het%20oude%20griekenland%20of%20van%20goden%20en%20mensen1[1]

16
Het oude Griekenland of van Goden en mensen 1. Historische omkadering Voor de komst van de Grieken kende het naar hen genoemde ‘Griekenland’ reeds enkele belangrijke beschavingen: -de Minoïsche (op Kreta) -de Myceense (op het vasteland) . De eigenlijke Griekse kunst vangt in ca. 750 v.Chr. aan, en doorloopt achtereenvolgens een archaïsche, klassieke, en een hellenistische fase, Waarna ten slotte de Griekse kunst zich oplost in een Grieks/Romeins/ oosterse mengvorm tijdens de tweede eeuw voor onze tijdrekening. Minoïsche beschaving Kreta (kaart 1) Knossos Phaistos Haghia Triada 1950-1450 v.X. Myceense beschaving Griekse vasteland (kaart 2) Mycene Tiryns Pylos 1600-1400 v.X. Griekse beschaving Griekse vasteland + kolonies (kaart 3) Athene Delphi Olympia Klein-Azië Italië Sicilië 800-300 v.X.

Upload: jos-maes

Post on 10-Mar-2016

212 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

Voor de komst van de Grieken kende het naar hen genoemde ‘Griekenland’ reeds enkele belangrijke beschavingen: -de Minoïsche (op Kreta) -de Myceense (op het vasteland) . Het oude Griekenland of van Goden en mensen 1. Historische omkadering 1950-1450 v.X. 1600-1400 v.X. 800-300 v.X. 2. Voorlopers van de Griekse beschaving a.Minoïsche cultuur (kaart 1)

TRANSCRIPT

Het oude Griekenland of van Goden en mensen

1. Historische omkadering

Voor de komst van de Grieken kende het naar hen genoemde ‘Griekenland’ reeds enkele belangrijke beschavingen:

-de Minoïsche (op Kreta) -de Myceense (op het vasteland) .

De eigenlijke Griekse kunst vangt in ca. 750 v.Chr. aan, en doorloopt achtereenvolgens een archaïsche, klassieke, en een hellenistische fase,Waarna ten slotte de Griekse kunst zich oplost in een Grieks/Romeins/ oosterse mengvorm tijdens de tweede eeuw voor onze tijdrekening.

Minoïsche beschaving Kreta (kaart 1) Knossos Phaistos Haghia Triada

1950-1450 v.X.

Myceense beschaving Griekse vasteland (kaart 2) Mycene Tiryns Pylos

1600-1400 v.X.

Griekse beschaving Griekse vasteland + kolonies(kaart 3) Athene Delphi Olympia Klein-Azië Italië Sicilië

800-300 v.X.

2. Voorlopers van de Griekse beschaving

a.Minoïsche cultuur (kaart 1)

Deze beschaving situeert zich op het eiland Kreta en is genoemd naar haar belangrijkste koning, Minos. De Minoïers controleerden alle belangrijke handelspunten op de kust van Griekenland en hadden met hun sterke vloot alle macht op zee. Zij voelden zich zo sterk dat zij zelfs geen forten op hun eiland hoefden te bouwen.Een hoge welvaart en rijke cultuur blijkt uit de opgravingen van een schitterend paleis bij het plaatsje Knossos. De stier was voor hen een heilig dier.

b.Myceense cultuur (kaart 2)

Mycene was het belangrijkse politieke en culturele centrum van de Myceense cultuur. Bij Homeros is het de stad van Agammemnon, koning van Mycene en aanvoerder van de Grieken bij Troje.

De bloeitijd van deze wereldmacht liep van 1600-1400. Er heersten toen absolute monarchen. In deze tijd onderhielden de Myceners uitgebreide handelsbetrekkingen met het Midden-Oosten. De Myceners hadden een goed georganiseerde samenleving, wat blijkt uit hun omvangrijk bestuursapparaat en uit de grote verscheidenheid aan beroepen. Met de Doriërs zijn eeuwen van duisternis in Griekenland aangebroken.

3. De Griekse cultuur

a. Situering (kaart 3)

De bloeiperiode is ongetwijfeld de klassieke periode (5de en 4de eeuw v.X.),wanneer Athene zich duidelijk manifesteert als culturele hoofdstad. Tijdens het bewind van Pericles, leider van de Atheense Democratische Partij (460-429 v.X.), bereikt Athenes glorie een ongezien hoogte. De herbouwde Akropolis met de Parthenontempel, het Erechteion en het Niké-tempeltje getuigen hiervan.Beeldende kunst,wetenschap, techniek, filosofie en letterkunde bloeien.

