het vak verstaan
DESCRIPTION
Docentenhandleiding voor het blijven oefenen met verstavaardigheid.TRANSCRIPT
HET VAK VERSTAANDOCENTENHANDLEIDING VOOR HET BLIJVEN OEFENEN MET VERSTAVAARDIGHEID
Annemarie Groot en Margreet van Wijk-Sluyterman
“Het vak verstaan”….online!
Kijk op http://elo.cinop.nl
Voor u ligt de handleiding: “Het vak verstaan” waarin u alles kunt lezen over het oefenen van
luistervaardigheid. Bij deze handleiding hoort ook een digitale leeromgeving waar u naast het lezen
over luistervaardigheid, ook kunt luisteren naar geluidsopnames die horen bij de oefeningen.
Verder kunt u daar o.a.:
• uw ervaringen uitwisselen met de auteurs en andere gebruikers van de handleiding;
• eigen luisteropdrachten toevoegen;
• geluidsopnames maken t.b.v. het oefenen van verstavaardigheid;
• extra achtergrondinformatie vinden.
Interesse? Stuur een e-mail naar Annemarie Groot ([email protected]) voor uw inloggegevens.
We hopen van u te horen!
Annemarie Groot en Margeet van Wijk - Sluyterman
Het vak verstaan Docentenhandleiding voor het blijven
oefenen met verstavaardigheid
Colofon
Titel Het vak verstaan; docentenhandleiding voor het blijven oefenen met verstavaardigheid
Auteur Margreet van Wijk-Sluyterman (ROC Landstede)
Annemarie Groot (CINOP)
Versie 1.0
Datum Mei 2012
CINOP
Postbus 1585
5200 BP ’s-Hertogenbosch
Tel: 073-6800800
Fax: 073-6123425
www.cinop.nl
© CINOP 2012
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, op welke
andere wijze dan ook, zonder vooraf schriftelijke toestemming van de uitgever.
I
Voorwoord
Het trainen van luistervaardigheid, in het bijzonder van verstavaardigheid, is een vak
apart. Luisteren is een essentieel onderdeel van de communicatie, maar het is onduidelijk
wat de beste manier is om dit te oefenen. Het doel van deze handleiding is om docenten
handreikingen te bieden bij het vormgeven van luistervaardigheidsontwikkeling in hun
les. Wij zullen vooral ingaan op de manieren waarop een docent zelf oefeningen in
verstaan kan ontwikkelen en toepassen.
De keuze voor dit onderdeel van luistervaardigheid maken wij heel bewust.
Verstavaardigheidsoefeningen beperken zich over het algemeen tot de eerste
hoofdstukken van een leergang en ze blijken niet altijd even stimulerend voor de
cursisten te zijn. Docenten zijn daardoor geneigd snel door te gaan met begrijpend
luisteren; verstavaardigheid verdwijnt naar de achtergrond. Wij pleiten ervoor om ook
met leerders die de beginfase van hun leerproces al gepasseerd zijn, te blijven oefenen in
verstaan.
Dat wil niet zeggen dat begrijpend luisteren niet belangrijk is; het is wel degelijk van
belang dat geoefend wordt met begrijpen wat er gezegd wordt. In deze handleiding zullen
wij daarom niet alleen ingaan op verstavaardigheidsoefeningen, maar ook op het
combineren van deze oefeningen met (bestaande) oefeningen in begrijpend luisteren en
met andere onderdelen uit de lessen Nederlands als tweede taal (bijvoorbeeld
schrijfvaardigheid of spreken/gesprekken voeren). Juist daardoor is het voor docenten
mogelijk om met hun cursisten te blijven oefenen met verstavaardigheid en verandert
eigenlijk elke les in een luisterles.
Wij hopen dat deze handleiding eraan zal bijdragen dat docenten de mogelijkheden in hun
les zien en ontdekken dat luistervaardigheid eigenlijk al op heel veel manieren aanwezig
is in de les en zonder veel moeite effectief en efficiënt getraind kan worden.
Dankwoord
Na jaren van experimenteren, bijschaven, toevoegen en schrappen ligt er nu dan eindelijk
een handleiding zoals wij die al die tijd voor ogen hadden. Dat dit document er is
gekomen, hebben wij aan veel mensen te danken. Allereerst Petra Poelmans, die door
haar promotie-onderzoek de discussie over het belang van verstavaardigheid los maakte
en ons hierin betrok. Ook gaat onze dank uit naar Ineke van der Craats, die vanaf het
begin betrokken is geweest bij het ontwikkelen van de oefeningen. Dankzij haar werd het
onderzoek naar luistervaardigheid nieuw leven in geblazen en werd daarmee de basis
gelegd van deze handleiding. Ineke: bedankt voor wat je hierin voor ons betekend hebt.
Het zou echter bij theorie zijn gebleven als we niet de mogelijkheid hadden gehad om
deze oefeningen uit te proberen in de les. Inge Groenhuis, Stans Konter, Marlies Peeters,
Dick van Schaick, Lies van Vliet en de andere collega’s van het roc Landstede: bedankt
voor jullie hulp bij het inzetten van de oefeningen in jullie NT2-groepen en voor de
feedback die jullie gegeven hebben. Verder hebben we ook van velen die onze workshops
over dit onderwerp bezochten suggesties gekregen: dank hiervoor. Tot slot willen wij hier
Anja van Kleef noemen. Anja, bedankt voor het meelezen en de goede kritische
opmerkingen!
Margreet van Wijk-Sluyterman en Annemarie Groot
II
Inhoudsopgave
1 Luisteren in een tweede taal ........................................................................... 1
1.1 Theoretische achtergrond ........................................................................... 1
1.2 Wat betekent dit voor het onderdeel luisteren in de les? ................................ 2
2 De oefeningen ................................................................................................. 1
2.1 Gelijk of niet? ........................................................................................... 1
2.2 Gatentekst ............................................................................................... 2
2.3 Specifieke woorden verstaan ...................................................................... 4
2.4 Woorden kiezen ........................................................................................ 6
2.5 Dictee ...................................................................................................... 8
2.6 Dictoglos .................................................................................................. 9
2.7 Woorden tellen ........................................................................................ 10
2.8 Klemtoon ................................................................................................ 12
2.9 Luisteren met aantekeningen maken .......................................................... 13
3 Elke les een luisterles ................................................................................... 16
3.1 Luisteren gecombineerd met schrijven ........................................................ 16
3.2 Luisteren gecombineerd met spreken/gesprekken voeren ............................. 17
3.3 Luisteren gecombineerd met grammatica .................................................... 18
4 Uitgewerkte voorbeelden .............................................................................. 19
5 Literatuurverwijzing ..................................................................................... 65
1
1 Luisteren in een tweede taal
Waarom leidt luisteren in een tweede taal zo vaak tot problemen? Hoe kun je gericht
oefenen in verstaan en begrijpen? Door het luisterproces te verdelen in verschillende
vaardigheden kan precies geoefend worden waar de leerders het meest problemen mee
ondervinden.
1.1 Theoretische achtergrond
Luisteren maakt een groot deel uit van onze alledaagse bezigheden. We luisteren naar het
nieuws op de radio, kijken naar programma’s op de televisie en praten op ons werk met
collega’s. We luisteren zonder er al te veel bij na te denken. In een tweede taal gaat er
ineens iets mis: dan lukt het ons niet meer om het nieuws op de radio te volgen of te
weten welke mededeling werd omgeroepen op het station. Waar ligt dat aan?
Wanneer we luisteren, doen we verschillende dingen tegelijk: we horen eerst een geluid,
dat wordt doorgegeven aan onze hersenen. Dan begint het verstaan: “het herkennen van
taaleenheden in het spraakgeluid in hun volgorde” (Rietveld & Van Heuven, 2001:293).
Dit verstaan gebeurt in stappen:
1 Het onderscheiden van taalklanken van omgevingsgeluiden.
2 Het onderscheiden van klanken en klankcombinaties.
3 Het maken van een koppeling tussen klank en teken1.
4 Het herkennen van betekenisvolle eenheden (dat wil zeggen, onderdelen van woorden
maar ook woorden in hun geheel).
5 Het toekennen van de betekenis aan de woorden.
6 Het herkennen van klemtoon en intonatie.
Hoe meer dit proces geautomatiseerd is, hoe sneller en eenvoudiger het zal zijn om
taaleenheden te herkennen, dus te verstaan. Als de klemtoon en intonatie herkend zijn,
betekent dat alleen nog niet dat we ook direct begrijpen wat er met de informatie bedoeld
wordt. De betekenis per woord is herkend, het woord wordt verstaan, maar voor het
begrijpen van de betekenis van de woorden moet je ook de volgende stappen doorlopen:
1 Het interpreteren van de betekenis van het woord in de context.
2 Het maken van een koppeling tussen de betekenis van een woord en de intentie van
de spreker.
Een goede luisteraar zal deze stappen niet één voor één doorlopen, maar er zal interactie
zijn en afhankelijk van het doel van de luisteraar, zal hij zich meer op verstaan of
begrijpen richten. Dat is precies wat in een tweede taal niet automatisch goed gaat. Een
tweede taal heeft andere klanken, klankcombinaties, woorden en intonatie waar je als
luisteraar niet aan gewend bent. Leerders ervaren daardoor problemen: zo proberen ze
bijvoorbeeld zinnen woord-voor-woord te vertalen waardoor er weinig tijd overblijft om te
interpreten wat ze betekenen.
1 Hoewel dit strikt genomen geen onderdeel is van het luisterproces, is dit wel degelijk van belang voor de
herkenning van eenheden bij geletterde cursisten. Daarom is het hier wel opgenomen als onderdeel van verstaan.
2
Aan de andere kant ervaren ze ook problemen met het interpreteren van de woorden: de
afzonderlijke woorden zijn herkend maar het is nog onduidelijk wat ermee bedoeld wordt.
Leerders ondervinden dus problemen met luistervaardigheid op het gebied van verstaan
en van begrijpen.
1.2 Wat betekent dit voor het onderdeel luisteren in de les?
Luisteren is essentieel in communicatie en daarnaast ook belangrijk voor het ontwikkelen
van andere taalvaardigheden. Een leerder kan door te luisteren veel extra informatie
krijgen. Het belang van het trainen van luistervaardigheid is dus groot. Desondanks is het
onduidelijk hoe luistervaardigheid het beste aangeleerd kan worden in de les.
In de meeste taallessen ligt de nadruk op begrijpend luisteren. Er is vooral aandacht voor
het doel van communiceren, namelijk: begrijpen wat de boodschap is. Maar wordt een
leerder hierdoor ook een betere luisteraar of leert hij eigenlijk om woorden beter te
herleiden uit de context? In onderzoek wordt steeds vaker gewezen op het belang van het
trainen van het verstaan. Als woordherkenning sneller gaat, zal er ook automatisch meer
tijd overblijven om ze te begrijpen. In 2007 is onderzoek gedaan naar het verschil in
effect van een training in verstavaardigheid en een training in begrijpend luisteren (Groot,
2008). De resultaten van dit onderzoek doen vermoeden dat een
verstavaardigheidstraining effectiever is. De resultaten onderstrepen dat
verstavaardigheid belangrijk is en meer expliciete aandacht verdient in de les. Dat wil
echter niet zeggen dat oefeningen in begrijpend luisteren genegeerd moeten worden. Het
blijft noodzakelijk om ook te oefenen met het interpreteren van de woorden en het
begrijpen van de intentie van de spreker. Dat is immers het doel van communicatie.
Beide soorten oefeningen zijn niettemin eenvoudig te combineren en het kost een docent
weinig tijd om naast de traditionele oefeningen tijd te besteden aan verstavaardigheid.
Bovendien zijn daar weinig faciliteiten voor nodig, zoals ook duidelijk wordt in het
volgende hoofdstuk.
1
2 De oefeningen
Traditioneel zijn luistervaardigheidsoefeningen gericht op begrijpend luisteren. Dit
betekent dat leerders in de oefeningen gestimuleerd worden strategieën te gebruiken om
de bedoeling van de spreker te achterhalen. Oefeningen staan onder andere in het teken
van samenvatten, hoofdgedachtes formuleren en ‘waar/niet waar’-stellingen
beantwoorden. Een verstavaardigheidsoefening is niet gericht op het begrijpen van de
globale boodschap van het verhaal maar op de herkenning van klanken en woorden.
Hoe kunnen goede verstavaardigheidsoefeningen eruit zien en hoe kunnen ze worden
toegepast? We beschrijven verschillende verstavaardigheidsoefeningen, waarbij we per
oefening ingaan op doel, benodigd materiaal en uitvoering.
Daarnaast geven we aan hoe een oefening kan worden aangepast aan een gewenst
niveau en hoe de oefening te combineren is met een begrijpvaardigheidsoefening.
2.1 Gelijk of niet?
Een oefening in het onderscheiden van klanken
Doel van de oefening
Tweede-taalverwervers kunnen moeite hebben met het waarnemen of discrimineren van
klanken en woordvolgordes. Het doel van deze oefening is dat de docent achterhaalt of de
leerder bepaalde klanken wel of niet waarneemt en of hij moeite heeft met het
discrimineren van klanken. Daarnaast kan de docent met deze oefening ook achterhalen
of een leerder verschillen in woordvolgorde opmerkt. De leerder zelf wordt zich door
middel van deze oefening bewust van wat hij misschien niet waarneemt.
Benodigdheden
Docent Audiomateriaal: opgenomen woorden, woordgroepen en korte zinnen.
Cursist Pen en blanco papier
Beschrijving van de opdracht
Tijdens deze oefening krijgen cursisten telkens twee geluidsfragmenten achter elkaar te
horen. Deze fragmenten verschillen minimaal of zijn volledig hetzelfde. De cursisten
noteren of de twee fragmenten gelijk zijn of verschillend.
Het materiaal
Het audiomateriaal bestaat uit fragmentparen. Deze paren kunnen verschillen in klanken
die zich ofwel in het midden van woorden bevinden (bijvoorbeeld muur vs. moer) of aan
het einde van woorden, zoals uitgangen voor meervoudsvorming (-s of -en),
werkwoordsvervoegingen of adjectiefvorming (-e). Daarnaast kunnen de paren verschillen
in woordvolgorde. Het is belangrijk dat de fragmenten kort zijn (maximaal 1 zin) en rustig
ingesproken worden met een normale intonatie (zonder een accent op de plek waar het
verschil zit). Het merendeel van de aangeboden paren moet een verschil bevatten, maar
er moeten ook regelmatig paren voorkomen die gelijk zijn.
2
Voorbeeld
Cursisten horen (de paren zijn vetgedrukt op de plek waar ze verschillen):
1 Ik ga naar school Ik ga naar school
2 Wandelen doet hij graag Wandelen hij doet graag
3 Messen en lepels Messen en lepel
4 Klein meisje Klein meisje
5 Gezellig feest Gezellige feest
Cursisten noteren of de paren gelijk zijn:
1-ja; 2-nee; 3-nee; 4-ja; 5-nee.
Resultaten
Cursisten zullen in het begin moeten wennen aan het focussen op minimale verschillen.
De eerste keren zal het verschil in woordparen misschien niet opgemerkt worden. Het is
dan ook belangrijk dat de docent de antwoorden na afloop bespreekt met de cursisten.
Wanneer deze een verschil in woordparen niet hebben opgemerkt, kan het fragment nog
een keer afgespeeld worden of kan de docent het verschil een keer benadrukken. Verder
is het van belang dat de docent benadrukt welke van de twee woordparen grammaticaal
correct is.
Aanpassen aan het niveau
De oefening is eenvoudig aan te passen aan de problemen die de cursisten ervaren.
