het vak verstaan

74
HET VAK VERSTAAN DOCENTENHANDLEIDING VOOR HET BLIJVEN OEFENEN MET VERSTAVAARDIGHEID Annemarie Groot en Margreet van Wijk-Sluyterman

Upload: cinop

Post on 19-Mar-2016

233 views

Category:

Documents


4 download

DESCRIPTION

Docentenhandleiding voor het blijven oefenen met verstavaardigheid.

TRANSCRIPT

Page 1: Het vak verstaan

HET VAK VERSTAANDOCENTENHANDLEIDING VOOR HET BLIJVEN OEFENEN MET VERSTAVAARDIGHEID

Annemarie Groot en Margreet van Wijk-Sluyterman

Page 2: Het vak verstaan

“Het vak verstaan”….online!

Kijk op http://elo.cinop.nl

Voor u ligt de handleiding: “Het vak verstaan” waarin u alles kunt lezen over het oefenen van

luistervaardigheid. Bij deze handleiding hoort ook een digitale leeromgeving waar u naast het lezen

over luistervaardigheid, ook kunt luisteren naar geluidsopnames die horen bij de oefeningen.

Verder kunt u daar o.a.:

• uw ervaringen uitwisselen met de auteurs en andere gebruikers van de handleiding;

• eigen luisteropdrachten toevoegen;

• geluidsopnames maken t.b.v. het oefenen van verstavaardigheid;

• extra achtergrondinformatie vinden.

Interesse? Stuur een e-mail naar Annemarie Groot ([email protected]) voor uw inloggegevens.

We hopen van u te horen!

Annemarie Groot en Margeet van Wijk - Sluyterman

Page 3: Het vak verstaan

Het vak verstaan Docentenhandleiding voor het blijven

oefenen met verstavaardigheid

Page 4: Het vak verstaan

Colofon

Titel Het vak verstaan; docentenhandleiding voor het blijven oefenen met verstavaardigheid

Auteur Margreet van Wijk-Sluyterman (ROC Landstede)

Annemarie Groot (CINOP)

Versie 1.0

Datum Mei 2012

CINOP

Postbus 1585

5200 BP ’s-Hertogenbosch

Tel: 073-6800800

Fax: 073-6123425

www.cinop.nl

© CINOP 2012

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, op welke

andere wijze dan ook, zonder vooraf schriftelijke toestemming van de uitgever.

Page 5: Het vak verstaan

I

Voorwoord

Het trainen van luistervaardigheid, in het bijzonder van verstavaardigheid, is een vak

apart. Luisteren is een essentieel onderdeel van de communicatie, maar het is onduidelijk

wat de beste manier is om dit te oefenen. Het doel van deze handleiding is om docenten

handreikingen te bieden bij het vormgeven van luistervaardigheidsontwikkeling in hun

les. Wij zullen vooral ingaan op de manieren waarop een docent zelf oefeningen in

verstaan kan ontwikkelen en toepassen.

De keuze voor dit onderdeel van luistervaardigheid maken wij heel bewust.

Verstavaardigheidsoefeningen beperken zich over het algemeen tot de eerste

hoofdstukken van een leergang en ze blijken niet altijd even stimulerend voor de

cursisten te zijn. Docenten zijn daardoor geneigd snel door te gaan met begrijpend

luisteren; verstavaardigheid verdwijnt naar de achtergrond. Wij pleiten ervoor om ook

met leerders die de beginfase van hun leerproces al gepasseerd zijn, te blijven oefenen in

verstaan.

Dat wil niet zeggen dat begrijpend luisteren niet belangrijk is; het is wel degelijk van

belang dat geoefend wordt met begrijpen wat er gezegd wordt. In deze handleiding zullen

wij daarom niet alleen ingaan op verstavaardigheidsoefeningen, maar ook op het

combineren van deze oefeningen met (bestaande) oefeningen in begrijpend luisteren en

met andere onderdelen uit de lessen Nederlands als tweede taal (bijvoorbeeld

schrijfvaardigheid of spreken/gesprekken voeren). Juist daardoor is het voor docenten

mogelijk om met hun cursisten te blijven oefenen met verstavaardigheid en verandert

eigenlijk elke les in een luisterles.

Wij hopen dat deze handleiding eraan zal bijdragen dat docenten de mogelijkheden in hun

les zien en ontdekken dat luistervaardigheid eigenlijk al op heel veel manieren aanwezig

is in de les en zonder veel moeite effectief en efficiënt getraind kan worden.

Dankwoord

Na jaren van experimenteren, bijschaven, toevoegen en schrappen ligt er nu dan eindelijk

een handleiding zoals wij die al die tijd voor ogen hadden. Dat dit document er is

gekomen, hebben wij aan veel mensen te danken. Allereerst Petra Poelmans, die door

haar promotie-onderzoek de discussie over het belang van verstavaardigheid los maakte

en ons hierin betrok. Ook gaat onze dank uit naar Ineke van der Craats, die vanaf het

begin betrokken is geweest bij het ontwikkelen van de oefeningen. Dankzij haar werd het

onderzoek naar luistervaardigheid nieuw leven in geblazen en werd daarmee de basis

gelegd van deze handleiding. Ineke: bedankt voor wat je hierin voor ons betekend hebt.

Het zou echter bij theorie zijn gebleven als we niet de mogelijkheid hadden gehad om

deze oefeningen uit te proberen in de les. Inge Groenhuis, Stans Konter, Marlies Peeters,

Dick van Schaick, Lies van Vliet en de andere collega’s van het roc Landstede: bedankt

voor jullie hulp bij het inzetten van de oefeningen in jullie NT2-groepen en voor de

feedback die jullie gegeven hebben. Verder hebben we ook van velen die onze workshops

over dit onderwerp bezochten suggesties gekregen: dank hiervoor. Tot slot willen wij hier

Anja van Kleef noemen. Anja, bedankt voor het meelezen en de goede kritische

opmerkingen!

Margreet van Wijk-Sluyterman en Annemarie Groot

Page 6: Het vak verstaan

II

Inhoudsopgave

1 Luisteren in een tweede taal ........................................................................... 1

1.1 Theoretische achtergrond ........................................................................... 1

1.2 Wat betekent dit voor het onderdeel luisteren in de les? ................................ 2

2 De oefeningen ................................................................................................. 1

2.1 Gelijk of niet? ........................................................................................... 1

2.2 Gatentekst ............................................................................................... 2

2.3 Specifieke woorden verstaan ...................................................................... 4

2.4 Woorden kiezen ........................................................................................ 6

2.5 Dictee ...................................................................................................... 8

2.6 Dictoglos .................................................................................................. 9

2.7 Woorden tellen ........................................................................................ 10

2.8 Klemtoon ................................................................................................ 12

2.9 Luisteren met aantekeningen maken .......................................................... 13

3 Elke les een luisterles ................................................................................... 16

3.1 Luisteren gecombineerd met schrijven ........................................................ 16

3.2 Luisteren gecombineerd met spreken/gesprekken voeren ............................. 17

3.3 Luisteren gecombineerd met grammatica .................................................... 18

4 Uitgewerkte voorbeelden .............................................................................. 19

5 Literatuurverwijzing ..................................................................................... 65

Page 7: Het vak verstaan

1

1 Luisteren in een tweede taal

Waarom leidt luisteren in een tweede taal zo vaak tot problemen? Hoe kun je gericht

oefenen in verstaan en begrijpen? Door het luisterproces te verdelen in verschillende

vaardigheden kan precies geoefend worden waar de leerders het meest problemen mee

ondervinden.

1.1 Theoretische achtergrond

Luisteren maakt een groot deel uit van onze alledaagse bezigheden. We luisteren naar het

nieuws op de radio, kijken naar programma’s op de televisie en praten op ons werk met

collega’s. We luisteren zonder er al te veel bij na te denken. In een tweede taal gaat er

ineens iets mis: dan lukt het ons niet meer om het nieuws op de radio te volgen of te

weten welke mededeling werd omgeroepen op het station. Waar ligt dat aan?

Wanneer we luisteren, doen we verschillende dingen tegelijk: we horen eerst een geluid,

dat wordt doorgegeven aan onze hersenen. Dan begint het verstaan: “het herkennen van

taaleenheden in het spraakgeluid in hun volgorde” (Rietveld & Van Heuven, 2001:293).

Dit verstaan gebeurt in stappen:

1 Het onderscheiden van taalklanken van omgevingsgeluiden.

2 Het onderscheiden van klanken en klankcombinaties.

3 Het maken van een koppeling tussen klank en teken1.

4 Het herkennen van betekenisvolle eenheden (dat wil zeggen, onderdelen van woorden

maar ook woorden in hun geheel).

5 Het toekennen van de betekenis aan de woorden.

6 Het herkennen van klemtoon en intonatie.

Hoe meer dit proces geautomatiseerd is, hoe sneller en eenvoudiger het zal zijn om

taaleenheden te herkennen, dus te verstaan. Als de klemtoon en intonatie herkend zijn,

betekent dat alleen nog niet dat we ook direct begrijpen wat er met de informatie bedoeld

wordt. De betekenis per woord is herkend, het woord wordt verstaan, maar voor het

begrijpen van de betekenis van de woorden moet je ook de volgende stappen doorlopen:

1 Het interpreteren van de betekenis van het woord in de context.

2 Het maken van een koppeling tussen de betekenis van een woord en de intentie van

de spreker.

Een goede luisteraar zal deze stappen niet één voor één doorlopen, maar er zal interactie

zijn en afhankelijk van het doel van de luisteraar, zal hij zich meer op verstaan of

begrijpen richten. Dat is precies wat in een tweede taal niet automatisch goed gaat. Een

tweede taal heeft andere klanken, klankcombinaties, woorden en intonatie waar je als

luisteraar niet aan gewend bent. Leerders ervaren daardoor problemen: zo proberen ze

bijvoorbeeld zinnen woord-voor-woord te vertalen waardoor er weinig tijd overblijft om te

interpreten wat ze betekenen.

1 Hoewel dit strikt genomen geen onderdeel is van het luisterproces, is dit wel degelijk van belang voor de

herkenning van eenheden bij geletterde cursisten. Daarom is het hier wel opgenomen als onderdeel van verstaan.

Page 8: Het vak verstaan

2

Aan de andere kant ervaren ze ook problemen met het interpreteren van de woorden: de

afzonderlijke woorden zijn herkend maar het is nog onduidelijk wat ermee bedoeld wordt.

Leerders ondervinden dus problemen met luistervaardigheid op het gebied van verstaan

en van begrijpen.

1.2 Wat betekent dit voor het onderdeel luisteren in de les?

Luisteren is essentieel in communicatie en daarnaast ook belangrijk voor het ontwikkelen

van andere taalvaardigheden. Een leerder kan door te luisteren veel extra informatie

krijgen. Het belang van het trainen van luistervaardigheid is dus groot. Desondanks is het

onduidelijk hoe luistervaardigheid het beste aangeleerd kan worden in de les.

In de meeste taallessen ligt de nadruk op begrijpend luisteren. Er is vooral aandacht voor

het doel van communiceren, namelijk: begrijpen wat de boodschap is. Maar wordt een

leerder hierdoor ook een betere luisteraar of leert hij eigenlijk om woorden beter te

herleiden uit de context? In onderzoek wordt steeds vaker gewezen op het belang van het

trainen van het verstaan. Als woordherkenning sneller gaat, zal er ook automatisch meer

tijd overblijven om ze te begrijpen. In 2007 is onderzoek gedaan naar het verschil in

effect van een training in verstavaardigheid en een training in begrijpend luisteren (Groot,

2008). De resultaten van dit onderzoek doen vermoeden dat een

verstavaardigheidstraining effectiever is. De resultaten onderstrepen dat

verstavaardigheid belangrijk is en meer expliciete aandacht verdient in de les. Dat wil

echter niet zeggen dat oefeningen in begrijpend luisteren genegeerd moeten worden. Het

blijft noodzakelijk om ook te oefenen met het interpreteren van de woorden en het

begrijpen van de intentie van de spreker. Dat is immers het doel van communicatie.

Beide soorten oefeningen zijn niettemin eenvoudig te combineren en het kost een docent

weinig tijd om naast de traditionele oefeningen tijd te besteden aan verstavaardigheid.

Bovendien zijn daar weinig faciliteiten voor nodig, zoals ook duidelijk wordt in het

volgende hoofdstuk.

Page 9: Het vak verstaan

1

2 De oefeningen

Traditioneel zijn luistervaardigheidsoefeningen gericht op begrijpend luisteren. Dit

betekent dat leerders in de oefeningen gestimuleerd worden strategieën te gebruiken om

de bedoeling van de spreker te achterhalen. Oefeningen staan onder andere in het teken

van samenvatten, hoofdgedachtes formuleren en ‘waar/niet waar’-stellingen

beantwoorden. Een verstavaardigheidsoefening is niet gericht op het begrijpen van de

globale boodschap van het verhaal maar op de herkenning van klanken en woorden.

Hoe kunnen goede verstavaardigheidsoefeningen eruit zien en hoe kunnen ze worden

toegepast? We beschrijven verschillende verstavaardigheidsoefeningen, waarbij we per

oefening ingaan op doel, benodigd materiaal en uitvoering.

Daarnaast geven we aan hoe een oefening kan worden aangepast aan een gewenst

niveau en hoe de oefening te combineren is met een begrijpvaardigheidsoefening.

2.1 Gelijk of niet?

Een oefening in het onderscheiden van klanken

Doel van de oefening

Tweede-taalverwervers kunnen moeite hebben met het waarnemen of discrimineren van

klanken en woordvolgordes. Het doel van deze oefening is dat de docent achterhaalt of de

leerder bepaalde klanken wel of niet waarneemt en of hij moeite heeft met het

discrimineren van klanken. Daarnaast kan de docent met deze oefening ook achterhalen

of een leerder verschillen in woordvolgorde opmerkt. De leerder zelf wordt zich door

middel van deze oefening bewust van wat hij misschien niet waarneemt.

Benodigdheden

Docent Audiomateriaal: opgenomen woorden, woordgroepen en korte zinnen.

Cursist Pen en blanco papier

Beschrijving van de opdracht

Tijdens deze oefening krijgen cursisten telkens twee geluidsfragmenten achter elkaar te

horen. Deze fragmenten verschillen minimaal of zijn volledig hetzelfde. De cursisten

noteren of de twee fragmenten gelijk zijn of verschillend.

Het materiaal

Het audiomateriaal bestaat uit fragmentparen. Deze paren kunnen verschillen in klanken

die zich ofwel in het midden van woorden bevinden (bijvoorbeeld muur vs. moer) of aan

het einde van woorden, zoals uitgangen voor meervoudsvorming (-s of -en),

werkwoordsvervoegingen of adjectiefvorming (-e). Daarnaast kunnen de paren verschillen

in woordvolgorde. Het is belangrijk dat de fragmenten kort zijn (maximaal 1 zin) en rustig

ingesproken worden met een normale intonatie (zonder een accent op de plek waar het

verschil zit). Het merendeel van de aangeboden paren moet een verschil bevatten, maar

er moeten ook regelmatig paren voorkomen die gelijk zijn.

Page 10: Het vak verstaan

2

Voorbeeld

Cursisten horen (de paren zijn vetgedrukt op de plek waar ze verschillen):

1 Ik ga naar school Ik ga naar school

2 Wandelen doet hij graag Wandelen hij doet graag

3 Messen en lepels Messen en lepel

4 Klein meisje Klein meisje

5 Gezellig feest Gezellige feest

Cursisten noteren of de paren gelijk zijn:

1-ja; 2-nee; 3-nee; 4-ja; 5-nee.

Resultaten

Cursisten zullen in het begin moeten wennen aan het focussen op minimale verschillen.

De eerste keren zal het verschil in woordparen misschien niet opgemerkt worden. Het is

dan ook belangrijk dat de docent de antwoorden na afloop bespreekt met de cursisten.

Wanneer deze een verschil in woordparen niet hebben opgemerkt, kan het fragment nog

een keer afgespeeld worden of kan de docent het verschil een keer benadrukken. Verder

is het van belang dat de docent benadrukt welke van de twee woordparen grammaticaal

correct is.

