inhoud - owase · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 aangesloten...

104

Upload: others

Post on 17-Oct-2020

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V
Page 2: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

3

Inhoud Meerjarenoverzicht van kerncijfers 5

1 Karakteristieken van Stichting Pensioenfonds OWASE 6

2 Bestuursverslag 11

2.1 Hoofdlijnen 11

2.2 Goed pensioenfondsbestuur 15

2.3 Pensioenparagraaf 21

2.4 Financiële paragraaf 24

2.5 Beleggingen paragraaf 36

2.6 Actuariële paragraaf 44

2.7 Risicoparagraaf 45

2.8 Toekomstparagraaf 50

3 Jaarrekening 2018 52

3.1 Balans per 31 december 2018 52

3.2 Staat van baten en lasten over 2018 53

3.3 Bestemming van het saldo van baten en lasten 54

3.4 Kasstroomoverzicht over 2018 54

3.5 Toelichting behorende tot de jaarrekening 2018 55

4 Overige gegevens 86

4.1 Verslag van het verantwoordingsorgaan 86

4.2 Visitatiecommissie 89

4.3 Statutaire regeling voor bestemming van het saldo van baten en lasten 92

4.4 Actuariële verklaring 93

4.5 Controleverklaring van de onafhankelijk accountant 95

Bijlagen 101

Bijlage 1: ALM Benchmark 101

Page 3: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

4

I N M E M O R I A M

A.J. van den Elst (Lex)

Het pensioenfondsbestuur werd op 10 juli 2018

overvallen door het bericht dat bestuurslid A.J.

van den Elst was overleden. De heer Van den Elst

werkte sinds 1998 bij Sphere (wat vroeger de

lichte folie werd genoemd), waar hij eerst

financieel manager was en later algemeen

directeur. Al snel was hij ook in het collectief van

de OWASE-bedrijven actief, zowel bij de

Werkgevers Vereniging OWASE als bij Stichting

Pensioenfonds OWASE. Bij het pensioenfonds was

de heer Van den Elst eerst lid en later voorzitter

van de Deelnemersraad. In 2011 werd hij

bestuurslid van OWASE en lid van diverse

commissies. De heer Van den Elst bezocht alle

vergaderingen, bereidde die (vaak in zijn eigen

tijd) goed voor en nam actief deel aan de

discussies over de vele onderwerpen die in de

vergaderingen de revue passeerden. De heer Van

den Elst was werkgeversvertegenwoordiger, maar

hij zat in het bestuur voor alle betrokkenen. Zijn

overlijden is een gemis voor ons allen.

---

Page 4: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

5

Meerjarenoverzicht van kerncijfers

(aantallen nominaal, bedragen x € 1.000) 2018 2017 2016 2015 2014

Aantal werkgevers 26 26 26 27 23

Aantal verzekerden

Actieve deelnemers 1.301 1.307 1.339 1.396 1.395

Premievrije rechten (“slapers”) 1.665 1.658 1.617 1.590 1.565

Pensioentrekkenden (excl. IP) 1.524 1.506 1.478 1.454 1.435

totaal 4.490 4.471 4.434 4.440 4.395

Reglement variabelen

Pensioenrichtleeftijd 67 67 67 67 65

Franchise ultimo jaar (in Euro) 15.600 15.294 15.031 14.956 14.808

Premiepercentage OP (over grondslag) 31,5 30 30 30 30

Premiedekkingsgraad 91 83 83 80 123

Opbouwpercentage toegezegd (in %) 1,7 1,875 1,875 1,875 1,84

Opbouwpercentage toegekend (in %) 1,7 1,875 1,875 1,875 1,75

Nog te repareren opbouw (in %-punt) 0,09

Toeslag actieven (in %) 0,90 0 0 0 0

- cumulatieve achterstand ultimo jaar (in %) 7,19 6,03 4,21 2,67 2,67

Toeslag inactieven (in %) 0,66 0 0 0,34 0,44

- cumulatieve achterstand ultimo jaar (in %) 4,88 4,06 4,06 3,66 3,38

Pensioenuitvoering

Kostendekkende premie (ongedempt) 16.569 18.500 18.642 19.231 13.325

Kostendekkende premie (gedempt) 12.690 12.707 13.090 12.993 13.895

Feitelijke premie 13.682 13.048 13.177 13.046 14.043

Pensioenuitvoeringskosten 1.619 1.657 1.472 1.517 1.449

Kosten uitvoering per deelnemer (in Euro) 1 573 589 523 532 512

Uitkeringen, exclusief afkoop 21.048 20.470 19.488 18.800 18.644

Saldo waardeoverdrachten 1.887 6 -166 -76 1.286

Vermogenssituatie o.b.v. FTK- methodiek (rentetermijnstructuur)

Totaal pensioenvermogen (excl. bestemmingsreserve) 857.490 884.230 830.718 768.962 765.819

Pensioenverplichtingen 759.934 739.253 757.331 698.732 665.518

Beleidsdekkingsgraad (in %) 119,1 116,6 105,7 111,9 -

Vereiste dekkingsgraad (in %) 120,5 121,0 120,4 119,8 117,1

Aanwezige dekkingsgraad (in %) 112,8 119,6 109,7 110,1 115,1

Reële dekkingsgraad (in %) 96,9 94,3 86,9 91,5 -

FTK-rekenrente ultimo jaar (in %) 1,36 1,48 1,32 1,68 1,87

Beleggingsportefeuille

Aandelen 367.278 404.936 394.440 339.036 332.555

Vastrentende waarden 434.371 414.956 386.130 370.496 383.293

Derivaten -1.857 2.031 -9.674 -1.044 -4.813

Vastgoed 29.708 30.532 29.246 29.160 26.896

Overige beleggingen 21.793 23.107 22.340 26.728 25.024

totaal 851.293 875.562 822.482 764.376 762.955

Beleggingsperformance

Beleggingsrendement (in %, incl. valuta-afdekking) -1,53 7,56 9,14 1,27 17,83

ALM-Benchmark (in %) -2,28 5,06 9,71 3,29 16,61

Kosten vermogensbeheer (in % gem. belegd vermogen)2 0,464 0,441 0,347 0,366 0,373

Beleggingskosten per deelnemer (in euro) 1.451 1.339 1.014 1.008 894

1 Uitvoeringskosten berekend per actieve deelnemer en pensioengerechtigde, dus de ‘slapers’ zijn niet

meegeteld. 2 Met ingang van 2017 worden de transactiekosten meegeteld bij de kosten vermogensbeheer en

beleggingskosten per deelnemer, conform de Aanbeveling Pensioenfederatie inzake kosten beleggingen.

Page 5: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

6

1 Karakteristieken van Stichting Pensioenfonds OWASE

1.1 Profiel

Stichting Pensioenfonds OWASE is statutair gevestigd te Zwolle. Het pensioenfonds is opgericht op 1 januari 1957. De laatste statutenwijziging vond plaats op 30 december 2016. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41022770. Het kantooradres van het pensioenfonds is: J.C. Kellerlaan 8a, 7772 SG te Hardenberg.

Pensioenfonds OWASE is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds is aangesloten bij koepelorganisatie Pensioenfederatie. Het pensioenfonds heeft als doel de verstrekking van pensioenen en andere uitkeringen terzake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden aan deelnemers en gewezen deelnemers, alsmede aan hun nabestaanden, overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement en de statuten.

Het pensioenfonds tracht dit doel te bereiken door het vormen van pensioenvoorzieningen, door het uitvoering geven aan de pensioenregeling als in het reglement omschreven en door het nemen van maatregelen die aan het doel ten goede komen.

1.1.1 Pensioenfonds voor de OWASE-ondernemingen

Pensioenfonds OWASE is in 1957 opgericht als pensioenfonds voor het Wavin-concern. Bij het pensioenfonds zijn zowel de ondernemingen van het huidige Wavin-concern aangesloten, als de ondernemingen die in de loop der jaren zijn verzelfstandigd. Het pensioenfonds is een

ondernemingspensioenfonds op basis van historische concernverhoudingen. Wavin en de voormalige Wavin-ondernemingen hebben samen een vereniging opgericht: Werkgevers Vereniging OWASE (WVO). Deze vereniging heeft onder meer als doel om een gemeenschappelijk personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid te voeren. Zo is er een collectieve OWASE CAO. Ook de OWASE-pensioenregeling is een belangrijk onderdeel van dit beleid.

Hoofdstuk 12 ‘Pensioen’ van de OWASE CAO bepaalt dat: - de werkgever is aangesloten bij de ‘Stichting Pensioenfonds OWASE’ en de werknemer zal,

conform het pensioenreglement, deelnemen aan dit pensioenfonds; - de inhoud van de pensioenregeling en de hoogte van de werknemersbijdrage worden vastgesteld

door CAO-partijen.

De gezamenlijke werkgevers en werknemers - lees: de sociale partners - maken met elkaar afspraken over de pensioenen en pensioenregelingen. De werknemers van de OWASE-ondernemingen nemen op grond van de CAO en hun arbeidsovereenkomst deel aan deze pensioenregelingen. Pensioenfonds OWASE heeft van de sociale partners de opdracht gekregen om de pensioenregeling uit te voeren. De afspraken daarover zijn vastgelegd in een formeel document, de

uitvoeringsopdracht. Tevens hebben de OWASE-ondernemingen voor de uitvoering van de pensioenregelingen ieder afzonderlijk een (gelijkluidende) uitvoeringsovereenkomst gesloten met het pensioenfonds.

Pensioenfonds OWASE heeft voor de uitvoering van de pensioenregeling een pensioenreglement opgesteld waarin de regelingen zijn vastgelegd. Het pensioenfonds verstrekt op basis van het pensioenreglement de pensioenen en andere uitkeringen aan de deelnemers, gewezen deelnemers,

pensioengerechtigden en aan hun nabestaanden.

Page 6: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

7

1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand

1.1.3 Aangesloten ondernemingen

In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen

- Combipac B.V. (h.o.d.n. BPI Indupac) - Smart Carrier Services B.V.

- Dion Arbo & Milieu B.V. - Smart Carriers Services Europe B.V.

- Dion B.V. - Trepak Image Systems B.V

- Dion Groep B.V. - Sima Kunststoffen B.V.

- Dion Pensioen Services B.V. - Sphere Nederland B.V.

- Dion Salarisbureau B.V. - Stichting BONO

- Dion Vastgoed Support B.V. - Wadinko B.V.

- Future Pipe Industries B.V. - Wavin Assurantie B.V.

- Rollepaal B.V. - Wavin B.V.

- Romit B.V. - Wavin Diensten B.V.

- RPC Bebo Nederland 3 - Wavin Nederland B.V.

- Schoeller Allibert B.V. - Wavin Overseas B.V.

- Schoeller Allibert Services B.V. - Wavin Technology & Innovation B.V.

1.2 Organisatie

In het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft het bestuur gekozen voor het zgn. paritaire bestuursmodel. Bij zo’n model bestaat het bestuur uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden.

1.2.1 Bestuur

Het bestuur heeft bevoegdheden overeenkomstig de statuten en reglementen van het pensioenfonds, in overeenstemming met de vastlegging in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN).

3 Een beperkt aantal werknemers van RPC Bebo Nederland is deelnemer van het pensioenfonds

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

2003 2008 2013 2018

actieve deelnemers gewezen deelnemers pensioengerechtigden

Page 7: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

8

Het pensioenfondsbestuur had op 31 december 2018 de volgende samenstelling:

Naam M/V Functie Geleding Lid sinds Zittingsduur tot

H.J. Meijerink (1958) M voorzitter werkgevers 2000 2021

J.G.A. Terhalle (1977) M plv. voorzitter werkgevers 2014 2020

J.W. Floor (1957) M secretaris werknemers 2005 2020

R.H.A. Brookhuis (1963) M plv. secretaris werknemers 2004 2020

H. Lubbers (1956) M lid pensioengerechtigden 2018 2022

vacature 1 V/M lid werkgevers

1 de vacature is ontstaan door het overlijden van de heer A.J. van den Elst in juli 2018 (de vacature werd

vooralsnog niet ingevuld i.v.m. de oriëntatie op de toekomstige governance-structuur van het fonds).

Een aantal bestuursleden heeft nevenfuncties. De bestuursleden hebben naar het oordeel van het

bestuur geen nevenfuncties die kunnen conflicteren met hun bestuurlijke verantwoordelijkheden. De nevenfuncties worden jaarlijks geïnventariseerd door het Nederlands Compliance Instituut (NCI). Een actueel overzicht van de nevenfuncties staat op de website van het pensioenfonds.

1.2.2 Verantwoordingsorgaan

Het verantwoordingsorgaan heeft adviesrechten zoals vastgelegd in de Pensioenwet. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het pensioenfonds betreffen.

Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid om een oordeel te geven over het handelen en functioneren van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het interne toezicht, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de

reactie van het bestuur daarop, in het jaarverslag van het pensioenfonds opgenomen.

Het verantwoordingsorgaan had op 31 december 2018 de volgende samenstelling:

Naam M/V Functie Geleding Lid sinds Zittingsduur tot

F. Schepers (1943) M voorzitter pensioengerechtigden 2008 2019

L. Meijer (1945) M lid pensioengerechtigden 2008 2020

M. Malinowski (1953) V secretaris werknemers 2016 2023

T. Horstra (1972) V lid werkgevers 2016 2022

vacature 1 V/M lid werkgevers

vacature 2 V/M lid werknemers

D. de With (1954) M aspirant lid extern 2018 2021

1 de vacature is ontstaan door het terugtreden van de heer R. de Jonge in 2017 (de vacature werd vooralsnog

niet ingevuld i.v.m. de oriëntatie op de toekomstige governance-structuur van het fonds). 2 de vacature is ontstaan door het pensioneren van de heer D. de With in september 2018 (de vacature werd

vooralsnog niet ingevuld i.v.m. de oriëntatie op de toekomstige governance-structuur van het fonds).

1.2.3 Intern toezicht

Het bestuur organiseert het intern toezicht op het pensioenfonds door het jaarlijks inhuren van een

visitatiecommissie bestaande uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Doel van het interne toezicht is het functioneren van het pensioenfonds en van het bestuur te onderzoeken en zo nodig aanbevelingen te doen. De visitatiecommissie legt verantwoording af over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan en in het jaarverslag. Een samenvatting van dit verslag is opgenomen in de ‘Overige gegevens’ op pagina 86.

Page 8: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

9

1.2.4 Commissies

Het pensioenfondsbestuur heeft een drietal bestuurscommissies ingesteld. De commissies houden zich bezig met hun specifieke taken en adviseren het bestuur. De commissies bestaan uit ten minste twee leden vanuit het bestuur. De beleggingscommissie heeft een externe voorzitter met (gewoon) stemrecht.

Communicatiecommissie Financiële commissie Beleggingscommissie

Bestuursleden Bestuursleden Bestuursleden

J.G.A. Terhalle (voorzitter) (M) H.J. Meijerink (voorzitter) (M) R.H.A. Brookhuis (M)

J.W. Floor (M) H. Lubbers (M) vacature (V/M) 1

Externe leden Externe leden Externe leden

L. Prenger (V) M. Nijpels (V) R. Albrecht (extern voorzitter) (M)

J. Schulten (M) vacature (V/M) 2 B.C. van Helden (M)

R. Masela (V

J.U. Stoffelsma (M)

1 de vacature is ontstaan door het overlijden van de heer A.J. van den Elst in juli 2018 (de vacature werd

vooralsnog niet ingevuld i.v.m. de oriëntatie op de toekomstige governance-structuur van het fonds). 2 de vacature is ontstaan door het terugtreden van de heer E. Steffens in januari 2018 (de vacature werd

vooralsnog niet ingevuld i.v.m. de oriëntatie op de toekomstige governance-structuur van het fonds).

1.2.5 Compliance officer

Het Nederlands Compliance Instituut (NCI) is benoemd als compliance officer van het pensioenfonds. De compliance officer is belast met de uitvoering van het integriteitsbeleid van het

pensioenfonds en met het toezicht op de naleving van de gedragscode van het pensioenfonds.

1.2.6 Uitvoeringsorganisatie

Het pensioenfonds OWASE heeft zelf geen mensen in dienst. Het pensioenbureau is ondergebracht bij Dion Pensioen Services B.V. Het pensioenbureau voert veel van de administratieve werkzaamheden uit, zoals het berekenen en aan de ondernemingen doorbelasten van de premies, het vaststellen van de pensioenuitkeringen en het berekenen van het hiervoor benodigde vermogen. Het pensioenbureau zorgt tevens voor de ambtelijke ondersteuning van het bestuur en de andere

pensioenfondsorganen, coördineert de beleidsvoorbereiding en zorgt mede voor de operationele ondersteuning van het vermogensbeheer. Het pensioenfonds bepaalt zijn eigen beleggingsbeleid en belegt voornamelijk in fondsen die beheerd worden door externe vermogensbeheerders. Daarnaast werkt het pensioenfonds samen met een aantal externe adviseurs waaronder een actuaris en een beleggingsadviseur.

Op basis van het uitbestedingsbeleid van het pensioenfonds worden overeenkomsten gesloten met

de externe dienstverleners. De externe dienstverleners leggen aan het pensioenfondsbestuur verantwoording af over de wijze waarop zij hun taken uitvoeren. Uitgangspunt is dat het bestuur, overeenkomstig de eisen van de Pensioenwet, verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken.

Page 9: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

10

Extern uitgevoerde werkzaamheden

Pensioenbureau Dion Pensioen Services B.V. te Hardenberg

Accountant KPMG Accountants N.V. te Utrecht

Actuaris Willis Towers Watson te Apeldoorn – adviseur

Willis Towers Watson te Amstelveen – certificeerder

Compliance officer Nederlands Compliance Instituut te Capelle aan den IJssel

Beleggingsadviseur InsingerGilissen te Amsterdam

Bewaarder KasBank te Amsterdam

Page 10: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

11

2 Bestuursverslag

2.1 Hoofdlijnen

2.1.1 Doelstelling

De statutaire doelstelling van Stichting Pensioenfonds OWASE: - de verstrekking van pensioenen en andere uitkeringen; - ter zake van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden; - aan deelnemers en gewezen deelnemers, alsmede aan hun nabestaanden;

- overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement en van de statuten. Het pensioenfonds tracht dit doel te bereiken door: - het vormen van pensioenvoorzieningen; - het uitvoering geven aan de pensioenregeling als in het reglement omschreven; - al die maatregelen, die aan het doel ten goede komen.

2.1.2 Actuariële en Bedrijfstechnische Nota

Om de doelstelling van het pensioenfonds te realiseren werkt het pensioenfondsbestuur volgens een

actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). In de ABTN wordt beschreven hoe uitvoering wordt gegeven aan de volgende punten: - de inhoud van de uitvoeringsovereenkomst; - de voorwaardelijke toeslagverlening; - het financieel toetsingskader; - de bedrijfsvoering van het pensioenfonds;

- een verklaring over de beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen; - een financieel crisisplan.

2.1.3 Missie

De missie van het pensioenfonds:

- het binnen de kaders van wet- en regelgeving uitvoeren van de door de sociale partners afgesproken CDC-pensioenregeling voor de OWASE-bedrijven, welke regeling is vormgegeven als voorwaardelijk geïndexeerde middelloon-pensioenregeling;

- waarbij de pensioenrechten op een juiste wijze worden toegewezen aan de deelnemers en gewezen deelnemers;

- waarbij zowel bij het formuleren als bij het uitvoeren van beleid op een evenwichtige manier rekening wordt gehouden met de belangen van alle bij het fonds betrokken partijen: jongere en oudere deelnemers, pensioengerechtigden, gewezen deelnemers, partners, ex-partners, werkgevers;

- waarbij de pensioengelden op een verantwoorde manier worden belegd;

- waarbij er - binnen de gestelde risicokaders - naar wordt gestreefd een zodanig rendement op de beleggingen te behalen dat de nominale pensioenen (voor een relevant deel) kunnen worden geïndexeerd;

- waarbij alle belanghebbenden zo optimaal mogelijk worden geïnformeerd, zowel over de beleidsvoornemens/beleidsbeslissingen van het pensioenfondsbestuur, als over de ontwikkelingen van de pensioenen/pensioenregeling.

2.1.4 Visie en strategie

Het pensioenfonds monitort zijn beleid met behulp van drie toetsingsmiddelen: de ALM-studie, de haalbaarheidstoets en de beleggingsrapportages. Het pensioenfondsbestuur laat om de vier jaar - of zoveel vaker als nodig is - een ‘brede’ ALM-studie uitvoeren en tussentijds - om de twee jaar - een ‘mini-ALM’ (update van de meest recente ALM-studie). De uitkomsten van de ALM-studie worden afgestemd met de sociale partners. Op basis van de uitkomsten van de ALM-studie formuleert het bestuur het premiebeleid, het

toeslagbeleid en het beleggingsbeleid van het pensioenfonds, binnen de door de sociale partners aangegeven kaders en met in achtneming van alle wettelijke vereisten. Het beleid wordt op zodanige wijze vormgegeven dat er adequate pensioenvoorzieningen en risicoreserves worden aangelegd. Het beleid wordt vastgelegd in de ABTN van het pensioenfonds.

Page 11: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

12

Het pensioenfondsbestuur heeft een strategische beleidsplan opgesteld en daarin de volgende visie voor de komende jaren vastgelegd:

2.1.4.1 Pensioenregeling

Dankzij de vooruitgang van de wetenschap is de levensverwachting gestegen en neemt ook het aantal gezonde levensjaren verder toe. De verwachting is dat deze trend zich ook in de toekomst zal voortzetten. Hiermee wordt in de AG-prognosetafels rekening gehouden.

Mede door de economische ontwikkelingen en de financiële en fiscale kaders blijft de toeslagverlening ook de komende jaren achter bij de stijging van de loon- en prijsindex. Hoewel er binnen de huidige CDC-pensioenregeling al ruime individuele keuzemogelijkheden zijn, is er een trend waarneembaar richting ‘meer keuzevrijheid’.

Strategie:

- Het pensioenfonds voert ook de komende jaren voor de OWASE-bedrijven de voorwaardelijk geïndexeerde CDC-middelloonregeling uit, zoals overeengekomen met sociale partners.

- Het bestuur participeert in het overleg van de sociale partners en praat actief mee over wenselijk/noodzakelijk geachte aanpassingen van de OWASE CDC-pensioenregeling.

- Belangrijke beleidskeuzes worden vooraf met de sociale partners besproken.

- De premie-inkomsten van het pensioenfonds worden gebruikt om de opbouw van pensioenrechten te financieren voor de gehele actieve deelnemerspopulatie.

- Het pensioenfonds heeft een opbouwambitie van 80-100% opbouwrealisatie van het fiscale maximum over een periode van 15 jaar.

- Het pensioenfonds heeft een toeslagambitie van 60-80% toeslagrealisatie over een periode van 15 jaar.

- De financiële gevolgen van de stijgende levensverwachting komen ten laste van de algemene

middelen van het pensioenfonds. - De pensioenleeftijd wordt stapsgewijs aangepast aan de toenemende AOW-leeftijd met actuariële

omrekening van de pensioenaanspraken.

2.1.4.2 Pensioenfondsorganisatie

Het pensioenfondsbestuur verwacht dat de OWASE-ondernemingen op termijn steeds meer hun eigen plan zullen trekken, maar dat het gezamenlijke pensioenfonds een bindende factor zal blijven.

In 2018 is het pensioenfonds gestart met een evaluatie van de keuze voor het paritaire bestuursmodel, in de loop van het traject werd de evaluatie uitgebreid tot een bredere strategische heroriëntatie. Strategie: - Het pensioenfondsbestuur streeft er naar de pensioenregeling op uitmuntende wijze uit te voeren

waarbij up-to-standard beleidsdocumenten als startpunt dienen. - Het pensioenfondsbestuur zal regelmatig onderzoeken of de bij het pensioenfonds betrokken partijen

en de deelnemers tevreden zijn over het door het pensioenfonds gevoerde beleid. - De governancestructuur wordt herijkt als de overheid bepaalt dat het intern toezicht ofwel door een

nog in te stellen Raad van Toezicht uitgeoefend moet worden, ofwel door de niet-uitvoerende bestuursleden bij een eventueel in te voeren one tier-board bestuursmodel.

- Het bestuur zorgt er voor dat het pensioenfonds toegerust is om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de collectieve en individuele wensen en behoeften van de sociale partners ten aanzien van de pensioenregeling en de pensioenuitvoering.

2.1.4.3 Compliance

Het pensioenfondsbestuur hecht groot belang aan deugdelijk pensioenfondsbestuur en een goed evenwicht tussen de controlefuncties. Strategie: - De uitwerking en inbedding van de compliance organisatie van het pensioenfonds is een verlengde

van de door het bestuur gekozen governancestructuur.

- Iedereen die bij de pensioenfondsorganisatie betrokken is dient er volledig van doordrongen te zijn dat er geen concessies gedaan worden op compliance gebied.

Page 12: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

13

2.1.4.4 Geschiktheid

Zowel vanuit de overheid (toetsing bestuursleden door DNB) als vanuit de samenleving (de deelnemers) wordt er steeds meer nadruk gelegd op de geschiktheid en deskundigheid van bestuurders van pensioenfondsen.

Strategie: - Middels een opleidingsplan en een opleidingsbudget probeert het bestuur de deskundigheid in stand

te houden/verder te vergroten. - Als er binnen de pensioenfondspopulatie niet voldoende gekwalificeerde bestuurders geworven

kunnen worden, dan zal het bestuur zo nodig ook externe professionals als bestuurslid benoemen.

2.1.4.5 Financiële opzet

De eisen die aan pensioenfondsen, aan hun bestuurders en aan de uitvoering van pensioenregelingen

worden gesteld worden steeds strenger. Daardoor stijgen de uitvoeringskosten. Het is van groot belang

om helder te krijgen welke kosten wel of niet noodzakelijk zijn, om inzicht te geven in de hoogte van kosten die gemaakt worden en om verantwoording af te leggen over de kosten die gemaakt worden. Strategie: - Behoudens de kosten van het vermogensbeheer en de transactiekosten, die uit de

beleggingsrendementen worden gefinancierd, worden de uitvoeringskosten uit de CDC-

pensioenpremies betaald. - Het pensioenfonds monitort de kostenratio van het fonds in vergelijking met andere

pensioenfondsen. Bij een duidelijk hogere kostenratio zal worden onderzocht of er een meer kostenefficiënt alternatief beschikbaar is.

2.1.4.6 Vermogensbeheer

Toeslag van pensioenrechten is essentieel voor het opbouwen van voldoende pensioenrechten c.q. een adequaat pensioen. Om te kunnen indexeren moet het pensioenfonds meer rendement realiseren op zijn

beleggingen dan op basis van de risicovrije rentevoet kan worden gerealiseerd.

Naast de druk van maatschappelijke organisaties, van de politiek en van de pers wordt er ook vanuit de pensioenfondsen zelf en de deelnemers aan de pensioenregelingen steeds meer druk op de fondsen gelegd om bij hun beleggingsbeleid rekening te houden met sociale- en milieu aspecten en met goed ondernemerschap (ESG).

Strategie: - Het vermogen van het pensioenfonds wordt belegd in overeenstemming met de zgn. prudent person-

regel. Er dient continu een afweging te worden gemaakt tussen risico, rendement en kosten. - Het bestuur en de beleggingscommissie bekijken regelmatig op welke wijze het fonds nader invulling

kan geven aan duurzaam beleggen/maatschappelijk verantwoord ondernemen.

2.1.4.7 Belangenbehartiging

De overheid zoekt momenteel nog naar een oplossing voor de problematiek betrekking hebbend op

de zgn. doorsneepremie-systematiek. Een wijziging van die systematiek zou grote financiële

gevolgen hebben voor bepaalde leeftijd-cohorten. Het is moeilijk om de benodigde financiële middelen te vinden om deze gevolgen weg te nemen cq. te verzachten. De sociale partners zijn van oordeel dat het voor alle deelnemers aan de regeling gunstiger is om de effecten van schokken in de economie en van goede en slechte periodes gezamenlijk te delen, dan om de risico’s individueel te moeten dragen. Deze solidariteit geldt ook ten aanzien van de pensioenpremie.

Strategie: - Bij alle belangrijke besluiten houdt het bestuur rekening met de belangen van alle bij het

pensioenfonds betrokken partijen en wordt gestructureerd geëvalueerd wat de consequenties zijn voor de betrokken partijen. De besluitvorming en de evaluatie worden in de notulen van pensioenfondsvergaderingen schriftelijk vastgelegd.

Page 13: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

14

2.1.4.8 Uitbesteding

Het pensioenbureau is ondergebracht bij Dion Pensioen Services BV, één van de bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen. Strategie:

- Periodiek wordt beoordeeld of het pensioenbureau (de pensioenadministratie en/of de bestuursondersteuning) geheel of gedeeltelijk bij Dion Pensioen Services of elders ondergebracht dient te worden. Dit geldt tevens voor de overige ingehuurde diensten.

- Tevens wordt periodiek beoordeeld of de dienstverlening door het pensioenbureau moet worden versoberd en gestandaardiseerd om de kosten te verlagen of dat de hoge kwaliteit van de dienstverlening en het maatwerk van het pensioenbureau voldoende meerwaarde blijft bieden.

2.1.4.9 Risicomanagement

Het pensioenfondsbestuur heeft integraal risicomanagement (IRM) ingevoerd: integraal

risicomanagement is een systematisch proces, een beleidscyclus in stappen die steeds opnieuw doorlopen wordt. Het IRM-beleid en de uitvoering van dat beleid worden regelmatig geëvalueerd, bijgesteld en uitgebreid. Strategie: - De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot het risicomanagement zijn

binnen de organisatie van het pensioenfonds vastgesteld, waarbij tevens is aangegeven op welke wijze verantwoording wordt afgelegd.

- De financiële commissie vervulde in 2018 de risicomanagement-functie bij het pensioenfonds en werd daarbij ondersteund door het pensioenbureau. De eindverantwoordelijkheid ligt bij het bestuur, de commissie heeft geen specifieke bevoegdheden.

- Het pensioenbureau (Dion Pensioen Services) heeft een passend informatiebeveiligingsbeleid, dat

consequent wordt uitgevoerd/toegepast en continu door Dion Pensioen Services zelf wordt gemonitord.

- Het pensioenfonds heeft met Dion Pensioen Services afspraken gemaakt over het IT-beheer en onderhoud door het pensioenbureau en in het contract met AXYware afspraken gemaakt over het

tijdig doorvoeren van aanpassingen in de administratiesoftware. Het pensioenbureau doet in zijn SLA-rapportages elke maand verslag indien zich relevante ontwikkelingen bij het pensioenfonds voordoen op IT-gebied. Mutaties in de pensioenadministratie worden van maand tot maand verwerkt.

Dit brengt met zich mee dat noodzakelijke softwareaanpassingen maandelijks gerealiseerd dienen te worden.

- Zowel de softwareleverancier AXYware als het pensioenbureau dienen er voor te zorgen dat aanpassingen tijdig doorgevoerd worden en dat de systemen permanent adequaat beveiligd zijn. De software van het pensioenfonds dient steeds up-to-standard te zijn, ook voor wat betreft de beveiliging en voor wat betreft de backup en restartfaciliteiten, en te zijn afgestemd op het huidige en toekomstige gebruik door het pensioenfonds cq. het pensioenbureau. De informatie dient op elk

moment toegankelijk te zijn voor geautoriseerde gebruikers en ontoegankelijk te zijn voor niet geautoriseerde gebruikers. De IT-structuur van het pensioenfonds dient aan alle wettelijke eisen te voldoen (met inbegrip van de Wet datalekken).

- Dion Pensioen Services vervult, mede namens en ten behoeve van het pensioenfonds, een actieve rol in het gebruikersoverleg AxyLife en in het overleg vanuit Stichting Continuïteit Gebruikers AxyLife. Hiermee wordt invloed uitgeoefend op zowel de korte als lange termijn ontwikkeling binnen het

systeem. Door de implementatie van een Ticket Management Systeem voor wensen en incidenten is

er een verdere verbeterslag gemaakt in het gestructureerd managen van changes, alsmede de audit trailing hiervan.

2.1.4.10 Communicatie

De overheid heeft beperkingen gesteld aan de jaarlijkse pensioenopbouw. De toeslagrealisatie zal door een strenger overheidsregime beperkter zijn dan in het verleden. Aangezien steeds meer deelnemers al dan niet vrijwillig kiezen voor een korter werkverband bij één werkgever zullen deelnemers steeds meer de beschikking krijgen over verschillende pensioenrechten bij diverse pensioeninstanties naast eventuele

eigen pensioenarrangementen/spaartegoeden.

Page 14: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

15

Strategie: - Het Pensioenfonds heeft een communicatiebeleidsplan en stelt jaarlijks een communicatieplan op om

er voor zorg te dragen dat alle communicatieverplichtingen en -doelstellingen tijdig en volledig worden nageleefd resp. gerealiseerd. In het communicatieplan wordt tevens aandacht besteed aan de wijze van communiceren (brief/digitaal/via eigen portal) en aan het al dan niet gebruik maken van sociale media.

- Het pensioenfonds zorgt ervoor dat de deelnemers te allen tijde inzicht kunnen hebben in het opgebouwde en op te bouwen pensioen.

- Het pensioenfonds verstrekt gegevens aan de website van Stichting Pensioenregister waar iedereen de pensioenrechten kan raadplegen die hij/zij bij de diverse werkgevers heeft opgebouwd.

- Alle actieve deelnemers worden bij het bereiken van de 30-, 45- en 55-jarige leeftijd uitgenodigd voor een persoonlijk pensioengesprek waarbij de individuele pensioensituatie wordt doorgesproken

en toegelicht en waarbij de deelnemer ook op de eigen verantwoordelijkheid voor een adequate pensioenopbouw wordt gewezen (o.a. keuzemogelijkheden en externe bijspaar-mogelijkheden).

2.1.4.11 Wet- en regelgeving

Het Nederlandse pensioenstelsel zal in de komende jaren mogelijk opnieuw wijzigingen ondergaan. Pensioenregelingen bewegen zich naar elkaar toe (DB, CDC, DC), de verschillen worden steeds kleiner. De pensioenmarkt is in beweging. Er is steeds meer aandacht voor de kosten die pensioenfondsen moeten maken om het fonds te managen en om te beleggen. Er is een duidelijke

trend naar consolidatie van pensioenfondsen en naar meer samenwerking tussen de fondsen. De overheid schept met wet- en regelgeving de randvoorwaarden voor een aantal vormen van samenwerking.

2.2 Goed pensioenfondsbestuur

Het pensioenfonds committeert zich aan de principes van goed pensioenfondsbestuur, zoals vastgelegd in de Code Pensioenfondsen (versie 2018). De acht thema’s waar goed

pensioenfondsbestuur om draait: ‘Vertrouwen waarmaken’, ‘Verantwoordelijkheid nemen’, ‘Integer handelen’, ‘Kwaliteit nastreven’, ‘Zorgvuldig benoemen’, ‘Gepast belonen’, ‘Toezicht houden en inspraak waarborgen’ en ‘Transparantie bevorderen’. Pensioenfondsen hebben de mogelijkheid om

gemotiveerd af te wijken van de normen van de Code (‘comply or explain’). Onderstaand een toelichting van relevante normen en/of gemotiveerde afwijkingen. Thema 1: Vertrouwen waarmaken

De normen van de Code worden volledig toegepast. Onderstaand een nadere toelichting van een relevante norm: - Norm 5: Het bestuur legt verantwoording af over het beleid dat het voert, de gerealiseerde

uitkomsten van dit beleid en de beleidskeuzes die het eventueel voor de toekomst maakt. Het bestuur weegt daarbij de verschillende belangen af van de groepen die bij het pensioenfonds betrokken zijn. Ook geeft het bestuur inzicht in de risico’s voor de belanghebbenden op korte en lange termijn, gerelateerd aan het overeengekomen ambitieniveau. De verantwoording en het

inzicht in de risico’s (onder andere kosten van de uitvoering van de pensioenregeling, het beleggingsbeleid, het communicatiebeleid, etc.) worden gerapporteerd in het jaarverslag. Tevens wordt er periodiek gerapporteerd aan het verantwoordingsorgaan.

