instructieboekje...2 inleiding instructieboekje een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe...

258
WEB EDITION VOLVO V70 Instructieboekje

Upload: others

Post on 23-Jul-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

WEB EDITION

VOlVO

V70 OW

NER

’S M

AN

UA

lTP

95122008

VOlVO V70

Instructieboekje

Page 2: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

1

Beste Volvo-bezitterWij hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben. Bij het ontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uw medepassagiers voorop gestaan.Een Volvo is een van de veiligste auto’s ter wereld. Uw Volvo is ook ontworpen om aan alle geldende veiligheidsvoorschriften en milieueisen te voldoen.

Om nog meer plezier van uw auto te hebben, raden wij u aan om vertrouwd te raken met de uitrusting, de instructies en de onderhoudsinformatie in ditinstructieboekje.

Dank u dat u gekozen hebt voor Volvo!

Page 3: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

2

InleidingInstructieboekjeEen goede manier om vertrouwd te raken metuw nieuwe auto is om het instructieboekje telezen, bij voorkeur voordat u uw eerste rit maakt.Zo maakt u kennis met nieuwe functies, krijgt utips hoe u het beste in verschillende situatiesmet de auto kunt omgaan en leert u hoe u opti-maal gebruik kunt maken van alle mogelijkhedendie uw auto biedt. Besteed ook aandacht aande veiligheidsinstructies in het boekje:

De in het instructieboekje beschreven uitrustingis niet op alle modellen aanwezig. Als aanvullingop de standaarduitrusting worden in dit instruc-tieboekje ook de opties (af fabriek gemonteerdeuitrusting) en bepaalde accessoires (optie)beschreven.

N.B. De uitrusting van de auto’s van Volvo hangtaf van de verschillende behoeften op de diversemarkten en de landelijke en/of regionale wet- en

regelgeving. Neem contact op met uw Volvo-dealer voor informatie over de standaarduit-rusting, opties en accessoires.

De specificaties, constructiegegevens enafbeeldingen in dit instructieboekje zijn niet bin-dend. We behouden ons het recht voor om zon-der voorafgaande mededeling wijzigingen aante brengen.

Neem voor meer informatie contact op met uwVolvo-dealer.

© Volvo Car CorporationWAARSCHUWING!Waarschuwingsteksten geven aan dat ergevaar voor persoonlijk letsel bestaat, als ude instructies niet opvolgt.

BELANGRIJK!“Belangrijk”-teksten geven aan dat hetgevaar bestaat dat de auto beschadigdraakt als u de instructies niet opvolgt.

Page 4: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

3

Volvo Car Corporation en het milieu

Milieubeleid van VolvoZorg voor het milieu, veiligheid en kwaliteit zijnde drie kernwaarden van Volvo Car Corporationdie van invloed zijn op alle activiteiten. We zijnervan overtuigd dat onze klanten onze zorg voorhet milieu delen.

Uw Volvo voldoet aan strenge internationalemilieueisen en is bovendien geproduceerd ineen fabriek die zeer schoon is en efficiënt methulpbronnen omgaat. De Volvo Car Corporationis gecertificeerd volgens de milieunormISO 14001 voor fabrieken, centrale functies ende meeste andere eenheden. We eisen boven-dien van onze samenwerkingspartners dat zesystematisch aan milieuzorg doen.

Alle Volvo-modellen gaan vergezeld van eenmilieuverklaring (EPI of Environmental Product

Information). Daarin staat de impact aangege-ven die de auto gedurende zijn hele levenscy-clus op het milieu heeft.

Bezoek www.volvocars.com/EPI om meer telezen.

BrandstofverbruikDe auto’s van Volvo zijn concurrerend in hunklasse wat het brandstofverbruik betreft. Eenlager brandstofverbruik levert over het alge-meen een geringere uitstoot van het broeikas-gas kooldioxide op.

U als bestuurder kunt uw steentje bijdragen aaneen verlaging van het brandstofverbruik. Leesvoor meer informatie de tekst onder het kopjeSpaar het milieu op pagina 4.

Efficiënte uitlaatgasreinigingUw Volvo is gebouwd volgens het conceptSchoon aan binnen- en buitenkant – een con-cept dat een schone passagiersruimte combi-neert met een uitermate efficiëntuitlaatgasreinigingssysteem. In veel gevallen lig-gen uitlaatgasemissies ver onder de geldendenormen.