De buitenlandse politiek wordt in die periode beheerst door de permanente confrontatie met het machtige Perzië en op binnenlands vlak betwisten achtereenvolgens Atnene en Sparta,en Sparta en Thebe elkaar de heerschappij.

Met de figuur van Alexander de Grote (336-323 vx) eindigt deze klassieke periode en vangt de laatste fase van de Griekse beschaving aan.

b. invloeden

Geografisch vinden we Griekse kunst ook in Italië en Sicilië (=Groot-Griekenland), en uiteraard ook in Klein-Azië.

4. Architectuur

Paestum of de stad van Poseidon

a. Waardering voor Griekse kunst

Wanneer in maart 1787 de Duitse schrijver Goethe in zijn ‘Italiaanse reis’ als één van de eersten het antieke Paestum bezoek –de oorspronkelijke Griekse kolonie Poseidonia-, noteert hij over de daar aanwezige tempels: ‘de stompe, kegelvormige, dicht opeengepakte zuilenmassa’s hebben een verschrikkelijk voorkomen’.Nauwelijks enkele maanden later, bij een tweede bezoek, besluit Goethe zijn reisverslag met de gedachte ‘dat Paestum de heerlijkste herinnering is welke ik terug meeneem naar het Noorden.’

In Goethes tijd werden klassieke ruïnes nog niet met hetzelfde ontzag benaderd als vandaag. Vergelijk de ets van de Italiaanse architect G. Piranesi (1720-1778) met een hedendaagse foto.

b. Het gebouw

De Griekse tempel vindt zijn oorsprong in het ‘woonhuis’ van de heer (=megaron): een rechthoekige ruimte met centrale haard omgeven door zuilen en, een tussenvertrek en een voorportaal eveneens met zuilen.

(Grondplan megaron)

(Reconstructie megaron Tiryns)

(Grondplan tempel Paestum)

Interieur

Het eigenlijke heiligdom met het cultusbeeld van de godheid wordt door 2 zuilenrijen geleed: een brede middenbeuk en 2 smallere zijbeuken.).

(Gronplan tempel Paestum)

Een tweede kleinere rij zuilen staat bovenop de eerste en vormt een soort galerij op de zijbeuken. Via een trap ga je naar boven.

Zuilenomgang

Het meest opmerkelijke verschil met het megaron zijn de zuilen rondom. Zij hebben een louter esthetische betekenis.

Ze veruitwendigen de innerlijke structuur van het gebouw: de zuilenrijen binnenin worden zichtbaar gemaakt. Dit omdat het volk niet in de tempel komt en alle cultushandelingen buiten gebeuren.De zonbeschenen zuilen van de omgang steken contrastrijk af tegen de duistere achtergrond van het heiligdom en verlenen het ‘decoratief’ effect.

We mogen niet vergeten dat de muren van het heiligdom massief waren, waardoor het niet mogelijk was om ‘doorheen’ de tempel te kijken zoals vandaag en te genieten van het spel van zonlicht tussen de zuilen en de binnenmuren.

De ‘stijl’

Een Grieks gebouw wordt vooral gekarakteriseerd door zijn ‘bouwstijl’, een typische wijze die voornamelijk bij de zuilen opvalt. We onderscheiden 3 dergelijke bouwstijlen:Dorisch, Ionisch, Korintisch.

De Dorische bouwstijl is de oudste en na 400 v.X. wordt hij nog zelden gebruikt. Tevens is hij het meest kenmerkend voor Groot-Griekenland en Griekenland zelf.

Vergelijking:

Terwijl de Dorische zuil van beide andere verschilt door het ontbreken van een basis,is het hoofdstel (=kapiteel)(24) er wel. Hierin onderscheiden we 2 delen: een niet-versierde deksteen (11) en een onderliggend ‘kussentje’(12). De zuilschacht heeft groeven (15). De bovenbouw vertoont telkens dezelfde drieledige indeling: de architraafbalk(25), een decoratieve zone (27)en de kroonlijst (28). De decoratieve zone is op haar beurt verdeeld in sculpturale taferelen (4) en architecturale (2)reliëfplaten.

De uitvoering:

De Hera-tempel te Paestum is opgetrokken uit lokale zandsteen. Om het effect van marmer te bekomen wordt deze bepleisterd met een laag stucwerk van gemalen marmer. De bovenbouw wordt beschilderd met levendige kleuren: blauw, rood, okergeel, roze.

