenten niet te maken, ook al omdat niet
duidelijk is welk deel van het risico specifiek de jeugdzorg betreft.
• Op basis van de constatering dat het aanvankelijke budgetoverschot is omgeslagen
naar een tekort en de door de gemeente zelf gesignaleerde toenemende vraag naar
zorg kan wél worden gesteld dat het financiële risico is toegenomen.
8. Welke maatregelen heeft de gemeente Zandvoort genomen om financiële risico’s te
beheersen of te verkleinen? Zijn de genomen maatregelen afdoende en zijn er, en zo ja
welke, aanvullende mogelijkheden?
• In de aanloop naar de decentralisaties is gericht aandacht besteed aan de risico’s met
betrekking tot jeugdzorg (en de andere decentralisaties). Er zijn toen vijf risico’s
gesignaleerd, het eerstgenoemde risico betrof “onvoldoende budget om benodigd
zorgaanbod te realiseren”.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 52 -
• De voor het onderzoek beschikbaar gestelde documentatie biedt geen inzicht in de
maatregelen die zijn getroffen om de risico’s te beheersen. Evaluatie van (mogelijk)
getroffen maatregelen heeft niet aantoonbaar plaatsgevonden.
9. Op welke manier is/wordt de raad geïnformeerd over (het verloop van) de kosten van de
jeugdzorg en de met de uitvoering van de jeugdzorg samenhangende risico’s?
• Over (het verloop van) de kosten van de jeugdzorg als geheel is/wordt de raad
geïnformeerd in de programmabegroting en het jaarverslag. De hierin gepresenteerde
bedragen bevatten echter inconsistenties, waardoor in een aantal gevallen onduidelijk
is welk bedrag juist is.
• Over de met de decentralisaties samenhangende risico’s (dus niet gespecificeerd naar
jeugdzorg) is de raad in eerste instantie geïnformeerd door middel van de – door de
raad zelf begin 2014 vastgestelde – notitie Risico’s 3D’s gemeente Zandvoort.
• Daarnaast wordt in de risicoparagrafen van de programmabegroting en de
jaarrekening een financieel risico met betrekking tot ‘de 3 decentralisaties’ (dus niet
specifiek voor jeugdzorg) opgevoerd (zie ook bij onderzoeksvraag 7). Ook in
voorjaarsnota en najaarsnota 2015 zijn risico’s met betrekking tot het sociaal domein
genoemd, in de voorjaarsnota 2015 specifiek ten aanzien van jeugdzorg.
Dienstverlening en toegankelijkheid
10. Is het voor inwoners duidelijk waar en op welke wijze zij terecht kunnen met een
hulpvraag op het gebied van de jeugdzorg?
• Over de toegankelijkheid/bereikbaarheid van de jeugdzorg ontbreekt kwantitatieve
informatie. Wel komt uit het onderzoek naar voren dat inwoners niet altijd makkelijk
de weg weten te vinden, bijvoorbeeld doordat ze ‘verdwalen’ op internet of
telefonisch niet de juist persoon weten te bereiken.
11. Is de communicatie en voorlichting ten aanzien van de jeugdzorg voor inwoners duidelijk
en vindbaar?
• Zie ook bij de vorige onderzoeksvraag. Informatie over de jeugdzorg is in algemene zin
vindbaar, maar het gemak waarmee die informatie wordt verkregen en de
duidelijkheid ervan verdienen aandacht. In communicatie-uitingen krijgt Zandvoort
minder aandacht dan Haarlem, waardoor het vinden van de juiste route om
ondersteuning te krijgen voor Zandvoortse inwoners lastig(er) kan zijn.
12. Is de dienstverlening aan inwoners met een hulpvraag op het gebied van de jeugdzorg van
een voldoende niveau, gegeven de daarvoor geformuleerde ambitie?
• Doordat er geen concrete ambities zijn geformuleerd ten aanzien van het niveau van
dienstverlening en geen informatie voorhanden is over hoe cliënten de dienstverlening
ervaren, kan deze vraag niet worden beantwoord.