Op de radiateur zit bovendien PremAir®1, eenspeciale laag die schadelijk laaghangend ozonkan omzetten in zuivere zuurstof wanneer hetozon langs de radiateur stroomt. Hoeveel ozoner wordt omgezet hangt af van het ozongehaltevan de buitenlucht.

1. OptiePremAir® is een gedeponeerdhandelsmerk van de EngelhardCorporation.

Page 5: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

4

Volvo Car Corporation en het milieuSchone lucht in passagiersruimteHet interieurfilter zorgt dat stofdeeltjes en pollenniet via de luchtinlaatopening in de passagiers-ruimte kunnen dringen.

Een geavanceerd luchtreinigingssysteem,

IAQS1 (Interior Air Quality System), zorgt ervoordat de lucht die de passagiersruimte binnen-komt schoner is dan de lucht buiten in het ver-keer.

Het systeem bestaat uit een elektronische sen-sor en een koolstoffilter. De binnenkomendelucht wordt continu gecontroleerd en als hetgehalte aan schadelijke gassen zoals koolmo-noxide te hoog oploopt, wordt de luchtinlaatgesloten. Iets dergelijks kan zich voordoen in bij-voorbeeld druk verkeer, files of tunnels.

Het koolstoffilter zorgt ervoor dat stikstofoxiden,laaghangend ozon en koolwaterstoffen niet bin-nendringen.

TextielnormHet interieur van een Volvo werd dusdanigvormgegeven dat het gerieflijk en comfortabelis – ook voor mensen met contactallergieën ofastma. Alle stoelhoezen en bekledingsstoffenzijn getest op stoffen en emissies die schadelijkzijn voor de gezondheid en allergische reactieskunnen veroorzaken. Dit betekent dat alle stof-fen voldoen aan de eisen van de textielnorm

Öko-Tex 1002 – een enorme stap op weg naareen gezonder milieu in de passagiersruimte.

Het Öko-Tex-label stelt regels aan bijvoorbeeldde veiligheidsgordels, de vloerbekleding en degebruikte garens en stoffen. De leren bekle-dingsvarianten zijn chroomvrij gelooid met plant-aardige stoffen en voldoen aan de gesteldecertificeringseisen.

Erkende Volvo-werkplaatsen enhet milieuMet regelmatig onderhoud kunt u de voorwaar-den scheppen voor een lange levensduur eneen laag brandstofverbruik. Op die manierdraagt u bij aan een schoner milieu. Wanneer ude reparaties en het onderhoud aan de auto toe-vertrouwd aan de werkplaatsen van Volvo,wordt de auto een onderdeel van ons systeem.We stellen duidelijke milieueisen aan de outil-lage van onze werkplaatsen om te voorkomendat er schadelijke stoffen vrijkomen in het milieu.Het personeel in de werkplaatsen van Volvobeschikt over de kennis en het gereedschap omoptimale zorg voor het milieu te kunnen garan-deren.

Spaar het milieuU kunt eenvoudig meehelpen het milieu tebeschermen door zuinig te rijden, milieuvriende-lijke autoverzorgingsproducten te kopen en deauto te onderhouden of te laten onderhoudenaan de hand van de aanwijzingen in het instruc-tieboekje.

Hieronder volgen een paar tips voor hoe u hetmilieu kunt ontzien:

• Verlaag het brandstofverbruik door de zoge-heten ECO-bandenspanning aan te houden(zie pagina 157).

• Lading op het dak en eenskibox resulteren in eengrotere luchtweerstandwaardoor het brandstof-verbruik aanzienlijk toe-neemt. Verwijder zedaarom meteen nagebruik.

• Laat spullen niet onnodig in de auto liggen.Hoe groter de belasting van de auto, des tehoger het brandstofverbruik.

• Gebruik altijd de motorverwarmer voor eenkoude start, als de auto hiermee is uitgerust.Hierdoor nemen het brandstofverbruik en deuitstoot af.

• Rijd rustig en vermijd krachtig remmen.

1. Optie2. Op www.oekotex.com vindt u meer

informatie

Page 6: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

5

Volvo Car Corporation en het milieu• Rijd in de hoogst moge-

lijke versnelling. Een lagertoerental zorgt voor eenlager verbruik.

• Laat het gaspedaal loswanneer u van een hellingafrijdt.

• Rem op de motor af om vaart te minderen.

• Voorkom stationair draaien. Houd u aan deplaatselijke voorschriften. Zet de motor afwanneer u langere tijd stilstaat in een file.