Thema 2: Verantwoordelijkheid nemen

De normen van de Code worden volledig toegepast.

Thema 3: Integer handelen De normen van de Code worden niet volledig toegepast. Onderstaand een nadere toelichting van de relevante norm. - Norm 21 wordt niet volledig toegepast: Het fonds heeft een eigen klokkenluidersregeling - met

waarborgen voor degenen die financieel afhankelijk zijn van het fonds - die expliciet ook van toepassing is voor het pensioenbureau (Dion Pensioen Services). Het bestuur eist van alle

dienstverleners dat zij een integere bedrijfsvoering waarborgen, dat zij dat ook de naleveving door zijn medewerkers kan aantonen. Het al dan niet aanwezig zijn van een klokkenluidersregeling binnen de organisatie van (andere) dienstverleners is echter geen onderwerp bij contractonderhandelingen.

Page 15: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

16

Thema 4: Kwaliteit nastreven De normen van de Code worden volledig toegepast. Thema 5: Zorgvuldig benoemen Niet alle normen van de Code worden volledig toegepast. Onderstaand een nadere toelichting van relevante normen:

- Norm 31: De samenstelling van het bestuur is wat betreft geschiktheid, complementariteit, diversiteit, de afspiegeling van belanghebbenden en continuïteit vastgelegd in een geschiktheidsplan. Bij dit beleid wordt rekening gehouden met opleiding, achtergrond en persoonlijkheid en (voor zover beschikbaar binnen de populatie) met geslacht en leeftijd. Tevens zijn er competenties geformuleerd en vastgelegd in een profielschets voor een bestuurslid. De geschiktheid van bestuursleden wordt bij zowel bij het aantreden als gedurende de

zittingstermijn (jaarlijks) getoetst door het bestuur. Het geschiktheidsbeleid wordt eens in de 3 jaar geëvalueerd.

- Norm 33 wordt niet volledig toegepast: Het bestuur en het verantwoordingsorgaan zijn paritair samengesteld en een redelijke afspiegeling van de belanghebbenden. Het bestuur is blij dat er

binnen de pensioenfondspopulatie geschikte mensen bereid zijn om in het bestuur en VO plaats te nemen. Het bestuur onderschrijft de wens van een zo divers mogelijke samenstelling van de pensioenfondsgremia, maar de pensioenfondspopulatie is vergrijsd en overwegend mannelijk van

samenstelling: jongeren en vrouwen zijn sterk ondervertegenwoordigd binnen de populatie. In verband daarmee acht het bestuur geschiktheid het meest relevante criterium en acht het bestuur leeftijd en geslacht minder relevant. Het bestuur zal geen quotumeisen stellen, maar zal zich - bij het ontstaan van een vacature in het bestuur of VO (eventueel toekomstig BO) - wel inspannen om een geschikte vrouwelijke kandidaat te werven. Inmiddels zijn twee vrouwen benoemd in het VO, één als werknemersvertegenwoordiger en één als werkgeversvertegenwoordiger. Geen van de bestuurs- of VO-leden is echter jonger dan 40 jaar

(afwijking norm 33). Tevens zijn er 2 aspirant-bestuursleden benoemd, waarvan één vrouw en jonger dan 40 jaar en één man jonger dan 40 jaar. Zij nemen deel aan resp. de financiële commissie en beleggingscommissie.

- Norm 34 wordt niet volledig toegepast: Een maximum aan het aantal herbenoemingen wordt niet overwogen, noch voor het bestuur, noch voor het verantwoordingsorgaan (VO). Het bestuur is van oordeel dat zo’n maximum belemmerend kan werken en de continuïteit van het fonds - mede

gezien de beperkte omvang van het fonds - kan ondermijnen. Bij de inhuur van een

visitatiecommissie wordt het verantwoordingsorgaan nadrukkelijk betrokken. In de opdrachtformulering wordt ook aan de Code Pensioenfondsen aandacht besteed. De visitatiecommissie wordt telkens voor één visitatieronde benoemd.

- Norm 39 wordt niet volledig toegepast: Een bestuurslid wordt benoemd en ontslagen door het bestuur, maar het intern toezicht heeft geen rol in de benoemingsprocedure. Een lid van de visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur na bindende voordracht van het

verantwoordingsorgaan en wordt ontslagen door het bestuur na afstemming met het verantwoordingsorgaan (niet na bindende voordracht door het VO). Een lid van het verantwoordingsorgaan wordt benoemd door het bestuur en ontslagen door het bestuur (dus niet door het verantwoordingsorgaan zelf). In de tweede helft van 2019 zal, op basis van de keuze van het nieuwe bestuursmodel, de benoemings- en ontslagprocedure opnieuw worden beoordeeld.

Thema 6: Gepast belonen De normen van de Code worden volledig toegepast.

Thema 7: Toezicht houden en inspraak waarborgen De normen van de Code worden volledig toegepast. Onderstaand een nadere toelichting van een relevante norm:

- Norm 46: Het intern toezicht wordt uitgevoerd door de visitatiecommissie. Zowel in de opdrachtformulering als de rapportage van de visitatiecommissie wordt de naleving van de Code nadrukkelijk betrokken.

Thema 8: Transparantie bevorderen De normen van de Code worden volledig toegepast. Onderstaand een nadere toelichting van een relevante norm:

- Norm 58: Het bestuur beschrijft in het jaarverslag de missie, visie en de strategie van het pensioenfonds. De beleidsonderdelen die samenhang hebben met de missie, visie en strategie worden beschreven in diverse beleidstukken zoals het pensioenreglement, het vermogensbeheerbeleid (investment policy statement), het risicomanagementbeleid en het

Page 16: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

17

communicatiebeleid. In het jaarverslag en diverse rapportages wordt beschreven in hoeverre doelstellingen zijn behaald.

- Norm 62: Het bestuur heeft zijn overwegingen omtrent verantwoord beleggen vastgelegd in het Investment Policy Statement. De uitgangspunten ten aanzien van verantwoord beleggen worden (openbaar) gepubliceerd in het jaarverslag en de Pensioen 1-2-3. Tevens is er in december 2018 een enquête georganiseerd om deelnemers te vragen naar hun mening ten aanzien van

verantwoord beleggen en risicobereidheid. De uitkomsten zullen worden meegenomen bij het (verder) ontwikkelen van beleid en activiteiten.

- Norm 64: In het jaarverslag wordt de naleving van de gedragscode gerapporteerd alsmede de naleving van de Code Pensioenfondsen. Tevens wordt de evaluatie van het functioneren van het bestuur beschreven, waarbij de visitatiecommissie tevens een oordeel geeft over het functioneren van het bestuur.

- Norm 65: Het pensioenfonds heeft een klachten- en geschillenprocedure die gepubliceerd is op de website. In het kader van deze procedure kunnen belanghebbenden worden verwezen naar de Ombudsman Pensioenen. In het jaarverslag wordt gerapporteerd over de afhandeling van de klachten in het betreffende kalenderjaar en de eventuele bijsturingsmaatregelen.

2.2.1 Integere bedrijfsvoering

Het beleid van het pensioenfonds is onder meer gericht op een integere bedrijfsvoering. Beheerste en integere bedrijfsvoering bestaat uit:

- het beheersen van de pensioenfondsprocessen en risico’s; - waarborgen voor de integriteit; - procedures en maatregelen ter voorkoming van belangenverstrengeling; en - beleid voor het beheersen van (financiële) risico’s die de soliditeit van het pensioenfonds kunnen

aantasten. Het bestuur heeft een beleidscyclus voor integraal risicomanagement ingericht en geïmplementeerd

om de risico’s en de beheersmaatregelen permanent te monitoren en om permanent op deze risico’s en beheersmaatregelen te kunnen sturen. De systematische integriteitsrisicoanalyse (SIRA) is onderdeel van deze beleidscyclus.

2.2.2 Deskundigheidsbevordering

Om een pensioenfonds goed te kunnen besturen moeten bestuurders over voldoende kennis en kunde beschikken. Dit is in de wet verankerd. Om dit te bereiken heeft het bestuur een geschiktheidsplan opgesteld. Dit plan is erop gericht om op gestructureerde wijze het niveau van

geschiktheid van het bestuur te laten aansluiten bij wat nodig is voor het goed besturen van het pensioenfonds. Het bestuur heeft in 2018 het profiel voor een bestuurslid geactualiseerd. Enige tijd geleden is extern een analyse gemaakt van de competenties van de (huidige) bestuursleden in relatie tot de taken en de samenstelling van het bestuur (competentiescan). Het bestuur voert jaarlijks een zelfevaluatie uit. De voorzitter van het pensioenfondsbestuur houdt jaarlijks evaluatiegesprekken met de individuele bestuursleden. Op basis van de uitkomsten van de

zelfevaluatie en de evaluatiegesprekken is voor de bestuursleden gezamenlijk een trainingsprogramma vastgesteld. Daarnaast volgen de bestuursleden individueel cursussen. De afspraken in het kader van deze programma’s worden elk jaar geëvalueerd en waar nodig bijgesteld.

In 2018 werden ook weer diverse congressen, seminars en contactdagen bezocht en werd literatuur over de ontwikkelingen op pensioengebied bijgehouden. In oktober 2018 is de jaarlijkse studiedag gehouden, waarvoor diverse externe sprekers werden uitgenodigd. En in november 2018 werd een

extra cursusdag georganiseerd over (actuele ontwikkelingen op het gebied van) wet- en regelgeving en over specifieke thema’s op het gebied van het vermogensbeheer (m.n. tracking errors).

2.2.3 Naleving wet- en regelgeving

Het bestuur is goed op de hoogte van de geldende wet- en regelgeving. Voor zover aan het bestuur bekend is er geen sprake van overtreding van deze wet- en regelgeving geweest gedurende het boekjaar.

Page 17: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

18

AVG Op 25 mei 2018 is de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) in werking getreden. Dit is een nieuwe privacywet van de Europese Unie. Doel van deze nieuwe wet is het verbeteren van de privacy van personen.

De AVG brengt meer en andere verantwoordelijkheden met zich mee voor organisaties die werken met persoonsgegevensbestanden. Dit geldt dus ook voor pensioenfonds OWASE en het pensioenbureau (Dion Pensioen Services) en andere partijen waar het fonds werk aan heeft uitbesteed. Het pensioenfonds kan zijn werk niet goed doen zonder het verzamelen en verwerken van

persoonlijke gegevens. Het fonds verzamelt echter alléén persoonsgegevens die het fonds nodig heeft. Het beschermen van persoonsgegevens heeft continu de aandacht. Sinds 25 mei 2018 moet het

fonds kunnen aantonen dat het netjes omgaat met persoonsgegevens. Dat is de verantwoordingsplicht van het fonds. Het fonds is dan niet alleen aanspreekbaar op het correct omgaan met privacygegevens, maar moet hier ook bewijs van kunnen overleggen.

Wat mag van het fonds worden verwacht? - Het bestuur heeft voor het fonds een privacy policy opgesteld en vastgesteld. - Het fonds doet er alles aan om structureel te voldoen aan algemene eisen met betrekking tot IT-

beveiliging. - Het fonds heeft een procedure voor het melden van datalekken bij de Autoriteit

Persoonsgegevens en indien nodig informeren van betrokkenen.

- Het fonds cq. het pensioenbureau traint de medewerkers over beveiliging om de medewerkers beter bewust te maken van hun verantwoordelijkheden op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens.

- Het fonds heeft procedures om ervoor te zorgen dat het kan voldoen aan verzoeken van individuen over het uitoefenen van hun rechten op grond van de wetgeving, zoals het recht van inzage in en rectificatie of het wissen van gegevens, en het recht van bezwaar tegen de

verwerking

- Het fonds houdt een verwerkingsregister bij van de activiteiten waarbij persoonsgegevens worden verwerkt, waardoor het fonds weet waar het persoonsgegevens verzamelt, gebruikt, bewaart en deelt.

- Het fonds sluit overeenkomsten met derden (verwerkers) met wie het fonds zaken doet, waarbij het fonds passende contractuele bepalingen hanteert met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens. Dit zijn bepalingen in het verlengde van de wettelijke vereisten.

- Het fonds heeft een Functionaris Gegevensbescherming aangesteld. Deze functionaris ziet erop toe dat de verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming is met de geldende actuele wetgeving en de gedragsregels.

- Middels de privacyverklaring van het fonds zorgt het fonds voor transparantie over de verwerkingsactiviteiten.

2.2.4 Klachten- en geschillenprocedure

Het pensioenfonds heeft een klachten- en geschillenprocedure. In het kader van deze procedure

kunnen belanghebbenden worden verwezen naar de Ombudsman Pensioenen.

In 2018 is er bij het pensioenfonds één klacht ingediend: Een klacht van de broer van een deelnemer n.a.v. de afwijzing van het verzoek van de broer om het door de deelnemer bij het pensioenfonds opgebouwd partnerpensioen aan hem toe te kennen. De beide broers hadden hun hele leven op hetzelfde adres gewoond en een gezamenlijke huishouding gevoerd waarbij zij de kosten van levensonderhoud hebben gedeeld. De deelnemer en zijn broer

hadden echter geen aanleiding gezien om hun partnerschap schriftelijk vast te leggen. In de informatie die het pensioenfonds aan zijn deelnemers verstrekt wordt echter wel nadrukkelijk gewezen op het belang van het tijdig doorgeven van een partnerschap aan het pensioenfonds en wordt ook uitgelegd wanneer volgens het pensioenreglement wel en niet sprake is van partnerschap. De broer werd uiteindelijk (in laatste instantie) ook door de Ombudsman Pensioenen in het ongelijk gesteld.

Page 18: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

19

Naar aanleiding van deze klachtenprocedure heeft het bestuur aan alle deelnemers een brief gestuurd waarin nog eens werd uitgelegd onder welke voorwaarden iemand voor het pensioenreglement als partner aangemerkt wordt. Ook is de bepaling in het pensioenreglement wat aangepast om de criteria te verduidelijken. Om als samenwonende als partner in aanmerking te komen voor partnerpensioen, moet in elk geval

een notariële samenlevingsovereenkomst worden gesloten waarin wordt vastgelegd dat de partners samenwonen om elkaar te verzorgen, dat ze een gemeenschappelijke huishouding voeren, en wat de datum is waarop het partnerschap is begonnen. Eind 2017 werd er bij het pensioenfonds een klacht ingediend door iemand die als kandidaat bij de verkiezing van een vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden in het bestuur toegelaten wilde

worden, maar die niet de in de statuten van het fonds voorgeschreven door vijfentwintig pensioengerechtigden ondertekende voordracht kon overleggen. Deze klacht werd in 2018 ongegrond verklaard, met uitleg van het hoe en waarom, zowel in eerste aanleg als in de daarop volgende bezwarenprocedure. De betreffende persoon werd gewezen op de mogelijkheid om beroep

in te stellen bij de Ombudsman Pensioenen, maar heeft geen beroep ingesteld.

2.2.5 Gedragscode

Het pensioenfonds hanteert een gedragscode die voldoet aan de Pensioenwet, de Code

Pensioenfondsen en de regelgeving van de Wet op het financieel toezicht. Jaarlijks en bij in- en uitdiensttreding ondertekenen de bestuursleden en de medewerkers van het pensioenbureau (Dion Pensioen Services) een verklaring over de naleving van deze code. Het bestuur heeft tevens een breder compliance beleid vastgesteld en dit beleid vastgelegd in een Handboek Compliance. In dit handboek zijn ook de processen en procedures vastgelegd op basis waarvan het pensioenfonds vaststelt of de aan het pensioenfonds verbonden personen zich hebben

gehouden aan de gedragscode en of het fonds in compliance is geweest. Alle verbonden personen zijn geïnformeerd over het handboek en de daarin opgenomen procedures. Een Incidenten- en klokkenluidersregeling maakt onderdeel uit van het handboek Compliance. Deze

regeling is ook van toepassing voor de medewerkers van het pensioenbureau en bevat een procedure voor interne en externe meldingen van (potentiële) misstanden en de afhandeling daarvan en waarborgen voor de bescherming van de verbonden persoon - de klokkenluider - die te

goeder trouw melding maakt van (potentiële) misstanden. Deze regeling bevat tevens een regeling ongewenst gedrag op het werk en beoogt verbonden personen bescherming te bieden tegen ongewenste omgangsvormen en kwetsend gedrag van andere verbonden personen van pensioenfonds OWASE. Alle procedures rond compliance zijn in 2018 vernieuwd.

Het Nederlands Compliance Instituut (NCI) voert als compliance officer van het pensioenfonds jaarlijks een onderzoek uit naar de naleving van de gedragscode en naar nevenactiviteiten en halfjaarlijks een onderzoek naar privé-beleggingstransacties. Op basis van het onderzoek van NCI over 2018 werd o.a. vastgesteld dat de gedragscode van het pensioenfonds is nageleefd, dat er door de bestuursleden geen conflicterende nevenactiviteiten zijn verricht en dat door de insiders bij de pensioenfondsbeleggingen geen privé-beleggingstransacties zijn verricht in die beleggingsfondsen

waarin het pensioenfonds in de toetsingsperiode een aandeel in het belegde vermogen heeft of heeft

gehad.

2.2.6 Toezichthouder

De ABTN is per 1 januari 2018 aangepast en verstrekt aan de toezichthouder. DNB heeft haar goedkeuring verleend aan het herstelplan 2018 van het fonds. Het pensioenfonds heeft zijn medewerking verleend aan een (vervolg)onderzoek van DNB naar de

niet-financiële risico’s van pensioenfondsen en aan een uitvraag van DNB vooruitlopend op de implementatie van de IORP II-regelgeving (per 13 januari 2019).

Page 19: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

20

2.2.7 Uitbesteding

Het bestuur is bevoegd één of meerdere onderdelen van de bedrijfsprocessen van het pensioenfonds te laten uitvoeren door derden. Het bestuur heeft in het uitbestedingsbeleid van het fonds vastgelegd aan welke voorwaarden uitbesteding moet voldoen.

Het uitbestedingsbeleid is van toepassing op werkzaamheden en partijen waarbij sprake is van uitbesteding in de zin van de Pensioenwet, het Besluit FTK en lagere wetgeving. Werkzaamheden die een louter adviserend of controlerend karakter hebben, zoals accountancywerkzaamheden, certificeringswerkzaamheden, actuariële-, juridische-, beleggings- en beleidsadvisering vallen hier niet onder. Pensioenfonds OWASE heeft voor de beleidsvoorbereiding en de uitvoering van de administratie door

het pensioenbureau een uitbestedingsovereenkomst (Service Level Agreement) gesloten met Dion Pensioen Services B.V. De dienstverlening geschiedt overeenkomstig de met het pensioenfondsbestuur gemaakte afspraken. De kwaliteitsaspecten en de monitoring daarvan door

middel van maandelijkse SLA-rapportages zijn vastgelegd in de SLA.

2.2.8 Communicatie

Het bestuur heeft het communicatiebeleid vastgelegd dat jaarlijks wordt uitgewerkt in een communicatieplan. In 2018 heeft de communicatiecommissie de volgende acties uitgevoerd.

In het kader van de Wet Pensioencommunicatie is de UPO volgens wettelijk voorgeschreven wijziging doorgevoerd (disclaimer), zijn er voorbereidingen geweest in het kader van de ontwikkelingen IORP-II t.a.v. gewijzigde communicatieverplichtingen vanaf 2019 (o.a. UPO) en zijn de deelnemers geïnformeerd over de gevolgen van de AVG.

Het beleid digitale communicatie en segmentatie is verder ontwikkeld en hierbij is een basis gelegd voor digitale communicatie, er wordt via Social media gecommuniceerd (Facebook-pagina), de website wordt omgezet voor geavanceerde en interactieve toepassing, het portal is gereed voor implementatie en de ontwikkelingen op gebied van digitalisering zijn extra onder de aandacht

gebracht bij deelnemers. De diverse communicatie-uitingen zijn via het lezerspanel getoetst op duidelijkheid, leesbaarheid en

begrijpelijkheid. In het kader van voorbereidien en implementatie van de Wet Pensioencommunicatie is een plan van aanpak met concrete actiepunten geformuleerd, is gestart met het uitvoeren van deze actiepunten en worden door het pensioenbureau, naast informatievoorziening via de website, pensioengesprekken gevoerd met actieve deelnemers bij het bereiken van 30-, 45- en 55-jarige leeftijd.

In overeenstemming met de wettelijke verplichting om eenvormige, eenduidige en duidelijke pensioenoverzichten te verstrekken, is ook in 2018 aan alle actieve deelnemers en pensioengerechtigden weer een uniform pensioenoverzicht (UPO) uitgereikt. In april 2018 is aan alle deelnemers en pensioengerechtigden een pensioenkrant gestuurd waarmee

de mensen onder andere werden geïnformeerd over de actuele financiële situatie van het

pensioenfonds. In augustus 2018 werd het beknopte jaarverslag in de vorm van een pensioenkrant aan de deelnemers gestuurd.

2.2.9 Bestuursvergaderingen

Het bestuur van het pensioenfonds heeft het afgelopen jaar 10 keer vergaderd. Op 28 mei 2019 heeft de bestuursvergadering over de jaarstukken plaatsgevonden. In deze vergadering heeft het

pensioenfondsbestuur de jaarstukken over het boekjaar 2018 behandeld. Die jaarstukken zijn vervolgens op 7 juni 2019 formeel vastgesteld.

Page 20: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

21

2.2.10 Visitatiecommissie

Het pensioenfondsbestuur heeft eind 2018 (wederom) een visitatiecommissie benoemd om in het kader van het intern toezicht een visitatie uit te voeren. De visitatiecommissie heeft in april 2019 haar rapport over het jaar 2018 aan het bestuur gestuurd en toegelicht. De aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn vertaald in actiepunten. Het rapport over het jaar 2018 van de commissie is

als document integraal op de website van het pensioenfonds geplaatst. Een samenvatting van de rapportage is opgenomen onder Overige gegevens van dit jaarverslag.

2.3 Pensioenparagraaf

De kern van de OWASE CDC-pensioenregeling is dat de werkgever jaarlijks een volgens een vaste methodiek vastgestelde premie (‘vaste werkgeverspremie’) beschikbaar stelt. Aan de hand van berekeningen van de kostendekkende premie voor toekomstige jaren komen CAO-partijen een vaste

premie overeen voor meerdere jaren. De werkgever heeft geen verplichting om méér te betalen dan zijn deel van de premie - de vaste werkgeverspremie - en geeft geen garanties op opgebouwde

pensioenaanspraken en -rechten, toeslagverlening en de hoogte van de jaarlijkse pensioenopbouw. Het pensioenfonds zal uit de premie in beginsel de reglementaire pensioenopbouw (in 2018 was dat 1,7% - bij een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar - van de pensioengrondslag) toekennen, maar het

fonds zal de opbouw verminderen als de vaste premie in enig jaar niet toereikend is. Als de premie in een bepaald jaar ruim voldoende is, dan zal de beschikbare premieruimte in een premiedepot worden gestort waaruit toekomstige opbouwverlagingen gerepareerd kunnen worden. Daarnaast zullen afhankelijk van de financiële positie (dekkingsgraad) van het pensioenfonds, indien noodzakelijk kortingen worden toegepast, of indien mogelijk toeslagen worden verleend op opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten. De hoogte van de uiteindelijke pensioenuitkeringen staan dus niet vast, maar zijn afhankelijk van (markt)ontwikkelingen die hun weerslag hebben op de

toereikendheid van de premie en de financiële positie van het fonds. Omdat de vastgestelde jaarlijkse pensioenopbouw op basis van een middelloon-systematiek wordt vormgegeven kwalificeert deze pensioenregeling in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet als een uitkeringsovereenkomst.

2.3.1 Premiebeleid

Uitgangspunt bij het premiebeleid is dat de uitvoering van de CDC-pensioenregeling wordt

afgestemd op de premies (en niet andersom). Kenmerk van een CDC-pensioenregeling is dat de premie voor een bepaalde periode vastgesteld wordt en dat daarmee de pensioenopbouw moet worden betaald. CAO-partijen hebben de pensioenpremie voor het ouderdomspensioen voor de periode van 2018 tot en met 2020 vastgesteld op 31,5% van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag is het salaris: - boven de zgn. franchise, het (eerste) deel van het salaris waarover geen pensioen wordt

opgebouwd, omdat de overheid de AOW heeft geregeld. De franchise voor pensioenfonds OWASE bedraagt € 15.600 per jaar (2018); en

- onder het zgn. opbouwplafond, het salaris boven de wettelijke grens waarover geen - fiscaal gefaciliteerd - pensioen wordt opgebouwd (netto pensioen opbouwen boven deze grens is wel mogelijk, maar niet bij het pensioenfonds). Dit plafond bedraagt € 105.075 per jaar (2018).

CAO-partijen hebben het pensioenfondsbestuur gevraagd om te (laten) berekenen welke

pensioenopbouw met deze premie gefinancierd kan worden. CAO-partijen hebben in overleg met het pensioenfondsbestuur besloten om het reglementaire opbouwpercentage voor de periode van 2018-2020 vast te stellen op 1,7%. Bij een pensioenleeftijd van 67 jaar kan nl. met de premie van 31,5% over de periode van 2018-2020 naar verwachting gemiddeld per jaar 1,7% pensioen opgebouwd worden, dat is wat lager dan het fiscale maximum

van 1,738% per jaar. Voorbehoud Het gaat om een verwachting, dus het is niet zeker hoe het zal uitpakken. Als er in het eerste jaar wat extra financiële ruimte is in de premie, dan wordt het meerdere in een zgn. premiedepot gestort waaruit een eventueel tekort in een later jaar kan worden aangevuld. Maar als de premie in een

Page 21: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

22

bepaald jaar niet voldoende is om de opbouw van 1,7% te betalen en er vanuit het premiedepot ook geen aanvullende middelen beschikbaar gesteld kunnen worden, dan mag het pensioenfonds het pensioenvermogen in beginsel niet gebruiken om zo’n tekort aan te vullen. De opbouw moet dus ofwel uit de premie ofwel uit het premiedepot worden gefinancierd. Kan dat niet, dan zal de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken in dat jaar evenredig verlaagd moeten worden tot een niveau dat wel gefinancierd kan worden.

Verlaging en reparatie Zo’n verlaging is zowel in 2013 als in 2014 doorgevoerd. Het fonds heeft een groot deel van de verlaging van 2013 inmiddels weer kunnen repareren. Maar er is nog een achterstand van (0,03% uit 2013 en 0,09% uit 2014 =) 0,12%.

Het pensioenfonds moet binnen de grenzen van de fiscale wet- en regelgeving blijven. Die regelgeving is de afgelopen jaren strenger geworden. De reparatie van een opbouwverlaging uit het verleden kan alleen nog plaatsvinden binnen het fiscale kader én de fiscale ruimte in het jaar waarin het fonds de reparatie zou willen doorvoeren. De fiscale ruimte in dat jaar wordt natuurlijk eerst

gebruikt om de gewone opbouw te betalen. Dan blijft er nog maar een klein stukje over. De fiscale ruimte verschilt ook nog eens per individuele deelnemer. Voor degene die als actieve deelnemer een stukje opbouw heeft gemist en die in de tussentijd met pensioen is gegaan is er zelfs helemaal geen

fiscale ruimte. Daardoor zou de ene deelnemer nog wel een stukje gerepareerd kunnen krijgen en een andere deelnemer niet. Achterstand, geen reparatie Het bestuur acht dit niet wenselijk en heeft besloten om de opbouwachterstand alleen nog te repareren als dat - voor iedereen - vanuit het fondsvermogen zou mogen plaatsvinden. Dat kan wettelijk alleen als de beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds op dat moment boven de

wettelijke grens voor volledige indexatie ligt (momenteel 124,3%), als de indexatie over dat jaar wordt toegekend en als alle indexatieachterstand van de voorgaande 10 jaar volledig is ingelopen. En het kan ook alleen maar voor een beperkt deel, nl. voor maximaal 1/5e deel van de beschikbare financiële ruimte boven die grens voor volledige indexatie. De deelnemers dienen er daarom rekening mee te houden dat de resterende opbouwachterstand van 0,12% niet meer gerepareerd kan worden.

2.3.2 Toeslagbeleid

Toeslag verlenen is het aanpassen van de pensioenen aan de loon/prijsstijgingen (inflatie). Uitgangspunt bij het toeslagbeleid is dat de wettelijk voorgeschreven regels uit het nieuwe Financiële Toetsingskader (nFTK) worden gehanteerd. Het pensioenfondsbestuur streeft naar een zo hoog mogelijk toeslagrealisatie, maar dient daarbij een goede balans te vinden tussen risico en rendement. Op basis van de uitkomsten van de ALM-studie en de economische verwachtingen is de toeslagambitie vastgesteld op 60-80% toeslagrealisatie over een periode van 15 jaar.

Toeslagen zijn volgens de OWASE CDC-pensioenregeling strikt voorwaardelijk: er wordt geen premie voor betaald en geen geld voor gereserveerd. De toeslagen worden uit overrendementen gefinancierd (uit het ‘vrije vermogen’). Een gehele of gedeeltelijke toeslag kan alleen toegekend worden voor zover de beoogde toeslagverlening ook in de toekomst waargemaakt kan worden. Het bestuur heeft in overleg met de

sociale partners een toeslagkader met staffels vastgesteld voor het niet, voor het gedeeltelijk en

voor het volledig verlenen van toeslagen, alsmede voor het eventueel toekennen van een inhaaltoeslag. Het bestuur beslist of een toeslag al dan niet toegekend wordt en kan daarbij zelfstandig afwijken van het toeslagkader. Het toeslagbeleid met bijbehorend toeslagkader is opgenomen in het OWASE CDC-pensioenreglement. Eenmaal per jaar wordt beoordeeld of toeslagen toegekend kunnen worden: per 1 januari van enig

jaar, o.b.v. een referteperiode van een jaar. Of een toeslag al dan niet toegekend kan worden wordt beoordeeld o.b.v. de financiële positie van het fonds op 31 december van het voorafgaande jaar.

Page 22: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

23

Toeslag over 2017, per 1 januari 2018 toegekend De grens om gedeeltelijk te kunnen indexeren ligt bij een dekkingsgraad van 110%. De dekkingsgraad is de verhouding tussen het vermogen van het pensioenfonds en de pensioenverplichtingen van het fonds. Om te beoordelen of het pensioenfonds voldoende geld heeft om te indexeren hanteert het pensioenfondsbestuur een dubbele ondergrens: de

beleidsdekkingsgraad en de actuele dekkingsgraad: - de actuele dekkingsgraad is de dekkingsgraad over één maand: de maand december van 2017,

deze was 119,6%; - de beleidsdekkingsgraad is de gemiddelde dekkingsgraad over twaalf maanden: over de twaalf

maanden van 2017, deze was gemiddeld 116,6%. De wettelijke ondergrens voor een gedeeltelijke indexatie is gebaseerd op een beleidsdekkingsgraad

van 110%. De wettelijke grens voor een volledige indexatie moet apart berekend worden: deze grens lag eind december 2017 bij 124,6%. Er was dus niet voldoende ruimte om volledig te indexeren, maar wel om een gedeeltelijk indexatie toe te kennen.

De indexatieruimte bedroeg (116,6% - 110,0%) / (124,6% - 110,0%) = 45%. Voor de actieve deelnemers kwam de indexatie dan op 45% van 2,0% = 0,9% en voor de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden kwam de indexatie op 45% van 1,46% = 0,66%.

Indexatiebeleid pensioengerechtigde en gewezen deelnemers Voor de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers wordt geprobeerd de prijsstijgingen (inflatie) o.b.v. de prijsindex van het CBS (CPI alle huishoudens, afgeleid) te volgen. Deze bedroeg volgens het CBS in de zgn. referteperiode van oktober 2016 tot oktober 2017 1,47%. In de periode daarvoor, van oktober 2015 tot oktober 2016, was er geen sprake van een prijsstijging, maar juist van een prijsdaling van 0,01% (dat heet deflatie). De pensioenen worden dan niet verlaagd, maar

deze daling wordt wel in mindering gebracht op de stijging van 1,47%, dus dan blijft er een prijsstijging van 1,46% over. Er was voor de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers eind 2017 al sprake van een (cumulatieve) indexatieachterstand van 4,06%. Deze achterstand is door het gedeeltelijk toekennen van de indexatie per 1 januari 2018 toegenomen tot een (cumulatieve) indexatie achterstand van

4,88%. Hierbij is rekening gehouden met de gemiste indexatie over reeds eerder gemiste

indexaties. Indexatiebeleid actieve deelnemers Voor de actieve deelnemers wordt geprobeerd de collectieve loonsverhogingen volgens de OWASE CAO te volgen. Deze bedroegen over de periode van 1 januari 2017 tot en met 1 januari 2018 2,0%.

Er was voor de actieve deelnemers eind 2017 al sprake van een (cumulatieve) indexatieachterstand van 6,03%. Deze achterstand is door het gedeeltelijk toekennen van de indexatie per 1 januari 2018 toegenomen tot een (cumulatieve) indexatie achterstand van 7,19%. Ook hierbij is rekening gehouden met de gemiste indexatie over reeds eerder gemiste indexaties. Toeslag over 2018, per 1 januari 2019 toegekend

Om te beoordelen of het pensioenfonds voldoende geld heeft om te indexeren hanteert het pensioenfondsbestuur een dubbele ondergrens: de beleidsdekkingsgraad en de actuele

dekkingsgraad: - de actuele dekkingsgraad is de dekkingsgraad over één maand: de maand december van 2018,

deze was 112,9%;

- de beleidsdekkingsgraad is de gemiddelde dekkingsgraad over twaalf maanden: over de twaalf maanden van 2018, deze was gemiddeld 119,1%.

De wettelijke ondergrens voor een gedeeltelijke indexatie is gebaseerd op de beleidsdekkingsgraad. De wettelijke grens voor een volledige indexatie moet apart berekend worden: deze grens lag eind december 2018 bij 124,3%. Er was dus niet voldoende ruimte om volledig te indexeren, maar wel om een gedeeltelijk indexatie toe te kennen.

De indexatieruimte bedroeg (119,1% - 110,0%) / (124,3% - 110,0%) = 63,6%. Voor de actieve deelnemers komt de indexatie dan op 63,6% van 2,4% = 1,53% en voor de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden komt de indexatie op 63,6% van 1,47% = 0,93%.

Page 23: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

24

Indexatiebeleid pensioengerechtigde en gewezen deelnemers Voor de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers wordt geprobeerd de prijsstijgingen (inflatie) o.b.v. de prijsindex van het CBS (CPI alle huishoudens, afgeleid) te volgen. Deze bedroeg volgens het CBS in de zgn. referteperiode van 1 oktober 2017 tot 1 oktober 2018 1,47%. Er was voor de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers eind 2018 al sprake van een (cumulatieve) indexatieachterstand van 4,88%. Deze achterstand is door het gedeeltelijk toekennen van de

indexatie per 1 januari 2019 toegenomen tot een (cumulatieve) indexatie achterstand van 5,45%. Hierbij is rekening gehouden met de gemiste indexatie over reeds eerder gemiste indexaties. Indexatiebeleid actieve deelnemers Voor de actieve deelnemers wordt geprobeerd de collectieve loonsverhogingen volgens de OWASE CAO te volgen. Deze bedroegen over de periode van 1 januari 2018 tot en met 1 januari 2019

2,4%. Er was voor de actieve deelnemers eind 2018 al sprake van een (cumulatieve) indexatieachterstand van 7,19%. Deze achterstand is door het gedeeltelijk toekennen van de indexatie per 1 januari 2019

toegenomen tot een (cumulatieve) indexatie achterstand van 8,11%. Ook hierbij is rekening gehouden met de gemiste indexatie over reeds eerder gemiste indexaties.

