han van den boogaard - dat wat is

175

Upload: nonduality01

Post on 22-Jan-2018

352 views

Category:

Spiritual


1 download

TRANSCRIPT

Dat wat Is

Dat wat Is

gesprekken over het onveranderlijke

Han van den Boogaard

samsara

© 2012 Han van den Boogaard ©Deze uitgave: Samsara Uitgeverij bv 2012

Omslagontwerp: Erik Thé: www.erikthedesign.com Lay-out: Studio 28, Hillegom

ISBN: 978-90-77228-98-2 I NUR 728

Niets uit deze uitgave mag gereproduceerd worden zonder schriftelijke toestemming van: Samsara Uitgeverij bv Herengracht 341, 1016 A2 Amsterdam www.samsarabooks.com

Voor Lucy

metgezel op het pad zonder bestemming

Where were you before you were born?

Where will you be when you die?

Where would you be without nothing?

Alan Wátts

Inhoud

Wakker worden

Tony Parsons

Dit is alles wat er is

Gangaji

Een muur van liefde Jan van den Oever

Passie voor niemandsland

JeffFoster

Alles is al volledig ontwaakt Ton Lathouwers

11

15

33

51

73

Gaan staan waar geen plek is om te staan 97

Wayne Liquorman

De goddelijke hypnose 115

Zil Chezero

De hoef van Zit 13 5

Joanika Ring Eenheid en het wezen van de tegenstelling

Rupert Spira De intimiteit en de onschuld van de ervaring

Tony Parsons De droom van het zoeken

Jan van Delden De betovering doorzien

Isaac Shapiro Het Licht van het Nu

Philip Renard Bewustzijn is Leegte die constant kent

Unmani Altijd Leven in niet-weten

Hans Laurentius Niet vechten, niet vluchten, maar voelen

Literatuuropgave Over de auteur

161

187

213

231

247

267

287

309

329

337

Wakker worden

stel.

Stel: je hebt hard gewerkt. Je hebt een lange dag gemaakt, je bent moe, en het enige dat je nog wilt is gaan slapen, ontsnappen aan de waan van de dag. Je zakt langzaam weg in een soort niemandsland. Beelden en gedachten komen nog langs, maar ze worden steeds ijler. Uitein­delijk ben je nergens meer, niets meer. Dan verschijnt er, plotseling en onaangekondigd, een complete wereld, met bergen, bomen, huizen en mensen, en alle details die je verder gewend bent te zien. Je weet niet hoe je daar gekomen bent, of waar je naar toegaat. Dat verbaast je niet, maar het houdt je ook niet bezig. Wat er gebeurt vraagt om een onmiddellijke reactie. Nu. Je droomt.

Je droomt dat je ergens voor op de vlucht bent. On­derweg zie je een groot oud huis staan dat half achter

11

een muur verscholen gaat. Je loopt naar binnen. In één

van de kamers vind je een luik in de vloer. Een lange,

steile trap loopt recht naar beneden het donkere gat in.

Je komt terecht in een schuur. Tussen het hooi liggen

overal roestige spullen verspreid. Plotseling wordt het

luik boven je dichtgegooid. Je wilt weg, maar je kunt

geen uitgang vinden. De ruimte is schemerig, koud

en nat. Je hoort het buiten onophoudelijk regenen. Je

voelt je reddeloos verloren. Elke vluchtweg lijkt afge­

sloten. Je scharrelt wanhopig rond, op zoek naar eten en bruikbare spullen.

Dan lijkt het alsof er opeens een licht aangaat. Zon­

der enige aanleiding zie je en weet je dat dit een droom

is. Je ziet jezelf in die donkere, koude ruimte lopen, en je weet dat jij dat niet bent; dat het slechts de droom­

frguur is waarmee je je steeds geïdentificeerd hebt. Je

voelt zijn angst en zijn wanhoop, maar je weet dat die

bij hem horen, en bij de rol die hij in de droom speelt. De droom zelf gaat gewoon door, en neemt haar eigen

onvermijdelijke wendingen. Zelf ben je aanwezig als c ja, als wat eigenlijk? Dan realiseer je je dat je aanwezig

bent als de droom zelf.

De droomfiguur zoekt verder en vindt ten slotte een deurtje in een hoek van de schuur. De deur zit

niet op slot, hij kan zomaar naar buiten lopen. Hij

komt terecht in een prachtige tuin die volledig omge­

ven wordt door oude kloostergebouwen. Hier en daar lopen andere mensen door de tuin, tussen oeroude

bomen waarvan gezegd wordt dat ze steeds schaarser

worden. Er is een gevoel dat hij hier thuishoort. Hij is

12

onder vrienden, maar niemand bemoeit zich met hem.

Hij beseft dat hij hier al een tijdje niet meer geweest

is, eigenlijk al sinds de tijd dat de tuin volstond met schommels en klimrekken. In de mensen die rondlo­pen herkent hij zijn vriendjes van vroeger. Vergeleken

met toen is inderdaad minstens de helft van de bomen

verdwenen. Hij vraagt zich af waarom hij hier niet va­

ker komt. Nergens is een onnatuurlijk of storend ge­

luid te horen. Dan spreekt een van de wandelaars hem aan. 'Fijn

dat je weer terug bent. Dit is slechts een droom, maar

in de droom kun je beter hier zijn dan buiten deze

muren.' De droomfiguur knikt, maar je weet dat de

wandelaar het tegen jou heeft. Hij kijkt de droomfi­

guur in de ogen, maar hij kijkt jou aan. Alle verschillen en onderscheiden tussen jou en de wandelaar verdwij­

nen. Jij en de wandelaar zijn hetzelfde wezen, hetzelfde

Zijn dat zich manifesteert als de droom. Als de wan­

delaar zich weer tot de droomfiguur richt, weet je dat

jij slechts tegen jezelf spreekt. 'Wees niet bang', zegt

de wandelaar. 'Het is mogelijk om wakker te worden.

Als dat gebeurt, gaat de droom verder, maar houdt het

dromen op.' Op dat moment gaan je ogen open. Je weet even niet

meer waar je bent. Maar dan stroomt het verhaal over

jezelf en de wereld binnen. En je beseft dat het dromen

nooit is opgehouden. Je droomt nog steeds, maar nu

een andere droom. De ene droom volgt de andere op,

in een eindeloze reeks. En toch, steeds vaker merk je ineens weer dat je wakker bent en de droom te serieus

13

genomen hebt. Je bent zo wakker dat je verdwijnt in een landschap, een geluid of in ogen die even wakker

zijn als jij. Je kunt ze overal tegenkomen. Ze doen je

altijd denken aan die droom over de wandelaars.

De wandelaars lijken niet veel gemeen te hebben. Ze

zijn jong en oud, het zijn mannen en vrouwen, en ze

lijken soms verschillende talen te spreken. Maar wat ze

zeggen is altijd hetzelfde: je bent niet de droomfîguur. Je zit niet vast in je droom. Zoek uit wat je wel bent. Vind het geluk in de grootste nachtmerrie en de meest

bizarre droom.

Luister je? Hoor je wat ze zeggen?

Luister goed. Misschien versta je de eerste wandelaar

die je tegenkomt niet, en de volgende ook niet. Maar

er loopt een wandelaar tussen die je kunt verstaan. Die jouw taal spreekt. Wanhoop niet.

Luister je? Hoor je wat er gezegd wordt?

14

Tony Parsons

Dit is alles wat er is

Tony Parsons is zonder twijfel

de 'eminence grise' onder de moderne spirituele leraren. Sinds

hij in het openbaar is gaan spreken

over non-dualiteit, hebben dui­

zenden mensen kunnen luisteren

naar zijn radicale, compromisloze

boodschap - een boodschap die je alle illusie ontneemt en geen hoop overlaat. Enkelen

van hen zijn inmiddels zelf gaan spreken over Dat wat

Is. Hij wordt door hen gezien als belangrijke inspira­

tiebron en lichtend voorbeeld als het gaat om helder­

heid van formuleren en consequente benadering van

het onverwoordbare. Tony werd in 1933 geboren in Brixton, een buiten­

wijk van Londen, en groeide op in het nabijgelegen

15

Streatham. Hij had een doodnormale jeugd als zoon

van een aannemer. Hij ging naar een katholieke lagere

school, waar hij kennismaakte met het traditionele christendom. De voelbare aanwezigheid van God was

een concept dat hem bleef intrigeren, zozeer zelfs dat

hij zich op zijn 18e officieel liet registreren als christen.

Hij kwam al snel tot de conclusie dat de kerk hem

niet veel te bieden had en dat de priesters eigenlijk

geen idee hadden wat de boodschap van Christus in­

hield. Hij bleef zoeken naar andere interpretaties van

die boodschap. Uiteindelijk vond hij wat hij zocht in een boek van Maurice Nicoll, The New Man. Dat boek deed hem inzien dat Christus alleen maar geprobeerd

heeft om de illusie van afgescheidenheid zichtbaar te

maken. Drie dagen na het lezen van The New Man liep

hij door Norwood Grove, een park in Londen, en loste

hij tijdens die wandeling op als individu. In zijn be­

kende boekje Het open geheim vertelt hij over die erva­

ring, die geen ervaring was: 'Wat er toen gebeurde valt

eigenlijk niet te beschrijven. Ik kan slechts gebrekkig

in woorden weergeven dat er over alles een totale stilte

en aanwezigheid leek neer te dalen. Alles werd tijdloos

en ik bestond niet meer. Ik verdween, en er was geen

sprake meer van iemand die de dingen ervoer.'

De gebeurtenis in het park bracht een radicale om­

mekeer in het leven van Tony teweeg. Hij begon een

boek te schrijven waarin hij poogde verbanden te leg­gen tussen het christelijke gedachtegoed en zijn erva­ringen met de identiteitsloosheid van het bestaan, maar

die poging strandde. Uiteindelijk liet hij werk en gezin

16

los en ging hij op zoek naar mensen waarmee hij kon

delen wat hem bezighield. Dat bracht hem onder an­dere naar de ashram van Osho in Poona. Terug in En­

geland woonde hij een tijd in een sannyasincommune en werkte hij enkele jaren als psychotherapeut, tot hij

merkte dat hij ook daarin niet kon uitdrukken wat er

in hem leefde. Pas door het schrijven van Het open

geheim lukte het hem om zijn inzicht op eenvoudige, heldere wijze te verwoorden. Niet lang daarna werd hij gevraagd om te spreken over zijn open geheim, iets wat

hij tot op de dag van vandaag nog steeds doet- meest­

al in Engeland, maar enkele keren per jaar strijkt hij

neer in Amsterdam voor een reeks bijeenkomsten. Tus­

sen de bijeenkomsten door loopt hij met zijn vrouw Claire langs de grachten, drinkt hij een biertje in een kroeg en vertelt hij, als de gelegenheid zich voordoet,

een Engelse mop. Als iets hem kenmerkt, is het zijn

alledaagsheid en zijn lichte, onbezorgde aanwezigheid.

Maar die is wel gegrond in een onwankelbaar besef van

zijn afwezigheid als persoon- een afwezigheid die de

lichtheid van het bestaan meer dan draaglijk maakt.

Tony verblijft ten tijde van ons gesprek in het Ambas­

sade Hotel aan de Herengracht in Amsterdam, en ont­

vangt me in de prachtige bibliotheek aldaar. Hij draagt

een beige corduroy broek en een even onopvallende

sweater. Het enige dat aan hem opvalt zijn zijn licht­blauwe ogen. Maar als ik me voorstel en wat dingen over mezelf vertel, reageert hij nauwelijks. Pas als ik

weer onderweg ben naar huis besef ik dat het persoon-

17

lijke element in het gesprek geen relevantie heeft voor Tony. Misschien wel voor het eerst in mijn leven, rea­liseer ik me, heb ik een echt mens ontmoet, in plaats van een persoon. Die ontmoeting trilt nog lang na, net als de eerste keer dat ik bij een bijeenkomst van Tony aanwezig was. De manier waarop hij toen bij aanvang nonchalant tegen de muur achter zijn stoel leunde, en vervolgens de verwachtingsvolle stilte in de zaal ver­brak met de woorden 'All there is, is this', trok inder­tijd een radicale streep door de ogenschijnlijke zwaarte van het bestaan. En ook nu, in de schemering van een

namiddag in april, waaien de stemmen van de andere treinreizigers en het overbekende Hollandse landschap door me heen zonder een spoor achter te laten.

Tony, één van de dingen waar je ons steeds weer op wijst is dat een persoon volkomen hulpeloos is. Hij kan niets doen. In feite bestaat hij niet eens.

Tijdens de bijeenkomsten krijg ik steeds de vraag: 'Dus wat u zegt is dat ik niets kan doen en dat ik geen ver­

antwoordelijkheid draag?' En dan zeg ik steeds weer:

nee, ik zeg niet dat je niets kunt doen, want dat zou betekenen dat er iemand is die niets kan doen. De wer­kelijkheid is: er is niemand. Dat is iets totaal anders.

Veel zogenaamde advaha-mensen hebben een he­kel aan deze boodschap. Ze blijven het argument maar aandragen dat wat ik vertel getuigt van luiheid, dat het iets afschuwelijks is om te zeggen. Ze begrijpen niet

wat er fundamenteel naar voren gebracht wordt, na-

18

meiijk dat er geen keus is, dat vrije wil niet bestaat. Er is niemand. Ze zijn er volkomen van overtuigd dat er sprake is van individuele keuze. Als ze dan horen dat

er niemand is ... dat kunnen ze niet aanhoren. En dan gaan ze in discussie op het niveau van de dualiteit. Aan de andere kant ken ik mensen die maar één keer ge­weest zijn en het helemaal begrepen hebben. Anderen komen een paar keer naar de bijeenkomsten en dan verdwijnt het hele idee van individualiteit gewoon. Het valt uit elkaar.

Overal ter wereld vindt er ontwaken plaats momen­teel. En wat ze dan zeggen is dat ze beseffen, op het moment dat het gebeurt, dat het iets heel natuurlijks is. Niets bijzonders, aan de ene kant. Aan de andere

kant is het iets geweldigs.

Heb je enig idee waarom dit juist nu aan het gebeuren is?

Ik heb het gevoel dat er momenteel slechts enkele mensen deze boodschap van absoluut compromislo­ze non-dualiteit overbrengen. Maar er is wel degelijk

een bereidheid om hem te horen. En men hoort hem

ook. Deze boodschap wordt van oudsher al gebracht, maar dan ondergronds. Hij ligt heimelijk verborgen

binnen georganiseerde religies als het boeddhisme en het christendom. Die religies werken alleen aan de op­pervlakte. Ze hebben geen enkele relevantie als het om

ontwaken gaat. Het zijn niet meer dan karkassen, maar hun boodschap wordt door heel veel mensen gehoord,

19

omdat het denken zich aangetrokken voelt tot het idee

van het 'worden'.

je maakt een onderscheid tussen ontwaken en bevrijding.

Al op heel jonge leeftijd raken we afgescheiden en

nemen we de gedachte 'Ik ben een individu, los van

anderen' voor waar aan. Op het moment dat de af­

scheiding plaatsvindt, begint het zoeken. We gaan op zoek naar dat wat we denken verloren te hebben. En zo

groeien we op in een wereld waarin ons geleerd wordt

dat je moet streven naar dingen en dat je je leven tot

een succes moet maken. Maar vanuit die situatie kan

het gebeuren dat we beginnen te zoeken naar iets an­

ders dan succesvol zijn in de wereld, en verlichting is een van de dingen die we dan proberen te pakken te

krijgen.

�t weer een andere vorm van succesvol zijn is.

Juist. En dan gaan we meestal naar een leraar die aan­

geeft dat er een individu is die een keus kan maken.

De meeste leraren doen dat. De boodschap is zelden

zo radicaal als deze. Voor mij is er de zoeker die op

zoek is, en dan komt er een moment waarop er geen

zoeker meer is, geen tijd, alleen nog maar Eenheid. En

dat wordt niet gezien door de zoeker, maar gewoon

door niemand. In mijn ogen is dat ontwaken. Vanaf

dat moment is er voor altijd sprake van een andere

manier van waarnemen, maar op een heel subtiel ni-

20

veau is er tevens nog sprake van een persoon, van een

zoeken dat doorgaat, een willen weten wat er gebeurd

is. De persoon keert terug en wil dat wat er gebeurd is

bezitten. Mensen kunnen daar de rest van hun leven in

vast blijven zitten. Of er kan bevrijding plaatsvinden,

de realisatie dat de zoeker die Eenheid wil bezitten ook

Eenheid is. Als dat beseft wordt, wordt er plotseling

door niemand gezien dat er alleen maar Eenheid is, en

dan is het klaar. Dan is er alleen nog maar wat er is.

Maar alles wat zojuist beschreven is, is natuurlijk ook

niet meer dan een droom.

In bevrijding is niet langer plaats voor een afzon­

derlijk individu. Bevrijding is het volledig ten einde

komen van het gevoel van afgescheidenheid. Maar er

is nog wel een lichaam-geest-organisme met geconditi­

oneerde herinneringen, en reacties en voorkeuren. Dat

is leven. Dat gaat gewoon door.

Emoties komen nog steeds op.

0, zonder meer. Er kan van alles gebeuren. Er wordt

niets ontkend. Het verschil tussen degene die bevrijd

is, of liever gezegd: bevrijding, en individualiteit, is dat

als er een emotie als woede opkomt, dat die bij nie­

mand opkomt. Bij individualiteit gaat het altijd om

het bezitten van van alles. In bevrijding is er niemand

die de woede in bezie heeft, maar ze kan nog steeds

wel gewoon opkomen, voor niemand, zoals altijd al het geval is geweest. In individualiteit blijft de veron­

derstelde persoon denken dat het hem overkomt. Bij

21

bevrijding is er gewoon sprake van woede die niemand overkomt.

Blijft er dan toch niet een subtiele vorm van dualiteit over, omdat er aan de ene kant sprake is van egogebonden woede, en aan de andere kant van iets wat dat waar­neemt?

Dat is hoe het aanvoelt, maar in bevrijding zit geen ge­tuige meer. Dat is voorbij. Bij ontwaken kan er sprake

zijn van een getuige, en zelfs vóór ontwaken kan dat

het geval zijn, maar in bevrijding zit zelfs niets meer

dat zich bewust is van de manifestatie. Er is alleen nog zijn, dat wat er is.

En dat is niet te doorgronden ...

Nee, het is een onbegrijpelijk mysterie. En het gaat na­tuurlijk tegen datgene in wat de meeste leraren zeggen,

namelijk dat er bij verlichting geen sprake meer is van woede, van verlangen of van denken. Dat is onwetend­

heid. Dat gaat over een voorstelling van hoe perfectie

er uit dient te zien. Bij bevrijding wordt er niets meer ontkend.

Alles is volmaakt.

Alles is volmaakt, maar niet voor iemand, niet voor een persoon.

22

Als je nog een klein kind bent, is er ook niemand die iets overkomt.

Nee, er is dan alleen 'zijn'.

Denk je dat het een natuurlijke en onvermijdelijke ont­wikkeling is voor een kind om in bezit genomen te wor­den door de illusie een individu te zijn?

Ja, dat geloof ik zonder meer. Eenheid speelt dat het een individu is, op zoek naar iets genaamd 'geen in­dividu'. Eenheid is zonder meer gefascineerd door het

spel van doen alsof het niet Eenheid is.

Is dat niet ook iets cultureels, omdat we in onze samen­leving het kind leren dat het afgescheiden is? Als er een samenleving was waarin een kind niet geleerd werd dat het een individu is, wat zou er dan gebeuren?

Dat weet ik niet. Dat zou heel interessant zijn. Ja, laten

we eens aannemen dat er ergens een samenleving of

een groep mensen zou zijn die dat kinderen niet zou

aanleren. Er zou dan alleen maar bevrijding zijn.

Zou dat niet heel onpraktisch zijn?

Alles zou gewoon hetzelfde blijven, behalve dat er nie­mand zou zijn die zo'n leven zou leiden. Er zou nie­

mand zijn aan wie zich dat zou voltrekken.

23

Dat doet me denken aan iets wat een paar jaar geleden gebeurde. Ik zat in de trein, op weg van mijn werk naar huis, en ik dacht: als ik me voorstel dat ik hier eigenlijk niet ben als persoon, wat zou er dan gebeuren? Toen dacht ik: er zou niets veranderen. En precies op dat moment zag ik mijn eigen afwezigheid.

Ja, de hele wereld is al bevrijd, begrijp je? Bevrijding en ontwaken bestaan helemaal niet. Het is een foutief

idee, maar dat idee wordt wel overgebracht aan dege­nen die denken dat ze nog niet bevrijd zijn. De realiteit

is: er is alleen maar bevrijding, er is alleen maar Een­

heid, en wat zich binnen die Eenheid voordoer is het idee dat dat niet zo is. In die zin gaat alles gewoon door

zoals het al het geval was, voor niemand.

Maar toch duurde het maar één minuut of zo, en toen was het weer helemaal weg.

Ja, jij was weer terug, hahaha! Her idee dat er toch nog wat te vinden is, komt terug, en dan ben jij, de zoeker,

er ook weer.

Ben je het met me eens dat ontwaken vergeleken kan wor­den met kijken naar die speciale afbeeldingen waarbij je alleen maar losse Lijntjes en puntjes ziet, en waarvan ze zeggen: je moet achter die puntjes kijken. Ik heb het vaak geprobeerd, en op een keer kwam er plotseling een prach­tig driedimensionaal plaatje tevoorschijn.

24

Ja. En het gekke is: dat zien lijkt iets te maken te heb­

ben met ontspanning, met ogen die zich ontspannen, en dan komt er plotseling iets anders tevoorschijn. Het

probleem is alleen dat het denken dan zegt: 'Aha, dus op die manier vindt er ontwaken plaats. Het enige wat

ik hoef te doen is ontspannen'. Ja, en dan ben je weer terug in het levensrad, de tredmolen, want dan zit je weer in het 'worden' in plaats van 'zijn'. Maar het is een

goed voorbeeld: je ziet iets waarvan je denkt dat je het niet kunt zien.

En als je het eenmaai gezien hebt, blijfje het zien.

Dan is het klaar, ja.

Maar er is geen manier waarop je naar dat zien kunt toewerken.

Het is voor de droomzoeker onmogelijk om ooit te

ontwaken. Er bestaat niet zoiets als een verlicht per­

soon. Geen enkele persoon kan ontwaken. Als er geen

persoon meer is, blijft er dat over wat er altijd al is.

Toch hebben veel mensen de neiging om te zoeken naar persoonlijke verlichting.

Ja. Het denken creëert vaak een beeld van hoe verlich­

ting eruit zou moeren zien. Dat is iets heel persoonlijks.

We hebben allemaal een beeld van onszelf als verlicht

persoon. Maar dat heeft totaal niets met ontwaken te

25

maken. Het is wel een verleidelijk beeld. Het is nog aantrekkelijker dan het winnen van de loterij. Zoiets van: 'Wow, nu ben ik een ster geworden'.

En alle problemen zijn voorbij.

Ja, en iedereen zal me aanbidden, hahahal Het denken houdt van zo'n beeld. Je ziet daar vaak voorbeelden van in de wereld ... mensen die spelen dat ze verlicht

zijn of een boodschap naar buiten brengen. En vaak worden ze dan ook verheerlijkt.

De wereld waarin we leven is zo interessant, zo leuk en fascinerend. Want dan zegt iemand: 'Ik ben die' of: 'Ik ben dat', en dan wil het publiek dat ook worden. Ze zoeken naar iets speciaals, ze willen ook speciaal zijn. Het is een heerlijke zoethouder. En dan wordt het groter en groter en groter. Het is een wederzijdse afspraak om speciaal te zijn.

De volgeling maakt de goeroe, en de goeroe maakt de vol­geling.

Zonder meer. Het is een droom. En het belangrijkste voor de goeroe is natuurlijk dat hij de mensen iets te doen geeft. Dat is het zoethoudertje. Als hij iets kan bedenken om hen mee bezig te houden, zal zijn pu­bliek blijven groeien.

Het is anders als mensen naar iemand toe komen en hem of haar vragen om iets te zeggen.

26

Ja, maar bij bevrijding is er in feite geen sprake meer van iemand die iets zegt. Er is niemand meer. Ik krijg veel mensen die nooit meer terugkomen, want ze wil­len niet steeds horen: 'Er is niemand, en er kan niets gedaan worden'. Dat vinden ze niet aantrekkelijk. Het laat ze geen hoop. Mensen willen horen dat er wel hoop is, en dat ze wel iets kunnen doen.

Het punt is nu juist dat er bij bevrijding niemand meer is die iets wil overbrengen. Er is geen sprake

van een agenda, er is geen sprake van een motief, er

is slechts wat er gebeurt. Er is dus geen motivatie om

mensen te veroveren, of om mensen iets te laten gelo­ven. Er is gewoon iemand die daar staat en spreekt en antwoord geeft, zonder enig idee waar het naartoe gaat.

Want voor de spreker, voor bevrijding, is het publiek al bevrijd. Het is dus geen leer die ik aanbied. Het is veel meer het delen van iets wat al gekend wordt, een herin­neren daarvan. Het wordt al volledig gekend, maar niet door het denken. Er zijn mensen die denken dat er iets te halen valt, en dan komen ze plotseling tot het besef dat het in feite gaat om het kwijtraken van iets, niet

door hen, maar door Eenheid. Eenheid weet dat er al­

leen maar Eenheid is, maar doet alsof dat niet zo is.

Het is Eenheid die tot zichzelf spreekt.

Jazeker. Dat maakt het zo prachtig. Er is niemand aanwezig die iets probeert te bewerkstelligen. Ik weet

nooit wat ik ga zeggen. De figuur Tony Parsons is tel­kens weer verbaasd wat eruit komt.

27

Zoals ik het zie, probeer je voortdurend aan mensen dui­

delijk te maken dat ze hun vragen vanuit het verkeerde

perspectief stellen, namelijk vanuit het perspectief dat ze

een individu zijn.

Er is natuurlijk niets goed of fout. Maar het is een

vorm van onwetendheid, ja. De vragen komen voort

uit de stellige overtuiging, het vaste idee dat men een

afz.onderlijk individu is.

Soms beantwoord je vragen niet rechtstreeks. je probeert

alleen maar de onwetendheid van waaruit ze gesteld wor­

den zichtbaar te maken.

Er is niemand die iets probeert. Maar wat er in feite

gebeurt, is dat er sprake is van een voortdurend be­

schrijven of onthullen van de werkelijkheid dat alles

wat er is Dit is. Als er vragen over reïncarnatie zijn,

zeg ik dat er niemand is om te reïncarneren. En dan

zeg ik: 'Wat gebeurt er nu op dit moment, wat voel

je nu?' '0, ik heb het warm'. 'Oké, dus warm is Dit.

Dit is wat er gaande is. Er is zich iets bewust van die

warmte, iets wat niet jij is, maar zich toch bewust is van de warmte'. Het is mensen voortdurend terug­

brengen naar het besef dat er niemand is, en dat er

alleen maar Bewustzijn is. Alles wat er is, is wat er

schijnbaar gebeurt. Het is in feite de ontmanteling

van het idee van afgescheidenheid.

28

Het doet me denken aan de manier waarop vipassaname­

ditatie werkt. Dat is ook een volledige concentratie op al­

les wat je voelt, denkt of ervaart.

Het probleem dat je hebt met meditatie is dat je in de

keuken kunt zitten met een kop koffie, en dat je dan

denkt: 'Oké, nu ga ik mediteren en in Dit verblijven'.

Wat je dan in feite zegt is dat een kop koffie drinken

niet Dit kan zijn. Het moet boven in de meditatie­

ruimte gebeuren ... Dat is de conditionering van het

denken. In werkelijkheid is iedereen op de hele wereld

in meditatie.

je hebt het vaak over therapie als een intelligente manier om je leven wat gemakkelijker te maken.

Om de gevangenis wat comfortabeler te maken, ja.

Mensen hebben natuurlijk al eeuwenlang met dingen

als angst en zo te maken, en ze hebben zich altijd op

religie gericht in de hoop daar wat troost te vinden.

Je weet wel, religie als opium voor het volk. Maar dat

systeem begint in deze schijnbare wereld uit elkaar te

vallen. Ik denk dat een hoop mensen hun toevlucht

nemen tot therapie om te kijken of ze zich op die ma­

nier niet wat meer op hun gemak kunnen voelen in

hun afgescheidenheid.

Wat mij betreft is therapie het meest intelligente

wat er is, maar alleen om de gevangenis wat comforta­

beler te maken. Het heeft niets te maken met ontwa­

ken, want het werkt in op een schijnbaar individu dat

29

nog altijd afgescheiden is. Je kunt dus aan je woede werken, en dan kan het zijn dat je een tijdje de indruk hebt dat je een manier hebt gevonden om met die

woede om re gaan, maar onder al die woede of jaloezie

of neurose of verlangen zit één ding waar niets mee

gedaan wordt in de therapie, en dat is het idee en het gevoel een afzonderlijk individu te zijn. Met therapie probeer je in feite altijd het ene gat met het andere te dichten.

Je gebruikt daar een mooie uitdrukking voor: het is alleen maar het verschuiven van het meubilair.

Ja, hahaha. Mensen zeggen tegen me: '0, dus je zegt

dat meditatie en therapie onzin zijn'. Maar dat zeg ik

niet. Meditatie en therapie zijn wat ze zijn, gewoon dingen die gebeuren. Wat ik in werkelijkheid zeg is dat er nooit iemand is geweest die war dan ook gekozen heeft. Er is niemand die kan kiezen om te gaan medi­

teren of in therapie te gaan.

ja, het gebeurt of het gebeurt niet. Maar toch, het kan mensen troost of steun bieden.

Ja hoor. Het is heel intelligent. Maar het is allemaal onderdeel van de droom.

ja, maar sommige mensen leven niet in een droom, maar in een nachtmerrie. En als de nachtmerrie dan verandert in een minder onaangename droom ...

30

Waarom zou je de droom niet fijner maken? Trouwens, je kunt er verder toch niets aan doen. Het gebeurt ge­woon.

En toch zie ik steeds meer therapeuten pogingen doen om het non-duale perspectief in hun therapie te integreren. Denk je dat dat mogelijk is?

Dat hangt er vanaf. Wat ik merk is dat er een hoop boe­

ken in omloop zijn met het predieaar advaita. Er wordt

heel veel gepraat over non-dualiteit. Ik ben pas nog

in Amerika geweest, en daar zijn honderden proces­

sen aan de gang, en therapieën en leraren die claimen

dat ze non-duaal zijn. Non-duaal is het toverwoord ge­

worden. In Amerika kun je tegenwoordig al non-du­alistische hamburgers kopen, hahaha! Dat houdt geen

enkel verband met non-dualiteit. Die mensen spreken non-dualistisch, ze zeggen: 'Er is slechts Eenheid', en vervolgens beginnen ze met: 'Ondertussen moet je iets

doen, bijvoorbeeld mediteren, om te komen tot Het spreekt zichzelf zo tegen.

Hoe reageren mensen in Amerika op je boodschap?

0, ze zijn verbijsterd. Er is frustratie, boosheid, en een

soort lacherigbeid en hysterie rond dit voortdurende

herhalen dar er niemand is, dat er niets is. 'En dit dan

... ?',en 'Hoe kan het dan dat ... ?', en 'Wat kan ik dan

wel doen om .... ?',dat zijn de reacties. Het is prachtig om naar te luisteren.

31

Onze samenleving zit zo vast in het äoen:

Zeker. Vertel een Amerikaan maar eens dat er niemand is, en dat er geen keus is ... Dat is het laatste wat hij wil horen. Nou ja, laten we wel wezen, het is het laat­ste wat wie dan ook wil horen. Waar we het bangst voor zijn is onze eigen afwezigheid. Maar er is niets om bang voor te zijn. Dit is alles wat er is. Maar de meeste mensen zijn erg bang om zichzelf te verliezen. Ze zijn bang de controle kwijt te raken.

Wilt me diep raakte, de laatste keer dat ik bij een bijeen­

komst van je aanwezig was, was de stilte die er soms viel tussen een antwoord en een volgende vraag.

In de bijeenkomsten praten we samen, en op een be­paald niveau is dat een beschrijving van iets, verwijst het naar iets wat niet in woorden kan worden uitge­drukt. Maar wat veel krachtiger in de ruimte aanwezig is, is de energie van de grenzeloosheid. Daarom is het

idee van een stilteretraite ook zo belachelijk. Dat is zo kunstmatig, want stilte komt gewoon vanzelf op. Zelfs

in het uitspreken van deze woorden is er alleen maar sprake van stilte die spreekt.

32

Gangaji

Een muur van liefde

Toni Varner werd in 1942 ge­boren in Texas en groeide op

in Mississippi. Haar jeugd was ver­re van gemakkelijk. Haar ouders waren alcoholisten en vanaf haar zesde jaar had ze regelmatig de gewaarwording dat haar lichaam verdween. Haar omgeving begreep '---­

niet wat er met haar aan de hand was. De psychiater waar ze naar toe werd gestuurd wist niets beters dan haar slaapmedicatie voor te schrijven. Toen ze als elf­jarig meisje een tijdje naar een katholieke school ging, raakte ze gefascineerd door de symbolen van het ka­tholieke geloof en voelde ze een sterke behoefte om zich over te geven aan Christus. Ook dit stuitte op on­begrip van haar ouders.

33

In 1964 studeerde Toni af aan de universiteit van Mis­

sissippi. Ze trouwde en kreeg een dochter. Ze leidde het leven dat van haar verwacht werd, maar dat be­

vredigde haar niet. In 197 4 verhuisde ze met haar ge­zin naar San Francisco, waar ze een zoektocht begon

naar haar diepste wezen. De tijd en de plaats waarin ze was beland bleken daar uitstekend geschikt voor.

Ze deed aan zen- en vipassanameditatie en werkte in een T ibetaans-boeddhistisch meditatiecentrum. Wat haar uiteindelijk het meest aansprak waren de tradi­

tionele Chinese denk- en geneeswijzen. Ze verdiepte

zich in taoïstische yoga enT ' ai Chi, en volgde een acu­

punctuuropleiding in Engeland, waarna ze een zeer

succesvolle acupunctuurpraktijk startte in Californië.

Intussen was ze gescheiden en voor de tweede keer ge­

trouwd. Haar nieuwe echtgenoot, Eli Jaxon-Bear, was even­

als zijzelf bezig aan een spirituele zoektocht. Die werd urgenter naarmate ze beiden steeds meer verstrikt

raakten in de materialistische levenshouding die hun

maatschappelijke succes met zich meebracht. De zoek­tocht bracht Eli naar India, waar hij in 1990 uiteinde­

lijk terechtkwam bij H.WL. Poonja, een leerling van Ramana Maharshi. Hij was diep onder de indruk van

deze advaitaleraar, en raadde Toni aan om onmiddel­

lijk af te reizen naar Papaji, zoals hij Poonja liefkozend noemde. Eenmaal aangekomen in Lucknow, aan de

oevers van de Ganges, zag ze in Papaji haar werkelijke

zelf weerspiegeld. Het eerste wat hij tegen haar z::!. was:

'Stop. Kijk wie je werkelijk bent, en je zult zien dat je

34

al vrij bent.' Hij gafhaar de opdracht om alle zoeken te stoppen en de onbewuste motieven en strategieën die

haar zoektocht in gang hielden onder ogen te zien. Dat

maakte haar eindelijk bewust van de innerlijke stilte van haar diepste wezen. Papaji gaf haar een nieuwe

naam, Gangaji, en bezegelde daarmee het einde van

haar persoonlijke verhaal van lijden en onwetendheid. Een paar dagen later vroeg hij haar om terug te gaan

naar het westen om daar haar ervaringen te delen met anderen.

Eenmaal terug in Californië ervoer ze op een dag

dat ze al was wat ze altijd had gezocht. Het gevoel een afzonderlijk individu te zijn verdween daarmee defini­

tief. Sinds die tijd houdt Gangaji satsangs en retraites over de hele wereld. Steeds wijst ze haar toehoorders

erop dat ze het grootste deel van haar leven heeft door­

gebracht met zoeken naar geluk, tot het moment waar­

op ze een gigantische natuurkracht in mensengedaante ontmoette die eenvoudigweg tegen haar zei: 'Stop!

Geef de zoektocht op'. Haar zoektocht kwam daarmee

daadwerkelijk tot stilstand. En dat is een mogelijkheid, zo blijft ze benadrukken, die voor iedereen openligt.

'

Ik ontmoet Gangaji in haar suite in het Arnstel Hotel.

De grandeur van het hotel staat in schril contrast met haar bescheiden aanwezigheid. Ze glimlacht naar me

en geeft me een hand. Over haar iele lichaam draagt ze

een eenvoudige witte jurk. Het gesprek is al een tijdje

aan de gang vóór ik hoor wat ze eigenlijk zegt. Er zit

ruis op de lijn, misschien veroorzaakt door de aanwe-

35

zigheid van de twee personen die me uit de lobby zijn

komen ophalen en me vriendelijk hebben gevraagd of

ze bij het gesprek aanwezig mogen zijn. Natuurlijk, dat

mag. Maar het hindert me om vrijuit te spreken. Pas

als we allebei om hetzelfde moeten lachen, breekt het

ijs en kan het echte gesprek beginnen.

Gangaji, wat gebeurde er met je toen je je leraar Papaji

voor het eerst ontmoette?

Mijn echtgenoot, Eli, was enkele weken eerder naar

hem toe gegaan, en had me over hem geschreven. Die

brieven waren zo extatisch! Ik was erop voorbereid dat

het een speciale man was. Toen ik Papaji daadwerke­

lijk ontmoette, werd ik vooral getroffen door de kracht

van zijn aanwezigheid. Die was enorm. Met zijn ogen

heette hij me welkom, hoewel hij me helemaal niet

kende. Ik voelde me gezien en gerespecteerd zonder

dat ik er iets voor had hoeven doen. Toen zei hij: 'Wees

welkom! Als je vrijheid zoekt, kom dan binnen'.

Ik had goede ervaringen met andere spirituele le­

raren gehad, en ik voelde ook een verbondenheid met

hen, maar ik had nog niet gevonden wat ik nodig had

om me volledig te kunnen overgeven. Met Papaji was

er onmiddellijk een mysterieuze band die te maken

had met zijn uitstraling, zijn aanwezigheid. Ik voel­

de een onvoorwaardelijk welkom, wat een vorm van

liefde is. Dat raakte me diep. Later voelde ik ook een

meedogenloosheid in zijn weigering om mee te gaan in

mijn vermijdings- en verleidingsstrategieën. Ook dat

36

is een vorm van onvoorwaardelijke liefde. Hij was een

muur van liefde.

Dat klinkt nogal tegenstrijdig.

Dat klopt. Het moet wel tegenstrijdig klinken, want

onze taal is dualistisch van aard. Bij het spreken over

deze dingen ligt de uitdaging in het voelbaar maken

wat niet rechtstreeks gezegd kan worden.

Je bent nu eenmaal op woorden aangewezen.

Ja, en ik houd ervan om woorden te gebruiken. Ik vind

het niet erg om tekort te schieten in het uitdragen van

de boodschap.

Wát maakte Papaji je duidelijk?

Hij zei me te stoppen met zoeken. Dat was bedrei­

gend voor mijn identificatie als zoeker. Ik kende hem

helemaal niet, en ik zei tegen mezelf: wat vraagt hij

hier van me? Er kwam angst naar boven: wat zou er

gebeuren als ik stopte met zoeken? Zou ik terugvallen

naar een eerdere fase in mijn ontwikkeling? Maar wat

hij bedoelde was in feite heel duidelijk. Hij zei: 'Zo­

lang je op zoek bent naar iets, ga je ervan uit dat het

zich buiten je bevindt, dat het losstaat van jou'. Ik was

op zoek naar iets wat mij compleet zou maken, en ik

dacht inderdaad dat dat buiten mezelf te vinden was,

want ik had het niet in mezelf gevonden. Maar Papaji

37

zei: stop met zoeken. Daar schrok ik dus nogal van, maar tegelijkertijd wist ik dat bij een leraar, een echte

meester, was. Samen met de angst kwam er ook moed tevoorschijn, en een vertrouwen in mezelf en mijn oordeel dat ik niet eerder gekend had.

Papaji vroeg je ook het verhaal over je leven, het verhaal over jezelf op te geven. "Wtzarom vond je het dan toch de moeite waard om je levensverhaal Qust like you) aan iemand te vertellen en er een boek van te laten maken?

'Mijn' levensverhaal gaat over een gewone vrouw met een doodgewoon verhaal van lijden en vreugde. Ik zag het als een manier om bij gewone mensen 'binnen te komen', want dat was de opdracht die ik van Papaji heb

gekregen. Ik ben geen heilige, ik ben geen kluizenaar, ik

ben een doodgewone vrouw. Ik dacht altijd dat ontwa­

ken niet voor iemand als ik was weggelegd, dat ik mijn

leven daar totaal voor zou moeten omgooien, dat ik een

ander mens zou moeten zijn, dat het anders nooit zou gebeuren. Maar Papaji zei tegen me: 'Stop!'. En dat hield

ook in dat ik niet langer moest proberen om mezelf en

mijn leven te veranderen. Ik hoefde alleen maar te zijn

wie ik ben, met verhaal en al, en daarin te herkennen

wat waarheid is, te herkennen dat Bewustzijn al aanwe­zig is en niet losstaat van welk verhaal dan ook.

Maar zo'n boodschap zou sommige mensen er wel toe kunnen verleiden om energie in hun verhaal te blijven stoppen.

38

Als mensen communiceren we nu eenmaal middels verhalen. En of dat nu verhalen zijn over gewone mensen of over hele bijzondere mensen als Ramana Maharshi of Jezus of de Boeddha, dat maakt niets

uit. Al die verhalen dragen de mogelijkheid in zich

om iets over te dragen. Het was dus niet zo dat Papaji iets tegen verhalen had toen hij me aanspoorde om mijn levensverhaal niet langer serieus te nemen. Wat hij bedoelde was: stop daar eens even mee. Want ik

geloofde mijn verhaal en liet het steeds opnieuw de motor zijn van mijn lijden. Dat verhaal stilzetten, of

het in elk geval de ruimte geven om stil te kunnen

vallen, maakte het mogelijk dat ik kon zien dat ik Be­wustzijn ben, en dat daar alle verhalen in verschijnen en naar verwijzen.

Door je te vragen te stoppen met zoeken en met het over­eind houden van het verhaal over jezelf als individu, sug­gereerde hij in feite wel dat er iemand was om te stop­pen.

Ja, zonder meer, want dat is ook onze ervaring. We

hebben de ervaring dat er iemand is om te stoppen.

Zoals ik non-dualiteit begrijp is er zowel iemand als

niemand. Als er niemand is en er wordt tegelijkertijd

wel iemand ervaren, dan is dat dualistisch. Maar als die niemand tegelijk niemand en iemand is ... dat is

het Geheel. In mijn ervaring is er wel degelijk iemand aanwezig, en die iemand stopt. En dan is er een her­

kenning van leegte.

39

Heb je het gevoel dat je zo'n boodschap kunt overbrengen aan de mensen die je bijeenkomsten bezoeken?

Soms. Maar ik heb geen idee wie er wel en wie er niet klaar voor is om te horen wat ik zeg. Want mijn bood­schap is heel eenvoudig, maar ook heel radicaal.

Maar je gaat er wel vanuit dat begrijpen wat je Zelf is, begrijpen wat je bent, in gang gezet of overgedragen kan worden door een leraar?

Het kan in elk geval gestimuleerd worden, maar ook in gang gezet, in die zin dat er naar verwezen kan wor­den in de vorm van zelfonderzoek zoals Rarnana Ma­

harshi dat ons geleerd heeft. En dan niet alleen maar

zelfonderzoek door te vragen 'Wie ben ik?', 'Wie stelt deze vraag?', maar door heel je ziel en zaligheid erin te

gooien en op het spel te zetten.

In mijn geval was het zo dat ik een leraar nodig had. Maar ik denk niet dat daar een formule voor is. Er zijn mensen die dit zomaar spontaan realiseren.

Ik had ook zulke momenten gehad, maar ik had een

leraar nodig om het te bevestigen. Ik durfde niet op

mezelf te vertrouwen. Sommige mensen vertrouwen

van nature op zichzelf, anderen niet. Ik hoorde bij die anderen.

je hebt gezegd dat je in lachen uitbarstte toen je de defini­tieve waarheid zag. Wát was er zo leuk?

40

Hoe leg je een grap uit? Op het moment van lachen

weet je niet eens waar je om lacht. De aanleiding vond

het moment daarvoor plaats. Wat mij deed lachen was waarschijnlijk de enorme ontlading, het heerlijke ge­voel dat de zoektocht over was, dat ik werkdijk thuis

gekomen was.

Je geeft aan dat het delen van de realisatie gelijk staat aan de ontdekking ervan. Wát bedoel je daarmee?

Ik bedoel daarmee dat het voelen en delen van een band zoals ik die voelde met mijn leraren in feite de

directe ervaring van het Zelf verbreedt. Het is te ver­

gelijken met een arm die slaapt doordat hij in een

vreemde houding heeft gelegen. Als die arm ontwaakt,

profiteert het hele lichaam daarvan. Zo breidt het 'Ik

ben' zich als het ware ook uit in de ontmoeting met een meester waarin dat werkelijk gedeeld wordt.

je hebt vaak gezegd dat we de keus hebben om iets te doen of niet te doen. Wie moet dat doen, als er in werkelijkheid geen persoon is om het te doen?

Ik voer deze discussie vaker met spirituele leraren.

Wat voor mij keuzeloos is, is sat-chit-ananda, het

zijn-bewustzijn-liefde. Dat is keuzeloos. Keuze ver­

schijnt in de geest. Daar huist keuzeloosheid trou­

wens ook, in de geest en het denken. In een moment

van totale leegte zijn zowel keus als keuzeloosheid

niet relevant.

41

Misschien komt de keuze wel na de gedachte.

Ja, ik geloof dat men er nu achterkomt dat dat zo is.

Ergens in de hersenen wordt een handeling ten uitvoer

gebracht, en dan is er naderhand het kiezen, het besluit.

Laten we maar zeggen dat het een onbewuste keuze is,

gebaseerd op weet ik wat- overleving of psychologisch

welbevinden of wat dan ook. Misschien is het mogelijk

om je steeds meer bewust te worden waar de keuzes ge­

maakt worden, en zo te ontdekken wat keuze eigenlijk

is. Papaji zei tegen me: kies eerst vrijheid, dan is al­

les daarna keuzeloos. Het is een kwestie van niet meer

omkijken. Je kiest, je kiest ervoor om je zelfbeeld op te geven, en dan kijk je wat er overblijft. Toen kon ik pas

zien dat het zelfbeeld alleen maar een beeld is. Wat er

overblijft is Bewustzijn, dat wat je bent.

Bewustzijn heeft geen vorm en is onveranderlijk. Wáarom willen mensen die beweren dat ze dat begrijpen dan toch

zo vaak de wereld en zichzelf veranderen?

Dat maakt er ook deel van uit, net als sterrenstelsels.

Als we gaan vastleggen wat wel en niet kan, maken we

het leven tot iets statisch, en daar doen we het geen

recht mee. Het leven is voor het menselijk brein ge­woon niet te bevatten. Ik beschouw het als een manda­la, een levende, ademende mandala met een kern van

open, leeg bewustzijn. Die neemt een oneindig aantal

vormen aan. Wat me opvalt aan veel zogenaamde non­dualistische geschriften is dat ze in feite erg dualistisch

42

zijn. Dan wordt er gezegd: het is zus en niet zo. In een overgangsfase is dat niet erg, want het stopt het

verhaal en richt de aandacht op die kern van leegte.

Dat is misschien wel noodzakelijk, gezien het feit dat

we zo ontzettend geconditioneerd zijn om ons te iden­

tificeren met verschijnselen en met verandering. Door

het doen van zelfonderzoek trek je je terug in de kern.

Dat vormt de oerrealisatie, maar op den duur gaat die

alles omvatten, ook mensen die dingen willen veran­deren. Alles heeft een plaats in deze Heelheid. Je kunt

de dingen vol mededogen laten zoals ze zijn, of je kunt

dingen vol mededogen willen veranderen. Ik vind niet

dat er maar één manier is om non-dualistisch te zijn.

Je kunt zonder meer de volmaaktheid van alles inzien

zonder dat dat de wil tot verandering uitsluit. Het is

gewoon leela, het theater van het bestaan, Bewustzijn

dat die specifieke vorm aanneemt.

je hebt gezegd dat je in de spirituele zoektocht begint met het onderzoeken van het denken. Dat brengt je au­

tomatisch bij gewaarzijn, want het denken komt voort uit gewaarzijn. De meeste mensen geloven dat het precies

omgekeerd is: dat gewaarzijn een bijproduct is van het

denken.

We kennen verschillende manieren om dingen psy­

chologisch of spiritueel te definiëren, en ze hebben al­

lemaal hun functie, maar uiteindelijk is er één vraag

belangrijk: wat is je directe ervaring, hoe je die verder

ook benoemt? Als je je ervaring niet langer benoemt,

43

wat presenteert zich dan in feite? We kunnen het den­ken noemen of gewaarzijn, dat maakt niet uit. Het leeft, en het is zich bewust van zichzelf, en als het zich

op zichzelf richt komt het tot rust en gaat het zichzelf

overal terugzien, in alles.

Maar vanaf onze kindertijd wordt ons geleerd om onze

aandacht juist naar buiten te richten.

Ja, zo wordt het ons geleerd. Ik weet niet of dat fout is. We zitten nu eenmaal zo in elkaar als mensendieren.

Het lijkt voor andere diersoorten ook op te gaan, bij­

voorbeeld de primaten. We leren door na te doen, en

dat is heel nuttig voor de overleving van het lichaam.

Toch denk ik dat onze problemen voor een groot deel ge­baseerd zijn op onze neiging om de aandacht te richten

op wat we waarnemen, in plaats van op die- of datgene

wat er waarneemt.

Dat zou kunnen. Het basisuitgangspunt is: 'Ik ben de gedachte'. Daarmee wordt wat gedacht wordt iets con­

creets in onze ervaring. En vervolgens wordt het beeld

dat we van onszelf hebben concreet, tastbaar. Het

wordt niet ter discussie gesteld, er wordt gewoon aan­genomen dat het klopt. Zelfonderzoek houdt in dat de

aandacht weer op de gedachte gericht wordt, en dat je

je afvraagt: hoe werkelijk is het wat ik denk? En dan ga je zien dat het niet meer dan een gedachte is. Denken

en gewaarzijn staan niet los van elkaar. Het denken is

44

gewoon een vorm van gewaarzijn. Vorm en vormloos­

heid zijn twee zijden van dezelfde medaille.

Ben je het met me eens dat de Aanwezigheid die zichzelf

onajgebroken voelt, voorafiaat aan alle 'persoonlijke' er­

varingen?

Ja, want zijn is gewaarzijn. Je kunt ze niet scheiden,

net zoals je de woorden sat-chit-ananda, zijn-bewust­zijn-liefde, ook niet kunt scheiden. Er kan niet iets zijn zonder dat je je van dat iets bewust bent. Maar je kunt

je er ook bewust van zijn dat er niets is, als je diep in

slaap bent bijvoorbeeld.

Ontwaken zou je in dit kader de realisatie van die waar­heid kunnen noemen.

Ja. Het is eigenlijk heel eenvoudig. Ontwaakt zijn is dat herkennen wat altijd al wakker is geweest, wat er

altijd al was.

Misschien is het voor veel mensen te eenvoudig om het te

kunnen zien.

Dat maakt het zo ingewikkeld. Dat heeft ervoor ge­

zorgd dat het nog steeds een geheim is. Het is wie ik

ben. We keren ons daarvan af, omdat we van dat 'ik

ben' onmiddellijk een beeld maken of een zintuiglijke ervaring. Vervolgens gaan we op zoek naar onszelf, ter­

wijl het gewoon is wat we altijd zijn.

45

i.Vtzt me erg trof was dat je zei: 'Het hart kan zich onmo­gelijk afsluiten. Het is alleen de geest die zich opent en sluit:

Als ik het woord 'hart' gebruik, bedoel ik in feite 'lief­de', zoals in sat-chit-ananda. Als je bent is het onmo­

gelijk om niet te zijn, zelfs als je een extreme vorm van psychose of iets dergelijks doormaakt. Dan ben je er

nog steeds, en is de liefde er dus ook. Daar wijs ik in

feite op. Het denken, dat geneigd is zich te verdedigen

of te beschermen tegen pijn, creëert een harnas, een schild. Daar is het denken goed in, en het is ook heel

handig, vooral voor kinderen met hun kwetsbare ze­

nuwstelsel waar zoveel tegelijk binnenkomt. Het kind

leert zich af te schermen, het hart te beschermen. Dat

is een strategie van het denken. Maar het hart zelf staat

gewoon open. En als dan op een bepaald momene het

denken stilvalt en het verhaal stopt, wordt de kale wer­

kelijkheid herkend.

je hebt wel eens aangegeven dat mensen gek kunnen wor­den als ze de werkelijkheid herkennen.

Het kan in elk geval een enorme hoeveelheid ener­

gie vrijmaken. Ik heb inderdaad gezegd dat je voor

het proces van diepgaand zelfonderzoek een sterk

hart nodig hebt, en een heldere geest, want er komt

absoluut enorm veel energie bij vrij. Als kind had

ik ervaringen waarbij mijn lichaam als het ware ver­

dween. Ik was er doodsbang van. Ik moest naar de

46

psychiater, en die gaf me kalmeringsmiddelen. Dat

vond ik heerlijk. Ik viel zo in slaap. Achteraf denk

ik: godzijdank, want ik had totaal geen idee wat er

aan de hand was. Mijn zenuwstelsel raakte overbe­

last. Ik zeg niet dat het een spirituele ervaring was

- misschien was het gewoon een angstaanvaL Later,

nog voor ik Papaji ontmoet had, was ik bezig met vipassanameditatie, waarbij je heel lang achter elkaar

mediteert. Toen kwam diezelfde vorm van energie

weer naar boven. Mijn lichaam verdween. Ik vond

het weer doodeng, maar omdat het gebeurde binnen

de context van het mediteren, kon ik het toelaten. Op een gegeven moment werd die energie heel sterk.

Normaal zou ik •de neiging gehad hebben om een

pilletje te nemen of om weg te lopen en getroost te

worden, maar omdat ik aan het mediteren was, was

ik open en helder en kon ik het onder ogen komen.

Het is daarna nooit meer voorgekomen. Daarom heb

ik het over een heldere geest, dat wil zeggen: alles onder ogen zien wat zich voordoet, zonder het weer

te onderdrukken of te ontlopen door gillend weg te

rennen. Niet dat onderdrukken persé verkeerd is,

want soms leent de situatie zich ervoor om dingen

te onderdrukken of te ontlopen. Maar zelfonderzoek geeft je de kans om te ontdekken dat het alleen maar

energie is die in beweging komt. Het is alleen maar

energie.

Misschien is de waanzin wel onze normale zijnstoestand geworden.

47

Soms is het nodig om het gevoel te krijgen dat we nog gekker worden, want een deel van de waanzin bestaat uit het onderdrukken ervan. Als je je eigen waanzin toestaat, ben je geestelijk aan het helen. Je ziet de waar­heid onder ogen: mijn God, ik ben gek! Dat is Be­wustzijn. Dan kun je het verwelkomen en een plaats

geven.

Mijn ervaring is: niemand is helemaal gek, waanzin en normaliteit gaan in mensen hand in hand.

Dat klopt, daar ben ik het helemaal mee eens. Ik zeg vaak tegen mensen: iedereen in deze ruimte is een beetje gek, en eigenlijk weten we dat ook wel. Maar omdat we niet gek horen te zijn en niet als gek gezien willen worden, keren we ons af van dat soort energie

als die zich voordoet. Maar hij moet onder ogen gezien worden, en dan blijkt het niet meer dan een vorm van energie te zijn.

Laatst las ik een lang artikel in de New York Times over een groep schizofrenen. Die horen allerlei stem­men. De dokters laten de diagnose, schizofrenie, ach­

terwege. Ze zeggen dat het een spectrum is waar ieder­

een in meer of mindere mate binnen valt. We horen allemaal stemmen, alleen horen die mensen er war

meer dan wij, en ze lijken van buiten te komen.

In feite weet niemand wat schizofrenie precies is. Het is niet meer dan een etiketje om dit soort mensen mee te labelen.

48

Inderdaad. War ze zeiden was: als we geen etiketje meer gebruiken voor deze mensen, als ze eigenlijk net zo zijn

als wij, dan zijn ze niet gek meer. Dat alleen al haalt '

een enorme last van hun schouders.

Wé definiëren onszelf op allerlei manieren, als 'gek' bij­voorbeeld, of als 'normaal' of 'leuk�

Als 'iemand' ook. Dat is uiteindelijk de kerndeflnitie.

We definiëren het bestaan zelf, het zijn, en dan wordt

het in leven houden van het lichaam onze belangrijk­

ste motivatie. Ik zeg niet dat dat fout is. Het is denk ik noodzakelijk, die individuatie van Bewustzijn. Het

maakt deel uit van de reis die thuis komen zo heer­lijk en lachwekkend maakt. Als we onszelf nooit kwijt waren geraakt, of eigenlijk: ogenschijnlijk kwijt waren

geraakt, zouden we nooit de vreugde ervaren van het

terugvinden van onszelf. Er ligt een soort volmaakt­

heid verborgen in alles, ook in ons eigen lijden. Dat

maakt het misschien ook wel lachwekkend: de herken­ning dat alles volmaakt is, precies zoals het is.