Aanpassen aan het niveau

De oefening is eenvoudig aan te passen aan de problemen die de cursisten ervaren.

Klankverschillen die geen problemen opleveren in een bepaalde groep kunnen achterwege

worden gelaten en andere klanken kunnen vaker terugkomen. Hiervoor is het van belang

dat de docent noteert welke problemen cursisten ervaren. Deze problemen zullen

afhankelijk zijn van de onderwijs- en taalachtergrond van de cursist.

Combinatie met begrijpend luisteren

In plaats van audiomateriaal dat zonder enige context wordt aangeboden, zoals de

hierboven genoemde voorbeelden, kan de docent er ook voor kiezen om uit een

bestaande luisteroefening woordgroepen te nemen. Het is wel van belang dat deze

opnieuw ingesproken worden (zie materiaal), zodat de docent de paren nogmaals op

precies dezelfde manier kan laten horen. Door woordgroepen te nemen uit een andere

oefening kan de docent ook direct ingaan op bijvoorbeeld de betekenis van moeilijke

woorden. Deze zijn dan al besproken, zodat niet alleen onbekende woorden zijn

verhelderd, maar ook voorkennis is opgehaald over een bepaald onderwerp; een volgende

oefening kan daar op voortbouwen.

2.2 Gatentekst

Een oefening in het opschrijven van ontbrekende klanken

Doel van de oefening

Klanken en klankcombinaties zijn in een tweede taal vaak anders dan in een eerste taal.

Hierdoor kunnen tweede taalleerders problemen ervaren met het herkennen en

discrimineren van klanken. Bovendien is het lastig om ze correct te schrijven. Het doel

van deze oefening is dat een leerder oefent om zo gericht te letten op bepaalde

Page 11: Het vak verstaan

3

(onderdelen van) woorden dat hij ze niet alleen verstaat, maar ook de ontbrekende

klanken op papier kan aanvullen. Een docent kan naar aanleiding van deze oefening zien

of de onderdelen gehoord worden en of de juiste koppeling tussen klank en schrift

gemaakt wordt.

Benodigdheden

Docent Audiomateriaal: opgenomen teksten

Cursist Pen en het invulformulier waarop de tekst is afgedrukt met ontbrekende

onderdelen.

Beschrijving van de opdracht

Tijdens deze oefening krijgen cursisten een tekst te horen. Zij hebben dezelfde tekst op

papier en lezen mee. Op de plekken waar woorden of onderdelen van woorden ontbreken,

maken zij de tekst compleet.

Het materiaal

Het audiomateriaal bestaat uit ingesproken teksten. Deze teksten kunnen verschillen in

lengte van tien regels tot een A4’tje. Ze moeten worden ingesproken in een relatief rustig

spreektempo met natuurlijke pauzemomenten tussen woordgroepen.

Op de invulformulieren van de cursisten zijn de teksten afgedrukt, waarbij regelmatig

delen zijn weggelaten. Per tekst kunnen dit of volledige woorden of delen van woorden

zijn, maar nooit beide. De gaten betreffen klanken, werkwoordvervoegingen, meervouden

en kleine woorden als voorzetsels en voornaamwoorden.

Voorbeeld

Cursisten horen:

Moederdag

Als je in de week voor moederdag door een gemiddelde Nederlandse

winkelstraat loopt, lijkt het niet zo moeilijk te bedenken waar moederdag

vandaan komt. Moederdag lijkt wel een uitvinding van de bonbonfabrikanten,

de bloemisten en wenskaartenmakers, want die verdienen elk jaar behoorlijk

aan de tweede zondag van mei. Toch is moederdag ooit heel anders begonnen.

Volgens sommige mensen begon moederdag al bij de oude Grieken.

Cursisten lezen:

Moederdag

Als je in de week voor moederdag door een gemiddelde Nederlandse

winkelstraat loopt, lijkt het niet zo moeilijk te beden_____ waar moederdag

vandaan komt. Moederdag lijkt wel een uitvinding van de bonbonfabrikanten,

de bloemisten en wenskaartenmakers, want die verdienen elk jaar behoorlijk

aan de tweede zondag van mei. Toch is moederdag ooit heel anders begonnen.

Volgens sommige mensen beg_____ moederdag al bij de oude Grieken.

Cursisten vullen in:

Page 12: Het vak verstaan

4

Moederdag

Als je in de week voor moederdag door een gemiddelde Nederlandse

winkelstraat loopt, lijkt het niet zo moeilijk te beden_KEN____ waar moederdag

vandaan komt. Moederdag lijkt wel een uitvinding van de bonbonfabrikanten,

de bloemisten en wenskaartenmakers, want die verdienen elk jaar behoorlijk

aan de tweede zondag van mei. Toch is moederdag ooit heel anders begonnen.

Volgens sommige mensen beg__ON___ moederdag al bij de oude Grieken.

Resultaten

Het meelezen met het geluid is soms lastig voor cursisten (wanneer dit te veel problemen

oplevert, kan beter oefening 3.3 worden gedaan). Vooral in het begin moet hier rekening

mee worden gehouden door het audiomateriaal regelmatig even stop te zetten. Opvallend

is dat veel cursisten erg gefocust raken op klanken en de teksten niet proberen te

begrijpen. Het is belangrijk dat de docent na afloop de foute antwoorden bespreekt.

Daarbij moet niet alleen het goede antwoord gegeven worden maar eerst de zin nogmaals

afgespeeld worden, zodat cursisten het nog een keer kunnen horen. Eventueel herhaalt

de docent de zin zelf en schrijft hij2 het correcte woord vervolgens op het bord.

Aanpassen aan het niveau

Met deze oefening kan de docent goed inspelen op de fouten die gemaakt worden.

Wanneer bijvoorbeeld blijkt dat cursisten veel moeite hebben met voorzetsels, kunnen de

volgende keer juist die woorden weggelaten worden. Op die manier wordt precies datgene

geoefend waarmee de groep het meeste moeite heeft. Daarnaast kan gevarieerd worden

in de hoeveelheid woorden die weggelaten worden en het onderwerp en de lengte van de

tekst die wordt aangeboden.

Combinatie met begrijpend luisteren

Nadat cursisten de tekst compleet hebben gemaakt, kan de docent overgaan op het

begrijpen van de inhoud van die tekst. De cursisten zullen waarschijnlijk al een aantal

centrale begrippen begrepen hebben en op basis daarvan kan voorkennis opgehaald

worden. Vervolgens kan de docent de tekst nogmaals laten horen en daarbij een aantal

begripsvragen over de tekst voorleggen, of vragen om de tekst in eigen woorden samen

te vatten.

2.3 Specifieke woorden verstaan

Een oefening in het herkennen van woordgrenzen.

Doel van de oefening

Taalleerders zullen vaak het probleem hebben dat hun woordenschat tekortschiet. In

aangeboden teksten zullen regelmatig woorden voorbijkomen die onbekend zijn. Het is in

dat geval van belang om woordgrenzen te kunnen herkennen, zodat uit de grote

hoeveelheid geluid toch verschillende eenheden verstaan kunnen worden. Daarom

moeten cursisten leren verschillen tussen woorden te onderscheiden. Meer dan bij de

voorgaande oefeningen staat dat bij deze oefening centraal. Cursisten leren heel gericht

te luisteren naar specifieke woorden en moeten van een rij woorden op papier aangeven

2 In dit document verwijzen we elke keer met ‘hij’ naar de docent; dat kan uiteraard ook ‘zij’ betekenen.

Page 13: Het vak verstaan

5

of die gezegd worden of niet. Hierdoor leren zij woordgrenzen te herkennen en gericht te

luisteren.

Benodigdheden

Docent Audiomateriaal: opgenomen teksten

Cursist Pen en opdrachtformulier met daarop een rij met woorden

Beschrijving van de opdracht

Tijdens deze oefening krijgen cursisten een tekst te horen. Ze krijgen deze tekst niet op

papier maar zien slechts enkele woorden. Van die woorden komen een aantal wél voor in

de tekst en een aantal niet. Cursisten moeten de woorden die ze horen omcirkelen of

onderstrepen.

Het materiaal

Het audiomateriaal kan uit allerlei teksten bestaan, bijvoorbeeld ook van liedjes. De

teksten zijn vergelijkbaar met de teksten uit oefening 3.2: ze verschillen in lengte van

tien regels tot een A4’tje en moeten ingesproken zijn in een relatief rustig spreektempo

met natuurlijke pauzemomenten tussen woordgroepen. Liedjes die geschikt zijn voor deze

oefening zijn rustig gezongen liedjes van bijvoorbeeld Kinderen voor Kinderen of cabaret.

Op het opdrachtformulier van de cursisten staat niet de hele tekst afgedrukt maar slechts

losse woorden. Sommige woorden komen wel voor in de tekst en andere woorden niet.

Voorbeeld

Cursisten horen:

Baas Luister nou eens jongen, doe nou wat ik zeg. Het is al kwart voor

zeven en je bent nog steeds niet weg.

Sindbad Sta nou niet te zeuren. Je ziet, ik werk me dood. Een stoplicht heeft

twee kleuren, maar meestal is het rood.

Cursisten lezen:

Kijk

Luister nou eens

Kwart voor zeven

Half acht

Ik werk

Slapen

Cursisten noteren:

Kijk

Luister nou eens

Kwart voor zeven

Half acht

Ik werk

Slapen

Page 14: Het vak verstaan

6

Resultaten

Sommige cursisten worden bij het lezen van een tekst erg afgeleid door de hoeveelheid

onbekende woorden die zij allemaal willen begrijpen. Deze oefening biedt een oplossing

voor groepen die zich beter kunnen concentreren op het luisteren als ze niet tegelijkertijd

een tekst moeten lezen.

Aanpassen aan het niveau

Het niveau van de oefening is lager dan de vorige oefening doordat er minder gelezen

hoeft te worden. De oefening kan nog verder vereenvoudigd worden door niet een rijtje

met woorden aan te bieden, maar door van één specifiek woord te vragen hoe vaak het

voorkomt.

Het wordt daarentegen juist moeilijker als de woorden uit de woordenlijst waaruit

cursisten woorden moeten herkennen meer op elkaar lijken. Zo zou in bovenstaand

voorbeeld in plaats van kwart voor zeven en half acht ook kwart voor negen of kwart over

zeven gegeven kunnen worden.

Combinatie met begrijpend luisteren

Een bestaande oefening in begrijpend luisteren is uitstekend geschikt om met deze

verstavaardigheidsoefening te combineren. Zo zouden bijvoorbeeld kernbegrippen uit die

bestaande oefening gebruikt kunnen worden in deze oefening. Op die manier wordt

voorkennis geactiveerd en kan na afloop van deze oefening kort het onderwerp besproken

worden waar de tekst over ging. Vervolgens kan de begrijpvaardigheidsoefening gedaan

worden.

2.4 Woorden kiezen

Een oefening in het herkennen van verschillen tussen woorden

Doel van de oefening

Het verschil in uitspraak tussen woorden is soms heel klein, terwijl het verschil in

betekenis heel groot kan zijn. Het doel van deze oefening is dat cursisten verschillen in

woorden leren herkennen en zich bewust worden van essentiële klankverschillen in

uitspraak. Bovendien leren zij wat het effect hiervan is op de schrijfwijze. Een docent kan

met deze oefening achterhalen of een cursist moeite heeft met het discrimineren van

klanken en woorden.

Benodigdheden

Docent Audiomateriaal: opgenomen teksten

Cursist Pen en invulformulier met daarop de tekst, waarbij geen woorden zijn

weggelaten maar regelmatig een keus gemaakt moet worden tussen twee

woorden.

Beschrijving van de opdracht

De cursisten luisteren naar een tekst en lezen tegelijkertijd mee met de tekst op het

invulformulier. Op dat formulier staan regelmatig twee woorden vetgedrukt naast elkaar.

Eén van deze twee woorden wordt wel uitgesproken, het andere niet. De cursist moet

omcirkelen of onderstrepen welk woord wordt uitgesproken.

Page 15: Het vak verstaan

7

Het materiaal

Het audiomateriaal bestaat uit teksten, die verschillen in lengte van tien regels tot een

A4’tje. Ze zijn ingesproken in een relatief rustig spreektempo met natuurlijke

pauzemomenten tussen woordgroepen.

Op de invulformulieren van de cursisten zijn de teksten afgedrukt, waarbij regelmatig

twee woorden vetgedrukt zijn. Een van deze twee woorden wordt uitgesproken. De

woorden verschillen in klinkers, clusters of grammaticale uitgangen (stad – staat; krom –

klom; tafel – tafels; probeer – probeert). Ook zou een docent cursisten kunnen laten

kiezen tussen een woord dat fonetisch geschreven is en een woord dat grammaticaal

correct geschreven is (moeiluk – moeilijk).

Voorbeeld

Cursisten horen:

Iedereen is dagelijks bezig met eten. Dat is niet zo gek: je moet eten om in leven te

blijven. Bovendien wordt eten vaak verbonden met leuke dingen: gezelligheid of feest.

Aan de andere kant hoor je tegenwoordig bijna elke dag wel iets over de gevaren van te

dik zijn. Slank zijn, is nog steeds de norm. Veel jongeren, vooral meisjes, hebben wel

eens een dieet gevolgd.

Cursisten lezen:

Iedereen is dagelijks bezig met/meet eten. Dat is niet zo gek: je moet eten om in leven

te blijven. Bovendien wordt eten vak/vaak verbonden met leuke dingen: gezelligheid of

feest. Aan de andere kant hoor je tegenwoordig bijna elke dag wel iets over de gevaren

van te dik zijn. Slank zijn, is nog steeds de norm. Veel jongeren, vooral

meisje/meisjes, hebben wel eens een dieet gevolgd.

Cursisten noteren:

Iedereen is dagelijks bezig met/meet eten. Dat is niet zo gek: je moet eten om in leven

te blijven. Bovendien wordt eten vak/vaak verbonden met leuke dingen: gezelligheid of

feest. Aan de andere kant hoor je tegenwoordig bijna elke dag wel iets over de gevaren

van te dik zijn. Slank zijn, is nog steeds de norm. Veel jongeren, vooral

meisje/meisjes, hebben wel eens een dieet gevolgd.

Resultaten

Woorddiscriminatieteksten zijn eenvoudiger dan gatenteksten, omdat cursisten woorden

niet zelf op hoeven te schrijven maar kunnen kiezen. Hierdoor hoeft het geluid ook

minder vaak stopgezet te worden. Bij het bespreken van de antwoorden is het niet alleen

belangrijk om de correcte antwoorden te benoemen, maar ook om te laten horen wat het

verschil is met het andere woord in uitspraak en in betekenis. Ook kan ingegaan worden

op de vorm van het correcte woord (waarom is het bijvoorbeeld meervoud?).

Aanpassen aan het niveau

Hoewel deze oefening eenvoudiger is dan een gatentekst, kan het niveau van de oefening

uiteenlopen. De moeilijkheid hangt af van de grootte van het verschil tussen de woorden.

Page 16: Het vak verstaan

8

Ook kan de nadruk gelegd worden op bepaalde klanken die moeilijker te discrimineren

zijn dan andere (bijvoorbeeld het al dan niet aanwezig zijn van de sjwa –stomme e-).

Combinatie met begrijpend luisteren

Nadat de antwoorden besproken zijn, kan overgegaan worden op het begrijpen van de

inhoud van die tekst. De cursisten zullen waarschijnlijk al een aantal centrale begrippen

begrepen hebben en op basis daarvan kan voorkennis geactiveerd worden. Vervolgens

kan de docent de tekst nogmaals laten horen en daarbij een aantal begripsvragen over de

tekst voorleggen of vragen om de tekst in eigen woorden samen te vatten.

2.5 Dictee

Een oefening in het schrijven van zinnen met het accent op het maken van de klank-

tekenkoppeling.

Doel van de oefening

Het doel van een dictee is over het algemeen het controleren van de spelling en

interpunctie, maar in het kader van luistervaardigheid kan een dictee ook heel goed

gebruikt worden om de klank-tekenkoppeling te trainen. Het doel van de oefening is dan

om te controleren of alle woorden op de juiste manier verstaan worden en of de

woordgrenzen goed herkend worden.