Klankverschillen die geen problemen opleveren in een bepaalde groep kunnen achterwege
worden gelaten en andere klanken kunnen vaker terugkomen. Hiervoor is het van belang
dat de docent noteert welke problemen cursisten ervaren. Deze problemen zullen
afhankelijk zijn van de onderwijs- en taalachtergrond van de cursist.
Combinatie met begrijpend luisteren
In plaats van audiomateriaal dat zonder enige context wordt aangeboden, zoals de
hierboven genoemde voorbeelden, kan de docent er ook voor kiezen om uit een
bestaande luisteroefening woordgroepen te nemen. Het is wel van belang dat deze
opnieuw ingesproken worden (zie materiaal), zodat de docent de paren nogmaals op
precies dezelfde manier kan laten horen. Door woordgroepen te nemen uit een andere
oefening kan de docent ook direct ingaan op bijvoorbeeld de betekenis van moeilijke
woorden. Deze zijn dan al besproken, zodat niet alleen onbekende woorden zijn
verhelderd, maar ook voorkennis is opgehaald over een bepaald onderwerp; een volgende
oefening kan daar op voortbouwen.
2.2 Gatentekst
Een oefening in het opschrijven van ontbrekende klanken
Doel van de oefening
Klanken en klankcombinaties zijn in een tweede taal vaak anders dan in een eerste taal.
Hierdoor kunnen tweede taalleerders problemen ervaren met het herkennen en
discrimineren van klanken. Bovendien is het lastig om ze correct te schrijven. Het doel
van deze oefening is dat een leerder oefent om zo gericht te letten op bepaalde
3
(onderdelen van) woorden dat hij ze niet alleen verstaat, maar ook de ontbrekende
klanken op papier kan aanvullen. Een docent kan naar aanleiding van deze oefening zien
of de onderdelen gehoord worden en of de juiste koppeling tussen klank en schrift
gemaakt wordt.
Benodigdheden
Docent Audiomateriaal: opgenomen teksten
Cursist Pen en het invulformulier waarop de tekst is afgedrukt met ontbrekende
onderdelen.
Beschrijving van de opdracht
Tijdens deze oefening krijgen cursisten een tekst te horen. Zij hebben dezelfde tekst op
papier en lezen mee. Op de plekken waar woorden of onderdelen van woorden ontbreken,
maken zij de tekst compleet.
Het materiaal
Het audiomateriaal bestaat uit ingesproken teksten. Deze teksten kunnen verschillen in
lengte van tien regels tot een A4’tje. Ze moeten worden ingesproken in een relatief rustig
spreektempo met natuurlijke pauzemomenten tussen woordgroepen.
Op de invulformulieren van de cursisten zijn de teksten afgedrukt, waarbij regelmatig
delen zijn weggelaten. Per tekst kunnen dit of volledige woorden of delen van woorden
zijn, maar nooit beide. De gaten betreffen klanken, werkwoordvervoegingen, meervouden
en kleine woorden als voorzetsels en voornaamwoorden.
Voorbeeld
Cursisten horen:
Moederdag
Als je in de week voor moederdag door een gemiddelde Nederlandse
winkelstraat loopt, lijkt het niet zo moeilijk te bedenken waar moederdag
vandaan komt. Moederdag lijkt wel een uitvinding van de bonbonfabrikanten,
de bloemisten en wenskaartenmakers, want die verdienen elk jaar behoorlijk
aan de tweede zondag van mei. Toch is moederdag ooit heel anders begonnen.
Volgens sommige mensen begon moederdag al bij de oude Grieken.
Cursisten lezen:
Moederdag
Als je in de week voor moederdag door een gemiddelde Nederlandse
winkelstraat loopt, lijkt het niet zo moeilijk te beden_____ waar moederdag
vandaan komt. Moederdag lijkt wel een uitvinding van de bonbonfabrikanten,
de bloemisten en wenskaartenmakers, want die verdienen elk jaar behoorlijk
aan de tweede zondag van mei. Toch is moederdag ooit heel anders begonnen.
Volgens sommige mensen beg_____ moederdag al bij de oude Grieken.
Cursisten vullen in:
4
Moederdag
Als je in de week voor moederdag door een gemiddelde Nederlandse
winkelstraat loopt, lijkt het niet zo moeilijk te beden_KEN____ waar moederdag
vandaan komt. Moederdag lijkt wel een uitvinding van de bonbonfabrikanten,
de bloemisten en wenskaartenmakers, want die verdienen elk jaar behoorlijk
aan de tweede zondag van mei. Toch is moederdag ooit heel anders begonnen.
Volgens sommige mensen beg__ON___ moederdag al bij de oude Grieken.
Resultaten
Het meelezen met het geluid is soms lastig voor cursisten (wanneer dit te veel problemen
oplevert, kan beter oefening 3.3 worden gedaan). Vooral in het begin moet hier rekening
mee worden gehouden door het audiomateriaal regelmatig even stop te zetten. Opvallend
is dat veel cursisten erg gefocust raken op klanken en de teksten niet proberen te
begrijpen. Het is belangrijk dat de docent na afloop de foute antwoorden bespreekt.
Daarbij moet niet alleen het goede antwoord gegeven worden maar eerst de zin nogmaals
afgespeeld worden, zodat cursisten het nog een keer kunnen horen. Eventueel herhaalt
de docent de zin zelf en schrijft hij2 het correcte woord vervolgens op het bord.
Aanpassen aan het niveau
Met deze oefening kan de docent goed inspelen op de fouten die gemaakt worden.
Wanneer bijvoorbeeld blijkt dat cursisten veel moeite hebben met voorzetsels, kunnen de
volgende keer juist die woorden weggelaten worden. Op die manier wordt precies datgene
geoefend waarmee de groep het meeste moeite heeft. Daarnaast kan gevarieerd worden
in de hoeveelheid woorden die weggelaten worden en het onderwerp en de lengte van de
tekst die wordt aangeboden.
Combinatie met begrijpend luisteren
Nadat cursisten de tekst compleet hebben gemaakt, kan de docent overgaan op het
begrijpen van de inhoud van die tekst. De cursisten zullen waarschijnlijk al een aantal
centrale begrippen begrepen hebben en op basis daarvan kan voorkennis opgehaald
worden. Vervolgens kan de docent de tekst nogmaals laten horen en daarbij een aantal
begripsvragen over de tekst voorleggen, of vragen om de tekst in eigen woorden samen
te vatten.
2.3 Specifieke woorden verstaan
Een oefening in het herkennen van woordgrenzen.
Doel van de oefening
Taalleerders zullen vaak het probleem hebben dat hun woordenschat tekortschiet. In
aangeboden teksten zullen regelmatig woorden voorbijkomen die onbekend zijn. Het is in
dat geval van belang om woordgrenzen te kunnen herkennen, zodat uit de grote
hoeveelheid geluid toch verschillende eenheden verstaan kunnen worden. Daarom
moeten cursisten leren verschillen tussen woorden te onderscheiden. Meer dan bij de
voorgaande oefeningen staat dat bij deze oefening centraal. Cursisten leren heel gericht
te luisteren naar specifieke woorden en moeten van een rij woorden op papier aangeven
2 In dit document verwijzen we elke keer met ‘hij’ naar de docent; dat kan uiteraard ook ‘zij’ betekenen.
5
of die gezegd worden of niet. Hierdoor leren zij woordgrenzen te herkennen en gericht te
luisteren.
Benodigdheden
Docent Audiomateriaal: opgenomen teksten
Cursist Pen en opdrachtformulier met daarop een rij met woorden
Beschrijving van de opdracht
Tijdens deze oefening krijgen cursisten een tekst te horen. Ze krijgen deze tekst niet op
papier maar zien slechts enkele woorden. Van die woorden komen een aantal wél voor in
de tekst en een aantal niet. Cursisten moeten de woorden die ze horen omcirkelen of
onderstrepen.
Het materiaal
Het audiomateriaal kan uit allerlei teksten bestaan, bijvoorbeeld ook van liedjes. De
teksten zijn vergelijkbaar met de teksten uit oefening 3.2: ze verschillen in lengte van
tien regels tot een A4’tje en moeten ingesproken zijn in een relatief rustig spreektempo
met natuurlijke pauzemomenten tussen woordgroepen. Liedjes die geschikt zijn voor deze
oefening zijn rustig gezongen liedjes van bijvoorbeeld Kinderen voor Kinderen of cabaret.
Op het opdrachtformulier van de cursisten staat niet de hele tekst afgedrukt maar slechts
losse woorden. Sommige woorden komen wel voor in de tekst en andere woorden niet.
Voorbeeld
Cursisten horen:
Baas Luister nou eens jongen, doe nou wat ik zeg. Het is al kwart voor
zeven en je bent nog steeds niet weg.
Sindbad Sta nou niet te zeuren. Je ziet, ik werk me dood. Een stoplicht heeft
twee kleuren, maar meestal is het rood.
Cursisten lezen:
Kijk
Luister nou eens
Kwart voor zeven
Half acht
Ik werk
Slapen
Cursisten noteren:
Kijk
Luister nou eens
Kwart voor zeven
Half acht
Ik werk
Slapen
6
Resultaten
Sommige cursisten worden bij het lezen van een tekst erg afgeleid door de hoeveelheid
onbekende woorden die zij allemaal willen begrijpen. Deze oefening biedt een oplossing
voor groepen die zich beter kunnen concentreren op het luisteren als ze niet tegelijkertijd
een tekst moeten lezen.
Aanpassen aan het niveau
Het niveau van de oefening is lager dan de vorige oefening doordat er minder gelezen
hoeft te worden. De oefening kan nog verder vereenvoudigd worden door niet een rijtje
met woorden aan te bieden, maar door van één specifiek woord te vragen hoe vaak het
voorkomt.
Het wordt daarentegen juist moeilijker als de woorden uit de woordenlijst waaruit
cursisten woorden moeten herkennen meer op elkaar lijken. Zo zou in bovenstaand
voorbeeld in plaats van kwart voor zeven en half acht ook kwart voor negen of kwart over
zeven gegeven kunnen worden.
Combinatie met begrijpend luisteren
Een bestaande oefening in begrijpend luisteren is uitstekend geschikt om met deze
verstavaardigheidsoefening te combineren. Zo zouden bijvoorbeeld kernbegrippen uit die
bestaande oefening gebruikt kunnen worden in deze oefening. Op die manier wordt
voorkennis geactiveerd en kan na afloop van deze oefening kort het onderwerp besproken
worden waar de tekst over ging. Vervolgens kan de begrijpvaardigheidsoefening gedaan
worden.
2.4 Woorden kiezen
Een oefening in het herkennen van verschillen tussen woorden
Doel van de oefening
Het verschil in uitspraak tussen woorden is soms heel klein, terwijl het verschil in
betekenis heel groot kan zijn. Het doel van deze oefening is dat cursisten verschillen in
woorden leren herkennen en zich bewust worden van essentiële klankverschillen in
uitspraak. Bovendien leren zij wat het effect hiervan is op de schrijfwijze. Een docent kan
met deze oefening achterhalen of een cursist moeite heeft met het discrimineren van
klanken en woorden.
Benodigdheden
Docent Audiomateriaal: opgenomen teksten
Cursist Pen en invulformulier met daarop de tekst, waarbij geen woorden zijn
weggelaten maar regelmatig een keus gemaakt moet worden tussen twee
woorden.
Beschrijving van de opdracht
De cursisten luisteren naar een tekst en lezen tegelijkertijd mee met de tekst op het
invulformulier. Op dat formulier staan regelmatig twee woorden vetgedrukt naast elkaar.
Eén van deze twee woorden wordt wel uitgesproken, het andere niet. De cursist moet
omcirkelen of onderstrepen welk woord wordt uitgesproken.
7
Het materiaal
Het audiomateriaal bestaat uit teksten, die verschillen in lengte van tien regels tot een
A4’tje. Ze zijn ingesproken in een relatief rustig spreektempo met natuurlijke
pauzemomenten tussen woordgroepen.
Op de invulformulieren van de cursisten zijn de teksten afgedrukt, waarbij regelmatig
twee woorden vetgedrukt zijn. Een van deze twee woorden wordt uitgesproken. De
woorden verschillen in klinkers, clusters of grammaticale uitgangen (stad – staat; krom –
klom; tafel – tafels; probeer – probeert). Ook zou een docent cursisten kunnen laten
kiezen tussen een woord dat fonetisch geschreven is en een woord dat grammaticaal
correct geschreven is (moeiluk – moeilijk).
Voorbeeld
Cursisten horen:
Iedereen is dagelijks bezig met eten. Dat is niet zo gek: je moet eten om in leven te
blijven. Bovendien wordt eten vaak verbonden met leuke dingen: gezelligheid of feest.
Aan de andere kant hoor je tegenwoordig bijna elke dag wel iets over de gevaren van te
dik zijn. Slank zijn, is nog steeds de norm. Veel jongeren, vooral meisjes, hebben wel
eens een dieet gevolgd.
Cursisten lezen:
Iedereen is dagelijks bezig met/meet eten. Dat is niet zo gek: je moet eten om in leven
te blijven. Bovendien wordt eten vak/vaak verbonden met leuke dingen: gezelligheid of
feest. Aan de andere kant hoor je tegenwoordig bijna elke dag wel iets over de gevaren
van te dik zijn. Slank zijn, is nog steeds de norm. Veel jongeren, vooral
meisje/meisjes, hebben wel eens een dieet gevolgd.
Cursisten noteren:
Iedereen is dagelijks bezig met/meet eten. Dat is niet zo gek: je moet eten om in leven
te blijven. Bovendien wordt eten vak/vaak verbonden met leuke dingen: gezelligheid of
feest. Aan de andere kant hoor je tegenwoordig bijna elke dag wel iets over de gevaren
van te dik zijn. Slank zijn, is nog steeds de norm. Veel jongeren, vooral
meisje/meisjes, hebben wel eens een dieet gevolgd.
Resultaten
Woorddiscriminatieteksten zijn eenvoudiger dan gatenteksten, omdat cursisten woorden
niet zelf op hoeven te schrijven maar kunnen kiezen. Hierdoor hoeft het geluid ook
minder vaak stopgezet te worden. Bij het bespreken van de antwoorden is het niet alleen
belangrijk om de correcte antwoorden te benoemen, maar ook om te laten horen wat het
verschil is met het andere woord in uitspraak en in betekenis. Ook kan ingegaan worden
op de vorm van het correcte woord (waarom is het bijvoorbeeld meervoud?).
Aanpassen aan het niveau
Hoewel deze oefening eenvoudiger is dan een gatentekst, kan het niveau van de oefening
uiteenlopen. De moeilijkheid hangt af van de grootte van het verschil tussen de woorden.
8
Ook kan de nadruk gelegd worden op bepaalde klanken die moeilijker te discrimineren
zijn dan andere (bijvoorbeeld het al dan niet aanwezig zijn van de sjwa –stomme e-).
Combinatie met begrijpend luisteren
Nadat de antwoorden besproken zijn, kan overgegaan worden op het begrijpen van de
inhoud van die tekst. De cursisten zullen waarschijnlijk al een aantal centrale begrippen
begrepen hebben en op basis daarvan kan voorkennis geactiveerd worden. Vervolgens
kan de docent de tekst nogmaals laten horen en daarbij een aantal begripsvragen over de
tekst voorleggen of vragen om de tekst in eigen woorden samen te vatten.
2.5 Dictee
Een oefening in het schrijven van zinnen met het accent op het maken van de klank-
tekenkoppeling.
Doel van de oefening
Het doel van een dictee is over het algemeen het controleren van de spelling en
interpunctie, maar in het kader van luistervaardigheid kan een dictee ook heel goed
gebruikt worden om de klank-tekenkoppeling te trainen. Het doel van de oefening is dan
om te controleren of alle woorden op de juiste manier verstaan worden en of de
woordgrenzen goed herkend worden.
Benodigdheden
Docent Audiomateriaal: opgenomen zinnen.