• Hanteer afvalstoffen dieschadelijk voor het milieuzijn, zoals accu’s en olie,op een milieuontlastendemanier. Neem contact opmet een erkende Volvo-werkplaats als u nietzeker weet hoe u dergelijk afval moet ver-werken.

• Onderhoud uw auto regelmatig.

Door deze tips op te volgen kan het brandstof-verbruik worden verlaagd zonder dat dit vaninvloed is op de reistijd of het plezier in het auto-rijden. U spaart uw auto, bespaart geld engebruikt minder van de hulpbronnen op aarde.

Page 7: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

6

Page 8: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

7

Inhoud

Veiligheid 9Instrumenten, schakelaars en bediening 33Klimaatregeling 67Interieur 79Sloten en alarm 101Starten en rijden 113Wielen en banden 153Verzorging 169Onderhoud en service 175Audiosysteem (optie) 203Telefoon (optie) 225Technische gegevens 239

Page 9: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

8

Page 10: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

9

VeiligheidVeiligheidsgordels 10Airbagsysteem 13Airbags (SRS) 14Airbag (SRS) activeren/deactiveren 17SIPS-airbags, (zij-airbags) 19Opblaasgordijn (IC-systeem) 21WHIPS-systeem 22Activering van de veiligheidssystemen 24Kinderen en veiligheid 25

Page 11: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

10

Veiligheid

Veiligheidsgordels

Heupgordel uittrekken. De gordel moet laaggedragen worden.

Draag altijd een veiligheidsgordelRemmen kan ernstige gevolgen hebben als deveiligheidsgordel niet wordt gedragen. Let erdaarom op dat alle passagiers hun veiligheids-gordel omhebben.

Veiligheidsgordel omdoen:– Trek de veiligheidsgordel langzaam uit en

maak deze vast door de borglip in de slui-ting te steken. Een duidelijke “klik” geeft aandat de veiligheidsgordel vastzit.

Veiligheidsgordel losmaken:– Druk op de rode knop van de sluiting en laat

het oprolmechanisme de veiligheidsgordelnaar binnen trekken. Als de veiligheidsgor-del niet volledig wordt opgerold, moet u degordel handmatig zo ver terugrollen datdeze niet langer slap hangt.

De veiligheidsgordel is geblokkeerd en kan nietverder worden uitgetrokken:• wanneer u de gordel te snel uittrekt

• wanneer u remt of optrekt

• als de auto sterk overhelt.

Voor optimale bescherming door de veiligheids-gordel is het van belang dat de gordel goedtegen het lichaam ligt. Laat de rugleuning niet tever achteroverhellen. De veiligheidsgordel biedtde beste bescherming bij een normale rijhou-ding.

Let erop dat:• u geen klemmen of andere accessoires

gebruikt waardoor u de veiligheidsgordelniet strak langs uw lichaam kunt trekken

• er geen slagen in de veiligheidsgordel zittenen dat hij nergens achter blijft steken

• de heupgordel moet laag zitten (niet over debuik)

• u de heupgordel over de heupen trekt dooraan de diagonale schoudergordel te trekkenzoals afgebeeld.

WAARSCHUWING!De veiligheidsgordel en de airbag werkensamen. Als de veiligheidsgordel niet ofonjuist wordt gebruikt, kan de beschermingdie de airbag bij een aanrijding biedt afne-men waardoor u als klant ernstig letsel kuntoplopen.

WAARSCHUWING!Breng nooit zelf wijzigingen aan de veilig-heidsgordels aan en probeer ze nooit zelf terepareren. Neem contact op met eenerkende Volvo-werkplaats.Als een veiligheidsgordel aan grote krachtenheeft blootgestaan zoals tijdens een aanrij-ding, moet u de veiligheidsgordel in zijngeheel vervangen. De veiligheidsgordel kaneen deel van zijn beschermende eigen-schappen hebben verloren, zelfs als de vei-ligheidsgordel ogenschijnlijk nietbeschadigd is. Vervang de veiligheidsgordelook als deze versleten of beschadigd is. Denieuwe veiligheidsgordel moet zijn goedge-keurd en bedoeld voor montage op dezelfdepositie als de vervangen veiligheidsgordel.