Inhalen indexatieachterstand Het bestuur probeert de gemiste indexaties op een latere datum alsnog toe te kennen zodra de financiële situatie van het pensioenfonds dat weer toelaat. De eerstvolgende datum per wanneer het bestuur beoordeelt of geïndexeerd kan worden is 1 januari 2020. Voor het meetellen van gemiste indexaties wordt 10 jaar teruggekeken. De huidige indexatieachterstand is ontstaan sinds 1 januari 2012. In 2011 is de toenmalige indexatie-

achterstand - zowel voor de actieve deelnemers als voor de pensioengerechtigde en gewezen deelnemers - ingehaald. Eind 2011 was er geen indexatieachterstand meer. Er zijn dus nog geen gemiste indexaties komen te vervallen. Bovenstaande percentages van 5,45% en 8,11% zijn het totaal van alle gemiste indexaties. Doordat de overheid de regels die gelden voor het verlenen van inhaalindexaties fors heeft aangescherpt, dien je er rekening mee te houden dat de indexatieachterstand de komende jaren niet of slechts in beperkte mate kan worden ingehaald.

2.4 Financiële paragraaf

2.4.1 Algemeen

De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn gericht op: - het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement

vastgelegde bepalingen;

- het minimaliseren van de kansen op onderdekking en reservetekort, alsmede van de mate van onderdekking en reservetekort;

- het voorkómen van grote premieschommelingen en het kostendekkend houden van de premie; - het zoveel mogelijk welvaartsvast houden van de pensioenaanspraken van actieve deelnemers en

het zoveel mogelijk waardevast houden van de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en van de pensioenuitkeringen van pensioengerechtigden.

De voorziening pensioenverplichtingen voor actieve deelnemers is gelijk aan de actuariële contante

waarde van de over verstreken deelnemersjaren verkregen pensioenaanspraken. Onder de actieve deelnemers worden ook de arbeidsongeschikte deelnemers verstaan. Daarnaast wordt ten behoeve van de arbeidsongeschikte deelnemers een voorziening gevormd voor de contante waarde van de nog op te bouwen aanspraken. De voorziening pensioenverplichtingen voor niet-actieve deelnemers is gelijk aan de actuariële

contante waarde van de premievrije pensioenaanspraken alsmede de ingegane pensioenen, inclusief de verstrekte waardevastheidstoeslagen op de balansdatum. De financiële positie van het pensioenfonds is sterk afhankelijk van renteschommelingen. Dit komt doordat de duration (rentegevoeligheid) van de pensioenverplichtingen hoger is dan de duration van de beleggingen. Als de rente omhoog gaat neemt de financiële positie van het pensioenfonds toe en

als de rente omlaag gaat neemt de financiële positie af. Om dit effect te verkleinen heeft het pensioenfonds beleid vastgesteld waarbij de vastrentende waarden worden afgestemd op de

Page 24: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

25

verplichtingen van het pensioenfonds. De afdekking van het renterisico over de gehele looptijd van de verplichtingen vindt plaats op basis van 13 klassen waarin de verplichtingen worden ingedeeld. De strategische afdekkingsdoelstelling van het beleid (ALM-benchmark) is 45% van de verplichtingen van het pensioenfonds, tactisch is dit 40%. Een pensioenfonds moet de omvang van de verwachte uitgaande kasstromen vaststellen op basis

van verwachte marktontwikkelingen en prudente verzekeringstechnische grondslagen waaronder begrepen de voorzienbare trend in overlevingskansen. Het pensioenfonds past de AG prognosetafel 2018 toe, die in 2018 is gepubliceerd, met een correctie voor de zgn. ervaringssterfte o.b.v. fonds specifieke OWASE 2018 correctiefactoren. De beroepsbevolking heeft namelijk een andere - over het algemeen hogere - levensverwachting dan de gehele bevolking.

2.4.2 Het verslagjaar 2018, ontwikkeling dekkingsgraad

Pensioenfonds-vermogen

A

Technische voorzieningen

B

Effect op eigen vermogen

(kolom A – B)

Dekkings-graad in %

Stand per 1 januari 2018

884.230 739.253 144.977 119,6%

Beleggingsresultaten -19.507 -1.931 -17.576 -2,3% Wijziging marktrente 0 30.199 -30.199 -4,7% Premiebijdragen en IPR 13.056 13.247 -191 -0,4% Uitkeringen -21.072 -21.073 1 0,6% Toeslagverlening 0 5.548 -5.548 -0,9% Kosten -619 -628 9 0,0% Waarde overdrachten 2.005 2.293 -288 0,0% Kanssystemen 88 -458 546 0,0% Herverzekering 295 295 0 0,0% Wijziging grondslagen 0 -6.527 6.527 1,1% Overige 6 -284 290 0,0%

Stand per 31 december 2018

858.482

759.934

98.549

113,0%

Bestemmingsreserve / premiedepot -992 0 -992 -0,2%

Stand per 31 december 2018 excl. premiedepot 857.490 759.934 97.556 112,8%

In het verslagjaar is het eigen vermogen van het pensioenfonds (exclusief bestemmingsreserve) per saldo afgenomen met € 47,4 miljoen. De bezittingen (A) van het pensioenfonds zijn afgenomen met € 26,7 miljoen, de verplichtingen (B Technische voorzieningen) namen toe met € 20,7 miljoen. De feitelijke dekkingsgraad nam als gevolg daarvan af met 6,8%. De afname van de bezittingen van € 26,7 miljoen is grotendeels te verklaren uit de negatieve beleggingsresultaten van € 19,5 miljoen en het saldo van de premie minus uitkeringen van negatief

€ 8,0 miljoen. Uit het saldo van baten en lasten is in 2018 een bestemmingsreserve gevormd ter grootte van € 1 miljoen, dit behoort niet tot het vermogen van het fonds. De bestemmingsreserve betreft een premiedepot, dit is nader toegelicht op pagina 66.

De technische voorzieningen namen toe door een daling van de rekenrente, eind 2017 was de gemiddelde rekenrente 1,5%, eind 2018 was dit 1,4%. Hierdoor werd de voorziening € 30,2 miljoen

hoger vastgesteld. De 1 jaars rente was begin 2018 negatief (rente -0,260%, 2017: -0,217%), daardoor leidde de verplichte oprenting van de voorziening tot een lagere voorziening van € 1,9 miljoen. Het saldo van de premie en uitkeringen bedroeg negatief € 7,8 miljoen, de verplichtingen namen hierdoor af. De toeslagverlening begin 2018 leidde tot een hogere voorziening van € 5,5 miljoen. De wijziging fondsgrondslagen leidde tot een afname van de voorziening van € 6,5 miljoen. De overige posten verklaren het restant van de toename, totaal € 1,2 miljoen.

Page 25: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

26

Het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren kan als volgt worden geanalyseerd:

2018 2017 2016 2015 2014

Premie resultaat -191 -2.383 -2.536 -2.956 2.553 Interest c.q. beleggingsresultaat -17.576 63.839 69.204 9.266 115.262 Wijziging grondslagen 6.527 0 -609 0 -2.010 Wijziging marktrente -30.199 9.639 -62.339 -35.875 -107.331 Toeslagverlening -5.548 0 0 -1.399 -1.564 Overig resultaat 558 495 -551 893 1.167

Saldo baten en lasten -46.429 71.590 3.169 -30.071 8.077

Uit bovenstaande blijkt dat de beleggingsresultaten en de wijziging van de markrente de

belangrijkste oorzaken zijn voor wijzigingen in de dekkingsgraad van het fonds. Daarnaast zijn de fondsgrondslagen in 2018 gewijzigd, wat leidde tot een hogere dekkingsgraad. De toeslagverlening begin 2018 leidde tot een verlaging van de dekkingsgraad.

Het actuariële verloop van de dekkingsgraad op basis van de DNB-voorschriften was als volgt:

In percentages 2018 2017

Feitelijke dekkingsgraad per 1 januari 119,6% 109,7%

Premie -0,4% -0,5% Uitkering 0,6% 0,3% Toeslagverlening -0,9% 0,0% Wijziging marktrente -4,7% 1,4% Overrendement -2,3% 8,5% Kanssystemen 0,0% 0,0% Waardeoverdrachten 0,0% 0,0% Kosten 0,0% 0,0% Wijziging grondslagen 1,1% 0,0% Overige oorzaken 0,0% 0,2% Dotatie premiedepot -0,2% 0,0%

Stand per 31 december 112,8% 119,6%

De dekkingsgraden sinds 2008 kunnen als volgt grafisch worden weergegeven:

95%

100%

105%

110%

115%

120%

125%

dec-0

8

jun

-09

dec-0

9

jun

-10

dec-1

0

jun

-11

dec-1

1

jun

-12

dec-1

2

jun

-13

dec-1

3

jun

-14

dec-1

4

jun

-15

dec-1

5

jun

-16

dec-1

6

jun

-17

dec-1

7

jun

-18

dec-1

8Dekkingsgraadontwikkeling pensioenfonds OWASE

actuele nominale dekkingsgraaddekkingstekortgrensreservetekortgrens

Page 26: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

27

De hiervoor beschreven dekkingsgraad is gebaseerd op de DNB-rente curve (met UFR) en 12 maandsmiddeling. De dekkingsgraad kan ook worden benaderd vanuit de ontwikkeling van de marktrente. Onder dekkingsgraad wordt verstaan de waarde van de bezittingen van het pensioenfonds, uitgedrukt in een percentage van de voorziening pensioenverplichtingen.

Per 31 december 2018 was de actuele nominale dekkingsgraad op basis van de FTK-methode 112,8%. Het FTK gaat echter uit van de beleidsdekkingsgraad: dat is de actuele dekkingsraad van de huidige maand gemiddeld met de ‘actuele’ dekkingsgraden over de aan die maand voorafgaande 11 maanden. Per 31 december 2018 was de beleidsdekkingsgraad 119,1%. De beleidsdekkings-graad is ook bepalend voor het vaststellen van een eventuele tekort-situatie bij het pensioenfonds

en dient als uitgangspunt bij het opstellen van een herstelplan. Het pensioenfonds heeft per 31 december 2018 ook de zgn. reële dekkingsgraad bepaald, zoals voorgeschreven door DNB. DNB gebruikt dit cijfer om fondsen onderling te kunnen vergelijken ten

aanzien van toeslagverlening. De reële dekkingsgraad is berekend als het quotiënt van de hiervoor genoemde beleidsdekkingsgraad en de ‘beleidsdekkingsgraad voor voorwaardelijke toeslagverlening ter hoogte van de minimale verwachtingswaarde voor de groeivoet van het prijsindexcijfer’. De reële

dekkingsgraad ultimo 2018 was 96,9%. Het pensioenfonds hanteert de reële dekkingsgraad echter niet als beleidsuitgangspunt. De verschillende dekkingsgraden ontwikkelden zich de afgelopen jaren als volgt:

In % per 31 december 2018 2017

Feitelijke dekkingsgraad 112,8% 119,6% Beleidsdekkingsgraad 119,1% 116,6% Reële dekkingsgraad 96,9% 94,3% Gemiddelde rekenrente 1,36% 1,48%

De gemiddelde rekenrente is vastgesteld op basis van de ultimate forward rate (UFR).

Aansluiting beleidsdekkingsgraad naar dekkingsgraad op marktrente:

In percentages Rende-

ment Dekkingsgraad

2018 Dekkingsgraad

2017

Beleidsdekkingsgraad per 1 januari 116,6% 105,7% Effect 12 maandsmiddeling 3,0% 4,0% Feitelijke dekkingsgraad (UFR) 1 januari 119,6% 109,7% Effect UFR naar marktrente -2,4% -4,0% Dekkingsgraad marktrente per 1 januari 117,2% 105,7% Ontwikkeling voorziening pensioenverplichtingen 3,3% -3,8% 3,4% Rendement matching portefeuille 1,8% 1,0% -0,4% Rendement return portefeuille -3,4% -1,7% 5,1% Rendement overige activa -1,6% 4,7% Saldo indexaties, premies, uitkeringen en kosten -1,2% -1,3% Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 0,9% 0,0% Dekkingsgraad marktrente per 31 december 110,8% 117,2% Effect UFR naar marktrente 2,0% 2,4% Feitelijke dekkingsgraad (UFR) per 31 december 112,8% 119,6% Effect 12 maandsmiddeling 6,3% -3,0% Beleidsdekkingsgraad per 31 december 119,1% 116,6%

Page 27: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

28

De marktrente daalde nagenoeg over de hele curve. Zo daalde bijvoorbeeld de 10 jaars swaprente van 0,90% naar 0,83% en de 30-jaars swaprente daalde van 1,64% naar 1,51%. De gemiddelde marktrente voor de OWASE verplichtingen (met een duration van 18,2) daalde van 1,36% naar 1,25%. De daling van de marktrente resulteerde in een stijging van 3,3% (“rendement”) van de contante waarde van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV). De rentetermijnstructuur van DNB inclusief UFR daalde voor OWASE van 1,48% naar 1,36%.

Het jaar 2018 begon met een dekkingsgraad berekend op de swaprente (exclusief UFR) van 117,2%. De tabel laat zien dat de dekkingsgraad met 3,8% gedaald is als gevolg van 3,3% “rendement” ofwel stijging van de voorziening pensioenverplichtingen. Het renterisico is deels gecompenseerd door de matchingportefeuille die met een rendement van 1,8% de dekkingsgraad met 1,0% heeft laten stijgen. Daarnaast resulteert het rendement op

de returnportefeuille van -3,4% in een daling van de dekkingsgraad van 1,7%. Het resultaat op overige activa heeft de dekkingsgraad met 1,6% laten dalen. Het vermogensbeheer (= beleggingsresultaat) heeft de dekkingsgraad in totaal 2,3% laten dalen. De onttrekkingen aan het vermogen in verband met het saldo van indexaties, premies, uitkeringen en kosten

hebben geleid tot een daling van de dekkingsgraad van 1,2%. De overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen hebben geleid tot een stijging van de dekkingsgraad met 0,9% door aanpassing van de fondsgrondslagen (AG tafels en ervaringssterfte). Alle effecten opgeteld

leiden tot een dekkingsgraad berekend op swaprente (exclusief UFR) van 110,8%. De dekkingsgraad berekend op marktrente geeft een accuraat en economisch realistisch beeld van de financiële gezondheid van Pensioenfonds OWASE. De wetgever schrijft echter voor dat pensioenfondsen de contante waarde van de voorziening pensioenverplichtingen moeten berekenen op basis van de rentetermijnstructuur inclusief Ultimate Forward Rate (UFR) die DNB publiceert. Die rentecurve daalde ook in 2018 en was voor Pensioenfonds OWASE 0,10%-punt hoger dan de

swapcurve (de marktrente). Hierdoor was de contante waarde van de VPV berekend op de rentetermijnstructuur inclusief de UFR lager en zodoende werd de actuele dekkingsgraad inclusief UFR hoger. Dit effect was per einde 2018 2,0%. Ten slotte moeten pensioenfondsen beslissingen over het verlenen van toeslag of korten van de pensioenen baseren op de beleidsdekkingsgraad, dit is een gemiddelde van de actuele

dekkingsgraden van de voorgaande 12 maanden. Deze beleidsdekkingsgraad nam in 2018 toe van

116,6% tot 119,1%. In de beleggingsparagraaf 2.5 wordt nader ingegaan op de analyse van de beleggingsresultaten ten opzichte van de ontwikkeling van verplichtingen.

2.4.3 Richtlijnen van De Nederlandsche Bank

Dekkingstekort

Van een dekkingstekort is sprake indien de middelen ontoereikend zijn om de voorziening voor de pensioenverplichtingen en/of de reserve voor algemene risico’s te financieren. Als de beleidsdekkingsgraad beneden de 104,15% (MVEV) zakt is er sprake van een dekkingstekort. Per 31 december 2018 bedroeg de beleidsdekkingsgraad 119,1% zodat er geen sprake was van een dekkingstekort.

Reservetekort

Van een reservetekort is sprake indien de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening voor de pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's ook nog de buffers voor beleggingsrisico's en andere bestemde reserves aan te houden. Als de beleidsdekkingsgraad tussen de 104,15% en de reservetekortgrens (VEV) ligt, dan is er sprake van een reservetekort. Het pensioenfonds moet in die situatie een herstelplan indienen bij

DNB. In dat herstelplan moet het fonds de maatregelen vastleggen waarmee de beleidsdekkingsgraad binnen 10 jaar weer boven de reservetekortgrens komt. Het pensioenfonds had begin 2018 (en ultimo 2018 nog steeds) een reservetekort. Het bestuur heeft een herstelplan ingediend bij DNB. Uit de berekeningen in het kader van het herstelplan is naar voren gekomen dat het pensioenfonds ruimschoots binnen de geldende hersteltermijn kan

herstellen naar een beleidsdekkingsgraad boven de reservetekortgrens.

Page 28: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

29

Sturingsmiddelen In het herstelplan wordt gebruik gemaakt van het sturingsmiddel toeslagverlening. Als uit het herstelplan zou blijken dat herstel naar de reservetekortgrens niet kan zonder korten, dan zou een kortingsmaatregel getroffen moeten worden. Deze korting moet direct getroffen worden en mag gespreid worden over maximaal 10 jaar. Deze maatregel is echter niet onvoorwaardelijk en

kan dus vervallen zodra de korting niet langer noodzakelijk is. Het kan in de praktijk mogelijk lang duren voor de korting gerepareerd kan worden, eerst dienen alle (inhaal)toeslagen toegekend te worden. De kritieke dekkingsgraad van het pensioenfonds o.b.v. de wettelijke parameter-set was ultimo 2018 84%: dat betekent dat herstel binnen 10 jaar pas niet meer mogelijk is als de dekkingsgraad

onder de 84% zakt. De kritieke dekkingsgraad o.b.v. een meer voorzichtige parameter-set (overrendement van 2,5%) was ultimo 2018 92%. In deze berekeningen werd er van uitgegaan dat er in de periode waarvoor het herstelplan wordt opgesteld geen enkele toeslag wordt verleend.

Evenwichtige belangenbehartiging In het herstelplan wordt voornamelijk gebruik gemaakt van de mogelijkheid de toeslagverlening te korten om tot herstel te komen. Alle deelnemers worden door deze maatregel getroffen. Het bestuur

is van mening dat met dit beleid recht wordt gedaan aan het uitgangspunt van evenwichtige belangenbehartiging.

2.4.4 Kostendekkende premie volgens de FTK-methode

De pensioenwet en de beleidsregels van De Nederlandsche Bank schrijven voor dat de pensioenpremie ten minste kostendekkend dient te zijn. Het gaat hierbij om de kosten van de opbouw van de nominale pensioenaanspraken en om de uitvoeringskosten. De kostendekkende premie fluctueert van jaar tot jaar, mede als gevolg van wijziging van het rentepercentage.

Werkgevers en werknemers betalen momenteel voor de OWASE CDC-pensioenregeling gezamenlijk een pensioenpremie van 31,5% van de pensioengrondslag(som). Deze pensioenpremie is overeengekomen voor een periode van 3 jaar (2018-2020). Daarnaast betalen de werknemers een premie voor aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP) en een tijdelijk

nabestaandenpensioen (TNP). Deze 31,5% is de premie die het pensioenfonds daadwerkelijk in rekening brengt, samen met de

premie voor het AOP en TNP. Voor zover de in 2018 ontvangen premies hoger zijn dan de kostendekkende premie is het meerdere aangewend voor de vorming van een premiedepot. De gelden uit het premiedepot kunnen worden aangewend ten behoeve van het (gedeeltelijke) voorkomen van toekomstige opbouwverlagingen.

Bedragen x € 1.000 2018 2017 2016 2015 2014

Zuiver kostendekkende premie 16.569 18.500 18.642 19.231 13.325 Gedempte kostendekkende premie 12.690 12.707 13.090 12.993 13.895 Feitelijke premie 13.682 13.048 13.177 13.046 14.043

Zuiver kostendekkende premie vs. gedempte kostendekkende premie Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen de zuiver kostendekkende premie en de gedempte

kostendekkende premie. De zuiver kostendekkende premie wordt jaarlijks op 31 december vastgesteld voor het gehele komende jaar op basis van de rekenrente over december. Het pensioenfonds hanteert naast de zuiver kostendekkende premie ook een gedempte kostendekkende

premie. Deze gedempte kostendekkende premie is voor het bestuur en de sociale partners het uitgangspunt bij de vaststelling van de pensioenpremie die daadwerkelijk in rekening wordt gebracht. Ook de gedempte kostendekkende premie wordt in beginsel jaarlijks op 31 december voor het komende jaar vastgesteld, maar op basis van de gemiddelde rekenrente over de voorliggende periode van 120 maanden (10 jaar). De zgn. dempingsperiode van 120 maanden is een eigen keuze van het pensioenfonds. Over de laatste 10 jaar is sprake van een dalende rente. Naar verwachting zal in 2019 de rentevoet voor het bepalen van de gedempte kostendekkende premie verder dalen

zodat na 2019 mogelijk minder opbouw kan worden toegekend dan de met ingang van 2018 geldende reglementaire opbouw van 1,7% (bij een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar). Daarbij zij opgemerkt dat de huidige verwachting is dat in 2020 de afgesproken premie aangevuld met de

Page 29: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

30

middelen in het premiedepot nog wel toereikend zullen zijn om deze reglementaire opbouw van 1,7% te realiseren. De verschillende premies en gebruikte rentes zijn:

Premieoverzicht 2018 2017 2016 2015 2014

Zuiver kostendekkende premie 38,4% 43,3% 38,6% 36,4% 30,0% Gedempte kostendekkende premie 29,1% 29,4% 26,8% 25,8% 31,3% Feitelijke premie 31,5% 30,0% 30,0% 30,0% 30,0%

Rentevoet zuiver kostendekkende premie 1,69% 1,54% 1,91% 2,19% 2,98% Rentevoet gedempte kostendekkende premie 2,76% 3,05% 3,34% 3,56% 2,81%

De dempingsperiode van 120 maanden voor het bepalen van de rentevoet van de gedempte

kostendekkende premie daalt door de voortschrijdende daling van de rente. De kostendekkende premiepercentages zijn exclusief de reparatie van de opbouw en de premie voor het AOP/TNP (de premiebedragen in de eerdere tabel zijn inclusief die reparaties en het AOP/TNP). In onderstaande tabel wordt de toegekende en eventueel achterstallige opbouw toegelicht:

2018 2017 2016 2015 2014

Feitelijke premie hoger dan gedempte kostendekkende premie 2,4% 0,6% 3,2% 4,2% Nee Feitelijke premie na aftrek dotatie premiedepot hoger dan gedempte

kostendekkende premie 0,0% n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. Toe te kennen opbouw 1,7% 1,875% 1,875% 1,875% 1,84% Toegekende opbouw 1,7% 1,875% 1,875% 1,875% 1,75%

Achterstand opbouw 2013 0,03% 0,03% 0,03% 0,22% 0,5% Achterstand opbouw 2014 0,09% 0,09% 0,09% 0,09% 0,09%

Toelichting op jaar 2015 en 2016 De premie voor 2016 (en 2015) was ruim kostendekkend. Dat was het gevolg van het door het bestuur in 2014 genomen besluit om de dempingsperiode van de rekenrente voor de berekening van de kostendekkende premie te verlengen van 12 naar 120 maanden. Het overschot werd aangewend om de kortingen van de pensioenopbouw uit het verleden deels te repareren. Met het overschot dat

beschikbaar was voor de reparatie, kon in 2016 0,19% (en in 2015 0,28%) van de toegepaste verlaging van 0,5% van 2013 worden gerepareerd, waarbij voor die reparatie dezelfde gedempte systematiek werd toegepast als voor de huidige pensioenopbouw (120 maands-middeling), waarbij echter wel de in 2013 nog geldende pensioenleeftijd van 65 jaar als uitgangspunt werd gehanteerd. Deze ‘reparatie’ gold voor alle deelnemers van wie de opbouw in 2013 werd verlaagd, dus ook voor de personen die inmiddels met pensioen zijn gegaan.

In het verslagjaar 2017 is duidelijk geworden dat door aanscherping van de fiscale kaders de

achterstand van 0,03% over 2013 en 0,09% over 2014 de komende jaren waarschijnlijk niet meer kan worden gerepareerd: reparatie kan alleen nog binnen de fiscale ruimte van de individuele deelnemer in het jaar waarin de beoogde reparatie zou plaatsvinden. Om deze situatie voor de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen wordt m.i.v. 2018 eventuele premieruimte in enig jaar in een premiedepot gestort waaruit in een later jaar eventueel aanvullende middelen voor de

financiering van de reguliere opbouw in dat latere jaar beschikbaar kunnen worden gesteld. Premiedekkingsgraad De premiedekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen de premie die in een jaar wordt betaald en de waarde van de pensioenopbouw die aan de voorziening pensioenverplichtingen wordt toegevoegd. De pensioenopbouw wordt gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur zoals voorgeschreven door DNB.

Page 30: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

31

De premiedekkingsgraad, op basis van berekening voorafgaand aan het verslagjaar, ontwikkelde zich als volgt:

Premieoverzicht 2018 2017 2016 2015 2014

Premiedekkingsgraad 91% 83% 83% 80% 123%

De premiedekkingsgraad is in 2018 toegenomen door de stijging van de premie van 30,0% naar 31,5% en de verlaging van de opbouw van 1,875% per jaar naar 1,7%. Hierdoor is er meer premie beschikbaar voor het inkopen van minder pensioen aanspraken. Hoewel de premie is toegenomen, draagt de premie niet bij aan het herstel van de dekkingsgraad. Door de toekenning van aanspraken neemt de dekkingsgraad in 2018 per saldo wat af.

2.4.5 Ambitieniveau

Risicohouding van het pensioenfondsbestuur Het pensioenfondsbestuur is zich bewust van de afweging die voortdurend gemaakt moet worden tussen risico en rendement. Zonder beleggingsrisico kan geen rendement worden gerealiseerd, waardoor geen toeslagen kunnen worden verleend, waardoor geen adequaat pensioen opgebouwd kan worden. Door de nieuwe wetgeving en de lage rekenrente is de toeslagverwachting voor de komende jaren in relevante mate afgenomen: het pensioenfonds heeft de toeslagambitie enkele

jaren geleden bij moeten stellen naar 60%-80%. Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds biedt naar het oordeel van het bestuur een goede balans tussen risico en rendement. Grenzen en bandbreedtes De risicohouding van het fonds voor de korte termijn komt volgens het Besluit FTK tot uitdrukking in de hoogte van het vereist eigen vermogen of een brandbreedte hiervoor. De reservetekortgrens ligt

per 1 januari 2018 bij ca. 120% op basis van de strategische beleggingsmix (zie paragraaf 3.5.12 op pagina 73). Als voor die mix wordt uitgegaan van een minimaal risico, dan zou de grens bij ca. 115% liggen. En als voor die mix wordt uitgegaan van een maximaal risico, dan zou de grens bij ca. 125% liggen. Het vereist eigen vermogen heeft momenteel dus een bandbreedte tussen plus en min

5%-punt. Die bandbreedte past naar het oordeel van het bestuur bij de afweging die momenteel tussen risico en rendement gemaakt moet worden.

De risicohouding van het fonds voor de lange termijn komt volgens het Besluit FTK tot uitdrukking in de door het fonds gekozen ondergrenzen in het kader van de haalbaarheidstoets. In de zomer van 2015 heeft het pensioenfonds een zgn. aanvangshaalbaarheidstoets uitgevoerd bij de CDC-pensioenregeling, zoals die per 1 januari 2015 is afgesproken door sociale partners. In deze aanvangshaalbaarheidstoets is vastgesteld wat het gemiddeld verwachte pensioenresultaat (50e percentiel) en het verwachte pensioenresultaat in een slechtweerscenario (5e percentiel) zijn en is daarnaast beoordeeld of het pensioenfonds voldoende herstelkracht heeft en of het premiebeleid

realistisch en haalbaar is. Voor het bepalen van de ondergrens en de maximale afwijking werd uitgegaan van pensioenresultaten met een vaste toeslagrealisatie van 60% (ondergrens toeslagambitie) en een vaste opbouwrealisatie van 80% (ondergrens opbouwambitie), zonder kortingen, reparaties of inhaaltoeslagen. Het pensioenresultaat is wettelijk voorgeschreven als: ‘De verhoudingsbreuk tussen 1. de verwachte pensioenuitkeringen en 2. de pensioenuitkeringen die

het pensioenfonds zou doen indien nooit verminderingen hoeven te worden doorgevoerd en indien jaarlijks volledige pensioen opbouw plaatsvindt en volledig toeslag wordt verleend op basis van prijsindexcijfers.’ Voor de berekeningen in de haalbaarheidstoets worden de deelnemers in het pensioenfonds ingedeeld in leeftijdsgroepen en worden de verwachte pensioenresultaten per leeftijdsgroep

berekend. Het (naar aantallen deelnemers) gewogen gemiddelde van de leeftijdsgroepen is het verwachte pensioenresultaat op pensioenfondsniveau. Op basis van de uitkomsten van de aanvangshaalbaarheidstoets heeft het pensioenfondsbestuur de volgende ondergrenzen voor het pensioenresultaat bepaald:

Page 31: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

32

Uitgangspositie Te kiezen

ondergrens

Aanvang

2015

Haalbaarheids-

toets 2018

Haalbaarheids-

toets 2019

Gekozen

ondergrens

Vereist eigen vermogen (VEV)

Ondergrens bij verwacht

pensioenresultaat op fondsniveau vanuit

het VEV

Verwachting vanuit het

VEV

100,6% n.v.t. n.v.t.

89%

Feitelijke positie

Ondergrens bij verwacht

pensioenresultaat op fondsniveau vanuit de feitelijke positie

Verwachting vanuit de feitelijke

positie 99,5% 98,7% 96,6% 89%

Feitelijke positie

Maximale afwijking van

pensioenresultaat op fondsniveau in

slechtweerscenario: (1 -/- (resultaat 5e

percentiel / resultaat 50e percentiel)) 30,0% 27,2% 28,7% 37%

Jaarlijks voert het pensioenfonds in het tweede kwartaal de haalbaarheidstoets uit volgens het door DNB voorgeschreven model en met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde economische scenariosets en rekenregels. Ook in 2019 heeft het pensioenfonds deze jaarlijkse haalbaarheidstoets

uitgevoerd. Het pensioenresultaat (op fondsniveau) van 96,6% valt ruim boven de vastgestelde ondergrens van 89% en de maximale afwijking in het slechtweerscenario van 28,7% ligt ruim onder de vastgestelde grens van 37%. Het fonds voldoet hiermee aan de normering van de pensioenresultaten die in 2015 werd vastgesteld op basis van de aanvangshaalbaarheidstoets. Indien de uitkomsten van de haalbaarheidstoets in enig jaar onder de hierboven genoemde grens

van 89% komt te liggen, of boven de maximale afwijking van 37%, dan treedt het

pensioenfondsbestuur in overleg met de sociale partners om het ambitieniveau van het fonds (opnieuw) af te stemmen op de risicohouding van het fonds (en van de sociale partners), waarbij tevens wordt bekeken of het nodig dan wel wenselijk is om de financiële opzet van het pensioenfonds bij te stellen. Bij ingrijpende voorgenomen wijzigingen in het beleggingsbeleid, de premiefinanciering of de CDC-pensioenregeling zal een nieuwe aanvangshaalbaarheidstoets worden uitgevoerd.

Ambitieniveau

Het beleid van het fonds is niet gericht op het realiseren van een hoge dekkingsgraad: elke dekkingsgraad boven het niveau van volledige toeslagverlening (2018: 124,3%) wordt gelijk gewaardeerd. De toeslagambitie van het fonds is 60-80%, dat houdt in: minimaal 60% looninflatie resp. 60% prijsinflatie over een periode van 15 jaar. De huidige indexatie-achterstand van 7,19% (c.q. 8,11% per 1 januari 2019) voor actieve deelnemers en 4,88% (c.q. 5,45% per 1 januari 2019) voor niet-actieven ligt ruim binnen de grenzen van de toeslagambitie. De opbouwambitie van het fonds is 80-100%, dat houdt in: minimaal 80% opbouw realiseren over een periode van 15 jaar

(o.a. door een stabiele kostendekkende premie) van de maximaal toegestane opbouw. De huidige opbouwachterstand van 0,12% ligt ruim binnen de grenzen van de opbouwambitie.

Het beleggingsbeleid dient op het ambitieniveau van het fonds afgestemd te worden: het fonds dient rekening te houden met en in te spelen op negatieve scenario’s en te voorkomen dat de dekkingsgraad onder het niveau komt waarbij zonder korten geen herstel meer mogelijk is (de kritieke dekkingsgraad: momenteel ca. 84%), o.a. door diversificatie van de portefeuille, door het

bepalen en maandelijks monitoren van tracking errors. Bij gelijke uitkomsten heeft het fonds een voorkeur voor een simpele strategie.

2.4.6 Herverzekering

In de financiële opzet van het pensioenfonds wordt rekening gehouden met normaal voorkomende risico’s. Het risico voor het pensioenfonds van vroegtijdig overlijden (lees: ‘kort leven’) is dan ook opgenomen in de financiële opzet en dus ook in de vastgestelde pensioenpremie. Voor het risico

Page 32: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

33

voor het pensioenfonds van arbeidsongeschiktheid geldt dit eveneens. Het pensioenfonds heeft ter afdekking van de risico’s als gevolg van uitzonderlijke situaties van overlijden en arbeidsongeschiktheid een herverzekering afgesloten bij Elips Life AG. Het risico van overlijden voor de pensioendatum Indien een deelnemer overlijdt voor de pensioendatum is het nabestaandenpensioen verzekerd voor

de volledige periode van pensioenopbouw tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Dus ook over de toekomstige dienstjaren. Bij overlijden van een deelnemer valt de zgn. contante waarde van de op dat moment al opgebouwde pensioenaanspraken vrij. Dit hoeft immers niet te worden uitgekeerd na pensionering. Het nabestaandenpensioen gaat echter meteen in na overlijden van de deelnemer en eindigt pas bij overlijden van de nabestaande. De ‘schade’ voor het pensioenfonds bestaat dus uit de contante waarde van het ingegane nabestaandenpensioen verminderd met de contante waarde aan

vrijval van al opgebouwde pensioenaanspraken. Dit wordt het risicokapitaal bij overlijden genoemd. Het risico van arbeidsongeschiktheid Voor het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt het jaarsalaris niet begrensd tot maximaal € 105.075.

Bij arbeidsongeschiktheid van een deelnemer ontstaan er voor het pensioenfonds een tweetal schades: 1. Uitkering arbeidsongeschiktheidspensioen (6% van het jaarsalaris 2018 tot de WIA-dagloongrens

van € 54.614 en 70% van het jaarsalaris boven de WIA dagloongrens). Dit pensioen wordt uitgekeerd tot aan de pensioenleeftijd.

2. De kosten van pensioenopbouw vanaf datum arbeidsongeschiktheid tot aan de pensioenleeftijd. Over deze periode wordt geen pensioenpremie ontvangen.

De schade voor het pensioenfonds bestaat dus uit de contante waarde van deze beide posten. Dit wordt het risicokapitaal bij arbeidsongeschiktheid genoemd.