49

Jan van den Oever

Passie voor niemandsland

Jan van den Oever (1949) j groeide op in een kerkelijk vis­

sersgezin in Katwijk aan Zee. Hij volgde de HBS, studeerde een tijdje scheikunde en ging daarna werken als medisch laborant, onder andere in het academisch ziekenhuis in Leiden. Na verloop

van tijd raakte hij uitgekeken op het laborantenwerk

Hij zocht meer verdieping, en vond die in de Spey­ercherapie, een intensieve vorm van regressietherapie. Maar na enige jaren als Speyertherapeut gewerkt te hebben, merkte hij dat het hem afleidde van zijn zoek­tocht naar de essentie van zijn wezen. Hij koos ervoor om weer als laborant aan de slag te gaan, zodat hij zich innerlijk volledig kon concentreren op die essen-

51

tie. Zijn leven als getrouwd man met een huis en een baan begon steeds meer te knellen. Met tussenpozen zocht hij eind jaren zeventig Krishnamurti en Osho

op in India, en begin jaren tachtig ook Nisargadatta

Maharaj, de leraar uit Bombay, die hem uiteindelijk het meest inspireerde van allemaal. Daarna begon hij ook de Bijbel in een ander daglicht te zien. Met name

het antwoord dat God aan Moses gaf op diens vraag 'Wie bent U?', markeerde voor Jan het eindpunt van

zijn zoektocht. In dat antwoord, 'Ik ben wie ik ben',

zag hij verwoord wat hij zelf ook had gevonden. 'Ik

Ben' vormt sinds die tijd voor hem de kern van alle

spirituele wijsheid en inzicht. Sinds 1987 woont Jan in Leiden. Hij trouwde voor

de tweede keer en kreeg twee kinderen. Zijn vrouw sti­

muleerde hem om te gaan spreken over wat puur Zijn betekenr, en over totale kwetsbaarheid als de hoogste

vrijheid. Aanvankelijk hield hij thuis bijeenkomsten

in kleine kring, later in heel Nederland. Sinds enige

jaren houdt hij bijeenkomsten op een vaste locatie in

Leiden. In 20 11 verscheen Ik weet niet wie ik ben, een

boek gebaseerd op gesproken teksten van Jan.

Toen Jan werd verzocht kort iets over zijn leven op

te schrijven, stuurde hij de volgende tekst op: 'Eigenlijk ben ik nooit verder gekomen dan ver­

drinken in onschuld. Alles wat mijn zoektocht bracht

was verdrinken in kwetsbaarheid. Toen ik een jaar of acht was, ging ik vaak direct

na school naar het strand. Met het continent achter

me stond ik stil en liet ik het geluid van de branding

52

bezit van me nemen. Daar was ik mezelf zonder in­

vulling. Het verlies van een van mijn vriendjes door

een mijnontploffing, en een ander vriendje door een

hersentumor, deed me tegelijkertijd wakker worden in

kwetsbaarheid. Wanneer ik dan in de zomer meeging

met de vissers op de Noordzee, hoefde ik maar op de

punt van het schip, op het warme staal te gaan liggen om het grootste geluk over me heen te krijgen.

In het begin van mijn tienerjaren ging ik vaak

vanuit onze ruin de duinen in naar mijn vertrouwde duindelletje. Het was een hoge duin met een klein, wit

zanddelletje op de top. Daar ging ik zitten of liggen,

doodstil maar klaarwakker, en als ik me niet bewoog

zag ik naast me hagedissen die zich lagen te warmen

in de zon. Ook daar viel ik in wat ik maar noem dat

pure Zijn. Het was ook de plek waar, zoals ik achteraf

hoorde, de soefimysticus lnayat Khan zijn mystieke

ervaring heeft gehad, en waar later de soefitempel ge­

bouwd werd.

Alles wat daarna gebeurde in mijn leven, in mijn

zoektocht naar de essentie ervan, refereerde steeds weer

aan die wondere ogenblikken.

Krisnamurti zorgde ervoor dat ik me bezig ging

houden met wat hij 'ontwaken' noemde. Ik bedank

alle leraren dat ze me enthousiast en waakzaam hiel­

den. Maar uiteindelijk verloor ik mezelf in wat ik als

kind al had ervaren. Zijn in totale kwetsbaarheid. Niks

meer en niks minder.

Ieder woord is eigenlijk al teveel.'

53

Het gesprek vindt plaats in huize van den Oever. Onze

echtgenotes en een goede vriend van Jan zijn ook aan­wezig. Er staat koffie, thee en iets lekkers op tafel. Het is onze eerste ontmoeting. Zodra we alle beleefdheden

hebben uitgewisseld en het gesprek daadwerkelijk is

begonnen, lijken we ons allebei nauwelijks nog bewust van de entourage. Jan vertelt zijn verhaal alsof hij dat

voor de eerste keer doet. Zijn ongeveinsde enthousias­

me werkt aanstekelijk. We wisselen verhalen en anek­

doten uit die niet ter zake doen, behalve dat ze onze eerste kennismaking kleur en diepte geven. Toen ik

enige maanden eerder voor de eerste keer een dvd van

Jan zag, werd ik al geraakt door zijn directheid en zijn indringende toon van spreken. Nu voel ik dat die ge­

voed wordt door een innerlijk vuur dat zacht sluimert, maar plotseling kan oplaaien. De uitdrukking 'recht

door zee' lijkt, zeker met zijn jeugd en achtergrond, in

alle opzichten op hem van toepassing. Als we stoppen met het gesprek en het laatste ge­

bak wordt verdeeld, weet ik al dat dit niet ons laatste

gesprek is geweest. We hebben elkaar nog teveel te vra­

gen en te vertellen. In de loop van het jaar spreken we

nog enkele keren af. Als vanzelf ontstaat er een boek en

een warme vriendschap. Nog steeds word ik, net als de

eerste keer, geraakt door zijn aanwezigheid, zijn stern,

zijn woorden, de directheid ervan. Wat ze me steeds blijven zeggen, is dat ik moet vertrouwen op mijn ei­

gen wijsheid. Een beter advies heb ik nooit van iemand

gekregen.

54

jan, wat kun je zeggen over dat wat je bent?

Laat ik zeggen dat ik iemand ben waarvan ik helemaal

niet weet wie dat is. Ik maakte dat eigenlijk al mee in

mijn jeugd, op de punt van het schip van mijn vader. Daar ging ik altijd zitten. Dan waren we op de Noord­

zee, en dan verdween ik in de lucht en in de zee. In de puberteit heb ik dat ook weer gehad. Dan ging ik bij ons achter de duinen in, en in een duinpannetje ging

ik in het zonnetje liggen, en dan verdween ik. Daar

bleef me altijd iets van bij, iets van een soort oplossen in niets.

Later zei iemand tegen me: 'Je was goddelijk getrau­matiseerd', hahaha. Want ik ben niet gaan zoeken uit

ellende of narigheid. Ik had het hier best voor elkaar. Ik kon werken, ik had een huis. In Katwijk was het zo:

als je ging leven, dan had je twee dingen die je moest

zien te verwerven: een eigen huis en een eigen graf. Dan kon het niet meer stuk. Nou, ik had een eigen

huis, en bijna een eigen graf, en toen dacht ik: en nou moet ik weg. Ik had nog wat te doen, ik had nog wat te ontdekken. Ik wist alleen niet wat het was.

En toen kreeg het op een dag een naam. Ik las in

een boekje het woord 'consciousness', en ik dacht: dat

is het. En toen ben ik het weer gaan zoeken. Maar ik

ging zoeken naar iets concreets. Ik ben overal geweest,

naar allerlei leraren toegegaan, maar ze verwezen uit­

eindelijk alleen maar naar dat wat ik al wist, maar wat

ik nog geen naam kon geven.

55

Zijn er mensen die je over dit onderwerp hebt horen spre­

ken en die je hebben geïnspireerd?

De lezingen van Osho waren erg inspirerend. Daar

kreeg ik kippenvel van. Maar die had het over alles. En

dan zag ik Osho daar zitten, en dan dacht ik: tja, die

manier is toch niet helemaal de mijne. Want iedereen

zit hier wel, maar iedereen denkt: dit red ik nooit.

Daarom ging men ook heel hard aan de slag met z'n al­

len.

Ik heb uiteindelijk geen enkele encountergroep of wat

dan ook gedaan daar. Ik had er niks mee. Ik dacht: je

hoeft toch geen kunstjes te leren om aap te kunnen

zijn? Ik zag daar mensen eerder de vernieling in gaan

dan dat ze er opknapten. Ik vond de gereformeerde

dominee van vroeger nog prettiger dan de mensen die

zo'n encountergroep leidden. De ego's van die the­

rapeuten waren zo groot, en ze konden gelegaliseerd

macht uitoefenen over iedereen.

Krishnamurti vond ik ook geweldig, Nisargadatta

was geweldig. Het ontroerde me allemaal, maar het

bracht me geen stap dichterbij. Ik moest erop leren

vertrouwen dat ik al zie wat ik zie. En ik moest er op

leren vertrouwen dat ik daardoor geen afleiding meer

hoefde te zoeken. Ik wist dat ik terug moest naar de

basis, en niet moest denken dat het in enige spirituele

input zat. Die hield mij juist bij die basis weg. Ik voel­

de dat er bij mij de neiging bestond om aan mijn eigen

56

wijsheid te ontsnappen, en dat vond ik toch eigenlijk

heel raar. Ik zie hoe het zit, en het is verdorie alsof ik

denk: nou ja, dat kan ik altijd nog wel zien.

Mensen hebben de neiging om een omweg te maken om

op hetzelfde punt uit te komen.

Dat was vroeger bij Nisargadatta ook, die omweg. Dan

zeiden ze: 'Op het moment dat je sterft zie je toch in

ieder geval hoe het zit?' En dan zei hij- in die zin was

hij een man naar mijn hart: 'Ja, maar daar heb je toch

geen pest aan?' Wat heb je eraan om het het laatste half

uur van je leven te zien? Laat ze dat half uur dan ook

maar houden. Voor hetzelfde geld stoppen ze je vol

met morfine of iets dergelijks en zie je het nog niet.

Hij zei: 'Daar heb je toch helemaal niks aan?' Ik dacht:

da's waar. Je hebt er alleen wat aan als je nog volop in

het leven staat.

Kwam dat over, wat Nisargadatta zei? Ik bedoel, er zaten

daar toch ook elke dag weer dezelfde mensen ...

Ja, bij sommigen kwam het over, daar raakte de pijl zijn

doel wel eens. Er werd bijvoorbeeld een keer aan hem

gevraagd: 'Wat vindt u van de Bhagavad Gita?' Toen

zei hij: 'Waarom vraag je dat? Hoe lees je zelf de Bha­

gavad Gita?' En die man, het was een Indiër, zei: 'Als

een Arjuna.' En toen zei Nisargadatta: 'Waarom lees

je het niet vanuit het gezichtspunt van Lord Krishna?'

Met andere woorden: je hangt aan je leerlingschap.

57

Waarom zijn hetjouw woorden niet? Dat raakte som­

mige aanwezigen- heng! Mij raakte het ook heel diep. Waarom lees je het niet vanuit het gezichtspunt van

Krishna, en wel vanuit de leerling? Want die leerling

kan blijven denken: ja maar ik zie het nog niet. Ik kan

nog ontsnappen. Ik dacht: 'Ja, zo zit het dus. Je durft

je eigen wijsheid niet eens uit te spreken.'

Ik ging als volwassene dus zoeken, ik deed kennis

op ... maar in feite wilde ik verduidelijking over dat

wat ik vroeger gevoeld had. Want ik was het kwijt.

Het was een herinnering. De feitelijke ervaring was ik

kwijt. Maar mijn kop raakte vol. En ik kreeg in de ga­

ten dat ik er steeds verder vanaf kwam te staan. Want

ik dacht: 'Ja, maar ik ben toch als kind op de punt van

dat schip gaan zitten, en in dat duinpannetje? Ik wist

toen nog van niks. Ik had nog geen boeken gelezen. Ik

was gewoon nog een jongetje.' En ik dacht: 'Hoe moet

ik daar weer terugkomen?' Want je kunt niet meer

naar dat kind toe.

Hoe is je zoektocht ten einde gekomen?

Ik ben uiteindelijk weer teruggeworpen op mijn eigen

leventje. En toen ging het eigenlijk heel hard. Toen

voelde ik: goh, het is me al duidelijk. Ik weet gewoon

niet wie ik ben. Ik weet zelfs niet wie er spreekt en wie

er denkt. Ik weet ook niet wie er ouder wordt. Er is

dus iets in mij wat tijdloos is. Ik weet niet hoe oud ik

ben. Ik doe wel mee, maar ik zeg altijd dat ik ieder jaar

een ander rugnummer krijg. Ik heb nu rugnummer

58

59. En in november krijg ik nummer 60. We zeggen:

het is aftakeling. Ja, zo kan je het noemen. Maar het is

verandering.

Het niet ouder worden van binnen is de sleutel van de hele zoektocht. Daardoor zie je onmiddellijk dat

er een wezen is dat tijdloos is, waar geboorte, leven

en dood in verschijnen en verdwijnen. Daar hoef je

helemaal geen boekjes voor te lezen. Daar hoef je geen

bliksem meer voor te horen. Je hoeft alleen Dat ver­

trouwen te geven. Het viel op zijn plek. Ik ben altijd

dat wat er is.

Ik dacht ook bij mezelf '0 jee, ik kan dit met het

denken bijna niet accepteren, want denken is een gees­

telijke beweging naar een doel toe, en nu moet het als

het ware tevreden zijn met doelloosheid'. En dus zag ik dat ik niks meer aan het denken mocht vragen op dit

gebied. Het denken is perfect in orde en het doet me overleven. Er is niks mis mee. Maar ik mocht her niet

meer vragen om me duidelijk te maken wie ik werke­

lijk ben.

Dat was de ommekeer. Er mocht van alles gedacht

worden, maar ik wist dat het me geen stap dichterbij

zou brengen. Wam om met het denken, dat naar een

doel streeft, te kunnen vatten wat je wezenlijk bent

-dat liep steeds op een mislukking uit. Dat was mijn

dilemma: dat ik niet wist wie ik was, en dat het leek

alsof dat niet genoeg was, dat er nog iets moet zijn

wat me dat nog duidelijk moest maken. Verlichting,

de fanfare, de marinierskapel die buiten staat te tet­

teren, dat je zegt: jongens, dik voor mekaar. Ik dacht:

59

dat slaat nergens op, want je weet niet wie er luistert. Je weet niet wie er spreekt. Wat moet je dan verder nog? Dat is toch genoeg? Want over een uur weet je het nog

niet hoor. Elke dag blijft dat zo. Dus iedere stap die je zet met het denken is een stap te ver.

Ik weet dus niet wie ik ben. Dat is mijn eerste gege­ven, vierentwintig uur per dag. Ik weet niet wie er hier spreekt. Alles verschijnt in mij en dat 'mij' kan ik niet

lokaliseren. Ik kan het zelfs geen naam geven. De zoge­naamde dualiteit bestond eigenlijk alleen maar omdat er een doener was, een belever van de belevenis. En die belever is er niet. Maar die schijngestalte neemt men voor waar aan. Dat heb ik ook gedaan. Maar ik besefte:

de punt van het schip, dat is eigenlijk elk ogenblik! Ik zit daar altijd! Dat was het wonderlijke. Toen hoefde ik er verder niks meer over te horen.

Wflt heeft het voor consequenties voor je, als je daar vier­

entwintig uur per dag zit?

Laat ik het zo formuleren: enthousiasme. Het is nieuwsgierigheid, enthousiasme, verwondering. Het is ·

geen enkel geloof meer in je herbergen. Want elk ge­loof begint met de aanname van die doener.

Als dat basisgeloof verdwenen is, is alle andere geloof ook verdwenen.

Precies. Wat dan overblijft is nieuwsgierigheid en en­

thousiasme zonder grenzen. Het is geen kwestie van

60

interesse. Her is iets veel diepers, waarin je kwetsbaar bent, waarin je onschuldig bent. Dat is het. En dat kom ik niet zoveel tegen, om je de waarheid re zeggen.

Ik denk dat heel veel mensen het wel kennen, maar het dan vervolgens weer gaan interpreteren en er verhalen van gaan maken, en dan is het weg.

Je komt dan in het gebied van de interpretatie terecht, en dan is her eind zoek. Want dan lijkt het allemaal machtig interessant, maar het eerste gegeven, dat je bent vóór iedere interpretatie, raak je dan kwijt. Je moet bij dat eerste gegeven durven blijven. Daar moet

je een passie voor krijgen. Het gebied van de interesse

inoet absoluut verlaten worden. Ik heb wel eens mensen ontmoet die zeiden: 'Nou

Jan, ik kan er niks over zeggen.' Dat kan roch nier! Niks over zeggen? Het is Dit! Maak me 's nachts wak­ker en ik begin er weer over. Ze moeten me vangen als ik eenmaal begin. Maar verder hebben we her er

in ons leven thuis nooit over. We hebben het veel te druk met andere dingen. Er is niets in de spirituali­

teit wat je meer met beide benen op de grond houdt dan een gezin hebben - vrouw en kinderen. Bij al

die mensen die dat niet hadden, zag ik alleen maar fratsen en rare dingen gebeuren. En dan dacht ik: dat komt omdat je geen basis hebt. Als je thuis raar doet, zeggen ze: de keizer heeft geen kleren aan. En dat is heel gezond.

61

Ook wel confronterend.

Ja, natuurlijk. Ik zeg wel eens: als je jezelf kon klonen, hoelang zou je jezelf dan in huis dulden? Denk daar

eens over na. Ik nog geen half uur. Dan is het: hij eruit of ik eruit. We zitten zo vaak te hakken op anderen, maar met onszelf zouden we het nog geen half uur uit­houden. Als het over spiritualiteit gaat praat ik alleen maar vanuit mijn eigen ervaring en het dagelijks leven binnen mijn gezin. De rest is toch vaak hoogdravend, pedant gedoe. En ik ken ook niks anders.

Wát heeft je doen besluiten om hier in het openbaar over te gaan spreken?

Dat is vanzelf gegaan. Vrienden van me zeiden: 'Goh Jan, je bent op allerlei plaatsen geweest, wat heb je daar nou van opgestoken?' En dan zei ik wel eens wat. En toen zijn mensen aan me gaan vragen of ze niet eens

bij me thuis mochten komen. Het sprak zich rond. En dan ging ik wel eens een avondje ergens spreken. Maar meestal vonden die avondjes bij mij thuis plaats, in

kleine kring: tien tot vijftien mensen. Wat ik heel vaak met mensen doe is korte medita­

ties, waarin ik aangeef: doe je ogen dicht, en zie dat alles verschijnt in jou. En dat waar het in verschijnt,

dat kun je gewoon niet lokaliseren. Je kunt het dus

niet worden, je bent het al. Je hoeft geen trucs uit te halen of cursussen te doen om dat te ontdekken, want

je bent het al.

62

Dus meditatie heeft zin volgens jou?

Ja, dat heeft absoluut zin. Niet voor iedereen, want als

je het ankertje al hebt, is het eigenlijk niet meer no­dig. Maar als je dat ankertje nog niet hebt, moet je even teruggetrokken worden uit al die prikkels en al die impulsen. Want je gaat sommige van die impulsen gebruiken als je identiteit. Een spirituele impuls, of dat je je goed voelt of slecht voelt ... om daar van los te komen, moet je in meditatie wat dieper durven gaan. Dus ik zeg tegen mensen: we gaan nu mediteren, maar

ga nu niet op je adem zitten letten. Ademen heb je je leven lang zonder je bemoeienis kunnen doen, dat lukt

je nu ook nog wel even. Dus doe even niks.

Wánt dat is meditatie: niets doen ...

Het is eigenlijk niks doen. Maar als je je dat eigen maakt, dat je ziet: er is nooit een doener in me, dan

vallen falen en lukken weg. Het wordt als het ware wat lichtvoetiger allemaal. Je ziet mensen vanuit een busi­ness van spiritualiteit, van spirituele kerststukjes maken

en meer van die zotte dingen, teruggebracht worden tot het gewone bestaan. Er zijn regelmatig mensen bij

waar dat mee gebeurt, maar ook mensen die hun heil ergens anders gaan zoeken. Dat mag ook. Ik bedoel, ik heb de waarheid niet in pacht. Maar ik probeer wel

steeds naar die essentie terug te komen. Wat is nou het conflict in het dagelijks bestaan? Als spiritualiteit geen handvatten aanreikt voor het dagelijks leven, dan is

63

het geen bliksem waard. Als ik vroeger wel eens las dat Boeddha ergens liep, en dat er dan boze olifanten op hem afkwamen die vlak voor hem stopten, dan dacht ik: ja ja, maar je zult zien: als ik dat op een dag zie, dan lopen die olifanten gewoon door!

Ik spreek vanuit een basis van volstrekte gelijkwaar­digheid. Ik kan pas spreken als je me dat gunt. Als jij je oren afwendt, is het over. Dus dank je wel. Het is voor mij een feestje dat ik dit mag zeggen. We doen dit nu al bijna tweeëntwintig jaar, en elke keer heb ik iets van: daar gaan we! Wil je horen hoe mijn bruid eruit ziet? Nou, dan kun je het te horen krijgen. Ze heeft zo'n jurk aan, en die schoenen.

In de bijeenkomsten probeer ik mensen te helpen die twijfelen. Ik blijf tegen ze zeggen: je geeft teveel aan­dacht aan je twijfel. Zelfs twijfel heeft nooit dat wat je bent in de weg kunnen staan. Dat zie je niet, want je denkt dat je eerst je twijfel moet opruimen. Terwijl ik zeg: maar om te twijfelen, moet je er al zijn. En als een ander dan zegt: 'Tja, het zal wel', dan denk ik: hoe is het mogelijk? Maar ik heb inmiddels geleerd om dan mijn mond dicht te houden. Want je bent aan het duwen en trekken. Ik heb geleerd om dit te uiten, en me er niet meer mee te bemoeien wat men er mee doet. Ik vind het heerlijk, nu ik dat heb losgelaten. Mijn enthousi­asme, mijn passie voor het onderwerp is toereikend. Vorige week vroeg een man: 'Wat is nou het verschil tussen interesse en passie?' Ik zei: 'Stel: je bent verliefd op je vrouw, en ze komt op je af, en je zegt tegen de mensen die naast je staan: ik ben erg geïnteresseerd in

64

haar. Klopt dat dan?' Die man zegt: 'Nee, dat klopt niet.' Ik zeg: 'Precies. Dat is nou het verschil'. Het voelt zo levend. Het is precies hetzeitoe als toen ik vroeger bij dat schip nog omkeerde als ik bij dat puntje vandaan kwam. Dan zag ik mijn vader bij de brug hangen, en dan deed-ie zo van: prima. Een knikje, meer niet.

Zou hij je gevoel herkend hebben?

Ik weet wel dat we vroeger Lou de Palingboer wel eens hebben horen spreken, ik geloof op de visafslag in t]muiden. Daar stond hij op een kistje te praten, en ik stond daarbij met mijn vader. Ik was nog klein, en we hoorden Lou zeggen: 'Ik ben onsterfelijk.' Hij had geen gebit meer, hij was heel moeilijk te verstaan. 'Ik ben onsterfelijk', zei hij, 'ik ben God zelve.' En toen zei een man met van die hele grote handen tegen hem: 'Nou Lou, als ik je één klap tegen je kop geef, dan ben je er echt geweest hoor.' Maar Lou kon niet an­ders. En toen we wegliepen zei mijn vader: 'Jongen, het is een waarachtig mens.' Er werd verder niet meer over gesproken, maar hij herkende het wel. Ik dacht bij mezelf iets van: 'Goh, wat een wonderlijke uitspraken zijn dat.' Ik herkende het eigenlijk ook. Maar een kind beleeft zoiets nog zonder woorden.

Wat Lou zei was authentiek. Maar hij had verder geen school gehad, en het werd een hele toestand om hem heen. Maar er was iets wat mensen toch herken­den. Er zat een passie in die authentiek was. En hij kon er blijkbaar ook zijn mond niet over houden.

65

Misschien had Lou inderdaad de schijngestalte van het

ego wel doorzien.

Ik denk eigenlijk van wel. Maar het blijft moeilijk. Want je zou roch zweren dat je dit nu vanuit een cen­trum beluistert. Dat valt niet weg te redeneren, dat blijf je houden. Maar het gekke is, als je denkt het vanuit een centrum te beleven ... daar is de mens een waar­heid van gaan maken. Hij is dat centrum van binnen in gaan vullen als een identiteit: 'ik luister', 'ik spreek', enzovoorts. Je kan van alles waarnemen: woorden die gesproken worden, gevoelens die gevoeld worden. Maar over die 'ik' kun je nog geen twee zinnen zeggen. Toch nemen we die voor waar aan.

Omdat iedereen het woord 'ik' gebruikt.

Dat zit er helemaal ingebakken. Het is een schijngestalte die we voor waar aannemen. 'Ik ben een boeddhist', 'ik ben een christen' ... Zet het journaal maar aan en je ziet wat er van komt. Die schijngestalte is een stuk geestelijk gereedschap. Daarom ben ik nooit tegen het ik geweest, terwijl ik in de spirituele zoektocht toch zoveel hoorde hakken op dat ik. Ik dacht: ja, maar zouden die heiligen dat nou helemaal kwijt zijn, dat gevoel van dat centrum? Dat klopte voor mijn gevoel niet, want ik dacht: dat kan je niet kwijt zijn. Het is namelijk niet iets wat je kunt aanpakken, want je pakt het met darzelfde ego aan. Het is een schijngestalte die een fantastisch stuk gereedschap is. Waarom zou je daar tegen zijn?

66

Omdat je er totaal door geobsedeerd bent misschien?

Omdat er een situatie is ontstaan waarin die schijnge­stalte voor volkomen waar wordt aangenomen.

Misschien wel een beetje vergelijkbaar met een computer­virus. Het is je systeem binnengekomen, het is een eigen leven gaan leiden, het beïnvloedt van alles en nog wat, en voor je het weet gaat de machine haperen.

Ik heb het wel eens gezegd tegen iemand die streng 'gereformeerd was. Ik zei tegen hem: als ze jou nou eens drie dagen na je geboorte te vondeling hadden gelegd in een katholiek gezin. Dan had je later toch gezegd: ik ben een katholiek? Zie je dan niet dat het allemaal input is? Maar het is eng om dat los te laten, want je bent je club kwijt. En als dat nou het enige is wat we doen. Maar het gevolg is zo veelomvattend. Want plot­seling ontstaan falen en lukken. Die 'ik' ga je gelukkig proberen te maken. Dat is mij mijn leven lang nog niet gelukt.

je hebt wel eens gezegd: niemand kan gelukkig worden.

Niemand kan gelukkig worden omdat je een schijnge­stalte gelukkig probeert te maken. Je blijft het proberen, maar de frustratie is onvermijdelijk. Je hebt net niet het juiste huis gekocht, je bent net niet met de juiste vrouw getrouwd, je hebt net niet de juiste kinderen gekregen. Het is steeds net niet. Als je je kist aan het uitzoeken

67

bent, is het nog steeds net niet. En we blijven maar den­ken: het moet nog komen. Maar als je de veertig gepas­seerd bent, dan hou je wel een keer op. Dan denk je: nou, het is mij niet gelukt. Maar je zwijgt erover. Je bent altijd bezig geweest om jezelf gelukkig te maken, niet wetend dat je een schijngestalte gelukkig probeerde te maken. En omdat je niet weet dat het een schijngestalte is, ben je tot falen gedoemd. Daar zit mislukking in op­gesloten. En naarmate je ouder wordt, slik je het voor zoete koek. Maar in feite is het een pijnlijk verschijnsel.

Zou dat dan niet de reden zijn dat mensen zeggen: je moet daar vanaft

Ja natuurlijk. Ergens voelt het toch als een soort con­flict. En als je dan te horen krijgt dat er eigenlijk geen gevangene is ... dat raakt sommige mensen. Maar heel veel mensen ook niet. Want als je heel veel geïnves­teerd hebt in je bevrijding, dan wil je niet horen dat je helemaal niet gevangen zit. Je kan het tachtig keer ho­ren, maar je wil er niet aan. Want je hebt geïnvesteerd in spijltjes doorzagen, tunnels graven, sloten kraken,

en dan komt er op een dag iemand en die zegt: hé, de gevangenis staat open! Loop maar naar buiten.

Dat ik-beeld moet wel overeind blijven. Daar zijn we de hele dag mee bezig.

Daar zijn we de hele dag zoet mee, om dat maar te vullen.

68

Dat is de verkramping van het ego.

Daar ben ik het niet mee eens. Het geloofin het ego, dat is de verkramping. De schijngestalte zien als een schijngestalte, daar is niets mis mee.

Oké. Maar als je in die schijngestalte gelooft, zie je die verkramping dan terug in het lichaam?

Absoluut. Dan is het een geloof, en ieder geloof am­puteert je.

En dat zie je terug in het lichaam, in die zin dat het ver­krampt reageert, niet soepel en flexibel is.

Ja. In zekere zin is dan de flexibiliteit, de nieuwsgie­righeid geamputeerd. Er wordt dan geleefd vanuit een uitgangspuntpunt dat onwaar is. Zelfs Jezus had dat door. De hele weg van de kruisiging is de weg van de zoeker. Hij hangt daar, en dat hangt niet lekker hoor, en hij zegt: Heer, laat deze beker aan mij voorbij gaan.

En hij zegt ook nog: God o God, waarom hebt Gij mij verlaten? Nou, dat is toch een motie van wantrouwen, of niet? Er is dus iets waardoor die verkramping er is. Maar later zegt hij: Doch niet mijn wil geschiede, maar de Uwe. En dan gaat het open. En dan zegt hij ook nog: in Uw handen beveel ik mijne geest. Dat alles bij elkaar is de hele weg van de zoeker. Iedereen gaat die weg. En dan hangt er ook nog iemand naast hem die een heel andere weg is gegaan en uiteindelijk ook

69

tot dat punt komt. Dat is een moordenaar. Die ziet het ook. En dan zegt Jezus als mosterd na de maal­tijd: heden zult gij met mlj in het paradijs zijn. Dat had hij niet eens hoeven zeggen, want die man zag het al. Jezus zei niet: ja, je ziet het wel, maar by the way, waar hang je voor? Dus die moordenaar aan het kruis laat in de christelijke traditie al zien dat je geen enkel instituut nodig hebt, dat je de meest vreselijke daden kunt begaan en toch in staat bent om te zien hoe het zit. Die moordenaar is nog nooit naar voren gehaald. Waarom niet?

Omdat hij laat zien dat het niet uitmaakt hoe de weg precies bewandeld wordt ...

... welke weg je ook gaat. Ik had vroeger nog meer aan die moordenaar dan aan Jezus. Dat zei ik natuurlijk niet, maar ik dacht wel: dat Jezus het haalt, dàs geen groot wonder, maar die moordenaar ... hij is een weg gegaan, hij hangt er niet voor niets, maar er wordt niet gezegd: ja wacht even, je bent fout. Hij heeft geen in­stituut nodig, hij heeft geen heiligen nodig, hij hangt daar op de rotste plek van de hele wereld, en roch, en toch ... ziet hij hoe het zit. Die moordenaar laat zien wat voor vrijheid hij heeft om het te zien. Terwijl Je­zus nog allerlei woorden gebruikt tijdens de kruisiging, hangt die moordenaar in stilte. Die is nergens lid van, hij is ook de won van God niet, hij heeft geen volge­lingen gehad, hij heeft geen goed gedaan. En toch zag ik: hé, daar zit iets wat al tot bevrijding strekt.

70

Gaat het dan eigenlijk niet over sterven om te leven? Ster­ven als persoon?

Ja, sterven als doener. Dus in je wektocht ga je ook voelen dat die je in de weg zit. En dat word je zat. Dan gaat zich een passie ontwikkelen om dat te doorzien. In alle jaren die nog gaan komen, wordt dit (slaat de handen tegen elkaar) steeds meer de ervaring. En alles wat je leest en alles wat je daarbij doet, is een stap te ver. Dat ga je weten, dat vergeet je nooit meer. Dit .brengt passie teweeg.

Dat is toch ook wat je wilt laten zien.

Ja, dat is het. Dat is de opperste bevrijding. Dat ik enthousiast en passievol kan zijn ronder enige bereke­ning.

71

Jeff Foster

Alles is al volledig ontwaakt

leff Poster groeide op in Man­chester, Engeland. Hij had lief­

bbende ouders en, aanvankelijk,

een vrijwel onbezorgde jeugd. Maar in de loop der jaren ontwikkelde

zich een kern van innerlijke onze­

kerheid en zelfhaat die bleef groei-en. Hij voelde zich eenzaam en was .___ ___ ___,...__,

niet goed in staat om contact te maken. Het gevoel een

onbeduidende persoon te zijn in een onoverzichtelijke,

vijandige wereld nam extreme vormen aan. Zijn uit­zonderlijke intelligentie bood in dit opzicht geen enkel

voordeel, maar maakte het wel mogelijk om astrofysica

te gaan studeren aan de Universiteit van Cambridge

-een studie die veel ruimte liet om contacten te mij­

den. Toen hij net was afgestudeerd leidde zijn depres-

73

sie tot een crisis van totale wanhoop. De zwaarte van het bestaan, de last van iemand moeten zijn die hij niet wilde zijn, werd ondraaglijk. Hij werd ernstig ziek en dacht dat hij ging sterven. Het was een keerpunt in zijn leven. De nabijheid van de dood maakte hem voor het eerst bewust van de eenvoud en de kostbaarheid van het leven. Voor het eerst ook las hij de Bijbel. Dat riep eindelijk een gevoel van herkenning bij hem op, een lichtpuntje in een eindeloze duisternis.

Om te herstellen ging Jeff weer bij zijn ouders wonen. Een jaar lang sloot hij zich op in zijn kamer en deed hij niets anders dan boeken lezen over re­ligie, meditatie, zelfonderzoek en andere spirituele onderwerpen. Hij probeerde alles om de .verlichting te bereiken waar hij zo vaak over las. Wat hem ont­ging was dat hij zich daarmee een nieuwe identiteit aanmar die hem opnieuw gevangen hield: die van spiritueel zoeker. Het zoeken nam extreme vormen aan, maar hij besefte dat er geen weg terug was, wil­de hij niet opnieuw in totale wanhoop vervallen. Hij bleef gevangen zitten in de vicieuze cirkel van het ik dat zic.hzelf uit de weg probeert te ruimen, tot het zoeken zichzelf uiteindelijk uitputte. Er kwamen momenten van helderheid waarin het gevoel van af­gescheidenheid oploste. In Beyond awakening - The end of the spiritual search, beschrijft hij zo'n moment: 'Op een koude herfstavond liep ik in Oxford door de regen. Het werd donker; ik had mezelf warm ingepakt in mijn nieuwe jas. En plotseling, zonder enige waarschuwing vooraf, viel de zoektocht naar

74

meer dan dat weg, en daarmee alle afgescheidenbeid en eenzaamheid. Ik was alles wat zich voordeed: ik was de donker wordende hemel, ik was de man van middelbare leeftijd die zijn Golden Retriever uitliet, ik was het oude vrouwtje dat in haar laarsjes door de plassen liep.'

De spirituele zoektocht van Jeff stortte in met de herkenning van de non-duale aard van het bestaan en de ontdekking van het ongewone in het gewone. In dit heldere zien werd het leven wat het altijd al was ge­weest: intiem, open, liefdevol en spontaan. Hij door­·zag de basisillusie achter al het menselijk lijden als het zoeken naar iets buiten het huidige moment, en be­sefte daardoor nooit ergens anders te kunnen zijn dan juist middenin het huidige moment.

Niet lang hierna schreef hij zijn eerste boek, Leven zonder middelpunt, en kort daarna nog twee boeken. Hij werd gevraagd om bijeenkomsten te houden, en doet dat nu nog steeds. Hij heeft zijn activiteiten in­middels uitgebreid met retraites en een-op-een-ses­sies. Ongeacht de vorm waarvoor gekozen wordt, probeert hij mensen te wijzen op hun eigen afwezig­heid en de diepe acceptatie die aanwezig is in het hui­dige moment, zelfs als er sprake is van angst, woede of stress. Hij doet dit op een rechtstreekse, compro­misloze manier, maar ook met humor en compassie. Hij behoort niet tot een specifieke traditie en hangt geen welomschreven gedachtegoed aan. In alle vrij­heid probeert hij zijn onderricht toegankelijk te ma­ken voor iedereen.

75

Ik ontmoet Jeff op zijn logeeradres, op het moment dat hij voor eerst Nederland bezoekt voor een serie bijeen­komsten. Een jonge man met een verwarde haardos en slaperige ogen doet de deur open. In mijn ooghoeken

zie ik nog net zijn vriendin de trap naar boven oplo­pen. Hij excuseert zich voor her feit dat hij zich bijna verslapen heeft en neemt me mee naar de woonkamer. Hij zet thee en praat intussen over zijn kennismaking met Nederland. Alles is nieuw voor hem, maar hij ver­zekert me dat dat inmiddels eigenlijk altijd het geval is. De dingen doen zichzelf, en als dat berekent dar hij recht uit bed met een wildvreemde over non-dualiteit zit te praten, dan is dat eenvoudig zo. De openheid en het jeugdige enthousiasme waarmee hij over zichzelf vertelt, of liever gezegd over de afwezigheid van zich­zelf als persoon, werkt aanstekelijk. Het gesprek hoeft geenszins op gang gehouden te worden. Ook dat doet moeiteloos en merkbaar zichzelf. Als we uiteindelijk besluiten dat het gesprek klaar is, trekt het zich daar niets van aan. Pas als de voordeur weer dicht gaat en verdere communicatie onmogelijk is geworden, houdt

de woordenstroom op. 'Ik hoop dat we elkaar nog eens

zien', zeg ik ten afscheid. 'Ongetwijfeld', is zijn ant­woord.

jeff, hoe ben je ertoe gekomen om op zo'n jonge leeftijd te

gaan spreken over non-dualiteit?

Dat vraag ik me ook wel eens af als ik weer eens met een groep mensen bij elkaar zit. Ik kan me in elk ge-

76

val goed verplaatsen in de beleving van de zoeker, want ik heb werkelijk alles geprobeerd, ik heb naar alles gezocht, ik heb alle vragen gesteld. Ik bedoel, elke vraag die me ooit gesteld is, heb ik zelf ook wel eens gesteld.

Ik heb je horen zeggen dat het het denken in het algemeen

is dat die vragen stelt, dat vragen op geen enkele manier

persoonlijk zijn, en dat ze zich daarom blijven herhalen.

Ja, het is steeds dezelfde vraag. Dar is het war hier 'wordt gezien: dat het allemaal verschillende versies van dezelfde essentiële vraag zijn. Het is de beweging in de richting van een toekomst, her is het hoe en waarom. Het is een beweging, meer niet. Je kunt daar een mil­joen woorden voor gebruiken ... Soms is het zo leuk om mensen te observeren. Ze stellen van die ellenlange vragen, maar eigenlijk is het steeds dezelfde vraag. Dat is wat het denken doet: het werpt vragen op.

Ik spreek nu wel vrolijk over non-dualiteit, maar nog niet zo lang geleden voelde ik me vreselijk ellen­dig. De last van het persoon zijn hing als een molen­

steen om mijn nek, maar plotseling was dat gevoel zo­maar ineens verdwenen. Zo denkbeeldig is die last in feite. Ik kan me voorstellen dat mensen het verhaal van Jeff wel interessant vinden. Het gebeurde zo snel, er was geen dertig of veertig jaar durende zoektocht aan vooraf gegaan, ik heb geen leraren gehad ...

Maar je hebt wel alle boeken gelezen.

77

Ja, ik las boeken, maar ik ben nooit in India geweest, ik heb nooit een leraar opgezocht, ik ben nooit naar bijeenkomsten gegaan. In plaats daarvan zat ik in mijn achtertuin en las ik af en toe een boek. Ik mediteerde en ik keek naar de bomen en de bloemen. Je hoeft niet dertig jaar te mediteren, of tien jaar, of zelfs maar één jaar. We stellen al die voorwaarden, we maken bood­schappenlijstjes van dingen die we moeten doen vóór we vrij kunnen zijn. En dan valt alles zomaar in één keer uit elkaar.

Daarna was er een periode waarin het heel moeilijk was om in de wereld te leven. Ik nam afstand van de wereld omdat het onmogelijk was hierover te spreken. Maar zelfs dat was nog een subtiele vorm van afge­scheidenheid. Maar uiteindelijk kom je toch terug in de wereld en ga je het spel meespelen dat je een per­soon bent, wat je in feite altijd al hebt gedaan. Het is altijd een spel geweest, je hebt altijd al gedaan alsof Je past je aan aan de beleving van anderen, je gaat hun droom niet ontkennen. Jarenlang heb ik geprobeerd aan de droom te ontsnappen, maar dat gaat gewoon niet, dat is alleen maar een andere vorm van afgeschei­

denheid. Uiteindelijk is Eenheid ook de droom. Je gaat mee in de droom van mensen. Je gaat niet zeggen: 'Hé, ik ben niemand, hoor. Ik besta niet'.

Eigenlijk zijn we verbijsterende wezens. We zijn in staat om hier te zitten en over Eenheid te praten. Ik denk dat zo het idee van God is geboren. Zo beginnen alle religies. Dit is zo verbijsterend. Je krijgt het gevoel

dat een grotere macht dit alles teweeg heeft gebracht,

78

dat dit te verbijsterend is om uit zichzelf te kunnen ge­beuren. Dar is het begin van alle religies. In het eerste deel van de Bijbel staat: 'En toen zag hij dat her goed was'. En dat is eigenlijk wat er gezien wordt: het is ons goedgezind, want het is allemaal Een.

Ik denk dat je het gevoel moet hebben dat het goed is vóór je de schepping kunt zien zoals ze werkelijk is. Anders is er weerstand, en verdeel je de schepping in goed en kwaad.

Absoluut. In de Bijbel zegt God ook: 'Ik laat de zon ·schijnen op het goede en het slechte in gelijke mate'. God heeft helemaal geen voorkeur voor het goede. Op de een of andere manier bestaat er een perfecte balans tussen goed en kwaad. Die hebben elkaar nodig. Maar wij zijn geneigd om alleen maar de helft van de we­reld te zien. Met alle oorlogen die ooit op deze planeet hebben plaatsgevonden hebben mensen geprobeerd een paradijs op aarde te scheppen, alleen het 'goede' te hebben. Ze willen toewerken naar een volmaakte wereld. Maar die bestaat niet. Daar begint alle geweld. Denken dat je het ene kunt hebben zonder het andere. Terwijl goed en kwaad altijd volkomen in balans zijn.

Soms denk ik dat we het idee van verlichting om- •

wikkeld hebben om te kunnen ontsnappen aan het onvolmaakte, het persoonlijke leven, en toe te kunnen werken naar het volmaakte, het onpersoonlijke leven. Maar daarmee doe je de werkelijkheid geweld aan. Ik

heb het nooit bereikt. Ik heb nooit gekregen wat ik wilde hebben. Niemand heeft ooit de verlichting be-

79

reikt. Natuurlijk zijn er mensen die denken dat ze die wel bereikt hebben en die dat vervolgens de hele we­reld laten weten. Maar het is niet meer dan een over­tuiging: ik ben ontwaakt en jij niet.

In een van je boeken heb je geschreven dat verlichting wei een teleurstelling moet zijn omdat je nooit krijgt wat je

wilt.

Ja, verlichting is de allergrootste vorm van falen. Het is het falen van het denken om te krijgen wat het wil heb­ben. Het denken zal nooit krijgen wat het wil hebben. Zelfs als het denkt dat het heeft wat het wil hebben, zal het een keer sterven, zal het verliezen wat het denkt te hebben. Bij alles wat je hebt zul je altijd vrezen dat je het weer kwijt zult raken. Dus zelfs als je denkt dat je tot ontwaken bent gekomen, dat je verlichting hebt bereikt, ga je het toch weer verliezen. Dat is onvermij­delijk. Iets geloven gaat altijd samen met de schaduw van de twijfel. Als je denkt verlicht te zijn, ga je het weer verliezen. Maar dit kan niet verloren worden.

�arom zijn mensen dan nooit tevreden met dit? �ar­om is het nooit genoeg?

Afgescheidenheid. De kern van het probleem is de gedachte 'Ik ben een afzonderlijk persoon'. Wat die afzonderlijke persoon ook doet of laat, wat hij ook be­reikt, de kern blijft een gevoel van afgescheidenheid, van gemis. Dat brengt spanning met zich mee. De per-

80

soon verlangt ernaar thuis te komen, heel te zijn. Dat is de illusie, dat is het spel dat Eenheid speelt. Want in feite verlangt Eenheid om thuis te komen bij zichzelf. Eenheid verlangt naar de dood. We willen sterven. In zoveel dingen die we doen zit het verlangen verborgen om te sterven. We drinken onszelf dood, we doen ex­treme sporten, we springen uit vliegtuigen en zo, of we mediteren. En het orgasme is ook een vorm van sterven. En toch vrezen we de dood juist het meest van alles.

De diepe slaap lijkt daar een uitzondering op te zijn want

ook dat is een soort dood Alleen zijn we daar niet bang

voor.

Dat is vreemd, hè? Elke nacht sterven we, en als we weer wakker worden, zeggen we: ik sliep. Maar je was er helemaal niet meer. Je was dood. Elke nacht vindt de dood plaats zodat het lichaam kan herstellen, zich­zelf kan helen. Als je het zo ziet, maakt dat je dankbaar. Wow, ik leef, ik krijg er weer een dag bij.

Maar dan doet de wereld weer zijn intrede en ga je je

zorgen maken over wat er allemaal nog moet gebeuren.

Iedereen maakt dat mee. Je wordt 's morgens wakker, en ook al is het maar een seconde, je weet eventjes niet meer wie je bent, en dan begint het weer: o jee, ik moet vandaag nog dit en dat doen. Het denken komt in ijl­tempo binnen om de leegte te vullen.

81

Zelfs mensen die nooit van spiritualiteit hebben ge­

hoord proeven elke morgen wat het is om tot ontwa­

ken te komen. Ik herken dat. Het grootste deel van

mijn leven wist ik niet eens wat spiritualiteit was. Ik dacht dat het te maken had met heksen, toverdrank­

jes en tovenaars en zo. Ik was een toegewijde atheïst,

en alles wat naar spiritualiteit en religie riekte vond ik

flauwekul. Maar ik ben er van overtuigd dat ook ik er als kind elke ochtend van geproefd heb. Maar voor het

denken stelt het niets voor, en daarom herkennen we

het niet.

je kunt het niet vastgrijpen, en daarom gaan we op zoek naar iets concreters. En dat is het verhaal van ons leven en de wereld.

Als kind kon ik nooit in slaap komen. Ik probeerde 's

avonds in bed altijd mijn problemen op te lossen. Ik lag dan te denken wat ik morgen moest doen, etcetera.

Maar eigenlijk wil het lichaam alleen maar slapen, en

daar heeft het jou helemaal niet bij nodig. Het lijkt wel

of we daar niet op durven te vertrouwen.

Het is een soort vicieuze cirkel, want je kunt jezelf niet wegdenken.

Nee, je kunt niet stoppen met denken. Het denken

komt uit het niets tevoorschijn en verdwijnt ook weer

in dat niets.

82

Uiteindelijk ben je over dat niets gaan spreken, en over Eenheid en bevrijding. Wát is eigenlijk de kern van je boodschap?

Oppervlakkig gezien lijkt het misschien alsof ik steeds

hetzelfde zeg. Maar in feite is het altijd weer nieuw, en

het verveelt nooit. Als je over Eenheid spreekt, gaat

het niet over iets levenloos, over een geloofsysteem.

Eenheid is in zekere zin altijd nieuw, het gaat om iets

levends.

Ik zie mezelf niet als leraar. Dat maakt het gemak­

kelijk. Zodra ik mezelf opstel als leraar wordt het

moeilijk, want dan moet ik iets overdragen. Toen dit

gezien werd, was het heel duidelijk dat het niet over

te dragen is, dat het niet te leren is, wam het is er

al. Het is dit. Leraar zijn suggereert dat er iets aan

een ander over te dragen valt. Maar op een of andere manier kan het wel gedeeld worden. In feite wordt

het altijd al gedeeld, door alles. Alles draagt dit uit,

alles deelt dit met ons: de rafel doet dat, de stoel ook.

Maar het zit natuurlijk niet in de woorden. Jaren­

lang heb ik geprobeerd de woorden te begrijpen, en

ik raakte er alleen maar van in de war. Het frustreerde

me, ik raakte erg teleurgesteld. Maar op een of andere manier wordt het duidelijk

als de wil om het allemaal te begrijpen wegvalt. Als de

vragen wegvallen, is er plotseling een weten. Het is nier in woorden te vatten, en op het moment dat je erover

probeert te praten zit je al in de droom, in het den­

ken. Maar het is zo overduidelijk dat het jou niet nodig

83

heeft om begrepen te worden. Het heeft ook niet met jou te maken, het heeft niets te maken met leerlin­gen en leraren. Op een of andere manier kan het met elkaar gedeeld worden. Dat is het wonderlijke. Maar als ik iemand probeerde te zijn die non-dualiteit pro­beert over te brengen, zou ik dat niet kunnen. Die Jeff moet eerst plaats maken, die moet stoppen met leraar spelen. Het heeft helemaal geen leraar nodig, daar is helemaal geen behoefte aan. Het geniet ervan zichzelf tot uitdrukking te brengen. Dat is de ontmoeting, dat is het intieme. Het is niet zo dat ik het naar jou toe tot uitdrukking breng, het brengt zichzelf tot uitdruk­king, naar niemand toe. Dat heeft iets heel moois. De eerlijkheid ervan is heel bijzonder.

Als je er niet bent, hoe zou het dan nog oneerlijk kunnen zijn?

Precies. Het is gewoon pure authenticiteit, eerlijk­heid. Die komt bovendrijven. En dat is ook alles wat er gebeurt, waar we altijd zijn. Dat is het wonder, iets wat uit niets voortkomt, de absolute spontaniteit er­van. Zelfs deze woorden, en de geuren en geluiden, dat komt allemaal voort uit niets ... ondanks onszelf. Precies daar waar we ons bevinden is ook het wonder aanwezig, de big bang. Het is schepping en vernieti­ging die tegelijkertijd plaatsvinden. In onze zoektocht naar een identiteit om iets of iemand concreets te zijn, verwijderen we ons zo ver van het wonder van iets dat uit niets voortkomt. En dat gebeurt altijd, ieder mo-

84

ment. Zelfs tijdens het meest intense lijden is het nog iets dat uit niets voortkomt, en niemand die het doet, en niemand die lijdt. En daar ligt de vrijheid.

Een vrijheid die niet over te dragen is.

Hij is niet over te dragen, maar hij kan wel gedeeld worden. Het is de vreugde van de ontmoeting met je­zelf eigenlijk. Het is een herkenning, en die gaat een­voudig over in vriendschap, het ontmoeten van vrien­den ... dan wordt dat wat gezegd wordt een levende ·ervaring. Je kunt komen en zeggen: '0, ik begrijp wel dat er niemand is, ik begrijp wel dat er geen sprake is van keuze', maar dan wordt het een vorm van intellec­tueel begrijpen. Tijdens de bijeenkomsten wordt het iets levends. In de stiltes die vallen wordt zo duidelijk gezien dat er niemand is, dat er niemand aanwezig is in de ruimte. Het draagt zichzelf over, het heeft mij hele­maal niet nodig, het heeft helemaal geen leraar nodig. En in zo'n omgeving brandt het zoeken zichzelf op. De bijeenkomsten zijn net brandstapels.

Toch is het denken moeilijk buiten de deur te houden, want iedereen om je heen gaat ervan uit dat ze een geest

en een identiteit hebben. Het is moeilijk om in de levende leegte te blijven als je met andere mensen omgaat.

Als dit gezien wordt, is er alleen maar Eenheid. En zelfs dat kun je eigenlijk niet zeggen. Er is gewoon niets. Er is geen verleden, geen toekomst. Alles is gewoon. En al-

85

les wat er gebeurt is dat het denken weer binnenkomt,

maar ook dat is Eenheid. Het denken komt weer bin­

nen en doet alsof je het kwijt bent. Het zegt: je had het, en nu ben je het kwijt. Maar je had het natuurlijk

helemaal niet, want jij was er niet meer. Maar dat is het spel, en zelfs dat valt weg, en dan wordt gezien dat je er nooit in of uit kunt vallen. Zelfs verdwaald raken

in gedachten is Eenheid, vindt plaats in Eenheid. Mid­denin het meest vreselijke verhaal, het meest vreselijke

lijden, kan dit gezien worden. En dan wordt het pas

iets levends. Dan is zelfs het verhaal geen vijand meer.

Maar natuurlijk is Eenheid ook het laatste concept

dat wegvalt. Je moet zelfs de Eenheid verliezen, want door het Eenheid te noemen heb je er iets anders van

gemaakt. Zodra je erover praat, zit je alweer in de du­

aliteit, zit je weer in de droom van dit en dat, op en

neer, links en rechts, yin en yang, eenheid en tweeheid. Toen dit gezien werd was het zo duidelijk, maar ik kon

er niet over praten. Het werd zo helder gezien dat het

maar het beste leek om er niet over te praten.

Je hebt gezegd dat zwijgen de enige eerlijke optie is omdat

het leven, dit, niet in woorden te vatten is. Wilt is dan .Je motivatie om het hier toch met anderen over te hebben?

Het eerlijke antwoord is: ik weet het niet. Ik heb geen

idee. Echt niet. Ik zeg dat niet om slim uit de hoek

te komen. Het gebeurde gewoon. Toen het net gezien

was, was meteen ook duidelijk dat het niet overgedra­

gen kan worden, dat je er niet over kunt praten. Ik was

86

niet van plan bijeenkomsten te gaan houden, ik dacht

dat ik hier nooit over zou spreken. Maar op de een of

andere manier kreeg ik een uitnodiging om te spreken,

en kwam het woord 'ja' uit mijn mond. Misschien was

ik er klaar voor om erover te gaan spreken.

Hoe heeft men je gevonden? Had je toen al je eerste boek geschreven?

Ja, het ging via het boek. Ik ging naar die eerste bij­

eenkomst, en vlak voordat ik zou beginnen dacht ik:

·,a jee, dit kan ik niet'. En dat was ook zo, dat was

helemaal waar, want zodra ik ga zitten en denk: '0 jee,

nu moet ik iets gaan zeggen', komt er niets. Want ik

weet niets. Mensen denken dat ik iets weet, dat ik iets

begrijp wat zij zelf niet begrijpen. Maar dat is het niet.

De woorden komen uit het niets tevoorschijn, zonder

enige moeite, want alles wijst op dit. Mensen denken

dat non-dualiteit een heel abstracte theorie vertegen­

woordigt, maar in feite raakt het juist de kern van alles.

Dat moet ook wel, want het is alles. Alleen de verwoor­

ding maakt het abstract.

Dit lichaam heeft jou en je lijden en je problemen

helemaal niet nodig. Hier is een veel diepere intelli­

gentie aan het werk. Die zorgt ervoor dat de bloemen groeien, dat de vogels vliegen, dat het hart pompt. Ik

denk dat we ons daarom zo aangetrokken voelen tot

de natuur. Want daar zijn de dingen zo duidelijk wat

ze zijn, daar is geen beweging naar iets anders roe,

daar is geen sprake van zoeken. Dat is de weerklank.

87

Dat herkennen we. Kijk maar eens naar de ademha­

ling. Die vindt gewoon plaats. We zijn ons er niet eens bewust van.

Maar zodra we ons met de ademhaling gaan bemoeien, beginnen de problemen.

Dan raakt het ritme helemaal verstoord. Maar als we de ademhaling met rust laten, gaat het gewoon van­zelf. En als we 's nachts liggen te slapen slaat ons hart,

ademen de longen en herstelt het lichaam zichzelf. We moeten uit de weg gaan zodat het lichaam zichzelf kan

herstellen. En als we dan 's morgens wakker worden denken we: '0 jee, ik moet nog zoveel doen'. En dan vindt er een verkramping plaats. Ik denk dat de meeste mensen niet in de gaten hebben hoe verkrampt ze zijn.

Vanaf je geboorte wordt je geleerd wie je bent en wat

je moet doen, wat je moet zijn - je moet eropuit en hard werken, je moet iets van je leven maken voordat

je sterft. Maar denk eens aan bloemen. Die staan niet te denken: '0 jee, ik moet een prachtige bloem zijn, ik

moet mooier zijn dan gisteren, ik moet verlicht zien te

worden'. Ze zijn al ontwaakt, het universum is al ont­

waakt. Alleen denken wij mensen, wij individuen, dat we losstaan van her geheel. We denken dat we slapen

en dat we wakker moeren worden. Maar in werkelijk­

heid is alles al volledig ontwaakt. Tijdens een van de

bijeenkomsten kwam er iemand een keer plotseling tot

het besef dat er hier altijd wat gebeurt. Noem het wat

je wilt, maar het is geen bewegingloze nietsheid, het is

88

geen zwarte leegte. Dat had wel zo kunnen zijn, er is geen reden waarom het niet zo zou kunnen zijn, maar

het is gewoon niet zo. Er is toevallig van alles gaande.

Het universum staat aan, het staat niet uit. Het is niet in slaap, het is wakker. Dit is al ontwaakt. Het wonder

is dat het er überhaupt is.

Die verwondering is misschien wel iets wat wezenlijk bij ontwaken hoort.

Daarom denk ik dat ontwaken onvermijdelijk is. Het

gebeurt nu of het gebeurt als je sterft. Als je sterft, valt

alle zoeken weg. De paradox is dat dat het juist is waar

we het bangst voor zijn. Als je er heel goed naar kijkt, gaat het in feite om hetzelfde. Hele jonge kinderen zijn

niet bang voor de dood. Ze ervaren nog geen wereld

buiten zichzelf. Ze onderzoeken alleen maar wat er is. Ik herinner me dat ik altijd rondliep met mijn

ogen dicht. Als ik op straat liep waren mijn ogen al­

tijd naar beneden gericht. Het was net alsof ik mezelf probeerde te beschermen. En ik knipperde ook heel

veel met mijn ogen. Ik probeerde de wereld altijd zo­

veel mogelijk buiten te sluiten, het was me allemaal

teveel. Maar sinds dit gezien is, zijn mijn ogen veel

vaker open. Dat heeft niets met mij te maken. In mijn afwezigheid zijn ze op een of andere manier echt gaan

zien. En daar zijn ze ook voor bedoeld. We hebben het zo druk met kijken dat we niets meer zien. Door

steeds maar uit te kijken naar iets, te zoeken, zien we

niet wat er al is.