Benodigdheden

Docent Audiomateriaal: opgenomen zinnen.

Cursist Pen en blanco papier

Beschrijving van de opdracht

De cursisten luisteren naar de zinnen en schrijven deze op.

Het materiaal

Zinnen die geschikt zijn om voor deze oefening te gebruiken, bestaan uit veel korte

woorden of uit woorden die minimaal verschillen. De zinnen zijn het liefst ingesproken,

maar kunnen eventueel ook voorgelezen worden door de docent. Daarbij is het belangrijk

dat de woorden niet woord-voor-woord voorgelezen worden, maar dat een relatief

normaal spreektempo wordt aangehouden met natuurlijke pauzemomenten tussen

woordgroepen.

Voorbeeld

Cursisten horen en schrijven:

1 Ik eet twee keer per week een peer.

2 Een grote man loopt in het kleine huis.

3 In de stad staat een grote kerk.

Resultaten

Over het algemeen zijn leerders geneigd zich te richten op benadrukte (inhouds)woorden.

Veel kleine woorden worden overgeslagen bij het dictee. Door middel van deze oefening

leren cursisten dat het belangrijk is niet alleen op benadrukte inhoudswoorden te letten

Page 17: Het vak verstaan

9

maar ook op onbeklemtoonde functiewoorden die net zo belangrijk zijn voor de betekenis

van de zin. Daarnaast worden verschillen in klanklengte niet gekoppeld aan verschillen in

schrijfwijze. Wanneer in het dictee woorden gebruikt worden die qua klank minimaal

verschillen (man-maan; stad-staat) worden cursisten ertoe aangezet na te denken over

het verschil tussen de twee klanken. Wanneer cursisten het verschil in lengte niet

noteren, kan dit komen doordat ze niet weten wanneer er een enkele dan wel dubbele

klinker geschreven moet worden, of omdat ze verschil in lengte niet waarnemen. Bij het

bespreken van het dictee na afloop kunnen cursisten hiervan bewust gemaakt worden.

Aanpassen aan het niveau

Uiteraard kan deze oefening moeilijker gemaakt worden door laag- of lagerfrequente

woorden te gebruiken of te variëren in zinslengte. Daarnaast kunnen ook bewust woorden

gebruikt worden waarbij men een lange klank hoort, maar slechts één letter schrijft

(bijvoorbeeld naam-namen). Op die manier wordt duidelijk dat het schrift geen exacte

weergave is van de klank. Verder kan in plaats van een dictee ook een dictoglosoefening

gedaan worden (zie oefening 3.6).

Combinatie met begrijpend luisteren

In plaats van losstaande zinnen te gebruiken, kan de docent er ook voor kiezen om

zinnen uit een andere oefening te gebruiken. Dan vormen de zinnen een betekenisvol

geheel en kunnen er na het dictee ook vragen gesteld worden die betrekking hebben op

de betekenis van de zinnen.

2.6 Dictoglos

Een oefening in het schrijven van (langere) teksten met het accent op de klank-

tekenkoppeling.

Doel van de oefening

Dictoglos wordt gebruikt om te oefenen met schrijfvaardigheid, maar is het daarnaast ook

geschikt om de klank-tekenkoppeling te trainen. Ook met deze oefening kan

gecontroleerd worden of woordgrenzen goed herkend worden en welke woorden goed

worden verstaan. Het verschil met het dictee is dat het niet om losse zinnen gaat maar

om korte verhaaltjes, waardoor de nadruk meer op inhoudswoorden komt te liggen.

Benodigdheden

Docent Audiomateriaal: opgenomen korte teksten. Deze kunnen ook op het

moment door de docent zelf voorgelezen worden.

Cursist Pen en blanco papier

Beschrijving van de opdracht

De cursisten luisteren naar de tekst en noteren zoveel mogelijk woorden die ze verstaan

hebben. Vervolgens reconstrueren ze samen met een andere cursist zo goed mogelijk het

verhaal dat ze gehoord hebben. Er kunnen woorden in de tekst staan die ze nog niet

kennen. De cursisten moeten die woorden goed verstaan om de betekenis te kunnen

opzoeken.

Page 18: Het vak verstaan

10

Het materiaal

De teksten die gebruikt worden voor deze oefeningen moeten niet te lang zijn, bij

voorkeur maximaal tien zinnen.

Voorbeelden

Cursisten horen:

Een 17-jarig meisje uit het land Argentinië heeft het maar druk. Ze heeft net een drieling

gekregen. Maar vorig jaar kreeg ze ook al een drieling. En haar eerste kind kreeg ze toen

ze pas 14 jaar was. Ze heeft in totaal dus 7 kinderen.

Cursisten schrijven (tijdens het voorlezen):

17 jaar meisje heeft druk. Drieling gekregen. Maar vorig jaar ook een drieling. Haar

eerste kind kreeg toen 14 jaar. 7 kinderen.

Resultaten

Bij het bespreken vertellen cursisten aan elkaar wat ze hebben opgeschreven en proberen

de zinnen zo compleet mogelijk te maken. Over het algemeen zullen zij vooral de

benadrukte inhoudswoorden uit het verhaal hebben genoteerd. Het is belangrijk om op te

merken welke woorden cursisten verstaan hebben en hoe zij deze woorden geschreven

hebben. Daarbij gaat het niet zozeer om het gebruik van correcte spelling; het doel van

deze oefeningen is om na te gaan of ze het verschil in bijvoorbeeld lange of korte klinkers

wel hebben gehoord en of ze weten waar de woordgrenzen liggen. Verder is het

belangrijk te letten op de woorden die cursisten zelf niet meer noemen: welke woorden

zijn hen ontgaan?

Aanpassen aan het niveau

Natuurlijk is het onderwerp van de teksten die gebruikt worden van belang bij de keuze

van het niveau van de oefening. Hoe concreter en bekender het onderwerp, hoe

makkelijker cursisten het verhaal zullen kunnen reconstrueren. Voor gevorderde cursisten

kunnen de teksten iets langer zijn en een meer informerend karakter hebben. Ook de

lengte van de zinnen en de frequentie van de woorden die gebruikt worden, spelen een

rol. De docent kan er daarnaast voor kiezen om het verhaal vaker en langzamer voor te

lezen om het voor de cursisten eenvoudiger te maken.

Combinatie met begrijpend luisteren

Na het reconstrueren van het verhaal kan de docent ervoor kiezen om het verhaaltje

nogmaals te laten horen, maar nu met een aantal vragen over de inhoud van het verhaal.

2.7 Woorden tellen

Een oefening in het herkennen van woordgrenzen en morfemen door het tellen van

woorden of lettergrepen

Doel van de oefening

Anders dan bij de voorgaande oefeningen, hoeven cursisten bij deze oefening niet te

letten op wát er gezegd wordt. Het doel van het tellen van woorden of lettergrepen is om

cursisten te leren letten op waar het ene woord eindigt en het volgende begint. Dat is van

Page 19: Het vak verstaan

11

essentieel belang om afzonderlijke taaleenheden te kunnen herkennen. Daarbij gaat het

niet alleen om herkenning van woordgrenzen ,maar ook om de herkenning van kleinere

eenheden zoals morfemen (bijvoorbeeld –heid of –ing). Cursisten leren dan dat dezelfde

morfemen achter verschillende woorden kunnen staan.

Benodigdheden

Docent Audiomateriaal: opgenomen woorden of zinnen. Deze kunnen

(eventueel) ook op het moment zelf voorgelezen worden.

Cursist Pen en blanco papier

Beschrijving van de opdracht

De cursisten krijgen de zin of het woord enkel te horen en hoeven dit niet letterlijk op te

schrijven. Ze schrijven alleen het aantal woorden of lettergrepen op.

Het materiaal

De zinnen die gebruikt worden voor deze oefening moeten niet te lang zijn, maar zeker

niet te kort (dat wil zeggen: niet minder dan vier woorden).

Voorbeeld

Cursisten horen:

1 Het oude huis staat op de hoek van de lange straat

2 Fietsenmaker

Cursisten schrijven:

11 (woorden)

4 (lettergrepen)

Resultaten

Bij het bespreken kan het beste aan een cursist gevraagd worden om de zin te herhalen

en op de vingers mee te tellen. Op die manier kan namelijk goed gezien worden waar de

fout gemaakt wordt. Ook wanneer een docent moet helpen bij het herhalen van de zin,

gaat het tellen niet vanzelfsprekend goed. Het zijn vooral kleine onbeklemtoonde woorden

die overgeslagen worden of samengestelde woorden die als losse woorden gezien worden.

Aanpassen aan het niveau

Deze oefening wordt moeilijker naarmate er meer onbeklemtoonde woorden of

samengestelde woorden worden genoemd.

Combinatie met begrijpend luisteren

Het tellen van woorden en lettergrepen kost weinig tijd en kan daardoor eenvoudig

gecombineerd worden met een andere oefening. Zo kunnen niet alleen zinnen uit

begrijpvaardigheidsoefeningen gebruikt worden maar kunnen alle soorten actuele

materialen gebruikt worden, bijvoorbeeld tellen van woorden uit het (radio)nieuws of de

snelwegnummers uit het filenieuws. In die fragmenten worden in korte tijd dezelfde

woorden meerdere malen herhaald, waardoor ze zeer geschikt zijn om als teloefening te

gebruiken.

Page 20: Het vak verstaan

12

2.8 Klemtoon

Een oefening in het herkennen van de klemtoon van woorden.

Doel van de oefening

Ook bij deze oefening hoeft niet gelet te worden op wát er gezegd wordt, maar gaat het

erom hóe het gezegd wordt. Het doel van deze oefening is dat cursisten leren om te

bepalen op welke klanken extra nadruk ligt, of met andere woorden: ze moeten de

klemtoon van woorden herkennen. De reden hiervoor is dat klemtoon

betekenisonderscheidend kan zijn. Daarnaast worden cursisten zich door deze oefening

bewust van het correcte gebruik van de klemtoon in intonatiepatronen in het Nederlands,

waardoor zij er ook in hun eigen uitspraak aandacht aan (kunnen) besteden.

Benodigdheden

Docent Audiomateriaal: opgenomen woorden of zinnen. Deze kunnen (eventueel)

ook op het moment zelf voorgelezen worden.

Cursist Pen en blanco papier

Beschrijving van de opdracht

De cursisten krijgen de zin of het woord alleen te horen en hoeven deze niet letterlijk op

te schrijven. Ze onderstrepen de plaats waar nadruk op ligt.

Het materiaal

Het is voor deze oefening niet belangrijk om een speciale zin of specifieke woorden te

gebruiken: deze kunnen willekeurig gekozen worden.

Voorbeeld

Cursisten horen:

Fietsenmaker

Cursisten schrijven:

Fietsenmaker

Resultaten

Het blijkt voor leerders erg lastig om de klemtoon op de juiste plek van een woord te

plaatsen, zelfs wanneer het woord meerdere malen herhaald wordt. Wat de cursisten

vaak helpt, is om alle mogelijke plekken waar nadruk kan liggen hardop voor te lezen.

Hierdoor herkennen zij vaak het verschil in uitspraak en realiseren ze zich op welke plek

de klemtoon moet liggen.

Aanpassen aan het niveau

De oefening wordt moeilijker naarmate de woorden langer en onbekender zijn voor de

cursisten. Ook kan ervoor gekozen worden om woorden uit een bestaande tekst te nemen

waarin de woorden niet geïsoleerd worden voorgelezen maar in een zin staan.

Combinatie met begrijpend luisteren

Deze oefening kan heel goed gecombineerd worden met oefening 3.7 (de teloefening),

maar ook met elke willekeurige andere oefening die gedaan wordt.

Page 21: Het vak verstaan

13

2.9 Luisteren met aantekeningen maken

Een oefening in het gericht luisteren en aantekeningen maken

Doel van de oefening

Bij deze oefening moeten cursisten heel precies luisteren wat er gezegd wordt en dat

tegelijkertijd noteren. Zo worden cursisten gedwongen om gericht te luisteren naar een

tekst om te verstaan wat je te weten wilt komen, en dat direct op een goede manier te

noteren.

Benodigdheden

Docent Korte opgenomen teksten rondom een thema, zoals filenieuws, het

weerbericht of een reclame waarin bepaalde woorden vaak verhaald

worden. Ook een kort gesprek met informatie over Nederland is goed

bruikbaar in deze opdracht.

Cursist Pen en blanco papier of een papier waarop bijvoorbeeld alleen de getallen

met betrekking tot de temperatuur hoeven worden opgeschreven.

Beschrijving van de opdracht

De cursisten luisteren naar de tekst met daarbij de vraag om alle woorden op te schrijven

die ze horen rondom het thema van de tekst.

Het materiaal

Afhankelijk van het thema van de tekst varieert ook de lengte van het materiaal. Zo

komen in het filenieuws heel veel files achter elkaar voor, waardoor een radiofragment

van meer dan twee minuten erg lang is en veel vraagt van cursisten. Daarentegen

worden in een korte tekst over de buurt misschien minder snel en minder vaak woorden

genoemd die cursisten op moeten schrijven, waardoor een langere tekst ook mogelijk is.

Voorbeelden

Thema: snelwegen waar files staan

Cursisten horen:

Dit is de ANWB verkeersinformatie. Op de meeste plaatsen rijdt het door, maar nog een

paar uitzonderingen:

de A2, ’s Hertogenbosch richting Utrecht tussen afrit Everdingen en Vianen 4 km;

de A15 van Nijmegen naar Gorinchem tussen knooppunt Deil en afrit Arkel 4 km, dat

komt door een ongeluk maar de weg is wel weer vrij

dan Utrecht, de A27 Gorinchem richting Utrecht tussen knooppunt Everdingen en

Hagestein 2 km.

Cursisten schrijven:

A2, A15, A27

Thema: getallen met betrekking tot de temperatuur.

Cursisten horen:

In het zuiden nog wat wolkenvelden maar vanmiddag wordt het zonnig en in het oosten

nog wat bewolking. Het blijft droog en de temperaturen lopen uiteen van 15 tot 17

Page 22: Het vak verstaan

14

graden aan de kust naar 19 tot 21 graden verder landinwaarts. Vanavond en vannacht

helder, temperatuur daalt tot 8 graden. Morgen opnieuw zonnig met temperaturen tot

iets hoger dan vandaag.

Cursisten schrijven:

15, 17 19, 21, 8

Thema: getallen.

Cursisten horen:

Het aantal illegale werknemers is vorige jaar gestegen. Twee jaar lang was er een

daling, maar in 2009 groeide het aantal illegale arbeiders met een kwart tot 2500. Bijna

een derde kwam uit Bulgarije of Roemenië. Dat staat in het jaarverslag van de

arbeidsinspectie. Vooral in de bouw nam de illegale arbeid sterk toe. Volgens minister

Donner is dat te wijten aan de crisis. Bedrijven proberen kosten te drukken en proberen

zo goedkoop mogelijke krachten in te huren. Verder blijkt dat de bouw nog steeds de

gevaarlijkste bedrijfstak is. Bijna een kwart van de ernstige ongelukken gebeurt daar.

Vorig jaar kwamen 76 mensen om tijdens het werk.

Cursisten schrijven:

2009, een kwart, 2500, (bijna) een derde, een kwart, 76.

Resultaten

Het fragment moet een aantal keer afgespeeld worden (in kleine fragmenten) zodat

cursisten genoeg mogelijkheden krijgen om de woorden te verstaan én te noteren.

Spelling is daarbij van ondergeschikt belang; het gaat er bij deze oefening vooral om dat

cursisten de juiste woorden kunnen filteren uit het fragment. Na afloop schrijft de docent

een enkel minder frequent maar in dit fragment belangrijk woord op het bord. Vervolgens

kunnen de genoteerde woorden worden besproken of kan doorgegaan worden met een

oefening in begrijpend luisteren (zie Combinatie met begrijpend luisteren).

Aanpassen aan het niveau

De oefening kan moeilijker gemaakt worden door de keuze voor een bepaald thema. Zo

zijn fileberichten, sommige reclames met daarin veel dezelfde woorden en het

weerbericht eenvoudig, maar kunnen nieuwsberichten erg wisselen in moeilijkheidsgraad.

