handleiding toyota yaris

486
Yaris Handleiding

Upload: paulvanhimst

Post on 22-Jun-2015

820 views

Category:

Documents


7 download

DESCRIPTION

Handleiding Toyota Yaris

TRANSCRIPT

Page 1: Handleiding Toyota Yaris

01-201101651-03011-00

Yaris Handleiding

YarisHandleiding

Page 2: Handleiding Toyota Yaris

I

Voorwoord

Welkom in de steeds groeiende groep van waardebewuste automobi-listen, die voor Toyota hebben gekozen. Wij zijn trots op de vooruit-strevende techniek en hoge kwaliteit van elke auto die wij bouwen.

In deze handleiding worden de eigenschappen van uw nieuweToyota uiteengezet. Lees het door en volg de aanwijzingennauwgezet op, zodat u kunt rekenen op vele kilometers onge-stoord rijplezier. Op de volgende bladzijden vindt u belangrijkeinformatie over deze handleiding en uw Toyota; lees ze daaromzorgvuldig.

Wanneer het op onderhoud aankomt, onthoud dan dat uw Toyota--dealer of erkende reparateur uw auto zeer goed kent en het meestgeïnteresseerd is in uw volledige tevredenheid. Alleen een Toyota--dealer of erkende reparateur is in staat om onderhoud optimaal uitte voeren en kan u alle service geven die u nodig hebt.

Laat deze handleiding in de auto achter indien u tot verkoopovergaat. De volgende eigenaar zal de hierin verstrekte informa-tie ook nodig hebben.

Alle informatie en specificaties in deze handleiding waren actueel tentijde van de druk. Door Toyota’s streven naar een doorlopende per-fectionering van haar producten behouden wij ons tussentijdse wijzi-gingen in specificaties en uitvoeringen voor, zonder voorafgaandekennisgeving.

Deze handleiding is bestemd voor alle uitvoeringen van dit typeauto; alle mogelijke opties zijn in deze handleiding opgenomen.Er zullen dan ook ongetwijfeld onderwerpen worden beschrevendie niet op uw Toyota van toepassing zijn.

© 2010 TOYOTA MOTOR CORPORATION

Alle rechten voorbehouden. Dit materiaal mag noch geheel noch ge-

deeltelijk worden gereproduceerd of gekopieerd zonder voorafgaande

schriftelijke toestemming van Toyota Motor Corporation.

Vertaling en productie: WK Automotive BV, Oosterhout (NB)

WKA 10J212--03011--00

YARIS TMMF WE OM52C01NL

10 09,28

Page 3: Handleiding Toyota Yaris

II

Informatie betreffende deze handleiding

Waarschuwingen

met betrekking tot

veiligheid en

schade aan de auto

In deze handleiding treft u de aanwijzingenWAARSCHUWING en OPMERKING aan. Udient deze aanwijzingen zorgvuldig op tevolgen om letsel en schade te voorkomen.

Deze aanwijzingen worden als volgt ge-bruikt:

WAARSCHUWING

Dit is een waarschuwing tegen iets watmensen letsel kan toebrengen. U wordtgeïnformeerd over wat u moet doen ofniet moet doen, om het risico voor uzelfen voor anderen te verminderen.

OPMERKING

Dit is een waarschuwing tegen alles wat

schade aan de auto of uitrusting ervan kan

veroorzaken. U wordt geïnformeerd over

wat u moet doen of niet moet doen om

schade aan uw auto en de uitrusting ervan

te vermijden of het risico daarop te ver-

minderen.

Waarschuwings-

symbool

Dit symbool betekent dat er iets nietmag worden gedaan of mag gebeuren.

YARIS TMMF WE OM52C01NL

10 09,28

Page 4: Handleiding Toyota Yaris

III

Belangrijke informatie betreffende uw

Toyota

Veiligheidssystemen

Toyota raadt u en uw passagiers aan hoofdstuk 1--3 van deze handleidingzorgvuldig door te lezen. Alleen dan kunt u maximaal profiteren van de vei-ligheidssystemen in uw auto. Hoofdstuk 1--3 is daarom het belangrijkstehoofdstuk voor u en uw passagiers om door te lezen.

In hoofdstuk 1--3 worden de werking en de bediening van de stoelen, deveiligheidsgordels, de airbags en veiligheidsvoorzieningen voor kinderenvan deze auto beschreven en wordt gewezen op eventueel gevaar. Dezeveiligheidssystemen zorgen samen met de algehele structuur van de autovoor bescherming van de inzittenden in het geval van een aanrijding. Deveiligheidssystemen komen alleen tot hun recht wanneer ze volgens devoorschriften en in combinatie met de overige veiligheidssystemen gebruiktworden. Geen van de veiligheidssystemen is in staat om afzonderlijk dezelf-de mate van bescherming te bieden die deze systemen kunnen biedenwanneer ze gecombineerd gebruikt worden. Daarom is het belangrijk dat uen uw passagiers bekend zijn met het doel en de juiste wijze van gebruikvan de veiligheidssystemen en dat u weet hoe deze systemen in combinatiemet elkaar werken.

Het doel van alle veiligheidssystemen is de kans op ernstig letsel bij eenaanrijding te verminderen. Geen van deze systemen kan echter garanderendat er bij een aanrijding geen letsel ontstaat. Hoe groter echter uw kennisover deze systemen en het gebruik ervan, hoe groter de kans dat u geenernstig letsel aan een ongeval overhoudt.

10 09,28

YARIS TMMF WE OM52C01NL

Page 5: Handleiding Toyota Yaris

IV

De veiligheidsgordels vormen de primaire bescherming voor alle inzittendenvan de auto en deze dienen de veiligheidsgordels altijd en op de juiste wijzete dragen. Kinderen dienen altijd vervoerd te worden in kinderzitjes die ge-schikt zijn voor de leeftijd en de grootte van het kind. De airbags zijn nietontworpen om de veiligheidsgordels te vervangen, maar werken in combi-natie met, en zijn een aanvulling op, de veiligheidsgordels. De airbags hel-pen de kans op letsel aan het hoofd, de borst en de knieën te verminderendoor te voorkomen dat deze bij een aanrijding in aanraking komen met de-len van het interieur van de auto.

Om effectief te zijn, moeten de airbags zeer snel worden opgeblazen. Hier-door kunnen de airbags zelf letsel veroorzaken wanneer tijdens het opbla-zen van de airbags een van de inzittenden te dicht bij de airbag zit of zicheen lichaamsdeel of voorwerp tussen het lichaam van de inzittende en deairbag bevindt. Alleen dit voorbeeld geeft al aan in hoeverre de instructies inhoofdstuk 1--3 van deze handleiding u helpen de veiligheidssystemen vol-gens de voorschriften te gebruiken en bijdragen aan de veiligheid voor u enuw passagiers in het geval van een aanrijding.

Toyota raadt u aan de voorschriften in hoofdstuk 1--3 zorgvuldig door telezen en deze gedurende het bezit van deze auto indien nodig te raadple-gen.

10 09,28

YARIS TMMF WE OM52C01NL

Page 6: Handleiding Toyota Yaris

V

Accessoires,onderdelenen

veranderingenaanuwToyota

Er is een grote hoeveelheid originele en niet--originele onderdelen enaccessoires voor uw Toyota te verkrijgen. Als een origineel onderdeel ofaccessoire uit de Toyota moet worden vervangen, raadt Toyota u aan omoriginele Toyota--onderdelen en --accessoires te gebruiken. U kunt ookandere onderdelen of accessoires van gelijkwaardige kwaliteit gebruiken.Toyota kan geen garantie geven of betrouwbaarheid garanderen voor on-derdelen en accessoires die geen origineel Toyota--product zijn en ook nietvoor het vervangen door of monteren van dergelijke onderdelen. Bovendienis het mogelijk dat schade aan of slechte prestaties van niet--origineleToyota--onderdelen ook niet onder de garantie vallen.

Inbouwvaneen

zend--/ontvanginstallatie

Aangezien de inbouw van een zend--/ontvanginstallatie de regelsystemenvan het (sequentieel) multipoint brandstofinspuitsysteem, het antiblokkeer-systeem, het airbagsysteem en het systeem van de gordelspanners kanbeïnvloeden, is het aan te bevelen een Toyota--dealer of erkende reparateurte raadplegen over voorzorgsmaatregelen of speciale voorschriften metbetrekking tot de inbouw van een dergelijke installatie.

Nadere informatie met betrekking tot frequenties, vermogens, antenneposi-ties en montagevoorwaarden voor zend--/ontvanginstallaties is op verzoekbeschikbaar bij een Toyota--dealer of erkende reparateur.

10 09,28

YARIS TMMF WE OM52C01NL

Page 7: Handleiding Toyota Yaris

VI

Smart entry--systeemmet

startknop

Gebruikers van medische apparatuur als geïmplanteerde pacemakers moe-ten contact opnemen met de fabrikant of leverancier van deze productenvoor informatie over de invloed van radiosignalen op deze apparatuur. Ra-diosignalen kunnen onverwachte effecten hebben op de werking van derge-lijke medische apparatuur. ”Zie Sleutels” op bladzijde 15 en ”Smart entry--systeem met startknop” op bladzijde 40 in hoofdstuk 1--2 voor meer infor-matie.

Onderhoudengarantie

Zie hiervoor het onderhoudsboekje en het garantieboekje dat bij de nieuweauto is verstrekt.

VernietigenvanuwToyota

De airbags en de gordelspanners in uw Toyota bevatten explosieve chemi-caliën. Wanneer uw auto, om welke reden dan ook, wordt vernietigd, terwijlhet airbagsysteem en/of de gordelspanners nog intact zijn, kan tijdens devernietiging een ontploffing plaatsvinden en brand ontstaan. Laat daaromhet airbagsysteem en de gordelspanners eerst verwijderen door eenToyota--dealer of erkende reparateur.

10 09,28

YARIS TMMF WE OM52C01NL

Page 8: Handleiding Toyota Yaris

VII

RijtipsvoorMulti--ModeTransmissie

(AlleenuitvoeringenmetMulti--ModeTransmissie)

De Multi--Mode Transmissie heeft de basiskenmerken van een conventio-nele handgeschakelde transmissie met 5 of 6 versnellingen, met dien ver-stande dat de koppeling en het schakelmechanisme elektronisch bediendworden.

De transmissie heeft 2 standen. Als de automatische stand (E) is ingescha-keld, wordt automatisch de meest geschikte versnelling ingeschakeld aande hand van de stand van het gaspedaal en de rijsnelheid. In de handbe-diende stand (M) kan de bestuurder zelf de gewenste versnelling inschake-len met behulp van de selectiehendel.

Lees voordat u gaat rijden met de auto zorgvuldig hoofdstuk 1--7 op bladzij-de 200 om het unieke systeem en de bedieningsprocedure beter te begrij-pen. Zie voor de startprocedures ”Starten van de motor” op bladzijde 336 inhoofdstuk 3.

Brandstofinformatievooruitvoeringenmet

1ND--FTVmotorenDPF∗--katalysator

Gebruik alleen dieselbrandstof met een laag zwavelgehalte (50 ppm oflager). Zie ”Brandstof” op bladzijde 314 in hoofdstuk 2 voor meer informatie.∗: DPF: Diesel Particulate Filter System (roetfilter)

10 09,28

YARIS TMMF WE OM52C01NL

Page 9: Handleiding Toyota Yaris

VIII

Uw auto bevat batterijen en/of accu’s. Zorg ervoor dat deze gescheidenworden ingezameld en op een milieuvriendelijke manier worden afgevoerd(richtlijn 2006/66/EG).

10 09,28

YARIS TMMF WE OM52C01NL

Page 10: Handleiding Toyota Yaris

IX

Inhoudsopgave

1 INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN Pagina

1 Overzicht van instrumenten en bedieningsorganen 1. . . . . . . . . . . .

2 Sleutels en portieren 11. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

3 Veiligheidssystemen voor inzittenden 69. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

4 Stuurwiel en spiegels 153. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

5 Verlichting, ruitenwissers, achterruit-- en buitenspiegelverwarming 159

6 Meters, tellers en waarschuwingslampjes 169. . . . . . . . . . . . . . . . .

7 Contactslot, transmissie en parkeerrem 197. . . . . . . . . . . . . . . . . . .

8 Audiosysteem 237. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

9 Ventilatie/verwarming/airconditioning 275. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

10 Overige uitrusting 295. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

2 AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW

TOYOTA 313. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

3 STARTEN EN RIJDEN 335. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

4 WAT TE DOEN BIJ PECH 359. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

5 BESCHERMING EN VERZORGING VAN DE CARROSSERIE 405

6 ONDERHOUD EN REPARATIE 413. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

7 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES

1 Inleiding 417. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

2 Motor en chassis 425. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

3 Elektrische onderdelen 441. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

8 SPECIFICATIES 455. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

9 TREFWOORDENLIJST 469. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01NL

10 09,28

Page 11: Handleiding Toyota Yaris

X

YARIS TMMF WE OM52C01NL

10 09,28

Page 12: Handleiding Toyota Yaris

OVERZICHT VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN 1

Hoofdstuk 1--1INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

Overzicht van instrumenten en bedieningsorganen

� Overzicht van dashboard en bedieningsorganen 2. . . . . . . . . . .

� Overzicht van stuurwieltoetsen 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Overzicht van instrumentenpaneel 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Waarschuwings-- en controlelampjes op instrumentenpaneel 8

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 13: Handleiding Toyota Yaris

2 OVERZICHT VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

1. Zijventilatieroosters

2. Bekerhouders

3. Extra opbergvakken

4. Instrumentenpaneel

5. Centrale ventilatieroosters

6. Dashboardkastjes

7. Leeslampjes

8. Aan/uit--schakelaar passagiersairbag

9. Schakelaars ruitbediening

10. Parkeerremhendel

11. Schakelaar Stop & Start--systeem(ECO OFF--schakelaar) of schakelaarextra verwarming

12. Schakelaar stoelverwarming

13. Schakelpatroonschakelaar (stand Es)of schakelaar centrale vergrendeling (typeB)

14. AUX--aansluiting

15. Selectiehendel handgeschakeldetransmissie of selectiehendel Multi--ModeTransmissie

16. Uitneembare asbak

17. Ontgrendelingshendel motorkap

18. Schakelaar verticale koplampverstelling

19. Schakelaar elektrisch bedienbarebuitenspiegels

20. Schakelaar centrale vergrendeling(type A)

21. Blokkeerschakelaar ruitbediening

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Overzicht van dashboard en bedieningsorganen

Page 14: Handleiding Toyota Yaris

OVERZICHT VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN 3

1. Combinatieschakelaar verlichting,richtingaanwijzers en mistlampenvóór/mistachterlicht

2. Ruitenwisser-- en ruitensproeierschakelaar

3. Schakelaar alarmknipperlichten

4. Audiosysteem/navigatiesysteem inclusiefaudiosysteem (Zie voor meer informatiehet instructieboekje voor hetnavigatiesysteem.)

5. Controlelampje AIRBAG OFF

6. Controlelampje veiligheidsgordelvoorpassagier

7. Bedieningspaneel ventilatie/verwarming/airconditioning

8. Schakelaar achterruit-- enbuitenspiegelverwarming

9. Aansteker/accessoireaansluiting

10. Startknop(met Smart entry--systeem en startknop)

11. Contactslot(zonder Smart entry--systeem enstartknop)

12. Ontgrendelingshendel in hoogte en lengteof in hoogte verstelbare stuurkolom

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

�Aanzicht B, met handmatig bediende airconditioning

Page 15: Handleiding Toyota Yaris

4 OVERZICHT VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

1. Combinatieschakelaar verlichting,richtingaanwijzers en mistlampenvóór/mistachterlicht

2. Ruitenwisser-- en ruitensproeierschakelaar

3. Schakelaar alarmknipperlichten

4. Audiosysteem/navigatiesysteem inclusiefaudiosysteem (Zie voor meer informatiehet instructieboekje voor hetnavigatiesysteem.)

5. Controlelampje AIRBAG OFF

6. Controlelampje veiligheidsgordelvoorpassagier

7. Bedieningspaneelventilatie/verwarming/airconditioning

8. Schakelaar achterruit-- enbuitenspiegelverwarming

9. Aansteker/accessoireaansluiting

10. Startknop(met Smart entry--systeem en startknop)

11. Contactslot(zonder Smart entry--systeem enstartknop)

12. Ontgrendelingshendel stuurverstelling

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

�Aanzicht B, met automatische airconditioning

Page 16: Handleiding Toyota Yaris

OVERZICHT VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN 5

Type A

1. Toetsen voor afstandsbediening audiosys-teem

2. Telefoontoets

3. Spraakcommandoschakelaar

Type B

1. Toetsen voor afstandsbediening audiosys-teem

2. Paddle shift--schakelaars

3. Telefoontoets

4. Spraakcommandoschakelaar

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Overzicht van stuurwieltoetsen

Page 17: Handleiding Toyota Yaris

6 OVERZICHT VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

1. Waarschuwings-- en controlelampjes

2. Snelheidsmeter

3. Knop DISP

4. Klok

5. Buitentemperatuur/rijinformatie

6. Brandstofmeter

7. Schakelstandindicator

8. Toerenteller

9. Kilometerteller en twee dagtellers

10. Terugstelknop dagteller

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Overzicht van instrumentenpaneel

�Digitaal instrumentenpaneel

Page 18: Handleiding Toyota Yaris

OVERZICHT VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN 7

1. Waarschuwings-- en controlelampjes

2. Toerenteller

3. Snelheidsmeter

4. Klok

5. Buitentemperatuur

6. Knop klokinstelling

7. Kilometerteller, twee dagtellers enrijinformatie

8. Brandstofmeter

9. Terugstelknop dagteller

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

�Analoog instrumentenpaneel

Page 19: Handleiding Toyota Yaris

8 OVERZICHT VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

Waarschuwings-- en controlelampjes op het instrumentenpaneel

Waarschuwingslampje remsysteem∗1

Waarschuwingslampje laadsysteem∗1

Waarschuwingslampje lage oliedruk∗1

Waarschuwingslampje laag motoroliepeil∗1

Motorcontrolelampje∗1

ofWaarschuwingslampje laag brandstofniveau∗1(digitaal instrumentenpaneel)

Waarschuwingslampje laag brandstofniveau∗1(analoog instrumentenpaneel)

Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur∗1

Controlelampje lage koelvloeistoftemperatuur∗2

Waarschuwingslampje brandstoffilter∗1

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 20: Handleiding Toyota Yaris

OVERZICHT VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN 9

Waarschuwingslampje elektrische stuurbekrachtiging∗1

Waarschuwingslampje multi--mode transmissie/overver-hitte koppeling∗1

Controlelampje parkeerverlichting

Waarschuwingslampje antiblokkeersysteem∗1

Waarschuwingslampje VSC∗1

Waarschuwingslampje motorolie verversen∗1

Waarschuwingslampje airbagsysteem∗1

Waarschuwingslampje open portier∗1

Controlelampje veiligheidsgordel bestuurder∗1

Controlelampje veiligheidsgordel voorpassagier∗1

Controlelampje airbag voorpassagier OFF

Waarschuwingslampje Smart entry--systeem met start-knop∗1

Voorgloeilampje

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 21: Handleiding Toyota Yaris

10 OVERZICHT VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

Controlelampjes richtingaanwijzers

Controlelampje grootlicht

Controlelampje mistlampen voor

Controlelampje mistachterlicht

Controlelampje stand Es

Controlelampje Traction Control

Controlelampje ECO∗3

Controlelampje ECO OFF∗3

∗1: Zie ”Waarschuwingslampjes en --zoemers” op bladzijde 182 inhoofdstuk 1--6 voor meer informatie.

∗2: Zie ”Controle-- en waarschuwingslampjes koelvloeistoftemperatuur” opbladzijde 172 in hoofdstuk 1--6 voor meer informatie.

∗3: Zie ”Stop en Start--systeem” op bladzijde 230 in hoofdstuk 1--7 voormeer informatie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 22: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 11

Hoofdstuk 1--2INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

Sleutels en portieren

� Sleutels 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Startblokkering 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Afstandsbediening 26. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Smart entry--systeem met startknop 40. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Portieren 50. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Elektrisch bedienbare ruiten 55. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Achterklep 59. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Motorkap 65. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Tankdop 67. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 23: Handleiding Toyota Yaris

12 SLEUTELS EN PORTIEREN

Zonder afstandsbediening

Met afstandsbediening

Met afstandsbediening en supervergrendeling

Bij uw auto horen twee verschillende soor-ten sleutels.

Deze sleutels werken bij ieder slot. Uw Toyota--dealer of erkende reparateur heeft een van dehoofdsleutels nodig om een nieuwe sleutel metingebouwde transponderchip te maken.

De hoofd-- en garagesleutel zijn uitgerust meteen transponder die zich in de sleutelkop be-vindt. Deze transponder is essentieel voor dewerking van de startblokkering, dus zorg er-voor dat u de sleutels niet verliest. Met eenzelfgemaakte reservesleutel kan de startblok-kering niet worden opgeheven en kan de motorniet worden gestart.

Aangezien alle portieren en de achterklep zon-der sleutel afgesloten kunnen worden, radenwij u aan altijd een reservesleutel mee te ne-men voor het geval u uw sleutels in de autolaat liggen.

Zorg ervoor dat u aan boord van een vliegtuigniet op de toetsen van de afstandsbedieningdrukt. Zorg ervoor dat de toetsen niet per onge-luk ingedrukt kunnen worden als u de afstands-bediening in bijvoorbeeld een tas hebt opgebor-gen. Bij het indrukken van de toetsen kan deafstandsbediening radiogolven uitzenden diede bediening van het vliegtuig kunnen beïn-vloeden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Sleutels (zonder Smartentry--systeem en startknop)

Page 24: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 13

OPMERKING

Let bij het gebruik van een sleutel met eentransponder op de volgende voorzorgsmaat-regelen:

� Zorg ervoor dat, als de sleutel in het con-tactslot zit, de sleutelring niet op de sleu-telkop ligt en druk de ring niet tegen desleutelkop. Anders kan het gebeuren datde auto niet start of vlak na het starten af-slaat.

� Zorg ervoor dat, als de sleutel in het con-tactslot zit, er geen andere sleutel met eentransponder (ook niet van een andereauto) tegen de sleutel aankomt en drukniet met een andere sleutel tegen de sleu-tel. Anders kan het gebeuren dat de autoniet start of vlak na het starten afslaat. Alsdit gebeurt, verwijder dan de sleutel uithet contactslot, verwijder de andere sleu-tels uit de buurt of scherm deze af met dehand en start vervolgens de motor op-nieuw.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 25: Handleiding Toyota Yaris

14 SLEUTELS EN PORTIEREN

� Verbuig de sleutelkop niet.

� Bedek de sleutel niet met iets dat geenelektromagnetische golven doorlaat.

� Voorkom hardhandige aanrakingen van desleutel met andere voorwerpen.

� Stel de sleutel niet langdurig bloot aanhoge temperaturen en direct zonlicht.

� Voorkom dat de sleutel in water terecht-komt en maak de sleutel niet schoon ineen ultrasoon reinigingsbad.

� Houd de sleutel uit de buurt van elektro-magnetische voorwerpen.

PLAATJE MET SLEUTELNUMMER

Het sleutelnummer is in het plaatjeingeslagen.

Bewaar het plaatje met het sleutelnummerop een veilige plaats, zoals in uw portefeuil-le, niet in de auto.

Als u uw sleutels kwijtraakt of een sleutel bijwilt laten maken, kunt u daarvoor met het sleu-telnummer terecht bij een Toyota--dealer of er-kende reparateur.

Het is aan te raden het sleutelnummer te note-ren en op een veilige plaats te bewaren.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 26: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 15

De sleutel bestaat uit een sleutel met afstands-bediening en een mechanische sleutel. De me-chanische sleutel is voor gebruik in noodgeval-len. Als de sleutel met afstandsbediening nietwerkt, kunt u het bestuurdersportier openenmet de mechanische sleutel.

1. Sleutels met afstandsbediening: Met dezesleutels kunnen alle portieren en de achter-klep vergrendeld en ontgrendeld worden.Uw Toyota--dealer of erkende reparateurheeft een van deze sleutels nodig om eennieuwe sleutel met geïntegreerde transpon-derchip te kunnen maken.

2. Mechanische sleutels (geïntegreerd in desleutels met afstandsbediening): Met dezesleutels kan het bestuurdersportier wordenvergrendeld of ontgrendeld.

De hoofd-- en garagesleutel zijn uitgerust meteen transponder die zich in de sleutelkop be-vindt. Deze transponder is essentieel voor dewerking van de startblokkering, dus zorg er-voor dat u de sleutels niet verliest. Met eenzelfgemaakte reservesleutel kan de startblok-kering niet worden opgeheven en kan de motorniet worden gestart.

Aangezien alle portieren en de achterklep zon-der sleutel afgesloten kunnen worden, radenwij u aan altijd een reservesleutel mee te ne-men voor het geval u uw sleutels in de autolaat liggen.

Zorg ervoor dat u aan boord van een vliegtuigniet op de toetsen van de elektronische sleuteldrukt. Zorg ervoor dat de toetsen niet per onge-luk ingedrukt kunnen worden als u de elektroni-sche sleutel in bijvoorbeeld een tas hebt opge-borgen. Bij het indrukken van de toetsen kande elektronische sleutel radiogolven uitzendendie de bediening van het vliegtuig kunnen beïn-vloeden.

WAARSCHUWING

�Mensen met geïmplanteerde pacemakersof hartdefibrillators moeten voldoendeafstand bewaren tot de antennes van hetSmart entry--systeem met startknop. Zievoor de plaats van de antennes PLAATSVAN ANTENNES op bladzijde 42 in dithoofdstuk. Radiogolven kunnen dergelijkeapparatuur beïnvloeden. Indien nodig kande instapfunctie worden uitgeschakeld.Neem voor de frequenties van deradiosignalen en de momenten waaropdeze worden uitgezonden contact op meteen Toyota--dealer of erkende reparateur.Raadpleeg daarna uw huisarts om na tegaan of u de instapfunctie moetuitschakelen.

� Gebruikers van medische apparatuur an-ders dan geïmplanteerde pacemakers engeïmplanteerde hartdefibrillators moetencontact opnemen met de fabrikant of leve-rancier van deze producten om te informe-ren of radiogolven invloed uitoefenen opdeze apparatuur. Radiogolven kunnen on-verwachte effecten hebben op de werkingvan dergelijke medische apparatuur.

Zie UITSCHAKELEN VAN HET SMARTENTRY--SYSTEEM MET STARTKNOP opbladzijde 45 in dit hoofdstuk voor meer in-formatie over het uitschakelen van de in-stapfunctie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Sleutels (met Smartentry--systeem en startknop)

Page 27: Handleiding Toyota Yaris

16 SLEUTELS EN PORTIEREN

OPMERKING

Let bij het gebruik van een sleutel met eentransponder op de volgende voorzorgsmaat-regelen:

� Plak geen stickers of andere materialen opde sleutel.

� Voorkom hardhandige aanrakingen van desleutel met andere voorwerpen.

� Stel de sleutel niet langdurig bloot aan ho-ge temperaturen en direct zonlicht.

� Voorkom dat de sleutel in water terecht-komt en maak de sleutel niet schoon ineen ultrasoon reinigingsbad.

� Houd de sleutel niet in de buurt van voor-werpen die elektromagnetische golven uit-zenden, zoals een mobiele telefoon.

GEBRUIK VAN DE MECHANISCHESLEUTEL

Druk om de mechanische sleutel te gebruikenop de ontgrendelknop en verwijder de mecha-nische sleutel zoals aangegeven. Zorg ervoordat de sleutel geplaatst is wanneer deze nietwordt gebruikt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 28: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 17

PLAATJE MET SLEUTELNUMMER

Het sleutelnummer is in het plaatje ingesla-gen. Bewaar het plaatje met het sleutelnum-mer op een veilige plaats, zoals in uw porte-feuille, niet in de auto.

Als u uw sleutels kwijtraakt of sleutels bij wiltlaten maken, kunt u daarvoor met het sleutel-nummer terecht bij een Toyota--dealer of erken-de reparateur.

Het is aan te raden het sleutelnummer te note-ren en op een veilige plaats te bewaren.

De startblokkering is een antidiefstalsys-teem. Zodra de sleutel in het contactslotwordt geplaatst, stuurt de transponder in desleutelkop een elektronische code naar deauto. Als deze code overeenkomt met degeprogrammeerde identificatiecode (ID- co-de) van de auto kan de motor worden ge-start.

Laat de sleutels nooit in de auto achter wan-neer u de auto verlaat.

De startblokkering wordt automatisch inge-schakeld zodra de sleutel uit het contactslotwordt genomen.

Als de sleutel die bij de auto hoort in het con-tactslot wordt gestoken, wordt de blokkeringautomatisch opgeheven, waardoor de motorkan worden gestart.

Het systeem is onderhoudsvrij.

Uw Toyota--dealer of erkende reparateur heefthet sleutelnummer en een hoofdsleutel nodigom een nieuwe sleutel met ingebouwde trans-ponderchip te maken. Het aantal sleutels dat ukunt laten bijmaken, is echter beperkt.

Met een zelfgemaakte reservesleutel kan destartblokkering niet worden opgeheven enkan de motor niet worden gestart.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Startblokkering (zonder Smartentry--systeem en startknop)

Page 29: Handleiding Toyota Yaris

18 SLEUTELS EN PORTIEREN

OPMERKING

Verander of verwijder het systeem niet. Naveranderen of verwijderen kan de werkingvan het systeem niet worden gegarandeerd.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 30: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 19

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 31: Handleiding Toyota Yaris

20 SLEUTELS EN PORTIEREN

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 32: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 21

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 33: Handleiding Toyota Yaris

22 SLEUTELS EN PORTIEREN

“Hereby, Tokai Rika Co., Ltd., declares that this RI--33BTY is in compliance with the essential requi-rements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC.”

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 34: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 23

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 35: Handleiding Toyota Yaris

24 SLEUTELS EN PORTIEREN

De startblokkering is een antidiefstalsys-teem dat gebruik maakt van een elektroni-sche code. De transponderchip in de sleutelstuurt deze code naar de auto. Als deze co-de overeenkomt met de geprogrammeerdeidentificatiecode (ID- code) van de auto, kande startblokkering worden uitgeschakeld,waarna de motor kan worden gestart.

Laat de sleutels nooit in de auto achter.

De startblokkering wordt automatisch inge-schakeld zodra het contact UIT wordt gezet.

De startblokkering wordt automatisch uitge-schakeld als u in de auto stapt terwijl u eensleutel van het Smart entry--systeem met start-knop bij u hebt en op de startknop drukt. Zie“Smart entry--systeem met startknop” op blad-zijde 40 in dit hoofdstuk voor meer informatie.

Als de batterij van de sleutel leeg is, moet u deelektronische sleutel bij de startknop houden.

Het systeem is onderhoudsvrij.

Uw Toyota--dealer of erkende reparateur heefthet sleutelnummer en de elektronische sleutelsnodig om een nieuwe sleutel met ingebouwdetransponderchip te maken. Het aantal sleutelsdat u kunt laten bijmaken, is echter beperkt.

Met een zelfgemaakte reservesleutel kan destartblokkering niet worden opgeheven enkan de motor niet worden gestart.

OPMERKING

Verander of verwijder het systeem niet. Naveranderen of verwijderen en terugplaatsenkan de werking van het systeem niet wordengegarandeerd.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Startblokkering (met Smartentry--systeem en startknop)

Page 36: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 25

Hereby, Toyota Motor Corporation, declares that this TMIMB--1 is in compliance with the essentialrequirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 37: Handleiding Toyota Yaris

26 SLEUTELS EN PORTIEREN

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop

1. Toets LOCK

2. Toets UNLOCK

3. Controlelampje

Met de afstandsbediening kunt u alle portie-ren en de achterklep binnen ongeveer 1 me-ter van de auto ver- of ontgrendelen.

Als u op een toets van de afstandsbedieningdrukt, doe dat dan rustig en duidelijk. Het con-trolelampje knippert eenmaal.

De afstandsbediening is een elektronisch on-derdeel. Houd u aan de volgende aanwijzingenom schade aan de zender en storingen te voor-komen.

� Leg de afstandsbediening niet op plaatsenwaar de temperatuur hoog kan oplopenzoals op het dashboard.

� Probeer de afstandsbediening niet te de-monteren.

� Voorkom hardhandige aanraking met ande-re voorwerpen.

� Voorkom dat de afstandsbediening in hetwater terechtkomt.

U kunt maximaal 4 afstandsbedieningen ge-bruiken bij uw auto. Neem voor meer informatiecontact op met een Toyota--dealer of erkendereparateur.

Als de portieren en de achterklep niet of nietbinnen een normale afstand met de zenderkunnen worden bediend:

� Controleer of er geen andere zender (bij-voorbeeld van een radiostation of een vlieg-veld) in de buurt is die op de zender van deafstandsbediening kan storen.

� De batterij kan leeg zijn. Controleer debatterij in de sleutel. Zie voor het vervangenvan de batterij “—Batterij vervangen” opbladzijde 29 of 31.

Als u uw sleutel bent verloren, neem dan zosnel mogelijk contact op met een Toyota--dea-ler of erkende reparateur om diefstal en/of mis-bruik te voorkomen. (Zie “Als u uw sleutels ver-liest” op bladzijde 403 in hoofdstuk 4.)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Afstandsbediening—

Page 38: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 27

Vergrendelen

Ontgrendelen

Druk op de toets om alle portiersloten enhet slot van de achterklep tegelijk te ver- ofontgrendelen. Het controlelampje in desleutel zal één keer knipperen.

Bij auto’s met supervergrendeling kan dit sys-teem in en uit worden geschakeld met de af-standsbediening. (Zie “—Supervergrendeling”op bladzijde 38 in dit hoofdstuk.)

Vergrendelen: druk op de toets LOCK. Alle por-tieren en de achterklep worden gelijktijdig ver-grendeld. Tevens zullen de alarmknipperlichtenéén keer knipperen.

Controleer of de portieren ook daadwerkelijk opslot zijn.

Als een portier niet goed is gesloten of als desleutel nog in het contactslot is geplaatst, zul-len de portieren niet worden vergrendeld als opde vergrendeltoets wordt gedrukt.

Ontgrendelen: druk op de toets UNLOCK. Alleportieren en de achterklep worden gelijktijdigontgrendeld. Tevens zullen de alarmknipper-lichten twee keer knipperen.

Als de schakelaar van de interieurverlichting inde stand DOOR staat en de portieren en deachterklep worden ontgrendeld met de af-standsbediening, zal de interieurverlichting ge-durende 15 seconden branden en daarna do-ven, zelfs als er geen portier wordt geopend.(Zie “Interieurverlichting” op bladzijde 164 inhoofdstuk 1--5 voor meer informatie.)

Na het ontgrendelen met de afstandsbedieninghebt u 30 seconden de tijd om een portier teopenen. Wordt binnen dat tijdsbestek geen por-tier geopend, dan zullen alle sloten automa-tisch weer worden vergrendeld.

De portieren worden niet herhaaldelijk ver-- ofontgrendeld als de vergrendel-- of ontgrendel-toets ingedrukt wordt gehouden. Laat de toetslos en druk deze opnieuw in om de functie teherhalen.

Als zich het volgende voordoet, kan de batterijin de sleutel leeg zijn. Zie in dit geval“—Batterij vervangen” op bladzijde 29 of 31 omde batterij te vervangen.

� De zender werkt niet.

� Het bereik van de zender wordt merkbaarkleiner.

� Het controlelampje in de sleutel brandtzwak of helemaal niet.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Vergrendelen en ontgrendelen vande portieren en de achterklep(zonder Smart entry--systeem enstartknop)

Page 39: Handleiding Toyota Yaris

28 SLEUTELS EN PORTIEREN

Vergrendelen

Ontgrendelen

Druk rustig en stevig op de toetsen om deportieren en de achterklep te vergrendelenen ontgrendelen. Het controlelampje in deafstandsbediening zal één keer knipperen.

Bij auto’s met supervergrendeling kan dit sys-teem in en uit worden geschakeld met de af-standsbediening. (Zie “—Supervergrendeling”op bladzijde 38 in dit hoofdstuk.)

Vergrendelen: druk op de vergrendeltoets. Alleportieren en de achterklep worden gelijktijdigvergrendeld. Tevens zullen de alarmknipper-lichten één keer knipperen.

Gedurende drie seconden na het vergrendelenvan de portieren en de achterklep kunnen dezeniet opnieuw worden ontgrendeld met hetSmart entry--systeem met startknop.

Controleer of alle portieren en de achterklepzijn vergrendeld.

Als een van de portieren of de achterklep nietgoed gesloten is of als er een sleutel in de autois achtergebleven, kunnen de portieren en deachterklep niet worden vergrendeld door op devergrendeltoets te drukken en zal er gedurende10 seconden een geluidssignaal te horen zijn.

Het activeren van de zoemer kan worden voor-komen. Neem contact op met een Toyota--dea-ler of erkende reparateur voor meer informatie.

Ontgrendelen: druk op de toets (ontgrende-

len). Alle portieren en de achterklep wordengelijktijdig ontgrendeld. Tevens zullen de alarm-knipperlichten twee keer knipperen.

Als het contact in stand ACC of AAN staat, kande auto niet worden ontgrendeld met de toetsUNLOCK.

Als de schakelaar van de interieurverlichting inde stand DOOR staat en de portieren en deachterklep worden ontgrendeld met de af-standsbediening, zal de interieurverlichting ge-durende 15 seconden branden en daarna do-ven, zelfs als er geen portier wordt geopend.(Zie “Interieurverlichting” op bladzijde 164 inhoofdstuk 1--5 voor meer informatie.)

Na het ontgrendelen met de afstandsbedieninghebt u 30 seconden de tijd om een portier teopenen. Wordt binnen dat tijdsbestek geen por-tier geopend, dan zullen alle sloten automa-tisch weer worden vergrendeld.

Als voor het vergrendelen van de portieren deafstandsbediening wordt gebruikt in de buurtvan de ruit of de portierhandgreep, bestaat dekans dat de portieren niet ontgrendeld wordendoor de instapfunctie van het Smart entry--sys-teem met startknop. Gebruik in zo’n geval deafstandsbediening om de portieren te ontgren-delen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Vergrendelen en ontgrendelen vande portieren en de achterklep (metSmart entry--systeem en startknop)

Page 40: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 29

Als de vergrendel-- of ontgrendeltoets ingedruktwordt gehouden, worden de portieren niet her-haaldelijk ver-- of ontgrendeld. Laat de toets losen druk deze opnieuw in om de functie te her-halen.

Gebruik voor het vervangen een CR2016 li-thium of gelijkwaardige batterij.

WAARSCHUWING

� Let erop dat kleine kinderen de batterij ofandere onderdelen niet in de mond doenof doorslikken. Het niet in acht nemen vande voorzorgsmaatregelen kan resulterenin ernstig letsel.

� Als de batterij door een onjuist type batte-rij wordt vervangen, kan een explosie op-treden.

� Gooi batterijen niet weg, maar lever ze inals KCA.

OPMERKING

� Let er bij het vervangen van de batterij opde onderdelen niet kwijt te raken.

� Vervang de batterij alleen door het dooreen Toyota-dealer of erkende reparateuraanbevolen type.

� Gooi batterijen niet weg, maar lever ze inals KCA.

Vervang de batterij als volgt:

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Batterij vervangen (zonderSmart entry--systeem enstartknop)

Page 41: Handleiding Toyota Yaris

30 SLEUTELS EN PORTIEREN

1. Verwijder het schroefje en vervolgens hetafdekkapje.

2. Neem de module uit de sleutel.

3. Verwijder het afdekkapje van demodule.

4. Maak de batterij los, zodat deze kan wor-den verwijderd.

OPMERKING

Probeer nooit de module aan te passen.Anders kan er schade ontstaan.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 42: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 31

5. Zorg ervoor dat de batterij goed vastzit.

OPMERKING

� Controleer of de batterij goed (met de po-sitieve zijde naar boven gericht) in de mo-dule ligt.

� Raak de batterij niet aan met natte handen.Door vocht kan roest ontstaan.

� Raak de onderdelen in de afstandsbedie-ning niet aan en breng er geen wijzigingenin aan. Anders werkt de afstandsbedie-ning mogelijk niet goed.

� Let er bij het plaatsen van de batterij opdat de contacten niet verbuigen en dat ergeen stof of vloeistoffen in de afstandsbe-diening terechtkomen.

6. Doe het afdekkapje terug op de module enplaats de module weer in de afstandsbedie-ning.

7. Sluit de afstandsbediening met het deksel.

OPMERKING

Verzeker u ervan dat de afstandsbedieninggoed gesloten is.

Controleer na het vervangen van de batterij ofde sleutel goed werkt. Raadpleeg een Toyota--dealer of erkende reparateur als de sleutel nogsteeds niet goed werkt.

De afstandsbediening kan bij het vervangenvan de batterij gemakkelijk beschadigd worden.We adviseren u de batterij te laten vervangendoor een Toyota--dealer of erkende reparateur.Gebruik een sleufkopschroevendraaier en eenCR1632 lithiumbatterij als u het zelf doet.

WAARSCHUWING

� Let erop dat kleine kinderen de batterij ofandere onderdelen niet in de mond doen.Het niet in acht nemen van de voorzorgs-maatregelen kan resulteren in ernstig let-sel.

� Als de batterij door een onjuist type batte-rij wordt vervangen, kan een explosie op-treden.

� Gooi batterijen niet weg, maar lever ze inals KCA.

OPMERKING

� Raak de printplaat niet aan omdat hier-door statische elektriciteit kan worden op-gewekt die de afstandsbediening kan be-schadigen.

� Let er bij het vervangen van de batterij opde onderdelen niet kwijt te raken.

� Vervang de batterij alleen met het dooreen Toyota-dealer of erkende reparateuraanbevolen type.

� Gooi batterijen niet weg, maar lever ze inals KCA.

Vervang de batterij van de afstandsbedieningdoor het volgen van de volgende procedure:

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Batterij vervangen(met Smart entry--systeem enstartknop)

Page 43: Handleiding Toyota Yaris

32 SLEUTELS EN PORTIEREN

1. Druk de ontgrendelknop in en verwijder demechanische sleutel.

2. Open de afstandsbediening met een sleuf-kopschroevendraaier o.i.d.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 44: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 33

3. Verwijder de lege batterij met een sleufkop-schroevendraaier o.i.d. Steek de schroe-vendraaier in de groef en wip de batterijomhoog zoals in bovenstaande afbeeldingis aangegeven.

OPMERKING

Probeer nooit de module aan te passen.Hierdoor kan de afstandsbediening defectraken.

4. Plaats een nieuwe batterij met de positievezijde (+) naar boven gericht. Plaats het kap-je en steek de mechanische sleutel in deafstandsbediening.

Sluit de afstandsbediening goed.

OPMERKING

� Verzeker u ervan dat de batterij op de juis-te wijze geplaatst is, met de positieve ennegatieve zijde goed om.

� Raak de batterij niet aan met natte handen.Door vocht kan roest ontstaan.

� Raak de onderdelen in de afstandsbedie-ning niet aan en breng er geen wijzigingenin aan. Anders kan het gebeuren dat deafstandsbediening niet goed werkt.

� Let er bij het plaatsen van de batterij opdat de contacten niet verbuigen en dat ergeen stof of vloeistoffen in de afstandsbe-diening terechtkomen.

� Sluit de afstandsbediening goed.

Controleer na het vervangen van de batterij ofde sleutel goed werkt. Raadpleeg een Toyota--dealer of erkende reparateur als de sleutel nogsteeds niet goed werkt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 45: Handleiding Toyota Yaris

34 SLEUTELS EN PORTIEREN

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 46: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 35

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 47: Handleiding Toyota Yaris

36 SLEUTELS EN PORTIEREN

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 48: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 37

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 49: Handleiding Toyota Yaris

38 SLEUTELS EN PORTIEREN

De supervergrendeling is een antidiefstal-systeem. Op de zijruiten van de uitvoerin-gen met supervergrendeling zijn labels be-vestigd om aan te geven dat de auto met ditsysteem is uitgerust. Wanneer u alle portie-ren en de achterklep door middel van deafstandsbediening vergrendelt, is het sys-teem ingeschakeld. Als de supervergrende-ling is ingeschakeld, kunnen de portierenniet van binnenuit of van buitenaf wordenontgrendeld.

WAARSCHUWING

Schakel de supervergrendeling nooit in alser zich nog personen in de auto bevinden,omdat de portieren dan niet van binnenuitkunnen worden geopend. Als de portierenper ongeluk worden vergrendeld druk danop de toets UNLOCK/ontgrendeltoets van deafstandsbediening.

INSCHAKELEN VAN HET SYSTEEM

1. Zet het contact UIT en verwijder de sleutel.

2. Laat alle inzittenden de auto verlaten.

3. Sluit alle portieren en de achterklep.

4. Druk 2 maal binnen 5 seconden op de toetsLOCK van de afstandsbediening. Als u niet2 maal binnen 5 seconden op deze toetshebt gedrukt, zal het systeem niet wordeningeschakeld. Ontgrendel de portieren enschakel het systeem opnieuw in.

Het systeem kan uitsluitend worden inge-schakeld met de afstandsbediening.

Elke keer dat er op de toets LOCK wordtgedrukt, zullen de richtingaanwijzers éénkeer knipperen.

UITSCHAKELEN VAN HET SYSTEEM

Druk op de toets UNLOCK van de afstandsbe-diening.

De richtingaanwijzers zullen 2 keer knipperenom aan te geven dat het systeem is uitgescha-keld.

Als de batterij van de afstandsbediening leegis, kan de supervergrendeling worden uitge-schakeld met een sleutel.

TESTEN VAN HET SYSTEEM

1. Open alle ruiten.

2. Schakel het systeem in zoals hiervoor isomschreven.

3. Probeer om alle portieren van binnenuit teontgrendelen.

De vergrendelknop moet weer naar destand LOCK bewegen.

4. Druk op de toets UNLOCK van de afstands-bediening en controleer of het systeemwordt uitgeschakeld.

Laat de auto nakijken door een Toyota--dealerof erkende reparateur als het systeem nietgoed werkt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Supervergrendeling (auto’szonder Smart entry--systeem enstartknop)

Page 50: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 39

De supervergrendeling is een antidiefstal-systeem. Op de zijruiten van de uitvoerin-gen met supervergrendeling zijn labels be-vestigd om aan te geven dat de auto met ditsysteem is uitgerust. Het systeem wordtingeschakeld wanneer u alle portieren en deachterklep door middel van de afstandsbe-diening vergrendelt. Als de supervergrende-ling eenmaal is ingeschakeld, kunnen deportieren en de achterklep niet van binnen-uit of van buitenaf worden ontgrendeld.

WAARSCHUWING

Schakel de supervergrendeling nooit in alser zich nog personen in de auto bevinden,omdat de portieren en de achterklep dan nietvan binnenuit kunnen worden geopend. Alsde portieren per ongeluk worden vergren-deld, druk dan op de toets (ontgrendelen)van de afstandsbediening.

INSCHAKELEN VAN HET SYSTEEM

1. Zet de motor af.

2. Laat alle inzittenden de auto verlaten.

3. Sluit alle portieren en de achterklep.

4. Druk TWEEMAAL binnen 5 seconden op detoets (vergrendelen) van de afstands-

bediening.

Het systeem kan uitsluitend worden inge-schakeld met de afstandsbediening.

Elke keer dat er op de toets (vergrende-

len) wordt gedrukt, zullen de richtingaanwij-zers één keer knipperen.

UITSCHAKELEN VAN HET SYSTEEM

Druk op de toets (ontgrendelen) van de

afstandsbediening.

De richtingaanwijzers zullen 2 keer knipperenom aan te geven dat het systeem is uitgescha-keld.

Als de batterij van de afstandsbediening leegis, kan het bestuurdersportier worden ontgren-deld met de mechanische sleutel.

TESTEN VAN HET SYSTEEM

1. Open alle ruiten.

2. Schakel het systeem in zoals hiervoor isomschreven.

3. Probeer alle portieren van binnenuit te ont-grendelen.

Het vergrendelknopje moet in de vergren-delstand blijven staan.

4. Druk op de toets (ontgrendelen) van de

afstandsbediening en controleer of het sys-teem wordt uitgeschakeld.

Laat de auto nakijken door een Toyota--dealerof erkende reparateur als het systeem nietgoed werkt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Supervergrendeling (auto’smet Smart entry--systeem enstartknop)

Page 51: Handleiding Toyota Yaris

40 SLEUTELS EN PORTIEREN

De belangrijkste functies van het Smart en-try- systeem met startknop zijn de onder-staande.

� Startblokkering (Zie “Startblokkering” opbladzijde 17 in dit hoofdstuk voor meer in-formatie.)

� Afstandsbedieningsfunctie (Zie “Afstands-bediening” op bladzijde 26 in dit hoofdstukvoor meer informatie.)

� Startknopfunctie (Zie “Het starten van demotor” op bladzijde 336 in hoofdstuk 3 voormeer informatie.)

� Instapfunctie en startfunctie (Zie INSTAP-FUNCTIE EN STARTFUNCTIE in dit hoofd-stuk.)

� Stuurslotfunctie (Zie STUURSLOTFUNC-TIE in dit hoofdstuk.)

WAARSCHUWING

�Mensen met geïmplanteerde pacemakersof hartdefibrillators moeten voldoendeafstand bewaren tot de antennes van hetSmart entry--systeem met startknop. Zievoor de plaats van de antennes PLAATSVAN ANTENNES op bladzijde 42 in dithoofdstuk. Radiogolven kunnen dergelijkeapparatuur beïnvloeden. Indien nodig kande instapfunctie worden uitgeschakeld.Neem voor de frequenties van deradiosignalen en de momenten waaropdeze worden uitgezonden contact op meteen Toyota--dealer of erkende reparateur.Raadpleeg daarna uw huisarts om na tegaan of u de instapfunctie moetuitschakelen.

� Gebruikers van medische apparatuur an-ders dan geïmplanteerde pacemakers engeïmplanteerde hartdefibrillators moetencontact opnemen met de fabrikant of leve-rancier van deze producten om te informe-ren of radiogolven invloed uitoefenen opdeze apparatuur. Radiogolven kunnen on-verwachte effecten hebben op de werkingvan dergelijke medische apparatuur.

Zie UITSCHAKELEN VAN HET SMARTENTRY--SYSTEEM MET STARTKNOP opbladzijde 45 in dit hoofdstuk voor meer in-formatie over het uitschakelen van de in-stapfunctie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Smart entry--systeem metstartknop

Page 52: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 41

Instapfunctie

Startfunctie

INSTAPFUNCTIE EN STARTFUNCTIE

Als u de sleutel bij u hebt, kunt u de portie-ren ver- en ontgrendelen en de motor star-ten.

Instapfunctie: U kunt de portieren en de ach-terklep vergrendelen en ontgrendelen. Zie “Por-tieren” op bladzijde 50 in dit hoofdstuk voormeer informatie.

Startfunctie: U kunt de standen van het con-tact inschakelen en de motor starten wanneerde elektronische sleutel zich in de auto bevindt.Zie “Contactslot” op bladzijde 198 in hoofdstuk1--7 en “Starten van de motor” op bladzijde 336in hoofdstuk 3 voor meer informatie.

STUURSLOTFUNCTIE

Als het bestuurdersportier wordt geopend na-dat de motor uit is gezet, wordt het stuurslotgeactiveerd.

Het stuurslot wordt automatisch gedeactiveerdals de startknop wordt ingedrukt. Als hetcontrolelampje in de startknop groen knippert,geeft dat aan dat het stuurslot nog geblokkeerdis. Als het amberkleurige controlelampjeknippert, is er een probleem aanwezig in hetstuurslotsysteem. Zie “Starten van de motor”op bladzijde 336 en “Rijden en parkeren methet Smart entry--systeem met startknop” opbladzijde 344 in hoofdstuk 3 voor meerinformatie.

Denk eraan dat het stuurslot niet geactiveerdkan worden als de accu leeg is.

WAARSCHUWING

Open bij motorproblemen tijdens het rijden,bijvoorbeeld afslaan van de motor, het be-stuurdersportier pas als de auto op een veili-ge plaats tot stilstand is gebracht. Door hetopenen van het portier kan het stuurslot ge-activeerd worden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 53: Handleiding Toyota Yaris

42 SLEUTELS EN PORTIEREN

PLAATS VAN ANTENNES

1. Antenne in het interieur

2. Antenne aan de buitenzijde

DETECTIEGEBIED

De instap- en startfunctie zijn beschikbaarals er in het detectiegebied een geregi-streerde sleutel aanwezig is.

1. Detectiegebied instapfunctie: Ongeveer 1m van elke portiergreep vóór aan de buiten-zijde en de schakelaar voor het openen vande achterklep.

Als de sleutel zich te dicht bij de portier-greep, ruiten en het midden van de achter-bumper bevindt, kan het gebeuren dat deinstapfunctie niet werkt.

2. Detectiegebied startfunctie: In het interi-eur.

Het kan zijn dat de startfunctie niet werktals de sleutel zich op het dashboard, in debagageruimte, in het dashboardkastje of opde vloer bevindt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 54: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 43

OMSTANDIGHEDEN DIE DE WERKINGBEÏNVLOEDEN

Het Smart entry- systeem met startknop, deafstandsbediening en de startblokkeringwerken onder de volgende omstandighedenmogelijk niet goed. Gebruik in zo’n gevaleen mechanische sleutel om de portieren tevergrendelen of ontgrendelen (zie “Portie-ren” op bladzijde 50 voor meer informatie).Zie STARTEN VAN DE MOTOR ALS DEELEKTRONISCHE SLEUTEL NIET GOEDWERKT op bladzijde 43 als u de startfunctieniet kunt gebruiken.

� In de buurt van een televisietoren, elektrici-teitsbedrijf, tankstation, radiozender, grootbeeldscherm, vliegveld of andere installatiedie sterke radiosignalen of elektromagneti-sche velden produceert

� Wanneer een draagbare radio, mobiele tele-foon, draadloze telefoon of een anderdraadloos communicatieapparaat in debuurt is

� Als er in de directe omgeving meerdereelektronische sleutels aanwezig zijn

� Als de elektronische sleutel in contact komtmet of afgedekt wordt door een metalenvoorwerp

� Als er in de buurt gebruik wordt gemaaktvan een andere sleutel met afstandsbedie-ning (die radiosignalen uitzendt)

� Wanneer u de elektronische sleutel bij uhebt samen met de volgende apparaten dieradiosignalen uitzenden

� Elektronische sleutel van een andereauto

� Een sleutel met afstandsbediening dieradiosignalen uitzendt

� Een pc

� Als een metalen coating of metalen voor-werpen aan de achterruit worden bevestigd.

� Als de batterij van de elektronische sleutelleeg is (Zie voor het vervangen van de bat-terij bladzijde 31 in dit hoofdstuk.)

STARTEN VAN DE MOTOR ALS DE ELEK-TRONISCHE SLEUTEL NIET GOED WERKT

U kunt de motor starten of de stand van destartknop wijzigen aan de hand van deonderstaande procedure.

1. Houd het rempedaal ingetrapt en houd deelektronische sleutel met het Toyota--logotegen de startknop.

2. Starten van de motor: Houd het rempedaalingetrapt en druk binnen 5 seconden nadatde zoemer klinkt en het lampje van destartknop groen gaat branden de startknopin.

Wijzigen van de stand van het contact: Laatbinnen 5 seconden nadat de zoemer klinkten het lampje van de startknop groen gaatbranden het rempedaal los en druk op destartknop. De stand wordt gewijzigd in devolgorde ACC, AAN en UIT.

5 seconden of langer nadat het lampje van destartknop groen is gaan branden, gaat hetlampje uit. De motor kan dan niet meer wordengestart. Herhaal de procedure vanaf het begin.

Druk op de gebruikelijke manier op de start-knop om de motor af te zetten.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 55: Handleiding Toyota Yaris

44 SLEUTELS EN PORTIEREN

SPAREN VAN BATTERIJ

De zenders aan de buitenzijde van de auto enin de sleutel sturen elektromagnetische signa-len naar elkaar als de portieren vergrendeldzijn.

In de volgende gevallen wordt het Smart entry--systeem met startknop automatisch gedeacti-veerd om te voorkomen dat de batterijen ontla-den raken:

� Wanneer de sleutel zich meer dan 10 minu-ten buiten de auto en binnen het bereik vanhet Smart entry--systeem met startknop be-vindt.

� Wanneer er gedurende meer dan 2 wekengeen reactie is van de sleutel.

Het Smart entry- systeem met startknop kanop de volgende manier weer worden geacti-veerd:

a. Druk op de vergrendelknop op de portier-greep van een van de voorportieren of opde schakelaar van de achterklep terwijl u deelektronische sleutel bij u hebt.

b. Druk op een toets van de afstandsbedie-ning.

c. Steek de mechanische sleutel in het slotvan het bestuurdersportier en draai de sleu-tel in een willekeurige richting.

Als de elektronische sleutel gedurende langeretijd sterke elektromagnetische signalen ont-vangt, kan de levensduur van de batterij aan-zienlijk verkort worden. Zorg ervoor dat deelektronische sleutel altijd minimaal 1 meter uitde nabijheid van de volgende elektrische appa-raten blijft.

� TV

� Pc

� Mobiele telefoon

� Laadapparaat voor een draadloze telefoon

� Lantaarnpalen

� TL--verlichting

WAARSCHUWING

Wijzigingen of modificaties die niet explicietzijn goedgekeurd door de partij die er ver-antwoordelijk voor is dat het systeem aan denormen voldoet, kunnen het gebruik van hetsysteem illegaal maken.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 56: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 45

UITSCHAKELEN VAN HET SMART ENTRY-SYSTEEM MET STARTKNOP

De volgende functies kunnen worden uitge-schakeld:

� De functie die het mogelijk maakt de portie-ren en de achterklep te vergrendelen/ont-grendelen als u de sleutel bij u hebt

� De functie die ervoor zorgt dat er een ge-luidssignaal gegeven wordt als u de sleutelin de auto achterlaat en er een portier ge-sloten wordt

� De functie die ervoor zorgt dat het contactAAN gaat en de motor gestart kan wordenals de elektronische sleutel zich in de autobevindt

� Waarschuwingslampjes en zoemers

Neem contact op met een Toyota--dealer oferkende reparateur voor meer informatie.

Neem contact op met een Toyota-dealer oferkende reparateur als het Smart entry- sys-teem met startknop door een defect in hetsysteem niet goed werkt. Neem alle sleutelsin dat geval mee. Deze kunnen nodig zijnom het systeem te repareren.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 57: Handleiding Toyota Yaris

46 SLEUTELS EN PORTIEREN

Elektronische sleutel B51EA

Hereby, Tokai Rika Co., Ltd., declares that this Electronic Key, model B51EA, is in compliance withthe essential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 58: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 47

Elektronische sleutel B90EA

Hereby, Tokai Rika Co., Ltd., declares that this Electronic Key, model B90EA, is in compliance withthe essential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 59: Handleiding Toyota Yaris

48 SLEUTELS EN PORTIEREN

Hereby, Tokai Rika Co., Ltd., declares that this Tuner, model B51UA, is in compliance with the es-sential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 60: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 49

Hereby, Toyota Motor Corporation, declares that this TMLF--2 is in compliance with the essentialrequirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 61: Handleiding Toyota Yaris

50 SLEUTELS EN PORTIEREN

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop

VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN METDE SLEUTEL

Plaats de sleutel in het slot en draai de sleu-tel in de gewenste richting.

Vergrendelen: draai de sleutel naar de voorzij-de van de auto.Ontgrendelen: draai de sleutel naar de achter-zijde van de auto.

Zodra een voorportier wordt vergrendeld of ont-grendeld, worden alle portieren en de achter-klep tegelijkertijd respectievelijk vergrendeld enontgrendeld.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Gedurende drie seconden na het vergrendelenvan de portieren en de achterklep kunnen dezeniet opnieuw worden ontgrendeld via het Smartentry--systeem met startknop.

Wanneer de schakelaar van de interieurverlich-ting in de stand DOOR staat, gaat de interieur-verlichting branden als een van de portierengeopend wordt.

Als alle portieren en de achterklep worden ge-sloten, zal de verlichting nog ongeveer 15 se-conden aan blijven en dan weer uitgaan. (Zie“Interieurverlichting” op bladzijde 164 in hoofd-stuk 1--5 voor meer informatie.)

Als de schakelaar van de interieurverlichting inde stand DOOR staat en alle portieren en deachterklep gelijktijdig worden ontgrendeld metde sleutel, zal de interieurverlichting gedurende15 seconden gaan branden en vervolgenslangzaam doven. (Zie INSTAPVERLICHTINGop bladzijde 164 in hoofdstuk 1--5 voor meerinformatie.)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Portieren—

Page 62: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 51

VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN METSMART ENTRY-SYSTEEM EN STARTKNOP

Als u een geregistreerde sleutel bij u hebt en ubinnen het ontvangstgebied van het Smart en-try--systeem met startknop bent, kunt u de por-tieren en de achterklep vergrendelen en ont-grendelen zonder de sleutel te gebruiken. Zie”Smart entry--systeem met startknop” op blad-zijde 40 in dit hoofdstuk voor meer informatieover het detectiegebied.

Vergrendelen

Druk op de vergrendeltoets van de portier-greep aan de buitenzijde. Alle portieren ende achterklep worden gelijktijdig vergren-deld. Tevens zullen de alarmknipperlichtenéén keer knipperen.

In de volgende gevallen kunt u de portieren ende achterklep niet vergrendelen met de ver-grendeltoets en klinkt er als waarschuwing eengeluidssignaal.

� Als een van de portieren niet goed geslotenis. Er klinkt 10 seconden lang een geluids-signaal.

� Als de motor niet is uitgezet. Er klinkt 2 se-conden lang een geluidssignaal.

� Als de sleutel zich nog in de auto bevindt.Er klinkt 2 seconden lang een geluidssig-naal.

Het kan zijn dat er geen geluidssignaal klinktals de sleutel zich op het dashboard, in de ba-gageruimte, in het dashboardkastje of op devloer bevindt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 63: Handleiding Toyota Yaris

52 SLEUTELS EN PORTIEREN

Ontgrendelen

Omklem de portiergreep aan de buitenzijde(de sensoren bevinden zich aan de achter-zijde van de portiergreep). Alle portieren ende achterklep worden ontgrendeld als deportiergreep omklemd wordt. Tevens zullende alarmknipperlichten twee keer knippe-ren.

Als u handschoenen draagt, kan het iets langerduren voordat de portieren ontgrendeld wor-den. Gedurende drie seconden na het vergren-delen van de portieren en de achterklep kun-nen deze niet opnieuw worden ontgrendeld methet Smart entry--systeem met startknop.

Als u binnen het detectiegebied van het Smartentry--systeem met startknop komt, zal de inte-rieurverlichting gedurende ongeveer 15 secon-den gaan branden. Als de interieurverlichtingbrandt, kunnen de portieren en de achterklepworden ontgrendeld door de portiergreep vastte pakken.

Na het ontgrendelen met het Smart entry--sys-teem met startknop hebt u 30 seconden de tijdom een portier te openen. Wordt binnen dattijdsbestek geen portier geopend, dan zullenalle portieren en de achterklep automatischweer worden vergrendeld.

Als de portieren zijn ontgrendeld met het Smartentry--systeem met startknop, controleer dan ofde portieren ontgrendeld zijn alvorens aan eenportierhandgreep te trekken.

Als de sleutel zich buiten de auto maar binnenhet detectiegebied bevindt, kan een sensor vanhet Smart entry--systeem met startknop eensignaal ”portieren ontgrendelen” ontvangen alsde portiergrepen aan de buitenzijde blootge-steld worden aan een grote hoeveelheid watertijdens het wassen van de auto of tijdens eenzware regenbui. Als er echter geen portierwordt geopend, worden de ontgrendelde portie-ren na ongeveer 30 seconden automatischweer vergrendeld.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 64: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 53

VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN VANBINNENUIT

Beweeg het vergrendelknopje.

Vergrendelen: duw het knopje naar voren.Ontgrendelen: trek het knopje naar achteren.

Ook als de knop in de vergrendelstand staat,kan het bestuurdersportier van binnenuit wor-den geopend.

WAARSCHUWING

Trek tijdens het rijden niet aan de portier-greep. De portieren worden dan mogelijkgeopend, waardoor passagiers uit de autokunnen vallen en ernstig letsel kunnen oplo-pen.

Wees extra voorzichtig met het bestuurders-portier; dit kan zelfs wanneer de vergrendel-knop aan de binnenzijde in de stand ver-grendeld staat, worden geopend.

Toyota beveelt ten zeerste aan dat alle kin-deren achterin plaatsnemen.

Uitvoeringen met supervergrendeling—Wanneer de supervergrendeling is ingescha-keld, kan het portier niet van binnenuit of vanbuitenaf met de portierhandgreep worden ge-opend. (Zie “—Supervergrendeling“ op bladzij-de 38 in dit hoofdstuk.)

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop—

Druk het knopje naar voren voordat u het por-tier sluit, als u een portier van binnenuit zondersleutel wilt vergrendelen. Houd bij het sluitenvan een voorportier de handgreep omhoog. Letgoed op dat u de portieren nooit vergrendelt,terwijl de sleutels zich nog in de auto bevinden.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop—

Als de elektronische sleutel in de auto aanwe-zig is, gaat de vergrendelknop op een open-staand portier terug naar de stand ontgrendeld,ook als hij in de stand vergrendeld wordt ge-drukt. Bovendien worden de andere vergren-delde portieren ook ontgrendeld.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 65: Handleiding Toyota Yaris

54 SLEUTELS EN PORTIEREN

Type A

Type B

BEDIENEN MET DE SCHAKELAARCENTRALE VERGRENDELING

Druk op de schakelaar.

Type A

Vergrendelen: druk de schakelaar aan de rech-terzijde in.Ontgrendelen: druk de schakelaar aan de lin-kerzijde in.

Door op de schakelaar te drukken worden deportieren en de achterklep gelijktijdig ver-- ofontgrendeld.

Type B

Vergrendelen: druk op de zijde LOCK van deschakelaar.

Ontgrendelen: druk op de zijde UNLOCK vande schakelaar.

Door op de schakelaar te drukken worden alleportieren gelijktijdig vergrendeld en ontgren-deld.

Door de volgende handelingen kunnen de por-tieren niet worden ontgrendeld met de schake-laar centrale vergrendeling.

� Vergrendel de portieren en de achterklepmet de sleutel, de afstandsbediening of hetSmart entry--systeem met startknop als alleportieren gesloten zijn.

� Open het bestuurdersportier of het passa-giersportier voor, zet de vergrendelknoppenvan beide voorportieren in de stand ver-grendelen en sluit vervolgens de portieren.

De schakelaar centrale vergrendeling kan opde volgende manieren worden gereset.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop:Zet het contact AAN.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop:Zet het contact AAN.

� Ontgrendel de portieren en de achterklepmet de sleutel, de afstandsbediening of hetSmart entry--systeem met startknop.

� Ontgrendel het bestuurdersportier of hetpassagiersportier voor met de vergrendel-knop en ontgrendel vervolgens alle portie-ren en de achterklep met de schakelaarcentrale vergrendeling.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 66: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 55

KINDERSLOTEN

(alleen 5-deurs)

Zet het palletje in de stand UIT, zoals aange-geven op het label.

Als het kinderslot is ingeschakeld, kunt u hetachterportier niet van binnenuit openen met deportierhandgreep. Wij adviseren u deze moge-lijkheid te gebruiken als er kleine kinderen inde auto zitten.

WAARSCHUWING

� Controleer vóór het rijden of de portierenzijn gesloten.

� Gebruik de kindersloten als er kleine kin-deren meerijden op de achterbank, om tevoorkomen dat de achterportieren vanbinnenuit geopend kunnen worden.

� Als de portieren tijdens het rijden ontgren-deld blijven, kunnen ze na een ongevalworden geopend vanaf de buitenzijde.

Zonder elektrisch bedienbare ruiten achter

Met elektrisch bedienbare ruiten achter

Met de op elk portier aanwezige schakelaarkan de desbetreffende ruit worden geopenden gesloten.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop:De elektrisch bedienbare ruiten werken als hetcontact AAN staat.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:De elektrisch bedienbare ruiten werken als hetcontact AAN staat.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Elektrisch bedienbare ruiten

Page 67: Handleiding Toyota Yaris

56 SLEUTELS EN PORTIEREN

Bediening bij uitgeschakeld contact: De be-stuurdersruit kan ongeveer 45 seconden nadathet contact UIT is gezet nog bediend worden,tenzij een van de voorportieren geopend wordt.Als echter begonnen is met het sluiten van deruit met behulp van de AUTO--functie, wordt deruit geheel gesloten, ook als de 45 secondenoverschreden worden of als er een voorportierwordt geopend.

BEDIENING VAN DE RUIT VAN HET BE-STUURDERSPORTIER

Gebruik de schakelaar op het bestuurders-portier.

Normale werking: de ruit beweegt omlaag ofomhoog zolang de schakelaar wordt bediend.

Openen: druk de schakelaar enigszins in.Sluiten: trek de schakelaar enigszins omhoog.

Zonder elektrisch bedienbare ruiten achter

Met elektrisch bedienbare ruiten achter

Automatische werking: druk de schakelaargeheel in of trek de schakelaar geheel omhoogen laat dan de schakelaar los. De ruit zal volle-dig open-- of dichtgaan. De ruit stopt in eentussenstand door de schakelaar even licht om-laag of omhoog te bewegen en vervolgens loste laten.

Klembeveiliging: Tijdens het automatisch ofnormaal sluiten van de ruit zal de ruit weer tothalverwege openen als er iets tussen de ruit enhet ruitframe klem komt te zitten.

De klembeveiliging kan ook in werking tredenals de ruit tijdens het sluiten onderhevig is aanschokken.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 68: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 57

Als de elektrisch bedienbare ruit niet nor-maal sluit

Als de klembeveiliging niet goed werkt en eenruit niet kan worden gesloten, voer dan de vol-gende handelingen uit met de schakelaar ruit-bediening van het bestuurdersportier.

Nadat de auto is stilgezet, kan de ruit wordengesloten door de schakelaar ruitbediening om-hooggetrokken te houden in de one--touchsluitpositie terwijl het contact AAN staat.

Als de ruit zelfs na het uitvoeren van de boven-staande stap nog steeds niet kan worden ge-sloten, initialiseer dan de functie via de volgen-de procedure.

1. Houd de schakelaar ruitbediening in deone--touch sluitpositie. Blijf, nadat de ruit isgesloten, de schakelaar gedurende 6 se-conden vasthouden.

2. Houd de schakelaar ruitbediening in deone--touch openpositie. Blijf, nadat de ruitvolledig is geopend, de schakelaar gedu-rende 2 seconden ingedrukt houden.

3. Houd de schakelaar ruitbediening weer inde one--touch sluitpositie. Blijf, nadat de ruitis gesloten, de schakelaar gedurende 2 se-conden vasthouden.

Herhaal de procedure vanaf het begin als u deschakelaar hebt losgelaten terwijl de ruit nog inbeweging was.Laat uw auto nakijken door een Toyota--dealerof erkende reparateur als de ruit ook na hetuitvoeren van bovenstaande procedure dicht-gaat, maar vervolgens weer iets opengaat.

WAARSCHUWING

� Probeer de klembeveiliging niet te testendoor een lichaamsdeel tussen de ruit enhet ruitframe te steken, omdat u hierdoorernstig letsel kunt oplopen.

� Het is mogelijk dat de klembeveiliging netvoordat de ruit volledig sluit niet werkt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 69: Handleiding Toyota Yaris

58 SLEUTELS EN PORTIEREN

Blokkeerschakelaarruitbediening

Zonder elektrisch bedienbare ruiten achter

Blokkeerschakelaarruitbediening

Met elektrisch bedienbare ruiten achter

BEDIENING VAN DE RUITEN VAN DEOVERIGE PORTIEREN

Gebruik de schakelaar op het portier aan depassagierszijde. Op het bestuurdersportierbevindt zich ook een schakelaar waarmeede ruit aan passagierszijde bediend kanworden.

De ruit beweegt omlaag of omhoog zolang deschakelaar wordt bediend.

Openen: druk de schakelaar in.Sluiten: trek de schakelaar omhoog.

Als de blokkeerschakelaar van de ruitbedieningop het bestuurdersportier is ingedrukt, kunnende overige ruiten niet worden geopend of ge-sloten.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 70: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 59

WAARSCHUWING

Houd u aan het volgende om letsel te voor-komen:

� Let bij het sluiten van de elektrisch be-dienbare ruiten altijd op dat er niemand inde buurt is. Verzeker u er ook van dat erzich geen lichaamsdelen in de ruitopeningbevinden. Het bekneld raken van eenlichaamsdeel kan ernstig letsel veroorza-ken. Zorg ervoor dat de ruiten op een ver-antwoorde manier worden bediend.

� Zorg ervoor dat kleine kinderen niet metde schakelaars spelen. Maak gebruik vande blokkeerschakelaar ruitbediening om tevoorkomen dat de ruiten worden geopendof gesloten.

� Verwijder de sleutel uit het contactslot ofzet het contact UIT (auto’s zonder Smartentry--systeem en startknop) of zet hetcontact UIT (auto’s met Smart entry--sys-teem en startknop) als u de auto verlaat.

� Laat kinderen nooit alleen in de auto ach-ter, terwijl de sleutel nog in het contactslotzit. Als een kind dan met de schakelaarsvoor de ruitbediening gaat spelen, kan hetgemakkelijk bekneld raken. Vooral kleinekinderen kunnen hierdoor ernstig letseloplopen.

WAARSCHUWING

Zorg ervoor dat de achterklep gesloten istijdens het rijden. Als de achterklep openblijft, kan deze tijdens het rijden voorwerpenraken of kan er bagage uit de bagageruimtevallen, waardoor een ongeval kan ontstaan.Bovendien kunnen uitlaatgassen in de autoterechtkomen, hetgeen zeer schadelijk kanzijn voor de gezondheid. Controleer voordatu wegrijdt of de achterklep gesloten is.

Controleer voordat u wegrijdt of de achter-klep goed gesloten is. Als de achterklep nietvolledig gesloten is, kan deze tijdens het rij-den opengaan, waardoor een ongeval kanontstaan.

Sta nooit toe dat er personen in de bagage-ruimte meerijden. In het geval van plotselingremmen of een aanrijding kunnen personenin de bagageruimte ernstig letsel oplopen.

Neem de volgende maatregelen als er kinde-ren in de auto aanwezig zijn. Het niet in achtnemen van de voorzorgsmaatregelen kanresulteren in ernstig letsel:

� Laat kinderen niet alleen in de bagage-ruimte. Als een kind in de bagageruimteopgesloten raakt, kan het ernstig letsel alsgevolg van blootstelling aan hoge tempe-raturen oplopen.

� Laat kinderen de achterklep niet openenof sluiten. Als dat wel gebeurt, kan de ach-terklep onverwacht in beweging komen enkan het kind met de handen, het hoofd ofde nek bekneld raken door de sluitendeachterklep.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Achterklep——Voorzorgsmaatregelenachterklep

Page 71: Handleiding Toyota Yaris

60 SLEUTELS EN PORTIEREN

—Werking

VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN METDE SLEUTEL

Plaats de sleutel in het slot en draai de sleu-tel in de gewenste richting.

Vergrendelen: draai de sleutel rechtsom.Ontgrendelen: draai de sleutel linksom.

Druk op de knop om de achterklep te openen.

Door het bedienen van de schakelaar van decentrale vergrendeling of de afstandsbedieningwordt de achterklep tegelijkertijd vergrendeld ofontgrendeld (zie “Portieren” op bladzijde 50).

Zie “Maatregelen bij bagage inladen” op blad-zijde 331 in hoofdstuk 2 voor de voorzorgs-maatregelen bij het inladen van bagage.

VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN METSMART ENTRY-SYSTEEM MET START-KNOP

Als u een geregistreerde sleutel bij u hebt en ubinnen het detectiegebied van het Smart entry--systeem met startknop bent, kunt u de portie-ren en de achterklep vergrendelen en ontgren-delen zonder de sleutel te gebruiken. Zie“Smart entry--systeem met startknop” op blad-zijde 40 in dit hoofdstuk voor meer informatieover het detectiegebied.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 72: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 61

Vergrendelen

Druk op de toets LOCK op de achterklep-greep. Alle portieren en de achterklep wor-den gelijktijdig vergrendeld. Tevens zullende alarmknipperlichten één keer knipperen.

In de volgende gevallen kunt u de auto nietvergrendelen met de toets LOCK en klinkt erals waarschuwing een piepsignaal.

� Als een van de portieren niet goed geslotenis. Er klinkt 10 seconden lang een geluids-signaal.

� Als de motor niet is uitgezet. Er klinkt 2 se-conden lang een geluidssignaal.

� Als de sleutel zich nog in de auto bevindt.Er klinkt 2 seconden lang een geluidssig-naal.

Het kan zijn dat er geen geluidssignaal klinktals de sleutel zich op het dashboard, in de ba-gageruimte, in het dashboardkastje of op devloer bevindt.

Ontgrendelen

Alle portieren en de achterklep worden ont-grendeld door op de ontgrendelschakelaarop de achterklep te drukken. Tevens zullende alarmknipperlichten twee keer knippe-ren.

Als u handschoenen draagt, kan het iets langerduren voordat de portieren ontgrendeld wor-den. Gedurende drie seconden na het vergren-delen van de voorportieren en de achterklepkunnen deze niet opnieuw worden ontgrendeldmet het Smart entry--systeem met startknop.

Als u binnen het detectiegebied van het Smartentry--systeem met startknop komt, zal de inte-rieurverlichting gedurende ongeveer 15 secon-den gaan branden. Als de interieurverlichtingbrandt, kunnen de portieren en de achterklepworden ontgrendeld door op de toets te druk-ken.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 73: Handleiding Toyota Yaris

62 SLEUTELS EN PORTIEREN

Gebruik de handgreep aan de binnenkantom de achterklep gemakkelijker te kunnensluiten.

Sluit de achterklep door deze naar beneden tebewegen en in het slot te drukken. Probeer deachterklep na het sluiten open te trekken om erzeker van te zijn dat deze goed is gesloten.

WAARSCHUWING

Neem bij het bedienen van de achterklep devolgende voorzorgsmaatregelen in acht.Niet in acht nemen van de voorzorgsmaatre-gelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.

� Verwijder sneeuw en ijs van de achterklepvoordat u deze opent. Anders kan de ach-terklep beschadigd raken, waardoor dezena het openen niet meer kan worden ge-sloten.

� Controleer voordat u de achterklep sluitgoed of de omgeving veilig is.

� Zorg als er iemand dichtbij staat dat dezepersoon veilig is en meld dat u de achter-klep gaat openen of sluiten.

�Wees voorzichtig bij het openen en sluitenvan de achterklep bij sterke wind, aange-zien de achterklep als gevolg van sterkewind plotseling kan bewegen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 74: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 63

� Als de achterklep niet helemaal wordt ge-opend, kan deze dichtvallen. Op een hel-ling is het moeilijker om de achterklep teopenen of te sluiten dan op een egale on-dergrond. Let dus op dat de achterklepniet plotseling vanzelf opent of sluit. Con-troleer voordat u de bagageruimte ge-bruikt of de achterklep volledig geopenden veilig is.

� Let bij het sluiten van de achterklep goedop dat er geen vingers enz. bekneld raken.

� Controleer na het sluiten van de achter-klep altijd of deze goed gesloten is door ereven op te drukken. Als de achterklep-greep aan de binnenzijde wordt gebruiktom de achterklep volledig te sluiten, kun-nen uw handen of armen bekneld raken.

� Trek nooit aan de gasdemper van de ach-terklep om deze te sluiten en hang nietsaan de gasdemper. Als dat wel gebeurtkunnen uw handen bekneld raken of kande gasdemper afbreken, waardoor een on-geval kan ontstaan.

� Bevestig alleen originele Toyota--accessoi-res aan de achterklep. Door het extra ge-wicht aan de achterklep kan deze na hetopenen weer dichtvallen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 75: Handleiding Toyota Yaris

64 SLEUTELS EN PORTIEREN

OPMERKING

De achterklep is voorzien van gasveren diede achterklep op zijn plaats houden.

Houd u aan de volgende voorzorgsmaatre-gelen. Anders kunnen de gasdempers vande achterklep beschadigd raken, waardoordeze niet meer werken.

� Bevestig nooit stickers, kunststoffolie,borgmiddelen, enz. aan de gasdemper.

� Raak de binnenpoot van de gasdempernooit aan met handschoenen of anderestoffen voorwerpen.

� Bevestig alleen originele Toyota-accessoi-res aan de achterklep.

� Plaats uw handen nooit op de gasdemperen oefen hierop nooit zijdelingse krachtenuit.

Als de achterklep niet met de schakelaarvan buitenaf kan worden geopend, kan dezevan binnenuit worden geopend.

Voer het volgende uit om de achterklep vanbinnenuit te openen.

1. Verwijder het afdekplaatje met een sleuf-kopschroevendraaier.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—In gevallen waarin de schakelaaropenen niet geactiveerd is (auto’smet Smart entry--systeem metstartknop)

Page 76: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 65

Zonder afdekplaat

Met afdekplaat

2. Zonder afdekplaat: druk de hendel naarrechts.

Met afdekplaat: steek een rechte schroe-vendraaier of iets dergelijks door het gat inde afdekplaat heen en druk de hendel naarrechts.

Laat de auto nakijken door een Toyota--dealerof erkende reparateur als de achterklepont-grendeling niet goed werkt.

Motorkap

Open de motorkap als volgt:

1. Trek de ontgrendelingshendel naar u toe.De motorkap zal iets omhoog springen.

WAARSCHUWING

Controleer, voordat u weer gaat rijden, of demotorkap goed dicht en vergrendeld is. An-ders kan de motorkap tijdens het rijden on-verwachts opengaan, waardoor een ongevalkan ontstaan.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 77: Handleiding Toyota Yaris

66 SLEUTELS EN PORTIEREN

2. Ga naar de voorkant van de auto, trek deveiligheidshaak omhoog en open de mo-torkap.

3. De motorkap kan worden opengehoudendoor de steun in de uitsparing van dekap te zetten.

Plaats de steun in de uitsparing en schuif hemomhoog. Anders kan de motorkapsteun be-schadigd raken.

Controleer voor het sluiten van de motorkap ofer geen gereedschap, doeken en dergelijke inde motorruimte zijn achtergebleven en druk desteun in het klemmetje om rammelen te voor-komen. Laat dan de kap zakken en in het slotvallen. Druk de kap, indien nodig, aan de voor-zijde in het midden met de vlakke hand aan totdeze in het slot valt.

WAARSCHUWING

Controleer of de steun goed in de uitsparingzit als de motorkap openstaat.

OPMERKING

Let erop de steun in het klemmetje te druk-ken alvorens de motorkap te sluiten. Als demotorkap wordt gesloten, terwijl de steunnog in de motorkap is geplaatst, kan dezeverbogen raken.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 78: Handleiding Toyota Yaris

SLEUTELS EN PORTIEREN 67

Tankdop

Digitaal instrumentenpaneel

Analoog instrumentenpaneel

Dit geeft aan dat het tankdopklepje zich aande linkerzijde van de auto bevindt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 79: Handleiding Toyota Yaris

68 SLEUTELS EN PORTIEREN

1. Trek de ontgrendelingshendel omhoogom het tankdopklepje te openen.

Zet de motor uit als u brandstof tankt.

WAARSCHUWING

� Niet roken en geen open vuur bij het tan-ken. De dampen zijn licht ontvlambaar.

� Verwijder de tankdop niet direct na hetopendraaien. Bij warm weer e.d. kan debrandstof onder druk staan en dan uit devulpijp spuiten. Dit kan letsel veroorzaken.

2. Draai de tankdop langzaam linksom los;wacht even voordat u de dop eraf haalt.Hang na het verwijderen van de tankdopde band zoals aangegeven in de afbeel-ding.

Draai na het plaatsen van de tankdop dedop rechtsom totdat u een klik hoort dieaangeeft dat de tankdop geheel gesloten is.Als u de tankdop loslaat, draait hij iets terugmaar dat is normaal.

WAARSCHUWING

� Controleer of de dop goed vastzit, zodater bij een ongeval geen brandstof uit devulpijp kan stromen.

� Omdat de dop ook de druk in de brand-stoftank regelt, raadt Toyota aan om alleende originele Toyota--tankdop te gebruiken.Er kan ook een andere tankdop van dezelf-de kwaliteit worden gebruikt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 80: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 69

Hoofdstuk 1--3INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

Veiligheidssystemen voor inzittenden

� Stoelen 70. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Voorstoelen 70. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Achterstoelen 74. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Neerklapbare achterstoelen 76. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Hoofdsteunen 79. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Stoelverwarmingen 80. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Veiligheidsgordels 81. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Bestuurdersairbag, knie--airbag bestuurder en

voorpassagiersairbag 92. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Airbags voor bestuurder en voorpassagier 101. . . . . . . . . . . . . . . . .

� Side airbags en curtain airbags 110. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Side airbags 120. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Handmatig in--/uitschakelsysteem airbag 126. . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Veiligheidssysteem voor kinderen 128. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 81: Handleiding Toyota Yaris

70 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Zitplaatsen

Als de auto rijdt, dienen alle inzittenden rechtopen goed tegen de rugleuning te zitten en degordel op de juiste manier te dragen.

WAARSCHUWING

� Rijd niet met de auto als de inzittendenniet goed op hun zitplaats zitten. Sta niettoe dat er personen meerijden die op eenneergeklapte leuning of in de bagageruim-te zitten. Als inzittenden niet op de juistemanier op een zitplaats zitten en/of degordels niet (goed) dragen, kunnen zij bijhard remmen, plotseling uitwijken of eenongeval niet worden beschermd door deveiligheidsgordels en hierdoor ernstig let-sel oplopen.

� Sta tijdens het rijden niet toe dat passa-giers van hun plaats opstaan of van plaatsverwisselen. Hierdoor kan de auto uit ba-lans raken en kan men bij hard remmen,plotseling uitwijken of een aanrijding ern-stig letsel oplopen.

Bestuurdersstoel

WAARSCHUWING

De airbag voor de bestuurder wordt met eenaanzienlijke kracht opgeblazen waardoorernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneerde bestuurder zich dicht bij de airbag be-vindt.

Omdat de eerste 50 -- 75 mm het gevaarlijkstzijn bij de activering van de airbag, kunt udoor een afstand van 250 mm tot het stuur-wiel aan te houden, een veilige marge inbou-wen. Dit is de afstand gemeten vanaf hetmidden van het stuurwiel tot aan uw borst-been. Als u nu minder dan 250 mm van deairbag zit, kunt u uw zitpositie op verschil-lende manieren wijzigen:

� Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar ach-teren terwijl de pedalen nog goed kunnenworden bediend.

� Zet de rugleuning iets achterover. Hoewelauto’s verschillen, verkrijgen veel bestuur-ders, zelfs met de bestuurdersstoel hele-maal naar voren, de afstand van 250 mmdoor simpelweg de rugleuning iets achter-over te zetten. Als u door het achteroverzetten van uw stoel de weg niet goed meerkunt zien, kunt u een stevig, niet--gladkussen gebruiken om hoger te zitten, ofuw stoel hoger zetten wanneer uw autodeze mogelijkheid biedt.

� Als het stuurwiel verstelbaar is, kantel hetdan naar beneden. Hierdoor wijst de air-bag naar uw borst in plaats van uw hoofden nek.

De stoel dient te worden afgesteld zoalsaanbevolen, terwijl de auto nog steeds goedbediend kan worden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Voorstoelen——Voorzorgsmaatregelen

Page 82: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 71

Voorpassagiersstoel

WAARSCHUWING

De airbag voor de voorpassagier wordt ookmet een aanzienlijke kracht opgeblazenwaardoor ernstig letsel kan ontstaan, vooralwanneer de voorpassagier zich dicht bij deairbag bevindt. De passagiersstoel dient zover mogelijk van de airbag af te zitten, metde rugleuning rechtop.

Voorstoelen (met side airbags)

WAARSCHUWING

De side airbags zijn gemonteerd in de voor-stoelen. Houd u aan de volgende voorzorgs-maatregelen.

� Ga tijdens het rijden niet tegen het voor-portier hangen. Als de side airbags in wer-king treden, gaat dit zeer snel en met gro-te kracht. Hierdoor kan dan ernstig letselontstaan.

� Gebruik geen accessoires voor de stoelendie de plaatsen bedekken waarachter deside airbags zich bevinden. Dergelijke ac-cessoires kunnen ervoor zorgen dat deside airbags niet (goed) in werking kunnentreden, waardoor de kans op letsel groterwordt.

� De voorstoelen en de stoelbekledingmogen niet worden vervangen en ermogen geen wijzigingen wordenaangebracht. Dergelijke wijzigingenkunnen tot resultaat hebben dat de sideairbags niet op de juiste wijze geactiveerdworden, helemaal niet geactiveerd wordenof per ongeluk geactiveerd worden,waardoor ernstig letsel kan ontstaan.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 83: Handleiding Toyota Yaris

72 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

—Voorzorgsmaatregelen bij hetinstellen van de stoel

WAARSCHUWING

� Verstel de stoel niet tijdens het rijden, aan-gezien de stoel dan onverwachts kan be-wegen. Daardoor kan de bestuurder decontrole over de auto verliezen.

� Let erop dat de stoel geen passagier ofbagage raakt.

� Laat na het verstellen van de stoel de hen-del los, en controleer of de stoel goed isvergrendeld door te proberen de stoel teverschuiven.

� Controleer of de leuning goed vergrendeldis door te proberen de leuning vooruit enachteruit te duwen. Als dit niet wordt ge-controleerd, kan het gebeuren dat de gor-del zijn functie niet goed kan uitoefenen.

� Berg geen voorwerpen op onder de voor-stoelen, behalve in het extra opbergvakonder de passagiersstoel. Deze kunnenhet vergrendelmechanisme hinderen ende hendel voor de stoelverstelling om-hoog drukken, waardoor de stoel onver-wachts kan bewegen en de bestuurder decontrole over de auto kan verliezen.

� Houd bij het verstellen van de stoel uwhanden en vingers weg van de schuivendedelen. U kunt anders klem komen te zittenen letsel oplopen aan uw handen of vin-gers.

—Instellen van de voorstoelen

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 84: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 73

1. HENDEL VOOR VERSTELLEN VAN DESTOEL

Trek de hendel omhoog. Schuif de stoel inde gewenste stand en laat de hendel los.

2. HENDEL VOOR STOELHOOGTEVER-STELLING(sommige uitvoeringen)

Beweeg de hendel omhoog of omlaag.

3. HENDEL VOOR VERSTELLEN VAN DERUGLEUNING

Leun iets voorover en trek de hendel om-hoog. Leun vervolgens achterover tot degewenste stand bereikt is en laat de hen-del los.

4. ONTGRENDELHENDEL RUGLEUNING-VERSTELLING

Bestuurdersstoel:Beweeg de hendel omhoog. De stoelschuift met neergeklapte rugleuning inzijn geheel naar voren.

Voorpassagiersstoel:Beweeg de hendel omhoog. De stoelschuift met neergeklapte rugleuning inzijn geheel naar voren.

3-deurs:Het ontgrendelingssysteem voor de rug-leuning is uitgerust met een geheugen-functie voor de positie van de stoel. Zie“Toegang tot de achterbank” op bladzij-de 73 voor meer informatie.

WAARSCHUWING

Zet de rugleuning niet verder achterover dannoodzakelijk. De veiligheidsgordels geven debestuurder en de voorpassagier alleen maxi-male bescherming wanneer zij geheel rechtopen goed tegen de rugleuning zitten. Als derugleuning achterover gezet is, kan het heup-gedeelte van de veiligheidsgordel voorbij uwheupen schuiven en direct druk uitoefenen opuw onderbuik, of kan het schoudergedeeltevan de gordel tegen uw nek komen te liggen.De kans op letsel bij een frontale aanrijdingneemt toe naarmate de rugleuning verder ach-terover wordt gezet.

Bestuurdersstoel

Voorpassagiersstoel

Bestuurdersstoel:Gebruik de ontgrendelhendel voor de rug-leuning om de toegang tot de achterbank tevergemakkelijken.

Trek de hendel van de rugleuning van de voor-stoel omhoog.

Zet na het in-- of uitstappen de leuning weerrechtop en druk de rugleuning naar achterentot deze vergrendelt. De rugleuning zal in zijnoorspronkelijke stand vergrendeld worden.

Voorpassagiersstoel:Gebruik de ontgrendelhendel voor de rug-leuning om de toegang tot de achterbank tevergemakkelijken.