89

En blijven we proberen de waarheid in onze greep te krij­gen.

Maar non-dualiteit kun je niet in je greep krijgen. Je kunt het niet gebruiken als geloofsysteem. Het is een zien, een helder zien, en in dat zien ben jij afwezig. Het is een zien dat je niet kunt 'doen'. En het is ook geen kwestie van keuze, dat is het nooit geweest. Maar het zet je er op een of andere manier niet toe aan om men­sen te gaan vermoorden, of op de bank te gaan zitten en niets meer te doen. Want het staat niet langer los van alles. Dat was ook nooit het geval, maar nu wordt dat gezien, en daardoor ziet het in feite overal verschil­lende versies van zichzelf. Het is er niet op uit om zich­zelf pijn te doen. Waarom rou het ook? En omdat er niets meer is om te verdedigen is er een openheid naar wat zich voordoet. Het is verbijsterend dat dat in het universum ingebouwd zit.

Ik heb het woord 'mededogen' nooit begrepen. Ik dacht altijd dat het iets wolligs, iets mafs was waardoor je je goed gaat voelen. Maar mededogen is in feite heel destructief. Het breekt je af. Mededogen is het zien dat er geen sprake is van afgescheidenheid, dat jouw ogenschijnlijke lijden in feite mijn lijden is. Maar te­gelijkertijd is het niet van mij of van jou. Dat creëert ruimte om met dat lijden om te gaan, want als jij me zegt dat je lijdt, oké, dan geloof ik je. Ik hoef dan niet te blijven zitten en net te doen of er geen sprake is van lijden, van persoonlijke aanwezigheid enzovoorts ... Gisteren kwam er iemand na de bijeenkomst naar

90

me toe en zei: 'Jeffrey, weet je, je hebt vanavond het meest bruikbare gezegd wat ik een advahaleraar ooit heb horen zeggen'. Hij had me gevraagd: 'Wat doe je als er iemand naar je toe komt die sterft van de honger, en jij ziet dat er in feite niemand is?' Ik zei: 'Nou, dan geef je hem te eten'. Je kunt het lijden van anderen niet meer buitensluiten, want er is geen ervaring van 'jij' en 'ik' meer. Mensen hebben het idee dat ontwaken het bereiken is van een hogere staat van bewustzijn waarin je niets meer voelt, waarin je op een troon zit en op de wereld neerkijkt en jezelf meer voelt dan een ander. bat is heel doods.

Eenheid betekent dat het om één levend, organisch geheel

gaat.

We weten dat allemaal. Zelfs mensen die niet geïn­teresseerd zijn in spiritualiteit weten het. Als er daar­ginds iets ontploft, reageert dit lichaam. Dat kun je niet tegenhouden.

Er is geen onderscheid tussen de knal en het lichaam. Die zijn één.

Het is niet eens een reactie van het lichaam. De knal en de reactie erop zijn één. Eén beweging. Net als dat je in de zon kijkt - de ogen en de ron zijn één. Alles is op de meest intieme wijze met elkaar verbonden, het is allemaal één 'ding'. Er is een mooi zenver haal. Het komt erop neer dat een man in London drinkt, en

91

een man in New York dronken wordt. Dat is hetzelfde. Het is allemaal Eén. Dat kan in feite niet met behulp van het intellect begrepen worden. Op het moment dat je het probeert te begrijpen heb je er een theorie van gemaakt. En we houden van theorieën. Het ego houdt van theorieën.

Een aftonderlijk individu zijn is misschien wel de meest voorkomende en favoriete theorie van allemaal.

Het is een heel westers idee, het idee van het afzonder­lijke zelf. We zijn heel sterk geconditioneerd in zulke theorieën. Ik weet in ieder geval dat ik opgegroeid ben met het idee dat het gewoon zo is.

En iedereen die anders denkt beschouwen we als een be­dreiging.

We hebben vijanden nodig om te weten wie we zijn. Het is allemaal een weken naar identiteit. We hebben iets nodig om tegen te vechten. We hebben het nodig om ons te onderscheiden van anderen.

Daarom zeg je ook dat onderscheid maken gelijk staat aan geweld aandoen.

Onderscheid houdt in dat er iets is wat onvermijde­lijk een keer tegen iets anders aan gaat botsen. Het is net als met elektriciteit. Elektriciteit kan zichzelf niet kennen tot het weerstand ondervindt. Dan pas kan

92

het zichzelf kennen als elektriciteit. Iers moet tegen iets anders aanbotsen om zichzelf te kunnen kennen. We hebben dus een vijand nodig om onszelf te kun­nen kennen. En die vijand dienen we te vernietigen.

Om zo onze eigen identiteit te versterken. Zolang je geen anderen ziet, ben je er zelf ook niet.

Kijk maar naar Hider. Om te weten wie hij was als nazi, als Ariër, moest hij iedereen vernietigen die geen Ariër was. Maar dan houd je een wereld vol Ariërs Óver, en dan heeft het concept 'Ariër' geen betekenis meer. Als alles hetzelfde is ... dat is het domme eraan, dat is de onwetendheid ervan. Alle geweld in de we­reld komt niet voort uit het kwade, het komt voort uit domheid, uit onwetendheid. Het kwade bestaat hele­maal niet. Als je kijkt naar het woord 'kwaad' ... Jezus zei: 'Bemin uw naaste als uzelf'. Als je naar de origi­nele tekst kijkt, kun je het ook vertalen als: 'Bemin het kwade in uzelf'. Het kwade betekent in zekere zin dat iets zich onderscheidt van iets anders. Het is dus: 'Bemin de ander in uzelf'. Als Hider van de jood in hemzelf had kunnen houden, hadden er geen zes mil­joen mensen hoeven sterven. Het komt allemaal voorr uit weerstand. We denken: er is een deel van mezelf dat ik niet mag en dat projecteren we vervolgens op anderen. En door die mensen te vernietigen, wordt dat stukje van onszelf ook vernietigd. Het is zó duide­lijk als je het eenmaal ziet.

93

U7tzarom zien mensen het dan niet?

Het is zo vreemd. Er bestaat geen kwaad, er bestaat al­leen maar onwetendheid, domheid, afgescheidenheid. In dit verband is het woord 'zonde' ook interessant. In het oorspronkelijke Grieks betekent het: het doel mis­sen. Dat betekent het. Het komt uit het boogschieten: het doel missen. Zonde, het kwade, betekent gewoon dat je het doel van het leven niet begrijpt. Hitler is dus het ultieme voorbeeld van iemand die de plank volledig misslaat. Mensen zeggen: waarom is er lijden, waarom moet dat er zijn? Nou, het zal zich blijven voordoen tot dit gezien is. Het moet zich blijven voordoen om ons te wijzen op onze eigen domheid.

Dus hier in het openbaar over praten met een groep men­sen komt erop neer dat je ze wijst op hun eigen domheid.

Ja, en dat vinden ze niet leuk. Daarom lopen er ook mensen weg. Dat gebeurt best vaak. Aan het begin van een bijeenkomst zeg ik meestal dat men vaak boos of gefrustreerd reageert op wat ik zeg, omdat men niet krijgt wat men wil. Als je naar een bijeenkomst komt met een idee van wat je wilt of vanuit de gedachte dat er iets te halen valt, ga je waarschijnlijk gefrustreerd de deur uit, of loop je zelfs weg voor de bijeenkomst beëindigd is.

je bent als een spiegel. Verveling of frustratie zullen zich in jou weerspiegelen.

94

Dat klopt. Je neemt jezelf mee naar een bijeenkomst en dat is ook alles wat je te zien zult krijgen. Het laatste wat het denken wil horen is dat je er niet bent. Het denken wil gelijk krijgen, het wil bevestigd worden. Als het naar een bijeenkomst gaat, krijgt het niet waar het op uit is. Dat is de frustratie. Als mensen weglopen, denk ik altijd dat dat ook maar het beste is. Er moet sprake zijn van een zekere bereidheid om dit te horen. Het is iets vreemds, maar er moet sprake zijn van een bepaalde openheid, een soort bereidheid. In zekere zin is het de bereidheid om te sterven, en die bereidheid doet zich niet voor tot hij zich wel voordoet.

Ik denk dat veel mensen gewoon niet horen wat je zegt door alle concepten en verwachtingen die ze meenemen naar een bijeenkomst.

Absoluut. Ze proberen datgene wat ze horen in te pas­sen in hun systeem, en dan blijkt dat niet mogelijk. Dat is de vrijheid ervan, dat is de schoonheid ervan: het valt nergens in te passen, en alles wat je denkt dat het is, is het niet. Dus als je naar een bijeenkomst komt met een idee over wat het is, zal daar korte metten mee gemaakt worden. Maar het kan heel bevrijdend zijn om erachter te komen dat het niet is wat je dacht.

Aan het begin van een bijeenkomst voel ik soms dat men niet op zijn gemak is. Voor aanvang is de ruimte leeg, is er alleen maar ontspanning. Dat is heerlijk, en dan beginnen er mensen binnen te komen en ga je een bepaalde spanning voelen. Het lichaam is heel gevoelig

95

voor wat er gaande is. In zekere zin is het leeg, is het een leegte die ruimte biedt aan alles wat er staat te ge­

beuren. Die leegte staat niet los van wat er in de ruimte

plaatsvindt, dus je voelt de verwachtingen en de span­

ning. Het is iets levends. Dat maakt de bijeenkomsten interessant. Vaak is er aanvankelijk die spanning, en

volgt er meestal een ontspanning, en soms zelfs een stilte; geen doodse stilte, maar een levende stilte.

Maar als mensen die stilte verwachten, is er toch weer

sprake van een zekere spanning.

Ja, dat is zeker zo. Het zoeken neemt steeds subtie­lere vormen aan. Zelfs naar een bijeenkomst komen

om die levende stilte te ervaren, is gewoon een nieuwe vorm van zoeken. Maar ook daar is uiteindelijk niets mis mee.

96

Ton Lathouwers

Gaan staan

waar geen plek is om te staan

Ton Lathouwers werd in 1932

geboren in Nijmegen. Zijn

ouders waren streng katholiek. Hij volgde het gymnasium en kwam in

die periode in aanraking met het

werk van de Russische schrijver Dostojevski, en daarmee met een vorm van religiositeit die hij niet

herkende in het christendom van die tijd. Wat hem

met name raakte in het werk van Dostojevski was de absolute solidariteit met alle lijdende wezens, iets wat

hij later weer tegenkwam in het boeddhisme.

Na de middelbare school studeerde hij wis- en na­tuurkunde en Slavische talen en letterkunde, ook in

Nijmegen. Hierna volgde hij bij Han Forrmann een

studie vergelijkende cultuur- en godsdienstwetenschap-

97

pen waarin de ontmoeting tussen Oost en West cen­traal stond. In 1968 werd hij benoemd tot hoogleraar Russische letterkunde te Leuven, met als specialisatie de religieuze thematiek in de moderne literatuur.

Ondanks zijn succesvolle maatschappelijke car­rière bleef Ton zoeken naar een betekenisvolle spi­rituele dimensie in zijn leven, die hij miste binnen het christendom. In 1971 reisde hij op goed geluk naar Japan, nadat iemand hem tijdens een congres in Moskou had gewezen op de Japanse zenmeester Masao Abe. Hij zocht hem op in zijn zencentrum, niet wetend hoeveel die ontmoeting voor hem zou betekenen. Abe maakte hem duidelijk dat hij niet lan­ger hoefde te zoeken, omdat hij al was wat hij zocht. De woorden van Abe raakten hem diep en markeer­den een definitieve ommekeer. Hij zou in de jaren daarna nog vaak naar Azië reizen en boeddhistische kloosters en leermeesters bezoeken in Japan, Korea, T hailand, Myanmar, China en Indonesië. Hij sym­pathiseerde met de hervormingsbeweging in het Ja­panse zenboeddhisme, maar voelde zich uiteindelijk het meest thuis bij de zo veel warmere en speelsere Chinese zen, de ch'an. In 1987 kreeg hij autorisatie tot ch'an-leraar van zijn Chinese leraar Teh Cheng. Sindsdien begeleidt hij zengroepen in Nederland, België en Zweden.

Als grondlegger en leidsman van de stichting Maha Karuna (Groot Mededogen) heeft Ton inmid­dels honderden zenweekends en sesshins begeleid, al­tijd vanuit de benadering dat het niet om de methode

98

gaat, maar om de ontmoeting van hart tot hart; dat het de weg is die telt, niet de aankomst; dat wachten veel belangrijker is dan weten. Hij acht het zitten in zazen zinloos als het niet in het teken staat van mede­dogen, en hij gebruikt geen koan als het ook zonder kan. Als hij er toch een gebruikt, dan is het meestal de kaan die hij leerde kennen via Masao Abe, die hem op zijn beurt ontleende aan zijn leermeester Hi­samatsu Shin'ichi: 'Als dat wat je doet niets doet, wat doe je dan?' In zijn teisho (overdenkingen) laat Ton zien dat de inzichten van zen in verschillende religi­�uze tradities aanwijsbaar zijn. Tien van deze teisho zijn in 2000 in boekvorm verschenen onder de titel Meer dan een mens kan doen. Daarnaast legt hij graag verbanden russen religie, literatuur en filosofie, aan de hand van het werk van schrijvers als Dostoijevski, Tolstoi, Kierkegaard, Nietzsche, Fortmann en zijn lievelingsauteur Sjestov.

Als er één aspect van zen in diepte en belangwek­kendheid boven alle andere uitsteekt, dan is dat voor Ton de aansporing om vertrouwen te hebben in je mislukking - want die is uniek en daarom perfect. Ter illustratie hiervan gebruikt hij graag het beeld van de vlinder in de tempelklok- een beeld dat uitdrukt dat je niets verliest als je je vertrouwde coördinaten kwijtraakt en je in de onbegrensde ruimte tuimelt: een vlinder zit gevangen in een bronzen klok, wil er­uit, maar blijft tegen de wand botsen, totdat hij zo uitgeput is dat hij niet meer kan fladderen en naar beneden tuimelt- de vrijheid tegemoet.

99

Sinds jaar en dag woont Ton zo ongeveer bij me om

de hoek, maar ik was hem nooit tegengekomen. Onze

wegen hebben een lange tijd nodig gehad om elkaar te

kruisen, maar op een koude winterdag is het toch zover.

Ik fiets naar zijn flat tegenover de voormalige Mensa, bel aan, en stap even later een wereld binnen die me merk­

waardig bekend voorkomt: eenvoudige inrichting, veel

boeken en her en der Chinese kunst. Ton zelf roept zo

mogelijk nog meer herkenning op. Ondanks zijn bijna tachtig jaar bezit hij een jongensachtige uitstraling en een volle, zwarte haardos. In alle onschuld laat hij weten

dat hij zijn haren nog nooit heeft hoeven verven. We wisselen gegevens uit over onze achtergrond, belangstel­

ling, passies en relaties. Terwijl hij thee zet in de keuken

praten we gewoon door. Het lijkt een inhaalslag voor

een contact dat zoveel eerder tot stand had kunnen ko­

men. Maar 'had kunnen' is niet wat is. Het maakt niet

uit. We zijn begonnen aan een gesprek waarvan het eind

voorlopig nog niet in zicht is.

Ton, binnen non-dualiteit wordt vaak gesproken over de bevrijdingservaring. W'át kun jij daar vanuit je ervaring als zenleraar over vertellen?

Je kunt het eigenlijk niet eens een ervaring noemen,

maar je kunt er ook geen enkel ander etiket opplak­

ken.

Als het geen ervaring is, wat is het dan wel? W'át zou je er dan nog over kunnen zeggen?

100

Er is een mooi verhaal dat daar over gaat. Ananda, een

neef en volgeling van de Boeddha, had gezien dat Ma­

hakashapa, een van de andere volgelingen, iets bijzon­

ders ervaren had. Hij vroeg aan Mahakashapa: 'Kun je

me vertellen wat dat nou was?' En Mahakashapa zei

toen: ' Ik heb geen enkel moment het gevoel gehad dat

ik een bijzondere ervaring had.' Hij praatte er verder

niet meer over. Het was gebeurd.

Maar tegelijkertijd had Mahakashapa het wel ergens over. Hij verwees naar iets wat kennelijk in zijn herinnering .terug te roepen was. Zou je dan niet toch op een of andere manier kunnen spreken van een ervaring?

Ja, dat woord wordt natuurlijk toch wel gebruikt. Er­

varing, of ontdekking, of ontwaken. Boeddha gebruik­

te het woord 'ontwaken'. Daar kun je uit proeven dat

hij het gevoel had dat hij daarvóór niet wakker was geweest. Nietsche zei het ook: 'Ich schlief, ich schlief,

aus tiefster traurn bin ich erwacht'. Hoe druk je dan

uit wat er gebeurd is? Er is in elk geval iets doorbro­

ken. Dat je denkt: ik sliep, en nu ben ik ontwaakt. In

een van de meest authentieke teksten van de Boed­dha zegt die ook: 'De kluizenaar Kothama zag geen

glimpje licht in de nacht. Hij zag geboorte, lijden en

sterven in een eindeloze herhaling. Voor hem was het een uitzichtloze donkerte. En toen was daar ineens

dat Andere'. En dan noemt hij dat 'verlichting'. Een christen die zich eerst onvrij voelde, spreekt eerder van

bevrijding of verlossing. Het blijven gekleurde woor-

101

den die allemaal een gevaar in zich herbergen. Want mensen gaan aan elkaar vragen: ben je al gerealiseerd? Heb je de verlichting al bereikt? Je kunt natuurlijk ook zeggen: ik zwijg erover. Sommigen doen dat. Maar ik denk dat het ondanks alles toch goed is dat we erover blijven praten, net als de Boeddha.

Er zijn uiteindelijk boekenkasten over volgeschreven. Wilt zie jij als de gemeenschappelijke factor in al die beschrij­vingen?

Masao Abbi, mijn eerste leraar, heeft daar veel over ge­schreven. Een van die publicaties draagt de titel There

is no common denominator in religion. Er is geen groot­ste gemene deler. Het is bij iedereen juist uniek. We zijn allemaal een beetje op maat geknipt door cultuur en opvoeding, maar als dat gebeurt wat in advaita 're­alisatie' heet, dan ben jij daar uniek in, en valt er niets gemeenschappelijks in te vinden. Het gemeenschap­pelijke is hoogstens dat we dat unieke aspect aan ons­zelf ontdekken. Maar je kunt het niet onder woorden brengen. Je kunt niet echt benoemen wat het is. Scho­penhauer heeft ooit geprobeerd het gemeenschappelij­ke in al die ervaringen tot uitdrukking te brengen. En hij kwam tot de conclusie dat het er niet is. Want het gaat juist om het doorbreken van alle gemene delers. Het ontstijgt daar juist aan.

Toch verwijst het mijns inziens wel naar 'iets' wat je mis­schien 'het on gedifferentieerde Zijn' zou kunnen noemen.

102

Ja, absoluut. Maar je kunt er elk woord voor gebrui­ken. Dat doet de door mij zo geliefde schrijver Sjes­tov ook. Soms noemt hij het God, maar soms zegt hij dat er geen God is. Het blijven betrekkelijke woorden. Het zenboeddhisme daarentegen is juist heel ontken­nend in zijn taal. Het is niet dit, het is niet dat. Het is niet ongedifferentieerd Zijn, het is ook niet niet-onge­differentieerd Zijn.

En dan val je in het niet-weten.

bat is het. En dan is het volgende punt: hoe verstaan we elkaar dan? Daarom is het mooi dat de Boeddha zegt: het is niet alleen dat ontwaken tot dat unieke wat nooit te verwoorden is, maar tegelijkertijd is het ook pratitya sam ut padda. Dat betekent letterlijk: creatief levend het pad van samen d'ruut. Die uitdrukking is zeer verwant aan onze eigen taal. Eigenlijk zegt hij daar­mee: dat moment van diepste ontdekking, waarin we totaal uniek zijn en dat nooit uit te drukken is, daarin staan we het dichtst bij elkaar op een nieuwe manier. En dan moeten we maar proberen daarover te praten en elkaar te begrijpen. Maar dat is niet gemakkelijk. Ik heb eens een moderne variant gemaakt van de plaatjes van de os, die heel bekend zijn in de zenliteratuur en die de zoektocht van de spirituele mens verbeelden. Ik heb de mannelijke zoeker toen vervangen door een vrouw in een modernere setting dan gebruikelijk. Bij het laatste plaatje, als ze weer de wereld der 'gewone' mensen binnentreedt, heb ik toen het volgende ge-

103

schreven: 'Zelfs de allerwijste mensen kunnen haar in­nerlijke diepte niet peilen, want ze gaat volkomen haar eigen weg.' Het valt zo moeilijk met elkaar te delen. En ik heb daar nog aan toegevoegd: 'En overal waar ze komt staan er plotseling bomen in bloei.'

Beschrijvingen van bevrijdingservaringen kunnen soms toch een onmiddellijke herkenning oproepen.

Dat blijft een wonder. In een van de mooiste zen­verhalen die ik ken probeert iemand van alles om wakker te worden. Eindeloos zitten, bijzondere erva­ringen meemaken, maar het brengt hem uiteindelijk nergens. Op een gegeven moment wordt hij radeloos, en dan zegt zijn meester tegen hem: 'Je omvat de hele werkelijkheid. De hele werkelijkheid bevindt zich in jou!' Die omkering, daar gaat het om. Zulke woor­den kunnen je raken en een innerlijke omwenteling teweeg brengen. Bij die leerling was dat zo. Dat be­tekent overigens niet dat als ik die woorden tegen ie­mand anders zeg, dat er dan hetzelfde gebeurt met die ander. Het is geen automatisme. Waarom bepaalde woorden mij raken en iemand anders niet, dat vind ik iets wonderlijks.

Ze raken je omdat je ze herkent, omdat je het eigenlijk

al weet.

Ja, maar toch blijft het een wonder dat ze jou op een bepaald moment raken en mij bijvoorbeeld niet. Dus

104

is het belangrijk dat we ons toch blijven uiten. Want we hebben met elkaar te maken, en in de ontmoeting met elkaar kan het zomaar gebeuren. Maar daar valt geen enkele lijn of wetmatigheid in te ontdekken. Het gebeurt zomaar.

Kun je je van jezelf ook zo'n moment herinneren?

Ja, ik ben heel erg getroffen geweest door wat Sjestov daarover schreef, over die omkering. Hij liet me zien dat niet de werkelijkheid buiten mij me bepaalt, maar dat het precies andersom is. Maar bij mij kwam er nog iets bij. Ik vroeg me af of ik het ook tot uitdrukking zou kunnen brengen, of ik er een ander mee zou kun­nen raken en bereiken, op mijn eigen unieke manier, bijvoorbeeld door erover te schrijven of te spreken, of door het in stilte met anderen te delen. Boeddha spreekt in dit verband over het web van Indra, waar­mee hij aangeeft dat alles met alles verbonden is. Om aan het verlangen tegemoet te komen om het met an­deren te delen, moet ik een stap zetten, en dat moet ik doen op mijn eigen manier. Ik doe dat door mijn retraites. Het is een proberen en tegelijkertijd beseffen hoe relatief het is. Maar het is zoals Luther zegt: hier sta ik, ik kan niet anders.

Ofje er nu over praat of zwijgt, dat maakt geen verschil, denk ik. Het is in beide gevallen een manifestatie van

datgene waar je uitdrukking aan probeert te geven - los van de woorden die je gebruikt.

105

Het staat helemaal los van de woorden. In een prach­tig zenverhaal wordt er gezegd: 'Ik hoef niets te doen, her is er allemaal al. Er is een diepe, stille vrede, en een grote dankbaarheid voor alles'. Is dar echte zen? Ja, dat is authentieke zen. Maar her kan ook zijn dat je dan pas de concrete problemen om je heen ziet, en dat je diep van binnenuit voelt dat je wilt hande­len, dat je iets wilt doen. Dat kan ook. Beide zijn au­thentieke uitdrukkingen van het ongedifferentieerde Zijn.

Het maakt dus niet uit ofje er wel over spreekt of niet.

Nee. Als je die ommekeer meemaakt, kan het elke ui­tingsvorm aannemen en die vorm is uniek voor jou. Dat unieke komt juist dan pas naar voren. Als er over bevrijding gesproken of geschreven wordt, gaat het om de herkenning. Soms kan het ook uitgedrukt worden in het woord 'wachten'. Sirnone Weil zegt ergens: 'Het allerbelangrijkste kan niet eens worden gezocht. Dat moet worden afgewacht'. Daar bedoelt ze mee dat het groter is dan alles wat we kunnen grijpen.

En ook groter dan elk beeld dat je er van kunt hebben.

Ja, absoluut. Ik heb dat vooral gehad met mijn chris­telijk geloof. Dat was, zoals ik opgevoed ben, zo'n verkramping en verstarring ... En de bevrijding was: dood de Boeddha, dood God, dood al die plaatjes, al

die methoden.

106

In die zin hadden de moslims het wel goed gezien door te zeggen dat elke afbeelding van het Hogere misleidend is. Dus doe maar niet.

Ik heb eens iets moois meegemaakt op een conferentie over zenboeddhisme en het westen. Daar zei iemand dat ook: geen beelden, geen God. En toen vroeg ie­mand aan een katholiek priester die aan zenmeditatie deed: wat doet u dan als u God tegenkomt? Hij zei: ik dood hem. Toen zei een zenmeester die daar ook bij aanwezig was: heel goed, dat is helemaal honderd pro­.cent zen, maar intussen praat u wel over 'nothingness', en 'leegte', en 'absoluut zelf', 'het ware zelf', en dat zijn net zo goed afgodsbeelden, alleen dan in de vorm van woorden. Donder die dan ook weg! Een van de be­langrijkste teksten in het boeddhisme is de Hartsoetra, en die spoelt dat allemaal door het toilet, al die mooie woorden: boeddhanatuur, verlichting, realisatie, ont­waken. Dat zijn net zo goed beelden.

Een beeld kan ook behulpzaam zijn. De mooiste metafoor die ik ken, is die van Ramana Maharshi, die zegt: elk beeld, elk hulpmiddel, is een doorn om een andere doorn mee uit je voetzool te verwijderen. Maar daarna moet je ze allebei weggooien.

Ja, uiteindelijk moet je ze allebei weggooien. Maar de een gebruikt als middel om die doorn te verwijderen misschien woorden, en de ander gebruikt weer andere middelen. In zen werden vaak erg hardhandige midde-

107

len gebruikt: een klap, een schreeuw. Anderen gebrui­

ken muziek of beelden. Dus het middel dat gebruikt

wordt is variabel, maar uiteindelijk moet je dat ook

weggooien.

Maar je ziet toch vaak, ook in de boeddhistische landen, dat mensen niet loskomen van het beeld.

Ja. Daarom is er in het zenboeddhisme, en dat is een

van de dingen die me er zo in geraakt hebben, een

enorme waakzaamheid en een weten dat elk woord de mist ingaat. Dus ook teksten van zenmeesters en de

Boeddha worden meteen onderuit gehaald, want het

worden beelden, het wordt een plaatje.

Wachten, zoals Simone Weil zegt, op iets waar je geen en­kel beeld van hebt en geen enkele verwachting, is dat niet wat met het woord 'meditatie' bedoeld wordt?

Ja. Maar wat je ook doet, het blijft altijd een sprong in het duister. Er is geen methode, geen techniek, geen

middel om bevrijding mee te bereiken. Dat is het ge­

vaar: dat meditatie toch naar de sfeer van de doelstel­

lingen wordt getrokken- naar psychologische doelstel­

lingen, of naar het bereiken van de verlichting. Maar dat is meditatie niet. Het is een expressie van iets, zoals

alles wat je doet een expressie is.

ja, het is altijd een expressie van iets. En dat iets is er al­tijd, of je het nu tot uitdrukking brengt of niet. Daarom

108

vraag ik me af waarom er in het zenboeddhisme nog zo

vaak gebruik gemaakt wordt van de koan-methode, want die lijkt er toch vooral op gericht te zijn om het onver­woordbare toch tot uitdrukking te brengen.

Misschien is het voor sommige mensen zinnig, maar

dat hangt af van de leraar. Als iemand in Japan dat

als zijn taal gebruikt, dan moet hij dat gewoon doen. Mij sprak het eerlijk gezegd niet zo aan. De Chinese

ch'an, de meest oorspronkelijke vorm van zen, sprak

me daarentegen veel meer aan. Daar lees je een hele

·tekst, waarin meestal wordt verteld hoe de ommekeer

plaatsvindt. De bedoeling daarvan is dat je dat in jezelf

herkent, zoals je hoopt dat anderen iets herkennen in wat jij zegt of schrijft.

Het enige wat de koan-techniek kan laten gebeuren, is dat je totaal vastloopt, en dat je dan tot een bepaald soort overgave komt.

Ja, dat is de bedoeling, dat je het niet meer met je ver­stand blijft benaderen.

Dat je met je hoofd tegen de muur bonkt en vertwijfeld uitroept: ik kom er niet meer uit!

Daarom heet een van de bekendste zenboeken ook Mumokan, de muur zonder poorten. Je loopt tegen een

muur aan. Je kunt niet verder. Je moet je overgeven, je

moet een sprong maken, je moet gaan staan waar geen

109

plek is om te gaan staan. En dat kan aan de hand van een kaan, maar dat hoeft natuurlijk niet. Want de diep­ste kaan is het leven zelf, de impasse van het leven zelf.

Ook op het leven kun je nooit echt een antwoord geven.

Nee, nooit. Het leven is elk moment weer anders ...

Het mooie van de kaan-methode is dat je in niet-weten valt op het moment dat je het opgeeft.

Ja, absoluut. Maar als dat tot methodiek verheven wordt, werkt het niet meer. Dan stelt het niets meer

voor. Wat je ook doet, het werkt niet. En wat ga je dan doen? Wat van je gevraagd wordt is om dat niet alleen te constateren, maar ook tot uitdrukking te brengen. Dus niet alleen zeggen: ik weet het niet meer. Nee, doe

maar iets, zeg iets, schrijf iets op.

Maar hoe kan een leraar dan beoordelen of die uitdruk­king authentiek is of niet?

Dat kan een meester niet beoordelen.

Elke uitdrukking is even authentiek.

Vroeg of laat moet je al die wegen en specifieke vor­

men van oefenen achter je laten, net als alle woorden. Er is een prachtig boekje van een beroemde zen­

meester, Shibayama: A jlower does not talk. Een bloem

110

spreekt niet, die is alleen maar bloem. Shibayama zegt daarin dat het ten diepste gaat om de ontdekking dat we niets kunnen bereiken, dat we onszelf niet kunnen bevrijden en verlossen, ook niet door middel van zen­

meditatie. De diepste vrede is precies dat te ontdek­ken. Zelfs als ik iets doe, is dat hooguit een expressie van dat wat ik ben, zoals een bloem ook een expressie is van zijn wezen. Mijn wezen en het wezen van de bloem zijn identiek. Ik en de bloem zijn beide slechts een uitdrukking van dat wezen.

En dan kun je ook zeggen: geen enkele uitdrukking is mooier of beter dan een andere. Alr je dat ziet, zit je al in de rust die je zoekt met behulp van meditatie.

Precies. En dan word je ook open en laat je elke ideolo­gie los, want we vinden het antwoord toch nooit. Dat

is nu wat je het 'wakker worden' zou kunnen noemen: dat je je realiseert dat je altijd leeft in niet-weten, elke keer opnieuw, en dat je beseft hoe bevrijdend dat is.

Dat is het punt dat mij zo raakt bij Hisamatsu, maar ook bij de Boeddha: spreken is het niet, zwijgen

is het niet. Wat ga je nu doen? Ook de Boeddha had na zijn realisatie het diepe besef: maak jezelf niets wijs. Je woorden zijn je mond nog niet uit of ze stollen bij een ander tot een ideologie. Dus je kunt beter zwijgen.

Maar dan zegt hij toch weer: nee, wat je doet, dat doe je. Je kunt nier anders. Maar als je spreekt, wees je er

dan van bewust dat je woorden maar zeer betrekke­lijk zijn. Haal je eigen woorden ook weer onderuit. Ga

111

daar staan waar geen plek is om te gaan staan. Daar kun je jezelf uitdrukken op jouw unieke manier, in je eigen taal. Maar niet-weten blijft daarin essentieel. Zo­als ik al eerder zei, al die begrippen moeten overboord

gegooid worden.

Wát blijft er dan nog over? Kun je daar iets over zeggen?

Wat overblijft is het leven zelf. Dat is onbegrensd, in tegenstelling tot die woorden en begrippen. Boeddha zei al: het is groter dan woorden kunnen uitdrukken. De rest is beperking, begrenzing, verstarring. Het leven

zelf, tja, het enige wat je daar eigenlijk over kunt zeg­gen is dat het een groot wonder is, dat het het naakte zijn is, dat het bestaan in niet-weten is. Voor de meeste mensen lijkt dat iets afschrikwekkends, maar het is juist het meest bevrijdende.

Valt dat niet-weten te doorgronden?

Dat vind ik het mooie van elke mystieke taal: dat je

daarmee de ander makkelijker kunt begrijpen doordat

die taal de mogelijkheid biedt om door de woorden heen te luisteren. Dat geldt bijvoorbeeld voor de soefi mystiek en de joodse mystiek. En het geldt ook voor de christelijke mystiek, voor de woorden van Eekhart bij­voorbeeld. Het woord 'mystiek' komt van het Griekse

woord myo. Dat betekent zwijgen. En dan zijn we weer terug bij het niet-weten. Leven in niet-weten is het meest bevrijdend. In India wordt dat tot uitdrukking

112

gebracht in de term neti-neti, in Japan met het woord mu. Mystiek gaat dus eigenlijk over dat waarover je moet zwijgen.

Dat vind ik het mooie van de zen-traditie: dat men het niet-weten uitdrukt op een manier die onmoge­

lijk in je bouwwerk van concepten onder te brengen valt. Zen zit ook vol humor, vooral de Chinese zen, en humor is natuurlijk een zeer geëigend middel om je

normale manier van tegen de dingen aankijken even onderuit te halen. Humor is relativering en haalt je ze­kerheden onderuit. Als de leerling in een Chinees zen­·verhaal tot inzicht komt, barst hij vaak in lachen uit.

Ook de lach is een uiting van bevrijding, want je lacht

om het idee dat je over jezelf had. Bevrijding is zien dat je om elk beeld dat je van jezelf hebt kunt lachen.

113

114

Wayne Liquorman

De goddelijke hypnose

Wayne Liquorman staat be­

kend als de belangrijkste

leerling en spirituele erfgenaam van Ramesh Balsekar. Zijn leven

staat al meer dan vijftien jaar volle­

dig in het teken van het onderricht dat hij van Ramesh heeft mogen ontvangen.

Wayne werd geboren in 1951 in San Fernando Valley, een buitenwijk van Los Angeles. Zijn vader

verkocht meubels, zijn moeder was een huisvrouw met kunstzinnige ambities. Hij werd opgevoed in de

joodse traditie, maar zodra hij er oud genoeg voor

was, nam hij afstand van de religie van zijn ouders. Het verhaal van een grote man met een baard in de

hemel (die qua gestalte best wel eens veel gelijkenis

115

zou kunnen hebben met Wayne zelf) was niet aan

hem besteed.

Na zijn middelbare school ging hij 'creative writing'

studeren aan de universiteit van Hawaii. Het groot­

ste deel van zijn tijd op Hawaii besteedde hij aan het

schrijven van een roman over de !egalisering van mari­

huana. Hij bleek begiftigd met een aanzienlijk schrijf­talent, maar beschikte niet over de discipline die nodig

is om echte literatuur tot stand te brengen. Wayne had

andere dingen te doen. Hij rookte liever een stickie,

snoof liever een lijntje, werd liever dronken in de laat­ste bar die nog open was (wat hij achteraf zelf als 'be­

grijpelijk' benoemt, met zo'n achternaam), en vulde

daarnaast zijn tijd met zo snel mogelijk zoveel moge­

lijk geld verdienen, al was het maar om zijn 'hobby's' te kunnen bekostigen. Hij was mareloos in alles, en

leefde de Amerikaanse droom met gretigheid. Als hij

niet zo'n groot en sterk lichaam had gehad, had het

hem zijn gezondheid of misschien wel zijn leven kun­nen kosten.

Dat leven nam een radicale wending toen hij, na drie

dagen en nachten te hebben doorgezakt, in een staat van

volkomen nuchterheid ontwaakte. De tijd van mateloos

leven was voorbij, en hij ging op zoek naar een andere

levensinvulling. Die vond hij een paar maanden later,

toen een vriend hem meenam naar een satsang van Ra­

mesh Balsekar. Wayne liet alles los wat hij ooit had vast­gehouden, en ging zich inzetten voor de verspreiding

van Ramesh' gedachtegoed. Daartoe richtte hij de Ad­

vaita Fellowship op in zijn woonplaats Redondo Beach,

116

en een uitgeverij, Advaita Press, die hij gebruikte om

het werk van Ramesh in het Engelse taalgebied te ver­

spreiden. Onder het pseudoniem Ram Tzu schreef hij

het boek Wie zoekt zal niet vinden. Uiteindelijk begon

hij, op verzoek van Ramesh, zelf satsangs te geven in de V.S. en Europa, en later ook in andere delen van de we­

reld. De laatste jaren is er met name in het voormalige

Oostblok veel belangstelling voor zijn onderricht. Een

weerslag van dat onderricht is terug te vinden in twee

boeken met satsangdialogen: Acceptance of What Is en Enlightenment is not what you think.

Ik ontmoet Wayne in het Ambassade Hotel. Een grote

man met een stevige handdruk en een gulle lach. Moei­

teloos schakelt hij van luim naar ernst, en weer terug.

Hij spreekt graag over non-dualiteit, en doet dat in ui­

terst precieze en heldere bewoordingen. Aan prietpraat,

clichés en quasi-advaita heeft hij een broertje dood. Hij

komt graag meteen ter zake. Ik moet denken aan een typische Amerikaanse uitdrukking die hem op het lijf

geschreven lijkt: what you see is what you get. Samen met

zijn Nederlandse uitgever lunchen we in een visrestau­

rant. Moeiteloos schudt hij de ene na de andere anek­dote uit zijn mouw, over de tijd dat hij als jongeman de

straten van Amsterdam onveilig maakte, over het boek

dat zijn vrouw net heeft geschreven, en natuurlijk over

Ramesh. Als hij over zijn leraar praat worden zijn ogen zacht en verschijnt er een glimlach. Het is duidelijk: de

liefde van deze grote man voor die kleine grote man uit

Bombay is diep en onwankelbaar.

117

�yne, je bent voor het eerst weer in Amsterdam na de

dood van je leraar, Ramesh Balsekar. je ontmoeting met hem was misschien wel de belangrijkste van je leven. �t

gebeurde er toen je hem voor het eerst ontmoette?

Ik was op zoek naar informatie, verlichting misschien wel. Maar wat er gebeurde was dat ik verliefd werd. Totaal verliefd, volkomen onverwacht. Het laatste dat ik van plan was geweest was verliefd worden op een 72-jarige Indiase bankier van één meter zestig. Maar de plannen van het universum komen natuurlijk vaak niet overeen met die van jezelf, en in dit geval ben ik daar heel dankbaar voor.

�t gebeurde er toen met je? �t maakte dat je wist dat je deze man zo vaak moest zien als je kon?

Dat is pure magie, een groot mysterie. In mijn onder­richt geef ik het een naam zodat ik erover kan praten. Ik noem het resonantie, maar dat verklaart het ver­schijnsel verder niet. Het geeft er alleen een naam aan. Door die verbinding krijgt de goeroe-leerling-relatie gestalte. Hoe je je goeroe vindt is niet te verklaren. Dat is wat er in mijn geval gebeurde. Ik liep naar binnen en liep tegen mijn goeroe aan.

Als je terugkijkt op je relatie met hem nu hij is overleden,

wat betekent zijn leer dan voor jou?

118

In het begin begreep ik helemaal niets van wat hij zei. Mijn verbinding met hem was van emotionele aard, lichamelijk misschien wel, in die zin dat ik voortdu­rend in zijn nabijheid wilde zijn, in de wetenschap dat zich daar waarheid manifesteerde. Ik had geen idee waar hij het over had, ik had geen aanknopings­punten, en ik kende het vocabulaire dat hij gebruik­te al helemaal niet. Ik voelde me als een kleuter die wiskundeles krijgt. De mensen om hem heen wisten duidelijk alles over datgene waar hij over sprak, en zelf had ik geen idee. Maar dat maakte hem niets uit. Elke dag opnieuw werd ik naar hem toegetrokken, en na verloop van tijd begon zijn leer tot me door te dringen - de conceptuele leer. Die hield in dat al­les Een is, dat alles Bewustzijn is, dat er geen onder­scheid tussen dingen gemaakt kan worden, dat elk onderscheid een schijnbaar onderscheid is. Dat is de fundamentele leer van advaita: niet twee. Het is heel eenvoudig.

Twee keer per dag zat ik bij Ramesh. Vaak ging ik ook 's avonds nog, zodat ik hem alleen of in een kleine groep kon zien en spreken. Vervolgens begon ik een uitgeverij om zijn boeken in de V.S. te kunnen uit­geven. Ik wilde steeds vaker bij hem zijn en een in­tegraal onderdeel van zijn leven worden. Ik zette ook een stichting op om hem vaker naar de V.S. te halen en zijn leer naar buiten te brengen. Maar uiteindelijk ging het me erom meer contact met hem te hebben, meer tijd met hem door te brengen, de verbintenis te versterken.

119

Hoeveel tijd bracht je door met Ramesh?

In de eerste twee jaar dat hij naar de V.S. kwam, bleef hij telkens drie maanden aaneengesloten. Ik was toen vrijwel de hele tijd bij hem, zo vaak in elk geval als ik me los kon maken van mijn dagelijkse beslommerin­gen- mijn gezin en andere elementen in mijn leven. Later ging ik hem een of twee keer per jaar opzoeken in India. Vanwege mijn gezin en mijn zakelijke ver­plichtingen kon ik niet lang weg. Ik was meestal een dag of tien in India.

Hij straalde veel kracht en overtuiging uit, en bleef heel erg scherp tot het laatste jaar van zijn leven. Hij was een prachtig mens en ... hij sprak in dat laatste jaar nog steeds, maar de kracht was eruit. Zijn denken en spreken hadden altijd een laserachtige kwaliteit ge­had, en die verdween. Het licht verspreidde zich. Het had niet meer de kracht van voorheen. Maar zijn bij­zondere aanwezigheid bleef tot het laatst voelbaar.

Wat me altijd zo verbaasd heeft, is dat hij pas werkelijk

met advaita bezig is gegaan nadat hij met pensioen was

gegaan als directeur van de Bank of India. Het lijkt wel

of hij zijn belangstelling tot die tijd gewoon opzij heeft

gezet. Hij was toen al in de zestig. Ik heb het vermoeden

dat hij al in een veel eerder stadium geïnteresseerd was in

non-dualiteit.

Hij heeft tegen mij gezegd dat hij al van zeer jongs af aan het idee had dat hij werd geleefd. Dat gevoel heeft

120

hij altijd gehad. Maar hij deed daar in de praktijk niets mee tot hij gepensioneerd was. Ik denk niet dat het een kwestie van opzij zetten was. Het was gewoon al geïntegreerd in zijn leven. Voor hem maakte het deel uit van de dingen die duidelijk voor hem waren. Het maakte het mogelijk voor hem om relatief probleem­loos door het leven te gaan.

Wtst je iets over advaita voor je Ramesh ontmoette?

Helemaal niets. Mijn interesse ging vooral uit naar het taoïsme. Wat me daarin aantrok was dat er geen geor­ganiseerde religie omheen hing. Ik vond het nog heel puur allemaal. De boodschap van de essentiële eenheid van de Tao, van Bewustzijn, herkende ik met name in het boek Tao, the Watercourse Way van Alan Watts. Via dat boek maakte ik kennis met het taoïsme. Ik vond het fantastisch. Daarna verdiepte ik me er verder in door de Tao Te T]ing en de boeken van Tsjwang Tse te lezen.

Dat lag niet echt voor de hand, gezien je achtergrond als

zakenman.

Zakenman, alcoholist en drugverslaafde, kan ik daar nog aan toevoegen. Dat waren de andere elementen in mijn leven die het onwaarschijnlijk maakten dat ik ooit het spirituele pad op zou gaan. Maar toch werd ik een zoeker, vanaf het moment dat ik een keer op een nacht volkomen onverwacht en ongewild tot

121

ontnuchtering kwam. Dat was een dermate transfor­merende en onverwachte gebeurtenis in mijn leven dat ik me ging afvragen welke kracht in het univer­sum mij zo diepgaand had weten te transformeren. Ik ging op zoek naar een verklaring, want ik wist dat ik er in elk geval niet verantwoordelijk voor was ge­weest. Voordat het gebeurde was mijn uitgangspunt altijd geweest dat ik degene was die aan het stuur zat en de auto reed. Tot het moment dat je ziet hoe lach­wekkend dat idee is, vind je het heel normaal om zo te denken. Dat komt door wat Ramesh 'de goddelijke hypnose' noemde. De goddelijke hypnose zorgt er­voor dat je niet kunt zien dat jij niet degene bent die aan het stuur zit.

Het idee de bestuurder van je leven te zijn neemt op tweeëneenhalf-jarige leeftijd bezit van ons. In die periode komt wat ik 'the fa/se sense of authorship' noem tot ontwikkeling. Kinderen worden dan plotseling erg veeleisend. Dat is overal in de wereld hetzelfde. Ze krijgen het gevoel dat ze macht hebben, dat ze kunnen doen wat ze willen. Dat gevoel wordt versterkt door de ouders en de school. Er wordt tegen de kinderen gezegd: 'Ja, natuurlijk heb je macht, je kunt controle uitoefenen op jezelf en anderen, en dat moet je ook doen. Je moet daar steeds beter in worden, je moet daar steeds meer je best voor doen'.

En dan willen ze die macht ook daadwerkelijk gaan uit­

oefenen.

122

Ja, maar de werkelijkheid waar ze tegenaan gaan botsen is dat ze helemaal geen macht hebben. Want je krijgt weliswaar soms wat je wilt, maar net zo vaak of vaker doe je iets waarvan je verwacht dat het tot een bepaald resultaat zal leiden, en dan gebeurt dat niet. En als we het hebben over een 'false sense of authorship', gaat dat niet alleen over een rechtstreeks gevoel van frus­tratie omdat je niet krijgt wat je wilt. Het gaat ook om het gevoel dat het anders zou moeten zijn. 'Ik zou mijn wil werkelijkheid moeten kunnen laten worden, want ik heb daar de macht voor'. En dan ontstaat er lijden. Er is sprake van lijden als het gevoel 'ik ben de heerser over mijn lot' botst op het feit dat dat helemaal niet het geval is. Dat is het punt waarop het lijden een aanvang neemt. En bij de meeste mensen gaat dat de rest van hun leven door. Slechts bij enkelen ontstaat er ergens een barst in die valse overtuiging dat ze controle kunnen uitoefenen op het verloop van hun leven. Het begint te dagen dat die overtuiging misschien wel niet klopt. Op dat moment ontstaat er een zekere ontvan­kelijkheid voor wat ik en andere non-duale leraren te zeggen hebben.

Wat Ramesh 'doenerschap' noemde, noem ik dus 'the false sense of authorship', omdat het doen gewoon doorgaat. Het is alleen zo dat je er de schepper, de au­teur niet van bent. Met de term doenerschap bedoelde hij dat. Hij verwees naar hetzelfde als ik doe, maar mijn interpretatie is een verdere verfijning. En ik wil daar nog verder in gaan, want vooral in de moderne advaita zijn we op het punt beland dat het idee van identiteit

123

volkomen buitenboord wordt gezet. Men zegt: 'Oké, je denkt dat je iemand bent, maar in feite ben je al­

leen maar Bewustzijn.' Zoals ik het zie is dat niet het uiteindelijke inzicht. Het is iets wat aan dat uiteinde­lijke inzicht voorafgaat. De zenmensen zeggen: als je met zen begint, zijn rivieren rivieren en bergen bergen. Als je het doorkrijgt en gaat zien waar het over gaat, zijn rivieren geen rivieren en bergen geen bergen meer. Maar de laatste stap wordt gezet als rivieren en bergen weer rivieren en bergen worden. We beginnen met te zeggen: ik ben alles. De volgende stap is: ik ben niets. De derde stap is: ik ben alles als dit lichaam op dit mo­ment. Bewustzijn drukt zich op die manier uit.

En niet alleen als dat, maar ook als alle andere dingen.

Natuurlijk. Bewustzijn komt als alles tot uitdrukking. Maar daar hoort dit lichaam ook bij.

je zou ook kunnen zeggen dat het je identiteit uitbreidt van alleen dit lichaam tot alles wat er is.

Ja. Maar het uiteindelijke inzicht zit hem hierin: dat twee elkaar uitsluitende ideeën tegelijkertijd waar kun­nen zijn- dat ik ik ben, en dat ik alles ben. Het is dus niet zo dat ik plotseling alles ben als dit, maar dat ik

zowel ik als alles ben. De metafoor die ik gebruik als ik hierover praat is

de metafoor van de zee en de golf Het is een klassieker, maar ik vind het de beste die ik tot nu toe ben tegen-

124

gekomen. Als golven zijn we allemaal zee, maar elke golf is als zodanig identificeerbaar zolang het een golf is. Hij heeft eigenschappen en kenmerken en hoeda­nigheden. Hij is in staat tot waarnemen, denken, voe­len, handelen. Al zijn waarnemingen en gevoelens en handelingen zijn natuurlijk de handelingen van de zee, wam hij is de zee. Maar we kunnen de golfvorm her­kennen en zullen dat uiteindelijk ook moeten doen, als we het bestaan werkelijk willen doorgronden. Want er is bestaan, er is hier iets wat zich manifesteert zodat we dit gesprek kunnen voeren.

· Uiteindelijk ben je alles. Het idee de schepper of auteur te zijn heeft betrekking op het idee de creatieve bedenker van dit alles te zijn, het punt van waaruit alles gedacht en gedaan wordt. Maar dat zijn we niet. We zijn slechts de instrumenten die daar voor nodig

zijn. Het volgende niveau van inzicht is dan dat we zowel de instrumenten als de oorsprong ervan zijn. Maar eerst moeten we van het idee af dat we de bron zijn als afzonderlijke, onafhankelijke individuen. Daar richten de meeste non-duale leraren zich op - op het kwijtraken van dat oorspronkelijke idee. En dat leidt

tot dat tussenstadium van 'ik ben Bewustzijn, ik ben alles'. Dat wordt jammer genoeg vaak als het eind­punt beschouwd. Dat punt wordt door veel mensen bereikt, en vaak gaan ze dan bijeenkomsten organise­ren en zeggen ze: 'Ik begrijp nu dat ik niets ben, dus nu ga ik iedereen vertellen dat zij ook niets zijn. Ik ga het grote nieuws met hen delen dat ik niet ben wat ik dacht te zijn'. Als gevolg hiervan is er sprake van

125

een enorme hoeveelheid verwarring en misversrand die wordt aangezien voor waarheid. En dat maakt net zo goed deel uit van de dans van het leven. Ik bedoel, her is ongelooflijk om te zien hoe het zich allemaal ont­vouwt. Maar voor hen die de genade ontvangen om het te zien, voor wie de opening mogelijk blijft ... Met weten dat je niets bent houdt alles op. Dat is dan het einde, als je zegt 'ik ben niets', of'ik ben de Bron', of iets dergelijks.

En toch is alles er. Dus je zou ook kunnen zeggen: als ik niet besta als afzonderlijk, onafhankelijk individu, als dit alles is wat er is, en ik weet tegelijkertijd absoluut zeker dat ik er op een of andere manier ben, dan moet ik dit wel zijn. Bedoel je dat met de volgende stap?

Ja, omdat het jou niet uitsluit. Nogmaals: niets wordt uitgesloten, alles maakt er deel van uit. Het startpunt is: Bewustzijn is alles, en daar hoor jij ook bij! Als Be­wustzijn alles is, mag je er gewoon nog zijn.

je bent Bewustzijn, maar ook de inhoud van Bewust­zijn.

Natuurlijk.

In één van je boeken zegje: 'Alles wat er is, is Bewustzijn: maar daar voeg je nog aan toe: 'maar zelfs dat is Het nog niet helemaal. '

126

Wat ik bedoel is dat je dat kunt weten -je kunt weten

dat alles Bewustzijn is - maar waar die uitspraak naar vetwijst is groter dan wat je kunt weten.

Kan die totaliteit der dingen eigenlijk wel ervaren worden?

Als totaliteit? Nee. Ze kan alleen ervaren worden in deelaspecten. De totaliteit zelf is dat wat ervaart. Het

is als het oog dat zichzelf niet kan zien, de tong die zichzelf niet kan proeven. Je moet er los van staan om

het te kunnen ervaren.

Toch is dat iets wat vaak gezegd wordt: ik heb de Eenheid ervaren, ik heb de totaliteit ervaren. Betekent dat dan dat die mensen zichzelf alleen maar voor de gek houden?

Ze houden zichzelf niet voor de gek. Ze hebben een­heidservaringen, ervaringen van Eenheid, van één-zijn. En die ervaringen zijn heel 'echt'. Ik bedoel, ze hebben ze. Daar twijfel ik niet aan, ik heb ze zelf ook gehad, met drugs en zonder drugs. Op dat moment was dat de werkelijkheid. De eenheid der dingen wordt dan absoluut gekend, zonder enige twijfel. Dat is gewoon zo. Je hebt een ervaring van eenheid, maar dat is niet de Eenheid zelf.

De wereld is dus puur een idee, iets wat alleen bestaat in

het waarnemen ervan?

Ja.

127

Dus als het waarnemen ophoudt, verdwijnt de wereld, letterlijk?

Als er geen punt meer is van waaruit wordt waarge­nomen, is er geen universum meer, dat klopt. Dat is wat de natuurwetenschappers hebben gevonden. In de kwantumfYsica zijn ze op een punt gekomen waarop ze zeggen: oké, wat iets is hangt af van degene die het meet. Of het een deeltje of een golf is, of het uit mate­rie bestaat of uit energie, hangt eigenlijk gewoon af van wie of wat er kijkt. Het probleem dat hiermee wordt opgeroepen is dat het een object maakt van Bewust­zijn. De uitdaging voor de non-duale leraar is om hel­der te maken dat datgene waarnaar verwezen wordt als Bewustzijn onkenbaar is-onkenbaar als ervaring. Het mystieke inzicht is dat het Uiteindelijke van nature geen ervaring is. Daarom waren de mystici allemaal dichters of ratelende idioten, hahaha.

Maar dan wel zeer welbespraakte idioten! Het inzicht dat er op geen enkele manier sprake is van doenerschap maakt je volkomen machteloos. Toch heeft die machteloosheid een bevrijdende werking, want die bevrijdt me van de

illusie de doener te zijn en voortdurend de juiste keuzes te moeten maken.

Dat klopt.

Het is een opvatting die je overigens niet vaak tegenkomt: hopeloosheid als bevrijding.

128

Ik weet niet of je Wie zoekt zal niet vinden gelezen hebt, het boek dat ik onder het pseudoniem Ram Tzu geschreven heb. Daarin staat: 'Het is je hoop op een betere toekomst die je vandaag gebonden houdt.' Waar we het hier over hebben is over hopeloos zijn. Het woord 'hopeloos' heeft een negatieve connotatie, net als het woord 'machteloos'. 'Machtig' betekent dat het goed is, dat je controle hebt, terwijl 'machteloos' slecht is, want dan heb je juist geen controle. Dat is de tweedeling waar men gewoonlijk vanuit gaat. Zoals jij de term 'hopeloos' of 'machteloos' gebruikt, bete­kent het: 'Ik word niet langer misleid ten aanzien van wat werkelijk is, terwijl ik er voorheen onterecht van overtuigd was dat ik de macht had om controle uit te oefenen. Van die misvatting ben ik verlost'. Dat noe­men we machteloosheid, maar in feite is het gewoon een erkenning van en een diep inzicht in onze ware natuur.

�t maakt die dan zo moeilijk te verteren?

Dat is te wijten aan het feit dat 99,99999 procent van de rest van de mensheid in de greep zit van de 'false sense of authorship'.

In welke zin is voor hen deze manifestatie dan werkelijk te noemen?

Ik vind de uitspraak van Ramana Maharshi prachtig: 'Die is net zo werkelijk als jij'. Dat is absoluut het

129

meest volledige en briljante antwoord dat ik ooit op die vraag gehoord heb.

Ik probeer in al mijn bijeenkomsten en boeken te verwijzen naar datgene waar Ramana op doelde. Maar de mogelijkheid die ik mensen voorleg wordt door de overgrote meerderheid niet gezien. Het komt gewoon niet binnen. Sterker nog, als je hierover praat met mensen die er niet open voor staan, is hun reactie vaak heftig. Ze gaan dan dingen zeggen als: 'Je pleit voor complete chaos en onverantwoordelijk gedrag', of: 'Als je dit aanneemt worden mensen niet meer ter verantwoording geroepen voor hun daden, want dan zijn het de daden van Bewustzijn en niet van hen'. Je voelt dan een hele sterke weerstand, ze durven zich­zelf niet eens toe te staan om de mogelijkheld die ik opper bij zichzelf te overwegen. Wat je ook ziet is dat mensen zeggen: .'Oké, geen probleem. Ik ben Bewustzijn. Daarom ben ik als Bewustzijn vrij om te doen wat ik wil.'

