in europa - het instituut fysieke veiligheid (ifv) · de centrale vraag van het onderzoek luidt:...

75
In Europa Strategische heroriëntatie van de Nederlandse brandweerlobby in Brussel Maart 2009 Ir. J.T.M. van Mensvoort MCDM-X

Upload: others

Post on 18-Oct-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

Samenvatting Pagina 1

In Europa Strategische heroriëntatie van de Nederlandse brandweerlobby in Brussel Maart 2009

I r . J.T.M. van Mensvoort

MCDM-X

Page 2: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

S a m e n v a t t i n g

Samenvatting De afgelopen jaren hebben binnen Brandweer Nederland in het teken gestaan van FLO, Wet

veiligheidsregio‟s en Arbeidstijdenbesluit. Dat laatste (pijn)dossier van Brandweer NL heeft een

Europese oorsprong in het Working Time Directive. Deze EU-richtlijn is tot stand gekomen zonder

vroegtijdige betrokkenheid van het Ministerie van BZK en/of de Nederlandse brandweer. Met name

dat dossier en ook andere Europese thema‟s vergen meer aandacht en energie van Brandweer NL in

Europese beleidsontwikkeling, bij subsidieregelingen en in projecten. De centrale vraag van het

onderzoek luidt:

Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen

gerelateerde beleidsontwikkelingen binnen de Europese Unie en hoe kan dat beter met

een daarop toegeruste EU-lobby van de Nederlandse brandweer? Middels 6 deelvragen en de beantwoording daarvan levert deze notitie inzicht in hoe de Europese

Unie (EU) ontstaan is, hoe deze tegenwoordig georganiseerd is en hoe de beleids- en besluitvorming

binnen de EU verloopt en welke beleidsontwikkelingen in de EU relevant zijn voor de Nederlandse

brandweer. De op het eerste oog complexe besluitvormingsstructuur in Brussel blijkt zeer transparant

en vooral ook toegankelijk te zijn, zeker ook voor nationale branche-organisaties als de NVBR. Aan

de hand van het standaardwerk „Machiavelli in Brussels‟ (Van Schendelen) wordt beschreven hoe

belangenbehartiging in Brussel werkt, aan welke criteria een goede lobby dient te voldoen en hoe dit

in de praktijk voor Brandweer NL zou kunnen uitwerken.

Het vergt de nodige energie, prudentie en discipline om op een effectieve manier gebruik te maken

van de beïnvloedingsmechanismen

Ook wordt onderbouwd waarom en hoe Brandweer NL een lobby in Brussel kan organiseren en hoe

de Nederlandse brandweer hieraan op dit moment het beste een bijdrage kan leveren. Middels

interviews en literatuurstudie is ook een beeld geschetst van hoe de Europese brandweerlobby op dit

moment functioneert, vooral vanuit de koepelorganisaties FEU, CTIF en EFA. Ook wordt beschreven

hoe de Duitse en Britse brandweer hun belangenbehartiging in Brussel georganiseerd hebben en met

welke thema‟s zij zich bezig houden. Hieruit blijkt dat er duidelijke raakvlakken tussen deze en de

Nederlandse thema‟s zijn, zoals innovatie, life long learning, arbeidsomstandigheden /-tijden,

vrijwilligheid en informatievoorziening.

Eén van de conclusies van dit rapport is dat er diverse goede mogelijkheden zijn voor Brandweer NL

om invloed uit te oefenen in de EU en te profiteren van de EU. De analyse is dat hiervoor nu het

momentum is, vanwege het mee kunnen liften met Europese collega‟s / koepels en de noodzakelijke

versterking van de Europese brandweerkoepel, door het onderbrengen van de brandweer in de

stevigere Veiligheidsregio‟s en doordat Brandweer NL nu bezig is met haar strategische koers en de

daaraan te koppelen resultaten. Anderzijds liet Brandweer NL zich tot heden verrassen door

Brusselse ontwikkelingen en kan er op korte termijn zo maar weer een ander pijndossier opduiken

omdat zowel de nationale als Europese brandweerlobby nog relatief onprofessioneel en weinig

georganiseerd is. Ook het feit dat de FEU, CTIF en deels ook EFA nog zonder veel ruggespraak de

Europese arena bestormen verbetert deze situatie vooralsnog niet. Een andere conclusie en daaraan

gekoppelde aanbeveling is dat de huidige structuur van de NVBR met de programmaraden en

netwerken beter dient te functioneren om een goede beïnvloeding in Brussel mogelijk te maken. Er is

veel kennis en capaciteit binnen Brandweer NL, echter nog te labiel georganiseerd om de lange adem

die voor een Europese lobby nodig is te kunnen bieden.

Ter aanbeveling stelt het rapport dat de NVBR/RRC haar ingeslagen weg van voorjaar 2008 moet

doorzetten en de komende periode (2009) moet benutten om een goede, gedragen shortlist van

enkele thema‟s voor een Europese agenda vast te stellen, gekoppeld aan de uitkomsten van de

strategische discussie die op dit moment binnen Brandweer NL speelt. Ondertussen moet de eigen

nationale achterban georganiseerd worden en het inzicht in het EU-speelveld vergroot worden om

een goede start met de juiste personen op de juiste posities volgens de juiste procedures te kunnen

maken. Daarbij moeten de juiste partnerschappen nationaal en internationaal aangegaan worden en

dient met name ook geïnvesteerd te worden in de vorming van één sterke Europese

brandweerkoepel.

[Tekening omslag: Bart van Rosmalen naar een idee van Michael Bertels]

Page 3: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

I n h o u d

Inhoud

1 Inleiding .......................................................................................................................................... 5 1.1 Doel van dit onderzoek .......................................................................................................... 5 1.2 Definities ................................................................................................................................ 6 1.3 Onderzoeksopzet ................................................................................................................... 8 1.4 Leeswijzer .............................................................................................................................. 8

2 De Europese Unie .......................................................................................................................... 9 2.1 Inleiding .................................................................................................................................. 9 2.2 Geschiedenis ......................................................................................................................... 9 2.3 Europese wetgeving en beleidsvorming ................................................................................ 9

2.3.1 Besluitvorming binnen de EU .......................................................................................... 10 2.4 De instellingen van de Europese Unie ................................................................................ 10

2.4.1 Complexiteit en dynamiek van de Europese Arena ........................................................ 13 2.4.2 Europese thema‟s voor de brandweer ............................................................................ 15

3 Brandweerlobby in Brussel ........................................................................................................... 17 3.1 Inleiding ................................................................................................................................ 17 3.2 Beïnvloedingsmechanismen ................................................................................................ 17

3.2.1 Beïnvloedingsmogelijkheden Brandweer Nederland ...................................................... 19 3.2.2 Organisatie van de brandweer en brandweertaken in Europa ........................................ 21 3.2.3 Op welke wijze volgt Brandweer NL Europese ontwikkelingen? .................................... 22

3.3 Welke belangen heeft de Nederlandse brandweer? ........................................................... 23 3.4 Britse brandweerlobby ......................................................................................................... 26 3.5 Duitse brandweerlobby ........................................................................................................ 26 3.6 Belangen van de EU op het vlak van fysieke veiligheid ...................................................... 28

4 Mogelijkheden voor een Nederlandse brandweerlobby ............................................................... 30 4.1 Inleiding ................................................................................................................................ 30 4.2 Actuele en toekomstige beleidsthema‟s Brandweer Nederland .......................................... 30

4.2.1 Historie, cultuur en structuur van de Nederlandse brandweer ........................................ 30 4.2.2 Actuele en toekomstige beleidsthema‟s .......................................................................... 31

4.3 Actoren en hun rollen ........................................................................................................... 32 4.3.1 Nederlandse Vereniging voor Brandweer en Rampenbestrijding ................................... 32 4.3.2 Nederlandse maatschappelijke organisaties ................................................................... 34 4.3.3 Nederlands en internationaal bedrijfsleven ..................................................................... 34 4.3.4 Europese organisaties met activiteiten op het vlak van fysieke veiligheid ...................... 36

4.4 Europa en de brandweer binnen de Veiligheidsregio .......................................................... 38 5 Analyse van de lobby ................................................................................................................... 39

5.1 Inleiding ................................................................................................................................ 39 5.2 Lobbyen in Brussel is een kunst .......................................................................................... 39

5.2.1 Alleen kwaliteit werkt ....................................................................................................... 39 5.2.2 Personen, posities, procedures ....................................................................................... 40

5.3 Dient Brandweer Nederland een Europese lobby op te starten? ........................................ 41 5.4 Professionaliteit versus amateurisme .................................................................................. 41

5.4.1 Brandweer NL als A-merk ............................................................................................... 43 6 Conclusies en aanbevelingen ...................................................................................................... 45

6.1 Inleiding ................................................................................................................................ 45 6.2 Conclusies ........................................................................................................................... 45 6.3 Aanbevelingen ..................................................................................................................... 46

Bijlage 1 De Europese Unie

Bijlage 2 Relevante EU-programma‟s, -regelgeving en projecten

Bijlage 3 Respondenten

Bijlage 4 Working Time Directive

Bijlage 5 Afkortingen

Page 4: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

V o o r w o o r d

Voorwoord

Bij de aanvang van de 10e leergang Master of Crisis and Disastermanagement in september 2007

wist ik dat ik in mijn individuele opdracht het thema „Europa‟ wilde uitdiepen. Hoewel ook de 5e

leergang MCDM in hun onderzoekslijn „Internationalisering en globalisering‟ uitgebreid aandacht

besteedde aan risico‟s en crisismanagement in Europees verband – en er dus al energie gestoken

was in de „wat-vraag‟ – bleek er vanuit de MCDM-leergangen nog geen aandacht besteed te zijn aan

de „waarom en hoe vraag‟ van een actieve rol van de Nederlandse brandweer in Brussel.

Mijn deelname aan het EU Second Civil Protection Forum in november 2007 gaf mij voldoende

bagage en opgedane indrukken om een definitie van mijn onderzoek op te stellen en mijn begeleider

Menno van Duin was al snel enthousiast over dit onderwerp.

Op 4 juni 2009 worden in Nederland de verkiezingen voor het Europees Parlement gehouden en de

afgelopen periode was dan ook duidelijk de toenemende aandacht voor Europa te bespeuren in de

media en gesprekken – niet altijd werd er weggezapt. De kredietcrisis en de rol die Europa daarin

speelt is daarin een belangrijke factor geweest, echter ook op andere terreinen wordt duidelijk dat er

een kentering gaande is. De mislukkingen kwamen tot nu toe altijd uit Brussel en de successen waren

een gevolg van nationale politiek, dit lijkt langzaam te veranderen.

Nu ook de Nederlandse Brandweer met haar Strategische Reis naar 2040 bezig is en daarbij thema‟s

zoals (technische) innovatie en opleiden benoemt die specifiek ook in Europa opgeld doen, lijkt de tijd

rijp om meer dan tot nu toe te profiteren van het feit dat Nederland deel uitmaakt van Europa en geen

eiland in de Stille Zuidzee is. De uitdaging ligt in het verkleinen van de psychologische afstand tussen

Den Haag en Brussel, tot eenzelfde orde van grootte als de fysieke afstand.

Ik bedank op deze plaats mijn begeleider Menno van Duin voor zijn scherpte, geduld en zorg die

mede tot deze afstudeerscriptie geleid hebben. Speciale dank ben ik ook mijn gezin verschuldigd;

zonder de grote ruimte die Natascha en mijn kinderen Katya en Ira mij gegeven hebben voor mijn

MCDM-avontuur in het algemeen en deze studie in het bijzonder, was deze notitie niet tot stand

gekomen.

Hans van Mensvoort

Breda, maart 2009

Page 5: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

1 . I n l e i d i n g 5

1 Inleiding

"De mensen hebben zelden de moed om volkomen goed of volkomen slecht te zijn."

Niccolò Machiavelli, Florentijns staatsfilosoof (1469-1527)

“The system was blinking red”, aldus CIA-directeur George Tennet over de aanslagen op 9/11.

Hetzelfde gevoel van urgentie bestaat volgens mijn waarneming binnen de brandweer in Nederland

als het gaat om „te investeren en te oogsten in Europa‟: het besef groeit snel dat Europees beleid en

subsidiemogelijkheden steeds bepalender zijn of worden voor de taken en organisatie van de

Nederlandse brandweer. Er worden echter door die Nederlandse brandweer tot heden weinig

concrete initiatieven genomen om „aan te haken bij Europa‟.

1.1 Doel van dit onderzoek

De laatste jaren kom ik binnen mijn werk als Hoofd Pro-actie en Preventie van Brandweer Midden- en

West-Brabant steeds vaker dossiers tegen die een Europese in plaats van een Nederlandse

oorsprong hebben. Vaak is de Nederlandse brandweer zich niet bewust van het feit dat er

ontwikkelingen rond regelgeving, normeringen of relevante projecten in Europees verband

plaatsvinden. Het Arbeidstijdendossier (zie hiernaast en een uitgebreider beschrijving in bijlage 4) is

daarvan zeker de bekendste en heeft een grote impact op de Nederlandse brandweer gehad.

Er zijn echter ook dossiers op andere gebieden te vinden die een soortgelijke impact zouden kunnen

hebben. Er wordt in Brussel beleid ontwikkeld op het gebied van bouw- en milieuregelgeving,

goederenvervoer, ruimtelijke ordening, informatiesystemen, kennismanagement, Life Long Learning,

aanbestedingen, sociaal recht etc. Er worden dus op Europese schaal initiatieven ontplooid waar

Brandweer Nederland geen of slechts summier weet van heeft en niet vroegtijdig en/of actief bij

betrokken is. Brandweer Nederland kan zich dus nog vaker laten verrassen over de mogelijke impact

van Europese ontwikkelingen op het functioneren van de Nederlandse brandweer. Tenzij de

Nederlandse brandweer zich mogelijk op een andere manier organiseert en opstelt ten aanzien van

internationale ontwikkelingen en die binnen de EU in het bijzonder.

De „EU-aanvoerroute‟ van Nederlandse beleidsontwikkelingen geeft „early warnings‟ en dus kansen

om te anticiperen [Galan Groep, 2008]. Steeds meer (semi-)overheidsorganen zijn daarom inmiddels

in Brussel actief en hebben een soort „Brusselhuis‟ opgericht. Dit geldt bijvoorbeeld voor de

Gemeenten, de Provincies, de Rijksdienst voor het Wegverkeer en de Unie van Waterschappen; zij

richten zich actief op Europa en hebben daar ook afgevaardigden gestationeerd.

Arbeidstijdenbesluit

In 2003 brachten het Europees Parlement (EP) en de Europese Raad de Workingtime Directive (WTD)

2003/88/EC uit, „aangaande bepaalde aspecten van de organisatie van arbeidstijden‟, refererend aan de

eerdere Directive 93/104/EC over hetzelfde onderwerp. Deze Directive had een grote impact op de

arbeidstijden van vele organisaties –waaronder de brandweer – binnen de lidstaten omdat sommige

onderdelen tegenstrijdig waren met nationale, regionale of lokale regelingen voor arbeidstijd. De impact van

deze richtlijn kwam pas echt in beeld nadat de Duitse ambulancehulpverlener Pfeiffer een zaak over zijn

beschikbaarheidsdienst begint bij het Europees Hof.

De gemeenten met beroepskorpsen in Nederland kenden voor de medewerkers een werkweek van 54 uur,

die aangepast diende te worden tot 48 uur. Door het Jäger-arrest was immers door het Europees Hof beslist

dat wachttijd als arbeidstijd gezien dient te worden.

De invoering van de WTD in de Arbeidstijdenwet (ATW) leidde tot grote roosterwijzigingen,hoge kosten voor

de gemeenten en de noodzakelijke werving van veel nieuwe brandweermensen.Terugkijkend op dit dossier

valt te constateren dat deze er bij het ministerie van BZK „doorgeglipt‟ is en dat er onvoldoende aandacht

geweest is voor de mogelijke complicaties. Omdat er enkele jaren geleden nog geen brandweerorganisaties

actief waren in Brussel, werden de Nederlandse gemeenten en de brandweer zich pas bewust van de

implicaties toen het Europees Hof haar uitspraak in het Jäger-arrest deed.

Page 6: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

1 . I n l e i d i n g 6

Doel en opzet van de studie

Wat weten beleidsmakers en beslissers binnen de Nederlandse brandweer eigenlijk van Europa? Wat

betekent Europa voor de Nederlandse brandweer, weten we in voldoende mate wat er op ons afkomt

uit Europa en dienen we hierop actiever te anticiperen door bijvoorbeeld eerder in het traject in te

stappen? Willen we middels beïnvloeding van Europees beleid Nederland (brand)veiliger maken of

willen we dit vooral door gebruik te maken van de vele subsidieregelingen die de EU biedt en halen

we daar de krenten uit de pap? Dergelijke vragen liggen ten grondslag aan de onderzoeksvraag van

deze scriptie:

Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen

gerelateerde beleidsontwikkelingen binnen de Europese Unie en hoe kan dat beter met

een daarop toegeruste EU-lobby van de Nederlandse brandweer?

Deze hoofdvraag is voor dit onderzoek ontleed in de volgende deelvragen:

1. Hoe verloopt de beleids- en besluitvorming binnen de Europese Unie en welke

beleidsontwikkelingen in de EU zijn relevant voor de Nederlandse brandweer?

2. Met welk doel dient de Brandweer in Europa een lobby in Brussel te organiseren en hoe kan

de Nederlandse brandweer hieraan op dit moment het beste een bijdrage leveren?

3. Hoe hebben andere Europese brandweren de beïnvloeding van de Europese Unie

georganiseerd?

4. Welke mogelijkheden zijn voor Brandweer Nederland geschikt om invloed uit te oefenen in de

EU en/of te profiteren van de EU?

5. Hoe dient Brandweer Nederland haar beïnvloeding van de Europese Unie vorm te geven,

rekening houdende met haar historie, cultuur en structuur? Welke inspanningen zijn mogelijk

en hoe effectief zijn zij?

6. Hoe kan de vorming van Veiligheidsregio‟s in Nederland als een kans benut worden om de

belangen van de Nederlandse brandweer in Europa sterker te positioneren?

Hoewel de invloed van Europa op organisatorische aspecten van de Brandweer waarschijnlijk groter

is dan op de vakinhoud, wordt in dit onderzoek omwille van een duidelijke afbakening de nadruk

gelegd op de invloed van Europa op de onderdelen van de veiligheidsketen van de brandweer, de

primaire taakuitvoering waar de brandweer voor verantwoordelijk is. De Veiligheidsketen bestaat in

deze studie uit de schakels Pro-actie en Preventie (samen Risicobeheersing) en Preparatie, Respons

en Herstel (samen Crisisbeheersing). In het vervolg van deze studie zal veelal de tweedeling

Risicobeheersing en Crisisbeheersing gehanteerd worden. Het gaat in deze notitie dus om de invloed

van een Europese Brandweerlobby op de primaire, oorspronkelijke taken van de brandweer.

1.2 Definit ies

In deze studie staat de Nederlandse brandweer en lobbyen in Europa centraal. Het is dus van belang

af te bakenen wat we binnen die begrippen verstaan. Hierna volgen de definities voor deze twee

termen die in deze studie gehanteerd worden, inclusief een toelichting.

Brandweer

Het is niet mogelijk om de Nederlandse brandweer onder één noemer te vatten. “Wie is de baas van

de brandweer?” vroeg Fons de Poel zich terecht af ter voorbereiding voor het NVBR-congres van

oktober 2008; een eenduidig antwoord heeft hij niet gekrgen1.

De brandweer („fire and rescue‟ in Europese terminologie) in Nederland en daarmee ook haar

verantwoordelijkheden en taken zijn anno 2008 formeel nog steeds wettelijk geregeld in de

Brandweerwet 1985 en de Wet rampen en zware ongevallen. De brandweer is de organisatie die

middels de Brandweerwet 19852 ingesteld is om de „brandweerzorg‟ te behartigen: „het voorkomen,

beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van

ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt‟.

1 Zie dossier www.youtube/nvbr1

2 De Brandweerwet 1985 regelt het „brandweerwezen‟, bestaande uit gemeentelijke en regionale brandweren.

Page 7: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

1 . I n l e i d i n g 7

De verantwoordelijkheid over de brandweer ligt bij de Colleges van Burgemeester en Wethouders en

op regionaal niveau bij de het algemeen bestuur van de regionale brandweer, in enkele regio‟s

inmiddels ingebed in een Veiligheidsregio. In 2009 wordt in dit verband naar verwachting de Wet

veiligheidsregio van kracht.

„Brandweer NL‟ bestaat momenteel dus nog primair uit circa 450 gemeentelijke brandweren en hun

25 regionale samenwerkingsverbanden3. Deze korpsen zijn vooral lokaal en hoogstens binnenlands

georiënteerd, nationale wetgeving bepaalt de taken, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden, de

budgettaire ruimte, de veiligheidseisen, beleidsplannen, bijzondere projecten etc.

Het takenpakket van de brandweer (binnen een Veiligheidsregio) ontwikkelt zich daarbij nog steeds.

Vanuit de klassieke expertise op het vlak van brandbestrijding, technische hulpverlening en

rampenbestrijding is de brandweer één van de toonaangevende partijen die verantwoordelijk is voor

het realiseren van een geaccepteerd niveau van fysieke veiligheid in Nederland4.

De Nederlandse brandweer is verenigd in de „Nederlandse Vereniging van Brandweer en

Rampenbestrijding‟ (NVBR). Deze brancheorganisatie onderneemt vooral netwerkactiviteiten en

speciale projecten en heeft tot doel de kwaliteit en uniformiteit van de Nederlandse brandweer te

verbeteren5.

(Europese) Lobby: Public Affairs Management

Lobbyen kan omschreven worden als „het informeel pogen formele gezagsdragers te beïnvloeden‟

[Van Schendelen, 1995] of „het systematisch en georganiseerd streven van één of meer

belangengroepen om de (politieke) besluitvorming te beïnvloeden‟ (Wikipedia). In Europees verband

betekent dit dat getracht wordt om op het hoogste niveau het Europees Parlement, de Europese

Commissie en de Europese Raad te beïnvloeden.

Een steeds meer gebruikte term die eigenlijk verder gaat dan lobbyen is „Public Affairs Management‟

(PAM) en deze zal dan ook vaker in dit onderzoek gehanteerd worden. PAM behelst een bredere,

meer intelligente en omzichtige vorm van lobbyen, steeds gebruik makend van nieuwe methoden en

zeer sterk opererend vanuit de belangen en wensen in de omgeving van de eigen organisatie.

Het basiswerk over „The art of lobbying the EU‟ is „Machiavelli in Brussels‟ (M.P.C.M. van

Schendelen, 2e editie 2005). Nicollò Machiavelli (Florentijns staatsfilosoof, 1469-1527) staat in Van

Schendelen‟s boek symbool voor zowel de politieke als de management-stroming in de Europese

lobby. Machiavelli stond bekend om zijn wil om te winnen, zijn uitgebreide voorbereiding en zijn

voorzichtigheid / omzichtigheid tijdens het spel. Dit basiswerk van Van Schendelen zal dan ook

regelmatig in deze studie aangehaald worden.

Europese Unie

De Europese Unie (EU) is het samenwerkingsverband dat in ruim 50 jaar tijd gegroeid is van 6 naar

27 lidstaten en ruim 460 miljoen inwoners. Wanneer Turkije en voormalige Joegoslavische staten uit

de wachtkamer mogen stijgt het inwoneraantal met nog eens 100 miljoen. Binnen de structuur van de

EU hebben de deelnemende landen o.a. vrede en welvaart, in een deel van de landen een

gezamenlijke munt en vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal gekregen. De

lidstaten blijven daarbij onafhankelijk en soeverein, maar bundelen hun soevereiniteit om macht en

invloed in de wereld te verwerven die ze afzonderlijk niet zouden hebben. De EU is een wet- en

rechtsgemeenschap (geen federatie zoals de VS dus) die op verdragen gebaseerd is; zij is ook veel

meer dan een organisatie voor intergouvernementele samenwerking zoals de Verenigde Naties.

Het bundelen van soevereiniteit betekent in de praktijk dat de lidstaten sommige

besluitvormingsbevoegdheden overdragen aan instellingen die zij daartoe hebben opgezet, zodat

3 Het merendeel van de brandweerregio‟s heeft in 2007 en 2008 een convenant met de Minister van BZK

ondertekend waarmee de intentie tot regionalisering van de brandweer is vastgelegd. 4 Fysieke veiligheid: „Het ongestoord functioneren van de mens in Nederland en zijn omgeving‟ [WRR, 2008].

Een alternatieve term is fysieke onveiligheid: „bedreiging van gezondheid en goederen door allerhande ongevallen‟ [Helsloot, 2007]. 5 De Vakvereniging voor BrandweerVrijwilligers laat ik in deze studie buiten beschouwing omdat haar focust met

name het deelaspect vrijwilligheid betreft en daarmee geen representant van de hele branche is.

Page 8: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

1 . I n l e i d i n g 8

beslissingen over specifieke onderwerpen van gemeenschappelijk belang democratisch op Europees

niveau kunnen worden genomen [Europese Commissie, 2007].

1.3 Onderzoeksopzet

Vertrekkend uit een literatuurstudie wordt inzicht verschaft in de structuur van de Europese Unie, de

kunst van het lobbyen in Europa en wordt ingezoomd op aspecten die specifiek voor de Nederlandse

brandweer relevant kunnen zijn. Dit betreft vooral programma‟s en projecten en in mindere mate

organisatorische aspecten.

Daarnaast heb ik een aantal actoren een aantal vragen voorgelegd, bestaande uit een deel standaard

vragen en een deel specifieke vragen relevant voor een specifieke actor. De hierdoor verkregen

informatie is gebruikt om in combinatie met de materie uit het literatuuronderzoek de

onderzoeksvragen te beantwoorden. De actoren zijn gekozen na eerste contacten binnen Brandweer

Nederland en op het Second Civil Protection Forum6 in Brussel in november 2007, uit de politieke en

ambtelijke omgeving in Nederland en binnen de EU. Daarnaast is gesproken met vertegenwoordigers

van de Duitse en Britse brandweer, twee landen waar de brandweer al langere tijd ervaring heeft met

een meer actieve Europese lobby.

1.4 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk beschrijft de structuur van de Europese Unie en geeft antwoord op de vraag

hoe de beleids- en besluitvorming binnen de Europese Unie verloopt en op welke wijze hierop invloed

uit te oefenen is.

Hoofdstuk 3 geeft algemene informatie over lobbyen en inzicht in de mogelijkheden van een

Brandweerlobby in Europa. Daarna besteedt hoofdstuk 4 specifiek aandacht aan de mogelijke rol van

de Nederlandse brandweer in een Europese Brandweerlobby, in relatie tot de structuur en relevante

thema‟s van Brandweer NL. Vervolgens bevat hoofdstuk 5 een analyse van de vergaarde informatie

die uiteindelijk in hoofdstuk 6 gebundeld is in conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek.

In de bijlagen 1 en 2 is uitgebreidere informatie opgenomen over de structuur en werking van de

Europese Unie, van relevante dossiers, subsidiemogelijkheden et cetera van de EU en over relevante

partners en netwerken in Europa voor Brandweer Nederland.

Omwille van de bruikbaarheid van teksten is er in deze notitie voor gekozen om niet alle teksten te

vertalen naar het Nederlands. Omdat binnen de EU de belangrijkste communicatie in het Engels,

Frans of Duits gebeurt, is het nuttig om de Engelse terminologie te kennen die hoort bij de structuur

en beleidsterreinen van de EU.

6 Tweedaags Forum van het EU Directoraat Generaal Environment, Unit Civil Protection met ruim 500

deelnemers. Namens de Nederlandse overheid waren er 8 deelnemers aanwezig (4x BZK, 1x Nifv, 2x brandweer

en 1x politie.

Page 9: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

2 . D e E u r o p e s e U n i e 9

2 De Europese Unie

2.1 Inleiding

Na lezing van dit hoofdstuk heeft u inzicht in het verloop van de Europese beleids- en besluitvorming

en de punten waar beïnvloeding mogelijk is. Er wordt antwoord gegeven op de deelvraag:

“Hoe verloopt de beleids- en besluitvorming binnen de Europese Unie en welke

beleidsontwikkelingen in de EU zijn relevant voor de Nederlandse brandweer?”

Hierna wordt eerst de ontstaansgeschiedenis van de EU beschreven waarna kort de belangrijkste

instellingen van de EU toegelicht worden. Met name zullen hierbij ook die onderdelen van de EU

uitgelicht worden die verantwoordelijk zijn voor activiteiten die direct raken aan de belangen van de

Nederlandse brandweer. Een uitgebreidere beschrijving hierover is opgenomen in Bijlage 1.

2.2 Geschiedenis

Om de huidige gang van zaken binnen de Europese Unie te begrijpen is het van belang de

geschiedenis van de EU globaal te kennen.

De EU is een wet- en rechtsgemeenschap (geen

federatie zoals de VS dus) die op verdragen

gebaseerd is. De belangrijkste zijn:

Verdrag tot oprichting van de Europese

Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS,

Parijs 1952);

Verdrag tot oprichting van de Europese

Economische Gemeenschap (EEG, Rome

1958);

Verdrag van Maastricht betreffende de

Europese Unie (EU-verdrag) (1992).

Met dit laatste verdrag kwamen de lidstaten

overeen om ook samen te gaan werken op het

terrein van buitenlandse zaken, veiligheid,

binnenlandse zaken en justitie. Hiermee werd een

derde pijler toegevoegd en ontstond de huidige

Europese Unie (EU)7. Voor ieder beleidsterrein van

iedere pijler is in de achtereenvolgende verdragen

namelijk geregeld hoe de besluitvorming dient

plaats te vinden. Nadere informatie over de

beleidsterreinen onder de drie pijlers is opgenomen

in Bijlage 1.

2.3 Europese wetgeving en beleidsvorming

Europese wetten en regels komen op een andere wijze tot stand dan de Nederlands wet- en

regelgeving. Er is in Europa (nog) geen Grondwet, maar een aantal verdragen waarin de Europese

grondbeginselen vastliggen.

De EU kent drie soorten wetgeving:

Primaire wetgeving: de Verdragen van de EU

Secundaire wetgeving: wet- en regelgeving die op basis van de Verdragen wordt opgesteld; het

gaat hierbij om circa 15% van de EU-wetgeving. De belangrijkste vormen zjin:

7 Momenteel ligt het Verdrag van Lissabon voor (in 2007 overeengekomen), dat in werking zal treden als het

door alle lidstaten is geratificeerd. Het is de opvolger van het Verdrag uit 2004 dat één Grondwet voor Europa

moest realiseren en dat nooit in werking getreden is omdat het niet door alle lidstaten is geratificeerd. Het

Verdrag van Lissabon dient alleen nog door Ierland geratificeerd te worden.

Figuur 1 Sinds het Verdrag van Maastricht kent

de EU een politieke en economische structuur

met 3 pijlers.

Page 10: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

2 . D e E u r o p e s e U n i e 10

o Richtlijnen (Directives): dit is een door het Europees Parlement en/of de Europese

Raad gegeven voorschrift dat de EG-lidstaten bindt ten aanzien van het te bereiken

resultaat, maar vrij in de keuze van een vorm en middelen voor de uitvoering. Een richtlijn

dient eerst in nationale wetgeving te worden geïmplementeerd.

o Verordeningen (Regulations): is van algemene strekking, rechtstreeks verbindend voor

burgers in al haar onderdelen en rechtstreeks werkend in alle lidstaten.

o Beschikkingen (Decrees, Decisions): in al haar aspecten bindend voor degene tot wie

de beschikking is gericht (lidstaten, één lidstaat, ondernemingen of personen).

o Richtsnoeren (Guidelines): niet bindende aanbevelingen en adviezen.

Gedelegeerde wetgeving: 85 % van verordeningen, richtlijnen en beschikkingen komt tot stand

via gedelegeerde wetgeving: wetgeving die gemaakt is door instanties die daarvoor bevoegd zijn

gemaakt door een hogere wetgever, de Europese Commissie (COM). Het is niet helemaal alleen

de Commissie die de wetgeving maakt, zij doet dit in veel gevallen in samenspraak met comités,

de zogenaamde „comitologie‟ en dus wel buiten Europees Parlement (EP) en de Europese Raad

om.

Negentig procent van de wetten en regels (verordeningen en beschikkingen) is dus rechtstreeks

werkend en slechts bij de 10% richtlijnen is er nog ruimte voor aanvullende beleidsinstrumenten in de

lidstaten.

2.3.1 Besluitvorming binnen de EU

Bij de besluitvorming in de Europese Unie zijn verschillende EU-instellingen betrokken: het Europees

Parlement (EP), de Raad van de Europese Unie (Raad) en de Europese Commissie (COM).

Het Verdrag van de EU geeft voor elk beleidsterrein aan of en hoe het EP bij de besluitvorming over

een Commissievoorstel betrokken is. In het algemeen stelt de COM nieuwe wetgeving voor, terwijl de

Raad en het EP de wetgeving aannemen. In sommige gevallen kan de Raad ook alleen besluiten

nemen.