• Wel kan worden geconstateerd dat het percentage volgens plan beëindigde
jeugdhulptrajecten in 2017 (over eerdere jaren zijn geen cijfers beschikbaar) met 71%
in Zandvoort lager lag dan landelijk (ruim 78%). Er werden in Zandvoort dus meer
jeugdhulptrajecten voortijdig afgesloten dan gemiddeld landelijk.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 53 -
13. Vindt dienstverlening snel en tijdig plaats en zonder vertraging (bijvoorbeeld in de vorm
van wachtlijsten etc.)?
• De gemeente heeft geen goed inzicht in (de ontwikkeling van) doorlooptijden van de
afhandeling van hulpvragen en wachtlijsten met betrekking tot de jeugdzorg. Het is
dus niet duidelijk hoe snel cliënten worden geholpen en in hoeverre sprake is van
wachtlijsten.
• In het onderzoek is door respondenten aangegeven dat er soms sprake is van
wachtlijsten bij specialistische zorgaanbieders, waardoor verwijzingen naar deze
aanbieders vertragingen oplopen.
14. Op welke manier is/wordt de raad geïnformeerd over de toegankelijkheid van de
jeugdzorg, de kwaliteit van de dienstverlening, doorlooptijden, eventuele wachtlijsten en
cliëntervaringen?
• In de eerdergenoemde kwartaalrapportages en in de prestatieplannen van het CJG
is/wordt in algemene termen wel aandacht besteed aan de ontwikkeling van de
dienstverlening en de wijze waarop cliëntervaringen worden vastgelegd, maar het
structureel in beeld brengen cliëntervaringen en (de ontwikkeling van) doorlooptijden,
wachtlijsten e.d. staat nog in de kinderschoenen. De raad heeft hier dus nauwelijks
zicht op.
Beleid
15. In welke mate is het gelukt om de Zandvoortse ‘couleur locale’ te behouden in de
samenwerking met Haarlem? In welke mate heeft de gemeenteraad (beleidsmatige)
keuzes gemaakt die specifiek zijn voor Zandvoort?
• De raad heeft er geen blijk van gegeven specifiek Zandvoortse beleidsaccenten te
willen aanbrengen. De in 2015 voor het sociaal domein afgesloten
samenwerkingsovereenkomst tussen Zandvoort en Haarlem voorziet in deze
mogelijkheid, maar hiervan is geen gebruik gemaakt.
• In de praktijk is er wel aandacht voor specifiek Zandvoortse problematiek en keuzes
om hierop in te spelen. Zo is recent specifiek onderzoek gedaan naar zorgmijding in
Zandvoort en is er een Zandvoorts CJG-team, dat voldoende ruimte heeft om eigen
keuzes te maken, bijvoorbeeld als het gaat om de manier waarop in Zandvoort vorm
wordt gegeven aan de samenwerking met ketenpartners zoals scholen en huisartsen.
16. In welke mate en op welke wijze is de gewenste integrale benadering en het leveren van
maatwerk vertaald in het opgestelde beleid?
• In verschillende beleidsdocumenten, zoals het Beleidskader Transitie Jeugdzorg (begin
2014 door de raad vastgesteld), het Transformatieprogramma Sociaal Domein
Zandvoort (2015), de verwervingsstrategie voor de inkoop van specialistische
jeugdzorg (2016) en in de prestatieplannen van het CJG Haarlem en Zandvoort wordt
invulling gegeven aan de gewenste integrale benadering en het leveren van maatwerk.
Hiervoor is dus evident aandacht.
• De concreetheid van te bereiken doelen en resultaten laat nog te wensen over. Ook is
onvoldoende duidelijk op welke manier wordt gemonitord in hoeverre doelstellingen
en beoogde resultaten worden gerealiseerd.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 54 -
17. Op welke manier is/wordt de raad in de gelegenheid gesteld om (beleidsmatige) keuzes te
maken die specifiek zijn voor Zandvoort?
