foeke sjoerds algemene beschryving van oud en nieuw friesland, deel 4 leeuwarden pieter koumans 1768

212
Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 2, 2 stuk Leeuwarden Pieter Koumans 1768 wumkes.nl

Upload: historische-vereniging-noordoost-friesland

Post on 17-Aug-2015

124 views

Category:

Education


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 2, 2 stuk Leeuwarden Pieter Koumans 1768

wumkes.nl

Page 2: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

2wumkes.nl

Page 3: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

INHOUDSOPGAVE

INHOUDSOPGAVE 3 XVII. HOOFDSTUK. Letteroefeningen en Wetenschappen in FRIESLAND. 9

§ I. Wetenschappen zyn hier niet zeer vroeg bekent geworden. 9 II. Oorzaken hier van. 10 III. De geleertheid werd nogtans veeltyds van de voornaamste personen

bemint. 11 IV. Heeft inzonderheid onder de regeringe der landvorsten gebloeit. 12 V. Redenen van bloei en aanwas der wetenschappen. 13 VI. Oorzaken van het afnemen der geleertheid. Slegte opvoeding der jeugd.

19 VII. Geringe beloning der wetenschappen. 20 VIII. Het te veel gebruiken van Romanschriften enz. 25 IX. Tegenwoordige Staat der geleertheid in Friesland. 27

XVII. HOOFDSTUK. Van de Scholen, zo lage als hoge, in FRIESLAND. 29 § I. Overvloed van Scholen in Friesland. 29 II. Slegte jaarwedden voor de Scholen ten platten lande. 30

Gevolgen daarvan. 31 III. Wyze van aanstelling der Schoolmeesters. 33 IV. Hunne voornaamste verrigtingen. 34 V. Latynsche Scholen in deze Provincie. 35 VI. Alöude en latere schikkingen dien aangaande. 36 VII. Order en wyze van leeren. 37 VIII. Toestel tot het opregten van 's Lands Academie. 42 IX. Gebouw tot dezelve. 43 X. Inwyding der Academie. 44 XI. Vryheden, voorregten en wetten van 's Lands Universiteit. 48 XII. Octrooi der Stad Franeker aan dezelve. 58 XIII. Verdere vryheden. 59 XIV. 's Lands Voedsterlingen tot de Studien. 61 XV. Burse voor de Studenten. 64 XVI. Academie Boekzaal. 65 XVII. Bibliothecarius of Boekbewaarder. 66 XVIII. Verscheide andere bedieningen aan de Academie. Promotor en

adsistenten. Bedéllen. 66 XIX. Wyze van Aanstellinge der Hoogleeraren. 68 XX. Hun onderscheiden getal, en ongelyke jaarwedden. 69

En ongelyke jaarwedden. 70

3wumkes.nl

Page 4: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XXI. Regtsgebied der Academische vierschaar, een moeilyk stuk te bepalen 71

XIX. HOOFDSTUK. Beknopt vertoog van de Reformatie des Godsdienst, voornamelyk in FRIESLAND. 72

§ I. Toebereidzelen tot de Reformatie. 72 II. Scherpe tegenstand, door strenge plakaten. 74 III. Aanwas der heimelyke belyderen. 78 IV. Verboden voorzorgen regens regtzinnige boeken enz. 79 V. Nog heeter plakaten dan voorheen. 79 VI. Nader aandrang der vorige plakaten. 81 VII. Verbod van veele boeken en Bybels. 82 VIII. Philips tot aanstaanden Landsheer gehuldigt. 83 IX. Het berucht plakaat van Ao. 1550. 83 X. Beschryving van de Inquisitie. 84 XI. Grote verbaastheid der Nederlanders. 87 XII. Overdragt der Regeringe op Philips van Spanje. 89 XIII. Zyn vertrek naar Spanje. 90 XIV. Invoering der nieuwe Bisschoppen. 91 XV. Nederlandsche Geloofsbelydenis opgestelt. 93 XVI. Voortzetting der Inquisitie. 96 XVII. Vertrek van Granvelle. 97 XVIII. Yver van eenige Edelen. 98 XIX. Gedrag des Konings daar tegen. 99 XX. Ongenoegen der voornaamste Heeren. 100 XXI. De strenge bevélen bevorderen het werk der reformatie, en 't Verbond

der Edelen; ook in Friesland. 101 Ook in Friesland. 102

XXII. Beweging tot vernietiging van 't Pausdom te Leeuwarden, en eerste Predikatien aldaar. 105

XXIII. Beeldstormery in Nederland. 107 XXIV. Voortzetting der Hervorminge te Leeuwarden, enz. 110 XXV. Schielyke omkeering aldaar. Verjagen der Leeraren uit Friesland.

111 Verjaren der Leeraren uit Friesland. 111

XXVI. Komst van Alva, en schrikkelyk vlugten uit deze Provincie. 114 XXVII. Staat der kruiskerke alhier. 115 XXVIII. Enige ruimte in Friesland. 116 XXIX. Caspar Robles strengheid tegen de Religie. 118 XXX. Gentsche vrede brengt verandering en vryheid der Religie te weeg.

119 XXXI. Pryslyke iever der Overheden. 121

4wumkes.nl

Page 5: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XXXII. Volkomene vryheid van Godsdienst. 122 XXXIII. Wyze van Reformatie in Friesland. 124 XXXIV. Afzweering des Konings, en verdere Reformatie. 127 XXXV. Zorg der Overheden voor de zuivere waarheid. en bevordering van

't Synode Nationaal. 129 XXXVI. Hetzelve is in Friesland aangenomen; maar niet de kerken-order

aldaar beraamt. 131 XXXVII. Vaststelling der Gereformeerde Leere. Ao. 1651. 134

XX. HOOFDSTUK. Bestier en regeringe der Gereformeerde Kerke die Kerkenraden, Classen en Synoden in FRIESLAND. 135

§ I. Groot getal van Predikanten in Friesland. 135 II. Jaarwedden en inkomsten zo der Predikanten, als Emeriti en Weduwen.

135 III. Wyze van beroepinge der Leeraars ten platten lande. 138

En in de aangebouwde dorpen. 139 IV. In de Steden. 140 V. Order van bevestigingen enz. 140 VI. Schikking nopens het verroepen van Predikanten. 141 VII. Voornaamste verrigtingen der Leeraaren, en verscheide pligten. 142 VIII. Kerkelyke vergaderingen in 't gemeen. 144 IX. Kerkeraden. 145 X. Ouderlingen en Diakens in 't byzonder. 146

Diakenen. 146 XI. Classen in deze Provincie. 146

Zaken, aldaar verhandelt wordende. 148 XII. Provinciaal Synode. 150

Commissariën Politiek. 151 Correspondenten. 151 Deputaten ad Causas. 152

XIII. Wyze en voet van raadplegen aldaar. 153 XIV. Zaken, die voornamelyk op 't Synode behandelt worden. 154 XV. Besluit van 't Synode. 155 XVI. Deputaten Synodi, hun ampt en schikkingen. 156 XVII. Van de Commissie ad Autographa. 158 XVIII. Walsche Kerken. 160

XXI. HOOFDSTUK. Van de verschillende gezintheden der Religie in FRIESLAND. 162

§ I. Vryheid van geweten hier te lande. 162 II. LUTHERSCHEN, hun kerkbestier. 162 III. Hunne kerken in deze Provincie. 163 IV. Zending en dienst der Leeraren. 163

5wumkes.nl

Page 6: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

V. DOOPSGEZINDEN, hunne opkomst. 164 VI. Menno Simons. 165 VII. Scheuringen onder de Doopsgezinden. 166 VIII. Oude Vlamingen van verscheide zoorten. 168

Dantzigers. 168 Jan Jakobsgezinden. 168

IX. Hunne Leerstellingen. 169 X. Strenge Kerkban, enz. 171

Hun geleertheid. 172 En gevoelen. 172

XI. Kerkelyke regeringe, Godsdienstöeffeningen, Doop en Avondmaal. 173

Doop. 173 En Avondmaal. 174

XII. Gemeenschap van alle Doopsgezinden met elkanderen. 175 XIII. Waterlanders, Vriesen en Vlamingen. 177 XIV. Nieuwe scheuringen onder dezelven. 178 XV. Hunne Geloofsbelydenissen. 180 XVI. Gevoelens aangaande zommige Leerstukken, de Sacramenten, het

Overheidsämpt, Eedzweeren, gebruik der wapenen, Kerkelyke magt, ban, en kerktugt. 181

De sacramenten. 181 Van 't Overheidsampt. 182 Eedzweren. 183 Gebruik der wapenen. 183 Kerkelyke magt. 183 Kerkelyke Ban, en kerktugt. 184

XVII. Hunne Studiën, Jaarwedden der Leeraren, enz. 184 Openbare Godsdienst. 186 En Avondmaal. 187

XVIII. Getal der Classen en gemeenten in Friesland. 188 XIX. Voorregten der Doopsgezinden alhier. 189 XX. COLLEGIANTEN, hun oorspronk. 191 XXI. Onderscheid van andere gezintheden. 192 XXII. Wyze van Godsdienstöeffeningen. 194 XXIII. Voorname redenen tot staving hunner genootschap. 194 XXIV. Gebruik van den Doop. 197 XXV. Manier van Avondmaalhoudinge. 198 XXVI. Zy behoren voornamelyk onder de Doopsgezinden. 199 XXVII. REMONSTRANTEN: hunne opkomst. 199 XXVIII. Hun toestand in Friesland. 200

6wumkes.nl

Page 7: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XXIX. ROOMSGEZINDEN, hunne toestand alhier. 202 XXX. Wyze van kerkbestier enz. 203 XXXI. Bewegingen over de Bulle Unigenitus. 206 XXXII. Getal der Roomsche Kerken in Friesland. 211

7wumkes.nl

Page 8: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

II DEEL. II STUK.

8wumkes.nl

Page 9: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XVII. HOOFDSTUK. Letteroefeningen en Wetenschappen in FRIESLAND.

§ I. Wetenschappen zyn hier niet zeer vroeg bekent geworden. De Friesen zyn, in vergelykinge van veele andere volkeren des aardbodem, niet dan zeer laat tot de kennisse der beschaafde wetenschappen gekomen, en de zon der geleertheid is, gedurende enige eeuwen, na 's Heilands geboorte, niet boven de kimmen van deze noordlyke delen der aarde opgegaan. De oude inwoners dezer landen waren oorlogzugtig, leefden ten deele van den roof, dien zy op de nagebuurde volken veröverden; ten deele van de jagt, vissery en landbouw: oeffeningen die weinig gemeenschap met de betragting der wetenschappen hebben. De Duitschen, (en gevolgelyk ook de Friesen) zegt Tacitus1, weten van 't geheim der letteren niet, en de mannen zo weinig als de vrouwen, konnen leezen nog schryven; waar uit men ligt de rekening, aangaande de edele wetenschappen, kan opmaken. De Romeinen, (schoon opgewiegt onder de beöeffening der letteren) hier te lande verkerende, hadden, waarschynlyk, weinig omgang met de volken wier landen zy doorkruisten, en waar in zy zomwylen hunne bezettingen hielden: en de afkerigheid der inwoners dezer landen van alle vreemde zeden, was genoeg om hen teffens een afkeer te doen hebben van alles, waar in de overalpische volkeren deze natien te boven gingen. De koophandel en zeevaart, waar toe de kennis van veele wetenschappen hoognoodig verëischt worden, waren onbekende dingen in deze noordlyke gewesten, en de vergenoeging in het [p. 499] geen men hier zelfs vond en aankweekt, maakte het een en ander min noodzakelyk by zodanige menschen, die geene gemeenschap met andere volken verlangden. Het Christendom, zo veel men kan nagaan, eerst in de agtste eeuwe hier aangenomen, maakte wel eenige verandering in der menschen zeden; dog hetzelve werd, langen tyd, by veelen verworpen, en zy, die het aannamen, hadden weinig gelegenheid om zig in de nodige gronden dier zaligmakende leere te laten onderwyzen, en, uit dien hoofde, geenen toegang tot het heiligdom der wysheid. De kloosters waren, een' geruimen tyd, de eenige leerscholen der wetenschappen; dog weinigen waren 'er, die zig van die bronnen der geleertheid konden bedienen, en zy die binnen de muuren dier gebouwen hun bestendig verblyf hadden, waren inderdaad, (voor het grootste gedeelte) maar elendige beuzelaars en weetnieten. De voornaamste bezigheden der Monikken bestond in den ophef die men maakte van de algemeene magt der Pausen overleveringen, beeldendienst, gewaande wonderwerken, kragt der zogenaamde reliquien, des kruices, aanroepinge der Heiligen, dienst van Maria, vagevuur, missen voor de dooden, Feestdagen verdienstelykheid der goede werken, Monnike-leven, en

1 Tacit. van de zeden der Germanen, 19 Boek.

9wumkes.nl

Page 10: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

veele andere bygelovige uitvindingen. Karel de Groot had, aangaande veele kerkelyke zaken, heerlyke wetten voorgeschreven, en veel lever aangewend tot voortzetting van de studien, met verbanning van de leui en vadzig leven der kloosterlingen. Zyne kinderen en nazaten volgden hem hier in na, belastende [p. 500] de Geestelykheid geduurig de H. Schrift te lezen, en daar uit te halen en te prediken de euangelische waarheden; zy drongen aan op derzelver vertaling, met afkeuring van onzekere overlevering en leugenagtige vertellingen. Zy verboden ledigheid, leuiheid, onwetenheid, gierigheid, overdaad, simonie, eerzugt en meesterschap: qualen die, waarze gekoestert worden, alle zugt tot geleertheid uitroejen, en de onkunde op den stoel der eere stellen. Veele dier heilzame wetten werden langen tyd in deze gewesten, in Duitschland, Vrankryk en elders tamelyk onderhouden; dog de rampen der oorlogen, de verzwakking van de magt der Fransche koningen, en de steeds aanwassende mogentheid van den paus, en het uitgestrekt gezag zyner dienaren, bragten allenskens te wege, dat de meeste dier instellingen ontzenuwt werden, en alle ware geleertheid in de westersche kerk te zoek geraakte.

Onder dezen donkeren nagt van onwetenheid en bygeloof was de filosofie van Aristoteles de eenige leidsvrouw der genen die den naam van Geleerden droegen; zynde de meeste bekent by den titel van dit slag van geleertheid was, om de Godgeleerde stoffen naar den trant der wysgeerte te verhandelen; en zy die eenige vorderingen daar in maakten, voegden 'er doorgaans de beöeffeningen der regtsgeleertheid (inzonderheid die van 't kerkelyk regt) by; en de geenen die in het een en ander boven anderen uitstaken, werden niet zelden [p. 501] met eene opstapeling van weitsche eertitelen opgehoopt.2

II. Oorzaken hier van. Dog dit betreft nog al meest de Kerkelyken, van wier geleertheid, (zo hoog of laag alsze moet geschat worden) de gemeene Landzaten van verscheide zoorten en geboorten, zig maar spaarzaam konden bedienen. De Friezen waren van ouds zeer gezet op hunne eigen taal en zeden, verkeerden weinig met andere volken, ja stelden zelf wetten in, om geene buitenlanders onder hen te laten wonen. Den Hollandera fchisma ontfaan foz en burgir. Men tekent in 't algemeen van hen aan: Dat zy niet alleen een' afkeer hadden van de uitheemsche huwelyken, maar ook van hunne grenspalen te betreden: dat zy de vreemdelingen naauwlyks een nagt by hun duldden, hoewelze hen anders alle tekenen van eene verpligtende gedienstigheid bewezen.3 Diergelyke maatregelen waren wel zeer geschikt om de friesche landaart te behoeden voor verbastering in zeden en gewoontens; dog sloten met een den toegang voor alles wat by andere natien uitmuntte, en dus mede voor de wetenschappen, die elders voor lange gekoestert, en geliefkoost 2 Zie Oudh. en Gestigten van Friesl. I D. bladz. 450. 493. 3 Gabbema in zyn voorrede voor Gysbert Japix rymlary.

10wumkes.nl

Page 11: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

werden, toen onze voorouders daar van nog naaulyks eenige bevatting hadden. Zommige kerkelyke personen, van buiten inkomende, maakten hier in, van tyd tot tyd, wel eenige verandering; dog het gemeene gros der landzaten was en bleef onkundig, en de meesten, zelfs [p. 502] veele aanzienlyke personen, konden kwalyk lezen of schryven; 't geen ook de reden, onder anderen, mede schynt geweest te zyn, dat byna geene geschriften, verzegelingen, accoorden, uitspraken, gedingen en testamenten geschreven werden, dan door kerkelyke personen, en die evenwel doorgaans nog blaau genoeg te voorschyn kwamen, als uit de stukken, van die tyden nog voor handen zynde, baarblykelyk te zien is.

Een andere zeer aanmerkelyke hinderpaal voor de geleertheid was de onderlinge verdeeltheid, te twisten, beroerten, en binnenlandsche oorlogen, waar onder dit gewest eeuwen lang gezugt heeft. De partyschappen en strydigheden woonden hier, zo 't schynt, als in haar eigen element en vaderland, en 't geraas, hier door veroorzaakt, verdoofde de zagte en aangename stemmer der wysheid. De Musen zwygen onder het geklank der wapenen. Men verbeelde zig een land daar ieder zoekt den anderen te beschadigen; daar elk zynen aanhang heeft, en tegens zynen vyand te velde trekt; daar ieder heerschap zyne sloten en vestingen tegens den anderen stigt; daar elk voor zig zelven, en niemant voor 't algemene welzyn bezorgt is; daar men byna dagelyks hoort van onrusten, doodslagen en beschadigingen; van tegens elkanderen in de wapens te staan; daar, uit hoofde van dit alles, wetten nog regten eenige kragt hebben; daar geene Overheid eenig gezag heeft, dat het geen door den degen bekomen wort, en zyne dagelyksche toe- en afnemen onderhevig is: kortom, daar niemant eenige bestendige ruste [p. 503] heeft of veilig is in zyne have, goederen of leven. Wie kan denken, dat in zo een land eenige wetenschappen of oeffeningen van geleertheid konnen plaats hebben: en zodanig was, veele eeuwen lang, de toestand van ons vaderland, en van onzer voorouderen.

III. De geleertheid werd nogtans veeltyds van de voornaamste personen bemint. Waren 'er nog zommigen, voornamelyk onder de adelyke en aanzienlyke geslagten, die, in opzigt der beschaafde wetenschappen, hunne landgenoten voorby streefden. Kort na de aankomst van het Christendom hier te lande, werden reeds de beroemde scholen van Utrecht en Keulen door veele voorname Friesen bezogt, en een aantal leerlingen kwamen, met een tamelyken voorraad van Goddelyke en menschelyke wetenschappen in hun vaderland te rug. Zommige Abdyen en Kloosters, door de mildadigheid der Fransche Vorsten aangelegt, waren mede vrugtbare kweekhoven van geleertheid, waar mede de jongelingen verrykt, bekwame werktuigen verstrekten ten dienste van land en kerke. In volgende tyden diergelyke planthoven, door 't verval der zeden, onvrugtbaar geworden zynde, bediende zig de leergrage jeugd van buitenlandsche hoge Scholen in Duitschland, Frankryk, Italië en elders; en

11wumkes.nl

Page 12: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

veelen, zelfs in de middeleeuwen (de regte tyden van onwetendheid) kan men opnoemen, dewelke in verscheide zoorten van wetenschappen, boven anderen hebben uitgeblonken. En zeker, zy waren, in 't algemeen gesproken, van een scherpzinnig en vlug verstand, niet minder dan eenig ander volk onder de Duitschers: en indienze, zegt Emmius, hun werk van de geleertheid [p. 504] willen maken, konnenze ligt ten top der geleertheid opsteigeren, en in de wetenschap die zy betragten, uitmunten.4 Zy, die hun werk maakten van geleertheid, leiden zig doorgaans uit op de Spraakkunst, welsprekenheid, redeneerkunde, rekenkunst, landmeetkunde, zangkunst, sterreloopkunde, geneeskunst, regtsgeleertheid enz.

IV. Heeft inzonderheid onder de regeringe der landvorsten gebloeit. Edog gelyk door de binnenlandsche onëenigheden de letteroeffeningen by veelen verwaarloost, by weinigen bemint, en by nog weiniger betragt werden, zo is, na het dempen dier onlusten, een nieuw ligt over de geleertheid, in deze gewesten gespreit geworden; en deze landen, onder de gelukkige regeringe der Bourgondiërs tot rust gebragt, hebben, zedert dien tyd, eene groote menigte van alleleye slag van geleerde mannen uitgelevert, zulks een kundig Schryver niet schroomt te zeggen, dat men in Friesland nooit groter getal van geleerden gevonden heeft dan in de laatste jaren van Karel den V. en onder den aanvang der regeringe van Koning Philips.5 De geleerde en doorwrogte stukken van Staat, de openbare redevoeringen, de kragt van betogingen, in veele handelingen voorkomende; de beroemde mannen, die in dien tyd geleeft, en zig in allerhande wetenschappen eenen onsterflyken naam nagelaten hebben, strekken daar van tot overvloedige bewyzen. 't Was onder het bestier dier Vorsten dat de vermaarde Zwichemius van [p. 505] Ayta, en Joachim Hopperus, hunne Hoogleeraarämpten verwisselden in die van eerste Raadslieden van den grootsten Monarch der waereld; en naar hun voorbeeld zag men de Friesen zig om stryd op de geleertheid uitleggen. De vermaardste hoge scholen van gantsch Europa waren jongelingen en mannen van deze landaart, die alle kragten inspanden om een' schat van wetenschappen op te doen, en daar mede hun vaderland te verryken. In veele Vorsten Hoven werden Friesche Edelen, wegens den roem hunner geleertheid, tot de hoogste eerämpten en waerdigheden verheven. Hier van daan, dat 'er, ten tyde van de oprigtinge dezer Republyk, zo een aantal van bekwame en geleerde Staatsmannen gevonden werden, die niet minder in staat waren om door hunne pennen, als door den degen, den lande te dienen. Toen de Friesche Academie te Franeker gestigt werd, was het aanzienlyk Collegie der Gedeputeerde Staten dezer provincie voorzien van uitstekende geleerde mannen, waar van een, namelyk de Heer Abelus Franekena, de hoge School met een deftig redevoeringe inwyde; en een ander, Eilardus 4 Emmius Fris. lib. 2 pag. 33. 5 Schuit- en jagtpr. bladz. 377. druk van 1757.

12wumkes.nl

Page 13: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Reinalda, bekleedde eenige jaren aldaar de waerdigheid van professor in de welsprekenheid, zo lange tot hy weder tot het bestier van de grietenye Doniawerstal keerde. Martinus Lydius, een der eerste beroepene Hoogleeraren in de Godgeleertheid, schreef in dien tyd aan Drusius, toen Professor te Leiden, om hem tot het aannemen der beroepinge naar Franeker te bewegen, dat hy de Friesen zoude vinden, brandende van een' wonderlyken lust tot [p. 506] de studien. Gelyk ook de gemelde Drusius, niet lang daar na, de beroepinge aangenomen, en zyn vertrek naar Franeker, in May 1587., daar op ondernomen heeft. De vermaarde U. Huber, 't sieraad der Friesche Regtsgeleerden, heeft, in den jare 1667., in eene openbare redevoeringe, aangetoont, hoe een groot getal Friesche Professoren, van tyd tot tyd, uit de Academie, tot de eerste waerdigheden van den Staat zyn beroepen: alleen om dat welëer de aanzienlykste lieden dezer Provincie zig tot eere rekenden, geleerd te wezen. Die zelve Hoogleraar toont in die redenvoering verder, hoe veel de tyd, waar in hy leefde, van de voorgaande eeuwe verschilde, en hy vreesde dat het, in volgende tyden, nog erger zoude werden. Men vind 'er naaulyks, zegt hy, die in bekende gewoonlyke vergaderingen, de algemene voorstellen, daar eenige ophef of continuatie van reden verëischt wort, op eene draaglyke wyze, konnen afleggen; ik late staan, dat zy van gewigtige binnenlandsche zaken, of geschillen, die de Staat met andere buitenlandsche magten heeft, zouden konnen oordelen, en het regt van den Lande, op eene kragtige wyze, waarnemen; zy moeten meest blindelings volgen, 't geen door anderen daar in mag werden gedaen. Wyze lieden geloven de voornaamste reden hier van te zyn, dat de opvoeding van onze Adel en de voornaamste jeugd zo slegt en gebrekkelyk is, vermits zy in hunne jonge jaren niet werden geöeffent in zodanige konsten, die niet konnen nalaten de gemoederen, door prikkels van lof en eere, tot grote zaken op te wekken, en de verstanden, die natuurlyk goed zyn, bekwaam te maken tot [p. 507] alle de heerlyke pligten die de Regeringe medebrengt. Vervolgens gaat die uitmuntende Schryver te keer de wangevoelens van zommigen, die meenen, dat de geleertheid nergens toe dient, dan om Predikanten, Advocaten en Geneesheeren te maken; en dat de Studiën tot de regeringe geen nut toebrengen; ja dat zy veelëer eene onbehelpzaamheid en bedeestheid veröorzaken, in 't behandelen van de waereldsche dingen; agtende dat de zodanige veel bekwamer zyn tot de regeringe, die slegts een goed naturel, maar geene geleertheid door oeffening, bezitten. Verhalende verder, dat hy eenen Grietman, niet van de geringsten, volmondig, en in goeden ernst, had horen zeggen, dat hy niet konde zien, wat nut iemant, die tot de regeringe wierd opgevoed, konde verhopen, van zyn hoofd over de studie te breken, noemende zulks pedanterie.

V. Redenen van bloei en aanwas der wetenschappen. Men mogte vragen waar het door toekomt, dat men in voorgaande tyden, in tyden van mindere vryheid, toen de middelen om tot geleertheid te geraken, niet

13wumkes.nl

Page 14: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

zo overvloedig waren, meerdere moeite doorgaans heeft aangewend om de wetenschappen te bevorderen, (voornamelyk wat de staat- en regeerkunde aangaat) dan wel na de tyden van de vaststellinge van het gemenebest? Myns bedunkens kan deze bedenking best opgeheldert werden uit de gesteltheid der tyden, waar in onze voorvaderen zig, onder de regeringe der vreemde Vorsten, en kort daar na, bevonden. De Friesen, grote voorstanders van de vryheid, hadden zig niet, dan onder zeer bepaalde voorwaarden, der vreemde heerschappye [p. 508] onderworpen; en de Landsheeren zig aan die voorwaarden houdende, bleef de hoogste klem der regeringe, eigentlyk, en in volle kragt, in handen van 's Lands Staten. Dog de heerschzugt van Karel den V., en van Philips, geduurig steigerende, moesten de voorstanders der alöude vryheid zig gestadig gereed houden, om de aanvallen, die, van tyd tot tyd, op hunne regten gedaan werden, te konnen wederstaan, en hunne vryheid met mond en penne, tegens alle belagingen manmoedig te verdedigen. Hier toe werd inzonderheid verëischt, dat de Overheden, niet alleen in eigen persoon, maar ook hunne kinderen en alle aanzienlyke landzaten, die dikwyls tot de regeringe geroepen worden, in de kennisse van allerhande wetenschappen, die eenige betrekking hadden tot de regeringe van het vaderland, in de Oudheden, regten, voorregten, wetten en geschiedenissen, onderwezen werden, dat zy met de kennis te gelyk ook eene liefde tot de vryheid, en hoogägtinge voor de welgesondeerde regeringswyze van hun vaderland verkregen, ten einde alle vreemde machinatien en ondermyningen, tegens hunne regten ondernomen werdende, te konnen tegengaan. Deze een aanmerking (om van veele andere niet te spreken) was alleen genoeg, om ieder Edelman, of andere aanzienlyke Burgers en ingezetenen te bewegen, tot het betragten der hoognodige wetenschappen die betrekking tot de regeer- en Staatkunde hadden.

Wanneer men daarenboven aanmerkt, dat [p. 509] Keizer Karel, een voorstander van goede konsten en wetenschappen, en eene pryslyke genegenheid hebbende, om dezelve in de Nederlanden voort te planten, veele heilzame bevélen gaf, en zeer nutte instellinge maakte, om de jeugd de eerste beginzelen te doen inscherpen, behoeft men zig niet zeer te verwonderen, dat de zugt tot geleertheid, geduurende zyne regeringe, in onze vaderlanderen is opgewakkert geworden. De onlusten der voorgaande eeuwen lieten, als voorheen gezegt is, niet toe, dat onze voorouders hunne geneigtheid tot de letteroeffeningen veel plaats konden geven; maar het land in rust gebragt, en de beroerten haren rol uitgespeelt hebbende, stelde Karel veele heerlyke en heilzame wetten in ter bevorderinge der beschaafde wetenschappen. Hy beminde de geleertheid, en bekroonde de geleerden met eerämpten en ryke vergeldingen; nam de uitmuntenste verstanden in zynen dienst, en verwekte daar door eenen na-yver in de gemoederen van allen die t' eenigen tyde hoopten bevordert te worden. Hy gaf agt op de boekdrukkeryen, en op het overvloedig

14wumkes.nl

Page 15: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

uitgeven van zodanige werken, die in lage en hogere scholen tot onderwerpen van de nodige wetenschappen moesten gebezigt worden. Hy stelde order op de zuivering der talen in de schoolboeken, op den druk, op letters, spel-, schryf- en drukfouten, en veele andere dingen, ten nutte van de leerende jeugd.

Daar geen byzonder Schoolmeester was, moest de koster der kerke de meisjes in 't lezen, en de jongens daarenboven in 't schryven [p. 510] en 't gezang onderwyzen; en daar een koster ontbrak, moest de Pastoor zelfs dit waarnemen, of door anderen laten doen. Voor de Schoolmeesters moest, op hoog bevél, een' matige beloning, op kosten van 't gemeen, werden bezorgt; waar voor zy verbonden waren, om ook de kinderen der behoeftigen naerstig te onderwyzen. In alle Steden dezer landschappe werd een voorname School opgerigt, waar in geene anderen toegelaten werden, dan die in de lagere Scholen zo verre gevordert waren, datze vaerdig in de moederlyke en latynsche talen konden lezen. In alle scholen moest zodanig eene order gehouden werden, dat ieder, die wat hoger geleerd was, een of twee andere kinderen moest onderregten, en aan dezelven zyne les voorlezen, die hy by den meester had veräntwoorden; 't geen niet alleen op de beginzelen van lezen en schrijven zyn opzight had, maar ook op de gewone kundigheden omtrent den Godsdienst. In de voorname scholen moesten insgelyks de meerderen toezigt houden op de minderen, en de meest gevorderden waren gehouden de mingeöeffenden te onderregten. In alle scholen van Friesland moest dezelfde wyze van spraakkonst geleert, en dezelfde boeken, ter onderwyzinge van latyn en Grieksch, gebruikt worden uitgekozen, waar door de zuiverste styl ingezogen werden, als Cicero, Virgilius, Isocrates, Gregor, Nazianzenus enz. De verstgevorderde leerlingen mogten andere brave Schyvers gebruiken; dog zo, [p. 511] dat 'er niets voorgelezen of geleert werd, dat eenigzins onkuis of onëerbaar ware, enz.

Niemant mogt in de voorname scholen, van steden of dorpen, aangenomen worden, om als rector of als Ondermeester te dienen, ten ware hy alvorens door den Pastoor en de Overheid der plaatze, niet alleen omtrent zyne geleertheid, maar ook aangaande zyn gedrag en zeden behoorlyk onderzogt werde, en 'er goed getuigenis van hun gegeven was, enz.6

Het komt my waarschynlyk voor, dat de meeste dezer wetten, zo niet allen, nieuwelyks door Karel den V. zyn ingevoert; en dat 'er voor dien tyd, ten minsten op de meeste plaatzen ten platten Lande, zeer weinig werk aangaande het onderwys der jeugd gemaakt is; geen wonder derhalven, dat het volk, in 't algemeen genomen, zeer onkundig geweest, en de konst van lezen en schryven, late staan de kundigheid van verdere wetenschappen, onder de zeldzame dingen te tellen geweest zy, naardien tog alle oeffeningen van wetenschappen der geleertheid van het onderwys der eerste beginzelen afhangt, en niemant zonder dit eenige gegronde voortgangen in de geleerde wetenschappen maken kan. 6 Oudh. en gestigten van Friesland. bladz. 167-171.

15wumkes.nl

Page 16: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Boven dien moet men aanmerken, dat de geleertheid, eenige eeuwen lang, als buiten Europa, en deze gewesten is verbannen geweest; uitgezondert dat hier en daar, in zommige kloosters, misschien een of ander zal geweest hebben, die 'er enigzins de hand aangehouden heeft. Maar na dat de Turken, omtrent [p. 512] het midden van de vyftiende eeuwe, de stad Constantinopel veröverden, en daar mede een einde maakten van de Grieksche Keizerryk, veranderden de zaken in 't westen geheel van gedaante. Een aantal van beroemde geleerde en taalkundige mannen verlieten het oosten, en verspreiden zig in verscheide gewesten van het Roomsche Keizerryk en elders, waar door de wetenschappen, op veele plaatzen, als uit den dooden herleefden, en door haar ligt eene aangename voorspelling van de in de volgende zestiende eeuwe, daar op gevolgde gezegende Kerkhervorminge, verstrekten. Door deze vermenigvuldiging van geleertheid werden den eerste Reformateurs de sleutels vooräf in handen gegeven, om de verborgentheid der Godzaligheid, volgens den leiddraad der gezuiverde waarheidsleere, den menschen te openen; en door hetzelve ligt van geleertheid, dat eerlang opentlyk op den kandelaar geplaatst werd, leerden de inwoners van veele landen, zeer onderscheidelyk kenne, met welk eene draf van menschenvonden de onwetende en blinde Leidslieden de blinde menigte gevoed hadden.

Ook heeft het Pausdom, beschaamt over deszelfs algemene onkunde, zedert dien tyd dat de kerkhervorming zig begon te verspreiden, zig inderdaad mede op meerdere geleertheid beginnen uit te leggen; 't geen dan, onder anderen, mede aanleiding gegeven heeft, dat veele inwoners dezer landen, (zelfs toen de Roomsche Godsdienst reeds begon te verzwakken) schoon geen smaak van de religie hebbende, zig be-yvert hebben tot meerdere oeffening van wetenschappen. [p. 513]

Ten tyde van de Nederlandsche beroerten, toen men allen toestel maakte, om het juk van Spanje af te werpen, en eene vrye en onafhangkelyke regering en gemenebest op te regten, was het voor onze voorouderen volstrekt noodzakelyk, om zig te be-yveren in de wezentlyke gronden van geleertheid en wetenschappen. Zy die het voornaamste bestuur van zaken hadden, oordeelden het volslagen nodig dat de aanzienlyke jeugd, zig tot de kundigheid van de geschiedenissen, oudheden en regeringswyze van het vaderland begaf; gelovende dat niemant een verstandig en bekwaam Regent konde zyn, dan die daar in was opgevoed, en dat niemant een Land wel konde helpen regeren, welks gesteltheid hy niet kende. Door de kennis van de geschiedenissen, oudheden en regeringswyze van de beroemste vrye volkeren, leert men ook de vryheid, benevens de middelen om die te bekomen en te bewaren, kennen, beminnen en agten; en lezende de dappere daden der uitmuntende natien, mitsgaders de heilzame wetten en regten, die tot standhouding der vryheid gedient hebben, wort men opgewekt, om dezelve tot behoud en voorstand, zo van den Staat in 't

16wumkes.nl

Page 17: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

gemeen, als van ieder gedeelte derzelve, op te volgen. De eerste grondleggers dezer Republyk begrepen zeer wyslyk de les van Aristoteles: Van al het geen wy gezegt hebben, dat tot vaststelling van het Gemenebest kan dienen, is het allergrootste, dat egter de menschen nu weinig agten, dat men in de regten en inzettingen van het gemenebest onderwezen werde: want wat voordeel zullen de beste wetten doen, zo de menschen [p. 514] niet in de zeden, gewoonten en inzettingen van de Republiek ervaren zyn? Wy zullen in 't volgende Hoofdstuk zien, welke heerlyke maatregelen dat 'er door 's lands vaderen, met dat heilzaam oogmerk, genomen zyn, om het vaderland, zo veel mogelyk, te maken tot eene veilige verblyfplaatze en oeffenschool van allerhande edele wetenschappen.

Behalven het gezegde, kan ook als een natuurlyke oorzaak van den lust tot geleertheid worden aangemerkt, de vaststellinge der vryheid zelve. Het Gemenebest was zo dra niet gegrondvest, of de menschen begrepen wel haast de dierbare voorregten der vryheid. Nu mogten de ingezetenen gerust onder de bescherminge der wetten leven, en behoefden van niemants willekeurige magt af te hangen. De vryheid maakt dat het onze het onze is, en dat het regt niet in een anders wil en welbehagen, maar in de reden en by wetten staat. Zy die van een' edelmoedigen inborst zyn, weten welk een heerlyk voorregt het is, zyn eigen te wezen, en van niemant in het zyne af te hangen. Onze voorouders, wien het heugde datze onder de harde regeringe van Philips den II., onder eene willekeurige beheersching gestaan hadden, kenden beter de voorregten der vryheid dan wy, en konden zig, nog langen tyd daar na, te binnen brengen, de harde bevélen van dien vorst in 't waereldlyke, en de bloedige plakaten en nare geloofsdwang in 't stuk van den Godsdienst en, door een levendig bezef van de vryheid, waar inze, na de afwerping dier dienstbaarheid, zig bevonden, werdenze wakker en lustig [p. 515] gemaakt, opgebeurt en aangeprikkelt, om zig tot de zaken van kennis, wetenschappen en geleertheid te begeven. Want als het lighaam van den mensch als in ketenen en banden wort geprangt, en het gemoed door geduurige vreeze en bekommeringe belemmert is, als de mensch zyn eigen niet is, maar tot personele diensten en onderwerping kan worden gedwongen; als hy over zyn dagelyks onderhoud bekommert moet wezen, door ondraaglyke lasten, naar evenredigheid van de inkomsten kan worden bezwaart, en voornamelyk als zulks geschied door vreemden en buitenlanders, die zelve in den opbreng der belastingen schootvry zyn; als by dit alles nog koomt de geloofsdwang, waar door het verstand palen worden gestelt, dan zal de lust tot geleertheid uitgedooft worden: immers dan zal dezelve zig niet verder dan tot eenige gemeene dingen, en tot een' trant van Schoolgeleertheid uitstrekken. Dit ziet men klaar uit den staat van de konsten, wetenschappen en geleertheid, die 'er in Europa, voor de tyden der kerkhervorminge, was, De geest der menschen was, onder het pausdom in de uiterste slaverny gebragt, en het verstand en kennis werd niet alleen bepaalt, maar zelfs aan ketenen gekluistert, en daar door

17wumkes.nl

Page 18: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

wierd de lust tot de ware wysheid, Godsdienst en geleertheid uitgedooft. Het was gevaarlyk, zelfs in natuurlyke en onverschillige zaken, iets te geloven, schryven, of voor te staan, dat met het gemene en dwalende gevoelen niet overeenkwam. De Godgeleertheid, de natuurkunde en al deze wetenschappen bestonden alleen [p. 516] in een' onnutten en onverstaanbaren schooltrant, in een deel verwarde en stekelagtige geschillen en gevoelens, daar men niet wyzer, maar verwarder door wierd; zulks men, dezelve beschouwende, zig moet verwonderen over de onnutte bespiegelingen en geschillen, waar mede de menschen zig, in dien tyd van slaverny, hebben bezig gehouden.

Dog alle deze hindernissen weggenomen, en de goude vryheid geboren zynde, mogten nu de letteröeffeningen in ruimer lugt adem halen; en de menschen, zonder overheersching en buiten bedwang van willekeurige magt zynde, begonnen zig met kragt op de geleertheid te leggen; zulks het te verwonderen was, welke eene menigte van uitmuntende verstanden, kort na de vaststelling van dit Gemenebest, in ons vaderland zig opdeden. Veele Grooten en Edelen, wier zugt, en geneigtheid voor de wetenschappen, waereldkundig is, en die deswegen in 's Lands geschiedboeken een' onsterfelyken naam hebben, deden niet alleen hun best om de geleertheid en geleerden te bevorderen, maar maakten ook hunne huisen en de plaatzen hunner woning tot oeffenscholen van uitmuntende wetenschappen. En hoe zeer ook de tyden in 't vervolg mogten verërgert zyn, heeft het, naar 't getuigenis van den Heer Huber, nooit in Friesland ontbroken aan eenige voorstanders van geleertheid. Ik hebbe nog, zegt hy, zedert twintig jaren, verscheide Heeren in de regering gekent, die, alhoewel zelve niet veel hebbende gestudeert, nogtans de geleerde [p. 517] lieden in uittermaten grote eere hielden, en, waar zy konden, met alle magt en beleeftheid, hielpen. Ik zegge het ter eere van den Heere Douwe van Aylva, de matigste dien wy in lange jaren voor dezen in de regering van Friesland hebben gekent, dat ik hem dikwyls hebbe horen zeggen, ter plaatze daar hy geene reden hadde te veinzen, dat hem zyn hart opging, als hy een Fries zag, die wegens geleertheid wierd geroemt, en hy heeft het nooit met de daad, en met de woorden onbetuigt gelaten. Edelmoedige geäartheid, en allezins den luisterryken naam van Edelen des Lands waerdig! Zodanige regenten, schoon doorgaans het kleinste getal uitmakende, verdienen, dat hunne geheiligde namen, met goude letteren, in de openbare gedenkschriften vereeuwigt worden; gelyk mede het loffelyk gedrag van de doorlugtige Stadhouders dezer Provincie gestelt hebben in de voortplantinge en handhavinge van goede konsten, wetenschappen en geleertheid, 't geen ontwyffelbaar meer zoude uitgeblonken hebben, byäldien hunne magt en invloed op en in de regeringe veeltyds niet zo bekrompen ware geweest. De brave Willem Lodewyk, een Vorst nooit zonder eerbied te noemen, had niet alleen zelf smaak van geleertheid, maar ried ook de Staten aan, om, (zelfs onder het geknars der wapenen, en in een allerhagchelykste tydsomstandigheid) eene

18wumkes.nl

Page 19: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Academie op te regten, 't geen ook tot stand gebragt werd, en waar toe de beroemste mannen alöm werden opgezogt. Zyn eigen Hof was een oeffenschool [p. 518] in zaken van Staat en oorlog. Na dat voorbeeld gedroeg zig ook zyn broeder Ernst Casimir, en deszelfs doorlugtige gemalin, Sophia Hedwich, Hertoginne van Brunswyk, die den vermaarden Johannes Bogislaus niet alleen gebruikten om hunne zonen Hendrik Casimir en Willem Frederik in de Mathesis, oude en nieuwe Historien, allerleye wetenschappen ook eene byzondere en gestadige zorge droegen, dat zy, naar het voorbeeld van den braven Willem Lodewyk, een naaukeurige kennisse kregen van de gesteltheid, aart, zeden en gebruiken dezer landen. Welke onderwyzingen zo voorbeeldelyk waren, dat zelfs de erfprins van Bohemen, neef van de gemelde jonge Heeren, die eenige jaren heeft bygewoont. En in 't vervolg hebben de Heeren Stadhouder zig niet onttrokken, den naam en het ampt van Opperbezorgers der wetenschappen en Academie, op zig te nemen. Diergelyke voorbeelden van Vorstelyke personen waren doorgaans van veele kragt, en hadden gemeenlyk een' sterken invloed op hen, die by den adelyken tytel een regt adelyken geeft en verhevenen inborst voegden.

VI. Oorzaken van het afnemen der geleertheid. Slegte opvoeding der jeugd. Edog de meesten, schoon tot zodanige waerdigheden geschikt, waar toe de geleertheid en wetenschappen volstrekt nodig waren, hebben zig allenskens, van tyd tot tyd, der zo nutte oeffeningen onttrokken, en de genen, die als tot de behandeling van wetenschappen, uit kragt hunner geboorte, moesten en behoorden opgeleid te werden, hebben dezelve veeltyds verwaarloost, of [p. 519] zyn slegts in de uiterlyke schorsse van geleertheid blyven hangen. Zeker Schryver wyst in zyn boek doorgaans aan, de oorzaken van dit gebrek, en toont dat hetzelve voornamelyk is toe te schryven aan de slegte opvoedinge van de jeugd, en dat men byna niemant vind, die in de oude en hedendaagsche gesteltheid van onze en nabuurige landen, ryken en staten, is onderwezen. De Studien worden gemeenlyk aangemerkt als een ambacht, om, door middel van dezelve, aan brood te komen, of eenigen schyn van welleventheid te vertonen, maar niet om door een' uitgebreide kennis het vaderland, Gods kerke, en zynen evenmensch van nut en dienst te konnen zyn; en even zo veel bekomen hebbende, als nodig is, om een of ander ampt of bediening te verkrygen, verlaat men de wetenschappen, en bekreunt zig daar mede weinig of niets. Veele Ouders, geenen lust tot geleertheid hebbende, en zelfs met vooröordelen bezet zynde tegens alles wat, in dien opzigte, uitmuntend is, zyn wel te vreden, zo hunne kinderen maar zo veel hebben, om hun doel, (namelyk eene broodwinning of bedieninge) te bereiken: en de jeugd, meer geneigt tot spelen, lopen, jagen, dansen, schouburgen en andere tydverspillingen, dan tot gezette letteroeffeningen, is vergenoegt met hare gewone vermakelykheden. Het is met

19wumkes.nl

Page 20: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

onze jeugd, zegt de gemelde Schryver7, gelyk ten tyde van Aristoteles gestelt, dat de kinderen van Regenten, van ryke en vermogende luiden, hun vermaak nemen, [p. 520] en lopen spelen, en die van den gemenen man met hun' gewonen styl, en de oeffeningen van handwerk bezig zyn, zonder zig tot de zaken van kennis en wetenschappen, en byzonder tot die van de geschiedenissen, oudheden, voorregten en regeringswyze van hun land te begeven, en zig daar in te oeffenen: nogtans is dezelve volslagen nodig, ja zodanig, dat niemant een verstandig Regent van ons land kan wezen, die daar niet in ervaren is. Want hoe zal iemant een land wel helpen regeren, welks regte gesteltheid hy niet kent?

VII. Geringe beloning der wetenschappen. Tot deze verslapping en ieverloosheid in de beöeffening der wetenschappen heeft ook, onder anderen, zo 't my en anderen toeschynt, (dog slegts by toeval van veler aangeborene traagheid, vadzigheid en lusteloosheid) aanleiding gegeven, de geringe agt, die men doorgaans slaat op het voorthelpen en belonen van uitmuntende verstanden. Niet dat de hoge regering zig niet zoude bevlyten in 't belonen en aanmoedigen der geleertheid: want het tegendeel kan gemakkelyk afgenomen worden uit de overgrote kosten, die, zo van de hoge Regeringe, als van mindere Overheden worden aangewend, om de hoge school, en veele lage Scholen dezer Provincie te doen bloejen; uit de ryke jaargelden die tot het belonen en behouden van uitmuntende Hoogleeraren en andere Leermeesters worden uitgetelt; uit veele heerlyke schikkingen, wetten en regelen, tot zodanige nutte eindens ingestelt, en uit menigvuldige præmien en verëeringen, die, by zommige gelegenheden, tot beloning en aanmoediging [p. 521] van naerstige en ieverige geleertheid, uitgedeelt worden, waar van men eene aanzienlyke lyst uit 's Lands registers zou konnen opmaken, en welke kosten en heilzame schikkingen, van tyd tot tyd, eer toegenomen en verbetert, dan afgenomen zyn. Maar het geen hier eigenlyk bedoelt wort, is, dat men dikwyls ziet, dat veele voordelige ampten, waerdigheden en bedieningen niet zelden door hen, wier werk het is hier omtrent beschikkingen te maken, worden uitgedeelt aan personen van weinige bekwaamheid en verdiensten; dat eer en aanzien niet altoos verzelt gaat met meerdere bekwaamheden, en dat de beöeffening van geleertheid en wetenschappen zig al te veel ziet te leur gestelt in 't bekomen van de behoorlyke middelen tot haar onderhoud; terwyl ze, tot hare beschaming en smarte ondervind, dat anderen, die zig weinig of niet met de regte beschaving des verstands ophouden, haar werden voorgetrokken. 't Is waar, dat de wysheid en geleertheid op zig zelve eene beminnelyke zaak is; dat de wetenschappen zig zelven, in veele opzigten tot eene beloning verstrekken: ook is het volstrekt onmogelyk dat alle geleerde lieden voortgeholpen, en op den

7 Schuite- en jagtpraatjes, bladz. 380.

20wumkes.nl

Page 21: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

stoel der eere geplaatst konnen worden. Maar dat de wetenschappen, by gebrek van brood, noodwendig moeten versterven, en dat iemant, die met veele zwarigheden en bekommeringen moet worstelen om zyn behoorlyk bestaan te vinden, zelden grote vorderingen op den weg der letteroeffeningen en wetenschappen [p. 522] zal maken. Ja schoon al iemant juist geen brood gebrek heeft, en niet zeer bekrompen behoeft te leven, zal hy veelligt tot eene moedeloze vadzigheid overslaan, wanneer hy ziet en ondervind dat veele personen, die verre beneden hem in waerdigheid zyn, hem worden voorgetrokken. Aan den anderen kant iemant, uit het gewoon beloop der zaken, ziende, dat geleertheid en wetenschappen niet altoos of zelden beloont worden: dat personen van gemene kundigheid minsten zo veel hoop tot bevordering hebben als de geöeffende verstanden, en dat de bekwaamsten zo menigmaal worden voorby gegaan, zullen veel liever door lage en veragtelyke dienstpligtigheden, door het aanwerven van vrienden en patronen, of nog slegter middelen, tot eerämpten en waerdigheden en tot voordelige bedieningen trachten te geraken, dan datze door eene uitmuntende geleertheid en werkzame studien hun verstand zouden pogen te verryken, terwylze zien, dat dog doorgaans de wetenschappen weinig in aanmerking komen, dan alleen voor zo verre iemant daar door slegts voor zig zelve voortreffelyker is dan anderen; 't geen egter iets is, dat by de meesten weinig geägt wort, vermits de konst gemeenlyk geen groter vyanden heeft dan de onkunde, en, op zyn best, de wyzen en dwazen doorgaans eenerlei in deze waereld wedervaart.

Men mogt hier vragen of de opgemelde gebreken niet altoos en overäl in de waereld geheerscht hebben, en of, in dien opzigte de tegenwoordige tyden erger zyn dan de [p. 523] voorgaande, en of 'er gevolgelyk wel iets beters in de menschelyke zaken zoude konnen verwagt worden? Ik antwoorde, wat in andere landen in diergelyke zaken plaats heeft, weet ik niet; dog geloof, dat het wel veelzins overäl niet veel beter zal gestelt zyn; dog ten aanzien van onze Provincie komt het my, uit verscheide gewigtige opmerkingen, zeer waarschynlyk voor, dat men in voortyden meer werks van bekwame en geleerde lieden gemaakt heeft als wel daar na en nog tegenwoordig. De huishoudelyke konsten en wetenschappen, waar van iemant regtstreeks het nut voor zig zelve geniet, hebben, buiten tegenspraak, van tyd tot tyd, meer toe- dan afgenomen; dog de geleertheid van Staat- en regtkunde en meer andere wetenschappen kwamen, zo 't my toeschynt, in vroegere tyden meer in aanmerking en werden met meerdere naaukeurigheid gewaerdeert dan wel daar na. Onze voorouders den grond der Republyk gelegt hebbende, viel 'er langen tyd veel aan dat gebouw te verbeteren eer hetzelve tot eene genoegzame vastigheid in alle zyne deelen was voltooit: dog dit werk tot zekere trap van volkomenheid gebragt zynde, vonden het de kinderen in dien staat zo als het van hunne vaderen hen was nagelaten, en gevolgelyk niet zo werkelyk als wel voorheen. Het gebouw voltooit zynde, de

21wumkes.nl

Page 22: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

rykdommen vermeerderende, en de weelde toenemende, begaf de aanzienlyke jeugd zig tot eene zoort van wellevendheid, die voorheen hier onbekent ware geweest, bestaande in een zogenaamd hoffelyk leven, [p. 524] zig te schikken naar die manieren en gewoontens, die in de waereld het meest geächt worden; zig overäl en in alle dingen zo gedragen, dat men toont zyn waereld te verstaan, volgens de bekende regel, dat men te Romen op zyn Romeins, en waar men is, naar de wyze of mode van het land leven moet. De oude eenvoudigheid, opregtheid en gezette levenswyze verdween allenskens, en maakte plaats voor een deel nieuwe, vreemde, van buiten inkomende en ongehoorde zeden, modens en complimenten; en dit blanketzel op zyn fraaist te konnen navolgen, maakte eerlang een voornaam deel uit van der aanzienlykste luiden geleertheid en wetenschap. Iemant de fransche taal en zwier geleert hebbende, werd by zyns gelyken voor wellevend gehouden en geacht, zonder dat daar toe nodig waren eenige gegronde kundigheden van de oudheden, wetten, regten en voorregten van het vaderland. Veele van zodanige jongelingen, by aanwas van jaren tot staat en aanzien gerakende, moest zulks noodwendig een verval van wezenlyke geleertheid te wege brengen; en veele ampten en waerdigheden van zodanige lieden afhangende, werden metter tyd, zonder den lastigen omweg van studie en geleertheid, verkregen; zulks dat zeer bekwame personen, in 't besolliciteren van eenige waerdigheden hen den loef dikwyls zagen afgestreken door menschen van zeer gemeene kundigheid. Om geene andere reden dan om dat zy, die de magt van beschikkinge in handen hadden, of weinige agting voor geleertheid hadden, of [p. 525] dat de minkundige hen beter pasten: 't zy hier mede zo 't wil, althans deze reden komt my veel natuurlyker voor, dan het gemeene voorwendzel, dat 'er zomtyds geene bekwamer personen zouden konnen gevonden worden. Dit zou men konnen toepassen op de bevorderinge van veele personen; dog het gezegde zal genoeg zyn, om eenigzins na te gaan, welke, onder veele anderen, de oorzaken zyn van het verval in de beöeffeninge van geleertheid en wetenschappen. Immers, daar iemant door zyne goederen tot de hoogste ampten en waerdigheden kan bevordert worden; daar zelden iemant wegens geringe kundigheid wort uitgesloten; daar de geöeffentste verstanden weinig meer hoop tot bevordering hebben dan de gemeene; ja daar men, om verscheide redenen, de onkunde eerder op den stoel der eere plaatst dan de geleertheid; daar de zugt tot eigenbelang en gezag de kragtigste springveer is van de bewegingen der menschen; daar meerdere dan gemeene bekwaamheid veele anderen in den weg staat, en als een leelyk spookzel gemyd wort:

„ Daar de Ezel wort in eer gestelt, Is maar zyn beurs gevult met geld: In tegendeel, waar dit ontbreekt, Schoon iemants hoofd vol wysheid steekt,

22wumkes.nl

Page 23: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

En dat hy zig heeft van der jeugd Gekweten in de ware deugd, En dog blyft, waar hy henen ging, Geduurig een verschoveling.8" [p. 526] De vraag is, welke aanmoediging en lust tot geleertheid daar kan gevonden

worden? Ik ontsta myne Lezers van het beäntwoorden dezer vrage; het gewoon beloop der waereld, en de dagelyksche ondervindingen beantwoorden dezelve genoeg.

Ten platten lande is de onkunde enigzins in te schikken, dewyl de middelen tot de wetenschappen daar zeer schaars te vinden zyn. In de Scholen wort doorgaans niets geleert als lezen, schryven, en een weinig rekenen; en de meeste Schoolmeesters verstaan op verre na de nederduitsche taal niet; zyn ten eenemaal onkundig in de eerste beginzelen der beschaafde wetenschappen: en de geringe inkomsten van het lastig schoolämpt, (zynde op zommige plaatzen veertig, vyftig, zestig, zeventig, en zelden veel meer dan honderd guldens jaarlyks) noodzaken de meeste Schoolmeesters naar andere dingen om te zien, om een weinig bestaan te hebben, en sluiten den weg tot verdere oeffeningen, ten eenemaal toe. Behalven dat 'er ook zeer weinige Candidaten9 gevonden worden, die eenige bekwaamheid bezitten, tot het bekomen van een ampt, welks geringe voordelen hun noodwendig een ordentlyk bestaan zouden weigeren. En welke ouders zouden tog hunne kinderen tot zodanig eene elendige bedieninge optrekken? Aan den anderen kant, de meeste ouders zelfs geen minste geneigtheid voor wetenschappen hebbende, zyn wel vergenoegt, en oordelen hunne kinderen [p. 527] geleert genoeg, alsze maar een weinig lezen en schryven konnen: dit half of wat meer geleert hebbende, (dat gemeenlyk met de tien of twaalf jaren geschied) neemt men de jeugd van de school, en trektze op in een handwerk of in de gewone bezigheden der ouderen; en groot geworden zynde, hebben de meeste jongelingen, door verzuim verloren, het weinige datze in hunne tedere jeugd, maar gebrekkelyk geleerd hadden. Ik heb bejaarde personen gekent, die geene letter lezen of schryven konden, schoonze op de gewone scholen welëer de eerste plaats bekleed hadden. Dit alles is nog eenigzins draaglyk van zodanige ouders, welker geringe middelen niet toelaten hunne kinderen tot hogere kundigheden op te leiden, vermits de meeste jongelingen, zo dra hunne kragten het toelaten, de handen aan de ploeg slaan, en, van den vroegen morgen tot den laten avond, arbeiden moeten, konnende hunne matte leden pas even den nodigen slaap doen genieten: maar dat welgegoede huislieden, die dikwyls tien, twintig, dertig, ja vyftig duizend guldens en meer aan Capitaal bezitten; dat welhebbende Burgers in voorname 8 S. de Vries O. en N. tyds wondertoneel. 9 Versta in 't geen by dit woord allen die eenig ampt zoeken.

23wumkes.nl

Page 24: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

dorpen, hunne kinderen niet meer dan een weinig leezen en schryven laten leeren, en zelfs kwalyk spreken van dezulken die de jeugd in staat tragten te stellen, om een goed boek te konnen lezen en verstaan; om de gedaante en gesteltheid der natuurlyke, staatkundige en zedelyke waereld te konnen nagaan en beöordelen, is onbegrypeleyk en onverdraaglyk, en even dit is egter eene onlochenbare waarheid. [p. 528]

In de Steden dezer Provincie is de gedaante der zaken, in dezen opzigte, een weinig anders. De middelen tot de wetenschappen zyn daar overvloediger dan ten platten lande, en, zo de gewone Schoolmeesters al geene bekwaamheid genoeg hebben, om de eerste gronden van geleertheid aan de jeugd in te scherpen, zo worden 'er hier en daar nog wel andere bekwame personen gevonden, die voor eene geringe beloninge zig daar toe willen laten gebruiken. Dog, over 't geheel genomen, kan ik, ten aanzien der wetenschappen, niet zien, dat de Steden merkelyk veel de landen overtreffen. verre de meeste burgers kennen slegts den naam van geleertheid dog weten 'er geen behoorlyk denkbeeld aan te hegten, en zyn zo stom als een visch, als 'er van Staats-, regts- of landzaken gesproken wort; lezen nooit of zelden eenig boek, en verstaan het nog weiniger. Zy konnen pas zo veel lezen, schryven en rekenen, als tot hunne winkelneering, koopmanschap of ambacht verëischt wort, en zulks veeltyds nog gebrekkelyk genoeg. Al hunne kundigheid bepaalt zig tot hun dagelyks bedryf, tot het geen binnen den omtrek van hunne stad, en vooräl niet vroeger dan hun leeftyd, is voorgevallen, of van tyd tot tyd voorvalt; wyders tot de dagelyksche gezelschappen en vermakelykheden, tot spelen, wandelen, ryden, harddraven, weideryen, rederyen van schepen en 't geen daar toe behoort, elk naar zyn vermogen of zinlykheid. En evenwel uit zodanige lieden worden (meest by gebrek van bekwamer mannen) de Vriedschappen, [p. 529] en uit dezen weder de Magistraatspersonen gekoren, Nu kan men ligt de rekening maken, welk onthaal de geleertheid en wetenschappen genieten in alzulke steden, daar de regenten, of althans de meesten, geenen smaak van geleertheid en letteroeffeningen hebben, en hoe weinig moeite men zal aanwenden, om de wetenschappen aan te moedigen; te meer als men daar by aanmerkt, dat de Magistraat en Vroedschap, in de meeste steden, zelve de verkiezing van nieuwe Vroedschapspersonen in handen heeft, en, uit hoofde van veeleer geringe kundigheid, wel zorge weet te dragen, dat zelden de geleerdste Burgers worden verkoren. De magtige invloed, dien de Heere Erfstadhouder tegenwoordig op de regeringe der Steden heeft, doet my, voor toekomende, op beter tyden hopen; dog ten opzigte van de voorgaande tyden, meen ik hier doorgaans de waarheid getroffen te hebben.

Ik weet wel, dat ik, dus ombewimpelt schryvende, luttel danks, by zommigen zal behalen. Dog men gelieve te weten, dat ik der waarheid (zo veel my mogelyk is) hulde gezworen hebbe; ook is 'er my weinig aan gelegen, wat de onkundige

24wumkes.nl

Page 25: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

menigte van my gevoelt, zo maar de verstandige waereld met my instemt; en waar aan ik, in dezen, geene reden heb te twyffelen. En 't zou my beloninge genoeg zyn, wanneer ik door myne pennevrugten myn Vaderland dien dienst mogt te wege brengen, dat geleertheid en wetenschappen eens als uit den doden mogten herleven, en als veelen, beschaamt over [p. 530] hunne onkunde, hier door mogen opgewekt worden, om hunnen overvloedigen tyd, hunne ryke middelen, en de menigte van geleerde boeken, die 'er voor handen zyn, mogen aanleggen tot het bekomen van de zo dierbare en nooit genoeg geprezene wetenschappen, waar in wy doorgaans in deze Provincie, veele andere landen verre agter na komen.

VIII. Het te veel gebruiken van Romanschriften enz. Onder de oorzaken en redenen van het afnemen der geleertheid kan ook, myns oordeels, bygebragt worden, het al te menigvuldig gebruik der zogenaamde Romanschriften. Deze zyn niet alle van eenerleye zoort: zommige behelzen voornamelyk veele regelen van een beschaafde Zedekunde, en vertonen, door het voorstellen van doorlugtige voorbeelden, de verhevenheid en aanminnelykheid der deugd, zodanig als dezelve in 't stoffelyke en op zig zelve kan begrepen worden; terwylze, aan den anderen kant de dwaasheden, verkeerde hartstogten, en ondeugden in zulks eene eigenaartige gedaante afschetzen, dat men, door het lezen derzelve, als ongevoelig wort aangespoort tot eene beschaafde levenswyze. Andere dier schriften zyn doorgaans vol zotternyen en grillen, en verydelen uit zig zelve de gemoederen der leezeren, doen geen of weinig nut, en waren beter aan het vuur, of tot andere gebruiken opgeöffert te worden; dan datze met zo veele graagte werden gezogt en gekogt; terwyl de eerstgemelden, alsze hunne regte lezers aantreffen, niet geheel als onnutte ballasten verdienen uitgemonstert te [p. 531] worden. Beide deze zoorten van schriften zyn gemeenlyk in een' fraajen, geestigen en bevallige styl opgestelt, en zyn alzo de vrugten van overfraaje vernuften: 't geen ook de reden schynt te zyn, datze zo veele leezers vinden: men kan hier mede toe brengen de grote menigte van hedendaagsche Spectators, Critici, Zedemeesters, Denkers, en andere gelykzoortige schriften meer, die allen met eene ongemene begeerte getrokken worden. Ik heb my dikwyls op de openbare verkopingen verwondert dat zodanige stukken tot hoge pryzen verkogt worden, en byna niets zedert de eerste uitgave gedaalt waren; daar men ten zelven tyde de werken der beroemste Godgeleerden, Regts- en Staatkundigen, Historieschryvers en andere pryswaerdige boeken, bronnen van waaragtige en wezenlyke geleertheid, voor een leur zag verkopen. Een ontegenzeggelyk bewys van de geneigtheid onzer natie tot de eerste boven de laatsten; ten ware men mogelyk my wilde tegenwerpen, dat geleerde Liefhebbers, die alreeds een schat van wetenschappen bekomen hebbende, zomtyds hunnen geeft tragten te verlustigen, en

25wumkes.nl

Page 26: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

uitspanninge zoeken in 't lezen van stigtelyke en zedekundige Romans, Dog hier op kan men aanmerken, eerstelyk, dat 'er onder de lezers dier Romanschriften zeer veelen gevonden worden, die nog nimmer den grond tot wezentlyke geleertheid gelegt hebben; en ten tweeden, dat de jeugd, eenigen leeslust hebbende, en nog onbedreven zynde in de geleerde wetenschappen, door het vermakelyke en fraaje, dat er [p. 532] in de Romans en Spectators gevonden wort, daar mede derwyze gemeenlyk worden ingenomen, dat alle geleerde nasporingen en wetenschappen hen daar na lastig vallen; dat hun smaak te vroeg bedroven wort, en datze eens gewend zynde aan hunne geliefkoosde vermakelyke en tydverspillende Romanschriften, daar na niet dan zeer bezwaarlyk daar van zyn af te trekken. Zeker geleerd man heeft my verhaalt, dat hy door het lezen van diergelyke schriften een zodanig was vervoert geweest, dat hy, na een half jaar daar mede bezig geweest te zyn, naauwlyks tot het waarnemen van zyne vorige studien zig weder kon bepalen. Hoe bezwaarlyker zullen dan jongelingen, die nooit de zoetigheid en het nut der geleerde wetenschappen geproeft hebben, daar toe te bewegen zyn, wanneerze eens hunnen smaak door 't lezen van Romanschriften bedorven hebben. Men vind eene menigte van middelmatige en aanzienlyke jonge lieden, die met veel ophef komen spreken van de meeste hedendaagsche Romans en Spectators, en van zommiger waerdy en vermakelykheid boven die van anderen, op een aasje weten te oordelen; en die egter in de vaderlandsche geschiedenissen, en veele andere wetenschappen deerlyk onkundig zyn. Een jong Heer, reeds Doctor in de Regten gepromoveert, verhaalde my onlangs, dat hy in 't huis van een' zyner vrienden, het boek van Winsemius op de tafel had zien leggen, 't geen hem dagt een aardig ding te wezen; ten blyke dat hy ten minsten dien Schryver nooit eerder gezien had. Zeker geloofwaerdig persoon zeide my [p. 533] voor eenigen tyd, dat hy van een aanzienlyk man gevraagt was, in welken tyd Keizer Karel de V., en Philips de II. geleeft hadden. Een zeker voornaam oud Stantspersoon vroeg my onlangs, dewyl hy dikwyls in de kerk gehoort had van de Spaansche heerschappye hier te lande, hoe wy dog voormaals onder de regering van Spanje gekomen waren. Diergelyke vragen, en veel meer andere gesprekken van dien aart, konnen ligt doen besluiten, wat men van het overige te oordelen hebbe. En egter veele van zodanige lieden kopen en lezen de nieumodische Romanschriften en Spectators met veel graagte. Wy hebben niets tegens het lezen en matig gebruiken van zodanige schriften; inzonderheid alsze zedekundig en met oordeel zyn opgestelt: Zy vermaken en verlevendigen den geest; zyn zeer bekwaam om aan eene zuivere taal, en gepasten styl te gewennen, wekken door nutte leringen zomwylen het gemoed op tot betragtinge van deugd en eerlykheid, en doen ons de ondeugd en dwaasheden der menschen in hare regte gedaante te voorschyn komen. Dog dit alles en nog meer kan men in de schriften der beste Godsgeleerden, by brave Historieschryvers, en in den Bybel

26wumkes.nl

Page 27: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

vinden, daar alles naar waarheid, met een gezond oordeel, en ter goeder trouwe ons voorgestelt wort; zonder dat wy onze toevlugt tot de versierde verhalen der Romanschryvers behoeven te nemen; die, op hun best genomen, nooit gebeurde zaken opdissen, en waar in niets gevonden wort van het geen een jongeling moet weten, om tot eene grondige kennis van wezenlyke geleertheid [p. 534] opgeleid te worden. Het is dan alleen het matig gebruik, dat het lezen van Romanschriften kan wettigen; mits dat het geschiede van personen, die alvorens vaste gronden van geleertheid gelegt hebben, en dan nog maar by tusschenpozen en by wege van uitspanningen: want te vroegtydig zig hier mede latende vervoeren, zyn alle zodanige geschriften sterke hinderpalen van geleertheid; en wy zyn ten vollen zeker, dat zedert diergelyke Romanschriften, Spectators enz. ons als by scheepsladingen zyn op de hals gezonden, de geleertheid van dien tyd af een geweldigen knak gekregen heeft. De opstellers van zodanige werken zyn doorgaans wel zeer geleerde, geöeffende en oordeelkundige mannen; dog zy konnen door het opstellen van alzulke boeken nimmer de gronden der wetenschappen aan anderen mededeelen, en niemant zal door het leezen derzelve ooit een goed Regent, Theologant, Staat- en Regtskundige, Geschiedkundige, Landmeter, Ingenieur, Koopman of Boekhouder worden, ten zy hy vooraf de nodige wetenschappen, tot diergelyke betrekkingen verëischt wordende, ingezogen heeft.

IX. Tegenwoordige Staat der geleertheid in Friesland. Het geen tot hier toe van het afnemen der geleertheid, en de oorzaken daar van, (waar toe nog wel eenige andere redenen konden te berge gebragt worden) beredeneert is, moet niet alleen op deze Provincie t' huis gebragt werden, maar kan, zo ik meen, ook ten grooten deele, op andere gewesten van den Staat, en op veele naburige landen worden toegepast. Althans meen ik, dat 'er doorgaans [p. 535] overäl, wat het gemeene gros der menschen betreft, niet veel op den aanwas van bondige geleertheid valt te roemen; schoon het waar is, dat de konst van welsprekenheid, zuivere taalkunde, redeneerkonst, de natuurlyke Historie, en veele andere wetenschappen, by zommige tot een hogen trap gesteigert is. Dog ik twyffele sterk, of het aantal van gezonde Staat- en Regeerkundigen, Regtsgeleerden, Geschiedkundigen, Oudheidkenners, Godsgeleerden en meer anderen, wel tegen dat der voorgaande eeuwe kan ophalen. Ook wil ik hier mede geenzins te kennen geven, dat de geleertheid en wetenschappen als buiten deze Provincie gebannen zyn; o neen: Men vind nog onder den bloem der inwoneren van ons Vaderland, onder den Adel en personen van aanzien wezentlyke geleerde mannen; men vind 'er in de Staatsvergaderingen, in de hoge Collegien, in 't Hof van Justitie, onder de Grietsluiden, en by de Magistraten in de Steden, onder personen van den degen en den tabbaart, mannen van uitmuntende geleertheid en beproefde kundigheid, en die hunne kinderen, de

27wumkes.nl

Page 28: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

hoop en steun van het nageslagt, zeer zorgvuldig tot de geleertheid, en den aanstaanden staat van regeringe tragten te doen toebereiden; wier geheiligde namen wy hier, om de afgunst anderen niet gaande te maken, moeten verzwygen, hoe zeer wy anders genegen zouden wezen, om dezelve der onsterflykheid toe te wyën. Inzonderheid is de lust tot het opdelven der Vaderlandsche oudheden, regten, wetten en gewoontens, zedert eenigen tyd lustig aangewakkert; en zy [p. 536] die hier aan de hand houden, verdienen onder 's Lands Grooten, met reden geprezen te worden. By den Burgerstand begint mede eene vernieuwde begeerte tot het nasporen van nutte wetenschappen te herleven, en veelen zyn reeds op den weg tamelyk gevordert; schoon het getal der zodanigen klein is in vergelyking van de groote menigte weetnieten, 't geen ook veelligt, (om dat de geleertheid niemant voeden kan, en wyl de weg tot de wetenschappen, en die om bevordert te worden, onderscheide zaken zyn,) wel altoos zo blyven zal.

Ordershalven moest hier ook iets gezegt worden van het toe- en afnemen der Godgeleerde wetenschappen; dog dit stuk te teder zynde, ga ik met opzet voorby. Het past my niet in schaamte myner moeder te ontdekken. Ik vrees reeds te veel gezegt te hebben, om den naam van een onpartydig Schryver te behouden; schoon ik verzekert ben, dat de verstandige waereld met meeste van myne bedenkingen zal beädemen. Het gemeen, zegt Cicero, heeft nog oordeel, nog waarheid. Ook schynt het ondienstig deze stoffe verder uit te breiden.

Die 't lekkeschip beschreit, zeilt daarom niet te digter; Die 't zware pak bezugt, draagt daarom niet te ligter. [p. 537]

28wumkes.nl

Page 29: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XVII. HOOFDSTUK. Van de Scholen, zo lage als hoge, in FRIESLAND.

§ I. Overvloed van Scholen in Friesland. Dat de hoge Overheid dezer Provincie veel zorge gedragen heeft, en nog draagt voor het onderwys der jeugd; en dat men het der regeringe niet behoort ten [p. 538] laste te leggen, dat 'er zo eene menigte onkundige menschen, die naauwlyks, ja geheel niet lezen of schryven konnen, gevonden worden, bewyst onder anderen het groot aantal Scholen in dit ons gezegent vaderland. Niet een der zeven verenigde Landschappen van dezen Staat zal men aantreffen, daar, naar mate van uitgestrektheid, zo een groot aantal dorpen ten platten lande getelt worden; en weinigen onder die zyn 'er, daar geen School gehouden wort; om thans van de elf Steden dezer Provincie, alwaar overvloed van onderwysmiddelen gevonden worden, niet te spreken. De eerste steen van het gebouw der Nederlandsche vryheid was pas geleid, toen 's Lands Staten op eenen Landsdag, die in Maart 's jaars 1580., gehouden werd, een besluit namen, om de opkomsten, landen en renthen, als mede de roerende goederen van de Conventen en Kloosters tot stigting en onderhoud van kerken en scholen aan te leggen.10 Dit Staatsbesluit werd, kort daar na, gevolge van een Placaat en Missive aan de Grietsluiden en Magistraten dezer Provincie, met byvoeging van de artikelen des Staatsbesluit, behelzende den voet, op welken de geestelyke goederen, ten gemelden einde, zouden moeten aangelegt en geschikt worden, waar in, onder anderen, gestelt was, dat de profyten en opkomsten van de gezeide goederen zouden worden bekeert tot onderhoudinge van eerlyke en degelyke Predikanten, Schoolmeesters, en andere nooddrustige personen; en dat, tot het werk der verhuuringe en verdelinge [p. 539] dier goederen te doen, zekere bekwame personen in ieder dorp, zynde goede Patriot ten en Liefhebbers van den hervormden Godsdienst, by de gemeenten zouden werden gestelt, die den Grietsluiden aangenaam moesten wezen.11 Vervolgens maakten de Heeren Gedeputeerde Staten eenige nadere schikkingen op het onderhoud der Predikanten en Schoolmeesters, waar in, ten opzigte der laatstgenoemden, gestelt werd, dat de Ingezetenen der Landen, (versta mede de Steden) en een iegelyk in hunne dorpen, moesten treden tot verkiezinge van goede en bekwame gereformeerde Schoolmeesters; en zulks, voor de eerstemaal, binnen zes weeken, en vervolgens binnen zulke tyden, als men van ouds gewoon ware geweest; en dat, byaldien de gemeenten hier in mogten nalatig bevonden werden, zy gehouden zouden zyn zodanige Schoolmeesters te ontvangen, als hen, door

10 Winsemius Chron. bladz. 662. 11 Winsemius Chron. bladz. 675, 676.

29wumkes.nl

Page 30: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

hoger hand, zouden werden toegeschikt. Dat diensvolgens ieder dorp eenen bekwamen Schoolmeester verkiezende, dien aangaande de nodige schikkingen had te maken, op de jaarwedden derzelver; ten ware de dorpen zodanig gelegen waren, dat twee of meer plaatzen te zamen éénen Schoolmeester bekwamelyk konden hebben.12 Op éénen Landsdag, die in October des jaars 1584., binnen Franeker gehouden werd, gaven de Predikanten der Kerken dezer Landschappe eenige artikelen aan 's Lands Staten over, waar in, met betrekkinge tot de Scholen, [p. 540] verzogt werd, dat men de Schoolmeesters, zo veel mogelyk, behoorlyke weddens mogte toevoegen, en de zodanigen weeren, die niet vroom van leven waren, nog zig begeerden te schikken naar den aart der gereformeerde Religie, zo in 't onderwyzen van de jeugd, als andere, kerkelyke diensten. De gemelde artikelen werden toen by de hoge Overheid gunstig aangenomen, en op het gezeide verzoek werd door de Heeren Volmagten geantwoord, dat voortaan in agt genomen zoude worden het Staatsbesluit, in Maart 1580. genomen. Den 25 Maart 1603. werd by Staatsbesluit vastgestelt, dat alle Schoolmeesters, te soberen onderhoud hebbende, moesten voorzien werden uit de Costerye en andere beneficiale goederen. Uit welke, en, meer andere schikkingen, dien aangaande gemaakt, af te nemen is, hoe veel de hoge Overheid zig bemoeit hebbe, om de lage scholen in bloei te hebben.

II. Slegte jaarwedden voor de Scholen ten platten lande. Edog dewyl het niet zo zeer het werk van 's Lands Staten, als wel dat der Eigenërfde ingezetenen en der Heeren Grietsluiden, was, om dien aangaande de nodige schikkingen in hun byzondere dorpen te maken, en de geestelyke goederen, tot zodanige gebruiken geschikt, op veele plaatzen vry schaars de. gevonden worden, (zynde in vroegere tyden zodanige goederen te veel vervreemt geworden,) zo is de staat der inkomsten voor de lage Scholen ten platten lande doorgaans zeer bekrompen, en, op de meeste plaatzen niet toereikende om een eerlyk levensbestaan te verschaffen. Men heeft gemeens dorpen daar [p. 541] het vast jaargeld voor den Schoolmeester veertig, vyftig en zestig guldens uitmaakt; anderen konnen het tot honderd, en zeer weinigen tot honderd vyftig guldens brengen. Zeker Schoolmeester in een der volkrykste dorpen dezer Landschappe verhaalde my, dat hy maar zes-en-vyftig guldens vast jaargeld had. Boven de jaarwedden hebben doorgaans de Schoolmeesters een vrye woninge, waar of zommigen een keukentuin en appelhof hebben. Op veele plaatzen hebben de Schoolmeesters de bedieninge der binnenlandsche Collecten van 't Gemaal, Beestiaal, Turf en Brandhout; dog dit van het believen der Grietsluiden afhangende, gaat overal en ten allen tyde niet vast. Veele Schoolmeesters zyn teffens Dorpregters; maar dit ampt is weinig in staat om hunne magere inkomsten te verbeteren. Alle Schoolmeesters hebben van het onderwys der 12 Ordonn. van den 7 May 1582. Winsem. Bladz. 710.

30wumkes.nl

Page 31: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

kinderen eenig geld boven hunne jaarwedde 't geen op zommige plaatzen zes stuivers, op anderen een zestehalf voor ieder vierendeel jaar van elk kind uitmaakt, welke Schoolpenningen in grote dorpen eene tamelyke som kunnen uitleveren; dog in de meeste plaatzen van weinig belang moeten gerekent worden; alle voordelen by elkander genomen, zyn 'er weinige Meesters die twee honderd guldens inkomsten konnen maken, en zeer velen hebben maar half zo veel, min of meer.

Gevolgen daarvan. 't Is gemakkelyk te begrypen dat de schaarsheid van bestaan zeer slegte gevolgen moet naar zig trekken ten opzigte van het behoorlyk onderwys der jeugd in de lage scholen veele van zodanige Martel-ampten konnen [p. 542] begeven worden dan aan zodanige personen die weinige bekwaamheid hebben; en dezulken al aangestelt zynde, vinden zig genoodzaakt, om met ander arbeid, en bezigheden die weinig Overëenkomst met hunne bedieninge hebben, de schrale kost te vinden; eene natuurlyke oorzaak dat 'er weinige bekwame Schoolmeesters gevonden worden, die in staat zyn de eerste beginzelen der nodigste wetenschappen aan de jeugd in te planten. Veelen konnen maar wat gebrekkig lezen, zyn slegte schryvers, en nog veel slegter kenners van de nederduitsche taal, spelling, zamenvoeging der woorden, en wat dies meer is, om thans van hunne kennis in de eerste waarheden des Christendoms, van rekenen en andere noodwendige verëischtens niet te spreken. Men kan derhalve ligt opmaken hoe zwak en gebrekkig derzulker onderwys moet zyn; 't geen dan ook eene der redenen is, dat de discipelen zo weinig als hunne meesters veeltyds niet in staat zyn, (schoonze al goede letteren konnen maken) eenige woorden in eene voegzame order op 't papier te stellen, en dat men in de meeste brieven en geschriften, 't zy van Schoolmeesters of anderen opgestelt, meerdere spel- en taalfouten, dan woorden aantreft.

Een ander nadelig gevolg van alzulke geringe inkomsten is, dat het Schoolampt, uit hoofde van deszelfs armoedigen staat aan eene algemene veragting is bloot gestelt: want dewyl verre de meeste orders van menschen ruimer leven en beter bestaan hebben, dan zy het onderwys der kinderen is toebetrouwt, doorgaans met 't allergeringste volk in [p. 543] eenen rang gestelt worden, zo hebbenze ook met hetzelve eenerleye agting en waerdigheid; zy zyn uit dien hoofde gemeenlyk laag van geeft en gemoed, hebben weinige vrymoedigheid in 't behoorlyk bestraften en regeren der kinderen; en weinigen zyn 'er, die zig ontzien den armen Schoolmeester op hun beurt te havenen, wanneerze zig inbeelden dat hunne kinderen te hard behandelt worden. Dit belet den elendigen Schoolvoogd duizendmaal het behoorlyk betragten van zyne pligten; en de kinderen de veragting der ouderen omtrent den meester bespeurende, zyn even daar door te weerbarstiger en ongehoorzamer. Wy behoeven niet te zeggen welke nadelen, ten opzigte van het onderwys der jeugd,

31wumkes.nl

Page 32: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

hier ook geboren werden, de dagelyksche ondervinding toont het genoeg, en alle verstandigen zyn 'er ten vollen van overtuigt.