Als de ontgrendelhendel voor de rugleuningwordt gebruikt, kan de passagiersstoel inzijn oorspronkelijke positie worden terugge-zet.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Toegang tot de achterbank(alleen 3--deurs)

Page 85: Handleiding Toyota Yaris

74 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Gebruiken van de ontgrendelingshendelvoor de rugleuningverstelling—

1. Trek de hendel van de rugleuning van devoorstoel omhoog.

De voorstoel schuift met neergeklapte rugleu-ning in zijn geheel naar voren.

2. Schuif de stoel zo ver mogelijk naar voren.

Schuif na het in-- of uitstappen de stoel naarachteren en zet de rugleuning rechtop. Destoel komt weer terug in zijn oorspronkelijkepositie en vergrendelt automatisch. Als de stoelniet in zijn oorspronkelijke positie kan wordenteruggeschoven omdat er onvoldoende ruimteis vanwege het feit dat er een passagier ach-terin heeft plaatsgenomen of er bagage achterde stoel staat, wordt de stoel in zijn huidigepositie vergrendeld en wordt de geheugenfunc-tie gedeactiveerd.

Om de oorspronkelijke positie weer in te stellenmoet de ontgrendelhendel voor de rugleuningomhoog worden getrokken nadat de bagageverwijderd is of de passagier op de juiste ma-nier plaats heeft genomen, zodat de stoel weerin zijn oorspronkelijke positie kan wordenteruggeschoven. Als u echter eenmaal de stoelhelemaal naar achteren geschoven hebt inplaats van de ontgrendelhendel voor de rugleu-ning omhoog te trekken, kan de stoel niet meerin zijn oorspronkelijke positie worden terugge-schoven en vergrendeld.

WAARSCHUWING

� Controleer of de rugleuning goed vergren-deld is door te proberen de rugleuningnaar voren en naar achteren te bewegen.

� Zorg ervoor dat nooit iemand de ontgren-delhendel aanraakt tijdens het rijden.

OPMERKING

De hendel voor de rugleuningverstelling ende ontgrendelhendel voor de rugleuningkunnen niet gelijktijdig bediend worden. Alsze gelijktijdig bediend worden, kan het ver-grendelingsmechanisme van de stoel be-schadigd raken.

WAARSCHUWING

� Voer geen afstellingen uit tijdens het rij-den.

� Let er bij het verstellen op dat niet tegeneen passagier of tegen bagage wordt ge-stoten.

� Let er bij het verstellen op dat uw handenen voeten niet bekneld raken.

� Controleer na het verstellen van de stoelof deze goed is vergrendeld door te pro-beren de stoel te verschuiven.

� Controleer na het verstellen van de rug-leuning of deze goed is vergrendeld doormet het lichaam tegen de leuning te druk-ken.

Let, om ernstig letsel bij plotseling remmenof uitwijken of bij een aanrijding te voorko-men, op het volgende bij het terugzetten vande stoelen in de oorspronkelijke stand:

� Controleer of de stoel goed is vergrendelddoor te proberen de rugleuning naar vo-ren en naar achteren te duwen of door teproberen de zitting omhoog te trekken.Als dit niet wordt gecontroleerd, kan hetgebeuren dat de gordel zijn functie nietgoed kan uitoefenen.

� Controleer of de gordels niet gedraaid zijnof vastzitten onder de zitting en of ze zichin de juiste positie bevinden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Achterstoelen(sommige uitvoeringen)——Voorzorgsmaatregelen

Page 86: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 75

1. HENDEL VOOR VERSTELLEN VAN DERUGLEUNING

Trek de hendel omhoog. Leun vervolgensachterover tot de gewenste stand bereikt isen laat de hendel los.

WAARSCHUWING

� Voer geen afstellingen uit tijdens het rij-den.

� Zet de rugleuning niet verder achteroverdan noodzakelijk. De veiligheidsgordelsgeven de inzittenden alleen maximale be-scherming wanneer zij geheel rechtop engoed tegen de rugleuning zitten. Als derugleuning achterover gezet is, kan hetheupgedeelte van de veiligheidsgordelvoorbij uw heupen schuiven en directdruk uitoefenen op uw onderbuik, of kanhet schoudergedeelte van de gordel tegenuw nek komen te liggen. De kans op letselbij een frontale aanrijding neemt toe naar-mate de rugleuning verder achteroverwordt gezet.

� Controleer na het verstellen van de stoelof deze goed is vergrendeld door te pro-beren de stoel te verschuiven.

� Controleer of de leuning goed vergrendeldis door te proberen de leuning vooruit enachteruit te duwen. Als dit niet wordt ge-controleerd, kan het gebeuren dat de gor-del zijn functie niet goed kan uitoefenen.

2. HENDEL VOOR VERSTELLEN VAN DESTOEL

Trek de hendel omhoog. Schuif de achter-bank in de gewenste stand en laat de hendellos.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Verstellen van deachterstoelen

Page 87: Handleiding Toyota Yaris

76 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

VOOR HET NEERKLAPPEN VAN DE ACH-TERBANK

1. Maak de middelste veiligheidsgordel losvoordat de middelste rugleuning wordtneergeklapt, om beschadiging te voorko-men.

Steek de mechanische sleutel in de openingvan de gordelsluiting om de gesp met hethaakvormige uiteinde los te maken en laatde gordel zich oprollen.

2. Plaats de gespen van de middelste vei-ligheidsgordel in de daarvoor bestemderuimte. Zorg ervoor dat de gespen goedin de sleuven vergrendeld zijn.

OPMERKING

Berg de gordelgespen altijd op vóór hetneerklappen van de rugleuning.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Neerklapbare achterbank

Page 88: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 77

3. Controleer vóór het neerklappen van derugleuning of de buitenste gordel in degeleider zit.

Hierdoor wordt voorkomen dat de gordel be-schadigd kan raken.

WAARSCHUWING

De veiligheidsgordel moet uit de geleiderworden genomen als de gordel wordt ge-bruikt.

OPMERKING

Berg de gordels altijd op vóór het neerklap-pen van de leuning.

NEERKLAPPEN VAN DE ACHTERBANK

1. Zet de hoofdsteun in de laagste stand.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 89: Handleiding Toyota Yaris

78 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

2. Trek de hendel voor de stoelverstellingomhoog. Schuif vervolgens de achter-bank volledig naar voren.

3. Trek aan de hendel voor verstelling vande rugleuning en klap de rugleuningnaar beneden.

De delen van de rugleuning kunnen afzonder-lijk worden neergeklapt.

WAARSCHUWING

Let, om ernstig letsel bij een aanrijding ofplotseling uitwijken of remmen te voorko-men, op het volgende bij het rechtop zettenvan de rugleuning:

� Controleer of de leuning goed vergrendeldis door te proberen de leuning vooruit enachteruit te duwen. Als dit niet wordt ge-controleerd, kan het gebeuren dat de gor-del zijn functie niet goed kan uitoefenen.

� Controleer of de gordels niet gedraaid zijnof vastzitten achter de rugleuning en of zezich in de juiste positie bevinden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 90: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 79

4. Kantel de afdekplaat. (sommige uitvoe-ringen)

Hierdoor wordt de bagageruimte tot de achter-kant van de voorstoelen uitgebreid. Zie “Voor-zorgsmaatregelen bij bagage inladen” op blad-zijde 331 voor de voorzorgsmaatregelen bij hetinladen van bagage.

INFORMATIE

Laat, om vervorming van de afdekplaat tevoorkomen, niet langdurig zware voorwer-pen op de afdekplaat liggen.

Hoofdsteunen

Voorstoelen

Achterbank

Stel vóór het rijden de hoofdsteunen goedin.

Hoger stellen: trek de hoofdsteun omhoog.Lager stellen: druk de ontgrendelknop in endruk de hoofdsteun omlaag.

Middelste hoofdsteun achter: Trek de hoofd-steun altijd omhoog tot deze vergrendelt alseen inzittende achter in het midden zit.

Een hoofdsteun is het meest effectief indiendeze zich vlak bij uw hoofd bevindt. Een kus-sentje in uw rug is daarom af te raden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 91: Handleiding Toyota Yaris

80 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

WAARSCHUWING

� De hoofdsteun is goed afgesteld als debovenzijde hiervan gelijkligt met de bo-venzijde van uw oren.

� Gebruik altijd de bij de stoel behorendehoofdsteun.

� Controleer na het verstellen of de hoofd-steun goed in de nieuwe stand is vergren-deld.

� Rijd nooit zonder hoofdsteunen.

Stoelverwarming

Druk op de zijde L om de verwarming vande bestuurdersstoel in te schakelen. Drukop de zijde R om de verwarming van devoorpassagiersstoel in te schakelen.

Op dat moment gaat het controlelampjebranden om aan te geven dat de stoelver-warming ingeschakeld is.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het contact moet AAN staan om destoelverwarmingen te kunnen bedienen.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het contact moet AAN staan om de stoelver-warmingen te kunnen bedienen.

Druk nogmaals op de schakelaar om de stoel-verwarming uit te schakelen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 92: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 81

WAARSCHUWING

Wees voorzichtig met het gebruik van destoelverwarming bij inzittenden, omdat hetvoor hen te warm kan aanvoelen of brand-wondjes kan veroorzaken. Wees extra voor-zichtig bij:

� Baby’s, kleine kinderen, oudere personen,zieken en gehandicapten

� Personen met een gevoelige huid

� Personen die oververmoeid zijn

� Personen die alcohol hebben gedronkenof personen die rustgevende medicijnen(slaapmiddel, middel tegen verkoudheid,enz.) gebruiken

Gebruik de stoelverwarming niet als er eendeken, kussen of een ander isolerend voor-werp op de zitting van de stoel ligt, om over-verhitting van de stoel te voorkomen.

OPMERKING

� Plaats geen ongelijkmatig verdeeld ge-wicht op de stoel en leg geen scherpevoorwerpen (naalden, punaises, enz.) opde stoel.

� Gebruik geen organische middelen (ver-dunner, wasbenzine, alcohol, benzine,enz.) om de stoel te reinigen. Deze kunnende stoelverwarming en de stoel beschadi-gen.

� Auto’s met stoelverwarming: Wring dedoek waarmee de stoel gereinigd wordteerst goed uit. Het binnendringen van wa-ter in de stoelen kan een storing in destoelverwarming veroorzaken.

� Gebruik de verwarming alleen als de mo-tor draait, om te voorkomen dat de accuwordt ontladen.

Toyota adviseert de bestuurder en de passa-giers van de auto de veiligheidsgordels altijd opde juiste manier te dragen. Als de gordels nietworden gedragen, wordt de kans op letsel bijeen ongeluk groter en kan het letsel ernstigerzijn dan wanneer de gordels wel worden gedra-gen.

De veiligheidsgordels in de auto zijn ontworpenvoor volwassenen.

Kinderen. Gebruik een passend baby-- of kin-derzitje of zitkussen totdat het kind groot ge-noeg is voor de standaard gemonteerde veilig-heidsgordels. Toyota raadt aan om een zitje tekiezen met het keurmerk “ECE nr. 44”. Zie“Veiligheidssysteem voor kinderen” op bladzij-de 128 in dit hoofdstuk voor meer informatie.

Kinderen die te groot zijn voor een baby-- ofkinderzitje, dienen achterin plaats te nemen engebruik te maken van de standaard gemonteer-de veiligheidsgordels. In ongevallenstatistiekenis aangetoond dat kinderen minder verwondin-gen oplopen als zij achterin zitten.

Als een kind op de voorstoel moet zitten, let erdan op dat de gordel goed wordt omgedaan.Als de gordels niet goed zijn omgedaan, kanhet kind bij een ongeval door de kracht van dein werking tredende airbag ernstig letsel oplo-pen.

Laat kinderen niet staan of op hun knieën zittenop de zitting van de voorstoel of de achter-bank. Als een kind geen gordel draagt, kan hetbij hard remmen of een ongeval ernstig letseloplopen. Neem kinderen ook nooit mee op uwschoot. Wanneer u een kind in uw armen vast-houdt, biedt dat niet voldoende bescherming.

Zwangere vrouwen. Toyota adviseert het ge-bruik van een veiligheidsgordel. Overleg even-tueel met uw huisarts. De heupgordel dientstrak en zo laag mogelijk over het bekken ge-dragen te worden, nooit over buik of middel.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Veiligheidsgordels——Voorzorgsmaatregelen

Page 93: Handleiding Toyota Yaris

82 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Gehandicapten. Toyota adviseert het gebruikvan een veiligheidsgordel. Maar raadpleeg,afhankelijk van de handicap, eerst uw arts.

Als er in het land waarin u woont regels zijnvoor veiligheidsgordels, neem dan contact opmet een Toyota--dealer of erkende reparateurvoor het vervangen of plaatsen van veiligheids-gordels.

WAARSCHUWING

Alle inzittenden dienen tijdens het rijden eengordel te dragen zoals op de volgende blad-zijden wordt getoond. Anders neemt de kansop letsel bij hard remmen en bij een ongevalsterk toe.

Houd u bij het dragen van de veiligheidsgor-dels aan het volgende:

� Iedere veiligheidsgordel mag slechts dooréén persoon tegelijk worden gedragen.Gebruik één veiligheidsgordel nooit voortwee of meer personen, zelfs niet voortwee kinderen.

� Zet de rugleuning niet verder achteroverdan noodzakelijk. De veiligheidsgordelsgeven de bestuurder en de voorpassagieralleen maximale bescherming wanneer zijgeheel rechtop en goed tegen de rugleu-ning zitten. Als de rugleuning achterovergezet is, kan het heupgedeelte van de vei-ligheidsgordel voorbij uw heupen schui-ven en direct druk uitoefenen op uw on-derbuik, of kan het schoudergedeelte vande gordel tegen uw nek komen te liggen.De kans op letsel bij een frontale aanrij-ding neemt toe naarmate de rugleuningverder achterover wordt gezet.

� Zorg ervoor dat geen enkel onderdeel vande veiligheidsgordels beschadigd raakt.Voorkom dat de gordels tussen de stoelenof portieren klem komen te zitten.

� Controleer de veiligheidsgordels regelma-tig. Let op beschadigingen, zoals scheu-ren en rafels en op losse onderdelen. Be-schadigde onderdelen moeten wordenvervangen. Demonteer of wijzig het sys-teem niet.

� Houd de gordels schoon en droog. Ge-bruik lauw water en eventueel milde zeepwanneer ze moeten worden gereinigd.Zorg dat er geen bleekmiddel, verf ofschuurmiddelen op de gordels komen. De-ze middelen kunnen de sterkte van de gor-dels ernstig verminderen. (Zie “Schoon-maken van het interieur” op bladzijde 410in hoofdstuk 5.)

� Het is absoluut noodzakelijk om de veilig-heidsgordels compleet (inclusief bevesti-gingsbouten) te vervangen als deze tij-dens een ernstig ongeval zijn gedragen.Ook al lijkt de gordel op het eerste gezichthiervan niet geleden te hebben, hij moettoch compleet worden vervangen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 94: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 83

Gesp

Gordel--sluiting

Stel de stoel in en ga goed rechtop en ach-ter in de stoel zitten. Trek de gordel uit deblokkeerautomaat en maak deze vast doorde gesp in de sluiting te steken.

U hoort een “klik” als de gesp in de sluitingwordt vergrendeld.

De veiligheidsgordels passen zich automatischaan uw postuur en de stand van uw stoel aan.

De blokkeerautomaat blokkeert de gordel van-zelf als u zeer krachtig remt of betrokken raaktbij een aanrijding. Het kan echter ook gebeurendat de gordel wordt geblokkeerd als u snelvoorover buigt. Bij rustige bewegingen verleentde gordel u daarentegen volledige bewegings-vrijheid.

Trek, als de gordel niet verder kan worden uit-getrokken, stevig aan de gordel en laat dezedan los. Het moet nu mogelijk zijn om de gor-del soepel uit de automaat te trekken.

WAARSCHUWING

� Controleer na het omdoen van de gordelof de gesp goed is vergrendeld in de gor-delsluiting en of de gordel niet gedraaidzit.

� Probeer nooit muntstukken, paperclipso.i.d. in de sluiting te steken. Dit om tevoorkomen dat de gesp niet in de sluitingkan worden vergrendeld.

� Laat de auto zo snel mogelijk nakijkendoor een Toyota--dealer of erkende repara-teur als de veiligheidsgordel niet goedwerkt. Gebruik de zitplaats niet totdat deveiligheidsgordel is gerepareerd. Een de-fecte gordel beschermt een volwassene ofkind niet tegen ernstig letsel.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Vastmaken veiligheidsgordelsvoor en achter

Page 95: Handleiding Toyota Yaris

84 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Te hoog

Trek gordelstrak

Zo laag mogelijkover bekken

Breng de schouder- en heupgordel in dejuiste positie om het lichaam.

De heupgordel moet zo laag mogelijk om uwbekken worden gedragen. Draag de gordel ingeen geval om uw middel. Trek de heupgordelstrak door het schouderdeel omhoog te trek-ken.

WAARSCHUWING

� Zowel door een hoogliggende heupgordelalsook door een te losse schoudergordelkan een inzittende eerder onder de gordeldoorschuiven. Dit kan de kans op letselvergroten. Draag een heupgordel zo laagmogelijk.

� Draag het schouderdeel van uw gordelnooit onder uw arm.

Veiligheidsgordels met een verstelbaar bo-venste bevestigingspunt (alleen 5-deurs)—

Stel het schouderbevestigingspunt af op uwlengte.

Hoger stellen: Schuif het bevestigingspunt naarboven.Lager afstellen: Trek de knop uit en schuif hetbevestigingspunt naar beneden.

Controleer na het afstellen of het bevestigings-punt is vergrendeld.

WAARSCHUWING

Zorg ervoor dat de gordel goed over hetmidden van de schouder ligt. De gordel magniet tegen de nek aanliggen, maar ook nietvan uw schouder afglijden. Als u hier nietvoor zorgt, wordt de mate van beschermingbij een ongeluk minder en de kans op ern-stig letsel groter.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 96: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 85

Maak de gordel los door op de rode ont-grendelknop van de sluiting te drukken enlaat de gordel oprollen.

Trek de gordel uit en controleer, als hij niet vol-ledig oprolt, of hij dubbel zit of gedraaid is. Leter vervolgens op dat de gordel tijdens hetoprollen niet verdraait.

MIDDELSTE VEILIGHEIDSGORDEL ACHTER

De gordel midden achter is een driepuntsgordelmet 2 gordelsluitingen. Beide gordelsluitingendienen goed te zijn geplaatst en de gespen die-nen goed aan te grijpen om een goede werkingte waarborgen.

Controleer of gordelsluiting 1 goed vergrendeldis als de middelste veiligheidsgordel gebruiktwordt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 97: Handleiding Toyota Yaris

86 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Twee gordelsluitingen en gespen voor degordel midden achter

De twee gespen hebben een verschillendevorm, zodat deze niet in de verkeerde sluitingkunnen worden gestoken.

Gordelsluiting 1: Hierin past de gesp methet haakvormige uiteindeGordelsluiting 2: Hierin past de gesp methet open uiteinde

WAARSCHUWING

Verzeker u ervan dat beide gordelsluitingengoed zijn geplaatst en de gespen goed zijnvergrendeld. Als beide gespen niet goedvastzitten in de sluitingen, kan dat bij eenongeval leiden tot ernstig letsel.

Steek de sleutel in de opening van de gordel-sluiting om de gesp (met het haakvormige uit-einde) los te maken en laat de gordel oprollen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 98: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 87

WAARSCHUWING

Gebruik de gordel midden achter niet alséén van de gespen niet in de sluiting is ver-grendeld. Het gebruik van alleen het schou-der-- of heupdeel van de gordel kan bij eennoodstop of een aanrijding leiden tot ernstigletsel.

OPBERGEN VAN DE MIDDELSTE GORDELACHTER

Plaats de gespen van de middelste veilig-heidsgordel in de daarvoor bestemde ruim-te. Zorg ervoor dat de gespen goed in desleuven vergrendeld zijn.

Berg de gordels altijd op vóór het neerklappenvan de rugleuning.

OPMERKING

Berg de middelste gordel achterin op wan-neer deze niet gebruikt wordt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Opbergen van de middelsteveiligheidsgordel achter

Page 99: Handleiding Toyota Yaris

88 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

NAAR BUITEN TREKKEN VAN DE MIDDEL-STE GORDEL ACHTERIN

Trek de gordel uit de houder.

—Gordelspanners

De gordelspanners voor de bestuurder ende voorpassagier zijn ontwikkeld om geacti-veerd te worden bij een ernstige frontaleaanrijding.

Als de airbagsensor een ernstige frontale aan-rijding registreert, worden de veiligheidsgordelssnel strakker getrokken, zodat de inzittendenstevig worden tegengehouden.

Beide gordelspanners treden tegelijk in wer-king, ook als er niemand op de passagiersstoelzit.

Niet bij alle aanrijdingen worden zowel de gor-delspanners als de airbags geactiveerd.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 100: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 89

De gordelspanners bestaan hoofdzakelijk uitonderstaande onderdelen, en hun locatie isaangegeven in de afbeelding.

1. Voorste airbagsensoren

2. Waarschuwingslampje airbagsysteem

3. Gordelspanners

4. Airbag--ECU

De gordelspanners worden aangestuurd doorde airbag--ECU. De airbag--ECU omvat eensafing--sensor en een airbagsensor.

Als de gordelspanners worden geactiveerd, zaldit duidelijk te horen zijn. Daarbij kan een klei-ne hoeveelheid niet--giftig gas vrijkomen. Ditduidt niet op brand. Het gas is onschadelijk.

Als de gordelspanners geactiveerd zijn, blijvende gordels geblokkeerd.

Als de auto betrokken is bij meerdere aanrijdin-gen, wordt de gordelspanner geactiveerd voorde eerste aanrijding, maar niet voor de tweedeof voor volgende aanrijdingen.

WAARSCHUWING

Neem de volgende voorzorgsmaatregelen inacht om de kans op letsel bij plotseling rem-men of een aanrijding te beperken. Het nietin acht nemen van de voorzorgsmaatregelenkan ernstig letsel tot gevolg hebben.

� Het waarschuwingslampje airbagsysteemgaat branden als een gordelspanner is ge-activeerd. De veiligheidsgordel kan in ditgeval niet meer worden gebruikt en moetworden vervangen door een Toyota--dea-ler of erkende reparateur.

� Breng geen wijzigingen aan in onderdelenvan het systeem van de gordelspanners,de airbagsensor, de omgeving van de on-derdelen en de bedrading en voorkom har-de aanrakingen met en bij deze onderde-len. Verwijder en/of open ze ook niet.Raadpleeg een Toyota--dealer of erkendereparateur voor reparaties of aanpassin-gen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 101: Handleiding Toyota Yaris

90 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

OPMERKING

Voer geen van onderstaande veranderingenuit zonder eerst een Toyota-dealer oferkende reparateur te raadplegen. Ze kunnende correcte werking van de gordelspannersin sommige gevallen hinderen.

� Plaatsen van elektronische onderdelenzoals een zend- /ontvanginstallatie, cas-settespeler, CD-speler

� Reparaties aan of in de buurt van de blok-keerautomaten

� Wijzigen van de wielophanging

� Modificaties van de structuur aan de voor-zijde van de auto

� Montage van een lier of enig ander voor-werp aan de voorzijde van de auto

� Reparaties aan of in de buurt van de spat-borden, de voorzijde van de auto of demiddenconsole

Auto’s zonder Smart entry- systeem enstartknop: Dit controlelampje gaat brandenwanneer het contact AAN wordt gezet. Naongeveer 6 seconden gaat het lampje weeruit. Dit betekent dat de werking van de gor-delspanners in orde is.

Auto’s met Smart entry- systeem en start-knop: Dit controlelampje gaat branden wan-neer het contact AAN wordt gezet. Na onge-veer 6 seconden gaat het lampje weer uit.Dit betekent dat de werking van de gordel-spanners in orde is.

Dit waarschuwingslampje controleert dewerking van de airbag--ECU, deairbagsensoren vóór, de side airbag-- encurtain airbagsensoren, de curtainairbagsensoren, de aan/uit--schakelaar voor depassagiersairbag, het controlelampje AIRBAGOFF, de gordelspanners, deopblaasmechanismen, de bedrading en devoeding. (Zie “Waarschuwingslampjes en--zoemers” op bladzijde 182 in hoofdstuk 1--6voor meer informatie.)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 102: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 91

De volgende omstandigheden kunnen duidenop een defect in het airbagsysteem of in hetsysteem van de gordelspanners. Neem zo snelmogelijk contact op met een Toyota--dealer oferkende reparateur.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het controlelampje gaat nietbranden wanneer het contact AAN wordtgezet of blijft meer dan 6 seconden bran-den.

� Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het controlelampje gaat niet brandenals het contact AAN wordt gezet of blijftmeer dan 6 seconden branden.

� Het lampje gaat branden of knipperen tij-dens het rijden.

� Als een van de veiligheidsgordels vóór nietoprolt of niet kan worden uitgetrokken dooreen storing of door het activeren van dedesbetreffende gordelspanner.

� De gordelspanner of het gedeelte rondomde gordelspanner is beschadigd.

Laat uw auto in de volgende gevallen zo snelmogelijk nakijken door een Toyota--dealer oferkende reparateur:

� Schade aan de voorzijde van de auto (don-ker gedeelte in de afbeelding) ten gevolgevan een aanrijding die niet van zodanigeaard was dat de gordelspanners werdengeactiveerd.

� Krassen, scheuren of andere beschadigin-gen aan de gordelspanner of directe omge-ving.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 103: Handleiding Toyota Yaris

92 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Het aanvullend veiligheidssysteem (SRS) iszo ontworpen dat het de bestuurder en devoorpassagier, in combinatie met het ge-bruik van de veiligheidsgordels, nog meerveiligheid verschaft bij een ernstige aanrij-ding.

Bij een ernstige frontale aanrijding worden deairbags vóór snel opgeblazen om zo, samenmet de veiligheidsgordels, de kans op letsel teverkleinen. De airbags vóór worden geacti-veerd bij een zware frontale aanrijding die ern-stig letsel kan toebrengen aan de bestuurderen de voorpassagier. Samen met de veilig-heidsgordels dragen de airbags bij aan het ver-minderen van letsel aan voornamelijk het hoofden de borst van de bestuurder en voorpassa-gier.

De airbag van de voorpassagier kan ook inwerking treden als er niemand op de rechtervoorstoel zit.

Draag uw veiligheidsgordel altijd op de juistemanier.

WAARSCHUWING

� Het airbagsysteem is niet ontworpen tervervanging van de veiligheidsgordel vande bestuurder en de voorpassagier, maarals aanvulling hierop. Als de bestuurderen de voorpassagier hun gordel niet goeddragen, kunnen zij ernstig letsel oplopenals het airbagsysteem in werking treedt.Tijdens hard remmen net voor een onge-val kunnen de bestuurder en de voorpas-sagier, als zij hun gordel niet dragen, naarvoren bewegen en tegen of dicht bij deairbag komen, die tijdens het ongeval kanworden opgeblazen. Als de auto rijdt, die-nen alle inzittenden gebruik te maken vande veiligheidsgordels. Het dragen van eengordel tijdens een ongeval vermindert dekans op ernstig letsel of het uit de autogeslingerd worden. Zie “Veiligheidsgor-dels” op bladzijde 81 in dit hoofdstuk vooraanwijzingen en voorzorgsmaatregelenbetreffende het veiligheidsgordelsysteem.

� Kinderen die niet (goed) op de stoel zittenen/of geen gordel dragen of de gordel nietop de juiste manier dragen, kunnen letseloplopen door in werking tredende airbags.Gebruik de veiligheidsgordels nooit voorbaby’s of kleine kinderen. Gebruik hier-voor speciale baby-- of kinderzitjes.Toyota beveelt ten zeerste aan dat alle kin-deren achterin plaatsnemen en de veilig-heidsgordels altijd op de juiste manierdragen. Achterin zitten kinderen het vei-ligst. Zie “Veiligheidssysteem voor kinde-ren” op bladzijde 128 in dit hoofdstuk vooraanwijzingen voor het plaatsen van eenbaby-- of kinderzitje.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Bestuurdersairbag, knie--airbagbestuurder envoorpassagiersairbag

Page 104: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 93

� Tegen de rijrichting in geplaatst baby-- ofkinderzitje: Gebruik nooit een tegen derijrichting in geplaatst baby-- of kinderzitjeop de voorstoel als de aan/uit--schakelaarvan de passagiersairbag in stand ONstaat. Bij een ongeval kan het kind letseloplopen door de kracht waarmee de air-bag wordt opgeblazen. Een waarschu-wingslabel aan de zijkant van het dash-board aan de zijde van de passagier herin-nert u eraan op deze stoel geen tegen derijrichting in geplaatst baby-- of kinderzitjete plaatsen.

Uw auto is uitgerust met een schakelaarwaarmee de airbag handmatig kan wordenuitgeschakeld. Als de schakelaar in standON staat, kan de airbag aan passagierszijdeworden geactiveerd. Door de schakelaar instand OFF te zetten, voorkomt u dat dezekan worden geactiveerd. Het controlelampjezal gaan branden om u te informeren dat deairbag is uitgeschakeld.

Zie “Handmatig in--/uitschakelsysteem airbag”op bladzijde 126 in dit hoofdstuk voor meer in-formatie

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 105: Handleiding Toyota Yaris

94 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

WAARSCHUWING

� De airbag aan passagierszijde moet wor-den uitgeschakeld als er een baby-- of kin-derzitje moet worden gemonteerd waarinhet kind tegen de rijrichting in zit.

� Gebruik geen zitje waarbij het kind tegende rijrichting in kijkt op de voorstoel alsde aan/uit--schakelaar van de airbags instand ON staat. Anders kan het kind letseloplopen in geval van een aanrijding doorde kracht waarmee de airbag wordt opge-blazen.

� Als er geen baby-- of kinderzitje isgemonteerd op de passagiersstoel, moetde aan/uit--schakelaar van de airbags instand ON staan om letsel voor devoorpassagier te voorkomen. Controleerof het controlelampje AIRBAG OFF nietbrandt.

� Het uitschakelen van de airbag beperkt deeffectiviteit van het airbagsysteem en ver-groot de kans op letsel voor de voorpas-sagier.

De airbags vóór zijn zo ontworpen dat zegeactiveerd worden bij een zware (gewoon-lijk frontale) aanrijding waarvan de grootteen duur van de voorwaartse deceleratie eenbepaalde drempelwaarde overschrijdt.

De airbags vóór worden pas geactiveerd alseen bepaalde drempelwaarde wordt overschre-den (vergelijkbaar met een frontale aanrijdingmet een snelheid van ongeveer 20 -- 30 km/htegen een voorwerp dat niet kan bewegen ofvervormen).

De drempelsnelheid kan echter veel hoger lig-gen als iets dat kan bewegen en/of vervormen(geparkeerde auto, lantaarnpaal) wordt geraaktof als u betrokken raakt bij een ongeval waarbijde neus van de auto onder een vrachtwagenterechtkomt.

In bepaalde gevallen, bij aanrijdingen waarbijde deceleratie in voorwaartse richting dicht bijde drempelwaarde ligt, kan het gebeuren datde airbags vóór en de gordelspanners niet ge-lijktijdig worden geactiveerd.

Draag uw veiligheidsgordel altijd op de juistemanier.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 106: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 95

Aanrijding van achteren

Aanrijding van opzij Over de kop slaan

De airbags vóór zijn in principe niet ontwor-pen om in werking te treden bij een aanrij-ding van opzij of van achteren, bij over dekop slaan of bij een frontale aanrijding metlage snelheid. Maar wanneer een aanrijdingvoldoende voorwaartse deceleratie veroor-zaakt, wordt de airbag mogelijk geactiveerd.

Raken van eenstoeprand of eenandere hardeondergrond

In of over eendiepe kuil rijden

Hard neerkomen

De airbags vóór worden mogelijk ook geac-tiveerd bij zware stoten tegen de onderkantvan de auto. Zie de afbeelding voor een aan-tal voorbeelden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 107: Handleiding Toyota Yaris

96 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

De belangrijkste onderdelen van de airbagsys-temen vóór zijn aangegeven in de bovenstaan-de afbeelding en zijn:

1. Voorste airbagsensoren

2. Waarschuwingslampje airbagsysteem

3. Controlelampje AIRBAG OFF

4. Voorpassagiersairbag(airbag en opblaasmechanisme)

5. Aan/uit--schakelaar passagiersairbag

6. Airbag--ECU

7. Knie--airbag bestuurder(airbag en opblaasmechanisme)

8. Bestuurdersairbag(airbag en opblaasmechanisme)

De airbag--ECU omvat een safing--sensor eneen airbagsensor.

De airbagsensoren vóór controleren voortdu-rend de voorwaartse deceleratie van de auto.Als door een aanrijding de voorwaartse decele-ratie een bepaalde drempelwaarde over-schrijdt, stelt het systeem het opblaasmecha-nisme van de airbag in werking. Op datmoment worden de airbags door een chemi-sche reactie kortstondig gevuld met gas, waar-door de voorwaartse beweging van de inzitten-den wordt afgeremd en gestopt. De airbagsvóór lopen vervolgens snel leeg, zodat hetzicht van de bestuurder niet wordt belemmerdwanneer het nodig is verder te rijden.

Als de airbag wordt geactiveerd, zal dit duide-lijk te horen zijn. Daarbij zal enige rook en on-schadelijk gas ontstaan. Deze rook duidt nietop brand of kortsluiting.

WAARSCHUWING

De rook die vrijkomt als de airbag wordt op-geblazen, kan enige tijd in de auto achterblij-ven en lichte irritatie aan de ogen of huidveroorzaken of het ademen bemoeilijken.Als er poederdeeltjes op uw huid zijn te-rechtgekomen, was deze er dan zo snel mo-gelijk met water en zeep af om huidirritatiete voorkomen. Als u de auto veilig kunt ver-laten, doe dat dan onmiddellijk.

Omdat het opblazen van de airbags in eenfractie van een seconde gebeurt, gaat dit ge-paard met een aanzienlijke kracht. Het sys-teem is weliswaar bedoeld om ernstig letsel,voornamelijk aan hoofd en borstkas, te voorko-men maar kan zelf een lichte vorm van letselveroorzaken aan het gezicht, de borstkas, dearmen en de handen. Het gaat hierbij danmeestal om lichte brandwonden, ontvellingenen zwellingen maar de kracht van een airbagdie geactiveerd wordt, kan ook ernstiger letselveroorzaken, vooral als de handen, de armen,de borstkas of het hoofd van de inzittende zichop het moment van activeren dicht bij de airbagbevinden. Daarom is het voor de inzittende vanbelang om: te voorkomen dat zich voorwerpenof lichaamsdelen bevinden tussen de inzittendeen de airbag; rechtop achter in de stoel te zit-ten; de veiligheidsgordel op de juiste manier tedragen en zo ver mogelijk van de airbag af tezitten terwijl de auto nog goed te besturen is.

Onderdelen van het airbagsysteem (stuurwiel-naaf, de afdekkap van de airbag en het ontste-kingsmechanisme) kunnen gedurende enkeleminuten na het activeren heet zijn; raak zedaarom niet aan! De airbags zijn ontworpenvoor eenmalig gebruik. De voorruit kan door dekracht van de airbags worden beschadigd.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 108: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 97

WAARSCHUWING

Als de bestuurder of de voorpassagier tedicht op het stuurwiel, onderste gedeeltevan het instrumentenpaneel, of dashboardzit bij het in werking treden van hetairbagsysteem, kan dit resulteren in ernstigletsel. Toyota beveelt u het volgende aan:

� De bestuurder dient de stoel zodanig in testellen dat deze zover mogelijk naar achte-ren staat, weg van het stuurwiel, maar datde auto toch goed kan worden bediend.

� De voorpassagier dient de stoel zover mo-gelijk naar achteren, weg van het dash-board in te stellen.

� Alle inzittenden dienen hun gordels op dejuiste manier om te doen.

Zie “—Voorzorgsmaatregelen voorstoelen”op bladzijde 70 in dit hoofdstuk voor aanwij-zingen en voorzorgsmaatregelen met betrek-king tot de zitpositie.

� Ga niet op de rand van de stoel zitten enleun niet tegen het dashboard, aangeziende passagiersairbag, als deze in werkingzou treden, dit met aanzienlijke snelheiden kracht doet. Wanneer u te dicht bij deairbag zit wanneer deze wordt geacti-veerd, kunt u ernstig letsel oplopen. Gaaltijd rechtop achter in de stoel zitten engebruik de veiligheidsgordels.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 109: Handleiding Toyota Yaris

98 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

� Toyota beveelt ten zeerste aan dat alle kin-deren achterin plaatsnemen en de veilig-heidsgordels altijd op de juiste manierdragen.

� Laat een kind niet staan of knielen op depassagiersstoel. Als de airbag in werkingtreedt, gebeurt dit zeer snel en met grotekracht. Hierdoor kan ernstig letsel ont-staan.

� Houd een kind nooit bij u in de gordel of inuw armen. Gebruik een baby-- of kinderzit-je op de achterbank als u een kind mee-neemt in de auto. Zie “Veiligheidssysteemvoor kinderen” op bladzijde 128 in dithoofdstuk voor aanwijzingen voor hetplaatsen van een baby-- of kinderzitje.

� Plaats geen voorwerpen of lichaamsdelenop of voor de ruimtes waarin zich een air-bag bevindt. Dit kan het opblazen van deairbags belemmeren en letsel veroorza-ken. Bovendien mogen de bestuurder ende voorpassagier geen voorwerpen in hunhanden of op hun knieën meenemen.

� Breng geen wijzigingen aan in de bedra-ding en verwijder de bedrading niet.Breng geen wijzigingen aan in onderdelenvan het SRS, zoals de bestuurdersairbag,het stuurwiel, de stuurkolomkap, hetdashboard rondom de passagiersairbag,de passagiersairbag, de knie--airbag vande bestuurder of de airbag--ECU. Verwij-der en/of open ze ook niet. Dit kan ertoeleiden dat de airbags niet op de juiste wij-ze worden geactiveerd, plotseling wordengeactiveerd, of helemaal niet worden ge-activeerd. Dit kan ernstig letsel tot gevolghebben.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 110: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 99

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Bevestig geen zware, scherpeof harde voorwerpen zoals sleutels of ac-cessoires aan de contactsleutel. De voor-werpen kunnen het opblazen van de knie--airbag hinderen, of weggeslingerd wordendoor de kracht waarmee de airbag wordtgeactiveerd.

Het niet in acht nemen van deze waarschu-wingen kan resulteren in ernstig letsel.Raadpleeg een Toyota--dealer of erkendereparateur voor reparaties of aanpassingen.

OPMERKING

Voer geen van onderstaande veranderingenuit zonder eerst een Toyota-dealer oferkende reparateur te raadplegen. Ze kunnende correcte werking van het airbagsysteemin sommige gevallen hinderen.

� Plaatsen van elektronische onderdelenzoals een zend- /ontvanginstallatie, cas-settespeler, CD-speler

� Wijzigen van de wielophanging

� Wijzigen van de structuur aan de voorzijdevan de auto

� Montage van een bullbar, sneeuwploeg,lier of enig ander voorwerp aan de voorzij-de van de auto

� Reparaties aan of in de buurt van de spat-borden, de voorzijde van de auto, de mid-denconsole, de stuurkolom, het stuurwielof het dashboard bij de airbag voor devoorpassagier

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 111: Handleiding Toyota Yaris

100 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Auto’s zonder Smart entry- systeem enstartknop: Dit controlelampje gaat brandenwanneer het contact AAN wordt gezet. Naongeveer 6 seconden zal het lampje weeruitgaan. Dit betekent dat het airbagsysteemin orde is.

Auto’s met Smart entry- systeem en start-knop: Dit controlelampje gaat branden wan-neer het contact AAN wordt gezet. Na onge-veer 6 seconden gaat het lampje weer uit.Dit betekent dat het airbagsysteem in ordeis.

Dit waarschuwingslampje controleert dewerking van de airbag--ECU, deairbagsensoren voor, de side airbag-- encurtain airbagsensoren, de curtainairbagsensoren, de aan/uit--schakelaar voor depassagiersairbag, het controlelampje AIRBAGOFF, de gordelspanners, deopblaasmechanismen, de bedrading en devoeding. (Zie “Waarschuwingslampjes en--zoemers” op bladzijde 182 in hoofdstuk 1--6voor meer informatie.)

De volgende omstandigheden kunnen duidenop een defect in het airbagsysteem of in hetsysteem van de gordelspanners. Neem zo snelmogelijk contact op met een Toyota--dealer oferkende reparateur.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het controlelampje gaat nietbranden wanneer het contact AAN wordtgezet of blijft meer dan 6 seconden bran-den.

� Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het controlelampje gaat niet brandenals het contact AAN wordt gezet of blijftmeer dan 6 seconden branden.

� Het lampje gaat branden of knipperen tij-dens het rijden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 112: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 101

Laat uw auto in de volgende gevallen zo snelmogelijk nakijken door een Toyota--dealer oferkende reparateur:

� Na het opblazen van de airbags.

� Schade aan de voorzijde van de auto (don-ker gedeelte in de afbeelding) ten gevolgevan een aanrijding die niet van zodanigeaard was dat de airbags vóór werden opge-blazen.

� Krassen, scheuren of andere beschadigin-gen in het middelste deel van het stuurwielof het dashboard voor de voorpassagier(donker gedeelte in de afbeelding).

Het aanvullend veiligheidssysteem (SRS) iszo ontworpen dat het de bestuurder en devoorpassagier, in combinatie met het ge-bruik van de veiligheidsgordels, nog meerveiligheid verschaft bij een ernstige aanrij-ding.

Bij een ernstige frontale aanrijding worden deairbags vóór snel opgeblazen om zo, samenmet de veiligheidsgordels, de kans op letsel teverkleinen. De airbags vóór helpen de bestuur-der en de voorpassagier hoofdzakelijk om dekans op letsel aan het hoofd of de borstkas teverminderen, wanneer deze het stuurwiel ofhet dashboard dreigen te raken.

De airbag van de voorpassagier kan ook inwerking treden als er niemand op de rechtervoorstoel zit.

Draag uw veiligheidsgordel altijd op de juistemanier.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Airbags voor bestuurder envoorpassagier

Page 113: Handleiding Toyota Yaris

102 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

WAARSCHUWING

� Het airbagsysteem is niet ontworpen tervervanging van de veiligheidsgordel vande bestuurder en de voorpassagier, maarals aanvulling hierop. Als de bestuurderen de voorpassagier hun gordel niet goeddragen, kunnen zij ernstig letsel oplopenals het airbagsysteem in werking treedt.Tijdens hard remmen net voor een onge-val kunnen de bestuurder en de voorpas-sagier, als zij hun gordel niet dragen, naarvoren bewegen en tegen of dicht bij deairbag komen, die tijdens het ongeval kanworden opgeblazen. Als de auto rijdt, die-nen alle inzittenden gebruik te maken vande veiligheidsgordels. Het dragen van eengordel tijdens een ongeval vermindert dekans op ernstig letsel of het uit de autogeslingerd worden. Zie “Veiligheidsgor-dels” op bladzijde 81 in dit hoofdstuk vooraanwijzingen en voorzorgsmaatregelenbetreffende het veiligheidsgordelsysteem.

� Kinderen die niet (goed) op de stoel zittenen/of geen gordel dragen of de gordel nietop de juiste manier dragen, kunnen letseloplopen door in werking tredende airbags.Gebruik de veiligheidsgordels nooit voorbaby’s of kleine kinderen. Gebruik hier-voor speciale baby-- of kinderzitjes.Toyota beveelt ten zeerste aan dat alle kin-deren achterin plaatsnemen en de veilig-heidsgordels altijd op de juiste manierdragen. Achterin zitten kinderen het vei-ligst. Zie “Veiligheidssysteem voor kinde-ren” op bladzijde 128 in dit hoofdstuk vooraanwijzingen voor het plaatsen van eenbaby-- of kinderzitje.

� Tegen de rijrichting in geplaatst baby-- ofkinderzitje: Gebruik nooit een tegen derijrichting in geplaatst baby-- of kinderzitjeop de voorstoel als de aan/uit--schakelaarvan de passagiersairbag in stand ONstaat. Bij een ongeval kan het kind letseloplopen door de kracht waarmee de air-bag wordt opgeblazen. Een waarschu-wingslabel aan de zijkant van het dash-board aan de zijde van de passagier herin-nert u eraan op deze stoel geen tegen derijrichting in geplaatst baby-- of kinderzitjete plaatsen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 114: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 103

Uw auto is uitgerust met een schakelaarwaarmee de airbag handmatig kan wordenuitgeschakeld. Als de schakelaar in standON staat, kan de airbag aan passagierszijdeworden geactiveerd. Door de schakelaar instand OFF te zetten, voorkomt u dat dezekan worden geactiveerd. Het controlelampjezal gaan branden om u te informeren dat deairbag is uitgeschakeld.

Zie “Handmatig in--/uitschakelsysteem airbag”op bladzijde 126 in dit hoofdstuk voor meer in-formatie

WAARSCHUWING

� De airbag aan passagierszijde moet wor-den uitgeschakeld als er een baby-- of kin-derzitje moet worden gemonteerd waarinhet kind tegen de rijrichting in zit.

� Gebruik geen zitje waarbij het kind naarachteren kijkt op de voorstoel als de aan/uit--schakelaar van de airbags in stand ONstaat. Anders kan het kind letsel oplopenin geval van een aanrijding door de krachtwaarmee de airbag wordt opgeblazen.

� Als er geen baby-- of kinderzitje isgemonteerd op de passagiersstoel, moetde aan/uit--schakelaar van de airbags instand ON staan om letsel voor devoorpassagier te voorkomen. Controleerof het controlelampje AIRBAG OFF nietbrandt.

� Het uitschakelen van de airbag beperkt deeffectiviteit van het airbagsysteem en ver-groot de kans op letsel voor de voorpas-sagier.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 115: Handleiding Toyota Yaris

104 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

De airbags vóór zijn zo ontworpen dat zegeactiveerd worden bij een zware (gewoon-lijk frontale) aanrijding waarvan de grootteen duur van de voorwaartse deceleratie eenbepaalde drempelwaarde overschrijdt.

De airbags vóór worden pas geactiveerd alseen bepaalde drempelwaarde wordt overschre-den (vergelijkbaar met een frontale aanrijdingmet een snelheid van ongeveer 20 -- 30 km/htegen een voorwerp dat niet kan bewegen ofvervormen).

De drempelsnelheid kan echter veel hoger lig-gen als iets dat kan bewegen en/of vervormen(geparkeerde auto, lantaarnpaal) wordt geraaktof als u betrokken raakt bij een ongeval waarbijde neus van de auto onder een vrachtwagenterechtkomt.

In bepaalde gevallen, bij aanrijdingen waarbijde deceleratie in voorwaartse richting dicht bijde drempelwaarde ligt, kan het gebeuren datde airbags vóór en de gordelspanners niet ge-lijktijdig worden geactiveerd.

Draag uw veiligheidsgordel altijd op de juistemanier.

Aanrijding van achteren

Aanrijding van opzij Over de kop slaan

De airbags vóór zijn in principe niet ontwor-pen om in werking te treden bij een aanrij-ding van opzij of van achteren, bij over dekop slaan of bij een frontale aanrijding metlage snelheid. Maar wanneer een aanrijdingvoldoende voorwaartse deceleratie veroor-zaakt, wordt de airbag mogelijk geactiveerd.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 116: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 105

Raken van eenstoeprand of eenander hard voorwerp

In of over eendiepe kuil rijden

Hard neerkomen

De airbags vóór kunnen ook geactiveerdworden bij zware stoten tegen de onderkantvan de auto. Zie de afbeelding voor een aan-tal voorbeelden.

De belangrijkste onderdelen van de airbagsys-temen vóór zijn aangegeven in de bovenstaan-de afbeelding en zijn:

1. Voorste airbagsensoren

2. Waarschuwingslampje airbagsysteem

3. Controlelampje AIRBAG OFF

4. Voorpassagiersairbag(airbag en opblaasmechanisme)

5. Aan/uit--schakelaar passagiersairbag

6. Airbag--ECU

7. Airbag bestuurder(airbag en opblaasmechanisme)

De airbag--ECU omvat een safing--sensor eneen airbagsensor.

De airbagsensoren vóór controleren voortdu-rend de voorwaartse deceleratie van de auto.Als door een aanrijding de voorwaartse decele-ratie een bepaalde drempelwaarde over-schrijdt, stelt het systeem het opblaasmecha-nisme van de airbag in werking. Op datmoment worden de airbags door een chemi-sche reactie kortstondig gevuld met gas, waar-door de voorwaartse beweging van de inzitten-den wordt afgeremd en gestopt. De airbagsvóór lopen vervolgens snel leeg, zodat hetzicht van de bestuurder niet wordt belemmerdwanneer het nodig is verder te rijden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 117: Handleiding Toyota Yaris

106 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Als de airbags worden opgeblazen, zal dit dui-delijk te horen zijn. Daarbij zal enige rook enonschadelijk gas ontstaan. Deze rook duidt nietop brand of kortsluiting.

WAARSCHUWING

De rook die vrijkomt als de airbag wordt op-geblazen, kan enige tijd in de auto achterblij-ven en lichte irritatie aan de ogen of huidveroorzaken of het ademen bemoeilijken.Als er poederdeeltjes op uw huid zijn te-rechtgekomen, was deze er dan zo snel mo-gelijk met water en zeep af om huidirritatiete voorkomen. Als u de auto veilig kunt ver-laten, doe dat dan onmiddellijk.

Omdat het opblazen van de airbags in eenfractie van een seconde gebeurt, gaat dit ge-paard met een aanzienlijke kracht. Het sys-teem is weliswaar bedoeld om ernstig letsel,voornamelijk aan hoofd en borstkas, te voorko-men maar kan zelf een lichte vorm van letselveroorzaken aan het gezicht, de borstkas, dearmen en de handen. Het gaat hierbij danmeestal om lichte brandwonden, ontvellingenen zwellingen maar de kracht van een airbagdie geactiveerd wordt, kan ook ernstiger letselveroorzaken, vooral als de handen, de armen,de borstkas of het hoofd van de inzittende zichop het moment van activeren dicht bij de airbagbevinden. Daarom is het voor de inzittende vanbelang om: te voorkomen dat zich voorwerpenof lichaamsdelen bevinden tussen de inzittendeen de airbag; rechtop achter in de stoel te zit-ten; de veiligheidsgordel op de juiste manier tedragen en zo ver mogelijk van de airbag af tezitten terwijl de auto nog goed te besturen is.

Onderdelen van het airbagsysteem (stuurwiel-naaf, de afdekkap van de airbag en het ontste-kingsmechanisme) kunnen gedurende enkeleminuten na het activeren heet zijn; raak zedaarom niet aan! De airbags zijn ontworpenvoor eenmalig gebruik. De voorruit kan door dekracht van de geactiveerde airbags wordenbeschadigd.

WAARSCHUWING

Als de bestuurder te dicht op het stuurwielof een voorpassagier te dicht op hetdashboard zit bij het in werking treden vanhet airbagsysteem, kan dit resulteren inernstig letsel. Toyota beveelt u het volgendeaan:

� De bestuurder dient de stoel zodanig in testellen dat deze zover mogelijk naar achte-ren staat, weg van het stuurwiel, maar datde auto toch goed kan worden bediend.

� De voorpassagier dient de stoel zover mo-gelijk naar achteren, weg van het dash-board in te stellen.

� Alle inzittenden dienen hun gordels op dejuiste manier om te doen.

Zie “Voorzorgsmaatregelen voorstoelen” opbladzijde 70 in dit hoofdstuk voor aanwijzin-gen en voorzorgsmaatregelen met betrek-king tot de zitpositie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 118: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 107

� Ga tijdens het rijden niet op de rand vande stoel zitten en leun niet tegen het dash-board. Als de airbags in werking treden,gebeurt dit zeer snel en met grote kracht.Iemand die tegen of zeer dicht bij een air-bag zit die geactiveerd wordt, kan hierbijernstig letsel oplopen. Ga altijd rechtopachter in de stoel zitten en gebruik de vei-ligheidsgordels.

� Toyota beveelt ten zeerste aan dat alle kin-deren achterin plaatsnemen en de veilig-heidsgordels altijd op de juiste manierdragen.

� Laat een kind niet staan of knielen op depassagiersstoel. Als de airbag in werkingtreedt, gebeurt dit zeer snel en met grotekracht. Hierdoor kan ernstig letsel ont-staan.

� Houd een kind nooit bij u in de gordel of inuw armen. Gebruik een baby-- of kinderzit-je op de achterbank als u een kind mee-neemt in de auto. Zie “Veiligheidssysteemvoor kinderen” op bladzijde 128 in dithoofdstuk voor aanwijzingen voor hetplaatsen van een baby-- of kinderzitje.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 119: Handleiding Toyota Yaris

108 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

� Plaats geen voorwerpen of lichaamsdelenop of voor de ruimtes waarin zich een air-bag bevindt. Dit kan het opblazen van deairbags belemmeren en letsel veroorza-ken. Bovendien mogen de bestuurder ende voorpassagier geen voorwerpen in hunhanden of op hun knieën meenemen.

� Breng geen wijzigingen aan in de bedra-ding en verwijder de bedrading niet.Breng geen wijzigingen aan in onderdelenvan het SRS, zoals de airbag voor de be-stuurder, de stuurkolomkap, het dash-board in de buurt van de passagiersair-bag, de afdekkap van de airbag voor devoorpassagier, de airbag voor de voorpas-sagier en de airbag--ECU. Verwijder en/ofopen ze ook niet. Dit kan ertoe leiden datde airbags vóór niet op de juiste wijzeworden geactiveerd, plotseling wordengeactiveerd, of helemaal niet worden ge-activeerd. Dit kan ernstig letsel tot gevolghebben.

Het niet in acht nemen van deze waarschu-wingen kan resulteren in ernstig letsel.Raadpleeg een Toyota--dealer of erkendereparateur voor reparaties of aanpassingen.

OPMERKING

Voer geen van onderstaande veranderingenuit zonder eerst een Toyota-dealer oferkende reparateur te raadplegen. Ze kunnende correcte werking van het airbagsysteemin sommige gevallen hinderen.

� Plaatsen van elektronische onderdelenzoals een zend- /ontvanginstallatie, cas-settespeler, CD-speler

� Wijzigen van de wielophanging

� Wijzigen van de structuur aan de voorzijdevan de auto

� Montage van een bullbar, sneeuwploeg,lier of enig ander voorwerp aan de voorzij-de van de auto

� Reparaties aan of in de buurt van de spat-borden, de voorzijde van de auto, de mid-denconsole, de stuurkolom, het stuurwielof het dashboard bij de airbag voor devoorpassagier

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 120: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 109

Auto’s zonder Smart entry- systeem enstartknop: Dit controlelampje gaat brandenwanneer het contact AAN wordt gezet. Naongeveer 6 seconden gaat het lampje weeruit. Dit betekent dat het airbagsysteem inorde is.

Auto’s met Smart entry- systeem en start-knop: Dit controlelampje gaat branden wan-neer het contact AAN wordt gezet. Na onge-veer 6 seconden gaat het lampje weer uit.Dit betekent dat het airbagsysteem in ordeis.

Dit waarschuwingslampje controleert de wer-king van de airbag--ECU, de airbagsensorenvóór, de side airbag-- en curtain airbagsenso-ren, de curtain airbagsensoren, de aan/uit--schakelaar voor de passagiersairbag, het con-trolelampje AIRBAG OFF, de gordelspanners,de opblaasmechanismen, de bedrading en devoeding. (Zie “Waarschuwingslampjes en --zoemers” op bladzijde 182 in hoofdstuk 1--6voor meer informatie.)

De volgende omstandigheden kunnen duidenop een defect in het airbagsysteem of in hetsysteem van de gordelspanners. Neem zo snelmogelijk contact op met een Toyota--dealer oferkende reparateur.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het controlelampje gaat nietbranden wanneer het contact AAN wordtgezet.

� Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het controlelampje gaat niet brandenals het contact AAN wordt gezet.

� Het lampje gaat branden of knipperen tij-dens het rijden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 121: Handleiding Toyota Yaris

110 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Laat uw auto in de volgende gevallen zo snelmogelijk nakijken door een Toyota--dealer oferkende reparateur:

� Na het opblazen van de airbags.

� Schade aan de voorzijde van de auto (don-ker gedeelte in de afbeelding) ten gevolgevan een aanrijding die niet van zodanigeaard was dat de airbags vóór werden opge-blazen.

� Krassen, scheuren of andere beschadigin-gen in het middelste deel van het stuurwielof het dashboard voor de voorpassagier(donker gedeelte in de afbeelding).

De side airbags en curtain airbags van hetaanvullend veiligheidssysteem (SRS) zijn zoontworpen dat deze de bestuurder, de voor-passagier en de inzittenden op de buitenstezitplaatsen achter, in combinatie met hetgebruik van de veiligheidsgordels, nogmeer bescherming bieden bij een ernstigeaanrijding.

Bij een ernstige aanrijding van opzij worden deside airbags en curtain airbags snel opgebla-zen om zo, samen met de veiligheidsgordels,letsel te verminderen. De side airbags helpenvoornamelijk borstletsel van de bestuurder ende passagier te verminderen terwijl de curtainairbags als functie hebben om voornamelijkhoofdletsel te verminderen bij de voorpassa-giers en de inzittenden op de buitenste zitplaat-sen achter.

De side airbag en curtain airbag aan passa-gierszijde worden ook opgeblazen zonder datde passagiersstoel en/of de buitenste zitplaat-sen achter bezet zijn.

Ook als de side airbags niet geactiveerd wor-den, kunnen de curtain airbags geactiveerdworden.

Draag uw veiligheidsgordel altijd op de juistemanier.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Side airbags en curtain airbags

Page 122: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 111

WAARSCHUWING

� Het side airbag-- en curtain airbagsysteemis niet ontworpen ter vervanging van deveiligheidsgordel van de bestuurder, devoorpassagier en de buitenste inzittendenop de achterbank, maar als aanvullinghierop. Als de auto rijdt, dienen alle inzit-tenden gebruik te maken van de veilig-heidsgordels. Het dragen van een gordeltijdens een ongeval vermindert de kans opernstig letsel of het uit de auto geslingerdworden. Zie “Veiligheidsgordels” op blad-zijde 81 in dit hoofdstuk voor aanwijzin-gen en voorzorgsmaatregelen betreffendehet veiligheidsgordelsysteem.

� Laat niemand tijdens het rijden tegen dedelen van het portier, de voorstoel, devoorstijl, de achterstijlen en het dak leu-nen waar de airbags opgeblazen worden,ook geen baby of kind in een baby-- of kin-derzitje. Anders kan de inzittende ernstigletsel oplopen als bij een aanrijding deside airbag of de curtain airbag wordt op-geblazen. Zie “Veiligheidssysteem voorkinderen” op bladzijde 128 in dit hoofdstukvoor aanwijzingen voor het plaatsen vaneen baby-- of kinderzitje.

� Kinderen die niet (goed) op de stoel zittenen/of geen gordel dragen of de gordel nietop de juiste manier dragen, kunnen letseloplopen door in werking tredende airbags.Gebruik de veiligheidsgordels nooit voorbaby’s of kleine kinderen. Gebruik hier-voor speciale baby-- of kinderzitjes.Toyota beveelt ten zeerste aan dat alle kin-deren achterin plaatsnemen en de veilig-heidsgordels altijd op de juiste manierdragen. Achterin zitten kinderen het vei-ligst. Zie “Veiligheidssysteem voor kinde-ren” op bladzijde 128 in dit hoofdstuk vooraanwijzingen voor het plaatsen van eenbaby-- of kinderzitje.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 123: Handleiding Toyota Yaris

112 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Het is mogelijk dat de side airbags en cur-tain airbags niet opgeblazen worden als deauto onder een bepaalde hoek van opzijwordt aangereden of wordt aangereden opeen deel van de carrosserie anders dan hetgedeelte voor de inzittenden zoals aange-geven in de afbeelding.

De side airbags en curtain airbags worden pasgeactiveerd als een bepaalde drempelwaardewordt overschreden (vergelijkbaar met eenaanrijding met een snelheid van ongeveer 20 --30 km/h met een ongeveer 1.500 kg wegendvoertuig, komend vanuit een richting die haaksstaat op de positie van de auto).

Draag uw veiligheidsgordel altijd op de juistemanier.

Aanrijding van achteren

Over de kop slaanAanrijding van voren

De side en curtain airbags zijn niet ontwor-pen om in werking te treden bij aanrijdingenvan voren of van achteren, als de auto overde kop slaat of bij een aanrijding van opzijop lage snelheid.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 124: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 113

De belangrijkste onderdelen van het side air-bag-- en curtain airbagsysteem zijn aange-geven in bovenstaande afbeelding en zijn.

1. Waarschuwingslampje airbagsysteem

2. Controlelampje AIRBAG OFF

3. Curtain airbag(airbag en opblaasmechanisme)

4. Aan/uit--schakelaar passagiersairbag

5. Side airbags(airbag en opblaasmechanisme)

6. Curtain airbagsensoren

7. Side airbag-- en curtain airbagsensoren

8. Airbag--ECU

De side airbags en curtain airbags worden aan-gestuurd door de airbag--ECU. De airbag--ECUomvat een safing--sensor en een airbagsensor.

Bij een ernstige aanrijding van opzij zullen deairbagsensoren de opblaasmechanismen vande side airbags en van de curtain airbags aan-sturen. Op dat moment worden de airbags dooreen chemische reactie kortstondig gevuld metgas, waardoor de zijdelingse beweging van deinzittenden wordt afgeremd en gestopt.

Als de airbag wordt opgeblazen, zal dit duide-lijk te horen zijn. Daarbij zal enige rook en on-schadelijk gas ontstaan. Deze rook duidt nietop brand of kortsluiting.

WAARSCHUWING

De rook die vrijkomt als de airbag wordt op-geblazen, kan enige tijd in de auto achterblij-ven en lichte irritatie aan de ogen of huidveroorzaken of het ademen bemoeilijken.Als er poederdeeltjes op uw huid zijn te-rechtgekomen, was deze er dan zo snel mo-gelijk met water en zeep af om huidirritatiete voorkomen. Als u de auto veilig kunt ver-laten, doe dat dan onmiddellijk.

Omdat het opblazen van de airbags in eenfractie van een seconde gebeurt, gaat dit ge-paard met een aanzienlijke kracht. Ondanksdat het airbagsysteem is ontworpen om ernsti-ge verwondingen te voorkomen, kunnen bij hetopblazen van de airbag kleine brandwondjes,schaafplekken en zwellingen ontstaan.

Gedurende enkele minuten na het activerenkunnen zowel de voorstoelen als ook delen vande voor-- en achterstijlen en het dak nog heetzijn; de airbags zelf echter niet. De airbags zijnontworpen voor eenmalig gebruik.

WAARSCHUWING

De side en curtain airbags worden met eenaanzienlijke kracht opgeblazen. Om (ernstig)letsel bij het activeren te voorkomen, moe-ten de bestuurder, de voorpassagier en deachterpassagiers op de buitenste zitplaat-sen:

� Hun gordels goed dragen.

� Altijd rechtop en tegen de rugleuning zit-ten.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 125: Handleiding Toyota Yaris

114 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

� Laat niemand tijdens het rijden tegen hetvoorportier leunen, aangezien de side encurtain airbags, als ze in werking zoudentreden, dit met aanzienlijke snelheid enkracht doen. Hierdoor kan dan ernstig let-sel ontstaan. Wees extra voorzichtig wan-neer u kleine kinderen in de auto mee-neemt.

� Ga rechtop achter in de stoel zitten en ver-deel uw gewicht gelijkmatig over de stoel.Oefen geen grote kracht uit op de buiten-zijde van een stoel met side airbags, op devoorstijlen, de achterstijlen en het deelvan het dak met de curtain airbag.

� Zorg ervoor dat niemand zijn/haar hoofdte dicht in de omgeving houdt van deplaats waar de side airbag en de curtainairbag geactiveerd worden. Als deze air-bags in werking treden, gaat dit zeer snelen met grote kracht. Hierdoor kan dan ern-stig letsel ontstaan. Wees extra voorzich-tig wanneer u kleine kinderen in de automeeneemt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 126: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 115

� Laat niemand knielen op de passagiers-stoel met het gezicht naar het portier. Alsde side airbag en de curtain airbag in wer-king treden, gebeurt dit zeer snel en metgrote kracht. Hierdoor kan dan ernstig let-sel ontstaan. Wees extra voorzichtig wan-neer u kleine kinderen in de auto mee-neemt.

� Laat niemand zijn/haar hoofd of handenuit de ruitopening steken. Als de side air-bag en de curtain airbag in werking tre-den, gebeurt dit zeer snel en met grotekracht. Hierdoor kan dan ernstig letselontstaan. Wees extra voorzichtig wanneeru kleine kinderen in de auto meeneemt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 127: Handleiding Toyota Yaris

116 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

� Hang geen bekerhouder of iets dergelijksaan het portier. Als de side airbag wordtgeactiveerd, kan de bekerhouder met gro-te kracht worden weggeslingerd of kan deairbag de bestuurder en/of de voorpassa-gier onvoldoende bescherming bieden.Bovendien mogen de bestuurder en devoorpassagier geen voorwerpen in hunhanden of op hun knieën meenemen.

� Plaats geen microfoon of iets dergelijks inhet gedeelte waar de curtain airbag opge-blazen wordt zoals op de voorruit, de por-tierruit, de voor-- en achterstijl, het dak ofaan de handgrepen. Als de curtain airbagwordt opgeblazen, kan de microfoon ofiets dergelijks met grote kracht wordenweggeslingerd of kan de curtain airbagdoor een onvolledige werking de bestuur-der en/of de voorpassagier niet voldoendebescherming bieden.

� Hang geen kleerhanger, zwaar voorwerpof voorwerp met scherpe punten aan hetkledinghaakje. Als de curtain airbag wordtgeactiveerd, kunnen dergelijke voorwer-pen met grote kracht worden weggeslin-gerd of kan de airbag de bestuurder en/ofde voorpassagier onvoldoende bescher-ming bieden. Hang kleding zonder kleer-hanger of iets dergelijks aan het kleding-haakje.

� Gebruik geen accessoires voor de stoelendie de plaatsen bedekken waarachter deside airbags zich bevinden. Dergelijke ac-cessoires kunnen ervoor zorgen dat deside airbags niet (goed) in werking kunnentreden, waardoor de kans op letsel groterwordt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 128: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 117

� De voorstoelen en de stoelbekleding mo-gen niet worden vervangen en er mogengeen wijzigingen worden aangebracht.Wijzigingen kunnen tot resultaat hebbendat de side airbags niet op de juiste wijzegeactiveerd worden, helemaal niet geacti-veerd worden of per ongeluk geactiveerdworden, waardoor ernstig letsel kan ont-staan.

� Haal de voor-- en achterstijlen en de ge-deeltes van het dak waarin de curtain air-bags zich bevinden niet uit elkaar en pro-beer ze niet te repareren. Door dergelijkeveranderingen kunnen de curtain airbagsper ongeluk buiten of in werking treden enletsel veroorzaken.

�Modificeer of wijzig de wielophangingniet. Door dergelijke veranderingen kun-nen de curtain airbags per ongeluk geacti-veerd worden, waardoor ernstig letsel kanontstaan.

� Gebruik geen andere banden en velgendan aanbevolen door de fabrikant. Doordergelijke veranderingen kunnen de cur-tain airbags per ongeluk geactiveerd wor-den, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.(Zie “Controle en vervanging van banden”op bladzijde 434 in hoofdstuk 7--2 voormeer informatie.)

Het niet in acht nemen van deze waarschu-wingen kan resulteren in ernstig letsel.Raadpleeg een Toyota--dealer of erkendereparateur voor reparaties of aanpassingen.

Raadpleeg een Toyota--dealer of erkendereparateur indien u uw auto wilt laten voor-zien van modificaties ten behoeve van min-dervaliden. Deze modificaties kunnen dewerking van de side en curtain airbags opeen gevaarlijke manier beïnvloeden.

OPMERKING

Voer geen van onderstaande veranderingenuit zonder eerst een Toyota-dealer oferkende reparateur te raadplegen. Ze kunnende correcte werking van de side airbags ende curtain airbags in sommige gevallenhinderen.

� Plaatsen van elektronische onderdelenzoals een zend- /ontvanginstallatie, cas-settespeler, CD-speler

� Wijzigen van de wielophanging

� Veranderingen aan de structuur aan dezijkant van het passagierscompartiment

� Reparaties aan of in de buurt van de mid-denconsole of de voorstoelen

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 129: Handleiding Toyota Yaris

118 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Auto’s zonder Smart entry- systeem enstartknop: Dit controlelampje gaat brandenwanneer het contact AAN wordt gezet. Naongeveer 6 seconden gaat het lampje weeruit. Dit betekent dat het airbagsysteem inorde is.

Auto’s met Smart entry- systeem en start-knop: Dit controlelampje gaat branden wan-neer het contact AAN wordt gezet. Na onge-veer 6 seconden gaat het lampje weer uit.Dit betekent dat het airbagsysteem in ordeis.

Dit waarschuwingslampje controleert dewerking van de airbag--ECU, deairbagsensoren vóór, de side airbag-- encurtain airbagsensoren, de curtainairbagsensoren, de aan/uit--schakelaar voor depassagiersairbag, het controlelampje AIRBAGOFF, de gordelspanners, deopblaasmechanismen, de bedrading en devoeding. (Zie “Waarschuwingslampjes en--zoemers” op bladzijde 182 in hoofdstuk 1--6voor meer informatie.)

De volgende omstandigheden kunnen duidenop een defect in het airbagsysteem of in hetsysteem van de gordelspanners. Neem zo snelmogelijk contact op met een Toyota--dealer oferkende reparateur.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het controlelampje gaat nietbranden wanneer het contact AAN wordtgezet of blijft meer dan 6 seconden bran-den.

� Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat niet branden als hetcontact AAN wordt gezet of blijft meer dan6 seconden branden.

� Het lampje gaat branden of knipperen tij-dens het rijden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 130: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 119

Laat uw auto in de volgende gevallen zo snelmogelijk nakijken door een Toyota--dealer oferkende reparateur:

� Na het opblazen van een van de side ofcurtain airbags.

� Schade aan de portieren (donker gedeeltein de afbeelding) als gevolg van een aanrij-ding die niet zo ernstig was dat de side air-bags en curtain airbags werden geacti-veerd.

� Bij krassen, scheuren of andere beschadi-gingen aan de zijkant van de leuning vaneen voorstoel met een side airbag (donkergedeelte in de afbeelding).

� Bij krassen, scheuren of andere beschadi-gingen in het deel van de voor-- en de ach-terstijl of het dak met de curtain airbags(donker gedeelte in de afbeelding).

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 131: Handleiding Toyota Yaris

120 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Side airbags

Het aanvullend veiligheidssysteem (SRS) iszo ontworpen dat het de bestuurder en devoorpassagier, in combinatie met het ge-bruik van de veiligheidsgordels, nog meerveiligheid verschaft bij een ernstige aanrij-ding.

Bij een ernstige zijdelingse aanrijding wordende side airbags snel opgeblazen om zo, samenmet de veiligheidsgordels, de airbags te helpenom letsel aan hoofdzakelijk de borstkas te ver-minderen bij de bestuurder en de voorpassa-gier.

Beide side airbags zullen tegelijk in werkingtreden, ook al zit er niemand op de passagiers-stoel.

Draag uw veiligheidsgordel altijd op de juistemanier.

WAARSCHUWING

� Het airbagsysteem is niet ontworpen tervervanging van de veiligheidsgordel vande bestuurder en de voorpassagier, maarals aanvulling hierop. Als de auto rijdt,dienen alle inzittenden gebruik te makenvan de veiligheidsgordels. Het dragen vaneen gordel tijdens een ongeval vermindertde kans op ernstig letsel of het uit de autogeslingerd worden. Zie “Veiligheidsgor-dels” op bladzijde 81 in dit hoofdstuk vooraanwijzingen en voorzorgsmaatregelenbetreffende het veiligheidsgordelsysteem.

� Laat niemand tijdens het rijden uit of te-gen het voorportier hangen, ook niet alsdeze persoon in een baby-- of kinderzitjezit. Anders kan de inzittende ernstig letseloplopen als bij een aanrijding de side air-bag wordt opgeblazen.

� Kinderen die niet (goed) op de stoel zittenen/of geen gordel dragen of de gordel nietop de juiste manier dragen, kunnen letseloplopen door in werking tredende airbags.Gebruik de veiligheidsgordels nooit voorbaby’s of kleine kinderen. Gebruik hier-voor speciale baby-- of kinderzitjes.Toyota beveelt ten zeerste aan dat alle kin-deren achterin plaatsnemen en de veilig-heidsgordels altijd op de juiste manierdragen. Achterin zitten kinderen het vei-ligst. Zie “Veiligheidssysteem voor kinde-ren” op bladzijde 128 in dit hoofdstuk vooraanwijzingen voor het plaatsen van eenbaby-- of kinderzitje.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 132: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 121

De side airbags zijn niet ontworpen om inwerking te treden bij aanrijdingen van opzijonder een hoek of bij aanrijdingen van opzijwaarbij het passagierscompartiment nietwordt geraakt, zoals aangegeven in de af-beelding.

De side airbags worden pas geactiveerd alseen bepaalde drempelwaarde wordt overschre-den (vergelijkbaar met een aanrijding met eensnelheid van ongeveer 20 -- 30 km/h met eenongeveer 1.500 kg wegend voertuig, komendvanuit een richting die haaks staat op de posi-tie van de auto).

Draag uw veiligheidsgordel altijd op de juistemanier.

Aanrijding van achteren

Aanrijding van voren Over de kop slaan

De side airbags zijn in principe niet ontwor-pen om in werking te treden bij een aanrij-ding van voren of van achteren, bij over dekop slaan of bij een aanrijding van opzij metlage snelheid.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 133: Handleiding Toyota Yaris

122 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

De belangrijkste onderdelen van het side air-bagsysteem zijn aangegeven in de boven-staande afbeelding en zijn.

1. Waarschuwingslampje airbagsysteem

2. Controlelampje AIRBAG OFF

3. Aan/uit--schakelaar passagiersairbag

4. Side airbags(airbag en opblaasmechanisme)

5. Side airbagsensoren

6. Airbag--ECU

De side airbags worden aangestuurd door deairbag--ECU. De side airbag--ECU bestaat uiteen safing--sensor en een airbagsensor.

Bij een ernstige aanrijding van opzij zullen deairbagsensoren de opblaasmechanismen vande side airbags aansturen. Op dat momentworden de airbags door een chemische reactiekortstondig gevuld met gas, waardoor de zijde-lingse beweging van de inzittenden wordt afge-remd en gestopt.

Als de airbag wordt opgeblazen, zal dit duide-lijk te horen zijn. Daarbij zal enige rook en on-schadelijk gas ontstaan. Deze rook duidt nietop brand of kortsluiting.

WAARSCHUWING

De rook die vrijkomt als de airbag wordt op-geblazen, kan enige tijd in de auto achterblij-ven en lichte irritatie aan de ogen of huidveroorzaken of het ademen bemoeilijken.Als er poederdeeltjes op uw huid zijn te-rechtgekomen, was deze er dan zo snel mo-gelijk met water en zeep af om huidirritatiete voorkomen. Als u de auto veilig kunt ver-laten, doe dat dan onmiddellijk.

Omdat het opblazen van de airbags in eenfractie van een seconde gebeurt, gaat dit ge-paard met een aanzienlijke kracht. Ondanksdat het airbagsysteem is ontworpen om ernsti-ge verwondingen te voorkomen, kunnen bij hetopblazen van de airbag kleine brandwondjes,schaafplekken en zwellingen ontstaan.

Gedurende enkele minuten na het activerenvan de side airbags kunnen de voorstoelen nogheet zijn; de airbags zelf echter niet. De air-bags zijn ontworpen voor eenmalig gebruik.

WAARSCHUWING

De side airbags treden met een aanzienlijkekracht in werking. Om (ernstig) letsel bij hetactiveren te voorkomen, moeten de bestuur-der en de voorpassagier:

� Hun gordels goed dragen.

� Altijd rechtop en tegen de rugleuning zit-ten.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 134: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 123

� Laat tijdens het rijden niemand tegen hetvoorportier hangen. Als de side airbags inwerking treden, gaat dit zeer snel en metgrote kracht. Hierdoor kan dan ernstig let-sel ontstaan. Wees extra voorzichtig wan-neer u kleine kinderen in de auto mee-neemt.

� Ga rechtop achter in de stoel zitten en ver-deel uw gewicht gelijkmatig over de stoel.Oefen geen grote kracht uit op de buiten-zijde van een stoel met side airbags.

� Hang geen bekerhouder of iets dergelijksaan het portier. Als de side airbag wordtgeactiveerd, kan de bekerhouder met gro-te kracht worden weggeslingerd of kan deairbag de bestuurder en/of de voorpassa-gier onvoldoende bescherming bieden.Bovendien mogen de bestuurder en devoorpassagier geen voorwerpen in hunhanden of op hun knieën meenemen.

� Gebruik geen accessoires voor de stoelendie de plaatsen bedekken waarachter deside airbags zich bevinden. Dergelijke ac-cessoires kunnen ervoor zorgen dat deside airbags niet (goed) in werking kunnentreden, waardoor de kans op letsel groterwordt.

� De stoelen met side airbags en de stoelbe-kleding ervan mogen niet worden vervan-gen en er mogen geen wijzigingen aanworden aangebracht. Wijzigingen kunnentot resultaat hebben dat de side airbagsniet op de juiste wijze geactiveerd worden,helemaal niet geactiveerd worden of perongeluk geactiveerd worden, waardoorernstig letsel kan ontstaan.

Het niet in acht nemen van deze waarschu-wingen kan resulteren in ernstig letsel.Raadpleeg een Toyota--dealer of erkendereparateur voor reparaties of aanpassingen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 135: Handleiding Toyota Yaris

124 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

OPMERKING

Voer geen van onderstaande veranderingenuit zonder eerst een Toyota-dealer oferkende reparateur te raadplegen. Ze kunnende correcte werking van het side airbagsys-teem in sommige gevallen hinderen.

� Plaatsen van elektronische onderdelenzoals een zend- /ontvanginstallatie, cas-settespeler, CD-speler

� Wijzigen van de wielophanging

� Veranderingen aan de structuur aan dezijkant van het passagierscompartiment

� Reparaties aan of in de buurt van de mid-denconsole of de voorstoelen

Auto’s zonder Smart entry- systeem enstartknop: Dit controlelampje gaat brandenwanneer het contact AAN wordt gezet. Naongeveer 6 seconden zal het lampje weeruitgaan. Dit betekent dat het airbagsysteemin orde is.

Auto’s met Smart entry- systeem en start-knop: Dit controlelampje gaat branden wan-neer het contact AAN wordt gezet. Na onge-veer 6 seconden gaat het lampje weer uit.Dit betekent dat het airbagsysteem in ordeis.

Dit waarschuwingslampje controleert dewerking van de airbag--ECU, deairbagsensoren vóór, de side airbagsensoren,de aan/uit--schakelaar passagiersairbag, hetcontrolelampje AIRBAG OFF, degordelspanners, de opblaasmechanismen, debedrading en de voeding. (Zie“Waarschuwingslampjes en --zoemers” opbladzijde 182 in hoofdstuk 1--6 voor meerinformatie.)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 136: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 125

De volgende omstandigheden kunnen duidenop een defect in het airbagsysteem of in hetsysteem van de gordelspanners. Neem zo snelmogelijk contact op met een Toyota--dealer oferkende reparateur.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het controlelampje gaat nietbranden wanneer het contact AAN wordtgezet of blijft meer dan 6 seconden bran-den.

� Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het controlelampje gaat niet brandenals het contact AAN wordt gezet of blijftmeer dan 6 seconden branden.

� Het lampje gaat branden of knipperen tij-dens het rijden.

Laat uw auto in de volgende gevallen zo snelmogelijk nakijken door een Toyota--dealer oferkende reparateur:

� Na het opblazen van de side airbags.

� Schade aan de portieren (donker gedeeltein de afbeelding) ten gevolge van een aan-rijding die niet van zodanige aard was datde side airbags werden geactiveerd.

� Bij krassen, scheuren of andere beschadi-gingen aan de zijkant van de leuning vaneen voorstoel met een side airbag (donkergedeelte in de afbeelding).

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 137: Handleiding Toyota Yaris

126 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop

Het handmatig uitschakelsysteem bestaatuit een schakelaar om de airbag uit te scha-kelen en een controlelampje. Met deze scha-kelaar kan alleen de airbag voor de voorpas-sagier worden uitgeschakeld. Als de airbaguitgeschakeld is, zal het controlelampje AIRBAG OFF gaan branden. Schakel de airbagalleen uit als er een baby- of kinderzitje opde passagiersstoel is gemonteerd waarinhet kind naar achteren kijkt.

De schakelaar voor het handmatig uitschake-len van de airbag bevindt zich aan de passa-gierszijde van het dashboard, en het controle-lampje AIRBAG OFF is ondergebracht in hetmiddelste dashboardpaneel.

Zet de auto stil en het contact UIT voordat u deaan/uit--schakelaar van de passagiersairbagbedient. Open het passagiersportier, steek desleutel in de slotcilinder en draai de sleutel om.Zet de sleutel in de stand OFF om de airbag uitte schakelen. Als de motor wordt aangezet,gaat het controlelampje AIR BAG OFF brandenom aan te geven dat de airbag aan passagiers-zijde uitgeschakeld is. (Zie onderstaande be-schrijving voor meer details over het controle-lampje.) Verwijder de sleutel uit de slotcilinder.

Auto’s met side en/of curtain airbags: Dit sys-teem kan de side en curtain airbags niet uit-schakelen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Handmatig uitschakelsysteemairbag (voor voorpassagier)

Page 138: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 127

Controlelampje AIRBAG OFF

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Dit lampje gaat branden wanneer hetcontact AAN wordt gezet. Na een paar secon-den gaat het weer uit. Dit betekent dat de wer-king van het handmatig uitschakelsysteemvoor de airbag in orde is. Na een paar secon-den gaat het controlelampje opnieuw aan alsde schakelaar in de stand OFF staat en de air-bag uitgeschakeld is.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Dit lampje gaat branden wanneer het contactAAN wordt gezet. Na een paar seconden gaathet weer uit. Dit betekent dat de werking vanhet handmatig uitschakelsysteem voor deairbag in orde is. Na een paar seconden gaathet controlelampje opnieuw aan als deschakelaar in de stand OFF staat en de airbaguitgeschakeld is.

Raadpleeg een Toyota--dealer of erkende repa-rateur als zich een van de volgende situatiesvoordoet.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het controlelampje gaat nietbranden wanneer het contact AAN wordtgezet.

� Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het controlelampje gaat niet brandenals het contact AAN wordt gezet.

� Het controlelampje blijft branden ook al isde schakelaar voor het handmatig uitscha-kelen in de stand ON gezet.

� De slotcilinder kan niet worden verdraaid.

� Het waarschuwingslampje airbagsysteemblijft branden als het controlelampje AIR-BAG OFF aan of uit is.

WAARSCHUWING

� De airbag aan passagierszijde moet wor-den uitgeschakeld als er een baby-- of kin-derzitje moet worden gemonteerd waarinhet kind tegen de rijrichting in zit.

� Gebruik geen zitje waarbij het kind naarachteren kijkt op de voorstoel als de aan/uit--schakelaar van de airbags in stand ONstaat. Anders kan het kind letsel oplopenin geval van een aanrijding door de krachtwaarmee de airbag wordt opgeblazen.

� Als er geen baby-- of kinderzitje is gemon-teerd op de passagiersstoel, moet de aan/uit--schakelaar van de airbags in stand ONstaan om letsel voor de voorpassagier tevoorkomen. Controleer of het controle-lampje AIRBAG OFF niet brandt.

� Het uitschakelen van de airbag beperkt deeffectiviteit van het airbagsysteem en ver-groot de kans op letsel voor de voorpas-sagier.

Zie “Airbags voor bestuurder en voorpassa-gier” op bladzijde 101 in dit hoofdstuk voormeer informatie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 139: Handleiding Toyota Yaris

128 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Toyota raadt aan gebruik te maken van ba-by- en kinderzitjes zolang een kind te kleinis voor de standaard gemonteerde veilig-heidsgordels.

Kinderen die te groot zijn voor een baby-- ofkinderzitje, dienen achterin plaats te nemen engebruik te maken van de standaard gemonteer-de veiligheidsgordels. Zie “Veiligheidsgordels”op bladzijde 81 in dit hoofdstuk voor meer in-formatie.

WAARSCHUWING

� De meest effectieve bescherming van eenkind tijdens een ongeval of bij hard rem-men, is het gebruik van een veiligheids-systeem dat is afgestemd op de grootte enhet gewicht van het kind. Het vasthoudenvan een kind in de armen is geen vervan-ging voor een veiligheidssysteem. Bij eenongeval kan een kind dan de voorruit ra-ken of (als u geen veiligheidsgordel omhebt) klem komen te zitten tussen u en hetdashboard.

� Toyota beveelt het gebruik van een zitjeaan dat op de lengte en het gewicht vanhet kind is afgestemd en dat achterinwordt geplaatst. In ongevallenstatistiekenis aangetoond dat kinderen minder ver-wondingen oplopen als zij achterin zitten.

� Plaats nooit een tegen de rijrichting in ge-plaatst baby-- of kinderzitje als de aan/uit--schakelaar voor passagiersairbag in standON staat. Bij een ongeval kan het kind ern-stig letsel oplopen door de kracht waar-mee de airbag wordt opgeblazen.

� Plaats een baby-- of kinderzitje waarbij hetkind naar voren kijkt alleen op de voor-stoel als het niet anders kan. Zet de stoelaltijd zo ver mogelijk naar achteren, aan-gezien de passagiersairbag met aanzienlij-ke kracht en snelheid wordt opgeblazen.Anders kan ernstig letsel ontstaan.

� Laat bij auto’s met side airbags en curtainairbags een kind tijdens het rijden niet te-gen de delen van het voorportier, de voor-stoel, de voorstijl en het dak leunen waarde airbags opgeblazen worden, ook nietals het in een baby-- of kinderzitje zit. An-ders kan het kind ernstig letsel oplopenals bij een aanrijding de side airbag en/ofde curtain airbag wordt opgeblazen.

� Volg bij het plaatsen van een zitje altijd degebruiksaanwijzing van de fabrikant encontroleer na het plaatsen van het zitje ofhet stevig is bevestigd. Als het zitje nietstevig vastzit, kan het kind bij hard rem-men of uitwijken of bij een aanrijding let-sel oplopen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Veiligheidssysteem voorkinderen——Voorzorgsmaatregelen

Page 140: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 129

—Veiligheidssystemen voorkinderen

Een baby- of kinderzitje dient met de heup-gordel of het heupdeel van de gordel op dezitting vastgezet te worden. Volg hierbijnauwgezet de gebruiksaanwijzing van defabrikant van het zitje.

Gebruik een zitje dat is afgestemd op de lengteen het gewicht van het kind.

Toyota raadt aan om een zitje te kiezen met hetkeurmerk “ECE nr. 44”.

Volg bij het plaatsen van een zitje altijd de ge-bruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje.Houd hierbij de volgende richtlijnen aan.

Het is veiliger voor het kind om het zitje achter-in te plaatsen. In ongevallenstatistieken is aan-getoond dat kinderen minder verwondingenoplopen als zij achterin zitten.

WAARSCHUWING

Als het baby-- of kinderzitje niet in gebruikis:

� Laat het baby-- of kinderzitje goed vastzit-ten op de stoel als het niet wordt gebruikt.Plaats het zitje niet los in het passagiers-compartiment.

� Als het zitje moet worden losgemaakt, ver-wijder het dan uit de auto of berg het vei-lig op in de bagageruimte. Dit voorkomtdat inzittenden hierdoor bij hard remmenof uitwijken of bij een aanrijding letseloplopen.

De blokkeerautomaat blokkeert de driepunts-gordel vanzelf als deze snel uit de automaatwordt getrokken. Dit type gordel heeft echterniet de vergrendelmogelijkheid zoals hierbovenis aangegeven. Voor het plaatsen van een ba-by-- of kinderzitje is een speciale blokkeerclipnodig.

Als uw zitje niet over een blokkeerclip beschikt,kunt u deze kopen bij een Toyota--dealer oferkende reparateur.

Blokkeerclip voor baby-- of kinderzitje (on-derdeelnr. 73119--22010)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 141: Handleiding Toyota Yaris

130 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Het keurmerk “ECE nr. 44” maakt onderscheidtussen 5 groepen baby-- en kinderzitjes.

Groep 0: Maximaal 10 kg (22 lb.)(0 -- 9 maanden)

Groep 0+: Maximaal 13 kg (28 lb.)(0 -- 2 jaar)

Groep I: 9 -- 18 kg (20 -- 39 lb.)(9 maanden -- 4 jaar)

Groep II: 15 -- 25 kg (34 -- 55 lb.)(4 -- 7 jaar)

Groep III: 22 -- 36 kg (49 -- 79 lb.)(6 -- 12 jaar)

In deze handleiding wordt het plaatsen van devolgende 3 zitjes nader uitgelegd.

(A) Babyzitje komt overeen met groep. . . . . .0 en 0+ van ECE nr. 44

(B) Kinderzitje komt overeen met groep. . . . .0+, I en II van ECE nr.44

(C) Zitkussen komt overeen met groep. . . . .III van ECE nr. 44

Let er bij de aanschaf van een zitje op dat hetzitje geschikt is voor uw kind en dat het in uwauto past.

Kies uit de volgende tabel het zitje dat het bestgeschikt is voor de door u gewenste zitpositievan uw kind.

Volg bij het plaatsen van een zitje altijd de ge-bruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje.

(A) Babyzitje

(B) Kinderzitje

(C) Zitkussen

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Baby-- en kinderzitjes

Page 142: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 131

In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre de baby-- en kinderzitjes in verschillende zitpositieskunnen worden geplaatst.

Zitpositie Voorpassagiersstoel Achterbank

Gewichtsgroep

Zitpositie

Aan/uit--schakelaarpassagiersairbag Buitenste

zitplaatsMiddelstezitplaatsGewichtsgroep

AAN UITzitplaats zitplaats

0 X0Maximaal 10 kg (22 lb )

XNiet U U UMaximaal 10 kg (22 lb.)

(0 9 maanden)Niet

toegestaanU U U

(0 -- 9 maanden) toegestaan

0+ X0+ X0Maximaal 13 kg (28 lb )

XNiet U U UMaximaal 13 kg (28 lb.) Niet U U Ug ( )

(0 -- 2 jaar) toegestaanU U U

(0 -- 2 jaar) toegestaan

I9 -- 18 kg (20 -- 39 lb.)(9 maanden -- 4 jaar)

Tegen derijrichting in

XNiet

toegestaan

U U U

UF

II. III15 -- 36 kg (34 -- 79 lb.)(4 -- 12 jaar)

UF U U U

Verklaring van lettercodes in de tabel:

U: Geschikt voor een “universeel” zitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.

UF: Geschikt voor een in de rijrichting geplaatst “universeel” zitje dat is goedgekeurd voor gebruikin deze gewichtsgroep.

X: Geen geschikte zitpositie voor kinderen in deze gewichtsgroep.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Geschiktheid baby-- en kinderzitjes voor diverse zitposities(met achterbank)

Page 143: Handleiding Toyota Yaris

132 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre de baby-- en kinderzitjes in verschillende zitpositieskunnen worden geplaatst.

ZitpositieVoorpassagiersstoel

Zitpositie

Aan/uit--schakelaar passagiersairbag

Gewichtsgroep ON OFF

0 X0Maximaal 10 kg (22 lb )

XUMaximaal 10 kg (22 lb.)

(0 9 maanden)

XNiet toegestaan U

(0 -- 9 maanden)Niet toegestaan

0+0+ X0Maximaal 13 kg (28 lb )

XUMaximaal 13 kg (28 lb.)

XNiet toegestaan Ug ( )

(0 -- 2 jaar)Niet toegestaan U

(0 -- 2 jaar)g

I9 -- 18 kg (20 -- 39 lb.)(9 maanden 4 jaar)

Tegen de rijrichting inX

Niet toegestaan U(9 maanden -- 4 jaar)

UF

II. III15 -- 36 kg (34 -- 79 lb.)(4 -- 12 jaar)

UF U

Verklaring van lettercodes in de tabel:

U: Geschikt voor een “universeel” zitje dat is goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.

UF: Geschikt voor een in de rijrichting geplaatst “universeel” zitje dat is goedgekeurd voor gebruikin deze gewichtsgroep.