• Onder meer bij het vaststellen van de beleidskaders voor het sociaal domein is de raad
in de gelegenheid gesteld specifiek Zandvoortse beleidskeuzes te maken. Ook voorziet
de samenwerkingsovereenkomst met Haarlem in deze mogelijkheid, zoals hiervoor al
aangegeven. En natuurlijk kan de raad te allen tijde door middel van moties en
amendementen beleidsaccenten aanbrengen. Van genoemde mogelijkheden is (zeer)
beperkt gebruik gemaakt.
• De transformatieagenda die ten tijde van het onderzoek werd opgesteld en het
recente NJi-onderzoek naar zorgmijding in Zandvoort kunnen voor de raad
gelegenheid vormen om specifieke keuzes te maken.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 55 -
Bijlage 2: Aanbevelingen NJi-onderzoek naar kwetsbare gezinnen42
1. Samenstellen kernteam voor een hands-on aanpak van kwetsbare gezinnen die zorg mijden
Wij adviseren om een kernteam samen te stellen speciaal voor de aanpak van kwetsbare
gezinnen die zorg mijden. Dit team wordt samengesteld uit professionals van de
belangrijkste voorzieningen. Aan het hoofd van dit team moet een professional komen die
als regisseur kan optreden. Dat wil zeggen: iemand die in staat is om door bestaande
weerstanden en structuren heen te breken, om te doen wat nodig is, vanuit de gedachte 1
gezin, 1 plan 1 regisseur. In het team zijn in ieder geval vertegenwoordigd: de gemeente,
het CJG, Sociaal Wijkteam, het onderwijs, Pluspunt, en mogelijk ook nog de
jeugdgezondheidszorg, de wijkagent, de wooncorporatie.
2. Verbeteren van de samenwerking tussen partners
Uit voorliggend verkennend onderzoek blijkt dat de samenwerking tussen partners op een
aantal vlakken beter kan. Goede samenwerking tussen partners en over de ‘schotten’ heen
is essentieel in het bereiken van een maatwerkoplossing voor kwetsbare gezinnen die zorg
mijden. Wij adviseren dan ook om blijvend te investeren in de samenwerking tussen
partners in het sociaal domein. Wij adviseren om het verdere traject rond het kernteam
met deze partners en enkele professionals op te pakken. Ga met elkaar in gesprek over
wat nodig is om kwetsbare gezinnen die zorg mijden zo goed mogelijk te bereiken en vast
te houden met het kernteam. Maak dit met elkaar zo concreet mogelijk: wat is nodig om
hiermee in de praktijk te starten? Zorg dus bij de verdere uitwerking hiervan dat de
praktijk, de partners en professionals, en beleid nauw samenwerken.
3. Breng aan de hand van casuïstiek voorzieningen en netwerken in kaart
Welke voorzieningen en netwerken zijn er in een bepaalde wijk? Een eerste stap om te
bekijken of de beschikbare voorzieningen aansluiten bij de behoefte van kwetsbare
gezinnen. Denk aan basisvoorzieningen (kinderopvang, school, jongerenwerk,
jeugdgezondheidszorg, politie, wooncoöperatie, sportverenigingen), maar ook de
bestaande sociale netwerken (buurtvereniging, kerk, andere verbanden). Deze verbanden
vormen potentiële verbindingen tussen gezinnen en hulpvoorzieningen. Ook de
voorzieningen voor basiszorg in de betreffende wijk horen hierbij (CJG, sociaal team,
huisarts). Vervolgens is het zaak om de verbanden tussen al deze voorzieningen en
netwerken in kaart te brengen. Zijn die verbanden er? En hoe sterk zijn ze? Alleen formeel
of ook informeel? We adviseren het kernteam om dit allereerst vanuit de casuïstiek te
benaderen: al doende leren van de praktijk. Breng voor een aantal casussen in kaart welke
voorzieningen en (informele en formele) netwerken betrokken zijn en of er verbindingen
zijn gemaakt, maar ook welke beschikbare voorzieningen en netwerken in een bepaalde
wijk wel aanwezig zijn en kunnen helpen bij het vinden van een (onorthodoxe) oplossing,
maar (nog) niet zijn betrokken. Juist basisvoorzieningen (kinderopvang, school,
jeugdgezondheidszorg, jongerenwerk, politie, wooncoöperatie, sportverenigingen) zijn
vindplaatsen voor kwetsbare gezinnen die zorg mijden. Zij kunnen mogelijk een ingang
bieden in een kwetsbaar gezin. Reflecteer in het kernteam vervolgens op deze casuïstiek
en gebruik deze kennis om de praktijk verder te verbeteren.
