fiscale gevolgen van het omzetten van …...naast de verschillende modaliteiten van overdracht,...

102
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2016-2017 FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN EEN EENMANSZAAK NAAR EEN VENNOOTSCHAP Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Lisa Bruggeman (studentennummer: 00870220) Promotor: Prof. Dr. Inge Van De Woesteyne Commissaris: Mevr. Angie Clocheret

Upload: others

Post on 25-Jun-2020

5 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Universiteit Gent

Academiejaar 2016-2017

FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN

VAN EEN EENMANSZAAK NAAR EEN

VENNOOTSCHAP

Masterproef van de opleiding

‘Master in de rechten’

Ingediend door

Lisa Bruggeman

(studentennummer: 00870220)

Promotor: Prof. Dr. Inge Van De Woesteyne

Commissaris: Mevr. Angie Clocheret

Page 2: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht
Page 3: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

1

Woord vooraf

Deze masterproef werd geschreven met oog op het behalen van het diploma ‘Master in de

Rechten’ aan de Universiteit Gent. Hoewel mijn oorspronkelijke studiecarrière begon met een

opleiding KMO-management, bleek al snel dat mijn grootste interesse uitgaat naar het

belastingrecht. Vandaar vervolgde ik mijn opleiding met een master in de Handelswetenschappen,

afstudeerrichting Accountancy–Fiscaliteit. Vervolgens ging ik (in combinatie met mijn werk in

de paardensector) aan de slag bij een klein boekhoudkantoor. Aangezien ik daar een beetje op

mijn “fiscale honger” bleef zitten, besloot ik die job op te zeggen en een postgraduaat Fiscaal

Recht en Fiscale Praktijk aan de Fiscale Hogeschool te Brussel volgen, waarbij ik als laureaat uit

de bus kwam. Tijdens dat jaar werd het mij nog duidelijker dat vooral fiscale planning en

vermogensplanning mij enorm boeiden. De lessen van fiscale advocaten en notarissen deden mij

– na lang twijfelen – besluiten nog een opleiding rechten te volgen. Zo geschiedde en nu, drie

jaar, later ben ik bijna afgestudeerd als jurist en blij dat ik destijds deze beslissing heb genomen.

Ik wil bijgevolg in de eerste plaats mijn ouders bedanken die mij gesteund hebben in de keuze om

verder te studeren, zelfs al was ik door de combinatie werk-studies niet altijd het zonnetje in huis.

Verder wens ik mijn promotor prof. dr. Van De Woesteyne te bedanken voor het aanreiken van

dit interessante onderwerp en niet te vergeten mevrouw Angie Clocheret voor het voorzien van

uitstekende begeleiding en feedback.

Lokeren, 12 mei 2017

Lisa Bruggeman

Page 4: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

2

Inhoudstafel

Woord vooraf ................................................................................................................................ 1

Inhoudstafel .................................................................................................................................. 2

Inleiding ........................................................................................................................................ 4

Problematiek en opzet ................................................................................................................ 4

Onderzoeksmethode ................................................................................................................... 5

Afbakening ................................................................................................................................. 5

Indeling ....................................................................................................................................... 5

Motieven voor het omzetten van een eenmanszaak naar een vennootschap .............................. 6

1 Verkoop van de bestanddelen van de eenmanszaak aan de vennootschap ................... 12

1.1 Gevolgen voor de eenmanszaak .................................................................................... 12

1.1.1 Stopzettingsmeerwaarden: algemeen ..................................................................... 12

1.1.2 Inkomsten uit de volledige (of gedeeltelijke) en definitieve stopzetting ............... 12

1.1.3 Beroepsvermogen ................................................................................................... 15

1.1.4 Uit hoofde of naar aanleiding van de stopzetting ................................................... 18

Principe ................................................................................................................................. 18

Desaffectatie van beroepsgoederen ...................................................................................... 19

1.1.5 Verkregen of vastgestelde stopzettingsmeerwaarden ............................................ 25

1.1.6 Belastbaar tijdstip ................................................................................................... 26

1.1.7 Belastbare basis ...................................................................................................... 29

1.1.8 Tarief ...................................................................................................................... 32

1.1.9 Vrijgestelde stopzettingsmeerwaarden ................................................................... 36

1.1.10 Herkwalificatie van stopzettingmeerwaarden ........................................................ 38

1.2 Gevolgen voor de vennootschap ................................................................................... 39

1.2.1 Overnameprijs afschrijven ..................................................................................... 39

1.2.2 Schuld t.o.v. overlater of derde .............................................................................. 39

Page 5: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

3

1.3 Gevolgen op vlak van btw en registratierechten ........................................................... 41

2 Belastingvrije inbreng ........................................................................................................ 43

2.1 Inbreng van een bedrijfstak of een algemeenheid van goederen ................................... 43

2.1.1 Principe .................................................................................................................. 43

2.1.2 Voorwaarden voor de vrijstelling ........................................................................... 44

2.2 Gevolgen voor de eenmanszaak .................................................................................... 48

2.3 Gevolgen voor de vennootschap ................................................................................... 51

2.3.1 Fiscale neutraliteit .................................................................................................. 51

2.3.2 Grotere basis voor berekening notionele interestaftrek.......................................... 53

2.4 Gevolgen op vlak van btw en registratierechten ........................................................... 54

2.5 Inbreng in een landbouwvennootschap ......................................................................... 55

3 Belastbare inbreng .............................................................................................................. 59

3.1 Gevolgen voor de eenmanszaak .................................................................................... 59

3.1.1 Stopzettingsmeerwaarden ...................................................................................... 59

3.1.2 Belastbaar tijdstip ................................................................................................... 60

3.2 Gevolgen voor de vennootschap ................................................................................... 61

3.3 Gevolgen op vlak van btw en registratierechten ........................................................... 62

4 Enkele fiscale topics i.v.m. de omvorming van een eenmanszaak naar een vennootschap

……………………………………………………………………………………………...63

4.1 Verhuur van roerende goederen aan de vennootschap .................................................. 63

4.2 Verhuur van een deel van de privéwoning aan de vennootschap .................................. 64

4.3 Problematiek verhuur cliënteel ...................................................................................... 70

4.3.1 Beroepsinkomen volgens de fiscus ........................................................................ 70

4.3.2 Cassatiearrest van 19 september 2013 ................................................................... 72

4.4 Afschrijving goodwill/ cliënteel .................................................................................... 78

4.5 Investeringsaftrek in een eenmanszaak versus investeringsaftrek in een vennootschap

…………………………………………………………………………………………81

Page 6: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

4

5 Conclusie .............................................................................................................................. 86

Bibliografie .................................................................................................................................. 90

I) Wetgeving en reglementering ........................................................................................... 90

II) Rechtspraak ................................................................................................................... 91

III) Rechtsleer ...................................................................................................................... 95

IV) Online bronnen .............................................................................................................. 99

Page 7: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

4

Inleiding

Problematiek en opzet

1. Deze masterproef behandelt de fiscale gevolgen van het omzetten van een eenmanszaak naar

een vennootschap. Fiscaal gezien kan de omvorming van een eenmanszaak naar een vennootschap

op drie manieren gebeuren:

1. Verkoop van de bestanddelen van de eenmanszaak aan de vennootschap

2. Belastingvrije inbreng

3. Belastbare inbreng

Deze verschillende methodes hebben elk een andere fiscale uitwerking. Er moet een onderscheid

gemaakt worden naar de gevolgen in hoofde van de eenmanszaak en de gevolgen in hoofde van

de vennootschap. Naast deze drie vermelde mogelijkheden zou de ondernemer kunnen overwegen

om zijn eenmanszaak stop te zetten en het handelsfonds te verhuren aan de vennootschap. Al zal

blijken dat hierbij enige voorzichtigheid is aangewezen.

2. Het opzet van deze masterproef is om de belastingplichtige een overzicht te geven van de

huidige stand van zaken met betrekking tot de fiscale behandeling van een overstap van

eenmanszaak naar een vennootschap. De verschillende opties en hun gevolgen zullen worden

toegelicht. Zowel de gevolgen in hoofde van de eenmanszaak als de gevolgen in hoofde van de

vennootschap worden besproken. Uiteraard bestaat er geen ultieme oplossing. Het omvormen van

een eenmanszaak naar een vennootschap is maatwerk. Bij elke omzetting zal dan ook een

gedetailleerde berekening moeten gemaakt worden op basis van de verschillende bestanddelen

van de eenmanszaak, hun fiscale marktwaarde en de modaliteiten van de overdracht. Op die

manier kan men de meest gunstige optie in dat specifieke geval bepalen1.

Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in

verband met het onderwerp worden toegelicht.

1 T. TACK, P. GILLEMON, G. KEYMEULEN, C.VAN BIERVLIET, F. VANDENBERGHE en G. VAN LIL, Uw

vennootschap en de fiscus, Antwerpen, Intersentia, 2013, 26.

Page 8: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

5

Onderzoeksmethode

3. Binnen het bestek van dit eindwerk is het aangewezen een klassieke juridische bronnenstudie

te hanteren met het oog op het samenbrengen van losse elementen in de rechtsorde tot een coherent

geheel. Hiertoe wordt de rechtsorde in haar geheel onderzocht. Vooreerst worden de verschillende

wetteksten nader bekeken. Om te kunnen achterhalen hoe het fiscaal recht heden ten dage wordt

toegepast, volstaat het echter niet om enkel terug te grijpen naar de tekst van de wet. De

antwoorden van de minister van Financiën op parlementaire vragen en de Administratieve

commentaren bij het Wetboek Inkomstenbelasting bieden in vele gevallen een eerste

verduidelijking bij de toepassing van de wet. Het komt (helaas) niet zelden voor dat de fiscale

Administratie er een andere interpretatie op nahoudt dan de rechterlijke instanties. Mede daardoor

is het belangrijk om de uitspraken van het Hof van Cassatie en de belangrijkste uitspraken van de

hoven van beroep en rechtbanken van eerste aanleg te onderzoeken en een rode draad doorheen

hun vonnissen en arresten te vinden. Op die manier kunnen de verschilpunten tussen de visie van

de Administratie en de visie van de rechterlijke macht worden blootgelegd. De rechtspraak van

het Hof van Justitie en het Grondwettelijk Hof worden onderzocht voor zover deze nuttig zijn in

het kader van het onderzoek. De fiscale basiswerken, dewelke secundaire bronnen vormen,

kunnen eveneens een nuttige hulp bieden bij de verdere uitwerking van de fiscale gevolgen van

een overstap van een eenmanszaak naar een vennootschap.

Afbakening

4. Deze masterproef behandelt de fiscale gevolgen van de omzetting van een eenmanszaak naar

een vennootschap. De verschillen tussen werken met hetzij een eenmanszaak, hetzij een

vennootschap worden kort geschetst, daar deze een thesis op zich waard zijn.

Enkel de fiscale gevolgen binnen België zullen worden behandeld. Er wordt geen toepassing

gemaakt van buitenlands recht. Wat btw en registratierechten betreft, zullen de belangrijkste

aandachtspunten worden aangehaald, al ligt de nadruk op de gevolgen in de personen- en

vennootschapsbelasting.

Indeling

5. In deel 1 wordt de mogelijkheid besproken om de bestanddelen van de eenmanszaak te

verkopen aan de nieuwe vennootschap. Hierbij wordt er verder ingegaan op de problematiek van

de stopzettingsmeerwaarden en desaffectatie van beroepsgoederen.

Page 9: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

6

Deel 2 behandelt de mogelijkheid om een eenmanszaak belastingvrij in te brengen in een

vennootschap. Het schetst de voorwaarden die moeten voldaan zijn opdat een inbreng

belastingvrij kan gebeuren en de gevolgen die een belastingvrije inbreng met zich meebrengt.

Hoewel het woord belastingvrij mooi klinkt, zal blijken dat er ook nadelen verbonden zijn aan

deze techniek.

Deel 3 bespreekt de belastbare inbreng van een eenmanszaak in een vennootschap. In dit geval

zullen de meerwaarden die de inbrenger realiseert eveneens volgens het stelsel van de

stopzettingsmeerwaarden worden belast. Voorts zijn er wel enkele verschilpunten in vergelijking

met de verkoop van de bestanddelen van de eenmanszaak.

Deel 4 wil de belangrijkste – deze allemaal behandelen zou ons te ver leiden- fiscale topics i.v.m.

de omschakeling naar een vennootschap behandelen. Zo wordt er ingegaan op de verhuur van

roerende goederen aan de vennootschap en de problematiek van de verhuur van het cliënteel of

handelsfonds aan de vennootschap. Ook de inbreng of verkoop van goodwill/ cliënteel en de

discussie omtrent de afschrijving hiervan verdient enige aandacht. Daarnaast wil deze masterproef

aansporen tot oplettendheid bij de verhuur van een deel van de privéwoning aan de vennootschap.

Tenslotte wordt ook het verschil inzake investeringsaftrek bij een eenmanszaak versus een

vennootschap toegelicht.

Motieven voor het omzetten van een eenmanszaak naar een vennootschap

6. Wanneer men een activiteit als zelfstandige wenst uit te oefenen, kan men dit organiseren in

de vorm van een eenmanszaak of in de vorm van een vennootschap. In het eerste geval treedt de

belastingplichtige op als een zelfstandig natuurlijk persoon en wordt hij of zij belast in de

personenbelasting. Het privévermogen wordt niet afgesplitst van het vermogen van de

eenmanszaak. Indien de belastingplichtige daarentegen werkt via een vennootschap ontstaat er

een rechtspersoon met een eigen vermogen die in principe aan de vennootschapsbelasting is

onderworpen. De vennootschap met rechtspersoonlijkheid is te onderscheiden van haar vennoten.

De winst wordt uitsluitend in hoofde van de vennootschap belast, zolang zij niet aan andere

personen wordt uitgekeerd2. In een resem andere landen worden verscheidene

vennootschapsvormen als fiscaal transparant beschouwd. Bijgevolg worden de vennoten belast

2 S. VAN CROMBRUGGE, “De vennootschap met rechtspersoonlijkheid als instrument van fiscale planning in de

21e eeuw” in C. DE WULF, P. TRAEST, S. VAN CROMBRUGGE, M. DAMBRE, L. CARENS en C. ENGELS,

Rechtskroniek voor het notariaat, deel 7, Brugge, Die Keure, 2005, 52.

Page 10: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

7

i.p.v. de vennootschap. Zo worden bijvoorbeeld partnerships in heel wat Angelsaksische landen

niet belast in de vennootschapsbelasting3.

7. Waar men vroeger minstens met twee vennoten moest zijn om een vennootschap op te richten,

kan een bvba sinds 1 september 1987 door slechts één natuurlijk persoon worden opgericht4. Vaak

kiest men in een eerste stadium van ondernemen voor een eenmanszaak, aangezien de oprichting

hiervan eenvoudiger is en geen minimumkapitaal vereist. De oprichtings- evenals de

werkingskosten van een eenmanszaak zijn eerder gering. In een later stadium kan het om diverse

redenen aangewezen zijn de eenmanszaak om te vormen tot een vennootschap. In de eerste plaats

kunnen we denken aan fiscale motieven. Zo bedraagt de vennootschapsbelasting in principe5

“slechts” 33,99 procent6, terwijl men in de personenbelasting vrij snel (vanaf 38.830 euro7) een

marginaal tarief van 50 procent (te verhogen met gemeentebelasting) bereikt.

Het verschil in tarief wordt eventueel nog groter, aangezien er in politieke kringen sprake is van

een verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting tot 20 procent8. In dat geval zou de

notionele interestaftrek wel tot het verleden behoren9.

Naast het verschil in belastingtarief, is ook de parafiscale druk verschillend. De beroepsinkomsten

die in de personenbelasting worden belast, zijn immers onderworpen aan sociale bijdragen. Deze

kunnen in 2017 oplopen tot 21 procent van het netto belastbaar inkomen10. Een vennootschap

betaalt daarentegen een beperkt vast bedrag aan sociale bijdrage11.

8. Het verschil in tarief moet weliswaar genuanceerd worden. Vroeg of laat moet het geld immers

uit de vennootschap gehaald worden, opdat de aandeelhouders, zaakvoerders of bestuurders er

persoonlijk van kunnen genieten. Vooral de situatie waarin een eenmanszaak wordt voorgezet

3 F. VANISTENDAEL, “De knoop van de vennootschapsbelasting”, AFT 2016, nr. 4, 2.

4 Art. 211 W. Venn.

5 Voor vennootschappen met een belastbaar inkomen dat niet hoger is dan 322 500 euro, die voldoen aan de voor-

waarden uit artikel 215, tweede lid WIB 1992 bestaat er een verlaagd opklimmend tarief.

6 Zijnde 33 % verhoogd met 3% aanvullende crisisbijdrage ( art. 436 bis WIB 19920).

7 Geïndexeerd bedrag voor aanslagjaar 2018.

8 Eventueel zou dit tarief nog gesplitst worden in 18 % voor kmo’s en 23 % voor andere bedrijven;

http://www.tijd.be/opinie/algemeen/Wat-brengt-het-afschaffen-van-de-notionele-intrestaftrek-nu-eigenlijk-

op/9816498 (geraadpleegd op 8 mei 2017).

9 http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/politiek/1.2573454 (geraadpleegd op 14 november 2016).

10 Art. 12 KB nr. 38 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.

11 Art. 2bis en ter KB tot uitvoering van hoofdstuk II van titel III van de wet van 30 december 1992 houdende sociale

en diverse bepalingen, met betrekking tot de invoering van een jaarlijkse bijdrage ten laste van de vennootschappen

bestemd voor het sociaal statuut der zelfstandigen.

Page 11: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

8

onder de vorm van een vennootschap, brengt logischerwijze met zich mee dat de winst dient voort

te vloeien naar de vennoten. Wanneer er middelen uit de vennootschap worden genomen, zal dit

onder een bepaalde noemer gebeuren, hetzij een bezoldiging, hetzij een dividend, … met telkens

een andere fiscale weerslag12.

Indien alle vennootschapswinst als bezoldiging wordt uitbetaald, dan bevindt men zich - ruw

gesteld- in een vergelijkbare positie als voor de oprichting van de vennootschap13. Wordt de winst

uitgekeerd als dividend, dan zal niet alleen de vennootschap hierop belasting betalen (dividenden

zijn immers niet aftrekbaar), maar bovendien is er ook roerende voorheffing verschuldigd. Merk

op dat het standaardtarief van de roerende voorheffing nog maar eens is verhoogd. Momenteel

zitten we al aan een tarief van 30 procent (voor inkomsten betaald of toegekend vanaf 1 januari

2017)14. Indien er geen verlaagde tarieven van toepassing zijn, betaalt men aldus ongeveer 53,8

procent aan belasting15. Bovendien kan door een te grote dividenduitkering het verlaagd

opklimmend tarief voor de vennootschap verloren gaan16.

Ook het verhuren van gebouwen door zaakvoerders/ bestuurders aan hun vennootschap om op die

manier gunstig belaste inkomsten te verkrijgen, zijn aan bepaalde grenzen onderworpen. Zie

hierover meer in titel 4.2 ‘Verhuur van een deel van de privéwoning aan de vennootschap.

Daarnaast is ook de verhuur van het cliënteel of de handelszaak een delicate aangelegenheid,

waarop verder wordt ingegaan in titel 4.3 ‘Problematiek verhuur cliënteel’. Het is aldus geen

sinecure om de winst uit de vennootschap naar de vennoten over te hevelen, zonder dezelfde

fiscale druk te ondergaan, die men had alvorens de vennootschap werd opgericht17.

De meest gunstige fiscale behandeling bij het werken met een vennootschap kan worden

verkregen door het oordeelkundig spreiden van de belastbare inkomsten over de personen- en de

vennootschapsbelasting. Er moet worden getracht de voordelen in de personenbelasting

12 C. VAN BIERVLIET, Fiscaalvriendelijk geld uit uw vennootschap halen, Mechelen, Kluwer, 2012, 806 p.; L.

MAES en Y. VERDINGH, Belastingrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2012, 33.

13 S. VAN CROMBRUGGE, “De vennootschap met rechtspersoonlijkheid als instrument van fiscale planning in de

21e eeuw” in Rechtskroniek voor het notariaat, deel 7, Brugge, Die Keure, 2005, 54.

14 Art. 94 Programmawet 25 december 2016, BS 29 december 2016.

15 33,99 % + ( 100 % - 33,99 %) x 30 % = 53,793 %.

16 Art.215, al.3, 3° WIB 1992. Vennootschappen kunnen geen aanspraak maken op het verlaagd opklimmend tarief

wanneer zij een dividend uitkeren dat hoger is dan 13 % van het gestorte kapitaal bij het begin van het belastbaar

tijdperk.

17 S. VAN CROMBRUGGE, “De vennootschap met rechtspersoonlijkheid als instrument van fiscale planning in de

21e eeuw” in Rechtskroniek voor het notariaat, deel 7, Brugge, Die Keure, 2005, 54.

Page 12: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

9

(forfaitaire beroepskosten, belastingvrije sommen, belastingverminderingen, …) optimaal te

benutten. Het resterend gedeelte is onderworpen aan de vennootschapsbelasting18. Eventueel kan

gebruik worden gemaakt van het verlaagd opklimmend tarief. Eén van de voorwaarden bestaat

erin dat de vennootschap aan minstens één bedrijfsleider een bezoldiging van minimum 36.000

euro betaalt19. De uitkering van een bezoldiging is daarnaast ook van belang in het kader van de

aanvullende pensioenvorming voor zelfstandigen via de 80%-regel20.

Naast inkomensspreiding, kunnen er in de vennootschap extra kosten worden gemaakt door

bijvoorbeeld een groepsverzekering of individuele pensioentoezegging af te sluiten. Een andere

mogelijkheid om het fiscaal resultaat te optimaliseren, is bepaalde privé-uitgaven te laten

financieren door de vennootschap. Het overeenkomstige voordeel van aard in hoofde van de

genieter wordt vaak vrij gunstig belast ( bv. internet, verwarming, bedrijfswagen, …)21.

9. Een omzetting kan ook ingegeven zijn om het privévermogen te vrijwaren van

ondernemingsrisico’s. Bij een vennootschapsvorm met beperkte aansprakelijkheid (zoals een

bvba, nv, …) wordt het ondernemingsvermogen immers afgescheiden van het privévermogen en

wordt het privépatrimonium bijgevolg beschermd tegen vennootschapsschuldeisers. Enkel de

middelen die in de vennootschap werden geïnvesteerd (bv. storting van kapitaal) zijn onderhevig

aan het ondernemingsrisico. Op die manier kan men het risico opvangen van grotere

kapitaalontleningen, het groter worden van het bedrijf, commercialisatie in het buitenland, … In

geval van faillissement van de vennootschap blijft het privévermogen intact, behoudens fraude,

kennelijk grove fout of oprichtersaansprakelijkheid. Voor de schulden m.b.t. btw, RSZ en

bedrijfsvoorheffing bestaan er specifieke aansprakelijkheidsregels22. Daarnaast wordt de

bescherming die een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid biedt soms ondermijnd

doordat financiële instellingen bij het aangaan van een krediet een persoonlijke borgstelling van

de zaakvoerder of vennoot vereisen23.

18 T. TACK, P. GILLEMON, G. KEYMEULEN, C.VAN BIERVLIET, F. VANDENBERGHE en G. VAN LIL, Uw

vennootschap en de fiscus, Antwerpen, Intersentia, 2013, 8-9.

19 Art. 215, al. 3, 4° WIB 1992.

20 S. RUYSSCHAERT en M. GIELIS, Praktisch omgaan met uw vennootschap voor vrije beroepen en ondernemers,

Antwerpen, Maklu , 2014, 25.

21 T. TACK, P. GILLEMON, G. KEYMEULEN, C.VAN BIERVLIET, F. VANDENBERGHE en G. VAN LIL, Uw

vennootschap en de fiscus, Antwerpen, Intersentia, 2013, 11.

22 T. TACK, P. GILLEMON, G. KEYMEULEN, C.VAN BIERVLIET, F. VANDENBERGHE en G. VAN LIL, Uw

vennootschap en de fiscus, Antwerpen, Intersentia, 2013, 3-4.

23 J-P. VANDAELE, “Handelsactiviteiten uitoefenen in eigen naam of via een vennootschap?”, In Foro 2013/3, nr.

38, 29.

Page 13: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

10

10. De continuïteit van een onderneming kan beter worden gewaarborgd wanneer men met een

vennootschap werkt. Bij het overlijden van de ondernemer kunnen meerdere erfgenamen tot de

nalatenschap worden geroepen. Hierdoor is de versnippering van een eenmanszaak bijna

onvermijdelijk. Elke erfgenaam kan op elk ogenblik zijn deel in de nalatenschap opeisen en dus

de verdeling vragen24. Niemand kan namelijk worden gedwongen om in onverdeeldheid te

blijven25. In het geval men met een vennootschap werkt, slaat de onverdeeldheid niet op de

onderneming zelf, maar op de aandelen. De vennootschap zelf blijft bestaan wanneer een vennoot/

de vennoten overlijden. De overgang van de eigendom geschiedt via de overdracht van de

aandelen. Enkel de aandelen veranderen van eigenaar. Bovendien kunnen via de statuten regels

worden opgesteld m.b.t. de overdracht van de onverdeelde aandelen. De keuze voor een

vennootschap lost niet alle problemen tussen de erfgenamen op, maar kan wel veel conflicten

voorkomen. Zowel bij de managements- als bij de eigendomsopvolging komen menselijke,

financiële en juridische vragen op de proppen, die men kan opvangen door vooraf een regeling op

maat uit te werken26.

11. De voordelen van werken met een vennootschap moeten ook afgewogen worden tegen de

nadelen. Zo brengt het werken met een vennootschap een meerkost met zich mee (notariskosten,

inschrijving bij de kruispuntbank der onderneming, eventueel het voeren van een dubbele

boekhouding en het neerleggen van een jaarrekening, …)27.

In principe voert elke onderneming een boekhouding door middel van een stelsel van boeken en

rekeningen met inachtneming van de gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden28. Het

stelsel van dubbel boekhouden verzekert dat alle verrichtingen, bezittingen en rechten van welke

aard ook en alle vorderingen, schulden en verplichtingen op een volledige wijze weergegeven

worden29. Bij het voeren van een dubbele boekhouding wordt er op twee manieren naar een

onderneming gekeken:

24 J. RUYSSEVELDT, Praktijkgids Successieplanning 2013-2014, s.l., s.n., 2013, 738-739.

25 Art. 815 BW.

26 F. HUYS, Vererving van aandelen in K.M.O.'s - een vergelijking tussen N.V., B.V.B.A. en C.V, Jura Falc. 1992-

93, 395.

27 M. GIELIS, Oprichting en werking van de vennootschap. Bijzondere aandachtspunten voor de professional,

Antwerpen, Maklu, 2014, 10.

28 Art. III.84. WER.

29 Art. III.83. WER.

Page 14: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

11

1. Waar komen de middelen vandaan? (“bronnen van vermogen”)

2. Hoe heeft de ondernemingen de middelen besteed? (“aanwendingen van vermogen”)

Dubbel boekhouden zal de aanwendingen en de bronnen op een permanente manier registreren30.

Kleine ondernemingen in de zin van de boekhoudwetgeving hebben de mogelijkheid31 om een

vereenvoudigde boekhouding voeren voor zover alle verrichtingen zonder uitstel, getrouw,

volledig en naar tijdsorde inschrijven in ten minste drie dagboeken, namelijk een financieel

dagboek, een inkoop- en een verkoopboek32. Kleine ondernemingen moeten cumulatief aan

volgende twee voorwaarden voldoen33:

Het moet gaan om eenmanszaken, vennootschappen onder firma of gewone

commanditaire vennootschappen;

Hun omzet exclusief btw mag een bepaalde grens niet overschrijden. Momenteel

bedraagt deze grens 500.000 euro, behalve voor handelaars in koolwaterstoffen (hier

bedraagt de grens 620.000 euro).

12. De overstap naar een vennootschap zorgt ervoor dat de wijze van winstbepaling voor vrije

beroepers verandert. Een vennootschap is belastbaar zodra zij een factuur of ereloonstaat

opmaakt, ongeacht wanneer en of deze wordt betaald. Daarnaast zouden (strikt genomen) op het

einde van elk boekjaar de waarde van de prestaties waarvoor nog geen ereloonstaat of factuur

werd opgemaakt als werken in uitvoering moeten worden geboekt. Een vrije beroeper die werkt

via een eenmanszaak is daarentegen slechts belastbaar op het moment van betaling. Aldus zal een

vrije beroeper die overschakelt naar een vennootschap voor het eerst geconfronteerd worden met

de problematiek van dubieuze debiteuren en oninbare schuldvorderingen34.

30 E. DE LEMBRE, P. EVERAERT en J. VERHOEYE, Handboek Boekhouden: Dubbel Boekhouden:

Basisbeginselen, Antwerpen, Intersentia, 2010, 28.

31 Zij zijn hiertoe niet verplicht en kunnen vrijwillig opteren om een dubbele boekhouding te voeren..

32 Art. III. 85. WER.

33 Art. 1 KB 12 september 1983.

34 L. VANHEESWIJCK, “Loopbaanplanning door vennootschappelijke en fiscale optimalisatie” in J. STEVENS e.a.,

De advocaat als ondernemer, Brugge, Die Keure, 2011, 53-54.

Page 15: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

12

1 Verkoop van de bestanddelen van de eenmanszaak aan de

vennootschap

1.1 Gevolgen voor de eenmanszaak

1.1.1 Stopzettingsmeerwaarden: algemeen

13. Wanneer de ondernemer zijn eenmanszaak wil omzetten in vennootschap kan hij ervoor

opteren de bestanddelen van zijn eenmanszaak aan de vennootschap te verkopen. Indien de prijs

die de ondernemer daarvoor ontvangt groter is dan de residuwaarde van deze activa ontstaat er

een meerwaarde. Deze meerwaarde is aan het speciaal belastingregime van artikel 28, lid 1, 1°

WIB 1992 onderworpen als de zelfstandige activiteit volledig en definitief wordt stopgezet of

wanneer de stopzetting een of meerdere bedrijfsafdelingen betreft. Men spreekt in dit geval over

stopzettingsmeerwaarden35.

Stopzettingsmeerwaarden zijn “inkomsten die worden verkregen of vastgesteld uit hoofde of naar

aanleiding van de volledige en definitieve stopzetting van de onderneming of van de uitoefening

van een vrij beroep, ambt, post of winstgevende bezigheid en voortkomen uit meerwaarden op

activa die voor de beroepswerkzaamheid zijn gebruikt”36.

1.1.2 Inkomsten uit de volledige (of gedeeltelijke) en definitieve stopzetting

14. Om onder de toepassing van artikel 28 WIB 1992 te vallen is in principe vereist dat de

zelfstandige activiteit volledig en definitief is stopgezet. Het feit dat de belastingplichtige na de

stopzetting van zijn eenmanszaak dezelfde beroepswerkzaamheid verderzet binnen een

vennootschap, belet de belastbaarheid van de stopzettingsmeerwaarden niet37. De inkomsten die

verkregen zijn ter gelegenheid van een gedeeltelijke en definitieve stopzetting worden ook

aangemerkt als stopzettingsmeerwaarden op voorwaarde dat de stopzetting één of meerdere

bedrijfsafdelingen of takken van beroepswerkzaamheid betreft38.

35 T. TACK, P. GILLEMON, G. KEYMEULEN, C.VAN BIERVLIET, F. VANDENBERGHE en G. VAN LIL, Uw

vennootschap en de fiscus, Antwerpen, Intersentia, 2013, 14.