Stoploss verzekering Een gedeelte van de risico’s wordt door het pensioenfonds in eigen beheer gehouden (het zogenaamde eigen behoud). Alleen zgn. toprisico’s worden afgedekt door de verzekeraar. Met ElipsLife is een eigen behoud per deelnemer afgesproken: - van € 250.000,- voor het overlijdensrisico;

- van € 500.000,- voor het arbeidsongeschiktheidsrisico.

Alle risico’s per deelnemers die uitstijgen boven deze bedragen aan eigen behoud zijn volledig verzekerd. Het bedrag van het eigen behoud komt voor rekening van het fonds tot een bedrag van € 1,355 mln. (de zogenaamde stoploss grens). Het meerdere is herverzekerd tot een maximum van € 7,5 mln.

2.4.7 Uitvoeringskosten

In de jaarrekening worden in toelichting 20 (pagina 83) de pensioenuitvoeringskosten toegelicht. Op basis van deze uitgaven en (deels) niet zichtbare kosten van beleggingen zijn de kosten van het fonds weer te geven, zoals vermeld in onderstaande tabel. De kosten zijn gebaseerd op de gerapporteerde kosten (de zogenaamde Total Expense Ratio) inclusief transactiekosten.

Page 33: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

34

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Onderverdeling uitvoeringskosten

Bestuurskosten 385 421

Administratiekosten 721 781

Bestuursondersteuning 394 324

Communicatiekosten 119 131

Pensioenadministratiekosten 1.619 1.657

Directe kosten beleggingen 1.241 1.033

Indirecte kosten beleggingen 2.077 2.122

Transactiekosten 780 613

Kosten beleggingen 4.098 3.768

Totaal uitvoeringskosten 5.717 5.425

Het totaal van de uitvoeringskosten is hoger dan in 2018. De toename van de uitvoeringskosten is met name veroorzaakt doordat het gemiddelde belegd vermogen en de transactiekosten zijn gestegen. Een gedetailleerde toelichting op de pensioenadministratiekosten is opgenomen op

pagina 83. Aan het eind van deze paragraaf is een overzicht opgenomen met een cijfermatige toelichting. Een aantal van de berekende kengetallen:

2018 2017

Aantal deelnemers actief en gepensioneerd 2.825 2.813

Kosten pensioenadministratie per deelnemer 573 589

Kosten beleggingen per deelnemer 1.451 1.339

Totaal pensioenverplichtingen 759.934 739.253

Totaal kosten in % van verplichtingen 0,752 0,734

De kosten van de beleggingen zijn te verdelen in actief en passief beheer en weer te geven als onderstaande kengetallen:

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Actief / passief beheer

Kosten actief beheer 3.378 3.000

Kosten passief beheer 721 768

Totaal 4.098 3.768

Gemiddeld belegd vermogen

Actief beheer 563.794 530.862

Passief beheer 320.017 324.362

Totaal 883.811 855.224

Kosten in % belegd vermogen

Kosten actief beheer 0,599 0,565

Kosten passief beheer 0,225 0,237

Totaal 0,464 0,441

De kosten bestaan uit de management- en service vergoedingen voor het beheer van de beleggingsfondsen en de kosten van OWASE voor beleggingsondersteuning, administratie en

transacties van OWASE zelf, zoals opgenomen in de volgende tabel. De beheerkosten van de beleggingsfondsen zijn verwerkt in het beleggingsresultaat, voor OWASE zijn deze niet direct te specificeren, deze kosten zijn benaderd op basis van de total expense ratio

Page 34: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

35

van de fondsen en het gemiddeld belegd vermogen. De kosten van transacties binnen de beleggingsfondsen zijn door beheerders opgegeven schattingen. Aanbeveling Pensioenfederatie ten aanzien van transactiekosten met ingang van 2017 Evenals over het jaar 2017 rapporteerden de beheerders deels schattingen van kosten, deels de werkelijke kosten. De beheerders hebben over deze jaren de volgende informatie aangeleverd. Deze

kosten zijn gebaseerd op rapportage verplichtingen onder MIFID (Markets In Financial Instruments Directive).

Bedragen x € 1.000 Gemiddeld belegd

vermogen

2018

Geschatte

transactie-

kosten 2018

Schatting actief beheer

Vastrentende waarden 406.139 283

Aandelen 116.251 158

Vastgoed 18.675 286

Overig 22.729 0

Totaal actief beheer 563.794 727

Schatting passief beheer

Vastrentende waarden 2.268 0

Aandelen 283.883 51

Aandelen, geen opgave of negatieve kosten gerapporteerd 0 0 Vastgoed 11.619 2

Overig (liquiditeiten) 22.247 0

Totaal passief beheer 320.017 53

Totaal 883.811 780

Bedragen x € 1.000 Gemiddeld belegd

vermogen

2017

Geschatte

transactie-

kosten 2017

Schatting actief beheer

Vastrentende waarden 377.018 435

Aandelen 112.700 128

Vastgoed 18.223 0

Overig 22.921 7

Totaal actief beheer 530.862 570

Schatting passief beheer

Vastrentende waarden 2.477 0

Aandelen 164.871 41

Aandelen, geen opgave of negatieve kosten gerapporteerd 121.327 0 Vastgoed 9.663 2

Overig (liquiditeiten) 26.024 0

Totaal passief beheer 324.362 43

Totaal 855.224 613

Page 35: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

36

2.4.8 Vooruitzichten 2019

Het beleid van het pensioenfondsbestuur is gericht op herstel van de vermogenspositie en van de dekkingsgraad. Een daling van de dekkingsgraad kan echter niet worden uitgesloten.

2.5 Beleggingen paragraaf

2.5.1 Algemeen en beleggingsproces

Het bestuur bepaalt de hoofdlijnen van het te voeren beleggingsbeleid door middel van de vaststelling van de lange termijn ALM-benchmark. Hiertoe wordt periodiek een Asset Liability Management (ALM) studie uitgevoerd. In een ALM-studie worden, op basis van bepaalde uitgangspunten, lange termijn prognoses gemaakt waarbij de ontwikkelingen van de bezittingen en de verplichtingen tegen elkaar worden afgezet. Op basis van de uitkomsten van deze ALM-studie

worden vervolgens de hoofdlijnen van het beleggingsbeleid opnieuw vastgesteld. Er is een indeling gemaakt naar matchingportefeuille (beleggingen die de ontwikkeling van de verplichtingen moet

volgen, ofwel gericht op het afdekken van de rentegevoeligheid van de verplichtingen) en return portefeuille (gericht op het realiseren van additioneel resultaat). In het verslagjaar is het handboek vermogensbeheer vervangen door een Investment Policy Statement. Hier in is het beleid en de planning en control cyclus rondom de beleggingen

opgenomen. Een van de onderdelen betreft investment cases. In deze cases wordt per beleggingscategorie onderbouwd waarom het fonds daar in belegt.

Het bestuur heeft een beleggingscommissie ingesteld. De heer J. Boot van InsingerGilissen is de beleggingsadviseur van het pensioenfonds. Willis Towers Watson verzorgt de risico- en performancerapportages. Het pensioenbureau verzorgt de beleggingsrapportages en voert - op basis

van de besluiten van het bestuur en van de beleggingscommissie - de wijzigingen in de beleggingsportefeuille door. Het pensioenbureau zorgt tevens voor de ambtelijke ondersteuning, de beleidsvoorbereiding en coördineert de beleggingsadministratie.

De SAA-beheerruimte geeft aan binnen welke marges de beleggingscommissie, na advies van de beleggingsadviseur, op tactisch niveau mag afwijken van de ALM-benchmark. Dit SAA-beheer (Strategische Asset Allocatie-beheer) is gebaseerd op de verwachtingen op middellange termijn en

de timing van de strategische aanpassingen. De SAA-benchmark die - binnen de door het bestuur aangegeven bandbreedte - door de beleggingscommissie wordt vastgesteld, wordt opgesplitst in mandaten die door mandaatbeheerders deels op actieve wijze worden beheerd. Ook de implementatie hiervan en de aansturing van de mandaatbeheerders is de verantwoordelijkheid van de beleggingscommissie, ondersteund door de beleggingsadviseur, door Willis Towers Watson en door het pensioenbureau. De behaalde rendementen van de ALM-benchmark, de SAA-benchmark en de mandaten worden gemeten zodat duidelijk wordt hoe het behaalde pensioenfondsrendement is

opgebouwd en op basis van welke beslissingen dit rendement tot stand is gekomen. In aanvulling op de hier voor genoemde beheersmaatregelen wordt tevens het solvabiliteitsrisico vooruitkijkend (ex-ante) door het pensioenfonds berekend. Met behulp van het verwachte rendement en risico van de beleggingsportefeuille wordt ieder kwartaal een inschatting gemaakt van het risicoprofiel van de dekkingsgraad. Zo wordt het verschil tussen het verwachte rendement van

de beleggingen ten opzichte van de ontwikkeling van de verplichtingen (ook wel de ex-ante tracking

error genoemd) bepaald, alsmede de binnen een jaar verwachte minimale hoogte van de dekkingsgraad op basis van een bepaalde zekerheid (97,5%) (ook wel de dekkingsgraad-at-risk genoemd). Willis Towers Watson berekent dit per kwartaal. De beleggingscommissie toetst of het ex-ante risicoprofiel nog binnen de bandbreedte van de ALM-benchmark ligt. Deze toets wordt voorafgaand aan iedere beleggingstransactie uitgevoerd.

In de beleggingsrapportages wordt per kwartaal over diverse risicokarakteristieken gerapporteerd. Voorbeelden hiervan zijn analyse naar belangen in individuele bedrijven, spreiding van de beleggingsportefeuille over landen en sectoren, samenstelling van de matching portefeuille naar credit rating en kasposities binnen de diverse beleggingsfondsen. Op deze wijze is er beter zicht op ontwikkelingen en risico’s van de beleggingen.

Page 36: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

37

2.5.2 Investment beliefs

Het bestuur heeft begin 2018 zijn investment beliefs en de consequenties voor de beleggingsportefeuille geëvalueerd, dit heeft geleid tot de volgende overtuigingen en daaruit voortvloeiende consequenties.

Investment belief Consequentie

Om op de lange termijn de missie van het fonds te bereiken is het nodig beleggingsrisico te nemen.

Het fonds belegt naast in vastrentende waarden ook in zakelijke waarden zoals aandelen.

Het risicoprofiel van de beleggingen dient aan te sluiten bij de risicohouding van het fonds.

Het fonds voert minstens iedere 4 jaar een gedegen financiële lange termijn planning uit (ALM-studie) om de strategische verdeling over de diverse beleggingsvormen te herijken aan het rendementsdoel en de beoogde risicohouding. Tussendoor wordt een light-versie van de ALM-studie uitgevoerd.

Pensioenbeleggen is een zaak van de lange termijn.

Het fonds accepteert tijdelijke verliezen en neemt geen overhaaste besluiten.

Het sturen van de beleggingsmix is een kerntaak.

Het fonds richt zich vooral op het (strategisch en tactisch) sturen van de beleggingsmix alsmede de rente- en valuta-afdekking.

Het soms afwijken van de strategische mix is nuttig om het beleggingsrisico beter te beheersen.

Het fonds stelt elk jaar een Beleggingsplan op met een portefeuilleverdeling die past bij de vooruitzichten. De beleggingscommissie kan binnen grenzen tactische besluiten nemen over de weging van de diverse beleggingscategorieën en over de mate van rente- en valuta afdekking.

Actief beheer binnen beleggingsfondsen heeft soms toegevoegde waarde.

Het fonds kan kiezen voor actief beheerde beleggingsfondsen als dit een betere rendements-risicoprofiel geeft.

Valutarisico voegt op de lange termijn weinig waarde toe.

Het fonds dekt het valutarisico grotendeels af.

Eenvoud, transparantie en uitlegbaarheid van de beleggingen zijn belangrijk.

Het fonds belegt alleen in beleggingen die het Bestuur doorgrondt (rendement, risico’s, bijdrage aan missie, kosten, ESG) en vermijdt complexe beleggingen zoals hedgefunds.

Illiquiditeit is ook een bron van rendement. Het fonds kan beleggen in illiquide beleggingen onder de voorwaarde dat het rendement bij aanvang in voldoende mate hoger is dan vergelijkbare liquide beleggingen.

Een verantwoorde afweging tussen risico en rendement stoelt vooral op een kwalitatieve beoordeling.

Bij het fonds zijn beoordelingen niet alleen gebaseerd op kwantitatieve risicoparameters.

Goed risicobeheer is gebaseerd op marktwaarderingen.

Het fonds gaat bij risicobeheer uit van marktwaarderingen.

Mits goed ingekaderd is effectenbelening een aanvaardbaar risico.

Het fonds accepteert effectenbelening (bij beleggingsfondsen) mits het onderpand van hoogwaardige kwaliteit is.

Page 37: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

38

Het pensioenfonds is een institutionele, lange termijn belegger met als primair doel om pensioenuitkeringen te doen aan de deelnemers. Het heeft daarmee een fiduciaire verantwoordelijkheid om het vermogen op een maatschappelijk verantwoorde manier te beleggen. Maatschappelijk verantwoord beleggen hoeft geen rendement te kosten, maar het is ook niet een bron van extra rendement. Het beleggingsbeleid moet voldoende aansluiten bij de tien principes van United Nations Global Compact beleggingen in controversiële wapens moeten worden uitgesloten.

Het fonds sluit beleggingen op gebied van clustermunitie uit (voor nieuwe beleggingen). Tevens dienen de beleggingen bij te dragen aan de naleving van de tien principes van United Nations Global Compact. Nieuwe fondsen in de portefeuille van het fonds zullen moeten bijdragen aan de verbetering van de overall ESG score van het fonds. Vanuit kostenoogpunt worden huidige beleggingen gedoogd. Periodiek wordt de totale ESG score gemonitord, zie toelichting op pagina 43.

2.5.3 Beleggingsklimaat en het beleggingsresultaat

Marktcommentaar – terugblik 2018 2018 werd gekenmerkt door toenemende macro-economische onzekerheid die een negatieve impact

heeft gehad op het rendement van aandelen. Doordat daarnaast de kapitaalmarktrente in de VS opliep, leverde ook grote delen van de obligatiemarkt negatieve rendementen op, met uitzondering van de rendementen in de kernlanden van Europa. De stijgende handelsspanningen tussen de VS en de rest van de wereld hebben gedurende het jaar bijgedragen aan een hoge volatiliteit en dalende waarderingen in Amerikaanse aandelen. Elders, heeft de opkomst van populistische partijen in Europese landen zoals Italië geleid tot angst voor een

mogelijke versnippering van de Europese Unie, die het hele jaar door heeft geleid tot een verkoopdruk in Europese aandelen. Ten slotte heeft het gebrek aan vooruitgang bij de Brexit-onderhandelingen de Britse valuta en Britse aandelen verzwakt. De bezorgdheid van beleggers over deze risico's heeft de sterke economische groei in de VS en de eurozone in de eerste helft van 2018 grotendeels overschaduwd. Hieronder lichten we de belangrijkste macro-economische ontwikkelingen en veranderingen in de

belangrijkste beleggingscategorieën en regio's toe. Economische groei Was 2017 nog het jaar van de synchrone groeiversnelling, in 2018 bleef daar eigenlijk alleen Amerika van over. Een verzwakking van de exportgroei en toegenomen macro-economische onzekerheid vormden volgens het IMF de belangrijkste redenen voor de groeiverzwakking in Europa

en het Verenigd Koninkrijk. Aandelen 2018 was een teleurstellend jaar voor aandelen over de hele wereld, vooral in vergelijking met het uitstekende rendement in 2017. Aandelen in ontwikkelde landen lagen onder druk door de hogere kapitaalmarktrente in de VS, de groeiverzwakking buiten de VS en de toenemende onzekerheid.

Amerikaanse aandelen daalden met 4,5% in USD (gemeten in EUR met 0,3%) en de aandelen in de eurozone daalden met 12,1% (in lokale valuta). Britse aandelen kwamen ook onder druk (-9,8% in lokale valuta), vooral tegen het einde van het jaar toen duidelijk werd dat de kans op een "No Deal"

Brexit-scenario toenam en premier May geleidelijk de politieke macht verloor. Japanse aandelen werden eveneens getroffen door bezorgdheid over handel en de stabiliteit van de Amerikaanse economie. De prestaties van Emerging Markets lieten een meer gevarieerd beeld zien

met landen zoals Brazilië en Rusland, die wonnen in lokale valuta dankzij hun sterke economische fundamentals, terwijl landen als China en Mexico negatief presteerden vanwege de handelsonzekerheid met de VS. Staatsobligaties De grootste beweging in de obligatiemarkt vond plaats in de VS, waar de yieldcurve -het verschil

tussen de lange en de korte rente- verder is vervlakt. De belangrijkste reden voor deze vervlakking was het stapsgewijze verhogen van de korte rente door de Federal Reserve.

Page 38: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

39

In Europa kende het VK een vergelijkbare afvlakkingstrend als de VS, terwijl voor de meeste andere EU-landen de yields over de curve matig stegen. Overige obligaties De rendementen van bedrijfsobligaties waren gedurende het jaar negatief, omdat de credit spreads groter werden, vooral voor de high yield markt. Britse, Europese en Amerikaanse investment grade

obligatie yields stegen licht. De stijgende Amerikaanse korte rente heeft de risicopremie verhoogd die beleggers eisen voor risicovollere investeringen, wat leidt tot hogere spreads en dalende prijzen. De schuld in opkomende markten in harde valuta's presteerde ook negatief als gevolg van aangescherpte financiële omstandigheden, de appreciërende dollar en een hoger macro-economisch risico.

Valuta De Amerikaanse dollar steeg ten opzichte van de euro met bijna 5%, onder invloed van verschillende factoren, waaronder de implementatie van belastingverlagingen en investeringen in infrastructuur in combinatie met bezorgdheid over de geopolitieke stabiliteit van de Eurozone en

onzekerheid over de impact op Europa van Brexit. Een andere grote valutabeweging kwam op het conto van Euro-Yen, waarbij de Japanse Yen in

waarde steeg ten opzichte van de Euro. Deze stijging werd gedreven doordat de Yen als veilige havenvaluta gezien wordt, tijdens deze tijden van onzekerheid en volatiliteit in 2018. Elders, met de dreiging dat een potentiële handelsoorlog realistischer werd, deprecieerden valuta's van opkomende markten sterk ten opzichte van de dollar, met name de Turkse Lira die ongeveer 40% verloor van zijn waarde.

Monetair beleid Verkrappend beleid voerde de boventoon bij de grote centrale banken. In de Verenigde Staten zette het Federal Open Market Committee de weg voort om de rente te normaliseren door het FED funds rate vier keer te verhogen, van 1,25% -1,50% aan het begin van het jaar tot 2,25% -2,50% in december. Hoewel de Europese beleidsrente het hele jaar ongewijzigd bleef, kondigde de Europese Centrale Bank in december 2018 het einde aan van het obligaties aankoopbeleid. De Bank of

England zette de in 2017 genomen weg voort en verhoogde de basisrente in augustus 2018 met nog

eens 0,25% dankzij de herstellende economie en de aanhoudende inflatie. De uitzondering is de Bank of Japan die, vanwege de gematigde inflatie, geen significante stap heeft gezet om haar monetaire beleid te veranderen.

2.5.3.1 Transacties 2018

Maand Soort beleggingen Categorie Aankoop

(in € mln.)

Verkoop

(in € mln.)

Jul Aandelen Europa Aandelen 13,0

Jul Aandelen Technologie wereldwijd Aandelen 5,1

Jul Aandelen infrastructuur wereldwijd Aandelen 4,4

Jul Obligatiefondsen Vastrentend 23,4

Liquide middelen Vastrentend 2,0

Stockdividend aandelen wereldwijd Aandelen 15,0

Dec Aflossing onderhandse lening Vastrentend 0,2

De transacties in het jaar 2018 waren gericht op winstnemingen in de aandelenportefeuille die als gevolg van koersstijgingen ruim overwogen was ten opzichte van de strategische weging.

2.5.4 Performance analyses

In de volgende toelichtingen zijn de rendementen berekend op basis van een dekkingsgraad van 100%. De voorziening pensioenverplichtingen nam over 2018 toe met 3,3%. Het rendement van de totale beleggingsportefeuille komt uit op -1,5%. Dit resultaat is zonder valuta-effecten, dus inclusief het

Page 39: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

40

resultaat van de valutahedge. Het vermogensbeheer heeft daarmee een overrendement behaald van -4,8% ten opzichte van het rendement op de voorziening pensioenverplichtingen. De meeste vreemde valuta zijn in waarde gestegen ten opzichte van de Euro. De USD bijvoorbeeld is sterker geworden t.o.v. de Euro (van $1,20 naar $1,14). Ook de GBP is in waarde gestegen t.o.v. de Euro (van £0,89 naar £0,90). Dit positieve effect voor het rendement is (deels) teniet gedaan

door de valutahedge. Per saldo was het resultaat van de valutahedge in isolatie -0,7%. Het deels niet afdekken van USD en GBP heeft 0,23% positief bijgedragen aan het relatieve rendement ten opzichte van de ALM-benchmark. Het rendement op de totale beleggingsportefeuille met valuta-effecten, dus exclusief valutahedge komt zo uit op -0,8%. Dit is hoger dan het rendement op de ALM-benchmark van -1,4%.

Uit nadere beschouwing blijkt dat de beleggingsfondsen 0,5% outperformance behaald hebben ten opzichte van hun (SAA)-benchmark. De tactische asset allocatie heeft 0,1% waarde toegevoegd ten opzichte van de ALM-benchmark.

Rendement

2018

Rendement

2017

Voorziening pensioenverplichtingen 3,3% -3,0% Bij: overrendement -4,8% 10,6% ────── ────── Totale portefeuille inclusief valutahedge -1,5% 7,6% Af: resultaat valutahedge -0,7% 2,8% ────── ────── Totale portefeuille exclusief valutahedge -0,8% 4,8% Af: resultaat selectie beleggingen binnen beleggingsfondsen 0,5% 1,2% ────── ────── SAA-benchmark -1,3% 3,6% Af: resultaat tactische asset allocatie beleggingscommissie 0,1% 1,5% ────── ────── ALM-benchmark -1,4% 2,1%

Bijdrage SAA en mandaat beheer aan portefeuille rendement Het rendement ALM benchmark wordt bepaald op basis van benchmark gewicht en het ALM benchmark rendement. Het rendement van de SAA wordt bepaald op basis van feitelijke gewicht en het SAA benchmark rendement. Het verschil met het rendement van de ALM benchmark vermenigvuldigd met het feitelijk gewicht wordt weergegeven in de kolom bijdrage SAA. De bijdrage

van de mandaatbeheerder wordt berekend uit het verschil tussen het werkelijke rendement en het SAA benchmark rendement vermenigvuldigd met het feitelijk gewicht. De bijdrage mandaatbeheer wordt veroorzaakt doordat de beheerders een relatief rendement ten opzichte van de SAA benchmark behalen en geeft daarmee een indruk van de performance van het beheer op fondsniveau.

Het fonds heeft een aantal beleggingen met passief beheer en actief beheer. Het actief beheer kent drie vormen: - tactische asset allocatie waarbij beleggingscategorieën worden onder- of overwogen ten opzichte

van de ALM-benchmark;

- actieve selectie passief beheerde fondsen ten opzichte van ALM indices; - selectie van beleggingen binnen actieve beleggingsfondsen.

Toelichting tactische asset allocatie De beleggingscommissie is verantwoordelijk voor de tactische asset allocatie. De commissie heeft daarvoor de volgende beleidsruimte gekregen van het bestuur: - onder- en overwegingen van beleggingscategorieën en de renteafdekking moeten vallen binnen

de minimum en maximum grenzen van de ALM/SAA-benchmark (harde bandbreedte); - de overall ex-ante tracking error van de portefeuille t.o.v. de voorziening pensioenverplichtingen

is minimaal 9% en maximaal 14% (indicatieve bandbreedte, geen ‘harde’ beleidsgrens’); - het vereist eigen vermogen is minimaal 15% en maximaal 25% (indicatieve bandbreedte, geen

‘harde’ beleidsgrens). Doordat er vanaf medio 2018 nog maar 1 bestuurslid deelneemt in de beleggingscommissie heeft het bestuur besloten het mandaat van de beleggingscommissie in te perken. Beleggingsmutaties

Page 40: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

41

vanaf € 15 mln of die leiden tot een stijging of daling van de return- dan wel matchingportefeuille met meer dan 1%, dienen vooraf door het bestuur goedgekeurd te worden. Het doel van de tactische asset allocatie is op middellange termijn extra rendement te behalen ten opzichte van de ALM-benchmark. Instrumenten die de beleggingscommissie daarvoor kan inzetten zijn:

- onder- en overwegen van beleggingscategorieën ten opzichte van de strategische gewichten in de ALM-benchmark;

- het onder -en overwegen van de rente- en valuta afdekking; - selecteren van beleggingsfondsen waarvan extra rendement wordt verwacht. Van deze keuzes doet de beleggingscommissie verslag in de ‘TAA-tabel’. In deze tabel worden

keuzes gemotiveerd en gedocumenteerd. Zodoende legt de beleggingscommissie verantwoording af aan het bestuur over het gevoerde tactische beleid. Toelichting op selectie van beleggingen binnen de beleggingsfondsen

De diverse vermogensbeheerders van de beleggingsfondsen zijn verantwoordelijk voor het beheer binnen de beleggingsfondsen. Uitzondering hierop vormt het BlackRock Qualified Investment Fund (QIF). Bij deze portefeuille is de vermogensbeheerder alleen verantwoordelijk voor de uitvoering; de

actieve selectie wordt gedaan door de beleggingscommissie. De beleggingsfondsen worden deels actief en deels passief beheerd. Dit vindt zijn weerslag in het resultaat, voor 2018 is de SAA benchmark (ex. valutaresultaten) -1,3%. Als gevolg van het actieve beheer binnen de beleggingsfondsen is het rendement van de beleggingsfondsen -0,8%. De beleggingsfondsen hebben dus 0,5% waarde toegevoegd. Deze outperformance is van de actieve en passieve beheerders samen.

Matching portefeuille De daling van de rente resulteerde in een rendement van 1,8% op de matchingportefeuille. Dit is een overrendement van -1,5% ten opzichte van de voorziening pensioenverplichtingen. De tabel laat zien dat het stock picking binnen de beleggingsfondsen positief was; met name de BlackRock QIF droeg hieraan bij. De tactische asset allocatie door de beleggingscommissie droeg -1,4% bij aan het

rendement. Dit werd veroorzaakt door een onderweging van staatsobligaties met een rendement

van 4,5% en een overweging van bedrijfsobligaties met een rendement van -1,7%.

Matching portefeuille Rendement 2018

Rendement 2017

Voorziening pensioenverplichtingen 3,3% -3,0%

Bij: overrendement -1,5% 2,3%

────── ──────

Matching portefeuille exclusief valutahedge 1,8% -0,7%

Af: resultaat selectie beleggingen binnen beleggingsfondsen 0,5% 1,8%

────── ──────

SAA-benchmark exclusief valutahedge 1,3% -2,5%

Af: resultaat tactische asset allocatie beleggingscommissie -1,4% 0,7%

────── ──────

ALM-benchmark exclusief valutahedge 2,7% -3,2%

De matchingportefeuille bestaat uit drie hoofd onderdelen: Het BlackRock Qualified Investment Fund (QIF), bedrijfsobligaties en het BlackRock Short Duration Bond Fund (onderdeel van de bedrijfsobligaties). BlackRock Qualified Investment Fund (QIF)

Door daling van de swap- en obligatierentes behaalde de BlackRock QIF een rendement van 4,5%. De BlackRock QIF behaalde daarmee een outperformance van 1,2% ten opzichte van de benchmark: de voorziening pensioenverplichtingen. Bedrijfsobligaties en Short Duration Bond Fund De algemene tendens van de dalende rentes heeft een positief effect gehad op de bedrijfsobligaties. Daar staat tegenover dat de spread van bedrijfsobligaties ten opzichte van staatsobligaties is

gestegen van 0,65% naar 1,82%. Dit heeft een negatief effect gehad op de bedrijfsobligaties. Het

Page 41: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

42

totaal resultaat voor bedrijfsobligaties is een negatief rendement van -1,7% dat lager is dan de benchmark (-1,2%). Ten opzichte van hun benchmark, behaalde het Pimco Global Investment Grade Credit Fund een underperformance van 0,3% en het BlueBay Investment Grade Bond Fund een underperformance van 0,5%. Het Short Duration Bond Fund behaalde ook een underperformance van 0,5%.

Return portefeuille De returnportefeuille behaalde een rendement van -3,4%. Dit resultaat is berekend in euro’s, dus exclusief de valutahedge. De returnportefeuille behaalde daarmee een outperformance ten opzichte van de ALM-benchmark van -5,7%. Een laag dieper blijkt dat de diverse actieve (en passieve) vermogensbeheerders 0,8% waarde hebben toegevoegd. De tactische asset allocatie had een bijdrage van 1,5%; dit was met name het gevolg van de onderwegingen in emerging market debt

en grondstoffen, winstnemingen in aandelen ontwikkelde markten.

Return portefeuille Rendement

2018

Rendement

2017

Voorziening pensioenverplichtingen 3,3% -3,0%

Bij: overrendement -6,7% 12,7%

────── ──────

Return portefeuille exclusief valutahedge -3,4% 9,7%

Af: resultaat selectie beleggingen binnen beleggingsfondsen 0,8% 0,7%

────── ──────

SAA-benchmark exclusief valutahedge -4,2% 9,0%

Af: resultaat tactische asset allocatie beleggingscommissie 1,5% 1,4%

────── ──────

ALM-benchmark exclusief valutahedge -5,7% 7,6%

De outperformance van 0,8% in verband met selectie beleggingen binnen beleggingsfondsen kan als volgt worden verklaard:

- Bedrijfsobligaties presteerden met 4,0% gelijk aan de benchmark;

- Aandelen ontwikkelde markten haalde met -2,8% een 1,3% outperformance ten opzichte van de benchmark. Uitschieter was met name het GMO US Quality Equity Fund dat 9,6% outperformance behaalde ten opzichte van zijn benchmark;

- Aandelen emerging markets haalde met -11,5% een 0,6% underperformance ten opzichte van de benchmark. Beide fondsen (iShares MSCI AC Far East ex-Japan en Aberdeen Global Emerging

Markets Equity Fund) scoorden lager dan de benchmark; - High Yield haalde met -5,7% een 0,7% underperformance ten opzichte van de benchmark; - Onroerend goed haalde met -0,2% een 0,1% outperformance ten opzichte van de benchmark. Toelichting op de tactische positie per 31 december 2018:

Tactische posities ALM benchmark Werkelijk

31-12-2018

Werkelijk

31-12-2017

BlackRock QIF 40,0% 27,7% 25,6%

Bedrijfsobligaties-matching 10,0% 20,3% 19,3%

Cash en waarde valutaderivaten 0,0% 3,1% 2,7% -------────── ─-------───── ─-------─────

Matchingportefeuille 50,0% 51,1% 47,6%

Bedrijfsobligaties-return 0,0% 0,2% 0,3%

Aandelen 40,0% 42,9% 45,8%

Alternatives 10,0% 5,8% 6,3% ─--------───── ────-------── ────-------──

Return portefeuille 50,0% 48,9% 52,4%

Rente hedge 45,0% 39,7% 42,5%

In de voorgaande tabel zijn de actuele posities en de ALM wegingen in hoofdlijnen opgenomen. Een gedetailleerde tabel kan worden gevonden in bijlage 2.

Page 42: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

43

De rentehedge is met 39,7% lager dan de strategische normafdekking van 45%. De beleggingscommissie heeft in 2015 besloten tot een tactische afdekking van 40%. De reden is dat door de verruimingsprogramma van de ECB de rentecurve wordt gedrukt en de reële rente -0,3% is. Bij een einde of beperking van dit programma wordt verwacht dat de rente zal stijgen en geprofiteerd kan worden van een lagere dan strategische rente-afdekking. De daling van de aandelen- en rentemarkten in het vierde kwartaal hebben gezorgd voor een toename van de

omvang van de matchingportefeuille, waardoor deze overwogen is ten opzichte van de ALM-benchmark. De returnportefeuille is onderwogen. Door herstel van aandelenmarkten in de eerste maand van 2019 is de feitelijke weging eind januari 2019 gelijk aan de strategische weging.

2.5.5 De huidige ALM-benchmark en SAA-bandbreedtes

Het pensioenfondsbestuur heeft in 2017 het beleggingskader vastgesteld. Hierbij heeft het bestuur gebruik gemaakt van de uitkomsten van de ALM-studie, de risicohouding van het bestuur en de risicohouding van de diverse stakeholders. op basis van de discussies in de bestuursvergadering

over deze uitkomsten en risicohouding is het beleggingskader op hoofdlijnen vastgesteld in een

ALM- en SAA-benchmark en beheerruimte voor de beleggingscommissie. Dit beleggingskader, en de feitelijke posities per beleggingscategorie, is opgenomen in de bijlage op pagina 101.

2.5.6 Maatschappelijk verantwoord beleggen

In het verslagjaar is onderzoek gedaan naar het Maatschappelijk Verantwoord Beleggen, ook wel ESG genoemd van het fonds. Op basis van doorkijk naar alle individuele bedrijven in de beleggingsportefeuille per jaareinde is door een externe partij, Sprenkels & Verschuren, een ESG-

score berekend per beleggingscategorie en pensioenfondsniveau. Voor de ESG-score wordt gebruik gemaakt van gegevens van Sustainalytics. Sustainalytics is een onafhankelijk bedrijf dat ESG-research, -ratings en -analyses aanbiedt om wereldwijd beleggers te ondersteunen bij de ontwikkeling en implementatie van een duurzaam beleggingsbeleid. De ESG-rating van Sustainalytics meet hoe goed een bedrijf proactief de meest materiële milieu (E)-, sociale (S)- en governance (G)-kwesties rond hun bedrijf beheersen. Sustainalytics scoort elk bedrijf en land (van een zekere omvang) op ESG criteria. Daarbij wordt gescoord op circa 150 criteria. Denk daarbij aan

CO2 uitstoot als één van de criteria. Per saldo kent Sustainalytics elk bedrijf een ESG-score toe.

Deze scores zijn zogenaamde percentielen. Dit betekent dat bij bijvoorbeeld een score van 95, het bedrijf bij de beste 5% scoort. Een score van 50 betekent dat een bedrijf gemiddeld scoort. Meer informatie over de methodologie is te vinden op www.sustainalytics.com Voor circa 91% van de portefeuille van het fonds zijn gegevens beschikbaar.

De gemiddelde score per categorie op beleggingsfondsniveau worden hieronder gepresenteerd. De verschillende managers binnen een beleggingscategorie laten uiteenlopende scores zien.

Sector Gemiddelde score (min-max)

2018 2017 Staatsobligaties 95 95

Geldmarktfondsen 83 83

Bedrijfsobligaties 78 (66-85) 80 (70-83)

Convertibles 52 58

Aandelen Europa 86 (86–89) 85 (85-89)

Aandelen UK 74 74

Aandelen US 67 (50-79) 66 (52-77)

Aandelen Emerging Markets 63 65

Aandelen Azië 50 49

Aandelen Technologie 80 77

Indirect onroerend goed 74 73

High Yield Credits 32 35

Totale portefeuille 77 (32-95) 77 (35-95)

Page 43: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

44

De uitkomst op totaal niveau, een ESG-score van 77, is ruim voldoende. Dit geeft aan dat het pensioenfonds (gemiddeld) in de 23% best scorende bedrijven en landen belegt. Anderzijds is het bestuur zich er van bewust dat de beleggingsmix ook grotendeels deze score beïnvloedt. De ESG-score voor bijvoorbeeld Nederlandse of Duitse staatsobligaties is erg hoog, waardoor de ESG-score van de totale portefeuille hoger is naarmate het belang in deze staatsobligaties groter wordt.