42 Kwetsbare gezinnen die zorg mijden - Een verkennend onderzoek in Zandvoort; mei 2018
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 56 -
4. Zorg voor goede informatie en mogelijkheden om informatie te delen
Gezinnen die zorg mijden vormen geen homogene groep en daardoor kan het moeilijk zijn
om ze goed in beeld te krijgen. Om ze te signaleren is het nodig om gegevens uit
verschillende bronnen te combineren. Zowel informatie van basisvoorzieningen en
professionals uit de praktijk van jeugdhulp en jeugdgezondheidszorg, als informatie van de
gemeente en van instanties als de wooncorporatie en het UWV. Er bestaat een zekere
schroom om gegevens te combineren, maar er gaan steeds meer stemmen op om hierbij
minder terughoudend te zijn (Benard & van Hooff, 2018). Door gegevens uit verschillende
bronnen met elkaar in verband te brengen kunnen praktijkorganisaties eerder en beter
met elkaar samenwerken bij het helpen van kwetsbare gezinnen. Voor de gemeente is het
daarnaast van belang om het werk van het kernteam goed te monitoren. Wat doen ze en
wat zijn de effecten daarvan? Dit levert informatie op die goed gebruikt kan worden om
met alle betrokkenen samen lerend te doen wat werkt (Gorissen, 2017).
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 57 -
Bijlage 3: Gehanteerd normenkader
Om zicht te bieden op de manier waarop in het onderzoek tot een oordeel wordt gekomen, is
het van belang vooraf duidelijkheid te hebben waaraan feitelijke bevindingen zullen worden
getoetst. Daarom geef ik hieronder per deelonderwerp weer welke normen hiervoor kunnen
worden gehanteerd. Dit geeft een indruk van de ‘bril’ waarmee naar deze deelonderwerpen
zal worden gekeken. Vanzelfsprekend is dit bedoeld als aanzet tot een definitief, in overleg
met de Rekenkamer vast te stellen normenkader.
Uitvoering
• Voor de decentralisatie van de jeugdzorg is een transitieplan opgesteld.
• In het transitieplan zijn concrete doelstellingen opgenomen.
• Het transitieplan bevat een duidelijke fasering en planning.
• In het transitieplan is aangegeven hoe wordt vastgesteld of de transitie succesvol is
afgerond.
• De voortgang van de transitie wordt aantoonbaar gemonitord.
Financiën
• Voor de uitvoering van de (nieuwe) taken op het gebied van jeugdzorg is door de
gemeenteraad een (jaar)budget vastgesteld.
• Eventuele verschillen tussen het door het rijk beschikbaar gestelde budget (de zogeheten
integratie-uitkering Sociaal domein – onderdeel Jeugd) en het door de gemeenteraad
vastgestelde budget voor jeugdzorg zijn inzichtelijk.
• Gemaakte en te verwachten kosten worden systematisch gemonitord, zodat financiële
ontwikkelingen vroegtijdig in beeld zijn en verrassingen worden voorkomen.
• Over (verwachte) afwijkingen van de kosten van jeugdzorg ten opzichte van het
vastgestelde budget wordt periodiek aan de raad gerapporteerd.
• Financiële risico’s met betrekking tot de uitvoering van de jeugdzorg worden systematisch
geïnventariseerd, gewogen en gemonitord.