Binnen de EU is de wijze van besluitvorming opgehangen aan de drie pijlers van de EU. De drie

volgende procedures gelden in dit verband:

1. Medebeslissingsprocedure: (grafische weergave in bijlage 1) de meest gebruikte procedure bij

de EU-besluitvorming. EP en de Raad delen de wetgevende bevoegdheid op gelijke voet. Als de

Raad en het Parlement geen overeenstemming over een wetgevingsvoorstel bereiken, komt er

geen nieuwe wet. De procedure voorziet in twee opeenvolgende „lezingen‟in elk van beide

instellingen en een adviesrol van het Comité van de Regio‟s (COR) en het Europees Economisch

en Sociaal Comité (EESC). Als in deze beide lezingen overeenstemming wordt bereikt, kan de

wet tot stand komen.

2. Raadplegingsprocedure: de Commissie legt een wetsvoorstel voor aan de Raad, die vervolgens

het EP raadpleegt (niet bindend advies). De Raad heeft op een aantal terreinen de verplichting

om het EP om advies te vragen. Indien dit verzuimd wordt, is een besluit onrechtmatig.

3. Instemmingsprocedure: in een aantal specifieke gevallen kan de Raad alleen besluiten nemen

wanneer zij de uitdrukkelijke goedkeuring van het EP heeft.

In bijlage 1 zijn de medebeslissingsprocedure en raadplegingsprocedure schematisch weergegeven.

2.4 De instell ingen van de Europese Unie

In deze paragraaf worden achtereenvolgens de rol en werking van het Europees Parlement, De Raad

van de Europese Unie en de Europese Commissie beschreven. Tot slot worden nog enkele andere

relevante instellingen kort genoemd.

Europees Parlement (EP)

Omat de EU inmiddels 27 lidstaten kent en een bevolking van circa 460 miljoen burgers, bestaat het

Europees Parlement (EP) uit 785 rechtstreeks gekozen zetels, waarvan Nederland er 27 bezet.

Het EP heeft de volgende bevoegdheden:

Page 11: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

2 . D e E u r o p e s e U n i e 11

1. Het samen met de Raad wetgeving vaststellen. Normaliter via de medebeslissingsprocedure (zie

hierna) waarbij EP en Raad op basis van gelijkheid de wetgeving vaststellen die door COM is

vastgesteld.

2. Begrotingsbevoegdheid door het - samen met de Raad – goedkeuren van de jaarlijkse begroting

(ca. 130 miljard euro, betekent ca. 250 euro per Europeaan).

3. Democratische controle uitoefenen op alle activiteiten van de EU. Het EP vervult een essentiële

rol bij de benoeming van de Commissie, het stellen van schriftelijke en mondelinge vragen tot de

Commissie en de Raad.

Het EP adviseert of beslist mee en kent 17 parlementaire commissies voor ieder beleidsterrein van de

EU en 3 commissies over het externe beleid van de EU. Iedere commissie bestaat uit zo‟n 50 tot 80

commissieleden. Effectief vergaderen en goede besluitvorming is daarmee erg lastig.

De voorzitters van de (momenteel 8) fracties

vormen samen met de voorzitter van het EP de

Conferentie van voorzitters. Deze bepaalt de

agenda en beslist dus welke

commissievoorstellen in het EP (en

voorafgaand in een parlementaire commissie)

besproken worden. Voor elk onderwerp in een

commissie wordt één parlementariër (MEP:

Member of the European Parliament) als

rapporteur aangewezen (vaak een „senior

MEP‟). De rapporten worden besproken in de

fractievergaderingen en vervolgens in de

plenaire vergadering van het EP.

Eén van de mogelijkheden van een MEP om

invloed uit te oefenen is het stellen van

schriftelijke en mondelingen vragen aan de

Commissie.

Raad van de Europese Unie8 (Raad)

Deze raad bestaat uit de ministers van de

regeringen van de lidstaten. De Raad komt

regelmatig in wisselende samenstelling bijeen

(er zijn 9 „vakraden‟9).

In het algemeen stelt de Europese Commissie

nieuwe wetgeving voor, terwijl de Raad en het

Parlement de wetgeving aannemen. In

sommige gevallen kan de Raad ook alleen besluiten nemen. In de Raad wordt bij stemming besloten.

Hoe groter de bevolking van een land, hoe meer stemmen het land heeft. De stemmen worden echter

gewogen in het voordeel van de landen met minder inwoner (Duitsland heeft bijvoorbeeld het

maximum van 29 stemmen, Malta het minimum van 3 en Nederland 13).

Onder de Raad speelt het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (COREPER) een belangrijke

rol. In COREPER zitten de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten. De Europese

Commissie brengt initiatieven tot regelgeving pas naar buiten na ruggespraak met COREPER. Deze

beschikt daartoe over een groot aantal deskundigengroepen die beoordelen of een voorstel

8 Naast deze Raad bestaat er ook nog de Europese Raad, bestaande uit de regeringsleiders en staatshoofden

van de lidstaten. Formeel is de Europese Raad het hoogste besluitvormingsorgaan, bijeenkomsten worden vaak

als „Europese Top‟ aangeduid. 9 Algemene zaken en buitenlandse betrekkingen, Economische en financiële zaken (Ecofin), Justitie en

binnenlandse zaken (JBZ), Werkgelegenheid, sociaal beleid, volksgezondheid en consumentenbescherming,

Concurrentievermogen, Vervoer, telecommunicatie en energie, Landbouw en visserij, Milieu, Onderwijs, jeugd en

cultuur.

Figuur 2 Begroting Europese Unie 2008.

Page 12: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

2 . D e E u r o p e s e U n i e 12

voldoende draagvlak bij de lidstaten heeft. De vertegenwoordigers in deze groepen hebben

rechtstreeks invloed op en contact met de dossierhouders van de Commissie (zie onder) of de

Rapporteur van het EP.

COREPER is ook verantwoordelijk voor de voorbereiding van de vergaderingen van de Raad en de

Raadscommissies. Als er binnen COREPER overeenstemming is over een voorstel dan komt het

voorstel als A-punt in de Raad op de agenda en is het een hamerstuk. De Raad debatteert eigenlijk

alleen over punten waarover binnen COREPER geen overeenstemming is bereikt, dit zijn de

zogenaamde B-punten. Meestal beslist de Raad niet over B-punten, maar stuurt zij ze met nadere

aanwijzingen terug naar de permanente vertegenwoordigers.

De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging (PV) in Brussel bestaat uit enige tientallen

beleidsambtenaren die afgevaardigd zijn door alle departementen en zitting hebben in de diverse

raadgevende comités en circa 300 raadswerkgroepen (zoals Externe Relaties, Veiligheid en Defensie

& Justitie en Binnenlandse Zaken).

Europese Raad

De Europese Raad (Raad), bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van alle lidstaten, plus

de voorzitter van de Europese Commissie. Het hangt af van het politieke systeem van elk land of hun

president en/of hun eerste minister deelneemt. De Europese Raad komt in principe vier keer per jaar

bijeen om het algemene beleid van de EU vast te stellen en de geboekte vooruitgang te beoordelen.

De Europese Raad is het hoogste besluitvormingsorgaan van de Europese Unie, bijeenkomsten

worden daarom vaak een „Europese Top” genoemd.

Europese Commissie

De Europese Commissie (COM) vormt eigenlijk het Dagelijks Bestuur van de EU. Zij is vrijwel

exclusief bevoegd om voorstellen te doen voor wet- en regelgeving. De Commissie heeft een

ambtelijke staf van ca. 24.000 medewerkers, waarvan slechts 14.000 beleidsambtenaren. Deze zijn

verdeeld over zo‟n 18 Directoraten-Generaal (DG‟en, met daarbinnen een aantal Units) en ongeveer

20 agentschappen (zie overzicht in bijlage 1). Met deze relatief kleine ambtelijke ondersteuning (in

Den Haag alleen al werken 120.000 ambtenaren) is de EC altijd op zoek naar oplossingen voor het

vele werk: (a) bepaalde taken worden ge-outsourced aan lidstaten of adviesbureaus en (b) experts uit

de lidstaten (publiek maar ook privaat) worden ge-insourced in adviescomités en

deskundigenoverleggen (bijna 2000 „expertgroups‟ met zo‟n 100.000 experts10

) in zowel de

ontwerpfase („greenpaper‟, houtskoolschets met een probleem) als in de detailfase van wets- en

beleidsvoorstellen („whitepaper‟ met oplossingen en conceptvoorstel). Er zijn naar schatting zo‟n 3000

Nederlandse experts binnen de EU actief.

Onder de COM functioneren naast de expertgroepen ook nog zo‟n 450 comité‟s („comitology‟), die

niet alleen enige kennis over een thema hebben maar ook nog formele adviserende en regulerende

bevoegdheden. Zij zijn betrokken bij de 85% regelgeving waarvoor de Commissie verantwoordelijk is

en worden in de praktijk gestuurd door de Commissie. De samenstelling is deels publiek (centraal,

decentraal) en deels privaat (bedrijfsleven, NGO‟s).

Met de vele expertgroepen, comités en daarbij nog de (bijna 300) raadswerkgroepen en (20)

agentschappen van de Commissie die eigenlijk net zo werken als de expertgroepen en de

comitology, zijn er dus ruim voldoende mogelijkheden aanwezig om belangen bij diverse actoren

onder de aandacht te brengen.

Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) en het Comité van de Regio’s (COR)

Het EESC en het COR zijn adviesorganen voor de Raad. Wanneer een voorstel de ontwerpfase

gepasseerd is, is in het Verdrag van de EU vastgelegd of op het betreffende beleidsterrein de Raad

advies moet vragen aan deze comités. Het EESC fungeert als formeel platform waar

vertegenwoordigers van Europese belangengroepen,

zoals werkgeversorganisaties en vakverenigingen, en van andere maatschappelijke organisaties,

10

Om als expert toe te treden tot een „expertgroup‟, wordt een zeer omvangrijk assessment en inhoudelijke

beoordeling uitgevoerd. Er schijnt momenteel vanuit de Nederlandse brandweer één expert in Europa

geregistreerd te staan (Bron: T. Woeltjes, ministerie van BZK).

Page 13: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

2 . D e E u r o p e s e U n i e 13

zoals consumentenverenigingen, hun standpunten over EU-kwesties naar voren kunnen brengen.

Het EESC telt 344 leden; het aantal leden per lidstaat is ongeveer evenredig met het aantal inwoners.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité vervult drie hoofdtaken:

Het EP, de Raad de COM adviseren, op verzoek van deze instellingen of op eigen initiatief;

Het maatschappelijk middenveld aanmoedigen om een grotere rol bij de beleidsvorming in de EU

te spelen;

Het maatschappelijk middenveld in derde landen ondersteunen en helpen om raadgevende

structuren op te zetten.

Comité van de regio’s (COR)

Het COR heeft eveneens 344 leden en is een raadgevend orgaan dat bestaat uit vertegenwoordigers

van regionale en lokale overheden. Het COR verwoordt het standpunt van de lokale en regionale

overheden over de EU-wetgeving en brengt adviezen uit over voorstellen van de Commissie.

De Commissie en de Raad moeten het COR raadplegen alvorens besluiten te nemen over zaken die

de lokale en regionale overheden aangaan. Het kan daarbij gaan om voorstellen over bijvoorbeeld

werkgelegenheidsbeleid, milieu, onderwijs, cultuur, beroepsopleiding, jeugd, energie, vervoer,

telecommunicatie en volksgezondheid. Het staat de COM, de Raad en het EP vrij het Comité van de

Regio‟s over andere onderwerpen te raadplegen. Het Comité kan ook op eigen initiatief adviezen

uitbrengen.

De Nederlandse delegatie bestaat uit twaalf leden en twaalf plaatsvervangende leden. De helft komt

uit gemeentelijke kring, de andere helft uit provinciale kring. De delegatie wordt door VNG en IPO

voorgedragen en ondersteund.

Europees Hof

Het „Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen‟ is opgericht bij het allereerste EU-Verdrag

in 1952 en is in Luxemburg gevestigd. Het Hof is er voor verantwoordelijk dat alle lidstaten de EU-

wetgeving op dezelfde wijze uitleggen en toepassen. Het zorgt er bijvoorbeeld voor dat nationale

rechters geen verschillende uitspraken over dezelfde kwestie doen. Het Hof ziet er ook op toe dat de

EU-lidstaten en -instellingen hun wettelijke verplichtingen nakomen. Het is bevoegd uitspraak te doen

in juridische geschillen tussen EU-lidstaten, EU-instellingen, bedrijven en personen. In de zaak rond

het Workingtime Directive 93/104/EC is het ook naar aanleiding van 3 arresten11

van Het Hof geweest

dat de Europese Commissie met een voorstel kwam om de richtlijn aan te passen en dat in een

aantal lidstaten de arbeidstijden van o.a. brandweer- en ambulancemedewerkers verminderd

moesten worden [Konijn, 2005].

2.4.1 Complexiteit en dynamiek van de Europese Arena

Het „Speelveld‟ in Brussel is volgens Van Schendelen [2005] in de volgende steekwoorden te

beschrijven: complexiteit, dynamiek en relevantie. Deze 3 elementen worden hierna kort toegelicht.

Complexiteit

Het EU-labyrinth is opgebouwd uit vele verschillende peilers, instituties, procedures, posities,

krachten, autoriteiten, competenties etc. Duizenden organisaties met allen eigen belangen en

allerlei onderlinge afhankelijkheden anticiperen op reacties van anderen. Commissie, Parlement en

Raad zijn tot elkaar veroordeeld door de gezamenlijke, verweven besluitvormingsstructuur. Ook het

feit dat op grond van het EU-Verdrag (Maastricht, 1992) voor verschillende beleidsterreinen binnen de

3 pijlers verschillende besluitvormingsprocedures gelden, maakt het er niet eenvoudiger op.

Als ook nog eens het Comité van de Regio‟s en het Europees Economisch en Sociaal Comité zich

formeel en informeel met de beleidsvorming gaan bemoeien, wordt het voor buitenstaanders en

nieuwkomers lastig om zich door het labyrint te worstelen.

Overigens is de complexiteit soms ook relatief. Wanneer een goede inspanning gepleegd wordt om

het speelveld in kaart te brengen, dan zou een professionele organisatie goed in staat moeten zijn om

juist die actoren er uit te pikken die voor haar van belang zijn. Een voorbeeld is te zien in waar de

11

Simap-arrest (HvJ EG 3 oktober 2000, zaaknr. C-303/98), Jaeger-arrest (HvJ EG 9 septembe r2003, zaaknr.

C-151/02) en Pfeiffer-arrest (HvJ EG 5 oktober 2004, zaaknr. C-397/01 - C-403/01).

Page 14: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

2 . D e E u r o p e s e U n i e 14

CTIF het EU normeringsstelsel in beeld gebracht heeft. Duidelijk mag zijn dat de complexiteit in de

EU vergt dat er extra studie verricht wordt voordat in partijen, netwerken, thema‟s geïnvesteerd wordt.

Dynamiek

Ieder handboek over de EU dient elke paar jaar herschreven te worden. Op alle onderdelen – zowel

fysiek als inhoudelijk – wijzigt de EU continu. De inhoud van beleidsterreinen verandert, beleid gaat

van peiler 3 naar peiler 1, besluitvormingsprocedures worden aangepast, EP en Raad krijgen andere

rollen etc. Vooral ook de impact van ieder nieuw Verdrag en de gevolgen die de toetreding van

nieuwe lidstaten heeft is erg groot12

.

Op detailniveau zijn „Chefs de dossier‟ (senior beleidsmedewerkers), rapporteurs, medewerkers van

het Comité van permanente vertegenwoordigers (COREPER) enzovoort continu bezig met proactieve

beïnvloeding. Steeds meer publieke en private organisaties melden zich in Brussel, de expertgroups

houden andere expertgroups, de moederorganisaties en geïnteresseerde buitenstaanders in de

gaten. Ook zijn er nog de verbanden op alle niveaus met organisaties in de lidstaten die zouden

kunnen leiden tot moeilijkheden bij de implementatie van EU-richtlijnen. Kortom, dynamiek te over.

Relevantie

Wanneer er voldoende inzicht is in de complexiteit en dynamiek van de Brusselse Arena, dan is het

vervolgens zaak om de juiste partijen in beweging te brengen rond de gewenste thema‟s.

Op steeds meer terreinen vindt europeanisering van onderwerpen plaats: het grensoverschrijdende

en transnationale element in de publieke en private ontwikkeling van onderwerpen in Europa blijft

toenemen. Dit geldt zowel voor de oorsprong van een onderwerp, de richting waarin het zich

12

In de nabije toekomst zullen bijvoorbeeld de ratificatie van het Verdrag van Lissabon en de mogelijke

toetreding van Turkije de structuur van de EU van binnenuit op een aantal onderdelen aanzienlijk doen

veranderen.

Figuur 3 Standaarden en normeringsinstellingen in de EU (CTIF, 2008).

Page 15: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

2 . D e E u r o p e s e U n i e 15

ontwikkelt als de uitkomst van het proces. De mate van grensoverschrijdend / Europees zijn varieert

hierbij, evenals of het zich in de private of publieke sector afspeelt.

Tot slot dient nog vermeld te worden dat het voorzitterschap van de EU (feitelijk

van de Europese Raad) zoals bekend per half jaar13

wisselt.

Iedere lidstaat wil tijdens het voorzitterschap in meer of mindere mate een eigen

stempel op de agenda drukken. Dit is zeer wel mogelijk, mede ook omdat met het

wisselende voorzitterschap ook dat van de Raad en zelfs ook soms van de

raadswerkgroepen wisselt. De agenda kan dus sterk bepaald worden door de lidstaat

die voorzit, dit hoeft uiteraard echter nog niet te leiden tot een gewenste uitkomst van

beleidsontwikkelingen.

2.4.2 Europese thema’s voor de brandweer

De verdeling van de voor de brandweer relevante beleidsvelden binnen de EU is complexer dan dat

we dit op nationaal niveau gewend zijn. Er is niet één DG „Veiligheid‟ of „Intra-Europese Zaken‟ waar

alle voor de brandweer relevante dossiers behartigd worden14

. De oorsprong van de EU (stabiliteit

door economische samenwerking in de jaren van wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog) ging

niet primair over veiligheidsdossiers.

Vanaf de jaren ‟70 (beginnend met de Seveso-ramp, Sandoz en recenter bijvoorbeeld de

internationale aandacht voor terrorisme) bleek dat de lidstaten elkaar nodig hadden bij

brandweerthema‟s als (de preventie van) zware ongevallen en rampen. Vanuit het communautair

milieubeleid ontstond de Seveso-richtlijn (1982). Vanuit die oorsprong van het voorkomen van

(milieu)rampen is Civil Protection binnen de EU onderdeel van het Directoraat Generaal Milieu (Unit

Civil Protection binnen de directie Communication, Legal Affairs and Civil Protection15

).

Andere bronnen van ontwikkelingen binnen de EU in relatie tot de veiligheidsketen van de

Nederlandse brandweer zijn:

DG „Transport and Energy‟, bijvoorbeeld op de beleidsterreinen vervoer gevaarlijke stoffen en

passagierveiligheid;

DG „Agriculture and Rural Development‟, bijvoorbeeld dierziekten/voedselkwaliteit;

DG „Consumer Protection‟ met o.a. brandveilige nachtkleding en bankstellen, brandveilige hotels;

DG Environment (Civil Protection), coördinatie rampenbestrijding, Civil Protection Financial

Instrument, ruimtelijke ordening in relatie tot externe Veiligheid;

DG „Enterprise and Industry‟, bijvoorbeeld met productnormeringen;

DG Social Affairs, voor bijvoorbeeld arbeidsomstandigheden, arbeidstijden.

De Nederlandse brandweer heeft zich de afgelopen decennia op een steeds breder scala

onderwerpen gericht en is op nationaal niveau steeds vroegtijdiger in processen aan tafel gekomen.

Op Europees niveau is deze situatie nog lang niet zo ver, en ligt de focus van zowel de EU als de

Europese brandweerorganisaties nog vooral bij de klassieke thema‟s als brandveiligheid,

rampenbestrijding en gevaarlijke stoffen. Op het vlak van informatievoorziening, ruimtelijke ordening

of opleidingsbeleid is binnen de EU nog niet vanzelfsprekend de brandweer in beeld. Een actieve

houding is dus van de brandweer zelf nodig om tijdig een vinger in de pap te hebben en

beleidsontwikkelingen in de gewenste richting te beïnvloeden.

Civil Protection

In veel lidstaten wordt een deel van de taken zoals de Nederlandse brandweer die kent niet door „de

brandweer‟ uitgevoerd, maar door een veelal centraal georganiseerde instantie die vaak aangeduid

wordt met „Civil Protection‟ (CP). Civil Protection kan vertaald worden als „Civiele Bescherming‟, de

term „rampenbestrijding‟ dekt in ieder geval niet de volledige lading van CP.

13

1-2009 Tjechië, 2-2009 Zweden, 1-2010 Spanje, 2-2010 België, 1-2016 is Nederland weer aan de beurt. 14

De (Nederlandse) Politie heeft het relatief eenvoudiger met het DG Justice, Freedom and Security en diverse

agentschappen op het gebied van Openbare Orde en Veiligheid (o.a. EU Politieacademie en Interpol) [Kornaat,

2007]. 15

Organigram DG Environment via ec.europa.eu/environment/index_en.html, december 2008.

Page 16: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

2 . D e E u r o p e s e U n i e 16

Civil Protection stamt in veel lidstaten af van defensie of maakt daar nog steeds (deels) onderdeel

van uit. Ook is er verschil waarneembaar tussen de noordelijke lidstaten, waar de CP vaak

samenwerkt met andere hulpverleningsdiensten, en lidstaten in het zuiden en oosten, waar CP nog

zelfstandige, meer paramilitaire organisaties zijn.

Sinds het Verdrag van Maastricht (1993) is Civil Protection binnen de EU een zich verder

ontwikkelend beleidsterrein. In de conceptgrondwet is dit beleidsthema meer ingebed en is er

bijvoorbeeld een solidariteitsclausule die regelt dat lidstaten elkaar helpen in geval van een

terreuraanslag of ramp. Het optreden van de EU op dit terrein wordt voorlopig nog gekenmerkt door

„ondersteunen‟, „faciliteren‟ en „coördineren‟ [Buitink e.a. 2004].

Het rapport van Michel Barnier (For a European civil protection force: europe aid, 2006) doet

voorstellen om hier fysieke Europese Civil Protection Units aan toe te voegen. Een deel van de

lidstaten is het niet eens met de Commissie om centrale hulpverleningscapaciteit te organiseren, en

beroept zich daarbij o.a. op het subsidiariteitsbeginsel: de EU zal geen taken ter hand nemen die een

lidstaat even goed of beter zelf kan oppakken. O.a. Duitsland, Nederland en Groot-Brittanië zijn van

mening dat er gebruik gemaakt moet worden van de operationele structuren en het surplus aan

middelen dat zich in iedere lidstaat bevindt. Bovendien is het voorstel van Barnier slecht voor de

autonome noodzakelijke versterking van de lidstaten in het zuiden en oosten, er zou geleund kunnen

gaan worden op de in te vliegen Europese capaciteit.

Disaster Prevention

Het meest recente onderwerp waar de EU zich vanaf 2007 op het vlak van fysieke veiligheid mee

bezig houdt is dat van „Disaster Prevention‟. De EU richt zich niet alleen meer op het doorontwikkelen

en financieren van feitelijke hulpverlening in geval van rampen of zware ongevallen, maar begint

langzaam aandacht (en middelen) te schenken aan een instrument dat rampen (met name

natuurbranden, overstromingen, aardverschuivingen e.d.) mede helpt te voorkomen.

Vrijwilligheid

Een belangrijk element voor de Nederlandse brandweer is dat er in veel (met name ook zuidelijke)

lidstaten geen of nauwelijks sprake is van vrijwilligheid bij de uitvoering van brandweertaken. Er wordt

dus door veel beleidsontwikkelaars en ook het EP in Brussel vanuit een ander denkkader

geredeneerd en besloten dan in Nederland gebruikelijk is bij een aantal brandweerzaken. De wijze

waarop in Nederland, Duitsland, Frankrijk en bijvoorbeeld Groot-Brittanië de brandweerzorg en

gerelateerde diensten geleverd worden, maakt dat ruimte voor maatwerk in beleid noodzakelijk is.

Consument / burger centraal

De EU stelt bij veel van haar beleid en regelingen het concrete effect voor de burger, ondernemer e.d.

centraal: de filosofie van de EU sluit – in ieder geval op papier –daarmee goed aan op de

ontwikkeling die Brandweer NL doormaakt in relatie tot een meer outcome-gestuurde organisatie die

steeds meer ook wil werken vanuit de filosofie van Community Fire Safety. Deze nationale en

Europese ontwikkelingen zouden elkaar moeten (op termijn) in staat zijn elkaar te versterken.

Nadere informatie over voor de brandweer interessante thema‟s binnen de EU is opgenomen in

paragraaf 3.6 en bijlage 2.

Page 17: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

3 . B r a n d w e e r l o b b y i n B r u s s e l 17

3 Brandweerlobby in Brussel

“Why do we not learn as much as possible from incidents that have taken place in other countries?

....... The tragic discotheque fires in Gothenburg (Sweden) and Volendam (the Netherlands) could

happen at any moment in many cities in Europe. The same holds for the fatal hotel fires in Paris in

2005, the fatal house fires several years ago in Berlin, the fire at the prison in Amsterdam in 2005 in

which 11 people lost their lives and the fire on the shooting range in Budapest that cost the lives of

three fire fighters. And those are just a few examples.”

(Speech R. Hagen EFA, oktober 2007)

3.1 Inleiding

In hoofdstuk 2 is de structuur en werking van de EU op hoofdlijnen beschreven. Als hierop verder

ingezoomd wordt dan zijn een aantal terreinen interessant voor de brandweer.

In dit hoofdstuk worden die terreinen benoemd en de relevantie ervan voor de Nederlandse

brandweer geanalyseerd. Er wordt in dit verband antwoord gegeven op de deelvragen:

“Met welk doel dient de Brandweer in Europa een lobby in Brussel te organiseren en hoe kan

de Nederlandse brandweer hieraan op dit moment het beste een bijdrage leveren?”

“Hoe hebben andere Europese brandweren de beïnvloeding van de Europese Unie

georganiseerd?”

“Welke mogelijkheden zijn voor Brandweer Nederland geschikt om invloed uit te oefenen in

de EU en/of te profiteren van de EU?”

Hierna volgt eerst enige algemene theorie over het hoe en waarom van Public Affairs Management

(lobbyen) en een overzicht van de praktische mogelijkheden die er zijn om als Brandweer Nederland

het spel binnen de EU te spelen. Vervolgens worden de belangen van de Nederlandse brandweer en

beknopter van de Duitse en Britse brandweer beschreven. Daarna wordt inzicht geboden in de

belangen van de EU op het vlak van fysieke veiligheid. Tot slot wordt geschetst op welke wijze de

brandweer vanuit haar belangen de Europese arena kan beïnvloeden.

3.2 Beïnvloedingsmechanismen

Het is natuurlijk zo dat de

grootte van een lidstaat

en het daarbij behorend

aantal zetels in het EP in

zekere zin ook uitstraalt

op de „macht‟ die een

lidstaat in Europa heeft;

Duitsland en Frankrijk

hebben het in die zin

waarschijnlijk eenvoudiger

gehad als ze iets voor

elkaar wilden krijgen.

Anderzijds is de Brusselse

arena zodanig transparant

dat degene met goede

argumenten, bij de juiste

spelers (chefs de dossier,

andere beleidsmakers /

platforms of rapporteur in

het EP) zijn punten

eenvoudig kan maken en

dat op vele manieren en

plaatsen kan blijven doen.

Dit systeem kan wel als Figuur 4 Belangengroeperingen en mogelijke routes naar de EU [Van

Schendelen, 2005].

Page 18: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

3 . B r a n d w e e r l o b b y i n B r u s s e l 18

een lichte vorm van corporatisme beschouwd worden, maar dan in de positieve betekenis: de

Europese overheid laat een deel van het werk over aan belangengroepen, de markt etc. en voorkomt

dat ze daarmee de beleidsontwikkeling te veel onder de eigen pet houdt en te weinig afgestemd is

met de mensen en organisaties in de lidstaten. Partijen die daarbij het spel in Brussel beter

beheersen of daar eenvoudiger toegang toe hebben (door de geografische afstand bijvoorbeeld) zijn

daarbij uiteraard in het voordeel, omdat er niet altijd nog een uitgebreid debat over een op deze wijze

tot stand gekomen onderwerp meer volgt in het Europees Parlement.

Weten hoe besluiten genomen worden en welke subtiele (en minder subtiele) processen daar aan

vooraf gaan is één van de belangrijke randvoorwaarden voor succesvol Public Affairs Management

(PAM). PAM werkt beter dan lobbyen omdat het niet gebruik maakt van de standaard

lobbytechnieken, maar meer onorthodoxe pogingen doet om gewenste uitkomsten te krijgen.

Van Schendelen [ 2007] vergelijkt lobbyen daarbij met marketing, waar vernieuwende methoden

spoedig door anderen overgenomen worden. Dit mechanisme noodzaakt alle partijen om de

methoden steeds te blijven ontwikkelen, marktonderzoek te blijven doen en uiteraard de producten

interessant te houden.

(Met) wie beïnvloeden?

Om op nieuwe en verrassende (beleids)ontwikkelingen voorbereid te zijn is het al lang niet meer

mogelijk om de aandacht bijna geheel op de nationale (politieke) arena gericht te houden, zoals de

Nederlandse brandweer anno 2008 nog grotendeels doet. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties (BZK) – van oudsher het Brandweerdepartement – is nog maar voor een klein deel

verantwoordelijk voor de ontwikkeling die de brandweer doormaakt en de regelgeving waar de

brandweer mee te maken heeft. Andere departementen als met name VROM en VenW hebben ook

grote invloed op het takenpakket van de brandweer, op het steeds breder wordende beleidsterrein

van fysieke veiligheid. Omdat deze departementen ook een meer internationale agenda hebben dan

BZK (climate change, fijn stof, goederenvervoer per spoor, luchtvaartverkeer etc.), hebben zij ook een

stevigere basis in Brussel en een netwerk binnen de EU. Bovendien is het zo dat bij steeds meer

belangen eenvoudiger Den Haag via de EU beïnvloed kan worden dan omgekeerd de EU vanuit een

nationale hoofdstad. MEP Van Nistelrooij wijst er in dit kader wel op vooral kritisch te zijn op BZK,

omdat dit departement toch tot nu toe de Nederlandse brandweerbelangen in Brussel heeft moeten

behartigen en er bij BZK dan ook een zekere verantwoordelijkheid ligt om dit in samenspraak met het

brandweerveld te doen. De laatste jaren lijkt hier bij BZK – mede ook door de interne reorganisatie-

perikelen van 2006-2008 – te weinig aandacht voor geweest te zijn.

Onderstaand voorbeeld over een Europese regeling voor duurzame inkoop van wegvoertuigen

illustreert dat vanuit allerlei Europese hoeken ontwikkelingen komen die een aanzienlijke (financiële)

impact op de Nederlandse brandweer (kunnen) hebben.

Duurzame inkoop van voertuigen per april 2010

Op 22 oktober 2008 heeft het EP een akkoord met de raad goedgekeurd voor de bevordering van schone

wegvoertuigen. In haar Mededeling (COM(2008) 400/2,Overheidsopdrachten voor een beter milieu, d.d. 16

juli 2008 stelt de Commissie aan lidstaten, het Europees Parlement en de Raad, voor om groen

aanbesteden meer en volgens een voorgestelde benadering te promoten.

MEP Lambert van Nistelrooij: “Overheden worden verplicht om vanaf 2012 te werken met

aanbestedingsregels voor onder meer energieverbruik, CO2-uitstoot en luchtverontreiniging. Ik vind het een

goed idee dat centrale en decentrale overheden het voortouw nemen bij de aankoop van schonere en

zuinigere voertuigen. Het stellen van verplichtende Europese richtlijnen is echter hiervoor niet noodzakelijk.”

De richtlijn is niet alleen van toepassing op openbare aanbestedingen, maar ook op wegvoertuigen die

aangekocht worden door aanbestedende diensten en entiteiten, ongeacht of ze publiek of privé zijn.

Bovendien is de richtlijn ook van toepassing op voertuigen voor het openbaar vervoer. Lidstaten krijgen de

mogelijkheid om voertuigen die voor bijzonder gebruik ontworpen zijn (voor bouwwerven, haven- of

luchthavenfaciliteiten, brandweerdiensten, openbare ordediensten, enz.) van de eisen vrij te stellen.

Bron: http://www.europarl.europa.eu/news/expert/infopress_page/064-40227-294-10-43-911-

20081021IPR40226-20-10-2008-2008-false/default_nl.htm

Page 19: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

3 . B r a n d w e e r l o b b y i n B r u s s e l 19

Het is dus al lang niet meer voldoende om klassiek te lobbyen in Brussel. Met alleen het uitventen

van de eigen belangen kan het speelveld niet meer betreden worden. Binnen het moderne Public

Affairs Management (PAM) is het nodige voorbereidende huiswerk noodzakelijk en worden subtielere

beïnvloedingsmechanismen gebruikt dan de traditionele vormen van dwang, inkapselen (bevriezen,

vasthouden), verdedigen en beargumenteren [Van Schendelen, 1995].