X: Geen geschikte zitpositie voor kinderen in deze gewichtsgroep.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Geschiktheid baby-- en kinderzitjes voor diverse zitposities(zonder achterbank)

Page 144: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 133

In deze tabel wordt aangegeven in hoeverre de baby-- en kinderzitjes in verschillende zitpositieskunnen worden geplaatst.

GewichtsgroepGrootte--

BevestigingPlaats ISOfix--bevestigingspunt

GewichtsgroepGrootteklasse Bevestiging

Buitenste zitplaatsen achter

F ISO/L1 X

Reiswieg G ISO/L2 X

(1) X

Groep 0 E ISO/R1 XGroep 0Maximaal 10 kg (1) X

E ISO/R1 X

Groep 0+ D ISO/R2 XGroep 0Maximaal 13 kg C ISO/R3 X

(1) X

D ISO/R2 X

C ISO/R3 X

Groep I B ISO/F2 IUFGroep I9 -- 18 kg B1 ISO/F2X IUF

A ISO/F3 IUF

(1) X

Groep II15 -- 25 kg

(1) X

Groep III22 -- 36 kg

(1) X

(1) Voor baby-- of kinderzitjes die niet zijn voorzien van een ISO/XX maataanduiding (A -- G), be-paalt de fabrikant van de auto welke plaatsen geschikt zijn voor welke gewichtsklasse.

Verklaring van lettercodes in de tabel:

IUF:Geschikt voor een in de rijrichting geplaatst universeel ISOfix--baby-- of kinderzitje dat is goed-gekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.

X: Bevestigingspunt niet geschikt voor ISOfix--baby-- of kinderzitje in deze gewichtsgroep en/ofdeze grootteklasse.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Geschiktheid baby-- en kinderzitjes voor diverse zitposities(met ISOfix--bevestigingssysteem)

Page 145: Handleiding Toyota Yaris

134 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Controleer bij baby-- of kinderzitjes die nietworden genoemd in de tabel of ze geschikt zijnvoor gebruik in deze auto. Raadpleeg hiervoorde fabrikant of de leverancier van het kinderzit-je.

WAARSCHUWING

Het gebruik van een baby-- of kinderzitje datniet geschikt is voor deze auto kan ernstigletsel tot gevolg hebben.

TOELICHTING:

Zet voor het plaatsen van het zitje op depassagiersstoel de rugleuning van de stoelrechtop. (Zie AFBEELDING.)

Zie “Plaatsen met een veiligheidsgordel” opbladzijde 135 in dit hoofdstuk voor meer infor-matie.

Rechtop

Zet de rugleuning van de voorstoel zo rechtopmogelijk.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 146: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 135

(A) PLAATSEN VAN BABYZITJE

Een babyzitje mag uitsluitend tegen de rij-richting in worden geplaatst.

Voor het plaatsen van een baby-- of kinderzitjemet een veiligheidsgordel met blokkeerauto-maat is een speciale blokkeerclip nodig.

WAARSCHUWING

� Tegen de rijrichting in geplaatst baby-- ofkinderzitje: Gebruik nooit een tegen derijrichting in geplaatst baby-- of kinderzitjeop de voorstoel als de aan/uit--schakelaarvan de passagiersairbag in stand ONstaat. Bij een ongeval kan het kind letseloplopen door de kracht waarmee de air-bag wordt opgeblazen. Een waarschu-wingslabel aan de zijkant van het dash-board aan de zijde van de passagier herin-nert u eraan op deze stoel geen tegen derijrichting in geplaatst baby-- of kinderzitjete plaatsen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Plaatsen met veiligheidsgordel

Page 147: Handleiding Toyota Yaris

136 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

� U moet de airbag aan passagierszijde uit-schakelen als er een baby-- of kinderzitjemoet worden gemonteerd waarin het kindtegen de rijrichting in zit. Controleer of deaan/uit--schakelaar van de passagiersair-bag in de stand OFF staat en het controle-lampje brandt. (Zie “Bestuurdersairbag,knie--airbag bestuurder en voorpassagier-sairbag” op bladzijde 92 in dit hoofdstukvoor meer informatie.)

WAARSCHUWING

Auto’s met achterstoelen: Wanneer er op deachterstoelen een tegen de rijrichting in ge-plaatst baby-- of kinderzitje gebruikt wordt,zet dan de achterstoel in de achterste standom te voorkomen dat het zitje de voorstoelraakt. Anders kan het zitje misschien nietgoed worden vastgezet. Hierdoor kan bij eenaanrijding ernstig letsel ontstaan.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 148: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 137

WAARSCHUWING

� Gebruik geen zitje op de achterbank alsdit het vergrendelen van de rugleuningvan een voorstoel verhindert. Anders kanhet kind of de inzittende op de voorstoelernstig letsel oplopen bij plotseling rem-men of uitwijken of bij een aanrijding.

� Plaats het zitje aan de passagierszijde vande achterbank wanneer door de positievan de bestuurdersstoel niet voldoenderuimte overblijft. Een zitje dat op de ach-terbank is geplaatst mag de rugleuningvan de voorstoel niet raken.

Zelfde hoekZelfde stand

� Auto’s met achterstoelen: Wanneer er opde middelste zitplaats achter een baby-- ofkinderzitje wordt geplaatst, zet dan beidezittingen en beide rugleuningen in dezelf-de stand. Anders kan het zitje niet stevigvast worden gezet en kan bij plotselingremmen of uitwijken of bij een aanrijdingernstig letsel met fatale gevolgen optre-den.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 149: Handleiding Toyota Yaris

138 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Het babyzitje bevestigen:

1. Bevestig het zitje met de veiligheidsgordelzoals wordt aangegeven door de fabrikantvan het zitje. Steek de gesp in de gordel-sluiting en controleer of de gordel niet ge-draaid zit. Trek het heupdeel van de gordelstrak.

2. Plaats een blokkeerclip bij de gesp van deschouder-- en heupgordel en haal de gordeldoor de openingen van de blokkeerclip.Maak de gordel weer vast. Maak de gordelals deze niet goed strak getrokken is weerlos en plaats de blokkeerclip opnieuw.

Als uw baby-- of kinderzitje niet over eenblokkeerclip beschikt, kunt u deze kopen bijeen Toyota--dealer of erkende reparateur. (Zie“Veiligheidssysteem voor kinderen” opbladzijde 129 voor meer informatie.)

WAARSCHUWING

� Controleer na het plaatsen van de gesp inde gordelsluiting of de gesp goed is ver-grendeld en of het heup-- en schouderdeelvan de gordel niet gedraaid zitten.

� Probeer geen muntstukken, paperclipso.i.d. in de sluiting te steken. Dit om tevoorkomen dat de gesp niet in de sluitingkan worden vergrendeld.

� De gordel kan uw kind niet beschermenals deze niet op een normale manier is tegebruiken. Laat in dit geval uw auto zosnel mogelijk nakijken door een Toyota--dealer of erkende reparateur. Plaats hetzitje niet op de desbetreffende zitplaatszolang de veiligheidsgordel niet is gerepa-reerd.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 150: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 139

WAARSCHUWING

Controleer of het zitje goed is bevestigddoor te proberen het zitje in alle richtingente bewegen. Volg bij het plaatsen altijd degebruiksaanwijzing van de fabrikant van hetzitje.

Verwijderen van het babyzitje:Druk op de knop van de gordelsluiting en laatde gordel geheel oprollen. De vergrendeling isnu uitgeschakeld en de gordel kan nu weer opde normale wijze gebruikt worden.

WAARSCHUWING

Als het baby-- of kinderzitje niet is geplaatst,moeten de blokkeerclips altijd worden ver-wijderd.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 151: Handleiding Toyota Yaris

140 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

(B) PLAATSEN VAN KINDERZITJE

Een kinderzitje kan zowel met de rijrichtingmee als tegen de rijrichting in worden ge-plaatst, afhankelijk van het gewicht en delengte van het kind. Volg de gebruiksaanwij-zing van de fabrikant van het zitje voor watbetreft het gewicht en de lengte van hetkind, alsook de plaatsing van het kinderzit-je.

Voor het plaatsen van een baby-- of kinderzitjemet een veiligheidsgordel met blokkeerauto-maat is een speciale blokkeerclip nodig.

WAARSCHUWING

� Tegen de rijrichting in geplaatst baby-- ofkinderzitje: Gebruik nooit een tegen derijrichting in geplaatst baby-- of kinderzitjeop de voorstoel als de aan/uit--schakelaarvan de passagiersairbag in stand ONstaat. Bij een ongeval kan het kind letseloplopen door de kracht waarmee de air-bag wordt opgeblazen. Een waarschu-wingslabel aan de zijkant van het dash-board aan de zijde van de passagier herin-nert u eraan op deze stoel geen tegen derijrichting in geplaatst baby-- of kinderzitjete plaatsen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 152: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 141

� Schakel de voorpassagiersairbag uit als ereen baby-- of kinderzitje moet worden ge-monteerd waarin het kind tegen de rijrich-ting in zit. Controleer of de aan/uit--scha-kelaar van de passagiersairbag in destand OFF staat en het controlelampjebrandt. (Zie “Bestuurdersairbag, knie--air-bag bestuurder en voorpassagiersairbag”op bladzijde 92 in dit hoofdstuk voor meerinformatie.)

WAARSCHUWING

Auto’s met achterstoelen: Wanneer er op deachterstoelen een tegen de rijrichting in ge-plaatst baby-- of kinderzitje gebruikt wordt,zet dan de achterstoel in de achterste standom te voorkomen dat het zitje de voorstoelraakt. Anders kan het zitje misschien nietgoed worden vastgezet. Hierdoor kan bij eenaanrijding ernstig letsel ontstaan.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 153: Handleiding Toyota Yaris

142 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Helemaalnaar achteren

� Plaats een baby-- of kinderzitje waarbij hetkind naar voren kijkt alleen op de voor-stoel als het niet anders kan. Zet de stoelzo ver mogelijk naar achteren, omdat depassagiersairbag met aanzienlijke snel-heid en kracht wordt geactiveerd. Hier-door kan ernstig letsel ontstaan.

� Laat bij auto’s met side airbags een kindtijdens het rijden niet tegen de carrosse-rie, het voorportier of de voorstoel leunenwaar de airbags opgeblazen worden, ookniet als het in een baby-- of kinderzitje zit.Anders kan het kind ernstig letsel oplopenals bij een aanrijding de side airbag wordtopgeblazen.

WAARSCHUWING

� Gebruik geen zitje op de achterbank alsdit het vergrendelen van de rugleuningvan een voorstoel verhindert. Anders kanhet kind of de inzittende op de voorstoelernstig letsel oplopen bij plotseling rem-men of uitwijken of bij een aanrijding.

� Plaats het zitje aan de passagierszijde vande achterbank wanneer door de positievan de bestuurdersstoel niet voldoenderuimte overblijft. Een zitje dat op de ach-terbank is geplaatst mag de rugleuningvan de voorstoel niet raken.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 154: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 143

Zelfde hoekZelfde stand

� Auto’s met achterstoelen: Wanneer er opde middelste zitplaats achter een baby-- ofkinderzitje wordt geplaatst, zet dan beidezittingen en beide rugleuningen in dezelf-de stand. Anders kan het zitje niet stevigvast worden gezet en kan bij plotselingremmen of uitwijken of bij een aanrijdingernstig letsel met fatale gevolgen optre-den.

Plaatsen van een in de rijrichting geplaatst kin-derzitje:

1. Bevestig het zitje met de veiligheidsgordelzoals wordt aangegeven door de fabrikantvan het zitje. Steek de gesp in de gordel-sluiting en controleer of de gordel niet ge-draaid zit. Trek het heupdeel van de gordelstrak.

Zie (A) PLAATSEN VAN BABYZITJE op blad-zijde 135 voor aanwijzingen met betrekking tothet plaatsen van een tegen de rijrichting in ge-plaatst zitje.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 155: Handleiding Toyota Yaris

144 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

2. Plaats een blokkeerclip bij de gesp van deschouder-- en heupgordel en haal de gordeldoor de openingen van de blokkeerclip.Maak de gordel weer vast. Maak de gordelals deze niet goed strak getrokken is weerlos en plaats de blokkeerclip opnieuw.

Als uw baby-- of kinderzitje niet over eenblokkeerclip beschikt, kunt u deze kopen bijeen Toyota--dealer of erkende reparateur. (Zie“Veiligheidssysteem voor kinderen” opbladzijde 129 voor meer informatie.)

WAARSCHUWING

� Controleer na het plaatsen van de gesp inde gordelsluiting of de gesp goed is ver-grendeld en of het heup-- en schouderdeelvan de gordel niet gedraaid zitten.

� Probeer geen muntstukken, paperclipso.i.d. in de sluiting te steken. Dit om tevoorkomen dat de gesp niet in de sluitingkan worden vergrendeld.

� De gordel kan uw kind niet beschermenals deze niet op een normale manier is tegebruiken. Laat in dit geval uw auto zosnel mogelijk nakijken door een Toyota--dealer of erkende reparateur. Plaats geenbaby-- of kinderzitje op de zitplaats zolangde veiligheidsgordel niet is gerepareerd.

WAARSCHUWING

Controleer of het zitje goed is bevestigddoor te proberen het zitje in alle richtingente bewegen. Volg bij het plaatsen altijd degebruiksaanwijzing van de fabrikant van hetzitje.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 156: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 145

Verwijderen van het kinderzitje:Druk op de knop van de gordelsluiting en laatde gordel geheel oprollen. De vergrendeling isnu uitgeschakeld en de gordel kan nu weer opde normale wijze gebruikt worden.

WAARSCHUWING

Als het baby-- of kinderzitje niet is geplaatst,moeten de blokkeerclips altijd worden ver-wijderd.

(C) PLAATSEN VAN ZITKUSSEN

Een zitkussen mag uitsluitend in de rijrich-ting worden geplaatst.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 157: Handleiding Toyota Yaris

146 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Helemaalnaar achteren

� Plaats een in de rijrichting geplaatst baby--of kinderzitje alleen op de voorstoel alshet niet anders kan. Zet de stoel zo vermogelijk naar achteren, omdat de passa-giersairbag met aanzienlijke snelheid enkracht wordt geactiveerd. Hierdoor kanernstig letsel ontstaan.

� Laat bij auto’s met side airbags een kindtijdens het rijden niet tegen de carrosse-rie, het voorportier of de voorstoel leunenwaar de airbags opgeblazen worden, ookniet als het in een baby-- of kinderzitje zit.Anders kan het kind ernstig letsel oplopenals bij een aanrijding de side airbag wordtopgeblazen.

Het zitkussen bevestigen:Laat het kind op het zitkussen plaatsnemen.Bevestig de veiligheidsgordel zoals wordt aan-gegeven door de fabrikant van het kussen.Steek de gesp in de gordelsluiting en contro-leer of de gordel niet gedraaid zit.

Verzeker u ervan dat het schouderdeel van degordel over de schouder van het kind loopt endat het heupdeel zo laag mogelijk over de heu-pen van het kind loopt. Zie “Veiligheidsgordels”op bladzijde 81 in dit hoofdstuk voor meer in-formatie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 158: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 147

WAARSCHUWING

� Zorg ervoor dat de gordel goed over hetmidden van de schouder van het kind ligt.De gordel mag niet tegen de nek aanlig-gen, maar ook niet van de schouder afglij-den. Anders kan het kind bij plotselingremmen of uitwijken of bij een aanrijdingernstig letsel oplopen.

� Zowel door een hoogliggende heupgordelalsook door een te losse schoudergordelkan een inzittende eerder onder de gordeldoorschuiven. Dit kan de kans op letselvergroten. Zorg ervoor dat de heupgordelzo laag mogelijk loopt.

� Het schouderdeel van de gordel mag uitveiligheidsoverwegingen nooit onder dearm van het kind worden gedragen.

� Controleer na het plaatsen van de gesp inde gordelsluiting of de gesp goed is ver-grendeld en of het heup-- en schouderdeelvan de gordel niet gedraaid zitten.

� Probeer geen muntstukken, paperclipso.i.d. in de sluiting te steken. Dit om tevoorkomen dat de gesp niet in de sluitingkan worden vergrendeld.

� De gordel kan uw kind niet beschermenals deze niet op een normale manier is tegebruiken. Laat in dit geval uw auto zosnel mogelijk nakijken door een Toyota--dealer of erkende reparateur. Plaats geenbaby-- of kinderzitje op de zitplaats waar-van de veiligheidsgordel niet kan wordenvastgemaakt.

Verwijderen van het zitkussen:Druk op de knop van de gordelsluiting en laatde gordel oprollen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 159: Handleiding Toyota Yaris

148 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

Volg onderstaande procedure voor het be-vestigen van een baby- of kinderzitje dataan de bovenzijde moet worden vastge-maakt.

Bevestigingspunten

Symbool

Gebruik hiervoor de bevestigingspunten achterde achterbank om de gordel te bevestigen.

Beide buitenste zitplaatsen van de achterbankzijn voorzien van bevestigingspunten.

Dit symbool geeft de plaats aan van de ge-bruiksklare bevestigingspunten.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Vastmaken aan de bovenzijde

Page 160: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 149

VOLG ONDERSTAANDE PROCEDUREVOOR HET GEBRUIK VAN HET BEVESTI-GINGSPUNT:

1. Verwijder het deksel en het opbergvak.(Zie “Opbergvak onder vloer bagage-ruimte” op bladzijde 307 in hoofdstuk1-10.)

2. Verwijder de bagageafdekking. (Zie “Ba-gageafdekking” op bladzijde 310 inhoofdstuk 1-10.)

3. Verwijder de hoofdsteun.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 161: Handleiding Toyota Yaris

150 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

4. Zet het baby- of kinderzitje goed vastmet de veiligheidsgordel.

Maak de haak vast aan het bevestigings-punt en maak de bovenste riem vast.

Zie “Veiligheidssysteem voor kinderen” opbladzijde 128 in dit hoofdstuk voor aanwijzingenvoor het plaatsen van een baby-- of kinderzitje.

WAARSCHUWING

Zorg ervoor dat het zitje goed aan de boven-zijde is vastgemaakt en controleer of het zit-je goed vastzit door het in verschillenderichtingen proberen te bewegen. Volg bij hetplaatsen altijd de gebruiksaanwijzing van defabrikant van het zitje.

Het bevestigingssysteem voor een baby- ofkinderzitje dat voldoet aan de ISO-specifi-catie bevindt zich bij de achterbank.

De stang bevindt zich in de opening tussen dezitting en de rugleuning van de beide buitenstezitplaatsen.

Baby-- of kinderzitjes die zijn voorzien van eenzogenaamde ISO--specificatie kunnen aan de-ze speciaal hiervoor bestemde stangen wordenbevestigd. In dat geval is het niet nodig om hetbaby-- of kinderzitje met de gordel te bevesti-gen.

OPMERKING

Vraag de fabrikant van het baby- of kinder-zitje of het in dit model mag worden ge-bruikt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Plaatsen metISOfix--bevestigingssysteem(ISOfix baby-- of kinderzitje)

Page 162: Handleiding Toyota Yaris

VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN 151

PLAATSEN VAN VEILIGHEIDSSYSTEEMVOOR KINDEREN

1. Maak de ruimte tussen de zitting en derugleuning wat groter zodat u de stangkunt zien.

2. Plaats het ISOfix-baby- of kinderzitje.

Zie de handleiding van het zitje voor meer in-formatie over het plaatsen.

WAARSCHUWING

� Als de stangen voor een baby-- of kinder-zitje worden gebruikt, controleer dan of erniets om de stangen zit gewikkeld en of degordel niet klem zit.

� Controleer of het zitje goed is bevestigddoor te proberen het zitje in alle richtingente bewegen. Volg bij het plaatsen altijd degebruiksaanwijzing van de fabrikant vanhet zitje.

� Als de stangen voor een baby-- of kinder-zitje worden gebruikt, zorg er dan voor datde achterbank zo ver mogelijk naar achte-ren staat met de rugleuning dicht bij hetbaby-- en kinderzitje.

� Verschuif de stoel of verstel de rugleuningniet meer nadat het baby-- of kinderzitje isgeplaatst.

� Gebruik geen zitje op de achterbank alsdit het vergrendelen van de rugleuningvan een voorstoel verhindert. Anders kanhet kind of de inzittende op de voorstoelernstig letsel oplopen bij plotseling rem-men of uitwijken of bij een aanrijding.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 163: Handleiding Toyota Yaris

152 VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 164: Handleiding Toyota Yaris

STUURWIEL EN SPIEGELS 153

Hoofdstuk 1--4INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

Stuurwiel en spiegels

� Verstelbaar stuurwiel 154. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� In hoogte en lengterichting verstelbaar stuurwiel 154. . . . . . . . . . . .

� Buitenspiegels 155. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Binnenspiegel met antiverblindingsstand 156. . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Binnenspiegel met automatische antiverblindingsstand 157. . . . . .

� Make--upspiegels 158. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 165: Handleiding Toyota Yaris

154 STUURWIEL EN SPIEGELS

In hoogte verstelbaar stuurwiel

Pak het stuurwiel vast, druk de ontgrende-lingshendel naar beneden, zet het stuurwielin de gewenste stand. Zet de ontgrende-lingshendel in de uitgangspositie.

WAARSCHUWING

� Verstel het stuur niet tijdens het rijden.Hierdoor verslapt de aandacht van de be-stuurder voor het verkeer en kan een on-geval ontstaan, resulterend in letsel.

� Controleer na het verstellen van het stuur-wiel of het goed is vergrendeld door teproberen het omhoog en omlaag te bewe-gen.

Druk de ontgrendelingshendel naar bene-den om het stuurwiel te verstellen. Kantelhet stuurwiel in de gewenste stand, stel delengte van de stuurkolom af in de gewenstestand en trek de ontgrendelingshendel weeromhoog.

WAARSCHUWING

� Verstel het stuur niet tijdens het rijden.Hierdoor verslapt de aandacht van de be-stuurder voor het verkeer en kan een on-geval ontstaan, resulterend in letsel.

� Controleer na het verstellen van het stuur-wiel of het goed is vergrendeld door teproberen het omhoog en omlaag te bewe-gen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

In hoogte en lengte verstelbaarstuurwiel

Page 166: Handleiding Toyota Yaris

STUURWIEL EN SPIEGELS 155

Buitenspiegels—

Stel de buitenspiegels zodanig af dat de zij-kant van uw auto nog net in de spiegel is tezien.

Bij sommige uitvoeringen bedient de schake-laar voor de achterruitverwarming ook de ver-warming van de buitenspiegels. (Zie “Achter-ruit-- en buitenspiegelverwarming” op bladzijde168 in hoofdstuk 1--5.)

WAARSCHUWING

� Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.Hierdoor verslapt de aandacht van de be-stuurder voor het verkeer en kan een on-geval ontstaan, resulterend in letsel.

� Raak de spiegels niet aan als de achter-ruit-- en buitenspiegelverwarming is inge-schakeld, omdat de spiegels zeer heetkunnen zijn.

Verstel de buitenspiegels met de schake-laars.

1. Hoofdschakelaar: Om de te verstellen spie-gel te selecterenZet de schakelaar in stand L voor de linkerbuitenspiegel of stand R voor de rechterbuitenspiegel.

2. Bedieningsschakelaar: Om de spiegel teverstellenBeweeg de schakelaar in de gewenste rich-ting.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: De spiegels kunnen versteld wordenwanneer het contact in stand ACC of AANstaat.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:De spiegels kunnen versteld worden wanneerhet contact in stand ACC of AAN staat.

WAARSCHUWING

Raak de spiegel tijdens het verstellen nietaan, om letsel en beschadiging van de spie-gel te voorkomen.

OPMERKING

Als het stelmechanisme vastzit als gevolgvan bevriezing, mag de spiegel niet wordenversteld. Bespuit de spiegel met ruitontdooi-er om deze weer beweegbaar te maken.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Schakelaar elektrischbedienbare buitenspiegels

Page 167: Handleiding Toyota Yaris

156 STUURWIEL EN SPIEGELS

—Wegklapbare buitenspiegels

Het wegklappen van de buitenspiegels kannuttig zijn voor het parkeren in krappe ruim-tes.

Trek de spiegel naar achteren totdat u een klikhoort.

WAARSCHUWING

Rijd niet met de auto als de spiegels zijnweggeklapt. Beide buitenspiegels dienen inde normale stand te staan en goed te zijningesteld voordat met de auto wordt gere-den.

OPMERKING

Trek de spiegel niet verder dan het puntwaarop u de klik hoort. Anders kan schadeaan het portier en de spiegel het gevolg zijn.

Stel de spiegel zodanig af dat het gebiedachter uw auto nog net in de spiegel is tezien.

Verblinding door de koplampen van achter-opkomend verkeer kan voorkomen wordendoor het hendeltje aan de spiegel als volgtte bedienen.

Normale stand: hendeltje in stand 1

Stel de spiegel af met het hendeltje in dezestand. In deze stand is het zicht in de binnen-spiegel maximaal.

Antiverblindingsstand: hendeltje in stand 2

Houd er rekening mee dat uw zicht via de spie-gel enigszins afneemt, als u de antiverblin-dingsstand gebruikt.

WAARSCHUWING

Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.Hierdoor verslapt de aandacht van de be-stuurder voor het verkeer en kan een onge-val ontstaan, resulterend in letsel.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Binnenspiegel metantiverblindingsstand

Page 168: Handleiding Toyota Yaris

STUURWIEL EN SPIEGELS 157

Stel de spiegel zodanig af dat de achterkantvan uw auto nog net in de spiegel is te zien.

Deze spiegel heeft een automatische anti-verblindingsstand. Hierdoor wordt ’s nachtsverblinding door de koplampen van achter-opkomend verkeer voorkomen.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop—

Bij het inschakelen van het contact wordt altijdde automatische stand geselecteerd.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop—

Bij het inschakelen van het contact wordt altijdde automatische stand geselecteerd.

Het branden van het controlelampje geeft aandat de functie is ingeschakeld.

In de automatische stand wordt het spiegelop-pervlak donkerder bij lichtinval in de spiegel.Hierdoor wordt het weerkaatste licht gedimd,waardoor verblinding wordt voorkomen.

Druk op de schakelaar om de automatischestand uit te schakelen.

Druk nogmaals op de schakelaar om de auto-matische stand weer in te schakelen.

Stel vóór het rijden de spiegel zo in dat hetzicht naar achteren het beste is.

Bij een lage binnentemperatuur duurt het ietslanger voordat de spiegel donkerder wordt.

WAARSCHUWING

Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.Hierdoor verslapt de aandacht van de be-stuurder voor het verkeer en kan een onge-val ontstaan, resulterend in letsel.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Binnenspiegel met automatischeantiverblindingsstand

Page 169: Handleiding Toyota Yaris

158 STUURWIEL EN SPIEGELS

Om ervoor te zorgen dat de antiverblin-dingssensoren van de spiegel goed functio-neren, dient u de sensoren op beide zijdenvan de spiegel niet aan te raken of te bedek-ken met uw vinger of een stukje stof, enz.

Make--upspiegels

Klap de zonneklep naar beneden en openhet klepje om de make-upspiegel te gebrui-ken.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 170: Handleiding Toyota Yaris

VERLICHTING, RUITENWISSERS, ACHTERRUITVERWARMING 159

Hoofdstuk 1--5INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

Verlichting, ruitenwissers, achterruitverwarming

� Koplampen en richtingaanwijzers 160. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Verticale koplampverstelling 162. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Alarmknipperlichten 163. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Mistlampen vóór en mistachterlicht 163. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Mistachterlicht 164. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Interieurverlichting 164. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Leeslampjes 166. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Ruitenwissers en --sproeiers 166. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Achterruitenwisser en --sproeier 167. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Achterruit-- en buitenspiegelverwarming 168. . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 171: Handleiding Toyota Yaris

160 VERLICHTING, RUITENWISSERS, ACHTERRUITVERWARMING

KOPLAMPEN

Draai aan het uiteinde van de schakelaar omde volgende lichten in te schakelen.

Stand 1: alleen de parkeerlichten, achterlich-ten, kentekenplaat-- en instrumentenverlichtingbranden

Een (groen) controlelampje op het dashboardgeeft aan dat de parkeer-- en achterlichtenbranden.

Stand 2: de bovengenoemde verlichting brandtnu in combinatie met de koplampen

Bij sommige uitvoeringen gaat de bovenge-noemde verlichting ook branden als de motorgestart is, terwijl de schakelaar nog uitstaat.

Stel de stand van de koplampen in voordat ude verlichting inschakelt. (Zie “Verticale kop-lampverstelling” op bladzijde 162.)

Zoemer verlichting

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Een zoemer helpt u herinneren de lichtenuit te doen, wanneer het bestuurdersportierwordt geopend en het contact UIT is gezet,terwijl de verlichting is ingeschakeld.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Een zoemer helpt u herinneren de lichten uit tedoen, wanneer het bestuurdersportier wordtgeopend en het contact UIT is gezet, terwijl deverlichting is ingeschakeld.

OPMERKING

Laat de lichten niet aan gedurende een lan-gere periode, terwijl de motor niet draait. Ditom te voorkomen dat de accu ontladenraakt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Verlichting en richtingaanwijzers

Page 172: Handleiding Toyota Yaris

VERLICHTING, RUITENWISSERS, ACHTERRUITVERWARMING 161

Grootlicht/dimlicht: Zet de lichtschakelaar instand 2 en druk de hendel van u af voor groot-licht (stand 1 van de bovenstaande afbeelding).Wanneer u de hendel weer naar u toe trekt(stand 2), brandt het dimlicht.

Een blauw lampje op het dashboard geeft aandat het grootlicht brandt.

Lichtsignaal geven (stand 3): Trek de hendelnaar u toe. Het grootlicht blijft branden zolang ude hendel naar u toe trekt.

Het lichtsignaal werkt ook als de verlichting isuitgeschakeld.

RICHTINGAANWIJZERS

Schakel de richtingaanwijzers in door delichtschakelaar op de gebruikelijke maniernaar boven of naar beneden te bewegen(stand 1).

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het contact moet AAN staan.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het contact moet AAN staan.

De schakelaar keert in de ruststand terug naeen bocht, maar na bijvoorbeeld een rijbaan-wisseling blijft de schakelaar mogelijk aanstaan en dient u de richtingaanwijzers zelf uitte schakelen.

Een rijbaanwisseling geeft u aan door de scha-kelaar licht omhoog of omlaag te drukken(stand 2) en even vast te houden.

Wanneer het controlelampje van de richting-aanwijzers (groen) sneller knippert dan nor-maal, is een richtingaanwijzerlampje defect.Zie “Vervangen van gloeilampen” op bladzijde447 in hoofdstuk 7--3.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 173: Handleiding Toyota Yaris

162 VERLICHTING, RUITENWISSERS, ACHTERRUITVERWARMING

Draai aan de schakelaar om de stand van dekoplampen in te stellen.

In de tabel hierna wordt een aantal voorbeel-den van schakelaarinstellingen gegeven. Voorandere beladingstoestanden moet de schake-laar in een zodanige stand worden gezet dat delichtbundels even ver reiken als wanneer debestuurder alleen in de auto zit. Hoe hoger hetnummer op de schakelaar, des te lager is delichtbundel afgesteld.

Zorg ervoor dat de koplampen altijd juist zijnafgesteld, anders kunnen tegenliggers door uwkoplampen worden verblind.

�Auto uit categorie M1∗

BeladingstoestandIndicatiecijferbedienings-schakelaar

Bestuurder alleen

Bestuurder envoorpassagier

0

Maximaal aantal passa-giers

1,5

Maximaal aantal perso-nen en maximale bela-ding in de bagageruimte

2,5

Bestuurder alleenen maximale belading inbagageruimte

4

�Autocategorie N1∗

BeladingstoestandIndicatiecijferbedienings-schakelaar

Bestuurder alleen 0

Bestuurder alleenen maximale belading inbagageruimte

3,5

∗: Vraag de categorie van de auto na bij eenToyota--dealer of erkende reparateur.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Verticale koplampverstelling

Page 174: Handleiding Toyota Yaris

VERLICHTING, RUITENWISSERS, ACHTERRUITVERWARMING 163

Druk op de schakelaar om de alarmknipper-lichten in werking te stellen.

Alle richtingaanwijzers gaan nu gelijktijdig knip-peren, ongeacht of de motor nu draait of niet.Schakel ze uit door nogmaals op de schakelaarte drukken.

Schakel de alarmknipperlichten in om anderebestuurders te waarschuwen als uw auto totstilstand moet worden gebracht op een plaatswaar dit gevaar oplevert voor het overige ver-keer.

Zet de auto altijd zo ver mogelijk naast de weg.

U kunt de richtingaanwijzers niet gelijktijdigmet de alarmknipperlichten gebruiken.

OPMERKING

Wanneer de motor niet draait, laat dan dealarmknipperlichten niet langer ingeschakelddan nodig is, om te voorkomen dat de accuontladen raakt.

Draai aan de ring van de licht- en richting-aanwijzerhendel om de volgende lichten inte schakelen.

Stand 1: Mistlampen vóór

Een controlelampje op het dashboard geeft aandat de mistlampen vóór branden.

Stand 2: Mistlampen vóór en mistachterlicht.

De controlelampjes geven aan dat de mistlam-pen vóór en het mistachterlicht branden.

Als de verlichting wordt uitgeschakeld, wordenook de mistlampen vóór en het mistachterlichtautomatisch uitgeschakeld.

Als de verlichting werd uitgeschakeld, terwijlhet mistachterlicht was ingeschakeld, gaat hetmistachterlicht niet branden als de verlichtingopnieuw wordt ingeschakeld.

Draai de ring van de licht-- en richtingaanwij-zerhendel in de aangegeven stand om hetmistachterlicht opnieuw in te schakelen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

AlarmknipperlichtenMistlampen vóór enmistachterlicht

Page 175: Handleiding Toyota Yaris

164 VERLICHTING, RUITENWISSERS, ACHTERRUITVERWARMING

Draai de ring van de licht- en richtingaan-wijzerhendel in de stand voor de mistach-terlichten om het mistachterlicht in te scha-kelen. Het mistachterlicht zal gaan brandenals het dimlicht is ingeschakeld.

Een controlelampje op het dashboard geeft aandat het mistachterlicht brandt.

Als de verlichting wordt uitgeschakeld, wordthet mistachterlicht ook automatisch uitgescha-keld.

Als de verlichting werd uitgeschakeld, terwijlhet mistachterlicht was ingeschakeld, gaat hetmistachterlicht niet branden als de verlichtingopnieuw wordt ingeschakeld.

Draai dan nogmaals de ring van de licht-- enrichtingaanwijzerhendel, rekening houdend metde hiervoor vermelde omstandigheden, om hetmistachterlicht in te schakelen.

Zet de schakelaar in de gewenste stand omde interieurverlichting in of uit te schakelen.

De schakelaar voor de interieurverlichting heeftde volgende standen:

ON: De verlichting wordt permanent ingescha-keld.

OFF: De verlichting is uitgeschakeld.

DOOR: De verlichting gaat branden als eenportier wordt geopend. De verlichting wordtuitgeschakeld als alle portieren en de achter-klep zijn gesloten.

INSTAPVERLICHTING

Werking gekoppeld aan portieren: Wanneer deschakelaar in de stand DOOR staat, gaat deinterieurverlichting branden als een van de por-tieren geopend wordt. Als alle portieren en deachterklep worden gesloten, zal de verlichtingnog ongeveer 15 seconden aan blijven en danweer uitgaan.

Werking gekoppeld aan contactslot (auto’szonder Smart entry--systeem en startknop):Wanneer de schakelaar in de stand DOORstaat, gaat de interieurverlichting branden alshet contact UIT gezet wordt. De verlichting zalongeveer 15 seconden blijven branden en ver-volgens uitgaan.

Werking gekoppeld aan startknop (auto’s metSmart entry--systeem en startknop): Wanneer deschakelaar in de stand DOOR staat, gaat de inte-rieurverlichting branden als het contact UIT gezetwordt. De verlichting zal ongeveer 15 secondenblijven branden en vervolgens uitgaan.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Mistachterlicht Interieurverlichting

Page 176: Handleiding Toyota Yaris

VERLICHTING, RUITENWISSERS, ACHTERRUITVERWARMING 165

Echter, in de volgende gevallen zal de verlich-ting meteen uitgaan.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Alle portieren zijn gesloten en hetcontact staat in stand ACC of AAN.

� Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Alle portieren zijn gesloten en hetcontact staat in stand ACC of AAN.

� Alle portieren worden gesloten en vergren-deld.

Wanneer een portier wordt ontgrendeld met desleutel of de afstandsbediening, zal de verlich-ting gedurende 15 seconden gaan branden endaarna langzaam doven.

Aan het systeem kunnen de volgendeinstellingen worden uitgevoerd. Neem contactop met een Toyota--dealer of erkendereparateur voor meer informatie.

� Uitschakelen van de aan het portier of af-standsbediening gekoppelde werking

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Uitschakelen van de werking ge-koppeld aan het contactslot

� Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Uitschakelen van de werking gekop-peld aan de startknop

� Wijzigen van de periode dat de verlichtingbrandt

Om ontladen van de accu te voorkomen wordtwanneer de sleutel uit het contact wordt ge-haald (auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop) of het contact UIT wordt gezet (au-to’s met Smart entry--systeem en startknop) ende interieurverlichting blijft branden terwijl deschakelaar in de stand DOOR staat, de verlich-ting automatisch na 20 minuten uitgeschakeld.

INSTAPVERLICHTINGSFUNCTIE(auto’s met Smart entry- systeem en start-knop)

De interieurverlichting zal gaan branden en ge-durende ongeveer 15 seconden blijven bran-den als u met een geregistreerde sleutel in hetdetectiegebied van het Smart entry--systeemmet startknop komt. Zie “Smart entry--systeemmet startknop” op bladzijde 40 in hoofdstuk 1--2voor meer informatie over het detectiegebiedvan de instapfunctie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 177: Handleiding Toyota Yaris

166 VERLICHTING, RUITENWISSERS, ACHTERRUITVERWARMING

Druk op het lampglas om het leeslampje inte schakelen. Schakel het lampje uit doornogmaals op het lampglas te drukken.

Druk de hendel omlaag om de ruitenwissersin te schakelen.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het contact moet AAN staan.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het contact moet AAN staan.

Schakelaarstand Snelheid

Stand 1 Interval

Stand 2 Normaal

Stand 3 Snel

Door de hendel omhoog te bewegen in destand MIST en weer los te laten zullen de wis-sers één slag maken.

De ruitensproeiers werken zolang u deschakelaar naar u toe trekt.

De ruitenwissers maken tijdens het sproeienautomatisch een paar slagen, zelfs als de hen-del in stand OFF staat.

Zie bladzijde 447 in hoofdstuk 7--3 voor aanwij-zingen over het bijvullen van het ruitensproei-erreservoir.

Verwarm de voorruit in de winter door de voor-ruitontwaseming in te schakelen voordat u deruitensproeiers gebruikt. U voorkomt zo ijsvor-ming waardoor uw zicht beperkt kan worden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Leeslampjes Ruitenwissers en --sproeiers

Page 178: Handleiding Toyota Yaris

VERLICHTING, RUITENWISSERS, ACHTERRUITVERWARMING 167

OPMERKING

Schakel de wissers niet in als de ruit droogis. Anders kunnen er krassen ontstaan.

Zorg er bij het in de was zetten van uw autovoor dat de sproeierkoppen niet verstopt raken.Als er een sproeierkop verstopt raakt, laat deauto dan zo snel mogelijk nakijken door eenToyota--dealer of erkende reparateur.

OPMERKING

Probeer als een sproeierkop verstopt is ge-raakt deze niet schoon te maken met eennaald of iets dergelijks. Hierdoor kan desproeierkop beschadigd raken.

Draai het uiteinde van de hendel rechtsomom de achterruitenwisser in te schakelen.(Stand 1)

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het contact moet AAN staan.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het contact moet AAN staan.

De ruitensproeier werkt in de twee uiterste po-sities van de draaischakelaar (stand 2 en 3) enstopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.Hierna keert de schakelaar terug in de vorigestand.

Zie bladzijde 447 in hoofdstuk 7--3 voor aanwij-zingen over het bijvullen van het ruitensproei-erreservoir.

OPMERKING

Schakel de wisser niet in als de ruit droog is.Anders kunnen er krassen ontstaan.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Achterruitenwisser en --sproeier

Page 179: Handleiding Toyota Yaris

168 VERLICHTING, RUITENWISSERS, ACHTERRUITVERWARMING

Auto’s met handmatig bediende airconditio-ning

Auto’s met automatische airconditioning

De achterruitverwarming wordt ingescha-keld door op de schakelaar te drukken.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het contact moet AAN staan.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het contact moet AAN staan.

Door de dunne verwarmingsdraden op de ach-terruit zal de ruit snel ontwasemen. Een contro-lelampje gaat branden om aan te geven dat deverwarming is ingeschakeld.

Bij sommige uitvoeringen bedient de schake-laar voor de achterruitverwarming ook de ver-warming van de buitenspiegels.

Druk nogmaals op de schakelaar om de ver-warming uit te schakelen.

Auto’s met automatische airconditioning—

Het systeem slaat automatisch af nadat de ver-warming ongeveer 15 minuten in werking isgeweest.

WAARSCHUWING

Raak de spiegels niet aan als de achterruit--en buitenspiegelverwarming is ingescha-keld, omdat de spiegels zeer heet kunnenzijn.

Schakel de verwarming uit, zodra het zichtdoor de achterruit (en in de buitenspiegels) hel-der is. Langdurig gebruik van de verwarmingput de accu uit, vooral bij het rijden van over-wegend korte ritten. De verwarming is niet be-doeld om regenwater te laten drogen of omsneeuw te laten smelten.

Als er veel ijs op de spiegel zit, bespuit dan despiegel met ruitontdooier alvorens de verwar-ming van de buitenspiegels in te schakelen.

OPMERKING

� Gebruik de verwarming alleen als de mo-tor draait, om te voorkomen dat de accuwordt ontladen.

� Maak de binnenzijde van de achterruitvoorzichtig schoon zonder de verwar-mingsdraden of de aansluitingen te be-schadigen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Achterruit-- enbuitenspiegelverwarming

Page 180: Handleiding Toyota Yaris

METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES 169

Hoofdstuk 1--6INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

Meters, tellers en waarschuwingslampjes

� Brandstofmeter 170. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Controlelampje en

waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur 172. . . . . . . . . . . . .

� Toerenteller 173. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Kilometerteller, twee dagtellers en rij--informatie 174. . . . . . . . . . . .

� Indicatiesysteem motorolie verversen 179. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Waarschuwingslampjes en --zoemers 182. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 181: Handleiding Toyota Yaris

170 METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES

Brandstofmeter

Digitaal instrumentenpaneel

Analoog instrumentenpaneel

Auto’s zonder Smart entry- systeem enstartknop: Wanneer het contact AAN staat,geeft de meter aan hoeveel brandstof er nogongeveer in de tank zit.

Auto’s met Smart entry- systeem en start-knop: Wanneer het contact AAN staat, geeftde meter aan hoeveel brandstof er nog on-geveer in de tank zit.

Bijna vol: Indicator staat op 1/1

Bijna leeg: Indicator staat op R

Wij adviseren u de tank minstens voor 1/4 ge-vuld te houden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 182: Handleiding Toyota Yaris

METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES 171

Digitaal instrumentenpaneel

Analoog instrumentenpaneel

Vul de brandstoftank zo snel mogelijk als hetwaarschuwingslampje laag brandstofniveauknippert. Wanneer de tank verder leeggeredenwordt, gaat het lampje sneller knipperen.

Sommige uitvoeringen—

Als de brandstoftank helemaal leeg is, zal hetwaarschuwingslampje elektrisch systeem mo-tor gaan branden. Vul onmiddellijk de brand-stoftank.

Het waarschuwingslampje gaat na een paarkeer rijden weer uit. Laat de auto zo snel mo-gelijk nakijken door een Toyota--dealer of er-kende reparateur als het controlelampje nietuitgaat.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 183: Handleiding Toyota Yaris

172 METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES

Digitaal instrumentenpaneel

Analoog instrumentenpaneel1: Controlelampje lage koelvloeistoftemperatuur

2: Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftem-

peratuur

Auto’s zonder Smart entry- systeem enstartknop: De controle- en waarschuwings-lampjes geven de koelvloeistoftemperatuuraan wanneer het contact AAN staat. De mo-tortemperatuur is afhankelijk van de weers-omstandigheden en motorbelasting.

Auto’s met Smart entry- systeem en start-knop: De controle- en waarschuwingslamp-jes geven de koelvloeistoftemperatuur aanwanneer het contact AAN staat. De motor-temperatuur is afhankelijk van de weersom-standigheden en motorbelasting.

Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het waarschuwingslampje hogekoelvloeistoftemperatuur gaat brandenwanneer het contact AAN staat. Na een paarseconden gaat het weer uit.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het waarschuwingslampje hogekoelvloeistoftemperatuur gaat brandenwanneer het contact AAN staat. Na een paarseconden gaat het weer uit.

Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Als het contact AAN staat en detemperatuur van de koelvloeistof laag is, zalhet controlelampje voor een lagekoelvloeistoftemperatuur gaan branden. Als hetlampje blijft branden als de motor opbedrijfstemperatuur is, laat de auto dan zo snelmogelijk nakijken door een Toyota--dealer oferkende reparateur.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Controlelampje enwaarschuwingslampjekoelvloeistoftemperatuur

Page 184: Handleiding Toyota Yaris

METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES 173

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Als het contact AAN staat en de temperatuurvan de koelvloeistof laag is, zal hetcontrolelampje voor een lagekoelvloeistoftemperatuur gaan branden. Als hetlampje blijft branden als de motor opbedrijfstemperatuur is, laat de auto dan zo snelmogelijk nakijken door een Toyota--dealer oferkende reparateur.

Als het waarschuwingslampje voor een hogekoelvloeistoftemperatuur knippert, is de motorte heet. Als de motor oververhit raakt, zet dande auto stil en laat de motor afkoelen.

De temperatuur kan te hoog oplopen ten gevol-ge van extreme omstandigheden zoals:

� Een steile helling oprijden op een warmedag.

� Afremmen of stoppen na een snelle rit.

� Langdurig filerijden met de airconditioningaan.

� Het trekken van een aanhangwagen.

OPMERKING

� Verwijder nooit de thermostaat uit hetkoelsysteem, anders kan de motor over-verhit raken. De thermostaat regelt dedoorstroming van de koelvloeistof enzorgt ervoor dat de motortemperatuur bin-nen bepaalde waarden blijft.

� Rijd nooit door als de motortemperatuurte hoog is. Zie bladzijde 368 in hoofdstuk 4voor meer informatie.

Toerenteller

Digitaal instrumentenpaneel

Analoog instrumentenpaneel

De toerenteller geeft het toerental van demotor aan in omwentelingen per minuut(schaalaanduiding x 1.000). Let tijdens hetrijden op de toerenteller om de juiste scha-kelmomenten te kiezen en voorkom zo datde motor met een te hoog of te laag toeren-tal draait.

Het rijden met een te hoog toerental heeft ab-normale motorslijtage en een te hoog brand-stofverbruik tot gevolg. Bedenk dat in de mees-te gevallen geldt: hoe lager het motortoerental,des te lager het brandstofverbruik.

OPMERKING

Laat het toerental nooit in het rode gebiedkomen. U riskeert dan ernstige motorschade.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 185: Handleiding Toyota Yaris

174 METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES

Deze tellers geven de afgelegde afstandaan.

1. Kilometerteller: Geeft de totale afstandaan die de auto heeft afgelegd.

2. Twee dagtellers: Tonen onafhankelijk vanelkaar twee verschillende afstanden, diede auto heeft afgelegd sinds de laatstekeer dat de terugstelknop werd inge-drukt.

Met de ene dagteller kan bijvoorbeeld deafstand die met één tank brandstof wordtafgelegd, worden geregistreerd, terwijl deandere dagteller tegelijkertijd de afgelegdeafstand tijdens een rit kan registreren.

Als de accukabel wordt losgemaakt, wordthet geheugen van de dagtellers gewist.

3. Werkingsduur Stop & Start- systeem (au-to’s met Stop & Start- systeem)

Auto’s zonder Smart entry- systeem enstartknop: De bedrijfstijd van het Stop &Start- systeem wordt berekend en weer-gegeven op basis van de totale tijd datde motor is gestopt nadat het contactAAN is gezet.

Auto’s met Smart entry- systeem enstartknop: De bedrijfstijd van het Stop &Start- systeem wordt berekend en weer-gegeven op basis van de totale tijd datde motor is gestopt nadat het contactAAN is gezet.

De berekening wordt terug op nul gezetwanneer het contact UIT wordt gezet.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Kilometerteller, twee dagtellersen rijinformatie (digitaalinstrumentenpaneel)

Page 186: Handleiding Toyota Yaris

METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES 175

4. Totale werkingsduur Stop & Start- sys-teem (auto’s met Stop & Start- systeem)

De totale werkingsduur van het Stop &Start- systeem wordt berekend en weer-gegeven op basis van de totale tijd datde motor is gestopt sinds de laatste keerdat het Stop & Start- systeem is terugge-zet op nul.

De weergegeven totale werkingsduur vanhet Stop & Start--systeem kan worden bij-gehouden van 0:00:00 tot 99:59:59 (99 uur,59 minuten en 59 seconden). Als deze tijdwordt overschreden, zal het display 0:00:00weergeven en opnieuw beginnen met hetbijhouden van de tijd.

Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Als het contact UIT wordt gezettijdens de berekening van de totale bedrijfs-tijd van het Stop & Start--systeem, stopt deberekening. Als de motor weer wordt ge-start, wordt de berekening van de totalewerkingsduur van het Stop & Start--systeemhervat vanaf de laatst opgeslagen waarde.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Als het contact UIT wordt gezet tij-dens de berekening van de totale bedrijfs-tijd van het Stop & Start--systeem, stopt deberekening. Als de motor weer wordt ge-start, wordt de berekening van de totalewerkingsduur van het Stop & Start--systeemhervat vanaf de laatst opgeslagen waarde.

Druk gedurende minimaal 1 seconde op deknop om opnieuw te beginnen met bereke-nen.

5. Terugstelknop dagteller: Hiermee kun-nen de twee dagtellers weer op nul wor-den gezet en kan de weergave op hetdisplay worden gewijzigd.

Druk kort op de knop om de weergave vanhet display te veranderen. Elke keer wan-neer er kort op de knop wordt gedrukt, ver-andert de weergave van het display in devolgorde: kilometerteller, dagteller A, dag-teller B en weer terug naar kilometerteller.

Zet dagteller A op nul door de weergavevan het display op dagteller A te zetten endan de terugstelknop in te drukken totdat dedagteller op nul staat. Hetzelfde geldt voordagteller B.

U kunt de eenheid voor de snelheid, km/hof MPH, selecteren door de terugstelknopdagteller gedurende ten minste 1 secondein te drukken terwijl de kilometerteller isweergegeven en de verlichting UIT is.

U kunt de helderheid van de verlichting ophet instrumentenpaneel wijzigen, tussenhelder en donker, door de terugstelknopdagteller gedurende ten minste 1 secondein te drukken terwijl de kilometerteller isweergeven en de verlichting AAN is.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 187: Handleiding Toyota Yaris

176 METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES

Kilometerteller, twee dagtellers en rijinformatie (analoog instrumentenpa-

neel)

Terugstelknop dagteller

Elke keer als er op de keuzeknop kilometer-teller/dagtellers en terugstelknop dagtellerswordt gedrukt, wordt er op het display eenandere waarde weergegeven.

1. Kilometerteller

2. Twee dagtellers

3. Werkingsduur Stop & Start--systeem

4. Totale werkingsduur Stop & Start--systeem

5. Actueel brandstofverbruik

6. Gemiddeld brandstofverbruik

7. Actieradius

8. Gemiddelde rijsnelheid

De op het display weergegeven waarden geveneen algemeen beeld van de rijomstandigheden.De nauwkeurigheid hangt af van het rijgedragen het wegdek.

U kunt de helderheid van de verlichting op hetinstrumentenpaneel wijzigen, tussen helder endonker, door de terugstelknop dagtellergedurende ten minste 1 seconde in te drukkenterwijl de kilometerteller is weergeven en deverlichting AAN is.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 188: Handleiding Toyota Yaris

METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES 177

1. Kilometerteller

Het display toont de totale afstand die deauto heeft afgelegd.

2. Twee dagtellers

Het display toont onafhankelijk twee ver-schillende afstanden die de auto heeft afge-legd sinds de laatste keer dat de terugstel-knop werd ingedrukt.

Met de ene dagteller kan bijvoorbeeld de af-stand die met één tank brandstof wordt afge-legd, worden geregistreerd, terwijl de anderedagteller tegelijkertijd de afgelegde afstand tij-dens een rit kan registreren. Als de accukabelwordt losgemaakt, wordt het geheugen van dedagtellers gewist.

Zet dagteller A op nul door de weergave vanhet display op dagteller A te zetten en dan deterugstelknop in te drukken totdat de dagtellerop nul staat. Hetzelfde geldt voor dagteller B.

3. Werkingsduur Stop & Start- systeem(auto’s met Stop & Start- systeem)

Auto’s zonder Smart entry- systeem enstartknop: De bedrijfstijd van het Stop &Start- systeem wordt berekend en weerge-geven op basis van de totale tijd dat de mo-tor is gestopt nadat het contact AAN is ge-zet.

Auto’s met Smart entry- systeem en start-knop: De bedrijfstijd van het Stop & Start-systeem wordt berekend en weergegevenop basis van de totale tijd dat de motor isgestopt nadat het contact AAN is gezet.

De waarde wordt teruggezet op nul als het con-tact uit wordt gezet.

4. Totale werkingsduur Stop & Start- sys-teem (auto’s met Stop & Start- systeem)

De totale werkingsduur van het Stop &Start- systeem wordt berekend en weerge-geven op basis van de totale tijd dat de mo-tor is gestopt sinds de laatste keer dat hetStop & Start- systeem is teruggezet op nul.

De weergegeven totale werkingsduur van hetStop & Start--systeem kan worden bijgehoudenvan 0:00:00 tot 99:59:59 (99 uur, 59 minuten en59 seconden). Als deze tijd wordt overschre-den, zal het display 0:00:00 weergeven en op-nieuw beginnen met het bijhouden van de tijd.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Als het contact UIT wordt gezet tijdensde berekening van de totale bedrijfstijd van hetStop & Start--systeem, stopt de berekening. Alsde motor weer wordt gestart, wordt de bereke-ning van de totale werkingsduur van het Stop &Start--systeem hervat vanaf de laatst opgesla-gen waarde.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Als het contact UIT wordt gezet tijdens de be-rekening van de totale bedrijfstijd van het Stop& Start--systeem, stopt de berekening. Als demotor weer wordt gestart, wordt de berekeningvan de totale werkingsduur van het Stop &Start--systeem hervat vanaf de laatst opgesla-gen waarde.

Druk gedurende minimaal 1 seconde op deknop om opnieuw te beginnen met berekenen.

5. Actueel brandstofverbruik(L/100 km of MPG)

Het actuele brandstofverbruik wordt bere-kend op basis van de afgelegde afstand ende hoeveelheid verbruikte brandstof gedu-rende 2 seconden en weergegeven bij draai-ende motor.

De waarde wordt elke 2 seconden bijgewerkt.

Het is mogelijk dat in de onderstaande gevallengeen nauwkeurige waarden worden weergege-ven.

� Als de auto stilstaat met draaiende motor.(Op het display zal een extreem hoogbrandstofverbruik worden weergegeven)

� Als bij een lange afdaling wordt afgeremdop de motor. (Op het display zal een ex-treem laag brandstofverbruik worden weer-gegeven)

De waarde wordt terug op nul gezet als de mo-tor uit wordt gezet.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 189: Handleiding Toyota Yaris

178 METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES

6. Gemiddeld brandstofverbruik(AVG. L/100 km of AVG. MPG)

Het gemiddelde brandstofverbruik wordt opbasis van de afgelegde afstand en de hoe-veelheid verbruikte brandstof berekend enweergegeven bij draaiende motor.

Het weergegeven gemiddelde brandstofver-bruik wordt elke 10 seconden bijgewerkt en nahet tanken gereset.

Houd de terugstelknop dagteller langer dan 1seconde ingedrukt om de waarden te resetten.

7. Actieradius(km of MILES)

De afstand die de auto nog kan afleggenmet de overgebleven brandstof wordt bere-kend en weergegeven op het display op ba-sis van de overgebleven hoeveelheid brand-stof en het brandstofverbruik.

Het display geeft bij benadering de afstandweer die nog gereden kan worden voordat denaald van de brandstofmeter de R aanwijst.Deze afstand komt niet overeen met de huidigeafgelegde afstand.

De waarde op het display wordt iedere keervernieuwd bij het brandstofverbruik voor 1 km.

De huidige actieradius hangt af van het rijge-drag en het wegdek. Als het brandstofverbruiklaag is, wordt de actieradius groter. Als hetbrandstofverbruik hoog is, wordt de actieradiuskleiner.

Vul de tank als het waarschuwingslampje laagbrandstofniveau gaat branden, ook al geeft hetdisplay aan dat er nog verder met de auto ge-reden kan worden.

8. Gemiddelde rijsnelheid(AVG. km/h of AVG). MPH)

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop—

De gemiddelde rijsnelheid wordt op basisvan de afgelegde afstand en de verstrekentijd berekend en weergegeven als het con-tact AAN staat.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop—

De gemiddelde rijsnelheid wordt op basisvan de afgelegde afstand en de verstrekentijd berekend en weergegeven als het con-tact AAN staat.

De waarde wordt elke 10 seconden bijgewerkt.

Houd de terugstelknop dagteller langer dan 1seconde ingedrukt om de waarden te resetten.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 190: Handleiding Toyota Yaris

METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES 179

Het indicatiesysteem motorolie verversengeeft met een lampje aan wanneer de mo-torolie en het oliefilter moeten worden ver-verst/vervangen.

VERVERSEN MOTOROLIE EN VERVANGENOLIEFILTER

Laat in de volgende gevallen de motorolie ver-versen en het oliefilter vervangen:

� Als het waarschuwingslampje motorolieverversen brandt.

� Als het systeem is gerepareerd.

� Als het waarschuwingslampje motorolieverversen niet gaat branden als er meerdan twee jaar verstreken zijn sinds delaatste olieverversing.

� Als het waarschuwingslampje motorolieverversen niet gaat branden als er meerdan 30000 km gereden is sinds de laatsteolieverversing.

Het moment waarop het lampje gaat bran-den is afhankelijk van de rijomstandighe-den.

Omdat de motoroliekwaliteit na verloop vantijd minder wordt, kan het zijn dat het nodigis de motorolie te verversen voordat hetwaarschuwingslampje motorolie verversengaat branden. Laat in zulke gevallen de mo-torolie verversen en het oliefilter vervangenvolgens het onderhoudsschema. (Zie hetonderhouds- en garantieboekje voor hetonderhoudsschema.)

OPMERKING

Zorg ervoor dat na het verversen van de mo-torolie en het vervangen van het oliefilter hetsysteem wordt gereset. (Zie RESETTEN VANHET SYSTEEM op bladzijde 181 in dit hoofd-stuk voor aanwijzingen over het resetten vanhet systeem.) Als het systeem niet wordt ge-reset, kan het niet het juiste tijdstip voor ver-versing van de motorolie en vervanging vanhet oliefilter aangeven.

WAARSCHUWINGSLAMPJE MOTOROLIEVERVERSEN

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Dit lampje gaat branden wanneer hetcontact AAN wordt gezet. Na ongeveer 3 se-conden gaat het lampje weer uit. Dit geeft aandat het systeem normaal functioneert.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Dit lampje gaat branden wanneer het contactAAN wordt gezet. Na ongeveer 3 secondengaat het lampje weer uit. Dit geeft aan dat hetsysteem normaal functioneert.

Wanneer het lampje vervolgens 12 secondenknippert, moet de motorolie spoedig wordenververst.

Als dit lampje tijdens het rijden gaat bran-den, laat dan zo snel mogelijk volgens devoorschriften de motorolie verversen en hetoliefilter vervangen. Zie “Controle van hetmotoroliepeil” op bladzijde 426 in hoofd-stuk 7-2 voor meer informatie over olie-soort en viscositeit.

Na het vervangen van de motorolie en het olie-filter moet het systeem worden gereset met deresetschakelaar voor de dagteller, zodat hetlampje uit gaat. Het systeem moet ook wordengereset als het verversen/vervangen heeftplaatsgevonden voordat het lampje zou gaanbranden. Als het systeem niet wordt gereset,kan het niet het juiste tijdstip voor verversingvan de motorolie en vervanging van het oliefil-ter aangeven.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Indicatiesysteem motorolieverversen

Page 191: Handleiding Toyota Yaris

180 METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES

In de volgende gevallen functioneert hetsysteem mogelijk niet goed. Laat de autocontroleren bij een Toyota-dealer of erken-de reparateur.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het controlelampje gaat nietbranden wanneer het contact AAN wordtgezet.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het controlelampje gaat niet brandenals het contact AAN wordt gezet.

� Het lampje knippert langer dan 12 secon-den.

� Na het verversen van de motorolie, het ver-vangen van het oliefilter en het resetten vanhet systeem blijft het lampje branden ofgaat het snel weer branden.

Terugstelknop dagteller

Digitaal instrumentenpaneel

Terugstelknop dagteller

Analoog instrumentenpaneel

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 192: Handleiding Toyota Yaris

METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES 181

RESETTEN VAN HET SYSTEEM

Druk na het vervangen van de motorolie enhet oliefilter de terugstelknop van de dagtel-ler in om het systeem te resetten. Het lamp-je zal dan uitgaan.

Voer de volgende procedure uit om het sys-teem te resetten.

1. Zet de motor uit als dagteller A wordt weer-gegeven. (Zie “Kilometerteller, 2 dagtellersen rij--informatie” op bladzijde 174 en 176 indit hoofdstuk voor meer informatie.)

2. Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Zet het contact AAN terwijl u deterugstelknop dagteller minimaal 5 secon-den ingedrukt houdt. Wanneer het systeemis gereset, geeft dagteller A “000000” aanen gaat het waarschuwingslampje motorolieverversen uit.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Zet het contact AAN terwijl u de te-rugstelknop dagteller minimaal 5 secondeningedrukt houdt. Wanneer het systeem isgereset, geeft dagteller A “000000” aan engaat het waarschuwingslampje motorolieverversen uit.

Herhaal de bovenstaande procedure als hetresetten niet gelukt is.

OPMERKING

Reset het systeem alleen na het verversenvan de olie en het vervangen van het oliefil-ter. Als het systeem op een ander momentwordt gereset, kan het niet het juiste tijdstipvoor verversing van de motorolie en vervan-ging van het oliefilter aangeven.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 193: Handleiding Toyota Yaris

182 METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES

Waarschuwingslampjes en --zoemers

Als lampje gaat branden ofzoemer is te horen...

Doe dan dit.

(a)Als de parkeerrem niet werkt, laat de auto dan zo snelmogelijk nakijken door een Toyota--dealer of erkendereparateur.

(b)(Lampje en zoemer)

Bestuurder dient veiligheidsgordel om te doen.

(c)

(Lampje en zoemer)

Voorpassagier dient veiligheidsgordel om te doen.

(d)Breng de auto onmiddellijk tot stilstand en laat deze zosnel mogelijk nakijken door een Toyota--dealer of erkendereparateur.

(e) Stoppen en controleren.

(f) Vul motorolie bij.

(g)Breng de auto naar een Toyota--dealer of erkendereparateur.

(h)

of Vul brandstoftank. (digitaal instrumentenpaneel)

Vul brandstoftank. (analoog instrumentenpaneel)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 194: Handleiding Toyota Yaris

METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES 183

Als lampje gaat branden ofzoemer is te horen...

Doe dan dit.

(i) Stoppen en controleren.

(j)

Laat de auto nakijken door een Toyota--dealer of erkendereparateur. Als het waarschuwingslampje remsysteem ookbrandt, stop dan onmiddellijk en neem contact op met eenToyota--dealer of erkende reparateur.

(k)Breng de auto naar een Toyota--dealer of erkendereparateur.

(l)Laat de auto zo snel mogelijk nakijken door eenToyota--dealer of erkende reparateur.

(m) Sluit alle portieren en de achterklep.

(n)Breng de auto naar een Toyota--dealer of erkendereparateur.

(o)

(Lampje en zoemer)

Wanneer de waarschuwingszoemer klinkt of gelijktijdig hetwaarschuwingslampje knippert:Breng de auto tot stilstand en laat de koppeling afkoelen.

Als het lampje gaat branden:Neem zo snel mogelijk contact op of breng de auto naar eenToyota--dealer of erkende reparateur.

(p) Tap water af.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 195: Handleiding Toyota Yaris

184 METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES

Als lampje gaat branden ofzoemer is te horen...

Doe dan dit.

(q)

Dieselmotor zonder roetfilter—

Vervang motorolie en oliefilter.

Dieselmotor met roetfilter—

• Als het lampje knippert.

Vervang motorolie en oliefilter.

• Als het lampje blijft branden.

Breng de auto zo snel mogelijk naar een Toyota--dealer oferkende reparateur.

(r)(Lampje en zoemer)

Zet de motor uit. Controleer sleutel.

(s) Zoemerverlichting

Schakel verlichting uit.

(t)Zoemerparkeerrem

Ontgrendel de parkeerrem.

(u)WaarschuwingsfunctieMulti--ModeTransmissie

Zie “Multi--Mode Transmissie” op bladzijde 200 in hoofdstuk1--7.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 196: Handleiding Toyota Yaris

METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES 185

(a) Waarschuwingslampje remsysteem

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop—

Dit lampje gaat onder de volgende omstandig-heden branden als het contact AAN wordt ge-zet:

� Als de parkeerrem wordt geactiveerd

Ook als de parkeerrem vrij staat, zal dit lampjeeen paar seconden gaan branden nadat hetcontact AAN is gezet.

� Als het remvloeistofniveau te laag is

WAARSCHUWING

Gewoon doorrijden, terwijl het niveau van deremvloeistof te laag is, is gevaarlijk.

� Als het vacuüm te laag is (uitvoeringenmet dieselmotor)...

Laat uw auto in de volgende gevallen nakij-ken door een Toyota-dealer of erkende re-parateur:

� Het lampje gaat ook niet branden als deparkeerrem wordt geactiveerd, terwijl hetcontact AAN staat.

� Dit lampje gaat ook niet branden als hetcontact AAN wordt gezet, terwijl de par-keerrem vrij staat.

Als het lampje tijdens het rijden kort brandt,duidt dit niet op een storing.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop—

Dit lampje gaat onder de volgende omstandig-heden branden als het contact AAN wordt ge-zet:

� Als de parkeerrem wordt geactiveerd...

Ook als de parkeerrem vrij staat, zal dit lampjeeen paar seconden gaan branden nadat hetcontact AAN is gezet.

� Als het remvloeistofniveau te laag is...

WAARSCHUWING

Gewoon doorrijden, terwijl het niveau van deremvloeistof te laag is, is gevaarlijk.

� Als het vacuüm te laag is (uitvoeringenmet dieselmotor)

Laat uw auto in de volgende gevallen nakij-ken door een Toyota-dealer of erkende re-parateur:

� Het lampje gaat ook niet branden als deparkeerrem wordt geactiveerd, terwijl hetcontact AAN staat.

� Dit lampje gaat ook niet branden als hetcontact AAN wordt gezet, terwijl de par-keerrem vrij staat.

Als het waarschuwingslampje tijdens het rijdenkort brandt, duidt dit niet op een storing.

WAARSCHUWING

Zet de auto onmiddellijk op een veiligeplaats stil en neem contact op met eenToyota--dealer of erkende reparateur als eenvan de volgende omstandigheden zich voor-doet.

� Het lampje gaat ook niet uit als bij draaien-de motor de parkeerrem wordt gedeacti-veerd.

In dit geval functioneren de remmen mo-gelijk niet goed, waardoor de remweg lan-ger wordt. Breng de auto onmiddellijk totstilstand door het rempedaal stevig in tetrappen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 197: Handleiding Toyota Yaris

186 METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES

� Het waarschuwingslampje remsysteemblijft samen met het waarschuwingslampjeABS branden.

In dat geval kan het moeilijker zijn de autoonder controle te houden tijdens hardremmen en bij het remmen op een gladdeondergrond.

(b) Waarschuwingslampje en - zoemer vei-ligheidsgordel bestuurder

Het lampje en de zoemer herinneren de be-stuurder eraan de gordel om te doen.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Dit lampje zal gaan knipperen zodra hetcontact AAN staat of als de motor gestart is ende bestuurder de gordel nog niet heeft vastge-maakt. Het lampje blijft knipperen totdat degordel is vastgemaakt.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Dit lampje zal gaan knipperen als het contactAAN staat of als de motor gestart is en de be-stuurder de gordel nog niet heeft vastgemaakt.Het lampje blijft knipperen totdat de gordel isvastgemaakt.

Als de rijsnelheid hoger is dan 20 km/h en deveiligheidsgordel nog steeds niet is vastge-maakt, laat de zoemer gedurende 30 secondeneen geluid horen. Als de veiligheidsgordeldaarna nog niet is vastgemaakt, laat de zoe-mer gedurende 90 seconden een ander geluidhoren. Ook als de rijsnelheid weer onder de 20km/h komt, blijft de zoemer geluid maken. Omde zoemer te laten ophouden, moet de veilig-heidsgordel vastgemaakt worden.

Als de zoemer blijft klinken, zorg er dan voordat ook de voorpassagier de gordel vastmaakt.

(c) Waarschuwingslampje en - zoemer vei-ligheidsgordel voorpassagier

Het lampje en de zoemer herinneren de voor-passagier eraan de gordel om te doen.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Dit lampje zal gaan knipperen als hetcontact AAN staat of als de motor gestart is ener iemand op de voorpassagiersstoel zit diezijn/haar gordel nog niet heeft vastgemaakt. Ditlampje blijft knipperen totdat de gordel is vast-gemaakt.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Dit lampje zal gaan knipperen als het contactAAN staat of als de motor gestart is en er ie-mand op de voorpassagiersstoel zit die zijn/haar gordel nog niet heeft vastgemaakt. Ditlampje blijft knipperen totdat de gordel is vast-gemaakt.

Als de rijsnelheid hoger is dan 20 km/h en deveiligheidsgordel nog steeds niet is vastge-maakt, laat de zoemer gedurende 30 secondeneen geluid horen. Als de veiligheidsgordeldaarna nog niet is vastgemaakt, laat de zoe-mer gedurende 90 seconden een ander geluidhoren. Ook als de rijsnelheid weer onder de 20km/h komt, blijft de zoemer geluid maken. Omde zoemer te laten ophouden, moet de veilig-heidsgordel vastgemaakt worden.

Als de zoemer blijft klinken, zorg er dan voordat ook de bestuurder de gordel vastmaakt.

Als er bagage op de passagiersstoel wordt ge-plaatst, treden het waarschuwingslampje en dezoemer, afhankelijk van het gewicht en deplaatsing van de bagage op de stoel, mogelijkin werking door de druk op de sensoren in destoel.

(d) Laadstroomcontrolelampje

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Dit waarschuwingslampje gaat brandenwanneer het contact AAN wordt gezet en gaatuit wanneer de motor gestart wordt.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Dit waarschuwingslampje gaat branden wan-neer het contact AAN wordt gezet en gaat uitwanneer de motor gestart wordt.

Het waarschuwingslampje gaat branden wan-neer er problemen zijn in het laadsysteem ter-wijl de motor draait.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 198: Handleiding Toyota Yaris

METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES 187

OPMERKING

Wanneer het waarschuwingslampje van hetlaadsysteem gaat branden terwijl de motordraait, is de aandrijfriem van de motor moge-lijk gebroken. Als het waarschuwingslampjegaat branden, zet de auto dan onmiddellijkop een veilige plaats stil en neem contact opmet een Toyota-dealer of erkende repara-teur.

(e) Waarschuwingslampje lage oliedruk

Dit lampje gaat branden als de oliedruk te laagis.

Wanneer het lampje gaat knipperen of brandentijdens het rijden, zet dan de auto zo snel mo-gelijk aan de kant en zet de motor uit. Bel on-middellijk een Toyota--dealer of erkende repa-rateur voor assistentie.

Het lampje licht mogelijk een enkele keer optijdens stationair draaien of na zeer krachtigremmen. Als het lampje uitgaat zodra eenbeetje gas wordt gegeven, is er niets aan dehand.

Het lampje kan oplichten wanneer het motor-oliepeil extreem laag is. Het lampje is niet ont-worpen om een laag motoroliepeil aan te ge-ven, maar geeft alleen een te lage oliedrukaan. Het oliepeil moet regelmatig worden ge-controleerd met de peilstok.

OPMERKING

Rijd niet door als het waarschuwingslampjebrandt, zelfs geen 50 meter. Dit kan ernstigemotorschade tot gevolg hebben.

(f) Waarschuwingslampje laag motorolie-peil (auto’s met dieselmotor)

Dit lampje gaat branden wanneer het motor-oliepeil te laag is. Als dit lampje gaat brandenwanneer er over slechte wegen of op een hel-ling wordt gereden, zet dan de auto op een ho-rizontale ondergrond stil en kijk of het lampjeuit gaat. Als het blijft branden, controleer danhet oliepeil aan de hand van de aanwijzingenbij “Controleren van het motoroliepeil” op blad-zijde 426 in hoofdstuk 7--2.

Als er op een steile helling of over slechte we-gen wordt gereden, waarbij de auto veel be-weegt, of in bochten kan dit lampje gaan bran-den door de beweging van de olie in het carter.

Onder normale omstandigheden gaat dit lamp-je, door normaal motorolieverbruik, mogelijkbranden nog voordat de auto volgens het on-derhoudsschema een onderhoudsbeurt nodigheeft. Dit komt doordat het minimum oliepeildoor het motorolieverbruik is bereikt voordat deauto een onderhoudsbeurt nodig heeft en geeftgeen probleem aan. (Zie “Feiten betreffendeolieverbruik” op bladzijde 322 in hoofdstuk 2voor meer informatie.)

OPMERKING

Doorrijden met een te laag motoroliepeil zalresulteren in motorschade.

(g) Motorcontrolelampje

Uitvoeringen met benzinemotor

Dit lampje gaat onder de volgende omstandig-heden branden.

a. Er is een storing opgetreden in de motor ofde elektronische smoorklepaansturing.

b. Sommige uitvoeringen: De brandstoftank ishelemaal leeg. (Zie “Brandstofmeter” opbladzijde 170 in dit hoofdstuk voor aanwij-zingen.)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 199: Handleiding Toyota Yaris

188 METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES

Als het lampje tijdens het rijden in geval a gaatbranden, laat de auto dan zo snel mogelijk na-kijken door een Toyota--dealer of erkende repa-rateur.

Als het motortoerental niet toeneemt terwijl hetgaspedaal wordt ingetrapt, is er mogelijk eenstoring in de elektronische smoorklepaanstu-ring opgetreden.

Dit kan gepaard gaan met trillingen. Als u hetgaspedaal echter steviger en langzamer in-trapt, kunt u met uw auto langzamer gaan rij-den. Laat de auto zo snel mogelijk nakijkendoor een Toyota--dealer of erkende reparateur.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Ook al wordt de storing van de elektroni-sche smoorklepaansturing bij lage snelheidgecorrigeerd, het systeem kan pas herstellenals de motor is afgezet en het contact in standACC of UIT wordt gezet.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Ook al wordt de storing van de elektronischesmoorklepaansturing bij lage snelheid gecorri-geerd, het systeem kan pas herstellen als demotor is afgezet en het contact in stand ACC ofUIT wordt gezet.

WAARSCHUWING

Let er vooral op dat het pedaal niet onjuistwordt gebruikt.

Uitvoeringen met dieselmotor

Dit lampje gaat onder de volgende omstandig-heden branden.

a. Er zit een storing ergens in het elektrischesysteem van de motor, het elektronischemotorregelsysteem of de emissieregeling.

b. Dieselmotor met roetfilter: Het roetfilter kanverstopt zitten.

Als het lampje tijdens het rijden gaat branden,laat de auto dan zo snel mogelijk door eenToyota--dealer of erkende reparateur nakijken.

Als het motortoerental niet toeneemt terwijl hetgaspedaal wordt ingetrapt, kan er een storingin het elektronische motorregelsysteem zijnopgetreden of kan het DPF--systeem verstoptzitten (dieselmotor met DPF--katalysator). Zetde auto stil en neem zo snel mogelijk contactop met een Toyota--dealer of erkende repara-teur, of rijd de auto voorzichtig, aangezien deauto minder goed werkt dan normaal, naar eenToyota--dealer.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Ook al wordt de storing van de elektroni-sche smoorklepaansturing bij lage snelheidgecorrigeerd, het systeem kan pas herstellenals de motor is afgezet en het contact in standACC of UIT wordt gezet.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Ook al wordt de storing van de elektronischesmoorklepaansturing bij lage snelheid gecorri-geerd, het systeem kan pas herstellen als demotor is afgezet en het contact in stand ACC ofUIT wordt gezet.

(h) Waarschuwingslampje laag brandstof-niveau

Dit lampje gaat knipperen als de tank bijna leegis. Tank bij de eerstvolgende gelegenheid.

Door de beweging van de brandstof in de tankkan op hellingen en in bochten het waarschu-wingslampje wat eerder dan normaal gaanbranden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 200: Handleiding Toyota Yaris

METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES 189

(i) Waarschuwingslampje hoge koelvloei-stoftemperatuur

Het lampje gaat branden als de motor overver-hit dreigt te raken.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het waarschuwingslampje hoge koel-vloeistoftemperatuur gaat branden wanneer hetcontact AAN wordt gezet. Na een paar secon-den gaat het weer uit.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het waarschuwingslampje hogekoelvloeistoftemperatuur gaat brandenwanneer het contact AAN wordt gezet. Na eenpaar seconden gaat het weer uit.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Als het contact AAN staat en de tempe-ratuur van de koelvloeistof te laag is, gaat hetcontrolelampje voor een lage koelvloeistoftem-peratuur branden. Als het lampje blijft brandenals de motor op bedrijfstemperatuur is, laat deauto dan zo snel mogelijk nakijken door eenToyota--dealer of erkende reparateur.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Als het contact AAN staat en de temperatuurvan de koelvloeistof te laag is, zal het controle-lampje voor een lage koelvloeistoftemperatuurgaan branden. Als het lampje blijft branden alsde motor op bedrijfstemperatuur is, laat de autodan zo snel mogelijk nakijken door een Toyota--dealer of erkende reparateur.

Als het waarschuwingslampje voor een hogekoelvloeistoftemperatuur knippert, is de motorte heet. Als de motor oververhit raakt, zet dande auto stil en laat de motor afkoelen.

De temperatuur kan te hoog oplopen ten gevol-ge van extreme omstandigheden zoals:

� Een steile helling oprijden op een warmedag.

� Afremmen of stoppen na een snelle rit.

� Langdurig filerijden met de airconditioningaan.

OPMERKING

� Verwijder nooit de thermostaat uit hetkoelsysteem, anders kan de motor over-verhit raken. De thermostaat regelt dedoorstroming van de koelvloeistof enzorgt ervoor dat de motortemperatuur bin-nen bepaalde waarden blijft.

� Rijd nooit door als de motortemperatuurte hoog is. Zie bladzijde 368 in hoofdstuk 4voor meer informatie.

(j) Waarschuwingslampje ABS

Auto’s zonder Vehicle Stability Control—

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat branden wanneer hetcontact AAN wordt gezet. Als het antiblokkeer-systeem goed werkt, gaat het lampje na eenpaar seconden uit. Bij een storing gaat hetlampje weer branden.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het lampje gaat branden wanneer het contactAAN wordt gezet. Als het antiblokkeersysteemgoed werkt, gaat het lampje na een paarseconden uit. Bij een storing gaat het lampjeweer branden.

Als het waarschuwingslampje ABS brandt (enhet waarschuwingslampje van het remsysteembrandt niet), werkt het remsysteem als eenconventioneel remsysteem, dus zonder de an-tiblokkeerfunctie.

Als het waarschuwingslampje ABS brandt (enhet waarschuwingslampje remsysteem brandtniet), kunnen de wielen dus blokkeren als hardwordt geremd en bij het remmen op een gladdeondergrond.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 201: Handleiding Toyota Yaris

190 METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES

Als een van de onderstaande gevallen zichvoordoet, is er een defect in een van deonderdelen die worden gecontroleerd doorhet systeem van het waarschuwingslampje.Laat de auto zo snel mogelijk nakijken dooreen Toyota-dealer of erkende reparateur.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het lampje gaat niet brandenwanneer het contact AAN wordt gezet ofhet blijft branden.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat niet branden als hetcontact AAN wordt gezet, of het blijft bran-den.

� Het lampje gaat branden tijdens het rijden.

Als het waarschuwingslampje tijdens het rijdenkort brandt, duidt dit niet op een storing.

WAARSCHUWING

Als het waarschuwingslampje ABS en hetwaarschuwingslampje remsysteem gelijktij-dig blijven branden, zet de auto dan onmid-dellijk op een veilige plaats stil en neem con-tact op met een Toyota--dealer of erkendereparateur.

In dat geval kan het moeilijker zijn de autoonder controle te houden tijdens hard rem-men en bij het remmen op een gladde onder-grond.

Auto’s met Vehicle Stability Control—

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat branden wanneer hetcontact AAN wordt gezet. Als het ABS en deBrake Assist goed werken, gaat het lampje naeen paar seconden uit. Als een van de syste-men niet goed werkt, zal het lampje vervolgensweer gaan branden.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het lampje gaat branden wanneer het contactAAN wordt gezet. Als het ABS en de BrakeAssist goed werken, gaat het lampje na eenpaar seconden uit. Bij een storing gaat hetlampje weer branden.

Als dit waarschuwingslampje brandt (en hetwaarschuwingslampje remsysteem brandtniet), werken het ABS, de Brake Assist, deTraction Control en de Vehicle Stability Control(VSC) niet, maar werkt het remsysteem wel alseen conventioneel remsysteem.

Als het waarschuwingslampje ABS brandt (enhet waarschuwingslampje remsysteem brandtniet), kunnen de wielen dus blokkeren als hardwordt geremd en bij het remmen op een gladdeondergrond.

Als een van de onderstaande gevallen zichvoordoet, is er een defect in een van deonderdelen die worden gecontroleerd doorhet systeem van het waarschuwingslampje.Laat de auto zo snel mogelijk nakijken dooreen Toyota-dealer of erkende reparateur.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het lampje gaat niet brandenwanneer het contact AAN wordt gezet ofhet blijft branden.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat niet branden als hetcontact AAN wordt gezet, of het blijft bran-den.

� Het lampje gaat branden tijdens het rijden.

Als het waarschuwingslampje tijdens het rijdenkort brandt, duidt dit niet op een storing.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 202: Handleiding Toyota Yaris

METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES 191

WAARSCHUWING

Als het waarschuwingslampje ABS en hetwaarschuwingslampje remsysteem gelijktij-dig blijven branden, zet de auto dan onmid-dellijk op een veilige plaats stil en neem con-tact op met een Toyota--dealer of erkendereparateur.

In dat geval kan het moeilijker zijn de autoonder controle te houden tijdens hard rem-men en bij het remmen op een gladde onder-grond.

(k) Waarschuwingslampje VSC

Dit lampje waarschuwt dat er ergens in de Ve-hicle Stability Control (VSC) of in de TractionControl een storing zit.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat branden wanneer hetcontact AAN wordt gezet en gaat na een paarseconden uit.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het lampje gaat branden wanneer het contactAAN wordt gezet en gaat na een paar secon-den uit.

Als het lampje tijdens het rijden gaat branden,werkt het systeem niet. Aangezien de conven-tionele remwerking nog aanwezig is, kan ernog gewoon met de auto worden gereden.Neem in de volgende gevallen contact op meteen Toyota--dealer of erkende reparateur:

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het waarschuwingslampje gaatniet branden nadat het contact AAN is ge-zet.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het waarschuwingslampje gaat nietbranden nadat het contact AAN is gezet.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het waarschuwingslampje blijftbranden nadat het contact AAN is gezet.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het waarschuwingslampje blijft bran-den nadat het contact AAN is gezet.

� Het waarschuwingslampje gaat brandentijdens het rijden.

(l) Waarschuwingslampje airbagsysteem

Auto’s zonder Smart entry- systeem enstartknop: Dit lampje gaat branden wanneerhet contact AAN wordt gezet. Na ongeveer 6seconden gaat het weer uit. Dit betekent dathet airbagsysteem in orde is.

Auto’s met Smart entry- systeem en start-knop: Dit lampje gaat branden wanneer hetcontact AAN wordt gezet. Na ongeveer 6seconden gaat het weer uit. Dit betekent dathet airbagsysteem in orde is.

Dit waarschuwingslampje controleert de wer-king van de airbag--ECU, de airbagsensorenvoor, de side airbag-- en curtain airbagsenso-ren, de curtain airbagsensoren, de aan/uit--schakelaar voor de passagiersairbag, het con-trolelampje AIRBAG OFF, de gordelspannersvoor, de opblaasmechanismen, de bedradingen de voeding.

Als een van de onderstaande gevallen zichvoordoet, is er een defect in een van de onder-delen die worden gecontroleerd door het sys-teem van het waarschuwingslampje. Laat deauto zo snel mogelijk nakijken door eenToyota--dealer of erkende reparateur.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 203: Handleiding Toyota Yaris

192 METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het lampje gaat niet brandenwanneer het contact AAN wordt gezet ofblijft meer dan 6 seconden branden of knip-pert.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat niet branden als hetcontact AAN wordt gezet of blijft meer dan6 seconden branden of knippert.

� Het lampje gaat branden of knipperen tij-dens het rijden.

(m) Waarschuwingslampje open portier/achterklep

Dit lampje blijft branden zolang niet alle portie-ren en de achterklep geheel zijn gesloten.

(n) Waarschuwingslampje elektrischestuurbekrachtiging

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop—

Auto’s zonder Stop & Start--systeem: Het lamp-je gaat branden als het contact AAN wordt ge-zet. Als het waarschuwingslampje elektrischestuurbekrachtiging goed werkt, gaat het lampjena een paar seconden uit. Als er een defectoptreedt in het systeem, zal het lampje vervol-gens weer gaan branden.

Auto’s met Stop & Start--systeem: Het lampjegaat branden als het contact AAN wordt gezet.Als het waarschuwingslampje elektrischestuurbekrachtiging goed werkt, gaat na hetstarten van de motor het lampje na een paarseconden uit. Als er een defect optreedt in hetsysteem, zal het lampje vervolgens weer gaanbranden.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop—

Auto’s zonder Stop & Start--systeem: Hetlampje gaat branden als het contact AAN wordtgezet. Als het waarschuwingslampjeelektrische stuurbekrachtiging goed werkt, gaathet lampje na een paar seconden uit. Als ereen defect optreedt in het systeem, zal hetlampje vervolgens weer gaan branden.

Auto’s met Stop & Start--systeem: Het lampjegaat branden als het contact AAN wordt gezet.Als het waarschuwingslampje elektrischestuurbekrachtiging goed werkt, gaat na hetstarten van de motor het lampje na een paarseconden uit. Als er een defect optreedt in hetsysteem, zal het lampje vervolgens weer gaanbranden.

De volgende omstandigheden kunnen wij-zen op een defect in een onderdeel dat doorhet waarschuwingslampje wordt gecontro-leerd. Laat uw auto zo snel mogelijk nakij-ken door een Toyota-dealer of erkende re-parateur.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het lampje gaat niet brandenwanneer het contact AAN wordt gezet ofhet blijft branden.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat niet branden als hetcontact AAN wordt gezet, of het blijft bran-den.

� Het lampje blijft branden tijdens het rijden.

Als het waarschuwingslampje brandt, terwijl demotor langdurig met een hoog toerental draait,geeft dit geen storing aan. Start de motor op-nieuw en rijd weg om het lampje uit te schake-len.

WAARSCHUWING

Als het waarschuwingslampje elektrischestuurbekrachtiging tijdens het rijden gaatbranden, laat de auto dan zo snel mogelijknakijken door een Toyota--dealer of erkendereparateur. Er is hierbij meer kracht nodigdan normaal om het stuurwiel te verdraaien.Wees er tijdens het rijden op bedacht dat hetdraaien van het stuurwiel veel kracht vereist.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 204: Handleiding Toyota Yaris

METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES 193

(o) Waarschuwingslampje en - zoemer Mul-ti-Mode Transmissie/oververhitte kop-peling (alleen op uitvoeringen met Mul-ti-Mode Transmissie)

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat branden wanneer hetcontact AAN wordt gezet. Na een paar secon-den gaat het weer uit. Dit betekent dat de wer-king van de Multi--Mode Transmissie in orde is.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Dit lampje gaat branden wanneer het contactAAN wordt gezet. Na een paar seconden gaathet weer uit. Dit betekent dat de werking vande Multi--Mode Transmissie in orde is.

Het lampje heeft twee verschillende beteke-nissen:

� Waarschuwingslampje en - zoemer Mul-ti-Mode Transmissie

Als dit lampje gaat branden, duidt dit op eenstoring in de Multi--Mode Transmissie. Als te-gelijkertijd de waarschuwingszoemer klinkt, isbovendien de koppeling oververhit geraaktdoor een te zware belasting.

OPMERKING

Als het waarschuwingslampje Multi-ModeTransmissie gaat branden en de waarschu-wingszoemer klinkt, breng de auto dan opeen veilige plaats tot stilstand en zet de se-lectiehendel in stand N. Wacht ongeveer 15minuten om de koppeling af te laten koelenen rijd dan pas verder. Anders kan het kop-pelingssysteem defect raken. Laat het sys-teem vervolgens controleren bij een Toyota-dealer of erkende reparateur. Als de waar-schuwingszoemer echter niet klinkt en alleenhet waarschuwingslampje gaat branden, gadan onmiddellijk naar een Toyota-dealer oferkende reparateur om het systeem te latencontroleren.

Anders kan de auto gaan schokken tijdenshet schakelen of kan de koppeling niet goedaangrijpen. In sommige gevallen kan hetschakelmechanisme zijn uitgeschakeld, zo-dat de transmissie is vergrendeld.

� Waarschuwingslampje en - zoemer over-verhitte koppeling

Als dit lampje gaat knipperen en de waarschu-wingszoemer klinkt, functioneert het lampje alswaarschuwingslampje oververhitte koppelingen duidt dit niet op een storing in het systeem.In dat geval is de koppeling oververhit geraaktdoor een te zware belasting.

OPMERKING

Als het waarschuwingslampje oververhittekoppeling knippert en de waarschuwings-zoemer klinkt, breng de auto dan op een vei-lige plaats tot stilstand en zet de selectiehen-del in stand N. Wacht ongeveer 15 minutenom de koppeling af te laten koelen en rijddan pas verder. Anders kan het koppelings-systeem defect raken.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 205: Handleiding Toyota Yaris

194 METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES

(p) Waarschuwingslampje brandstoffilter(uitvoeringen met dieselmotor)

Het lampje waarschuwt als er te veel waterverzameld is in het brandstoffilter.

Als het lampje brandt, dient direct het water teworden afgetapt. (Zie bladzijde 432 in hoofd-stuk 7--2 voor aanwijzingen over het aftappenvan koelvloeistof.)

OPMERKING

Rijd niet als het waarschuwingslampjebrandt. Rijden met te veel water in het brand-stoffilter kan de brandstofpomp beschadi-gen.

(q) Waarschuwingslampje motorolie ver-versen

Dieselmotor zonder roetfilter—

Dit lampje gaat branden op het tijdstip dat demotorolie ververst en het oliefilter vervangenmoet worden.

Als dit lampje gaat branden, laat dan zo snelmogelijk de motorolie verversen en het oliefiltervervangen. Zie “Indicatiesysteem motorolieverversen” op bladzijde 179 in dit hoofdstukvoor meer informatie.

Dieselmotor met roetfilter—

� Als dit lampje onder de volgende omstan-digheden knippert, laat dan zo snel mogelijkde motorolie verversen en het oliefilter ver-vangen. Zie “Indicatiesysteem motorolieverversen” op bladzijde 179 in dit hoofdstukvoor meer informatie.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het lampje gaat ongeveer 12seconden branden wanneer het contactAAN wordt gezet.

� Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat ongeveer 12 se-conden branden wanneer het contactAAN wordt gezet.

� Het lampje knippert tijdens het rijden.

� Laat wanneer het waarschuwingslampjeblijft branden de auto zo snel mogelijk nakij-ken door een Toyota--dealer of erkende re-parateur.