Daarnaast kunnen voor de gevorderde cursisten in principe alle mogelijke bronnen

gebruikt worden, zoals teksten over Nederland van vroeger en nu.

Een opdracht kan ook moeilijker worden door niet alleen te vragen de woorden met

betrekking tot het thema te noteren, maar bijvoorbeeld ook de tegenstellingen die ze

horen (warm-koud, zon-regen en dergelijke).

Gevorderde cursisten kan daarbij gevraagd worden om, in plaats van het noteren van

losse woorden bij beginnende cursisten, meer aantekeningen uit te werken van één of

misschien meerdere berichten. De opdracht kan variëren van het schrijven van een

enkele zin tot het uitwerken van een aantal berichten of een langere tekst over een

bepaald onderwerp.

Page 23: Het vak verstaan

15

Combinatie met begrijpend luisteren

Door van cursisten te vragen meer te noteren dan enkel die specifieke woorden rondom

het thema, wordt van hen ook een stuk begripsvaardigheid verwacht. Ze maken dus meer

aantekeningen over de inhoud van het bericht dan enkel het noteren van de kernwoorden

rond het thema. Vervolgens kan de docent een aantal vragen stellen over het begrip van

de tekst en moeten de cursisten op basis van hun aantekeningen een aantal zinnetjes

noteren of (voor de hogere niveaus) een kort tekstje schrijven. Op die manier moeten

cursisten dat wat ze verstaan hebben combineren met de boodschap die ze uit het bericht

begrepen hebben. Bijvoorbeeld:

Het aantal iligalle werknemer is vorige jaar stijgen. In de 2009 groeit met een kwart tot

2500. De derder werknemers komen uit Romeinea en Bulgarij. In de bouwsector groiet

toe. Die staat in de arbeidinspectie. Volgen Doner is te wijten aan de crisis. Ook blijkt uit

het verslag, dat kwart van ernstige ongelukken. Vorige jaar kwamen 76 om tijdens zijn

werk.

Page 24: Het vak verstaan

16

3 Elke les een luisterles

Het is belangrijk om het verstaan van klanken en woorden zoveel mogelijk te

automatiseren, zodat er meer tijd overblijft voor de interpretatie ervan (zie hoofdstuk 1).

Verstavaardigheid kan op verschillende manieren geoefend worden; deze

verstavaardigheidsoefeningen kunnen worden gecombineerd met begrijpend luisteren (zie

hoofdstuk 2).

Om leerders echt tot betere luisteraars te maken is het echter niet alleen van belang om

goede oefeningen in te zetten, maar die ook zo vaak mogelijk terug te laten komen bij

andere onderdelen uit de taalles.

Hoe doe je dat? In dit hoofdstuk beschrijven we mogelijke manieren om luisteren zo

eenvoudig mogelijk te combineren met andere onderdelen uit de les. Het volgende

hoofdstuk biedt uitwerkingen van deze ideeën.

3.1 Luisteren gecombineerd met schrijven

Oefeningen die uitermate geschikt zijn om luisteren te combineren met schrijven zijn de

al eerder genoemde oefeningen dictoglos en dictee. Met name het dictee is bekend als

schrijfoefeningen maar (zoals duidelijk werd in hoofdstuk 2) kan ook als luisteroefening

ingezet worden. Efficiënter is het om beide vaardigheden te oefenen met één oefening.

Dit kan bijvoorbeeld door een dictee te geven na een luisteroefening, waarbij de zinnen

uit het dictee bestaan uit woorden die niet goed verstaan werden. In het geval van een

dictoglosoefening kan de focus eerst gelegd worden op het verstaan van zoveel mogelijk

woorden waarna de cursisten dit op papier moeten uitwerken.

Er is nog een derde mogelijkheid om luisteren en schrijven te combineren, namelijk door

cursisten aantekeningen te laten maken tijdens het luisteren. In het dagelijks leven en in

opleidingen is luisteren en aantekeningen maken een belangrijke vaardigheid. Het gaat

bijvoorbeeld om het noteren van een afspraak in de agenda of een eenvoudige memo om

een boodschap door te geven, maar ook om aantekeningen maken tijdens een les of een

college. Cursisten die op het mbo taalondersteuning krijgen, zeggen dat ze hier heel veel

moeite mee hebben. Dat is niet gek: er moet niet alleen heel gericht geluisterd worden,

de woorden moeten ook goed verstaan worden om ze te kunnen noteren en correct

genoteerd worden. Hoe kunnen we dat zo oefenen in een groep dat alle cursisten op hun

eigen niveau kunnen werken?

Laat de cursisten eens (kijken en) luisteren naar een tekst rondom een bepaald thema

met daarbij de vraag om alle woorden die ze horen rondom dat thema op te schrijven. Ze

moeten heel precies luisteren naar wat er gezegd wordt en dat tegelijkertijd noteren. Op

deze manier wordt het trainen van verstavaardigheid gecombineerd met begrijpend

luisteren en schrijven.

Als luistermateriaal zijn actuele onderwerpen geschikt, zoals het nieuws (met weerbericht

en reclame), maar ook interviews en programma’s over uiteenlopende onderwerpen (op

tv of internet) die met KNS te maken hebben. Zo kan de moeilijkheid van de oefening ook

variëren. Eenvoudig is het luisteren naar het weerbericht, naar het filebericht en naar

sommige reclames met veel woordherhaling. Voor gevorderde cursisten kunnen alle

mogelijke bronnen van actueel nieuws gebruikt worden. Vooral voor deze gevorderde

Page 25: Het vak verstaan

17

cursisten is het van belang dat ze nieuws van de radio horen; ook zonder ondersteuning

van het beeld moeten ze de teksten begrijpen.

Deze luisteroefening kan direct gecombineerd worden met een oefening voor

schrijfvaardigheid. De manier waarop cursisten hun aantekeningen rondom het thema

noteren, kan verschillen per niveau. Zo kan in groepen met veel verschillende niveaus

toch door iedereen dezelfde opdracht worden gemaakt: cursisten luisteren gezamenlijk

naar hetzelfde programma, maar ze verwerken de informatie op een andere manier. Ze

gebruiken voor het aantekeningen maken vaste formulieren (zie hoofdstuk 4), waarbij

eerst ruimte is voor het noteren van losse woorden. Op de lagere niveaus kunnen ze

volstaan met getallen of bekende woorden opschrijven en kruisjes zetten achter de

woorden die ze gehoord hebben. Daarna krijgen ze de tijd om hun aantekeningen op het

formulier uit te werken tot één of meer zinnetjes. Gevorderde cursisten noteren meer: na

het maken van aantekeningen werken ze een aantal berichten uit tot een tekstje. Als het

onderwerp zich ervoor leent, proberen ze ook hun eigen mening over het onderwerp

onder woorden te brengen. Zo oefenen ze meteen met het schrijven van halflange en

lange schrijfopdrachten voor het staatsexamen.

Voor beide groepen geldt dat uit de aantekeningen en de uitwerkingen blijkt, of ze het

goed verstaan en begrepen hebben.

Het is eenvoudig om voorafgaand aan deze oefening, waarin meerdere vaardigheden aan

bod komen, een oefening expliciet gericht op verstavaardigheid te doen, want daar leent

het materiaal zich goed voor. Laat de cursisten voordat ze woorden rondom een thema

moeten noteren, eerst eens tellen hoe vaak een bepaald woord/getal terugkomt of

hoeveel woorden ze horen, bijvoorbeeld bepaalde woorden uit het weerbericht, de

nummers van de snelwegen bij de files of de herhaling van een woord uit de reclame. Zo

spitsen ze eerst de oren, voordat ze er iets over moeten noteren.

3.2 Luisteren gecombineerd met spreken/gesprekken voeren

In plaats van het noteren van wat ze horen, kunnen cursisten ook over het beluisterde

fragment praten. Op deze manier kan ook de spreekles een luisterles worden. Cursisten

luisteren eerst naar het al dan niet ingesproken verhaal en moeten dat bericht vervolgens

zo goed mogelijk navertellen.

Het materiaal dat hiervoor gebruikt kan worden, bestaat uit korte en wat langere

berichten (bijvoorbeeld korte verhalen uit leesboeken voor volwassen anderstaligen). Als

gewerkt wordt in een talenpracticum kunnen de cursisten hun eigen verhaal vergelijken

met het ingesproken origineel. Is die mogelijkheid er niet, dan vertellen de cursisten het

verhaal in tweetallen aan elkaar na. Zij kunnen elkaar aanvullen tot het verhaal compleet

is. Een andere mogelijkheid is dat zij het verhaal niet helemaal afluisteren en samen de

afloop van het verhaal moeten bedenken.

Navertellen van een verhaal is een van de taken van de telefoontoets en het blijkt in de

praktijk ook een heel goede oefening te zijn om begrijpend luisteren en verstavaardigheid

te oefenen.

Page 26: Het vak verstaan

18

3.3 Luisteren gecombineerd met grammatica

In de genoemde oefeningen moeten cursisten mondeling of schriftelijk uitwerken wat ze

gehoord hebben. Die uitwerkingen geven de docent o.a. veel informatie over wat

cursisten verstaan en begrepen hebben. Naar aanleiding daarvan kan de docent een

nieuwe oefening maken met specifiek die problemen die zijn of haar cursisten hebben,

bijvoorbeeld door middel van een dictee, een gatentekst of een woord-discriminatietekst.

Voor het dictee geldt dat de docent zinnen kan maken met woorden die minimaal van

elkaar verschillen, bijvoorbeeld de woorden gewond en gewoond.

Een gatentekst is niet ongebruikelijk om te oefenen met grammatica. Een gatentekst kan

gecombineerd worden met luistervaardigheid door juist die grammaticale elementen uit

een tekst weg te laten, waar de cursisten veel moeite mee hebben (bijv. voorzetsels).

Ook in woorddiscriminatie-oefeningen staat meestal het onderscheiden van verschillende

klinkers en medeklinkers centraal, vaak als voorbereiding op een uitspraakoefening.

Hetzelfde type oefening kan echter ook gericht zijn op minimale grammaticale verschillen.

Page 27: Het vak verstaan

19

4 Uitgewerkte voorbeelden

1 Gelijk of niet

2 Gatentekst

3 Specifieke woorden verstaan

4 Woorden kiezen in de tekst

5 Dictee

6 Dictoglos

7 Woorden tellen

8 Klemtoon

9 Luisteren met aantekeningen maken

10 Luisteren gecombineerd met spreken/gesprekken voeren

Page 28: Het vak verstaan

Gelijk of niet Materiaal Docent

20

Uitwerking 1: Verschil enkelvoud – meervoud op -s

A

B

1 De tafels in het lokaal De tafels in het lokaal

2 Films op televisie Film op televisie

3 Winkels in de straat Winkel in de straat

4 Huilende baby’s Huilende baby

5 Bekers met ranja Beker met ranja

6 Leuke programma’s Leuke programma

7 Messen en lepels Messen en lepel

8 Dikke mannetjes Dikke mannetjes

9 Mooie foto’s Mooie foto’s

10 Oude bandjes Oude bandje

11 Kranten en folders Kranten en folder

12 Doosjes op de kast Doosje op de kast

13 Koekjes met chocola Koekje met chocola

14 Telefoons op het bureau Telefoons op het bureau

15 Gouden horloges Gouden horloge

16 Potloodjes voor kinderen Potloodje voor kinderen

17 Flesjes water Flesjes water

18 Oma’s op de foto Oma op de foto

19 Goedkope camera’s Goedkope camera

20 Nederlandse cd’s Nederlandse cd’s

21 IJsjes in de zomer IJsjes in de zomer

22 Stipjes op je shirt Stipjes op je shirt

23 Brandende kaarsjes Brandende kaarsje

24 Brieven en kaartjes Brieven en kaartje

25 Kopjes koffie Kopje koffie

26 Lange files Lange files

27 Muziek op de radio’s Muziek op de radio

28 Reclames tijdens de film Reclame tijdens de film

29 Bloemetjes in het gras Bloemetje in het gras

30 Kamers te huur Kamers te huur

Page 29: Het vak verstaan

Gelijk of niet Materiaal Cursist

21

Zijn de zinnen hetzelfde?

Naam: ..................................................................................................................

JA

NEE

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

Page 30: Het vak verstaan

Gelijk of niet Materiaal Docent

22

Uitwerking 2: Inflectie adjectief: wel/geen schwa

A

B

1 Mooie bloemen Mooi bloemen

2 Blauwe pen Blauw pen

3 Zware dozen Zwaar dozen

4 Hoge toren Hoog toren

5 Gezellig feest Gezellig feest

6 Ronde tafel Rond tafel

7 Veel papieren Vele papieren

8 Klein meisje Kleine meisje

9 Lekker drinken Lekker drinken

10 Grote tas Groot tas

11 Warme dag Warm dag

12 Dik boek Dikke boek

13 Lieve moeder Lief moeder

14 Goede juf Goede juf

15 Aardige mensen Aardig mensen

16 Lange weg Lang weg

17 Leuk liedje Leuke liedje

18 Spannend boek Spannend boek

19 Drukke dag Drukke dag

20 Grote broer Groot broer

21 Koude eten Koude eten

22 Arm land Arme land

23 Vieze tafel Vies tafel

24 Dure fiets Duur fiets

25 Lange vakantie Lang vakantie

26 Mooi weer Mooie weer

27 Kort gesprek Korte gesprek

28 Rode stippen Rode stippen

29 Moeilijke oefening Moeilijk oefening

30 Makkelijke opdracht Makkelijk opdracht

Page 31: Het vak verstaan

Gelijk of niet Materiaal Cursist

23

Zijn de zinnen hetzelfde?

Naam: ..................................................................................................................

JA

NEE

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

Page 32: Het vak verstaan

Gelijk of niet Materiaal Docent

24

Uitwerking 3: Inversie

A

B

1 Morgen wordt het koud Morgen wordt het koud

2 Nu ga ik weg Nu ik ga weg

3 Rood vindt ze mooi Rood ze vindt mooi

4 Wandelen doet hij graag Wandelen hij doet graag

5 Gisteren was ik thuis Gisteren ik was thuis

6 Toen ging hij terug Toen hij ging terug

7 Daarna doe ik boodschappen Daarna ik doe boodschappen

8 Eerst wil hij slapen Eerst wil hij slapen

9 Maandag komt ze thuis Maandag ze komt thuis

10 Vandaag hebben we les Vandaag hebben we les

11 Misschien vergeet hij het Misschien hij vergeet het

12 Vaak bezoekt ze haar moeder Vaak ze bezoekt haar moeder

13 Hier dragen ze rokken Hier ze dragen rokken

14 Dan nemen we het mee Dan we nemen het mee

15 Zaterdag hebben we vrij Zaterdag we hebben vrij

16 Soms kijken we een film Soms kijken we een film

17 Volgende week is hij jarig Volgende week hij is jarig

18 Zondag is er groot feest Zondag er is groot feest

19 Morgen wordt hij tien Morgen wordt hij tien

20 Daar maken ze auto’s Daar maken ze auto’s

21 Fietsen doet zij graag Fietsen zij doet graag

22 Vaak is zij blij Vaak zij is blij

23 Soms gaan we naar oma Soms we gaan naar oma

24 Dan blijven we eten Dan we blijven eten

25 Eerst komt hij binnen Eerst hij komt binnen

26 Daarna haalt hij water Daarna hij haalt water

27 Ik ben moe Ik ben moe

28 Nu pak je een pen Nu je pakt een pen

29 Vandaag draagt hij een shirt Vandaag hij draagt een shirt

30 ’s ochtends is het koud ’s ochtends het is koud

Page 33: Het vak verstaan

Gelijk of niet Materiaal Cursist

25

Zijn de zinnen hetzelfde?

Naam: ..................................................................................................................