De beleggingscategorie high yield kent de laagste ESG-score met 32. Omdat deze categorie 2,5% van de totale marktwaarde van de portefeuille beslaat, is de impact van deze categorie op de totale ESG-score laag. Deze lage score wordt enerzijds verklaard door het feit dat het beleggingsfonds voor ruim 85% bestaat uit US bedrijven. De gemiddelde ESG-score in de US is lager dan in Europa. Daarbij is voor

slechts ongeveer de helft van deze beleggingscategorie een ESG-rating beschikbaar. Het bestuur blijft dit beleggingsfonds monitoren op de ontwikkeling van de ESG-score. Periodiek wordt de ontwikkeling van de ESG-score besproken in het bestuur. Doelstelling is dat bij

toekomstige beleggingsbeslissingen de ESG score wordt mee gewogen. Een wijziging in de beleggingsportefeuille zal minimaal op categorie niveau moeten bijdragen aan een verbetering van de score.

2.6 Actuariële paragraaf

2.6.1 Actuariële analyse van het saldo van baten en lasten

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Premieresultaat

Premiebijdragen 14.056 13.599

Pensioenopbouw -13.247 -15.032

Onttrekking uit premie voor uitvoeringskosten -1.000 -950

Onttrekking uit premie voor vrijstelling premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid 0 0

- 191 -2.383

Interestresultaat

Directe beleggingsopbrengsten 23.628 25.476

Indirecte beleggingsopbrengsten -41.893 39.890

Rentetoevoeging 1.931 1.628

Kosten vermogensbeheer -1.242 -3.155

-17.576 63.839

Overig resultaat

Resultaat op waardeoverdrachten -288 -28

Resultaat op kanssystemen 546 -107

Toeslagen -5.548 0

Wijziging marktrente (ultimo jaar) -30.199 9.639

Resultaat op kosten 9 -96

Resultaat op uitkeringen 1 3

Wijziging actuariële grondslagen 6.527 0

Wijziging opbouwpercentage 0 465

Andere oorzaken 290 258

-28.662 10.134

Totaal saldo van baten en lasten -46.429 71.590

Wijziging actuariële grondslagen.

Het bestuur heeft besloten de voorziening voor pensioenverplichtingen met ingang van september 2018 te berekenen op basis van de nieuwe Prognosetafel AG2018. Het effect hiervan op het resultaat is positief 6.058. Tevens werden eind 2018 de partnerfrequentie gewijzigd (effect 514 positief), is de wezenopslag vervallen (effect 828 positief) en is de factor in verband met revalidatie gewijzigd van 80% naar 90% (effect 873 negatief). Het totale effect op het resultaat bedraagt 6.527 positief.

Page 44: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

45

Het resultaat op ’andere oorzaken’ betreft voornamelijk het resultaat van flexibilisering (uitruil, uitstel en hoog laag constructies).

2.6.2 Uitkomsten en de solvabiliteitstoets

Bedragen x € 1.000 31-12-2018 31-12-2017

Aanwezig vermogen 112,8% 119,6%

Af: technische voorziening -100,0% -100,0%

Af: minimaal vereist eigen vermogen -4,1% -4,2%

─────── ───────

Dekkingspositie 8,7% 15,4%

Af: vereist eigen vermogen (excl. minimaal vereist eigen vermogen

-16,4% -16,8%

─────── ───────

Reservepositie -7,7% -1,4%

Bij de berekening van het vereist eigen vermogen wordt uitgegaan van de zgn. strategische assetmix. Deze strategische assetmix is toegelicht op pagina 73. De vermogenspositie is lager dan het vereist eigen vermogen.

2.7 Risicoparagraaf

2.7.1 Risico- en beheersingsbeleid

Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN en het Handboek IRM. Risicobeheersing en Interne Controle zijn speerpunten van het beleid. Het bestuur heeft in 2017 en 2018 de beleidscyclus voor het integraal risicomanagement (IRM) nader uitgewerkt en ingevuld. De financiële commissie was in 2018 intern verantwoordelijk voor de implementatie van het integrale risicomanagement (IRM) en voor de uitvoering van de IRM-beleidscyclus. De commissie bespreekt ten minste jaarlijks met het bestuur de wijze van risicobeheersing en de ontwikkelingen

op het terrein van het integrale risicomanagement. De eindverantwoordelijkheid ligt uiteraard bij het bestuur. De Risk & Control-cyclus kent de volgende processtappen: 1. Missie, visie, strategie, risicohouding. Het gaat in deze processtap om het valideren c.q.

herijken (door het bestuur) van de missie, visie, kernwaarden, strategische doelstellingen en

risicohouding van het fonds, die in samenhang de risicomanagement-filosofie vormen. De interne omgeving en de risicohouding staan hierbij centraal.

2. Doelstellingen en risicobereidheid. De kwaliteit van het risicobeleid als beheersmaatregel wordt bepaald door een adequate vastlegging van de mate waarin en de wijze waarop men het risico wenst te beheersen (acceptatienorm/tolerantiegrenzen), gebaseerd op de eerder vastgestelde risicobereidheid. Het formuleren van doelstellingen en risicobereidheid en risicotolerantie staat hierbij centraal.

3. Identificeren en benoemen van risico’s. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de strategische en operationele risico’s, die behandeld worden in een strategische en een operationele risicomanagementcylus. Hoewel dit twee processen zijn, worden de cycli met elkaar in verband

gebracht door de operationele risico’s en de beheersing daarvan af te stemmen op de strategische risico’s en de beheersing daarvan. Het identificeren en benoemen van gebeurtenissen die een positieve of negatieve invloed hebben op het behalen van de doelstellingen staat hierbij centraal.

4. Wegen van risico’s. Als de risico’s zijn geïdentificeerd, wordt een inschatting gemaakt van de bijbehorende kans en impact die te verwachten zijn als er geen beheersmaatregelen worden ingezet. De vermenigvuldiging van de scores op kans en impact levert het zogenaamde ‘bruto risico’ op. De risicobeoordeling middels het wegen van (bruto) risico’s staat hierbij centraal. De actuele bruto risico’s worden na het doorlopen van de volgende processtap in samenhang met de beheersmaatregelen en de netto risico’s weergegeven.

5. Beheersmaatregelen en netto risico. Als het bruto risico een bepaalde risicobereidheid en/of risicotolerantie overschrijdt of dreigt te overschrijden, is de inzet van (extra of andere) beheersmaatregelen noodzakelijk. Beheersmaatregelen beogen beheersing van een risico door de kans en/of de impact van het risico te verlagen. De verwachte invloed van de

Page 45: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

46

beheersmaatregelen op de kans en/of impact van het betreffende risico worden vastgesteld en levert een zogenaamd ‘netto risico’ op: het bruto risico met aftrek van het effect van de beheersmaatregelen. Het bepalen en benoemen van de reactie op risico’s staat hierbij centraal.

6. Borgen van de beheersmaatregelen in de organisatie. Nu de bruto en netto risico’s zijn vastgesteld en gewogen, is het van belang het proces van beheersing goed te borgen. Eigenaarschap van de beheersmaatregelen en risico’s wordt door het bestuur in samenhang

met de inventarisatie en inschatting van risico’s vastgesteld. De beheersingsactiviteiten, de control-omgeving van OWASE, staan hierbij centraal.

7. Informeren en communiceren over het proces. Om er voor te zorgen dat draagvlak ontstaat voor de principes en consequenties van risicomanagement, wordt over de risicomanagement-filosofie en het risicobeheer gecommuniceerd met de deelnemers, de verschillende organen binnen OWASE en met de uitbestedingsrelaties en andere belanghebbende partijen. De

communicatie is er op gericht dat ieder zijn verantwoordelijkheid in het risicomanagement heeft en neemt. Bovendien is de communicatie er op gericht informatie te verzamelen die nodig is om de dialoog over het risicoraamwerk te versterken en hierdoor het risicobewustzijn te vergroten. De informatie en communicatie staan hierbij centraal.

8. Monitoren van het gehele proces en feedback naar de eerste processtap. Door voortdurend en proactief te reflecteren op de opzet, bestaan en werking van risicomanagement blijft de integere en beheerste bedrijfsvoering gewaarborgd. Reflectie leidt – waar nodig – tot herijking

van (onderdelen van) de bedrijfsvoering in het algemeen en risicomanagement in het bijzonder. Door deze herijking voortdurend toe te passen is er sprake van een lerende organisatie. De bewaking staat hierbij centraal zodat een lerende organisatie ontstaat.

Strategische risico’s Het bestuur heeft in 2017 expliciet 12 strategische risico’s geïdentificeerd. Onder strategische risico’s worden binnen het raamwerk van het fonds primair de belangrijkste risico’s verstaan die het

behalen van de strategische doelstellingen van het fonds in de weg staan. OWASE heeft hierbij ook expliciet rekening gehouden met de FOCUS methodologie van strategische drivers, zoals door DNB aangegeven. Het bestuur heeft eerst individueel, toen via een brainstorm proces de belangrijkste strategische risico’s geïnventariseerd, om vervolgens te komen tot een integraal bestuursbesluit over de strategische risico’s. Deze risico’s zijn vervolgens expliciet gekoppeld aan de strategische doelstellingen. Op deze wijze is gewaarborgd dat ook eventuele risico’s die niet direct uit de

strategische doelstellingen volgen, aan de orde komen.

Operationele risico’s Alle risicogebieden en de bijbehorende beheersmaatregelen zijn door het bestuur behandeld. Per risicogebied zijn de risico’s geïdentificeerd, is beleid bepaald, is dat beleid geïmplementeerd en is een adequate monitoring gerealiseerd. Het bestuur heeft een evaluatiekalender vastgesteld, waarin wordt geregeld wanneer van welk risicogebied de beheersmaatregelen nader worden geëvalueerd.

Het gaat om de volgende risicogebieden: - solvabiliteitsrisico; - matchingrisico; - marktrisico; - kredietrisico; - verzekeringstechnisch risico;

- omgevingsrisico; - operationeel risico; - uitbestedingsrisico;

- IT-risico; - integriteitsrisico; - juridisch risico.

Het operationele risico en het IT-risico vallen bij het pensioenfonds onder het uitbestedingsrisico. Niet het pensioenfonds, maar de externe dienstverleners dienen het operationele risico en het IT-risico te beheersen. Het pensioenfonds dient daarover in het kader van zijn uitbestedingsbeleid goede afspraken te maken met die externe dienstverleners, want het pensioenfonds blijft wel verantwoordelijk voor de beheersing van deze risico’s.

De risicogebieden kennen ook sub-risicogebieden. In totaal kunnen er 42 (sub)risicogebieden onderscheiden worden. Voor elk (sub)gebied is een risicokaart - IRM-kaart - aangelegd waarop het risico en de bijbehorende beheersmaatregelen worden beschreven. Op elke kaart wordt een inschatting gegeven van de kans dat het risico zich voordoet, de impact als het risico zich voordoet

Page 46: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

47

en de mate van beheersing van het risico. Ook wordt op elke kaart aangegeven wanneer de kaart wordt geëvalueerd. De verschillende evaluatiemomenten worden aangetekend op de evaluatiekalender. De beleidscyclus is daarmee gerealiseerd en operationeel. Risicobeheersmaatregelen Bij de beheersing van risico’s wordt er naar vier beheersmaatregelen gekeken:

- risico-identificatie; - risicobeleid; - implementatie en uitvoering van het risicobeleid; - monitoring van de uitvoering van het risicobeleid. Hieronder worden deze vier beheersmaatregelen kort toegelicht.

Risico-identificatie Bij identificatie wordt gekeken in welke mate en op welke wijze het pensioenfonds een bepaald risico geïdentificeerd heeft. De identificatie dient op een systematisch en structureel proces te zijn

gebaseerd en het bestuur dient betrokken te zijn bij het hele proces. Het proces dient beschreven en vastgelegd te worden. Risico’s kunnen worden onderscheiden in financiële en niet-financiële risico’s. Bij de identificatie van financiële risico’s zijn ook de gebruikte modellen (bijvoorbeeld een ALM-

model) van belang: welk model is het, is het model state of the art, welke parameters worden gebruikt en zijn die parameters actueel. Risicobeleid De kwaliteit van het risicobeleid als beheersmaatregel wordt bepaald door een adequate vastlegging van de mate waarin en de wijze waarop men het risico wenst te beheersen (acceptatienorm / tolerantiegrenzen). Voor het beleid zijn ook de keuzes die het bestuur ten aanzien van de

beheersing van risico’s heeft gemaakt, de prioriteiten die het bestuur daarbij heeft gesteld, de belangenafweging die het bestuur daarbij heeft gemaakt en de motivering van deze keuzes, prioriteiten en afweging van belang. Implementatie en uitvoering van het risicobeleid Bij implementatie wordt gekeken naar de mate waarin en wijze waarop taken, bevoegdheden en

verantwoordelijkheden in de organisatie van het pensioenfonds en processen, procedures en

richtlijnen in de AO/IC van het pensioenfonds zijn geïmplementeerd, teneinde uitvoering te geven aan het risicobeleid. Van belang hierbij is dat er een goede scheiding is tussen de uitvoerende en de controlerende taken binnen het pensioenfonds. Bij financiële risico’s dienen de parameters die gebruikt worden voor de modellen tijdig geëvalueerd en zo nodig aangepast te worden. Monitoring van de uitvoering van het risicobeleid

De mate waarin en de wijze waarop wordt toegezien - en bijgestuurd - op de specifieke risico’s en de getroffen beheersmaatregelen, bijvoorbeeld door middel van ALM-studies, continuïteitsanalyses, risicoanalyses, scenarioanalyses, stresstesting, performancerapportages, financiële rapportages, accountantsrapporten, actuariële rapporten, compliance rapporten, SLA-rapportages, ISAE 3402-verklaringen, foutenanalyses. Er wordt gekeken naar de kwaliteit van deze monitoring. Van belang hierbij is dat er frequente en heldere rapportages voor het bestuur zijn en dat er door het bestuur - als er bijgestuurd moet worden - ook tijdig bijgestuurd wordt.

Systematische Integriteit Risico Analyse (SIRA)

Door het pensioenfondsbestuur wordt jaarlijks een risicoanalyse uitgevoerd om inzicht te verkrijgen in de grootste integriteitsrisico’s die het pensioenfonds loopt en te beoordelen in hoeverre en op welke wijze deze beheerst worden. Het pensioenfondsbestuur is verantwoordelijk voor de

beoordeling van de integriteitsrisicoanalyse. Deze beoordeling vindt plaats onder begeleiding en ondersteuning van de compliance officer. De risicoanalyse geeft inzicht in de belangrijkste integriteitsrisico’s en de maatregelen die zijn getroffen om de compliance risico’s te beheersen. De risicoanalyse resulteert in een overzicht van de belangrijkste tekortkomingen en vormt mede de basis voor de uit te voeren compliance werkzaamheden. Om te komen tot een SIRA doorloopt het fonds periodiek de volgende stappen:

1. Vaststellen van de risico’s; 2. Kwantificeren van de bruto risico´s; 3. Vaststellen van de risicobereidheid; 4. Vaststellen van de beheersmaatregelen;

Page 47: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

48

5. Kwantificeren van de netto risico´s; 6. Vaststellen of aanvullende beheersmaatregelen nodig zijn. Om subjectiviteit zoveel mogelijk tegen te gaan wordt bij het uitvoeren van de analyse in ieder geval de compliance officer, directeur van de uitvoeringsorganisatie en een bestuurder betrokken, De compliance officer speelt daarbij een faciliterende rol en daagt de deelnemers uit om nadrukkelijk

naar reële scenario´s te kijken die te herleiden zijn naar de activiteiten en het feitelijke risicoprofiel van het fonds.

2.7.2 Beleggingsrisico’s

Het beleggingsbeleid is vastgesteld in overeenstemming met de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen. Binnen het huidige beleggingsbeleid wordt gestreefd naar een evenwichtige spreiding over de verschillende beleggingscategorieën en regio’s.

Beleggingsrisico’s:

Zakelijke waardenrisico betreft voornamelijk het prijsrisico dat wordt gelopen op de beleggingen in de verschillende aandelenmarkten. Door spreiding aan te brengen binnen de zakelijke waarden-portefeuille, wordt het risico van koersdalingen beperkt. Actief beleggingsrisico ontstaat doordat door het voeren van tactisch asset allocatie beleid (het op

korte termijn onder- en overwegen van verschillende beleggingscategorieën) en het actieve beleid van de externe vermogensbeheerders van de benchmark wordt afgeweken. Het doel hiervan is om het beter te doen dan de benchmark, maar vaak gebeurt het ook omdat het niet anders kan. Onder de huidige marktomstandigheden kunnen actieve beheerders een positieve bijdrage leveren aan de risicobeheersing en rendement toevoegen. Het bestuur heeft daarom besloten om een groter deel van de portefeuille in actief beheer te geven.

Valutarisico betreft koersverschillen van buitenlandse valuta’s ten opzichte van de euro. Deze koersverschillen zijn van invloed op het vermogen van het pensioenfonds. Dit risico is voor een deel afgedekt.

Kredietrisico is het risico dat de tegenpartij zijn betalingsverplichting niet nakomt. De creditratings zijn bepalend voor de beheersing van het risico.

Overige risico’s: Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico wordt door het fonds beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Voor de korte termijn maakt het fonds gebruik van een liquiditeitsprognose

waarbij rekening wordt gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Concentratierisico, concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio’s of landen, economische sectoren of

tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties

in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio’s, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. Integriteitsrisico is het risico van wettelijke sancties, materiële/financiële schade of reputatieschade

die het fonds kan lijden als gevolg van het ontoereikend naleven van wetten, (interne) regels, normen van zelfregulering of gedragscodes die van toepassing zijn op haar activiteiten. Om het integriteitsrisico te beheersen wordt jaarlijks een Systematische Integriteit Risico Analyse (SIRA) uitgevoerd. De SIRA werd in 2018 uitgevoerd aan de hand van een aantal door DNB voorgeschreven thema’s die het bestuur belangrijk acht voor het fonds.

Page 48: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

49

2.7.3 Actuariële risico’s

Het pensioenfonds gaat uit van de meest recente verzekeringstechnische grondslagen en voorzienbare trend in overlevingskansen, de prognosetafel AG2018 en het Willis Towers Watson 2018-ervaringssterftemodel, waarbij rekening wordt gehouden met de fondsspecifieke ervaringssterfte.

Overige relevante actuariële risico’s zijn het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Deze risico’s worden regelmatig gecheckt. Om deze risico’s te verkleinen is een herverzekering afgesloten (zie paragraaf 2.4.6).

2.7.4 Renterisico

Het pensioenfonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de beleggingen en van de verplichtingen niet gelijk zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt

het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen (minder rendement) van meer of

minder duration matching af ten opzichte van alternatieve strategieën. Sinds 2013 is een Liability Driven Investment (LDI)-mandaat ingericht. Dit mandaat beoogt het verfijnd over de rentecurve afdekken van de pensioenverplichtingen op basis van cashflows van zowel de bezittingen als de verplichtingen. Dit mandaat, de LDI- ofwel matchingportefeuille, is op basis van een adviesrelatie ge-outsourced aan een externe manager. Het mandaat is pragmatisch ingericht. Er wordt terughoudendheid betracht in het gebruik van leverage in de matching portefeuille. Een externe

manager is verantwoordelijk voor de uitvoering van de transacties en het afsluiten van derivaten. Doelstelling van het mandaat is het nauwkeurig volgen van de door marktrentecurve-bewegingen veroorzaakte verandering van de economische verplichtingen met ruimte voor extra rendement door actief gebruik van staats- en bedrijfsobligaties. De afgescheiden LDI-assets worden zodanig ingericht dat het verwachte rendement door de tijd minimaal gelijk is aan de ontwikkeling van de

verplichtingen op basis van de marktrente (de swap-) curve. De renteafdekking wordt gemeten op basis van de marktrentecurve, niet de DNB-RTS.

2.7.5 Crisisplan

Het pensioenfondsbestuur heeft een crisisplan opgesteld. Het crisisplan werd in 2018 geactualiseerd. In het crisisplan staan maatregelen die het bestuur kan inzetten als de dekkingsgraad daalt naar de zgn. kritieke grens (zie paragraaf 2.4.3). Als de dekkingsgraad naar deze kritieke grens daalt, komt de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar. De doelstelling is het uitbetalen van de pensioenen, nu en in de toekomst. In het crisisplan worden de volgende vragen behandeld:

- wanneer is er naar het oordeel van het pensioenfondsbestuur sprake van een crisis? - bij welke dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder te korten?; - welke maatregelen heeft het pensioenfonds ter beschikking in geval van een crisis?; - hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen?; - wat is het verwachte financiële effect van de inzet van deze maatregelen?; - hoe is bij deze maatregelen rekening gehouden met een evenwichtige belangenafweging?;

- op welke wijze en wanneer wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd?; - hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven?; - op welke wijze wordt het crisisplan jaarlijks getoetst?.

Het crisisplan is een richtlijn. De in het crisisplan beschreven maatregelen geven een mogelijke inzet van sturingsmiddelen tijdens een financiële crisis weer. In geval van een financiële crisis zal het bestuur weloverwogen beslissen of en in welke mate de maatregelen worden toegepast, die in het

plan worden beschreven. Het korten van de pensioenuitkeringen en de reeds opgebouwde pensioenaanspraken (‘afstempelen’) is de meest ver strekkende maatregel. Of de maatregelen in het plan ook echt uitgevoerd worden hangt af van de crisissituatie van dat moment. Het plan is getoetst op basis van de kritische dekkingsgraad naar voorschrift van DNB. Voor de toetsing worden wettelijke parameters gebruikt. De uitkomst van de toets, op basis van het herstelplan 2018 dat in maart 2019 is ingediend bij DNB, is dat de aanwezige dekkingsgraad hoger is dan de kritieke dekkingsgraad van 84%. Dit is beschreven in paragraaf 2.4.3.

Page 49: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

50

2.8 Toekomstparagraaf

2.8.1 Pensioenstelsel en regelgeving

Toekomst pensioenstelsel

Ook in 2018 is er op pensioengebied weer veel gebeurd. Na een stijging van de dekkingsgraad in 2017 hebben de meeste fondsen in 2018 een stabiele dekkingsgraad laten zien. Het eerste deel van het jaar sprong er positief uit, maar een combinatie van dalende rente en een terugvallend beleggingsresultaat in met name Q4 deed dat teniet. Dat betekende dat de druk op de houdbaarheid van het huidige pensioenstelsel groot blijft en zowel dreigende kortingen als het missen van indexaties zeer actueel zijn. De verwachting van de renteontwikkeling zijn niet positief, vele

analisten verwachten een stabiel lage rente tot en met 2021. Nieuwsberichten over een nieuw pensioenstelsel, vooral met betrekking tot de discussie hierover, domineerden in 2018 het nieuws. De polder is er tot nu toe niet uitgekomen en inmiddels heeft minister Koolmees aangegeven desnoods zelf, zonder sociale partners, een nieuw stelsel voor te gaan stellen.

Toezichtkalender DNB 2019

Maar er staat natuurlijk meer op de agenda. De Nederlandsche Bank heeft de pensioenfondsen inmiddels de toezichtkalender voor 2019 gestuurd. De belangrijkste punten hierin zijn: - Inrichting IORP-II; - Vervolg uitvraag niet-financiële risico’s; - Terugkoppeling sectorbrede analyse op rapportages.

Daarnaast staan er weer enkele seminars op de agenda. Wet waardeoverdracht klein pensioen Deze wet is op 1 maart 2018 in werking getreden. De strekking van de wet is dat het afkooprecht wordt vervangen door het automatisch overdragen van kleine pensioenen. Deze wet zorgt er met name voor dat, rekening houdend met de huidige arbeidsmarkt, de pensioenen van deelnemers niet

teruglopen door een herhaling van afkoop van kleine pensioenen bij het meermalen wijzigen van werkgever. In de wet is tevens geregeld dat zeer kleine pensioenen (onder €2) direct kunnen komen

te vervallen. IORP II richtlijn De IORP II richtlijn moet uiterlijk op 13 januari 2019 in de wetgeving van de Europese lidstaten zijn geïmplementeerd. De richtlijn geeft regels voor verdere verbetering van de bedrijfsvoering van

pensioenfondsen. De richtlijn bevat onder andere de volgende zaken: - Het invoeren van sleutelfuncties; - Het verbeteren van de pensioencommunicatie (o.a. UPO); - Extra aandacht voor ESG beleggingen. De sleutelfuncties worden met ingang van 13 januari 2019 als volgt ingericht:

- actuariaat wordt extern ingevuld door de heer W. Hoekert van Towers Watson Netherlands B.V.; - risicomanagement door bestuurslid de heer J.W. Floor; - de functie audit wordt ingevuld door bestuurslid de heer R.H.A. Brookhuis.

De heer K. Bunte is met ingang van 1 januari 2019 part-time ingehuurd als risicomanager.

In de politiek is met name veel aandacht besteed aan waardeoverdrachten naar andere landen. Hierbij lag de zorg onder andere bij de te hanteren rente, de communicatie en het toezicht. Algemene Verordening Gegevensbescherming Per 25 mei 2018 is de nieuwe Europese privacy wetgeving van kracht: de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De AVG is een verordening die beschrijft op welke wijze om gegaan dient te worden met privacy gevoelige gegevens en welke rechten deelnemers van pensioenfondsen

hebben met betrekking tot de voor en over hun vastgelegde data. Op de websites van de pensioenfondsen zijn privacy verklaringen opgenomen, er zijn verwerkersovereenkomsten opgemaakt met verwerkers van data, er zijn verwerkingsregisters opgemaakt en veel fondsen hebben - evenals pensioenfojds OWASE - een Functionaris Gegevensbescherming (FG) aangesteld.

Page 50: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

51

En in 2019… Het nieuwe pensioenstelsel is er nog niet en de discussie hierover verhardt in rap tempo. De noodzaak is aanwezig, daar zijn de meeste betrokkenen het wel over eens. Maar over het hoe en dan vooral over wat de rekening van een nieuw stelsel wordt en waar die komt te liggen zijn partijen het verre van eens.

Daarnaast zijn de ontwikkelingen van de beleggingsmarkten, onder andere de onzekerheid van handelssancties tussen de VS en China, een onzekere factor die een forse impact zou kunnen hebben op de dekkingsgraad van een pensioenfonds. Al met al staat het fonds ook in 2019 weer een dynamisch jaar te wachten.

2.8.2 Onderzoek toekomst, bestuursmodel en pensioenfonds

Het bestuur heeft een traject van strategische heroriëntatie voor het pensioenfonds gevolgd. Eind

maart 2018 is het traject gestart. Aanleiding waren twijfels over de toekomstbestendigheid van het

fonds in zijn huidige vorm. In juli 2018 is in overleg met de sociale partners een shortlist van opties gemaakt: - het pensioenfonds overdragen aan een APF, waarbij ervoor is gekozen om de mogelijkheid

van een eigen kring verder te onderzoeken; of - zelfstandig verder gaan, maar dan met een bestuur van externe professionals (onafhankelijk),

met fiduciair management van de beleggingen en een raad van toezicht (RvT). Hierbij werd besloten alleen de mogelijkheid van een onafhankelijk bestuursmodel verder te onderzoeken.

De sociale partners en het pensioenfondsbestuur moeten hierover gezamenlijk een besluit nemen; het bestuur voor het verleden, de sociale partners voor de toekomst, maar splitsing is niet gewenst. Op 10 april jl. hebben het bestuur van het pensioenfonds, het verantwoordingsorgaan van het

pensioenfonds en sociale partners besloten om de OWASE pensioenregeling onder te brengen bij een APF. Alle deelnemers van Stichting Pensioenfonds OWASE zijn over dit besluit geïnformeerd. Dit betekent dat het pensioenfonds in de toekomst bestuurd zal worden door onafhankelijke,

professionele bestuurders die voor het beleggingen deel gebruik zullen maken van een onafhankelijke, professionele beleggingsorganisatie. OWASE behoudt haar eigen pensioenregeling en het vermogen van OWASE blijft van de OWASE deelnemers. OWASE krijgt inspraak via een zgn.

Belanghebbenden Orgaan. Op dit moment lopen de onderhandelingen met het APF dat de voorkeur heeft. OP 28 mei 2019 hebben het pensioenfondsbestuur en het bestuur van dit APF een Intentieovereenkomst getekend en het bestuur verwacht de komende maanden de diverse contracten af te ronden. Zodra er overeenstemming is zullen alle deelnemers geïnformeerd worden over het APF waarbij de OWASE

pensioenregeling ondergebracht wordt. Hardenberg, 7 juni 2019 Stichting Pensioenfonds OWASE Het bestuur,

H.J. Meijerink J.W. Floor voorzitter secretaris R.H.A. Brookhuis J.G.A. Terhalle H. Lubbers

plv. secretaris lid lid Disclaimer Voor zover de informatie in dit bestuursverslag betrekking heeft op (verwachtingen voor) de toekomst kunnen door het bestuur van Stichting Pensioenfonds OWASE met betrekking tot de juistheid en volledigheid van gegevens vanzelfsprekend geen garanties worden gegeven. Aan deze gegevens kunnen daarom ook geen rechten worden ontleend.

Page 51: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

52

3 Jaarrekening 2018

3.1 Balans per 31 december 2018

Balans per 31 december 2018 na bestemming van het saldo van baten en lasten:

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Toelichting paragraaf

Activa

Beleggingen 4 853.812 875.853

Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 5 779 484

Vorderingen en overlopende activa 6 372 717

Liquide middelen 7 7.515 8.751

──────── ────────

Totaal 862.478 885.805

Passiva

Stichtingskapitaal en reserves 8 98.548 144.977

Technische voorzieningen 9 759.934 739.253

Derivaten beleggingen 10 2.519 291

Overige schulden en overlopende passiva 11 1.477 1.284

──────── ────────

Totaal 862.478 885.805

Feitelijk dekkingspercentage 112,8% 119,6%

Feitelijke dekkingsgraad (op basis van de grondslagen van de jaarrekening) wordt hierbij gedefinieerd als pensioenvermogen gedeeld door de technische voorzieningen. Het pensioenvermogen is gelijk aan het totaal activa minus de negatieve derivaten en minus de overige

schulden en overlopende passiva.

Page 52: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

53

3.2 Staat van baten en lasten over 2018

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Toelichting paragraaf

Baten

Premiebijdragen 16 14.056 13.599

Beleggingsresultaten 17 -19.507 62.211

Overige baten 18 6 30

──────── ──────── Totaal -5.445 75.840

Lasten

Pensioenuitkeringen 19 21.102 20.497

Pensioenuitvoeringskosten 20 1.619 1.657

Wijziging voorziening pensioenverplichtingen voor rekening pensioenfonds: 9 0 0

- Pensioenopbouw 13.247 15.032

- Indexering en overige toeslagen 5.548 0

- Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen -1.931 -1.628 - Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen -21.073 -20.462 - Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten -628 -611

- Wijziging marktrente 30.199 -9.639

- Wijziging overlevingskansen -6.058 0

- Wijziging overige grondslagen -469 0

- Wijziging opbouwpercentage 0 -465

- Wijziging uit hoofde van overdracht rechten 2.293 34

- Overige wijzigingen in de voorziening pensioenverplichtingen -742 -306

Saldo herverzekering 21 -118 147

Saldo overdracht van rechten 22 -2.005 -6 ──────── ────────

Totaal 40.984 4.250

──────── ────────

Saldo van baten en lasten -46.429 71.590

Page 53: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

54

3.3 Bestemming van het saldo van baten en lasten

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Bestemmingsreserves (premiedepot) 992 0

Overige reserves -47.421 71.590

──────── ────────

Totaal -46.429 71.590

In de statuten is geen bepaling opgenomen over de bestemming van het saldo van baten en lasten.

De in 2018 ontvangen premies zijn hoger dan de kostendekkende premie. Het meerdere wordt aangewend voor de vorming van een bestemmingsreserve (premiedepot). Zie ook de nadere toelichting bij 3.5.8.1 op pagina 66.

3.4 Kasstroomoverzicht over 2018

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Kasstroom uit pensioenactiviteiten

Ontvangen premies 14.231 13.536

Betaalde pensioenuitkeringen -21.108 -19.960

Ontvangen waardeoverdrachten 2.548 197

Betaalde waardeoverdrachten -683 -191

Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars 406 82

Betaalde premies herverzekering -329 -202

Betaalde pensioenuitvoeringskosten -2.050 -2.166

Overige kasstromen 0 0

──────── ────────

Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten -6.985 -8.704

Kasstroom uit beleggingsactiviteiten

Verkopen en aflossingen van beleggingen 22.714 116.770

Ontvangen directe beleggingsopbrengsten -38.347 25.120

Aankopen beleggingen 23.928 -124.275

Betaalde kosten van vermogensbeheer -537 -306

Betaalde transactiekosten -15 -57

Saldo van/naar deposito’s -2.000 -7.800

──────── ────────

Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten 5.743 9.452

──────── ────────

Netto kasstroom -1.242 748

Koers- en omrekeningsverschillen op liquide middelen 6 29

──────── ────────

Mutatie liquide middelen -1.236 777

Saldo liquide middelen 1 januari 8.751 7.974

──────── ────────

Saldo liquide middelen 31 december 7.515 8.751

Page 54: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

55

3.5 Toelichting behorende tot de jaarrekening 2018

3.5.1 Inleiding

Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41022770. Het doel

van Stichting Pensioenfonds OWASE, statutair gevestigd te Zwolle (hierna ‘het pensioenfonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het pensioenfonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers.

3.5.2 Overeenstemmingsverklaring

De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.

Het bestuur heeft op 7 juni 2019 de jaarrekening opgemaakt.

3.5.3 Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling

3.5.3.1 Algemeen

Deze jaarrekening heeft betrekking op het boekjaar 2018, dat is geëindigd op balansdatum 31 december 2018 en is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling.

Alle bedragen zijn vermeld in 1.000 euro’s. De euro is de functionele valuta. Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben.

3.5.3.2 Schattingen en veronderstellingen

De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het

bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de

toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.

Wijzigingen in schattingen in de voorziening voor pensioenverplichtingen worden toegelicht onder de betreffende waarderingsgrondslag. Het financieel effect wordt gekwantificeerd vermeld in de toelichting op de jaarrekening.

3.5.3.3 Schattingswijziging

Het bestuur heeft besloten de voorziening voor pensioenverplichtingen met ingang van september 2018 te berekenen op basis van de nieuwe Prognosetafel AG2018 zoals deze is gepubliceerd door

het Actuarieel Genootschap. Het effect hiervan op het resultaat bedraagt positief 6.058.

Tevens werden eind 2018 de partnerfrequenties gewijzigd in de zin dat deze alleen nog op 100% wordt gesteld op pensioendatum (effect 514 positief), is de wezenopslag vervallen (effect 828 positief) en is de factor in verband met revalidatie gewijzigd van 80% naar 90% (effect 873 negatief). Het totale effect op het resultaat bedraagt 6.527 positief en is in de jaarrekening verwerkt.

3.5.3.4 Opname van een actief of een verplichting c.q. van een bate of een last

Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige

economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het

Page 55: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

56

waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden

vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn

overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en de betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.

Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel

een actief als een passief zijn.

3.5.3.5 Saldering van een actief en een verplichting

Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.