36 Art. 28, al. 1, 1° WIB 1992.

37 C. VAN BIERVLIET, Fiscaalvriendelijk geld uit uw vennootschap halen, Mechelen, Kluwer, 2012, 569.

38 Art. 28, al. 2 WIB 1992.

Page 16: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

13

15. Vennootschapsrechtelijk wordt een bedrijfstak gedefinieerd als een geheel dat op technisch

en organisatorisch vlak een autonome activiteit uitoefent en op eigen kracht kan werken39. Het

begrip bedrijfstak moet worden beschouwd als synoniem voor de begrippen bedrijfsafdeling en

tak van werkzaamheid40. Het Wetboek Inkomstenbelastingen bevat geen definitie van het begrip

bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid. De fiscale Administratie verduidelijkt daarentegen wel

wat ze onder deze begrippen verstaat, nl. het geheel van de bestanddelen die in een afdeling van

de onderneming zijn belegd en technisch een onafhankelijke onderneming vormen, m.a.w. een

geheel dat met eigen middelen kan werken41. De feitelijke omstandigheden waarin de

belastingplichtige zijn onderneming exploiteert of zijn beroep uitoefent, zijn hierbij

determinerend42. Een overgelaten winkel die slechts als bijkomend verkoopadres werd gebruikt,

kan niet als een bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid worden aangemerkt, wanneer blijkt dat

de vroegere activiteiten gewoon verder worden gezet op een ander adres, dat steeds globale

aangiften werden ingevuld en op het stuk van afschrijvingen en andere beroepskosten nooit enig

onderscheid tussen beide verkoopadressen werd gemaakt43.

Het Hof van Justitie heeft – weliswaar in het kader van de Fusierichtlijn - reeds geoordeeld dat er

slechts sprake kan zijn van een inbreng van een bedrijfstak indien alle activa en passiva in hun

geheel worden ingebracht. Worden enkel de verplichtingen ingebracht en niet de opbrengsten dan

is er geen sprake van een inbreng van een bedrijfstak44.

Financiële vaste activa en andere effecten in portefeuille zijn geen bedrijfsafdeling of tak van

werkzaamheid. Zij worden slechts beschouwd als tot een bedrijfsafdeling of een tak van

werkzaamheid te behoren indien zij normaal in de onderneming van die bedrijfsafdeling of tak

van werkzaamheid zijn opgenomen zonder het hoofdbestanddeel daarvan te vormen45.

Bij de vraag of onroerende goederen in een bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid zijn belegd,

dient rekening te worden gehouden met de feitelijke toestand. Volgens de Administratie moet

39 Art. 680 W. Venn.

40 K. MOSER, De fiscale aspecten verbonden aan de inbreng van een bedrijfstak na de wet van 13 april 1995-

Afdeling VIIIquater van de Gecoördineerde Wetten op de Handelsvennootschappen: een status quaestionis", TFR

1998, 261.

41 Com. IB 28/11.

42 Com. IB 28/10.

43 Com. IB 28/12.

44 HvJ 15 januari 2002, TFR 2002, nr. 217, 266.

45 Art. 46, § 1, al. 5 WIB 1992 en Com. IB 46/40.

Page 17: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

14

deze vraag zonder twijfel positief beantwoord worden, wanneer de onroerende goederen aan de

belastingplichtige toebehoren en volledig voor de uitoefening van de stopgezette bedrijfsafdeling

of tak worden gebruikt46.

Voor vrije beroepen, ambten, posten of winstgevende bezigheden valt elke beroepssector die

onafhankelijk als een afzonderlijk beroep kan functioneren samen met een tak van

beroepswerkzaamheid47.

16. Ook inkomsten die pas verkregen of vastgesteld zijn na de volledige en definitieve

stopzetting, maar die voortkomen uit de vorige beroepswerkzaamheid zijn belastbaar48. Soms

gebruikt men dan de term “nawinsten” (de schuldvordering wordt pas na de stopzetting zeker en

vaststaand) en “nabaten” (de inkomsten worden pas na de stopzetting ontvangen). Het gaat hier

bijvoorbeeld om de tijdens de exploitatie van een onderneming vrijgestelde voorzieningen voor

risico's en kosten, die na de stopzetting elke verantwoording verloren hebben49 en de honoraria

die de erfgenamen verkrijgen na het overlijden van een beoefenaar van een vrij beroep50.

Nawinsten en nabaten worden afzonderlijk belast tegen de gemiddelde aanslagvoet van het laatste

vorig jaar waarin de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid heeft gehad51. Onder

“het laatste vorig jaar tijdens hetwelk de belastingplichtige een normale beroepswerkzaamheid

heeft gehad” wordt verstaan het meest recente vorige jaar waarin de betrokkene in België of in

het buitenland gedurende twaalf maanden belastbare beroepsinkomsten (ongeacht hun aard) heeft

behaald, die in de personenbelasting tegen de progressieve aanslagvoet werden belast (of belast

zouden geweest zijn indien de betrokkene aan die belasting was onderworpen geweest)52. Het is

niet vereist dat een beroepswerkzaamheid werd uitgeoefend van 1 januari tot 31 december, maar

wel dat de belastingplichtige gedurende elk van de twaalf maanden van het beschouwde jaar

belastbare beroepsinkomsten (met inbegrip van vervangingsinkomsten of pensioenen, renten, …)

heeft verkregen53.

46 Com. IB 46/36.1.

47 Com. IB 28/13.

48 Art. 28, al. 1, 2° WIB 1992.

49 Com. IB 28/43.

50 Com. IB 28/45.

51 Art. 171, 5°, c) WIB 1992.

52 Com. IB 171/324.

53 Com. IB 171/325.

Page 18: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

15

1.1.3 Beroepsvermogen

17. Er is pas sprake van stopzettingsmeerwaarden wanneer de meerwaarden betrekking hebben

op activa die voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid zijn gebruikt. In dit kader dient

het vermoeden van art. 41 WIB 1992 in aanmerking te worden genomen.

Volgens dit artikel worden volgende activa geacht voor het uitoefenen van de

beroepswerkzaamheid te zijn gebruikt54:

1. “de vaste activa die in het kader van die werkzaamheid zijn aangeschaft of vervaardigd

en als activabestanddeel zijn geboekt;

2. de vaste activa of gedeelten ervan waarvoor fiscaal afschrijvingen of

waardeverminderingen zijn aangenomen;

3. de immateriële activa die tijdens de beroepswerkzaamheid tot stand zijn gekomen,

ongeacht of zij als activabestanddeel zijn geboekt”.

18. Met de invoering van artikel 41 WIB 1992 kwam de vraag naar voor of de opsomming in dit

artikel limitatief van aard was. Uit een arrest van 1992 kon volgens bepaalde rechtsleer55 worden

afgeleid dat het hof van beroep te Antwerpen56 deze vraag negatief beantwoordde. Het hof stelde

immers dat het feit dat er geen afschrijvingen waren geboekt op een ingebracht gebouw niet belet

dat er een belastbare meerwaarde gerealiseerd wordt. Het hof van beroep te Bergen oordeelde

daarentegen meermaals dat de opsomming van de beroepsactiva in artikel 41 WIB 1992 limitatief

van aard is57. Materialen die niet als activa werden geboekt, maar direct in kosten werden

genomen, komen dan ook niet in aanmerking voor speciale belastingregimes op meerwaarden. In

een vonnis van 2009 sluit de rechtbank van eerste aanleg te Gent zich aan bij de visie van het hof

te Bergen58. Zo is de bibliotheek van een notaris die de aankoopkosten onmiddellijk in de

beroepskosten van de eenmanszaak had opgenomen geen beroepsactief. Het feit dat de bibliotheek

voor de beroepswerkzaamheid is gebruikt, verandert hier volgens de rechter niets aan.

54 Art. 41 WIB 1992.

55 S. HUYSMAN, Fiscale Winst. Theorie en praktijk van het fiscaal winstbegrip in België, Kalmthout, Biblo, 1994,

168.

56 Antwerpen 27 januari 1992, nr. A 92/11, www.monKEY.be.

57 Bergen 18 november 2004, FJF 2005, nr. 10, 1020; Bergen 24 november 2004, FJF 2005, nr. 9, 873 en Bergen 4

december 2004, Fiscoloog 2005, nr. 966, 9.

58 A. KIEKENS, “Kwalificeert de bibliotheek van een notaris als een beroepsactivum?”, Nieuwsbrief Notariaat 2009,

5.

Page 19: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

16

De bibliotheek kan volgens de rechtbank, niet kwalificeren als een beroepsactivum in de zin van

artikel 41 WIB 1992 vermits:

de aankoopkosten m.b.t. de bibliotheek in het verleden onmiddellijk in kosten geboekt

werden;

de bibliotheek nooit als activabestanddeel geboekt werd;

de bibliotheek nooit het voorwerp geweest is van fiscaal aangenomen afschrijvingen of

waardeverminderingen;

en geen immaterieel vast actief betreft.

Zij oordeelt dat de meerwaarde geen afzonderlijk belastbare stopzettingsmeerwaarde is, maar een

meerwaarde belastbaar aan het progressief tarief 59.

19. Tot de vaste activa die als beroepsactiva worden beschouwd, behoren onder andere de “vaste

activa of gedeelten ervan waarvoor fiscaal afschrijvingen of waardeverminderingen zijn

aangenomen"60. Volgens het hof van beroep te Brussel moeten, in overeenstemming met de

administratieve commentaar61, afschrijvingen op verbouwingswerken gelijkgesteld worden met

afschrijvingen van het gebouw zelf. Indien een onroerend goed niet werd afgeschreven, maar de

verbouwingswerken aan het goed daarentegen wel werden afgeschreven, moet het goed worden

geacht gebruikt te zijn voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid62. Deze redenering geldt

volgens het hof van beroep te Bergen niet wanneer er louter onderhouds- en herstellingskosten

fiscaal in rekening werden gebracht. In casu had een belastingplichtige bij de verkoop van een

gebouw een meerwaarde gerealiseerd. Deze meerwaarde werd door de Administratie belast als

stopzettingsmeerwaarde, hoewel er fiscaal nooit afschrijvingen of waardeverminderingen op het

gebouw in rekening waren gebracht. De belastingplichtige had echter wel kosten van werken aan

het gebouw fiscaal in rekening gebracht, waaruit de Administratie besloot dat het gebouw als

beroepsactief moest beschouwd worden. Het hof spreekt dit echter tegen, aangezien de werken

aan het gebouw loutere onderhouds- en herstellingswerken betroffen (o.a. schilderwerken en

herstellingen aan het dak ingevolge stormschade). Dergelijke werken moeten volgens het Hof

worden onderscheiden van verbouwingswerken. Ook wanneer de aftrek als beroepskost zich over

59 Rb. Gent 11 maart 2009, Fiscoloog 2009, nr. 1161, 12.

60 Artikel 41, 2° WIB 1992.

61 Com. IB 41/7.

62 Brussel 23 juni 2010, Fiscoloog 2010, nr. 1223, 12.

Page 20: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

17

meerdere jaren zou spreiden, kan dit naar mening van het hof niet worden gelijkgesteld met fiscaal

aangenomen afschrijvingen in de zin van artikel 41, 2° WIB 1992. Daarnaast stelt het hof vast

dat het gebouw evenmin onder de andere criteria van artikel 41 WIB 1992 valt, waardoor de

gerealiseerde meerwaarde niet belastbaar is als stopzettingsmeerwaarde. De criteria uit artikel 41

WIB 1992 hebben immers een limitatief karakter63.

20. Zoals reeds gesteld, bepaalt artikel 41, 2° WIB 1992 dat als beroepsactiva worden beschouwd:

“vaste activa of gedeelten ervan waarvoor fiscaal afschrijvingen of waardeverminderingen zijn

aangenomen.” Met de woorden "gedeelten van vaste activa" wil de wetgever de gedeelten die

niet werden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid uitsluiten. Bij gebrek aan

een specifieke fiscale bepaling is het burgerlijk recht van toepassing. Naar burgerlijk recht behoort

alles wat met de zaak verenigd wordt en er één lichaam mee uitmaakt, in principe tot één en

dezelfde eigenaar. Het is niet de bedoeling om aan de hand van artikel 41, 2° WIB 1992 een

opsplitsing te maken tussen grond (die niet werd afgeschreven) en opstal (waarop wel

afschrijvingen werden aangenomen)64. Dezelfde redenering geldt voor verbouwingswerken.

Verbouwingswerken aan een onroerend goed vormen één geheel met het betreffende onroerend

goed. Indien slechts een deel van de werken werd afgeschreven, wordt tocht het totale onroerend

goed, met inbegrip van alle verbouwingswerken, als beroepsactivum beschouwd65.

In 2015 kwam het hof van beroep te Gent tot een verrassende uitspraak. Een kinesist gebruikt een

onroerend goed gedeeltelijk voor zijn beroepsactiviteit en schrijft het beroepsgedeelte af. Het goed

wordt verkocht met een meerwaarde. De fiscus belast deze meerwaarde in de mate van het

beroepsgebruik. De belastingplichtige stelt dat op basis van artikel 41, 2° WIB 1992 de

meerwaarde op de grond niet belastbaar is, aangezien hierop fiscaal geen afschrijvingen of

waardeverminderingen zijn aangenomen. Het hof van beroep van beroep gaat hier niet mee

akkoord. Grond en gebouw vormen immers een duurzaam met elkaar verbonden geheel. Tot

dusver niets nieuws onder de zon, maar dan beslist het hof dat de te belasten meerwaarde niet

beperkt kan worden tot het beroepsgedeelte van het gebouw en de overeenstemmende grond. Hier

anders over oordelen zou volgens het hof eveneens miskennen dat het gaat om één enkel activum,

nl. de volledige grond en het erop staand gebouw. Aldus zou de gehele meerwaarde op een

63 Bergen 4 december 2004, Fiscoloog 2005, nr. 966, 9.

64 Gent 24 oktober 2006, Fiscoloog 2007, nr. 1070, 10; Rb. Brugge 29 september 2014, Fiscoloog 2015, nr. 1446,

10.

65 Rb. Brugge 20 juni 2016, Fiscoloog 2016, nr. 1502, 10.

Page 21: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

18

onroerend goed belastbaar zijn, ook wanneer het goed slecht deels voor de beroepsactiviteit wordt

gebruikt. Deze uitspraak lijkt een brug te ver te gaan en ook de fiscus had de meerwaarde slechts

belast naar verhouding van het beroepsgedeelte66.

21. Andere casuïstiek omtrent art. 41, 2° WIB 1992 betreft de belastbaarheid van

stopzettingsmeerwaarden in het geval een belastingplichtige forfaitair getaxeerd wordt. Het Hof

van Cassatie besluit hieromtrent dat een forfaitair aangeslagen belastingplichtige weldegelijk

belastbaar kan zijn op de stopzettingsmeerwaarden die hij op de bedrijfsactiva heeft gerealiseerd.

De afschrijvingen op de activa worden immers geacht forfaitair verrekend te zijn67.

22. Art. 41 WIB 1992 maakt geen melding van vlottende activa. Aan de hand van feitelijke en

juridische gegevens moet worden beoordeeld of vlottende activa voor de beroepswerkzaamheid

worden gebruikt68.

1.1.4 Uit hoofde of naar aanleiding van de stopzetting

Principe

23. Om belastbaar te zijn als stopzettingsmeerwaarde, moeten de inkomsten zijn behaald of

vastgesteld uit hoofde of naar aanleiding van de volledige en definitieve stopzetting van de

onderneming of van de uitoefening van een vrij beroep, ambt, post of winstgevende bezigheid.

M.a.w. de meerwaarden moeten behaald of vastgesteld zijn in het kader van of als gevolg van de

stopzetting69.

Uit de administratieve commentaar volgt dat als meerwaarden verkregen uit hoofde of naar

aanleiding van de stopzetting worden beschouwd, meerwaarden die voortvloeien uit de

vervreemding bij of na de stopzetting van70 :

1. voorraden en bestellingen in uitvoering, die vroeger het voorwerp van de

beroepswerkzaamheid waren;

66 Gent 3 november 2015, Fiscoloog 2016, nr. 1466, 13.

67 Cass. 19 oktober 2012, TFR 2013, nr. 442, 431-435 bevestiging van Antwerpen 11 januari 2011, Fisc. Act. 2011,

nr. 26, 14.

68 Com. IB 41/2 .

69 I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek personenbelasting 2015-2016, Antwerpen, Intersentia, 2015, 329.

70 Com. IB 28/14.

Page 22: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

19

2. materiële en financiële vaste activa en andere effecten in portefeuille, die vóór de

stopzetting voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid werden gebruikt;

3. immateriële vaste activa zoals clientèle, handelsfonds, recht op de huur, fabrieksmerk,

handelsnaam, notarisprotocol, verzekeringsportefeuille van een makelaar, …

Bovendien moeten ook meerwaarden die voorafgaand aan de werkelijke stopzetting zijn

gerealiseerd, maar waarvan de vervreemding eigenlijk plaatsvond naar aanleiding van de

stopzetting als stopzettingsmeerwaarde worden gekwalificeerd71.

24. Voor de taxatie als stopzettingsmeerwaarde is een oorzakelijk verband vereist tussen de

stopzetting van de beroepsactiviteit en de verwezenlijking of de vaststelling van de meerwaarde.

Hiermee worden in elk geval de meerwaarden bedoeld die op het ogenblik zelf van de stopzetting

of kort ervoor of erna werden verkregen of vastgesteld.

Desaffectatie van beroepsgoederen

25. Wat de meerwaarden betreft die enige tijd na de stopzetting zijn verkregen of vastgesteld,

bestaat er onzekerheid. Het loutere feit dat er een zekere tijd verlopen is tussen de stopzetting en

de verwezenlijking van de meerwaarde, sluit niet uit dat de meerwaarde behaald is “naar

aanleiding van” de stopzetting van de beroepswerkzaamheid72,73. Desondanks besliste de

rechtspraak74 meermaals dat een meerwaarde die één of meerdere jaren na de stopzetting wordt

gerealiseerd op een voordien voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid gebruikt actief,

niet meer wordt bekomen uit hoofde of naar aanleiding van de stopzetting75. In de administratieve

commentaren staat dan ook te lezen dat meerwaarden op activa die tussen de datum van de

stopzetting en de datum van vervreemding op een duurzame wijze uitsluitend tot niet-

beroepsdoeleinden (door de eigenaar of door een derde) zijn gebruikt of aangewend niet als

71 Com. IB 28/15.

72 Cass. 21 juni 1990, F1017F, www.juridat.be.

73 Cass. 13 juni 2008, F.06.0095.F, www.juridat.be: De eventuele tijdspanne tussen de overdracht en de stopzetting

van de onderneming sluit evenmin uit dat de meerwaarde is behaald of vastgesteld als gevolg of ter gelegenheid

van deze stopzetting.

74 Luik 13 december 2000, Fiscoloog 2002, nr. 847,9; Gent 11 september 2007, Fiscoloog 2007, nr. 1094, 12-13;

Gent 1 december 2009, Fiscoloog 2010, nr. 1203, 12; Brussel 25 februari 2010, FJF 2011, nr. 3, 261; Rb. Brugge

16 december 2003, Fisc.Koer. 2004, nr. 5, 335-338; Rb. Hasselt 25 maart 2010, Fisc. Koer. 2010, nr. 7, 433-435.

75 I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek personenbelasting 2015-2016, Antwerpen, Intersentia, 2015, 329.

Page 23: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

20

stopzettingsmeerwaarden worden aangemerkt76. Men spreekt dan van “desaffectatie”. Het goed

wordt niet langer beschouwd als beroepsgoed, maar zal dan worden aanzien als behorend tot het

privévermogen. Kosten m.b.t. gedesaffecteerde goederen zijn bijgevolg niet langer aftrekbaar77.

Door de desaffectatie ontbreekt het vereiste oorzakelijk verband tussen de stopzetting van de

beroepswerkzaamheid en de verkrijging of vaststelling van de meerwaarden78.

Hoewel de desaffectatietheorie berust op de administratieve commentaren en de rechtspraak,

verleent de Administratie in de praktijk slechts zelden een vrijstelling op deze grond. Voor de

hoven en rechtbanken heeft de belastingplichtige daarentegen meer kans op succes. Zij het dat

deze kans afhangt van de concrete omstandigheden79.

Hoeveel tijd er precies verstreken moet zijn tussen de stopzetting en de overdracht van de activa

om te kunnen spreken van desaffectatie is een feitenkwestie. Er bestaat rechtspraak die het

duurzaam karakter heeft geaccepteerd na amper een jaar80, maar andere rechtspraak vereist

meerdere jaren 81.

26. Volgens de Administratie kan er geen sprake zijn van desaffectatie wanneer na de stopzetting

het onroerend goed door een huurder beroepsmatig wordt gebruikt. De rechtspraak heeft hierover

meermaals anders geoordeeld82. Het feit dat de belastingplichtige een bedrijfsleider is van de

hurende vennootschap, speelt geen rol bij de beoordeling83. O.a. de rechtbank van eerste aanleg

van Hasselt84 volgt deze visie. Het onroerend goed waarin lange tijd de eenmanszaak van de

belastingplichtigen was gevestigd, werd na stopzetting van die zaak, verhuurd aan een

vennootschap waarvan een van de belastingplichtigen zaakvoerder was. De Administratie en de

76 Com. IB 28/16, Com IB 28/23. Ook vastgestelde meerwaarden worden niet als stopzettingsmeerwaarden aanzien,

wanneer die activa tussen de datum van de stopzetting en die van de akte waarbij de meerwaarde wordt vastgesteld,

op een duurzame wijze uitsluitend tot niet-beroepsdoeleinden (door de eigenaar of door een derde) zijn gebruikt.

77 GwH 15 december 2011, nr. 190/2011, www.monKEY.be.

78 A. KIEKENS, “Desaffectatie in fiscalibus - begrip - omschrijving - toepassingen in concreto”, Huur 2013, 175.

79 W. STRIJCKERS, “Verhuur van een beroepsmatig gebruikt onroerend goed aan een eigen vennootschap:

desaffectatie na stopzetting eenmanszaak?”(noot onder rb. Brussel 23 mei 2013) , TFR 2017, nr. 514, 92-93.

80 Antwerpen 30 juni 1987; FJF 1988, 172; Gent 22 oktober 1971, JPDF 1971, 316.

81Luik 9 mei 1984, JDF 1985, 152; Antwerpen 16 november 1993, Fisc.Koer. 1994, 225; Luik 2 december 1998,

FJF 1999, nr. 4, 249.

82 Luik 13 december 2000, Fiscoloog 2002, nr. 847, 9; Bergen 24 januari 2003, Fiscoloog 2003, nr. 878, 9; Brugge

16 december 2003, Fisc. Koer. 2004, 335.

83 S. RUYSSCHAERT en M. GIELIS, Zelfstandigen en vastgoed; waarmee rekening houden?, Antwerpen, Maklu,

2011, 388 p. (Rb Hasselt 11 december 2002; Rb Hasselt 4 juni 2008; Rb Brussel 8 juni 2007).

84 Nieuwe officiële benaming vanaf 1 april 2014: rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt.

Page 24: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

21

gewestelijke directeur85 meenden dat daardoor het onroerend goed niet gedesaffecteerd kon zijn

en dus niet kon worden beschouwd als deel uitmakend van het privévermogen. De rechtbank volgt

die stelling niet en wijst er nogmaals op dat het aan de Administratie is om het oorzakelijk verband

aan te tonen tussen de stopzetting en de vervreemding, wat ze met de argumenten die ze in casu

opwierp, niet deed.

Een bakker besluit zijn eenmanszaak stop te zetten en de bakkerij gedurende drie jaar te verhuren

aan een door hem opgerichte bvba. Na deze drie jaar word het gebouw verkocht met een

meerwaarde. De rechtbank meent dat deze meerwaarde niet werd gerealiseerd uit hoofde of naar

aanleiding van de volledige en definitieve stopzetting van de beroepswerkzaamheid De rechter

merkt hierbij op dat:

het pand gedurende drie jaar na de stopzetting verhuurd werd aan een derde (de bvba);

de verhuur geen beroepswerkzaamheid uitmaakt in hoofde van de belastingplichtige;

het niet relevant is of het gebouw al dan niet professioneel wordt aangewend door de

huurder;

en het evenmin relevant is dat de belastingplichtige zaakvoerder is van de hurende bvba.

Het is aan de aan de Administratie is om het oorzakelijk verband tussen de stopzetting en de

vervreemding aan te tonen, wat in casu niet is gebeurd. Aldus betreft de gerealiseerde meerwaarde

geen stopzettingsmeerwaarde86.

Ook het hof van beroep te Gent besliste dat er geen sprake meer was van een

stopzettingsmeerwaarde na een verhuur gedurende vier jaar. Een koppel baatte een restaurant uit

in een eigen onroerend goed. Zij stoppen hun activiteiten in 1988 en de handelszaak wordt

overgedragen aan een nv, waarvan beide aandeelhouder zijn en één van hen bestuurder. Het

onroerend blijft in eigendom van de partners en wordt door hen verhuurd aan de nv. In 1992

verkopen ze het goed in kwestie aan een patrimoniumvennootschap en zij realiseren hierbij een

meerwaarde. Volgens het hof is deze meerwaarden niet verkregen of vastgesteld uit hoofde of

naar aanleiding van de stopzetting in 1988. Het koppel had het gebouw immers reeds op duurzame

wijze bestemd als onderdeel van hun privévermogen, daar meer dan vier jaar zijn verlopen tussen

de stopzetting en de overdracht van het gebouw. Het is niet langer relevant dat het gebouw voor

85 Nieuwe benaming: adviseur-generaal. Aangepast in het WIB 1992 door de wet van 27 april 2016, treedt in werking

op 16 mei 2016.

86 Rb. Hasselt 25 maart 2010, Fiscoloog 2010, nr.1218, 10.

Page 25: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

22

de stopzetting als beroepsactief werd gebruikt. Het is evenmin relevant dat het goed ook na de

stopzetting nog voor de restaurantuitbating werd gebruikt door de nv. Het betreft immers geen

economische activiteit van de belastingplichtigen87.

Er bestaat echter ook rechtspraak die niet meegaat in de redenering van de belastingplichtige. Zo

oordeelde het hof van beroep te Gent dat de verkoop van een kantoorruimte die reeds twee jaar

en acht maanden verhuurd werd door de notaris die zijn ambt had stopgezet, toch als

stopzettingsmeerwaarde moest worden belast. De huurder gebruikte het onroerend goed immers

verder voor het notariskantoor en de periode tussen de stopzetting en de verkoop was relatief kort.

De prijsstijging die zich heeft voorgedaan tussen de datum van de stopzetting en datum van de

verwezenlijking van de meerwaarde (in casu de prijsstijging gedurende twee jaar en acht

maanden) maakt daarentegen geen deel uit van de belastbare meerwaarde88. Het hof van beroep

te Brussel kwam tot dezelfde constatatie in een vergelijkbare zaak. Een notaris beëindigt zijn

beroepswerkzaamheid en verhuurt het onroerend goed waarin hij zijn praktijk uitoefende aan zijn

opvolger gedurende drie jaar. Na deze drie jaar wordt het goed verkocht. Het hof meent dat de

verhuur gedurende drie jaar er niet toe heeft geleid dat het gebouw een onderdeel van het

privévermogen van de belastingplichtige is geworden. Aangezien de opvolger het goed gebruikte

voor de uitoefening van dezelfde beroepswerkzaamheid van notaris en het goed in dezelfde

toestand verkeerde als voor de stopzetting, besluit het hof dat de meerwaarde werd behaald ter

gelegenheid van de stopzetting (ongeacht het feit dat er een zekere tijd is verlopen tussen de

stopzetting en de verkoop van het goed)89.

Een aantal jaar later oordeelt de rechtbank van Brussel echter in het voordeel van een notaris. De

eenmanszaak van de notaris werd opgedoekt en het onroerend werd gedurende tien jaar verhuurd

aan een nieuw opgerichte bvba waarvan de notaris zaakvoerder is. De huurinkomsten werden

aangegeven als onroerende inkomsten. Na tien jaar verhuur wordt het goed verkocht. De

meerwaarde die hieruit voortkomt, is volgens de rechtbank van eerste aanleg geen

stopzettingsmeerwaarde in de zin van artikel 28 WIB 1992. Het feit dat er meer dan tien jaar zijn

verstreken tussen de stopzetting van de eenmanszaak en de verkoop van het onroerend goed heeft

mogelijk bijgedragen tot de beoordeling. Daarnaast merkt de rechtbank op dat de afwezigheid van

87 Gent 1 december 2009, Fiscoloog 2010, nr. 1203, 12.

88 Gent 14 december 2010, Fiscoloog 2011, nr. 1257, 12.

89 Brussel 23 juni 2010, Fiscoloog 2010, nr. 1223, 12.

Page 26: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

23

aanpassingswerken en het verdere gebruik van het onroerend goed voor het notarisambt via een

vennootschap waarvan de notaris zaakvoerder en aandeelhouder was de desaffectatie niet

verhinderen. Deze uitspraak lijkt in overeenstemming te zijn met de meerderheidsopvatting in de

rechtsleer en rechtspraak90.

27. De Administratie meent dat er evenmin sprake kan zijn van desaffectatie voor activa die

slechts voor beroepsdoeleinden bruikbaar zijn (bv. industriële gebouwen en machines,

vrachtwagens en schepen) en waaraan na de stopzetting geen aanpassingswerken zijn gedaan die

ze tot privégebruik geschikt maken91. Al bestaat er ook hier rechtspraak die de desaffectatie wel

aanvaardt. In een arrest van de rechtbank van Hasselt waren de feiten als volgt: een handelaar

stopt zijn eenmanszaak en doet een inbreng van het handelsfonds (met uitzondering van de

magazijnen en koelruimten) in een vennootschap die hij zelf had opgericht. De magazijnen en

koelruimten worden i.p.v. ingebracht, verhuurd aan de vennootschap en de huur wordt

aangegeven als onroerend inkomen. Vier jaar na de stopzetting brengt de ondernemer de

betreffende goederen in een andere vennootschap, een vastgoedvennootschap, in. De rechtbank

oordeelt dat de meerwaarde die hierbij wordt gerealiseerd geen stopzettingsmeerwaarde uitmaakt.

Ondanks dat de goederen uit hun aard enkel voor beroepsdoeleinden bruikbaar zijn, betekent dit

niet dat de meerwaarde uit hoofde of naar aanleiding van de stopzetting is gerealiseerd. Het is aan

de Administratie om het oorzakelijk verband tussen de stopzetting en de meerwaarde te

bewijzen92.

Ook het hof van beroep te Brussel nam een soepele houding aan in een zaak waarbij een garagist

na de stopzetting van zijn eenmanszaak zijn garage verhuurde aan een bvba waarin hij zelf

zaakvoerder was. Na enkele jaren wordt het onroerend goed verkocht met een meerwaarde. Een

stopzettingsmeerwaarde volgens de Administratie, maar niet volgens het hof. Uit het feit dat de

huurgelden voorafgaand aan de verkoop als onroerend inkomen werden belast, leidt het hof af dat

het onroerend goed is geaffecteerd93.

90 W. STRIJCKERS, “Verhuur van een beroepsmatig gebruikt onroerend goed aan een eigen vennootschap:

desaffectatie na stopzetting eenmanszaak?”(noot onder rb. Brussel 23 mei 2013) , TFR 2017, nr. 514, 92-93.

91 Com. IB 28/16.

92 Rb. Hasselt 11 september 2002, FJF 2002, nr. 10, 836.

93 Brussel 25 februari 2010, FJF 2011, nr. 3, 261.

Page 27: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

24

De Dienst Voorafgaande Beslissingen lijkt evenzeer een ruime invulling te geven aan de

desaffectatietheorie. In een beslissing van 2005 besluit de Commissie dat inkomsten uit de

verhuur van een tankstation na de stopzetting van de beroepswerkzaamheid belastbaar zijn als

onroerende inkomsten. De huurder staat in voor het onderhoud van de tanks en de verhuurders

delen niet in de winst van het tankstation, aldus beperken de verhuurders zicht tot het stellen van

louter burgerlijke handelingen. De definitieve en volledige stopzetting van de

beroepswerkzaamheid van de echtgenoten brengt de desaffectatie van het tankstation met zich

mee, zodat het een onderdeel wordt van hun privépatrimonium94. Ook in 2010 besloot de

Rulingcommissie tot desaffectatie van een gebouw dat voorheen als winkelruimte werd gebruikt.