Immers, als men agt geeft op het geen de uitgestrekte pligten van het gewigtig Schoolampt medebrengt, moet men voor alle dingen overtuigt zyn, dat zy, die deze bedieninge, dewelke zo veel invloed op de menschelyke maatschappy heeft, behoorlyk zullen waarnemen, niet alleen bekwame en geöeffende mannen behoren te zyn, maar dat zy ook, door een matig inkomen, evenredig met hunnen stant, behoorden voorzien te werden; ten einde zy aan den eenen kant zig genoeg tot hun ampt konnen verledigen, zonder zig met andere lastige werken op te houden; en dat zy aan den anderen kant de waerdigheid van hunne bedieninge konnen ophouden, zonder zig aan de kleinagting. van 't gemene volk bloot gestelt te zien.

[p. 544] Zy moeten voor alle dingen den tedere gemoederen de eerste gronden van den Godsdienst inplanten; en ten dien einde dezelve eerst zelfs grondig kennen;

Zy moeten altyd hunne kleine kudde onder 't oog houden, die tot ligtvaerdigheid en dertelheid zo zeer geneigt is, zo datze een gedurig opzigt nodig heeft.

Zy moeten met eene onvermoeide vlytigheid bezig zyn, om de eerste beginzélen van alle wetenschap aan de jeugd in te scherpen; op dat niet de kinders veele jaren in dezelve nutteloos slytende, of eenen tegenzin krygen in het leeren, of immers hunnen leeftyd, die reeds tot hogere oeffeningen bekwaam is, jammerlyk voorby laten gaan.

Zy moeten de gestrengheid van het meesterlyk gelaat mengelen met eene vriendelyke zagtheid, en, naar de verscheidenheid der inborsten, de gemakkelyker wyze ter uitlokking van de naerstigheid, altyd voor de hardere verkiezen, met de meest bezadigsten door lofgevingen en kleine prys uitdelingen op te wakkeren, en den anderen tot een voorbeeld te stellen: met over de baldadigen eer door, woorden van vermaningen en bestraffingen, dan door slagen te heerschen; dog wanneer alles vrugteloos bezogt is, mogenze nimmer de scherpere tugtöeffeningen verwaarlozen.

Zy moeten inzonderheid geene aanneming van personen oeffenen, nog de kinders der ryken en aanzienlyken, om de gunsten en gaven der ouderen te verkrygen, boven die het meer waerdig zyn, stellen. Ook behorenze de onregtmatige klagten of bedreigingen [p. 545] der ouderen, die dikwyls te veel aan hunne kinderen toelaten, niet afgeschrikt te worden van de regtmatige togt, die omtrent de lenje en dartele Kinderen moet in 't werk gestelt worden.

Eindelyk den Schoolmeesteren is ten groten deele aanbevolen om agt te geven op het gedrag en de zeden der jongelingen, en hen tot eene goede opvoeding toe te bereiden. Dit nu is niet eigentlyk en alleen gelegen in het aanleeren van zekere houdingen, buigingen en neigingen des lighaams, maar wel voornamelyk

32wumkes.nl

Page 33: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

in 't naaukeurig vormen der jonge gemoederen tot eene betamelyke Christelyke en burgerlyke Zedekunde en wellevenheid. Hier toe behoort onder anderen het voorschryven van regelen tot de oefeninge van opregte liefde Gods en des naasten; van weldadigheid, openhartigheid, vriendelykheid zonder stuursheid, nedrigheid, getrouwigheid, iever en naerstigheid, wakkerheid, matigheid, ootmoedigheid, eerlykheid, opregtigheid, dankbaarheid voor ontvangene weldaden, eerbewyzing jegens de ouderen en Overheden, en veele andere pligten die tot een loflyk, Christelyk en deftig burgerlyk gedrag en levenswyze verëischt worden. Zodanige regelen den jongelingen, naar mate hunner vatbaarheid, werdende voorgehouden en ingescherpt, wordenze allenskens toebereid, om te zyner tyd nutte leden van de maatschappy te werden; en de ouderen midlerwyl hier we mede werkende, wort de jeugd ongevoelig tot eene deftige wellevenheid aangespoort.

Dit alles is het werk van regtgeäarde Schoolmeester; [p. 546] dog om de zulken te bekomen is zeer moejelyk, zo lange de geringe inkomsten van dat ampt onmogelyk toereikende zyn tot een eerlyk bestaan want, by gebrek van genoegzame middelen, moet men zig doorgaans bedienen van 't geringe zoort van volk, dat veeltyds laag van geeft, slaafsch van inborst, van eene slegte opvoeding, en van geringe kundigheid is: zelfs zy die in 't eerst al van betere beginzelen zyn, worden, by gebrek van een eerlyk bestaan, van tyd tot tyd slegter, en vry moediger en lager van geeft, naar mate zy zig gedwongen zien, om dingen by de hand te nemen, die afleidende zyn van hun ampt, en geene gemeenschap hebben met den aart van hunne bedieninge.

III. Wyze van aanstelling der Schoolmeesters. De Schoolmeesters in de Steden worden aangestelt door de Magistraten, en ten platten lande door de Stemgeregtigde ingezetenen; dog mogen hier toe niet stemmen Papisten of eenige andere Secten buiten de Gereformeerde kerk13, om dat het Schoolampt ten deele kerkelyk is, zo wegens het onderwys der jeugd in de eerste waarheden des geloofs, als uit hoofde van hunne kerkelyke diensten, van zingen, leezen en, 't bedienen van den kerkeraad. Om welke redenen ook niemant dan die belydenis doet van den herformden Godsdienst, het ampt van Schoolmeester moge bedienen; zelfs mag niemant, twintig jaren oud zynde, tot Schoolmeester worden aangenomen, als die Ledemaat van de Gereformeerde gemeente [p. 547] is.14 Zomwylen worden wel beroepen nog geen Ledemaat zynde; dog zy zyn verpligt om zig spoedig in staat te stellen tot het doen hunner belydenisse. Een Schoolampt, door versterf of vertrek ledig geworden zynde, wort de Grietman door de Stemgeregtigde ingezetenen verzegt uitschryvinge tot stemminge te doen; 't welk geschied zynde, wort de omzegging of

13 Staatsbesluit van den 31 Maart 1580, en 7 Maart 1583. 14 Staatsbesluit van den 10 Maart 1761.

33wumkes.nl

Page 34: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

huiskondinge, zes dagen voor den bepaalden stemdag, door een Dorpregter, aan de Eigenaars of Meyers der Stemgeregtigde vastigheden gedaan, en op den dag der stemminge stemmen de Eigenerfden, of in persoon, of by schriftelyke procuratien zodanig een persoon sis zy gemeenlyk reeds vooräf het ampt hebben toegezegt. De Stemminge voltrokken zynde, wort uit de besoignes van stemminge de beroepbrief of commissie opgemaakt, van de stemgeregtigden of hunne gelastigden ondertekent, en aan den beroepenen persoon ter hand gestelt; dewelke daar op, zo hy elders woont, ten kosten van de kerke der plaatze, gehaalt en in de huisinge, daar toe geschikt, gestelt wort, waar mede hy den aanvang maakt van zyne bedieninge; waar van hy ook, zonder wettige redenen van onbekwaamheid of kwalyk gedrag, door niemant kan berooft werden. Aangestelt zynde, is hy, op verëisch van de Classis, gehouden, de formulieren van eenigheid, en de regelen van het Dortsche Synode, (zo veel de leere aangaat) te ondertekenen, en daar door te verklaren, dat hy de Leere der herformde Kerke houd voor de eenige regel van geloof [p. 548] en leven, overëenkomende met Gods Woord en leidende tot Zaligheid. Een Schoolmeester dus beroepen zynde, bekoomt daar door het regt van vaste inwoninge ter plaatze zyner bedieninge, uit kragt van welk het Dorp of de Stad verbonden is, hem en de zynen, in gevalle van armoede en gebrek, te alimenteren15; waar toe anders eene vyf jarige inwoninge vereischt wort.

IV. Hunne voornaamste verrigtingen. De Schoolmeesters moeten niet alleen de jeugd naerstig onderwyzen in lezen, schryven, rekenen, psalmzingen enz. 't geen wel 't geheele jaar door behoorde te geschieden, doch het welk op veele plaatzen 's Somers geheel nagelaten wort, maar zy moeten ook dezelve, ten minsten eenmaal 's weeks catechiseren over de grondwaarheden van den Christelyken Godsdienst, en voorts alles aanwenden om de jongelingen tot eene betamelyke kennisse van God en zynen dienst op te leiden. Zy mogen geene onregtzinnige boeken, of schriften die eenige dwaalleringen behelzen, in de scholen gebruiken. Ook zyn de Schoolmeesters, zo veel doenlyk, en het hunne gelegenheid toelaat, verpligt, de eerste en voorste te zyn die gevraagt worden in de openbare Catechisatien; ten einde daar door te bekwamer gemaakt te werden om de jeugd in de grondwaarheden des Christendoms te onderwyzen. Een Schoolmeester zig onstigtelyk gedragende, en in dronkenschap of andere ongeregeltheden zig te buiten gaande; die zig niet behoorlyk in 't, onderwyzen der jeugd gedraagt; als ook die de belydenis der Kerke, en de formulieren [p. 549] van eenigheid weigert te ondertekenen; gelyk mede die geen Ledemaat is of wil worden, kan om zodanige en meer andere wettige oorzaken, geweert, of van zynen dienst afgezet worden: en zyn de

15 's Lands Ordonn. I Boek, tit. XXI, art. I.

34wumkes.nl

Page 35: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Classen gehouden zulks te bezorgen volgens den gewonen weg daar toe zynde.16 Zy die, om hun ergerlyk leven geëxcommuniceert zyn, en uit dien hoofde van hunnen dienst afgezet, mogen tot den Schooldienst niet weder toegelaten werden, dan na behoorlyke boetvaerdigheid en verzoeninge met de gemeente. Ten opzigte der schikkingen van den Schooldienst, de tyden en uuren van dien, en meer andere omstandigheden, daar toe behorende, kan door de Eigenerfden ten platten lande, en door de Magistraten in de lieden, zodanige order gestelt worden, als meest met het welwezen der scholen overeenkomt; dog een Schoolmeester zig niet naar de voorgeschreven, of gebruikelyke order gedragende, staat dien aangaande, onder 't opzigt van de Kerkvoogden der dorpen, dewelke hunne klagten daar over aan den Grietman konnen voorstellen, en waar over aldaar kan regt gedaan worden: maar voor zo veel de kerkelyke diensten aangaat, staan de Schoolmeesters ter regtspraak van den Kerkeraad en Classis, waar onder zy behoren; 't geen ook, met eenige verandering, op die der steden toepasselyk is.

V. Latynsche Scholen in deze Provincie. In de Steden dezer Provincie werden doorgaans wel ingerigte Latynsche Scholen gehouden; gelyk mede weleer, en misschien [p. 550] nog, in zommige voorname Dorpen, in welken de jongelingen tot de Academische Leeroeffeningen voorbereid worden. De Leermeesters in deze Scholen worden door de Magistraten der Steden beroepen op eene vastgestelde. jaarwedde, en genieten daarenboven nog eenig leergeld van de jongelingen, Veeltyds worden hier toe Candidaten gekoren) die geen beroep krygen, waar van zomwylen een en ander tot Predikanten gekoren werden ten platten lande. In zommige kleine Steden wort het ampt van Rector, zonder ondermeester, bedient by den Predikant der plaatze, gelyk veeltyds gezien is te Stavoren, Sloten, Workum en Hindelopen. Te Harlingen heeft de Welëerwaerde Heer Isebrandus Eilardi Harkenroth, zeer geagt Predikant aldaar, het Rectoraat eene lengte van jaren waargenomen, hebbende twee ondermeesters nevens zig. Te Leeuwarden zyn doorgaans, behalven den Rector, nog vier Leermeesters der triviale Scholen. Te Dokkum en Franeker zyn meest, behalven den Rector, nog twee Leermeesters; te Sneek heeft men een Rector, en een Conrector. De Stad Ylst, byna geheel uit zeevarende. Inwoners, koop- en handwerksluiden beslaande, heeft tot nog toe niet goedgevonden eene Latynsche School aan te leggen. Alle deze Leermeesters, staan, zo veel hun ampt aangaat, onder de regtsmagt der Magistraten, en onder het opzigt van zekere personen, daar toe aangestelt, Scholarchen of Schoolvoogden genaamt, die, benevens de afgevaerdigden de Magistraten de Scholen op gezette [p. 551] tyden visiteren, de pryzen aan de naerstige jongelingen toezeggen, de Meesters tot hunnen pligt houden, enz. 16 Staatsbesluit van den 8 April 1584. den 25 Maart 1603., en 10 Maart 1701.

35wumkes.nl

Page 36: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

zynde gewoonlyk, althans in de kleine Steden, het opzigt der Scholen by de Predikanten.17 De jongelingen, tot de hoge Scholen geschikt, alle de classen der lagere Scholen doorgelopen hebbende, worden door de Scholarchen behoorlyk onderzogt, en reciteren, ten aanhoren van hen en andere taalkundigen, een of ander stuk in de Latynsche taal, en worden daar op met de nodige getuigschriften, naar de Academie gezonden, om hunne begonnene Letter- en Leeröeffeningen verder voort te zetten.

VI. Alöude en latere schikkingen dien aangaande. Zeer waarschynlyk zyn 'er weinige of geheel geene Latynsche Scholen in Friesland geweest voor den tyd van Keizer Karel den V.; behalven dat daar toe konden dienen zommige nopens kloosters, waar in de talen en wetenschappen dezelve, na en dan geleeraart werden.18 De gemelde Vorst, die in veele wetten zo wel de standhouding van den Roomschen Godsdienst, als de voortzetting van de Letteröeffeningen en wetenschappen bedoelde, maakte dien aangaande verscheide schikkingen: De gewone gebedeboeken, de getydeboeken, de boetpsalmen, de getyden voor de overledenen, en andere gebruikelyke boekjes moesten zo wel in de Latynsche als moedertale gedrukt worden. Hy gebood dat 'er in alle Steden [p. 552] van Friesland een bekwame School moeste wezen, tot dewelke geene andere jongelingen toegelaten werden als die in de lagere scholen, zo verre al gekomen waren, datze vaerdig in de moederlyke en de Latynsche tale konden lezen. Deze Scholen gaf hy verscheide zeer nutte wetten, als in 't voorgaande Hoofdstuk gezien is.19 En door dit alles werd 'er met den tyd eene wonderlyke verandering bespeurt. Inzonderheid was ten zynen tyde vermaard de Schole te Leeuwarden. Suffridus Petri opende daar, in den jare 1553., een School, om de jonkheid te onderwyzen, waar in hy, door zonderlinge naerstigheid en bekwaamheid, het zo verre bragt, dat de Scholieren, in den tyd van minder dan twee jaren, de Latynsche taal spraken, en de Grieksche eenigzins verstonden. Deze School, zegt zeker Schryver20, naderhand zo in getal van Leermeesters en Scholieren, als in verhoginge van leerloon, zeer toegenomen; en Suffridus Petri getuigt zelve, „dat de Voornaamste School van deze Provincie, byna door gedurige agtervolginge, te Leeuwarden is geweest. En wie weet niet, wat voor geleerde mannen dat 'er ook by onzen tyd aangestelt zyn, om de jeugd te onderwyzen?

Ten tyde van de opregtinge dezer Republyk, en daar na, heeft de hoge Regering van ons Vaderland zig ongemeen beyvert, [p. 553] om de triviale Scholen in goeden bloei te houden, merkende dit stuk aan als den zekersten

17 Zie ook in 't tweede Deels eerste Stuk; pag. 348. 18 Zie A. G. Dreas, van de Kerkelyke vrede, in de Opdragt. 19 Zie ook Oudh. en Gestigten van Friesl. I Deel, bladz. 168. 20 Oudh. en Gestigten van Friesl. I Deel, bladz. 274.

36wumkes.nl

Page 37: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

grond van hogere Leeröeffeningen en wetenschappen. De Leermeesters dezer Scholen hebben, ten groten deele, dezelve wetten en regelen als die, dewelke wy voorheen ten aanzien van de Nederduitsche Scholen hebben opgegeven; ook zynze zo wel als deze verpligt tot de ondertekeninge van de formulieren van eenigheid.21 Wanneer Hun Ed. Mog. voor ruim honderd jaren, eenig verval in 't bestier en waarnemen der triviale Scholen bemerkten, werd 'er op den 17 Maart 1659., eene commissie benoemt, tot herstellinge van dezelve gebreken, waar op vervolgens eene nieuwe instructie voor de Heeren Curatoren, ook met betrekkinge tot dit stuk, vervaerdigt, en daar by, onder anderen vastgestelt werd: „dat, tot beter order van de triviale Scholen, de Curatoren zouden invoeren en laten leeren de Grammatica van, Vossius, de Retorica van Talsæus, en de Logica van Keckermannus. —— Dat ook dezelve Heeren Curatoren zig exactelyk moesten informeren op het leven en de naerstigheid der Rectoren van alle de Latynsche Scholen dezer Provincie, en derzelver abusen aan de respective Officieren en Magistraten bekent maken, om dezelve, haar bevindinge van zaken, te straffen," enz.

VII. Order en wyze van leeren. De voornaamste wetten der Latynsche Scholen, (die we hier hoofdzakelyk naar [p. 554] naar die van Leeuwarden22 zullen opgeven) bestaan onder anderen in de volgende regelen. De Rector en de andere Meesters moeten de Magistraat der stad gehoorzaam zyn, en niets buiten de wetten doen, dan met voorkennisse van de Regeringe en de Schoolvoogden In twyffelagtige zaken moeten ze dezelven laadvragen en hun goedbedunken volgen. Zy mógen geene buitengewone Speeldagen, sonder goedvinden van de Schoolvoogden, aan de jeugd toestaan; nog uit de School zyn buiten derzelver toestemming. Ook mogenze geene boeken in de School invoeren die by de wetten niet vastgestelt zyn. De Rector het voornaamste bestier der Scholen hebbende, moet van de andere Meesters geëert, en zyn raad gevolgt worden: voorts is hun pligt, allen malkanderen in hun ampt vriendelyk te bejegenen, te ondersteunen, te eeren en vermanen, en elkanders vermaningen ten besten te nemen. Omtrent de jeugd is hun pligt, den Leerlingen voor te lichten in de belydenis des geloofs, ware Godzaligheid en eerbaarheid. Hunne bediening getrouw en naerstig waarnemen, en de jeugd zo wel in da ware kennisse, vreze en liefde Gods, als in de wetenschappen onder wy zen. In 't bestraffen moetenze wel streng, maar teffens matig, en met behoorlyke zedigheid te werk gaan, zorg dragende datze de vriendelykheid met de deftigheid, en de toegevenheid met betamelyke strengheid matigen; dog ligtvaerdigheid, korselheid, slappigheid en wreedheid; [p. 555] vermyden, en de gantsche jeugd, zonder onderscheid, beminnen, enz. Het voornaamste

21 Compendium der kerkelyke wetten, bladz. 142. 22 Deze zyn. in den jare 1733. vernieuwt, en by P. Koumans gedrukt.

37wumkes.nl

Page 38: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Schoolbestier op den Rector beradende, is het zyn pligt, de andere Scholen, van tyd, tot tyd, te bezigtigen, de Leerlingen die afwezig geweest zyn, rekenschap daar van af te vorderen, alle ongeregeltheid en dertelheid die hy vernomen heeft, te bestraffen, door bekwame vermaningen elk tot zynen pligt te brengen, bet gezag der Ondermeesteren te styven, en in alle de Scholen de gehoorzaamheid en 't gezag voor denzelven te bevorderen. De Rector heeft, uit kragt van zyn ampt dezelfde rang, eere, regt en stem met de aangestelde Schoolvoogden, en is, uit dien hoofde, bevoegt de gantsche manier van onderwyzinge te beftieren, de Schooljeugd op de bekwaamde wyze tot de Academische Studiën op te leiden, en te doen opleiden; moetende, benevens de overige Schoolvoogden, zorge dragen, dat: niemand te ontydig van de eene School in de, andere, nog van de hoogste tot de Academie bevordert werde.

De pligten der Leerlingen zyn, God te vrezen, hunne Meesters te gehoorzamen, malkanderen te beminnen, niet twisten; tydig in de School te zyn, naerstig te leeren, geen geraas of dertelheid bedryven, de verklaringen van de Meesters aandagtig horen, en zig in alles daar naar te schikken. Datze zonder verlof van Ouders of Meesters niet Uitgaan., of buiten de School blyven; dat de Meesters, zo aangaande hun uitblyven gedrag buiten de School onderzoek moeten [p. 555] ten doen, en alle ongebondentheden naerstig straffen. Datze op den dag des Heeren, op Bede- en Feeftdagen vlytig in de kerk komen, in alle zedigheid zig gedragen, naerstig toeluisteren, en niemant storen of lastig zyn. Datze zig zorgvuldig wagten van onbetamelyke spelen, ongeschiktheid in zeden, of woorden, en van alles wat aanloopt tegen de Godzaligheid en eerbaarheid. Allen die maar behoorlyke straffen en tugtigen niet luisteren, werden, als bedervers der overige jeugd, en schandvlekken der Scholen, uitgedreven.

By den ondersten Meester wort de volgende order gehouden: dat, des Maandaags, Dingsdaags, Donderdaags en Vrydaags, de Leerlingen die de bekwaamheid van lezen nog niet hebben, daar in onderrigt worden, met agtgeving op de toonwyzen en uitspraak. De overigen leeren van buiten opzeggende voorbeelden der declinatien, comparatien en conjugatien. Allen leerenze uit de Elementa, eenige woorden van buiten, het zy zelfstandige, byvoeglyke of werkwoorden; waar van zy de zelfstandige alleen, of met byvoeglyke zamengestelt zynde: en de byvoeglyke in hunne uitgangen, of trappen van verhoging, als mede de werkwoorden in hunne wyzen, tyden en personen, leeren veranderen, en deze buigingen en veranderingen, geschreven, aan den Meester vertonen moeten. De meest gevorderden alhier leeren van buiten de ligtste leerstukken van de Etymologia of oorspronkskunde der woorden. Behalven dit alles wort des namiddags het overgeblevene [p. 557] van den voormiddagtyd verhandelt; oeffenende de Leerlingen zig vorders in 't declimeren en conjugeren: waar boven de Meester den voornaamsten zyner Scholieren leert de ligtste regelen van de Syntaxis, of woordvoegkunde, met

38wumkes.nl

Page 39: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

voorstelling van eenige korte en eenvoudige spreekwyzen, om die te vertalen; weidende nogtans zorge gedragen dat niets opgegeven werde dat hun begrip te boven gaat. Des Woensdaags en Zaturdaags werden plegtige gebeden, en de eerste gronden van den Christelyken Godsdienst geleert; moetende de Leerlingen die bovenaan zitten, den Heidelbergschen Catechismus opzeggen in 't Duitsch. Voor het overige is de leerwyze als op de andere dagen. De hoogste moeten dan overzetten de ligtste zamenspraken van Corderius, uit de Neêrduitsche vertalinge; waar uit hen teffens gevraagt wort het beloop der Leerstukken van de Grammatica of letterkonst. De overigen werden geoeffent met conjugeren en decimeren.

Onder den vierden Meester te Leeuwarden werden de leerstukken van de Etymologia uit de Grammatica van Vossius, van buiten geleert en opgezegt; die door den Meester nader verklaart worden; gelyk mede uit de Elementa eenige woorden geleert en opgezegt worden, het zy zelfstandige, byvoeglyke, werk- of bindwoorden: leerende die te buigen zo nodig is. Hier wort mede de Syntaxis verhandelt; zulks dat de ligtste regelen eerst verklaart, en met voorbeelden duidelyk opgeheldert worden, enz. Des Woensdaags wort de Heidelbergsche Catechismus [p. 558] uit het Latyn in 't Duitsch overgezet, en daar na in 't Duitsch opgezegt. Ook worden dan, opgezegt en verklaart de Difticha Van Cato, of het vestibulum van Comenius, als mede, gelyk op andere tyden, de behoorlyke oeffenschriften vervaerdigt.

De derde Meester verhandelt des Maandags, Dingsdaags, Donderdaags en Vrydaags voordemiddag de Grammatica Van Vossius, verklaart de uitgekozene brieven van Cicero, en doetze de Leerlingen overzetten, werdende hen aangetoont de kragt, 't gebruik, onderscheid en geschapenheid die in de woorden en spreekwyzen gevonden worden, naar, de gronden van de Grammatica. Ook werdenze hier geleert eenige spreuken naar den styl van Cicero, in 's Latyn op te stellen. Namiddags worden de gronden van de Syntaxis weder verhandelt, en, met opgegeverse voorbeelden, naaukeurig verklaart. Uit de Elementa leerenze van buiten eenige zelfstandige, byvoeglyke, werk- en bindwoorden, Ook wort hen opgegeven een oeffenschrift, passende op den inhoud van de verklaarde gronden der Syntaxis, of het geen naar den styl van Cicero opgestelt is; waar mede zy des vrydaags om de plaatzen kampen. Des Woensdaags en Zaturdaags wort de Heidelbergsche Catechismus uit 't Latyn in 't Duitsch overgezet, en daar na in 't Latyn door de Leerlingen opgezegt; in welks leerstukken zy naaukeurig onderwezen worden. Zy moeten ook overzetten de Disticha van Cato, de treurgedigten an Ovidius, en der zelves vaersen van buiten leeren Zy leeren de [p. 559] de Grieksche Rudimenta, of de Latynsche Profodia enz.

Onder den Conrector wort des Maandaags voordemiddag verhandelt de Latynsche Etymologia, de Elementa of de beginzelen van de Rhetorica en

39wumkes.nl

Page 40: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Terentius. Des namiddaags wort de Latynsche Syntaxis verklaart, en een oeffenschrift in de school opgestelt. Des Dingsdaags verklaart men Ovidius, Virgilius of Pbædrus, en werden derzelver vaersen van buiten opgezegt, verder de Profodia of klankmaat verhandelt, en een vers in order gebragt. Des namiddaags wort de Grieksche Grammatica of Rudimenta verhandelt, en daarenboven Corn. Nepos overgezet. Des Woensdaags en Zaturdaags wort, behalve de verhandeling van den Catechismus, het N. Testament uit het Grieksch overgezet, en een Analysis of ontleding over de woorden van hetzelve, gedaan. Ook wort den Leerlingen een oeffenschrift, om t' huis te maken, opgegeven. Des donderdaags voormiddaags verhandelt men de Latynsche Etymologia, de beginzelen van de Rhetorica, en Terentius, Des namiddaags wort de Grieksche Grammatica of Radimenta verhandelt; en Corn. Nepos overgezet Des Vrydaags voormiddaags Is even als Dingsdag; dog na den middag wort de Latynsche Syntaxis verklaart, en een oeffenschrift opgemaakt, om daar mede om de voorste zitplaatste dingen.

Onder den Rector worden de Leeroeffeningen hoger voortgezet, en de jongelingen tot de Academische Studiën eigentlyk toebereid. Men verhandelt daar 's Maandags voormiddag [p. 560] Virgilius, Ovidius, of Horatius, en de jeugd worden oeffenschriften opgegeven. Na den middag worden de Rhetorica Vossius, en de brieven of redevoeringen van Cicero verklaart. Dingsdag voormiddag verhandelt men de Grieksche Grammatica of Syntaxis, en 't Nieuwe Testament in 't Grieksch; waar over eene nette ontknoping opgestelt wort. Namiddag worden de Rhetorica van Vossius en de brieven of oratiën van Cicero verklaart, Woensdag Horatius, Virgilius, of Ovidius.. Donderdag voormiddag is het onderwerp de Logica van Clauberg; en het Nieuwe Testament, met de behoorlyke ontknoping der woorden en spreekwyzen in 't Grieksch. Na den middag wort de Catechismus verhandelt; en by hen, die de hoogste plaats bekleden, eenige uitgezogte verssen uit het Grieksch Testament opgezegt. Ook wort Justinius of Julius Cæsar overgezet. Vrydag voormiddag verklaart men de Logica, en Isocrates, Homorus of eenige uitgekipte zamenspraken van Lucianus. Ook nemen de Leerlingen eene proef, om iets in 't Grieksch na deze Schryvers op te stellen. Namiddag wort een oeffenschrift voor de vuist opgemaakt, om den voorrang der zitplaatzen te winnen. Zaturdag verklaart men Lucianus, of Julius Cæsar, en daarenboven Isocrates, Homerus, of de uitgekipte zamenspraken van Lucianus. Den Leerlingen wort eenige Chreia, of een vers of brief opgegeven.

Alle verhandelingen uit de Grammatica gorden in de moedertaal verklaart en gevraagt. Dog niet alles zonder onderscheid [p. 561] wat de Grammatica opgeeft, maat het geen klaarst en nodigst is moet eerst onderwezen en geleert worden: moetende de Zwaarste stukken niet aangevat worden, voor en aleer de ligtste zaken wel begrepen zyn. Naar verëisch van ieder School moet de Meester de leerstukken zo van de Grammatica, Etymologia, Profodia als Syntaxis, den Leerlingen, op eene bekwame en natuurlyke order, inprenten. Ten welken einde

40wumkes.nl

Page 41: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

het mede de pligt der onderwyzers is; zig naerstig te oeffenen in de Schryvers die het best in die talen geschreven, en de zuiverste en gemakkelykste leerwyze voorgestelt en opgegeven hebben.

In 't byzonder is het de pligt van den Rector, dat hy den Leerlingen de Logica op 't vlytigste inscherpe; niet zo zeer met de woorden hen van buiten te doen leeren, als, wel met den zin te doen verstand dat hy hen het gebruik der sluitredenen, zo met het opgeven der stellingen, als met die ernstelyk te laten betwisten, zorgvuldig leere. De Leerlingen, onder zyn opzigt moeten dikwyls uit hun zelf een brief schryven naar den Styl van Cicero; de fouten, zo ten opzigte van den styl, als van de stoffe en inhoud, moeten hen aangewezen worden, ook hen zomtyds een schets of model van eenen brief worden opgegeven. Alle Rhetorische oeffenschriften: die de Leerlingen maken, moeten geschreven worden in een netten en zuiveren Latynschen styl: waar toe de Rector de stof en de schets van de stukken en oratien moet opgeven. Dit alles moet door den Rector vlytig en naaukeurig verbetert worden; eer de Leerlingen [p. 562] die van buiten leeren, en zig oeffenen met die op te zeggen. Zy moeten zig Vooral oeffenen met de oratien van Cicero, of de, verssen der Digteren, die verklaart zyn, op te zeggen, welke de Leerlingen, alsze wat lang zyn, onder zig verdelen konnen. In 't verklaren dier oratien moet de Rector vooral openleggen en aantonen de Roomsche oudheden, en het kunstwerk dier Redenaren. En, byaldien de bekwaamheid en 't belang der Leerlingen het toelaat, dient hen ook medegedeelt te worden een kort begrip van de Waereldbeschryvinge, de Tydrekeninge en de Historie; inzonderheid zo veel dienen kan, om de oude Schryvers te verstaan. En, zo zig eenigen tot de Godgeleerde Studiën menen te zullen begeven, moet hen mede ingescherpt worden het geen nodig is tot de beginzelen der Hebreeuwsche taalkennis.

Om, zo wel de Meesters als de Leerlingen tot hunnen pligt te houden en steeds op te wakkeren, worden 'er van tyd tot tyd behoorlyke Examens of onderzoekingen aangestelt, in tegenwoordigheid van de Schoolvoogden en anderen die 'er by begeeren te zyn. By zodanige gelegenheid moet ieder Meester aan de Schoolvoogden overgeven een' lyst van zyne Leerlingen, zo van de geenen die geschikt zyn om van lagere in hogere Scholen verplaatst te worden, als, van alle andere Leerlingen; werdende by elks naam aangetekent den tyd dien zy op de School, doorgebragt hebben, gelyk mede hoeveel zy niet hunne lessen, zedert het laatste Examen, gevordert zyn. Die eenigen voortgang [p. 563] in dé letteröeffeningen gedaan hebben, worden, na des Rectors onderzoek en oordeel, in zo eene School geplaatst als hunne bekwaamheden verdienen. Ook wort niemant buiten den vastgestelden en gewoonlyken tyd en order van 't Examen naar eene andere School voortgezet, ten zy uit hoofde van zonderlinge naerstigheid en vlug verstand waar van de Rector en de Schoolvoogden moeten oordelen, enz.

41wumkes.nl

Page 42: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Na geëindigde Examen, worden de verstgevorderde jongelingen naar de Academie gepromoveert; by welke gelegenheid zy voor de Agtbare Magistraat, de Schoolvoogden, en andere liefhebbers der geleertheid, die deze plegtigheid willen by wonen, eene gevoeglyke Oratie moeten doen, die door den Rector, met eene korte aanspraak geöpent of besloten wort. De Oratie met lof uitgevoert zynde, werden de brave jongelingen, door de Magistraat met een' aanzienlyken prys vereert, dienende tot eene getuigenis van hunnen iever en naerstigheid.

Veele andere zeer nutte wetten, tot bevordering en aanmoediging der Schooljeugd, (die misschien in alle Scholen niet even eens zyn, en ook zomtyds, naar gelegenheid van tyden, zaken en omstandigheden worden) gaan we hier, om niet al te zyn, voorby; het gezegde zal genoeg om aan te tonen, dat het hier te lande met aan de nodige middelen ontbreekt, om de letteröeffeningen, wetenschappen en deugd, den jongelingen in te scherpen. [p. 564]

VIII. Toestel tot het opregten van 's Lands Academie. inzonderheid is daar toe ingerigt de van ouds beroemde hoge School of Academie, in den jare 1585. binnen Franeker opgerigt, van welker stigting hier voor bladz. 343, het een en ander is opgegeven, en dewelke hier wat nader dient beschreven te werden. Om dit heilzaam werk te bevorderen, gaven de Kerkedienaars op den Landsdag in April 's jaars 1584. eenige artikelen over aan de Staten der Landschappe, waar in, onder anderen, verzogt werd: „Dat myne Heeren gelieven wil een Seminarium op te richten, daar in dat ettelyke geleerde Professores geroepen mochten worden, op dat deur haer die jeught, die eenigen voortganck in Litteris gedaan hebben, plenius geinstitueert, ende tot volcomentheyt gebracht mochten worden." Waar op het Hen Ed. Mog. behaagt heeft, dit gunstig apostil te verlenen: De Staten voorsz. hebben, geresolveert en resolveren by dezen, dat men op 't spoedelycxt een Seminarium ende Collegie binnen desen Lande sal oprichten, waer inne eenighe Gheleerde Mannen sullen werden geroepen, mits dat gelyckheyt in 't aennemen der jonge Gesellen, in 't voorsz. Seminarium sal worden ghehouden, namentlycken dat deselve, soo wel uyt het eene Quartier, als uyt het ander, sullen. aenghenomen worden, Aldus gedaan en besloten binnen Franeker, den 8 April 1584.23 Ook is dit loffelyk Staatsbesluit niet slapende gebleven, maar men heeft, kort daar na, de hand aan 't werk geslagen, om hetzelve ter uitvoer te brengen. [p. 565]

Buiten twyffel moet men hier in erkennen de zigtbare hand van de Goddelyke Voorzienigheid, dat het dezelve behaagde, in 't Stadhouderschap van Friesland te stellen, (na den godlozen moord van Prins Wïllem den I.) Graaf Willem Lodewyk, een wys, dapper en voorzigtig Vorst, die 't welzyn van Land en Kerke beminde, en wiens oogmerken aan God en zynen dienst, zo wel als aan dit Land geheiligt waren. Die ook ondersteunt werd door wyze en Godvruchtige 23 Winsemius Chron. Bladz. 747.

42wumkes.nl

Page 43: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Patriotten, die eenen iever met verstand hadden voor Gods huis, en voor de heilzame wetenschappen; en die het stigten van eene Academie aanmerkten voor vryheid en Godsdienst ten hoogden noodzakelyk. Dit deed hen over alle zwarigheden heenstappen, en het heerlyk werk der hoge Schole, onaangezien den Waggelenden staat des Lands, en den zwaren en kostbaren oorlog, rustig voortzetten. Immers: zo men dien tyd beschouwt, 't was rontsom duister: het land verloor, op den 10 Juny 1584., in Vader Willem zyn trouwen Wagter; man wist niet waar men zig keeren en wenden zou. Friesland had den vyand op de grenzen, ja dikwyls in 't land; en, dat niet het minste der kwalen was, de regering was gescheurt, de Regenten waren onëens, 't huis was verdeelt, de fondamenten van de vryheid waren naauwlyks geleit, en 't geen lag, wankelde. En egter in alle deze zwarigheden werd het Academiewerk beraamt en doorgezet, na het voorbeeld, van Leiden, daar men 1574. de waereldberoemde hoge School gebouwt, en op den 8 Febr. plegtig ingewyd had. [p. 566]

Uit de Steden dezer Provincie werd Franeker verkoren om 't geluk te mogen hebben, de plaats te wezen, daar deze Tempel der Wysheid gestigt werd. Die stad genoot dit voorregt niet alleen of zo zeer om hare welgelegenheid, als zynde stil, aangenaam, in 't hart van 't land, in eenen vermakelyken oord, voor de studerende jeugd gerieflyk; maar inzonderheid schynt hier toe aanleiding gegeven te hebben, de aanwezenheid der hoge Landsvergaderingen, die aldaar, om de onënigheden tusschen de drie Gooën en de Steden, gehouden werden: want buiten twyffel zou Leeuwarden anderzins dit voorregt ten deele gevallen zyn. Franeker is zedert in 't bezit van deze eere gebleven, onäangezien des Zitplaats der hoge Regeringe, niet lang daar na, van daar naar Leeuwarden is overgebragt! Ook schynen 'er zomtyds bewegingen geweest te zyn om de Academie naar Frieslands Hoofdstad te verplaatzen. Dit schynt, onder anderen, in til te zyn geweest omtrent den jare 1675. Althans in dat jaar heeft de vermaarde Ulr. Huber een, tractaat uitgegeven om deze Verplaatzing tegen te gaan, voerende dezen tytel: Weegschaal der redenen over het verplaatzen der Academie, van Franeker naar Leeuwarden. De geleerde Heer Vriemoet in zyn Athen Frisiae. pag. 470, meld, dat hy in de acten van den Academischen Senaat aangetekend vind, dat alle de Leden van dien, niet onderschryvinge hunner handen, zig verbonden hebben, om dezen slag, naar hun uiterste vermogen af te weren.

IX. Gebouw tot dezelve. Tot het gebouw der Academie is [p. 567] geschikt het gewezen Kruisbroeders klooster, leggende in 't wetten van de stad, naby de visten, voorzien met eene fraaje kerk, geschikt om de voornaamste Academische oeffeningen te verrigten, en de jongelingen tot prediken bekwaam te maken, als mede voor de Professoren om aldaar te prediken; daarenboven met drie Auditorias of

43wumkes.nl

Page 44: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

gehoorvertrekken24, een ruime Senaatkamer, daar men alle portraitten ziet van de Hoogleeraren, die hier gedient, en hunnen dienst geëindigt hebben. Coccejus, alhoewel hier niet overleden, heeft egter, om zyn beroemden naam, hier ook eene plaats, gelyk mede twee Schotanussen, Zach. Huber, en de Prinsen Curators Magnificentissimi. Het vertrek der Bibliotheek is zeer fraai en ruim, voorzien met een' groten schat van geleerde werken, daar elk 's weeks driemaal, op gezette uren, toegang heeft, in tegenwoordigheid van den Bibliothecarius. Men heeft 'er insgelyks eene Anatomie-kamer, daar eenige geraamten gezien worden; een Chymisch werkhuis enz. De Hortus Medicus of Academische tuin munt inzonderheid uit in overvloed van ongemeene en vreemde kruiden en gewassen: dezelve is in den jare 1759., onder 't bestier van den Hooggeleerden Heer G. Ouwens, Professor Medicina, & Botanices aldaar, door H. Ed. Mog. ongemeen verbetert; gelyk mede de huizinge tot bewaring en aankweking der uitheemsche planten en kruiden; al, het welk de Academie tot geen kiemen en aanzien verstrekt. Het afbeeldzel [p. 568] van het gebouw der Academie en den tuin, vind men by Winsemius, bladz. 759.

X. Inwyding der Academie. De Gedeputeerde Staten met den Stadhouder Graaf Willem Lodewyk, hebben, ingevolge het, voorgemelde Staatsbesluit van den 8 April 1584, en nader dat van den 17 Octob. deszelven jaars, het Academiewerk ongemeen behartigt; zulks dat 'er na dat alles behoorlyk; vervaerdigt was, op den 15 July 1585., op den naam des Stadhouders en der H. Gedeputeerden een plakaat werd uitgegeven, waar in breedvoerig, gemeld werden de redenen van de opregtinge der Academie, luidende, zoveel den zin aangaat, als volgt: „Dat, Hun Ed. Mog. de pligt van Overheid uit Gods woord wetende, en ter harte nemende; en tredende in 't voetspoor van alle verstandige Staatsbestierders, zo van de oude als latere tyden, van oordeel waren, dat; men niet alleen behoorde te letten op het stuk van oorlog en vrede, en 't oeffenen van regt. en geregtigheid: maar inzonderheid dat 'er gezorgt werd voor de bescherminge en voortplanting van den Godsdienst; waar toe de Scholen, zo hoge als lage, volstrekt noodzakelyk zyn: dat, alschoon het nog enge en belemmerde tyden waren, egter de H. H. Staten met eenparigheid besloten hadden aan dit nuttig werk, (al te lang, wegens nare omstandigheden, versloft) met kragt de hand te slaan, ten einde de gantsche waereld zien konde, datze niet alleen den oorlog voerden voor land en zand, voor huis en have, maar ook voor den Godsdienst, voor de geregtigheid [p. 569] en vryheid, voor hunne kinderen en derzelver Godvruchtige opvoedinge, voor de deugd, Godsdienstigheid en de geleertheid. Dat het derhalven hun oogmerk niet alleen was, om door de wapenen 's Lands zekerheid te bezorgen, maar het, vaderland ook te maken tot eene woonplaatze voor de Kerke, en een voortzetter 24 Namelyk voor de Theologanten, Filosophen of Medici, en der Regtsgeleerde Studiën.

44wumkes.nl

Page 45: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

van kennis en wetenschap; op dat alzo Kerk en Staat op 't naauwste mogten zamengevoegt, en tot één lighaam gemaakt worden. Dat het daarom was, dat Hen Ed. Mog. besloten hadden eene hoge School te stigten binnen Franeker: eene aangename en gezonde plaats, ten algemenen nutte van de leergierige Friesche jeugd; daar ook alle vreemdelingen hun gebruik van konden maken.

Dat de hoge regeringe geene kosten, hier toe verëischt werdende, zoude ontzien, maar uit 's Lands kasse een toereikend inkomen zou vaststellen, en 't geen de Voorouders tot de Godvruchtige gebruiken geheiligt hadden, ten deele hadden afgezondert voor Leeraars en Leerlingen, ten nutte van Land en Kerk. Dat 'er op deze Academie onderwys zou gegeven worden in de Godgeleertheid, Regten, Medicinen, in de Hebreeuwsche, Grieksche en Latynsche talen, en in de wetenschappen die men Vryes konsten noemt; dat 'er in alle die; faculteiten alrede vermaarde mannen op ordentelyke jaarweddens beroepen waren, van welken men de verwagtinge konde hebben datze hunne talenten tot winste zouden aanleggen, niet alleen in 't geven van lessen, maar ook [p. 570] ook in disputeren, oreren en examens, benevens allerleye oeffeningen, bekwaam tot opscherpinge van de jeugd.

Dat zo velen als hier kwamen studeren, die van aanzienlyke familien waren, of rykelyk van middelen voorzien, staat konden maken, dat 'er op hunne bevordering zou gelet werden, ieder naar zynen staat, gedrag en verdiensten. En zelfs dat armen, en, behoestigen aan de openbare weldadigheid zouden deel hebben; dat men voor de zodanigen, waar in men geeft zag, en van dewelken men iets goeds kon verwagten, een Collegie had geschikt, waar inze, op 's Lands kosten, zouden onderhouden worden.25 En voor de zulken, die 't niet al te ruim hadden, en tegen zware kosten aanzagen, zou gezorgt worden, datze voor een zeer matig kostgeld konden spyzigen.

Dat tot inwying van de Academie was bepaalt den 29 van de maand July, als wanneer dezelve, onder plegtige aanroepinge van Gods naam, zou geheiligt werden; niet aan Pallas en de Zanggodinnen, maar aan Christus en zyne Kerke. Om welke plegtigheid by te wonen, genodigt werden, aanzienlyke en beroemde mannen, geschikte ingezetenen, geleerde en deugdlievende letterminnaars, [p. 571] om die plegtigheid met hunne tegenwoordigheid en gebeden te begunstigen; konnende geen aangenamer dienst, nog aan hun zelven, nog aan Hen. Ed. Mog., nog aan den Staat geschieden," enz.

De bestemde dag der inwyinge verschenen zynde, is 'er eerst in de grote kerk gepredikt, en God den Heere vieriglyk gebeden, dat Hy zynen zegen over deze heilzame onderneminge geliefde te gebieden; waar op de verkorene Hoog-

25 Dit onderwerp is, zo veel men weet, niet werkstellig gemaakt; alleen vind ik, dat het Collegie der Gedeputeerde Staten, by Ref. Van 14 febr. 1612., gemagtigt is, om het huis van den Abt van Lidlum toe te eigenen tot een Collegie van twintig Voedtsterlingen. Dit huis stond binnen Franeker. Zie Oudh. van Friesland II Deel, bladz. 208.

45wumkes.nl

Page 46: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Leeraren door den Doorluchtigen Grave Stadhouder, en de Heeren Gedeputeerde Staten in de Academiekerk plegtig zyn ingeleid. De Heeren Gedeputeerden waren toen,

Uit OOSTERGOO, KEMPO VAN DONIA, SJOERD FOCKENS Uit WESTERGOO, JELGER VAN FEITSMA, DR. ORICUS DOYEM. Uit de ZEVENWOUDEN, ABELUS FRANKENA, ELARDUS REINALDA. Uit de STEDEN, DR. CHRISTOFFEL ARENSMA, MR. DUCO TEETLUM, en DR. HOMBARTUS ULEMBURG [p. 572] De nieuberoepene Professoren waren, In de Godgeleertheid, Stbrandus Lubbertus, geboortig uit Butjadingerland, beroepen door de Heeren

Gedeputeerde Staten dezer Provincie, van Embden, daar hy Predikant was, Martinus Lydius, Predikant: te Amsterdam. Henr. Ant. Nerdenus, Predikant te Enkhuizen. In de Regten, Henr. Schotanus, J. U. D. en AdvocaatÊ voor den Hove van Friesland. In de Talen en Wysbegeerte, Petrejas Tiara, in de Grieksche taal, beroepen van Leiden; was geboren te

Workum in Friesland, 15 July 1.516. Joh. Drusius, in de Hebreeuwsche taal, insgelyks beroepen van Leiden, daar hy

Professor in de Oostersche talen was. Geboren te Oudenaarden, 28 Juny 1550. Lollius Adema, in de Philosophie, beroepen van Dort, alwaar hy Rector der,

Schole was. Deze geleerde heeren Professoren, op gezeide [p. 573] wyze, in de

Academiekerk ingeleid zynde, deed de, Heere Abelus Frankena. uit naam van zyne Medegeputeerden, en 's Lands Staten, eene deftige Latynsche redevoeringe, zakelyk van dezen inhoud. In 't herstellen van de Religie, en om de Kerk en een Christelyk Gemenebest te grondvesten, is, naar aller toestemminge, het onderwys der jeugd ' het eerste en voornaamste, dat te behartigen is. Dit is een gezegent middel, so wel om de Kerk als 't Gemenebest duurzaam te doen zyn, en derzelver bestendige voortgang te bevorderen, naar 't gevoelen en de zamenstemminge van alle volkeren. En gelyk Godvruchtige Overheden dit ter harte genomen hebben, dat, zo ras het ligt des Euangeliums op nieuw begon door te breken, en de Staat

46wumkes.nl

Page 47: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

eenigen, bloei genoot, zy openbare Scholen hebben gestigt, tot onderwys der jeugd, en voortplantinge van, den Godsdienst, Zo hebben ook de Staten van Friesland dit ernstig ter harten genomen, zo dra zy eenige ruimte bekwamen, daar te voeren hunne handen door dwinglandy en duistere tyden. gebonden waren. Zy hebben, om de diepe onwetenheid en godloze bygelovigheid te verbannen, niet alleen in steden en dorpen lagere Scholen geplant, maar ook een publyke en boven de andere uitmuntende Academie, en daar toe geroepen Leeraars, van bekende geleertheid en deugd, en deze School geheiligt als eenen Tempel voor den Heere Christus en syn volk. Wanneer zy dus omzagen naar zodanige mannen, die, met schone gaven van wandel en geleertheid voorzien, aan dit Godvruchtig oogmerk zouden konnen voldoen, zo heeft het hun goedgedagt, van wegens den lof swer namen, [p. 574] zeer geëerde Mannen; welken zy van uwe gaven zelve geweten, en van andere geloofwaardige menschen gehoort hebben, Ulieden, met eene grote overeenstemminge, tot deze waerdigheden te verkiezen; in die hope en dat vertrouwen, dat Gyl. gantschelyk, naar uwe Godvruchtigheid, naerstigheid en wakkerheid, de gaven, die in u zyn, elk voor zig, zult opwekken, en zo aan 't gemene welzyn besteden, dat onze jeugd alhier, terwyl gy onderwyst, de vrugt des verstands en der beschavinge moge genieten; en de ouders, alsze den gelukkigen voortgang hunner kinderen zien zullen, begrypen dat zy hunne kosten en moeite wederom bekomen hebben: en Gyl. zelve liever tot gebruik en begryp uwer Leerlingen, dan tot iedele vertoninge van uw verstand en geleertheid onderwyzende, den waren en ongeveinsden lof, zonder eerzugt, moogt verkrygen. Wy hopen, niet zonder grond, dat de Heere onze God met syne genade en goedertierenheid, in dezen met ons zal zyn; en daar gy onze roepinge met zo een volvaerdig gemoed gevolgt hebt, zo bedanken wy u deswegen by deze plegtige gelegenheid. Wy verzekeren u, dat gy hier geene reden van klagte zult vinden, zo God Almagtig maar deze onze Republyk zal gelieven staande is houden. Alles is van Hun Ed. Mog. in gereedheid gebragt, en so geschikt, dat gy, 't welk zegene, zonder vertoef, handen aan 't werk kond staan.

Deze dag was beraamt, om u in dese onze Academie in te leiden; zulks gy van nu aan een begin kond maken van uwen dienst. Hen Ed. Mog. geven u volle magt, om in deze hunne Hoge School lessen te houden, te leeren en in te [p. 575] scherpen alles, wat tot ware deugd en goede zeden strekken kan, ieder naar den aart van zyne beroepinge. Ondertusschen, op dat alle dingen eerlyk en met order geschieden, en daar 't Gemenebest ten hoogsten aangelegen is, dat 'er tusschen de Leer aan, zo van Scholen als Kerken, eene zoete eendragt zy, voornamelyk in 't stuk van de Religie; waar in de Apostel wil, dat allen hetzelfde spreken en hetzelve gevoelen, zo zal het, uwe pligt zyn, begaafde Mannen, met eens heilige overeenstemminge, (in deze allerheiligste zake van den Godsdienst, tot welks verderf gy ziet dat alle tyrannen en heirmagten van de helle zamenspannen,) tegens de gemene vyanden, met verenigde kragten, als dappere belden te stryden, en dus op zyn aanbetrouwde post te staan: op dat gy alzo de

47wumkes.nl

Page 48: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

goedkeuringe van God den Heere der Heirscharen mogt wegdragen, en voldoen aan de verwagtinge van de H. H. Staten, en van alle welmenenden; en dat de Friesche studerende jeugd een' schonen voortgang moge maken in deugd en geleertheid.

Om dit zo heilzaam oogmerk te bereiken, en om de eensgezintheid tusschen Leeraars en Leerlingen te meer aan te kweken, wort van u gevordert, studerende jongelingen, in den loop uwer studien u zo te gedragen, dat gy toont, niet alleen de wetenschap lief te hebben, maar ook uwe Leeraars; steeds indagtig zynde, dat, zo gy heft als waarde Ouders en Voorgangers bemint navolgt en eert, gy niet alleen kragtig zult worden aangespoort, maar ook een zeer gebaanden weg zult hebben, om eene brave vordering te maken.

Deze aanspraak werd door den nieuwberoepenen [p. 576] Hoogleeraar Henr. Antonides Nerdenus, een zeer welsprekend man en vaerdig taalkundige, uit de vuist in 't Latyn beantwoord; bedankende de hoge Overheid van den Lande voor 't vertrouwen datze op hen gestelt hadden: belovende al het geen, zo veel in hun vermogen was, ter eere van God, en tot dienste van den Lande te zullen toebrengen, en zei hunnen schuldigen pligt betragten.

XI. Vryheden, voorregten en wetten van 's Lands Universiteit. Niet weinig strekt het tot eere van onze Friesche Academie, datze door 's Lands Overheid voorzien en begiftigt is, met schone en uitnemende voorregten en vryheden, zo ten opzigte van Lasten als oeffening van regt. Op den 20 April 1586., werd by 's Lands Staten vastgestelt: „dat de Universiteit binnen Franeker alzulke vryheden en privilegiën zou genieten, als de geprivilegieerde huizen, in de Ordonnantien uitgedrukt, toegestaan zyn; en mede gelyk de Universiteit van Leiden geniet." De wetten der Academie, zo als die by Schotanus, in zyne beschryvinge van Friesland, bladz. 145, worden opgegeven, zyn in onze taal de volgende.

I. Dat 'er eene openbare Hogeschool, voor geleertheid en Godzaligheid, aam

Christus en zyne Kerk toegewyd, binnen Franeker zy geöpent, tot nut des Vaderlands en der uitlanderen.

II. In dezelve zullen vier faculteiten zyn: der [p. 577] Godgeleertheid,

Regtsgeleertheid, Geneeskonst, der talen en vrye konsten III.

De jaargelden, van de Staten toegestaan voor de beroepene Hoogleeraren, of die nog toegestaan zullen werden, (zo als breder zal verklaart werden onder de voorregten zullen ten dienste der Hogeschole altoos uit de gemene Lands schatkist genomen, en alle drie maanden van zelve en vrywillig betaalt worden.

IV.

48wumkes.nl

Page 49: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Studenten die Voedsterlingen zyn, zullen hun eigen onderhoud, en middelen tot opvoedinge, tot de nakomelingschap toe, genieten; welke middelen altoos by de Hogeschool zullen blyven: maar voor hen tot een matig gebruik, zo als dezelve door óns geschikt zyn, of geschikt zullen worden.

V. Het overig goed der Hogeschole, en de grondregelen derzelver zyn den

Staten, met evengelyke zorge aanbevolen, en vastgestelt, tot welk gebruik en noodwendigheden de zake der Academie dezelve zal schynen te vereischen.

VI. Nogtans zal een zekere en vast bepaalde inkomst des jaars, (namelyk van twee

honderd Car: guld. voor elk jaar,) als een eigen stuk gelds, van de Staten voor de Universiteit geschikt [p. 578] schikt zyn, tot openbare sieraad der Hogeschole, en noodwendig of eerlyk gebruik. De Rector met de Assessors zullen hier over het bestier hebben, of de genen welken uit hun midden de geldkasse der Academie wort toebetrout; doende jaarlyks aan zyne amptgenoten rekening van ontvang en uitgave, en blyvende het overschot ten dienste van de Hogeschole, benevens het geen aldaar ten zelven einde bewaart wort.

VII. Dat de Rector en de Hoogleeraars, voor welken jaargelden bepaalt zullen zyn,

en die 't gewone ampt van onderwys waarnemen zullen, het Lighaam der Academie, als zekere voorname Leden, verbeelden zullen. Zy zullen den Raad der Hogeschole uitmaken; moetende de Studenten als Burgers van hetzelve lighaam gehouden worden: datze ook beide, of elk afzonderlyk, te zamen komen, zo dikwyls zy, uit naam en op bevel van den Rector zullen byëen geroepen worden,

VIII. Dat de Hoogleeraren in elke faculteit verkoren worden, op gezag, en naar het

goedvinden, der Staten van den Lande, of van de voortreffelyke bezorgers der Hogeschole; den Senaat alvoorens erkent hebbende. En moet in dezen agt gegeven worden op Mannen, die niet alleen geleerd en naerstig zyn, maar: ook eenstemmig in dien Godsdienst, welks kort begryp in den Heidelbergschen Catechismus, Nederlandsche Kerken, en in de Belydenis [p. 579] derzelve Kerk, begrepen is, en die eenstemmigheid met ondertekening hunner handen betuigen.

IX. Dat de zeden van alle de Hoogleeraren eerbaar, vroom, deftig en onberispelyk

moeten zyn. Die anders leeft, en zig onbetameyke gedraagt, moet door den Rector voor den senaat ontboden worden; die de zaak, na behoorlyk onderzoek, zo bevindende; zal 'hy ernstig vermaant, en tot zynen pligt gehouden, worden. Dog ongehoorzaam blyvende, en zig onverbeterlyk gedragende, zal hy van 's

49wumkes.nl

Page 50: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Lands Staten, of van de voortreffelyke opzienders der Academie, gestraft worden met afzetting van zyn ampt en beroving van zyn jaarwedde.

X. De Hoogleeraars zullen hunne amptgenoten in geene lessen beschuldigen of

lasteren, nog andere mannen van verdienste in Gods Kerke en Staat. Ja indien het nodig zy, moet van hen, op eene pryswaerdige wyze, maken. Elk zal zyne bediening naar zynen rang waarnemen, volgens 't gemeen bevel en zyne roepinge, zonder elkanderen eenige ongelegenheid te doen; bewarende onder hen heiliglyk de vriendschap en gelykheid.

XI. leder gewoon Hoogleeraar zal ten minsten viermaal in de week lessen

houden: des maandags, dingsdags, donderdags en vrydags, [p. 580] XII.

Het is een ieder geöorloft om lessen en disputen by te wonen; ten zy iemand uitdrukkelyk, om zekere reden, zulks verboden zy.

XIII. Een ieder mag zitplaatzen naar zyn believen innemen; des dat de eerste plaats

den Staten der Landschappe, den aanzienlyksten van 't Gemenebest, den Bestierderen der Academie, en Hoogleeraren ieder naar zynen rang werde ingeruimt,

XIV. Het staat niemant vry, aan anderen onderwys te geven, nog zelfs om zig te

oeffenen, zonder toelating van den Rector en de Adsessors of Hoogleeraars. XV.

Dat in ieder faculteit één Opmerker zal wezen, Op dat men aanhoude, en 'er nuttige dingen voorgestelt werden; zonder een langen tyd tot nutteloze stoffen te besteden.

XVI. Indien 'er onëenigheid over een leer stuk der Kerke ontstaat, en één of meer

in t Collegie de eendragt in de leere schynen te willen storen, zal zulks den Rector en den Senaat aangebragt werden; die daar van, indien het gewigt der zake zulks vordert, aan 's Lands Staten moeten kennis geven. De Hoge Regeringe, den raad; der Academie ingenomen hebbende, [p. 581] zal in dien gevalle, bevoegt zyn bekwame Regters te verkiezen, die 't geheele geschil naerstig onderzoeken, en, volgens hun bondig oordeel, de valsche gevoelens klaarlyk afkeuren en veröordeelen zullen.

XVII. Geene Stellingen, alrede veroordeelt, mogen verdedigt worden: wie hier

tegens hardnekkig aangaat, zal van zyne waerdigheid worden afgezet. XVIII.

50wumkes.nl

Page 51: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Nadien de Schare der Wysgeeren mede eene plaats in Gods Kerke behoort te beslaan, zo zullen alle Hoogleeraars der Wysbegeerte de zuivere Euangelieleer, in onze Kerke beleden werdende, omhelzen, en in diervoegen leeraren, datze, nog opentlyk, nog in; 't heimelyk, de Leere van onze Kerke, lageren; nog zaajen, goedkeuren of verdedigen, gevoelens, die den Godsdienst kwetzen: maar zy zullen den, openbaren vrede der Kerke, in liefde en genegenheid tot hare Dienaars, naar vermogen, voorstaan en bevorderen,

XIX. Tweemaal 's maands zullen 'er twistredenen gehouden worden, voornamelyk

over de Godgeleerde en Wysgeerige stoften; des dat 'er geene dingen voorgedaan werden, die tegens het gemeen gevoelen der Kerke stryden, en dat men alle kyvagie en woordentwist myde: waar op, zo het voorvalt, de Rector het oog zal houden om het te beletten. [p. 582]

XX. Daar zullen ook, by beurten, Redevoeringen gehouden worden; dog geene

disputen of Oratien mogen werden voorgestelt, dan die alvorens zyn ingezien van eenen der Hoogleeraren, daar toe aangestelt, uit die faculteit, waar toe het dispuit of de Redevoering kan gebragt werden: op dat 'er niet ten enigen tyde, gelegenheid werde gegeven de Leeraars te ontëeren, en de twisten aan te stoken.

XXI. Den Rector der Hogeschole in der tyd zy de magt opgedragen, om de

bepalinge te maken, nopens den Schryver of het Boek, welk ieder Hoogleeraar op de Academie zal voorlezen; moetende zyn besluit, aangaande dit stuk, gevolgt; worden, zo van de gewone als buitengewone Hoogleeraren.

XXII. Alle jaren zal de Academische Raad een' nieuwen Rector uit het lighaam der

Hoogleeraren, by Stemminge, verkiezen; welke zyne bediening op den eersten dag van April zal beginnen. Hy zal dien post dat jaar, op heerlyke wyze, waarnemen, agtervolgens eisch van die hoge waerdigheid. Ook staat 't hem vry, by ziekte of noodwendige afwesigheid, eenen Vicerector tot zynen plaatshouder aan te stellen.

XXIII. De rector zal vier Assessors of Byzitters uit de [p. 583] Hoogleeraren hebben;

namelyk eenen uit ieder faculteit, welken te gelyk met hem, over alle voorvallende zaken, een besluit nemen zullen. Deze zullen, op denzelven tyd als de Rector verkoren wort, door de Stemmen van den Raad, insgelyks gekoren worden: ook zullenze jaarlyks op gelyken tyde afgaan.

XXIV. Het ampt van den Rector is, de zaken aan de Assessors ter overweginge voor,

te dragen; de stemmen te zamen te voegen; het besluit uit het gevoelen der meeste stemmen op te maken, en hetzelve te volgen.

51wumkes.nl

Page 52: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XXV. De Heeren Hoogleeraars, zullen zig benaerstigen, dat, naar 't voorbeeld van

eenige Heeren, goede en nuttige boeken in de Bibliotheek geplaatst worden; dat de Bibliotheek bewaart, en vermeerdert werde, en dat 'er voorzigtig agt werde gegeven, zo op 't gemeen gebruik als dat der nakomelingschap. Ook wort den Hoogleeraren aanbevolen, om voor hun overlyden eenig boek, dat daar in nog niet gevonden wort, aan de Bibliotheek te maken. En zal de Drukker der Heeren Staten daar in leveren een exemplaar van ieder nieuw boek, by hem uitgegeven werdende.

XXVI. Dat het Collegie der H. Professoren een, boek make te hebben, ten dienste

der Academie, waar in, ter eeuwige gedagtenisse, met [p. 584] behoorlyke order, alles werde aangetekent; en in 't byzonder de wetten en instellingen der Hogeschole. de namen der Hoogleeraren en hunne opvolgeren; der Staten en aanzienlyken, die de Academie hebben welgedaan; der Candidaten, en hoofdzakelyke van de handelingen der promotien: ieder zaak op zyne plaats. Het Collegie der Godgeleerden moet daar benevens een ander boek houden, waar in de geschiedenis der Kerke dezer Landen geschreven werde; de twisten over de Leere, de gevoelens der Regtzinnigen, de uitgang en de straffen der dwalenden, en andere meldenswaerdige gebeurtenissen; alles met bescheidenheid en yoorzigtigheid, volgens het aangenomen geloof, en de waerdigheid en zekerheid der zaken: zynde het den nakomelingen zeer nuttig kennis te hebben van het oordeel der Kerke.

XXVII. De Rector zal een' reizende Bode hebben, Bed.l genaamt, die opentlyk hem

zal dienen en verzeilen; gelyk mede een gelyke Bode zal aangestelt worden ten dienste der Heeren Professoren. Dezelve zal naerstig zorge dragen voor het Collegie, tot dat hier omtrent andere voorzieninge werde gedaan. Hy zal, op gezette uuren, de gehoorzalen van elken Hoogleeraar, openen en sluiten; de houten en glazen vensters verzorgen; de catheders, zitbanken, en gestoelten, vloeren, 't voorplein en de portalen wel schoon houden, en de plaats voor het geraas; der genen die daar buiten zyn, beveiligen. Ook moet hy de nieuwe [p. 585] Studenten by den Rector geleiden, en hunne namen aangeven, en hy is gehouden den Hoogleeraren die onderwyzen, te kennen te geven als het uur verlopen is.

XXVIII. Een der Hoogleeraren, of ander bekwaam persoon, zal het ampt van

Geheimschryver waarnemen. Allen, die om de oefeningen der letteren herwaarts zullen komen, moeten,

binnen den, veertienden dag hunner aankomst, zig by den Rector doen intekenen op de naamrolle der Academie; moetende Adelyke personen voor het

52wumkes.nl

Page 53: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

intekenen hunner namen betalen twintig, de overigen vyftien stuivers; welke penn. by de gemeene beurs der Academie zullen gevoegt worden. De behoeftige Studenten zullen van deze belastinge vry zyn.

XXX. De inschryvinge der Studenten zal jaarlyks werden vernieuwt, ten einde de

nieuwe Rector en de Senaat telkens zekere kennis hebben van 't getal der Studenten, zo ten opzigte van de gehoorzaamheid en zorge, door hen verschuldigt, als ten aanzien van de, bezorging, der voorregten. Zullen ook, om dezelve reden, alle Studenten en Burgers der Hogeschole, gehouden zyn, hunne narpen op nieuw te laten aantekenen, binnen veertien. dagen na. de afkondiging van het bevél, dien aangaanden Rector gedaan; moetende daarvoor [p. 586] betaalt werden een schelling, ten profyte van den Rector en Geheimschryver.

XXXI. Dewyl ook zommigen de gewoonte hebben, datze, na het aangeven hunner

namen by den Rector, ledig omzwerven, en geene lessen aanhoren, zullen de zodanigen aan de Regeringe der Stad worden bekent gemaakt, op dat die wete welke personen als vreemdelingen op de Academie moeten aangemerkt, en als vyanden van de goede order dienen behandelt te worden; zullende de zodanigen de voorregten der Hogeschole geenzins genieten, maar te weten hebben, datze de Regeringe der Stad onderworpen zyn.

XXXII. De Studenten zyn gehouden den openbaren Godsdienst in de kerken by te

wonen, en daar in hunne gebeden wet de Kerke te zamen voegen, 's Lands Voedsterlingen hebben overäl te weten, datze daar toe verbonden zyn: Allen zullen door openbaar gezag en vermaning de Kerk voor Heilig houden.

XXXIII. De Professoren zullen by alle openbare en Academische handelingen

tegenwoordig zyn, ten ware Zy door gewigtige oorzaken daar in mogten belet werden. Een Hoogleeraar overleden zynde, zalen de Rector en alle de overige Amptgenoten, als mede de Studenten, het lyk, ter eere van den overledenen, verzeilen. [p. 587]

XXIV. Dat, zo wel de Hoogleeraars, als de Studenten, opentlyk de burgerlykheid en

eerbaarheid in hun gedrag uitdrukken zulten, gepaart met deftige vroomheid. Datze de Ed. Mog. Staten dezer Provincie, Edelen, Magistraatspersonen, Bedienaars des Goddelyken woords, Amptgenoten en deftige Mannen, eeren en ontzien, ten einde zy de gunst en het aanzien, tot aanhoudenden bystand voor zig, voor hunne order, en voor de Hogeschool mogen, verwerven.

XXXV. De kleding der Hoogleeraren zy eerbaar en deftig, tot roem van den,

openbaren naam. Die der Studenten zy insgelyks eerbaar, passende aan een

53wumkes.nl

Page 54: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Leerling der wysheid, en verschillende van eens krygmans gewaad. De delen welken de natuur gebied te bedekken, behoren niet ontbloot te zyn; gedragende zig allezins als eerlyke Burgers, tot bevordering der burgerlyke wellevenheid, volgens de wetten der welvoeglykheid.

XXXVI. De Studenten zullen zig naerstig wagten voor dronkenschap, op datze door

dezelve, niet tot vegteryen vervoert werden, welker uitkomsten niet zelden zeer beklaaglyk zyn.

XXXVII. Niemant schreeuwe 's nagts op de straten, of verwekke oproer 't zy by dage of

by nagt. [p. 588] XXXVIII.

Niemant daage eenen anderen tot een gevegt uit; en uitgedaagt werdende, zal niemant de uitdaging inwilligen,

XXXIX. De Studenten zullen geene wapenen, nog; in 't verborgen, nog in 't openbaar,

dragen; die hier tegen aangaan, zullen den Rector aangebragt, en door hem, met geldboete of gevangenis gestraft worden.

XL. Die zig niet ontzien zulks andermaal te doen, gullen door den Rector

gebannen worden, naar goedvinden en met toestemming der Assessoren.26

XLI. Aan de overtreding dezer wét zullen niet schuldig zyn, die ergens denkende te

reizen, of te rug kerende, met dat oogmerk een' degen door dé stad dragen; in zo verre zy, onder dat voorwendzel, niemant beledigen,

XLII. Die 's nagts, om eenige noodwendige of eerlyke reden, over straat pan, zullen

een' lantaern by zig hebben: maar die om andere oorzaken van de wagters betrapt werden, swervende op de straten, zullen gegrepen, en [p. 589] tot den morgen toe bewaart, en aan den Rector overgelevert, worden, 't zy een enkel persoon, of meer dan één.

XLIII. De Studenten die tot de heilige bedieninge werden aangekweekt, en nog

geen' groten voortgang in de geleertheid gemaakt hebben, zullen de lessen over de talen, de Rekenkonst, de Rhetorica of welsprekenheidskonst, en, op hun tyd, de overige wysbegeerte bywonen. De meergevorderden zullen daar benevens de Godgeleerde lessen horen; zonder dat het hen geöorloft zy afwezig te blyven, ten zy om gewigtige redenen, welken zy den Rector zullen te kennen geven.

XLIV.

26 Deze en zommige andere wetten, zyn thans niet meer in gebruik.

54wumkes.nl

Page 55: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Allé Voedsterlingen ('s Lands Alumni) zullen eens of tweemaal 's jaars onderzogt worden van de Hoogleeraars; wiens lessen, zy horen; ten overstaan van één of meer uit hét Collegie der Gedeputeerde Staten, (indien het Hun Ed. Mog. zal gelieven.) Wie op de voorgestelde vragen het beste zal geantwoord hebben, denzelven zal, tot beloning en aanmoediging, een boek of iets anders, naar goeddunken, uit 's Lands middelen, verëert worden.

XLV. De Hoogleeraars zullen onderzoek doen naar het gedrag en de vertering der

jongelingen die hun aanbevolen zyn; ook zal, zonder de handtekening der genen wies zorge zy zyn aanbevolen, [p. 590] geen Student geld leenen, of een ander aan hen te leen of op renthe geven. In 't algemeen zal niemant, Burger, openbare Waerd, of Winkelhouder, ('t geen niet noodwendig is) aan niemand der Studenten borgen, zonder order der Ouders of Voogden, of toestemminge van den Rector. Ook zal geen Student deze vryheid misbruiken zonder bevel en zekere toestemming van de zynen by eenigen Burger, Waerd, Winkelhouder, Medeleerling of by iemant anders: alles tot voorkominge van schade voor zodanige Crediteren, en op dat de schuldigen, bevindinge van zaken mogen gestraft worden.

XLVI. De Rector, de Hoogleeraars, en allen die eenig ampt op de Academie

bedienen; die aldaar eenige waerdigheid bekomen hebben, en zig in de letteröeffeningen zullen bezig houden, zullen de voordelige en uitnemende Voorregten der Hogeschole genieten; vry zyn van de lasten, wat hun, hunne familien en huis aangaat; namelyk van inlegeringe der Soldaten, Hovelingen en andere aanzienlyke personen: zy zullen vry en verschoont zyn van alle wagten, by dage en by nagt, mitsgaders van de lasten die gebruikt worden tot openbare werken en vestingen.

XLVII. Alle Studenten, Bedéllen en de overigen die tot de Academie behoren, zal

men alleenlyk voor den Rector en de Assessoren aanspreken, [p. 591] en zy zullen zig, gedaagvaart werdende, daar stellen in alle twistzaken; 't zyze met elkanderen wat te doen hebben, 't zyze van iemant anders werden aangesproken. Zo nogtans, dat, eer zy voor de Regtbank verschynen, beide partyen voor den Rector geroepen werden, welke hen, zo 't mogelyk is, zal bevredigen. Byaldien dit vrugteloos is, en partyen voor regt verschynen, zal aan niemant appèl werden toegedaan van het uitgesproken vonnis van den Academischen Regter. Die ook door vonnisse van den Rector en de Assessoren zal gebannen wezen, dien zullen de Wethouders der Stad binnen hun gebied niet dulden.

XLVIII.

55wumkes.nl

Page 56: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Een Student, of die tot de Hogeschool behoort, zal van de Magistraat met in de gevangenis geleid worden; het zy om geldschulden, of uit hoofde van eenige andere oorzake of schuld, dan met verlof en goedvinden van den Rector.

XLIX. Het is aan niemant geöorloft, saamrovende schriften uit te strooien.

L. Ten einde zamenzweringen en oproeren vermyd worden, zullen nooit meer

dan drie of vier personen teffens tot den Rector gaan, indien zy iets hebben, te vragen; en zulks altoos met behoorlyke eerbiedigheid. [p. 592]

LI. Wie anders gedaan, of eenig oproer verwekt hebben, zullen naar bevinding

van zaken, en overëenkomstig hunne misdaden en verwekte onlusten, gestraft worden.

LII. Die op last van den Rector en Raad gearresteert zynde, zig tegen wil en

verbod wegmaken, en zig weigeren te onderwerpen aan de vonnissen, door den Rector en Academie-Raad afgekondigt, moeten, door openbare indaging, binnen geroepen werden, om tegens zekeren bepaalden tyd weder te verschynen; dog zig afwezig houdende, en weigerende voor de vierschaar te compareren, zullenze, naaf onderzoek en bevindinge van zaken, gebannen worden: zynde het regt van bannissement en geschonden arrest, datze, in de stad komende, zonder alvorens met de Academie verzoent te zyn, met openbare gevangenis, op order van den Senaat mogen gestraft worden.

LIII. Belangende de trappen van promotie of bevorderinge in de Hogeschool, zo

moeten 'er verkoren worden Meesters der vrye konsten; maar in de overige wetenschappen alleenlyk Doctoren en Licentiaten; de verkiezing of aanstelling moet geschieden door den Rector in byzyn van de overige Professoren en Academischen Raad, (na een wettig onderzoek, en aanbiedinge van den Professor in die wetenschap in [p. 593] welke zy dien trap verzoeken) in 't, welk ook op te merken is, dat in het examen en in de gezeide aanstelling of promotie agt gegeven zal werden op het levensgedrag en de zeden, zo door den Rector als de overige Hoogleeraren, ten einde de genen, die zig onbetamelyk gedragen, en een ongebonden leven leiden, tot dien trap van eere niet toegelaten werden.

LIV. Wie Doctor in de Godgeleertheid, Regten of Geneeskunde wil worden, zal

betalen veertig Car: guldens; een Licentiaat dertig gelyke guldens, welke penn. in 't rekenboek van de Hogeschole moeten aangetekent worden: die bevordert wort tot Leeraar in de vrye konsten zal twaalf guldens, ten behoeve van de Academie schatkist, betalen: behalven dit geld moet nog betalen, een Doctor

56wumkes.nl

Page 57: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

drie, en een Meester een gulden; komende daar van een derde ten profyte van den Schryver, en twee derden voor den Pedél.

LV. De Rector moet zweeren, dat hy zal onderhouden alle deze wetten en de

besluiten der Akademie, volgens den inhoud van dit ontwerp, en het geen daar in begrepen is. Hy moet by eede beloven, dat hy anderen door zyn gezag zal aanmanen, om die te onderhouden; zulks dat hy zelfs tegens diezelve wetten niets zal misdoen, nog gedogen dat anderen op eenige wyze daar tegens zondigen; [p. 594] dat hy, met al zyn vermogen, zal beletten, alle dingen, die strydig zyn tegens het belang der Academie, en dat hy daarentegen, met alle zorg, naerstigheid en vlyt, zal bewaren en bevorderen alles wat eenigzins tot nut en eere van de Academie en de Studenten, en tot gemeene welzyn strekken kan, en dienstig is tot aanwas en bescherminge van den waren Godsdienst en alle eerlyke wetenschappen; dat hy hier in zo zal handelen, dat hy zig niet late astrekken Van zynen pligt, nog door eenige gemoedsneigingen, nog gunst, nog haat, nog uit inzigt van eigen Voordeel of schade. Eindelyk, dat hy alles zal betragten wat een braaf en opregt Rector der Hogeschole verschuldigt is en behoort te doen.

LVI. De Amptgenoten of Assessors van den Rector moeten zweeren, dat zy den

Rector der Hogeschole, gedurende zyne bedieninge, zullen eeren en erkennen; datze alle wetten of besluiten der Academie, zo verre zy hen aangaan) naerstig en ter goeder trouwe waarnemen, en op allerhande wyze beschermen, zullen; datze den Rector, in alle voorvallende zaken, met hun' raad en advyzen, des verzogt Zynde, zullen bystaan, en datze in allen dezen, volgens het voorschrift van Gods H. woord en wetten, het ware rigtsnoer van billikheid, heilig en onberispelyk zullen handelen. [p. 595]

LVII. De Studenten,, en allen die het lighaam van de Academie uitmaken, moeten

zweeren, datze, naerstig, en met alle oplettenheid, den Rector en den. Academischen Raad gullen gehoorzamen; dat zy voorts zig zullen houden aan alle Academische wetten, en aan alle wettige bevelen, hen door den Raad op;

gelegt; dat zy 't zullen openbaren, indien 'er iets ondernomen of gedaan wort, strydig met het welzyn der Academie, of het gemenebest van Stad én Lande; dat zy het regt der Hogeschole geenzins zullen benadeelen, nog hen die aan dezelve eenige waerdigheid bekleden, in de dingen tot hun ampt behorende, Hen eenigzins lasteren.

LVIII. Die alzo gezworen hebben, en zig laten inschryven, zullen, indienze deze ten

niet gehoorzamen, vermaant naar evenredigheid van hun misbedryf, of in de boejen gesloten, of gebannen en van de Academie uitgesloten werden. De

57wumkes.nl

Page 58: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Burgerlyke Overheid kan zodanige vredeschenders, volgens regten, boven dien gestrenger straffen.

LIX. De Rector en zyne Assessoren hebben magt, zulks dienstig bevindende, om,

met toestemminge van de andere voorname Leden der Academie, zodanige wetten en besluiten te maken, als nuttig zyn tot aanwas en bevorderinge [p. 596] der Hogeschole; mits egter niets instellende, tegens de wetten strydig: gelyk ook de bekragtiging van zodanige Academische besluiten, door de 's Lands Staten moet geschieden.

LX. De tyden om Collegiën te houden, en die der vacantien, welke van de

Hoogleeraren moeten in agt genomen worden, zullen door den Rector en den Raad worden vastgestelt, naar goedvinden van de Staten.

Wy willen dat alle deze wetten en besluiten, in onze Academie van den Rector en zyne Amptgenoten, mitsgaders Professoren, Doctoren, Studenten en de overige leden der Universiteit, zullen bewaart en onderhouden worden; en bevelen dat elk en een iegelyk voor zyn persoon, als mede de Magistraat der stede Franeker, en eindelyk alle, welke deze wetten enigzins aangaan, dezelve gehoorzaam zullen opvolgen; geveilde mitsdien, volgens Onze openbare magt en gezag, voor Ons en de nakomelingschap, volkomen kragt aan dit alles; en wat hier in aan de Academie ingestelt, gegeven en toegestaan is. Belovende verders hetzelve te bewaren, beschermen en, by voorkomende omstandigheden, uit te breiden. Ter bevestinge dezes, hebben wy hetzelve, door de hand van onzen Secretaris, met het openbare Lands Segel bekragtigt, ter eeuwiger gedagtenisse. [p. 597]

Gedaan binnen de Stad Franeker, den derden April Ter Ordonnantie van Haar Ed. Mogenden, de GEDEPUTEERDE

STATEN van FRIESLAND. E. ISBRANDI.

XII. Octrooi der Stad Franeker aan dezelve. Gelyk dus de Hoge Regeringe des Vaderlands de Academie ingestelt, en met der Stad heilzame voorregten en wetten voorzien heeft, die ook, uitgenomen eenige veranderingen, wezenlyk dezelve zyn gebleven, zo heeft insgelyks de Magistraat der Stad Franeker dezelve voor goed gekent, en zulks by openbare acte en vergunning, in de bare bekragtigt, blykende by den navolgenden open brief van den 30 September 1586.