• Financiële risico’s met betrekking tot de uitvoering van de jeugdzorg zijn herkenbaar
opgenomen in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing in de gemeentelijke
programmabegrotingen en jaarrekeningen.
• Er zijn aantoonbaar beheersmaatregelen getroffen om de financiële risico’s met
betrekking tot jeugdzorg te beheersen of te verkleinen. Deze maatregelen worden
periodiek heroverwogen.
Dienstverlening en toegankelijkheid
• Voor de communicatie en voorlichting aan inwoners ten aanzien van de jeugdzorg is een
plan opgesteld.
• De gemeente Zandvoort heeft inzicht in de mate waarin voor inwoners van Zandvoort
duidelijk is waar en op welke wijze zij met een hulpvraag op het gebied van de jeugdzorg
terecht kunnen.
• Op basis van dit inzicht wordt de communicatie en voorlichting aan inwoners periodiek
geëvalueerd en bijgesteld.
• De mate waarin voor inwoners duidelijk is waar en op welke wijze zij met een hulpvraag op
het gebied van de jeugdzorg terecht kunnen wordt periodiek gemeten.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 58 -
• De gemeente Zandvoort heeft inzicht in de mate waarin de dienstverlening aan inwoners
van Zandvoort met een hulpvraag op het gebied van de jeugdzorg voldoet aan de hiervoor
geformuleerde ambities.
• De gemeente Zandvoort heeft inzicht in de mate waarin de dienstverlening aan inwoners
van Zandvoort met een hulpvraag op het gebied van de jeugdzorg voldoet aan de
verwachtingen van cliënten.
• De gemeente Zandvoort heeft inzicht in de cliënttevredenheid met betrekking tot
jeugdzorg, op basis van periodieke metingen bij cliënten.
• Periodiek vindt (wettelijk voorgeschreven) cliëntervaringsonderzoek met betrekking tot
jeugdzorg plaats.
• De gemeente Zandvoort heeft inzicht in (de ontwikkeling van) doorlooptijden van de
afhandeling van hulpvragen en eventuele wachtlijsten met betrekking tot de jeugdzorg.
• De afhandelingsduur van hulpvragen voldoet aan de daaraan gestelde termijnen.
• De gemeenteraad wordt periodiek geïnformeerd over doorlooptijden, eventuele
wachtlijsten en cliëntervaringen van Zandvoortse inwoners/cliënten met betrekking tot
o.a. de vindbaarheid en kwaliteit van de jeugdzorg.
Beleid
• De gemeenteraad is/wordt aantoonbaar in de gelegenheid gesteld specifiek voor
Zandvoort geldende (beleidsmatige) keuzes met betrekking tot de jeugdzorg te maken.
• In beleidsplannen, visiedocumenten e.d. zijn specifiek voor Zandvoort geldende
(beleidsmatige) keuzes herkenbaar opgenomen.
• In beleidsplannen, visiedocumenten e.d. zijn herkenbaar ambities opgenomen met
betrekking tot de gewenste integrale benadering en het leveren van maatwerk ten aanzien
van jeugdzorg.