Wat ik zeg en wat de luisteraar hoort zijn vaak twee heel verschillende dingen. Er is al zo vaak iemand naar me toe gekomen die tegen me zei: 'Wayne, je was hier vorig jaar ook, en ik wil je daar heel graag voor bedan­ken. Je hebt me zo geholpen toen je dit en dat zei. Ik nam het in me op en het heeft mijn leven werkelijk veranderd.' Als men zoiets tegen me zegt, denk ik vaak bij mezelf: dat heb ik helemaal nooit gezegd! Zoiets zou ik nooit zeggen, ook al heeft het hem geweldig geholpen, hahaha!

130

Toch blijfje hier onophoudelijk over spreken, in de weten­

schap dat de waarheid nooit echt gesproken kan worden. wtlt is het dan dat je spreekt?

Ik verwijs alleen maar. Ik verwijs naar de waarheid.

Heb je het gevoel dat die verwijzingen enig effect sorteren?

0 ja, absoluut. Natuurlijk zijn oorzaak en gevolg denk­beeldig en subjectief, maar binnen het verhaal waarin ik iets overbreng aan anderen zie ik mensen naar mijn bijeenkomsten komen en zie ik dat die verwijzingen hen de weg wijzen en dat de spanning letterlijk van hen afvalt. Hoe sterker de 'false sense of authorship' aanwezig is, hoe meer spanning er is om controle te houden over de dingen. Want dan is het helemaal jouw verantwoordelijkheid om te laten gebeuren wat je wilt dat er gebeurt. Het probleem is dat je diep van binnen wel weet dat je die macht helemaal niet hebt. Veel te veel factoren spelen daar een rol in. Hoeveel controle je ook lijkt te hebben, er is altijd veel meer dat helemaal niet te controleren valt.

Ik zie dus mensen hun schouders ontspannen, de groeven tussen hun wenkbrauwen vervlakken, vrou­wen laten vaak hun haren los hangen. Je kunt de li­chamelijke veranderingen waarnemen, je kunt ze zien ontspannen.

Denk je dat mensen in een maatschappij zouden kunnen

Leven waarin doenerschap helemaal geen rol speelt?

131

Waarom niet? Zoals ik verlichting definieer is het niets anders dan de dood van de 'false sense of authorship'. Niets meer en niets minder dan dat. Ons vermogen om te functioneren heeft daar niets mee te maken.

Zou het geen enkele invloed hebben op ons gedrag?

Jawel, het zou ons gedrag wel degelijk veranderen. Er zou geen haat meer zijn. Maar vijandigheid zou nog steeds voorkomen, net als woede en oorlogen op basis van territoriumkwesties, net zoals dat bij apen het ge­val is. Het maakt deel uit van hun natuurlijke functi­oneren en heeft verder niets te maken met enig gevoel van doenerschap. Ze doden elkaar binnen de natuur­lijke orde der dingen.

Op welke manier heeft het jouw gedrag beïnvloed?

Nogmaals, het heeft niets met gedrag op zichzelf te maken. Het gaat niet over gedrag, het gaat over hoe het ervaren wordt. Gedrag wordt bepaald door de ma­nier waarop je geconditioneerd bent, door de manier waarop je geprogrammeerd bent. Dat is wat je gedrag bepaalt.

Toch moet er haast wel iets met je gebeurd zijn toen je stopte met drinken - iets in je conditionering.

Ja, dat was een verandering in de conditionering van het organisme. En als gevolg daarvan veranderde het

132

gedrag. Maar de dood van de 'false sense of author­ship' is in feite de verdwijning van iets wat nooit heeft bestaan. Dat maakt het iets heel vreemds. Want als het zou bestaan, zou de verwijdering ervan een veel merkbaarder effect hebben. Maar het is iets wat om te beginnen al helemaal niet bestaat. Ik vergelijk het vaak met hypnose. Alsof je gehypnotiseerd bent dat je kle­ren in brand staan en je probeert de brand te blussen. Als de hypnotische suggestie ophoudt, wordt een vraag als 'Wat is er met het vuur gebeurd?' belachelijk. Want dan is het inmiddels duidelijk dat er op de eerste plaats ·al nooit sprake is geweest van brand. En ja, dan pro­beer je natuurlijk ook de brand niet meer te blussen.

Maar mensen zijn wel altijd bezig met de toekomst, bezig zichzelf te ontwikkelen en dingen te verbeteren. Misschien verandert dat wel degelijk.

Misschien wel. Ik bedoel, verlangens blijven bestaan. Ik heb nog steeds verlangens: om een aardiger, zacht­moediger, medelevender mens te zijn, al is het alleen maar omdat ik zie wat mijn gedrag teweegbrengt bij mensen waar ik van houd, en dan zeg ik: zo zou ik het liever niet hebben. Er is dus een verlangen om te ver­anderen. Maar wat afw-ezig is, is het gevoel dat ik ben zoals ik ben vanwege mijn keuzes of mijn gedrag, of dat die verandering het resultaat zal zijn van iets waar ik verancwoordelijk voor ben. Dat betekent overigens niet dat ik niets zal doen om dingen te veranderen, zoals therapie of iets dergelijks.

133

Het betekent alleen maar dat het resultaat niet in jouw

handen ligt.

Precies. Wat ik dus zeg is dat al mijn impulsen, onge­

acht wat daar uit voortkomt, zich voordoen zonder dat

ik daar verantwoordelijk voor ben. Ik ben daar niet de bron van. Terwijl er tegelijkertijd een gevoel aanwezig is dat ik het doe.

Dat gevoel is er nog steeds?

Natuurlijk. Maar het is een functioneel gevoel. Dat

probeer ik in mijn bijeenkomsten steeds duidelijk te

maken. Zeggen 'ik doe niets, het is allemaal Bewustzijn dat via mij handelt' betekent dat er nog geen sprake is

van het uiteindelijke inzicht. Het gaat dan om her ge­

voel 'ik doe niets, ik ben niets, Bewustzijn doet alles'. De laatste stap is: 'Ja, ik doe wat ik doe, en alles wat ik doe is Bewustzijn'. Dus dat die twee dingen tegelijker­tijd ervaren worden.

Is dat niet te vergelijken met op twee manieren kijken

naar een plaatje? je kent het wel, je hebt een kubus waar je vanuit twee hoeken of perspectieven naar kunt kijken,

en je vraagt mensen om er vanuit beide perspectieven te­gelijkertijd naar te kijken.

Precies, en dat kan. In ervarende zin kan het niet, maar

in mystieke zin kan het wel degelijk.

134

Zil Chezero

De hoef van Zil

In 2008 verscheen er bij een

onbekende uitgeverij een boek

met de onwaarschijnlijke titel Si­gaar uit eigen doos - 18 SlamsatS

door Zil Chezero, het muildier. In

de inleiding van het boek vertelt

een vrouw hoe ze in een Rotter­

dams café in contact komt met

'een grote, met stoppelbaard uitgeruste man met een

Noord-Europese tongval' die haar 'onbewogen vrien­

delijk' aankijkt. Hun gesprek neemt een verrassende

wending. Ze krijgt het vermoeden dat ze te maken heeft met een goeroe, maar dan wel een die meer vraagt dan

antwoord geeft. Uiteindelijk vraagt ze hem of hij alsje­

blieft haar goeroe wil zijn. Na aanvankelijk te hebben

geweigerd, staat hij haar uiteindelijk een aantal sessies

135

toe met de volgende toelichting: 'Zil mag alleen werk

doen dat niet alleen zo moeiteloos mogelijk is, maar

ook geen verborgen winst- en verliesrekening met zich

meebrengt. In Zil's sfeer is spreken blijkbaar makke­

lijk geworden, maar het wordt nooit zo moeiteloos als

zwijgen. Om die wrijving te overwinnen, het spreken

in gang te houden en de overdracht zuiver, moet je

betalen naar wat het waard is. In geld, want dat is de

enige niet-persoonlijke uitwisseling van energie'. De

sessies worden georganiseerd voor een select groepje

belangstellenden. Op onorthodoxe en soms hardhan­

dige wijze worden ze door Chezero geconfronteerd met

hun eigen illusies ten aanzien van identiteit, waarheid

en realisatie. De SlamsatS worden achteraf ervaren als

'een verpletterende ervaring die ons leven voorgoed

heeft veranderd'.

Wie Zil Chezero·is, blijft na het lezen van Sigaar uit

eigen doos een grote vraag. Over zichzelf laat hij niet

veel meer los dan dat hij het restant is van een persoon

die beetje bij beetje elke illusie heeft moeten opgeven

iets of iemand te zijn. De SlarosarS blijken het midden

te houden tussen een ruw uitgevallen discussie en een

satsang. Chezero heeft die naam eraan gegeven omdat

de SlamSats de illusies van de arme drommels die eraan

hebben durven deelnemen genadeloos het bestaan uit­

schoppen. Het enige wat hij hen opdringt is hopeloos­

heid omtrent hun eigen bankroet als individu.

Hij bestookt hen met een spervuur aan vragen

waarmee hij hen probeert te doordringen van de in­

houdsloosheid van hun verhalen en concepten. Of het

136

nu over liefde gaat of waarheid, over grenzeloosheid,

afgescheidenheid of eenheid, de uitkomst is eigenlijk

steeds hetzelfde: de ondervraagde loopt tegen de muur

van concepten die hij of zij zelf heeft opgetrokken. Ie­

dere deelnemer wordt aangesproken met het nummer

dat hij toegewezen heeft gekregen, zodat elke uitwis­

seling strikt onpersoonlijk blijft, zelfs als hem te ver­

staan wordt gegeven dat hij de ruimte maar beter kan

verlaten.

Degenen die ook wel eens in gesprek willen met

deze vreemdsoortige leraar, kunnen terecht bij zijn .website. Daar kunnen ze hun vragen kwijt in de ru­

briek 'Conversations with Mulekind'. Als hij een vraag

de moeite waard vindt, antwoordt hij in de vorm van

een Slamsat. Dat hij zo consequent blijft vasthouden

aan de beeldspraak van het muildier is voor hem van­

zelfsprekend, want het woord gëeft in zijn ogen het

best weer wat een mens in werkelijkheid is: dom, on­

vruchtbaar en hopeloos verdwaald aan de verkeerde

kant van het bestaan.

In de weken na het lezen van Chezero's boek begint

de wens te rijpen om hem te vragen voor een gesprek.

Ik heb het vermoeden dat zijn ongezouten aanpak me

wel ligt. Ik leg contact met hem via zijn uitgever. In

een korte mail laat hij me het volgende weten: 'De

SlamsatS liggen alweer een tijdje achter me, dus lijkt

het deze muilezel wel leuk om het er weer eens over te

hebben. Leuk is hier het kernwoord: omdat je me niet

betaalt en de publiciteitsvoordelen uitsluitend bij de

137

uitgever liggen, wil ik graag betaald worden in de vorm van plezier. Plezier bestaat er in mijn geval uit dat we bij het onderwerp blijven, en dat we niet afdrijven naar saaie onderwerpen als 'mijn leven' of, nog erger, 'mijn vrouw' of 'mijn ware zelf leren kennen'. Zo is het in de SlarosarS gegaan, en zo zal het ook tijdens onze in­teractie gaan. Beschouw ons samenzijn maar als een Slamsat op zichzelf.'

We spreken af in een café in Rotterdam. Net als ik het gevoel krijg dat onze afspraak niet doorgaat en Zil Chezero waarschijnlijk helemaal niet bestaat, stapt er een grote man met staalblauwe ogen en een bruin­groene denimhoed op zijn hoofd op me af. We kijken elkaar even aan, hij knikt een keer en wenkt me mee naar buiten. We nemen plaats op het terras voor het café, geven elkaar een hand en beginnen ons gesprek. Na een uur vindt hij het welletjes geweest en verzoekt hij me om te gaan. 'Ik betaal de drankjes wel', zegt hij nog voordat ik het duister van de avond in wandel. Beduusd, lichtelijk uit het veld geslagen zelfs. Wat was dit voor gesprek? Was het wel een gesprek? Waar ging het eigenlijk over? Ik kom er niet uit.

Achteraf kan ik zeggen dat ik de ontmoeting met Zil in eerste instantie als verwarrend en confronterend heb ervaren. Hij stuurde en bepaalde de inhoud van het gesprek van begin tot eind, en de toon die hij aan­sloeg riep een paar keer grote weerstand bij me op. Hij had geen boodschap aan de normale sociale conven­ties. Hij maakte me duidelijk dat dit een eenmalige kans was, en dat ik die maar beter kon grijpen. Het

138

was erop of eronder. Hij gaf me geen mogelijkheid tot ontsnappen, en dat deed hij, zie ik nu, met aandacht

en mededogen. Het was misschien wel het vreemdste gesprek dat ik ooit heb gevoerd.

Zil Chezero: Ben je klaar voor een Slamsat?

Ik hoop het.

Daar ben je voor gekomen, dus dan zul je er een krij­

.gen ook.

Ik heb het boek gelezen, en toen ik het nogmaals las kwa­

men er wat vragen op.

Je hebt vragen. Goed.

ja. Mijn eerste vraag: je maakt onderscheid tussen verlich­ting en realisatie. Kun je het verschil uitleggen?

Wat is het verschil wat jou betreft?

Wát mij betreft is er eigenlijk geen verschil.

Wat heb je gelezen in het boek?

Dat er wel een verschil is.

Wat was het verschil?

139

je noemt realisatie 'vol in beeld zijn: en verlichting is iets op het niveau van het individu, de persoon. je maakt dus onderscheid tussen het persoonlijke niveau en een ander niveau. Welk niveau is dat?

Dat is er niet.

Toch maak je onderscheid tussen twee niveaus.

Er is het niveau van de ervaring. Meer niet. En dat is niet wat je bent. Dat had je al begrepen, je hebt het boek gelezen.

Ik begrijp niet alles wat er in het boek staat.

Je kunt ook niet alles begrijpen wat er in het boek staat. Ik begrijp als muilezel zelfniet eens wat er in het boek staat. Ik kan alleen begrijpen dat het waar is. Ik weet ook niet waarom dat zo is, want alles wat ik weet bevindt zich op het niveau van het bestaan. Verlichting vindt dus plaats op het niveau van ...

Het bestaan.

Juist. Dus wat realiseer je je?

Dat ik me op een ander niveau moet bevinden.

Goed. Dat is het. Waar vindt die realisatie plaats?

140

Ik weet niet of je kunt spreken van 'waar� Het is geen plaats.

Waar realiseer je het je dan?

Nou, zoals ik al zei, 'waar' is niet het juiste woord denk ik.

Realiseer jij het je?

Nee.

Wat betekent het dan voor jou, als jij het je niet re­aliseert?

Niets.

Oké. Zoals ik het zie kun je het je alleen realiseren als er een 'jij' is om het te kunnen realiseren.

Ja.

Het tweede wat me bezighoudt is: je kunt je realiseren

dat het waar is. Als je zegt dat er een ander niveau be­staat dan het niveau van verlichting, omdat verlichting zich op het niveau van het bestaan bevindt, denk je

dan dat dat waar is of niet?

Moeilijk te zeggen. Ik weet niet of er een ander niveau bestaat dan het niveau van het bestaan, dan het niveau van de ervaring.

141

Wie ervaart er?

Nou, ik denk dat dit zichzelf ervaart, zonder een ik dat in de weg staat.

Wie ervaart er dan?

Het. Dit.

Ervaart het, of wordt het ervaren?

Het ervaart.

Hoe weet je dat?

Omdat het altijd aanstaat.

Ervaar jij dar het aanstaat?

ja.

Waar wordt het dus door ervaren?

Door dat wat aanstaat. Het ervaart zichzelf

Hoe weet je dat het aanstaat?

Ik weet het niet. Ik weet alleen dat het waar is.

142

Dat beantwoordt mijn vraag. Je kunt de waarheid er­van dus ervaren, maar die kun je niet zelf ervaren, want zodra je die ervaart maakt het deel uit van de ervaring. Is dat waar of niet?

ja, dat is waar.

De hoogste kennis van aanstaan is dus weren dat her

waar is. Dat geldt voor mij ook. Het punt is: ik kan niet ervaren dat her aanstaat, want zodra ik het er-

vaar ...

. . . is er een Jij' die het ervaart.

Zeker! Dat is her stomme. Verlichting is dus ...

Iemand die verlichting ervaart.

Juuuuuisr. Realisatie is ...

wt>ten dat het waar is.

Goed zo. Dar is het verschil tussen verlichting en rea­

lisatie.

Dat was me niet helemaal duidelijk.

Dat geeft niets. Her helpt vaak om erover te praten. Je hebt erover gelezen, je hebt het begrepen, maar je voel-

143

de niet de waarheid ervan. Je had slechts een vermoe­den van de waarheid. Is hiermee je vraag beantwoord?

ja.

Waar is hij beantwoord? In je gedachten, of in je gevoel

dat het waar is?

Ik voel het aan mijn water.

Het was in ieder geval een goede vraag. Het was een stomme vraag omdat het antwoord al in het boek staat,

maar het was een goede vraag omdat hij gaat over iets

wat je echt voelt. De eerste paar vragen die je stelde gingen helemaal nergens over. Begrijp je wat we hier

proberen te doen?

Ik denk dat ik snap waar je op uit bent.

Hoe weet je dat? Wie gelooft dat?

Niemand

Wie zegt er 'niemand'?

Niemand.

Waarom zegt hij het?

144

Er klopt iets heel erg niet als iemand zegt dat hij nie­mand is. Dat komt doordat je denkt dat er hier niets

is. Op een bepaald moment kwam de gedachte in je op dat je in het niets leeft, en toen kwam je tot de conclu­

sie dat je dan ook wel uit niets zult bestaan. Maar er is helemaal niks mis mee om te ervaren dat je iets bent,

want dat verandert niets. Zeg je nu nog steeds dat je

niets bent? Is dat de waarheid voor jou?

Vóor mij is de waarheid: er is geen ik die dit ervaart. Dit ervaart zichzelf Dat is de fundamentele waarheid voor

m1J.

Voor mij bestaat er geen verschil tussen mezelf ervaren

en dit ervaren. Dat is hetzelfde. Het is niets. Het niets bevat geen verschillen. Het is niet nodig om verschil te

maken tussen ik en niets. Het is al niets. Ik maak me er niet druk om. Waarom jij wel? Wat wil je er mee

bereiken? Waar ben je op uit?

Ik ben uit op helderheid

Waarom?

Omdat ik soms niet volkomen helder ben in mijn weten.

Als je wel helemaal helder bent, wie is er dan helder?

Tja, ik zou kunnen zeggen 'niemand: ik zou kunnen zeg­gen 'iemand: ik zou kunnen zeggen 'ik' ....

145

Wordt helderheid ervaren als je helder bent?

Nee, die is er gewoon.

Als je zegt dat je soms niet helemaal helder bent in je

weten, maak je dus een onderscheid tussen 'helder' en

'niet helder'. Dar verschil wordt ervaren. Hoe zou je

anders kunnen zeggen dat er een verschil is?

Soms zijn er vragen, en soms zijn er geen vragen.

Als er geen vragen zijn, is dat dan beter?

Het voelt beter.

Voor wie? Op welk niveau? Op het niveau van de er­

varing! Dus als het helemaal duidelijk is voor je, zijn er

geen vragen meer. Dan dij je uit ... de aarde, de hemel

... dan ben je eindelijk alles. Maar op welk niveau ben

je alles? Op het niveau van de wereld der muilezels!

Daarmee zijn we weer terug bij waar we begonnen zijn.

Inderdaad! Simpel! Teleurstellend, maar voor wie?

ja, dat is de vraag die steeds naar voren komt. Voor wie, voor wie, voor wie?

Alles komt de hele tijd op en sterft dan weer, en dat is

altijd al het geval geweest. Dat is niet zozeer leuk, dat

146

is gewoon wat het is. Het punt is dat je op zoek bent

naar een beetje rust, een beetje helderheid. Het zou

kunnen dat die rust en helderheid eruit bestaan dat je

ze laat verbranden.

Hoe bedoel je?

Als je denkt: ' 0 jee, het verbrandt weer!', wat gebeurt

er dan? Dat verbrandt ook weer.

Hahaha,ja.

Dat is nou rust. Je kunt er niet uit. Want alles ver­

brandt: fijne gevoelens, vervelende gevoelens, twijfel,

zekerheid. Waarom verbrandt het?

Ik weet het niet.

Wat gebeurde er met je vraag toen je daarnet de waar­

heid begreep? Wat deed je vraag?

Die verdween op de een of andere manier.

Lijkt me een duidelijk geval van verbranden! Je vraag

werd niet beantwoord, je vraag werd overbodig ge­

maakt.

De vraag verbrandde.

147

Als je je op het bestaansniveau van de wereld der muil­ezels bevindt, kan er dan ooit sprake zijn van een ant­woord?

Natuurlijk zijn er antwoorden. Dat is de hele tijd zo.

Waar bevinden ze zich? Op het niveau van ...

Het bestaan.

Bestaat er dus een antwoord op je basisvraag?

Nee.

Het beste wat je dus kan gebeuren is ...

. . . dat de vraag niet gesteld wordt.

Ja, of verdwijnt, of wat dan ook. Waar zijn muilezels

dus naar op zoek? Ze zijn op zoek naar ...

. . . antwoorden. Dus als ik je goed begrijp bevind je je nog steeds op het niveau van de muilezel zolang je op zoek bent naar antwoorden?

Ja, maar je bevind je altijd op het niveau van de muil­ezel. Daar kun je niet uit. Maar de vraag is: wat gebeurt er met het feit dat het prettig is, of onprettig?

Dat verdwijnt ook.

148

Hoe ziet dat eruit?

Neutraal.

Aha. En hoe ziet neutraal eruit? Als helderheid of niet als helderheid?

Als geen van beide.

Denk je dat?

ja, dat denk ik.

Gestelde vraag, juist antwoord. Is dat helderheid?

Nee .

Welke vragen heb je nog? Stel ze langzaam alsjeblieft, zodat je kunt zien of sommige ervan al verbranden. En als ze beginnen te branden, wees dan geen kop­

pige hengst. Laat ze branden, en ga dan door naar de volgende. Kijk of die verbrandt. Als ze allemaal ver­

branden, heb je een klote-interview, maar wel een ge­

weldige SlamSat. En voor de Slamsat ben je tenslotte gekomen.

Oké. Valt er iets te weten over jezelf

Waar is de vraag nu?

149

Hij is weg.

Volgende vraag.

Het is zo zinlnos om vragen te stellen.

Goed zo. Wat gebeurt er nu?

We voeren een gesprek aan een tafel, hier en nu, en ik krijg het gevoel dat mijn vragen dom zijn, conceptueel, en dat ik iets probeer te krijgen wat overduidelijk niet te krijgen is, en dat ik probeer de juiste woorden te vinden maar daar niet in slaag ... Ik kan het moeilijk uitleggen. Het heeft iets te maken met wat ik vandaag heb meege­maakt toen ik door de buurt van mijn jeugd liep, waar ik ben opgegroeid

Ja ... ?

Ik kwam er vandaag achter dat die buurt nog steeds be­staat, maar het leek alsof ik droomde toen ik er weer liep. Daarna ben ik op een bank aan de haven gaan zitten, en weer had ik het gevoel dat ik droomde. Het was heel vreemd. Ik heb er geen vraag over, het is gewoon iets wat vandaag gebeurd is.

Wat dacht je toen?

Niet zoveel 'Het lijkt alsof ik droom: dat dacht ik.

150

Goed genoeg. Daar zit je dan, met het gevoel dat je droomt. En nu?

Nu is het anders.

Ik wil je een vraag stellen. Wat is het verschil tussen

realisatie en verlichting voor jou, op dit moment?

Helemaal geen verschil, want realisatie en verlichting zijn

alleen maar woorden. Ze zijn niet echt.

Jammer voor jou.

Nee hoor, helemaal niet. Wánt alles wat echt is probeer je in bezit te krijgen. Maar als het niet echt is maakt het niet uit ofje het in bezit hebt of niet.

Je zit weer in het aloude spelletje vast van verschil maken tussen het ene gevoel en het andere, tussen de ene manier van naar de dingen kijken en de andere. En je denkt dat de ene manier beter of puurder of meer waar is dan de andere. Ik kan je zeggen: zo zit

het niet. Het is niet waar. Dat is niet wat er daarnet gebeurde toen de vragen verdwenen. Zo snel gebeurt het weer. Maar dar maakt niet uit. Zodra je accepteert

dat het geen nut heeft om te denken dat het stom is

of niet, verdwijnen de vragen weer. Dat gebeurt nu alweer. Oir is her. Geloof nooit wat je gelooft. De

stilte die er nu is, is nog steeds niet de ware stilte, want hij bevindt zich nog steeds op het niveau van

151

het bestaan. Maar dat is goed genoeg. Je kunt niet beter. Zo gaat het altijd.

Dat is het misschien wel Ik probeer eruit te komen.

Dat kun je niet! Je bent er al uit. Maar je bent er ook in. Het is een paradox. Zoals ik het zie is er een verschil tussen verlichting en realisatie, omdat verlichting iets is wat er is, en realisatie is je realiseren dat iets er niet is. Het maakt naruurlijk niet uit wat dar is. De een weet dat het niets uitmaakt, en de ander denkt: 'Ik ben verlicht, er is verlichting blablabla'. Hoe kan het zo zijn dat je verlichting straks nog steeds kunt ervaren? Dat is omdat die niet van jou was, niet van mij was, niet van wie dan ook was. Omdat die er om te beginnen al nier was. Snap je nu wat ik bedoel?

ja.

Laat het los! Alsof je je vingers brandt.

Maar wat valt er dan nog te doen voor mij, als ik het loslaat?

Alles.

Alles wat er opkomt.

Of niet.

152

ja, maar niets zinvols bedoel ik.

0 jawel hoor. Waarom niet?

Iets wat slechts heel tijdelijk zin heeft dan.

Je bent iets wat slechts zeer tijdelijk zin heeft. Je bent van narure tijdelijke zinvolheid, dus wat maakt het jou uit of dingen tijdelijk zin hebben of niet?

De illusie is dus dat dingen niet slechts tijdelijk zin zou­den hebben.

Ik ben de illusie kwijtgeraakt dat het zin zou hebben om illusies kwijt te raken. Ik ga vol voor alles wat zin

zou kunnen hebben. Ik ben betrokken. Het verbrandt steeds weer, en toch ben ik echt betrokken. Waarom niet? Ik hoef niet in meditatie te zijn of zoiets. Ik heb zelfs twijfels. Gewoon voor de lol.

Dan doe je het dus met opzet.

Denk je dat het verschil maakt of ik het met opzet doe of niet?

Als het niet met opzet is, geeft dat een gevoel van vrij­heid.

Je geeft nog steeds antwoorden.

153

Uit gewoonte. Het is een sociale conventie om dat te doen.

Zodra ik je een vraag stel, ga je antwoord geven. We zitten hier niet om sociaal te doen! We zijn aan het werk. Omdat we dit spel nu eenmaal spelen zeg ik je nog eens: zolang je antwoord geeft, neem je vragen se­

rieus. Wat schreef je in je recensie van mijn boek? Je

schreef: 'Hij geeft je niets'. Dat vond je prima, toch?

Wat beviel je dan zo aan het boek? Dat je iets kreeg, of

dat je niets kreeg?

Dat het mij en anderen niets geeft om op te kauwen.

Waarom ben je hier dan gekomen? Om die vent te

ontmoeten en iets uit hem los te krijgen waar je op

kunt kauwen. Waarom ben je dan een beetje in de war

omdat je dat niet krijgt?

Eh ...

Geen antwoord geven. Ik ben niet geïnteresseerd in

antwoorden. Ik ben alleen maar geïnteresseerd in vra­

gen die verbranden. Dat is wat ik zeg: stel vragen en

zie ze verbranden. Dat is je antwoord. Dat kun je voor

jezelf doen. Het gebeurt hoe dan ook toch wel. Al­

leen was je zo gericht op de antwoorden dat je niet in

de gaten had dat ze toch al aan het opbranden waren.

Vragen hebben de neiging om te verbranden.

154

Behalve als je gericht bent op de antwoorden.

Nee, ze komen gewoon weer opnieuw op. Je denkt dat

het dezelfde vraag is, maar dat is niet waar. Hij ver­

brandt toch weer.

Zijn er bij jou nog vragen overgebleven? Komen ze nog op?

Nou, niet over dit onderwerp.

Geen vragen over dit onderwerp die bij je opkomen?

Nee, dat is de reden waarom ik SlamSats doe- om te zien of er nog vragen over zijn die niet verbrand zijn.

Die zijn er niet. Ze verbranden, sshhwisshh. Dat is

prachtig, vragen die verbranden. Dat is heerlijk! Daar­

om heb ik ook geen hekel aan vragen ... ik bedoel, heb je een open haard thuis?

Nee, die heb ik niet. Maar ik vind het leuk om buiten een vuur te maken.

Naar het vuur kijken ...

ja.

Waarom vind je het leuk om naar het vuur te kijken?

Je ziet vragen opbranden.

155

Denk je dat?

Dat denk ik niet, want dat zou een antwoord zijn.

Maar het eenvoudige feit dat dingen op een mooie manier verdwijnen zou iets kunnen zijn waar je je echt

prettig bij voelt.

Is dat zo voor jou?

Dat is zo voor iedereen.

Als een vraag opbrandt, kan die dan nog terugkomen? Verbrandt hij dan wel echt? Of verdwijnt hij gewoon tij­

delijk?

Alles verdwijnt voortdurend helemaal. Je krijgt nooit

een moment terug. Dat is dus een domme vraag. Hoe­veel tijd heeft een vraag nodig om ten einde te ko­

men?

Niet zo lang.

Oké. En wat gebeurt er dan? De vraag zelf, en denken aan de vraag of de vraag herformuleren ... Hij is altijd

weer nieuw. Je weet dat hij altijd weer nieuw is.

Oké, het moment is dus altijd weer nieuw.

Wat gebeurt er in dat moment: de wereld, of de wereld zonder de vraag?

156

De wereld en de vraag.

Wat is dus je vraag?

Geen vragen momenteel.

Goed zo. Volgende moment. Alles wat je zegt is een vraagteken, want je bent een vraagteken. Je kunt niet bestaan, en toch besta je! En roch weer niet. En toch

weer weL Dat is een vraagteken, of niet? Je kunt geen

antwoord vinden op het bestaan.

Het bestaan komt niet ergens vandaan. Het is er gewoon

altijd.

Is deze tafel er?

ja en nee. je kunt beide verhalen ophangen. Beide verha­

len zijn te verdedigen.

Ik wil geen verhalen. Ik wil feiten.

Oké, ik zou kunnen zeggen: Ja, hij is hier:

Ja. Waar is 'hier'?

Op deze plaats.

Waar is deze plaats? Heb je er ooit over nagedacht waar

deze plaats is? Ik weet waar deze plaats is.

157

Alleen als je er een verhaal van maakt. Bijvoorbeeld: 'Hij bevindt zich in de wereld: of 'Hij bevindt zich in het universum: of iets dergelijks.

Ik zal hem nu laten verdwijnen. (Doet zijn ogen dicht, en opent ze na een tijdje wen/ Waar bestaat deze tafel uit?

Uit waarnemingen. Het waarnemen is de wereld der ver­schijnselen.

Wie neemt de wereld der verschijnselen waar?

Dat weet ik niet. Mensen zeggen 'ik: maar ik geloof ze niet meer.

Daar ga je weer. Niet bestaan, zeggen 'ik ben er niet'.

De waarheid die je zou kunnen ervaren is dat het al­

lemaal op een niet-materiële manier plaatsvindt. Je er­

vaart de zintuigen. Het is dus niet de zintuigen, maar het ervaren van de zintuigen. Het is de ervaring zelf.

Waar is die, wat is het? Weet je dat? Is dat een vraagte­

ken of een antwoord?

Ik weet het niet.

Is dat het eindpunt, 'ik weet het niet'?

Op een bepaalde manier wel ja.

158

Ja, want het is een bewering, een 'ik weet het niet'-be­wering. 'Ik weet het niet' is iets totaal anders dan niet weten.

ja, het is weten dat je het niet weet. Daar eindigt het.

Daar eindigt het. Maar waar het eindigt is het een punt, want een vraagteken eindigt nooit. Begrijp je? Wat mij betreft is dit een vraagteken, en dat brandt op.

Wat blijft er dan over? Wat staat er aan het eind van wat er overblijft? Een vraagteken of een punt?

Het is duidelijk een vraag, dus ...

Goed zo. Als dat wat overblijft verbrandt, verbrandt

dat wat daarna overblijft, en dan verbrandt weer wat

dáárna overblijft. Als er tijdens dat proces teleurstel­

ling opkomt, wat gebeurt daar dan mee?

Die verbrandt ook.

Aaah. Dan komt er GELUKZALIGHEID ...

. . . en die verbrandt ook weer.

En dat is nu het niets. Dichter bij het niets kun je niet komen, dichter bij jezelf kun je niet komen.

Ik denk dat we klaar zijn. Ik denk dar jij klaar bent.

Ik dank je hartelijk.

159

Ik dank jou hartelijk. Je mag je nummer houden, drie­entwintig. Hecht je er niet aan. Als je je er a�n hecht, moet je het weggooien.

160

J oanika Ring Eenheid en het wezen

van de tegenstelling

l oanika Ring ( 1946) groeide op in een kunstenaarsgezin in

aren. Al van kleins af aan was er sprake van een gevoel van ver­binding met iets groters dan zij­zelf dat absoluut onverstoorbaar bleef en waarvan ze wist dat het een natuurlijk gegeven moest zijn. Intuïtief wist ze dat er buiten haarzelf niets te vin­den was dat blijvend kon zijn.

Haar belangstelling voor kunst en zelfexpressie leidde er als vanzelf toe dat ze zich al vroeg in haar le­ven als kunstenares begon te manifesteren. Door haar werk als tekenares in de Toonder Studio's leerde ze haar man kennen, de Deense tekenfilmregisseur en anima­tor B0rge Ring, die later bekend zou worden met drie

161

korte tekenfilms waarmee hij vele prijzen en een Oscar won. Ze beschouwt hem als een mens die volkomen onbevreesd en onbelemmerd zijn volledige potentie als mens tot wasdom heeft gebracht.

Haar vader had grote invloed op haar ontwikkeling als mens en kunstenaar. Spelenderwijs leerde hij haar om de dingen met aandacht waar te nemen en in zich op te nemen, waardoor er een sterke nadruk kwam te liggen op dat wat is in het huidige moment, op het Ge­waarzijn van de handelingen die zich één voor één in dat Gewaarzijn aandienen. Achteraf beschouwt ze het als haar belangrijkste spirituele training. Later breidde dat zuivere Gewaarzijn zich uit naar de gedachten, ge­voelens en fysieke gewaarwordingen die elk moment opkwamen. Tegelijkertijd ontdekte ze dat de mensen om haar heen de interpretaties van hun gewaarwordin­gen belangrijker vonden dan de gewaarwordingen zelf, en dat ze maar één ding wilden: ervaren dat ze goed zijn zoals ze zijn. Mede daardoor bleef het gevoel van onverstoorbaarheid dat ze als kind al kende de rest van haar leven intact, en ontwikkelde ze een groot gevoel van mededogen voor anderen, maar ook voor zichzelf.

In de loop der jaren begon Joanika steeds intensie­ver te zoeken naar antwoorden op vragen als 'Waarom zoekt een mens veiligheid boven het volgen van zijn hart?', 'Wat zijn gedachten?' en 'Wat is angst?' Ze zocht naar de essentie van deze verschijnselen en de redenen waarom mensen hun mogelijkheden niet tot uitdruk­king kunnen brengen. Het feit dat een van haar kin­deren in die tijd een psychiatrisch ziektebeeld ontwik-

162

kelde, speelde hierbij een belangrijke rol. Uiteindelijk kwam ze uit bij twee basisvragen: 'Wat is bewustzijn?' en 'Wie ben ik?'. In de advaita vedanta herkende ze

vervolgens de spirituele stroming die helder maakte wat ze als kind al had gekend en geweten. Het onder­richt van Alexander Smit sloot daar voor haar gevoel het duidelijkst op aan. Gedurende de laatste drie jaar van diens leven woonde ze de zomerweken en week­ends bij die door hem werden gehouden in Garderen.

Op 22 december 1998 vond er bij Joanika geheel onverwacht een blijvende verschuiving plaats in het Gewaarzijn. Er was sprake van een plotseling ontwa­ken als uit een droom. Het gevoel een persoon te zijn loste op en maakte plaats voor een absoluut weten dat ze Bewustzijn is, in plaats van een bewustzijn te heb­ben. Deze herontdekking van wat we zijn voorbij dat wat we 'de persoon' noemen, kan in haar ogen 'zelf­realisatie' genoemd worden, een plotselinge en radi­cale verschuiving weg van het standpunt van waaruit voorheen werd waargenomen. Het waarnemen ge­beurt niet meer vanuit een standpunt, maar vanuit een onbeperkte ruimtelijkheid die alles wat erin verschijnt omvat en alles als zichzelf herkent. Angst en verlangen kunnen daarbinnen niet bestaan.

Omdat er na verloop van tijd mensen naar haar toe­kwamen met dezelfde soort vragen die zij eerder aan zichzelf had gesteld, is ze als vanzelf met hen in dia­loog gegaan over de ware natuur van de mens. Ze geeft workshops en houdt bijeenkomsten door heel Neder­land, maar tot voor kort met name in haar prachtige

163

verbouwde boerderij in Overlangel. Helaas brandde die op 1 februari 2012 volledig af Het is tot op heden nog onduidelijk hoe en waar de bijeenkomsten zullen worden voortgezet.

Het gesprek met Joanika vindt plaats in haar schitte­rende huis in Overlangel, aan de Maasdijk We nemen plaats aan een lange houten tafel. Haar man B0rge wordt net geïnterviewd over zijn carrière als filmma­ker. De Oscar prijkt midden op tafel. Hij maakt plaats en vertrekt naar een kamer achterin het huis. De ruim­te wordt gedomineerd door een enorme houten trap die vanuit het midden naar een houten galerij bovenin leidt, en door een even imposante open haard. Aan de muren hangt een serie prachtige schilderijen die Jo­anika jaren geleden maakte. Ze lijkt, klein als ze is, te verdrinken in de ruimte om haar heen, maar in feite voelt ze zich als een vis in het water. Ze praat zacht maar gedreven, zozeer zelfs dat vragen stellen nauwe­lijks aan de orde is. Als het al donker is, wordt het tijd voor wat anders. We nemen plaats bij de open haard, stoken het vuur wat op en maken een fles wijn open. Buiten giert een ijskoude oostenwind om het huis.

Drie dagen later verneem ik dat in diezelfde oosten­wind vonken uit de haard op het rieten dak zijn gewaaid. Het huis vatte vlam en brandde in enkele uren volledig uit. In alle consternatie heeft Joanika slechts zichzelf en B0rge in veiligheid weten te brengen. Van haar kunst resten alleen nog de beelden in het atelier en de tuin, die als kiezels op een kaal strand zijn achtergebleven.

164

Joanika, wat is Bewustzijn of gewaarzijn?

Eigenlijk is het overgave aan Dat wat Is. Tenminste, dat is de werking ervan. Maar wat het is, dat zou ik echt niet weten. Ik geloof niet dat je het kunt kennen. Je kunt het alleen maar zijn. Maar dat wat erin ver­schijnt, dat verwijst ernaar. Wat erin verschijnt is niet de werkelijkheid, omdat het veranderlijk is, maar het verwijst wel altijd naar het zien van de werkelijkheid. Het zien blijft er onveranderlijk van gewaar. Ik maak dus onderscheid russen zien en kijken. Kijken is meer .iets van een actie, een handeling- ik kijk niet, ik kijk wel- vanuit een identificatie met het doenerschap.

Terwijl het zien altijd doorgaat.

Zien is het onverdeelde gewaarzijn, en daarin verschij­nen twee aspecten die samen een twee-eenheid vor­men, waarbij die twee elementen gelijkwaardig zijn. Je kunt het niet vermijden. Het zien staat altijd 'aan', bij wijze van spreken. Het kan niet 'uit' staan.

Als dat wat je bent onveranderlijk is, hoe kan het dan dat

alle dingen in het licht van het Onveranderlijke juist als volkomen nieuw worden ervaren?

Bewustzijn is werkzaam door de fYsieke vorm. Die vorm is een prachtig instrument waar een applicatie inzit, een 3D-applicatie. Die zorgt ervoor dat het on­verdeelde gewaarzijn, het licht dat je bent, het Onver-

165

anderlijke, zich in tegenstellingen lijkt op te splitsen. Liefdevolle aandacht, wat dat licht eigenlijk is, richt zich dan op datgene wat de meeste aandacht vraagt. Een van de twee elementen binnen een tegenstelling wordt dan waargenomen, en het andere niet, ook al blijft dat evenzeer aanwezig. Dat komt doordat het li­chaam niet de mogelijkheid heeft om die twee elemen­ten tegelijk te zien.

Is dat te vergelijken met een plaatje dat je op twee ma­nieren kunt zien? je kunt het nooit op beide manieren tegelijk zien.

Wat ik heel belangrijk vind is dat je inzicht krijgt in het wezen van de tegenstelling. Want tegenstellingen wor­den pas tegengesteld wanneer je bij een ervan terecht­komt via een identificatie met het lichaam, waardoor je een standpunt hebt. Maar vanuit dat standpunt heb je geen zicht op het element binnen de tegenstelling waar je je mee identificeert. Dat element ben je op dat moment, dus daar heb je geen weet van. Je ziet altijd alleen de tegengestelde kant, en daar heb je een voor­keur voor of een afkeer van, al naar gelang de manier waarop het lichaam in elkaar zit. Je probeert dan van­uit de positie die je inneemt de andere kant naar je toe te halen of van je af te duwen.

Dat tegendeel zou je wel iets kunnen leren over jezelf, want het is het spiegelbeeld van de positie die je inneemt.

166

Wat is, wordt in eerste instantie gefilterd door het fysie­ke lichaam, door de fabrieksinstelling van dat lichaam. Maar dat is nog niets persoonlijks. Kijk, als jij 'nee' zegt, en ik zeg 'ja', dan vormen wij samen de eenheid, gezien vanuit het Onveranderlijke waarmee je het on­middellijke waarneemt. Maar als je al geïdentificeerd bent met het lichaam, dan wil je graag de tweeheid die is ontstaan opheffen. Dan ga je bijvoorbeeld zeg­gen: kom eens naar mijn kant. Als jij dar doet, vanuit de 'nee' -kant, dan voel ik me eventjes weer één. Maar dat is een vergissing, want dan gaat het om een kunst­.matige eenheid. Want de eenheid bestaat altijd uit die twee tegengestelden.

Men zegt vaak dat het geloof in de persoon zich­zelf graag in stand houdt, maar daar geloof ik helemaal niks van. Want je probeert het gevoel van tweeheid, van afgescheidenheid, steeds weer op te heffen door de ander aan jouw kant te krijgen. Dan zeg je: 'Doe nou maar net als ik, volg mijn advies maar op', of je neemt het verhaal van de ander over: '0 ja, dat heb ik ook meegemaakt'.

Zo proberen mensen hun schijnbare a/gescheidenheid op te heffen, maar daarbij nemen ze de a/gescheidenheid op zichzelf als uitgangspunt. Daarmee wordt het een mission impossible.

Ja, je kunt niet iets opheffen wat geen tweeheid is.

167

Het gaat er mijns inziens dus niet zozeer om de tweeheid op te heffen, maar te zien wat die eigenlijk inhoudt.

Dat bedoel ik. Ik zou zo graag willen dat mensen zagen dat tegenstellingen gelijkwaardig zijn aan elkaar, dat ze geen enkele betekenis hebben van zichzelf, behalve dat ze contrast moeten leveren. Anders kun je je er niet bewust van worden.

En dan gebeurt er niets, en dat is zo saai, zeggen de In­diërs dan.

Dat is toch ook zo? Je kunt voortdurend in het onper­soonlijke van het Bewustzijn verblijven, zodat er een

soort vakamie is in het zenuwstelsel. Want je focust dan niet op de ruimte of op objecten. Er zijn geen ge� dachten, niks. Het is dan heel stil. Dat is alleen goed voor het zenuwstelsel, maar voor de rest valt daarin dus niets meer te beleven. Ik blijf zeggen: als je liefdevolle

aandacht bent, dan betekent dat dat alles wat daarin verschijnt onmiddellijk wordt waargenomen zonder afweer - want liefde kan iets binnen zichzelf niet af­

wijzen - en dat alle tegenstellingen met open armen worden ontvangen. Er is betrokkenheid bij wat is. De

liefde zegt 'jà tegen ja en 'ja' tegen nee. Als je dus van­uit dat zien ergens aandacht aan schenkt, dan kan dat maar om één van de twee tegengestelden gaan, want anders kan het niet waargenomen worden. Dat is nu eenmaal die app die in het lichaam zit ingebouwd. Dan

wordt het volledig gezien en opgenomen, het wordt tot

168

kennis gemaakt, en als die kennis op een bepaald mo� ment volledig vervuld is, wordt het weten. Dat weten moet dan nog weer terugvallen in niet-weten. Dan heb je een afgerond geheel, en voel je een soort gelukzalig­heid. Ik noem dat altijd een memaal orgasme.

Is dat niet eveneens ingebouwd in het lichaam? Wiznt elke nacht gaat dat in de niet-weten-stand.

Het lichaam is de baas bij alle dingen. Er is niemand

die in het lichaam aanwezig is. Het lichaam zelf be­.sluit altijd of het linksaf of rechtsaf gaat. Maar als je

in de identificatie vanuit het geloof in de persoon één kant van een tegenstelling waarneemt, en je beleeft die totaal, en je gaat er daarna nog iets van vinden, bij­voorbeeld of je het wel of niet wilt erkennen, dan gaat het lichaam zich gestagneerd voelen in zijn normale uitingsvrijheid.

Kun je daar een voorbeeld van geven?

Als je als kind in de zandbak zit, en je bent nog een puur instrument aan de hand waarvan de liefde zich

uitdrukt, dan moet het lichaam leren om zichzelf te beschermen. Als je dan een hap zand in je mond krijgt,

reageert het lichaam daar automatisch op. Op die ma­nier wordt het deskundig om zichzelf te handhaven en te beschermen. Als dat vanzelf gebeurt zonder dat

iemand zich daar mee bemoeit, dan heb je even een actie/ reactie- patroontje, en dan is het over. Maar als

169

iemand zich ermee gaat bemoeien - bijvoorbeeld zegt dat iets niet mag- dan kan het zijn dat jij als kind niet

begrijpt dat je iets verkeerds hebt gedaan. Je krijgt daar

een negatief gevoel bij, en omdat je lichaam dan nog

helemaal afhankelijk is van verzorgers, gaat het eieren

voor zijn geld kiezen.

Je bedoelt dat het dan de visie van die verzorgers gaat

overnemen?

Het kind gaat in een volgende vergelijkbare situatie

opletten, en dat betekent dat er iets wordt gestagneerd. Het lichaam drukt zich dan niet meer op natuurlijke

wijze uit. Het gaat bepaalde reacties proberen te onder­drukken. Het kind kijkt hoe de volwassene reageert,

bang dat het weer op zijn donder krijgt, terwijl het niet

begrijpt wat het eigenlijk verkeerd heeft gedaan. Het begint dus altijd vanuit het onpersoonlijke.

Het lichaam is het instrument aan de hand waarvan de liefde zich uitdrukt. Het is onbemand, en de fabrieks­

instellingen van het lichaam zijn in harmonie met de

totaliteit van het bestaan. Maar er ontstaat mettertijd

toch een vernauwing. Je valt als kind uit het paradijs,

uit de eenheid in de tweeheid, en van daaruit ga je weer op zoek naar de bron, want dan besef je het verlies van

de eenheid pas. Tegelijkertijd moet het lichaam zich­

zelf leren beschermen, moet je loskomen van je ou­

ders, moet je lijden en lachen om persoonsdeskundig

te worden. Je moet gewoon door die vernauwing heen.

Tegen de tijd dat je het geloof in de persoon volledig

170

ontwikkeld hebt als instrument, kan het zijn dat je vragen gaat stellen als: 'Wie ben ik eigenlijk?' Op dat moment kan er heel veel angst ontstaan, als afgeleide

van de existentiële angst waarop de vernauwing is ge­baseerd. Die angst kan als een crisis ervaren worden, en al die mensen die je het persoonsmasker hebben

helpen opzetten vallen dan weg, en dan lijkt het net alsof je alleen op de wereld bent.

Zo klinkt het wel als een moeilijke en eenzame weg die we te gaan hebben.

Het mooie is dat je dan ook weer nieuwe mensen

ontmoet die dat masker niet kennen. Die maken een nieuwe start mogelijk, en dan kan het zijn dat je van

baan verandert, of dat je gaat trouwen of juist schei­

den. Er gebeurt dan altijd wel iets, en omdat je de persoonlijkheid als gebruiksvoorwerp al ontwikkeld

hebt, kunnen alle opgeslagen emoties als een uitnodi­

ging opgevat worden en hoeven ze niet meer te worden

afgeweerd. Dan gaat je lichaam zich ontkrampen, zo­

dat de originele fabrieksinstelling zich eindelijk weer

volledig kan en mag uitdrukken. En dat is verder niet

voelbaar, want het is volledig in harmonie met het

grote geheel. Op dat moment ben je ontwaakt uit wat een droom bleek te zijn. Dat ontwaken kan worden

aangezien voor zelfrealisatie. Je kunt pas van zelfrea­

lisatie spreken wanneer de inhoud van het psychische geheugen is ontdaan van de emotionele energie die

voorheen nog in de herinneringen aan leuke en niet

171

leuke gebeurtenissen besloten lag. Dan pas komt het er echt op aan.

Wordt het wel opgemerkt door anderen?

De moeilijkheid is dat je omringd bent door mensen die geloven een persoon te zijn, terwijl je zelf bezig bent weer mens te worden en jezelf te legen van alle stagnaties en herinneringen aan pijn en vreugde die het geloof in de persoon bijeen hebben gehouden in ruimte en tijd. Je gaat dat wat je niet mocht zijn en voelen en uitdrukken weer terugnemen om te kunnen doorleven. Je ontspant daarin, de dramatiek valt eruit,

en je houdt herinneringen over die niet geladen zijn met emotionele energie. Die kunnen dan gewoon hun verhaal vertellen en worden ervaren als een weerspiege­

ling van liefde. En op het moment dat de afgesplitste delen van jezelf zichzelf als liefde gaan ervaren, heb je ze eigenlijk mee teruggenomen naar het Absolute.

Eerst is er dus ontwaken, en als je daarna bereid bent om aan het achterstallige emotionele onderhoud te be­ginnen, en de emoties de ruimte krijgen om zich stuk voor stuk te ontladen, dan wordt het steeds stiller, en dat resulteert uiteindelijk in zelfrealisatie.

je zegt dat als er sprake is van zelfrealisatie, als mensen in niet-weten vallen, als ze voelen dat dat staat te gebeuren,

dat er dan toch een soort angst opkomt. Als kind hebben ze geleerd dat daar iets mis mee is. Maar is angst eigenlijk niet het basisingrediënt van de persoon zelf. Het basisuit-

172

gangspunt van de persoon is volgens mij op zichzelf al een verkramping, is al angst.

Het gevoel van afgescheidenheid en de onmacht om

weer één te worden of de angst die eenheid weer te verliezen, dat is eigenlijk het fundament van de hele droom van de persoon. Maar dat wordt niet herkend, want bij de ander is dat ook zo, en dat gaat langs el­kaar heen. Je probeert allebei vanuit één kant tot een­

heid te geraken, terwijl je al één bent. De tegenstelling vormt juist de eenheid. Er is helemaal geen dualiteit ·mogelijk. Het onmiddellijke zien, met dat wat er in verschijnt- één munt met twee zijden- kan nooit los­staan van datgene wat het waarneemt.

Stel: twee mensen zijn het oneens met elkaar. Op dat mo­ment ervaren ze een sterk gevoel van a/gescheidenheid. Vervolgens maken ze ruimte voor elkaars standpunten en komen ze nader tot elkaar. Dat is mooi, maar daarmee is het gevoel van a/gescheidenheid nog niet verdwenen.

Nee, die toenadering is een kunstmatige eenheid die

veranderlijk is. Op dat vlak kun je nooit eenheid be­

reiken.

En dat is juist het drama, want dat proberen mensen steeds maar.

Ja, maar het is een gevoel. Het gevoel van eenheid en

het gevoel van tweeheid zijn allebei objecten. Dat wat

173

je bent is absoluut geen gevoel. In wat je bent verschij­nen tegenstellingen als een beweging, een golfslag. De intensiteit van die golfslag bepaalt of het lichaam het aankan of niet. Bij het niet erkennen van iets wat in

het licht verschijnt, neemt de intensiteit van de golf­slag toe, en dat voel je als afweer, als stress, omdat die energie zich dan niet vrijelijk kan uitdrukken. Maar

het blijft altijd in evenwicht. Als er heel veel geweld is, is er aan de andere kant ook vrede. Alleen zijn we daar

niet op gefocust, omdat vrede, mededogen, liefde onze ware natuur is. Je let alleen op dat wat waargenomen wordt, op iets onnatuurlijks en dat is die frictie. Die voel je.

Dat begint, zoals ik eerder al zei, al heel vroeg in de kindertijd. Laten we zeggen dat je in de wieg ligt, en je hebt behoefte aan voeding. Je bent dan gewoon een zuiver lichamelijk instrument waarmee de liefde zich uitdrukt. Het lichaam kan dan door de overle­vingsdrang die er in zit zichzelf als heel onveilig gaan

ervaren op dat moment. Dat gevoelssignaal wordt in het lichaam opgeslagen. Dat is niet iets persoonlijks, maar iets fysieks, ter overleving van de soort. Er moet

iets gebeuren, je gaat schreeuwen. Maar er is nog geen

persoonlijk geheugen, dus je kunt niet bedenken dat mama over een uur wel binnen zal komen. Dat weet je nog helemaal niet. Die existentiële angst is dus reëel. Vervolgens doet de taal zijn intrede. Je wordt, terwijl je nog mens bent en dus onbemand, door de personen om je heen beïnvloed. Ze leren je dat je iemand bent. Je wordt verantwoordelijk gemaakt voor wat je denkt,

174

doet en voelt, en op dat moment kan de fysieke her­innering aan dat moment van onveiligheid die in de cellen opgeslagen ligt, psychisch gemaakt worden. Iets wat eerst een zuivere sensatie van de tastzin was, krijgt

nu een psychologische lading. Dus je herkent eigenlijk een bepaalde sensatie van de tastzin die je aan de hand van de taal leert labelen en voortaan als een emotie ervaart. Een emotie is een 'persoonlijk' gemaakte ge­waarwording van de tastzin. Daar heb je afweer tegen, omdat het lichaam het gevoel heeft op dat moment in gevaar te zijn, en je gelooft dat je dat lichaam bent.

En als het verhaal dat aan die energie gekoppeld is wordt doorzien, wordt het onmiddellijk vervangen door een

ander verhaal. je hebt een oneindige reeks verhalen ter beschikking.

Dat is het drama. We hebben ontzettend veel verhalen waarmee het geloof in de persoon gevoed kan blijven

worden, maar op een bepaald moment kan er een om­slag komen, een moment waarop je denkt: dit is een

masker, ik wil dit niet meer. Dan zeg ik in mijn rol als

leraar: oké, dit is je dramaverhaal. Probeer het terug te brengen tot één zin - bijvoorbeeld: ik wil dat alle mensen gelukkig zijn- en ga na wat het kernwoord is

in dit verband - rust, ontspanning, of misschien wel veiligheid - en als je dat woord hebt, wat is dan het gevoel dat daarmee verbonden is? Wat is de gevoels­

beleving van dat woord? Als je die kunt vinden, dan

kom je bijna altijd uit op een van twee dingen: op een

175

gevoel van eenheid of van tweeheid. Die tegengestel­den willen eigenlijk gewoon hun energie kwijt in het beleven van de sensatie. Meer niet. Alle dramàs, alle verhalen kunnen dus teruggebracht worden rot hun kern via de vraag: wat voel ik nu eigenlijk, wat is nu op dit moment de zuivere sensatie van de tastzin? Als ik bijvoorbeeld moet vergaderen, en ik heb vroeger op mijn donder gehad omdat ik brutaal was en te asser­tief, en ik durf daardoor niet meer in het openbaar te praten omdat dat indertijd afgestraft is, dan is dat

probleem terug te brengen tot dat kernwoord en het gevoel dat daaronder ligt- als die sensatie een psychi­sche betekenis krijgt voel je dat je niet deugt, dat je niet goed genoeg bent, dus dat je afgescheiden bent. Als je de zuivere sensatie kunt doorvoelen voordat je die vergadering ingaat, dan heeft het geen emotionele lading meer en kun je rustig je verhaal doen.

je kleedt het verhaal eigenlijk uit tot het kerngevoel dat er

aan ten grondslag ligt.

Ja, en dar is het kerngevoel waar de hele wereld nog al­

tijd op drijft, het gevoel van tweeheid, het geloof in de persoon. Maar misschien kun je het beter benoemen als een niet herkend worden van wat je werkelijk bent: liefde, openheid, eenheid.

En dan ga je je vergelijken met anderen, om erachter te

komen hoe je als persoon overeind kunt blijven.

176

Ik heb mezelf nooit vergeleken met iemand anders. Als kind hoorde ik wel eens dat een ander kind goede cijfers had gehaald en ik niet. Ik dacht dan nooit: die ander is beter dan ik. Dat heb ik nooit gehad. Daarin was ik anders dan de andere kinderen. Daar was een reden voor. Ik had gemerkt dat als mijn gedrag irrita­ties bij iemand opriep, dat dat bij een ander soms weer niet het geval was. En daaruit had ik geconcludeerd

dat het niet aan mij lag, maar dat het aan de beleving

van die persoon lag.

Sommige mensen doen er hun hele leven over om daar­

achter te komen.

Ik wist het al heel vroeg. En als kind zag ik ook wat er schort aan onze communicatie. Ik wist altijd waar het aan lag, en ik kon ook zien dat het in feite onnodig was. Dat is de rest van mijn leven een belangrijke rol

blijven spelen.