(r) Waarschuwingslampje en - zoemerSmart entry- systeem en startknop

Het lampje en de zoemer waarschuwen u dater zich ergens in de werking van het Smart en-try--systeem en startknop een probleem voor-doet. Zie “Rijden en parkeren met behulp vanhet Smart entry--systeem en startknop” opbladzijde 344 in hoofdstuk 3.

(s) Zoemer verlichting

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Als het contact UIT staat en het bestuur-dersportier wordt geopend, treedt een zoemerin werking als de verlichting nog brandt. Dezoemer stopt niet als de sleutel uit het contact-slot wordt genomen en de verlichting nog isingeschakeld.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Als het contact UIT staat en het bestuurders-portier wordt geopend, treedt een zoemer inwerking als de verlichting nog brandt.

(t) Zoemer parkeerrem

Deze zoemer geeft aan dat de parkeerrem nogniet volledig ontgrendeld is terwijl de auto eensnelheid van meer dan 5 km/h heeft bereikt.Breng de auto tot stilstand en ontgrendel deparkeerrem volledig.

(u) Waarschuwingsfunctie Multi-ModeTransmissie (alleen Multi-Mode Trans-missie)

Wanneer tijdens het rijden het systeem onjuistwordt bediend waardoor schade kan ontstaanof wanneer niet de door de bestuurdergeselecteerde versnelling wordt ingeschakeld,zal de waarschuwingszoemer klinken en deschakelstandindicator zal in sommige gevallenknipperen om de bestuurder te waarschuwen.Zie “(h) Waarschuwingsfuncties” op bladzijde220 in hoofdstuk 1--7 voor meer informatie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 206: Handleiding Toyota Yaris

METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES 195

Als de selectiehendel in stand R wordt gezet, isde waarschuwingszoemer achteruit hoorbaar.Dit geeft de stand van de selectiehendel aanen duidt niet op een storing. Zie “(d)Achteruitrijden” op bladzijde 207 of 216 inhoofdstuk 1--7 voor meer informatie.

CONTROLE VANWAARSCHUWINGSLAMPJES (behalve datvoor een laag brandstofniveau)

1. Zet de parkeerrem vast.

2. Open een portier of de achterklep.Het lampje voor een open portier/achterklepmoet nu gaan branden.

3. Sluit alle portieren en de achterklep.Het waarschuwingslampje voor een openportier/achterklep moet nu uitgaan.

4. Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Zet het contact AAN, maar startde motor niet.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Zet het contact AAN, maar start demotor niet.

Alle waarschuwingslampjes, behalve datvoor een open portier/achterklep, moetennu gaan branden. De waarschuwingslamp-jes ABS en VSC en die van hoge koelvloei-stoftemperatuur, de elektrische stuurbe-krachtiging (auto’s zonder Stop &Start--systeem) en de Multi--Mode Trans-missie doven na enkele seconden. Hetwaarschuwingslampje airbagsysteem gaatna ongeveer 6 seconden uit.

Als een van de lampjes of zoemers niet op dehierboven beschreven manier werkt, laat deauto dan nakijken door een Toyota--dealer oferkende reparateur.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 207: Handleiding Toyota Yaris

196 METERS, TELLERS EN WAARSCHUWINGSLAMPJES

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 208: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 197

Hoofdstuk 1--7INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

Contactslot, transmissie en parkeerrem

� Contact 198. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Multi--Mode Transmissie 200. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Handgeschakelde transmissie 223. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Traction Control 225. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Vehicle Stability Control 228. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Stop & Start--systeem 230. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Parkeerrem 235. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 209: Handleiding Toyota Yaris

198 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

START: De startmotor draait rond. Laat decontactsleutel los zodra de motor aanslaat.De sleutel keert vanzelf in stand AAN terug.

Zie bladzijde 335 in hoofdstuk 3 voor tips bijhet starten.

AAN: Motor aan en alle accessoires aan.

Alleen dieselmotor: de gloeibougies wordeningeschakeld om de motor voor te verwar-men.

Dit is de stand van de contactsleutel tijdens hetrijden.

ACC: Accessoires zoals de radio kunnenwerken, maar de motor draait niet.

LOCK: De motor is uit en het stuurwiel isgeblokkeerd. Alleen in deze stand kan desleutel uit het slot worden genomen.

Druk de sleutel in om deze van ACC naar UITte kunnen draaien.

Zodra de sleutel uit het slot wordt genomen,wordt automatisch de startblokkering ingescha-keld. (Zie “Startblokkering” op bladzijde 17 inhoofdstuk 1--2.)

Soms kan de sleutel bij het starten moeilijk uitstand UIT worden gedraaid. Controleer daneerst of de sleutel helemaal in het contactslotis geplaatst en beweeg dan het stuurwiel lichtheen en weer, terwijl u de sleutel voorzichtigverdraait.

WAARSCHUWING

Verwijder de sleutel nooit als de auto rijdt.De auto wordt dan onbestuurbaar.

Er is geen sprake van een defect als de naal-den van de meters en tellers een beetje bewe-gen wanneer het contact in stand ACC, AAN ofSTART wordt gezet.

OPMERKING

Laat het contact nooit AAN staan als de mo-tor niet draait. Dit put de accu uit en kan hetontstekingssysteem beschadigen.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Contactslot(auto’s zonder Smartentry--systeem en startknop)

Page 210: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 199

Als de sleutel zich in de auto bevindt, kuntu door het indrukken van de startknop demotor starten en uitzetten of de stand ACC,AAN of UIT selecteren.

Wanneer het rempedaal (bij Multi--Mode Trans-missie) of het koppelingspedaal (bij handge-schakelde transmissie) niet is ingetrapt, kunt udoor het indrukken van de startknop de standvan het contact als volgt wijzigen. Druk destartknop langzaam en stevig in.

Eerste keer: stand ACC (amberkleurige ver-lichting)

Accessoires zoals de radio werken.

Tweede keer: stand AAN (amberkleurigeverlichting)

Alleen dieselmotor: de gloeibougies wordeningeschakeld om de motor voor te verwar-men.

Motor aan en alle accessoires aan.

Alleen Multi--Mode Transmissie: Druk één keerop de startknop met het rempedaal ingetraptterwijl stand UIT is geselecteerd en de selec-tiehendel in stand M, E of R staat.

Druk één keer op de startknop zonder het rem-pedaal in te trappen als de stand ACC is gese-lecteerd.

Derde keer: UIT (controlelampje uit)

Door een vierde keer op de startknop te druk-ken, wordt de stand ACC weer ingeschakeld.

Als er een zoemer klinkt en het waarschu-wingslampje van het Smart entry--systeem enstartknop brandt gedurende 5 seconden wan-neer de startknop wordt ingedrukt, geeft dataan dat de sleutel niet in de auto aanwezig is.

Wanneer het rempedaal (bij Multi-ModeTransmissie) of het koppelingspedaal (bijhandgeschakelde transmissie) is ingetrapt,wordt het controlelampje groen, ongeachtwelke stand is geselecteerd. Wanneer hetcontrolelampje groen brandt, kan door éénkeer op de startknop te drukken de motorgestart worden. (Zie “Het starten van demotor” op bladzijde 336 in hoofdstuk 3 voortips bij het starten.)

Als het controlelampje in de startknopamberkleurig knippert, geeft dat aan dat er eenstoring in het startknopsysteem aanwezig is.Zet de motor onmiddellijk uit en laat uw auto zosnel mogelijk nakijken door een Toyota--dealerof erkende reparateur.

OPMERKING

Laat het contact niet AAN staan als de motorniet draait. Dit put de accu uit en kan het ont-stekingssysteem beschadigen.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Startknop (auto’s met Smartentry--systeem en startknop)

Page 211: Handleiding Toyota Yaris

200 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

Als de accu wordt losgekoppeld of ontladenraakt, slaat het startknopsysteem de actueleinstelling op. Na het aansluiten, vervangen ofladen van de accu, wordt de opgeslagen standautomatisch geselecteerd. Zet de motor uit alsde motor in een dergelijk geval aanslaat.

De Multi--Mode Transmissie is een vijf-- of zes-versnellingsbak, waarbij door naar achteren ofnaar voren bewegen van de selectiehendelwordt op-- of teruggeschakeld.

De Multi--Mode Transmissie heeft de basisken-merken van een conventionele handgeschakel-de transmissie, met dien verstande dat de kop-peling en het schakelmechanisme elektronischbediend worden.

Het systeem heeft de volgende kenmerken:

� Er kan zowel in de stand Easy (E) als in destand Manual (M) worden gereden. In beidestanden wordt de koppeling automatischbediend, dus is er geen koppelingspedaalaanwezig.

� In de automatische stand (E) wordt automa-tisch de meest geschikte versnelling inge-schakeld aan de hand van de stand van hetgaspedaal en de rijsnelheid. Zie “Automati-sche stand (E)” op bladzijde 203.

� In de stand Manual (M) worden de koppe-ling en het schakelmechanisme elektro-nisch bediend, dus hoeft alleen de versnel-ling te worden geselecteerd met deselectiehendel of de paddle shift--schake-laar. Zie “Handgeschakelde stand (M)” opbladzijde 212.

� Zet voor het starten van de motor altijd deselectiehendel in stand N en houd het rem-pedaal stevig ingetrapt. De motor kan nietworden gestart wanneer de selectiehendelin een andere stand dan stand N staat enhet rempedaal niet is ingetrapt.

� Deze auto is voorzien van een starthulp dieervoor zorgt dat de auto schokvrij begint terijden door de koppeling soepel te latenaangrijpen. Als de selectiehendel in standM, E of R staat, komt de auto voorzichtig inbeweging zonder dat het gaspedaal wordtingetrapt. De starthulp wordt uitgeschakeldals het rempedaal of de parkeerrem wordtbediend.

� Als de auto tot stilstand wordt gebracht,schakelt de transmissie terug naar de 1eversnelling als de rijsnelheid tot onder eenbepaalde snelheid gedaald is.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Multi--Mode Transmissie—

Page 212: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 201

1. Positie--indicator

2. Selectiehendel

3. Toets Es (schakelpatroontoets)

4. Paddle shift--schakelaar (terugschakelen)

5. Paddle shift--schakelaar (opschakelen)

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 213: Handleiding Toyota Yaris

202 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: De Multi--Mode Transmissie beschiktover een schakelblokkeersysteem. Dit systeemblokkeert de selectiehendel om de transmissieen de selectiehendel in dezelfde stand te hou-den wanneer het contact in stand ACC of UITwordt gezet.

Als het schakelblokkeersysteem is ingescha-keld, is het echter nog wel mogelijk om de se-lectiehendel vanuit stand E naar stand M (enandersom) te schakelen.

Als het contact AAN staat en de rijsnelheid islager dan 7 km/h, wordt de selectiehendel ge-blokkeerd als de selectiehendel in stand Nstaat en het rempedaal gedurende ongeveer 2seconden niet wordt ingetrapt.

Deblokkeer de selectiehendel voordat u hetrempedaal weer intrapt. Als de schakelblokke-ring is uitgeschakeld, kan met de selectiehen-del weer normaal geschakeld worden.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:De Multi--Mode Transmissie beschikt over eenschakelblokkeersysteem. Met dit systeemwordt de selectiehendel geblokkeerd om detransmissie en de selectiehendel in dezelfdestand te houden wanneer het contact in standACC of UIT wordt gezet.

Als het schakelblokkeersysteem is ingescha-keld, is het echter nog wel mogelijk om de se-lectiehendel vanuit stand E naar stand M (enandersom) te schakelen. Als het contact AANstaat en de rijsnelheid is lager dan 7 km/h,wordt de selectiehendel geblokkeerd als deselectiehendel in stand N staat en het rempe-daal gedurende ongeveer 2 seconden nietwordt ingetrapt.

Deblokkeer de selectiehendel voordat u hetrempedaal weer intrapt. Als de schakelblokke-ring is uitgeschakeld, kan met de selectiehen-del weer normaal geschakeld worden.

Selectiehendel

R : Achteruitversnelling

N : Vrijstand en starten van de motor

E : Automatische stand

M : Handgeschakelde stand

+ : OpschakelenTrek de selectiehendel naar de + enlaat hem weer los. Iedere keer dat deselectiehendel wordt bediend, wordtde transmissie 1 stap opgeschakeld inonderstaande volgorde:

Uitvoeringen met 5 versnellingen:1e → 2e → 3e → 4e → 5e versnel-ling.

Uitvoeringen met 6 versnellingen:1e → 2e → 3e → 4e → 5e→ 6e ver-snelling.

- : TerugschakelenDuw de selectiehendel naar de -- enlaat hem weer los. Iedere keer dat deselectiehendel wordt bediend, wordtde transmissie teruggeschakeld inonderstaande volgorde:

Uitvoeringen met 5 versnellingen:5e → 4e → 3e → 2e → 1e versnel-ling.

Uitvoeringen met 6 versnellingen:6e → 5e → 4e → 3e → 2e → 1e ver-snelling.

Selectiehendel in stand M of R. De geselec-teerde versnelling wordt weergegeven op hetinstrumentenpaneel. De positie--indicator geeftde versnelling aan waarin de transmissie isgeschakeld. Gebruik de positie--indicator omvoor het wegrijden te controleren of de eersteversnelling of de achteruit is ingeschakeld entrap vervolgens het gaspedaal in.

Selectiehendel in stand E. De aanduiding Ewordt weergegeven op het instrumentenpaneel.Controleer voor het wegrijden of de E wordtweergegeven door de positie--indicator en trapvervolgens het gaspedaal in.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 214: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 203

OPMERKING

Bedien de selectiehendel niet als deze ge-blokkeerd is. Anders kan het systeem be-schadigd raken. Controleer voordat u de se-lectiehendel bedient of deze niet geblok-keerd is.

—Stand E (Easy)

Selectiehendel

Paddle shift--schakelaar (uitvoeringen met 5versnellingen)

Paddle shift--schakelaar (uitvoeringen met 6versnellingen)

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 215: Handleiding Toyota Yaris

204 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

Als de stand Easy (E) is ingeschakeld, wordtautomatisch de meest geschikte versnellingingeschakeld aan de hand van de stand vanhet gaspedaal en de rijsnelheid.

Wanneer u tijdens het rijden in de stand Easy(E) een helling oprijdt, is het afhankelijk van hethellingspercentage niet toegestaan om naareen hogere dan de 3e versnelling, naar eenhogere dan de 4e versnelling of naar de 5e ver-snelling (uitvoeringen met vijfversnellingsbak)of 6e versnelling (zesversnellingsbak) te scha-kelen. Als u een helling afrijdt, blijft de huidigestand geselecteerd en wordt er, afhankelijk vande helling, automatisch teruggeschakeld wan-neer het rempedaal wordt ingetrapt.

Wanneer schakelstand E is geselecteerd, kanmet de paddle shift--schakelaars tijdelijk eenschakelstand worden geselecteerd. De gese-lecteerde versnelling wordt weergegeven doorde positie--indicator.

De versnellingsbak keert op de volgende ma-nier automatisch terug in de stand Easy (E):

� Breng de auto tot stilstand.

� Rijd enige tijd in dezelfde versnelling.

� Trek aan de paddle shift--schakelaar + enhoud deze naar u toe getrokken.

(a) Normaal rijden

1. Start de motor volgens de aanwijzingen in“Het starten van de motor” op bladzijde 336in hoofdstuk 3.

2. Zet de selectiehendel op de juiste manier instand E, terwijl u het rempedaal ingetrapthoudt. Wanneer de selectiehendel in standE staat, wordt de transmissie in de 1e ver-snelling geschakeld.

Wanneer de transmissie niet in de 1e ver-snelling geschakeld kan worden nadat deselectiehendel vanuit stand N in stand Ewordt gezet, knippert het controlelampje Nen er is een waarschuwingszoemer (langegeluidssignalen) te horen. Het systeem zaldan opnieuw proberen de 1e versnelling inte schakelen of de bestuurder kan nog-maals de selectiehendel in stand N en ver-volgens weer in stand E zetten.

� Het systeem zal automatisch opnieuw pro-beren te schakelen. Dit kan enige tijd in be-slag nemen, waarbij transmissiegeluiden en--schokken waargenomen kunnen worden.Dit wijst echter niet op een storing.

3. Zet de parkeerrem vrij en laat het rempe-daal los.

4. Trap voorzichtig het gaspedaal in.

Wanneer de transmissie niet in een bepaaldeversnelling kan worden geschakeld wegenseen technische storing, zal de transmissie nietschakelen en in de neutraalstand blijven staan.Als de bestuurder de selectiehendel in stand Nzet, zal de N op de positie--indicator knipperenen is er een waarschuwingszoemer (lange ge-luidssignalen) hoorbaar.

Zolang de bovenstaande conditie blijft bestaan(mechanische storing) zal de transmissie in deneutraalstand blijven staan, ook al is er door deselectiehendel in stand E of M te zetten gepro-beerd te schakelen. Laat uw auto zo snel mo-gelijk nakijken door een Toyota--dealer of er-kende reparateur.

Als de transmissie tijdens het rijden uit deversnelling schiet, wordt automatisch de juisteversnelling weer ingeschakeld.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 216: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 205

WAARSCHUWING

� Zet tijdens het rijden de selectiehendelniet in stand N. Indien dit wel gebeurt, kaner niet worden afgeremd op de motor,waardoor een ongeval kan ontstaan. Wan-neer u de selectiehendel tijdens het rijdenper ongeluk in stand N zet en deze weerterugzet in stand E, wordt automatisch devoor de op dat moment gereden snelheidmeest geschikte versnelling ingeschakeld.

� Gebruik de parkeerrem niet tijdens het rij-den. Indien dit wel gebeurt, kan de auto ineen slip raken, waardoor een ongeval kanontstaan.

� Houd het rempedaal altijd ingetrapt als deauto stilstaat en de motor draait. Hierdoorwordt voorkomen dat de auto begint terijden door het onbedoeld activeren vande starthulp.

OPMERKING

� Wanneer de transmissie niet in de 1e ver-snelling geschakeld kan worden nadat deselectiehendel vanuit stand N in stand E isgezet, probeer de selectiehendel dan éénkeer in stand N te zetten en zet deze ver-volgens na een paar seconden in stand E.

Gebruik het systeem niet op de volgendemanieren. Dit kan ten koste van de levens-duur van de koppeling gaan. Wanneer u eenvan deze handelingen uitvoert, zal een waar-schuwingszoemer hoorbaar zijn.

� De auto wordt op een helling staande ge-houden met het gaspedaal, terwijl de se-lectiehendel in stand M of E staat.

� De selectiehendel wordt in stand E, M of Rgezet, terwijl de motor met een hoog toe-rental draait.

� Er wordt met een lage snelheid gereden,terwijl een hoge versnelling van de trans-missie is ingeschakeld.

� De auto wordt op een helling staande ge-houden met de starthulp.

� Herhaaldelijk starten en stoppen op eenhelling.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 217: Handleiding Toyota Yaris

206 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

(b) Wegrijden op een helling

Helling op:

1. Zet de parkeerrem stevig vast, zodat deauto niet achteruit rolt.

2. Houd het rempedaal ingetrapt en zet de se-lectiehendel in stand E. Verzeker u ervandat op het instrumentenpaneel de E weer-gegeven wordt.

3. Laat het rempedaal los en trap geleidelijkhet gaspedaal verder in. Ontgrendel de par-keerrem op het moment dat de auto in be-weging komt en trap het gaspedaal verderin om weg te rijden.

Helling af:

1. Houd het rempedaal ingetrapt en zet de se-lectiehendel in stand E. Verzeker u ervandat op het instrumentenpaneel de E weer-gegeven wordt.

2. Laat het rempedaal los en trap het gaspe-daal langzaam in. Zelfs als het gaspedaalniet is ingetrapt zal als de rijsnelheid toe-neemt de koppeling in aangrijping blijven.

OPMERKING

Laat de auto op een helling of bij het active-ren van de starthulp niet stilstaan met hetgaspedaal. Wanneer u dat doet, zal de waar-schuwingszoemer (geluidssignalen) te horenzijn en knippert het waarschuwingslampjeoververhitte koppeling. Dit geeft aan dat dekoppeling oververhit is geraakt door een tezware belasting. Zet in dat geval de auto aande kant van de weg en zet de selectiehendelin stand N. Wacht ongeveer 15 minuten omde koppeling af te laten koelen en rijd danpas verder. Anders kan de koppeling be-schadigd raken.

(c) Remwerking van de motor

Het is raadzaam bij het afdalen van een hellingterug te schakelen, zodat op de motor wordtafgeremd.

Door de selectiehendel in stand M te plaatsen,kan er handmatig worden teruggeschakeld.

Wanneer de buitentemperatuur extreem laagis, kan het voorkomen dat er niet naar de eer-ste versnelling wordt teruggeschakeld voordatde auto stilstaat.

Raadpleeg “Handgeschakelde stand (M)” opbladzijde 212 voor meer informatie over hetterugschakelen.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 218: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 207

(d) Achteruitrijden

Zet de auto volledig stil, trap het rempedaal inen zet de selectiehendel in stand R. Op datmoment zal kort de waarschuwingszoemerachteruit hoorbaar zijn. Trap het gaspedaallangzaam in, net als bij het wegrijden in de 1eversnelling. Verzeker u er voor het wegrijdenvan dat in het instrumentenpaneel aangegevenwordt dat de achteruitversnelling ingeschakeldis.

Wanneer de transmissie niet in de versnellinggeschakeld kan worden nadat de selectiehen-del vanuit stand N in stand R is gezet, knipperthet controlelampje N en er is een waarschu-wingszoemer (lange geluidssignalen) te horen.Het systeem zal dan opnieuw proberen de ach-teruitversnelling in te schakelen of de bestuur-der kan nogmaals de selectiehendel in stand Nen vervolgens weer in stand R zetten.

� Het systeem zal automatisch opnieuw pro-beren te schakelen. Dit kan enige tijd in be-slag nemen, waarbij transmissiegeluiden en--schokken waargenomen kunnen worden.Dit wijst echter niet op een storing.

OPMERKING

� Het is niet mogelijk de selectiehendel instand R te zetten wanneer de snelheid van6 km/h wordt overschreden. Indien dit ge-probeerd wordt, zal op het instrumenten-paneel het controlelampje N knipperen.Wanneer de rijsnelheid echter onder 6km/h komt, wordt de achteruit ingescha-keld. Verzeker u ervan dat de auto volledigtot stilstand is gekomen voordat de selec-tiehendel in stand R wordt gezet.

� Gebruik nooit alleen het gaspedaal of dewegrijhulp om op een helling de auto stilte laten staan. Wanneer u dat doet, zal dewaarschuwingszoemer (geluidssignalen)te horen zijn en knippert het waarschu-wingslampje oververhitte koppeling. Ditgeeft aan dat de koppeling oververhit isgeraakt door een te zware belasting. Zet indat geval de auto aan de kant van de wegen zet de selectiehendel in stand N. Wachtongeveer 15 minuten om de koppeling afte laten koelen en rijd dan pas verder. An-ders kan de koppeling beschadigd raken.

� Wanneer de transmissie niet in de achter-uitversnelling geschakeld kan worden na-dat de selectiehendel vanuit stand N instand R is gezet, probeer de selectiehen-del dan één keer in stand N te zetten enzet deze vervolgens na een paar secondenin stand R.

(e) Tot stilstand brengen van de auto

Er kan met de auto worden gestopt door hetrempedaal in te trappen, onafhankelijk van degeselecteerde versnelling. Dit is mogelijk, om-dat er bij het afremmen automatisch wordt ont-koppeld om afslaan van de motor te voorko-men. Wanneer de selectiehendel in stand Estaat, wordt automatisch de 1e versnelling in-geschakeld als de auto tot stilstand is geko-men.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 219: Handleiding Toyota Yaris

208 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

Wanneer het bestuurdersportier wordt geopendmet de selectiehendel in stand E, M of R, klinkteen waarschuwingszoemer (lange geluidssig-nalen).

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Als het contact AAN staat en de rijsnel-heid lager is dan 7 km/h, wordt de selectiehen-del geblokkeerd als de selectiehendel in standN staat en het rempedaal gedurende ongeveer2 seconden niet wordt ingetrapt.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Als het contact AAN staat en de rijsnelheid la-ger is dan 7 km/h, wordt de selectiehendel ge-blokkeerd als de selectiehendel in stand Nstaat en het rempedaal gedurende ongeveer 2seconden niet wordt ingetrapt.

Het schakelblokkeersysteem is bedoeld om tevoorkomen dat de auto begint te rijden als destarthulp per ongeluk wordt ingeschakeld.

De schakelblokkering kan worden ontgrendelddoor het rempedaal in te trappen zonder deselectiehendel vast te houden.

WAARSCHUWING

� Trap bij stilstand, bijvoorbeeld als u wachtvoor een verkeerslicht, het rempedaal ste-vig in. Trek uit veiligheidsoverwegingenbovendien de parkeerrem aan bij het stop-pen op een helling.

� Verzeker u er met behulp van de positie--indicator van dat bij een hoog motortoe-rental de transmissie in stand N is gescha-keld. Wanneer het gaspedaal wordt inge-trapt als de transmissie in een andere ver-snelling staat, zal de auto zich in bewe-ging zetten, waardoor een ongeval kanontstaan.

� Laat uw auto niet onbeheerd achter metdraaiende motor.

� Zet bij het verlaten van de auto de motorstil en parkeer de auto met ingeschakeldeversnelling. Trek, wanneer het noodzake-lijk is de auto bij draaiende motor te verla-ten, de parkeerrem stevig aan en zet deselectiehendel in stand N. Wanneer bijdraaiende motor het bestuurdersportierwordt geopend met de selectiehendel instand E, is een waarschuwingszoemer(continu geluidssignaal) te horen. Wan-neer dit op een helling gebeurt, kan deauto zich bij het wegrijden onverwacht inbeweging zetten, waardoor een ongevalkan ontstaan.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 220: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 209

OPMERKING

� Gebruik nooit alleen het gaspedaal of dewegrijhulp om op een helling de auto stilte laten staan. Wanneer u dat doet, zal dewaarschuwingszoemer (geluidssignalen)te horen zijn en knippert het waarschu-wingslampje oververhitte koppeling. Ditgeeft aan dat de koppeling oververhit isgeraakt door een te zware belasting. Zet indat geval de auto aan de kant van de wegen zet de selectiehendel in stand N. Wachtongeveer 15 minuten om de koppeling afte laten koelen en rijd dan pas verder. An-ders kan de koppeling beschadigd raken.

� Wanneer de selectiehendel vaker wordtbediend dan nodig is, zal gedurende eenbepaalde periode de selectiehendel niet tebedienen zijn, waardoor de juiste versnel-ling mogelijk niet kan worden ingescha-keld. Bedien de selectiehendel daaromniet wanneer dit niet nodig is.

(f) Parkeren

In tegenstelling tot een automatische transmis-sie heeft de Multi--Mode Transmissie geen par-keerstand. De auto kan geparkeerd wordenmet de selectiehendel in een willekeurigestand.

1. Zet de parkeerrem stevig vast.

2. Trap het rempedaal in en zet de selectie-hendel in stand R als de auto met de voor-zijde omlaag op een helling wordt gepar-keerd en in stand E als de auto met devoorzijde omhoog wordt geparkeerd encontroleer de ingeschakelde versnelling aande hand van de positie--indicator.

3. Zet de motor af.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 221: Handleiding Toyota Yaris

210 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

1: Helling op2: Vlakke weg of helling af

Uitzetten van de motor:Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Controleer op de positie--indicator welkeversnelling is geselecteerd en zet het contactUIT om de motor uit te zetten. Laat na eenpaar seconden het rempedaal los. De selectie-hendel wordt vergrendeld in de stand die werdgeselecteerd voordat het contact UIT werd ge-zet.

Binnen 5 seconden nadat het contact UIT isgezet kunt u op het instrumentenpaneel contro-leren welke versnelling is ingeschakeld.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Controleer op de positie--indicator welkeversnelling is geselecteerd en zet het contactin stand ACC of UIT om de motor uit te zetten.Laat na een paar seconden het rempedaal los.De selectiehendel wordt vergrendeld in destand die werd geselecteerd voordat hetcontact in stand ACC of UIT werd gezet.

Binnen 5 seconden nadat het contact in standACC of UIT is gezet kunt u op de positie--indi-cator controleren welke versnelling is inge-schakeld.

WAARSCHUWING

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Als het contact UIT wordt gezetterwijl de versnelling nog niet (volledig) isingeschakeld, is er mogelijk geen parkeer-werking van de transmissie. Controleer bijhet parkeren altijd of de juiste versnellingwordt weergegeven op het instrumenten-paneel.

� Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Als het contact in stand ACC of UITwordt gezet terwijl de versnelling nog niet(volledig) is ingeschakeld, is er mogelijkgeen parkeerwerking van de transmissie.Controleer bij het parkeren altijd of dejuiste versnelling wordt weergegeven ophet instrumentenpaneel.

� Zet de auto in de achteruit op een vlakkeondergrond of op een neerwaartse hellingen in de eerste versnelling op een op-waartse helling. Gebeurt dit niet, dan kande auto zich in beweging zetten, waardooreen ongeval kan ontstaan. Wanneer de se-lectiehendel in stand N is blijven staan,kan niet met ingeschakelde versnellingworden geparkeerd.

� Als de auto wordt geparkeerd zonder demotor uit te zetten, het rempedaal wordtlosgelaten en de selectiehendel in stand E,M of R staat, wordt na 90 seconden auto-matisch de neutraalstand geselecteerd.

� Als de auto wordt geparkeerd zonder demotor uit te zetten, een portier wordt ge-opend, het rempedaal wordt losgelaten ende selectiehendel in stand E, M of R staat,wordt na 10 seconden automatisch deneutraalstand geselecteerd.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 222: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 211

(g) Parkeerstand uitschakelen

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Trap het rempedaal in en zet het contactAAN. De selectiehendel wordt ontgrendeld.

Schakel vervolgens de selectiehendel in standN. De transmissie wordt in de neutraalstandgeschakeld.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Trap het rempedaal in en zet het contact AAN.De selectiehendel wordt ontgrendeld.

Schakel vervolgens de selectiehendel in standN. De transmissie wordt in de neutraalstandgeschakeld.

(h) Rijden in stand Es (Easy sports)

In de stand Es beschikt de auto over superieu-re rijprestaties en accelereert hij sneller dan inde normale rijstand.

Druk om de stand Es te selecteren op de toetsEs. Het controlelampje Es gaat branden. Druknogmaals op de toets Es om deze functie uit teschakelen.

Toyota raadt u aan voor een zo laag mogelijkbrandstofverbruik zoveel mogelijk gebruik temaken van de stand voor normaal rijden.

(i) Als de selectiehendel is geblokkeerd

Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Als u de selectiehendel niet in eenandere stand kunt zetten, hoewel het contactAAN staat, gebruik dan de ontgrendelknop vande schakelblokkering. Zie “Als deselectiehendel is vergrendeld” op bladzijde 402in hoofdstuk 4 voor aanwijzingen.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Als u de selectiehendel niet in een anderestand kunt zetten, hoewel het contact AANstaat, gebruik dan de ontgrendelknop van deschakelblokkering. Zie “Als de selectiehendelis vergrendeld” op bladzijde 402 in hoofdstuk 4voor aanwijzingen.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 223: Handleiding Toyota Yaris

212 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

—Handgeschakelde stand (M)

Er wordt niet automatisch tussen de versnellin-gen geschakeld. Om te schakelen dient de be-stuurder de selectiehendel te bedienen in derichting van de + of de --, of de paddle shift--schakelaar + of -- naar zich toe te trekken.Laat, zoals bij een conventionele handgescha-kelde transmissie, het gaspedaal bij het scha-kelen iets los om dit soepel te laten verlopen.

Selectiehendel (uitvoeringen met 5 versnellin-gen)

Selectiehendel (uitvoeringen met 6 versnellin-gen)

Paddle shift--schakelaar (uitvoeringen met 5versnellingen)

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 224: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 213

Paddle shift--schakelaar (uitvoeringen met 6versnellingen)

(a) Opschakelen en terugschakelen

OpschakelenTrek de selectiehendel naar de + en laathem weer los of trek de paddle shift--scha-kelaar + naar u toe en laat hem weer los.Iedere keer dat de selectiehendel of paddleshift--schakelaar wordt bediend, wordt detransmissie 1 stap opgeschakeld in onder-staande volgorde:

Uitvoeringen met 5 versnellingen:1e → 2e → 3e → 4e → 5e versnelling.

Uitvoeringen met 6 versnellingen:1e → 2e → 3e → 4e → 5e→ 6e versnel-ling.

TerugschakelenDuw de selectiehendel naar de -- en laathem weer los of trek de paddle shift--scha-kelaar -- naar u toe en laat hem weer los.Iedere keer dat de selectiehendel of paddleshift--schakelaar wordt bediend, wordt detransmissie teruggeschakeld in onderstaan-de volgorde:

Uitvoeringen met 5 versnellingen:5e → 4e → 3e → 2e → 1e versnelling.

Uitvoeringen met 6 versnellingen:6e → 5e → 4e → 3e → 2e → 1e versnel-ling.

� Om het terugschakelen soepel te laten ver-lopen zal de motor soms met een verhoogdtoerental draaien. Dit wordt door het sys-teem geregeld en wijst niet op een storing.

� Schakel terug en rem af op de motor naarbehoefte tijdens het afrijden van een hel-ling. Wanneer dit nodig is, kan ononderbro-ken worden teruggeschakeld. Wanneerechter meer dan 3 stappen ononderbrokenwordt teruggeschakeld, zal het terugscha-kelen langer duren.

� Wanneer de buitentemperatuur extreemlaag is, kan het voorkomen dat er niet naarde eerste versnelling wordt teruggescha-keld voordat de auto stilstaat.

� Als de transmissie schakelt, kan er wat ge-luid hoorbaar zijn. Dit wijst niet op een sto-ring.

� Wanneer de transmissie niet in een bepaal-de versnelling kan worden geschakeld we-gens een technische storing, zal de trans-missie niet schakelen en in deneutraalstand blijven staan. Als de bestuur-der de selectiehendel in stand N zet, zal deN op de positie--indicator knipperen en is ereen waarschuwingszoemer (lange geluids-signalen) hoorbaar.Zolang de bovenstaande conditie blijft be-staan (mechanische storing) zal de trans-missie in de neutraalstand blijven staan,ook al is er door de selectiehendel in standM of E te zetten geprobeerd te schakelen.Laat in dergelijke gevallen uw auto zo snelmogelijk nakijken door een Toyota--dealer oferkende reparateur.

� Als de transmissie tijdens het rijden uit deversnelling schiet, wordt automatisch dejuiste versnelling weer ingeschakeld.

OPMERKING

In de stand Manual (M) wordt niet automa-tisch opgeschakeld, ook niet als het maxima-le motortoerental wordt bereikt.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 225: Handleiding Toyota Yaris

214 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

Maximaal toegestane snelheden

Voor het invoegen op een snelweg of voor hetinhalen van langzamer verkeer kan het nood-zakelijk zijn om maximaal te accelereren. Zorger dan echter voor dat daarbij de onderstaandesnelheden niet worden overschreden in de di-verse versnellingen:

1KR--FE motorversnelling km/h (mph)1 43 (27)2 80 (50)3 117 (73)4 149 (93)

1NR--FE motorversnelling km/h (mph)1 47 (29)2 87 (54)3 127 (79)4 162 (101)

1ND--TV motorversnelling km/h (mph)1 42 (26)2 78 (49)3 113 (70)4 153 (95)

WAARSCHUWING

�Wees voorzichtig bij accelereren, op-- enterugschakelen en remmen op gladde we-gen. Door het plotseling wijzigen van hetmotortoerental, zoals bij acceleratie enafremmen op de motor kunnen de bandenhun grip verliezen en kan de auto in eenslip geraken.

� Schakel terug en matig uw snelheid, wan-neer u aan een lange of steile afdaling be-gint. Door aanhoudend gebruik van deremmen kunnen deze oververhit raken enkan de remwerking achteruitgaan.

� Zet tijdens het rijden de selectiehendelniet in stand N. Indien dit wel gebeurt, kaner niet worden afgeremd op de motor,waardoor een ongeval kan ontstaan. Wan-neer u de selectiehendel tijdens het rijdenper ongeluk in stand N zet en deze weerterugzet in stand M, wordt automatisch devoor de op dat moment gereden snelheidmeest geschikte versnelling ingeschakeld.

� Gebruik de parkeerrem niet tijdens het rij-den. Indien dit wel gebeurt, kan de auto ineen slip raken, waardoor een ongeval kanontstaan.

OPMERKING

� Het is niet mogelijk om op- of terug teschakelen wanneer het motortoerentalhierdoor te laag of te hoog kan worden.Als u dat wel doet, zal de waarschuwings-zoemer hoorbaar zijn (korte geluidssigna-len).

� Door veelvuldig terugschakelen (meer dan3 stappen ononderbroken) zal vroegtijdigeslijtage van de transmissie optreden.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 226: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 215

(b) Wegrijden

1. Start de motor volgens de aanwijzingen in“Het starten van de motor” op bladzijde 336in hoofdstuk 3.

2. Zet de selectiehendel op de juiste manier instand M, terwijl u het rempedaal ingetrapthoudt. Wanneer de selectiehendel in stand Mstaat, wordt de transmissie in de 1e versnel-ling geschakeld. Het is mogelijk om op eenglad wegdek in de 2e versnelling weg te rij-den. Zet, om weg te rijden in de 2e versnel-ling, de selectiehendel vanuit stand N in standM en beweeg deze vervolgens in de richtingvan de +. De transmissie wordt in de 2e ver-snelling geschakeld. Gebruik de positie--indi-cator om voor het wegrijden te controleren ofde versnelling correct is ingeschakeld en trapvervolgens het gaspedaal in.

Wanneer de transmissie niet in de 1e of 2eversnelling geschakeld kan worden nadatde selectiehendel vanuit stand N in stand Mis gezet, knippert het controlelampje N ener is een waarschuwingszoemer (lange ge-luidssignalen) te horen. Op de volgendemanieren kan het systeem opnieuw probe-ren te schakelen of door de bestuurder viade selectiehendel bediend worden om teschakelen.

� Het systeem zal automatisch opnieuw pro-beren te schakelen. Dit kan enige tijd in be-slag nemen, waarbij transmissiegeluiden en--schokken waargenomen kunnen worden.Dit wijst echter niet op een storing.

� De bestuurder kan de selectiehendel in standN en vervolgens weer in stand M zetten.

3. Zet de parkeerrem vrij en laat het rempe-daal los. Trap het gaspedaal langzaam inom soepel weg te rijden.

WAARSCHUWING

Houd het rempedaal altijd ingetrapt als deauto stilstaat en de motor draait. Hierdoorwordt voorkomen dat de auto begint te rij-den door het onbedoeld activeren van destarthulp.

OPMERKING

� Op een glad wegdek kan worden weggere-den in de 2e versnelling, maar probeer al-tijd in de 1e versnelling weg te rijden omde koppeling te sparen.

� Wanneer de transmissie niet in de 1e of 2eversnelling geschakeld kan worden nadatde selectiehendel vanuit stand N in standM is gezet, probeer de selectiehendel danéén keer in stand N te zetten en zet dezevervolgens na een paar seconden in standM.

Gebruik het systeem niet op de volgendemanieren. Dit kan ten koste van de levens-duur van de koppeling gaan. Wanneer u eenvan deze handelingen uitvoert, zal een waar-schuwingszoemer hoorbaar zijn.

� De auto wordt op een helling staande ge-houden met het gaspedaal, terwijl de se-lectiehendel in stand M of E staat.

� De selectiehendel wordt in stand M, E of Rgezet, terwijl de motor met een hoog toe-rental draait.

� Er wordt met een lage snelheid gereden,terwijl een hoge versnelling van de trans-missie is ingeschakeld.

� De auto wordt op een helling staande ge-houden met de starthulp.

� Herhaaldelijk starten en stoppen op eenhelling.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 227: Handleiding Toyota Yaris

216 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

(c) Wegrijden op een helling

Helling op:

1. Zet de parkeerrem stevig vast, zodat deauto niet achteruit rolt.

2. Houd het rempedaal ingetrapt en zet de se-lectiehendel in stand M. Verzeker u ervandat op het instrumentenpaneel de 1e ver-snelling weergegeven wordt.

3. Laat het rempedaal los en trap geleidelijkhet gaspedaal verder in. Ontgrendel de par-keerrem op het moment dat de auto in be-weging komt en trap het gaspedaal verderin om weg te rijden.

Helling af:

1. Houd het rempedaal ingetrapt en zet de se-lectiehendel in stand M. Verzeker u ervandat op het instrumentenpaneel de 1e ver-snelling weergegeven wordt.

2. Laat het rempedaal los en trap het gaspe-daal langzaam in. Zelfs als het gaspedaalniet is ingetrapt zal als de rijsnelheid toe-neemt de koppeling in aangrijping blijven.

OPMERKING

Gebruik nooit alleen het gaspedaal of dewegrijhulp om op een helling de auto stil telaten staan. Wanneer u dat doet, zal de waar-schuwingszoemer (geluidssignalen) te horenzijn en knippert het waarschuwingslampjeoververhitte koppeling. Dit geeft aan dat dekoppeling oververhit is geraakt door een tezware belasting. Zet in dat geval de auto aande kant van de weg en zet de selectiehendelin stand N. Wacht ongeveer 15 minuten omde koppeling af te laten koelen en rijd danpas verder. Anders kan de koppeling be-schadigd raken.

(d) Achteruitrijden

Zet de auto volledig stil, trap het rempedaal inen zet de selectiehendel in stand R. Op datmoment zal kort de waarschuwingszoemerachteruitrijden hoorbaar zijn. Trap het gaspe-daal langzaam in, net als bij het wegrijden in de1e versnelling. Verzeker u er voor het wegrij-den van dat in het instrumentenpaneel aange-geven wordt dat de achteruitversnelling inge-schakeld is.

Wanneer de versnelling niet ingeschakeld kanworden nadat de selectiehendel vanuit stand Nin stand R is gezet, knippert het controlelampjeN en klinkt er een waarschuwingszoemer (lan-ge geluidssignalen). Het systeem zal dan op-nieuw proberen de achteruitversnelling in teschakelen of de bestuurder kan nogmaals deselectiehendel in stand N en vervolgens weerin stand R zetten.

� Het systeem zal automatisch opnieuw pro-beren te schakelen. Dit kan enige tijd in be-slag nemen, waarbij transmissiegeluiden en--schokken waargenomen kunnen worden.Dit wijst echter niet op een storing.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 228: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 217

OPMERKING

� Het is niet mogelijk de selectiehendel instand R te zetten wanneer de snelheid van6 km/h wordt overschreden. Indien dit ge-probeerd wordt, zal op het instrumenten-paneel het controlelampje N knipperen.Wanneer de rijsnelheid echter onder 6km/h komt, wordt de achteruit ingescha-keld. Verzeker u ervan dat de auto volledigtot stilstand is gekomen voordat de selec-tiehendel in stand R wordt gezet.

� Gebruik nooit alleen het gaspedaal of dewegrijhulp om op een helling de auto stilte laten staan. Wanneer u dat doet, zal dewaarschuwingszoemer (geluidssignalen)te horen zijn en knippert het waarschu-wingslampje oververhitte koppeling. Ditgeeft aan dat de koppeling oververhit isgeraakt door een te zware belasting. Zet indat geval de auto aan de kant van de wegen zet de selectiehendel in stand N. Wachtongeveer 15 minuten om de koppeling afte laten koelen en rijd dan pas verder. An-ders kan de koppeling beschadigd raken.

� Wanneer de transmissie niet in de achter-uitversnelling geschakeld kan worden na-dat de selectiehendel vanuit stand N instand R is gezet, probeer de selectiehen-del dan één keer in stand N te zetten enzet deze vervolgens na een paar secondenin stand R.

(e) Tot stilstand brengen van de auto

Er kan met de auto worden gestopt door hetrempedaal in te trappen, onafhankelijk van degeselecteerde versnelling. Dit is mogelijk, om-dat er bij het afremmen automatisch wordt ont-koppeld om afslaan van de motor te voorko-men. Wanneer de selectiehendel in stand Mstaat, wordt automatisch de 1e versnelling in-geschakeld als de auto tot stilstand is geko-men. Wanneer echter niet harder geredenwordt dan 40 km/h of wanneer een andere ver-snelling wordt ingeschakeld na het wegrijden inde 2e versnelling, zal de eerstvolgende keerdat wordt gestopt de transmissie in plaats vanin de 1e in de 2e versnelling worden gescha-keld.

Wanneer het bestuurdersportier wordt geopendmet de selectiehendel in stand M, E of R, klinkteen waarschuwingszoemer (lange geluidssig-nalen).

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Als het contact AAN staat en de rijsnel-heid lager is dan 7 km/h, wordt de selectiehen-del geblokkeerd als de selectiehendel in standN staat en het rempedaal gedurende ongeveer2 seconden niet wordt ingetrapt.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Als het contact AAN staat en de rijsnelheid la-ger is dan 7 km/h, wordt de selectiehendel ge-blokkeerd als de selectiehendel in stand Nstaat en het rempedaal gedurende ongeveer 2seconden niet wordt ingetrapt.

Het schakelblokkeersysteem is bedoeld om tevoorkomen dat de auto begint te rijden als dewegrijhulp per ongeluk wordt ingeschakeld.

De schakelblokkering kan worden ontgrendelddoor het rempedaal in te trappen zonder deselectiehendel vast te houden.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 229: Handleiding Toyota Yaris

218 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

WAARSCHUWING

� Trap bij stilstand, bijvoorbeeld als u wachtvoor een verkeerslicht, het rempedaal ste-vig in. Trek uit veiligheidsoverwegingenbovendien de parkeerrem aan bij het stop-pen op een helling.

� Verzeker u er met behulp van de positie--indicator van dat bij een hoog motortoe-rental de transmissie in stand N is gescha-keld. Wanneer het gaspedaal wordt inge-trapt als de transmissie in een andere ver-snelling staat, zal de auto zich in bewe-ging zetten, waardoor een ongeval kanontstaan.

� Laat uw auto niet onbeheerd achter metdraaiende motor.

� Zet bij het verlaten van de auto de motorstil en parkeer de auto met ingeschakeldeversnelling. Trek, wanneer het noodzake-lijk is de auto bij draaiende motor te verla-ten, de parkeerrem stevig aan en zet deselectiehendel in stand N. Wanneer bijdraaiende motor het bestuurdersportierwordt geopend met de selectiehendel instand M, is een waarschuwingszoemer(continu geluidssignaal) te horen. Wan-neer dit op een helling gebeurt, kan deauto zich bij het wegrijden onverwacht inbeweging zetten, waardoor een ongevalkan ontstaan.

OPMERKING

� Gebruik nooit alleen het gaspedaal of dewegrijhulp om op een helling de auto stilte laten staan. Wanneer u dat doet, zal dewaarschuwingszoemer (geluidssignalen)te horen zijn en knippert het waarschu-wingslampje oververhitte koppeling. Ditgeeft aan dat de koppeling oververhit isgeraakt door een te zware belasting. Zet indat geval de auto aan de kant van de wegen zet de selectiehendel in stand N. Wachtongeveer 15 minuten om de koppeling afte laten koelen en rijd dan pas verder. An-ders kan de koppeling beschadigd raken.

� Wanneer de selectiehendel vaker wordtbediend dan nodig is, zal gedurende eenbepaalde periode de selectiehendel niet tebedienen zijn, waardoor de juiste versnel-ling mogelijk niet kan worden ingescha-keld. Bedien de selectiehendel daaromniet wanneer dit niet nodig is.

(f) Parkeren

In tegenstelling tot een automatische transmis-sie heeft de Multi--Mode Transmissie geen par-keerstand. De auto kan worden geparkeerdmet de selectiehendel in een willekeurigestand.

1. Zet de parkeerrem stevig vast.

2. Trap het rempedaal in en zet de selectie-hendel in stand R als de auto met de voor-zijde omlaag op een helling wordt gepar-keerd en in stand M(1) als de auto met devoorzijde omhoog wordt geparkeerd encontroleer de ingeschakelde versnelling aande hand van de positie--indicator.

3. Zet de motor af.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 230: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 219

1: Helling op2: Vlakke weg of helling af

Uitzetten van de motor:Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Controleer op de positie--indicator welkeversnelling is geselecteerd en zet het contactUIT om de motor uit te zetten. Laat na eenpaar seconden het rempedaal los. De selectie-hendel wordt vergrendeld in de stand die werdgeselecteerd voordat het contact UIT werd ge-zet.

Binnen 5 seconden nadat het contact UIT isgezet kunt u op het instrumentenpaneel contro-leren welke versnelling is ingeschakeld.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Controleer op de positie--indicator welkeversnelling is geselecteerd en zet het contactin stand ACC of UIT om de motor uit te zetten.Laat na een paar seconden het rempedaal los.De selectiehendel wordt vergrendeld in destand die was geselecteerd voordat het contactin stand ACC of UIT werd gezet.

Binnen 5 seconden nadat het contact in standACC of UIT is gezet kunt u op de positie--indi-cator controleren welke versnelling is inge-schakeld.

WAARSCHUWING

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Als het contact UIT wordt gezetterwijl de versnelling nog niet (volledig) isingeschakeld, is er mogelijk geen parkeer-werking van de transmissie. Controleer bijhet parkeren altijd of de juiste versnellingwordt weergegeven op het instrumenten-paneel.

� Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Als het contact in stand ACC of UITwordt gezet terwijl de versnelling nog niet(volledig) is ingeschakeld, is er mogelijkgeen parkeerwerking van de transmissie.Controleer bij het parkeren altijd of dejuiste versnelling wordt weergegeven ophet instrumentenpaneel.

� Zet de auto in de achteruit op een vlakkeondergrond of op een neerwaartse hellingen in de stand M(1) of E op een opwaartsehelling. Gebeurt dit niet, dan kan de autozich in beweging zetten, waardoor een on-geval kan ontstaan. Wanneer de selectie-hendel in stand N is blijven staan, kan nietmet ingeschakelde versnelling worden ge-parkeerd.

� Na 90 seconden wordt automatisch devrijstand geselecteerd als de auto wordtgeparkeerd met draaiende motor, het rem-pedaal niet is ingetrapt, de selectiehendelin stand E, M of R staat en de parkeerremis aangetrokken.

� Na 10 seconden wordt automatisch deneutraalstand geselecteerd als er een por-tier wordt geopend terwijl de auto gepar-keerd is met draaiende motor, het rempe-daal niet is ingetrapt, de selectiehendel instand E, M of R staat en de parkeerrem isaangetrokken.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 231: Handleiding Toyota Yaris

220 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

(g) Parkeerstand uitschakelen

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Trap het rempedaal in en zet het contactAAN. De selectiehendel wordt ontgrendeld.

Schakel vervolgens de selectiehendel in standN. De transmissie wordt in de neutraalstandgeschakeld.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Trap het rempedaal in en zet het contact AAN.De selectiehendel wordt ontgrendeld.

Schakel vervolgens de selectiehendel in standN. De transmissie wordt in de neutraalstandgeschakeld.

(h) Waarschuwingsfuncties

Onder de volgende voorwaarden zal een waar-schuwingszoemer hoorbaar zijn of een contro-lelampje knipperen:

Waarschuwingszoemer (lange geluidssigna-len)

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het contact wordt UIT gezet met detransmissie in de 2e, 3e, 4e of 5e versnelling.

Zet in dit geval het contact AAN en zet de se-lectiehendel in stand N. Schakel vervolgensnaar stand E, M of R en zet het contact weerUIT.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het contact wordt UIT gezet met de transmis-sie in de 2e, 3e, 4e of 5e versnelling.

Zet in dit geval het contact AAN en zet de se-lectiehendel in stand N. Schakel vervolgensnaar stand E, M of R en zet het contact weer instand UIT.

Waarschuwingszoemer (continu geluidssig-naal)

Wanneer tijdens stilstaan bij draaiende motorhet bestuurdersportier wordt geopend met deselectiehendel in stand R, E en M.

Waarschuwingszoemer (geluidssignalen) incombinatie met het waarschuwingslampjeMulti-Mode Transmissie/oververhitte kop-peling

Wanneer de koppeling heet wordt door over-matig zware belasting.

Zie “(o) Waarschuwingslampje en --zoemerMulti--Mode Transmissie/oververhitte koppe-ling” op bladzijde 193 in hoofdstuk 1--6 voormeer informatie.

OPMERKING

Zet in dat geval de auto aan de kant van deweg en zet de selectiehendel in stand N.Wacht ongeveer 15 minuten om de koppelingaf te laten koelen en rijd dan pas verder. An-ders kan de koppeling beschadigd raken.

Waarschuwingszoemer (korte geluidssigna-len)

� De transmissie wordt teruggeschakeld bijeen te hoog motortoerental.

� Als de selectiehendel in stand R wordt ge-zet, piept de waarschuwingszoemer eenkeer.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 232: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 221

Knipperen van de N op het instrumentenpa-neel

Probeer de volgende oplossingen als het con-trolelampje N knippert:

� Zet de selectiehendel in stand N, wacht eenaantal seconden en zet de selectiehendelweer in stand E, M of R.

� Zet de selectiehendel terug in stand N enstart de motor nogmaals. Zet vervolgens deselectiehendel in stand E, M of R.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Zet het contact AAN voordat u deselectiehendel bedient. Zet de selectiehen-del eerst in stand N en vervolgens terug instand E, M of R.

� Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Zet het contact AAN voordat u de se-lectiehendel bedient. Zet de selectiehendeleerst in stand N en vervolgens terug instand E, M of R.

� Trap het rempedaal in.

� Bedien de paddle shift--schakelaars.

Knipperen van de N op het instrumentenpa-neel en piepen van de waarschuwingszoe-mer (lange geluidssignalen).

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Als dit gedurende langere tijd het gevalis, controleer dan of het contact AAN staat enzet vervolgens de selectiehendel in stand N.Zet vervolgens de selectiehendel in stand E, Mof R.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Als dit gedurende langere tijd het geval is,controleer dan of het contact AAN staat en zetvervolgens de selectiehendel in stand N. Zetvervolgens de selectiehendel in stand E, M ofR.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 233: Handleiding Toyota Yaris

222 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

Knipperen van de 1 op het instrumentenpa-neel

Zet in dat geval de selectiehendel één keer instand E of M en zet de selectiehendel weer instand N.

Knipperen van de R op het instrumentenpa-neel

Zet in dat geval de selectiehendel in stand Ren zet de selectiehendel weer in stand N.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 234: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 223

Handgeschakelde transmissie

Uitvoeringen met 5 versnellingen

Uitvoeringen met 6 versnellingen

Het schakelpatroon is zoals hierboven isaangegeven. Als uw auto is uitgerust meteen handgeschakelde transmissie met 6versnellingen, moet u de ring op de versnel-lingspook omhoog trekken om stand R(achteruit) in te schakelen.

WAARSCHUWING

De pookknop kan zeer heet worden als deauto in de zon is geparkeerd.

Trap het koppelingspedaal bij het schakelenhelemaal in en laat het langzaam opkomen.Laat uw voet onder het rijden niet op het kop-pelingspedaal rusten omdat een dergelijke ge-woonte onnodige slijtage van de koppeling totgevolg heeft. Gebruik de koppeling niet om deauto op een helling stil te laten staan. Gebruikin zo’n geval de parkeerrem.

Als u te vroeg in een hogere versnelling scha-kelt of te laat terugschakelt, gaat de motor bok-ken en mogelijk pingelen. Regelmatig in elkeversnelling tot het maximale toerental doortrek-ken alvorens over te schakelen, zal de motorabnormaal doen slijten en het brandstofver-bruik aanzienlijk verhogen.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 235: Handleiding Toyota Yaris

224 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

Maximaal toegestane snelheden

Voor het invoegen op een snelweg of voor hetinhalen van langzamer verkeer kan het nood-zakelijk zijn om maximaal te accelereren. Zorger dan echter voor dat daarbij de onderstaandesnelheden niet worden overschreden in de di-verse versnellingen:

1KR--FE motor (behalve auto’s met165/70R14--banden)

versnelling km/h (mph)1 43 (27)2 80 (50)3 117 (73)4 149 (93)

1KR--FE motor (auto’s met 165/70R14--ban-den)

versnelling km/h (mph)1 45 (28)2 85 (53)3 124 (77)4 158 (98)

1NR--FE motorversnelling km/h (mph)1 47 (29)2 87 (54)3 127 (79)4 162 (101)

1ND--TV motorversnelling km/h (mph)1 42 (26)2 78 (49)3 113 (70)4 153 (95)

OPMERKING

Schakel niet terug als u sneller rijdt dan demaximaal toegestane snelheid voor de lage-re versnelling.

Goede rijgewoonten

� Als het inschakelen van de achteruitver-snelling moeilijk gaat, zet dan de versnel-lingspook in vrij, laat de koppeling even op-komen en schakel vervolgens de achteruitin.

� Schakel bij het trekken van een aanhang-wagen niet naar de vijfde versnelling, ommaximaal te kunnen profiteren van de mo-torremwerking.

WAARSCHUWING

Wees voorzichtig wanneer u op een gladwegdek een lagere versnelling inschakelt.Abrupt schakelen kan de auto in een slipbrengen.

OPMERKING

� Gebruik voor het wegrijden alleen de eer-ste versnelling. De koppeling kan andersbeschadigd raken.

� Breng de auto altijd eerst geheel tot stil-stand voordat u de achteruitversnellinginschakelt.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 236: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 225

OPMERKING

Om schade aan de transmissie te voorko-men is het van belang om de volgende in-structies op te volgen:

� Zet de versnellingspook niet in stand Rzonder eerst het koppelingspedaal in tetrappen.

� Trek de ring onder de pookknop alleenomhoog om de versnellingspook in deachteruit te zetten.

� Zet de versnellingspook alleen in de ach-teruit als de auto stilstaat.

Traction Control

De Traction Control zorgt ervoor dat devoorwielen niet kunnen doorslippen, watkan voorkomen bij het accelereren op eengladde ondergrond.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het systeem wordt automatisch inge-schakeld wanneer het contact AAN wordt ge-zet.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het systeem wordt automatisch ingeschakeldwanneer het contact AAN wordt gezet.

WAARSCHUWING

Bij een glad wegdek is het niet altijd moge-lijk de stabiliteit van de auto en de grip vande voorwielen volledig te behouden, zelfsals de Traction Control in werking is. Zorg erzoveel mogelijk voor dat de auto, bij elkesnelheid en omstandigheid, de grip niet ver-liest. In situaties waarbij het wegdek bedektis met ijs of sneeuw kunt u uw auto het bes-te voorzien van winterbanden of sneeuwket-tingen. Pas uw snelheid en rijstijl aan, afhan-kelijk van de heersende conditie van hetwegdek.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 237: Handleiding Toyota Yaris

226 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

Wij raden u aan om tijdens gewoon rijdende schakelaar in stand AAN te laten staan,dan kan het systeem altijd in werking tredenals dat nodig is.

Het is mogelijk dat u tijdens het starten van demotor of bij het wegrijden van de auto een ge-luid in de motorruimte hoort. Dit betekent nietdat er een storing in het systeem zit, maar dathet systeem bezig is met een zelfdiagnose.

Als de Traction Control in werking is, kan ditgepaard gaan met de volgende omstandighe-den:

� Het systeem voorkomt dat de voorwielengaan doorslippen. Op dat moment gaat hetcontrolelampje op het instrumentenpaneelknipperen.

� U kunt een lichte trilling in de auto voelen.Dit wordt veroorzaakt door de werking vande remmen. Het geeft aan dat het systeemgoed functioneert.

Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het controlelampje Traction Controlgaat een paar seconden branden wanneer hetcontact AAN wordt gezet. Laat de auto zo snelmogelijk nakijken door een Toyota--dealer oferkende reparateur als het controlelampje nietgaat branden als het contact AAN wordt gezet.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het controlelampje Traction Control gaat eenpaar seconden branden wanneer het contactAAN wordt gezet. Laat de auto zo snel mogelijknakijken door een Toyota--dealer of erkendereparateur als het controlelampje niet gaatbranden als het contact AAN wordt gezet.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 238: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 227

Waarschuwingslampje VSC

Dit lampje waarschuwt dat er een storing in deTraction Control of de Vehicle Stability Control(VSC) zit.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat branden wanneer hetcontact AAN wordt gezet en gaat na een paarseconden uit.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het lampje gaat branden wanneer het contactAAN wordt gezet en gaat na een paar secon-den uit.

Als het lampje tijdens het rijden gaat branden,werkt het systeem niet. Aangezien de conven-tionele remwerking nog aanwezig is, kan ernog gewoon met de auto worden gereden.

Neem in de volgende gevallen contact op meteen Toyota--dealer of erkende reparateur:

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het waarschuwingslampje gaatniet branden nadat het contact AAN is ge-zet.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het waarschuwingslampje gaat nietbranden nadat het contact AAN is gezet.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het waarschuwingslampje blijftbranden nadat het contact AAN is gezet.

� Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het waarschuwingslampje blijft bran-den nadat het contact AAN is gezet.

� Het waarschuwingslampje gaat brandentijdens het rijden.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 239: Handleiding Toyota Yaris

228 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

De Vehicle Stability Control regelt automa-tisch de bediening van de remmen en demotor, om te voorkomen dat de auto gaatglijden tijdens het rijden op een glad weg-dek of als het stuurwiel ineens wordt ver-draaid.

Het Vehicle Stability Control--systeem wordtingeschakeld zodra de rijsnelheid 15 km/h ofhoger is en wordt uitgeschakeld zodra de snel-heid lager is dan 11 km/h.

Het is mogelijk dat u tijdens het starten van demotor of bij het wegrijden van de auto een ge-luid in de motorruimte hoort. Dit betekent nietdat er een storing in het systeem zit, maar dathet systeem bezig is met een zelfdiagnose.

WAARSCHUWING

� Ga er niet van uit dat de Vehicle StabilityControl (VSC) de auto altijd onder contro-le kan houden. Zelfs als het systeem inwerking is, dient u altijd voorzichtig enaandachtig te rijden. Onzorgvuldig rijdenleidt tot ongelukken en kan ernstig letselveroorzaken. Pas uw rijstijl aan als hetcontrolelampje knippert en/of het alarmge-luid te horen is.

� Gebruik alleen banden met de aangegevenbandenmaat. De maat, het merk, het typeen het profiel dienen voor alle 4 bandengelijk te zijn. Als u andere banden gebruiktdan aangegeven, of van een ander type ofeen andere maat, functioneert de VehicleStability Control (VSC) mogelijk niet goed.Neem contact op met een Toyota--dealerof erkende reparateur voor het vervangenvan de wielen of banden. (Zie “Controle envervanging van banden” op bladzijde 434in hoofdstuk 7--2.)

� In situaties waarbij het wegdek bedekt ismet ijs of sneeuw kunt u uw auto het bes-te voorzien van winterbanden of sneeuw-kettingen.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Vehicle Stability Control (VSC)

Page 240: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 229

Als de auto wil gaan glijden tijdens het rijden,zal het controlelampje gaan knipperen en zal ermet tussenpozen een alarmsignaal te horenzijn. Pas uw rijstijl aan.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het controlelampje Traction Control gaateen paar seconden branden wanneer het con-tact AAN wordt gezet. Laat de auto zo snel mo-gelijk nakijken door een Toyota--dealer of er-kende reparateur als het controlelampje nietgaat branden als het contact AAN wordt gezet.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het controlelampje Traction Control gaat eenpaar seconden branden wanneer het contactAAN wordt gezet. Laat de auto zo snel mogelijknakijken door een Toyota--dealer of erkendereparateur als het controlelampje niet gaatbranden als het contact AAN wordt gezet.

Waarschuwingslampje VSC

Dit lampje waarschuwt dat er een storing in deVehicle Stability Control (VSC) of de TractionControl zit.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat branden wanneer hetcontact AAN wordt gezet en gaat na een paarseconden uit.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het lampje gaat branden wanneer het contactAAN wordt gezet en gaat na een paar secon-den uit.

Als het lampje tijdens het rijden gaat branden,werkt het systeem niet. Aangezien de conven-tionele remwerking nog aanwezig is, kan ernog gewoon met de auto worden gereden.

Neem in de volgende gevallen contact op meteen Toyota--dealer of erkende reparateur:

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het waarschuwingslampje gaatniet branden nadat het contact AAN is ge-zet.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het waarschuwingslampje gaat nietbranden nadat het contact AAN is gezet.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 241: Handleiding Toyota Yaris

230 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het waarschuwingslampje blijftbranden nadat het contact AAN is gezet.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het waarschuwingslampje blijft bran-den nadat het contact AAN is gezet.

� Het waarschuwingslampje gaat brandentijdens het rijden.

Digitaal instrumentenpaneel

Analoog instrumentenpaneel

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Stop & Start--systeem(sommige uitvoeringen)

Page 242: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 231

Het Stop & Start- systeem zet bij het tot stil-stand brengen van de auto de motor uit alshet koppelingspedaal wordt ingetrapt enstart de motor weer zodra de bestuurder hetkoppelingspedaal laat opkomen.

(a) Uitzetten van de motor als het Stop &Start- systeem is ingeschakeld

Breng de auto volledig tot stilstand, houdhet koppelingspedaal ingetrapt en zet deversnellingspook in de vrijstand.

Wanneer u het koppelingspedaal loslaat, wordtde motor uitgezet en gaat het controlelampjeECO branden.

Als de motor wordt uitgezet door het Stop &Start--systeem terwijl de auto nog rijdt, kan debesturing van de auto zwaarder worden.

Als de voorruit is beslagen terwijl de motor isuitgezet door het Stop & Start--systeem

� Auto’s met een automatische airconditio-ning: Schakel de voorruitverwarming in. (Demotor wordt gestart door de automatischestartfunctie van de motor.)

� Auto’s met een handmatig bediende aircon-ditioning: Start de motor opnieuw door hetkoppelingspedaal in te trappen, druk vervol-gens op de toets A/C om de airconditioningin te schakelen en zet de luchtcirculatie-knop in de stand voorruit.

Druk als de voorruit blijft beslaan op detoets ECO OFF om het systeem uit te scha-kelen.

(b) Starten van de motor als het Stop &Start- systeem is ingeschakeld

Als de motor wordt uitgezet als het systeemin werking is, kunt u de motor starten doorhet koppelingspedaal volledig in te trappenals de versnellingspook in de vrijstandstaat.

Als de motor wordt gestart, gaat het controle-lampje ECO uit en gaat het controlelampjeECO OFF branden.

In dat geval wordt de motor niet uitgezet alshet koppelingspedaal wordt losgelaten.

Als de auto begint te rijden, gaat het controle-lampje ECO OFF uit.

In de volgende situaties zal de motor ook wor-den gestart zonder dat het koppelingspedaalwordt ingetrapt, nadat het controlelampje ECOenkele seconden knippert:

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 243: Handleiding Toyota Yaris

232 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

� Het rempedaal wordt pompend of diep inge-trapt.

� De airconditioning wordt ingeschakeld.

� Auto’s met een automatische airconditio-ning: De voorruitverwarming wordt inge-schakeld.

� De laadtoestand van de accu is onvoldoen-de.

� De auto begint te rollen op een helling.

Als de motor is uitgezet door het Stop & Start--systeem en de motorkap wordt geopend, kande motor niet worden gestart door het Stop &Start--systeem of de automatische startfunctievan de motor.Start de motor door het contactslot of de start-knop te bedienen.

Controlelampje (digitaal instrumentenpaneel)

Controlelampje (analoog instrumentenpaneel)

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 244: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 233

Schakelaar Stop & Start--systeem(schakelaar ECO OFF)

(c) Uitschakelen van het Stop & Start- sys-teem

Druk op de toets ECO OFF om het systeemuit te schakelen. Op dat moment gaat hetcontrolelampje op de schakelaar branden.

Wanneer u de auto tot stilstand brengt en hetkoppelingspedaal intrapt met de bedoeling omde motor uit te zetten, zal de motor blijvendraaien en gaat het controlelampje ECO OFFbranden.

Druk om het systeem weer in te schakelennogmaals op de schakelaar, zodat het controle-lampje op de schakelaar uitgaat.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop:Zelfs als het Stop & Start--systeem is uitge-schakeld met de toets ECO OFF, zal het sys-teem automatisch weer worden ingeschakeldals de motor weer wordt gestart nadat het con-tact UIT is gezet.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Zelfs als het Stop & Start--systeem is uitge-schakeld met de toets ECO OFF, zal hetsysteem automatisch weer worden ingescha-keld als de motor weer wordt gestart nadat hetcontact UIT is gezet.

Als op de toets ECO OFF wordt gedrukt ter-wijl de auto stilstaat

� Als de motor is uitgezet door het Stop &Start--systeem, kunt u de motor niet startendoor op de toets ECO OFF te drukken. Omde motor te starten moet het koppelingspe-daal worden bediend.

Vanaf de volgende keer dat de auto tot stil-stand wordt gebracht (nadat het Stop &Start--systeem is uitgeschakeld), zal de mo-tor niet worden uitgezet.

� Als het Stop & Start--systeem is uitgescha-keld en op de toets ECO OFF wordt ge-drukt, wordt het systeem weer ingescha-keld maar de motor zal blijven draaien.

Vanaf de volgende keer dat de auto tot stil-stand wordt gebracht (nadat het Stop &Start--systeem is ingeschakeld), zal de mo-tor worden uitgezet.

(d) Voorwaarden voor werking

Het Stop & Start- systeem werkt als aan devolgende voorwaarden wordt voldaan:

� De motor is op bedrijfstemperatuur.

� De laadtoestand van de accu is voldoende.

� Het bestuurdersportier is gesloten.

� De motorkap is gesloten.

Onder de volgende omstandigheden wordtde motor niet uitgezet door het Stop &Start- systeem en gaat het controlelampjeECO OFF branden. Dit wijst niet op een sto-ring van het Stop & Start- systeem.

� De koelvloeistoftemperatuur is extreemhoog.

� De airconditioning wordt gebruikt om hetinterieur af te koelen als de temperatuur inhet interieur extreem hoog is, bijvoorbeeldnadat de auto in de brandende zon stondgeparkeerd.

� De airconditioning wordt gebruikt bij eenbuitentemperatuur van 8�C of lager.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 245: Handleiding Toyota Yaris

234 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

� Alleen auto’s met een automatische aircon-ditioning: De voorruitverwarming wordt ge-bruikt.

� De laadtoestand van de accu is onvoldoende.

� Door verkeersdrukte of andere omstandig-heden komt de auto veelvuldig tot stilstand,waardoor de hoeveelheid tijd dat de motoris uitgezet door het Stop & Start--systeemextreem oploopt.

Als de bovenstaande omstandigheden zich nietmeer voordoen, zal het Stop & Start--systeemde volgende keer dat de auto tot stilstand komtde motor weer uitzetten en starten.

(e) Beveiliging van het Stop & Start- sys-teem

Als het volume van het audiosysteem hoogstaat, kan het audiosysteem automatischworden uitgeschakeld zodat er voldoendevermogen behouden blijft voor de werking vanhet Stop & Start--systeem.

Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Zet als dit gebeurt het contact UITen vervolgens in stand ACC of AAN om hetaudiosysteem weer in te schakelen.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Zet als dit gebeurt het contact UIT envervolgens in stand ACC of AAN om hetaudiosysteem weer in te schakelen.

(f) Als er een zoemer klinkt

Als de motor wordt uitgezet door het Stop &Start--systeem en een van de onderstaandehandelingen wordt uitgevoerd, gaat het contro-lelampje ECO knipperen en klinkt een waar-schuwingszoemer:

� Het bestuurdersportier wordt geopend.

� De versnellingspook wordt als het koppe-lingspedaal niet is ingetrapt in een anderestand dan de vrijstand gezet.

Digitaal instrumentenpaneel

Analoog instrumentenpaneel

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 246: Handleiding Toyota Yaris

CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM 235

(g) Als het controlelampje ECO blijft knip-peren

Er is mogelijk een storing in het Stop &Start--systeem aanwezig. Neem contact op meteen Toyota--dealer of erkende reparateur.

WAARSCHUWING

� Houd de versnellingspook in de vrijstanden bedien het rempedaal of de parkeerremals de motor is uitgezet door het Stop &Start--systeem (waarbij het controlelampjeECO gaat branden).Anders kan de auto onverwacht in bewe-ging komen als de motor wordt gestartdoor de automatische startfunctie, waar-door een ongeval kan ontstaan.

� Verlaat de auto niet als de motor is uitge-zet door het Stop & Start--systeem (waar-bij het controlelampje ECO gaat branden).Anders kan de auto onverwacht in bewe-ging komen als de motor wordt gestartdoor de automatische startfunctie, waar-door een ongeval kan ontstaan.

� Zorg ervoor dat de motor niet wordt uitge-zet door het Stop & Start--systeem als deauto zich in een slecht geventileerde ruim-te bevindt. Anders kan de motor wordengestart door de automatische startfunctie,waardoor er uitlaatgassen in de auto te-recht kunnen komen die zeer schadelijkkunnen zijn voor de gezondheid.

Parkeerrem

Zet de parkeerrem goed vast voordat deauto wordt achtergelaten.

Parkeerrem vast: trek de hendel omhoog. Ditkunt u het beste doen, terwijl u het rempedaalingetrapt houdt.Parkeerrem los: Trek de hendel iets omhoog(1), druk de knop met de duim in (2) en be-weeg de hendel omlaag (3).

Op het dashboard gaat een waarschuwings-lampje branden om u eraan te herinneren datde parkeerrem is vastgezet.

WAARSCHUWING

Controleer, voordat u wegrijdt, of de par-keerrem geheel vrij is en het waarschu-wingslampje voor de geactiveerde parkeer-rem uit is.

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 247: Handleiding Toyota Yaris

236 CONTACTSLOT, TRANSMISSIE EN PARKEERREM

10 09.28

YARIS TMMF WE OM52C01E

Page 248: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 237

Hoofdstuk 1--8INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

Audiosysteem

� Overzicht 238. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Gebruik van audiosysteem 238. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Afstandsbediening audiosysteem 247. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Bedieningstips audiosysteem 249. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� AUX--aansluiting 256. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Handsfree telefoonsysteem 256. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Zie voor auto’s met navigatiesysteem de afzonderlijke handleiding voor hetnavigatiesysteem.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 249: Handleiding Toyota Yaris

238 AUDIOSYSTEEM

Overzicht

AM·FM--radio/CD--speler/MP3/WMA--speler(met CD--wisselaarbediening)

In dit deel worden een aantal basishandelingenuitgelegd die betrekking hebben op Toyota--au-diosystemen. Mogelijk zijn niet alle genoemdeonderwerpen op uw audiosysteem van toepas-sing.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het audiosysteem werkt wanneer hetcontact in stand ACC of AAN staat.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het audiosysteem werkt wanneer het contactin stand ACC of AAN staat.

Het audiosysteem kan worden bediend met detoetsen op de speler en de stuurwielschake-laars.

WAARSCHUWING

� Laserproduct

Dit product is een klasse I laserproduct.

� Een laserstraal die buiten het apparaatterechtkomt, kan schade aanrichten.

� Open nooit apparatuur en voer zelf geenreparaties uit.

Laat reparaties uitvoeren door deskundigpersoneel.

IN- EN UITSCHAKELEN AUDIOSYSTEEM

Druk op de knop PWR·VOL om het audiosys-teem in en uit te schakelen.

U kunt deze functie rechtstreeks inschakelendoor op de toets AM·DAB, FM of DISC·AUX tedrukken zonder dat u de toets PWR·VOL hoeftin te drukken.

U kunt de speler inschakelen door een CD inde speler te plaatsen.

U kunt het systeem uitschakelen door de CDuit te werpen. Als het audiosysteem uitgescha-keld was op het moment dat een CD geplaatstwerd, zal het audiosysteem weer worden uitge-schakeld als de CD uit de speler wordt geno-men. Als de radio of een ander systeem wasingeschakeld, zal deze weer worden ingescha-keld.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Gebruik van het audiosysteem——Basishandelingen

Page 250: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 239

WISSELEN TUSSEN FUNCTIES

Als het systeem ingeschakeld is, kunt u met detoetsen AM·DAB, FM en DISC·AUX overscha-kelen tussen de verschillende functie.

TOONREGELING EN GELUIDSVERDELING

Zie de beschrijving van uw audiosysteem voormeer informatie over het instellen van de toon-regeling en de geluidsverdeling.

Dit audiosysteem maakt gebruik van SRSFOCUS� en SRS TruBass� audio enhance-ment--technologieën, onder licentie van SRSLabs, Inc., voor alle functies behalve deAM--weergave.

FOCUS, TruBass, SRS en het symboolzijn handelsmerken van SRS Labs, Inc.FOCUS en TruBass--technologieën wordengebruikt onder licentie van SRS Labs, Inc.

Toonregeling

De geluidskwaliteit wordt bepaald door de in-stellingen van de hoge en lage tonen. Het iszelfs zo dat verschillende muzieksoorten enpraatprogramma’s beter klinken door deze in-stellingen daaraan aan te passen.

Geluidsverdeling

Het is ook belangrijk het geluid goed over deaanwezige luidsprekers te verdelen. Stel degeluidsverdeling links--rechts en voor--achtergoed af.

Houd er rekening mee dat, als u luistert naareen stereoweergave, het veranderen van degeluidsverdeling links--rechts ervoor zorgt dathet volume aan één kant toeneemt en aan deandere kant afneemt.

ANTENNE

Draai de antenne voorzichtig linksom om dezete verwijderen.

OPMERKING

Zorg ervoor dat de antenne is verwijderdvoordat u van een autowasserette gebruikmaakt.

CD-SPELER

Plaats de disc rustig in de speler met de zijdevan het label naar boven. De CD--speler speeltde disc af vanaf het eerste nummer tot aan heteinde van de disc. Vervolgens begint de CD--speler weer met het eerste nummer.

OPMERKING

Probeer nooit de CD-speler te demonterenof onderdelen te smeren. Plaats geen anderevoorwerpen dan CD’s in de CD-opening.

De CD--speler is uitsluitend ontworpen voor hetgebruik van 12 cm discs.

MP3/WMA SPELER

Er zijn beperkingen aan de MP3/WMA--bestan-den en aan de formaten waarin deze geschre-ven zijn voor wat betreft de mogelijkheden omdeze af te spelen. Zie bladzijde 240 voor meerinformatie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 251: Handleiding Toyota Yaris

240 AUDIOSYSTEEM

Meer informatie over de specifieke toetsen,instellingen en mogelijkheden vindt u in hetalfabetische overzicht verderop.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Bediening en kenmerken

Page 252: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 241

1 2 3 4 5 6 (snelkeuzetoetsen)

Deze toetsen worden gebruikt om radiozendersin het geheugen op te slaan en om af te stem-men op een zender.

Opslaan van een voorkeuzezender onder eentoets: Stem af op de gewenste zender (zietoetsen TUNE FILE of SEEK/TRACK). Houd detoets ingedrukt totdat een pieptoon is te horen.De zender is nu opgeslagen onder deze toets.Het nummer van de toets zal op het displayverschijnen.

Afstemmen op een (onder een voorkeuzetoets)opgeslagen station: druk op de toets waaron-der het door u gewenste station is opgeslagen.Het nummer van de toets en de frequentie vande zender verschijnen op het display.

Onder elke snelkeuzetoets kunnen één AM--zender en drie FM--zenders worden opgesla-gen. (Op het display wordt de aanduiding AM,FM1, FM2 of FM3 weergegeven wanneer her-haaldelijk op de toets AM·DAB of FM wordtgedrukt.) De opgeslagen zenders worden uithet geheugen gewist als de accuverbindingwordt verbroken, een zekering doorbrandt e.d.

(Uitwerpen)

Druk op deze toets om een CD uit te werpen.

(toetsen vooruit- /terugspoelen)

Houd (snelkeuzetoets 6) of (snel-keuzetoets 5) ingedrukt om de CD versneldvooruit of achteruit af te spelen. Zodra de toetswordt losgelaten, wordt de CD weer normaalafgespeeld.

AF (Alternatieve Frequentie)

Gebruik deze toets om over de gehele golf-lengte RDS--zenders op te zoeken.

Telkens als de toets AF wordt ingedrukt, veran-dert de functie in de volgorde:

AF aan: op het display verschijnt de meldingAF. In deze stand kiest de radio een RDS--zen-der die een gelijkwaardig programma uitzendtmet dezelfde PI--code (Programma Identifica-tie).

REG aan: op het display verschijnt de meldingREG. In deze stand kiest de radio een RDS--zender die een gelijkwaardig programma uit-zendt met dezelfde plaatselijke PI--code (Pro-gramma Identificatie).

Druk opnieuw op de toets om de AF--functie uitte schakelen.

AM·DAB

Druk op de toets AM·DAB om de radio in teschakelen en selecteer de MW band. Op hetdisplay zal MW verschijnen.

Als uw auto is uitgerust met digitale radio--ont-vangst, zal telkens als u op de toets AM·DABdrukt de aanduiding MW of LW op het displayverschijnen.

AST (autostore, automatisch snelkeuzetoet-sen toekennen)

Druk op de toets AST tot een pieptoon te horenis om per golflengte (FM3 en AM) maximaal 6radiostations toe te kennen aan de snelkeuze-toetsen.

Als u in de FM automatisch stations opslaat(FM1, FM2, FM3), worden ze opgeslagen inFM3. Zelfs als u bijvoorbeeld in FM1 de radio-zenders automatisch opslaat, schakelt het sys-teem automatisch over naar FM3.

Druk op de toets AST totdat u een pieptoonhoort. Als de radio geen zenders kan vinden,laat de radio de zender horen waarnaar werdgeluisterd voordat op de toets AST werd ge-drukt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 253: Handleiding Toyota Yaris

242 AUDIOSYSTEEM

TOONREGELING EN GELUIDSVERDELING

Handmatige toonregeling—

Met deze knop kan de toonregeling handmatigworden ingesteld.

Druk, om de lage tonen bij te stellen,herhaaldelijk op de knop AUDIO CONTROLtotdat op het display de aanduiding BASverschijnt. Draai dan aan de knop om uwvoorkeur in te stellen.

De lage tonen kunnen worden ingesteld vanBAS --5 tot BAS 5.

Druk, om de hoge tonen bij te stellen,herhaaldelijk op de knop AUDIO CONTROLtotdat op het display de aanduiding TREverschijnt. Draai dan aan de knop om uwvoorkeur in te stellen.

De hoge tonen kunnen worden ingesteld vanTRE --5 tot TRE 5.

Geluidsverdeling—

Met deze knop kan ook de geluidsverdelingtussen de luidsprekers voor en achter en derechter en linker luidsprekers worden ingesteld.

Druk om het geluid over de luidsprekers vooren achter te verdelen herhaaldelijk op de knopAUDIO CONTROL totdat op het display deaanduiding FAD verschijnt. Draai dan aan deknop om de geluidsverdeling voor--achter in testellen.

De geluidsverdeling over de luidsprekers vooren achter kan worden ingesteld van FAD--F7tot FAD--R7.

Druk, om het geluid over de linker en rechterluidsprekers te verdelen, herhaaldelijk op deknop AUDIO CONTROL totdat BAL verschijnt.Draai dan aan de knop om de geluidsverdelinglinks--rechts in te stellen.

De geluidsverdeling over de linker en rechterluidsprekers kan worden ingesteld van BAL L7tot BAL R7.

LIVE-ACS (LIVE Acoustic/Psychologicalacoustic technology)

De akoestische technologieën FOCUS (han-delsmerk) en TruBass (handelsmerk) zijn licen-ties van SRS corporation en werken voor allefuncties, behalve voor de AM--weergave. Metdeze techniek kan de lagetonenweergave wor-den verbeterd, zonder dat hierdoor de weerga-ve van het middentonengebied beïnvloedwordt. Verder zorgt deze techniek ervoor dathet lijkt alsof de luidsprekers zich in het boven-ste deel van de auto bevinden, terwijl ze zich inwerkelijkheid in het onderste deel bevinden.

FOCUS-- en TruBass--technologie leveren eenbelangrijke bijdrage aan de geluidskwaliteit vandeze speler. FOCUS-- en TruBass--technologieworden gebruikt onder licentie van SRS Labs,Inc.

Inschakelen van de automatische geluidsre-geling (ASL)

ASL: Draai aan de knop om de automatischegeluidsregeling in te schakelen. U kunt dooraan de knop te draaien tevens de standenLOW, MID en HIGH voor de volume-- en toon-regeling selecteren. De automatische geluids-regeling past het volume en de toon automa-tisch aan de rijsnelheid aan. Zo kunt u ook alsde rijgeluiden toenemen optimaal genieten vanhet audiosysteem.

DISC·AUX (Compact Disc)

Als de CD--speler is ingeschakeld, wordt op hetdisplay het nummer getoond van het muziek-stuk dat wordt afgespeeld.

Wissel tussen de standen CD en AUX (externapparaat) door op de toets DISC·AUX te druk-ken. De stand AUX is alleen beschikbaar alsde AUX--aansluiting op het systeem is aange-sloten. Als u op de toets DISC·AUX drukt, ver-schijnt op het display de aanduiding AUX.

Foutmeldingen

Als de speler niet correct werkt, zal op het dis-play van uw audiosysteem één van de 6 onder-staande meldingen verschijnen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 254: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 243

WAIT: De temperatuur van de CD--speler iswellicht te hoog. Laat de speler afkoelen.

ERR 1: De disc is mogelijk vuil, beschadigd ofverkeerd geplaatst (bovenkant onder). Reinigde disc of plaats deze op de juiste wijze.

NO DISC: De CD--wisselaar is leeg. Plaats eendisc.

ERR 3: Er is een storing in het systeem. Ver-wijder de disc of het magazijn. Plaats de discof het magazijn weer.

ERR 4: Te hoge stroomsterkte. Laat de autonakijken door een Toyota--dealer of erkendereparateur.

CD OPEN: Het klepje van de CD--wisselaar isopen. Sluit de CD--wisselaar.

Als de melding NO MUSIC op het displayverschijnt, geeft dit aan dat er een disc ge-plaatst is met andere bestanden danMP3/WMA--bestanden. Verwijder de disc enplaats een disc met MP3/WMA--bestanden.

Als het defect niet verholpen is, raadpleegdan een Toyota--dealer of erkende reparateur.

DISC ��

Alleen bij CD--wisselaar:

Gebruik deze toetsen om de disc te selecterenwaar u naar wilt luisteren.

Druk op � (voorkeuzetoets 3) of � (voorkeu-zetoets 4) totdat op het display het nummervan de disc verschijnt waar u naar wilt luiste-ren.

FM

Druk op de toets FM om het audiosysteem inte schakelen en de FM--frequentieband te kie-zen. Telkens als u op deze toets drukt, ver-schijnt de aanduiding FM1, FM2 of FM3 op hetdisplay.

PTY (programmatype)

Als u de toets PTY indrukt terwijl een RDS--zender is geselecteerd, verschijnt het program-matype van die zender op het display.

Elke keer dat op de toets PTY wordt gedrukt,verandert de in te stellen functie op het display:

� NEWS (NIEUWS)

� SPORTS (SPORT)

� TALK (GESPROKEN WOORD)

� POP

� CLASSICS (KLASSIEK)

Als er bij een RDS--zender geen PTY--codekan worden gevonden, verschijnt de meldingNO PTY op het display.

Als op de zijde � of � van de toets SEEK/TRACK wordt gedrukt, terwijl het programma-type op het display wordt weergegeven, gaatde radio op zoek naar een zender met dat pro-grammatype. Als de radio een dergelijke zen-der niet kan vinden, verschijnt de meldingNOTHING op het display.

Als er gedurende 6 seconden op geen enkeletoets van het audiosysteem wordt gedrukt, ter-wijl het programmatype op het display wordtweergegeven of als een andere functie wordtingeschakeld, verdwijnt het programmatypevan het display en stemt de radio af op de zen-der met het laatst gekozen programmatype.

FOLDER (map omhoog/omlaag)

Om naar een volgende of vorige map te gaan:Druk net zolang op een zijde van de toets FOL-DER tot het nummer van de gewenste map ophet display verschijnt.

Om naar het eerste bestand in de huidige mapte gaan:Houd de zijde � van de toets ingedrukt totdatu een pieptoon hoort.

Wanneer een disc met zowel audiogegevens(CD--DA) als MP3/WMA--bestanden is ge-plaatst, kunnen alleen de CD--DA bestandenworden afgespeeld.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 255: Handleiding Toyota Yaris

244 AUDIOSYSTEEM

PWR·VOL (spanning/geluidssterkte)

Druk op de knop PWR·VOL om het audiosys-teem in en uit te schakelen. Draai aan de knopPWR·VOL om de geluidssterkte in te stellen.

RAND (random, willekeurige afspeelvolgor-de)

Druk op RAND (snelkeuzetoets 1) om de mu-ziekstukken op een disc in willekeurige volgor-

de te beluisteren. ” verschijnt op hetdisplay. Druk nogmaals op deze toets om dezefunctie uit te schakelen.

Er zijn twee verschillende random--voorzienin-gen: het afspelen van alle muziekstukken vanalle CD’s in het magazijn in willekeurige volgor-de of het afspelen van alle muziekstukken vanéén specifieke CD in willekeurige volgorde.

Willekeurig afspelen van de muziekstukken opeen disc: Druk kort op de toets RAND (voor-

keuzetoets 1). ” verschijnt op hetdisplay. De CD--speler gaat alle muziekstukkenvan de huidige disc in willekeurige volgordeafspelen. Als een pieptoon is te horen, bete-kent dit dat er te lang op de toets werd gedrukten zal de CD--speler alle muziekstukken vanalle CD’s in willekeurige volgorde gaan afspe-len. Druk nogmaals op de toets RAND om de-ze functie uit te schakelen.

Alleen CD--wisselaar—

Willekeurig afspelen van alle CD’s:Druk op de toets RAND (snelkeuzetoets 1) tot-

dat u een pieptoon hoort. ” verschijntop het display en de CD--wisselaar gaat allemuziekstukken van alle discs in het magazijnin willekeurige volgorde afspelen. Druk nog-maals op de toets RAND om deze functie uit teschakelen.

MP3/WMA-speler

Er zijn twee verschillende random--voorzienin-gen: Alle bestanden van de CD’s in willekeuri-ge volgorde afspelen. Of alle bestanden vanéén specifieke map in willekeurige volgordeafspelen.

Willekeurig afspelen van de bestanden in éénmap: Druk kort op de toets RAND (voorkeuze-

toets 1). ” verschijnt op het display.

Willekeurig afspelen van alle bestanden op deCD:Druk op de toets RAND (snelkeuzetoets 1) tot-

dat u een pieptoon hoort. ” verschijntop het display en de speler gaat alle bestandenop de disc in willekeurige volgorde afspelen.Druk nogmaals op deze toets om deze functieuit te schakelen.

RPT (herhaling)

Er zijn twee verschillende herhaal--voorzienin-gen: Het herhalen van één muziekstuk of hetherhalen van een complete CD.

Herhalen van een muziekstuk:Druk kort op de toets RPT (snelkeuzetoets 2)tijdens het afspelen van een muziekstuk.” verschijnt op het display.

Alleen CD--wisselaar—

Herhalen van een disc:druk op de toets RPT (snelkeuzetoets 2) totdat

u een pieptoon hoort. ” verschijnt ophet display. De CD--speler herhaalt alle mu-ziekstukken van de huidige disc. Aan het eindevan de disc begint de disc weer met het afspe-len van het eerste muziekstuk. De disc zal tel-kens opnieuw worden afgespeeld totdat nog-maals op de toets RPT wordt gedrukt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 256: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 245

MP3/WMA-speler

Er zijn twee verschillende herhaal--voorzienin-gen: Het herhalen van één bestand of het her-halen van een hele map.

Herhalen van een bestand:Druk kort op de toets RPT (snelkeuzetoets 2)tijdens het afspelen van een muziekstuk.” verschijnt op het display. Na het af-spelen van het bestand wordt dit automatischherhaald. De disc zal telkens opnieuw wordenafgespeeld totdat nogmaals op de toets RPTwordt gedrukt.

Herhalen van een map:druk op de toets RPT (snelkeuzetoets 2) totdat

u een pieptoon hoort. ” verschijnt ophet display. De CD--speler herhaalt alle bestan-den van de huidige map. Na het afspelen vanhet laatste bestand van de map wordt de mapopnieuw afgespeeld. Druk nogmaals op dezetoets om deze functie uit te schakelen.

SEEK/TRACK (zoeken volgend/vorig mu-ziekstuk)

Radio

In de zoekfunctie zal de radio automatisch naarde volgende of vorige zender gaan zoeken endeze doorgeven.

Druk kort op de zijde � of � van de toetsSEEK/TRACK om naar de volgende zender tegaan. Doe dit nogmaals om de volgende radio-zender te zoeken.