3.2.1 Beïnvloedingsmogelijkheden Brandweer Nederland

“Wie meedoet kan zijn vingerafdruk achterlaten op het besluit.”

Wanneer rechtstreeks gekeken wordt naar de actoren binnen de EU dan is de kunst van het lobbyen

eigenlijk vrij eenvoudig: de middelhoge ambtenaren van de Commissie maken een opzetje voor een

voorstel op een A4‟tje. Hoge ambtenaren stellen dit zonodig nog bij voordat het in de tweede route

door de Commissie wordt vastgesteld (met zo nodig nog een rol voor EP en de Raad).

Doordringen tot deze ambtenaren is dus handig. Er is echter een veel grotere arena van

beleidsmakers, belangengroepen, MEP‟s, bestuurders, bedrijven etc. die een rol voor of achter de

schermen spelen bij de totstandkoming van voorstellen en in de besluitvorming.

Na een goede analyse van de shortlist van onderwerpen van de Nederlandse brandweer is

nauwkeuriger te definiëren welk onderwerp op welk momenten, met welke partij(en) en in welke

(onorthodoxe) vormen gepositioneerd dient te worden.

Hierna wordt een overzicht gegeven van de manieren waarop de Nedelandse brandweer actief dient

te worden om enige rol te kunnen gaan spelen in Brussel.

Beïnvloeding van

de binnenlandse

arena

IPO, VNG en de Unie van Waterschappen zijn permanent vertegenwoordigd

in Brussel. Hetzelfde geldt voor de G-4 (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag

en Utrecht) en georganiseerde Nederlandse regio‟s (de zuidelijke provincies,

Oost-Nederland, Noord-Nederland) etc.

Het ligt voor de hand om als brandweer – als gemeentelijke dienst en/of als

gemeenschappelijke regeling van een aantal gemeenten – gebruik te maken

van dit netwerk en van de op diverse dossiers te verwachten

overeenkomende standpunten van deze organisaties. Met name IPO en

VNG hebben een stevige structuur georganiseerd om proactief Europese

ontwikkelingen te beïnvloeden en er tijdig op in te spelen. Jaarlijks stemmen

IPO en VNG hun (Europese) jaarprogramma‟s af op het Jaarprogramma van

de Europese Commissie.

Overigens is er nationaal slechts sprake van een relatief beperkte

samenwerking tussen VNG en NVBR op het terrein van fysieke veiligheid.

Op dossiers als bouwen/milieu en het arbeidstijdendossier is deze tijdelijk

soms intensiever, maar doorgaans zien VNG en IPO de brandweer niet als

een onderdeel of verlengde van de gemeenten. Het beeld dat gemeenten,

provincies en brandweer elkaar nodig hebben om sterk in de EU te opereren

als het gaat om fysieke veiligheid bestaat dus nog bij geen van deze partijen,

hier dient dus de behoefte gekweekt te worden dat hierin geïnvesteerd wordt.

Er ligt dus een kans voor Brandweer NL om bij IPO en VNG aan de bel te

trekken en af te stemmen welke zaken zij voor het komend jaar/jaren in

Europa actief gaan beïnvloeden/volgen en bij welke dossiers de NVBR

betrokken zou willen zijn. Überhaupt is het zinvol om enkele malen per jaar

als NVBR met de EU-volgers van BZK, VNG en/of IPO bijeen te komen en te

bespreken welke dossiers een relatie met de brandweer hebben en of

Brandweer NL hierbij betrokken wil/kan zijn.

Een andere optie is de extra mogelijkheid om als Brandweer EU (en dus niet

als Brandweer NL) de lidstaat die de EU gedurende een half jaar voorzit,

tijdig van informatie te voorzien om bepaalde punten in EU-verband als

voorzitter te agenderen. Nederland is de eerste helft van 2016 (enkele

Page 20: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

3 . B r a n d w e e r l o b b y i n B r u s s e l 20

kabinetten verder) weer aan de beurt de voorzittersrol over te nemen en

vanaf eind 2014 kan het dus interessant zijn om de voor Brandweer NL

belangrijke (internationale) thema‟s bij de departementen actief op de

agenda te zetten16

.

Rechtstreeks

contact met chefs

de dossier,

rapporteurs,

beleidsmedewer-

kers

„It is not those who sign the decision, but those who write the text, who are

the most important people‟ en „the devil (or the saint) is usually in the detail‟.

Hiermee is aangegeven dat het vooral van belang is lijnen te leggen met

degenen die achter de schermen verantwoordelijk zijn voor de

totstandkoming van mededelingen, wetgeving, richtlijnen, subsidieregelingen

etc.

Wanneer enige eerste inspanning verricht wordt om daadwerkelijk in Brussel

eerste contacten met de Europese Commissie en andere organisaties te

leggen zal men verbaasd zijn hoe relatief eenvoudig het is om door te

dringen tot degenen die verantwoordelijk zijn voor de beleidsteksten en dicht

bij de Commissaris opereren. Europees georganiseerd zijn,

deskundigheid/specialismen, betrouwbaarheid en zo mogelijk ook

bekendheid zijn belangrijke voorwaarden om op dit niveau bij de EU 'binnen

te komen.

MEP’s informeren Europarlementariërs zijn goed toegankelijk als het gaat om onder de

aandacht brengen van dossiers. Persoonlijk contact is hierbij belangrijk, een

MEP wil uiteraard ook weten wat voor vlees hijz/ij in de kuip heeft. Via brief,

mail en teleonisch kan een eerste afspraak gemaakt worden, een

werkbezoek, (ontbijt)bijeenkomst of andere activiteit kan helpen om MEP‟s

warm te krijgen voor een dossier. Bij een sterke lobby is het zo dat zowel de

inhoudelijke experts van een organisatie als ook managers en bestuurders

zich op geplande momenten in dit lobbyproces mengen en daarmee

aangeven dat een onderwerp voor een organisatie van groot belang is.

Het inschakelen van een extern (PAM)bureau kan hierbij zinvol zijn voor het

organiseren van de juiste contacten op het juiste moment; de EFA heeft

bijvoorbeeld om deze reden het secretariaat bij Burson-Marsteller

Consultants ondergebracht.

Actieve rol bij

totstandkoming

beleid

De zogenaamde Green Papers en in definitievere vorm de White Papers

komen tot stand door een deel inbreng van beleidsmedewerkers van de

Commissie en voor een ander belangrijk deel door de betrokkenheid van

experts in „workinggroups‟, „expertcommittees „ etc.

Bij het opstellen van nieuw beleid plaatst de Commissie regelmatig

zogenaamde „Calls for experts‟ die de mogelijkheid bieden om bijvoorbeeld

namens de NVBR in een werkgroep te participeren.

Een andere mogelijkheid is natuurlijk om meer achter de schermen de

nationale afgevaardigden (meestal afkomstig van departementen) van

cruciale technische informatie te voorzien die hij/zij in onderhandelingen kan

inbrengen.

Stakeholder-

meetings

In april 2008 organiseerde de Unit Civil Protection van DG Environment een

„Stakeholders meeting „Towards a Community initiative in the field of disaster

prevention‟.

Een dergelijke bijeenkomst met enige tientallen specialisten van overhead,

maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven is een relatief toegankelijke

gelegenheid om vroegtijdig bij een voorstel betrokken te zijn en de eigen

speerpunten in te brengen (ook als het namens Brandweer NL is en niet

16

Een aardige optie voor de korte termijn zou nog kunnen zijn om het Zweeds voorzitterschap (2-2009) te

benutten om het onderwerp van verplichte rookmelders in alle woningen binnen de EU te agenderen (in Zweden

wordt door brandveiligheidsorganisaties al enige tijd getracht dit tot formeel beleid te maken).

Page 21: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

3 . B r a n d w e e r l o b b y i n B r u s s e l 21

namens Brandweer EU). Bovendien is het een goede gelegenheid om

gedurende de dag contacten te leggen en bijvoorbeeld over andere

onderwerpen te spreken.

Belangrijke zaken

rechtstreeks onder

de aandacht

brengen van

publieke media

Door (media)presentaties te houden, zo mogelijk in aanwezigheid van

MEP‟s, EU-commissarissen en nationale vertegenwoordigers wordt getracht

de besluitvorming in Brussel te beïnvloeden. Een effect is dat stakeholders

eerder wakker geschud worden.

De EFA is bijvoorbeeld steeds actiever om samen met andere „pressure

groups‟ middels publieke campagnes aandacht te vragen voor

brandveiligheid in woningen, normering voor de brandveiligheid van TV-

toestellen, bankstellen e.d. en voor rookmelders in woningen. De CTIF had

voor begin 2009 het voornemen om een receptie te beleggen voor MEP‟s om

daar nog eens de knelpunten m.b.t. de Working Time Directive toe te lichten.

Publieke

consultaties

Een DG probeert via publicaties (vooral internet) zo veel mogelijk burgers en

organisaties bij een beleidsontwikkeling of –evaluatie te betrekken. Een

recent voorbeeld is de evaluatie van de Seveso-II Directive in 2008 en voor

het toekomstige JBZ-beleid vanaf 2010. Voor een lobby-organisatie is dit een

minder effectief instrument om invloed uit te oefenen omdat reacties

expertopinions in een grote brei van reacties terechtkomt en daaruit

gedestilleerd dient te worden. Het is echter wel een relatief eenvoudige

mogelijkheid om nogmaals een eerder gemaakt punt in te brengen, zo

mogelijk door organisaties waar ondertussen bijvoorbeeld een alliantie mee

aangegaan is.

Europese

transnationale

allianties

Door als Brandweer NL – uiteraard op basis van de eigen ambities en

prioriteiten – de prioritaire dossiers in Europa helder voor de geest te

hebben, is het mogelijk om hier organisaties bij te zoeken die er baat bij

hebben om die dossiers eenzelfde gewenste uitkomst te laten hebben. Dit

betekent dat er actief op zoek gegaan moet worden naar deze partijen.

Brandweerorganisaties in andere lidstaten, Europese/internationale koepels,

producenten, maatschappelijke organisaties als de European Burn

Casualties Association (EBCA) en Alliance for Consumer Fire Safety in

Europe (ACFSE), milieugroepen, lagere overheden (VNG), departementen

etc. kunnen dan interessant zijn om de arena mee te betreden.

Soms zal dit als leider / aanvrager van subsidie zijn, andere keren meeliftend

op een organisatie die het kan gebruiken als het logo van Brandweer

Nederland op het project staat.

3.2.2 Organisatie van de brandweer en brandweertaken in Europa

Het profiel van Nederland als één van de kleinere lidstaten die al langer lid zijn van de EU is anders

dan dat van de jongere lidstaten. De lange geschiedenis van Nederland binnen de EU én het hoge

welvaartsniveau in Nederland zou het eenvoudiger moeten maken voor de Nederlandse overheid –

en dus ook de brandweer – om EU-beleidsontwikkelingen te monitoren, te beïnvloeden en te

implementeren. Tot voor kort had Nederland de status een duidelijk pro-Europees land te zijn, het

„nee‟ tegen de EU-Grondwet heeft hier echter verandering in gebracht. Bovendien is Nederland

natuurlijk één van de kleinere lidstaten (3,3% van het inwonertal van de EU) en moet dus harder /

slimmer roepen om zaken voor elkaar te krijgen.

Voor de Nederlandse brandweer gaat tot op heden niet op. Hoewel Nederland historisch gezien erg

internationaal georiënteerd is, is de brandweer vanaf de Brandweerwet 1952 lokaal/regionaal

Page 22: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

3 . B r a n d w e e r l o b b y i n B r u s s e l 22

georiënteerd17

. Het kost de Nederlandse brandweer dan ook nog steeds moeite om deze focus te

verruimen en keuzes te maken om hier verandering in te brengen. De Wet op de veiligheidsregio‟s

die in 2009 van kracht moet worden en de versterking van de regionale structuren, zal hier mogelijk

na bijna 60 jaar enige verandering in gaan brengen.

Hiervoor zijn twee belangrijke oorzaken te benoemen:

1. De huidige organisatievorm van de Nederlandse brandweer, met de gemeente als

verantwoordelijk bestuursorgaan én financieringsbron, wordt gestuurd vanuit een lokale en

hooguit regionale visie en prioriteiten.

2. Er is een grote afstand tussen de lokaal/regionaal gewortelde brandweer en het ministerie van

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dat o.a. verantwoordelijk is voor de meeste

regelgeving én op Europees vlak brandweerzaken behartigt. Het afbrokkelen van inhoudelijke

brandweerkennis binnen BZK het afgelopen decennium en de recente reorganisatie hebben er

bovendien voor gezorgd dat

Dé Europese brandweer bestaat niet. In de lidstaten worden in vele organisatievormen branden

geblust, mensen gered en slachtoffers vervoerd.

3.2.3 Op welke wijze volgt Brandweer NL Europese ontwikkelingen?

Eigenlijk kan ik hier kort over zijn: relatief passief en niet structureel. Natuurlijk zijn er hierop binnen

Brandweer NL uitzonderingen, deze zijn echter vaak ingegeven door specifieke belangen van

organisaties of individuen. Binnen de RRC of NVBR is geen specifieke capaciteit benoemd waarmee

structureel energie in Europa gestoken wordt.

Er zijn enkele zeer praktische mogelijkheden om met relatief weinig inspanning hier verandering in te

brengen en op de hoogte te blijven van Europese ontwikkelingen die relevant (kunnen) zijn voor

Brandweer NL. De belangrijkste zijn:

1. Abonneren op de nieuwsbrieven van „Europa Decentraal‟, „VNG-Internationaal‟ en „Nieuwsbrief

EU-Stimulering‟, (min. van BZK en Justitie) met brede berichtgeving over Europese regelgeving,

subsidieregelingen, projecten, evenementen e.d.

2. Abonneren op de EU-newsletters zoals de „Europa Newsletter‟ van de Deutsche

Feuerwehrverband voor specifieke berichtgeving over Fire and Rescue Services; gebruik maken

van de inspanningen van collega-branche-organisaties.

3. Via lidmaatschap van en frequente contacten met de FEU (de NVBR is lid, actieve inbreng) en de

EFA (Nifv en RRC actief) en via de CTIF (geen actieve rol van Brandweer NL) op de hoogte

blijven van EU-ontwikkelingen en informatie over ontwikkelingen binnen Brandweer NL aanreiken.

4. De RRC draagt de NVBR-programmaraden en onderliggende netwerken op om functies en/of

mensen aan te wijzen die de verantwoordelijkheid krijgen om op specifieke terreinen Europese

ontwikkelingen te volgen en hierover frequent te rapporteren. In een vervolgfase kan er voor

gekozen worden om deze mensen ook actief contacten te laten leggen en te laten onderhouden

(met name telefonisch en e-mail) en hierover frequent via de netwerken terugkoppeling te laten

verzorgen via de netwerken naar de programmaraden en de „Werkgroep Europa‟ kan hier de

nodige structuur in aangebracht worden18

.

5. Het op nationaal niveau afspraken maken met de Nederlandse beleidsmakers die namens

Nederland frequent in Brussel meepraten. Dit geldt voor BZK (afdeling Internationale Zaken),

VROM (afdeling Bouwkwaliteit) maar ook bijvoorbeeld SZW, VNG en IPO en betreft

ontwikkelingen die rechtstreeks van invloed zijn op Brandweer NL.

6. Het op Europees niveau afspraken maken met nationale en Europese

brandweervertegenwoordigers over passieve of actieve informatie en communicatie met

Brandweer NL.

17

Lochem, P.J.P.M. van, „Van brandweerzorg naar rampenbestrijding: ontwikkeling van het brandweerbestel van

1940-2006‟, in „Brandweer. Studies over organisatie, functioneren en omgeving [2007]. 18

Informatie en communicatie van/naar Europa zijn de sleutelwoorden voor het eerste stadium, pas in tweede

instantie gaat dit over in het actief verkrijgen van subsidies, het participeren in projecten of het mede beïnvloeden

van beleid.

Page 23: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

3 . B r a n d w e e r l o b b y i n B r u s s e l 23

7. Het jaarlijks enige malen deelnemen aan meetings en evenementen die de EU of gelieerde

organisaties organiseren met een relatie met fysieke veiligheid. Dit kan zijn van de jaarlijkse „EU

Open Days‟ in oktober, stakeholdermeetings van DG‟s (zoals voor „Disasterprevention‟ in april

2008), informatiebijeenkomsten over subsidieregelingen in Brussel en Den Haag etc.

Een complexere variant is om als branche te faciliteren dat er Nederlandse „nationaal experts‟

gecreëerd worden, zodat vanuit het werkveld actief geparticipeerd kan worden in EU-ontwikkelingen.

Dit is een complexer traject, om nationaal expert te worden dient namelijk een uitgebreid assessment

doorlopen te worden.

Daarnaast bestaan voor Brandweer NL dezelfde reguliere mogelijkheden die iedere inwoner van de

EU heeft om informatie in Brussel van de Commissie of rechtstreeks van europarlementariërs te

verkrijgen.

Er is nog geen sprake van een tijdige betrokkenheid bij dossiers of afspraken hierover met de

nationale departementen. Dit kan ook niet omdat uit de contacten met de respondenten blijkt dat er

maar weinig brandweer-experts in Europa zijn die actief zijn in de Europese Arena of in ieder geval

via de uitstekende mogelijkheden van de EU de (beleids)ontwikkelingen op de voet volgt.

Het is dus vooral ook een kwestie van onbekendheid en onwetendheid met de Brusselse structuur en

dossiers die er voor zorgen dat de brandweer niet of te laat reageert op een Europees voorstel.

3.3 Welke belangen heeft de Nederlandse brandweer?

Sinds het ontstaan van de EU bijna 60 jaar geleden heeft iedere organisatie in Europa een sterkere

grensoverschrijdende dimensie gekregen. Hoewel de Nederlandse brandweer dit lange tijd heeft

weten te beperken tot grensoverschrijdende samenwerking op lokaal en regionaal niveau, begint

deze ook steeds meer een echt internationaal karakter te krijgen. Zeker na de aanslagen in New York

in 2001 en de latere aanslagen dichter bij huis in Madrid en bijvoorbeeld Londen, heeft fysieke

veiligheid veel meer een internationale dimensie gekregen, wordt er meer grensoverschrijdend en

internationaal samengewerkt en is Nederland en de Nederlandse brandweer onderdeel van een

groter internationaal veiligheidsnetwerk19

.

Hoewel in de hele (westerse) wereld de laatste jaren een zwaarder accent op „security‟ (openbare

orde en veiligheid, sociale veiligheid e.d.) gelegd wordt dan op „safety‟ (de fysieke veiligheid), staan er

op internationaal en specifiek op Europees vlak belangrijke onderwerpen op de agenda die betrekking

hebben op het thema „fysieke veiligheid‟. De EU opereert op het vlak van fysieke veiligheid

langzaamaan (pro)actiever in haar beleidsontwikkeling en het is nu aan de (Nederlandse) brandweer

om hier vanuit haar expertise en takenpakket tijdig bij betrokken te worden en te blijven.

19

[Hoetjes, 2007]: Bij grensoverschrijdende samenwerking in Nederland blijkt steeds dezelfde kleine groep

personen zich bezig te houden met internationale contacten. De mate van specialisatie en professionalisering bij

het internationale werk is daarom vaak beperkt, de mate van persoonlijke inzet en enthousiasme vaak groot .

Europese lobby te provinciaals

Lobbyisten van de lagere overheden in Brussel opereren “vreselijk nationaal en provinciaal”. Dit stelt de

Rotterdamse hoogleraar Rinus van Schendelen. “De decentrale belangengroep moet zich zo snel mogelijk

ontdoen van haar binnenlandse klederdracht en zich europeaniseren.” Dit geldt volgens hem ook voor het

Huis van de Nederlandse Provincies, waarin lobbyisten uit de provincies en een aantal stedelijke gebieden

zich gezamenlijk in Brussel hebben gevestigd.

Van Schendelen verwacht dat het Huis binnen vijf jaar uit elkaar valt. “De gebieden met veel water kunnen

zich bijvoorbeeld aansluiten bij de Europese federatie van waterprovincies. Drenthe en Groningen kunnen

meeliften op het Duitse Nedersaksen en Brabant kan zich aansluiten bij de geïndustrialiseerde provincies.”

Van Schendelen heeft ook lof voor de werkwijze van de decentrale lobbyisten. Die halen volgens hem wel

degelijk punten binnen in Brussel. “Juist omdat ze, zoals ik bepleit, hun semi-formele en informele

contacten gebruiken voor hun lobby en Den Haag selectief en additioneel inzetten.”

Bron: Binnenlands Bestuur, 23-09-2005

Page 24: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

3 . B r a n d w e e r l o b b y i n B r u s s e l 24

Uit de voor deze studie geraadpleegde bronnen en de door de respondenten aangeleverde informatie

is een uitgebreide lijst van belangen voor Brandweer Nederland op te stellen. In eerste instantie ligt

de focus daarbij op de belangen van Brandweer NL in het algemeen, waarna ingezoomd wordt op de

relatie van die belangen met ontwikkelingen binnen de EU.

Als het gaat om public affairs management (PAM) voor/door de Brandweer in de EU dan zijn de

belangen in drie thema‟s te bundelen:

1. Het in de gewenste richting ontwikkeld krijgen van beleid, wet- en regelgeving die raakt aan de

schakels van de Veiligheidsketen.

2. Het verkrijgen van middelen (subsidies, besparingen, aanbestedingen) om taken adequater uit te

kunnen voeren.

3. Het verkrijgen van invloed via netwerken, agentschappen, workinggroups etc.

Hierna zal eerst per thema beschreven worden waaraan in EU-verband gedacht moet worden in

relatie tot de Nederlandse brandweer.

1. Het in de gewenste richting ontwikkeld krijgen van beleid, wet- en regelgeving die raakt aan

de schakels van de Veiligheidsketen

Wanneer het niet lukt om nationale wetgeving via een lobby gewijzigd te krijgen is het mogelijk

middels een Europese lobby dit wel in Europa voor elkaar te krijgen. Er worden dan meteen twee

vliegen in één klap geslagen: de suboptimale / ongewenste binnenlandse wetgeving wordt aangepast

en deze regels gelden meteen ook in de 26 ons omringende lidstaten van de EU.

2. Het verkrijgen van middelen (subsidies, besparingen, aanbestedingen) om taken adequater

uit te kunnen voeren

De financiering van de brandweer bestaat grotendeels uit inwonerbijdragen, inkomsten door het

verzorgen van opleidingen en oefeningen en subsidies (BDUR, Programmafinanciering Externe

Veiligheid, ESF e.d.). ESF20

was de eerste grote Europese financieringsregeling waar de

Nederlandse brandweer zeer succesvol gebruik van heeft gemaakt. In bijlage 2 zijn het Europees

Sociaal Fonds en andere fondsen/programma‟s opgenomen die mogelijk interessant kunnen zijn voor

het optimaliseren en faciliteren van de taken van Brandweer Nederland.

Als het bijvoorbeeld gaat om de Nedelandse Brandweer van de Toekomst

De brandweer kan ook in zijn rol als adviseur van bevoegde gezagen (gemeenten, provincies, rijk) bij

ruimtelijke projecten of het vergunnen van activiteiten baat hebben bij Europese ondersteuning en

contacten. Zeker bij bijzondere, grootschaligere projecten zoals de betuwelijn, HSL of 2e Maasvlakte

is er mogelijk tijd om EU-middelen te mobiliseren om nadere onderzoeken naar heikele

discussiepunten in te schakelen. Uiteraard vergt dit wel een vooruitziende blik in het

onderhandelingsproces omdat dergelijke aanvragen binnen de EU op zijn minst 6 maanden in beslag

nemen.

3. Het verkrijgen van invloed via netwerken, agentschappen, technical workinggroups etc.

Zoals in hoofdstuk twee al beschreven heeft de Europese Commissie slechts de beschikking over

een relatief klein aantal beleidsmedewerkers (circa 14.000 voor de 18 DG‟en). Er wordt binnen de EU

dan ook veel gebruik gemaakt van expertise uit de lidstaten. Het is ook voor de Nederlandse

brandweer mogelijk om, als experts op het gebied van risicobeheersing en crisismanagement op het

vlak van fysieke veiligheid, toe te treden tot één van de deskundigheidsgroepen (gebeurt nog slechts

sporadisch).

Leren maar ook uitdragen

Tot het verkrijgen van invloed behoort naar mijn mening ook het willen leren van best practices,

incidenten en crisis in de ons omringende landen. In nagenoeg alle Nederlandse beleidstukken en

wetenschappelijke literatuur over fysieke veiligheid wordt over de landsgrenzen gekeken. In de

praktijk leert de Nederlandse brandweer echter slechts vooral van de ervaringen in eigen land. Dit is

bijzonder omdat Nederland met haar 16,3 miljoen inwoners slechts 3,5% van de Europese bevolking

20

ESF: Europees Sociaal Fonds, de NVBR heeft over 2005, 2006 en 2007 ESF-subsidie ontvangen voor

scholing en training van medewerkers (ondersteuning door bureau EDU-Finance, www.esfvoordebrandweer.nl/)

Page 25: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

3 . B r a n d w e e r l o b b y i n B r u s s e l 25

vormt en er in de ons omliggende landen in Europa dus een veelvoud aan belangrijke en leerzame

cases zijn die voor onze eigen ontwikkeling nuttig kunnen zijn. Contacten op Europese schaal zullen

zeker bijdragen aan de nodige verbetering van kennisoverdracht en kennismanagement in Europa,

uiteraard ook omdat de EU kennismanagement, innovatie en Life Long Learning al jaren als één van

haar belangrijkste prioriteiten hanteert.

Naast het verkrijgen van kennis uit Europa is het ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid van

de Nederlandse overheid om kennis opgedaan in het eigen land te delen met de andere lidstaten.

Nederland had grote ongevallen zoals Bijlmerramp, Herculesramp, Vuurwerkramp, Cafébrand en

Schipholcellenbrand. Hier ligt een verantwoordelijkheid voor de Nederlandse overheid en dus deels

ook voor de brandweer om de kennis hierover uit te dragen om er aan bij te dragen dat dergelijke

ernstige ongevallen niet elders in Europa nogmaals gebeuren. Een goed voorbeeld hiervan is hoe

Jan Mans, voormalig burgemeester van Enschede, het European Forum Local and Regional

Disastermanagement oprichtte en het delen van kennis en het leren van rampen verder

georganiseerd heeft21

.

Fysiek in Brussel aanwezig zijn

In februari 2008 heeft de Raad voor regionale commandanten (RRC) een tweedaagse studiereis naar

Brussel georganiseerd voor RRC-leden om de vraag te beantwoorden „Wat zijn voor de brandweer

actuele kansen en bedreigingen op het Europese speelveld en welke implicaties moet dit hebben

voor de eigen organisatie?‟. Tijdens en na de tweedaagse hebben de deelnemers een notitie22

opgesteld over hoe de NVBR / RRC zich in Europa zou moeten manifesteren. In een later te

organiseren bijeenkomst zou nog aan de orde komen welke aanpassingen van de interne organisatie

van noodzakelijk is „in verband met de relevantie van Brussel‟.

In maart 2008 heeft de RRC het volgende besloten:

De NVBR kiest voor een onderwerpgerichte benadering, zo mogelijk in samenwerking met

strategische partners uit andere lidstaten (FEU, EFA, DFV e.d..).

Er worden geen middelen vrijgemaakt voor een (semi-)permanente vertegenwoordiging in

Brussel. Er wordt met beleidsontwikkeling meegelift op het netwerk en de specialisten van

BZK, Justitie, VNG, IPO e.d..

De RRC benoemt een „shortlist‟ van onderwerpen waarvoor de EU-aanvoerroute ontdekt zou

moeten worden. Voorbeelden zijn:

o Activiteiten in lijn met het Project „Strategische Reis‟ (de Nederlandse brandweer en

haar takenpakket in 2040, eindrapportage eind 2009)

o Projecten op het vlak van burgerparticipatie/ zelfredzaamheid

o Leiding en Coördinatie

o Informatievoorziening (meldkamersystemen, netcentrisch werken etc.)

o Transportveiligheid / vervoer gevaarlijke stoffen

o Brandveiligheid (rookmelders in woningen)

o Opleiding & Oefening (bijvoorbeeld in relatie tot het NVBR-Programma „Leren van

incidenten‟).

Het verwerven van subsidies en bijvoorbeeld een actieve rol binnen het Security Research

Programme23

en het „Civil Protection Financial Instrument‟ is weliswaar niet de „hoofdprijs‟ in

Brussel, maar is voor de korte termijn wel waar de RRC haar energie aan wil gaan besteden.

Invloed en agenda dienen georganiseerd te worden via de programmaraden en netwerken,

gecoördineerd door de Werkgroep Europa‟.

De RRC blijft actief met een delegatie deelnemen aan de FEU-vergaderingen.

Speciale aandacht dient geschonken te worden aan het briefen en debriefen van „Brussel-

gangers‟, bij voorkeur via de Programmaraden.

21

Uit: J. Mans, „Making local authorities conscious of risks‟, lezing tijdens de 11e ministeriële sessie van de

„Europese en Mediterrane zware ongevallen overeenkomst (EUR-OPA), oktober 2006. 22

RRC-Themasessie „Europa‟, 13 maart 2008, Agendapunt3.04, Bijlage 1 (zonder titel). 23

Programma om de EU veiliger te maken voor haar burgers, met name aandacht voor dreiging van terrorisme,

georganiseerde misdaad, natuurrampen, CBRNE-crises, Crisis Management Systeem voor de herstelfase, de

„First Responder of the Future‟, e.d. (http://ec.europa.eu/enterprise/security/index_en.htm)

Page 26: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

3 . B r a n d w e e r l o b b y i n B r u s s e l 26

Aan bovenstaande punten uit de RRC-vergadering van maart 2008 is nog weinig opvolging gegeven.

Begin 2009 gaat de aandacht van de RRC met name uit naar de subsidiemogelijkheden die de EU

biedt24

.

3.4 Britse brandweerlobby

Vanaf de regeringen Thatcher eind jaren ‟70 zijn als gevolg van privatiseringsdisccussies de

belangenorganisaties in Groot-Brittanië voor wat betreft de beïnvloeding van de EU zich steeds

zelfstandiger gaan organiseren. EU-zaken werd een onderdeel van iedere organisatie afzonderlijk,

die hiervoor eigen agenda‟s routes naar Brusselse stakeholders, allianties etc. ontwikkelden. Ook het

feit dat de Britse overheid over het algemeen nogal Euro-sceptisch is, noodzaakte veel organisaties

om zelf maar contacten te gaan onderhouden op het Europese vasteland.

Vanuit deze historie heeft de Britse „Federation of British Fire Organisations‟ (FOBFO) haar

beïnvloeding van de EU al langere tijd geleden als één van haar doelstellingen gesteld:

Lobbyen / beïnvloeden van belangrijke beleidsmakers / beslissers

Ondersteunen van handelsmissies binnen de Fire Industry Confederation (FIC)

Het organiseren van brandweergerelateerde congressen / seminars, vaak met deelname van

ministers en parlementsleden

Ook heeft de voorzitter expliciet tot taak om internationaal samen te werken (binnen de CTIF, op

onderwerpen als natuurbrand, gevaarlijke stoffen, ontwikkeling van jeugdbrandweer,

brandveiligheid e.d.).

De Britse lobby kenmerkt zich door het intensief beïnvloeden van de eigen nationale

parlementsleden, die de relevante punten dan vervolgens bij hun collega‟s in Brussel op de agenda

zien te krijgen. Vertegenwoordigers van de FOBFO zijn zelf ook regelmatig fysiek aanwezig en actief

in Brussel. De Brit Dennis Davis is momenteel voorzitter van de Europe-Commission van de CTIF en

hij bepleit in die hoedanigheid; „The active engagement with Europe‟s fire and rescue services and

their providers must become far more formalised, so that they become participants in developing this

new strategy.‟ Helaas is de rol van „Brandweer EU‟ nog lang niet zodanig professioneel en

betrouwbaar dat CTIF of FEU vroegtijdig door de EU als officiële partner benaderd worden.

3.5 Duitse brandweerlobby

Kenmerkend voor Duitse belangengroepen is hun verdeeldheid door het feit dat ook binnen Duitsland

de 16 deelstaten eigen regeringen en regelgeving hebben en dus een ander standpunt kunnen

uitdragen dan de nationale regering. Alle 16 deelstaten hebben dan ook een eigen kantoor in Brussel.

Tevens is het (economische) gewicht van de Duitse lobbyisten van belang, met bijna 20% van alle

inwoners van de EU en de grote economische kracht van Duitsland.