Maakt dat dat je mensen anders benadert dan gebruike­

lijk is?

Ja. Elk mens heeft een spanningsveld in zich in de vorm van verhalen. Ik geef mensen handreikingen om die spanning te laten wegvloeien. Het gaat om de zuivere

gewaarwording van de zintuigen, dus zonder ze enige betekenis te geven. Alleen het beleven ervan zonder er een verhaal van te maken is van belang. Zelf beleef ik

die verhalen niet, omdat mijn fabrieksinstelling anders

177

is. Dus ik heb volledige openheid voor het beleven van

wat is, waardoor de spanningsballon zich vult maar ge­

lijk ook weer leegloopt en uiteindelijk in het Absolute

oplost. Daar zit geen advies in, geen verhaal van 'o, dat

heb ik ook gehad'. Ik had bijvoorbeeld eens een gesprek met een vrouw die enorm bang was voor armoede. Die

angst lag al van kleins af aan in haar cellen opgeslagen.

Ik vroeg haar om me te vertellen hoe dat dan was voor

haar als kind - die koude kamer, de ijskristallen op

de ramen, de koude voeten op het zeil, bibberen in

een teil, een wollen onderbroek moeten dragen, één

droge boterham met een beetje pindakaas erop omdat

ze nog veertien broertjes en zusjes had. Dat vertelde ze

allemaal, en toen ze klaar was vroeg ik haar om het nog

eens te vertellen. Uiteindelijk heb ik het haar tien keer

laten vertellen, en daarna was het weg.

Omdat ze toen begon te zien dat het alleen maar een

verhaal was?

ledere keer ging er weer wat energie uit dat verhaal.

De energie wordt uit het verhaal getrokken op het mo­ment dat het verteld wordt.

Ja. Pas als je iets in de vorm kunt zetten, kun je het

loslaten. Eerder niet. Dat is een van de belangrijke as­

pecten van wat ik wil overbrengen. Je kunt niet iets

loslaten wat je niet eerst hebt vastgehad. Je geloof in

de persoon is je werkelijkheid, en je moet er dus eerst

178

ook werkelijkheid aan toekennen om het uiteindelijk

los te kunnen laten. Het doet er niet toe of het waar

is of niet.

Interessant, want ik zeg altijd tegen de begeleiders van de

instelling waar ik werk dat ze niet in de wanen en hal­lucinaties van de bewoners moeten meegaan.

Jawel. Je moet die wanen erkennen, want dan pas kun­

nen ze losgelaten worden. Psychiaters mogen dat niet,

en hulpverleners ook niet, en men doet het ook niet,

uit angst om ontslagen te worden. Maar ik weet uit

ervaring dat mensen die angstig zijn of andere proble­

men hebben, die problemen pas los kunnen laten als

ze daar erkend in worden. Niet eerder. Als ik zeg dat

dit waar is, en iemand anders zegt dat het niet waar is,

dan vormen we toch samen de eenheid, want beide

standpunten zijn gelijkwaardig aan elkaar. Ze dienen

alleen maar als contrast. Dat is voor mij de kern van

het onderricht.

Heeft de psychiatrie je op dat gebied iets kunnen leren?

In de psychiatrie zitten allemaal mensen die zich niet

kunnen beschermen tegen de enorme hoeveelheid

emotionele energieën die beeldmateriaal dragen, die

geluid dragen, gevoel dragen. Dat zijn allemaal beteke­

nissen die aan die energie hangen. Die mensen ontla­

den dat, en worden daardoor anders ervaren dan ande­

ren. En die krijgen daar dan medicijnen tegen. Ze zijn

179

als het ware stofzuigers van de emotionele energieën die anderen niet zelf hebben kunnen ontladen.

En die medicijnen doen niets anders dan die ontlading onderdrukken.

De vijf zintuiglijke gewaarwordingen blijven evengoed hard binnen komen, alleen kunnen ze er niet meer uit door de medicijnen. Die mensen hebben vaak ook veel fysieke pijn, omdat de stress zich opbouwt en niet in de vorm gezet kan worden. Dat zijn weliswaar alle­maal wetmatigheden van de droom, van het geloof in de afgescheidenbeid en de persoon- Bewustzijn staat hier buiten - maar voor het lichaam is het zwaar om onder stress te staan. Het bestaan probeert wat mij be­treft steeds weer dat te laten verschijnen wat je nog niet hebt kunnen doorleven. Het is een soort kosmische homeopathie: je krijgt hetzelfde gif te slikken waar je ziek van bent geworden. Want een emotie is niets an­ders dan een gestagneerd gevoel.

Als alles Bewustzijn is, dan bestaan er dus geen indivi­duen. Toch ziet iedereen afzonderlijke lichamen om zich heen. Mijns inziens worden die Lichamen alteen maar als afzonderlijke lichamen ervaren doordat steeds maar ver­teld wordt dat ze dat zijn.

Ja, want je weet helemaal niet of je een meisje of een jongen bent, of hoe oud je bent.

180

�t ik bedoel is: dat je andere mensen ziet, is eigenlijk niets meer dan een verhaal waar je als kind voortdurend mee bestookt wordt.

Als jij een temperamentvol karakter hebt, van oor­sprong, gewoon vanuit de fabrieksinstelling, dan kan het zijn dat daar geen ruimte voor is binnen de tradi­tie van je familie. De familie probeert je dan op een ander spoor te krijgen. Jij moet dan de natuurlijke energie die in je leeft en bij je hoort gaan onderdruk­ken, omdat je anders het gevoel krijgt dat je niet goed bent, zonder te weten waarom dat zo is. En daar kun je niet mee leven. Je moet dan eieren voor je geld kiezen. Dat doe jij niet, dat doet het lichaam. En dan ga je dat deel van jezelf dat wel dat temperament tot uitdrukking probeert te brengen toeschrijven aan de andere kant van de tegenstelling. Je bent door je fa­milie tot de helft van jezelf gebombardeerd, en de an­dere helft verhuist dan automatisch naar dat wat we 'de wereld' noemen. Alleen daaruit ontstaat het waar­nemen van de ander. Je komt vanuit het onverdeelde zien terecht op een van de tegenstellingen waardoor er afgescheidenbeid lijkt te ontstaan. De liefde die je bent wordt niet meer herkend in de buitenwereld. Dat is zo ondraaglijk dat je de leugen van die ontken­ning wel moet leren aanvaarden, uit zelfbehoud. De universele liefde wordt nu een persoonlijke liefde, en daarmee is ook het Bewustzijn persoonlijk gemaakt. Daar begint de ellende.

181

Het geloof in jezelf als persoon is dan geboren. Is dat bij jou ook gebeurd? �nt je hebt wel eens gezegd dat je je

van kinds af aan bewust bent geweest en gebleven van iets

dat groter is dan jezelf

Ik ben ooit eens op mijn vierde met mijn broers mee­gelopen - ik was de jongste en mocht eigenlijk nooit mee - naar een groot landgoed. En daar liep een jager. Die zat achter de konijnen en de vogels aan. Mijn broers hadden me ontzettend bang gemaakt door te zeggen dat ik misschien wel doodgeschoten zou worden. Ik vroeg wat dat dan was, de dood. Ze zeiden: dan beweeg je niet meer, dan 'doet' je lichaam het niet meer. Ineens renden ze langs me heen - ze waren zelf ook hartstikke bang -waardoor ik viel. Ik heb daar toen voor mijn gevoel een eeuwigheid gelegen. Ik deed het niet meer, ik was dood.

Zonder dat daar een fysieke aanleiding voor was? je was niet gewond of zo?

Nee, ik dacht dat ik doodgeschoten was. En toen ver­anderde de wereld in puur licht. Later ging ik vaak naar een groot veld achter ons huis, en dan ging ik op mijn rug liggen en ontspande ik helemaal en veranderde al­les weer in licht. Dat kwam uit mijzelf. Heel lang was ik in staat om dat aan en uit te zetten. Ik ontdekte dat het heel veel energie genereerde. Toen ik zelf kinderen kreeg - ik was toen vijfentwintig - is dat minder ge­worden, omdat mijn aandacht toen voortdurend naar de kinderen getrokken werd.

182

In de loop van de tijd heb ik ontdekt dat niet ieder mens zijn persoonlijkheid begint te ontwikkelen rond het zevende jaar. Er zijn mensen die hun persoonlijk­heid pas veel later opbouwen. Die doorleven tot dat moment alles wat er in hun leven gebeurt onmiddel­lijk. Het wordt meteen fysiek afgehandeld, en de her­inneringen komen helemaal schoon in het werkgeheu­gen. Alles blijft heel onpersoonlijk. Mijn moeder kreeg daar een sik van. Want als ze bijvoorbeeld tegen me zei: 'Volgende week gaan we naar Zandvoort,' dan re­ageerde ik heel neutraal, want ik wist dan niet wat dat inhield, omdat ik alleen maar 'dit, hier' kende.

Jij bent een van die mensen die zich op die manier ont­

wikkeld hebben.

Ja, daarom herken ik het ook. Als mensen dat hebben, is het heel vaak zo dat ze het stempel 'autistisch' krij­gen, of 'dyslectisch'. Beide etiketjes hebben te maken met het feit dat je maar één ding tegelijk kunt waar­nemen. Je bent niet in het verleden of de toekomst geïnteresseerd. Vaak krijg je een verkeerd schooladvies. Maar de persoonlijkheid gaat zich uiteindelijk toch ontwikkelen. De contrastervaring op dat moment is heel heftig omdat de neutrale periode heel lang heeft kunnen aanhouden. Ineens versmelt de hele inhoud van het neutrale werkgeheugen met de ervaringen van­uit de vernauwing en is er compassie ontstaan. Com­passie ontstaat pas als er zelf iets aan den lijve is onder­vonden. Die periode van vernauwing is cruciaal om de

183

energie die Liefde is tot compassie om te vormen, zo­dat ze tastbaar wordt. Maar die uiteindelijke opbouw van de persoonlijkheid neemt meestal veel minder tijd in beslag dan normaal.

Denk je dat mensen de oorspronkelijke onbevangenheid die ze als kind hebben gekend weer kunnen terugvinden?

Ja, dat denk ik wel. Ik weet zeker dat mijn vader meer­dere malen zulke mensen in huis heeft gehad toen ik jong was.

Mensen die naar hun kinderlijke onbevangenheid waren teruggekeerd?

Ja, mensen die voorbij de dualiteit waren en dus on­bemand waren geraakt en waardoorheen de liefde zich uitdrukte als compassie. Die hebben ook altijd een bij­zondere indruk bij me achtergelaten.

In 1998 vond er een blijvende verschuiving bij je plaats in het gewaarzijn. Hoe zou je die verschuiving willen be­schrijven?

Er ontstond een absoluut stabiel waarnemen van de tegenstellingen die altijd samen bestaan. Daardoor kan ik al mijn afgesplitste delen op elk niveau ontmoeten, en kan alles wat er in mij verschijnt zichzelf tot uit­drukking brengen. Dat was wat er in 1998 gebeurde: dat dat constant helder bleef.

184

Heeft het woord 'liefde' daardoor ook een andere betekenis voor je gekregen?

Ik heb altijd weet gehad van de werkelijke betekenis van het woord liefde. Daarom snapte ik ook niet dat al die volwassenen daar altijd zo raar over deden.

Jij bedoelt dat ze de liefde persoonlijk maakten?

Ja, dat men elkaar geen ruimte bood om ieders ei­genheid uit te drukken. Maar als je ziet dat je liefde bent, wordt de beleving van de wereld totaal anders. Er ontstaat gigantisch veel ruimte, je vel valt er als het ware tussenuit, de afgescheidenheid, en je staat volle­dig open voor dat wat in je verschijnt. Alles krijgt dan evenveel aandacht, waardoor alles zich weer volledig kan uitdrukken.

185

Rupert Spira De intimiteit en de onschuld

van de ervaring

D upert Spira werd in 1960 ge­Rboren in Londen. In de loop van zijn jeugd ontwikkelde hij een speciale belangstelling voor

kunst. Op zijn vijftiende bezocht hij een overzichtstentoonstelling van de keramiek van Michael Cardew. Hij werd getroffen door

de simpelheid en directheid van diens kunst, zozeer dat hij op zijn twintigste bij hem in de leer ging. Vier jaar later ging hij werken als onafhankelijk ke­ramisch kunstenaar. In de loop der jaren veranderde zijn stijl van functioneel naar minimalistisch. Hij is vooral bekend om zijn potten en schalen met in­gegraveerde gedichten van hemzelf en de dichteres Kathleen Raine.

187

Tegelijk met zijn passie voor de keramiek ontwikkel­de Rupert een sterke belangstelling voor de mystiek. Hij las teksten van mystici als Shankarashariya, Rumi, Meister Eckhart, Ouspensky, Krishnamurti, Atma­nanda, Ramana Maharshi, Nisargadaua Maharaj, Wei Wu Wei, Jean Klein en Robert Adams. Uiteindelijk gingen die teksten zijn werk als kunstenaar beïnvloe­den. Hij begon zich af te vragen waarom het ene ob­ject als zoveel mooier door hem werd ervaren dan het andere. Hij was er altijd vanuit gegaan dat schoonheid in het object zat, maar daar ging hij vraagtekens bij zetten. Hij besefte iets wat zijn leven zou veranderen: wilde hij erachter komen wat schoonheid is, wilde hij zelf schoonheid creëren, dan moest hij te weten zien te komen wat objecten zijn, en wat hun relatie is met de waarneming ervan. Zijn onderzoek leidde tot het fundamentele inzicht dat objecten alleen worden waargenomen als er sprake is van Bewustzijn, en dat Bewustzijn in feite het enige onveranderlijke element in elke ervaring is; alle andere dingen -waarnemingen, gewaarwordingen en gedachten-kunnen ieder ogen­blik veranderen en verdwijnen, en doen dat ook. Als een vorm verdwijnt in het gat tussen de ene waarne­ming, gewaarwording of gedachte en de andere, wordt Bewustzijn zich bewust van zichzelf, al is het maar één ogenblik, om vervolgens weer 'gevuld' te worden met nieuwe verschijnselen.

In de ogen van Rupert bezitten objecten het ver­mogen om de bewustzijnsruimte waaruit ze tevoor­schijn komen zichtbaar te maken, op dezelfde manier

188

als een goedgemaakt kledingstuk het lichaam zichtbaar maakt, in plaats van het te verbergen. Het is de taak

van de wetenschapper om een model van de werkelijk­heid te creëren dat zo waarheidsgetrouw mogelijk is, maar het is de taak van de kunstenaar om manieren te zoeken om die werkelijkheid rechtstreeks ervaarbaar te maken, om de smaak der eeuwigheid over te brengen.

Inzichten als deze veranderden Rupert als kunste­naar en mens, maar konden de laatste restjes geloof in zijn bestaan als persoon niet wegnemen. Hij zocht iemand die hem kon helpen de laatste stap te zetten. bie vond hij uiteindelijk in zijn vriend en leraar Francis Lucille, een advaitaleraar in de traditie van Atmananda Krishna Menon en Jean Klein. Francis wees hem de weg naar een helder en stabiel gewaarzijn van de ware aard van de ervaring. Hij introduceerde hem tot het directe pad, dat geen ontwikkelingsweg is, maar een helder en rechtstreeks zien dat Bewustzijn getuige is van elke er­varing, maar tegelijkertijd ook de inhoud van elke erva­ring vormt; dat Bewustzijn de enige Werkelijkheid is en lichaam, geest en wereld hun ogenschijnlijke realiteit verschaft. De eerste echte glimp van deze waarheid is wat Rupert 'verlichting' of 'ontwaken' noemt. Zelfrea­lisatie is dan vervolgens de definitieve versmelting van lichaam, geest en wereld in de Kennende Aanwezigheid waar ze uit zijn voortgekomen, maar in werkelijkheid nooit van gescheiden zijn geweest.

Ik ontmoet Rupert in het huis van vrienden in Eind­hoven. Hij heeft net zijn eerste weekend met bij-

189

eenkomsten in Nederland achter de rug. Tijdens de bijeenkomst waar ik bij aanwezig was, had ik hem al even ontmoet: een hartelijke, kalme man die een grote vastberadenheid, maar ook een zekere kwetsbaarheid uitstraalde. Op zijn stoel voor een groep van veertig mensen, in het licht dat schuin door de ramen van de ruimte viel, werd die kwetsbaarheid ook voelbaar. Soms zocht hij naar woorden. Het leek alsof hij nog niet helemaal op zijn gemak was met zijn bestemming als spiritueel leraar, ook al had zijn eigen leraar hem daar uitdrukkelijk toe uitgenodigd. Maar zijn woor­den vertoonden geen spoor van twijfel.

De dag erna hebben we ons gesprek. Rupert aarzelt ook nu weer op sommige momenten, maar ik merk dat die aarzelingen ingegeven worden door een sterke behoefte om tot een zo precies mogelijke formulering te komen. Hij lacht als ik mijn verouderde opname­apparaat tussen ons in op tafel zet. Zelf neemt hij het gesprek ook op. Ontspannen bedient hij de knoppen van een veel moderner apparaat waarvan ik het be­staan niet eens ken. Het maakt niet uit. Als het om het Onveranderlijke gaat, lijken we elkaar heel mak­kelijk te begrijpen. Op een of andere manier komen zijn woorden heel dichtbij. Ze weerspiegelen wat ik denk, wat ik voel, wat ik weet. Als hij vertrokken is, op weg naar zijn vliegruig terug naar huis, weet ik het zeker: dat prachtige boek van hem, The Transpa­rency ofThings, moet vertaald worden. Desnoods doe ik het zelf.

190

Rupert, is het mogelijk om Bewustzijn te definiëren of te omschrijven? Wát is Bewustzijn?

Het is niet mogelijk om het te definiëren of zelfs maar te omschrijven. Maar dat betekent niet dat we het niet kunnen oproepen of er niet naar kunnen verwijzen. Bewustzijn heeft geen objectieve eigenschappen, en toch is het onmiskenbaar aanwezig. Er is iets wat de situatie van dit moment kent of ervaart. Deze woor­den worden bijvoorbeeld gehoord, lichamelijke ge­waarwordingen worden ervaren, en gedachten worden gekend, door 'iets'. Dit 'iets' wat ervaart en kent, wordt Bewustzijn of Gewaarzijn genoemd, omdat het zowel aanwezig als bewust is. Het is zich bewust van gedach­ten, maar bestaat zelf niet uit gedachten, want als een gedachte voorbijgaat, blijft het bestaan, en is het zich bewust van de volgende ervaring: de aanblik van deze kamer, het geluid van de auto die langsrijdt, of wat dan ook. Zo is het zich ook bewust van lichamelijke ge­waarwordingen en waarnemingen van de wereld, maar bestaar her daar niet uit.

Bewustzijn of Gewaarzijn besraat dus nier uit het denken, het lichaam of de wereld. Toch twijfelen we er niet aan dat 'ik ben', en dar dat 'ik' zich ook be­wust of gewaar is. Maar als we naar die aanwezigheid, die we onmiskenbaar zijn, willen kijken, dan weten we niet eens welke kant we op moeten kijken. Dat verwart ons. We weten dat we er zijn, maar we kun­nen die aanwezigheid nergens vinden als object. De

zekerheid waarmee we de vraag 'Ben ik me bewust?'

191

beantwoorden met 'Ja', komt voort uit onze onmid­

dellijke ervaring. Wat is het dan dat die aanwezig­

heid van Bewustzijn kent? Dat kan alleen maar iets

zijn wat zelf aanwezig en bewust is. Alleen Bewustzijn

kan dus Bewustzijn kennen. Het kennen van ons ei­

gen bestaan is daarom de ervaring van Bewustzijn dat

zichzelf kent. Het is de meest eenvoudige, voor de hand liggende en intieme ervaring die mogelijk is.

Iedereen heeft die ervaring, en toch wordt hij ogen­

schijnlijk over het hoofd gezien. Maar je kunt er niet

eens aan twijfelen.

Wánt om er aan te kunnen twijfelen, moet er al Bewust­zijn zijn.

Precies. Alleen al om de vraag te kunnen horen, moet

er Bewustzijn zijn. Dat wordt gekend en opgemerkt

vóór alle andere dingen. ledereen weet: ik ben en ik

ben bewust. Het kan zijn dat we ons er niet van bewust

zijn dat we het kennen, maar dat is wel zo.

Mensen zijn geneigd te denken dat Bewustzijn zich be­wust moet zijn van iets. Maar Bewustzijn is iets op zich­zelf staands. Je hoeft je niet bewust te zijn van iets.

Nee. De aard van Bewustzijn is om zich bewust te zijn, om zowel aanwezig als gewaar te zijn.

Met of zonder inhoud.

192

Bewustzijn hoeft niets speciaals te doen om zich van zichzelf bewust te zijn. Gewoon door zichzelf te zijn

is het zich bewust van zichzelf. Maar dat zich bewust

zijn van zichzelfheeft geen objectieve kenmerken waar

je naar kunt verwijzen. Het is zich dus niet bewust van

zichzelf als iets. Je zou kunnen zeggen: het is het Be­wustzijn van zichzelf.

ja, dat maakt het zo lastig te definiëren, want gewoonlijk geloven mensen dat Bewustzijn iets is wat buiten hen be­staat. Maar Bewustzijn bestaat niet los van hen. Het is

wat ze zijn.

Ja, en het is dat wat alle ervaringen kenbaar en ervaar­

baar maakt. Het doordrenkt dus als het ware elke er­varing. Nu wordt deze kamer bijvoorbeeld gekend of

ervaren. Hij wordt 'verlicht' of gekend door iets. Maar

hij wordt nier gekend door iets wat zich ergens anders

bevindt dan de kamer. Dat wat deze kamer, deze visu­

ele waarneming kent, valt volkomen samen met het zien van de kamer.

je zou dus ook kunnen zeggen dat deze kamer zichzelf ervaart.

Ja, absoluut. Dat is een juiste en bruikbare uitdruk­

king van de stand van zaken.

je houdt het persoonlijke 'ik' gewoon buiten het plaatje.

193

Ja. We zouden kunnen zeggen dat de ervaring van dit moment niets anders is dan het zien van de kamer. Verder is er niets.

Niemand ziet hem, dus moet hij zichzelf zien.

Er is alleen het zien ervan. Maar dat zien is volkomen doordrenkt van Bewustzijn. Je kunt die twee niet los van elkaar zien. Dus of je de ervaring van dit moment nu benoemt als 'de kamer die zichzelf ziet' of als 'Be­wustzijn dat zichzelf kent', dat komt op hetzelfde neer. Want in geen van beide gevallen is er sprake van een afzonderlijke entiteit die zich bewust is van een wereld buiten hemzelf.

Waarom ziet Bewustzijn zijn eigen aanwezigheid dan voortdurend over het hoofd?

De waarom-vraag is een verraderlijke, want met die vraag - 'waarom ziet Bewustzijn zichzelf over het hoofd?'- veronderstellen we op de eerste plaats al dat dat het geval is! We nemen al aan dat het zichzelf over het hoofd ziet. Vervolgens vragen we: waarom doet het dat? Maar Bewustzijn ziet zichzelf nooit werkelijk over het hoofd. Bewustzijn houdt nooit echt op met het kennen van zichzelf. Het ziet nooit iets anders dan zichzelf. Alleen het denken beeldt zich in dat er los van Bewustzijn dingen bestaan. Met die waarom­vraag creëren we dus de dualiteit waar we vervolgens een oorzaak voor proberen te vinden. Het antwoord

194

op de vraag: 'Waarom is er onwetendheid, waarom ziet Bewustzijn zichzelf over het hoofd?' is dus: 'Vanwege die vraag'. Onwetendheid wordt in het leven geroepen door te vragen naar de oorzaak ervan.

Als Bewustzijn alleen zichzelf ervaart, is de wereld dan zijn spiegelbeeld?

Nee! Dat is hetzelfde als zeggen dat de wereld gescha­pen is zodat Bewustzijn zich zou kunnen herkennen in zij 'ct eigen spiegelbeeld. Dat is de arrogantie van het denken, dat zegt: Bewustzijn heeft een lichaam of geest nodig om zichzelf te kunnen kennen, of: Bewustzijn moet weerspiegeld worden in de wereld om gezien te kunnen worden. Maar Bewustzijn kent zichzelf nooit door middel van het denken. Het hoeft niet weerspie­geld te worden. Het kent zichzelf vanuit zichzelf, door zichzelf, in zichzelf, als zichzelf. Het heeft helemaal geen hulp nodig - noch van het denken, noch van het lichaam of de wereld - om zichzelf te kunnen ken-nen.

Maar hoe zit het dan met de diepe slaap? In de diepe slaap wordt er helemaal niets gekend.

Als we aan de diepe slaap denken, doen we dat vanuit het perspectief van de waaktoestand. We zien de diepe slaap dus als een tijdsperiode van bijvoorbeeld vier uur zonder enige objectieve inhoud. We denken dat de diepe slaap leeg en doorzichtig is en dat er dan niets te

195

kennen valt, maar dat hij wel bestaat in de tijd. Maar dat is het idee over diepe slaap dat we in de waaktoe­stand hebben en waarover we in termen van de waak­toestand nadenken. Het is geen beschrijving van de diepe slaap vanuit de diepe slaap, wat natuurlijk ook onmogelijk is. En die kijk op de diepe slaap vanuit de waaktoestand bestaat dus uit begrippen waarmee het denken in de waaktoestand werkt. Met andere woor­den, we brengen het begrip tijd erin, en denken dat de waaktoestand de tijdsdimensie bevat, dus voortduurt, en dat dat daarom ook voor de diepe slaap geldt. Maar zonder denken bestaat er geen tijd. Tijd is nooit een ervaring. Het is niet meer dan een concept.

Diepe slaap duurt dus geen vier uur. Ze is tijdloos. Het is een tijdloze ervaring. In feite heeft zelfs de waak­toestand geen duurzaam bestaan binnen de tijd. Het is altijd Nu. Het denken verdeelt de ongedeeldheid van de ervaring in tweeën: een afzonderlijk, innerlijk zelf dat zich beweegt in een wereld buiten zichzelf Vanuit dat idee lijkt de tijd zijn intrede te doen. Tijd is alles waarvan het denken zegt dat het 'niet-Nu' is. Maar al­

les is alleen maar Nu, zowel in de waaktoestand als in de diepe slaap! De diepe slaap kent geen bestaan in de tijd. De diepe slaap is hetzelfde Nu als dit Nu. Er is maar één Nu, en dat is eeuwig. We kunnen niet eens zeggen dat het één is. Dan zou je er een eigenschap of naam aan verbinden. Je kunt beter zeggen dat het ( . ' 4 met-twee 1s.

We moeten ons eerst inbeelden dat we een afzon­derlijk, innerlijk zelf zijn vóór we kunnen denken dat

196

we van de waaktoestand naar de droomtoestand rei­zen, en van de droomtoestand naar de diepe slaap en weer terug. Dat beeldt het denken zich alleen maar in. Bewustzijn valt nooit in slaap. Het gaat nooit ergens heen. Het bevindt zich nooit in enige toestand. Het is net een televisiescherm. Het is altijd hetzelfde, en bevindt zich op een plaats die geen plaats is. Alle ogen­schijnlijke toestanden van waken, dromen en slapen spelen zich er in af Bewustzijn bevindt zich niet in een toestand. In feite kent Bewustzijn geen binnen- of buit�nkant. Bewustzijn is dimensieloos en kan onmo­gelijk gekend worden, ondanks het feit dat het denken uit Bewustzijn bestaat. Bewustzijn houdt daarom nooit op zijn eigen wakkere, altijd-aanwezige, lichtende zelf te zijn en te kennen. Alle vergeten en herinneren, alle schijnbare waken, dromen en slapen maken deel uit van het denken, niet van Bewustzijn.

Maar als het geen inhoud heeft, wat valt er dan te ken­

nen?

Je vraag gaat er vanuit dat Bewustzijn iets anders dan zichzelf kent als er sprake is van inhoud. Dat 'iets' wordt een object, ander of wereld genoemd. Maar er is nooit zelfs ook maar iets aanwezig dat het kent. Er is alleen kennen of ervaren, en dat is Bewustzijn. Het kent nooit objecten. Om een ogenschijnlijk object te kunnen kennen, moet het denken het ongedeelde, pure ervaren in tweeën delen: een subject- het afzon­derlijke, innerlijke zelf- en zijn tegenpool - een ob-

197

ject, ander of wereld buiten zichzel( Als het duidelijk wordt dat het subject - het afzonderlijke, innerlijke zelf- niet bestaat, wordt het tegelijkertijd duidelijk dat er ook geen object, ander of wereld bestaat, want sub­ject en object zijn slechts twee kanten van dezelfde me­daille. Er bestaat maar één ding, puur ervaren, en dat bestaat uit Bewustzijn. Er bestaat alleen maar Bewust­zijn dat zichzelf kent. De naam die je aan dat kennen geeft is 'zelf', 'object', 'ander' of 'wereld'. We zouden ook kunnen zeggen: er is alleen maar ervaren, kennen of zien. Dan maken we geen concept van Bewustzijn, noch van de wereld. Er is alleen de pure intimiteit van het ervaren, waarin geen afzonderlijke onderdelen, ob­jecten, entiteiten, zeiven of een wereld te onderschei­den zijn. Bewustzijn doordringt alle ervaren, kennen en zien. Ervaren, kennen en zien zijn gewoon andere namen voor Bewustzijn. Ervaren bestaat maar uit één substantie. Er wordt niets door iets anders weerspie­geld. Er is alleen maar Bewustzijn dat zichzelf eeuwig in het Nu kent, is en, vanwege die absolute intimiteit, ook liefheeft.

Het probleem is dat als we het woord 'zien' of 'horen' ge­bruiken, dat dat twee dingen veronderstelt: iemand die ziet en iets wat gezien wordt.

Precies. We gaan uit van het idee van 'iemand die ziet' hier (wijst naar zijn hoofd), en 'iets wat gezien wordt' daar {wijst naar de muur), maar beide entiteiten- 'ik' en 'de muur' - zijn afgeleiden van de Eenheid van

198

puur zien. Maar als we gaan kijken waar dat zien dan uit bestaat, vinden we alleen maar Bewustzijn. Dat wil zeggen: het 'vindt' zichzelf. Er is niets anders, zelfs nier in iets wat heel stevig is (klopt op de muur achter hem). Het denken zegt dat dit iets heel stevigs is dat besraat uit iets anders dan Bewustzijn dat 'materie' genoemd wordt. Maar als we hem benaderen vanuit de directe ervaring ontdekken we dat we niet méér over die muur weten als we hem aanraken dan wat we nu waarnemen. Als j� je ogen dichtdoet, en je verwijdert alle etiket­ten die het denken gewoontegewijs op deze ervaring plakt en je gaat gewoon af op wat je voelt, zit er dan een etiket op dat aangeeft 'Ik ben hard, ik ben stevig, ik ben zestig jaar oud'? Nee, de gevoelsgewaarwording verschijnt gewoon. En die is hoogstens twee seconden oud, nee, niet eens dat! Hij bevindt zich altijd in het tijdloze Nu. Die gewaarwording heeft niets stevigs. Al­les wat die gewaarwording bevat is het kennen, erva­ren of voelen ervan. En is voelen op zichzelf stevig, hard, onbeweeglijk? Nee! Het is doorzichtig, levend, gewichtloos, intiem, vers. Het straalt uit zichzelf en be­staat uit niets anders dan 'kennen' of Gewaarzijn.

Maar als je kijkt op hetzelfde moment dat je voelt, ver­plaats je het voelen naar het zien.

Ja. Het denken lijmt al die elementen - wat gevoeld, gezien, herinnerd wordt - aan elkaar en construeert daar dat stevige, fraaie, zestig jaar oude huis mee. Maar zo'n huis is een abstractie en geen ervaring. Het enige

199

wat er daadwerkelijk is, is een ervaren, voelen of zien dat doortrokken is van Bewustzijn. Bewustzijn is alles wat er is. 'Hardheid', 'afstand', 'leeftijd', 'stevigheid', 'anders zijn' zijn allemaal etiketten die het denken op de pure intimiteit en onschuld van de ervaring geplakt heeft.

je een wereld voorstellen op basis van al die gewaarwor­dingen is een uiterst vermoeiende bezigheid die altijd maar doorgaat.

Klopt. De afzonderlijke entiteit en datgene wat daar

aan vastzit, de buitenwereld, moeten voortdurend in stand gehouden worden door de verbeeldingskracht.

We zijn zo gewend geraakt aan die activiteit dat we niet

eens meer in de gaten hebben dat we het doen. Het is onze uitgangspositie geworden, die activiteit van het in stand houden van het gevoel van afgescheidenheid.

Als dat het grootste deel van de dag niet meer zou gebeu­ren, zouden we een hoop energie overhouden.

Het geluk en de vrede die eigen zijn aan onze ware natuur blijven dan niet langer verborgen, liggen dan

niet meer binnenin ons te popelen om naar buiten te mogen. Ze komen tot uitdrukking in onze activiteiten, die er gewoon van overlopen. En de liefde, die ook ei­gen is aan onze ware natuur, schreeuwt niet langer om

gevonden te worden, om gevoeld te worden. Geluk en vrede en liefde drukken zichzelf dan uit in onze rela-

200

ties en vriendschappen. We merken dat onze vriend­schappen teder en liefdevol worden. We merken dat de wereld niet langer ervaren wordt als een potentiële bedreiging. De wereld wordt vriendelijker ...

. . . en onschuldiger.

En onschuldiger, en mooier. Er wordt gezien dat vrede,

geluk en vreugde manifestaties van het ongedifferenti­eerd� Bewustzijn zijn. Ze laten zich voelen in al onze ervaringen, in de wereld, onze activiteiten en onze re­laties.

De wereld gaat er anders uitzien.

Zoals de dichter William Blake al zei: 'Zoals iemand

is, zo ziet hij'. Dat is echt zo. De wereld verschijnt aan

ons in overeenstemming met de manier waarop we

denken.

En als er geen sprake is van denken?

Als er geen interpretatie aan de ervaring wordt toege­voegd, bestaat die uit puur zien, horen ... dan is die fris, onschuldig. Dan laat hij geen sporen na, hoe sub­tiel ook, dan is er geen weerstand tegen, en wordt hij

niet gekoppeld aan een beeld van de toekomst. Dan is

er alleen maar een natuurlijk welbevinden, een natuur­

lijke vreugde ...

201

... die in een ander herkend kan worden?

Ja. Als we iemand tegenkomen wiens inzicht helder

is, krijgen we over het algemeen het gevoel dat hij au­

thentiek is. Zo iemand houdt niets op, die heeft niets te bewijzen of te verdedigen, en die oordeelt niet. Zo

iemand maakt het niet uit dat hij niet volmaakt is.

We hoeven bij zo iemand nergens aan te voldoen. We

hoeven niet te doen alsof. Op een of andere manier

voelen we aan dat op een onuitgesproken manier, op

een onbewust niveau, de boodschap wordt overge­

dragen dat alles helemaal goed is zoals het is en dat

we niet hoeven te veranderen, dat je jezelf kunt zijn.

De verwelkomende, uitnodigende, liefdevolle aanwe­

zigheid van zo iemand stelt ons in staat om in zijn

gezelschap te ontspannen, en wordt herkend als de­

zelfde aanwezigheid die we ook in onszelf ervaren.

Die open, liefdevolle, oordeelloze aanwezigheid van

Bewustzijn is ook altijd aanwezig in onszelf. Die kan

dus weerspiegeld worden in die ander, maar wat we

dan voelen is in feite onze eigen diepste aanwezig­

heid. En dan proberen we niet langer iemand anders

te zijn. We ontspannen. Met andere woorden, lang­

zaam maar zeker accepteren we de dingen zoals ze

zijn. We komen tot rust in het moment, in elk mo­

ment.

je hebt geschreven dat de identiteit van Bewustzijn zich kenbaar maakt als geluk en liefde. Kun je daar wat meer over zeggen?

202

Als je iemand vraagt waar hij werkelijk naar verlangt, is

het antwoord meestal: geluk, vrede of liefde. Als we een verlangen koesteren om geluk te vinden, lijkt dat geluk

dus niet aanwezig te zijn. We gaan dan af op een object

waarvan we denken dat het dat geluk gaat voortbren­

gen. Die zoektocht naar geluk is een beweging van het

denken. Het is een zoektocht waarin dat wat is wordt

afgewezen, ten gunste van iets waarvan gedacht wordt

dat het ons in de toekomst geluk zal schenken. In feite

is het afzonderlijke, innerlijke zelf geen entiteit, maar

meer de activiteit van het afWijzen van dat wat is en

het zoeken naar dat wat niet is. Als het gezochte object

in bezit genomen is, komt het zoeken per definitie tot

stilstand. Op dat moment lost het dualistische denken

dat het ervaren verdeelt in een 'ik' hier en een 'object'

daar op en laat het geluk zich zien en voelen dat in feite

altijd aanwezig is, maar ogenschijnlijk wordt versluierd

door het zoekende denken. Op dat tijdloze moment

proeven we ons ware Zelf. Het proeft Zichzelf.

Maar vervolgens komt het denken weer tevoor­

schijn en meent het dat het object dat geluk voortge­

bracht heeft. En dan gaat het op een volgend object

af waarvan het gelooft dat het diezelfde ervaring weer

teweeg zal brengen. Het denken interpreteert de ge­

lukservaring dus volkomen verkeerd. De ervaring zelf

was het oplossen van het zoeken en de weerstand, en

maakte het zo mogelijk dat onze ware natuur eventjes

helder voelbaar werd. Maar in feite is hij niet eventjes

voelbaar. Hij is altijd voelbaar. Hij is tijdloos, want als

het denken oplost, lost de tijd op. Geluk is altijd een

203

tijdloze ervaring. Maar als het denken weer tevoor­schijn komt, plaatst het het geluk natuurlijk binnen zijn eigen begrippenkader van tijd en ruimte.

Met de liefde is het precies hetzelfde. Iedereen die ooit verliefd is geweest, weet dat in die ervaring alles be­zwijkt wat ons ogenschijnlijk uit elkaar houdt, scheidt en op afstand houdt. Het is eigenlijk het instorten van het 'anders-zijn'. Het is een gevoel van totale intimiteit. Het is het ontbreken van alle grenzen en begrenzingen die ons van elkaar lijken te scheiden. Het afzonderlijke zelf is opgebouwd uit die denkbeeldige begrenzingen. Liefde is dus het oplossen of sterven van het afzonder­lijke zelf. Op dat tijdloze moment sterft het afzonder­lijke zelf. Dat is waar iedereen naar verlangt: sterven aan het afzonderlijke, innerlijke zelf Zelfs mensen die nog nooit over deze dingen nagedacht hebben, zeggen op w'n liefdesmoment' ik voel me één met je', 'ik ben in je verdwenen'. En ze hebben gelijk!

Het is dus een soort herkenning.

Ja. Nogmaals: op dat moment herkent of proeft ons ware Zelf Zichzelf. We proeven dat er maar één sub­stantie bestaat - pure intimiteit - en dat alles niets an­ders is dan dat.

De afzonderlijke entiteit is eigenlijk niets anders dan de activiteit van het zoeken naar geluk. Dus als iemand zegt: ik heb het gevoel dat ik een afz.onder­lijk individu ben, maar ik weet dat je absoluut ner­gens heen kunt en dat er niets de doen valt, dan is dat

204

pseudo-advaita. Dat is gewoon niet waar. Wat er dan gebeurt, is dat er een dunne vernislaag van advaita, van geloven dat er niets te doen valt, over een veel diepere overtuiging gesmeerd w�rdt die zegt: jawel, er valt wel degelijk iets te doen. Ik wil gelukkig worden. En dan kun je jezelf wel een tijdje wijsmaken dat je niet meer op zoek bent, dat de wektocht ten einde is, maar na verloop van tijd begint het zoeken, dat eigen is aan de afzonderlijke entiteit, gewoon weer opnieuw, en richt het onze aandacht weer op objecten, of relaties of wat dan ook, op zoek naar geluk.

Terwijl er tegelijkertijd gezegd wordt: ik zoek helemaal

niet meer.

Tegelijkertijd wordt geprobeerd, op basis van een of andere drogredenering, de manier van handelen en voelen in overeenstemming te laten zijn met die advai­ta-overtuiging. Dan wordt het advaira-gedachtegoed gemanipuleerd en zeggen we: 'Het is prima zo, ik weet dat mijn lijden net zozeer een uitdrukking van Bewust­zijn is als alle andere dingen', etcetera. Dat is niet waar. Als lijden de weerstand is tegen dat wat is ...

Als er sprake is van lijden, dan moet er weerstand zijn.

Ja. Dus als we zeggen: 'Ik accepteer mijn lijden vol­ledig', dan dringt de vraag zich op: oké, als je je lij­den, wat hetzelfde is als weerstand hebben, accepteert, waarom accepteer je dan niet datgene waartegen je

205

weerstand hebt? Want op dat moment houdt je lijden op. Dus wat ze eigenlijk zeggen is: ik heb hier weer­stand tegen, maar ik accepteer mijn weerstand. Dat is pseudo-advaita. Dat is geen acceptatie, dat is weer­stand waar een dun laagje acceptatie overheen ligt.

Er wordt ook gezegd: mijn weerstand is iets wat ik niet ver­

oorzaakt heb. Die verschijnt, net als alle andere dingen.

Ja, dat is waar. Dus uiteindelijk is het inderdaad zo dat absoluut alles, inclusief onze weerstand en ons lijden, ongevraagd verschijnen, zonder oorzaak. Er is geen af­zonderlijke entiteit verantwoordelijk voor, of we dat nu beseffen of niet. Dat is absoluut waar. Maar als we

l· onszelf zien als afzonderlijke entiteit, kunnen we niet volhouden dat dat ons inzicht is. Want als het wel in­gezien zou worden, zouden we op dat moment ophou­den een afzonderlijke entiteit te zijn, en zou onze weer­stand verdwenen zijn. Dan zien we voor het eerst heel helder dat wat we zijn geen plaatsgebonden, begrensde

entiteit is. Dat gebeurt (klapt in zijn handen) op een tijdloos moment van helder zien. Maar het gebeurt niet

vaak dat zo'n ervaringsbesef vanaf dat moment voor al­tijd glashelder aanwezig blijft. Wat er meestal gebeurt is dat gewoonten op het gebied van denken en voelen,

en daarmee ook van handelen, namens de afzonder­lijke entiteit hardnekkig zijn en weer de kop op steken en het besef van onze ware natuur lijken te verduiste­ren. Maar toch is er iets veranderd op het moment dat

ze weer de kop opsteken, ook al lijkt de afzonderlijke

206

entiteit te zijn teruggekeerd. Want hij komt niet meer met dezelfde kracht terug. Er wordt geen 100 o/o (maar misschien nog wel 99 %) geloof meer gehecht aan het bestaan van een tastbare, onveranderlijke, afz.onderlij­kc entiteit. De geloofwaardigheid ervan is ondermijnd, en in de meeste gevallen is het slechts een kwestie van tijd voor een volgend 'jà wordt geuit. Want dan heb­ben we inmiddels, op niet objectieve wijze, ervaren dat

we niet die afzonderlijke entiteit zijn. Die ervaring valt niet meer weg te denken. We merken dus dat we op­nieuw handelen en voelen en met anderen omgaan na­mens die afzonderlijke entiteit, maar we beginnen ons ook af te vragen wie die afzonderlijke entiteit waar ons leven om draait nu eigenlijk is. We gaan steeds vaker

zoeken naar dat ding dat ons leven beheerst, de roze olifant onder onze stoel, en dan blijkt die er gewoon niet te zijn. Die momenten van 'ja, het is duidelijk,

er is helemaal geen afzonderlijke entiteit' stapelen zich langzaam maar zeker op en worden steeds bepalender. Het wordt steeds duidelijker, en de afzonderlijke enti­

teit wordt steeds zwakker. Zo kan het gaan, en zo gaat het meestal ook, denk ik. Slechts af en toe wordt het

helder gezien en verdwijnt de afzonderlijke entiteit in

één keer voorgoed.

Dat zijn de spectaculaire verhalen.

Ja, en meestal ook de verhalen die we te horen krij­gen, want het zijn mooie verhalen. Dan kun je het nog eens ergens over hebben. Maar als het heel rustig ge-

207

beurt, bijna zonder dat je het zelf in de gaten hebt- en het kan gebeuren zonder dat het denken het herkent

-valt er niet zoveel over te zeggen. We merken alleen maar dat we vrede voelen en tevreden zijn. We voelen geen weerstand meer, en onze relaties krijgen een soort lichtheid. Pas later gaat het denken zich er weer mee

bemoeien en de ervaring herinterpreteren, vergelijken met hoe de dingen daarvóór waren.

Vond in jouw geval het vinden van je ware natuur in één keer plaats, of ging het geleidelijk?

Van jongs af aan had ik een diepe intuïtie dat de dingen volkomen anders zijn dan ze lijken. Toen ik ongeveer

vijftien was, begon ik Shankaracharya te lezen en las ik

een boek met gedichten van Rumi. Ik dacht: dat is gek,

ik weet niet wat het betekent, maar het is zo mooi. Waar

gaat dit over? Waar hebben zij het over? Het werd niet door het denken herkend, maar mijn hart zei 'Ja! Dit

klopt, dit is wat ik zoek!' Toen dacht ik: waar kan ik hier

nog meer over te weten komen? Die gedachte kwam

gewoon op, ik heb daar niet voor gekozen. Ik had net zo

goed kunnen denken: '0, dat is mooi', het boek dicht

kunnen slaan en over kunnen gaan tot de orde van de

dag. Maar er is niemand, geen entiteit, die daar controle over heeft. En toen kwam van het een het ander. Ik las Nisargadatta, en uiteindelijk mondde het uit in de ont­

moeting met mijn leraar, Francis Lucille. Ook daar heb

ik helemaal niet voor gekozen. Ik ging naar Amerika om

Robert Adams op te zoeken, een Amerikaanse leraar, en

208

toen bleek dat die net twee dagen voor mijn aankomst

was overleden. Net voordat ik weer terug naar huis ging,

gaf iemand me een stukje papier, een foto van Francis

met één vraag en één antwoord. Ik las het en dacht: '0,

dat is interessant'. Ik stopte het briefje in mijn zak en dacht er verder niet meer aan. Kort daarna kwamen er een paar vrienden bij mij logeren, en een van hen noem­de zijn naam, en de gedachte kwam op: 'Die man wil ik

wel eens ontmoeten'. Twee maanden later stond ik met

Francis te praten in zijn keuken. Toen kwamen er heel snel momenten waarin de werkelijkheid helder gezien

werd. Ik zal een voorbeeld geven. Ik zat in satsang met

Francis in Californië, kort nadat ik hem ontmoet had, en ik hoorde een hond in de verte blaffen terwijl hij het

had over de illusie van afgescheidenheid en afstand. Ik

zei tegen hem: 'Is het niet duidelijk dat dat geluid aan de andere kant van het dal plaatsvindt, dat die hond zich

verderop bevindt en niet hier?' Hij antwoordde: 'Leg je

handen eens op het tapijt.' Ik plaatste mijn handen voor me op het tapijt, en toen zei hij: 'Waar bevindt die ge­

waarwording zich nu?' En op dat moment wist ik: 'Ja, die vindt plaats in mij! Wat ik ook mag zijn, wat dat

'ik' ook moge zijn, die gewaarwording vindt binnenin plaats.' Toen hoefde ik nog maar één stap te zetten. Als

die gewaarwording die we 'tapijt' noemen binnenin

plaatsvindt, waar vindt dan de gewaarwording die we

'hond' noemen plaats? En toen (klapt in zijn handen): 'Ah, ja!' Toen moest ik lachen. Ik deed mijn ogen open

en ik lachte. Het was zo ontzettend duidelijk dat gelui­den in mijzelf plaatsvinden, wat dat 'zelf' dan ook moge

209

zijn. Het denken gelooft dat 'ik' me hier in mijn hoofd bevindt en dat de hond zich daar ergens in de buiten­wereld bevindt, maar de feitelijke ervaring is dat geluid net als alle andere dingen in mijzelf plaatsvindt. En als alles in mijzelf verschijnt, waar zou het dan nog meer uit kunnen bestaan dan uit mijzelf? Er zit niets in mij behalve mezelf waaruit ik zou kunnen bestaan!

Dat was een moment van volkomen helder zien. In de beginjaren, toen ik mediteerde en Ramana Mahar­shi en Nisargadatta bestudeerde, voelde ik intuïtief aan

dat het waar was wat ze zeiden, maar het was niet mijn eigen ervaring geweest. Maar toen, op dat tijdloze mo­ment, was er het gevoel: 'Ja, het is waar!'

Francis liet het je zelf ontdekken.

Het enige wat hij vroeg was: waar vindt die gewaar­wording plaats? En zelfs als Boeddha zelf was versche­nen en me had gezegd dat de dingen buiten mezelf plaatsvinden, zou ik nog gezegd hebben: dat kan best, maar voor mij is het binnenin. Zo zeker was ik daarvan. Dus toen alle oude gewoonten van denken en voelen namens de afzonderlijke entiteit weer terugkwamen, hoefde ik alleen maar terug te gaan naar mijn ervaring en van daaruit weer opnieuw te beginnen.

Ik had de sleutel gevonden, en met die sleutel on­

derzocht ik al mijn ervaringen, en op den duur bleken alle ervaringen binnenin plaats te vinden en alleen uit mijzelf te bestaan, niet mij-'zelf' als lichaam of geest, maar mijn Zelf, die lichtende aanwezigheid van Be-

210

wustzijn. En eigenlijk ook niet binnenin, want Be­wustzijn heeft geen binnen- en buitenkant. Alles bleek die tijdloze, plaatsloze aanwezigheid van Bewustzijn te zijn die ik zo goed ken als mijzelf.

Maar her kostte ogenschijnlijk nogal wat tijd heel mijn ervaringswereld aan dit inzicht aangepast te krij­gen. Her was me duidelijk geworden dat het Bewustzijn dat ik ben zich nergens bevindt en dat het niet geboren is en ook nooit zal sterven. Maar ik voelde me nog steeds begrensd in plaats en tijd. Die tegenstrijdigheid- den­ken dat ik niet aan plaats gebonden Bewustzijn ben, en toch het gevoel hebben op een stoel te zitten - was on­verdraaglijk. Dat was een ervaringsstuk dat nog niet in mijn inzicht geïntegreerd was. Dat betekende niet dat mijn inzicht onoprecht of onecht was. Ik wist vanuit mijn eigen ervaring dat het waar was, maar niet elk

aspect van mijn voelen en waarnemen had zich auto­matisch en onmiddellijk aan dat inzicht aangepast. Uit interesse, uit liefde, uit nieuwsgierigheid onderzocht ik mijn gewaarwordingen en waarnemingen- dat wil zeg­gen, van het lichaam en de wereld - steeds diepgaander, tot ook die op den duur oplosten in dat inzicht.

Maar daar kun je niet voor kiezen. Dat moet spontaan

gebeuren, net als alle andere dingen.

Ik heb nergens voor gekozen. Keuzes worden gemaakt, maar er is niemand die kiest. Alles verschijnt, net als het weer- zonder dat je er voor kiest!

211

Tony Parsons

De droom van het zoeken

Het is bijna op de kop af vijf

jaar geleden dat ik mijn eer­

ste gesprek had met Tony Parsons.

De Engelse weergave daarvan is

nog steeds op zijn website terug te

vinden, maar verder is hij zijn ver­

wijzingen naar het Onveranderlij­ke nog scherper en helderder gaan

verwoorden. Hij voelde zich daartoe geroepen door de aanval die de Amerikaanse schrijver Dennis Waite op

hem opende. Waite, een fervent aanhanger van de tra­

ditionele, op de Indiase klassieke geschriften gebaseerde advaita vedanta, zietTonyals de belangrijkste exponent

van de zogenaamde 'Neo Advaità-stroming. Hij ver­

wijt hem, en veel andere moderne non-duale leraren,

minachting voor de verworvenheden van de traditio-

213

nele advaita, en een 'happy-go-lucky' -houding die de

zoeker naar de waarheid op het verkeerde been zet. Tony had het daar bij kunnen laten, maar dat is niet

wat er gebeurde. Op zijn website verscheen een reeks artikelen die de misverstanden rondom zijn Open Se­cret-boodschap probeerden op te helderen:

'De boeken van Dennis Waite zijn een uitstekende weergave van de fundamentele principes die de meer­derheid van zowel het traditionele als het huidige du­alistische onderricht hebben voortgebracht. Ze zijn, simpel gezegd, geworteld in de overtuiging dat er zoiets bestaat als een zoeker (een) die zoiets kan be­reiken als verlichting (twee). De traditionele advaita is een wordingsleer. Het Open Geheim is dat niet. Het brengt slechts de oermisvatting aan het licht die de basis vormt van vele andere misvattingen. Het probeert tevens de aard van 'wat is' te beschrijven, in plaats van voor te schrijven hoe de dingen zouden moeten zijn. Dennis Waite vindt dat het individu zou moeten kiezen voor een spiritueel pad waarop hij vorderingen kan maken, en beveelt dat ook aan. Zo'n pad draait om oefenen, meditatie, zelfonderzoek en de vernietiging van ego en onwetendheid door een helder begrip van de geschriften en de begeleiding van een leraar. Wat het Open Geheim daarentegen probeert over te brengen is onlogisch, onredelijk, on­gelooflijk, paradoxaal. Het schrijft niets voor, is niet spiritueel en compromisloos. Er is geen sprake van een agenda of een intentie om ogenschijnlijke indivi­duen te helpen of te veranderen. De resonantie ervan

214

wordt op energetische wijze gedeeld, en niet door een uitwisseling van ideeën.'

Ten tijde van ons tweede gesprek heeft Tony een paar nieuwe teksten aan zijn website toegevoegd. Ze vormen een reactie op de Conscious TV-interviews die op het internet te zien zijn, op de net verschenen dvd 'Who's Driving the Dreambus', en op de enorme hoe­veelheid boeken die er over non-dualiteit verschijnen. De teksten geven wellicht beter dan ooit weer waar het in Tony's optiek om draait:

'Wat hier gezien wordt is dat er twee duidelijk te onderscheiden soorten communicatie bestaan ten aanzien van wat verlichting is. De ene is persoonlijk, en de andere is onpersoonlijk. De ene biedt de zoe­kende 'persoon' hulp en begeleiding bij het vinden van iets wat verlichting genoemd wordt. De andere biedt de 'persoon' niets. Elke communicatie die de overtuiging of het idee van de zoeker ondersteunt en aanmoedigt dat hij iets kan vinden wat hij denkt te zijn kwijtgeraakt, versterkt en bestendigt alleen maar een dualistische illusie. Hoe kan de 'persoon' het on­persoonlijke horen? Hoe kan het onkenbare gekend worden? Hoe zou een 'persoon' zijn eigen afWezig­heid 'onder ogen kunnen komen'? Hoe kan de zoeker datgene bevatten wat al alles is? Dat is niet moeilijk ... dat is onmogelijk ... en gelukkig totaal niet re­levant omdat er niets afzonderlijks te bevatten valt. Heelheid is al alles wat er is! Dus: moet de zoeker de spirituele berg beklimmen of moet hij gewoon alles loslaten en zich overgeven aan het leven? Is dat de

215

vraag? Of is het mogelijk dat er geen vraag is en geen antwoord?'

Tony wacht me op in een ruimte in de Muiderkerk in Amsterdam. Over twee uur begint de bijeenkomst van die dag. Ik maak kennis met zijn vrouw Claire. Zij en Tony begrijpen elkaar moeiteloos zonder veel woorden te hoeven gebruiken. Terwijl Claire de laatste voorbe­reidingen treft voor de aanstaande bijeenkomst, ver� huizen Tony en ik naar een naastgelegen ruimte voor ons gesprek. Voor ik het in de gaten heb zijn we al begonnen. OokTonyen ik lijken elkaar moeiteloos te begrijpen, maar daar zijn wel wat meer woorden voor nodig. Tot we onze gezamenlijke passie voor de jazz ontdekken. Hoezo advaita? Wat non-dualiteit? Miles Davis, bebop, big band jazz! Tony wrijft in zijn handen en lacht. Zo dadelijk mag hij zijn eigen improvisaties rond een thema ten beste geven. Go for it, Tony!

Tony, waar verwijst het woord non-dualiteit' in jouw op­

tiek naar?

Non-dualiteit verwijst naar een heelheid die er al is. En als er al heelheid is, en er niets buiten die heelheid valt, als er niets losstaat van iets anders, dan valt er ook niets te bereiken. Zodra je tegen iemand zegt: 'Wat je moet doen is je ego vernietigen', heeft dat wat mij betreft helemaal niets met non-dualiteit te maken. Dat is een leer die dingen voorschrijft, een weg die van A naar B loopt. Binnen zuivere non-dualiteit is er sprake

216

van A noch B, en is er niemand die zich daartussenin kan bewegen.

Als de zoeker geboren wordt, of de droom van het zoeken, als de illusie van het weken ontstaat, wat ik individualiteit noem, kan de zoeker of het individu alleen maar zoeken. Als hij gevoed wordt met ideeën over wat hij kan zoeken en vinden bij al die leraren die aangeven 'hoe het moet' en een leer van 'worden en bereiken' uitdragen, wordt zijn gevoel van afgeschei� denheid alleen maar versterkt. Maar als zo iemand een bijeenkomst bijwoont waarin er niets te halen valt, dan kan er iets anders gebeuren. Dan kan er iets sterven, iets uit elkaar vallen. Aan het begin van onze residenti­als is er vaak veel druk, veel gespannenheid: 'Ja, maar hoe zit het dan met ... '? Maar geleidelijk aan wordt het rustiger, steeds rustiger. Op het eind is het vaak helemaal stil.

Dat is eigenlijk heel mooi. Ben je daar ook op uit?