CD-speler

Met deze toets kunt u vooruit of terug zoekennaar een ander muziekstuk.

Druk op de zijde � of � van de toets SEEK/TRACK tot het nummer van het gewenste mu-ziekstuk op het display verschijnt. Druk kort opde zijde terugzoeken van de toets als u wiltterugspoelen naar het begin van het huidigemuziekstuk.

Alleen CD--wisselaar—

Met deze toets kan de disc worden geselec-teerd waarnaar u wilt luisteren.

Druk op een zijde van de toets tot het nummervan de gewenste disc op het display verschijnt.

MP3/WMA-speler

Om naar een volgend of vorig bestand te gaan:Druk herhaaldelijk op een zijde van de toetsSEEK/TRACK tot het nummer van het gewen-ste bestand op het display verschijnt. Als u wiltterugspoelen naar het begin van het huidigebestand, druk dan eenmaal kort op de zijde �

van de toets.

Versneld vooruit of terug:Houd de toets ingedrukt totdat er een pieptoonhoorbaar is als u versneld vooruit of terug wiltgaan op een disc. Zodra de toets wordt losge-laten, wordt de disc weer normaal afgespeeld.

ST (stereo) display

De radio zal automatisch overgaan op stereo--ontvangst als een FM--stereo--uitzending wordtontvangen. ST verschijnt op het display. Alseen stereo--uitzending zwak wordt en gaat sto-ren, wordt de mate waarin de kanalen geschei-den worden, automatisch verminderd tot hetlaagste ruisniveau bereikt is. Wanneer de ont-vangst erg zwak wordt, gaat de radio over opmono--ontvangst.

TA (verkeersmelding)

Druk op deze toets om radiozenders met ver-keersinformatie in alle golfbereiken te ontvan-gen.

EON (Enhanced Other Network): Als de RDS--zender (met EON--gegevens) waar u naar luis-tert geen verkeersinformatie uitzendt, terwijl deradio in de stand TA (verkeersmelding) staat,schakelt de radio automatisch over op een ver-keersinformatieprogramma met behulp van deEON AF--lijst. Nadat de verkeersinformatie be-ëindigd is, schakelt de radio terug naar het pro-gramma waarnaar u oorspronkelijk luisterde.Het in-- en uitschakelen van deze functie wordtaangeven door een piepsignaal.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 257: Handleiding Toyota Yaris

246 AUDIOSYSTEEM

Bij FM--ontvangst:

Druk op de toets TA om de radio in de stand TP(verkeersprogramma) te zetten. TP verschijnt ophet display.

In de stand TP gaat de radio zoeken naar eenverkeersprogramma. Als zo’n programma wordtontvangen, wordt de naam van die zender op hetdisplay getoond. Als een TA--zender wordt ont-vangen, schakelt de radio automatisch over naarde verkeersinformatie. Zodra de verkeersinforma-tie eindigt, wordt weer afgestemd op de oor-spronkelijke zender. Als de stand AF ook is inge-schakeld, zoekt de radio aan de hand van deAF--lijst een verkeersprogramma.

Druk nogmaals op de toets TA om de radio in destand TA (verkeersmelding) te zetten. TA ver-schijnt op het display en de radio verlaagt hetgeluidsvolume van de FM--zender.

In de stand TA gaat de radio zoeken naar eenverkeersprogramma. Als dat gevonden is, wordter bij een verkeersmelding overgeschakeld naardat programma. Als dit programma wordt ontvan-gen, wordt de naam van die zender op het dis-play getoond. Als de stand AF is ingeschakeld,zoekt de radio ook aan de hand van de AF--lijsteen verkeersprogramma.

De melding TP SEEK wordt weergegeven op hetdisplay als de radio een verkeersprogrammazoekt. Als de radio geen verkeersprogramma kanvinden, verschijnt gedurende 2 seconden de mel-ding NOTHING op het display en begint de radioopnieuw met het zoeken naar een verkeerspro-gramma.

Als het signaal van een verkeersprogramma ge-durende 20 seconden wegvalt, begint de radioopnieuw met het zoeken naar een verkeerspro-gramma.

Bij het luisteren naar een CD:

Druk op de toets TA om de radio in de stand TA(verkeersmelding) te zetten. TA verschijnt op hetdisplay.

Als een verkeersmelding wordt uitgezonden,wordt de weergave van de CD--speler automa-tisch onderbroken en de verkeersinformatie weer-gegeven. Zodra de verkeersinformatie eindigt,wordt weer afgestemd op de oorspronkelijke zen-der.

Geheugenfunctie volume verkeersmelding: Hetvolume waarmee de verkeersmelding wordtweergegeven, wordt in het geheugen opgeslagen.

Het volume waarmee de verkeersinformatiewordt doorgegeven, is beperkt: als het verschiltussen het opgeslagen volume en het ingestel-de volume te groot is, wordt niet het opgesla-gen volume ingesteld, maar wordt het volumebinnen een vooraf bepaald bereik verhoogd ofverlaagd.

Tijdens een verkeersmelding kan het volumehiervan ook handmatig worden ingesteld. (ZiePWR·VOL.)

Druk nogmaals op de toets TA om terug te ke-ren naar de normale stand.

TEXT

CD-speler

Deze toets wordt gebruikt om het display in testellen op het afspelen van een CD met tekst-gegevens.

Druk om het display in te stellen kort op detoets TEXT tijdens het afspelen van een CD.De volgorde van de weergave op het display is:verstreken tijd, titel disc, titel op dat moment tehoren muziekstuk en vervolgens weer de ver-streken tijd.

Als deze toets wordt ingedrukt tijdens het af-spelen van een CD zonder tekstgegevens, ver-schijnt op het display de aanduiding NO TITLE.

Als niet de gehele titel op het display wordtweergegeven omdat deze te lang is, druk danop de toets totdat een piepsignaal hoorbaar is.De rest van de titel (tot 24 letters) verschijnt.

MP3/WMA-speler

Deze toets wordt gebruikt om het display in testellen op het afspelen van een MP3/WMA--be-stand met tekstgegevens.

Druk om het display in te stellen kort op detoets TEXT tijdens het afspelen van eenMP3/WMA--bestand. De volgorde van de weer-gave op het display is: verstreken tijd, naammap, titel op dat moment te horen muziekstuken vervolgens weer de verstreken tijd.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 258: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 247

Als deze toets wordt ingedrukt tijdens het af-spelen van een MP3/WMA--bestand zondertekstgegevens, verschijnt op het display deaanduiding NO TITLE.

Als de tekst niet in zijn geheel wordt weergege-ven, houd dan de toets ingedrukt tot u eenpieptoon hoort. De rest van de tekst verschijntop het display.

TUNE·FILE (afstemmen en bestand omhoog/omlaag)

Radio

Draai de knop naar rechts om een hoger fre-quentiebereik te kiezen. Draai de knop naarlinks om een lager frequentiebereik te kiezen.

MP3/WMA-speler

Draai de knop naar rechts om een hoger be-stand te kiezen. Draai de knop naar links omeen lager bestand te kiezen.

Type A

Type B

Sommige functies van het audiosysteem kun-nen bediend worden met de toetsen op hetstuurwiel.

De werking en kenmerken van de toetsen wor-den hieronder uitgelegd.

1. ”--Toets -- +

2. ”Toets � �

3. Toets MODE

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Afstandsbedieningaudiosysteem (stuurwieltoetsen)

Page 259: Handleiding Toyota Yaris

248 AUDIOSYSTEEM

”-Toets - +

Druk op + om het volume te verhogen. Het vo-lume neemt toe als de toets ingedrukt gehou-den wordt.

Druk op -- om het volume te verlagen. Het volu-me neemt af als de toets ingedrukt gehoudenwordt.

”Toets � �

Radio

Deze toets heeft de volgende functies:

Selecteren van een voorkeuzezender:Druk kort op de zijde � of � van de toets.Doe dit nogmaals om de volgende zender teselecteren.

Zoeken van een zender:Houd de zijde � of � van de toets ingedrukttotdat een pieptoon te horen is. Doe dit nog-maals om de volgende radiozender te zoeken.Als op een van beide zijden gedrukt wordt tij-dens het zoeken, wordt het zoeken afgebro-ken.

Om de frequentie te verhogen of verlagen,dient u de toets ingedrukt te houden totdat ereen pieptoon te horen is. Zodra u de toets los-laat, begint de radio omhoog of omlaag te zoe-ken naar een station. Doe dit nogmaals om devolgende radiozender te zoeken.

CD-speler

Met deze toets kunt u vooruit of terug zoekennaar een ander muziekstuk.

Druk kort op de zijde � of � van de toets tothet gewenste muziekstuk is bereikt. Als u terugwilt spoelen naar het begin van het huidige mu-ziekstuk, druk dan kort eenmaal op de zijde �

van de toets.

Alleen bij CD--wisselaar:

Druk kort op de zijde � of � van de toets totde gewenste disc is bereikt.

MP3/WMA-speler

Gebruik deze toets om een bestand van uwvoorkeur te selecteren.

Druk kort op de zijde � of � van de toets tothet gewenste bestand is bereikt. Als u terugwilt spoelen naar het begin van het huidige be-stand, druk dan kort eenmaal op de zijde �

van de toets.

Toets MODE

Druk de toets MODE in om een audioweergavete selecteren. Iedere druk op de toets veran-dert de audioweergave als de gewenste ge-luidsbron gereed is voor weergave.

Druk op de toets MODE om het audiosysteemin te schakelen.

Om het audiosysteem uit te schakelen, dientde toets MODE ingedrukt gehouden te wordentot het systeem uitgeschakeld wordt.

WAARSCHUWING

Wees om ongevallen te voorkomen voor-zichtig wanneer u tijdens het rijden de af-standsbediening op het stuurwiel gebruikt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 260: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 249

OPMERKING

Om een goede werking van het audiosys-teem te waarborgen:

� Let erop dat er geen vloeistoffen over hetaudiosysteem worden gemorst.

� Plaats niets anders dan een CD in de CD-speler.

� Het gebruik van een mobiele telefoon in ofnabij de auto kan een storing veroorzakenvia de luidsprekers van de auto. Dit duidtechter niet op een storing.

RADIO-ONTVANGST

FM--zenders hebben een bereik van circa 40km. Als men van een FM--zender af rijdt, moetmen de radio mogelijk af en toe bijstellen enhet geluid harder zetten. Hoge gebouwen enheuvels kunnen de ontvangst hinderen. Dit zijnkenmerken van FM--ontvangst en duiden nietop een probleem van de radio zelf.

GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN CD-SPE-LER EN CD’S

� De CD--speler is uitsluitend ontworpen voorhet gebruik van 12 cm CD’s.

� Door een te hoge temperatuur kan het ge-beuren dat een CD--speler niet meer werkt.Gebruik op warme dagen de airconditioningom het interieur te koelen alvorens een discaf te spelen.

� Door schokken en trillingen kan een CD--speler weleens een stukje overslaan.

� Bij vocht in de CD--speler kan het gebeurendat er geen geluid hoorbaar is, ook al lijktde speler te werken. Verwijder dan de discuit de speler en laat hem drogen.

WAARSCHUWING

CD--spelers maken gebruik van onzichtbarelaserstralen, die schadelijk kunnen zijn bijgebruik buiten de CD--speler. Gebruik deCD--speler daarom alleen zoals in degebruiksaanwijzing staat aangegeven.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Bedieningstips audiosysteem

Page 261: Handleiding Toyota Yaris

250 AUDIOSYSTEEM

� Gebruik alleen CD’s met bovenstaand label.De volgende producten kunnen mogelijkniet worden afgespeeld op de CD--speler.

SACDdts--CDCD met kopieerbeveiligingCD--ROM

Discs met een speciale vorm

Doorzichtige discs

Discs van inferieure kwaliteit

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 262: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 251

Discs met sticker

OPMERKING

� Gebruik geen discs met een specialevorm, discs van inferieure kwaliteit ofdiscs voorzien van een sticker, zie afbeel-ding. Door het gebruik van dergelijkediscs kan de CD-speler of CD-wisselaarbeschadigd raken of wordt het onmogelijkom de disc uit te werpen.

� Dit systeem is niet ontworpen voor het ge-bruik van DualDisc. Plaats geen DualDiscsomdat dit schade aan de CD-speler of -wisselaar kan veroorzaken.

Goed Fout

� Ga voorzichtig met een CD om, vooral alsdeze wordt geplaatst in een houder van hetmagazijn. Houd een CD aan de randen vasten buig de CD niet. Voorkom vingerafdruk-ken op een CD, vooral op de glimmendezijde.

� Vuil, krasjes, slingering, gaatjes en anderebeschadigingen kunnen de oorzaak zijn vanhet overslaan of herhalen van een CD.(Gaatjes zijn te constateren door de disctegen het licht te houden.)

� Verwijder discs uit de CD--speler als u erniet naar luistert. Berg ze op in hun opberg-doosjes, uit de buurt van vocht, warmte endirect zonlicht.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 263: Handleiding Toyota Yaris

252 AUDIOSYSTEEM

Schoonmaken van een CD: veeg de CD meteen zachte, pluisvrije, licht vochtige doekschoon. Veeg vanuit het midden naar de zij-kanten, niet in een rondgaande beweging.Droog hem met een andere pluisvrije doek.Gebruik geen reinigingsdoekjes voor platen,omdat deze een antistatische stof bevatten.

MP3/WMA-BESTANDEN

� MP3 is een afkorting van MPEG Audio Lay-er 3 en verwijst naar een gestandaardiseer-de audiocompressietechniek.

� WMA is een afkorting van Windows MediaAudio. Met WMA kan een audiobestand ge-comprimeerd worden tot ongeveer de helftvan een MP3--bestand.

� De MP3/WMA--speler kan MP3/WMA--be-standen op CD--ROM, CD--R en CD--RWdisc’s afspelen.

Discs die voldoen aan level 1 en level 2 vande ISO 9660--standaard en aan het Romeoand Joliet--bestandsformaat kunnen wordenafgespeeld.

� Zorg ervoor dat u aan de bestandsnaamvan een MP3/WMA--bestand altijd de juisteextensie (.mp3/.wma) koppelt.

� De MP3/WMA--speler speelt bestanden metde extensie .mp3/.wma af als eenMP3/WMA--bestand. Gebruik om afspeel-problemen en storingen te voorkomen dezeextensie niet voor andere dan MP3/WMA--bestanden.

� Het afspelen van multi--session compatibleopgenomen disc’s is eveneens mogelijk.

� Bij het afspelen van disc’s met MP3/WMA--bestanden en audiogegevens (CD--DA)zoals CD--EXTRA en MIXED--MODE CD,kunnen alleen de CD--DA bestanden wor-den afgespeeld.

� Bestanden zijn compatible met de ID3 TagVer. 1.0, Ver. 1.1, Ver. 2.2 en Ver. 2.3 forma-ten voor de weergave van de albumtitel (disctitle), de titel van het nummer (track title) ende naam van de artiest (track artist).

� Bestanden zijn compatible met de WMA Tagformaten voor de weergave van de albumtitel(disc title), de titel van het nummer (track title)en de naam van de artiest (track artist).

� Alleen bij het afspelen van MP3/WMA--be-standen die zijn opgenomen met een sam-pling frequentie van 32, 44,1 en 48 kHz isde klankregelfunctie actief.(MP3--bestanden: Het afspelen van bestan-den die zijn opgenomen met een sam-pling frequentie van 16, 22,05 en 24 kHzis mogelijk.)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 264: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 253

� De geluidskwaliteit van MP3/WMA--bestan-den is over het algemeen beter naarmateze met een hogere bitrate zijn opgenomen.Met deze speler kunnen opnames wordenafgespeeld die zijn opgenomen met devolgende bitrates:MP3--bestanden: 8 kbps -- 320 kbpsWMA--bestanden: 48 kbps -- 192 kbpsVoor een acceptabele geluidsweergavewordt echter geadviseerd alleen discs afte spelen die zijn opgenomen met eenbitrate van minimaal 128 kbps.

� De MP3/WMA--speler kan geenMP3/WMA--bestanden afspelen die in pac-ket write data--formaat (UDF--formaat) zijnopgenomen. Discs moeten worden opgeno-men met “pre--mastering” software en nietmet packet write data--formaat software.

� Er is geen m3u playlist compatibiliteit.

� Er is geen compatibiliteit met het MP3i(MP3 interactive) of mp3PRO--formaat.

� De MP3/WMA--speler is wel compatible metVBR (Variable Bit Rate).

� Bij het afspelen van bestanden die opgeno-men zijn als VBR (Variable Bit Rate) be-standen, wordt de speeltijd niet correctweergegeven als er versneld vooruit of ach-teruit gespoeld wordt.

� Het controleren van mappen waarin geenMP3/WMA--bestanden aanwezig zijn, is nietmogelijk.

� Er kunnen MP3--bestanden worden afge-speeld in een mapstructuur van maximaal 8mappen. Bij het afspelen van bestanden opeen disc met meerdere mappen treedt ech-ter wel een afspeelvertraging op. We advi-seren daarom bij het opnemen op een discniet meer dan twee mappen op de disc temaken.

� Het is mogelijk om maximaal 255 bestan-den op één disc af te spelen.

� Het is mogelijk maximaal 192 mappen opéén disc af te spelen.

001

002

003

004

005

006

007

008

009

010

011

Map 1

Map 3

Map

Map 4

Map 6

Map 7

Map 8

Map 2

Map 5

: MP3/WMA--bestand

� De afspeelvolgorde van de CD met de hier-naast afgebeelde structuur is als volgt:

001 002 . . . 011

� De volgorde is afhankelijk van de pc en decodeersoftware voor MP3/WMA die u ge-bruikt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 265: Handleiding Toyota Yaris

254 AUDIOSYSTEEM

CD-R’s en CD-RW’s

� CD--R/CD--RW’s die niet gefinaliseerd zijn(een procedure waardoor ze ook op con-ventionele CD--spelers kunnen worden af-gespeeld), kunnen niet worden afgespeeld.

� Soms kunnen CD--R/CD--RW’s die op eenCD--muziekrecorder of op een pc zijn opge-nomen, ook niet worden afgespeeld als ge-volg van de eigenschappen van de disc ofdoor krassen of vuil op de disc of vuil, con-densatie, enz. in de speler.

� Het afspelen van discs die op een pc zijnopgenomen, is soms niet mogelijk als ge-volg van de instellingen bij de opname of deopnameomgeving. Neem op in het juisteformaat. (Neem voor meer informatie con-tact op met de leverancier van de hard-- ensoftware.)

� Het afspelen van CD--R/CD--RW’s is somsniet mogelijk als de CD--R/CD--RW’s zijnblootgesteld aan direct zonlicht, hoge tem-peraturen of op onjuiste wijze in de auto zijnbewaard.

� Titels en andere tekstinformatie op eenCD--R/CD--RW wordt soms niet weergege-ven door de MP3/WMA--speler (als de infor-matie geschreven is in audioformaat (CD--DA)).

� De MP3/WMA--speler volgt bij het over-slaan van nummers de structuur van deCD--R/CD--RW.

� Als u een CD--RW in de MP3/WMA--spelerplaats, duurt het langer voordat met afspe-len begonnen wordt dan na het plaatsenvan een conventionele CD of CD--R.

� Lees voor het gebruik de voorzorgsmaatre-gelen die bij de CD--R/CD--RW’s geleverdworden.

� Opnames op CD--R/CD--RW kunnen nietworden afgespeeld op het DDCD--systeem(Double Density CD).

VERKLARING VAN DE TERMEN

Packet write—

Dit is een algemene benaming voor een opna-memethode op CD--R, enz. waarbij een be-stand op dezelfde manier wordt weggeschre-ven als op een diskette of harde schijf.

Bitrate—

Dit geeft de hoeveelheid data per seconde aanof bps--eenheden (bits per seconde). Hoe ho-ger de verhouding, hoe meer informatie er be-schikbaar is om het geluid te reproduceren. Alsdezelfde coderingsmethodes (zoalsMP3/WMA) worden gebruikt geldt, hoe hogerde verhouding, hoe beter het geluid.

Multisession—

Multi--session is een opnamemethode waarbijer later nog meer gegevens op de CD geschre-ven kunnen worden. Bij het opnemen van ge-gevens op een CD--ROM, CD--R of CD--RW,enz., worden alle gegevens vanaf het begin tothet eind als één geheel of één sessie be-schouwd. Multi--session is een methode waar-bij een disc in meer dan 2 sessies beschrevenkan worden.

CD-DA—

CD--DA is een afkorting van Compact Disc Di-gital Audio. Dit verwijst naar het ongecompri-meerde formaat van normale CD’s.

ID3/WMA Tag—

Dit is een methode voor het vastleggen vannummergerelateerde informatie in eenMP3/WMA--bestand. Deze vastgelegde infor-matie kan onder meer de naam van het mu-ziekstuk, de naam van de artiest, de naam vanhet album, het genre muziek, het jaar van pro-ductie, opmerkingen en andere gegevens be-vatten. De inhoud kan vrij worden bewerkt metsoftware die bewerkingsfuncties voor ID3/WMAtags bevat. Hoewel het aantal karakters waar-uit een tag bestaat beperkt is, kan de informa-tie die is vastgelegd worden bekeken als hetnummer wordt afgespeeld.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 266: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 255

ISO 9660 formaat—

Dit is de internationale standaard voor het logi-sche formaat l voor CD--ROM--mappen en --be-standen. Voor het ISO 9660 formaat zijn er nor-men voor de volgende twee levels.

Level 1:

De bestandsnaam is in 8.3 formaat (de naambestaat uit maximaal 8 karakters, hoofdlettersen cijfers en het teken “--”, met een bestands-extensie van drie karakters.)

Level 2:

De bestandsnaam kan bestaan uit maximaal31 (MP3--bestanden)/15 (WMA--bestanden)karakters (inclusief het scheidingsmerkteken“.” en een bestandsextensie). Iedere map bevatminder dan 8 niveaus.

Extended formats

Joliet:

De bestandsnaam kan uit maximaal 64 karak-ters bestaan.

Romeo:

De bestandsnaam kan uit maximaal 128 karak-ters bestaan.

m3u—

Playlists die met WINAMP--software zijn ge-maakt, hebben een playlist--bestandsextensie(.m3u).

MP3—

MP3 is een afkorting van MPEG 1 & 2 AudioLayer 3. Dit is een compressiestandaard vooraudiobestanden die is opgesteld door eenwerkgroep (MPEG) van de ISO (InternationalStandards Organization). Met MP3 kan eenaudiobestand gecomprimeerd worden tot onge-veer 1/10 van zijn oorspronkelijke grootte.

WMA—

WMA is een afkorting van Windows Media Au-dio. Dit is een audiobestandsformaat dat ont-wikkeld is door Microsoft Corporation. MetWMA kan een audiobestand gecomprimeerdworden tot ongeveer de helft van een MP3--be-stand.

Windows Media en Windows zijngeregistreerde handelsmerken van MicrosoftCorporation in de VS en andere landen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 267: Handleiding Toyota Yaris

256 AUDIOSYSTEEM

AUX--aansluiting

In de middenconsole is een AUX-aanslui-ting ondergebracht.

Met behulp van een miniplug kan op deze aan-sluiting een extern audioapparaat worden aan-gesloten en kan de muziek van dit apparaat viahet luidsprekersysteem van de auto wordenweergegeven.

Schakel de stand AUX (extern apparaat) vanhet audiosysteem in door op de toetsDISC·AUX te drukken. Als de AUX--aansluitingin gebruik is, verschijnt op het display de aan-duiding AUX. Regel het volume met behulp vande knop PWR·VOL.

Als het externe audioapparaat op de elektri-sche aansluiting of de aansteker wordt aange-sloten, kan er tijdens het afspelen storing op-treden. Gebruik in dat geval de internevoedingsbron van het externe audioapparaat.

Als er in uw auto een ander audiosysteem ge-monteerd wordt dan het originele audiosys-teem, dan kan de AUX--aansluiting niet wordengebruikt.

OPMERKING

Laat geen miniplug in de AUX-aansluitingzitten als er geen extern apparaat is aange-sloten, hierdoor kan ruis worden weergege-ven.

Installatie telefoon (zie bladzijde 263)

� Pair phone (telefoon koppelen)

Om uw handsfree--systeem te kunnen ge-bruiken, moet u uw telefoon registreren bijhet systeem.

� Change name (naam wijzigen)

De namen van geregistreerde telefoonskunnen worden gewijzigd.

� Delete (verwijderen)

De geregistreerde telefoon kan worden ge-wist.

� List phone (telefoonlijst)

De namen van geregistreerde telefoonskunnen worden gecontroleerd.

� Select phone (telefoon selecteren)

De geregistreerde telefoons kunnen wordengeselecteerd.

� Set passkey (stel toegangscode in)

De toegangscode kan worden gewijzigd.

Beveiliging (zie bladzijde 266)

� Set PIN (PIN-code instellen)

De PIN--code kan worden ingesteld of ge-wijzigd.

� Phone book lock (telefoonboek vergren-delen)

Het telefoonboek kan worden vergrendeld.

� Phone book unlock (telefoonboek ont-grendelen)

Het vergrendelde telefoonboek kan wordenontgrendeld.

Installatie systeem (zie bladzijde 268)

� Adjust Guidance Volume (volume stem-begeleiding aanpassen)

Het volume van de stembegeleiding kanworden geregeld.

� Initalize (initialiseren)

Telefoonboek (zie bladzijde 269)

� Add Entry (item toevoegen)

Telefoonnummers en spraaktags kunnenworden opgeslagen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Handsfree--telefoonsysteem——Referentie

Page 268: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 257

� Change Name (naam wijzigen)

De opgeslagen namen kunnen worden ge-wijzigd.

� Delete Entry (item verwijderen)

De opgeslagen namen kunnen worden ver-wijderd.

� Delete Speed Dial (snelkeuzenummerverwijderen)

De snelkeuzenummers kunnen worden ver-wijderd.

� List names (namenlijst)

De opgeslagen namen kunnen worden ge-controleerd.

� Set Speed Dial (snelkeuzenummer instel-len)

Snelkeuzenummers kunnen worden inge-steld.

Opnieuw kiezen (zie bladzijde NO TAG)

Terugbellen (zie bladzijde NO TAG)

Een telefoongesprek starten (zie bladzijdeNO TAG)

Een telefoongesprek aannemen (zie bladzij-de NO TAG)

Een telefoongesprek voeren (zie bladzijdeNO TAG)

—Basishandelingen

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 269: Handleiding Toyota Yaris

258 AUDIOSYSTEEM

Dit systeem ondersteunt Bluetooth�, eendraadloos systeem waarmee u telefoonge-sprekken kunt voeren zonder uw handenvan het stuurwiel te nemen en waarbij geenkabels nodig zijn om de telefoon en het sys-teem met elkaar te verbinden.

De telefoon moet aan het systeem worden ge-koppeld voordat de handsfree--functie kan wor-den gebruikt. Als uw mobiele telefoon geenBluetooth� ondersteunt, werkt dit systeem niet.

WAARSCHUWING

Gebruik tijdens het rijden geen mobiele tele-foon en koppel geen Bluetooth�--telefoonaan het systeem.

OPMERKING

Laat uw mobiele telefoon niet achter in deauto. Door eventuele hoge temperaturen inhet interieur kan de telefoon schade oplo-pen.

Het systeem werkt mogelijk niet onder de vol-gende omstandigheden en op de volgendeplaatsen:

� De mobiele telefoon is uitgeschakeld.

� De huidige locatie valt buiten het ontvangst-bereik.

� De mobiele telefoon is niet aan het systeemgekoppeld.

� De batterij van de mobiele telefoon is (bij-na) leeg.

� De ontvangst van de mobiele telefoon wordtgehinderd door een stoel, dashboardkastjeof opbergvak.

� De mobiele telefoon maakt contact met ofwordt bedekt door een metalen voorwerp.

Dit systeem ondersteunt de volgende diensten.

� HFP (Hands Free Profile) Ver.1.0.

� OPP (Object Push Profile) Ver.1.1.

Als uw mobiele telefoon geen HFP onder-steunt, hebt u geen toegang tot deBluetooth�--telefoon en moet u toegang totOPP--diensten afzonderlijk instellen.

Bluetooth is een geregistreerd handelsmerkvan Bluetooth SIG. Inc.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 270: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 259

Als u de auto verkoopt:

Bij gebruik van het handsfree- systeem wor-den veel persoonlijke gegevens opgeslagen.Reset daarom het systeem als u de autoverkoopt.

Als u het systeem reset, kunnen de voorgaan-de instellingen niet meer worden hersteld.Wees zeer zorgvuldig bij het resetten van ge-gevens.

U kunt de volgende gegevens in het systeeminitialiseren.

� Telefoonboekgegevens

� Gekozen nummers en ontvangen gesprek-ken

� Speed dial (snelkeuzenummer)

� Gegevens Bluetooth�--telefoon

� Beveiligingscode

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 271: Handleiding Toyota Yaris

260 AUDIOSYSTEEM

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 272: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 261

Stuurwieltoetsen (type A)

Stuurwieltoetsen (type B)

Microfoon

1. Toets volumeregeling

Druk op + om het volume te verhogen.Druk op -- om het volume te verlagen.

Het volume blijft toenemen of afnemen als detoets ingedrukt gehouden wordt.

Als de rijsnelheid hoger wordt dan 80 km/hneemt het volume automatisch toe zonder dateen toets ingedrukt wordt. Als de rijsnelheidlager wordt dan 70 km/h keert het volume auto-matisch terug naar het oorspronkelijke niveau.

2. Toets gesprek aannemen

Door de toets gesprek aannemen in te drukkenwordt het handsfree--systeem ingeschakeld.

Door bij een binnenkomend gesprek de toetsgesprek aannemen in te drukken kunt u hetgesprek via de telefoon voeren.

3. Toets gesprek beëindigen

Als u terwijl het handsfree--systeem is inge-schakeld de toets gesprek beëindigen indrukt,wordt het handsfree--systeem uitgeschakeld.

4. Spraaktoets

Door de spraaktoets in te drukken wordt hethandsfree--systeem ingeschakeld en hetspraakcommandosysteem geactiveerd.

Door de spraaktoets ingedrukt te houden wordthet spraakcommandosysteem uitgeschakeld.

5. Microfoon

De microfoon wordt gebruikt bij het voeren vaneen gesprek via de telefoon of bij gebruik vanhet spraakcommandosysteem.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Bediening en kenmerken

�Stuurwieltoetsen en microfoon

Page 273: Handleiding Toyota Yaris

262 AUDIOSYSTEEM

1. Display

Op het display verschijnt informatie als het ont-vangstbereik en de naam en het nummer vaneen persoon. Zie de beschrijving van DISPLAYop de volgende bladzijde voor meer detailsover het display.

2. Knop AUDIO/CONTROL

Door aan de knop AUDIO/CONTROL te draai-en kunnen menu--onderdelen, namen, num-mers, enz. worden geselecteerd. Druk op deknop AUDIO/CONTROL om een item te selec-teren.

De Bluetooth--functies zijn tijdens het rijdenuitgeschakeld. Druk op de stuurwieltoets Ge-sprek aannemen. Vervolgens kunt u de Blue-tooth--functies selecteren.

3. Voorkeuzetoetsen

Door op de snelkeuzetoets te drukken verschij-nen de snelkeuzenummers.

4. Toets TEXT

Als de naam of het nummer van een persoonte lang is om volledig te worden weergegeven,kan het resterende deel worden weergegevendoor de toets TEXT ingedrukt te houden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

�Audio- eenheid

Page 274: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 263

DISPLAY

1. Bluetooth� display

Dit toont wanneer er eenBluetooth�--verbinding tot stand is gebracht.Als er niets wordt weergegeven kon deBluetooth�--verbinding niet tot stand wordengebracht en is communicatie tussen detelefoon en het systeem niet mogelijk.Controleer bij gebruik van hethandsfree--systeem altijd of de melding BT ophet display verschijnt. Het display wordtvoortdurend geactualiseerd.

2. Display ontvangstbereik

Toont het ontvangstbereik van de mobiele tele-foonsignalen. Dit kan afwijken van het displayop de mobiele telefoon. Bij bepaalde telefoonswordt het ontvangstbereik niet weergegeven.

Het aantal streepjes is hoger naarmate het ont-vangen signaal sterker is.

3. Berichten weergeven

Toont telefoonnummers, namen, opmerkingen,menu--onderdelen, enz.

—Installatie telefoon

Het installatiemenu voor de telefoon bevat devolgende onderdelen:

� Pair Phone (telefoon koppelen)

Om uw handsfree--systeem te kunnen gebrui-ken, moet u uw telefoon registreren bij het sys-teem. Als u de telefoon geregistreerd hebt,kunt u handsfree bellen. Er kunnen maximaal 6telefoons worden geregistreerd.

� Select Phone (Selecteer telefoon)

Als het systeem verbinding maakt viaBluetooth�, wordt automatisch de laatst ge-bruikte telefoon geselecteerd. Selecteer indiennodig een andere telefoon. Alleen de geselec-teerde telefoon kan in combinatie met hethandsfree--systeem worden gebruikt.

� Change Name (naam wijzigen)

De voice tag (spraaklabel) van geregistreerdetelefoons kan worden gewijzigd.

� List Phone (telefoonlijst)

De namen en voice tags (spraaklabels) vangeregistreerde telefoons kunnen worden ge-controleerd.

De volgende functies zijn beschikbaar als denaam wordt weergegeven:

� Select phone (selecteer telefoon)

� Change name (naam wijzigen)

� Delete (verwijderen)

� Set Passkey (toegangscode instellen)

De toegangscode kan worden gewijzigd. Detoegangscode kan bestaan uit 4 tot 8 cijfers.

� Delete (verwijderen)

De geregistreerde telefoons kunnen wordengewist.

Toegang tot het installatiemenu telefoon

1. Druk de toets gesprek aannemen in om hethandsfree--systeem in te schakelen.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totSetup verschijnt en druk op de knop.

3. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totPhone Setup (installatie telefoon) verschijnten druk op de knop.

XXX (naam telefoon) wordt weergegeven.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 275: Handleiding Toyota Yaris

264 AUDIOSYSTEEM

Als er geen telefoon is geregistreerd, geeft hetBluetooth--menu alleen de optie telefoon kop-pelen weer.

Telefoons koppelen

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totPair Phone (telefoon koppelen) verschijnten druk op de knop.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totRecord Name (Naam opslaan) verschijnt endruk op de knop en zeg hardop XXX (ge-wenste telefoonnaam).

3. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totConfirm (bevestigen) verschijnt en druk opde knop.

Nadat CAR M_MEDIA verschijnt, wordt eentoegangscode ∗ weergegeven.

4. Toets de toegangscode die op het displayverschijnt in in de telefoon.

De melding Paired (gekoppeld) verschijnt.

In de volgende gevallen werkt het systeem mo-gelijk niet:

� Er zijn al meer dan 6 telefoons geregi-streerd.

� De auto rijdt.

� Er kan geen verbinding worden gemaakttussen het systeem en de telefoon.

∗: De toegangscode is noodzakelijk om eentelefoon te registreren bij het systeem.

INFORMATIE

� Om uw handsfree-systeem te kunnen ge-bruiken, moet u uw telefoon registreren bijhet systeem. Als u de telefoon geregi-streerd hebt, kunt u handsfree bellen. Erkunnen maximaal 6 telefoons worden ge-registreerd.

� Raadpleeg de handleiding van uw mobieletelefoon voor de werking ervan.

� De toegangscode kan worden gewijzigd.Zie bladzijde 265 voor het wijzigen van detoegangscode.

Een telefoon selecteren

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot Se-lect Phone (selecteer telefoon) verschijnt endruk op de knop.

Een telefoon selecteren via een knop:

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot denaam van de gewenste telefoon verschijnt endruk op de knop.

Op het display verschijnt Selected (geselec-teerd).

In de volgende gevallen werkt het systeem mo-gelijk niet:

� De mobiele telefoon is niet gevonden.

� Het systeem herkent het spraakcommandoniet.

Naam wijzigen

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totChange Name (naam wijzigen) verschijnt endruk op de knop.

Een telefoon selecteren via een knop:

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot denaam van de te wijzigen telefoonnaam ver-schijnt en druk op de knop.

XXX wordt weergegeven.

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totRecord Name (Naam opslaan) verschijnt endruk op de knop en zeg hardop XXX (ge-wenste telefoonnaam).

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totConfirm (bevestigen) verschijnt en druk opde knop.

Changed (gewijzigd) wordt weergegeven.

In de volgende gevallen werkt het systeem mo-gelijk niet:

� Er is geen enkele telefoon geregistreerd.

� Het systeem herkent het spraakcommandoniet.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 276: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 265

List phones (telefoonlijst) weergeven

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot ListPhones (telefoonlijst) verschijnt en druk op deknop.

Druk tijdens de weergave de spraaktoets in omeen naam te selecteren.

Selecteer een van de volgende opties:

Select phone (selecteer telefoon)

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot Se-lect Phone (selecteer telefoon) verschijnt endruk op de knop.

Zie bladzijde 264 voor meer informatie over hetselecteren van een telefoon.

Change name (naam wijzigen)

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totChange Name (naam wijzigen) verschijnt endruk op de knop.

Zie bladzijde 264 voor meer informatie over hetwijzigen van een naam.

Delete (verwijderen)

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot Dele-te (verwijderen) verschijnt en druk op de knop.

Zie bladzijde 265 voor meer informatie over hetverwijderen van een telefoon.

Als er geen enkele telefoon is geregistreerd,werkt het systeem mogelijk niet goed.

Een toegangscode instellen

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totSet Passkey (toegangscode instellen)verschijnt en druk op de knop.

Passkey (toegangscode) verschijnt.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL omeen nummer te selecteren.

Bij gebruik van de knop:

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL omeen nummer te selecteren. Druk op de knopAUDIO/CONTROL om op te slaan.

2. Druk op de knop AUDIO/CONTROL als detoegangscode is opgeslagen.

In de volgende gevallen werkt het systeem mo-gelijk niet:

� De toegangscode bevat minder dan 4 cij-fers.

� De toegangscode bevat meer dan 8 cijfers.

Een telefoon verwijderen

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot Dele-te (verwijderen) verschijnt en druk op de knop.

Bij gebruik van de knop:

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot denaam van de te verwijderen telefoon verschijnten druk op de knop.

De melding Deleted (verwijderd) verschijnt.

In de volgende gevallen werkt het systeem mo-gelijk niet:

� Er is geen enkele telefoon geregistreerd.

� Het systeem herkent het spraakcommandoniet.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 277: Handleiding Toyota Yaris

266 AUDIOSYSTEEM

—Beveiliging

Het beveiligingsmenu bevat de volgende on-derdelen:

� Set PIN (Personal Identification Number)(PIN-code instellen)

De PIN--code kan worden ingesteld of gewij-zigd.

� Phone book lock (telefoonboek vergren-delen)

Het telefoonboek kan worden vergrendeld.

Wanneer het telefoonboek vergrendeld is, zijnde volgende functies niet beschikbaar:

� Een telefoongesprek starten met behulpvan een naam en een nummer

� Opnieuw bellen van een nummer

� Terugbellen

� Speed Dial (snelkeuzenummer)

� Telefoonboek

� Phone book unlock (telefoonboek ont-grendelen)

Het vergrendelde telefoonboek kan wordenontgrendeld.

Toegang tot het beveiligingsmenu

1. Druk de toets gesprek aannemen in om hethandsfree--systeem in te schakelen.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totSetup verschijnt en druk op de knop.

3. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totSecurity (beveiliging) verschijnt en druk opde knop.

Een PIN-code instellen

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot SetPIN (PIN--code instellen) verschijnt en druk opde knop.

Bij gebruik van de knop:

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL omeen nummer te selecteren. Druk op de knopAUDIO/CONTROL om op te slaan.

2. Herhaal bovenstaande stappen tot de viercijfers van de PIN--code zijn ingevoerd.

3. Druk op de knop AUDIO/CONTROL als dePIN--code is ingesteld.

4. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totConfirm (bevestigen) verschijnt en druk opde knop.

De melding Completed (voltooid) verschijnt.

De PIN--code wijzigen:

Op het display verschijnt de melding CurrentPIN? (huidige PIN--code).

Gebruik de knop AUDIO/CONTROL om de cor-recte PIN--code in te voeren.

De melding Completed (voltooid) verschijnt.

Als de code onjuist is, werkt het systeem mo-gelijk niet goed.

Telefoonboek vergrendelen

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totPhbk Lock (telefoonboek vergrendelen)verschijnt en druk op de knop.

De melding PIN? verschijnt.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL omeen nummer te selecteren.

Bij gebruik van de knop:

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL omeen nummer te selecteren. Druk op de knopAUDIO/CONTROL om op te slaan.

2. Druk op de knop AUDIO/CONTROL als dePIN--code is ingesteld.

Op het display verschijnt XXXX.

3. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totConfirm (bevestigen) verschijnt en druk opde knop.

Op het display verschijnt de melding Locked(vergrendeld).

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 278: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 267

In de volgende gevallen werkt het systeem mo-gelijk niet:

� De huidige code is onjuist.

� Het telefoonboek is al vergrendeld.

� De PIN--code bestaat niet.

Telefoonboek ontgrendelen

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totPhbk Unlock (telefoonboek ontgrendelen)verschijnt en druk op de knop.

Op het display verschijnt de melding CurrentPIN? (huidige PIN--code).

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL omeen nummer te selecteren.

Bij gebruik van de knop:

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL omeen nummer te selecteren. Druk op de knopAUDIO/CONTROL om op te slaan.

2. Druk op de knop AUDIO/CONTROL als dePIN--code is ingesteld.

Op het display verschijnt XXXX.

3. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totConfirm (bevestigen) verschijnt en druk opde knop.

Op het display verschijnt de melding Unlocked(ontgrendeld).

In de volgende gevallen werkt het systeem mo-gelijk niet:

� De huidige code is onjuist.

� Het telefoonboek is al ontgrendeld.

Het installatiemenu voor het systeem bevat devolgende onderdelen:

� Volume Guidance (stembegeleiding) aan-passen

� Initialize (initialiseren)

Toegang tot het installatiemenu systeem

1. Druk de toets gesprek aannemen in om hethandsfree--systeem in te schakelen.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totSetup verschijnt en druk op de knop.

3. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totSystem Setup verschijnt en druk op deknop.

Volume stembegeleiding aanpassen

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totGuidance Vol (volume stembegeleiding)verschijnt en druk op de knop.

Op het display verschijnt het huidige volumeni-veau.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL omhet volume aan te passen en druk op deknop.

Initialiseren

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totInitialize (initialiseren) verschijnt en druk opde knop.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totConfirm (bevestigen) verschijnt en druk opde knop.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Systeeminstallatie

Page 279: Handleiding Toyota Yaris

268 AUDIOSYSTEEM

Het menu van het telefoonboek bevat de vol-gende onderdelen:

� Add Entry (item toevoegen)

Telefoonnummers en spraaktags kunnen wor-den opgeslagen.

� Change Name (naam wijzigen)

De opgeslagen namen kunnen worden gewij-zigd.

� Delete Entry (item verwijderen)

De opgeslagen namen kunnen worden verwij-derd.

� Delete Speed Dial (snelkeuzenummer ver-wijderen)

De snelkeuzenummers kunnen worden verwij-derd.

� List Names (namenlijst)

De opgeslagen namen kunnen worden gecon-troleerd.

� Set Speed Dial (snelkeuzenummer instel-len)

Snelkeuzenummers kunnen worden ingesteld.

Toegang tot het menu telefoonboek

1. Druk de toets gesprek aannemen in om hethandsfree--systeem in te schakelen.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totPhone Book (telefoonboek) verschijnt endruk op de knop.

Als het telefoonboek is vergrendeld werkt hetsysteem mogelijk niet goed.

Item toevoegen

De functie add entry (item toevoegen) bevat devolgende onderdelen:

(a) By Phone (via de telefoon)

(b) Call History (gesprekslijst)

(c) Manual Input (handmatig invoeren)

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot AddEntry (item toevoegen) verschijnt en druk opde knop.

(a) By Phone (via de telefoon)

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totBy Phone (via de telefoon) verschijnt endruk op de knop.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totConfirm (bevestigen) verschijnt en druk opde knop.

Op het display verschijnt Transfer (overdragen).

Nadat het systeem de naam en het telefoon-nummer ontvangen heeft, verschijnt op het dis-play XXX (naam) en XXX (nummer).

3. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tothet telefoonnummer dat u wilt opslaan ver-schijnt en druk op de knop.

Voer vervolgens een spraaklabel in.

Voer een voice tag (spraaklabel) in als Con-firm (bevestigen) verschijnt.

1. Druk op de spraaktoets en spreek de naamvan het telefoonnummer dat u wilt opslaanhardop uit.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totConfirm (bevestigen) verschijnt en druk opde knop.

Op het display verschijn Stored (opgeslagen).

3. Selecteer een van de volgende opties:

� Confirm (bevestigen)

� Speed Dial (snelkeuzenummer)

Confirm (bevestigen)

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot Con-firm (bevestigen) verschijnt en druk op de knop.

Speed Dial (snelkeuzenummer)

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totSpeed Dial (snelkeuzenummer) verschijnten druk op de knop.

“Push 1--6 key” (druk op knop 1--6) wordt weer-gegeven.

2. Druk op de gewenste snelkeuzetoets.

In de volgende gevallen werkt het systeem mo-gelijk niet:

� Het telefoonboek is al vol.

� Het telefoonnummer bevat meer dan 24 cij-fers.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Phone Book (telefoonboek)

Page 280: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 269

(b) Call History (gesprekslijst)

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totCall history (gesprekslijst) verschijnt endruk op de knop.

Op het display verschijnt Call History (ge-sprekslijst).

2. Selecteer een van de volgende opties:

� Incoming (inkomend gesprek)

� Outgoing (uitgaand gesprek)

Incoming (inkomend gesprek)

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totIncoming (inkomend gesprek) verschijnt endruk op de knop.

Het inkomende nummer (of de inkomendenaam indien deze in het geheugen is opgesla-gen) wordt weergegeven.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tothet telefoonnummer dat u wilt opslaan ver-schijnt en druk op de knop.

Voer vervolgens een spraaklabel in.

Zie bladzijde 268 voor meer informatie.

Outgoing (uitgaand gesprek)

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totOutgoing (uitgaand gesprek) verschijnt endruk op de knop.

Het uitgaande nummer (of de uitgaande naamindien deze in het geheugen is opgeslagen)wordt weergegeven.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tothet telefoonnummer dat u wilt opslaan ver-schijnt en druk op de knop.

Voer vervolgens een spraaklabel in.

Zie bladzijde 268 voor meer informatie.

(c) Manual Input (handmatig invoeren)

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totManual Input (handmatig invoeren) ver-schijnt en druk op de knop.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL omeen nummer te selecteren. Druk op de knopAUDIO/CONTROL om op te slaan.

3. Druk op de knop AUDIO/CONTROL als hetnummer is ingesteld.

Voer vervolgens een spraaklabel in.

Zie bladzijde 268 voor meer informatie.

Namenlijst

De voice tags (spraaklabels) kunnen wordengewijzigd tijdens de weergave op het display.

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot ListNames (namenlijst) verschijnt en druk op deknop.

Druk tijdens de weergave de spraaktoets in omeen naam te selecteren.

Op het display verschijnt Selected (geselec-teerd).

U kunt het nummer kiezen van de op het dis-play geselecteerde naam door op de spraak-toets te drukken.

Voice tags (spraaklabels) wijzigen

De volgende functies zijn beschikbaar:

� Dial (kiezen)

� Change Name (naam wijzigen)

� Delete Entry (item verwijderen)

� Speed Dial (snelkeuzenummer)

Op het display verschijnt Selected (geselec-teerd).

Dial (kiezen)

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot Dial(kiezen) verschijnt en druk op de knop.

Change Name (naam wijzigen)

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totChange Name (naam wijzigen) verschijnt endruk op de knop.

Zie bladzijde 270 voor meer informatie.

Delete Entry (item verwijderen)

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot Dele-te Entry (item verwijderen) verschijnt en drukop de knop.

Zie bladzijde 269 voor meer informatie.

Speed dial (snelkeuzenummer)

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totSpeed Dial (snelkeuzenummer) verschijnt endruk op de knop.

Zie bladzijde 270 voor meer informatie.

Item verwijderen

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot Dele-te Entry (item verwijderen) verschijnt en drukop de knop.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 281: Handleiding Toyota Yaris

270 AUDIOSYSTEEM

Bij gebruik van de knop:

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot denaam of het telefoonnummer dat u wilt verwij-deren verschijnt en druk op de knop.

De melding Deleted (verwijderd) verschijnt.

In de volgende gevallen werkt het systeem mo-gelijk niet:

� Er is geen enkele naam opgeslagen.

� Het systeem herkent het spraakcommandoniet.

Snelkeuzenummer verwijderen

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totDel Spd Dial (snelkeuzenummerverwijderen) verschijnt en druk op de knop.

2. Selecteer de snelkeuzetoets die u wilt wis-sen.

3. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totConfirm (bevestigen) verschijnt en druk opde knop.

De melding Deleted (verwijderd) verschijnt.

In de volgende gevallen werkt het systeem mo-gelijk niet:

� Er is geen enkel snelkeuzenummer opge-slagen.

� De snelkeuzetoets is nog niet toegewezen.

Naam wijzigen

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totChange Name (naam wijzigen) verschijnt endruk op de knop.

Bij gebruik van de knop:

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot denaam of het telefoonnummer dat u wilt wijzigenverschijnt en druk op de knop.

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totRecord Name (naam opslaan) verschijnt,druk op de knop en zeg hardop XXX (nieu-we naam).

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totConfirm (bevestigen) verschijnt en druk opde knop.

Changed (gewijzigd) wordt weergegeven.

In de volgende gevallen werkt het systeem mo-gelijk niet:

� Er is geen enkele naam opgeslagen.

� Het systeem herkent het spraakcommandoniet.

Snelkeuzenummer instellen

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totSpeed Dial (snelkeuzenummer) verschijnt endruk op de knop.

Bij gebruik van de knop:

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tothet telefoonnummer dat u wilt opslaan ver-schijnt en druk op de knop.

2. Druk op de gewenste snelkeuzetoets enhoud deze lang ingedrukt. Als er onder eenbepaalde toets al een nummer isopgeslagen, wordt Overwrite?(overschrijven) weergegeven. Draai aan deknop tot Confirm (bevestigen) wordtweergegeven, of Go Back (terug) om eenandere toets te selecteren.

In de volgende gevallen werkt het systeem mo-gelijk niet:

� Er is geen naam opgeslagen.

� Het systeem herkent het spraakcommandoniet.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 282: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 271

De volgende functies zijn beschikbaar:

� DIal (kiezen)

� Delete (verwijderen)

� Store (opslaan)

Nummerherhaling openen

1. Druk de toets gesprek aannemen in om hethandsfree--systeem in te schakelen.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totRedial (nummerherhaling) verschijnt endruk op de knop.

Dial (kiezen)

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot hettelefoonnummer dat u wilt kiezen verschijnt endruk op de knop. Voer een van de volgendehandelingen uit:

� Druk op de toets gesprek aannemen.

� Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totDial (kiezen) verschijnt en druk op de knop.

Delete (verwijderen)

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tothet telefoonnummer dat u wilt verwijderenverschijnt en druk op de knop.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totDelete (verwijderen) verschijnt en druk opde knop.

3. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totConfirm (bevestigen) verschijnt en druk opde knop.

Store (opslaan)

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tothet telefoonnummer dat u wilt opslaan ver-schijnt en druk op de knop.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totStore (opslaan) verschijnt en druk op deknop.

3. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totConfirm (bevestigen) verschijnt en druk opde knop.

Voer vervolgens een spraaklabel in.

Zie bladzijde 268 voor meer informatie.

In de volgende gevallen werkt het systeem mo-gelijk niet:

� Er is geen uitgaande gesprekslijst.

� Het telefoonboek is vergrendeld.

INFORMATIE

� In het systeem kunnen tot vijf laatst geko-zen nummers worden opgeslagen.

� Als er vijf gekozen nummers in het geheu-gen zijn opgeslagen, wordt het oudstenummer verwijderd om plaats te makenvoor een nieuw nummer.

� Als hetzelfde nummer opnieuw wordt ge-kozen, wordt alleen de laatste keer vastge-legd.

� Er is een sneltoets voor Redial (nummer-herhaling). Druk tweemaal op de toets ge-sprek aannemen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Redial (nummerherhaling)

Page 283: Handleiding Toyota Yaris

272 AUDIOSYSTEEM

De volgende functies zijn beschikbaar:

� Dial (kiezen)

� Delete (verwijderen)

� Store (opslaan)

Terugbellen openen

1. Druk de toets gesprek aannemen in om hethandsfree--systeem in te schakelen.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totCallback (terugbellen) verschijnt en druk opde knop.

Dial (kiezen)

Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tot hettelefoonnummer dat u wilt kiezen verschijnt endruk op de knop. Voer een van de volgendehandelingen uit:

� Druk op de toets gesprek aannemen.

� Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totDial (kiezen) verschijnt en druk op de knop.

Delete (verwijderen)

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tothet telefoonnummer dat u wilt verwijderenverschijnt en druk op de knop.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totDelete (verwijderen) verschijnt en druk opde knop.

3. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totConfirm (bevestigen) verschijnt en druk opde knop.

Store (opslaan)

1. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL tothet telefoonnummer dat u wilt opslaan ver-schijnt en druk op de knop.

2. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totStore (opslaan) verschijnt en druk op deknop.

3. Draai aan de knop AUDIO/CONTROL totConfirm (bevestigen) verschijnt en druk opde knop.

Voer vervolgens een spraaklabel in.

Zie bladzijde 268 voor meer informatie.

In de volgende gevallen werkt het systeem mo-gelijk niet:

� Er is geen inkomende gesprekslijst.

� Het telefoonboek is vergrendeld.

INFORMATIE

� In het systeem kunnen maximaal vijf num-mers van inkomende gesprekken wordenopgeslagen.

� Als er vijf nummers van inkomende ge-sprekken in het geheugen zijn opgesla-gen, wordt het oudste nummer verwijderdom plaats te maken voor een nieuw num-mer.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Callback (terugbellen)

Page 284: Handleiding Toyota Yaris

AUDIOSYSTEEM 273

Als de mobiele telefoon niet geregistreerd is,werkt het systeem niet. Zie bladzijde 263 voorhet registreren van een mobiele telefoon. Con-troleer of BT op het display wordt weergegevenen zorg dat de mobiele telefoon gebruiksklaaris.

Met dit systeem kan op 4 manieren een tele-foongesprek worden gestart.

� Een nummer kiezen door een naam in tevoeren

1. Druk de spraaktoets in en spreek de ge-wenste naam (voice tag) van de opgesla-gen contactpersoon hardop uit. Op het dis-play verschijnt de naam of het nummer.

2. Druk op de toets gesprek aannemen om hetnummer te kiezen.

� Speed dial (snelkeuzenummer)

Een telefoongesprek kan worden gestart meteen druk op een snelkeuzetoets waarondereen nummer is opgeslagen. Zie bladzijde 270voor het instellen van de voorkeuzetoetsen.

� Phone book (telefoonboek)

Een telefoongesprek kan worden gestart vanuitlist names (namenlijst). Zie bladzijde 268.

� Opnieuw bellen van een nummer

� Call back (terugbellen)

To make a phone call (telefoongesprek voe-ren)

Druk de toets gesprek aannemen in om hethandsfree--systeem in te schakelen.

Speed dial (snelkeuzenummer kiezen)

1. Druk op de snelkeuzetoets waaronder hetgewenste nummer is opgeslagen. Op hetdisplay verschijnt de naam of het nummer.Als er onder de voorkeuzetoets nog geennummer is opgeslagen, wordt Empty (leeg)weergegeven.

2. Druk op de toets gesprek aannemen om hetnummer te kiezen.

Bij een inkomende oproep klinkt er een beltoonen het systeem schakelt over naar de telefoon-stand.

Bij een inkomend gesprek verschijnt de volgen-de informatie op het display. De weergave ophet display hangt ervan af of de auto rijdt ofniet.

Als de auto stilstaat:

Op het display verschijnt een naam, een num-mer of Incoming (inkomend gesprek).

Als de auto rijdt:

Op het display verschijn Incoming (inkomendgesprek) of Name (naam).

Voer een van de volgende handelingen uit:

� Door op de toets gesprek aannemen tedrukken kunt u het gesprek via de telefoonvoeren.

� Door op de toets gesprek beëindigen tedrukken, weigert u het gesprek.

Druk op de + of -- van de stuurwielschakelaarsom het volume van de beltoon te wijzigen. Hetvolume kan niet worden geregeld via de volu-meknop van het audiosysteem.

Door herhaaldelijk op de -- van de stuurwiel-schakelaars te drukken wordt de beltoon on-derdrukt. Bij beltoon onderdrukt is het volumebij het ontvangen van een nieuw inkomend ge-sprek weer op standaardniveau ingesteld. (vo-lumeniveau 7)

Bij een inkomend gesprek vanuit het buitenlandwordt de naam van de beller mogelijk niet cor-rect weergegeven, afhankelijk van de mobieletelefoon.

Een gesprek doorschakelen naar de tele-foon:

Een inkomend gesprek kan van het handsfree--systeem worden doorgeschakeld naar de mo-biele telefoon die is gekoppeld via Bluetooth�.Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de mo-biele telefoon voor meer informatie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Bellen—Een telefoongesprekontvangen

Page 285: Handleiding Toyota Yaris

274 AUDIOSYSTEEM

Tijdens een telefoongesprek verschijnt de vol-gende informatie op het display. De weergaveop het display hangt er vanaf of de auto rijdt ofniet.

Als de auto stilstaat:Number (nummer) of Name (naam) wordtweergegeven.

Als de auto rijdt:Talking (bezig met telefoongesprek) of Name(naam) wordt weergegeven.

Druk na het beëindigen van het gesprek op detoets toets gesprek beëindigen.

In de volgende gevallen is het mogelijk dat uwgesprekspartner u niet kan horen.

� Spreek niet tegelijkertijd tijdens een ge-sprek. Als u tegelijkertijd spreekt, komt hetstemgeluid mogelijk niet over. (Er is geensprake van een storing.)

� Stel het volume van de ontvangen stem niette hoog in. Anders klinkt er mogelijk eenecho. Spreek helder in de microfoon als uhet gesprek via de telefoon voert.

� Tijdens het rijden op een hobbelige weg.

� Tijdens het rijden met hoge snelheden.

� Als een ruit geopend is.

� Als de uitstroomopening van de airconditio-ning zich bij de microfoon bevindt.

� Als de ventilator van de airconditioning veelgeluid maakt.

Een gesprek doorschakelen vanaf de tele-foon:

Als de telefoon via Bluetooth� is gekoppeld,kunt u tijdens een gesprek via de mobiele tele-foon overschakelen naar handsfree bellen doorop de toets gesprek aannemen te drukken.

Een gesprek doorschakelen naar de tele-foon:

Een gesprek kan van het handsfree--systeemworden doorgeschakeld naar de mobiele tele-foon als deze is gekoppeld via Bluetooth�.Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de mo-biele telefoon voor meer informatie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Een telefoongesprek voeren

Page 286: Handleiding Toyota Yaris

VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING 275

Hoofdstuk 1--9INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

Ventilatie/verwarming/airconditioning

� Handmatig bediende airconditioning

Bediening 276. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Keuze luchtcirculatie 281. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Bedieningstips 281. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Automatische airconditioning

Bediening 284. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Keuze luchtcirculatie 287. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Bedieningstips 288. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Uitstroomopeningen in het dashboard 288. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Extra verwarming 289. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Interieurfilter 291. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 287: Handleiding Toyota Yaris

276 VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING

1. Luchttoevoerknop

2. Luchtcirculatieknop

3. Temperatuurknop

4. Aanjagerknop

5. Toets A/C (sommige uitvoeringen)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Handmatig bediende airconditioning——Bedieningspaneel

Page 288: Handleiding Toyota Yaris

VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING 277

Aanjagerknop

Draai de knop om de aanjagersnelheid in testellen. Draai de knop rechtsom voor een ho-gere snelheid of linksom voor een lagere snel-heid.

Temperatuurknop

Draai de knop om de temperatuur in te stellen.Draai de knop rechtsom voor een hogere tem-peratuur of linksom voor een lagere tempera-tuur.

Luchtcirculatieknop

Met de luchtcirculatieknop kunnen de gewen-ste uitstroomopeningen worden gekozen.

1. HOOFD: De lucht komt voornamelijk uit deventilatieroosters in het dashboard.

2. HOOFD/VOETEN: De lucht komt zowel uitde ventilatieroosters in de voetenruimte alsuit de ventilatieroosters in het dashboard.

3. VOETEN: De lucht komt voornamelijk uit deventilatieroosters in de voetenruimte.

4. VOETEN/VOORRUIT: De lucht komt voor-namelijk uit de uitstroomopeningen in devoetenruimte en uit de uitstroomopeningenvoor de voorruit.

Gebruik deze stand door de luchttoevoer-knop in de stand Buitenlucht te zetten.

5. VOORRUIT:In deze stand komt de luchtvoornamelijk uit de uitstroomopeningenvoor de voorruit.

Door de luchtcirculatieknop in de standVOORRUIT te draaien, wordt de ontwase-mingsfunctie ingeschakeld zodat de voorruitsnel ontwasemd kan worden.

Gebruik deze stand door de luchttoevoer-knop in de stand BUITENLUCHT te zetten.

Auto’s met toets A/C—

Druk de toets A/C in om droge warme ofkoude lucht aan te voeren. Hierdoor wordtde voorruit sneller ontwasemd.

Zie ook “Keuze luchtcirculatie” in dit hoofdstukvoor meer informatie over de luchtcirculatie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 289: Handleiding Toyota Yaris

278 VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING

Luchttoevoerknop

Draai de knop om de luchttoevoer te selecte-ren.

1. BUITENLUCHT: In deze stand wordt erverse buitenlucht aangezogen.

2. RECIRCULATIE: Recirculatie van de luchtin het interieur.

Toets A/C (sommige uitvoeringen)

Druk op de toets A/C om de airconditioning inte schakelen. Het controlelampje A/C gaatbranden. Druk nogmaals op de toets om deairconditioning uit te schakelen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 290: Handleiding Toyota Yaris

VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING 279

—Keuze luchtcirculatie

: Sommige uitvoeringen

—Bedieningstips

� Nadat de auto in de zon heeft gestaan, ishet aan te bevelen eerst een paar minutenmet open ruiten te rijden om snelle ventila-tie te verkrijgen. Zo raakt u de warme luchtkwijt, waardoor de airconditioning het interi-eur sneller kan koelen.

� Zorg ervoor dat de inlaatopeningen vlakvoor de voorruit niet zijn bedekt door blade-ren, sneeuw en dergelijke.

� Houd de ruimte onder de voorstoelen vrij,zodat de lucht vrij door de auto kan circule-ren.

� Schakel, als het koud is, de aanjager evenin de hoogste stand om zo de inlaatopenin-gen vrij te maken van sneeuw of vocht.Hierdoor kan het beslaan van de ruiten wor-den verminderd.

� Houd bij het rijden op stoffige wegen alleruiten gesloten. Als er na het sluiten van deruiten nog altijd stof wordt aangezogen, laatdan de luchttoevoertoets in de stand BUI-TENLUCHT staan en zet de aanjager ineen willekeurige stand behalve 0.

� Zet de luchttoevoerknop in de stand RE-CIRCULATIE als u een andere auto volgtop een stoffige weg. Op deze wijze komt ergeen stof in het interieur. Zet zodra het mo-gelijk is de luchttoevoerknop weer in destand BUITENLUCHT.

WAARSCHUWING

Om te voorkomen dat de voorruit beslaat,dient u bij zeer vochtig weer de uitstroom-openingen van de voorruit niet samen metde airconditioning te gebruiken. Door hetverschil in temperatuur tussen de buiten-lucht en de voorruit kan de buitenzijde vande voorruit beslaan, waardoor het zichtwordt belemmerd.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 291: Handleiding Toyota Yaris

280 VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING

OPMERKING

Laat de airconditioning niet langer ingescha-keld dan noodzakelijk is als de motor nietdraait om te voorkomen dat de accu uitgeputraakt.

Verwarmen

Gebruik de volgende instellingen voor een opti-maal resultaat:

Aanjagersnelheid — Gewenste standbehalve 0

Temperatuur — Naar WARM(rood gemarkeerd)

Luchttoevoer — BUITENLUCHTLuchtcirculatie — VOETENAirconditioning — UIT

� Zet de luchttoevoertoets in de stand RE-CIRCULATIE als u het interieur extra snelwilt verwarmen. Om te voorkomen dat deruiten beslaan, is het aan te raden de standbuitenlucht weer te selecteren zodra hetinterieur is opgewarmd.

� Schakel de airconditioning in voor verwar-ming met droge lucht.

� Selecteer VOETEN/VOORRUIT om het in-terieur te verwarmen en de voorruit te ont-wasemen of te ontdooien.

Airconditioning

Gebruik de volgende instellingen voor een opti-maal resultaat:

Aanjagersnelheid — Gewenste standbehalve 0

Temperatuur — Naar KOUD(blauw gemarkeerd)

Luchttoevoer — BUITENLUCHTLuchtcirculatie — HOOFDAirconditioning — AAN

� Zet de luchttoevoerknop een paar minutenin de stand recirculatie als u het interieurextra snel wilt koelen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 292: Handleiding Toyota Yaris

VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING 281

Ventileren

Gebruik de volgende instellingen voor een opti-maal resultaat:

Aanjagersnelheid — Gewenste standbehalve 0

Temperatuur — Naar KOUD(blauw gemarkeerd)

Luchttoevoer — BUITENLUCHTLuchtcirculatie — HOOFDAirconditioning — UIT

Ontwasemen

De binnenzijde van de voorruit

Gebruik de volgende instellingen voor een opti-maal resultaat:

Aanjagersnelheid — Gewenste standbehalve 0

Temperatuur — Naar WARM (roodgemarkeerd) om teverwarmen; KOUD(blauw gemarkeerd)om te koelen

Luchttoevoer — BUITENLUCHTLuchtcirculatie — VOORRUITAirconditioning — AAN

� Zorg ervoor dat bij zeer vochtig weer geenkoude lucht op de voorruit wordt gericht.Het verschil tussen de temperatuur van debuitenlucht en die van de voorruit kan hetbeslaan van de ruit verergeren.

Ontwasemen

De buitenzijde van de voorruit:

Gebruik de volgende instellingen voor een opti-maal resultaat:

Aanjagersnelheid — Gewenste standbehalve 0

Temperatuur — Naar WARM(rood gemarkeerd)

Luchttoevoer — BUITENLUCHTLuchtcirculatie — VOORRUITAirconditioning — UIT

� Zet de luchtcirculatie in de stand VOETEN/VOORRUIT om het interieur te verwarmenen tegelijk de voorruit te ontwasemen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 293: Handleiding Toyota Yaris

282 VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING

1. Knop TEMP

2. Toets OFF

3. Luchttoevoertoets (recirculatie)

4. Aanjagerknop

5. Toets MODE (luchtcirculatie)

6. Toets A/C

7. Toets AUTO

8. Luchttoevoertoets (buitenlucht)

9. Toets voorruitontwaseming

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Automatische airconditioning——Bedieningspaneel

Page 294: Handleiding Toyota Yaris

VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING 283

Toets AUTO

Druk op de toets AUTO om de airconditioningautomatisch te laten werken. Een controle-lampje gaat branden om aan te geven dat deAUTO--functie is ingeschakeld.

De airconditioning zorgt automatisch voor dejuiste snelheid van de aanjager en voor de juis-te luchtcirculatie naar gelang de instelling vande temperatuur.

Wanneer op de toets AUTO wordt gedrukt ophet moment dat de luchttoevoer in de standbuitenlucht staat, kan er voor een maximalekoeling recirculatie in het interieur worden toe-gepast.

Als u zelf een eigen instelling wilt selecteren,zet dan de toetsen in de gewenste stand.

Schakel de AUTO--functie uit door op de lucht-circulatietoets of de aanjagerknop te drukken.

Aanjagerknop

Draai de knop om de aanjagersnelheid in testellen. Draai de knop rechtsom voor een ho-gere snelheid of linksom voor een lagere snel-heid.

Als de AUTO--functie is geselecteerd, hoeft deaanjagersnelheid niet te worden ingesteld, ten-zij u een andere aanjagersnelheid wenst.

Knop TEMP

Draai de knop om de temperatuur in te stellen.Draai de knop rechtsom voor een hogere tem-peratuur of linksom voor een lagere tempera-tuur.

Als u de laagste temperatuur instelt, verschijntde melding LO en als u de hoogste tempera-tuur instelt, verschijnt de melding HI.

Toets OFF

Druk op deze toets om de airconditioning uit teschakelen.

Toets MODE (luchtcirculatie)

Druk op deze toets om de gewenste uitstroom-openingen te kiezen.

Als de AUTO--functie is geselecteerd, hoeft deluchtcirculatie niet te worden ingesteld, tenzij uwilt dat de lucht via andere uitstroomopeningenin het interieur wordt gevoerd.

1. HOOFD: De lucht komt voornamelijk uit deventilatieroosters in het dashboard.

2. HOOFD/VOETEN: De lucht komt zowel uitde ventilatieroosters in de voetenruimte alsuit de ventilatieroosters in het dashboard.

3. VOETEN: De lucht komt voornamelijk uit deventilatieroosters in de voetenruimte.

4. VOETEN/VOORRUIT: De lucht komt voor-namelijk uit de uitstroomopeningen in devoetenruimte en uit de uitstroomopeningenvoor de voorruit.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 295: Handleiding Toyota Yaris

284 VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING

Toets voorruitontwaseming

Als op deze toets wordt gedrukt, komt de luchtvoornamelijk uit de ventilatieroosters bij devoorruit.

Druk nogmaals op de toets om de hiervoor in-gestelde uitstroomopeningen te kiezen.

Als de voorruitontwaseming wordt ingescha-keld, wordt automatisch de airconditioning in-geschakeld. Het controlelampje A/C gaat bran-den, ongeacht of de airconditioning wasingeschakeld of niet. Zo kan de voorruit snellerontwasemd worden.

Druk opnieuw op de toets A/C om de airconditi-oning uit te schakelen.

Als de airconditioning niet was ingeschakeld,wordt de airconditioning uitgeschakeld bij hetselecteren van een andere luchtcirculatiestand.

Zie ook “Keuze luchtcirculatie” in dit hoofdstukvoor meer informatie over de luchtcirculatie.

Luchttoevoerknop

Druk op de toets om de luchttoevoer te rege-len.

1. RECIRCULATIE: Recirculatie van de luchtin het interieur.

2. BUITENLUCHT: In deze stand wordt erverse buitenlucht aangezogen.

Er kan automatisch worden overgeschakeldtussen de recirculatie-- en buitenluchtstand,afhankelijk van de ingestelde temperatuur ende temperatuur in de auto.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 296: Handleiding Toyota Yaris

VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING 285

Toets A/C

Druk op de toets A/C om de airconditioning inte schakelen. Het controlelampje A/C zal gaanbranden. Druk nogmaals op de toets om deairconditioning uit te schakelen.

Als het controlelampje gaat knipperen, is ereen storing in de airconditioning waargenomenen wordt de airconditioning uitgeschakeld.Laat, als dit gebeurt, de auto nakijken door eenToyota--dealer of erkende reparateur.

: Sommige uitvoeringen

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Keuze luchtcirculatie

Page 297: Handleiding Toyota Yaris

286 VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING

� Nadat de auto in de zon heeft gestaan, ishet aan te bevelen eerst een paar minutenmet open ruiten te rijden om snelle ventila-tie te verkrijgen. Zo raakt u de warme luchtkwijt, waardoor de airconditioning het interi-eur sneller kan koelen.

� Zorg ervoor dat de inlaatopeningen vlakvoor de voorruit niet zijn bedekt door blade-ren, sneeuw en dergelijke.

� Zorg ervoor dat bij zeer vochtig weer geenkoude lucht op de voorruit gericht wordt.Het verschil tussen de temperatuur van debuitenlucht en die van de voorruit kan debuitenkant van de ruit doen beslaan, waar-door uw zicht beperkt wordt.

� Houd de ruimte onder de voorstoelen vrij,zodat de lucht vrij door de auto kan circule-ren.

� Schakel, als het koud is, de aanjager evenin de hoogste stand om zo de inlaatopenin-gen vrij te maken van sneeuw of vocht.Hierdoor kan het beslaan van de ruiten ver-minderd worden.

� Houd bij het rijden op stoffige wegen alleruiten gesloten. Als er na het sluiten van deruiten nog altijd stof wordt aangezogen, laatdan de luchttoevoertoets in de stand BUI-TENLUCHT staan en zet de aanjager ineen willekeurige stand behalve 0.

� Zet de luchttoevoertoets in de stand RE-CIRCULATIE als u een andere auto volgtop een stoffige weg. Op deze wijze komt ergeen stof in het interieur. Zet zodra het mo-gelijk is de luchttoevoertoets weer in destand BUITENLUCHT.

Verwarmen

Gebruik de volgende instellingen voor een opti-maal resultaat:

—Met AUTO--functie

Druk op de toets AUTO.Temperatuur — Naar de gewenste

temperatuurLuchttoevoer — BUITENLUCHTAirconditioning — UIT

—Handbediend

Aanjagersnelheid _ Naar de gewenstestand

Temperatuur — Naar een hogetemperatuur

Luchttoevoer — BUITENLUCHTLuchtcirculatie — VOETENAirconditioning — UIT

� Zet de luchttoevoertoets in de stand RE-CIRCULATIE als u het interieur extra snelwilt verwarmen. Om te voorkomen dat deruiten beslaan, is het aan te raden de standBUITENLUCHT weer te selecteren zodrahet interieur is opgewarmd.

� Schakel de airconditioning in voor gedroog-de warme lucht.

� Selecteer VOETEN/VOORRUIT om het in-terieur te verwarmen en de voorruit te ont-wasemen of te ontdooien.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Bedieningstips

Page 298: Handleiding Toyota Yaris

VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING 287

Airconditioning

Gebruik de volgende instellingen voor een opti-maal resultaat:

—Met AUTO--functie

Druk op de toets AUTO.Temperatuur — Naar de gewenste

temperatuurLuchttoevoer — BUITENLUCHTAirconditioning — AAN

—Handbediend

Aanjagersnelheid — Naar de gewenstestand

Temperatuur — Naar een lagetemperatuur

Luchttoevoer — BUITENLUCHTLuchtcirculatie — HOOFDAirconditioning — AAN

� Schakel gedurende een paar minuten metde luchttoevoertoets de stand recirculatie inals u het interieur extra snel wilt afkoelen.

Ventileren

Gebruik de volgende instellingen voor een opti-maal resultaat:

—Met AUTO--functie

Druk op de toets AUTO.Temperatuur: — Naar een lage

temperatuurLuchttoevoer — BUITENLUCHTAirconditioning — UIT

—Handbediend

Aanjagersnelheid — Naar de gewenstestand

Temperatuur — Naar een lagetemperatuur

Luchttoevoer — BUITENLUCHTLuchtcirculatie — HOOFDAirconditioning — UIT

Ontwasemen

—De binnenzijde van de voorruit

Gebruik de volgende instellingen voor een opti-maal resultaat:

—Met AUTO--functie

Temperatuur — Naar een hogetemperatuur om teverwarmen; naar eenlage temperatuur omte koelen

Luchttoevoer — BUITENLUCHTLuchtcirculatie — VOORRUIT

—Handbediend

Aanjagersnelheid — Naar de gewenstestand

Temperatuur — Naar een hogetemperatuur om teverwarmen; naar eenlage temperatuur omte koelen

Luchttoevoer — BUITENLUCHTLuchtcirculatie — VOORRUIT

Als de voorruitontwaseming wordt ingescha-keld, wordt automatisch de airconditioning in-geschakeld. Het controlelampje A/C gaat bran-den, ongeacht of de airconditioning wasingeschakeld of niet. Zo kan de voorruit snellerontwasemd worden.

Druk opnieuw op de toets A/C om de airconditi-oning uit te schakelen.

Als de airconditioning niet was ingeschakeld,wordt de airconditioning uitgeschakeld bij hetselecteren van een andere luchtcirculatiestand.

� Zorg ervoor dat bij zeer vochtig weer geenkoude lucht op de voorruit wordt gericht.Het verschil tussen de temperatuur van debuitenlucht en die van de voorruit kan hetbeslaan van de ruit verergeren.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 299: Handleiding Toyota Yaris

288 VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING

—De buitenzijde van de voorruit

Gebruik de volgende instellingen voor een opti-maal resultaat:

—Met AUTO--functie

Temperatuur — Naar een hogetemperatuur

Luchttoevoer — BUITENLUCHTLuchtcirculatie — VOORRUITAirconditioning — UIT

—Handbediend

Aanjagersnelheid — Naar de gewenstestand

Temperatuur — Naar een hogetemperatuur

Luchttoevoer — BUITENLUCHTLuchtcirculatie — VOORRUITAirconditioning — UIT

Als de voorruitontwaseming wordt ingescha-keld, wordt automatisch de airconditioning in-geschakeld. Het controlelampje A/C gaat bran-den, ongeacht of de airconditioning wasingeschakeld of niet. Zo kan de voorruit snellerontwasemd worden.

Druk opnieuw op de toets A/C om de airconditi-oning uit te schakelen.

Als de airconditioning niet was ingeschakeld,wordt de airconditioning uitgeschakeld bij hetselecteren van een andere luchtcirculatiestand.

� Zet de luchtcirculatie in de stand VOETEN/VOORRUIT om het interieur te verwarmenen tegelijk de voorruit te ontwasemen.

Ventilatieroosters

Sluiten

Openen

Uitstroomopeningen opzij

Sluiten

Openen

Uitstroomopeningen midden

Het kan voorkomen dat de luchtstroom door deventilatieroosters niet goed is. Controleer danof de ventilatieroosters wel geopend zijn. Deventilatieroosters in het dashboard kunnenworden geopend en gesloten zoals aange-geven in de afbeelding.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 300: Handleiding Toyota Yaris

VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING 289

Uitstroomopeningen opzij

Uitstroomopeningen midden

Door de ventilatieroosters te draaien kan derichting van de luchtstroom worden aange-past.

De extra verwarming zorgt ervoor dat hetinterieur van de auto warm blijft onder kou-de omstandigheden.

Druk op de schakelaar om de extra verwar-ming in te schakelen.

De motor moet draaien.

Een controlelampje gaat branden om aan tegeven dat de extra verwarming is ingescha-keld.

De extra verwarming gaat ongeveer 25 secon-den nadat op de schakelaar gedrukt wordt wer-ken en het duurt ongeveer 85 seconden omvolledig op te warmen.

Het systeem regelt automatisch de mate vanverwarming nadat de koelvloeistof voldoendeop temperatuur gekomen is.

Als de extra verwarming in-- of uitgeschakeldwordt kan enige witte rook of een lichte geurvrijkomen uit de onder de vloer geplaatste uit-laat. Bij het gebruik onder extreem koude om-standigheden kan tevens wat condens uit deuitlaat komen. Dit is normaal.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Extra verwarming(werkend op motor)

Page 301: Handleiding Toyota Yaris

290 VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING

Schakel de verwarming uit door nogmaalsop de schakelaar te drukken.

De extra verwarming zal uitgeschakeld wordennadat de elektrische koelventilator in de motor-ruimte ongeveer 2 minuten heeft gedraaid omde onderdelen van de extra verwarming af tekoelen.

Het verdient aanbeveling om de extra verwar-ming niet binnen 10 minuten opnieuw in teschakelen nadat u deze uitgeschakeld hebt.Anders kan de extra verwarming geluid makenwanneer deze werkt.

De verwarming moet voor het tanken wor-den uitgeschakeld.

WAARSCHUWING

� Raak de verwarming en de uitlaat niet aanomdat deze heet zijn. U zou zich kunnenbranden.

� Houd brandbare materialen zoals brand-stof weg van de verwarming en de uitlaat.Er bestaat brandgevaar.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 302: Handleiding Toyota Yaris

VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING 291

OPMERKING

� Gebruik geen brandstoffen die niet ge-schikt zijn omdat dit bijgeluiden of roestkan veroorzaken of de levensduur van deverwarming kan verkorten. (Zie “Brand-stof” op bladzijde 314 in hoofdstuk 2 voormeer informatie.)

� Schakel de extra verwarming niet herhaal-delijk in en uit binnen een tijdsinterval van5 minuten omdat hierdoor de levensduurkan verkorten. Zet de schakelaar van deextra verwarming uit als de motor vaakopnieuw gestart wordt (zoals bij bezorgin-gen).

� Voer geen veranderingen uit aan de extraverwarming zonder eerst een Toyota-dea-ler of erkende reparateur te raadplegen.Dit kan brand of een defect aan het ver-warmingselement veroorzaken.

� Mors geen water of andere vloeistoffen ophet verwarmingselement en de brandstof-pomp van de verwarming. Hierdoor kan deextra verwarming defect raken.

� Houd de in- en uitlaat van de verwarmingvrij van water, sneeuw, ijs, modder, enz.Wanneer deze verstopt raken, kan de ver-warming niet meer goed werken.

� Als u iets ongewoons opvalt, zoals eenvloeistoflek, rook of een slechte werking,schakel dan de extra verwarming uit enlaat de auto nakijken door een Toyota-dealer of erkende reparateur.

Interieurfilter?

Het interieurfilter bevindt zich achter hetdashboardkastje.

Het interieurfilter voorkomt dat er stof in deauto komt via de uitstroomopeningen van deairconditioning.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 303: Handleiding Toyota Yaris

292 VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING

Het interieurfilter kan na verloop van tijdverstopt raken. Het filter dient te wordenvervangen als de airconditioning en de ver-warming niet meer goed werken, of als deruiten snel beslaan.

Controleer en vervang voor een goede werkingvan de airconditioning het interieurfilter volgenshet onderhoudsschema. (Zie het onderhouds--en garantieboekje voor het onderhoudssche-ma.)

1. Duw aan beide zijden van het dash-boardkastje om de klauwen vrij te ma-ken.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Controleren en vervangen vanhet interieurfilter

Page 304: Handleiding Toyota Yaris

VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING 293

2. Druk de lippen aan beide zijden van dekap in en verwijder de afdekkap.

3. Trek het filter naar buiten en draai het inde aangegeven richting om het te kun-nen verwijderen. Controleer het filter.

Vervang het filter als het vuil is.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 305: Handleiding Toyota Yaris

294 VERWARMING/VENTILATIE/AIRCONDITIONING

Zorg er bij het plaatsen van het filter voordat de pijl omhoog wijst zoals aangegevenin de bovenstaande afbeelding.

INFORMATIE

Plaats het interieurfilter op de juiste manier.De werking van de airconditioning zal sterkachteruitgaan als deze wordt ingeschakeld,terwijl het filter is verwijderd.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 306: Handleiding Toyota Yaris

OVERIGE UITRUSTING 295

Hoofdstuk 1--10INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSORGANEN

Overige uitrusting

� Klok 296. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Display buitentemperatuur 297. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Multi--informatiedisplay 297. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Aansteker en uitneembare asbak 301. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Accessoireaansluiting 302. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Voorzorgsmaatregelen bij het opbergen van spullen 303. . . . . . . . .

� Dashboardkastjes 303. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Extra opbergvakken 304. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Bekerhouders 305. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Fleshouders 306. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Opbergvak onder vloer bagageruimte 307. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Bagageafdekking 310. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Vloermat 311. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 307: Handleiding Toyota Yaris

296 OVERIGE UITRUSTING

Klok (analooginstrumentenpaneel)

De digitale klok geeft de tijd aan.

Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Om de klok in te stellen, moet hetcontact AAN staan.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Om de klok in te stellen, moet het contact AANstaan.

Druk op de knop; de weergave van de urenknippert om aan te geven dat deze kan wordeningesteld.

Druk op de knop totdat de weergave van deuren juist is ingesteld.

Als ten minste 5 seconden niet op de knopwordt gedrukt, gaan de minuten knipperen. Deminuten kunnen dan worden ingesteld.

Druk op de knop totdat de weergave van deminuten juist is ingesteld.

Als ten minste 5 seconden niet op de knopwordt gedrukt, wordt de tijd weer normaalweergegeven.

Na onderbreking van de voeding zal het klokje1:00 aanwijzen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 308: Handleiding Toyota Yaris

OVERIGE UITRUSTING 297

Het display van de buitentemperatuur geeftde temperatuur van de buitenlucht in gra-den Celsius aan.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het contact moet AAN staan.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het contact moet AAN staan.

Het bereik van de temperatuurmeter ligt tussen--40�C en 50�C.

Als de verbinding met de sensor van debuitentemperatuurmeter niet in orde is,verschijnt er “----” op het display. Neem contactop met een Toyota--dealer of erkendereparateur.

Auto’s zonder Smart key- systeem en start-knop: Voor het gebruik van het multi- infor-matiedisplay moet het contact AAN wordengezet.

Auto’s met Smart key- systeem en start-knop: Voor het gebruik van het multi- infor-matiedisplay moet het contact AAN wordengezet.

1. Klok

2. Knop DISP

3. Buitentemperatuur/rijinformatie

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: De laatstgekozen functie verschijnt ophet display wanneer het contact AAN wordtgezet.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Display buitentemperatuur(analoog instrumentenpaneel)

Multi--informatiedisplay (digitaalinstrumentenpaneel)—

Page 309: Handleiding Toyota Yaris

298 OVERIGE UITRUSTING

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:De laatstgekozen functie verschijnt op hetdisplay wanneer het contact AAN wordt gezet.

Na onderbreking van de voeding zal het dis-play automatisch de laatstgekozen functie ver-tonen.

WAARSCHUWING

Stel het display niet in tijdens het rijden. Stelhet display alleen in wanneer de auto stil-staat.

—Klok

De digitale klok geeft de tijd aan.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Om de klok in te stellen, moet het con-tact AAN staan.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Om de klok in te stellen, moet het contact AANstaan.

Druk op de knop DISP; de weergave van deuren knippert om aan te geven dat deze kanworden ingesteld.

Druk op de knop DISP totdat de weergave vande uren juist is ingesteld.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 310: Handleiding Toyota Yaris

OVERIGE UITRUSTING 299

Als ten minste 5 seconden niet op de knopwordt gedrukt, gaan de minuten knipperen. Deminuten kunnen dan worden ingesteld.

Druk op de knop DISP totdat de weergave vande minuten juist is ingesteld.

Als ten minste 5 seconden niet op de knopwordt gedrukt, wordt de tijd weer normaalweergegeven.

Na onderbreking van de accuspanning wijst hetklokje 12:00 aan.

U kunt op het display van de klok ook rijin-formatie laten weergeven.

Elke keer als er op de knop DISP wordt ge-drukt, wordt er op het display informatie weer-gegeven in de volgende volgorde.

1. Buitentemperatuur

2. Actueel brandstofverbruik

3. Gemiddeld brandstofverbruik

4. Actieradius

5. Gemiddelde rijsnelheid

De op het display weergegeven waarden geveneen algemeen beeld van de rijomstandigheden.De nauwkeurigheid hangt af van het rijgedragen het wegdek.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Buitentemperatuur/rijinformatie

Page 311: Handleiding Toyota Yaris

300 OVERIGE UITRUSTING

1. Buitentemperatuur

Het display van de buitentemperatuur geeftde temperatuur van de buitenlucht aan.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Voor het gebruik van het display moethet contact AAN worden gezet.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Voor het gebruik van het display moet het con-tact AAN worden gezet.

Het bereik van de temperatuurmeter ligt tussen--40�C (--40�F) en 50�C (122�F).

Als de verbinding met de sensor van de tempe-ratuurmeter niet in orde is, wordt ----�C op hetdisplay weergegeven. Als ----�C op het displayverschijnt, neem dan contact op met eenToyota--dealer of erkende reparateur.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Als tijdens het rijden de buitentempera-tuur daalt tot 3�C, gaat het display van de tem-peratuur 5 seconden knipperen om aan tegeven dat er kans bestaat op gladheid. Alsechter de temperatuur al 3�C of lager is, zalhet display niet gaan knipperen als het contactAAN wordt gezet.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Als tijdens het rijden de buitentemperatuurdaalt tot 3�C, gaat het display van de tempera-tuur 5 seconden knipperen om aan te gevendat er kans bestaat op gladheid. Als echter detemperatuur al 3�C of lager is, zal het displayniet gaan knipperen als het contact AAN wordtgezet.

2. Actueel brandstofverbruik(L/100 km of MPG)

Het actuele brandstofverbruik wordt bere-kend op basis van de afgelegde afstand ende hoeveelheid verbruikte brandstof gedu-rende 2 seconden en weergegeven bij draai-ende motor.

De waarde wordt elke 2 seconden bijgewerkt.

Het is mogelijk dat in de onderstaande gevallengeen nauwkeurige waarden worden weergege-ven.

� Als de auto stilstaat met draaiende motor.(Op het display zal een extreem hoogbrandstofverbruik worden weergegeven)

� Als bij een lange afdaling wordt afgeremdop de motor. (Op het display zal een ex-treem laag brandstofverbruik worden weer-gegeven)

De waarde wordt terug op nul gezet als de mo-tor uit wordt gezet.

3. Gemiddeld brandstofverbruik(AVG. L/100 km of AVG. MPG)

Het gemiddelde brandstofverbruik wordt opbasis van de afgelegde afstand en de hoe-veelheid verbruikte brandstof berekend enweergegeven bij draaiende motor.

Het weergegeven gemiddelde brandstofver-bruik wordt elke 10 seconden bijgewerkt en nahet tanken gereset.

Druk gedurende minimaal 1 seconde op deknop DISP om opnieuw te beginnen met bere-kenen.

4. Actieradius(RANGE KM of RANGE MI)

De afstand die de auto nog kan afleggenmet de overgebleven brandstof wordt bere-kend en weergegeven op het display op ba-sis van de overgebleven hoeveelheid brand-stof en het brandstofverbruik.

Het display geeft bij benadering de afstandweer die nog gereden kan worden voordat denaald van de brandstofmeter de R aanwijst.Deze afstand komt niet overeen met de huidigeafgelegde afstand.

De waarde op het display wordt iedere keervernieuwd bij het brandstofverbruik voor 1 km.

De huidige actieradius hangt af van het rijge-drag en het wegdek. Als het brandstofverbruiklaag is, wordt de actieradius groter. Als hetbrandstofverbruik hoog is, wordt de actieradiuskleiner.

Vul de tank als het waarschuwingslampje laagbrandstofniveau gaat branden, ook al geeft hetdisplay aan dat er nog verder met de auto ge-reden kan worden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 312: Handleiding Toyota Yaris

OVERIGE UITRUSTING 301

5. Gemiddelde rijsnelheid(AVG. km/h of AVG. MPH)

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop—

De gemiddelde rijsnelheid wordt op basisvan de afgelegde afstand en de verstrekentijd berekend en weergegeven als het con-tact AAN staat.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop—

De gemiddelde rijsnelheid wordt op basisvan de afgelegde afstand en de verstrekentijd berekend en weergegeven als het con-tact AAN staat.

De waarde wordt elke 10 seconden bijgewerkt.

Druk gedurende minimaal 1 seconde op deknop DISP om opnieuw te beginnen met bere-kenen.

AANSTEKER

Na indrukken begint de aansteker te gloei-en. Zodra hij klaar is voor gebruik springtde aansteker automatisch terug.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Als de motor niet draait, moet om deaansteker te kunnen gebruiken het contactAAN staan.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Als de motor niet draait, moet om de aanstekerte kunnen gebruiken het contact AAN staan.

Houd de aansteker niet ingedrukt als dezereeds gloeit.

Gebruik voor vervanging uitsluitend een origi-nele Toyota--aansteker.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Aansteker en uitneembare asbak

Page 313: Handleiding Toyota Yaris

302 OVERIGE UITRUSTING

UITNEEMBARE ASBAK

De asbak kan worden verwijderd en wordengebruikt buiten de auto. Open het dekselom de asbak te kunnen gebruiken.

Druk uw sigaret of sigaar helemaal uit in deasbak als u hem hebt opgerookt. Dit om tevoorkomen dat de andere peuken in de asbakvlam vatten. Sluit de asbak na gebruik.

De asbak kan worden verwijderd door hem uitde voorste bekerhouder te trekken.

WAARSCHUWING

Sluit na gebruik de asbak weer om de kansop letsel bij een ongeval of bij hard remmente verkleinen.

De accessoireaansluiting is ontworpen omautoaccessoires van stroom te voorzien.Open het afdekkapje zoals aangegeven inde afbeelding om een accessoireaansluitingte kunnen gebruiken.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het contact moet in stand ACC of AANstaan om deze te kunnen gebruiken.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het contact moet in stand ACC of AAN staanom deze te kunnen gebruiken.