De Duitse Brandweer is middels een bureau van de Deutsche Feuerwehrverband (DFV) sinds

februari 2008 in Brussel vertegenwoordigd. Deze Duitse brancheorganisatie representeert:

25.000 vrijwillige brandweerkorpsen met 1,3 miljoen vrijwillige brandweermensen

100 beroepskorpsen met 27.600 beroeps brandweermensen

860 bedrijfsbrandweren met 30.000 „industriële‟ brandweermensen

261.000 leden jeugdbrandweer

35.000 brandweerkazernes

De Duitse Brandweer is net zoals de Nederlandse en de Franse voor een groot deel op vrijwilligheid

gebaseerd en heeft daarmee een belangrijke overeenkomst met de Nederlandse brandweer. Ook het

takenpakket van de Duitse brandweer lijkt sterk op dat van de Nederlandse brandweer. Daarnaast

wordt echter ook spoedeisende medische hulp verleend en patiëntentransport verzorgd.

Sinds februari 2008 heeft de DFV als eerste Europese brandweerorganisatie een „permanent‟ kantoor

in Brussel. Ook de Duitse collega‟s zijn naar aanleiding van de Working Time Directive

wakkergeschud over de mogelijke impact van Europees beleid en hebben in 2007 besloten

24

Informatie afkomstig uit overleg van RRC Werkgroep Europa met het ministerie van BZK, 8 januari 2009.

Page 27: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

3 . B r a n d w e e r l o b b y i n B r u s s e l 27

structureel in Brussel vertegenwoordigd te willen zijn. Internationale en met name Europese

belangenbehartiging is dan ook één van de leidende doelstellingen van de DFV.

Inhoudelijk volgt het DFV-bureau (1 lobbyist circa 2 dagen per maand, 1 medewerker fulltime) over de

volle breedte de EU-agenda om tijdig betrokkenheid te kunnen organiseren voor mogelijk

interessante dossiers voor de brandweer. Inhoudelijk is er o.a. aandacht voor de EU Rijbewijs-

Richtlijn (91/439/EWG), subsidies binnen het Civil Protection Financial Instrument25

, het tegengaan

van een centraal georganiseerde „Europese Rampenbestrijdsingsorganisatie‟ en bijvoorbeeld ook de

versterking van deelname van migranten aan de brandweer. [Deutscher Feuerwehrverband, 2008].

De DFV heeft overigens de achterban in Duitsland georganiseerd, voordat zij de stap naar Brussel

gezet heeft . De DFV mag in Brussel namelijk namens de 4 Duitse Brandweerbranches spreken: de

DFV zelf, de Vereniging voor Commandanten van Beroepsbrandweren, de Vereniging van

Bedrijfsbrandweren en de Duitse Vereniging voor Brandpreventie. De Duitse brandweer weet het

belang van een goed georganiseerde belangenbehartiging in Europa goed te schatten en streeft de

komende jaren naar een verdere uitbouw en versterking van de vertegenwoordiging in Brussel.

Netwerken op Europees vlak doet de DFV binnen de CTIF (zie paragraaf 4.3.4), waar de DFV ook

fysiek continu capaciteit aan levert.

De DFV is enige dagen per maand in haar „Brussels Office‟26

te vinden en de twee medewerkers

verruilen Berlijn voor Brussel slechts dan wanneer er specifieke bijeenkomsten zijn waar het van

belang is fysiek als DFV aan deel te nemen.

De belangrijkste doelstellingen van het DFV-bureau zijn:

Het vormen en onderhouden van netwerken (vooral het in het beginstadium „intakken‟ in

bestaande netwerken vergt grote inspanningen)

25

Subsidieregeling gecoördineerd door DG Environment, Unit Civil Protection met een totaal budget van 189,8

miljoen euro voor 2007-2013. Ten opzichte van het programma voor 2001-2006 is er in deze programmaperiode

meer aandacht voor risicobeheersing en preparatie (Europese Raad, besluiten 5215/07 and 6974/07). 26

Ondergebracht in het Brussel-kantoor van de deelstaat Hessen, waar de DFV goede contacten mee heeft.

Figuur 5 Dynamiek waarbinnen de Duitse brandweer zich bevindt [bron: 'Warum auch die

Feuerwehr nicht ewig ist' Presentatie tijdens DFV-congres ‘Mut zur Zukunft’, W.R.

Dombrowsky, Berlijn, februari 2008].

Page 28: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

3 . B r a n d w e e r l o b b y i n B r u s s e l 28

Ontwikkelingen volgen, informatie vergaren en informatie delen

Advisering en het verstrekken van bijzonderheden over organisatiebrede brandweerzaken aan de

achterban in Duitsland, in Brussel en internationaal (via de CTIF).

Het de komende jaren versterken van het Europese brandweernetwerk en het EU-bureau van de

DFV uit te bouwen tot een „gezamenlijk bruggenhoofd voor de Europese Brandweer‟.

De DFV is in 2008 gestart met het uitgeven van een digitale Nieuwsbrief Europa27

‟, waarin zij de

belangrijkste ontwikkelingen opneemt die voor de Duitse Brandweer van belang kunnen zijn.

3.6 Belangen van de EU op het vlak van fysieke veil igheid

De grote risico‟s van deze tijd beperken zich in hun

verschijningsvormen niet tot één gemeente, regio of

lidstaat. Grenzen zijn open, veiligheid is

wereldomvattend in ketens georganiseerd en niet

meer een puur nationaal iets. Ook de

veiligheidssystemen zijn sterk afhankelijjk van

wereldwijde technologie zoals GPS, e-mail,

satellieten etc. [Colijn, 2007].

De EU heeft in haar beleid onder pijler 3 de laatste

jaren steeds meer (fysiek) veiligheidsbeleid

opgenomen. Echter ook in de meer oorspronkelijke

beleidsterreinen onder pijler 1 zijn veel terreinen te

benoemen waar Brandweer Nederland actief is en

waar blijkbaar in de Nederlandse filosofie op

veiligheid „zaken gedaan moeten worden‟.

De kern van het veiligheidsbeleid zit echter in pijler

2 en 3 en vanuit deze meer internationale, op

security gerichte veiligheidspolitiek stelt de EU

steeds meer beleid op en subsidies beschikbaar.

Het lijkt er niet op dat de EU haar doelstellingen op

het vlak van fysieke veiligheid duidelijk gebundeld, met gekwantificeerde doelen heeft opgesteld. De

EU is een netwerkorganisatie die partijen bij elkaar brengt en middels wet- en regelgeving,

onderzoeken en subsidieregelingen zorgt voor de uitwisseling van best practices. Door van elkaar te

leren en buiten het eigen geografische gebied te willen treden, wordt getracht om verspreid over alle

lidstaten de kwaliteit van het leven te verbeteren. Duurzame ontwikkeling28

, innovatie en kennisdeling

zijn daarbij belangrijke thema‟s die ook in het kader van „safety and security‟ binnen de EU steeds

vaker gehanteerd worden. Ook het voorzorgsbeginsel wordt zowel door de EU als de nationale

overheid gehanteerd op steeds meer beleidsterreinen, waaronder dat van (fysieke) veiligheid29

.

Voor 2009 heeft de Europese Commissie als concrete initiatieven op het vlak van fysieke veiligheid –

en daarmee voor Brandweer NL mogelijk interessant – de volgende onderwerpen benoemd30

:

Initiatief om de reactiecapaciteit op het gebied van de civiele bescherming te vergroten.

Actieplan voor de beperking van het gevaar van terroristische aanvallen van chemische,

biologische, nucleaire of radiologische aard.

Voorstellen voor een efficiëntere civiele bescherming, met name om vervolg te geven aan de

mededeling betreffende preventie (nog niet gepubliceerd).

27

VFB Sondernewsletter Schwerpunkt Europa Nr. 1 2008 d.d. 4 Juli 2008 en Nr. 2 d.d. 22 september 2008.

Abonneren kan via www.dfv.org/newsletter. 28

De EU hanteert voor de term „duurzame ontwikkeling‟ de definitie uit het Brundtland-rapport ('Our Common Future', 1987): “Ontwikkeling die tegemoetkomt aan de behoeften van de huidige generaties zonder de mogelijkheden van de toekomstige generaties in gevaar te brengen om hetzelfde te doen”, waarbij milieubescherming, economische groei en sociale rechtvaardigheid de drie voornaamste pijlers zijn. 29

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid [2008] stelt dat voorzorg ook voor de EU een

„essentieel beleidsinstrument‟ is. 30

Jaarlijkse beleidsstrategie voor 2009, Europese Commissie, COM(2008) 72 definitief, Brussel, 13-02-2008.

Figuur 6 Aantal gevallen van Blauwtong, oktober

2006 [Takken, 2006].

Page 29: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

3 . B r a n d w e e r l o b b y i n B r u s s e l 29

Voortgangsverslag betreffende maatregelen in verband met mogelijke risico‟s en voordelen van

nanomaterialen voor de menselijke gezondheid en het milieu.

Verdere ontwikkeling van het Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem van de nieuwe

generatie (“Single European Sky Air Traffic Management Research” - SESAR) en het Europese

verkeersleidingsysteem voor de spoorwegen (“European Rail Traffic Management System” -

ERTMS).

In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsontwikkelingen, programma‟s en

subsidieregelingen die de EU op dit moment kent.

Versterking territoriale cohesie

In Europa bestaan al sinds jaar en dag programma‟s voor regionale versterking en sinds het Verdrag

van Madrid (1980) zijn de lidstaten verplicht om samenwerking van decentrale overheden over de

grens te bevorderen en te vergemakkelijken [Hoetjes, 2007]. De EU en BZK stimuleren

grensoverschrijdende samenwerking sterk, ook op het vlak van fysieke veiligheid, risico-informatie en

rampenbestrijding (o.a. op grond van het Verdrag van Helsinki), informatievoorziening, innovatie etc.

Vaak is deze samenwerking formeel georganiseerd in Euregio‟s, die als makelaar en wegwijzer

tussen overheden in de grensstreek functioneren31

. Middels territoriale cohesie-mechanismen streeft

de EU er naar om partijen uit buurlanden met elkaar in contact te laten treden, kennisoverdracht te

bewerkstelligen en innovatieve oplossingen voor bestaande knelpunten te stimuleren.

Crisisresponse

In geval van grotere crises treedt de EU in bepaalde gevallen coördinerend op net zoals de lidstaten

dat op nationaal niveau doen. Op politiek en operationeel terrein wordt dan gezamenlijk bepaald

welke maatregelen op EU niveau genomen dienen te worden. De nationale bevoegdheden mogen

daarbij uiteraard niet aangetast worden [Wamsteker, 2006]. Middels het Monitoring Information

Center (MIC) heeft de Unit Civil Protection sinds 2002 de beschikking over een operationeel centrum

ten tijde van crises. Ook wanneer de EU buiten Europa hulp verleent, vervult het MIC een

coördinerende rol.

Disaster Prevention

De Europese Commissie is eind 2007 gestart met een onderzoek dat moet leiden tot een initiatief

„Community programme for disaster prevention‟. Na de bosbranden in 2007 in Bulgarije en

Griekenland en de grootschalige overstromingen in o.a. Groot-Brittanië wilde de EU weten welke

mogelijkheden er op Europees vlak bestaan om preventieve maatregelen tegen dergelijke

(natuur)rampen te nemen. In april 2008 organiseerde de EU een stakeholdersmeeting, begin 2009 is

een witboek over dit onderwerp verwacht.

31

Een andere, minder opvallende, wijze van transnationale afstemming en samenwerking is die van de stedenbanden. Deze contacten met gemeenten in andere landen – vaak ook in Oost-Europa – zijn voor de EU ook een voorbeeld van „post-accession assistance‟ aan lidstaten die recent toegetreden zijn [Hoetjes, 2007]. In Nederland zijn er incidenteel uitwisselingen tussen brandweerkorpsen binnen de structuur van een stedenband; vaak blijft het echter bij een enkele keer en wordt er niet structureel invulling aan gegeven.

Page 30: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

4 . M o g e l i j k h e d e n v o o r e e n N e d e r l a n d s e b r a n d w e e r l o b b y 30

4 Mogelijkheden voor een Nederlandse brandweerlobby

“Als het om praktische gegevens over het bedrijfsleven of een branche gaat, zullen

Europarlementariërs die van Europese belangenbehartigers willen betrekken.”

(Rogier Chorus, goeroe van de Nederlandse lobbyisten in Brussel in „ManagementScope, juli/augustus 2008).

4.1 Inleiding

Met de informatie over de EU en de brandweerlobby in Brussel uit de vorige hoofdstukken wordt in dit

hoofdstuk verder ingezoomd op de mogelijkheden die er voor „Brandweer NL‟ in Europees verband

bestaan om invloed uit te oefenen in en te profiteren van de EU. De volgende deelvragen worden in

dit hoofdstuk behandeld:

“Hoe dient Brandweer Nederland haar beïnvloeding van de Europese Unie vorm te geven,

rekening houdende met haar historie, cultuur en structuur? Welke inspanningen zijn mogelijk

en hoe effectief zijn zij?”

“Hoe kan de vorming van Veiligheidsregio‟s in Nederland als een kans benut worden om de

belangen van de Nederlandse brandweer in Europa sterker te positioneren?”

4.2 Actuele en toekomstige beleidsthema’s Brandweer Nederland

4.2.1 Historie, cultuur en structuur van de Nederlandse brandweer

Het is van belang om enige kennis te hebben van historische ontwikkelingen in het Nederlandse

Brandweerbestel32

om de huidige oriëntatie en positie van Brandweer NL te kunnen verklaren.

Historisch is de brandweerzorg in Nederland altijd aan de gemeenten verbonden geweest. Na de

Tweede Wereldoorlog geldt een „Tijdelijk brandweerbesluit‟ dat de basis vormde voor de eerste

Brandweerwet van 1952. De gemeenten krijgen hierin formeel de autonomie over de brandweerzorg,

de rijksoverheid heeft een toezichthoudende rol en kan nadere voorschriften stellen. In de jaren zestig

starten echter al de discussies over hervorming van de organisatie van de brandweer, die met haar

sterke lokale borging de aansluiting met technologische en maatschappelijke ontwikkelingen lijkt te

gaan missen. Bovendien blijken gemeenten niet gevoelig voor vrijwillige regionalisering. Na nog

enkele zware ongevallen (o.a. explosie DSM Geleen 1973) komt het Kabinet Den Uyl in 1975 met de

conceptnota over hulpverlening bij ongevallen en rampen. Samenvoeging met de in 1952 opgerichte

Bescherming Bevolking (BB) was hierin nog niet aan de orde, wel neemt de rijksoverheid

medeverantwoordelijkheid voor de (grootschalige) hulpverlening. Hiervoor én om de regionalisering te

bevorderen komen er vanaf midden jaren zeventig structureel financiële middelen beschikbaar voor

de regionale brandweer. Langzaamaan houdt de rijksoverheid zich steeds meer bezig met de

brandweerzorg en krijgen ontwikkelingen steeds meer een centralistisch karakter. Met de

Brandweerwet 1985 wordt de regionale samenwerking geformaliseert en is de regionale brandweer

o.a. verplicht een meldkamer in te stellen en de voorbereiding van de coördinatie van de

rampenbestrijding op te pakken. De daarop volgende jaren wordt aan de regionale samenwerking

verder invulling gegeven, maar wordt daarnaast ook gestart met het Project Versterking Brandweer

(1995-1999), dat met name gericht was op professionalisering van de gemeentelijke brandweer. Na

de Vuurwerkramp in Enschede in mei 2000 en de Cafébrand Volendam 7 maanden later werd er voor

de voorkant van de veiligheidsketen nog een extra versterkingstraject ingezet met het Project

Versterking Pro-actie en Preventie (2001-2003). Tenslotte leidden de aanslagen in New York (2001),

Madrid (2004) en Londen (2005) en de oorlogen in Irak en Afghanistan definitef tot het besef dat „de

bestuurlijke organisatie onder de loep moet worden genomen op het gebied van taken,

bevoegdheden, verantwoordelijkheden en financiering‟. Het in 2003 gestarte „Project Veiligheidsregio‟

leidde tot een eerste concept Wet veiligheidsregio medio 2006. De politieke discussie over dit

wetsontwerp heeft inmiddels tot meerdere herzieningen van het wetsvoorstel geleid, vooralsnog wordt

het „eindconcept‟ maart 2009 door de Tweede Kamer behandeld en beoogt het kabinet de wet nog in

2009 van kracht te laten worden.

32

Informatie over de historische ontwikkeling van het Nederlandse Brandweerbestel is overgenomen uit

[Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, 2006] en [Helsloot e.a., 2007].

Page 31: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

4 . M o g e l i j k h e d e n v o o r e e n N e d e r l a n d s e b r a n d w e e r l o b b y 31

Besluitvorming over de brandweerzorg en rampenbestrijding (risico- en crisisbeheersing) vindt dus nu

al en op de korte termijn nog veel meer vanuit een bovenlokale structuur plaats. Op regionaal niveau

worden strategische visies en de uitwerking ervan in missies en meerjarenplanningen opgesteld,

lokaal zijn er steeds minder onderwerpen waar het College van B&W en de Gemeenteraad

rechtstreeks zeggenschap over hebben, zij hebben hier over het algemeen in het verleden ook weinig

aandacht voor gehad [IOOV, 2006].

Op landelijk niveau is ondertussen een soortgelijke ontwikkeling gaande: de Raad van Regionale

Commandanten (RRC) bestuurt de branchevereniging NVBR en de voorzitters van de 26

Veiligheidsregio‟s besluiten over steeds meer multidisciplinaire thema‟s in het Veiligheidsberaad.

Steeds meer zaken zoals informatiemanagement, financiën en personele vraagstukken die

rechtstreeks ook voor de brandweer gelden, worden over de RRC heen besloten en de RRC/NVBR is

dan ook op een aantal terreinen medebeslisser, adviesorgaan of klankbord.

4.2.2 Actuele en toekomstige beleidsthema’s

Brandweer NL houdt zich met een groeiend aantal thema‟s actief bezig, waarbij de „orderportefeuille‟

de afgelopen decennia een steeds breder karakter gekregen heeft. Vanuit de oorspronkelijk lokaal

geborgde, technisch en intern georiënteerde brandweer33

, ontwikkelt deze zich de laatste jaren

steeds meer tot een bovenlokaal/regionaal georganiseerde, omgevingsgerichte brandweer.

Inhoudelijk heeft de brandweer de afgelopen decennia zich naast brandbestrijding verbreed met

steeds meer (specialistische) hulpverleningstaken, ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen, steeds

meer aandacht en formele advisering op het vlak van risicobeheersing en maakt zij de ontwikkeling

door van de klassieke rampenbestrijding naar een moderne crisisbeheersing.

Concrete actuele dossiers voor Brandweer NL zijn momenteel (nog steeds) het Functioneel

Leeftijdsontslag (FLO), de tweede loopbaan, het Arbeidstijdenbesluit en de extra eisen die aan

opleiding en oefening (professionaliteit) worden gesteld.

Strategische Reis NVBR

De NVBR heeft eind 2008 bestuurders meegenomen op een reis naar de toekomst en in vier

scenario‟s geschetst hoe de brandweer (of een soortgelijke organisatie) er over 40 jaar uitziet:

Muller en Helsloot poneerden in „Brandweer, Studies over organisatie, functioneren en omgeving

(2007) naar aanleiding van de artikelen in het boek al een aantal stellingen34

over de toekomst van de

brandweer. Deze stellingen komen voor een groot deel ook terug in de toekomstvisie van de NVBR,

de „Strategische Reis‟ naar de brandweer in het jaar 2040 [Nederlandse Vereniging voor Brandweer

en Rampenbestrijding, 2008]. De reis begon in 2007 en in 2008 werden binnen het project de

bouwstenen bepaald. In een bestuurlijke conferentie eind 2008 werden vervolgens de volgende vier

modellen voor Brandweer NL 2040 gepresenteerd35

: „

Nachtwakerbrandweer: in extremo een type brandweer die alleen nog als laatste redmiddel

fungeert in geval van grootschalige ontwrichting van de maatschappij; alle overige incidenten

worden door andere organisaties en de burgers zelfs aangepakt.

Mantelbrandweer ( „noaberschap‟): sociaal gedrag waarbij de bevolking zelf bereid is een bijdrage

te leveren, onderlinge hulpvaardigheid op lokaal niveau met veerkrachtige burgers. Een

brandweer die een breed scala aan veiligheidsdiensten levert en midden in de samenleving staat.

Regiebrandweer: een totale ketenbenadering met terugkoppelingsmechanismen, samenwerking

met sociaal-economische dimensies met als middelpunt een brandweer die regie voert met

bevoegdheden gebaseerd op een rijkdom aan kennis.

Continuïteitsbrandweer: niet veiligheid maar continuïteit (veel breder) is het hoogste doel, de

netwerksamenleving is hierbij een nadeel; het identificeren, organiseren, regisseren en optreden

noodzaakt een dienstverlener met een breed pakket.

33

„Brussel raakt het fundament van iedere organisatie‟, Galan Groep Report, Baarn, 2006. 34

De tien stellingen in het kort: zichtbaarder in de samenleving, brandweer is geen Calimero, zorg dat dé

Nederlandse Brandweer bestaat, vrijwilligheid als waarde en als risico, verbetering professionaliteit en cultuur,

betere repressie maar vooral meer preventie, naar een bredere taakstelling als opmaat voor één fysieke

veiligheidsorganisatie, verdergaande samenwerking en integratie met de politie, beperk het risico van

incidentsturing en ontwikkel een echte brandweerwetenschap. 35

Spreektekst voorzitter NVBR C. van de Wiel, strategische conferentie project „Strategische Reis‟.

Page 32: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

4 . M o g e l i j k h e d e n v o o r e e n N e d e r l a n d s e b r a n d w e e r l o b b y 32

Met deze toekomstmodellen voor ogen schetst de NVBR voor de middellange termijn drie belangrijke

ontwikkelingen die in gang gezet / versneld ingevoerd dienen te worden om een te grote achterstand

van de brandweer te voorkomen op de korte termijn. Ten eerste de vorming van een specialistische

landelijke brandweerorganisatie (parallellen met KLPD). Ten tweede het toestaan van geografische

differentiatie op basis van regionale risicoprofielen. En tot slot het investeren in de implementatie van

technologische ontwikkeling („proven technology‟).

De hiervoor geschetste historische en huidige ontwikkelingen binnen Brandweer NL zijn belangrijk om

te kunnen bepalen op welke wijze Brandweer NL haar beïnvloeding van de EU dient vorm te geven.

4.3 Actoren en hun rollen

Voor een brandweerlobby in Brussel dienen de belangen van de brandweer vooraf goed inzichtelijk te

zijn en dient de nodige preparatie verricht te zijn op de daaraan gekoppelde dossiers in Nederland en

Europa. Hierbij hoort ook een uitgebreide actorenanalyse om te weten met en tegen wie in de arena

gestreden wordt of kan worden.

Zoals in hoofdstuk 0 gesteld is zijn er vele partijen – waaronder de EU zelf – met een (fysiek)

veiligheidsbelang in Europa. Het is de kunst en uitdaging om zo nodig, mogelijk of wenselijk met deze

partijen zaken te doen om gezamenlijke belangen te identificeren, analyseen en vervolgens mogelijk

middels een lobby uit te dragen.

Hierna volgt een opsomming van de belangrijkste partijen voor de Nederlandse brandweer die we –

pro of contra – tegenkomen op het Europees speelveld.

4.3.1 Nederlandse Vereniging voor Brandweer en Rampenbestrijding

Nederland kent feitelijk één brancheorganisatie voor de Brandweer: de Nederlandse Vereniging voor

Brandweer en Rampenbestrijding (NVBR). De NVBR heeft een (relatief klein) stafbureau en wordt

qua beleidsontwikkeling programmatisch georganiseerd en wordt gestuurd door de Raad van

Regionale Commandanten (RRC), welke ondersteund wordt door de Adviesraad.

De kerntaken van de NVBR zijn:

Strategische belangenbehartiging NVBR: meningvormend zijn, begeleiden van en afstemmen

met, contacten onderhouden op nationaal en internationaal niveau, „het veld‟ van de

brandweerzorg en rampenbestrijding vertegenwoordigen.

Organiseren van de samenwerking: onder het Motto „Van 25x1 naar 1x25‟.

Dienstverlening aan de leden: leveren van collectieve diensten en individuele service aan haar

leden.

Deze taken voert de NVBR uit middels onderstaande structuur, ondersteund door een bureau van

ruim 20 medewerkers36

. Met de complexiteit van deze structuur, voor een groot deel leunend op de

vrijwillige inspanningen van specialisten uit het land en inhuurkrachten, heeft de Nederlandse

brandweer aardig wat weg van de EU-slangenkuil. De sterke lokale binding van Brandweer NL en de

nog maar recent zichzelf versterkende regio‟s (zie ook paragraaf 4.2.1) maakten deze

netwerkstructuur tot de suboptimale basis voor de ontwikkeling van Brandweer NL de afgelopen

jaren.

In haar jaarverslag 2007 benoemt de NVBR een groot aantal dossiers waar de NVBR en/of al haar

schakels aan willen werken in 2008 en daarna. Voorbeelden zijn continuering van de ESF-subsidies,

verankering van het Actieprogramma Brandveiligheid37

en het organiseren van Life Long Learning.

Bij een deel van de activiteiten van de NVBR is al sprake van een multidisciplinaire benadering in

Veiligheidsregio-verband: zowel GHOR, Politie, Gemeenten, Brandweer als Defensie (soms) hebben

dezelfde belangen en participeren in programma‟s/projecten. Steeds meer van deze onderwerpen die

nu nog mono-disciplinair binnen de NVBR/RRC behandeld worden zullen in de nabije toekomst op de

36

Jaarverslag 2007 [Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding, 2008]. 37

Ministerie van BZK, Ministerie van VROM, 2007

Page 33: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

4 . M o g e l i j k h e d e n v o o r e e n N e d e r l a n d s e b r a n d w e e r l o b b y 33

agenda komen van het Veiligheidsberaad (voorzitters Veiligheidsregio‟s) en bijvoorbeeld de Raad

MIV (Multidisciplinaire Informatievoorziening).

Internationale agenda binnen de RRC

Opvallend is dat de NVBR het voeren van een lobby voor de Nederlandse brandweer niet expliciet als

kerntaak heeft benoemd, in tegenstelling tot de Duitse en Britse brancheorganisaties die meer met

een (internationale) blik naar buiten opereren. De NVBR richt zich nauwelijks op ontwikkelingen

buiten Nederland. De voornaamste internationale contacten van de Nederlandse brandweer zijn van

grensoverschrijdende aard, van individuele korpsen/regio‟s met de brandweer aan de andere zijde

van de landsgrens. In veel gevallen zijn deze contacten tot stand gekomen na grote incidenten in het

(verre) verleden en in een aantal gevallen bestaat er een historische of geografische verwevenheid

tussen korpsen rond de grens. Het ministerie van BZK stimuleert al jaren actief de grensover-

schrijdende samenwerking tussen brandweerkorpsen en heeft dit ook in 2009 prominent als

prioriteit38

.

Buiten de grensoverschrijdende samenwerking en projecten wordt de internationale focus door

Brandweer Nederland vanuit de RRC ingevuld; de NVBR speelt hierin geen formele rol. Eén van de

RRC-leden heeft de portefeuille „Internationaal‟ en is trekker van de „Werkgroep Europa‟ (momenteel

J. Rooijmans, Zuid-Oost Brabant).

Deze werkgroep en de portefeuillehouder worden niet of nauwelijks ondersteund met capaciteit vanuit

de NVBR. Er is ook geen formele verbintenis met een programmaraad of netwerk waar de Werkgroep

Europa formeel een beroep op capaciteit kan doen en gebruik kan maken van de denkkracht binnen

de netwerken. De Internationale Portefeuille binnen de RRC staat dan ook nog steeds in de

kinderschoenen en kan zich op deze wijze nauwelijks verder ontwikkelen.

38

Uit gesprek met Gerrit Haverkamp, senior beleidsmedewerker ministerie van BZK, december 2008.

Figuur 7 Structuur NVBR 2007 (NVBR, 2008)

Page 34: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

4 . M o g e l i j k h e d e n v o o r e e n N e d e r l a n d s e b r a n d w e e r l o b b y 34

4.3.2 Nederlandse maatschappelijke organisaties

In Nederland zijn de Brandwondenstichting en de Stichting Consument en Veiligheid wel de

bekendste partijen die zich inzetten voor het voorkomen en beperken van de gevolgen van brand en

voor de verbetering van de zorg voor slachtoffers. Deze en soortgelijke andere instellingen kunnen

een waardevolle partner vormen in de „Arena‟ die ook in de eigen lidstaat opgebouwd en

onderhouden dient te worden.

Omdat deze Nederlandse organisaties lid zijn van Europese koepelorganisaties, zijn deze contacten

in Nederland waardevol voor een eventueel Europees lobbytraject.

VNG, IPO, G-4, Unie van Waterschappen

Koepels als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en

de Unie van Waterschappen zijn al enige jaren actief aanwezig in Brussel in bijvoorbeeld het „Huis

der provinciën‟. De G4-lobbyisten brengen de steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht

naar Brussel en werken bijvoorbeeld nauw samen met de belangenorganisatie Eurocities39

.

Daarnaast versterken zij het Europees bewustzijn bij de achterban in Nederland. Deze lobbyisten

openen deuren bij EU-instellingen en organiseren ontvangsten en (internationale) ontmoetingen over

belangrijke thema‟s. Nationaal zijn organisaties als de VNG actief op een breed scala aan dossiers

waar ook de Nederlandse brandweer mee bezig is (Veiligheid, Gezondheid, Ruimtelijke Ordening,

Vergunningverlening, Verkeer etc.). Hoewel de VNG in de praktijk haar oren zelden richt op

brandweerdossier, zijn er ongetwijfeld beleidsterreinen waar de brandweer en gemeentekoepel elkaar

nodig hebben. Een voorbeeld is de milieukwaliteit/veiligheid in woongebieden/binnensteden in relatie

tot het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor.

MEP Van Nistelrooij onderschrijft ook dat de VNG en IPO belangrijke partijen zijn voor Brandweer

Nederland om mee af te stemmen, zaken mee te doen of mee te liften bij Europese ontwikkelingen.

Gebruik als het mogelijk is bestaande partijen met een stevig netwerk binnen de EU om op te starten.

Het is zinvol om structureel en in het bijzonder natuurlijk bij het meedingen naar subsidies een

alliantie met deze partijen aan te gaan om de professionele insteek van de brandweer en de politiek-

bestuurlijke insteek van VNG en IPO te bundelen op de route naar de EU.

4.3.3 Nederlands en internationaal bedrijfsleven

Steeds meer bedrijven richten zich actief op beleidsontwikkelingen, subisidieregelingen en projecten

in Europees verband. De grotere multinationals zijn hiertoe zelfstandig in staat, Philips is één van de

bedrijven die een zeer lange ervaring hebben in en professionele EU-lobby. Anderen organiseren zich

in Europa via bijvoorbeeld de brancheorganisaties zoals het Midden- en Kleinbedrijf (MKB

Nederland), de chemische energie (Vereniging van Nederlandse Chemische Industrie VNCI), de

transportsector (Transport en Logistiek Nederland), de installatiebedrijven (VEBON) etcetera. Deze

branches zijn ook vaak aangesloten bij internationale associaties, zo is het MKB is actief lid van de

Europese branches EUAPME en Eurocommerce. Op het gebied van het vervoer van gevaarlijke

stoffen spreekt de EU bijvoorbeeld met partijen als de European Liquified Petroleum Gas Association

(AEGPL) en de European Industrial Gas Association (EIGA)40

.

Corporate Security

Er zijn in het bedrijfsleven drie belangrijke ontwikkelingen gaande in de manieren waarop

verantwoordelijkheid wordt genomen voor het beheersen van risico‟s. Risicomanagement en recenter

corporate security is sterk in opkomst, begonnen na 9/11. De tweede ontwikkeling is de opkomst van

zelfregulering en dus een verschuiving van verantwoordelijkheden tussen overheid en private sector.

Ten derde is er een toename van private handhavings- en toezichtvormen. De opkomst van

risicomanagement en corporate security is binnen het bedrijfsleven een trend die zich pas sinds

39

Aangesloten Nederlandse steden: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven en Parkstad

Limburg. Verbonden aan het netwerk als partner zijn BrabantStad (Breda, Eindhoven, Helmond, ‟s-

Hertogenbosch en Tilburg), Leeuwarden en Netwerkstad Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en

Borne). Eurocities stelt in haar Werkplan 2009-2010 de thema‟s innovatie, partnerschap en diversiteit centraal. 40

Overigens wordt ook steeds meer Europees veiligheidsbeleid voor o.a. het vervoer van gevaarlijke stoffen per

spoor opgesteld binnen werkgroepen van de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking in

Europa.

Page 35: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

4 . M o g e l i j k h e d e n v o o r e e n N e d e r l a n d s e b r a n d w e e r l o b b y 35

enkele jaren voordoet. Kernelementen als het gaat om fysieke veiligheidsrisico‟s bij bedrijven zijn – in

volgorde van belangrijkheid:

de continuïteit van de bedrijfsactiviteiten

het vasthouden van het consumentenvertrouwen

bescherming van merk en reputatie

het vasthouden van het vertrouwen onder aandeelhouders

het gerust kunnen stellen van de werknemers.