JA

NEE

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

Page 34: Het vak verstaan

Gelijk of niet Materiaal Docent

26

Uitwerking 4: Congruentie: wel/geen -t

A

B

1 Loopt hij naar huis Loop hij naar huis

2 Zij koopt een boek Zij koop een boek

3 Jij hebt een pen Jij hebt een pen

4 Draagt zij een trui Draag zij een trui

5 U blijft hier U blijf hier

6 Hij bezoekt haar Hij bezoekt haar

7 Zij geeft het weg Zij geef het weg

8 Stuurt u een kaart Stuur u een kaart

9 Ik werk de hele dag Ik werkt de hele dag

10 U haalt een glas U haal een glas

11 Hij wast de auto Hij was de auto

12 Zij maakt het huis schoon Zij maak het huis schoon

13 Jij mist het programma Jij mis het programma

14 Ik fiets naar de stad Ik fietst naar de stad

15 Kijkt u televisie Kijk u televisie

16 Hij gooit een bal Hij gooit een bal

17 Zij bakt een taart Zij bakt een taart

18 Jij leert een taal Jij leer een taal

19 Maakt hij een foto Maak hij een foto

20 U koopt een boek U koop een boek

21 Leest hij graag Lees hij graag

22 Luistert zij muziek Luister zij muziek

23 Jij helpt je moeder Jij help je moeder

24 Ik gooi een bal Ik gooi een bal

25 U kijkt blij U kijk blij

26 Hij speelt buiten Hij speelt buiten

27 Maak jij een tekening Maak jij een tekening

28 Jij ben lang Jij bent lang

29 Ik spreekt Engels Ik spreek Engels

30 U drinkt water U drink water

Page 35: Het vak verstaan

Gelijk of niet Materiaal Cursist

27

Zijn de zinnen hetzelfde?

Naam: ..................................................................................................................

JA

NEE

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

Page 36: Het vak verstaan

Gelijk of niet Materiaal Docent

28

Uitwerking 5: Combinatie met begrijpend luisteren

De docent heeft onderstaande teksten ter beschikking.

Tekst A

Paracetamol kopen

Ali uit Somalië zit op Nederlandse les en is zeer gemotiveerd om de taal te oefenen. Bij de

apotheek moest hij paracetamol kopen. Lachend deed hij verslag van een foutje dat hij

maakte bij de apotheek. Ali zei: Goedmorgen mevrouw, hebt u pils? De

apothekersassistent antwoordt: Nee, dan moet u hiernaast zijn in het café.

Tekst B

Slecht Nederlands

Een Iraanse man was voor het eerst een weekje op vakantie geweest. Naar Overijssel.

Dus ik vroeg hem, hoe het was geweest. “Nou, het was daar wel mooi, maar de mensen,

dat was maar niks”, zei hij. “Hoezo, waren ze niet aardig?”, vroeg ik. “Nee dat niet, maar

ze spraken zo slecht Nederlands.”

De teksten kunnen gebruikt worden voor een begrijpvaardigheidsoefening, waarbij wordt

ingegaan op de betekenis van deze teksten. Voordat dat gedaan wordt, worden de zinnen

uit deze tekst gebruikt voor de gelijk of verschillend-oefening. Elke zin is twee keer achter

elkaar ingesproken, waarbij soms een verschil is tussen de zinnen en soms niet.

Hieronder staat een voorbeeld van een mogelijke uitwerking:

Tekst A Paracetamol kopen

1 A Ali uit Somalië zit op Nederlandse les en is zeer gemotiveerd om de taal te

oefenen.

B Ali uit Somalië zit op Nederlandse les en zeer gemotiveerd is om de taal te

oefenen.

2 A Bij de apotheek moest hij paracetamol kopen.

B Bij de apotheek hij moest paracetamol kopen.

3 A Lachend deed hij verslag van een foutje dat hij bij de apotheek maakte.

B Lachend deed hij verslag van een foutje dat hij maakte bij de apotheek.

4 A Ali zei: Goedmorgen mevrouw, hebt u pils?

B Ali zei: Goedmorgen mevrouw, hebt u pils?

5 A De apothekersassistent antwoordt: Nee, dan moet u hiernaast zijn in het café .

B De apothekersassistent antwoordde: Nee ,dan u moet hiernaast in het café zijn.

Page 37: Het vak verstaan

Gelijk of niet Materiaal Docent

29

Tekst B Slecht Nederlands

6 A Een Iraanse man was voor het eerst een weekje op vakantie geweest. Naar

Overijssel.

B Een Iraanse man was voor het eerst een week op vakantie geweest. Naar

Overijssel.

7 A Dus ik vroeg hem, hoe het was geweest.

B Dus vroeg ik hem, hoe het was geweest.

8 A “Nou, het was wel mooi daar, maar de mensen, dat was maar niks”, zei hij.

B “Nou, het was daar wel mooi, maar de mensen, dat was maar niks”, zei hij.

9 A “Hoezo, waren ze niet aardig?”, vroeg ik.

B “Hoezo, waren ze niet aardig?”, vroeg ik.

10 A “Nee dat niet, maar ze spraken zo slecht Nederlands.”

B “Nee dat niet, maar zo spraken ze slecht Nederlands.”

Page 38: Het vak verstaan

Gelijk of niet Materiaal Cursist

30

Zijn de zinnen hetzelfde?

Naam: ..................................................................................................................

ZIN JA

NEE

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

Page 39: Het vak verstaan

Gatentekst Materiaal Docent

31

Uitwerking 1: Getallen

177 culturen in Amsterdam3

Amsterdam is de meest multiculturele stad van de wereld. In september 2007 wonen er

mensen uit 177 landen in de hoofdstad.

Daarmee heeft Amsterdam de meeste nationaliteiten van alle steden in de wereld.

Malawi

Vorig jaar had Amsterdam nog 176 nationaliteiten. Maar er is iemand uit het Afrikaanse

land Malawi in Amsterdam komen wonen. Daarom heeft de hoofdstad nu 177

verschillende nationaliteiten.

Nederlands

In totaal heeft Amsterdam bijna 800.000 inwoners. Ruim 500.000 van hen hebben de

Nederlandse nationaliteit. Dat zijn 1.000 mensen minder dan een jaar geleden.

Cijfers

Meer dan 64.000 inwoners van Amsterdam hebben de Marokkaanse nationaliteit. En

38.000 Amsterdammers komen uit Turkije.

Verder wonen er in Amsterdam 10.000 Engelsen, 6.600 Duitsers en ruim 5.000

Surinamers.

Alleen

In Amsterdam wonen ook 7 mensen die als enige uit hun land naar onze hoofdstad zijn

gekomen. Bijvoorbeeld uit de Afrikaanse landen Malawi, Botwana en Gabon. In

Amsterdam woont ook 1 persoon uit Monaco. En 1 inwoner uit Turkmenistan.

Antwerpen

Na Amsterdam heeft Antwerpen de meeste nationaliteiten. In de Belgische stad wonen

mensen uit 164 verschillende culturen. En op de derde plaats staat de Amerikaanse stad

New York. In deze stad wonen mensen met 150 verschillende nationaliteiten.

3 Bron: Startkrant, september 2007

Page 40: Het vak verstaan

Gatentekst Materiaal Cursist

32

Wat hoor je? Maak de tekst compleet.

Naam: ..................................................................................................................

……… culturen in Amsterdam

Amsterdam is de meest multiculturele stad van de wereld. In september ______ wonen

er mensen uit ______ landen in de hoofdstad.

Daarmee heeft Amsterdam de meeste nationaliteiten van alle steden in de wereld.

Malawi

Vorig jaar had Amsterdam nog ______ nationaliteiten. Maar er is iemand uit het

Afrikaanse land Malawi in Amsterdam komen wonen. Daarom heeft de hoofdstad nu

______ verschillende nationaliteiten.

Nederlands

In totaal heeft Amsterdam bijna ______ inwoners. Ruim ______ van hen hebben de

Nederlandse nationaliteit. Dat zijn ______ mensen ______ dan een jaar geleden.

Cijfers

Meer dan ______ inwoners van Amsterdam hebben de Marokkaanse nationaliteit. En

______ Amsterdammers komen uit Turkije.

Verder wonen er in Amsterdam ______ Engelsen, ______ Duitsers en ruim ______

Surinamers.

Alleen

In Amsterdam wonen ook ______ mensen die als enige uit hun land naar onze hoofdstad

zijn gekomen. Bijvoorbeeld uit de Afrikaanse landen Malawi, Botwana en Gabon. In

Amsterdam woont ook ______ persoon uit Monaco. En ______ inwoner uit Turkmenistan.

Antwerpen

Na Amsterdam heeft Antwerpen de meeste nationaliteiten. In de Belgische stad wonen

mensen uit ______ verschillende culturen. En op de derde plaats staat de Amerikaanse

stad New York. In deze stad wonen mensen met ______ verschillende nationaliteiten.

Page 41: Het vak verstaan

Gatentekst Materiaal Docent

33

Uitwerking 2: Korte woorden

De geschiedenis van het Wilhelmus4

Elk land heeft een volkslied, een lied dat gewoonlijk wordt gespeeld bij plechtige

gelegenheden als staatsbezoeken, herdenkingen en internationale sportwedstrijden. Het

Nederlandse volkslied heet het Wilhelmus en is vernoemd naar het onderwerp van het

lied: Willem van Oranje. Deze Willem van Oranje leefde tussen 1533 en 1584 en geldt als

de "vader des vaderlands". Die naam heeft hij verdiend omdat hij de Nederlandse

opstand tegen Filips II, de koning van Spanje aanvoerde. Willem van Oranje was eerst

stadhouder van Filips II in Nederland, een soort dienaar van de koning. Filips wilde als

koning alles te zeggen hebben en vervolgde mensen die niet katholiek waren. Willem van

Oranje was het daar helemaal niet mee eens en kwam in opstand tegen zijn eigen koning.

Het Wilhelmus is voor Willem van Oranje geschreven en probeert zijn opstand tegen de

koning (wat in die tijd best erg was) te verklaren. De schrijver van dit lied, van wie we

niet precies weten wie het is, zegt eigenlijk dat Willem altijd zijn best heeft gedaan Filips

II zo goed mogelijk te dienen, maar dat hij uit liefde voor het vaderland niet anders kon

dan in opstand komen. Het Wilhelmus maakte dus eigenlijk reclame voor Willem van

Oranje, om zo de bevolking achter hem te krijgen. Dat was niet overbodig, want het was

niet zo dat alle mensen in Nederland de kant van Oranje kozen.

De tekst van het Wilhelmus is rond 1570 geschreven op muziek die al bestond. Het

bestaat uit 15 coupletten en dat is niet toevallig. Als je de eerste letter van elk couplet

van de oude versie neemt, krijg je de letters W.I.L.L.E.M. V.A.N. N.A.S.S.O.V., Willem van

Nassau dus, een andere naam voor Willem van Oranje.

De muziek is van iets minder edele afkomst: het is een soldatenliedje dat zijn oorsprong

heeft in Frankrijk. Met zijn 430 jaar is het Wilhelmus het oudste volkslied ter wereld. Toch

is het niet altijd het Nederlandse volkslied geweest. Tot in de negentiende eeuw waren er

zelfs helemaal geen volksliederen en toen er wel een moest komen koos men voor een

ander lied. Later vond men het Wilhelmus toch beter bij Nederland passen en in 1932

werd dit dan ook het officiële Nederlandse volkslied. En dat is het tot op de dag van

vandaag nog steeds.

4 Bron: Startkrant 2007

Page 42: Het vak verstaan

Gatentekst Materiaal Cursist

34

Wat hoor je? Maak de tekst compleet.

Naam: ..................................................................................................................

De geschiedenis van het Wilhelmus

Elk land heeft een volkslied, een lied dat gewoonlijk wordt gespeeld ______ plechtige

gelegenheden als staatsbezoeken, herdenkingen en internationale sportwedstrijden. Het

Nederlandse volkslied heet het Wilhelmus en is vernoemd naar het onderwerp ______ het

lied: Willem van Oranje. Deze Willem van Oranje leefde tussen 1533 en 1584 en geldt als

de "vader des vaderlands". Die naam heeft ______ verdiend omdat hij de Nederlandse

opstand ______ Filips II, de koning van Spanje aanvoerde. Willem van Oranje was eerst

stadhouder van Filips II ______ Nederland, een soort dienaar van de koning. Filips wilde

als koning alles te zeggen hebben en vervolgde mensen die niet katholiek waren. Willem

van Oranje was het daar helemaal niet mee eens en kwam ______ opstand tegen zijn

eigen koning.

Het Wilhelmus is voor Willem van Oranje geschreven en probeert zijn opstand tegen de

koning (wat in die tijd best ______ was) te verklaren. De schrijver van het lied, van wie

we niet precies weten wie het is, zegt eigenlijk dat Willem altijd zijn best heeft gedaan

Filips II zo goed mogelijk te dienen, maar dat hij uit liefde voor het vaderland niet anders

kon ______ in opstand komen. Het Wilhelmus maakte dus eigenlijk reclame voor Willem

van Oranje, ______ zo de bevolking achter hem te krijgen. Dat was niet overbodig, want

het was niet zo dat alle mensen in Nederland de kant van Oranje kozen.

De tekst van het Wilhelmus is rond 1570 geschreven ______ muziek die al bestond. Het

bestaat uit 15 coupletten en dat is niet toevallig. Als je de eerste letter van elk couplet

van de oude versie neemt, krijg je de letters W.I.L.L.E.M. V.A.N. N.A.S.S.O.V., Willem van

Nassau dus, ______ andere naam voor Willem van Oranje.

De muziek is van iets minder edele afkomst: het is een soldatenliedje dat zijn oorsprong

heeft in Frankrijk. Met zijn 430 jaar is het Wilhelmus het oudste volkslied ______ wereld.

Toch is het niet altijd het Nederlandse volkslied geweest. Tot in de negentiende eeuw

waren ______ zelfs helemaal geen volksliederen en toen er wel een moest komen koos

men voor een ander lied. Later vond men het Wilhelmus toch beter bij Nederland passen

en in 1932 werd dit dan ook het officiële Nederlandse volkslied. En dat is het tot ______

de dag van vandaag nog steeds.

Page 43: Het vak verstaan

Gatentekst Materiaal Docent

35

Uitwerking 3: Werkwoorden

Moederdag

Als je in de week voor Moederdag door een gemiddelde Nederlandse winkelstraat loopt,

lijkt het niet zo moeilijk te bedenken waar Moederdag vandaan komt. Moederdag lijkt wel

een uitvinding van de bonbonfabrikanten, de bloemisten en wenskaartenmakers, want die

verdienen elk jaar behoorlijk aan de tweede zondag van mei. Toch is Moederdag ooit heel

anders begonnen…

Volgens sommige mensen begon Moederdag al bij de oude Grieken. Dat was rond 800

voor Christus. De eerste Moederdag had alleen niet zoveel met aardse moeders te maken.

De Grieken vereerden op die dag de godin Rhea. Rhea was de moeder van de andere

Griekse goden.

In de Middeleeuwen werd een dag gevierd, die al wat meer op onze Moederdag lijkt. Op

de zondag voor Pasen was het “Moeder Zondag”. In die tijd verlieten tieners al vroeg het

gezin van hun ouders om te gaan werken of leren. Heen en weer naar huis reizen kon niet

zo gemakkelijk. Maar op Moeder Zondag kwamen alle kinderen voor een zondag thuis en

bezochten de kerk met hun ouders. Ze brachten ook cadeautjes mee.

Anna Jarvis

Moederdag zoals we dat nu kennen werd 'uitgevonden' door de Amerikaanse vrouw Anna

Jarvis. Haar eigen moeder stierf in 1906 op de tweede zondag van mei, de dag waarop

wij nu Moederdag vieren. Anna had een enorme bewondering voor haar moeder. Ze had

een moeilijk leven gehad. Zeven van haar tien kinderen stierven jong aan de ziekte

tuberculose. In plaats van bij de pakken neer te gaan zitten besloot moeder Jarvis om

andere zieken te gaan helpen en verzorgen in haar woonplaats Crafton.

Een jaar na het overlijden van haar moeder vroeg Anna, die zelf geen kinderen had, aan

de leiders van haar kerk of de tweede zondag van mei niet een speciale dag voor

moeders zou kunnen worden. De kerkleiders vonden het een goed idee en op de eerste

Moederdag, in 1907, deelde Anna Jarvis stralend 500 anjers uit aan alle moeders bij haar

in de kerk. Moederdag werd daarna een vaste gewoonte in de kerk van Crafton.