Page 12: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

11

Veiligheid

VeiligheidsgordelsVeiligheidsgordel en zwanger-schapWanneer u zwanger bent, is het belangrijk dat ude veiligheidsgordel altijd op de juiste manierdraagt. De veiligheidsgordel moet strak langsde schouder lopen, waarbij het diagonale deelvan de veiligheidsgordel tussen de borsten entegen de zijkant van de buik ligt. Het heupge-deelte van de veiligheidsgordel moet vlak tegende buitenkant van de bovenbenen liggen en zover mogelijk onder de buik liggen. Het mag nooitover de buik omhoog kunnen glijden. De veilig-heidsgordel moet zo strak mogelijk over hetlichaam lopen zonder onnodige speling. Contro-leer ook of de veiligheidsgordel nergensgedraaid zit.

Naarmate de zwangerschap vordert moetenzwangere bestuurders de stoel en het stuurdusdanig verstellen dat ze de auto volledigonder controle hebben (wat inhoudt dat ze metgemak bij het stuur en de pedalen moeten kun-nen komen). Streef ernaar de afstand tussen debuik en het stuur zo groot mogelijk te maken.

Veiligheidsgordel en zwangerschap

WAARSCHUWING!Elke veiligheidsgordel is bestemd terbescherming van slechts één persoon.

Page 13: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

12

Veiligheid

Veiligheidsgordels

GordelwaarschuwingHet waarschuwingslampje voor de veiligheids-gordels op het instrumentenpaneel en dat op debovenkant van de achteruitkijkspiegel branden,zolang de bestuurder de veiligheidsgordel nietheeft omgedaan. De gordelwaarschuwingwordt na 6 seconden automatisch uitgescha-keld, als de snelheid lager is dan 10 km/h. Alsvervolgens bij een snelheid hoger dan 10 km/hblijkt dat de bestuurder de veiligheidsgordelnog steeds niet omgedaan heeft, wordt dewaarschuwingsfunctie opnieuw ingeschakeld.De waarschuwingsfunctie wordt vervolgens uit-geschakeld, wanneer de snelheid tot onder5 km/h daalt.

Als de bestuurder of voorpassagier de veilig-heidsgordel tijdens het rijden losmaakt, wordtde waarschuwingsfunctie opnieuw geactiveerdbij snelheden hoger dan 10 km/h.

N.B. De gordelwaarschuwing is bestemd voorvolwassenen inzittenden.

GordelspannersAlle veiligheidsgordels (met uitzondering van degordel midden achter) hebben gordelspanners.Dit is een mechanisme dat bij een aanrijding deveiligheidsgordel rond het lichaam spant. Deveiligheidsgordel kan de passagier daarmeebeter in de stoel gedrukt houden.

Page 14: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

13

Veiligheid

Airbagsysteem

Waarschuwingslampje op hetinstrumentenpaneelHet airbagsysteem1 wordt continu gecontro-leerd door de regeleenheid. Op het instrumen-tenpaneel bevindt zich eenwaarschuwingslampje. Dit lampje gaat branden,wanneer u de contactsleutel naar stand I, IIof III draait. Het lampje dooft na ca.6 seconden,wanneer de regeleenheid heeft vastgesteld dat

het airbagsysteem1 geen storingen vertoont.

Behalve het brandende waar-schuwingslampje verschijnt er,in die gevallen waarin dat nodigis, een melding op het display.Als het waarschuwingslampjeniet werkt, gaat het waarschu-wingsdriehoekje branden enverschijnt er SRS-AIRBAGSERVICE VEREIST op het

informatiedisplay. Neem zo spoedig mogelijkcontact op met een erkende Volvo-werkplaats.

1. Omvat SRS en gordelspanners,SIPS en IC.

WAARSCHUWING!Als het waarschuwingslampje voor het air-bagsysteem blijft branden of tijdens het rij-den kortstondig oplicht, betekent dit dat hetairbagsysteem niet naar behoren werkt. Hetlampje kan ook duiden op een storing in degordelspanners, het SIPS-, het SRS- of hetIC-systeem. Neem zo spoedig mogelijk con-tact op met een erkende Volvo-werkplaats.

Page 15: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

14

Veiligheid

Airbags (SRS)

Airbag (SRS) aan de bestuurders-zijdeUw auto heeft behalve de veiligheidsgordelsook een airbag (SRS - Supplemental RestraintSystem) in het stuurwiel. De airbag zit opgevou-wen in het midden van het stuurwiel. Het stuur-wiel is voorzien van het opschrift SRS AIRBAG.

Airbag (SRS) aan de passagiers-zijdeAls aanvulling op de veiligheidsgordel van depassagiersstoel heeft uw auto ook een passa-

giersairbag1 (SRS, Supplemental RestraintSystem). De airbag aan de passagierszijde ligtopgevouwen in een ruimte boven het dash-boardkastje. Het paneel is voorzien van hetopschrift SRS AIRBAG.WAARSCHUWING!