OPMERKING

� Om te voorkomen dat een zekering door-brandt, mag in totaal niet meer dan 12V/120 W worden afgenomen.

� Wanneer de motor niet draait, gebruik dande accessoireaansluiting niet langer dannodig is, om te voorkomen dat de accuontladen raakt.

� Sluit de accessoireaansluiting af met hetkapje als de aansluiting niet in gebruik is.Sluit alleen een stekker aan die in de aan-sluiting past en voorkom dat er vloeistof-fen in de aansluiting komen, anders kun-nen er storingen of kortsluiting ontstaan.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Accessoireaansluiting(zonder aansteker)

Page 314: Handleiding Toyota Yaris

OVERIGE UITRUSTING 303

Voorzorgsmaatregelen bij hetopbergen van spullen

WAARSCHUWING

Laat geen brillen, aanstekers of spuitbussenachter in de opbergvakken. Als u dat weldoet, kan dat leiden tot het volgende wan-neer de temperatuur in de auto oploopt:

� Brillen kunnen door de hitte vervormd ra-ken of barsten wanneer ze in aanrakingkomen met andere zaken in het opberg-vak.

� Aanstekers of spuitbussen kunnen explo-deren. Als ze in contact komen met anderezaken in het opbergvak, kunnen aanste-kers vlam vatten en kunnen spuitbussengas lekken, waardoor brand zou kunnenontstaan.

Dashboardkastjes

Opbergvak

Onderste dashboardkastje

Open de dashboardkastjes door aan de hen-del te trekken.

WAARSCHUWING

Houd het dashboardkastje tijdens het rijdengesloten, om letsel te voorkomen bij een on-geval of plotseling remmen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 315: Handleiding Toyota Yaris

304 OVERIGE UITRUSTING

Extra opbergvakken

Type A (dashboard)

Type B (dashboard)

Open de kleppen zoals aangegeven in deafbeelding om de extra opbergvakken te ge-bruiken.

WAARSCHUWING

Houd het extra opbergvak tijdens het rijdengesloten, om letsel te voorkomen bij een on-geval of plotseling remmen.

Type C (passagiersstoel)

Til de lade iets op en schuif hem naar voren,zie afbeelding.

WAARSCHUWING

Houd het extra opbergvak tijdens het rijdengesloten, om letsel te voorkomen bij een on-geval of plotseling remmen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 316: Handleiding Toyota Yaris

OVERIGE UITRUSTING 305

Bekerhouders

Voor

Achter

In de bekerhouder kunnen drinkbekers enblikjes worden geplaatst.

Bekerhouder voor: Trek de bekerhouder volle-dig uit om hem te kunnen gebruiken.

Druk de bekerhouder dicht als deze niet wordtgebruikt.

WAARSCHUWING

� Plaats niets in de bekerhouders waarvoordeze niet zijn ontworpen. Dergelijke voor-werpen kunnen bij een ongeval of bij hardremmen door de auto slingeren en de in-zittenden letsel toebrengen. Dek indienmogelijk warme dranken af om verbran-ding te voorkomen.

� Berg de bekerhouder tijdens het rijden opals deze niet wordt gebruikt, om letsel bijeen ongeval of plotseling remmen te voor-komen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 317: Handleiding Toyota Yaris

306 OVERIGE UITRUSTING

Voorportieren

Achterportieren (alleen 5--deurs)

Achter (alleen 3--deurs)

In de fleshouders kunnen flessen wordengeplaatst.

WAARSCHUWING

Plaats niets in de houder waarvoor deze nietis ontworpen. Dergelijke voorwerpen kun-nen bij een ongeval of bij hard remmen doorde auto slingeren en de inzittenden letseltoebrengen.

OPMERKING

Plaats geen beker of open fles in de fleshou-der omdat de inhoud daarvan gemorst kanworden als het portier geopend of geslotenwordt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Fleshouders

Page 318: Handleiding Toyota Yaris

OVERIGE UITRUSTING 307

Opbergvak onder vloerbagageruimte—

Draai, om het opbergvak onder de vloer vande bagageruimte te kunnen gebruiken, deknoppen in de stand UNLOCK en open hetdeksel van het opbergvak. Sluit het dekselvan het opbergvak en draai de knoppen inde stand LOCK om het opbergvak af te slui-ten.

Het opbergvak onder de vloer kan worden ver-wijderd.

WAARSCHUWING

Houd de opbergvakken tijdens het rijden ge-sloten en vergrendeld om letsel te voorko-men bij een ongeval of plotseling remmen.

Draai, om het opbergvak onder de vloer vande bagageruimte te kunnen verwijderen, deknoppen in de stand UNLOCK en neem hetopbergvak uit de auto.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 319: Handleiding Toyota Yaris

308 OVERIGE UITRUSTING

U kunt de bagageruimte verbreden door hetdeksel te laten zakken.

1. Schuif de stoelen helemaal naar voren.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Vergroten van debagageruimte (sommigeuitvoeringen)

Page 320: Handleiding Toyota Yaris

OVERIGE UITRUSTING 309

2. Draai de knoppen in de stand UNLOCKen verwijder de afdekplaat en de afdek-plaat voor het reservewiel.

3. Draai de knoppen in de stand UNLOCKen verwijder de opbergvakken aan beidezijden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 321: Handleiding Toyota Yaris

310 OVERIGE UITRUSTING

Hoogste

stand

Laagste

stand

4. Plaats de afdekplaat in de laagste standen draai de knoppen in de stand LOCK.

Als de achterklep wordt geopend, wordt debagageafdekking opgetild waardoor eenvrije toegang tot de bagageruimte ontstaat.

Om de bagageruimte te vergroten kan de af-dekking worden verwijderd door de koordjeslos te nemen van de haakjes en de afdekkinguit de rugleuning los te nemen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Bagageafdekking

Page 322: Handleiding Toyota Yaris

OVERIGE UITRUSTING 311

WAARSCHUWING

� Plaats geen voorwerpen op de bagageaf-dekking. Voorwerpen die daar liggen, kun-nen bij plotseling remmen of bij een onge-val wegschieten en letsel veroorzaken.

� Zorg ervoor dat de bagageafdekking goedvastzit om de kans op letsel bij een onge-val of hard remmen te verkleinen.

Vloermat

Gebruik alleen vloermatten die speciaal zijnontworpen voor auto’s van hetzelfde modelen modeljaar als uw auto. Bevestig ze op dejuiste wijze op de vloerbedekking.

Bevestig de vloermat met behulp van de mee-geleverde klemhaken (clips).

De vorm van de klemhaken (clips) en de be-vestigingsprocedure van de vloermat van uwauto kan afwijken van wat is aangegeven in deafbeelding. Raadpleeg voor meer informatie de(meegeleverde) gebruiksaanwijzing van deklemhaken van de vloermat.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 323: Handleiding Toyota Yaris

312 OVERIGE UITRUSTING

WAARSCHUWING

Houd u aan de volgende voorzorgsmaatre-gelen. Als u dat niet doet, kan de vloermatvan de bestuurder gaan schuiven, wat debediening van de pedalen tijdens het rijdenkan hinderen. Hierdoor kan de snelheid plot-seling toenemen of kan mogelijk niet ge-remd worden, wat kan leiden tot een (ern-stig) ongeval.

Wanneer u de vloermat van de bestuurderplaatst

� Gebruik geen vloermatten die zijnontworpen voor auto’s van een andermodel en/of modeljaar, zelfs niet als hetgaat om originele Toyota--vloermatten.

� Gebruik alleen vloermatten die zijn ont-worpen voor de bestuurderszijde.

� Bevestig de vloermat op de juiste wijzemet behulp van de meegeleverde klemha-ken (clips).

� Leg nooit twee of meer vloermatten bo-venop elkaar.

� Bevestig de vloermat niet met de onderzij-de naar boven of in de verkeerde richting.

Voor het rijden:

� Controleer of de vloermat op de juiste wij-ze is bevestigd met alle meegeleverdeklemhaken (clips). Voer deze controle al-tijd uit nadat de vloer van de auto is gerei-nigd.

� Zet de motor uit, zet de selectiehendel instand N en trap elk pedaal volledig in omte controleren of de bediening ervan nietwordt gehinderd door de vloermat.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 324: Handleiding Toyota Yaris

AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA 313

Hoofdstuk 2AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDENMET UW TOYOTA

� Inrijden 314. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Brandstof 314. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Uitschakelsysteem brandstofpomp 317. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Rijden in het buitenland 317. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Driewegkatalysator 318. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Katalysator 319. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Roetfilter en katalysator 320. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Belangrijke waarschuwingen voor uitlaatgassen 321. . . . . . . . . . . .

� Feiten betreffende olieverbruik 322. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Bougies met iridium elektroden 323. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Remsysteem 324. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Elektrische stuurbekrachtiging 328. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Remblokslijtage--indicatoren 330. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Voorzorgsmaatregelen bij bagage inladen 331. . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Identificatie van uw Toyota 332. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Wielophanging en onderstel 334. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 325: Handleiding Toyota Yaris

314 AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA

Inrijden

Rijd rustig en vermijd hoge toerentallen.

Het is niet nodig uw nieuwe Toyota volgens eenspeciaal schema in te rijden. Enkele eenvoudi-ge rijtips voor de eerste 1.000 km kunnen ech-ter veel bijdragen aan de toekomstige zuinig-heid en lange levensduur van uw auto:

� Accelereer niet met volgas.

� Voorkom dat de motor met een te hoog toe-rental draait.

� Tracht de eerste 300 km krachtig remmente vermijden.

� Rijd niet langzaam met een handgeschakel-de transmissie in een hoge versnelling.

� Rijd niet langdurig met een constante snel-heid, of deze snelheid nu hoog of laag ligt.

� Trek geen aanhangwagen gedurende deeerste 800 km.

Brandstof

De keuze van de juiste brandstof is essen-tieel voor de goede werking van de motor.

Motorschade ontstaan door het gebruik vanonjuiste brandstof wordt niet door de Toyota--garantie gedekt.

BRANDSTOFSOORT

Benzinemotor

EU--landen:Gebruik alleen loodvrije benzine die vol-doet aan de Europese norm EN228.

Gebruik loodvrije brandstof met een oc-taangetal van 95 RON (Research OctaneNumber) of hoger voor optimale prestatiesvan uw auto.

Behalve EU--landen:Gebruik alleen loodvrije benzine.

Gebruik loodvrije brandstof met een oc-taangetal van 95 RON (Research OctaneNumber) of hoger voor optimale prestatiesvan uw auto.

Om vergissingen bij tankstations te voorko-men, is uw auto uitgerust met een kleinere vul-opening. Hierin passen wel de vulpistolen voorloodvrije benzine, maar niet de grotere vulpi-stolen voor loodhoudende benzine.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 326: Handleiding Toyota Yaris

AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA 315

OPMERKING

� Gebruik de juiste brandstoffen. De motorzal beschadigd raken wanneer u de ver-keerde brandstof gebruikt.

� Gebruik geen loodhoudende benzine. Ge-bruik van loodhoudende benzine zal dewerking van de driewegkatalysator blij-vend aantasten, waardoor het emissiere-gelsysteem niet goed kan functioneren.Bovendien kunnen de onderhoudskostenhierdoor aanmerkelijk hoger worden.

� EU: Gebruik geen bio-ethanolbrandstofdie wordt verkocht onder de naam E50 ofE85, of brandstof met een hoog ethanolge-halte. Bij gebruik van deze brandstoffenwordt het brandstofsysteem beschadigd.Neem bij twijfel contact op met eenToyota-dealer of erkende reparateur.

� Behalve EU: Gebruik geen bio-ethanol-brandstof die wordt verkocht onder denaam E50 of E85, of brandstof met eenhoog ethanolgehalte. Uw auto is geschiktvoor brandstof met maximaal 10% ethanol.Bij het gebruik van brandstof met meerdan 10% ethanol (E10) wordt het brand-stofsysteem beschadigd. Zorg ervoor datu brandstof tankt met de juiste specifica-ties en de vereiste kwaliteit. Neem bij twij-fel contact op met een Toyota-dealer oferkende reparateur.

Dieselmotor (zonder roetfilter)—

EU--landen:Gebruik alleen dieselbrandstof die voldoetaan de Europese norm EN590.

Behalve EU--landen:Gebruik uitsluitend dieselbrandstof meteen zwavelgehalte van 350 ppm of lager,cetaangetal 48 of hoger.

Dieselmotor (met roetfilter)—

EU--landen:Gebruik alleen dieselbrandstof die voldoetaan de Europese norm EN590.

Behalve EU--landen:Gebruik uitsluitend dieselbrandstof meteen zwavelgehalte van 50 ppm of lager,cetaangetal 48 of hoger.

Als u in het buitenland komt, is er mogelijkgeen diesel met een laag zwavelgehalte ver-krijgbaar. Informeer daarom eerst bij uw dealerof er diesel met een laag zwavelgehalte ver-krijgbaar is in het land van bestemming.

OPMERKING

� Gebruik de juiste brandstoffen. De motorzal beschadigd raken wanneer u de ver-keerde brandstof gebruikt.

� 1ND-TV (zonder roetfilter): Gebruik geenbrandstof die meer dan 350 ppm zwavelbevat. Door het gebruik van brandstof meteen hoog zwavelgehalte kan de motor be-schadigd raken.

� 1ND-TV (met roetfilter): Gebruik geenbrandstof die meer dan 50 ppm zwavel be-vat. Door het gebruik van brandstof meteen hoog zwavelgehalte kan de motor be-schadigd raken.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 327: Handleiding Toyota Yaris

316 AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA

� EU: Gebruik geen FAME (Fatty Acid Me-thyl Ester)-brandstof (biodiesel) die wordtverkocht onder de naam B30 of B100, ofbrandstof met een hoog FAME-gehalte.Bij gebruik van deze brandstoffen wordthet brandstofsysteem beschadigd. Neembij twijfel contact op met een Toyota-dea-ler of erkende reparateur.

� Behalve EU: Gebruik geen FAME (FattyAcid Methyl Ester)-brandstof (biodiesel)die wordt verkocht onder de namen B30en B100, of brandstof met een hoog FA-ME-gehalte. Uw auto is geschikt voor die-selbrandstof met maximaal 5% biodieselFAME (B5). Bij het gebruik van brandstofmet meer dan 5% FAME (B5) wordt hetbrandstofsysteem beschadigd. Zorg er-voor dat u brandstof tankt met de juistespecificaties en de vereiste kwaliteit.Neem bij twijfel contact op met eenToyota-dealer of erkende reparateur.

OCTAAN- /CETAANGETAL

Benzinemotor: Gebruik euro- loodvrij meteen octaangetal van 95 RON (Research Oc-tane Number) of hoger voor optimale pres-taties van uw auto.

Dieselmotor: Gebruik dieselbrandstof meteen cetaangetal van 48 of hoger.

Gebruik van brandstof met een lager octaange-tal dan hierboven aangegeven, kan leiden totaanhoudend zwaar pingelen. Ernstig pingelenzal leiden tot motorschade.

GEBRUIK VAN BENZINE VERMENGD METETHANOL IN EEN BENZINEMOTOR

Toyota staat het gebruik van benzine vermengdmet ethanol toe wanneer de hoeveelheid etha-nol maximaal 10% bedraagt. Zorg dat het ge-bruikte benzine/ethanol--mengsel een octaan-getal heeft dat overeenkomt met hetbovenstaande.

Als de motor pingelt...

Als er zwaar pingelen te horen is, ook al wordtde aanbevolen brandstof gebruikt, of als er re-gelmatig pingelen te horen is bij rijden met eenconstante snelheid op vlakke wegen, laat deauto dan nakijken door een Toyota--dealer oferkende reparateur.

Mogelijk hoort u eens een enkele keer kort lichtpingelen tijdens accelereren of bij het oprijdenvan een heuvel. Dit is normaal en niets om uzorgen over te maken.

INHOUD BRANDSTOFTANK

42 l

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 328: Handleiding Toyota Yaris

AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA 317

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het uitschakelsysteem van de brandstof-pomp onderbreekt de brandstoftoevoer naar demotor om de kans op brandstoflekkage te ver-kleinen als de motor afslaat of als een airbagwordt geactiveerd als gevolg van een ongeval.De motor kan na het inschakelen van het uit-schakelsysteem van de brandstofpomp weerworden gestart door het contact 1 keer in standACC of UIT te zetten en dan te starten.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het uitschakelsysteem van de brandstofpomponderbreekt de brandstoftoevoer naar de motorom de kans op brandstoflekkage te verkleinenals de motor afslaat of als een airbag wordtgeactiveerd als gevolg van een ongeval. Demotor kan na het inschakelen van het uitscha-kelsysteem van de brandstofpomp weer wor-den gestart door de startknop 1 keer in standACC of UIT te zetten en dan te starten.

WAARSCHUWING

Controleer de grond onder de auto alvorensde motor weer te starten. Als er brandstof-lekkage waarneembaar is, is het waarschijn-lijk dat het brandstofsysteem beschadigd isen reparatie behoeft. Start in dat geval demotor niet.

Als u van plan bent met uw Toyota naar hetbuitenland te gaan...

Ten eerste: zorg ervoor dat uw auto voldoetaan de in dat land geldende wettelijke voor-schriften.

Ten tweede: informeer of de juiste brandstof erwel verkrijgbaar is.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Uitschakelsysteembrandstofpomp (benzinemotor) Rijden in het buitenland

Page 329: Handleiding Toyota Yaris

318 AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA

De driewegkatalysator is een voorzieningdie de uitstoot van schadelijke stoffen be-perkt.

Deze ziet er ongeveer uit als een uitlaatdem-per, maar de werking is geheel anders.

WAARSCHUWING

� Houd mensen en brandbare materialen uitde buurt van de uitlaat zolang de motornog draait. De uitlaatgassen zijn zeer heet.

� Rijd, parkeer of stop nooit boven materiaaldat licht ontvlambaar is, zoals papier, doe-ken, gras en bladeren.

OPMERKING

Wanneer veel onverbrand gas naar de kataly-sator stroomt, kan dat oververhitting tot ge-volg hebben en zelfs brand veroorzaken. Hetis daarom van groot belang om de volgendeinstructies op te volgen:

� Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.

� Rijd nooit met te weinig brandstof in detank. Als tijdelijk niet voldoende brandstofnaar de motor kan komen, kan dit eenslechte verbranding tot gevolg hebben.

� Laat de motor niet langer dan 20 minutenstationair draaien.

� Voorkom dat de motor met een te hoogtoerental draait.

� Sleep of duw de auto niet aan.

� Zet nooit het contact uit zolang de autonog rijdt.

� Laat de motor van uw auto altijd volgenshet schema onderhouden. Storingen aande elektrische installatie, het elektronischgeregelde ontstekings- en verdelersys-teem of het brandstofsysteem kunnen eenextreem hoge katalysatortemperatuur ver-oorzaken.

� Als de motor moeilijk start of vaak afslaat,laat de auto dan nakijken door eenToyota-dealer of erkende reparateur.

� Om de katalysator goed te kunnen latenfunctioneren, dient uw Toyota volgens hetvoorgeschreven onderhoudsschema teworden onderhouden. Zie hetonderhouds- en garantieboekje voor hetonderhoudsschema.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Driewegkatalysator(benzinemotor)

Page 330: Handleiding Toyota Yaris

AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA 319

De katalysator is een voorziening die de uit-stoot van schadelijke stoffen beperkt.

Deze ziet er ongeveer uit als een uitlaatdem-per, maar de werking is geheel anders.

WAARSCHUWING

� Houd mensen en brandbare materialen uitde buurt van de uitlaat zolang de motornog draait. De uitlaatgassen zijn zeer heet.

� Rijd, parkeer of stop nooit boven materiaaldat licht ontvlambaar is, zoals papier, doe-ken, gras en bladeren.

OPMERKING

Wanneer veel onverbrand gas naar de kataly-sator stroomt, kan dat oververhitting tot ge-volg hebben en zelfs brand veroorzaken. Hetis daarom van groot belang om de volgendeinstructies op te volgen:

� Gebruik alleen diesel.

� Rijd nooit met te weinig brandstof in detank. Als tijdelijk niet voldoende brandstofnaar de motor kan komen, kan dit eenslechte verbranding tot gevolg hebben.

� Laat de motor niet langer dan 20 minutenstationair draaien.

� Sleep of duw de auto niet aan.

� Zet nooit het contact UIT zolang de autonog rijdt.

� Laat de motor van uw auto altijd volgenshet schema onderhouden. Storingen aande elektrische installatie of het brandstof-systeem kunnen een extreem hoge kataly-satortemperatuur veroorzaken.

� Als de motor moeilijk start of vaak afslaat,laat de auto dan nakijken door eenToyota-dealer of erkende reparateur.

� Om de katalysator goed te kunnen latenfunctioneren, dient uw Toyota volgens hetvoorgeschreven onderhoudsschema teworden onderhouden. Zie hetonderhouds- en garantieboekje voor hetonderhoudsschema.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Katalysator(dieselmotor zonder roetfilter)

Page 331: Handleiding Toyota Yaris

320 AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA

Het roetfilter (dieselpartikelfiltersysteem) iseen emissieregelsysteem dat in het uitlaat-systeem is geplaatst.

Deze ziet er ongeveer uit als een uitlaatdem-per, maar de werking is geheel anders.

WAARSCHUWING

� Houd mensen en brandbare materialen uitde buurt van de uitlaat zolang de motornog draait. De uitlaatgassen zijn zeer heet.

� Rijd, parkeer of stop nooit boven materiaaldat licht ontvlambaar is, zoals papier, doe-ken, gras en bladeren.

OPMERKING

Wanneer veel onverbrand gas naar de kataly-sator stroomt, kan dat oververhitting tot ge-volg hebben en zelfs brand veroorzaken. Hetis daarom van groot belang om de volgendeinstructies op te volgen:

� Gebruik alleen dieselbrandstof met eenlaag zwavelgehalte.

� Rijd nooit met te weinig brandstof in detank. Als tijdelijk niet voldoende brandstofnaar de motor kan komen, kan dit eenslechte verbranding tot gevolg hebben.

� Laat de motor niet langer dan 20 minutenstationair draaien.

� Sleep of duw de auto niet aan.

� Zet nooit het contact UIT zolang de autonog rijdt.

� Laat de motor van uw auto altijd volgenshet schema onderhouden. Storingen aande elektrische installatie of het brandstof-systeem kunnen een extreem hoge kataly-satortemperatuur veroorzaken.

� Als de motor moeilijk start of vaak afslaat,laat de auto dan nakijken door eenToyota-dealer of erkende reparateur.

� Om de katalysator goed te kunnen latenfunctioneren, dient uw Toyota volgens hetvoorgeschreven onderhoudsschema teworden onderhouden. Zie het onder-houds- en garantieboekje voor het onder-houdsschema.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Roetfilter en katalysator(dieselmotor zonder roetfilter)

Page 332: Handleiding Toyota Yaris

AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA 321

WAARSCHUWING

� Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide(CO), een kleurloos en reukloos gas. Hetinademen van uitlaatgas kan een koolmo-noxidevergiftiging veroorzaken en moge-lijk de dood tot gevolg hebben.

� Het uitlaatsysteem moet regelmatigworden gecontroleerd. Laat uw autonakijken door een Toyota--dealer oferkende reparateur bij gaten of scheurenals gevolg van corrosie of beschadigingenaan verbindingsstukken, of bij eenabnormaal geluid van het uitlaatsysteem.Anders zouden er uitlaatgassen in de autoterecht kunnen komen en kan erkoolmonoxidevergiftiging ontstaan.

� Zet de motor uit als de auto zich in eenslecht geventileerde omgeving bevindt. Ineen afgesloten ruimte, zoals een garage,kunnen uitlaatgassen zich ophopen en inde auto terechtkomen. Deze uitlaatgassenkunnen een koolmonoxidevergiftiging ver-oorzaken en mogelijk de dood tot gevolghebben.

� Blijf niet lange tijd in de auto zitten als de-ze stilstaat en de motor draait. Als dit ech-ter onvermijdelijk is, mag het alleen in debuitenlucht gebeuren. Stel de verwarming/ventilatie van uw auto zo af dat er versebuitenlucht in het interieur wordt gevoerd.

� Zorg ervoor dat de achterklep gesloten istijdens het rijden. Als deze niet goed isgesloten, kunnen er uitlaatgassen in hetinterieur worden gezogen.

� Voor een goede werking van het ventilatie-systeem is het noodzakelijk dat de lucht-roosters onderaan de voorruit vrij zijn vansneeuw, bladeren en andere voorwerpen.

� Open de ruiten als u in de auto uitlaatgas-sen ruikt. Grote hoeveelheden uitlaatgasin de auto kunnen slaperigheid en uitein-delijk de dood veroorzaken. Laat uw autodirect controleren door een Toyota--dealerof erkende reparateur.

� Laat de motor niet draaien op een plaatswaar sneeuw de afvoer van de uitlaatgas-sen zou kunnen hinderen. Als zichsneeuw rond de auto ophoopt terwijl demotor draait, kunnen uitlaatgassen zichverzamelen en in de auto terechtkomen.Deze uitlaatgassen kunnen een koolmono-xidevergiftiging veroorzaken en mogelijkde dood tot gevolg hebben.

� Zet als u even gaat slapen in de auto altijdde motor uit. Anders zou u per ongeluk deselectiehendel uit de vrijstand kunnen zet-ten of het gaspedaal in kunnen trappen,waardoor de motor oververhit zou kunnenraken en brand kan ontstaan. Verder kun-nen de uitlaatgassen in een slecht geventi-leerde omgeving zich verzamelen en in deauto terechtkomen, waardoor een levens-gevaarlijke koolmonoxidevergiftiging zoukunnen ontstaan.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Belangrijke waarschuwingenvoor uitlaatgassen

Page 333: Handleiding Toyota Yaris

322 AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA

FUNCTIES VAN MOTOROLIE

Motorolie heeft als belangrijke functie de bin-nenzijde van de motor te smeren en te koelenen speelt daarom een grote rol bij het in goedeconditie houden van de motor.

OLIEVERBRUIK

Het is heel normaal dat een motor een beet-je olie verbruikt gedurende de gewone wer-king van de motor. De oorzaken hiervan zijnde volgende.

� Olie wordt gebruikt om zuigers, zuigerverenen cilinders te smeren. Als een zuiger in decilinder naar beneden gaat, wordt op de ci-linderwand een dunne oliefilm achtergela-ten. Door hoge onderdruk die ontstaat tij-dens deceleratie van de auto, wordt eenbeetje olie de verbrandingskamer ingezo-gen. Dit beetje aangezogen olie en eenklein gedeelte van de achtergelaten oliefilmwordt tijdens het verbrandingsproces doorde hoge temperatuur verbrand.

� Ook wordt olie gebruikt om de inlaatklepste-len te smeren. Een beetje van deze oliewordt samen met de lucht en brandstof inde verbrandingskamer verbrand. De hogetemperatuur van de uitlaatgassen zorgt ookvoor verbranding van de olie die de uitlaat-klepstelen smeert.

De hoeveelheid motorolie die wordt ver-bruikt, hangt o.a. af van de viscositeit vande olie, de kwaliteit van de olie en de wijzewaarop met de auto wordt gereden.

Bij het rijden op hoge snelheden en veelvuldigaccelereren en decelereren zal een hoger olie-verbruik optreden.

Een splinternieuwe motor gebruikt tijdelijk meerolie omdat zuigers, zuigerveren en cilindersnog niet op elkaar zijn ingelopen.

Olieverbruik: Maximaal 1,0 liter per 1.000 km

Bij de beoordeling van het olieverbruikmoet voorzichtigheid worden betracht, om-dat de olie kan zijn verdund en het moeilijkis het juiste niveau te bepalen.

Als een auto bijvoorbeeld herhaaldelijk korteritten rijdt en een normale hoeveelheid olie ver-bruikt, kan het zijn dat aan de hand van hetoliepeil geen verbruik is te constateren, zelfsniet na 1.000 km of meer. Dit komt omdat deolie geleidelijk aan door brandstof en vochtwordt verdund. Dan lijkt het dat het oliepeil nietis veranderd.

Als daarna met hoge snelheden gereden wordt,verdampen vocht en brandstof uit de olie enlijkt de motor ineens een hoog olieverbruik tehebben.

MOTOROLIE PEILEN IS BELANGRIJK

Een van de belangrijkste punten van auto--on-derhoud is het op peil houden van de motor-olie, zodat de werking van de olie niet achteruitkan gaan. Daarom is het van wezenlijk belangom het oliepeil regelmatig te controleren. Aan-bevolen wordt om steeds na het tanken of een-maal per week de olie te peilen.

OPMERKING

Het nalaten van regelmatig olie peilen kanleiden tot motorstoringen ten gevolge vanonvoldoende smering en koeling.

Zie “Controle van het motoroliepeil” op bladzij-de 426 in hoofdstuk 7--2 voor meer informatieover olie peilen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Feiten betreffende olieverbruik

Page 334: Handleiding Toyota Yaris

AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA 323

Dieselmotor met roetfilter—Door de eigenschappen van het uitlaatgasreini-gingssysteem komt er na verloop van tijd watonverbrande brandstof in de motorolie terecht.Dit is afhankelijk van het klimaat en de bedrijfs-omstandigheden van de auto’s met dieselmotordie beschikken over een roetfilter.

Het oliepeil lijkt daardoor te stijgen, maar alshet waarschuwingslampje motorolie verversenvanwege het hoge oliepeil niet gaat branden,dan duidt dit niet op een storing. (Zie “(q)Waarschuwingslampje motorolie verversen“ opbladzijde 194 in hoofdstuk 1--6.)

De motor van uw auto is uitgerust met bou-gies met iridium elektroden.

OPMERKING

Gebruik alleen bougies met iridium elektro-den. Pas de elektrodenafstand niet aanvoor betere motorprestaties of rijeigen-schappen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Bougies met iridium elektroden(benzinemotor)

Page 335: Handleiding Toyota Yaris

324 AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA

Uw Toyota is uitgerust met een gescheidenremsysteem. Dat wil zeggen dat de remmendoor twee afzonderlijke hydraulische circuitsworden bediend. Bij een lek in één van de rem-circuits blijft het andere nog werken. U zult danwel met meer kracht het rempedaal moetenintrappen, terwijl de remweg langer zal zijn.Ook kan het waarschuwingslampje voor hetremsysteem gaan branden.

WAARSCHUWING

Blijf niet doorrijden als één van de twee rem-circuits defect is, maar laat uw remmen zosnel mogelijk repareren door uw Toyota--dealer of erkende reparateur.

REMBEKRACHTIGER

De remmen van uw Toyota worden door hetmotorvacuüm bekrachtigd. Als de motor onderhet rijden afslaat, kunt u uw auto met de nor-male pedaalkracht tot stilstand brengen. Er isnog voldoende reservevacuüm over voor eenof twee maal remmen, maar niet meer.

WAARSCHUWING

� Rem niet pompend als de motor afgesla-gen is. Bij elke keer intrappen van hetrempedaal verbruikt u een gedeelte vanuw reservevoorraad motorvacuüm.

� Ook zonder bekrachtiging blijven de rem-men werken, maar het rempedaal moetdan met meer kracht worden ingetrapt dananders. en de remweg zal langer zijn.

ANTIBLOKKEERSYSTEEM

Dit systeem is ontworpen om het blokkerenvan de wielen tijdens hard remmen en bijremmen op een glad wegdek te voorkomen.Hierdoor is het mogelijk onder deze om-standigheden de koersstabiliteit te behou-den en te kunnen blijven sturen.

Effectief gebruik van het antiblokkeersys-teem:Als het antiblokkeersysteem in werkingtreedt, wordt een trilling in het pedaal voel-baar en is een geluid hoorbaar. Laat het anti-blokkeersysteem dan zijn werk doen en houdhet rempedaal stevig ingetrapt. Rem nietpompend als u een noodstop moet maken.Daardoor wordt de remwerking alleen maarminder.

Het antiblokkeersysteem treedt in werking zo-dra de snelheid boven ongeveer 5 km/h komt.Het wordt uitgeschakeld zodra de snelheid on-der 5 km/h komt.

Bij remmen op gladde weggedeelten, zoals bij-voorbeeld putdeksels, staalplaten bij wegwerk-zaamheden, overgang van brugdelen en bijregenachtig weer, treedt het antiblokkeersys-teem vrij snel in werking.

Tijdens het starten en vlak na het wegrijdenvan de auto kan in de motorruimte een zachttikkend geluid worden gehoord. Dit betekentniet dat er een storing in het systeem zit, maardat het systeem bezig is met een zelfdiagnose.

Als het antiblokkeersysteem in werkingtreedt, kan dit gepaard gaan met de volgen-de omstandigheden. Deze duiden niet opeen storing:

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Remsysteem

Page 336: Handleiding Toyota Yaris

AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA 325

� Er is een geluid hoorbaar en er kunnen tril-lingen ontstaan in het rempedaal, de car-rosserie en het stuurwiel. Als de auto stil-staat, kan het geluid van een elektromotorin de motorruimte hoorbaar zijn.

� Aan het einde van de antiblokkeerwerkingkan het rempedaal iets wegzakken.

WAARSCHUWING

Overschat het antiblokkeersysteem niet:hoewel het antiblokkeersysteem bijdraagtaan de bestuurbaarheid van de auto, blijfthet te allen tijde belangrijk voorzichtig tezijn, niet te hard te rijden en voldoende af-stand van de voorligger te houden. Als hetantiblokkeersysteem in werking is, zijn ergrenzen aan de stabiliteit en bestuurbaar-heid van de auto.

Het antiblokkeersysteem helpt niet als debanden hun grip verliezen en ook niet tij-dens aquaplaning.

Het antiblokkeersysteem is niet ontworpenom de remweg te verkorten: Rijd niet te harden houd altijd voldoende afstand tot uwvoorligger. Uw auto heeft, ten opzichte vanauto’s zonder antiblokkeersysteem, een lan-gere remweg in de volgende omstandighe-den:

� Als wordt gereden op slechte wegen,grind, zand en dergelijke, of op besneeuw-de wegen.

� Als wordt gereden met sneeuwkettingen.

� Als wordt gereden op wegen met drem-pels, zoals bij de overgang van betonpla-ten.

� Als wordt gereden op wegen met kuilen ofandere oneffenheden.

Zorg ervoor dat alle 4 banden de juiste maaten de juiste bandenspanning hebben: Hetantiblokkeersysteem werkt door de snelheidwaarmee de wielen draaien te meten. Als erbanden met een verkeerde maat zijn gemon-teerd, is het niet mogelijk de snelheid nauw-keurig te bepalen, waardoor het antiblok-keersysteem niet goed meer werkt en deremweg langer wordt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 337: Handleiding Toyota Yaris

326 AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA

Waarschuwingslampje ABS

Auto’s zonder Vehicle Stability Control—

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat branden wanneer hetcontact AAN wordt gezet. Als het antiblokkeer-systeem goed werkt, gaat het lampje na eenpaar seconden uit. Bij een storing gaat hetlampje weer branden.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het lampje gaat branden wanneer het contactAAN wordt gezet. Als het antiblokkeersysteemgoed werkt, gaat het lampje na een paarseconden uit. Bij een storing gaat het lampjeweer branden.

Als het waarschuwingslampje ABS brandt (enhet waarschuwingslampje van het remsysteembrandt niet), werkt het remsysteem als eenconventioneel remsysteem, dus zonder de an-tiblokkeerfunctie.

Als het waarschuwingslampje ABS brandt (enhet waarschuwingslampje remsysteem brandtniet), kunnen de wielen dus blokkeren als hardwordt geremd en bij het remmen op een gladdeondergrond.

Als een van de onderstaande gevallen zichvoordoet, is er een defect in een van de on-derdelen die worden gecontroleerd door hetsysteem van het waarschuwingslampje.Laat de auto zo snel mogelijk nakijken dooreen Toyota-dealer of erkende reparateur.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het lampje gaat niet brandenwanneer het contact AAN wordt gezet ofhet blijft branden.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat niet branden als hetcontact AAN wordt gezet of het blijft bran-den.

� Het lampje gaat branden tijdens het rijden.

Als het lampje tijdens het rijden kort brandt,duidt dit niet op een storing.

WAARSCHUWING

Als het waarschuwingslampje ABS en hetwaarschuwingslampje remsysteem gelijktij-dig blijven branden, zet de auto dan onmid-dellijk op een veilige plaats stil en neem con-tact op met een Toyota--dealer of erkendereparateur.

In dat geval kan het moeilijker zijn de autoonder controle te houden tijdens hard rem-men en bij het remmen op een gladde onder-grond.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 338: Handleiding Toyota Yaris

AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA 327

Auto’s met Vehicle Stability Control—

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat branden wanneer hetcontact AAN wordt gezet. Als het ABS en deBrake Assist goed werken, gaat het lampje naeen paar seconden uit. Bij een storing gaat hetlampje weer branden.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het lampje gaat branden wanneer het contactAAN wordt gezet. Als het ABS en de BrakeAssist goed werken, gaat het lampje na eenpaar seconden uit. Bij een storing gaat hetlampje weer branden.

Als dit waarschuwingslampje brandt (en hetwaarschuwingslampje remsysteem brandtniet), werken het ABS, de Brake Assist, deTraction Control en de Vehicle Stability Control(VSC) niet, maar het remsysteem werkt wel alseen conventioneel remsysteem.

Als het waarschuwingslampje ABS brandt (enhet waarschuwingslampje remsysteem brandtniet), kunnen de wielen dus blokkeren als hardwordt geremd en bij het remmen op een gladdeondergrond.

De volgende omstandigheden kunnen dui-den op een defect in een onderdeel dat doorhet waarschuwingslampje wordt gecontro-leerd. Laat uw auto zo snel mogelijk nakij-ken door een Toyota-dealer of erkende re-parateur.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het lampje gaat niet brandenwanneer het contact AAN wordt gezet ofhet blijft branden.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat niet branden als hetcontact AAN wordt gezet, of het blijft bran-den.

� Het lampje gaat branden tijdens het rijden.

Als het waarschuwingslampje tijdens het rijdenkort brandt, duidt dit niet op een storing.

WAARSCHUWING

Als het waarschuwingslampje ABS en hetwaarschuwingslampje remsysteem gelijktij-dig blijven branden, zet de auto dan onmid-dellijk op een veilige plaats stil en neem con-tact op met een Toyota--dealer of erkendereparateur.

In dat geval kan het moeilijker zijn de autoonder controle te houden tijdens hard rem-men en bij het remmen op een gladde onder-grond.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 339: Handleiding Toyota Yaris

328 AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA

BRAKE ASSIST

Als hard op de rem getrapt wordt, ziet deBrake Assist dit als een noodstop en zorgtvoor een sterkere remwerking wanneer debestuurder het rempedaal niet krachtig in-getrapt kan houden.

Als u hard op de rem trapt, wordt er sterkergeremd. Op zo’n moment is een trilling in hetpedaal voelbaar en is een geluid in de motor-ruimte hoorbaar. Dit is normaal en duidt niet opeen storing.

Auto’s met Vehicle Stability Control—

Het Brake Assist--systeem treedt in werkingzodra de rijsnelheid boven ongeveer 5 km/hkomt. Het wordt uitgeschakeld zodra de snel-heid onder 5 km/h komt.

Zie “Waarschuwingslampjes en --zoemers” opbladzijde 182 in hoofdstuk 1--6 voor een uitlegover het waarschuwingslampje van dit sys-teem.

De elektrische stuurbekrachtiging assisteertmet behulp van een elektromotor bij hetverdraaien van het stuurwiel.

In de volgende gevallen kan de besturingzwaar worden. Er is echter geen sprake vaneen storing.

� Na langdurig veelvuldig in bochten rijden ofmanoeuvreren

Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: De stuurbekrachtiging wordt ver-minderd om het systeem tegen oververhit-ting te beschermen. Vermijd het draaienvan het stuurwiel of zet de auto stil en zethet contact in stand ACC of UIT. Na onge-veer 10 minuten is het systeem afgekoeld.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: De stuurbekrachtiging wordt vermin-derd om het systeem tegen oververhittingte beschermen. Vermijd het draaien van hetstuurwiel of zet de auto stil en zet het con-tact in stand ACC of UIT. Na ongeveer 10minuten is het systeem afgekoeld.

OPMERKING

Gedurende lange tijd veelvuldig manoeuvre-ren en scherpe bochten maken kan schadeveroorzaken aan het systeem dat oververhit-ting van de elektrische stuurbekrachtigingvoorkomt.

� Wanneer de accu leeg is

Controleer de conditie van de accu. Laadde accu op of vervang deze indien nodig.Zie “Controle van de accu” op bladzijde 442in hoofdstuk 7--3 voor meer informatie.

In het volgende geval kan de besturingzwaar worden. Vervolgens gaat na ten min-ste 5 minuten het waarschuwingslampjeelektrische stuurbekrachtiging branden. Eris echter geen sprake van een storing.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Elektrische stuurbekrachtiging

Page 340: Handleiding Toyota Yaris

AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA 329

� Wanneer bij stilstand de motor gedurende30 seconden of langer met een hoog toe-rental draait

Op het moment dat u wegrijdt, zal de bestu-ring weer normaal aanvoelen en dooft hetwaarschuwingslampje.

INFORMATIE

Als aan het stuur wordt gedraaid, is mogelijkhet geluid van een elektromotor hoorbaar.Dit geluid is afkomstig van de motor van destuurbekrachtiging. Het duidt niet op eenstoring.

Waarschuwingslampje elektrische stuurbe-krachtiging

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat branden wanneer hetcontact AAN wordt gezet. Als het waarschu-wingslampje elektrische stuurbekrachtiginggoed werkt, gaat het lampje na een paar se-conden uit. Bij een storing gaat het lampjebranden.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Het lampje gaat branden wanneer het contactAAN wordt gezet. Als de elektrischestuurbekrachtiging goed werkt, gaat het lampjena enkele seconden uit. Bij een storing gaathet lampje branden.

De volgende omstandigheden kunnen wij-zen op een defect in een onderdeel dat doorhet waarschuwingslampje wordt gecontro-leerd. Laat uw auto zo snel mogelijk nakij-ken door een Toyota-dealer of erkende re-parateur.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 341: Handleiding Toyota Yaris

330 AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het lampje gaat niet brandenwanneer het contact AAN wordt gezet ofhet blijft branden.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het lampje gaat niet branden als hetcontact AAN wordt gezet of het blijft bran-den.

� Het lampje blijft branden tijdens het rijden.

Als het waarschuwingslampje brandt, terwijl demotor langdurig met een hoog toerental draait,geeft dit geen storing aan. Start de motor op-nieuw en rijd weg om het lampje uit te schake-len.

WAARSCHUWING

Als het waarschuwingslampje elektrischestuurbekrachtiging tijdens het rijden gaatbranden, laat de auto dan zo snel mogelijknakijken door een Toyota--dealer of erkendereparateur. Er is hierbij meer kracht nodigdan normaal om het stuurwiel te verdraaien.Pak het stuurwiel tijdens het rijden stevigvast.

De slijtage- indicatoren van de remblokkengeven een geluidssignaal als de remblokkendoor slijtage aan vervanging toe zijn.

Als er tijdens het rijden een piepend of schu-rend geluid hoorbaar is, laat dan de remblok-ken onmiddellijk nakijken bij de dichtstbijzijndeToyota--dealer of erkende reparateur.

Blijf niet doorrijden als u deze geluiden hoort.

Ver doorrijden met versleten remblokken kanschade aan de remschijven veroorzaken eneen grotere kracht op het rempedaal vergenom dezelfde remkracht te verkrijgen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Remblokslijtage--indicatoren

Page 342: Handleiding Toyota Yaris

AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA 331

Let bij het beladen van de bagageruimte op devolgende punten:

� Berg uw bagage zo veel mogelijk in de ba-gageruimte op. Zorg ervoor dat de bagagestevig vastligt.

� Let erop dat de auto niet uit balans raaktdoor zware lading aan één zijde van deauto te leggen. Leg zware voorwerpen zover mogelijk naar voren.

� Neem geen onnodige bagage mee. Dit helptu brandstof te besparen.

WAARSCHUWING

� Stapel bagage in de bagageruimte nooithoger dan de rugleuningen, om te voorko-men dat goederen tijdens hard remmennaar voren schuiven. Plaats bagage altijdzo laag mogelijk.

� Sta nooit toe dat er personen in de baga-geruimte meerijden. De bagageruimte isniet ontworpen om personen te vervoeren.Personen dienen plaats te nemen op eenzitplaats en een gordel op de juiste manierom te doen. Anders neemt de kans op let-sel bij hard remmen en bij een ongevalsterk toe.

� Leg geen voorwerpen op de bagageafdek-king. Voorwerpen die daar liggen, kunnenbij plotseling remmen of bij een ongevalwegschieten en letsel veroorzaken.

� Zorg ervoor dat er geen voorwerpen ophet dashboard liggen als er met de autowordt gereden. Het uitzicht kan er doorworden belemmerd. Bij fel accelereren ofscherp sturen kunnen deze gaan bewegenen zo de bestuurder hinderen. Bij een on-geval kan het bij de inzittenden letsel ver-oorzaken.

INFORMATIE

Laat, om vervorming van de bagageafdek-king te voorkomen, niet langdurig zwarevoorwerpen op de bagageafdekking liggen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Voorzorgsmaatregelen bij hetbeladen van de bagageruimte

Page 343: Handleiding Toyota Yaris

332 AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA

Het voertuigidentificatienummer (VIN) is hetwettelijke identificatienummer van uwToyota. Dit nummer is op de aangegevenplaats ingeslagen.

Dit is het belangrijkste identificatienummer vanuw Toyota. Het wordt gebruikt voor het opnaam zetten van de auto.

Het voertuigidentificatienummer (VIN) staatook op het typeplaatje.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Identificatie van uw Toyota——Voertuig--identificatienummer

Page 344: Handleiding Toyota Yaris

AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA 333

1KR--FE motor

1NR--FE motor

1ND--TV motor

Het motornummer is op de aangegevenplaats ingeslagen in het motorblok.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Motornummer

Page 345: Handleiding Toyota Yaris

334 AANWIJZINGEN VOORDAT U GAAT RIJDEN MET UW TOYOTA

WAARSCHUWING

Wijzig de wielophanging/het chassis nietmet verhogingssets, tussenstukken, andereveren, enz. Anders kunnen gevaarlijke rij-eigenschappen ontstaan, die tot het verliesvan de controle over de auto kunnen leiden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Wielophanging en chassis

Page 346: Handleiding Toyota Yaris

STARTEN EN RIJDEN 335

Hoofdstuk 3STARTEN EN RIJDEN

� Vóór het starten 336. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Het starten van de motor 336. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Rijden en parkeren met het Smart entry--systeem met

startknop 344. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Voorzorgsmaatregelen voor het afzetten van een turbomotor 347.

� Controle van de auto voor een lange rit 347. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Tips voor het rijden onder diverse omstandigheden 349. . . . . . . . . .

� Rijden in de regen 350. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Rijden in de winter 351. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Rijden met een aanhangwagen 352. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Tips voor brandstofbesparing en een lange levensduur van uw

Toyota 357. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 347: Handleiding Toyota Yaris

336 STARTEN EN RIJDEN

Vóór het starten

1. Controleer, voordat u instapt, de omgevingvan de auto.

2. Verstel, indien nodig, de stoel, de rugleu-ning, de hoofdsteun en het stuurwiel, zodatu prettig zit.

3. Verstel indien nodig de binnenspiegel en debuitenspiegels.

4. Sluit alle portieren en de achterklep.

5. Doe de veiligheidsgordel om.

Zonder Smart entry- systeem en startknop—

Als u het contact in stand START zet en vervol-gens weer loslaat, zorgt de doorstartfunctieervoor dat de motor gestart wordt met het con-tact AAN.

De startprocedure wordt afgebroken als de mo-tor na ongeveer 30 seconden niet is aangesla-gen. Wacht in dat geval enkele seconden alvo-rens de startprocedure te herhalen.

Als u de sleutel in stand START vasthoudt,wordt de motor gedurende maximaal ongeveer30 seconden gestart.

Met Smart entry- systeem en startknop—

Als u één keer de startknop indrukt en weerloslaat, zorgt de doorstartfunctie ervoor dat destartmotor blijft draaien totdat de motor aan-slaat.

De startprocedure wordt afgebroken als de mo-tor na ongeveer 30 seconden niet is aangesla-gen. Wacht in dat geval enkele seconden alvo-rens de startprocedure te herhalen.

Als u de startknop ingedrukt houdt, wordt demotor gedurende maximaal ongeveer 30 se-conden gestart.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Het starten van de motor——Doorstartfunctie

Page 348: Handleiding Toyota Yaris

STARTEN EN RIJDEN 337

1. Zet de parkeerrem stevig vast.

2. Schakel onnodige verlichting en accessoi-res uit.

3. Multi-mode transmissie:Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Zet het contact AAN. Houd hetrempedaal stevig ingetrapt en zet de selec-tiehendel in stand N. Controleer of op hetinstrumentenpaneel het controlelampje “N”gaat branden. Een startbeveiliging voor-komt dat de motor kan worden gestart alsde selectiehendel in een andere stand danN staat en het rempedaal niet is ingetrapt.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Zet het contact AAN. Houd het rem-pedaal stevig ingetrapt en zet de selectie-hendel in stand N. Controleer of op hetinstrumentenpaneel het controlelampje “N”gaat branden. Een startbeveiliging voor-komt dat de motor kan worden gestart alsde selectiehendel in een andere stand danN staat en het rempedaal niet is ingetrapt.

Handgeschakelde transmissie: Trap hetkoppelingspedaal helemaal in en zet de se-lectiehendel in de vrijstand. Houd het kop-pelingspedaal ingetrapt totdat de motor isaangeslagen.

Volg altijd eerst de instructies onder “(a) Vóórhet starten”.

Normale startprocedure

Het (sequentiële) multipoint brandstofinspuit-systeem van de motor zorgt automatisch voorhet juiste lucht--brandstofmengsel bij het star-ten. De motor wordt, koud of warm, als volgtgestart:

Multi-Mode Transmissie: Zet zonder hetgaspedaal aan te raken het contact in standSTART en start de motor met het rempedaalingetrapt. Laat de contactsleutel los zodra demotor aanslaat. De motor kan niet wordengestart als de selectiehendel in een anderestand dan N staat en het rempedaal niet isingetrapt.

Handgeschakelde transmissie: Zonder hetgaspedaal aan te raken start u de motor doorhet contact in stand START te zetten. Laatde contactsleutel los zodra de motor aan-slaat.

Laat de motor warmdraaien door te rijden, nietdoor stationair te draaien. Rijd tijdens deze op-warmperiode rustig totdat de motor op tempe-ratuur is.

Als de motor afslaat...

Start de motor gewoon opnieuw op de hierbo-ven beschreven manier.

Als de motor niet wil aanslaan...

Zie “Als de motor niet wil aanslaan” op bladzij-de 360 in hoofdstuk 4.

OPMERKING

� Jaag een nog koude motor nooit op toe-ren.

� Laat de motor meteen nakijken als dezedikwijls moeilijk start of vaak afslaat.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

(a) Vóór het starten

(b) Starten van de motor(benzinemotor: zonder Smartentry--systeem en startknop)

Page 349: Handleiding Toyota Yaris

338 STARTEN EN RIJDEN

STARTKNOPFUNCTIE

Door op de startknop te drukken wordt de mo-tor gestart.

Volg altijd eerst de instructies onder “(a) Vóórhet starten”.

Normale startprocedure

Het (sequentiële) multipoint brandstofinspuit-systeem van de motor zorgt automatisch voorhet juiste lucht--brandstofmengsel bij het star-ten. De motor wordt, koud of warm, als volgtgestart:

Multi-Mode Transmissie: Als u de elektro-nische sleutel bij u draagt (in de auto), kande motor gestart worden.

1. Controleer of de parkeerrem geactiveerdis. De selectiehendel staat in stand N.

2. Trap het rempedaal stevig in. (Het contro-lelampje op de startknop zal groen gaanbranden.)

3. Druk de startknop langzaam en stevig in.(Houd het rempedaal ingetrapt totdat demotor start.)

Als het controlelampje in de startknop nietgroen wordt, kan de motor niet gestart wor-den.

Handgeschakelde transmissie: Als u deelektronische sleutel bij u draagt (in de auto),kan de motor gestart worden.

1. Trap het koppelingspedaal stevig in. (Hetcontrolelampje op de startknop zal groengaan branden.)

2. Druk de startknop langzaam en stevig in.(Houd het koppelingspedaal ingetrapt tot-dat de motor start.)

Als het controlelampje in de startknop nietgroen wordt, kan de motor niet gestart wor-den.

Als de motor afslaat...

Start de motor gewoon opnieuw op de hierbo-ven beschreven manier.

OPMERKING

Raak de startknop niet aan met vette han-den.

WAARSCHUWING

� Het oppervlak van de startknop kan zeerheet worden als de auto in de zon heeftgestaan. Wees voorzichtig bij het startenvan de motor.

� Gebruik de startknop niet langer als hetindrukken van de startknop niet het ge-wenste effect heeft en neem onmiddellijkcontact op met een Toyota--dealer of er-kende reparateur.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

(b) Starten van de motor(benzinemotor: met Smartentry--systeem en startknop)

Page 350: Handleiding Toyota Yaris

STARTEN EN RIJDEN 339

Als de motor niet wil aanslaan

In de volgende gevallen zal de motor niet star-ten.

� Als er een zoemer klinkt en het waarschu-wingslampje van het Smart entry--systeemmet startknop gaat branden wanneer destartknop wordt ingedrukt, geeft dat aan datde sleutel niet in de auto aanwezig is.

� Het kan zijn dat de motor niet gestart kanworden terwijl de sleutel zich wel in de autobevindt (bijv. als de sleutel zich op de vloer,in de bekerhouder, in de bagageruimte of inhet dashboardkastje bevindt).

Als de startknopfunctie niet goed werkt, kandat de volgende oorzaken hebben:

� De communicatie tussen de elektronischesleutel en de auto is onderbroken of debatterij van de elektronische sleutel isontladen. (Zie OMSTANDIGHEDEN DIE DEWERKING BEÏNVLOEDEN op bladzijde 43in hoofdstuk 1--2 voor voorbeelden waarbijde communicatie onderbroken is.)

Houd in dat geval de elektronische sleutelmet het Toyota--logo tegen de startknop omde motor te starten. (Zie STARTEN VAN DEMOTOR ALS DE ELEKTRONISCHESLEUTEL NIET GOED WERKT opbladzijde 43 in hoofdstuk 1--2 voor meerinformatie.)

Vervang de batterij van de elektronischesleutel zo snel mogelijk als deze is ontla-den. (Zie “Vervangen van batterij” op blad-zijde 31 in hoofdstuk 1--2.)

� Als de motor herhaaldelijk aan en uit gezetis in een korte periode.

Wacht 10 seconden en start vervolgens demotor.

� Als het groene controlelampje in destartknop knippert en hetwaarschuwingslampje van het Smartentry--systeem met startknop op hetinstrumentenpaneel gaat branden, is hetstuurwiel geblokkeerd.

Beweeg het stuurwiel lichtjes heen en weerom de blokkering op te heffen terwijl u opde startknop drukt.

� Als het controlelampje in de startknopamberkleurig knippert en hetwaarschuwingslampje van het Smartentry--systeem met startknop op hetinstrumentenpaneel gaat branden, is er eenprobleem met de startknopfunctie.

Laat de auto en alle sleutels zo snel moge-lijk nakijken door een Toyota--dealer of er-kende reparateur.

� In aanvulling op het bovenstaande zijn ersituaties waarin het Smart entry--systeemmet startknop niet goed werkt vanwege deomstandigheden waarin het systeem ge-bruikt wordt. Zie “Smart entry--systeem metstartknop” op bladzijde 40 in hoofdstuk 1--2voor meer informatie.

In andere gevallen dan hierboven beschrevenstaan is het mogelijk dat er een probleem aan-wezig is in een ander systeem dan het start-systeem. Zie “Als de motor niet wil aanslaan”op bladzijde 360 in hoofdstuk 4.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 351: Handleiding Toyota Yaris

340 STARTEN EN RIJDEN

Als de accu wordt losgekoppeld of ontladenraakt, slaat het startknopsysteem de actueleinstelling op. Na het aansluiten, vervangen ofladen van de accu, wordt de opgeslagen standautomatisch geselecteerd. Zet de motor uit alsde motor in een dergelijk geval aanslaat.

Wacht na het aansluiten van de accu 10 se-conden alvorens de motor te starten. Het kanzijn dat de motor bij de eerste poging niet aan-slaat. Dit is normaal en duidt niet op een sto-ring.

Volg altijd eerst de instructies onder “(a) Vóórhet starten”.

Normale startprocedure

1. Draai de contactsleutel in de stand AAN encontroleer of het voorgloeilampje brandt.Laat de sleutel in de stand AAN staan tothet lampje uitgaat.

2. Multi-Mode Transmissie: Start de motordoor het contact in stand START te zettenterwijl u het gaspedaal niet aanraakt en hetrempedaal ingetrapt houdt. Laat de sleutellos wanneer de motor aanslaat. De motorkan niet worden gestart als de selectiehen-del in een andere stand dan N staat en hetrempedaal niet is ingetrapt.

Handgeschakelde transmissie:Start demotor door het contact in stand START tezetten zonder het gaspedaal aan te raken.Laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.

Laat de motor warmdraaien door te rijden, nietdoor stationair te draaien. Rijd tijdens deze op-warmperiode rustig totdat de motor op tempe-ratuur is.

Als de motor afslaat...

Start de motor gewoon opnieuw volgens debovengenoemde procedure, afhankelijk van detemperatuur.

Als de motor niet wil aanslaan

Zie “Als de motor niet wil aanslaan” op bladzij-de 360 in hoofdstuk 4.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

(b) Starten van de motor(dieselmotor: zonder Smartentry--systeem en startknop)

Page 352: Handleiding Toyota Yaris

STARTEN EN RIJDEN 341

OPMERKING

� Laat de startmotor niet langer dan 30 se-conden onafgebroken werken. Anderskunnen de startmotor en de bedradingoververhit raken.

� Jaag een nog koude motor nooit op toe-ren.

� Laat de motor meteen nakijken als dezedikwijls moeilijk start of vaak afslaat.

STARTKNOPFUNCTIE

Door op de startknop te drukken wordt de mo-tor gestart.

Volg altijd eerst de instructies onder “(a) Vóórhet starten”.

Normale startprocedure

Multi-Mode Transmissie: Trap het rempedaalgeheel in en zet de selectiehendel in stand N.Houd het rempedaal ingetrapt totdat de motoris aangeslagen. Het controlelampje in de start-knop zal groen gaan branden.

Druk 1 keer op de startknop en het voorgloei-lampje zal gaan branden. De motor wordt ge-start zodra het voorgloeilampje uit is gegaan.De motor zal gestart worden (maximaal 30 se-conden) totdat hij aanslaat.

Als u 2 keer op de startknop drukt, zal de mo-tor gestart worden voordat het voorgloeilampjeuit is gegaan. De motor zal gestart worden(maximaal 30 seconden) totdat hij aanslaat.

Handgeschakelde transmissie: Trap het kop-pelingspedaal helemaal in en zet de selectie-hendel in de vrijstand. Houd het koppelingspe-daal ingetrapt totdat de motor is aangeslagen.Het controlelampje in de startknop zal groengaan branden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

(b) Starten van de motor(dieselmotor: met Smartentry--systeem en startknop)

Page 353: Handleiding Toyota Yaris

342 STARTEN EN RIJDEN

Druk 1 keer op de startknop en het voorgloei-lampje zal gaan branden. De motor wordt ge-start zodra het voorgloeilampje uit is gegaan.De motor zal gestart worden (maximaal 30 se-conden) totdat hij aanslaat.

Als u 2 keer op de startknop drukt, zal de mo-tor gestart worden voordat het voorgloeilampjeuit is gegaan. De motor zal gestart worden(maximaal 30 seconden) totdat hij aanslaat.

Laat de motor warmdraaien door te rijden, nietdoor stationair te draaien. Rijd tijdens deze op-warmperiode rustig totdat de motor op tempe-ratuur is.

Als de motor afslaat...

Start de motor gewoon opnieuw volgens debovengenoemde procedure, afhankelijk van detemperatuur.

Als de motor niet wil aanslaan

Zie “Als de motor niet wil aanslaan” op bladzij-de 360 in hoofdstuk 4.

OPMERKING

� Laat de startmotor niet langer dan 30 se-conden onafgebroken werken. Anderskunnen de startmotor en de bedradingoververhit raken.

� Jaag een nog koude motor nooit op toe-ren.

� Laat de motor meteen nakijken als dezedikwijls moeilijk start of vaak afslaat.

Als de motor niet wil aanslaan...

In de volgende gevallen zal de motor niet star-ten.

� Als er een zoemer klinkt en het waarschu-wingslampje van het Smart entry--systeemmet startknop gaat branden wanneer destartknop wordt ingedrukt, geeft dat aan datde sleutel niet in de auto aanwezig is.

� Het kan zijn dat de motor niet gestart kanworden terwijl de sleutel zich wel in de autobevindt (bijv. als de sleutel zich op de vloer,in de bekerhouder, in de bagageruimte of inhet dashboardkastje bevindt).

Als de startknopfunctie niet goed werkt, kandat de volgende oorzaken hebben:

� De communicatie tussen de elektronischesleutel en de auto is onderbroken of debatterij van de elektronische sleutel isontladen. (Zie OMSTANDIGHEDEN DIE DEWERKING BEÏNVLOEDEN op bladzijde 43in hoofdstuk 1--2 voor voorbeelden waarbijde communicatie onderbroken is.)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 354: Handleiding Toyota Yaris

STARTEN EN RIJDEN 343

Houd in dat geval de elektronische sleutelmet het Toyota--logo tegen de startknop omde motor te starten. (Zie STARTEN VAN DEMOTOR ALS DE ELEKTRONISCHESLEUTEL NIET GOED WERKT opbladzijde 43 in hoofdstuk 1--2 voor meerinformatie.)

Vervang de batterij van de elektronischesleutel zo snel mogelijk als deze is ontla-den. (Zie “Vervangen van batterij” op blad-zijde 31 in hoofdstuk 1--2.)

� Als de motor herhaaldelijk aan en uit gezetis in een korte periode.

Wacht 10 seconden en start vervolgens demotor.

� Als het groene controlelampje in destartknop knippert en hetwaarschuwingslampje van het Smartentry--systeem met startknop op hetinstrumentenpaneel gaat branden, is hetstuurwiel geblokkeerd.

Beweeg het stuurwiel lichtjes heen en weerom de blokkering op te heffen terwijl u opde startknop drukt.

� Als het controlelampje in de startknopamberkleurig knippert en hetwaarschuwingslampje van het Smartentry--systeem met startknop op hetinstrumentenpaneel gaat branden, is er eenprobleem met de startknopfunctie.

Laat de auto en alle sleutels zo snel moge-lijk nakijken door een Toyota--dealer of er-kende reparateur.

� In aanvulling op het bovenstaande zijn ersituaties waarin het Smart entry--systeemmet startknop niet goed werkt vanwege deomstandigheden waarin het systeem ge-bruikt wordt. Zie “Smart entry--systeem metstartknop” op bladzijde 40 in hoofdstuk 1--2voor meer informatie.

In andere gevallen dan hierboven beschrevenstaan is het mogelijk dat er een probleem aan-wezig is in een ander systeem dan het start-systeem. Zie “Als de motor niet wil aanslaan”op bladzijde 360 in hoofdstuk 4.

Als de accu wordt losgekoppeld of ontladenraakt, slaat het startknopsysteem de actueleinstelling op. Na het aansluiten, vervangen ofladen van de accu, wordt de opgeslagen standautomatisch geselecteerd. Zet de motor uit alsde motor in een dergelijk geval aanslaat.

Wacht na het aansluiten van de accu 10 se-conden alvorens de motor te starten. Het kanzijn dat de motor bij de eerste poging niet aan-slaat. Dit is normaal en duidt niet op een sto-ring.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 355: Handleiding Toyota Yaris

344 STARTEN EN RIJDEN

TIPS VOOR HET GEBRUIK VAN HET SMARTENTRY-SYSTEEM MET STARTKNOP

Bij gebruik van het Smart entry--systeem metstartknop kan de motor worden gestart en ge-stopt zolang u de sleutel bij u hebt.

Het is daarom ook mogelijk dat een passagierde sleutel uit de auto verwijdert zonder dat debestuurder daar erg in heeft. Als dat het gevalis, kan de motor niet meer gestart worden alshij eenmaal uit is gezet. Verder is het mogelijkdat iemand de auto verlaat zonder dat hij weetof de startknop geheel uitgezet is.

Bij het instappen en uitstappen moet de be-stuurder altijd controleren of hij de sleutel bijzich heeft.

WAARSCHUWING

Raak de startknop tijdens het rijden niet aan.

Als u een noodstop moet maken, houd dan destartknop gedurende langer dan 3 secondeningedrukt.

WAARSCHUWINGSFUNCTIES

Volg onderstaande aanwijzingen indien eenvan de volgende waarschuwingssignalen wor-den gegeven:

(A) Een waarschuwingszoemer in het in-strumentenpaneel klinkt 1 keer als hetcontact AAN wordt gezet

Dit geeft aan dat de bestuurder in de auto isgestapt zonder dat hij een sleutel bij zich heeft.Het waarschuwingslampje van het Smart en-try--systeem met startknop op het dashboardzal gedurende 8 seconden gaan branden.

Bedien de startknop alleen nadat u gecontro-leerd hebt of er een sleutel in de auto aanwezigis.

(B) De waarschuwingszoemer in het instru-mentenpaneel geeft 1 geluidssignaal,gevolgd door 3 geluidssignalen van deauto als de bestuurder uitstapt en hetportier sluit

Dit geeft aan dat de bestuurder de sleutel in deauto heeft achtergelaten. Verder zal het waar-schuwingslampje van het Smart entry--systeemmet startknop op het dashboard gaan branden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Rijden en parkeren met hetSmart entry--systeem metstartknop

Page 356: Handleiding Toyota Yaris

STARTEN EN RIJDEN 345

Verlaat de auto pas nadat u de motor uit hebtgezet door op de startknop te drukken en nadatu gecontroleerd hebt of het controlelampje inde startknop uit is. Als de bestuurder weerterugkeert naar de auto zonder de sleutel enbegint te rijden, geeft de waarschuwingszoe-mer nogmaals 1 geluidssignaal.

(C) Een waarschuwingszoemer in de autogeeft na het vergrendelen van het por-tier met de schakelaar op de portier-handgreep gedurende 2 seconden eengeluidssignaal

Dit geeft aan dat de bestuurder probeert deportieren te vergrendelen terwijl hij de sleutelbij zich heeft maar de aanwijzingen bij (B) hier-boven negeert.

Vergrendel de portieren pas nadat u de motoruit hebt gezet door op de startknop te drukkenen nadat u gecontroleerd hebt of hetcontrolelampje in de startknop uit is.

Een waarschuwingszoemer die een geluidssig-naal geeft ook al hebt u de motor uitgezet,geeft aan dat u de auto probeert af te sluitenterwijl de sleutel zich nog in de auto bevindt.

Verlaat de auto pas nadat u gecontroleerd hebtof u de sleutel bij u hebt.

(D) De waarschuwingszoemer in het instru-mentenpaneel klinkt continu als het be-stuurdersportier geopend wordt

Dit geeft aan dat het bestuurdersportier ge-opend is voordat de motor uit gezet is.

Verlaat de auto pas nadat u de motor uit hebtgezet door op de startknop te drukken en nadatu gecontroleerd hebt of het controlelampje inde startknop uit is.

(E) De waarschuwingszoemers in het in-strumentenpaneel en van de auto ma-ken continu geluid als na het uitstappenhet portier gesloten wordt

Dit geeft aan dat de bestuurder probeert deauto te verlaten terwijl hij de sleutel bij zichheeft maar de aanwijzingen bij (E) hierbovennegeert. Het waarschuwingslampje van hetSmart entry--systeem met startknop op hetdashboard zal gaan branden.

Verlaat de auto pas nadat u de versnellings-pook in de vrijstand hebt gezet, de motor uithebt gezet door op de startknop te drukken engecontroleerd hebt of het controlelampje in destartknop uit is.

(F) De waarschuwingszoemer in het instru-mentenpaneel geeft 1 geluidssignaal endie van de auto 3 als een passagier uitde auto stapt

Dit geeft aan dat de passagier de auto probeertte verlaten met de sleutel, zonder dat de motoruit is gezet. Het waarschuwingslampje van hetSmart entry--systeem met startknop op hetdashboard zal eveneens gaan branden.

Als er passagiers uit de auto stappen, moet erop worden gelet dat de sleutel achterblijft bij debestuurder. Als de bestuurder begint te rijdennadat een passagier de auto verlaten heeft metde sleutel, klinkt er nogmaals een geluidssig-naal.

(G) Een waarschuwingszoemer in de autogeeft bij het vergrendelen van het por-tier met de schakelaar op de portier-handgreep gedurende 2 seconden eengeluidssignaal

Dit geeft aan dat de bestuurder de auto pro-beert te vergrendelen terwijl de sleutel zich nogin de auto bevindt.

Verlaat de auto pas nadat u gecontroleerd hebtof u de sleutel bij u hebt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 357: Handleiding Toyota Yaris

346 STARTEN EN RIJDEN

(H) Een waarschuwingszoemer in het in-strumentenpaneel klinkt 1 keer als hetcontact UIT wordt gezet

Dit geeft aan dat spanning van de sleutelbatte-rij laag is. (Deze waarschuwingszoemer klinktalleen als de motor draait of wanneer het con-tact gedurende 20 minuten of langer AAN isgeweest.)

Vervang de sleutelbatterij op tijd om zeker tezijn van een juiste werking van het Smart en-try--systeem met startknop.

(I) Een waarschuwingszoemer in het in-strumentenpaneel klinkt continu als hetbestuurdersportier geopend wordt ter-wijl het contact AAN is.

Dit geeft aan dat het stuurwiel niet geblokkeerdis. De juiste volgorde voor het blokkeren iseerst de motor uit te zetten en vervolgens hetportier te openen.

(J) Het controlelampje in de startknopknippert groen wanneer het contactAAN wordt gezet en gaat uit nadat 15seconden verstreken zijn.

Dit geeft aan dat het stuurslot blijft hangen. Be-weeg het stuurwiel lichtjes heen en weer om deblokkering op te heffen terwijl u op de startknopdrukt.

(K) Het controlelampje in de startknopknippert elke 2 seconden amberkleurig

Dit geeft aan dat er een probleem is met destuurslotfunctie. Laat uw auto controleren bijeen Toyota--dealer of erkende reparateur.

(L) Het controlelampje in de startknopknippert groen wanneer hetbestuurdersportier geopend is en gaatuit nadat 15 seconden verstreken zijn.

Dit geeft aan dat er een probleem met de kop-pelingsschakelaar is. Neem contact op meteen Toyota--dealer of erkende reparateur.

ANTIDIEFSTALFUNCTIE

� Zodra het contact UIT wordt gezet, wordtde startblokkering automatischingeschakeld. (Zie “Startblokkering” opbladzijde 24 in hoofdstuk 1--2.)

� Als het bestuurdersportier wordt geopendnadat de motor uit is gezet, wordt het stuur-slot geactiveerd.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 358: Handleiding Toyota Yaris

STARTEN EN RIJDEN 347

De motor moet na langdurig op hoge snelhe-den en/of hoge motorbelasting te hebben gere-den de gelegenheid krijgen om een bepaaldetijd stationair te draaien voordat het contactwordt afgezet. Als dit niet gebeurt, kan er ern-stige motorschade ontstaan.

Rijomstandigheden en vereiste tijd van sta-tionair draaien

Normaal stadsgebruikStationair laten draaien—niet nodig

Rijden met hoge snelheidOngeveer 80 km/h

Stationair laten draaien—ongeveer 20seconden

Ongeveer 100 km/hStationair laten draaien—ongeveer 1minuut

Bij steile hellingen of continu boven 100 km/hStationair laten draaien: ongeveer 2minuten

OPMERKING

Zet, om beschadiging te voorkomen, de mo-tor niet direct uit nadat deze zwaar belast is.

Controle van de auto voor eenlange rit

Een goede gewoonte! Door uw auto te contro-leren kunt u uzelf ervan verzekeren dat u veiligen plezierig kunt autorijden. Slechts enige ver-trouwdheid met uw auto en een oplettend oogzijn hiervoor vereist. Indien gewenst kunt u de-ze controle tegen een minimale vergoeding ooklaten doen door een Toyota--dealer of erkendereparateur.

WAARSCHUWING

Als u deze controles in een gesloten garageuitvoert, zorg dan voor ruim voldoende ven-tilatie. Uitlaatgassen zijn namelijk giftig.

VOOR HET STARTEN

De buitenkant van de auto

Banden. Controleer de spanning van alle ban-den met behulp van een bandenspanningsme-ter en kijk goed of u insnijdingen, beschadigin-gen of abnormale slijtage ziet.

Wielmoeren. Controleer of er geen moerenontbreken en of ze allemaal goed vastzitten.

Vloeistoflekkages. Als de auto enige tijd ge-parkeerd heeft gestaan, controleer dan onderde auto of lekkage van olie, brandstof, water ofandere vloeistof heeft plaatsgevonden. (Na ge-bruik van de airconditioning is waterlekkagenormaal.)

Verlichting. Controleer de werking van allelampen. Controleer ook de afstelling van dekoplampen.

De binnenkant van de auto

Reservewiel, krik en wielmoersleutel. Con-troleer de bandenspanning van het reservewielen overtuig u ervan dat de krik en de wielmoer-sleutel in de auto aanwezig zijn.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Voorzorgsmaatregelen voor hetuitzetten van een turbomotor(dieselmotor)

Page 359: Handleiding Toyota Yaris

348 STARTEN EN RIJDEN

Veiligheidsgordels. Controleer of de sluitingengoed werken. Controleer of de gordels niet ver-sleten of gerafeld zijn.

Instrumenten en bedieningsorganen. Leterop dat de waarschuwingslampjes, instrumen-tenverlichting en de voorruitontwaseming goedwerken.

Remmen. Overtuig u ervan dat het rempedaalenige speling heeft.

In de motorruimte

Reservezekeringen. Wees er zeker van dat ureservezekeringen bij u hebt. Zorg ervoor dat uvan alle voorkomende stroomsterktes reserve-zekeringen bij u hebt (zie het deksel van hetzekeringenkastje).

Koelvloeistofniveau. Controleer of het niveauvan de koelvloeistof goed is. (Zie bladzijde 430in hoofdstuk 7--2 voor aanwijzingen.)

Accu en kabels. Alle accucellen moeten tothet juiste niveau zijn gevuld. Vul, indien nodig,bij met gedestilleerd water. Controleer of deaccupolen en klemmen goed schoon zijn en deklemmen goed vastzitten. Let ook op scheur-tjes in de accubak. Controleer of de accuka-bels in goede staat verkeren en goed zijn aan-gesloten.

Bedrading. Controleer of er draden zijn be-schadigd of losgeraakt.

Brandstofleidingen. Controleer de leidingenop lekkage en losse verbindingen.

NA HET STARTEN

Uitlaatsysteem. Luister of het geluid niet af-wijkt van normaal en controleer of u geen uit-laatgassen ruikt. Laat een eventuele lekkageonmiddellijk verhelpen. (Zie “Belangrijke waar-schuwingen voor uitlaatgassen” op bladzijde321 in hoofdstuk 2.)

Motoroliepeil. Stop de motor en controleer hetmotoroliepeil terwijl de auto horizontaal staat.(Zie bladzijde 426 in hoofdstuk 7--2 voor aan-wijzingen.)

TIJDENS HET RIJDEN

Instrumenten. Controleer of alle meters wer-ken.

Remmen. Controleer op een veilige plaats ofde auto tijdens remmen niet naar een kanttrekt.

Iets ongewoons? Controleer op loszittendeonderdelen en lekkages. Luister of u abnorma-le geluiden hoort.

Als alles in orde is, kunt u onbezorgd gaan rij-den.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 360: Handleiding Toyota Yaris

STARTEN EN RIJDEN 349

� Matig bij rukwinden altijd uw snelheid. Hier-door hebt u een betere controle over deauto.

� Rijd, als dit niet te vermijden is, langzaameen stoeprand op en als het mogelijk is on-der een rechte hoek. Rijd niet tegen hoge ofscherpe voorwerpen en dergelijke aan oferoverheen. Als u dit toch doet, kunnen debanden ernstig beschadigd raken (klap-band).Rijd voorzichtig over drempels, andere gro-te oneffenheden en slechte wegen. Anderskan er ernstige schade ontstaan aan debanden en/of wielen.

� Draai bij het parkeren op een helling dewielen zodanig tegen de stoeprand aan datde auto niet naar beneden kan rollen. Trekde parkeerrem aan en zet de transmissie instand M(1), E of R (Multi--Mode Transmis-sie) of in de 1e versnelling of achteruit(handgeschakelde transmissie). Plaats, in-dien nodig, wielblokken.

� Door de auto te wassen of bij het rijdendoor diepe plassen kunnen de remmen natworden. Om te controleren of de remmennat zijn, dient u er zeker van te zijn dat ergeen verkeer in uw nabijheid is. Trap danlicht op het rempedaal. Als u niet de norma-le vertragingskracht voelt, zullen de rem-men nat zijn. Om de remmen droog te ma-ken dient u tijdens langzaam en voorzichtigdoorrijden het rempedaal licht ingetrapt tehouden. Als ze hierna nog steeds niet veiligwerken, zet de auto dan aan de kant en beleen Toyota--dealer of erkende reparateurvoor assistentie.

WAARSCHUWING

� Controleer, voordat u wegrijdt, of de par-keerrem geheel vrij is en het waarschu-wingslampje voor de geactiveerde par-keerrem uit is.

� Laat uw auto niet onbeheerd achter metdraaiende motor.

� Laat de voet niet op het rempedaal rustentijdens het rijden. Anders kunnen de rem-men gevaarlijk oververhit raken. Daar-naast zullen de remmen sneller slijten enzal het brandstofverbruik hoger worden.

� Schakel terug en matig uw snelheid, wan-neer u aan een lange of steile afdaling be-gint. Door aanhoudend gebruik van deremmen kunnen deze oververhit raken enkan de remwerking achteruitgaan.

�Wees voorzichtig bij accelereren, op-- enterugschakelen en remmen op gladde we-gen. Door het plotseling wijzigen van hetmotortoerental, zoals bij acceleratie enafremmen op de motor kunnen de bandenhun grip verliezen en kan de auto in eenslip geraken.

�Matig uw snelheid als de remmen nat zijn.Als de remmen nat zijn, is uw remweg lan-ger. Ook kan de auto naar een kant trek-ken bij het remmen. Ook werkt de parkeer-rem mogelijk niet goed meer.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Tips voor het rijden onderdiverse omstandigheden

Page 361: Handleiding Toyota Yaris

350 STARTEN EN RIJDEN

Rijden in de regen

Rijden op een glad wegdek

Rijd voorzichtig als het regent, het zicht is danimmers minder, de ruiten kunnen beslaan ende weg kan glad zijn.

� Rijd extra voorzichtig wanneer het begint teregenen, de weg kan dan immers bijzonderglad zijn.

� Matig uw snelheid bij het rijden in de regen,tussen band en wegdek kan er zich dan im-mers een waterfilm vormen die het sturenen remmen kan bemoeilijken.

WAARSCHUWING

� Door plotseling remmen, accelereren ensturen op glad wegdek kunnen de bandenhun grip verliezen, met controleverlies enmogelijk een ongeval tot gevolg.

� Plotselinge veranderingen in het motor-toerental, bijvoorbeeld bij remmen op demotor, kunnen de auto aan het slippenbrengen met mogelijk een ongeval tot ge-volg.

� Trap na het rijden door een plas het rem-pedaal lichtjes in om ervoor te zorgen datde remmen goed werken. Door natte rem-blokjes kan de remwerking afnemen. Rem-men die aan één kant van de auto nat zijnen niet goed werken, kunnen de besturingbemoeilijken met mogelijk een ongeval totgevolg.

Overstroomde wegen

Rijd niet op wegen die na zware regenval e.d.zijn overstroomd. Indien u dat toch doet, kande auto hierdoor ernstig worden beschadigd.

OPMERKING

Door op een overstroomde weg te rijden,kan de motor stilvallen en kunnen andereernstige problemen optreden zoals bijvoor-beeld kortsluiting in elektrische onderdelenen motorschade door onderdompeling inwater. Indien de auto toch nat is gewordenna het rijden op een overstroomde weg,moet u de remwerking, peil en kwaliteit vanmotorolie en andere vloeistoffen van motor,transmissie, enz. alsook de smering van la-gers en kogelgewrichten (indien mogelijk) ende werking van alle koppelingen en lagerslaten nakijken door een Toyota-dealer of er-kende reparateur.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 362: Handleiding Toyota Yaris

STARTEN EN RIJDEN 351

Rijden in de winter

Zorg ervoor dat de koelvloeistof voldoendetegen vorst beschermd is.

Gebruik alleen originele Toyota--koelvloeistof ofeen gelijkwaardige hoogwaardige koelvloeistofop basis van ethyleenglycol. (Long--life koel-vloeistof is een combinatie van fosfaatarme enorganische zuren.)

Zie “Controle van het koelvloeistofniveau” inhoofdstuk 7--2 voor meer informatie over dekoelvloeistofkeuze.

“Toyota Super Long Life Coolant” is een meng-sel van 50% koelvloeistof en 50% gedeminera-liseerd water. Deze koelvloeistof biedt bescher-ming tot ongeveer --35�C.

OPMERKING

Gebruik geen kraanwater.

Controleer de staat van de accu en de ka-bels.

Lage temperaturen verminderen de capaciteitvan de accu, dus moet deze in optimale condi-tie verkeren om voldoende vermogen te kun-nen leveren voor het starten in de winter. Ziehoofdstuk 7--3 voor controle van de accu. EenToyota--dealer of erkende reparateur is gaarnebereid de conditie van de accu voor u te con-troleren.

Overtuig u ervan dat de viscositeit van demotorolie aan het koude weer is aangepast.

Zie bladzijde 426 in hoofdstuk 7--2 voor de aan-bevolen viscositeit. Als u relatief dikke olie voorgebruik in de zomer gedurende de wintermaan-den in de motor laat zitten, zal dit moeizaamstarten tot gevolg hebben. Als u niet zeker bentwelke olie u het beste kunt gebruiken, aarzeldan niet om contact op te nemen met eenToyota--dealer of erkende reparateur, die graagbereid is u te helpen.

Zorg ervoor dat de portiersloten niet kun-nen bevriezen.

Spuit speciale slotontdooier in de sloten ensmeer de rubbers in met glycerine om te ver-hinderen dat ze vastvriezen. U kunt probereneen bevroren slot toch open te krijgen, door desleutel te verhitten alvorens deze in het slot testeken.

Gebruik in de winter een vorstbestendigeruitensproeiervloeistof.

Dit product is verkrijgbaar bij elke Toyota--dea-ler of erkende reparateur en bij de meeste au-toshops. Raadpleeg de gebruiksaanwijzingvoor de juiste mengverhouding met water.

OPMERKING

Gebruik geen motorantivries of enig andervervangingsmiddel, omdat daardoor de lakvan uw auto kan worden aangetast.

Gebruik de parkeerrem niet als de kans be-staat dat deze vastvriest.

Zet bij het parkeren de transmissie in standM(1), E of R (Multi--Mode Transmissie) of in de1e versnelling of de achteruit (handgeschakel-de transmissie) en blokkeer de achterwielen.Zet de parkeerrem niet vast, omdat deze an-ders door het water en de sneeuw die zich inhet mechanisme hebben verzameld, kan vast-vriezen.

Voorkom dat er zich veel ijs en sneeuw on-der de spatschermen ophoopt.

De besturing kan erdoor belemmerd worden.Stop af en toe als u over besneeuwde wegenrijdt en verwijder, indien nodig, de sneeuwklon-ten onder de spatschermen.

Afhankelijk van de omstandigheden waarinu moet rijden, kunt u een kleine nooduitrus-ting meenemen.

Zaken die u bijvoorbeeld in de bagageruimtekunt meenemen, zijn sneeuwkettingen, eenruitenkrabbertje, een pechlamp, hulpstartka-bels e.d.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 363: Handleiding Toyota Yaris

352 STARTEN EN RIJDEN

Trekken van een aanhangwagen

Uw auto is in eerste instantie ontworpen voorhet vervoer van personen en hun bagage. Hettrekken van een aanhangwagen zal een nega-tief effect hebben op de rijeigenschappen,prestaties, remvermogen, duurzaamheid en hetbrandstofverbruik. Met name bij het trekkenvan een aanhangwagen hangen uw veiligheiden comfort af van de juiste uitrusting en eenvoorzichtig rijgedrag. Voor uw veiligheid en dievan anderen, mag de aanhangwagen niet tezwaar worden beladen. De Toyota--garantiedekt geen schade die ontstaat bij het trekkenvan een te zware aanhangwagen. Raadpleegvoordat u een aanhangwagen gaat trekkeneerst een Toyota--dealer of erkende reparateurvoor meer informatie. In sommige landen zijner namelijk wettelijke voorschriften voor hettrekken van aanhangwagens.

LAADVERMOGEN

Controleer vóór het trekken van een aanhang-wagen of het totale aanhangwagengewicht, hettotaalgewicht van de auto (GVW), de asbelas-ting en de kogeldruk de maximale waarden nietoverschrijden. Deze worden weergegeven opbladzijde 457 in hoofdstuk 8.

Totaalgewicht Kogeldruk

Let bij het trekken van een aanhangwagen ophet volgende:

� Het totale aanhangwagengewicht (aanhang-wagen + lading) moet minder zijn dan hetmaximaal toelaatbare aanhangwagenge-wicht.

� Als het gewicht van de aanhangwagen ho-ger is dan het gewicht van de auto, is hetgebruik van een stabilisator (tegen slinge-ren) aan te raden.

� De lading in de aanhangwagen moet zoda-nig zijn verdeeld dat de kogeldruk meer isdan 4% van het maximaal toelaatbare aan-hangwagengewicht, of minimaal 25 kg. Demaximale kogeldruk mag de voorgeschre-ven waarde op bladzijde 457 in hoofdstuk 8echter niet overschrijden.

� Het totale gewicht van de auto, bestuurder,passagiers, trekhaak en kogeldruk mag hetmaximaal toelaatbare totaalgewicht (GVW)niet overschrijden.

� De achterasbelasting mag de maximaleachterasbelasting niet overschrijden.

Het maximaal toelaatbare aanhangwagenge-wicht geldt voor het rijden op zeeniveau. Bij hetrijden op een hoogvlakte neemt het vermogenvan de motor en daarmee het maximum laad-vermogen af.

Zet de transmissie in stand M en selecteer dejuiste versnelling wanneer u een aanhangwa-gen gaat trekken met een auto met Multi--ModeTransmissie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 364: Handleiding Toyota Yaris

STARTEN EN RIJDEN 353

Typeplaatje

Maximaal toelaatbaartotaalgewicht (GVW)

Maximale achterasbelasting

WAARSCHUWING

� Het totale aanhangwagengewicht moetminder zijn dan het maximale aanhangwa-gengewicht, zoals aangegeven op bladzij-de 457 in hoofdstuk 8. Het is gevaarlijk omdeze waarde te overschrijden.

� Het maximale gewicht dat met een trek-haak getrokken mag worden, wordt be-paald door de fabrikant van de trekhaak.Ook als de auto zelf een zwaardere aan-hangwagen mag trekken, mag de aan-hangwagen niet zwaarder zijn dan hetmaximale gewicht waarmee de trekhaakbelast mag worden. Het overschrijden vanhet door de fabrikant opgegeven maxima-le aanhangwagengewicht is gevaarlijk enkan leiden tot ernstig letsel.

� Het totale gewicht van de auto, bestuur-der, passagiers, trekhaak en kogeldrukmag het maximaal toelaatbare totaalge-wicht (GVW) niet overschrijden. Het is ge-vaarlijk om deze waarde te overschrijden.Het maximaal toelaatbare totaalgewicht isook vermeld op het typeplaatje.

� De achterasbelasting mag de maximaleachterasbelasting niet overschrijden. Hetis gevaarlijk om deze waarde te overschrij-den. De maximale toelaatbare achterasbe-lasting is ook vermeld op het typeplaatje.

� Rijd niet met de auto als één van dezewaarden wordt overschreden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 365: Handleiding Toyota Yaris

354 STARTEN EN RIJDEN

TREKHAAK

Toyota raadt u aan een originele Toyota--trek-haak te gebruiken. Er kan ook een andere trek-haak van gelijkwaardige kwaliteit worden ge-bruikt.

Montagepunten voor trekhaak en afstand vanbevestigingspunten tot kogel: mm (in.)

A 430 (16,9)

B 380 (15,0)

C 300 (11,8)

D 460 (18,1)

E 590 (23,2)

F 645 (25,4)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 366: Handleiding Toyota Yaris

STARTEN EN RIJDEN 355

BANDEN

� Overtuig u ervan dat de banden de juistespanning hebben. Zie bladzijde 433 inhoofdstuk 7--2 en bladzijde 463 in hoofdstuk8 voor aanwijzingen.

� De banden van de aanhangwagen dienen tezijn opgepompt tot de door de fabrikant vande aanhangwagen voorgeschreven waarde.

VERLICHTING

� Controleer vóór het rijden of alle verlichtingvan de aanhangwagen correct functioneert.Onjuiste aansluiting van de verlichting kanschade toebrengen aan het elektrische sys-teem en de verlichting van uw auto.

INRIJDEN

� Toyota raadt u aan bij een nieuwe auto enals een onderdeel in de aandrijflijn (motor,transmissie, differentieel, wiellager, enz.) isvervangen, de eerste 800 km geen aan-hangwagen te trekken.

ONDERHOUD

� Als veelvuldig een aanhangwagen wordtgetrokken, heeft uw auto frequenter onder-houd nodig.

� Controleer alle bouten van de trekhaak opvastzitten na ongeveer 1.000 km rijden meteen aanhangwagen.

CONTROLES VOOR HET RIJDEN MET EENAANHANGWAGEN

� Zorg ervoor dat de maximale kogeldruk nietwordt overschreden. Hoe hoger de kogel-druk, des te zwaarder de auto wordt belast.Overschrijd de maximale achterasbelastingniet.

� Zorg dat de lading van de aanhangwagengoed vastligt, zodat deze niet kan gaanschuiven.

� Als het verkeer achter de aanhangwagenmet de standaard spiegels niet meer kanworden gezien, monteer dan speciale cara-vanspiegels. Beide buitenspiegels dienen teworden gemonteerd op wegklapbare armenen zodanig te worden afgesteld dat te allentijde een goed zicht naar achteren wordtverkregen.

AANWIJZINGEN VOOR HET RIJDEN METEEN AANHANGWAGEN

De auto zal anders aanvoelen als u een aan-hangwagen trekt. Neem de onderstaandevoorzorgsmaatregelen in acht om ernstigletsel te voorkomen:

� Controleer vóór het wegrijden de werkingvan alle verlichting. Herhaal deze controlena enige tijd rijden. Probeer, alvorens in hetnormale verkeer een aanhangwagen tetrekken, op een stille weg vertrouwd te ra-ken met de combinatie van auto en aan-hangwagen door bochten te maken, te rem-men en achteruit te rijden.

� De remweg van de auto zal met een aan-hangwagen langer zijn dan wanneer er zon-der aanhangwagen wordt gereden. Houddaarom meer afstand tot uw voorganger.Voorkom plotseling remmen, omdat u hier-door in een slip kunt raken, waardoor deaanhangwagen kan scharen ten opzichtevan de auto. Let hier vooral op bij natte ofgladde wegen.

� Rijd niet te snel weg en voorkom plotselingaccelereren. Voorkom dat de koppeling(handgeschakelde transmissie) bij het weg-rijden overmatig slipt. Rijd altijd in de eersteversnelling weg.

� Voorkom plotselinge stuurbewegingen enhet maken van scherpe bochten. In een ergscherpe bocht zou de aanhangwagen deachterkant van de auto kunnen raken. Min-der voor een bocht vaart om plotseling rem-men te voorkomen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 367: Handleiding Toyota Yaris

356 STARTEN EN RIJDEN

� Achteruitrijden met een aanhangwagen ismoeilijk en vereist gewenning. Houd de on-derzijde van het stuurwiel vast en beweegdit naar links om de aanhangwagen een lin-ker bocht te laten maken. Beweeg het naarrechts om de aanhangwagen een rechterbocht te laten maken. Dit is dus precies te-gengesteld aan normaal achteruitrijden zon-der aanhangwagen. Draai het stuurwielslechts een klein beetje. Laat iemand indienmogelijk buiten de auto kijken of er geengevaarlijke situatie optreedt.