3.5.3.6 Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen

van beleggingen. Waarde wijzigingen van beleggingen kunnen een wezenlijk onderdeel van de beleggingsperformance uitmaken. Aangezien het onderscheid tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waarde wijzigingen bij beleggen in het algemeen van weinig betekenis wordt geacht, dienen ongerealiseerde waarde wijzigingen in de staat van baten en lasten te worden verwerkt. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als

beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.

3.5.3.7 Vreemde valuta

Activa en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoers-verschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten.

3.5.3.8 Beleggingen

Algemeen

De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort belegging worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort belegging. Aandelen

Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen worden gewaardeerd met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.

Page 56: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

57

Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de ultimo boekjaar geldende marktrente en rekening

houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijd. Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoed beleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde welke is bepaald op de net asset value die ultimo jaar wordt vastgesteld op

basis van algemeen aanvaarde grondslagen voor waardering en resultaat bepaling. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die

niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme waarderingsmodellen.

Overige beleggingen De overige beleggingen betreffen commodities en high yield-credits. Deze beleggingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. High Yield bonds zijn door het pensioenfondsbestuur geclassificeerd als ‘overige zakelijke waarden’ aangezien het risicoprofiel van high yield bonds meer vergelijkbaar is met aandelen dan met andere vastrentende waarden.

3.5.3.9 Herverzekeringen

Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering

betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen

contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds.

Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar.

3.5.3.10 Vorderingen en overlopende activa

Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.

3.5.3.11 Stichtingskapitaal en reserves

Het stichtingskapitaal en de reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle activa

en verplichtingen, inclusief technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen zijn verwerkt in de balans. Op basis van de Pensioenwet moet minimaal een eigen vermogen van circa 4,15% van de voorziening pensioenverplichtingen aangehouden worden. De grondslagen voor de verschillende componenten van het eigen vermogen worden hieronder nader toegelicht.

De algemene reserve is de aanwezige reserve, welke bedoeld is om zoveel mogelijk de risico’s met betrekking tot de waardedaling van de effectenportefeuilles en andere risico's (zoals verzekeringstechnische risico's) op te vangen.

Page 57: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

58

3.5.3.12 Technische voorzieningen

Voorziening voor pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke

pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur, waarbij de door DNB voorgeschreven Ultimate Forward Rate (UFR) wordt gehanteerd.

Bij de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balans- datum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de opgebouwde

pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. Bij de berekening van de voorziening wordt tevens rekening gehouden met premievrije

pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van de over het arbeidsongeschikte deel nog op te bouwen aanspraken op ouderdomspensioen. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.

De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: - marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB; - overlevingstafels: AG prognosetafels 2018 zonder leeftijdsterugstelling en met correctie voor

ervaringssterfte op basis van fondsspecifieke correctiefactoren gebaseerd op het Willis Towers Watson ervaringssterftemodel 2018;

- onbepaalde partner-systeem (na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen geldt een

bepaald partnersysteem); - voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en

3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw; - het nabestaandenpensioen is op opbouwbasis verzekerd; - kostenopslag ter grootte van 3,0% van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband

toekomstige administratie- en excassokosten;

- bij de bepaling van de mate van vrijstelling van premiebetaling voor arbeidsongeschikte deelnemers is uitgegaan van een revalidatiekans van 10%;

- voor deelnemers die op de balansdatum ziek zijn, is rekening gehouden met de verwachte toekomstige schadelast. Dit geschiedt door een extra voorziening op te nemen van tweemaal de opslag voor premievrijstelling bij invaliditeit, rekening houdend met de te verwachten uitkeringen uit hoofde van de afgesloten herverzekering.

3.5.3.13 Overige schulden en overlopende passiva

Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële

waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).

3.5.3.14 Dekkingsgraad

De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de negatieve waarde van derivaten, overige schulden en overlopende passiva te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.

De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds is de gemiddelde dekkingsgraad van de 12 maanden voorafgaand aan het moment van vaststelling. Maandelijks wordt hiertoe een feitelijke dekkingsgraad berekend.

Page 58: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

59

De reële dekkingsgraad is het quotiënt van de beleidsdekkingsgraad en de ‘beleidsdekkingsgraad voor voorwaardelijke toeslagverlening ter hoogte van de minimale verwachtingswaarde voor de groeivoet van het prijsindexcijfer’.

3.5.3.15 Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)

Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek

van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

3.5.3.16 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds

Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waarde wijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen

van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van

baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden en soortgelijke opbrengsten.

Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Verrekening van kosten

Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten

gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.

3.5.3.17 Pensioenuitkeringen

De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn toegerekend aan het verslagjaar waarop ze betrekking hebben. De bijbehorende VPV is berekend op actuariële grondslagen.

3.5.3.18 Pensioenuitvoeringskosten

De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

3.5.3.19 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen

Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau

dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen Jaarlijks worden de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden,

indien de financiële middelen van het pensioenfonds dit toelaten, verhoogd. Deze voorwaardelijke verhoging wordt per 1 januari toegekend. Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichting De rentetoevoeging is als volgt bepaald: Hiervoor wordt de 1-jaarsrente uit de rentetermijnstructuur ultimo vorig boekjaar gehanteerd. De rentetoevoeging wordt berekend over de beginstand van de

voorziening pensioenverplichtingen en de mutaties hierin gedurende het jaar.

Page 59: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

60

Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen in het verslagjaar.

Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend op basis van de door de DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rente wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging actuariële uitgangspunten

Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Het effect van herziening van deze grondslagen wordt verantwoord onder het hoofd wijziging actuariële uitgangspunten. De overlevingsgrondslagen zijn gebaseerd op de AG prognosetafels 2018 en de

fondsspecifieke ervaringssterfte volgens het Willis Towers Watson 2018-ervaringssterftemodel. Overige wijzigingen

De berekeningen van de technische voorzieningen en de jaarlijkse koopsom voor de pensioeninkoop zijn gebaseerd op aannames. Het verschil tussen werkelijkheid en veronderstelling leidt tot een actuarieel resultaat dat wordt verantwoord onder het hoofd overige wijzigingen.

3.5.3.20 Saldo overdracht van rechten

De post saldo overdracht van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen.

3.5.3.21 Overige baten en lasten

Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

3.5.3.22 Kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.

3.5.4 Beleggingen

De mutaties in de beleggingsportefeuille in het boekjaar zijn als volgt samen te vatten:

Bedragen x € 1.000

Aan

dele

n

Vastr

en

ten

de

waard

en

Vastg

oed

Overig

Presen

tati

e

deriv

ate

n

To

taal

Stand per 1 januari 2018 404.936 414.956 30.532 23.107 2.031 875.562

Aankopen / verstrekkingen 14.972 25.376 0 0 0 40.348

Verkopen / aflossingen -22.509 -214 0 0 0 -22.723

Kosten verrekend in fonds -1.339 -805 -553 -159 0 -2.856

Herwaardering -28.782 -4.942 -271 -1.155 -3.888 -39.038

Stand per 31 december 2018 367.278 434.371 29.708 21.793 -1.857 851.293

Schuldpositie van derivaten 2.519

Stand per 31 december 2018 853.812

Page 60: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

61

Met ingang van 2018 zijn de transactiekosten onderdeel van de post Kosten verrekend in fonds. De

vergelijkende cijfers 2017 zijn niet aangepast en deze post is dus exclusief transactiekosten.

Bedragen x € 1.000

Aan

dele

n

Vastr

en

ten

de

waard

en

Vastg

oed

Overig

Presen

tati

e

deriv

ate

n

To

taal

Stand per 1 januari 2017 394.440 386.130 29.246 22.340 -9.674 822.482

Aankopen / verstrekkingen 13.470 105.100 13.505 0 0 132.075

Verkopen / aflossingen -29.909 -73.207 -13.654 0 0 -116.770

Kosten verrekend in fonds -1.191 -541 -236 -154 0 -2.122

Herwaardering 28.126 -2.526 1.671 921 11.705 39.897

Stand per 31 december 2017 404.936 414.956 30.532 23.107 2.031 875.562

Schuldpositie van derivaten 291

Stand per 31 december 2017 875.853

Voor de meerderheid van de beleggingen is sprake van objectief vast te stellen frequente marktnoteringen. Voor bepaalde beleggingen zijn deze niet beschikbaar en vindt waardering plaats op basis van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten en het gebruik van schattingen.

3.5.4.1 Actuele waarde

Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds gewaardeerd tegen

actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn-karakter van de vorderingen en schulden. De waardering van de onderhandse lening is gebaseerd op de nominale waarde die de

reële waarde benadert. Op basis van de verscheidenheid en gradaties in waarderingsmethoden dienen de beleggingen te worden ingedeeld naar drie verschillende waarderingsmethoden: - niveau 1: de waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen

van identieke beleggingen in een actieve markt; - niveau 2: de actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen waarin

gebruik wordt gemaakt van waarneembare marktdata; - niveau 3: de waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin niet gebruik is gemaakt

van waarneembare marktdata. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele

waarde. Voor vrijwel alle financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van (afgeleide) marktnoteringen. Indien de waardering van beleggingen wordt afgeleid van

directe marktnoteringen, worden de beleggingen gewaardeerd op basis van een model, waarbij alle inputvariabelen zijn gebaseerd op marktnoteringen. Alleen bepaalde financiële instrumenten, zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief een verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. De onderhandse leningen worden sinds 2011 op nominale waarde gewaardeerd. Deze leningen zullen tot einddatum worden aangehouden.

Page 61: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

62

31-12-2018 Waarderingsmodellen en - technieken

Directe

marktnoteringen

Afgeleide

marktnoteringen

(niveau 2)

Niet gebaseerd op

marktnoteringen

(niveau 3)

Totaal

Aandelen 367.278 0 0 367.278

Vastrentende waarden 97.798 334.526 2.047 434.371

Derivaten 0 -1.857 0 -1.857

Vastgoed 10.737 0 18.971 29.708

Overige beleggingen 21.793 0 0 21.793

Totaal 497.606 332.669 21.018 851.293

31-12-2017 Waarderingsmodellen en - technieken

Directe

marktnoteringen

Afgeleide

marktnoteringen

(niveau 2)

Niet gebaseerd op

marktnoteringen

(niveau 3)

Totaal

Aandelen 404.936 0 0 404.936

Vastrentende waarden 98.110 314.586 2.260 414.956

Derivaten 0 2.031 0 2.031

Vastgoed 11.768 0 18.764 30.532

Overige beleggingen 23.107 0 0 23.107

Totaal 537.921 316.617 21.024 875.562

3.5.4.2 Aandelen

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Aandelenbeleggingsfondsen mature markets 314.072 345.493

Aandelenbeleggingsfondsen emerging markets 31.477 35.697

Converteerbare obligaties 21.729 23.746

Totaal 367.278 404.936

3.5.4.3 Vastrentende waarden

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Obligatiebeleggingsfondsen 241.296 226.673

Creditfondsen 173.723 170.718

Leningen op schuldbekentenis 2.047 2.260

Deposito’s 17.305 15.305

Totaal 434.371 414.956

Page 62: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

63

3.5.4.4 Derivaten

Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het pensioenfonds gebruik van financiële derivaten voor zover dit passend is. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen te bevinden.

Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om marktrisico’s af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s voortvloeiend uit het gebruik van derivaten is kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Ook worden contracten zoveel mogelijk afgesloten op basis van standaardvoorwaarden (bijvoorbeeld conform ISDA) en voldoet het fonds aan de EMIR regelgeving.

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Valutaderivaten -1.857 2.031

Beleidsmatig worden beleggingen in vreemde valuta geheel afgedekt indien het belang in een valuta

meer dan 2,5% is van de waarde van de totale beleggingsportefeuille, zie pagina 101. Effectief moeten daarom de belangen in USD en GBP worden afgedekt. De beleggingscommissie heeft echter tactische ruimte om de afdekking lager vast te stellen. Het minimum is 80% van deze valuta. Vanaf 2015 wordt 80% van de belangen in GBP afgedekt. Tot september 2017 werd het belang in USD 100% afgedekt, daarna is dit 80%. Met ingang van april 2018 wordt de valuta afdekking extern uitgevoerd. De beheerder draagt zorg voor spreiding over minimaal 4 tegenpartijen en dagelijkse

uitwisseling van onderpand. Per einde verslagjaar is aan tegenpartijen onderpand verstrekt ter grootte van 340. Uitstaande valuta contracten per 31-12-2018:

Bedragen in:

X EUR 1.000

X USD 1.000

X GBP 1.000

Vervaldatum Hoofdsom in

vreemde valuta

Tegenwaarde in

euro

Waarde per

31-12-2018

Verkoop USD Korter dan 1 jaar USD 190.251 166.427 -2.519

Verkoop GBP Korter dan 1 jaar GBP 23.628 26.325 662

Totale waarde -1.857

Uitstaande valuta contracten per 31-12-2017:

Bedragen in:

X EUR 1.000

X USD 1.000

X GBP 1.000

Vervaldatum Hoofdsom in

vreemde valuta

Tegenwaarde in

euro

Waarde per

31-12-2017

Verkoop USD Korter dan 1 jaar USD 190.000 157.943 2.322

Verkoop GBP Korter dan 1 jaar GBP 29.000 32.662 -291

Totale waarde 2.031

Page 63: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

64

In onderstaand tabel de afdekking per valuta:

2018

Bedragen x € 1.000

Marktwaarde in €

voor afdekking

Hoofdsom

afdekking via

overlay in €

Openstaande

exposure in € na

afdekking

Afgedekt in

%

EUR 566.505 n.v.t. n.v.t. n.v.t.

GBP 30.513 26.325 4.188 86,3%

USD 192.873 166.427 26.446 86,3%

Overige 61.402 0 61.402 0,0%

Totaal 851.293 92.036

De doelstelling van de valuta afdekking is dat tactisch 80% van de belangen in USD en GBP worden

afgedekt. Door de daling van de aandelenkoersen in december is per balansdatum de afdekking

boven de norm (en buiten de bandbreedte voor de beheerder) geraakt. Begin 2019 is de afdekking in lijn met de norm en bandbreedte gebracht.

2017

Bedragen x € 1.000

Marktwaarde in €

voor afdekking

Hoofdsom

afdekking via

overlay in €

Openstaande

exposure in € na

afdekking

Afgedekt in

%

EUR 567.029 n.v.t. n.v.t. n.v.t.

GBP 40.953 32.671 8.282 79,8%

USD 200.853 158.228 42.625 78,8%

Overige 66.727 0 66.727 0,0%

Totaal 875.562 117.634

In de onderstaande tabel de valuta exposure per categorie:

31 december 2018

Bedragen

x € 1.000

Aandelen Vastrentende

waarden

Vastgoed Overige Derivaten Totaal

EUR 87.045 434.371 25.153 21.793 -1.857 566.505

GBP 27.664 0 2.849 0 0 30.513

USD 192.873 0 0 0 0 192.873

Overige 59.696 0 1.706 0 0 61.402

Totaal 367.278 434.371 29.708 21.793 -1.857 851.293

31 december 2017

Bedragen

x € 1.000

Aandelen Vastrentende

waarden

Vastgoed Overige Derivaten Totaal

EUR 101.449 414.956 25.486 23.107 2.031 567.029

GBP 37.606 0 3.347 0 0 40.953

USD 200.853 0 0 0 0 200.853

Overige 65.028 0 1.699 0 0 66.727

Totaal 404.936 414.956 30.532 23.107 2.031 875.562

Page 64: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

65

In verband met waardeontwikkeling van valutaderivaten zijn zekerheden (collateral) verstrekt. Deze post bedroeg aan het eind van het verslagjaar 340 en staat niet ter vrije beschikking aan het fonds.

3.5.4.5 Vastgoed beleggingen

Stichting Pensioenfonds OWASE heeft in het boekjaar 2018 participaties in een tweetal vastgoedfondsen (indirect vastgoed). Het pensioenfonds heeft geen beleggingen in direct vastgoed.

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Vastgoed beleggingsfondsen 29.708 30.532

3.5.4.6 Overige beleggingen

Bedragen x € 1.000 2018 2017

High Yield Bond Fund 21.793 23.107

3.5.5 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Ingegane herverzekerde uitkeringen 779 484

3.5.6 Vorderingen en overlopende activa

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Premies werkgever 212 253

Premies werknemer 75 67

Nog te ontvangen dividenden 84 370

Vooruitbetaalde software 0 24

Overige vorderingen 1 3

Totaal 372 717

Alle vorderingen hebben een resterende looptijd korter dan één jaar.

3.5.7 Liquide middelen

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Liquide middelen

Rekeningen courant banken 7.515 8.751

Onder de liquide middelen worden de tegoeden op bankrekeningen opgenomen die onmiddellijk dan wel binnen één week opeisbaar zijn.

Page 65: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

66

3.5.8 Stichtingskapitaal en reserves

Bedragen x € 1.000 Stichtings-

kapitaal en

reserves

Bestemmings-

reserve

Totaal

Stand per 1 januari 2017 73.387 0 73.387

Uit bestemming saldo van baten en lasten verslagjaar 71.590 0 71.590

Stand per 31 december 2017 144.977 0 144.977

Uit bestemming saldo van baten en lasten verslagjaar -47.421 992 -46.429

Stand per 31 december 2018 97.556 992 98.548

3.5.8.1 Bestemmingsreserve

Indien de ontvangen premie hoger is dan de kostendekkende premie, volgens de grondslagen van het fonds, wordt het meerdere toegevoegd aan een bestemmingsreserve, de premie-egalisatiereserve. Indien de ontvangen premie lager is dan de kostendekkende premie, wordt het

verschil onttrokken aan de premie-egalisatiereserve, voor zover het saldo toereikend is, om de pensioenopbouw zo veel mogelijk op peil te houden. Toevoegingen en onttrekkingen aan deze bestemmingsreserve worden verwerkt als bestemming van (een deel van) het saldo over het boekjaar. De bestemmingsreserve is gevormd voor de premie-egalisatie in de jaren 2018 tot en met 2020. Daarbij zij opgemerkt dat de huidige verwachting is dat in 2020 de afgesproken premie aangevuld met de middelen in het premiedepot nog wel toereikend zullen zijn om deze reglementaire opbouw van 1,7% te realiseren.

3.5.8.2 Voorstel bestemming resultaat

Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. Het voorstel is om het resultaat van het verslagjaar, na vorming van de bestemmingsreserve, toe te voegen aan de algemene reserves. Dit voorstel is verwerkt in dit jaarverslag en jaarrekening.

3.5.8.3 Solvabiliteit

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Minimaal vereist vermogen 31.537 31.418

Vereist eigen vermogen (strategische mix) 155.706 155.597

Aanwezig eigen vermogen 98.548 144.977

De vermogenspositie van het pensioenfonds kan momenteel worden gekarakteriseerd als niet

voldoende vanwege het reservetekort. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 4,15% van de voorziening pensioenverplichtingen en voldoet aan de daaromtrent gestelde wettelijke eisen bij of

krachtens artikel 131 van de Pensioenwet. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het FTK-standaardmodel, waarbij wordt uitgegaan van de zgn. strategische assetmix. Het bestuur acht het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds.

Page 66: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

67

3.5.8.4 Toelichting op het eigen vermogen

Het pensioenfonds heeft over het verslagjaar en begin 2018 een reservetekort gehad. Het pensioenfonds heeft in maart 2019 een herstelplan ingediend bij de toezichthouder DNB. De belangrijkste maatregel uit het herstelplan is het niet verlenen van toeslagen tot de

dekkingsgraadgrens van 110% is bereikt en beperkte toeslagverlening tot de dekkingsgraadgrens voor volledige toeslagverlening is bereikt. Hierbij wordt zowel gekeken naar de beleidsdekkingsgraad als de actuele nominale dekkingsgraad. Tevens kan het bestuur gebruik maken van zijn discretionaire bevoegdheid om toeslagen wel of niet toe te kennen, bijvoorbeeld wanneer het vereist eigen vermogen naar verwachting niet binnen de hersteltermijn wordt bereikt indien het reguliere toeslagbeleid onverkort wordt uitgevoerd.

Als uiterste maatregel in het herstelplan heeft het fonds de mogelijkheid om de opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en ingegane pensioenen van pensioengerechtigden te korten (‘afstempelen’).

3.5.9 Technische voorzieningen

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Voorziening voor pensioenverplichtingen 759.155 738.769

Voorziening herverzekerd deel 779 484

Totaal technische voorziening 759.934 739.253

De technische voorziening is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld:

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Actieve deelnemers 270.998 266.365

Gewezen deelnemers 141.131 134.570

Gepensioneerden 264.171 255.989

Weduwen en weduwnaars 50.736 51.500

Wezen 277 280

Arbeidsongeschikten 8.202 7.057

Exassokosten 3,0% 22.065 21.473

Langdurig zieken 1.575 1.535

Herverzekering 779 484

Totaal technische voorziening 759.934 739.253

De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.

Page 67: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

68

Het mutatieoverzicht voor de technische voorziening is als volgt:

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Stand per 1 januari 739.253 757.331

Pensioenopbouw 13.247 15.032

Indexering en overige toeslagen 5.548 0

Rentetoevoeging -1.931 -1.628

Onttrekking voor pensioenuitkeringen -21.073 -20.462

Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten -628 -611

Wijziging marktrente 30.199 -9.639

Wijziging overlevingsgrondslagen -6.058 0

Wijziging overige grondslagen -469 0

Wijziging opbouwpercentage 0 -465

Saldo uit hoofde van overdracht rechten 2.293 34

Overige mutaties -742 -306

Stand voorziening voor risico fonds 759.639 739.286

Mutatie herverzekeringsdeel voorziening 295 -33

Stand per 31 december 759.934 739.253

Pensioen opbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale aanspraken op ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. De vergelijking van de pensioenopbouw over de jaren 2018 en 2017:

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Reguliere pensioenopbouw 12.289 13.798

IPR opbouw 373 535

Risicopremies 585 699

Totaal 13.247 15.032

De pensioenopbouw met betrekking tot ouderdomspensioen wordt toegerekend aan de periode waarin de opbouw van pensioenrechten plaatsvindt. De verplichtingen met betrekking tot nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen worden opgenomen in de periode waarin zij ontstaan. De premievrije opbouw arbeidsongeschikten wordt ten laste van het resultaat gebracht in de periode waarin de ziekte is ontstaan.

Indexering en overige toeslagen

Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loonontwikkeling volgens de OWASE CAO. De indexering heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op indexering bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst indexering kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de indexering kan in beginsel worden ingehaald.

Het pensioenfonds streeft er tevens naar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex (CBS: CPI alle huishoudens - afgeleid). Ook deze indexering heeft een voorwaardelijk karakter. De verhoging van de technische voorzieningen uit hoofde van indexering wordt in de staat van

baten en lasten opgenomen op het moment waarop de toezegging wordt gedaan.

Page 68: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

69

In het jaar 2018 heeft toeslagverlening plaatsgevonden. Voor een toelichting op de toeslag vanaf 2011 wordt verwezen naar pagina 71. Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen zijn opgerent op basis van de één-jaars rente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar -0,260% (2017: -0,217%). Ultimo boekjaar 2018

bedroeg de gemiddeld gewogen discontovoet 1,36% (2017: 1,48%). Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder deze kop opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de

verslagperiode. De vrijval wordt ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht in de periode waarin de lasten bij de berekening van de voorziening waren voorzien. Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten

Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder deze kop opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de

kosten van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt hier verantwoord.

De wijziging marktrente op balansdatum als gevolg van wijzigingen in de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur, wordt in de staat van baten en lasten opgenomen. Wijziging overlevingsgrondslagen, actuariële grondslagen Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt

gebruikgemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de

vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor zowel de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. In 2018 zijn de overlevingsgrondslagen aangepast naar de Overlevingstafel AG 2018. Dit was een bate van 6.058, een schattingswijziging.

De mutatie van de voorziening als gevolg van de aanpassing van actuariële grondslagen in het verslagjaar wordt in de staat van baten en lasten opgenomen. Wijziging opbouwpercentage Doordat in 2018 de opbouw is verlaagd van 1,875% naar 1,7% per jaar, daalt de schadevoorziening voor premievrijstelling toekomstige opbouw bij arbeidsongeschiktheid. De opbouw is deels verlaagd

vanwege de gewijzigde fiscale wetgeving, de maximale opbouw per jaar is 1,738% en deels omdat de premie over de periode 2018-2020 niet meer ruimte biedt voor toekenning van opbouw.

Wijzigingen uit hoofde van overdracht rechten

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Toevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen 2.961 201

Onttrekking aan de voorziening pensioenverplichtingen -668 -167

Totaal 2.293 34

Page 69: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

70

Overige wijzigingen in de voorziening voor pensioenverplichtingen

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Mutatie kanssystemen -458 -78

Overige mutaties -284 -228

Totaal - 742 - 306

De mutaties worden toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

3.5.9.1 Beschrijving van de pensioenregeling op hoofdlijnen

Met ingang van 1 januari 2015 is de kern van de OWASE CDC-pensioenregeling dat de werkgever jaarlijks een volgens een vaste methodiek vastgestelde premie (‘vaste werkgeverspremie’)

beschikbaar stelt. Aan de hand van berekeningen van de kostendekkende premie voor toekomstige jaren komen CAO-partijen een vaste premie overeen voor telkens drie jaren. De werkgever heeft

geen verplichting om méér te betalen dan zijn deel van de premie - de vaste werkgeverspremie - en geeft geen garanties op opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten, toeslagverlening en de hoogte van de jaarlijkse pensioenopbouw. Voor de periode van 2018 tot en met 2020 hebben de sociale partners een vaste premie van 31,5% van de pensioengrondslag afgesproken (voor 2015 tot en met 2017 was dat 30%). Met deze premie kan het fiscaal maximale opbouwpercentage niet worden gefinancierd. De sociale partners hebben

het reglementaire opbouwpercentage voor deze periode vastgesteld op 1,7% van de pensioengrondslag per jaar (voor 2015 tot en met 2017 was dat max. 1,875%), maar dit percentage zal in enig jaar worden verminderd als de vaste premie in dat jaar niet toereikend is. Als de premie in een bepaald jaar ruim voldoende is, dan zal de beschikbare premieruimte in een premiedepot worden gestort waaruit aanvullende middelen beschikbaar gesteld kunnen worden om toekomstige opbouwverlagingen te voorkomen. Daarnaast zullen afhankelijk van de financiële positie (dekkingsgraad) van het pensioenfonds indien noodzakelijk kortingen worden toegepast of

indien mogelijk toeslagen worden verleend op opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten. De hoogte van de uiteindelijke pensioenuitkeringen staan dus niet vast, maar zijn afhankelijk van (markt)ontwikkelingen die hun weerslag hebben op de toereikendheid van de premie en de financiële positie van het fonds. Omdat de vastgestelde jaarlijkse pensioenopbouw op basis van een middelloon-systematiek wordt vormgegeven kwalificeert deze pensioenregeling in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet als een uitkeringsovereenkomst (en omdat de pensioenregeling gebaseerd is

op een premie die wordt vastgesteld volgens een vooraf vastgestelde methodiek kwalificeert deze pensioenregeling volgens de internationale boekhoudkundige regels als een premieovereenkomst).

3.5.9.2 Toeslagverlening

Er wordt voor toeslagverlening geen bestemmingsreserve gevormd. Toeslagen moeten gefinancierd worden uit de vrije reserve van het pensioenfonds. De toeslag in een bepaald jaar is voorwaardelijk en afhankelijk van de beleggingsopbrengsten. Toeslagen worden enkel toegekend als het bestuur van oordeel is dat de financiële situatie van het pensioenfonds dat toelaat. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst toeslagen worden verleend.

Gezien de financieel-economische situatie heeft het bestuur samen met de sociale partners voor de langere termijn een toeslagambitie van 60%-80% over een periode van 15 jaar geformuleerd. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het bestuur probeert wel om gemiste toeslagen op een latere datum alsnog toe te kennen zodra de financiële situatie van het pensioenfonds dat weer toelaat.

Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% toeslagen zijn verleend. Om een eventuele inhaaltoeslag te kunnen toekennen is een beleidsdekkingsgraad vereist, die gelijk is aan of hoger is dan de zgn. grens voor volledige toeslagverlening. Tevens moet die toeslag ook voor de gehele toekomst verleend kunnen worden en mag als gevolg van het verlenen van de inhaaltoeslag noch de beleidsdekkingsgraad, noch de actuele nominale dekkingsgraad onder de grens voor volledig indexeren komen en mag in een bepaald jaar maximaal 1/5e deel van de ruimte

die er is voor het inhalen van een toeslagachterstand worden benut.

Page 70: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

71

Het pensioenfonds probeert ieder jaar het pensioen/opgebouwde pensioen van de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers te verhogen met de prijsontwikkeling in het voorliggende jaar. De toeslag van de ingegane pensioenen (CPI-index in de tabel) en van de premievrije pensioenaanspraken bedraagt maximaal het percentage van de stijging van de consumentenprijsindex, zoals vastgesteld door het CBS (CPI alle huishoudens, afgeleid), over de referteperiode van oktober tot oktober. Deze toeslag wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld door

het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft de ambitie om de pensioenrechten en pensioenaanspraken overeenkomstig de hiervoor genoemde prijsindex aan te passen. Het pensioenfonds probeert ieder jaar het opgebouwde pensioen van de actieve deelnemers te verhogen met de loonontwikkeling. De toeslag van de pensioenaanspraken van actieve deelnemers bedraagt maximaal het percentage van de collectieve loonstijging op grond van de OWASE CAO

(OWASE-loonindex). Deze toeslag wordt per datum CAO-loonsverhoging vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft de ambitie om de pensioenaanspraken overeenkomstig de hiervoor genoemde loonindex aan te passen.

Toeslag actieven OWASE-loonindex Toegekend Verschil

na-indexatie over het jaar

2011 2,65% 0,00% -2,65%

2012 0,00% 0,00% -

2013 0,00% 0,00% -

2014 0,00% 0,00% -

2015 1,50% 0,00% -1,50%

2016 1,75% 0,00% -1,75%

2017 2,00% 0,90% -1,10%

2018 (besluit in 2019 na vaststelling jaarrekening)

2,40% 1,53% -0,87%

Cumulatieve achterstand 7,19%

Toeslag slapers en pensioentrekkenden CPI index Toegekend Verschil

na-indexatie over het jaar

2011 2,09% 0,00% -2,09%

2012 1,50% 0,25% -1,25%

2013 0,44% 0,44% -

2014 0,61% 0,34% -0,27%

2015 0,39% 0,00% -0,39%

2016 -0,01% 0,00% +0,01%

2017 1,47% 0,66% -0,81%

2018 (besluit in 2019 na vaststelling jaarrekening)

1,47% 0,93% -0,54%

Cumulatieve achterstand 4,88%

3.5.10 Derivaten beleggingen

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Valutatermijncontracten met negatieve waarde 2.519 291

Page 71: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

72

3.5.11 Overige schulden en overlopende passiva

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Belastingen en premies sociale verzekeringen 526 509

Vergoedingen bestuurders 133 207

Overige schulden 759 568

Overlopende passiva 59 0

Totaal 1.477 1.284 Beter

Alle schulden hebben een resterende looptijd korter dan één jaar.

3.5.12 Risicobeheer en derivaten

3.5.12.1 Risicobeheer

Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen.

Solvabiliteitsrisico’s Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van de pensioenuitkeringen en opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval

kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.

Gevoeligheidsanalyse Onderstaande tabel geeft een beeld van de ontwikkeling van de actuele dekkingsgraad (inclusief UFR) bij een rente- en/of aandelenschok op 31 december 2018.

Scenarioanalyse gecombineerde aandelen- en renteschok ¹

DG < MVEV MVEV < DG < VEV DG > VEV

Renteschok per standaarddeviatie in % (bps)

-1 (-70bp) -0.5 (-35bp) 0 +0.5 (+35bp) +1 (+70bp)

Aan

dele

nsch

ok

(sta

nd

aard

devia

ties) -1

(-16%) 98.8% 101.9% 105.2% 108.7% 112.4%

-0.5 (-8%)

102.3% 105.6% 109.0% 112.8% 116.7%

0 105.7% 109.2% 112.9% 116.9% 121.0%

+0.5 (+8%)

109.1% 112.8% 116.8% 121.0% 125.3%

+1

(+16%) 112.6% 116.5% 120.6% 125.1% 129.6%

1 Bij de berekening van de stresstest wordt geen correlatie tussen aandelen en andere beleggingscategorieën verondersteld.

Indien de actuele dekkingsgraad onder het minimum VEV (104,15%) komt te liggen wordt de uitkomst van de scenarioschok in het rood aangegeven. Wanneer de actuele dekkingsgraad boven

het VEV (120,6%) komt te liggen wordt de uitkomst van de scenarioschok in het groen aangegeven. Tussenliggende uitkomsten van de scenarioschokken worden in het geel aangegeven.

Page 72: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

73

Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te houden. Voor het bepalen van het minimaal vereist eigen vermogen geldt een minimum van 104,15% van de voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering). Deze aanvulling bedroeg ultimo 2018 € 31,5 miljoen (ultimo 2017 was dat € 31,4 miljoen). De omvang van de buffers voor het vereist eigen vermogen (buffers plus de pensioenverplichtingen

heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspecifieke restrisico’s (na afdekking). De berekening van het vereist eigen vermogen - op basis van resp. de strategische assetmix en de feitelijke assetmix - en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is weergegeven in onderstaande tabellen.

Het pensioenfonds heeft er voor gekozen om voor de vaststelling van het vereist eigen vermogen uit te gaan van de standaardmethode. Het fonds heeft getoetst of dit correct is en dat is het geval. Het vereist eigen vermogen op basis van de strategische assetmix:

Bedragen x € 1.000 31-12-2018 31-12-2017

Technische voorzieningen volgens jaarrekening

759.934

739.253

Voorziening pensioenverplichtingen (FTK-waardering) 759.934 a 739.253

Buffers

S1 Renterisico 24.009

25.575

S2 Risico zakelijke waarden 115.501

112.975

S3 Valutarisico 15.060

15.928

S4 Grondstoffenrisico 8.006

7.830

S5 Kredietrisico 41.154

43.150

S6 Verzekeringstechnisch risico

21.362

20.919

S10 Actief beheer risico 11.157

10.450

Diversificatie -80.543 -81.230

Totaal S (vereiste buffers) 155.706 b 155.597

Vereist vermogen (art. 132 Pensioenwet)

a + b 915.640 894.850

Aanwezig vermogen (totaal activa – schulden – bestemmingsreserve = pensioenvermogen)

857.490

884.230

Surplus/tekort -58.150

-10.620

Invloed van derivaten op de benodigde buffers Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s bepaalde derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers op de volgende wijze rekening gehouden.

S1 Rente risico: In de matchingportefeuille wordt gebruik gemaakt van renteswaps. S3 Valuta risico: De afdekking van de USD en GBP geschiedt door middel van currency overlay met een doorrol van 3 maanden. In april 2018 heeft het bestuur besloten de valuta afdekking uit te besteden aan een externe beheerder. De beheerder sluit contracten op naam van Owase met een looptijd van maximaal 3 maanden bij minimaal 4 tegenpartijen met dagelijkse uitwisseling onderpand.

Page 73: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

74

Overige risico’s In het standaardmodel wordt verondersteld dat de beheersing van liquiditeitsrisico’s (S7), concentratierisico’s (S8), operationele risico’s (S9) en actief beheer risico (S10) dusdanig is dat de potentiële gevolgen hiervan op het eigen vermogen niet materieel zijn. Het pensioenfonds ziet op basis van de getroffen beheersmaatregelen geen aanleiding om voor één van deze risico’s een aanvullende risicofactor op te nemen door middel van een partieel intern model.

S7 liquiditeitsrisico: Het liquiditeitsrisico wordt door het pensioenfonds beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitspositie. S8 Concentratie risico: Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het

bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio’s, sectoren en tegenpartijen. S9 Operationeel: Operationeel risico is voor pensioenfondsen onvermijdelijk maar is veelal lastig te

kwantificeren. Dit risico wordt zoveel als mogelijk beperkt met behulp van contractuele overeenkomsten.