Deze belangen worden door het bedrijfsleven steeds meer ook op Europese schaal behartigd en

verdedigd. Eén van de voorbeelden hiervan is de European Observatory for Security, een cross-

sectorale samenwerking van circa 34 grotere Europese bedrijven op het gebied van innovatie van

securitysystemen (o.a. Philips, Siemens, Saab, TNO). Het kan voor bedrijven van belang zijn om de

(Nederlandse) brandweer in projecten te betrekken. De sterke, betrouwbare naam die de brandweer

heeft, en het grote netwerk aan specialisten, adviseurs, repressieve slagkracht e.d. kunnen voor

bedrijven aspecten zijn om Brandweer NL te betrekken in ontwikkelingen. Er dient wel zorgvuldig voor

gewaakt te worden dat de brandweer zich mee laat trekken in private activiteiten die vooral goed voor

de private partij zijn en waar de brandweer voor de goede PR uitgenodigd is.

Nederlandse nationale overheid

Een steeds groter deel van Haags beleid voor de Nederlandse brandweer kent zijn oorsprong in

Europese regelgeving. Dit varieert van de beveiliging van explosieven, bouw- en milieuregelgeving

(veel technische EN-normeringen) tot strikte regels voor aanbestedingen (van invloed op aanschaf

van materieel, ICT-projecten, nieuwe uniformen etc.). De nationale overheid is dan ook continu in

Brussel vertegenwoordigd, middels de Permanente Vertegenwoordiging (PV), door de inzet van leden

van „working groups‟, expertcommittees‟ e.d. en door het detacheren/delegeren van

beleidsmedewerkers/experts in Brussel.

De PV – resorterend onder het ministerie van Buitenlandse Zaken – is een belangrijk orgaan voor de

Nederlandse overheid, maar kan dit ook zijn voor belangenorganisaties. PV‟ers zijn namelijk vanaf

het begin bij nieuw Europees beleid betrokken en vormen een soort intermediair tussen de nationale

departementen en en de Europese Commissie. Zij kennen dus het Europese speelveld en de

Europese mores door en door en fungeren dan ook steeds meer als het lobbybureau voor de

Nederlandse overheid41

. In de „Staat van de Europese Unie 2008-200942

‟ is de Europese agenda

beschreven vanuit Nederlands perspectief. Een opvallend onderdeel in de brief is het feit dat het

kabinet – mede ook door het debacle van het referendum over de Europese Grondwet – momenteel

een actieve dialoog en communicatie met zeer diverse maatschappelijke organisaties opzet om

Europa dichter bij de Nederlandse burger en organisaties te brengen, om „Europa in brede zin in de

samenleving tot leven te brengen‟. Zoals het kabinet in deze praat met organisaties als MKB-

Nederland, LTO-Nederland, vakbonden, Stichting Natuur en Milieu etcetera, zo spreekt het kabinet

ook met minder voor de hand liggende organisaties zoals ANWB, Consumentenbond, NOC*NSF en

KNVB. Door een sterkere Europese oriëntatie van de NVBR is het naar mijn mening mogelijk de

NVBR in dit rijtje maatschappelijke organisaties aan te laten sluiten en ook bij het Nederlandse

kabinet de visie van Brandweer NL op de fysieke veiligheid in Europees verband te laten horen.

Projectteam EU-stimulering

Een concrete uitwerking van EU-promotie van de departementen van BZK en Justitie vormt het

projectteam EU-stimulering. Dit projectteam (in 2007 ingesteld) informeert zowel de beleidsdirecties

van het ministerie van BZK als haar private en publieke partners over de Europese

stimuleringsprogramma‟s en adviseert bij het indienen van projectvoorstellen. Middels de frequente

digitale nieuwsbrief zijn ook de voor de brandweer relevante Europese ontwikkelingen eenvoudig te

volgen. Het projectteam informeert de achterban ook concreet over deadlines bij de relevante

subsidieregelingen.

41

De Nederlandse PV zetelt al jaren aan een uitvalsweg van Brussel richting Nederland en niet zoals de meeste

PV‟en vlak bij de EU-gebouwen, wat fysieke contacten/beïnvloeding eenvoudiger maakt. Een onverstandige

keuze die in 2009 gecorrigeerd wordt door de PV in het Brusselse EU-centrum te huisvesten. 42

Staat van de Europese Unie 2008–2009, Brief van de Minister en Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

Kamerstuk 119634, Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 702, nrs. 1–2, 16 september 2008.

Page 36: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

4 . M o g e l i j k h e d e n v o o r e e n N e d e r l a n d s e b r a n d w e e r l o b b y 36

4.3.4 Europese organisaties met activiteiten op het vlak van fysieke veiligheid

In deze paragraaf wordt kort het Europese speelveld geschetst van enige belangrijke organisaties die

voor hun belangen op het gebied van brandveiligheid, fysieke veiligheid en/of consumentenveiligheid

actief zijn in Brussel. Achtereenvolgens zullen de volgende organisaties worden toegelicht:

International association of fire and rescue service (CTIF)

Federation of European Union Fire Officers Association (FEU)

European Fire Academy (EFA)

EU Fire Safety Network (EUFSN)

European Burn Casualties Association (EBCA)

Alliance for Consumer Fire Safety in Europe (ACFSE)

International Association of Emergency Managers (IAEM)

International association of fire and rescue service (CTIF)

De CTIF („Comité Technique International de Prévention et d‟extinction du Feu‟) is een international

brandweerorganisatie die niet alleen Europese leden kent. De CTIF Europe Commission43

wordt

momenteel voorgezeten door de Brit Dennis Davis en heeft zich in 2007 en 2008 met name bezig

gehouden met de Working Time Directive, EuropeAid en RIP-sigaretten. Helaas ten aanzien van het

Working Time Directive met weinig resultaat, mede ook omdat de Europese lobby te laat en te

beperkt op gang kwam en het EP en de afzonderlijke MEP‟s niet tijdig met informatie van de CTIF

bereikt werden44

. De Europe Commission is zeer bezorgd over het feit dat de „Fire and Rescue

Service‟ is onvoldoende effectief betrokken in EU-discussies en dialogen45

.

Federation of European Union Fire Officers Association (FEU)

De FEU is in 1995 formeel opgericht en inmiddels zijn 18

Europese lidstaten plus Noorwegen lid van de FEU. De FEU

heeft als doelstelling het beïnvloeden van de EU op het gebied

van brandveiligheid. De FEU heeft de afgelopen jaren een

aantal projecten met steun van de EU uitgevoerd. Voorbeelden

zijn EU Firefighters Vocational Study (FFVS), EUSR (reddingen

op hoogten en diepten), Europese rookmelderdagen en Europese Brandweerstatistieken. Andere

voorbeelden zijn „MULTICOM‟ (multitalenprogramma voor meldkamerpersoneel) en Safe Hotel

(activeren van de EU-richtlijn over hotelveiligheid uit 1986). Momenteel is de commandant van

Brandweer Aachen de voorzitter van de FEU.

European Fire Academy (EФA/EFA)

De European Fire Academy is een „Academia‟ van verschillende typen

organisaties die gezamenlijk tot doel hebben om minder slachtoffers en schade

door brand in Europa te realiseren. EFA kent daarom een zeer pluriforme

samenstelling van zowel publieke als private partijen en onderhoudt actieve

contacten met politici en hoge ambtenaren binnen de EU. De Nederlandse

inbreng in de EFA bestaat uit René Hagen (vicevoorzitter) en Rob Brons (lid).

Het EFA-werkprogramma ziet er najaar 2008 als volgt uit:

De ontwikkeling van betrouwbare brandstatistieken

Verbetering van brandveiligheid in woningen en hotels

Meer structurelere aandacht voor minder zelfredzamen bij brand

Effectievere communicatie naar consumenten en kwetsbare groeperingen

Community Safety (afgeleid van de manier waarop brandweer Liverpool/Merseyside)

brandveiligheid propageert

43

De Europe Commission kent momenteel de volgende leden: België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland,

Finland, Frankrijk, Hongarije, Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Zweden. 44

In September 2008 besloot de CTIF Europe Commission dat via de brancheleden in de lidstaten de

Europarlementariërs van iedere lidstaat geïnformeerd moesten worden over het CTIF-standpunt. Dit is echter

niet tijdig gebeurd en eind 2008 heeft het EP het voorstel van de Commissie goedgekeurd. 45

Bron: Davis, D., Report „Delegates assembly‟, Colmar (FR), CTIF, 20 september 2008.

Page 37: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

4 . M o g e l i j k h e d e n v o o r e e n N e d e r l a n d s e b r a n d w e e r l o b b y 37

Climate Change en de mogelijke effecten op (brand)risico‟s (staat strategisch op de agenda)

Omdat EFA gebouwd is op de participatie van zowel brandweren, veiligheidsorganisaties technische

partners (bedrijven, onderzoekers) en ook actief de media en politici benadert, betekent agendering

binnen de EFA dat een onderwerp meteen in breder verband besproken wordt en dus ook meteen

meerdere belangen aan eenzelfde thema gekoppeld kunnen worden. Het feit dat de EFA dus uit

organisaties bestaat die dicht bij de mensen staat, informatie rechtstreeks uit de praktijk haalt, maakt

het voor Brusselse beleidsmakers zeer interessant om deze kennis te gebruiken naast de officiële

standpunten die lidstaten innemen46

.

Belangenorganisaties als de EFA kijken meestal op een andere wijze naar de praktijk dan nationale

overheden. Het Nederlandse nationale beleid is er bijvoorbeeld op gericht om doden door brand bij

bijzondere branden/objecten te voorkomen. Dit zou circa 10% minder brandslachtoffers betekenen.

De EFA richt zich echter vooral op kwetsbare groepen en vooral ook het voorkomen van

woningbranden. Dit zou een vermindering van het aantal doden door brand van 75% betekenen.

EU Fire Safety Network (EUFSN)

Dit Europees netwerk is opgezet met de steun van COM (vanuit het „Community Mechanism in the

field of Civil Protection‟). 23 Lidstaten zijn in het netwerk vertegenwoordigd, voor Nederland levert het

Ministerie van VROM een gedelegeerde (eerder verzorgde het ministerie van BZK deze positie).

Het doel van het netwerk is kennis uitwisselen en de Europese Commissie en andere EU-diensten te

adviseren op het vlak van brandveiligheid. Het netwerk komt twee maal per jaar bijeen en kent

momenteel een Zweedse voorzitter.

Het bijzondere aan dit netwerk is dat er erg weinig contacten zijn met andere organisaties die zich in

Europa bezig houden met brandveiligheid. De agenda wordt vooral vanuit de Commissie bepaald en

staat los van die van bijvoorbeeld de EFA, CTIF of ACFSE; de bezetting van het Netwerk vormen

veelal afgevaardigden van nationale departementen met expertise op het vlak van bouwen.

European Burn Casualties Association (EBCA)

Een relatief nieuw samenwerkingsverband van de Belgische, Franse en Nederlandse

brandwondenorganisaties met op korte termijn uitbreiding met de Duitse

Brandwondenorganisatie. De EBCA is één van de partijen die binnen de EFA

participeert in de ontwikkeling van beleid en besluitvorming op het gebied van

brandwonden en brandveiligheid, primair vanuit het oogpunt en de belangen van de

patiënt. De EBCA kent daarmee dezelfde doelstelling als de Nederlandse Brandwondenstichting,

maar kan in Europees verband een sterkere vuist maken.

Alliance for Consumer Fire Safety in Europe (ACFSE)

Deze Europese organisatie voor Consumentenveiligheid is opgericht in 1998 en gespecialiseerd in

brandveiligheid voor consumenten. De missie van de ACFSE is het introduceren van hoogwaardige

brandveiligheidsnormering voor brandgevaarlijke consumentenproducten ter voorkoming van

abusievelijke ontsteking. De ACFSE brengt ook partijen bij elkaar die tot doel hebben het beperken

van ongevallen, gewonden en doden door woningbranden.

Actuele dossiers binnen de ACFSE zijn:

„Consumer Electronics‟ (norm voor brandveilige TV-toestellen wordt in heel de EU van kracht);

„Upholstered Furniture‟ (normering voor bankstellen e.d., moeizaam dossier);

„RIP-cigarettes‟ (Reduced Ignition Propensity cigarettes); dit programma om de invoering van

zelfdovende sigaretten binnen de EU te realiseren is geslaagd, invoering binnen een aantal jaren.

International Association of Emergency Managers (IAEM)

De IAEM is een wereldwijde organisatie met daarbinnen een zogenaamde „Europe Council‟. Deze

heeft enige honderden leden, het merendeel van private ondernemingen. De IAEM heeft een actief

netwerk van informatie-uitwisseling, congressen, studiedagen etc. Zij biedt goede mogelijkheden om

in een internationaler verband aan kennismanagement te doen en contacten te leggen die ook in

46

R. Hagen, „Fire prevention and European cooperation, lezing oktober 2007.

Page 38: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

4 . M o g e l i j k h e d e n v o o r e e n N e d e r l a n d s e b r a n d w e e r l o b b y 38

Brussel van nut kunnen zijn. Het voordeel van de IAEM is dat zij vanuit de brede achtergrond van de

leden, veel breder kijkt dan eerdergenoemde belangengroepen.

Naast bovengenoemde organisaties zijn er nog tientallen en mogelijk honderden groeperingen die

van nut kunnen zijn voor de Nederlandse brandweer. Een voorbeeld is het „European Urban

Knowledge Network (EUKN), welke zich net zoals de brandweer bezighoudt met o.a. huisvesting,

vervoer & infrastructuur, stedelijk milieu, economie, kennis & werkgelegenheid, veiligheid &

misdaadpreventie. Ook het eerder genoemde European Forum Local and Regional

Disastermanagement (opgericht door oud-burgemeester J. Mans van Enschede) kan een

interessante medespeler voor de Nederlandse brandweer zijn.

4.4 Europa en de brandweer binnen de Veil igheidsregio

De vorming van de Veiligheidsregio (VR) en de positie van de brandweer daarbinnen biedt nieuwe

kansen voor Brandweer NL en haar partners in Europa. Het feit dat er via de Veiligheidsregio‟s – met

een grotere kritische massa en een bredere oriëntatie – eenvoudiger een coalitie met andere

hulpverleningspartners aan te gaan is en door de toenemende schaalgrootte van VR‟s lijkt de weg

naar Brussel beter geplaveid dan voor de gemeentelijk georiënteerde, meer versnipperde brandweer

van voorheen. De structuur van de VR maakt dat samenwerking met (veiligheids)partners van

binnenuit in de VR georganiseerd is. Ook de monodisciplinaire doelen kunnen zo deels middels

multidisciplinaire samenwerking gerealiseerd worden.

Met name ook op het gebied van bedrijfsvoering (opleidingen, arbo, sociale zaken,

informatievoorziening, inkoop e.d.) is de EU toegankelijker voor breder georiënteerde, sterkere

organisaties. Steeds meer regio‟s zetten bovendien interregionale of landelijke (NVBR)projecten op

en vertonen daarbij steeds meer externe oriëntatie, o.a. vanuit het concept van Community FireSafety

en door zich te baseren op risicoprofielen. Het zou daarom op de korte termijn (binnen enkele jaren)

steeds beter moeten gaan lukken om (internationale) partners te vinden voor activiteiten die onder

EU-vlag uitgevoerd kunnen worden. Ook is vanuit de Veiligheidsregio‟s met de veiligheidsdirecties

waarin ook de Politie zitting heeft, een nauwere samenwerking met de Politie praktijk geworden.

In lijn met de Voorziening tot samenwerking Politie Nederland (VtsPN) en door de intensievere

contacten van de politie in Europa, zou „going Europe‟ met minder hobbels gepaard moeten kunnen

gaan. Het streven naar een deels landelijk georganiseerde brandweer (NVBR Strategische Reis

2040) is dus in lijn met deze tendens.

Een ander voordeel van de meer centralere sturing op de brandweer binnen de Veiligheidsregio is

hopelijk in de (nabije) toekomst ook een centralere financiering van de brandweer. Het optreden /

meedenken buiten de eigen – ook geografische – grenzen kan dan eenvoudiger worden. De meer

multidisciplinaire analyses en multidisciplinaire samenwerking zullen tot sterkere kennisclusters gaan

leiden, die daarmee meer parallellen met de lidstaten met een centraler georganiseerde Civil

Protection gaan krijgen.

De sterkere nationale bestuurlijke organisatie en vertegenwoordiging middels het Veiligheidsberaad

biedt naar de toekomst toe – met name ook fysiek via de bestuurlijke vertegenwoordigers met andere

rollen in Europa – ook transnationaal en Europees mogelijkheden voor versterking van de kracht van

Brandweer NL en haar partners.

Tot slot is het wel van belang te stellen dat voor een groot aantal Europese trajecten het juist van

belang is om als monodisciplinaire brandweer (Fire and Rescue Services, FRS) Europees te acteren

en dus voor bepaalde thema‟s ook echt met een brandweergezicht (het sterke A-merk) de

brandweerbelangen te vertegenwoordigen in Brussel.

Page 39: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

5 . An a l y s e 39

5 Analyse van de lobby

„It is not those who sign the decision, but those who write the text, who are the most important people‟

(R. van Schendelen, Machiavelli in Brussels)

5.1 Inleiding

Uiteindelijk gaat het bij al hetgeen in voorgaande hoofdstukken beschreven is over het spel zoals

Machiavelli het al speelde: vooraf nauwgezet bepaalde doelstellingen met tomeloze inzet en met een

wil om te winnen zien te realiseren, middels hoge deskundigheid en goede voorbereiding en met de

nodige (politieke) omzichtigheid. Nu beschikt niet iedere organisatie of belangenbehartiger,

beleidsmedewerker of politicus over alle kennis, geduld, ervaring en finesse om het spel zo te spelen

als Machiavelli. Wel is het met de huidige middelen steeds meer mogelijk om in een

netwerkomgeving alle benodigde kwaliteiten voor een besluitvormingsproces bijeen te brengen en in

een complex samenspel van factoren in een breder verband, over een langere periode het doel te

bereiken.

Dit hoofdstuk gebruikt de theorieën van Procesmanagement en de Multi-actorcontext uit De Bruijn en

Ten Heuvelhof (1998, 1999) in netwerken van complexe samenstelling zoals Brussel zeker te

karakteriseren valt.

5.2 Lobbyen in Brussel is een kunst

“Menig professioneel lobbyende organisatie is ooit amateuristisch begonnen” [Van Schendelen,

1995]. Dit kan hoopgevend opgevat worden, maar dient eerder als waarschuwing voor te snel en te

roekeloos van start gaan. Een gewaarschuwd mens en in dit geval een goed voorbereid en prudent

werkend belangenbehartiger voor de brandweer telt voor twee. Wanneer zonder goede voorbereiding

contacten gelegd worden, inhoudelijke bijeenkomsten of ontspannen recepties bezocht worden, dan

blijkt dat achteraf vaak zonde van de tijd geweest te zijn.

5.2.1 Alleen kwaliteit werkt

Het hangt heel sterk van de situatie af welke vorm van lobbyen het meest geschikt is voor de

belangen van dat moment. Per relevant dossier dient bepaald te worden wie de meest en minder

relevante stakeholders zijn, welke onderwerpen van belang zijn, hoe veel tijd er is en welke

begrenzingen er aan het dossier gesteld moeten worden. Hierna worden deze aspecten kort

toegelicht.

Stakeholders zorgvuldig analyseren: neem hier ruim de tijd voor, beschouw zowel binnen de

eigen organisatie als daarbuiten, nationaal en internationaal, welke acties ze (kunnen)

ondernemen en welke welke invloed ze hebben. Uiteindelijk worden deze stakeholders dan

gerangschikt naar relevantie. Voor Brandweer NL zijn al veel stakeholders eerder in deze notitie

vermeld, voor het vervolgtraject dienen deze echter nog „gescoord‟ te worden naar relevantie.

Onderwerpen zorgvuldig selecteren en analyseren: In paragraaf 3.3 zijn een aantal thema‟s

genoemd die de RRC voorjaar 2008 gedestilleerd heeft na haar tweedaagse bezoek aan Brussel

in februari 2008. Het lijstje lijkt een snelle opsomming van actuele thema‟s binnen Brandweer NL,

en kan op zichzelf ondanks de wijze waarop het tot stand gekomen is nuttige thema‟s bevattten.

Wanneer hier de programmaraden en hun netwerken nog eens „vanaf de werkvloer‟ een extra

analyse op loslaten, ontstaat er waarschijnlijk een goed bruikbare shortlist. Steeds meer

netwerken/collega‟s zullen zich de afgelopen jaren meer internationaal georiënteerd hebben. Dit

geldt bijvoorbeeld voor het netwerk Materieel (voertuigen, veel Duitse fabrikanten, Europese

aanbestedingen, technische EN-normen), Informatiemanagement (systemen voor operationele

informatievoorziening, meldkamersystemen, C2000/Tetra e.d.) en de lector Brandpreventie (R.

Hagen) heeft als vicevoorzitter van de EFA wellicht de meest Europees georiënteerde agenda

binnen de Nederlandse Brandweer.

Tijd bewaken en tijdigheid: „Goed werk heeft tijd nodig‟ geldt zeker voor de lange termijn

investering die belangenbehartiging voor de brandweer in Europees verband Europese

beleidsontwikkeling heeft een doorlooptijd van circa 4 jaar, de Commissie wordt iedere 5 jaar

Page 40: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

5 . An a l y s e 40

herkozen (juni 2009 – juni 2014) en subsidieregelingen hebben een doorlooptijd van 6 jaar (2007

t/m 2013). In 2009 start de Commissie langzaam het traject om de regelingen voor 2014 t/m

2020 op te stellen en worden de komende jaren vele partijen betrokken bij de totstandkoming van

deze regelingen. Het is dus afhankelijk van de (strategische) doelen die Brandweer NL nastreeft

die bepalen op welk moment welk instrument ingezet wordt om de Europese Arena te

beïnvloeden. In de beginfase zijn de lobbyaanpak en –route vaak indirect, informeel en charmant,

de strategische doelen van waaruit geopereerd wordt dienen echter wel glashelder te zijn.

Uiteraard worden hier niet alleen de pijlen gericht op de Europese Arena, maar wordt er – veel

eerder al in een continu proces – ook de nodige energie besteed aan het organiseren van het

thuisfront, de eigen achterban binnen de NVBR. Met name op dit vlak ligt op de korte termijn

(2009) de prioriteit.

Afbakenen: de begrenzingen van de arena zijn zelden vastomlijnd. Nieuwe onderwerpen, andere

stakeholders, minder tijd et cetera bepalen steeds opnieuw het spel. Stakeholders kunnen er voor

kiezen om over te stappen naar een andere arena en nemen dan dus ook hun belangen met zich

mee waar een andere partij mogelijk iets mee van plan was. Bij een goede lobby worden de

grenzen van het spel als dynamisch beschouwd en worden de bewegingen van groeperingen in

en uit de arena goed geregistreerd om daar zo nodig later informatie uit te destilleren. Voor de

NVBR is het naar mijn mening van belang om vanuit deze dynamische proces-organisatie

regelmatig contact te onderhouden met de geïdentificeerde relevante partijen voor Brandweer NL,

en proactief met die dynamische grenzen om te gaan. Brandweer NL is immers continu in

beweging en haar strategische agenda inherent daaraan ook. Daarnaast veranderen de ambities

van het lokale, regionale of nationale bestuur nogal eens, wat van grote invloed ook op de

Europese oriëntatie kan zijn. Houd daarom rekening met de thema‟s die bestuurders nu en in de

toekomst van belang achten (en werk daar ook zichtbaar aan om draagvlak voor de te plegen

inspanningen te houden).

Om het spel zuiver te spelen is het nodig om zowel formeel als informeel, snel en/of langdurig (met

geduld, uithoudingsvermogen, soms zelfs weinig slaap), eerlijk en betrouwbaar (cruciaal) een expert

te zijn op het speelveld. Let wel: niet per se is de lobbyist een expert op een dossier, de expert wordt

vaak ingevlogen vanuit de nationale achterban. Streeft hierbij dan meteen naar het organiseren van

teams van ten minste twee personen op dossiers om meer kwaliteit over de langere termijn te kunnen

leveren.

Wat hier tot slot opvalt is dat veel geld niet per se een criterium is voor een goede lobby. Het is zeker

voor een Nederlandse organisatie best betaalbaar om de nodige tijd in Brussel te investeren.

Wanneer de afweging is om simpelweg niet te investeren in een goede lobby en de (bijna altijd dure)

gevolgen van het niet vroegtijdig betrokken zijn voor lief te nemen, dan is de keuze meestal snel

gemaakt.

5.2.2 Personen, posities, procedures

In paragraaf 2.4.1 is de complexiteit en dynamiek van het Brusselse speelveld beschreven. De vele

partijen, verschillende belangen en zeer variërende werkwijzen vergemakkelijken het lobbywerk niet.

Om in het beginstadium van de ontwikkeling van een voorstel te zorgen dat men bij de daadwerkelijke

start van een lobby goed in het zadel zit, heeft Van Schendelen [2005] de „Triple P Game‟ ontwikkeld.

Het doel is om de vriendelijkste personen, op de beste posities te plaatsen op de meest gunstige

procedures. Hiermee kan dus ruim (enige jaren) voor de echte beleidsontwikkeling op een bepaald

dossier begint te spelen, gezorgd worden dat het speelveld, de spelers en de regels in het eigen

voordeel georganiseerd zijn.

Enkele voorbeelden van goed gespeeld Triple P:

De Fransen die het lukt om bij een EU Tender in het aanbestedingsdocument bepaalde

afmetingen voor vlees in blik te laten opnemen, die niet door o.a. Nederland geleverd konden

worden.

De 2001/37/EC Tabaksrichtlijn is door DG SANCO vrijwel geheel in samenspraak met anti-

rookgroeperingen tot stand gebracht. Zij hadden een relatief zware vertegenwoordiging

georganiseerd in zowel de expertgroep, raadswerkgroep als comité.

Page 41: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

5 . An a l y s e 41

„Triple P‟ kan er dus voor zorgen dat het speelveld enigszins ongelijk wordt; één of meerdere partijen

hebben een politiek/inhoudelijk slimmere positie weten te verwerven dan andere partijen. De

openheid van de EU maakt echter dat het voor de andere partijen vaak wel zichtbaar/merkbaar is dat

deze situatie ontstaan is: voor hen ligt dan weer de uitdaging om zich ook in het meta-spel van Triple

P te storten of te wachten tot de revisie van de regelgeving binnen 5 jaar.

Voor dit spel gelden eigenlijk dezelfde factoren als De Bruijn et al. (2007) voor procesmanagement

gebruiken: er is sprake van een te onderhouden relatienetwerk en in mindere mate een concrete

informatiebron. Ook dient er in de contacten niet vanuit één afgebakend probleem geacteerd te

worden, maar veel meer vanuit een breed spectrum aan uitdagingen en knelpunten waarmee steeds

gekoppeld en ontkoppeld wordt. Het luistert nauw om in te schatten wanneer er over-attentie voor een

dossier is en het dus van belang is om „silence-management‟ toe te passen.

5.3 Dient Brandweer Nederland een Europese lobby op te starten?

Op basis van de literatuur die voor deze notitie bestudeerd is en de informatie uit andere belangrijke

lidstaten is het antwoord op deze vraag volmondig „JA!‟. Er zijn uiteraard kritische succesfactoren

eerder in deze notitie genoemd die voor de NVBR betekenen dat de ingezette analyse naar

aanleiding van het Brussel-bezoek van de RRC in februari 2008 op korte termijn doorontwikkeld moet

worden tot een meer gedegen strategisch document dat duidelijk gelinkt is aan de strategische

ontwikkeling(en) die de Nederlandse brandweer momenteel doormaakt. Deze ontwikkelingen en de

daarmee gepaard gaande interne oriëntatie rechtvaardigen de constatering dat juist op dit moment

een actievere stap in Europa doelmatig en doeltreffend is: er wordt dan immers gebruik gemaakt van

of aangehaakt bij ontwikkelingen die elders al gestart zijn of mogelijk al tot resultaat geleid hebben.

Bovendien dient de NVBR/RRC eerder gisteren dan morgen op Europees vlak van zich te laten horen

zodra er een meer gedegen „Europees plan van aanpak‟ is. Een dergelijk traject kost immers veel tijd

(eerder jaren dan één jaar) en het lijkt voor de vooraanstaande positie van Nederland en haar

brandweer in Europa toch zinvol om in 2010-2011 zichtbaar te worden als invloedrijke partij met een

grote knowhow op het gebied van fysieke veiligheid, in een dichtbevolkt land met veel risico‟s en een

hoog veiligheidsniveau.

De EU beleidsmakers spreken als het gaat om technische inhoudelijke aspecten van een vakgebied

bij voorkeur met een sterke Europese brancheorganisatie waar zo veel mogelijk lidstaten in

vertegenwoordigd zijn. Voor de brandweer zijn de FEU of CTIF dat nu in 2009 (nog) niet, zij worden

niet standaard vroegtijdig aan tafel gevraagd bij beleidsmatige ontwikkelingen waarbij inbreng van de

brandweer wenselijk is. Op het gebied van brandveiligheid lukt dit de EFA veel beter, mogelijk omdat

de EFA zowel een cross-sectorale als internationale samenstelling kent op het vlak van

brandveiligheid. De kracht van innovatie, vrijwilligheid en professionaliteit bij de brandweer in Europa

is een thema waar met de collega‟s uit andere lidstaten op gebouwd dient te worden. In lijn met het

noaberschapsscenario van „Strategische Reis‟ is vrijwilligheid een aspect dat in Europa nog sterk

ontwikkeld kan worden.

5.4 Professionaliteit versus amateurisme

Professionele lobby‟s zijn zoals gezegd goed voorbereid (zowel inhoudelijk als organisatorisch),

omzichtig („veel geduld en weinig lawaai‟) en creatief / onorthodox in de gekozen aanpak. Menige

organisatie die zich het eerst in de Brusselse arena begeeft zal niet altijd goed getraind zijn in het

speelveld, het spel en de knikkers.

Het op enige wijze betrokken zijn bij een dossier betekent zeker nog niet dat dit leidt tot de gewenste

uitkomst. Najaar 2008 kwam de CTIF bijvoorbeeld naar aanleiding van het Arbeidstijdendossier tot

inzicht dat er beter zicht en grip op Europese besluitvormingsprocedures moet komen en zij

vroegtijdig moet kunnen beschikken over alle informatie van een dossier. Ook is het CTIF tot inzicht

gekomen dat centrale informatievoorziening noodzakelijk is om ook tijdig en uniform de nationale

overheden te kunnen beïnvloeden. Wellicht dat de CTIF vanaf heden andere methoden en

technieken gaat toepassen.

Page 42: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

5 . An a l y s e 42

Wat zijn nu de kenmerken van een professionele lobby? In ieder geval de volgende drie punten [Van

Schendelen, 1995]:

1. Een hechte interne organisatie. Overheidsorganisaties scoren hier vaak slecht op, ook de

Nederlandse Brandweer is nog niet als één hechte organisatie met een eenduidige aansturing,

visie/missie en financiering te kenschetsen. Op orde brengen en houden van (onderdelen van) de

Nederlandse brandweer – binnen de Veiligheidsregio – is een must47

, ernstige verdeeldheid een

belangrijke oorzaak voor een falende lobby. Ook reorganisaties (zoals de regionalisering van de

brandweer) leiden af van de buitenwereld en vormen een kans op falen.

2. Goed verricht huis- en veldwerk. Zelfredzame lobby‟s investeren veel in huiswerk en laten zich

dus niet snel verrassen door onvoorziene gebeurtenissen of alternatieve („next best‟) scenario‟s.

Zij zijn selectief in hun lobby en kiezen concrete „targets‟: beïnvloeding van regelgeving en het

verkrijgen van subsidies. Zij zien over het algemeen de belangen van andere partijen, smeden

coalities en treden gewoonlijk indirect en „low profile‟ op. Lobbyen is vooral intern gericht om de

eigen belangen zien te positioneren en realiseren, die belangen moeten dan dus wel helder

gedefinieerd zijn. Bij PAM komt het er daarnaast op neer dat ook „window-out‟ werken cruciaal is:

het nodige interne huiswerk (documenten, websites, archief) wordt eerst gemaakt om daarmee

vervolgens de externe arena te bewerken. De arena wordt zo mogelijk „naar binnen gehaald‟

(„window-in‟ steunlobby) om coalities mee te smeden, te onderzoeken, mee te spreken etc..

PAM vergt een meer systematische en methodische aanpak, die bij een professionele aanpak

van een gewone belangengroep een pressiegroep kan maken die (politieke) druk kan uitoefenen.

3. Het leerproces. Een goede lobbyist is een lerende lobbyist. Het Ministerie van Verkeer en

Waterstaat leerde in de jaren ‟90 het doordrammen af, Flevoland schikte zich naar de Brusselse

procedures en Philips leerde opnieuw het nut van stille bedrijfsdiplomatie.

Daarnaast zijn er twee praktische elementen van belang om een goede lobby te organiseren.