De belastingplichtige had het gebouw sinds de volledige en definitieve stopzetting van zijn

beroepswerkzaamheid gedurende minstens vier jaar aangewend voor privédoeleinden (gebruik

als ruimte voor berging en stalling) alvorens het goed werd verkocht. De Commissie aanvaardt

dan ook dat het gebouw een andere bestemming heeft gekregen en een onderdeel van het

privépatrimonium is geworden. Aldus is de meerwaarde bij de verkoop niet langer belastbaar als

stopzettingsmeerwaarde95.

28. Het blijkt duidelijk dat er veel onzekerheid bestaat omtrent de toepassing van de

desaffectatietheorie. Uiteraard, hoe langer de periode bedraagt tussen de stopzetting en de

overdracht, hoe groter de kans op slagen. Ook het uitvoeren van eventuele aanpassingswerken

kunnen van belang zijn bij de beoordeling96. Toch is het moeilijk te voorspellen hoe de

Administratie en eventueel de hoven en rechtbanken zullen oordelen. In het geval van een soepele

interpretatie lijkt het erop dat een belastingplichtige door de verhuur gedurende een zekere periode

van een beroepsmatig gebruikt goed, alvorens het goed te verkopen, kan ontsnappen aan de

belasting als stopzettingsmeerwaarde.

94 Voorafgaande beslissing 500.141 dd. 20 oktober 2005, www.fisconet.be.

95 Voorafgaande beslissing 2010.262 dd. 31 augustus 2010, www.fisconet.be.

96 S. RUYSSCHAERT en M. GIELIS, Zelfstandigen en vastgoed; waarmee rekening houden?, Antwerpen, Maklu,

2011, 230.

Page 28: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

25

1.1.5 Verkregen of vastgestelde stopzettingsmeerwaarden

29. Verkregen meerwaarden zijn meerwaarden die verwezenlijkt zijn bij een (al dan niet

gedwongen) vervreemding, bv. verkoop, cessie, ruil, inbreng in een vennootschap. Ook

gedwongen stopzettingsmeerwaarden worden bedoeld. Dit zijn meerwaarden die voortvloeien uit

vergoedingen die bij of na de stopzetting zijn ontvangen ten gevolge van schadegevallen,

onteigeningen, opeisingen in eigendom en andere gelijkaardige gebeurtenissen, die vóór, bij of na

de stopzetting beroepsactiva hebben getroffen97.

30. Stopzettingsmeerwaarden hoeven niet per se verwezenlijkt te zijn, opdat ze het voorwerp van

belastingheffing kunnen uitmaken. Stopzettingsmeerwaarden zijn namelijk eveneens belastbaar

wanneer hun bedrag wordt vastgesteld in enigerlei akte opgemaakt bij of na de stopzetting van de

werkzaamheid (of van de bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid waarin de activa waren

gebruikt)98. Het gaat dan de facto om uitgedrukte meerwaarden99. De vaststelling kan blijken uit

een aangifte van nalatenschap, een akte van verdeling of schenking, een contract van huurkoop,

…100 Volgens het hof van beroep te Gent is een meerwaarde vastgesteld wanneer zij niet werd

verwezenlijkt en evenmin in de boeken van belastingplichtige werd uitgedrukt, maar wanneer het

bestaan door de fiscus uit allerlei elementen kan worden bewezen101.

Ook de meerwaarden die zijn vastgesteld in akten die vóór de werkelijke stopzetting zijn verleden,

maar eigenlijk naar aanleiding van die stopzetting zijn opgemaakt of die de stopzetting tot gevolg

hebben gehad (bv. akte van verdeling of van schenking waarbij het bedrijfsvermogen in andere

handen overgaat), moeten als stopzettingsmeerwaarden worden behandeld102.

97 Com . IB 28/17.

98 Com. IB 28/20.

99 I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek personenbelasting 2015-2016, Antwerpen, Intersentia, 2015, 333.

100 Com. IB 28/21.

101 Gent 15 februari 1996, Fiscoloog 1996, nr. 564, 20.

102 Com. IB 28/22.

Page 29: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

26

1.1.6 Belastbaar tijdstip

1.1.6.1 Verkregen meerwaarden

Principe: vrijwillig verwezenlijkte meerwaarden en gedwongen verwezenlijkte meerwaarden

Vrijwillig verwezenlijkte meerwaarden

31. Verkregen stopzettingsmeerwaarden zijn belastbaar op het ogenblik waarop de

schuldvordering een zeker en vaststaand karakter heeft gekregen. Dit principe blijft ook gelden

wanneer de prijs over verschillende jaren of zelfs niet wordt betaald103. De Administratie mag

belasting heffen over het aanslagjaar waarin de overdracht heeft plaatsgevonden. De ontbinding

van de overeenkomst tot overdracht heeft niet tot gevolg dat de vaststelling van het bestaan van

stopzettingsmeerwaarden ongedaan wordt gemaakt. De meerwaarden dienen tot grondslag van de

belasting. Wordt de overdrachtsprijs niet of niet volledig betaald, dan heeft dit geen invloed op de

belastbaarheid van de meerwaarde104. Bovendien kan de overdrager geen waardevermindering of

minderwaarde aftrekken van zijn andere beroepsinkomsten, aangezien de vordering deel uitmaakt

van zijn privévermogen105. Ook in de situatie waarin de oorspronkelijk overeengekomen

overdrachtsprijs wordt gewijzigd naar een lagere prijs, kan de meerwaarde worden bepaald op

basis van de oorspronkelijke en dus hogere prijs106.

Gedwongen stopzettingsmeerwaarden

32. Gedwongen stopzettingsmeerwaarden worden verkregen107 :

- op de datum van de effectieve inning van de vergoeding, wanneer ze betrekking hebben op

andere activa dan voorraden en bestellingen in uitvoering;

- op de datum van de vaststelling van de schuldvordering, wanneer ze betrekking hebben op

voorraden en bestellingen in uitvoering.

In voorkomend geval zal de vergoeding moeten worden gesplitst108.

103 Com. IB 28/32.

104 Cass. 11 februari 1993, F1229F, www.juridat.be.

105 I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek personenbelasting 2015-2016, Antwerpen, Intersentia, 2015, 331-332.

106 Luik 15 november 2000, Fiscoloog 2001, nr. 785, 9.

107 Com. IB 28/35.

108 Com. IB 28/35.

Page 30: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

27

Quasi-inbreng

33. In het geval van een quasi-inbreng109 ontstaat de belastbaarheid niet op datum van de

overeenkomst, maar op datum van de goedkeuring van de verrichting door de algemene

vergadering van de verwervende vennootschap. Pas door die goedkeuring, op basis van de

verslagen van de zaakvoerder en de revisor, krijgt de quasi-inbreng een zeker en vaststaand

karakter. De artikelen in het Wetboek van Vennootschappen omtrent de quasi-inbreng zijn van

dwingend recht, bijgevolg werkt de voorafgaande goedkeuring door de algemene vergadering

opschortend t.a.v. de verkrijging. De goedkeuring is dan ook noodzakelijk om aan de

schuldvordering m.b.t. de quasi-inbreng een zeker karakter te verlenen110.

Overdracht tegen variabele prijs

34. Zoals reeds gesteld, wordt met een eventueel betalingsuitstel tussen de partijen geen rekening

gehouden. Dit moet worden onderscheiden van de situatie waarin de overdrachtsprijs niet volledig

gekend is op het moment van de stopzetting. Wanneer de overdrachtsprijs afhankelijk is van de

toekomstige omzet of winst van de overnemer ontstaat de belastbaarheid, hetzij op de dag van de

effectieve betaling, hetzij op de dag waarop de overdrager een zekere en vaststaande

schuldvordering verkrijgt111. Wanneer de overnemer een vennootschap met rechtspersoonlijkheid

is, wordt de omzet geacht vast te staan op de datum van de goedkeuring van de jaarrekening door

de algemene vergadering van de aandeelhouders. Door een variabele prijs te bedingen, wordt de

belastingheffing in de tijd gespreid. Let wel, er ontstaat pas een belastbare meerwaarde zodra en

in de mate dat de som van de door de overnemer verschuldigde bedragen hoger oploopt dan de

fiscale residuwaarde van de afgestane activa112.

109 Bvba: art. 220 – 222 W.Venn , cvba : art. 396 W. Venn., nv: art. 445 en 446 W. Venn, comm. va: art 657 W.Venn; Wanneer een bvba, nv, cvba en comm. va. binnen 2 jaar na haar oprichting een vermogensbestanddeel wil

verkrijgen van een oprichter, vennoot of zaakvoerder tegen een vergoeding van ten minste een tiende van het

geplaatste kapitaal, wordt een verslag opgemaakt door de commissaris, of in de vennootschappen waar die er niet

is, door een bedrijfsrevisor, die wordt aangewezen door het bestuursorgaan. Deze regelgeving wil vermijden dat

iemand eerst geld inbrengt en dan een onroerend goed, cliënteel, … verkoopt aan zijn vennootschap en op die

manier de controle door een bedrijfsrevisor zou vermijden.

110 Gent 21 september 2010, nr. G 10/1113, www.monKEY.be; In dezelfde zin: rb. Gent 25 maart 2009, Fiscoloog

2009, nr. 1172, 12.

111 M. DE MEY, Aangiftegids personenbelasting, Mechelen, Kluwer, 2013, 414.

112 Com. IB. 28/35.

Page 31: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

28

Overdracht tegen betaling van een lijfrente

35. Wanneer de afstand van activa gebeurt tegen betaling van een lijfrente is de meerwaarde die

hieruit blijkt een belastbaar inkomen van het jaar van de vervreemding. Wanneer de

overdrachtsprijs echter niet in de akte is vastgesteld, mag de prijs worden bepaald door het bedrag

van de jaarlijkse lijfrente, naargelang van de leeftijd van de verkrijger op de datum van de akte,

te vermenigvuldigen met de coëfficiënt die voorkomt in art. 47 W. Reg. of 21 W. Succ113.

Inbreng in een vennootschap

36. Deze hypothese wordt verder behandeld in deel 3 ‘Belastbare inbreng’ (titel 3.1.2 ‘Belastbaar

tijdstip’).

1.1.6.2 Vastgestelde stopzettingmeerwaarden

37. De belastbaarheid van vastgestelde stopzettingsmeerwaarden ontstaat in principe op de datum

van de akte die het bestaan van de meerwaarde aan het licht heeft gebracht114 (en die een zeker en

vaststaand karakter heeft verkregen)115. Bij contracten onder opschortende voorwaarde verkrijgt

de vordering slechts een zeker en vaststaand karakter (en ontstaat de belastbaarheid) op het

ogenblik waarop aan de opschortende voorwaarde is voldaan116.

In een zaak voor het hof van beroep te Gent deed de overdrager een inbreng van zijn eenmanszaak

in verschillende vennootschappen “totdat de vennootschappen werkelijk werden opgericht”. De

betaling van de overdrachtsprijs werd eveneens tot dit moment opgeschort. Het hof meent dat er

hier sprake is van een dubbele opschortende voorwaarde en niet van een tijdsbepaling. Het gevolg

hiervan is dat de stopzettingsmeerwaarde slechts belastbaar is in het jaar waarin voldaan is aan de

voorwaarde (de oprichting van de vennootschappen)117. Het Hof van Cassatie bevestigt deze

uitspraak: “Een behaalde stopzettingsmeerwaarde is belastbaar op het ogenblik dat de

schuldvordering van de overdrager zeker en vaststaande wordt. Indien de betaling van de

overdrachtsprijs onder opschortende voorwaarde is bedongen, wordt de behaalde meerwaarde

113 Com. IB 28/30.

114 Com. IB 28/36.

115 Gent 15 februari 1996, Fiscoloog 1996, nr. 564, 20.

116 Com. IB 28/32.

117 Gent 9 mei 2006, Fiscoloog 2006, nr. 1040, 12; In dezelfde zin: Rb. Brugge 2 februari 2015, Fiscoloog 2015, nr.

1146, 10.

Page 32: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

29

belastbaar op het ogenblik waarop de opschortende voorwaarde wordt vervuld118.” De datum

van inning blijft irrelevant119.

1.1.7 Belastbare basis

Artikel 43 WIB 1992

38. De verwezenlijkte meerwaarde is gelijk aan het positieve verschil tussen:

aan de ene kant de ontvangen vergoeding of de verkoopwaarde bij de vervreemding van

het goed verminderd met de kosten van vervreemding; en

aan de andere kant de aanschaffings-, vervaardigings- of beleggingswaarde ervan

verminderd met de voorheen aangenomen waardeverminderingen en afschrijvingen120.

Wanneer de belastingplichtige de immateriële vaste activa zelf tijdens en door zijn

beroepswerkzaamheid heeft tot stand gebracht (bv. vaak het geval met de handelsnaam, cliënteel,

fabrieksmerk,...) is de overlatingsprijs of de in een akte vastgestelde waarde ervan volledig als

stopzettingsmeerwaarde belastbaar121.

Afschrijving in jaar van stopzetting?

39. Volgens de fiscale Administratie kunnen in het jaar van vervreemding geen afschrijvingen

meer in aftrek worden gebracht122. Hiervoor baseert de fiscus zich op artikel 43 WIB 1992 dat

stelt dat bij de berekening van de meerwaarde rekening moet worden gehouden met de ‘voorheen’

aangenomen waardeverminderingen en afschrijvingen. Deze redenering werd door de rechtspraak

verworpen123. Artikel 43 WIB 1992 heeft enkel betrekking op de berekeningswijze van de

meerwaarde. Artikel 61 WIB 1992 is daarentegen wel relevant voor de problematiek van

afschrijvingen tijdens het jaar van vervreemding, maar dit artikel bepaalt dat afschrijvingen

moeten samengaan met een waardevermindering die zich in het belastbaar tijdperk (en niet: in het

vorige belastbare tijdperk) werkelijk heeft voorgedaan. Bij gebrek aan een specifiek fiscaal

wetsartikel, speelt de primauteit van het boekhoudrecht. Boekhoudkundig kan de

118 Cass. 19 juni 2008, Fiscoloog 2008, nr. 1128, 10.

119 Rb. Gent 18 september 2003, Fiscoloog 2003, nr. 911, 9.

120 Art. 43 WIB 1992.

121 Com. IB 28/27.

122 Com. IB 28/25; Com. IB 44/178.

123 Gent 9 april 2002, Fiscoloog 2002, nr. 854, 10; Antwerpen 12 juni 2001, Fiscoloog 2001, nr. 820, 11; Gent 16

januari 2001, Fiscoloog 2001, nr. 791, 11.

Page 33: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

30

belastingplichtige een volledige afschrijvingsannuïteit boeken in het jaar van vervreemding.

Fiscaal zal echter slechts een afschrijving pro rata temporis mogelijk zijn in het jaar van

vervreemding indien vóór de vervreemding op regelmatige wijze een pro rata afschrijving werd

geboekt124,125. Het nut voor de belastingplichtige om nog eens af te schrijven in het jaar van

vervreemding ligt voor de hand. Op die manier wordt weliswaar een grotere

stopzettingsmeerwaarde gecreëerd, maar deze wordt in vele gevallen aan een gunstig tarief

onderworpen (hierover meer in de volgende titel 1.1.8 ‘Tarief’). Terwijl een afschrijving in het

jaar van vervreemding wordt afgetrokken aan het voor die welbepaalde belastingplichtige hoogste

tarief.

Aftrek van beroepskosten uit de vorige beroepswerkzaamheid

40. Voor het Hof van Cassatie126 kwam de vraag naar voor of beroepskosten uit de vorige

beroepswerkzaamheid in aftrek kunnen komen van een stopzettingsmeerwaarde. In de zaak die

aan het cassatieberoep vooraf ging, had een advocaat zijn cliënteel ingebracht in een

vennootschap. Het bedrag hiervan werd aangegeven als afzonderlijk belastbare

stopzettingsmeerwaarde, belastbaar aan het tarief van 33 procent. Daarnaast genoot de advocaat

in hetzelfde jaar nog baten die werden aangegeven als baten van een vorige

beroepswerkzaamheid, belastbaar tegen de gemiddelde aanslagvoet die van toepassing was op het

belastbaar inkomen van het laatste vorige jaar tijdens hetwelk de belastingplichtige een normale

beroepsactiviteit heeft gehad. Aangezien deze laatste aanslagvoet hoger was dan het tarief

waartegen de stopzettingsmeerwaarde werd belast, wou de advocaat de beroepskosten die

verbonden waren aan de vroegere beroepswerkzaamheid uitsluitend aftrekken van de baten van

de vorige beroepswerkzaamheid. Volgens het hof van beroep te Antwerpen127 had de fiscus echter

correct gehandeld door kosten van de vorige beroepswerkzaamheid proportioneel te verdelen over

de winsten en baten van de vorige beroepswerkzaamheid enerzijds en de stopzettingsmeerwaarde

anderzijds. Artikel 43 WIB 1992 bepaalt dat de verwezenlijkte meerwaarde gelijk is aan het

124 Voor een kleine vennootschap betekent dit dat zij in het jaar van verwerving geen volledige afschrijving mag

boeken. Anders handelen zou immers strijdig zijn met het boekhoudkundig principe van de consistentie uit artikel

30 KB/W. Venn.

125 I. VAN DE WOESTEYNE, “Waardevermindering van een actief en realisatie van een meerwaarde tijdens

hetzelfde belastbare tijdperk. Of hoe het schijnbaar onverzoenbare toch kan worden verzoend” (noot onder Gent

19 oktober 2010), TFR 2011, nr. 397, 203-208.

126 Cass. 24 november 2011, F.10.0096.N, www.juridat.be.

127 Antwerpen 2 februari 2010, 2007/AR/37, www.fiscalnet.be.

Page 34: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

31

positieve verschil tussen eensdeels de ontvangen vergoeding of de verkoopwaarde bij de

vervreemding van het goed en anderdeels de aanschaffings- of beleggingswaarde ervan

verminderd met de voorheen aangenomen waardeverminderingen en afschrijvingen. Dit artikel

sluit, volgens het hof van beroep te Antwerpen daarin gesteund door het Hof van Cassatie, de

verrekening zoals bedoeld in artikel 7, § 5, KB WIB 1992 niet uit128.

Gemengd gebruikte activa

41. Stopzettingsmeerwaarden moeten worden bepaald volgens de regels die gelden voor de

meerwaarden die tijdens de uitoefening van de beroepswerkzaamheid zijn gerealiseerd. Voor

activa die zowel privé als voor beroepsdoeleinden werden gebruikt, moet de verkoopwaarde of

de ontvangen vergoeding en de aanschaffings- of beleggingswaarde bijgevolg worden gesplitst

volgens de verhouding die voorheen voor het bepalen van de aftrekbare beroepskosten werd

toegepast129. De opsplitsing tussen privé- en beroepsgebruik moet gebeuren vooraleer de

meerwaarde wordt berekend. In een zaak voor het hof van beroep te Antwerpen had de

Administratie het privégedeelte pas bepaald nadat ze de overdrachtsprijs van het goed met o.a. de

boekwaarde van het materiaal had verminderd. Deze werkwijze is foutief, zo stelt het hof130. Door

op deze manier te werk te gaan, komt de Administratie immers tot een hogere belastbare

stopzettingsmeerwaarde.

Stopzettingsmeerwaarden en huwelijksvermogensrecht

42. Wanneer de ene echtgenoot een onroerend goed, dat volledig in eigendom is van de andere

echtgenoot, gebruikt voor zijn beroepswerkzaamheid, kan de verkoop van dit goed niet tot een

belastbare stopzettingsmeerwaarde leiden volgens het hof van beroep van Antwerpen. Het stelt

immers dat de meerwaarde werd gerealiseerd door de echtgenoot die er geen zelfstandige

beroepswerkzaamheid in uitoefende131. Wanneer het onroerend goed daarentegen in

onverdeeldheid toebehoort aan beide echtgenoten en door één van de echtgenoten volledig wordt

gebruikt voor de beroepswerkzaamheid, dan is de meerwaarde bij de verkoop van het goed ook

integraal belastbaar in hoofde van de echtgenoot die de beroepswerkzaamheid uitoefende. Het

128 D. DESCHRIJVER en M. DOORNAERT, “Kroniek: Fiscaal recht voor vennootschappen 2011”, TRV 2012, nr.

4, 280-281.

129 Com. IB 28/26.

130 Antwerpen 25 oktober 2011, Fiscoloog 2012, nr. 1289, 13.

131 W. VAN KERCKHOVE, Meerwaarden op bedrijfsactiva, Antwerpen, Maklu, 2010, 36. (Hof van beroep

Antwerpen 14 november 2007).

Page 35: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

32

onroerend goed werd immers ook voor 100 procent afgeschreven132. In het geval dat feitelijk

samenwonenden samen een onroerend goed verwerven dat deels wordt gebruik voor de

uitoefening van de beroepswerkzaamheid van één de samenwonenden, is de situatie anders. Stel

dat beide partners elk voor 50 procent eigenaar zijn van het goed en het goed wordt voor 50

procent gebruikt voor de beroepswerkzaamheid van de ene partner. In die situatie kan slechts op

25 procent van het onroerend goed worden afgeschreven en is de meerwaarde ook slechts voor

25 procent belastbaar133.

Prijsstijgingen die zich na de stopzetting voordoen

43. Wanneer voor een bepaald actief de verkoopwaarde of de ontvangen vergoeding tussen de

datum van de stopzetting en die van de vaststelling van de verkoopwaarde of vergoeding stijgt,

moet het gedeelte van de waarde of van de vergoeding dat uit deze prijsstijging voortvloeit, buiten

beschouwing worden gelaten voor het bepalen van de belastbare grondslag134. Anders gezegd,

prijsstijgingen die voortvloeien uit omstandigheden die na de stopzetting optreden, maken geen

deel uit van de belastbare basis.

1.1.8 Tarief

a) Materiële vaste activa, financiële vaste activa en aandelen

44. Stopzettingsmeerwaarden op materiële of financiële vaste activa en op andere aandelen

worden afzonderlijk belast tegen een tarief van 16,5 procent, tenzij globalisatie met de overige

belastbare inkomsten voordeliger uitkomt 135.

Stopzettingsmeerwaarden op financiële vaste activa of andere aandelen worden slechts aan het

tarief van 16,5 procent onderworpen in zover het belastbare bedrag ervan hoger is dan het totale

bedrag van de vroeger op diezelfde activa aangenomen minderwaarden, verminderd met het totale

bedrag van de reeds belaste niet-verwezenlijkte meerwaarden. In de mate dat deze

132 Gent 6 januari 2009, Fisc. Koer. 2009, 431; In dezelfde zin: Rb. Brugge 9 oktober 2012, Fiscoloog 2013, nr. 1323,

11.

133 W. VAN KERCKHOVE, Meerwaarden op bedrijfsactiva, Antwerpen, Maklu, 2010, 35.

134 Com. IB 28/25.

135 Art. 171,4°, a) WIB 1992.

Page 36: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

33

stopzettingsmeerwaarden niet hoger zijn dan de vroeger aangenomen en nog niet herbelaste

waardeverminderingen, zijn ze onderworpen aan het progressief tarief136.

b) Immateriële activa

45. Stopzettingsmeerwaarden op immateriële vaste activa worden belast tegen 33 procent voor

zover ze niet meer bedragen dan de nettowinsten of- baten uit de stopgezette werkzaamheid van

de vier jaar die aan het jaar van de stopzetting voorafgaan137. Deze 33 procent wordt herleid naar

16,5 procent op voorwaarde dat deze meerwaarden vastgesteld of verkregen zijn138:

hetzij naar aanleiding van de stopzetting van de werkzaamheid vanaf de leeftijd van 60

jaar;

hetzij ingevolge het overlijden;

hetzij naar aanleiding van een gedwongen definitieve stopzetting.

In de mate dat de beoogde meerwaarden de gestelde grenzen overschrijden (naar gelang het geval,

tegen een aanslagvoet van 33 procent of 16,5 procent) zijn zij belastbaar tegen het progressieve

tarief (+ gemeentebelasting)139.

46. Onder gedwongen definitieve stopzetting wordt verstaan de definitieve stopzetting die

voortvloeit uit een schadegeval, een onteigening, een opeising in eigendom, of een andere

gelijkaardige gebeurtenis, evenals de definitieve stopzetting die het gevolg is van een handicap

als vermeld in artikel 135, eerste lid, 1° WIB 1992140. De minister van Financiën heeft benadrukt

dat een “andere gelijkaardige gebeurtenis” steeds een gebeurtenis impliceert die buiten de wil van

de betrokkene om tot stand komt. De stopzetting van de werkzaamheid wegens echtscheiding

voldoet hier niet aan141. Dit standpunt wordt niet altijd gesteund in de rechtspraak142.

De Minister van Financiën verduidelijkte daarnaast dat met het begrip overlijden in deze context

wordt bedoeld: het overlijden van de belastingplichtige zelf, zijn meewerkende echtgeno(o)t(e) of

een kind dat onmisbaar is voor de zaak. Wel moet de belastingplichtige met alle bewijsmiddelen

136 Art. 173 WIB 1992.

137 Art. 171, 1°, c) WIB 1992.

138 Art. 171, 4°, b) WIB 1992.

139 Com. IB 171/10.

140 Art. 171, 4°, b), al. 2 WIB 1992.

141 Circ. nr. Ci.D.19/444.905 (20e afl.) , 11 oktober 1993, www.fisconet.be.

142 Pro: Gent 11 juni 2012, Fiscoloog 2002, nr. 858, 10. Contra: Rb. Brussel 8 juni 2005, Fiscoloog 2005, nr. 1001,

11-12.

Page 37: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

34

van gemeenrecht, uitgezonderd de eed, aantonen dat zijn overleden echtgenoot hem daadwerkelijk

bijstond in de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid en dat diens overlijden tot de definitieve

stopzetting van de gezamenlijk uitgeoefende werkzaamheid heeft geleid of dat het desbetreffende

kind onmisbaar was voor de voortzetting van zijn beroepswerkzaamheid143. Deze regels zijn

mutatis mutandis van toepassing in geval van zware handicap van dezelfde personen. Wat de

meewerkende echtgenoot of het helpend kind betreft, moet de belastingplichtige ten behoeve van

de taxatieambtenaar evenwel het bewijs leveren dat de ingeroepen handicap de oorzaak is of ten

minste aan de basis ligt van de stopzetting van die werkzaamheid144.

47. Om de bovengrens te bepalen van de stopzettingsmeerwaarden die tegen een voordelig tarief

van 33 of 16, 5 procent kunnen belast worden, is de zogenaamde 4x4-regel van belang. Deze regel

legt de bovengrens vast op de belastbare nettowinst of -baten die in de vier jaren voorafgaand aan

het jaar van de stopzetting zijn verkregen uit de stopgezette activiteit, met uitzondering van de

afzonderlijk belaste inkomsten145. Het Hof van Cassatie146 besliste echter dat achterstallige

inkomsten uit een vorige beroepswerkzaamheid die in een later jaar verkregen worden, maar wel

betrekking hebben op de referteperiode, in aanmerking komen om de bovengrens van de 4x4-

regel te bepalen, hoewel deze inkomsten afzonderlijk belastbaar zijn (tegen de gemiddelde

aanslagvoet van het laatste jaar met een normale beroepsactiviteit). Achterstallen die betrekking

hebben op een van de vier jaren voorafgaand aan het jaar van de stopzetting mogen m.a.w. mee

worden geteld voor de 4x4-regel. Op die manier kan er mogelijks een groter bedrag tegen 33 of

16,5 procent worden belast.

De belastbare nettowinst of – baten wordt bepaald door het totale bedrag van de beroepsinkomsten

te verminderen met de vrijgestelde inkomsten en met de beroepskosten die op deze inkomsten

betrekking hebben147. Beroepsverliezen uit de stopgezette activiteit die gedurende de

referteperiode zijn geleden, worden eveneens afgetrokken. Daarentegen worden fiscale verliezen

die zijn geleden tijdens voorgaande jaren buiten beschouwing gelaten148. Buitenlandse inkomsten

143 Com. IB 171/198-201.

144 Com. IB 171/206

145 Art. 171,1°, c) WIB 1992.

146 Cass. 10 oktober 2014, Fiscoloog 2015, nr. 141, 13.

147 Art. 23, §2, 1° WIB 1992.

148 Com. IB 171/29-30.

Page 38: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

35

worden evenmin afgetrokken. Zij worden slechts bij de berekening van de belasting uit de

belastbare grondslag gehaald149.

Bij het vaststellen van het referte-inkomen wordt geen rekening gehouden met150:

de economische vrijstellingen (vrijstelling voor wetenschappelijk onderzoek en

investeringsaftrek);

de toekenning van een meewerkinkomen en de toerekening van een huwelijksquotiënt;

de beroepsverliezen uit andere werkzaamheden.

Aangezien enkel de nettowinsten en – baten uit de stopgezette activiteit in aanmerking komen om

de bovengrens te bepalen, moet de belastingplichtige bij de overlating van een bedrijfsafdeling of

tak van werkzaamheid onder controle van de Administratie en met de passende bewijsmiddelen

bepalen welk gedeelte van de nettowinsten of -baten uit de referteperiode betrekking heeft op de

stopgezette activiteit151.

Bij de berekening van de vierjarige referteperiode moet het jaar van de stopzetting altijd buiten

beschouwing worden gelaten, zelfs wanneer de stopzetting op 31 december plaatsvond. Indien de

referteperiode geen vier jaar beslaat, moet rekening gehouden worden met de werkelijke toestand,

d.w.z. dat naargelang het geval, een referteperiode van 3, 2 of 1 jaar in aanmerking moet worden

genomen. Het is daarentegen van geen belang dat de belastingplichtige tijdens het eerste jaar van

de referteperiode zijn beroepswerkzaamheid niet gedurende het ganse jaar heeft uitgeoefend152.

c) Voorraden, bestellingen in uitvoering, vorderingen, geldbeleggingen en liquide middelen

48. Stopzettingsmeerwaarden op voorraden, bestellingen in uitvoering, vorderingen,

geldbeleggingen en liquide middelen zijn steeds gezamenlijk belastbaar153.

149 C.VAN BIERVLIET, Fiscaalvriendelijk geld uit uw vennootschap halen, Mechelen, Kluwer, 2012, 459.

150 Com. IB 171/28.

151 Com. IB 171/25.

152 Com. IB 171/18-19.

153 M. DE MEY, Aangiftegids personenbelasting, Mechelen, Kluwer, 2013, 416.

Page 39: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

36

1.1.9 Vrijgestelde stopzettingsmeerwaarden

a) Monetaire meerwaarden

49. Het monetaire gedeelte van de stopzettingsmeerwaarden op vóór 1950 aangeschafte

immateriële, materiële en financiële vaste activa en andere portefeuillewaarden, is vrijgesteld van

belasting154.

b) Stopzettingsmeerwaarden op ongebouwde onroerende goederen van land- en

tuinbouwondernemingen

50. Stopzettingsmeerwaarden op gronden van land- en tuinbouwondernemingen zijn

onvoorwaardelijk vrijgesteld van belasting155. Zij zijn eventueel wel als divers inkomen belastbaar

onder de voorwaarden bepaald in art. 90, 8° WIB 1992.

c) Het voortzettingsstelsel

51. Wanneer de onderneming, de beroepswerkzaamheid of één of meer takken van werkzaamheid

worden voortgezet door de echtgenoot/ wettelijk samenwonende partner of door één of meer

erfgenamen of erfgerechtigden in de rechte lijn van de persoon die zijn activiteit of bedrijfstak

heeft stopgezet, geldt een volledige, maar tijdelijke vrijstelling van de stopzettingsmeerwaarden

die hieruit voortvloeien156. Vereist is wel dat de vermelde personen minstens de hoedanigheid van

mede-uitbater bezitten van het voortgezette bedrijf157. De toepassing van het voortzettingsstelsel

belet niet dat de meerwaarden op ongebouwde onroerende van land- of tuinbouwondernemingen

eventueel belastbaar zijn als divers inkomen op grond van art. 90, 8° WIB 1992158.