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 59 -
Bijlage 4: Overzicht bestudeerde documenten
Voor dit onderzoek zijn de volgende documenten bestudeerd:
• Eerste evaluatie Jeugdwet; Na de transitie nu de transformatie - ZonMw, januari 2018
• Beleidskader Transitie Jeugdzorg; december 2013
• Raadsbesluit beleidskeuzes decentralisaties sociaal domein; januari 2014
• Amendement decentralisaties; januari 2014
• Memo Solidariteitsvoorstel Jeugd (‘verevening’); november 2014
• Regionaal communicatieprotocol Zorg voor Jeugd; november 2014
• Verordening Jeugdhulp gemeente Zandvoort 2015
• Verordening Adviesraad Sociaal Domein 2015
• Inspraaknota verordeningen sociaal domein 2015
• Raadsbesluit verordeningen sociaal domein 2015
• Eerste wijzigingsverordening Jeugdhulp; 2016
• Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp gemeente Zandvoort 2015
• Uitvoeringsbesluit PGB Jeugdhulp gemeente Zandvoort 2016
• Uitvoeringsbesluit PGB Jeugdhulp gemeente Zandvoort 2018
• Samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeenten Zandvoort en Haarlem op het terrein
van sociale zaken, maatschappelijke ondersteuning en jeugd, 2014
• Mandaatbesluit samenwerking Zandvoort-Haarlem sociaal domein; december 2014
• Rapportage evaluatie samenwerking sociaal domein Zandvoort - Haarlem; april 2015
• Eindrapportage Vraag, aanbod en sturing in de jeugdzorg in Beverwijk, Bloemendaal,
Haarlem, Velsen, en Zandvoort; NJi, 2017
• Kwetsbare gezinnen die zorg mijden - Een verkennend onderzoek; NJi, mei 2018
• Informatienota uitkomsten NJi-onderzoek (informatienota 2018/249984 d.d. 5 juni 2018)
• Regionale verwervingsstrategie Sociaal domein 2018 Kennemerland; januari 2016
• Brief Platform Jeugdhulp KAM over transformatie Jeugdhulp; oktober 2016
• Mededeling aan de raad Inkoop Jeugdhulp 2017; november 2016
• Aanbestedingsdocument en Programma van eisen Wet maatschappelijke ondersteuning
en Jeugdwet 2018 e.v. voor de regio’s Zuid-Kennemerland en IJmond; mei 2017
• Transitiearrangement Zorg voor Jeugd Zuid-Kennemerland; oktober 2013
• Transformatieprogramma Sociaal Domein Zandvoort; oktober 2015
• Tussenevaluatie Transformatieprogramma; 2017
• Gemeenschappelijke regeling ambtelijke samenwerking Zandvoort-Haarlem; juli 2017
• Dienstverleningshandvest Zandvoort-Haarlem; mei 2017
• Factsheets Zandvoort; maart 2018
• Transformatieagenda Jeugd; concept 3.0, april 2018
• Presentatie sociaal domein; 11 april 2018
• Prestatieplannen CJG Haarlem en Zandvoort 2015 t/m 2018
• Tussenrapportage CJG Haarlem en Zandvoort 2018; 31 juli 2018
• Informatienota Bestrijd de paarse krokodil Zandvoort; 2016
• Kwartaalrapportages Sociaal Domein Zandvoort 2015 t/m 2017
• Cijfers Q3 jeugdzorg Zandvoort 2017
• Programmabegrotingen en jaarverslagen gemeente Zandvoort 2015 t/m 2018
• Voor- en najaarsnota’s gemeente Zandvoort 2015 t/m 2018
Rekenkamer Zandvoort – Onderzoek Jeugdzorg
- 60 -
Bijlage 5: Overzicht geïnterviewde personen
Voor dit onderzoek zijn de volgende gesprekken gevoerd (in volgorde van gesprek):
• Verkennend gesprek met Conny Laan (afdelingsmanager Jeugd, Onderwijs en Sport);
• Interview met Arnold Peet en Nora Barnhoorn (management CJG);
• Interview met Peter Schildwacht (adviseur Bedrijfsvoering) en Ivo Evers (controller Sociaal
Domein)
• Interview met Joram van Leeuwen (account- en contractmanager Jeugd)
• Interview met Jacqueline Bouwmeester en Tess van der Kooy (CJG-coaches)
• Interview met Gert Toonen (voormalig wethouder);
• Interview met Gert-Jan Bluijs (wethouder);
• Interview met Chantal van Liefland (senior accountmanager jeugdhulp) en Monique
Schraven (beleids- en accountmedewerker jeugdhulp)
• Telefonisch interview met Martine Joustra (lid Adviesraad Sociaal Domein Zandvoort)
• Groepsinterview met raadsleden en buitengewoon raadsleden.