Cursist Pen en blanco papier
Beschrijving van de opdracht
De cursisten luisteren naar de zinnen en schrijven deze op.
Het materiaal
Zinnen die geschikt zijn om voor deze oefening te gebruiken, bestaan uit veel korte
woorden of uit woorden die minimaal verschillen. De zinnen zijn het liefst ingesproken,
maar kunnen eventueel ook voorgelezen worden door de docent. Daarbij is het belangrijk
dat de woorden niet woord-voor-woord voorgelezen worden, maar dat een relatief
normaal spreektempo wordt aangehouden met natuurlijke pauzemomenten tussen
woordgroepen.
Voorbeeld
Cursisten horen en schrijven:
1 Ik eet twee keer per week een peer.
2 Een grote man loopt in het kleine huis.
3 In de stad staat een grote kerk.
Resultaten
Over het algemeen zijn leerders geneigd zich te richten op benadrukte (inhouds)woorden.
Veel kleine woorden worden overgeslagen bij het dictee. Door middel van deze oefening
leren cursisten dat het belangrijk is niet alleen op benadrukte inhoudswoorden te letten
9
maar ook op onbeklemtoonde functiewoorden die net zo belangrijk zijn voor de betekenis
van de zin. Daarnaast worden verschillen in klanklengte niet gekoppeld aan verschillen in
schrijfwijze. Wanneer in het dictee woorden gebruikt worden die qua klank minimaal
verschillen (man-maan; stad-staat) worden cursisten ertoe aangezet na te denken over
het verschil tussen de twee klanken. Wanneer cursisten het verschil in lengte niet
noteren, kan dit komen doordat ze niet weten wanneer er een enkele dan wel dubbele
klinker geschreven moet worden, of omdat ze verschil in lengte niet waarnemen. Bij het
bespreken van het dictee na afloop kunnen cursisten hiervan bewust gemaakt worden.
Aanpassen aan het niveau
Uiteraard kan deze oefening moeilijker gemaakt worden door laag- of lagerfrequente
woorden te gebruiken of te variëren in zinslengte. Daarnaast kunnen ook bewust woorden
gebruikt worden waarbij men een lange klank hoort, maar slechts één letter schrijft
(bijvoorbeeld naam-namen). Op die manier wordt duidelijk dat het schrift geen exacte
weergave is van de klank. Verder kan in plaats van een dictee ook een dictoglosoefening
gedaan worden (zie oefening 3.6).
Combinatie met begrijpend luisteren
In plaats van losstaande zinnen te gebruiken, kan de docent er ook voor kiezen om
zinnen uit een andere oefening te gebruiken. Dan vormen de zinnen een betekenisvol
geheel en kunnen er na het dictee ook vragen gesteld worden die betrekking hebben op
de betekenis van de zinnen.
2.6 Dictoglos
Een oefening in het schrijven van (langere) teksten met het accent op de klank-
tekenkoppeling.
Doel van de oefening
Dictoglos wordt gebruikt om te oefenen met schrijfvaardigheid, maar is het daarnaast ook
geschikt om de klank-tekenkoppeling te trainen. Ook met deze oefening kan
gecontroleerd worden of woordgrenzen goed herkend worden en welke woorden goed
worden verstaan. Het verschil met het dictee is dat het niet om losse zinnen gaat maar
om korte verhaaltjes, waardoor de nadruk meer op inhoudswoorden komt te liggen.
Benodigdheden
Docent Audiomateriaal: opgenomen korte teksten. Deze kunnen ook op het
moment door de docent zelf voorgelezen worden.
Cursist Pen en blanco papier
Beschrijving van de opdracht
De cursisten luisteren naar de tekst en noteren zoveel mogelijk woorden die ze verstaan
hebben. Vervolgens reconstrueren ze samen met een andere cursist zo goed mogelijk het
verhaal dat ze gehoord hebben. Er kunnen woorden in de tekst staan die ze nog niet
kennen. De cursisten moeten die woorden goed verstaan om de betekenis te kunnen
opzoeken.
10
Het materiaal
De teksten die gebruikt worden voor deze oefeningen moeten niet te lang zijn, bij
voorkeur maximaal tien zinnen.
Voorbeelden
Cursisten horen:
Een 17-jarig meisje uit het land Argentinië heeft het maar druk. Ze heeft net een drieling
gekregen. Maar vorig jaar kreeg ze ook al een drieling. En haar eerste kind kreeg ze toen
ze pas 14 jaar was. Ze heeft in totaal dus 7 kinderen.
Cursisten schrijven (tijdens het voorlezen):
17 jaar meisje heeft druk. Drieling gekregen. Maar vorig jaar ook een drieling. Haar
eerste kind kreeg toen 14 jaar. 7 kinderen.
Resultaten
Bij het bespreken vertellen cursisten aan elkaar wat ze hebben opgeschreven en proberen
de zinnen zo compleet mogelijk te maken. Over het algemeen zullen zij vooral de
benadrukte inhoudswoorden uit het verhaal hebben genoteerd. Het is belangrijk om op te
merken welke woorden cursisten verstaan hebben en hoe zij deze woorden geschreven
hebben. Daarbij gaat het niet zozeer om het gebruik van correcte spelling; het doel van
deze oefeningen is om na te gaan of ze het verschil in bijvoorbeeld lange of korte klinkers
wel hebben gehoord en of ze weten waar de woordgrenzen liggen. Verder is het
belangrijk te letten op de woorden die cursisten zelf niet meer noemen: welke woorden
zijn hen ontgaan?
Aanpassen aan het niveau
Natuurlijk is het onderwerp van de teksten die gebruikt worden van belang bij de keuze
van het niveau van de oefening. Hoe concreter en bekender het onderwerp, hoe
makkelijker cursisten het verhaal zullen kunnen reconstrueren. Voor gevorderde cursisten
kunnen de teksten iets langer zijn en een meer informerend karakter hebben. Ook de
lengte van de zinnen en de frequentie van de woorden die gebruikt worden, spelen een
rol. De docent kan er daarnaast voor kiezen om het verhaal vaker en langzamer voor te
lezen om het voor de cursisten eenvoudiger te maken.
Combinatie met begrijpend luisteren
Na het reconstrueren van het verhaal kan de docent ervoor kiezen om het verhaaltje
nogmaals te laten horen, maar nu met een aantal vragen over de inhoud van het verhaal.
2.7 Woorden tellen
Een oefening in het herkennen van woordgrenzen en morfemen door het tellen van
woorden of lettergrepen
Doel van de oefening
Anders dan bij de voorgaande oefeningen, hoeven cursisten bij deze oefening niet te
letten op wát er gezegd wordt. Het doel van het tellen van woorden of lettergrepen is om
cursisten te leren letten op waar het ene woord eindigt en het volgende begint. Dat is van
11
essentieel belang om afzonderlijke taaleenheden te kunnen herkennen. Daarbij gaat het
niet alleen om herkenning van woordgrenzen ,maar ook om de herkenning van kleinere
eenheden zoals morfemen (bijvoorbeeld –heid of –ing). Cursisten leren dan dat dezelfde
morfemen achter verschillende woorden kunnen staan.
Benodigdheden
Docent Audiomateriaal: opgenomen woorden of zinnen. Deze kunnen
(eventueel) ook op het moment zelf voorgelezen worden.
Cursist Pen en blanco papier
Beschrijving van de opdracht
De cursisten krijgen de zin of het woord enkel te horen en hoeven dit niet letterlijk op te
schrijven. Ze schrijven alleen het aantal woorden of lettergrepen op.
Het materiaal
De zinnen die gebruikt worden voor deze oefening moeten niet te lang zijn, maar zeker
niet te kort (dat wil zeggen: niet minder dan vier woorden).
Voorbeeld
Cursisten horen:
1 Het oude huis staat op de hoek van de lange straat
2 Fietsenmaker
Cursisten schrijven:
11 (woorden)
4 (lettergrepen)
Resultaten
Bij het bespreken kan het beste aan een cursist gevraagd worden om de zin te herhalen
en op de vingers mee te tellen. Op die manier kan namelijk goed gezien worden waar de
fout gemaakt wordt. Ook wanneer een docent moet helpen bij het herhalen van de zin,
gaat het tellen niet vanzelfsprekend goed. Het zijn vooral kleine onbeklemtoonde woorden
die overgeslagen worden of samengestelde woorden die als losse woorden gezien worden.
Aanpassen aan het niveau
Deze oefening wordt moeilijker naarmate er meer onbeklemtoonde woorden of
samengestelde woorden worden genoemd.
Combinatie met begrijpend luisteren
Het tellen van woorden en lettergrepen kost weinig tijd en kan daardoor eenvoudig
gecombineerd worden met een andere oefening. Zo kunnen niet alleen zinnen uit
begrijpvaardigheidsoefeningen gebruikt worden maar kunnen alle soorten actuele
materialen gebruikt worden, bijvoorbeeld tellen van woorden uit het (radio)nieuws of de
snelwegnummers uit het filenieuws. In die fragmenten worden in korte tijd dezelfde
woorden meerdere malen herhaald, waardoor ze zeer geschikt zijn om als teloefening te
gebruiken.
12
2.8 Klemtoon
Een oefening in het herkennen van de klemtoon van woorden.
Doel van de oefening
Ook bij deze oefening hoeft niet gelet te worden op wát er gezegd wordt, maar gaat het
erom hóe het gezegd wordt. Het doel van deze oefening is dat cursisten leren om te
bepalen op welke klanken extra nadruk ligt, of met andere woorden: ze moeten de
klemtoon van woorden herkennen. De reden hiervoor is dat klemtoon
betekenisonderscheidend kan zijn. Daarnaast worden cursisten zich door deze oefening
bewust van het correcte gebruik van de klemtoon in intonatiepatronen in het Nederlands,
waardoor zij er ook in hun eigen uitspraak aandacht aan (kunnen) besteden.
Benodigdheden
Docent Audiomateriaal: opgenomen woorden of zinnen. Deze kunnen (eventueel)
ook op het moment zelf voorgelezen worden.
Cursist Pen en blanco papier
Beschrijving van de opdracht
De cursisten krijgen de zin of het woord alleen te horen en hoeven deze niet letterlijk op
te schrijven. Ze onderstrepen de plaats waar nadruk op ligt.
Het materiaal
Het is voor deze oefening niet belangrijk om een speciale zin of specifieke woorden te
gebruiken: deze kunnen willekeurig gekozen worden.
Voorbeeld
Cursisten horen:
Fietsenmaker
Cursisten schrijven:
Fietsenmaker
Resultaten
Het blijkt voor leerders erg lastig om de klemtoon op de juiste plek van een woord te
plaatsen, zelfs wanneer het woord meerdere malen herhaald wordt. Wat de cursisten
vaak helpt, is om alle mogelijke plekken waar nadruk kan liggen hardop voor te lezen.
Hierdoor herkennen zij vaak het verschil in uitspraak en realiseren ze zich op welke plek
de klemtoon moet liggen.
Aanpassen aan het niveau
De oefening wordt moeilijker naarmate de woorden langer en onbekender zijn voor de
cursisten. Ook kan ervoor gekozen worden om woorden uit een bestaande tekst te nemen
waarin de woorden niet geïsoleerd worden voorgelezen maar in een zin staan.
Combinatie met begrijpend luisteren
Deze oefening kan heel goed gecombineerd worden met oefening 3.7 (de teloefening),
maar ook met elke willekeurige andere oefening die gedaan wordt.
13
2.9 Luisteren met aantekeningen maken
Een oefening in het gericht luisteren en aantekeningen maken
Doel van de oefening
Bij deze oefening moeten cursisten heel precies luisteren wat er gezegd wordt en dat
tegelijkertijd noteren. Zo worden cursisten gedwongen om gericht te luisteren naar een
tekst om te verstaan wat je te weten wilt komen, en dat direct op een goede manier te
noteren.
Benodigdheden
Docent Korte opgenomen teksten rondom een thema, zoals filenieuws, het
weerbericht of een reclame waarin bepaalde woorden vaak verhaald
worden. Ook een kort gesprek met informatie over Nederland is goed
bruikbaar in deze opdracht.
Cursist Pen en blanco papier of een papier waarop bijvoorbeeld alleen de getallen
met betrekking tot de temperatuur hoeven worden opgeschreven.
Beschrijving van de opdracht
De cursisten luisteren naar de tekst met daarbij de vraag om alle woorden op te schrijven
die ze horen rondom het thema van de tekst.
Het materiaal
Afhankelijk van het thema van de tekst varieert ook de lengte van het materiaal. Zo
komen in het filenieuws heel veel files achter elkaar voor, waardoor een radiofragment
van meer dan twee minuten erg lang is en veel vraagt van cursisten. Daarentegen
worden in een korte tekst over de buurt misschien minder snel en minder vaak woorden
genoemd die cursisten op moeten schrijven, waardoor een langere tekst ook mogelijk is.
Voorbeelden
Thema: snelwegen waar files staan
Cursisten horen:
Dit is de ANWB verkeersinformatie. Op de meeste plaatsen rijdt het door, maar nog een
paar uitzonderingen:
de A2, ’s Hertogenbosch richting Utrecht tussen afrit Everdingen en Vianen 4 km;
de A15 van Nijmegen naar Gorinchem tussen knooppunt Deil en afrit Arkel 4 km, dat
komt door een ongeluk maar de weg is wel weer vrij
dan Utrecht, de A27 Gorinchem richting Utrecht tussen knooppunt Everdingen en
Hagestein 2 km.
Cursisten schrijven:
A2, A15, A27
Thema: getallen met betrekking tot de temperatuur.
Cursisten horen:
In het zuiden nog wat wolkenvelden maar vanmiddag wordt het zonnig en in het oosten
nog wat bewolking. Het blijft droog en de temperaturen lopen uiteen van 15 tot 17
14
graden aan de kust naar 19 tot 21 graden verder landinwaarts. Vanavond en vannacht
helder, temperatuur daalt tot 8 graden. Morgen opnieuw zonnig met temperaturen tot
iets hoger dan vandaag.
Cursisten schrijven:
15, 17 19, 21, 8
Thema: getallen.
Cursisten horen:
Het aantal illegale werknemers is vorige jaar gestegen. Twee jaar lang was er een
daling, maar in 2009 groeide het aantal illegale arbeiders met een kwart tot 2500. Bijna
een derde kwam uit Bulgarije of Roemenië. Dat staat in het jaarverslag van de
arbeidsinspectie. Vooral in de bouw nam de illegale arbeid sterk toe. Volgens minister
Donner is dat te wijten aan de crisis. Bedrijven proberen kosten te drukken en proberen
zo goedkoop mogelijke krachten in te huren. Verder blijkt dat de bouw nog steeds de
gevaarlijkste bedrijfstak is. Bijna een kwart van de ernstige ongelukken gebeurt daar.
Vorig jaar kwamen 76 mensen om tijdens het werk.
Cursisten schrijven:
2009, een kwart, 2500, (bijna) een derde, een kwart, 76.
Resultaten
Het fragment moet een aantal keer afgespeeld worden (in kleine fragmenten) zodat
cursisten genoeg mogelijkheden krijgen om de woorden te verstaan én te noteren.
Spelling is daarbij van ondergeschikt belang; het gaat er bij deze oefening vooral om dat
cursisten de juiste woorden kunnen filteren uit het fragment. Na afloop schrijft de docent
een enkel minder frequent maar in dit fragment belangrijk woord op het bord. Vervolgens
kunnen de genoteerde woorden worden besproken of kan doorgegaan worden met een
oefening in begrijpend luisteren (zie Combinatie met begrijpend luisteren).
Aanpassen aan het niveau
De oefening kan moeilijker gemaakt worden door de keuze voor een bepaald thema. Zo
zijn fileberichten, sommige reclames met daarin veel dezelfde woorden en het
weerbericht eenvoudig, maar kunnen nieuwsberichten erg wisselen in moeilijkheidsgraad.