BURGEMEESTEREN EN RAAD der Stad Franeker certificeren mits dezen waaragtig te wezen, dat allen Heeren Professoren van de loflyke Universiteit, by den Landschappe van Friesland binnen deze Stede opgeregt, mitsgaders allen Studenten dezelve frequenterende, geaccordeert en, toegezegt is, alle vryheid, gelyk in andere Academiën, en inzonderheid binnen Leiden in

58wumkes.nl

Page 59: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Holland, te zullen genieten, zo wel in zaken van beladingen, den Landschappe, ofte de gemene zake, als onze Stad, concernerende; 't welk ook naderhand by zyne Excellentie, den Grave van [p. 598] Leicester, geratificeert en geapprobeert is. Zulks dat de voornoemde Heeren niet alleen van alle Burgerlyke lasten, daar mede anderzins de gemeene Ingezetenen onzer Stede bezwaart werden, als wagten en tochten te houden, schattingen te geven particuliere middelen ofte eenigerhande belastingen te dragen, hoedanig die ook zouden mogen wezen; maar ook. van alle gemeene bewaarnissen, de gemeene zake, syne Excell. ofte de Landschappe aangaande, als zyn de generale middelen, tot uitvoeringe van den oorlog, ingewilligt, of als nog in te willigen, Impositien, Accysen en andere, hoeze ook genoemt mogen werden, geheel ende in alles vry zyn, en allezins ongehouden dat ter zake dient, enz. aan ymant, 't zy Officier, Collecteur, ofte Pachtenaar te betalen.

,,In ware oirconde hebben wy dezen met ons Stad Zegel ter zake, en de Secretaris handgeschrift, hier onder gedrukt en gestelt, bevestigt. Actum den lesten Sept. 1586.

P. GEMMENICH.

XIII. Verdere vryheden. Tot zodanige vryheid behoort dus mede de vergunning van hun Ed. Mog. aan de Academie toegestaan, nopens de uitzondering van veele Imposten en andere belastingen. Men kan, uit het voorgemelde Octroy afnemen dat deze vryheid zig in den beginne vry verre heeft uitgestrekt; en dewyl, volgens [p. 599] Staatsbesluit van den 20 April 1586., is vastgestelt, dat de Academie dezelve vrijheden zou genieten als die van Leiden, zo kan men (by mangel van nader onderrigt) eenigzins afnemen, hoedanig het hier mede is gestelt geweest. De Leidsche Hoge School geniet, onder anderen, ten aanzien der Impositien, de vryheid „dat alle derzelver Leden, en byzonderlyk alle Studenten, die by den Rector Magnificus zyn ingeschreven, wy zyn van 's Lands Imposten. In 't gaan naar, en in 't komen van de Hoge Schole, zyn, zo wel uit- als inlandsche Studenten, vry van Tollen en Regten. De Rector Magnificus, Hoogleeraars, Doctoren en Meesters, die te Leiden hunnen titel verkregen hebbende, aldaar blyven wonen, zonder Koopmanschap of Poortersneering te doen, zyn vry van 't huisvesten van Krygsvolk, dag- en nagtwagt en bekostiging van Stads-, vesting of andere werken. Gelyke vryheden genieten de Studenten, ten ware de Academie-Raad, om redenen, anders verstond. De vrydom van Stads-excyzen op de wynen en bieren is, voor ieder Student op eene zekere hoeveelheid bepaalt.27 Voorts zyn de goederen, tot het Komptoir der Hoge Schole te Leiden

27 Vergelyk hier mede, 't geen nopens de Stads regten in 't voorgemelde Octroy der Stad Franeker, gevonden wort.

59wumkes.nl

Page 60: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

behorende, vry van de betalinge des honderdsten pennings. In 't algemeen geniet deze Hoge School alle de Voorregten en Vryheden, welken den Hoge [p. 600] Scholen, by beschreven Regten zyn toegekent, voor zo verre dezelven, door 's Lands hoge Overheid niet bepaalt of vernietigt geworden zyn."28

Dit laatste heeft mede plaats aangaande onze Friesche Academie: want, wat het stuk van vryheid der Impositien aanbetreft, hier omtrent is het altoos niet even eens geweest. Gedurende de eerste twintig jaren, schynt de Hoge School, nopens de Imposten eenig nadeel in hare Regten geleden te hebben, 't geen by Staatsbesluit van den 25 Febr. 1604. herstelt werd, zullende, uit kragte dies, op de toen aanstaande verpagtinge, de Academie weder van de belastinge der Impositien uitgezondert werden. En op den 18 October 1634. werd, by gelyk besluit vastgestelt, dat de Academie zoude blyven in 't bezit der vryheden, die zy voor den 22 April laatstleden genoten had; als wanneer daar in eenige verandering was voorgevallen, dog by deze Resolutie werd den Leden der Hoge Schole de voormalige vryheid weder gegeven. Het misbruik dat, gelyk veeltyds in zulk slag van dingen, allenskens hier van gemaakt werd, gaf vervolgens aanleiding tot een Staatsbesluit, dat op den 23 Maart 1654. genomen en waar by, onder anderen, bepaalt werd, dat alle Studenten, de gemelde vryheid begerende te genieten, verpligt zouden zyn, om aan de Collecteurs der Impositien behoorlyk te doen blyken hun regt tot dit privilegie; ten welken einde de Rector Magnificus gehouden [p. 601] was aan de Pagtenaars een Lyst ter hand te stellen van het aantal en de namen der genen die hier toe geregtigt waren. De Studenten moesten in persoon hunne Ceduls, nopens hun wyn of bier, van den Rector, in de Raadkamer, of anders ter bestemder plaatze, afhalen, en die op de verëischte; plaatze vertonen; moetende ook de Rector, ten minden eens ter weeke, zig aangaande dit onderwerp verledigen, en neffens hem de Secretaris en de Inspector der Burse, ten einde kennis te hebben, of de Ceduls, voor datze uitgegeven werden, alvorens ten protocolle gestelt waren. De Studenten de Ceduls bekomen hebbende, moesten die aan den Pagter of deszelfs Collecteur vertonen, en daar na aan den Wyn- of Bierhandelaar overgeven, om daar op kortinge van Impost te eischen. De Collecteurs moesten de vertoonde Cedullen eigenhandig vertekenen en te boek brengen, buiten kosten van de bevoorregte Studenten en andere personen. De Professoren en allen, die deel aan dit voorregt hadden, waren gehouden de waren zelfs in te leggen, zonder meerdere Ceduls in rekeninge te brengen dan de goederen, by hen verbezigt, behelsden. Alle Wyn- of Bierhandelaars waren gehouden, (des verzegt zynde) met plegtigen eede te verklaren, dat zy ten vollen zo veel Wyn of Bier zonder Impost gelevert hadden, als zy aan Ceduls begeerden te verantwoorden. Wie bevonden werd eenig Cedul gehaalt te hebben op eens anders naam, zou gehouden werden zyn regt privilegie verbeurt te hebben dag 28Tegenwoordige Staat van Holland, of der Verëenigde Nederlanden. IV deel, bladz. 567.

60wumkes.nl

Page 61: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

geen [p. 602] immuniteit genietende, moest hy als een fraudateur van het Land gestraft worden. De Wynen en Bieren der Professoren werden toen bepaalt: Op twee Oxhoofden Wyn, en twaalf tonnen vreemde Bieren jaarlyks: meerdere hoeveelheid was den Import onderworpen. Op dien voet is het, zo veel ik kan nagaan, gebleven, tot het fatale jaar 1672., wanneer, by Staatsbesluit van den 30 Maart, de vryheid van Impositien aan de Academie benomen werd. Op den 4 July 's jaars 1685. nam wel de hoge Overheid een besluit, om het aloud voorregt voor den Tempel der wysheid wederom te doen herleven; dag dit is van geen gevolg geweest, en de Academie is van 't bezit dier voorregten versteken gebleven, tot dat eindelyk, ter vergoeding van de schade, aan de Professoren en den Secretaris 's jaarlyks is toegelegt, een zomma van 150 guldens, welke zy als nog boven hunne wedden genieten; zynde de Studenten alleenlyk vry van de betalinge van 't hoofdgeld. Maar toen, in het jaar van 1750., by Staatsbesluit, werd vastgestelt, dat 's Lands middelen voortaan by Collecte, en niet by wege van verpagtinge, zouden geheven worden, is, ten aanzien der Oeconomie op 's Lands Universiteit, besloten, dat dezelve geene uit zondering van Impost zal genieten; werdende daarentegen toegedaan een' verëering van dertig stuivers voor ieder vier weeken, aan elken Student aan de tafel op de Beurse eeteende; werdende alleen gerekent de dagen datze werkelyk ter tafel gaan, en daarenboven honderd zes-en-vyftig guldens jaarlyks [p. 603] zonder wyders. Behalven het gezegde is het gebouw der Akademie, gelyk: mede alle publyke Scholen dezer Provincie, vry van Schoorsteengeld; welk voorregt de Studentekamers alleenlyk voor de helft genieten, moetende de wederhelft door de eigenaars dier woningen aan den Lande betaalt worden. Ook is my niet bekent dat 'er, aangaande de lands middelen, tegenwoordig meerdere vryheden aan de Hoge Schole plaats hebben.

XIV. 's Lands Voedsterlingen tot de Studien. Om den aanwas van Gods Kerke te bevorderen, en vooral in de eerste tyden van dit Gemeenebest, het getal der Bedienaren des Heiligdoms te vermeerderen, beyverden zig 's Lands Vaderen op eene uitnemende wyze, om de Godgeleerde wetenschappen, en andere studien, daar toe betrekkelyk, in bloei te brengen. Hier toe strekken onder anderen de aanzienlyke geldzommen, welken uit de gemeene Schatkist besteed werden ter aanmoediging en aankweeking van jongelingen, den waren Godsdienst toegewyd. Van dien aard is het geen, ten tyde van de opregtinge der Academie, gezegt wort in 't voorgemelde plakkaat der Ed. Mog. Heeren Gedeputeerde Staten: „dat arme en behoeftige personen aan de openbare mildadigheid zouden deel hebben: dat men voor de zulken, waar in men geeft zag, en waar van, men iets goeds kan verwagten, een Collegie had geschikt, waar in ze op kosten van den Lande, zouden onderhouden worden. En voor zullen, die 't niet al te ruim hebben, en tegens zware kosten aanzien, zou gezorgt worden, datze voor een zeer middelmatig [p. 604] kostgeld

61wumkes.nl

Page 62: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

konden eeten." Het eerste schynt op die wyze als hier gezegt wort, nooit ter uitvoer gebragt te zyn; dog voor het laatste is door de hoge Overheid, op eene, uitstekende wyze zorg gedragen, als straks zal gezien worden.

Belangende het oprigten van een Collegie, waar in zommige jonge Nazireërs tot den H. Dienst zouden bekwaam gemaakt worden: dit is, zo veel ik weet, nooit geschied. Egter zyn 'er al vroegtydig altoos een aanmerkelyk aantal jonge spruiten, op kosten van den Lande, aangekweekt. Men kan dit afnemen uit een Staatsbesluit van den 13 May 1589., waar by vastgestelt werd, dat het getal van 's Lands Voedsterlingen, (Alumni) niet boven de honderd vier-en-twintig zoude mogen wezen. Twee jaren daar na werd hun aantal bepaalt op honderd.29 Vermoedelyk is deze vermindering veroorzaakt, door de vermenigvuldiging van Predikanten hier te lande, en ten deele om de zware kosten te vermyden, in dien tyd, toen de zwarigheden van den langdurigen oorlog de geldmiddelen der Provincie ongemeen schaars maakten. Elf jaren daar na werd het getal der Lands Voedsterlingen gestelt op tagtig.30 En by Staatsbesluit van den 22 Febr. 1618., werd hetzelve bepaalt op een-en veertig. Ook ziet men dat dit getal in de Academie-wetten van den ia Maart 1653., Art. V., bleef vastgestelt, ziende, gelyk elders blykt, op het getal der dertig grietenyen en elf steden, uit welken ieder [p. 605] één persoon tot dit voorregt toegelaten werd. Dog, het zy dat 'er oogluiking gepleegt is, of door andere oorzaken, het getal der Voedsterlingen is, zelfs na dien tyd nog groter geweest, als schynt te moeten afgenomen worden uit een Staatsbesluit van den 29 Maart 1667., waar by belaft wort het getal der Alumni nogmaals te verminderen op een-en-veertig. In het Schrikjaar van 1672. werd 'er, op den 1 Nov. besloten om alle 's Lands Voedsterlingen af te schaffen; dog dit besluit is buiten effect gebleven, en 's Lands Overheden hebben altoos een zeker getal jongelingen op de gemeene kosten laten studeren; hoewel, zedert lange jaren, doorgaans maar zes personen dit voorregt teffens genieten. Ook is 'er thans minder reden dan voorheen, om zodanige penningen daar toe te besteden, dewyl 'er gemeenlyk een tamelyk aantal Candidaten der H. Godgeleerdheid in deze Provincie voor handen is.

De bepalingen, van tyd tot tyd, aangaande 's Lands Voedsterlingen gemaakt, zyn, onder anderen: dat geene jongelingen mogen aangenomen worden, als die tot de Studie bekwaam, en welker ouders behoeftig zyn, en ingezetenen van den Lande.31 Dit laatste is niet altoos in agt genomen: want by Staatsbesluit van den 15 April 1591., werden een derde gedeelte uitlanders toegelaten, en twee derde Friesen. Alle Voedsterlingen moeten in de Godgeleertheid studeren, en zig tot geene andere Faculteiten begeven, ten ware zy tot de laatste bekwamer geöordeelt mogten [p. 606] werden; waar over de Rector uitspraak doen zal;

29 Staatsbesluit van den 15 April 1591. 30 Staatsbesl. van den 21 April 1602. 31 Staatsbesluit van den 25 April 1586.

62wumkes.nl

Page 63: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

gelyk hem mede de regtspraak toebehoort over de genen die zig kwalyk gedragen.32 Zelfs werd aan de Rekenkamer verboden, eenige ordonnantien te registreren geslagen op Alumnen, die in de Regten studeren.33 Die het voorregt van 's Lands Voedsterlingen, genieten, zyn verpligt borge te stellen om niet dan in de Godgeleerde Studiën te leeren; en daar in niet voortvarende, maar zig tot andere Studiën begevende, zyn alzulke borgen gehouden de genotene geldzommen te rug te keeren, ten voordele van andere Voedsterlingen.34 De Staten behoudens aan zig het vermogen, om jongelingen tot Voedsterlingen aan te stellen, met uitsluitinge van 't Collegie der Gedeputeerde Staten.35 Die aangestelt worden, mogen niet beneden de twaalf jaren, zyn; en zy die als zodanig van de lage tot de Hoge Schole bevordert worden, werden van de Professoren niet aangenomen, dan in behoorlyke getuigenis van den Rector vertoont te hebben. Die zig niet aan hunne Studie houden, nog getuigenis konnen vertonen van de Hoogleeraren, Rectoren of andere Meesters, datze nog werkelyk studeren, konnen by 't Collegie geene ordonnantie tot betalinge van hunne wedden bekomen.36 Volgens Staatsbesluit van den [p. 607] 22 Febr. 1618., werden de onderstantgelden der Voedsterlingen ter bepaling en goedvinding van de Heeren Gedeputeerden, en Curatoren van de Academie gestelt. En allen die dit voorregt genieten, zyn gehouden op de Academie beurse te spyzigen; gelyk mede zy, dien de weldaad der vrye beurse is toegestaan: uitgezondert wier ouders binnen Franeker woonagtig zyn.37 Den Voedsterlingen, zo lange zy op de lage Scholen verkeren, is, volgens Staatswet38 toegedaan 's jaars zedig guldens; dog op de Academie studerende, honderd en tien guldens. Zy zyn, voor al hun leven, aan den dienst dezer Provincie verbonden, zonder eenige andere beroepinge te mogen aannemen, dan met uitdrukkelyke bewilliging der Heeren Curatoren.39 't Geen wyders aangaande 's Lands Voedsterlingen moet worden aangemerkt, kan men nazien in de aangehaalde wetten der Arcademie40 en is te vinden in 's Lands Res. boek, van den 10 Maart 1724., te breedvoerig om in dit bestek gevoegt te worden.

32 Staatsbesl. van den 15 Aug. 1590. Den 21 April 1602. 33 Den 26 Maart 1602. 34 Den 21 April 1602. 17 May 1593. 35 Den 20 April 1591., en 31 Maart 1610. 36 Staatsbesl. van den 12 Maart 1650. 37 Staatsbesl. van den 15 Maart 1738. 38 Den 12 Maart 1653. 39 Art. VII, VIII, dier Academie-wetten. 40 Schotanus Beschryvinge van Friesland, bladz. 162. Instructie der Heeren Curatoren, van den 24 febr. 1660. 't Compendium der Kerkelyke wetten, Tit. II.

63wumkes.nl

Page 64: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XV. Burse voor de Studenten. Het tweede stuk, hier voor gemeld, Beurse namelyk de bezorging der hoge Regeringe, dat de behoeftige Studenten op de Academie voor eene matige zomme konnen spyzigen, betreft de opregtinge van eene vrye Beurses [p. 608] zynde omtrent aan te merken als eene zoort van Gasthuis voor de zulken, wier middelen niet toelaten om op de Hoge School op eige kosten te teeren. Het getal der Studenten aan deze gemeene tafel gaande, is niet altoos even sterk: ten tyde van Winsemius waren er zestig tafelgasten; dog naar mate van het getal der Studenten aan de Academie, zyner doorgaans veele of weinigen. De geringe Zomme Van vyf-en-veertig, guldens in 't jaar is voor vreemdelingen of inwoners toereikende om hier te spyzigen; en redelyk bewys van hun gering vermogen vertonende, wordenze van den Rector Magnificus toegelaten: het geen niet toereikende is, om de nodige kost te schaffen, wort door het Land goed gedaan. Het ampt van Oeconomus of Schafmeester, dat door het: Collegie der Gedeputeerde Staten begeven wort, is tamelyk aanzienlyk, en brengt, onder anderen, mede, om, volgens de gemaakte schikkingen, de nodige spyze en drank, met het geen daar benevens verëischt wort, op den gewoonen tyd stiptelyk in gereedheid, te brengen, en wel te bezorgen; in welken, opzigte hem is toegevoegt een Opzigter, Inspector Bursa, wiens pligt is zorge te dragen, dat niemant tot de tafel der Beurse werde toegelaten, dan op bekomen, verlof van den Rector Magnificus. Ook vermag hy niemant toelaten, dan die alvorens by handtastinge zig onderwezen aan der wetten der Oeconomie, en beloven den Inspector te eerbiedigen; als mede om zig te schikken naar de ordre des Gedeputeerden, aangaande de vernietiging der zogenaamde, suip- en brasmaaltyden [p. 609] onder verscheide natiën. Geene dronkene Studenten mogen ter tafel worden toegelaten. De Inspector is. gehouden naerstig te letten dat de gebeden, met behoorlyke eerbiedigheid, volgens de vastgestelde order verrigt werden, zynde de geenen, die zig door dronkersschap of anderzins hier toe zig onbekwaam maken gestrenge bestraffinge onderworpen. Verder moet hier alles met stigtinge, betamelyk en Christelyk geschieden, zo in. opzigte van dé behandeling der spyzen en dranken, als met betrekkinge tot de houdinge en gebaerden der tafelgenoten. Ten dien einde werd 'er alle maanden door den Senaat, met kennis van den inspector, een Præses of Voorzitter der tafel aangestelt, die het opzigt heeft op het onderhouden van goede order in 't nuttigen van spyze en drank enz. Niemant mag den Inspector onbehoorlyk, met woorden of daden bejegenen, op straffe van metterdaad van de tafel gewezen te worden; 't geen mede plaats heeft omtrent andere zoorten van overtredingen; des dat de Inspector geene magt hebbe iemant langer dan een week van de tafel te weeren: hogere straffen ter kennisse van den gewonen Academischen, Regter. De Studenten ongenoegen hebbende over de behandeling van den Schafmeester, mogen zulks aan den Inspector klagen, die gehouden is de

64wumkes.nl

Page 65: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

redenen van misnoegen zo doenlyk, te doen ophouden, of anders de zaak aan den Senaat brengen, om, naar verëisch van zaken behandelt. te werden De inspector is gehouden alle Saturdagen naaukeurig te letten op de naamlyst, der tafelgenoten, met vergelyking van [p. 610] zyn eigen register met dat van den Oecommus.41

XVI. Academie Boekzaal. Om allenthalven 's Lands Academie in goeden bloei te brengen en immers zo gerieflyk en aangenaam te doen zyn als mogelyk ware, hebben 's Lands Vaderen, te gelyk met het oprigten der Hoge Schole, ook bedagt geweest op het aanleggen van een goeden Boekschat, zynde het noodzakelyk middel tot bevorderinge van de studien, inzonderheid voor personen uit verre landen komende, die zig op hunne reizen daar mede niet konnen belemmeren; gelyk mede voor de zulken wier middelen niet toelaten om zig van genoegzamen voorraad van boeken tot hunne Academische oeffeningen te voorzien. Deze Bibliotheek is door de Hoge Overheid met een aanmerkelyk getal van grote en kostelyke werken voorzien, en naderhand vermeerdert met de nagelatene boeken van Petrus Tiara, overleden in Febr. 1586., welke boekschat voor 's Lands penningen van de Erfgenamen zyn gekogt. Zedert heeft men gewaakt om de aanwas der Academie-boekzaal, zo veel mogelyk, te bevorderen, als te zien is in 't XXV Art. der Academie-wetten, hier voor opgegeven. Inzonderheid is dezelve omtrent het midden van de vorige eeuwe met een aanzienlyk getal van kostelyke werken vergroot door de H. H. Staten dezer Provincie, die ook volgens Resolutie van den so Maart 1650. nieuwe schikkingen hebben gemaakt nopens derzelver vergroting, [p. 611] bewaring en behoorlyk gebruik, gelyk zulks te zien is in de verzamelinge van de fundamentele wetten en statuten der Academie, die in den jare 1748. in 't ligt gekomen zyn.

Ook hebben' de Hoogleeraren in vervolg van tyd altoos hunne loffelyke waakzaamheid in dezen betoont; de Doorl. Stadhouders, de H. H. Curatoren, en veele aanzienlyke en vermogende personen hebben dezen boekschat edelmoedig verrykt, zelfs vreemdelingen niet uitgesloten. Veelen die hier tot Doctoren gepromoveert zyn, hebben hunne mildadigheid getoont, gelyk gezien kan worden uit de naamlyst der boeken de Academie betreffende, alwaar by elk boek den naam van den gever aangetekent staat. Boven dien wort uit de Academische beurs jaarlyks een zomma tot dit werk besteed, door al het welk deze Boekschat waerdig is bezien te worden, en een deftige, vertoning maakt. In 't jaar, 1713 is 'er een nieuw Catalogus van uitgekomen, waar uit blykt, als men 'er by voegt het vervolg, gedrukt in den jare 1749., dat de Bibliotheek, sedert

41 Instructie voor den Inspector Burse, van den 14 April 1684. en nader Staatsbesluit van 18 Januari 1737.

65wumkes.nl

Page 66: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

den jare 1756., wel een derde is aangewassen, en zedert is 'er op nieuw geen gering getal nog bygekomen.

XVII. Bibliothecarius of Boekbewaarder. De eerste vier-en-dertig jaren was het opzigt over de Academie-boekzaal den Senaat der Hoge Schole aanbevolen, uit wiens last de Secretaris, tweemaal ter weeke tegenwoordig moeite wezen als de Bibliotheek geopent werd. Dog in den jare 1618. is 'er een ampt van gemaakt, met den tytel van Bibliothecarius, waar toe In de voorgaande eeuwe [p. 612] verscheidene Professoren, als Amama, Schotanus en anderen, zyn aangestelt geworden. Het ampt van Bibliothecarius staat ter begevinge van de Heeren Gedeputeerden, volgens de zogenaamde grote tour, op eene jaarwedde van 250 guldens, en andere voordelen, en bestaat in de getrouwe waarneminge en toezigt van de Academie-boekzaal, dat alle de boeken zorgvuldig worden bewaart, nieuwe en dienstige werken met advys van den Rector Magnificus en Academischen Senaat, ingkogt, en de boeken van tyd tot tyd behoorlyk ingebonden werden. De Bibliothecaris geniet het Voorregt, dat hy In alle openbare gevallen van declamatien, despectatien en promotien, nevens de Professoren, toegelaten wort, zo wel ad confessum in Templo Academico, als publico in concionibus, mitsgaders andere privilegiën meer. Hy doet by zyne aanstellinge den eed in handen der Gedeputeerde Staten, en ontvangt zynen lastbrief van Hoogstdezelven, waar mede hy in de waarneminge van zyne bedieninge treed, en is elk lid of burger der Hoge Schole schuldig hem als Bibliothecarius of Boekbewaarder der Academie te erkennen.

XVIII. Verscheide andere bedieningen aan de Academie. Promotor en adsistenten. Bedéllen. Tot bestierders der Hoge Schole zyn aangestelt vier Heeren Curatoren met den Heere Erfstadhouder als Curator Magnificentissimus benevens een Secretaris van dit aanzienlyk Collegie, welker ampt wy hier bladz. 343—355, omstandig beschreven hebben. Het werk van den Academischen Rector en Senaat kan uit de hier voor §. X. opgegevene wetten der Universiteit meest worden [p. 613] afgenomen; gelyk mede het ampt van den Secretarius of Geheimschryver der Academie. De Bedienaars der Hoge Schole zyn de Promotor en de twee Pedellen, die, zo ik meen, by den Senaat worden aangestelt, en welker verrigtingen door dienzelven Senaat bepaalt en voorgeschreven worden. De Promotor moet, met een, twee, of meer adsistenten, ter bestellinge van den Reder en Senaat, de nagtwagt houden, tot voorkominge van alle moedwilligheden der Studenten; beginnende de wagt 's winters avonds te zeven uuren, en 's zomers als het donker wort, mits alle uuren de ronde doende. Alle losbandige en: zig te buiten gaande Studenten werden door hem vastgehouden, in verzekeringe gebragt, en 's morgens aan den Rector Magnificus bekent gemaakt, welke personen als zodanig gearresteert zyn, en welke wandaden zy

66wumkes.nl

Page 67: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

bedreven, hebben. Hy vermag niet alleen geene aanleidinge geven tot eenige onlusten of ongeregeld heden onder de leerende jeugd, maar ook heeft hy geene magt, de vastgehoudene Studenten op eigene authoriteit te ontdaan. De Promotor staat zo wel als de Studenten, onder het regtsgebied van den Senaat, en is, in gevalle van misdaad, voor den Academischen Regter strafbaar, zelfs tot afstellinge van zyn ampt en bedieninge. Hy mag, behalven het ampt van Promotor, geene andere bedieninge teffens waarnemen, nog herberg, gasteryen, wyn- of biertapperyen aanhouden. Hy is gehouden de bevelen van den Rector Magnificus en den Senaat, met stricte geheimhouding na te komen. De Adsistenten moeten den [p. 614] Promotor in alles wat deszelfs ampt en ordres aangaat behoorlyk bystaan nopens het geen hen door den Promotor wort aanbevolen, zonder dat dees aan hen reden van zyne bevelen. verschuldigt is te geven. Onwillig zynde, worden zodanige Adsistenten door den Senaat, naar verëisch van zaken, gestraft; dog ingevalle zy van den Promotor meenen verongelykt te zyn, of wanneer de Promotor zig onbehoorlyk jegens hen gedraagt, zyn ze geregtigt hunne bewaarnissen den Senaat voor te stellen, en voldoeninge te verzoeken. De promotor is verpligt den Rector Magnificus en den Senaat, de Heeren Professoren enz. behoorlyk te eeren, en hunne bevelen, zo veel zyn ampt aangaat, naauwkeurig uit te voeren. Hy is amptshalven, zo wel als de Adsistenten, verpligt gestadig met zydgeweer, by dage en by nagt, gewapent te gaan. De promotor geniet voor het apprehenderen der misdadigen, mitsgaders voor het sluiten en ontsluiten van dezelven, voor ieder persoon twee Goudguld. zonder wyders. De Adsistenten hebben voor het vasthouden en bewaren der, gevangenen van ieder persoon veertien stuivers. Het ampt van Promotor mag aan niemant worden overgedragen, maar moet, zo iemant zig daar van begeert te ontdoen, in handen van den Rector en den Senaat, worden opgedragen, die daar van de vrye bestellinge, aan zig behouden; gelyk mede het regt, om aangaande deze bedieninge, zodanige wetten en schikkingen te maken, als, naar verëisch van zaken, nodig bevonden wort.42. [p. 615]

Wyders staan, zo ten dienste van den Rector, als van de overige Hoogleeraren en Academie, de twee Pedellen of Boden, die by beurten, ieder eene maand, op den dienst van den Rector Magnificus moeten passen, denzelven geleiden naar alle Academische vergaderingen, naar de publyke lessen en naar de Kerk: ook moetenze den Rector tot alle plegtige actien den Academischen Scepter voordragen. Hy, wiens maand van dienen het is, moet, ten minsten tweemaal 's daags, zynen dienst den Rector Magnificus aanbieden: ook bezorgen het affigeren, en het omdélen van de publyke, disputen aan de Heeren Professoren, Secretaris, Predikanten, Doctoren enz. binnen Franeker. Alle byëenkomsten, zo algemene als Judiciëele, moeten door de Pedellen, op bevel van den Rector

42 Zie Instructie voor den promotor, van den 24 febr. 1717.

67wumkes.nl

Page 68: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Magnificus, worden aangezegt, ook zynze gehouden ten allen tyde gereed te zyn ten dienste van den Rector en de andere Hoogleeraren, in alle zaken, de Academie betreffende; gelyk mede om de verëischte exploicten, citatien, arresten en edicten van den Academischen Regter uit te voeren; dog nimmer zonder uitdrukkelyken last van den Rector Magnificus of den Senaat. Zy moeten alle plegtige byëenkomsten, zo Generaal als judiciëel, gelyk mede alle publyke acten steeds bywonen. In 't byzonder zynze verpligt by openbare disputen, promotien, inwydingsredevoeringen, enz. met de Scepters te staan voor het Spreekgestoelte of Catheder, zonder die neer te leggen of weg te gaan, dan met verlof van den Rector Magnificus. Zy moeten, ten dienste der Studenten, de [p. 616] papieren, waar in de disputen worden aangekondigt, 's daags te voren aanplakken, en de verëischte exemplaren, op de nodige plaatzen omdeelen. Wyders moeten zy alles, wat tot authoriteit der Academie, des Senaats, bewaringe der wetten, besluiten en voorregten strekt, den Rector Magnificus en den Senaat aanmelden; en wat in Academische vergaderingen geschied, zorgvuldig verzwygen. Niemant van hen vermag buiten de stad vertrekken dan met consent van den Rector Magnificus. Hy, wiens beurt het niet is den Rector op te passen, is gehouden de Candidati, pro gradu zullende disputeren, uit hun logement, voor half tienen, naar het huis van den Moderator, en van daar naar de Academie, met den Scepter in de hand, te geleiden. Een van hen is de bezorgnig aanbevolen, om de Raadkamer, het Anatomie- en het Boekvertrek, als mede de gehoorplaatzen, de trappen, gaanderyen, plaats enz. bezemschoon te houden; de deuren en vensters te sluiten en bewaren, en is verpligt te boeten het geen door zyn verzuim of nalatigheid verloren wort. Eindelyk is hy gehouden by wintertyd, een half uur voor de vergaderinge der Heeren Professoren vuur aan te leggen, de stoelen te zetten, en alles in behoorlyke schikking te brengen.

XIX. Wyze van Aanstellinge der Hoogleeraren. Zo veel aangaande de wetten, voorrechten, het bestier ende bedieningen aan de Academie; wat de aanstelling der Hoogleeraren betreft hier van is voorheen, bladz. 350, in 't eerste Stuk van dit Deel met een woord gesproken kan wyders daaromtrent worden [p. 617] aangemerkt het geen in de agtste fundamentele wet voormaals is vastgestelt, zie hier voor §. X. In een volgend Staatsbesluit is door de Hoge Overheid vastgestelt, dat de Curatoren van 's Lands Academie, met Communicatie van den Heere Erfstadhouder, en van den Academischen Senaat, drie geleerde en bekwame personen, tot vervullinge van het Hoogleeraarsampt voortaan zouden benoemen, en aan de Heeren Staten dezer Provincie voorstellen, om daar uit, of door hun Ed. Mog. zelfs, of, by afwezigheid, door de Heeren Gedeputeerde Staten., één tot Professor verkoren te werden. Het Staatsbesluit van den 12 Maart 1653., zegt, „dat H. Ed. Mog. tot voorkominge van wydere onheilen en misbruiken, en tot meerderen luister van de Academie, goedgevonden en geresolveert hebben, vinden goed en

68wumkes.nl

Page 69: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

resolveren by dezen, verzoeken en te authoriseren zyne Excellentie onzen Stadhouder, omme, als Magnificentissimus, Primarius en Honorarius Curator, benevens de andere Heeren Curatoren, de zaken van de Academie te Franeker te willen helpen redresseren, en voortaan in goede order te onderhouden. Belasten en ordonneren onzen gedeputeerden, Curatoren, en Professoren, in alle zaken, de Academie rakende, het hoogwys advys van Hooggedagte zyne Excellentie Stadhouder te verzoeken en te gebruiken, op dat de oude fundamentele wetten, en onze nadere Resolutien, aangaande de Academie genomen en nog te nemen, ter executie gebragt, en alles buiten meerdere confusie en verwyderinge [p. 618] mag gehouden worden." Hier uit ziet men dat niet alleen de Heeren Stadhouders benevens de Curatoren het regt van benoeminge gehad hebben, maar dat ook Hoogstdezelve, als Eminente Hoofden van het Collegie der Heeren Gedeputeerde Staten, veel invloed gehad hebben op de verkiezinge van de Hoogleeraren uit het benoemt drietal. Dog het een en ander is in den jare 1748. merkelyk verandert, en de Erfstadhouder heeft zedert dien tyd veel meerder magt omtrent de zaken der Academie en de verkiezinge van Hoogleeraren op dezelve. Want volgens Staatsbesluit van den 20 Sept. dies jaars is aan zyne Doorl. Hoogheid en deszelfs Opvolgers in die Hoge waerdigheid, opgedragen de magt „om, met Overroepinge der Curatoren van de Academie te Franeker, de nodige ordres nopens 's Lands Universiteit te maken, Professoren en andere Leeraars aldaar aan te stellen." enz. Gedurende, de minderjarigheid van zyne tegenwoordige Hoogheid den Heere Erfstadhouder, zedert het overlyden van hare Koninglyke Hoogheid de Princesse Gouvernante, heeft egter de oeffeninge van dit regt des Erfstadhouders geen plaats kunnen hebben, en de bezorging der Academie is toen weder gebragt aan het Collegie, op dien voet als vóór den Jare 1748. was geweest, te weten dat de Curatoren aan het Collegie der Gedeputeerde Staten de voorstellinge deden, en het Collegie konde resolveren en de verëischte te verkiezinge doen.43 [p. 619]

XX. Hun onderscheiden getal, en ongelyke jaarwedden. Het getal der Hoogleeraren aan 's Lands Universiteit is niet altoos even eens geweest, en werd daaromtrent niet altoos een eenparigen voet gehouden. By de eerste opregting der Hoge Schole werden 'er drie Professoren in de H. Godgeleerdheid beroepen; één in de Regten, één in de Hebreeusche, één in de Grieksche taal, en één in de Wysbegeerte. In den jare 1622. waren 'er twee Hoogleeraren in de Godgeleertheid, twee in de Regten, twee in de Talen, één in de Wysbegeerte, één in de Geneeskunde, één in de Wiskundige wetenschappen, en één in de Welsprekenheid en Historien. In volgende tyden zyn: meermalen dien aangaande andere schikkingen gemaakt, en als alle de faculteiten volgens de 43 I Stuk van dit tweede Deel, bladz. 173.

69wumkes.nl

Page 70: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

gewone order volledig zyn, werden 'er gemeenlyk gevonden vier Professoren in de Godgeleertheid, twee in de beide Regten, twee in de Medicinen en Kruidkunde, twee in de Talen en Hebreeusche oudheden, ëén in de Welsprekenheid, Geschiedenissen en Latynsche Digtkunde, één in de Wiskunde, en één in de Geschiedenissen. Ook gebeurt het meermalen dat een Hoogleeraar teffens in meer dan eene wetenschap onderwyst, waaromtrent werden by versterf of vertrek verandering gemaakt wort; staande zulks alles aan het believen van de hoge bezorgers der Academie.

En ongelyke jaarwedden. Even zo weinig wort een eenparigen voet gehouden omtrent de jaarwedden

der Heeren gelyke Professoren, werdende zulks, uit aanmerkinge van deze en geene omstandigheden, door Lands Staten zomtyds merkelyk verhoogt. De Heer Cloppenburg was all Professor Theologiæ [p. 620] beroepen op eene jaarwedde van guldens, en werd, by Staatsbesluit van den 11 Maart, nog 200 guldens daar by gevoegt, In den jare 1636. werd D. Cluto beroepen tot buitengewoon Hoogleeraar in de Godgeleertheid op eene wedde van 400 guldens jaarlyks. Even hoog was de jaarwedde van Prof. Coccejus toen hy in datzelfde jaar tot Hoogleeraar in de Hebreeusche tale alhier beroepen werd. De jaarwedde van den Heer B. Fullenius als Professor in de Wiskunde werd in den jare 1648. vermeerdert tot 1000 guldens. Zodanige verhogingen geschieden veeltyds, als een Hoogleeraar goeden opgang maakt, of als 'er waarschynlykheid is, van naar eene andere Academie verroepen te worden. Ook worden wel zomwylen Professoren aanstonds op hogere dan gewone traktementen beroepen, wanneer men dezelven zonder dat niet zoude konnen bekomen. De Heer Gruterus werd in den jare 1623. tot Hoogleeraar in de Grieksche taal beroepen op eene wedde van 800 guld. De Heer T. Morus werd in den jare 1653. als Hoogleeraar in de Godgeleertheid beroepen op een tractement van 1600 guld. jaarlyks; des eens ter weeke predikende in 't Latyn, en om de twee weeken in de Fransche taal. In 1628. werd Joh. Gerh. Palatinus beroepen als Prof. Extraord. Ling. Lat. & Eloquentiæ Op 400 guld. jaarlyks. J. Phocilides in den jare 1647., tot Prof. Philosophie benoemt werdende, is toen toegelegt eene jaarwedde van 700 guld. Dr. Corn. Pynakker werd in den jare 1636. als Prof. Juris Primarius beroepen op een traclement van 1000, guld. [p. 621] In 't zelfde jaar werd de Heer Henr. Rhala van de Professie der Historien tot die van de Regten benoemt, op zyne vorige jaarwedde; dog vier jaren daar na werd zyn tractement verhoogt tot 1000 guld. jaarlyks. Het tractement van den Heer Chr. Schotanus, Hoogleeraar der Kerkelyke Geschiedenissen, werd in den jare 1644. verhoogt tot 800 guldens. P. Winsemius, Historieschryver van Friesland, werd in den jare 1636. beroepen tot Hoogleeraar in de Historien, op eene jaarwedde van 200 guld. De aanstelling van den Heer Wissenbach tot eene Professor in de

70wumkes.nl

Page 71: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Regten, in den jare 1647., geschiedde op een tractement van 800 guld. werd 1648. verhoogt tot 1000, en nogmaals in 1654. tot 1200 guldens.

Diergelyke voorbeelden Van brave en zelfs hogere beloningen zoude men in latere dagen zeer veel konnen aanwyzen; dog het gezegde zal genoeg zyn om den Leezer een volkomen denkbeeld te geven, dat de Hoge Overheid ten allen tyde ongemeen bezorgt is geweest om 's Lands Hoge School in bloei te brengen en te behouden, door derzelver Hoogleeraren met overvloedige wedden te voorzien: ja wy durven zeggen, dat onze Friesche Academie, tegenwoordig, in dien opzigte, verre de meesten te boven gaat, en doorgaans de voornaamsten in de Nederlanden kan evenaren. Een Professor van buiten 's Lands weidende beroepen, werden hem zyne reiskosten door de Provincie goedgedaan tot de zomme van 100 Ryksdaalders, volgens Staatsbesluit van den 12 Nov. 1636.; dog hier omtrent werd, zo [p. 622] ik meen, niet altoos een vasten voet gehouden, en werden zodanige penn. naar omstandigheden dikwyls verhoogt.

XXI. Regtsgebied der Academische vierschaar, een moeilyk stuk te bepalen Betreffende het Regtsgebied der Academie in opzigte van andere Hoge en Lage gebied Regtbanken dezes Lands, kan men in 't gemeen zeggen, dat het regt van den Senaat zig zeer verre uitstrekt, als uit de hier voor bygebragte wetten kan gezien werden. Hoe verre dit regt, en deze onafhangkelykheid egter niet ligt moet begrepen worden, kan niet gemakkelyk te bepaalt, en is meermalen tusschen de belanghebbende partyen, meer of min, hevig betwist. Eenige gevallen van dien aart, zouden hier: van konnen wouden bygebragt, gelyk roede zommige Staatsbesluiten, decisien en uitspraken, dien aangaande gevallen: dog ik meen reden te hebben, my niet in dit stuk in te laten, als waar aan zeer weinigen van myne geëerde Lezers gelegen is. [p. 624]

71wumkes.nl

Page 72: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XIX. HOOFDSTUK. Beknopt vertoog van de Reformatie des Godsdienst, voornamelyk in FRIESLAND.

§ I. Toebereidzelen tot de Reformatie. Hoedanig het hier met den Godsdienst is gestelt geweest, geduurende eenige eeuwen voor de Kerkhervorminge, is, zo wel als het Kerkbestier van dien tyd, voorheen kortelyk aangewezen; nu heb ik voorgenomen mynen geëerde Lezeren een beknopte schets te geven van het grote werk der Reformatie, byzonder in deze Provincie: met aanwyzinge teffens van eenige der voornaamste dwangmiddelen, die de vyanden der waarheid gebruikt hebben, om de gezeide Kerkverbetering, zo veel mogelyk, te stremmen. Loopt dit vertoog onder dies wat breder uit als de evenredigheid van dit werkje schynt te verëischen, zo gelieven de gunstige Lezers zulks toe te schryven aan den overvloed der, stoffe, hier in voorkomende [p. 625]

Na dat, door de verbazende hoogheid der Roomsche Pausen; en de onkunde der Geestelyken, de Kerk in eene meer dan Egyptische duisternis van bygeloof en eigenwillige instellingen, als onzigtbaar geworden was; de gewigtigste en noodzakelykste gronden des Christendoms onderdrukt; het leerstuk der regtvaerdigmakinge des zondaars voor God uit vrye genade, en andere daar toe behorende waarheden in werkheiligheid en bygelovige plegtigheden verwisselt waren: na dat de afgodery en blinde beeldendienst ten top waren geklommen; de Zeden der Kerkelyken in den grond bedorven waren, en zy, die zig, volgens het voorschrift van Gods woord tragtten af te scheiden, te vuur en ten zwaerde waren vervolge geworden, behaagde het eindelyk der albeheerschende Voorzienigheid, kort na den aanhang der zestiende eeuwe, het ligt uit de duisternisse te laten schynen, en de heerlyke voorzegginge vertoont in het doorlugtig gezigte, Openb. 14:6. hare vervullinge te doen bekomen. Omtrent dit grote werk der Kerkhervorminge moet men, als een voorbereidene middel in Gods hand aanmerken, den groten aanwas der Geleertheid en letterkunde, omtrent het midden van, de vyftiende eeuwe, veroorzaakt door de vlugt van vele geleerde mannen uit Griekenland naar deze en andere Westersche landen, na. dat Mahomet de II. Constantinopolen, in den jare 1453., ingenomen, en daar, mede een einde van het Oostersch Keizerryk gemaakt had. De Albigenen en Waldenzen, en naderhand de Leerlingen van Wiclef en Joh. Hus, door de harde vervolgingen [p. 626] in veele landen verstrooit, hadden reeds, lang voorheen, het zaad van Gods woord in de landen hunner vreemdelingschap gezaaits: veele waren in Nederland (waar in doorgaans minder kragt van geloofsdwang, dan wel elders bespeurt werd) aangekomen, en hadden veler harten voorbereid tot eene zuiverdere bevattinge der heilige waarheden; velen zagen de noodwendigheid eener Kerkhervorminge, en allenskens gaf God meer en meer een lust en

72wumkes.nl

Page 73: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

opgewektheid om zyn H. Woord te lezen en te onderzoeken; waar toe, door de uitvinding der Boekdrukkunst, in de vyftiende eeuwe, te meerdere gelegenheid geboren werd. Boven dien waren de dwaallingen en gruwelen van het Pausdom thans ten hoogsten top gesteigert, de aflaatskramery, waar by vergeving van zonden, zo voorledene als toekomende, zelfs van de allergruwelykste, voor geld werd aangeboden, werd, op het alleronbeschaamste, door de zendelingen van den Roomschen Paus, gedreven, en het een en ander gaf aanleiding dat veele doorziende mannen een' weerzin hadden tegens de verdorvenheid der Kerkelyken, en de overstromende dwalingen van Romen: waar op eindelyk de Heere mannen van Geest in kragt verwekte, die zig tegens dien stroom van gruwelen niet kragt begonnen te verzetten: Martinus Luther in Duitschland, en Uldricus Zwinglius in Zwitzerland, waren de werktuigen in Gods hand, om dit grote werk in beweging te brengen. De schaarsheid van zaligmakende Leeringen verwekte een groot gebrek van zielenvoedzel, een honger, niet [p. 627] naar brood, maar naar het eeuwigblyvende woord van den levendigen God. De eerste ontdekking van het eeuwig Euangeli was wel eene kleine wolke; dog waar uit, niet lang daar na, een overvloed van aangename wateren vloeide, ter verkwikking van des Heeren erffenisse: en kort na de eerste prediking der bovengemelde Kerkhervormers waren de bootschappers van goede tydinge reeds eene grote heirschare; zulks 'er geene eeuw geweest is, in welke zo een groot aantal van geleerde en godvrugtige mannen te voorschyn kwamen, dan in deze. De blyde bootschap, het zalig Euangeli van Christus. en zyne algenoegzame volheid, werd allömme gepredikt, niet meer in de binnenkameren, maar op de daken: de Heere toonde kragtdadig dat 't zyn, en niet der menschen werk was, hy omgorde zyne knegten met wysheid en vrymoedigheid om te konnen en te durven spreken voor Koningen en Stadhouders, gelyk mede voor de aanzienlyksten der Roomsche Geestlykheid. De leerlingen en de leere van Luther verspreidden zig, (niet tegenstaande den sterken tegenstand van Rome) Voornamelyk in Saxen en de omleggende landen in Duitschland, Denemarken, Noorwegen, Zweden enz. Die van Zwinglius besproeiden mede een gedeelte van Duitschland, een voornaam deel van Zwitzerland, Vrankryk, Engeland, Schotland, Polen, Litthauwen, Hongaryen en Zevenbergen, en eindelyk dit ons gezegend Nederland.

In deze gewesten was, reeds voor, de tyden, van Lutherus, het zaad van [p. 628] al gezaait, door den vermaarden Wesselus à Gansevort44, om zyne geleertheid, het ligt der waereld genoemt. Dees begon onder de eersten de onbesnede lippen der Westersche Kerke te besnyden, en leerde velen de tale Cannaäns spreken. De werken, van hem nog voor handen, getuigen van zyne tedere Godzaligheid én uitnemende behandeling der heilige waarheden. Hy was de zoon van een Bakker, werd geboren in de Heerestraat, binnen Groningen, in 44 Dreas van de Kerkel. Vrede, in de Opdragt. Oudh. en Gestigten van Gron. bl. 106.

73wumkes.nl

Page 74: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

't jaar 1400. Had een snedig verstand en leerde ongemeen schielyk. Naar Zwol gezonden, maakte hy verkeering met Thomas à Kempis in 't klooster Van St. Agnesberg. Van daar reisde hy naar Keulen, alwaar hy zyne Studiën verder voltrok. Hy ging vervolgens naar de Kerkvergadering van Bazel, daar hy met veele geleerden kennis kreeg, en teffens, om zyne uitnemende geleertheid, by veelen bekent werd. Luther was met zyne schriften zo ingenomen, en werd door de Leere, daar in begrepen, zo gesterkt, als oudtyds Elias, toen hem bekent gemaakt werd dat 'er nog zeven duizend in Israël waren overgebleven, die hunne knyën voor den Baal niet gebogen hadden. Ook wort niet onwaarschynlyk gedagt dat Zwinglius door hem tot 't regtzinnig gevoelen is wedergebragt. In Vrankryk, (daar hy 16 jaren verkeert heeft,) in Zwitzerland, Duitschland, en Nederland, werden de zaden der wetenschappen, door hem en de gezonde leeringen, door [p. 629] hem verspreid, bragten naderhand rype vrugten voort tot Reformatie der Kerke. Om welke reden hy ook een naam heeft onder de Reformateurs; schoon hy in zyne dagen de vrugten nieu gezien heeft, die zyne navolgers inzamelden.

By Wesselus mag met reden gevoegt worden, de onvergelykelyke Rudolphus Agricola, Ommelander uit 't dorp Baflo: door wiens iever en naerstigheid de Grieksche taalkennis en veele andere wetenschappen, in Neder- en Hoog-Duitschland, een nieuw ligt ontvingen. En door deze twee Getuigen werd eene gantsche heirschare van geleerde en welsprekende mannen verwekt, tot opheldering van de zaligmakende waarheden, en tot demping van den rook der dwalingen uit den put des afgronds.

Edog deze, en eenige weinige anderen, waren maar voorlopers en eerstelingen van den ryken oogst, die, kort na den aanvang der zestiende eeuwe, gemaait werd. De Leere van Luther, Zwinglius en andere Helden, zig hier in Nederland verspreidende, werd aanstonds van een groot getal, zo gewyde als ongewyde personen, gretig omhelst en aangenomen. Veelen verlieten hunne kloosters, en gaven zig over aan een ongewyd leven, trouwden vrouwen, en bemoeiden zig niet met het Pausdom. Dommige Priesters behielden wel hunnen stant, dog hadden zuiverdere begrippen van den Godsdienst dan voorheen gezien was. De leere van Luther en andere Reformateurs werd in de Nederlanden, en vooral in Holland, Zeeland, [p. 630] en Vlaanderen alömme bekent, en by zeer veelen heimelyk beleden, en de Monikken raakten in een dodelyken haat. Men wierp te 's Hertogenbosch alle de Minderbroeders en Dominicanen ter stad uit. Te Antwerpen gingen de buitenvergaderingen haren gang, gelyk mede op veele andere plaatzen, Zonder op alle de plakaten des Keizers, der Gouvernante, en der Wethouders te passen.

II. Scherpe tegenstand, door strenge plakaten. Gezegende voortgang der Reformatie, en schielyke herstellinge van zaken had men in deze landen konnen verwagten, zo niet de bloedige plakaten en

74wumkes.nl

Page 75: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

onmenschelyke geloofsdwang van den Keizer en den Paus dien voortgang langen, tyd onderdrukt en tegengestaan hadden. Het eerste plakaat; dat in de Nederlanden, tegen de Religie, van 's Keizers wegen werd afgekondigt, was gedagtkent den 8 May 1521., en behelsde onder anderen, eene veröordelinge van den persoon en de leere van Luther, zeggende, dat gezeide Marten Luther niet was een mensche, maar ien Duivel, onder menschen gedaante, bedekt met het habyt van eenen religieus, om zo veel te ligter het menschelyk geslagt ter eeuwigen dood en verdoemenisse te brengen, enz. verklarende wyders, den voorzeiden M. Luther te houden voor een vreemd lid, verrot en afgesneden uit het lighaam van de moeder der H: Kerke, als obstinaat, verhard, schismatyk, bekent en openbaar ketter. Verbiedende uitdrukkelyk, dat iemant de stoutheid hebbe hem te ontvangen, beschermen, onderhouden of begunstigen in woorden of werken. Ook belaste de Keizer dat hy wilde geprocedeert hebben tegens de medeplegers, [p. 631] aanhangers en begunstigers van Lutherse en zyne Leere, tegen alle hunne goederen have, by den ordinarissen Regter der plaatzen, raden of anderen dien de kennisneming daar af zou toebehoren, alzo den aanbrengeren ofte den Procureuren Fiskalen goeddunken zoude. Alles agtervolgende de geestelyke en waereldlyke regten, goddelyke wetten, uitgegevene geboden tegen de genen die in ketterye, of tegen de keizerlyke Majesteit misdoen: zeggende verder, dat, ten verzoeke van welke personen het zy, geprocedeerd zoude worden, legen allen van wat state, waerdigheid, of onder wat privilegiën zy zyn, tegendoende ofte niet onderdanig zynde dit bevel; willende dat de goederen der misdadigen, die naar regte, en uit kragte van dit bevel, zullen verbeurt vlezen, geappliceert worden, de eene helft te onzen behoeve, en de andere helft ten behoeve der aanklagers en aanbrengers der voorzeide misdadigers. Willen ook dat onze Procureurs-Fiskalen, (ingevalle dat 'er geene aanbrengers zyn) doen procederen tegen en ten lasts van den voorzeide misdadigen by inquisitie en onderzoek in onzen name ende instantien, enz.

Ook uitdrukkelyk verbiedende, op de voorzeide penen, dat niemant, (van wat waardigheid, authoriteit, staat, conditie of privilegie hy zy) zig verstoute te kopen, verkopen, houden, lezen, schryven, prenten ofte sustineren of defenderen enige van de boeken, geschriften ofte opinien van voorzeiden Luther, het zy in Overlantsche, Latynsche of Vlaamsche talen; zo wel van de genen, die by onzen heiligen vader den Paus zyn gecondemneert, als alle anderen, alrede gemaakt, of [p. 632] die namaals mogten gemaakt worden by denzelven Luther, zynen discipelen en fauteurs, in wat manieren of zoorten die wezen mogen. — Het welk doende, (boven de regtvaerdige executie van de Sententien des Roomschen Stoels,) zo agtervolgen wy de, loffelyke ordonnantien en costumen der oude goede Christenen, dewelke deden verbranden en te niets doen de boeken der Ketteren enz. Teffens werd aan de Overheden belast, den Boden van den Paus of hunne Gemagtigden, des verzogt zynde, in 't verbranden dier boeken bystant te doen. Boven dien verbood het plakaat, het maken, prenten, schilderen,

75wumkes.nl

Page 76: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

verkopen, kopen en hebben van alle schriften en beelden vol schimperye, behelzende eenige onëere, opspraak, of ook eenige dwalinge tegens het Christen geloof, of de gewoonten der Roomsche Kerke of strekkende tot verkleininge en onteeringe van den Paus, Prelaten der Kerke, waereldlyke Prinsen, Universiteiten of Scholen: zulke schriften en beelden moesten insgelyks verbrand worden.

Eindelyk beval de Keizer, dat voortaan, op verbeurte van lyf en goed, geene boekverkopers, prenters, of anderen, wie zy zyn, zig vervorderen te prenten, of te doen prenten, eenige boeken of geschriften, waar in gewag gemaakt wort van de H. Schrift, of de interpretatie derzelver, hoe weinig het zy: zonder eerst te hebben verlof van den Ordïnaris Regter der plaatzen, of zynen daar toe Gecommitteerden, met en consent van de Faculteit der Godgeleertheid van de naaste Universiteit) dezelve [p. 633] boeken en schrifturen, enz. De Overtreders zouden vervallen in misdaad van gekwetste Majesteit, en in alle voorgemelde straffen aan lyf en goed, volgens inhoud der waereldlyke en geestelyke regten; waar onder ook de doodstraffe verstaan werd, als de uitvoeringe des plakaats overvloedig geleert heeft: Dit alles was een inbreuk in 's Lands voorregten en Vryheden: want daar voorheen nooit wetten van eenig belang mogten gemaakt werden, als ten overstaan en bewillinge der Staten, had de Keizer dit plakaat te Worms alleen gemaakt, uit eigen authoriteit, zonder 's Lands Staten in zo eene gewigtige zake verder te erkennen, als dat hy het door hen liet afkondigen. Ook smaakte het naar inquisitie, als het plakaat sprak van, by gebrek van aanklagers, te procederen by inquisitie en onderzoek 't gelyk ook de Keizer dadelyk last gaf aan Mr. Francais van der Hulst, zynen Raadsman in Brabant, ('t geen ook in den jare 1522., op veele plaatzen werd afgekondigt) om, op 't stuk des geloofs, door geheel Nederland onderzoek te doen. Zyn amptgenoot In dezen, was de Monik Niklaas van Egmond; en deze Geloofsonderzoekers wierpen eerst alömme de menschen in de gevangenisse, en daar na zogtenze wat zy hen ten laste zouden leggen. Dit zaad der inquisitie bragt haast vrugten voort, en geheele kloosters, benevens veele andere personen, kwamen wel haast in verdenking van ketterye, waar van veelen ter dood gebragt werden. Niet lang daar na werd egter de Inquisiteur Niklaas van Egmond van den Keizer en Paus, om [p. 634] eenige mishandelingen, uit zynen dienst gezet; F. van der Hulst zyn amptgenoot liep gevaar van aan den lyve gestraft te worden: maar kreeg, kort daar na, weer nieuwe magt, en men vertrouwde hem het zwaerd der inquisitie.

Den 25 September 1525. werd den Stadhouder, President en Raden van Holland last gegeven, om 't plakaat tegens de Lutheranen (zo noemde men allen, die zig tegens de Roomsche leeringen stelden) naar het regte verstand te mogen uitleggen en verklaren. Nog werd een plakaat, denzelven dag getekent, afgekondigt, waar by verboden werd, het maken van heimelyke of openbare vergaderingen om te lezen of te spreken van 't Euangelie, de brieven van den

76wumkes.nl

Page 77: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Apostel Paulus, en andere H. Schriften; dezelve uit te leggen, of binnens huis, of over tafel te disputeren van 't heilig geloof, de Sacramenten, de magt des Paus, der Concilien, of andere geestelyke Zaken. Met een werd belaft alle kettersche boeken te verbranden; en niets te drukken, ten zy het eerst by den Rade of Inquisiteurs der boeken, was overgezien en goedgekeurt. De Gouvernante Vrouw Margareta schreef ook om dezen tyd aan de Steden van Holland, goede toezigt te houden pp de predikers, Parochiepapen en Schoolmeesters; beladende ook aan de kloosters, niemant uit te zenden om te prediken, dan zulken die voorzigtig, verstandig, en van goede manieren waren., wel geöefent in de. maniere van prediken, om 't gemene volk geene ergernis te geven. Ook was reeds [p. 635] voorheen, by plakaat verboden, geene verlope geestelyke personen in Holland te ontvangen, te herbergen, nog te begunstigen. Doende dus allezins veel weers, om den loop der Reformatie te stuiten.

Den 14 Maart 1526. werd 'er weder een plakaat uitgegeven, van gelyken inhoud als het voorgaande; en by nader plakaat van den 17 Julius deszelven jaars, werd te kennen gegeven, hoe het gemeene volk bedrogen en verleid werd, eensdeels door" toedoen van eenige Ongeleerden, die, zonder verlof van hunne Oversten, de Euangelien in 't heimelyk predikten, dezelve, als mede andere heilige Schriften uitleggende naar hunne eige zinlykheid, en niet volgens het regte verstand van de Domoren der heilige Kerke; zig pynigende, alle nieuwigheden wort te brengen. Anderdeels door de dwalingen die gevoed; werden, doordien dat leeken en ongeleerde personen de Walsche en Vlaamsche Euangelien en andere heilige Schriften lazen naar hun eigen verland en naar de letter; ook met malkanderen en by vergaderingen, verscheide twistredenen hebbende, nemende aan het geen hun behaaglykst ware, enz. Alwaaromme, uit 's Keizers name, verboden werst elk ongeöorlofde vergaderinge, om aldaar te leken, spreken, confereren of prediken van de Euangelien of andere heilige Schriften, in Latyn, Vlaamsch, of Walsch, enz. Ook te preken, onderwyzen, ofte in eenige manieren by te brengen de keringen van Marten Luther, inzonderheid. nopens het Sacrament des autaars, van de biegte, en andere Sacramenten der Kerke gelyk mede [p. 636] van de eere der H. Moeder Maria, van de Sancten, en Sanctinnen, hunne beelden, de magt van de Concilien, van den Paus, de Bisschoppen en Prelaten der Kerke, de biddingen voor de doden het onderhouden der vastendagen, en alle andere: zaken, by de H. Kerke ingestelt. Voorts dat niemant in 't heimelyk of in 't openbaar, binnen zyn huis of daar buiten, over tafel of in gezelschap iets deede, zeide, of voortbragt, het zy predikende, lezende, deputerende, of confererende, eenige zaken, die het eenvoudige volk zouden mogen beroeren, bewegen, afwenden of aftrekken van het gelove, en al het geen onze moeder de H. Kerke beveelt. Alles op boeten of bannissement, ten plakate uitgedrukt; welke boeten gewezen synde, geëxecuteert zouden worden, niet tegenstaande eenige oppositien, of oppositien. En dit alles onvermindert het officie van den Inquisiteur generaal in zaken daar ketterye zoude bevonden worden.

77wumkes.nl

Page 78: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Behalve de boeken der voornaamste Kerkhervormers, werden alk Euangelien, Sendbrieven, Prophetien, en andere boeken der H. Schrift, in Duitsch, Vlaamsch of Walsch, met kanttkeningen en uitleggingen, behelzende eenigs leeringen van Luther, belaft te brengen in eene openbare plaatze, en aldaar te verbranden: op pene, dat de geenen die bevonden zoude worden, eenige van de voorzeide boeken, na de afkondiging van dit plakaat, by zig te hebben, gebannen zoude worden, op verbeurte van lyf en goed.

Diergelyke strenge plakaten, meer of min hetzelfde doelwit hebbende, zyn 'er van tyd tot tyd, van 's Keizers wegen uitgegeven, [p. 637] waar van men een groot aantal zou konnen opgeven, zo het niet tegens den aart van dit werkje scheen aan te lopen. Onder veele anderen was het plakaat van den 14 October 1529. zeer sterk, als waar by de genen, die de verbodene boeken binnen zekeren tyd niet overleverden om verbrand te worden, of die eenige plakaten, ter zake van kettery uitgegeven, te buiten gingen, ter dood verwezen werden, zonder genade of uitstel; te weten, die voorheen uit hunne dolingen te rug gekeert, en nu weêr vervallen waren, zouden met den viere gedood warden; en de anderen, namelyk de mans met den zwaerde, en de vrouwen met de putte: dat is, levendig in de aarde bedolven worden. Egter met aanbieding, van in genade te ontvangen, die zig zouden bekeeren; uitgezondert de relapsen, of wederafgevallenen, en die alreede gevangen waren. Ook werd het herbergen van alle kettersche personen verboden, op verbeurte van lyf en goed. Die eens tot ketterye vervallen waren, mogten daar na van geene zaken, by de kerke verboden zynde, met elkanderen spreken of handelen, op verbeurte van lyf en goed. Niemant, die eenigzins van ketterye verdagt was, werd tot de bedieninge van eenige eerlyke ampten toegelaten. Om de ketters te beter t' ontdekken, beloofde het plakaat den aanbrengeren de helft der verbeurde goederen, indienze niet meerder waren dan 100 pond. Vlaams; meerder zynde, had de aanbrenger, behalven de helft, den tienden penning van de rest: het zou aangelegt worden tot werken [p. 638] van godvrugtigheid en barmhartigheid. Eindelyk werd belast, dat de genen die gemagtigt waren dit plakaat ter uitvoer te brengen, daar in handelen zouden zonder lange figuur van proces, en zo kort, als in redelykheid en billikheid geschieden konde. En datze, van drie tot drie maanden, den Keizer, of in zyn afwezen, de Gouvernante Margareta, eene brede declaratie van alle de beschuldingen en aandieningen, hen voorgekomen, en van de proceduren, dien aangaande gehouden zouden overzenden, om te oordelen van hunne waakzaamheid: op pene, van in gevalle van nalatigheid, afgezet te worden, enz, Dit plakaat werd den 29 October afgekondigt.

III. Aanwas der heimelyke belyderen. Onder dit alles wies het aantal der heimelyke belyderen van tyd tot tyd aan:

het Pausdom, gestyft door zware straffen die tegens de belyders der hervormde religie in 't werk gestelt werden, dreef in deze gewesten wel boven, en stak dan

78wumkes.nl

Page 79: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

tegensprekeren een bal in den mond, meenende de geschillen in 't stuk van den Godsdienst te gelyk met de menschen te verbranden; dog de asch der verbrandden, die men in den wind strooide, gaf dagelyks nieuwe stof, om zo eene moordadige kerkgemeenschap te schuwen of tegen te gaan.

IV. Verboden voorzorgen regens regtzinnige boeken enz. De Landvoogdesse Margareta van Oostenryk, moei van Keizer Karel den V., die Nederlanden omtrent 18 jaren zeer wysselyk bestiert had, overleed in December des jaars 1530: en werd in de maand October van 't volgende jaar, in die gewigtige post [p. 639] gevolgt van vrouw Maria, zuster van den Keizer, en weduwe van Koning Lodewyk van Hongaryen. Om dezen tyd werd het voorgemelde plakaat van den 14 Octob. 1529., door een ander van den 7 October 1531. bevestigt, en verder daar by gevoegt, dat niemant voortaan eenige nieuwe boeken, van welke inhoud die ook waren, zou mogen drukken, schryven, of doen drukken of schryven, ten ware hy eerst brieven van octroy daar toe bekomen had; op pene, dat men de overtreders van dat bevel, zonder genade of uitstel, op het schavot zonde straffen, en daarenboven met een gloeiend kruis brandmerken, of een oog uitsteken, of de hand afkappen, ter bescheidenheid van den Regter. Ook belastte de Keizer, dat men het plakaat van den jare 1529. in alle de Nederlanden weer zou afkondigen, op den 15 Nov. toekomende, en van dien dag af voorts van zes tot zes maanden.

V. Nog heeter plakaten dan voorheen. Van dien tyd af is 'er in eenige jaren geen nieuw plakaat, aangaande den Godsdienst, in deze landen uitgekomen; blyvende nogtens de voorgaanden steeds levendig en in volle kragt; die ook, door de gewone Overheden en Magistraten, met meer of mindere strengheid werden uitgevoert. Dog de Keizer, in den jare 1540., door Vrankryk in de Nederlanden aangekomen, om de onlusten der Gentenaren te stillen, werd door de driftige Geestelyken zo lang om d' ooren gelopen, dat hy eindelyk toestemming gaf tot een nieuw plakaat, dat op den 22 Sept. getekent werd. Het begreep niet alleen den [p. 640] inhoud der vorige plakaten, maar maakte die ook tot eene eeuwige wet; stellende allen die van de Roomsche kerke, waren afgeweken, zo Lutheranen, Gereformeerden, Wederdopers en Mennoniten, in gelyken graad. Willende en verklarende, boven 't geen te voren was vastgestelt, dat, van den dag dat de voornoemde ketters zouden zyn afgevallen, zy ook zouden wezen onbevoegt, om te beschikken van hunne goederen, en dat alle alienatien, giften, cessien, verkopingen of opdragten, testamenten en uiterste willen by hen gemaakt, zedert den voornoemden dag, zouden wezen nul en van onwaerde.

Om voorts de godsdienstige vergaderingen en byëenkomsten dier zogenaamde ketters te eenemaal te beletten, werd wyders vastgestelt, dat de genen, die eenige dier vergaderingen of leden derzelver zoude ontdekken, of

79wumkes.nl

Page 80: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

beschuldigen, indien by van de vergadering geweest ware, daar af, voor die reize, zou quyt. Gehouden en ontslagen blyven, zonder dat men hem, (ter oorzake dat hy aldaar sou geweest hebben) zou mogen straffen.

Dewyl ook eenige van de voor zeide ketters of herdopers, beschuldigt en gedaagt wesende, zig hadden uitlandig gemaakt of verborgen, zo dat, men tegens hen niet heeft mogen procederen tot behoorlyke, straffe, maar alleen tot bannissement; en wetende dat hunne complicen, en aanhangers dood en geregt waren, in zulker wy ze dat de Schout niet mogelyk zou wezen tegens hen te proeven dat zy herdoopt of kettersch waren, onder dezen schyn en betrouwen zig dagelyks vervorderden request te presenteren, om mandement van purge of anders provisie ven justitie te verwerven, [p. 641] 't welk occasie gaf van veragtinge der justitie, en den voorsz. ketters stoutigheid om weder te komen, en hunne dwalingen te verspreiden, enz.

Willende daar toe voorzien, verbood het plakkaat den Geregtshoven, om den voornoemden verdagten of beschuldigden van de voorsz. ketterye of herdoperye, die eens geroepen wezende, in regte niet verschenen waren, maar door weder horigheid hen hadden laten bannen, toe te staan, doen zegelen, ofte geven eenige provisie van justitie, om henl. te stellen in purge ofte anderzins om te verkeeren in den lande. Maar verklaarde, dat zulke vlugtende en gebanne personen zouden gehouden worden voor verwonnen.

By dit plakaat werd nog, boven het getal der verbodene boeken, gevoegt eenige anderen, en in 't byzonder de Speelen, die onlangs by de negentien kamers te Gent gespeelt, en zelf niet octroy gedrukt waren, betreffende vrage: welke den stervenden mensche den meesten troost zy?45

Eindelyk werd belast dit plakaat, van zes tot zes maanden, op S. Jans Dopers dag, en op Kersavond, te publiceren, op pene dat de Officier, dit verruimende, verbeuren zou, de eerstemaal tien, de tweedemaal twintig guld., en de derdemaal zyn staat of ampt ordonnerende, 't zy dat dezelve publicatie gedaan werde of niet, dat de overtreders van deze ordonnantie egter gestraft zouden werden zonder verdrag, by de penen daar in begrepen, zonder te mogen geëxcuseert wezen onder schyn van onkunde, Belastende alle deze puncten onverbrekelyk [p. 642] t' onderhouden ten eeuwigen dage, naar huis form en inhoud; procederende en doende. procederen tegens de overtreders by strenge executie, zonder eenige gratie, niet tegenstaande, oppositie of appellatie, gedaan of te doen, nog ook eenige privilegiën, ordonnantien, statuten, gewoonten of usantie ter contrarie, dewelke wy (dus spreekt de Keizer ) niet en willen nog verstaan, dezen aangaande., plaats behoren te hebben. Maar hebben tot denzelven, uit onze zekere wetenheit, authoriteit, ende volle magt gederogeert en derogeren by dezen.

Op dit plakaat volgde eene zware vervolging tegens de Geloofsgenoten der Lutheranen, Gereformeerden, Mennoniten en anderen; voornamelyk in Brabant 45 Zie hier voor I Deel., bladz. 766—768.

80wumkes.nl

Page 81: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

en zommige andere Provinciën: het veröorzaakte grote ontsteltenis, geroep, gekryt en vlugten. Veelen, zo kerkelyke als waereldlyke personen, werden gevangen: manspersonen, leeken zynde, werden verbrand, de vrouwen in de aarde gedolven, enz. Waar van een' gantsche lyst uit de Martelaarsboeken dier tyden kon opgemaakt worden.

VI. Nader aandrang der vorige plakaten. By opene brieven van den 30 Nov. 1544, stond de keizer toe aan den Bisschop van Utregt, Georgius van Egmont, dat hy alle priesters en andere geestelyke personen, onder zyn regtsgebied gezeten, (gevolgelyk mede in Friesland) en besmet met ketterye, door zyn Vicarissen en dienaren zou mogen in verzekering nemen, naar Utregt voeren, en aldaar te regt stellen, zonder daar in tegens zyne Majesteit te misbruiken, of tegen de privilegiën en vryheden van den lande. [p. 643]

Ook werd te Gent, op den 18 December deszelven jaars weder een plakaat uitgegeven op het stuk van ketterye, vervattende eene nadere verklaring op het drukken en verspreiden van boeken, gaande in zommige stukken, alle anderen, in strengheid te boven. Namelyk,

„Die iet gedrukt had zonder octroy, alwaar het schoon dat 'er geene dwalinge in bevonden werd, zou eeuwiglyk gebannen worden, en boven dien verbeuren 300 Caroli guldens,

Niemant mogt prenten, of doen prenten eenige boeken, Refereinen, Cedullen of anders, in Spaansche, Engelsche, Italiaansche of andere talen die men gemeenlyk niet en verstaat, op verbeurte en straffen als boven.

Alle Drukkers, hebbende privilegie bekomen, moesten in 't beginzel der boeken in derzelver inhoud stellen, met uitdrukking van den naam des Secretaris, die zulk eene privilegie getekent had; zullende anderzins zulk een boek geägt werden of het gedrukt ware zonder verlof, en de drukker gewezen in de bovengestelde penen.

Niemant zoude iet prenten, verkopen, of hebben, boeken, zonder namen van Schryver, Prenter, of van de plaatze waarze gedrukt zyn, of met valsche namen, op verbeurte en straffe als boven.

Die eenige boeken, daar het privilegie in 't beginzel niet in stond, bevonden werd verkogt, of in zyn winkel te hebben, zou telkens verbeuren vyftig guldens. [p. 644]

Niemant zou mogen verkopen, of meer dan drie dagen in zyn winkel houden boeken, buiten 's lands gedrukt, zonder daar af inventaris te leveren aan den Officier der plaatze daar hy zyn winkel houd, op gelyke boete.

De officieren der plaatze, daar men eenige boeken verkoopt, zouden alle jaren tweewerf omgaan, agt dagen voor kersmisse, en agt dagen voor S. Jans misse, en voorts ten allen tyden als 't hun zou goeddunken, om alle boekwinkels te visiteren, inventaris der boeken te nemen, en die aan eenige geleerden, hen des

81wumkes.nl

Page 82: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

verstaande, te vertonen, en suspecte daar onder zynde, tegens de prenters of verkopers te procederen naar de plakaten; op verbeurte van hunne ampten, en op arbitrale correctie.

Die den officieren weigerde zyn winkel of huis te laten onderzoeken, zou verbeuren 100 guld. en boven dien bedwongen worden metter daad dezelve onderzoeking toe te laten. Onäangezien eenige privilegie, exempel, ofte vryheid ter contrarie: nogte ook diversiteit van jurisdictie, die wy, zegt de Keizer, (om de gemeene welvaart, en alle perykelen en inconvenienten te schuwen, principalyken gemerkt, dat hetzelve aangaat onzen heiligen Kerstren gelove) niet en willen in dezen stant te grypen ofte onderhouden te werden, om te beletten de executie van dezen."

VII. Verbod van veele boeken en Bybels. Den 30 van de Maand Junius 's jaars 1546, kwam 'er weder een plakaat van 's Keizers [p. 645] wege, voor den dag, betreffende het stuk der zogenaamde kettersche boeken, dat het voorgaande beveiligde en verzwaarde, waar by, onder anderen, den Drukkeren belast werd met eede te beloven, de Ordonnantie, op de boeken gemaakt, te agtervolgen en te onderhouden, op verbeurte van het leven. Met eenen werd uitgedrukt de namen der boeken, die in de Scholen mogten gebruikt worden; waar op volgde de lyst van alle de boeken, die door de Theologische faculteit der Universiteit van Leuven, waren kwaad of gevaarlyk gekeurt. Onder deze waren nu mede, de Latynsche Bybels, gedrukt te Parys by Rob. Stephanus 1532., en 1540; by F. Gryphius, in de jaren 1541. en 1542.; te Bazel by Froben, 1530. en 1538.; te Antwerpen by J. Stels, in de jaren 1538., 1541., en 1542.; te Lyons by S. Gryphius 1542,; gelyk mede de Bybel met aantekeningen van Munsterus, te Bazel gedrukt, in den jare 1535. De Nederlandsche Bybels gedrukt t' Antwerpen by Jakob Liesvelt, in 't jaar 1542.; by Wil. Vorsterman, 1528., 1534., 44. en 45., en by Henr. Petersen, 1541. De Walsche Bybels t' Antwerpen gedrukt 1534. by Martin de Keizer; en in den jare 154?. by Antoni de la Hage. Ook de N. Testamenten in 't Nederduitsch by J. Liesvelt, in de jaren 1542, 43. en 44., met nog zeventien andere drukken.

Dus poogden de vyanden der waarheid, aangeblazen door den Vorst der duisternisse, het nieuw opgaande ligt der Kerkhervorminge in de Nederlanden te verdonkeren, en, [p. 646] zo veel in hen was, geheel uit te blusschen, door de middelen weg te nemen en te onderdrukken, door welken de menschen wys gemaakt konden worden tot zaligheid. Dog hoe men sterker woedde, hoe meer het aantal der heimelyke belyderen meer aanwies; niet tegenstaande 'er dagelyks menigten van menschen, om der waarheid wille gedood, verbrand, geworgt, levendig bedolven, en op andere wyzen, gemartelt werden: ja men getuigt, dat 'er, geduurende de veertigjarige regeringe van Keizer Karel, wel 50000 menschen, om de religie, in de Nederlanden zyn gedood geworden.

82wumkes.nl

Page 83: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

VIII. Philips tot aanstaanden Landsheer gehuldigt. Onder al dit bloedstorten deed Karel, in den jare 1549., zynen zoon Philips uit Spanje komen, en voor aanstaanden Landsheer der Nederlanden huldigen. De plegtigheid geschiedde te Dordregt den 26 Sept. in tegenwoordigheid van vrouwe Maria van Oostenryk, de Hertogen van Savojen en Alva; de Prinsen van Oranje en Ascoli; de Graven van Egmont, Hoorn 'en pleegen; de Markgraven van Bergen, Astorgo en Pescara; de Presidenten Viglius en Everhard Nicolay. Op ander plaatzen der meeste Nederlandsche Provinciën, werd de inhuldiging mede voltrokken.

Den 20 Nov, deszelven jaars verklaarde de Keizer zig, by plakate aangaande de ontrezene geschillen die 'er zomwylen ontstonden, nopens den eigendom en uitdeelinge der verbeurtverklaarde goederen der geener, die, ter zake van den Godsdienst gedood, gebannen of uitgeweken waren; waarömtrent werd vastgestelt, [p. 647] dat zulke goederen, zelfs leenen, aan den Keizer vervielen: behoudens nogtans den Leenheer, een onderdaan zynde, zyn leenregt.

Wanneer iemant veroordeelt ware als ketter, door vonnis van den Inquisiteur of kerkelyken regter, en hardnekkig bleef tot de uiterste straffe toe, dan zouden zyne leengoederen, zo hy die van den Keizer hield, voor denzelven verbeurt zyn: maar zo hy die hield van eenen onderdaan, welke regt van confiscatie had, dan zoudenze aan denzelven Leenheer vervallen wezen. Maar iemant door den Waereldlyken regter gevonnist zynde, dan zouden de goederen, van een onderdaan weidende te leen gehouden, half en half gedeelt worden, tusschen den Keizer en den Leenheer die regt had van confiscatie.

En vermits zommige Provinciën staande hielden, dat geene verbeurtmaking, ter welke oorzake het ware, mogt plaats hebben, uit kragt hunner privilegiën en aloude vryheden, zo voegde de Keizer er by: dat in alk de bovengemelde gevallen de confiscatie zoude plaats hebben, in als zyne landen van herwaarts over: met tegenstaande costumen, privilegiën en gewoontens, gepretendeerd ter contrarie, by eenige steden of landen, die ben in gemelde zaken zouden mogen te stade komen.

IX. Het berucht plakaat van Ao. 1550. Niet lange daar na kwam 'er nog een plakaat voor den dag, gedagtekent den 29 April 1550. dat niet alleen de voorgaanden, op 't stuk van de religie, bekragtigde, maar ook veel scherper ging, en nog duidelyker sprak van het middel der Inquisitie in 't werk [p. 648] te stellen. Onder anderen werd 'er in gelezen: Ende willen ook, dat alle onze Justicieren, Officieren enz. ter requisitie ende, verzoeke van den, Inquisiteurs van 't gelove, ende van den ordinarische Regters van den Bisschoppen, (begerende t' samen of by concorrentie, voor zo veel als 't aangaat het geestelyk crimen van herisie (ketterye) tegens iemant te procederen) henlieden geven en doen alle hulpe, faveur, bystand, en assistentie tot der executie ende volbrengen van hunnen laste. Ende voorts in 't vangen, apprehenderen en detentie

83wumkes.nl

Page 84: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

van den genen, die zy besmet ende geinfecteert bevinden zullen; navolgende de, instructie, die de voorsz. Inquisiteurs van ons hebben, enz. Ook werd in 't besluit, gelyk meermalen, gezeit, dat men zou procederen tegens de overtreders by executie, niet tegenstaande eenige privilegiën ter contrarie, enz, die, te niete gedaan worden, gelyk in 't plakaat van 1540. Dus onbewimpelt 'te spreeken van de Inquisitie, waar door geene andere dan de Spaansche kon vertaan werden, maakte, door alle de Provincien, eene grote verbaastheid in de gemoederen der menschen, meer dan tot nog toe bespeurt was; zynde deze de allerönmenschelykste en onregtvaerdigste geregtsvordering. Waar van men onder de zonne gehoort had.

X. Beschryving van de Inquisitie. Om den Lezer eens een volkomen denkbeeld te geven van die wreede 'en verschrikkelyke regtbank, gemeenlyk bekent onder den gehaatten naam van Spaansche Inquisitie, moet men opmerken, dat men door Inquisitie eigentlyk te verstaan hebbe, „een onderzoek des geloofs, door eenige personen, daar toe [p. 649] toe aangestelt, (die men Inquisiteurs of Vaders van 't H. Officie noemt) bedient werdende, door alzulke middelen als hun gelieft, en aan ieder een, zonder onderscheid die hen aangebragt werden, of waar op eenig vermoeden valt van in een of ander stuk, van 't geloof der Roomsche kerke, afgeweken te zyn, of die eenig tegengesteld: gevoelen, meeninge, gezintheid of gelove, gehouden worden omhelst te hebben. Allen, wien zy alzo oordelen te dwalen, werden aan lyf en goed gestraft, naar goedvinden dier zogenaamde Vaders van 't H. Officie."