Hoewel dit niet blijkt uit art. 46 WIB 1992 aanvaardt de fiscale Administratie dat van de

vrijstelling afstand wordt gedaan. In dat geval is het aangewezen (om latere betwistingen te

vermijden) dat de overlater bij zijn aangifte in de personenbelasting een schriftelijke, gedateerde

en ondertekende verzaking toevoegt159. Indien de stopzetting het gevolg is van het overlijden van

154 Art. 44, § 1, 2° WIB 1992.

155 Art. 44, § 2 WIB 1992.

156 Art. 46, §1, 1° WIB 1992.

157 Com. IB 46/11.

158 Art. 46, §1, al. 5 WIB 1992.

159 Com. IB 46/14.

Page 40: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

37

de ondernemer of vrije beroeper moeten alle erfgenamen afstand doen van het voortzettingsstelsel.

Hiertoe dienen zij allen de bij de aangifte gevoegde verzaking te ondertekenen160.

52. De fiscale gevolgen in hoofde van de persoon die de beroepsactiviteit verderzet bij toepassing

van het voortzettingsstelsel zijn identiek aan de gevolgen in hoofde van de inbrenggenietende

vennootschap bij een belastingvrije inbreng van een tak van werkzaamheid of algemeenheid van

goederen161. Hierover meer in deel 2 ‘Belastingvrije inbreng’, titel 2.3 ‘Gevolgen voor de

vennootschap’.

d) Inbreng van een bedrijfstak of algemeenheid van goederen

53. Meerwaarden die zijn verkregen of vastgesteld uit hoofde of naar aanleiding van de volledige

en definitieve stopzetting van één of meer bedrijfsafdelingen of takken van werkzaamheid,

worden onder bepaalde voorwaarden volledig, maar tijdelijk vrijgesteld162. Hierover meer in deel

2 ‘Belastingvrije inbreng’, titel 2.1 ‘Inbreng van een bedrijfstak of een algemeenheid van

goederen’.

e) Inbreng in een landbouwvennootschap

54. Stopzettingsmeerwaarden die zijn verkregen of vastgesteld naar aanleiding van een inbreng

in een landbouwvennootschap die geacht wordt geen rechtspersoonlijkheid te bezitten voor het

belastbare tijdperk waarin de inbreng heeft plaatsgehad, genieten een volledige, maar tijdelijke

vrijstelling163. Zie hierover meer onder titel 2.5 ‘Inbreng in een landbouwvennootschap’.

160 Com. IB 46/15.

161 I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek personenbelasting 2015-2016, Antwerpen, Intersentia, 2015, 341.

162 Art. 46, §1, 2° WIB 1992.

163 Art. 46, §1, 3° WIB 1992.

Page 41: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

38

1.1.10 Herkwalificatie van stopzettingmeerwaarden

55. Het leidt geen verwondering dat belastingplichtigen zoveel mogelijk aan het voordelig tarief

belast willen zien en geneigd zijn het bedrag van de stopzettingsmeerwaarden op te drijven. In

een parlementaire vraag kwam dan ook naar voor of het wel mogelijk is voor een zelfstandig

ziekenhuisgeneesheer die een vennootschap opricht om een inbreng van knowhow te doen

wanneer het cliënteel eigendom blijft van het ziekenhuis. Wat is in dit geval immers de

economische basis van de (dikwijls hoge) vergoeding? Daarom moet worden onderzocht of de

bedragen voor dergelijke inbrengen niet eerder als bedrijfsleidersbezoldiging moeten worden

gekwalificeerd164.

In bepaalde gevallen gaat de Administratie niet akkoord met de overeengekomen overdrachtsprijs

van de handelszaak, omdat zij ervan uit gaat dat de overnameprijs geveinsd is en bijgevolg niet

aan haar tegenstelbaar is. In dat geval herkwalificeert zij een deel van een afzonderlijk belastbare

stopzettingsmeerwaarde tot bezoldiging. De rechtspraak hieromtrent is verdeeld165.

In het geval de beroepsreglementering een maximumbedrag voor de overdracht bepaalt en dit

bedrag wordt overschreden, kan er sprake zijn van veinzing. Een apotheek wordt overgedragen

tegen een prijs die hoger ligt dan de maximumprijs krachtens het KB betreffende de beroeps-

reglementering voor apothekers. Volgens de Administratie, daarin gesteund door het hof van

beroep te Antwerpen, is het excedent geveinsd. Het gevolg hiervan was dat de door de overnemer

geboekte afschrijvingen op dit gedeelte werden verworpen. De zaak komt tot bij Cassatie en het

Hof besliste dat de Administratie de niet-tegenstelbaarheid van een rechtshandeling kan vorderen

wanneer door die rechtshandeling een rechtsregel van openbare orde, ter ontwijking van

belastingen, wordt geschonden. Aangezien het KB betreffende de beroepsreglementering van

apothekers de openbare orde raakt, kon het hof van beroep geldig beslissen dat het deel van de

overnameprijs dat het wettelijk toegelaten maximum overschrijdt, niet kan worden

tegengeworpen aan de Administratie166.

164 Vr. en Antw. Kamer, Vr. nr. 1049, 5 juli 2002 (T. PIETERS).

165 M. DE MEY, Aangiftegids personenbelasting, Mechelen, Kluwer, 2013, 419; Simulatie: Cass. 5 maart 1999,

Fiscoloog 1999, nr. 702, 10; Antwerpen 9 december 2008, nr. A 08/2056, www.monKEY.be; Antwerpen 11

oktober 2011, Fisc. Act. 2011, nr. 41, 13.; Geen simulatie: Gent 9 juni 1998, nr. G 98/9, www.monKEY.be;

Brussel 2 februari 2005, nr. B 05/8, www.monKEY.be.

166 Cass. 5 maart 1999, Fiscoloog 1999, nr. 702, 10.

Page 42: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

39

1.2 Gevolgen voor de vennootschap

1.2.1 Overnameprijs afschrijven

56. De vennootschap kan de bestanddelen die ze van de eenmanszaak heeft aangekocht op haar

actief boeken tegen de overnameprijs. De afschrijvingen, meer- en minderwaarden worden dan

ook op deze prijs berekend167.

De belastingplichtige die een handelsfonds heeft overgenomen kan aanspraak maken op de

afschrijving van de aanschaffingswaarde van alle materiële en immateriële vaste activa die dit

fonds bevat indien hij kan bewijzen dat die activa tijdens het jaar of boekjaar een werkelijke

waardevermindering hebben ondergaan. Die afschrijving mag niet worden geweigerd door aan

te voeren dat het handelsfonds in zijn geheel genomen niet in waarde is afgenomen, omdat het

omzetcijfer of de winst niet is verminderd168.

Vaak verkoopt de ondernemer die de overgang maakt van een eenmanszaak naar een

vennootschap eveneens de goodwill en/of het cliënteel aan de vennootschap. Goodwill en

cliënteel zijn afschrijfbare activa, al doet de fiscus soms moeilijk over de afschrijving ervan.

Hierop wordt verder ingegaan in titel 4.4 ‘Afschrijving van goodwill/cliënteel’.

1.2.2 Schuld t.o.v. overlater of derde

57. Tenzij de vennootschap onmiddellijk in staat is om de overdrachtsprijs te betalen, zal ze bij

een verkoop een schuld hebben t.o.v. de overlater (rekening courant van de bedrijfsleider) of een

schuld bij een financiële instelling. De rente die vennootschap, hetzij aan de overlater, hetzij aan

de financiële instelling betaalt, is voor haar een aftrekbare kost, tenzij er sprake is van

herkwalificatie van interest in dividend onder de voorwaarden van art. 18 al 1, 4° WIB 1992.

Dividenden omvatten: “interest van voorschotten wanneer één van volgende grenzen wordt

overschreden en in de mate van die overschrijding169:

- ofwel de in artikel 55 gestelde grens (normale marktrente),

167 T. TACK, P. GILLEMON, G. KEYMEULEN, C.VAN BIERVLIET, F. VANDENBERGHE en G. VAN LIL,

Uw vennootschap en de fiscus, Antwerpen, Intersentia, 2013, 17.

168 Com. IB 61/40.

169 Art. 18 al 1, 4° WIB 1992.

Page 43: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

40

- ofwel wanneer het totaal bedrag van de rentegevende voorschotten hoger is dan de som van

de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal bij het

einde van dit tijdperk.

Als voorschot wordt beschouwd, elke al dan niet door effecten vertegenwoordigde geldlening

verstrekt door een natuurlijk persoon aan een vennootschap waarvan hij aandelen bezit of door

een persoon aan een vennootschap waarin hij een opdracht of functies als vermeld in artikel 32,

eerste lid, 1°, uitoefent (een opdracht als bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of een gelijksoortige

functie) alsmede in voorkomend geval, elke geldlening verstrekt aan die vennootschap, door hun

echtgenoot of hun kinderen wanneer die personen of hun echtgenoot het wettelijk genot van de

inkomsten van die kinderen hebben, met uitzondering van:

1° obligaties en andere gelijksoortige effecten uitgegeven door een openbaar beroep op het

spaarwezen;

2° geldleningen aan coöperatieve vennootschappen die door de Nationale Raad van de

Coöperatie zijn erkend;

3° geldleningen verstrekt door in artikel 179 vermelde vennootschappen.”

De inschrijving op rekening-courant kan een geldlening zijn, maar dit is niet noodzakelijk het

geval. Het Hof van Cassatie stelt in een arrest van 20 mei 2010 dat uitstel van betaling door de

verkoper normaliter geen lening uitmaakt, maar dat het aan de feitenrechter is om te oordelen of

er sprake is van een verdoken geldlening170. In arrest van 15 oktober 2010 oordeelt het Hof van

Cassatie dat de overhandiging van geld in het kader van een geldlening kan gebeuren door

schuldvernieuwing (de schuldenaar gaat tegenover zijn schuldeiser een nieuwe schuld aan die in

de plaats van de oude schuld wordt gesteld) De vraag die de feitenrechter hierbij moet stellen is

of de partijen de bedoeling hadden om naast de eigendomsoverdracht van de verkochte goederen,

eveneens onmiddellijk de verkoopprijs ter beschikking van de vennootschap te stellen, bij wijze

van lening tegen interest171172.

De boeking van de prijs in rekening-courant in combinatie met een aantal feitelijke elementen kan

er aldus op wijzen dat de werkelijke bedoeling van de partijen bestond in het toestaan van een

geldlening. Een van deze bezwarende elementen kan bestaan uit het overeenkomen van een zeer

170 Cass. 20 mei 2010, Fiscoloog 2010, nr. 1211, 8.

171 Cass. 15 oktober 2010, Fiscoloog 2010, nr 1230, 1.

172 I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek personenbelasting 2015-2016, Antwerpen, Intersentia, 2015, 110.

Page 44: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

41

lange of het gebrek aan een betalingstermijn173. De interesten boeken op een rekening met de

benaming ‘interest lening’ of in een geschrift wijzen op de ‘terug’betaling van een geldsom zijn

andere elementen die in het nadeel van de belastingplichtige kunnen spelen. Bijgevolg dient men

in deze context voldoende aandacht te besteden aan de gebruikte formuleringen en aan het tijdig

aanzuiveren van de rekening-courant174.

1.3 Gevolgen op vlak van btw en registratierechten

58. Indien een overdracht gebeurt door een btw-plichtige, is in principe btw verschuldigd op de

overdracht van roerende goederen en onlichamelijke en onroerende goederen die in de btw-sfeer

vallen175. Ingevolge art. 11 en art 18 §3 W. BTW wordt de overdracht van een algemeenheid van

goederen of een bedrijfsafdeling niet als een levering beschouwd en dus vrijgesteld van btw

wanneer de overnemer een belastingplichtige is met recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van

voorbelasting. Onder een algemeenheid van goederen of een bedrijfsafdeling wordt verstaan: alle

activa en passiva noodzakelijk om een autonome economische activiteit uit te oefenen. Deze

vereiste dient te worden beoordeeld in hoofde van de overnemer en niet in hoofde van de

overlater176.

Bij de overdracht van een algemeenheid wordt de overnemer geacht de persoon van de overdrager

verder te zetten, waardoor een btw-herziening wordt vermeden. De overdracht van een ‘oud’

gebouw177 binnen de herzieningstermijn van 15 jaar geeft normaal aanleiding tot een herziening

van de initieel afgetrokken btw op het gebouw bij de overdrager. Indien het onroerend goed deel

uitmaakt van een algemeenheid, dient er geen herziening te gebeuren, vermits de overdracht op

het vlak van btw als niet-levering wordt gezien. De verkoop zal daarentegen wel tot de heffing

van registratierechten leiden178.

173 Cass. 15 oktober 2010, Fiscoloog 2010, nr 1230, 1; Cass. 2 december 2010, Fiscoloog 2011, nr. 1234, 5; Cass. 11

maart 2011, Fiscoloog 2011, nr. 1257, 10.

174 C. BUYSSE, “Vordering r/c welke ‘bijkomende’ feiten kunnen op geldlening wijzen?”, Fiscoloog 2011, nr. 1257,

10.

175 T. TACK, P. GILLEMON, G. KEYMEULEN, C.VAN BIERVLIET, F. VANDENBERGHE en G. VAN LIL,

Uw vennootschap en de fiscus, Antwerpen, Intersentia, 2013, 17.

176 HvJ 27 november 2003, nr. C-497/01, ECLI:EU:C:2003:644.

177 Art. 44, § 3, 1°, a) W. BTW; Een gebouw is nieuw tot uiterlijk 31 december van het tweede jaar volgend op het

jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste inbezitneming van dat gebouw.

178 E. DE BRUYNE, Btw, Mechelen, Kluwer, 2014, 189.

Page 45: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

42

59. Op te merken valt dat sinds 2010 de bijhorende grond hetzelfde regime (btw of

registratierechten) volgt als het gebouw. Onder bijhorende grond wordt verstaan: het terrein

waarvoor de toelating werd verkregen om er op te bouwen en dat door eenzelfde persoon wordt

overgedragen tegelijk met het gebouw waartoe het behoort179. In het geval de overdracht een

nieuw gebouw betreft, gebeurt deze vrij van registratierechten. Al is er evenmin btw verschuldigd,

aangezien bij de overdracht van een algemeenheid het stelsel van niet-levering geldt180.

Bij de verkoop van gronden en gebouwen die niet als nieuw kunnen worden aangemerkt, is een

evenredig registratierecht (10 procent in Vlaanderen) verschuldigd op de verkoopwaarde van deze

goederen. In tegenstelling tot de btw zijn registratierechten niet recupereerbaar, maar ze maken

wel een aftrekbare beroepskost uit in hoofde van de vennootschap in de mate dat ze geen

betrekking hebben op de grond. Op materiële vaste activa waarvan de gebruiksduur niet beperkt

is, mag tot waardeverminderingen worden overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of

ontwaarding. Volgens het Hof van Cassatie kan dergelijke waardevermindering principieel

worden toegepast op de registratierechten als deze geen waarde meer vertegenwoordigen181,182.

179 Art. 1, § 9, 2° W. BTW.

180 E. DE BRUYNE, Btw, Mechelen, Kluwer, 2014, 189.

181 T. TACK, P. GILLEMON, G. KEYMEULEN, C.VAN BIERVLIET, F. VANDENBERGHE en G. VAN LIL,

Uw vennootschap en de fiscus, Antwerpen, Intersentia, 2013, 18.

182 Cass. 22 juni 2000, FJF 2000, 217 en 253.

Page 46: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

43

2 Belastingvrije inbreng

60. Naast de verkoop van de bestanddelen van de eenmanszaak kan de zaakvoerder ervoor

opteren zijn eenmanszaak in te brengen in de vennootschap. Bij een inbreng wordt de overlater

vergoed in aandelen van de vennootschap. Onder bepaalde voorwaarden is een vrijstelling

mogelijk van de meerwaarden die bij een inbreng worden gerealiseerd. Er moet bijgevolg een

onderscheid worden gemaakt tussen een belastingvrije en een belaste inbreng (over de belaste

inbreng meer in titel 3 ‘Belastbare inbreng’).

2.1 Inbreng van een bedrijfstak of een algemeenheid van goederen

2.1.1 Principe

61. Stopzettingsmeerwaarden worden volledig, maar tijdelijk vrijgesteld, wanneer zij zijn

verkregen of vastgesteld, ter gelegenheid van de inbreng van één of meer bedrijfsafdelingen of

takken van werkzaamheid of van de algemeenheid van goederen in een vennootschap, tegen

verkrijging van aandelen die het maatschappelijk kapitaal van die vennootschap

vertegenwoordigen183.

Deze vrijstelling geldt slecht op voorwaarde dat184:

1. de vennootschap die de inbreng ontvangt een binnenlandse vennootschap of een intra-

Europese vennootschap is;

2. de verrichting wordt verwezenlijkt overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van

vennootschappen terzake en, desgevallend, conform vennootschapsrechtelijke

bepalingen van gelijke aard van een andere Lidstaat van de Europese Unie die van

toepassing zijn op de inbrengende of verkrijgende intra-Europese vennootschap;

3. de verrichting beantwoordt aan het bepaalde in artikel 183bis.

62. Hoewel de administratieve commentaar185 nog steeds vermeldt dat de vrijstelling facultatief

is, meent de Administratie dat er ten gevolge van de verplichte boekhoudkundige continuïteit niet

183 Art. 46, §1, 2° WIB 1992.

184 Art. 46, §1 WIB 1992.

185 Com. IB 46/42.

Page 47: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

44

langer een keuzemogelijkheid bestaat186. Ook het hof van beroep te Brussel besluit dat verzaken

aan de belastingneutraliteit van art. 46 WIB niet langer mogelijk is187.

63. Wanneer ongebouwde onroerende goederen van landbouw- en tuinbouwondernemingen als

onderdeel van een tak van werkzaamheid of van een algemeenheid van goederen het voorwerp

uitmaken van een belastingvrije inbreng, zijn de meerwaarden op die ongebouwde onroerende

goederen evenmin belastbaar als divers inkomen overeenkomstig art. 90, 8° WIB 1992. Ook als

beroepsinkomen blijft de meerwaarde vrijgesteld op grond van art. 44, §2 WIB 1992 188.

2.1.2 Voorwaarden voor de vrijstelling

a) Er moet een inbreng zijn189

64. De overdracht moet vergoed worden in aandelen (die het maatschappelijk kapitaal

vertegenwoordigen) van de vennootschap die de inbreng ontvangt, met uitsluiting van

overdrachten die de aard hebben van een gift, een verkoop, een ruil of een verhuring.

b) Tak van werkzaamheid of algemeenheid van goederen

65. De inbreng betreft één of meer takken van werkzaamheid of een algemeenheid van goederen.

Onder een tak van werkzaamheid wordt het geheel verstaan van de bestanddelen die in een

afdeling van een onderneming belegd zijn en technisch een onafhankelijke onderneming vormen,

d.w.z. een geheel dat bekwaam is om met eigen middelen te werken190. Een algemeenheid van

goederen omvat alle takken van werkzaamheid191.

Financiële vaste activa en andere effecten in portefeuille zijn geen bedrijfsafdeling of tak van

werkzaamheid192. Zij worden slechts beschouwd als tot een bedrijfsafdeling of tak van

werkzaamheid te behoren indien zij normaal in de onderneming van die bedrijfsafdeling of tak

van werkzaamheid zijn opgenomen zonder het hoofdbestanddeel daarvan te vormen193. Het gaat

186 TIBERGHIEN, Handboek voor fiscaal recht 2016-2017, Mechelen, Kluwer, 2016, 581.

187 Brussel 9 mei 2012, Fisc. Act. 2012, nr. 26, 3-8.

188 Com. IB 46/46.

189 Com. IB 46/35.

190 Com. IB 46/36.

191 Com. IB 46/34.

192 Art. 46, §1, al. 6 WIB 1992.

193 Art. 46, §1, al. 6 WIB 1992.

Page 48: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

45

hier niet om een verplichting, maar eerder om een toegeving. Zelfs ingeval de portefeuille normaal

in een bedrijfsafdeling of een tak van werkzaamheid is geïntegreerd, is de belastingplichtige

wettelijk niet gehouden die portefeuille met de andere bestanddelen van de bedrijfsafdeling of tak

van werkzaamheid in te brengen194.

Voor meer informatie over het begrip tak van werkzaamheid, zie de bespreking onder titel 1.1.2

‘Inkomsten uit de volledige (of gedeeltelijke) en definitieve stopzetting’ (randnummer 15).

c) Inbrengverkrijgende vennootschap is een binnenlandse of intra-Europese vennootschap

66. Voor de verrichtingen die plaatsvinden vanaf 12 januari 2009 moet de inbreng gebeuren in

een vennootschap (een burgerlijke of handelsvennootschap met rechtspersoonlijkheid ) die haar

maatschappelijke zetel, haar voornaamste inrichting of haar zetel van bestuur of beheer in een

lidstaat van de Europese Unie heeft195,196.

Wanneer de verkrijger van de inbreng een intra-Europese vennootschap is, geldt de vrijstelling

slechts voor de ingebrachte goederen die ten gevolge van de inbreng aangewend en behouden

worden binnen een in artikel 229, § 1, bedoelde Belgische inrichting waarover de

inbrenggenietende vennootschap beschikt, en die bijdragen tot de totstandkoming van de

resultaten van deze inrichting die in toepassing van artikel 233 in aanmerking worden genomen

voor de belastinggrondslag197.

De vrijstelling geldt niet wanneer de verkrijger van de inbreng een gereglementeerde

vastgoedvennootschap is of een door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten erkende

beleggingsvennootschap met vast kapitaal voor belegging in vastgoed of in niet-genoteerde

aandelen198.

d) Inbreng conform het Wetboek van Vennootschappen

67. De inbreng dient te gebeuren conform de ter zake geldende bepalingen van het Wetboek van

vennootschappen en desgevallend, conform vennootschapsrechtelijke bepalingen van gelijke aard

194 Com. IB 46/39.

195 Art. 2, §1, 5°, b) bis WIB 1992.

196 Com. IB 46/35.

197 Art. 46, §1, al. 4 WIB 1992.

198 Art. 46, §1, al. 2 WIB 1992.

Page 49: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

46

van een andere lidstaat van de Europese Unie die van toepassing zijn op de inbrengende of

verkrijgende intra-Europese vennootschap199.

De overdracht van de afgestane activa mag niet vergoed worden in geld, in obligaties of in andere

bewijzen van schuldvordering. Overeenkomstig art. 678 en 679 W. Venn. bestaat de vergoeding

voor een inbreng van een algemeenheid of bedrijfstak uitsluitend uit aandelen van de verkrijgende

vennootschap. Aangezien deze vrijstellingsvoorwaarde slechts van toepassing is voor

verrichtingen die plaatsvinden vanaf 12 januari 2009, verhinderde voor verrichtingen die

plaatsvonden vóór deze datum het feit dat de verkrijgende vennootschap een onbelangrijke opleg

betaalde de vrijstelling niet200.

e) Inbreng conform art. 183bis WIB 1992

68. Voor de wet van 11 december 2008 was vrijstelling slechts mogelijk indien de inbreng

beantwoordde aan rechtmatige financiële of economische behoeften. Bij de inbreng van een

eenmanszaak in een vennootschap oordeelde het hof van beroep te Brussel dat de wil van de

inbrenger om zijn privévermogen van zijn beroepsvermogen te scheiden op zich reeds een

rechtmatige financiële of economische behoefte kan uitmaken201.

69. Voor verrichtingen die plaatsvinden vanaf 12 januari 2009 geldt een nieuwe specifieke anti-

misbruikbepaling die werd opgenomen in art. 183bis WIB 1992. Verrichtingen gedaan vanaf 12

januari 2009 mogen niet als hoofddoel of een der hoofddoelen belastingfraude of -ontwijking

hebben. Hieromtrent kan men eventueel een ruling aanvragen bij de Dienst Voorafgaande

Beslissingen. Wanneer de verrichting niet plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen, zoals

herstructurering of rationalisering van de activiteiten van de bij de verrichting betrokken

vennootschappen, kan dit doen vermoeden, behoudens tegenbewijs, dat die verrichting als

hoofddoel of één van de hoofddoelen belastingfraude of belastingontwijking heeft202.

M.a.w. de vrijstelling van de verrichting is de regel en de bewijslast dat het hoofddoel of één van

de hoofddoelen van de inbreng belastingfraude of – ontwijking is, rust bij de Administratie. Maar,

door de afwezigheid van zakelijke overwegingen aan te tonen, beschikt de Administratie over een

199 Art. 46, §1, al. 3, 2° WIB 1992.

200 Com. IB 46/35

201 Brussel 26 september 2003, Fiscoloog 2003, nr. 910, 6.

202 Art. 183bis WIB 1992.

Page 50: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

47

weerlegbaar vermoeden dat het hoofddoel of één van de hoofddoelen van de inbreng

belastingfraude of –ontwijking is203. Dit vermoeden kan vervolgens door de belastingplichtige

weerlegd worden door voldoende zwaarwichtige niet-fiscale motieven voor de inbreng aan te

tonen. Persoonlijke en familiale motieven vallen eventueel niet onder de noemer zakelijke

overwegingen, maar zij kunnen wel gebruikt worden om het vermoeden van belastingfraude of –

ontwijking te weerleggen204,205.

70. De Belgische wetgever beschrijft niet wat de ‘belastingontwijking’ en ‘belastingfraude’

precies inhouden. Deze begrippen moeten worden geïnterpreteerd in het licht van de Europese

rechtspraak ter zake. Uit deze rechtspraak206 blijkt dat het nastreven van een fiscaal voordeel niet

noodzakelijk fiscaal misbruik uitmaakt. Er is enkel sprake van fiscaal misbruik indien de

verrichting uitsluitend tot doel heeft om de door het gemeenschapsrecht toegekende voordelen op

onrechtmatige wijze te verkrijgen207.

Twee arresten van het Europees Hof van Justitie geven een verdere invulling aan de

antimisbruikbepaling inzake reorganisatieverrichtingen208. In het Zwijnenburg-arrest209 stelt het

Hof dat de belastbaarheid krachtens de Fusierichtlijn een uitzondering vormt die strikt moet

worden uitgelegd, rekening houdend met de bewoordingen en de doelstelling ervan en met de

context waarin deze bepaling moet worden geplaatst. Bijgevolg mag de antimisbruikbepaling uit

de Europese Fusierichtlijn niet worden toegepast indien de belastingplichtige een andere belasting

wil vermijden dan een belasting geviseerd door deze Richtlijn. Aldus mag het ontwijken van een

andere belasting dan de vennootschapsbelasting (bv. het ontwijken van btw of registratierechten)

203 In het kader van dit vermoeden heeft de belastingplichtige een medewerkingsplicht, aldus dient hij zijn motieven

voor de verrichting te verklaren. De Administratie kan dan voor het bewijs van de afwezigheid van zakelijke

overwegingen steunen op de verklaring (of net op het gebrek aan verklaring) van de belastingplichtige.

204 W. VANDENBERGHE, “De omzetting van de fusierichtlijn. Duiding bij een labyrint van bepalingen inzake

inbrengen van een bedrijfstak of algemeenheid, fusies en splitsingen”, AFT 2009, nr. 4.

205 C. BUYSSE, “Persoonlijke motieven van aandeelhouders: ‘zakelijke’ overweging?”, Fiscoloog 2009, nr. 1161,

1-4.

206 O.m. HvJ 9 maart 1999, nr. C-212/97, ECLI:EU:C:1999:126 (Centros); HvJ 21 februari 2006, nr. C-255/02,

ECLI:EU:C:2008:108 (Halifax); HvJ 5 juli 2007, nr. C-321/05, ECLI:EU:C:2007:408 (Kofoed).

207 Y. VERDINGH, Fiscaal Compendium – Vennootschapsbelasting, Mechelen, Kluwer, 2016, 766.

208 Y. VERDINGH, Fiscaal Compendium – Vennootschapsbelasting, Mechelen, Kluwer, 2016, 766.

209 HvJ 20 mei 2010, nr. C-352/08, ECLI:EU:C:2010:282.

Page 51: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

48

de belastingneutraliteit van de verrichting niet in de weg staan210. In het Foggia-arrest211 oordeelt

het Hof dat een verrichting waaraan verschillende doelstellingen ten grondslag liggen, waaronder

eventueel ook fiscale motieven, kan plaatsvinden op grond van zakelijke overwegingen op

voorwaarde dat deze fiscale motieven in het kader van de voorgenomen transactie niet

doorslaggevend zijn. Een loutere kostenbesparing kan een zakelijk motief vormen, maar wanneer

de kostenbesparing volstrekt marginaal is in vergelijking met het verwachte fiscale voordeel dan

voldoet dit niet als zakelijke overweging212.

2.2 Gevolgen voor de eenmanszaak

Tijdelijke vrijstelling

71. Volgens de fiscale Administratie houdt de tijdelijke vrijstelling in dat bij een vervreemding

van de verkregen aandelen, de meerwaarden hierop zullen belast worden als beroepsinkomen213.

De aandelen van de vennootschap worden immers geacht in de plaats te komen van de ingebrachte

activa en maken dus deel uit van het beroepsvermogen van de inbrenger. De minister van

Financiën verduidelijkte dat de gerealiseerde meerwaarde bij de vervreemding van de aandelen

altijd belastbaar is, ongeacht of de aandelen effectief voor het uitoefenen van de

beroepswerkzaamheid werden gebruikt214. De meerwaarden zullen dan worden belast tegen de

progressieve tarieven of tegen een afzonderlijk tarief van 16,5 procent op voorwaarde dat de

ingebrachte activa op de datum van de vervreemding voor meer dan vijf jaar voor de uitoefening

van de beroepswerkzaamheid zijn gebruikt215. In de mate dat de meerwaarde betrekking heeft op

andere elementen dan materiële vaste activa, financiële vaste activa en aandelen, wordt deze belast

tegen de progressieve tarieven.

72. Aan de aandelen wordt een waarde toegekend gelijk aan de waarde die de ingebrachte activa,

uit fiscaal oogpunt, bij de vroegere belastingplichtige hadden216. De aanschaffingswaarde van de

210 S. MARTIN en P. SMET, “Fusierichtlijn : geen uitsluitsel over 'keuze van de minst belaste weg'”, Fiscoloog 2010,

nr. 1207, 1.

211 HvJ 10 november 2011, C-126/10, ECLI:EU:C:2011:718.

212 P. SMET, “ ‘Zakelijke overwegingen’: ruime invulling, maar geen uitholling”, Fiscoloog 2011, nr. 1274, 1-3.

213 Com. IB 46/45.

214 Vr. en Antw. Kamer, Vr. nr. 578, 9 februari 2001 (C. EERDEKENS).

215 Com. IB 46/48.

216 Art. 46, §3 WIB 1992.

Page 52: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

49

aandelen is dus altijd gelijk aan de fiscale waarde van de ingebrachte activa op het ogenblik van

de inbreng. Voor materiële vaste activa, financiële vaste activa en andere effecten in portefeuille

is die fiscale nettowaarde gelijk aan de aanschaffings- of beleggingswaarde verminderd met de

tot op het einde van het vorige jaar of boekjaar fiscaal aangenomen afschrijvingen en

waardeverminderingen en verhoogd met de belaste meerwaarden. Deze regel wordt toegepast

ongeacht of de inbrengwaarde lager of hoger ligt dan de fiscale nettowaarde217. De belastbare

meerwaarde is bijgevolg gelijk aan het verschil tussen de verkoopprijs van de aandelen en de

fiscale waarde die de ingebrachte activa ten tijde van de inbreng in de eenmanszaak hadden.

73. Het monetaire gedeelte van de meerwaarde wordt vrijgesteld. Om dit monetair gedeelte te

bepalen worden de aandelen geacht voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid te zijn

gebruikt vanaf de datum waarop de ingebrachte activa daartoe werden gebruikt. De totale

gerevaloriseerde waarde van de activa wordt verdeeld over alle aandelen die in ruil voor de

inbreng verkregen zijn218.