Nee, daar ben ik niet op uit. Als ik daar wel op uit was, als ik iets zou wilHen bereiken, zou dat geen non�dua�

liteit zijn. Er is alleen maar wat er is. Alles wat er is, is

wat er is. Soms is dat een vraag, en dan komt daar een antwoord op. Er is niemand die iemand anders ergens heen wil brengen, want er wordt niet meer vanuit ge� gaan dat er iemand is die ergens zou kunnen komen. In mijn optiek is alleen dat, en niets anders dan dat, pure non-dualiteit. Ofje doet geen water bij de wijn, en dat noem ik werkelijk mededogen waarin alleen maar de

217

illusie van de zoeker wordt blootgelegd, ofje gaat mee in de illusie en versterkt die daarmee. Voor mij is dat

het ware mededogen: het vernietigen van de illusie. Wat het Open Geheim betreft is er absoluut geen

agenda om de zoeker op wat voor manier dan ook te helpen of tevreden te stellen. De zoeker komt in de verwachting iets te zullen krijgen, maar dat zal nooit gebeuren. Het enige wat er kan gebeuren, is dat de zoeker na afloop de deur uitloopt en iets achterlaat wat 'de zoeker' genoemd wordt.

De non-duale boodschap is uitsluitend onpersoon­lijk. Ze komt uit het niets en wordt aan niemand ge­geven. Andere boodschappen zijn vaak persoonlijk en

geven de persoon iets te doen, adviseren mensen om hun leven, hun persoonlijke ervaring te veranderen.

Is dat de boodschap die meestal gegeven wordt?

0 ja, absoluut. Daarom sta ik er misschien wel zo op om non-dualiteit zuiver te houden. Want alles wat zich­zelf non-dualiteit noemt maar mensen geen boodschap van heelheid brengt, houdt die mensen gevangen. Veel leraren doen water bij de wijn. Ze gooien het op een akkoordje met de zoeker. Maar alles wat ik of wie dan ook kan doen is de illusie van de zoeker blootleggen, zijn dilemma belichten, en voorkomen dat het gevoel van afgescheidenheid in de zoeker versterkt wordt.

Maak je er zo niet een strijd van?

218

Het is geen strijd, ik maak alleen iets duidelijk, zicht­baar. Mensen zeggen tegen me: waarom zeg je dat er iets mis is met mensen die anderen iets voorschrijven? Dan zeg ik op mijn beurt: ik zeg niet dat er iets mis met hen is, her is wat er gebeurt, maar er is ook niets mis met zichtbaar maken wat ze doen, met zichtbaar maken hoezeer de zoeker vast kan komen te zitten in

zijn zoektocht. Ik denk dat het heel verhelderend kan zijn voor een zoeker om dit hele verhaal plotseling van­uit een volkomen ander perspectief te zien. Maar ik denk ook dat het heel dramatisch is voor iemand om te merken dat de hele wereld die hij zo zorgvuldig heeft opgebouwd in elkaar stort.

ja, dat is heel confronterend en beangstigend.

Ja, dar klopt. Een hoop mensen zeggen dat ze mijn boodschap niet waarderen omdat ze te confronterend IS.

Bovendien geefje hen niets.

Nee, helemaal niets.

Mensen worden boos op je.

Ja, dat weet ik. Ze zeggen dat ik niet liefdevol ben. Gisteren zei iemand tijdens de bijeenkomst: 'Ik voel me zo hopeloos. Ik verlang ergens naar en ik merk dat

ik niets kan doen. Het is hopeloos.' Ik heb alleen maar

219

gezegd: 'Ja, het is hopeloos.' Daarna vulde de ruimte zich met een soort verbaasde stilte, en toen stond er iemand anders op die zei: 'Weet je, heel vreemd, maar dat heeft iets moois, want ik ben tot het inzicht gekomen dat vrijheid besloten ligt in de hopeloos­heid.' Dat vond ik mooi gezegd. Want ik voel echt mee met de zoeker. Maar het lastige is dat de zoeker er zijn eigen idee op na houdt over wat verlichting is. Dat is het probleem met de zoeker. Die zoekt naar iets wat heel erg bijzonder en verbazingwekkend is, terwijl de vrijheid die iedereen ter beschikking staat juist iets heel gewoons is. Als je iemand bent die deze boodschap wil overbrengen en je vindt het belangrijk

dat mensen iets van je krijgen of dat ze het idee los­laten dat er iets te halen valt, zit je weer in de droom. Als je zegt: 'Nou, ik moet ze in elk geval helpen om geen hoop meer te koesteren', zit je alweer vast in een ander soort zoeken: de zoektocht naar hopeloosheid.

Ik heb niet het gevoel tijdens mijn bijeenkomsten dat

ik ergens uit moet komen, en zeker niet aan de hand van overtuigingen of gedachten, om zo de ideeën van mensen te veranderen. Dit gaat niet over ideeën, over iets verkopen. Er is niemand, dus voel ik me niet ge­roepen om de zoeker te helpen, om aan iemands ver­wachtingen tegemoet te komen. Want er is niemand, en er zijn geen verwachtingen. Die komen allemaal

voort uit de illusie.

Toch blijven er mensen naar je bijeenkomsten komen.

220

0 ja, want ergens is er sprake van een bepaalde reso­nantie met iets wat niets te maken heeft met iets willen krijgen of bereiken. Ze worden aangetrokken tot iets wat onbekend is, onkenbaar. Uiteindelijk komt een deel van hen ook tot het besef dat datgene wat ze zoe­ken niet verkrijgbaar is en ook niet is wat ze zoeken.

Desondanks blijven ze terugkomen.

Ja, ze blijven komen. Het interessante is dat er steeds

meer jonge mensen komen. Op dit moment is mis­schien wel 30 tot 40 procent van alle mensen die mijn bijeenkomsten bezoeken echt jong. Vaak zijn het tie­

ners. Het verbaast me dat jonge mensen überhaupt ge­Ïnteresseerd zijn in dit onderwerp. Maar ze bellen me op, praten met me aan de telefoon. Het heeft misschien

iets te maken met een ontwikkeling die ik zie plaatsvin­den in de ogenschijnlijke wereld waarin we leven. Na­tuurlijk is er geen wereld, maar binnen de metafoor van de wereld keren de mensen die er in leven zich steeds

meer af van hiërarchische en autoritaire bewegingen,

ook in spirituele zin. Ze beginnen anders tegen de we­

reld aan te kijken. Niets ligt meer vast. Het lijkt wel of

ik de enige ben die het ziet, maar wat ik zie is dat au­toriteiten steeds minder betekenis en macht beginnen te krijgen in de wereld. Politici, priesters, al dat soort mensen verliest zijn autoriteit. Mensen hebben minder

respect voor ze dan vroeger. En dat heeft een effect op hun psyche. Ze bewegen zich in een richting waar au­

toriteit en hiërarchie minder van belang is.

221

Bewegen ze zich dan niet richting anarchie?

Ja, ik denk dat de wereld in de richting van een meer anarchistische toestand aan het bewegen is. Ik denk ook dat we niet meer met een wereldoorlog te maken zullen krijgen, omdat de tegenstellingen niet meer zo scherp liggen. De tegenstellingen zijn niet zo helder meer, niet zo zwart-wit.

Behalve misschien de tegenstelling tussen de islamitische en andere, met name westerse, culturen.

Ja, maar die uit zich nu vooral in de vorm van terroris­tische acties, in kleine gebiedjes over de hele wereld. Ik heb het gevoel dat alles op een bepaalde manier kleiner aan het worden is, en lokaler, en dat zich dat weerspie­gelt in het psychisch functioneren van mensen. Ze ver­liezen hun interesse in grote bewegingen en autoritaire structuren.

Dat proces lijkt zich eveneens te weerspiegelen in de ont­wikkelingen op het internet. Daar gebeurt ook van alles op 'lokaal' niveau, en iedereen heeft er toegang toe. En er is geen autoriteit die toezicht houdt op die ontwikkelin­gen.

Ik denk dat je gelijk hebt. Daarom denk ik niet dat de bijeenkomsten van mij en andere non-duale leraren eerder hadden kunnen plaatsvinden. Want echte non­dualiteit is pure anarchie.

222

Geen regels.

Geen regels, geen toezicht, geen autoriteit. Niemand heeft enige autoriteit binnen de non-dualiteit.

Toch kennen de mensen die je bijeenkomsten bezoeken je vaak een zekere vorm van autoriteit toe.

Ja, dat doen mensen nu eenmaal. Dat is iets natuur-lijks.

Heb je daar geen last van?

Nee, het maakt me niet uit, want ik weet dat ik geen enkele autoriteit bezit. Ik weet dat er niemand is, en dus kan er geen sprake zijn van autoriteit of hiërarchie of wat dan ook. Dit is alleen maar een gezamenlijk delen van iets. Als mensen een ruimte binnenlopen en vooraan ergens iemand zien staan of zitten, nemen ze onmiddellijk aan dat dat iemand is die iets weet wat zij niet weten. Dat is een volkomen illusie. Wat hier gecommuniceerd wordt komt niet voort uit iets wat gekend wordt, het komt niet voort uit een ge­dachte, een idee of een overtuiging. Het komt voort uit niets. Daarom verschilt deze boodschap radicaal van welke spirituele leer dan ook. Mensen zijn vaak geschokt als ze haar horen, maar ze worden er ook door gefascineerd.

Omdat het geen leer is?

223

Nee, het is geen leer. Het is niet meer dan een beschrij­ving. En een aanduiding. Er wordt aangeduid dat er een andere mogelijkheid is, een andere manier van kij­ken. En ergens komt wat ik zeg ze bekend voor. Ze weten dat dit over iets uitermate eenvoudigs en directs gaat, dat aanwezig is in dat wat er is. Men herkent een kinderlijke veiWondering die men had maar is kwijtge­raakt toen men volwassen is geworden. En die kinder­lijkheid komt weer tot leven als je dit te horen krijgt. Dat is bevrijding wat mij betreft. Die heeft te maken met de kinderlijke veiWondering over dit. Zo simpel is het. Maar het denken heeft zoveel macht. Het heeft zoveel macht dat het zich afsluit voor wat er wordt ge­zegd, of er iets heel anders van maakt. Dat geldt voor zoekers, maar ook voor sommige leraren. Die zeggen dingen als 'Tony Parsons zegt tegen jullie dat er niets te doen valt'. Maar dat heb ik nooit gezegd!

"Wtzt je zegt is dat er niemand is om wat dan ook te doen.

Absoluut. Ze zeggen ook: 'Wat Tony Parsons zegt slaat de spijker op zijn kop. Er is alleen maar heel­heid, maar jullie zijn er nog niet rijp voor om dat te horen. Daarom moet je nog een paar jaar bij mij blij­ven komen, en dan ben je op een gegeven moment klaar om zijn boodschap te horen'. Wat natuurlijk onzin is, want er zal nooit iemand klaar zijn om deze boodschap te horen, want er is helemaal niemand om dat te doen.

224

ja, hoe zou je geconfronteerd kunnen worden met je eigen

afwezigheid?

Dat is een belachelijk idee, want her individu heeft helemaal geen afwezigheid om mee geconfronteerd te worden. Het is onmogelijk om je eigen afwezigheid te bezitten. Er is een afwezigheid, of jij bent er.

Voor mij is overigens het krachtigste element tij­dens de bijeenkomsten niet wat er wordt gezegd ... het is eerder iets energetisch. Soms wordt die energie op de een of andere manier in de ruimte vastgehouden, en dan gaan mensen naar huis en voelen ze een enorme ontspanning. De verkramping verlaat op een of andere manier het lichaam. Ze laten zichzelf achter als ze de bijeenkomst verlaten. Wat ik interessant vind is dat dat vaak enige tijd na een bijeenkomst of een residential gebeurt. Dat is het meest betekenisvolle deel van deze boodschap: de energie die vastgehouden wordt, en de mogelijkheid dat die zich plotseling ontlaadt tot iets wat onbegrensd is. En dat is niet gebonden aan welke omstandigheid dan ook, aan het komen naar mijn bij­eenkomsten of die van iemand anders. Die energie kan plotseling zomaar tot ontlading komen.

Is dat iets wat je uit eigen ervaring kent?

Ik heb het gevoel dat wat er met Tony Parsons gebeurd lijkt te zijn, is dat in het begin, in zijn kinderjaren, helemaal geen identiteitsgevoel aanwezig was. Er was alleen maar wat ik 'zijnheid' noem. Het gevoel een

225

identiteit te bezitten lijkt te zijn opgekomen toen die

onbegrensde energie zich ogenschijnlijk leek terug te

trekken in het lichaam, ssllrrr (maakt slurpend geluid). Dan is er ineens een identiteitsgevoel, en dat wordt

vastgehouden. Het gevoel dat ik vele jaren ten aan­

zien van mezelf had, was dat ik werkelijk binnen de

begrenzing van mijn lichaam leefde. 'Ik' was beg�ensd

door de huid, die alle delen van mijn lichaam bij elkaar

hield. Dat gevoel van begrensd zijn is volkomen ge­

koppeld aan het lichaam. Het zit in het hele lichaam.

Het is geen gedachte of overtuiging of idee.

Het zit eigenlijk meer in de spieren verankerd dan in de hersenen.

Ja, absoluut. Je kunt het een soort gespannenheid noe­

men. Het lichaam zit gevangen in een soort gespan­

nenheid.

Die permanent is.

Ja, en er is een verlangen om daaraan te ontsnappen.

In jouw optiek is bevrijding het ophouden van die gespan­

nenheid, die verkramping?

Ja. Bevrijding is voor mij het einde van de illusie dat er

een zelf is. En die vindt in het lichaam plaats, of tijdens

het sterven. Het is iets energetisch.

226

En dat vertaalt zich in een ontkramping van het li­chaam.

Ja, dat klopt. Het is het plotselinge loslaten van de

ogenschijnlijke verkramping. Dat vindt plaats in het

lichaam of in de dood. De dood is niets anders dan

de beëindiging van de illusie van afgescheidenheid.

Mensen leven het grootste deel van hun bewuste

dag in de individuele identiteit, maar zonder het

te beseffen zijn er ook momenten zonder identi­

teit. Iedereen heeft momenten dat er niemand is, in

extreme situaties, maar ook in hele gewone. Want

elke nacht tijdens de diepe slaap is er natuurlijk ook

niemand.

Het kan gebeuren als je naar muziek luistert. Muziek is iets waar het denken geen grip op kan krijgen. Ik denk dat het daarom zo vaak gebeurt dat de verkramping af

neemt als je naar muziek luistert.

Ja, omdat muziek volkomen onbestendig is.

Het verzacht de verkramping.

Ja, muziek is vloeiend, stroomt altijd. Er is dan niets

anders dan wat er is. Maar dat zijn momenten die ge­

woon niet worden herkend.

Maar dat is wel datgene waar mensen naar op zoek zijn.

227

Daar verlangen mensen naar. Sport, kunst, de liefde

bedrijven zijn allemaal dingen waarin het gevoel van een zelf volledig verloren kan gaan. Dat is waar men­sen het meest naar verlangen: er niet meer zijn. Het is ook het engste dat ze zich kunnen voorstellen.

Denk je dat het fysieke aspect van de verkramping de li-•·

chamelijke identiteit zo overtuigend maakt?

Ja, zonder twijfel. De meeste mensen lopen in de vol­

ledige overtuiging rond dat ze echt zijn. Die verkrampte energietoestand wordt onophoudelijk gevoeld. En die

leidt natuurlijk tot een enorme gespannenheid en ver­moeidheid. Elke morgen worden we wakker en verkram­

pen we tot een persoon die de wereld ingaat en daar zijn

rol moet spelen. Dat is ongelooflijk vermoeiend, want

op een bepaalde manier is er een enorme strijd aan de

gang. Voor de meeste afZonderlijke individuen bestaat

de werkelijkheid uit een wereld vol andere afZonderlijke

individuen, en in zo'n wereld vormt iedereen een poten­

tiële bedreiging. Een individu ziet dus nooit een ander

individu zoals hij is, hoort nooit muziek zoals die werke­

lijk is. Ze zien die als afZonderlijke dingen of gebeurte­

nissen. Dat geeft een gevoel van leegte, dat laat het leven

niet zien zoals het werkelijk is: naakt, onschuldig, pas­sievoL Ze leven een soort halfleven. Daarom verlangen

mensen uiteindelijk altijd naar heelheid.

Omdat het leven eruit is gezogen, omdat het altijd 'ik tegen dat' is.

228

Subject - object, ja. Je voelt je dan nooit één met iets

of iemand. Je ziet een boom dan nooit zoals hij wer­

kelijk is. Een boom is gewoon wat hij is. Die leeft ab­soluut zonder enig doel. Maar het individu is niet in staat om dat te zien. Het individu ziet altijd een ver­

haal eromheen. Dat is wat er in bevrijding gebeurt:

het geheel wordt gezien. Dan wordt als werkelijkheid

ervaren dat alles wat zich voordoet niets is dat zich voordoet als alles. Het is leegte die zich voordoet als

volheid. Dat is liefde, de onvoorwaardelijke liefde die

alles omarmt.

Het niets is tegelijkertijd het geheel.

Absoluut. Mensen spreken over het absolute en het

relatieve. Maar dat klopt niet. Het relatieve is het ab­

solute.

Woorden en onderscheiden als 'relatief' en absoluut' kun­nen nogal verwarrend zijn.

De woorden in de bijeenkomsten blijven voor mij be­

hoorlijk aan de oppervlakte. Ze kunnen een geloofssy­

steem afbreken, maar meer ook niet. Ze kunnen valse

ideeën ten aanzien van je identiteit uiteen doen vallen.

Dat is alles. Voor mij gaat het uiteindelijk absoluut

over energie.

En die energie is eigenlijk altijd al aanwezig.

229

0 ja, zonder meer. Er is alleen maar onbegrensdheid.

Woorden zouden dat gevoel dat die energie er altijd al is misschien wat meer naar de oppervlakte kunnen bren­gen.

Dat is zo. In woorden zit ook een energie.

ja, maar dan om dingen af te breken, niet om dingen op te bouwen.

Er wordt iets afgebroken. In zekere zin zijn er twee

dingen aan de hand. Het oude verkrampte zelfgevoel wordt afgebroken, en tevens is er een liefdesaffaire gaande, en die is energetisch. Het gaat over liefde.

Liefde richt zich in de meeste gevallen op een individu. Dat doe jij niet.

Nee. Het individu wil getroost worden, en dat gaat niet gebeuren. Soms zeg ik wel eens tijdens een bijeen­

komst: er is een moordenaar onder ons! En eigenlijk is

dat ook zo. Dat ben ik niet, of wie dan ook, maar er is

wel een moordenaar aanwezig. Want liefde doodt de illusie.

230

Jan van Delden

De betovering doorzien

Ian van Delden (1951) groeide

op in een bloemistengezin in

en Haag. Als kind al mat hij zich het ideaal aan om de wereld te verbeteren. Maar leren was las­

tig voor hem en hij had moeite

zich in sociaal en maatschappelijk

opzicht te handhaven. Later bleek

dat veel problemen te maken hadden met het feit dat

hij ADHD had en dyslectisch was. Op zijn veertiende ging hij van school omdat hij voor zijn moeder en zijn

broertje wilde zorgen, nadat zijn vader het gezin in de steek had gelaten. Hij ging in de bouw werken, maar

zijn honger naar kennis bleef aan hem knagen. Uit­

eindelijk ging hij een HBO-opleiding maatschappelijk werk volgen. Hij belandde in het open jongerenwerk

231

in de wijk waar hij was opgegroeid- een wijk die toen, midden jaren zeventig, verworden was tot een van de meest problematische achterstandswijken van Neder­land. Hij dronk, rookte en werkte zich letterlijk bijna dood. Hij raakte voortdurend vrienden kwijt, zijn rela­ties liepen stuk en hij ondervond aan den lijve dat zijn idealisme ongegrond was omdat goed het noojt ging winnen van kwaad. Om de problemen die hij niet kon oplossen te ontvluchten, stortte hij zich op de yoga en zwoor hij lange tijd drank, sigaretten en seks rigoureus af. In die tijd maakte hij ook kennis met klassieke Indi­ase geschriften als de Upanishads en de Bhagavad Gita, en met het werk van Ramana Maharshi.

Uiteindelijk belandde hij eind jaren zeventig op een

lezing van Wolter Keers, een gepensioneerde EEG­ambtenaar die zowel Ramana Maharshi als Sri Atma­nanda had bezocht, en die het gedachtegoed van de advaita vedanta als eerste in Nederland introduceerde. Jan had hoge verwachtingen van hem, maar was in eerste instantie teleurgesteld toen hij Keers zag roken en drinken en moppen hoorde vertellen. Maar gaan­deweg de bijeenkomst begon hij een connectie met hem te voelen. Toen hij hem vroeg 'Hoe komt het dat ik niet weet wat liefde is?', antwoordde Keers: 'Om­dat liefde het enige in de wereld is dat je nooit kunt vinden. Dat ben je'. Vraag en antwoord smeedden een onvoorwaardelijke vriendschap tussen Jan en Wolter. Van hem leerde hij dat veel mensen zich proberen te bevrijden van hun ogenschijnlijke gebondenheid aan de wereld, maar dat het niet om de vrijheid van de vo-

232

gel gaat, maar om de vrijheid van de lucht. Hij begon te zien dat het klassieke beeld van de dansende Shiva symbool staat voor het 'eigenste ik' dat eeuwig stil staat en onveranderlijk is, en waaromheen alles danst wat veranderlijk is.

Toen hij eindelijk zijn opleiding tot maatschappe­lijk werker had afgerond, viel de zware last om zich­zelf steeds maar te moeten bewijzen en 'iets te willen worden' eindelijk van hem af. Tot zijn verbazing viel hij plotseling in zijn natuurlijke staat van zijn. Zo snel mogelijk zocht hij Keers op op diens vakantieadres in Frankrijk. Die stond hem met een fles champagne op te wachten en zei: 'Je bent er. Blijf daar.' Maar de stilte die hij bij Keers ontdekt had, bleek toch niet het eind­punt. Eerst moest hij de dictatuur van het denken, dat hem probeerde wijs te maken dat hij nog niet thuisge­komen was, in alle finesses leren doorzien. Pas vijftien jaar later was het denken definitief gepasseerd en was

hij moeiteloos in staat zijn 'Jantjes' voor te blijven. Na de dood van Keers in 1985 dacht diens omge­

ving dat Jan zijn werk voort zou zetten, maar hij trok

zich terug in Zuid Frankrijk, in wat nu advaita cen­trum La Rousselie is. Tegen het eind van het millen­nium stelde hij zich beschikbaar om aan zoekers door te geven wat hij zelf'gratis en voor niets' had gekregen. Sinds die tijd houdt hij jaarlijks terugkerende bijeen­komsten en retraites in Frankrijk en Nederland.

Ik spreek Jan in zijn eigen huisje op zijn landgoed La Rousselie. Een stukje verder heuvelopwaarts bevindt

233

zich de hoofdlocatie, bestaande uit een eeuwenoud bisschopshuis, enkele bijgebouwen, een gedeeltelijk overkapte binnenplaats en een prachtige tuin. Jan werkt al dagen aan een enorme stenen muur die hij eigenhandig en zonder mechanische hulpmiddelen aan het optrekken is. In de muur heeft hij nissen aan­gebracht om te zijner tijd de urnen in te zetten van enkele mensen die hem dierbaar zijn geweest. Het is inmiddels avond geworden, en Jan is toe aan een bor­rel. Buiten is het doodstil. Men toe hoor ik twee uilen naar elkaar roepen, van de ene kant van het dal naar het andere. De kamer staat en hangt vol spullen en foto's die te maken hebben met Wolter en andere mensen die hij gekend heeft. Toch blijkt uit alles wat

hij zegt dat elk ogenschijnlijk persoonlijk aspect van

het bestaan volledig is doorzien. Jan is in de omgang liefdevol, meegaand en bepaald niet op zijn achter­hoofd gevallen, maar tegelijkertijd is hij elke gebon­denheid aan de wereld voorbij. Hij maakt contact op een manier die enerzijds onpersoonlijk blijft, maar

anderzijds heel dichtbij komt. Terwijl hij gretig in­gaat op alles wat ik hem vraag, kijken zijn ogen me aan vanuit een diepe stilte. Tegen tienen is het tijd om te gaan slapen. Als ik terugloop naar het grote huis hoor ik in de verte een hert burlen. Boven me is de Melkweg zichtbaar tegen de nachtelijke hemel. Ik weet dat Jan gelijk heeft: in het heden zit geen ver­leden of toekomst. Ook mijn gesprek met hem heeft nooit plaatsgevonden.

234

Kun je zeggen wie of wat je bent, jan?

Als Jan ben ik gewoon net als iedereen, en blijf ik net als iedereen op alle mogelijke manieren aanmodderen. Ik moet Jan net als iedereen gewoon nemen zoals hij is. Maar van die hele wereld van verschijnselen, dat hele plaatje met alles erop en eraan, waar ook Jan deel van uitmaakt, ben ik mogen gaan zien dat die absoluut niets te maken heeft met het gewone 'er zijn'. Het 'er zijn' is het Kennen van die wereld der verschijnselen. De illusoire wereld zelf noem ik de gekende kant, en die laat ik lekker aanmodderen en gaan zoals ze lijkt te gaan - daar hoef ik geen houding voor aan te nemen om me mee in te dekken. Die hoeft ook niet losgelaten te worden, want ze bestaat immers niet. Je hoeft haar, in al haar schijnbare betovering, alleen maar te leren doorzien als niet waar.

Het enige wat je hoeft te doen, en ook het enige wat je volgens mij kunt doen, is steeds teruggaan naar dat fundament. Waarin kan dit, deze wereld, zich anders afspelen dan in mijn eigen aanwezigheid? Die aanwe­zigheid kijkt vanzelfsprekend mee, en in dat kljken

wordt de wereld gezien als een verhaal zonder substan­tie en zonder afgescheidenheid. Als je drinkt, is het drinken zelf de aanwezigheid, het directe ervaren van

het proeven en het drinken. Het verhaal dat het denken daaromheen bouwt ('ik drink nu thee', 'het is lekker', etc.) is overbodig. Dat verhaal is de illusie, de droom waarin we lijken te leven. Maar uit de droom blijven is niet een taak die de droomfiguur zichzelf moet opleg-

235

gen. Her gaar er alleen maar om dat hij herkent dat hij her onpersoonlijke kennen is van de droom van de persoon - dat hij nooit iets anders is geweest en ook

nooit iets anders zal zijn.

Dat zet verleden en toekomst op losse schroeven.

In het directe, onpersoonlijke ervaren van het heden zit

geen verleden of toekomst. Ik heb geleerd dat onper­

soonlijke, vormloze aanwezig zijn te herkennen in her

gebeuren zelf, als het gebeuren zelf. Daar hoef ik niets

voor te doen, dat is genade. Het is een uitnodiging om

de aandacht te verleggen naar her Kennen zelf. Het

gekende, de wereld, verliest daardoor haar bedreigende

aspect. Als heelheid ziet ze er vanuit dat Kennen min­

der gevaarlijk uit, waardoor Jan zich uiteindelijk meer

op zijn gemak voelt omdat zelfs hij gaat zien dat hij

uit vrede, uit liefde bestaat en daar in verschijnt en

oplost.

Zelfs de angstige Jan ziet dus bijvoorbeeld dat hij

eigenlijk niet echt dood kan gaan. Hij kan dat met al

zijn beperkingen niet helemaal behappen, maar hij ziet

wel dat het oké is. Hij vertrouwt erop. Als ik vanuit

het onpersoonlijke gewaarzijn Jan doorzie als niet be­

staand, maar hem tegelijkertijd toch accepteer zoals hij

is, hoe kleingeestig soms ook, dan is het leven een spel,

een leuk spel. Maar als Jan vecht tegen hoe de dingen

gaan en het onpersoonlijke gewaarzijn weer persoon­

lijk wordt, dan wordt het een drama. Je moet er dus

voor waken om her onpersoonlijke gewaarzijn niet re

236

verliezen in het persoonlijke, en niet alsnog in aller­

lei verhalen over verleden of toekomst te gaan zitten

waarin je bijvoorbeeld denkt dat je een ander rekort

hebt gedaan, waardoor schuld, angst of woede in je

gaan wonen zonder dat je het door hebt. Als die gevoe­

lens in je wonen moet je dat vanuit het onpersoonlijk

gewaarzijn weten, zodat ze hun persoonlijke verhaal

niet kunnen afmaken als waar.

Anders maak je het moeilijk voor jezelf, en heb je kans dat je erin wegzakt.

Ik ben me er steeds vlugger bewust van mogen worden

dat dat soort dingen gewoon onderdeel uitmaakt van

her Janrjesverhaal. Ik noem dat 'sneller schieten dan je

schaduw': doorzien dat er geen dualiteit besraat en dat

het verhaal van gisteren en morgen en schuld en angst

en woede niet waar is en ook nooit waar is geweest.

Geleidelijk aan is dat sneller schieten, dus zien dat er

geen dualiteit in ons alomvattende bewustzijn kan be­

staan of heeft bestaan, steeds makkelijker geworden.

Jan gaar daardoor indirect steeds minder vaak de con­

frontatie aan. Ik noem dat 'onroorlogen', en dar heeft

rust gebracht, vrede, stilte.

Het klinkt zo eenvoudig en helder als je het op die manier formuleert.

Het probleem is dat het ook zo simpel is. Mijn leer­

meester Wolter Keers zei altijd: het is zo simpel dat

237

het denken het niet kan begrijpen, en daardoor grijpen de meeste mensen mis. Het ervaren zelf is zo simpel. Het is er altijd en doet altijd zijn werk. Of Jan het nu te koud vindt, of juist niet koud genoeg, daar wordt de aanwezigheid die alles volgt op geen enkele manier door geraakt. Die blijft altijd zichzelf. Wat er ook ge­beurt, mijn aanwezigheid, her Kennen, gaat daar aan vooraf.

Dat is de stilte waar alles uit voortkomt en ook weer in terugvalt, inclusief alle ogenschijnlijke problemen. Je hoeft je helemaal niet los te maken van de ervarings­wereld. Je hoeft alleen maar re herkennen dat alles uit

het Kennen zelf bestaat en dat het ogenschijnlijk ge­kende niet los van het Kennen kan bestaan. Zo wordt de dualiteit doorbroken en blijft het allesomvattende Kennen over als dat wat we zijn.

Maar dan is er toch geen sprake van Eenheid, als je het

hebt over de wereld en het kennen van de wereld?

Dat lijkt misschien zo, maar dat komt doordat je het toch nog bekijkt vanuit de persoon, en voor de per­

soon kan het nooit een geheel zijn omdat hij zelf een onderdeel is. Maar gezien vanuit zuivere aanwezigheid, vanuit niet-weten, vanuit stilte, is alles altijd heel. Ik hoef er niets voor te doen om die stilte er te laten zijn. Ik hoef er ook niets voor re laten. En ik kan haar ook

niet doorgeven, want er is geen ander binnen heelheid.

Her gaat erom dat niet-weten helemaal in re gaan en één te zijn met wat je bent. Dan hoef je geen houdin-

238

gen meer aan te nemen om het niet-weten te camou­

fleren.

Dat klinkt als doodgaan, op een bepaalde manier.

Het is niet doodgaan, het is de dood verpletteren. Want de dood is de brandstof van de illusie. Het is zien dat er geen dood kan bestaan terwijl er 'iemand' dood lijkt te gaan. Het is sterven en zien dat je niet kunt sterven. Aandacht is altijd onpersoonlijk, en is dat ook altijd geweest. Het is je eeuwig veilige haven en staat buiten elk verhaal. Het enige wat de dingen persoonlijk maakt is geloof hechten aan de gedachte 'ik ben die en die en ik wil dit of dat'. Aandacht, gewaarzijn, nu-heid, stilte, dat is allemaal één ding: je eigenste eigenheid.

En daarin vindt alles plaats?

Daarin verschijnt alles en lost alles op, zonder dar die eigenste eigenheid zelf verandert. Daarom vind ik het

woord 'draagmoederschap' zo mooi. De stilte, het on­

persoonlijke, de liefde zelf, draagt gewoon het hele

droomverhaal. Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat het intellectueel begrijpen van deze dingen eigenlijk slechts een begin is. Want het vermogen om niet vast

te blijven zitten in alle verhalen rondom Jan heb ik niet gekregen door mijn inzicht alleen. Mijn inzicht was dat ik niet Jan ben en dat dualiteit nooit kan be­staan en nooit bestaan heeft. Maar dat heeft voor mij

niet in één keer de sluier weggehaald van het geloof in

239

al die jantjesverhalen. Ik heb eerst in mijzelf moeten leren onderscheiden: wat is nou van Jan en wat is nou

van mij? Geef aan Ceasar wat van Ceasar is, en aan mij wat van mij is. Het heeft in mijn geval heel wat jaren geduurd om die onveranderlijke basis tijdens de schijnbare interactie tussen Jan en de ander te leren vasthouden als het enige wat waar is. Dat is in feite het echte werk.

Is dat ook het enige dat je kunt doen?

Ook vóór en na het inzicht kun je wel degelijk iets doen. Je kunt leren bij het besef te blijven dat elke emotie, elke gedachte en elk oordeel in jou opkomt en

nooit, ik zeg bewust nooit, de schuld is van een ander.

Anders blijven er conflicten ontstaan met de schijn­bare andere mensen om je heen. Het begrijpen van

non-dualiteit op zichzelf en alle theorieën en verhalen daarover, daar kun je soms wel wat aan hebben, maar in feite is de persoon dan nog bezig met pogingen zijn bestaan te doorzien met behulp van het denken. Als dat niet culmineert in 'gewoon er zijn' en in een to­

taal 'ontoorlogen', heb je daar verder niks aan en komt

blijvend geluk niet in je wonen als je Zelf. Dan blijf je schijnbaar jojoën.

Waar ik je toe probeer uit te nodigen is om je in­zicht functioneel te laten worden in het leven zelf, om de persoon als afgescheiden denken naar een soort springplank te brengen en hem dan een vrije val te

laten maken in dat wat hij is, de liefde van de draag-

240

moeder. Ik wil je laten zien dat al die verhalen rondom

de persoon niet meer zijn dan een soort film, en dat er niets met het filmdoek gebeurt. Maar de film kan zo betoverend zijn dat oefenen en herhalen nodig lijkt, totdat het besef dat je alleen maar onveranderlijke lief­de bent een feit is.

Je zegt dus niet: weg met jan, weg met de persoon, weg

met het ego?

Nee. Er zijn stromingen die dat wel doen. Die blijven er maar op hameren dat er niets te doen valt omdat

de persoon er in feite niet is. Als dat zo is, hoeft zo'n stroming niet onder de aandacht gebracht te worden, want dan is alles spontaan en definitief, en kan geen doen af laten daar iets aan veranderen. Ik wil laten zien

dat er in sommige zoekersverhalen wel degelijk iets te

doen of te laten valt. Beide benaderingen gaan uit van onpersoonlijk ge­

waarzijn. En dan kun je zeggen dat er alleen bewust­zijn is, alleen het filmdoek, en dat jij niet iets in de film bent, en het daar bij laten. Ik wil het daar niet bij laten.

Ik wil anderen leren zien dat de film overal lijkt te zijn

en tegelijkertijd alleen het filmdoek waar is. Het film­

doek is weliswaar het enige dat er is, de film bestaat niet, maar als iemand nog gelooft in de film, vind ik het belangrijk om aan te geven op welke manier je de

film als waarheid kunt kwijtraken, of in elk geval kunt

doorzien als niet waar. Er zijn er die zeggen: daar valt niets aan te doen, en dat is in zeker opzicht ook zo,

241

maar in de praktijk van het dagelijks leven ligt het toch echt even anders in veel gevallen.

Waar het mij dus om gaat is je uit te nodigen om te zien dat er verschillende manieren zijn waarop het Zelf zichzelf kan leren kennen. Alle wegen zijn van mij

uit mogelijk. Als achter elke ftlm het ene Hlmdoek de drager is, kan elke ftlm een ontknoping hebben waarin tot het besef gekomen wordt dat in feite alleen het filmdoek bestaat. De mensen die op de een of andere manier of in bepaalde situaties nog geloven in de echt­

heid van de film, en zo de heelheid van het onpersoon­lijke gewaarzijn, van hun eigenste eigen, kwijt lijken te zijn, probeer ik handvatten te geven die ze kunnen gebruiken om zich daaraan te leren onttrekken en het heel-zijn te stabiliseren in elke situatie.

Maar ook dan krijg je denk ik vaak het tegenargument dat er niemand is om iets te doen of te begrijpen.

Als een golf op zoek gaat naar de essentie, water, ont­komt hij niet aan de illusie dat er iets te zoeken valt. Pas als hij uiteindelijk thuiskomt en ziet dat hij al wa­

ter is en nooit iets anders is geweest, doorziet hij dat

er helemaal geen sprake is geweest van een zoektocht. Maar tot die tijd vind ik het zinnig om binnen het verhaal van Jan aan te geven wat die zelf heeft meege­

maakt en te wijzen op het feit dat we onpersoonlijk gewaarzijn zijn, en dat het mogelijk is om naar het filmdoek te kijken in plaats van naar de inhoud van

de film. Jan is daardoor losgeweekt als een postzegel

242

van zijn envelop, en is bij hem uiteindelijk in elke situatie het besef aanwezig dat hij nooit dat postze­geltje Jan van Delden is geweest. In die zin denk ik dat het zinnig is om op de zoektocht in te gaan, zoals het verhaal van de jantjes contra de rest van de wereld lijkt door te gaan. Ik houd mensen een spiegel voor en nodig ze uit om eens heel goed te kijken, om er zo achter te komen dat ze niet het gekende zijn, niet al

dat geklets in hun hoofd, maar het goddelijke, onver­

anderlijke kennen ervan. Zo ben ik ook uit alle ver­

halen geklommen en ben ik blijven zien dat ze niet waar zijn, ook al lijken ze dat wel.

Jij gaat er dus vanuit dat je die toestand al wel kunt ken­nen, maar dat je er dan nog mee moet leren omgaan in

de wereld.

Ja, voor veel mensen geldt dat. Er lijken in grote lijnen twee basiswegen te zijn. De eerste is de weg waarbij na

het onmiddellijke, volledige inzicht de persoon meteen definitief verdwenen is. Dit is voor mij eigenlijk theo­rie, iets wat ik uit boeken heb gehaald, want zelf heb ik

nooit met zo iemand contact gehad. In mijn geval is er tot nu toe altijd sprake geweest van een schijnbare weg van innerlijke gerichtheid voor en/of na het inzicht.

De mensen die deze tweede weg lijken te gaan, en dan maakt het niet uit of ze via het hoofd of via het hart lijken te reizen, help ik niet door te zeggen: hou maar op, je bestaat niet eens. Dat is zoiets als tegen je kind

van vier dat aangekleed met een koffertje naast je bed

243

staat op zondagochtend en zegt dat het naar zijn werk gaat, zeggen: welnee, je gaat niet naar je werk.

Het inzicht zelf is in jouw ogen dus niet het einde. je moet nog leren het in het dagelijks leven, hoe illusoir dat in feite ook is, een plaats te geven.

Kijk, toen ik zag wat mijn leermeester bedoelde en hij tegen mij zei: 'Jan, dit is her. Blijf daar', heb ik een tijd­lang lekker in mijn eigenste eigen zijn zitten verwijlen en ervoer ik alleen maar het mooie in alles en zat ik he­lemaal in Gods zaligheid. Maar toen kwam ik er steeds meer achter dat ik nog geen boodschapje kon doen zonder bonje te krijgen met iemand die voordrong. En dan ging ik vlug weer naar huis om daar weer in dat verwijlen te kruipen. Dat probleem heb ik eerst moeten leren herkennen om het vervolgens te kunnen passeren, want op den duur kreeg het gevoel dat ik het was kwijtgeraakt steeds meer kracht. Maar geleidelijk aan, met veel vallen en opstaan, heb ik mogen leren om in alle situaties en interacties te doorzien dat het verhaal van 'ik' en 'jij' gewoon niet waar is, nooit waar kan zijn. Het is weliswaar een omweg, maar ik zie veel

mensen die zo'n ogenschijnlijke omweg moeten ma­ken. Het leren doorzien van wat niet waar is, dat stuk wordt veelal niet serieus genomen, of er wordt op zijn minst geen aandacht aan geschonken. Het gaat erom te doorzien dat elk verhaal van afgescheidenheid, van losse personen die interactie met elkaar hebben, niet echt is, en tegelijkertijd midden in het leven te blijven

244

staan, van je ouders en je kinderen te houden, de afwas re doen en net als ik een chaoot te zijn in het huishou­den. Het gaat erom dat je die twee aspecten moeiteloos leert verenigen met elkaar.

Om het fllmdoek te kunnen zien, en te kunnen blijven zien, moet je eerst volledig door de betovering van de Hlm heen leren kijken en je veilig weren binnen de ongedeelde Eenheid. Dat kan een moeilijk proces zijn als je nog geloof hecht aan het idee dar het begrij­pen van de waarheid al voldoende is, terwijl je tegelij­kertijd nog anderen meent te ervaren die afgescheiden zijn van jezelf en die de oorzaak lijken te zijn van het feit dat je niet gelukkig bent. Daarom geef ik aan dat je altijd heel en veilig bent en dat elk oordeel en schuld­gevoel direct doorzien kan worden als niet waar. Er is niet één weg, er zijn allerlei schijnbare wegen om thuis te komen van nooit weggeweest, en dit is de mijne. Mogelijk kan die je helpen de jouwe te ontmaskeren en te zien dat er maar één fllmdoek is en dat elk con­tact niets anders is dan liefde die contact maakt met zichzelf.

245

staat op zondagochtend en zegt dat het naar zijn werk gaat, zeggen: welnee, je gaat niet naar je werk.

Het inzicht zelf is in jouw ogen dus niet het einde. je moet nog leren het in het dagelijks leven, hoe illusoir dat in feite ook is, een plaats te geven.

Kijk, toen ik zag wat mijn leermeester bedoelde en hij tegen mij zei: 'Jan, dit is her. Blijf daar', heb ik een tijd­lang lekker in mijn eigenste eigen zijn zitten verwijlen en ervoer ik alleen maar het mooie in alles en zat ik he­lemaal in Gods zaligheid. Maar toen kwam ik er steeds meer achter dat ik nog geen boodschapje kon doen zonder bonje te krijgen met iemand die voordrong. En dan ging ik vlug weer naar huis om daar weer in dat verwijlen te kruipen. Dat probleem heb ik eerst moeten leren herkennen om het vervolgens te kunnen passeren, want op den duur kreeg het gevoel dat ik het was kwijtgeraakt steeds meer kracht. Maar geleidelijk aan, met veel vallen en opstaan, heb ik mogen leren om in alle situaties en interacties te doorzien dat het verhaal van 'ik' en 'jij' gewoon niet waar is, nooit waar kan zijn. Het is weliswaar een omweg, maar ik zie veel

mensen die zo'n ogenschijnlijke omweg moeten ma­ken. Het leren doorzien van wat niet waar is, dat stuk wordt veelal niet serieus genomen, of er wordt op zijn minst geen aandacht aan geschonken. Het gaat erom te doorzien dat elk verhaal van afgescheidenheid, van losse personen die interactie met elkaar hebben, niet echt is, en tegelijkertijd midden in het leven te blijven

244

staan, van je ouders en je kinderen te houden, de afwas re doen en net als ik een chaoot te zijn in het huishou­den. Het gaat erom dat je die twee aspecten moeiteloos leert verenigen met elkaar.

Om het fllmdoek te kunnen zien, en te kunnen blijven zien, moet je eerst volledig door de betovering van de Hlm heen leren kijken en je veilig weren binnen de ongedeelde Eenheid. Dat kan een moeilijk proces zijn als je nog geloof hecht aan het idee dar het begrij­pen van de waarheid al voldoende is, terwijl je tegelij­kertijd nog anderen meent te ervaren die afgescheiden zijn van jezelf en die de oorzaak lijken te zijn van het feit dat je niet gelukkig bent. Daarom geef ik aan dat je altijd heel en veilig bent en dat elk oordeel en schuld­gevoel direct doorzien kan worden als niet waar. Er is niet één weg, er zijn allerlei schijnbare wegen om thuis te komen van nooit weggeweest, en dit is de mijne. Mogelijk kan die je helpen de jouwe te ontmaskeren en te zien dat er maar één fllmdoek is en dat elk con­tact niets anders is dan liefde die contact maakt met zichzelf.

245

Isaac Shapiro

Het licht van het Nu

I saac Shapiro werd geboren in

1950 in Johannesburg, Zuid Afrika. Hij groeide op als oudste

kind in een joods gezin met vier

kinderen. Hij doorliep keurig de middelbare school en hield zich

verre van de plaatselijke drugscene.

Maar toen hij in een boek van

LSD-goeroe Timothy 'Turn in, tune in, drop out'

Leary las dat een LSD-trip gelijkstond aan duizend orgasmen per seconde, wilde hij dat ook wel eens meemaken. Hij nam LSD en had een overweldigen­

de ervaring van onvoorwaardelijke liefde. Die erva­

ring maakte hem duidelijk dat de manier waarop de meeste mensen tegen het leven aankeken niet klopte

omdat die onvoorwaardelijke liefde eraan ontbrak.

247

Voor hemzelf werd het daarentegen een leidraad in

zijn leven.

Op zijn 21 e verhuisde Isaac naar Nieuw-Zeeland.

Hij verdiepte zich in Mind Clearing, een techniek ge­

baseerd op biofeedback. Het maakte zijn hoofd naar

eigen zeggen inderdaad helder, maar hij had het ge­

voel dat er meer moest zijn. Uiteindelijk besefte hij

dat 'aandacht' het kernwoord was: elke ervaring wordt

bepaald door de manier waarop de aandacht gericht is.

Hij ging op Hawaii wonen en begon daar aandachts­

workshops te geven. Dat was een groot succes. Hij ver­

diende goed en raakte wereldwijd bekend als de aan­

dachtsgoeroe, een titel waar hij bepaald niet blij mee

was. Voor goeroes was hij erg op zijn hoede.

Het wekte dan ook grote verbazing dat hij in 1991

zelf een leraar in India opzocht. Hij ging naar Papaji

in Lucknow. Zijn ontmoeting met deze leerling van

Ramana Maharshi veranderde zijn leven. Wat Papaji

hem zei was dat hij misschien wel veel wist over aan­

dacht, maar dat het nu tijd werd om de aandacht op

de aandacht zelf te gaan richten. Voor Isaac viel op dat

moment alles op zijn plaats.

Tijdens zijn bijeenkomsten wijst Isaac zijn toehoor­

ders steeds weer op iets wat ze al weten, maar wat ver­

duisterd wordt door de wijze waarop hun zenuwstelsel

is georganiseerd en hun denken functioneert. Dat is de

onmiddellijke zintuiglijke ervaring van dit moment.

Het is alles wat we hebben en waar we op terug kun­

nen vallen. De wereld, ons lichaam, tijd, ruimte: alles

is niets anders dan een ervaring die nu plaatsvindt. Dat

248

betekent dat er niets veranderd, verbeterd of verwij­

derd hoeft te worden. De ervaring van dit moment

is totaal en omvat alles al. Het is wat we zijn. Door

onze aandacht te richten op onze onbewuste gewoon­

tepatronen, die functioneren als cognitieve filters, kan

onze ervaring enorm veel ruimer worden - zo ruim

dat het een herkenning van onze ware natuur mogelijk

maakt.

Als ik het plan opvat om een gesprek met lsaac te orga­

niseren, komen we erachter dat mijn verzoek eigenlijk

te laat komt. Isaac zal de eerstkomende maanden niet

meer in Nederland zijn. Maar hij wil toch graag zijn

zegje doen en stelt een skype-gesprek voor. Omdat hij

in Byron Bay, Australië verblijft, spreken we twee data

en twee tijdstippen af: een avond voor mij, en de och­

tend van de volgende dag voor Isaac. Dat klinkt inge­

wikkeld, en dat blijkt het ook te zijn. Isaac vergist zich

een dag. Tijd kan dan wel niet meer dan een idee zijn,

maar om elkaar te kunnen spreken moeten die ideeën

wel parallel lopen. We maken een nieuwe afspraak, en

ditmaal klopt alles. Voor mij is het negen uur 's avonds,

voor Isaac zeven uur 's morgens. Op mijn computer­

scherm zie ik de ochtendzon zijn kamer binnenvallen.

lsaac schuift aan tafel met een enorme koffiemok in

zijn hand. Hij is er klaar voor. Zijn stem kraakt een

beetje. Of het door de slaap komt of door een pro­

bleem in de verbinding is onduidelijk. Het maakt niet

uit. We zitten bij elkaar, hier, nu, ook al ziet dat hier en

nu er voor hem behoorlijk anders uit dan voor mij.

249

Isaac, waar verwijst de term 'non-dualiteit' volgens jou naar?

Die verwijst naar dat wat is, naar wat werkelijk is. Onze

aandacht is zodanig gefocust geraakt dat ze de ervaring van 'mij' en 'jij' teweegbrengt. Maar dat is niet meer dan een aandachcsgewoonte die de dingen anders maakt dan ze in werkelijkheid zijn, want onze taal zet alles om in zelfstandige naamwoorden, in objecten. We hebben het over een boom of een persoon, terwijl her in wer­

kelijkheid meer werkwoorden zijn, zoiets als bomen en personen. Het zijn processen die aan de gang zijn. Onze ogen nemen tachtig procent waar van alles wat we waar­nemen. Ze leren zich te richten op objecten. Maar een baby heeft die gewoonte nog niet ontwikkeld. Als je

een baby in de ogen kijkt, krijg je vaak het gevoel dat je

rechtstreeks bij hem naar binnen kijkt. Ogen zijn niets anders dan gaten die het licht binnenlaten. Dat kun je

zelf ook ervaren, zelfs nu, terwijl we met elkaar spre­

ken. Stel je gewoon voor dat je ogen gaten zijn, en dar het licht van her nu binnenstroomt. Je hoeft helemaal geen moeite te doen om je blik ergens op te richten. Je

laat gewoon het licht van het nu binnenstromen. Veel

mensen geven aan dat er dan iets bijzonders gebeurt. Elk gevoel van begrenzing verdwijnt dan.

Er wordt niets meer tegengehouden.

Alles wordt toegelaten. Maar wat aan onze aandachts­

gewoonte vast hangt is niet alleen het gevoel dat we

250

over het universum hebben, maar ook het gevoel over onszelf. Zodra onze aandacht gericht wordt op iets bui­ten onszelf, is er sprake van angst, een gevoel van een ik en een jij, en hoe ik in relatie tot jou sta, en al dat soort dingen. Je kunt zeggen dat dat een zekere overlevings­

waarde heeft, maar tegelijkertijd nemen we de wereld als iets buiren ons waar, in plaats van iets binnenin ons. Want als we werkelijk diep kijken kunnen we zien dat

wat we de wereld noemen- materie, energie, ruimte, tijd, leven, het universum- in feite allemaal een erva­

ring voor ons is. En dat geldt ook voor ons lichaam. Hoe weten we dat we een lichaam hebben? We voelen her, we kunnen het zien. We ervaren her. Het is een ervaring die zich in ons voordoet. De hele ervaring van dit moment verschijnt in Bewustzijn. Nergens anders.

En dat zet alles op zijn kop, want in plaats van dat ik me in het lichaam bevind, is het lichaam een ervaring

die plaatsvindt in Bewustzijn. Het is dus het leven, of

Bewustzijn, of hoe je het ook noemen wilt, dat alles ervaart.

je zou dus kunnen zeggen dat Bewustzijn zichzelf er­vaart?

Bewustzijn ervaart zichzelf, absoluut. Maar als je nog dieper kijkt, zie je dat er eigenlijk niets gebeurt, dat er

helemaal niets is.

Hoe komt het dan dat Bewustzijn zichzelf voortdurend over het hoofd ziet?

251

Dat komt door die aandachtsgewoonte, want die

brengt een gevoel van ik en jij voort, en de indruk dat er sprake is van een afzonderlijk bestaan, los van alle

andere dingen.

Is dat niet een kwestie van conditionering van het den­ken?

Dat is secundair. We kunnen ook een gevoel van afge­

scheidenheid hebben zonder denken. Zolang de aan­

dacht gericht blijft op objecten zal dat gevoel blijven

bestaan. In de eerste zeven jaar van ons leven spelen gedachten nauwelijks een rol, en wat er gedurende die

periode in je omgeving gebeurt, gaat bepalend wor­

den voor de manier waarop je cellen reageren op het

leven. En als de cellen dan verkrampen, wat eigenlijk

altijd het geval is, vertaalt zich dat in het gevoel dat de

dingen niet oké zijn, dat er iets mis is. En het denken

is niets anders dan onze vaardigheid om problemen op

te lossen. Dus zodra het gevoel opkomt dat er iets mis

is, gaat ons denken ons proberen te helpen. Daar komt

het denken dus om de hoek kijken.

Tijdens mijn bijeenkomsten doe ik vaak een experi­

ment waarbij ik mensen vraag of ze in staat zijn om dit

moment als een kus van het goddelijke, van de geliefde

te ervaren. En als mensen dat lukt- sommigen kun­

nen het niet omdat hun systemen te zeer getraumati­

seerd zijn- dan zeggen ze altijd dat het denken stopt en dat alles goed is zoals het is.

252

Betekent dat dat het denken stopt als het lichaam niet langer verkrampt is?

Het denken stopt dan. Dat wil zeggen: onnodig den­

ken stopt. Je kunt nog wel denken. Als je van A naar B

wilt, kun je nog steeds nadenken over hoe je dat gaat

doen.

je kunt nog autorijden.

Je kunt dan nog autorijden, je functioneert nog steeds. Het functionele denken werkt nog steeds perfect, maar

het obsessieve denken, het denken dat het probleem

probeert op te lossen dat je niet op je gemak bent met

het huidige moment, komt tot stilstand. Want zodra

er sprake is van een diepe ontspanning in het nu, valt

dat denkniveau gewoon weg. Dat heeft dan niets meer

te doen.

Zou je het kunnen omschrijven als een vorm van ontwa­ken?

Hier raak je een punt waar veel misverstand over be­

staat. Bewustzijn is altijd wakker. Bewustzijn heeft

nooit het gevoel dat het niet wakker is. Wat het gevoel

heeft niet wakker te zijn is het ik-gevoel dat voortkomt

uit de aandachtsgewoonte en de denkactiviteit die

plaatsvindt. Die zijn nooit wakker. Het hangt dus af

vanuit welk perspectief je kijkt. Bewustzijn ontwaakt

nooit, het is altijd wakker. Maar er vindt wel een fun-

253

damentele verschuiving plaats als je de dingen gaat

zien vanuit het perspectief van Bewustzijn, in plaats van vanuit het perspectief van het ik. Maar dan weet je gelijk ook dat je altijd Bewustzijn bent geweest en dat er niets ontwaakt is.

Ontwaken is dus een beetje een onhandige term, want als het ik-gevoel erover hoort, wil het tot ontwa­ken komen. Maar dat kan het nooit zelf doen, want

het ik-gevoel is al een activiteit.

Ontwaken is dus eigenlijk het ophouden van een activi­teit.

Nou ja, eigenlijk niet eens het ophouden ervan, maar

de herkenning van die activiteit, en het zien dat die

activiteit niets met jou te maken heeft. Het is gewoon

een activiteit die gericht is op de overleving van het lichaam.

Maar het piekeren houdt wel op. je maakt je geen zorgen

meer.

Ja, maar ook dat kan weer de kop opsteken. Het pieke­

ren, en vergelijkbare activiteiten, kunnen weer terug­

komen, maar ze worden gezien en niet langer serieus

genomen. Ik ben niet erg goed thuis in de religieuze

tradities, maar wat beschouwd wordt als sahaja sama­dhi, de hoogste natuurlijke staat van zijn, is geen toe­

stand zonder gedachten. Er kunnen dan wel degelijk nog gedachten opkomen.

254

Dat is ook nodig om je leven te kunnen leven.

Ja.

Het is dus iets natuurlijks dat gedachten opkomen.

Ja. Dat is helemaal geen probleem.

Maar denk je niet dat mensen in het algemeen in een

soort collectieve waanzin leven, omdat ze ervan uitgaan dat ze individuen zijn?

Absoluut. Als we heel rationeel onderzoeken waar ons

lichaam begint en· eindigt, en we zien dat het lichaam niet zonder zuurstof kan ... en dat kun je heel makke­

lijk onderzoeken; iedereen die daar niet van overtuigd is kan een plastic zak over zijn hoofd trekken en kijken

wat er gebeurt, dat is meestal wel afdoende. Het li­

chaam kan dus niet zonder lucht, dat valt heel makke­

lijk aan te tonen. En waar begint en eindigt de lucht?

Wat heb je nodig om te kunnen ademhalen? Daar heb

je de zon voor nodig, het hele ecosysteem, de natuur,

de hele planeet, alles. In feite heb je het hele universum

nodig om te kunnen ademhalen. Dus waar blijft dan

die afgescheidenheid?

Maar het probleem is dat het voor de meeste men­

sen een concrete en voortdurende ervaring is dat ze afzonderlijke individuen zijn, als gevolg van hun

aandachtsgewoonte, en dat niemand hen ooit heeft

uitgenodigd om hun aandacht ergens anders op te

255

richten. Er is een hele mythe ontstaan rondom ver­

lichting, waardoor mensen proberen tot ontwaken te komen, terwijl juist die pogingen het gevoel dat ze niet ontwaakt zijn in leven houden. Ze zitten dus vast in een vicieuze cirkel die hen in leven houdt als individuen.

Ja, in feite is het krankzinnig, de manier waarop de mensheid functioneert. In die zin is het interessant om nog een ander aspect te bekijken, en dat is stress. De manier waarop we omgaan met ons lichaam als er

sprake is van stress ... hebben we het gevoel dat we tijd hebben om rust te nemen als we rust nodig hebben, en

dat we tijd hebben om fatsoenlijk te eten, of stouwen

we gauw maar wat eten weg en drinken we er een kop

koffie bij? We gaan heel slecht met ons lichaam om, we gaan slecht met andere mensen om, we gaan slecht

met de natuur om.

Als dingen die in de weg staan.