De voorname oorspronk en het vaderland van dit zoort van regtsvordering is Spanje, en werd, om die reden, de Spaansche Inquisitie genoemt: namelyk Ferdinand van Arragon en Isabelle, koning en koningin van Spanje, den oorlog tegens de Mahometanen gelukkig ten einde gebragt, het koningryk Granada van die volkeren gezuivert, en het geheele ryk in vrede en ruste gebragt hebbende, leidenze zig vervolgens inzonderheid op uit, om ook hunne heerschappye voortaan te zuiveren van alle gevoelens, die tegens den Roomschen Godsdienst mogten stryden, waar door in dien tyd voornamelyk bedoelt werden de Moren en Joden, die, na datze eerst waren gedwongen geweest uit Spanje in Africa te wyken, nader hand weder toegelaten werden te rugge te keeren; op voorwaarde datze Christenen moesten werden. Veelen dier volkeren in Spanje wedergekeert, namen, in schyn, den Christen Godsdienst aan, en lieten zig dopen; dog [p. 650] doorgaans meer uit dwang en om hunne goederen weder te bekomen, dan uit liefde tot, de Christelyke religie. De last om deze zogenaamde nieuwe Christenen te onderwyzen, werd toen opgedragen aan de monikken der Predikörde, of Jakobynen, dewelke door dien weg het voornaamste gezag aan het Hof verkregen, en de allerverborgenste raadslagen des konings bestierden

84wumkes.nl

Page 85: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Het geloofsonderzoek hen, onder den tytel van Regtbank of Vierschaar der Inquisitie, zynde aanbevolen, trokken ze de arme menschen voor hunnen regterstoel, en onderwezen hen met slagen en stokken, of zware geldboeten. Hier werd niet meer verëischt, dan eene of andere ceremonie van 't Joden- of Mahometaandom, om de menschen op 't wreedste te pynigen, of van leven en goederen te beroven. Eerst strekte dus hun last alleen uit tot Joden en Mahometanen; dog in volgende tyden werd hen ook magt gegeven, om alle anderen te mogen onderzoeken en straffen, die in verdenking geraakt waren, van tegen de kertsregelen van Rome misdaan te hebben; 't geen van Paus, Sixtus den IV. en naderhand van Alexander den VI. bevestigt werd.

De handelwyze van deze geestelyke Regters, (die, als gezegt is, uit Predikheeren, Dominikanen of Jakobyner Monikken, ook Franciskanen, gekoren werden,) bestond voonamelyk in 't onderzoek en vervolgen van alle ergernissen en dwalingen tegens de Roomsche leere en kerkzeden, om alle zodanige menschen met de allersmadigste en smartelykste pyningen en wreedheden van kant te helpen; min zogt de allerdoortrapste snoodheden [p. 651] byëen, om luiden te belagen, gemoederen te doorsnuffelen, en den gevangenen de diepste verborgenheden van hun geweten, zo door ysselyke, en onverdragelyke dreigementen, als door de alleruitgezogste en gevoeligste vonden van weedom, uit te pynigen. Hier zyn twee eischers; de eene genaamt de vorderaar van 't kerkelyke regt, zynde doorgaans:. een geestelyk persoon, en dingt naar 't vonnis van ongeloof of ketterye tegens den aangeklaagden of beschuldigden: de ander uit 's konings naam, naar verbeurtmaking van goederen, en is altoos waereldlyk. Al wie iets verneemt, 't zy woorden of daden, tot deze vierschaar behorende, is verpligt zulks aan te brengen, al waren 't ook zyne naaste en liefste bloedvrienden. Twee getuigenissen, hoewel van verscheide zaken, zyn genoeg, om iemant in eenen vuilen kerker te werpen; daar hem naauwelyks de nodige spys en drankwort verschaft. Alle troost in deze onderaardsche gevangenis, ja zelfs het zingen in zyne eenzaamheid, is verboden, niemant, zelfs naast vrienden, mogen hem bezoeken, of eenige' verkwikking toebrengen, op straffe van diergelyk lot t' ondergaan; en op dat de gevangen, door zwaarmoedigheid en vermoeitheid, te eerder werde afgemat. Zo hy de beschuldingen belyd, en belooft zig te laten onderwyzen, zo doet hy boete met het dragen van een kleed dat zy Sacco benito of gezegende zak, noemen. Volhard hy in 't ontkennen schoon hy zig goed Roomsch verklaart, men doemt hem ten vuure, na alvorens, door de alleronmenschslykste pynigingen, hem gedwongen [p. 652] te hebben, het een of ander te bekennen. Zyn bezwaarnissen alleen, en zulks maar dubbelzinnig en donker, worden hem voorgehouden; dog geenzins zyne aanklagers of getuigen. Zo hy waant eenige vyanden te hebben, mag hy 'er naar raaden, en hen, zo hy 't treft, van valsche betigtiging beschuldigen. Zo 'er egter eenigen meer zyn die hem aangeklaagt hebben, en die hy niet raad, of zo

85wumkes.nl

Page 86: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

de belaaking verworpen wort, zo blyft hun getuigenis kragtig. Het pynigen geschied met bank, water en vuur, by 't toortsligt, in een donkere kelder; zynde de beul van boven tot beneden in 't zwart gekleed, met gaten voor de oogen.46 Men vind 'er, die twaalf, dertien jaren zitten, en hun einde is nog de dood. 't Ontbreekt aan geene voorbeelden van menschen, die, opregt Roomsch zynde, het tegendeel bekent hebben, om zig door den schyn van boetvaerdigheid te redden. Anderen, (dat erger is) Christenen in 't hart, heeft men, door eene afgryzen van zodanig eene verwoedheid, of door het horen van redenen tegens het Jodendom, die hen te zwak schenen, tot die leere gedreven. Enkel verdagt te zyn, is genoeg, om iemant in den kerker, en een bewys van klein, gewigt, om iemant ten pynbank te brengen. Zelfs de Inquisiteurs moeien iedereen, van welken staat of vang hy ook zy, onder eede ondervragen; en zy konnen dus, door dit listig middel, niet alleen tot de verborgenheden der huizen, maar ook der gemoederen, indringen; want hoe iemant tederder van geweten is, en meer afschrik [p. 653] heeft van meinëdigheid, hoe hy zig zelf ligter verraad. Allen die eenige zwarigheid maken om voor de beelden der heiligen, en 't misbrood in de kerke, of daar het opentlyk wort omgedragen, te knielen, konnen zig naauwelyks voor de vervolging dezer regteren verbergen. Wonderlyk is de doortraptheid in 't naspeuren, en zeer menigvuldig zyn de heimelvke Spions die uitgezonden worden om op der menschen doen en laten agt te geven. Op het spreken werd naaukeurig gepast, ook op het zwygen: de naauwste vriendschappen zyn zelf bedrieglyk, en men heeft de aanklager dikwyls aan de zyde, en niemant is zo onschuldig, die, in weerwil van deze regtbank, zyn leven, eere, en goederen, beschermen kan.

De vonnissen gesloten zynde, werd 'er tot de uitvoering eene staatsie toegestelt als van eenen groten hoogtyd. Vooräf gaan met plegtig gewaad de Papen, opzuigende een heilig lied. Daar na worden de veroordeelden geleid, bekleed met een' geelen rok, geschildert met zwarte duivelen, 't Hoofd is gedekt met aen hoog papiere muts, waar op een menschenbeeld in 't midden der vlammen, en rontsom vliegende duivelen, staan afgebeeld. Eerze uit de gevangenisse scheiden, wort hen, op eene bespottelyke wyze, een geregt van velerleye lekkernyen voorgezet; quansuis tot bewys van der Regteren goedhartigheid jegens de verwezenen. Daar na wort hen een bal of houten tongschroef in den mond gestelt, om hun de spraak te beletten; dog die zomwylen eens los gemaakt wort, op hope van verlogening [p. 654] Agter hen worden geleid die 't pynigen doorgestaan hebben, dragende een zegevaan tot teken van overwinninge. Na dezen volgt de standaard van 't heilig officie daar de beeldtenis. van Paus Alexander aan de eene, en die van koning Ferdinand aan de andere zyde, op geborduurt staat: Voorts de Stadsvoogd, de Magistraat, en de voorname Adel te paerde; Ter strafplaatze gekomen zynde, werden de vonnissen 46 Zie Bor III Boek, fol. 82

86wumkes.nl

Page 87: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

op een stellaadie afgelezen, en de gevangenen der waereldlyke Overheid in handen gelevert; met een geveinst en bespottelyk verzoek, van hen zagtelyk, en zonder bloedstortinge of verlamming, te behandelen. Het besluit is, dat de standvastigen levendig verbrand, die hun geloof op 't uiterste afgaan, eerst geworgt worden.

Zie daar, geëerde Lezer, eene beknopte afbeelding van dien verfoeilyken geloofsdwang en helsche Inquisitie, waar van veel meer zou konnen gezegt worden47; dog dit weinige zy. genoeg, om aan te tonen, door welke onmenschelyke dwangmiddelen de waarheid van den Christelyken Godsdienst, hier te lande, zo eene. lengte, van jaren is tegengestaan. 't Was dan geen wonder dat slegts de schaduw van zo een' landdwang de Nederlanders aan 't hollen hielp; inzonderheid wanneer die naderhand, onder de regeringe van koning Philips, hier ten vollen gestaaft werd, daarze, geduurende het bestier van Keizer Karel, slegts van ter zyden gig begon te vertonen. Ook strekt zo [p. 655] eene dwingende handelwys geenzins tot zuivering van eenigen Godsdienst, maar veel meer tot verbastering, en tot bewys van deszelfs dwalende gronden, gelyk zeker geleerd door deze regels heeft aangewezen.48

„ Meent gy dan ook dat God dien Godsdienst kan behagen, Waar toe men werd gebragt door enkle vrees of slagen? Nooit iemant iet gelooft om dat men 't hem gebied, Of die het zo gelooft, die en gelooft het niet. Het hart is 't dat God zoekt: waar dat niet wort gevonden, Stinkt al het werk voor God als grouwelyke zonden. Het hart, door zoet beregt, wort zagtelyk geneigt, Maar niet wanneer men slaat, of ook wanneer men dreigt. Gy zult, op die manier, wel veel geveinsden maken, Die uitterlyk staan toe dat zy in 't hart missaken, Maar geen godvrugtig volk: ja die op dwingen bouwt, Toont openbarelyk dat hy de reên mistrouwt.

XI. Grote verbaastheid der Nederlanders. Het voorgemelde plakaat van den 29 Grote April 1550., dat zo duidelyk sprak van het [p. 656] middel der Inquisitie, maakte alömme eene grote verbaastheid onder de Nederlanders. Hier en daar werd het afgekondigt; dog elders, als t' Antwerpen weigerde de Wethouderschap hetzelve af te kondigen, om dat reeds het vooräfgaande gerugt van deszelfs gestrenge inhoud, eene grote verwarring in den koophandel had begonnen en veröorzaken; want veele koopluiden maakten terstont gereedschap om te vertrekken; alle Handel stond stil; men kogt nog

47 Zie hier van breedvoeriger, Bor III Boek., fol. 80. Hoofts Hist. bladz. 30. Van Meteren, fol. 493, d. 48 Grotius bewys van den waren Godsdienst VI Boek.

87wumkes.nl

Page 88: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

verkogt, zond nog ontbood; de huizen sloegen af; de handwerken hielden op, en de ambagtslieden gevoelden de schade. Vrouw Maria van dit alles, door de wethouderschap, ten naausten onderregt zynde, verreisde deswegens in persoon naar Augsburg, daar de Keizer toen op den Ryksdag was. Hier vertoonde zy haren broeder, wat elende die dingen, welke geneesmiddelen genoemt werden, hadden veröorzaakt; en dat alle de vreemde koopluiden zouden vertrekken, en de koophandel, 's lands welvaren, een krak krygen, zo men enkel met de Inquisitie door wilde. Door dit vertoog bragt zy niet veele moeite te weeg, dat het plakaat, door een ander van den 25 Sept. eenigzins werd verzagt; dog niet zo, of de zin bleef genoegzaam behouden, schoon de hatelyke naam van Inquisitie daar uitgelaten werd. Ook werd dit nieuw plakaat by die van Antwerpen niet aangenomen, voor dat hun de Canselier van Brabant verzekerde, datze met geenerhande Inquisitie belast zouden worden: maar dat hunne inwooners en koopluiden zouden gehandhaaft worden by hunne oude vryheid; [p. 657] waar af vervolgens schriftelyke verklaring gegeven werd.

Nogtans was de naam en het ampt der Inquisitie hier te lande zo nieuw niet, maar te voren bekent geweest, gelyk boven gezegt is49; dog nooit in 't geheel ingevoert nog geöeffent op de wyze van Spanje. Maar nu poogden zy., die onder de hand last hadden om Inquisitiemeesters der ketterye te zyn, niet alleen hunnen last, met veel grotere strengheid, in 't werk te stellen, maar zy onderstonden 't dok door anderen, dieze in hunne plaatsen aanstelden, te doen. Inzonderheid in de Walsche Provinciën, in Vlaanderen, ja zelf in Holland en elders. Een der Inquisiteuren dorst in de vergaderinge der Wethouderen te Antwerpen, staande houden, dat hy en zyne amptgenoten magt hadden om in de voorzeide stad te komen, en aldaar hunhen last uit te voeren; onderzoek te doen, kennis te nemen van de gevangenen, en al wien 't hen beliefde hoewel 't hem by de Magistraten niet toegelaten, maar uitdrukkelyk verboden was. En dewyl deze strik van Inquisitie, van tyd tot tyd, aangehaalt, meet en meer begon te knellen, en haar des Spaansche benaautheid toeging, verbeeldde men zig niet anders, dan dat het op deze, en op 't verstikken der vryheden50, niet invoeringe van eene eeuwige slavernye, gemunt was. Ook versterkte de voortgang der [p. 658] vervolging dat gevoelen overvloedig, wyl 'er, in meest alle de Provinciën, dagelyks een groot getal menschen om den Godsdienst moesten sterven.

49 Zie ook Hooft, bladz. 32, 32. 50 Zie de vryheden en voorregten van Holland aangewezen by Grotius Oudh. der Batavische Republ. V Boek. En Hooft Hist. Bladz. 34. Die van Brabant by Bor. I Boek, fol, 14. a. Die van Friesland. Winsemius Chron. bladz. 432, 482. Welke voorregten en vry heden in de meeste Provinciën al veeltyds wezenlyk dezelfde waren.

88wumkes.nl

Page 89: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XII. Overdragt der Regeringe op Philips van Spanje. Onder alle deze onaangename ontmoetingen kregen de Nederlanden, in den jare 1555. eenen anderen Heer, daar de Godsdienst nog groter vervolger aan vond, dan men aan zynen vader verloor. In de maand geringe Octob. deed Keizer Karel afstand van de regeringe, ten behoeve van zynen zoon Philips, Philips wat de Nederlanden, de Spaansche ryken, Indië en andere heerschappyen aanging. Dog Spanje, van het Keizerryk bleef hy uitgesloten door zynen Oom Ferdinand. Vrouw Maria nam ten zelven tyde afscheid van de Staten der Nederlandsche Provinciën. Van dezen afstand des Keizers worden onderscheidene gissingen gemaakt; die we hier, als buiten dit bestek zynde, niet opgeven51, maar alleen aantonen zullen, dat de Geloofsbelyders geene groote reden hadden, om zig over deze verwisseling te verheugen. Karel ging, 't volgende jaar, in de maand Augustus, 't zeil naar Spanje, daar hy zig vertrok in 't klooft er van St. Justus op de grenzen van Kastilië. Ten zelven tyde openbaarde Philips wat men van hem, [p. 659] nopens her stuk der religie, te wagten had: hy beveiligde en vernieuwde, by plakaat van den 20 Aug. alle plakaten, by zynen vader op het punct van den Godsdienst gemaakt 't byzonder dat van den jare 1550. 't geen nu tot een eeuwig gebod gemaakt werd.

Om de Inquisitie te zekerder in je voeren gebruikte de koning een listigen vond. Allen die eenige bedieninge, van wegen den Landsheer hadden, moesten, naar ouder gewoonte, hunne lastbrieven ten Hove overbrengen, om nieuwen van den Vorst te erlangen. Dit deden ook de inquisitie meesters: maar in plaats van den heimelyken last, dien zy te voren hadden, te vernieuwen, werd nu den Officieren en Regteren, by de opene brieven van 't plakaat, weer bevolen, den voorsz. Inquisitie meesteren, in 't uitvoeren van hunnen last by te staan en te helpen. Dit bevel zette egter 's konings oogmerken meer te rug, dan het dezelve bevorderde: want die van Antwerpen, herdenkende wat hen in den jare 1550. toegezegt was, weigerden het plakaat af te kondigen. In zommige steden van Brabant, gelyk mede in eenige andere landschappen, zelfs in Holland, geschiedde de afkondiging. Dog in Brabant werd het plakaat eerlang ingetrokken, voornamelyk, zo men meent, om dat men geld tot den voorgenomen oorlog tegens Vrankryk nodig had, waar toe een zware beide stond te geschieden, die, als 't plakaas gaande bleef, niet zo ligt zoude ingewilligt worden.

Midlerwyl gingen de vervolgingen haren gang, en de inquisiteurs vonden, in verscheide [p. 660] Provinciën dagelyks werk met het ombrengen van eene menigte zogenaamde ketteren. In den jare 1559. werd de oorlog tusschen Vrankryk en Spanje geslist; waar in, onder anderen by 't verdrag werd vastgestelt, dat beide de koningen beloofden met ernst een wettig Concilie te 51 Zie Hooft. I Boek, bladz. 3. Bor. I Boek, fol. a. b. Strada Nederl. Oorl. I Boek, bladz. 14 en volg. Brant verhaal der Reform. bladz. 231.

89wumkes.nl

Page 90: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

bevorderen, tot eere Gods, en bevrediging der gewissen. Dit was in de verdragpunten begrepen; maar onder de hand was, door aan hitzen van den Cardinaal van Lothringen, enden Bisschop van Atrecht Antony Perenot van Granvelle, tusschen beide de. koningen, bedektelyk, gehandelt nopens de middelen, om alle personen, verdagt van kettery, in de Nederlanden, in Vrankryk, en door gantsch Christenheid, uit te roeien. Ook werd mee hier omtrent genoegzaam eens; dog Hendrik de II. had de onvoorzigtigheid, van dit ontwerp aan Willem Prins van Oranje, mede te deelen, meende dat hem het geheim wel toebetrouwt was. 't Geen naderhand den Geloofsgenoten in Vrankryk en de Nederlanden aanwees, om te beter op hun stuk te letten

XIII. Zyn vertrek naar Spanje. De oorlog met Vrankryk had Philips tot nog toe belet naar Spanje te reizen, om bezit te nemen, van de Ryken aan hem afgestaan; dog de vrede nu gesloten, maakte hy allen toestel tot zyn vertrek derwaarts. Hy stelde tot Gouvernante zyne bastertzuster Margaretha, Hertoginne van Parma over de Nederlanden; over de byzondere Provincien stelde hy zommige voorname Heeren tot Stadhouders; dog gelyk 'er by den koning geen groter bekommering was, dan over het stuk van den Godsdienst, waar al de verwarring, [p. 661] door het vermenigvuldigen der zogenaamde ketteren, dagelyks aangroeide, belastte hy vooräl aan de Landvoogdesse en den geheimen Raad, het uitvoeren der plakaten, die, zo by zynen vader, als by hem, op 't stuk van den Godsdienst, gemaakt waren. Met dat zelve oogwit werd geschreven aan alle Stadhouders en Hofraden der Landschappen, met bygevoegden last, datze geene verschoninge zouden toelaten in 't uitvoeren van de voornoemde plakaten, alzo hy geen Regten had gestelt over dezelve, om dit te verklaren of te modereren., maar die stipt wilde geëxecuteert hebben: dat ook alle de Wethouders die in 't stuk van religie koel waren, voor suspect zouden gehouden, en daar tegens geprocedeert worden; zullende niemant tot eenige regeringe genomineert werden, die besmet, genoteert of gesuspedeert waren van ketterye.

Om niet alleen middelen van dwang, maar ook van leeve en onderwys ter hand te hebben, deed de koning op de Hoge Schole van Leuven, op nieuw verscheide lessen, zo in 't geestelyk regt, als in de Godheid, invoeren. Ook stigtte hy eene Hoge School te Douay, zo om don kindeven aldaar, de Fransche taal te doen leeren, als om hen te beletten buitens lands ter studie te reizen, om dus voor besmettinge behoed te werden. Eindelyk dreef hy met groten ernst het Concilie van Trenten voort, en zond, op zware kotten, verscheide Prelaten, Godgeleerden, en andere kerkelyke personen van aanzien, uit zyne landen derwaarts.

Vermits ook alle Aartsbisschoppen hunne zetels buiten de palen zyner heerschappye hadden, [p. 662] begreep hy datze om die reden niet zo wel tot de

90wumkes.nl

Page 91: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

waarneming van hun beroep te houden waren, als de stant van den Godsdienst scheen te verëischen. Zelfs de Bisschoppen binnen 's lands waren, uit aanmerking van de menigte des volks, naar zyn voorgeven, huns werks niet magtig; waarom hy te rade werd, aan den Paus te verzoeken, dat alle Aartsbisschoppen en Bigschoppen, zorg over de zielen zyner onderdanen hebbende, hunne zitplaats binnens lands mogten houden, en 't getal der Bisschoppen, evenredig naar de menigte der menschen, gemaakt worden. Ook was, om dit te bevorderen, Franciscus Sonnius Doctor in de Godheid, naar 't Hof van Rome gezonden.

Eer de Koning vertrok, beschreef hy, tegens de maand Augustus, de vergaderinge der algemene Staten te Gent, daar de Hertogin van Parma tot Landvoogdesse werd ingehuldigt, en haar en den Staten, door den mond van Granvelle, de behoudenis van de leere der Roomsche Kerke, en de uitroejinge der ketteren, aanbevolen. De Staten antwoordden wel, datze dien last zouden volbrengen; dog voor het scheiden der vergaderinge werd by eenigen klaar te kennen gegeven, dat men weêr vreesde voor de Inquisitie. Veelen spraken onbewimpelt: „Dat Nederland zulke hardigheid niet gewoon was, en zelfs een schrik had als het de Inquisitie hoorde noemen; dat dit de koophandel door het gantsche land zou bederven: dat men dit kwaad door veel zagter middelen als met vuur en bloed zou genezen: dat alle menschelyke [p. 663] lighamen hunne byzondere of eigene gesteltenissen hadden, en insgelyks elk volk zyn natuurlyk temperament: dat men 't geen voor Spanje en Italië dienstig ware, niet passen konde op Nederland; desgelyks mede niet op de andere Noordsche volken van Europa, die natuurlyk meer genegen waren tot vryheid dan die van het Zuiden." Zy hadden gaerne gezien dat deze, redenen, die ook de Koning ter ooren kwamen, het afschaffen, of ten minsten 't verzagten van de plakaten mogten te wege brengen; dog hy bleef ongevoelig voor diergelyke vertogen. Ja eenen van zyne Staatsluiden, die hem te kennen gaf, dat hy zig door deze strengheid in gevaar stelde, van veelligt alle zyne Nederlanden, of een gedeelte derzelver, te verliezen, gaf hy tot antwoord: dat sy liever zyne koningryken wilde verliezen, dan die bezitten met ketterye. Ook beval hy, by zyn vertrek, den Prins van Oranje, om zommige eerlyke luiden, verdagt terzake van religie, te doen doden; dog de prins van eene andere geaartheid zynde, deedze by tyds waarschuwen. Philips trok daar op naar Spanje, daar hy, na een zwaar onweer en zeegevaar uitgestaan te hebben, behouden aanlandde; en alwaar hy, als of het een' danköffer ware, een groot getal menschen, die ore verdenking van kettery gevangen zaten, door vonnisse van de Inquisitie, deed ter dood brengen.

XIV. Invoering der nieuwe Bisschoppen. Niet lang daar na kwam de Bulle van den Paus, aangaande de nieuwe Bisdommen, voor den dag, gegeven van Paus Paulus [p. 664] den IV., den 19

91wumkes.nl

Page 92: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

May 1559.52, en bevestigt door Pius den IV. op den 8 Januari 1560. Hier by waren toegestaan drie Aartsbisdommen; dat van Mechelen had zes Bisdommen onder zig, te weten van Antwerpen, Hertogenbosch, Roermonde, Gent, Brugge en Iperen; het tweede dat van Kameryk, waar onder de Bisdommen van Doornik, Atrecht, St. Omer en Namen; het derde dat van Utrecht over vyf Bisdommen, als Haarlem, Middelburg, Leeuwarden, Groningen en Deventer. De Aartsbisschoppen van Keulen, Reims en Luik verloren hier door de regtspraak en 't gezag over de kerken der gemelde Bisdommen. De verkiezing der nieuwe Bisschoppen zou staan aan den Koning; de bekragtiging aan den Roomschen Stoel. In de Bulle werd te kennen gegeven, hoe de Nederlanden, als omzingelt en belegert van volken, die van de Roomsche Kerke afgescheurt waren, tegens hem, het Hoofd der Kerke, wederspannig, waren geworden, en derhalven in gevaar stonden om van 't geloof te vervallen wegens het bedrog en de lagen der Sectarissen, ten ware men daar nieuwe en wakkere Opzieners tegen stelde. Ook werd in de Bulle gezegt, dat elk Bisschop zou mogen vergeven negen prebenden, welker Canoniken gehouden zouden wezen hem by te staan in 't stuk der Inquisitie, om die door zyn geheel Bisdom te bevorderen; moetende altoos twee van hen zelfs Inquisiteurs zyn: waar uit klaar gezien werd, dat men, de Inquisitie niet opentlyk konnende [p. 665] invoeren, die nu, onder den schyn dezer nieuwe Bisschoppen wilde inleiden. Hier over, en vooräl om dat men gewaar werd, dat Granvelle tot Aartsbisschop van Mechelen bestemt

werd, wien de Paus ook, om dezen tyd, den Kardinaals hoed zond, wies het ongenoegen der Nederlanderen dapper aan. De Prins van Oranje kantte 'er zig sterk tegen; de Edelen morden, om dat hunne vryheid in de Staatsvergaderingen hier door gekrenkt werd, wyl ook de Bisschoppen in dié vergaderingen moeiten verschynen, en ten naausten aan 't belang van den Roomschen Stoel verbonden waren. De Abten en Monikken klaagden, om dat hunne goederen tot onderhoud der nieuwe Bisdommen moesten dienen, en onder hunne magt komen; waar onder inzonderheid zekere ryke Abdyen in Brabant rede van bezwaringe meenden te hebben.. Wy hebben elders aangewezen, hoe dit stuk by de Staten en Geestelykheid in Friesland werd opgenomen.53 In 't gemeen, alle Nederlanders kermden, om; dat men door die Bisschoppen; de zo zeer gehaatte Inquisitie tragtte in te voeren, den loop der Reformatie te stuiten, en de Belyders der waarheid te vervolgen; te meer, daar men klaar zag, dat tot Bisschoppen werden aangestelt, de bitterste vyanden van den hervormden Godsdienst, en die als zodanig reeds bekent stonden. Die van Antwerpen verwonnen egter by den Koning, door kragtige vertogen van hun Stadsbelang, dat de invoering des Bisschops aldaar, uitgestelt werd, tot dat zyne Majesteit in persoon zoude

52 Zie die woordelyk, Bor I Boek, fol. 17. 53 Deel van dit werkje, bladz. 699.

92wumkes.nl

Page 93: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

overkomen. Deze [p. 666] toegevenheid gaf voet aan veele anderen; om zig tegens bet inkomen der Bisschoppen aan te kanten, als. te Deventer, Roermonde, Leeuwarden en Groningen. Op andere plaatzen werdenze ingevoert; dog doorgaans zo koel ontzag bejegent, dat men hen byna als onbekenden voorby ging.

XV. Nederlandsche Geloofsbelydenis opgestelt. Onder dit gewoel om de waarheid te onderdrukken, en de opkomende Reformatie met magt tegen te staan, wies, aan den eenen kant, het getal der Belyderen in Nederland kragtig aan; gelyk aan de andere zyde, van de vyanden niets onbezogt gelaten werd, om de Geloofsgenoten op allerleye wyze te vervolgen, en de kerkhervorming te dwars bomen. Deze bittere vervolgingen, gelyk mede de lasteringen waar mede man de Belyderen der waarheid alöm belaagde, als warenze een hoop oproerigen en wederspanningen, welken zig der gehoorzaamheid des Konings en der Overheid poogden te onttrekken, gaven, onder anderen, aanleiding tot het opstellen der Nederlandsche geloofsbelydenis, zo om eensdeels aan te wyzen hunnen eensgezintheid voor al de waereld te betuigen, dat ze niet schuldig waren aan de verwerpinge der wettige Overheid, nog eenige gemeenschap hadden met de Secte der Wederdoperen, en Geestdryveryen, wier namen in dien tyd ten uitersten gehaat waren; en met welken de Gereformeerden niet zelden over eenen kam geschoren werden.

Het opstellen dezer Geloofsbelydenisse [p. 667] wort, met aller toestemminge, toegeschreven54 aan Guido de Bres, Walsch Predikant te Ryssel en Valencyn, een man van bekende geleertheid, godvrugt en volstandigheid in de belydenisse der waarheid, die hy met zy marteldood bevestigt heeft.55 Hy was een uitnemend verdediger der Gereformeerde leere, niet alleen tegen het Pausdom, maar ook tegen de Wederdopers; welke laatste omstandigheid ook schynt te wege gebragt te hebben, dat hy zig door de Geneefsche Leeraars niet kon laten overreden, om de belydenis der Fransche kerken over te nemen; waar liever besloot eene belydenis op te stellen naar de gesteltenisse in Nederland, alwaar veele Wederdopers waren; van welke zoort in Vrankryk maar weinigen of geene gevonden werden. Hy had reeds in den jare 1559. eenige artikelen byëen verzamelt aangaande de overëenstemminge der regtzinnigen, die hy eerst liet zien aan Adrianus Saravia, naderhand Hoogleeraar te Leiden, toen Walsch Predikant by de Gereformeerden onder het kruis. In den jare 1561. zond de Bres deze opgestelde artikelen, (op aanraden van Godfried van Wingen, welke van de Embder kerke, tot opbouw van de eerstgestigte Vlaamsche gemeenten, gezonden was) aan de kerk van Embden, daarze goedgekeurt werden,

54 Trigland Hist. bladz. 145. W. te Water, tweede Eeuwgetyde der Geloofsbelydenisse, bladz. 3. 55 Hist. der Martelaren, fol. 451. Brants verhaal der Reform. bladz. 575.

93wumkes.nl

Page 94: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Naderhand zyn deze artikelen gezonden aan [p. 668] verscheide Predikanten in Nederland; onder de beroemde Hermannus Modet en veele andere vermaarde Leeraars; aan de Leeraars te Mets; naar Frankendaal aan Petrus en Gaspar van der Heiden; aan Valeraridus Polanus, Leeraar te Frankfort; aan de Predikanten der Nederlandsche kerke te Londen, Nic, Galasius, Petrus Cognatus en Petrus Alexander, eertyds Biegtvader en Hosprediker van Vrouwe Maria, Gouvernante der Nederlanden, en anderen.

In den jare 1562. werd de Belydenis voor de eerstemaal gedrukt, in de Walsche taal, zo alsze eerst by de bovengemelde mannen, door den Schryver opgestelt, was overgezien, en goedgekeurt.56 Het volgende Jaar werdze vertaalt in 't Nederduitsch, Hoogduitsch, en is, van dien tyd af, niet, alleen verspreid door alle de Kerken, maar ook een formulier van eenigheid geweest. Ook trekt het geenzins tot verkleininge van deze Belydenisse, datze is opgestelt door eenige weinige Leeraars, en niet door overëenstemminge van eene algemene kerkvergaderinge: het is geheel anders, niet eene Kerke, eerst opkomende onder het bruis, die dagelyks galgen, raden en. brandstapels voor oogen ziet, dan met eene reeds gefundeerde kerke, door de hoge Overheid bevestigt, en onder hare bescherminge veilig zynde. In de laatstgenoemde mag niets vastgestelt, gedaan of ondernomen worden, dan na voorgaand besluit van eene Nationale Synode; dog met eene kerk, welker grondvesten, onder de wreedste vervolgingen, en [p. 669] zonder eenigen menschelyken bystand, eerst gelegt worden, is het gantsch anders gelegen.57 Deze belydenis is allezins agtbaar, als zynde een werk van zo veele beroemde mannen, de voornaamste Leeraars in alle landschappen, daar de Nederlandsche kerken verstrooit waren, opgestelt, getoetst en goedgekeurt, mogende uit dien hoofde zo wel gehouden worden voor een Schrift van dezelve kragt, als of het naar 't besluit van eene nationale Synode ware opgestelt. Ook werd dezelve, by de bovengemelde uitgaven, op den gemeenen naam van de belydenisse der Nederlandsche Gereformeerde Kerken, uitgegeven; gelyk mede naderhand altoos geschied is. Ja in de maand May des jaars 1566. (Trigland schryft 1565.) is te Antwerpen een Synode, van de Leeraars onder het kruis, gehouden, alwaar de Belydenis is bekragtigt, na dat dezelve alvorens overgezien en hier en daar een weinig bekort was; in welke vergaderinge ook de Heer Marnix van St. Aldegonde, tegenwoordig is geweest58, een allerlofwaerdigst Edelman, wiens ongemeene verdiensten, aan land en kerke, nimmer dienen vergeten te worden; die ook de handelingen van 't Synode te Wezel, 1568. ondertekent heeft.59 Deze belydenis is, door de Nederlandsche kerken niet alleen vertoont aan veele grote Heeren en Vorsten, (onder welken ook den [p. 670]

56 Zie te Water als boven, bladz. 9 en volg. 57 Ens over de formulieren van eenigheid. bladz. 82. 58 Ens uts. bladz. 97. W. te Water, bladz.. 52. Trigl. bladz.. 145. 59 Ens als boven, bladz. 287.

94wumkes.nl

Page 95: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Koning van Vrankryk, aan wienze door de Fransche Godgeleerden is vertoont geworden60 maar zelfs aan Philips Koning van Spanje, en Erfheer der Nederlanden; te gelyk met eenen brief aan dien Vorst, in den jare 1563. Welks opschrift was: De gelovigen die in de Nederlanden zyn, dewelke naar de waaragtige Reformatie des Euangeliums onzes Heeren Jesu Christi legeren te leven, aan den Onoverwinnelyken. Koning Philips, haren Oversten Heere. In den brief wort, onder anderen, gezegt: ,,Dat de koning hun klaaglyk roepen wil laten komen tot zyne ooren; opdat uwe Majesteit ons gehoord hebbende, ons schuldig oordelende, de vuuren als dan vermeerdert, en de pyningen en tormenten veras menigvuldigt worden. En ter contrarie, zo onze onnozelheid voor u openbaar wort, gy ons zyt tot een steunzel en toevlugt tegen het geweld onzer vyanden. Zeggende dat in de Nederlanden meer dan honderd duisend mannen zyn, behalve de vrouwen, houdende en volgende de Religie, van welken zy nu de Belydenis des geloofs den Koning overleveren. En bidden den Koning te willen oordelen naar deze belydenisse, bereid en veerdig, die met hun eigen bloed te verzegelen. Door dezelve, hopenze, zal de Koning bekennen, dat toen hen ten, onregte noemt Schismatyksn of verscheurders van de eenigheid, ongehoorzamen en ketters; dewyl wy, zeggenze, toeslaan en belyden, niet alleen, de voornaamste poincten des geloofs, [p. 671] begrepen in 't Symbolum en algemein gelove, maar de gantsche leere, door Jesum Christum geopenbaart, tot ons leven, regtvaerdigheid en zaligheid; verkondigt door de Euangelisten en Apostelen, verzegelt door het bloed van de zo veele Martelaren, zuiverlyk en geheelyk bewaart in de eerste kerken, tot datze, door onwetenheid, gierigheid en eergierigheid der Predikanten, door menschelyke vonden, en instellingen, contrarie de reinigheid des Euangeliums, verdorven is geworden. In 't Slot wort met veel nadruk gezegt: „Het behoort u toe, Genadigste Heere, het behoort u toe, kennisse der zaken te hebben, om u tegen de dwalinge te stellen —— en te beschermen de onnozelheid van dien die tot nog toe in 't regt meer verdrukt dan verhoort zyn geweest. Alzo de Heere wil u zegenen ende bewaren, de Heere late zyn aangezigt over u ligten, ende bescherme en onderhoude u in alle voorspoedigheid, Amen."61

Op dezelve wyze is, ten zelven tyde, de Belydenisse mede opgedragen aam de Overheden van de Nederlandsche Provinciën; met een vertoog, agter dezelve gedrukt: waar In zy, in Gods naam, gebeden worden, datze een weinig in hunnen verstandelozen en wreden yver willen ophouden, en niet langer zyn executeurs en bedienaars van de censure, agting en meninge der Monikken, Papen, Beneficianten, Scholastyken en Doctoren; [p. 672] het gaat, zeidenze, de Overheid; zelve aan, kennis der zaken te nemen, en baden daarom, datze wilden beginnen hunne zaak in handen te nemen, en hunne onnozelheid te 60 Ens als boven, bladz. 260. 61 Zie den brief geheel by Trigland, bladz. 146-148.

95wumkes.nl

Page 96: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

onderzoeken, die door 't bedrog, lastering, geweld van Hunne tegenpartye onderdrukt is, enz.62

Vervolgens is dezelve ter handen gestelt aan de voornaamste Nederlandsche Edelen: Saravia, die ten tyde der voorgemelde byëenkomste te Antwerpen, aldaar Predikant was, bezorgde, dat de afdrukzels der belydenisse, volgens het nieuwe exemplaar, aangeboden werden aan den Prins van Oranje en den Grave van Egmond; zynde de schoonbroeder van Saravia kamerheer van Graaf Lodewyk, by wien hy gebragt zynde, op dat hy aan Hoogstdenzelven bekent zoude worden, de exemplaren overgaf, omze vorder aan de voornaamste leden van Staat om te delen.63 En hier door werd de Belydenis kragtig ondersteunt, en teffens de zuivere leere der hervormde kerke nader gekent. Veelen dier Heeren namenze aan en betuigden door ondertekening hunne eenstemmigheid met dezelve. Zommigen schroomden zulks te doen; dog die ondertekenden waren, onder anderen, Graaf Lodewyk van Nassau; Henrik van Brederode; Graaf Willem Van den Berg Schoonbroeder van Oranje; Floris van Pallant Graaf van Kuilenburg, en andere aanzienlyke personen, Hoofden van de verbondene Edelen. [p. 673]

Wanneer in 't zelfde jaar 1566; Paltsgraaf Frederik op den Ryksdag te Augsburg verscheen, om rekenschap te geven van de leere die in zyne landen Beleden werd, en daar den Catechismus van Heidelberg ter vergadering der Ryksvorsten vertoonde, verschenen daar mede eenige Nederlandsche Edelen, dewelken, uit naam hunner Geloofsgenoten, verstonden een ootmoedig smeekschrift tot hunne voorspraak en verontschuldiginge, en verwervinge van vryheid des geloofs; 't geen in de volle vergadering voor den Keizer, de Keurvorsten en Standen, werd voorgelezen; beroepende zig op hunne Belydenisse die zy overgaven; teffens met eene bygevoegde aanspraak aan den Keizer Maximiliaan den II. daar tegenwoordig, nopens de noodwendigheid van de Kerkhervorminge.

XVI. Voortzetting der Inquisitie. Terwyl dus de voorstanders der waarheid de Reformatie, op alle mogelyke wyze poogden te bevorderen, deden de Koning en zyne verblinde Staatsdienaars hun best, om dezelve te dwarsbomen en te onderdrukken. In den jare 1563. stelden de Inquisiteurs Generaal, Wilhelmus Lindanus, gekoren Bisschop van Roermonde, aan tot Onder-inquisiteur over Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland, Friesland en Groningen. De Gouvernante beval aan de Geregtshoven, hem in zyne Geregtsöeffeningen eenige Raden en eenen Secretaris by te voegen en hem in al zyne verrigtingen de sterke hand te bieden. Ook strekte kragtig tot bevordering dezer Inquisitie het plakaat, dat den 29

62 Zie den brief woordelyk by Bor, fol. 35. d 63 Ens als voren, bladz. 100.

96wumkes.nl

Page 97: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Maart deszelven jaars getekent, en alöm verzonden [p. 674] werd64, met streng bevél, dat men dit plakaat zoude afkondigen, en de plakaten van de jaren 1550. en 1556. vernieuwen; ook overäl bekent maken, dat elk gehouden zoude zyn misse te horen, op Zondagen en andere heilige dagen, naar ordening van de Roomsche kerke. Indien iemant binnen een maand niet ter kerke kwame, moest hy arbitralyk gestraft, en hardnekkig blyvende, voor vier maanden gebannen worden." Het vervolgen ging dus zyn' ouden gang; dog op de eene plaats harder, op de andere zagter, al naar de uitvoerders bezielt en geneigt waren.

XVII. Vertrek van Granvelle. Al langen tyd was het misnoegen Edelen tegen den Kardinaal van Granvelle hetzelve scheen in den jare 1563. ten hoogsten top gewassen te zyn; weidende hy gehouden voor den voornaamsten roervink der vervolgingen, en by wien genoegzaam alles, wat ten Hove omging, behandelt werd; met uitsluitinge van de Edelen, wien het, volgens styl der regeringe., toekwam, om de gewigtigste Staatszaken en handelingen by te wonen en daar over te besluiten. De haat tegens den Kardinaal ging eindelyk zo verre, dat hy opentlyk gehoont werd: men stak hem een' prent in de hand in welk hy zelfs verbeeld werd, zittende te bloeijen op een deel eyeren, daar Bisschoppen uitkwamen; terwyl hem een Duivel boven 't hoofd zweefde, met dit byschrift: Deez' is myn zoon, hoort hem.65 Anderen verspreidden [p. 675] zelf dat hy gevaar van zyn leven liep; dog het zy hier mede zo 't wil, men ziet daar uit, hoe sterken haat men tegens zyn persoon had opgevat. De voornaamsten die zig tegen 's Kardinaals gezag kantten waren Oranje, Egmont en Hoorn. Dezen maakten een' aanhang, en trokken aan hunne zyde verscheide voorname Edelen, die met elkanderen een' verbintenis opregtten; waar in het voornamelyk op de vryheid van Godsdienst, en op 't verminderen van 't gezag des Kardinaals; dog geenzins op de kwetzing van 's Konings dienst gemunt was. Hier by kwam, dat de Staten, beschreven tot inwilliging eener bede, volstrektelyk weigerden eenig voorstel aan te horen, daar de Kardinaal tegenwoordig zoude zyn: ook hield hy zig te Mechelen zolang op, tot dat de Staten gescheiden waren. Het een en ander bewoog de Landvoogdes, en, op haar verzoek, den Koning, om den zo zeer gehaatten kardinaal, uit de Nederlanden te doen vertrekken, 't geen ook in Maart 1564 geschiedde, gevende zig op reize naar 't Graafschap Borgondië; dog slegts onder voorwendzel van zyne moeder te bezoeken. Van daar vertrok hy vervolgens, op bevel van den Koning, naar Rome; dog in 't jaar 1575. ontbood hem Philips naar Madrid, alwaar hy, tot zynen dood, die in den jare 1586. voorviel, in 't hoogste aanzien geleeft heeft

64 Zie Brants verhaal der Reformatie, bl. 304. 65 Hooft, II boek, bladz, 42.

97wumkes.nl

Page 98: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XVIII. Yver van eenige Edelen. Zedert het wegruimen van dien steen des aanstoots verkregen verscheide Heeren nieuw gezag en aanzien in den Raad van State, daar Oranje, Egmont en Hoorn de [p. 676] voornaamsten onder waren. Zy gebruikten deze vermeerdering van magt, zo veel mogelyk, tot verzagting der plakaten, en tot bevorderinge van de vryheid der gewetens, latende zig allenskens horen, „dat, indien men de vryheid van geweten binnens huis, en zonder openbare ergernis te geven, toestonde; en daar benevens zo wel den wyn als 't brood, in 't avondmaal uitreikte, zo ware 'er, en anders niet, door de zwarigheden heen te zien."66 Met lang daar na werd 'er door de Landvoogdesse in den Raad voorgeslagen, om den elendigen staat des Lands, by brieven, of wel door een bekwaam persoon, den Koning voor te dragen: dit laatste toegestemt, en den Grave van Egmont daar toe bestemt zynde, om den Koning de gelegenheid der landen voor te stellen, werd, door den President Viglius Zwichemius zynen lastbrief en berigtschrift opgemaakt; dog slegts in gemeene bewoordingen, zulks dat 'er Oranje, toen het in den land kwam, geen genoegen in had; zeggende met ronde woorden67, „dat men den Koning onbewimpelt verklaren moest, dat de Staat, op den tegenwoordigen voet, niet langer kon staan blyven; dat men midden in zo groot een verval der Geestelykheid, den ouden Godsdienst, door plakaten, Inquisitie en Bisschoppen, niet kon behouden; dat de onderzaten niet langer verdragen konden, dat het regt gehandhaaft werd, door bedorven Regters en Raden, [p. 677] die elkanderen een vyandig hart toedroegen, gelyk de Kansilier van Brabant en de Raadsheer Engelbert Maas deeden; dat de zaken van den Hove aan drie Raden waren toevertrouwt, die elkanderen in den weg waren en benadeelden; waarom alles aan eenen Raad moest onderworpen worden. Dat men den Raad van State met meer aanzienlyke leden moest voorzien. Dat de Koning zig bedroog, als hy waande, de besluiten der Kerkvergaderinge van Trente, die, zelfs by Catholyke Vorsten, in Duitschland veragt werden, hier te lande, te zullen konnen doen aannemen. Dat hy hierom veel beter zou doen, dat by de plakaten introk of matigde. Dat wat hem, Oranje, betrof, hy zig aan den Catholyken Godsdienst wilde houden; dog egter niet goedkeuren kon, dat de Vorsten wilden heerschen over der menschen gemoeden, hun de vryheid van geloof en Godsdienst benemende."

De Prins breidde zig hier over uit met zo kragtige bewoordingen, dat het de Landvoogdes aan 't waggelen bragt, en haren allervertrouwsten Raad Viglius Zwichemius derwyze trof, dat hy, ziende hoe elk, behalve Barlaimont, den Prins toeviel, den gantschen nagt slapeloos doorbragt, overleggende by zig zelven, wat hy den Vorst 's anderen daags tot antwoord geven zou; dog waar in hy verhindert door eene beroerte, die hem des morgens overviel, en in 't eerst 66 Hooft, bladz. 48. 67 Vaderl. Historie, VI Deel, bladz, 104.

98wumkes.nl

Page 99: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

dodelyk scheen; maar van welke hy allenskens bekwam. Joachimus Hopperus werd in zyne plaats [p. 678] het berigtschrift op te maken, waar in hy eenige veranderingen maakte, naar 's Prinsen meninge; dog in zagter bewoordingen, oogluiking der Landvoogdesse.

XIX. Gedrag des Konings daar tegen. Egmond vertrok hier op naar Spanje, en werd, met overladinge van beleeftheden, by den Koning ontvangen: waarschynlyk om hem te winnen, en van het Bondgenootschap der andere Heeren, af te trekken: maar aangaande het stuk van de vryheid des Godsdiensts, en 't schorssen der Inquisitie, had de Koning geene ooren. Hy ontbood over dat onderwerp egter eenige Godgeleerden, hun vragende hun gevoelen nopens de vryheid der Religie die de Nederlanders zo eindig op hem begeerden. Dog als de meesten oordeelden, dat de Koning, om meerder kwaad voor te komen, 't volk eenige vryheid van Godsdienst wel zou mogen toelaten, zonder zig tegens God te bezondigen, verklaarde hy, dat hy hen niet tot zig geroepen had om van hen te leeren wat hy mogt, maar te horen wat hy noodzakelyk moest doen, zo antwoorddenze dat 'er, huns bedunkens, geene noodzakelykheid ware; waar op de Koning, in hunne tegenwoordigheid, voor een Christusbeeld ter aarde knielde, en bad: Dog ik, o God en Koning aller dingen, bidde en, smeke uwe goddelyke Majesteit, dat ik altoos dien zin moge behouden, van nooit je gedogen ergens Heer te zyn, of genoemt worden van die geenen, die u verworpen hebben. 68Kort daar na vaerdigde hy Egmont af, met mondelinge belofte [p. 679] van eenige verzagting69; hoewel hy dat naderhand schriftelyk ontkende, toen de Graaf zig deswegen beklaagde, en ten hoogsten misnoegt was over 's Konings strengheid, zig niet ontziende te zeggen dat dezelve streed met de beloften, die Philips hem mondeling gedaan had.70 Het bescheid des Konings, dat Egmond mede bragt, behelsde, onder anderen, wat het stuk van den Godsdienst aanging: „dat hy liever duizend levens, zo hyze had, zou willen verliezen, dan in denzelven eenige verandering gedogen. Dat hy hierom dienstig vond, dat men heimelyk, en onder dekzel van te raadplegen over 't invoeren der Trentische Kerkbesluiten, twee of drie van de bekwaamste Bisschoppen, nevens eenige Godgeleerden en opregte Catholyke Raadsheeren, in den Raad van State ontbood, om met dezelve te raadplegen over de beste middelen om het volk te voorzien van goed onderwys, en voor verleiding te bewaren; en over den voet, dien men zou hebben te volgen, in 't schoolhouden en oeffenen der jeugd. Ook zou men met hen overleggen, of 'er ook eenige andere straffe op de kettery, die vooral niet ongestraft blyven moest, kon worden

68 Strada IV Boek, bladz. 250. 69 Hooft, bladz. 51, 52. 70 Strada IV Boek, bladz. 532, 246. Vaderl. Hist. VI Deel, bladz, 109.

99wumkes.nl

Page 100: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

ingevoert, waar door de vermetelheid der ketteren betoomt, en hen te gelyk de eere benomen werd, die zy meenden te behalen, met, tot hun uiterste toe, volstandig te blyven. [p. 680]

In gevolge 's Konings last, werd 'er eene vergadering beschreven, welker besluiten, na veele twistredenen, hier op uitkwamen; zo veel het schriftelyk berigt der Godgeleerden aanbetrof „Voor eerst was 'er voor het leeren der Gemeente zorg genoeg gedragen by de Kerkvergadering van Trente, welker besluiten, zonder uitstel, hier te lande afgekondigt en ingevoert moesten worden. Het overige moest door de Priesteren, op welken de Bezoekers en Inquisiteurs behoorlyk agt geven moesten, worden uitgevoert. Ten. anderen was de zede verbetering der Kerkelyken, zo wel als het houden der Scholen, in de derde plaatse, insgelyks, door de gemelde Kerkvergadering geregelt; zo dat het alleen op het onderhouden dier regelen zou aankomen. Ten vierden was 't ongeraden de plakaten te veranderen, die voor meer dan vyf-en dertig jaren gemaakt, en tweemaal vernieuwt waren. Men kon evenwel den Geregtshoven heimelyken last geven om alleen hardnekkige Ketters met den dood te straffen; om onderscheid te maken tusschen Gezindheid en Gezindheid, en vooräl ook op de jaren, staat en andere hoedanigheden der personen agt te, geven, dezelven of ter dood, of tot de galey, of tot ballingschap en verbeurtverklaring van goederen, veröordelende. De Predikanten en Leeraars moesten allen als hardnekkigen worden gehandelt. Dog zulken, die uit logheid of nieuwsgierigheid, zonder aan kettersche gevoelens vast te zyn, de Plakaten overtraden, kon men [p. 681] met geesselen, geldboeten, ballingschap, of op diergelyke wyze straffen, Eindelyk vond men dienstig, dat 'er openbare ommegangen en gebeden werden gedaan, om van den Hemel te verwerven, dat 'er niet een stip van 't heilig Katholyk geloof verloren mogt gaan, met hoe groote gevaren, het ook mogt worden gedreigt."

XX. Ongenoegen der voornaamste Heeren. Dit geschrift werd in den Raad van State van eenigen toegestemt; dog van Oranje, Egmond, Hoorne en anderen, verworpen, of altans niet toegestemt, om dat deswegen den Raad van State niet vooraf erkent ware geworden. Groot ongenoegen verwekte ook 's Konings wil aangaande de invoering van de Trentische Kerkbesluiten. De brieven, waar by derzelver afkondiging bevolen werd, werden egter alömme afgezonden: op zommige plaatzen werdenze afgekondigt, dog op anderen plaatzen, had hetzelve geenen voortgang. Kort daar na kwam 'er antwoord uit Spanje op het voorgemelde geschrift der God- en Regtsgeleerden, en op de klagten van Egmond over 's Konings strengheid. Philips verklaarde, dat hy nooit gedagt had de Inquisitie af te schaffen; maar dat hyze meende te handhaven, op gelyken voet als zy voor Keizer Karel gehandhaaft geweest was. Voorts prees hy het gemelde geschrift hemelhoog;

100wumkes.nl

Page 101: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

met deze uitzondering. alleenlyk, dat hy nog zo veel verzagting der plakaten als zy oordeelden, niet gedogen wilde, maar staande hield, dat zyns vaders plakaten, en de zynen, met de verëischte gematigtheid waren én derhalven in alle deelen moesten [p. 682] worden nagekomen. Deze brieven gaven in den Raad van State veel verschil: de drie Heeren weigerden hunne gevoelens te uiten, voor men 'er het gevoelen des geheimen Raads op gehoort zou hebben. De geheime Raad verklaarde zig, kort daar na, aangaande 's Konings gevoelen; dog op zo eene wyze, dat Oranje, Egmond en Hoorne weigerden het invoeren der Inquisitie in te willigen. De Landvoogdes besloot egter den last des Konings stiptelyk te agtervolgen, waar toe de bevélen, tegen net einde van 't jaar 1565. alömme werden afgezonden; en t zyn deze bevelen, waar by de aanneming der Kerkvergaderinge van Trente, de invoering der Inquisitie, en de handhaving der plakaten, op 't strengst geboden werd, welken men voor de naaste en regte oorzaken houden moet van de beroerte, die zedert gevolgt is,

De Prins van Oranje, Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, de bevelen der Landvoogdesse ontvangen hebbende, schreef uit Breda, den 24 January 1566. aan de Landvoogdesse, dat hy nog de Inquisitie, nog de plakaten, zo als geboden was, konde doen uitvoeren, wenschende liever, zo men daar enkel mee door wilde, van zyne ampten ontslagen te zyn. Enige andere Stadhouders gaven genoegzaam hetzelfde te kennen, betuigende niet gewillig nog magtig te zyn, de Inquisitie tot uitvoerders te dienen, en vyftig of zestig duisend menschen met het vuur te verbranden. In eene vergadering der Vliesridders, die tegens den 27 Maart, door de Landvoogdesse beschreven was, daar ook de President [p. 683] Viglius, en die van den geheimen Raad tegenwoordig waren, werd aangemerkt, dat de Bisschoppen, thans zo talryk in Nederland zynde, de gewone Inquisitie gemakkelyk konden waarnemen; en dat men de buitengewone Inquisitie des Paus zeer wel konde missen, of ten minsten voor eenen tyd konde opschorten, gelyk voormaals in den jare 1550. gezien was. De Prins van Oranje liet zig by deze gelegenheid in eene redevoeringe zo verstandig horen, dat zelfs zyne vyanden 'er over verbaast stonden.71

XXI. De strenge bevélen bevorderen het werk der reformatie, en 't Verbond der Edelen; ook in Friesland. Deze strenge bevelen, hoe zeer tot uitroejinge der zogenaamde, ketteryen ingerigt, werden, door de hand der albeheerschende goddelyke voorzienigheid, bestiert, tot bevorderinge van het grote werk der Kerkhervorminge, en tot nederwerpinge van den Roomschen Godsdienst in Nederland: want hier door werden de meeste inwoners in 't begrip gebragt dat het bederf des Lands, en de Wisse ondergang der Steden, aanstaande was. Het volk werd wanhopig, en, op zommige plaatzen, ging men zo verre, dat de gevangenen om de Religie, uit de

71 Hooft Hist. bladz. 74.

101wumkes.nl

Page 102: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

kerkers gelaten werden. Een groot getal Nederlandsche Edelen Verbonden zig, om de nodige middelen in 't werk te stellen ter afschikkinge van de Inquisitie, en om vryheid van geweten te verwerven72, en door dit verbond werd de gemeente [p. 684] zodanig gestyft, dat men eerst heimelyk, naderhand opentlyk in 't veld, met groten toeloop, begon te prediken. De Gereformeerden hadden den meesten aanhang onder het gemeen, de Lutherschen onder de Edelen, als ziende op den bystand der Duitsche Vorsten. 't Getal der Wederdoperen wies ook overhand aan. In eene Gereformeerde predikatie, omtrent Doornik, telde men agt duisend toehoorders. By Ryssel was de vergadering nog sterker, en omtrent Antwerpen werden, op zekeren dag, dertien duisend, op den volgenden veertien, en weinig daar na boven de zestien duisend toehoorders getelt. In de naastgelegene gewesten aan Frankryk waren de Gereformeerden talrykst, in de Provinciën, ten oosten den Rhyn en het Vlie, waren daar benevens veele Lutherschen; en de Wederdopers breidden zig meest uit in Holland en Friesland.

Ook in Friesland. In de Provincie van Friesland, daar, zedert eenigen tyd, veele Priesters overtuigt waren van de nietigheid der Roomsche Religie, die zy, tot nog toe, bedient hadden, geschiedde insgelyks, om dezen tyd, eene grote veranderinge. De verbondene Edelen alom toeleggende om aanhang te maken, zonden, ten dien einde, heimelyk, eenigen der hunnen derwaarts, 't Verzoekschrift der Bondgenoten, aan de Landvoogdesse overgegeven, werd alömme verspreid, en van veelen gelegen, wanneer te Leeuwarden aankwamen Herbert van Raaphorst, Frederik van Egmond, en Albert van Huchtenbroek, die ten huize Gabbo Selsma, op de nieuwestad, in den [p. 685] vergulden Helm, hun verblyf namen. Hun berigtschrift behelsde, „datze moesten mededelen den inhoud van 't verbond der Edelen, en de handelingen, die met de Landvoogdesse en met den Koning, waren voorgevallen Zy moesten bezorgen, om de Friezen, zo door 't voorstel van 's Konings toorn, als door den indruk van de gevaarlyke gevolgen, die de invoeringe der bloedplakaten en der Inquisitie na zig zoude trekken, in der Bondgenoten belangens over te halen, tot afweeringe van de onheilen, waar mede het Vaderland gedreigt werd; onaangezien de bedrieglyke brieven der Landvoogdesse, die niets anders beöogde, dan om de minkundigen met vleyende redenen in slaap te wiegen, en der vryheden nek te breken" De gemelde afgevaerdigden waren, zo verhaalt wort, ter stad ingereden op witte kleppers, gekleed in aschgraauwe stoffen, voerende eenen houten nap met zilver beslag; welke ongewoon opschik, verbeeldende hunne onderwerping aan 's Konings dienst, in lydzaamheid onder den onverdienden schimp, eene

72 Zie hier voor, bladz. 5. Breder Vaderl. Hist. VI Deel, bladz. 122, en de Historieschryvers, Bor. van Meteren, Hooft, Strada en anderen.

102wumkes.nl

Page 103: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

ontroering in de gemoederen der aanschouweren verwekte. De Roomschgezinden braakten veele scheld- en lasterwoorden tegens hen, en de Bondgenoten uit; dog dit, en verder het geen zy in last hadden, werd door hen, op eene vrymoedige wyze, aan de Gedeputeerde Staten vertoont; zeggende, „dat, alzo zy, om gewigtige oorzaken, in Friesland waren aangekomen, thans, door zekere kondschap vernamen dat 'er menschen gevonden werden, die hen belasterden, [p. 686] als of zy in 't land kwamen, met last om den Adel heimelyk in hun godlyk verbond te trekken; dat hen zulks aan het hart ging; datze geene personen waren, die heimelyk dagten te handelen het geenze in 't openbaar, vooräl in zaken van dien aart, niet zouden durven staande houden. Dat zy derhalven in eigen persoon verschenen voor de Afgezondenen van 's Lands Staten, voor wien zy, met adelyke woorden betuigden, niets in last te hebben dan zekere bekentmaking, met de hand van verscheide Heeren bevestigt; 't welk zy aanboden te laten lezen, en daar uit afschrift te geven: op dat men niet hen zoude beschuldigen, als of hun last strekte, om, door heimelyk Bondgenoodschap, de landen van Friesland in verwarringe te brengen: daar, in tegendeel, hun berigtschrift in hield, om den Staat kennis te geven, van het eerlyk en godlyk verbond, 't welk zy overleverden, ten einde de landen namaals geene klagten konden doen, dat hen hetzelve niet was bekent gemaakt."

De Gedeputeerde Staten, Ruurd Roorda, Haring Glins, Watzo van Kamminga en Doeke van Martena gaven hier op aan de Afgezondene Heeren tot antwoord; „Dat zy, de bovengemelde verklaringe, uit handen van Huchtenbroek en Egmond ontvangen hebbende, en by hen onderteikent zynde; gelyk mede een afschrift, in 't Nederduitsch overgezet, van zekere bekentmaking, in 't Fransch geschreven; daar by mondeling betuigende, dat zulks geschiedde, op dat niemant [p. 687] mant in vermoeden mogte geraken als of zy bevél hadden, om, door verborgene zamenspanningen, het land in oproer te wikkelen, daar het niet anders behelsde dan eene bekentmaking van het Verbond, aan overgegeven; dat zy Afgezondenen van deze hunne verschyninge en verklaringe behoorlyk getuigschrift verzogt hadden, te meer, vermits aan hen Heeren Gedeputeerden genoegzaam bekent was, dat de Heeren van Huchtenbroek en Egmond, wegens, hunne vrouwen zodanig in Friesland gegoed en gegrond waren, dat zy, uit dien hoofde, wel zonder schroom in 't land mogten komen; dat zy Gedeputeerden geen het minste nadenken van hen voedden, als ofze heimelyke aanslagen smeedden, om den Adel en het land, heimelyk in hun verbond te trekken, of iets in donker te willen uitwerken, waar mede zy in 't openbaar niet durft, den voor den dag komen. Gevende overzulks zy Gedeputeerde Staten aan hen dit getuigschrift, met dankschuldige verpligtinge wegens hunne goede geneigtheid tot den lande."

De drie Heeren zig hier eenigen tyd opgehouden hebbende, vertrokken weder naar elders, zonder dat men vind datze hier iet merkwaardigs hebben uitgevoert.

103wumkes.nl

Page 104: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Alleen vind men, dat Sjoerd Beyma, benevens Hartman Galama, Friesen Edelman, het Bondgenootschap niet alleen ondertekent heeft, en anderen heeft overgehaalt tot gelyke tekening, maar ook, ten verzoeke van zommigen, met voorschryvens van verscheide andere Friesche [p. 688] is verreist naar Vyanen, by Graaf Lodewyk van Nassau, en Hendrik Heer van Brederode, dewelke hem de gezegde verbintenis overhandigt hebbende, te gelyk met zeker berigtschrift in 't Hoogduitsch, geschreven door Grave Lodewyk, behelzende de wyze, hoe de verbondene Friesche Edelen zig zouden hebben te gedragen, en 't geen zy werkstellig moesten maken tot de ondertekening van eenigen, by zyne wederkomst van Vyanen. Gelyk mede dat de gezeide Sjoerd van Beyma een ander byzonder Verbond heeft opgestelt, ten huize van Pieter Berrins, het welk aldaar mede van verscheide andere Edelluiden is ondertekent.73 Ook vind men, dat de voorgemelde Albert van Huchtenbroek, die naderhand Kapitein van het voetvolk onder Brederode geweest is, verscheide, zo Friesche als andere Edelen, bewogen heeft het Verbond te ondertekenen; en, tot dat einde, op last van Graaf Lodewyk van Nassau en Brederode, het Verbond in Friesland heeft overgebragt en bekent gemaakt, zonder welk het gezegde land, (dus spreekt de Sententie van Alva74) buiten oproeren zoude gebleven zyn; dat hy al zyne kragt gedaan heeft, om verscheidene Verbondene in Friesland t' overreden, om mede op te willen brengen tot de drie Millioenen, aan zyne Majesteit te presenteren, om van hem vryheid van geweten te verwerven. Wyders is van het getal der Friesche verbondene Edelen en voorname Standspersonen [p. 689] geweest, Dr. Tjalling van Eyssinga, Raad-Ordinaris in den Hove van Friesland, die in de Sententie van bannissement en confiscatie beschuldigt wort, den nieuwen Godsdienst

aangehangen, met raad en daad bygestaan, en het klein verbond zelfs opgestelt te hebben. Gelyk mede in. dezelve Sententie worden veroordeelt zyn Huisvrouw Hylk Haersma, en hare moeder His Jousma, huisvrouwe van Pieter Haersma75; als mede Joolt Wybrants dogter, die de gezeide Afgezondenen der Bondgenoten, Raaphorst, Huchtenbroek en Egmond, ten haren huize ontvangen, gehuisvest en onthaalt had, gedogende dat zelfs veele verbondene Friesche Edelluiden de afbeeldingen hunner wapenen voor haar huis opgehangen hebben; met het byschrift; Lang leven de Geuzen. Welk eenen aanhang deze verbondene Edelen, kort daar na, in deze Provincie gekregen hebben, kan eenigzins afgenomen worden, uit het groot aantal van personen, wier namen by Sententie van den Hertog van Alva worden uitgedrukt.76

73 Sententien des Hertog van Alva, bladz. 75. 74 Bladz. 129. 75 Sententien van Alva, bl; 165, 167. 76 Bladz. 187, 188, 189, 190, 191, 192, 193, 194, 228, 229, 243, 353, 392 en elders.

104wumkes.nl

Page 105: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XXII. Beweging tot vernietiging van 't Pausdom te Leeuwarden, en eerste Predikatien aldaar. Midlerwyl werden alömme gedrukte boekjes verspreid, doemende de vinnigheid van gewetensdwang, en lovende het bedryf van den verbonden Adel. De lof van Brederode, zo wel als de laster der Roomsche Geestlykheid, en de veragtinge van den Stadhouder en het Hof, werd opentlyk langs de straten uitgezongen. Eenigen dier zangers werden [p. 690] gegrepen, en, by 's Hofs Sententie, uit den lande gebannen, 't geen het vuur van misnoegen te meer aanblies, en aanleiding gaf van zwaardere onheilen te voorspellen: „dit alles zeide men, kwam der gemeente over, door bestellinge der Roomschgezinden, die zig wel schoon voordeden, maar moord en brand van binnen droegen, ten nadeele der Bondgenoten. Dit ware de uitslag der bloedige plakaten, zo menigmaal vernieuwt. Dit zag men duidelyk uit de felheid van den Raad in 't straften van eenige onnozele zangers, die, zo men 't overwoog, onschuldig gebleeken te wezen; en eer door lossigheid, dan opzettelyk misdaan hadden. Bestond het Hof dit, terwyl deszelfs magt nog onvast ware, wat had men niet te wagten, als hetzelve volkomen zou beveiligt zyn. Men zag nu waar Aremberg het op toeleidde. By dag en nagt ontving en verzond hy boden. Men behoorde thans meer dan ooit, uit zyne oogen te zien, en zig het bewaren der Stadspoorten magtig te maken, wyl het welvaren der Stad de burgery, was aanbevolen," enz.

Gabbo Selsma, een persoon van vrye tong, verzeld van Mr. Frans Hemmes, mede een groot voorstander der Bondgenoten, waren de voornaamste aanvoerders dezer beroerte. Zy kwamen by nagt voor het huis van den Heer Ivo, Pastoor te Oldenhove, deden eenige stoutigheden, gelyk mede aan dat van den Vikaris te Nyehove, en verzetteden zig regens den Graaf van Aremberg, die hen, terwylze de wagt hielden, verbood het Kasteel te naderen.77 [p. 691] Zy trokken de Wethouders mede in hun belang, en bevorderden, dat de Schutters de Stadssleutelen voortaan zouden bewaren. Ook werd by dage de wagt gehouden, en zorg gedragen dat geen krygsvolk ingelaten werd. Aremberg hier van verstendigt, vloog in gramschap naar de poort, en vroeg aan den Rotmeester, een Schoemaker van zyn handwerk, wie zo stout was van 's Konings Soldaten buiten te keeren? Deze het bevel der Stads Overheid voorwendende, schold de Stadhouder met bitze woorden op de Wethouderschap; dog de Overheid ontbood, om hare magt te meer klem te geven, de Rotmeesters, en vorderde hen den eed, tot handhavinge van der Stads regten en vryheden, af. Op den 6 Sept. 1566. vergaderden de Stads Wethouders op het Raadhuis, alwaar, ten bywezen van de gezworen gemeente, als mede de Hopluiden, de Rotmeester der Schutters Tjerk Walles, toen President van de Magistraat, eene aanspraak deed aan de Schutterye der Stad; „'t is thans, sprak die roemwaerdige Regent, de tyd, om te denken op de herstellinge van het welvaren der Stad, de veiligheid van 't 77 Sententien van Alva, bladz. 167. Gabbema verhaal van Leeuwarden, bladz. 449, 450.

105wumkes.nl

Page 106: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

geweten, liet handhaven der wetten, en de bescherming van goed en leven, die, door de onbepaalde heerschappy en opgeblazen hoogmoed der Spaansche dwinglanden, staan vernietigt te worden. Veel woorden zyn hier onnut, maar een spoedig besluit is ten hoogsten dienstig. Wy dienen aanvang te maken met [p. 692] de zorg voor onze zielen, als het hoogste belang der menschen. Myn raad is, dat wy het prediken van Gods woord,, tot hier toe heimelyk gedaan, zonder vreeze, en zonder uitstel, niet afwagtende het besluit van het Hof of den stadhouder, in 't openbaar beginnen, 't Is derhalven hoognodig, datwe den beeldendienst afschaften, en de beelden uit onze oogen, harten en kerken weeren; verwervende alzo eene plaats, gezuivert van alle bygeloof en afgodery, en volkomen ontheft van de vuiligheid der mispriesteren, om God met opregte pligtsbetragting, tot gerustheid, zo van ons geweten, als tot onze eeuwige zaligheid, te loven. Thans is de gelegenheid geboren, om de Pauselyke bygelovigheden ten lande uit te dryven. Een regtmatige iever, en het afwezen des Stadhouders, geeft ons hiertoe aanleiding. De Soldaten, welken wy de poort voor het hoofd gestoten hebben, zullen ons niet storen, en 't gevoelen der gemeente stemt het toe. Eenige weinigen mogen het wraken, maar zullen geene kragt hebben het: tegen te gaan byäldien wy maar haalt maken, en ons dienen van het voordeel des tyds. Myn meening is, datwe het den naasten nagt aanvangen, en, op dat de moedwil van het graauw ons niet hindere, de Schuttery 'er byvoegen; dog dat alvorens de Gilden hunne Schilderyen, tafelen, kandelaars enz. in zekerheid bergen. Het overige mag, ten believen van de uitvoerders, worden afgebroken." Deze voorstellingen met algemene toestemming beäntwoord [p. 693] zynde, ontbood men de Pastoren van de drie Hoofdkerken met de Overluiden der Gilden, en belastte hen uit de kerken weg te doen, alles wat hun als eigen toebehoorde, ingevalle zy het in den aanstaanden avond niet wilden verbryzelt zien. Voorts liet men door de gantsche stad omroepen, dat niemant, dan die 'er toe gelast ware, op straat zoude verschynen. De Gilden, ten vier uuren, hunne kostbaarheden uit de kerken gehaalt hebbende, werden, door agt Burgercompagnyen, en eenige werkluiden, de beelden, tafereelen, altaren en andere goederen, in de kerken Oldenhove, Nyehove, en St. Catharyne, 's avonds by donker, afgenomen, gebroken, geklooft en weggesmeten. 's Anderen daags werden de kerken tot de waarneming van den herformden Godsdienst toebereid, en op den daaraanvolgenden dag predikte Anthonius Nicolaus, en Martinus Eliacus, gewezene Priesters te Hogebeintum en Tzum78, de eerste voor en de andere namiddag, in de kerke te Oldehove, werdende derwaarts geleid door de gewapende Schuttery, in 't bywezen van den Burgemeester Tjerk Walles, en den Schepen Hendrik Albertsz. Zy deden hunnen dienst in burgerlyk gewaad, met zwarte mantels omhangen, en hoeden op het hoofd. 't 78 Zie Meiners, Oostfriesche Kerkgeschiedenis, bladz. 457, 458. Naamlyst van Leeuwarden, bladz. 2. Gabbema verhaal, bladz. 454.

106wumkes.nl

Page 107: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Zelfde geschiedde de volle week uit, verklarende het derde Hoofddeel van Paulus brief aan de Romeinen.

Het Hof, verbaast over deze schielyke verandering, [p. 694] ontbood midlerwyl, Heeren Ivo, Sytse Abbes en Douwe, Pastoren te Oldehoof; Adriaan Warnersz. te Nyehoof, en Douwe Joukesz. van Catharinekerk; mitsgaders Pieter Jakobsz. Vikaris aldaar; hen, onder voormaals gedanen eede, afvragende, of zy de Roomsche Kerkzeden en Godsdienstplegtigheden, pit overtuiging van hun geweten, of, alleen uit vrees voor de straf, bedient hadden? En geäntwoord hebbende, datze hunne diensten, zonder bezwaar van geweten tot nog toe gedaan hadden, beval hen den Raad, hetzelfde voortaan t' agtervolgen; en, niet tegenstaande het verwoesten der kerken, ten minsten in hun prediken de oude gewoonte volgen. Ondertusschen verbood de Wethouderschap den Kloosteren het luiden der klokken, en het houden der kerkdiensten met opene deuren,

Edog op den 13 derzelver maand kwamen drie van de bovengemelde Pastoren, Sytse of Sixtus Abbes Adriaan Warnesz., Douwe Joukes, en de Vikaris Pieter Jakobsz, met hoed en mantel, in 't koor van de Catharynekerk, na 't sluiten der Predikatie, by Anthonius Nicolams, anders genaamt Theunes Klaassen; Sixtus klom op den Predikstoel, en deed opentlyk belydenis van het regtzinnig geloof, plagende zig hartelyk, dat hy, tot dien tyd toe, in den dikken nevel van de Roomsche dwalingen gewandelt had: hy verklaarde, dat, wat hy gesproken of gedaan had, overëenkomstig de leere van het Pausdom, valsch, tegen en God en zyne geweten, gedaan ware; dat hy had om vergevinge aan de gemeente, dat hy [p. 695] ze zo loos en bedrieglyk om den tuin geleid had. De andere drie deden insgelyks; en lieten voorts hunne huwelyksgeboden over de kerke afkondigen.

XXIII. Beeldstormery in Nederland. Midlerwyl deze omstandigheden te Leeuwarden voorvielen, was, in de meeste der Nederlandsche Provinciën, het Pausdom, een zware slag toegebragte door de berugte, beeldstorminge, die in de maand Augustus, 's nagts voor Maria Hemelvaart, eenen aanvang nam. Dit verbazend onweer begon in West-Vlaanderen, daar eenigen van 't geringste volk, men weet niet door wien, gaande gemaakt, gewapent met stokken, bylen, hamers, ladders, touwen en ander werktuig, op de been kwamen, en de handen sloegen, eerst aan kruisen en beelden, die aan den gemeenen weg stonden; toen naar de dorpen, en eindelyk binnen de steden, zig begevende, alles, wat men van kapellen, kerken en kloosters aantrof; werd opengebroken: alle beelden, schilderyen, sacramenthuizen, altaren en, andere cieraadjen, werden om verre geworpen, verscheurt en vernielt. De storm kwam als, een blixem, en vloog zo geweldig voort, dat 'er in drie dagen meer dan vier hondert Kerken geplondert werden. In eenige plaatzen waren de Overheden, op dat het volk van de moedwilligheid gene gewoonte maakten, vooraf gereed; met de beelden zelfs te doen wegnemen.

107wumkes.nl

Page 108: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Elders werd het dol geweld met magt en order gestuit. De eerste aanvang geschiedde omtrent St. Omer: dit niet kwalyk vergaande, liep men naar Iperen, daar onderweeg de menigte kragtig aanwies. Van de burgers binnen gelaten, [p. 696] nam aldaar het beeldstormen een' aanvang, terwyl een ander deel de boekkamer van den Bisschop aan brand stak. Van daar ging men naar Meenen, Komene, Warwyk en andere plaatzen, alwaar omtrent op dezelve wyze huis gehouden werd. Over den stroom geraakt, vielenze in de Kasselnye van Ryssel en overweldigden het klooster Marquette. Van daar toog een deel van dit gezelschap naar Douay, en een ander naar Seclin; dog omtrent deze laatste plaats werdenze door een deel gewapende inwooners gestuit en verstrooit. Die van Antwerpen vrezende voor gelyke onheilen, deden het groot Maryenbeeld, dat anders agt dagen lang in 't ruim der kerke ten toon plag te staan, tydig in 't koor brengen. Eenige jongens in de kerk zynde, begonnen 'er meê te spotten: een van hen klom op den predikstoel, en maakte door vreemde gebaarden, den schyn van predikant. Hy werd, na eenige tegensparteling, by de trappen neêrgestoten, en dit gaf allenskens aanleiding, dat 't van spelen tot vegten kwam, 't geen een groot rumoer verwekte, dog voor ditmaal, kort daar na, gestilt werd. 's Anderen daags bestonden eenigen op nieuw met het gezegde Maryenbeeld te spotten, en de moedwil wies hand over hans aan. De berkbewaarders poogden wel het volk, dat vast toenam, te doen vertrekken, maar dit was ondoenlyk. Dit den Markgraaf en de Magistraat op 't Raadhuis; aangedient zynde, begavenze zig derwaarts. Hunne tegenwoordigheid bragt wel eenig ontzag en deed eenigen vertrekken; dog anderen hielden stant, en deden verscheide buitensporigheden [p. 697] en spotternyen. Zommigen meenden, dat, als de Overheid uit de kerk week, de menigte door den drang mede zou wyken; dog als de Burgemeesters van daar, paar 't Stadshuis gingen, en de deuren der kerke, op een na, gesloten werden, weigerden de baldadigsten uit te gaan: terstont keerden veelen te rug, en noodzaakten den Markgraaf om de wyk te nemen, 't Gespuis sloot, stort daar op, de deuren toe, en viel, met een schrikkelyk geweld, aan 't breeken en plonderen, 't Groot Maryenbeeld, dat men, twee dagen te voren in den omgang had gedragen, werd eerst vernielt, onder een vreeslyk geschreeuw, lang leven de Geusen. Daar na viel men op de andere beelden, taferelen, altaren en het orgel, alles ter neder veilende en vernielende, met zo eene hevigheid, dat men, van, zonnen ondergang af tot voor middernagt, zo een heerlyk gebouw, waar van weinigen zyns gelyken in Europa gevonden werden, tot eene iedele en akelige romp maakte. Van daar vloog de razerny, door meerderen toeloop, versterkt, naar de andere kerken, kapellen en kloosteren, daarze even eens huis hielden. Veele gevangenen werden, door het breken der sloten, in vryheid gestelt; gelyk mede de kloosters der Nonnen opgebroken: werden, en, de Nonnen zig genoodzaakt vonden, om naar een goed heenkomen om te zien. Het misbrood, daar zy 't vonden, werd met voeten getreden; de gewydde kelken met wyn

108wumkes.nl

Page 109: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

gevult, werden door de plonderaars elkanderen toegedronken; met de geheiligde, olie smeerdenze de schoenen; alle kerk- en [p. 698] misgewaden werden vernielt, de boeken verbrand, de beelden met voeten getrapt, met rapieren gesteeken, met bylen geklooft en voorts geheel vernielt. Met den dageraad liep een deel uit de stad naar 't klooster van St. Bernard en de andere geestelyke gestigten daar omtrent, alles vernielende; terwyl de rest voorts, al wat van dien aart was, binnen de stad uitstormde. Drie dagen duurde deze dolheid, die, wegens de verbaastheid der regeringe, dus ongetoomt voort sloeg. De burgery hield zig stil: want de Roomschgezinden, dugtende dat alles door de Gereformeerden besteeken was, en vreezende dat hen erger mogt overkomen, zoze zig roerden, hadden geen hart om zig regens het geweld te verzetten. De Gereformeerden, vreezende dat het hen zon geweten werden, deeden genoeg om zig tegens de onverhoedze aanvallen der Roomschen te beveiligen. Elk deed onderwyl zin best om zyne eigene goederen voor de woedende menigte in zekerheid te bergen: voor het overige liet men de verwoedheid naar eigen lust omspringen; maar ten laatsten, vermits een groot Crusifix in de hoofdkerk, met moeke van boven werd getrokken, viel het op de wapenen der Vliesridders, die daar ten toon stonden, en ongemeen kostelyk waren. Dit maakte de Magistraat en burgery gaande om verdere baldadigheden voor te komen, nemende tien of twaalf gevangen, die naderhand, deels met de galg, deels met de roede, en anderzins gestraft werden. De schade die door dit roven en plonderen veroorzaakt was, hield men onwaardeerlyk: alleen [p. 699] in de groote kerk werdze geschat op meer dan vier tonnen gouds.

Tenzelven tyde als dit t' Antwerpen gebeurde, woedde dit onweer insgelyks binnen Gent, Oudenaarden en andere Vlaamsche steden. 't Was als eene aardbeving, te gelyk alle plaatzen in Nederland overvallende: want Brabant en Vlaanderen, Holland, Zeeland, Gelderland, Friesland, Overyssel, en byna gantsch Nederland, (uitgenomen drie of vier Provinciën) werden op eenen tyd overlopen; en bannen weinige dagen was alles volbragt.

Eene der wonderlykste gebeurtenissen die ooit gezien zyn! Niemant van de daders stond bekent, en niemant heeft zig naderhand daar over beroemt. Het werk zelve ging regelmatig, zonder gevegt of onëenigheid toe, en niemant, schoon 't meest by nagt geschiedde, werd door 't vallen van beelden of grote stukken metaal, gekwetst De gedagten over deze zo zeldzame beweginge waren velerley, en, schoon de woede, dus onbezonnen te werk gaande, en in den eersten opslag, veel nadeel aan het werk der hervorminge toebrengende, ten hoogsten te mispryzen was, kan men egter daar in aanmerken de hand van de goddelyke Voorzienigheid, om daar door uit te voeren het geen de hoge Overheid amptshalven behoorde gedaan te hebben, namelyk de grouwelykheid der heerschende afgoderye uit te roejen, en daar door den weg te bereiden voor eenen zuiverderen Godsdienst.

