4

Op een dag kwam er een engel bij een meisje dat Maria heette. Maria was heel verbaasd – en ook een beetje bang.

Een boodschap voor Maria

5

‘Je hoeft niet bang te zijn,’ zei de engel.‘Ik heb heel goed nieuws!Je zult een kindje krijgen.Je moet Hem Jezus noemen!God stuurt Hem om de wereld te redden.’Maria voelde zich ineens heel fijn.‘Ik zal alles doen wat God wil!’ zei ze.

6

Maria hield van Jozef, de timmerman van het dorp.Maria en Jozef gingen met elkaar trouwen.

7

Het was bijna zover dat het kindje geboren zou worden.Maar ze moesten op reis naar Betlehem.

8 9

Het was een lange reis.‘Ik hoop echt dat we een plekje kunnen vindenwaar we kunnen slapen,’ zei Maria moe.Eindelijk zag Jozef Betlehem liggen. ‘Kijk, Maria, we zijn er bijna.’

Een lange reis

8 9

10 11

Het was al donker toen ze in Betlehem aankwamen.Jozef klopte op de deur van de herberg.‘Hebt u nog plaats voor ons?’‘Nee, het spijt me.’ De herbergier schudde zijn hoofd.‘We zitten helemaal vol.’ Toen zag hij Maria. ‘Maar ik heb een kleine stal, daar mogen jullie wel in!’

10 11

In die stal, tussen de dieren, werd Maria’s baby geboren.Jozef deed zacht stro in de voerbak van de dieren.‘Ik heb een bedje gemaakt in de voerbak,’ zei hij.Maria legde baby Jezus voorzichtig op het stro.