Precies, omdat we in de vecht- of vluchtstand staan. Voor ons is iedereen eigenlijk niet meer dan een mid­

del om iets te bereiken. Mensen geven ons daar de ruimte voor, of ze zitten ons in de weg. Zodra ons sy­

steem gestrest raakt- en dat zijn we gewend, want we

zijn opgegroeid in een stresscultuur, we hebben geleerd

dat we nergens genoeg tijd voor hebben - leven we in de waanzin, zou ik zeggen. Zodra er sprake is van

stress zijn we, door de manier waarop ons zenuwstel­sel functioneert, niet meer in staat om goed met ons

256

lichaam om te gaan, en met onze buren en familie en collega's, en met de natuur. We blijven maar rennen. Maar de natuur zit zo niet in elkaar. Als je naar wilde dieren kijkt dan zie je dat ze alert zijn, maar niet ge­strest. Ze hebben een soort collectieve alertheid, ze let­

ten op, en als er gevaar dreigt wordt er adrenaline in

hun systeem gepompt en staan ze klaar om te vechten of te vluchten, maar zodra het over is worden ze van­

zelf weer rustig.

Klopt. Maar toen ik die vraag stelde over de collectieve waanzin waarin we leven, had ik het eigenlijk over het

gevoel van ajgescheidenheid, het gevoel een individu te zijn. Is dat niet de kern van alle waanzin?

Nou, kijk, het één staat rechtstreeks in verband met het ander.

Dat wil zeggen: de illusie van ajgescheidenheid creëert

stress?

Ik zou zeggen dat stress de illusie van afgescheidenheid

creëert. Want de meeste mensen worden 's morgens

wakker, en het eerste wat ze dan denken is 'Wat moet

ik vandaag doen?', en daarmee begint de stress. En dan is er meteen ook sprake van een 'ik' en een 'doen', en is het systeem al aan het rennen, ervaart het al druk.

Het staat dus al in de overlevingsstand vanaf het moment

dat we wakker worden?

257

Ja, en dat houdt meestal pas op als we in slaap vallen. En als we steeds maar in die overlevingsstand staan, slapen we ook niet erg diep, want dan blijft het systeem in de vecht- I vluchtstand hangen, ook al heb je een paar whisky's gedronken en naar de tv gekeken. Het

komt nooit volledig tot ontspanning, de stress heeft zich als het ware vastgezet in het gevoel dat het leven

een last is. Als je kijkt naar de enorme omvang van het universum, van al die sterrenstelsels, en je kijkt dan weer hoe een cel functioneert, dan zie je in feite steeds weer een wonder. Maar in plaats van het wonder van dat alles te zien en in een liefdesrelatie met het leven te leven, zitten we vast in een stressrelatie en ervaren we her leven als een last.

Maar als de aandachtsgewoonte tot ontspanning komt, als de stress afneemt, dan begin je plotseling ie­dereen van buiten af aan te voelen. Je maakt binnen jezelf contact met hun beleving van de werkelijkheid. Want her gebeurt allemaal in jou. Je projecteert de dingen niet langer buiten jezelf, en je begint mensen steeds beter aan te voelen. Je weet war er in hen ge­beurt omdat je weet war er in jezelf gebeurt. Het is een

volkomen andere manier van functioneren die ontstaat doordat je onder ogen ziet dat er sprake is van onop­houdelijke stress, en dat die het gevoel voortbrengt dat we over onszelf hebben. En dan ga je je afvragen of die stress datgene is wat je bent. En ik denk dat het vrij makkelijk te zien is dat het niet meer dan een gewoon­te is, dat het niet is wat we zijn. Je stelt jezelf de vraag: is die gewoonte nuttig en bevredigend? Heb je er op

258

welke manier dan ook wat aan? Helpt hij je? Voor de meeste mensen is het redelijk makkelijk in te zien dar dat niet zo is.

In dit verband gebeurt er in de bijeenkomsten die ik houd vaak nog iets opmerkelijks. Als ik mensen vraag hoeveel van hen er zulke gewoonren op nahou­den, steekt iedereen zijn hand op, en als ik vraag wat het pereenrage van de tijd is dat die gewoonren een

rol spelen, zeggen de meeste mensen 99,999% van de tijd. Het is dus duidelijk dat ze het grootste deel van de tijd een belangrijke rol spelen. Maar dan komt de volgende vraag: als dat allemaal automatisch en onbe­wust gaat, wie doet het dan eigenlijk? Want het is wel duidelijk dar jullie her niet doen. Het gebeurt gewoon. Het verschilt niet van ademhalen en voedsel verteren en al die andere automatische functies. Het is het leven zelf dat het doet. En dat is een erg belangrijke vaststel­ling, want dan is identificatie met het lichaam of een verondersteld 'ik' ook een automatische, onbewuste activiteit die door niemand gedaan wordt. En vanuit dat ik-gevoel zeg je: ik heb her gedaan. Maar er is he­lemaal niemand die zich met dat 'ik' geïdentificeerd

heeft. Het is niet meer dan een automatische, onbe­wuste gewoonte waarvan niemand zich de eigenaar kan noemen.

Het probleem is dus dat als er sprake is van identifi­catie, er niet begrepen wordt hoe die plaatsvindt. Men heeft nog steeds het idee: ik heb her gedaan. Zolang het ik-gevoel onze ervaring kleurt, zal er sprake zijn van schuld en schaamte, en daarmee komen er weer

259

nieuwe lagen bovenop de al bestaande lagen van illusie

te liggen die het zo moeilijk maken om te zien wat er nu eigenlijk gebeurt. Het is dus heel belangrijk dat ge­zien wordt dat er in feite niemand is die iets doet. Er is alleen maar Bewustzijn, er is altijd alleen maar Dat.

De kern van de identificatie is dus het ik-gevoel. En als je daar doorheen kijkt, houdt de illusie van identificatie onmiddellijk op.

Precies. Dan zie je dat elke identificatie niet meer is dan een automatisch proces. Bewustzijn identificeert zich nooit ergens mee. Het is altijd vrij, altijd aanwezig. In

die context kunnen we de uitnodiging van Ramana Ma­harshi ook goed begrijpen. Zijn uitnodiging was: wat je ogen ook zien, wie is zich daar van bewust? Het ant­

woord moet zijn: dat ben ik. Wat hij in feite doet is de aandacht verplaatsen naar Bewustzijn zelf Zolang het leven zich volgens oude gewoonten en langs gebaande paden afspeelt, verzamelen we een hoop denkbeelden en zien we niet helder wat is. Als dat heldere zien er een­

maal is, heb je al die denkbeelden niet meer nodig. Dat

valt allemaal weg, je hebt ze niet meer nodig.

Had jij zelf een leraar nodig om tot dat heldere zien te komen?

Ik geloof niet dat een leraar noodzakelijk is. Ik denk

wel dat een leraar je enorm kan helpen, maar nodig

is het niet. Het is net zoiets als gitaar leren spelen. Je

260

kunt een gitaar pakken en zelfleren hoe je er geluid uit kan krijgen, maar als je niet eens weet hoe je het ding moet stemmen, gaat dat een hele tijd duren. Maar als er iemand tegen je zege: oké, dit is de manier waarop je de gitaar moet stemmen, dit zijn een paar akkoorden, dan gaat het allemaal een heel stuk sneller. De manier

waarop ons zenuwstelsel werkt, maakt helder zien erg moeilijk, en als iemand ontwaakt zonder dat er iemand oplet wat er gebeurt- ik denk aan Byron Katie en aan Ramana- gaat dat altijd gepaard met verwarring als

ze geconfronteerd worden met oude patronen en ge­woonten. Maar zo iemand zou ik geen leraar willen noemen. Ik noem het eerder een vriend, iemand die meer gezien heeft dan jij en die je aandacht kan richten op de dingen die voor jou van belang zijn.

�ar richtte jouw leraar je aandacht op? �t had je nog niet gezien?

Toen ik Papaji ontmoette, zei hij tegen me: 'Oké, je

bent al heel ver. Maar nu moet je je aandacht gaan richten op Bewustzijn zelf.' Toen hij dat zei, had ik

zoiets van: '0, natuurlijk, dàs toch duidelijk!' Maar het maakte toch een enorm verschil.

Kon je vanaf dat moment je aandacht elk gewenst mo­ment op Bewustzijn richten?

Absoluut. Maar dat kan iedereen. Als we kijken wat

aandacht eigenlijk is ... aandacht is een bewustzijnsfo-

261

cus. Het is alleen maar een focus, een richtpunt. En als herkend wordt dat die focus in Bewustzijn verschijnt, en dat Bewustzijn er altijd is, dan gebeurt er iets, voor­

al als je bij iemand bent die dat ook weet. Dan vindt

er een bepaald soort communicatie plaats, en mensen zien dat, herkennen het. Dat gaat heel snel, dat neemt nauwelijks tijd in beslag. Dus als je iemand ontmoet

waarvan het systeem beter afgestemd is op wat is, dan is dat een prachtige kans. Het geeft je zenuwstelsel een kans die het niet krijgt als je alleen maar een boek

leest.

Ik heb de indruk dat dat soort dingen vaak gebeurt tij­dens je bijeenkomsten: dat mensen dat gevoel van reso­nantie ervaren.

Ja, dat klopt, vooral als er een groep mensen bij elkaar

zit die allemaal met elkaar resoneren. Dat groeit uit tot

een uiterst krachtig gevoel. Vaak gebeurt het dan dat er iemand binnen komt lopen die helemaal niets weet

over non-dualiteit, en dar die dan letterlijk binnen een paar seconden in de stoel gaat zitten en gaat vertellen

wat hij zojuist gevoeld heeft, zonder dat ik lang aan het

woord ben geweest. Ze lopen dan letterlijk dat ener­gieveld binnen. En wie kan zich dat soort dingen toe­eigenen als ze gebeuren? Ze gebeuren gewoon vanzelf, en dat is prachtig.

je bent hier op een keer over gaan spreken. Hoe is dat gegaan?

262

0, dat is een leuk verhaal. Ik had een ervaring van non-dualiteit toen ik negentien was. Dat veranderde de richting die mijn leven nam volledig. Zo wilde ik verder leven. Ik was nergens anders meer in geïnteres­seerd, en ik hield me ook met niets anders meer bezig. Op een gegeven moment was ik bezig met 'bewust­zijnswerk', en dat was heel erg gericht op bewust­wording van het feit dat onze aandacht onze ervaring bepaalt. Daarmee reisde ik de wereld rond, en ik had daar veel succes mee. Ik zag dat de manier waarop we als diersoort functioneren niet lang meer vol te hou­

den is, en ik wilde een betere manier van functioneren introduceren die de gang van zaken in de wereld zou kunnen veranderen.

Ik was op dat moment niet erg onder de indruk van goeroes, want ik had een hoop mensen naar Sai Baba zien gaan en horen praten over wonderen die ze gezien

hadden, en mensen die naar Osho gingen . . . maar ik zag geen transformatie. Ik zag bij veel mensen die er mee bezig waren dat hun spirituele ego's nog groter werden dan ze daarvoor al waren, en ik zag ook dat als

je iemand op een voetstuk zet en hem hoger maakt dan

jezelf, dat je je dan op heel glad ijs begeeft. Ik vond het eigenlijk nergens goed voor. Ik was dus behoorlijk op mijn hoede voor het hele goeroespelletje.

Op een dag hoorde ik een vriend die wel eens een van mijn weekendbijeenkomsten had bijgewoond over

Papaji praten, en ik zag dat hij veranderd was, dat er een transformatie had plaatsgevonden. Ik vroeg hem

wat er was gebeurd. Hij zei dat het gebeurd was toen

263

hij naar Papaji was gegaan, en dat maakte iets bij me los. Ik ging naar Papaji. Ik kon daar maar drie weken

blijven, want daarna moest ik weer naar Nieuw-Zee­land voor een paar bijeenkomsten. Toen ik eenmaal

in Nieuw-Zeeland was, kon ik niet meer doen wat

ik daarvoor altijd had gedaan. Er was iets veranderd

in mij, en ik zei tegen de mensen daar: sorry, maar ik

kan het niet meer. Hun reactie was: 'Nou, we hebben

zoveel gehad aan wat je eerder hebt gedaan bij ons.

Als je iets nog beters hebt gevonden, willen we dat

van je zien.' Ik zei dat ik daar helemaal niet geschikt

voor was, dat het nieuw voor me was en dat het al­

lemaal nog een plaats moest krijgen. Maar ze zeiden:

dat maakt ons niets uit. Doe het maar gewoon. Dat

was in feite mijn eerste satsang. Maar ik wilde me he­

lemaal niet meer vastleggen. Ik wilde alleen maar naar

Lucknow, om bij Papaji te zijn en alles in me op te

nemen. Ik wilde ophouden met al mijn activiteiten

en de tijd nemen om bij hem te zijn en alles tot in

mijn vezels door te laten dringen. Toen ik daar aan­

kwam, riep hij me bij zich, en hij zei: 'Je hebt de di­

amant gevonden. Nu wil ik dat je beschikbaar bent.'

En toen begonnen mensen me uit te nodigen. Ik heb

daar nooit iets voor gedaan. De uitnodigingen kwa­

men gewoon binnen, en ik nam ze aan, en op een

bepaald moment vroegen een paar mensen aan me:

kunnen we een retraite bij je doen? Ik zei: wat is dat?

Nou, zeiden ze, we willen graag een weekend met je

doorbrengen. En zo is het gekomen. Ik heb het totaal

niet gepland, het is gewoon gebeurd.

264

Ondanks de vele bijeenkomsten die overal gehouden wor­den, blijven veel mensen zeggen dat de waarheid niet uit­gesproken kan worden.

Maar ik kan wel de lagen blootleggen die de waarheid

verhullen. Dat gebeurt door te zien, door mensen uit

te nodigen om te zien, in plaats van ze informatie te

geven, en door ze in een gesprek te laten voelen wat

ze zelf al weten. Ik stel vragen, bijvoorbeeld wat er ge­

beurt als je anders gaat kijken en je je ogen gaten laat

zijn waar het licht door naar binnen valt- dat soort

dingen. Op die manier kunnen mensen ervaren wat er

gebeurt met hun gevoel van begrensd zijn en hun zelf­

gevoel, en hoe stress werkt. En dan gaan ze het zien:

wow! Ze zien dat het zo in elkaar zit. Ik spreek uit wat

ik ervaren heb, wat ik ken.

Je laat hen ontdekken wat ze eigenlijk al weten.

Absoluut. Ik laat ze zien wat ze altijd al hebben gewe­

ten.

265

Philip Renard

Bewustzijn is leegte die constant kent

Philip Renard werd in 1944,

tijdens de Hongerwinter, ge­boren in Amsterdam in een gezin

van gereformeerde ouders. Hij

deed een opleiding aan de Riet­veld Academie, en werkte vanaf

1965 als typograflsch ontwerper

bij uitgeverij De Bezige Bij. In de

loop van de jaren ontwierp hij omslagen en binnen­werk voor boeken van o.a. Harry Mulisch, Hermann Hesse en Carlos Castaneda. Tot 1980 bleef hij werk­

zaam als graflsch ontwerper.

Op de middelbare school ontwikkelde hij een ster­ke belangstelling voor de spirituele dimensie van het

leven, in het bijzonder het zenboeddhisme, dat won­derwel aansloot bij de rebelse geest van hemzelf en zijn

267

generatie. In 1966 leerde hij de op non-dualistische leest geschoeide latihan kennen, een door de Indo­nesiër Bapak Subuh doorgegeven niet-conceptuele, energetische oefening waarin je stilte leert ervaren in

alle beweging, en leegte in de vorm. Bapak noemde zichzelf geen leraar, maar innerlijk had Philip toch een gevoel met deze leraar dat op een soort leraar-leerling­schap neerkwam. Door Bapak leerde hij het grootse van Niet-weren kennen.

Vanaf eind jaren zeventig werkte hij een paar jaar als beeldend kunstenaar. Tijdens een persoonlijke cri­sis kwam hij in 1979 in aanraking met 'Padwerk'. Na drie jaar opleiding daarin begon hij zelf mensen re be­geleiden in therapeutische sessies, en leidde hij ande­ren op in dit werk. Ongeveer vijftien jaar lang bleef her therapeutisch begeleiden zijn beroep.

Vanaf 1982 werd hij enige jaren diepgaand beïn­vloed door de Amerikaanse leraar Da Free John. Via hem maakte hij kennis met geestelijke en religieuze tradities waar hij nog niet mee bekend was. Met name zijn kennismaking met Ramana Maharshi, die in de jaren zestig begonnen was, werd hierdoor verder ver­diept. Ondanks zijn sterke affiniteit met Da Pree John heeft hij die nooit als zijn leraar beschouwd.

In 1986 ontmoette hij Alexander Smit, die hij wel als zijn leraar heeft ervaren. Via hem voelde hij zich ook ingebed in de traditie van Nisargadatta Maharaj en diens leraar Siddharameshwar. Dankzij de aanwe­zigheid en het onderricht van Alexander kwam hij eind 1987 tijdens een maandenlange retraite in Spanje tot

268

het besef van zijn wezenlijke natuur. Na die tijd was er sprake van een periode van rijping, waarin hij verdere invloeden onderging van Lakshmana Swami (een leer­ling van Ramana), Ganapatrao Maharaj (een leerling van Siddharameshwar) en lsaac Shapiro.

Na een proces waarin het gevoelsaspeet en het in­zichtsaspect langzaam maar zeker begonnen samen te vallen en hij uiteindelijk zijn eigen woorden leerde vertrouwen, begon hij in maart 1999 met het geven van satsang. Hierin nodigt hij iedereen die aanwezig is uit zijn of haar innerlijke verhaal te onderbreken en te kijken naar wat er al is: dit, nu, zonder weten, zonder verhaal. Dat zien is vrijheid, je wezenlijke natuur.

In 2000 richtte hij de Stichting Advaya op, die hij als middel beschouwt om het universele, voor ieder mens geldende karakter van het non-dualisme te be­nadrukken. Vanaf2001 ontstond er door de regelmaat van satsang een groep leerlingen (sangha) rond hem met wie hij een hansconnectie voelt.

In oktober 2011 zag hij zich door aanhoudende gezondheidsproblemen genoodzaakt de satsangs en andere activiteiten te stoppen. Of dit een tijdelijk ka­rakter heeft, is nog onduidelijk.

De ontmoeting met Philip is allerhartelijkst. Ondanks zijn slechte gezondheid maakt hij een energieke in­druk. Zijn boeken en artikelen suggereren wellicht dar hij een uiterst serieuze man is, maar de werkelijkheid is genuanceerder. Serieus is hij, maar er is ook veel ruimte voor relativering en humor. Hij beschikt over een rijk

269

arsenaal aan verhalen en anekdotes die hij onbekom­merd prijsgeeft. Met regelmaat loopt hij naar een van zijn boekenkasten om een werk tevoorschijn te halen dat zijn woorden kan illustreren of kracht bijzetten.

Een facsimile van een handgeschreven tekstje van Ra­mana Maharshi roept een verdwenen wereld op. Zijn oude bureau vol boeken kijkt uit op een winterse tuin.

Onder en tussen de vele woorden die uitgesproken

worden, blijft steeds een groot respect voor het inner­lijk weten voelbaar dat we met elkaar delen.

Ik heb dit boek Gesprekken over het Onveranderlijke

genoemd Bestaat er eigenlijk wel zoiets als het Onveran­

derlijke?

Nee. Omdat je het woord 'bestaat' noemt, zeg ik nee, want bestaan is juist wat zich afspeelt, wat veranderlijk

is. Alles is constant in beweging, en dat zou je 'be­staan' kunnen noemen, maar de werkelijkheid is altijd

hetzelfde, en die schenkt die beweging, continu. Het bestaan rijst daarin op. Het Onveranderlijke is dat wat

het mogelijk maakt dat dit verrijst, deze aanwezigheid,

dit bestaan. Je zou het ook zo kunnen zeggen: 'Dat wat is' bestaat zelf niet, maar schenkt wel voortdurend alle

bestaan. Het Onveranderlijke kan nooit al iets op zich

zijn; dan zou het namelijk meteen een soort verande­ring kennen, een begin, een grens, een verschil met

iets anders. Zodra je denkt: ja, maar het is er toch, het bestaat toch ...

270

... dan wordt het weer een object. Daarom moet je oppas­

sen als je het woord 'het Onveranderlijke' gebruikt, want

daardoor lijkt het al een object.

Ja, daarom zeg ik ook dat er niet iets 'buiten' mij is, buiten Bewustzijn. Dat kan gewoon niet. Dat is voor mij zo diepgaand, want juist daardoor wordt Dit zo

vrij, de huidige vorm, deze aanwezigheid, dit bestaan. De vorm rijst op uit dat wat nooit aan iets vastzit.

Maar als je zegt: er is niets buiten mij, dan betekent dat

dat je zelf dat Onveranderlijke moet zijn, als je er vanuit

gaat dat je er zelf bent.

Ja, dat is absoluut zo. Dat geldt voor iedereen. De

boeddhisten hebben ons in dat opzicht een heleboel aangereikt dat een verbetering is ten opzichte van de

advaitische taal. Met name bepaalde aspecten van zen en dzogchen bieden iets waarvan je kunt zeggen: ja,

dit is de hulp waardoor je niet in de valkuil stapt om

er toch weer een 'bestaan' van te maken - dat er een Absolute zou bestaan dat losstaat van de huidige aan­

wezigheid.

Wát is het dan dat de boeddhisten ons hebben aange­

reikt?

Dat is het mollen van het idee dat het Absolute iets

zou zijn. Want dat idee houdt het verlangen in stand om het te willen bereiken. Dat is het kernpunt dat bij-

271

voorbeeld in de Hart-soetra zo mooi wordt verwoord: 'Vorm is leegte, en leegte is niets anders dan vorm.'

Dat berekent dat dat wat is, niet iets is, en daarom in de ware zin van het woord niet bestaat, het is leeg. Juist

daardoor verschijnt alle vorm in volkomen vrijheid, en

kun je alles vanuit die vrijheid beoordelen, en niet van­

uit een oud programma. Zo'n oude conditionering, bijvoorbeeld schuldgevoel, of beschuldiging, steekt ra­

zendsnel de kop op. Dat is de schoonheid, vind ik, dat als je eenmaal aanbeland bent bij het Onveranderlijke,

dat je dan voelt: o, maar nu kunnen we in vrijheid met elkaar omgaan, nu kunnen we het oneens zijn met

elkaar zonder boos op elkaar te worden of elkaar er­gens van te beschuldigen. We gaan elkaar niet meer

bedriegen of zo. Al die lulligheden blijven dan gewoon

achterwege.

Een van je boeken draagt de titel Ik is een deur. �ar verwijst het woord 'ik' volgens jou eigenlijk naar?

Het woord 'ik' draagt een zekere dubbelheid in zich, waardoor het voor jezelf duidelijk moet zijn waarover

je het hebt. Ik is ook geen deur, natuurlijk. Als je heel

hard gaat roepen dat 'ik' niet bestaat, dat het ego niet

bestaat, dan kan het zijn dat je denkt geen verantwoor­

ding meer af te hoeven leggen voor dingen die je doet

en die anderen benadelen. Je kunt dan gaan zeggen:

'Maar dat deed ik niet. Ik bestaat toch niet?' We heb­ben ook zoiets als menselijk verkeer - bijvoorbeeld

in de man-vrouw-verhouding speelt dat een rol - en.

272

daarin moet je niet steeds aankomen met: ik ben het

Absolute. Maar alle termen moeten uiteindelijk wel

stukgemaakt worden. Alles, ook het woord 'ik'. Dan

blijft alleen nog over wat echt is, en dat schenkt alle

veranderingen, de mooie dingen, de lelijke dingen ...

En dat is wat je bent.

Ja, honderd procent.

En als je dat wat je bent 'ik' noemt, kun je dat woord dus

weer wel gebruiken.

Ja, dat heb ik ook gedaan in Ik is een deur.

Maar als mensen gewoon zeggen: ïk liep naar buiten:

verwijst dat 'ik' dan ook nog ergens naar?

Ja, dat is de vorm, die mag toch gewoon naar buiten lopen? Dat is heel onschuldig.

Toch blijft 'ik' een lastig woord. Wiánt het is te koppelen

aan het Onveranderlijke dat iedereen is, maar ook aan het waanidee een afoonderlijke entiteit te zijn.

Het gaat om de bereidheid om goed te blijven kijken.

Wam er is steeds de mogelijkheid om het Onverander­

lijke te herkennen, om elkaar aan te kijken en te zeg­

gen: wij verstaan elkaar, en wat er gezegd wordt kun­

nen we meteen beoordelen vanuit die leegte, vanuit

273

Dat wat Is. Want je weet dat je Dat bent, dat dat al het geval is. Het is er al. Het hoeft dus niet bereikt te wor­den - het kan niet bereikt worden. Dat wat je zoekt is de hele üjd al het geval. En dat wordt door al die

zoekbewegingen uitgesteld of weggeduwd. Elke zoek­beweging is in feite een ontkenning van dat wat al het geval is. Waar het eigenlijk om draait is dat de vraag losgelaten moet worden hoe je daar kunt komen.

De hoe-vraag is in feite overbodig.

Ja, en daarmee onzinnig.

Terwijl men juist op die vraag een antwoord wil hebben.

Ja, dat gebeurt steeds, en dat is ook war in flitsjes dui­delijk kan worden. Maar omdat het zo in ons systeem ingebakken zit, lijkt de zoektocht naar de waarheid vaak op een verslaving.

En in het intermenselijk verkeer wordt de aandacht ook steeds weer getrokken naar het denkbeeldige onderscheid tussen ik en jij.

Ja, maar dat is toch geen probleem?

Mensen kunnen daar dan toch weer in gaan geloven, ook al hebben ze flitsen gezien van de illusie ervan. Op het moment dat je het in een gesprek weer over 'ik' en Jij' hebt, worden die begrippen weer realiteit.

274

Ik vind dat niet zo'n bezwaar. Wij zaten daarnet ook te praten over jouw en mijn herinneringen en belevenis­sen, en ik ervaar dat niet als problematisch, ook al weet ik dat het slechts verschijnselen binnen Bewustzijn zijn, en niet meer dan dat. We kunnen er ook nog boeken bij pakken, dat zou nu ook nergens op slaan, maar het zou desondanks geen ware hindernis vormen.

Ik zie vaak dat mensen maar aan het zoeken blijven, wat vreemd lijkt als men al glimpen heeft gezien van wat wer­kelijk is en het 'ik' doorzien is. Wtlarom blijven ze dan toch zoeken en beginnen ze steeds weer van voren af aan?

Ik geloof dar je die waarom-vraag niet kan en mag stel­len.

je denkt dat het iets onvermijdelijks is?

Ja, ik neig er steeds meer naar om dat te denken. Het is een gelukzalig iets om je leven eraan te wijden dat anderen tot herkenning van hun ware natuur mogen komen. Daarbij is het onvermijdelijk dat de herken­ning ook vaak weer wegvalt - volgens mij zit daar her probleem nier.

Wtlar zit het probleem dan wel?

Het punt is dat er meestal niet een bereidheid is om met de eigen beperking om te gaan. De zoeker is juist gaan zoeken om verlost te worden van die beperking,

275

hij hoopt of gelooft echt dat in de veronderstelde rea­

lisatie die beperking beëindigd is. Het is daarom nodig dat je die beperking zo diep tot je door laat dringen dat je je daarin eigenlijk alles laat afpakken. Dat je bereid

bent nu te sterven, en dat de werkelijkheid het hele­maal mag overnemen - overigens niet als een bezwaar tegen deze beperkte vorm. Deze vorm is geen hinder­nis in dit opzicht. Integendeel, deze vorm is vloeiend, en hij is genoeg. Het lastige van het onderricht is dat de woorden van een zoeker of leerling wel helemaal

kunnen kloppen, zelfs letterlijk een verwoording van 'realisatie', maar dat het gevoel dat je erbij krijgt een

totaal andere werking heeft. Juist dit onderwerp van de

eigen beperking ontglipt vaak de mogelijkheid om het in woorden te communiceren.

je schrijft ergens dat 'ik' eigenlijk een gevoel is.

Ja, het komt gewoon langs.

Als gevoel, meer dan als concept of idee?

Het gaat om 'the sense of I'. Het gevoel 'ik'.

Vaak wordt er gezegd dat 'ik' niet meer is dan een idee.

Dat vind ik te star. Ik kan daar niet in meegaan, omdat

het veel vloeiender is dan dat. Ik heb het woord 'gevoel' gebruikt in de hoop dat dat voor veel mensen herken­

baar zou zijn. Als je naar de tram loopt, kun je zeggen:

276

voor mijn gevoel liep ik naar de tram. Als een ander

dan zegt: 'Nou, dat was niet meer dan een idee', dan blijf ik toch zeggen: het was mijn gevoel dat ik daar liep.

Als je zou vragen: 'Wie loopt?', dan zou je wel meteen geconfronteerd worden met het Onveranderlijke. Daar

past geen woord meer op. Maar dan treedt daarin iets op waarmee je je wel eventjes kunt identificeren, met die lopende vorm, of met de gewaarwording dat je een

verkeerd kaartje koopt of zoiets. En als je dan de vraag

stelt: 'Wie overkomt dit?', dan kun je meteen even mee­maken dat alles wegvalt. Geen enkel ik-gevoel. Maar het

volgende moment moet je weer handelen, moet je wel even een nieuw kaartje kopen of de tram verlaten.

En dat gebeurt dan op basis van een soort ik-gevoel?

Ja, of vanuit een stroom waar je helemaal geen zeg­genschap over hebt. Een tijdelijke identificatie. Het gebeurt gewoon. Dat is gewoon jouw baksel, hoe dat

in elkaar zit, het is een geheel. Tja, dat is gewoon een

wonderbaarlijk iets. Maar het woord 'ik' verschaft je wel de mogelijkheid om te zien dat je altijd uit de­

zelfde ogen kijkt. Er zijn geen twee ikken.

�t had Ramana Maharshi naar jouw idee voor ogen toen hij mensen adviseerde om zichzelf de vraag te stellen: 'Wie ben ik?'

Nou, ik denk dat hij dat in de eerste plaats deed om­

dat dat op hemzelf een enorm effect had gehad. Die

277

fundamentele vraag heeft in feite alles bij hem in gang gezet toen hij die doodservaring op zijn zestiende had, en hij zich afvroeg: wie gaat er dan dood, wie sterft hier, wie, wie? En ik moet zeggen dat ik ook in het

aanreiken van mijn inzicht aan anderen gemerkt heb dat ik steeds weer op die vraag blijf terugkomen. Maar ik heb gaandeweg ook een andere vraag ontdekt die dezelfde kracht heeft. Die vraag heb ik zelf wel op een bepaalde manier geformuleerd, maar die was naar vo­

ren gekomen bij het lezen van twee tekstfragmenten uit I Am That van Nisargadatta Maharaj. Toen ik die

las, realiseerde ik me opeens dat als je deze vraag in een bepaalde verwoording stelt, er precies hetzelfde gebeurt als bij de vraag van Ramana. Er valt dan iets weg, volkomen weg, iedere identificatie. Het verstand blijft dan plotseling totaal verstoken van voedsel- iets wat bij andere vragen niet gebeurt. Ik heb die vraag

geformuleerd als: 'Wat maakt dat ik dit als zo werkelijk beleef?' Want kennelijk wordt dit als werkelijk beleefd.

We gaan er niet steeds vanuit dat we in een illusie le­ven. Dus: wat maakt nou dat dit als zo werkelijk be­leefd wordt?

Daar is eigenlijk geen antwoord op te geven.

Zie je nu dat er hetzelfde gebeurt als bij die vraag van Ramana?

Het is denk ik net zoiets als het effict dat een koan kan hebben.

278

Het zou kunnen dat een koan wel een vergelijkbaar effect geeft, maar ik zie toch een duidelijk verschil.

Bij een koan is de mogelijkheid om een 'goed' of 'ver­keerd' antwoord te geven, terwijl dat na een vraag als 'Wie ben ik?' helemaal niet kan. Ramana liet via deze vraag alleen maar de stilte zijn werk doen. 'Wie ben

ik' laat de hele zaak stilvallen, en dat kan een enorme impact hebben.

Anderzijds zie ik dat mensen vaak het gevoel hebben dat het gewoon niet waar kan zijn wat er in alle helderheid

tot ze doordringt.

Dat zie je in een satsang vaak gebeuren. Dan gaat ie­mand 'Ja, maar ... ' zeggen, en dan is het de taak van de leraar om te zeggen: je kunt en mag bezwaren op­werpen, maar doe dat nu even niet. Laat het inzicht nu

gewoon zijn werk doen. Je ziet nu iets, dus stel dat 'ja,

maar' even uit. Die tegenwerping komt heus nog wel op, maar laten we daar nu niet op reageren. Laat het zakken, wen eraan. Dan kan het rijpen.

Misschien is dat wel de belangrijkste functie van een satsang.

Volgens mij wel. En dan mag je het in de tussentijd

gerust hebben over 'ik dit' en 'jij dat', want dat is on­schuldig. En intussen krijgt het inzicht de kans om te rijpen.

279

In Ik is een deur zeg je ergens dat het erom gaat om tot

de grens van het ervaarbare te gaan en dan te stoppen met zoeken naar dat wat je bent.

Ja, dat is waar we het nu steeds over hebben. Dat we het ervaarbare wel eerst heel helder moeten krijgen -we moeten niet vaag zijn- maar dat we dan toch uitkomen bij iets onbenoembaars. Het interessante is dat leraren daar totaal verschillende dingen over kun­nen zeggen die allemaal waar zijn. Het is dan aan ons om te leren over die verschillen soepel te worden. Het

gaat er volgens mij om dat we zelf een taal leren han­teren die authentiek is, die van binnenuit komt. Dat is

volgens mij alles wat we nu te doen hebben.

En als die taal dan volkomen harmonieus en consequent opkomt, dan weet je dat er gesproken wordt vanuit een besef van het Onveranderlijke.

Dat denk ik ook, ja.

Het leerproces van de Leerling is eigenlijk het Leren ver­staan van de leraar.

Zo zie ik het ook. Ik heb in mijn boek Non-dualisme dan ook geprobeerd om de diverse talen die er op dit gebied worden gesproken in elkaar te laten vloeien en dat wat werkelijk identiek of verschilloos is zichtbaar te

maken. Dus om los te komen van 'ik ben boeddhist' en 'ik kom uit de advaita-hoek'. Ik hoopte dat er een taal

280

van waarachtigheid zou ontstaan die het Onverander­lijke als uitgangspunt heeft, en niet als eindpunt van een zoektocht. Het ging er mij helemaal niet om om allerlei tradities te ontdekken of te vergelijken, maar om die soepelheid te leren, zodat je door taal op zich heen kan kijken, en woorden weer als nieuw kan gebruiken.

Om te proberen onder woorden te brengen waar we het met z'n allen die hier mee bezig zijn over eens zijn.

Juist! Op een gegeven moment spreken we misschien een taal die door mensen van de meest uiteenlopende tradities verstaan kan worden.

Als je zo'n taal gebruikt, zijn paradoxen denk ik moeilijk te vermijden. Maar ik heb het gevoel dat zodra er sprake is van een paradox - bijvoorbeeld dat er wegen naar be­vrijding bestaan, en tegelijkertijd ook niet-je heel dicht

bij de waarheid zit. De waarheid wordt volgens mij het zuiverst middels een paradox tot uitdrukking gebracht.

Volgens mij is dat inderdaad zo. Nisargadatta deed dat

vaak in I Am That. Alexander Smit, mijn leraar, deed dat ook. Daardoor werd ik zo door hem geraakt. Ik

had bij hem het gevoel dat ik kon zeggen wat ik wilde, en dat ik vaak gelijk had, maar hij wist toch altijd mijn

gelijk weer onderuit te halen, omdat het niet meer dan een concept was. Dan zei hij: 'Jouw gelijk wil niet zeg­gen dat je daarmee de waarheid te pakken hebt.' Won­

derbaarlijk. Er wordt dan iets onder je uit gezaagd.

281

Dat gebeurde bij mij tenminste, waardoor mijn liefde voor die teaching, of dat soort teaching, heel groot is

geworden. Dat het werkelijk nier rechtstreeks en op rationele wijze aangewezen kan worden, maar dat je er desondanks over mag spreken. Er hoeft geen vinger

op de mond.

Hij had nog een hele mooie uitspraak in dat ver­

band. Als iemand zijn gelijk wilde halen, zei hij wel­

eens: je slaat de spijker op zijn kop -en dan zag je die ander toch al een beetje gaan glimmen-maar je slaat

de plank volledig mis! Dan zag je die persoon weer

helemaal inzakken.

Maar dat moment is nu juist het belangrijke moment!

Ja, geweldig, hè?

Atmananda, één van de leraren waar je diepgaand door

beïnvloed bent, heeft gezegd dat devotie een middel kan

zijn om tot bevrijding te komen, maar dat die devotie dan alleen gericht mag zijn op de leraar. Ben je het daar­

mee eens?

Ja en nee. Ik ben her er enerzijds mee eens, want ik

heb gemerkt dat het een enorme hulp kan zijn. Maar

meteen daarna zeg ik toch ook weer: snij het door. Ik

zie leraarschap als een tijdelijk iets.

Ik denk dat devotie, mits die oprecht is, op enig moment op natuurlijke wijze overgaat in dankbaarheid.

282

Ik denk iets daarvan wel te voelen in het gezelsc. rondom mij, wat tot voor kort een regelmatig ge1 .

schap was van ongeveer veertig mensen. Daar zat een aantal mensen bij die gaandeweg tot voldoende dui­

delijkheid gekomen zijn, waarvan ik zeg: ja, dit is alles wat er over te dragen valt. Ongeveer twee jaar geleden was er een leerling die zei: ik voel een totale toewij­

ding, en tegelijkertijd kan het me niks schelen wat

je zegt. Ik vond dat een hele mooie uitspraak op dat moment. Ik beaamde hem ook hardop, en we lachten

een tijd naar elkaar, maar de diepte ervan drong pas de

nacht daarna tot me door. De volgende ochtend heb

ik hem meteen aangesproken. Ik zei: wat jij gisteren

zei, is wat mij betreft het antwoord op wat ik altijd heb

bedoeld, maar ik wist niet dat het zo verwoord kon

worden. Ik heb het vaak geprobeerd te verwoorden,

maar hier kwam het voor mijn gevoel eindelijk heel

mooi vonkend bij elkaar. En later hebben er op een

vergelijkbare manier herkenningen plaatsgevonden bij

een aantal mensen waarvan ik echt duidelijk voel: ja,

dit is constant, dit blijft doorgaan. Dus vanuit totale

devotie, waarbij er ook letterlijk sprake is van buigen,

kunnen zeggen dat het tegelijkertijd niks uitmaakt wat

ik zeg. Er is dan een paradoxaal soort onverschilligheid

ontstaan- geen 'fuck you' -onverschilligheid, nee, het is

juist heel liefdevoL Ik noem het wel eens 'toegewijde onverschilligheid'.

Een onpersoonlijke vorm van devotie.

283

Het is ook hier weer een mooi samengaan van tegenge­stelden: onpersoonlijk, en toch ook persoonlijk. En die

devotie kan zo een hulp zijn om bij die plekken te komen

die je anders rationeel nooit kunt aanraken. Daar heb ik in mijn satsangs steeds ruimte voor geboden. Maar het

wonderbaarlijke wat er daarnaast in een satsang kan ge­beuren, is dat er een energie kan hangen die je helemaal

niet meer kan benoemen, een ongrijpbare stilte.

Ik herken dat wel. Andere leraren zeggen hetzelfde: dat het de stilte tussen het antwoord en de volgende vraag is waar het eigenlijk om gaat.

Daar ben ik het helemaal mee eens.

Misschien wordt dan voelbaar dat Bewustzijn samenvalt met zijn inhoud.

Dat kan niet anders.

Er zijn ook mensen die zeggen: je hebt Bewustzijn, en je hebt manifestatie. Die zien dat als twee verschillende dingen.

Natuurlijk, je kan die sprong wel maken, je kan aan indelingen doen, en daar zie ik ook het nut van in,

maar als je kijkt naar wat een verschijnsel eigenlijk is,

dan zie je dat er sprake is van een volledige harmonie of vrede tussen het verschijnende en dat waaraan het

verschijnt. Dat is iets wetmatigs, dat kan niet eens een

284

opinie zijn. Daarom is het volgens mij zo belangrijk dat je zicht krijgt op waar het nog ervaarbaar is dat het eenvoudigweg zo is en ook niet anders kan zijn. Iets

kan niet uit Bewustzijn gaan.

Dus is elke vorm, elke manifestatie, ook Bewustzijn.

Dat kun je zo zeggen. Manifestatie is dan wel een af­

geleide vorm van Bewustzijn, net zoals liefde een afge­

leide vorm is van het eerste beginsel, van niet-weten. Niet-weten is daarom nog 'heiliger' dan liefde. Eerst is

er niet-weten, en daarna komt de rest. Dat heeft het boeddhisme ons ook duidelijk proberen te maken. En ook Nisargadatta zegt het met zoveel woorden. In

dzogchen, een van de non-dualistische vormen van

boeddhisme, wordt het hoogste beginsel aangeduid

als 'leegte', en het kennende beginsel, dat er onlosma­

kelijk mee verbonden is, wordt steeds als tweede ge­

noemd. Dus eerst wordt je alles afgepakt, maar daarna wordt meteen gezegd dat dat afpakken er niet kan zijn

zonder het meemaken ervan. Ze brengen steeds onder de aandacht dat dat een onverbrekelijk geheel is, deze

twee. Dat is het Onveranderlijke, waarin de verander­lijke manifestatie oprijst, de dans van het bestaan. De

onverbrekelijkheid van deze twee, van niet-weten en

kennen, dat is eigenlijk het hele geheim. Bewustzijn is

leegte die constant kent, waarin het bestaan in vrijheid

opkomt. Dat is het grote wonder. En die objecten, ja,

die dansen maar voort, en die vormen helemaal geen belemmering voor dat kennen.

285

286

Unmani

Altijd leven in niet .. weten

Liza Hyde groeide op in een joods Zuid-Mrikaans gezin

in Londen. Als kind was ze ervan doordrongen dat ze niets wist. Ze dacht hierin een buitenbeentje te

zijn ten opzichte van de mensen

om haar heen, en deed haar uiterste best om bij hun wereld te horen en

zich keurig aan de regels van de samenleving en religie

te houden. Ze wilde zijn zoals iedereen. Maar gaande­

weg haar jeugd begon ze de hypocrisie van die religie en het gedrag van de mensen om haar heen te zien. In

haar ogen deed men alleen maar alsof men de wereld,

elkaar en God begreep. Dat verwarde haar, maar tege­

lijkertijd maakte het haar woedend op de wereld, die

voor haar steeds betekenislozer en vlakker werd. Soms

287

liep ze uit wanhoop de straat op zonder uit te kijken.

Toen Liza 17 was, vertrok ze naar Israël. Ze woonde er

in een kibboets en studeerde aan de universiteit van Tel Aviv. Een mislukte liefdesaffaire was zeven jaar later de

aanleiding om opnieuw alles achter zich te laten. Via Japan en Thailand kwam ze in India terecht, waar ze aan een spirituele zoektocht begon. In de ashram van

Osho in Poona kreeg ze de naam Unmani, Sanskrit

voor 'voorbij het denken'. Ze deed vipassana-meditatie, regressietherapie en encountergroepen. Vaak danste ze

uren achter elkaar. Desondanks was en bleef ze onge­

lukkig met zichzelf en de wereld, wat uiteindelijk uit­

mondde in totale wanhoop en suïcidaliteit. Haar leven

van zoeken naar een identiteit en vluchten voor de wer­

kelijkheid had een definitieve wending nodig.

In die tijd hoorde Unmani over een Duitse zenle­rares, Dolano, een voormalige leerlinge van Osho en

Papaji. In dat verband hoorde ze voor het eerst spreken over het begrip 'ontwaken'. Hoewel ze erg bang was

voor wat het met haar kon doen, voelde ze de nood­

zaak om Dolano op te zoeken. Die gaf haar echter te kennen dat ze alleen welkom was als ze bereid was te

sterven. Ze schreef Dolano: 'Ik denk dat ik bereid ben

om te sterven.' 'Je kunt komen', schreef Dolano te­

rug, 'als je zeker weet dat je bereid bent te sterven.' Dat dwong Unmani om werkelijk alles op te geven. Ze

bleef een maand bij Dolano en zag in die periode haar oorspronkelijke niet-weten bevestigd als de natuurlijke

staat van zijn. Dat deed haar ontwaken tot haar werke­

lijke identiteit als het leven zel(

288

Na haar maand bij Dolano was elke motivatie tot zoe­ken volkomen verdwenen. Ze verbleef nog enkele ja­

ren in India en Australië, om ten slotte terug te keren naar Engeland. Daar voelde ze een sterke behoefte om

met haar familie en vrienden van vroeger te delen wat er in de voorafgaande jaren gebeurd was, maar haar

herkenning van het absoluut gewone van haar niet-we­ten werd niet door hen begrepen. Uiteindelijk besloot ze er een boek over te schrijven, dat in 2007 uitkwam

onder de titel Ik ben het leven zelf. Niet lang daarna

werd ze door vrienden gevraagd om over haar niet-we­ren te spreken, en begon ze een eigen website, www. not-knowing.com. Sinds die tijd houdt ze bijeenkom­

sten in Engeland, Europa, de VS. en Australië, waar ze

een deel van het jaar woont. Inmiddels heeft Unmani de naam van haar website veranderd in www.dieto­

love.com, naar de titel van haar tweede boek. 'Je zou

kunnen zeggen dat deze herkenning een soort 'brug' is tussen tijd en tijdloosheid. Er is maar één moment

in de tijd nodig om te zien dat tijd niet bestaat. Op

dat moment is er niemand die iets herkent. Blanco.

Een moment van niet-denken waarin de ervaring niet

gelabeld, begrepen of in bezit genomen wordt. Een

tijdloos moment waarin alle begrenzingen wegvallen,

evenals elke vorm van afgescheidenheid. Deze herken­

ning is een sterven en een onophoudelijk loslaten, een

tijdloze vrije val van niemand in het niets.'

Ons gesprek vindt plaats in het Ambassade Hotel. Als

ze tegenover me plaatsneemt, valt haar toegankelijk-

289

heid en haar vrouwelijke aanwezigheid als eerste op. Ze steekt niet onder stoelen of banken dat ze zin heeft in een gesprek over wat haar beweegt en interesseert. Ze lacht makkelijk en drinkt haar koffie met zoveel

melk dat hij op thee lijkt. Koffie, thee, het maakt haar niet zoveel uit. Gaandeweg wordt duidelijk dat deze frêle vrouw in al haar kwetsbaarheid, die ze moeiteloos

toont, gedreven wordt door een grote innerlijke zeker­heid. Haar uitdrukking van het Onveranderlijke, zegt ze, is steeds meer veranderd in een 'free-flowing, cou­rageous song, somehow.' Ze spreekt haar woorden uit met een licht verbaasde uitdrukking op haar gezicht. Dat is haar zekerheid: dat ze niets zeker weet. 'Alles wat gezegd kan worden is een verhaal, en niets meer dan

dat. Het enige wat ik ken en wat ik ben, is dit, hier.' Ze glimlacht en roert in haar kopje. Natuurlijk heeft ze gelijk. Wat we delen zijn niet de woorden, maar de

ervaring van een vrije val in het niets.

Unmani, je bijeenkomsten worden 'Meetings in not-kno­wing' genoemd Wáarom heten ze zo?

De term 'niet-weten' blijft me eraan herinneren dat ik niets weet. Als leraar kun je een houding aannemen van 'Ik weet iets, en dat ga ik iedereen vertellen'. Maar dat is helemaal niet het doel van mijn bijeenkomsten.

In feite is het juist omgekeerd. Ik weet echt helemaal niets. Het is echte, naakte kwetsbaarheid, en steeds als het denken zich ermee bemoeit is dat een poging om

mijn naaktheid te verhullen, te beschermen. Die bena-

290

ming, 'Meetings in not-knowing', zorgt ervoor dat ik niet op het denken ga vertrouwen en geen geloof hecht aan de dingen die ik denk te weten.

In de bijeenkomsten praat ik nog steeds veel over niet-weten. Want het is meer dan alleen maar een waarschuwing aan mezelf. Sinds mijn kindertijd gaat het altijd over niet-weten. Alle andere mensen leken van alles te weten, terwijl ik het gevoel had: '0 jee, ik weet het niet, en al die andere mensen lijken het wel te weten'.

Ben je daardoor je zoektocht begonnen?

Ja, ik ging op zoek naar een identiteit. Ik denk dat de zoektocht in gang werd gezet door het gevoel dat ik er niet bij hoorde - op school, en zelfs nog eerder. Vanaf

mijn peutertijd totdat ik een jaar of zes was, zat ik al­

tijd toe te kijken hoe andere kinderen aan het spelen waren. Ik wist niet hoe dat moest. Ik begreep niets van

het leven.

Dat vond je niet fijn?

Nee. Ik bedoel, toen ik klein was keek ik gewoon toe.

Maar als je wat ouder wordt kan dat niet meer. Mensen vragen je om mee te doen, ze willen dingen van je we­ten, ze vragen dingen aan je, zoals je lievelingskleur, of

wat je later gaat doen als je groot bent, dat soort dingen. Je bent genoodzaakt om met anderen om te gaan, en dat

vond ik best eng want ik wist niet hoe dat moest.

291

Had je dan geen verlangens en voorkeuren?

Nee. Als mensen me vroegen: 'Wat is je lievelings­kleur?', dan wist ik gewoon niet wat ik moest zeggen. Dat weet ik nog steeds niet. Dat is niet veranderd. Ik weet nog steeds niet wat mijn lievelingskleur is. Waar meet je dat aan af?

Ook geen lievelingsmuziek bijvoorbeeld?

Nee, niets. Ik bedoel, waar meet je dat aan af? Waar moet je het antwoord zoeken? Waar kan ik dat verhaal vinden?

Nou, sommige muziek klinkt bijvoorbeeld mooier dan andere. Zo simpel is het.

Ja. Nou, ik merk wel dat het lichaam meer ontspant in bepaalde situaties met bepaalde muziek en bepaalde mensen en smaken. En wat er dan kan gebeuren is dat het denken zich ermee gaat bemoeien en zegt: aha, dus mijn lievelingskleur is ... Het doet die bewering en dan is het zo. En dan sta je niet meer open voor andere kleuren en andere smaken. Bij mij gebeurt dat niet.

Er kan zich dus een voorkeur voordoen, maar op een an­

der moment kan je voorkeur weer anders liggen.

Precies. Ik weet nog dat ik als kind geen champignons lustte. Ik had moeite met hun smaak en hoe ze aan-

292

voelden in mijn mond- een beetje rubberachtig. Mijn vader vertelde dan aan anderen dat ik geen champig­nons lustte, en iedereen ging ervan uit dat dat een vast­staand feit was. Maar later is mijn smaak veranderd, en nu eet ik wel champignons.

Ik was als kind dus best onzeker, en door de bijeen­komsten 'Meetings in nor-knowing' te noemen geef ik

uiting aan mijn dankbaarheid voor her kind dat altijd in 'niet-weten' leefde. Dat is nog steeds niet veranderd, maar de manier waarop daar uitdrukking aan gegeven wordt tijdens de bijeenkomsten is moediger geworden. Dat doe ik niet bewust, ik merk alleen maar dat het zo is. Ik zeg nu op een manier die meer moed vereist, hoe het zit.

Heb je daar dan moed voor nodig?

0 ja, absoluut. Ik weet nog dat ik heel onzeker was roen ik er mee begon - niet over de herkenning van wie ik werkelijk ben, maar in mijn manier van uit­drukken. In het begin voelde het helemaal niet goed. Mijn hele lichaam verkrampte als ik her probeerde. Oe woorden bleven aan de oppervlakte hangen. Dat was heel pijnlijk. Ik kon her nier onder woorden brengen.

Wéet je ook hoe dat kwam?

Misschien had ik niet echt het vertrouwen dat die

herkenning zichzelf rot uitdrukking kon brengen. Ik vertrouwde toch meer op het denken, op mijn geheu-

293

gen. Ik probeerde me steeds te herinneren hoe het was.

Maar daardoor werd het allemaal steeds pijnlijker. Uit­

eindelijk ben ik gestopt om er over te spreken. Als het onderwerp aan bod kwam, zei ik gewoon niets.

Dar ging een aantal jaren w. Toen ben ik gaan schrij­ven, en in dat schrijven heb ik mijn eigen stem gevon­den. Door het schrijfproces leerde ik erop te vertrouwen dat de herkenning zichzelf tot uitdrukking kon bren­

gen. Toen ik dat boek eenmaal geschreven had - het werd toen net uitgegeven- vroeg een vriend of ik op een

bijeenkomst wilde spreken. Ik weet nog dat ik daar op

twee tegenstrijdige manieren op reageerde. Aan de ene

kant dacht ik: '0 jee, dat kan ik echt niet, ik heb niets

te zeggen, daar ben ik te verlegen voor', etcetera. Maar

tegelijkertijd had ik iets van: 'Ja, dit klopt. Hiervoor leef

ik'. Beide reacties kwamen op, en uiteindelijk ben ik het

toch gaan doen. De eerste keer was ik doodsbang. Er

waren maar een paar mensen op die bijeenkomst �ge­

komen, en de helft daarvan waren vrienden van me. Toen ik zei dat ik niets te melden had, zei een van

mijn vrienden: 'Nou, dan zeg je toch niets!' Dat was een soort openbaring voor me. Ik dacht: 'Ja natuurlijk,

dat kan ik in ieder geval doen!' En zo ging het ook.

Ik zei een hele tijd niets, want ik wilde niet spreken

vanuit ideeën en concepten. Ik wilde niet de veilige

weg kiezen. Het was verschrikkelijk om dat aan men­sen bloot te geven, om te wachten en niets te zeggen

tenzij het rechtstreeks uit de bron van de werkelijkheid

kwam. Ik weet nog dat ik helemaal trilde. Ik wist niet

waar ik moest kijken.

294

Dat lijkt intussen wel bijgetrokken te zijn.

Nou ja, uiteindelijk begon ik te spreken, en toen was het goed, verbijsterend goed eigenlijk, en toen ben ik meer bijeenkomsten gaan houden op die manier. Zelfs

nu begin ik nog steeds met stilte, omdat ik niet weet wat ik moet zeggen. Ik wacht tot ik wel weet wat ik wil zeggen, tot het komt en het spreken me de werkelijk­

heid van het moment intrekt. De manier waarop het tot

uitdrukking wordt gebracht is in eerste instantie altijd wat voorzichtig, maar mettertijd is het steeds meer een

soort moedig lied geworden dat vrijuit gewogen wordt.

Dar wordt ook weerspiegeld in de titel van mijn tweede boek, Die to love. In het verleden was ik wat terughou­

dend in het gebruik van het woord 'liefde', omdat men­

sen er zoveel verschillende meningen op nahouden over wat dat woord betekent. Sommigen worden afgeschrikt

door het woord 'liefde'. Maar ik blijf het gebruiken, net

als 'niet-weren'. Daarmee ondermijn ik het denken van

degenen tegen wie ik spreek, en wijs ik hen op wie ze

werkelijk zijn en wie ik werkelijk ben.

je zei dat je bijeenkomsten veranderd zijn. Wát is het effect

daarvan op de mensen die je bijeenkomsten bijwonen?

Dat verandert ook, vooral tijdens de retraites. De bij­

eenkomsten vormen steeds vaker de introductie tot de

retraites. Die retraites zijn zeer intens. Mensen weten

gewoon niet wat er met ze gebeurt. Dat weet ik zelf

ook niet, dat heb ik rotaal niet in de hand. Ik heb nu

295

een paar retraites gedaan, en ik weet nu zo'n beetje hun verloop, maar eigenlijk gaat alles volkomen spontaan. De deelnemers belanden vaak van de hemel in de hel en weer terug. Ze maken hele processen door, ze gaan

van depressie naar euforie.

Herken je dat vanuit wat je zelf hebt meegemaakt?

Ja, absoluut. Mijn tijd in India bij mijn lerares Dolano was ook zo. Alleen spreidde alles zich toen over een langere tijdsperiode uit. Mijn eigen retraites duren een week of tien dagen, en mensen worden er volledig in ondergedompeld. We doen van alles. We doen spelle­

tjes, we masseren elkaar, we dansen, we doen creatieve dingen en oefeningen, gaan grenzen over, doen allerlei

maffe dingen. Het is heel speels allemaal. Vooral te­gen het eind wordt het steeds speelser en lichter. Waar we over praten tijdens de bijeenkomsten wordt dan in

actie omgezet. Want waar we het dan eigenlijk over hebben, is over lichter zijn, speelser, opener, vrijer. Ik

moedig mensen aan om hun woorden en die van mij in daden om te zetten en werkelijk contact te maken.

Daarom vraag ik ze om samen dingen te doen en de angsten onder ogen te komen waar ze h�t tijdens de bijeenkomsten over hebben.

Het is een soort rijpingsproces.

Die rijping gaat altijd door. Ik kan me niet voorstellen dat die ergens stopt.

296

Er zijn leraren die zeggen: als het inzicht er is, dan is het klaar.

Dat kun je zo zeggen: dat er een soort dood heeft plaatsgevonden, en dat dat niet meer terug te draaien is. Toch zie ik het meer als een langdurige verlieserva­ring die zich in het dagelijks leven voortzet. Je verliest oude overtuigingen, oude gedachten, oude pijn, en je wordt steeds opener, steeds opener ...

En dan wordt alles lichter.

Ja, absoluut. Dat geldt voor de bijeenkomsten, maar

ook voor het leven in het algemeen. Alles wordt open. Daar komt geen eind aan. Als iemand zou zeggen: 'Ik ben er, ik ben klaar. Ik heb het inzicht, en nu houdt

alles op', dan zou ik dat alleen maar arrogant vinden. Het is arrogant om te denken dat je een eindpunt be­

reikt hebt, om vervolgens alle deuren te sluiten. Als je

zegt: 'Ik ben er', beperk je jezelf alleen maar. Zelfs als

je zegt: 'Ik ben verlicht' of'Ik ben absolute openheid', dan kan dat wel waar zijn, maar als je niet bereid bent

om ook dat te verliezen, zit je toch nog ergens in vast.