Technisch worden Griekse tempels overal op dezelfde wijze opgetrokken. De steenblokken worden op ongeveer bruikbare grootte in de groeve gehouwen en dan met behulp van ossenkarren of sleeën naar de werf gevoerd.Hier worden ze zonder bindmiddel opgestapeld en met loden klemmen of haken aan elkaar bevestigd. De afwerking aan de buitenkant gebeurt nadien ter plekke. Meestal duurt de bouw van een tempel ongeveer 1 generatie.

Andere belangrijke tempels:

Dorisch:

Aphaia (Aegina; 490 v.X.) Parthenon (Athene; 447-438 v.X.)

Concordia (Agrigento; 425 v.X.) Artemis (Segesta; 420 v.X.)

Ionisch

Nikè (Athene; 427 v.X.) Erechteion (Athene; 421-406 v.X.)

Korintisch

Zeus Olympios (Athene; na 174 v.X)

De invloed van de bouwkunst van het oude Griekenland op onze westerse beschaving is aanzienlijk.

Schinkel- Schauspielhaus Klenze- Wahlalla

Witte Huis- Washington

5. Beeldhouwkunst

Het beeld van de mensDe vroegste levensgrote Griekse marmersculpturen dateren uit de tweede helft van de 7de eeuw voor Christus en ze stellen bijna uitsluitend staande jongelingen voor, de zgn. ‘kouros’-beelden.Griekenland Egypte

Kouros Marmer, ca. 600 v.X.,

Beeld van koning,Graniet, 600 v.X

Deze aan het oosten geformaliseerde gestalte gaan de Griekse beeldhouwers geleidelijk omvormen tot een natuurgetrouw, anatomisch verantwoord mensbeeld.Deze vormevolutie wordt geschraagd door een gewijzigde inhoud. De Grieken hebben een andere kijk op de mens, een individu verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag en niet langer een speeltje voor het blinde lot.

Deze evolutie duurt verschillende eeuwen. Met het Hermes-beeld van Praxiteles (340 v.X.) is voor de Griekse kunst een voorlopig eindstadium bereikt.

De Atheense beeldhouwer Praxiteles wordt beschouwd als de voornaamste beeldhouwer van de 4de eeuw.

Hermes is de zoon van oppergod Zeus en de bode van de goden. Tevens is hij de beschermgod van reizigers en handelaars.

Hermes, leunend op een boomstronk, houdt de kleine Dionysos op de linkerarm, terwijl hij in de uitgestrekte rechterhand een (nu verdwenen) druiventros houdt, waarnaar het knaapje gretig grijpt.

Door de blik van de toeschouwer van de toeschouwer te leiden van de ogen van Hermes, via de kleine Dionysos, naar de druiven en dan terug langs de uitgestrekte rechterarm, ontstaat er een interne dynamiek, en slaagt Praxiteles erin beweging en actie te suggereren wat de levendigheid van de compositie ten goede komt.

Hoewel de afbeelding het niet duidelijk toont (we zouden er moeten kunnen rond gaan), breekt de figuur uit het platte vlak en gaat dus in de ruimte bewegen.

Het open werken van de figuur brengt echter risico’s met zich mee: kijk naar de rechterarm!

Het resultaat van een bijna draaiende, bewegende figuur in de ruimte is dat het beeld lichtjes uit evenwicht wordt gebracht. Hiervoor bieden de smalle enkels en onderbenen niet voldoende steun.Daarom moest het beeld gestut worden d.m.v. een boomstronk. De neerhangende mantel is een ingenieuze camouflage van de steunende (lelijke) boomstronk.

Praxiteles wordt geroemd om de ‘schoonmenselijkheid’ van zijn beelden:in een detail van het gelaat kan je dit gemakkelijk ervaren.

Uitvoering

Waar naar onze smaak het beeld voltooid lijkt, zuiver en prachtig glanzend wit marmer, oordelen de Grieken er anders over: zoals bij de tempel volgt hier ook de beschildering. De huidskleur meestal conventioneel,meestal roodachtig voor de getaande man, wit of okergeel voor de vrouw, gewaden en andere voorwerpen vaak meer fantasierijk.Ten slotte worden attributen en versierselen in andere materialen toegevoegd: haartooi, wenkbrauwen, sieraden en wapens, enz.

6. Schilderkunst

Griekse schilderkunst kennen we bijna uitsluitend via de vaasschilderkunst. Tijdens de klassieke periode wordt met de zwart- en roodfigurige stijl ook hier een hoogtepunt bereikt. Als belangrijkste onderwerpen treffen we het dagelijks leven en mythologische taferelen aan.

Kaarten

Kaart 1: Minoïsche beschaving

Kaart 2: Myceense beschaving

Kaart 3: Griekse beschaving