109wumkes.nl

Page 110: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XXIV. Voortzetting der Hervorminge te Leeuwarden, enz. Om van deze onlusten weder tot onze Provincie te keeren; te Leeuwarden werd op den 5 Sept. voor de eerstemaal het heilig der [p. 700] Avondmaal gehouden, en bedient door de voorheen genoemde Leeraren; zynde de Burgemeester Tjerk Walles de eerste die 't ontving, en na hem eene aanzienlyke menigte

Geloofsgenoten onder de burgery. De Stadhouder Aremberg, thans uit Overyssel te rug gekomen, belaste den 16 dier maand aan de Magistraat, datze de Gereformeerde Leeraren zouden afdanken, en de kerken weder in vorigen staat stellen. De Burgemeesters pleegden deswegen raad met de Schepenen, gezworen Gemeente, en de Bevelhebbers der burgery; die allen oordeelden dat zulks ondoenlyk ware, maar dat alles behoorde te blyven in den tegenwoordigen staat, tot dat, van 's Konings wegen, en by de algemene Staten, anders zoude worden geordonneert. Belovende niet te min den Koning getrouw te willen blyven. Dit bescheid den Stadhouder aangedient werdende, ook met aanbiedinge van een verdrag, tot bepalinge van de vrye oefeninge der beide Religien, werd het voorstel plat afgeslagen, en het vorig bevel nogmaals vernieuwt. Dit onmogelyk zynde in de uitvoering, verschoonde zig de Magistraat zo veel doenlyk; dog de Stadhouder bleef onverzettelyk, en, op den eersten Octob. werd door het Hof een plakaat uitgegeven, waar by aan alle Priesters en geestelyke personen, op straffe van hoogste ongenade, bevolen werd, den Godsdienst, naar ouder gewoonte te plegen, en gene nieuwigheid in dé Religie te verwekken. Dog alle de Pastoren, op twee na reeds der nieuwe Religie omhelst hebbende, had dit gebod geene [p. 701] kragt. Zelfs werd, kort daar na, door de Magistraat de oefening des Roomschen Godsdienst geheel verboden, en de kerken aan die van de Gereformeerde Religie overgegeven; wyl reeds de Priesters van zelve, en zonder eenigen dwang, de Gereformeerde Leere hadden aangenomen.

De Gouvernante schreef om dezen tyd scherpe brieven aan Aremberg, vol van dreigementen en gramschap: hier by was overgezonden een gebod van den Koning, dat alle oefening van den Gereformeerden Godsdienst zou gestaakt worden. Dit gebod in de St. Vitus kerk by de Magistraat, Schepenen, gezworen Gemeente en Bevelhebbers overwogen zynde, gingen eenige Roomschgezinden buiten: de anderen beloofden by eede standvastigheid in den aangenomen Godsdienst, en tegenstand van 's Konings edikt. Die zig uit de vergadering begeven hadden, werden, 's anderen daags, nogmaals ontboden, wanneer het voorgaand besluit, by meerderheid van Hemmen, werd doorgedreven. Een Edelman Hector Æbinga niet willende toestemmen, werd naar zyn huis te Hallum gewezen. Tegen al het welk zommige Roomschgezinden hevig uitvoeren.

110wumkes.nl

Page 111: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XXV. Schielyke omkeering aldaar. Verjagen der Leeraren uit Friesland. De zaken dus staande, kwam Aremberg in 't begin van Januari 1567. uit Overyssel in Friesland, medebrengende vier duitsche vaandelen. Te Bergum zig ophoudende, zonden die van Leeuwarden één Burgemeester, één Schepen met twee Hofs Advocaten derwaarts, verzoekende dat 'er geene verandering in 't, stuk van Religie mogt gemaakt [p. 702] by toelatinge van die, de gemene rust bevordert worden. Maar de Stadhouder, ten hoogden gebelgt, schreef, op den 8 Januari, aan de Magistraat, dat de Predikanten, op den 11 derzelver maand voor zonnen ondergang, buiten de Stad zouden vertrekken, en nimmer daar in weder ontvangen worden, op straffe van 's Konings hoogste ongenade; met eens bevelende, de beelden en kerkcieraadjen weder aan 's Konings Boumeesters ter hand te stellen, en voorts te bezorgen, dat 'er niets, strydig met de oude kerkzeden, gedaan of gedoogt werde. Dit hard bevél bewoog die Overheid, om nogmaals eene bezending te doen, waar toe de Burgemeesters Tjerk Walles en Alle Teyens werden afgevaerdigt. Deze by Aremberg gekomen, stelde hy hen de volgens de punten voor, die hy volstrekt wilde nagekomen hebben: „Zy zouden de Predikanten wegzenden; geene nieuwe Religie hebben, nog verbonden aangaan, en dieze aangegaan hadden, verlaten; des Konings plakaten, als van ouds, publiceren; 't geschut, buskruit, en alle oorlogstuig hem ter hand stellen; eenige, mee namen benoemde personen, tot gyselaars overgeven; daarentegen vry zyn van Inquisitie, van de laatste plakaten, en van vreemd guarnisoen. Zy moesten de gemeene ruil bezorgen; en dit nakomende, zouden de gyselaars over een jaar in vryheid gestelt worden. De Landvoogdesse deze artikelen bekragtigende, zou dit alles van waerde blyven." [p. 703]

Deze bevelen te rug gekomen, werd daar over geraadpleegt, en, hoe zwaar het der Overheid viel, dezelve punten aan te nemen, dwong haar nogtans de vrees, om zig daar aan t' onder werpen. Het geschrift waar in de punten begrepen waren, werd van allen, daar in benoemt, ondertekent, en voorts den gyselaren eene acte van verzekeringe ter hand gestelt, waar byze van alle schade ontheft zouden blyven.

De Stadhouder dus meester van de Stad geworden, verleende terstont vergiffenis van vorige misdaden; bedingende nogtans voor zig een behoorlyke lyfwagt, en beloofde, dat, ingevalle de Landvoogdes de artikelen niet mogt goedkeuren, hy allen die gevaar hadden, by tyds zou waarschuwen om zig te konnen wegmaken. De Landvoogdes bekragtigde eerlang het beraamde; behoudens dat 't artikel van 't Guarnisoen de volgende Stadhouders niet zou verbinden.

Verjaren der Leeraren uit Friesland. Intusschen waren de Predikanten reeds op den 12 Januari, ter stad uitgeleid; en den 21 dier maand werd de Roomsche Godsdienst op den ouden voet weder

111wumkes.nl

Page 112: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

herstelt, tot geene mindere vreugde der Roomschgezinden, dan tot bittere droefheid der Gereformeerde geloofsgenoten.

Kort daar na schreef de Stadhouder aan alle Grietsluiden ten platten lande, om alle Gereformeerde Predikanten, binnen hunne bedryven zig onthoudende, te doen vertrekken, binnen drie dagen uit het Land, en binnen zes dagen uit 's Konings gebied, op verbeurte van het leven: ook alle kerken en gewydde [p. 704] plaatzen in de oefeninge der Roomsche Religie te herstellen. Van de Staten eischte hy dezelve bedingen als hy met die van de stad Leeuwarden had aangegaan; inzonderheid drong hy op de vernietiging van het Bondgenootschap: de Staten antwoordden, dat hen het Bondgenootschap niet aanging, als hebbende nooit Staatswyze hetzelve ingewilligt. De Bondgenoten waren byzondere personen, die voor hun zelfs konden, doen wat hun dienstig ware enz.

Zy die voorheen het Verbond ondertekent hadden, maakten toen eene afzonderlyke vergadering, en zonden, den 31 Januari, twee Notarissen in de vergadering der Staten, betuigende, by wege van protest: „dat Aremberg geen opzeggen nog iet tegen hen had in te brengen, alzo het Verbond, door 't verdrag met de Landvoogdesse, reeds ware vernietigt, en alle misdaad vergeven, 't geen reeds in Friesland, als in anders landschappen was gepubliceert. En dewyl Aremberg thans het Verbondsbrief, de namen der Bondgenoten, en eene nieuwe opzegging des verbonds, eischte, en hen beschuldigde als de Stigters der onlusten zo betuigden zy voor de Staten, dat des Stadhouders beschuldingen valsch waren. Zy hadden nooit eenigen raadslag tegens den Koning gehad, nooit volle aangenomen, of geld daar toe gegeven, maar zig altoos als getrouwe Onderdanen gedragen in 't betragten van pligt en eed. Hier in dagtenze te volharden, indien de wangunst der vyanden hen der gemeene rust, en des [p. 705] Vaderlands, niet beroofden. Ter betuiging van hunne onschuld gavenze den Staten een afschrift van 't Verbond over, waar in niets begrepen was als de eere van Gods naam, des Konings en des Vaderlands nut en welvaren."

Aremberg dit protest, met het weigerend antwoord der Staten op zyne eischen, ontvangen hebbende, was niet weinig verstoort, vooral tegens de Bondgenoten, wier trouloosheid jegens den Koning hy, zeer vinnig doorstreek; zulks de Staten, ziende dat de Stadhouder onverzetlyk, en zyne begeerten in te willigen, ten uitersten gevaarlyk was, eindelyk het besluit namen, en opentlyk verklaarden datze goedkeurden 't geen voorheen gedaan en gezeid was en datze, nog om gunst, nog om ongunst of vreeze, van hun regt zouden afwyken: willende liever een merkelyk voorbeeld van standvastigheid tonen, om de regten des Lands te bewaren," enz. Dit geschrift was uit aller naam ondertekent door Ruurd Roorda, Doeke Martena, Watze Camminga en Baert Idsaerda,

Dit hartelyk besluit gaf thans opening aan het daar op volgend geweld: de Stad Leeuwarden beklaagde zig nu over de nadelige handelingen die zy met één

112wumkes.nl

Page 113: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Stadhouder had aangegaan, en het scheelde weinig of een al gemeen oproer zou haar in nog zwaardere rampen hebben neêrgestort. Zommige personen, als Matthys Rommerts, Pier Jelgerhuis en anderen, die men hield voor de voornaamste werktuigen van 't verdrag met Aremberg, [p. 706] waren huns levens niet of naaulyks veilig. Dog de Stadhouder stilde ras deze bewegingen door 't innemen van twee Compagnyen Soldaten; de overige twee, die hy insgelyks uit Overyssel had medegebragt, werden in Sneek en Franeker geleid, welke steden in den voorgaanden herfst mede eenige neiging tot verandering getoont hadden.

Aremberg nu de handen ruim hebbende, oordeelde het thans de regte gelegenheid te zyn, om 's Konings bevelen, aangaande het verjagen der Predikanten, werkstellig te maken. Waar op eene grote menigte Leeraars uit de grietenyen Leeuwaarderadeel, Idaarderadeel, Ferwerderadeel, de beide Dongerdelen, Kollumerland, Agtkarspelen, Dantumadeel, Menaldumadeel, Wonseradeel, Wymbritzeradeel, Lemsterland, Franekeradeel, Tietjerksteradeel, Baarderadeel, Hennaarderadeel, 't Bildt, Opsterland, Smallingerland, en elders, het land verlieten; vlugtende meest naar Embden, de algemene schuil- en vryplaats der Friesche ballingen.79

De Gedeputeerde Staten schreven over deze en meer andere mishandelingen, om dien tyd, aan den Koning, wyl de Landvoogdes niet minder dan de Stadhouder, by hen verdagt was. Zy stelden de redenen hunner klagten, op de nadrukkelykste wyze voor, begerende niets dan het geen de Landschappe van regtswege, uit hoofde van 't verdrag, in den jare 1524. met Keizer Karel aangegaan, te vorderen had; dan alleen vryheid van geweten [p. 707] en Godsdienstöeffeningen buiten de gewone kerken. Dees brief, by toeval, in handen van de Landvoogdesse gevallen, antwoorddeze daar op, en wel op zodanig eene wyze, dat de aanhangers der Gereformeerd Religie gemakkelyk konden zien, hoe hunne zaak ten Hove stond. Nopens het stuk van den Godsdienst verklaardeze zig onder anderen dus: „Ik kan niet verdragen, dat eenige weinige oproerige menschen, tegen de plakaten van den Keizer en den Koning, de oude Roomsche Catholyke Religie afwerpen. En, op dat dit naderhand niet geschiede, heb ik zwaardere straffen den Overtrederen gestatueert. Want te verdragen eene nieuwe Religie, gesmeed in iedele, en ragende herssenen, tegen Keizer en Koning, tot smaad van den Paus, is onbillik en vol onëere. — Aangaande het regt der Geestelyke Beneficien, en de Collatie, dat hangt aan den Koning en de Aartsdiakenen: het geërfde regt, (Jus Patronatus) dat eenigen gehad hebben, is verbeurt, door hunne rebellye en schandelyke misdaden."

79 Schotanus Hist. bl. 741. Boekzaal Juli 1731, bladz. 71.

113wumkes.nl

Page 114: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XXVI. Komst van Alva, en schrikkelyk vlugten uit deze Provincie. Boven dien kwam, om dienzelven tyd, zeker berigt van de komst des Hertogs van Alva, wiens woeste en wreede aart der waereld voor lange bekent was; het een en ander baarde eene algemeene verslagenheid, en veröorzaakte en besluit in veele gemoederen, om, doof eene tydige vlugt, de aannaderende kwalen en onheilen t' ontwyken. Gantsch Nederland was in beweging, en de Eems en Wezer krielden van schepen, [p. 708] die de vlugtenden uit hun Vaderland overvoerden naar Embden en Breemen, daar de herformde Godsdienst bloeide, en zy in ruil mogten leven. Aremberg en het Hof banden eenige Edelen en voorname Standspersonen uit Friestand: anderen weeken van zelf ten lande uit. Veelen, die zig eerst naar Groningen begaven, werden, door beleid des Stadhouders, genoodzaakt, zig van daar naar Oostfriesland te begeven, daar deze vlugtenden eene aangename herberg vonden.80 Eenige Friesche Edelen, als Hartman Galama, Sjoerd Beyma, en Wïllem Buma, Bouwema of Bonga, by zig hebbende Gysbert en Dirk van Batenburg, die om hunne jonkheid doorgaans de kinderen van Batenburg genoemt werden, vielen, op de Zuiderzee, in handen van Kapitein Mulert, die door Aremberg uitgezonden was om op de vlugtenden te pasten. Benevens de gemelde Heeren werden mede nog eenige andere personen, in 't zelfde schip, gevangen: 't was blykbaar datze door verraad gegrepen waren; en men hield het voor waarheid, dat zeker Fries Edelman, kost daar na, ter beloninge van deze verraderye, eene grietenye te beurt is gevallen. De gevangenen werden te Harlingen opgebragt, alwaar door twee Inquisiteurs, één Heer uit het Hof, met den Fiskaal, het proces van de meesten werd opgemaakt: Vier-entwintig werden op de galeyen gebannen; zeven gehangen; Buwma werd naar Leeuwarden gebragt, Sjoerd Beyma en Hartman Galama, met de twee Batenburgen zyn naar Brabant [p. 709] gevoert; de twee eerste zyn op het Slot Rupelmonde geplaatst; werdende naderhand onthalst; 't geen Buwma, die vervolgens naar Brussel gebragt werd, mede wedervoer.

Aremberg vertrok, tegen de maand Julius, naar Overyssel, en van daar naar Brabant; vervolgens naar Luxemberg trekkende, verwelkomde hy den Hertog van Alva te Thionville of Dieden hoven, in 't begin van Augustus. De regeerwyze van dezen wreden Hertog in de Nederlanden, zullenwe hier niet beschryven, als meerendeels buiten dit bestek. zynde: alleen, merken we aan, dat hy, in alle delen beantwoord heeft aan 't oogmerk van zyne zendinge, en aan de uitspraak van de Inquisitie in Spanje, over de Nederlanders, verklarende; „Dat alle Onderdanen der Nederlanden, (uitgenomen eenige goeden) ten opzigte van hunnen afval, waren Ketters, afgeweeken van God en de heilige moeder de kerke: en dat alle de genen, die zig nu veinsden vrienden der kerke, hunnen eed niet hebbende betragt in 't vervolgen der ketteren en oproerigen, (dieze ligt

80 Schotanus Hist. bladz. 743.

114wumkes.nl

Page 115: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

hadden konnen dempen) zynde in gebreke gebleven, om zo een heilig werk uit te voeren, (dit was het zo berugte crimen amisionis) waren stokebranden der beroerte, en den ketteren gunstig. Dat de Edelen door hun smeekschrift, overgegeven tegen, de h. Inquisitie, en hebbende gedient tot ophitsinge der ketteren en oproerders, begaan hadden de misdaad van gekwetste, Majesteit, in den hoogsten graad." De Koning had ook; deze uitspraak [p. 710] der Inquisitie bekragtigt, en belast, dat men, zonder aanzien van persoon, geslagt of verdiensten, met de straffen zoude voortvaren; 't geen Alva, door het vangen, spannen, branden en onthoofden van duizenden menschen, en door het aanslaan hunner goederen, allenthalve is nagekomen; volgende ook in dezen het gevoelen van den wreden Vergas, Voorzitter van den Raad der troebelen, die over alle de Inwooners dep Nederlanden dit oordeel uitsprak: De ketters hebben de kerken verbroken, de goeden hebben zig daar tegens niet gekant: gevolglyk moetenze allen hangen.

XXVII. Staat der kruiskerke alhier. Hoewel nu, door de wrede vervolgingen van Alva, eene grote menigte menschen het land moesten ruimen, en de eerstopkomende gemeenten van hare Leeraars, en het land van veele treffelyke Edelen, en voorstanders der goede zake, berooft werden, bleef nogtans het werk der reformatie, en de prediking van Gods woord, niet geheel agter; maar veele Leeraren kwamen, nu en dan, in Friesland, heimelyk, en vertroostedende onder het kruis zittende verborgene gelovigen. De uitgewekene Leeraars en Belyders onthielden zig meest, als gezegt is, in Oostfriesland en te Embden. Antonius Nicolai, en Martinus Eliacus waren voornamelyk aangekomen, om de vlugtende Gemeente aldaar te dienen; en met deze zo wel als met de predikanten van de Consistorie aldaar, hielden de verborgene in den lande, briefgemeenschap. Kort na den dood van Aremberg, wiens lighaam op den 16 Juny 1568., binnen Leeuwarden, [p. 711] begraven werd, vertrokken Andreas Dirksen en Gellius Snecanus met andere Leeraars, weder, naar Friesland, daarze, in 't verborgen, het woord predikten binnen Leeuwarden. De eerste, ook Castricomius gebynaamt, was al in den jare 1566. Leeraar geweest te Sneek, met Cornelius Rosterhaulius; dog beiden naar Embden gevlugt, op 't plakaat van den 11 Jan. 1567.81 Gellius Snecanus had voorheen te Franeker en Leeuwarden, de gemeente gestigt, en deed zulks in dezen tyd met zonderlinge vrugt.82 De gelovigen, hier door opgewekt, schreven op den 27 januari 1569, eenen brief aan den Kerkenraad van Embden, waarin zy Gellius tot vasten Leeraar begeerden.83 Insgelyks werd hy, om dienzelfden tyd, omtrent Franeker, verzogt. De brief der Leeuwarders was zeer beweeglyk opgestelt, en

81 Naamlyst van Sneek, bladz, 42. Boekz. Juli 1731. Bladz. 71. 82 Boekz. Octob. 1731; bladz, 455. 83 Boekz. Jul. bladz. 76.

115wumkes.nl

Page 116: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

door vyftien personen ondertekent.84 Hy werd door den Eerw. Kerkeraad, met goedvinden van Antonius en Martinus, zeer minzaam en gemoedelyk, beantwoord, en het verzoek, in zo verre, ingewilligt, dat hen twee andere Leeraren werden toegezonden. Zy werden, kort daar na, van meer anderen gevolgt, die hier, en daar de gemeinten verkwikten: en dit alles geschiedde in weerwil der strenge plakaten, waar by, op zware straffen, verboden werd, om eenige Leeraren te herbergen, huizen [p. 712] of landen aan ketteren te verhuuren enz.

XXVIII. Enige ruimte in Friesland. Dog wanneer, in 't begin van 1570., de Bisschop Cunerus Petri, te Leeuwarden aankwam, moesten de Leeraren, voor enigen tyd, zwygen; het opzigt was toen naauwer, en niemant durfde zig toen voor de waarheid bloot geven. Ook werd de Bisschop kragtig door het Hof ondersteunt, zo in de uitvoering van de Trentische Kerkbesluiten, die, kort na zyne aankomst, alomme afgekondigt werden, als door het streng agterhalen van de zogenaamde ketteren. Na het innemen van den Briel, op den 1 April 1572., schenen de Hervormden eenigen moed te scheppen: verscheide plaatzen vielen den Hertog af, en den Prins van Oranje toe; de Watergeusen, (zo werd 's Prinsen zeevolk genoemt) maakten eenige veroveringen, en deden zomwylen in zommige Provinciën, voornamelyk in Friesland, de Spaanschgezinden afbreuk. De brave Doeke Martena, die niet onder de Bondgenoten had doen aantekenen, en daarom der ballingschap niet onderhevig, ontving een lastbrief van Oranje, om Leeuwarden te bemagtigen. Zyne aanhangers waren Sikko Botnia, Tiete Hettinga, Seerp Galama, Pieter Camminga, Augustinus Scheltama, Wybe Grovestins, Sikko Tjessens en andere Edelen. Dirk van Bronkhorst overviel de Kuinder, en kwam in de Zevenwouden: de Gereformeerden kregen alömme groten toeloop, 't geen den Spaanschen niet weinig in 't oog stak: Sneek, was meest verdagt, dies Robles zig van die stad, [p. 713] by verrassing, poogde te verzekeren; dat egter mislukte, gelyk mede zyn aanslag op Bolsward, dies de Colonel naar Leeuwarden vertrok, om die stad te meer te verzekeren, waar door de aanslag van Doeke Martena in duigen viel. Midlerwyl kwam Joh. Bonga, met eenig volk van Enkhuizen over, en bezette Sneek, waar door de Roomschgezinden in angst kwamen, en veelen naar Leeuwarden vlugteden. Dirk van Bronkhorst, van 's Prinsen wege tot Stadhouder in Friesland bestemt, lag thans te Balk, en kreeg Bolsward en Stavoren in handen; dog 't Blokhuis te Stavoren bleef met 's vyands volk bezet. Te Bolsward deed Johannes Jans de eene Predikatie in de Minnebroeders kerk, en te Leeuwarden onthielden zig de Leeraren Gellius Snecanus en Zytoporus. Franeker ging om dezen tyd mede aan 's Prinsen volk over, daar Petrus Hardenberg thans de gemeente stigtte. Bronkhorst nam daar zyn zitplaats, trok 84 Ibid. bladz. 70-79.

116wumkes.nl

Page 117: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

wyders naar Bolsward, en bragt de inwooners onder een' nieuwen eed. De kerken en kloosters werden daar van hunne huisgeraden berooft. Ook kwam Graaf Joost van Schouwenburg in de Sevenwolden aan, en werd van Bronkhorst, met eenig volk en wapentuig versterkt. Dokkum werd van Robles naaukeurig bewaart, en daar uit vielen de vyanden steeds in de Dongerdeelen, grote verwoesting aanregtende. Sippe Scheltama en Sikko Tjessens vlugteden, de een naar Franeker, de ander naar Ameland. Hier lag een Prinsen oorlogschip met 90 man, onder commando van een' Hollandsch Capitein, [p. 714] Gysbert genaamt. Scheltama, door dezen aangezet, zeilde naar Oostmahorn, daar hy, met 30 man aan land trad, en van daar naar Dokkum ging, werdende onder weeg door een groot deel huislieden versterkt. Zy veroverden de stad, namen de burgery onder eede, en deden de bezetting de wyk nemen. Een deel vlugtte naar Leeuwarden, en een gedeelte begaf zig op den toren. Men zond een' Monik, (de enigste die 'er gebleven was:) om hen genade te bieden; dog dit verwerpende, tragtten de huislieden den toren in brand te steken, dat egter mislukte. Scheltama schreef maar Franeker aan Bronkhorst om bystand; maar eer dit aankwam, verliepen de boeren, uit angst voor 't Spaansch krygsvolk, dat van Leeuwarden op weg was, om de stad te heröveren. Dit volk voor de Hanspoort gekomen, namen de Huislieden, die aldaar de wagt hadden, de vlugt; 't welk die van den toren ziende, gavenze een teken aan de Spanjaarden, die daar op aanrukten, en, na eenigen tegenstand der burgery, de poort overweldigden. De verweerders vlugteden ter andere zyde uit, waar op de burgery deerlyk gesmoord, geplondert en eindelyk de stad, hier en daar, in brand gesteken werd. Bonga en Tjessens met ontzet van Franeker gezonden, kwamen te laat om dit ongeluk voor te komen. Zy versloegen nog een deel van 's Colonels krygsvolk, dat weder naar Leeuwarden kerende, hen ontmoette. Stavoren ging om dien tyd mede verloren, en met het geschut, dat van Franeker, Sneek en Bolsward derwaarts gezonden was om 't kasteel te veröveren. [p. 715] Graaf Joost van Schouwenburg had Oranje Commissie als Stadhouder van Friesland, Groningen en Ommelanden.85 Hy vorderde die van Bolsward, Franeker Sneek, den eed van getrouwigheid af; weinig uitregtende, veroverde Robles Volk eenige landstreken, en regtten alömme zware verwoestingen aan. Oranje kwam in de maand October in Noord-Holland, daar de flaauwe gemoederen, doof zyne, aankomst, lustig. werden opgewakkert. Schouwenburg zond eenige gezanten derwaarts om hulp ;dog de omstandigheden lieten niet toe, om volk naar Friesland te zenden: dies de Graaf, geen genoegzame magt nog moed hebbende, om den Colonel het hoofd te bieden, eerlang Friesland verliet, met zig nemende grote geldzommen van de ingekomene Schattingen, en zes vaandelen krygsvolk; latende het land in erger staat dan hy 't gevonden had, Hy liet Doeke Martena

85 Schotanus Hist. bladz. 767.

117wumkes.nl

Page 118: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

te Franeker, Bronkhorst te Bolsward, en Hettinga te Sneek. Dog deze Heeren, van geld en volk ontbloot, en den Landzaten moedeloos zynde, heroverde Robles,. in korten tyd alles, wat voorheen door 's Printen volk bemagtigt was.

Midlerwyl had Philips Don Louys de Requesens tot Gouverneur naar de Nederlanden, geschikt, die den 17 Nov. 1573, te, Brussel werd ingehaalt. Alva, die al lang een kwaden reuk in deze gewesten gehad hadde, trok den 2 Dec. uit deze landen, daar volgens zyn eigen opgave, meer dan 18000 menschen, door beuls handen, had doen [p. 716] sterven. Voor zyn vertrek, de landen in een' hagchelyken staat zynde, waren de Gereformeerden in Friesland zeer hard gedrukt; byzonder na de mislukte aanslagen van Martena in Friesland, en na 't overgaan van Zutphen en Overyssel, in Nov. 1572. wanneer scherpe bevelen in Friesland, door 't Hof gegeven werden, zo, dat by verbeurte van leven en goederen, niemant eenige gereformeerden mogt herbergen.86 Hier op werd het vlugten weer algemeen; ook van Leeraren, die zig daar nog in 't, verborgen onthouden hadden. P. Hardenberg van Franeker, Gellius van Leeuwarden kwamen in 1573. te krabden aan: anderen vlugtten naar elders. Men rekent dat, in dien ryd, wel 6000 menschen uit de Nederlanden gevlugt zyn.

XXIX. Caspar Robles strengheid tegen de Religie. In den jare 1574. werd Casper Robles werkelyk Stadhouder in Friesland, daar hy, tot nog toe, onder Barlaimont gestaan had. Hy heeft den lof verdient, dat hy het dykwezen dezer Provincie in beteren stant gebragt heeft; maar daarentegen was hy ten uitersten streng in 't vervolgen der Geloofsgenoten, en in 't uitzuigen van geldmiddelen.

Den 7 Juny werd t' Antwerpen afgelezen, en vervolgens in alle Provinciën afgekondigt, een pardon des Konings, waar by geëischt werd, „dat de afgevallenen biegt moesten doen van hunne misdaden, en, met boetvaerdigheid, wederkeeren. De aanhangers des Verbonds hadden mede vergiffenis te wagten, byaldienze, binnen twee maanden, de party der Rebellen verlieten. De goederen, [p. 717] by vonnis den uitgewekenen afgenomen, en de reeds aangetastte, zouden wederom gegeven en ingeruimt worden; zoze niet reeds door 's Konings Rentmeesters waren aangeslagen, en de vorige eigenaars konden bewyzen, steeds als Roomsche Christenen gekeft te hebben." Diergelyke beloften, voorheen nog eens afgekondigt, dienden maar voor strikken en netten, om de uitgewekenen te vangen, en de onnozelen te bedriegen. Ook waren, ten aanzien van Friesland, verscheide personen, van dit pardon uitgesloten, als Doeke Martena, Oene en Wybe Grovestins, Sjoerd Romkes, Tiete Hettinga, Sipke Anskes, Harke Willems en Tjerk Walles van Leeuwarden, Tjomme Wybes van Sneek, en Jochem Vermeer, Predikant van Franeker. De afkondiging niets uitwerkende, alzo zig niemant op beloften durfde betrouwen, al waren 't zelfs 86 Bor VI Boek, fol. 304.

118wumkes.nl

Page 119: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Roomschgezinden die voorheen het Verbond getekent hadden, werd 'er, nog in dit jaar, een nieuw plakaat afgelezen en alom gepubliceert, beveiligende alle vorige plakaten tegens den Godsdienst, waar door de Ballingen den moed nu t' eenemaal ontviel. Thans was het land, zo veel als ooit, in benaauwtheid, werdende door den Stadhouder en het Hof, aan goederen en geweten geknelt, en van buiten dagelyks door de schepen en 't krygsvolk der Bondgenoten aangevochten; waar door vrienden en vyanden te lyden hadden.

Holland en Zeeland begonnen in dezen tyd de handen eenigzins ruim, en de voeten onder 't lyf te krygen, terwyl Friesland ten [p. 710] uitersten gedrukt werd: men schepte, in 1575., eenige hoop op de onderhandeling, die dit jaar tusschen de Spanjaarden en den Prins niet Holland en Zeeland, werd aangevangen; dog alles was zonder vrucht, alzo de vyanden van geen anderen, dan den Roomschen Godsdienst wilden horen.

XXX. Gentsche vrede brengt verandering en vryheid der Religie te weeg. Onder alle deze droevige omstandigheden werd eindelyk de Gentsche bevrediging voltrokken op den 8 Nov. 1576, Uit kragt, van welke de onderzaten van Brabant, Vlaanderen, Artois, Henegouwen, Valenchyn, Ryssel, Douay, Orchies, Namen, Doornik, voor de Utrecht en Mechelen, ter eender; en die van Religie, Holland en Zeeland, ter andere zyde, zouden wederkeeren tot hunne goederen, met malkanderen verkeren, gaan en komen, koophandel dryven, enz. werdende hier van uitgesloten alle Provinciën en Steden, met Spaansch Guarnisoen bezet. Friesland nog onder de magt der Spanjaarden zynde, trad in 't algemeen mede gaern in dit Verbond: de Regering was gedeelt, zommigen hielden de party der Vyanden, maar anderen waren voor den Gentschen vrede. Kort daar na werd Robles gevangen genomen te Groningen, en het krygsvolk aldaar onder den eed der Staten gebragt. Te Leeuwarden werd het stuk der Gentsche bevrediginge, by de Staten hevig betwist, dog eindelyk doorgehaalt. Hier op werd Georg Lalain, Graaf van Rennenberg door den Raad van State, tot Stadhouder over Friesland en Groningen aangestelt 't Hof, kragtig Spaansgezind, was bezwaarlyk te bewegen, zynen naam in deszelfs acten en brieven te gebruiken, [p. 719] om dat hy van Oranje te zeer bemind was. De Gedeputeerden zig, wegens 's Lands privilegiën, niet wel betrouwende, zonden zekere Gemagtigden naar Brussel, om vooraf eenige punten bekragtigt te hebben; dog men vind niet wat daar op gevolgt zy. Althans Rennenberg bleef Stadhouder, en werd den 4 Maart 1577, binnen Leeuwarden statelyk ingehaalt.

Don Johan wegens den Koning als Stadhouder in Nederland aangekomen, had eerst den Gentschen vrede bekragtigt; dog naderhand zig omkerende, en de Staten bedriegende, werd hy voor vyand verklaart. Het plakaat der Algemene Staten dien aangaande, was van den 7 Dec. 1577. Hetzelve in Friesland aangekomen, weigerde het Hof dit plakaat te doen afkondigen. Rennenberg

119wumkes.nl

Page 120: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

gebruikte toen zyne magt: hy deed, op den 21 Maart 1578., den President Igram van Achelen en enige andere Raden afzetten; andere werden in hunne huizen bewaart. Enige nieuwe Heeren werden in hunne plaats aangestelt; gelyk mede zommige Grietsluiden ten platten lande, en Magistraten in de steden, verandert werden. De Bisschop Cunerus Petri had nu mede uitgedient, als voorheen aangetekent is.87 En dewyl, uit kragt der Religions-vrede, die dit jaar gelukkig getroffen werd, vryheid van Godsdienst werd vastgestelt; en de magt der vyanden in Friesland thans gebroken was, ging het tegenwoordig met de Religie hier zeer voorspoedig. De Ballingen, vlugtelingen, zo Edelen, Predikanten als andere Standspersonen, [p. 720] kwamen nu veilig binnen, tot grote blydschap hunner vrienden en gemeentens. Te Leeuwarden werd den 31 Aug. de eerste openbare Predikatie in de Jakobiner-kerk gedaan na dat alvorens, voor de tweedemaal, de beelden aldaar waren weggenomen. 't Zelfde geschiedde op den 15 Octob in de kerk te Nyenhove of der grauwe Monikken. Die van Harlingen en Bolsward hadden reeds, voor het sluiten der Religions-Vrede, smeekschriften aan den Aartshertog Matthias gezonden, om openbare oeffeninge van Religie te mogen genieten88; en die van Leeuwarden gaven een request in aan den Grave van Rennenberg, verzoekende, tot onderhoud van hunne Leeraren, te mogen trekken, zekere zes honderd guldens, door het afsterven van den Pater van Bergum, jaarlyks vervallen.89 Dit was ondertekent van de Voorstanders der Gemeene aldaar, Pieter Arents, Tjalling Wykel, Jan Aysma, Popke Roorda, Jan Arents, en Frans Jans. Hetzelve door den Stadhouder aan de gedeputeerden gewezen zynde, werd door hun Ed. Mog. by voorraad goedgekeurt, en 't verzoek ingewilligt, tot daar op nader zou werden besloten. Om dien tyd waren 'er twee Leeraren te Leeuwarden, Nicolaus Zopingius van Greetzyl en Gellius Hotzenius.. De eerste werd in Octob. naar Utrecht beroepen; 't geen de overgeblevene Leeraar, benevens de Voorstanders der Gemeente verpligtte, om aan de Kerke van Embden een' zeer nadrukkelyken brief te zenden, verzoekende een of meerdere [p. 721] Predikanten te bekomen90; 't geen ook waarschynlyk geschied is.91 Vervolgens is de Kerk van Leeuwarden, van dien tyd af tot den jare 1590., byna evenredig bedient door Leeraren, die haar uit Oostfriesland, zommigen ter leen, en zommigen op vaste. beroepingen, zyn toegezonden, als uit de hier onder aangehaalde Boekzaal te zien is; 't geen insgelyks op meer andere plaatzen dezer Landschappe dus is toegegaan.

Onsterffelyke roem zy den Godvrugtige Embdenaren, en der Oostfriesche Kerke toegeëigent, daar onze standvastige Voorvaderen, de vervolgden en

87 I Deel, bladz. 703 en volg. 88 Wins. Chron. bladz. 624, 625. 89 Wins. Bladz. 627. 90 Boekz. Oct. 1731. bl. 460. 91 Aldaar bl. 463.

120wumkes.nl

Page 121: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

verdrukten om der waarheid wille, eene zo goedertierende herberg, en zo een Christelyk onthaal genoten hebben. De Heere vergelde aan die Stad en dat Land, dat Zoar en Pella, dien arbeid der liefde en weldadigheid, tot in lengte van dagen.

Ook er kenden de Ballingen, by hun vertrek, met dankbaarheid, het verkwikkelyk verblyf, datze hier genoten hadden, gevende, uit een edelaardig en genegen gemoed, een groot venster in de Gasthuiskerk, te Embden, aan de zuidzyde, ten weden van den predikstoel, waar in deze letteren geschreven werden:

// De Westfreesche Lidmaten der kerken/ // und Borgers in Embden / geven dit glas // voor een dankbaerheit haerder herberge / // unde wunschen den Broeders in Christa // genade und vrede van Godt den Vader / // unde bestendigheit in den waren gelove // aen Jesium Christum unser Heren Amen." [p. 722] De woorden verder in 't Latyn daar onder ge stelt, luiden aldus: Vitrum hoc â Conterraneis nostris religionis Causa sedibus suis Extorribus, in

gratam horum memoriam, Deo et huic Urbi Consecratum, vetustate collapsum, pari animo renova vere. J van Aisma. T. V. Sixma. R. van Glins. Helias Duif.

XXXI. Pryslyke iever der Overheden. Tot bekragtiging en stanthouding van den Gereformeerden Godsdienst diende inzonderheid het inzigt der Nederlandsche Overheden, die, zo haast men het Spaansche juk van den hals geworpen had, terstont de oeffening der Religie toelieten, en, op allerleye wyze, begunstigden en voortzetteden. Holland het eerst de handen ruim hebbende, was ook de eerste die hier van blyken toonde, wanneer deszelfs Staten, reeds in den jare 1572. den 15 Juli te Dordrecht vergadert, de vrye en openbare oeffening der Gereformeerde Religie, daar zo veelen in de Nederlanden, nu lange jaren belydenis van gedaan, en zo veel om geleden hadden, vaststelden; en moet worden aangemerkt, dat dit besluit, genomen werd op het voorstel van den Heer van St. Aldegonde, door den Prins van Oranje derwaarts gezonden: verklarende de „intentie van den Prins te wezen, dat gehouden zoude worden vryheid van Religie, zo wel der Gereformeerden als der Roomschen; en dat een iegelyk in het zyne, in 't openbaar in kerken of kapellen, zo dat gevoeglykst by de Overheid zoude geordonneert worden, zou gebruiken vrye exercitie derzelve, zonder dat daar in iemant empesschement, [p. 723] hinder of moejenis gedaan zoude worden."92 Dat toen de Roomsche Religie nog hare vryheid gelaten werd, verëischte de tydsomstandigheid, waarin zig het land bevond: het getal der Roomschen was 92 Bor VI Boek, fol. 283. a. Hooft, bl. 250.

121wumkes.nl

Page 122: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

nog in Holland zeer groot, en zy hadden de meeste kerken in bezitting. Ook dreef die Godsdienst nog boven in de andere Provinciën, met welke men zig moest tragten te verëenigen, zo de vryheid, tegens den algenlenen vyand zou verdedigt en staande gehouden worden. Het bleek genoeg hoe verre in dezen de vaststelling van den, Gereformeerden Godsdienst ging, door de bepaling van het blyven der Roomsche Geestelyke personen in haar luiden staten, vry en onbekommert, ten ware zyluiden hen vertoonden vyanden of hen mishandelden jegens het gunt voorschreven is; betreffende namelyk de vrye oefening der Gereformeerde Religie.

XXXII. Volkomene vryheid van Godsdienst. Vier jaar daar nakwamen de Staten van Holland nog klaarder voor den dag, wanneer, op den 25 April 1576., de hoge Overheid aldaar aan den Prins van Oranje opgedragen, en daar by vastgestelt werd: „Aangaande de Religie zal zyne Excellentie ad interen en handhouden, de oefening van de Gereformeerde Euangelische Religie, — zonder dat hy zal toelaten dat men op iemants geloof of conferentie zal inquireren, of dat iemant, ter cause van dien, eenige moejenisse, injuria of letzel, aangedaan zal werden; doende vorder, de oefening der, voorsz. Religie aangaande, stellen, alzulke goede order, als naar gelegentheid van de [p. 724] zaken, en conditien van de Steden, ten meeste gerustigheit en commoditeit van de Gemeente, zonder vermindering van Gods eere, bevonden zal worden te behoren"93. Wanneer, op den 5 July 1581., by nader opdragt der Overheid aan den Prins van Oranje, omtrent het stuk van den Godsdienst bepalinge gemaakt werd, werd vastgestelt, „dat hy, belangende den Godsdienst, alleenlyk handhavenen zou den Gereformeerden."94 Zy die, uit kragt der Gentsche bevrediging, tot hunne bezittingen mogten wederkeren, werd den Eed van getrouwigheid afgevordert, om niets te doen ten nadeele van den Gereformeerden Godsdienst.95 Deze standvastigheid tot bescherminge der herformde Religie hebben die van Holland en Zeeland Verder doen blyken in de nadere Unie, in 't begin des jaars 1579., tusschen de Provincien te Utrecht beraamt, waar van het dertiende artikel dus spreekt: En, zo veel het poinct van de Religie aangaat, zullen hen die van Holland en Zeeland dragen naar hunlieder goeddunken; en de andere Provinciën van de Unie zullen hen mogen reguleren naar inhoud van de Religions-vrede, by den Aartshertog Matthias, Gouverneur en Capitein Generaal van deze landen, met die van zynen Rade, by advys van de Generale Staten air ede geconcipieert: of daar in, generalyk of particulierlyk, alsulke order stellen, als zy, tot rust en welvaart van de Provinciën, Steden, en [p. 725] particuliere leden van dien, en conservatie van een yder, Geestelyk en Waereldlyk, zyn 93 Bor IX Boek, fol. 140 c. 94 Hooft, bladz. 800. 95 Ens van de formulieren van Enigheid, bl. 108.

122wumkes.nl

Page 123: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

goed en geregtigheid, dienstig vinden zullen, zonder dat hen hier by eenig hinder of belet gedaan zal mogen worden: mits dat ten yder particulier in zyne Religie zal mogen blyven, en dat men niemant, ter cause van de Religie, zal mogen agterhalen of onderzoeken, volgens de voorsz. Pacificatie tot Gent gemaakt.96

Eindelyk hebben alle de zeven Provinciën zig opentlyk voor de handhaving des Gereformeerden Godsdienst verklaart, in den jare 1583. wanneer de Algemeene Staten, te Utrecht vergadert, op den 13 May aangaande het XIII Artikel der Unie, deze verklaring deden. „Alzo het dertiende artikel, sprekende van de Religie in 't maken en sluiten van de nadere Unie, zulks is gestelt, in respecte van die Provinciën, (uitgezondert Holland en Zeeland) die de Roomsche Religie doen ter tyt waren excercerende, en daaromme die vryheid, door hetzelve artikel geraden vonden te stipuleren, om die te mogen veranderen, zo wanneer zy zulks tot rust, en welvaart harer Provinciën geraden mogten vinden; of het niet geraden is, dat artikel, by gemeen consent te veranderen? Dat, aangezien alle de Provinciën, door Gods genade, de Euangelische Gereformeerde Religie nu eendragtelyk hebben aangenomen, zy daar by zullen blyven, zonder eenige veranderinge daarin te mogen doen, als met gemeen cosent van alle de Bondgenoten, en elk den anderen, met lyf, goed. en bloed, daar inne te maintineren [p. 726] en beschermen. Omme alzo voor te komen, dat, in toekomende tyden, door veranderinge van de Religie, geene scheuring mogte worden gepractiseert of te wege gebragt, in de voorschreven Provinciën of Leden van dien Welverstaande, dat, zo, verre eenige Leden of Steden, van de Roomsche of andere Religie wezende, hen begeerden in deze Unie te begeven, dat dezelve daar in, by gemeen consent, aangenomen en ontvangen zullen mogen worden, en hare vryheit daar inne zullen mogen behouden."97 Dit voorstel, door die van Holland gedaan, werd ter Generaliteit aangenomen, en verder vastgestelt: „Dat de Euangelische Gereformeerde Religie, daar van de exercitie openbaarlyk toegelaten en aangenomen is gebruikt te worden, ende ook tegenwoordig in 't openbaar gepredikt ende geëxcerseert wort, zoude worden gemainteneert ende beschermt, alömme binnen de geunieerde Provinciën; zonder de openbare leeringe ofte exercitie van eenige andere Religie, in de jegenwoordige geunieerde Provinciën, toe te laten: en ook voorts anderen in den verbonde toe te laten, agtervolgende 't geen voorschreven is."98 Dat ook alle de Provinciën hier in overëen kwamen, is zeker, wyl in Augusti zeszelven jaars, een Instructie voor den Raad van State, by de Algemeene Staten, ontworpen werd waar van het derde artikel aldus [p. 727] luidde: „Eerst en vooräl zal de voornoemde Raad alle goede opzigt en zorgvuldigheid hebben —— dat geen verandering, nog onverstand ryze in 't stuk van de gereformeerde Euangelische Religie, by de

96 Bor XIII Boek, fol. 86. a. 97 Trigland Kerkhist. Bladz. 964 98 Bor XVIII Boek, fol. 35 a. Hooft, bladz. 872.

123wumkes.nl

Page 124: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Landen respective aangenomen, daar inne ook de voorsz. Raad niet zal ordonneren of toestaan, by iemant iet geordonneert ofte geinnoveert te worden." En in de vergadering der Staten Generaal, werd, op den 21 Nov. daaraanvolgende, die Resolutie eenparig vastgestelt met deze woorden: Aangaande bet derde Artikel, wort generalyk geaccordeert.99

XXXIII. Wyze van Reformatie in Friesland. In 't byzonder is de Hervormde Godsdienst met uitsluitinge van alle Pauselyke dwalingen, bygelovigheden en ceremoniën, in Friesland, door hoog gezag ingevoert en vastgestelt. Den 15 Nov. 1579. werd besloten de Gereformeerde Religie alom in Friesland toe te staan; dies werden alle Leeraars van alle plaatzen opgezogt, en zyn verscheidene, om dien tyd, derwaarts vertrokken.100 Ook werd by 's Lands Staten een besluit genomen, om alle de kloosters en kloostergoederen, die nu, wyl de Bisschop en de Monikken verdreven waren, ledig stonden, te beschryven, Dit geschiedde te Oldeklooster, na dat, twee dagen te voren, de Abt gevangen naar Leeuwarden was overgebragt. Te Leeuwarden werden de kerken van de overblyfzelen des Pausdoms voorts geheel gezuivert; zo mede te Harlingen, Franeker, Sneek, Dokkum, [p. 728] Bolswart. In deze laatste stad werd het groot Maryebeeld verbrand, waarheen eertyds ongemeenen toeloop was. De kerkegoederen en kostbaarheden waren reeds van de Gilden, meerendeels geborgen; de rest werd van de Geestelyken in 't koor gebragt, en by nagt door de Soldaten, die in de kerk braken, vernielt. Ook werden de boeken, brieven, altaren, beelden, enz. op gelyke wyze, door 't baldadig krygsvolk van kant gemaakt. Zodanig vernielen, buiten order van de Overheid, geschiedde op veele plaatzen, waar door eene menigte oude geschriften, waar uit men anders; veel ligt tot de Vaderlandsche geschiedenissen zou konnen halen, van kant geraakt, en zeer veele goederen en kostbaarheden verduistert geworden zyn. Eenige Priesters en Geestelyken vlugteden uit het land; anderen voegden zig naar den tyd, en namen 't wereldlyk gewaad aan. De roerlyke kloostergoederen, die men vond, werden, ten voordele van 't gemeene land, verkogt.101 In Maart 1580. werd op den Landsdag een nieuwe voet van Regeringe en order op 't kerkelyke gemaakt; werdende, ten opzigte van 't laatste, vastgestelt, dat de gewezene klooster- en Geestelyke goederen zouden aangelegt werden, tot onderhoud van Kerken, Godsdienst en Scholen, dit geschiedde met toestemminge van de Abten, Prelaten en Geestelyken, die thans, zo 't schynt. voor de laatstemaal de Staten vergaderinge hebben bygewoont: want op dien zelfden Landsdag werd besloten, dat Oostergoo voortaan de eerste plaats op de Landsvergaderingen [p. 729] zou bekleden, 't geen, tot hier toe, door de

99 Trigland, bladz. 964, 965, 1071. 100 Voorberigt der Naamlyst van Zevenwouden, bladz. 34. 101 Winsemius Cronyk, bladz. 660.

124wumkes.nl

Page 125: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Geestelyken gedaan was; werdende thans aan de Steden de vierde item toegewezen.102 Ook werd den Prelaten en andere Geestelyken, die zig vreedzaam gedroegen, en vrywillig afstand deden van de kloostergoederen, toegestaan een behoorlyk jaarlyks inkomen.

De Provincie nog zeer vervult zynde met Roomschgezinden, die veelligt nadelige aan jagen mogten brouwen, werd goedgevonden, om, tot voorkominge van onheilen, hen alle oorlogsgeweer te benemen, en het op de Raadhuizen te brengen, 't Geen vervolgens in alle de Steden gedaan werd. Gelyk mede, tot meerder zekerheid van vryheid en Godsdienst, den Magistraten eenen eed werd afgevordert, waar by zy beloven moesten, onder anderen, de generale Unie, de Religions-vrede, de nadere Unie te Utrecht, en de hoge Overheid, getrouw te zyn.

Nog werd op denzelfden Landsdag besloten, eenige Gecommitteerden uit het lighaam der Staten af te vaerdigen, om, met de Heeren Gedeputeerden te beramen, eenige schikkingen, betreffende het stuk der Beneficien, Designatien, nieuwe Verkiezingen., en het wel aanleggen. van Leengoederen, voormaals ten nutte van Studerende jongelingen afgezondert. Dit stuk in gereedheid zynde, werd door de Gedeputeerde Staten den, Grietsluiden en Geregten der Landen en Magistraten der Steden, toegezonden103, met strikt bevel, om hetzelve, [p. 730] tot nadere order, in train te brengen. In de missive, daar nevens gaande, spraken Hun Ed. Mog. onder anderen aldus: „De gemeene Volmagtigden der Landen en Steeden aangemerkt hebbende, de groote, zware, en menigvuldige abusen, dwalingen en misbruiken, sampt afgryselyke afgoderye, door listigheid des Duivels, en toedoen van diversche quade luiden, van hogen en lagen stande — metter tyd gepraktiseert, opgeresen, en in de H. Kerke en Gods gemeente ingeslopen ende ingedrongen; mitsgaders het boos, ongoddelyk en schandaleus leven van de meestendeel der geenen, die de voorsz. kerken en gemeente bedient hebben, 't welk alzo hoog opgestegen is, dat het, beide GOD en den menschen verdroten heeft, en niet langer heeft mogen verdraaglyk wezen: hebben daaromme ten hoogsten nodig geagt —— eenige verandering en verbetering voor de hand te nemen, —— zo hebben Wy niet konnen nalaten, —— UI. deze onze Resolutie en Dispositie, hier agter aan gedrukt, over te seynden. Mits begerende en U ordonnerende, dezelve wel naerstelyk en getrouwelyk strax te doen effectueren en onderhouden, en goede opsigt nemen, dat daar inne. geene contraventien of misbruiken en geschien, gelyk Wy verstaen dat by eenige Landen, contrarie de meninge ende intentie van den voorsz. Volmagtigen en ons, alrede alderhande abusen in der saken gepleegt worden. Willende u wel geadverteert hebben, dat nogte onze, nogte eer Volmagtige wille ofte meninge nooit [p. 731] geweest is, dat die Landen, Huisen, Renten van Kerken, of te Beneficien, eenigsins by private luiden, 102 Winsemius Chronyk, bladz. 662. 103 Zie dit stuk by Winsemius, bladz. 676.

125wumkes.nl

Page 126: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

tot hunne private profyt gekeert, ofte onder de gemeente by collusie malkanderen, ende besonder den rycken voor kleyne huyren toegezeit zullen mogen worden. Dan dat, dien aangaande, in 't openbaar ende zonder alle bedrog, gunst ende eigenbaat zal werden gehandelt," enz.

In den jare 1581. gaf Prins Willem van Oranje, thans Stadhouder dezer Provincie, binnen Harlingen, by voorraad, en tot nader order, eene Ordonnantie in 't ligt, op het stuk der Justitie, Politie, Kerke- en krygshandeling, gedagtekent den 7 April dies jaars, waar in, werd vastgestelt, dat geene andere oeffeninge van eenige Religie in Friesland zou geleden worden, dan die der Gereformeerde, die thans by alle Provincien, onder de nadere Unie staande, aangenamen was.104

Edog, hoe heilzaam alle deze schikkingen waren, werden de zaken der Kerke en Geestelyke goederen door menschen behandelt, die, gelyk doorgaans, hun eigen belang meer dan dat van den Godsdienst schynen behartigt te hebben: de goederen der Kerken en Kloosters, door de hoge Overheid, tot nutte der Religie aangeleid, werden zomwyl verduistert en t' zoek gemaakt, en alzo niet tot hunne geschikte eindens bekeert: dit kan niet alleen afgenomen worden uit den voorgemelden brief der Heeren Gedeputeerden, gedagtekent den 14 April 1580., maar bleek nog klaarder uit zekere doleancien, door de Kamer van rekeninge, [p. 732] in 't jaar 1581., aan 's Lands Staten voorgestelt, waar in, onder anderen, verzogt; werd, dat een naaukeurig Register mogt worden opgemaakt van de opkomsten van ieder Convent of Klooster; ten einde de gemelde opkomsten niet door de Steden mogten geëigent worden; en aangewezen, dat de geheele ontvang van 't Silverwerk der Kloosteren niet meer dan zeven duisend en agtenzestig guld. agt stuiv. en agt penn, had opgebragt.105 Zeker veel te weinig van 't groot getal der ryke en kostbare kloosteren dezer Landschappe. Eigenbelang, partydigheden en verbitteringen bedurven de beste dingen en maakten dikwyls de heerlykste zaken nutteloos, in den nieuw opkomenden Staat.

In de voorgaande Resolutie van den 31 Maart 1580. was, onder anderen, Art. I. vastgestelt: „dat alle Priesters en andere Geestelyke personen, zo mans als vrouwen zig onthouden moesten van alle Pauselyke gewoonlyke ceremoniën, diensten en predikatien; zo wel in 't heimelyk als in 't openbaar.

Art. IX. Dat tot 't bestuur der Kerkegoederen in ieder dorp, by de ingezetenen zouden gestemt worden, zekere bekwame personen, beminners van 't Vaderland en Godsdienst, en by den Grietman aangenaam.

Art. XIV. Dat ook in ieder gemeente in haar dorp zou worden geordonneert, te procederen tot nieuwe electie van bekwame, eerlyke, gereformeerde Predikanten, Leeraars en Schoolmeesters. [p. 733]

104 Wins. bladz. 700. 105 Wins. bladz. 706.

126wumkes.nl

Page 127: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Art. XV. Dat twee, drie, vier of meer dorpen, naar der zaken en plaatzen gelegenheid, zig zouden unieren en t' zamenvoegen, by advys der Grietsluiden, of anders, des noods, van de Gedeputeerden der landen.

Art. XVI. Dat ook de afgezette Priesters,, geenzins wederom zullen mogen gekoren worden, ten zy dezelve, na behoorlyke examinatie en onderzoek, volgens de Instructie, by de Predikanten daar af gemaakt, en nog te maken, by den Heeren van den Hove, Gedeputeerden, en Hoofden der Consistorie, bekwaam bevonden worden."

Het XVII. Art. wyst de questieuse beroepingen aan de Heeren Gedeputeerden. Het XVIII. belast den Grietsluiden het reinigen der kerken van alle beelden, altaren, en Roomsche gereedschappen. Het XIX. sluit de begoedigde Priesters uit van jaarlyks onderhoud ten laste der Provincie; gelyk het XX. daar van afweert allen openbare vyanden van den Staat; onvreedzame en ondeugende van leven. Maar die zig vreedelyk, burgerlyk en eerlyk gedragen hebben, werden by het XXI. een behoorlyk jaargeld, of een bepaalde zom, eens vooräl, toegezegt, ter goedvinden van de administrateurs der geestelyke goederen, enz.

Zommigen dezer wetten, betreffende de beroepingen van Predikanten en Schoolmeesters, hun onderhoud en andere omstandigheden, werden daar na verder uitgebreid en naaukeuriger bepaalt, den 7 Maart 1582.106 [p. 734]

XXXIV. Afzweering des Konings, en verdere Reformatie. Volgens besluit van de Algemene Staten, in 's Hage, den 26 July 1581., was eindelyk beraamt, de geheele afzweeringe van den Koning van Spanjen107, waar by de gemelde Koning verklaart werd vervallen te zyn van alle Opperhoofdigheid en heerschappy der Nederlanden, met verbod om zyn naam en zegel (dat tot nog toe gedaan was) meer te gebruiken. Volgens dit Plakaat werd aan alle Overheden, Geregtshoven, Amptluiden enz; belast, den Koning af en de Algemene Staten en verdere Overheden trouwe te zweeren. De Landraad, onlangs ingestelt, om op alles, wat de verënigde Provinciën aanging, naar toezigt te houden, kwam, kort daar na, in Friesland, deed alöm de wapenen des Konings afwerpen, zyne Zegels plat kloppen, en zynen naam afzweeren: dit door de Grietsluiden, Geregten en Magistraten gedaan zynde werd het Hof mede gelast hetzelve te doen; dog de Heeren van den Hove draalden, en zogten verscheide uitvlugten. Op den 3 Dec. werden alle de Raden op 't Collegie der Gedeputeerde Staten ontboden, en hen eenen brief van den Raad van State, voorgelezen, waar in de afzweeringe, uit naam der Algemene Staten, bevolen werd. Na eenige voorwendzels, verzogten de Raden uitstel tot den volgenden dag: dit ingewilligt zynde, geschiedde, des anderendaags, de gemelde

106 Deze Ref. is woordelyk by Winsemius te zien, bladz. 710. 107 Zie 't Plakaat der Staten Generaal, Schotanus Hist, bladz. 884—890.

127wumkes.nl

Page 128: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

afzweeringe, en de plegtige onderwerping aast den nieuwen eed: terwyl dit verrigt werd, wierd de Raadsheer Rhala schielyk van eene [p. 735] beroerte overvallen, waar aan hy, in tegenwoordigheid van de vergaderinge, den geeft gaf. De afzweeringe viel veelen (anders de Patriotten) zwaar, zo uit vrees voor 's Konings meerdere verbitteringe, en groter verwarringe, als ook uit bekommering van hun geweten.108

Dus werd allenskens by trappen de grond gelegt van den vryen en onäfhangkelykenden Staat, van dit gezegent Gemeenebest; waar van de Eigenerfde Ingezetenen ten platten lande, en de gequalificeerde Burgers in de Steden, de regte en waaragtige Souverainen zyn, werdende gerepresenteert door de Heeren Volmagten ten Landsdage; die zo wel als hunne Committenten, opregte Liefhebbers van de ware Christelyke Gereformeerde Religie moeten zyn; gelyk mede de Heeren Gedeputeerden, de Heeren van 't Hof Provinciaal, en verder alle andere hoge en lage Collegiën, Overheden, Grietsluiden, Magistraten en Geregtspersonen. In 't byzonder is den Heeren Gedeputeerde Staten, by alle oude en latere Instructien, aanbevolen, de zorge voor den Godsdienst en deszelfs Bedienaars; „zynde gehouden de tegenwoordige Gereformeerde Religie te mainteneren, en te handhavenen, en dezelve te continueren, zonder eenige veranderinge, dragende zorge voor de geheele Kerke onzes Vaderlands, zo wel als voor het geheele corpus van dien: waardoor (dus spreken 's Lands Staten) Wy verstaan de Classen en Synoden, als ook de voornaamste Leden van deze Kerken. Waardoor [p. 736] verstaan worden de Dienaren des Woords, de Ouderlingen, Bedienaars der armen, en alle Officieren, elk met zyne eigene vergadering" enz.109

Tot eerdere voltojinge van het werk der Hervorminge, gaven de Dienaars en Leeraars der Kerke, op den Landsdag, die in April 1584, binnen Franeker gehouden werd, zekere elf artikelen over, betreffende, onder anderen, het weeren van Duivelbezweerders Handkykers en Boterbelezers; het verhinderen der schadelyke Secten; het misbruik der Drukkeryen en 't verspreiden van schadelyke boeken: het verder uitroejen der beelden, altaren en andere aanstotelykheden; het Sabbathschenden en verwaarlozen van Bededagen; het beter verzorgen der Leeraren en hunne inkomsten; het wel bestellen der Scholen aan vrome en regtzinnige meesters; het regt gebruik en aanleggen der geestelyke goederen; het wegnemen van de misbruiken omtrent het Huwelyk; en eindelyk een vasten voet te beramen tot wegneminge der onëenigheden in de Gemeenten, en het opregten van een Seminarium tot aankwekinge van jongelingen tot bet Leeraarampt.110 Op alle deze verzoeken zyn door de Overheid gunstige apostillen verleent, als op de onder aangehaalde plaats

108 Schot, bladz. 893. 109 Zie dit breder uitgebreid II Deel. I Stuk bladz. 211 van dit werk. 110 Winsemius Chron, bladz. 744.

128wumkes.nl

Page 129: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

wydlopig te zien is. En vermits, in die eerste tyden, nog veele Geestelyken Spaansgezind en niet te betrouwen waren; ook zomwylen oproer stookten, werd, [p. 737] in gevolge Staatsbesluit van den 24 Aug. 1586. den Magistraten der Steden aangeschreven, om den overgezondenen Deurwaardes of Boden, de hand te bieden in 't zuiveren der Steden van zodanige kwaadwillige Geestelyken; teneinde de bevélen, dien aangaande gegeven, in alle stilheid uitgevoert, en de nodige onderzoekingen aangewend werden.

Wat hun Ed. Mog. de Staten der Landschappe verder hebben aangewend tot opbouw van Gods Kerke, zo in 't stigten van Frieslands vermaarde Hoge School, (als voorheen gezien is) als in 't uitgeven van plakaten, rakende de kerkelyke politie111; is alhier de plaats niet, verder aangetoont te worden. Of er eene vast Kerkenörder voor deze Provincie, ten tyde van 't Stadhouderschap van Graaf Wïllem Lodewyk, is beraamt en ingevoert, als de Heer Dreas my meermalen mondeling verzekert heeft, en zyn Eerw. schynt te kennen te geven112, is my niet volkomen gebleeken; hoewel 't my niet onwaarschynlyk voorkomt, alzo hetzelve althans in de Provincie van Stad en Lande, zekerlyk heeft plaats gehad113; en het niet denkelyk is, dat de brave Willem Lodewyk, die zulks in de geteelde Provincie zo zeer beyvert heeft, hetzelve hier insgelyks niet zou bevordert hebben. Dat [p. 738] tyd tot tyd, hunne vermogende hand geleent hebben, tot het invoeren, en vaststellen van eene menigte heilzame regelen en besluiten, betreffende het Kerkbestier, kan uit het Compendium der Kerkelyke wetten, ten overvloede, gezien worden, en zal ons, meermalen in 't Volgende Hoofdstuk voorkomen.

XXXV. Zorg der Overheden voor de zuivere waarheid. en bevordering van 't Synode Nationaal. Met geen mindere zorg en oplettenheid hebben die Vaderen des Vaderlands, die zig, met 't grootste regt, Voedsterheeren van Gods Kerke, en, naast God, Opperste Bouwmeesters derzelve114, noemen, gewaakt, voor de zuiverheid van de Leere der Hervormde Kerke, en tegens het inkruipen van schadelyke en zielverderflyke dwalingen; 't geen, zo wy hier in zyn gantschen omtrek wilden aanwyzen, schynen zou, als of wy een kaers by het helder zonneligt wilden ontsteken. Ten tyde der eerste bewegingen aangaande de Arminiaansche dwalinge, (de schadelykste en gevaarlykste die hier immer ontdaan zyn) namen de Staten reeds al vroegtydig een Besluit, nopens de bescherminge der Ware Gereformeerde Religie der geunieerde Provincien in 't generaal, en deze Provincie in 't byzonder.115 En wanneer dia geschillen allenskens hoger gedreven werden, 111 Plakaat van den 10 Dec. 1591. 112 In zyn E. Voorrede voor de, Dokkumer Naamlyst. 113 Voorberigt van Adami naamlyst voor Stad en Lande. E. 3 114 Instructie van 't Collegie der H. Gedeputeerden. Art. I, Mier voor aangehaalt. 115 Staatsbesluit van den 21 Januari 1602.

129wumkes.nl

Page 130: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

beraamden H. Ed. Mog. eenige Poincten, tot een Nationaal Synode.116 De hartelyke Brief van Hoogstgemelde Hun Ed. Mog, aan de Algemeene Staten geschreven, tot bevorderinge dier aanzienlyke [p. 739] Kerkvergaderinge, verdient aller lof, en is overwaerdig gelezen te worden.117 Zelfs hebben de Staten dezer provincie, aangedreven door eenen Christelyken iever voor de zuiverheid der Leere, eenige buitengewone Gezanten, ter vergaderinge van H. Hoog Mog, afgevaerdigt, dm dit stuk, naar vermogen, te bevorderen. Als uit Oostergoo, Jr. Tjaerd van Aylva; uit Westergoo, Jr. Georg Vryheer toe Schwartzenberg; uit de Zevenwolden, Bernardus Oosterzee; en uit de Steden, Renicus Atsma. Door alle welke vertogingen, gevoegt by die van andere Provincien der Verënigde Landschappen, het stuk eindelyk zo verre gebragt werd, dat het gemelde Synodus is vastgestelt, om gehouden te worden binnen Dordrecht; zoals, in de jaren 1618. en 1619. gelukkig geschied is.

Tot dit Synode waren, wegens de Friesche Kerken, afgevaerdigt: De Johannes Bogerman, Predikant te Leeuwarden, (die ook, in de tweede Sitting tot Voorzitter dier hoge Kerkvergadering gekoren werd, en die post, met onsterflyken roem bekleed heeft) Do. Sibrandus Lubbertus, Hoogleeraar der H. God geleerdheid op 's Lands Academie te Franeker, Florentius Johannis, Predikant te Sneek, Philippus Danielis Eilshemius Predikant te Harlingen. En uit de Ouderlingen de Heer Meinardus van Idsaerda mede Gedeputeerde Staat, én Grietman van Stellingwerf Westeinde, en Johan van den Sande, Raad Ordinaris in den Hove van Friesland; beide Ouderlingen te Leeuwarden: De Heer Idsaerda [p. 740] midlerwyl gestorven zynde, werd deszelfs plaats vervult door den Heer Tako van Aysma; Ouderling te Hichtum.

Wyders zyn, als Commissarissen Polityk, wegens deze Provincie afgevaerdigt, de Ed. Mog. Heeren, Ernst van Aylva, mede Gedeputeerde Staat en Grietman van Oostdongeradeel; Ernst Harinxma van Donia, eerste Raad in den Hove van Friesland.118

In dit Synode zyn de vyf bekende Artikelen der Arminianen of Remonstranten, als dwalingen veroordeelt, volgens Sententie, uitgesproken in de 138ste Sessie, den 24 April 1619.119 Deze Uitspraak der Kerkvergaderinge is ook volkomen by de Algemene Staten goedgekeurt en bekragtigt, volgens Openbrief van H. Hoog Mog. gedagtekent in 's Hage, den 2 July 1619.120

116 Den 31 May 1697. 117 Wins. Chron. bl. 900. 118 Dus heeft het Winsemius, bladz. 901. Maar in de handelingen, van 't. Synode, in 4. Leest men bladz. 12. Kempo van Harinxma van Donia, Raadsheer in 't Hof Provinciaal; die ook aldaar, niet als Commissaris Polityk, maar als Ouderling te Leeuwarden, wort opgegeven. 119 Zie de Sententie, in de Acten zelve, bladz. 371. 120 Aldaar bl. 373.

130wumkes.nl

Page 131: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Vervolgens werd in de 144ste Sessie, door de Heeren Commissarien (als daar toe van H. H. Mog. gelast zynde) aan de Synode voorgestelt, dat, mede de Nederlandsche Geloofsbelydenisse in deze Vergadering mogt worden onderzogt; met bevél dat ieder lid der Vergaderinge, zo uit als inlandsche Godgeleerden,, vry mogt verklaren, zo hy iet in deze Belydenis mogt aanmerken, welk met [p. 741] de waarheid van Gods geopenbaard woord, of met de Belydenissen van andere Gereformeerde Kerken, niet zoude overëenkomen. Hier op werd de Nederlandsche Kerkbelydenis voorgelezen, en een genoegzaam getal Exemplaren in de Vergaderinge uitgedeelt. Waar op, in de volgende 145ste Sittinge, de Belydenis, met aller toestemminge is goedgekeurt en verklaart den woorde Gods gelykformig te zyn. In 't byzonder verklaarden de Afgevaerdigden der Walsche Kerken, dat deze Confessie reeds in den jare 1583. in een Synode Nationaal, gehouden te Vitry, op den 25 May, was goedgekeurt. Ook ondertekenden de genoemde Afgevaardigden der Walsche Kerken de gezeide Belydenis; gelyk die der Franschen mede door de Synode van Dordrecht ondertekent is geworden.121

Wyders werd, in de 147ste Sessie door de Heeren Commissarissen verzogt het oordeel der Vergaderinge aangaande den Heidelbergschen Catechismus, die nu overlang in de Nederlandsche Kerken aangenomen, en tot nog toe geleert was. Waar op in de 148ste Sessie, met eenparige stemmen, zo der Uit als Inlandsche Godsgeleerden, geöordeelt werd, dat de Leere, in den Heidelbergschen Catechismus begrepen, in alles met Gods woord overëenkwam; dat dezelve een zeer wel gestelt kort, begrip was van de regtzinnige Christelyke Leere; zeer geschikt tot onderwyzinge van middelbare en meerdere jaren; en dat dezelve, uit dien hoofde, met [p. 742] groote stigtinge, in de Nederlandsche Kerken mogt geleert, en voortaan behoorde gehouden te worden.122

Ook werd in deze Vergadering opgestelt kortelyk byëen getrokken het oordeel der Gereformeerde Kerken aangaande de vyf verschilstukken, die hier niet de Remonstranten afgehandelt, en thans tot zekere regelen gebragt waren123; teffens met de verwerpinge per daar tegenovergestelde dwalingen: werkende het een en ander, van alle de Leden, der Vergaderinge, zo uit- als inlandschen ondertekent

XXXVI. Hetzelve is in Friesland aangenomen; maar niet de kerken-order aldaar beraamt. Van deze besluiten der Dortsche Kerkvergaderinge moeten wel onderscheiden worden, zekere handelingen, aldaar, na 't vertrek der Uitheemsche

121 Handelingen van 't Syn. Nat. bladz. 397— 399. 122 Aldaar bladz. 415. 123 Bladz. 335-370.

131wumkes.nl

Page 132: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Godsgeleerden, aangeleid, betreffende het byzonder bestier der Kerken in Nederland, de Kerkenordening, aldaar vastgestelt, en meer andere zaken, het stuk der Leere geenzins: aangaande. De Kerkenördening, alhier beraamt, is in Friesland nooit aangenomen, als niet overeenkomende met de voorregten der Stemgeregtigde Ingezetenen, rakende het beroepen der Predikanten ten platten lande, 't geen by de opregtinge der Republyk, in deze Provincie op den ouden voet gelaten was. Namelyk dat de verkiezinge der Predikanten ten platten lande geschied door de Eigenaars van Schotschietende huizen, stellen en ploeggangen124; [p. 743] mits van de Gereformeerde Religie zynde. Dog de Leere, in 't Dordsche Synode vastgestelt, en 't geen verder het stuk der Religie betreft, is wel degelyk van de Staten dezer Provincie; aangenomen, en werd overäl, daar 't te passe komt, op 't gezag der. hoge Overheid, aangedrongen, Het misverstand hier; omtrent heeft zomtyds aanleiding gegeven, dat; het Art. in 's Lands Ordonnantie, IV Boek, Tit. XX. Art. XII. verkeerdelyk opgevat was, alwaar de Wet spreekt; Alle Dienaren des Goddelyken Woords wort wel expresselyk geinterdiceert en verboden, de Kerkenörder, die in de nationale Synode tot Dordrecht is gearresteert, in eenige Synodale, of Classicale Vergaderingen, voor te stellen, te onderleggen, door te dringen, ofte in train te brengen, by pene, dat zodanige voorstellers, of Machinateurs, voor Perturbateurs van de gewone ruste, gehouden, en daar over, naa Exigenie van zaken, gestraft zullen worden. Deze wet, die thans in de Lands

Ordonnantie gevonden, wort, is gegrond opeen Resolutie, eerst by de Staten der drie Landsquartieren, den 3 July 1619. en 26 May 1620. genomen, en naderhand by den vollen Staat vastgestelt. De gezeide Resolutie luid aldus:

„De Staten van. Oostergoo, Westergoo ende de Sevenwolden, ordonneren en statuëren, om moverende redenen, dat geen Synodale Resolutien, eenige Kragt of effect zullen hebben, voor en aleer dezelve by de Staten van 't Land zullen, zyn geapprobeert. [p. 744] Ende alzo eenige Dienaren tot diversche tyden, immers nog onlangs in den Synode tot Bolswerd haar verstoutet hebben, de Kerkenörder, in den Nationalen Synode de, tot Dordrecht gearresteert, deur te dringen: ende alhier mede in train te brengen, niet tegenstaande dezelve, als hier te Lande niet practicabel, ende tegens des Lands privilegiën, in veele poincten strydende, by solemnele Resolutie, by de drie Leden op den Landsdag is afgeslagen, tenderende hetzelve tot grote veragtinge, prejuditie ende disreputatje van hun Staten. (Hier volgen de woorden van de aangehaalde Ordonnantie) „Ordonnerende den Procureur Generaal hier op goede reguard te nemen, ende 't recht van de Heerlykheid dezes Landschaps. Tegens de contraventeurs te bewaren. En byäldien, tot Invalidatie dezes, eenige sollicitatien, by de Deputaten Synodi, ofte iemant anders, aan de Heeren Gedeputeerden mochte geschien, 124 Wins. Chron. bl. 710. Nader Reglement, Schotanus beschryvinge van Friesl. bladz.. 136. Staatsbesluit van tien 21 Febr. 1618.

132wumkes.nl

Page 133: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

wort denzelven Heeren Gedeputeerden wel ernstelyk geordonneert, omme haar in alles naar dezen te reguleren. Aldus enz.

Dat deze Resolutie niet ziet op de Leere, maar op de Kerkenörder te Dordrecht vastgestelt blykt overtuigelyk, uit het geen, kort daar na125, ter vergaderinge van H. H. Mog. dien aangaande, dis voorgevallen: want zommige menschen (voornamelyk buiten 's lands, en der zaken in Friesland onkundig,) uit de bovenstaande Resolutie Misschien [p. 745] gelegenheid genomen hebbende, de Regering in Friesland na te geven, en verdagt te maken, als of aan dezelve het vastgestelde in 't Synode Nationaal niet hadde behaagt; nog by haar aangenomen was; schreven Hun Ed. Mog deswegen een' nadrukkelyken brief aan hunne Gedeputeerden in den Haag, met bevel, dat dezelve, ter vergaderinge niet zoude geöpent worden dan in tegenwoordigheid van zyne Excellentie Prins Fredrik Henrik en den Raad van State: Maar alzo de Heer Stadhouder op dien tyd zyne Kamer hield werd geöordeelt dat de gemelde missive zou geopent worden. Dit geschied zynde, werd bevonden: „Dat de Staten van Friesland, de bovengenoemde beschuldigingen ten hunnen laste verstaan hebbende, verklaarden, H. Hoog Mog. het tegendeel te verzekeren; dat Zy, by Res. van den 3 July 1619, geäpprobeert hadden, al het geen by 't voorsz. Synode nopens de Leere was besloten: (zynde alleen de Kerkelyke order, voor dien tyd, niet practicabel bevonden) Voorts verklarende, dat zy Hunne Gedeputeerden in deze Vergaderinge, en in den Raad van State, gelast hadden, by alle occasien daar aan de goede hand te houden, en daar toe te helpen arbeiden, dat de gereformeerde Leere, zo die in 't voorsz. Synode was verklaart, onverandert werde gemainteneert, de Kerken daar by in goede rust gehouden, en wat daar tevens voorgenomen werd, geweert moge worden."126 [p. 746] Zodanig een getuigenis van den Souverain zelfs is ten hoogsten kragtig, en ontstaat ons van de verdere moeite, om meerdere bewyzen uit 's Lands Geschriften by te brengen, ter bevestiging van het gezegde; tegens de verkeerde voorgevingen van zommigen, die, om 't gemeen wat zand in de oogen te stroojen, uit de bygebragte wet van 's Lands Ordonnantie, den menschen pogen wys 'te maken, als of het geheele Dortsche Synode, by de hoge Overheid dezer Provincie, verworpen was. Terwyl men, in tegendeel, met veel meerder regt, allen, die die gezegende Kerkvergadering, op 't smadelykste zoeken af te schilderen; daar van, zo wel als, van onze deftige Geloofsbelydenis en verdere formulieren van eenigheid, kwalyk en veragtelyk spreken, of daar op vitteryen maken, houden mag, voor kwaadgunners. der gezuiverde Kerkenleere, en onwaerdig den, Gereformeerden naam.

125 Namelyk in Febr. 1628. 126 Aytzema zaken van Staat en oorlog. VIII Boek, bladz. 626.

133wumkes.nl

Page 134: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XXXVII. Vaststelling der Gereformeerde Leere. Ao. 1651. Eindelyk is de Hervormde Godsdienst, door toestemming en op gezag van alle de verënigde Provinciën, nogmaals vastgestelt en bekragtigt, op de grote Vergaderinge der Algemene Staten, alwaar, op den 27 Januari, des jaars 1651., op de groote Zaal in 's Gravenhage besloten werd, het volgende:

„De Staten van de respective Provincien hebben verklaart, gelyk dezelve verklaren mitsdezen, dat zy elks in den haren vasthouden ende mainteneren, de ware Christelyke Gereformeerde Religie, gelyk als dezelve alomme in de publyke Kerken dezer Landen [p. 747] jegenwoordig wort gepredikt ende geleert; mitsgaders in den jare 1619. by de Synode Nationaal, gehouden, tot Dordrecht is bevestigt.

„Dat dezelve: Religie, zo by elke Provincie in den haren, als van wegen de Generaliteit in de quartieren, onder derzelver gebied resorterende, met de magt van 't Land zal gehanthaaft worden: zonder te gedogen dat oit by ymant daar inne eenige veranderinge werde gedaan.

Dat de Secten en Gezintheden, die gesecludeert zyn van de publyke protectie, ende alleen werden geconniveert, gehouden zullen worden in alle goede ordre en stilte, met bepalinge tegens alle excessen, en dat ook dezelve op geene andere plaatzen meer, als daar die tegenwoordig zyn, voortaan zullen werden gepermitteert.127"

Hoedanig nu door Hun Ed. Mog. de Staten van Friesland omtrent deze stukken gewaakt is; en welke schikkingen alhier, onder het hoog gezag van 's Lands Overheden, in 't kerkelyk bestier beraamt zyn, zal de stoffe van het volgende Hoofdstuk. [p. 749]

127 L. van Aytzema, Herstelde Leeuw, bladz. 157.

134wumkes.nl

Page 135: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XX. HOOFDSTUK. Bestier en regeringe der Gereformeerde Kerke die Kerkenraden, Classen en Synoden in FRIESLAND.

§ I. Groot getal van Predikanten in Friesland. Het getal der Predikanten in Friesland, is, naar evenredigheid van de matige uitgestrektheid dezer Landschappe, niet gering: men telt 'er, als alle Standplaatzen volledig zyn, 208 Leeraars, die te zamen 192 Gemeinten bedienen. Ten tyde van het Pausdom was het getal der Kerkelyken en Geestelyke personen hier te lande veel groter: want, behalve de menigte der kloosterlingen, die in deze Provincie zeer talryk waren, had ieder dorp ten minsten één Priester, de meesten twee, en zommigen meer; gegrepen onder de namen van Cureit, Vicaris, Prebendaris, enz. Zy leefden, naar 't gestel dier tyden, tamelyk rykelyk van de menigvuldige geestelyke goederen, die, door de giften der Ingezetenen, niet schaars waren toegedeelt; waar by, om deze inkomsten steeds te vermeerderen, de gierigheid niet zelden hare rol speelde. Ten tyde der Kerkhervorminge zyn deze goederen, wel ten deele, afgezondert, tot onderhoud van de Leeraren, kerken, Scholen en andere godvrugtige gebruiken; maar ook, ten deele, door de Regeringe aangeslagen, om het Land in dien hogen nood, te redden. De oogst was, in de eerste tyden, wel groot, maar de arbeiders waren weinigen, 't geen den Staten bewoog, om, zo door 't opregten der Academie, als door andere middelen, dit gebrek, zo veel dienstig geöordeelt werd, te vergoeden. Men oordeelde het niet nodig, om zo een groot aantal Kerkelyken, als ten tyde van 't Pausdom gezien was, te houden. Veele dorpen, zeer naby malkanderen gelegen [p. 750] konden gemakkelyk byëen gevoegt, en door één Predikant bedient worden; terwyl anderen, van groteren omtrek, één Dienaar alleen werd toegeschikt128; dog een tamelyk getal van jaren was 'er nodig, eer omtrent het een en ander, een vasten voet beraamt werd.

II. Jaarwedden en inkomsten zo der Predikanten, als Emeriti en Weduwen. De jaarwedden en inkomsten der Predikanten was, in de eerste tyden, uit hoofde van de schaarsheid der geldmiddelen, zeer matig. Voor de Reformatie was de Geestelykheid een zwaren last voor 's Lands Ingezetenen, en de kerkelyken hadden duizend vindingen by de hand, om 't onkundig en bygelovig gemeen de beurs te ligten. Ook haddenze geen ligt gevaar om door de Overheid, hier in beteugelt te worden, wylze, onder 't gezag en de bestieringe van den Bisschop, als een afgezondert lighaam op zig zelf uitmaakten, dat weinig afhangkelykheid van de waereldlyke Overheid erkende; behalven dat ook de

128 Winsemius Chron. bladz. 710. Geene dorpen in Friesland hebben twee Predikanten, dan alleen de gemeente van Makkum en Kornwerd.