Daarnaast kunnen voor de gevorderde cursisten in principe alle mogelijke bronnen
gebruikt worden, zoals teksten over Nederland van vroeger en nu.
Een opdracht kan ook moeilijker worden door niet alleen te vragen de woorden met
betrekking tot het thema te noteren, maar bijvoorbeeld ook de tegenstellingen die ze
horen (warm-koud, zon-regen en dergelijke).
Gevorderde cursisten kan daarbij gevraagd worden om, in plaats van het noteren van
losse woorden bij beginnende cursisten, meer aantekeningen uit te werken van één of
misschien meerdere berichten. De opdracht kan variëren van het schrijven van een
enkele zin tot het uitwerken van een aantal berichten of een langere tekst over een
bepaald onderwerp.
15
Combinatie met begrijpend luisteren
Door van cursisten te vragen meer te noteren dan enkel die specifieke woorden rondom
het thema, wordt van hen ook een stuk begripsvaardigheid verwacht. Ze maken dus meer
aantekeningen over de inhoud van het bericht dan enkel het noteren van de kernwoorden
rond het thema. Vervolgens kan de docent een aantal vragen stellen over het begrip van
de tekst en moeten de cursisten op basis van hun aantekeningen een aantal zinnetjes
noteren of (voor de hogere niveaus) een kort tekstje schrijven. Op die manier moeten
cursisten dat wat ze verstaan hebben combineren met de boodschap die ze uit het bericht
begrepen hebben. Bijvoorbeeld:
Het aantal iligalle werknemer is vorige jaar stijgen. In de 2009 groeit met een kwart tot
2500. De derder werknemers komen uit Romeinea en Bulgarij. In de bouwsector groiet
toe. Die staat in de arbeidinspectie. Volgen Doner is te wijten aan de crisis. Ook blijkt uit
het verslag, dat kwart van ernstige ongelukken. Vorige jaar kwamen 76 om tijdens zijn
werk.
16
3 Elke les een luisterles
Het is belangrijk om het verstaan van klanken en woorden zoveel mogelijk te
automatiseren, zodat er meer tijd overblijft voor de interpretatie ervan (zie hoofdstuk 1).
Verstavaardigheid kan op verschillende manieren geoefend worden; deze
verstavaardigheidsoefeningen kunnen worden gecombineerd met begrijpend luisteren (zie
hoofdstuk 2).
Om leerders echt tot betere luisteraars te maken is het echter niet alleen van belang om
goede oefeningen in te zetten, maar die ook zo vaak mogelijk terug te laten komen bij
andere onderdelen uit de taalles.
Hoe doe je dat? In dit hoofdstuk beschrijven we mogelijke manieren om luisteren zo
eenvoudig mogelijk te combineren met andere onderdelen uit de les. Het volgende
hoofdstuk biedt uitwerkingen van deze ideeën.
3.1 Luisteren gecombineerd met schrijven
Oefeningen die uitermate geschikt zijn om luisteren te combineren met schrijven zijn de
al eerder genoemde oefeningen dictoglos en dictee. Met name het dictee is bekend als
schrijfoefeningen maar (zoals duidelijk werd in hoofdstuk 2) kan ook als luisteroefening
ingezet worden. Efficiënter is het om beide vaardigheden te oefenen met één oefening.
Dit kan bijvoorbeeld door een dictee te geven na een luisteroefening, waarbij de zinnen
uit het dictee bestaan uit woorden die niet goed verstaan werden. In het geval van een
dictoglosoefening kan de focus eerst gelegd worden op het verstaan van zoveel mogelijk
woorden waarna de cursisten dit op papier moeten uitwerken.
Er is nog een derde mogelijkheid om luisteren en schrijven te combineren, namelijk door
cursisten aantekeningen te laten maken tijdens het luisteren. In het dagelijks leven en in
opleidingen is luisteren en aantekeningen maken een belangrijke vaardigheid. Het gaat
bijvoorbeeld om het noteren van een afspraak in de agenda of een eenvoudige memo om
een boodschap door te geven, maar ook om aantekeningen maken tijdens een les of een
college. Cursisten die op het mbo taalondersteuning krijgen, zeggen dat ze hier heel veel
moeite mee hebben. Dat is niet gek: er moet niet alleen heel gericht geluisterd worden,
de woorden moeten ook goed verstaan worden om ze te kunnen noteren en correct
genoteerd worden. Hoe kunnen we dat zo oefenen in een groep dat alle cursisten op hun
eigen niveau kunnen werken?
Laat de cursisten eens (kijken en) luisteren naar een tekst rondom een bepaald thema
met daarbij de vraag om alle woorden die ze horen rondom dat thema op te schrijven. Ze
moeten heel precies luisteren naar wat er gezegd wordt en dat tegelijkertijd noteren. Op
deze manier wordt het trainen van verstavaardigheid gecombineerd met begrijpend
luisteren en schrijven.
Als luistermateriaal zijn actuele onderwerpen geschikt, zoals het nieuws (met weerbericht
en reclame), maar ook interviews en programma’s over uiteenlopende onderwerpen (op
tv of internet) die met KNS te maken hebben. Zo kan de moeilijkheid van de oefening ook
variëren. Eenvoudig is het luisteren naar het weerbericht, naar het filebericht en naar
sommige reclames met veel woordherhaling. Voor gevorderde cursisten kunnen alle
mogelijke bronnen van actueel nieuws gebruikt worden. Vooral voor deze gevorderde
17
cursisten is het van belang dat ze nieuws van de radio horen; ook zonder ondersteuning
van het beeld moeten ze de teksten begrijpen.
Deze luisteroefening kan direct gecombineerd worden met een oefening voor
schrijfvaardigheid. De manier waarop cursisten hun aantekeningen rondom het thema
noteren, kan verschillen per niveau. Zo kan in groepen met veel verschillende niveaus
toch door iedereen dezelfde opdracht worden gemaakt: cursisten luisteren gezamenlijk
naar hetzelfde programma, maar ze verwerken de informatie op een andere manier. Ze
gebruiken voor het aantekeningen maken vaste formulieren (zie hoofdstuk 4), waarbij
eerst ruimte is voor het noteren van losse woorden. Op de lagere niveaus kunnen ze
volstaan met getallen of bekende woorden opschrijven en kruisjes zetten achter de
woorden die ze gehoord hebben. Daarna krijgen ze de tijd om hun aantekeningen op het
formulier uit te werken tot één of meer zinnetjes. Gevorderde cursisten noteren meer: na
het maken van aantekeningen werken ze een aantal berichten uit tot een tekstje. Als het
onderwerp zich ervoor leent, proberen ze ook hun eigen mening over het onderwerp
onder woorden te brengen. Zo oefenen ze meteen met het schrijven van halflange en
lange schrijfopdrachten voor het staatsexamen.
Voor beide groepen geldt dat uit de aantekeningen en de uitwerkingen blijkt, of ze het
goed verstaan en begrepen hebben.
Het is eenvoudig om voorafgaand aan deze oefening, waarin meerdere vaardigheden aan
bod komen, een oefening expliciet gericht op verstavaardigheid te doen, want daar leent
het materiaal zich goed voor. Laat de cursisten voordat ze woorden rondom een thema
moeten noteren, eerst eens tellen hoe vaak een bepaald woord/getal terugkomt of
hoeveel woorden ze horen, bijvoorbeeld bepaalde woorden uit het weerbericht, de
nummers van de snelwegen bij de files of de herhaling van een woord uit de reclame. Zo
spitsen ze eerst de oren, voordat ze er iets over moeten noteren.
3.2 Luisteren gecombineerd met spreken/gesprekken voeren
In plaats van het noteren van wat ze horen, kunnen cursisten ook over het beluisterde
fragment praten. Op deze manier kan ook de spreekles een luisterles worden. Cursisten
luisteren eerst naar het al dan niet ingesproken verhaal en moeten dat bericht vervolgens
zo goed mogelijk navertellen.
Het materiaal dat hiervoor gebruikt kan worden, bestaat uit korte en wat langere
berichten (bijvoorbeeld korte verhalen uit leesboeken voor volwassen anderstaligen). Als
gewerkt wordt in een talenpracticum kunnen de cursisten hun eigen verhaal vergelijken
met het ingesproken origineel. Is die mogelijkheid er niet, dan vertellen de cursisten het
verhaal in tweetallen aan elkaar na. Zij kunnen elkaar aanvullen tot het verhaal compleet
is. Een andere mogelijkheid is dat zij het verhaal niet helemaal afluisteren en samen de
afloop van het verhaal moeten bedenken.
Navertellen van een verhaal is een van de taken van de telefoontoets en het blijkt in de
praktijk ook een heel goede oefening te zijn om begrijpend luisteren en verstavaardigheid
te oefenen.
18
3.3 Luisteren gecombineerd met grammatica
In de genoemde oefeningen moeten cursisten mondeling of schriftelijk uitwerken wat ze
gehoord hebben. Die uitwerkingen geven de docent o.a. veel informatie over wat
cursisten verstaan en begrepen hebben. Naar aanleiding daarvan kan de docent een
nieuwe oefening maken met specifiek die problemen die zijn of haar cursisten hebben,
bijvoorbeeld door middel van een dictee, een gatentekst of een woord-discriminatietekst.
Voor het dictee geldt dat de docent zinnen kan maken met woorden die minimaal van
elkaar verschillen, bijvoorbeeld de woorden gewond en gewoond.
Een gatentekst is niet ongebruikelijk om te oefenen met grammatica. Een gatentekst kan
gecombineerd worden met luistervaardigheid door juist die grammaticale elementen uit
een tekst weg te laten, waar de cursisten veel moeite mee hebben (bijv. voorzetsels).
Ook in woorddiscriminatie-oefeningen staat meestal het onderscheiden van verschillende
klinkers en medeklinkers centraal, vaak als voorbereiding op een uitspraakoefening.
Hetzelfde type oefening kan echter ook gericht zijn op minimale grammaticale verschillen.
19
4 Uitgewerkte voorbeelden
1 Gelijk of niet
2 Gatentekst
3 Specifieke woorden verstaan
4 Woorden kiezen in de tekst
5 Dictee
6 Dictoglos
7 Woorden tellen
8 Klemtoon
9 Luisteren met aantekeningen maken
10 Luisteren gecombineerd met spreken/gesprekken voeren
Gelijk of niet Materiaal Docent
20
Uitwerking 1: Verschil enkelvoud – meervoud op -s
A
B
1 De tafels in het lokaal De tafels in het lokaal
2 Films op televisie Film op televisie
3 Winkels in de straat Winkel in de straat
4 Huilende baby’s Huilende baby
5 Bekers met ranja Beker met ranja
6 Leuke programma’s Leuke programma
7 Messen en lepels Messen en lepel
8 Dikke mannetjes Dikke mannetjes
9 Mooie foto’s Mooie foto’s
10 Oude bandjes Oude bandje
11 Kranten en folders Kranten en folder
12 Doosjes op de kast Doosje op de kast
13 Koekjes met chocola Koekje met chocola
14 Telefoons op het bureau Telefoons op het bureau
15 Gouden horloges Gouden horloge
16 Potloodjes voor kinderen Potloodje voor kinderen
17 Flesjes water Flesjes water
18 Oma’s op de foto Oma op de foto
19 Goedkope camera’s Goedkope camera
20 Nederlandse cd’s Nederlandse cd’s
21 IJsjes in de zomer IJsjes in de zomer
22 Stipjes op je shirt Stipjes op je shirt
23 Brandende kaarsjes Brandende kaarsje
24 Brieven en kaartjes Brieven en kaartje
25 Kopjes koffie Kopje koffie
26 Lange files Lange files
27 Muziek op de radio’s Muziek op de radio
28 Reclames tijdens de film Reclame tijdens de film
29 Bloemetjes in het gras Bloemetje in het gras
30 Kamers te huur Kamers te huur
Gelijk of niet Materiaal Cursist
21
Zijn de zinnen hetzelfde?
Naam: ..................................................................................................................
JA
NEE
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Gelijk of niet Materiaal Docent
22
Uitwerking 2: Inflectie adjectief: wel/geen schwa
A
B
1 Mooie bloemen Mooi bloemen
2 Blauwe pen Blauw pen
3 Zware dozen Zwaar dozen
4 Hoge toren Hoog toren
5 Gezellig feest Gezellig feest
6 Ronde tafel Rond tafel
7 Veel papieren Vele papieren
8 Klein meisje Kleine meisje
9 Lekker drinken Lekker drinken
10 Grote tas Groot tas
11 Warme dag Warm dag
12 Dik boek Dikke boek
13 Lieve moeder Lief moeder
14 Goede juf Goede juf
15 Aardige mensen Aardig mensen
16 Lange weg Lang weg
17 Leuk liedje Leuke liedje
18 Spannend boek Spannend boek
19 Drukke dag Drukke dag
20 Grote broer Groot broer
21 Koude eten Koude eten
22 Arm land Arme land
23 Vieze tafel Vies tafel
24 Dure fiets Duur fiets
25 Lange vakantie Lang vakantie
26 Mooi weer Mooie weer
27 Kort gesprek Korte gesprek
28 Rode stippen Rode stippen
29 Moeilijke oefening Moeilijk oefening
30 Makkelijke opdracht Makkelijk opdracht
Gelijk of niet Materiaal Cursist
23
Zijn de zinnen hetzelfde?
Naam: ..................................................................................................................
JA
NEE
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Gelijk of niet Materiaal Docent
24
Uitwerking 3: Inversie
A
B
1 Morgen wordt het koud Morgen wordt het koud
2 Nu ga ik weg Nu ik ga weg
3 Rood vindt ze mooi Rood ze vindt mooi
4 Wandelen doet hij graag Wandelen hij doet graag
5 Gisteren was ik thuis Gisteren ik was thuis
6 Toen ging hij terug Toen hij ging terug
7 Daarna doe ik boodschappen Daarna ik doe boodschappen
8 Eerst wil hij slapen Eerst wil hij slapen
9 Maandag komt ze thuis Maandag ze komt thuis
10 Vandaag hebben we les Vandaag hebben we les
11 Misschien vergeet hij het Misschien hij vergeet het
12 Vaak bezoekt ze haar moeder Vaak ze bezoekt haar moeder
13 Hier dragen ze rokken Hier ze dragen rokken
14 Dan nemen we het mee Dan we nemen het mee
15 Zaterdag hebben we vrij Zaterdag we hebben vrij
16 Soms kijken we een film Soms kijken we een film
17 Volgende week is hij jarig Volgende week hij is jarig
18 Zondag is er groot feest Zondag er is groot feest
19 Morgen wordt hij tien Morgen wordt hij tien
20 Daar maken ze auto’s Daar maken ze auto’s
21 Fietsen doet zij graag Fietsen zij doet graag
22 Vaak is zij blij Vaak zij is blij
23 Soms gaan we naar oma Soms we gaan naar oma
24 Dan blijven we eten Dan we blijven eten
25 Eerst komt hij binnen Eerst hij komt binnen
26 Daarna haalt hij water Daarna hij haalt water
27 Ik ben moe Ik ben moe
28 Nu pak je een pen Nu je pakt een pen
29 Vandaag draagt hij een shirt Vandaag hij draagt een shirt
30 ’s ochtends is het koud ’s ochtends het is koud
Gelijk of niet Materiaal Cursist
25
Zijn de zinnen hetzelfde?
Naam: ..................................................................................................................