Mensen zoeken over het algemeen niet naar die openheid Ze zoeken naar de zin van het leven.

Het leven heeft helemaal geen zin. En dat wordt vaak gehoord als een soort donkere, pessimistische bewe­ring waar je somber van wordt. Maar dat bedoel ik er

297

niet mee. Het leven is geen zinloze hel of zoiets. Maar

zo wordt de zinloosheid van het leven vaak wel gezien. En dan zegt men: 'Waarom zou ik dan nog willen le­

ven? Dan zou ik net zo goed de hele dag in bed kunnen blijven liggen of mezelf van kant kunnen maken.' Op een bepaalde manier had ik dat ook als tiener. Ik was depressief, en een paar keer wist ik echt niet meer waar

ik het moest zoeken. Dan dacht ik: 'Ik kan mezelf net zo goed van kant maken. Het leven heeft geen zin, alles

is volkomen zinloos.' De meeste mensen zorgen ervoor dat ze die bodem in hun depressie niet bereiken ...

Dat snap ik.

Ja, het is eng. Maar eigenlijk zou ik mensen juist willen

stimuleren om dat wel te doen. Dat klinkt afschuwe­

lijk, maar werkelijk alles kwijtraken is in feite niet iets

deprimerends. Het geeft een enorme vrijheid als je al­

les verliest en de zinloosheid van alles ziet. Dan zijn er geen grenzen meer, dan hecht je je nergens meer aan.

Je hebt niets meer te verliezen. Dat is vrijheid.

Eigenlijk is dat sterven aan de liefde.

Ja, dat is het.

Wát betekent het woord 'liefdl in jouw ogen?

Precies hetzelfde als niet-weten. Ik verwijs naar de al­

lesomvattendheid ervan. De liefde omvat alles, net als

298

het leven en wie ik ben. En sterven aan de liefde is de dood van wie ik denk te zijn en een vervloeien met de allesomvattendheid van de liefde. Ik gebruik het liefst het woord 'sterven', want dat weerspiegelt die moed waar ik het eerder over had.

jouw leraar in India vroeg je toch ook om te sterven voor de waarheid?

Ja, dat klopt. En er was inderdaad sprake van een soort

dood.

Kun je uitleggen wat er toen gebeurde?

Er was geen specifiek moment waarvan ik kan zeggen: toen gebeurde het. Ik was een maand bij haar, en door­

dat ik in de tijd daarvoor helemaal was vastgelopen,

was ik behoorlijk wanhopig. Ik wilde zo graag horen en begrijpen wat ze zei.

Wát zei ze dan?

Ze stelde elke vorm van identiteit ter discussie, van­

uit de basisvraag 'Wie ben ik?' Dat was het begin. Ik was wanhopig bezig daar grip op te krijgen: wie ben ik eigenlijk? Achteraf was het maar goed dat ik zo ge­spannen en gemotiveerd was, want uiteindelijk zag ik

in dat het allemaal niet nodig was, dat wie ik ben niet die heilige graal is waar ik zo wanhopig naar op zoek moest. Het was er altijd al geweest. Ik herkende dat dat

299

het was waar ze naar verwees. En toen dacht ik: is dat nou alles? Het moet toch meer om het lijf hebben dan dit? Ik kon het niet geloven. Maar toen ik eenmaal had herkend dat dat het was waar ze het over had, vielen er allerlei concepten en misvattingen en valse ideeën over mezelf en het leven van me af.

Maar centraal stond de herkenning dat je dit al wist toen je nog een kind was?

Ja, dat kwam weer op de voorgrond te staan. Als kind

wist ik het altijd al, maar daardoor had ik ook altijd het gevoel dat er iets mis met me was. Ik had altijd gedacht dat wie ik was iets was wat alleen bij mij hoorde en dat

alle andere mensen iets anders waren, dat het echte men­sen waren en dat ik alleen maar een soort leegte was.

Maar toen ik Dolano erover hoorde praten, besefte ik dat het helemaal niet iets was wat alleen bij mij hoorde.

Die leegte, waarvan ik altijd heb geweten dat ik dat ben, beperkt zich niet tot mijzelf. In werkelijkheid zijn er he­lemaal geen beperkingen. Ook al lijken anderen echte mensen te zijn, of zich als zodanig voor te doen, in feite

maken ze gewoon deel uit van die leegte.

Toen Dolano dat bevestigde, was de verwarring verdwe­

nen?

Ik begreep toen dat er niets mis met me was. Dat bracht een enorme ontspanning met zich mee. Het ging niet gepaard met een fantastische lichtexplosie of iets der-

300

gelijks. Het was gewoon een ontkramping, zo van '0,

dus ik ben oké!' Het was een positieve bevestiging dat alles wat ik ben en alles wat ik doe prima is en niet fout kan zijn. Dat was een soort dood voor mij. En dat was

ook nodig, want alles behalve dat komt alleen maar neer op het spelen van denkspelletjes.

Hoe kan niet-weten gekend worden?

Het kan niet gekend worden.

�nt als het gekend wordt, moet het wel om een heel

speciaal soort niet-weten gaan.

Ja, als het gekend wordt gaat het om 'Ik denk dat ik het weet'. Maar niet-weten betekent letterlijk niet weten.

En juist in het niet-weten wordt het gekend. Dat valt onmogelijk te begrijpen. Het is een paradox die ner­

gens op lijkt te slaan, maar dat niet-weten is eigenlijk gewoon openheid. Waar ik naar verwijs is de achter­grond van alles wat we denken te weten of te voelen.

Het is geen object, en daarom kan het ook niet begre­

pen of gekend worden als object. Voor iemand die op zoek is kan dat heel frustrerend zijn. Die ziet het feit over het hoofd dat hij is wat hij zoekt. Hij is op zoek naar het subject, naar zichzelf, en denkt dat dat een

object is dat hij nog niet in bezit heeft.

je hebt ooit gezegd dat het een van onze sterkste verlangens is

om volledig te verdwijnen. \.%ar wijst dat verlangen op?

301

We verlangen naar wie we werkelijk zijn, en dat is eigenlijk een verlangen om te verdwijnen. We verlan­gen ernaar dat te herkennen en erin te verdwijnen. We verlangen naar rust, vooral als we op zoek zijn. De meeste mensen zijn ergens naar op zoek en dat

vraagt een hoop inspanning. Het is hard werken en het put je uit. Dat verlangen om te verdwijnen of te

sterven is te vergelijken met het gevoel dat we heb­ben na een lange werkdag. Dan willen we alleen nog maar naar bed, dan willen we slapen om het allemaal te laten verdwijnen.

�t gebeurt er dan in feite? Is het zo dat de zoektocht

eindigt en dat je daardoor verdwijnt, of is het zo dat je

verdwijnt en dat daarmee de zoektocht ten einde komt?

Dat gaat samen. De zoektocht zelf is alleen maar het

denken dat zijn werk doet door te suggereren dat er

iets niet klopt, dat er iets ontbreekt. Het beeldt zich in

dat dat probleem opgelost moet worden. En dan be­gint de zoektocht naar het antwoord op dat probleem.

Het denken doet dan iets heel natuurlijks. Als je jezelf

snijdt, gaat het denken na wat het kan doen om het

bloeden te stelpen, bijvoorbeeld een pleister pakken

of de dokter bellen. Het doet wat het moet doen: het

probeert het probleem op te lossen. Denken is dus niet

het probleem.

Maar denken is wel een vorm van zoeken.

302

Ja, het is een ander woord ervoor. Je kunt ook zeg­

gen dat zoeken een speciaal soort denken is. Het is een

vastgrijpen, iets voor 'mij' gedaan zien te krijgen. Het versterkt het idee dat ik mijn probleem moet zien op te lossen. Het gaat dan niet over het repareren van het

lichaam, maar over het repareren van 'mij', en daarmee wordt het feit over het hoofd gezien dat er helemaal

niemand is om gerepareerd te worden. We proberen

steeds weer dat probleem op te lossen, dat gevoel dat er iets ontbreekt, en daarmee zien we over het hoofd

dat er niemand is met een probleem dat opgelost moet

worden.

Waar ik in de bijeenkomsten naar probeer te ver­wijzen is niet wat de zoeker wil horen. De zoeker wil

een methode horen, een manier om zijn probleem op

te lossen. Maar waar ik naar verwijs is datgene wat ze

over het hoofd zien. Dat zaagt min of meer de poten onder hun stoel vandaan, en dat kan heel frustrerend

zijn, want ik geef geen antwoord op hun vragen. Het kan zijn dat ze een vraag stellen, maar ergens anders

antwoord op krijgen. Maar eigenlijk beantwoord ik

hun vraag wel degelijk, alleen niet op de manier die ze

willen horen. Als ik ze een of andere techniek zou ge­

ven die hen van het onaangename gevoel zou kunnen

afhelpen dat er iets ontbreekt, zou dat hoogstens een

tijdelijke oplossing zijn, en zouden ze vervolgens weer

naar iets anders gaan zoeken. Het wordt pas gehoord

als het wordt gehoord. Tot dan wordt het gehoord als een techniek, een oefening of iets dergelijks. En dat is

niet wat ik bedoel.

303

Een van de dingen waar je veel nadruk op legt, is over­gave aan het leven. En jij zegt dat die overgave al het geval is, niet?

Overgave is een ander woord voor niet-weten of liefde. Het is wat ik van nature ben, wat jij bent. Ik sta er al

absoluut open voor, en heb me al overgegeven aan alles wat verschijnt in dit. Natuurlijk hoort het denken dat en trekt het dat gegeven naar zich toe, net als alle an­dere dingen. Het hoort het woord 'liefde' en probeert dan liefde te 'doen'; het hoort het woord 'niet-weten' en probeert dat te doen. Je kunt niet proberen tot overgave te komen, want dan is het geen echte over­

gave, dan is het nog een vorm van denken: 'Ik moet tot overgave proberen te komen'.

En dat is eigenlijk een vorm van weerstand

Waar ik het over heb is je overgeven aan dat denken, zien dat 'Ja, inderdaad, er is denken, en ja, er is weer­

stand, en die weerstand maakt deel uit van wie ik ben'.

In feite heeft die weerstand nergens weerstand tegen.

Die doet alleen maar alsof, die denkt dat er weerstand geboden wordt, en is lief en onschuldig daarin.

Het leven is al volledige overgave. Daarom vraag

ik niemand om iets te veranderen. Want proberen om dat niet meer te proberen is nog steeds een vorm van proberen. Ik adviseer mensen niet om iets te doen, wat dan ook. In onze dialogen onderzoeken we wat echt is. We kijken naar dat pogen om tot overgave te

304

komen, en zien wat het werkelijk is. Ik vraag mensen: 'Kun je nu op dit moment een poging doen om tot overgave te komen? Kom op! Laat eens zien of je het kunt!' En dan kunnen ze het zelf ervaren, zonder af

te gaan op wat ik zeg, en kunnen ze lachen om waar

ze mee bezig zijn. Dan kan er een ontspanning in hen plaatsvinden, en kunnen ze zien dat ze zich daar helemaal niet druk over hoeven te maken, dat het al helemaal goed is.

Zie je mensen op zo'n moment ook ontspannen en tot

overgave komen?

Ja. Het is een vrije val richting kwetsbaarheid.

Veel mensen vinden kwetsbaarheid eng.

In kwetsbaarheid zit ook angst. Een lichamelijk gevoel van onzekerheid kan dan nog steeds opkomen. Dat is bij de kwetsbaarheid inbegrepen, net als elk ander

ongemakkelijk of pijnlijk gevoel. Meestal proberen we zulke gevoelens te ontlopen, proberen we net te doen

alsof ze er niet zijn. Maar het zijn lichamelijke gewaar­

wordingen, en ze maken ook deel uit van niet-weten of liefde. Dat niet-weten is niet iets positiefs of negatiefs.

Het staat voor alles open. Het omvat alles wat er in verschijnt. En dat kan dus ook een lichamelijk gevoel van onzekerheid of angst zijn. Niet-weten kent geen voorkeuren, het wil niet dat iets er wel of juist niet is,

het wil niets veranderen.

305

Het omvat alles.

Het omvat alles, ja. Het heeft geen bedoeling met me,

er zit geen verhaal aan vast, het is niets meer of minder

dan een gewaarwording.

Maar voor jou is die kwetsbaarheid iets bevrijdends?

Ik voel me nergens van bevrijd.

Maar er is wel iets veranderd voor je.

Als ik daarover na zou denken, zou ik bijvoorbeeld

kunnen zeggen: 'Ik voel me nu meer bevrijd dan een

paar jaar geleden'. Maar ik denk daar helemaal niet

over na. Dat is gewoon een oud verhaal dat ik zou

kunnen nalezen, maar ik heb niet het gevoel dat het

over mij gaat.

Is er dan helemaal niets veranderd voor je?

Nou ja, als we het boek van mijn leven opendoen wel.

Maar daarvoor moet ik wel een beroep doen op het

geheugen. Daar heb ik meestal geen zin in.

Dus je hebt niet het gevoel dat het verleden werkelijk is gebeurd?

306

Ik kan er natuurlijk wel naar verwijzen als dat nodig is. Als iemand me vraagt wat ik gisteren heb gedaan, kan

ik daar natuurlijk wel iets over zeggen.

Maar dat is dan alleen maar een verhaal?

Dat is alleen maar een verhaal. Het gaat niet echt er­

gens over. Ik vind mezelf niet terug in zo'n verhaal. Ik vind mezelf niet terug in herinneringen aan het verle­

den. Want als ik je het verhaal vertel van wat er toen

gebeurde, gaat het niet over mij. Ik vind mezelf er to­

taal niet in terug. Ik vind mezelf alleen nu terug, in dit

moment.

307

Hans Laurentius

Niet vechten, niet vluchten,

maar voelen

Hans Laurentius (1964) was vanaf zijn latere tienerjaren

- al lezend, schrijvend, zuchtend en

zingend - naarstig op zoek naar een uitweg uit de tamelijk verstikkende

onhelderbeid en onwaarachtigheid die hij om zich heen en in zichzelf

constateerde. Hij las boeken over

psychologie en westerse filosofie, maar het eerste boek

dat werkelijk iets in hem losmaakte was de Tao te Tsjing. Zonder te begrijpen wat hij las, explodeerde er iets in

hem dat het wel begreep. Later stuitte hij op het werk van J. Krishnarnurti. Dat raakte hem dermate, dat hij

een jaar lang uitsluitend werk van deze leraar las.

Tussen 1994 en 1998 volgde Hans opleidingen tot

spiritueel therapeut en docent spirituele therapie o.l.v.

309

met name Ad Stemerding. In deze periode kwam ook advaita op zijn pad. Bij Nisargadatta vond hij de hel­derheid die hij zocht, bij Ramana Maharshi de liefde.

Beide leraren maakten de 'innerlijke leraar' bij hem wakker en leidden een transformatie in die het zoeken

deed stoppen en een proces van ontmanteling in gang

zette. Het sleutelen aan zichzelf hield op. Hij werd

naar eigen zeggen 'ongeneeslijk zichzelf '. In de jaren

tussen 1998 en 2009 leidde hij honderden satsangs, sessies, weekendbijeenkomsten en retraites, zowel in

het land als op zijn centrum de Horizon. Aanvankelijk

had hij de illusie dat zijn boodschap zo eenvoudig over te brengen was dat men na het bijwonen van enkele

satsangs 'klaar' zou zijn. Maar gaandeweg besefte hij

dat zelfrealisatie slechts een begin is. De doorwerking

en belichaming ervan in relaties, werk en het dagelijks

leven vormt in zijn ogen de werkelijke essentie. In die

periode verschenen er boeken, satsang-cd's en vele ar­

tikelen en columns van zijn hand.

Enkele jaren geleden stopte Hans plotseling met

het geven van satsangs. Tegenwoordig richt hij zich

met name op individueel werk, maar geeft hij ook met

enige regelmaat een dagworkshop. Daarin draait het maar om één ding: volledig mens zijn, jezelf leren zijn

in de diepste zin van het woord. Daartoe dienen alle

emoties en innerlijke conflicten aangegaan, doorleefd

en herzien te worden. Dat kan leiden tot een ener­

getische verschuiving die veel meer inhoudt dan een conceptuele verandering. De versterking van het in­

voelingsvermogen en de intuïtie maakt het mogelijk

310

dat er geleefd kan worden vanuit een dieper besef dan enkel het denken of de emoties. In zijn ogen is vrijheid

een uiting van een vrij functionerend energiesysteem,

een energetisch weten en de afwezigheid van zelfbeper­

king. Hij beschouwt dat als de natuurlijke toestand en het einde van alle zoeken.

Naast zijn huidige werk maakt hij de laatste jaren

weer muziek. Hij bracht enkele cd's in eigen beheer uit en plaatste diverse songs op Myspace.

Ik zoek Hans op in zijn nieuwe huis annex werkruim­te in een bosrijke omgeving in Noord-Limburg. Als

ik binnenkom staat hij op een toetsenbord te spelen. Of hij nog even wat kan afmaken. Natuurlijk. Koffie?

Graag. Hij vertelt dat er momenteel weer veel muziek in hem opborrelt. Hij geniet er zichtbaar van. Als hij

klaar is verhuizen we naar de naastgelegen ruimte, een oase van stilte en rust. Mooie spullen, schilderij­

en aan de muur, kleden op de vloer, wat boeken, een

bank en een gemakkelijke stoel. We hebben elkaar al

vaker ontmoet, maar voor het eerst hebben we alle

tijd voor een gesprek. We delen een grote liefde voor

Ramana Maharshi en andere leraren. Boeken worden

uit de kast gehaald. Uren glijden ongemerkt voorbij.

Net als ik besluit dat het tijd wordt om te gaan, komt

er iemand het erf oprijden. Afspraak voor een indi­

viduele sessie. Afscheid vloeit soepel over in verwel­

koming. Wellicht is dat wat hij bedoelt met een vrij

functionerend energiesysteem. Onderweg naar huis,

en ook de dagen daarna, merk ik dat het gesprek mijn

311

accu voelbaar heeft opgeladen. Ik kan beginnen aan mijn boek.

Hans, kun je iets zeggen over wat non-dualiteit ons vertelt over onszelf.

Eigenlijk zijn we allemaal multi-dimensionaal. Dat be­tekent dat je jezelf als heel concreet kunt ervaren, bij­voorbeeld als de identificatie met het lichaam heel sterk is. Dan ben je een heel concreet iets. Maar, aan het an­dere eind van het spectrum, kun je jezelf ook ervaren als totaal diffuus, onbenoemd Bewustzijn. En het is niet of dit, of dat. Het is het allemaal tegelijkertijd, waarbij het accent gewoon verschuiven kan. Het ene moment ben je dus meer een emotioneel wezen, op een ander mo­ment ben je helemaal weten/kennen/inzicht, en op weer een ander moment ben je heel fysiek. Eigenlijk ben je ervaren, zou je kunnen zeggen. Dus niet een ervaarder, want dat is meteen weer een ding, maar het ervaren zelf. Dat is wat je bent, en dat is tijdloos. En daar kan denken in opkomen, of iets fysieks ... dat komt en gaat. Maar waar zich dat in voordoet, waar het in verschijnt, dat

heeft niets met tijd te maken. Er is altijd een soort stilte, een soort naamloze neutraliteit. Die is er de hele tijd. En dat komt het dichtste bij wat ik 'ik' wu noemen.

En dat ervaart zichzelf in alles.

Ja, daar komt het op neer. Het is geen ervaring, maar het ervaart wel zichzelf.

312

En daarmee valt alles wat persoonlijk is 'eruit�

En dan is er ook niets goed of slecht. Die categorieën kleven aan het ik. En dat ik wil vaak van de ene pool naar de andere pool verhuizen. Dan denkt het: o, iden­tificatie is niet goed, ik moet alleen maar absoluut Be­wustzijn zijn. Maar dan schuif je van het ene extreem naar het andere, en het is in feite noch het ene, noch het andere. Elke munt heeft twee kanten. Je bent zowel lichaam/denken/voelen, als het naamloze. Je bent het tegelijkertijd, en dat bijt elkaar helemaal niet. Daarom is het nou net non-duaal.

Mensen gaan uit van een vaste positie, wat Logisch is om­dat ze van kleins af aan geleerd hebben dat ze hun Li­chaam zijn. Dat is een vaste positie. En dan denken ze: nee, dat klopt niet, en dan willen ze naar de vaste positie van Bewustzijn. Terwijl je het allemaal bent.

Exact. Maar w denken mensen, en daarom heb ik het ook vaak over het denken gehad. Want op zich is denken niet slecht, net w goed als een computer op zich ook niet slecht is. Het hangt er maar vanaf wat je er mee doet. Denken is net zo goed niet slecht, maar wat de meeste mensen voor denken aanzien, is gewoon emotionaliteit, op angst gebaseerd denken. En dat gaat altijd in extremen. Gurdjieff had het over de twee uiteinden van een stok. Daarmee bedoelde hij dat de meeste mensen zich in het platte vlak bewegen. Ze willen van A naar B. Maar het gaat er nu juist om

313

dat je ontdekt dat er een C is, een transeendene per­spectief waarin alles inbegrepen is, en niets tegenover elkaar staat. Want ik heb totaal geen moeite meer met

lichaam of emotie of denken of objecten. Maar vroeger wilde ik er vanaf Ik dacht: als ik ontwaak, ben ik van alles af. Maar je wordt er juist middenin gesmeten.

Als je zegt: ik wil er vanaf, dan is er nog steeds ergens een vast punt van waaruit je ziet: dat hoef ik allemaal niet. Maar als dat vaste punt verlaten wordt ...

... valt daarmee het conflict uit je bestaan.

Het conflict is je ik.

Ja. Er is altijd maar één probleem, en dat ben jij. Zo

simpel is het gewoon. En dat kun je weten en begrij­

pen, maar daarmee is het nog niet weg natuurlijk.

Is dat voor jou de reden geweest om te gaan spreken als spiritueel leraar?

Ja, maar dat was niet zo makkelijk als ik dacht. Want je

kunt wel doorhebben dat je Bewustzijn bene, maar dat is nog iets anders dan dat kunnen overbrengen op een adequate manier. Aanvankelijk was ik daar erg naïef

in. Dan dacht ik: dit is zo voor de hand liggend, dat

vertel ik wel even. Degene die naar je luistert komt één of twee keer, en het is klaar. Maar dat bleek zo

niet te werken. Je moet beginnen waar die ander zich

314

bevindt, waar die ander bij kan, en dan kijken of je, in één keer of in een aantal stappen, bij een punt kunt komen waar die ander van zijn geloof kan vallen. Maar het duurde wel even voor ik begreep dat elk antwoord

toegespitst dient te zijn op de specifieke persoon waar je tegen praat. Soms zei ik dat tegen de rest van de aanwezigen: dit gaat niet over jullie. Want dan zag ik die mensen heel hard werken om dat wat ik zei om te buigen naar hun eigen situatie. De een zat bij wijze van

spreken pas in de tweede klas, terwijl degene naast hem

al in de zesde zat, en degene daarnaast in de vierde. Die mensen kregen ook verschillende antwoorden van me, omdat ze een andere aanpak nodig hadden. Dat is een nadeel van een min of meer open bijeenkomst, waarin

alle klassen bij elkaar zitten. Maar dat maakt het tege­

lijkertijd ook leuk en levendig.

Maar nu heb je besloten om telkens maar met één persoon te praten, zodat je precies kunt inschatten waar die zit en wat die nodig heeft.

Ja. Er kwam een stopsignaal toen ik met iemand zat

te bellen die ik al een paar jaar begeleidde. In één keer was het: STOP!! Ik hoorde het niet letterlijk, het was meer een dringend en niet te omzeilen gevoel. Ik zei

tegen die vrouw: dit is het laatste gesprek dat we heb­ben, want ik moet er mee stoppen. Na dat gesprek werd alles heel stil. Ik voelde dat het klopte, dat het tijd was voor iets anders. Diezelfde avond stond er nog een

satsang gepland, en ik vond het niet zo netjes om dan

315

maar helemaal niet meer te komen opdagen en twintig man voor de deur te laten staan. Dus ik ben daar toch gaan zitten, en ik heb ze verteld wat er gaande was. Sommigen waren daar nogal van slag door. Eén vrouw was net één keer geweest, en die zei: 'Waarom doe je

dat nou?! Ik heb je net gevonden, en nu ben je alweer weg!' Ik zei: 'Ja sorry, ik kan er niks aan doen. Ik moet doen wat ik moet doen'.

Kun je achteraf reconstrueren wat dat stopgevoel getrig­gerd heeft?

Ik denk dat het gewoon de uitkomst van een proces is geweest. Maar op dat moment, en dat is vaker in

mijn leven gebeurd, kreeg ik een gigantisch duidelijk

signaal. Daar moest ik gehoor aan geven.

Had je, bewust of onbewust, het gevoel dat je verkeerd bezig was?

Ik had in de twee of drie jaar daarvoor al momenten

waarin ik naar het hele gebeuren zat te kijken en dacht:

klopt dit nog wel, dat hele circus wat er is ontstaan?

Want er groeit zoveel omheen. Aanvankelijk ben je ge­woon een kereltje dat iets vertellen wil aan mensen, verder niks. Ik wilde gewoon mijn liedje zingen, en

als daar iets bijzat waar anderen wat aan hadden, dan vond ik het fijn dat ze dat mee konden nemen. Maar

dan begint het te groeien en een eigen leven te lei­den, en dan komen er allerlei dingen bij die niks met

316

dat liedje te maken hebben. Je huurt bijvoorbeeld een

pand, en dan moet je zoveel weekenden per jaar geven om uit de kosten te komen. Dat stond me tegen. Ik wilde eigenlijk alleen maar spreken vanuit enthousi­

asme. En daarbij had ik ook nog een gezin waarin van alles gebeurde. Ik had daardoor een ernstige behoefte

om alleen te zijn. Maar dat kwam er niet van. Ik was altijd bezig, onderweg. Het werd teveel allemaal.

Daarnaast was ook van belang wat er in zo'n groep allemaal gebeurt. Mooie dingen, maar ook dingen

waar ik niet van houd: mensen die tegen je opkijken

bijvoorbeeld. Je krijgt een bepaalde status. Daar was het mij helemaal niet om te doen, maar dat groeit al­lemaal, terwijl ik gewoon het gevoel had: ja maar ho

eens even, ik ben ook maar een gewone jongen. Ik

weet ook niet alles. Ik ben geen heilige. Dus een tijdlang voelde ik het gewoon aankomen.

Tot het ineens duidelijk was: kappen! Ik had geen idee

hoe het verder moest, maar ik wist wel dat het nodig was.

je voelde ook niet de behoefte om bijvoorbeeld eens in de

maand een keer te spreken voor mensen die daar veel be­

hoefte aan hebben?

Nee. Dat was de boodschap niet die binnenkwam. De

boodschap was: stop. Helemaal. Niet voor tachtig pro­

cent of zo. Ik zag daarna nog heel weinig mensen, en dat vond ik fantastisch. Ik was ook heel benieuwd in

hoeverre ik verkleefd was met die rol als leraar. Dat

317

kun je pas weten als je hem laat vallen. Maar ik heb het

geen seconde gemist. Ik heb het altijd met plezier ge­daan, maar naderhand miste ik het totaal niet. Ik ging gewoon verder met mijn leven. Ik ging zitten en naar dingen kijken, dingen voelen, dingen leren. Ik kwam in die periode met de benadering van Tom Stone in aanraking, en daar heb ik me toen in verdiept. Stone is een Amerikaan die zich bezighoudt met de zoge­naamde 'core dynamics', de kernconditioneringen. Die heeft hij gegroepeerd, en vervolgens heeft hij bepaalde methoden ontwikkeld om die aan te spreken en op te ruimen, waardoor je makkelijker weer in je natuurlijke toestand kan komen. Wat hij zei was niet nieuw voor me want het gaat eigenlijk alleen maar over Bewust­zijn. Alleen geeft hij wel heel concrete aanknopings­punten. Dat vind ik fijn, omdat mijn eigen manier van werken juist altijd zo a-methodisch was- wel spontaan en creatief, en dat was ook de kracht ervan, maar ook erg structuurloos. Die benadering van Stone gebruik ik in de individuele sessies die ik nu met mensen doe, en in de workshops die ik af en toe geef. Ik wil mensen individueel aan de hand nemen en weer leren voelen. Want als je niet durft te voelen, als je je pijn niet durft te voelen, kun je ook je vreugde niet voelen. Er zit een angst in mensen om overweldigd te worden door emo­ties en gewaarwordingen, en als dat boven een bepaald niveau komt, of het dan om een gewaarwording van liefde gaat of angst of leegte, dat maakt niet uit, dan gaat er een filter aan en wordt het gevoel geblokkeerd. Of de aandacht wordt afgeleid, op iets anders gericht.

318

Zeg je daarmee ook dat dat filter zo sterk werkt dat de

mogelijkheid om jezelf te herkennen als het Geheel dan ook geblokkeerd wordt?

Ja, die wordt dan ook belemmerd. In die zin zijn het eigenlijk een soort individuele satsangs. We praten bij­voorbeeld over Bewustzijn, maar dan voel ik dat ie­mand een stuk pijn in zijn donder heeft zitten waar hij of zij niet naartoe durft. Bewustzijn biedt geen omweg langs je pijnpunten. Je kunt ze niet blijven vermijden. En daarbij: als iemand al beweert 'Ik ben Bewustzijn', dan zou het een eitje moeten zijn om even de pijn in te gaan. Laat maar zien!

Geen enkele manifestatie binnen Bewustzijn hoeft dan nog een probleem te zijn, kan dan geen probleem meer

zijn.

Exact. Dus als we dan gaan kijken, kan ik heel snel zien of iemand in staat is om de meest intense pijnplek te voelen, of hij met zijn aandacht daar als het ware in kan gaan en bij kan blijven of niet. Meestal niet. Vijf

seconden, en dan wordt het ondraaglijk.

Je kunt ook het tegenovergestelde zeggen: als je er ingaat, ga je juist het verhaal van jezelf in, en dat verhaai is nu juist datgene wat je nerveus maakt, pijn doet.

Maar ik heb het ook niet over het verhaal, ik heb het over de energie zelf. Die blijft gewoon zitten als je die

319

niet onder ogen komt. En dan blijf je er door beïn­vloed worden. Het gaat mij er dus niet alleen om dat de weerstand tegen dat voelen opgeheven wordt, maar dat je ook leert hoe je moet voelen. Energie werkt altijd

in een werveling, als een windhoos. Bovenin en aan de randen zit het drama en de identificatie. De meeste

mensen maken daar contact mee, en veel psychologen en therapeuten zijn daar ook blij mee, want dat geeft

ruimte voor catharsis, en daarna is iemand bekaf en wordt het schijnbaar weer kalm van binnen, maar de

troep blijft dan wel gewoon zitten. Vanuit energetisch

oogpunt is er dan niets gebeurd. Waar het mij om gaat is dat je er doorheen gaat en

je helemaal niet bezighoudt met dat drama, hooguit als ingang om die energie te activeren. Maar uiteindelijk ga je naar de bodem, waar de kern zit, en blijf je daar.

In die kern is het stil. Er is even een heftige energie,

je denkt: oeh, ik trek dat niet, maar als je dan bij die essentie komt, ontspant er iets en voel je dat de ener­

gie begint te stromen zonder dat je meegaat. Je blijft

gewoon op je plek en je laat die energie z'n ding doen. En op een gegeven moment is het potje leeg, en is het

trauma of wat dan ook gewoon weg. En als je dat doet,

krijg je de meditatie, de Zelfbeleving, er gratis bij. Daar gaat het mij om. Daarom ben ik ook nooit zo'n fan

van meditatie en energieoefeningen geweest, want ik

had al heel snel in de gaten dat het er meestal om gaat om weg te vluchten van je pijnpunten. Maar als je die

energiereservoirs leegmaakt, dan hoef je nooit meer te mediteren, want dan ben je permanent in meditatie.

320

Wat je dus moet doen is inzoomen op de meest intense plek en daar blijven, net zolang totdat die energie los­laat. Want dat is een andere interessante misconceptie:

mensen denken dat ze kunnen loslaten. Maar je kunt helemaal niks loslaten. Wat wel kan is iets zo totaal beleven dat het jou loslaat. Die energie wil stromen, maar die houden we op zijn plek vanuit angst, van­

uit het idee: ik kan dit niet aan. En dat is ook niet

zo gek, want de meeste mensen denken nog steeds als een kind, en hebben als kind de emotionele beslissing

genomen om dingen niet totaal te voelen. Want dat is doodeng en bedreigend voor een kind. Het wordt

overweldigd door zijn eigen schrikreactie en verdriet. Dus sluit het zich af, het dissocieert of blokkeert vol­

ledig. Dat is een emotionele beslissing. En als je dan later ontdekt: ik ben Bewustzijn, en je hebt in de buurt

van een goeroe de meest prachtige ervaringen, dan ben je na drie dagen toch weer terug bij af en is er eigenlijk

niets definitiefs gebeurd.

Is er voor jou wel iets definitief veranderd?

Ik zie nu dat de dingen voortdurend veranderen, en dat je daar niets over te zeggen hebt, niets in te sturen

hebt. Toen ik jong was snapte ik dat nog niet. Toen was

ik helemaal gesloten, en alles botste tegen me aan, als het ware. Ik nam het allemaal veel te zwaar en serieus op, dat ik dacht: wat moet ik ermee? Wat doe ik hier

eigenlijk? Ik wist alleen maar dat er iets goed fout zat, en dat ik moest uitzoeken wat daar het fundament van

321

was. En dat moest ik doen door het leven aan te gaan.

Dat kun je niet uit een boekje halen. En ik nam ook

geen advies aan van mijn ouders of andere volwassenen. Want ik dacht: als ik dat doe, word ik net als jullie. En dat deugt gewoon niet. Mijn ouders waren hartstikke

fijne mensen, en ze hadden alles goed op orde, maar

desondanks zag ik dat de basis daarvan angst was. Dat is een rare gewaarwording: dat je aanvankelijk tegen je ouders opkijkt, je denkt dat ze alles weten en al­les kunnen, en dan gaat je geest open, je sensitiviteit

wordt wakker, en je voelt ineens: ze zijn bang. Ik zag dat mijn vader een hartstikke aardige en sociale kerel was met een goed inkomen. Hij hielp mensen en er

was heel veel goeds over te zeggen, en toch zag ik een brandhaard binnenin hem. Daar schrok ik van.

Zo wilde je niet worden.

No way. Maar ik werd wel zo, aanvankelijk. Want die

brandhaard zat ook in mij. En dan zei mijn vader, ter­wijl hij zijn handen door zijn steeds schaarser worden­de haar haalde: ik hoor almaar wat je niet wilt, maar

wat wil je nou we/1 En dat wist ik dus niet. Maar wel:

dit niet, dat niet, en dat niet, en dat ook niet. Vroe­ger was het dus mijn basisneiging om verzet te plegen,

maar nu is de basisneiging om aan te kijken en contact te maken. Als er iets gebeurt, kan ik niet anders dan

daar als het ware naartoe bewegen en er ingaan. Ik heb gewoon geen keus. Ik krijg het niet meer voor elkaar

om weg te kijken. En als die neiging om weg te kijken

322

toch opkomt, dan wordt die meteen herkend, en in

het herkennen wordt die afgebroken. Dus dat duurt misschien twee minuten. Ik kan geïrriteerd of boos

zijn, maar het duurt nooit langer dan twee minuten. Het houdt geen stand. En dat is niet omdat ik daar iets voor doe. Ik kan gewoon niet voorkomen dat het her­

kend en afgebroken wordt. Net als schuldgevoelens. Die worden meteen als hilarisch herkend: 'Wie heeft er nu iets verkeerds gedaan?'. De gewone emoties zijn

er nog steeds, maar de impact is totaal anders, mijn

verhouding ertoe is anders geworden.

je wordt zo ruim dat die emoties steeds makkelijker door

je heen waaien. Is dat het belangrijkste verschil tussen jou

en mensen die wel voortdurend hun emotionele conditio­neringprogramma's voluit hebben draaien?

Een van de verschillen kan zijn dat er een enorm reser­

voir van kwaadheid zit. Dan hoeft er maar iets kleins voor te vallen, en die hele lading wordt geactiveerd.

Daarna gaat de boel weer ondergronds en kun je

wachten op de volgende explosie. Je krijgt dan buiten­

proportioneel gedrag doordat die reservoirs niet leeg raken. De meeste mensen hebben een reservoir van

teleurstelling, verdriet, jaloezie, pijn, woede. Ze lopen met bakken vol energie en dat zijn allemaal stukjes van

het Zelf, zou je kunnen zeggen, bevroren Zelf. Die zijn

niet effectief, niet vrij. En die worden allemaal mee­gesleept de hele dag. Het kost enorm veel energie om

die hele handel eronder te houden en mee te zeulen.

323

Energetisch noem ik die mensen 'zwaar'. Daarom zit­ten de meeste van die mensen ook in hun hoofd. Al die gevoelens zitten laag, die zitten in je buik en in je bekken en je borstgebied. Daar zit het gevaar, dus daar blijven ze uit de buurt. Hoe meer je in je hoofd zit, hoe minder je hoeft te voelen. Zo simpel is het. En als je zo bent, energetisch, dan kun je wel 'hier en nu' willen zijn, aanwezigheid willen zijn, maar dan durft je systeem helemaal niet aanwezig te zijn. Wat je dan krijgt is een systeem dat bang is om totaal aanwezig te zijn, gedwongen wordt om totaal aanwezig te zijn, en dat heet dan spiritualiteit. Ik noem dat geweld. En dat gaat niet werken. Het is te vergelijken met een bal die je onder water probeert te duwen. Zolang je kracht levert, blijft-ie onder water. Laat je los, dan knalt-ie gewoon omhoog.

Behalve als je ziet dat je sowieso al totaal aanwezig bent,

altijd.

Uiteraard, maar dan kijk je vanuit de andere kant, en vanuit die kant kijkt bijna niemand. De mensen die zo kijken, komen over het algemeen niet bij mij. Ik zie mensen die dat nog niet zien, of die dat maar half zien. Of ik zie mensen die dit soort dingen zeggen en intussen niet durven voelen. Daarom zeg ik vaak: vrijheid is gehoorzaam zijn. Daar komt het wel op neer: luister naar jezelf. Dat doen mensen heel vaak niet. Er verschijnt iets, angst bijvoorbeeld, en dan volgt er onmiddellijk een terugtrekkende reactie. Dat

324

is niet natuurlijk. Als je werkelijk vrij bent ervaar je het gewoon meteen totaal. Dan hoef je er niet eens naartoe of zo, want je probeert je 'ik' dan niet los te maken van de emotie of wat er ook maar is - zoals een onvolwassen mens doet. Je ervaart het gewoon totaal, en dan is het ook na een minuut weer weg. Be­wustzijn ontmoet altijd alles onmiddellijk, want alles wat verschijnt is Bewustzijn, dus Bewustzijn ontmoet zichzelf automatisch. Door dat te vertellen en te laten ervaren leren mensen wat de natuurlijke toestand is. Als je niet meer natuurlijk functioneert, door condi­tioneringen, angsten, ideeën enzovoorts - door on­wetendheid, kortom- werkt die energie niet meer op

natuurlijke wijze.

Ik heb toch moeite met het woord 'natuurlijk� U'lánt in feite is alles natuurlijk, want alles doet zich spontaan voor, en in die zin is alles even natuurlijk.

Het woord 'natuurlijk' verwijst in dit verband naar een toestand van vrijheid, in tegenstelling tot een toestand van onvrijheid. In feite is alles inderdaad volkomen spontaan wat het is. Alleen heeft iemand die proble­men heeft daar niets aan. Je kunt wel voor een zaaltje gaan staan en zeggen: 'Je bent Bewustzijn', of 'Er is niemand', en dat kun je dan nog honderdduizend keer herhalen, maar daar heeft niemand wat aan.

Zeg je daarmee eigenlijk dat zulke bijeenkomsten, ook van andere leraren, in feite niet zoveel zin hebben?

325

Heel veel mensen denken dat ze op zoek zijn naar waarheid, maar dat is gewoon nier w. Dar denken ze alleen maar. Die zaaltjes zitten vol met mensen die troost zoeken, of erkenning. Men wil ergens bijhoren. Er is bijna niemand die uit de droom wil. Ik zei wel eens: we gaan het niet hebben over de vraag hoe je je leven beter kunt krijgen. Maar je kunt roepen wat je

wilt, over het algemeen wordt wiets gewoon niet ge­

hoord of serieus genomen. Maar dat geeft allemaal niets. Ik maak nu bijvoor�

beeld liedjes, niemand zit daarop te wachten, maar dat boeit toch nier? En al zat er wel iemand op te wachten,

dan zou dat toch ook verder niks te betekenen hebben?

Je moer gewoon doen war je voelt dat je moet doen.

Een tijdlang heb ik voor die groepen gezeten, en als ik

morgen her signaal krijg van: begin weer, dan doe ik

dat. Maar niet vanuit het idee dat ik daar iets mee wil. Ik heb geen missiedrang, ook nooit gehad. Ik ben altijd

een expressief mens geweest, en ik heb altijd gedeeld, of dat nou spullen waren of ideeën ofliedjes of teksten.

Het leven is delen. Maar dat heb ik ook niet zelf be� dacht, zo zit dit systeem, dit ding in elkaar. En dat volg

ik gewoon. Maar ik heb totaal geen illusie meer over

het nut van wat dan ook. Je doet bepaalde dingen bin�

nen een bepaalde context, en binnen die context heeft

het misschien nut. Maar dat weet je nooit.

En je weet ook nooit wat het effect van je hande�

lingen zal zijn. In de satsangs die ik deed ging her vaak

over war wel en niet goed was, en dan zei ik: ik weer

het niet. Stel je nu eens voor dat er hier iemand naar

326

satsang komt, en we hebben een interactie met of zon­der woorden, en boem!, hij ziet het licht. Dan zegt

iedereen: oh, dat was goed! Maar vervolgens rent hij in zijn verlichte staat naar buiten en wordt hij over­reden door een vrachtwagen, en nu blijft zijn vrouw

met zestien kinderen alleen achter. Dan zegt iedereen:

oh, dat is verschrikkelijk. Maar nou blijkt dat die man eigenlijk een klootzak was die zijn kinderen sloeg, en

dan zegt men weer: oh, dus het was toch goed. Ik be­doel: wat kunnen we weten? Niets. Ik weet niets. Dat

is denk ik de belangrijkste kennis die je hebben kan.

Het enige wat ik weet is dat we op dit moment hier

zitten, dat is nu gaande en dar voelt goed, en we heb�

ben het over waar we het over hebben. Ik heb geen

controle over wat eruit komt, jij ook niet, en wat daar

verder mee gebeurt zien we wel. Het is een ont�moe­

ting, en dat is ook de enige zin die we er aan kunnen

ontlenen.

327

Literatuuropgave

Jan van Delden- De betovering doorzien

La Rousselie, 13-2-2010

Eerder verschenen in InZicht, jaargang 12, nr. 3, septem­

ber 2010

Publicaties:

Terug van nooit weggeweest- De reizen van Odysseus,

Uitgeverij Samsara, 2003

Zelfrealisatie - Is dit nu alles?, Uitgeverij Samsara, 2008

www.ods.nl/la-rousselie

Jeff Poster -Alles is al volledig ontwaakt

Leusden, 2-6-2008

Eerder verschenen in InZicht, jaargang 10, nr. 3, septem­

ber 2008

Publicaties:

Life Without a Centre - Awakening from the dream of

329

separation, Uitgeverij Non-Duality Press, 2006

Beyond Awakening- T he End of the Spiritual Search,

Uitgeverij Non-Duality Press, 2007

The Revelation of Oneness - Dialogues on Nonduality

and Spiritual Awakening, Uitgeverij Non-Duality Press,

2008

An Exuaordinary Absence - Liberation in rhe Midst of a

Very Ordinary Life, Uitgeverij Non-Duality Press, 2009

The Wonder ofBeing, Uitgeverij Non-Duality Press, 2011

Het begin van het nu - Het einde van de spirituele zoek­

tocht, Uitgeverij Kosmos, 2009

Leven zonder middelpunt- Ontwaken uit de droom van

afgescheidenheid, Uitgeverij Samsara, 2010

Een buitengewone afwezigheid -Bevrijding temidden van

een doodgewoon leven, Uitgeverij Samsara, 2010

www.lifewithouracentre.com

Gangaji- Een muur van liefde

Amsterdam, 12-5-2007

Eerder verschenen in InZicht, jaargang 9, nr. 4, november

2007, onder de titel 'Kies eerst vrijheid, dan is alles daarna

keuzeloos'

Publicaties:

You are T hat! -Satsang with Gangaji, 1995

Freedom & Resolve: The Living Edge ofSurrender, 1999

Just like You: An Autobiography, 2003

T he Diamond in Your Pocket: Discovering Your True

Radiance, 2007

Freedom and Resolve, 2009

330

Hidden Treasure: U ncovering the Truth in Your Life Story,

2011

Vrijheid in overgave, Uitgeverij Samsara, 2005

www.gangaji.org

Ton Lathouwers- Gaan staan waar geen plaats is om te

staan

Nijmegen, 12-2-2011

Eerder verschenen in InZicht, jaargang 13, nr. 2, mei

2011, onder de titel 'En toen was daar ineens het Andere'

Publicaties:

Meer dan een mens kan doen - Zentoespraken, Uitgeverij

Asoka,2000

Kloppen waar geen poort is - Kaan-verhalen van Linji,

Hisamatsu, Sjestov en Plotinus, Uitgeverij Asoka, 2007

De moed tot het onmogelijke - Kierkegaard en zen, Uitge­

verij Asoka, 2010

www. mahakarunachan.be

Hans Laurentius - Niet vechten, niet vluchten, maar

voelen

Heijen, 21-10-2011

Publicaties:

Zelfherinnering -Ruimte voor volledigheid, Uitgeverij

Panta Rhei, 2004

Terwijl de merel zingt- 52 Meditaties in viervoud, Uitge­

verij De Horizon, 2006

Vreugde van verlichting- Uitgeverij Ankh-Hermes, 2000

www.hanslaurentius.nl

331

Wayne Liquorman - De goddelijke hypnose

Amsterdam, 10-9-2010

Eerder verschenen in InZicht, jaargang 12, nr. 4, novem­

ber 2010, onder de titel 'Ervaring van eenheid is niet de

Eenheid zelf '

Publicaties:

No Way: A Guide to the Spiritually 'Advanced' (onder het

pseudoniem Ram Tzu), Uitgeverij Advaita Press, 1990

Acceptance ofWhat IS -A Book About Norhing, Uitgeve­

rij Advaita Press, 2000

Never Mind, Uitgeverij Advaita Press, 2004

Enlighrenment is Nor Whar You Think, Uitgeverij Advaira

Press, 2009

Wie zoekt zal niet vinden (onder het pseudoniem Ram­

Tzu), Uitgeverij Samsara, 2003

Never mind, Uitgeverij Samsara, 2005

www.advaita.org

Jan van den Oever - Enthousiasme voor niemandsland

Leiden, 27-3-2009

Eerder verschenen in InZicht, jaargang 11, nr. 4, novem­

ber 2009

Publicatie:

Ik weet niet wie ik ben, Uitgeverij Samsara, 2011

www. j anvandenoever.com

Tony Parsons - Dit is alles wat er is

Amsterdam, 10-4-2005

Eerder verschenen in InZicht, jaargang 7, nr. 3, septem-

332

ber 2005, onder de titel 'De droom wordt gevierd ...

door niemand'

Tony Parsons - De droom van het zoeken,

Amsterdam, 25-4-2010

Eerder verschenen in InZicht, jaargang 12, nr. 3, septem­

ber 2010, onder de ritel 'Onvoorwaardelijke liefde legt de

illusie bloot'

Publicaties:

The Open Secrer, Uitgeverij The Garden House, 1995

As lt Is - The Open Secree of Spiritual Awakening, Uitge­

verij Inner Directions, 2002

All There Is Is This, Uitgeverij Open Secret Publishing,

2003

Invitarion to Awaken - Embracing Our Namral State of

Presence, Uitgeverij Inner Directions, 2005

Norhing Being Everyrhing - Dialogues from Meetings in

Europe 2006/2007, Uitgeverij Open Secret Publishing, 2007

Zoals het is, Uitgeverij Samsara, 2003

Niemand hier . . . , Uitgeverij Samsara, 2003

Niemand daar ... , Uitgeverij Samsara, 2004

Alles en Niets, Uitgeverij Samsara, 2008

Her open geheim, Uitgeverij Samsara, 2010

www. theopensecret.com

Philip Renard- Bewustzijn is leegte die constant kent

Bilthoven, 27-1-2012

Publicaties:

Non-Dualisme - De directe bevrijdingsweg, Felix Uitgeve-

rij, 2005

333

Ramana Opanishad - De verzamelde geschriften van Ra­

mana Maharshi, Felix Uitgeverij, 2007

'Ik' is een deur - Over de ingang die geboden wordt door

de Grote Drie van de twintigste-eeuwse Advaita: Ramana

Maharshi, Atmananda en Nisargadatta Maharaj, Uitgeverij

Asoka,2008

Atmananda Opanishad (Atma Darshan & Atma Nirvriti),

Felix Uitgeverij, 2009

www.advaya.nl

Joanika Ring - Eenheid en het wezen van de tegenstelling

Overlangel, 29-1-2012

Publicatie:

Bewustzijn - Zoek je iets?, Uitgeverij Advaita Ring, 2006

www.j oanika-ring.com

Isaac Shapiro - Het licht van het nu

Byron Bay I Nijmegen, 7-12-2011

Publicaties:

Outbreak of Peace - Satsang with Isaac Shapiro

lt Happens by ltself- Satsang with Isaac

Burning Questions - Who Am I?

Het gebeurt vanzelf, Uitgeverij Samsara, 2009

www.isaacshapiro.org

Rupert Spira - De intimiteit en onschuld van de ervaring

Eindhoven, 8-10-2010

Eerder verschenen in InZicht, jaargang 13, nr. 1, februari

2011

334

Publicaties:

The Transparency ofThings, Uitgeverij Non-Dualiry

Press, 2008

Presence, volumes I & II, Uitgeverij Non-Dualiry Press,

2011

De helderheid der dingen, Uitgeverij Samsara, 2011

www.non-dualiry.rupertspira.com

Unmani Liza Hyde- Altijd leven in niet-weten

Amsterdam, 2-9-2011

Publicaties:

I Am Life ltself - The Absolute paradox of Nothing as

Everything, 2007

Die to Love and Awaken to Who You Are, 2008

Ik ben het leven zelf, Uitgeverij Samsara, 2009

www.die-to-love.com

Zil Chezero - De hoef van Zil

Rotterdam, 25-9-2009

Eerder verschenen in InZicht, jaargang 12, nr. 1, februari

2010

Publicaties:

Sigaar uit eigen doos- 18 SlamsatS door Zil Chezero, het

muildier, Uitgeverij ArbyproD, 2008

Dutch Treat - 18 SlarosarS by Zil Chezero, the Mule, Uit­

geverij Nondualiry Publications, 2010

www.zilchezero.com

335

Over de auteur

Han van den Boogaard (1956) is psycholoog, do­cent, schrijver en vertaler. In 1979 kwam hij in

aanraking met de boeken van Bhagwan Shree Rajneesh (Osho), wiens ashram hij in 1981 bezocht. Jaren later verdiepte hij zich in het gedachtegoed van zen. Dit re­sulteerde in de publicatie van de zen-romanALf weerlicht

aan een heldere hemel (uitgeverij Ankh Hermes, 1996). Eind jaren '90 raakte hij geïnteresseerd in de boeken en geschriften van Barry Long. In 2000 nam hij deel aan een van diens Master Sessions in Cabarita Beach, Australië. In de jaren daarna werd hij geïnspireerd door het leven van Ramana Maharshi. Hij schreef daarover de biografie Sprekende Stilte- Leven en leer van Sri Ra­

mana Maharshi (Felix Uitgeverij, 2004). Sindsdien is hij blijven schrijven en publiceren over non-dualiteit en leraren uit deze stroming. In 2009 verscheen Leven

337

zonder tranen - �i Wu �is waarheid over zijn en niet­zijn (uitgeverij Samsara). In datzelfde jaar ontmoette

hij Jan van den Oever, waarmee hij Ik weet niet wie ik ben maakte (uitgeverij Samsara, 2011).

Sinds 2007 is Han redactielid van InZicht - Tijd­schrift voor radicaal zelfonderzoek, en heeft hij boeken vertaald van Martin Boroson, Tony Parsons, Robert

Adams, Gary Crowley, Jeff Poster en Ruperr Spira.

Han is getrouwd en heeft twee kinderen. Sinds 2001 is hij werkzaam als behandelaar in het Centrum voor Doofblinden van de Stichting Kalorama in Beek­Ubbergen.

www.hanvandenboogaard.nl

338

Eerder verschenen bij uitgeverij Samsara

Adams, Robert -Stilte van het hart, deel 1

Adarns, Robert- Stilte van het hart, deel 2

Adyashanri - Dansende leegte Adyashanri -Ware meditatie Adyashanti - Het einde van je wereld Adyashanri - Genade Balsekar, Rarnesh -Er was eens ... Bancroft, Anne- Woorden van Boeddha Beinrema, Rira-Jnana yoga in de praktijk Bon gers, Sally -Alledaagse verlichting Boogaard, Han v.d. I Wei Wu Wei - Leven zonder tranen Boogaard, Han v.d. -Dar wat Is Byrom, Thomas-Het hart van bewustzijn Cohen- Bent u net zo gelukkig als uw hond? Cohen, Alan -Wijsheid uit het hart Crowley, Gacy- Van hier naar hier Delden, Jan van- Terug van nooit weggeweest Delden, Jan van -Zelfrealisatie, is dit nu alles? Dych, William - Anrhony de Mello, een bloemlezing Foster, Jeff- Leven zonder middelpunt Foster, Jeff-Een buitengewone afwezigheid Foudraine, Jan -Metanoia Gangaji- Vrijheid in overgave Gieles, Lenne - Thuis Glassman, Bernie-Oneindige cirkel Greven, John - Eén Hamill, Sam I Lao Tse- Tao Te Tsjing Harding, Deuglas - Open voor de bron Harrison, Steven- Zoek geen antwoord Harrison, Steven-Het gelukkige kind Harrison, Steven- Eén-zijn in relaties

Hartong, Leo -Oncwaken in de droom Heyboer, Anton -De filosofie van een oorspronkelijke geest Heyboer, Anton -The philosophy of an original mind Hillig, Chuck-Verlichting voor beginners Hillig, Chuck-Parels voor de ziel Hyde, Unmani Liza-Ik ben het leven zelf Inzicht, vingers wijzend naar de maan Joncheere, Zoë -Leven als God Jourdain, Stephen I Farcet, Gilles -Zomaar verlicht Katz, Jerry-Non-Dualiteit Keers, Wolter-Vrij zijn Keers, Wolter -J nana Yoga Kicken, Patriek & Smit, Paul-Praten over bewustzijn Kiloby, Scott -Liefdes stille revolutie Koehoorn, Jan-Zelfonderzoek Krishnamurti, U.G.- De denkbeeldige geest Lake, Gina -Het mechanisme van verlangen Lamroers van Toorenburg, Wendy-Hoogbegaafd, nou én? Lammers van Toorenburg, Wendy-Werkboek Hoogbegaafd Lawry, Kalyani -Sailor Bob Adamson, leven en leer Liquorman, Wayne-Never mind Lucille, Francis -Eeuwigheid NU! McKenna, Jed - Spirituele verlichting? Vergeet het maar! McKenna, Jed - Spiritueel Incorrecte Verlichting McKenna, Jed -Spirituele Oorlogvoering McKenna, Jed -Notities Mello, Anthony de-Bewustzijn Mello, Anthony de-De weg van stilte Morinaga, Soko -Van leerling tot meester Nisargadatta Maharaj - In woord en beeld Norquist, Steven -De waarheid over verlichting Oever, Jan van den -Ik weet niet wie ik ben Parsons, Tony-Zoals het is Parsons, Tony- Niemand hier Parsons, Tony-Niemand daar Parsons, Tony-Alles en Niets Parsons, Tony-Het open geheim Raaijmakers, Annette-Volledig vrij

Ram Tzu-Wie zoekt zal niet vinden Ramana Maharshi-In woord en beeld Rigter, Bob -Zen tijd Rossum, Jan van- Je bent niet wat je denkt Schoonderwoerd, Sirnon -Een christen op satsang Sengtsan- Oorspronkelijke Geest ShantiMayi -Ons hart weet alles Shapiro, Isaac -Het gebeurt vanzelf Smit, Alexander-Kennendbeid Smit, Paul-Non-dualiteit voor managers Smit, Paul -Verlichting voor luie mensen Spira, Rupert-De helderheid der dingen Sterren, Paul v.d. -Verlichting in een lege verpakking Tathagata, Florian-Zijn Tetteroo, Tosca-Alles over edelsteentherapie Tollifson, Joan -Oncwaken in het alledaagse V ingerwijzingen- Artikelen uit tien jaar InZicht Watts, Alan -Word wat je bent Wei Wu Wei -Onwerelds wijs Whenary, Roy-De structuur van zijn Zuijderhoudt, C.B.-Meester Eekhart versus advaita

Voor een overzicht van onze titels (met tekstfragmenten)

kunt u ook kijken op onze website:

www.samsarabooks.com

Daar vindt u informatie over de boeken in voor­bereiding, de agenda met informatie over lezingen

van onze auteurs en kunt u zich opgeven voor onze nieuwsbrief of een catalogus aanvragen.

Samsara Uitgeverij bv Herengracht 341

1016 AZ Amsterdam Telefoon: 020- 5550366

Fax: 020- 5550388

E-mail: [email protected]