Lobbyen voor Moederdag

Toch was Anna nog niet tevreden. Ze wilde het liefst dat Moederdag door het hele land

gevierd zou worden. Vanaf 1907 begon ze daarom brieven te schrijven over haar idee aan

iedereen die haar maar zou kunnen helpen. Anna alleen al schreef duizenden brieven. Ze

praatte met uitgeverijen, zakenlieden, kerkleiders en politici. Andere enthousiaste

mensen hielpen haar daarbij. Na drie jaar ging de gouverneur van de staat waarin Anna

woonde overstag: in 1910 riep hij West Virginia op om op de tweede zondag van mei

Moederdag te vieren.

Page 44: Het vak verstaan

Gatentekst Materiaal Docent

36

Vier jaar later bereikte Anna het ongelooflijke. De president van Amerika hoorde van haar

plannen en riep Moederdag uit tot een nationale feestdag. Sinds dat jaar wordt

Moederdag in Amerika elk jaar gevierd. In Europa duurde het tot na de Tweede

Wereldoorlog voordat Moederdag voor het eerst werd gevierd.

Geen happy-end

Helaas voor mevrouw Jarvis liep Moederdag al snel heel anders dan ze verwacht had. Nog

maar een paar jaar nadat Moederdag in het hele land ingevoerd was, begon het vooral

een dag van de winkeliers en de handel te lijken. En dat terwijl het Anna nooit om de

cadeautjes was begonnen! De bedoeling was geweest dat iedereen op Moederdag aan zijn

of haar moeder zou denken en haar zou vertellen hoe belangrijk ze is. Anna was

woedend! Ze protesteerde opnieuw in brieven en artikelen, maar niemand luisterde.

Daarna stapte ze naar de rechter, maar ze verloor de rechtszaak. In 1932 gaat ze zelfs zo

ver dat ze door de politie gearresteerd wordt, wegens verstoring van de openbare orde,

omdat ze een zogenaamd Moederdagfestival probeert tegen te houden!

Als Anna Jarvis oud geworden is, vertelt ze een journalist dat ze er spijt van heeft dat ze

Moederdag ooit verzonnen heeft. Teleurgesteld als ze is, raakt ze veel oude vrienden kwijt

en in 1948 sterft Anna op 84-jarige leeftijd oud en alleen in een verzorgingstehuis.

Page 45: Het vak verstaan

Gatentekst Materiaal Cursist

37

Wat hoor je? Maak de tekst compleet.

Naam: ..................................................................................................................

Moederdag

Als je in de week voor Moederdag door een gemiddelde Nederlandse winkelstraat loopt,

lijkt het niet zo moeilijk te beden____ waar Moederdag vandaan komt. Moederdag lijkt

wel een uitvinding van de bonbonfabrikanten, de bloemisten en wenskaartenmakers,

want die verdienen elk jaar behoorlijk aan de tweede zondag van mei. Toch is Moederdag

ooit heel anders begonnen. Volgens sommige mensen beg____ Moederdag al bij de oude

Grieken. Dat was rond 800 voor Christus. De eerste Moederdag had alleen niet zoveel

met aardse moeders te maken. De Grieken vereerden op die dag de godin Rhea. Rhea

was de moeder van de andere Griekse goden.

In de Middeleeuwen werd een dag gevonden, die al wat meer op onze Moederdag l____.

Op de zondag voor Pasen was het “Moeder Zondag”. In die tijd verlieten tieners al vroeg

het gezin van hun ouders om te gaan werken of leren. Heen en weer naar huis rei____

kon niet zo gemakkelijk. Maar op Moeder Zondag kwamen alle kinderen voor een zondag

thuis en bezochten de kerk met hun ouders. Ze brachten ook cadeautjes mee.

Anna Jarvis

Moederdag zoals we dat nu kennen werd 'uitgevonden' door de Amerikaanse vrouw Anna

Jarvis. Haar eigen moeder stierf in 1906 op de tweede zondag van mei, de dag waarop

wij nu Moederdag v____. Anna had een enorme bewondering voor haar moeder. Ze had

een moeilijk leven gehad. Zeven van haar tien kinderen stierven jong aan de ziekte

tuberculose. In plaats van bij de pakken neer te gaan zitten besloot moeder Jarvis om

andere zieken te gaan h____ en verzorgen in haar woonplaats Crafton. Een jaar na het

overlijden van haar moeder vroeg Anna, die zelf geen kinderen had, aan de leiders van

haar kerk of de tweede zondag van mei niet een speciale dag voor moeders zou kunnen

w____. De kerkleiders vonden het een goed idee en op de eerste Moederdag, in 1907,

deelde Anna Jarvis stralend 500 anjers uit aan alle moeders bij haar in de kerk.

Moederdag werd daarna een vaste gewoonte in de kerk van Crafton.

Page 46: Het vak verstaan

Gatentekst Materiaal Cursist

38

Lobbyen voor Moederdag

Toch was Anna nog niet tevreden. Ze wilde het liefst dat Moederdag door het hele land

gevierd zou worden. Vanaf 1907 begon ze daarom brieven te schrijven over haar idee aan

iedereen die haar maar zou kunnen helpen. Anna alleen al schreef duizenden brieven. Ze

pr____ met uitgeverijen, zakenlieden, kerkleiders en politici. Andere enthousiaste mensen

hielpen haar daarbij. Na drie jaar ging de gouverneur van de staat waarin Anna woonde

overstag: in 1910 riep hij West Virginia op om op de tweede zondag van mei Moederdag

te vieren. Vier jaar later bereikte Anna het ongelooflijke. De president van Amerika

hoorde van haar plannen en riep Moederdag uit tot een nationale feestdag. Sinds dat jaar

w____ Moederdag in Amerika elk jaar gevierd. In Europa duurde het tot na de Tweede

Wereldoorlog voordat Moederdag voor het eerst werd gevierd.

Geen happy-end

Helaas voor mevrouw Jarvis liep Moederdag al snel heel anders dan ze verw____ had.

Nog maar een paar jaar nadat Moederdag in het hele land ingevoerd was, begon het

vooral een dag van de winkeliers en de handel te lijken. En dat terwijl het Anna nooit om

de cadeautjes was begonnen! De bedoeling was ge____ dat iedereen op Moederdag aan

zijn of haar moeder zou denken en haar zou vertellen hoe belangrijk ze is. Anna was

woedend! Ze protesteerde opnieuw in brieven en artikelen, maar niemand luisterde.

Daarna stapte ze naar de rechter, maar ze verloor de rechtszaak. In 1932 g____ ze zelfs

zo ver dat ze door de politie gearresteerd wordt, wegens verstoring van de openbare

orde, omdat ze een zogenaamd Moederdagfestival probeerde tegen te houden! Als Anna

Jarvis oud geworden is, vertelt ze een journalist dat ze er spijt van h____ dat ze

Moederdag ooit verzonnen heeft. Teleurgesteld als ze is, raakt ze veel oude vrienden kwijt

en in 1948 stierf Anna op 84-jarige leeftijd oud en alleen in een verzorgingstehuis.

Page 47: Het vak verstaan

Gatentekst Materiaal Docent

39

Uitwerking 4: Klanken

De geschiedenis van Koninginnedag

Nederland is een koninkrijk. Dat is pas zo vanaf 1806 en toen hadden we niet eens een

Nederlandse koning. Nederland werd in die tijd overheerst door de Fransen. Ons land

werd bestuurd door Lodewijk Napoleon. Dit was de broer van de keizer van Frankrijk,

Napoleon Bonaparte. In 1813 kwam er een einde aan de overheersing en werd Willem I

de koning. Alle koningen en koninginnen die we daarna hebben gehad zijn

afstammelingen van hem. Iets als Koninginnedag kenden we toen nog niet. Dat kwam

pas veel later.

Aan het einde van de 19e eeuw waren de Nederlanders het niet met elkaar eens als het

ging om nationale feestdagen en herdenkingen. Ze ruzieden over wat ze wel en niet

wilden vieren of herdenken. Dat kwam omdat er veel politieke tegenstellingen waren. Zo

was er bijvoorbeeld een strijd tussen katholieken en protestanten. De koning van Spanje

was in de zestiende eeuw de baas in de Nederlanden. Na een lange strijd (de

Tachtigjarige oorlog) namen de Nederlanders het bestuur zelf in handen. Net zoals wij nu

op 5 mei het einde van de Tweede Wereldoorlog vieren, vierden de mensen toen het

einde van die Tachtigjarige Oorlog. Maar de katholieken waren niet zo in de

feeststemming. Zij hadden helemaal niet zo’n hekel aan de Spaanse koning, die was

namelijk ook katholiek.

Toch wilden de Nederlanders graag een nationaal feest. In 1887 stelde een groep mensen

voor om van de verjaardag van koning Willem III een nationale feestdag te maken. Maar

omdat deze koning helemaal niet zo populair was, werd er besloten de verjaardag van

zijn dochter prinses Wilhelmina te vieren. Dit gebeurde voor het eerst op 31 augustus

1889. Deze dag werd Prinsessedag genoemd, omdat Wilhelmina toen nog geen koningin

was.

De vader van Wilhelmina overleed toen ze 10 jaar oud was, nog veel te jong om koningin

te worden. Daarom nam haar moeder Emma de taak op zich, totdat Wilhelmina oud

genoeg was. Op haar achttiende werd Wilhelmina koningin en werd Prinsessedag

omgedoopt tot Koninginnedag. In die tijd moesten de meeste mensen gewoon werken op

deze dag. Omdat de verjaardag van Wilhelmina in de schoolvakantie viel, werd het al snel

een feest voor kinderen, die wel vrij waren. In 1902 was Wilhelmina erg ziek. Gelukkig

was ze voor haar verjaardag weer helemaal beter. Om dit te vieren werd Koninginnedag

dat jaar extra uitbundig gevierd en dat is eigenlijk altijd zo gebleven.

Page 48: Het vak verstaan

Gatentekst Materiaal Docent

40

In 1948 deed Wilhelmina afstand van de troon en werd haar dochter Juliana koningin.

Juliana was jarig op 30 april, daarom werd Koninginnedag voortaan op die dag gevierd.

Toen Juliana na haar huwelijk in paleis Soestdijk ging wonen werd de traditie van haar

grootmoeder Emma voortgezet. Al snel werd dit een groot evenement, dat ook te zien

was op de televisie. In deze tijd kregen steeds meer mensen vrij om het feest te vieren.

In 1980 werd Beatrix koningin van ons land. In een toespraak gaf koningin Beatrix aan

dat zij Koninginnedag op 30 april wilde blijven vieren, als eerbetoon aan haar moeder. In

die tijd was het nog niet gebruikelijk dat de koningin zelf bij de festiviteiten aanwezig

was. Dat veranderde toen Beatrix besloot om voortaan zelf en met haar familie aanwezig

te zijn bij de feestelijkheden.

Eigenlijk kennen we in Nederland alleen maar ‘Koninginnedag’ en niet een ‘Koningdag’.

We hebben tot nu toe nog nooit de verjaardag van een koning gevierd. Dat komt omdat

we sinds 1898 alleen maar vorstinnen hebben gehad. Maar misschien is het dit jaar wel

voorlopig de laatste Koninginnedag! Het zal niet heel lang meer duren voordat kroonprins

Willem Alexander zijn moeder gaat opvolgen.

Page 49: Het vak verstaan

Gatentekst Materiaal Cursist

41

Wat hoor je? Maak de tekst compleet.

Naam: ..................................................................................................................

De geschiedenis van Koninginnedag

Nederland is een koninkrijk. Dat is pas zo vanaf 1806 en toen hadden we niet eens een

Nederlandse koning. Nederland werd in die tijd overheerst d____r de Fransen. Ons land

werd bestuurd door Lodewijk Napoleon. Dit was de broer van de keizer van Frankrijk,

Napoleon Bonaparte. In 1813 kwam er een einde ____n de overheersing en werd Willem

I de koning. Alle koningen en koninginnen die we daarna hebben gehad zijn

afstammelingen van hem. Iets als Koninginnedag kenden we toen nog niet. Dat kwam

p____s veel later.

Aan het einde van de 19e eeuw waren de Nederlanders het niet met elkaar eens als het

ging _____m nationale feestdagen en herdenkingen. Ze ruzieden over wat ze wel en niet

wilden vieren of herdenken. Dat kwam omdat er veel politieke tegenstellingen waren. Zo

was er bijvoorbeeld een strijd tussen katholieken en protestanten. De koning van Spanje

was in de zestiende eeuw de baas in de Nederlanden. N____ een lange strijd (de

Tachtigjarige oorlog) namen de Nederlanders het bestuur zelf in handen. Net zoals wij nu

op 5 mei het einde van de Tweede Wereldoorlog vieren, vierden de mensen toen het

einde van die Tachtigjarige Oorlog. Maar de katholieken waren niet zo in de

feeststemming. Zij hadden helemaal niet z____ hekel aan de Spaanse koning, die was

namelijk ook katholiek.

Toch wilden de Nederlanders graag een nationaal feest. In 1887 stelde een groep mensen

voor om van de verjaardag van koning Willem III een nationale feestdag te maken. Maar

omdat deze koning helemaal niet zo populair was, werd er besloten de verjaardag van

zijn dochter prinses Wilhelmina te vieren. Dit gebeurde voor het eerst op 31 augustus

1889. Deze dag werd Prinsessedag genoemd, omdat Wilhelmina toen nog g____ koningin

was.

De vader van Wilhelmina overleed toen ze 10 jaar oud was, nog veel te jong om koningin

te worden. Daarom n____ haar moeder Emma de taak op zich, totdat Wilhelmina oud

genoeg was. Op haar achttiende werd Wilhelmina koningin en werd Prinsessedag

omgedoopt tot Koninginnedag. In die tijd moesten de meeste mensen gewoon werken op

deze dag. Omdat de verjaardag van Wilhelmina in de schoolvakantie viel, werd het ____l

snel een feest voor kinderen, die wel vrij waren. In 1902 was Wilhelmina erg ziek.

Gelukkig was ze voor haar verjaardag weer helemaal beter. Om dit te vieren werd

Koninginnedag dat jaar extra uitbundig gevierd en dat is eigenlijk altijd zo gebleven.

Page 50: Het vak verstaan

Gatentekst Materiaal Cursist

42

In 1948 deed Wilhelmina afstand van de troon en werd haar dochter Juliana koningin.

Juliana was jarig op 30 april, daarom werd Koninginnedag voortaan op die dag gevierd.

Toen Juliana na haar huwelijk in paleis Soestdijk ging w____nen werd de traditie van haar

grootmoeder Emma voortgezet. Al snel werd dit een groot evenement, dat ook te zien

was op de televisie. In deze tijd kregen steeds meer mensen vrij om het feest te vieren.

In 1980 werd Beatrix koningin van ____ns land. In een toespraak gaf koningin Beatrix

aan dat zij Koninginnedag op 30 april wilde blijven vieren, als eerbetoon aan haar

moeder. In die tijd was het nog niet gebruikelijk dat de koningin zelf bij de festiviteiten

aanwezig was. Dat veranderde toen Beatrix besloot om voortaan zelf en met haar familie

aanwezig te zijn bij de feestelijkheden.

Eigenlijk kennen we in Nederland alleen maar ‘Koninginnedag’ en niet een ‘Koningdag’.

We hebben tot nu toe nog nooit de verjaardag van een koning gevierd. D____ komt

omdat we sinds 1898 alleen maar vorstinnen hebben gehad. Maar misschien is het dit

jaar wel voorlopig de laatste Koninginnedag! Het zal niet heel lang meer duren voordat

kroonprins Willem-Alexander zijn moeder g____ opvolgen.

Page 51: Het vak verstaan

Woorden kiezen in de tekst Materiaal Docent

43

Uitwerking 1

Nederland, waterland

Nederland is een waterrijk land. Bijna iedereen in Nederland woont wel in de buurt van

water, zoals bij een rivier, een sloot, een kanaal, een ven of de zee. Wij Nederlanders zijn

dan ook zeer vertrouwd met water: Prins Willem-Alexander wordt niet voor niets over de

hele wereld gevraagd als spreker over watermanagement.