74. Dat het niet-monetaire gedeelte van de meerwaarden bij de realisatie van de aandelen volgens

de fiscale Administratie automatisch een beroepsinkomen uitmaakt, wordt al lang betwist door de

rechtsleer. Dit zou immers een economische dubbele belasting uitmaken, daar de ingebrachte

bestanddelen in hoofde van de inbrenggenietende vennootschap worden belast alsof er nooit een

overdracht heeft plaatsgevonden. Critici stellen dat de verkregen aandelen tot het

privépatrimonium behoren en hoogstens belastbaar zijn als divers inkomen219. De Administratie

lijkt haar zienswijze echter niet in de praktijk door te voeren, aangezien er hieromtrent nog geen

rechtspraak bestaat.

217 Com. IB 46/47.

218 Art. 46, §3 WIB 1992; Com. IB 46/48.

219 I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek personenbelasting 2015-2016, Antwerpen, Intersentia, 2015, 342.

Page 53: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

50

Verwerving van inkomen via dividenduitkering

75. Bij een inbreng in kapitaal (ongeacht of deze belastingvrij gebeurt of niet) kan de

aandeelhouder via een dividend inkomsten verwerven uit de vennootschap. Deze dividenden zijn

onderworpen aan 30 procent roerende voorheffing220,221. Sinds 1 juli 2013 is het voor

vennootschappen die klein zijn in de zin van artikel 15 W. Venn. opnieuw mogelijk om aandelen

te creëren waarvan de latere dividenduitkeringen van een verlaagde roerende voorheffing kunnen

genieten (VVPR-bis-dividenden)222. In plaats van het standaardtarief van 30 procent223, geldt dan

een tarief van 20 procent of 15 procent224, indien de andere voorwaarden van artikel 269, §2 WIB

1992 zijn voldaan. Een van die voorwaarden is dat de dividenden betrekking hebben op aandelen

die zijn uitgegeven naar aanleiding van een inbreng in geld225. Aandelen die een inbreng in natura

vertegenwoordigen komen niet in aanmerking. Een pientere belastingplichtige zou aldus op het

idee kunnen komen om eerst een inbreng in geld te doen en vervolgens de activa van zijn of haar

eenmanszaak aan de vennootschap te verkopen. Maar is dit wel mogelijk? M.a.w. valt een quasi-

inbreng226 onder de maatregel? In de vorige gunstregeling vermeldde de wettekst expliciet dat

quasi-inbrengen werden uitgesloten. In de huidige wettekst is dit niet het geval227. De Memorie

van toelichting stelt echter dat de specifieke anti-misbruikbepalingen uit de wet niet verhinderen

dat de Administratie kan terugvallen op de algemene anti-misbruikbepaling van artikel 344, § 1

WIB 1992228. Zo lijkt het erop dat een quasi-inbreng (zijnde een inbreng in natura die wordt

220 Art. 269, §1, 1° WIB 1992 (voor vanaf 1 januari 2017 betaalde of toegekende inkomsten).

221 Op enkele jaren tijd is het standaardtarief van de roerende voorheffing verdubbeld. Oorspronkelijk bedroeg het

standaardtarief 15 procent. Vanaf 2012 werd het opgetrokken naar 21 of 25 procent, vanaf 2013 standaard 25

procent. Vervolgens werd het tarief in het kader van de tax shift eerst opgetrokken naar 27 procent voor inkomsten

die vanaf 1 januari 2016 zijn betaald of toegekend en later nogmaals opgetrokken naar 30 procent voor de

inkomsten die zijn betaald of toegekend vanaf 1 januari 2017. Op dit standaardtarief bestaan wel steeds enkele

uitzonderingen.

222 S. LOOSVELT en K. DE BOEVER, “Roerende voorheffing: Verlaagde roerende voorheffing van 15 % voor

kmo’s: een analyse”, Fiscale Wenken 2014, nr. 22, 1.

223 Art. 269, §1, 1° WIB 1992 (voor vanaf 1 januari 2017 betaalde of toegekende inkomsten).

224 Art. 269, §2 WIB 1992: Uit de winstverdeling vanaf het derde jaar na de inbreng is slecht 15 % roerende

voorheffing verschuldigd op het dividend en 20 % vanaf het tweede jaar.

225 Art. 269, §2, al. 1, 3° WIB 1992.

226 Bvba: art. 220 – 222 W.Venn , cvba : art. 396 W. Venn., nv: art. 445 en 446 W. Venn, comm. va: art 657 W.Venn.;

Wanneer een aandeelhouder of bedrijfsleider een actief verkoopt aan de vennootschap, deze verkoop gebeurt

binnen de twee jaar na de oprichting en het actief vertegenwoordigt minstens 10 % van het geplaatste kapitaal, is

er sprake van een quasi-inbreng.

227 S. LOOSVELT en K. DE BOEVER, “Roerende voorheffing: Verlaagde roerende voorheffing van 15 % voor

kmo’s: een analyse”, Fiscale Wenken 2014, nr. 22, 2.

228 M.v.T. Programmawet van 28 juni 2013, Parl. St., Kamer, 2012-2013, nr. 2853/001,8.

Page 54: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

51

georganiseerd d.m.v. een inbreng in geld gevolgd door een aankoop van activa van de inbrenger)

uitgesloten blijft van de gunstregeling229. Hoewel de nieuwe gunstregeling volgens sommigen kan

aanzien worden als een discriminatie van aandeelhouders van bestaande vennootschappen op 1

juli 2013 ten opzichte van aandeelhouders van vennootschappen die na 1 juli 2013 worden

opgericht, oordeelt het Grondwettelijk Hof dat dit niet het geval is230.

76. In tegenstelling tot interest, is een dividend fiscaal niet aftrekbaar. Bovendien moet men

ervoor opletten dat de vennootschap het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting verliest door

een te hoge dividenduitkering. Artikel 215, 3° WIB 1992 bepaalt immers dat het verlaagd tarief

niet geldt voor vennootschappen waarvan de dividenduitkering hoger is dan 13 procent van het

gestorte kapitaal bij het begin van het belastbare tijdperk. Het kapitaal kan later belastingvrij

worden uitgekeerd aan de aandeelhouders, maar de nodige wettelijke verplichtingen dienen

hierbij nageleefd te worden (notariële akte, …).

2.3 Gevolgen voor de vennootschap

2.3.1 Fiscale neutraliteit

77. De belastingvrije inbreng maakt een fiscaal neutrale verrichting uit. D.w.z. dat de activa in

de inbrenggenietende vennootschap verder worden behandeld alsof ze niet van eigenaar zijn

veranderd. De nieuwe belastingplichtige of overnemer treedt in de plaats van overlater wat diens

fiscale rechten en verplichtingen betreft231. De in hoofde van de nieuwe belastingplichtige aan te

merken afschrijvingen, investeringsaftrekken, belastingkredieten voor onderzoek en

ontwikkeling, minderwaarden of meerwaarden op de door de overlater afgestane activa moeten

worden bepaald alsof er geen eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden. Wanneer de

meerwaarden op ongebouwde onroerende goederen van landbouw- of tuinbouwondernemingen

in hoofde van de overlater als diverse inkomsten werden belast overeenkomstig artikel 90, 8°,

WIB 1992 is de overnemer niet aan deze beperking onderworpen232. Zoals reeds gesteld zijn de

229 W., DEFOOR, “Roerende voorheffing: KMO’s verwelkomen verlaagde bronheffing op dividenden”, Nieuwsbrief

Notariaat 2013, 3; S. LOOSVELT en K. DE BOEVER, “Roerende voorheffing: Verlaagde roerende voorheffing

van 15 % voor kmo’s: een analyse”, Fiscale Wenken 2014, nr. 22, 2.

230 GwH 25 september 2014, nr. 134/2014, www.const-court.be.

231 Com. IB 46/51; Com. IB 46/21.

232 Art. 46, §2, al. 1 WIB 1992; Com. IB 46/27.

Page 55: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

52

meerwaarden op ongebouwde onroerende goederen van landbouw- en tuinbouwondernemingen

evenmin belastbaar als divers inkomen wanneer zij als onderdeel van een tak van werkzaamheid

of van een algemeenheid van goederen het voorwerp uitmaken van een belastingvrije inbreng. In

de andere gevallen moet de overnemer de overgenomen activa afschrijven op basis van de

aanschaffings- en beleggingswaarde in de vroegere eenmanszaak en tegen hetzelfde ritme als

voordien.

De investeringsaftrekken op vaste activa die aangeschaft zijn door de overlater mogen door de

overnemer verder in rekening worden gebracht. De gespreide aftrek (op basis van de

afschrijvingen van de ingebrachte activa) mag voor de nog resterende tijdperken worden

voortgezet door de overnemer van de betreffende activa. Bijgevolg heeft de overdrager geen recht

op een aanvullende aftrek. Ook het deel van de eenmalige investeringsaftrek dat voorheen nog

niet kon worden afgetrokken bij gebrek aan voldoende winst of baten, kan bij de overnemer in

aftrek worden gebracht. In geval van een overdracht van een bedrijfsafdeling of tak van

werkzaamheid moet de overdracht worden beperkt tot de nog niet verkregen investeringsaftrekken

die op de overgedragen activa betrekking hebben. Dit dient op een verantwoorde proportionele

wijze te worden berekend233.

De artikelen 44 , 44bis, 44ter, 45, 47, 48 en 361 tot 363 blijven van toepassing op de bij de

vroegere belastingplichtige bestaande meerwaarden, waardeverminderingen, voorzieningen,

onderwaarderingen, overwaarderingen, subsidies en vorderingen in zover die bestanddelen zich

bij de nieuwe belastingplichtige bevinden234. In de gevallen vermeld in de artikelen 44bis, 44ter

en 47, kan de inbreng van werkzaamheid niet tot gevolg hebben dat de oorspronkelijke

herbeleggingstermijn wordt verlengd235.

De fiscale neutraliteit houdt m.a.w. in dat236 :

- de regels i.v.m. het behoud of het verlies van de vrijstelling van bepaalde meerwaarden (art.

44 en 45 WIB 1992) verder van toepassing blijven;

- het stelsel van de gespreide belasting op sommige meerwaarden (art. 47 WIB 1992) verder

wordt gezet bij de overnemer;

233 Com. IB 46/29-30.

234 Art. 46, §2, al. 2 WIB 1992.

235 Art. 46, §2, al. WIB 1992.

236 Com. IB 46/31.

Page 56: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

53

- de voorwaarden inzake herbelegging ingeval van gespreide belasting van meerwaarden (art.

47 WIB 1992) overgaan op de overnemer, zonder dat de daarbij horende

herbeleggingstermijn mag worden verlengd; de overnemer zal dus worden belast op de

meerwaarde die destijds door de overlater werd verwezenlijkt, indien hij de

herbeleggingsvoorwaarden niet (verder) naleeft;

- de modaliteiten en voorwaarden inzake waardeverminderingen en voorzieningen voor

risico's en kosten (art. 48 WIB 1992) van toepassing blijven bij de overnemer;

- de onderwaarderingen van activa en overwaarderingen van passiva (art. 361 WIB 1992) bij

de overnemer worden belast, wanneer zij pas aan het licht komen in een belastbaar tijdperk

na de overlating;

- het gespreid belasten van door de overlater verkregen kapitaalsubsidies (art. 362 WIB 1992)

na de overlating bij de overnemer wordt voortgezet;

- het door de overlater afgetrokken disconto op schuldvorderingen zonder of met lage rente

(art. 363 WIB 1992) verder wordt belast bij de overnemer.

De fiscale neutraliteit geldt slechts m.b.t. de elementen waarvoor de wet dit uitdrukkelijk heeft

voorzien. Bij gebrek aan een uitdrukkelijke bepaling, kunnen de vorige fiscale verliezen van de

overlater niet worden overgedragen naar de overnemer.

2.3.2 Grotere basis voor berekening notionele interestaftrek

78. Een totaal ander gevolg van een inbreng (al dan niet belastingvrij) in vergelijking met een

verkoop van de bestanddelen van de eenmanszaak is dat door een inbreng het eigen vermogen

van de vennootschap toeneemt. Bijgevolg zal de vennootschap van een hogere notionele

intrestaftrek237 kunnen genieten. De notionele interestaftrek of “aftrek voor risicokapitaal” wordt

geregeld in de artikelen 205 bis e.v. WIB 1992. Het is een fictieve rente op het gecorrigeerd eigen

vermogen die vennootschappen onderworpen aan de Belgische vennootschapsbelasting sinds

aanslagjaar 2007 kunnen aftrekken van de belastbare winst.

237 Het voornaamste doel van deze maatregel is het verminderen van de fiscale discriminatie tussen financiering met

vreemd vermogen (interest aftrekbaar) en financiering met eigen vermogen (dividenden niet aftrekbaar). Het

aftrekbare percentage bedraagt 0,237 % voor het aanslagjaar 2018. Voor kleine vennootschappen wordt het tarief

met 0,5% verhoogd tot 0,737 %. Het tarief van de notionele interestaftrek wordt steeds lager (voor aanslagjaar

2015 bedroeg het tarief nog 3,130 % voor kleine ondernemingen) , gezien de berekening van het tarief gekoppeld

is aan de OLO-rente, die eveneens historisch laag staat.

Page 57: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

54

Regeringspartij N-VA wil deze maatregel echter afschaffen om een verlaging van het tarief van

de vennootschapsbelasting van 33,99 procent naar 20 procent budgettair mogelijk te maken238.

Maar, zover is het nog niet. De Europese Unie is zelfs voorstander om het systeem in alle EU-

landen in te voeren om de fiscale stimulans om schulden te maken te verhinderen. De Commissie

zou het systeem dan wel willen wijzigen op die manier dat de fictieve rente enkel nog berekend

wordt op de groei van het kapitaal in de laatste tien jaar239.

2.4 Gevolgen op vlak van btw en registratierechten

79. Net als bij een verkoop is in principe btw verschuldigd op de inbreng door een btw-plichtige

van roerende goederen en onlichamelijke en onroerende goederen die in de btw-sfeer vallen. De

inbreng van een algemeenheid van goederen of een bedrijfsafdeling wordt vrijgesteld van btw

wanneer de overnemer een belastingplichtige is met recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van

voorbelasting240. Normaliter wordt de verkrijgende vennootschap door de inbreng beschouwd als

btw-plichtige en is deze voorwaarde voldaan.

80. Bij de inbreng in een vennootschap is gewoonlijk geen evenredig registratierecht

verschuldigd241. Het dient dan wel om zuivere inbreng te gaan. Dit betekent dat de inbreng enkel

door maatschappelijke rechten (aandelen, winstbewijzen,…) wordt vergoed. Wanneer bij de

inbreng onroerende goederen zijn betrokken, is in twee gevallen wel registratierecht

verschuldigd242. Een eerste geval betreft een gemengde inbreng. Indien niet enkel

maatschappelijke rechten worden toegekend, spreekt men van een gemengde inbreng. De inbreng

is dan slechts aan het tarief van nul procent onderworpen voor het gedeelte dat vergoed wordt

door maatschappelijke rechten. Het resterende gedeelte is onderworpen aan de tarieven die

betrekking hebben op de gestelde handelingen. In deze mate gaat het om een verkoop, een ruiling,

een verhuring, … De Vlaamse Codex Fiscaliteit heeft de gevolgen van een gemengde inbreng

238 http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/politiek/1.2573454 (geraadpleegd op 14 november 2016).

239 http://www.tijd.be/politiek-economie/europa-economie/Belgie-wil-af-van-notionele-intrestaftrek-Europa-voert-

ze-in/9823456 (geraadpleegd op 12 mei 2017).

240 Art. 11 en art 18 §3 W. BTW.

241 Art. 115 en 115bis W. Reg.

242 T. TACK, P. GILLEMON, G. KEYMEULEN, C.VAN BIERVLIET, F. VANDENBERGHE en G. VAN LIL,

Uw vennootschap en de fiscus, Antwerpen, Intersentia, 2013, 21.

Page 58: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

55

uitdrukkelijk geregeld voor het verkooprecht ( art. 2.9.1.0.3. VCF), het verdeelrecht

(art.2.10.1.0.3. VCF) en het recht op hypotheekvestiging (art. 2.11.1.0.2. VCF).

Daarnaast dient een uitzondering gemaakt te worden voor de inbreng van in België gelegen

onroerende goederen die geheel of gedeeltelijk tot bewoning aangewend worden of voor

bewoning bestemd zijn en door een natuurlijke persoon ingebracht worden243. In dat geval is het

verkooprecht van 10 procent in Vlaanderen en 12,5 procent in Brussel en Wallonië van

toepassing.

2.5 Inbreng in een landbouwvennootschap

81. Artikel 46 WIB 1992 voorziet naast een tijdelijke vrijstelling voor stopzettingsmeerwaarden

verkregen of vastgesteld bij een inbreng van een bedrijfsafdeling of een tak van werkzaamheid

ook een tijdelijke vrijstelling van de stopzettingsmeerwaarden bij een inbreng in een

landbouwvennootschap.

Stopzettingsmeerwaarden worden volledig maar tijdelijk vrijgesteld, wanneer zij zijn verkregen

of vastgesteld, naar aanleiding van een inbreng in een landbouwvennootschap die geacht wordt

geen rechtspersoonlijkheid te bezitten voor het belastbare tijdperk waarin de inbreng heeft

plaatsgehad244. Deze vrijstelling verhindert niet dat de verwezenlijkte meerwaarden op

ongebouwde onroerende goederen van land- of tuinbouwondernemingen eventueel op basis van

artikel 90, eerste lid, 8° WIB 1992 worden belast245.

82. Een landbouwvennootschap is een specifieke vennootschapsvorm, die werd ingevoerd door

de wet van 12 juli 1979. Het is een burgerlijke vennootschap met rechtspersoonlijkheid246 die de

exploitatie van een land- of tuinbouwbedrijf tot doel heeft247. Ingevolge art. 29, §1 en §2, 2° WIB

1992 wordt de landbouwvennootschap geacht geen rechtspersoonlijkheid te bezitten en is ze

fiscaal transparant, tenzij ze voor de heffing van de vennootschapsbelasting heeft gekozen. In dat

laatste geval, kan de vrijstelling alsnog worden verkregen wanneer het gaat om een inbreng van

243 Art. 115bis W. Reg.

244 Art. 46, §1, 3° WIB 1992.

245 Art. 46, §1, al. 5 WIB 1992.

246 Art. 2, §3 W. Venn.

247 Art. 789 W. Venn.

Page 59: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

56

een bedrijfstak of een algemeenheid van goederen onder de voorwaarden van art. 46, §1, 2° WIB

1992. Ook het monetair gedeelte van de meerwaarde is steeds vrijgesteld248.

83. Volgens de fiscale Administratie is de vrijstelling slechts mogelijk indien de inbreng van

activa uitsluitend wordt vergoed door toekenning van aandelen van de inbrenggenietende

vennootschap249. Hiermee voegt zij een voorwaarde toe aan de wet. De vergoeding tegen aandelen

is enkel wettelijk verplicht bij een inbreng van een bedrijfstak of algemeenheid van goederen, niet

bij een inbreng in een fiscaal transparante landbouwvennootschap. Men dient wel rekening te

houden met de algemene anti-misbruikbepaling van artikel 344, §1 WIB 1992. Een inbreng in een

landbouwvennootschap die slechts in geringe mate wordt vergolden door de toekenning van

aandelen, zou immers in een gewone verkoop kunnen worden geherkwalificeerd, indien de

vrijstelling van stopzettingsmeerwaarden bij een beperkte vergoeding tegen aandelen niet strookt

met het doel en de strekking van artikel 46, §1, eerste lid, 3° WIB 1992250.

84. De fiscale gevolgen voor de inbrenger en de inbrenggenietende landbouwvennootschap bij

een inbreng die valt onder de vrijstelling van artikel 46, §1, 3° WIB 1992 zijn dezelfde als deze

bij een inbreng onder artikel 46, § 1, 2° WIB 1992. Gezien de fiscale transparantie, wordt de

landbouwvennootschap belast in hoofde van haar vennoten251.

85. Wanneer een landbouwvennootschap na de inbreng opteert voor de toepassing van de

vennootschapsbelasting nadat haar winst voor één of meer boekjaren in hoofde van haar vennoten

werd belast, gaat de fiscale Administratie ervan uit dat de door de land- of tuinbouwer gedane

inbreng van activa (behalve gronden) is gedaan bij het begin van het eerste belastbare tijdperk

waarvoor de optie uitwerking heeft. Bijgevolg worden de behaalde stopzettingsmeerwaarden

belast in hoofde van de vennoten van de landbouwvennootschap in het belastbaar tijdperk waarin

de vennootschap onderworpen is aan de vennootschapsbelasting252. De land- of tuinbouwer die

zijn onderneming inbrengt in een landbouwvennootschap kan wel binnen de geldende

248 Com. IB 46/63.

249 Com. IB 46/54.

250 C. DILLEN en V. VERCAUTEREN, “Inbreng in landbouwvennootschap: wanneer sprake van ‘stopzetting’?”

(noot onder Rb. West-Vlaanderen 6 mei 2015), TFR 2015, 833-838.

251 Art. 29, §2 WIB 1992.

252 Com. IB 46/61.

Page 60: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

57

voorwaarden en beperkingen gebruik maken van de vrijstellingen ingevolge artikel 44, § 1, 2°,

WIB 1992, artikel 44,§ 2, WIB 1992 en artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, WIB 1992253.

86. In een recent arrest oordeelt het hof van beroep te Gent dat in de mate dat de tegenprestatie

voor een inbreng in een fiscaal transparante landbouwvennootschap bestaat uit iets anders dan

aandelen van de vennootschap, de inbreng niet onder de tijdelijke vrijstelling van artikel 46, § 1,

3° WIB 1992 kan vallen. In casu bestond de vergoeding uit de boeking van een schuld op de

lopende rekening van een vennoot en een beperkte overdracht van aandelen. Enkel in de mate dat

de inbreng met aandelen wordt vergoed, kan de stopzettingsmeerwaarde worden vrijgesteld. Om

tot deze redenering te komen, stelt het hof ten eerste dat de fiscale transparantie van een

landbouwvennootschap (art. 29, §2 WIB 1992) enkel slaat op de toepassing die artikel 29, § 1

WIB 1992 verwoordt.

In burgerlijke vennootschappen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid die winst of baten

verkrijgen, worden de opnemingen van de vennoten of leden en hun deel in de verdeelde of

onverdeelde winst of baten, als winst of baten van de vennoten of leden aangemerkt254.

Aangezien artikel 29, § 1 WIB 1992 geen inbreng vermeldt, kan er volgens het hof sprake zijn

van een stopzettingsmeerwaarde. Anders heeft de vrijstelling in artikel 46, §1, 3° geen zin. Van

Crombrugge meent echter dat de fiscale transparantie van artikel 29 WIB 1992 ook betrekking

heeft op de activa en passiva. Bovendien dient een landbouwvennootschap door meer dan één

persoon te worden opgericht. Er vindt geen realisatie plaats ten belope van de overdracht aan

zichzelf, maar er dient steeds een gedeeltelijke overdracht aan de andere oprichters te gebeuren.

Bijgevolg blijft, volgens deze auteur, de vrijstelling van artikel 46, §1, 3° WIB 1992 van belang.

Daarnaast leidt het hof uit de lezing van artikel 46 § 1 en §3 af dat er slechts een complete

vrijstelling is, wanneer de inbreng ook volledig wordt vergoed met aandelen van

inbrenggenietende vennootschap255. Zoals reeds gesteld, zou dit volgens Dillen en Vercauteren

niet uit de wettekst blijken, maar wordt hiermee een extra voorwaarde toegevoegd256.

253 Com. IB 46/63.

254 Art. 29, §1 WIB 1992.

255 S. VAN CROMBRUGGE, “Wat bij overdracht bedrijf aan transparante landbouwvennootschap?” (noot onder

Gent 7 januari 2017) Fiscoloog 2017, nr. 1513, 9.

256 C. DILLEN en V. VERCAUTEREN, “Inbreng in landbouwvennootschap: wanneer sprake van ‘stopzetting’?”

(noot onder Rb. West-Vlaanderen 6 mei 2015), TFR 2015, 833-838.

Page 61: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

58

Hoe dan ook, zij die zinnens zijn een inbreng in een fiscaal transparante landbouwvennootschap

te doen en aanspraak willen maken op de vrijstelling uit artikel 46, §1, 3° WIB 1992 kunnen

eventueel met moeilijkheden geconfronteerd worden, indien zij de inbreng deels in geld of andere

dan aandelen vergoeden.

Page 62: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

59

3 Belastbare inbreng

3.1 Gevolgen voor de eenmanszaak

3.1.1 Stopzettingsmeerwaarden

87. Tenzij de inbreng onder een wettelijke vrijstelling valt (inbreng bedrijfstak/ algemeen van

goederen, inbreng in een landbouwvennootschap, …) gaat het om een belastbare inbreng. Zoals

reeds vermeld in deel 2 ‘Belastingvrije inbreng’ kan de inbrenger bij een inbreng van een

bedrijfstak of een algemeenheid van goederen niet langer verzaken aan de vrijstelling indien de

vrijstellingsvoorwaarden voldaan zijn. Eén van die voorwaarden bestaat erin dat de inbreng

uitsluitend mag worden vergoed door de toekenning van aandelen van de verkrijgende

vennootschap. Bestaat de vergoeding uit iets anders, bv. een gedeeltelijke geldopleg, dan zijn niet

langer alle voorwaarden voldaan en gaat het bijgevolg om een belastbare inbreng.

88. De ondernemer zal net als bij een verkoop van de bestanddelen van de eenmanszaak belast

worden op de eventuele meerwaarden volgens het regime van de stopzettingsmeerwaarden (zie

de bespreking in deel 1 ‘Verkoop van de bestanddelen van de eenmanszaak aan de

vennootschap’). Het monetaire gedeelte van de stopzettingsmeerwaarden op vóór 1950

aangeschafte immateriële, materiële en financiële vaste activa en andere portefeuillewaarden blijft

vrijgesteld ingevolge artikel 44, § 1, 2°, WIB 1992 en ook de vrijstelling als beroepsinkomen van

de meerwaarden op ongebouwde onroerende goederen van landbouw- of

tuinbouwondernemingen op grond van artikel. 44,§ 2, WIB 1992 blijft gelden.

89. Wanneer de inbreng in de vennootschap een belastbare inbreng betreft, maken de aandelen

die de inbrenger in ruil heeft ontvangen ontegensprekelijk deel uit van zijn privévermogen. Bij

een latere vervreemding zijn de eventuele meerwaarden hierop dan ook hoogstens belastbaar als

divers inkomen257.

257 I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek personenbelasting 2015-2016, Antwerpen, Intersentia, 2015, 343.

Page 63: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

60

3.1.2 Belastbaar tijdstip

90. Wanneer een ondernemer zijn eenmanszaak in een bestaande of op te richten vennootschap

inbrengt, ontstaat de belastbaarheid van de aldus behaalde meerwaarden naargelang het geval op

datum van de akte van inbreng in de bestaande vennootschap of op datum van de akte van

oprichting van de nieuwe vennootschap258. De overdrachtsprijs is belastbaar, ongeacht of hij

geheel of deels in volgestorte aandelen van de overnemende vennootschap wordt voldaan259.

91. Indien de inbreng gebeurt onder het beding dat ook winst van een bepaalde voorafgaande

periode in de vennootschap wordt ingebracht (omdat bv. de vennootschap die de inbreng verkrijgt

zopas en met terugwerkende kracht is opgericht), is dat beding niet aan de administratie

tegenstelbaar en is die winst als gewone exploitatiewinst belastbaar bij de overlater260. De fiscus

is namelijk van mening dat de terugwerkende kracht van een vennootschapsakte haar niet

tegenstelbaar is, aangezien een retroactiviteitsbeding niet tot gevolg kan hebben dat bepalingen

van de belastingwetten (die van openbare orde zijn) zouden worden omzeild. Van dit principe

mag slechts worden afgeweken wanneer261:

de in de akte vermelde terugwerkende kracht met de werkelijkheid overeenstemt;

betrekking heeft op een korte periode;

en een juiste toepassing van de belastingwetgeving niet in de weg staat.

Alleen onder die voorwaarden aanvaardt de fiscus dat een vennootschap door inbreng van de

eenmanszaak retroactief wordt opgericht.

De rechtbank van Hasselt oordeelde in dit kader dat het omzetten van een eenmanszaak naar een

vennootschap de nodige tijd vergt. Zij verwerpt dan ook de argumentatie van de fiscus dat tien

maanden retroactiviteit geen korte periode is262. In dit vonnis was het van bij de start duidelijk dat

de activiteit werd uitgeoefend voor een vennootschap in oprichting. In een arrest van het hof van

beroep te Brussel lag de situatie anders. Daar ging het om een terugwerkende kracht die pas elf

maanden later werd bedongen en daar vermeldden de facturen niet dat het ging om een

vennootschap in oprichting. Ook werden de aangegane verbintenissen niet binnen de twee

258 Com. IB 28/33.

259 Com. IB 28/29.

260 Com. IB. 28/29.

261 Com. IB 340/82.

262 Rb. Hasselt 13 februari 2002, Fisc. Koer. 2002, nr.11, 377–380.

Page 64: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

61

maanden na de oprichting263 door de vennootschap overgenomen. Toch aanvaardt het hof ook

hier de retroactiviteit264. Let wel, in beide uitspraken is de retroactiviteit beperkt tot één

inkomstenjaar. Indien de retroactiviteit meer dan één jaar zou beslaan, kan de beoordeling

mogelijks anders zijn. Bovendien is het onduidelijk of een inkomstenjaar in de personenbelasting,

dan wel in de vennootschapsbelasting wordt bedoeld265.

Doorgaans is de rechtspraak eerder streng bij de beoordeling van retroactiviteitsclausules, toch

kan deze succesvol worden toegepast indien de voorwaarden van de fiscus (Com. IB 340/82) en

de regels van het vennootschapsrecht (art. 60 W. Venn.) worden gerespecteerd. Verder lijkt het

belangrijk dat de oprichting tot stand komt in hetzelfde belastingjaar als dit waarin de

overgenomen verbintenissen zijn ontstaan266.

3.2 Gevolgen voor de vennootschap

92. De vennootschap kan afschrijven op de werkelijke overnameprijs. Ook meer- en

minderwaarden worden berekend op basis van de werkelijke overnameprijs of vastgestelde

waarde. De meerwaarden die tijdens de exploitatie van de overlater werden verwezenlijkt en

waarvoor nog een herbeleggingsverplichting gold of waarop het stelsel van gespreide belasting

van toepassing was, worden volledig belast in hoofde van de overlater. De overnemer mag de

gespreide investeringsaftrek op de overgenomen vaste activa niet verder zetten en hij mag

evenmin het saldo van de eenmalige investeringsaftrek gebruiken dat niet bij de overlater is

toegepast bij gebrek aan of onvoldoende winst of baten267.

263 Art. 60 W. Venn.; Zij die in naam van een vennootschap in oprichting en vooraleer deze rechtspersoonlijkheid

heeft verkregen, in enigerlei hoedanigheid een verbintenis hebben aangegaan, zijn persoonlijk en hoofdelijk

aansprakelijk voor de aangegane verbintenis. Dat is niet het geval als de vennootschap binnen twee jaar na het

ontstaan van de verbintenis rechtspersoonlijkheid heeft verkregen en de inmiddels opgerichte vennootschap

binnen twee maanden na het verkrijgen van die rechtspersoonlijkheid de verbintenis heeft overgenomen. In dit

laatste geval, wordt de verbintenis geacht van het begin af door de vennootschap te zijn aangegaan.

264 Brussel 20 september 2002, FJF 2003, 98.

265 J. VERHOEYE, “Een vennootschap oprichten met terugwerkende kracht?”, De Tijd, 11 juli 2003.

266 E. SPRUYT, “Overstap van een eenmanszaak naar vennootschap en fiscale retroactiviteit: speel het spel correct!”,

Nieuwsbrief Notariaat 2008, 3-6.

267 Com. IB 46/63; Com. IB 46/16.

Page 65: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

62

3.3 Gevolgen op vlak van btw en registratierechten

93. De gevolgen op vlak van btw en registratierechten bij een belastbare inbreng zijn dezelfde als

deze bij een vrijgestelde inbreng (zie titel 2.4 ‘Gevolgen op vlak van btw en registratierechten’).