47

MEP Van Nistelrooij gaf een voorbeeld over een dossier over de toelating van bepaalde chemische stoffen en

de rol daarin van de VNCI (Vereniging Nederlandse Chemische Industrie). Zowel bij een bedrijfsbezoek door een

specialist, bij een receptie in Brussel door een bestuurslid van het bedrijf als door een directielid en professioneel

lobbyist bij een congres werd hij aangesproken over een bepaald dossier. Wanneer een hele organisatie

doordrongen is van het nut en te bereiken doel in Brussel, is er een grote kans van slagen.

Figuur 8 Spelregels voor EU-subsidies [Ministerie van BZK, 2008].

Page 43: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

5 . An a l y s e 43

Ten eerste de vraag of een Brussels kantoor nodig is. Het antwoord is dat fysieke aanwezigheid in

Brussel een vereiste is om van dichtbij zicht te houden op de veelvuldige, snelle en onvoorziene

ontwikkelingen en (informele) informatiestromen en er zo nodig direct op te kunnen reageren. Er dient

een persoonlijk en adequaat netwerk opgebouwd en onderhouden te worden, „toeval‟ dient actief

beperkt te worden en een zaakwaarnemer ter plaatse is hiervoor onontbeerlijk [Van Schendelen,

1995, 2005]. Overigens moet dit niet gelezen worden als een warm pleidooi voor het op korte termijn

inrichten van een FEU- en/of NVBR-kantoor in Brussel zoals de DFV dat voorjaar 2008 gedaan heeft.

Het frontoffice binnen de EU hoeft niet door een fulltime brandweervertegenwoordiger gevormd te

worden, maar in ieder geval wel door een vertegenwoordiger die zeer wel de ontwikkelingen binnen

Brandweer NL kent en weet wanneer welke personen binnen Brandweer NL geactiveerd dienen te

worden op bepaalde dossiers. „The right man on the right place‟ geldt dan veel meer, zorgen dat

degenen die een goed punt te maken hebben aanwezig zijn bij de bijeenkomsten die er toe doen en

(schriftelijke, telefonische, mondelinge) contacten leggen met de invloedrijkste stakeholders – en zich

vervolgens liefst vastbijten in een dossier en niet meer loslaten totdat het naar wens geregeld is.

Ten tweede is er de kleinschaligheid, welke ook geldt voor de Nederlandse Brandweer met haar nog

versnipperde achterban. Wie klein is moet slim zijn en geleidelijk bouwen aan kritische massa,

dossierkennis, netwerken, opbouwen. Publiek-private samenwerking dient hierbij vooral ook

nagestreeft te worden, evenals het aangaan van transnationale allianties zoals bijvoorbeeld de FEU

en Europese federaties (EUROFEDS).

Een Brusselse lobby vergt ook dat het belang europeaniseert en dat er dus internationaal

samengewerkt wordt. Hierbij komen de verschillen tussen de cultuur, taal, takenpakket e.d. van de

lidstaten boven tafel. Mensen kennen elkaars achtergrond vaak niet, spreken rond een project geen

gemeenschappelijke taal (veel jargon leidt tot afscherming, de verschillende talen vormen sowieso

een barrière voor soepele communicatie) en hebben dus andere associaties bij bepaalde terminologie

en cultureel bepaalde werkwijzen [During, 2008]48

. In een project waaraan verschillende lidstaten

deelnemen dienen de volgende activiteiten opgenomen zijn om een project beter te laten verlopen:

Organiseer in de beginfase veel bijeenkomsten in de deelnemende lidstaten; bouw in een project

ook altijd excursies naar de regionale praktijk in, als mensen zelf iets waarnemen groeit het besef

dat het er in andere lidstaten echt anders aan toe gaat;

Maak een echt gezamenlijk projectvoorstel; niet eerst een Nederlandse versie opstellen die later

door andere deelnemers aangevuld wordt;

Neem ruim de tijd voor informele kennismakingen; veel Europese activiteiten ruimen een groot

deel van het programma hiervoor in. De jaarlijkse „Green Week‟ (juni) en „EU Open Days‟

(oktober) zijn bijvoorbeeld bij uitstek evenementen die hiervoor bedoeld zijn.

Wissel informatie uit over de politieke context waarin deelnemers moeten opereren; in Polen is

een ruimtelijk plan bijvoorbeeld een politieke kwestie, Duitsers zien dat meer als een openbare

wetenschappelijke excercitie.

Deze cultureel georiënteerde aspecten van het samen met andere partijen uit andere lidstaten zaken

doen, worden vaak verontachtzaamd in het zakelijke – projectmatig vanuit de inhoud georganiseerde

– proces dat cruciaal is voor een goede lobby in Europa.

5.4.1 Brandweer NL als A-merk

De brandweer heeft een lange geschiedenis en een hoog maatschappelijk aanzien. In het jaarlijks

„Trusted brands-onderzoek‟ van Readers Digest komt de brandweer steevast naar voren als

betrouwbare beroepsgroep [Helsloot e.a. 2007]. Brandweer NL doet eigenlijk erg weinig met dit

gegeven, mogelijk vanuit de naar binnen gerichte oriëntatie van de organisatie. De wereld om ons

heen beschouwt de brandweer als professioneel, betrouwbaar en (daad)krachtig.

Veel private en publieke partijen willen daarom zeker zaken doen met een dergelijke organisatie. De

NVBR en haar achterban beginnen zich steeds actiever naar haar omgeving te keren en worden

steeds actiever in de samenleving, weliswaar nog vanuit inhoudelijke motieven (bijvoorbeeld

Community Firesafety in wijken). Dit soort ontwikkelingen en het aangaan van partnerschappen met

vooralsnog publieke organisaties maar ook steeds meer marktpartijen, maken dat de ontwikkeling

48

Een analyse van 20 Interreg-projecten door Nederlandse, Poolse, Italiaanse en Griekse partners.

Page 44: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

5 . An a l y s e 44

waarin Brandweer NL zich nu bevindt zeer geschikt is om nationaal en Europees allianties aan te

gaan. Dit zou naar mijn mening dan primair proactief vanuit de eigen nationaal gestelde doelstellingen

dienen te gebeuren en niet, zoals vaker het geval was, door aan te haken bij voorbijkomende

trajecten.

Page 45: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

6 . Conclusies en aanbevelingen 45

6 Conclusies en aanbevelingen

“We zullen ons blikveld moeten verruimen, Brussel zit niet stil. Je kunt er heel direct je invloed

uitoefenen.” (2006, Leen van der Pols, destijds commandant Brandweer Almere)

6.1 Inleiding

In voorgaande hoofstukken is duidelijk gemaakt dat de Europese arena complex en dynamisch is,

maar dat er ook veel te halen valt voor de (Nederlandse) Brandweer als er tenminste

Machiavelliaans gehandeld wordt. In dit laatste hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies

getrokken uit deze studie. De centrale vraag van dit onderzoek luidde:

Hoe kan de brandweer in Nederland beter profiteren van de aan de veiligheidsketen

gerelateerde beleidsontwikkelingen binnen de Europese Unie en hoe dient een EU-

lobby van de Nederlandse brandweer er hiertoe uit te zien?

Op basis van deze onderzoeksvraag zijn in de volgende paragraaf conclusies geformuleerd en

worden op basis daarvan enige aanbevelingen gedaan aan de NVBR, het ministerie van BZK en

VROM en de Europese brandweerorganisaties.

6.2 Conclusies

In voorgaande hoofdstukken is informatie gegeven over de Europese Unie, de (belangen van de)

Nederlandse brandweer en hoe in Brussel invloed uitgeoefend kan worden. Samenvattend worden in

deze paragraaf de conclusies van voorgaande hoofstukken weergegeven. In paragraaf 6.3 volgen

dan de aanbevelingen die hieruit volgen.

1. Er is nu momentum om in Europa te investeren voor een betere fysieke veiligheid.

De Nederlandse brandweer maakt grote ontwikkelingen door en het is hoog tijd om die ook in Europa

door te laten werken. De Wet veiligheidregio‟s en de in de meeste regio‟s al ingezette regionalisering

maken dat de brandweer momenteel over een stevigere organisatie en meer kritische massa

beschikt. De brandweer binnen de Veiligheidsregio maakt deze ontwikkeling alleen maar

interessanter omdat de organisatorische samenvoeging met GHOR, meldkamer en indirect Politie

een interessantere positie biedt voor andere partijen om richting Europa partnerschappen met de

Brandweer aan te gaan.

2. Brandweer Nederland laat zich verrassen door Europese voorstellen.

Er is de afgelopen jaren niet fundamenteel iets veranderd in de wijze en intensiteit waarop de

Nederlandse brandweer „Europa‟ volgt. Ook op nationaal niveau – waar de departementen vooral de

contacten met Brussel hebben – is de structuur na het Arbeidstijdendossier niet zodanig aangepast

dat Brandweer Nederland nu vroegtijdig in beleidsontwikkelingen betrokken wordt. Een nieuw dossier

dat dezelfde rigoureuze effecten heeft als het Arbeidstijdendossier laat op zich wachten. De nieuwe

organisatiestructuur van het Ministerie van BZK heeft deze situatie eerder verslechterd dan verbeterd.

Ook het Ministerie van VROM doet zaken in Europa op het vlak van brandveiligheid zonder dat

Brandweer NL hier actief bij betrokken is. Een zekere verticale loyaliteit dient ontwikkeld te worden.

De beleids- en besluitvorming binnen de Europese Unie verloopt immers zoals beschreven relatief

transparant en toegankelijk, het vergt echter meer structurele aandacht om deze transparantie ook te

zien en daadwerkelijk gebruik te maken van die toegankelijkheid.

3. De Europese brandweerlobby is nog relatief onproffessioneel en weinig georganiseerd.

De diverse partijen zoals FEU, CTIF en EFA die voor of namens de brandweer spreken in Brussel –

of als zodanig gezien worden door de EU – hebben vaak verschillende agenda´s, weinig afstemming

en spreken vaak niet met één stem. Voor de beleidsmakers binnen de EU zijn deze partijen als het

gaat om beïnvloeding van regelgeving dus weinig interessant. Brandweer NL kan voor belangrijke

thema‟s slechts via één sterke Europese brandweerstem zaken doen in Brussel en dient dus mede te

investeren in het georganiseerd krijgen van één krachtige brandweerlobby. Door de versnipperde

inspanningen (geografisch, in tijd en over wisselende personen) ontbreekt vooralsnog de kracht om

een sterke vuist te maken, om Europese dossiers professioneel en dus structureel te volgen.

Page 46: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

6 . Conclusies en aanbevelingen 46

4. Met de huidige organisatiestructuur van NVBR / RRC is een goede beïnvloeding van

Europese ontwikkelingen niet goed mogelijk en weinig zinvol.

De NVBR / RRC is nog te beperkt in staat gebleken om een vuist maken om actieve verbanden te

leggen met de eigen nationale achterban (korpsen, programmaraden, netwerken, ministeries,

publieke en private partijen) en vervolgens de Brusselse Arena hiermee te betreden. De nog steeds

sterke lokale en regionale focus van de Nederlandse brandweer is hier de belangrijkste oorzaak van.

Vanuit deze achtergrond worden de NVBR Programmaraden en Netwerken nog niet aangestuurd

vanuit een visie dat een internationale oriëntatie „part of the job‟ is. De interne, lokale/regionale

oriëntatie van Brandweer NL is dient op korte termijn veranderd te worden voor een kansrijke

Europese lobby. De – vaak goedbedoelde maar ongestructureerde – inspanningen die sommige

lokale of regionale brandweerkorpsen in Brussel leveren dienen gekanaliseerd te worden binnen de

NVBR om meer rendement voor de Nederlandse brandweer uit deze inspanningen te halen.

5. Er is tot heden onvoldoende capaciteit door de NVBR/RRC georganiseerd aanwezig om

een Europese lobby over een langere periode (> 5 jaar) succesvol te kunnen laten zijn.

Het praktische gevolg van het ontbreken van enige ambtelijke ondersteuning voor de RRC die ogen

en oren in of gericht op Brussel kan organiseren, is dat de Nederlandse brandweer ook niet fysiek

toegerust is om in „Europa‟ te investeren. EU-dossiers worden nu min of meer willekeurig vanuit

enkele korpsen/regio‟s met een internationale focus gevolgd, veelal door de eigen situatie aan de

landsgrens, een wereldhaven of internationale luchthaven. Er bestaat te weinig lokale of regionale

managementaandacht voor de uitkomsten van Europese projecten, zij belanden vaak onder in de la

door andere nationale dossiers of dringen in ieder geval meestal niet nationaal binnen de brandweer

door. Het eigen lokale, regionale of nationale belang prevaleert hierin nog vaak boven het werken

volgens een nationale strategische EU-agenda met dus een internationale oriëntatie als basis.

6. Brandweer Nederland is te zelden buiten de landsgrenzen actief, anders dan vanuit het

oogpunt van grensoverschrijdende samenwerking.

Alle respondenten met ervaring in Brussel zijn het er over eens dat een organisatie regelmatig fysiek

in Brussel vertegenwoordigd moet zijn om het spel naar behoren te kunnen spelen. Dit wil helemaal

niet zeggen dat de RRC meteen een lobbyist in Brussel dient aan te stellen. Er zijn legio

mogelijkheden in Nederland en Europa om in het uitgebreide netwerk van organisaties die zich met

fysieke veiligheid bezig houden een netwerkrol op te pakken. Met relatief weinig investering, gericht

op de belangrijkste dossiers van de shortlist aan thema‟s, is het mogelijk om over langere termijn met

het nodige geduld belangrijke contacten op te bouwen.

7. De Nederlandse brandweer bevindt zich nog in het beginstadium van een Europese lobby.

Het is vanuit de historische versnipperdheid, relatief decentrale sturing, organisatorische dynamiek en

interne focus van de Nederlandse brandweer van de laatste (en komende) jaren nog steeds

verklaarbaar dat er nog weinig aandacht aan Europa besteed is. Er is een wil binnen de NVBR/RRC

om actiever de EU te benaderen, op korte termijn op het terrein van subsidies. Dit is echter nog

steeds geen semi-professionele, laat staan professionele EU-lobby. Hiertoe dient veel meer huiswerk

ter verkenning van de lobbykansen verricht te worden en dient het bijbehorende veldwerk –

machthebbers, stakeholders en thuisfront – vanuit het verworven overzicht van kansen geconstrueerd

te worden. De positie van de Nederlandse brandweer binnen de constellatie van Veiligheidsregio‟s

biedt goede kansen om met meer energie hier invulling aan te geven.

6.3 Aanbevelingen

Op grond van bovenstaande conclusies worden hierna een aantal aanbevelingen gedaan die van

belang zijn om een concrete impuls te geven aan het beter organiseren, positioneren en presenteren

van de Nederlandse brandweerbelangen.

1. Maak van de door de RRC in maart 2008 opgestelde globale lijst van nationale prioriteiten,

belangen en projecten een definitieve shortlist van EU-speerpunten voor Brandweer NL

door deze af te stemmen op de prioriteiten en strategische agenda’s van de NVBR.

Page 47: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

6 . Conclusies en aanbevelingen 47

Denk en handel internationaal! Dit is wellicht nog een stap te ver voor Brandweer NL, maar de NVBR

/ RRC dient qua oriëntatie meer vanuit een internationale context te denken en handelen.

Werk vanuit een door de RRC/Programmaraden verzamelde longlist en breng zo mogelijk

onderscheid aan tussen een „Strategisch Programma‟ en „Operationeel Programma‟. Houd de lijst

met onderwerpen zeker in de eerste fase beperkt (3-5 thema‟s) en voorkom vervolgens te veel focus

op deze lijst. Vertaal de shortlist in concrete targets, zoals te wijzigen regelgeving (in 2e instantie,

traject van lange adem) of binnen te halen subsidiegelden en borg deze targets in het

beleidsprogramma van de NVBR en haar Programmaraden. Door 3-4 jaar vooruit te plannen in

strategische activiteiten ontstaat de ruimte om met gebruikmaking van eigen lokale en nationale

middelen ook de EU-regelingen aan te spreken voor de uitvoering van plannen.

2. Organiseer, versterk en formaliseer de groep specialisten, generalisten en

leidinggevenden die binnen Brandweer NL met Europese Zaken actief zijn.

Organiseer Informatie, Communicatie en Terugkoppeling! Leg in de eerste periode (Q3-4 2009) de

prioriteit bij het organiseren van de EU-gerichte achterban binnen de branche. De „Werkgroep

Europa‟ dient hiertoe op tactisch en operationeel niveau versterking te krijgen om met meer

slagvaardigheid én kritische massa op te kunnen treden en toekomstgerichte, concrete stappen te

kunnen zetten. „Europeaniseer‟ daartoe de (agenda van de) programmaraden en netwerken door

binnen deze organen aanspreekpunten te benoemen voor Europa / Internationale Zaken en voor het

monitoren van en contact onderhouden met collega‟s in andere lidstaten. Daarnaast dient de

„Werkgroep Europa‟ specialisten te selecteren die verantwoordelijk zijn voor het volgen van en

rapporteren over internationale dossiers op het door de RRC vastgestelde „Europa Programma‟.

Houdt hierbij nauwe samenspraak met de ministeries van BZK, VROM en zo nodig EZ; deze hebben

belang bij een goede, stevigere rol van de Nederlandse brandweer in Europa en kunnen een goede

sparringpartner, met een „expert opinion‟ en signalen uit de praktijk, gebruiken in hun

onderhandelingen in Brussel.

3. Vergroot het inzicht in het Europese speelveld dat relevant is voor de Nederlandse

brandweer.

Begin al in 2009 met een „oefenpartijtje‟ op het veld! Onderhavige notitie biedt een voorzet maar is

niet uitputtend en volledig. Een goed overzicht van relevante raadswerkgroepen, expertgroepen,

comité‟s, pressiegroepen etc. is onnodig om te maken, gewerkt dient te worden vanuit de strategische

en tactische prioriteiten van Brandweer NL. Er dient dus nu al in 2009 vooruit gekeken te worden naar

2011-2014 en daarnaast ook nog terug te kijken op de Europese dossiers waar Brandweer NL

kansen heeft laten liggen en te analyseren hoe dit geschied is. Voor een optimale match met de

prioriteiten van de NVBR-Programmaraden is hun actieve betrokkenheid van belang.

4. Organiseer niet zelfstandig als Brandweer NL fysieke vertegenwoordiging in Brussel, maak

gebruik van andere ogen en oren in Brussel en versterk hun organisatie.

Het netwerk en de ervaring van G-4, VNG, IPO en Politie/KLPD en de ogen en oren van Europese

zusterorganisaties zoals de FEU, DFV, CTIF en EFA zijn voor de korte termijn (2009-2010)

voldoende om de belangenbehartiging van de Nederlandse brandweer in Europa te organiseren.

Benut de inhoudelijke screening van brandweerdossiers zoals permanent door de DFV gebeurt, de

signalen die de Nieuwsbrief EU-Stimulering biedt, de netwerkrelaties die de EFA en de Politie/KLPD

met EU-instellingen hebben. Maak VNG en IPO en hun bestuurders ervan bewust dat de belangen

van de Nederlandse brandweer van nut kunnen zijn in Europese discussies en onderdeel uit zouden

moeten maken van hun eigen gezamenlijke EU-agenda. Maak als NVBR wel in 2009 de strategische

keuze in welke Europese brancheorganisatie (FEU en/of CTIF of afgeleid de EFA) op de lange

termijn alleen nog maar geïnvesteerd gaat worden en geef hier vervolgens planmatig invulling aan.

5. Benut de coördinerende en ondersteunende rol van het Projectteam EU-Stimulering van de

ministeries van BZK en Justitie als het gaat om nationale krachtenbundeling en formele

contacten met de EU, met name op het vlak van subsidieregelingen.

Het Ministerie van BZK ondersteunt het veld actief bij het vinden van de juiste subsidieregelingen en

assisteert bij inschrijving e.d.. Vanuit de afdeling Internationale Zaken van BZK bestaan diverse

actieve lijnen met de EU die over brandweerzaken gaan. Met enige inspanning van zowel de zijde

van BZK als de NVBR kunnen meerdere belangen behartigd worden en krijgt de Nederlandse inbreng

in Brussel meer aansluiting met de kennis en ervaringen van Brandweer NL. Specifiek met betrekking

Page 48: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

6 . Conclusies en aanbevelingen 48

tot het Projectteam EU-stimulering dient er meer coördinatie vanuit de NVBR én BZK te zijn op de

inschrijvingen op subsidietrajecten in het land: het peilen van interesses, informeren over

mogelijkheden, inventariseren en coördineren van concrete initiatieven van (brandweer)organisaties

etc. Tussen NVBR en BZK dienen concrete afspraken gemaakt te worden over ieders mogelijkheden,

kennis en aandachtsgebieden in het Europese netwerk.

6. De lijnen tussen NL en EU op het vlak van fysieke veiligheid dienen bij de NVBR bekend te

zijn en de belangrijkste informatie over deze lijnen eveneens.

Leg contacten, sluit partnerschappen! Zowel de departementen, VNG/IPO als NVBR dienen bewust

gemaakt te worden van de kansen die bestaan door elkaars belangen te bundelen in de contacten

met de EU. Hierbij dient duidelijk afgebakend te worden voor welk deel van de fysieke veiligheid,

communicatie, afstemming of samenwerking gezocht moet worden. De Europese Agenda dient een

vast punt te zijn bij de formele contacten tussen NVBR, de departementen en de VNG.

7. Vorm één front van brandweerorganisaties in Europa met één strategische en operationele

Europese agenda

Blijf niet achteruit kijken! Zolang er nog een aantal elkaar niet versterkende brandweerorganisaties

met verschillende achtergronden in Europa opereren, zal de brandweer niet goed in staat zijn om

vanuit haar kerntaken en grootste belangen Europees te acteren en als betrouwbare sterke partner

gezien te worden. Voorkom dat brandweerorganisaties niet serieus genomen worden, tegen elkaar

uitgespeeld worden en dus zeker niet bij ontwikkelingen betrokken worden. Doorbreek bestaande

structuren en bouw gestaag aan nieuwe cross-sectorale en cros-nationale allianties op het vlak van

fysieke veiligheid. Vanuit de structuur en organisatie van Veiligheidsregio‟s is dit wellicht nog beter te

realiseren dan vanuit de oude brandweerstructuur. Schroom vooral niet om als brandweer allianties

aan te gaan met private partijen als TNO om de eigen belangen te behartigen.

8. Start met professionaliseren en innoveren, stel doelen hiertoe en houd vol!

De Brandweer is een A-merk! Brandweer NL is samen met haar Europese collega‟s een omvangrijk

netwerk met vele maatschappelijke functies en bijna 5 miljoen professionals. De inspanningen (voor

een groot deel gebaseerd op vrijwilligheid) en de risico‟s die gelopen worden zorgen voor een hoge

waardering van de beroepsgroep. Hieraan toegevoegd dient te worden dat de miljoenen mensen

binnen de brandweer in Europa in staat zijn om nog in grote mate verder te innoveren en te

professionaliseren, zowel in techniek, mensen en kennis. Stel als NVBR samen met de relevante

partners concrete innovatiedoelen, zoek hier vervolgens Europese programma‟s bij ter mogelijke

mede-financiering.

Page 49: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

L i t e r a t u u r 49

Literatuur

Barnier, M., For a European civil protection force: europe aid, Brussel, mei 2006

Bos, P. e.a., Crisisbeheersing in Europees verband, In „Internationalisering en globalisering van

crises en rampen‟, Leergang MCDM 2002-2004, Arnhem, 2004

Bruijn, J.A. de en Heuvelhof, E.F. ten, Management in netwerken, tweede druk, Utrecht, 1999

Bruijn, J.A. de, Heuvelhof, E.F. ten, In ‟t Veld R., Procesmanagement. Over procesontwerp en

besluitvorming, Amsterdam, 2007

Buitink, A. e.a., Risico’s in Europa. Percepties vergeleken, In „Internationalisering en globalisering

van crises en rampen‟, Leergang MCDM 2002-2004, Arnhem, 2004

Colijn, K., Globale dreigingen en de nationale veiligheid van Nederland, in Crisisbeheersing.

Andermaal belicht, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Den Haag, 2007

Davis, D., Europe Meeting the Challenge Facing Emergencies: A European Strategy of

Solidarity, Chester, mei 2008.

Davis, D., Fire Across Europe. A European Fire Perspective, Federation of British Fire

Organisations, Verenigd Koninkrijk, 2007

Deutscher Feuerwehrverband, Feuerwehr-Jahrbuch 2008, Berlijn, 2008

Dombrovsky, W.R., Warum auch die Feuerwehr nicht ewig ist. Lezing congres „‟Mut zur Zukunft‟,

Berlijn, februari 2008

Duin, M. van, Van rampen leren. Een vergelijkend onderzoek naar de lessen uit

spoorwegongevallen, hotelbranden en industriële ongelukken. Den Haag, 1992

Europese Commissie, Dienst Communicatie, Hoe werkt de Europese Unie?, Brussel, 2007

Europese Commissie, Transnationale territoriale samenwerking (Interreg IVB 2007-2013).

Operationeel Programma voor Noordwest Europa, Brussel, 2006

Europese Commissie, Communication from the Commission to the European Parliament and

the Council on reinforcing the Union’s Disaster Response Capacity, Brussel, 2008

During, R., Leren samenwerken binnen Europa, Wageningen, 2008

Galan Groep, Reader Masterclass ‘Wegwijs in Brussel’. Nederlandse brandweercommandanten

27-29 februari 2008, Baarn, 2008

Helsloot, I., Voorbij de symboliek. Over de noodzaak van een rationeel perspectief op fysiek

veiligheidsbeleid, Den Haag, 2007

Helsloot, I., Muller, E.R., Berghuijs, J.D., Brandweer. Studies over organisatie, functioneren en

omgeving, Deventer, 2007

Hoetjes, B., Grensoverschrijdende samenwerking van decentrale overheden: hoe en waarom?

in „Europa op het grensvlak van recht en beleid. Praktijkcahier Europees Recht, Deel 1‟, Den

Haag, 2007

Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, Bestuurlijke aansturing van de brandweerzorg, Ministerie

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Den Haag, 2006

Konijn, Y., Arbeidstijd en rusttijd, in „Brandweer en Recht‟, aflevering 3, Den Haag, nov. 2005

Kornaat, F., Europa in een ander perspectief. Een verkennend onderzoek naar de (Europese)

politielobby binnen de EU, Puttershoek, 2007

Ministerie van BZK, Ministerie van VROM, Actieprogramma Brandveiligheid, Den Haag, 2007

Nederlandse Vereniging voor Brandweer en Rampenbestrijding, De Brandweer in 2040. Uitwerking

van toekomstopties voor het bedrijfsmodel van de Brandweer. Deel 1: Bouwstenen,

Tussenrapportage, Arnhem, juli 2008

Rooze, M., Gevolgen van een ramp duren langer dan je denkt. In „Crisisbeheersing, andermaal

belicht‟, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Den Haag, 2007

RRC, Notitie zonder titel over NVBR / Brandweer.nl in Europa (Agendapunt 3.04, Bijlage 1),

Arnhem, maart 2008

Schendelen, M.P.C.M. van, Gelijkhebben of winnen? Nederlandse belangenbehartiging in de

Europese Unie, Amsterdam, 1995

Schendelen, M.P.C.M. van, Machiavelli in Brussels, the art of lobbying the EU, 2e druk,

Amsterdam, 2005

Schendelen, M.P.C.M. van, Politieke processen en lobby, verschenen in „Wereldburgerschap:

Handreikingen voor vergroting van betrokkenheid bij mondiale vraagstukken‟, pag. 82-92, Assen,

2007

Page 50: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

L i t e r a t u u r 50

Wamsteker, N., NCC-achtige structuur binnen de Europese Unie een feit. In „Nieuwsbrief

Crisisbeheersing, jaargang 4, nummer 6, Ministerie van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties, Den Haag, juni 2006

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Onzekere veiligheid. Verantwoordelijkheden

rond fysieke veiligheid, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2008

Wiel, C. van de, Inleiding Strategische conferentie ‘Brandweer van de toekomst’, 20 november

2008

Page 51: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

I n t e r e s s a n t e w e b s i t e s 51

Interessante websites Internetpagina Omschrijving

Over de EU

cordis.europa.eu

Informatieservice EC over R&D-activiteiten die zij

ondersteunt

ccre.org De Council of European Municipalities and Regions

(CEMR), in het Nederlands Raad van Europese

Gemeenten en Regio‟s (REGR), is de grootste Europese

organisatie voor de belangenbehartiging van lokale en

regionale overheden bij de Europese Unie. Namens

Nederland zijn IPO en VNG lid van CEMR. Annemarie

Jorritsma, voorzitter van de VNG, is een van de vice-

voorzitters.

cedefop.europa.eu Europees Centrum voor de ontwikkeling van de

beroepsopleiding

cepol.net Europese Politieacademie

cor.europa.eu/nl/index.htm Comité van de Regio‟s

curia.europa.eu Europees Hof

easa.europa.eu Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

ecdc.europa.eu Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding

minbuza.nl/ecer/nl/eu_essentieel_do

ssiers

Informatie over actuele en andere BNC-fiches.

ecprd.org European Centre for Parliamentary Research and

Documentation (EU extranet)

ec.europa.eu/echa Europees Agentschap voor Chemische Stoffen

ec.europa.eu/enterprise/security/inde

x_en.htm

„Security Research Programme‟ (FP7-SEC-2009-1) onder

het „ Seventh Framework Programme for Research and

Technological Development (FP7)‟.

eda.europa.eu Europees Defensieagentschap

efsa.europa.eu Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid

efsca.co.uk European Fire Service Colleges‟ Association

emsa.europa.eu Europees Agentschap voor maritieme Veiligheid

enisa.europa.eu Europees Agentschap voor netwerken Informatiebeveiliging

era.europa.eu Europees Spoorwegbureau

euractiv.com Zoekmachine voor actuele onderwerpen binnen EU

eurocities.org Europees network voor steden

ec.europa.eu/information_society/act

ivities/esafety/index_en.htm

Programma voor verbetering van de verkeersveiligheid.

emtel.etsi.org Emergency Communications (EMTEL)

eu-nederland.be Permanente Vertegenwoordiging Nederland bij de EU

eur-lex.europa.eu/nl/index.htm Rechtstreekse toegang tot het recht van de Europese Unie

europa.decentraal.nl Kenniscentrum Europees recht en beleid voor decentrale

overheden

europarliament.net Stemregisteren van het EP

eesc.europa.eu/index_en.asp Europees Economisch en Sociaal Comité

ec.europa.eu/employment/index_en.

html

Europese Commissie DG Werkgelegenheid en Sociale

Zaken

ec.europa.eu/energy_transport/index

_en.html

Europese Commissie DG Energie en Transport

Page 52: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

I n t e r e s s a n t e w e b s i t e s 52

Internetpagina Omschrijving

ec.europa.eu/enterprise/index_en.ht

ml

Europese Commissie DG Ondernemingen en Industrie

ec.europa.eu/environment/index_en.

html

Europese Commissie DG Milieu

ec.europa.eu/health/index_en.html Europese Commissie DG Gezondheid en

Consumentenbescherming

ec.europa.eu/dgs/justice_home/inde

x_en.html

Europese Commissie DG Justitie, Vrijheid en Veiligheid

eu-vri.eu

europa.eu Officiële pagina van de EU

europarl.europa.eu/default_nl.htm Europees Parlement

ec.europa.eu/grants/index_en.html Europese subsidies en leningen

europa.eu.int/idea/index.html IDEA: online organisatieschema van de EU, o.a. namen en

adressen van leidinggevende EU-ambtenaren

interreg4c.net/ Interreg IV-C Subsidieregeling voor regionale versterking

ipsc.jrc.ec.europa.eu Institute for the Protection and Security of the Citizen (één

van de 7 instituten van het EC Joint Research Centre (JRC)

in Ispra (Italië).

iss-eu.org Instituut voor veiligheidsstudies van

de Europese Unie (IVSEU)

media.europa-nu.nl Site voor Nederlandse journalisten die behoefte hebben

aan betrouwbare en actuele informatie de EU.

publications.eu.int Toegang tot alle EU-publicaties

nl.osha.europa.eu EU Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het

werk.

nweurope.eu Transnationale territoriale samenwerking in Noordwest

Europa (NEW), binnen de Regeling Interreg IVB

ted.europa.eu Tenders Electronic Daily is de online versie van het

Supplement op het Publicatieblad van de Europese Unie,

bestemd voor Europese openbare aanbestedingen.

Over Fire and Rescue Services

ctif.org International association of fire and rescue service

dfv.org Deutsche Feuerwehrverein

www.europeanfireacademy.com European Fire Academy

exchangeofexperts.eu Uitwisselingsprogramma t/m maart 2009 voor CP-

specialisten binnen de EU, toekomstige lidstaten en

Liechtenstein, Ijsland en Noorwegen.

f-e-u.net Federation of the European Union Fire Officer Association

fobfo.org.uk Federation of British Fire Organisations (FOBFO)

iaem.com/regions/iaemeuropa/ International Association of Emergency Managers

industrialsafety-tp.org European Technology Platform on Industrial Safety

nvbr.nl Nederlandse Vereniging voor Brandweer en

Rampenbestrijding

raddningsverket.se/templates/SRSA

_Page____20965.aspx

EU Fire Safety Network. Opgezet met de steun van

COM/ENV/CP, het „Community Mechanism in the field of

Civil Protection‟. 23 Lidstaten zijn in het netwerk

vertegenwoordigd, voor Nederland levert het Ministerie van

VROM een gedelegeerde. Het doel van het netwerk is

kennis uitwisselen en een steun te zijn voor de Europese

Commissie en andere EU-diensten.