Water: een zegen

Het wonen in een waterrijk land heeft zo zijn positieve kanten. De Nederlandse economie

had en heeft veel profijt van het water, denk bijvoorbeeld maar aan de visserij en de

scheepvaart. Dankzij het vervoer over water is Rotterdam inmiddels uitgegroeid tot één

van de grootste havens in de wereld. Nederlanders worden wereldwijd beschouwd als

deskundigen op het gebied van waterbouwkundige werken als dijken, polders, bruggen en

dammen: onze waterbouwkundigen worden daarom vaak ingehuurd. En ook Nederlandse

sleep- en baggerbedrijven zijn veelgevraagd. Maar niet alleen economisch gezien is water

belangrijk. Want wat is er heerlijker dan op een warme zomerdag lekker naar het strand

te gaan? Recreëren op, aan en in het water is voor veel mensen een belangrijke manier

van vrijetijdsbesteding.

Water: een zorg

Natuurlijk heeft de aanwezigheid van zoveel water ook negatieve kanten. Nederland

levert sinds mensenheugenis een strijd tegen het water. Met het bouwen van dijken en

dammen proberen de bewoners van de Lage Landen al eeuwen hun voeten droog te

houden. En deze strijd zal in de toekomst door blijven gaan, want door

klimaatsveranderingen neemt de kans op overstromingen weer toe. Vervuiling van water

is een ander probleem. En zelfs in dit waterrijke land is er soms een tekort aan water…

Page 52: Het vak verstaan

Woorden kiezen in de tekst Materiaal Cursist

44

Wat hoor je? Kies het goede woord.

Naam: ..................................................................................................................

Nederland, waterland

Nederland is een waterrijk land. Bijna iedereen in Nederland woont wel in de buurt van

water, zoals bij een rivier, een sloot/slot, een kanaal, een ven of de zee. Wij

Nederlanders zijn dan ook zeer vertrouwd met water: Prins Willem-Alexander wordt

niets/niet voor niets over de hele wereld gevraagd als spreker over watermanagement.

Water: een zegen

Het wonen in een waterrijk land heeft/hebt zo zijn positieve kanten. De Nederlandse

economie had en heeft veel profijt van het water, denk bijvoorbeeld maar aan de visserij

en de scheepvaart. Dankzij het vervoer over water is Rotterdam inmiddels uitgegroeid tot

één van de grote/grootste havens in de wereld. Nederlanders worden wereldwijd

beschouwd als deskundigen op het gebied van waterbouwkundige werken als dijken,

polders, bruggen en dammen: onze waterbouwkundigen worden daarom vaak/vak

ingehuurd. En ook Nederlandse sleep- en baggerbedrijven zijn veelgevraagd. Maar niet

alleen economisch gezien is water belangrijk. Want wat is er heerlijker dan op een warme

zomerdag lekker naar het strand te gaan? Recreëren op, aan en in het water is voor

veel/veer mensen een belangrijke manier van vrijetijdsbesteding.

Water: een zorg

Natuurlijk heeft de aanwezigheid van zoveel water ook negatieve kanten. Nederland

levert sinds mensenheugenis een strijd tegen het water. Met het bouwen van dijken en

dammen proberen de bewoners van de Lage/Laag Landen al eeuwen hun voeten droog

te houden. En deze strijd zal in de toekomst door blijven gaan, want door

klimaatsveranderingen neemt de kans op overstromingen weer toe. Vervuiling van water

is een ander probleem. En zelf/zelfs in dit waterrijke land is er soms een tekort aan

water…

Page 53: Het vak verstaan

Woorden kiezen in de tekst Materiaal Docent

45

Uitwerking 2

Tatoeages

Tatoeages komen in de hele wereld voor. Tatoeëren is één van de eerste kunstvormen,

die door de mens werd uitgeoefend. Het eerste bewijs daarvoor komt uit Egypte. Op de

mummie van een vrouw is een echte tatoeage teruggevonden. Ook bij de Maori’s (de

oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland) kwamen tatoeages veel voor. Vroeger

lieten vooral zeelieden zich tatoeëren. Tegenwoordig is het een soort modeverschijnsel.

Een tatoeage kun je laten zetten in een echte tattoo-shop. Je kunt plaatjes kiezen met

allerlei tekentjes en symbolen, maar je kunt ook een eigen ontwerp maken. De huid

wordt meestal bewerkt met naalden of andere scherpe instrumenten. Deze worden

gebruikt om onoplosbare kleurstoffen in te brengen. Met een naaldje wordt pigment

(kleurstof) vlak onder je huid aangebracht. Een tattoo zetten doet niet echt pijn, maar je

voelt het wel.

Naast de gebruikelijk vormen van tatoeage, heb je de littekentatoeage. Hierbij worden

wondjes in de huid gemaakt, die men doet zweren. De naaitatoeage tref je bij de Maori’s

aan. Een draad met kleurstof wordt door de huid genaaid.

Wanneer de instrumenten die gebruikt worden om de tatoeage te zetten niet steriel

(schoon) zijn, kun je infecties of ontstekingen krijgen. Meestal duurt het één tot twee

weken, voor je huid weer genezen is. Een tatoeage verdwijnt niet meer, maar kan wel

door een chirurg worden uitgesneden. Bij deze behandeling blijven littekens achter. De

littekens kunnen door behandeling met laserstralen minder worden. Maar laseren kost

veel tijd en geld.

Er zijn op dit moment geen wettelijke regels voor het zetten van piercings en tatoeages

voor kinderen onder de 16 jaar. Er zijn wel richtlijnen. Die zijn opgesteld door de

Nederlandse Bond voor Tatoeëerders en de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD).

Daarin staat: Kinderen tot 16 jaar mogen met toestemming van hun ouders of voogd een

piercing of tatoeage laten zetten. Daarvoor moet de volwassene wel een

toestemmingformulier tekenen. Dat formulier wordt twee jaar bewaard. Het mag worden

ingezien door de klant, de piercer of tatoeëerder en een inspecteur van de GGD.

Jongeren vanaf 16 jaar mogen zonder toestemming van hun ouders een piercing of

tatoeage laten zetten.

Page 54: Het vak verstaan

Woorden kiezen in de tekst Materiaal Cursist

46

Wat hoor je? Kies het goede woord.

Naam: ..................................................................................................................

Tatoeages

Tatoeages komen in de hele wereld voor. Tatoeëren is één van de eerste kunstvormen,

die door de mens werd uitgeoefend. Het eerste bewijs daarvoor komt uit Egypte. Op de

mummie van een vrouw is een echte tatoeage teruggevonden. Ook bij de Maori’s (de

oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland) kwamen tatoeages viel/veel voor.

Vroeger lieten vooral zeelieden zich tatoeëren. Tegenwoordig is het een soort

modeverschijnsel.

Een tatoeage kun je laten zetten/zitten in een echte tattoo-shop. Je kunt plaatjes

kiezen met allerlei tekentjes en symbolen, maar je kunt ook een eigen ontwerp maken.

De huid wordt meeste/meestal bewerkt met naalden of andere scherpe instrumenten.

Deze worden gebruikt om onoplosbare kleurstoffen in te brengen. Met een naaldje wordt

pigment (kleurstof) vlak onder je huid aangebracht. Een tattoo zetten doet niet echt pijn,

maar je voelt het wel.

Naast de gebruikelijk vormen van tatoeage, heb je de littekentatoeage. Hierbij

worden/woorden wondjes in de huid gemaakt, die men doet zweren. De naaitatoeage

tref je bij de Maori’s aan. Een draad met kleurstof wordt door de huid genaaid.

Wanneer de instrumenten die gebruikt worden om de tatoeage te zetten niet steriel

(schoon) zijn, kun je infecties of ontstekingen krijgen. Meestal duurt het één tot twee

weken, voor je huid weer genezen is. Een tatoeage verdwijnt niet meer, maar kan wel

door/dor een chirurg worden uitgesneden. Bij deze behandeling blijven littekens achter.

De littekens kunnen door behandeling met laserstralen minder worden. Maar laseren kost

veel tijd en geld.

Er zijn op dit moment geen wettelijke regels voor het zetten van piercings en tatoeages

voor kinderen onder de 16 jaar. Er zijn wel richtlijnen. Die zijn opgesteld door de

Nederlandse Bond voor Tatoeëerders en de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD).

Daarin staat:

Kinderen tot 16 jaar mogen met/meet toestemming van hun ouders of voogd een

piercing of tatoeage laten zetten. Daarvoor moet de volwassene wel een

toestemmingformulier tekenen. Dat formulier wordt twee jaar bewaard. Het mag/maag

worden ingezien door de klant, de piercer of tatoeëerder en een inspecteur van de GGD.

Jongeren vanaf 16 jaar mogen zonder toestemming van hun ouders een piercing of

tatoeage laten zetten.

Page 55: Het vak verstaan

Dictoglos Materiaal Docent

47

Uitwerking 1: klankverschillen

1 Mijn baas is erg boos.

2 Een mug beet mij in bed.

3 In de zomer wordt het heet.

4 Onder de boom ligt een bom.

5 De kaas ligt in de kast.

6 In de stad staat een fiets.

7 Het lied gaat over leed.

8 We zien dat hij geen zin heeft.

9 In baad in een groot bad.

10 Zij vindt het boek ook mooi.

11 Ik had haast.

12 Ik koos een broodje kaas.

13 De jongen viel en kreeg veel hulp.

14 Iedere keer staat de deur op een kier.

15 Het koor was klaar met zingen.

16 Hij zit voor het raam en ziet dat het regent.

17 Ik baal want mijn bal is kapot.

18 Dat is een goede daad!

19 De rode appel is rot.

20 Ik eet twee keer per week een peer.

21 Van ver zie ik een veer liggen.

22 Voor het slapen gaan voer ik mijn hond.

23 Ik groet de man die groot is en sterk.

24 De baas speelt geen fluit maar bas.

25 Ik daal neer in het dal.

Page 56: Het vak verstaan

Dictoglos Materiaal Docent

48

Uitwerking 2: adjectieven

1 Het kleine meisje maakt een mooie tekening.

2 Een groot huis op het einde van de straat.

3 Het dikke boek ligt op een klein tafeltje.

4 De oude man had veel kinderen.

5 Er staan rode en gele bloemen in de vaas.

6 Ik eet een groot stuk taart.

7 Ik heb kort haar en hij heeft lange krullen.

8 Sommige kinderen waren blij, andere kinderen waren bang.

9 Ik houd van warm weer maar zij houdt van koud weer.

10 De natte kleren waren vies.

11 De dure telefoon was kapot.

12 Ze had een mooi kado gekregen.

13 Hij liep met het warme weer in dikke kleren.

14 De donkere kleren waren erg mooi.

15 De kleine kinderen maakten veel lawaai.

16 De kleine auto was erg goedkoop.

17 De jonge mensen woonden daar pas kort.

18 De oude mevrouw woont in een klein huis.

19 Het zware werk werd gedaan door sterke mannen.

20 er waren veel jongens maar weinig meisjes.

21 De kinderen zongen mooie liedjes.

22 Na een lange vakantie kwam ze weer thuis.

23 Hij had een leuke dag gehad.

24 Het was een gezellig feest.

25 De hoge toren was gevallen.

Page 57: Het vak verstaan

Dictoglos Materiaal Docent

49

Uitwerking 3: meervouden

1 De kinderen zingen veel liedjes.

2 De programma’s op tv zijn interessant.

3 De telefoons zijn niet meer zo duur.

4 De zieke kreeg veel kaartjes.

5 In de kerk branden kaarsjes.

6 Moeders praten veel over hun kinderen.

7 Op vakantie maak ik altijd veel foto’s.

8 In die winkels verkopen ze kleding.

9 Het liefst lees ik boeken.

10 de stoelen en tafels zijn weg.

11 In de lokalen zitten geen mensen.

12 De hond rent achter de katten aan.

13 Er liggen veel papiertjes op de grond.

14 De regendruppels maken alles nat.

15 De bandjes zijn oud.

16 Morgen koop ik nieuwe schoenen.

17 Mijn ouders zijn op vakantie.

18 De lampen zijn kapot.

19 De motors rijden hard.

20 De borden en bekers zijn vies.

21 De kinderen spelen met knikkers.

22 De bakkers maken brood.

23 De kamers zijn schoongemaakt.

24 Er stonden kopjes koffie en thee klaar.

25 De klanten waren niet tevreden.

Page 58: Het vak verstaan

Dictoglos Materiaal Docent

50

Uitwerking 4: korte woorden

1 Op maandag loopt ze altijd te kletsen.

2 Morgen ligt er een brief op de tafel.

3 Voor iedereen staat er een map in de kast.

4 Op tafel staat elke dag een andere plant.

5 In de keuken moet de kok het eten maken.

6 Ik hoop te stoppen met roken.

7 Er staan veel dozen in de winkel.

8 Ik heb er erg veel zin in om te wandelen.

9 Bij de auto ligt een poes te slapen.

10 Op het raam staat een tekst.

11 Zij eet wel zeven boterhammen per dag.

12 Bij de buren in de tuin is een boom omgevallen.

13 Ze las het boek snel uit omdat het zo spannend was.

14 Ik hou erg van mooi weer en zit graag in de zon.

15 Bij mijn oma is het altijd druk.

16 Ik probeer te stoppen met liegen.

17 In het huis ligt erg veel rommel.

18 Er staan bij de school veel fietsen.

19 Voor het lokaal staan erg veel mensen in de rij.

20 Op de deur hangt een briefje.

21 De leraar is uit het lokaal naar de kast gelopen.

22 Op school werken er veel mensen.

23 De man en de vrouw kopen een kleine hond.

24 Uit het huis komen veel mensen naar buiten.

25 Het is erg leuk om zoveel vrienden te hebben.

Page 59: Het vak verstaan

Dictoglos Materiaal Docent

51

Uitwerking 5: veel voorkomende fouten

Hieronder staan woordparen, die cursisten uit een groep vaak door elkaar hebben

gehaald. Op basis van die fouten is een nieuw dictee samengesteld. De moeilijke woorden

(zoals bidt-biedt, ligt/legt, gewoond/gewond) zijn niet in opeenvolgende zinnen

aangeboden, maar in losse zinnen.

1 Hij heeft zijn hele leven in een grote stad gewoond.

2 Het bedrijf maakte verlies. Daarom is Omar ontslagen.

3 Wie biedt het meeste voor dit kleed?

4 Mijn broer heeft thee gezet.

5 Door het ongeluk zijn vier mensen gewond.

6 Toen mijn zus voor haar examen geslaagd was, heeft de familie een groot feest

georganiseerd.

7 Waar ligt de sleutel nu weer?

8 Wie van de cursisten bidt elke dag?

9 Zijn zoon woonde in de grootste staat van Amerika.

10 Waar legt je vader de krant altijd neer?

11 Voor het feest heeft de familie een schaap geslacht.

12 Waarom zit je zo te draaien? Heb je geprobeerd om stil te blijven zitten?

Page 60: Het vak verstaan

Dictoglos Materiaal Docent

52

Teksten: niveau A2

Vrienden maken

Nederlanders kennen hun beste vrienden vooral van het werk. Dat blijkt uit een

onderzoek. We maken ook veel vrienden op de middelbare school. Of tijdens een studie.

Verder kennen we onze vrienden uit de buurt. Of via andere vrienden.

Mannen hebben ongeveer 6 vrienden, vrouwen hebben er ongeveer 5. Mensen tussen de

25 en 35 jaar hebben de meeste vrienden.

Meer dan de helft van de Nederlanders heeft in elk geval een hele goede vriend. Ze

kennen hem of haar al langer dan 15 jaar.

We zijn meestal wel tevreden over onze vriendschappen. Als we de vriendschap een cijfer

moeten geven, wordt het een 8.

Bron: [email protected]; (december 2006)

Jongen zonder ticket in vliegtuig. (februari 2007)

Een jongen van 9 jaar heeft 2 keer zonder tocket met een vliegtuige gereisd. De jongen

vertrok van een vliegtuig in de Amerikaanse stad Washington. Bij het instappen liet hij

een oud ticket zien, dat hij had gevonden.