Eén opmerking is hier relevant. Indien onroerende goederen worden ingebracht die geen deel

uitmaken van een inbreng van een algemeenheid van goederen kan dit tot een herziening van de

aftrek van btw leiden bij de inbrenger. Dit is met name het geval wanneer de inbreng gebeurt

binnen de vijftienjarige herzieningstermijn en niet valt onder het btw-regime268.

268 T. TACK, P. GILLEMON, G. KEYMEULEN, C.VAN BIERVLIET, F. VANDENBERGHE en G. VAN LIL,

Uw vennootschap en de fiscus, Antwerpen, Intersentia, 2013, 21.

Page 66: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

63

4 Enkele fiscale topics i.v.m. de omvorming van een

eenmanszaak naar een vennootschap

4.1 Verhuur van roerende goederen aan de vennootschap

94. Naast de verkoop of de inbreng van de bestanddelen van de eenmanszaak, kan de ondernemer

de uitoefening van de eenmanszaak stopzetten en besluiten om het handelsfonds te verhuren aan

zijn vennootschap. De fiscale Administratie zal dit trachten te belasten als beroepsinkomen i.p.v.

als roerend inkomen. Beroepsinkomen wordt al vrij snel belast aan het progressief tarief van 50

procent, terwijl de inkomsten uit de verhuring, verpachting, gebruik of concessie van roerende

goederen onderworpen zijn aan een tarief van 30 procent (voor inkomsten die vanaf 1 januari

2017 zijn betaald of toegekend)269,270. Als de werkelijke kosten niet worden bewezen, mag

bovendien een kostenforfait van 15 procent worden toegepast op voorwaarde dat de verhuurde

goederen niet voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de verkrijger worden

gebruikt271. Daarenboven zijn er, in tegenstelling tot beroepsinkomen, geen sociale bijdragen

verschuldigd op roerende inkomsten. Er is geen roerende voorheffing272 op de huurgelden

verschuldigd, maar ze moeten worden aangegeven273. Voor de vennootschap is de huurprijs een

aftrekbare beroepskost.

De gunstige fiscale behandeling die met een roerende verhuur gepaard gaat, is soms een doorn in

het oog van de fiscus. Zo meende de Administratie dat de huurgelden uit de verhuur van machines

en rollend materieel door een belastingplichtige aan zijn vennootschap na de stopzetting van de

eenmanszaak een beroepsinkomen genereren. De rechtbank van Antwerpen274 besliste echter

anders275. Ook in een zaak voor de rechtbank van Leuven trachtte de fiscus de inkomsten uit de

269 Art. 171, 3° WIB 1992.

270 Het tarief bedroeg 25 procent vanaf 2013 (daarvoor 15 procent), maar werd in het kader van de tax shift door de

wet van 26 december 2015 ‘houdende maatregelen inzake versterking van jobcreatie en koopkracht’(BS 30

december 2015) eerst opgetrokken naar 27 procent voor inkomsten die vanaf 1 januari 2016 zijn betaald of

toegekend. Later werd het tarief door de Programmawet van 25 december 2016 (BS 29 december 2016) nogmaals

opgetrokken naar 30 procent voor de inkomsten die zijn betaald of toegekend vanaf 1 januari 2017.

271 Art. 3 KB/WIB 1992.

272 Art. 111, a) KB/WIB 1992.

273 Art. 313, al 1, 2° WIB 1992.

274 Officiële benaming, rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen.

275 Rb. Antwerpen 19 december 2003, Fiscoloog 2004, nr. 921, 9.

Page 67: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

64

verhuur van materieel te belasten als beroepsinkomen. In casu ging het hier eveneens om een

belastingplichtige die zijn activiteit in persoonlijke naam stopzette. Hij droeg zijn handelszaak

aan een bvba over, maar het materieel en wagenpark bleef persoonlijke eigendom en werd aan de

bvba verhuurd. De rechtbank beschouwt dit niet als een beroepswerkzaamheid, aangezien

daarvoor nood is aan “een geheel van verrichtingen die zich vaak genoeg voordoen en met elkaar

verbonden zijn om een voortdurende en gewone bedrijvigheid op te leveren.” De huurinkomsten

werden terecht als roerende inkomsten aangegeven276. Ook in hoger beroep trekt de

belastingplichtige aan het langste eind. Opdat roerende inkomsten als winst kunnen worden

beschouwd, is vereist dat verhuuractiviteit op zichzelf een beroepsactiviteit uitmaakt. In casu is

dit volgens het hof niet het geval. Het feit dat de verhuur met btw werd gefactureerd, vormt geen

bewijs van een beroepsmatige verhuur. De belastingplichtige had namelijk slechts één klant en

maakte geen publiciteit en kosten die normaal gepaard gaan met een professionele activiteit. Er

was evenmin een schriftelijke huurovereenkomst opgesteld en de prestaties van de

belastingplichtige beperkten zich tot het louter ter beschikking stellen van de roerende goederen.

Bijgevolg moeten de verkregen huurinkomsten, volgens het hof, beschouwd worden als roerende

inkomsten277.

4.2 Verhuur van een deel van de privéwoning aan de vennootschap

95. Het komt niet zelden voor dat de uitbater van een eenmanszaak die de overstap maakt naar

een vennootschap een deel van zijn woning aan de vennootschap wil verhuren. Denk bijvoorbeeld

aan een advocaat die een deel van zijn woonst gebruikt als kantoor of de bakker wiens bakkerij

op het gelijkvloers van zijn woning is gelegen. Welnu, het verhuren van een onroerend goed aan

de eigen vennootschap is een fiscaal voordelige methode om geld uit de vennootschap te halen.

Daartoe dienen wel enkele ‘spelregels’ te worden gerespecteerd.

96. Als een natuurlijk persoon een onroerend goed verhuurt aan een vennootschap (of aan een

natuurlijk persoonlijk die het goed geheel of deels gebruikt voor het uitoefenen van zijn

beroepswerkzaamheid), dan is de verhuurder belastbaar op het totale bedrag van de huurprijs en

huurvoordelen. Deze som mag niet lager zijn dan het geïndexeerd kadastraal inkomen verhoogd

met 40 procent, indien de verhuur gebouwde onroerende goederen betreft (niet lager dan het

276 Rb. Leuven 6 januari 2012, Fisc. Koer. 2012, nr. 4, 266-270.

277 Antwerpen 17 februari 2015, FJF 2015, nr. 6, 184.

Page 68: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

65

geïndexeerd kadastraal inkomen i.g.v. ongebouwde onroerende goederen, materieel en

outillage)278. Om tot het nettobedrag te komen, mag het laagste van volgende twee bedragen in

mindering worden gebracht als forfaitaire kosten279:

40 procent van het brutobedrag;

2/3 van het ongeïndexeerd kadastraal inkomen vermenigvuldigd met een door de koning

vastgestelde revalorisatiecoëfficiënt280.

Naast deze forfaitaire aftrek kunnen de interesten van een lening die specifiek werd aangegaan

om onroerende goederen te verwerven of te behouden van het totaalbedrag van de belastbare

onroerende inkomsten worden afgetrokken281. Deze interesten worden evenredig afgetrokken van

de verschillende categorieën van onroerende goederen, zijnde onroerende goederen gelegen in

België, onroerende goederen niet in België gelegen, maar in een land met een

dubbelbelastingverdrag en onroerende goederen gelegen in een land zonder

dubbelbelastingverdrag met België282,283.

Bovenop de gunstige kostenaftrek (ter vergelijking voor een bedrijfsleidersbezoldiging komt

slechts 3 procent forfaitaire aftrek in aanmerking284) komt het feit dat de onroerende inkomsten

niet in aanmerking komen voor het bepalen van de sociale bijdragen of de vermeerdering wegens

geen of onvoldoende voorafbetaling. Daarnaast kan er ook belang worden gehecht aan de

redenering dat door de verhuur de meerwaarde gerealiseerd op het onroerend goed na een

bepaalde periode niet meer zal belast worden in de personenbelasting285. Deze materie is reeds

behandeld onder titel 1.1.4 ‘Uit hoofde of naar aanleiding van de stopzetting’, onderafdeling

‘Desaffectatie van beroepsgoederen’.

97. De wetgever wil natuurlijk niet dat een bedrijfsleider zichzelf veel huurgelden toekent (die

gunstig worden belast en vrij zijn van sociale zekerheidsbijdragen) en slechts een klein loon

278 Art. 7, §1, 2°, c) WIB 1992.

279 Art. 13 WIB 1992.

280 De revalorisatiecoëfficiënt voor aanslagjaar 2017 bedraagt 4,31; Art. 1 KB/WIB 1992.

281 Art. 14, al. 1, 1° WIB 1992.

282 Art. 14, al. 1, 1° WIB 1992

283 I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek personenbelasting 2015-2016, Antwerpen, Intersentia, 2015, 74.

284 Art. 51, al. 2, 2° WIB 1992.

285 C.VAN BIERVLIET, Fiscaalvriendelijk geld uit uw vennootschap halen, Mechelen, Kluwer, 2012, 739.

Page 69: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

66

uitkeert. Vandaar werd een wettelijke bepaling286 ingevoerd die de herkwalificatie van huur naar

beroepsinkomen mogelijk maakt. In de mate dat de huurprijs en huurvoordelen meer bedragen

dan 5/3 van het kadastraal inkomen, vermenigvuldigd met een door de koning bepaalde

revalorisatiecoëfficiënt287. De herkwalificatie vindt slechts plaats in het geval het gaat om:

de verhuur van gebouwde onroerende goederen;

door bedrijfsleiders eerste categorie: bestuurders, zaakvoerders, vereffenaars of diegene

die soortgelijke functies uitoefenen288;

aan de vennootschap waarin zij hun functie uitoefenen.

De herkwalificatie vindt ook plaats in hoofde van de permanente vertegenwoordigers zoals

bedoeld in artikel 61, § 2 W.Venn.289 Bedrijfsleiders tweede categorie290 en de verhuur van

ongebouwde onroerende goederen worden niet door de maatregel getroffen. De herkwalificatie is

evenmin van toepassing op andere overeenkomsten dan een huurcontract, zoals bv. een contract

van onderverhuring of het verlenen van een recht van vruchtgebruik of een ander zakelijk recht.

Indien een verhuur in combinatie met onderverhuring plaatsvindt of door gebruik te maken van

een zakelijk recht (zoals bv. vruchtgebruik, erfpacht) kan eventueel simulatie of de algemene

antimisbruikbepaling van art. 344, § 1 WIB 1992 ingeroepen worden. Een andere manier om hoge

vergoedingen van het vruchtgebruik door de vennootschap aan te vallen, bestaat in het belasten

van een voordeel alle aard291.

Opdat er een herkwalificatie naar beroepsinkomen kan gebeuren, moet de bedrijfsleider eigenaar,

bezitter, vruchtgebruiker, erfpachter of opstalhouder van het onroerend goed zijn292. De

toepassingsvoorwaarden worden in hoofde van iedere echtgenoot individueel beoordeeld.

Onroerende goederen die in volle eigendom toebehoren aan een van de echtgenoten die geen

bestuurder in de hurende vennootschap is, komen niet in aanmerking293. Wanneer het gebouwd

286 Art. 32, al. 2, 3° WIB 1992.

287 De coëfficiënt vermeld in art. 13 WIB 1992, jaarlijks vastgesteld door de Koning in art. 1 KB/WIB 1992.

288 Art. 32, al. 1, 1° WIB 1992.

289 Vr. en Antw. Kamer, Vr. nr. 39, 14 januari 2009 (J. LEJEUNE).

290 Art. 32, al. 1, 2° WIB 1992: personen die in de vennootschap een leidende functie of leidende werkzaamheid van

dagelijks bestuur, van commerciële, financiële of technische aard uitoefenen buiten een arbeidsovereenkomst.

291 Com. IB 32/28; I. VAN DE WOESTEYNE, Handboek personenbelasting 2015-2016, Antwerpen, Intersentia,

2015, 47.

292 Com. IB 32/22.

293 Com. IB 32/23.

Page 70: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

67

onroerend goed tot het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten behoort, wordt de

herkwalificatie berekend (zowel voor het KI als voor de huur) alsof ieder van hen voor 50 procent

eigenaar is294. In hoofde van de echtgeno(o)t(e) die geen opdracht als bestuurder, zaakvoerder,

vereffenaar of soortgelijke functie uitoefent, zal er geen herkwalificatie plaatsvinden.

Indien de bedrijfsleider meerdere gebouwde onroerende goederen verhuurd aan zijn

vennootschap, moet voor elk goed apart worden nagegaan of er een gedeelte van de huur moet

worden geherkwalificeerd295. Indien onroerende goederen of gedeelten ervan slechts gedurende

een gedeelte van het jaar ter beschikking worden gesteld, diende het belastbare bedrag vroeger in

functie van het aantal maanden van het gebruik of de bewoning te worden vastgesteld296. Vanaf

aanslagjaar 2015 wordt het onroerend inkomen van een onroerend goed waarvan de bestemming

tijdens het jaar wijzigt op dagbasis vastgesteld (i.p.v. op maandbasis)297. Voor de berekening van

de herkwalificatie van huurinkomsten, die slechts voor een deel van het jaar als beroepsinkomen

belastbaar zijn, moet het kadastraal inkomen bijgevolg worden verminderd in functie van het

aantal dagen en niet meer in functie van het aantal maanden. De Administratie zal deze methode

vanaf 1 januari 2017 toepassen. Voor de inkomsten die werden verkregen vanaf aanslagjaar 2015

tot 2017 zal de administratie de berekening aanvaarden op dag- of maandbasis298.

98. Het gedeelte van de huur dat werd geherkwalificeerd tot beroepsinkomen is onderworpen aan

sociale zekerheidsbijdragen en aan het systeem van belastingvermeerdering wegens geen of

onvoldoende voorafbetalingen. Van het geherkwalificeerde deel zijn geen kosten m.b.t. het in

huur gegeven onroerend goed aftrekbaar. We kunnen hierbij bijvoorbeeld denken aan de

interesten van de lening aangegaan om het goed te verwerven. Heeft de bedrijfsleider echter nog

andere onroerende inkomsten, dan kunnen de interesten hiervan wel in aftrek worden gebracht.

De geherkwalificeerde huur komt in aanmerking om de grens van 36 000 euro bezoldiging te

bereiken in het kader van het verlaagd tarief van de vennootschapsbelasting. Daarnaast mag het

294 Com. IB 32/24.

295 Com. IB 32/36.

296 Com. IB 36/121.

297 Nieuwe versie van artikel 9, tweede lid, WIB 1992.

298 Circ.e AAFisc nr. 43/2016 (nr. Ci.702.734), 19 december 2016, www.fisconet.be.

Page 71: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

68

geherkwalificeerd deel in rekening worden gebracht bij de berekening van de 80 %-grens in het

kader van groepsverzekeringen299.

99. Indien de vennootschap de huurprijs over meerder jaren vooruitbetaalt, mag de berekening

van het huurinkomen worden gespreid over de periode waarop de betaling betrekking heeft, mits

schriftelijk en onherroepelijk akkoord van de belastingplichtige300. De minister stelt inzake de

verhuur van onroerende goederen door een particulier aan een vennootschap (of aan een natuurlijk

persoon voor zijn beroepswerkzaamheid) dat er enkel rekening moet worden gehouden met de

werkelijk betaalde huurgelden301. Bijgevolg hoeft het belastbaar tijdstip bij de verhuurder niet per

se samen te vallen met het ogenblik waarop de vennootschap de huurprijs als kost heeft

geboekt302.

100. Het valt aan te raden om het onroerend goed (als dit mogelijk is) gemeubeld te verhuren aan

de vennootschap. Indien er een gezamenlijke prijs voor de verhuur is bedongen, dan wordt de

roerende huur geacht op 40 procent van het totale bedrag te slaan303. Bovendien bedraagt het

kostenforfait voor de verhuur van roerende goederen die gemeubileerde woningen, kamers of

appartementen stofferen 50 procent304 (i.p.v. 15 procent305). Een cijfervoorbeeld kan het nut van

een gemeubelde verhuur verduidelijken. Veronderstel dat de belastingplichtige een gemeubelde

kantoorruimte in zijn woning verhuurt aan zijn vennootschap voor een globale huurprijs van 5000

euro per jaar. Maar liefst 2000 euro slaat dan op de verhuur van roerende goederen. Hiervan mag

forfaitair 1000 euro aan kosten worden afgetrokken. Wat overblijft, 1000 euro, is belastbaar als

roerend inkomen aan 30 procent. M.a.w. op het roerend inkomen van 2000 euro moet de

belastingplichtige 300 euro belasting betalen. Bovendien is slechts 3000 euro (en niet 5000 euro)

vatbaar voor herkwalificatie. De herkwalificatieregel uit artikel 32, al. 2, 3° WIB 1992 slaat

immers enkel op de herkwalificatie van onroerend inkomen naar beroepsinkomen.

299 C.VAN BIERVLIET, Fiscaalvriendelijk geld uit uw vennootschap halen, Mechelen, Kluwer, 2012, 741 – 743.

300 Com. IB 32/34.

301 Vr. en Antw. Kamer, Vr. nr. 17, 2 september 1999 (A. VAN DE CASTEELE).

302 C.VAN BIERVLIET, Fiscaalvriendelijk geld uit uw vennootschap halen, Mechelen, Kluwer, 2012, 748.

303 Art. 4, l°, b KB/WIB 1992.

304 Art. 4, l°, b KB/WIB 1992.

305 Art. 3 KB/WIB 1992.

Page 72: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

69

In een zaak voor het hof van beroep te Gent verhuurde een arts het gemeubelde praktijkgedeelte

van zijn woning aan zijn vennootschap. Van de huurprijs beschouwde hij 40 procent als roerend

inkomen, maar de fiscus ging hier niet mee akkoord gelet op de geringe waarde van de meubels.

Bijgevolg werd een deel van de huurprijs beschouwd als verdoken bezoldiging. Het hof van

beroep stelt de Administratie echter in het ongelijk. De stelling van de fiscus gaat immers in tegen

de wettelijke bepaling van artikel 4, l°, b KB/WIB 1992306.

101. Voor de hurende vennootschap zal de huurprijs een aftrekbare kost uitmaken, indien de

voorwaarden van artikel 49 WIB 1992 zijn voldaan. De verhuurder staat normaliter in voor kosten

van groot onderhoud307 en grove herstellingen308, tenzij de huurovereenkomst anders bepaald. De

zogenaamde huurherstellingen vallen daarentegen in principe ten laste van de huurder309. Dit zijn

herstellingen van geringe of onbeduidende schade, die meestal aan de huurder te wijten zijn. Denk

maar aan gebroken ruiten, verroeste sloten of sleutels, een verstopte lavabo, … 310,311. Indien de

huurder werken aan het goed heeft gedaan, dan mag de verhuurder de gedane verbeteringen

behouden, op voorwaarde dat hij de kostprijs ervan vergoedt. De verhuurder kan er ook voor

opteren om de werken te laten wegnemen door de huurder. Wanneer contractueel niet afgeweken

wordt van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en de huurder zou niettemin grove

herstellingen of verbouwingen uitvoeren, die normaal ten laste van de verhuurder vallen, dan kan

de fiscus312:

de kosten in hoofde van de vennootschap-huurder verwerpen, omdat ze niet werden

gedaan om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden;

een voordeel van alle aard belasten in hoofde van de eigenaar, wanneer de werken zonder

vergoeding op het einde van de huur overgaan naar de eigenaar, die een arbeidsrelatie

heeft met de vennootschap-huurder (of als er geen arbeidsrelatie bestaat de waarde van de

werken belasten als een toegestane liberaliteit).

306 Gent 22 februari 2001, Fiscoloog 2001, nr. 794, 9.

307 Art. 1719, 2° BW.

308 Art. 1720, tweede lid BW.

309 Art. 1720, tweede lid BW en art. 1754 BW.

310 Art. 1754 BW.

311 M. DAMBRE, Bijzondere overeenkomsten, Brugge, Die Keure, 2014, 203.

312 T. TACK, P. GILLEMON, G. KEYMEULEN, C.VAN BIERVLIET, F. VANDENBERGHE en G. VAN LIL,

Uw vennootschap en de fiscus, Antwerpen, Intersentia, 2013, 78.

Page 73: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

70

4.3 Problematiek verhuur cliënteel

4.3.1 Beroepsinkomen volgens de fiscus

102. Vooral de verhuring van cliënteel aan de eigen vennootschap van de belastingplichtige kan

op veel aandacht van de Administratie rekenen. Het inkomen dat hieruit voortkomt, betreft

volgens de fiscus een beroepsinkomen. Zij beroept zich hiervoor op artikel 32, eerste alinea WIB

1992 of op artikel 37 WIB 1992. Artikel 32 WIB 1992 behelst het attractiebeginsel. Dit beginsel

houdt in dat alle beloningen die door een vennootschap worden toegekend aan een natuurlijk

persoon die een opdracht als bestuurder, zaakvoerder (of een ander gelijksoortige functie)

uitoefent, beschouwd worden als bedrijfsleidersbezoldigingen. Art. 37 WIB 1992 voert de regel

in dat de inkomsten van onroerende en roerende goederen en kapitalen als beroepsinkomsten

worden belast wanneer die goederen en kapitalen worden gebruikt voor het uitoefenen van de

beroepswerkzaamheid van de verkrijger van de inkomsten. Naast voorgenoemde artikels beroept

de fiscale Administratie zich soms op simulatie313.

103. Niettegenstaande de rechtspraak overwegend negatief oordeelt over verhuur van cliënteel

zijn er ook uitspraken in het voordeel van de belastingplichtige te vinden. Een zaak voor het hof

van beroep te Gent betrof de verhuur van cliënteel door een fotograaf. Deze beëindigde zijn

beroepswerkzaamheid in persoonlijke naam en richtte een vennootschap op, waaraan hij het

cliënteel verhuurde. De fiscus wou de huurinkomsten belasten als beroepsinkomen, maar werd

hierin teruggefloten door het hof 314.

In verscheidene uitspraken volgt de rechtspraak echter de redenering van de Administratie315. Zo

oordeelde het hof van beroep te Gent dat het cliënteel van een geneesheer geen roerend goed of

recht is waarover men kan beschikken. Bijgevolg kan niemand het verhuren of verkopen. De

inkomsten uit de verhuur van het cliënteel door een geneesheer aan zijn vennootschap

kwalificeren niet als roerende inkomsten, maar als bedrijfsleidersbezoldigingen316. In het

cassatieberoep bij dit arrest (dat overigens niet tot een uitspraak leidde, wegens

onontvankelijkheid van de middelen), merkte advocaat-generaal Thijs op dat een verkoop van

313 C.VAN BIERVLIET, Fiscaalvriendelijk geld uit uw vennootschap halen, Mechelen, Kluwer, 2012, 570.

314 Gent 17 november 2009, Fisc. Koer. 2010, 38.

315 Cass. 18 december 2009, TFR 2010,774 (verhuur van cliënteel door arts maakt een beroepsinkomen uit).

316 Gent 9 maart 2010, Fisc. Act. 2010, nr. 19, 1.

Page 74: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

71

cliënteel i.t.t. een verhuur wel mogelijk is317. Het Hof stelt dat, gelet op het wettelijk verbod318 de

geneeskunde uit te oefenen zonder het wettelijk diploma te bezitten van doctor in de genees-, heel-

en verloskunde, het verhuren van het recht op uitbating van het cliënteel door een geneesheer-

huisarts aan een door hem opgerichte bvba fictief en gesimuleerd is. Het is niet de vennootschap

maar wel de geneesheer-huisarts die in werkelijkheid de geneeskunde beoefent, zodat de

vergoeding voor de verhuur in werkelijkheid moet beschouwd worden als

bedrijfsleidersbezoldiging in de zin van de artikelen 30, 2° en 32 W.I.B 1992 Voor zover de

geneesheer voorhoudt dat niet hijzelf, maar de vennootschap de patiënten behandelt, komt het op

tegen een beoordeling in feite van de appelrechters en is dit argument niet ontvankelijk voor het

Hof319. Van Crombrugge meent dat voorgaand arrest niet wil aangeven dat er geen mogelijkheid

meer bestaat voor een vennootschap met rechtspersoonlijkheid om de geneeskunde uit te oefenen.

Dat zou immers de ontkenning van de rechtsgeldigheid van professionele vennootschappen

betekenen. Het hof van beroep te Bergen deelt deze mening en erkent uitdrukkelijk de

mogelijkheid voor een ziekenhuisarts om zijn goodwill over te dragen (niet te verhuren) aan een

vennootschap met rechtspersoonlijkheid. Volgens het hof te Bergen is de draagwijdte van het

cassatiearrest van 19 januari 2012 beperkt tot de vraag naar de kwalificatie van de inkomsten die

een arts verkrijgt door de verhuring van het recht om zijn cliënteel te exploiteren. De inkomsten

uit de verhuring moeten gekwalificeerd worden als bedrijfsleidersbezoldigingen in de mate dat

het noodzakelijkerwijze de arts is (en niet de vennootschap) die optreedt als geneesheer ten

aanzien van zijn patiënten. Het feit dat de vennootschap geen diploma van doctor in de

geneeskunde bezit, betekent niet dat elke vorm van overdracht van een onlichamelijke waarde,

zoals goodwill of clienteel, door een arts een zijn vennootschap uitgesloten is320.

Een andere zaak voor het hof van beroep te Gent321 betrof een geval waarin een notaris zijn

notariaat in eigen naam beëindigt en overdraagt aan een vennootschap waarvan hij zaakvoerder

en aandeelhouder is. De minuten (waaronder ook het cliënteel is begrepen), de infrastructuur en

de bibliotheek worden aan de vennootschap verhuurd tegen een vaste maandelijkse huurprijs. De

317 J. VAN BESIEN, “Verhuur van cliënteel. Einde verhaal” (noot onder Cass. 19 september 2013), TFR 2014, nr.

471, 960-965.

318 Art. 2, § 1 Wet gezondheidsberoepen.

319 Cass. 19 januari 2012, Fisc. Act. 2012, nr.9, 1-3.

320 S. VAN CROMBRUGGE, “Wel overdracht goodwill door ziekenhuisarts aan vennootschap”, Fiscoloog 2015,

1445, 4-6.

321 Gent 6 september 2011, Fiscoloog 2011, 1265, 7.

Page 75: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

72

fiscale Administratie belast de aangegeven roerende inkomsten als beroepsinkomsten o.g.v.

simulatie. Zowel de rechter in eerste aanleg als het hof van beroep steunen de redenering van de

fiscus. Het hof meent dat een notaris na de stopzetting van zijn beroepsactiviteit geen invloed

meer heeft op het klantenbestand. Vanaf de stopzetting bepaalt de overnemer het klantenpotentieel

en niet langer de overdrager. Dat de overeenkomst de verhuur van ‘potentieel cliënteel’ vermeld,

verandert hier niets aan. Het cliënteel is niet verhuurbaar, aangezien klanten vrij zijn in hun keuze

van notaris en in het geheel niet gebonden zijn322. De redenering van het hof is gebaseerd op de

veronderstelling dat het klantenbestand niet gebonden is aan de belastingplichtige in kwestie, wat

in het geval van een notaris tot weinig twijfel leidt. Maar wat als de klanten wel gebonden zijn

aan de belastingplichtige, zeker wanneer zij contractueel gebonden zijn, is deze redenering dan

wel nog houdbaar323?

4.3.2 Cassatiearrest van 19 september 2013

4.3.2.1 Einde verhuur cliënteel?

104. In 2013 kwam het Hof van Cassatie324 tot het (toch wel verrassende) oordeel dat cliënteel in

het algemeen niet vatbaar is voor verhuring. Hiermee werd het vraagstuk omtrent de al dan niet

verhuurbaarheid van cliënteel definitief beslecht. De feiten die aan de basis van het arrest lagen,

gingen als volgt. Broer en zus baatten samen een verzekeringskantoor uit onder de vorm van een

feitelijke vereniging. Aangezien de zus haar activiteiten wil verminderen, besluiten ze de feitelijke

vereniging op te doeken en samen een bvba op te richten, opdat een derde kan participeren. Broer

en zus worden elk als zaakvoerders benoemd. Zij blijven persoonlijk titularis van de

klantenportefeuille, die ze voor een periode van zes jaar (stilzwijgend verlengbaar) verhuren aan

de bvba. Er werd uitdrukkelijk overeengekomen dat huurovereenkomst enkel het bestaande

cliënteel bij de stopzetting omvatte. Een latere toename van het cliënteel werd eigendom van de

bvba. De verhuurders geven de huurinkomsten aan als roerend inkomen in de aangifte van de

personenbelasting. Volgens de fiscus is er echter sprake van simulatie en zij herkwalificeert de

huur als bedrijfsleidersbezoldiging en belast deze aan de progressieve tarieven.

322 P. HAAGDORENS en C. DILLEN, “Verhuur cliënteel: andermaal simulatie”, T.Not. 2013, nr. 6, 376-382. 323 K. JANSSENS, “Verhuur cliënteel na stopzetting is simulatie”, Fisc. Act.. 2011, nr. 33, 1-3.

324 Cass. 19 september 2013, F110165N, www.juridat.be.

Page 76: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

73

De zaak komt tot bij het hof van beroep te Antwerpen. Het hof oordeelt dat de betrokken personen

weldegelijk hun beroepsactiviteit hebben beëindigd en dat er geen sprake is van simulatie. Het is

namelijk de vennootschap die optreedt als verzekeringsmakelaar. Het hof stelt dat clienteel een

immaterieel vast actief is en derhalve een roerend goed in de zin van artikel 1713 BW dat het

voorwerp van verhuring kan uitmaken. De vergelijking die de administratie maakt met de

rechtspraak i.v.m. de verhuur van het cliënteel door een arts aan een vennootschap, gaat volgens

het hof niet op. De feitelijke situatie is namelijk verschillend en een rechtscollege moet geval per

geval bekijken hoe de verhoudingen tussen de partijen en ten opzichte van de fiscus moeten

worden gekwalificeerd325. Daarnaast verwerpt het hof alle standpunten die door de fiscus werden

ingenomen, herkwalificatie o.g.v. art. 344 WIB 1992, belasting als bedrijfsleidersbezoldiging

o.g.v. het attractiebeginsel, belasting als beroepsinkomsten o.g.v. het gegeven dat

klantenportefeuille niet het voorwerp van een verhuurovereenkomst kan uitmaken326.

De Administratie legt zich niet neer bij dit oordeel en stelt een cassatieberoep in. Het Hof van

Cassatie komt op 19 september 2013 tot het besluit dat cliënteel niet vatbaar is voor verhuring.

Zij baseert zich hiervoor op de artikelen 1709 en 1719,3° BW327.

Huur van goederen is een contract waarbij de ene partij zich verbindt om de andere het genot

van een zaak te doen hebben gedurende een zekere tijd, en tegen een bepaalde prijs, die de

laatstgenoemde zich verbindt te betalen328.

Vooral het gegeven dat de verhuurder het rustig genot van het verhuurde goed niet kan verschaffen

zolang de huur duurt (een verplichting die volgt uit art. 1719, 3° BW), doet het Hof besluiten dat

het cliënteel niet het voorwerp van een verhuurovereenkomst kan uitmaken.

Advocaat-generaal Thijs verduidelijkt in zijn conclusie nogmaals329 dat het verhuren van cliënteel

aan een derde duidelijk moet worden onderscheiden van de problematiek van de inbreng of

overdracht van cliënteel aan een vennootschap. Cliënteel is vatbaar voor verkoop en de waarde

ervan kan worden afgeschreven. Het feit dat cliënteel het voorwerp van een verkoopovereenkomst

325 DOOLAEGE, A., DE MEYERE, L., WESTEN, B., DE VRIESE, L., CLOCHERET, A., DE TROYER, I.,

Overzicht rechtspraak 2012-2013. Algemeen belastingrecht – Inkomstenbelastingen, AFT 2014, nr.. 8-9, 14-120.