Page 53: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

I n t e r e s s a n t e w e b s i t e s 53

Internetpagina Omschrijving

Over gelieerde organisaties

acfse.org Alliance for Consumer Fire Safety in Europe

ebca.info European Burn Casualties Association, a group of national

burn patients associations in Europe. EBCA is a new

European and result oriented association to be partner of

the EU in improving fire safety and burn care in Europe,

from a patients point of view.

genevaassociation.org/Affiliated_Org

anizations/WFSC.aspx

World Fire Statistics Center (London)

Page 54: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 1 D e E u r o p e s e U n i e 54

Bijlage 1 De Europese Unie

Geschiedenis van de EU

De Europese integratie krijgt voor het eerst echt vorm in de periode direct na de Tweede

Wereldoorlog. Na WO II was er een machtsvacuüm ontstaan en heel Europa had de handen vol aan

de wederopbouw. Om beide problemen het hoofd te bieden, presenteerde de toenmalige Franse

minister van Buitenlandse Zaken op 9 mei 1950 een plan om de kolen- en staalindustrie van West-

Europa te verenigen, het zogenaamde Schuman plan. Dit wordt beschouwd als de geboortedag van

de Europese Unie.

1951 (Parijs): Zes landen richten de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal op (EGKS)

(België, Frankrijk, West-Duitsland, Luxemburg, Italië en Nederland)

1957 (Rome): Bij het Verdrag van Rome wordt een gemeenschappelijke markt gecreëerd, de

Europese Economische Gemeenschap (EEG)

1973 De Gemeenschap breidt uit tot negen lidstaten (UK, DK, IE treden toe) en ontwikkelt een

gemeenschappelijk beleid

1979 De eerste rechtstreekse verkiezingen voor het Europees Parlement

1981 De eerste toetreding van een land uit het Middellandse-Zeegebied (GR)

1986 Europese Akte, SP en PT treden toe

1993 Voltooiing van de interne markt

1993 (Maastricht): Verdrag betreffende de Unie

1995 De EU breidt uit tot 15 lidstaten (SE, AU, FI)

1997 (Amsterdam): Weg vrij voor uitbreiding van EU in Midden- en Oost-Europa en Cyprus

2001 (Nice): Overeenstemming over een aantal openstaande institutionele vraagstukken,

vereenvoudiging besluitvorming

2002 De invoering van euromunten en –biljetten

2004 (Rome): Verdrag voor Grondwet (nooit geratificeerd); tien nieuwe lidstaten treden toe tot de

Unie (PL, CZ, HU, SK, LT, LV, SL, EE, CY, MT)

2007 (Lissabon): verdrag om EU democratischer en transparanter te maken, eenvoudiger

werkmethoden en stemregelingen in te voeren, fundamentele rechten te waarborgen en de

EU in staat te stellen met één stem over mondiale vraagstukken te spreken; Roemenië en

Bulgarije treden toe

Tabel 1 Belangrijke data binnen de ontwikkeling van de EU.

Huidige structuur EU

Het politieke systeem binnen de Europese Unie is veel transparanter en toegankelijker dan het

Nederlandse. Uiteraard is de EU van veel grotere omvang en zijn er 27 lidstaten, honderden gekozen

volksvertegenwoordigers en tienduizenden actoren actief. Ook zijn de fysieke afstanden groter en is

er sprake van vele culturen en talen die van invloed zijn op de communicatie. Het systeem is echter

aan de inputzijde opener, informeler en pragmatischer door de behoefte aan veel input van experts,

belangenorganisaties en lobbygroepen uit lidstaten. Voor een organisatie als Brandweer Nederland is

het eenvoudiger toegang te verkrijgen tot het Europese speelveld dan dat dit bij menig Nederlands

departement het geval is49

.

„Brussel‟ mag dan relatief ver weg klinken, zich grotendeels buiten onze landsgrenzen afspelen en

voor een deel ook nog eens in een andere taal, objectief gezien kan niemand echter om de

(interventies van) de EU heen [Van Schendelen, 2005]. Jaarlijks produceert de EU circa 1300 stuks

regelgeving die de nationale wetgeving overrulen en vele gevolgen in de lidstaten (kunnen) hebben.

Aan de outputzijde is de EU overigens juist wel relatief formeel en juridisch georganiseerd, als het

bijvoorbeeld gaat om de implementatie van regelgeving, subsidieprocedures en aanbestedingen.

49

Een uitgelezen gelegenheid om nader kennis te maken met alle instellingen van de EU is door deel te nemen

aan de EU Open Days die ieder jaar begin oktober in Brussel georganiseerd worden. Op alle beleidsterreinen

wordt de laatste stand van zaken gepresenteerd en de meeste organisaties met actuele of toekomstige plannen

in EU-verband zijn dan present. De „EU Open Days 2009‟ zijn dus een goede gelegenheid om internationale

contacten te leggen en partners te zoeken voor ideeën en projecten die mogelijk voor 2010 voorzien zijn.

Page 55: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 1 D e E u r o p e s e U n i e 55

Europees Parlement

Het Europees Parlement (EP) wordt door de burgers van de Europese Unie verkozen en

behartigt hun belangen. Sinds 1979 worden de leden iedere 5 jaar rechtstreeks gekozen door de

burgers van de EU. Het Parlement vertegenwoordigt hun belangen bij besprekingen met

de andere EU-instellingen. De volgende verkiezingen zijn in juni 2009.

Het EP heeft de volgende bevoegdheden:

4. Het samen met de Raad wetgeving vaststellen. Normaliter via de medebeslissingsprocedure (zie

hierna) waarbij EP en Raad op basis van gelijkheid de wetgeving vaststellen die door COM is

vastgesteld.

5. Begrotingsbevoegdheid door het - samen met de Raad – goedkeuren van de jaarlijkse begroting,

hiermee worden tegelijk de beleidsprioriteiten van het EP bepaald.

6. Democratische controle uitoefenen op alle activiteiten van de EU. Het EP vervult een essentiële

rol bij de benoeming van de Commissie, het stellen van schriftelijke en mondelinge vragen tot de

Commissie en de Raad.

Het Parlement heeft 785 leden uit alle 27 EU-lidstaten. De leden van het Europees Parlement vormen

geen nationale fracties, maar zijn in 9 Europese politieke fracties ingedeeld (Sociaal-democraten,

Liberaal-democraten, EU Volkspartij / christen-democraten, Groenen etc.).

Nederland heeft 27 vertegenwoordigers in het EP (zie tabel). Zij vormen een goede en eenvoudige

rechtstreekse toegang tot de EU-besluitvorming.

1. BELDER, Bastiaan, Fractie Onafhankelijkheid/Democratie

2. BERMAN, Thijs, Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement

3. BLOKLAND, Johannes, Fractie Onafhankelijkheid/Democratie

4. BOZKURT, Emine, Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement

5. Van BUITENEN, Paul, Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie

6. BUITENWEG, Kathalijne Maria, Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie

7. Van den BURG, Ieke, Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement

8. CORBEY, Dorette, Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement

9. CREMERS, Jan, Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement

10. DOORN, Bert, Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese

Democraten

11. De GROEN-KOUWENHOVEN, Elly, Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie

12. HENNIS-PLASSCHAERT, Jeanine, Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie

13. In 't VELD, Sophia, Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie

14. JACOBS, Lily, Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement

15. LAGENDIJK, Joost, Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie

16. De LANGE, Esther, Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese

Democraten

17. LIOTARD, Kartika Tamara, Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links

18. MAATEN, Jules, Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie

19. MANDERS, Toine, Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie

20. MARTENS, Maria, Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese

Democraten

21. MEIJER, Erik, Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links

22. MULDER, Jan, Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie

Page 56: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 1 D e E u r o p e s e U n i e 56

23. Van NISTELROOIJ, Lambert, Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en

Europese Democraten50

24. OOMEN-RUIJTEN, Ria, Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en

Europese Democraten

25. VISSER, Cornelis, Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese

Democraten

26. WIERSMA, Jan Marinus, Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement

27. WORTMANN-KOOL, Corien, Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en

Europese Democraten

Tabel 2 De 27 Nederlandse leden van het EP (2004-2009).

Europese Raad

De Europese Raad (Raad), bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van alle lidstaten, plus

de voorzitter van de Europese Commissie. Het hangt af van het politieke systeem van elk land of hun

president en/of hun eerste minister deelneemt. De Europese Raad komt in principe vier keer per jaar

bijeen om het algemene beleid van de EU vast te stellen en de geboekte vooruitgang te beoordelen.

De Europese Raad is het hoogste besluitvormingsorgaan van de Europese Unie, bijeenkomsten

worden daarom vaak een „Europese Top” genoemd.

Europese Commissie

De Commissie (COM) – waarvoor iedere lidstaat een commissaris levert - komt in het algemeen één

keer per week in Brussel bijeen. Elk agendapunt wordt door de bevoegde commissaris toegelicht en

het hele team neemt vervolgens een collectief besluit.

Het personeel van de Commissie is ingedeeld in departementen, de zogeheten „directoraten-

generaal‟ (DG‟en, 18 in totaal) en „diensten‟. Elk DG is verantwoordelijk voor een bepaald

beleidsterrein en staat onder leiding van een directeur-generaal, die aan een van de commissarissen

verantwoording verschuldigd is. In feite zijn het de DG‟en die belast zijn met het voorbereiden en

opstellen van de wetgevingsvoorstellen, maar deze worden pas officieel wanneer de Commissie ze

op haar wekelijkse vergadering goedkeurt. Vervolgens wordt het voorstel voorgelegd aan de Raad en

het EP, waarna de Commissie het nog kan aanpassen en ter definitieve vaststelling nogmaals aan de

Raad en EP voorlegt. De Commissie wordt ondersteund door een Secretariaat Generaal (SG), dat

zelf verantwoordelijk is voor het terrein „risk & impactassessment en methodologie.

Tabel 3 Overzicht Directoraten-generaal en agentschappen van de EU.

DG Beleidsterrein Bijzonderheden

Agriculture & Rural

Development

COMP Competition Staatssteun, tenders en aanbesteding

Economic &

Financial Affairs

Education & Culture Life Long Learning projecten, e-learning

Employment, Social

Affairs and Equal

Opportunities

Arbeidstijdenrichtlijn, Europees Sociaal Fonds (ESF-subsidies)

TREN Transport & Energy Gevaarlijke stoffen bij alle transportmodaliteiten,

veiligheidsvoorzieningen transportmiddelen Ook dit DG is verantwoordelijk voor een groot aantal technische normen (zoals EN 12798: 1999 Transport Quality

Systems – Road, rail and inland navigation transport).

ENTER Enterprise & Industry Technische standaarden, apparaten

ENVI Environment Civil Protection, isolatiematerialen, rookgassen e.d.

50

Stelde in 2008 o.a. schriftelijke vragen aan de Commissie over de toelating van vlamvertragers en over het

stellen van verplichtende Europese richtlijnen voor (lagere) overheden voor de aanschaf van schone

wegvoertuigen en pleitte daarbij voor een ontheffingsmogelijkheid voor o.a. brandweer en OOV-diensten.

Page 57: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 1 D e E u r o p e s e U n i e 57

Executive Agencies

Fisheries & Maritime

Affairs

Maritieme Veiligheid

SANCO Health & Consumer

Protection

Brandveiligheid TV‟s, bankstellen, nachtkleding, hotels e.d.

Information Society

& Media

Informatievoorziening, Galileo, melding- en alarmering, e-learning

MARKT Internal Market &

Services

Publieke diensten op het gebied van markt, assurantie

JFS Justice, Freedom &

Security

O.a. ook programma‟s met als onderdeel crisismanagement.

Regional Policy Verbetering spreiding van kennis, welvaart, veiligheid, middelen

etc. over de (delen van de) lidstaten.

RESE Research Verantwoordelijk voor al het onderzoek door en namens de EU.

Hoofdzetel is het Joint Research Center (JRC) in Ispra in Noord-

Italië.

TACU Taxation & Customs

Union

DEVE Development

ENLA Enlargement

EXRE External Relations

HUA Humanitarian Aid

TRAD Trade

Relevante

agentschappen

ECHA Europees

Agentschap voor

Chemische Stoffen

Beheert de technische, wetenschappelijke en administratieve

aspecten van Reach, het EU-registratiesysteem voor chemische

stoffen.

Vestigingsplaats: Helsinki, Finland

EASA Europees

Agentschap voor de

veiligheid van de

luchtvaart

Bevordert de hoogst mogelijke veiligheids- en

milieubeschermingsnormen in de burgerluchtvaart in de EU en

certificeert vliegtuigen en onderdelen.

Vestigingsplaats: Keulen, Duitsland

EMSA Europees

Agentschap voor

maritieme Veiligheid

EMSA voorziet de Commissie en de lidstaten van technisch en

wetenschappelijk advies over de verbetering van de veiligheid op

zee en over de preventie van zeevervuiling.

Vestigingsplaats: Lissabon, Portugal

ENISA Europees

Agentschap voor

netwerken

Informatiebeveiliging

Door informatie te verzamelen, risico‟s te analyseren, voorlichting

te geven en beste praktijken te bevorderen, draagt ENISA bij tot

de veiligheid van informatienetwerken en van de via die

netwerken overgebrachte gegevens.

Vestigingsplaats: Heraklion (Kreta), Griekenland

EU-

OSHA

Europees

Agentschap voor

veiligheid en

gezondheid op het

werk

Dit agentschap centraliseert en verspreidt kennis en informatie

over veiligheid en gezondheid op het werk, met het accent op de

totstandbrenging van een cultuur van effectieve preventie.

Vestigingsplaats: Bilbao, Spanje

Cedefop Europees Centrum

voor de ontwikkeling

van de

beroepsopleiding

Dit centrum bevordert de ontwikkeling van beroepsonderwijs en -

opleiding. Het is een expertisecentrum voor kennisverspreiding

en ondersteuning van de beleidsvorming.

Vestigingsplaats: Thessaloniki, Griekenland

ECDC Europees Centrum

voor

ziektepreventie en -

bestrijding

ECDC identificeert, beoordeelt en informeert over bestaande en

nieuwe bedreigingen voor de volksgezondheid door

infectieziekten, zoals griep, sars en hiv/aids.

Vestigingsplaats: Stockholm, Zweden

EDA Europees

Defensieagentschap

Van belang in verband met ontwikkelingen binnen Civiel-Militaire

samenwerking op Europese schaal.

Page 58: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 1 D e E u r o p e s e U n i e 58

EDA streeft naar samenhang in plaats van fragmentatie op het

gebied van de Europese defensie- en veiligheidscapaciteit,

waaronder bewapening en uitrusting, onderzoek en operaties.

Vestigingsplaats: Brussel, België

ESB Europees

Spoorwegbureau

Dit agentschap werkt aan een gemeenschappelijke

aanpak van spoorveiligheid en aan gezamenlijke

normen voor de interoperabiliteit van spoorwegen

om een volledig geïntegreerd EU-spoorwegnet tot stand te

brengen.

Vestigingsplaats: Lille en Valenciennes, Frankrijk

EFSA Europese Autoriteit

voor

Voedselveiligheid

Voorziet de Commissie en het publiek van onafhankelijk

wetenschappelijk advies over voedselveiligheid en risico‟s in de

voedselketen.

Vestigingsplaats: Parma, Italië

EPA Europese

Politieacademie

Leidt hoge politieambtenaren uit de EU op en bereidt

opleidingsprogramma‟s voor politiebeambten uit het middenkader

voor, waarbij

specifiek de nadruk wordt gelegd op de bestrijding

van grensoverschrijdende criminaliteit.

Vestigingsplaats: Bramshill, Verenigd Koninkrijk

IVSEU Instituut voor

veiligheidsstudies

van

de Europese Unie

Helpt een gemeenschappelijke Europese veiligheidscultuur te

creëren, het strategisch debat te verrijken en systematisch de

veiligheidsbelangen van de EU te bevorderen.

Vestigingsplaats: Parijs, Frankrijk

Besluitvorming binnen de EU

Zoals in hoofdstuk 2 al kort beschreven is, is besluitvorming over voorstellen binnen de EU

vastgelegd in de verdragen.De verdragen hebben de beleidsthemas onderverdeeld in 3 pijlers waarin

is geregeld volgens welke procedure besluiten genomen dienen te worden.

Europese Unie

Eerste pijler Tweede pijler Derde pijler

Europese Gemeenschappen

(EG)

Gemeenschappelijk

Buitenlands en

Veiligheidsbeleid (GBVB)

Politiële en Justitiële

Samenwerking in Strafzaken

(PJSS)

Douane-unie en interne markt Buitenlands beleid: Drugs- en wapensmokkel

Landbouw EU Battle groups, European

Rapid Reaction Force EUFOR

Terrorisme

Visserij Vredesoperaties Mensensmokkel

Mededinging Mensenrechten Georganiseerde misdaad

Economische en Monetaire Unie Democratie Oplichting en fraude

EU-Burgerschap Buitenlandse hulp

Onderwijs en Cultuur Veiligheidsbeleid

Transeuropese netwerken Europees Veiligheids- en

Defensiebeleid

Consumentenbescherming

Volksgezondheid

Onderzoek

Milieu

Sociaal Beleid

Asielbeleid

Verdrag van Schengen

Immigratiebeleid

Tabel 4 De drie pijlers van de EU, in rood de relevante beleidsterreinen voor de brandweer.

Page 59: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 1 D e E u r o p e s e U n i e 59

Het recht van de pijlers verschilt onderling.

Het recht van de eerste pijler is

„supranationaal‟: de EU staat qua

regelgevende bevoegdheid boven de

lidstaten. Het recht van de tweede en

derde pijler is „intergouvernementaal‟ of

„internationaal‟: de regelgevende

bevoegdheid van de EU staat niet boven

die van de lidstaten. Alles wat de lidstaten

in het kader van de derde pijler invoeren

gebeurt op basis van onderlinge afspraken

en verdragen. In de derde pijler betekent

een onhouding dat er geen unanimiteit is

en dat een voorstel niet aangenomen kan

worden.

Besluitvormingsprocedures

In hoofdstuk 2 zijn de 3

besluitvormingsprocedures binnen de EU

al kort beschreven. In deze bijlage worden

ter verduidelijking de

medebeslissingsprocedure en

raadplegingsprocedure schematisch

weergegeven.

De Medebeslissingsprocedure komt het

meest voor. De Commissie voert uit en

komt met voorstellen, het EP en de Raad

hebben in één of twee lezingen (zeer

zelden drie als het Bemiddelingscomité

ingeschakeld moet worden) de

gelegenheid een voorstel met eventueel

amendementen aan te nemen of te

verwerpen.

Bij de Raadplegingsprocedure (zie figuur

volgende pagina) legt de Commissie een

wetsvoorstel voor aan de Raad, die

vervolgens het EP raadpleegt (niet bindend

advies). Wel bestaat voor de Raad op een

aantal terreinen de verplichting om het EP

om advies te vragen. Indien dit verzuimd

wordt, is een besluit onrechtmatig.

In een aantal specifieke gevallen is de Instemmingsprocedure van toepassing. De Raad kan dan

alleen besluiten nemen wanneer zij de uitdrukkelijke goedkeuring van het EP heeft.

Figuur 9 Besluitvorming binnen de

EU volgens de

medebeslissingsprocedure.

Page 60: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 1 D e E u r o p e s e U n i e 60

Nederlands deel van Europese

besluitvorming

In onderstaande figuur is te zien hoe de

Nederlandse overheid de betrokkenheid bij

Europese besluitvorming georganiseerd

heeft. Belangrijke rollen zijn weggelegd voor

de Werkgroep „Beoordeling Nieuwe

Commissievoorstellen‟ (BNC). Deze

werkgroep genereert de zogenaamde BNC-

fiches51

die vervolgens in de Ministerraad

(MR) geagendeerd worden. Politiek

gevoelige onderwerpen passeren eerst nog

de „Coördinatiecommissie voor Europese

integratie en associatie‟ (CoCo) of de Raad

voor Europese en Internationale

Aangelegenheden (REIA). Komt de CoCo

er niet uit, dan is er in bijzondere gevallen

nog de CoCoHAN: de

„Coördinatiecommissie op Hoog Ambtelijk

Niveau‟. CoCo en CoCoHAN worden beiden

voorgezeten door de staatssecretaris van

Europese Zaken (Timmermans momenteel). Na de ministerraad worden de standpunten nog met het

parlement afgestemd (deels via de vaste Kamercommissie voor EU-zaken) voordat ze meegenomen

worden naar de Europese Raad van Ministers.

51

Van de circa 600 commissievoorstellen per jaar aan de Raad en het EP stelt de Nederlandse regering in

ongeveer de helft van de gevallen een eerste beoordeling op. Deze BNC-fiches vormen de inzet voor de

Nederlandse onderhandelingen in Brussel. De BNC-fiches zijn via internet te raadplegen (minbuza.nl/ecer)

Figuur 10 Besluitvorming binnen de EU volgens de raadplegingsprocedure.

Figuur 11 Nederlands deel van EU-besluitvorming [Kordaat, 2007].

Page 61: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 2 R e l e v a n t e E U - p r o g r a m m a ’ s , r e g e l g e v i n g e n p r o j e c t e n 61

Bijlage 2 Relevante EU-programma’s, -regelgeving en projecten

In onderstaand overzicht wordt inzicht geboden in potentiële dossiers die van belang kunnen zijn

vanuit het perspectief van de Veiligheidsketen voor de Nederlandse brandweer. Daarnaast worden

voor de volledigheid enkele ontwikkelingen / regelingen genoemd die vanuit organisatorisch

perspectief en/of voor de bedrijfsvoering voor de brandweer van belang kunnen zijn.

Voor ieder onderwerp geldt dat het nader bestudeerd dient te woren op relevantie, bruikbaarheid en

de mogelijke kosten/baten voor de Nederlandse brandweer.

Project / regelgeving /

subsidie

Omschrijving

Civil Protection

Financial Instrument

(CPFI)

Het doel van dit programma is om lidstaten te ondersteunen bij hun

pogingen om mensen, maar ook omgeving en cultuurgoed te

beschermen bij rampen. De Europese Commissie dekt 50 tot 80% van de

kosten.

Het jaarwerkprogramma 2009 is op 25-11-2008 vastgesteld en vanaf

januari 2009 zullen op verschillende momenten in het jaar oproepen

verschijnen tot het indienen van projectvoorstellen onder dit programma.

Onderwerpen die openstaan voor EU financiering zijn onder meer: Grote

(grensoverschrijdende) oefeningen, projecten die rampen kunnen helpen

voorkomen52

, training, bewustwording en oefenen met

crisisbeheersingsteams.

19 December 2008 was de sluitingsdatum voor de 2de oproep 2008 voor

“Simulation Exercises in the field of the Community Civil Protection

Mechanism”. http://ec.europa.eu/environment/civil/prote/call_simu_2008_2.htm

Prevention of and Fight

Against Crime (ISEC) en

Prevention,

Preparedness and

Consequence

Management of

Terrorism and other

Security related risks

(CIPS), samen het

algemene programma

Security and

safeguarding liberties53

Budget ISEC 2009: 70 miljoen euro (40,5 miljoen voor Action Grands).

ISEC richt zich op een breed scala aan criminaliteitsonderwerpen, maar

heeft naast de vooral politiële aspecten ook raakvlakken met de

veiligheidsketen van de brandweer (zie onder).

Naast algemene Action Grants zijn er ook mogelijkheden voor operating

grants voor non-governmental, non-commercial organisaties en

specifieke grants voor Framework Partners54

(politie DinPol, KMar en

Douane, BZK, Justitie).

Onderwerpen zijn bijvoorbeeld: Mensensmokkel –en handel, cyber crime

(in het bijzonder internetfraude en kinderporno), financieel-economische

criminaliteit, beslag en ontneming, criminaliteitspreventie,

milieucriminaliteit, implementatie EU actieplan voor de verbetering

van de veiligheid van explosieven, radicalisering uitmondend in

terrorisme, maatregelen i.v.m. CBRN-dreigingen55

, implementatie

Verdrag van Prüm (in het bijzonder het Zweedse initiatief), EU drugs

actieplan 2009-2012, JIT teams, grensoverschrijdende

politiesamenwerking, Napels II conventie, samenwerking met Europol,

52

Naar verwachting zal in 2009 een deel van het instrument ook besteed worden aan „disaster prevention‟, een

initatief van de Commissie naar aanleiding van de extreme bosbranden in Griekenland en Bulgarije in 2007

[Europese Commissie, maart 2008]. 53

Informatie afkomstig van voorlichtingsbijeenkomst ISEC en CIPS 2009, Ministerie van BZK, 8 oktober 2008 54

Een Framework Partner is een partij die bekend & geautoriseerd is door de Commissie en meer rechten heeft,

zoals het bijvoorbeeld ook buiten de vaste data Grands indienen. 55

De EU heeft in februari 2008 een CBRN Tasforce ingesteld bestaande uit experts, private partijen

en onderzoekers

Page 62: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 2 R e l e v a n t e E U - p r o g r a m m a ’ s , r e g e l g e v i n g e n p r o j e c t e n 62

Project / regelgeving /

subsidie

Omschrijving

wetenschappelijk criminologisch onderzoek en statistiek (in het bijzonder

harmonisering van definities), gemeenschappelijke trainingen en

opleidingen.

Voor het programma CIPS is in 2009 voor Action Grands 7,7 miljoen euro

beschikbaar.

Ontwikkeling/evaluatie/promoten van methoden en technieken om de

openbare ruimte beter bestand te laten zijn tegen terroristische

aanslagen (beperking effecten van explosies, constructiematerialen,

detectie etc.), businesscases om de beschikbaarheid van kritieke

publieke communicatiesystemen voor crisisorganisaties te verbeteren,

studies om de beveiliging en beschikbaarheid van publieke

communicatiesystemen en Internet te verbeteren, trainingen en

oefeningen voor experts.

Seventh Framework

Programme for

Research and

Technological

Development (FP7) –

Security Research

Programme (FP7-SEC)

Zeer omvangrijk programma met een totaal budget van 12,25 miljard

euro t/m 2013.

Europa veiliger maken voor haar burgers en onderwijl de

concurrentiepositie van de Europese industriën verbeteren is het doel

van dit „ Seventh Framework Programme for Research and Technological

Development (FP7)‟ (gepubliceerd 03-09-2008) dat loopt van 2007 t/m

2013. FP7 bestaat uit 4 blokken van activiteiten die 4 specifieke

programma vormen: Samenwerking,ideeën,mensen, capaciteit en een 5e

specifieke programma voor nucleair onderzoek.

Het programma bevat 10 thema‟s, waarvan de volgende 3 expliciet

betrekking hebben op het terrein van „Disaster risk management‟.

Information and Communication Technologies, budget 9,11

miljard euro;

Environment (inclusief „climate change‟), budget 1,8 miljard euro;

Security, budget 1,35 miljard euro.

De eerste „Call for Proposals (117,9 miljoen euro)‟ van dit „Security

Research Programme‟ (FP7-SEC-2009-1) sloot 04-12-200856

. Dit

deelprogramma heeft tot doel om als één van de fundamentele rollen van

de overheid de veiligheid (nadruk op security57

) van de EU-burgers te

helpen verzekeren.

Voor de brandweer bestaan er binnen dit programma veel mogelijkheden

om samen met partners te werken aan betere producten en middelen om

deze te leveren. Vooral ook veel technologische onderzoeken en

projecten worden binnen dit programma gehonoreerd, bijvoorbeeld:

SEC-2009.1.1.2 CBRNE (Chemical, Biologica, Radiological, Nuclear

agents and Explosives)

SEC-2009.2.3.1 Built infrastructure protection, including building in

resilience to attack at the design stage

SEC-2009.3.2.2: Sea border surveillance system (Regio Haaglanden

heeft hiertoe een voorstel ingediend i.s.m. een private partij).

SEC-2009.4.1.1 Aftermath crisis management system

SEC-2009.4.2.1 First responder of the future

56

Security Research Call 2 FP7-SEC-2009-1, 3 september 2009.

57 Met security‟ wordt in EU-beleid de openbare (orde en veiligheid) bedoeld (meer politioneel, vaak gerelateerd

aan terrorisme), met „safety‟ wordt meer de fysieke veiligheid aangeduid, waarbinnen dan vaak onderscheid

gemaakt wordt in „natural disasters‟ en „manmade disasters‟.

Page 63: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 2 R e l e v a n t e E U - p r o g r a m m a ’ s , r e g e l g e v i n g e n p r o j e c t e n 63

Project / regelgeving /

subsidie

Omschrijving

SEC-2009.4.3.1: Neutralisation of CBRN effects following a terrorist

Event

SEC-2009.4.3.3: Simulation, planning and training tools and methods

for management of crises and complex emergencies

SEC-2009-7.0.1 Transparency and networking amongst Member

States and Associated States

Transnationale

territoriale

samenwerking (Interreg

IVB 2007-2013) en

Interregionale

territoriale

samenwerking (Interreg

IVC 2007-2013)

Het INTERREG Kaderprogramma wordt gefinancierd uit het „European

Regional Development Fund‟ (ERDF). Het promoot interregionale

samenwerking binnen de EU (+ Noorwegen en Zwitserland). Prioriteit 1

heeft o.a. als subthema‟s innovatie, onderzoek en technologische

ontwikkeling. Prioriteit 2 van het programma heeft o.a. de subthema‟s

natuurlijke en technologische risico‟s (incl. climate change en externe

veiligheid), watermanagement, energie en duurzaam transport, cultureel

erfgoed en landschap.

Nederland is voor het grootste

deel ingedeeld in de Regio

„Noordwest Europa (NWE, zie

afbeelding). In dit gebied is in

de programmaperiode 2007-

2013 in totaal 355 miljoen euro

subsidie beschikbaar. De

cofinanciering door de EU

varieert van 50 tot 75%.

Interreg IVC

Het Interreg IVC programma is

onderdeel van de Europese

doelstellingen voor Territoriale

Samenwerking van het ERDF voor de periode 2007-2013. Het heeft tot

doel om door interregionale samenwerking de effectiviteit van regionaal

ontwikkelingsbeleid te verbeteren en de regio‟s economisch sterker en

meer concurrerend te maken. Prioriteiten zijn de uitwisseling van kennis

en ervaringen, koplopers in contact brengen met regio‟s die minder ver

zijn en het structureel borgen van goede praktijksituaties.

KP7 Kaderprogramma

Onderzoek 2007-2013

Dit programma bestaat uit vier specifieke programma‟s:

„Samenwerking‟: onderzoek op het gebied van:

gezondheid, voedsel/ landbouw/visserij en biotechnologie. Informatie-

en communicatietechnologie

Nanowetenschappen, nanotechnologie, materialen en nieuwe

productietechnologieën

Energie

Milieu (inclusief klimaatverandering)

Vervoer (inclusief luchtvaart)

Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen

Ruimtevaart

Veiligheid

„Ideeën‟, inclusief de oprichting van een Europese Onderzoeksraad

(ERC).

„Mensen‟, gericht op human resources.

„Capaciteiten‟, gericht op de potentiële onderzoekscapaciteit van het:

Page 64: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 2 R e l e v a n t e E U - p r o g r a m m a ’ s , r e g e l g e v i n g e n p r o j e c t e n 64

Project / regelgeving /

subsidie

Omschrijving

MKB in de EU:

Onderzoeksinfrastructuren

Onderzoek ten voordele van het MKB

Kennisregio‟s

Onderzoekspotentieel

Wetenschap in de samenleving

Samenhangende ontwikkeling van onderzoeksbeleid

Internationale samenwerkingsactiviteiten

Het totaalbudget van dit programma is 50,5 miljard euro.

Europees Fonds voor

Regionale Ontwikkeling

(EFRO)

Dit Fonds is een van de structuurfondsen en is bedoeld om de

belangrijkste regionale onevenwichtigheden in de Europese Unie terug te

dringen. Dit sluit aan bij de doelstellingen van het regionale beleid. Om dit

te bereiken financiert het fonds programma's voor de ontwikkeling en

structurele aanpassing van achtergebleven regio's en voor de

omschakeling van regio's met afnemende industriële activiteit.

Nederland heeft de mogelijkheid om in de periode 2007-2013 ruim 830

miljoen euro van de EU te gebruiken voor EFRO-activiteiten. Voorwaarde

voor gebruik is dat de subsidie door de Nederlandse overheid of

bedrijven moet worden verdubbeld. De Nederlandse overheid heeft

aangegeven 178,6 miljoen euro te willen investeren. De rest zou van

private partijen moeten komen.