JA
NEE
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Gelijk of niet Materiaal Docent
26
Uitwerking 4: Congruentie: wel/geen -t
A
B
1 Loopt hij naar huis Loop hij naar huis
2 Zij koopt een boek Zij koop een boek
3 Jij hebt een pen Jij hebt een pen
4 Draagt zij een trui Draag zij een trui
5 U blijft hier U blijf hier
6 Hij bezoekt haar Hij bezoekt haar
7 Zij geeft het weg Zij geef het weg
8 Stuurt u een kaart Stuur u een kaart
9 Ik werk de hele dag Ik werkt de hele dag
10 U haalt een glas U haal een glas
11 Hij wast de auto Hij was de auto
12 Zij maakt het huis schoon Zij maak het huis schoon
13 Jij mist het programma Jij mis het programma
14 Ik fiets naar de stad Ik fietst naar de stad
15 Kijkt u televisie Kijk u televisie
16 Hij gooit een bal Hij gooit een bal
17 Zij bakt een taart Zij bakt een taart
18 Jij leert een taal Jij leer een taal
19 Maakt hij een foto Maak hij een foto
20 U koopt een boek U koop een boek
21 Leest hij graag Lees hij graag
22 Luistert zij muziek Luister zij muziek
23 Jij helpt je moeder Jij help je moeder
24 Ik gooi een bal Ik gooi een bal
25 U kijkt blij U kijk blij
26 Hij speelt buiten Hij speelt buiten
27 Maak jij een tekening Maak jij een tekening
28 Jij ben lang Jij bent lang
29 Ik spreekt Engels Ik spreek Engels
30 U drinkt water U drink water
Gelijk of niet Materiaal Cursist
27
Zijn de zinnen hetzelfde?
Naam: ..................................................................................................................
JA
NEE
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Gelijk of niet Materiaal Docent
28
Uitwerking 5: Combinatie met begrijpend luisteren
De docent heeft onderstaande teksten ter beschikking.
Tekst A
Paracetamol kopen
Ali uit Somalië zit op Nederlandse les en is zeer gemotiveerd om de taal te oefenen. Bij de
apotheek moest hij paracetamol kopen. Lachend deed hij verslag van een foutje dat hij
maakte bij de apotheek. Ali zei: Goedmorgen mevrouw, hebt u pils? De
apothekersassistent antwoordt: Nee, dan moet u hiernaast zijn in het café.
Tekst B
Slecht Nederlands
Een Iraanse man was voor het eerst een weekje op vakantie geweest. Naar Overijssel.
Dus ik vroeg hem, hoe het was geweest. “Nou, het was daar wel mooi, maar de mensen,
dat was maar niks”, zei hij. “Hoezo, waren ze niet aardig?”, vroeg ik. “Nee dat niet, maar
ze spraken zo slecht Nederlands.”
De teksten kunnen gebruikt worden voor een begrijpvaardigheidsoefening, waarbij wordt
ingegaan op de betekenis van deze teksten. Voordat dat gedaan wordt, worden de zinnen
uit deze tekst gebruikt voor de gelijk of verschillend-oefening. Elke zin is twee keer achter
elkaar ingesproken, waarbij soms een verschil is tussen de zinnen en soms niet.
Hieronder staat een voorbeeld van een mogelijke uitwerking:
Tekst A Paracetamol kopen
1 A Ali uit Somalië zit op Nederlandse les en is zeer gemotiveerd om de taal te
oefenen.
B Ali uit Somalië zit op Nederlandse les en zeer gemotiveerd is om de taal te
oefenen.
2 A Bij de apotheek moest hij paracetamol kopen.
B Bij de apotheek hij moest paracetamol kopen.
3 A Lachend deed hij verslag van een foutje dat hij bij de apotheek maakte.
B Lachend deed hij verslag van een foutje dat hij maakte bij de apotheek.
4 A Ali zei: Goedmorgen mevrouw, hebt u pils?
B Ali zei: Goedmorgen mevrouw, hebt u pils?
5 A De apothekersassistent antwoordt: Nee, dan moet u hiernaast zijn in het café .
B De apothekersassistent antwoordde: Nee ,dan u moet hiernaast in het café zijn.
Gelijk of niet Materiaal Docent
29
Tekst B Slecht Nederlands
6 A Een Iraanse man was voor het eerst een weekje op vakantie geweest. Naar
Overijssel.
B Een Iraanse man was voor het eerst een week op vakantie geweest. Naar
Overijssel.
7 A Dus ik vroeg hem, hoe het was geweest.
B Dus vroeg ik hem, hoe het was geweest.
8 A “Nou, het was wel mooi daar, maar de mensen, dat was maar niks”, zei hij.
B “Nou, het was daar wel mooi, maar de mensen, dat was maar niks”, zei hij.
9 A “Hoezo, waren ze niet aardig?”, vroeg ik.
B “Hoezo, waren ze niet aardig?”, vroeg ik.
10 A “Nee dat niet, maar ze spraken zo slecht Nederlands.”
B “Nee dat niet, maar zo spraken ze slecht Nederlands.”
Gelijk of niet Materiaal Cursist
30
Zijn de zinnen hetzelfde?
Naam: ..................................................................................................................
ZIN JA
NEE
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gatentekst Materiaal Docent
31
Uitwerking 1: Getallen
177 culturen in Amsterdam3
Amsterdam is de meest multiculturele stad van de wereld. In september 2007 wonen er
mensen uit 177 landen in de hoofdstad.
Daarmee heeft Amsterdam de meeste nationaliteiten van alle steden in de wereld.
Malawi
Vorig jaar had Amsterdam nog 176 nationaliteiten. Maar er is iemand uit het Afrikaanse
land Malawi in Amsterdam komen wonen. Daarom heeft de hoofdstad nu 177
verschillende nationaliteiten.
Nederlands
In totaal heeft Amsterdam bijna 800.000 inwoners. Ruim 500.000 van hen hebben de
Nederlandse nationaliteit. Dat zijn 1.000 mensen minder dan een jaar geleden.
Cijfers
Meer dan 64.000 inwoners van Amsterdam hebben de Marokkaanse nationaliteit. En
38.000 Amsterdammers komen uit Turkije.
Verder wonen er in Amsterdam 10.000 Engelsen, 6.600 Duitsers en ruim 5.000
Surinamers.
Alleen
In Amsterdam wonen ook 7 mensen die als enige uit hun land naar onze hoofdstad zijn
gekomen. Bijvoorbeeld uit de Afrikaanse landen Malawi, Botwana en Gabon. In
Amsterdam woont ook 1 persoon uit Monaco. En 1 inwoner uit Turkmenistan.
Antwerpen
Na Amsterdam heeft Antwerpen de meeste nationaliteiten. In de Belgische stad wonen
mensen uit 164 verschillende culturen. En op de derde plaats staat de Amerikaanse stad
New York. In deze stad wonen mensen met 150 verschillende nationaliteiten.
3 Bron: Startkrant, september 2007
Gatentekst Materiaal Cursist
32
Wat hoor je? Maak de tekst compleet.
Naam: ..................................................................................................................
……… culturen in Amsterdam
Amsterdam is de meest multiculturele stad van de wereld. In september ______ wonen
er mensen uit ______ landen in de hoofdstad.
Daarmee heeft Amsterdam de meeste nationaliteiten van alle steden in de wereld.
Malawi
Vorig jaar had Amsterdam nog ______ nationaliteiten. Maar er is iemand uit het
Afrikaanse land Malawi in Amsterdam komen wonen. Daarom heeft de hoofdstad nu
______ verschillende nationaliteiten.
Nederlands
In totaal heeft Amsterdam bijna ______ inwoners. Ruim ______ van hen hebben de
Nederlandse nationaliteit. Dat zijn ______ mensen ______ dan een jaar geleden.
Cijfers
Meer dan ______ inwoners van Amsterdam hebben de Marokkaanse nationaliteit. En
______ Amsterdammers komen uit Turkije.
Verder wonen er in Amsterdam ______ Engelsen, ______ Duitsers en ruim ______
Surinamers.
Alleen
In Amsterdam wonen ook ______ mensen die als enige uit hun land naar onze hoofdstad
zijn gekomen. Bijvoorbeeld uit de Afrikaanse landen Malawi, Botwana en Gabon. In
Amsterdam woont ook ______ persoon uit Monaco. En ______ inwoner uit Turkmenistan.
Antwerpen
Na Amsterdam heeft Antwerpen de meeste nationaliteiten. In de Belgische stad wonen
mensen uit ______ verschillende culturen. En op de derde plaats staat de Amerikaanse
stad New York. In deze stad wonen mensen met ______ verschillende nationaliteiten.
Gatentekst Materiaal Docent
33
Uitwerking 2: Korte woorden
De geschiedenis van het Wilhelmus4
Elk land heeft een volkslied, een lied dat gewoonlijk wordt gespeeld bij plechtige
gelegenheden als staatsbezoeken, herdenkingen en internationale sportwedstrijden. Het
Nederlandse volkslied heet het Wilhelmus en is vernoemd naar het onderwerp van het
lied: Willem van Oranje. Deze Willem van Oranje leefde tussen 1533 en 1584 en geldt als
de "vader des vaderlands". Die naam heeft hij verdiend omdat hij de Nederlandse
opstand tegen Filips II, de koning van Spanje aanvoerde. Willem van Oranje was eerst
stadhouder van Filips II in Nederland, een soort dienaar van de koning. Filips wilde als
koning alles te zeggen hebben en vervolgde mensen die niet katholiek waren. Willem van
Oranje was het daar helemaal niet mee eens en kwam in opstand tegen zijn eigen koning.
Het Wilhelmus is voor Willem van Oranje geschreven en probeert zijn opstand tegen de
koning (wat in die tijd best erg was) te verklaren. De schrijver van dit lied, van wie we
niet precies weten wie het is, zegt eigenlijk dat Willem altijd zijn best heeft gedaan Filips
II zo goed mogelijk te dienen, maar dat hij uit liefde voor het vaderland niet anders kon
dan in opstand komen. Het Wilhelmus maakte dus eigenlijk reclame voor Willem van
Oranje, om zo de bevolking achter hem te krijgen. Dat was niet overbodig, want het was
niet zo dat alle mensen in Nederland de kant van Oranje kozen.
De tekst van het Wilhelmus is rond 1570 geschreven op muziek die al bestond. Het
bestaat uit 15 coupletten en dat is niet toevallig. Als je de eerste letter van elk couplet
van de oude versie neemt, krijg je de letters W.I.L.L.E.M. V.A.N. N.A.S.S.O.V., Willem van
Nassau dus, een andere naam voor Willem van Oranje.
De muziek is van iets minder edele afkomst: het is een soldatenliedje dat zijn oorsprong
heeft in Frankrijk. Met zijn 430 jaar is het Wilhelmus het oudste volkslied ter wereld. Toch
is het niet altijd het Nederlandse volkslied geweest. Tot in de negentiende eeuw waren er
zelfs helemaal geen volksliederen en toen er wel een moest komen koos men voor een
ander lied. Later vond men het Wilhelmus toch beter bij Nederland passen en in 1932
werd dit dan ook het officiële Nederlandse volkslied. En dat is het tot op de dag van
vandaag nog steeds.
4 Bron: Startkrant 2007
Gatentekst Materiaal Cursist
34
Wat hoor je? Maak de tekst compleet.
Naam: ..................................................................................................................
De geschiedenis van het Wilhelmus
Elk land heeft een volkslied, een lied dat gewoonlijk wordt gespeeld ______ plechtige
gelegenheden als staatsbezoeken, herdenkingen en internationale sportwedstrijden. Het
Nederlandse volkslied heet het Wilhelmus en is vernoemd naar het onderwerp ______ het
lied: Willem van Oranje. Deze Willem van Oranje leefde tussen 1533 en 1584 en geldt als
de "vader des vaderlands". Die naam heeft ______ verdiend omdat hij de Nederlandse
opstand ______ Filips II, de koning van Spanje aanvoerde. Willem van Oranje was eerst
stadhouder van Filips II ______ Nederland, een soort dienaar van de koning. Filips wilde
als koning alles te zeggen hebben en vervolgde mensen die niet katholiek waren. Willem
van Oranje was het daar helemaal niet mee eens en kwam ______ opstand tegen zijn
eigen koning.
Het Wilhelmus is voor Willem van Oranje geschreven en probeert zijn opstand tegen de
koning (wat in die tijd best ______ was) te verklaren. De schrijver van het lied, van wie
we niet precies weten wie het is, zegt eigenlijk dat Willem altijd zijn best heeft gedaan
Filips II zo goed mogelijk te dienen, maar dat hij uit liefde voor het vaderland niet anders
kon ______ in opstand komen. Het Wilhelmus maakte dus eigenlijk reclame voor Willem
van Oranje, ______ zo de bevolking achter hem te krijgen. Dat was niet overbodig, want
het was niet zo dat alle mensen in Nederland de kant van Oranje kozen.
De tekst van het Wilhelmus is rond 1570 geschreven ______ muziek die al bestond. Het
bestaat uit 15 coupletten en dat is niet toevallig. Als je de eerste letter van elk couplet
van de oude versie neemt, krijg je de letters W.I.L.L.E.M. V.A.N. N.A.S.S.O.V., Willem van
Nassau dus, ______ andere naam voor Willem van Oranje.
De muziek is van iets minder edele afkomst: het is een soldatenliedje dat zijn oorsprong
heeft in Frankrijk. Met zijn 430 jaar is het Wilhelmus het oudste volkslied ______ wereld.
Toch is het niet altijd het Nederlandse volkslied geweest. Tot in de negentiende eeuw
waren ______ zelfs helemaal geen volksliederen en toen er wel een moest komen koos
men voor een ander lied. Later vond men het Wilhelmus toch beter bij Nederland passen
en in 1932 werd dit dan ook het officiële Nederlandse volkslied. En dat is het tot ______
de dag van vandaag nog steeds.
Gatentekst Materiaal Docent
35
Uitwerking 3: Werkwoorden
Moederdag
Als je in de week voor Moederdag door een gemiddelde Nederlandse winkelstraat loopt,
lijkt het niet zo moeilijk te bedenken waar Moederdag vandaan komt. Moederdag lijkt wel
een uitvinding van de bonbonfabrikanten, de bloemisten en wenskaartenmakers, want die
verdienen elk jaar behoorlijk aan de tweede zondag van mei. Toch is Moederdag ooit heel
anders begonnen…
Volgens sommige mensen begon Moederdag al bij de oude Grieken. Dat was rond 800
voor Christus. De eerste Moederdag had alleen niet zoveel met aardse moeders te maken.
De Grieken vereerden op die dag de godin Rhea. Rhea was de moeder van de andere
Griekse goden.
In de Middeleeuwen werd een dag gevierd, die al wat meer op onze Moederdag lijkt. Op
de zondag voor Pasen was het “Moeder Zondag”. In die tijd verlieten tieners al vroeg het
gezin van hun ouders om te gaan werken of leren. Heen en weer naar huis reizen kon niet
zo gemakkelijk. Maar op Moeder Zondag kwamen alle kinderen voor een zondag thuis en
bezochten de kerk met hun ouders. Ze brachten ook cadeautjes mee.
Anna Jarvis
Moederdag zoals we dat nu kennen werd 'uitgevonden' door de Amerikaanse vrouw Anna
Jarvis. Haar eigen moeder stierf in 1906 op de tweede zondag van mei, de dag waarop
wij nu Moederdag vieren. Anna had een enorme bewondering voor haar moeder. Ze had
een moeilijk leven gehad. Zeven van haar tien kinderen stierven jong aan de ziekte
tuberculose. In plaats van bij de pakken neer te gaan zitten besloot moeder Jarvis om
andere zieken te gaan helpen en verzorgen in haar woonplaats Crafton.
Een jaar na het overlijden van haar moeder vroeg Anna, die zelf geen kinderen had, aan
de leiders van haar kerk of de tweede zondag van mei niet een speciale dag voor
moeders zou kunnen worden. De kerkleiders vonden het een goed idee en op de eerste
Moederdag, in 1907, deelde Anna Jarvis stralend 500 anjers uit aan alle moeders bij haar
in de kerk. Moederdag werd daarna een vaste gewoonte in de kerk van Crafton.