326 Antwerpen 8 maart 2011, TFR 2012, nr. 424, 612.

327 Cass. 19 september 2013, F110165N, www.juridat.be.

328 Art. 1709 BW.

329 Ook in de conclusie bij het hiervoor besproken cassatiearrest van 19 januari 2012 maakte advocaat-generaal Thijs

dit onderscheid.

Page 77: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

74

kan uitmaken, betekent echter niet dat cliënteel ook verhuurbaar is naar burgerlijk recht.

Aangezien klanten zelf beslissen of ze al dan niet klant blijven, is de verhuurder niet in staat om

het rustig genot over de verhuurde zaak te verschaffen.

4.3.2.2 Kritiek rechtsleer

105. In de rechtsleer deed deze uitspraak van het Hof van Cassatie heel wat stof opwaaien.

Janssens stelt dat cliënteel in bepaalde gevallen contractueel gebonden is, zodat het niet zomaar

kan verdwijnen330. Haagdorens merkt op dat het cliënteel in casu bestond uit verzekeringsnemers,

die de verzekeringsovereenkomst slechts kunnen verbreken mits de voorwaarden uit de wet

betreffende de verzekeringen van 4 april 2014 worden nageleefd. Dit ondermijnt de motivering

van het Hof dat klanten geenszins gebonden zijn331. Volgens De Schryver is artikel 1719, 3° BW

van aanvullend recht en bijgevolg zouden de partijen ervan kunnen afwijken332.

Lardenoit en De Schryver vatten niet hoe het Hof van Cassatie een verkoop van cliënteel wel

mogelijk acht en een verhuur van cliënteel dan weer niet. Eigendom is immers “het recht om op

de meest volstrekte wijze van een zaak genot te hebben en daarover te beschikken, mits men er

geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of met de verordeningen”333. Overdracht van

eigendom zou dan ook een overdracht van het genot met zich meebrengen. Als het Hof oordeelt

dat het klantenbestand verkoopbaar is, dan erkent het, volgens Lardenoit, dat de verkoper het

rustig genot op de meest volstrekte wijze kan garanderen en dan bestaat er geen andere

mogelijkheid dan dit door te trekken naar de verhuur van cliënteel334. Van Besien stelt daarentegen

dat bij een verkoop de verplichting om het genot als eigenaar te verschaffen enkel bestaat op het

ogenblik van de verkoop zelf, terwijl bij een huurovereenkomst deze verplichting gedurende de

volledige looptijd van de overeenkomst bestaat. Als de verbintenis om een ander het genot van de

330 K. JANSSENS, “Verhuur cliënteel na stopzetting is simulatie”, Fisc. Act. 2011, nr. 33, 1-3.

331 P. HAAGDORENS, “Verhuur van cliënteel is onmogelijk volgens het Hof van Cassatie” (noot onder Cass. 19

september 2013), T.Not. 2014, 107- 110.

332 J. DE SCHRYVER, “Cassatie verwerpt huur cliënteel. (Pyrrus)overwinning voor fiscus?”, Fisc.Act. 2013, nr. 35,

1-4.

333 Art. 544 BW.

334 C. LARDENOIT, “Cliënteel wel verkoopbaar, niet verhuurbaar” (noot onder Cass. 19 september 2013), RABG

2014, 684-692.

Page 78: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

75

zaak te doen hebben er niet meer is, is er ook geen sprake meer van een verhuur in de zin van

burgerlijk wetboek335.

Een andere gehoorde kritiek is dat een verhuurder enkel gehouden is tot vrijwaring voor daden

van derden wanneer deze een rechtsstoornis veroorzaken. De situatie waarin een klant van de

verhuurder beslist geen klant van de huurder te blijven, betreft geen rechtsstoornis. Een mogelijke

afname van cliënteel is wel een feitelijke stoornis, maar de verhuurder is niet aansprakelijk voor

feitelijke stoornissen veroorzaakt door derden336.

Ook van Crombrugge meent dat cliënteel een reële economische waarde vertegenwoordigt die

men ten gelde moet kunnen maken. Bovendien moet dit ten gevolge van de vrijheid van

contracteren eveneens mogelijk zijn via een verhuurovereenkomst. De rechtspraak van het Hof

gaat in tegen de klassieke rechtsleer die de verhuring van een handelszaak, waarvan de cliënteel

meestal het voornaamste bestanddeel is, altijd als een perfect geldige overeenkomst heeft

beschouwd337. Als de redenering van het Hof van Cassatie wordt gevolgd, behoort een inbreng of

verkoop van clienteel ook niet langer tot de opties volgens Van Crombrugge338.

4.3.2.3 Gevolgen arrest

106. Ondanks de storm van kritiek in de rechtsleer werd de visie van het Hof van Cassatie reeds

bevestigd door andere rechterlijke instanties. Dat cliënteel civielrechtelijk niet vatbaar is voor

verhuring impliceert volgens verscheidene auteurs echter niet dat de huurinkomsten automatisch

als beroepsinkomen moeten worden beschouwd in hoofde van de verhuurder339. Als de

Administratie geen overdracht bewijst (waaruit een meerwaarde wordt gerealiseerd), dan kunnen

335 J. VAN BESIEN, “Verhuur van cliënteel. Einde verhaal” (noot onder Cass. 19 september 2013), TFR 2014, 960-

965.

336 C. LARDENOIT, “Cliënteel wel verkoopbaar, niet verhuurbaar” (noot onder Cass. 19 september 2013), RABG

2014, 684-692; J. DE SCHRYVER, “Cassatie verwerpt huur cliënteel. (Pyrrus)overwinning voor fiscus?”,

Fisc.Act. 2013, nr. 35, 1-4; S. LAMOTE en J. SANDRA, “Het cassatiearrest van 19 september herbekeken.

Verhuur handelsfonds blijft mogelijk”, Fisc. Act. 2014, nr.36, 7.

337 L. en S. FREDERICQ, Handboek van Belgisch handelsrecht, Brussel, Bruylant, 1976, nr. 389 e.v.

338 S. VAN CROMBRUGGE, “Geen verhuring cliënteel mogelijk”, Fiscoloog 2014, nr. 1377, 13.

339 C. LARDENOIT, “Cliënteel wel verkoopbaar, niet verhuurbaar” (noot onder Cass. 19 september 2013), RABG

2014, 684-692; J. VAN BESIEN, “Verhuur van cliënteel. Einde verhaal” (noot onder Cass. 19 september 2013),

TFR 2014, 960-965;

Page 79: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

76

de vergoedingen enkel als beroepsinkomsten worden belast indien de Administratie aantoont

dat340:

de roerende goederen worden gebruikt voor de beroepswerkzaamheid van de

‘verhuurder’ (art. 37 WIB 1992);

ofwel dat er een causaal verband bestaat tussen de uitgeoefende werkzaamheid en de

betaalde vergoeding (art. 31 of 32 WIB 1992).

De rechtspraak341 lijkt op basis van het behandelde cassatiearrest de huurovereenkomst als een

gesimuleerd te beschouwen en belast de vergoeding als beroepsinkomen342. De zaak die voorlag

voor het hof van beroep te Gent betrof de stopzetting van een eenmanszaak door een accountant,

waarna deze het cliënteel verhuurde aan zijn pas opgerichte bvba. Aangezien de accountant het

rustig genot van het cliënteel niet kan garanderen, stelt het hof dat de huurovereenkomst een

geveinsd contract is. De klanten beslissen immers zelf met welke accountant ze in zee gaan. De

fiscus heeft de zogenaamde roerende inkomsten terecht belast als beroepsinkomsten343.

107. Het hof van beroep te Antwerpen stelt uitdrukkelijk dat het cassatiearrest van 19 september

2013 niet van toepassing is op de verhuur van een handelszaak, vermits in de situatie voor het hof

enkel de verhuur van cliënteel voorlag. In de zaak voor het hof te Antwerpen verhuurde de

geneesheer het gehele handelsfonds en niet enkel het cliënteel. Bovendien stelt het hof dat de

redenering volgens dewelke het rustig genot niet kan worden gewaarborgd, niet geldt voor de

verhuur van een handelszaak. Uiteindelijk krijgt de fiscus in de betreffende zaak wel gelijk,

aangezien bleek dat de arts zijn activiteit als natuurlijk persoon niet helemaal had stopgezet. De

loonfiches vermeldden namelijk nog erelonen als arts/ natuurlijk persoon. Bijgevolg was het

handelsfonds geen deel gaan uitmaken van het privévermogen van de arts en kon de fiscus de

huurinkomsten terecht herkwalificeren naar beroepsinkomsten op basis van artikel 37 WIB

1992344.

De rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge meent eveneens dat de verhuur

van een handelsfonds mogelijk blijft. Een zelfstandig schrijnwerk zet zijn eenmanszaak stop, richt

340 J. DE SCHRYVER, “Cassatie verwerpt huur cliënteel. (Pyrrus)overwinning voor fiscus?”, Fisc.Act. 2013, nr. 35,

1-4.

341 Gent 24 maart 2015, TFR 2015, nr. 486, 14; Brussel 4 juni 2014, Fisc. Koer. 2014, nr. 12, 520-523; Brussel 18

juni 2015, www.fisconetplus.be.

342 P. SALENS en C. TAGHON, Aangifte vennootschapsbelasting 2016, Antwerpen, Maklu, 2016, 180.

343 Gent 7 januari 2014, Fiscoloog 2014, nr. 1377, 12.

344 Antwerpen 7 oktober 2014, Fiscoloog 2015, nr.1425, 11.

Page 80: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

77

een vennootschap op en verhuurt het handelsfonds (benaming handelszaak, cliënteel, knowhow,

uitrusting en (rollend) materieel) aan zijn pas opgerichte vennootschap. De Administratie wil de

inkomsten uit de verhuur belasten als bedrijfsleidersbezoldigingen op grond van het oude artikel

344, § 1 WIB 1992. De rechtbank volgt de fiscus niet, aangezien de juridische gevolgen van een

verhuur van roerende goederen niet gelijksoortig zijn aan de gevolgen van een overeenkomst

tussen zaakvoerder en vennootschap tot toekenning van bedrijfsleidersbezoldigingen345.

Het hof van beroep te Gent is een andere mening toegedaan dan het hof te Antwerpen. Het hof te

Gent oordeelt namelijk dat cliënteel ook als onderdeel van de verhuring van het handelsfonds niet

het voorwerp van een verhuurovereenkomst kan uitmaken. Het cliënteel is een dermate

onontbeerlijk bestanddeel van het in het geding zijnde handelsfonds dat de handelszaak bij gebrek

aan cliënteel uiteenvalt in onsamenhangende elementen. Bijgevolg is het handelsfonds niet

vatbaar voor verhuur, wanneer het essentiële bestanddeel cliënteel niet kan worden verhuurd346.

De situatie die voorlag voor het hof van beroep te Brussel was nog anders. Hier verhuurde een

bank- en verzekeringsagent het handelsfonds dat hij daarvoor in persoonlijke naam uitbaatte aan

zijn vennootschap. De overeenkomst heeft niet alleen betrekking op de bank- en

verzekeringsklanten, maar ook op “diverse materiële vaste activa noodzakelijk voor de werking

van het verhuurd handelsfonds”. Het hof merkt echter op dat:

de diverse materiële vaste activa nergens worden omschreven;

er geen rekening gehouden is met deze activa om de huurprijs te bepalen;

alle materiële activa die zich in de maatschappelijke zetel van de vennootschap bevinden

eigendom zijn van bankinstelling waarvoor nu de vennootschap optreedt als agent.

Volgens het hof betreft de zogenaamde verhuur van het handelsfonds in werkelijkheid louter een

verhuur van cliënteel en vermits cliënteel niet vatbaar is voor verhuring, heeft de fiscus de

huurinkomsten terecht belast als bedrijfsleidersbezoldigingen347.

345 Rb. Brugge 9 februari 2015, Fiscoloog 2015, nr. 1425, 11.

346 Gent 31 mei 2016, Fiscoloog 2016, nr. 1483, 11.

347 Brussel 18 juni 2015, www.fisconetplus.be; S. VAN CROMBRUGGE, “Wel overdracht goodwill door zieken-

huisarts aan vennootschap”, Fiscoloog 2015, 1445, 4-6.

Page 81: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

78

4.3.2.4 Deelconclusie

108. Het cassatiearrest van 19 september 2013 is een extra troef van de fiscus in haar strijd tegen

de verhuur van cliënteel aan de vennootschap. Het fiscale voordeel uit een verhuur vergeleken

met een inbreng gevolgd door een dividenduitkering is echter voor een groot stuk verdwenen.

Dividenden zijn in tegenstelling tot de huurprijs niet aftrekbaar voor de vennootschap, maar

dividenden en huurinkomsten worden sinds 1 januari 2013 in hoofde van de genieter wel aan

eenzelfde percentage belast348. De verhuur van cliënteel is dan ook ten dode opgeschreven,

aangezien het hof een inbreng of overdracht van cliënteel wel aanvaardt349. Hoe dan ook in de

praktijk tracht de fiscus de bestaande huurovereenkomsten aan te vallen. Niet alleen deze die slaan

op de verhuur van cliënteel, maar ook deze die betrekking hebben op de verhuur van een

handelsfonds. Zij voelt zich daarbij gesterkt door het behandelde cassatiearrest om de

huurinkomsten als beroepsinkomsten te belasten. Het lijkt mij dat de verhuur van een

handelsfonds wel een mogelijkheid blijft. Zoals ook Lamote en Sandra stellen, was er in de zaak

die aan het oordeel van het Hof werd voorgelegd sprake van de verhuring van cliënteel dat in een

lijst met concrete namen werd opgesomd. Het arrest zou dan ook enkel op deze situatie betrekking

hebben en niet op de situatie waarin een handelsfonds wordt verhuurd350. Deze mening is ook het

hof van beroep te Antwerpen toegedaan. Uiteraard moet de verhuurovereenkomst dan wel

werkelijk slaan op het hele handelsfonds. Zoals het hof te Brussel stelt, moet de belastingplichtige

kunnen bewijzen dat niet enkel het cliënteel wordt verhuurd. Het hof van beroep te Gent meent

echter dat de verhuur van het handelsfonds sowieso niet meer tot de mogelijkheden hoort. Tijd

voor het Hof van Cassatie om ook hierover haar mening te uiten?

4.4 Afschrijving goodwill/ cliënteel

109. Aangezien de verhuur van cliënteel niet langer mogelijk is, zal de ondernemer of vrij

beroeper die overstapt naar een vennootschap genoodzaakt zijn om zijn cliënteel in te brengen of

te verkopen aan de vennootschap. Het is uiteraard geen must om hiervan gebruik te maken, maar

het is wel een gebruikelijke en aanvaarde techniek om fiscaalvriendelijk geld aan de vennootschap

348 Vroeger: 15 procent voor huurinkomsten, vanaf 1 januari 2013: 25 procent, vanaf 1 januari 2016: 27 procent,

vanaf 1 januari 2017: 30 procent.

349 P. HAAGDORENS, “Verhuur van cliënteel is onmogelijk volgens het Hof van Cassatie” (noot onder Cass. 19

september 2013), T.Not. 2014, 107- 110.

350 S. LAMOTE en J. SANDRA, “Het cassatiearrest van 19 september herbekeken. Verhuur handelsfonds blijft

mogelijk”, Fisc. Act. 2014, nr.36, 7.

Page 82: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

79

te onttrekken. Goodwill kan gezien worden als de kennis, het imago, klanten, … van de

onderneming. Het cliënteel bestaat uit de verwachting dat de klanten van de vorige zaak ook klant

zullen blijven bij de overnemer351.

110. Immateriële vaste activa moeten lineair en over minstens vijf jaar worden afgeschreven352.

De fiscale Administratie beschouwt in het algemeen een afschrijvingstermijn van tien tot twaalf

jaar voor cliënteel als redelijk353. De rechtspraak aanvaardt soms een afschrijvingstermijn van 5

jaar voor cliënteel354, al is dit niet altijd het geval355. Zo is volgens het hof van beroep te Luik een

afschrijvingsannuïteit van 5 jaar niet aanvaardbaar voor een apotheek die gevestigd is een drukke

straat van een stad. In tegenstelling dorpsapotheken waarvan het cliënteel zeer trouw is, maar dat

bestaat uit een groot aantal bejaarde personen die overlijden of verhuizen naar een rusthuis, heeft

een stadsapotheek een klantenbestand dat niet op korte termijn verdwijnt gezien door de ligging

ervan makkelijk nieuwe klanten kunnen worden aangetrokken. Een afschrijvingsannuïteit van 5

jaar in plaats van 10 jaar voor de cliënteel kan enkel toegestaan worden indien de

belastingplichtige bewijst dat dit cliënteel een waardevermindering ondergaat die een dergelijke

korte afschrijving noodzakelijk maakt, hetgeen in casu niet werd bewezen356.

De fiscus weigert soms de afschrijving van cliënteel in doktersvennootschappen waar de

inkomsten niet gedaald zijn, maar werd hierin teruggefloten door het Hof van Cassatie. Een

geneesheer richt een vennootschap op en doet een inbreng van het cliënteel. De vennootschap

schrijft deze af aan 10 procent, maar de Administratie weigerde de afschrijving van de ingebrachte

goodwill. Zij wordt hierin gesteund door het hof van beroep te Luik. Volgens het hof is de

ontwaarding van het cliënteel en de gevolgen daarvoor voor de omzet niet aangetoond. De

erelonen zijn zelfs licht gestegen, wat duidt op een constante hernieuwing van het klantenbestand.

Het Hof van Cassatie stelt echter dat het hof te Luik de wettelijke bepalingen van artikel 49 WIB

351 T. VAN SANT en P. VAN RYCKEGEM, Het ABC van aftrekbare kosten voor vennootschappen, Leuven,

Indicator, 2013, 122.

352 Art. 63 WIB 1992.

353 Com. IB 61/114.

354 Antwerpen 21 april 1994, Fiscoloog 1995, nr. 511, 9 (afschrijving cliënteel kinesistenpraktijk op 5 jaar); Gent 4

oktober 2001, TFR 2002, nr. 221,468 (afschrijving goodwill interieurarchitect op 5 jaar); Antwerpen 9 maart

2000, Fisc. Act. 2000, nr. 22, 3 (afschrijving cliënteel van 2 geneesheren/ specialisten op 5 jaar); rb. Namen 14

november 2007, FJF 2009, nr. 3, 275 (cliënteel arts kan afgeschreven worden over een periode van 5 jaar).

355 Luik 5 april 2000, Fiscoloog 2001, nr. 814, 9 (afschrijving clienteel arts dient op 10 jaar te gebeuren).

356 Luik 15 oktober 2003, FJF 2004, nr. 7, 638.

Page 83: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

80

1992 geschonden heeft door te oordelen dat het stabiele karakter van de erelonen en zelfs de lichte

stijging ervan elke ontwaarding en bijgevolg iedere afschrijving uitsluiten357.

111. Vaak wordt bij de overdracht van een immaterieel vast actief, in het bijzonder cliënteel of

goodwill, overeengekomen om de overdrachtsprijs vast te stellen op een bepaald percentage van

de omzet of winst gedurende een aantal jaren. In dat geval komt de grondslag van de afschrijving

pas tot stand wanneer deze definitief verschuldigd is. De afschrijvingen dienen volgens de fiscus

per schijf te gebeuren, waardoor de afschrijvingsperiode wordt verlengd. Het

afschrijvingspercentage zou namelijk op elk deel van de tot stand gekomen afschrijvingsprijs

afzonderlijk moeten worden toegepast Elke tranche van de variabele prijs moet m.a.w. op

eenzelfde termijn worden afgeschreven volgens de fiscus. De Commissie voor Boekhoudkundige

Normen hanteert een ander visie. Een onderneming die een vermoedelijke verbruiksduur van bv.

10 jaar vooropstelt, moet de eerste tranche over tien jaar afschrijven, de tweede tranche over negen

jaar, de derde over acht jaar, … Het actief zal dus over een termijn van tien jaar zijn afgeschreven,

maar de afschrijving zal steeds groter worden naar het einde van de periode toe, wanneer de

productiviteit van het immaterieel vast actief daalt. Dit betekent dat er sprake is van progressieve

afschrijvingen358. Aanvankelijk sloot de rechtspraak359 zich aan bij de visie van de Administratie,

maar naderhand volgde zij het standpunt van de CBN360,361.

In een zaak voor het Hof van Cassatie verwerft een vennootschap een goodwill tegen een prijs die

bestaat uit een vast en een variabel deel. Het vaste gedeelte is contant te betalen en wordt door de

vennootschap afgeschreven. Daarentegen wil de vennootschap het variabel gedeelte (een bepaald

percentage van de in de volgende jaren te realiseren omzet of winst) onmiddellijk aftrekken als

beroepskost. Dit is volgens het Hof van Cassatie niet toegestaan. Het boekhoudrecht moet worden

nageleefd. Cliënteel is een immaterieel vast actief waarvan de gebruiksduur beperkt is. Bijgevolg

dient de vennootschap de aanschaffingsprijs te activeren en over de resterende gebruiksduur af te

357 Cass. 21 oktober 2005, Fiscoloog 2007, nr. 1058, 12; In dezelfde zin: Brussel 25 november 2009, Fisc. Act. 2010,

nr. 7, 19.

358 http://www.bibf.be/Uploads/Documents/doc_2974.pdf/doc_2974.pdf (geraadpleegd op 12 februari 2017).

359 Gent 13 februari 1997, Fisc.Act. 1997, nr. 12, 6; Gent 18 juni 2003, Fiscoloog 2003, nr. 907, 10.

360 Bergen 30 maart 2011, FJF 2012, nr. 9, 1018; Luik 2 juni 2004, FJF 2005, nr. 2, 149; Antwerpen 19 september

2006, TFR 2007, nr. 327, 719; Rb. Leuven 28 februari 2003, Fisc. Act., nr. 19, 1; 719; Rb. Bergen, 7 september

2010, Fisc. Koer. 2010, nr. 17, 649.

361 W. VAN KERCKHOVE en S. RUYSSCHAERT, Kostenaftrek voor zelfstandigen en vennootschappen,

Antwerpen, Maklu, 2011, 93-95.

Page 84: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

81

schrijven362. Het Hof spreekt zich echter niet uit over hoe de fiscale behandeling van tegen

variabele prijzen verworven activa precies moet gebeuren. Een gemiste kans om de discussie over

de afschrijvingswijze van tegen variabele prijzen verkregen activa definitief te beslechten363.

4.5 Investeringsaftrek in een eenmanszaak versus investeringsaftrek in een

vennootschap

112. De investeringsaftrek biedt de mogelijkheid aan ondernemingen om te genieten van een

bijkomende aftrek bovenop de afschrijving van het goed wanneer zij investeren in bepaalde

materiële of immateriële vaste activa.

Winst en baten worden vrijgesteld tot een deel van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de

materiële vaste activa die in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht en van de nieuwe

immateriële vaste activa, indien die vaste activa in België voor het uitoefenen van de

beroepswerkzaamheid worden gebruikt. Deze vrijstelling wordt "investeringsaftrek" genoemd364.

Enkel investeringen in nieuwe activa of zelf tot stand gebrachte investeringen kunnen recht geven

op de investeringsaftrek. Reeds gebruikte activa vallen buiten het toepassingsgebied. De aankoop

van een goed van de eenmanszaak zal normaliter tweedehands zijn en bijgevolg niet in

aanmerking komen365. Daarnaast bevat artikel 75 WIB 1992 enkele uitsluitingen. Zo zijn

bijvoorbeeld vaste activa die niet afschrijfbaar zijn en vaste activa waarvan de afschrijving over

minder dan 3 belastbare tijdperken is gespreid, uitgesloten van de aftrek.

113. Ook voor vennootschappen bestaat in bepaalde gevallen de mogelijkheid om gebruik te

maken van de investeringsaftrek. Door de invoering van de notionele interestaftrek was de

gewone investeringsaftrek voor vennootschappen op 0 procent gezet om budgettaire redenen. In

het kader van de tax shift wordt de investeringsaftrek echter nieuw leven ingeblazen366.

Volledigheidshalve moet gezegd worden dat er voor investeringen gedaan in 2014 en 2015 door

kmo-vennootschappen wel een tijdelijke gewone eenmalige investeringsaftrek van 4 procent gold

362 Cass. 23 april 2010, TFR 2011, nr. 398, 256-259.

363 S. VAN CROMBRUGGE, “Activa verkregen tegen variabele prijs: geen onmiddellijke aftrek” (noot onder Cass.

23 april 2010), Fiscoloog 2010, nr. 1226, 1.

364 Art. 68 WIB 1992.

365 C.VAN BIERVLIET, Fiscaalvriendelijk geld uit uw vennootschap halen, Mechelen, Kluwer, 2012, 461.

366 B. VERMOESEN, “Maak optimaal gebruik van de verhoogde investeringsaftrek”, http://www.taxworld.be.

(geraadpleegd op 29 april 2017).

Page 85: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

82

op voorwaarde dat er geen gebruik werd gemaakt van de notionele interestaftrek367. Vanaf 1

januari 2016 werd de gewone investeringsaftrek permanent heringevoerd voor kleine

vennootschappen. Als de voorwaarden voldaan zijn, kunnen zij genieten van een aftrek van 8

procent 368. Ook hier geldt dat de vennootschap moet verzaken aan de notionele interestaftrek369.

Indien een vennootschap, die klein is in de zin van artikel 15, § 1 tot 6 W.Venn., opteert om

gebruik te maken van de eenmalige investeringsaftrek van 8 procent, dan kan zij voor dat

aanslagjaar geen aftrek voor risicokapitaal genieten. Het ene jaar kan men kiezen voor de

notionele interestaftrek, het andere jaar voor de investeringsaftrek van 8 procent. Bijgevolg dient

men jaarlijks te bereken welke optie het voordeligst is. Eventueel kan de investeringsaftrek

worden gecombineerd met de aanleg van een investeringsreserve. Op die manier kan de

vennootschap een extra deel van haar winst vrijstellen van vennootschapsbelasting370.

Voorbeeld

Vennootschap X is een kleine vennootschap in de zin van art. 15 W. Venn. Ze beslist op 10 maart

2017 om een nieuwe machine aan te kopen voor een bedrag van 60 000 euro. Aan alle

voorwaarden om de investeringsaftrek te kunnen genieten, wordt voldaan. Veronderstel dat het

gecorrigeerd eigen vermogen 150 000 euro bedraagt.

Vennootschap X moet voor aanslagjaar 2018 kiezen tussen één van volgende aftrekken:

aftrek voor risicokapitaal: 150 000 x 0,737 % = 11 055 euro

investeringsaftrek: 60 000 x 8% = 4800 euro

Vennootschap X doet er goed aan om in aanslagjaar 2018 voor de investeringsaftrek te opteren,

aangezien hierdoor een hogere belastingbesparing wordt gerealiseerd.

114. Daarnaast bestaat voor alle vennootschappen een verlaagd tarief van 3 procent voor

investeringen in materiële vaste activa die uitsluitend bestemd zijn voor het verzekeren van het

productieproces van herbruikbare verpakkingen van dranken en bepaalde

nijverheidsproducten371. Kleine vennootschappen en natuurlijke personen kunnen de basisaftrek

van 8 procent toepassen voor dergelijke investeringen. Bijgevolg is de investeringsaftrek voor

367 Art. 201, tweede tot zevende lid WIB 1992.

368 Art. 201, § 1, eerste lid, 1° WIB 1992.

369 Art. 201, §1, derde lid WIB 1992.

370 M. DELANOTE en M. MAUS, Fiscaal recht – basisbegrippen, Brugge, Die Keure, 2016, 145.

371 Art. 201, § 2 WIB 1992.

Page 86: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

83

verpakkingen uit de personenbelasting geschrapt. Voor een aantal specifieke investeringen (zoals

energiebesparende investeringen, investeringen voor onderzoek en ontwikkeling, …) blijft een

verhoogde investeringsaftrek van toepassing. Hiervoor komen in principe alle vennootschappen

in aanmerking, behalve wat betreft de verhoogde investeringsaftrek voor:

beveiliging van beroepslokalen en bedrijfsvoertuigen;

investeringen in digitale vaste activa die dienen voor de integratie en exploitatie van

digitale betalings- en factureringssystemen en de systemen die dienen voor de beveiliging

van informatie- en communicatietechnologie.

115. Voor aanslagjaar 2018 gelden volgende percentages372:

Aanslagjaar 2018 Natuurlijke

personen

Kleine

vennoot-

schappen

Andere

vennoot-

schappen

Gewone investeringen 8% 8% -

Gespreide aftrek voor gewone investeringen 10,5% - -

Energiebesparende investeringen 13,5% 13,5% 13,5%

Octrooien 13,5% 13,5% 13,5%

Milieuvriendelijke investeringen in O&O 13,5% 13,5% 13,5%

Gespreide aftrek milieuvriendelijke investeringen

in O&O 20,5% 20,5% 20,5%

Investeringen ter bevordering van herbruikbare

verpakkingen - - 3%

Investeringen in beveiliging 20,5% 20,5% -

Investeringen in zeeschepen - 30% 30%

Investeringen in rookafzuig- of

verluchtingssystemen in horeca-inrichtingen 13,5% 13,5% 13,5%

Digitale investeringen 13,5% 13,5% -

Gespreide aftrek hoogtechnologische producten 20,5% 20,5% 20,5%

372 http://www.vlaio.be/maatregel/investeringsaftrek (geraadpleegd op 4 mei 2017).

Page 87: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

84

116. De verhoogde investeringsaftrekken zijn, in tegenstelling tot de gewone investeringsaftrek,

wel cumuleerbaar met de notionele interestaftrek. Bovendien is voor de verhoogde

investeringsaftrekken het overschot373 onbeperkt overdraagbaar. Het ongebruikte saldo van de

gewone investeringsaftrek kan door de vennootschap enkel naar het volgend belastbaar tijdperk

worden overgedragen374.

117. In principe wordt de investeringsaftrek ineens toegepast. Sommige belastingplichtigen

kunnen echter kiezen voor een gespreide aftrek. Dit is een bepaald percentage van de fiscaal

aanvaardbare afschrijvingen op de verkregen of tot stand gebrachte vaste activa. De gespreide

investeringsaftrek is slechts toegelaten op375:

1° de vaste activa die worden gebruikt ter bevordering van het onderzoek en de ontwikkeling van

nieuwe producten en toekomstgerichte technologieën die geen effect op het leefmilieu hebben of

die het negatieve effect op het leefmilieu zoveel mogelijk proberen te beperken376;

2° de vaste activa in productiemiddelen van hoogtechnologische producten op voorwaarde dat

het gaat om producten waarvan de productie nieuw is en dat deze producten rechtstreeks of

onrechtstreeks verhoogde uitgaven in onderzoek en ontwikkeling toevoegen op het moment van

de eerste serieproductie.

Wat de andere vaste activa betreft kunnen eenmanszaken die op de eerste dag van het belastbare

tijdperk waarin deze vaste activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht minder dan 20 werknemers

tewerkstellen, kiezen de investeringsaftrek te spreiden over de afschrijvingsperiode van deze

andere aangeschafte of tot stand gebrachte vaste activa377. Deze mogelijkheid bestaat niet voor

vennootschappen378.

373 Art. 72 WIB 1992: “Indien een belastbaar tijdperk geen of onvoldoende winst of baten oplevert om de

investeringsaftrek te kunnen verrichten, wordt de voor dat belastbaar tijdperk niet verleende vrijstelling

achtereenvolgens overgedragen op de winst of baten van de volgende belastbare tijdperken.

De aftrek van de overgedragen vrijstelling op de winst of baten van elk van de volgende belastbare tijdperken

mag in geen geval per belastbaar tijdperk meer bedragen dan 970.860 EUR (geïndexeerd bedrag) of, wanneer

het totale bedrag van de overgedragen vrijstelling op het einde van het vorig belastbare tijdperk 3.883.430 EUR

(geïndexeerd bedrag) overtreft, 25 pct van dat totale bedrag.”