Later stapte hij over op een ander vliegtuig. Hij verzon dat zijn moeder al in het vliegtuig

was. En dat zij zijn ticket had. Pas toen hij nog een keer wilde overstappen, in de staat

Texas, werd de jongen tegengehouden.

De jongen was net verhuisd naar Washington. Daar was hij niet blij mee. Hij wilde terug

naar zijn oude woonplaats.

Bron: [email protected]; februari 2007

Drieling

Een 17-jarig meisje uit het land Argentinie heeft het maar druk. Ze heeft net een drieling

gekregen. Maar vorig jaar kreeg ze ook al een drieling. En haar eerste kind kreeg ze, toen

ze pas 14 jaar was. Ze heeft in totaal dus 7 kinderen. Het meisje woont bij haar moeder.

Ze krijgen hulp van de regering van Argentinie.

Bron: [email protected]; maart 2008

Bijna een botsing

Een vliegtuig met 80 passagiers is vorige maand bijna verongelukt. Het vliegtuig wilde

landen op een vliegveld in het land de Filippijnen. Maar toen zag de piloot, dat er een

auto op de landingsbaan reed. Hij kon nog net op tijd weer opstijgen. In de auto zat een

man die op het vliegveld werkte. Hij gaf rijles aan zijn vriendin. De man is ontslagen.

Bron: [email protected]; april 2009

Page 61: Het vak verstaan

Dictoglos Materiaal Docent

53

Toch geen boete

Een man uit Schiedam hoeft zijn verkeersboete niet te betalen. Dat heeft de rechter

beslist. De man kreeg de boete omdat hij stil bleef staan voor een groepn stoplicht.

Volgens de man zat er een kat voor zijn auto. Maar dat had de politieagent niet gezien.

De rechter geloofde de man. Want waarom zou hij anders bij het groene stoplicht

wachten?

Bron: [email protected]; april 2009

Liefde gezocht

Gevangenen kunnen moeilijk een partner vinden. Nu is er een bureau dat dat gaat

veranderen. Is een gevangene op zoek naar een partner? Dan kan hij zijn gegevens

doorgeven aan het bureau. Zo komt hij in contact met iemand buiten de gevangenis. En

wie weet, wordt het echte liefde.

Bron: [email protected]; mei 2008

Oma van 32 jaar

Een echtpaar uit Friesland is op wel heel jonge leeftijd opa en oma geworden. Naomi (32

jaar) en Rene Ykerma (33 jaar) zijn vorige maand grootouders geworden van Bram.

Bram is de zoon van Aida. Zij is de dochter van Naomi en Rene. Aida is 16 jaar. Naomi

was zelf ook 16 jaar, toen ze Aida kreeg.

Bron: [email protected]; januari 2009

Wereldreis

Een man van 56 uit Canada heeft een wandeltocht rond de wereld gemaakt. Daar deed hij

elf jaar over. Hij vertrok in 2000. De man liep 75.0000 kilometer. Hij wandelde door 64

verschillende landen. Onderweg sliep hij in hotels, kerken, gevangenissen. De man

versleet 54 paar schoenen.

Bron: [email protected]; september 2011

Kostbare viool

Muzikant Tata Mirando (79 jaar) had vorige maand veel geluk. Op een rommelmarkt in

Den Bosch kocht hij voor vijftig euro een oude viool. Maar het instrument blijkt veel meer

waard te zijn. Volgens kenners wel 150.000 euro. Mirando gaat de viool opknappen. Het

is niet bekend, of hij hem wil verkopen.

Bron: [email protected]; januari 2012

Online shoppen

Veertig procent van de Europeanen koopt wel eens iets via internet. En mannen shoppen

vaker online dan vrouwen. Dat blijkt uit een Europees onderzoek. Mannen kopen

gemiddeld twee keer per maand producten online.

Vrouwen een keer per maand. Vooral boeken, muziek en games zijn populair. Maar ook

schoenen en kleding worden steeds vaker online gekocht.

Bron: [email protected]; oktober 2011

Page 62: Het vak verstaan

Dictoglos Materiaal Docent

54

Gamen op kantoor

Hou jij van computerspelletjes? Dan doe je dat vast niet alleen maar thuis. Want veel

gamers spelen op hun werk door. Dat blijkt uit een onderzoek. Van de gamers met een

kantoorbaan speelt zestig procent elke dag onder werktijd.

Gelukkig voor de baas gamen werknemers niet zo lang. De game-pauze duurt gemiddeld

6 tot 7 minuten per dag.

Bron: [email protected]; oktober 2011

Page 63: Het vak verstaan

Dictoglos Materiaal Docent

55

Teksten: niveau B1

Gladheid

Stoep en straat zijn spekglad.. Ik steek over, voorzichtig en passeer een oude mevrouw

met een rollator. Uiterst voorzichtig en tergend langzaam manouvreert zij (beweegt zij

met) haar rollater op de stoep, centimeter voor centimeter.

Ik passeer haar soepel en zeg in het voorbijgaan: “Gaat het? Voorzichtig he,

oppassen.”Op hetzelfde moment glij ik bijna onderuit. Wild zwaaind met armen en

boodschappen kan ik mij nog net staande houden. Nu moet ik even stilstaan. Verbluft

(verbaasd) kijk ik de vrouw aan. Ze zegt:”Rollatortje lenen, mevrouw?”

Bron: [email protected]; 18-01-2010

Etiket

Mijn medicijnen opgehaald bij onze dorpsapotheek. Thuisgekomen lees ik het etiket op

het potje zalf. De waarschuwing is overduidelijk: Lees voor het gebruik de bijsluiter.”Er

zit geen bijsluiter bij, dus terug naar de apotheek.

“nee mevrouw, bij deze medicijnen zit geen bijsluiter. “

“wat vreemd, het staat toch op het etiket.”

“Dat staat er standaard op.”

“Merkwaardig, het staat erop, maar het hoort er toch niet bij. “

De apothekersassistente kijkt me vol begrip aan en zegt: “Ik wil er wel een nieuw etiket

op plakken, waar de zin niet op staat. Dan is uw probleem opgelost.

Bron: [email protected]; 4-2-2009

Raar Paar

Pas afgestudeerd kreeg ik een baan bij een ingenieursbureau . Collega’s, vooral

hbo‘ers moesten van ingenieurs niets hebben, die wisten immers niets van de praktijk.

Op een dag, in de trein naar kantoor, merkte ik, dat ik twee verschillende schoenen aan

had. Nou ja, met een beetje geluk zou niemand het merken. In een kringgesprek over

een project ging het mis. Het afdelingshoofd viel halverwege een zin stil:”Janssen, wat

heb je daar een raar paar schoenen aan.”O jee, straks was ik helemaal de het sulletje van

de afdeling. “Ja, zei ik,” en weet je wat nog gekker is?Thuis heb ik nog zo’n paar!”

Bulderend gelach. Ik hoorde erbij.

Bron: [email protected]”; 22-10-2009

Page 64: Het vak verstaan

Woorden tellen Materiaal Docent

56

Uitwerking 1: Losse woorden, zinnen en teksten

1 Fietsenmaker

2 Tafelpoten

3 Werkboek

4 Grammatica

5 Oefeningen

6 In de vakantie fietsen wij vaak de hele dag

7 Op de tafel ligt een dik zwart boekje

8 In de kamer staat een grote stoel en een klein tafeltje

9 Op de foto staan twee meisjes met lang haar

10 In het glas zit arme thee en in de mok zit warme koffie

Page 65: Het vak verstaan

Woorden tellen Materiaal Docent

57

Uitwerking 2: tellen van woorden in een context

Krantenbericht: “Geen rijbewijs” (maart 2007)

Een 62-jarige man uit Leiden heeft 47 jaar zonder rijbewijs gereden. De man werd vorige

maand door de politie aangehouden. Eerst gaf de man de naam van zijn broer op, die wel

een rijbewijs heeft. Maar al snel werd duidelijk, dat de man loog. De politie heeft de man

een boete gegeven.

Bron: [email protected];maart 2007

Vraag: tel de woorden in de zin.

Radioreclame

- “Pappa?”

• “Ja meisje.”

- “ Wat wil je voor Vaderdag?”

“Een boek!”

- “ Wat wil ik voor Vaderdag?

Een boek!

• Dat vroeg je broer net ook al.”

- “ En wat heb je toen gezegd?”

“Een boek”!

- ik geloof een boek.”

Doe dat, geef je vader een boek voor Vaderdag. Want van boeken krijg je nooit

genoeg!

Vraag: Hoe vaak kom het woord boek voor? Hoe vaak boeken? Hoe vaak Vaderdag?

Page 66: Het vak verstaan

Klemtoon Materiaal Docent

58

Uitwerking 1

177 culturen in Amsterdam5

Amsterdam is de meest multiculturele stad van de wereld. In september 2007 wonen er

mensen uit 177 landen in de hoofdstad.

Daarmee heeft Amsterdam de meeste nationaliteiten van alle steden in de wereld.

Malawi

Vorig jaar had Amsterdam nog 176 nationaliteiten. Maar er is iemand uit het Afrikaanse

land Malawi in Amsterdam komen wonen. Daarom heeft de hoofdstad nu 177

verschillende nationaliteiten.

Nederlands.

In totaal heeft Amsterdam bijna 800.000 inwoners. Ruim 500.000 van hen hebben de

Nederlandse nationaliteit. Dat zijn 1.000 mensen minder dan een jaar geleden.

Cijfers

Meer dan 64.000 inwoners van Amsterdam hebben de Marokkaanse nationaliteit. En

38.000 Amsterdammers komen uit Turkije.

Verder wonen er in Amsterdam 10.000 Engelsen, 6.600 Duitsers en ruim 5.000

Surinamers.

Alleen

In Amsterdam wonen ook 7 mensen die als enige uit hun land naar onze hoofdstad zijn

gekomen. Bijvoorbeeld uit de Afrikaanse landen Malawi, Botwana en Gabon. In

Amsterdam woont ook 1 persoon uit Monaco. En 1 inwoner uit Turkmenistan.

Antwerpen

Na Amsterdam heeft Antwerpen de meeste nationaliteiten. In de Belgische stad wonen

mensen uit 164 verschillende culturen. En op de derde plaats staat de Amerikaanse stad

New York. In deze stad wonen mensen met 150 verschillende nationaliteiten.

5 Bron: Startkrant, september 2007

Page 67: Het vak verstaan

Klemtoon Materiaal Cursist

59

Waar ligt het accent? Zet een streep.

Naam: ..................................................................................................................

Amsterdam

September

Nationaliteiten

Vorig

Daarom

Verschillende

Totaal

Inwoners

Amsterdammers

Enige

Hoofdstad

Antwerpen

Culturen

Page 68: Het vak verstaan

Luisteren met aantekeningen maken Materiaal Cursist niveau A1-A2

60

Uitwerking 1

Voor deze opdracht kunnen de volgende soorten actuele (kijk- en) luisterfragmenten

worden gebruikt:

1 nieuws

2 weerbericht

3 reclame

4 interviews/programma’s over KNS

Page 69: Het vak verstaan

Luisteren met aantekeningen maken Materiaal Cursist niveau A1-A2

61

Vul het formulier in

Naam: ..................................................................................................................

Journaal op de tv of internet ......................................................................... (datum)

Nieuws op de radio ...................................................................................... (datum)

Weerbericht

Zon Wind Regen

Sneeuw

temperatuur°

veel weinig veel weinig veel weinig

Vandaag

Morgen

De rest van de

week

Verkeer: Files op de weg

Files ............... files ................. ................................. km

Op de wegen A .................................... bij ..................................

Treinen:

Vertraging: bij ..................................

Reclame voor

Product

Woorden

1

2

3

4

5

Page 70: Het vak verstaan

Luisteren met aantekeningen maken Materiaal Cursist niveau A2-B1

62

Vul het formulier in

Naam: ..................................................................................................................

Programma’s

Jeugdjournaal/Klokhuis ................................................................................ (datum)

Programma van de schooltelevisie ................................................................. (datum)

Programma op film, video of internet ............................................................. (datum)

Gesprekken op de radio of via internet ........................................................... (datum)

Programma

Het programma gaat over

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

Ik heb ................... keer geluisterd

Ik begrijp veel

..................

weinig

.................

met gemak

.................

met moeite

..................

Ik versta de mensen goed

..................

een beetje

.................

helemaal niet

.................

De mensen spreken

langzaam

..................

gewoon

.................

snel

.................

De woorden zijn gemakkelijk

..................

moeilijk

.................

Schrijf de woorden op die je opgezocht of gevraagd hebt.

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

Page 71: Het vak verstaan

Luisteren met aantekeningen maken Materiaal Cursist niveau A2-B1

63

De meeste zinnen zijn gemakkelijk

..................

moeilijk

..................

Wat vind je van het

onderwerp ?

Ik vind het leuk,

interessant

ja

..................

een beetje

..................

nee

..................

Ik weet er veel van

ja

..................

een beetje

..................

nee

..................

Ik wil er meer van weten ja

..................

een beetje

..................

nee

..................

Schrijven

A2 Schrijf nu een paar zinnen met de woorden die je gehoord hebt.

B1 Schrijf een kort stukje over het programma.

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

..............................................................................................................................

Page 72: Het vak verstaan

Luisteren gecombineerd met spreken-gesprekken voeren Materiaal Docent

64

Uitwerking 1

Krant

Ik zit in een stadsbus en de ov-lezer naast de chauffeur doet het niet. Elke keer, als er

een passagier binnenkomt, moet de chauffeur opnieuw zeggen: “Nee, hij werkt niet.”Dan

bedenkt de chauffeur een plan om de vraagstellers voor te zijn. Hij overtrekt de automaat

met een krant en bindt die met een touwtje vast. Als de volgende passagier binnenkomt

en toch opnieuw vraagt “Doet de ov-lezer het niet?”antwoordt de chauffeur:

..............................................................................................................................

Vraag: Wat geeft de chauffeur als antwoord? Bedenk een goede zin!

Wat antwoord de chauffeur: “Nee, hij heeft pauze en leest de krant.”

Bron: [email protected]; 2012

Taxi chauffeur

Dagelijks moet ik voor en na mijn werk mijn kinderen wegbrengen en ophalen, naar

school en naar hun clubs. Aan het eind van de dag moet ik ook nog een cadeautje kopen

voor mijn zoon. Het moet groot zijn, dan is succes gegarandeerd. Het wordt een

tafelvoetbalspel. Vlak voor sluitingstijd race ik naar de speelgoedwinkel. Als ik binnen vijf

minuten met een enorm pak de winkel uitkom, schrijft een agent net een bon uit. ‘U staat

op een taxistandplaats, mevrouw.” Tegen beter weten in probeer ik mezelf te redden.

“Een moeder is toch eigenlijk een soort taxichauffeur.”

De agent kijkt me peinzend aan.

Vraag: Krijgt de moeder uit dit verhaal een boete of zal de agent de bon toch niet

uitdelen?

De agent kijkt me peinzend aan. “Ja, dat klopt”, zegt hij en slaat zijn bonnenboekje

dicht.

Bron: [email protected]; 2011

Page 73: Het vak verstaan

65

5 Literatuurverwijzing

• Groot, A., 2008, Luister alstublieft! Een onderzoek naar luistervaardigheid in een

tweede taal in G. Meijers (Ed.). Toegepaste Taalwetenschap in Artikelen (pp. 80:75-

85).

• Groot, A. & Wijk, M. van. (2007). Net even anders: luisteren gericht op

verstavaardigheid.

• In B. Bossers (Ed.). Vakwerk 4. Achtergronden van de NT2-lespraktijk (pp. 85-

• 100). Amsterdam: BVNT2.

• Groot, A. & Wijk, M. van. (2008). Goede verstaanders?! Resultaten van een

onderzoek naar luistervaardigheid. LES, 156, 22-24.

• Groot, A. & Wijk, M. van. (2011). Elke les een luisterles! Tips voor het effectief

trainen van luistervaardigheid. LES, 174, 3-6.

Page 74: Het vak verstaan

CINOPPostbus 1585

5200 BP ’s-Hertogenbosch

Tel 073-6800800

[email protected]

www.cinop.nl