Lobbyen voor Moederdag
Toch was Anna nog niet tevreden. Ze wilde het liefst dat Moederdag door het hele land
gevierd zou worden. Vanaf 1907 begon ze daarom brieven te schrijven over haar idee aan
iedereen die haar maar zou kunnen helpen. Anna alleen al schreef duizenden brieven. Ze
praatte met uitgeverijen, zakenlieden, kerkleiders en politici. Andere enthousiaste
mensen hielpen haar daarbij. Na drie jaar ging de gouverneur van de staat waarin Anna
woonde overstag: in 1910 riep hij West Virginia op om op de tweede zondag van mei
Moederdag te vieren.
Gatentekst Materiaal Docent
36
Vier jaar later bereikte Anna het ongelooflijke. De president van Amerika hoorde van haar
plannen en riep Moederdag uit tot een nationale feestdag. Sinds dat jaar wordt
Moederdag in Amerika elk jaar gevierd. In Europa duurde het tot na de Tweede
Wereldoorlog voordat Moederdag voor het eerst werd gevierd.
Geen happy-end
Helaas voor mevrouw Jarvis liep Moederdag al snel heel anders dan ze verwacht had. Nog
maar een paar jaar nadat Moederdag in het hele land ingevoerd was, begon het vooral
een dag van de winkeliers en de handel te lijken. En dat terwijl het Anna nooit om de
cadeautjes was begonnen! De bedoeling was geweest dat iedereen op Moederdag aan zijn
of haar moeder zou denken en haar zou vertellen hoe belangrijk ze is. Anna was
woedend! Ze protesteerde opnieuw in brieven en artikelen, maar niemand luisterde.
Daarna stapte ze naar de rechter, maar ze verloor de rechtszaak. In 1932 gaat ze zelfs zo
ver dat ze door de politie gearresteerd wordt, wegens verstoring van de openbare orde,
omdat ze een zogenaamd Moederdagfestival probeert tegen te houden!
Als Anna Jarvis oud geworden is, vertelt ze een journalist dat ze er spijt van heeft dat ze
Moederdag ooit verzonnen heeft. Teleurgesteld als ze is, raakt ze veel oude vrienden kwijt
en in 1948 sterft Anna op 84-jarige leeftijd oud en alleen in een verzorgingstehuis.
Gatentekst Materiaal Cursist
37
Wat hoor je? Maak de tekst compleet.
Naam: ..................................................................................................................
Moederdag
Als je in de week voor Moederdag door een gemiddelde Nederlandse winkelstraat loopt,
lijkt het niet zo moeilijk te beden____ waar Moederdag vandaan komt. Moederdag lijkt
wel een uitvinding van de bonbonfabrikanten, de bloemisten en wenskaartenmakers,
want die verdienen elk jaar behoorlijk aan de tweede zondag van mei. Toch is Moederdag
ooit heel anders begonnen. Volgens sommige mensen beg____ Moederdag al bij de oude
Grieken. Dat was rond 800 voor Christus. De eerste Moederdag had alleen niet zoveel
met aardse moeders te maken. De Grieken vereerden op die dag de godin Rhea. Rhea
was de moeder van de andere Griekse goden.
In de Middeleeuwen werd een dag gevonden, die al wat meer op onze Moederdag l____.
Op de zondag voor Pasen was het “Moeder Zondag”. In die tijd verlieten tieners al vroeg
het gezin van hun ouders om te gaan werken of leren. Heen en weer naar huis rei____
kon niet zo gemakkelijk. Maar op Moeder Zondag kwamen alle kinderen voor een zondag
thuis en bezochten de kerk met hun ouders. Ze brachten ook cadeautjes mee.
Anna Jarvis
Moederdag zoals we dat nu kennen werd 'uitgevonden' door de Amerikaanse vrouw Anna
Jarvis. Haar eigen moeder stierf in 1906 op de tweede zondag van mei, de dag waarop
wij nu Moederdag v____. Anna had een enorme bewondering voor haar moeder. Ze had
een moeilijk leven gehad. Zeven van haar tien kinderen stierven jong aan de ziekte
tuberculose. In plaats van bij de pakken neer te gaan zitten besloot moeder Jarvis om
andere zieken te gaan h____ en verzorgen in haar woonplaats Crafton. Een jaar na het
overlijden van haar moeder vroeg Anna, die zelf geen kinderen had, aan de leiders van
haar kerk of de tweede zondag van mei niet een speciale dag voor moeders zou kunnen
w____. De kerkleiders vonden het een goed idee en op de eerste Moederdag, in 1907,
deelde Anna Jarvis stralend 500 anjers uit aan alle moeders bij haar in de kerk.
Moederdag werd daarna een vaste gewoonte in de kerk van Crafton.
Gatentekst Materiaal Cursist
38
Lobbyen voor Moederdag
Toch was Anna nog niet tevreden. Ze wilde het liefst dat Moederdag door het hele land
gevierd zou worden. Vanaf 1907 begon ze daarom brieven te schrijven over haar idee aan
iedereen die haar maar zou kunnen helpen. Anna alleen al schreef duizenden brieven. Ze
pr____ met uitgeverijen, zakenlieden, kerkleiders en politici. Andere enthousiaste mensen
hielpen haar daarbij. Na drie jaar ging de gouverneur van de staat waarin Anna woonde
overstag: in 1910 riep hij West Virginia op om op de tweede zondag van mei Moederdag
te vieren. Vier jaar later bereikte Anna het ongelooflijke. De president van Amerika
hoorde van haar plannen en riep Moederdag uit tot een nationale feestdag. Sinds dat jaar
w____ Moederdag in Amerika elk jaar gevierd. In Europa duurde het tot na de Tweede
Wereldoorlog voordat Moederdag voor het eerst werd gevierd.
Geen happy-end
Helaas voor mevrouw Jarvis liep Moederdag al snel heel anders dan ze verw____ had.
Nog maar een paar jaar nadat Moederdag in het hele land ingevoerd was, begon het
vooral een dag van de winkeliers en de handel te lijken. En dat terwijl het Anna nooit om
de cadeautjes was begonnen! De bedoeling was ge____ dat iedereen op Moederdag aan
zijn of haar moeder zou denken en haar zou vertellen hoe belangrijk ze is. Anna was
woedend! Ze protesteerde opnieuw in brieven en artikelen, maar niemand luisterde.
Daarna stapte ze naar de rechter, maar ze verloor de rechtszaak. In 1932 g____ ze zelfs
zo ver dat ze door de politie gearresteerd wordt, wegens verstoring van de openbare
orde, omdat ze een zogenaamd Moederdagfestival probeerde tegen te houden! Als Anna
Jarvis oud geworden is, vertelt ze een journalist dat ze er spijt van h____ dat ze
Moederdag ooit verzonnen heeft. Teleurgesteld als ze is, raakt ze veel oude vrienden kwijt
en in 1948 stierf Anna op 84-jarige leeftijd oud en alleen in een verzorgingstehuis.
Gatentekst Materiaal Docent
39
Uitwerking 4: Klanken
De geschiedenis van Koninginnedag
Nederland is een koninkrijk. Dat is pas zo vanaf 1806 en toen hadden we niet eens een
Nederlandse koning. Nederland werd in die tijd overheerst door de Fransen. Ons land
werd bestuurd door Lodewijk Napoleon. Dit was de broer van de keizer van Frankrijk,
Napoleon Bonaparte. In 1813 kwam er een einde aan de overheersing en werd Willem I
de koning. Alle koningen en koninginnen die we daarna hebben gehad zijn
afstammelingen van hem. Iets als Koninginnedag kenden we toen nog niet. Dat kwam
pas veel later.
Aan het einde van de 19e eeuw waren de Nederlanders het niet met elkaar eens als het
ging om nationale feestdagen en herdenkingen. Ze ruzieden over wat ze wel en niet
wilden vieren of herdenken. Dat kwam omdat er veel politieke tegenstellingen waren. Zo
was er bijvoorbeeld een strijd tussen katholieken en protestanten. De koning van Spanje
was in de zestiende eeuw de baas in de Nederlanden. Na een lange strijd (de
Tachtigjarige oorlog) namen de Nederlanders het bestuur zelf in handen. Net zoals wij nu
op 5 mei het einde van de Tweede Wereldoorlog vieren, vierden de mensen toen het
einde van die Tachtigjarige Oorlog. Maar de katholieken waren niet zo in de
feeststemming. Zij hadden helemaal niet zo’n hekel aan de Spaanse koning, die was
namelijk ook katholiek.
Toch wilden de Nederlanders graag een nationaal feest. In 1887 stelde een groep mensen
voor om van de verjaardag van koning Willem III een nationale feestdag te maken. Maar
omdat deze koning helemaal niet zo populair was, werd er besloten de verjaardag van
zijn dochter prinses Wilhelmina te vieren. Dit gebeurde voor het eerst op 31 augustus
1889. Deze dag werd Prinsessedag genoemd, omdat Wilhelmina toen nog geen koningin
was.
De vader van Wilhelmina overleed toen ze 10 jaar oud was, nog veel te jong om koningin
te worden. Daarom nam haar moeder Emma de taak op zich, totdat Wilhelmina oud
genoeg was. Op haar achttiende werd Wilhelmina koningin en werd Prinsessedag
omgedoopt tot Koninginnedag. In die tijd moesten de meeste mensen gewoon werken op
deze dag. Omdat de verjaardag van Wilhelmina in de schoolvakantie viel, werd het al snel
een feest voor kinderen, die wel vrij waren. In 1902 was Wilhelmina erg ziek. Gelukkig
was ze voor haar verjaardag weer helemaal beter. Om dit te vieren werd Koninginnedag
dat jaar extra uitbundig gevierd en dat is eigenlijk altijd zo gebleven.
Gatentekst Materiaal Docent
40
In 1948 deed Wilhelmina afstand van de troon en werd haar dochter Juliana koningin.
Juliana was jarig op 30 april, daarom werd Koninginnedag voortaan op die dag gevierd.
Toen Juliana na haar huwelijk in paleis Soestdijk ging wonen werd de traditie van haar
grootmoeder Emma voortgezet. Al snel werd dit een groot evenement, dat ook te zien
was op de televisie. In deze tijd kregen steeds meer mensen vrij om het feest te vieren.
In 1980 werd Beatrix koningin van ons land. In een toespraak gaf koningin Beatrix aan
dat zij Koninginnedag op 30 april wilde blijven vieren, als eerbetoon aan haar moeder. In
die tijd was het nog niet gebruikelijk dat de koningin zelf bij de festiviteiten aanwezig
was. Dat veranderde toen Beatrix besloot om voortaan zelf en met haar familie aanwezig
te zijn bij de feestelijkheden.
Eigenlijk kennen we in Nederland alleen maar ‘Koninginnedag’ en niet een ‘Koningdag’.
We hebben tot nu toe nog nooit de verjaardag van een koning gevierd. Dat komt omdat
we sinds 1898 alleen maar vorstinnen hebben gehad. Maar misschien is het dit jaar wel
voorlopig de laatste Koninginnedag! Het zal niet heel lang meer duren voordat kroonprins
Willem Alexander zijn moeder gaat opvolgen.
Gatentekst Materiaal Cursist
41
Wat hoor je? Maak de tekst compleet.
Naam: ..................................................................................................................
De geschiedenis van Koninginnedag
Nederland is een koninkrijk. Dat is pas zo vanaf 1806 en toen hadden we niet eens een
Nederlandse koning. Nederland werd in die tijd overheerst d____r de Fransen. Ons land
werd bestuurd door Lodewijk Napoleon. Dit was de broer van de keizer van Frankrijk,
Napoleon Bonaparte. In 1813 kwam er een einde ____n de overheersing en werd Willem
I de koning. Alle koningen en koninginnen die we daarna hebben gehad zijn
afstammelingen van hem. Iets als Koninginnedag kenden we toen nog niet. Dat kwam
p____s veel later.
Aan het einde van de 19e eeuw waren de Nederlanders het niet met elkaar eens als het
ging _____m nationale feestdagen en herdenkingen. Ze ruzieden over wat ze wel en niet
wilden vieren of herdenken. Dat kwam omdat er veel politieke tegenstellingen waren. Zo
was er bijvoorbeeld een strijd tussen katholieken en protestanten. De koning van Spanje
was in de zestiende eeuw de baas in de Nederlanden. N____ een lange strijd (de
Tachtigjarige oorlog) namen de Nederlanders het bestuur zelf in handen. Net zoals wij nu
op 5 mei het einde van de Tweede Wereldoorlog vieren, vierden de mensen toen het
einde van die Tachtigjarige Oorlog. Maar de katholieken waren niet zo in de
feeststemming. Zij hadden helemaal niet z____ hekel aan de Spaanse koning, die was
namelijk ook katholiek.
Toch wilden de Nederlanders graag een nationaal feest. In 1887 stelde een groep mensen
voor om van de verjaardag van koning Willem III een nationale feestdag te maken. Maar
omdat deze koning helemaal niet zo populair was, werd er besloten de verjaardag van
zijn dochter prinses Wilhelmina te vieren. Dit gebeurde voor het eerst op 31 augustus
1889. Deze dag werd Prinsessedag genoemd, omdat Wilhelmina toen nog g____ koningin
was.
De vader van Wilhelmina overleed toen ze 10 jaar oud was, nog veel te jong om koningin
te worden. Daarom n____ haar moeder Emma de taak op zich, totdat Wilhelmina oud
genoeg was. Op haar achttiende werd Wilhelmina koningin en werd Prinsessedag
omgedoopt tot Koninginnedag. In die tijd moesten de meeste mensen gewoon werken op
deze dag. Omdat de verjaardag van Wilhelmina in de schoolvakantie viel, werd het ____l
snel een feest voor kinderen, die wel vrij waren. In 1902 was Wilhelmina erg ziek.
Gelukkig was ze voor haar verjaardag weer helemaal beter. Om dit te vieren werd
Koninginnedag dat jaar extra uitbundig gevierd en dat is eigenlijk altijd zo gebleven.
Gatentekst Materiaal Cursist
42
In 1948 deed Wilhelmina afstand van de troon en werd haar dochter Juliana koningin.
Juliana was jarig op 30 april, daarom werd Koninginnedag voortaan op die dag gevierd.
Toen Juliana na haar huwelijk in paleis Soestdijk ging w____nen werd de traditie van haar
grootmoeder Emma voortgezet. Al snel werd dit een groot evenement, dat ook te zien
was op de televisie. In deze tijd kregen steeds meer mensen vrij om het feest te vieren.
In 1980 werd Beatrix koningin van ____ns land. In een toespraak gaf koningin Beatrix
aan dat zij Koninginnedag op 30 april wilde blijven vieren, als eerbetoon aan haar
moeder. In die tijd was het nog niet gebruikelijk dat de koningin zelf bij de festiviteiten
aanwezig was. Dat veranderde toen Beatrix besloot om voortaan zelf en met haar familie
aanwezig te zijn bij de feestelijkheden.
Eigenlijk kennen we in Nederland alleen maar ‘Koninginnedag’ en niet een ‘Koningdag’.
We hebben tot nu toe nog nooit de verjaardag van een koning gevierd. D____ komt
omdat we sinds 1898 alleen maar vorstinnen hebben gehad. Maar misschien is het dit
jaar wel voorlopig de laatste Koninginnedag! Het zal niet heel lang meer duren voordat
kroonprins Willem-Alexander zijn moeder g____ opvolgen.