135wumkes.nl

Page 136: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Prelaten de eerste Stem op de Landsvergaderingen hebbende, de Besluiten van Staat wel, doorgaans, naar hunne inzigten en belangens, wisten te doen uitvallen. Dog by de opregting van dit vry Gemeenebest is, omtrent het een en ander, een aanmerkelyke verandering geschied. De Overheid by bevinding geleert hebbende, dat veeltyds de Bedienaars der Kerken slegte Regenten van Staat zyn; dat de magt tusschen de Kerkelyken en Waereldlyken gedeelt [p. 751] zynde, zo nadelige gevolgen, in Voortyden, gehad hadde, en, wyslyk bevroedende, dat de Kerkelyke en Burgerlyke politie, twee geheel onderscheide zaken zyn, heeft daarom goedgevonden, de Kerkelyken volstrekt uit alle bewint der Landsregeringe te sluiten, en dezelve, zo veel het Burgerlyke bestier aangaat, geheel afhangkelyk van haar te maken; in zo verre zelfs, dat ook de Stemmende goederen der Kerken en Pastoryen, voor altoos kragteloos verklaart worden, in geen magt hebben, in eenige zaken, daar 't Stemregt plaats heeft, te voteren. De Kerkelyken dus geheel afhanglyk zynde, werden, aangaande hunne inkomsten, door de Overheid bedeelt, naar mate de omstandigheden van 't Gemeenebest het vorderde; 't geen derhalven, in den hogen nood der eerste tyden, niet dan zeer schaars, kon toegedeelt worden. Tot aan den jare 1584. schynen de Pastorye inkomsten ten platten lande door de Grietsluiden en Kerkvoogden geadministreert te zyn; werdende den Predikanten daar wit jaarlyks drie honderd guldens toegedeelt: het overige werd tot andere gebruiken aangelegt. Die minder hadden, moesten er zig mede behelpen, en men zag 'er die niet boven de Honderd guldens hadden. Maar op den 14 April dies jaars werd, door 's Lands Staten, deze schikking vernietigt, en voortaan vastgestelt, dat de Leeraars de vrye en ledige possessie der Pastorye goederen zondes genieten. De dorpen, geen genoegzaam onderhoud konnende opbrengen, werden met anders vacante plaatzen verënigt. En dit [p. 752] niet gevoeglyk konnende geschieden, werd den Dienaren, die te weinig inkomen hadden, het overige, tot drie honderd guldens, uit de inkomsten der Kloostergoederen, door den Lande, goedgedaan. Welke Suppletien telkens voor ieder te kort komende Predikant, aan de Regeringe moest verzogt worden, en het geen dan, naar vereisch van zaken, werd ingewilligt, Volgens Staatsbesluit van den 25 Maart 1603. werd 't jaargeld der Predikanten ten platten lande, uit 's Lands casse betaalt, of aangevult werdende, verhoogt tot 350 guld. 's jaars. Dit schynt nogtans, in volgende tyden niet altoos stant gehouden te hebben: want op den 25 Februari 1681. werd aan de nooddruftige Predikanten toegelegt, 300 guld. 's jaars, 't geen uit de verhoginge van den impost op 't gemaal, zou betaalt worden. Een jaar daar na werd deze Staatsresolutie nogmaals vernieuwt; dog op den 21 Febr. 1683. werd hetzelve verhoogt tot 400 guldens. Dus is 't gebleven tot den jare 1699., wanneer, by Staatsbesluit van den 3 Maart, het Supplement vermeerdert werd tot 450 guld. 's jaar's. Deze schikking heeft langen tyd stant gehouden; moetende ieder Predikant v die zyne inkomsten niet tot op de gemelde Som

136wumkes.nl

Page 137: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

konde brengen, de aanvullinge dies, aan 't Collegie der Ed. Mog Herren Staten verzoeken. Dit ingewilligt zynde, werden de Pastorye landen door de Geregten, ten profyte van den Lande, van vyf tot vyf jaren, verhuurt; en den Predikanten den eed opgelegt, datze, in 't opgeven van hunne Pastory goederen niets moesten verzwygen; [p. 753] werdende dan, als gezegt is, liet gebrekkige, door, Ordonnantie van 't Collegie, aangevult. Wanneer in den jare 1744. de schrikkelyke veepest hier te lande, de weidlanden. in huurpenn. magtig deed afslaan, werd, by Staatbesluit van den 50 April 1746., allen Predikanten ten platten lande vryheid gegeven, om hunne landeryen en verdere inkomsten, tot de pastorye behorende, aan de Landschappe over te dragen; mits voor den tyd van tien aanëenvolgende jaren, daar toe moetende gehouden blyven: werdende allen, die hier toe genegen waren, de jaargelden tot 450 guldens, ingewilligd. Veelen namen deze gunstige gelegenheid waar, dog anderen, op betere tyden hopende, vonden niet goed zig voor zo een aantal jaren te verbinden. In den jare 1761. het getal der Suppletie trekkende Pastoryen op Vier en-zeventig bevonden zynde, werd, volgens Staatsbesluit van den 8 juli 1762, vastgestelt om alle de Landeryen, Huizen, Renten en andere inkomsten dier Pastoryen te verkopen ten profite van den Lande; de inkomende koopzommen van de Kopers te ontvangen in Landschaps Obligatien, die daar door afgedaan werden; en, voor 't toekomende de Predikanten, wier Pastorye goederen dus verkogt werden, uit 's Lands cassa, te betalen. Zeer voordelig was dese schikking voor de Provincie: want de landeryen, in dien tyd tot zo een hoogen prys gesteigert, als nimmer voorheen hier te lande gezien was; en de Stemmen, op de verkogt werdende goederen, hier door levendig gemaakt werdende, [p. 754] bragten ongelooflyke geldzommen op, tot afdoeninge van een verbazend aantal van Provinciale Obligatien: waar by nog het Land het voordeel genoot, dat alle die verkogte Vastigheden, voor 't toekomende bezwaart werden met de reële vierde penning der huuren van de losse landen, en de zesdehalve penning van zodanigen die met huizen of' tauxatien belaft waren. Al het welk de jaargelden, die voortaan aan de Predikanten ten vollen moesten betaalt worden, zeer verre te boven ging. De gezeide vastigheden, volgens de gemaakte verdeling in de jaren 1762., 1763., en 1764. dus verkogt zynde, hebben 's Lands Staten, in 't laatstgemelde Jaar, zo uit aanmerking van de waerdigheid des Ampts van de Bedienaren des Heiligdoms, als om andere zeer gewigtige redenen, het besluit genomen, van de jaarwedden dier Leeraren te verhogen tot vyf honderd guldens. Predikanten, geen lands geld genietende, hebbende inkomsten der Pastorye Vastigheden, die, voornamelyk zedert eenige jaren, tamelyk overvloedig zyn. De uitgediende Predikanten werden op kosten van den Lande onderhouden, trekkende jaarlyks 300 guldens,129 Hier toe werden, onder anderen, eertyds aangelegt de

129 Staatsbesluit van den 11 Febr. 1599.

137wumkes.nl

Page 138: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

pensioenen van de gewezene Monikken, Bagynen en andere geestelyke personen, die missen by woonden, of den eed van getrouwigheid weigerden te doen.130 Alle Predikanten ten platten lande hebben de vrye inwoninge der Pastorye huisingen, die [p. 755] eigentlyk behoren onder de Kerkegoederen, en ook door de Kerkvoogden der dorpen moeten onderholden worden. De Weduwen der Predikanten, hier te lande, zo lange zy in dien staat blyven, genieten insgelyks eenige voorregten. Het eerste jaar na 't versterf eens Predikants behoud de weduw de geheele voordelen van 't beroep; mits daar uit hoedende de Clasicale en andere lasten, daar toe staande, benevens het verzorgen van spyze, drank en huisvesting voor de Predikanten del Classis die voor haar den dienst waarnemen. Al het welk mede plaats heeft nopens der Predikanten kinderen, zo 'er geene nagelate weduw is.131 Verder werd voor 't onderhoud der Weduwen uit 's Lands cassa toegestaan, eerstemaal een sum. van 1200 guld. jaarlyks132; 't geen naderhand tot op 2400 guld. vermeerdert is.133 Ieder Predikant, gelyk mede de Emeriti, moeten jaarlyks hier by voegen tien guldens, al het welk byëengebragt, door de Deputaten Synodi, verdeelt, en jaarlyks aan de Weduwen uitgereikt wort, waar omtrent verscheide wetten gemaakt zyn, die in 't Compendium der Kerkelyke wetten, bl. 45, konnen nagezien worden.134 [p. 756]

III. Wyze van beroepinge der Leeraars ten platten lande. Een Stantplaats, door versterf, of vertrek ledig geworden zynde, werd gemeenlyk zes weeken daar na, zo 'er geene weduwe of kinderen zyn; en een jaar daar na, zo het genadejaar plaats heeft, op verzoek der eigenerfde ingezetenen, door den Grietman uitschryvinge tot Stemminge gedaan, en de dag van Stemminge, zes dagen vooräf, door de kanten, Dorpregters, by huiskondinge aangezegt. Op den gezeiden dag wort de klok driemaal geklipt, en na de laatste klokklippinge, komen de Stemgeregtigden, of in persoon, of by schriftelyke Procuratie, in de kerk, alwaar de Stemmen, volgens order van 't Stemregister, opgenomen, en daar uit opgemaakt wort, welke persoon tot vervullinge der Stantplaatze verkoren is. De Beroepbrief wort, ten zelven tyde mede opgemaakt, en, zo wel als de Stembesoignes, door de Stemgevers, of hunne gelastigden, ondertekent. De Beroepbrief door den gekorenen Predikant of Candidatus aangenomen zynde, werd daar na, gelyk mede de besoignes van Stemminge, op de naaste Classis vergaderinge vertoont, en daar op approbatie verzogt, en wettig 130 Staatsbesluit van den 8 April 15 131 Staatsbesluit van den 21 April 1598. en Resol. van Collegie van den 3 Juni 1716. 132 Den 26 April 1651. 133 Den 15 Febr. 1661. 134 De uitdeling aan ieder weduwe, is op Allerheiligen 1766. geweest tot 121 guld. 17 stuiv. 8 penn. 't Geen ongewoon hoog is. Ook trekken de Predikants kinderen dit voorregt, tos de jongste agtien jaren oud is.

138wumkes.nl

Page 139: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

bevonden zynde bekomen. De geheele verkiezinge geschied volgens het Reglement, door 's Lands Staten beraamt, den 14 Maart 1645.135 Niemant, schoon genoegzaam begoedigt, wort tot Stemminge van een Predikant toegelaten, dan die een Ledemaat, of ten minsten een Liefhebber van den waren Gereformeerden Godsdienst is, met uitsluitinge van alle andere gezintheden.136 [p. 757] De beroepingen aan de Classis wordende aangeboden, staat het der Vergaderinge vry, om onderzoek te doen naar de zuiverheid der beroepinge, en voorts naar alles wat eenigzins onder den naam van Simonie bekent is; 't welk bevindende, vermag geen beroep goedgekeurt worden.137 Zo 'er eene wederzydsche Stemminge van een Predikant geschied is, en de eene party des anders Stemminge betwist, mag hy, die zig over de uitspraak der Classis bezwaart vind, zig beroepen op de Deputaten Synodi, en vervolgens tot 't Synode zelve; in welker uitspraak nog niet beradende, staat 't hem vry te appelleren aan de Staten van de Landschappe, om door H. Ed. Mog. daar in te worden verzien; volgens 's Lands Resolutien, tot minste kwetzinge der Kerke, en meeste rust en eenigheid der Provincie.138

De Stemminge van Predikanten in gemeenten, alwaar twee dorpen tot eene gemeente behoren, geschiedde oudtyds door de geregtigde Stemmende Ingezetenen, alle de Stemmen der onderhorige dorpen byëen gevoegt zynde139; dog in den jare 1754. is hier omtrent eenige veranderinge gemaakt; zulks dat voortaan ieder dorp zyne eigene stemminge zoude uitbrengen, zonder onderscheid van de grootheid der plaatze: twee dorpen verschillende omtrent den beroepenen Predikant, moet [p. 758] daar over het lot getrokken worden; dog wanneer drie dorpen stemmen, is één van dien gehouden de stemminge van twee zamenstemmende te volgen. Dus is, in dien opzigte, het stuk der beroepinge op een' politieken voet gebragt, volgens welken een klein dorp van maar drie of vier stemmen even zo veel vermag als een ander van vyftig.

En in de aangebouwde dorpen. Eenige weinige dorpen zyn 'er in deze Provincie, alwaar de verkiezinge van een Predikant, niet volgens het gewone Stemregt, maar door den Kerkeraad geschied, ten naasten als straks aangaande de Steden zal gezegt worden; en komende, in dien gevalle, de Grietman in dezen in aanmerkinge, als de Magistraten in de Steden. De reden van deze verscheidenheid is, wyl zodanige dorpen in latere tyden eerst zyn aangebouwt, en door sterken aanwas van volk zo magtig geworden zyn, datze niet gevoeglyk met andere dorpen, daar omtrent, konden verbonden worden. Op alzulke plaatzen geene Stemgeregtigde goederen 135 Schotanus beschryvinge van Friesl, bladz. 136. 136 Staatsbesluit van den 22 Febr. 1616., en 16 April 1623. 137 Comp. bladz. 20. Art. VIII. 138 Reglem. van 1645. art. III, V. 139 Ordonn. der H. Gedep. 7 Maart 1583.

139wumkes.nl

Page 140: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

leggende, of die daar al gevonden worden, tot andere dorpen reeds van ouds behorende, en aldaar op de Cohieren staande, waren niet bevoegt, om in het nieuw aangebouwde dorp en teffens in hunne eigene voorgaande plaats, hun Stemregt te gebruiken; waar door van, zelve het regt van kiezinge natuurlyk aan de Gemeinte der nieuwe Kerk verviel, of aan den kerkeraad, waar door de Gemeinte vertoont wort. Zodanige dorpen zyn, onder anderen, Gerkesklooster, de Rottevalle, Gorredyk, enz.

IV. In de Steden. In de Steden dezer Landschappe geschied [p. 759] de verkiezinge der Predikanten geheel op een' anderen voet, en heeft aldaar het Kerkelyk regtsgebied meerder plaats, dan ten platten Lande. De tyd van beroepinge daar zynde, verzoekt de Kerkeraad. handöpening of vergunning tot het maken eener Nominatie; 't welk ingewilligt zynde, wort eerst eene grote of breede benoeminge gemaakt, waar op elk der Leden zo veele namen kan doen plaatzen als hem goeddunkt: uit dit gros wort daar op gewoonlyk een twaalftal geformeert; in een' volgende zitting een zes- en daar na een drietal. Die drietal wort aan de Magistraten ter goedkeuringe overgegeven, en, hetzelve, (gelyk doorgaans geschied) geapprobeert zynde, treed men tot de eindelyke verkiezinge. Dog zo de Magistraat niet goedvind het drietal goed te keuren, en de verkiezinge toe te laten, moet de Kerkeraad van voren af weder beginnen; al te lang uitstel der Magistraten in dezen, geeft den Kerkeraad vryheid, zig te vervoegen aan de Classis, om de Magistraat te verzoeken tot de approbatie; 't geen nogmaals ge weigert werdende, klaagt de Classis deswegen aan 't Collegia der Heeren Gedeputeerden, om voorts dien aangaande beschikking gemaakt te worden naar behoren.140

De kosten van Stemminge, Classicale approbatie, scheeps- of wagenvragten, dimissien van beroepene Predikanten, en wat dies meer is, worden door de Kerkvoogden in officia ten platten lande; en door de Steden. uit de gemeene Stadsmiddelen, gedragen. Een Predikant, binnen de twee jaren, van de eene plaats [p. 760] tot eene andere beroepen wordende, moet de roepende Gemeente of Stad de vorige plaats, waar van daan de Predikant beroepen wort schadeloos stellen nopens de kosten over de eerste beroepinge gevallen.

V. Order van bevestigingen enz. De beroepene Personen zyn, of Candidaten, of Predikanten. Zo wanneer een Friesch Candidaat op eenige standplaatze binnen deze een enz. provincie beroepen wort, is 'er, behalven de simpele approbatie, geen verder examen Peremtoir nodig; alzo alle de Candidaten dezer Landschappe eens vooral, en peremptoir, geëxamineert zynde, volkomen magt van de Classis bekomen tot

140 Reglement van 1645. Art. VII.

140wumkes.nl

Page 141: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

waarneminge van alle de deelen des H. Diensts. Maar een Candidaat uit andere Provinciën hier beroepen werdende, moet, eer hy bevestigt wort, peremptoir door de Classis, worden geëxamineert, vermits in de overige Provinciën maar alleen het præparatoir examen plaats heeft; waar by de Candidaten maar bevoegt zyn te prediken, en geenzins om de H. Bondzegelen te bedienen. Zodanig een Proponent onderzogt zynde, en de Classis nopens zyne bekwaamheden voldaan zynde, wort, op vertoninge van de wettige beroepinge, geapprobeert; 't geen ook aangaande de eige Friesche Candidaten, (dog zonder nader examen) plaats heeft. De beveiliging. in de gemeente van alzulke Candidaten, geschied gewoonlyk door twee daar toe gelastigde Predikanten der Classis, waar van de jongste de inzegeningspredikatie doet, en het gebruikelyke formulier van de bevestinge der Dienaren voorleeft; en de ander de plegtige oplegging der handen verrigt. [p. 761]

Maar een Predikant, 't zy in of van buiten de Provincie, wordende beroepen, is de Classicale approbatie het eenigste dat in agt moet genomen worden: geen bevestinge of oplegginge der handen heeft dan plaats; maar de beroepene Predikant in zyne aangenomene gemeinte gekomen zynde, doet eene voegzame Intreê reden, en maakt daarmede eenen aanvang van het gewigtig werk zyner bedieninge. Een Predikant op een' andere plaatze beroepen wordende, staat het aan zyn eigen goedvinden, (zo veel het regt der Kerke aangaat) om de beroepinge aan te nemen, of af te staan. Hem wort, volgens het gezegde regt, veertien dagen, of, ten langsten, eene maand, tyd van beraad toegelaten: langer uitstellende kan hy, deswegen, door de Classis worden gecensureert.141 Dog een Candidatus beroepen; zynde, heeft geene vryheid, om dat, zonder goedvinden van de Classis, af te slaan. Maar 's Lands Voedsterlingen hebben geene vryheid,

om, buiten deze Provincie, eenig beroep aan te nemen, dan na voorgaande goedkeuring der Heeren Curatoren van de Academie.

VI. Schikking nopens het verroepen van Predikanten. Geene Predikanten, zo in Landen als Steden, mogen, zonder wettige goedkeuringe en losmakinge van de Classis, zig van de eene naar de andere Plaatzen begeven, schoon anders nog zo wettig verroepen werdenze. Dog de Approbatie of Dimissie onbillik werdende geweigert, kan hy zig, by wege van appél, vervoegen aan de Deputanten van 't Synode, en verder, zo 't nodig is. De gezeide orde overtredende, en zonder die, van de eene naar de andere plaatze vertrekkende, kan hy, uit kragt van 's Lands Resolutie142, van den dienst worden afgezet: werdende in dezen de kerk in haar regt gelaten. Ook werden de

141 Compendium, Tit. VII. 142 Reglement van den 14 Maart 1645.

141wumkes.nl

Page 142: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Classen, die, zonder wettige Dimissie en Attestatie, een Leeraar in hun genootschap aannemen, censurabel voor 't Synodus verklaart.143

VII. Voornaamste verrigtingen der Leeraaren, en verscheide pligten. Welk het werk en de gewone verrigtingen der Predikanten zyn, behoeft byna niet gezegt te wórden: zy moeten, namelyk, Gods! woord prediken, verklaren, en op de gemoederen hunner hoorderen, ieder naar zynen toestand, toepassen; zy moeten voor en met de Gemeinte bidden; 's namiddags den Catechismus prediken: dat egter op veele plaatzen, daar Zondags maar eens gepredikt wort, niet geschied. Zy moeten de nodige onderwysmiddelen, zo openbare als byzondere Catechisatien, waarnemen; de Bondzegelen, volgens den woorde Gods, bedienen; de verëischte onderzoekingen, of huisvisitatien doen; de Scholen visiteren, en wat dies meer is.144 Over den Heidelbergschen Catechismus predikende, of anders eenige Leerstukken des Geloofs verhandelende, moetenze de dwalingen der partyen grondig, uit Gods woord, en met gewigtige bewysredenen, wederleggen, en de zuivere leere, zo veel mogelyk verdedigen, Dog is hen volstrekt verboden, op den Predikstoel te brengen, Catechiseren, of schryven, zodanige stellingen, die, regtstreeks of van ter zyden, strydig zyn, tegen eenig stuk [p. 763] der Leere, begrepen in de formulieren van eenigheid, en byzonder in den Heidelbergschen Catechismus.145 Om alle Predikanten hier toe te verbinden, wort hen, in den aanhang hunner bedieninge, opgelegt, de Belydenis des Geloofs der Gereformeerde Kerken in Nederland, in de 37 Artikelen, op 't Synode Nationaal te Dordrecht overgezien, begrepen, zo wel als den Heidelbergschen-Catechismus, van de Staten der Landschappe goedgekeurt146, te ondertekenen. Het een en ander werd, op 't Nationaal Synode van 1619., begrepen in 't volgende formulier van ondertekeninge.147

„Wy Ondergeschreven Bedienaren des Godlyken Woords., resorterende onder de Classis van . . . . verklaren, opregtelyk en in goeder conscientie, voor den Heere, met deze onze ondertekeninge, dat wy van harten gevoelen en geloven, dat alle de Artykelen en stukken der Leere, in de Belydenisse en Catechismus der Gereformeerde Nederlandsche Kerken begrepen, mitsgaders de verklaring over eenige poincten der voorzeide Leere, in de Nationale Synodus, Ao. 1619., te Dordrecht gedaan, in alles met Gods woord overeenkomen. Beloven derhalven, dat wy de voorzeide Leere neerstelyk zullen leeren, en getrouwelyk voorstaan, zonder iets tegen dezelve Leere het zy opentlyk of heimelyk, directelyk of indirectelyk, [p. 764] te leeren of te

143 Compendium, Tit. VIII. Art. VII. 144 Tit. XI. 145 Besluit van 't Coll. der Ed. Mog. H. Gedeput. 3 Juny 1682. 146 Staatsbesluit van den 3 July 1619. 147 Sessie CLXIV.

142wumkes.nl

Page 143: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

schryven: gelyk ook, dat wy niet alleen alle dwalingen, tegens deze Leere strydende, en met namen ook die in de voorzeide Synodus zyn veroordeelt, verwerpen, maar ook dat wy genegen zyn dezelve te wederleggen, tegen te spreken, en allen arbeid aan te wenden, om dezelve uit de Kerke te weeren; en indien het zou mogen gebeuren, dat wy na dezen enig bedenken of ander gevoelen tegen deze Leere kregen, beloven wy, dat wy 't zelve, nog opentlyk, nog heimelyk, zullen voorstellen, leeren of verdedigen, met prediken of schryven; dat wy 't zelve alvorens den Kerkeraad, Classis en Synodus zullen openbaren, om daar geëxamineert te worden: bereid zynde, ten allen tyde, ons het oordeel van den Kerkeraad, Classis of Synode gewillig te onderwerpen, op pene dat wy, hier tegen doende, metter daad (ipso facto) van onze diensten gesuspendeert zullen zyn. En indien de Kerkeraad, Classis of Synodus, ten eenigen tyde, om gewigtjge redenen van nadenken, om te behouden de eenigheid en zuiverheid der Leere, goed vond, van ons te eischen, nadere verklaring van ons gevoelen, over eenige Artykel van deze Belydenisse, Catechismus, of verklaringe der Synode Nationaal, zo beloven wy ook mitsdezen, dat wy, ten allen tyde, daar toe zullen willig en bereid zyn, op pene als boven; behoudens nogtans 't regt van appel, ingevalle wy misschien door de Sententie des Kerkeraads, der Classis of Synode, meenden bezwaart [p. 765] te zyn, gedurende welken tyd van appél, wy ons met de uitspraak en het oordeel der Provinciale Synode, zullen te vreden houden."

Hoe sterk nu de Leeraren gehouden zyn, de zuiverheid der Gereformeerde Kerkleere te bewaren, beschermen en verdedigen, staat hen egter geenzins vry eenigen Hoogleeraar of Predikant, buiten of binnen deze Provincie, in hunne geschriften of Predikatien, door te halen, en verdagt te maken van eenig kwaad gevoelen of leere; in tegendeel wort, wegens en uit naam van 's Lands Hoge Overheid, allen Professoren en Predikanten, geördonneert, datze hun werk zullen maken, en daar op alle hunne Lessen, Predikatien en Catechizatien, als mede hunne geschriften, zodanig inrigten, dat hunne Discipelen, Toehoorderen en Gemeinte volkomen onderwezen en bekwaam gemaakt mogen werden, om alle wederpartyders, en die vyanden zyn van de ware Gereformeerde Christelyke Religie, te konnen wederleggen, den mond te stoppen, en de ware Leer tegen dezelve vast maken en staande houden. Ook hun gedurig inplanten de vreeze Gods, en aan te zetten tot de practyk en kragt van een' ongeveinsden wandel naar de Leere der waarheid. Voorts dat zy als Broeders malkanderen zullen verdragen, en in vrede met elkanderen leven; en ingevalle zy meenen dat iemant onregtzinnige stellingen leert of schryft, daar over aan te klagen, een ieder voor zyne competente Regters, het zy voor Classen en Synoden, zo veel de Predikanteis aangaat; of vóór het Collegie, als het de [p. 766] Hoogleeraren betreft; volgens de Kerkenorder dezer Provincie, en de wétten van de Academie. En, ingevalle eenig Professor of Predikant zig niet kwame te ontzien, tegen deze

143wumkes.nl

Page 144: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Onze meninge, evenwel de Vorige stellingen te leeren, en daar over te disputeren, daar van te prediken en te catechizeren of schryven, en zulks bekent zynde, daar in van ml af aan te Continueren, zal dezelve, donder eenige oogluikinge of gunste, in zynen dienst worden opgeschort, en, haar bevindinge van zaken, afgezet en onbevoegt verklaart worden tot eenige andere bedieninge: want Wy zulks voor den dienst en vrede van ons Land en Kerke verstaan te behoren.148

VIII. Kerkelyke vergaderingen in 't gemeen. Tot de Regering en 't bestier der Kerke, mitsgaders tot de oefeninge der Kerkelyke tugt, zo omtrent Leeraars als Ledematen, zyn ingerigt de Kerkenraden, Classen en Synoden: want de Opperhoofdigheid in da Kerk; en de overheersching, door de Hervorminge weggenomen zynde, en allen Leeraren evengelyke raagt toegedeelt, was ten uitersten nodig om te waken tegens diergelyke kwaden, die de Kerk zo langen tyd in slaafsche dienstbaarheid gehouden hadden; gelyk het mede even dienstig ware, dat eens liefelyke eendragt onder de Gemeinten en de Leeraren jegens elkanderen bewaart werd, 't geen beide niet beter kon bevordert worden, dan door het opregten en wel bestieren van zekere kerkelyke Vergaderingen; 't geen men in deze Nederlanden geschikt heeft op den voet, als reeds by de Gereformeerde Kerke in Zwitzerland [p. 767] was ingevoert, staande de kerkelyke Regeringe by Kerkenraden, Classen en Synoden.

Omtrent deze Vergaderingen is vooraf in 't gemeen aan te merken, dat in dezelve niet dan kerkelyke zaken mogen behandelt worden: de zaken, voor den kerkelyken Regter werdende gebragt, ten deele Politiek, en ten deele Kerkelyk zynde, werden, met behulp van de Overheid, door den gewonen weg, uitgevoert. In de behandeling der zaken, wort altoos dezen weg gehouden, dat geene zaken in hogere Vergaderingen worden aangenomen, voor dit dezelven in de lagere alvorens zyn afgehandelt; ten ware deze laatsten, om gewigtige redenen, mogten begeeren, daar van verschoont te blyven; of dat 't zaken zyn, die der Kerke in 't algemeen betreffen; of eindelyk dat de zaak, uit hoofde van eenige wet of besluit, aan een' hogere Regtbank verbonden is. Voor alle Kerkelyke vergaderingen mag iemant, zelf een vrouwspersoon, zyn eigen zaken bepleiten, en zig verantwoorden. Iemant zig daar toe niet in staat vindende, mag dien aangaande eenigen Leeraar of ander persoon, verzoeken; dog geenzins, (zo de wet spreekt) Politieke Advocaten en Notarissen of Procureurs; dog deze laatste wet is al overlang door 't tegengestelde gebruik, afgeschaft, dewyl al veeltyds de Approbatien der beroepingen, verzogt, en vooräl de questieuse stemmingen, door Advocaten, Notariën, of Procureurs Postulanten, voor den Kerkelyken Regter bepleit worden. Personen van bloetverwantschap of andere gegrondde 148 Resolutie van 't Collegie, den 3 Juny 1683.

144wumkes.nl

Page 145: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

betrekkingen, moeten, als er over hunner vrienden [p. 768] of eigene zaken, ter vergaderinge geraadpleegd of gevonnist zal worden!, buiten staan. En eenig Predikant of Ouderling, bevorens in zyn, Classis over eenige verschillende beroeping of ander stuk geöordeelt hebbende, of ook zelfs afwezig zynde, mag, daar na als Lid van hogere Vergaderinge daar over geene uitspraak doen149.

IX. Kerkeraden. De kerkeraden zo ten platten lande als in de Steden, bestaan uit Predikanten, Ouderlingen en Diakenen; dog in zaken van aanneminge der Ledematen, Huisbezoekingen, Kerkelyke censure, enz. heeft gewoonlyk het oordeel der Diakenen geene plaats, in gecombineerde Gemeinten heeft, zomtyds ieder dorp één Ouderling en één Diaken; zomtyds meer. Plaatzen die niet met anderen, verenigt zyn, hebben gemeenlyk twee Ouderlingen, en twee Diakenen. In de Steden is hun getal naar Evenredigheid der grootte en talrykheid van de Gemeinte, en der Kerken, geschikt. Personen van allerleyen rang en staat, Krygslieden niet uitgezondert, zyn verkiesbaar tot Ouderlingen en Diakenen; hoewel gemeenlyk aanzienlyke Stantspersonen, van het Diakenschap Verschoont worden. iemant eerst Diaken, en daar na Ouderling geweest zynde, is insgelyks niet weder verkiesbaar tot Diaken; ten ware by gebrek van andere bekwame personen. In de verkiezinge der Kerkeraadsleden, wort niet overal denzelven voet gehouden. In zommige gemeenten ten platten lande, en in zommige Steden, wort eerst, door den Kerkeraad, een drietal personen benoemt, [p. 769] die één-, twee- of driemaal der Gemeinte voorgestelt worden, en waar uit, zo niemant iets daar tegens heeft ingebragt, één tot Ouderling en tot Diaken gekoren wort; hebbende, op de meeste plaatzen, in de verkiezinge. alle mans ledematen, (althans ten platten lande) een vrye Stem; dog 't geen zeiden geschied in zommige plaatzen kiest de Kerkeraad, zonder voorafgaande benoeminge, de nieuwe Leden, die dan behoorlyk aan de gemeinte worden voorgestelt. Ieder gemeente is gehouden, dien aangaande, gelyk mede betreffende den tyd des Kerkeraads veranderinge, by haar oud gebruik, te blyven. Het getal der (Ouderlingen en Diakenen wort veeltyds jaarlyks op de helft verandert, zulks dat niemant gewoonlyk langer dan twee jaren dient; ten zy by gebrek van bevoegde Ledematen. De gekorene personen der gemeinte voorgestelt zynde, geschied de beveiliging volgens het formulier daar af zynde. Ieder Kerkeraad is gehouden aantekening te maken van alle handelingen, by denzelven Voorvallende; en iemant aangeklaagt zynde, is de Kerkeraad niet verpligt, om aan den beschuldigden te openbaren wie zyn aanklager zy.

149 Compendium Tit. XIX.

145wumkes.nl

Page 146: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

X. Ouderlingen en Diakens in 't byzonder. Belangende de Ouderlingen, is in de Steden een gewoonlyk vast gebruik, dat altoos één uit de Magistraat, tot dat ampt verkoren wort150, wyl men oordeel het belang der Kerke daar door te meer konnen bevordert worden. Een persoon wettig tot dit ampt zynde gekoren, wort geene reden van verschoninge, [p. 770] dan die van veel gewigt is, (waar over de Kerkeraad en zo nodig, de Classis, bevoegt is te oordelen) aangenomen. Niemant, eerst in een plaats komende te wonen, wort tot Ouderling gekoren, voor dat hy ten minsten ééns aan 't Avondmaal geweest zy. Het ampt der Ouderlingen is, niet alleen opzigt te hebben, op het leven en de Leere de Predikanten, maar ook, om benevens dezelven, op de gemeente, en 't gedrag der Ledematen het oog te houden; voor het Avondmaal de gewone huisbezoekingen, met de Predikanten, te doen; by 't aannemen der Ledematen tegenwoordig te zyn, en over de Belydenissen der aankomenden te oordelen; de kerkeraadshandelingen van censure en verkiezingen, mede waar te nemen, enz.151

Diakenen. Het eigen ampt der Diakenen is het verzamelen der gaven, het bewaren der goederen, der gemeente toebehorende, en de nodige penningen, brood, kledinge en andere behoeftigheden aan de noodlydende armen der gemeente, of, daar men 't nodig oordeelt, ook aan vreemdelingen, uit te deelen. Doende, by 't eindigen hunner bedieninge, rekenschap van hunne ontvangene en uitgegevene geldzommen voor den Kerkeraad, of voor de gemeente, die daar mede by begeeren te zyn. In kleine gemeenten zitten de Diakenen mede over de gewone handelingen des Kerkeraads; dog verschynen nooit, benevens de Predikanten, in de Classen en Synoden, waar toe egter de Ouderlingen al geregtigt zyn. [p. 771]

XI. Classen in deze Provincie. Tegenwoordig zyn 'er in Friesland zes Classicale vergaderingen, als van Leeuwarden, Dokkum, Franeker, Sneek, Bolsward en Zevenwouden. De Classis van Leeuwarden heeft altoos hare zitplaats binnen Leeuwarden, bestaat uit 48 Predikanten, en begint jaarlyks hare eerste Sessie op dingsdag na Paaschägten, en voorts den eersten dingsdag in ieder maand, tot October ingesloten; ten ware de Vergadering goed vond, wegens weinige bezigheden, dat 'er eens eene maand zonder byëenkomst werd voorbygegaan, het geen mede is aan te merken nopens de andere Classen. De Classis van Dokkum zit binnen deze stad, en begint en eindigt even als die van Leeuwarden; behalven dat hier de Vergadering altoos 's maandags byëenkomst. Deze Classis bestond weleer uit 36 Predikanten; dog door de afzondering van Feenwouden, van de dorpen Akkerwoude en

150 Synode van Sneek, Ao. 1670., en Bolsw. 1671. 151 Zie 't formulier van de bevestiginge des Ouderlingen.

146wumkes.nl

Page 147: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Murmerwoude, is hier verandering in gemaakt, en heeft het dorp Feenwoude, zedert den jare 1755., een afzonderlyk Predikant. De Classis van Franeker heeft hare zitplaats binnen de stad van dien naam; bestaat uit 29 Predikanten, en vergadert even als die van Dokkum. De Classis van Sneek heeft mede 29 predikanten, vergadert in de gemelde stad, op dezelve tyden als de Classis van Leeuwarden. de Classis van; Bolswart zit beurtelings te Bolswart en Workum, bestaat uit 30 Predikanten, en houd hare tyden van byëenkomst even als die van Dokkum en Franeker. Die van de Zevenwouden, het uitgestrekste van allen, vergadert op: 't Heerenveen en bestaat uit 35 [p. 772] Predikanten, die. hare Classicale vergadering houden op ieder eersten woensdag in de maand, van Paasch agten tot October ingesloten. Ieder Predikant is gehouden in de Classis te blyven, alwaar hy een' zitting genomen, en men zyn beroep geapprobeert heeft. Die op de grensscheidingen wonen, hebben zomtyds, by den aanvang hunner beroepinge, de vrye keuze, tot welke Classis zy zig believen te voegen. Zo heeft, onder anderen, een Predikant, te Marrum wordende beroepen, de keur, of hy onder de Classis van Leeuwarden, of Dokkum, zig begeven

De vergaderingen der Classen bestaan uit de gezamentlyke Predikanten der onderhorige Kerken, en uit ieder dier gemeenten één Ouderling.; dog uit de Steden twee, welke, zo wel als de Predikanten, hunne Stemmen in de Vergadering hebben; dog zelden gebeurt het, dat de Ouderlingen althans ten platten lande, zig van dit regt bedienen, ook wordenze om hun agterblyven niet geboet; maar een Predikant afwezig blyvende, of ook te laat in de Vergadering komende, moet deswegens naar de order van elke Classis, boets betalen. Ieder Classis heeft bare eige beurs, die uit den jaarlykschen inleg der Predikanten, uit de approbatie en dimissie-penningen, en uit de vervallene boeten, haar bestaan heeft, en waar uit betaalt worden alle de kosten op de Vergaderingen vallende, de maaltyden enz. Een Ouderling ter Vergadering willende verschynen, mag daar in door de Predikanten niet belet worden; dog moet zyn [p. 773] eigen kosten tot de maaltyd hoeden. De tyd der aanstaande Vergaderinge wort by het scheiden der byëenkomste vastgestelt, zo men goed vind de gewone tyden ter Vergaderinge eens of tweemaal te laten voorby gaan. De ampten van Profes en Scriba worden gemeenlyk beurtswyze by de Predikanten, naar den rang van hunne zitting, bekleed152; welke rang geschikt is naar de jaren van hunne 152 Ook wort den rang waargenomen in 't bedienen der vacante plaatzen; beginnende altoos van den Predikant, die laatst: Sessie in de Classis genomen heeft, of schoon hy ouder in de bedieninge is. Dog hier van is alleen uitgezondert de Classis van Franeker; alwaar de Oudste in bedieninge altoos zit voor den Jongeren, 't zy hy vroeger of later in de Classis gekomen is. Ook wort de bediening der vacante plaatzen hier niet geschikt naar de order der zitplaatzen, maar volgens den rang der Gemeinten, 't geen mede waargenomen wort in 't bekleden der Classicale ampten van Præses en Scriba. Dit bedienen der vacante plaatzen, en de waerdigheid van Præses en Scriba is geschikt naar deze order, Schalsum Franeker, Midlum, Franeker, Welsryp, Harlingen, Dronryp, Achlum, Winsum, Minnertsga, Oosterlittens, Ried, Peins,

147wumkes.nl

Page 148: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

bedieninge in de Classis, Het ampt van den Præses of Voorzitter is, het gebed voor- en de dankzegging na de Vergadering te doen; 't geen te verhandelen is, op eene duidelyke wyze de Vergaderinge voor te stellen, de Stemmen op te nemen, en daar uit het oordeel [p. 774] deel der Classis op te maken: voorts te letten dat ieder zyn beurt houde in 't spreken en stemmen; die te driftig en hevig zyn te doen zwygen, of, by ongehoorzaamheid, te doen buiten liaan, en hen de behoorlyke straffe opleggen, enz. De Scriba moet de voorvallende handelingen behoorlyk optekenen en te boek stellen: en beider bedieninge eindigt met het scheiden van ieder Vergaderinge. Het ampt van Fiscus bestaat voornamelyk in 't kennisnemen van alle misbruiken, die in de Kerkenraden of Classis vergaderingen, tegens de ingevoerde en vastgestelde Kerkelyke wetten, begaan worden; hy moet de personen, die zig schuldig hebben gemaakt, of by hem aangeklaagt worden, behoorlyk. en tydig doen dagvaerden den eisch tegens hen instellen, en de vervallene boeten, benevens de gemeene beurs der Classis bewaren, de nodige uitgaven bezorgen, en daar van jaarlyks rekening doen aan de Vergaderinge. Dit ampt is zeer gewigtig, en verëischt een man van proefde kundigheid in kerkelyke zaken, en wort daarom niet beurtswyze, maar by gemeene Stemminge uitgedeelt; ook gebeurt het al veeltyds dat een Fiscus rekenschap gedaan hebbende, op nieuw weder gekozen wort, en dat ampt niet zelden, voor al zyn leven behoud.

Zaken, aldaar verhandelt wordende. In de Classicale Vergaderingen worden verhandelt allerleye kerkelyke zaken, en geschillen, die daar toe betrekking hebben: men waakt daar tegens inkruipende dwalingen, aangaande de zuivere Leere der Gereformeerde Kerk; men beöordeelt aldaar de geschillen, [p. 775] nopens de Kerkelyke tugt, in de Kerkeraden voorvallende, en men oeffent de discipline, daar 't nodig is, zo omtrent de misdadige personen zelve, als ten opzigte der nalatigheden in de Kerkeraden, of onder de Predikanten, Schoolmeesters enz. Ten dien einde moet in ieder Classis jaarlyks tweemaal, te weten in de eerste en laatste Vergadering, Censura Morum worden gehouden, wanneer de Præses aan ieder Predikant moet afvragen, niet alleen in 't gemeen, of hy iets heeft tegens de Leere en het leven der tegenwoordige en afwezige Predikanten en Candidaten, onder de Classis behorende, maar ook in 't byzonder, of de volle Kerkedienst, het prediken over den Catechismus, de nodige Catechizatien en andere onderwysmiddelen, de vaste tyden van 't H. Avondmaal, de huisbezoekingen, en 't houden van Kerkeraden het optekenen der handelingen, en de kerkelyke discipline, wel

Sexbierum, Edens, Tzum, Lollum, Kubaard, Harlingen, Pietersbierum, Herbajum, Tzummarrum, Kimswerd, St. Jacobi-Parochie, Harlingen, Wynaam, Oosterbierum, Schingen, Donjum, Harlingen.

148wumkes.nl

Page 149: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

waargenomen worden? Of er eene naaukeurige aantekening gehouden wort in ieder Gemeinte, van alle Ledematen, van Gedoopte personen, en van de Huwelyksproclamatien? Of 'er zorge gedragen, wort voor de armen, en goede opzigt zy in de Scholen, dat aldaar de jeugd, ten minsten eens ter weeke, in de Christelyke geloofsleere onderwezen werde? enz.

Boven dien worden in de Classen onderzogt de jongelingen die tot het Leeraarampt begeeren toegelaten te worden. Deze doen een kort voordeel, of gedeelte van eene Leerrede op den Predikstoel ten aanhoren van de Leden der Vergaderinge, en van elk die daar [p. 777] by begeert te zyn: daar na wordenze in de Classis door twee daar toe gekorene Leden ondervraagt, zo in de grondtalen, als, over de gewigtigste stukken der H. Godgeleertheid, en over de verschilpunten die de Hervormde Kerk dien aangaande heeft met de geenen die buiten zyn. Ook heeft ieder Lid der vergaderinge vryheid, om tusschen beiden een of ander vraagstuk aan de Examinandi voor te stellen: of al het welk behoorlyk geantwoord zynde, worden de geëxamineerde personen, by besluit der Classis, tot: den H. Dienst toegelaten, en met een' behoorlyken Lastbrief als Candidatus voorzien; dog worden geene andere tot het Examen aangenomen, dan na vertoning van een getuigschrift des Kerkeraads van hun tweejarig Lidmaatschap en waerdig gedrag; gelyk mede van een Testimonium der Theologische Faculteit, door den Decanus ondertekent, en voorts de getuigschriften der Professoren in de Hebreeusche en Grieksche talen. Werdende alles in de Classis, in 't Latyn gevraagt en beantwoord, waarom ook zegt zelden anderen dan bestudeerde personen toegelaten worden.

Alles, waar over in de Classis gehandelt of geraadpleegt wort, moet op den voet van voorgaande Synodale Besluiten, door 's Lands hoge Overheid bekragtigt, afgedaan worden; en 't geen dus besloten wort, is van kragt, en moet als zodanig worden uitgevoert En heeft in alles ieder Classis dezelve magt van regtsöeffening over eenen Kerkeraad, als het Provinciale Synode heeft over de Classen. [p. 777]

Eindelyk worden in de Classen benoemt, of gekoren de personen die voor 't naastkomende jaar of gelegenheid de Classicale Commissien zullen waarnemen; het geen tegenwoordig, op eene geschikte wyze is ingerigt, om den weg te sluiten voor partydigheden, en om niemant reden van klagen te geven, als hy voorby gegaan wort. Hoewel nu het bekomen van zodanige Commissien voor allen even na is, hebben nogtans alle Leden geen regt om gekoren te worden: zo mag, by voorbeeld, een Predikant of Ouderling, die tot bet Synode is afgevaerdigt geweest, het volgende jaar niet weder daar toe gecommitteert worden; 't geen mede plaats heeft, ten opzigte der Correspondentien, en het Deputatus Synodeschap: moetende ten minsten altoos een Synode voorby gaan, eer iemant tot 't bekleden eener Correspondentie, of tot 't Deputatenschap op nieuw kan worden benoemt. Ook moet een Predikant twee jaren in dienst zyn

149wumkes.nl

Page 150: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

geweest, eer hy eenige dier gemelde Commissien moge bekleden. Het ampt van Deputatus Synodi, schoon uit naam van het Synodus werdende bedient, wort nogtans in de byzondere Classen,' wier beurt het is, de personen daar toe benoemt, en vervolgens den Synode voorgestelt. De Commissie tot de Visie van de Autographa. In 's Hage en te Leiden, of het bezigtigen der eige handschriften van de Handelingen des Nationalen Synode van Dordrecht. Ao. 1618. en 1619.; als mede die van de nieuwe overzetting des Bybels valt ieder drie jaren voor, en gaat, zo veel deze Provincie aangaat, beurtelings [p. 778] alle de zes Classen rond; dog worden de Afgevaerdigden daar toe, door de Synoden telkens gecommitteert. Alle deze Commissien, worden wel by hen die daar toe gekoren zyn, waargenomen; dog uit voorzorg van ziekte, sterven, vertrek enz. wort altoos een tweede persoon, of Secundus benoemt, die des noods de plaats van den Primus kan vervullen, 't geen zo wel omtrent de Ouderlingen als Predikanten moet in agt genomen worden.

XII. Provinciaal Synode. Het Provinciale Synodus bestaat uit; de Afgevaerdigde Predikanten en Ouderlingen der zes Classen, waar toe uit ieder Classis twee Predikanten en twee Ouderlingen gekoren worden, die alle jaren 's weeks na de Pinxterweek byëen komen; ten zy op dien tyd een algemeene Bodedag moet gehouden worden, wanneer het Synodus een week wort uitgestelt; dog zo dat, ten opzigte der plaatze, geene eene der Classen wort voorbygegaan: zelfs heeft de Classis van Franeker het voorregt van twee beurten, werdende het Synode aldaar twee jaren na elkanderen gehouden, het een te Franeker, en 't ander te Harlingen. Voorts is de order der Synoden op volgende wyze ingerigt.

Ao. 1768. te SNEEK. 1769. te BOLSWARD. 1770. te FRANEKER. 1771. te HARLINGEN. 1772. te DOKKUM. 1773. te LEEUWARDEN. [p. 779] De Classis alwaar het jaar het Synode staat gehouden te worden, vergadert

tydig voor Paaschägten tot uitschryvinge van het Synode, en tot 't opstellen van hare Gravamina of bezwaarnissen, als mede tot het benoemen, van hare Afgevaerdigden tot 't Synode. De Predikanten, deze Commissie te beurte vallende, stellen veeltyds hunne eige Ouderlingen voor, of dezelve niet voegzaam oordelende, twee anderen; 't geen van de Vergadering toegestemt zynde, ontvangenze hunne lastbrieven. De uitschryving aan de andere Classen gedaan zynde, vergaderen deze op Paaschägten, en stellen insgelyks in de hare de Gravamina op, en committeren hare Afgevaerdigden tot het Synodus. Dit gedaan zynde, gevenze, door brieven van antwoord, kennis aan de Classis Synodaal, zo van de namen der Personen, by haar tot 't Synode gecommitteert,

150wumkes.nl

Page 151: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

als anderzins. De Gravamina van ieder Classis opgemaakt, worden, in tegenwoordigheid van de gekorene Gecommitteerden, opgelezen, om hen ten vollen te instruëren. Uit ieder Classis worden twee Predikanten en twee Ouderlingen tot 't Synode afgevaerdigt, dip, met behoorlyke Geloofsbrieven en Berigtschriften voorzien zynde, alleen magt van stemmen en besluiten hebben. Hun last strekt zig in 't gemeen tot alles, uit, wat, tot welstand van Gods Kerke, dienstig en nuttig geöordeelt wort, en met Gods woord, en vorige Synodale Besluiten overëenstemt; dog eenige, zaken voorvallende, waar van zy niets in last hebben, mogenze niets finaal, besluiten, zonder eerst [p. 780] ruggespraak gehouden te hebben met hunne Committenten. Ook moeten de Afgevaerdigden hunne Classis besluiten, vooräl die op de Gravamina genomen, en ondertekent zyn, mede nemen, om zig daar van in de voorkomende zaken te konnen bedienen. Niemant der Afgevaerdigden mag zig van 't Synode onttrekken, op verbeurte van zes guldens; nog ook voor 't eindigen der vergadering vertrekken, op boete van een Ducaton, ten profyte van de Armen.

Commissariën Politiek. Tot de Synoden worden jaarlyks twee Leden uit 't Collegie der Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie afgevaerdigt, die ook daar toe telkens van de Deputaten Synodi verzogt worden, en, met behoorlyke Lastbrieven voorzien, alles in de Vergadering helpen dirigeren, en bestuuren; De Præses is gehouden het goedbedunken der Heeren Commissariën Politiek, nopens de voorstellen en voorkomende zaken te vragen, en deze Heeren het niet goedvindende, wort: 'er geene omvrage, althans over eenige nieuwe zaken in 't Synodus gedaan. Het oogmerk van dezer Heeren bezendinge is, om, aan den eenen kant, den welstand van Gods sterke, naar vermogen te helpen bevorderen, en den Dienaren de handen te sterken in den ophouw van Zions muuren en veilingen, naar den inhoud van 't eerste Artykel der Instructie voor 't Collegie: maar ook, aan den anderen kant, toe te zien, dat door de Kerkelyken niets ondernomen worde, strydig met de fondamentele en gestatuëerde wetten van den Staat; met het belang des Vaderlands, en met de ruste [p. 781] 's Lands Ingezetenen en de Kerke zelve. De Besluiten van 't Synode, waar op de bekragtiging der Hoge Overheid verëischt wort, als mede de verzoeken der Classen en Synoden, worden door de Heeren Commissariën Politiek ter tafel van Hunne Ed. Mogenden, en door 't Collegie, zo 't nodig is, aan 's Lands Staten, voorgestelt.

Correspondenten. De Correspondenten der zes andere Provinciale Synoden, als Gelderland, Zuid- en Noord-Holland, 't Stigt Utrecht, Overyssel en Stad en Lande, worden jaarlyks tydig toe deze Synode verzogt; door eene Deputatie plegtig ingeleid ter Vergadering, en dezelve behoorlyke Commissie vertonende, wort hen zitting in de Vergadering aangewezen, hun advys gevraagt, hunne gravamina overwogen,

151wumkes.nl

Page 152: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

en alles broederlyk behandelt; dog hebbende ze Buitenlandsche Correspondenten, in zaken, den Kerkstaat dezer Provincie aangaande, alleen eene advyserende, en geenzins eene concluderende Stem; zy maken ook de handelingen en besluiten van hunne Synoden aan die van deze Provincie bekent, en leveren een afschrift daar van over. Uit de Provincie Zeeland worden herwaarts geene Correspondenten gezonden, nog van hier derwaarts, alzo de Staten dier Landschappe tot nog toe zulks niet hebben goedgevonden in gebruik te stellen.

Deputaten ad Causas. Nog hebben in 't Synode zitting, de Deputaten Synodi; en wel naast de Heeren ten Correspondenten, in welken rang zy mede hunne advysen geven: zy doen ook aan de Vergadering bescheid, en rekenschap van hunne [p. 782] Commissie en verrigtingen; leveren de brieven over, die hen van buiten 's Lands, om aan 't Synode te bezorgen, zyn toegezonden; zy doen rekening van de ontvangene en, uitgedeelde geldzommen aangaande de Weduwen beurs, en wat dier gelyke zaken meer zyn, waar van straks nader.

Gedurende het Synode verschynen mede aldaar de Heeren Predikanten, die, uit naam van het laatst gehoudene Synodus, zyn afgevaerdigt, geweest als Correspondenten naar: de Provinciale Synoden der andere geuniëerde Provinciën; dog deze hebben geene Sessie nog advys ter vergaderinge, maar doen alleenlyk rapport van hun wedervaren. By deze gelegenheid volgen deze Correspondenten den juisten rang in hunne aanspraken, die de Verenigde Provinciën houden ter Generaliteit, namelyk die uit Gelderland te rug gekomen is, doet de eerste aanspraak aan "t Synode; 't geen gemeenlyk met eene deftige redevoering wort aangevangen: daar op volgen in order die uit Zuidholland, uit Noordholland, uit Utrecht, uit Overyssel en uit Stad en Lande, zyn wedergekeert; waar by de laatste deze plegtigheid insgelyks met eene redevoering en zegenwensch besluit. Dit gedaan zynde, gaan deze Heeren weder uit, en worden voorts niet anders dan byzondere Predikanten, niet tot de Vergaderinge behorende aangemerkt.

Eindelyk worden, als Toehoorders in 't Synodus toegelaten, alle Predikanten, die zig daar van gelieven te bedienen; 't geen niet dan zeer pryslyk en voordelig kan worden [p. 783] gehouden, inzonderheid voor jonge Leeraars, om daar door kundigheid van zaken te bekomen. Andere Personen, Ledematen en Liefhebbers der ware Gereformeerde Religie, worden, by de wet, na bekomen consent van de Heeren Commissariën Politiek, en den Præses, mede toegelaten: dog het gebruik heeft hier in, al overlang verändering gemaakt, wyl menschen van allerleyen rang, staat, sexe, ouderdom en religie, in de kerk dringen, en de Synodale handelingen by wonen, waar tegens ook niets tot weeringe wort aangewend; mits dat de Leden der Vergaderinge eerst ingaan en plaats nemen; 't

152wumkes.nl

Page 153: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

geen nog naauwelyks, wegens den groten aandrang van menschen, geschieden kan.

XIII. Wyze en voet van raadplegen aldaar. Een der Predikanten uit de Stad, of plaats, daar 't Synode gehouden wort, opent in 't begin de Synodale zittingen met eene gepaste redevoering en een gebed, doet de Geloofsbrieven der Afgevaerdigden, ophalen, en bekleed de plaats van Voorzitter, tot dat 'er één ander door 't Synode gekoren. is; waar toe men treed, gelyk mede tot Stemminge van een Scriba, zo ras de gezeide Credentialen opgehaalt en onderzogt zyn. De Præses en Scriba worden altoos uit de afgevaerdigde Predikanten der Provinciale Classen gekoren, 't geen geschied zynde, staande van hunne zitplaatzen op, en voegen zig aan, 't bovenënd van de tafel, ter linkerhand der Heeren Commissariën Politiek. Naast de Præses en Scriba hebben hunne zitplaats de Afgevaerdigden uit de Classis Synodaal, en voorts die der andere Classen der Provincie, ieder naar [p. 784] den rang der Classen, hier voor opgegeven. De Præses en Scriba worden van alle de Commissien, die staande het Synodus voorvallen, om redenen, verschoont. Dog heeft de Scriba het voorregt om, in alle voorvallende zaken, het eerst zyne Stem te geven; Alle de Leden van 't Synode, de vreemde Correspondenten, en de Deputaten, genieten de beleeftheid der aanzienlyke Burgery, in 't huisvesten en verzorgen van spyze en drank; waar toe vooräf de nodige schikkingen en verdelingen gemaakt borden. Onder alle de handelingen worden eerst, door den Scriba voorgelezen de handelingen van het laatstgehouden Synodus. Ook wort alles, wat elke zitting verhandelt wort, by den aanvang der volgende zitting door den Scriba, uit zyn aantekeningen, der Vergadering voorgelezen; wanneer ieder Lid de vryheid heeft, om zyne stem of advys, zo 't door den Scriba niet wel te boek gebragt is, te doen verbeteren; als mede de geheele handelinge, byäldien 't niet volledig is opgetekent. De Præses doet, aangaande alles wat te verhandelen staat, de nodige voorstellen en omvragen; na alvorens aan de Heeren Commissariën verlof gevraagt te hebben: hy neemt de Stemmen op by Classen, niet naar 't getal der afgevaerdigde Predikanten en Ouderlingen; en uit alle de ingekomene stemmen wort eindelyk het besluit of de conclusie door den Præses opgemaakt; egter niet dan na alvorens mede de advysen der Heeren Correspondenten en Deputaten gehoort en overwogen te hebben. Een zaak, niet eerder onder de Lemmata van [p. 785] 't Synodus geweest zynde, wordende voorgestelt, wort niet op de lyst der Synodale handelingen geplaatst, nog een besluit daar op gemaakt, dan met goedkeuring der hoge Overheid, door hare Commissarien Politiek; daar van Verwittigt zynde. Zommige verzoeken, voorstellingen, dankzeggingen voor genotene weldaden enz; worden door 't Synode den Deputaten in last gegeven, en door hen aan 't Collegie, of aan 's Lands Staten; gedaan. Dezelve Heeren Deputaten doen mede ter Vergadering

153wumkes.nl

Page 154: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

opening van alle 's Lands Resolutien, betreffende het Kerkelyke, door de Ed. Mog. Heeren Staten, of derzelver Gedeputeerden, genomen; gelykze mede verslag doen van de bekomene bescheiden, Apostillen, Appoinctementen enz., door de Hoge Overheid op hunne voorstellen, verleent: werdende het een en ander door den Scriba in de Synodale handelingen gestelt.

Gelyk het den byzondere Classen niet vry staat, eenige verandering te maken in de besluiten der Synoden, zo heeft ook een Synodus magt; eenige algemeene Resolutien, waar by alle Classen belang hebben, vast te stellen; ten zy dat dien aangaande vooraf zekere Gravamina opgestelt en aan alle Classen toegezonden zyn, en dat daar over in de Classen behoorlyk geresolveert is. Of dat de zaken, by de Afgevaerdigden der Classen, eerst ad referendum over genomen zynde, door de Classen daar op een besluik genomen wort, 't geen veeltyds de gewone handelwyze [p. 786]

XIV. Zaken, die voornamelyk op 't Synode behandelt worden. De zaken waar over op de Synode geraadpleegt wort, zyn zuiver Kerkelyk, of althans van dien aart dat de Kerk daar by eenig meer of min belang heeft: zy betreffen voornamelyk het bewaren van de zuivere Leere der Hervormde Kerk, en het inteugelen van dwalingen, die tegens dezelve mogten inkruipen: men beoordeelt aldaar de kerkelyke geschillen, zo van Kerkvergaderingen als byzondere Leeraars tegen malkanderen; 't zy die ter eerster instantie, als die by appél aldaar gebragt worden: men waakt over de nalatigheden van lagere Kerkvergaderingen in 't stuk zo van Leere en zeden, als van Discipline; Questieuse. beroepingen, waar van by de uitspraak der Classen geappelleert is, worden hier onderzogt en beoordeelt. In alle appellen wort dezen voet gehouden, dat 'er van de Kerkeraden tot de Classen, van de Classen tot de Deputaten Synodi, van daar tot het Synode zelf geappelleert wort; maar in questieuse beroepingen, en ingevalle van weigering van approbatie of dimisile, mag de party die zig beledigt agt, van 't Synode zig beroepen op de Staten, van den Lande. Wyders wort in 't Synode onderzoek gedaan op 't stipt lezen van de formulieren zo van Doop als Avondmaal; op 't waarnemen van de kerkelyke tugt, zo omtrent Leeraars als Ledematen; op 't gebruiken van onregtzinnige of qualyk gedrukte Leerboeken in de Scholen; mitsgaders op de belydenis en 't leven der geene die, onderwyzen. Men houd het oog over 't invoeren van boeken, die reeds verboden zyn, of als onregtzinnig behoren verboden te worden; en [p. 787] of de Classen daar tegens de behoorlyke waakzaamheid gebruiken; gelyk mede aangaande het drukken van Bybels, Liturgien enz. nopens het houden van kerkelyke vergaderingen, catechizatien en conventiculen, die, buiten weten, of Verlof der Kerkeraden, ergens mogen gehouden worden. Ook doet men regt op aanklagte aangaande 't verspreiden; verder inkruipen en voortzetten van zommige Secten onder de Mennoniten, als Kwakers,

154wumkes.nl

Page 155: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Dompelaars, Egtscheiders en diergelyke; als mede over de inkruipende Sociniaansche dwalingen die zomwylen onder den Mennonitischen naam verschuilen. Men verneemt zeer naaukeurig haar Paapsche en Jesuitische Superstitien en Stoutigheden, die hier of daar zig mogten opdoen; waar omtrent, zoze gepleegt worden, de sterke hand der hoge Overheid, tot weeringe derzelver, verzogt wort. Dit zelfde onderzoek zal voortaan mede geschieden moeten nopens de dwalingen der Remonstranten, en of de Classen daar tegens de behoorlyke waakzaamheid al oefenen; alzo in dezen jare 1767, dit stuk mede op de lyst der Synodale vraagstukken, waar op onderzoek moet gedaan worden, gestelt is. Eindelyk, om niet alles op te halen, men doet en ontvangt opening van den Staat der Kerken in Oost- en West-Indiën, en andere Nederlandsche Coloniën; waar omtrent gemeenlyk de Zuid- en Noord-Hollandsche Correspondenten, der Vergadering. goed verslag konnen doen. Het zelfde geschied mede aangaande den toestand der Noodlydende Kerken, wier ingewanden jaarlyks door de Liefdegaven der Nederlandsche [p. 788] Gemeenten verkwikt worden, enz. De Heeren Deputaten doen hier mede rekening, bewys en overlevering van hunne penningen aangaande de Weduwebeurs; van de brieven en eerdere stukken, daar toe behorende, mitsgaders van alles wat hunne Commissie betreft. De aanstaande correspondenten en Deputaten Synodi, schoon reeds in de respective Classen benoemt, bekomen Van het Synodus hunne Lastbrieven en Credentialen; en die dus gecommitteert zyn, en zulks, buiten wigtige redenen van verschoning, niet ter uitvoer stellen, worden, volgens kerkenörder, gestraft.

XV. Besluit van 't Synode. Alles op de Provinciale Kerkvergadering afgehandelt zynde, (dat gewoonlyk in vier dagen geschied) wort het Synode gesloten, met censure te houden tegens de geenen die iets strafwaerdigs, gedurende de Vergadering, bedreven hebben; en verder met een gebed en dankzegging tot God. Ook doet de voorzittende in rang van de Heeren Commissariën Politiek eene redevoering tot de Leden van 't Synode, waar in doorgaans voorkomt eene betuiging van 't genoegen, dat H. Ed. Mog. gedurende de Vergadering, genoten hebben, benevens eene gunstige toezegging uit naam van 's Lands Hoge Overheid, tot bescherming en welstand der Kerke, met eene hartelyke aanbeveling aan de Kerkelyken, om in onderlinge liefde en vrede, met vasthouding aan het woord der waarheid, in alle Godzaligheid en eerbaarheid, en met verschuldigde eerbied en gehoorzaamheid jegens de Hoge Regeringe, te leven; en zig, allezins, als waerdige Dienaren des H. Euangeliums, te gedragen [p. 789] Vervolgens wort de korte inhoud van de Acten der Corresponderende Synoden, door den Scriba, agter de handelingen van 't Synode geplaatst, en dus daar na in de Classicale boeken, die de Synodale Schriften behelzen, ingevoegt. Ook moet de jongste der Afgevaerdigde

155wumkes.nl

Page 156: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Predikanten uit elke Classis, en de Exbursarius, voor zo veel het Collegie der Deputaten aangaat, aanstonts na het sluiten van 't Synodus, de Synodale handelingen afschryven; gelykze mede door den Præses en Scriba moeten vertekent worden, die, uit dien hoofde, gehouden zyn, zo lange in de plaats te verblyven; om alzo de gemelde handelingen, ieder in zyne Classis, ter eerste vergadering, te konnen inleveren.

XVI. Deputaten Synodi, hun ampt en schikkingen. Belangende het Collegie der Deputaten Synodi, waar van nu meermalen met een woord gewag gemaakt is, hetzelve bestaat uit één Predikant, en één Ouderling uit elke Classis dezer Provincie, makende alzo een getal van twaalf personen, die door de Classen, ieder in de hare, benoemt, aan 't Synode voorgestelt, en van hetzelve gecommitteert worden. Uit dit getal worden drie Predikanten gekoren, Deputaten ad Causas genoemt; waar van de een Bursarius als Præses, de ander Exbursarias als Scriba van de Vergaderinge, en een derde uit de Leden van 't Collegie der Deputaten, alle zaken, die zy van 't lighaam der Deputaten in last hebben, moeten uitvoeren. Iemant als Ouderling tot dit Collegie afgevaerdigt zynde, blyft zynen tyd zitten, alschoon hy midlerwyl in den Kerkeraad afgaat, dog by verderf of vertrek van de Predikanten [p. 790] en Primus en Secundus, is de Classis bevoegt een ander plaatze te verkiezen; maar de vertrokkene of verstorvene teffens Deputatus ad Causus geweest zynde, staat die verkiezinge dier byzondere waerdigheid aan 't Collegie der Deputaten zelve.

Alle de Deputaten vergaderen, gemeenlyk, de eerstemaal, de eerste Leeuwarder Merkt, om te vernemen: wat zaken 'er te bezorgen zyn, en de nodige schikkingen dien aangaande te maken.. Hunne tweede algemeene byeenkomst eenige weeken voor het Synode, om te zien wat 'er gedaan is omtrent het voorheen vastgestelde. Maar behalven deze twee Sessien, waar by, alle Leden, zo; Ouderlingen als Predikanten verschynen, komen de zes Predikanten Deputaten ook omtrent Allerheiligen byëen, tot de rekening en verdéling der Weduwe-gelden. De drie Deputaten ad Causas hebben; boven dien, eene afzonderlinge byëenkomst in 't begin van den groten Landsdag, om de nodige voorstellingen aan de Hoge Regeringe te doen: en verder zo dikwyls als 'er zaken voorvallen, die hun verpligten byëen te komen. Alle de Vergaderingen der Deputaten worden gehouden binnen Leeuwarden.

De Deputaten, ingevalle van appél, beschreven wordende, komen mede byëen; wanneer de Appéllant gehouden is honderd Ryksdaalders, vooraf te consigneren in handen van Bursarius, om daar uit; te hoeden de kosten van 't appél. En mogen in zodanige gevallen geene Leden zitting hebben uit die Classis, alwaar de zaak over geäppélleert wort, [p. 791] wort, reeds gewezen is. De rang van zitting is, dat de Deputaten altoos voor zitten, onder welker Classis het eerstkomende Synode staat gehouden te worden. Zynde wyders het gewone

156wumkes.nl

Page 157: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

werk van dit Collegie alle zaken uit te voeren, die aan hetzelve van de Synoden in last gegeven zyn, en verder die tusschen het houden der Synoden, van tyd tot tyd, voorvallen, te behandelen naar verëisch van zaken; dog allezins naar den regel van Gods woord, de meeste billikheid, en de Besluiten van voorgaande Kerkvergaderingen, zo verre dezelve in gebruik, en door 's Lands Hoge Magten bevestigt zyn. Geene Kerkelyke geschillen worden hier ter hand genomen, dan na voorgaande uitspraak der Classis, waar 't geschil ontstaan is; en niet dan by wege van wettig appèl: Zo ook de Staat van 't geschil verandert is, zedert de Sententie van de Classis, wort het by de Deputaten weder naar het daar toe geregtigde Classis, te rug gezonden. Het Collegie is gemagtigt, om tegens de ongeregelden, in cas d' appél, voort te gaan tot opschortinge, afzettinge en excommunicatie ingesloten; voorbehoudens 't regt van appel tot 't Synodus, by den geenen aan te stellen, die zig over de gevallene Sententie bezwaart vind. Een Predikant, door uitspraak van dit Collegie, in zynen dienst opgeschort zynde, mag door hetzelve niet weder herstelt worden, dan na voorgaande Schuldbekenning aan de Classis; vooral wanneer hem zulks by de Sententie is opgelegt. De Deputaten hebben geene magt over de Classen, dan alleen in zaken, die, by wege van appèl, tot hun Collegie [p. 792] gebragt zyn; of anders van 'e Synodus daar toe gelast wezende. Zy mogen in eigen persoon geene Commissien, die extraördinair hen voorkomen, buiten 's Lands waarnemen; maar moeten daar toe andere Personen, buiten hun Collegie, lastigen. Zy moeten naerstig toezien en waken jegens alle Secretarissen, als Kwakers, Dompelaars, Jesuiten, en Paapsche stoutigheden; en wel voornamelyk tegens de heimelyke inkruipingen der Socinianen, die, onder den naam van Mennoniten en Remonstranten, hun vergif zoeken te strojen.

Alle Handelingen, die door 't Collegie der Deputaten worden verrigt, moeten te boek gebragt, en volgens dien aan 't Synode vertoont worden wat door hen, aangaande de zaken, die in omvrage gebragt worden, verrigt zy; doende teffens, door hunne Deputaten ad Causas, rapport van het geen door hen ter uitvoer gebragt, of overgebleven is. De nodiging van de Ed. Mog. Gedeputeerde Staten, als Commissariën. Politiek, en die aan de Corresponderende Synoden, benevens het overzenden der Gravamina, zo aan het Doorl. Collegie, als aan de Corresponderende Kerken, moet mede door de Deputaten geschieden, met bekentmaking van den tyd en plaats, wanneer en waar het aanstaande Synodus staat gehouden te worden uitgedrukt, dat, byäldien, op dien gestelden tyd, een algemeene Dank- of Bededag, door H. Hoog. Mog. mogt worden bepaalt, het Synode agt dagen wort uitgestelt.

De Deputaten hebben hun eigen Kas, waar in, onder anderen, bewaart worden de Synodale [p. 793] Schriften, Boeken en papieren; van welken, door den Bursarius een nette lyst moet gehouden, en telkens aan zynen Opvolger overgelevert worden; volgens welke lyst de Deputaten konnen nazien, of alle de

157wumkes.nl

Page 158: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

stukken nog behouden en in goeden staat zyn, doende daar af rapport aan ieder Synodus. Alles wat uit deze Kas geligt wort, moet volgens recipis weder ter plaatze. bezorgt en veräntwoord worden. Tot hoedinge van de kosten wort, door 's Lands Staten, aan de Deputaten jaarlyks toegelegt, een onderstand van 300 guldens. Ieder Lid geniet op de byëenkomsten voor verteering 's daags twee guld. boven de reiskosten. Moetende vervolgens de Bursarius, behalven op 't Synodus, ook op de laatste Vergaderinge der Heeren Deputaten, rekening doen van ontvang en uitgave van de gemelde 300 guldens; ten einde 't Collegie. der Deputaten wete, waar toe de penningen, besteed zyn.

XVII. Van de Commissie ad Autographa. De Correspondentie dezer Provinciale Kerken, met die der andere geuniëerde Landschappen, te voren gemeld, wort door de Hoge Overheid gunstig ondersteunt met een' zomme van 50 guld. voor elken Correspondent. De twee Afgevaerdigden tot het bezigtigen der oorspronkelyke handelingen van het Dortsche Synode Nationaal, en der nieuwe overzetting des Bybels, genieten ieder 100 Goudguldens. Deze Commissie, die alle drie jaren bekleed en uitgevoert wort, is ongemeen aanzienlyk en luisterlyk, en de plegtigheden, die daar by in agt genomen worden zullen, meen ik, mynen geëerde Lezeren [p. 794] niet vervelen, hier eens beknopt na zien.

Namelyk, het oorspronkelyk Handschrift dier Handelingen van het Dortsche Synode den Staten Generaal overgelevert, en van dezelven in bewaring genomen zynde, werd door Hunne Hoog Mogenden, in den jare 1625. het besluit genomen, om dat Handschrift, van drie tot drie jaren, door Hunne Afgevaerdigden en die der Provinciale Synoden, plegtig te doen bezigtigen. De nieuwe Overzetting des Bybels, op last van H. Hoog Mog. en: volgens besluit van 't Nationale Synode, vervaerdigt, kwam in den Jare 1637. in 't ligt. Een der eerste Afdrukzels dezer Overzetting, door de Overzetters en Visitators zelven nagezien, en op den kant verbetert, werd te Leiden, op 't Stadshuis, in bewaring gebragt; en het zyn deze stukken, tot welker bezigtiging de meergemelde Commissie alle drie jaren wort aangestelt; als wanneer in de maand van May, uit alle de Provinciale Synoden dezer landen, een-en-twintig Predikanten, (waar toe 't Synode van Friesland twee zend,) naar den Haage worden afgevaerdigt, waar by mede een Predikant uit naam van het Walsch Synode verschynt. Deze twee-en-twintig Predikanten in de Kloosterkerk in 's Hage byëen gekomen zynde, wort 'er, door éénen van de Haagsche Predikanten, een gebed gedaan,: Daar na worden de Geloofsbrieven der Afgevaerdigden voorgelezen. Vervolgens treed men tot het verkiezen van een' Præses en Scriba waar na de handelingen van de laatste byëenkomst, die drie jaren voorheen gehouden, [p. 795] worden voorgelezen, Deze Vergadering midlerwyl van hare aankomst kennis gegeven hebbende aan den President der Algemeene Staten; gelyk mede door eenen Brief aam de Magistraat van Leiden, begeeft, zig daar op het, gantsche

158wumkes.nl

Page 159: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

aanzienlyk gezelschap, met den Præses en Scriba aan 't hoofd, en voorts ieder in zynen rang, naar, de Vergaderplaats van hunne Hoog Mog. Ingeleid zynde, doet de Præses eene; gepaste aanspraak aan de Algemeene Staten die door den Voorzittenden Heer minzaam beantwoord wort, met gunstige inwilliging van hun verzoek aangaande de meergemelde bezigtiging. Hier op keeren de Predikanten weder naar de Kloosterkerk, daar hun het besluit van H. Hoog Mogenden schriftelyk wort ter hand gestelt. Op den volgenden dag begevenze zig nogmaals naar de Vergaderplaats der Algemeene Staten, alwaarze in de

Treves-kamer ingeleid, en door twee Heeren uit de vergadering van Hunne Hoog Mogenden, Verwelkomt worden. Deze Heeren zig aan hiet bovenënd der tafel neêrgezet hebbende, zitten de Præsis. en Scriba, en vervolgens allé de Predikanten, naar hunnen rang, insgelyks neder. Een der Predikanten doet daar op een gebed, met dankzegging aan God voor deszelfs goede bewaring en vaststelling der zuivere waarheid, in 't Nationaal Synode zo oogschynlyk bewezen; biddende dat voortaan de indelingen dier Kerkvergaderinge ongeschonden, bewaart, en altoos zodanig bevonden mogen worden. Na 't gebed wort de kist, waar in de Synodale handelingen bewaart worden, met agt byzondere sleutels geöpent; de Synodale [p. 796] stukken, die in zeventien banden sierlyk gebonden zyn, worden 'er uitgenomen, en, eerst aan de Afgevaerdigden Van Hunne Hoog Mog. en vervolgens aan alle de Predikanten getoont. Dit gedaan zynde, worden de Mededelingen weder in de kist geplaatst, de kist wort, als voorheen, gesloten, en de plegtigheid eindigt met een hartgrondig gebed tot God. Waar na de Predikanten, op last van de Algemeene Staten, in byzyn van H. Hoog Mog. Afgevaerdigden, met eene deftige maar tyd vereert worden.

's Daags daar aan begeven zig alle de Leden der Vergaderinge, benevens, de Heeren Afgevaerdigden van Hunne Hoog Mog. in twee State Jagten, naar Leiden, om het gemelde Exemplaar des Bybels insgelyks te bezien. Aldaar aangekomen, begeeft zig het aanzienlyk gezelschap op den Burg der Stad, en de Regering van hunne aankomst kennis, gegeven hebbende, wordenze door éénen, der Burgemeesteren, verzelt van den Pensionaris of Secretaris der Stad verwelkomt, en naar 't Stadshuis geleid. De Afgevaerdigden der Algemeene Staten worden ontvangen in de Burgemeesters kamer, en de Predikanten in die der Vroedschap. In deze laatste wort in eene kist bewaart de verbeterde Overzetting des Bybels; gelyk mede daar by te zien zyn de Aantekeningen wegens de order en wyze, met eenige andere handelingen, die de Overzetters in dit wydlopig werk, gehouden hebben. De Stads-Secretaris, en de eerste Regent van 't Staten Collegie openen de kist, ieder met eene sleutel waar na de stukken 'er uitgenomen, en [p. 797] dan de Afgevaerdigden, zo der Staten, als der Synoden, onderscheidelyk vertoont worden. De plegtigheid wort, even als in den Haage, niet een gebed begonnen, en met hartgrondige dankzegging tot

159wumkes.nl

Page 160: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

God, besloten. Ook wort hier de gantsche Vergadering met eene heerlyke maaltyd, op kosten van de Algemeene Staten, beschonken. De twee Afgevaerdigden der Staten bekomen ieder eene verëering Van vyftig gulden, die hen van Stadswegen worden toegezonden; en dieze weder aan de Stads boden en andere Bedienden, uitdelen. Na de maaltyd begeven de Heeren zig gezamentlyk weder naar den Haage; alwaar de Scriba, in de Handelingen dezer Vergaderinge, aantekent, dat de bezigtiging der oorspronkelyke stukken, zo hier als te Leiden, tot volle genoegen geschied, en alles ongeschonden en wel bewaart gebleven is. De Afgezondenen der Staten doen rapport ter Vergadering, van hunne Hoog Mogenden; en de Predikanten uit naam van Hoogstdezelven bedankt zynde, keeren ieder weder naar hunne Provincie, alwaarze, op het eerstkomende Synodus, van hunne verrigtingen verslag doen. Deze plegtige Commissie, die nu laatst in den jare 1767. is voorgevallen, is thans, wegens Friesland bekleed by de Eerw: Heeren Petrus Fooy, Predikant te Damwolde, en Martinus Laurman, Predikant te Jorwert.

XVIII. Walsche Kerken. Tot de voorgemelde Kerkelyke bestieringe, door Classen en Synoden, behoren, zo veel deze Provincie aangaat, eigenlyk niet, de Fransche en Walsche Predikanten: De Walsche Kerken der Verënigde Nederlanden, [p. 798] waar van maar twee gemeenten in Friesland gevonden worden, als ééne te Leeuwarden en ééne te Franeker, die ook ieder maar van éénen Predikant bedient worden; houden hunne afzonderlyke Kerkvergaderingen, tweemaal 's jaars, en behoren hier mede. toe de Walsche Predikanten en Ouderlingen van de Generaliteits landen in Flaanderen, Brabant, enz. Tot deze Synoden, die maar ieder zestien of zeventien jaren op dezelfde plaatzen weder gehouden worden, zenden de Walsche Kerken in de Oostenryksche Nederlanden mede hare Afgevaerdigden. De zaken worden aldaar ten naasten by, op dezelfde wyze behandelt als van de Nederduitsche Kerkvergaderingen gezegt is; ook is het daar met de Kerkeraden, en verdere Kerkelyke regeringe eveneens gelegen; behalven dat aldaar, wegens de weinige gemeenten, geene Classicale vergaderingen gehouden worden, maar alleen twee Synoden 's jaars, te weten 's voorjaars in 't laatst van April, of begin van May; en tegens den Herfst in 't laatst van Augustus of in 't begin van September. Friesland heeft hier omtrent geen verder aandeel, dan dat de twee Predikanten alhier, verzelt ieder met één Ouderling, zig mede derwaarts begeven, en op de Walsche Synoden beschreven worden. Volgens de vaststelling der beurtörder, in het Walsch Synode te Middelburg, in den jare 1734. gemaakt, moest het Synode in den jare 1741. te Leeuwarden gehouden worden; zestien jaren daar na op nieuw, namelyk Ao. 1757., en volgt dus dat dezelve Kerkvergadering in den jare 1773., weder in Frieslands [p. 799] Hoofdstad zou moeten worden gehouden: zo 'er zedert dien tyd geene

160wumkes.nl

Page 161: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

verändering in deze beurtörder gemaakt is.153 Wyders houden de Walsche Kerken dezer Landen eene Christelyke en Broederlyke vereniging en gemeenschap met de Nederduitsche, bevorderen elkanders welzyn, en deelen, daar 't nodig is, hare wederzydsche Besluiten aan malkanderen mede. Ook genietenze, de eene zo wel als de andere, eenerleye bescherminge van de Hoge Overheid; hebben beide eenerleye grondregelen van Leere en Discipline; gelyke belangens, inzigten, vrienden en vyanden; en moeten, uit dien hoofde, als ééne en dezelve ware Gereformeerde Christelyke Kerke, worden aangemerkt. Biddet om den vrede van (dit) Jerusalem: wel moetenze varen die u beminnen. Vrede zy in uwe vestinge, welvaren. in uwe paleizen. Om myner broederen, en myner vrienden wille, sal ik nu spreken, Vrede zy in u. Om de Huizes des HEEREN onzes Gods wille, zal ik het goede voer u zoeken. Psalm CXXII. [p. 801]

153 Tegenwoordige Staat der Verenigde Nederl. I deel, bladz. 38-41.

161wumkes.nl

Page 162: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XXI. HOOFDSTUK. Van de verschillende gezintheden der Religie in FRIESLAND.