Programma Een leven

lang leren (Life Long

Learning)

Van 2007-2013 loopt het overkoepelende onderwijsprogramma

Levenslang Leren. Het totale budget voor de 4 programma‟s is 13,62

miljard euro. Het programma beoogt de totstandkoming van een moderne

kennismaatschappij in de hele Europese Unie te bevorderen. Levenslang

leren moet zorgen voor meer uitwisseling, samenwerking en mobiliteit

tussen de onderwijs- en beroepsopleidingstelsels. Het programma is

opgedeeld in vier programma's die zich richten op verschillende sectoren,

namelijk:

Comenius: voorschool tot en met de tweede fase voortgezet

onderwijs

Erasmus: hoger (wetenschappelijk) onderwijs, en hoger

beroepsonderwijs

Leonardo da Vinci: beroepsonderwijs (behalve hoger

beroepsonderwijs)

Grundtvig: volwasseneneducatie

Leonardo Da Vinci heeft als doel de beroepsopleiding in de EU te

bevorderen. De beroepsopleidingen zouden met behulp van het

programma beter moeten aansluiten bij de veranderende behoeften op

de arbeidsmarkt.

Het programma ondersteunt de volgende acties:

Mobiliteit

partnerschappen die werken aan vraagstukken die voor de

deelnemende organisaties van belang zijn

projecten met meerdere deelnemers met als doel verbetering van de

nationale beroepsopleidingsstelsels

thematische netwerken van deskundigen en organisaties

Voor Leonardo is minimaal 3,4 miljard euro beschikbaar.

Omdat het LLL-programma met name gericht is op opleiding en

Page 65: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 2 R e l e v a n t e E U - p r o g r a m m a ’ s , r e g e l g e v i n g e n p r o j e c t e n 65

Project / regelgeving /

subsidie

Omschrijving

onderwijs, bevat dit programma mogelijkheden voor bijvoorbeeld het Nifv

en de NSOB (o.a. MCDM) om projecten in te dienen of

samenwerkingsverbanden met Europese partners aan te gaan. Er

bestaan echter zeker ook mogelijkheden om voor verbeteren van

operationeel trainen en realistisch oefenen voorstellen in te dienen.

In de beleidsperiode 2001-2006 zijn binnen dit programma op het vlak

van fysieke veiligheid bijvoorbeeld de projecten I SEE uitgevoerd (de

ontwikkeling van online trainingen voor specialisten „disaster medicine‟)

en INFORMED (online training voor chauffeurs gevaarlijke stoffen)58

.

LIFE+ 2007-2013 Subsidieprogramma van circa 2,1 miljard euro met de volgende

doelstellingen: het bijdragen tot de ontwikkeling en implementatie van het

milieubeleid en de milieuwetgeving van de EU en daarmee tot duurzame

ontwikkeling conform de prioriteiten van het 6e Milieuactieprogramma

(klimaatverandering, natuur en biodiversiteit, milieu en gezondheid,

duurzaam hulpbronnengebruik e.d.). Prioriteiten zijn o.a. het „bijdragen tot de ontwikkeling en demonstratie van innovatieve beleidsbenaderingen en –instrumenten‟ en het bijdragen tot de consolidatie van de kennisbasis voor de ontwikkeling, beoordeling, monitoring en evaluatie van het milieubeleid en de milieuwetgeving,

Europees Regionaal

Ontwikkelingsfonds

(ERDF)

Maatregelen voor risicopreventie zijn van groot belang voor regionale

ontwikkeling. Risicopreventie is dan ook als één van de prioriteiten

benoemd van het „European Regional Development Fund‟ (ERDF) voor

de periode 2007-2013.

Risicopreventie betreft zowel natuurlijke als technologische risico‟s.

Maatregelen voor risicopreventie en een goede preparatie maken dan

ook integraal onderdeel uit van planvorming en ontwikkelprocessen. Het

Europees Ontwikkelingsfonds ziet het voorkomen (beperken) van risico‟s

als prioritair binnen de doelen van het fonds.

Regionale Programma’s

Onder het ERDF zijn ook een groot aantal regionale programma‟s

goedgekeurd. Er is bijvoorbeeld een „Operational Programme South-

Netherlands59

, waarin over de periode 2007-2013 in totaal door de EU

186 van de 462 miljoen euro bijgedragen wordt aan een programma met

als doelstelling het verbeteren van de „Regional competetiveness and

employment‟. Dit programma heeft als prioriteiten „Kenniseconomie,

ondernemerschap en innovatie‟, „Aantrekkelijke regio‟ en „Stedelijke

dimensie‟ (met o.a. milieukwaliteit en toegang tot ICT-middelen).

In totaal financiert de EU 1,66 miljard euro in Nederland in het kader van

cohesie/versterking in de periode 2007-2013.

Community programme

for disaster prevention

DG Environment organiseerde op 9 april 2008 in Brussel een

bijeenkomst voor stakeholders om een potentieel „Community

programme for disaster prevention‟ te bespreken60

.

Dit initiatief gaat in het kort om drie vragen: is er in Europa behoefte aan

58

Leonardo da Vinci successtories, EU DG Education and Culture, 2007. 59

Infosheet „Operational Program South Netherlands 2007,‟ SID_2007NL162PO003. 60

Ik heb hier zelf aan deelgenomen en was de enige Nederlandse overheidsfunctionaris.

Page 66: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 2 R e l e v a n t e E U - p r o g r a m m a ’ s , r e g e l g e v i n g e n p r o j e c t e n 66

Project / regelgeving /

subsidie

Omschrijving

een dergelijk initiatief, hoe dient de EU een kennis-gebaseerde

benadering te ontwikkelen en wat zijn de belangrijkste elementen waar

het initiatief uit dient te bestaan. Ook het in kaart brengen van risico‟s en

data- en kennismanagement werden als prioriteiten genoemd. Het

„whitebook‟ over dit initiatief zou nog in 2008 beschikbaar komen, maar is

echter februari 2009 nog niet gereed.

Programme Exchange

of experts (verlengd t/m

mart 2009)

Uitwisselingsprogramma tussen de lidstaten tot april 2009 voor Civil

Protection specialisten in de breedste zin. Ook toekomstige lidstaten en

Liechtenstein, Ijsland en Noorwegen.

100% Van de onkosten wordt vergoed en deelname is een goede en

ontspannen manier om de eigen kennis en ervaring uit te wisselen met

collega‟s in een andere lidstaat. Tot eind 2008 hebben slechts ruim 20

specialisten uit enkele lidstaten aan deze uitwisselingsmogelijkheid

deelgenomen.

Monitoring and

Information Center

(MIC)

Opgericht in 2001 zijn de lidstaten verplicht het MIC te informeren bij

grote ongevallen met grensoverschrijdende effecten. Bij nationale

„rampen‟ coördineert het MIC de bijstand van andere lidstaten [Buitink

e.a., 2004]. De lidstaten leveren zo nodig interventieteams die binnen

afgesproken tijden een afgemeten inzet doen.

Het Landelijk Operationeel CoördinatieCentrum (LOCC) is voor

Nederland het landelijk contactpunt voor het MIC; het MIC kan een

partner zijn

Programma Marco Polo

II (DG TREN)

Marco Polo II heeft een budget van ongeveer 400 miljoen euro.

Dit programma (2007-2013) steunt modelprojecten in verband met

gecombineerd goederenvervoer. Voor alle vormen van het

goederenvervoer die tot een vermindering van het wegvervoer leiden,

kunnen aanvragen worden ingediend.

Het is de bedoeling het goederenvervoer over de weg te vervangen door

meer milieuvriendelijke vormen van goederenvervoer, bijvoorbeeld over

zee, spoor en binnenvaart.

In 2007 en 2008 is ca. 75% van het budget gegaan naar projecten over

„modality shifts‟ (verplaatsen van vervoersstromen naar alternatieve

vervoersmodaliteiten).

European Program on

Critical Infrastructure

Protection (EPCIP)

Dit EU-programma (Greenpaper 2005, Directive 2006/61, concept) heeft

tot doel een gemeenschappelijk raamwerk op te stellen voor gelijke

identificatie, beoordeling en implementatie van

beschermingsmaatregelen voor kritieke infrastructuur.

De dreiging van „digitale verlamming‟ en de bescherming van data vergen

adequate systemen voor risicodetectie en het vergaren van kennis62

.

Activiteiten worden gecoördineerd door het European Network and

Information Security Agency (ENISA).

In Nederland kennen we op dit vlak inmiddels het Computer Emergency

Response Team (GOVCERT).

Flood Directive, Regelgeving die vanuit reguliere EU-regelgeving koppelingen legt naar

61

Communicatie van de EC over een Europees Programma voor de Bescherming van Kritieke Infrastructuur,

Brussel, 12-12-2006, COM (2006) 786 (definitief) 62

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 2008

Page 67: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 2 R e l e v a n t e E U - p r o g r a m m a ’ s , r e g e l g e v i n g e n p r o j e c t e n 67

Project / regelgeving /

subsidie

Omschrijving

Seveso-II Directive

preparatie, respons en herstel. Deze regelgeving blijft in ontwikkeling

(Seveso-II directive wordt in 2008-2009 geëvalueerd), mede ook

gekoppeld aan Climate Change en de effecten daarvan voor Europa.

De Commissie ziet „disasterprevention‟ of „riskmanagement‟ steeds meer

in samenhang met „reguliere‟ regelgeving en maakt daarom ook steeds

meer middelen vrij voor onderzoek, projecten etc. De recente „Green

Paper on Adapting to Climate Change in Europe‟ van dezelfde DG

Environment doet in Europa het besef groeien dat risico‟s vroegtijdiger,

integraler en internationaler geïnventariseerd en geanalyseerd moeten

worden.

Flammability of

upholstered furniture,

nightwear & RIP-

cigarettes

In de 6.500 woningbranden die jaarlijks in Nederland plaatsvinden,

spelen bankstellen een grote rol bij de verspreiding van een

woningbrand. EFA en ACFSE zijn een campagne gestart die aandacht

vraagt voor de rol die een bankstel speelt in de ontwikkeling van een

brand. In samenwerking met het NIFV (Nederlands Instituut voor Fysieke

Veiligheid Nibra) heeft de ACFSE een brandtest uitgevoerd met

bankstellen. MEP‟s pleiten voor een verhoging van de brandveiligheid

van bankstellen in de EU.

Andere programma‟s in dezelfde sfeer van „Consumer Safety‟ (DG

SANCON) hebben inmiddels geleid tot regelgeving voor de

onbrandbaarheid van nachtkleding en voor zelfdovende sigaretten,

zogenaamde „RIP-cigarettes‟ (Reduced Ignition Propensity, European

press release IP/07/1818 Brussels 18 November 2007).

Domestic Fire safety &

Fire safety in hotels

(SafeHotel)

Alle instellingen in Europa die zich bezig houden met brandveiligheid zijn

het er over eens dat woningbranden veruit (circa 60%) de grootste bron

van slachtoffers zijn. Diverse organisaties zijn bezig dit thema

prominenter op de Europese agenda te krijgen in relatie tot bijvoorbeeld

de ontwikkeling van een raamwerk voor woningsprinklers.

Het programma voor brandveiligheid in hotels bestaat al sinds 1986

(86/666/EEC) en valt onder DG Consumerprotection, onderdeel

„Consumer Safety‟.

Tot enkele jaren geleden is aan dit programma ook door de NVBR

(Landelijk Netwerk Brandpreventie) meegewerkt in FEU-verband. Het

programma ligt de laatste jaren stil, maar in 2008 hebben de FEU, EFA

en CTIF weer het initiatief genomen om het onderwerp bij de EU op de

agenda te krijgen, met name door het te koppelen aan het dossier

„Domestic Fire Safety‟.

In Nederland zijn met name Brandweer Amsterdam (Ricardo Weever) en

René Hagen (via de EFA) met dit dossier actief. Begin 2009 zal het

kabinet haar Visie op Brandveilgheid presenteren (in navolging van het

Actieprogramma Brandveiligheid) en ook hierin zal expliciet aandacht

besteed worden aan brandveiligheid in woningen.

Global Monitoring for

Environment and

Security (GMES) en

INSPIRE (Infrastructure

for Spatial Information

„Global Monitoring for Environment and Security‟ is een gezamenlijk

initiatief van de COM en het EU-agentschap ESA (European Space

Agency). GMES (dat in 2013 operationeel geïmplementeerd dient te zijn)

moet belangrijke ondersteuning gaan bieden door betere voorspelling,

monitoring en beoordeling in relatie tot de voorbereiding van strategieën

Page 68: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 2 R e l e v a n t e E U - p r o g r a m m a ’ s , r e g e l g e v i n g e n p r o j e c t e n 68

Project / regelgeving /

subsidie

Omschrijving

in Europe) voor „natural hazards‟ en „manmade disasters‟. GMES bestaat in het

beginstadium uit drie „fast track services (FTS):

FTS land monitoring

FTS marine

FTS Emergency Response

GMES heeft een nauwe relatie met de Richtlijn INSPIRE (Infrastructure

for Spatial Information in Europe, Directive (2007/2/EC), welke eisen

stelt aan de infrastructuur, datastructuur, kwaliteit, toegankelijkheid etc.

van de RO-informatie van de lidstaten (dient in de lidstaten voor 25 april

2009 geïmplementeerd te zijn).

Een gerelateerd project/organisatie is www.eurisy.org, dat zich

bezighoudt met „Integrated Use of Satellite Information and Services‟ op

o.a. het terrein van risico- en rampenmanagement (met name op het

gebied van overstromingen, natuurbranden, landverschuivingen,

aardbevingen e.d.). COM

Brandstatistieken Zowel de EFA, FEU als CTIF pleiten al enige jaren voor betrouwbare

brandstatistieken in Europa. Ook in Nederland is hiervoor veel

belangstelling (in het kader van doelkwantificering in de Visie op

Brandveiligheid).

Momenteel is de UK bezig om Eurostat (de officiële EU statistische

organisatie) te bewegen om brand als één van de onderdelen die aan de

Europese statistieken dienen te worden toegevoegd. De EFA pleit o.a. in

haar contacten met de Europese Commissie (Commissaris Kuneva,

Consumentenveiligheid) ook voor een Europees stelsel.

Het World Fire Statistics Center – een internationaal

samenwerkingsverband van verzekeraars in Londen – is om een

praktische bijdrage te leveren aan de beperking van brandschade. Het

WFSC verzamelt, analyseert en verspreidt internationaal vergelijkbare

data over de kosten van branden. Het hogere doel is overheden te

bewegen samenhangende strategieën te bepalen om uiteindelijk ook

nationaal de effecten van brand te beperken.

Nuclear Radiological

Biological Chemical

(NRBC)

In de JBZ-Raad van 27-28 november 2008 is o.a. gesproken over

maatregelen in de strijd tegen terrorisme. In verband hiermee is

besproken dat de lidstaten een pakket maatregelen dienen te gaan

nemen op het vlak van NRBC. In de JBZ-Raad van juni 2009 wordt een

nadere uitwerking verwacht63

.

Europe Aid Het rapport „For a European civil protection force: europe aid‟ [Michel

Barnier, 2006] doet 12 aanbevelingen voor de versterking van de

Europese rampenbestrijdingscapaciteit. Sinds Barnier zijn rapport

nogmaals onder de aandacht bracht op het „Second Civil Protection

Forum‟ in november 2007, is het onderwerp door de Commissie weer op

de agenda gezet (in de JBZ-raad van november 2008 uiteindelijk geen

meerderheid voor één Europese eenheid, maar voor versterking van de

mobiele eenheden van de lidstaten de „USAR‟s e.d.).

De Fire and Rescue Services (FRS), verenigd in FEU en CTIF hebben dit

63

Persbericht EU-Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, Press 344 Nr16325_08 d.d. 28-11-2008

Page 69: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 2 R e l e v a n t e E U - p r o g r a m m a ’ s , r e g e l g e v i n g e n p r o j e c t e n 69

Project / regelgeving /

subsidie

Omschrijving

dossier eigenlijk in het beginstadium te passief naast zich neergelegd.

Een aantal (met name noordelijke) lidstaten vindt een „Europese

Brandweer‟ geen goede ontwikkeling omdat lidstaten (zoals Griekenland

en Bulgarije) eerst maar eens zelf de eigen brandweer dienen te

organiseren en professionaliseren in plaats van hiervoor eenheden met

Europees geld te organiseren.

Project eSafety Programma voor verbetering van de verkeersveiligheid in Europa middels

ontwikkeling, promotie en toepassing van nieuwe veiligheidssystemen in

auto‟s. „eSafety‟ is de eerste peiler van het „ Intelligent Car Initiative‟, een

gezamenlijk initiatief van de EC, auto-industrie en andere stakeholders.

Project ‘Citizens and

Resilience. The balance

between awareness and

fear (2005-2007)64

Doel van dit project is om de international samenwerking te verbeteren

om gezamenlijk de veerkracht van de Europese bevolking te vergroten.

Uitwisseling van kennis en drie concrete producten: publiekscampagne,

een interventie voor kinderen in het basisonderwijs & strategieën voor

„community-based interventions‟. In het zusterproject „Eureste‟ (European

resources for the victims of terrorism) zijn o.a. train de trainer-

programma‟s ontwikkeld en geïmplementeerd.

Project ‘Victims’

European Network

against Terrorism’

(‘Vnet’)51

Doel van „Vnet‟ is het creëren en uitbreiden van een Europees netwerk

van organisaties voor getroffenen van terrorisme.

„Eutopa‟: Doel is de standaardisering van de zorg na rampen in Europa.

O.a. Europese implementatie van de Nederlandse „Richtlijn vroegtijdige

interventies na rampen‟.

64

Bron: M. Rooze, „Gevolgen van een ramp duren langer dan je denkt.

Page 70: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 3 R e s p o n d e n t e n 70

Bijlage 3 Respondenten

Naam Functie Organisatie

Dhr.. D. Nuessler President FEU (Commandant

Brandweer Aken)

FEU

Dhr. G. Haverkamp Senior beleidsmedewerker Ministerie van Binnenlandse

Zaken en Koninkrijksrelaties,

Afdeling Internationale Zaken

Dhr. D. Davis President / Chairman Europe commission CTIF /

Federation of British Fire

Organisations (FOBFO)

Dhr. J. Rooymans* Werkgroep Europa, Raad voor

Regionale Commandanten,

Directeur Veiligheidsregio

Raad van Regionale

Commandanten,

Veiligheidsregio Zuid-Oost

Brabant

Dhr. R. Hagen Vicevoorzitter EFA, Lector

Brandpreventie Nifv

European Fire Academy (EFA),

Nederlands Instituut Fysieke

Veiligheid Nibra

Dhr. L. van Nistelrooij Europarlementariër, Rapporteur

Groenboek Territoriale Cohesie

Europees Parlement

Dhr. R. Römer,

Mevr. C. Andree

Vertegenwoordigers DFV in

Brussel

Bureau Brussel, Deutsche

Feuerwehrverband (DFV)

Mevr. T. Woeltjes* Projectleider Europese

stimuleringsregelingen

Veiligheid

Ministerie van BZK,

DG Veiligheid

* Telefonisch interview november 2007 en bijeenkomst bijgewoond met de RRC Werkgroep Europa (J.

Rooijmans, R. Brons, P. van Dijk, G. van Klaveren) en het ministerie van BZK (T. Woeltjes), 8 januari 2009.

Vragenlijst

De respondenten hebben allen op enigerlei wijze een (grensoverschrijdende) betrokkenheid bij het

takenpakket van de Nederlandse brandweer en/of Europese ontwikkelingen.

Op grond van hun kennis van brandweergerelateerde dossiers in Europa en/of hun ervaringen met

het Brusselse netwerk zijn hen in een persoonlijk of telefonisch interview of per schriftelijke enquête

de volgende vragen voorgelegd:

1. In hoeverre is de brandweer in Nederland volgens u in staat om relevant nationaal beleid of EU-

beleid in de gewenste richting te beïnvloeden en in welke mate speelt de versnipperdheid van de

Nederlandse brandweer hierbij een rol?

2. Waarom vindt u dat Brandweer Nederland op dit moment wel/niet zou moeten investeren in een

Brandweerlobby in Brussel?

3. Hoe zou volgens u een Nederlandse inbreng binnen een Europese Brandweerlobby

vormgegeven kunnen worden? Welke voorwaarden dienen hieraan te worden gesteld?

4. Welke zijn volgens u de belangrijkste Europese dossiers (longlist) t/m 2014 voor de Brandweer?

5. Op welke dossiers (shortlist) zou Brandweer Nederland naar uw mening kunnen aanhaken en

hoe?

6. Welke andere organisaties met een relatie met fysieke veiligheid hebben volgens u een goede

Brusselse lobby georganiseerd en welke dossiers/projecten zijn hiervan een goed voorbeeld?

7. Heeft u mogelijk nog suggesties / tips voor dit onderzoek tot besluit?

Naast bovenstaande vragen zijn de respondenten in verband met hun kennis vanuit de eigen

functie/organisatie nog specifieke vragen voorgelegd.

Page 71: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 4 W o r k i n g T i m e D i r e c t i v e 71

Bijlage 4 Workingtime Directive De Europese Raad heeft op 10 juni 2008 een akkoord gesloten over de WTD

65. Het dossier is nu

vlotgetrokken door het te verknopen met een akkoord over de Uitzendrichtlijn. Tegenover de afspraken over de Uitzendrichtlijn (Temporary Agency Work Directive, TAWD) – die een versterking van de positie van uitzendkrachten inhouden – staat nu een verzwakking van de bescherming van de werknemer op het gebied van de arbeidstijden. Het gaat om afspraken over de gemiddeld 48-urige werkweek, over mogelijke afwijkingen daarvan in de vorm van verlenging van de referentieperiode, over individuele 'opt-out', over aanwezigheidsdiensten en over combinatie werk en privé.

Europese Raad over Uitzendrichtlijn

De richtlijn bepaalt dat uitzendkrachten vanaf de eerste dag gelijk moeten worden behandeld in

arbeidsvoorwaarden met reguliere werknemers. Hiervan kan worden afgeweken bij collectieve

arbeidsovereenkomst of (als een systeem van algemeen verbindend verklaarde cao's ontbreekt) een

ander akkoord tussen sociale partners op nationaal niveau. Dit kan ook een 'qualifying period'

(overgangsperiode) inhouden.

Europese Raad over Arbeidstijdenrichtlijn

48-urige werkweek

De WTD heeft als belangrijkste maximumnorm 48 uur arbeid gemiddeld per week, gemeten over een

periode van maximaal 4 maanden. De periode waarover de 48 uur gemiddeld wordt berekend, kan

onder bepaalde voorwaarden worden verlengd tot een jaar.

Deze voorwaarden worden in de nieuwe Richtlijn versoepeld. Kon dat voorheen alleen bij cao, nu

komt daarbij de mogelijkheid om dat te doen bij wet, met slechts als voorwaarde „consultatie van de

sociale partners op het geëigende niveau‟.

Aanwezigheidsdiensten

Als gevolg van uitspraken van het Europese Hof moet alle tijd tijdens aanwezigheidsdiensten volledig

worden meegeteld als arbeidstijd. Dat had flinke gevolgen voor personeel bij brandweer,

ambulancepersoneel, artsen in ziekenhuizen etc.. Reden waarom veel landen aandringen op

aanpassing van de Richtlijn. De afspraak in de raad is nu als volgt:

De tijd tijdens aanwezigheidsdiensten wordt onderverdeeld in actieve tijd (waarin de werknemer

na een oproep aan de slag gaat) en niet-actieve tijd.

De niet-actieve tijd tijdens aanwezigheidsdiensten telt niet mee als arbeidstijd, tenzij anders

geregeld bij wet of cao.

De niet-actieve tijd telt ook niet mee als dagelijkse of wekelijkse rusttijd, tenzij anders geregeld bij

wet of cao.

Compenserende rust bij niet-naleven van de verplichte dagelijkse of wekelijkse rust is verplicht

binnen een redelijke termijn, vast te stellen bij wet of cao. Zo kan de verplichte 11 uur rust per 24

uur bij een aanwezigheidsdienst van 24 uur eenvoudig op de lange baan worden geschoven.

Opt-out clausule

De huidige Richtlijn biedt lidstaten de mogelijkheid om individuele werknemers op vrijwillige basis af

te laten wijken van de gemiddeld 48-urige werkweek. De EVV wil van deze opt-out clausule af, maar

de ontwikkelingen voor de aanwezigheidsdiensten gooiden roet in het eten. Het voorstel van de Raad

is nu om individuele afwijking van de gemiddeld 48 urige werkweek blijvend mogelijk te maken onder

de volgende condities:

Opt-out moet expliciet toegestaan zijn bij cao of bij wet (na consultatie sociale partners).

Individuele instemming is vereist.

Werknemer mag geen nadeel ondervinden van weigering in te stemmen.

Werkgever moet register bijhouden van werknemers met opt-out.

Deze geldt voor maximaal 1 jaar, met mogelijkheid tot verlengen.

Instemming tijdens de eerste 4 weken van de arbeidsovereenkomst is nietig.

Gemiddeld maximaal 60 uur arbeid per week, gemeten over 3 maanden.

Deze grens wordt maximaal 65 uur gemiddeld als de inactieve tijd van aanwezigheidsdiensten

65

Persbericht EU IP/08/912 Working Time Directive and Temporay Working Agency Directive, 10 juni 2008.

Page 72: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische heror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 4 W o r k i n g T i m e D i r e c t i v e 72

meetelt als arbeidstijd.

Voor werknemers die minder dan 10 weken in een periode van 12 maanden bij een werkgever

werken gelden deze bovengrenzen niet.

Gelijktijdig gebruik door een lidstaat van opt-out clausule en verlenging van de referentieperiode

tot 12 maanden is niet toegestaan.

Combinatie werk en privé

De Europese ministerraad stelt een zwakke tekst voor:

Lidstaten zullen sociale partners aanmoedigen om afspraken te maken over verbetering van de

combinatie werk en privé.

Lidstaten zien er op toe dat werkgevers hun werknemers tijdig informeren over wijzigingen in hun

arbeidstijdpatroon.

Lidstaten zullen werkgevers aanmoedigen om verzoeken van werknemers tot wijziging van

arbeidstijd en rooster serieus te nemen.

Effect op de situatie in Nederland

In Nederland zal wijziging ten aanzien van de referentieperiode voor de 48 uur vermoedelijk geen

grote gevolgen hebben. De afspraak die hierover in de Sociaal Economische Raad gemaakt is, en

overgenomen in de Arbeidstijdenwet, zal vermoedelijk niet snel ter discussie worden gesteld. Een

andere regeling van de aanwezigheidsdiensten zal onmiddellijk leiden tot druk op aanpassing van de

regeling in het Arbeidstijdenbesluit. Met name bij de brandweer zal de strijd dan weer losbarsten,

maar ook bijvoorbeeld bij de ambulances en in de zorg. De opt-out clausule staat daarmee in nauw

verband. Deze wordt in Nederland toegepast bij de aanwezigheidsdiensten en daarnaast ook in het

beroepsgoederenvervoer. Afspraken over de combinatie werk en privé zullen alleen als ze hard

worden gemaakt, misschien effect kunnen hebben op de Wet aanpassing arbeidsduur, en op de

zeggenschapspositie van werknemers voor hun rooster.

(Bron:

http://www.fnvbondgenoten.nl/dossiers/dossier_overzicht/arbeidstijdenwet/arbeidstijdenwet/europees

_akkoord_over_richtlijn )

Page 73: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische he ror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 5 L i j s t v a n a f k o r t i n g e n 73

Bijlage 5 Lijst van afkortingen

In onderstaand overzicht zijn meer afkortingen opgenomen dan in de tekst te vinden zijn. Het

meerdere aan afkortingen is in de diverse geraadpleegde bronnen aangetroffen en in deze scriptie

opgenomen omdat ze direct of indirect een relatie hebben met de belangen van de Nederlandse

brandweer.

Afkorting Omschrijving

ACFSE Alliance for Consumer Fire Safety in Europe

AEGPL European Liquefied Petroleum Gas Association

AER Assembly of European Regions

AISBL European Association for the Co-ordination of Consumer Representation in

Standardisation

ANEC Verbond van Europese Consumentenorganisaties („European Association for the Co-

ordination of Consumer Representation in Standardisation‟)

AWP Annual Work Programme (COM)

BEUC Europese Consumenten Organisatie

BONGO „Business-orientated NGO‟, bestaat uit vele handelsorganisaties, branches en

georganiseerde burgergroepen

Brzo „99 Besluit risico‟s zware ongevallen 1999

CBRNE Chemisch, Biologisch, Radiologisch, Nucleair

CEA Europees Comité van Verzekeraars

Cedefop Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

CEEP Europese organisatie voor werkgevers in de overheidssector (o.a. VNG lid)

CEFIC European Chemical Industry Council

CEMR

(REGR)

Council of European Municipalities and Regions (Raad van Europese Gemeenten en

Regio‟s)

CEN Comité Européen de Normalisation

CIP Bescherming Vitale Infrastructuur („Critical Infrastructure Protection‟)

CIPS Prevention, Preparedness and Consequence Management of Terrorism and other

Security related risks

COM Europese Commissie

COMP Directoraat Generaal „Competition‟ (mededinging)

CONNECS Raadpleging: European Commission and Civil Society

COR Comité van de Regio‟s

COREPER Comité van permanente vertegenwoordigers

CP Civil Protection

CPFI Civil Protection Financial Instrument

CSG Crisis Steering Group (vergelijkbaar met een Interdepartementaal Beleidsteam)

CTIF International association of fire and rescue service („Comité Technique International

de Prévention et d‟extinction du Feu‟)

DFV Deutsche FeuerwehrVerein

DG Directorate General

DRR Disaster Risk Reduction

EACEM European Association of Consumer Electronics Manufacturers

EASA Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

EBCA European Burn Casualties Association

ECDC European Center for Disease Prevention and Control

ECHA Europees Agentschap voor Chemische Stoffen

Page 74: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische he ror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 5 L i j s t v a n a f k o r t i n g e n 74

Afkorting Omschrijving

ECJ European Court of Justice

EDA European Defense Agency

EESC European Economic and Social Committee

EENA European Emergency Number Association

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

EFSA European Food Safety Authority

EFSCA European Fire Service Colleges‟ Association

EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EIGA European Industrial Gas Association

ENISA European Network and Information Security Agency

ENTER Directoraat Generaal „Enterprise‟ (ondernemingen)

ENVI Directoraat Generaal Environment

EP Europees Parlement

EPHA European Public Health Alliance

ERC Europese Onderzoeksraad

ERDF European Regional Development Fund

ESF Europees Sociaal Fonds

EVV Europees Verbond van Vakbewegingen

EU Europese Unie

EUSF EU Solidariteitsfonds

ECDC European Centre for Disease Prevention and Control

EFA European Fire Academy

EFRA European Flame Retardants Association (o.a. sponsor van EFA)

EFSA European Food Safety Authority

EFSN European Fire Safety Network

EGTS Wetsvoorstel Europese groepering voor territoriale samenwerking (n.a.v. EU-

verordening EG 1082/2006)

EMSA Europees Agentschap voor maritieme Veiligheid

EPA Europese Politie Academie

ENISA Europees Agentschap voor netwerken Informatiebeveiliging

EPCIP European Program on Critical Infrastructure Protection

ESB Europees Spoorwegbureau

EUKN European Urban Knowledge Network

EuroFed Europese Federatie

FEU Federation of European Union Fire Officers Association

FIC Fire Industry Confederation

FiFo Flying-In and Flying-out lobbyist (amateur die zich slecht voorbereidt)

FOBFO Federation of British Fire Organisations

FP7 Seventh Framework Programme for Research and Technological Development

GBVB Gemeenschappelijk Buitenlands en VeiligheidsBeleid

GONGO Government Organised NGO (non-gouvernementele organisatie die uit een mix van

overheidspartijen bestaat, tegenpool is de BONGO)

IAEM International Association of Emergency Managers

ISEC Prevention of and Fight Against Crime

IVSE Instituut voor veiligheidsstudies van de Europese Unie

JBZ Justitie en Binnenlandsze Zaken (Commissie van de EU-Raad)

Page 75: In Europa - Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) · De centrale vraag van het onderzoek luidt: Hoe profiteert de brandweer in Nederland nu van de aan de veiligheidsketen gerelateerde

Strategische he ror iëntat ie Neder landse b randweer lobby in Europa

B i j l a g e 5 L i j s t v a n a f k o r t i n g e n 75

Afkorting Omschrijving

JFS Directoraat Generaal „Justice, Freedom and Security‟

KP7 Kaderprogramma Onderzoek 2007-2013

LDC Least Developed Countries

LNV Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

MEP Member of the European Parliament

MIC Monitoring and Information Center („EU coördinatiecentrum Brussel)

NGO Non-Governmental Organisation

NRBC Nucleair Radiologisch Biologisch Chemisch

NVBR Nederlandse Vereniging van Brandweer en Rampenbestrijding

OSHA EU Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

PAM Public Affairs Management

PR Permanent Vertegenwoordiger („Permanent Representative‟)

PV Permanente Vertegenwoordiging

REACH Registration, Evaluation and Authorisation of Chemicals

RFEC Regions For Economic Change (EU Initiative)

RIP Reduced Ignition Propensity (cigarettes)

RRC Raad voor Regionaal Commandanten (binnen NVBR)

SANCO Directoraat Generaal Consumer Protection

TREN Directoraat Generaal Transport and Energy

UIP International Union of Private Wagons

WFSC World Fire Statistics Center