� Denk er bij het rijden door een bocht om datde wielen van de aanhangwagen een klei-nere bocht maken dan de wielen van deauto. Neem de bocht daarom ruimer danzonder aanhangwagen.

� Sterke zijwind en een slecht wegdek heb-ben een zeer negatieve invloed op de han-delbaarheid van de auto met een aanhang-wagen. Let hierop en matig bijtijds uwsnelheid. Denk hier ook aan wanneer uwordt ingehaald door een grote vrachtwa-gen of een bus. Gaat de combinatie vanauto en aanhangwagen toch slingeren,houd dan het stuurwiel stevig vast en matiggeleidelijk uw snelheid. Geef nooit gas bij.Als het nodig is om te remmen, doe dat danrustig en langzaam. Blijf rechtuit sturen. Alsu geen extreme correcties uitvoert met stu-ren of remmen, zullen de auto en de aan-hangwagen stabiliseren.

� Let op bij het passeren van andere auto’s.U hebt meer ruimte nodig bij het inhalen.De combinatie van auto en aanhangwagenis veel langer en u hebt dus een aanzienlijklangere weg nodig om een inhaalmanoeu-vre uit te voeren.

� Rijd niet in de 5e versnelling (uitvoeringenmet 5 versnellingen) of de 6e versnelling(uitvoeringen met 6 versnellingen) om op demotor te kunnen blijven afremmen.

� Doordat de motor met het trekken van eenaanhangwagen zwaarder wordt belast, kanoververhitting van de motor eerder optredenop warme dagen (meer dan 30�C) of bij hetbeklimmen van een helling. Schakel in datgeval de airconditioning uit (indien in ge-bruik) en stop aan de kant van de weg alsdat mogelijk is. Raadpleeg “Als de motoroververhit raakt” op bladzijde 368 in hoofd-stuk 4 van deze handleiding.

� Plaats bij het parkeren altijd wielblokkenonder de wielen van de auto en deaanhangwagen. Zet de parkeerrem stevigvast. Zet de transmissie in stand M(1), E ofR (Multi--Mode Transmissie) of in de 1eversnelling of achteruit (handgeschakeldetransmissie). Voorkom dat een auto metaanhangwagen op een helling wordtgeparkeerd. Als het niet anders kan, handeldan als volgt:

1. Trap het rempedaal in en houd het inge-trapt.

2. Laat iemand wielblokken plaatsen onder dewielen van de auto en de aanhangwagen.

3. Laat het rempedaal voorzichtig los als dewielblokken zijn geplaatst totdat de wiel-blokken de auto tegen houden.

4. Zet de parkeerrem stevig vast.

5. Zet de transmissie in stand M(1), E of R(Multi--Mode Transmissie) of in de 1e ver-snelling of achteruit (handgeschakeldetransmissie) en zet de motor uit.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 368: Handleiding Toyota Yaris

STARTEN EN RIJDEN 357

Wegrijden als de auto op een helling staat ge-parkeerd:

1. Start de motor terwijl de transmissie instand N (Multi--Mode Transmissie) staat ofhet koppelingspedaal ingetrapt is(handgeschakelde transmissie). (Zorgervoor dat u bij een Multi--ModeTransmissie het rempedaal ingetrapthoudt.)

2. Schakel een versnelling in.

3. Ontgrendel de parkeerrem en rijd langzaamweg van de wielblokken. Stop de auto entrap het rempedaal in.

4. Laat iemand de wielblokken opruimen.

WAARSCHUWING

� Overschrijd de maximum snelheid voorhet rijden met een aanhangwagen niet.

� Neem wat snelheid terug en schakel eenversnelling terug bij het afdalen van eenlange, steile helling. Schakel bij het bij hetafdalen van een lange, steile helling nietplotseling terug.

� Trap niet lang aaneengesloten en niet tevaak op de rem. Probeer in dat geval meergebruik te maken van de motorremwer-king.

Meer kilometers met een liter brandstof rijdenis eenvoudig: rijd rustig! Uw auto zal dan ooklanger meegaan. De volgende tips zullen u hel-pen geld te besparen op brandstof-- en repara-tiekosten:

� Houd de banden steeds op de juistespanning. Te lage bandenspanning bevor-dert slijtage en verspilt brandstof. Zie blad-zijde 433 in hoofdstuk 7--2 voor aanwijzin-gen.

� Voer geen onnodige ballast in uw automee. Door extra gewicht wordt de motorzwaarder belast, waardoor het brandstof-verbruik zal toenemen.

� Vermijd langdurig stationair warmdraai-en van de motor. Rijd weg zodra de motorregelmatig draait, maar ontzie de motor zo-lang deze zijn bedrijfstemperatuur nog nietheeft bereikt. In de winter duurt het wat lan-ger voor de motor op temperatuur is.

� Trek rustig en geleidelijk op. Vermijd snelaccelereren. Schakel zo snel mogelijk ineen hogere versnelling.

� Vermijd onnodig stationair draaien. Als ulang moet wachten, kunt u de motor beterafzetten.

� Rijd niet met een te hoog of te laag mo-tortoerental. Kies de versnelling die hetbeste bij de gereden snelheid past.

� Rijd zoveel mogelijk met gelijkmatigesnelheid. Door herhaaldelijk accelererenen vaart minderen wordt er kostbare brand-stof verspild.

� Voorkom onnodig stoppen en remmen.Houd een constante snelheid. Kijk onderhet rijden ver vooruit en houd rekening metveranderingen in de verkeerssituatie. Kiesdoorgaande wegen om zoveel mogelijk ver-keerslichten te vermijden. Houd altijd vol-doende afstand tot uw voorligger, zodat uplotseling remmen kunt vermijden. U spaartzo tevens uw remmen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Tips voor brandstofbesparing eneen lange levensduur van uwauto

Page 369: Handleiding Toyota Yaris

358 STARTEN EN RIJDEN

� Vermijd files en andere verkeersopstop-pingen zo veel mogelijk.

� Laat uw voet nooit op het rem- of koppe-lingspedaal rusten tijdens het rijden. Ditveroorzaakt voortijdige slijtage, warmlopenen een hoog brandstofverbruik.

� Rijd ook op snelwegen rustig en gelijk-matig. Hoe hoger de snelheid, des te hogerhet brandstofverbruik. Door uw snelheid tematigen, bespaart u op uw brandstofkosten.

� Zorg ervoor dat de voorwielen goed uit-gelijnd blijven. Rijd niet tegen stoeprandenaan en minder vaart op slechte wegen. Alsde wielen niet goed uitgelijnd zijn, slijten debanden sneller en moet de motor een ho-gere rolweerstand overwinnen, waardoorhet brandstofverbruik toeneemt.

� Houd de onderzijde en wielkasten vanuw auto vrij van modder, vuil en dergelij-ke. Hiermee worden corrosie en nodelozegewichtstoename tegengegaan.

� Houd uw auto door regelmatig onder-houd in topconditie. Een vervuild luchtfil-ter, onjuiste klepspeling, vervuilde bougies,vervuilde en/of verouderde smeermiddelen,niet goed afgestelde remmen, enz. vermin-deren de prestaties van de motor en verho-gen het brandstofverbruik. Voor een langelevensduur en een lage kilometerprijs is hetvan belang dat de onderhoudsbeurten vol-gens het onderhoudsschema worden uitge-voerd. Als u vaak over stoffige wegen rijdtof dikwijls zeer korte afstanden rijdt, dientuw auto vaker een onderhoudsbeurt te krij-gen.

WAARSCHUWING

Probeer nooit brandstof te besparen doortijdens het afdalen van een helling de motoraf te zetten. De rem-- en stuurbekrachtigingzullen dan niet meer werken. Bovendienwerkt het emissiesysteem alleen goed als demotor draait.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 370: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 359

Hoofdstuk 4WAT TE DOEN BIJ PECH

� Als de motor niet wil aanslaan 360. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Als de motor afslaat tijdens het rijden 367. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Als het motortoerental niet kan worden verhoogd 368. . . . . . . . . . .

� Als de motor oververhit raakt 368. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Als de auto een lekke band heeft 370. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Als de auto vast komt te zitten 395. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Als de auto moet worden gesleept 396. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Als de selectiehendel van de Multi--Mode Transmissie is

geblokkeerd 402. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Als u uw sleutels verliest 403. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Als uw auto in geval van nood tot stilstand moet worden

gebracht 403. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 371: Handleiding Toyota Yaris

360 WAT TE DOEN BIJ PECH

Verzeker u er vóór het uitvoeren van dezecontroles van dat u de juiste startprocedurehebt gevolgd, zoals aangegeven in “Het startenvan de motor” op bladzijde 336 in hoofdstuk 3en dat er voldoende brandstof in de tank zit.Uw auto is uitgerust met een startblokkering;controleer of de motor met een reservesleutelkan worden gestart. Als de motor dan wel kanworden gestart, kan uw sleutel defect zijn. Laatde sleutel controleren bij een Toyota--dealer oferkende reparateur. Als de motor met geen vande sleutels gestart kan worden, kan destartblokkering defect zijn. Neem contact opmet een Toyota--dealer of erkende reparateur.Zie “Sleutels” op bladzijde 12 in hoofdstuk 1--2.

Als de startmotor niet of te langzaamdraait—

1. Controleer of de aansluitingen op de accu,het chassis en de startmotor goed vastzit-ten en schoon zijn.

2. Schakel de interieurverlichting in wanneerde bovengenoemde aansluitingen goedvastzitten en schoon zijn.

3. Als de interieurverlichting niet brandt, zwakbrandt of uitgaat als de startmotor wordtingeschakeld, is de accu leeg. U kunt pro-beren door middel van hulpstartkabels eneen hulpaccu de motor te starten. Zie “(d)Hulpstart” op bladzijde 362 voor meer aan-wijzingen.

4. Met Smart entry--systeem en startknop: Alsde motor nog niet start nadat de accu is op-geladen of is vervangen, zie dan “(e) Star-ten van de motor nadat de accu is leeg-raakt” op bladzijde 366 voor verdereaanwijzingen.

Als de interieurverlichting in orde is, maar demotor niet aanslaat, moet deze worden afge-steld of gerepareerd. Neem contact op met eenToyota--dealer of erkende reparateur.

OPMERKING

Sleep of duw de auto niet aan. Hierdoor kande auto beschadigd raken of een ongevalveroorzaken als de motor aanslaat. Ook kande katalysator daardoor oververhit raken enzelfs de oorzaak van brand worden.

Als de startmotor met normale snelheidronddraait, maar de motor niet aanslaat—

Uitvoeringen met benzinemotor

1. De motor kan verzopen zijn door de her-haalde startpogingen. Zie “(b) Verzopenmotor starten” op bladzijde 361 voor meeraanwijzingen.

2. Als de motor dan nog niet aanslaat, moetdeze worden afgesteld of gerepareerd.Neem contact op met een Toyota--dealer oferkende reparateur.

Uitvoeringen met dieselmotor

1. Wanneer u de motor wilt starten nadat dezeis afgeslagen door een lege brandstoftank,kan het zijn dat u eerst hetbrandstofsysteem moet ontluchten. Zie “(c)Ontluchten van het brandstofsysteem” opbladzijde 361 voor meer informatie.

2. Als het brandstofsysteem in orde lijkt, maarde motor toch niet aanslaat, moet hetsysteem worden afgesteld of gerepareerd.Bel onmiddellijk een Toyota--dealer oferkende reparateur voor assistentie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Als de motor niet wil aanslaan—(a) Eenvoudige controles

Page 372: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 361

Als de motor niet aanslaat, kan deze verzo-pen zijn door de herhaalde startpogingen.

Zonder Smart entry- systeem en startknop—

Als dat het geval is, houd dan de contactsleutelgedurende ongeveer 30 seconden in de standSTART terwijl het gaspedaal geheel ingetraptis. De doorstartfunctie wordt automatisch on-derbroken en u kunt de auto proberen te star-ten zonder het gaspedaal in te trappen.

Met Smart entry- systeem en startknop—

Als dat het geval is, druk dan de startknop ge-durende ongeveer 30 seconden in terwijl hetrempedaal en het gaspedaal geheel ingetraptzijn. De doorstartfunctie wordt automatisch on-derbroken en u kunt de auto proberen te star-ten zonder het gaspedaal in te trappen.

Wacht als de motor niet aanslaat enkele minu-ten alvorens de startprocedure te herhalen.

Als de motor dan nog niet aanslaat, moet dezeworden afgesteld of gerepareerd. Bel onmid-dellijk een Toyota--dealer of erkende reparateurvoor assistentie.

Als de tank onverhoopt is leeggereden ende motor is afgeslagen, is het mogelijk datde motor na het tanken niet meer wil aan-slaan. In dat geval moet het brandstofsys-teem met behulp van het handpompje wor-den ontlucht. Beweeg de pompknop op enneer tot u meer weerstand voelt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

(b) Verzopen motor starten(c) Ontluchten van hetbrandstofsysteem (dieselmotor)

Page 373: Handleiding Toyota Yaris

362 WAT TE DOEN BIJ PECH

(d) Hulpstart

Als de volgende aanwijzingen niet nauwge-zet worden opgevolgd, kan ernstig letselontstaan of kunnen de auto of elektronischeonderdelen beschadigd raken door het ex-ploderen van de accu, door accuzuur ofelektriciteit.

Als u er niet helemaal zeker van bent hoe u deprocedure dient te volgen, neem dan contactop met een Toyota--dealer of erkende repara-teur of een sleepdienst.

WAARSCHUWING

� Accu’s bevatten het giftige en corrosievezwavelzuur. Gebruik een veiligheidsbriltijdens de hulpstart en voorkom dat erzuur op de huid, kleding of auto terecht-komt.

� Als er zuur op de huid of in de ogen komt,trek dan onmiddellijk kleding die in con-tact is gekomen met accuzuur uit en spoelovervloedig met water. Schakel gelijkdaarna medische hulp in. Blijf zo mogelijkwater op de ogen deppen met een sponsof doek, terwijl u naar een arts of het zie-kenhuis gaat.

� In de accu ontstaat het licht ontvlambareen explosieve waterstof. Gebruik tijdensde hulpstart uitsluitend goede hulpstartka-bels; rook niet en steek nooit een luciferof een aansteker aan.

OPMERKING

De hulpaccu dient een 12V-accu te zijn. Voerde hulpstart pas uit als u er zeker van bentdat de hulpaccu voor dit doel geschikt is.

Auto’s met 1ND--TV motor

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 374: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 363

VÓÓR DE HULPSTART

Verwijder de afdekkap zoals aangegeven in deafbeelding.

HULPSTARTPROCEDURE

1. Controleer of de auto’s elkaar niet raken alsde hulpaccu zich in een andere auto be-vindt. Schakel onnodige verlichting en ac-cessoires uit.

Gebruik bij de hulpstartprocedure een accumet een gelijke of grotere capaciteit. Eenandere accu is waarschijnlijk niet krachtiggenoeg voor een hulpstart.

Laad de accu enige tijd op als de hulpstartmoeizaam verloopt.

2. Als de motor in de auto met de hulpaccuniet draait, start deze dan en laat hem eenpaar minuten draaien. Laat tijdens de hulp-start de motor met ongeveer 2.000 omw/min draaien door het gaspedaal iets in tetrappen.

Ontladen accu

Hulpaccu

Pluspool(merkteken +)

Hulpstartkabel

Pluspool(merkteken +)

3. Sluit de hulpaccukabels in de volgorde a, b,c, d aan.

a. Sluit de rode hulpstartkabel aan op depositieve accupool (+) van de lege accu.

b. Sluit de andere zijde van de rode hulp-startkabel aan op de positieve accupool (+)van de hulpaccu.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 375: Handleiding Toyota Yaris

364 WAT TE DOEN BIJ PECH

Ontladenaccu Negatieve accupool

(merkteken --)

Hulpstartkabel

Hulpaccu

c. Sluit de zwarte hulpstartkabel aan op denegatieve accupool (--) van de hulpaccu.

d. Sluit de andere zijde van de zwarte hulp-startkabel aan op de auto met de lege accuop een stevig, stabiel, niet gelakt metalenpunt.

In de volgende afbeeldingen worden deaanbevolen punten gegeven waarop dehulpstartkabel het beste kan worden aange-sloten:

Aanbevolen punt voor 1KR-FE motor

Aanbevolen punt voor 1NR-FE motor

Aanbevolen punt voor 1ND--TV motor

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 376: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 365

Sluit de kabel niet aan op of bij een onder-deel dat beweegt tijdens het starten.

WAARSCHUWING

Let er bij het aansluiten van de hulpstartka-bels op dat u niet over de accu gaat hangenen dat de hulpstartkabels en de accuklem-men niets anders dan de accupolen of mas-sa raken, om ernstig letsel te voorkomen.

4. Wacht na het aansluiten van de startkabelsongeveer 5 minuten om de lege accu watop te laden. Laat gedurende deze tijd demotor van de auto met de hulpaccu met on-geveer 2.000 omw/min draaien door hetgaspedaal iets in te trappen.

5. Multi-Mode Transmissie: Zet het contactAAN. Houd het rempedaal stevig ingetrapten zet de selectiehendel in stand N. Contro-leer of op het instrumentenpaneel het con-trolelampje “N” gaat branden. Start vervol-gens de motor volgens de normaleprocedure.

Handgeschakelde transmissie: Start demotor volgens de normale procedure.

Laat, na het aanslaan, de motor gedurendeenkele minuten met ongeveer 2.000 omw/min draaien door het gaspedaal iets in tetrappen.

6. Neem de hulpstartkabels voorzichtig in deomgekeerde volgorde los: eerst de negatie-ve kabel en dan de positieve kabel.

Met Smart entry--systeem en startknop: Hetkan voorkomen dat de motor niet gestart kanworden, zelfs al is de accu opgeladen of ver-vangen. Als dat het geval is, zie dan “(e) Star-ten van de motor na een ontladen accu”.

Als de reden voor het ontladen van de accuniet duidelijk is (zoals bijvoorbeeld wanneer uhebt vergeten de verlichting uit te zetten), moetu de auto laten nakijken door eenToyota--dealer of erkende reparateur.

Als de eerste startpoging niet succesvolverloopt...

Controleer of de klemmen van de hulpstartka-bel goed contact maken. Laad de lege accumet aangesloten hulpstartkabel gedurende en-kele minuten en start de motor op de normalemanier.

Als deze poging ook zonder succes blijft, kande accu te ver leeg zijn. Laat hem controlerenbij een Toyota--dealer of erkende reparateur.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 377: Handleiding Toyota Yaris

366 WAT TE DOEN BIJ PECH

Alleen auto’s met Smart entry- systeem enstartknop—

Als de accu leeg is, kan het voorkomen datde motor na het laden of vervangen van deaccu toch niet gestart kan worden. Uit vei-ligheidsoverwegingen kan het startsysteemworden gedeactiveerd als de accuspanningextreem laag is. In dat geval moet het start-systeem weer worden geactiveerd.

Activeren van het startsysteem:

1. Zet de transmissie in de vrijstand en zet hetcontact UIT.

2. Open en sluit een van de portieren.

3. Start de motor.

Auto’s met 1ND--TV motor

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

(e) Starten van de motor na eenontladen accu

Page 378: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 367

NA DE HULPSTART

Plaats de afdekkap zoals aangegeven in deafbeelding.

OPMERKING

Controleer na het plaatsen van de afdekkapof deze goed vastzit. Als hij niet goed vast-zit, kan dit uw auto beschadigen.

Als de motor afslaat tijdens het rijden...

1. Verminder geleidelijk aan uw snelheid en leterop dat u in een rechte lijn blijft rijden. Rijdvoorzichtig de vluchtstrook op of de weg af.Zet de auto op een veilige plaats neer.

2. Schakel de alarmknipperlichten in.

3. Probeer de motor weer te starten.

Als de motor niet aanslaat, zie dan “Als de mo-tor niet wil aanslaan” op bladzijde 360 in dithoofdstuk.

WAARSCHUWING

Als de motor niet draait, werken de rem-- enstuurbekrachtiging niet. Hierdoor zal hetremmen en sturen veel zwaarder gaan dannormaal.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Als de motor afslaat tijdens hetrijden

Page 379: Handleiding Toyota Yaris

368 WAT TE DOEN BIJ PECH

Als het motortoerental niet toeneemt terwijl hetgaspedaal wordt ingetrapt, is er mogelijk eenstoring in de elektronische smoorklepaanstu-ring opgetreden.

Dit kan gepaard gaan met trillingen. Als u hetgaspedaal echter steviger en langzamer in-trapt, kunt u langzamer gaan rijden. Laat deauto zo snel mogelijk nakijken door eenToyota--dealer of erkende reparateur.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Ook al wordt de storing van het elektroni-sche gaspedaal bij lage snelheid gecorrigeerd,het systeem kan pas herstellen als de motor isuitgezet en het contact in stand ACC of UITwordt gezet.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Ook al wordt de storing van de elektronischesmoorklepaansturing bij lage snelheid gecorri-geerd, het systeem kan pas herstellen als demotor is afgezet en het contact in stand ACC ofUIT wordt gezet.

WAARSCHUWING

Let er vooral op dat het pedaal niet onjuistwordt gebruikt.

Wanneer u merkt dat de motor minder goedtrekt of als u een luid kloppend of pingelendgeluid hoort, terwijl het waarschuwings-lampje hoge koelvloeistoftemperatuur eente hoge temperatuur aangeeft, is de motorwaarschijnlijk te heet geworden. Volg devolgende procedure...

1. Zet de auto zo ver mogelijk aan de kant vande weg en schakel de alarmknipperlichtenin. Zet de transmissie in stand N(Multi--Mode Transmissie) of de vrijstand(handgeschakelde transmissie) en activeerde parkeerrem. Schakel de airconditioninguit (indien van toepassing).

2. Zet de motor af als er kokende vloeistof ofstoom uit de radiateur of het reservoir ont-snapt. Wacht met het openen van de motor-kap tot er geen stoom meer te zien is. Alser geen kokende vloeistof of stoom ont-snapt, laat u de motor draaien. Controleerof de elektrische ventilator werkt. Zet hetcontact UIT als dit nog niet het geval is.

WAARSCHUWING

Laat de motorkap gesloten tot er geenstoom meer zichtbaar is om letsel te voorko-men. Ontsnappende stoom of koelvloeistofis een teken dat het koelsysteem onder eenzeer hoge druk staat, met alle gevaren vandien.

3. Controleer de radiateur, de slangen en deonderzijde van de auto op lekken. Waterlek-kage van de airconditioning is echter nor-maal wanneer deze gebruikt is.

WAARSCHUWING

Houd handen en kleding uit de buurt van deventilator en de aandrijfriemen van de motorals deze draait.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Als het motortoerental nietverhoogd kan worden

Als de motor oververhit raakt(benzinemotor)

Page 380: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 369

4. Zet het contact direct af als de aandrijfriemgebroken is of het koelsysteem lek is. Belonmiddellijk een Toyota--dealer of erkendereparateur voor assistentie.

5. Als de aandrijfriem in orde is en er geenlekkage kan worden vastgesteld, controleerdan het koelvloeistofniveau in het reservoir.Als het reservoir leeg is, dient het bijdraaiende motor met koelvloeistof teworden bijgevuld. Vul het reservoir totongeveer de helft. Zie “Selectie vankoelvloeistof” op bladzijde 431 in hoofdstuk7--2 voor het type koelvloeistof.

WAARSCHUWING

Verwijder de radiateurdop nooit wanneer demotor en de radiateur nog heet zijn. Door dehoge druk in het koelsysteem kunnen ko-kende vloeistof en stoom naar buiten spui-ten waardoor ernstige brandwonden kunnenontstaan.

6. Controleer nogmaals hetkoelvloeistofniveau in het reservoir als demotortemperatuur weer tot de normalewaarde is gedaald. Vul, indien nodig, hetreservoir bij tot het halfvol is. Als het niveauin korte tijd daalt, is het koelsysteem tochlek. Laat de auto zo snel mogelijk nakijkendoor een Toyota--dealer of erkendereparateur.

Wanneer u merkt dat de motor minder goedtrekt of als u een luid kloppend of pingelendgeluid hoort, terwijl het waarschuwings-lampje hoge koelvloeistoftemperatuur eente hoge temperatuur aangeeft, is de motorwaarschijnlijk te heet geworden. Volg devolgende procedure...

1. Zet de auto zo ver mogelijk aan de kant vande weg en schakel de alarmknipperlichtenin. Zet de transmissie in stand N(Multi--Mode Transmissie) of de vrijstand(handgeschakelde transmissie) en activeerde parkeerrem. Schakel de airconditioninguit (indien van toepassing).

2. Zet de motor af als er kokende vloeistof ofstoom uit de radiateur of het reservoir ont-snapt. Wacht met het openen van de motor-kap tot er geen stoom meer te zien is. Alser geen kokende vloeistof of stoom ont-snapt, laat u de motor draaien. Controleerof de elektrische ventilator werkt. Zet hetcontact UIT als dit nog niet het geval is.

WAARSCHUWING

Laat de motorkap gesloten tot er geenstoom meer zichtbaar is om letsel te voorko-men. Ontsnappende stoom of koelvloeistofis een teken dat het koelsysteem onder eenzeer hoge druk staat, met alle gevaren vandien.

3. Controleer de radiateur, de slangen en deonderzijde van de auto op lekken. Waterlek-kage van de airconditioning is echter nor-maal wanneer deze gebruikt is.

WAARSCHUWING

Houd handen en kleding uit de buurt van deventilator en de aandrijfriemen van de motorals deze draait.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Als de motor oververhit raakt(dieselmotor)

Page 381: Handleiding Toyota Yaris

370 WAT TE DOEN BIJ PECH

4. Zet het contact direct af als het koelsys-teem lek is. Bel onmiddellijk een Toyota--dealer of erkende reparateur voor assisten-tie.

5. Als er geen lekkage kan wordenvastgesteld, controleer dan hetkoelvloeistofniveau in het reservoir. Als hetreservoir leeg is, dient het bij draaiendemotor met koelvloeistof te worden bijgevuld.Vul het reservoir tot ongeveer de helft. Zievoor het type koelvloeistof, “Selectie vankoelvloeistof” op bladzijde 431 in hoofdstuk7--2.

WAARSCHUWING

Verwijder de dop van het expansietankjenooit wanneer de motor en de radiateur nogheet zijn. Door de hoge druk in het koelsys-teem kunnen kokende vloeistof en stoomnaar buiten spuiten waardoor ernstigebrandwonden kunnen ontstaan.

6. Controleer nogmaals hetkoelvloeistofniveau in het reservoir als demotortemperatuur weer tot de normalewaarde is gedaald. Vul, indien nodig, hetreservoir bij tot het halfvol is. Als het niveauin korte tijd daalt, is het koelsysteem tochlek. Laat de auto zo snel mogelijk nakijkendoor een Toyota--dealer of erkendereparateur.

1. Verminder geleidelijk aan uw snelheid en leterop dat u in een rechte lijn blijft rijden. Rijdvoorzichtig de vluchtstrook op of de weg af.Stop nooit in de middenberm. Zet de autoop een veilige plaats neer. Parkeer de autoop een vlakke en stevige ondergrond.

2. Zet de motor af en schakel de alarmknip-perlichten in.

3. Handgeschakelde transmissie:Activeer de parkeerrem en zet de transmis-sie in de vrijstand.

Multi-mode transmissie:Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Activeer de parkeerrem en zethet contact AAN. Zet daarna de selectie-hendel in stand N.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Activeer de parkeerrem en zet hetcontact AAN. Zet daarna de selectiehendelin stand N.

4. Laat de passagiers aan de rechterkant uitde auto stappen en wijs ze op de gevarenvan het voorbijrijdende verkeer.

5. Lees de hierna gegeven aanwijzingen aan-dachtig door.

OPMERKING

Rijd nooit door met een lekke band. Zelfs alsu slechts een klein stukje doorrijdt, kunnende band en het wiel onherstelbaar bescha-digd raken.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Als de auto een lekke band heeft(met bandenreparatieset)—

Page 382: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 371

Bandenreparatieset

Gereedschap en krik (type A)

Gereedschap en krik (type B)

Gereedschap en krik (type C)

1. Gereedschapstas

2. Krikhendel

3. Krik

Zie “Gereedschap en reservewiel” op bladzijde387 in dit hoofdstuk voor het gebruik van dekrik.

De bandenreparatieset is bedoeld voor het ineen noodgeval repareren van een lekke band.

U vindt de reparatieset onder de afdekplaat.

Met de set kan een lek dat wordt veroorzaaktdoor een spijker of schroef die in het loopvlakvastzit en contact maakt met de grond, tijdelijkworden gerepareerd.

Met één fles dichtmiddel kan één band wordengerepareerd.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 383: Handleiding Toyota Yaris

372 WAT TE DOEN BIJ PECH

Het dichtmiddel moet na gebruik worden inge-leverd bij een Toyota--dealer of erkende repara-teur. Breng uw auto naar een Toyota--dealer oferkende reparateur voor het repareren of ver-vangen van banden.

WAARSCHUWING

� Voorkom dat u dichtmiddel uit de banden-reparatieset inslikt. Als u per ongelukdichtmiddel inslikt, drink dan een grotehoeveelheid water en ga naar een dokter.

� Als u dichtmiddel in uw ogen of op uwhuid krijgt, spoel dan zorgvuldig met eengrote hoeveelheid water. Ga indien nodignaar een dokter.

� Bewaar de bandenreparatieset op een vei-lige plaats, buiten het bereik van kinderen.

� Zet uw auto op een veilige en vlakkeplaats aan de kant wanneer u een lekkeband gaat repareren.

OPMERKING

De velg kan opnieuw worden gebruikt als hetdichtmiddel dat erop zit, wordt verwijderd.Verwijder geknoeid dichtmiddel met eendoek.

INFORMATIE

� Als het dichtmiddel op uw kleren komt,kan dit vlekken veroorzaken.

� In de volgende gevallen kan er sprake zijnvan een lekke band:

� Het stuurwiel trekt naar één kant.

� De auto trilt ongewoon veel.

� De auto helt naar één zijde over.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 384: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 373

1. Dichtmiddel

2. Inspuitslang

3. Ventielsleutel

4. Binnenste deel ventiel

5. Compressor

Het dichtmiddel is beperkt houdbaar. De uiter-ste houdbaarheidsdatum staat vermeld op defles.

De bandenreparatievloeistof kan niet wordengebruikt als de buitentemperatuur niet tussen--30�C en 60�C ligt.

INFORMATIE

Het dichtmiddel dient voor de uiterste houd-baarheidsdatum te worden vervangen. Voornieuw dichtmiddel kunt u terecht bij eenToyota-dealer of erkende reparateur.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Inhoud

Page 385: Handleiding Toyota Yaris

374 WAT TE DOEN BIJ PECH

Controleer, voordat u het dichtmiddel van debandenreparatieset gaat gebruiken, eerst demate van beschadiging van de band.

De band kan worden gerepareerd als het lekwordt veroorzaakt door een spijker ofschroef die in het loopvlak vastzit en con-tact maakt met de grond.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Vóór gebruik van hetdichtmiddel

Page 386: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 375

OPMERKING

Voer de reparatie in dit geval uit zonder despijker of schroef te verwijderen. Anders kanhet repareren van het lek met behulp vandichtmiddel mislukken.

Reparatie met behulp van dichtmiddel is inde volgende gevallen niet mogelijk. Neemcontact op met een Toyota-dealer of erken-de reparateur.

� De velg is beschadigd.

� Wanneer er twee of meer banden lekzijn. (Met één fles bandenreparatievloeistofkan slechts één band worden gerepareerd.)

� De band is beschadigd doordat er nogenige tijd is doorgereden met een lekkeband.

� Wanneer de band zichtbaar van de velgis afgelopen.

� Het lek wordt veroorzaakt door eenscheur of beschadiging in de wang vande band.

� Het lek in het loopvlak is 4 mm of groter.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 387: Handleiding Toyota Yaris

376 WAT TE DOEN BIJ PECH

Ventiel

Dopje

1. Verwijder het dopje van het ventiel.

Ventiel

Uitstekendgedeelte

Ventielsleutel

2. Plaats het uitstekende gedeelte van de ven-tielsleutel op het ventiel om alle lucht uit deband te laten lopen.

Binnenstedeel ventiel

Ventielsleutel

3. Draai de ventielsleutel linksom en trek hetbinnenste deel uit het ventiel.

WAARSCHUWING

Als u met kracht aan de ventielsleutel draaitals er nog lucht in de band zit, kan het bin-nenste deel met kracht uit het ventiel schie-ten. Let daarom goed op.

OPMERKING

Leg het binnenste deel van het ventiel nietop een vieze ondergrond of in het zand. Be-waar het op een schone plaats.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Reparatiemethode innoodgevallen

Page 388: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 377

Dichtmiddel

4. Schud de fles enkele keren op en neer.

5. Verwijder de dop van de fles met dichtmid-del.

OPMERKING

Verwijder de binnenste dop niet.

Inspuitslang

Dichtmiddel

6. Schroef de inspuitslang op de fles metdichtmiddel. Op het moment dat de inspuit-slang wordt vastgeschroefd, wordt de alu-minium verzegeling van de fles doorboord.

WAARSCHUWING

Pas goed op. Als u met de fles schudt terwijlde inspuitslang is bevestigd, kan er dicht-middel uitspuiten.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 389: Handleiding Toyota Yaris

378 WAT TE DOEN BIJ PECH

Inspuitslang

Plug

7. Verwijder de plug van de inspuitslang.

Inspuitslang

Ventiel

8. Sluit de inspuitslang aan op het ventiel.

9. Spuit de fles met bandenreparatievloeistofhelemaal leeg. Houd de fles vast en kanteldeze. Knijp vervolgens het dichtmiddelzoals aangegeven uit de fles.

WAARSCHUWING

Als de slang niet goed is aangesloten, kan ertijdens het vullen dichtmiddel rondspuiten.

OPMERKING

� Lever de lege fles van het dichtmiddel inbij een Toyota-dealer of erkende repara-teur.

� Vraag na gebruik bij een Toyota-dealer oferkende reparateur om een nieuwe flesdichtmiddel, en bewaar deze in uw auto.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 390: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 379

Ventielsleutel

Binnenstedeel ventiel

10. Trek de inspuitslang van het ventiel enschroef met de ventielsleutel het binnenstedeel van het ventiel rechtsom terug in hetventiel.

OPMERKING

Verdraai de ventielsleutel met de hand. Wan-neer u hiervoor ander gereedschap gebruikt,kan de ventielsleutel worden beschadigd.

Slang

Drukmeter

Compressor

11. Sluit de slang van de compressor aan doorhem in het ventiel te schroeven.

WAARSCHUWING

Sluit de slang stevig aan op het ventiel ter-wijl het wiel aan de auto bevestigd is.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 391: Handleiding Toyota Yaris

380 WAT TE DOEN BIJ PECH

Accessoire--aansluiting

Voedings--aansluiting

12. Sluit de voedingsaansluiting van de com-pressor aan op de accessoireaansluiting.

Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Het contact moet in stand ACCof AAN staan.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Het contact moet in stand ACC ofAAN staan.

13. Controleer de voorgeschreven bandenspan-ning. U vindt het etiket aan de binnenzijdevan het dashboardkastje zoals aange-geven.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 392: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 381

Schakelaar

14. Zet de compressorschakelaar in de standAAN en vul de band met lucht tot deze devoorgeschreven spanning heeft bereikt.

Zet de compressor uit als de drukmeter op deslang de voorgeschreven bandenspanning aan-geeft.

Als de voorgeschreven bandenspanning nietbinnen 5 minuten wordt bereikt, is de band tezwaar beschadigd en kan hij niet worden gere-pareerd. Neem contact op met een Toyota--dealer of erkende reparateur.

WAARSCHUWING

De binnenzijde van de compressor kan heetworden. Raak deze dus niet aan.

OPMERKING

� Gebruik de compressor niet langer dan 7minuten achter elkaar. De motor kan over-verhit en beschadigd raken. Laat de com-pressor afkoelen voordat u hem opnieuwgebruikt.

� De compressor is een luchtpomp voor ge-bruik bij personenauto’s.

� De compressor heeft een gelijkspanningvan 12 V nodig. Gebruik geen gelijkspan-ning van 24 V of een andere voedings-bron.

� De compressor gebruikt geen olie. Smeerde compressor niet met olie.

INFORMATIE

Wanneer u de compressor inschakelt, hoortu een luid geluid. Dit is normaal en duidt nietop een storing.

15. Neem, nadat de band volledig is gevuld, deslang los van het ventiel.

16. Trek de voedingsaansluiting van de com-pressor uit de accessoireaansluiting in deauto.

17. Rijd, om het vloeibare dichtmiddel gelijkma-tig over de band te verdelen, meteen onge-veer 5 km of 10 minuten.

WAARSCHUWING

Rijd voorzichtig. Wees extra voorzichtig bijhet maken van bochten.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 393: Handleiding Toyota Yaris

382 WAT TE DOEN BIJ PECH

18. Zet, nadat u ongeveer 5 km of 10 minutenhebt gereden, de auto op een veilige plaatsaan de kant en sluit de compressor op-nieuw aan.

Drukmeter

19. Lees de bandenspanning af op de drukme-ter.

Als de bandenspanning 130 kPa (1,3 kg/cm2 ofbar, 18 psi) of hoger is, vul dan met de com-pressor lucht bij tot de voorgeschreven ban-denspanning is bereikt.

Als de bandenspanning lager is dan 130 kPa(1,3 kg/cm2 of bar, 18 psi), is de band te zwaarbeschadigd om te worden gerepareerd metbandenreparatievloeistof. Neem contact op meteen Toyota--dealer of erkende reparateur.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 394: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 383

1. Verminder geleidelijk aan uw snelheid en leterop dat u in een rechte lijn blijft rijden. Rijdvoorzichtig de vluchtstrook op of de weg af.Stop nooit in de middenberm. Zet de autoop een veilige plaats neer. Parkeer de autoop een vlakke en stevige ondergrond.

2. Zet de motor af en schakel de alarmknip-perlichten in.

3. Handgeschakelde transmissie:Activeer de parkeerrem en zet de transmis-sie in de achteruit.

Multi-mode transmissie:Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Activeer de parkeerrem en zethet contact AAN. Zet daarna de selectie-hendel in stand M(1), E of R.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Activeer de parkeerrem en zet hetcontact AAN. Zet daarna de selectiehendelin stand M(1), E of R.

4. Laat de passagiers aan de rechterkant uitde auto stappen en wijs ze op de gevarenvan het voorbijrijdende verkeer.

5. Lees de hierna gegeven aanwijzingen aan-dachtig door.

WAARSCHUWING

Belangrijke punten die u bij het opkrikken inacht moet nemen ter voorkoming van letsel:

� Volg de instructies die hierna gegevenworden stipt op.

� Zorg ervoor dat er zich geen lichaamsde-len bevinden onder een auto die alleendoor een krik wordt ondersteund. Dit zounamelijk kunnen leiden tot ernstig letsel.

� Start de motor niet en laat de motor ookniet draaien als de auto op een krik staat.

� Breng de auto op een horizontale, stevigeondergrond tot stilstand, activeer de par-keerrem en zet de transmissie in de standM(1), E of R (Multi--Mode Transmissie) ofde achteruit (handgeschakelde transmis-sie). Plaats, indien nodig, een wielblokvoor of achter het wiel dat zich schuin te-genover het wiel met de lekke band be-vindt.

� Verzeker u ervan dat de krikkop goed inhet kriksteunpunt aangrijpt. Als de autowordt opgekrikt, terwijl de krik niet goedis geplaatst, kan de auto beschadigd ra-ken of van de krik vallen en ernstig letselveroorzaken.

� Kruip nooit onder de auto als deze alleendoor de krik wordt ondersteund.

� Gebruik de krik uitsluitend om uw auto opte krikken bij het verwisselen van een wiel.

� Krik de auto niet op als er zich nog ie-mand in de auto bevindt.

� Plaats niets op of onder de krik als deauto wordt opgekrikt.

� Krik de auto niet hoger op dan nodig isom het reservewiel te monteren.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Als de auto een lekke band heeft(met compact reservewiel)—

Page 395: Handleiding Toyota Yaris

384 WAT TE DOEN BIJ PECH

OPMERKING

Rijd nooit door met een lekke band. Zelfs alsu slechts een klein stukje doorrijdt, kunnende band en het wiel onherstelbaar bescha-digd raken.

Compact reservewiel (sommige uitvoerin-gen)

Het compacte reservewiel is alleen bedoeldvoor tijdelijk gebruik.

Het compacte reservewiel kan worden herkendaan het opschrift TEMPORARY USE ONLY opde wang van de band.

Breng geen wiel-- of naafdop aan op het reser-vewiel, zodat duidelijk is dat het compacte re-servewiel gemonteerd is.

Het compacte reservewiel spaart ruimte in debagageruimte en is lichter in gewicht, wat er-voor zorgt dat de auto zuiniger rijdt en dat, alsde auto een lekke band heeft, het reservewielgemakkelijker te monteren is.

Het compacte reservewiel kan, indien nodig,vele malen gebruikt worden. Afhankelijk van derijomstandigheden en uw rijstijl heeft de bandeen levensduur van maximaal 4.800 km. Ver-vang de band wanneer de slijtage--indicatorenverschijnen.

Zie ook de bandeninformatie op bladzijde 433in hoofdstuk 7--2 voor meer informatie over deslijtage--indicatoren en andere onderhoudsin-formatie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 396: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 385

WAARSCHUWING

� Het compacte reservewiel is speciaal ont-worpen voor Toyota. Gebruik het nooitvoor een andere auto.

� Gebruik niet meer dan één compact reser-vewiel tegelijk.

� De bandenspanning van het compacte re-servewiel dient 420 kPa (4,2 kg/cm2 of bar,60 psi) te zijn.

� Rijd nooit harder dan 80 km/h als het com-pacte reservewiel gemonteerd is.

� Vervang het compacte reservewiel zo snelmogelijk door een standaardwiel.

� Voorkom snel optrekken, hard remmen enhet maken van scherpe bochten als hetcompacte reservewiel is gemonteerd.

OPMERKING

De bodemvrijheid wordt door het monterenvan een compact reservewiel kleiner; voor-kom daarom dat u over obstakels rijdt en rijdlangzaam over ongelijke, onverharde wegenen over verkeersdrempels. Probeer ook nietdoor een automatische wasstraat te rijdenomdat dan de auto aan de onderzijde geraaktkan worden, wat schade tot gevolg kan heb-ben.

Type A

Type B

Type C

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Gereedschap en reservewiel

Page 397: Handleiding Toyota Yaris

386 WAT TE DOEN BIJ PECH

1. Pak het benodigde gereedschap en hetreservewiel uit de auto.

1 Gereedschapstas2 Krikslinger3 Reservewiel4 Krik

Om op een lekke band voorbereid te zijn, kuntu zich het beste van tevoren met de krik en hetgereedschap vertrouwd maken. Ook dient u teweten waar alles is opgeborgen.

Type A

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 398: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 387

Type B

Schuif de linker voorstoel zo ver mogelijk naarvoren en verwijder de afdekkap om de krik tekunnen verwijderen.

Verwijderen: Draai het oog van de krik met dehand in de richting 1 totdat de krik los komt.

Opbergen: Draai het oog van de krik in de rich-ting 2 totdat de krik stevig vastzit om te voor-komen dat de krik bij een aanrijding of bij plot-seling remmen naar voren schiet.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 399: Handleiding Toyota Yaris

388 WAT TE DOEN BIJ PECH

Draai de bout los en verwijder het reservewiel.Neem dan het reservewiel uit de auto.

Leg bij het opbergen de binnenkant van hetwiel naar boven. Zet daarna het wiel weer vastdoor bovenstaande procedure in omgekeerdevolgorde uit te voeren om te voorkomen dat hetbij een ongeluk of bij plotseling remmen naarvoren schiet.

—Plaatsen van een wielblok

2. Blokkeer het wiel schuin tegenover hetwiel met de lekke band met een wielblok,om te voorkomen dat de auto kan gaanrijden als deze is opgekrikt.

Plaats het wielblok aan de voorzijde van eenvan de voorwielen of aan de achterzijde vaneen van de achterwielen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 400: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 389

3. Verwijder de wieldop.

Verwijder de wieldop met de platte zijde van dewielmoersleutel, zoals in de afbeelding is aan-gegeven.

WAARSCHUWING

Probeer de wieldop niet met de hand te ver-wijderen. Neem voldoende voorzichtigheidin acht om ernstig letsel te voorkomen.

—Losdraaien van de wielmoeren

4. Draai alle wielmoeren los.

Draai de wielmoeren altijd een halve slag losvoordat u de auto opkrikt.

De wielmoeren moeten linksom worden losge-draaid. Om een maximale hefboomwerking teverkrijgen, zet u de sleutel zo op de moer datde handgreep horizontaal naar rechts wijst.Pak de sleutel bij het uiteinde beet en trek dezenaar boven om de moer los te draaien. Pas opdat de sleutel niet van de moer afschiet.

Draai de moeren er nog niet helemaal af, maardraai ze slechts een halve slag los.

WAARSCHUWING

Breng nooit olie of vet aan op de wielboutenof --moeren. De moeren en de wielen kunnenlosraken, wat kan leiden tot een ernstig on-geval.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Verwijderen van de wieldop(stalen velgen)

Page 401: Handleiding Toyota Yaris

390 WAT TE DOEN BIJ PECH

—Plaatsen van de krik

5. Plaats de krik onder het juiste kriksteun-punt.

Verzeker u ervan dat de krik op een vlakke enharde ondergrond staat.

—Opkrikken van de auto

6. Controleer of er zich niemand in de autobevindt en krik dan de auto zo hoog opdat het reservewiel kan worden gemon-teerd.

Denk eraan dat de auto hoger moet wordenopgekrikt om het reservewiel te monteren danom het wiel met de lekke band te verwijderen.

Om de auto op te krikken steekt u de slinger inde krik (losse verbinding) en draait u de hand-greep rechtsom. Zodra de krik de auto raakt endeze iets op begint te tillen, controleert u voorde zekerheid nogmaals of de krikkop goed on-der het steunpunt zit.

WAARSCHUWING

Kruip nooit onder de auto als deze alleendoor de krik wordt ondersteund.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 402: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 391

—Verwisselen van het wiel

7. Verwijder de wielmoeren en verwisselhet wiel.

Til het wiel met de lekke band er recht af en leghet weg.

Zet het reservewiel in de goede stand voor dewielkast. Til dan het reservewiel op en zorgervoor dat ten minste het bovenste draadeinddoor het bovenste gat van het wiel steekt. Be-weeg het wiel dan voorzichtig heen en weer endruk het wiel ook over de andere draadeinden.

Voordat u een wiel monteert, reinigt u de plaat-sen waar wiel en naaf of remtrommel elkaarraken met behulp van een staalborstel of eendoek. Als een wiel wordt gemonteerd zonderdat de metalen delen goed op elkaar dragen,kunnen de wielmoeren loslopen. Hierdoor kaneen wiel op den duur onder het rijden losraken.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 403: Handleiding Toyota Yaris

392 WAT TE DOEN BIJ PECH

—Plaatsen van de wielmoeren

8. Plaats alle wielmoeren en draai de moe-ren handvast.

Draai de moeren met de schuine kant naar hetwiel toe met de hand zo ver mogelijk op dedraadeinden. Druk daarna het wiel naar binnenen probeer de moeren met de hand nog verderaan te draaien.

WAARSCHUWING

Breng nooit olie of vet aan op de wielboutenof --moeren. Als dat wel gebeurt kunnen dewielmoeren met een te hoog aanhaalmomentvastgezet worden en kunnen de wielboutenbeschadigd raken. De moeren en de wielenkunnen losraken, wat kan leiden tot een ern-stig ongeval. Als er olie of vet op een bout ofmoer zit, maak die dan schoon.

Tapsgedeelte

WAARSCHUWING

Plaats de wielmoeren met de schuine kantnaar het wiel toe. Als de wielmoeren wordengeplaatst met de schuine kant van het wielaf, kunnen de wielmoeren breken waardoorhet wiel tijdens het rijden kan losraken. Ditkan leiden tot een ongeval, met ernstig letselals gevolg.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 404: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 393

—Auto laten zakken

9. Laat de auto helemaal zakken en draaide wielmoeren vast.

Draai de krikslinger linksom tot de krik hele-maal gezakt is en het wiel weer op de grondstaat.

Gebruik alleen de wielmoersleutel om de moe-ren (rechtsom) vast te draaien. Gebruik geenandere gereedschappen; zet alleen met uwhanden kracht op de wielmoersleutel, doe ditnooit met een hamer, pijp of voet. Let erop datde sleutel goed over de moer zit.

Draai de moeren in de aangegeven volgordeeerst een beetje vast. Draai de moeren in de-zelfde volgorde iets vaster en herhaal dit tot zegoed vastzitten.

WAARSCHUWING

� Zorg wanneer u de auto laat zakken dat erniets of niemand onder komt.

� Laat zo spoedig mogelijk na het verwisse-len van een wiel de moeren met een aan-haalmoment van 103 Nm (10,5 kgm, 76ft.lbf) vastzetten. Anders kunnen de moe-ren losraken en de wielen eraf vallen, wattot een ernstig ongeval kan leiden.

10. Plaats de wieldop.

1. Plaats de wieldop op de velg.

Breng de uitsparing in de wieldop in lijn met hetventieldopje zoals aangegeven.

2. Druk één hand stevig op de ene zijde vande wieldop en tik de andere zijde met uwandere hand stevig vast rondom de helelengte van de wieldop.

WAARSCHUWING

� Neem voldoende voorzichtigheid in achtom ernstig letsel te voorkomen.

� Laat een beschadigde wieldop niet op hetwiel zitten. Een beschadigde wieldop kantijdens het rijden van het wiel raken en on-gelukken veroorzaken.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Plaatsen van de wieldop(stalen velgen)

Page 405: Handleiding Toyota Yaris

394 WAT TE DOEN BIJ PECH

—Na het verwisselen van een wiel

11. Controleer de spanning van de zojuistgemonteerde reserveband.

Breng de bandenspanning op de voorgeschre-ven waarde, zie bladzijde 463 in hoofdstuk 8.Als de bandenspanning te laag is, rijd dan lang-zaam naar het dichtstbijzijnde tankstation enbreng de banden op de juiste spanning.

Vergeet niet te controleren of bij elk wiel hetventiel met een dopje is afgesloten, zodat ergeen vuil en vocht in het ventiel kunnen drin-gen. Hierdoor zou het ventiel kunnen gaan lek-ken. Breng zo spoedig mogelijk een nieuw dop-je aan als er een blijkt te ontbreken.

12. Berg het gereedschap, de krik en hetwiel met de lekke band weer op.

Draai zo spoedig mogelijk na het verwisselenvan een wiel de wielmoeren vast met het voor-geschreven aanhaalmoment, zie bladzijde 463in hoofdstuk 8. Laat de lekke band reparerenen vervang het reservewiel door de gerepa-reerde band.

WAARSCHUWING

Controleer voor het rijden of alle gereed-schap, de krik en het wiel met de lekke bandweer goed zijn opgeborgen en bevestigd. Ditom te voorkomen dat een van deze voorwer-pen bij hard remmen of plotseling uitwijkenof bij een aanrijding letsel veroorzaakt.

Lichtmetalen velgen:

Verwijder de naafdop door deze vanaf de ach-terzijde uit de velg te drukken alvorens de velgmet de lekke band op te bergen.

Raak de naafdop niet kwijt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 406: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 395

Plaats het gereedschap zoals aangegeven inde afbeelding. Vouw de gereedschapstas dichten berg hem op.

Als de auto vastzit in sneeuw, modder, zando.i.d., kunt u proberen de auto vrij te krijgendoor te schommelen.

WAARSCHUWING

Probeer de auto niet vrij te krijgen doorschommelen in de onmiddellijke nabijheidvan mensen of voorwerpen. Tijdens hetschommelen kan de auto ineens naar vorenof naar achteren bewegen, waardoor schadeof letsel kan ontstaan als er zich voorwerpenof mensen dicht bij de auto bevinden.

OPMERKING

Neem de volgende voorzorgsmaatregelenalvorens uw auto vrij te maken door teschommelen, om schade aan de transmissieen andere onderdelen te voorkomen.

� Trap het gaspedaal niet in tijdens hetschakelen of als de versnelling nog nietgeheel is ingeschakeld.

� Laat de motor niet met te veel toerendraaien en voorkom dat de wielen door-slippen.

� Laat uw auto wegslepen als na een aantalpogingen uw auto nog niet vrij is.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Als de auto vast komt te zitten

Page 407: Handleiding Toyota Yaris

396 WAT TE DOEN BIJ PECH

(a) Slepen met een dolly—

—Aan de achterzijde

(b) Vervoeren op eentrailer/autoambulance

—Aan de voorzijde

Wanneer slepen noodzakelijk is, moet ditworden gedaan door een Toyota-dealer oferkende reparateur of een gespecialiseerdbedrijf. Laat uw auto, in overleg met desleepdienst, op manier (a) of (b) wegslepen.

Laat uw auto alleen wegslepen door eenToyota-dealer of erkende reparateur. In ge-val van nood mag uw auto worden wegge-sleept zoals beschreven in “Slepen in eennoodgeval” op bladzijde 400 in dit hoofd-stuk.

Door goed materiaal te gebruiken wordt voor-komen dat uw auto beschadigd raakt tijdenshet slepen. Uw Toyota--dealer of erkende repa-rateur en de sleepdiensten zijn op de hoogtevan de te volgen procedure.

Uw auto kan beschadigd raken als het slepenniet goed wordt gedaan. Ondanks dat demeeste sleepdiensten op de hoogte zijn van dejuiste procedure, is een vergissing niet uit tesluiten. Let erop dat de volgende voorzorgs-maatregelen altijd in acht worden genomen.Laat, indien nodig, deze bladzijde aan dechauffeur van de sleepdienst zien.

VOORZORGSMAATREGELEN

Gebruik een stevige sleepkabel en neem dewettelijke voorschriften in acht. De wielen ende as die niet van de grond worden getakeld,dienen in een goede conditie te verkeren. Ge-bruik een trailer of dolly als dit niet het geval is.

(a) Slepen met een dolly

Aan de voorzijde: Zorg ervoor dat de parkeer-rem vrij staat.

OPMERKING

Let erop dat de andere zijde van de auto dandie op de dolly staat voldoende grondspe-ling heeft. Anders kan de bumper en/of deonderkant van de auto beschadigd raken tij-dens het wegslepen.

Met de achterwielen in een dolly—

� Handgeschakelde transmissie:

Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: We raden u aan om een dollyonder de voorwielen te plaatsen. Als ergeen gebruik gemaakt wordt van een dolly,zet dan het contact in stand ACC en zet detransmissie in de vrijstand.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: We raden u aan om een dolly onderde voorwielen te plaatsen. Als er geen ge-bruik gemaakt wordt van een dolly, zet danhet contact in stand ACC en zet de trans-missie in de vrijstand.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Als de auto moet wordengesleept—

Page 408: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 397

� Multi--Mode Transmissie:

Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: We raden u aan om een dolly tegebruiken. De dolly moet onder de voorwie-len worden geplaatst. Als u geen gebruikmaakt van een dolly (of er geen tot uw be-schikking hebt), zet het contact dan eerstAAN en zet de selectiehendel in stand N.Controleer of op het instrumentenpaneelstand N weergegeven wordt.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: We raden u aan om een dolly te ge-bruiken. De dolly moet onder de voorwielenworden geplaatst. Als u geen gebruik maaktvan een dolly (of er geen tot uw beschikkinghebt), zet het contact dan eerst AAN en zetde selectiehendel in stand N. Controleer ofop het instrumentenpaneel stand N weerge-geven wordt.

Alleen bij multi-mode transmissie:Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Controleer nadat de selectiehendel instand N is gezet, altijd of de transmissie uit deversnelling en in de vrijstand staat door de autote duwen. Zet, wanneer de transmissie niet inde neutraalstand gezet kan worden, het con-tact AAN, en zet de selectiehendel vanuit standN kort in stand E, M of R en vervolgens weer instand N. Zet vervolgens het contact UIT. Doordeze procedures kan de transmissie in de neu-traalstand gezet worden. Wanneer de trans-missie nog steeds niet in de neutraalstand ge-zet kan worden, gebruik dan geen dolly.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Controleer nadat de selectiehendel in stand Nis gezet, altijd of de transmissie uit de versnel-ling en in de neutraalstand staat door de autote duwen. Zet, wanneer de transmissie niet inde neutraalstand gezet kan worden, het con-tact AAN en zet de selectiehendel vanuit standN kort in stand E, M of R en vervolgens weer instand N. Zet vervolgens het contact UIT. Doordeze procedures kan de transmissie in de neu-traalstand gezet worden. Wanneer de trans-missie nog steeds niet in de neutraalstand ge-zet kan worden, gebruik dan geen dolly.

OPMERKING

Sleep de auto niet met de achterwielen om-hoog zonder een dolly te gebruiken terwijlde sleutel verwijderd is of met het contactUIT. Het stuurslotmechanisme is niet sterkgenoeg om de voorwielen tijdens het slepenrecht te houden.

(b) Vervoeren op een trailer/autoambulance

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 409: Handleiding Toyota Yaris

398 WAT TE DOEN BIJ PECH

(c) Slepen met een takelwagen

(c) Slepen met een takelwagen

OPMERKING

Sleep de auto niet met een takelwagen, nochvooruit, noch achteruit. Anders kan er scha-de ontstaan aan de carrosserie.

—Slepen in een noodgeval

Voor

Achter

Wanneer slepen noodzakelijk is, dient dit tegeschieden door een Toyota-dealer of er-kende reparateur of een gespecialiseerd be-drijf.

In geval van nood kunt u een sleepkabel of- ketting aan het sleepoog vóór of aan hetsleepoog rechts achter vastmaken. Weesextra voorzichtig als er op deze manierwordt gesleept.

Zie “Plaatsen sleepoog voorzijde” op bladzijde402 in dit hoofdstuk voor het plaatsen van hetsleepoog aan de voorzijde.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 410: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 399

OPMERKING

Gebruik alleen het aangegeven sleepoog,anders kan de auto beschadigd raken.

Er moet een bestuurder in de auto zitten om testuren en te remmen.

Uw auto mag op deze manier alleen op eenverharde weg en met lage snelheid over eenkorte afstand worden gesleept. Ook dienen dewielen, de assen, de aandrijflijn, de stuurinrich-ting en de remmen in een goede conditie tezijn.

WAARSCHUWING

�Wees extra voorzichtig als er op deze ma-nier wordt gesleept. Voorkom plotselingwegrijden of plotselinge bewegingenwaardoor er extreme krachten op hetsleepoog en de sleepkabel of --kettingworden uitgeoefend. Het sleepoog en desleepkabel of --ketting kunnen breken,waardoor er ernstig letsel of schade kanontstaan.

� Zorg ervoor het sleepoog vóór goed aande auto te bevestigen. Als het sleepoogniet goed wordt bevestigd, kan het bij hetslepen losraken, waardoor de inzittende inde voorste auto ernstig letsel kan oplopenof waardoor schade aan de voorste autokan ontstaan.

OPMERKING

� Gebruik uitsluitend een speciale sleepka-bel of -ketting om een auto te slepen.Maak de kabel of de ketting goed vast aanhet sleepoog.

� Gebruik het linker oog niet. Dit is niet ont-worpen om als sleepoog te dienen.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Deactiveer de parkeerrem voordat u gaatslepen en zet de transmissie in stand N (multi--mode transmissie) of in de vrijstand (handge-schakelde transmissie). Het contact moet instand ACC (motor uit) of AAN (draaiende mo-tor) worden gezet.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Deactiveer de parkeerrem voordat u gaat sle-pen en zet de transmissie in stand N (multi--mode transmissie) of in de vrijstand (handge-schakelde transmissie). Het contact moet instand ACC (motor uit) of AAN (draaiende mo-tor) worden gezet.

Alleen bij multi-mode transmissie:Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Controleer nadat de selectiehendel instand N is gezet, altijd of de transmissie uit deversnelling en in de vrijstand staat door de autote duwen. Zet, wanneer de transmissie niet inde neutraalstand gezet kan worden, het con-tact AAN, en zet de selectiehendel vanuit standN kort in stand E of R en vervolgens weer instand N. Zet vervolgens het contact UIT. Doordeze procedures kan de transmissie in de neu-traalstand gezet worden. Wanneer de trans-missie nog steeds niet in de neutraalstand ge-zet kan worden, gebruik dan geen sleepkabelsof --kettingen.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Controleer nadat de selectiehendel in stand Nis gezet, altijd of de transmissie uit de versnel-ling en in de neutraalstand staat door de autote duwen. Zet, wanneer de transmissie niet inde neutraalstand gezet kan worden, het con-tact AAN en zet de selectiehendel vanuit standN kort in stand E of R en vervolgens weer instand N. Zet vervolgens het contact UIT. Doordeze procedures kan de transmissie in de neu-traalstand gezet worden. Wanneer de trans-missie nog steeds niet in de neutraalstand ge-zet kan worden, gebruik dan geen sleepkabelsof --kettingen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 411: Handleiding Toyota Yaris

400 WAT TE DOEN BIJ PECH

WAARSCHUWING

Als de motor niet draait, werken de rem-- enstuurbekrachtiging niet. Hierdoor zal hetremmen en sturen veel zwaarder gaan dannormaal.

1. Verwijder het afdekkapje van het sleepoogmet een sleufkopschroevendraaier met eendoek eromheen om te voorkomen dat devoorbumper wordt beschadigd.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Plaatsen sleepoog voorzijde

Page 412: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 401

2. Gebruik het sleepoog dat zich in de gereed-schapstas bevindt. Zet het sleepoog aan devoorzijde vast in het gat in de voorbumperdoor het rechtsom te draaien. (Zie voor deplaats waar de gereedschapstas is opge-borgen “Gereedschap en krik” op bladzijde371 of “Benodigd gereedschap en reserve-wiel” op bladzijde 387.)

3. Draai het sleepoog vóór stevig vast met be-hulp van een wielmoersleutel.

WAARSCHUWING

Wanneer u het sleepoog vóór plaatst, zorger dan voor dat het goed wordt vastge-draaid. Als dit niet het geval is, kan hetsleepoog tijdens het slepen losraken en ern-stig letsel veroorzaken.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 413: Handleiding Toyota Yaris

402 WAT TE DOEN BIJ PECH

Auto’s zonder Smart entry- systeem enstartknop—

Als de blokkering van de selectiehendel nietwordt uitgeschakeld en de hendel niet kanworden verplaatst, ook al staat het contactAAN, volg dan de onderstaande procedu-res:

Auto’s met Smart entry- systeem en start-knop—

Als de blokkering van de selectiehendel nietwordt uitgeschakeld en de hendel niet kanworden verplaatst, ook al staat het contactAAN, volg dan de onderstaande procedu-res:

1. Zet het contact UIT of in stand ACC. Leterop dat de parkeerrem is geactiveerd.

2. Steek een platte schroevendraaier in hetgat en duw tegen het stangetje. De hen-del kan worden bediend wanneer tegenhet stangetje wordt gedrukt.

3. Zet de selectiehendel in stand N.

4. Zet, terwijl u het rempedaal volledig in-trapt, het contact AAN.

5. Controleer of de positie- indicator standN weergeeft of controleer op de volgen-de manier of transmissie in de vrijstandstaat:

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Controleer nadat de selectiehen-del in stand N is gezet, altijd of de transmis-sie uit de versnelling en in de vrijstand staatdoor de auto te duwen. Zet, wanneer detransmissie niet in de neutraalstand gezetkan worden, het contact AAN, en zet de se-lectiehendel vanuit stand N kort in stand Eof R en vervolgens weer in stand N. Zetvervolgens het contact UIT. Door deze pro-cedures kan de transmissie in de neutraal-stand gezet worden. Wanneer de transmis-sie nog steeds niet in de neutraalstandgezet kan worden, gebruik dan geen sleep-kabels of --kettingen.

Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Controleer nadat de selectiehendel instand N is gezet, altijd of de transmissie uitde versnelling en in de vrijstand staat doorde auto te duwen. Zet, wanneer de trans-missie niet in de neutraalstand gezet kanworden, het contact AAN en zet de selectie-hendel vanuit stand N kort in stand E of Ren vervolgens weer in stand N. Zet vervol-gens het contact UIT. Door deze procedu-res kan de transmissie in de neutraalstandgezet worden. Wanneer de transmissie nogsteeds niet in de neutraalstand gezet kanworden, gebruik dan geen sleepkabels of--kettingen.

6. Start de motor met ingetrapt rempedaal.

Laat de auto zo snel mogelijk nakijken dooreen Toyota--dealer of erkende reparateur.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Als de selectiehendel van deMulti--Mode Transmissie isgeblokkeerd

Page 414: Handleiding Toyota Yaris

WAT TE DOEN BIJ PECH 403

Als u uw sleutels verliest

U kunt nieuwe sleutels laten maken bij elkeToyota-dealer of erkende reparateur metbehulp van het sleutelnummer en eenhoofdsleutel.

Auto’s zonder Smart entry--systeem en start-knop: Zelfs wanneer u slechts één sleutel kwijtbent, dient u een nieuwe sleutel te laten makenbij een Toyota--dealer of erkende reparateur.Als u al uw hoofdsleutels bent verloren, kunnener geen sleutels worden bijgemaakt. De volledi-ge startblokkering moet dan worden vervan-gen.

Auto’s met Smart entry--systeem en startknop:Neem contact op met een Toyota--dealer oferkende reparateur om nieuwe sleutels te latenmaken als u één van uw sleutels kwijt bent.Wanneer u uw sleutels kwijt bent, wordt dekans op diefstal vergroot. Breng alle overgeble-ven autosleutels mee naar uw Toyota--dealer oferkende reparateur.

Zie hiervoor de aanwijzing in “Sleutels” opbladzijde 12 en 15 in hoofdstuk 1--2.

Afstandsbediening—

De nieuwe afstandsbediening moet op uw cen-trale vergrendeling worden afgestemd. Neemvoor meer informatie contact op met eenToyota--dealer of erkende reparateur.

Als uw sleutels zich in de afgesloten auto be-vinden en het niet mogelijk is een sleutel bij telaten maken, kan een Toyota--dealer of erken-de reparateur in veel gevallen een portier vanuw auto met speciaal gereedschap voor uopenmaken. Als u onverhoopt een ruit moetinslaan om in de auto te kunnen komen, radenwij u aan hiervoor het kleinste ruitje te kiezenomdat dit het minste kost. Wees extra voor-zichtig dat u zich niet aan het glas snijdt!

Breng de auto alleen in noodgevallen, bij-voorbeeld wanneer de auto niet op de nor-male manier stilgezet kan worden, als volgttot stilstand:

1. Trap het rempedaal met beide voeten stevigin. Rem niet “pompend”; hierdoor is meerkracht nodig om de auto tot stilstand tebrengen.

2. Zet de selectiehendel in stand N.

Als de selectiehendel in stand N is gezet:

3. Zet na het afremmen de auto stil op eenveilige plaats langs de weg.

4. Zet de motor af.

Als de selectiehendel niet in stand N gezetkan worden:

3. Blijf het rempedaal met beide voeten intrap-pen om zo veel mogelijk vaart te minderen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Als uw auto in geval van noodtot stilstand moet wordengebracht

Page 415: Handleiding Toyota Yaris

404 WAT TE DOEN BIJ PECH

4. Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Zet de motor af door het contactin stand ACC te zetten.

Gedurende ten minste 3 secondeningedrukt houden

4. Auto’s met Smart entry--systeem en start-knop: Zet de motor af door de startknop ge-durende ten minste 3 seconden ingedrukt tehouden.

5. Breng de auto op een veilige plaats langsde weg tot stilstand.

WAARSCHUWING

Als de motor tijdens het rijden afgezet moetworden:

� De rem-- en stuurbekrachtiging zullen nietmeer werken, waardoor het intrappen vanhet rempedaal en het verdraaien van hetstuurwiel zwaarder gaan. Minder zo veelmogelijk vaart voordat u de motor uitscha-kelt.

� Auto’s zonder Smart entry--systeem enstartknop: Probeer nooit de sleutel uit hetcontactslot te halen, omdat het stuurwieldan wordt vergrendeld.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 416: Handleiding Toyota Yaris

BESCHERMING EN VERZORGING VAN DE CARROSSERIE 405

Hoofdstuk 5BESCHERMING EN VERZORGING VAN DECARROSSERIE

� Beschermen van uw Toyota tegen roest 406. . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Het wassen en in de was zetten van uw Toyota 407. . . . . . . . . . . . .

� Het schoonmaken van het interieur 410. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 417: Handleiding Toyota Yaris

406 BESCHERMING EN VERZORGING VAN DE CARROSSERIE

Toyota heeft met behulp van de meest vooruit-strevende technologie in ontwerp en construc-tie voor u een kwaliteitsauto gebouwd die goedis beschermd tegen roest. Doordat de auto nuaan u wordt toevertrouwd, is de zorg waarmeeu de carrosserie de komende jaren onderhoudtbepalend voor het voorkomen van roest.

De meest voorkomende oorzaken van roestaan de auto zijn:

� Het ophopen van strooizout, vuil en modderop moeilijk bereikbare plaatsen onder deauto.

� Het afspringen van de lak of de antiroestbe-schermlaag door lichte aanrijdingen ofsteenslag.

Het onderhoud van de carrosserie kan inbepaalde gebieden of onder ongunstige rij-omstandigheden van extra groot belangzijn:

� Strooizout en stofwerende chemicaliën be-vorderen de roestvorming evenals het zoutin de zeelucht en de luchtverontreiniging inindustriegebieden.

� Een hoge relatieve vochtigheid versnelt devorming van roest, vooral bij temperaturennet boven het vriespunt.

� Langdurig vochtig of nat blijven van bepaal-de delen van de carrosserie werkt de vor-ming van roest in de hand; controleer vantijd tot tijd uw auto op dit punt (bijvoorbeeldonder de vloermatten).

� Hoge temperaturen bevorderen roest op diedelen van de carrosserie die door gebrekaan een goede ventilatie niet snel kunnendrogen.

Het zal nu duidelijk zijn hoe belangrijk het is uwauto zo schoon mogelijk te houden en bescha-diging van de lak of de beschermingslaag zosnel mogelijk te (laten) repareren.

Neem de volgende aanwijzingen zorgvuldigin acht om roest aan uw Toyota te helpenvoorkomen:

Was uw auto dikwijls. Het is uiteraard nood-zakelijk om uw auto door regelmatig wassenschoon te houden. Ter voorkoming van roesten andere corrosieverschijnselen zijn de vol-gende punten van belang:

� Als u in de winter over gepekelde wegenhebt gereden of in de buurt van de kustwoont, is het verstandig om de carrosserieen de onderkant van de auto regelmatigmet een krachtige waterstraal schoon tespuiten (ten minste eenmaal per maand).

� De onderzijde en de wielkasten kunt u hetbeste schoonmaken met hoge waterdruk ofmet stoom. Besteed extra aandacht aandeze gebieden daar het moeilijk is alle mod-der en vuil te zien. Let op dat daar alle aan-gekoekte modder wordt verwijderd, wantalleen nat maken zonder het te verwijderenmaakt de zaak alleen maar erger. De on-derzijde van de portieren en diverse ele-menten van de bodemplaat hebben wateraf-voeropeningen die niet verstopt mogenraken. Er zou zich water kunnen verzame-len, wat roestvorming in de hand werkt.

� Het verdient aanbeveling om na de winterde onderzijde van de auto grondig te reini-gen.

Zie “Het wassen en in de was zetten van uwToyota” op bladzijde 407 voor verdere aanwij-zingen.

Controleer de conditie van de lak van uwauto. Werk krassen direct bij, om te voorko-men dat er roest ontstaat. Als door steenslagen krassen het onderliggende metaal zichtbaaris geworden, laat dan uw Toyota--dealer een enander in orde brengen.

Controleer het interieur van uw auto. Onderde vloermatten in het interieur en in de bagage-ruimte kunnen zich vuil en water ophopen,waardoor roest kan gaan optreden. Controleerdus af en toe of de vloer onder de mattendroog is. Wees vooral voorzichtig met het ver-voer van chemicaliën, reinigingsmiddelen,kunstmest, zout, enz. en vervoer dergelijkestoffen in een goed afgesloten verpakking. Bijmorsen of lekken de auto direct reinigen enlaten drogen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Beschermen van uw Toyotategen roest

Page 418: Handleiding Toyota Yaris

BESCHERMING EN VERZORGING VAN DE CARROSSERIE 407

Gebruik spatlappen. Als u veel over gepekel-de wegen of grindwegen rijdt, helpen spatlap-pen uw auto te beschermen. Spatlappen vanroyale afmetingen, die bijna tot de grond rei-ken, hebben het meeste effect. Het is raad-zaam om de plaats waar de spatlappen wordenaangebracht tevoren tegen roest te behande-len. Een Toyota--dealer of erkende reparateurkan spatlappen monteren als uw rijomstandig-heden dat wenselijk maken.

Zet uw auto in een goed geventileerde gara-ge of onder een carport. Zet uw auto niet ineen vochtige, slecht geventileerde garage.Als u uw auto in de garage wast of een natte ofbesneeuwde auto in de garage zet, kan er zoveel vocht vrijkomen dat er corrosie kan ont-staan. Een natte auto kan zelfs in een ver-warmde garage gaan roesten, als deze ruimteslecht geventileerd is.

Wassen van uw Toyota

Houd uw auto schoon door hem regelmatigte wassen.

OPMERKING

De volgende omstandigheden kunnen de lakaantasten en corrosie aan de carrosserie enandere onderdelen veroorzaken. (lichtmeta-len velgen, enz.) Was uw auto zo spoedigmogelijk.

� Na het rijden in een kustgebied

� Na het rijden over gepekelde wegen

� Als er zich teer of boomsappen op de autobevinden

� Als er zich dode insecten of insecten- ofvogeluitwerpselen op de auto bevinden

� Na het rijden in gebieden waar sprake isvan veel rook, stof, ijzerdeeltjes of chemi-sche stoffen

� Als de auto erg vuil is geworden van stofof modder

� Als er brandstof op de lak is gemorst

Laat krassen of steenslagschade onmiddel-lijk repareren.

Verwijder vuil van de velgen en berg ze opeen droge plaats op om te voorkomen dat develgen tijdens de opslag gaan corroderen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Het wassen en in de was zettenvan uw Toyota

Page 419: Handleiding Toyota Yaris

408 BESCHERMING EN VERZORGING VAN DE CARROSSERIE

Met de hand wassen van uw Toyota

Was uw auto altijd in de schaduw en als decarrosserie niet te warm aanvoelt.

WAARSCHUWING

� Let erop uw handen niet te verwonden bijhet reinigen van de bodemplaat en/of hetchassis.

� Uitlaatgassen zorgen ervoor dat de uitlaat-pijp heet wordt. Raak bij het wassen vande auto de uitlaatpijp niet aan zolang dezenog niet voldoende is afgekoeld omdat uanders brandwonden kunt oplopen.

OPMERKING

Als de ruitenwisserarmen voor van de ruit afmoeten worden genomen omdat u de ruitwilt wassen, neem dan eerst de ruitenwisser-arm aan de zijde van de bestuurder van deruit. Omgekeerd, zet bij het plaatsen van deruitenwisserarmen eerst de ruitenwisserarmaan de passagierszijde op de ruit en daarnadie aan bestuurderszijde. Het niet aanhou-den van de juiste volgorde kan schade aande ruitenwisserarmen veroorzaken.

1. Spoel eerst al het losse vuil en stof met eenslang van de auto af. Als de onderzijde ende wielkasten van de auto met modder ofstrooizout bedekt zijn, gebruikt u een hardestraal om het te verwijderen.

2. Was de auto dan met een mild reinigings-middel. Volg de gebruiksaanwijzing van defabrikant zorgvuldig op. Spoel uw spons ofdoek veelvuldig in het water uit. Wrijf niet tehard over de lak; laat het zeepwater het vuilverwijderen.

Kunststof wieldoppen: Kunststof wieldoppenkunnen gemakkelijk beschadigen bij gebruikvan sterke oplosmiddelen. Als er toch oplos-middel op de wieldop terechtkomt, spoel ditdan af met water en controleer of de wieldopbeschadigd is.

Lichtmetalen velgen: Verwijder vuil onmiddellijkmet een neutraal reinigingsmiddel.Gebruik geen harde borstels of schuurmidde-len. Gebruik geen sterke of bijtende oplosmid-delen. Gebruik hetzelfde neutrale reinigings-middel en dezelfde was als gebruikt voor decarrosserie.Reinig de velgen niet met reinigingsmiddelenals de velgen, bijvoorbeeld na een lange rit bijwarm weer, nog warm zijn.Spoel het reinigingsmiddel op de velgen directna het gebruik af.

OPMERKING

� Maak de wielen niet schoon met bijtendeschoonmaakmiddelen op chemische ba-sis. (Bijvoorbeeld waterstoffluoride)

� Maak de wielen niet schoon met een hoge-drukreiniger of de daarin gebruikte chemi-caliën.

� Maak de wielen niet schoon met eenschuurspons, staalborstels of andereschuurmiddelen.

Kunststof bumpers: Was deze met de nodigevoorzichtigheid. Gebruik geen schuurmiddelen.De bumpers hebben een zacht oppervlak.

Verlichting buitenzijde: Was deze met de nodi-ge voorzichtigheid. Gebruik geen sterke oplos-middelen of harde borstel. Deze kunnen deverlichting beschadigen.

Teervlekken: Deze kunt u verwijderen met ter-pentine. Hiervoor zijn overigens ook specialeproducten in de handel.

3. Spoel de auto grondig na. Als zeeprestenop de auto opdrogen, zullen er strepen ont-staan. Bij warm weer kan het nodig zijn omde auto in gedeelten te wassen en ieder ge-deelte meteen na te spoelen.

4. Droog de auto na met een vochtige zeem ofeen zachte doek. Dit om te zorgen dat deauto zonder vlekken opdroogt. Wrijf of drukdaarom beslist niet te hard, omdat er an-ders krassen in de lak kunnen ontstaan.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 420: Handleiding Toyota Yaris

BESCHERMING EN VERZORGING VAN DE CARROSSERIE 409

OPMERKING

� Gebruik geen organische reinigingsmid-delen, zoals benzine en sterke oplosmid-delen. Deze kunnen giftig zijn en schadeveroorzaken.

� Boen de auto niet met een harde borstel,aangezien dit beschadigingen kan veroor-zaken.

Wassen in de wasstraat

Uw auto mag gewassen worden in een was-straat, maar houd in de gaten dat sommigeborstels, ongefilterd water of de wasprocedurezelf soms krassen kunnen veroorzaken. Doorkrassen wordt de lak aangetast en verliest delak zijn glans, wat vooral opvalt bij donkerekleuren. De exploitant van de wasstraat kan uwellicht meer informatie hierover verstrekken.

OPMERKING

Zorg ervoor dat de antenne is verwijderdvoordat u van een autowasserette gebruikmaakt.

Het in de was zetten van uw Toyota

Regelmatig in de was zetten wordt aanbevo-len om de oorspronkelijke glans van de lakte behouden en de lak tegen milieu- invloe-den te beschermen.

Zet uw auto één keer in de maand of als deauto het water niet goed meer afstoot in dewas.

1. Was en droog de auto altijd voordat u methet in de was zetten begint, ook als u eengecombineerde cleaner en was gebruikt.

2. Gebruik cleaner en was van een goedekwaliteit. Als de lak erg verweerd is, ge-bruikt u eerst een aparte cleaner en zet ude auto daarna nogmaals in de was. Volghierbij de gebruiksaanwijzing van de fabri-kant zorgvuldig op. Behandel bij het poet-sen en in de was zetten ook de chroomde-len, of gebruik hiervoor een speciaalreinigings-- en beschermend middel.

Ruitensproeierkoppen: Zorg er bij het in de waszetten van uw auto voor dat de sproeierkoppenniet verstopt raken. Als er een sproeierkop ver-stopt raakt, laat de auto dan nakijken door eenToyota--dealer of erkende reparateur.

OPMERKING

Probeer als een sproeierkop verstopt is ge-raakt deze niet schoon te maken met eennaald of iets dergelijks. Hierdoor kan desproeierkop beschadigd raken.

Verlichting buitenzijde: Breng geen was aan ophet oppervlak van de lampen. Was kan hetlampglas beschadigen. Als er per ongeluk wasop de verlichting komt, veeg of was dit er danaf.

3. Wanneer het water niet meer in druppels opde lak blijft liggen, moet de auto opnieuw inde was worden gezet.

Lakstift (sommige uitvoeringen)

Uw Toyota-dealer kan u een lakstift leverenom kleine plekjes en krassen in het lakwerkbij te werken.

Wanneer u zo’n beschadiging ontdekt, kunt uhet plekje het beste meteen bijwerken, anderszal het plaatwerk gaan roesten. Handel alsvolgt: Schud de lak goed. Zorg ervoor dat hette behandelen oppervlak goed schoon endroog is. De truc om de plek zo onzichtbaarmogelijk bij te werken is alleen dat stukje methet kwastje aan te raken waar de lak af is. Ge-bruik zo weinig mogelijk lak en lak niet de lakrondom de beschadigde plek mee.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 421: Handleiding Toyota Yaris

410 BESCHERMING EN VERZORGING VAN DE CARROSSERIE

Het schoonmaken van het interieur

WAARSCHUWING

�Mors geen vloeistof in het interieur van deauto.Dit kan brand of storingen in de elektri-sche componenten, enz. veroorzaken.

� Gebruik geen was of polijstmiddel bij hetreinigen van het interieur (in het bijzonderhet dashboard). Het dashboard kan in devoorruit worden weerkaatst; hierdoor kanhet gezichtsveld van de bestuurder wor-den belemmerd wat een ernstig ongevaltot gevolg kan hebben.

� Auto’s met side airbags of auto’s met sideairbags en curtain airbags:

Let erop geen waterspetters of vloeistof temorsen op de vloer. Hierdoor kunnen deside airbags en de curtain airbags moge-lijk niet (goed) opgeblazen worden, waar-door de kans op letsel groter wordt.

OPMERKING

� Reinig de vloerbedekking in het interieurniet met water en let erop dat er geen wa-ter op blijft staan na het reinigen van hetin- of exterieur. Water kan in onderdelenvan het audiosysteem komen of onder devloerbedekking (of -matten) komen enstoringen in het elektrische systeem ver-oorzaken; bovendien kan de bodemplaathierdoor corroderen.

� Gebruik geen was of polijstmiddel bij hetreinigen van het interieur. Het dashboardof andere gelakte delen van het interieurkunnen beschadigd worden.

Vinyl bekleding

De vinyl bekleding kan gemakkelijk wordengereinigd met water waaraan wat mildezeep of mild reinigingsmiddel is toege-voegd.

Gebruik eerst de stofzuiger om het losse vuil enstof te verwijderen. Neem de bekleding daarna afmet een spons of doek en zeepsop. Laat het sopeen paar minuten op de bekleding inwerken omhet vuil los te weken en verwijder dan het vuil ende zeepresten met een schone, vochtige doek.Als het vuil nog niet geheel is verdwenen, kunt udeze procedure herhalen. Er zijn ook reinigings-middelen op schuimbasis in de handel die goedgebruikt kunnen worden. Volg de instructies vande fabrikant zorgvuldig op.

OPMERKING

Gebruik nooit oplosmiddelen, verdunner,benzine of ruitenreiniger om het interieurschoon te maken.

Vloerbedekking

Gebruik een goed reinigingsmiddel opschuimbasis om de vloerbedekking te reini-gen.

Verwijder eerst zo veel mogelijk vuil met destofzuiger. Er zijn diverse soorten reinigings-middelen op schuimbasis in de handel: in spuit-bus of als poeder of vloeistof die met watermoet worden vermengd om schuim te krijgen.Gebruik een spons of een borstel om hetschuim op de vloerbedekking aan te brengen.Wrijf met elkaar overlappende cirkels.

Voeg geen water toe. Het beste resultaat wordtverkregen door de vloerbedekking zo droogmogelijk te houden. Lees de gebruiksaanwij-zing aandachtig en volg deze stipt op.

Veiligheidsgordels

De veiligheidsgordels kunnen worden gerei-nigd met milde zeep en water of met hand-warm water.

Gebruik een doek of een spons. Controleer degordels tijdens het schoonmaken op abnormaleslijtage, rafels en scheuren.

OPMERKING

� Gebruik geen textielverf of bleekmiddelenvoor de riemen, omdat deze de sterktekunnen aantasten.

� Gebruik de gordels niet totdat deze droogzijn.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 422: Handleiding Toyota Yaris

BESCHERMING EN VERZORGING VAN DE CARROSSERIE 411

Ruiten

OPMERKING

� Maak de binnenzijde van de achterruit nietschoon met een ruitreiniger; een dergelijkmiddel kan de verwarmingsdraden of -stekkers beschadigen. Veeg de ruit voor-zichtig schoon met een doek en lauw wa-ter. Veeg de ruit schoon in dezelfde rich-ting als de verwarmingsdraden en de -stekkers.

� Maak de binnenzijde van de achterruitvoorzichtig schoon zonder de verwar-mingsdraden of de aansluitingen te be-schadigen.

Bedieningspaneel airconditioning, bedie-ningspaneel audiosysteem, dashboard, mid-denconsole, schakelaarpanelen in portierenen schakelaars

Gebruik een zachte, vochtige doek om dezedelen schoon te maken.

Dompel een schone, zachte doek onder in lauwwater, wring hem goed uit en veeg dan voor-zichtig het vuil weg.

OPMERKING

� Gebruik geen organische reinigingsmid-delen (oplosmiddelen, kerosine, alcohol,benzine, enz.), alkalische of zuurhoudendemiddelen. Deze chemicaliën veroorzakenverkleuring, vlekvorming en het loslatenvan het oppervlak.

� Als u gebruik maakt van een schoon-maak- of poetsmiddel, verzeker u er danvan dat de bovenstaande ingrediëntendaarin niet voorkomen.

� Let er bij het gebruik van een vloeibareluchtverfrisser op dat er geen vloeistofwordt gemorst op de kunststof delen inhet interieur. Het kan zijn dat de vloeistoféén of meerdere van bovenstaande be-standdelen bevat. Als er toch wat is ge-morst, maak het dan zo snel mogelijkschoon volgens de hiervoor beschrevenmethode.

Lederen bekleding

Gebruik een speciaal reinigingsmiddel voorlederen bekleding.

Breng het sop niet te royaal met een zachtedoek aan en laat het een paar minuten op debekleding inwerken om het vuil los te weken.Verwijder dan het vuil en de zeepresten gron-dig met een schone, vochtige doek.

Maak de bekleding droog met een zachte,schone doek na het reinigen of als de bekle-ding nat is geworden. Laat de lederen bekle-ding drogen in geventileerde ruimte in de scha-duw.

OPMERKING

� Als een vlek niet met een neutraal reini-gingsmiddel kan worden verwijderd, ge-bruik dan een ander reinigingsmiddel datgeen organisch oplosmiddel bevat.

� Gebruik nooit organische reinigingsmid-delen zoals benzine, alcohol, wasbenzineof iets dergelijks of alkalische of zureoplossingen om de lederen bekledingschoon te maken, aangezien deze verkleu-ring kunnen veroorzaken.

� Door het gebruik van een nylon borstel,een doek van synthetische vezels of ietsdergelijks kunnen er krassen ontstaan inhet leer.

� Op vervuilde lederen bekleding kan schim-mel ontstaan. Let er vooral op olievlekkente voorkomen. Probeer de bekleding altijdschoon te houden.

� Door langdurige blootstelling aan directzonlicht kan het leer hard worden en krim-pen. Parkeer uw auto in de schaduw, metname in de zomer.

� Leg op warme zomerdagen geen vinyl ofplastic voorwerpen of artikelen die wasbevatten op de bekleding, aangezien ze bijhoge temperaturen in het interieur aan hetleer vast blijven kleven.

� Onjuiste reiniging van de lederen bekle-ding kan verkleuring en vlekken tot gevolghebben.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 423: Handleiding Toyota Yaris

412 BESCHERMING EN VERZORGING VAN DE CARROSSERIE

Als u vragen hebt over het reinigen van uwToyota, aarzel dan niet om contact op tenemen met een Toyota-dealer of erkendereparateur, die gaarne bereid is u te helpen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 424: Handleiding Toyota Yaris

ONDERHOUD EN REPARATIE 413

Hoofdstuk 6ONDERHOUD EN REPARATIE

� Feiten betreffende onderhoud 414. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Wanneer moet uw auto worden gerepareerd? 415. . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 425: Handleiding Toyota Yaris

414 ONDERHOUD EN REPARATIE

Feiten betreffende onderhoud

Regelmatig onderhoud is essentieel.

Om uw nieuwe auto langdurig te kunnen ge-bruiken, raden wij u met klem aan uw Toyotaovereenkomstig het onderhoudsschema te la-ten onderhouden. Zie hiervoor het onderhouds-boekje en het garantieboekje. Door uw autoregelmatig te onderhouden, bent u verzekerdvan:

� een zo gunstig mogelijk brandstofverbruik

� een lange levensduur van de auto

� optimaal rijgenot

� maximale veiligheid

� maximale betrouwbaarheid

� volledige bescherming van uw garantie--aanspraken

� het voldoen aan de overheidsvoorschriften

Uw Toyota is ontworpen voor zuinig rijden envoordelig onderhoud. Veel van het vroeger ver-eiste onderhoud is niet langer of niet zo vaakmeer nodig. Zorg ervoor dat uw auto zo voor-delig mogelijk kan rijden en zo lang mogelijkkan meegaan door het onderhoudsschemanauwkeurig op te volgen.

Zie het onderhouds- en garantieboekje voorhet onderhoudsschema.

Waar naar toe voor goed onderhoud?

Om uw auto in de best mogelijke staat te hou-den, raadt Toyota u aan om alle reparaties enonderhoudswerkzaamheden te laten uitvoerendoor een Toyota--dealer of erkende reparateur.Laat door de garantie gedekte reparaties enservicewerkzaamheden uitvoeren door eenToyota--dealer of erkende reparateur, die origi-nele Toyota--onderdelen gebruikt. Er kunnenook voordelen aan zitten om niet door de ga-rantie gedekte reparaties en servicewerkzaam-heden te laten uitvoeren door een officiëleToyota--dealer of erkende reparateur, aange-zien zij gespecialiseerd zijn in Toyota--auto’s enu daarom met hun expertise kunnen helpenproblemen met uw auto op te lossen.

Uw Toyota--dealer of erkende reparateur voertalle onderhoudswerkzaamheden aan uw autobetrouwbaar en tegen zo laag mogelijke kostenuit.

Kan de bestuurder zelf onderhoud en con-troles uitvoeren?

Als u een beetje technisch inzicht en wat een-voudig gereedschap hebt, zijn veel onder-houdswerkzaamheden en reparaties zelf uit tevoeren. Hoe deze werkzaamheden dienen teworden uitgevoerd wordt op bladzijde 417 inhoofdstuk 7 nader uitgelegd.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 426: Handleiding Toyota Yaris

ONDERHOUD EN REPARATIE 415

Houd er echter rekening mee dat voorbepaalde werkzaamheden speciaalgereedschap en kennis benodigd zijn. Dit soortwerkzaamheden kunt u beter overlaten aan uwToyota--dealer of erkende reparateur. Zelfs alsu een ervaren doe--het--zelfmonteur bent,raden wij u aan om reparaties en onderhouddoor uw Toyota--dealer of erkende reparateuruit te laten voeren. Een Toyota--dealer oferkende reparateur houdt deonderhoudshistorie van uw Toyota bij, wathandig kan zijn als u ooit werkzaamhedenmoet laten uitvoeren die onder de garantievallen. Indien u de onderhoudswerkzaamhedendoor een andere dan een Toyota--dealer oferkende reparateur laat uitvoeren, raden wij uaan te vragen of de onderhoudshistorie kanworden bijgehouden.

De aanwijzing van de kilometerteller of deverstreken tijd bepaalt wanneer een onder-houdsbeurt noodzakelijk is, zoals aange-geven in het overzicht.

Rubber slangen (van het koel- , verwar-mings- , rem- en brandstofsysteem) dienendoor een Toyota-dealer of erkende repara-teur volgens het onderhoudsschema te wor-den gecontroleerd.

Dit zijn extra belangrijke onderhoudsgevoeligeonderdelen. Laat vervuilde of beschadigdeslangen onmiddellijk vervangen. Rubber slan-gen verslijten door het ouder worden, resulte-rend in zwellen, schuren of scheuren.