S10 Actief beheer: door actief beheer van een beleggingsportefeuille is er sprake van extra prijsrisico. Het risico scenario is alleen van toepassing op het aandelen risico van beursgenoteerde beleggingsfondsen. Diversificatie (correlatie): In de berekening van het vereist eigen vermogen wordt uitgegaan van een correlatie van 0,4 tussen neerwaartse renteschokken en aandelenrisico en een correlatie van 0,4 tussen neerwaartse

renteschokken en het kredietrisico (S5). Met de andere risicocategorieën wordt geen correlatie verondersteld. Dit beperkt het totale risico en wordt in een bedrag in aftrek genomen op de optelling van de risico’s van de S-toets. Het solvabiliteitsrisico van het pensioenfonds kan onderverdeeld worden naar de volgende risico’s:

Mismatchrisico’s:

Rentemismatchrisico: het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ontwikkelingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Het pensioenfonds is gevoelig voor wijzigingen in de marktrente omdat de duration van de

beleggingen en van de verplichtingen niet gelijk zijn. In beginsel hebben de verplichtingen, vanwege de lange looptijden, een hogere duration dan de obligaties in de beleggingsportefeuille. Een daling van de rente leidt dan tot een stijging van de verplichtingen, die slechts gedeeltelijk wordt goedgemaakt door een stijging van de waarde van de obligatieportefeuille. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en nadelen (minder rendement) van meer of minder duration matching af ten opzichte van alternatieve strategieën.

Het bestuur heeft een Liability Driven Investment (LDI)-mandaat vastgesteld. Dit mandaat beoogt het verfijnd over de rentecurve afdekken van de pensioenverplichtingen door het matchen van de kasstromen van de matchingportefeuille met de kasstromen van de pensioenverplichtingen. Dit

mandaat, de LDI- ofwel matchingportefeuille, is op basis van een adviesrelatie uitbesteed aan een externe manager. Het mandaat is pragmatisch ingericht. Er wordt terughoudendheid betracht in het gebruik van leverage in de matching portefeuille. Een externe manager is verantwoordelijk voor de

uitvoering van de transacties en derivaten. Doelstelling van het mandaat is het nauwkeurig volgen van de door marktrentecurve-bewegingen veroorzaakte verandering van de economische verplichtingen met ruimte voor extra rendement door actief gebruik van staats- en bedrijfsobligaties. De afgescheiden LDI-assets worden zodanig ingericht dat het verwachte rendement door de tijd hoger is dan de verplichtingen op basis van de DNB rentecurve. De renteafdekking wordt gebaseerd op de ongecorrigeerde rente DNB RTS-rentecurve (zonder UFR).

In de ALM benchmark is de beoogde strategische renteafdekking 45% met een bandbreedte van 37% tot 53%. Tactisch is dit 40%. In de volgende tabel wordt de samenstelling van de renteafdekking weergegeven op basis van de berekening van de gevoeligheid van de kasstromen voor 1 basispunt wijziging in de rente (PV01).

Page 74: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

75

Bedragen x € 1.000 2018 2017

PV01 PV01 PV01 PV01

Verplichtingen 1.364.657 1.376.982

Gerealiseerde afdekking 541.769 584.817

In % 39,7% 42,5%

Samenstelling afdekking

Staatsobligaties 365.266 373.762

Bedrijfsobligaties 53.315 55.705

Renteswaps 122.447 154.620

Money market funds 741 730

Het curve risico, de gevoeligheid voor niet parallelle schommelingen in de rentecurve, wordt beperkt door bij de bepaling van de rentegevoeligheid een aantal jaren samen te voegen. Per groep (met uizondering van de loopptijd 0 tot 5 jaar) mag de afdekking niet meer dan 3% afwijken van de af te dekken verplichtingen

Inflatierisico is het verschil in gevoeligheid voor de inflatie tussen de beleggingsportefeuille en de verplichtingen. Het pensioenfonds beoogt de verplichtingen te indexeren met de inflatie, zonder dit overigens te garanderen. Het pensioenfonds is daardoor gevoelig voor een onverwachte inflatietoename. Het bestuur heeft besloten dit risico niet af te dekken. Het pensioenfondsbestuur is zich goed bewust van de mismatchrisico’s. Deze risico’s worden continu

gemonitord. Indien nodig worden er additionele beheersmaatregelen getroffen. Beleggingsrisico’s: Zakelijke waardenrisico betreft voornamelijk het prijsrisico dat wordt gelopen op de beleggingen in de verschillende aandelenmarkten. Door spreiding aan te brengen binnen de zakelijke waarden-portefeuille, wordt het risico van koersdalingen beperkt.

Actief beleggingsrisico ontstaat doordat door het voeren van tactisch asset allocatie beleid (het op korte termijn onder- en overwegen van verschillende beleggingscategorieën) en door het actieve beleid van de externe vermogensbeheerders van de benchmark wordt afgeweken. Het doel hiervan is om beter te presteren dan de benchmark, of omdat er geen passieve beleggingsvorm beschikbaar is. Deze actieve beheerders kunnen een positieve bijdrage leveren aan de risicobeheersing en rendement toevoegen. Eind 2018 werd circa 62% van de beleggingsportefeuille actief beheerd, eind

2017 circa 66%. Kredietrisico is het risico dat de tegenpartij zijn betalingsverplichting niet nakomt. De creditratings zijn bepalend voor de beheersing van het risico.

Bedragen x € 1.000 2018 2017

EUR % EUR %

AAA 95.340 21,9 100.398 24,2

AA 156.293 36,0 135.065 32,6

A 38.382 8,8 28.528 6,9

BBB 56.120 12,9 73.868 17,8

Lager dan BBB 8.395 1,9 11.997 2,9

Geen rating: 0 0

Overige middelen (o.a. liquiditeiten) 28.508 6,6 16.358 3,9

Money market fund 54.119 12,5 52.877 12,7

Renteswaps -2.786 -0,6 -4.135 -1,0

Totaal 434.371 100,0 414.956 100,0

Page 75: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

76

Deze verdeling is gebaseerd op Bloomberg data per beleggingsfonds. De belegging in het Money Market fonds betreft een beleggingsfonds waarvan de onderliggende beleggingen minimaal een rating A- hebben. Het beleggingsfonds zelf heeft geen rating. Het negatieve bedrag eind 2018 en 2017 heeft betrekking op de waarde van de rente swaps. De segmentatie van de vastrentende waarden beleggingsportefeuille naar landen is als volgt:

Bedragen x € 1.000 2018 2017

EUR % EUR %

Nederland 54.096 12,4 63.513 15,3

Frankrijk 49.534 11,4 47.271 11,4

Oostenrijk 39.168 9,0 37.968 9,1

Finland 35.867 8,3 35.693 8,6

Verenigde Staten 31.194 7,2 46.711 11,3

België 28.842 6,6 15.901 3,8

Duitsland 28.523 6,6 22.316 5,4

Overige <5% 115.814 26,7 96.840 23,4

Swaps en cash 51.333 11,8 48.743 11,7

Totaal 434.371 100,0 414.956 100,0

De segmentatie van de vastrentende waarden beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt:

Bedragen x € 1.000 2018 2017

EUR % EUR %

Overheid 232.460 53,5 293.713 70,7

Financiële instellingen 124.547 28,7 50.894 12,3

Overige <5% 77.364 17,8 70.349 17,0

Totaal 434.371 100,0 414.956 100,0

Op basis van volledige doorkijk van alle beleggingsfondsen kan worden geconstateerd dat het belang in overheid is afgenomen omdat de renteafdekking meer dan in 2017 is gerealiseerd met

rentederivaten. Valutarisico betreft koersverschillen van buitenlandse valuta’s ten opzichte van de euro. Deze koersverschillen zijn van invloed op het vermogen van het pensioenfonds. Het valutarisico wordt grotendeels afgedekt middels valutatermijncontracten. Na afdekking bedraagt het totaalpercentage dat buiten de euro belegd wordt circa 10,5% (2017: 13,0%). In onderstaande tabel is de procentuele exposure na afdekking weergegeven.

Bedragen x € 1.000 2018 2017

EUR % EUR %

Euro 761.640 89,5 761.259 87,0

GBP 3.938 0,5 8.282 0,9

USD 24.825 2,9 39.294 4,5

Overig 60.890 7,1 66.727 7,6

Totaal 851.293 100,0 875.562 100,0

Een uitgebreid overzicht van de valuta exposure en afdekking kan worden gevonden op pagina 64. Beleidsmatig worden beleggingen in vreemde valuta geheel afgedekt indien het belang in een valuta meer dan 2,5% is van de waarde van de totale beleggingsportefeuille, zie pagina 101.

Page 76: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

77

Effectief moeten daarom de belangen in USD en GBP worden afgedekt. De beleggingscommissie heeft echter tactische ruimte om de afdekking lager vast te stellen. Het minimum is 80% van deze valuta. Vanaf 2015 wordt 80% van de belangen in GBP afgedekt. Tot september 2017 werd het belang in USD 100% afgedekt, daarna is dit 80%. Verplichtingenrisico’s:

Toeslagrisico is het risico dat de meeropbrengsten uit beleggingen niet toereikend zijn om de reglementair beoogde toeslag te kunnen toekennen (zie ook inflatierisico). Langleven risico is het risico dat de actuariële aannames met betrekking tot overlevingskansen niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Resultaten ontstaan bijvoorbeeld indien deelnemers langer leven dan waarmee rekening wordt gehouden bij de vaststelling van de premie en de voorziening

pensioenverplichtingen. Kortleven risico is het risico dat door ingang van het nabestaandenpensioen een bedrag aan de technische voorziening moet worden toegevoegd.

Arbeidsongeschiktheidsrisico is het risico dat een voorziening opgenomen moet worden voor deelnemers die op de balansdatum ziek zijn en naar verwachting in de toekomst arbeidsongeschikt

zullen worden verklaard. Overige risico’s: Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico wordt door het fonds beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de

liquiditeitsposities. Voor de korte termijn maakt het fonds gebruik van een liquiditeitsprognose waarbij rekening wordt gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Concentratierisico heeft betrekking op het feit dat concentraties ertoe kunnen leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een

tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico’s

kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio’s of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. Om concentratierisico’s in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio’s, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het fonds vastgesteld op basis van de ALM-studie.

De segmentatie van de aandelen in de beleggingsportefeuille naar landen is als volgt:

Bedragen x € 1.000 2018 2017

EUR % EUR %

Verenigde Staten 195.568 53,3 189.569 46,9

Verenigd Koninkrijk 28.938 7,9 37.170 9,2

Frankrijk 23.676 6,4 27.289 6,7

Zwitserland 20.811 5,7 18.670 4,6

Duitsland 20.710 5,6 26.443 6,5

Overige 77.575 21,1 105.795 26,1

Totaal 367.278 100,0 404.936 100,0

Page 77: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

78

De segmentatie van de aandelen in de beleggingsportefeuille naar sectoren met een belang van meer dan 5% is als volgt:

Bedragen x € 1.000 2018 2017

EUR % EUR %

Consumentenproducten 73.249 20,0 99.210 24,6

Technology 69.144 18,8 88.058 21,8

Financiële instellingen 56.717 15,4 63.775 15,7

Industrie 40.022 10,9 40.669 10,0

Gezondheid 29.711 8,1 30.918 7,6

Vastgoed 26.140 7,1 8.416 2,1

Communicatietechnologie 24.691 6,7 15.958 3,9

Overige <5% 47.604 13,0 57.932 14,3

Totaal 367.278 100,0 404.936 100,0

De segmentatie van het vastgoed in de beleggingsportefeuille naar landen (meer dan 5% allocatie) is als volgt:

Bedragen x € 1.000 2018 2017

EUR % EUR %

Duitsland 5.408 18,2 3.565 11,7

Frankrijk 4.675 15,7 5.477 17,9

Nederland 3.974 13,4 4.754 15,6

België 3.510 11,8 3.790 12,4

Finland 3.415 11,5 3.267 10,7

Verenigd Koninkrijk 2.705 9,1 3.178 10,4

Portugal 1.897 6,4 2.064 6,8

Overige <5% 4.124 13,9 4.437 14,5

Totaal 29.708 100,0 30.532 100,0

De segmentatie van het vastgoed in de beleggingsportefeuille naar sectoren is als volgt:

Bedragen x € 1.000 2018 2017

EUR % EUR %

Retail 12.071 40,6 12.394 40,7

Industrie/logistiek 5.691 19,2 5.442 17,8

Office 5.285 17,8 5.877 19,2

Overig 6.661 22,4 6.819 22,3

Totaal 29.708 100,0 30.532 100,0

Operationeel risico is het risico ten gevolge van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Onder deze definitie vallen operationele gebeurtenissen zoals IT-problemen, tekortkomingen van de organisatiestructuur of interne controle, menselijke fouten, bijvoorbeeld de onjuiste afwikkeling van transacties, verkeerde verwerking van gegevens, fraude en dergelijke en externe bedreigingen. Doordat het pensioenfonds

alle activiteiten heeft uitbesteed is ter beheersing van dit risico een uitbestedingsbeleid vastgesteld. Alle uitvoeringsinstanties wordt gevraagd zich te conformeren aan dit uitbestedingsbeleid. Daarnaast wordt dit risico beheerst door een interne gedragscode.

Page 78: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

79

Systeemrisico is het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar.

3.5.12.2 Specifieke financiële instrumenten (derivaten)

Bij het beheer van de portefeuille kan door het pensioenfonds gebruik worden gemaakt van

renteswaps en valutatermijncontracten. Het doel van de derivaten is het beheersen van rente- en valutarisico, OWASE staat geen ander gebruik van derivaten toe. Binnen de beleggingsfondsen kunnen andere derivatenstrategieën voorkomen. Derivaten mogen over de beurs worden verhandeld en "over the counter". In het laatstgenoemde geval mogen deze transacties uitsluitend plaatsvinden met een tegenpartij met ten minste een A- rating. De rente- en de valuta-afdekking van OWASE zijn in april 2018 ondergebracht in een Qualified

Investor Fund (QIF) bij een externe partij. De QIF maakt gebruik van de overkoepelende ISDA van

de externe partij, dus geen ISDA op naam van OWASE. Om een kostenefficiënte executie mogelijk te maken en het tegenpartijrisico te beheersen zijn ISDA’s op naam van de externe partij afgesloten met een aantal banken.

3.5.13 Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen

Het pensioenfonds had in het boekjaar 2018 geen activa en/of verplichtingen welke niet in de balans zijn opgenomen.

Het pensioenfonds had op de balansdatum van 31 december 2018 een toeslagachterstand: voor de actieve deelnemers was op deze datum sprake van een (cumulatieve) toeslagachterstand van 7,19%, voor de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers was op deze datum sprake van een (cumulatieve) toeslagachterstand van 4,88%. Dit is nader toegelicht op pagina 71.

3.5.14 Gebeurtenissen na balansdatum

Toeslag en toeslag achterstand

In januari 2019 heeft het bestuur de toeslag voor zowel actieve deelnemers als pensioengerechtigden en gewezen deelnemers over het jaar 2018 vastgesteld. Dit is nader toegelicht op pagina 71. Voor actieven bedroeg de loonindex OWASE CAO-verhoging over 2018 2,40%. Er werd een toeslag van 1,53% toegekend (63,6% van de maatstaf). De (cumulatieve) toeslagachterstand voor de actieve deelnemers nam per 1 januari 2019 toe tot 8,11%.

Voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers bedroeg de CPI index alle huishoudens, afgeleid, jaarlijks vastgesteld over de periode oktober 2017 tot oktober 2018 1,47%. Vervolgens werd een toeslag van 0,93% toegekend (63,6% van de maatstaf). De (cumulatieve) toeslagachterstand voor de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers nam per 1 januari 2019 toe tot 5,45%.

3.5.15 Verbonden partijen

3.5.15.1 Identiteit van verbonden partijen

Er is sprake van een relatie tussen het pensioenfonds en de sponsor, de aangesloten ondernemingen en hun bestuurders. Dion Pensioen Services B.V. is zowel uitvoeringsorganisatie voor het pensioenfonds als aangesloten onderneming. Transacties tussen de verbonden partijen worden op zakelijke grondslagen overeengekomen.

Page 79: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

80

3.5.15.2 Transacties met bestuurders

De OWASE-bedrijven die medewerkers voor het bestuur, verantwoordingsorgaan of een commissie beschikbaar stellen krijgen op basis van de vergoedingsregeling van het pensioenfonds een vergoeding.

Er zijn noch leningen verstrekt aan noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. De bestuursleden nemen als reguliere deelnemers deel aan de pensioenregeling, het bestuurslid namens de gepensioneerden ontvangt een regulier pensioen.

3.5.16 Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)

De totale bijdrage van werkgevers en werknemers bedraagt 31,5% (2017: 30%) van de pensioengrondslag.

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Werkgeversgedeelte pensioenpremie 10.000 9.414

Werknemersgedeelte pensioenpremie 3.682 3.634

Subtotaal 13.682 13.048

Werknemersgelden IPR 374 551

Totaal 14.056 13.599

De gelden die het pensioenfonds in het kader van de vroegere Individuele Pensioenregeling (IPR) ontvangt voor de inkoop van ouderdomspensioen maken geen onderdeel uit van de feitelijke premie (Art. 130 Pensioenwet). De IPR-regeling wordt niet uitgevoerd door het pensioenfonds, maar deelnemers hebben wel de mogelijkheid om met vrijgevallen IPR-tegoeden bij het pensioenfonds

aanvullend ouderdomspensioen ‘in te kopen.’

De kostendekkende premie, de gedempte kostendekkende premie en de feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Zuiver kostendekkende premie 16.569 18.500

Gedempte kostendekkende premie 12.690 12.707

Feitelijke premie 13.682 13.048

Bij de zuiver kostendekkende premie wordt, voor de benodigde koopsom voor pensioenopbouw, gerekend met de rentetermijnstructuur per 31 december van het voorgaand boekjaar. Daarbij wordt een opslag meegenomen voor het vereist eigen vermogen en een opslag voor uitvoeringskosten.

Bij de gedempte kostendekkende premie wordt de koopsom voor pensioenopbouw berekend op

basis van de gemiddelde nominale marktrente over de voorafgaande 10 jaar (120 maanden) die wordt afgeleid van de nominale rentetermijnstructuur.

Page 80: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

81

De samenstelling van de kostendekkende premie en de feitelijke premie is als volgt:

Bedragen x € 1.000 Zuiver

kostendekkende

premie

Gedempte

kostendekkende

premie

Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen 12.111 9.033

Opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 763 636

Opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen behorende vereist eigen vermogen (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren) 2.704 2.030

Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten 991 991

Opslag ter versterking van de financiële positie 0 0

Totaal 16.569 12.690

Feitelijk in 2018 ontvangen premie 13.682

Dotatie aan de bestemmingsreserve/premiedepot 992

3.5.17 Beleggingsresultaten

De niet toe te wijzen kosten betreffen de kosten van de ondersteuning door Dion Pensioen services,

de externe voorzitter van de beleggingscommissie en de kosten van de beleggingsadviseur. Daarnaast is in 2018 een deel van de bestuursvergoedingen, kosten actuaris en kosten accountant toegerekend aan de beleggingskosten, in totaal 72. Deze kosten worden niet toegerekend aan de directe of indirecte beleggingsopbrengsten.

In 2018 zijn de transactie kosten opgenomen in de kosten van de beleggingen. In de jaarrekening

2017 zijn deze opgenomen zonder deze kosten. Voor vergelijkingsdoeleinden is een overzicht toegevoegd waarbij de kosten van de transacties in 2017 wel zijn toegevoegd.

Bedragen x € 1.000 2018

Directe

beleggings-

opbrengsten

Indirecte

beleggings-

opbrengsten

Kosten

beleggingen

Totaal

Vastgoed 0 -271 -553 - 824

Aandelen 18.952 -28.782 -1.434 -11.264

Vastrentende waarden 90 -6.798 -1.326 -8.034

Derivaten 4.618 -2.031 0 2.587

Overige beleggingen -32 -1.155 -159 -1.346

23.628 -39.037 -3.472 -18.881

Kosten niet aan categorieën toe te wijzen

-626 -626

Totaal -4.098 -19.507

Page 81: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

82

De vergelijkende cijfers over 2017 zijn aangepast in de hierna opgenomen tabel.

Bedragen x € 1.000 2017

Directe

beleggings-

opbrengsten

Indirecte

beleggings-

opbrengsten

Kosten

beleggingen

Totaal

Vastgoed 0 1.672 -237 1.435

Aandelen 14.204 28.294 -1.453 41.045

Vastrentende waarden 99 -2.096 -1.307 -3.304

Derivaten 11.202 11.705 0 22.907

Overige beleggingen -29 928 -161 738

25.476 40.502 -3.158 62.821

Kosten niet aan categorieën toe te wijzen

-610 - 610

Totaal -3.768 62.211

In het jaarverslag 2017 is onderstaande tabel opgenomen om het effect aan te geven.

Bedragen x € 1.000 2017

Directe

beleggings-

opbrengsten

Indirecte

beleggings-

opbrengsten

Kosten

beleggingen

Totaal

Vastgoed 0 1.671 -236 1.435

Aandelen 14.204 28.125 -1.284 41.045

Vastrentende waarden 99 -2.532 -871 -3.304

Derivaten 11.202 11.705 0 22.907

Overige beleggingen -29 921 -154 738

25.476 39.890 -2.545 62.821

Kosten niet aan categorieën toe te wijzen

-610 -610

Totaal -3.155 62.211

3.5.18 Overige baten

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Andere baten 6 30

Totaal 30 30

De andere baten betreffen koersverschillen liquide middelen per balansdatum.

Page 82: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

83

3.5.19 Pensioenuitkeringen

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Ouderdomspensioen 16.983 16.420

Nabestaandenpensioen (partnerpensioen) 3.599 3.572

Wezenpensioen 53 47

Arbeidsongeschiktheidspensioen 413 432

Afkopen 54 26

Totaal 21.102 20.497

De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 474,11 (2017: € 467,89 ) per jaar overeenkomstig de wettelijke afkoopbedragen (de afkoopgrens).

3.5.20 Pensioenuitvoeringskosten

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Bestuurskosten 109 144

Vergoeding leden bestuursorgaan individueel 93 34

Vergoeding aan werkgevers 115 178

Contributies en bijdragen 68 65

Totale bestuurskosten 385 421

Administratiekosten 474 507

Accountant 41 67

Certificerend actuaris 22 46

Adviserend actuaris 106 93

Overige advisering 78 68

Totale administratiekosten 721 781

Bestuursondersteuning 394 324

Communicatiekosten 119 131

Totaal 1.619 1.657

De pensioenuitvoeringskosten worden in de staat van baten en lasten opgenomen in de periode

waarop zij betrekking hebben. Van de aan bestuursleden betaalde vergoedingen is een deel ad. 47 (in 2017: 30) aangemerkt als beleggingskosten/kosten vermogensbeheer en is onder die post verwerkt. Van de totaal aan bestuursleden betaalde vergoedingen heeft een bedrag van 45 betrekking op extra vergaderingen in verband met het onderzoek naar de toekomst van het fonds.

Van de kosten van de certificerend actuaris is een deel ad. 5 (in 2017: 0) aangemerkt als beleggingskosten/kosten vermogensbeheer en onder die post verwerkt. Overeenkomstig artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat het pensioenfonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd.

Page 83: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

84

Honoraria accountant 2018

Bedragen x € 1.000 KPMG

Accountants NV

Overige

KPMG Totaal

Controle van de jaarrekening 55 0 55

Overige controleopdrachten 6 0 6

Belastingadvies 0 0 0

Andere niet-controlediensten 0 0 0

Subtotaal 61 0 61

Af: doorbelasting naar beleggingskosten -20 0 -20

Totaal 41 0 41

Honoraria accountant 2017

Bedragen x € 1.000 KPMG

Accountants NV

Overige

KPMG

Totaal

KPMG

Controle van de jaarrekening 55 0 55

Overige controleopdrachten 12 0 12

Belastingadvies 0 0 0

Andere niet-controlediensten 12 0 12

Totaal 79 0 79

Van de accountantskosten is een deel ad. 20 (in 2017: 0) aangemerkt als beleggingskosten en onder die post verwerkt.

3.5.21 Saldo herverzekering

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Premie herverzekering 261 240

Mutatie voorziening herverzekering -295 -33

Te vorderen op herverzekeraar 295 33

Uitkering herverzekeraar -379 -93

Saldo herverzekering - 118 147

3.5.22 Saldo overdracht van rechten

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Inkomende waardeoverdrachten -2.688 -197

Uitgaande waardeoverdrachten 683 191

Saldo overdracht van rechten -2.005 - 6

Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioen- aanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren. Waardeoverdrachten worden in de staat van baten en lasten opgenomen op het moment van

overdracht van de pensioenverplichtingen. Het saldo van de actuariële inkomende en uitgaande waardeoverdrachten wordt toegerekend aan de periode waarop het betrekking heeft.

Page 84: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

85

3.5.23 Belastingen

De activiteiten van het pensioenfonds zijn op grond van art. 5, lid 1 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.

3.5.24 Aantal personeelsleden

Bij het pensioenfonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn bij Dion Pensioen Services B.V.

3.5.25 Bezoldiging bestuurders

De OWASE-bedrijven die medewerkers voor het bestuur, verantwoordingsorgaan of een commissie beschikbaar stellen krijgen op basis van de vergoedingsregeling van het pensioenfonds een vergoeding. De medewerkers ontvangen zelf geen vergoeding. De vergoeding voor bestuursleden is

opgedeeld in een vast bedrag en een bedrag per bijgewoonde vergadering. Ook voor het beschikbaar stellen van leden van het verantwoordingsorgaan en van leden van commissies krijgen

de bedrijven een vergoeding, maar dan alleen een bedrag per bijgewoonde vergadering. In totaal is in 2018 een bedrag van 202 aan de aangesloten bedrijven betaald. Vakbestuurders, gepensioneerde bestuursleden en gepensioneerde leden van het verantwoordingsorgaan en van de commissies krijgen in persoon een vast bedrag (geldt alleen voor bestuursleden) en een bedrag per bijgewoonde vergadering.

Bedragen x € 1.000 2018 2017

Voorzitter 67 56

Overige bestuursleden 152 148

Verantwoordingsorgaan 17 18

Overige commissies 19 20

Totaal bestuursvergoedingen (incl. btw en sociale lasten) 255 242

Af: doorbelasting naar beleggingskosten -47 -30

Bestuursvergoedingen 208 212

Hardenberg, 7 juni 2019 Stichting Pensioenfonds OWASE het bestuur,

H.J. Meijerink J.W. Floor voorzitter secretaris

R.H.A. Brookhuis J.G.A. Terhalle H. Lubbers plv. secretaris lid lid

Page 85: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

86

4 Overige gegevens

4.1 Verslag van het verantwoordingsorgaan

Het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds is in 2008 ingesteld. 2018 is het elfde jaar waarin het verantwoordingsorgaan in functie is. Het pensioenfondsbestuur legt jaarlijks op basis van o.a. het jaarverslag verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het door het bestuur uitgevoerde beleid en over de beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan kijkt met name of er een evenwichtige belangenafweging heeft plaatsgevonden.

Voor de goede orde dient opgemerkt te worden dat het verantwoordingsorgaan niet belast is met het intern toezicht. Voor het intern toezicht wordt jaarlijks een visitatiecommissie ingehuurd om het functioneren van het pensioenfonds en van het bestuur te onderzoeken en zo nodig aanbevelingen te doen. Het functioneren van het verantwoordingsorgaan maakt eveneens deel uit van het onderzoek van de visitatiecommissie.

Het verantwoordingsorgaan heeft voor zichzelf een reglement vastgesteld op basis van de

uitgangspunten van de Pension Fund Governance. Hierbij zijn de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording van het orgaan vastgesteld. Het reglement is in 2018 geactualiseerd. In het kader van de deskundigheidsbevordering hebben de leden van het verantwoordingsorgaan ook dit jaar weer de studiedag van het bestuur in oktober 2018 bijgewoond. De leden van het

verantwoordingsorgaan zijn voldoende ingevoerd in de complexe pensioenmaterie en het reilen en zeilen van het pensioenfonds om het door het bestuur gevoerde beleid, de uitvoering van dat beleid, en de door het bestuur gemaakte beleidskeuzes voor de toekomst op zijn merites te kunnen beoordelen. Het verantwoordingsorgaan bestond in 2018 uit vijf leden. De heer De With was tot 1 september 2018 lid/vertegenwoordiger van de werknemers. Zijn lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan

eindigde per 1 september 2018. Hij is per die datum met pensioen gegaan en maakte daarom geen deel meer uit van de geleding die hem in het verantwoordingsorgaan had gekozen. Het is moeilijk

om binnen de eigen organisatie geschikte kandidaten te vinden. De heer De With is bereid gevonden om per 1 september 2018 als aspirant-lid zitting te nemen in het verantwoordingsorgaan. In het overleg tussen het bestuur en het verantwoordingsorgaan, dat over het boekjaar 2018 is gehouden zijn de volgende onderwerpen/ontwikkelingen aan de orde geweest:

- de financiële situatie van het pensioenfonds; - de begroting voor 2019; - het al dan niet toekennen van de voorwaardelijke toeslagen; - het communicatiebeleid (m.n. het communicatieplan); - de vooruitzichten en de plannen van het pensioenfondsbestuur voor de komende periode; - de uitkomsten van de studie die onder externe begeleiding werd uitgevoerd in het kader van de

strategische heroriëntatie van het bestuur; - het strategisch risicomanagement van het pensioenfonds; - de uitkomsten van de visitatieronde en de te ondernemen vervolgacties; - de uitkomsten van de haalbaarheidstoets en de te ondernemen vervolgacties; - het beleggingsbeleid (halfjaarlijkse toelichting); - de evaluatie van de uitvoeringsopdracht die in 2015 door de sociale partners aan het

pensioenfonds werd gegeven voor de uitvoering van de OWASE CDC-pensioenregeling;

- het rooster van aftreden en de tussentijdse vacatures die in het bestuur, in het verantwoordingsorgaan en in de commissies zijn ontstaan;

- de veranderingen in het Nederlandse pensioenstelsel die nog op stapel staan en de onduidelijkheid die dat voor de fondsen, de deelnemers en de bedrijven met zich mee brengt.

Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van zijn taakuitoefening kennisgenomen van de jaarstukken (bestuursverslag, jaarrekening, actuarieel rapport, accountantsverslag). Het bestuur

heeft het verantwoordingsorgaan geïnformeerd over belangrijke ontwikkelingen. Bij het overleg met het pensioenfondsbestuur is door de voorzitter van het bestuur, de heer Meijerink, een toelichting gegeven op alle relevante ontwikkelingen bij het pensioenfonds. Voor zover het verantwoordingsorgaan dat kan beoordelen heeft het bestuur - binnen hetgeen in zijn vermogen ligt - de juiste maatregelen genomen met een juiste afweging van de belangen van alle betrokkenen.

Page 86: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

87

Het bestuur heeft het verantwoordingsorgaan wederom betrokken bij het traject voor de benoeming van de ‘nieuwe’ visitatiecommissie en bij het formuleren van de opdracht voor de commissie. Ook de leden van het verantwoordingsorgaan zijn geïnterviewd door de visitatiecommissie. Zij hebben het interview met de visitatiecommissie als positief en constructief ervaren. Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van de bevindingen van de visitatiecommissie, die in het eerste kwartaal van 2018 rapport heeft uitgebracht. Het verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het een waardevol

rapport is, dat goede handvatten biedt voor verdere optimalisatie van de pensioenfondsorganisatie en het pensioenfondsbeleid. Het verantwoordingsorgaan heeft zich gedurende het boekjaar door het bestuur laten informeren over de wijze van afhandeling van de actiepunten die het bestuur naar aanleiding van de aanbevelingen van de visitatiecommissie heeft geformuleerd. Het verantwoordingsorgaan onderschrijft de noodzaak van een goede communicatie met alle

stakeholders van het pensioenfonds. Het VO is van oordeel dat het bestuur en de communicatiecommissie voor 2018 (en voor 2019) heldere communicatiedoelstellingen hebben geformuleerd en dat de belangen van de verschillende doelgroepen met de in het communicatieplan beschreven communicatieactiviteiten op adequate wijze worden gediend. Het

verantwoordingsorgaan kan zich vinden in het Communicatieplan 2019. Het verantwoordingsorgaan heeft overeenkomstig de statuten van het pensioenfonds een positief advies uitgebracht ten aanzien van het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid van het pensioenfonds

(geactualiseerd Communicatiebeleidsplan 2017-2019). Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het feit dat het bestuur een onderzoek is gestart om te bezien op welke wijze het toekomstige bestuursmodel ingericht moet worden en dat daarbij in 2018 twee mogelijkheden (zelfstandig verder gaan met professionele bestuursleden en aansluiting bij een algemeen pensioenfonds) zijn onderzocht. Het VO heeft ingestemd met het uitvoeren van dit onderzoek en met de voorlopige bevindingen die door het bestuur zijn gedeeld met

het verantwoordingsorgaan. Bevindingen Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen: Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van de jaarstukken en van de toelichting op de

belangrijke ontwikkelingen door het bestuur. Het VO heeft zich op basis daarvan een adequaat beeld

kunnen vormen van de financiële situatie van het pensioenfonds, van het gevoerde beleid, van de uitvoering van dat beleid en van de beleidskeuzes voor de toekomst. Conclusie Het verantwoordingsorgaan komt tot de volgende conclusie:

Het verantwoordingsorgaan concludeert op basis van de beschikbare informatie dat hij zich kan vinden in de beleidskeuzes die het bestuur voor het boekjaar 2018 en voor de toekomst heeft gemaakt en in de wijze waarop het bestuur uitvoering heeft gegeven aan zijn beleid. Het verantwoordingsorgaan vertrouwt er op dat het bestuur ook het komende jaar doortastend zal optreden met een juist oog voor de belangen van alle betrokkenen.

Hardenberg, 7 juni 2019 Stichting Pensioenfonds OWASE

Het verantwoordingsorgaan,

F. Schepers M. Malinowski voorzitter wnd. secretaris L. Meijer T. Horstra

lid lid

Page 87: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

88

Reactie van het bestuur Het bestuur heeft de volgende reactie gegeven op de bevindingen en de conclusie van het verantwoordingsorgaan: Het pensioenfondsbestuur kan zich vinden in het oordeel van het verantwoordingsorgaan en dankt het verantwoordingsorgaan voor het in hem gestelde vertrouwen. Het bestuur hecht veel waarde

aan het oordeel van het verantwoordingsorgaan en zet zich in om het verantwoordingsorgaan zo goed mogelijk te informeren over alle ontwikkelingen, die relevant zijn om te komen tot een gefundeerd oordeel over de beleidskeuzes die het bestuur maakt voor de toekomst, over het vastgestelde beleid en over de uitvoering hiervan. De kritische vragen van het verantwoordingsorgaan leveren een goede bijdrage aan de te voeren discussie en leggen eens te meer nadruk op de onderscheidende belangen waarmee het bestuur bij zijn afwegingen rekening

dient te houden.