Woorden kiezen in de tekst Materiaal Docent
43
Uitwerking 1
Nederland, waterland
Nederland is een waterrijk land. Bijna iedereen in Nederland woont wel in de buurt van
water, zoals bij een rivier, een sloot, een kanaal, een ven of de zee. Wij Nederlanders zijn
dan ook zeer vertrouwd met water: Prins Willem-Alexander wordt niet voor niets over de
hele wereld gevraagd als spreker over watermanagement.
Water: een zegen
Het wonen in een waterrijk land heeft zo zijn positieve kanten. De Nederlandse economie
had en heeft veel profijt van het water, denk bijvoorbeeld maar aan de visserij en de
scheepvaart. Dankzij het vervoer over water is Rotterdam inmiddels uitgegroeid tot één
van de grootste havens in de wereld. Nederlanders worden wereldwijd beschouwd als
deskundigen op het gebied van waterbouwkundige werken als dijken, polders, bruggen en
dammen: onze waterbouwkundigen worden daarom vaak ingehuurd. En ook Nederlandse
sleep- en baggerbedrijven zijn veelgevraagd. Maar niet alleen economisch gezien is water
belangrijk. Want wat is er heerlijker dan op een warme zomerdag lekker naar het strand
te gaan? Recreëren op, aan en in het water is voor veel mensen een belangrijke manier
van vrijetijdsbesteding.
Water: een zorg
Natuurlijk heeft de aanwezigheid van zoveel water ook negatieve kanten. Nederland
levert sinds mensenheugenis een strijd tegen het water. Met het bouwen van dijken en
dammen proberen de bewoners van de Lage Landen al eeuwen hun voeten droog te
houden. En deze strijd zal in de toekomst door blijven gaan, want door
klimaatsveranderingen neemt de kans op overstromingen weer toe. Vervuiling van water
is een ander probleem. En zelfs in dit waterrijke land is er soms een tekort aan water…
Woorden kiezen in de tekst Materiaal Cursist
44
Wat hoor je? Kies het goede woord.
Naam: ..................................................................................................................
Nederland, waterland
Nederland is een waterrijk land. Bijna iedereen in Nederland woont wel in de buurt van
water, zoals bij een rivier, een sloot/slot, een kanaal, een ven of de zee. Wij
Nederlanders zijn dan ook zeer vertrouwd met water: Prins Willem-Alexander wordt
niets/niet voor niets over de hele wereld gevraagd als spreker over watermanagement.
Water: een zegen
Het wonen in een waterrijk land heeft/hebt zo zijn positieve kanten. De Nederlandse
economie had en heeft veel profijt van het water, denk bijvoorbeeld maar aan de visserij
en de scheepvaart. Dankzij het vervoer over water is Rotterdam inmiddels uitgegroeid tot
één van de grote/grootste havens in de wereld. Nederlanders worden wereldwijd
beschouwd als deskundigen op het gebied van waterbouwkundige werken als dijken,
polders, bruggen en dammen: onze waterbouwkundigen worden daarom vaak/vak
ingehuurd. En ook Nederlandse sleep- en baggerbedrijven zijn veelgevraagd. Maar niet
alleen economisch gezien is water belangrijk. Want wat is er heerlijker dan op een warme
zomerdag lekker naar het strand te gaan? Recreëren op, aan en in het water is voor
veel/veer mensen een belangrijke manier van vrijetijdsbesteding.
Water: een zorg
Natuurlijk heeft de aanwezigheid van zoveel water ook negatieve kanten. Nederland
levert sinds mensenheugenis een strijd tegen het water. Met het bouwen van dijken en
dammen proberen de bewoners van de Lage/Laag Landen al eeuwen hun voeten droog
te houden. En deze strijd zal in de toekomst door blijven gaan, want door
klimaatsveranderingen neemt de kans op overstromingen weer toe. Vervuiling van water
is een ander probleem. En zelf/zelfs in dit waterrijke land is er soms een tekort aan
water…
Woorden kiezen in de tekst Materiaal Docent
45
Uitwerking 2
Tatoeages
Tatoeages komen in de hele wereld voor. Tatoeëren is één van de eerste kunstvormen,
die door de mens werd uitgeoefend. Het eerste bewijs daarvoor komt uit Egypte. Op de
mummie van een vrouw is een echte tatoeage teruggevonden. Ook bij de Maori’s (de
oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland) kwamen tatoeages veel voor. Vroeger
lieten vooral zeelieden zich tatoeëren. Tegenwoordig is het een soort modeverschijnsel.
Een tatoeage kun je laten zetten in een echte tattoo-shop. Je kunt plaatjes kiezen met
allerlei tekentjes en symbolen, maar je kunt ook een eigen ontwerp maken. De huid
wordt meestal bewerkt met naalden of andere scherpe instrumenten. Deze worden
gebruikt om onoplosbare kleurstoffen in te brengen. Met een naaldje wordt pigment
(kleurstof) vlak onder je huid aangebracht. Een tattoo zetten doet niet echt pijn, maar je
voelt het wel.
Naast de gebruikelijk vormen van tatoeage, heb je de littekentatoeage. Hierbij worden
wondjes in de huid gemaakt, die men doet zweren. De naaitatoeage tref je bij de Maori’s
aan. Een draad met kleurstof wordt door de huid genaaid.
Wanneer de instrumenten die gebruikt worden om de tatoeage te zetten niet steriel
(schoon) zijn, kun je infecties of ontstekingen krijgen. Meestal duurt het één tot twee
weken, voor je huid weer genezen is. Een tatoeage verdwijnt niet meer, maar kan wel
door een chirurg worden uitgesneden. Bij deze behandeling blijven littekens achter. De
littekens kunnen door behandeling met laserstralen minder worden. Maar laseren kost
veel tijd en geld.
Er zijn op dit moment geen wettelijke regels voor het zetten van piercings en tatoeages
voor kinderen onder de 16 jaar. Er zijn wel richtlijnen. Die zijn opgesteld door de
Nederlandse Bond voor Tatoeëerders en de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD).
Daarin staat: Kinderen tot 16 jaar mogen met toestemming van hun ouders of voogd een
piercing of tatoeage laten zetten. Daarvoor moet de volwassene wel een
toestemmingformulier tekenen. Dat formulier wordt twee jaar bewaard. Het mag worden
ingezien door de klant, de piercer of tatoeëerder en een inspecteur van de GGD.
Jongeren vanaf 16 jaar mogen zonder toestemming van hun ouders een piercing of
tatoeage laten zetten.
Woorden kiezen in de tekst Materiaal Cursist
46
Wat hoor je? Kies het goede woord.
Naam: ..................................................................................................................
Tatoeages
Tatoeages komen in de hele wereld voor. Tatoeëren is één van de eerste kunstvormen,
die door de mens werd uitgeoefend. Het eerste bewijs daarvoor komt uit Egypte. Op de
mummie van een vrouw is een echte tatoeage teruggevonden. Ook bij de Maori’s (de
oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland) kwamen tatoeages viel/veel voor.
Vroeger lieten vooral zeelieden zich tatoeëren. Tegenwoordig is het een soort
modeverschijnsel.
Een tatoeage kun je laten zetten/zitten in een echte tattoo-shop. Je kunt plaatjes
kiezen met allerlei tekentjes en symbolen, maar je kunt ook een eigen ontwerp maken.
De huid wordt meeste/meestal bewerkt met naalden of andere scherpe instrumenten.
Deze worden gebruikt om onoplosbare kleurstoffen in te brengen. Met een naaldje wordt
pigment (kleurstof) vlak onder je huid aangebracht. Een tattoo zetten doet niet echt pijn,
maar je voelt het wel.
Naast de gebruikelijk vormen van tatoeage, heb je de littekentatoeage. Hierbij
worden/woorden wondjes in de huid gemaakt, die men doet zweren. De naaitatoeage
tref je bij de Maori’s aan. Een draad met kleurstof wordt door de huid genaaid.
Wanneer de instrumenten die gebruikt worden om de tatoeage te zetten niet steriel
(schoon) zijn, kun je infecties of ontstekingen krijgen. Meestal duurt het één tot twee
weken, voor je huid weer genezen is. Een tatoeage verdwijnt niet meer, maar kan wel
door/dor een chirurg worden uitgesneden. Bij deze behandeling blijven littekens achter.
De littekens kunnen door behandeling met laserstralen minder worden. Maar laseren kost
veel tijd en geld.
Er zijn op dit moment geen wettelijke regels voor het zetten van piercings en tatoeages
voor kinderen onder de 16 jaar. Er zijn wel richtlijnen. Die zijn opgesteld door de
Nederlandse Bond voor Tatoeëerders en de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD).
Daarin staat:
Kinderen tot 16 jaar mogen met/meet toestemming van hun ouders of voogd een
piercing of tatoeage laten zetten. Daarvoor moet de volwassene wel een
toestemmingformulier tekenen. Dat formulier wordt twee jaar bewaard. Het mag/maag
worden ingezien door de klant, de piercer of tatoeëerder en een inspecteur van de GGD.
Jongeren vanaf 16 jaar mogen zonder toestemming van hun ouders een piercing of
tatoeage laten zetten.
Dictoglos Materiaal Docent
47
Uitwerking 1: klankverschillen
1 Mijn baas is erg boos.
2 Een mug beet mij in bed.
3 In de zomer wordt het heet.
4 Onder de boom ligt een bom.
5 De kaas ligt in de kast.
6 In de stad staat een fiets.
7 Het lied gaat over leed.
8 We zien dat hij geen zin heeft.
9 In baad in een groot bad.
10 Zij vindt het boek ook mooi.
11 Ik had haast.
12 Ik koos een broodje kaas.
13 De jongen viel en kreeg veel hulp.
14 Iedere keer staat de deur op een kier.
15 Het koor was klaar met zingen.
16 Hij zit voor het raam en ziet dat het regent.
17 Ik baal want mijn bal is kapot.
18 Dat is een goede daad!
19 De rode appel is rot.
20 Ik eet twee keer per week een peer.
21 Van ver zie ik een veer liggen.
22 Voor het slapen gaan voer ik mijn hond.
23 Ik groet de man die groot is en sterk.
24 De baas speelt geen fluit maar bas.
25 Ik daal neer in het dal.
Dictoglos Materiaal Docent
48
Uitwerking 2: adjectieven
1 Het kleine meisje maakt een mooie tekening.
2 Een groot huis op het einde van de straat.
3 Het dikke boek ligt op een klein tafeltje.
4 De oude man had veel kinderen.
5 Er staan rode en gele bloemen in de vaas.
6 Ik eet een groot stuk taart.
7 Ik heb kort haar en hij heeft lange krullen.
8 Sommige kinderen waren blij, andere kinderen waren bang.
9 Ik houd van warm weer maar zij houdt van koud weer.
10 De natte kleren waren vies.
11 De dure telefoon was kapot.
12 Ze had een mooi kado gekregen.
13 Hij liep met het warme weer in dikke kleren.
14 De donkere kleren waren erg mooi.
15 De kleine kinderen maakten veel lawaai.
16 De kleine auto was erg goedkoop.
17 De jonge mensen woonden daar pas kort.
18 De oude mevrouw woont in een klein huis.
19 Het zware werk werd gedaan door sterke mannen.
20 er waren veel jongens maar weinig meisjes.
21 De kinderen zongen mooie liedjes.
22 Na een lange vakantie kwam ze weer thuis.
23 Hij had een leuke dag gehad.
24 Het was een gezellig feest.
25 De hoge toren was gevallen.
Dictoglos Materiaal Docent
49
Uitwerking 3: meervouden
1 De kinderen zingen veel liedjes.
2 De programma’s op tv zijn interessant.
3 De telefoons zijn niet meer zo duur.
4 De zieke kreeg veel kaartjes.
5 In de kerk branden kaarsjes.
6 Moeders praten veel over hun kinderen.
7 Op vakantie maak ik altijd veel foto’s.
8 In die winkels verkopen ze kleding.
9 Het liefst lees ik boeken.
10 de stoelen en tafels zijn weg.
11 In de lokalen zitten geen mensen.
12 De hond rent achter de katten aan.
13 Er liggen veel papiertjes op de grond.
14 De regendruppels maken alles nat.
15 De bandjes zijn oud.
16 Morgen koop ik nieuwe schoenen.
17 Mijn ouders zijn op vakantie.
18 De lampen zijn kapot.
19 De motors rijden hard.
20 De borden en bekers zijn vies.
21 De kinderen spelen met knikkers.
22 De bakkers maken brood.
23 De kamers zijn schoongemaakt.
24 Er stonden kopjes koffie en thee klaar.
25 De klanten waren niet tevreden.
Dictoglos Materiaal Docent
50
Uitwerking 4: korte woorden
1 Op maandag loopt ze altijd te kletsen.
2 Morgen ligt er een brief op de tafel.
3 Voor iedereen staat er een map in de kast.
4 Op tafel staat elke dag een andere plant.
5 In de keuken moet de kok het eten maken.
6 Ik hoop te stoppen met roken.
7 Er staan veel dozen in de winkel.
8 Ik heb er erg veel zin in om te wandelen.
9 Bij de auto ligt een poes te slapen.
10 Op het raam staat een tekst.
11 Zij eet wel zeven boterhammen per dag.
12 Bij de buren in de tuin is een boom omgevallen.
13 Ze las het boek snel uit omdat het zo spannend was.
14 Ik hou erg van mooi weer en zit graag in de zon.
15 Bij mijn oma is het altijd druk.
16 Ik probeer te stoppen met liegen.
17 In het huis ligt erg veel rommel.
18 Er staan bij de school veel fietsen.
19 Voor het lokaal staan erg veel mensen in de rij.
20 Op de deur hangt een briefje.
21 De leraar is uit het lokaal naar de kast gelopen.
22 Op school werken er veel mensen.
23 De man en de vrouw kopen een kleine hond.
24 Uit het huis komen veel mensen naar buiten.
25 Het is erg leuk om zoveel vrienden te hebben.
Dictoglos Materiaal Docent
51
Uitwerking 5: veel voorkomende fouten
Hieronder staan woordparen, die cursisten uit een groep vaak door elkaar hebben
gehaald. Op basis van die fouten is een nieuw dictee samengesteld. De moeilijke woorden
(zoals bidt-biedt, ligt/legt, gewoond/gewond) zijn niet in opeenvolgende zinnen
aangeboden, maar in losse zinnen.
1 Hij heeft zijn hele leven in een grote stad gewoond.
2 Het bedrijf maakte verlies. Daarom is Omar ontslagen.
3 Wie biedt het meeste voor dit kleed?
4 Mijn broer heeft thee gezet.
5 Door het ongeluk zijn vier mensen gewond.
6 Toen mijn zus voor haar examen geslaagd was, heeft de familie een groot feest
georganiseerd.
7 Waar ligt de sleutel nu weer?
8 Wie van de cursisten bidt elke dag?
9 Zijn zoon woonde in de grootste staat van Amerika.
10 Waar legt je vader de krant altijd neer?
11 Voor het feest heeft de familie een schaap geslacht.
12 Waarom zit je zo te draaien? Heb je geprobeerd om stil te blijven zitten?
Dictoglos Materiaal Docent
52
Teksten: niveau A2
Vrienden maken
Nederlanders kennen hun beste vrienden vooral van het werk. Dat blijkt uit een
onderzoek. We maken ook veel vrienden op de middelbare school. Of tijdens een studie.
Verder kennen we onze vrienden uit de buurt. Of via andere vrienden.
Mannen hebben ongeveer 6 vrienden, vrouwen hebben er ongeveer 5. Mensen tussen de
25 en 35 jaar hebben de meeste vrienden.
Meer dan de helft van de Nederlanders heeft in elk geval een hele goede vriend. Ze
kennen hem of haar al langer dan 15 jaar.
We zijn meestal wel tevreden over onze vriendschappen. Als we de vriendschap een cijfer
moeten geven, wordt het een 8.