374 Art. 201, § 1, lid 5 WIB 1992.

375 Art. 70 WIB 1992.

376 Welke activa juist in aanmerking komen moet nog worden vastgelegd bij KB. Er is ook nog een akkoord nodig

van de Europese Commissie.

377 Art. 70 derde lid WIB 1992.

378 Art. 201, §1, lid 8 WIB 1992.

Page 88: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

85

Daarnaast moeten vennootschappen de gewone investeringsaftrek steeds eenmalig toepassen in

het jaar waarin de investering wordt aangeschaft379. Eenmanszaken kunnen daarentegen opteren

om deze aftrek gespreid toe te passen.

118. De gespreide investeringsaftrek van de afschrijvingen op milieuvriendelijke investeringen

voor onderzoek en ontwikkeling die verkregen of tot stand werden gebracht, bedraagt 20,5

procent380. Een vennootschap kan de investeringsaftrek voor octrooien en milieuvriendelijke

investeringen voor onderzoek en ontwikkeling echter niet cumuleren met een belastingkrediet

voor onderzoek en ontwikkeling381,382. Meer zelfs, vennootschappen die kiezen voor dit

belastingkrediet kunnen nooit meer de investeringsaftrek toepassen voor octrooien en

milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling (zowel de eenmalige als de

gespreide)383.

379 Art. 201, §1, lid 4 WIB 1992.

380 Art. 70, lid 2 WIB 1992.

381 Art. 289quater WIB 1992.

382 Art. 201, §1, lid 9 WIB 1992.

383 http://www.vlaio.be/maatregel/investeringsaftrek (geraadpleegd op 4 mei 2017).

Page 89: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

86

5 Conclusie

119. De overstap van een eenmanszaak naar een vennootschap gaat niet over één nacht ijs. Zoals

blijkt uit deze masterproef zijn er verschillende fiscale consequenties verbonden aan het omzetten

van een eenmanszaak naar een vennootschap. De quote van Benjamin Franklin “in this world

nothing can be said to be certain, except death and taxes” blijkt (helaas) ook hier van toepassing.

Bij elke overdracht van een eenmanszaak moet er een gedetailleerde berekening worden gemaakt

aan de hand van de fiscale positie van de eenmanszaak en de fiscale waarde en marktwaarde van

de bestanddelen van de eenmanszaak384. Afhankelijk van geval tot geval zal hetzij een verkoop,

hetzij een belastbare inbreng, hetzij een belastingvrije inbreng de meest gunstige wijze van

overgang zijn.

120. Zowel in het geval van een verkoop van de bestanddelen van de eenmanszaak aan de

vennootschap als in het geval van een belastbare inbreng, kan er sprake zijn van

stopzettingsmeerwaarden. Zij hoeven niet noodzakelijk verwezenlijkt te zijn. Ook

stopzettingsmeerwaarden die in een of andere akte of geschrift werden vastgesteld, zijn

belastbaar.

Er is geen meerwaarde voorhanden wanneer de fiscale waarde groter is dan de overdrachtsprijs

of inbrengwaarde. Bovendien moeten de activa waarop de meerwaarden worden gerealiseerd of

vastgesteld, behoren tot het beroepsvermogen. Artikel 41 WIB 1992 geeft een (volgens de

meerderheid van de rechtspraak limitatieve) opsomming van welke vaste activa als beroepsactiva

moeten worden beschouwd. Een gevolg hiervan is dat materialen die niet als activa werden

geboekt, maar direct in kosten werden genomen, niet in aanmerking komen voor speciale

belastingregimes op meerwaarden.

Daarnaast is een oorzakelijk verband vereist tussen de stopzetting van de beroepsactiviteit en de

verwezenlijking of de vaststelling van de meerwaarde. In het geval er enige tijd is verlopen tussen

de stopzetting en realisatie van de meerwaarde kan er sprake zijn van desaffectatie. Het goed

behoort dan niet langer tot het beroepsvermogen. Hoewel de desaffectatietheorie berust op de

administratieve commentaren en de rechtspraak, verleent de Administratie in de praktijk slechts

384 T. TACK, P. GILLEMON, G. KEYMEULEN, C.VAN BIERVLIET, F. VANDENBERGHE en G. VAN LIL,

Uw vennootschap en de fiscus, Antwerpen, Intersentia, 2013, 26.

Page 90: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

87

zelden een vrijstelling op deze grond. Voor de hoven en rechtbanken heeft de belastingplichtige

daarentegen meer kans op succes. Maar zoals blijkt uit deze masterproef bestaat er nog veel

onzekerheid omtrent de toepassing van de desaffectatietheorie. Uiteraard, hoe langer de periode

bedraagt tussen de stopzetting en de overdracht, hoe groter de kans op slagen. Sommige rechters

hechten ook belang aan het uitvoeren van eventuele aanpassingswerken aan het betreffende goed,

al blijkt dit in de meerderheid van de gevallen geen vereiste te zijn. Daarnaast is de

meerderheidsopvatting in de rechtspraak (in tegenstelling tot de visie van de Administratie) dat

het beroepsmatig gebruik door de huurder de desaffectatie niet verhindert.

121. Stopzettingsmeerwaarden kunnen vaak genieten van een afzonderlijk tarief van 16,5 of 33

procent. Voor immateriële activa bepaalt de zogenaamde 4x4-regel de bovengrens van de

meerwaarden die tegen voordelige afzonderlijke belastingtarieven belast kunnen belast worden.

Desalniettemin kunnen stopzettingsmeerwaarden een zware financiële last vormen bij de overstap

naar een vennootschap. Dit zal zeker het geval zijn wanneer de eenmanszaak grote proporties

aanneemt. Het tijdstip van belastbaarheid van een stopzettingsmeerwaarde kan hierbij belangrijk

zijn. Er bestaat geen discussie over het feit dat vrijwillig verwezenlijkte stopzettingsmeerwaarden

belastbaar zijn op de datum waarop de schuldvordering een zeker en vaststaand karakter heeft

verkregen. Het feit dat de overnameprijs niet of niet onmiddellijk betaald wordt, staat de

belastbaarheid van de meerwaarde niet in de weg. De overlater zal de belasting eventueel moeten

voorschieten wanneer zijn vennootschap (nog) niet in staat is om de overnameprijs te betalen.

Om te vermijden dat de belastingplichtige ‘in één keer’ een grote som aan belasting moet betalen,

kan de overdrachtsprijs van de activa afhankelijk worden gesteld van de toekomstige omzet of

winst van de ondernemer. In dat geval ontstaat de belastbaarheid, hetzij op de dag van de

effectieve betaling, hetzij op de dag waarop de overdrager een zekere en vaststaande

schuldvordering verkrijgt385. Wanneer de overnemer een vennootschap met rechtspersoonlijkheid

is, wordt de omzet geacht vast te staan op de datum van de goedkeuring van de jaarrekening door

de algemene vergadering van de aandeelhouders. Bijgevolg wordt de belastingheffing in de tijd

gespreid door een variabele prijs te bedingen.

385 M. DE MEY, Aangiftegids personenbelasting, Mechelen, Kluwer, 2013, 414.

Page 91: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

88

122. Ingeval van een belastingvrije inbreng van één of meer takken van werkzaamheid of een

algemeenheid van goederen onder de voorwaarden van artikel 46, § 1, 2° WIB 1992 kunnen de

daarbij gerealiseerde meerwaarden volledig, maar tijdelijk worden vrijgesteld. Indien de

vrijstellingsvoorwaarden voldaan zijn, kan de inbrenger niet langer verzaken aan de vrijstelling.

Al kan de vrijstelling makkelijk vermeden worden door de inbreng niet uitsluitend te vergoeden

door de toekenning van aandelen, maar bijvoorbeeld door eveneens een gedeeltelijke geldopleg

te voorzien.

Een belastingvrije inbreng mag dan misschien mooi in de oren klinken, op lange termijn is deze

manier van overstap vaak nadelig. Vergeet niet dat de vennootschap in deze hypothese verder

moet blijven afschrijven op de fiscale waarden zoals die in hoofde van de eenmanszaak bestonden.

Bijgevolg loopt de belastingplichtige de afschrijvingen mis op het deel van de overnameprijs dat

deze fiscale waarden overtreft.

123. Vandaar lijkt/ leek het verhuren van het handelsfonds een ideale uitweg. Op die manier wordt

de belastingheffing immers gespreid in de tijd en bovendien wordt roerend inkomen, ondanks de

sterke stijging van het tarief de laatste jaren, nog steeds vrij gunstig belast. De verhuur van

cliënteel is na het fel bekritiseerde cassatiearrest van 19 september 2013 uitgesloten. Een

ondernemer kan, volgens het Hof, immers het rustig genot van het cliënteel niet garanderen aan

de huurder. Zoals aangehaald, besluit de rechtspraak op basis van dit arrest dat een

huurovereenkomst van cliënteel als gesimuleerd moet worden beschouwd. Bijgevolg belast zij de

huurprijs als beroepsinkomen. Omtrent de verhuur van het gehele handelsfonds (knowhow, naam,

materieel, cliënteel, …) bestaat er meer onduidelijkheid. Persoonlijk ben ik voorstander van de

visie die het hof van beroep te Antwerpen volgt in haar arrest van 7 oktober 2014. Volgens die

redenering zou de verhuur van een handelsfonds ook na het cassatiearrest van 19 september 2013

nog steeds mogelijk zijn. De belastingplichtige verhuurder moet wel zijn activiteit als natuurlijk

persoon volledig stopzetten, anders kan het roerend inkomen op basis van artikel 37 WIB 1992

worden geherkwalificeerd naar beroepsinkomen. De visie van het hof van beroep te Antwerpen

staat echter lijnrecht tegenover deze van het hof te Antwerpen. Dit hof meent namelijk dat

handelsfonds niet vatbaar is voor verhuur, aangezien het essentiële bestanddeel cliënteel niet kan

worden verhuurd. Het zou de rechtszekerheid ten goede komen, mocht het Hof van Cassatie zich

ook over deze materie uitspreken.

124. Wat eveneens te overwegen valt, is de verhuur van roerende of onroerende goederen aan de

vennootschap. Op die manier kunnen er eveneens gunstig belaste inkomsten worden gecreëerd.

Page 92: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

89

Het grote voordeel, naast de toch wel gunstige kostenaftrek, is dat er geen sociale bijdragen

verschuldigd zijn op deze (on)roerende inkomsten. Bovendien wordt de belastingheffing in de tijd

gespreid. Bij de verhuur van onroerende goederen aan de vennootschap dient er wel rekening te

worden gehouden met artikel 32, al 2, 3° WIB 1992. Hierdoor wordt een deel (boven een bepaalde

grens) van de door de bedrijfsleider aan haar vennootschap aangerekende huur geherkwalificeerd

naar beroepsinkomen. Indien dit tot de mogelijkheden behoort, is het aangeraden om een

onroerend goed gemeubeld te verhuren aan een globale prijs. In dat geval wordt forfaitair 40

procent van de huurprijs geacht op de roerende verhuur betrekking te hebben. Hiervoor bestaat

geen herkwalificatieregel en bovendien geldt er een gunstig kostenforfait van 50 procent (i.p.v.

normaal 15 %). Bovendien lijkt het erop dat, wanneer de desaffectatietheorie soepel wordt

toegepast, een belastingplichtige door de verhuur gedurende een zekere periode van een

beroepsmatig gebruikt goed, alvorens het goed te verkopen, kan ontsnappen aan de belasting als

stopzettingsmeerwaarde.

Page 93: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

90

Bibliografie

I) Wetgeving en reglementering

Burgerlijk Wetboek.

Vlaamse Codex Fiscaliteit.

Wetboek Inkomstenbelasting 1992.

Wetboek BTW.

Wetboek Economisch Recht.

Wetboek Registratierechten.

Wetboek van Vennootschappen.

KB 12 september 1983.

M.v.T. Programmawet van 28 juni 2013, Parl. St., Kamer, 2012-2013, nr. 2853/001,8.

Vr. en Antw. Kamer, Vr. nr. 17, 2 september 1999 (A. VAN DE CASTEELE).

Vr. en Antw. Kamer, Vr. nr. 578, 9 februari 2001 (C. EERDEKENS).

Vr. en Antw. Kamer, Vr. nr. 1049, 5 juli 2002 (T. PIETERS).

Vr. en Antw. Kamer, Vr. nr. 39, 14 januari 2009 (J. LEJEUNE).

Commentaar op het wetboek inkomstenbelasting 1992.

Circ. nr. Ci.D.19/444.905 (20e afl.) , 11 oktober 1993, www.fisconet.be.

Circ. AAFisc nr. 43/2016 (nr. Ci.702.734), 19 december 2016, www.fisconet.be.

Voorafgaande beslissing 500.141 dd. 20 oktober 2005, www.fisconet.be.

Voorafgaande beslissing 2010.262 dd. 31 augustus 2010, www.fisconet.be.

Page 94: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

91

II) Rechtspraak

HvJ 9 maart 1999, nr. C-212/97, ECLI:EU:C:1999:126.

HvJ 21 februari 2006, nr. C-255/02, ECLI:EU:C:2008:108.

HvJ 5 juli 2007, nr. C-321/05, ECLI:EU:C:2007:408.

HvJ 15 januari 2002, TFR 2002, nr. 217, 266.

HvJ 27 november 2003, nr. C-497/01, ECLI:EU:C:2003:644.

HvJ 20 mei 2010, nr. C-352/08, ECLI:EU:C:2010:282.

HvJ 10 november 2011, nr. C-126/10, ECLI:EU:C:2011:718.

GwH 15 december 2011, nr. 190/2011, www.monKEY.be.

GwH 25 september 2014, nr. 134/2014, www.const-court.be.

Cass. 11 februari 1993, F1229F, www.juridat.be.

Cass. 5 maart 1999, Fiscoloog 1999, nr. 702, 10.

Cass. 22 juni 2000, FJF 2000, 217 en 253.

Cass. 21 oktober 2005, Fiscoloog 2007, nr. 1058, 12.

Cass. 13 juni 2008, F.06.0095.F, www.juridat.be.

Cass. 19 juni 2008, Fiscoloog 2008, nr. 1128, 10.

Cass. 18 december 2009, TFR 2010,774.

Cass. 23 april 2010, TFR 2011, nr. 398, 256-259.

Cass. 20 mei 2010, Fiscoloog 2010, nr. 1211, 8.

Cass. 15 oktober 2010, Fiscoloog 2010, nr 1230, 1.

Cass. 2 december 2010, Fiscoloog 2011, nr. 1234, 5.

Cass. 11 maart 2011, Fiscoloog 2011, nr. 1257, 10.

Page 95: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

92

Cass. 24 november 2011, F.10.0096.N, www.juridat.be.

Cass. 19 januari 2012, Fisc. Act. 2012, nr.9, 1-3.

Cass. 19 september 2013, F110165N, www.juridat.be.

Cass. 10 oktober 2014, Fiscoloog 2015, nr. 141, 13.

Antwerpen 30 juni 1987; FJF 1988, 172.

Antwerpen 27 januari 1992, nr. A 92/11, www.monKEY.be.

Antwerpen 16 november 1993, Fisc. Koer. 1994, 225.

Antwerpen 21 april 1994, Fiscoloog 1995, nr. 511, 9.

Antwerpen 9 maart 2000, Fisc. Act.. 2000, nr. 22, 3.

Antwerpen 12 juni 2001, Fiscoloog 2001, nr. 820, 11.

Antwerpen 19 september 2006, TFR 2007, nr. 327, 719.

Antwerpen 9 december 2008, nr. A 08/2056, www.monKEY.be.

Antwerpen 2 februari 2010, 2007/AR/37, www.fiscalnet.be.

Antwerpen 11 januari 2011, Fisc. Act. 2011, nr. 26, 14.

Antwerpen 8 maart 2011, TFR 2012, nr. 424, 612.

Antwerpen 11 oktober 2011, Fisc. Act. 2011, nr. 41, 13.

Antwerpen 25 oktober 2011, Fiscoloog 2012, nr. 1289, 13.

Antwerpen 7 oktober 2014, Fiscoloog 2015, nr.1425, 11.

Antwerpen 17 februari 2015, FJF 2015, nr. 6, 184.

Bergen 24 januari 2003, Fiscoloog 2003, nr. 878, 9.

Bergen 18 november 2004, FJF 2005, nr. 10, 1020.

Bergen 24 november 2004, FJF 2005, nr. 9, 873.

Bergen 3 december 2004, Fiscoloog 2005, nr. 966, 9.

Brugge 16 december 2003, Fisc. Koer. 2004, 335.

Page 96: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

93

Brussel 20 september 2002, FJF 2003, 98

Brussel 26 september 2003, Fiscoloog 2003, nr. 910, 6.

Brussel 2 februari 2005, nr. B 05/8, www.monKEY.be.

Brussel 25 november 2009, Fisc. Act. 2010, nr. 7, 19.

Brussel 25 februari 2010, FJF 2011, nr. 3, 261.

Brussel 23 juni 2010, Fiscoloog 2010, nr. 1223, 12.

Brussel 9 mei 2012, Fisc. Act. 2012, nr. 26, 3-8.

Brussel 4 juni 2014, Fisc. Koer. 2014, nr. 12, 520-523.

Brussel 18 juni 2015, www.fisconetplus.be.

Gent 22 oktober 1971, JPDF 1971, 316.

Gent 15 februari 1996, Fiscoloog 1996, nr. 564, 20.

Gent 13 februari 1997, Fisc.Act. 1997, nr. 12, 6.

Gent 9 juni 1998, nr. G 98/9, ww.monKEY.be.

Gent 22 februari 2001, Fiscoloog 2001, nr. 794, 9.

Gent 9 april 2002, Fiscoloog 2002, nr. 854, 10.

Gent 16 januari 2001, Fiscoloog 2001, nr. 791, 11.

Gent 4 oktober 2001, TFR 2002, nr. 221,468.

Gent 18 juni 2003, Fiscoloog 2003, nr. 907, 10.

Gent 9 mei 2006, Fiscoloog 2006, nr. 1040, 12.

Gent 24 oktober 2006, Fiscoloog 2007, nr. 1070, 10.

Gent 11 september 2007, Fiscoloog 2007, nr. 1094, 12-13.

Gent 6 januari 2009, Fisc. Koer. 2009, 431.

Gent 17 november 2009, Fisc. Koer. 2010, 381.

Gent 1 december 2009, Fiscoloog 2010, nr. 1203, 12.

Gent 9 maart 2010, Fisc. Act. 2010, nr. 19, 1.

Page 97: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

94

Gent 21 september 2010, nr. G 10/1113, www.monKEY.be.

Gent 14 december 2010, Fiscoloog 2011, nr. 1257, 12.

Gent 6 september 2011, Fiscoloog 2011, 1265, 7.

Gent 11 juni 2012, Fiscoloog 2002, nr. 858, 10.

Gent 7 januari 2014, Fiscoloog 2014, nr. 1377, 12.

Gent 24 maart 2015, TFR 2015, nr. 486, 14.

Gent 3 november 2015, Fiscoloog 2016, nr. 1466, 13.

Gent 31 mei 2016, Fiscoloog 2016, nr. 1483, 11.

Gent 7 januari 2017, Fiscoloog 2017, nr. 1513, 9.

Luik 9 mei 1984, JDF 1985, 152.

Luik 2 december 1998, FJF 1999, nr. 4, 249.

Luik 15 november 2000, Fiscoloog 2001, nr. 785, 9.

Luik 13 december 2000, Fiscoloog 2002, nr. 847, 9.

Luik 2 juni 2004, FJF 2005, nr. 2, 149.

Rb. Antwerpen 19 december 2003, Fiscoloog 2004, nr. 921, 9.

Rb. Bergen, 7 september 2010, Fisc. Koer. 2010, nr. 17, 649.

Rb. Brugge 16 december 2003, Fisc.Koer. 2004, nr. 5, 335-338.

Rb. Brugge 9 oktober 2012, Fiscoloog 2013, nr. 1323, 11.

Rb. Brugge 29 september 2014, Fiscoloog 2015, nr. 1446, 10.

Rb. Brugge 2 februari 2015, Fiscoloog 2015, nr. 1146, 10.

Rb. Brugge 9 februari 2015, Fiscoloog 2015, nr. 1425, 11.

Rb. Brugge 20 juni 2016, Fiscoloog 2016, nr. 1502, 10.

Rb. Brussel 8 juni 2005, Fiscoloog 2005, nr. 1001, 11-12.

Rb. Gent 18 september 2003, Fiscoloog 2003, nr. 911, 9.

Rb. Gent 11 maart 2009, Fiscoloog 2009, nr. 1161, 12.

Page 98: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

95

Rb. Gent 25 maart 2009, Fiscoloog 2009, nr. 1172, 12.

Rb. Hasselt 13 februari 2002, Fisc. Koer. 2002, nr.11, 377 – 380.

Rb. Hasselt 11 september 2002, FJF 2002, nr. 10, 836.

Rb. Hasselt 25 maart 2010, Fiscoloog 2010, nr.1218, 10.

Rb. Leuven 28 februari 2003, Fisc. Act. 2003, nr. 19, 1.

Rb. Leuven 6 januari 2012, Fisc. Koer. 2012, nr. 4, 266-270.

Rb. Namen 14 november 2007, FJF 2009, nr. 3, 275

III) Rechtsleer

Boeken

DAMBRE, M., Bijzondere overeenkomsten, Brugge, Die Keure, 2014, 534.

DE BRUYNE, E., Btw, Mechelen, Kluwer, 2014, 1041 p.

DELANOTE, M. en MAUS, M., Fiscaal recht – basisbegrippen, Brugge, Die Keure, 2016,

244 p.

DE LEMBRE, E., EVERAERT, P. en VERHOEYE, J., Handboek Boekhouden: Dubbel

Boekhouden: Basisbeginselen, Antwerpen, Intersentia, 2010, 652 p.

DE MEY, M., Aangiftegids personenbelasting, Mechelen, Kluwer, 2013, 619 p.

DILLEN, L., MAES, L. en PLETS, N., Handboek personenbelasting 2014, Mechelen,

Kluwer, 2014, 1778 p.

FREDERICQ, L. en S., Handboek van Belgisch handelsrecht, Brussel, Bruylant, 1976,

702 p.

GIELIS, M., Oprichting en werking van de vennootschap. Bijzondere aandachtspunten voor

de professional, Antwerpen, Maklu, 2014, 260 p.

HUYSMAN, S., Fiscale Winst. Theorie en praktijk van het fiscaal winstbegrip in België,

Kalmthout, Biblo, 1994, 408 p.

MAES, L. en VERDINGH, Y., Belastingrecht in kort bestek, Antwerpen, Intersentia, 2012,

212 p.

Page 99: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

96

RUYSSCHAERT, S. en GIELIS, M., Zelfstandigen en vastgoed; waarmee rekening

houden?, Antwerpen, Maklu, 2011, 388 p.

RUYSSCHAERT, S. en GIELIS, M., Praktisch omgaan met uw vennootschap voor vrije

beroepen en ondernemers, Antwerpen, Maklu , 2014, 299 p.

RUYSSEVELDT, J. ,Praktijkgids Successieplanning 2013-2014, s.l., s.n., 2013, 813.

SALENS, P. en TAGHON, C., Aangifte vennootschapsbelasting 2016, Antwerpen, Maklu,

2016, 1275 p.

TACK, T., GILLEMON, P., KEYMEULEN, G., VAN BIERVLIET, C.,

VANDENBERGHE, F. en VAN LIL, G., Uw vennootschap en de fiscus, Antwerpen,

Intersentia, 2013, 334 p.

VAN BIERVLIET, C., Fiscaalvriendelijk geld uit uw vennootschap halen, Mechelen,

Kluwer, 2012, 806 p.

VAN CROMBRUGGE, S., “De vennootschap met rechtspersoonlijkheid als instrument van

fiscale planning in de 21e eeuw” in C. DE WULF, P. TRAEST, S. VAN CROMBRUGGE,

M. DAMBRE, L. CARENS en C. ENGELS, Rechtskroniek voor het notariaat, deel 7,

Brugge, Die Keure, 2005, 47-74.

VAN DE WOESTEYNE, I., Handboek personenbelasting 2015-2016, Antwerpen,

Intersentia, 2015, 795 p.

VANHEESWIJCK, L., “Loopbaanplanning door vennootschappelijke en fiscale

optimalisatie” in J. STEVENS e.a., De advocaat als ondernemer, Brugge, Die Keure, 2011,

23-69.

VANHEESWIJCK, L., “Loopbaanplanning door vennootschappelijke en fiscale

optimalisatie” in De advocaat als ondernemer, Brugge, Die Keure, 2011, 236 p.

VAN HOUTTE, J., Beginselen van het Belgisch belastingrecht, Gent, E. Story-Scientia,

1979, 677 p.

VAN KERCKHOVE, W., Meerwaarden op bedrijfsactiva, Antwerpen, Maklu, 2010, 166 p.

VAN KERCKHOVE, W. en RUYSSCHAERT, S., Kostenaftrek voor zelfstandigen en

vennootschappen, Antwerpen, Maklu, 2011, 211 p.

Page 100: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

97

VAN SANT, T. en VAN RYCKEGEM, P., Het ABC van aftrekbare kosten voor vennoot-

schappen, Leuven, Indicator, 2013, 264 p.

VERDINGH, Y., Fiscaal Compendium – Vennootschapsbelasting, Mechelen, Kluwer, 2016,

1050 p.

Kranten en tijdschriften

BUYSSE, C., “Persoonlijke motieven van aandeelhouders: ‘zakelijke’ overweging?”,

Fiscoloog 2009, nr. 1161, 1-4.

BUYSSE, C., “Vordering r/c welke ‘bijkomende’ feiten kunnen op geldlening wijzen?”,

Fiscoloog 2011, nr. 1257, 10.

DESCHRIJVER, D. en DOORNAERT, M., “Kroniek: Fiscaal recht voor vennootschappen

2011”, TRV 2012, nr. 4, 259-318.

DE SCHRYVER, J., “Cassatie verwerpt huur cliënteel. (Pyrrus)overwinning voor fiscus?”,

Fisc. Act. 2013, nr. 35, 1-4.

DILLEN, C. en VERCAUTEREN, V., “Inbreng in landbouwvennootschap: wanneer sprake

van ‘stopzetting’?” (noot onder Rb. Brugge 6 mei 2015), TFR 2015, 833-838.

DOOLAEGE, A., DE MEYERE, L., WESTEN, B., DE VRIESE, L., CLOCHERET, A., DE

TROYER, I., Overzicht rechtspraak 2012-2013. Algemeen belastingrecht – Inkomsten-

belastingen, AFT 2014, nr.. 8-9, 14-120.

HAAGDORENS, P., “Verhuur van cliënteel is onmogelijk volgens het Hof van Cassatie”

(noot onder Cass. 19 september 2013), T.Not. 2014, 107- 110.

HAAGDORENS, P. en DILLEN, C., “Verhuur cliënteel: andermaal simulatie”, T.Not. 2013,

nr. 6, 376-382.

HUYS, F., Vererving van aandelen in K.M.O.'s - een vergelijking tussen N.V., B.V.B.A. en

C.V, Jura Falc. 1992-93, 395 – 429.

JANSSENS, K., “Verhuur cliënteel na stopzetting is simulatie”, Fisc. Act. 2011, nr. 33, 1-3.

KIEKENS, A., “Kwalificeert de bibliotheek van een notaris als een beroepsactivum?”,

Nieuwsbrief Notariaat 2009, 3-8.

KIEKENS, A., “Desaffectatie in fiscalibus - begrip - omschrijving - toepassingen in

concreto”, Huur 2013, 175.

Page 101: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

98

LAMOTE, S. en SANDRA, J., “Het cassatiearrest van 19 september herbekeken. Verhuur

handelsfonds blijft mogelijk”, Fisc. Act. 2014, nr.36, 7.

LARDENOIT, C., “Cliënteel wel verkoopbaar, niet verhuurbaar” (noot onder Cass. 19

september 2013), RABG 2014, 684-692.

MOSER, K., "De fiscale aspecten verbonden aan de inbreng van een bedrijfstak na de Wet

van 13 april 1995 – Afdeling VIIIquater van de Gecoördineerde Wetten op de

Handelsvennootschappen: een status quaestionis", TFR 1998, 257-288.

LOOSVELT, S. en DE BOEVER, K., “Roerende voorheffing: Verlaagde roerende

voorheffing van 15 % voor kmo’s: een analyse”, Fiscale Wenken 2014, nr. 22, 1–4.

MARTIN, S. en SMET, J., “Fusierichtlijn : geen uitsluitsel over 'keuze van de minst belaste

weg'”, Fiscoloog 2010, nr. 1207, 1.

SMET, P., “‘Zakelijke overwegingen’: ruime invulling, maar geen uitholling”, Fiscoloog

2011, nr. 1274, 1-3.

SPRUYT, E., “Overstap van een eenmanszaak naar vennootschap en fiscale retroactiviteit:

speel het spel correct!”, Nieuwsbrief Notariaat 2008, 3-6.

STRIJCKERS, W., “Verhuur van een beroepsmatig gebruikt onroerend goed aan een eigen

vennootschap: desaffectatie na stopzetting eenmanszaak?”, TFR 2017, nr. 514, 92-93.

TIBERGHIEN, Handboek voor fiscaal recht 2016-2017, Mechelen, Kluwer, 2016, 2416 p.

VAN BESIEN, J., “Verhuur van cliënteel. Einde verhaal” (noot onder Cass. 19 september

2013), TFR 2014, nr. 471, 960-965.

VAN CROMBRUGGE, S., “Activa verkregen tegen variabele prijs: geen onmiddellijke

aftrek” (noot onder Cass. 23 april 2010), Fiscoloog 2010, nr. 1226, 1.

VAN CROMBRUGGE, S., “Geen verhuring cliënteel mogelijk”, Fiscoloog 2014, nr. 1377,

13.

VAN CROMBRUGGE, S., “Wel overdracht goodwill door ziekenhuisarts aan

vennootschap”, Fiscoloog 2015, 1445, 4-6.

VAN CROMBRUGGE, S., “Wat bij overdracht bedrijf aan transparante

landbouwvennootschap?” (noot onder Gent 7 januari 2017), Fiscoloog 2017, nr. 1513, 9.

Page 102: FISCALE GEVOLGEN VAN HET OMZETTEN VAN …...Naast de verschillende modaliteiten van overdracht, zullen de belangrijkste fiscale topics in verband met het onderwerp worden toegelicht

99

VANDENBERGHE, W., “De omzetting van de fusierichtlijn. Duiding bij een labyrint van

bepalingen inzake inbrengen van een bedrijfstak of algemeenheid, fusies en splitsingen”,

AFT 2009, afl. 4, 4-57.

VAN DE WOESTEYNE, I., “Waardevermindering van een actief en realisatie van een

meerwaarde tijdens hetzelfde belastbare tijdperk. Of hoe het schijnbaar onverzoenbare toch

kan worden verzoend” (noot onder Gent 19 oktober 2010), TFR 2011, nr. 397, 203-208.

VANISTENDAEL, F., “De knoop van de vennootschapsbelasting”, AFT 2016, nr. 4, 2-3.

VERHOEYE, J. “Een vennootschap oprichten met terugwerkende kracht?”, De Tijd, 11 juli

2003.

IV) Online bronnen

VERMOESEN, B., “Maak optimaal gebruik van de verhoogde investeringsaftrek”,

http://www.taxworld.be (geraadpleegd op 29 april 2017).

http://www.bibf.be/Uploads/Documents/doc_2974.pdf/doc_2974.pdf (geraadpleegd op 12

februari 2017).

http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/politiek/1.2573454 (geraadpleegd op 14 november 2016).

http://www.tijd.be/opinie/algemeen/Wat-brengt-het-afschaffen-van-de-notionele-

intrestaftrek-nu-eigenlijk-op/9816498 (geraadpleegd op 8 mei 2017).

http://www.tijd.be/politiek-economie/europa-economie/Belgie-wil-af-van-notionele-

intrestaftrek-Europa-voert-ze-in/9823456 (geraadpleegd op 12 mei 2017).

http://www.vlaio.be/maatregel/investeringsaftrek (geraadpleegd op 4 mei 2017).