Page 88: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

89

4.2 Visitatiecommissie

Het pensioenfondsbestuur heeft in 2018 een visitatiecommissie benoemd. De visitatiecommissie heeft in april 2019 haar rapport over het jaar 2018 aan het bestuur gestuurd en toegelicht. De

commissie heeft vastgesteld dat het pensioenfonds de zaken over het algemeen goed voor elkaar heeft, maar heeft ook een aantal aandachtspunten gesignaleerd. Het bestuur kan zich vinden in de conclusies en aanbevelingen van de commissie, de aanbevelingen zijn vertaald in actiepunten. De visitatiecommissie is belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan en het bestuur, alsmede in het jaarverslag. De commissie heeft de

opdracht gekregen om een kritische beoordeling te maken van het beleid van het bestuur en van de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De visitatiecommissie dient binnen deze taak een oordeel uit te spreken over: - transparantie belangenafweging/realisatie;

- wet en regelgeving vanuit compliance; - adequate pensioenadministratie/toezicht/actuarieel;

en specifiek aandacht te besteden aan: - het beoordelen van de verwerking van punten uit het laatste visitatierapport; - de algemene organisatie van het fonds; - of het pensioenfondsbestuur in de afgelopen drie jaar de juiste prioriteiten heeft gesteld; - of het bestuur dat vervolgens heeft vertaald in beleid en of dat beleid ook is geïmplementeerd;

- de juiste implementatie van wet- en regelgeving; - het risicomanagement; - de communicatie. Samenvatting van het rapport van de visitatiecommissie (VC): “De taak van visitatiecommissie (hierna VC) bestaat uit het toezicht houden op het beleid van het

bestuur van Stichting Pensioenfonds OWASE (hierna het fonds), op de algemene gang van zaken in het fonds en het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het

bestuur. De VC heeft de periode januari 2018 tot en met december 2018 onderzocht. De VC volgt bij het uitvoeren van haar rol de toezichtcode van de Vereniging Intern Toezichthouders Pensioensector (hierna VITP). De VC is door het bestuur benoemd voor een visitatie op voordracht van het VO. De VC legt haar

bevindingen vast in een rapport en legt verantwoording af aan het VO, aan het bestuur en aan de werkgevers. Het functioneren van de governance De VC heeft vastgesteld dat de organisatiestructuur past bij het fonds en dat alle organen zijn ingericht, statutair verankerd zijn en naar behoren functioneren. Het bemensen van alle organen

blijft een aandachtspunt. Aanbeveling De VC beveelt aan om: • ook voor het VO een competentiematrix op te stellen en een bijbehorend opleidingsplan.

Het functioneren van het bestuur

De VC constateert dat de reikwijdte van het besluit om de deflatie te verrekenen zeer beperkt was, maar vindt dat dit geen algemeen beleid zou kunnen zijn zonder dat onderscheid wordt gemaakt naar alle afzonderlijke groepen. Aanbeveling De VC beveelt aan om: • formeel beleid vast te stellen hoe om te gaan met deflatie.

Het beleid van het bestuur Het VC komt tot de bevinding dat de strategie en ambities van het fonds helder zijn uitgewerkt en vastgelegd alsmede dat deze periodiek worden getoetst. Het Investment Policy Statement is een belangrijke vooruitgang in transparantie.

Page 89: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

90

Aanbeveling De VC beveelt aan: • om het beleggingsbeleid te toetsen ten aanzien van maatschappelijk verantwoord beleggen. Algemene gang van zaken in het fonds

De VC is van oordeel dat de fondsdocumenten op orde en actueel zijn en planmatig worden gereviewed. In 2018 is een belangrijke stap voorwaarts gezet met de totstandkoming van het handboek IRM en de opstelling van het Investment Policy Statement als vervanger van het handboek Vermogensbeheer. De commissies functioneren naar behoren en bij de beleggingscommissie is sprake van een verbeterslag qua werking. Over de bestuursondersteuning is het bestuur tevreden, maar o.a. de

actiepunten zouden gestructureerder kunnen worden opgepakt. Voor wat betreft het uitbestedingsbeleid dient het bestuur nog een actualisatieslag door te voeren. Aanbeveling

De VC beveelt aan om: • de voorgenomen actualisatieslag van het uitbestedingsbeleid in 2019 ter hand te nemen en af te

ronden en, over en weer, in lijn te brengen met de ABTN en het Investment Policy Statement en

het in 2019 verder geïmplementeerde IORP II beleid. Adequate risicobeheersing De VC is van oordeel dat het fonds gedurende 2018 belangrijke verbeter- en actualisatiestappen op het gebied van risico-inventarisatie en risicobeheersing en in het bijzonder op het gebied van o.a. IRM, SIRA en Compliance heeft doorgevoerd, maar het blijft vooralsnog een minder samenhangend geheel. Het voornemen van het bestuur om de IRM-kaarten, het strategisch risicomanagement en

de systematische integriteits-analyse te integreren in één Handboek IRM om te komen tot één risicoframework wordt door de VC toegejuicht. Tevens acht de VC het van groot belang dat in plaats van de vigerende twee verschillende risicoschalen voor strategische en operationele risico’s z.s.m. eenzelfde schaal wordt gehanteerd, in casu de zogenaamde 5-punts schaal, die thans ook voor strategische risico’s wordt toegepast.

Aanbevelingen

De VC beveelt aan om: • voortvarend het traject tot integratie van het strategisch risicomanagement, de IRM-kaarten en

de systematische integriteitsanalyse om tot één risicoframework te komen op te pakken en in 2019 af te ronden;

• in plaats van de vigerende twee verschillende risicoschalen voor strategische en operationele risico’s z.s.m. eenzelfde schaal te gaan hanteren;

• met behulp van de extern aangetrokken risicomanager te zorgen voor de benodigde structuur, documentatie en beleidscyclus om tenminste volwassenheidsniveau 3 bij het IRM te bereiken.

• de documentatie van het integraal risicobeleid naar voorbeeld van het Investment Policy Statement uit te werken.

Evenwichtige belangenafweging De VC is van mening dat goede stappen zijn gemaakt in de vastlegging van het

besluitvormingsproces ter vergadering. Ten aanzien van het project “Toekomst” vindt zij belangrijk dat het bestuur de belangrijkste bevindingen inclusief een evenwichtige belangenafweging daarbij goed vastlegt.

Aanbevelingen De VC beveelt aan om:

• gebruik de voorlegger enkel als voorbereidend discussiedocument voor de besluitvorming ter vergadering, maar verwoordt de discussie, afweging en besluitvorming zelf in de notulen. De notulen zijn de basis voor de vastlegging en verantwoording;

• neem ook het derde scenario mee in de projectgroep “Toekomst” en leg de belangrijkste bevindingen en evenwichtige belangenafwegingen schriftelijk vast.

Communicatie

De VC is van oordeel dat de communicatie up to standard is, mede gelet op de omvang van het fonds en de beschikbare resources. Er is een communicatiebeleidsplan vastgesteld voor 2017-2019 en daarnaast een communicatieplan voor 2019 met relevante, benoemde acties en doelen. De deelnemersportal op de website komt, na de nodige vertraging, in de loop van 2019 gereed evenals

Page 90: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

91

de uitvraag van e-mailadressen, etc., waardoor de digitale communicatie een verdere boost kan krijgen. De enquête voor de meting/inventarisatie van de mening van de deelnemers over MVB en mate van risicobereidheid is eind 2018 verstuurd en de uitkomsten zijn, blijkens de bestuurs-notulen, richtinggevend voor het bestuur. Aanbevelingen

De VC beveelt aan om: • de deelnemersportal op de website up en running te krijgen en de uitvraag voor de toestemming

tot en aanlevering van e-mailadressen begin 2019 volledig af te ronden; • de uitkomsten van de meting/inventarisatie van de mening van de deelnemers over MVB en de

mate van risicobereidheid en de follow up door het bestuur m.b.t. de gevolgen van die uitkomsten voor de samenstelling van de huidige en toekomstige beleggingsportefeuille, helder

en begrijpelijk te communiceren aan de deelnemers; • de deelnemers regelmatig en adequaat te informeren over de voortgang van het onderzoek van

de strategische heroriëntatie door het fonds.

Naleving Code Pensioenfondsen De VC acht de toelichting welke het bestuur op de afwijkingen van de Code geeft plausibel, maar adviseert desalniettemin actief diversiteit in haar organen na te streven om de kwaliteit van

besluitvorming te bevorderen. Het MVB-beleid oogt weinig ambitieus met oog op de maatschappelijke ontwikkelingen. Het deelnemersonderzoek biedt het bestuur de toetssteen voor haar beleid. Aanbevelingen • Geef rekenschap van de uitkomsten van het MVB en risicobereidheidsonderzoek in het

beleggingsbeleid;

• Blijf een meer diverse samenstelling van bestuur en VO nastreven in het belang van een betere besluitvorming.

Cultuur en gedrag Alle organen binnen het fonds werken naar behoren, waarbij soms wat minder oog is voor de formele rol.

Aanbeveling De VC beveelt aan om: • goed zicht te houden op ieders formele rol. Opvolging van eerdere aanbevelingen van het interne toezicht De VC stelt aan de hand van de overgelegde rapportage en de bestuursnotulen vast dat de

aanbevelingen van de VC over 2016 en 2017 door het bestuur zijn opgepakt en grotendeels zijn opgevolgd of beargumenteerd terzijde zijn gelegd. Voor de resterende openstaande aanbevelingen geldt inmiddels dat een traject ter realisatie daarvoor in gang is gezet. Mede op basis hiervan, evenals uit de gevoerde gesprekken, vindt de VC dat het bestuur een open houding heeft ten opzichte van het intern toezicht en de aanbevelingen ter harte neemt. Aanbeveling

De VC beveelt aan: • het zeer beperkt aantal resterende, openstaande aanbevelingen z.s.m. op te volgen.

De visitatiecommissie Dhr. drs. R.P. van Leeuwen AAG (voorzitter)

Dhr. mr. J van Dulst Dhr. P. Mannaert RC 18 april 2019"

Reactie van het bestuur Het bestuur heeft kennis genomen van het rapport en van de conclusies en aanbevelingen van de visitatiecommissie. Het bestuur kan zich vinden in de conclusies en aanbevelingen van de

Page 91: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

92

commissie. De aanbevelingen van de visitatiecommissie zullen worden vertaald in actiepunten, die zoveel mogelijk in 2019 zullen worden uitgevoerd. Het pensioenfondsbestuur zal het volledige visitatierapport op de website van het pensioenfonds publiceren, waar het door een ieder geraadpleegd kan worden.

4.3 Statutaire regeling voor bestemming van het saldo van baten en lasten

In de statuten is geen bepaling opgenomen over de bestemming van het saldo van baten en lasten.

Page 92: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

93

4.4 Actuariële verklaring

Opdracht Door Stichting Pensioenfonds OWASE te Zwolle is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht

verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2018. Onafhankelijkheid Als waarmerkend actuaris ben ik onafhankelijk van Stichting Pensioenfonds OWASE, zoals vereist conform artikel 148 van de Pensioenwet. Ik verricht geen andere werkzaamheden voor het pensioenfonds anders dan de werkzaamheden uit hoofde van de actuariële functie. Omdat Towers

Watson Netherlands B.V. beschikt over een door de toezichthouder goedgekeurde gedragscode, is het toegestaan dat andere actuarissen en deskundigen aangesloten bij Towers Watson Netherlands B.V. wel andere werkzaamheden verrichten voor het pensioenfonds. Gegevens

De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds.

Voor de toetsing van de technische voorzieningen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. Afstemming accountant Op basis van de door mij en de accountant gehanteerde Handreiking heeft afstemming

plaatsgevonden over de werkzaamheden en de verwachtingen bij de controle van het boekjaar. Voor de toetsing van de technische voorzieningen en voor de beoordeling van de vermogenspositie als geheel heb ik de materialiteit bepaald op € 4.400.000. Met de accountant ben ik overeengekomen om geconstateerde afwijkingen boven € 220.000 te rapporteren. Deze afspraken zijn vastgelegd en de uitkomsten van mijn bevindingen zijn met de accountant besproken. Ik heb voorts gebruik gemaakt van de door de accountant in het kader van de jaarrekeningcontrole

onderzochte basisgegevens. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de

basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn beoordeling van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik, conform mijn wettelijke verantwoordelijkheid zoals beschreven in artikel 147 van de Pensioenwet, onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en

met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht heb ik onder meer onderzocht of: ▪ de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen

vermogen toereikend zijn vastgesteld; ▪ de kostendekkende premie voldoet aan de gestelde wettelijke vereisten; ▪ het beleggingsbeleid in overeenstemming is met de prudent-person regel. Voorts heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Daarbij

heb ik mij gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige middelen en is mede het financieel beleid van het pensioenfonds in aanmerking

genomen. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar mijn mening

een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Werkzaamheden De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.

Page 93: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

94

Het eigen vermogen van het pensioenfonds is per balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar hoger dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 vanwege het reservetekort.

De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds op balansdatum is lager dan de dekkingsgraad bij vereist eigen vermogen, maar hoger dan de dekkingsgraad bij het minimaal vereist eigen vermogen. Mijn oordeel over de vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds OWASE is gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige middelen. De

vermogenspositie is naar mijn mening niet voldoende, omdat het aanwezig eigen vermogen lager is dan het vereist eigen vermogen. Amstelveen, 7 juni 2019

drs. W. Hoekert AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.

Page 94: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

95

4.5 Controleverklaring van de onafhankelijk accountant

[Title]

Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds OWASE

Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening 2018

Ons oordeel

Naar ons oordeel geeft de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds OWASE per 31 december 2018 en van het resultaat over 2018, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).

Wat we gecontroleerd hebben

Wij hebben de jaarrekening 2018 van Stichting Pensioenfonds OWASE (‘de Stichting’) te Hardenberg gecontroleerd.

De jaarrekening omvat:

1 de balans per 31 december 2018;

2 de staat van baten en lasten over 2018;

3 de bestemming van het saldo van baten en lasten;

4 het kasstroomoverzicht over 2018; en

5 de toelichting behorende tot de jaarrekening 2018.

De basis voor ons oordeel

Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’.

Wij zijn onafhankelijk van de Stichting zoals vereist in de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta), de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Page 95: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

96

Controleaanpak

Samenvatting

Materialiteit

Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de jaarrekening als geheel bepaald op EUR 4,4 miljoen (2017: EUR 4,0 miljoen ). Voor de bepaling van de materialiteit wordt uitgegaan van het pensioenvermogen per 31 december 2018 (circa 0,5%). Wij beschouwen het pensioenvermogen als de meest geschikte benchmark, omdat het pensioenvermogen een bepalende factor is in de berekening van de beleidsdekkingsgraad die de financiële positie van de Stichting weergeeft. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn.

Wij hebben met het bestuur afgesproken dat wij tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven de EUR 0,2 miljoen rapporteren aan het bestuur alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.

Reikwijdte van de controle

Uitbesteding van bedrijfsprocessen aan dienstverleners

De Stichting heeft het beheer van de beleggingen en de pensioenadministratie uitbesteed, zoals beschreven in paragraaf 1.2.6 en 2.2.7 in het bestuursverslag van de Stichting. De jaarrekening wordt opgesteld op basis van informatie over de beleggingen en beleggingsopbrengsten die is verstrekt door de beleggingsadministrateur en informatie over de technische voorzieningen, premiebijdragen en pensioenuitkeringen en overige financiële posten die is verstrekt door de pensioenadministrateur.

MATERIALITEIT

- Materialiteit van EUR 4,4 miljoen

- circa 0,5% van het pensioenvermogen

KERNPUNTEN

- De waardering van technische voorzieningen

GOEDKEUREND OORDEEL

Page 96: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

97

Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel zijn wij verantwoordelijk voor het verwerven van inzicht in de aard en de significantie van de door de dienstverleners verleende diensten en in het effect ervan op de voor de controle relevante interne beheersing van de Stichting. Op basis hiervan identificeren wij de risico’s op een afwijking van materieel belang en zetten wij controlewerkzaamheden op en voeren wij deze uit om op deze risico’s in te spelen.

Bij de uitvoering van onze controle maken wij gebruik van de werkzaamheden en bevindingen van andere onafhankelijke accountants inzake de voor de Stichting relevante interne beheersingsmaatregelen van de beleggingsadministrateur en pensioenadministrateur, zoals weergegeven in de specifiek daarvoor opgestelde (ISAE 3402 type II-)rapportages.

Onze controlewerkzaamheden bestaan uit het bepalen van de minimaal verwachte interne beheersingsmaatregelen en het bespreken van de beheersomgeving bij de pensioenadministrateur met vertegenwoordigers van de pensioenadministrateur. Op basis daarvan evalueren wij de in de ISAE 3402-rapportage beschreven interne beheersingsmaatregelen, de verrichte werkzaamheden ter toetsing van de effectieve werking gedurende 2018 en de uitkomsten daarvan. Ook beoordelen wij de evaluatie door het bestuur van de kwaliteit van de uitbesteding aan de beleggingsadministrateur en pensioenadministrateur.

Wij hebben aanvullend eigen gegevensgerichte analyses uitgevoerd waarbij wij de uitkomsten van directe beleggingsopbrengsten, premiebijdragen en uitkeringen hebben getoetst op basis van verwachtingen die wij zelf hiervoor hebben ontwikkeld. Wij hebben daarnaast door middel van deelwaarnemingen beleggingen, beleggingsstromen, mutaties in de pensioenadministratie, premiebijdragen en uitkeringen aan de hand van brondocumentatie onderzocht.

Door bovengenoemde werkzaamheden op de uitbestede bedrijfsprocessen en aanvullende eigen werkzaamheden hebben wij voldoende en geschikte controle-informatie met betrekking tot de beleggingen, beleggingsstromen en -opbrengsten, (mutaties in) deelnemersgevens en aanspraken die resulteren in (wijzigingen in) de technische voorzieningen, premiebijdragen en uitkeringen verkregen.

Kernpunten van onze controle

In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het belangrijkst waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met het bestuur gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken.

Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot de kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpuntenten moet in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over de individuele kernpunten.

Waardering van de technische voorzieningen

Omschrijving

De technische voorzieningen vormen een significante post op de balans van de Stichting en worden gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De waardering van de technische voorzieningen komt tot stand door middel van een berekening waarin aanspraakgegevens van deelnemers met behulp van belangrijke schattingen over levensverwachtingen, kostenniveaus en arbeidsongeschiktheid worden vertaald naar verwachte toekomstige kasstromen (uitkeringen). De kasstromen worden contant gemaakt tegen de marktrente (rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank).

Page 97: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

98

Het maken van de schattingen vergt een hoge mate van oordeelsvorming van het bestuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van actuariële modellen en het bestuur zich laat adviseren door actuarieel deskundigen. Gezien de complexiteit en de invloed hiervan op de hoogte van de technische voorzieningen, het saldo van baten en lasten, het eigen vermogen en de beleidsdekkingsgraad, vormde de waardering van de technische voorzieningen een kernpunt in onze controle.

Het bestuur heeft in de toelichting in noot 3.5.3.12 en 3.5.3.19 de waarderingsgrondslagen en veronderstellingen voor de technische voorzieningen opgenomen. Uit deze toelichting blijkt dat schattingswijzigingen hebben plaatsgevonden. In noot 3.5.9. en in noot 3.5.12.1.(risicobeheer) is de gevoeligheid van de berekening van de technische voorzieningen voor schattingen uiteengezet.

Het evalueren van de waarderingsgrondslagen en het vaststellen van de juistheid en toereikendheid van de toelichtingen vormden onderdeel van onze werkzaamheden.

Onze aanpak

Bij onze controle maken wij gebruik van de werkzaamheden van de certificerend actuaris die door de Stichting is aangesteld. Wij hebben bij aanvang van de controle en bij afronding ervan afstemming gehad met de certificerend actuaris over de te volgen aanpak, de attentiepunten en de uitkomsten.

Wij hebben de door het bestuur gehanteerde schattingsmethoden en veronderstellingen geëvalueerd. Hierbij hebben wij de consistentie, prudentie en actualiteit van de schattingsmethode en veronderstellingen betrokken. Wij hebben de onderbouwing van de veronderstellingen door het bestuur geëvalueerd aan de hand van een toetsing van de historische betrouwbaarheid daarvan en algemeen geactualiseerde uitgangspunten zoals overlevingskansen. De gehanteerde schattingsmethoden en veronderstellingen hebben wij besproken met de certificerend actuaris. Wij hebben de actuariële verklaring zoals opgenomen in de overige gegevens en de werkzaamheden van de certificerend actuaris geëvalueerd.

Onze werkzaamheden omvatten verder het evalueren van de uitkomst van de actuariële analyse van het resultaat in relatie tot eerder gemaakte schattingen en kasstroomprojecties. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden hebben wij gebruikgemaakt van een eigen actuaris.

Onze observatie

Wij vinden de waardering van de technische voorzieningen evenwichtig bepaald en de toelichting toereikend.

Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie

Naast de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij, omvat het jaarverslag andere informatie, die bestaat uit:

- Meerjarenoverzicht van kerncijfers;

- Karakteristieken van Stichting Pensioenfonds OWASE:

- het Bestuursverslag; en

- Overige gegevens.

Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie:

- met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat;

- alle informatie bevat die op grond van Titel 9 Boek 2 BW is vereist.

Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons begrip, verkregen vanuit de jaarrekeningcontrole of anderszins, overwogen of de andere informatie materiële afwijkingen bevat.

Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in Titel 9 Boek 2 BW en de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij de jaarrekening.

Page 98: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

99

Het Bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie, waaronder de informatie zoals vereist door Titel 9 Boek 2 BW.

Beschrijving van verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening

Verantwoordelijkheden van het bestuur voor de jaarrekening

Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het Bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het Bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.

Bij het opmaken van de jaarrekening moet het Bestuur afwegen of de Stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsels moet het Bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het Bestuur het voornemen heeft om de Stichting te liquideren of de bedrijfsactiviteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het Bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de Stichting haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening.

Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel. Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten en fraude ontdekken.

Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.

Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:

- het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel

belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en

uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die

voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een

afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan

sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties

vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de

interne beheersing;

- het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als

doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze

Page 99: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

100

werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit

van de interne beheersing van de entiteit;

- het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële

verslaggeving en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het Bestuur en de

toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan;

- het vaststellen dat de door het Bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling

aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of

er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of

de Stichting haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat

er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze

controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de

jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen.

Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum

van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er

echter toe leiden dat een entiteit haar continuïteit niet langer kan handhaven;

- het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin

opgenomen toelichtingen; en

- het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties

en gebeurtenissen.

Wij communiceren met het Bestuur onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing.

Wij bepalen het kernpunt van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met het bestuur hebben besproken. Wij beschrijven dit kernpunt in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is.

Utrecht, 7 juni 2018

KPMG Accountants N.V.

A.R.B. de Bruin RA

KPMG Accountants N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263683, is lid van het KPMG-netwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit.

Page 100: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

101

Bijlagen

Bijlage 1: ALM Benchmark

Per 1 januari 2017 in %

ALM-benchmark

Strategische beheerruimte van de SAA-benchmark 1

Feitelijke positie

31-12-2018

Beleggingscategorie Benchmark index Benchmark Minimum Maximum

Vastgesteld door: Bestuur Bestuur Bestuur

Assetmix 100 100

Vastrentende waarden 50 45 60 50,8

Zakelijke waarden (aandelen

en alternatives)

50 40 55 49,2

Matching portefeuille 50 40 60 51,1 Return portefeuille 50 40 60 48,9

Matching portefeuille 50 40 60 51,1

Staatsobligaties (Eur. Unie; ten

minste AA-) 2

Kasstroom verplichtingen

o.b.v. ongecorrigeerde RTS

40 3

20 50 21,8

Staatsobligaties: Inflation Linked (ten

minste AA-)

0 10 0

Rente derivaten (swaps) -0,3

Liquiditeitenfondsen (ten minste A-) 0 15 6,3

Credits (ten minste A-) 4, 12 10 0 20 20,3

Liquiditeiten (ten minste A-, resp. AA-) 5

Euribor 0 - 5 5 3,0

Return portefeuille 50 40 60 48,9

Credits (ten minste BBB-, incl. OL) 4 Lehman Euro Aggregate

Credit - Corporate

0 0 10 0,2

Staatsobligaties (ten minste BBB-

duration max 5 jaar))

0 0 10 0

Aandelen 40 20 55 42,9

Alternatives 10 0 20 6 5,8

Aandelen 40 20 55 42,9

Aandelen ontwikkelde landen MSCI World index 20 55 39,2

Aandelen ontwikkelde landen: Azië

Pacific

36

0 8 0

Aandelen Emerging Markets 7 MSCI EM (Emerging

Markets)

4 0 8 7 3,7

Alternatives 10 0 20 5,8

Indirect onroerend goed EPRA Total Return Index

EUR

2,5 0 5 3,4

Commodities S&P GSCI Index Spot Indx 2,5 0 5 0

Staatsobligaties Emerging Markets

(EM Debt) 7

JP Morgan GBI-EM Global

Diversified Index

2,5

0

5

0

Credits Emerging Markets (EM

Corporate) 7, 8

JP Morgan CEMBI Broad

Diversified Index

0 0

High yield credits 7 Citigroup High Yield Market

Capped Index

2,5 0 5 8 2,6

Valutacontracten -0,2

Risicobeperkingen

Afdekking van valuta exposure

- beleggingen in USD 11 100 80 100 86,3

- beleggingen in GBP 11 100 80 100 86,3 - beleggingen in overige

valuta’s totaal 2,5% of meer 9

- beleggingen in overige

valuta’s totaal tot 2,5% 9

100

0

80

0

100

100

Rente afdekking 10: 45% van kasstroom

verplichtingen o.b.v.

ongecorrigeerde RTS-curve.

Benchmark matching

portefeuille is

renteafdekking kasstroom

verplichtingen o.b.v.

ongecorrigeerde RTS.

45 37 53 39,7

Page 101: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

102

Risicobudgetten Signaalfunctie (‘zachte grenzen’) Norm Minimum Maximum

a. Vereist eigen vermogen (feitelijk) 20 15 25 21,6

b. Tracking error totale portefeuille t.o.v. totale

verplichtingen

12 9 14 13,1

c. Tracking error van matching portefeuille (incl.

credits) t.o.v. totale verplichtingen

6 5 7 5,7

d. Standaard deviatie returnportefeuille (excl.

credits en high yield)

17 15 19 15,6

e. Tracking error van SAA-benchmark t.o.v. ALM-

benchmark

0,0 0,0 2,5 0,7

f. Tracking error van individuele

beleggingsfondsen t.o.v. hun benchmark (niet

opgenomen)

Harde grenzen g. Gewicht returnportefeuille (excl. credits) 50 40 60 48,9

h. Gewicht matchingportefeuille (incl. credits) 50 40 60 51,1

i. Rentematch 3 45 37 53 39,7

NB. De hiervoor aangegeven rating-eisen worden beoordeeld o.b.v. de ratings van drie rating agency’s: Standard & Poor, Moody’s en Fitch. Een equivalente rating van 2 van deze 3 rating agency’s, danwel de middelste rating van deze 3 rating agency’s, geldt als uitgangspunt bij de

beoordeling. Ook de berekening van het vereist eigen vermogen geschiedt op basis van deze rating-uitgangspunten (VEV; het kredietrisico S5 wordt bepaald aan de hand van de feitelijke posities in beleggingen met een bepaalde rating). 1 Het bestuur accepteert dat de beheerruimte tijdelijk - gedurende maximaal 4 maanden - (met

een bepaald maximumpercentage) wordt overschreden wanneer deze overschrijding het enkele gevolg van marktontwikkelingen is. Bij/vóór afloop van deze ‘gedoogperiode’ van 4 maanden

dient de beleggingscommissie: ofwel de portefeuille te rebalancen/aan te passen cf. de beleidskaders, ofwel het bestuur te adviseren om de beleidskaders (SAA-beheerruimte) aan te passen. De maximale marktoverschrijding van de bovengrens voor de subcategorieën binnen ‘overige zakelijke waarden’ gaat - per subcategorie - tot 5,5% en de maximale marktoverschrijding voor ‘aandelen’ gaat tot 58%. De maximale marktoverschrijding van de ondergrens voor de categorie ‘vastrentende waarden’ gaat tot 42% Voor de overige

(sub)beleggingscategorieën gelden geen specifieke maximale overschrijdingen. 2 Staatsobligaties in andere beleggingsfondsen (bijv. in creditsfondsen) tellen niet mee bij de

bepaling van het percentage. Staatsobligaties met een rating lager dan AA- behoren (automatisch) tot de returnportefeuille; staatsobligaties met een rating van AA- of hoger behoren niet automatisch tot de matchingportefeuille, maar kunnen daaraan wel toegewezen worden (door bestuur en/of beleggingscommissie).

3 De benchmark van 40% geldt voor beide categorieën staatsobligaties gezamenlijk. Voor inflation

linked bonds geldt wel een apart maximum van 10%. 4 Credits met een gewogen gemiddelde fondsrating lager dan A- behoren (automatisch) tot de

returnportefeuille; credits met een gewogen gemiddelde fondsrating van A- of hoger behoren niet automatisch(in beginsel) tot de matchingportefeuille, maar kunnen daaraan wel toegewezen worden (door bestuur en/of beleggingscommissie).

Volume-eisen bedrijfsleningen (credits): - het percentage high yield credits in een IG-beleggingsfonds dat tot de matchingportefeuille

behoort (rating A- of hoger) mag niet hoger zijn dan 15% van het beleggingsfonds; - het totale percentage high yield credits in IG-beleggingsfondsen die tot de

matchingportefeuille behoren (rating A- of hoger) binnen de beleggingscategorie vastrentende waarden mag niet hoger zijn dan 3% van de totale beleggingsportefeuille;

- het totale percentage high yield credits in beleggingsfondsen (IG en HY) binnen de gehele beleggingsportefeuille (categorieën vastrentende waarden en overige zakelijke waarden

zowel matching- als returnportefeuille) mag niet hoger zijn dan 7% van de totale beleggingsportefeuille. Voorts dient de performance van een IG-fonds met HY in portefeuille afgezet te worden tegen een benchmarkindex met een vergelijkbaar risicoprofiel. Bij overschrijding van de rating/volume-eisen moet het creditsfonds in beginsel afgestoten worden. Wenst de beleggingscommissie het fonds niet af te stoten, dan dient de commissie onverwijld toestemming te vragen aan het bestuur. Het bestuur neemt op basis van een voorstel van de commissie een besluit over het al dan niet afstoten.

Page 102: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

103

5 Volume en rating eis voor liquiditeiten bij banken: Voor banken met een rating van ten minste AA- geldt een maximum € 15 mln. Voor banken met een rating van ten minste A geldt een maximum € 7,5 mln. Voor banken met een rating van ten minste A- geldt een maximum van € 2,5 mln. Is het gewenste totale percentage liquide middelen hoger, dan dienen deze over meerdere banken te worden gespreid. Aan de custodian wordt een ratingeis van ten minste BBB- gesteld. Liquide middelen mogen ook in andere valuta dan in Euro’s worden aangehouden. De

afdekkingseisen gelden echter onverkort voor cashbeleggingen in andere valuta. 6 Voor de categorieën aandelen en alternatives (lees: zakelijke waarden) geldt een gezamenlijk

maximum van 55% van de totale portefeuille met een minimum van 20% aandelen van de totale portefeuille.

7 Voor de categorieën EM aandelen, EM Debt en EM Corp geldt een gezamenlijk maximum van 10% van de totale portefeuille.

8 Voor de categorieën High Yield en EM Corp geldt een gezamenlijk maximum van 5% van de totale portefeuille.

9 Indien voor 2,5% of meer van de totale beleggingsportefeuille in een bepaalde valuta wordt belegd, dient het bestuur voor deze valuta afdekkingseisen te formuleren: als

beleidsuitgangspunt geldt daarvoor een ALM-benchmark van 100% afdekking met een beheerruimte van ten minste 80% tot 100% afdekking.

10 Rente-afdekking vindt plaats op basis van matching van kasstromen. Doelstelling is een

afdekking van 45% van de verplichtingen gebaseerd op de ongecorrigeerde rente DNB RTS-rentecurve (zonder UFR). De benchmark voor de performance meting van de beheerder is de ontwikkeling van de verplichtingen op basis van de ongecorrigeerde DNB RTS-rentecurve. Het matching beleid kan worden ingevuld door beleggingen in staatsobligaties (NB. de bijdrage van credits aan het matchingbeleid vervalt, tenzij de credits - overeenkomstig het mandaat van de beleggingscommissie - expliciet aan de matching portefeuille worden toegevoegd), en/of met behulp van swaps. Als gebruik wordt gemaakt van swaps, dan mag maximaal 30% van de

matching met behulp van de swaps worden gerealiseerd. Binnen de beheerruimte kan de beleggingscommissie een aanpassing doen van de afdekking van maximaal 5%-punt. Elke aanpassing van meer dan 5%-punt of reeks van aanpassingen van totaal meer dan 5%-punt dient vooraf ter goedkeuring aan het pensioenfondsbestuur te worden voorgelegd. Zodra het bestuur zijn goedkeuring aan een aanpassing heeft verleend geldt de nieuwe positie als uitgangspositie voor eventuele volgende aanpassingen.

Aanvullende restricties van het bestuur aan de beleggingscommissie per 23-10-2018 Vanwege de vacature in de beleggingscommissie is er een aanvullende bepaling van kracht voor de beleggingscommissie. Bepaalde wijzigingen in de beleggingen portefeuille dienen vooraf te worden bespreken met het bestuur. Dit geldt niet voor alle wijzigingen, maar wel voor grotere aanpassingen in de beleggingen portefeuille:

- Zoals al afgesproken is de target rentehedge 40%. Kleine mutaties daaromheen veroorzaakt door marktontwikkelingen zijn acceptabel. Wijzigingen in de target rentehedge dienen vooraf met het bestuur besproken en door het bestuur goedgekeurd te worden;

- Wijzigingen binnen de matching portefeuille, bijv. verlagen allocatie credits of verhogen allocatie staatsobligaties zijn toegestaan, mits vallend binnen het mandaat van de BC. Wijzigingen van € 15 mln. of meer dienen vooraf met het bestuur besproken en door het bestuur goedgekeurd te worden;

- Wijzigingen binnen de return portefeuille, bijv. verhogen allocatie GMO en verlagen allocatie Emerging Markets zijn toegestaan, mits vallend binnen het mandaat van de BC. Wijzigingen van € 15 mln. of meer dienen vooraf met het bestuur besproken en door het bestuur goedgekeurd te

worden; - Wijzigingen (niet zijnde als gevolg van marktontwikkelingen ) die betekenen dat de matching

portefeuille met meer dan 1% stijgt of daalt of dat de return portefeuille met meer dan 1 % stijgt

of daalt dienen vooraf goedgekeurd te worden door het pensioenfonds bestuur. Deze goedkeuring moet ook plaatsvinden indien de BC voornemens is de aanpassing van meer dan 1% van het vermogen stapsgewijs uit te voeren en de transacties, om welke reden dan ook, uitgesmeerd worden over een aantal maanden;

- Valuta afdekking dient plaats te vinden in lijn met het mandaat dat aan de BC verstrekt is. Overschrijding restricties per 31 december 2018

11 De doelstelling van de valuta afdekking is dat tactisch 80% van de belangen in USD en GBP

worden afgedekt. Door de daling van de aandelenkoersen in december is per balansdatum de

Page 103: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V

104

afdekking boven de norm (en buiten de bandbreedte voor de beheerder) geraakt. Begin 2019 is de afdekking in lijn met de norm en bandbreedte gebracht.

12 Eind 2018 werd de restrictie in credits (20% totaal van de beleggingen) overschreden. De

feitelijke positie was 20,3%. Het belang in credits is, door marktbewegingen, begin 2019 onder het maximum gekomen.

Page 104: Inhoud - OWASE · 2019. 6. 12. · 7 1.1.2 Opbouw van het deelnemersbestand 1.1.3 Aangesloten ondernemingen In 2018 bij het pensioenfonds aangesloten ondernemingen - Combipac B.V