§ I. Vryheid van geweten hier te lande. Schoon de Hervormde Godsdienst in deze Provincie, gelyk mede in alle de verënigde Landschappen, door de hoge Overheid, eigentlyk alleen beschermt wort, en, door openbare magt, volkomene vryheid geniet, hebben egter alle andere gezintheden, die zig den naam van Christenen eigenen, het geluk, datze alhier, 't zy by openbare vergunning, of by oogluiking, hunne Godsdienst oeffeningen mogen waarnemen, zo lange zy zig in leere en gedrag als goede en vreedzame leden der Maatschappy gedragen, en niets ondernemen ten blykbaren nadele van 't Gemenebest, of tot ondermyning van de algemene gronden des Christendoms. Niemant wort hier gedwongen eenige gezintheid af te gaan of aan te hangen, nog iets tegens zyn geweten te omhelzen. Het geloof in zaken van Godsdienst is alleen Gode onderworpen; en de waereldlyke Overheid hier de plaats van den Opperheer willende innemen, om den menschen te gebieden, wat zy, aangaande den Godsdienst, zullen aannemen of verwerpen, begaat regelregt misdaad van gekwetste majesteit jegens HEM, voor wienze, zo wel als de geringste harer onderzaten, veräntwoordelyk is. De volslagene [p. 802] afkeer voor alle gewetensdwang, waar door men hier te lande zo fel ware gefoltert geworden, benevens de redelykheid van onzen geheiligden Godsdienst, hebben 's Lands vaderen altoos beginzelen ingeboezemt, overëenkomstig de Goddelyke Opperheerschappy omtrent het geweten.

II. LUTHERSCHEN, hun kerkbestier. De LUTHERSCHEN hebben binnen deze Provincie maar twee gemeenten, te Leeuwarden en te Harlingen, die evenwel, voornamelyk te Leeuwarden, een tamelyk groot aantal ledematen uitmaken. Ieder gemeente heeft één' Predikant, twee Ouderlingen, en twee Diakenen, die gezamentlyk den Kerkeraad uitmaken, en, min of meer, hetzelfde kerkelyk Regtsgebied hebben; als hier voor van het Kerkbestier der Gereformeerden is gezegt. Het ampt der Diakenen is boven dien het bezorgen der Kerkgebouwen, het bewaren der goederen, daar toe in voorraad zynde, het begraven der doden. Ieder gemeente onderhoud, (gelyk alle andere gezintheden) hare eigene armen, weduwen en weezen. De Predikanten genieten, boven de vrye woninge, aan vast jaargeld, ieder vyfhonderd guldens; waar van gemeenlyk de eene helft door de Consistorie van Amsterdam, en de andere helft door de gemeente zelve betaalt wort. Boven dien genieten de Predikanten uit de gemeenten zekere toevallige inkomsten, die deels by hunne beroepinge [p. 803] aan hen worden toegezegt, en deels uit den aanwas der gemeente voortkomen: want hoe talryker de gemeente is, hoe meer

162wumkes.nl

Page 163: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

de profyten der Leeraren aanwassen, waar omtrent alzo geen' vasten voet kan gemeld worden. Ook heeft ieder gemeente haar eigen Schoolmeester, die, zo my berigt is, elk zeventig guldens jaarwedde trekken, boven de vrye woninge, en de gewone Schoolpenningen voor het onderwyzen der kinderen.

III. Hunne kerken in deze Provincie. De gemeenten hebben ieder een fraaje en zindelyke kerk, die in 't laatst van de voorgaande eeuw gebouwt zyn. In den jare 1668. werd, uit naam dezer gemeente, aan 's Lands Staten verzoek gedaan tot de vrye en openbare oeffening van den Godsdienst, en tot het bouwen dezer kerken. Dog de Gereformeerde Kerkeraden leverden hier tegen in eene Remonstrantie, 't geen de uitwerking had, dat de Staten het besluit namen om te blyven by de algemene Resolutie, den 27 Januari 1651. op de grote Zaal in 's Haage genomen; waar by was vastgestelt, van geene gezintheden op andere plaatzen, als toen gebruikelyk was, toe te laten, of kerken aan te bouwen.154 Naderhand is egter het verzoek in zo verre toegestaan, dat den Lutherschen vryheid gegeven werd, om binnen Leeuwarden en Harlingen ieder ééne kerk te stigten.155 Het werk toen wakker voortgezet, en zo spoedig ten einde gebragt, dat nog in hetzelfde jaar de kerken schynen bekwaam gemaakt te zyn, om den Godsdienst daar in te [p. 804] verrigten; 't geen althans blykt uit het jaargetal van 1681. boven de deur der kerke te Leeuwarden te zien. De beide kerken zyn ieder met een fraai orgel voorzien, waar toe elk een Organist beroepen wort op een jaarwedde van vyftig guldens.

IV. Zending en dienst der Leeraren. Jongelingen, die gezind zyn zig tot den Predikdienst te bereiden, studeren hier te Lande in de talen, Historien, vrye konsten, Godgeleertheid enz. Buiten 's lands reizende, begevenze zig op Luthersche Hoge Scholen in Duitschland; dog die binnen het gebied van den Staat blyven, bedienen zig, wat de Litterature aangaat, van de gewone Academien, of andere Doorlugtige Scholen, en tot de Godgeleertheid gebruikenze het onderwys van een' of anderen Predikant hunner gezintheid, van welken 'er ongeveer vyftig binnen het gebied van den Staat getelt worden. Daar na begevenze zig om gepromoveert te worden, naar eenige Academie in Duitschland. Nog Student zynde, mogenze alöm in de Luthersche Kerken van Nederland prediken, uitgenomen t' Amsterdam, alwaar ze vooräf door het Ministerium onderzogt worden. De twee Predikanten in Friesland staan gewoonlyk onder de Classis van Amsterdam, en worden daar peremptoir geëxamineert, en vervolgens, door oplegging der handen, in den H. Dienst bevestigt. Zedert eenige jaren heeft egter de Predikant te Leeuwarden, zo me

154 Staatsbesluit van den 28 Febr. 1668. 155 Staatsbesluit van den 22 July 1681.

163wumkes.nl

Page 164: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

zegt, niet onder de gemelde Classis gestaan; 't geen ook de reden schynt geweest te zyn, dat over deszelfs wangedrag geene censure kon geöeffent worden. [p. 805] Dees Predikant was genaamt Chr. Lodewyk van Dalen, een man van een zeer slegt gedrag en levenswyze: dog de gemeente gene magt hebbende, hem van zynen dienst te ontzetten, heeft hem ten laatsten, toen alles in 't wild liep, met een zomme gelds van twee duizend guldens moeten bewegen, om van zyn beroep af te staan. Dit geld ontvangen hebbende, heeft hy zyne Huisvrouw verlaten, en met eens zyne Religie, gaande onmiddelyk daar op in het Jesuïten klooster te Emmerik, daar hy zig, zo verhaalt wort, voor zestien honderd guldens heeft ingekogt. De tegenwoordige Leeraar is beroepen van Sapmeer, en wort geroemt als een man van deftige hoedanigheden: dees staat nu weder onder de Classis van Amsterdam.

De openbare Godsdienst der Lutherschen is, in zekere omstandigheden, eenigzins van dien der andere Landschappen onderscheiden. De Doop wort, gelyk overäl, aan de kinderen zeer stipt bedient: het Avondmaal wort gewoonlyk alle vierendeel jaren gehouden; dog zy hebben geene altaren in hunne kerken, ook dragen de Predikanten in alle Godsdienstplegingen een zwart gewaad, even als de Gereformeerde Leeraars. De Beelden worden insgelyks zeer spaarzaam in hunne kerken gezien; en de Predikanten bedienen hier nooit het Avondmaal in een wit Koorhemd, als wel in andere landen.

V. DOOPSGEZINDEN, hunne opkomst. DE DOOPSGEZINDEN zyn al vroeg ten tyde der Reformatie bekent geweest. In den jare 1522. waren 'er al die zig, aangaande den kinderdoop, tegens Zwinglius [p. 806] verzetteden, en over hun gevoelen in Zwitzerland gestraft werden. Niet lang daar na vertoondenze zig in Holland en andere Nederlandsche Provincien; en wylze hun byzonder gevoelen aangaande den kinderdoop vasthielden, ook allen, die tot hun overkwamen, herdoopten, werdenze in dien tyd met den naam van Wederdopers benoemt, en als zodanig doorgaans nog ruim zo scherp vervolgt als de Lutheranen. Inzonderheid toen omtrent den jare 1533. veele dezer lieden toonden, datze met eenen geestdryvenden iever bevangen waren, en veele buitensporigheden aanregteden. Deze razende of dolle Secte poogde ieder wys te maken, dat de kerkelyke bestiering niet tot het ryk van Christus behoorde, en dat men zodanig eene gemeenschap moest verlaten. Hier bleef het niet by: nergens, zeidenze, werd iet gedaan dat goed was; en de uitzinnigsten onder hen speelden den meester. Het tegenwoordig geslagt van menschen, moest uitgeroeit worden, en een ander in deszelfs plaatze gestelt, begaaft met onnozelheid, regtvaerdigheid en heiligheid. Zy roemden op de gave der prophetie, wonderdaden en bovennatuurlyke openbaringen; het geen hen alle geleertheid deed verägten, latende zig voorstaan dat door hen eerlang een nieuw koningryk zou opgeregt worden, waar van alle

164wumkes.nl

Page 165: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

de Onderdanen regtvaerdigen zouden zyn, die alle andere heerschappyen zouden verbreken, en waar in Christus alleen door zekere nieuwe Gezanten en Apostelen heerschen zou, enz. Dit waren de zaden van schrikkelyke beroerten, die [p. 807] door gantsch Duitschland, en tot in Nederland voortsloegen, en waar door, veele eenvoudige Doopsgezinden verleid, in grote elenden gewikkelt werden. Onder deze zwermen van Geestdryvers stond, onder anderen, op Jan Matthyz Bakker van Haarlem, die zig uitgaf voor den tweeden Enoch. Hy onthield zig eenigen tyd t' Amsterdam, van waar hy zyne gezanten, twee en twee, uitzond: Gerrit Boekbinder en Jan Bokelsz. van Leiden trokken naar Munster; Bartholomeus Boekbinder en Dirk Kuiper werden naar Friesland gezonden, daarze te Leeuwarden Obbe Philips en anderen doopten. Dirk Philips, broeder van Obbe, werd, agt dagen later, van een' man, die tot dezelve zending behoorde, insgelyks gedoopt, en vervolgens mede uitgezonden om te leeren. Dog deze twee, Dirk en Obbe hadden, zo men zegt, geen deel aan het Munstersch oproer, dat, om dien tyd, onder aanvoering van Jan Matthysz., Jan Bokelsz., B. Knipperdolling, B. Rotman, Jakob van Kampen, en Jan van Geelen, aangeregt werd.156 Dees vreemde tuimelgeest wrogt alöm zeldzame dingen, en dewyl het te Munster en elders bleek, hoe het op de afbreuk der waereldlyke regering gemunt was, kan het niemant vreemd voorkomen, dat ook de Overheden dapper op hare hoede waren, om dit gespuis te keer te gaan: en vermits alle Doopsgezinden met den eenen naam van Wederdoopers benoemt werden, hield men het doorgaans daar voor, dat [p. 808] ook allen met dienzelven geest van oproerigheid bezielt waren, en als zodanig moesten gestraft worden; waar door een zeer groot getal onschuldige lieden dagelyks in deze Nederlanden gedood werden. Ook werden de Overheden te meer in de gedagten gestyft, dat de Wederdopers den Staat van 't land dagten het onderste boven te keren, zo uit het geen van dien aart te Amsterdam en elders, als het geen in Friesland, by 't overweldigen van Oldeklooster, in den jare 1535. voorviel157; van welk oproer Pieter Houtzager (die voorheen Dirk Philips gedoopt had,) en Jan van Geelen de voornaamste aanvoerders waren.

VI. Menno Simons. Onder de Doopsgezinden van dien tyd maakte zig, boven veele anderen, berugt, de vermaarde Menno Simons, voorheen Priester, eerst in zyns Vaders dorp Pingjum, daar na in zyne geboorteplaats Wytmarsum. Hy het Pausdom verlaten hebbende, voegde zig by de Doopsgezinden; dog kantte zig sterk tegens de oproerigheid der Wederdoperen. Obbe Philips leide hem de handen op, en gaf hem magt om te prediken. De grote opgang die Menno maakte, gaf aan hen die hem volgden den naam van Mennonieten of Mennisten; en van hem verhalen de 156 Brant, Kort verhaal der Reformatie, bladz. 135. 157 Winsemius Chron. bladz. 506.

165wumkes.nl

Page 166: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

zynen tot zyn' lof, dat hy, met een opregt hart, naar 't geen hy uit de H. Schrift geleert had, en begrypen kon, zyn uiterste best gedaan heeft, om de leerzamen, die naar hunne zaligheid ieverden, getrou te onderwyzen, te leeren en te bestieren, de goedwilligen te dopen, [p. 809] tot eene gemeenschap te vergaderen, en van alle anderen af te zonderen. Omtrent de geschillen, die naderhand onder zyne Geloofsgenoten opkwamen, was hy eerst matig en rekkelyk; maar toen de gestrengheid de overhand nam, liet hy zig, met den meesten hoop, tot hardere gevoelens overhalen.

VII. Scheuringen onder de Doopsgezinden. De Doopsgezinden waren, omtrent den jare 1550., reeds tot een aanzienlyk getal aangewassen. In Friesland woonden, naar evenredigheid, verre de meesten; veelligt om dat alhier de vervolging doorgaans niet zo hevig werd voortgezet als wel elders. Edog, dewyl deze luiden gemeenlyk ongeleerd waren, en geene bepaalde begrippen hadden nog wisten te maken; wylze geene geschikte Kerkenördening opgerigt hadden, maar slegts, by opkomende voorvallen, naar hunne byzondere gedagten te werk gingen, en te werk gegaan wilden hebben, wylze daarenboven geen doorzigt genoeg hadden, om de Leere van geloof en' leven in haren geheelen omtrek, nog ieder stuk derzelve, naar zyn byzonder gewigt en aangelegenheid, nog den aart der menschen in 't gemeen, nog de natuur en verëischtens van eene welgevestigde. Maatschappye in hare uitgestrektheid, te konnen overzien, maar de voorkomende zaken slegts oppervlakkig beschouwden, en van anderen wilden beschouwt hebben; wylze eindelyk van gedagten waren, dat iedereen, zonder onderscheid, zyne eige zogenoemde goede mening en overtuiging, onverzettelyk verpligt was te volgen, zo behoeft het niemant vreemd te schynen, dat onder hen noodwendig onëenigheden [p. 810] en scheuringen moesten ryzen, en datze niet lang met elkanderen verëenigt konden blyven, en in volkomen vertrouwen leven. Het eerste dat aanleiding gaf tot onderlinge twistingen, was eene zekere eigengoeddunkelykheid, die veelen onder hen allenskens deed geloven, dat by hen alleen, als de naauwgezetste, de ware Christelyke Kerk bestond, en dat buiten hen geene zaligheid ware; hier uit sproot dat men niet alleen eenige menschelyke stellingen voor goddelyke geboden aannam en invoerde, maar dat men ook eene zekere gestrengheid ter bane bragt, waar door men tragtte te bannen, en van de gemeinschap der Kerke af te weeren, allen, die met hen van geen een verstand of begrip waren. Dit misbruik van den kerkelyken ban werd, met den tyd, de oorzaak van ontallyke scheuringen, om kleine redenen. De gestrengsten onder hen begrepen, dat, die zig in eene van de openbare zonden verliep, zonder eenige voorgaande vermaninge, met den ban behoorde gestraft te worden, al waar het ook, dat de overtreder ten hoogsten boetvaerdig was. Die dus gebannen werd, moest, geduurende den ban van alle de broederen en

166wumkes.nl

Page 167: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

zusteren des geloofs, als mede van zyne bloedvrienden, en die door huwelyk met hem verbonden waren, zo naauw gemyd worden, dat men met hem nog eeten nog drinken, nog eenige koopmanschap dryven mogt. Tegens deze scherpheid stelden zig, omtrent den jare 1555., eenige Doopsgezinden uit Waterland of Noord-Holland, en te Franeker; bewerende dat men [p. 811] den ban niet oefenen mogt dan na drie voorafgaande vermaningen.158 Deze rekkelykheid, die den anderen veel te zagt was, veroorzaakte, dat zy daar na werden uitgesloten; althans zy regteden vervolgens eene afzonderlyke gemeente op, die zedert bekent is geweest onder den naam van Waterlanders; en allen die het, schoon in andere gewesten, met hen eens waren, kregen denzelven naam. De andere party bestond meerendeels uit gevlugte Vlamingen, en ten deele uit ingeborene Friesen: deze, eenigen tyd, het met malkanderen, tegen de zogenoemde Waterlanders uitgehouden hebbende, waren de naauwgezetsten, en werden fynen genoemt; daar de anderen groven geheten werden. Dog onder de fynen ontstond vervolgens eene nieuwe scheuring, niet zo zeer over wezentlyke dingen, als wel over personen en zommige uiterlyke schikkingen: en dewylze van zelf vaerdig met den ban waren, zo liep eindelyk hun onderlinge twist mede op bannen uit, zulks ieder party weder eene afzonderlyke gemeenschap opregtede, die naderhand zyn bekent geweest onder de namen van Vlamingen en Friesen, waar by allen, die zig by de eene of andere party voegden, bekent en onderscheiden werden.

Boven dien hadden zig in de Verenigde Nederlanden ook veele Hoogduitsche Doopsgezinden neergezet: deze waren, ten deele door de spraak, ten deele ook uit hoofde van eenige byzondere inzigten, van de Kerkelyke gemeenschap der Inlanders insgelyks afgescheiden, [p. 812] waar door 'er met den tyd vierderleye zoorten van Doopsgezinden gezien werden. De Waterlanders werden, van tyd tot tyd, nog gematigder in alle stukken, erkenden wel de overige genootschappen voor hunne broeders; dog zy werden, zo wel van de eene als de andere party gehaat, en de Vlamingen en Friesen vertrouwden, ieder op zig zelf, de egte Kerk van Christus op aarde uit te maken.

Dog naderhand zyn allenskens deze beide zoorten van hunne oude gestrengheid en hardigheid, zo omtrekt de Leere als Kerktugt, en andere gebruikelykheden, afgeweken, en hebben dus, voor het grootste gedeelte, de gematigtheid der Waterlanderen, nagevolgt; waar in ook de Hoogduitschen met hen instemden. zommigen bleven by hunne vorige gestrengheid, en werden, uit dien hoofde, Oude Vlamingen of eigentlyk Fynen genoemt; deze maakten een klein getal van Doopsgezinden uit, daar, aan den anderen kant, de tweede hoofdparty, dewelke men de Groven noemde, die eerst uit Waterlandsche, daar na ook uit Friesche, en eindelyk mede uit de Vlaamsche gemeinten bestonden,

158 Matth.. XVIII. 15-18.

167wumkes.nl

Page 168: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

te zamen een ongelyk groter en aanzienlyker hoop uitmaakten dan de bovengemelde Oude Vlamingen. Deze twee Hoofdzoorten moeten wy nu, zo veel dit bestek toelaat, ieder wat nader beschouwen.

VIII. Oude Vlamingen van verscheide zoorten. De Fyne Doopsgezinden of Oude Vlamingen zyn, als menze over 't geheel beschouwt, zeer onderscheiden van de Groven; dog moet men aanmerken, datze ook [p. 813] onder malkanderen nog in zoorten onderscheiden zyn. Veele gemeenten zyn 'er onder hen, die met malkanderen in verbond staan, en, ten teken van hunne broederlyke eendragt, dikwyls te Groningen zamen komen: deze noemt men Groningers, waar van, zo veel de Provincie van Friesland aangaat, maar vyf gemeenten gevonden worden, als te Sneek, Ylst, in de Knype, te Mildam en in de Dragten.159

Dantzigers. De tweede zoort van Oude Vlamingen worden Dantzigers genoemt, omdat derzelver Leden meest afkomelingen zyn van Doopsgezinden te Dantzig geboren; zynde de oude Nederlandsche geslagten van hunne party meerendeels uitgestorven; van dit zoort worden, zo veel ik weet, geene in Friesland gevonden. De derde zoort zyn zekere enkele gemeenten van oude Vlamingen, die nergens verbintens met eenige Doopsgezinden hebben, en geene geestelyke broederschap, kuiten hunne byzondere gemeente, erkennen.

Jan Jakobsgezinden. By dezen zou men mogen voegen eenige weinige gemeenten van Jan Jakobsgezinden160, hoedanigen in Friesland maar drie zeer zwakke gemeenten of maar enkele personen gevonden worden, als te Blye, Makkum en te [p. 814] Baard. Eindelyk zyn 'er nog twee geringe gemeenten overig van de Zwitzersche Doopsgezinden, welke in vorige jaren herwaarts gekomen zyn. Hunne meeste broeders zyn naar de West-Indiën vertrokken; de eene gemeente, hier nog overig, wort in 't genieën Zwitzers genaamt, de andere nieuwe Zwitsers, om datze zig van de anderen hebben afgezondert. Deze zoorten onthouden zig te Groningen, Sapmeer en Kampen. Zy leven t' eenemaal op zig zelve, en 159 Zie Naamlyst der Doopsgezinde Leeraars. 160 Dees Jan Jakobs is geweest Leeraar onder zyne gemeente te Harlingen: hy werd, door het Hof, op den 3 April 1600., voor eeuwig ten lande uitgebannen, omdat hy, gelyk de Sententie spreekt, de zynen geleert had, dat, ingevalle een man of vrouw van zyne gemeente gebannen wort, zo een door den anderen gemyd en geschuwt moet worden, tot de gebannene weder aangenomen is. Dat hy die van zyne gezintheid te Kollum vermaant had, niets ter waage te brengen of te laten wegen, vermits de vrouw die de waag bediende, getrouwt was aan een persoon, welke by die van zyne gezintheid gebannen was. Dat hy geleerd en vermaant had, dat men de kinderen liever uit de magt der ouderen mogt brengen, dan te gedogen, dat een der ouderen, niet tot hunne gemeenschap behorende, dezelve liet dopen, enz.

168wumkes.nl

Page 169: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

erkennen geene anderen voor ware Doopsgezinden als die van hunne gemeente zyn. Schoon nu alle deze luiden onder de Fynen getelt worden, hebben zy egter zo veel op malkanderen te zeggen, dat niemant van de eene party een lid van de andere kan worden, zonder dat hy zig wederom doopen late. Hun verschil is egter niet wezentlyk; en hunne afgedeeltheid spruit meestendeel uit het duistere begrip datze hebben, van het geene goed, onverschillig en onschuldig, of kwaad en verboden is.

IX. Hunne Leerstellingen. In opzigt van de Leere der Oude Vlamingen, of zogenaamde Fynen, over 't geheel [p. 815] genomen, houdenze zig vast aan de oude Geloofsbelydenissen, welke in de zestiende eeuwe, en daar na onder de Doopsgezinden zyn opgestelt. Zy geven voor de egte navolgers van Menno Simons te zyn, en dragen gaern den naam van Mennoniten. Hun gevoelen omtrent de H. Drie-eenheid stemt overëen met de Gereformeerden; behalven datze de benaminge van Persoon liefst willen vermyden. Zy beweeren dat de menschelyke natuur van Christus in 't lighaam Van Maria, van God uit niet geschapen zy, en dat dezelve daar na haaf aanwas uit het bloed der gezegende maagt bekomen heeft. Dog deze stelling hebben de overige broederschappen der Doopsgezinden al voor lange verlaten. Zy herdopen allen die tot hunne gemeente overkomen, al schoonze ook in hunne bejaartheid by een ander genootschap gedoopt zyn161; daar de andere Doopsgezinden alleen herdopen die tot hun overkomende, in hunne kindsheid gedoopt zyn: en 't is hierom dat de Oude Vlamingen zelfs van de overige Mennoniten voor Wederdopers, in een' volstrekten zin, gehouden worden. Niemant wort by hen ten Avondmaal toegelaten, als die metter daad een Lidmaat is; daar in tegendeel veele andere Doopsgezinden een Lid van eene andere gemeente dikwyls als vriend of gast, ten Avondmaal toelaten, zo hy maar onder de Doopsgezinden behoort. Alle de Oude Vlamingen beweeren dat de Foetwassching, van Christus is aanbevolen, en van alle Gelovigen moet [p. 816] nagevolgt worden, als een voorbeeld of teken van Ootmoedigheid, en als een Afbeeldzel van de reiniging der ziele door het Bloed des Zaligmakers. Deze plegtigheid geschied alleen by de Dantzigers, als 'er een Oudste of Bisschop aan hen, van anderen gezonden wort; of als 'er een nieuw Lidmaat tot hun overkomt om daar te blyven. De Huisvaders bedienen, na een stil gebed, deze voetwassching aan de mans; de Huismoeder aan de vrouwen. Maar by de Groningers geschied deze plegtigheid altoos in de Gemeente, na 't bedienen des Avondmaals. Verrigtende zulks de mannen aan de mannen, de Vrouwen aan de vrouwen, alle Ledematen de eene na de andere. Deze verscheidenheid is voornaamste geschil tusschen de Dantzigers en Groningers: de overige Fynen houden 't met de eersten; dog de andere Doopsgezinden hebben de voetwassching al voor lange afgeschaft. De 161 Deze strengheid heeft thans, zo mij berigt is, geene plaats.

169wumkes.nl

Page 170: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Oude Vlamingen geloven dat het Overheidsampt van God is ingestelt, en agten zig gewillig tot het dragen van schattingen: en zy danken God dat zy onder de bescherming der Overheid een stil leven mogen leiden. Dog zy beweeren, dat de Overheid, als zodanig, in de Kerk van Christus geene plaats heeft, en dat men in haar geene Overheid zou behoeven, indien alle menschen inderdaad Christenen waren, en dat de ware Kerk zig over de geheele aarde uitstrekte. Dan nadien dit nooit te hopen schynt, heeft God, om te verhoeden dat de waereld een moordkuil weird, het ampt van Overheid ingestelt, aan welke alle menschen, om der [p. 817] Conseientie wille, verpligt zyn te gehoorzamen. Egter staan zy gaern toe dat zy 't voor zig ongeöorloft agten, het Overheidampt te bekleden. Zy verwerpen, met byna alle de Doopsgezinden, het gebruik; van den Eed; want vermits, naar hun zeggen, de Kerk des Nieuwen Testaments volmaakter moeste zyn dan die van het Oud Verbond, had Christus, naar hun gevoelen, het Eedzweeren volstrekt aan zyne Navolgers verboden. Zy bevestigen hunne kragtigste betuigingen met Ja en Neen, 't geen, zo 't niet opregt geschied, by hen even zo wel zondig en niet minder strafbaar voor God is, als de kragtigste eedzweeringen, byäldien ze valsch gedaan werden Zy zyn, ten aanzien van den geweldigen tegenstand en 't gebruik der wapenen, zeer naauwgezet, gelovende dat een Christen zig nooit tegens onregtvaerdig geweld verzetten mag, maar dat by zyne goederen, vryheid en leven den vyanden moet overlaten, als hy aan gevallen wort Zy mogen zelfs niet alleen geen geweer dragen, maar ook hunne goederen niet laden in schepen welke met grof geschut gewapent zyn. Dog hunne vaartuigen onder geleide van Oorlogschepen varende, is zo wel geöorloft als te wonen in steden die met krygsvolk en vestingen voorzien zyn. Boven dien agten het de Dantzigers en allerfynsten ongeöorloft tot den bystand der hoge Overheid hun toevlugt te nemen, en zig over geleden onregt, of ongelyk te beklagen; 't zy ze te doen hebben met een Broeder, of Lidmaat, 't zy niet iemant anders. Zy willen dat men zig liever zal laten, veröordelen of [p. 818] veröngelyken. Het eenige waar in, naar hun gevoelen, de Overheid mag aangezogt worden, is ten behoeve van weezen waar over men tot Voogden is aangestelt. De Groningers, schoon dezelve oorspronkelyke instellingen hebbende, zyn hier in egter tot gematigder gedagten gekomen; zy vorderen regt, en veräntwoorden zig, zowel jegens eenen Broeder als een' vreemden. Egter is dit stuk van Weerloosheid, en dat van de Voetwassching, eene genoegzame reden, dat 'er tusschen deze Oude Vlamingen en de allerfynsten niet ligt eene verëeniging te wagten is. Zy erkennen eenstemmig met alle andere Doopsgezinden, (uitgezonden de Rynsburgers of Collegianten) dat de Instelling van Opzieners en Diakenen in de Kerke van Goddelyken oorspronk is; zulks niemant regt heeft te Leeraren, die daar toe niet geroepen is. Egter zynze daar in van andere Doopsgezinden onderscheiden, dat zy het ongeöorloft 'agten voor de waarneming van het Leeraarampt eenige wedde te geven ofte nemen. De

170wumkes.nl

Page 171: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Gemeente is niet onwillig hare Leeraars met middelen van onderhoud by te staan, wanneer zy arm en, onvermogend zyn; dog dit zyn vrywillige gaven, die ook den armen in nood worden uitgedeelt. Men heeft onder hen drieërleye Bedieningen, als Oudsten of Bisschoppen, die de voorzitting in den Kerkeraad hebben, en alleen geregtigt zyn om den Doop en 't Avondmaal te bedienen, in de nieuwgekorene Oudsten, met oplegginge der handen in te zegenen. De tweede zyn Leeraars die alleen prediken; dog geene Sacramenten [p. 819] bedienen. De derde rang zyn de Diakenen, die voor de armen zorgen, en 't bestier hebben over de penningen, welke tot derzelver onderhoud, en ten beste der Gemeinte geschikt zyn. Deze Diakenen hebben, benevens de Leeraars, zitting en stem in den Kerkeraad, en zyn inderdaad dezelve die men by dé Gereformeerde Ouderlingen noemt. Zy dienen voor al hun leven, en worden ook, zo wel als de Leeraars, in alle gemeenten gevonden; ten zy 'er maar weinige Leden zyn; als wanneer zy van andere naburige Leeraars bedient worden. Schoon 'er ook verscheidene Leeraars in eene gemeente gevonden worden, zyn 'er zomtyds niet meer dan één of twee Diakenen, Bisschoppen of Oudsten zyn hier en daar maar één, die dan de voorgemelde pligten over verscheide gemeenten waarnemen, Zy houden geen Doop of Avondmaals bediening wettig, als die door eenen dier Oudsten geschied, welke weder van een' anderen Oudste of Bisschop moet ingezegent en gezonden zyn. Deze Bisschoppen of Oudsten halen hunne eerste zending af van Obbe en Dirk Philip; en zyn aangaande Mennoos zending niet volkomen geruit, wylze twyffelen of hy wel behoorlyk gedoopt zy geworden.162

X. Strenge Kerkban, enz. Inzonderheid onderscheiden zig de oude Vlamingen van de overige Doopsgezinden, door de gestrenge oeffeninge van den Kerkelyken Ban, waar in voornamelyk hunne kerktugt gelegen is. Veelen onder hen gaan [p. 820] hier in zo verre, datze onder de Banwaerdige zonden rekenen, niet alleen openbare werken des vleesches, maar zelve het dragen van geweer; het inladen van goederen in schepen die met geschut voorzien zyn; het trouwen met een persoon uit eene Doopsgezinde gemeente, die by hen niet voor rein erkent wort; het dragen en gebruiken van weidsche kleding en huisgeraden; schilderyen, stelzels van Porcelein, fyne glazen enz. het dragen van Paruiken, gaspen op de schoenen, het poejeren van 't hair, en veele diergelyke uiterlykheden. Zy varen, zelfs zonder voorgaande vermaninge, ligtelyk met den Ban voort, als de zaken maar bekent, en door twee geloofwaerdige getuigen bevestigt zyn geworden; daar men in tegendeel by de Waterlanders en anderen niemant bant als na eene driemalige waarschuwinge. In zommige zaken, als by voorbeeld, in onderlinge geschillen en onënigheden, in 't navolgen van deze en geene uiterlykheden, of als een Broeder 162 Zie dit geschil in Brants Verhaal der Reformatie, bladz. 169.

171wumkes.nl

Page 172: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

tot de waereldlyke Overheid gaat, zou men iemant afzonderlyk mogen vermanen en bestraffen door Broederlyke aanspraak; en waar toe ook iederëen, zelfs de allergeringsten tegens den ryksten, verstandigsten en aanzienlyksten, geregtigt is: zig niet naar deze vermaning schikkende, wort hy, zonder genade, gebannen; al was hy ook een Leeraar der Gemeente. Uit deze gestrenge oeffening van den Ban, volgt eene volstrekte myding van allen ommegang met den gebannenen, in zo verre dat ouders met kinderen, egtgenoten, broeders en zusters alle gemeenschap afbreken, en nooit met den afgesnedenen [p. 821] mogen verkeren, eten of drinken, zo lang hy onder den Ban staat. En hoe gestreng zy in 't gemeen op deze myding staan, zyn 'er nog hier en daar, die in dezen nog over te groot eene slapheid van anderen klagen. Het Huwelyk met een persoon van eene andere gemeente, al behoort dezelve ook anders in 't gemeen tot de oude Vlamingen, is zelfs by zommigen ongeöorlooft; ten ware de persoon alvorens zig gewillig toonde om tot hunne gemeente over te gaan, en zig nogmaals te laten dopen. Behalven dit onderhoudenze nog de Kerkelyke inzegening der jonggetrouwden, niet tegenstaande zy, volgens hunne huwelyksverbintenis ook 't openbaar te laten bevestigen.

Hun geleertheid. De geleertheid is by hen eene lighamelyke oefening, die weinig nut doet. In 't verkiezen van Oudsten en Leeraren zien zy niet zo zeer op uitgebreide geleertheid, als wel daar op, datze ervaren zyn in de H. Schriften, hunne leerstukken vast te houden, en een onstraffelyk leven leiden. 's Is by hen ongeöorloft, dat een jongeling zig op de Hoge School begeve; veel min zullenze hunne zonen toebetrouwen aan 't onderwys van Remonstrantsche Professoren, of aan eenigen Professor, welke door de verënigde Waterlandsche, Vriesche en Vlaamsche gemeente, voor eenigen tyd, te Amsterdam is aangestelt, wylze geloven dat deze Hoogleeraars, ten aanzien van de Leere des geloofs, veel verder van hun verschillen dan ergens de Protestanten.

En gevoelen. Volgens hunne eerste instellingen schynenze van begrip geweest zyn, dat de Kerk eenig [p. 822] en alleen uit ware Gelovigen, Heiligen en kinderen Gods moest bestaan: maar zedert door ervarenheid wyzer geworden, stellenze eerstelyk eene Onzigtbare Kerk, bestaande alleen uit ware Gelovigen, die ook onder andere Gezintheden konnen gevonden worden. Hier by stellenze ook eene zigtbare Kerk van Christus, welker kentekens zyn, niet zo zeer de heiligheid der Ledematen, als wel voornamelyk de waarheid en zuiverheid der Leere, en de eensgezintheid der Leden omtrent die Leere, welke zy geloven dat in hunne Kerke bloeit. Zy willen egter die buiten zyn, niet oordelen, zynde het hun genoeg, zoze in hunne eige Gemeente Waarheid en Eenigheid vinden. Al het

172wumkes.nl

Page 173: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

geen doorgaans op 't zelfde uitkomt, als 't gevoelen van de meeste andere Geloofsbelyders omtrent hunnen Kerkstaat.

XI. Kerkelyke regeringe, Godsdienstöeffeningen, Doop en Avondmaal. De Kerkelyke Regering der Oude Vlamingen berust, ten meesten deele, by de Ledematen der Gemeente. De Kerkeraden bestaan uit Oudsten of Bisschoppen, met de overige Leeraren en Diakenen; dog deze moeten alles, wat van eenig belang is, voor de gemeene Broederschap brengen, Niemant wort, by voorbeeld, gebannen, of weder aangenomen, nog iemant mag tot den Doop toegelaten, of een Lidmaat der Gemeente worden; niemant wort tot Oudste, Leeraar of Diaken aangestelt, nog 'er wort iets van belang omtrent de Kerkelyke goederen ter hand genomen, dan na dat de zaak aan de Broederschap ter overweging is voorgedragen, en dezelve door de Leden der Gemeente wettig is goedgekeurt, volgens het meeste getal der stemmen. [p. 823]

In de Godsdienstvergadering wort 'er gezongen, en, na eene korte aanspraak, een stil gebed gedaan, waar onder de mannen knielen, en de vrouwen zitten. De Predikatien worden van den Leeraar zittende gedaan op een verheven Stoel; ter zyden van den Spreker zitten de overige Leeraars, die zo wel als de overige Gemeente, de Predikatie aanhoren. Na het sluiten der Leerrede vermaant de Leeraar de Gemeente, om God te danken voor zyn Woord; en te bidden voor de Kerk, voor noodlydenden, en voor de Hoge Overheid; dat het Gode gelieve de oorlogen te doen ophouden, en de harten der Koningen en Vorsten tot vrede te neigen. Na deze vermaning knielt de Leeraar, en alle de manspersonen, en doen nogmaals hun gebed in stilte; dog de Vrouwen blyven zitten. Men zingt weder, en daar op scheid de vergadering met het geven van aalmoezen in eene aan de deur geplaatste Bus. In tamelyke gemeenten wort 'er Zondags eens gepredikt; in kleine plaatzen veeltyds om de veertien dagen. Catechizatien zyn by hen niet in gebruik. De onderwyzingen der jeugd geschieden meest afzonderlyk, van de Ouders of andere geoefende Personen of Leeraren. Ook zyn hier toe zeer geschikt, de Belydenispredikatien, die altoos voor de bedieninge van den Doop en 't Nagtmaal gedaan, en waar in de voornaamste Leerstukken des Geloofs voorgestelt worden.

Doop. De plegtigheid van den Doop geschied doorgaans tweemaal 's jaars. De Dopelingen geven hunne belydenis dikwyls schriftelyk aan den Kerkeraad over, of zy worden behoorlyk [p. 824] vooräf onderzogt. Daar op geschied de voor stelling aan de Broederschap, die hare toestemming gegeven hebbende, uit de vergadering scheiden. Voor de bediening des Doops en Avondmaals worden door den Bisschop, twee weeken na elkander, ieder eene Belydenispredikatie gedaan, geschikt naar den leiddraad van hunne Geloofsbelydenis, welker Leerstukken met veele bewyzen uit de H. Schrift gedrongen worden. Na het

173wumkes.nl

Page 174: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

eindigen der laatste leerrede, stelt de Oudste of Bisschop, (want geene andere Leeraars mogen den Doop of 't Avondmaal bedienen) den Dopelingen drie vragen voor, op ieder van welke zy met gene hoorbare stemme Ja antwoorden, Eerst of hen alle hunne zonden van harten leed zyn; of zy by God de bevryding van straffe, en de afwassching van de vuiligheid der zonden zoeken; en of zy vast van voornemen zyn, om God, al hun leven lang, heiliglyk te dienen? Ten anderen, of zy geloven, en voor God en de gemeente bekennen, dat Jesus van Nazareth, die geboren is uit de maagt Maria, die geleden heeft, enz. de Zoon des Levendigen God zy? Ten derden, of zy de Leere dezer Gemeente, welke in de twee voorgaande Predikatien is voorgedragen, als met den woorde Gods eenstemmig, geloven te zyn en bekennen, en of zy beloven dezelve te zullen volgen?" Deze vragen beantwoord hebbende, knielen de Dopelingen neder; wanneer de Oudste hen nogmaals voorhoud, datze nu met den alwetenden God een Verbond zullen maken en derhalve, datze in ware vernedering [p. 825] voor zyn troon verschynen, en den Heere Christus om zyne voorbede smeken moeten, om vergevinge van zonden, om den Doop die met den H, Geeft en met vuur geschied, en om kragt en geestelyke wapenen tot den aanstaanden stryd tegens de zonde, enz. Hier op knielen de Leeraars en de gemeente met dep Oudsten en de Dopelingen, nogmaals neder, en doen wederom een stil gebed; dog de vrouwen verrigten zulks, gelyk altoos, zittende. Het gebed geëindigt zynde, staanze weder op, maar de Dopelingen worden al knielende van den Oudsten gedoopt in den naam des Vaders, des Zoons, en des H. Geestes: terwyl hy deze woorden spreekt, giet hy, tot driemaal een weinig water uit een steenen kruik of kan op hunne voorhoofden, terwyl hy de regterhand op het hoofd der Dopelingen houd. Dit gedaan hebbende, doet hy eene korte vermaning aan de gedoopten, reikt hen de regterhand van Broederschap, heftze op en kust hen, als lieve Broeders en Zusters der gemeente; 't geen van alle de Leeraars, met zegenwenschingen worp nagevolgt.

En Avondmaal. Aangaande het Avondmaal is kostelyk aan te merken, dat, omtrent vier of zes weeken vooräf allen Ledematen in de Kerk gevraagt wort, of ook iemant onder hen eenig belet heeft, tot de aanstaande Avondmaalhouding? wanneerze allen stilzwygen, wort 't aangemerkt, dat niemant daar omtrent zwarigheid heeft. Dan wort eenen iegelyken de verdere zelf beproeving overgelaten. Op den dag der plegtigheid, doet de Oudste na de Predikatie [p. 826] eene aanspraak aan de Gemeente tot vermaninge aangaande hunnen pligt. Daar op wort een stil gebed gedaan, en dit geschied zynde, voegt zig de Oudste aan de tafel, die met eenige kleine brooden en eenige bekers voorzien is. Hy neemt een der broodjes in de hand en spreekt de eerste woorden van de instellinge des Avondmaals; voegende daar by, dat het Brood niet is het eigentlyke lighaam van Christus, maar een

174wumkes.nl

Page 175: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Teken van zyn gekruist lighaam; hy toont het oogmerk van het Brood in 't Avondmaal, als een afbeelding van de Gemeenschap der Gelovigen, en dat men door deszelfs breking zig het Lyden des Zaligmakers voor oogen stelt, met vermaninge aan de Gemeinte tot boetvaerdigheid en hemelsgezintheid. Hy nodigt de verslagene harten, en moedigt hen aan, om het Brood tot zegen van hunne zielen te ontvangen, enz. Hier op breekt hy het brood, geeft het eerst aan den naastzittenden Leeraar, en gaat zo voort van den een persoon tot den ander door de geheele Gemeente. Dit alles geschied onder het uitspreken van stigtelyke en zielroerende redenen en vermaningen. Op zyne plaats weder gekomen, wekt hy de Ledematen op om in den gelove, met vooröogenstellinge van Jesus bitter lyden, te eeten. Hier op eet een ieder zyn stukjen brood in stilte, voor-overzittende. Op gelyke wyze wort met den wyn in 't omdelen gehandelt; behalve dat dan de Oudste zyne plaats hond, en de Beker van den een aan den anderen overgegeven wort; zo door de Ledematen zelve, als door den Diaken, die andere Bekers omdeelt, tot datze; [p. 827] allen gedronken hebben. Dit alles gaat zeer stigtelyk en opwekkende toe, en de plegtigheid geëindigt zynde, wort alles met eene korte aanspraak, met een zegenwensch over de Gemeente, en Dankzegging tot God, benevens een stil gebed en 't laatste gezang, besloten. In deze omstandigheden komen, meen ik, alle Oude Vlamingen overeen, dog in de tyden van Avondmaalhouding verschillen de Dantzigers van de Groningers: de eersten hebben hunne bepaalde tyden tot deze plegtigheid; maar de laatsten in tegendeel vorderen, dat alle de Leden der Gemeente volkomen in vrede moeten staan, en dat niemant iet het minste tegen den anderen moet hebben, zal de Gemeente waerdiglyk het Avondmaal houden. Dewyl dit nu zelden gebeurt, maar 'er hier of daar wel ligt eenige onenigheid of ongenoegen gevonden wort, zo wort ook het Avondmaal zeer zelden onder hen gehouden. Dus veel van de Leere en Kerkgebruiken der zogenaamde Oude Vlamingen: wat wyders de plegtigheden der voetwasschinge, aanstellinge der Kerkendienaars, inzegening des Huwelyks, bezoeken der Kranken, gebruikelykheden by den Ban enz. aanbelangt, zulks zullenwe, als te ver afleidende, hier voorby gaan: men kan met genoegen hier over nazien het fraaje boekje: Tegenwoordige Staat, der Doopsgezinden, van den geleerden S. F. Rues, welk ons voornamelyk in dit verhaal ten Leidsman gedient heeft.163 [p. 828]

XII. Gemeenschap van alle Doopsgezinden met elkanderen. Men ziet uit het voorgemelde dat de Oude Vlamingen in 't gemeen vry gestreng zyn, altans wat hunne instelling en kerkregels aanbetreft. Dog de bevinding heeft hen, van tyd tot tyd, geleeraart, dat de allerstipste strengheid niet altoos de voordeligste weg is om hunne gemeenschap staande te houden, en zy zyn zomwylen genoodzaakt geweest iet toe te geven, om grootere scheuringen voor 163 Rues, Staat der Doopsgezinden, bladz. 53-64.

175wumkes.nl

Page 176: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

te komen. Zy zyn, als meermalen gezien is, hoofdzakelyk in twee zoorten te onderscheiden, namelyk Groningers en Danztingers: zommige gemeenten, die juist geene afzonderlyke benaming hebben, zyn hier en daar afzonderlyk op zig zelve, en houden 't met geene van beiden: zy konnen de allerfynsten genaamt worden, om datze nog veel in de anderen te berispen hebben, 't geen hen beweegt om zig by geene anderen te voegen. Ook zyn 'er nog eenige weinige gemeenten, die Jan Jakobsgezinden genoemt worden: deze komen in de leere en in veele uiterlyke dingen met de voorverhaalde Doopsgezinden overëen; dog dat zy geene voetwasschingen in gebruik hebben; dat zy de huwelyken met andere Doopsgezinden dragen, en dat zy ook wel de Leeraars van andere gemeenten vryheid gunnen om eene predikatie onder hen te doen ja zelfs datze zig wel Leeraars laten geven van andere gemeenten. Dewylze egter in de kleding en veele andere dingen van de Oude zoort zyn, wordenze mede tot de Fvnen gerekent, als reeds in 't voorgaande is aangemerkt. Alle deze zoorten maken met de overige gezamentlyke Doopsgezinden, van welke [p. 829] namen zy ook zyn, een en hetzelfde, zedelyk lighaam uit. De Oude Vlamingen hebben met de overige Doopsgezinden, als Waterlanders, Vriezen enz. weinige kerkelyke gemeenschap; dog als 't de nood verëischt, zo zyn de verenigde Waterlandsche, Vlaamsche en Vriesche gemeenten geregtigt, om aan de gezamentlyke gemeenten der verenigde Nederlanden te schryven, en dezelve tot eene algemene Byëenkomst te verzoeken, die gemeenlyk t' Amsterdam gehouden worden. De aanleidingen tot zodanige byëenkomsten zyn doorgaans zware vervolgingen, verdrukkingen, berovingen van goederen en voorregten buiten 's Lands; en de gezamentlyke gemeenten beschreven zynde, beraadslagen de afgevaerdigden omtrent de nodige onderstantgelden om de noodlydende kerken te hulpe te komen. Enigen uit hen, zo Leeraars als Diakenen, worden gekoren om de bestiering dezer penningen te hebben, die van ieder gemeente, ten dienste der noodlydenden, medegedeelt worden: en deze gekorenen, die altoos uit de Waterlandsche Vlamingen en Vriezen worden aangestelt, zyn het ook, die naderhand, als 'er nieuwe zwarigheden ontstaan, de nodige uitschryvingen moeten doen. In zulke gevallen worden in alle Doopsgezinde gemeenten Collecten gedaan, waar toe elk, naar vermogen of goedvinden, opbrengt. Geene Geloofszaken worden op deze vergaderingen behandelt, maar alleen het geen den toestand der arme en noodlydende kerken aanbetreft, en dit is ook het eenigste, waar in alle Doopsgezinden met malkanderen zamenstemmen, en een lighaam, als [p. 830] 't ware, uitmaken. Voor het overige zyn de zogenaamde Oude Vlamingen of Fynen ver genoeg van de Verëenigde Waterlanders, Vlamingen en Vriezen, of Groven, afgescheiden.

176wumkes.nl

Page 177: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XIII. Waterlanders, Vriesen en Vlamingen. Van de tweede Hoofdparty der Doopsgezinden, gemeenlyk de Groven, verdraagzamen, of gematigden genoemt, valt, kortelyk, het volgende aan te merken. Zy bestonden allerëerst uit Waterlandsche, daar na ook uit de Vriesche, en eindelyk mede uit Vlaamsche Gemeenten, en maken te zamen een ongelyk groter hoop uit dan de Fynen, of zogenaamde Oude Vlamingen met hunne aanhangeren de Jan Jakobsgezinden en Zwitzers. De gezegde drie grootte partyen zyn, in opzigt tot de Leere, Kerktugt, en uitwendige manieren, van de Fyne Doopsgezinden merkelyk onderscheiden; en hoewelze onder malkanderen, in zommige stukken niet allen eensgezind zyn, hebbenze egter dit met elkanderen gemeen, datze zommige oude Leerstellingen ten deele hebben gematigt, en ten deele hebben laten varen; en datze de kerkelyke instellingen en gebruiken, als mede de uiterlyke levenswys wat meerder geschikt hebben naar de gewoonten van andere 's Lands ingezetenen. Hun Rykdom, dieze zig door den koophandel, en door hunne matige levensmanier verwierven; hunne veelvuldige verkering met andere menschen, en hunne geneigtheid tot geleertheid en wetenschappen, gaven hier toe meer en meer aanleiding. De wyl egter deze verdraagzame genootschappen, die op onderscheide tyden, en uit ongelyke inzigten ontstaan waren, in alles met elkanderen [p. 831] konden overëenstemmen, zo bleven ze ook een' geruimen tyd, ieder op zig zelve en afzonderlyk, hebbende doorgaans niet de beste gedagten van elkanderen.

Deze verdeeltheid, ten uitersten nadélig voor hun gemeen welzyn, heeft egter allenskens, ten groten deele, een einde genomen, en veelen onder hen hebben zig beievert, om eene kerkelyke gemeenschap te stigten tusschen deze en geene gemeenten en zoorten; men poogde de rekkelyke partyen tot vrede en eendragt te brengen, en 't eindelyk hen zo verre gelukt, dat niet alleen hier en daar verbintenissen uit geheele Provincien gemaakt werden, die hunne jaarlyksche byëenkomsten hielden, maar ook dat gemeenten van verschillende namen, en van afgedeelde partyen, als Vlamingen en Vriezen, of Vlamingen en Waterlanders, of ook Waterlanders en Vriezen, en diergelyken, op zommige plaatzen, en in geheele Landschappen, in eene kerkelyke gemeenschap traden. Dewyl nogtans zodanige verëniging niet overäl doenlyk ware, zyn 'er eene menigte benamingen onder deze zoort van Doopsgezinden overgebleven: zo spreekt men, by voorbeeld, van Waterlanders, Vlamingen, Vriezen; Verënigde Vriezen en Waterlanders; Verënigde Vlamingen en Vriezen; Verënigde Vlamingen, Vriezen en Hoogduitschen; Verënigde Waterlanders, Vlamingen en Vriezen; en van Verënigde Vlamingen en Waterlanders, enz. Deze benamingen geven egter geene byzondere gezindheden te kennen, wylze in verre de meeste stukken geen wezenlyke geschillen hebben, maar zy zyn voornamelyk benamingen [p. 832] om de byzondere verëniging tusschen dezen en geenen, van andere verbondene gemeenten te onderscheiden. Voor omtrent honderd jaren waren 'er eigentlyk

177wumkes.nl

Page 178: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

niet meer dan twee Hoofdzoorten: Vriezen en Waterlanders, tot welke laatsten ook de Vlaamsche, en verënigde Vlaamsche en waterlandsche gemeenten behoorden. Deze laatsten maken nog ver het grootste getal uit: zy komen meest aan weerzyden tamelyk overëen in de Leere en Kerktugt. Van de Vriezen wort 'er in deze Provincie maar ééne gemeente gevonden, die in 't vlek Balk is. De overigen zyn meest verënigde Vlaamsche en Waterlandsche gemeenten, die zig ook meest door alle de geuniëerde Landschappen uitstrekken. De Vriezen hebben hunne gemeenten alleen in Holland en Westvriesland. Zommigen hebben zig met de waterlandsche Kerk verbonden; dog behouden teffens hunne verbintenis met het lighaam der Vriesche gemeenten ongeschonden; gelykze dan nog tegenwoordig hunne afgezondenen tot hunne jaarlyksche byeenkomsten afvaerdigen: hebbende ook, aan den anderen kant, hunne verbintenissen met de Waterlanders geenszins afgebroken. De Waterlanders en Vlamingen hebben zig insgelyks verënigt, en houden hunne jaarlyksche vergaderingen, waar op zo wel de enkele gemeenten van beide zoorten, als ook de Verënigden verschynen. Deze gemeenten in Friesland houden gemeenschap met die van Groningen: in andere Landschappen houdenze insgelyks hunne Sociëteitsvergaderingen; maar het is nog nooit zo verre gebragt, dat 'er eene bepaalde [p. 833] en vastgestelde byëenkomst van 't geheele Waterlandsche en Vlaamsche Lighaam, uit alle de Provincien, jaarlyks gehouden wort. Staande evenwel aan alle deze Doopsgezinden overäl het regt van Broederschap, by alle de gemeenten open.

XIV. Nieuwe scheuringen onder dezelven. In vorige tyden scheen 'er eene volmaakte eensgezintheid tusschen deze Kerken te zyn. Hunne gevoelens verschilden hoofdzakelyk met die der Gereformeerden in vier puncten: te weten de Doop, het Overheidsampt, het gebruik der wapenen, en omtrent den Eed. Die onder hen, aangaande deze of geene geloofstukken, van anderen verschilden, kwamen niet opentlyk voor den dag. De eene Gemeente stond meer op de geloofs belydenissen dan de andere: en de Leeraars hadden doorgaans veel invloed op hunne gemeenten, omze naar hunne inzigten te leiden. Geene sterke verbintenissen omtrent de belydenissen of vastgestelde Leerregels onder hen plaats hebbende, verschilden de gevoelens van den een' en anderen Leeraar dikwyls niet weinig, en het ontbrak niet aan lieden, welke, omtrent veele van de gewigtigste leerpuncten, anders begonnen te denken als men van ouds by de Doopsgezinden gewoon wassen gedeeltelyk tot de Sociniaanschgezinden onder de Remonstrantén, gedeeltelyk ook, tot dé Socinianen zelve vervielen. Eindelyk kwam het in de Verenigde Vlaamsche, Vriesche en Hoogduitsche gemeente te Amsterdam, gedurende de laatste helft der zeventiende eeuwe, tot eene opentlyke scheuring. De beruchte Dr. Galenus Abrahams, Leeraar in die Gemeente, [p. 834] werd by veelen verdagt, dat hy

178wumkes.nl

Page 179: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

omtrent het Leerstuk van de H. Drieëenheid, van Christus genoegdoeninge, van de Regtvaerdigmaking, en andere stukken, den Socinianen te zeer begunstigde. Zyn Amptgenoot Dr. Samuël Apostool sprak hem openbaar tegen, en drong byzonder op de belydenissen der Doopsgezinden, willende hem verpligten, om, of volgens dezelve te leeren, of van zynen dienst af te staan. Galenus daarentegen drong op de verdraagzaamheid, op de wyze van alle de zodanigen, welke onbepaalde begrippen in zaken des geloofs voeden. Hy beweerde dat men, ondanks die verschillen, in eene Kerkelyke gemeenschap volharden kon en moest, en dat de een den anderen, naar zyn goedvinden, moest laten geloven en leeren, Dit was geenzins naar den smaak van Apostool en de zynen: en het kwam, na eenige vrugteloze pogingen om de zaak by te leggen, tot eene Scheuring. Toen viel de vraag, wie van beide partyen in 't bezit der Kerke en kerkelyke goederen zoude blyven? Eindelyk werd de zaak voor de Regeringe der Stad gebragt: Galenus verklaarde dat hy Apostool en de zynen voor Broeders erkende, en bereid was hen in de kerkelyke gemeenschap te dragen. Maar Apostool weigerde hier aan zyne toestemming, zeggende, dat hy zulks geenzins doen kon, dat de anderen gevaarlyke luiden waren, en dat de liefde voor de waarheid niet toeliet, kerkelyke gemeenschap met hen te onderhouden. De Overheid deed uitspraak ten nadele van Apostool en zyne aanhangelingen, die derhalve, wyl hy niet verdragen wilde die hem [p. 835] verdroegen, genoodzaakt waren eene eige gemeente op te rigten. Hy deed dit met omtrent zes of zeven honderd Ledematen, en liet de Kerk en kerkelyke goederen aan Galenus over. Op andere plaatzen ontstonden, om dezelve oorzaak, mede scheuringen; en ieder party deed zyn best om aanhang te maken. Beiden gaven zig den naam van Vlaamsche, Waterlandsche en Vriesche Gemeenten. De party van Galenus kreeg den meesten toevloed, zo door den rykdom der Gemeente, als wegens hunne Studiën en lust tot wetenschappen. De anderen hadden geene gelegenheid iets van belang te keren, als op de Remonstrantsche Queekschool te Amsterdam, of zig te bedienen van 't onderwys van Dr. Galenus 't geen beiden even gevaarlyk by, hen geagt werd. Aan de andere zyde bleven veele Leeraars by hunne oude zuiverheid, verklaarden zig deftig tegens de stellingen van Galenus, van de Remonstranten en Socinianen; en waren kragtig tegens zo eene onbepaalde verdraagzaamheid, dewelke ze aanmerkten als het kragtigste middel tot invoering en verspreiding van allerleye dwaalleringen onder de Doopsgezinde gemeenten. Deze navolgers van Apostool geven zig gaern den naam van Mennoniten; maar de Galenisen maken weinig werks van dien naam; die hen ook, volgens hunne gronden, niet wel toebehoort, wylze, (uitgezondert het leerstuk van den Doop) genoegzaam in alle deelen Remonstrantsch zyn. Men kan deze laatsten derhalve met regt Remonstrantsche Doopsgezinden noemen; en de anderen, die het voetspoor [p. 836] van Apostool houden, den naam van Mennonitische Doopsgezinden geven. Te Amsterdam noemt men de eerste zoort,

179wumkes.nl

Page 180: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

de Doopsgezinden van den Toren en 't Lam, naar hunne twee kerken, by den Jan Roônpoortstoren, en die van 't lam. De andere zoort noemt men de Doopsgezinden der vergaderingen van de Zon, om dat hunne kerk den naam van de zon draagt.

XV. Hunne Geloofsbelydenissen. De Mennonitische Waterlanders, Vlamingen en Verënigden, waar zy zig ook in dezen de zogenaamde Vriezen houden, hebben veele agting voor de Geloofsbelydenissen der Doopsgezinden, en leggen die tot eene' grond van onderlinge verbintenis in de Leere. Onder die voorwaarde wort de Doop en het Avondmaal aan de Leden der Gemeente toegedient, en de verënigingen van geheele Gemeenten berusten by hen op dienzelfden grond van eensgezindheid in de Geloofsleere en 't begrip van Goddelyke waarheden. Daarentegen zyn de Remonstrantschgezinde Waterlanders, Vlamingen en Verënigde zeer tegen de geloofsbelydenissen; en zy houden diergelyke verbintenissen voor Gewetensdwang. Zy beweren dat de Waterlandsche gemeente altoos op dezen voet, en op het handhaven van eene Christelyke vryheid gestaan hebben. Evenwel is zeker, dat 'er by alle zoorten van Doopsgezinden zodanige belydenissen van ouds in gebruik zyn geweest. De Waterlandsche belydenis is opgestelt Ao. 1581. Zy bestaat in veertig Artikelen, die door Hans de Rys en Lubbert Gerrits ontworpen, en in den jare 1610. opentlyk in druk [p. 837] uitgegeven zyn.164 Die der Vriezen is opgestelt door Pieter Jansz. Twisk en anderen, met goedkeuring van veele geoefende personen, en in den jare 1617. gedrukt, gelyk nogmaals Ao. 1620, Men heeft twee Hoogduitsche belydenissen, namelyk het Concept van Keulen, opgestelt tot een grondslag der vereniging tusschen de Hoogduitsche Doopsgezinden en eenige van der Vriezen gemeenten, in den jare 1591. getroffen; de andere de zogenaamde Jan Centens belydenis, of Hoogduitsche Confessie, die in den jare 1630; door de gemelde verenigde Hoogduitschen en Vriezen, aan de Vlaamschen is overgegeven. De Vlamingen hebben verscheide belydenissen, als die van J. Outerman, anders van Rennegom, Leeraar en Oudste te Haarlem, van Ao. 1626. behelzende hun gevoelen van de H. Drieëenheid en Christus Menschwordinge. Het Olyftakje, of belydenis door de Vlaamsche gemeente van Amsterdam, Ao. 1627., alom verzonden en goedgekeurt, en 1629. in druk uitgegeven. De belydenis van Adriaan Cornelisz.. te Dordrecht, Ao. 1632. opgestelt, en tot een grond gelegt ter vereniging van de meeste Vlaamsche gemeenten.165 Ondertusschen kan men uit dit voor- en tegenspreken der Geloofsbelydenissen zien, hoe verre deze gemeenten van elkanderen gedeelt zyn; en men begrypt ligt dat de party die zig zo ieverig kant tegen het gebruik en de [p. 838] verbindende kragt der 164 Men vind die by Schyn, in de geschiedenis der Mennoniten, bladz. 155 en volgende. 165 Zie verder de aantekening op Bladz. 85. van Rues: Staat der Doopsgezinden.

180wumkes.nl

Page 181: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

belydenissen, zeer waarschynlyk eenige meningen moet voeden, die van dezelve afwyken.

Dit verschil vertoont zig mede in den naam die ieder aan zyne eige party en aanhang gewoonlyk geeft, of liefst gegeven wil hebben. De Waterlanders en Vlamingen, benevens de Vriesche Mennonitische Doopsgezinden geven zig gaern den naam van Mennoniten; en een Schryver zig den Mennoniet of regtzinnige mennoniet noemende, behoort byna altoos tot deze zoort. In tegendeel konnen de Remonstrantschgezinden dien naam niet verdragen, maar noemen zig Waterlandsche, of verënigde Vlaamsche en waterlandsche Doopsgezinden, of ook wel enkel Christenen. Ook hebbenze geen ongelyk, datze Menno niet voor hunnen Vader erkennen: want 't is zeer waarschynlyk dat hy hen niet voor zyne Zonen zou aanzien, wanneer hy weder onder de menschen verscheen, en hunnen toestant, in opzigte van Leere en wandel, beschouwde.

XVI. Gevoelens aangaande zommige Leerstukken, de Sacramenten, het Overheidsämpt, Eedzweeren, gebruik der wapenen, Kerkelyke magt, ban, en kerktugt. Omtrent zommige Leerstukken des geloofs doet zig mede geen gering onderscheid op tusschen de twee zoorten. De Mennonitische Doopsgezinden spreken met veel eerbied van het Geloofspunt der H. Drieëenheid, en even op zo eene wyze als de Gereformeerden en; Lutherschen uitgezondert datze het woord, persoon, als niet schriftuurlyk, ongaern gebruiken; zonder datze zig egter hier door, in de zake zelve, van andere Christenen onderscheiden. Daarentegen oordeelen de Remonstrantschgezinden geheel anders van deze gewigtige waarheid. Men behoeft [p. 839] niet te denken, datze allen dit leerstuk juist verwerpen: maar veelen onder hen spreken van deze verborgentheid zo ingewikkelt, dat men een sterk vermoeden moet opvatten, dat menze voor Antitrinitarissen moet houden. Ook hebben 'er zig zomtyds werkelyk Arriaansch- en ook Sociniaansch-gezinden onder laten zien. Dog de meesten onder hen stellen eene ondergeschiktheid des Zoons en des H. Geestes aan den Vader, volgende daar in het begrip der Remonstranten.166 De oude dwaalleering nopens de menschwordinge, of de menschelyke natuur van Christus, schynt by deze zoorten van Doopsgezinden versleten te zyn; zy gevoelen in dezen even als andere Christenen.

De sacramenten. In opzigte van de Bondzegelen zyn het de Mennonitische Doopsgezinden eens met de Oude Vlamingen, en verschillen, wat de natuur dier heiltekenen aangaat, niet van de Gereformeerden. Zy houden dezelve voor zigtbare tekenen en 166 Zie het deftig boekje van Douwe Feddriks van Molquerum, genaamt Mennonitisch onderzoek, bladz. 39, 40, enz. bladz. 93, en volgende. Spanheim Register der geschillen, bladz. 235.

181wumkes.nl

Page 182: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

zegelen van Gods genade; maar geenzins voor de werkende oorzaken derzelve. Maar de Remonstrantschgezinden merken deze heilige Verborgentheden niet hoger aan dan blote tekenen van onderscheidinge tusschen Christenen en Onchristenen. De Doop is by hen een teken der inwyding in 't Christendom, tot bewys dat men gelooft dat Jesus is de Christus, en dat men hem voor [p. 840] zynen Heer en Meester aanneemt; van 't Avondmaal sprekenze even koel.167 Allen komen daar in overëen, dat men de zulken, die in hunne volwassene jaren, by eenige Christene gemeente gedoopt zyn, niet weder behoeft te dopen, alsze tot hen overkomen; in welk stuk zy alzo veel rekkelyker zyn dan de Oude Vlamingen, als voorheen gezien is. Maar die ergens anders in hunne kindsheid gedoopt zyn, moeten byna in alle deze gemeenten herdoopt worden.

By de Mennonitische Doopsgezinden wort niemant ten Avondmaal verzogt of toegelaten, dan die in hunnen volwassenen ouderdom gedoopt zyn; de belydenis hunner Kerke aannemen, en, volgens hunne teergronden, regtzinnig zyn: egter zyn zommige Leeraren In dezen wat rekkelyker, wylze thans in hunne gemeenschap dulden, die zig te gelyk aan de Collegianten houden, en zelve teffens leden, dier vergadering zyn; niet tegenstaande zy reden hebben te geloven, dat zommigen van dezelve andere meeningen voeden. Maar de Remonstrantschgezinden maken geene zwarigheid te beweren, dat onder hen de tafel des Heeren behoort open te staan voor allen, (die Gods woord tot hun rigtsnoer nemen, en onopsprakelyk wandelen. En op zulle eene gemeene belydenis, die allen, die den naam van Christenen dragen, konnen afleggen, konnen alle menschen by hen, in dezen te regte raken: en geen wonder, want het Avondmaal een' blote Ceremonie of plegtigheid [p. 841] zynde, waar by men zig alleen den dood van Christus voor ogen stelt, kan elk, die belyd dat Jesus Gods zoon is, en tot zaligheid van 't menschdom gestorven zy, ten Avondmaal worden toegelaten.168

De Leere der Voetwasschinge is by deze poorten van Doopsgezinden geheel niet in gebruik, en dit stuk is alleen eigen aan de Doopsgezinde gemeenten der Oude Vlamingen.

Van 't Overheidsampt. De Mennonitischgezinden geloven dat de waereldlyke magt of Overheid eene noodwendige schikking is, door God, om gewigtige redenen ingestelt. Dog het staat by hen vast, dat zy geen Overheidsampt van eenig belang mogen bedienen, om dat Christus, volgens hun zeggen, geene zodanige ampten in zyne Kerke 167 Zie Douwe Feddriks van Molquerum, bl. 171 en volg. 168 Veele andere Leerstukken, den Mennonieten in 't gemeen eigen, in onderscheiding der Hervormde Kerke, worden hier voorbygegaan, alzo maar voornamelyk myn oogmerk is, de byzondere poorten der Doopsgezinden te doen kennen; niet om alle hunne Leerstellingen te beschryven, 't geen alom gevonden wort.

182wumkes.nl

Page 183: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

heeft ingestelt, nog hen geboden, in de waereld op zo eene waereldsche wyze te regeeren; en wylze doorgaans van Hem, tot navolginge van zyn ongewapent en weerloos leven geroepen worden; als waar aan niets minder past, dan waereldlyke regering, magt en zwaerd. Dewyl daarenboven aan het ampt der waereldlyke magt veele dingen vast zyn, als eeden te zweeren en te vorderen; oorlogen te voeren, zyne vyanden aan lyf en goed te beschadigen, enz. al het welk met het afgestorven leven eens [p. 842] Christens kwalyk voegen zoude, oordelenze het best te zyn, zodanige ampten te ontwyken. Dog de Remonstrantschgezinden zyn, in dien opzigt, wat ruimer: zy wyken niet alleen in de Leere, aangaande dit stuk, wat van de anderen af, maar zouden Ook, zo het met de gesteltheid der Landen overeen kwam, geene zwarigheid maken, eenig Overheidsampt waar te nemen. Zy bekennen zelve, dat een groot getal hunner Broeders, ten dezen opzigte, tot de algemene bevattingen der grote Christelyke Kerken overgegaan is.

Eedzweren. Met het eedzweeren is het even eens gelegen: de egte Mennoniten houden nog den Eed voor ongeöorloft; maar de Remonstrantschgezinden maken 'er, in zommige gevallen, zo veele zwarigheid niet van als van ouds; Enigen stellen onderscheid tusschen eeden waar door eene gebeurde zaak bevestigt wort, en zulken, waar door men zig voor het toekomende verbind. Omtrent de eerste zoort zynze ruimer dan omtrent de laatsten. Ondertusschen is de manier van bevestiging, die by hen door Ja en Neen geschiede myns oordeels niet minder verbindende dan die door plegtig eedzweeren gedaan wort, gelyk ik zelve in gerigtshandelingen gezien heb.

Gebruik der wapenen. Omtrent het gebruik der wapenen wyken deze zoorten van Doopsgezinden gezamentlyk af van hunne oude Geloofsbelydenissen, en van gestrengheid der oude Vlamingen. Zy maken geene zwarigheid, geweld met geweld af te weeren, nog om hun regt voor de Overheid te verdedigen. Maar de geweldige aanvallen zyn by hen volstrekt ongeöorloft, [p. 843] en zy geloven dat een Doopsgezinde met geen goed geweten een Soldaat of Krygsman kan weezen, ook zoudenze bezwaarlyk zo eenen onder zig dulden. Dewylze egter hunnen vyanden wel mogen tegenstant bieden, noemenze zig niet meer weerloze, maar liever, wrakeloze Christenen, dat is zulken die geene wraak of geweldadigheid oefenen om anderen aan te tasten.

Kerkelyke magt. Aangaande de Kerkelyke bedieningen, gelovenze dat de Orde van Leeraars en Diaken van eene Goddelyke instellinge zy; dog dat 'er evenwel zonder de Gemeente niets gewigtigs kan uitgevoert worden. Als eene zaak in den

183wumkes.nl

Page 184: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Kerkeraad besloten is, wort die aan de Gemeente voorgestelt; en het stilzwygen der Broeders wort voor eene toestemming opgenomen. Zy hebben geene Oudsten of Bisschoppen als de oude Vlamingen; nog ook geene Classen of Synoden in dien zin als de Gereformeerden. Het Leeraarämpt is by hen in 't gemeen van Godlyken oorspronk; maar die het onder hen roet de Collegianten houden, spreken 'er anders van, en geloven, dat ieder die bekwaamheid en gaven heeft, hetzelve mag bedienen, zonder dat daar toe ene Godlyke zending verëischt wort

Kerkelyke Ban, en kerktugt. Wat den kerkelyken Ban betreft, die wort onder deze Gemeenten niet dan over zware ponden geöefent. De Mennonitischgezinden sluiten ook de zulken uit de Gemeente, die zig aan grove afwykingen der Geloofsbelydenissen schuldig maken; maar by de Remonstrantschgezinden heeft dit niet ligt; plaats, en kan ook, met hunne voorgewende verdraagzaamheid [p. 844] niet wel bestaan. Zy komen om 't bedryven van zonden en ergernissen niet ligtelyk aanstonts tot de afsnydinge, maar laten doorgaans eene vermaning of aanspraak, by herhaling, vooraf gaan. Ook leerenze eenparig, dat de Ban geene onthouding of myding van den uiterlyken ommegang medebrengt; zo dat man en vrouw, ouders en kinderen of bloedverwanten, daar door niet gescheiden worden, nog de burgerlyke verkering, handel en wandel verbroken moet worden. De algemeene Kerktugt bestaat in de Broederlyke vermaning, in de opschorting van 't Avondmaal, en in, de volkomene afsnydinge. Dog dit alles gebeurt thans zelden. De Doopsgezinden zyn al lang van hunne eerste eenvoudigheid, nedrigheid en ingetogenheid afgeweken, ja zy worden gemeenlyk beschuldigt, meer dan andere Geloofsgenoten, van pragt, overdaad en weelde. Wanneer het by hunne Ledematen tot eene openbare ergernis komt, zo volgt 'er eene vrywillige onthouding, of ook wel eene opschortinge van 't gebruik des Avondmaals op, en men neemt geduld met zo eenen. Deze gemeenten zyn, om verscheide redenen, genoodzaakt om zeer verdraagzaam te werk te gaan.

XVII. Hunne Studiën, Jaarwedden der Leeraren, enz. Voor het overige leggen zig deze andere zoorten van Doopsgezinden meer op geleerdheid en wetenschappen, dan wel voorheen; en men vind onder hen, inzonderheid by de Verdraagzaamsten, mannen van uitmuntende kennis en geleertheid. 't Is voor de anderen niet wel mogelyk hier in uit; te munten, om [p. 845] datze hunne kinderen niet op eenige Hoge Scholen durven zenden, uit vreeze van verbastering in de Leere des geloofs, en 't is hier van daan dat de Leeraars dezer laatste gemeenten doorgaans ongeleerde en veeltyds gemeene personen zyn; inzonderheid ten platten lande. Hun Kerkbestier berust voornamelyk op de Kerkeraden, bestaande uit Leeraren en Diakenen. Hunne besluiten, altans in zaken van eenig belang, worden aan de Gemeente ter

184wumkes.nl

Page 185: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

goedkeuring voorgedragen, en de Ledematen daar niets tegens inbrengende, staan de besluiten des Kerkenraads vast. De aanstelling van Leeraren en Diakenen geschied naar de meeste stemmen der Gemeente; en iemant iets tegen de verkorene personen heeft in te brengen, kan zulks doen. By zommige Gemeenten stelt de Kerkeraad de personen aan de vergadering voor, en daar niemant tegens opkomende, worden de gekorenen als zodanig, erkent. Het Leeraarämpt wettigt iemant mede tot het bedienen van Doop en Avondmaal; daar in tegendeel, als wy gezien hebben, by de oude Vlamingen alleen de Bisschoppen de Sacramenten mogen bedienen. De Diakenen blyven eenige jaren in dienst; zy hebben de bestiering der Kerkelyke goederen, met zekere daar toe aangestelde Gecommitteerden; zy verzorgen de armen, en hebben, in alle voorvallende zaken, in den Kerkeraad hunne Stem. De Remonstrantschgezinde verenigde Vlaamsche en Waterlandsche Doopsgezinden hebben, zedert omtrent dertig jaren, een Hoogleeraar in de Godgeleertheid en Philosophie, [p. 846] t' Amsterdam. Toen dit werk in til was, gaf de gezegde Amsterdammer Gemeente hier van kennis, zo aan de Vriesche en overige Mennonitischgezinde Waterlandsche Gemeente, als aan die, die hunne eige party elders behoorden; verzoekende hier in deel te nemen, en, door Afgevaerdigden met haar deswegens eene onderlinge Sociëteit op te rigten. Eenigen verschenen; dog wylze vooräf begeerden te weten, aan welke belydenis en Leergronden de nieuwe Professor zou verbonden worden, en de Remonstrantschgezinden hier omtrent geene voldoening wilden geven, was de byeenkomst in zo verre vrugteloos. De laatstgemelden stelden aan hunnen kant een' Hoogleeraar aan, die ook den jongelingen onderwys geeft in de natuurkundige wetenschappen: maar de Mennoosgezinde Waterlanders en Vriezen nemen geen deel aan deze schikking; ook vorderenze de geleertheid niet als wezentlyk en volstrekt nodige verëischte tot de Heilige Bediening, schoon men niet ontkennen kan, dat 'er onder hen zomwylen uitmuntend geöeffende mannen gevonden worden. Zy hebben altoos zekere Leeraars, welke te gelyk de bekwaamheid hebben, om jongelingen in de nodige wetenschappen, inzonderheid Godgeleertheid, zo verre te brenge, datze het Leeraarämpt met vrugt konnen waarnemen; onder zodanigen hebben zig de Heeren Hermannus Schyn, Gerardus Maatschoen en anderen by uitstek vermaard gemaakt. Ook hebbenze zedert werkelyk een' eigen Professor aangestelt. [p. 847]

De Vriesche gemeenten geven doorgaans geene wedden aan hunne Leeraars; de Waterlandsche Mennonite Leeraars hebben, voornamelyk in de Steden, eene matige bezolding.

De Leeraars ten platten lande, van alle deze zoorten dienen meest zonder jaargeld, en nemen voor 't overige hunne tydelyke zaken waar: weinigen zyn 'er die buiten de Leerstellingen der Godgeleertheid, eenige geleertheid bezitten, waar in egter zommigen door eigene oefeninge tamelyk gevordert zyn. Tot

185wumkes.nl

Page 186: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

hunne predikatien of vermaningen bedienenze zig zo van Doopsgezinde, Gereformeerde, Luthersche als Remonstrantsche Schryvers, ieder naar zyn' smaak en zinlykheid.

Openbare Godsdienst. De openbare Godsdienst Oefeningen, bidden, prediken, toepassen der verklaarde stoffen, 't psalmgezang, en andere verrigtingen, gaan evenëens toe als by de Gereformeerden; ook worden 'er hier en daar catechizatien en andere onderwysmiddelen aangelegt. Zy hebben geene openbare Scholen, maar de jeugd leert in de publyke Scholen het leezen, schryven enz. De beginzelen van den Godsdienst worden haar t' huis, of door hunne Leeraars ingeboezemt, 't geen vooräl plaats heeft eenigen tyd eerze gedoopt worden. Voor den Doop doen de jongelingen hunne belydenis by den Leeraar, of levert die schriftelyk over. Vier dagen vooraf legt hy op zommige plaatzen, in tegenwoordigheid van eenen Leeraar en Diaken, nogmaals eene belydenis af, over de gewigtigste Leerstukken; met betuiging van boetvaerdigheid, en voornemen van eenen Godvrugtigen wandel. Op den [p. 848] plegtigen dag, die tot de bedieninge des Doops geschikt is, doet een der Leeraren eene predikatie, geschikt tot het onderwerp. De Dopelingen zig voor de Leeraars en Diakenen gestelt hebbende, worden hen eenige stigtelyke Vermaningen Voorgehouden, en Vervolgens gevraagd ofze beloven zig te houden aan de aldaar in gebruik zynde Belydenissen; en een opregt voornemen hebben, om, in 't toekomende Godvrugtig te leven169? Hier op antwoorden de Dopelingen, Ja. Dit geschied in de Kerkekamer: dog 's namiddags wort op dien tyd weder eene op deze plegtigheid passende Leerrede gedaan, en na het eindigen derzelve verzoekt de Leeraar de genen die bereid zyn zig te laten dopen, voor zig. Hy treed daarop af, en vermaant hen nogmaals om aan 't gewigt dezer zake, de grootheid en alwetenheid van God, enz. te gedenken. Zy nederknielende, worden aangaande de aart en natuur des Doops, ernstig onderrigt, en moeten, onder anderen, antwoorden op drie vragen: Eerst of zy bekennen, dat hen alle hunne zonden van harten leed zyn? Ten anderen of zy geloven aan God den Vader, en aan Jesus Christus den Zoon van God? Ten derden of zy beloven, onder Gods medewerkende genade, Jesus Christus, als het Lam Gods, voortaan in wrakeloze Lydzaamheid, alle de dagen hunnes levens, na te volgen, [p. 849] waar hy hen ook mogte leiden; en of daarop begeeren den Christelyken waterdoop te ontvangen? Deze vragen beantwoord zynde, Doopt de Leeraar alle de

169 De verdraagzaamste party vraagt, ten aanzien der Leere, alleen, of de Dopeling by de Belydenis, die hy gedaan heeft, (welke juist niet net Mennonitisch behoeft te zyn) getrouwelyk te volharden en dezelve nakomen wil, enz.

186wumkes.nl

Page 187: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Dopelingen een voor een, met eene eenmalige besprenginge170 onder 't uitspreken van de bekende woorden: Ik doop u in den Naam des Vaders, des Zoons, en des Heiligen Geestes; de Heere Jesus doope u met zynen Heiligen Geest en vurige kragt van boven. Daar op regt de Leeraar de Dopelingen op, en Vermaant hen, dat, gelykze nu den Heere Jesus aangenomen hebben, zy ook in Hem als Leden van zyne Gemeente behoren te wandelen, enz. Daar op gaat de Leeraar weder op den predikstoel, en de Dopelingen treden naar hunne plaats, als wanneer de Godsdienst, op de gewone wyze, met bidden en zingen gesloten wort.