Bron: [email protected]; (december 2006)
Jongen zonder ticket in vliegtuig. (februari 2007)
Een jongen van 9 jaar heeft 2 keer zonder tocket met een vliegtuige gereisd. De jongen
vertrok van een vliegtuig in de Amerikaanse stad Washington. Bij het instappen liet hij
een oud ticket zien, dat hij had gevonden.
Later stapte hij over op een ander vliegtuig. Hij verzon dat zijn moeder al in het vliegtuig
was. En dat zij zijn ticket had. Pas toen hij nog een keer wilde overstappen, in de staat
Texas, werd de jongen tegengehouden.
De jongen was net verhuisd naar Washington. Daar was hij niet blij mee. Hij wilde terug
naar zijn oude woonplaats.
Bron: [email protected]; februari 2007
Drieling
Een 17-jarig meisje uit het land Argentinie heeft het maar druk. Ze heeft net een drieling
gekregen. Maar vorig jaar kreeg ze ook al een drieling. En haar eerste kind kreeg ze, toen
ze pas 14 jaar was. Ze heeft in totaal dus 7 kinderen. Het meisje woont bij haar moeder.
Ze krijgen hulp van de regering van Argentinie.
Bron: [email protected]; maart 2008
Bijna een botsing
Een vliegtuig met 80 passagiers is vorige maand bijna verongelukt. Het vliegtuig wilde
landen op een vliegveld in het land de Filippijnen. Maar toen zag de piloot, dat er een
auto op de landingsbaan reed. Hij kon nog net op tijd weer opstijgen. In de auto zat een
man die op het vliegveld werkte. Hij gaf rijles aan zijn vriendin. De man is ontslagen.
Bron: [email protected]; april 2009
Dictoglos Materiaal Docent
53
Toch geen boete
Een man uit Schiedam hoeft zijn verkeersboete niet te betalen. Dat heeft de rechter
beslist. De man kreeg de boete omdat hij stil bleef staan voor een groepn stoplicht.
Volgens de man zat er een kat voor zijn auto. Maar dat had de politieagent niet gezien.
De rechter geloofde de man. Want waarom zou hij anders bij het groene stoplicht
wachten?
Bron: [email protected]; april 2009
Liefde gezocht
Gevangenen kunnen moeilijk een partner vinden. Nu is er een bureau dat dat gaat
veranderen. Is een gevangene op zoek naar een partner? Dan kan hij zijn gegevens
doorgeven aan het bureau. Zo komt hij in contact met iemand buiten de gevangenis. En
wie weet, wordt het echte liefde.
Bron: [email protected]; mei 2008
Oma van 32 jaar
Een echtpaar uit Friesland is op wel heel jonge leeftijd opa en oma geworden. Naomi (32
jaar) en Rene Ykerma (33 jaar) zijn vorige maand grootouders geworden van Bram.
Bram is de zoon van Aida. Zij is de dochter van Naomi en Rene. Aida is 16 jaar. Naomi
was zelf ook 16 jaar, toen ze Aida kreeg.
Bron: [email protected]; januari 2009
Wereldreis
Een man van 56 uit Canada heeft een wandeltocht rond de wereld gemaakt. Daar deed hij
elf jaar over. Hij vertrok in 2000. De man liep 75.0000 kilometer. Hij wandelde door 64
verschillende landen. Onderweg sliep hij in hotels, kerken, gevangenissen. De man
versleet 54 paar schoenen.
Bron: [email protected]; september 2011
Kostbare viool
Muzikant Tata Mirando (79 jaar) had vorige maand veel geluk. Op een rommelmarkt in
Den Bosch kocht hij voor vijftig euro een oude viool. Maar het instrument blijkt veel meer
waard te zijn. Volgens kenners wel 150.000 euro. Mirando gaat de viool opknappen. Het
is niet bekend, of hij hem wil verkopen.
Bron: [email protected]; januari 2012
Online shoppen
Veertig procent van de Europeanen koopt wel eens iets via internet. En mannen shoppen
vaker online dan vrouwen. Dat blijkt uit een Europees onderzoek. Mannen kopen
gemiddeld twee keer per maand producten online.
Vrouwen een keer per maand. Vooral boeken, muziek en games zijn populair. Maar ook
schoenen en kleding worden steeds vaker online gekocht.
Bron: [email protected]; oktober 2011
Dictoglos Materiaal Docent
54
Gamen op kantoor
Hou jij van computerspelletjes? Dan doe je dat vast niet alleen maar thuis. Want veel
gamers spelen op hun werk door. Dat blijkt uit een onderzoek. Van de gamers met een
kantoorbaan speelt zestig procent elke dag onder werktijd.
Gelukkig voor de baas gamen werknemers niet zo lang. De game-pauze duurt gemiddeld
6 tot 7 minuten per dag.
Bron: [email protected]; oktober 2011
Dictoglos Materiaal Docent
55
Teksten: niveau B1
Gladheid
Stoep en straat zijn spekglad.. Ik steek over, voorzichtig en passeer een oude mevrouw
met een rollator. Uiterst voorzichtig en tergend langzaam manouvreert zij (beweegt zij
met) haar rollater op de stoep, centimeter voor centimeter.
Ik passeer haar soepel en zeg in het voorbijgaan: “Gaat het? Voorzichtig he,
oppassen.”Op hetzelfde moment glij ik bijna onderuit. Wild zwaaind met armen en
boodschappen kan ik mij nog net staande houden. Nu moet ik even stilstaan. Verbluft
(verbaasd) kijk ik de vrouw aan. Ze zegt:”Rollatortje lenen, mevrouw?”
Bron: [email protected]; 18-01-2010
Etiket
Mijn medicijnen opgehaald bij onze dorpsapotheek. Thuisgekomen lees ik het etiket op
het potje zalf. De waarschuwing is overduidelijk: Lees voor het gebruik de bijsluiter.”Er
zit geen bijsluiter bij, dus terug naar de apotheek.
“nee mevrouw, bij deze medicijnen zit geen bijsluiter. “
“wat vreemd, het staat toch op het etiket.”
“Dat staat er standaard op.”
“Merkwaardig, het staat erop, maar het hoort er toch niet bij. “
De apothekersassistente kijkt me vol begrip aan en zegt: “Ik wil er wel een nieuw etiket
op plakken, waar de zin niet op staat. Dan is uw probleem opgelost.
Bron: [email protected]; 4-2-2009
Raar Paar
Pas afgestudeerd kreeg ik een baan bij een ingenieursbureau . Collega’s, vooral
hbo‘ers moesten van ingenieurs niets hebben, die wisten immers niets van de praktijk.
Op een dag, in de trein naar kantoor, merkte ik, dat ik twee verschillende schoenen aan
had. Nou ja, met een beetje geluk zou niemand het merken. In een kringgesprek over
een project ging het mis. Het afdelingshoofd viel halverwege een zin stil:”Janssen, wat
heb je daar een raar paar schoenen aan.”O jee, straks was ik helemaal de het sulletje van
de afdeling. “Ja, zei ik,” en weet je wat nog gekker is?Thuis heb ik nog zo’n paar!”
Bulderend gelach. Ik hoorde erbij.
Bron: [email protected]”; 22-10-2009
Woorden tellen Materiaal Docent
56
Uitwerking 1: Losse woorden, zinnen en teksten
1 Fietsenmaker
2 Tafelpoten
3 Werkboek
4 Grammatica
5 Oefeningen
6 In de vakantie fietsen wij vaak de hele dag
7 Op de tafel ligt een dik zwart boekje
8 In de kamer staat een grote stoel en een klein tafeltje
9 Op de foto staan twee meisjes met lang haar
10 In het glas zit arme thee en in de mok zit warme koffie
Woorden tellen Materiaal Docent
57
Uitwerking 2: tellen van woorden in een context
Krantenbericht: “Geen rijbewijs” (maart 2007)
Een 62-jarige man uit Leiden heeft 47 jaar zonder rijbewijs gereden. De man werd vorige
maand door de politie aangehouden. Eerst gaf de man de naam van zijn broer op, die wel
een rijbewijs heeft. Maar al snel werd duidelijk, dat de man loog. De politie heeft de man
een boete gegeven.
Bron: [email protected];maart 2007
Vraag: tel de woorden in de zin.
Radioreclame
- “Pappa?”
• “Ja meisje.”
- “ Wat wil je voor Vaderdag?”
“Een boek!”
- “ Wat wil ik voor Vaderdag?
Een boek!
• Dat vroeg je broer net ook al.”
- “ En wat heb je toen gezegd?”
“Een boek”!
- ik geloof een boek.”
Doe dat, geef je vader een boek voor Vaderdag. Want van boeken krijg je nooit
genoeg!
Vraag: Hoe vaak kom het woord boek voor? Hoe vaak boeken? Hoe vaak Vaderdag?
Klemtoon Materiaal Docent
58
Uitwerking 1
177 culturen in Amsterdam5
Amsterdam is de meest multiculturele stad van de wereld. In september 2007 wonen er
mensen uit 177 landen in de hoofdstad.
Daarmee heeft Amsterdam de meeste nationaliteiten van alle steden in de wereld.
Malawi
Vorig jaar had Amsterdam nog 176 nationaliteiten. Maar er is iemand uit het Afrikaanse
land Malawi in Amsterdam komen wonen. Daarom heeft de hoofdstad nu 177
verschillende nationaliteiten.
Nederlands.
In totaal heeft Amsterdam bijna 800.000 inwoners. Ruim 500.000 van hen hebben de
Nederlandse nationaliteit. Dat zijn 1.000 mensen minder dan een jaar geleden.
Cijfers
Meer dan 64.000 inwoners van Amsterdam hebben de Marokkaanse nationaliteit. En
38.000 Amsterdammers komen uit Turkije.
Verder wonen er in Amsterdam 10.000 Engelsen, 6.600 Duitsers en ruim 5.000
Surinamers.
Alleen
In Amsterdam wonen ook 7 mensen die als enige uit hun land naar onze hoofdstad zijn
gekomen. Bijvoorbeeld uit de Afrikaanse landen Malawi, Botwana en Gabon. In
Amsterdam woont ook 1 persoon uit Monaco. En 1 inwoner uit Turkmenistan.
Antwerpen
Na Amsterdam heeft Antwerpen de meeste nationaliteiten. In de Belgische stad wonen
mensen uit 164 verschillende culturen. En op de derde plaats staat de Amerikaanse stad
New York. In deze stad wonen mensen met 150 verschillende nationaliteiten.
5 Bron: Startkrant, september 2007
Klemtoon Materiaal Cursist
59
Waar ligt het accent? Zet een streep.
Naam: ..................................................................................................................
Amsterdam
September
Nationaliteiten
Vorig
Daarom
Verschillende
Totaal
Inwoners
Amsterdammers
Enige
Hoofdstad
Antwerpen
Culturen
Luisteren met aantekeningen maken Materiaal Cursist niveau A1-A2
60
Uitwerking 1
Voor deze opdracht kunnen de volgende soorten actuele (kijk- en) luisterfragmenten
worden gebruikt:
1 nieuws
2 weerbericht
3 reclame
4 interviews/programma’s over KNS
Luisteren met aantekeningen maken Materiaal Cursist niveau A1-A2
61
Vul het formulier in
Naam: ..................................................................................................................
Journaal op de tv of internet ......................................................................... (datum)
Nieuws op de radio ...................................................................................... (datum)
Weerbericht
Zon Wind Regen
Sneeuw
temperatuur°
veel weinig veel weinig veel weinig
Vandaag
Morgen
De rest van de
week
Verkeer: Files op de weg
Files ............... files ................. ................................. km
Op de wegen A .................................... bij ..................................
Treinen:
Vertraging: bij ..................................
Reclame voor
Product
Woorden
1
2
3
4
5
Luisteren met aantekeningen maken Materiaal Cursist niveau A2-B1
62
Vul het formulier in
Naam: ..................................................................................................................
Programma’s
Jeugdjournaal/Klokhuis ................................................................................ (datum)
Programma van de schooltelevisie ................................................................. (datum)
Programma op film, video of internet ............................................................. (datum)
Gesprekken op de radio of via internet ........................................................... (datum)
Programma
Het programma gaat over
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
Ik heb ................... keer geluisterd
Ik begrijp veel
..................
weinig
.................
met gemak
.................
met moeite
..................
Ik versta de mensen goed
..................
een beetje
.................
helemaal niet
.................
De mensen spreken
langzaam
..................
gewoon
.................
snel
.................
De woorden zijn gemakkelijk
..................
moeilijk
.................
Schrijf de woorden op die je opgezocht of gevraagd hebt.
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
Luisteren met aantekeningen maken Materiaal Cursist niveau A2-B1
63
De meeste zinnen zijn gemakkelijk
..................
moeilijk
..................
Wat vind je van het
onderwerp ?
Ik vind het leuk,
interessant
ja
..................
een beetje
..................
nee
..................
Ik weet er veel van
ja
..................
een beetje
..................
nee
..................
Ik wil er meer van weten ja
..................
een beetje
..................
nee
..................
Schrijven
A2 Schrijf nu een paar zinnen met de woorden die je gehoord hebt.
B1 Schrijf een kort stukje over het programma.
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
Luisteren gecombineerd met spreken-gesprekken voeren Materiaal Docent
64
Uitwerking 1
Krant
Ik zit in een stadsbus en de ov-lezer naast de chauffeur doet het niet. Elke keer, als er
een passagier binnenkomt, moet de chauffeur opnieuw zeggen: “Nee, hij werkt niet.”Dan
bedenkt de chauffeur een plan om de vraagstellers voor te zijn. Hij overtrekt de automaat
met een krant en bindt die met een touwtje vast. Als de volgende passagier binnenkomt
en toch opnieuw vraagt “Doet de ov-lezer het niet?”antwoordt de chauffeur:
..............................................................................................................................
Vraag: Wat geeft de chauffeur als antwoord? Bedenk een goede zin!
Wat antwoord de chauffeur: “Nee, hij heeft pauze en leest de krant.”
Bron: [email protected]; 2012
Taxi chauffeur
Dagelijks moet ik voor en na mijn werk mijn kinderen wegbrengen en ophalen, naar
school en naar hun clubs. Aan het eind van de dag moet ik ook nog een cadeautje kopen
voor mijn zoon. Het moet groot zijn, dan is succes gegarandeerd. Het wordt een
tafelvoetbalspel. Vlak voor sluitingstijd race ik naar de speelgoedwinkel. Als ik binnen vijf
minuten met een enorm pak de winkel uitkom, schrijft een agent net een bon uit. ‘U staat
op een taxistandplaats, mevrouw.” Tegen beter weten in probeer ik mezelf te redden.
“Een moeder is toch eigenlijk een soort taxichauffeur.”
De agent kijkt me peinzend aan.
Vraag: Krijgt de moeder uit dit verhaal een boete of zal de agent de bon toch niet
uitdelen?
De agent kijkt me peinzend aan. “Ja, dat klopt”, zegt hij en slaat zijn bonnenboekje
dicht.
Bron: [email protected]; 2011
65
5 Literatuurverwijzing
• Groot, A., 2008, Luister alstublieft! Een onderzoek naar luistervaardigheid in een
tweede taal in G. Meijers (Ed.). Toegepaste Taalwetenschap in Artikelen (pp. 80:75-
85).
• Groot, A. & Wijk, M. van. (2007). Net even anders: luisteren gericht op
verstavaardigheid.
• In B. Bossers (Ed.). Vakwerk 4. Achtergronden van de NT2-lespraktijk (pp. 85-
• 100). Amsterdam: BVNT2.
• Groot, A. & Wijk, M. van. (2008). Goede verstaanders?! Resultaten van een
onderzoek naar luistervaardigheid. LES, 156, 22-24.
• Groot, A. & Wijk, M. van. (2011). Elke les een luisterles! Tips voor het effectief
trainen van luistervaardigheid. LES, 174, 3-6.