Wees attent op veranderingen van de presta-ties en geluiden en op zichtbare tekenen dieerop wijzen dat onderhoud noodzakelijk is. Eenpaar belangrijke aanwijzingen zijn de volgende:

� De motor hapert, pingelt of slaat over

� Een merkbaar verlies aan trekkracht

� Vreemde motorgeluiden

� Lekkage onder de auto (na gebruik van deairconditioning is waterlekkage echter nor-maal).

� Verandering in het uitlaatgeluid. Dit kan wij-zen op een zeer gevaarlijk koolmonoxide-lek. Rijd met alle ruiten open en laat het uit-laatsysteem onmiddellijk controleren.

� Abnormaal zachte banden; ongewoon veelbandengepiep bij het nemen van bochten;ongelijkmatige bandenslijtage

� De auto trekt naar één kant, terwijl u recht-uitrijdt op een vlakke weg

� Vreemde geluiden die kennelijk in verbandstaan met de bewegingen van de wielop-hanging

� Verlies van remkracht; “sponzig” aanvoe-lend rem-- of koppelingspedaal; het pedaalkan bijna tot op de vloer worden ingetrapt;scheeftrekken van de auto bij remmen

� Motortemperatuur voortdurend hoger dannormaal

Als u een van deze zaken merkt, laat dan uwauto zo snel mogelijk nakijken door eenToyota--dealer of erkende reparateur. De automoet waarschijnlijk worden afgesteld of gere-pareerd.

WAARSCHUWING

Blijf niet doorrijden wanneer u één van degenoemde verschijnselen hebt geconsta-teerd. Daardoor kan niet alleen de auto ern-stige schade oplopen, maar ook ernstig let-sel worden veroorzaakt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Wanneer moet uw auto wordengerepareerd?

Page 427: Handleiding Toyota Yaris

416 ONDERHOUD EN REPARATIE

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 428: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Inleiding 417

Hoofdstuk 7--1ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD ENCONTROLES

Inleiding

� Overzicht van de motorruimte 418. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Plaats van zekeringen 421. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Voorzorgsmaatregelen bij controles en

onderhoudswerkzaamheden 422. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Plaatsen van de krik 424. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 429: Handleiding Toyota Yaris

418 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Inleiding

1. Sproeierreservoir

2. Motoroliepeilstok

3. Draadzekeringhouder

4. Accu

5. Zekeringenkastje

6. Koelvloeistofreservoir

7. Radiateur

8. Condensor

9. Elektrische koelventilator

10. Motorolievuldop

11. Zekeringenkast (alleen auto’s met VehicleStability Control (VSC) of dagrijverlichting)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Overzicht van de motorruimte

�1KR-FE motor

Page 430: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Inleiding 419

1. Sproeierreservoir

2. Motorolievuldop

3. Draadzekeringhouder

4. Accu

5. Zekeringenkastje

6. Koelvloeistofreservoir

7. Radiateur

8. Condensor

9. Elektrische koelventilator

10. Oliepeilstok

11. Zekeringenkast (alleen auto’s met VehicleStability Control (VSC) of dagrijverlichting)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

�1NR-FE motor

Page 431: Handleiding Toyota Yaris

420 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Inleiding

1. Zekeringenkast (alleen auto’s met VehicleStability Control (VSC) of dagrijverlichting)

2. Motorolievuldop

3. Brandstoffilter

4. Draadzekeringhouder

5. Accu

6. Zekeringenkastje

7. Intercooler

8. Elektrische koelventilator

9. Condensor

10. Radiateur

11. Oliepeilstok

12. Koelvloeistofreservoir

13. Sproeierreservoir

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

�1ND-TV motor

Page 432: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Inleiding 421

Plaats van zekeringen

Reserve--zekeringen

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 433: Handleiding Toyota Yaris

422 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Inleiding

Alleen auto’s met Vehicle Stability Control(VSC) of dagrijverlichting

Als u controles en onderhoudswerkzaamhe-den uitvoert, dient u dit precies te doenzoals in dit hoofdstuk wordt beschreven.

U dient er rekening mee te houden dat on-nauwkeurige of onvolledige uitvoering van debeschreven controles en onderhoudswerk-zaamheden kan leiden tot schade aan de autoof tot letsel.

Dit hoofdstuk geeft alleen aanwijzingen voorwerkzaamheden die door de bestuurder een-voudig zijn uit te voeren. Zoals uitgelegd inhoofdstuk 6, zijn er nog steeds werkzaamhe-den die door uw dealer en met speciaal ge-reedschap dienen te worden uitgevoerd.

Wees uiterst voorzichtig als u aan uw autowerkt. Houd u aan de volgende voorzorgs-maatregelen:

WAARSCHUWING

� Houd handen, kleding en gereedschap uitde buurt van de ventilator en de aandrijf-riemen van de motor als deze draait.(Draag geen sieraden en/of een stropdasbij werkzaamheden in de motorruimte.)

� Na het rijden met de auto zal de motor-ruimte (motor, radiateur, uitlaatspruitstuk,reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof enbougiedoppen) heet zijn. Let er daarom opdat ze niet worden aangeraakt. De olie,andere vloeistoffen en de bougies kunnenook heet zijn.

� Verwijder de radiateurdop niet als de mo-tor heet is en draai ook geen aftappluggenlos. Dit om te voorkomen dat u brandwon-den oploopt.

� Laat geen brandbare voorwerpen, zoalseen stuk papier of een doek, achter in demotorruimte.

� Niet roken en geen open vuur bij brand-stof en bij de accu. De brandstof-- enaccudampen zijn licht ontvlambaar.

�Wees uiterst voorzichtig als u aan de accuwerkt. De accu bevat namelijk het giftigeen corrosieve zwavelzuur.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Voorzorgsmaatregelen bijcontroles enonderhoudswerkzaamheden

Page 434: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Inleiding 423

� Kruip niet onder uw auto wanneer dezealleen maar door de krik wordt onder-steund. Gebruik altijd speciale bokken ofgelijkwaardige steunen.

� Zorg dat de motor uit is als u in de buurtvan de elektrische koelventilatoren of deradiateur komt. Als de motor draait, kun-nen de ventilatoren automatisch ingescha-keld worden als de motortemperatuur tehoog wordt en/of als de airconditioning isingeschakeld.

� Gebruik een veiligheidsbril als u aan ofonder de auto aan het werk bent, omdat ubloot staat aan wegvliegend en vallendmateriaal, vloeistoffen, enz.

� Afgewerkte motorolie bevat schadelijkestoffen die huidaandoeningen zoals ont-steking of huidkanker kunnen veroorza-ken. Wees daarom voorzichtig en vermijdlangdurig en herhaaldelijk contact met dehuid. Verwijder afgewerkte motorolie doorgoed met water en zeep te wassen.

� Houd motorolie buiten het bereik van kin-deren.

� Voer afgewerkte motorolie en een gebruiktoliefilter op een veilige en acceptabele ma-nier af. Gooi afgewerkte motorolie en eengebruikt oliefilter nooit weg in de vuilnis-bak, in het riool of zomaar ergens. Bel uwdealer of een servicestation voor informa-tie over het innemen of recycling van afge-werkte motorolie.

�Wees voorzichtig bij het bijvullen van hetremvloeistof-- en koppelingsvloeistofre-servoir, aangezien remvloeistof gevaarlijkis voor uw handen en ogen. Als u rem-vloeistof op uw handen of in uw ogenkrijgt, spoel ze dan onmiddellijk metschoon water. Als u last blijft houden vanuw handen of ogen, raadpleeg dan uwhuisarts.

� Zorg ervoor dat de transmissie in stand Nstaat als u het motortoerental verhoogt.Wanneer het gaspedaal wordt ingetraptals de transmissie in een andere versnel-ling staat, zal de auto zich in bewegingzetten, waardoor een ongeval kan ont-staan.

OPMERKING

� De kabels van de accu en de ontstekingstaan onder (hoge) spanning of geleideneen grote stroom. Pas daarom op dat ugeen kortsluiting maakt met gereedschap.

� Gebruik alleen originele Toyota-koelvloei-stof of een gelijkwaardige hoogwaardigekoelvloeistof op basis van ethyleenglycol.“Toyota Super Long Life Coolant” is eenmengsel van 50% koelvloeistof en 50% ge-demineraliseerd water.

� Als er koelvloeistof wordt gemorst bij hetvullen, verwijder dat dan met veel water,om te voorkomen dat het de lak of onder-delen aantast.

� Zorg ervoor dat er niets door de bougiega-ten in het motorblok valt.

� Let erop dat de elektroden van de bougieselkaar niet raken.

� Gebruik alleen bougies van het aange-geven type. Het gebruik van een ander ty-pe bougie kan resulteren in motorschade,verlies van motorvermogen of radiostorin-gen.

� Vul niet te veel stuurbekrachtigingsvloei-stof bij; de stuurbekrachtiging kan daar-door beschadigd raken.

� Als er remvloeistof wordt gemorst bij hetvullen, verwijder dat dan met veel water,om te voorkomen dat het de lak of onder-delen aantast.

� Rijd niet met een verwijderd luchtfilter,omdat er dan ernstige motorschade kanontstaan. Ook kan er dan door terugslagbrand ontstaan in de motorruimte.

� Let erop dat, als de ruitenwisserbladenworden vervangen, de ruitenwissers nietworden ingeschakeld. Anders kunnenkrassen in de voorruit ontstaan.

� Controleer, voordat u de motorkap sluit, ofer geen doeken, gereedschap e.d. in demotorruimte zijn achtergebleven.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 435: Handleiding Toyota Yaris

424 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Inleiding

Plaatsen van de krik

Voorzijdevan auto

Hier niet opkrikken

Onderachterstebuitenpaneel(uitsteeksel)

Gebruik het aangegeven krikpunt als deauto met een garagekrik wordt opgekrikt.

Positie garagekrik

Voor: Subframe voorAchter: Onder achterste buitenpaneel

Steunpunt en plaats voor.

schaarkrik .

WAARSCHUWING

Belangrijke punten die u bij het opkrikken inacht moet nemen ter voorkoming van letsel:

� Volg bij het gebruik van een garagekrikaltijd de bij de krik geleverde handleiding.

� Zorg ervoor dat er zich geen lichaamsde-len bevinden onder een auto die alleendoor een krik wordt ondersteund. Maakaltijd gebruik van een garagekrik en bok-ken en plaats deze op een stevige, egaleen horizontale ondergrond. U kunt hier-door ernstige verwondingen oplopen.

� Start de motor niet en laat de motor ookniet draaien als de auto op een krik staat.

� Breng de auto op een horizontale, stevigeondergrond tot stilstand, trek de parkeer-rem stevig aan en zet de transmissie in destand E, M(1) of R (Multi--Mode Transmis-sie) of de achteruit (handgeschakeldetransmissie). Plaats, indien nodig, eenwielblok voor of achter het wiel dat zichschuin tegenover het wiel met de lekkeband bevindt.

� Verzeker u ervan dat de krikkop goed inhet kriksteunpunt aangrijpt. Als de autowordt opgekrikt, terwijl de krik niet goedis geplaatst, kan de auto beschadigd ra-ken of van de krik vallen en ernstig letselveroorzaken.

� Kruip nooit onder de auto als deze alleendoor de krik wordt ondersteund, gebruikin dat geval bokken.

� Krik de auto niet op als er zich nog ie-mand in de auto bevindt.

� Plaats bij het opkrikken van de auto nietsop of onder de garagekrik.

OPMERKING

Gebruik een krik nergens anders dan onderhet aangegeven krikpunt. Anders kan deauto beschadigd raken.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 436: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis 425

Hoofdstuk 7--2ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD ENCONTROLES

Motor en chassis

� Motoroliepeil, controle van 426. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Controle van koelvloeistofniveau 430. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Controle van radiateur, condensor en intercooler 432. . . . . . . .

� Aftappen van water uit brandstoffilter 432. . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Controle van bandenspanning 433. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Controle en vervanging van banden 434. . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Wisselen van banden 435. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Winterbanden en sneeuwkettingen 436. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Vervangen van velgen 438. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Lichtmetalen velgen, belangrijke aanwijzingen 439. . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 437: Handleiding Toyota Yaris

426 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis

Controle van motoroliepeil

Onderstemerkteken

Bovenstemerkteken

Bijvullen In orde Te veel

1KR--FE motor

Onderstemerkteken

Bovenstemerkteken

Bijvullen In orde Te veel

1NR--FE motor

Onderstemerkteken

Bovenstemerkteken

Bijvullen In orde Te veel

1ND--TV motor

Controleer het oliepeil met behulp van depeilstok bij bedrijfswarme, afgezette motor.

1. Om het juiste peil af te kunnen lezen moetde auto op een horizontale ondergrondstaan. Wacht, nadat de motor afgezet is,minstens 5 minuten om de olie de gelegen-heid te geven naar het carter terug te stro-men.

2. Trek de peilstok uit de motor en veeg dezemet een schone doek af.

3. Steek de peilstok weer in de houder en drukhem goed aan, anders krijgt u geen be-trouwbare aanwijzing.

4. Trek de peilstok er opnieuw uit en contro-leer het oliepeil terwijl u een doek onder hetuiteinde houdt.

WAARSCHUWING

Raak het hete uitlaatspruitstuk niet aan.

OPMERKING

Let erop dat er geen motorolie op onderde-len van de auto terechtkomt.

Als het oliepeil onder het onderste merkte-ken of er net boven ligt, moet u olie bijvul-len van het type zoals hierna is vermeld, ofvan hetzelfde type waarmee de motor eer-der werd gevuld.

Verwijder de olievuldop en giet beetje voorbeetje motorolie in de vulopening. Controleerhet oliepeil ondertussen steeds door middelvan de peilstok. Wij bevelen u aan om voor hetbijvullen van olie een trechter te gebruiken.

De globale hoeveelheid olie die moet wordenbijgevuld om het niveau van minimum naarmaximum op de peilstok te krijgen is als volgtvermeld:

1,5 liter

Zie “Servicespecificaties” op bladzijde 459 inhoofdstuk 8 voor meer informatie over de hoe-veelheid motorolie.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 438: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis 427

Als het oliepeil weer tussen het onderste enbovenste merkteken ligt, plaatst u de olievul-dop weer en draait u deze handvast.

OPMERKING

� Let erop dat er geen motorolie op onder-delen van de auto terechtkomt.

� Vul nooit te veel olie bij; het oliepeil magnooit boven het bovenste merkteken ko-men, aangezien de motor dan beschadigdkan raken.

� Controleer na het bijvullen het oliepeilnogmaals op de peilstok.

KEUZE MOTOROLIE

Benzinemotor—De motor is af fabriek gevuld met origineleToyota--motorolie. Toyota beveelt het gebruikvan originele Toyota--motorolie aan. Er kan ookandere motorolie van gelijkwaardige kwaliteitworden gebruikt.

Oliesoort:

0W--20, 5W--20, 5W--30 en 10W--30:API SL “Energy--Conserving”, SM “Ener-gy--Conserving” of ILSAC multigrade--mo-torolie

15W--40 en 20W--50:API SL of SM multigrade--motorolie

Aanbevolen viscositeit (SAE):

Te verwachten temperatuurbereik totde volgende verversing

aanbevolen

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 439: Handleiding Toyota Yaris

428 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis

Uw Toyota is af fabriek gevuld met motor-olie met een viscositeit van SAE 0W-20. De-ze motorolie is de beste keuze voor uw autovanwege een laag brandstofverbruik engoede starteigenschappen bij koud weer.

U kunt de viscositeit SAE 5W-30 gebruikenals SAE 0W-20 niet beschikbaar is. Dezedient echter bij de volgende verversing ver-vangen te worden door SAE 0W-20.

Bij het gebruik van motorolie met een visco-siteit van SAE 10W-30 of hoger, kan het bijextreme kou voorkomen dat de motor moei-lijk start. Daarom wordt motorolie met eenviscositeit van SAE 5W-30 of lagere visco-siteit aanbevolen.

Het gedeelte 0W geeft aan dat de olie ervoorzorgt dat de motor goed start bij koud weer.Olie met een lage waarde voor de W zorgt datde motor goed start bij koud weer.

De 20 in 0W--20 geeft de viscositeit weer wan-neer de olie op bedrijfstemperatuur is. Olie meteen hogere viscositeit is mogelijk beter ge-schikt wanneer met hoge snelheden of metveel belading wordt gereden.

Merktekens oliekwaliteit

Let er bij het aanschaffen van motorolie op often minste één van beide bovenstaande sym-bolen op de verpakking is gedrukt.

API- symbool

Bovenste deel: Geeft de kwaliteit van de mo-torolie aan door middel van een afkorting zoalsSM. Deze aanduiding is vastgesteld door API(American Petroleum Institute)Middelste deel: Geeft de viscositeit aan (SAE0W--20)Onderste deel: “Energy--Conserving” staatvoor brandstofbesparende eigenschappen.

ILSAC-symbool

Het ILSAC--symbool (International LubricantStandardization and Approval Committee) staataltijd op de voorzijde van de verpakking.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 440: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis 429

Dieselmotor—

De motor is af fabriek gevuld met origineleToyota--motorolie. Toyota beveelt het gebruikvan originele Toyota--motorolie aan. Er kan ookandere motorolie van gelijkwaardige kwaliteitworden gebruikt.

Oliesoort:

Dieselmotor zonder roetfilter—

ACEA C2, B1, API CF--4 of CF(U mag ook API CE of CD gebruiken.)

Dieselmotor met roetfilter—

ACEA C2

OPMERKING

Gebruik van een andere motorolie dan ACEAC2 kan de katalysator beschadigen.

Aanbevolen viscositeit (SAE):

Dieselmotor zonder roetfilter—

Te verwachten temperatuurbereik totde volgende verversing.

aanbevolen

Uw Toyota is af fabriek gevuld met motor-olie met een viscositeit van SAE 0W-30. De-ze motorolie is de beste keuze voor uw autovanwege een laag brandstofverbruik engoede starteigenschappen bij koud weer.

Bij het gebruik van motorolie met een visco-siteit van SAE 10W-30 of hoger, kan het bijextreme kou voorkomen dat de motor moei-lijk start. Daarom wordt motorolie met eenviscositeit van SAE 5W-30 of 0W-30 aanbe-volen.

Het gedeelte 0W geeft aan dat de olie ervoorzorgt dat de motor goed start bij koud weer.Olie met een lage waarde voor de W zorgt datde motor goed start bij koud weer.

De 30 in 0W--30 geeft de viscositeit weer wan-neer de olie op bedrijfstemperatuur is. Olie meteen hogere viscositeit is mogelijk beter ge-schikt wanneer met hoge snelheden of metveel belading wordt gereden.

Dieselmotor met roetfilter—

Te verwachten temperatuurbereik tot devolgende verversing.

aanbevolen

Uw Toyota is af fabriek gevuld met motor-olie met een viscositeit van SAE 0W-30. De-ze motorolie is de beste keuze voor uw autovanwege een laag brandstofverbruik engoede starteigenschappen bij koud weer.

Het gedeelte 0W geeft aan dat de olie ervoorzorgt dat de motor goed start bij koud weer.Olie met een lage waarde voor de W zorgt datde motor goed start bij koud weer.

De 30 in 0W--30 geeft de viscositeit weer wan-neer de olie op bedrijfstemperatuur is. Olie meteen hogere viscositeit is mogelijk beter ge-schikt wanneer met hoge snelheden of metveel belading wordt gereden.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 441: Handleiding Toyota Yaris

430 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis

Gebruik voor de beste prestaties origineleToyota--motorolie of een gelijkwaardige motor-olie.Neem contact op met uw Toyota--dealer of er-kende reparateur voor meer informatie overoriginele Toyota--motorolie. Er kan ook anderemotorolie van gelijkwaardige kwaliteit wordengebruikt.

Controleer het koelvloeistofniveau in hetdoorschijnende reservoir. Het koelvloeistof-niveau is correct als het zich tussen destreepjes FULL en LOW bevindt. Vul koel-vloeistof bij als het niveau te laag is. (Zie“Selectie van koelvloeistof” hierna voormeer informatie over het type koelvloeistof.)

Het koelvloeistofniveau in het reservoir (expan-sietankje) zal met de motortemperatuur va-riëren. Als het niveau zich echter op of onderhet onderste streepje (LOW) bevindt, moetkoelvloeistof worden bijgevuld. Vul bij tot aanhet FULL--streepje.

Als het koelvloeistofniveau korte tijd na het bij-vullen weer is gezakt, is er misschien een lekin het koelsysteem. Controleer de radiateur, deslangen, de dop van het expansietankje, deradiateurdop, de aftapkraan en de waterpomp.

Als u geen lekkage kunt vinden, laat dan eenToyota--dealer of erkende reparateur de drukop de dop controleren en controleren op lekka-ges in het koelsysteem.

WAARSCHUWING

Verwijder de radiateurdop nooit als de motornog heet is, om te voorkomen dat u brand-wonden oploopt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Controle van koelvloeistofniveau

Page 442: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis 431

Selectie van koelvloeistof

Het gebruik van de verkeerde koelvloeistof kanleiden tot beschadiging van het koelsysteem.

Gebruik alleen originele Toyota--koelvloeistof ofeen gelijkwaardige hoogwaardige koelvloeistofop basis van ethyleenglycol. (Long--life koel-vloeistof is een combinatie van fosfaatarme enorganische zuren.)

“Toyota Super Long Life Coolant” is een meng-sel van 50% koelvloeistof en 50% gedeminera-liseerd water. Deze koelvloeistof biedt bescher-ming tot ongeveer --35�C.

OPMERKING

Gebruik geen kraanwater.

Toyota adviseert Toyota Super Long LifeCoolant, dat onder normale omstandighedencorrosie en problemen in het koelsysteemvoorkomt. Originele Toyota--koelvloeistof isgemaakt op basis van organische zuren en isspeciaal ontwikkeld om defecten aan hetkoelsysteem van Toyota’s te voorkomen.

Neem voor meer informatie contact op met eenToyota--dealer of erkende reparateur.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 443: Handleiding Toyota Yaris

432 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis

Als een van bovenstaande onderdelen extreemvuil is of als u niet zeker bent van de staat er-van, laat dan uw auto nakijken door eenToyota--dealer of erkende reparateur.

WAARSCHUWING

Wees er om brandwonden te voorkomen opattent dat de radiateur, de condensor en deintercooler na het rijden nog warm kunnenzijn.

OPMERKING

Laat om beschadigingen te voorkomen werk-zaamheden aan de radiateur, de condensoren de intercooler uitvoeren door uw Toyota-dealer of erkende reparateur.

Indien het waarschuwingslampje op hetdashboard aangeeft dat er te veel water inhet brandstoffilter zit, moet dit onmiddellijkworden afgetapt.

Plaats een klein bakje onder de aftapplug omhet water in op te vangen.

1. Draai de aftapplug 2 -- 2,5 slag linksom loszoals hierboven is afgebeeld. (Als u de af-tapplug meer slagen losdraait, zal het waterook om de plug heen sijpelen.)

2. Beweeg de pompknop tot er brandstof uitde aftapplug komt.

Draai na het aftappen de aftapplug weer metde hand vast. Gebruik geen gereedschap.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Controle van radiateur,condensor en intercooler

Aftappen van water uitbrandstoffilter (dieselmotor)

Page 444: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis 433

Houd de bandenspanning op de juiste waar-de.

Zie bladzijde 463 in hoofdstuk 8 voor de juistebandenspanning (bij koude banden).

Het is aan te bevelen de bandenspanning eensper twee weken of ten minste eenmaal permaand te controleren. Vergeet het reservewielniet!

Een onjuiste bandenspanning kan leiden totonnodig brandstofverbruik, vermindering vanhet rijcomfort, een kortere levensduur van debanden en een minder veilige auto.

Als een band vaak moet worden opgepompt,laat deze dan controleren door een Toyota--dealer of erkende reparateur.

Neem de volgende aanwijzingen ter contro-le van de bandenspanning in acht:

� Controleer de spanning van de bandenuitsluitend als deze koud zijn. Als uwauto ten minste 3 uur heeft stilgestaan endaarna niet meer dan 1,5 km heeft gereden,kunt u de bandenspanning voor koude ban-den correct aflezen.

� Gebruik altijd een bandenspanningsme-ter. Het uiterlijk van de banden kan mislei-dend zijn. Bovendien kunnen banden waar-van de spanning enkele tienden van devoorgeschreven waarde afwijkt, toch al destuur-- en rijeigenschappen negatief beïn-vloeden.

� Laat na het rijden geen lucht uit de ban-den lopen om de spanning te verlagen.Het is normaal dat de spanning van eenband na een rit opgelopen is.

� Vergeet niet de dopjes weer op de ven-tielen aan te brengen. Zonder de ventiel-dopjes kan er vuil en vocht in het inwendigevan de ventielen doordringen. Hierdoor kande afdichting in gevaar komen. Vervangkwijtgeraakte dopjes daarom zo spoedigmogelijk.

WAARSCHUWING

Houd de bandenspanning op de juiste waar-de. Anders kunnen zich de volgende om-standigheden voordoen, die kunnen leidentot ongevallen en letsel.

Te lage bandenspanning:

� Overmatige slijtage

� Ongelijkmatige slijtage

� Slecht rijgedrag

� Kans op een klapband door oververhittingvan de band

� Slechte afdichting van de band op de velg

�Wielvervorming en/of loslating van deband

� Een grotere kans op beschadiging van deband door voorwerpen op het wegdek

Te hoge bandenspanning:

� Slecht rijgedrag

� Overmatige slijtage

� Ongelijkmatige slijtage

� Een grotere kans op beschadiging van deband door op de weg liggende objecten

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Controle van bandenspanning

Page 445: Handleiding Toyota Yaris

434 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis

Controle en vervanging vanbanden

Slijtage--indicator

CONTROLEREN VAN BANDEN

Controleer of de slijtage- indicatoren zicht-baar zijn in het loopvlak van de band. Ver-vang de banden als dat het geval is. Deplaats van de slijtage- indicatoren wordtaangegeven met de tekst TWI of de indicatie∆ op de wang van de band.

De banden waarmee uw Toyota wordt afgele-verd, zijn voorzien van slijtage--indicatoren, dieaangeven wanneer uw banden moeten wordenvervangen. Wanneer de profieldiepte minderwordt dan 1,6 mm, worden de slijtage--indicato-ren zichtbaar. Als ze zichtbaar zijn in twee ofmeer groeven naast elkaar, moet de band wor-den vervangen. Hoe minder diep het profiel is,des te groter is de kans om te slippen.

De efficiëntie van winterbanden gaat verlo-ren als de profieldiepte minder wordt dan 4mm.

Controleer de banden regelmatig op be-schadigingen, zoals insnijdingen, scheuren,barsten of bulten. Laat banden vervangen ofrepareren als u dergelijke onregelmatighe-den vindt.

Als een band vaak leegloopt of niet goed kanworden gerepareerd vanwege de grootte ofplaats van de beschadiging, dient hij te wordenvervangen. Neem contact op met een Toyota--dealer of erkende reparateur als u er niet zekervan bent.

Rijd niet verder als er tijdens het rijden lucht-verlies optreedt. Zelfs als u slechts een kleinstukje doorrijdt, kan de band onherstelbaar be-schadigd raken.

Banden die ouder zijn dan 6 jaar moetenaltijd door gekwalificeerd werkplaatsperso-neel worden gecontroleerd, zelfs als de ban-den niet beschadigd lijken te zijn.

Banden verouderen zelfs als ze niet of nauwe-lijks zijn gebruikt.

Dit geldt ook voor het reservewiel en voor ban-den die voor toekomstig gebruik zijn opgesla-gen.

VERVANGEN VAN BANDEN

Kies bij het vervangen een band met dezelf-de bandenmaat, van hetzelfde type en metminimaal hetzelfde draagvermogen als deaf- fabriek gemonteerde banden.

Het gebruik van een band met een anderemaat of van een ander type kan de rijeigen-schappen, het comfort, de aanwijzing van desnelheidsmeter en de kilometerteller, de grond-speling en de speling tussen de carrosserie ende banden of de sneeuwketting beïnvloeden.

WAARSCHUWING

Houd u aan de volgende instructies. Anderskan er een ongeval ontstaan, resulterend inernstig letsel.

� Gebruik geen radiaalbanden in combinatiemet diagonaalbanden omdat een dergelij-ke combinatie de handelbaarheid van deauto in negatieve zin beïnvloedt.

� Gebruik alleen de door de fabrikant aanbe-volen maat banden. Een andere maat kanleiden tot gevaarlijke stuureigenschappenen resulteren in een slechtere controleover de auto.

� Gebruik geen banden van verschillendemerken of bandenmaten, of met verschil-lende profielen door elkaar. Gebruik ookgeen banden met duidelijk verschillendeslijtagepatronen. Anders kunnen gevaarlij-ke rijeigenschappen ontstaan, waardoor ude controle over de auto verliest.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 446: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis 435

Gebruik nooit gebruikte banden onder uwToyota.

U loopt extra risico als u banden gebruikt waar-van het verleden onbekend is.

Toyota raadt aan om alle banden, of tenminste beide voor- of achterbanden tegelijkals één set te vervangen.

Zie “Als de auto een lekke band heeft” op blad-zijde 370 in hoofdstuk 4 voor het verwisselenvan wielen.

Als een band wordt vervangen, moet hetwiel altijd worden gebalanceerd.

Een wiel dat niet is gebalanceerd, kan de rij-eigenschappen en de levensduur beïnvloeden.Door normaal gebruik kunnen wielen uit balansraken; laat de wielen regelmatig balanceren.

Als een tubeless band (zonder binnenband)wordt vervangen, moet ook het ventiel dooreen nieuw ventiel worden vervangen.

Wisselen van banden

Auto’s met een reserveband van een andertype of auto’s met een bandenreparatieset

Auto’s met een reserveband van hetzelfde ty-pe

Toyota beveelt aan om de banden ongeveerelke 10.000 km van plaats te wisselen omeen gelijkmatig slijtagepatroon en een lan-gere levensduur van de banden te verkrij-gen. Pas dit schema aan de hand van rijge-woonten en soort wegdek aan.

Zie “Als de auto een lekke band heeft” op blad-zijde 370 in hoofdstuk 4 voor het verwisselenvan wielen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 447: Handleiding Toyota Yaris

436 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis

Controleer bij het wisselen de banden op onge-lijkmatige slijtage en beschadigingen. Abnor-male slijtage wordt meestal veroorzaakt dooreen verkeerde bandenspanning, slechte wiel-uitlijning, niet--uitgebalanceerde wielen of rem-men met blokkerende wielen.

WAARSCHUWING

Bij het wisselen van banden mag nooit hetcompacte reservewiel inbegrepen worden.Dit is alleen bedoeld voor tijdelijk gebruik.

GEBRUIK VAN WINTERBANDEN ENSNEEUWKETTINGEN

Voor het rijden op wegen die met sneeuw ofijs zijn bedekt, is het gebruik van winterban-den of sneeuwkettingen aan te bevelen.

Op een droog of nat wegdek bieden de stan-daard gemonteerde banden echter een beteregrip.

KEUZE VAN WINTERBANDEN

Kies een winterband met dezelfde banden-maat, van hetzelfde type en met hetzelfdedraagvermogen als de oorspronkelijkeband.

Gebruik geen andere banden. Het gebruik vanspijkerbanden is gebonden aan wettelijke re-gels.

WAARSCHUWING

Gebruik alleen de door de fabrikant aanbe-volen maat winterbanden. Een andere maatkan leiden tot gevaarlijke stuureigenschap-pen en resulteren in een slechtere controleover de auto. Anders kan er een ongevalontstaan, resulterend in ernstig letsel.

MONTEREN VAN WINTERBANDEN

Winterbanden dienen op alle wielen te wor-den gemonteerd.

Door alleen op de voor-- of achterwielen winter-banden te plaatsen kan er een groot verschil ingrip ontstaan tussen de voor-- en achterwielenwaardoor u de controle over de auto kunt ver-liezen.

Bewaar verwijderde banden op een koele dro-ge plaats.

Geef de draairichting aan en let erop dat dezena het monteren weer hetzelfde is als vóór hetverwijderen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Winterbanden ensneeuwkettingen

Page 448: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis 437

WAARSCHUWING

� Rijd niet met de auto als de bandenspan-ning van de winterbanden niet goed is.

� Overschrijd de toegestane maximum snel-heid van de winterbanden en de snelheidop de desbetreffende weg niet.

Zijketting

Dwarsketting

KEUZE VAN SNEEUWKETTINGEN

Gebruik de volgende typen sneeuwkettin-gen met de juiste maat voor de wielen.

A Diameter van schakel zijketting:4 mm

B Diameter van schakel dwarsketting:5 mm

Voorschriften met betrekking tot het gebruikvan sneeuwkettingen verschillen per locatieof type weg. Volg voor het monteren vansneeuwkettingen altijd de plaatselijke voor-schriften.

OPMERKING

Als de verkeerde combinatie van band enketting wordt gebruikt, kunnen de kettingende carrosserie beschadigen.

PLAATSEN VAN SNEEUWKETTINGEN

Plaats de sneeuwkettingen zo strak moge-lijk om de voorwielen. Gebruik geensneeuwkettingen om de achterwielen. Zetde sneeuwkettingen na 0,5 - 1,0 km op-nieuw vast.

Volg de voorschriften van de fabrikant van desneeuwkettingen zorgvuldig op.

Verwijder de wieldoppen (indien aanwezig) al-vorens de sneeuwkettingen te monteren, ombeschadiging van de wieldoppen te voorko-men.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 449: Handleiding Toyota Yaris

438 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis

WAARSCHUWING

� Rijd niet met een hogere snelheid dan diede fabrikant van de sneeuwkettingen aan-geeft, maar maximaal 50 km/h.

� Rijd voorzichtig, ontwijk oneffenheden enkuilen en probeer het maken van scherpebochten te voorkomen. Anders kan deauto gaan stuiteren.

� Voorkom het maken van scherpe bochtenen remmen met geblokkeerde wielen; doorhet gebruik van sneeuwkettingen wordende rijeigenschappen negatief beïnvloed.

� Rijd voorzichtig wanneer u sneeuwkettin-gen hebt gemonteerd. Minder voor eenbocht vaart om te voorkomen dat u decontrole over de auto verliest. Anders kaner een ongeval ontstaan.

OPMERKING

Probeer geen sneeuwketting om een com-pact reservewiel te monteren. Dit kan be-schadigingen aan de auto en aan de bandveroorzaken.

Vervangen van velgen

WANNEER DIENEN VELGEN TE WORDENVERVANGEN

Vervang de velg als deze beschadigingen,zoals verbuigingen of scheuren vertoont oferg gecorrodeerd is.

Als een beschadigde velg niet wordt vervan-gen, kan de band van de velg raken of kan deauto moeilijk beheersbaar worden.

KEUZE VAN VELG

Let er bij het vervangen van een velg op datdeze hetzelfde draagvermogen, dezelfdediameter, velgbreedte en inset∗ heeft.

De juiste vervangende velgen zijn verkrijgbaarbij uw Toyota--dealer of erkende reparateur.∗: Normaal gesproken aangeduid met “offset”.

Een velg van een afwijkende maat of van eenander type kan de rijeigenschappen, de levens-duur van de velg en het wiellager, de koelingvan de remmen, de aanwijzing van de snel-heidsmeter en de kilometerteller, het remver-mogen, de koplampafstelling, de bumperhoog-te, de grondspeling en de speling tussen deband of de sneeuwketting en de carrosserie ofhet chassis negatief beïnvloeden.

Het vervangen van velgen door gebruikte vel-gen is niet aan te bevelen, omdat er ruw meeomgegaan kan zijn of omdat er veel mee gere-den kan zijn en ze zonder waarschuwing kapotkunnen gaan. Verbogen velgen die hersteldzijn, kunnen structurele schade hebben en mo-gen daarom niet meer worden gebruikt. Ge-bruik nooit een binnenband bij een poreuzevelg die ontworpen is voor een tubeless band.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 450: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis 439

WAARSCHUWING

� Gebruik alleen de door de fabrikant aanbe-volen maat wielen. Een andere maat kanleiden tot gevaarlijke stuureigenschappenen resulteren in een slechtere controleover de auto. Anders kan er een ongevalontstaan, resulterend in ernstig letsel.

� Plaats de wielmoeren met de conischekant naar het wiel gericht. Zie “Monterenvan de wielmoeren” op bladzijde 394 inhoofdstuk 4.

Belangrijke aanwijzingen voorlichtmetalen velgen

� Controleer wanneer u lichtmetalen velgenmonteert na de eerste 1.600 km rijden of dewielmoeren nog goed vastzitten.

� Doe dit ook telkens als een wiel is verwis-seld, een band is gerepareerd of is vervan-gen.

� Pas op dat lichtmetalen velgen niet wordenbeschadigd als u sneeuwkettingen gebruikt.

� Toyota raadt u aan de Toyota--wielmoerenen Toyota--wielmoersleutel te gebruiken bijuw lichtmetalen velgen. Er kunnen ook an-dere moeren en sleutels van gelijkwaardigekwaliteit worden gebruikt.

� Toyota raadt u aan voor het balanceren vande wielen originele Toyota--balansgewichtente gebruiken. Er kunnen ook andere balans-gewichten worden gebruikt.

� Controleer net als bij stalen velgen uw licht-metalen velgen regelmatig op beschadigin-gen. Beschadigde velgen dienen direct teworden vervangen.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 451: Handleiding Toyota Yaris

440 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Motor en chassis

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 452: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Elektrische onderdelen 441

Hoofdstuk 7--3ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD ENCONTROLES

Elektrische onderdelen

� Controleren van de accu 442. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Voorzorgsmaatregelen bij het opladen van de accu 445. . . . . . . . .

� Controleren en vervangen van zekeringen 445. . . . . . . . . . . . . . . . .

� Bijvullen van het sproeierreservoir 447. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Vervangen van gloeilampen 447. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 453: Handleiding Toyota Yaris

442 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Elektrische onderdelen

WAARSCHUWING

VOORZORGSMAATREGELEN

In de accu ontstaat het licht ontvlambare enexplosieve waterstof.

� Veroorzaak geen vonken met gereed-schap.

� Rook nooit en steek nooit een lucifer ofeen aansteker aan bij de accu.

Elektrolyt bevat het giftige en corrosievezwavelzuur.

� Voorkom dat ogen, huid of kleren in con-tact komen met de elektrolyt.

� Slik nooit elektrolyt in.

� Gebruik een veiligheidsbril als u bij deaccu bezig bent.

� Laat kinderen niet in de buurt spelen als umet de accu bezig bent.

NOODMAATREGELEN

� Spoel de ogen minstens 15 minuten als erelektrolyt in komt en schakel direct medi-sche hulp in. Blijf zo mogelijk water op deogen deppen met een spons of doek, ter-wijl u naar een arts of het ziekenhuis gaat.

� Als u elektrolyt op de huid krijgt, wast ude desbetreffende plaats zeer grondig. Alshet pijn doet of brandt, roept u meteenmedische hulp in.

� Als u elektrolyt op uw kleding krijgt, kanhet erdoorheen op de huid komen. Trek dekleding waar het op gekomen is uit enhandel indien nodig zoals hierboven be-schreven.

� Als u per ongeluk elektrolyt inslikt, moet uveel water of melk drinken. Drink danmagnesiummelk, geklopt rauw ei of plan-taardige olie. Roep meteen medische hulpin.

De betekenis van de waarschuwingssymbo-len aan de bovenzijde van de accu is alsvolgt:

Niet roken, geen open vuur,geen vonken

Draag een veiligheidsbril

Buiten bereik van kinderenhouden

Accuzuur

Lees de gebruiksaanwijzing

Explosief gas

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Controle van de accu——Voorzorgsmaatregelen

Page 454: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Elektrische onderdelen 443

—Controle van de buitenkant vande accu

Klembeugel

Accupolen

Massakabel

Verwijder voor het controleren eerst de af-dekkap. (Zie “(d) Hulpstart” op bladzijde362 in hoofdstuk 4.)

Controleer de accu op gecorrodeerde ofloszittende klemmen, scheuren en een los-zittende bevestigingsbeugel.

a. Als er op de accu een witte, poedervormigeafzetting voorkomt, kunt u deze met warmwater en wat soda afwassen. Smeer de ac-cupolen en --klemmen in met zuurvrije va-seline om verdere corrosie tegen te gaan.

b. Draai de moeren wat verder aan als de accu-klemmen loszitten, maar draai ze niet te vast.

c. Draai de bouten/moeren van de klembeugelniet verder aan dan nodig is om de accustevig op zijn plaats te houden. De accubakkan beschadigd raken als de bouten/moe-ren te vast worden aangedraaid.

OPMERKING

� Zet de motor af en schakel alle stroomver-bruikers uit voordat er onderhoudswerk-zaamheden aan een accu worden uitge-voerd of een accu wordt opgeladen.

� De massakabel (-) moet altijd het eersteworden losgemaakt en als laatste weer wor-den vastgemaakt.

� Pas op dat u met het gereedschap geenkortsluiting maakt.

� Behalve bij onderhoudsvrije accu’s dient uervoor te zorgen dat het schoonmaakmiddeldat u gebruikt niet in de accu kan komen.

—Controleren van deaccuvloeistof

Bovenste lijn

Onderste lijn

CONTROLE MET BEHULP VAN NIVEAULIJ-NEN

Het niveau van de accuvloeistof (elektrolyt)moet tussen de bovenste en de onderste lijnliggen.

Kijk bij het controleren van het niveau naar allezes de cellen, niet naar slechts een of twee.

Vul gedestilleerd water bij als het niveau telaag is. (Zie BIJVULLEN VAN GEDESTIL-LEERD WATER op bladzijde 444.)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 455: Handleiding Toyota Yaris

444 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Elektrische onderdelen

Groen

Type A

Donker

Helder oflichtgeel

Type B

Blauw Wit Rood

CONTROLE MET BEHULP VAN DE INDICA-TOR(auto’s met accu- indicator)

Controleer de toestand van de accuvloeistofmet behulp van de conditie- indicatie aan debovenzijde.

KleurToestand

Type A Type BToestand

Groen Blauw Goed

Donker Wit

Onvoldoendeopgeladen. Laat deaccu controlerendoor eenToyota--dealer oferkende reparateur.

Helder oflichtgeel

Rood Vul gedestilleerd wa-ter bij∗

∗: Zie “Bijvullen van gedestilleerd water” opbladzijde 444.

Laag In orde

BIJVULLEN VAN GEDESTILLEERD WATER

1. Verwijder de vuldoppen.

2. Vul gedestilleerd water bij in de cellen waar-in het niveau te laag is.

Als de zijkant van de accu niet zichtbaar is,kan het niveau van de accuvloeistof wordengecontroleerd door van bovenaf recht in de vul-openingen te kijken.

3. Draai de vuldoppen na het bijvullen van deaccu weer vast.

OPMERKING

Vul niet te veel gedestilleerd water bij. An-ders kan er bij intensief laden accuvloeistofuit de accu treden, waardoor corrosie en be-schadigingen kunnen worden veroorzaakt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 456: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Elektrische onderdelen 445

Voorzorgsmaatregelen bij hetopladen van de accu

Tijdens het opladen wordt er in de accu wa-terstofgas opgewekt.

Voer daarom vóór het laden de volgende han-delingen uit:

1. Neem de massakabel los als de bij te ladenaccu zich in een auto bevindt.

2. Controleer of de schakelaar van de accula-der uit staat als de kabels van de acculaderworden aangesloten op of losgenomen vande accu.

WAARSCHUWING

Laad de accu altijd op in een open ruimte.Laad de accu niet bij in een garage of in eenafgesloten ruimte waar onvoldoende ventila-tie is.

OPMERKING

Probeer de accu nooit bij te laden bij draai-ende motor. Controleer ook of alle accessoi-res zijn uitgeschakeld.

Controleren en vervangen vanzekeringen

Goed Defect

Type A

Goed Defect

Type B

Goed Defect

Type C

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 457: Handleiding Toyota Yaris

446 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Elektrische onderdelen

Controleer de zekeringen wanneer één vande lampen of een andere stroomverbruikerniet werkt. Als een zekering is doorgebrand,dient deze te worden vervangen.

Zie “Plaats van zekeringen” op bladzijde 421 inhoofdstuk 7--1 voor de plaats van de zekerin-gen.

Auto’s zonder Smart entry- systeem enstartknop: Zet het contact en de niet-wer-kende stroomverbruiker uit. Trek de ver-dachte zekering recht uit de zekeringenkasten controleer hem.

Auto’s met Smart entry- systeem en start-knop: Zet de startknop en de niet-werkendestroomverbruiker uit. Trek de verdachte ze-kering recht uit de zekeringenkast en con-troleer hem.

Stel vast welke zekering verantwoordelijk kanzijn voor de storing. Op het deksel van het ze-keringenkastje is aangegeven welk circuit doorwelke zekering wordt beveiligd. Raadpleeg in-dien nodig bladzijde 464 in hoofdstuk 8 waarinalle stroomverbruikers per circuit worden opge-somd.

Zekeringen van het type A moeten met de ze-keringtrekker eruit worden getrokken. Deplaats van de zekeringtrekker is aangegeven inde afbeelding.

Als u er niet zeker van bent of de zekering isdoorgebrand, kunt u de verdachte zekeringvervangen door een zekering waarvan u zekerweet dat dat een goede is.

Als de zekering is doorgebrand, druk daneen nieuwe in de houder.

Monteer uitsluitend een zekering voor dezelfdestroomsterkte zoals vermeld is op het dekselvan het zekeringenkastje.

Mocht u onverhoopt niet over een reservezeke-ring beschikken, dan kunt u desnoods de A/C--zekering gebruiken, mits de stroomsterkte niethoger is dan die van de defecte zekering.

Als u geen zekering bij de hand hebt die ge-schikt is voor dezelfde stroomsterkte, kunt ueen zekering gebruiken voor een lagerestroomsterkte. Gebruik dan wel een zekeringwaarvan de stroomsterkte zo dicht mogelijk bijdie van de defecte zekering ligt. Een zekeringvoor een lagere stroomsterkte kan eveneensdoorslaan, maar dat hoeft niet te betekenen dathet desbetreffende circuit defect is. Zorg zosnel mogelijk voor een nieuwe zekering enbreng de vervangende zekering weer op deoorspronkelijke plaats aan.

Het is verstandig om een doosje met reserve-zekeringen in de auto te hebben.

Als de nieuwe zekering direct doorslaat, is hetdoor deze zekering beveiligde circuit defect.Laat het circuit zo snel mogelijk repareren dooreen Toyota--dealer of erkende reparateur.

WAARSCHUWING

Monteer nooit een zekering voor een hogerestroomsterkte of één of ander stukje metaal.Hierdoor kan aanzienlijke schade en moge-lijk zelfs brand ontstaan.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 458: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Elektrische onderdelen 447

Bijvullen van het sproeierreservoir

Als een sproeier niet werkt, is het sproeier-reservoir mogelijk leeg. Vul bij met specialeruitensproeiervloeistof.

U kunt schoon water gebruiken als er onver-hoopt geen speciale vloeistof verkrijgbaar is.Bij vriezend weer moet er speciale ruiten-sproeiervloeistof worden gebruikt die niet kanbevriezen. Dit product is verkrijgbaar bij uwToyota--dealer en bij de meeste autoshops.Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor de juis-te mengverhouding met water.

OPMERKING

Gebruik geen motorantivries of enig andervervangingsmiddel, omdat daardoor de lakvan uw auto kan worden aangetast.

Vervangen van gloeilampen—

De volgende afbeeldingen maken duidelijk hoede gloeilampen bereikt kunnen worden. Zet hetcontact UIT wanneer u een gloeilamp vervangt.Monteer alleen gloeilampen van hetzelfde ver-mogen. Het juiste vermogen is in de tabel hier-onder weergegeven.

De remlichten en het derde remlicht bestaan uiteen serie LED’s. Laat een defecte LED vervan-gen door een Toyota--dealer of erkende repara-teur.

Als er twee of meer LED’s in een remlicht door-gebrand zijn, voldoet uw auto misschien nietmeer aan de wettelijke voorschriften (ECE).

WAARSCHUWING

� Vervang de gloeilampen niet als deze nogheet zijn, om te voorkomen dat u zichbrandt.

� In halogeenlampen bevindt zich gas onderdruk. Deze lampen moeten dan ook voor-zichtig worden behandeld. Ze kunnenscheuren of uit elkaar spatten als er kras-sen op komen of als ze vallen. Houd eenhalogeenlamp alleen vast bij de metalen ofkunststof lampvoet. Raak het glas niet metblote handen aan.

OPMERKING

Gebruik uitsluitend een gloeilamp van hetaangegeven type.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 459: Handleiding Toyota Yaris

448 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Elektrische onderdelen

De glazen van de verlichting van de auto, zoalsde koplampglazen, kunnen tijdelijk beslaan alsze door de regen of in een wasstraat nat zijngeworden. Dat is geen probleem omdat decondensvorming het gevolg is van het tempe-ratuurverschil tussen de binnenzijde en de bui-tenzijde van de lens, net zoals een voorruit be-slaat als het regent. Als er echter een grotedruppel water op de binnenzijde van het lamp-glas zit, of als er water in de lamp staat, neemdan contact op met een Toyota--dealer of er-kende reparateur.

Gloeilampen W Type

Koplampen 60/55 A

Mistlampen vóór 55 B

Parkeerlichten 5 E

Richtingaanwijzers vóór 21 D

Richtingaanwijzers opzij 5 F∗

Richtingaanwijzers achter 21 D

Achterlichten 5 E

Achteruitrijlicht 21 C

Mistachterlicht 21 C

Kentekenplaatverlichting 5 E

Leeslampjes 8 E

Interieurverlichting 8 G

Bagageruimteverlichting 5 G

∗: De richtingaanwijzers opzij moeten in hungeheel worden vervangen.

A: H4 halogeenlampenB: H11 halogeenlampenC: Bol-- of peervormige lampjesD: Bol-- of peervormige lampjes (amber)E: GlassokkellampenF: Glassokkellampen (amber)G: Buislampjes

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 460: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Elektrische onderdelen 449

—Koplampen

1. Open de motorkap. Neem de stekker los.Verwijder de rubber kap.

Als de stekker klemt, kunt u hem bij het los-trekken iets heen en weer bewegen.

2. Neem de klemveer los en verwijder delamp. Plaats een nieuwe lamp en deklemveer.

Breng bij het plaatsen van een nieuw lampje denokken hiervan in lijn met de uitsparingen in dereflector.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 461: Handleiding Toyota Yaris

450 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Elektrische onderdelen

3. Plaats de rubber kap zoals aangegevenen schuif deze over de rand van hetlamphuis. Sluit de stekker aan.

Zorg ervoor dat de rubber kap goed op hetlamphuis en de stekker aansluit.

De koplampen hoeven niet opnieuw te wordenafgesteld na het vervangen van een gloeilamp.Als ze wel moeten worden afgesteld, neem dancontact op met een Toyota--dealer of erkendereparateur.

—Mistlampen vóór

Kruiskopschroef: Gebruik een kruiskop-schroevendraaier.

Verwijder de clips zoals in de volgendeafbeeldingen wordt aangegeven.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 462: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Elektrische onderdelen 451

Verwijderen van clips

Plaatsen van clips

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 463: Handleiding Toyota Yaris

452 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Elektrische onderdelen

—Parkeerlichten —Richtingaanwijzers vóór

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 464: Handleiding Toyota Yaris

ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Elektrische onderdelen 453

—Richtingaanwijzers opzij

Neem contact op met uw Toyota-dealer alsde gloeilamp van de richtingaanwijzer linksof recht opzij doorbrandt.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Achterlichten, richtingaan--wijzers achter, achteruitrijlichtenen mistachterlichten

Page 465: Handleiding Toyota Yaris

454 ZELF UIT TE VOEREN ONDERHOUD EN CONTROLES: Elektrische onderdelen

a: Achterlicht

b: Richtingaanwijzer achter

c: Mistachterlicht (alleen bestuurderszij-de) en/of achteruitrijlicht

Gebruik een sleufkopschroevendraaier.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

—Kentekenplaatverlichting

Page 466: Handleiding Toyota Yaris

SPECIFICATIES 455

Hoofdstuk 8SPECIFICATIES

� Afmetingen 456. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Gewichten 457. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Motor 458. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Brandstof 458. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Servicespecificaties 459. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Banden 463. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

� Zekeringen 464. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 467: Handleiding Toyota Yaris

456 SPECIFICATIES

Afmetingen

Totale lengte mm (in.) 3785 (149,0)

Totale breedte mm (in.) 1695 (66,7)

Totale hoogte mm (in.)1530 (60,2)1550 (61,0)∗

Wielbasis mm (in.) 2460 (96,9)

Spoorbreedte vóór mm (in.)165/70R14 banden 1480 (58,3)175/65R14 banden 1480 (58,3)185/60R15 banden 1470 (57,9)

Spoorbreedte achter mm (in.)165/70R14 banden 1470 (57,9)175/65R14 banden 1470 (57,9)185/60R15 banden 1460 (57,5)

∗: Met verzwaarde vering

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 468: Handleiding Toyota Yaris

SPECIFICATIES 457

Gewichten

kg (lb.):

1KR--FE motorHandgeschakelde

transmissieMulti--Mode Transmissie

Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht(GVW)

1440 (3175)

Maximale asbelastingVoor 825 (1819)

Maximale asbelastingAchter 825 (1819)

Kogeldruk 50 (110)

Maximaal aanhang-- Geremd 750 (1654) 650 (1433)Maximaal aanhangwagengewicht∗ Ongeremd 550 (1213) 550 (1213)

∗: Hellingspercentage maximaal 12%

kg (lb.):

1NR--FE motorHandgeschakelde

transmissieMulti--Mode Transmissie

Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht(GVW)

1480 (3263)

Maximale asbelastingVoor 835 (1841)

Maximale asbelastingAchter 825 (1819)

Kogeldruk 50 (110)

Maximaal aanhang-- Geremd 900 (1985) 750 (1654)Maximaal aanhangwagengewicht∗ Ongeremd 550 (1213) 550 (1213)

∗: Hellingspercentage maximaal 12%

kg (lb.):

1ND--TV motorHandgeschakelde

transmissieMulti--Mode Transmissie

Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht(GVW)

1525 (3363)

Maximale asbelastingVoor 895 (1973)

Maximale asbelastingAchter 825 (1819)

Kogeldruk 50 (110)

Maximaal aanhang-- Geremd 1050 (2315) 950 (2095)Maximaal aanhangwagengewicht∗ Ongeremd 550 (1213) 550 (1213)

∗: Hellingspercentage maximaal 12%

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 469: Handleiding Toyota Yaris

458 SPECIFICATIES

Motor

Uitvoering:1KR--FE, 1NR--FE en 1ND--TV

Type:

1KR--FE motor4--takt benzinemotor met 3 cilinders in lijn

1NR--FE motor4--takt benzinemotor met 4 cilinders in lijn

1ND--TV motor4 cilinder lijnmotor, 4--takt dieselmotor(met turbocompressor)

Boring x slag, mm (in.):

1KR--FE motor71,0 × 84,0 (2,79 × 3,30)

1NR--FE motor72,5 × 80,5 (2,85 × 3,17)

1ND--TV motor73,0 × 81,5 (2,87 × 3,21)

Cilinderinhoud, cm3 (cu. in.):

1KR--FE motor 998 (60,9)

1NR--FE motor 1329 (81,1)

1ND--TV motor 1364 (83,2)

Brandstof

Brandstofsoort:

Benzinemotor—

EU--landen:Loodvrije benzine conform de Europesenorm EN228, research--octaangetal(RON) 95 of hoger

Behalve EU--landen:Loodvrije benzine, research--octaangetal(RON) van 95 of hoger

Dieselmotor—zonder roetfilter

EU--landen:Dieselbrandstof conform de Europesenorm EN590

Behalve EU--landen:Dieselbrandstof met een zwavelgehal-te van 350 ppm of lager en een cet-aangetal van 48 of hoger

Dieselmotor met roetfilter

EU--landen:Dieselbrandstof conform de Europesenorm EN590

Behalve EU--landen:Dieselbrandstof met een zwavelgehal-te van 50 ppm of lager en een cetaan-getal van 48 of hoger

Inhoud brandstoftank, L (gal., lmp. gal.):42 (11,1, 9,2)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 470: Handleiding Toyota Yaris

SPECIFICATIES 459

Servicespecificaties

MOTOR

Klepspeling bij koude motor, mm (in.):

1KR--FE motorInlaat 0,145—0,235 (0,006—0,009)Uitlaat 0,275—0,365 (0,011—0,014)

1NR--FE motorAutomatische afstelling

1ND--TV motorInlaat 0,11—0,17 (0,004—0,007)Uitlaat 0,14—0,20 (0,006—0,008)

Bougietype:

1KR--FE motorDENSO SK20HR11

1NR--FE motorDENSO SC20HR11

Elektrodenafstand, mm (in.):

1KR--FE en 1NR--FE motoren1,1 (0,043)

Doorbuiging aandrijfriem (gebruikt) bij indruk-ken met 98 N (10 kg, 22 lbf), mm (in.):

1KR--FE motor9,0—11,0 (0,35—0,43)

1NR--FE en 1ND--TV motorAutomatische afstelling

OPMERKING (alleen dieselmotor): Vervangde aandrijfriem door een originele Toyotaaandrijfriem of gelijkwaardig. Als er geenriem met een hoge sterkte wordt gebruikt,zal de riem eerder slijten. De aandrijfriemmet een hoge sterkte bevat een aramidekerndie sterker is dan gewone riemen met eenPET- of PERN-kern.

1KR--FE motor

Dynamo

Waterpomp

KrukasDynamo

Waterpomp

Krukas

Aircocompressor

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 471: Handleiding Toyota Yaris

460 SPECIFICATIES

MOTOROLIE

Inhoud (verversen), liter (qt., Imp. qt.):

1KR--FE motorMet filter 3,1 (3,3, 2,7)Zonder filter 2,9 (3,1, 2,6)

1NR--FE motorMet filter 3,4 (3,6, 3,0)Zonder filter 3,2 (3,4, 2,8)

1ND--TV motorMet filter 4,1 (4,3, 3,6)Zonder filter 3,6 (3,8, 3,2)

De motor is af fabriek gevuld met origineleToyota--motorolie. Toyota beveelt het gebruikvan originele Toyota--motorolie aan. Er kan ookandere motorolie van gelijkwaardige kwaliteitworden gebruikt.

Oliesoort:

Benzinemotor:

0W--20, 5W--20, 5W--30 en 10W--30:API SL “Energy--Conserving”, SM “Ener-gy--Conserving” of ILSAC multigrade--mo-torolie

15W--40 en 20W--50:API SL of SM multigrade--motorolie

Dieselmotor:

Dieselmotor zonder DPF katalysator—

ACEA C2, B1, API CF--4 of CF

(U kunt ook API CE of CD gebruiken.)

Dieselmotor met DPF katalysator—

ACEA C2

OPMERKING

Dieselmotor met roetfilter: Gebruik van eenandere motorolie dan ACEA C2 kan de kata-lysator beschadigen.

Aanbevolen viscositeit (SAE):

Benzinemotor:

Te verwachten temperatuurbereik totde volgende verversing

aanbevolen

Dieselmotor zonder roetfilter:

Te verwachten temperatuurbereik totde volgende verversing.

aanbevolen

Dieselmotor met DPF--katalysator:

Te verwachten temperatuurbereik totde volgende verversing.

aanbevolen

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 472: Handleiding Toyota Yaris

SPECIFICATIES 461

Neem voor meer informatie contact op met eenToyota--dealer of erkende reparateur.

KOELSYSTEEM

Totale inhoud, L (qt., Imp. qt.):

1KR--FE motor 4,5 (4,8, 4,0)

1NR--FE motorZonder uitlaatgasrecirculatie--systeem

4,1 (4,3, 3,6)Met uitlaatgasrecirculatie--systeem

4,9 (5,2, 4,3)

1ND--TV motorZonder extra verwarming 4,3 (4,5, 3,8)Met extra verwarming 4,6 (4,9, 4,0)

Soort koelvloeistof:

Het koelsysteem is af fabriek gevuld metoriginele Toyota--koelvloeistof met een langelevensduur. Gebruik om technischeproblemen te voorkomen alleen origineleToyota--koelvloeistof of een gelijkwaardigehoogwaardige koelvloeistof op basis vanethyleenglycol. (Long--life koelvloeistof iseen combinatie van fosfaatarme enorganische zuren.)

Gebruik geen kraanwater.

Neem voor meer informatie contact op meteen Toyota--dealer of erkende reparateur.

ACCU

Soortelijke massa bij 20�C (68�F):1,250—1,290 Volledig geladen1,160—1,200 Half geladen1,060—1,100 Ontladen

Laadstroom:Snelladen max. 15 ADruppellader max. 5 A

KOPPELING

Vrije slag pedaal, mm (in.):Benzinemotor 4—17 (0,2—0,7)

Dieselmotor 4—15 (0,2—0,6)

Soort vloeistof:SAE J1703 of FMVSS nr. 116 DOT 3,SAE J1704 of FMVSS nr. 116 DOT 4

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 473: Handleiding Toyota Yaris

462 SPECIFICATIES

HANDGESCHAKELDE TRANSMISSIE enMULTI-MODE TRANSMISSIE

Inhoud, liter (qt., Imp. qt.):

1KR--FE motor:1,7 (1,8, 1,5)

1NR--FE en 1ND--TV motor:2,4 (2,5, 2,1)

Oliesoort:LV API GL--4 originele TOYOTA transmissie-olie

Aanbevolen viscositeit:SAE 75W

Ververs de transmissieolie alleen indien no-dig.

In het algemeen is het alleen nodig om dehandgeschakelde transmissieolie teverversen als de auto rijdt onder specialeomstandigheden zoals aangegeven in hetonderhoudsboekje en het garantieboekje.Gebruik bij het verversen van detransmissieolie alleen originele TOYOTAtransmissieolie type LV, API GL--4, SAE 75Wom de transmissie in optimale staat tehouden.

Gebruik van andere transmissieolie danoriginele TOYOTA transmissieolie type LV,API GL-4, SAE 75W kan een ratelend ge-luid bij stationair draaien en een hogerbrandstofverbruik tot gevolg hebben.

Neem voor meer informatie contact op meteen Toyota--dealer of erkende reparateur.

REMMEN

Minimum afstand van pedaal tot vloer bij eenpedaalkracht van 500 N (51 kg, 112 lbf) metdraaiende motor, mm (in.):

Benzinemotor

Met trommelremmen achter 81 (3,1)Met schijfremmen achter 93 (3,7)

Dieselmotor

Met trommelremmen achter 74 (3,0)Met schijfremmen achter 97 (3,8)

Vrije slag pedaal, mm (in.):1 -- 6 (0,04 -- 0,24)

Vrije slag parkeerremhendel bij aantrekken met200 N (20 kg, 45 lbf):

Met trommelremmen achter 5—8 klikkenMet schijfremmen achter 4—7 klikken

Vloeistofsoort:SAE J1704 of FMVSS Nr.116 DOT 4

STUURINRICHTING

Vrije slag stuurwiel:Minder dan 30 mm (1,2 in.)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 474: Handleiding Toyota Yaris

SPECIFICATIES 463

Banden

Bandenmaat en aanbevolen bandenspanning bij koude banden:

Behalve compact reservewiel

Voor snelheden boven 160 km/h

kPa (kg/cm2 of bar, psi)

Motor Bandenmaat Voor AchterMotor Bandenmaat Voor Achter

165/70R14 81S 230 (2,3, 33) 230 (2,3, 33)

1KR FE175/65R14 82T∗ 230 (2,3, 33) 230 (2,3, 33)

1KR--FE185/60R15 84H 250 (2,5, 36) 230 (2,3, 33)

185/60R15 84H∗ 230 (2,3, 33) 230 (2,3, 33)

1NR FE185/60R15 84H 250 (2,5, 36) 240 (2,4, 35)

1NR--FE185/60R15 84H∗ 240 (2,4, 35) 240 (2,4, 35)

1ND--TV 185/60R15 84H 260 (2,6, 38) 240 (2,4, 35)

Voor snelheden onder 160 km/h

kPa (kg/cm2 of bar, psi)

Motor Bandenmaat Voor AchterMotor Bandenmaat Voor Achter

165/70R14 81S 220 (2,2, 32) 220 (2,2, 32)

1KR FE175/65R14 82T∗ 220 (2,2, 32) 220 (2,2, 32)

1KR--FE185/60R15 84H 240 (2,4, 35) 220 (2,2, 32)

185/60R15 84H∗ 220 (2,2, 32) 220 (2,2, 32)

1NR FE185/60R15 84H 230 (2,3, 33) 220 (2,2, 32)

1NR--FE185/60R15 84H∗ 220 (2,2, 33) 220 (2,2, 32)

1ND--TV 185/60R15 84H 240 (2,4, 35) 220 (2,2, 32)

∗: Met verzwaarde vering

Compact reservewiel kPa (kg/cm2 of bar, psi)T125/70D15 95M 420 (4,2, 60)

Aanhaalmoment wielmoeren, Nm (kgm, ft·lbf):103 (10,5, 76)

TOELICHTING:Zie bladzijde 433 t/m 439 in hoofdstuk 7--2 voor de volledige informatie over banden(zoals bijvoorbeeld vervangen en wisselen) “Controle van bandenspanning” t/m“Belangrijke aanwijzingen voor lichtmetalen velgen”.

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 475: Handleiding Toyota Yaris

464 SPECIFICATIES

Zekeringen

Motorruimte

Motorruimte Dashboard

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 476: Handleiding Toyota Yaris

SPECIFICATIES 465

Dashboard (type A)

Dashboard (type B)

Dashboard

Motorruimte (behalve 1ND--TV motor)

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 477: Handleiding Toyota Yaris

466 SPECIFICATIES

Motorruimte (1ND--TV motor)

Zekeringen (type A)

1. EFI 20 A (benzinemotor): (Sequentieel)multipoint brandstofinspuitsysteemECD 30 A (dieselmotor): (Sequentieel)multipoint brandstofinspuitsysteem

2. HORN 10 A: Claxon

3. AM2 15 A: Startsysteem, (sequentieel)multipoint brandstofinspuitsysteem, Smartentry--systeem met startknop

4. FR DEF 20 A: Niet gebruikt

5. ABS2/VSC2 30 A: Antiblokkeersysteem,Vehicle Stability Control

6. SPARE 30 A: Reservezekering

7. SPARE 15 A: Reservezekering

8. SPARE 10 A: Reservezekering

9. H-LP LH/H-LP LO LH 10 A: Linker kop-lamp, meters en tellers, verticale koplamp-verstelling

10. H-LP RH/H-LP LO RH 10 A: Rechter kop-lamp

11. HAZ 10 A: Richtingaanwijzers, alarmknip-perlichten

12. ETCS 10 A: (Sequentieel) multipoint brand-stofinspuitsysteem

13. ALT-S 7,5 A (benzinemotor): Laadsys-teem

14. ECU-B 7,5 A: Dagrijverlichting, elektrischbedienbare ruiten, centrale vergrendeling,Smart entry--systeem met startknop, inte-rieurverlichting, meters en tellers, airconditi-oning, Vehicle Stability Control, multi--modetransmissie

15. DOME 15 A: Interieurverlichting, leeslamp-jes, Smart entry--systeem met startknop,centrale vergrendeling met afstandsbedie-ning, audiosysteem

16. S-LOCK 20 A: Smart entry--systeem metstartknop

17. ST 30 A: Startsysteem

18. H-LP MAIN 30 A (met dagrijverlichting):Zekeringen H--LP HI LH, H--LP HI RH, H--LP RH/H--LP LO RH en H--LP LH/H--LP LOLH

19. ECD3 7,5 A (1ND-TV motor): (Sequen-tieel) multipoint brandstofinspuitsysteem

20. EFI2 10 A (benzinemotor): (Sequentieel)multipoint brandstofinspuitsysteemECD2 10 A (dieselmotor): (Sequentieel)multipoint brandstofinspuitsysteem

21. ATF PMP 10 A: Niet gebruikt

22. HTR W/P 10 A: Niet gebruikt

23. H-LP HI RH 10 A (met dagrijverlichting):Rechter koplamp

24. H-LP HI LH 10 A (met dagrijverlichting):Linker koplamp, meters en tellers

25. P S-HTR 15 A: Stoelverwarming

26. D S-HTR 15 A: Stoelverwarming

27. WIP 20 A:Ruitenwissers en --sproeiers

28. RR WIP 15 A: Ruitenwisser en --sproeierachter

29. WSH 15 A: Ruitenwissers en --sproeiersvoor en achter

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 478: Handleiding Toyota Yaris

SPECIFICATIES 467

30. ECU- IG 10 A: Dagrijverlichting, antiblok-keersysteem, elektrische stuurbekrachti-ging, elektrisch bedienbare ruiten, centralevergrendeling, Vehicle Stability Control,Smart entry--systeem met startknop, elektri-sche koelventilator, extra verwarming

31. GAUGE 10 A: Laadsysteem, richtingaan-wijzers, alarmknipperlichten, achteruitrijlich-ten, schakelblokkeersysteem, achterruitver-warming, airconditioning

32. OBD2 7,5 A: Diagnosesysteem

33. STOP 10 A: Remlichten, derde remlicht,(sequentieel) multipoint brandstofinspuit-systeem, antiblokkeersysteem, Vehicle Sta-bility Control

34. D/L 25 A: Centrale vergrendeling, Smartentry--systeem met startknop, interieurver-lichting

35. FR FOG 15 A: Mistlampen voor

36. TAIL 10 A (zonder dagrijverlichting):Achterlichten

37. AM1 25 A (met Smart entry- systeem enstartknop): (Sequentieel) multipoint brand-stofinspuitsysteem, zekeringen ACC, CIGAM1 25 A (zonder Smart entry- systeemen startknop): (Sequentieel) multipointbrandstofinspuitsysteem

38. TAIL 10 A (met dagrijverlichting): Par-keerlicht, achterlicht, kentekenplaatverlich-ting, meters en tellersPANEL 2 7,5 A (zonder dagrijverlichting):Parkeerlicht, achterlicht, kentekenplaatver-lichting, verticale koplampverstelling

39. PANEL1 7,5 A (zonder dagrijverlichting):Dashboardverlichting, regelbare dashboard-verlichting, meters en tellers

40. A/C 7,5 A: Achterruitverwarming, airconditi-oning, extra verwarming

41. D DOOR 20 A (met centrale vergrende-ling): Elektrisch bedienbare ruiten

42. RL DOOR 20 A: Elektrisch bedienbare rui-ten

43. RR DOOR 20 A: Elektrisch bedienbare rui-ten

44. CIG 15 A: Accessoireaansluiting, aansteker

45. ACC 7,5 A: Centrale vergrendeling, buiten-spiegels, audiosysteem, interieurverlichting,Smart entry--systeem met startknop

46. ID/UP/MIR HTR 10 A: (Sequentieel) multi-point brandstofinspuitsysteem, buitenspie-gelverwarming

47. AM1 NO.2 7,5 A: Niet gebruikt

48. RR FOG 7,5 A: Mistachterlicht

49. IGN 7,5 A: (Sequentieel) multipoint brand-stofinspuitsysteem, airbagsysteem, Smartentry--systeem met startknop, multi--modetransmissie

50. MET 7,5 A: Laadsysteem, meters en tellers

51. WIP-S 7,5 A: Power Management--ECU

52. AM2 NO.2 7,5 A (met Smart entry- sys-teem en startknop): Body--ECUACC2 7,5 A (zonder Smart entry- sys-teem en startknop): Niet gebruikt

Zekeringen (type B)

53. H-LP CLN/PWR HTR 30 A (met PTC 435W): Extra verwarmingHTR SUB3 30 A (met PTC 600 W): Extraverwarming

54. HTR SUB1 30 A (met PTC 435 W): Aircon-ditioningHTR SUB2 30 A (met PTC 600 W): Aircon-ditioning

55. RDI 30 A: Elektrische koelventilator

56. HTR 40 A: Airconditioning

57. ABS1/VSC1 50 A: Antiblokkeersysteem,Vehicle Stability Control

58. EPS 50 A: Elektrische stuurbekrachtiging

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 479: Handleiding Toyota Yaris

468 SPECIFICATIES

59. HTR SUB2 40 A (met PTC 435 W): Aircon-ditioningHTR SUB1 50 A (met PTC 600 W):Aircon-ditioning

60. BBC 40 A (met Stop & Start- systeem):Stop & Start--systeemAMT 50 A (met multi-mode transmissie):Multi--mode transmissie

61. POWER 30 A: Elektrisch bedienbare ruiten

62. DEF 30 A: Achterruitverwarming

Zekeringen (type C)

63. ALT 120 A: Laadsysteem, zekeringen HTRSUB2, EPS, ABS1/VSC1, HTR,ABS2/VSC2, HTR SUB1, RDI, DEF, FRFOG, OBD2, D/L, RR FOG, TAIL, STOP,AM1, POWER, RR DOOR, RL DOOR, DDOOR en H--LP CLN/PWR HTR

64. MAIN 80 A (met multi-mode transmissie)of MAIN 60 A (zonder multi-mode trans-missie): Zekeringen EFI, HORN, AM2,ALT--S, DOME, ST, ECU--B, HAZ, H--LPLH/H--LP LO LH en H--LP RH/H--LP LO RH,S--LOCK, H--LP MAIN, ECD en ETCS

65. GLOW DC/DC 80 A: Voorgloeisysteem

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 480: Handleiding Toyota Yaris

TREFWOORDENLIJST 469

Hoofdstuk 9TREFWOORDENLIJST

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 481: Handleiding Toyota Yaris

470 TREFWOORDENLIJST

A

Aanhangwagen, rijden met 352. . . . . . . . . . . . .Aansteker en uitneembare asbak 301. . . . . . . .Accessoireaansluiting 302. . . . . . . . . . . . . . . . .Accu

Accu, controle 442. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Accu, omgang met 442. . . . . . . . . . . . . . . . . .Opladen, voorzorgsmaatregelen 445. . . . . . .Waarschuwingen 442. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Winter, rijden in de 351. . . . . . . . . . . . . . . . . .

Achterklep 59. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Achterstoel

Neerklappen 76. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Afstandsbediening audiosysteem 247. . . . . . . .Afstandsbediening 26. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Afstandsbedieningen 247. . . . . . . . . . . . . . . . . .Afstellingen

Achterstoelen 74. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Veiligheidsgordels 81. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Voorstoelen 70. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Afzetten van een turbomotor,voorzorgsmaatregelen 347. . . . . . . . . . . . . . . . .Airbags voor bestuurder en voorpassagier 101Airbags 92, 101, 110, 120. . . . . . . . . . . . . . . . .Antiverblindingsstand binnenspiegel 156. . . . .Asbak 301. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Audiosysteem 238. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Automatische airconditioning 282. . . . . . . . . . .AUX--aansluiting 256. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

B

Baby-- en kinderzitjesBaby-- en kinderzitjes 128, 129. . . . . . . . . . . .Geschiktheid baby-- en kinderzitjes voordiverse zitposities 131. . . . . . . . . . . . . . . . .

ISOfix--baby-- of kinderzitje 151. . . . . . . . . . .ISOfix--bevestigingssysteem plaatsen 150. .Plaatsen 139, 150. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Vastmaken aan de bovenzijde 148. . . . . . . .Voorzorgsmaatregelen 128. . . . . . . . . . . . . . .

Bagageafdekking 310. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Banden

Bandenmaat 463. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Bandenspanning 433, 463. . . . . . . . . . . . . . . .Informatie over banden 433. . . . . . . . . . . . . .Lekke band 370. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Reservewiel 385. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Verwisselen 391. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Winterbanden en sneeuwkettingen 436. . . .Wisselen 435. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Bandenreparatieset 370. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Bedieningstips audiosysteem 249. . . . . . . . . . .Bekerhouders 305. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Bescherming tegen corrosie 405. . . . . . . . . . . .Bescherming van uw Toyota tegen corrosie 406Bestuurdersairbag, knie--airbag envoorpassagiersairbag 92. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Bijvullen van het sproeierreservoir 447. . . . . . .Binnenspiegel met antiverblindingsstand 156.Bluetooth 258. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .BrandstofAftappen van water uit brandstoffilter 432. . .Brandstofverbruik 357. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Meter 170. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ontgrendelingshendel tankdopklep 67. . . . .Ontluchten van het brandstofsysteem 361. .Rijden in het buitenland 317. . . . . . . . . . . . . .Tankdop 67. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

BrandstoffilterAftappen van water uit brandstoffilter 432. . .

Buitenland (rijden in) 317. . . . . . . . . . . . . . . . . .Buitenspiegels inklappen 156. . . . . . . . . . . . . . .Buitenspiegels 155. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Buitentemperatuurmeter 297. . . . . . . . . . . . . . .

C

CD--speler 239. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Centrale ventilatieroosters 288. . . . . . . . . . . . .CondensorCondensor, controle van 432. . . . . . . . . . . . .

Contact 198, 199. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Contactslot 198, 199. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Controle van de auto voor een lange rit 347. . .Controle van radiateur, condensor enintercooler 432. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Controlelampjes 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

D

Dagteller 174, 176. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .DashboardAansteker en uitneembare asbak 301. . . . . .Brandstofmeter 170. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Controlelampjes 8. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Dagteller 174, 176. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Kilometerteller 174, 176. . . . . . . . . . . . . . . . . .Klok 298. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Toerenteller 173. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 482: Handleiding Toyota Yaris

TREFWOORDENLIJST 471

Dashboard en bedieningsorganen 2. . . . . . . . .Dashboardkastje 303. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Dimschakelaar, koplampen 160. . . . . . . . . . . . .Driewegkatalysator 318. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

E

Economisch rijdenGeld besparen op brandstof enreparaties 357. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Elektrisch systeemAccu 442, 445. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Plaats van zekeringen 421. . . . . . . . . . . . . . .Zekeringen 445. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Elektrische bedienbare buitenspiegels 155. . .Elektrische stuurbekrachtiging 328. . . . . . . . . .Extra opbergvakken 304. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Extra verwarming

Extra verwarming 289. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Uitlaatgassen (belangrijkewaarschuwingen) 321. . . . . . . . . . . . . . . . .

F

Feiten betreffende olieverbruik 322. . . . . . . . . .Fleshouders 306. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

G

Gereedschap 385. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .GloeilampenAchteruitrijlichten 453. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Kentekenplaatverlichting 454. . . . . . . . . . . . .Koplampen 160, 449. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Mistachterlicht 163, 453. . . . . . . . . . . . . . . . . .Mistlampen voor 163, 453. . . . . . . . . . . . . . . .Parkeerlichten 452. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Rem--/achterlichten 453. . . . . . . . . . . . . . . . .Richtingaanwijzers achter 453. . . . . . . . . . . .

Richtingaanwijzers opzij 453. . . . . . . . . . . . .Richtingaanwijzers voor 452. . . . . . . . . . . . . .

Goede rijgewoonten 224. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Gordelspanners (veiligheidsgordels) 88. . . . . .

H

Handgeschakelde transmissieHandgeschakelde transmissie,rijden met een 200, 223. . . . . . . . . . . . . . . .

Schakelpatroon 200, 223. . . . . . . . . . . . . . . . .

Schakelpunten 200, 223. . . . . . . . . . . . . . . . .Handmatig in--/uitschakelsysteem airbag 126.Handsfree telefoonsysteem 256. . . . . . . . . . . .Hoge snelheid tijdens inrijden 314. . . . . . . . . . .Hoofdsteunen 79. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Hulpstart 362. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

I

IdentificatieAuto 334. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Motor 335. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

In hoogte verstelbaar stuurwiel 154. . . . . . . . . .In lengte verstelbare stuurkolom 154. . . . . . . .Indicatiesysteem motorolie verversen 179. . . .Informatie over brandstof 314. . . . . . . . . . . . . .Inrijden van een nieuwe auto 314. . . . . . . . . . .Inrijperiode, tips 314. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .IntercoolerControle van intercooler 432. . . . . . . . . . . . . .

Interieur, schoonmaken 410. . . . . . . . . . . . . . . .Interieurfilter 292. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Interieurverlichting 164. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .InterieurverlichtingInterieurverlichting 164. . . . . . . . . . . . . . . . . .Leeslampje 166. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

ISOfix--bevestigingssysteem plaatsen 150. . . .

K

Katalysator 318, 319, 320. . . . . . . . . . . . . . . . .Kilometerteller 174, 176. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .KlokAnaloog instrumentenpaneel 297. . . . . . . . . .Digitaal instrumentenpaneel 297. . . . . . . . . .

KoelsysteemKoelvloeistofniveau 430. . . . . . . . . . . . . . . . .Oververhitting 368, 369. . . . . . . . . . . . . . . . . .Radiateur en reservoir 430. . . . . . . . . . . . . . .

Radiateur 432. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Radiateurdop 368, 369. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Winter, rijden in de 351. . . . . . . . . . . . . . . . . .

KoelvloeistofControlelampje en waarschuwingslampjekoelvloeistoftemperatuur 172. . . . . . . . . . .

Winter, rijden in de 352. . . . . . . . . . . . . . . . . .Koud weerBediening 352. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

KrikPlaats 386. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 483: Handleiding Toyota Yaris

472 TREFWOORDENLIJST

L

Lage oliedruk, waarschuwingslampje 182. . . .Lampen vervangen 447. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Lekke band

Als de auto een lekke band heeft 370, 383. .Auto laten zakken 393. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Losdraaien van de wielmoeren 389. . . . . . . .Na het verwisselen van het wiel 394. . . . . . .Opkrikken van de auto 390. . . . . . . . . . . . . . .Plaatsen van de krik 390. . . . . . . . . . . . . . . . .Plaatsen van de wieldop 393. . . . . . . . . . . . .Plaatsen van wielblok 388. . . . . . . . . . . . . . .Verwijderen van de wieldop 389. . . . . . . . . . .Verwisselen van wiel 392. . . . . . . . . . . . . . . .Voorzorgsmaatregelen bij opkrikken 370, 383Wielmoeren 389, 392. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Lichtmetalen velgen, belangrijkeaanwijzingen 441. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Lichtschakelaar 160. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Lichtsignaal 160. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

M

Make--upspiegel 158. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Maximaal toegestane snelheid

Handgeschakelde transmissie 200, 223. . . .Multi--Mode Transmissie 200. . . . . . . . . . . . .

MeterBrandstof 170. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

MotorDriewegkatalysator 318. . . . . . . . . . . . . . . . . .Emissiesysteem 318, 319, 320. . . . . . . . . . .Identificatienummer 333. . . . . . . . . . . . . . . . .Katalysator 318, 319, 320. . . . . . . . . . . . . . .Koelvloeistofniveau controleren 430. . . . . . .Motorruimte 418. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Oliepeil 426. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Olieverbruik 322. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ontgrendeling motorkap 65. . . . . . . . . . . . . .Oververhitting 368, 369. . . . . . . . . . . . . . . . . .Starten, vóór het 332. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Startprocedure 336. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Uitlaatgassen

(belangrijke waarschuwingen) 321. . . . . . .Motorcontrolelampje 182. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Motorolie

Indicatiesysteem motorolie verversen 179. .Winter, rijden in de 351. . . . . . . . . . . . . . . . . .

Motoroliepeil, controle van 426. . . . . . . . . . . . .

Multi--informatiedisplay 297. . . . . . . . . . . . . . . .Multi--Mode TransmissieAutomatische stand (E) 203. . . . . . . . . . . . . .Handgeschakelde stand (M) 212. . . . . . . . . .Multi--Mode Transmissie 200. . . . . . . . . . . . .

N

Neerklapbare achterstoel 76. . . . . . . . . . . . . . .

O

OlieIndicatiesysteem motorolie verversen 179. .Verbruik 322. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Viscositeit en soort 427, 460. . . . . . . . . . . . . .

Olieverbruik 322. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .OnderhoudFeiten betreffende onderhoud 414. . . . . . . . .Waar naar toe voor onderhoud? 414. . . . . . .Wanneer moet uw auto wordengerepareerd? 415. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Zelf uit te voeren onderhoud 422. . . . . . . . . .Ontgrendeling motorkap 65. . . . . . . . . . . . . . . .Ontluchten 361. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Opbergvak onder vloer bagageruimte 307. . . .Oververhitting, koelvloeistof 172. . . . . . . . . . . .Oververhitting, motor 368, 369. . . . . . . . . . . . . .Overzicht van dashboard enbedieningsorganen 1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

OverzichtDashboard 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Instrumentenpaneel 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Motorruimte 418. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

P

ParkeerremWaarschuwingslampje 235. . . . . . . . . . . . . . .Werking 235. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Pech, wat te doenAls de motor afslaat tijdens het rijden 367. .Als de motor niet wil aanslaan 360. . . . . . . .Als de sleutelbatterij leeg is bij het startenvan de motor 31, 43. . . . . . . . . . . . . . . . . .

Als het motortoerental niet verhoogdkan worden 368. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Als u uw sleutels verliest 403. . . . . . . . . . . . .Als uw auto in geval van nood totstilstand moet worden gebracht 403. . . . .

Als uw auto moet worden gesleept 396. . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 484: Handleiding Toyota Yaris

TREFWOORDENLIJST 473

Defecte zekering 445. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Hulpstart 362. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Lekke band 370, 383. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ontluchten van het brandstofsysteem 361. .Oververhitting 368, 369. . . . . . . . . . . . . . . . . .Schakelaar alarmknipperlichten 163. . . . . . .Slepen/trekken 396. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Plaats van zekeringen 421. . . . . . . . . . . . . . . . .Plaatsen van de krik 424. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Poetsen 407. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Portieren 50. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

R

RadiateurControle van de radiateur 432. . . . . . . . . . . .Koelvloeistof 430. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Radio 238. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Regen, rijden in de 350. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Remblokslijtage--indicatoren 330. . . . . . . . . . . .RemmenParkeren 235. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Remblokslijtage--indicatoren 330. . . . . . . . . .

Remsysteem 324. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Reservewiel 385. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Reservezekering 445. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Richtingaanwijzers 160. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Rijden in het buitenland 317. . . . . . . . . . . . . . . .RijdenHandgeschakelde transmissie 200, 223. . . .Rijtips 349, 351. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

RijtipsControle van de auto voor een lange rit 347.Economisch rijden 357. . . . . . . . . . . . . . . . . .Goede rijgewoonten 200, 223. . . . . . . . . . . . .Handgeschakelde transmissie,rijden met een 200, 223. . . . . . . . . . . . . . . .

Regen, rijden in de 350. . . . . . . . . . . . . . . . . .Rijden onder diverse omstandigheden 349. .Winter, rijden in de 351. . . . . . . . . . . . . . . . . .

RuitensproeiervloeistofBijvullen van het sproeierreservoir 447. . . . .

S

SchakelaarAchterruit-- en buitenspiegelverwarming 168Achterruitenwisser en --sproeier 167. . . . . . .Achterruitverwarming enbuitenspiegelverwarming 168. . . . . . . . . . .

Alarmknipperlichten 163. . . . . . . . . . . . . . . . .

Centrale vergrendeling 54. . . . . . . . . . . . . . . .Contactslot 198, 199. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .ECO OFF 233. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Elektrisch bedienbare buitenspiegels 155. . .Elektrisch bedienbare ruiten 55. . . . . . . . . . .Extra verwarming 289. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Handmatig uitschakelsysteem airbag 126. .Koplampverstelling 162. . . . . . . . . . . . . . . . . .Licht--, dim-- en richtingaanwijzer--schakelaar 160. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Mistachterlicht 164. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Mistlampen voor 163. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Motor 198, 199. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ruitbediening 55. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ruitenwissers en --sproeier 166. . . . . . . . . . .Schakelaar elektrisch bedienbarebuitenspiegels 155. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Schakelaar mistachterlicht 164. . . . . . . . . . .Stoelverwarming 80. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Stop & Start--systeem uit 233. . . . . . . . . . . . .Verticale koplampverstelling 162. . . . . . . . . .

Service en onderhoud 414. . . . . . . . . . . . . . . . .Side airbags en curtain airbags 110. . . . . . . . .Side airbags 120. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Slepen/trekkenAanhangwagen 352. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Als uw auto moet worden gesleept 396. . . . .Slepen in een noodgeval 498. . . . . . . . . . . . .

Sleutels 12, 15, 403. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Smart entry--systeem met startknopwaarschuwingslampje 182. . . . . . . . . . . . . . . . .Smart entry--systeem met startknopAls de sleutelbatterij leeg is bij hetstarten van de motor 31, 43. . . . . . . . . . . .

Detectiegebied 42. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Instapfunctie 40, 51. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Portieren 51. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Rijtips 344. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Startfunctie 41, 338, 341. . . . . . . . . . . . . . . .Stuurslotfunctie 40. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Waarschuwingszoemer, --lampje 344. . . . . .

Smart entry--systeem met startknop,waarschuwingszoemer 182. . . . . . . . . . . . . . . .Specificaties 455. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .SpiegelBinnenspiegel met antiverblindingsstand 156Buitenspiegel 155. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Elektrisch bedienbare buitenspiegels 155. . .Make--upspiegels 158. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Wegklapbare buitenspiegels 156. . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 485: Handleiding Toyota Yaris

474 TREFWOORDENLIJST

Startblokkering 17, 24. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Starten van de motor 336. . . . . . . . . . . . . . . . . .Starten

Hulpstart 362. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Motor 336. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Starten, vóór het 336. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Startknopfunctie 338. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Stoelen 70. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Stop & Start--systeem 230. . . . . . . . . . . . . . . . .Stuurinrichting

Elektrische stuurbekrachtiging 328. . . . . . . .Stuurwiel verstellen 154. . . . . . . . . . . . . . . . .

StuurkolomStuurslot 41, 198, 199. . . . . . . . . . . . . . . . . .

Supervergrendeling 38. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

T

Toerenteller 173. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Toegang tot de achterbank 73. . . . . . . . . . . . . .Traction Control 225. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

U

Uitlaatgassen(belangrijke waarschuwingen) 321. . . . . . . . .

Uitschakelsysteem brandstofpomp 317. . . . . .Uitstroomopeningen opzij 288. . . . . . . . . . . . . .

V

Vehicle Stability Control (VSC) 228. . . . . . . . . .Vehicle Stability Control/Traction Control,

waarschuwingslampje 182. . . . . . . . . . . . . . .Veiligheidsgordels

Gordelspanners 88. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Schoonmaken 410. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Vastmaken 83. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Voorzorgsmaatregelen 81. . . . . . . . . . . . . . . .

Veiligheidshaak, motorkap 65. . . . . . . . . . . . . .Velgen

Lichtmetalen velg 439. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ventilatie/verwarming/airconditioningAutomatische airconditioning 282. . . . . . . . .Handmatig bediende airconditioning 276. . .

Vergrendelen portieren 50. . . . . . . . . . . . . . . . .Vergrendelen

Achterklep 59. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Portieren 50. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Stuurkolom 198, 199. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Verwarming

Achterruit 168. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Buitenspiegel 155. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Verzorging van uw autoBescherming van uw Toyota tegencorrosie 406. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Interieur, schoonmaken 408. . . . . . . . . . . . . .Wassen en in de was zetten 407. . . . . . . . . .

VloeistofniveauRuitensproeiervloeistof 447. . . . . . . . . . . . . .

Vloermat 311. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Voertuigidentificatienummer (VIN) 332. . . . . . .Voorpassagiersstoel 71. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Voorstoelen 70. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Voorzorgsmaatregelen bij het beladen 331. . . .Voorzorgsmaatregelen bij het instellenvan de voorstoelen 72. . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Voorzorgsmaatregelen bij het vervoervan goederen 303. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

W

WaarschuwingslampjeABS 182. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Airbagsysteem 182. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Laadsysteem 182. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Laag brandstofniveau 182. . . . . . . . . . . . . . . .Laag motoroliepeil 182. . . . . . . . . . . . . . . . . .Motorolie verversen 182. . . . . . . . . . . . . . . . .Open portier/achterdeur 182. . . . . . . . . . . . . .Parkeerrem 182. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Remsysteem 182. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Waarschuwingszoemer 182. . . . . . . . . . . . . . . .Wanneer moet uw auto wordengerepareerd? 415. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Wassen en in de was zetten 407. . . . . . . . . . . .Wielophanging en chassis 334. . . . . . . . . . . . . .Winter, rijden in de 351. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Z

ZekeringZekeringenkast 445. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Zekeringen, controleren en vervangen 445. . .Zelf uit te voeren onderhoud en controlesVoorzorgsmaatregelen 422. . . . . . . . . . . . . . .

Zoemer parkeerrem 182. . . . . . . . . . . . . . . . . . .Zoemer verlichting 182. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

YARIS TMMF WE OM52C01E

10 09.28

Page 486: Handleiding Toyota Yaris

01-201101651-03011-00

Yaris Handleiding

YarisHandleiding