En Avondmaal. Voor de plegtige bedieninge des Avondmaals worden behoorlyke Proefpredikatien gedaan. Op den dag zelfs, treed de Leeraar, na gedane predikatie, Van den predikstoel, en stelt zig voor de tafel. Hy doet eene aanspraak aan de Gemeente, waar in hy de hoedanigheden van een' waar Disgenoot aantoont. Daar na doet men een gebed, 't geen in deze gemeenten, gelyk alle gebeden, [p. 850] door den Leeraar niet luider stemme geschied. Voorts wort de gemeente genodigt; by de egte Mennoniten, met deze of diergelyke woorden: zeggende, dat dit des Heeren tafel is, tot welke allen behoren, die des Heeren zyn, en overzulks geene godlozen en ongelovigen, maar die ware Leden zyn van Jesus Kerke op aarden; hy verzoekt daarom allen ten Avondmaal, welke, volgens de belydenis der Gemeente, gedoopt zyn, en met dezelve overëenstemmen. Anderen onder hen nemen dit wat ruimer, en houden alle luiden Voor Broeders en Zusters, welke in de grondleeringen des Christendoms regtzinnig zyn, en agten hen bevoegt tot het genieten des Avondmaals. Hier van, zegt de Leeraar, worden uitgesloten, allen, die ondeugend leven, en daarom ook uit het Ryk der Hemelen in Gods woord uitgesloten worden. Dus worden genodigt alle die naar hunne belydenis gedoopt zyn, maar zy die hier onder niet behoren, worden verzogt, zig van het Avondmaal te onthouden houdende hen egter niet voor veroordeelt of verwerpelyk. Maar in de Remonstrantschgczinde gemeenten wort de nodiging nog breder, gedaan, zulks dat allen die Jesus als de Verlosser en eenigen grond en oorzaak van hunne Zaligheid erkennen, en getrouw in zyne gehoorzaamheid wandelen, toetreden konnen. Dog openbare zondaars worden by hen gelast af te blyven. Wylze nogtans in geene dezer plegtigheden formulieren gebruiken, worden de bewoordingen van alle Leeraren niet altoos even gelyk genomen, en hangen dus veelzins af van des [p. 851] sprekers byzondere geneigtheid en bevattingen. In de uitdeeling is by alle deze Gemeenten mede geen eenerlei gebruik. In de Vlaamsche en Vriesche Kerken blyven de Leden der Gemeente

170 Niet eigenlyk besprenging, als by ons, maar eer eene overstorting: want de Leeraar neemt t' elkens zo veel water als by in de holligheid van beide de handen vatten kan. De indompeling is by hen niet meer in gebruik, ten zy op iemants verzoek, en dit nog niet by alle zoorten.

187wumkes.nl

Page 188: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

zitten, en de Leeraars gaan door de Kerk en geven ieder op zyne plaats het brood; terwyl de Diakenen hen op gelyke wyze den wyn toedelen; By de Waterlanders komen de Ledematen aan de tafel. In de Verëenigde Gemeenten wort het dikwyls beurtelings, nu op de eene, dan op de andere wyze, verrigt. Onder de uitdeling des Avondmaals wort in zommige gemeenten Psalm gezongen; in anderen eenige Hoofdstukken van Christus lyden gelezen. In de Vriesche gemeenten doet men eene korte uitbreiding over des Zaligmakers lyden en sterven, maar het zingen onder de H. plegtigheid is hier niet in gebruik. Namiddags of 's avonds wort eene Dankpredikatie gedaan, waar toe de Leeraars zekere toepasselyke testen uitkienen. Op sommige plaatzen houd men het Avondmaal tweemaal, op anderen, drie, vier en vyfmaal 's jaare. Ieder gemeente heeft daar toe gemeenlyk hare vastgestelde tyden en gebruikelykheden.

XVIII. Getal der Classen en gemeenten in Friesland. Het getal der Doopsgezinde gemeenten is in deze Provincie niet gering; dog heeft, in vergelyking van de voorgaande tyden, veel afgenomen, en neemt nog dagelyks af. De geheele Sociëteit in Friesland is verdeelt in vier Classen. De eerste Classis die, zo ik meen enkel uit verënigde Vlaamsche en waterlandsche Doopsgezinden bestaat, heeft elf gemeenten, als Franeker en [p. 852] Tjummarum; Harlingen; Leeuwarden; Bolsward; St. Anna-Parochie en Bildzyl; Hyum; Blessum; Belkum; Kromwal171; Pingjum en Arum; Witmaarsum. De tweede Classis bestaat uit negen gemeenten; meest verënigde Vlaamschen en waterlandschen. Hier toe behoren Dokkum; Holwerd; Visbuurt onder Ternaard; en Blya; Kollum; Buitenpost; Kollumerzwaag; Dantumwolde; Veenwouden; Suiderhuisterveen; en Witveen verënigt met de Rottevalle. De Classis daar aan volgende heeft zeventien gemeenten, als Sneek; Ylst; Sloten; Legemeer; Jouwer; Heerenveen en de Knype; Woudsend; Poppingawier en Irnsum; Ter Horne; Warrega; Grouw, twee gemeenten, namelyk, Waterlanders en Vlamingen. Oudehoorn insgelyks twee gemeenten; Gorredyk en Lippenhuizen; Akkrum; Dragten. Deze gemeenten zyn van onderscheide zoorten en benamingen. De vierde Classis bestaat uit verënigde Vlaamsche en Waterlandsche, en heeft agt gemeenten, als Hindelopen; Molquerum; Stavoren; Workum cum annexis; Warns; Makkum; Bakhuizen, en die van Koudum. Deze vier Classen houden jaarlyks gezamentlyk, door afgevaerdigde Leeraars en Diakenen, eene algemeene Sociëteitsvergadering binnen Leeuwarden; welke byëenkomst altoos valt op den eersten vrydag na Pinxter, en worden hier mede beschreven de verënigde Vlaamsche en Waterlandsche gemeenten van Groningen en Sapmeer; behorende hier tot de tweede Classe. Op deze zamenkomst wort voornamelyk [p. 853] gehandelt van opgekomene kerkelyke onënigheden; van het bezorgen

171 Een buurschap in de grietenye Baarderadeel, een vierde uur van Britswerd.

188wumkes.nl

Page 189: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

der predikdiensten op plaatzen daar geene Leeraars zyn; van de nodige penningen tot onderhoud der gemeene armen, en hoe de behoeftige gemeenten best te bezorgen, enz. Alle deze gemeenten zyn, op zekere wyze, met elkanderen verënigt, en houden kerkelyke gemeenschap; hoewelze nogtans niet alle eenerleye Leergronden volgen: want zeer verre de meeste Leeraars houden 't in deze Provincie met de Remonstrantschgezinden, en volgen de grondbeginzelen van Dr. Calenus; daar 'er maar weinigen zyn die de oude Mennonitische leerstellingen behouden hebben, en navolgers zyn van Samuël Apostool. En vermitsze beiden zig den naam geven van verënigde Vlamingen en Waterlanders, zo kan men van het aantal der beide zoorten onmogelyk een net berigt geven.

Behalven de bovengemelde gemeenten waar uit de vier Classen worden zamengestelt, zynder nog eenige afzonderlyke gemeenten, niet tot die Classen behorende. Zo heeft men, by voorbeeld, zodanige afzonderlyke gemeenten te Harlingen, Hindelopen en op de Jouwer, Te Blya, Makkum en Baard vind men Oude Vlamingen; dog deze houden geene gemeenschap met de Groninger Oude Vlamingen, maar blyken op zig zelve, en behoren waarschynlyk tot de zogenaamde Dantzigers; hunne Broeders hebben mede eene tamelyke aanzienlyke gemeente op 't eiland Ameland, waar mede onderling gemeenschap gehouden wort. Te Sneek, Ylst, in de Knype, te Mildam [p. 854] en in de Dragten zyn ieder eene gemeente van Oude Vlamingen, die met de Groningers van dien naam, Kerkgemeenschap en broederlyke Sociëteits vergadering houden. De eigentlyke zogenaamde Vriezen hebben te Balk eene afzonderlyke gemeente, die de eenigste in Friesland is: want deze Doopsgezinden wonen voornamelyk in West-Friesland of Noord-Holland, alwaarze talryk zyn.

XIX. Voorregten der Doopsgezinden alhier. De Doopsgezinden zyn altoos geägt zoor nutte Leden der Maatschappy, en hebben veel toegebragt tot stanthouding van 't Gemenebest. Prins Willem de I. betoonde veel agting jegens hen, en heeft hunne belangens meermalen kragtig voorgestaan.172 Hunne matige levenswyze, gevoegt by het schrander overleg hunner zaken, heeft veröorzaakt dat veele hunner geloofsgenoten zeer vermogend geworden zyn, die alzo in staat waren de Republyk in verscheide ongelegenheden kragtig te ondersteunen. De Hoge Overheid heeft, van tyd tot tyd, verscheide gewigtige wetten gemaakt, zo wel tot inteugelinge van de buitensporigheden der zogenaamde Hardebanners onder de Oude Vlamingen, als tot bevorderinge van het gemeene welzyn der Doopsgezinde gemeenten. De oefening van dien Ban, zodanig dat 'er eene volstrekte Egtscheiding en andere mydingen van burgelyke of huisselyke verkering en zamenleving op volgen, is by

172 Bor XII Boek, fol. 56.

189wumkes.nl

Page 190: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

plakaat zeer streng verboden173; zelfs werd aan de zodanigen [p. 855] de openbare oefening van hunnen Godsdienst niet toegestaan; gelykze mede niet mogen besmet zyn met eenige Sociniaansche Quakers of Dompelaars dwalingen.174 En zyn de Predikanten dezer Provincie gemagtigt, om zodanige personen op wien, dien aangaande, verdenking valt, te onderzoeken; en schuldig bevindende, moeten de Geregten alzulke personen in 't Landschaps Tugthuis overzenden, om aldaar vyf jaren de kost te verdienen.175 Hoedanig dit onderzoek geschieden, en welke vraagstukken den verdagte personen voorgehouden moet worden, kan elders worden nagezien.176 Dewyl nogtans de Hoge Regering alle hare ingezetenen by hare eige grondstellingen tragt te beschermen, en aan niemant eenigen gewetensdwang poogt te plegen, behoorden ook, myns bedunkens, de Doopsgezinden zodanig een onderzoek niet te wraken, of hetzelve tragten te ontduiken, nademaal het enkel is ingerigt ten beste van hunne gemeentens, tegens de Godslasterlyke Leeringen van Socinus, waar tegen de goede Doopsgezinden de middelen niet zeer vaerdig by de hand hebben; inzonderheid zedert dat een groot deel dier gemeenten de Remonstrantsche onbepaalde verdraagzaamheid hebben ingevoert, en het gebruik van vastgestelde belydenissen by hen verworpen is. [p. 856] Wat andere gewetensgevallen aangaat, wort den Doopsgezinden geheel geen geweld gedaan. De Eed, by hen ongeöorloft, wort hen niet gevergt, maar zy konnen volstaan met hunne verklaringe van Ja en Neen.177 Omtrent de openbare bevestinge van 't Huwelyk in de Gereformeerde kerken, of op de Raadhuizen, hebbenze zig niet boven andere gezintheden te beklagen; en het voeren van wapenen wort hen niet te laste gelegt: maar in tyden van dringenden nood hebbenze meermalen aanzienlyke geldzommen aan de Provincie, tegens intrest, moeten opschieten.178 By een algemeen opbod van manschap om tegens den vyand uit te trekken, wort hen gegunt een ander in hunne plaats te stellen. Voorts dragenze zeer gewillig de gemeene lasten en schattingen nevens andere ingezetenen; en zyn doorgaans, om dat zeer veele van hen koopluiden en handeldryvende personen zyn, ongemeen nuttige Leden van den Staat. Zy mogen zig van het Stemregt, op hunne goederen leggende, nevens anderen bedienen, in 't verkiezen van Volmagten ten Landsdage, Grietsluiden, Byzitters, Ontvangers, Dorpsregters, Schoolmeesters, Kerkvoogden enz. Alleen worden hunne Stemmen in 't verkiezen van Predikanten niet toegelaten. Zelfs bedienenze op zommige

173 Den 8 April 1597. 's Lands Ord. I Boek. Tit. I. Art. XIX. 174 Staatsbesluit van den 20 febr. 1662. En Plakaat van de Ed. Mog. heeren Gedep. den 23 maart 1662. 175 Dezelfde Resolutie en plakaat. Zie Gerdes Authent. stukken, bladz. 15-18. 176 Compendium der kerkelyke wetten, bl. 172. 177 Zie Ord. III Boek. Tit. XXI. Art. I. 178 Staatsbesluit van den 3 Maart 1666. 28 February 1672. 22 July 1676. En 9 Maart 1677.

190wumkes.nl

Page 191: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

plaatzen het ampt van Kerkvoogd in de dorpen. Hunne gemeenten genieten vryheid van Impositie op 't Gemaal, turf en brandhout [p. 857] voor hunne wees- en arme-huizen.179 En het Doopsgezinde Weeshuis te Harlingen heeft, in dien opzigte, dezelfde voorregten als de Wees- en Gasthuizen van den gereformeerden Godsdienst.180 In de Steden wordenze verschoont van Burgerwagten; dog zy hebben, zedert meer dan dertig jaren, voor die vryheid dubbeld wagtgeld moeten betalen.181 Kortom, zy genieten hier alle voorregten en vryheden, die eene gezintheid, niet van den heerschenden Godsdienst zynde, zou konnen begeeren; en hun geluk zou, in dien opzigte, volkomen wezen, zo zy zig onderling beter verstonden, en byäldyn veelen onder hen, zig, door het verwerpen van alle verbindende geloofsbelydenissen, niet buiten staat stelden, om genoegzame waakzaamheid te gebruiken tegens zielverderflyke dwalingen en ketteryen. De Hoge Overheid heeft hen hier in meermalen de hand geboden; maar het is doorgaans by verre de meesten kwalyk opgenomen. Dog wat zal men zeggen? Die niet is te raden is ook niet te helpen! De meesten, en vooräl de geleerden onder hen, zyn vry in woorden en gedagten; zy konnen niet verdragen, dat hunne Broeders niet even zo als zy geneigt zyn tot zodanig eene verdraagzaamheid, en datze met hen niet willen afwyken van de meningen der oude Doopsgezinden in de Leere der Drieëenheid, Regtvaerdigmaking, 's menschen onmagt ten goede enz. [p. 858]

XX. COLLEGIANTEN, hun oorspronk. De COLLEGIANTEN (onzeker of menze een zoort van Doopsgezinden of van Remonstranten, of van beiden zal noemen) maken in deze Provincie, zo veel men weet, maar een klein getal uit. Dewyl 'er egter ééne vergaderinge van die lieden gevonden wort, konnen wyze niet geheel voorby gaan. Men wete dan dat het afzonderen der Remonstrantsche Leeraars uit de openbare kerken, in den jare 1619. eerst aanleiding gegeven hebben tot het oprigten van zekere Godsdienstige vergaderingen, aangelegt door eenige dier lieden, die thans van hunne Leeraren berooft, niet konden goedvinden den openbaren Godsdienst in de Gereformeerde kerken by te wonen, of zig met deze Gemeenten te verënigen. Eerst werden deze byëenkomsten gehouden te Warmond, dog eerlang bragt men dezelve over naar Rynsburg. Met den tyd voegden 'er zig eenige gewezene Remonstrantsche Leraars by, en allenskens heeft deze gemeente zig in verscheide Provincien uitgebreid. In Holland heeft men de meeste Collegien, als te Amsterdam, Rotterdam, Leiden, Haarlem, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Zaandam, Wormerveer, enz. In Friesland wort een Collegie gehouden binnen Leeuwarden, en te Groningen heeft men 'er twee. Vermits

179 Staatsbesluit van den 1 Maart 1699. 180 Staatsbesluit van den 20 Febr. 1688. En 26 febr. 1689. 181 Staatsbesluit van den 10 Maart 1734.

191wumkes.nl

Page 192: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

egter hun Hoofd-Collegie bestendig zyn zetel te Rynsburg houd, heeft menze ook, naar den naam dier plaatze, Rynsburgers geheeten. Hier hebbenze tweemaal 's jaars eene algemene vergaderinge, tegen Pinxteren, en 't laatst van Augustus, wanneerze van verscheide plaatzen dezer Provincien byëen komen om het Avondmaal [p. 859] te houden, en den H. Doop, aan die 't begeren, te bedienen. Hoewel ook de Sacramenten in de andere Collegien bedient worden.

XXI. Onderscheid van andere gezintheden. Het voornaamste waar in deze Gemeenten van andere Gezintheden verschillen, is hun gevoelen omtrent het openbaar Leeraar ampt, en andere Kerkelyke bedieningen. Zy ontkennen dat de Leeraarampten en andere scheid bedieningen in de kerk een' Goddelyken oorspronk hebben. In 't begin hunner opkomst beweerdenze zelfs dat het geen Collegiant vrystond, om, benevens hunne manier van Godsdienstige oefeningen, te gelyk den openbaren Predikdienst in de kerken, by te wonen. Egter zynze tegenwoordig in dit stuk gematigder: zy houden het Predikämpt voor goed en stigtelyk, en veele Collegianten zyn te gelyk Leden van Doopsgezinde gemeenten. Uit die grondbeginzel, aangaande de kerkelyke ampten en waerdigheden, leidenze af hun gevoelen; omtrent de evengelykheid van magt en vryheid, om in hunne vergaderingen te mogen spreken, prediken, en andere verrigtingen waar te nemen: uitgezondert dat zulks aan de vrouwen niet geöorloft zy. Elk mag in hunne vergaderingen zyn oordeel vry uitspreken over het geen door een' anderen voorgestelt of gedaans is. Alle de Leden der gemeente staan elkanderen volkomen gelyk, en niemant heeft 'er regt, om eenig gezag over den anderen te oefenen. Zy strekken de verdraagzaamheid zo wyd uit, dat zy alle belyders van den Christelyken Godsdienst, zonder onderscheid van gezintheid, zoze niet uitdrukkelyk [p. 860] in Gods woord veröordeelt worden, niet alleen voor Broeders aannemen, en aan tas, het Avondmaal toelaten, maar ook dezelve, vryheid van spreken toestaan, die elk van hen voor zig zelven begeert: ook volgt uit deze algemeene verdraagzaamheid, datze geene Geloofsbelydenissen elkanderen voorleggen. De Heilige Schriften, over welker zin elk voor zig het regt van uitlegginge behoud, zyn hunne algemene Belydenissen. Zy vorderen van iemant niet meer, dan dat men gelove, dat Jesus is de Christus, de oorzaak van zaligheid; dat men de Schriftuur voor Gods woord aanneeme; dat men geene dwaling, in de H, Schrift met uitdrukkelyke woorden veröordeelt, staande houde; en dat men in geene openbare werken des vleesches leve. Zelfs vorderen zy niet volstrekt, dat iemant, om een Broeder van hunne gemeente te zyn, gedoopt zy. Zy kanten zig byzonder tegen den naam van Regtzinnig, om die aan eenig Genootschap der Christenen volstrekt toe te eigenen, wylze geloven dat alle menschen altoos eenige dwalingen konnen vasthouden, en in 't overige de waarheid treffen: men moet, zeggenze, alle dingen beproeven, het goede behouden, en zig nooit aan

192wumkes.nl

Page 193: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

eenige Kerkgemeenschap als Regtzinnig, verbinden; en om deze stellingen in hunne gemeente te behouden, voedenze zo eene onbepaalde verdraagzaamheid en vryheid van spreken in hunne vergaderingen. Dus is in 't gemeen hunne handelwyze en schikking; dog te Groningen is het, in veele opzigten, een weinig anders gestelt; ten. ware het aldaar in korte jaren [p. 861] mogt verandert wezen. In die Gemeente hadden de Collegianten hun Opziender, Ouderlingen en Diakenen, welke door de volle Broederschap daar toe verkoren werden. Tot deze waerdigheden werd verëischt, dat de gekorene personen goede voorbeelden zyn in Leere en leven; datze toezien dat de schikkingen, by de gemeente opgerigt, in staat blyven; en datze, als 't nodig is, de Broederschap byëen roepen, de gemeene gelden beftieren, de Stemmen opnemen, enz. De beroemde Eppo Botterman, te gelyk Leeraar onder de verenigde Waterlandsche en Vlaamsche Doopsgezinden, was, voor eenigen tyd, zo een Opziender aldaar. Egter erkennenze geen eigentlyk en byzonder Leeraarampt, maar zy houden het, in zo verre, met de overige Collegianten, dat het aan een' iegelyk onder hen vry staat, opentlyk in de vergadering te spreken. Ook hebbenze aldaar geene byzondere Belydenis; 't geen ook met de gemelde vryheid niet wel overeen te brengen zoude zyn:. Dog de genoemde Botterman heeft, by zekere gelegenheid, waereldkundig beweert, dat pen in zyne gemeente de leeringen der Socinianen, aangaande de Drieëenheid, de eeuwige Godheid des Zoons, de Genoegdoening van Christus, de Regtvaerdigmaking uit het gelove enz. voor zware dwalingen hield; dat men iemant, met alzulke gevoelens besmet, alleen zo lang verdroeg, als men hoopte hem nog te regte te zullen brengen; maar dat men zig van hem zoude ontstaan, wanneer hy die dwalingen hardnekkig bleef aankleven. Dog hoedanig dit by de overige Collegianten begrepen wort, [p. 862] kan uit de voorgemelde artikelen, die iemant, als hy zig in hunne gemeenschap wil begeven, afgevordert worden, niet duister worden opgemaakt.

In ieder gemeente der Collegianten zyn gemeenlyk eenige geoefende personen, die zig laten gebruiken om opentlyk te spreken; maar anderen zyn alleen toehoorders, hoewelze ook vryheid van spreken hebben, alsze willen: de vrouwen alleen uitgezonderd. Zy die gewoon zyn te spreken, bepalen gemeenlyk vooräf een geruimen tyd over welke stof of Schriftuurtext ieder van hen spreken zal; en zy volgen daar In doorgaans de order van de Boeken des Nieuwen Testaments, nemende telkens zo veele versen by elkander als ieder by de voorgemelde verdeling te beurt gevallen zyn. Op gelyke wyze worden de Redevoeringen, die tot gebruikmaking en toepassing, agter ieder verhandeling, zullen gedaan worden, onder de gewone Sprekers vooräf verdeelt, zulks een ieder, 't geheele jaar door weten kan waar over, en wanneer hy te spreken hebbe: zelfs wort het een en ander, althans op zommige plaatzen, door gedrukte Ceduls aan de gemeente mede bekent gemaakt.

193wumkes.nl

Page 194: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XXII. Wyze van Godsdienstöeffeningen. In hunne Oeffeningen wort eerst een begin gemaakt met zingen. De Psalmen die by hen gezongen worden zyn naar de beryming van Camphuizen; ook zingt men verscheide geestelyke liederen, 't zy van Camphuizen of andere stigtelyke Digters opgestelt. Na 't voorgezang leest de eerste Spreker, of een' ander Broeder, den Text af, en geeft elk Vryheid te spreken. Niemant zig opdoende, [p. 863] staat de Spreker, wiens beurtörde het is, op, en betuigt, onder verbetering, wel te willen zien, of hy iet tot opheldering der afgelezene woorden kan bybrengen, verklarende daar op den Text zodanig hem voorkomt, of zyne bekwaamheid strekt. Dit gedaan zynde, verzoekt hy de Broederen, dat zy 'er verder hunne gedagten by gelieven te voegen. Dit staat aan ieder vry, die 'er lust toe heeft. Wanneer niemant verder verkiest te spreken tot nadere ophelderinge van de verklaarde woorden, zo begint de tweede Spreker, en doet eene aanëengeschakelde Redevoering tot toepassing van de verklaarde stoffe. Daar op doet een ander Broeder het nagebed; en hier meê neemt de gewone oefening een einde. Na 't eindigen van ieder Reden of gebed, zwygt men eenigen tyd stille, eer de bestemde Spreker begint, op dat ieder gelegenheid hebbe zig te openbaren, zo hy iet tot nut of stigting goed vind te zeggen, of zo hy op nieuw een gebed zou. willen doen; 't geen aan elk, die zig in hunne vergadering bevind, altoos vry staat.

XXIII. Voorname redenen tot staving hunner genootschap. Tot staving van deze hunne onderlinge vryheid en verdraagzaamheid, en teffens om hunne manier van Godsdienstige oefeningen voor alle andere gezindheden te billiken, brengen de Collegianten, onder anderen deze redenen by: zy zeggen dat de menschen, uit aanmerking van de verschillende meningen, opvoeding, vooröordelen en diergelyke verscheidenheden, niet geschikt zyn, tot overëenstemming in zaken van Godsdienst, en dat het ontwyffelbaar zeker is, dat geen [p. 864] mensch van verstand de keur heeft, van, naar zyn eigen welbehagen, begrippen van Geloofszaken voor anderen te vormen, maar dat een iegelyk de leiding van zyn verstand en beste geweten, noodwendig moet volgen; niet tegenstaande hy zelve door den tyd zyne begrippen, in veele dingen, gewoon is te veranderen: ook kan men met reden niemant ten laste leggen, als of hy in de gewigtigste zaken met voordagt doolde. Zy voegen 'er by, dat het den Allerhoogsten niet behaagt heeft, menschen van eenerlei verstand en begrip te scheppen, of den Godsdienst zo stipt te bepalen dat 't onmogelyk zy in denzelven van elkanderen te verschillen182; schoon het Hem zeer ligt zou

182 Zy spraken en gevoelden, myns oordeels, beter overeenkomstig Gods woord, by aldienze zig dus uitdrukten: Het heeft God wel behaagt, alle menschen in hun Hoofd Adam, met volmaakte eensgezinde begrippen van Godsdienst te vormen; of liever naar zyn eigen beeld ie scheppen, waar mede geene verscheidenheid van begrippen konde bestaan; dog de mensch

194wumkes.nl

Page 195: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

geweest zyn, alle de Godsdiensten onder een eenig Rigtstoer te brengen, gelyk geschied omtrent veele andere zaken, waar in alle menschen op evengelvke wyze denken. De Allerhoogste God en Jesus, die volmaakt is in wysheid, heeft zeggende, niet goedgevonden, een onfeilbaar sprekenden Rigter in de Kerke na te laten, [p. 865] maar een' ieder tot het geopenbaarde Woord der Genade, en zyne eige Conscientie gewezen. Ondertussschen blyft het onverbrekelyk vast, dat de Discipelen van Jesus de liefde en eendragt tot een liverei hebben. Om die reden is het ten hoogsten nodig, bewerenze, dat men elkanderen; onäangezien de verscheidenheid der meningen, moet dulden, en dragen, gelyk men zelve begeert geduld en gedragen te worden. En zo moet men door den band der Verdraagzaamheid, in de liefde aan elkanderen verbonden blyven; nademaal het zekerlyk liefdeloos zou wezen iemant te veroordelen en tyrannisch hem te vervolgen. Niet zo, als of het hen eveneens voorkwame, welke meningen 'er, in opzigt der verschillende stukken van den Godsdienst, gevoed werden: neen zeker, zy houden het allezins daar voor dat het een gevoelen de eere van God en Jesus Christus meer bevordert, en, tot bevordering van de ware deugd en vreze Gods, meer aanleiding geeft, dan het ander. Ook is hunne mening niet dat het ongerymt zy, als elk in de Kerkelyke Huishouding, waar in, hy zig bevind, (en daar hy niet nodig heeft uit te gaan,) een geloofsformulier voor zig zelven hebbe; alleen dient men zig, (en dit staat by hen vast) zorgvuldig te wagten, dat men zulks niet aan anderen als een Rigtsnoer hoogmoediglyk voorschryve, nademaal God en Jesus Christus alleen een onbepaalt regt over de menschen behoort, maar geenzins de menschen iets diergelyks over elkander. Zy bieden derhalven, op dezen grond, de hand van Broederschap aan alle [p. 866] Protestanten, (als sluitende de Roomschgezinden zelve, zig uit, dewyl zy een' zigtbaren Regter in geestelyke zaken erkennen,) mitsgaders aan alle ware Christenen, welke belyden dat Jesus is de Christus, de Zoon des levendigen Gods; van welke Gezintheid zy ook zyn mogen, op dat die aan een en dezelve tafel, over welke Christus alleen te gebieden heeft, door het gebruik des Avondmaals, opentlyk betuigen zouden mogen, datze, alle, te zamen Leden zyn van Christus Lighaam, waar van Hy alleen het Hoofd is; en dat zy dus de eenigheid des geestes, door den band des vredes zouden mogen houden, Zy geloven, dat dit de eenigste weg is. om de jammerlyke scheuringen van 't Christendom wederom te heelen. En dat zulk eene vereniging niet onmogelyk zy, meenenze te bevestigen met het voorbeeld der Joden, die eertyds onder den naam van drie hoofdfecten, door menigvuldige,

door den zondeval dit beeld verloren hebbende, is zyn verstand de wyze verduistert, dat hy allerlei wanbegrippen van den Godsdienst maakt, en altoos maken zal, zo lang hy niet door 't geleide van Gods woord, en de genade des Geestes, daar van te regte gebragt wort.

195wumkes.nl

Page 196: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

geschillen tegen malkanderen overstonden, en egter als Broeders hunnen, Godsdienst te' Jeruzalem eenmoediglyk verrigt hebben.183 [p. 867]

Zy betuigen door deze zamenkomst vry te zyn van alle scheuring, gedeeltheid, en verbodene Sectery; en menen hier mede de loftelyke voetstappen der eerste Hervormers te volgen, welke tegens de aanhangzugtige Roomsche kerk getuigt, en het onverdraaglyk jok van gewetensdwang en Inquisitie afgeschud hebben. Zy willen, uit dien hoofde, geene Secte genoemt zyn; dog indienze egter daar voor mogten [p. 868] gehouden worden, zo willen zy 'er eene zyn, om allerleie Sectery den bodem in te slaan. Zy verklaren insgelyks, geen Avondmaal te willen houden met godloze menschen, welke in bekende en openbare zonden leven, waar op, in Gods woord, de verdoemenis gestelt is; latende het voorts aan een' iegelyk over, om zig zelve deswegen te beproeven. In tegendeel dringenze sterk op de oefening van Heiligheid en Godvrucht, en op het bezitten van de vrugten des Geestes; ten minsten dat men, na opregt berouw en droefheid over zyne zonden, zig overgegeven hebbe, om, onder den bystand van Gods Geeft, den Allerhoogsten voortaan getrouwelyk te dienen, enz.

Men zou op de meeste dezer Stellingen of voorgevingen wel eenige bondige aanmerkingen konnen maken; dog het ampt van onpartydig Historieschryver verbied my dit: Zy die onder myne geëerde Lezers gewoon zyn wel te denken, en het gebouw van Christus Kerke naar het meetsnoer des Heiligdoms konnen afmeten, staat zulks vry; myn werk is, de zaken van iedere Gezintheid, zo veel ik

183 Zy behoorden zig hier, myns bedunkens, niet voorgestelt te hebben het voorbeeld van den bedorvenen kerkstaat der Joden, toen alles by dat volk in de uiterste wanorde, en de sleutel der kennisse reeds te zoek geraakt was, waar over Jesus alle de hoofdfecten der Joden zo dikwyls ernstig bestraft heeft; nadien zo een allerrampzaligste toestand, der Kerke geenzins dient om hun voorgesteld doel, tot eene Christelyke en Godvrugtige vereniging, te begunstigen. Beter haddenze, (onder verbetering) gedaan, by aldien ze zig voorstelden den toestand en het bedryf van het Joodsche volk toen hetzelve eerst uit de Babilonische gevangenis wedergekeert, zuiverder begrippen van den waren Godsdienst vormde, dan in latere, tyden, waar van deze luiden spreken: want het puik en de bloem der joden in hun land wedergekeert, weigerde wel degelyk zo eene, vermenging van verschillende gevoelens in een' en dezelve Gemeenschap, wanneer het zelve den Samaritanen, die anders ook voorgaven den waren God te dienen, en offeranden, even zo wel als de Joden offerden, alle gemeenschap afsneed, en voor altoos verbood, om niet alleen in den Tempel te Jerusalem, benevens hen, God te dienen, maar ook Hen het bouwen aan een en den-zelven Tempel wel hartelyk belettede; te leezen Ezra IV. 1 —3. Dit verschilt veel van zo enne vereniging tot een lighaam, als deze menschen voorgeven; en egter dit bedryf der Joden wort geenzins in de. H. Boeken van dien tyd gewraakt, maar in tegendeel door de Goddelyke goedkeuring zelve gewettigt. Even zo weinig als het droombeeld van den babilonischen Oppervorst, bestaande uit goud, zilver, koper, yzer en leem, een bestendig en wel gevoegt lighaam kon uitleveren, zo weinig, en nog veel bezwaarlyker kan, men zig een denkbeeld vormen, van een welgeregelden Kerkstaat en kerkelyke vereniging, die ten deele van goud, zilver, edele gesteenten; en ten deele van hout, hooi en stoppelen, is zaamgevoegt.

196wumkes.nl

Page 197: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

kan, Historischer-wyze, naar waarheid voor te stellen, zo verre myn bestek reikt, en meer kan men, met reden, my niet vergen.

XXIV. Gebruik van den Doop. In 't leerstuk van den kinderdoop zyn de Collegianten het, in zo verre, met de Doopsgezinden eens, datze niemant, dan volwassenen dopen; en deze plegtigheid geschied op eene verklaring des Dopelings, „dat hy in God en Jesus Christus gelooft, en bereid is zig naar 's Heeren geboden te willen schikken." [p. 869] Meer wort hen niet gevraagt, en die deze belydenis aflegt, wort tot den H. Doop toegelaten; zonder dat men in aanmerking neemt, watze van de Leerstukken, die onder verscheide gezintheden der Christenen betwist worden, gevoelen. De Doop welke gewoonlyk bedient wort by wege van besprenging of overstorting met water, onder het uitspreken van 't gewone formulier uit Matth. XXVIII. 19. is voldoende. Dog die zig met dit gewoon gebruik niet te vrede konnen stellen, trekken naar de algemene Vergadering te Rynsburg, alwaar de Doop door indompeling bedient wort, als iemant zulks verzoekt. Hier is, in den jare 1736., een vierkant doopbad gemaakt in een tuin aan zeker groot huis aldaar, dat door de Collegianten is gestigt, om 'er, gedurende hunne grote vergaderingen, eene menigte menschen in te konnen herbergen en bedienen. In dit bad laat men, als 'er gedoopt zal worden, warm water lopen, en de Dopelingen zig vooräf ontkleed, en de bovengemelde belydenis afgelegt hebbende, gaan in dit bad, en geknielt zynde, wordenze, doop iemant uit de Broederschap eenmaal geheel onder water gedompelt, terwyl de Doper de woorden, van de instellinge des Doops uitspreekt, en wel uitdrukkelyk vooraf verklaart heeft, dat men hem, om het bedienen van den Doop, geene waerdigheid boven andere Broeders moet toeschryven. De gehele plegtigheid geschied onder stigtelyke aanspraken, gebeden, dankzeggingen, en gezangen. Die hier ter plaatze gedoopt wort, is daarom by hen gen Ledemaat van het gemeene lighaam [p. 870] der Collegianten of zogenaamde Rynsburgsche vergadering; maar men doopt. malkanderen alleen tot Leden der Algemene Christelyke Kerk, en de gedoopten worden geacht niet meer tot de Rynsburgsche vergadering, dan tot eenige andere gemeente van Christenen te behoren; ten ware zy zelve naderhand voor Rynsburgers begeerden gehouden te worden. Die hier gedoopt worden zyn gemeenlyk lieden, die zwarigheid maken, zo lange de scheuringen onder de verschillende gezintheden deuren, Ledematen van eene der tegenwoordige gemeenten of gezintheden te worden; en die ter voldoeninge van hun gevoelen, liever vry van gedeeltheid blyven, en nog deze, nog die party der Christenen, in de Sectery sterken willen, tot nadeel van de algemene liefde en verdraagzaamheid. Ze weten, op deze wyze spreken zy 'er van.

197wumkes.nl

Page 198: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XXV. Manier van Avondmaalhoudinge. In opzigte van, der Collegianten Avondmaalhouding tonenze ten duidelyksten, zo wel in hunne byzondere Collegiën, als te' Rynsburg, datze alle Christenen, hoe zeerze van hun, in byzondere geloofsstukken, verschillen, broederlyk verdragen, en aan de Tafel toelaten willen. De meesten die het Avondmaal genieten, behoren tot andere gezintheden, welker, vergaderingen zy, nevens deze Collegiale byëenkomsten, blyven bywonen, de manier van Avondmaalvieringe is by hen zeer eenvoudig, en geheel zonder uiterlyken zwier en omslag. Des Zaturdags, komt men byëen, om elkanderen, tot het houden van het Avondmaal, voor te bereiden. Des Zondags morgens geschied 'er door iemant, die zig daar toe [p. 871] toe opgewekt: vind, (dog de persoon is gemeenlyk al vooräf bepaalt) eene vermaning., om de gemoederen tot deze plegtigheid op te wekken. Dan wort 'er verzogt, dat iemant uit 't gezelschap het brood en den wyn gelieve uit te deelen. Die zig genegen en bekwaam vind, treed naar de tafel, waar op een schotel met brooden, twee tinnen drinkbekers, en waar onder eenige steenen kannen met wyn, geplaatst zyn. Hy doet eene toepasselyke reden, en nodigt alle Christenen ten Avondsmaal; met bygaande betuiging, dat hy, uit hoofde dezer uitdeling, vooral niet waerdiger dan, zyne mede-christenen moet gehouden worden. Vooräf geschied een plegtig gebed, en onder het Avondmaal wort 'er, 't zy van een enkel persoon, of van een meerder getal, gezongen,. Het toetreden geschied geheel zonder onderscheid van oud of jong, ryk of arm, of zonder eenigen rang in agt te nemen. De Vriend die 't Avondmaal bedient, staat aan 't einde der tafel, of voor dezelve, maar de gasten zitten. Hy spreekt de woorden der instellinge, benevens een zegenwensch, en breekt het brood, waar van hy aan twee Broederen, die nevens hem zitten, ieder een stuk geeft. Daarop tasten de overigen insgelyks toe, en breken ieder voor zig een stuk van het brood af ven eten daar na allen te gelyk. Dit gedaan. zynde, bid hy ook óver den Drinkbeker, en geeft hen, die nevens hem zitten, ieder een beker. Zy drinken voorts allen na elkanderen; 't geen teffens met des Dienaars zegenwenschingen verzelt wort. De eerste vergadering van de tafel opgestaan zynde komen [p. 872] 'er anderen, en gebruiken het brood en den wyn even als de vorigen; dog zonder bygevoegd gebed of zegenwenschingen. De Uitdeler verhaalt by iedere tafelgenootschap een gedeelte van Christus Lyden, tot de geheele Handeling ten einde gebragt is; als wanneer de Bedienaar, met het laatste aanzittend gezelschap, de Teekenen insgelyks geniet. Daar na gaat by weder op zyne plaats, en de plegtigheid wort met gebeden en dankzeggingen besloten. 's Avonds komt men wederom t' zamen, om elkanderen tot dankbaarheid op te wekken, 's Maandags morgens wort 'er, (altans in de Rynsburgsche vergaderinge) eene aanspraak tot een Broederryk afscheid gedaan, in welke men elkanderen tot stantvastigheid en voortgang in 't betragten van de Deugd vermaant; waar na elk weder naar de plaatze zyner woninge, keert.

198wumkes.nl

Page 199: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XXVI. Zy behoren voornamelyk onder de Doopsgezinden. De meeste Leden die de Collegiën deezer lieden uitmaken, behoren of tot de Remonstranten, of tot de Doopsgezinden. Ondertusschen is het zeker dat veelen zig eigentlyk aan geene andere gezintheid houden; schoonze te gelyk hier en daar ter kerke, en ook wel ten Avondmaal gaan, dog alleen als gasten, hoedanig het by veele Doopsgezinden gebruikelyk is. Dit kan dus by de in meeste gezintheden van Remonstranten, Remonstrantsche Doopsgezinden en Collegianten geschieden, wyl deze lieden elkanderen niet uitsluiten van het gebruik des Avondmaals. Men vind zelfs onder de Doopsgezinde Leeraars verscheidene, welke te gelyk Collegianten zyn. In 't gemeen komen de Collegianten het [p. 873] naast aan de Doopsgezinden; en men zouze aldaar het best konnen plaatzen, naardien zy den doop alleen aan volwassenen bedienen. Dog hier tegen dient; weder aangemerkt, dat de Collegianten den doop niet voor iet houden, waar door men een lid van, hunne Broederschap wort; gelyk mede, dat zelve de verdraagzaamste Doopsgezinden eene wet gemaakt, hebben, dat iemant, die te Rynsburg gedoopt; is, onmogelyk een Lid van hunne gemeente kan worden; en eindelyk, dat de Collegianten by de zamenkomsten der Doopsgezinde Sociëteiten, nooit verschynen, maar hunne oefeningen en andere Byëenkomsten, afzonderlyk houden: waar uit dus moet volgen, dat men eigentlyk de Collegianten als een lighaam op zig zelve moet aanmerken.

De vergadering dezer lieden, de eenigste die hier in Friesland gevonden wort, is tegenwoordig zeer zwak: weinige toehoorders werden 'er doorgaans gezien, en vier à vyf personen nemen gewoonlyk het ampt van Sprekers waar. De plaats der byëenkomst is binnen Leeuwarden, in een tamelyk ruim vertrek, by de vier witte pylers, niet verre van de hoeksterpoort, aan de Oostzyde van 't water, tusschen de Dubbelde- en de Amelandspyp.

XXVII. REMONSTRANTEN: hunne opkomst. De REMONSTRANTEN hebben, als bekent is, hunne begin genomen, kort na den aanvang der voorgaande eeuwe. Zy dragen dien naam naar zekere Remonstrantie of vertoog, dat zy, in den jare 1610., ter vergaderinge der Staten van Holland en Westfriesland, inleverden, behelzende deels [p. 874] eene verklaringe van hunne Leerstellingen en deels een verzoek, om in de gemeenschap der hervormde Kerk geduld en verdragen te worden, tot dat, by wege van eenig Synodaal besluit, aangaande de bewuste verschilpuncten, eene nadere en volstrekte bepalinge zoude vastgestelt zyn; dog toen 'er naderhand op een Nationaal Synode aangehouden werd, hebben ze hetzelve zo lang tegengestaan als hen immer mogelyk was. Hunne Leerstellingen zyn meest geschoeit op den voet der halve Pelagianen, en werden voornamelyk in de Nederlandsche kerken ter bane gebragt door Jakobus Arminius, eerst predikant t' Amsterdam, naderhand Hoogleeraar te Leiden, daar hy den 17 Octob. 1609.

199wumkes.nl

Page 200: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

overleed. Zy die zyne leer omhelsden, werden, naar dezen hunnen Voorganger, ook Arminianen genaamt; en vermits het zesjarig Hoogleeraarämpt van Arminius vele Leerlingen en aanhangers van zyne stellingen gehad heeft, zo waren meest alle Nederlandsche Provincien met derzelver dwalingen, meer of min besmet. Het vermaarde Dortsche Synodus heeft eindelyk, in den jare 1619., de ontrezene kerkgeschillen afgedaan, en ten dien einde vastgestelt, dat niemant der Leeraren tot den Heiligen dienst zou toegelaten worden, of daar in voortvaren, dan die door ondertekening betuigden, dat zy het met de formulieren van enigheid, den Heidelbergschen Catechismus, de Nederlandsche Belydenisse, en de Leerstellingen van 't Nationale Synode, eensgezint waren. Enige weinigen der Arminiaanschgezinde Leeraren hebben deze ondertekening [p. 875] gedaan, en bleven in hunnen dienst. Den overigen werd belast by ondertekening te beloven van alle openbare en verborgene kerkelyke diensten zig te zullen onthouden; waar toe zommigen zig lieten bewegen, levende voorts als andere Burgers. Dog die deze acte van stilstand weigerden te onderschryven, werden, op bevél en vervolgens besluit der Hoge Regeringe, uit den lande gebannen.

XXVIII. Hun toestand in Friesland. In Friesland schynen in dien tyd maar zeer weinige Leeraren met de Remonstrantsche dwalingen besmet geweest te zyn. Te Dokkum waren de beide Predikanten als zodanig bekent: de eerste, Hajo Lamberti, weigerde Aa. 1619. den 27 Sept. de onderteikening van de voorzeide acte, en werd, uit dien hoofde, in 't volgende jaar van zyne bediening ontzet. Hy verzogt, in den jare 1621., by 't Synode van Sneek, herstel en tolerantie, dog werd afgewezenen. Zyn Amptgenoot, Parus Hermanni., onderschreef wel de formulieren van eenigheid, en de Leere van 't Dortsche Synode; dog handelde tegens zyne belofte en handtekening. Hy onderging derhalve het zelfde lot van afzetting met den, voorgaanden, en bleef, onäangezien hy een- en andermaal herriep, en zelve, in den jare 1624. eene Remonstrantie aan 't Synode; overgaf, van syne bedieninge uitgesloten. Deze twee zyn, zo men ons berigt184, in dien tyd, de eenigste Leeraars geweest in gantsch Friesland, die de Leere van [p. 876] Arminius opentlyk omhelsden. Hunne Leerstellingen bleven hier egter gewortelt, en zy, die dezelve aankleefden, hielden in deze tyd hunne heimelyke vergaderingen, die by de Regeringe oogluikende geduld werden; niet tegengaande 's Lands Staten by plakate zodanige byëenkomsten verboden.185 Na het overlyden van Prins Maurits, en onder het Stadhouderschap van zynen broeder Frederik Henrik, begon de grootste gestrengheid op te houden. Den gevangene Predikanten werd genoegzaam met oogluikinge den weg gewezen om uit Loevestein te geraken: 184 Naamlyst van de E. Classis van Dokkum, bladz. 71. 185 Plakaat van den 7 Maart 1623.

200wumkes.nl

Page 201: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

hunne: vrouwen en kinderen werden pro forma wat vast gehouden, maar egter ook losgelaten: en voortaan werden de Remonstrantsche Predikanten en predikatien, in alle plaatzen, daar zy te voren waren geweest, even als de Lutherschen en Doopsgezinden getolereert, uitgenomen te Leiden daar de Academie was.186 De uitgewekene Leeraars kwamen, de een na den ander wederom 'in 't land, en hielden niet alleen opentlyke vergaderingen, maar regtten zelve t' Amsterdam een Kweekschool op, die door twee Professors, een in de Godgeleertheid, en een in de Philosophie en andere wetenschappen, bedient werd. Deze toegevenheid, die omtrent den jare 1631. geöeffent werd, verspreidde zig door meest alle de Nederlandsche Provinciën, en dus ook in Friesland, alwaar zedert altoos eene Remonstrantsche gemeente te Dokkum is geweest. [p. 877] Egter is hier langen tyd niet toegestaan om een vast en blyvend Predikant te mogen hebben. De Sociëteit der Remonstranten, die t' Amsterdam gevestigt is, zond van daar telkens een Proponent herwaards, die deze gemeente voor een' korten tyd bediende, waar na dezelve weder vertrok, werdende door een' anderen opgevolgt. Dog deze schikking heeft reeds voor lang opgehouden, en de Leeraar, hier van de gemelde Sociëteit gezonden werdende, blyft gedurig in dienst, zonder dat de regering zig daar tegen verzet. Hy geniet eene zekere jaarwedde van de Sociëteit, waar by de gemeente mede eenige penningen voegt, die te zamen een tamelyk onderhoud voor den Predikant uitmaken. De woninge van den Leeraar, die te gelyk het vertrek tot den Godsdienst bevat, is zindelyk en fraai gebouwt, staat op 't Oranje waltie binnen gemelde stad, nevens de drógerspyp, en wort door de kleine Remonstrantsche gemeente, zeer wel in staat gehouden. Zedert lange jaren word 'er zondags namiddag gepredikt, en de vergadering is doorgaans tamelyk talryk, wyl hier veele Doopsgezinden wonen, die met de Leerstellingen der Remonstranten veel overëenkomst hebben, en in welker kerk zondags voormiddag wort dienst gedaan, zulks dat zo wél de Remonstranten als Doopsgezinden over én weder in beide kerken gaan, en zeer vriendelyk en gemeenzaam met elkanderen verkeeren. De geheele Broederschap der Remonstranten in Nederland bestaat uit vyf Classen, waar van vier in Holland, en één in 't Stigt van Utrecht gevonden [p. 878] worden: de Leeraar te Dokkum behoort onder geene dier Classen; maar wort altoos als een Zendeling van. de Remonstrantsche Sociëteit aangemerkt. De Heer Livius Styl, die zedert den jare 1737, de gemeente te Dokkum bedient heeft, heeft, al voor eenigen tyd afland van zyn ampt gedaan; dog het getal der Proponenten thans zeer schaars zynde, 'is hy, totnogtoe, door de Sociëteit niet ontslagen van zyne bedieninge, maar blyft den dienst nog waarnemen, tot dat 'er door de bestierders der Broederschap een' ander in zyne plaatze gezonden wort.

186 Aitzema zaken van Staten en oorlog, XI Boek, bladz. 346.

201wumkes.nl

Page 202: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

XXIX. ROOMSGEZINDEN, hunne toestand alhier. Toen voor omtrent twee honderd jaren de Kerkhervorminge in deze landen door openbaar gezag werd ingevoert, zyn egter zeer veele ingezetenen den Roomschen Godsdienst toegedaan gebleven, en de Plakaten der Hoge Overheid, tegens het openbaar oeffenen dier plegtigheden en tegens de Roomschen Geestelykheid gestelt, hebben zig nooit zo verre uitgestrekt, dat 'er eenige drang of dwang aan de gewetens der menschen gepleegt werd. In deze Provincie bleven veele inwoners aanhangelingen van de Roomsche religie, en veele, zo burgers en huislieden, als ook voorname Adelyke personen, behielden hunne agting voor dezelve, zonder datze daar in, voor zo verre, ooit zyn gemoeit geworden, mits zig gedragende als getrouwe en vreedzame Leden van 't gemeenebest, en niets ondernemende tegens de openbare rust, veiligheid, Godsdienst en Regeringe. In de vroegste tyden zyn door de Hoge Overheid wel scherpe wetten gemaakt tegens het oeffenen [p. 879] van de Paapsche Religie, het bywonen van de Misse, het inkomen van Roomsche Geestelyken enz.187 Dog naar mate het gevaar van den Staat van dien kant afnam, heeft men, van tyd tot tyd, omtrent het een en ander oogluiking gebruikt, en de vergaderplaatzen der Roomschgezinden, zo wel in de Steden als ten platten lande, worden op alle tyden door de aanhangelingen dier Religie, onverhindert bezogt, en de Godsdienst, op hunne wyze, onder 't geluid van stemmen, orgels en andere speeltuigen, daar in geöffent. De kerken hebben uiterlyk de gedaante van byzondere huizen, en strekken te gelyk tot woningen voor de Priesters. Zy mogen egter zonder verlof van de Regeringe geene kerken of kapellen stigten; ook staat het hun niet vry, eenige openbare Ommegangen met de gewyde Hostie, of op eenige andere wyze te doen, en de Priesters mogen nergens in een Ordens- of ander plegtig gewaad op straat komen. Inzonderheid is door de Overheid naaukeurig zorg gedragen, dat geene Roomschgezinden, wegens hunne goederen, eenige magt in Lands-, Stads-, Grietenye of Dorpzaken gelaten werd. Volgens Staatsbesluit van den 22 Febr. 1616. mogenze niet stemmen in 't verkiezen van Predikanten, of in eenige Landszaken, op verbeurte van als verstoorders der gemeene ruste gestraft te werden. Dog twee jaren daar na werd deze straf verandert in de boete van vyftig goude [p. 880] Friesche Ryders voor de eerstemaal; honderd voor de tweede-, en arbitraire correctie voor de derdemaal. Zelfs mogen geene Voogden over pupillen van den Roomschen Godsdienst, wegens de goederen hunner pupillen, stemmen ten Landsdage, schoon die Voogden zelve van den Gereformeerden Godsdienst zyn: gelyk mede geene Roomschgezinde Voogden mogen stemmen wegens de goederen hunner pupillen van den Gereformeerden Godsdienst. Geene Roomschgezinden mogen eenige openbare ampten bekleden, of tot derzelver benoeminge hunne stem 187 Plakaat van den 8 April 1597. Den 28 July 1603. Den 25 May 1609. Staatsbesluit van den 22 Maart 1600. en veele anderen.

202wumkes.nl

Page 203: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

geven.188 Ook mogen geene van hunne stemmen toegelaten worden in 't verkiezen van Grietslieden, Secretarissen, Dykgraven, Byzitters, Kerkvoogden, Dorpsregters of eenige andere zaken, Grietenyen, Steden, of Dorpen betreffende.189 Niemant staat het vry, by uitersten wille eenige goederen te maken ten behoeve van Geestelyke of andere pausgezinde geördende personen, Roomsgezinde armen, gestigten, Godshuizen enz.190 Gelyk mede de Roomsche Kerken of gemeenten geene vastigheden of renten als zodanig mogen bezitten. De goederen, die zy op die wyze misschien hebben, zyn onder dien naam niet bekent, maar hebben den naam datze aan deze of geene particuliere Roomsgezinden toebehoren. Veele andere resolutien, wetten en Plakaten, tegens het inkomen van Jesuiten, geordende Priesters, Cloppen en andere geestelyke [p. 881] personen, enz. geëmaneert, gaan we hier, als te wydlopig zynde, voorby: te meer, dewyl omtrent dit alles, van tyd tot tyd, met meer gematigtheid wort te werk gegaan, als wel voorheen, en de Roomsche godsdienstöeffeningen overäl by oogluikinge gepleegt worden.

XXX. Wyze van kerkbestier enz. Zedert het vernietigen van den Roomschen Godsdienst hier te lande, was mede de Bisschoppelyke regeringe te niete gelopen. De Priesters in deze gewesten ontvingen hunne zending en wying van eenen Apostolischen Vikaris of Stedehouder, die niet over den titel van Aartsbisschop over het een of enz, ander gewest, onder de magt der ongelovigen gelegen, door den Paus benoemt, en door de hoge Regeringe, onder oogluikinge; toegelaten werd. Hy had verscheide onder-vikarissen onder zig, die uit zyn naam dé zending der Priesteren deden. In den aanvang dezer eeuwe werd deze waerdigheid bekleed door Petrus Kodde, onder den naam van Aartsbisschop van Sebaste, en hield zyn verblyf te Utrecht. Dog zyne aankleving aan de gevoelens van Jansenius maakte hem by eenige Geestelyken derwyze gehaat, dat hy, op hunne aanklagte, naar Romen ontboden, en door Clemens de XI., in den jare 1703., afgezet werd. 's Pausen Internuntius te Brussel deed midlerwyl, door een Kapittel van Geestelyke en waereldlyke Priesters, zekeren Theodores de Kok van Leiden, tot Onder vikaris aanstellen; dog deze kreeg door de hoge Overheid bevel om zig van de waarnemingen zyner bedieninge te onthouden en [p. 882] de Pauselyke Bulle, by welke hy aangestelt was, werd alom opgehaalt, en het drukken derzelve verboden. De Kok klaagde hier over in eenen brief aan eenige Kardinalen te Rome; maar de Regering hier van kennis krygende, nam de Kok de vlugt, en 'er werd drie duizend guldens op zyn lyf gezet. In den jare 1705. werd Gerardus Potkamp door den Nuntius te Brussel tot Apostolischen Vikaris aangestelt, dog

188 Staatsbesluit van den 26 Febr. 1647. 189 Staatsbesl. van den 10 Maart 1652. 190 Staatsbesluit van den 22 Maart 1656.

203wumkes.nl

Page 204: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

hy stierf kort na zyne aanstelling. In dien tyd was het Roomsche Hof by uitnemenheid bezig om de gevoelens en navolgers van Jansenius, zo veel mogelyk, te onderdrukken. De Paus zond een bevel aan alle Priesters dezer landen, om zig de Constitutien van Innocentius den X. en Alexander den VII. te onderwerpen, en daar van het volgende formulier te tekenen.

„Ik Ondergeschreven N. N. onderwerpe my aan de Apostolische Constitutie der Roomsche Pausen Innocentius den X., gedagtekent den 31 May 1653., en aan die van Alexander den VII. gedagtekent den 16 Octob. 1656. En de vyf Stellingen191, getrokken uit het boek van Cornelius Jansenius, genaamt AUGUSTINUS, verwerp en verdoem ik in denzelven zin, dien de Autheur beoogt heeft, gelyk de Apostolische Stoel, door de gemelde Constitutien die veroordeelt heeft: zo zweer ik, en zo moet my God helpen, en deze zyne heiligt Euangelien.." [p. 883]

De Bulle, waar by deze ondertekening belast werd, begon met de woorden Vincam Domini Sabaoth; en de Heer Bussi, Nuntius te Keulen, maakte inzonderheid zyn werk om den Nederlandsche Priesteren dezelve te doen aannemen, 't welk by velen gelukte. Adam Damen werd in den jare 1707. tot Apostolischen Vikaris benoemt, met den titel Van Aartsbisschop van Adrianopolen; dog de Nuntius Bussi had het opperbewind over de Nederlandsche zendinge, en hy verpligtte alle de Priesters, die door hem aangestelt werden, tot het ondertekenen van 't bovengemelde formulier, in zeer nadrukkelyke bewoordingen, opgestelt en uitgebreid. Na hem deed zulks de Nuntius Vincent Sanctinus, welks opgesteld voorschrift volstrekt uitsloot allen, die met de gevoelens van Jansenius waren ingenomen. Elk Priester, die by hem zyne zending bekomen zoude, moest beloven en zweeren, zig te onderwerpen aan de Constitutie van Innocentius den X., gegeven den 31 May 1653., en aan de Constitutie van Alexander den VII., van den 15 Octob. 1656. Dat hy, met een opregt hart verwierp en verdoemde de vyf Stellingen, boven genoemt; dat hy, zo lang zyne zendinge zoude duuren, alle gehoorzaamheid en eerbiedigheid beloofde aan den Paus Clemens den XI. en zyne nazaten in den Apostolischen Stoel, en aan zynen Vikaris, en, voor als nu, aan den Doorlugtigsten Heer Internuntius. Zy moesten aannemen en belyden te zullen onderhouden, en van anderen doen onderhouden [p. 884] houden alle de Bullen der Pausen, en vooreerst de Bulle, Vineam Domini Sabaoth; dat zy zouden onderzoek doen omtrent de geenen dieze niet onderhouden; en zo ik, (dus spreekt het formulier,) bevinde, dat 'er iets tegen deze, of eenige andere gedaan is, of gedaan wort, van iemant in de Misse der zeven verënigde Provinciën, zal ik het aan den Hoogwaerdigsten Vikaris, die 'er als dan zal zyn, of den Doorlugtigsten Heer Internuntius, te Brussel residerende, bekent maken, en, naar vermogen, tragten af te weeren, te beletten, en te corrigeren. 191 Zie deze Stellingen in myn Kerkel. Hist. des N. T. bladz. 512.

204wumkes.nl

Page 205: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Ik zal het Catholyk geloof in alle zuiverheid bewaren, en van alle Parochianen en Medewerkers in de Misse doen onderhouden: daarom zal ik geenzins toelaten of gedogen, eene verscheidenheid van Catechismussen: maar dien alleen leeren, doen aannemen en drukken, die men in 't Aartsbisdom van Mechelen gewoon is te leeren, en ik zal de gelovigen niet anders onderwyzen, nog op den predikstoel, nog in den biegtstoel, nog opentlyk, nog heimelvk.

Alle de misbruiken omtrent de bediening der Sacramenten, zal ik, naar vermogen, verbeteren, en ik zalze niet anders als naar het voorschrift van 't Concilie van Trenten, en de wyze van de Roomsche Kerke, in de latynsche tale, bedienen; de overtreders zal ik vermanen, en, zonder uitstel, overdragen. Dewyl Gods H. Euangelien overvloedig [p. 885] genoeg zyn voor de onderwyzing der gelovigen, zonder dat het nodig is te spreken van de moejelyke School-questien, die het volk niet onderwyzen, en die altyd met eene grote omzigtigheid en gematigtheid moeten behandelt worden, zo belove ik vast en zeg toe, dat ik de Schoolstoffen of Questien van de onwederstaanbare Predestinatie, van den vryen wille, van de genoegzame en daadgevende genade, en andere diergelyke, niet zal aanraken, niet leeraren, nog tot stoffe van eene openbare of byzondere redenvoeringe behandelen.

Omtrent de onbevlekte ontfangkenisse van de H. Maagd, en tegen hare eere en vieringe, zo als gemeenlyk van de H. Kerke aan haar, als Patronesse en Voorsprakeresse by den Zoon, gegeven wort, zal ik niet spreken: veel min zal ik de gebeden, door dewelke men gewoon is haar aan te roepen. verminken ofte verkorten.

Tot bevestinge en onderwerpinge van dit alles ondertekene en belove hetzelve te zullen onderhouden. Zo helpe my God almagtig, en deze zyne Heilige Euangelien.

Zodanige formulieren, regelregt ingerigt om d aanhangers van Jansenius gevoelens uit de Roomsche Kerke te weeren, en van alle Statien uitte sluiten, waren deze lieden ten uitersten onaangenaam: zy begrepen, dat geene, Priester, die eenige kennis of geweten had, dezelve voorschriften kon ondertekenen, wyl daar door verdoemt werden, stellingen, die tweezinnig waren, en zo wel in een' goeden als kwaden zin konden opgevat [p. 886] worden; ja die zy geloofden, dat nooit in dien zin, als men 'er te Romen aanhegtte, van Jansenius beöogt waren, en wyl men daar door verpligt werd, te zwieren, dat die stellingen getrokken waren uit een boek, dat volstrekt verboden werd te leezen; in welk, tot nog toe, niemant de gezeide stellingen had konnen aanwyzen, en van het welk zeer veele geleerde mannen, die het met de uiterste oplettenheid en naaukeurjgheid doorgelezen hadden, getuigden, dat het niets anders behelsde als de zuivere leere van den H. Augustinus; en dat nog te zweeren, dat de Schryver van dat boek, die een Godzalig Bisschop geweest was, dien kwaden zin beoogt had. Daarenboven stond hen geweldig tegen, dat hen opgelegt werd te zweeren,

205wumkes.nl

Page 206: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

dat men alle Bullen van Rome, hoedanig die ook mogten wezen, blindelings moest aannemen; dat men zig aan den armen Catechismus van Mechelen zodanig zou binden, dat men geen anderen, (zelfs niet den Roomschen) zoude gebruiken. Dat men nooit, 't zy in 't openbaar, 't zy in 't heimelyk, zoude spreken van de Predestinatie, van den vryen wille van de genade en diergelyke stoffen. Welke godloze beloften, zeidenze? „zal men nooit spreken van de gronden der Religie, op welke de Christelyke ootmoedigheid, de hope, de liefde, dankbaarheid, kortom, alle de deugden gebouwt zyn? Wie schrikt niet! Ondertusschen dit is de deur, of om beter te zeggen, de venster door dewelke de Priesters, die hunne zendinge by den Internuntius halen, [p. 887] altemaal moeten inklimmen. Wat staat daar anders uit te volgen, als dat die Kerk, eerlang met het schuim en ruigte der Scholen, botterikken en deugnieten zal vervult zyn? Het welk noodzakelyk het verval van de goede tugt en zeden, zware verergernissen, en de verdoemenis van ontelbare zielen, met zig moet slepen. ——

Van nu af ziet men onder de Geestelyken d' onwetenheid en ongebondenheid d' overhand nemen, zonder dat 'er iemant is die hunne buitensporigheden bestraft."

XXXI. Bewegingen over de Bulle Unigenitus. In de voorgaande formulieren was de berugte Bulle Unigenitus nog niet geplaatst, maar wanneer Clemens de XI. op den 8 Septemb. 1713. deze Bulle in 't ligt gaf, deden de Nuntien hun best, om dezelve in de Nederlanden. te doen aannemen. Men voerde een formulier in, welke van alle Priesters, die hunne zending by de Nuntien haalden, moest ondertekent worden; waar by zy, behalven de voorgaande beloften, betuigden, zig te onderwerpen, aan de Bulle of Constitutie van Clemens den XI., beginnende met de woorden: Unigenitus Dei Filius, by welke 101 Stellingen, uit het boek van Vader Quesnel getrokken, veroordeelt worden; met belofte om te bezorgen, dat hunne onderhorige Kerkleden diezelve eerbiedigheid aan die Constitutie betonen mogten. Zy moesten betuigen, af te keuren, en van gantscher harte te verfoejen, eenigerwyze toevlugt te nemen tot de waereldlyke Overheden192, als ook [p. 888] eenigerwyze te protesteren tegen het gezag van den H. Stoel, en van de bedienden derzelve; datze met de tegenstrevers en ongehoorzamen aan den H. Stoel, gantsch geene gemeenschap zouden houden, tot den tyd toe datze zig beteren, en van hunne 192 Dit en het volgende zag op de Jansenisten, die van de Pausgezinde Geestlykbeid beschuldigt werden, datze hunne toevlugt namen tot de bescherminge der Neêrlandsche Overheid; en datze het gezag van den Roomschen Stoel tragten te verminderen. Dit laatste was wel duidelyk zeker: dog of de Overheid door de Jansenisten aangezogt zy, gaat zo vast niet. Ook heeft de Regering zig nooit met hunne onderlinge geschillen gemoeit, dan in zo verre, datze nooit heeft willen gedogen dat de Jansenisten door de anderen te zeer onderdrukt of vervolgt werden.

206wumkes.nl

Page 207: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

tegenstrevinge gezuivert zyn zouden. Eindelyk datze de Priesters, welke ongehoorzaam waren aan den Roomschen Stoel, omtrent de bediening, der Geestelyke zaken niet behulpzaam zouden zyn, en datze van zodanigen geene admissie, bezending, of behulpzaamheid zouden vragen.

De gemelde 101 Stellingen van Vader Quesnel waren getrokken uit deszelfs boek, genaamt Zedekundige aanmerkingen over het N. Testament, door den Schryver in 't laatste van de voorgaande eeuwe in 't Fransch uitgegeven, zynde volkomen geschikt naar de Leere van Jansenius, en behelzende onder anderen eene vaststellinge van des zondaars onmagt ten goede; van de volstrekte noodzakelykheid der genade tot alle goede werken dat deze genade was het werk van de almogende [p. 889] hand Gods, die met kon wederstaan worden, dat de genade in 't zaligen van zondaren altoos kragtig en onfeilbaar was, enz. Hy leerde, „dat hoe verre ook een verhard zondaar van de zaligheid afgeweken zy, als Jezus zig aan hem vertoont door het heilzaam ligt van zyne genade, de zondaar zig moet overgeven, moet toelopen, en zig vernederen om zynen Zaligmaker te aanbidden; dat als God zyn gebod en uitwendige aanspraak: vergezelschapt met de zalvinge van zynen Geest en de inwendige kragt van zyne genade, dezelve de gehoorzaamheid werkt die zy vereischt. Dat de Genade is die stem des Vaders, die de menschen inwendig leert en tof Jezus Christus doet komen; en al wie tot Hem niet komt, na dat hy de uitwendige stem van den Zone gehoort heeft, geenzins geleert is door den Vader. Dat de genade van Jezus Christus is eene sterke, kragtige, opperste, onverwinnelyke genade, als zynde de werking van een' almogenden wille, een gevolg en navolging van de werkinge Gods, waar door de Zoon mensch geworden, en uit den dioden opgewekt is, Dat God zelf ons het denkbeeld van de almogende werking zyner genade gegeven heeft, met die te verbeelden door die werking, door dewelke Hy de schepzelen uit hun niet trekt en het leven aan de doden weder geeft. Dat God zo wel de ziel als het lighaam geneest door zynen enkelen wit: Hy gebied en Hy wort gehoorzaamt. Dat 'er geene genade gegeven wort dan door het geloof; [p. 890] en het geloof is de eerste genade, en de bron van alle de anderen. Dat allen, die God door Jezus Christus wil zalig maken, onfeilbaar zalig worden. Dat Jezus Christus zig aan den dood overgegeven heeft, om, voor altyd, door zyn bloed, de Uitverkorenen te verlossen. Dat men de aardsche goederen, en zig zelven moet verzaken, om het betrouwen te bezitten, van zig Jezus Christus, zyne liefde, zyn dood, en zyne geheimen toe te eigenen. Dat de Genade, aan Adam gegeven, niets voortbragt dan menschelyke verdiensten; dat dezelve was een gevolg van de scheppinge, en aan die gezonde en ongeschondene natuur moest gegeven worden. Dat het wezenlyk onderscheid tusschen de genade van Adam in den staat der onnozelheid, en de Christelyke genade, is, dat elk in zyn eigen persoon de eerste zou ontvangen hebben; daar de laatste niet dan in den persoon van den verrezenen Jezus, met wien wy verenigt zyn, ontvangen wort. De zondaar is niet

207wumkes.nl

Page 208: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

vry dan tot het kwaad, zonder de genade van den Verlosser. De wil, die niet voorgekomen wort van de genade, heeft geen ligt dan om te dwalen; geen drift dan om zig te doen vallen; geene kragt dan om zig te kwetzen: is bekwaam tot alle kwaad, en onbekwaam tot alle goed. Zonder de genade konnen wy niets beminnen dan tot onze veroordeling. Alle kennis van God, ook de natuurlyke, en zelfs in de Heidensche Wysgeeren, kan niet dan, van God komen; en zonder de [p. 891] genade brengt zy niets anders voort dan hoogmoedigheid, ydelheid, en tegenstrevigheid aan God zelve, in plaats van gevoelens van aanbiddinge, van dankbaarheid, en van liefde. Het is alleen de genade van Jezus Christus, die den mensch bekwaam maakt tot de offerande des geloofs: zonder dewelke 'er niets is dan onreinigheid en onwaerdigheid. Een kenteken der Christelyke Kerke is, datze algemeen is, behelzende, en alle de Engelen des Hemels, en alle de Uitverkorenen en Regtvaerdigen der aarde, en van alle Eeuwen. Wat is de Kerk, dan eene vergadering der kinderen Gods, blyvende in, haren schoot, aangenomen, in Christus, bestaande in zyn persoon, vrygekogt door zyn bloed, levende door zynen Geest, werkende door zyne genade, en verwagtende den vrede der toekomende eeuwe. Het is ten allen tyden, op alle plaatzen,; en aan alle slag van personen nut en nodig te bevroeden en te kennen den Geest-, de Godvrugtigheid, en de geheimen der Schrifture. Het lezen der Schrifture is voor alle menschen. De heilige duisterheid van Gods woord, is geen rede voor de Leeken, om zig van 't lezen derzelye te verschonen. De Zondag moet van de Christenen geheiligt worden door godvrugtige lezingen, en vooräl der H. Schrifturen. Het is schadelyk een Christen van deze lezinge af te trekken. Het nieuwe Testament uit de handen, der Christenen te rukken, of het voor hen gesloten te houden door hen de middelen te benemen om [p. 892] hetzelve te verstaan, is voor hen den mond van Christus sluiten. Dus verre zyn waarheden gekomen, dat zy als eene vreemde taal by de meeste Christenen zyn: ende wyze van die te prediken is als een onbekende spraak; zodanig is die afgeweken van de eenvoudigheid der Apostelen, en boven het gemeen begrip der gelovigen. En men let 'er niet genoeg op, dat dit verval een der tastelykste teekenen is van de verouderinge der Kerke, en van de gramschap Gods over zyne kinderen."

Op dezen voel waren meest alle de 101 Stellingen van Vader Quesnel geschoeit; dog zo eene taal veel te Euangelisch zynde naar den smaak van het Roomsche Hof, en vooral naar dien der Jesuiten, die toen hun hoogsten trap besteigert hadden, werden de gezeide Stellingen, en met een het geheele boek, daar dezelve uit getrokken waren, door den Paus verboden. De Bulle Unigenitus verklaarde die Stellingen en verdoemdeze als opzigtelyk, (namelyk tot de Roomsche leeringen) valsche, bedrieglyke, kwalykluidende, de ooren der Godvrugtigen verstorende, ergerlyke, verderflyke, vermetele, aan de Kerke en hare gebruiken verongelykende, en niet alleen aan de Kerke, maar ook aan de waereldlyke Mogentheden versmadelyke, oproerige, godloze, godslasterlyke, van

208wumkes.nl

Page 209: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

kettery verdagte, en zelfs naer kettery smakende, en niet alleen ketters en ketteryen, maar ook scheuringen begunstigende, dwalende, naast de kettery: zynde, dikwyls gedoemde [p. 893] en eindelyk ook kettersche, en verscheide ketteryen, dog voornamelyk die, dewelke in de berugte Stellingen van Jansenius bevat worden, opentlyk vernieuwende. Verbiedende en verdoemende hetzelve Boek of er het N. Testament, 't zy onder wat titel, of opschrift, op welke plaats of in welke taal het ook mogt te voorschyn komen; met bevel aan alle Patriarchen, Aartsbisschoppen, Bisschoppen, en alle andere Oversten der plaatzen, als ook aan de Kettermeesters, (Inquisiteurs) dat zy alle tegensprekers en wederspannigen, hoedanig die ook zyn, door de voornoemde kerkstraffen boeten, en andere middelen van regt en feit; ook te hulp roepende, indien zulks nodig zy, de Waereldlyke Overheid, ten eenemaal beteugelen en dwingen, enz.

Dit was de voorname inhoud van de berugte Constitutie Unigenitus Dei Filius; en dewyl niemant door de Nuntien, in deze, Nederlanden tot eenige kerkelyke waerdigheid werd toegelaten, dan die deze Bulle geheel en eenvoudig aannam, en zig aan dezelve onderwierp, werd zulks al ras van de meeste Priesters gedaan: deze noemde men in Frankryk en de Nederlanden Acceptanten, daar zy, die tegens die Constitutie zig verzetteden, Apellanten geheten werden. De verwydering tusschen deze twee partyen werd van jaar tot jaar groter, en de laatsten ziende dat de Statien, die te voren door Priesters van hunne party bedient waren geweest, by 't afsterven derzelven, door Aannemers der Constitutie vervult werden, waren op middelen [p. 894] bedagt, om hun gevreesd verval voor te komen. Het zogenaamd Utrechts Kapittel, dat, voor een groot gedeelte, uit aanhangers van Jansenius bestond, verkoor tot Aartsbisschop eenen Kornelius Steenhoven, door wien de Priesters, die by den Nuntius afgewezen werden, hunne zending konden bekomen. De Regering liet dit oogluikend toe; en de vertogen, die tegens deze aanstelling van den anderen kant gedaan werden, waren vrugteloos. De Overheid agtte zig verpligt, de eene party zo wel als de andere te beschermen, en nooit toe te staan dat het Roomsche Hof binnen het gebeid van den Staat eene onbepaalde magt oefende. De andere party daarentegen arbeidde geweldig om hare magt en aanzien staande te houden: dog hier toe was nodig eenen Apostolischen Vikaris, waar van zy, zedert den jare 1709., ware ontzet geweest, wanneer Adam Damen, de laatste Vikaris, door de Staten van Holland verboden was zyn ampt waar te nemen. Dog in den jare 1726. vervoegdenze zig by dezelve Staten met een verzoekschrift, begeerende dat hen een Vikaris mogt toegestaan worden, op dat zy niet genoodzaakt waren de zending van den zogenaamden Utrechtschen Aartsbisschop te erkennen. Dit verzoek liep eindelyk, na lange overwegingen, vrugteloos af; dog daar werd vervolgens vastgestelt, dat, by afsterven van Jansenistische Priesters, geene Priesters zouden werden toegelaten, ten zy dezelve vooräf verklaarden, dat zy de Leden hunner gemeenten de Sacramenten

209wumkes.nl

Page 210: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

niet zouden weigeren, uit hoofde van eenige geschillen tusschen beide de zoorten [p. 895] van Roomschgezinden. Daarentegen heeft de Universiteit van Loven, van waar het grootste gedeelte der Priesteren in deze landen vandaan komt, in den jare 1730. het besluit genomen, niemant tot eenige gradus of eertrappen, in wat faculteit het ook zy, toe te laten, voor en aleer zy de formuleren: van Alexander den VII. en andere hier voor, genoemt, als mede de Constitutie Unigenius ondertekent en aangenomen hebben. Dewyl nu deze laatste Bulle de Jansenisten als ketters aanmerkt, en als zodanig uit de gemeenschap der Roomsche Kerke sluit, kan men ligt afnemen, hoe de Priesters, die te Loven gestudeert, en van de Pauselyke Nuntien hunne zending bekomen hebben, omtrent de Jansenisten, en 't bedienen der Sacramenten aan dezelve, te werk gaan.

Ondertusschen blyven de beide partyen ieder by hun stuk, zo omtrent de meergemelde Leerstellingen, als aangaande de wyze van kerkbestier, en de vernietiging of wezenlykheid van het Utrechts Kapittel. De Roomsche Stoel beweert, dat in de Nederlanden, door de opkomst van de Gereformeerde Religie en Regeringe, de Kerk zodanig tot verval geraakt is, dat 'er nog Bisschoppelyke Stoel, nog Bisschoppelyke Kapittel, nog eigentlyke Klergie overgebleven is; dat de Priesters enkele Zendelingen zyn; dat de Kapittels van overlang vernietigt zyn, en dat de Bisschoppen, zedert de voorgevallene veranderinge, geene eige Bisschoppen, maar alleen vikarissen van den Paus geweest zyn; waar uit zy dan dit besluit maken, dat de bestieringe [p. 896] der Nederlandsche Kerke alleen toekomt aan den Paus; dat die, naar zyn welgevallen, ten allen tyde, de Priesters van de eene plaats naar de andere kan zenden, en dat hy insgelyks de Bisschoppen van die Kerk kan af- en aanstellen, zo, als 't hem belieft. De Priesters van de Klergie, of die van Jansenius gevoelen beweeren daarentegen, dat de Kerk in staat gebleven is, en niets van hare oude regten verloren heeft: dat 'er altyd geweest is en nog is eene ware Klergie, onderscheiden van de Religieuse Zendelingen; dat Rome zelf dit meermalen erkent, en niemant zulks voor de Regering van Clemens den XI. betwist heeft; Dat 'er, tot nu toe, twee Kapittels in stant gebleven zyn, te weten het Dom-Kapittel van Utrecht, en het Kapittel van Haarlem, die eene onafgebrokene Successie van Kanonikken hebben. Dat de Bisschoppen, die de Kerk, zedert de Reformatie, bestiert hebben, eigen Bisschoppen van de Kerk van Utrecht geweest zyn. Waar uit zy dan besluiten, dat de Paus in de bestieringe van de Utrechtsche Kerke niets te zeggen heeft dan alleen de confirmatie der Bisschoppen, en dat de onderneming van het Roomsche Hof en deszelfs Ministers, onwettig, ja openbaar geweld zyn.

210wumkes.nl

Page 211: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

Het Boekje, waar uit dit laatste berigt genomen is, is door een Janseniste hand, in den jare 1722. uitgegeven.193 Zedert dien tyd [p. 897] hebben zommigen onder de aannemers der Constitutie beweert, dat 'er thans geen Haarlemsch Kapittel in wezen is; dog de anderen beweeren het tegendeel, en de Priesters, die door des Pausen Nuntien worden aangestelt, worden door dit Kapittel goedgekeurt. Daar zyn nog agt Priesters, die zig Kanonikken van het Haarlemsch Kapittel laten noemen, waar onder één den titel van Deken voert. Aan 't hoofd der Jansenisten is thans de zogenaamde Aartsbisschop van Utrecht, Jan Pïeter Meinard, zynde door het Kapittel, in den jare 1739., van Leeuwarden beroepen; en door dezen Kerkvoogd worden de openvallende Statien, daar hy 't te wege kan brengen, mee Priesters van hunnen aanhang vervult. Het Utrechtsch Kapittel bestaat uit negen Kanonikken, de Aartsbisschop en de Deken daar onder begrepen; Onder dit getal is 'er één die het ampt van Geheimschryver van het Kapittel waarneemt, en één die Keurder van de boeken is.

XXXII. Getal der Roomsche Kerken in Friesland. In Friesland worden vier- of vyf-en twintig Statien of Kerken getelt, waar onder ééne Statie van Jansenisten is. De anderen, die men tot onderschedinge, Pausgezinde Roomschen noemen kan, hebben omtrent dertig Priesters, die meest Waerelds-Heeren zyn, die geene geestelyke Ordens aangenomen hebben. De geördenden zyn Minderbroeders, Predikheeren, Augustynen, Norbertynen, Karmeliten, Benediktinen enz. Jesuiten zyn by herhaalde plakaten scherp verboden eenige Statie te bekleden; dog of 'er onder dit getal geene van die Sociëteit gevonden [p. 898] worden, is een zaak die het onderzoek der Regeringe blyft aanbevolen. Onder de Priesters deze Provincie, die de Constitutie hebben aangenomen, is 'er één die den titel voert van Aartspriester, en heeft zyn verblyf te Sneek. Zyn ampt is te waken over het gedrag der Priesters, en is zo veel als de Deken der Parochiepriesters in de Provincie. De eerste Priester der Jansenisten te Leeuwarden voert mede dien naam, en heeft één medepriester benevens zig. Deze is de eenigste gemeente dier gezintheid in Friesland.

Volgens eene gedrukte Naamlyst, in den jare 1736. opgemaakt, waren 'er in deze provincie ééne Roomsche kerk te Bakhuizen194; ééne te Bolsward; ééne te Dokkum; ééne te Dronryp; ééne te Franeker; één te Follega; ééne te Harlingen; ééne op 't Heerenveen; ééne op de Heide; ééne op de Jouwer; ééne te Irnsum; zes te Leeuwarden, waar onder de eene der Jansenisten; ééne te Makkum; ééne

193 Het voert den tytel: Bewys dat de Bulle Unigenitus geenzins is aangenomen van de H. Kerke. Behelzende een beknopt verhaal van 't. gedrag der Paters Jesuiten in Engeland, Holland, enz. 194 Deze is zedert, zo men berigt is, naar Balk overgebragt.

211wumkes.nl

Page 212: Foeke Sjoerds Algemene Beschryving van Oud en Nieuw Friesland, deel 4 Leeuwarden Pieter Koumans 1768

in de Sensmeer195, ééne te Sloten; ééne te Sneek; ééne te Steggerden; ééne te Warrega; ééne te Woudsend; en ééne te Wytgaard. Dog deze Naamlyst is, of toen reeds gebrekkig uitgegeven, of zedert, door verandering, gebrekkig geworden, alzo hier in meer dan eene Roomsche Kerk worden overgeslagen, die 'er tegenwoordig gevonden worden. [p. 899] Dog dewyl ik in dezen niet genoeg onderregt ben, en men met reden van my, in den staat waar ik in ben, niet vergen kan om alles van naby te bezien, wat tot eene naaukeuriger beschryvinge behoort, moet ik het hier by laten, en maken teffens van dit tweede Deel een

EINDE

195 In de Grietenye van Wonseradeel, een half uur van Greönterp. Dit is een ingedykt meer, zedert den jare 1633.

212wumkes.nl