De veiligheidsgordel en de airbag werkensamen. Als de veiligheidsgordel niet ofonjuist wordt gebruikt, kan de beschermingdie de airbag bij een aanrijding biedt afne-men waardoor u als klant ernstig letsel kuntoplopen.

1. Niet alle auto’s hebben een airbag(SRS) aan de passagierszijde. Dezekan optioneel worden weggelaten bijde verkoop.

WAARSCHUWING!Om de kans op letsel bij activering van deairbags te beperken, moeten de passagierszo rechtop mogelijk zitten met hun voeten opde vloer en hun rug tegen de rugleuning. Deveiligheidsgordel moet goed vastzitten.

WAARSCHUWING!Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje ofop een comfortkussen op de passagiers-stoel, als de airbag (SRS) geactiveerd1 is.Laat kinderen nooit voor de passagierstoelzitten of staan. Personen die kleiner zijn dan1,40 m mogen nooit op de passagiersstoelplaatsnemen, als de airbag (SRS) geacti-veerd is.Het niet opvolgen van de bovenstaande aan-bevelingen kan levensgevaarlijke situatiesopleveren voor uw kind.

1. Zie pagina 17 voor informatie over eengeactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).

Page 16: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

15

Veiligheid

Airbags (SRS)

SRS-systeem, auto met het stuur links

SRS-systeemHet SRS-systeem bestaat uit airbags en senso-ren. Bij een voldoende krachtige aanrijding rea-geren de sensoren, waarna de airbag wordtopgeblazen. Daarbij wordt de airbag warm. Omde klap op te vangen loopt de airbag leeg wan-neer de inzittende de airbag raakt. Daarbij treedter rookvorming in de auto op. Dit is volkomennormaal. Het totale verloop, van het opblazen tothet leeglopen van de airbag, neemt enkele tien-den van een seconde in beslag.

SRS-systeem, auto met het stuur rechtsN.B. De reactie van de sensoren hangt af vande ernst van de aanrijding en van het feit of deveiligheidsgordel aan de bestuurderszijde of depassagierszijde vooraan wordt gedragen of niet.Het kan dan ook zijn dat er bij ongelukkenslechts één (of geen) van de airbags wordtopgeblazen. Het SRS-systeem registreert debotskracht waaraan de auto blootstaat en stemtde activering van een of meerdere airbagsdaarop af. Ook de capaciteit van de airbagswordt afgestemd op de botskracht waaraan deauto blootstaat.

N.B. De airbags werken dusdanig dat de capa-citeit ervan wordt afgestemd op de botskrachtwaaraan de auto blootstaat.

WAARSCHUWING!Reparaties mogen alleen door een erkendeVolvo-werkplaats worden uitgevoerd.Ingrepen in het airbagsysteem kunnen sto-ringen in de werking veroorzaken en leidentot ernstig letsel.

Page 17: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

16

Veiligheid

Airbags (SRS)

Positie van de airbag aan de passagierszijdein een auto met het stuur links of rechts.

WAARSCHUWING!Plaats geen voorwerpen voor of boven ophet dashboard in het gebied waar de passa-giersairbag is aangebracht.

Page 18: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

17

Veiligheid

Airbag (SRS) activeren/deactiveren

Hiermee wordt aangeduid dat de airbag(SRS) aan de passagierszijde gedeactiveerdis

PACOS (optie)De airbag (SRS) aan de passagierszijde voorinkan gedeactiveerd worden met een schakelaarals de auto is uitgerust met PACOS (PassengerAirbag Cut Off Switch) (zie pagina 18).

MeldingEen tekst op de achteruitkijkspiegel geeft aandat de airbag (SRS) aan de passagierszijdegedeactiveerd is.

Activeren/deactiverenDe schakelaar voor activering/deactivering vande passagiersairbag, PACOS (Passenger Air-bag Cut Off Switch) zit aan de passagierszijdeaan de zijkant van het dashboard en u kunt erbijdoor het portier aan die kant te openen (zieonder het kopje “Stand van de schakelaar” opde volgende pagina). Controleer of de schake-laar in de gewenste stand staat. Volvo adviseertu het sleutelblad te gebruiken om de stand tewijzigen. (U kunt ook andere voorwerpengebruiken die qua vorm op een sleutel lijken.)

WAARSCHUWING!Zet nooit een kind in een kinderzitje op depassagiersstoel als de airbag (SRS) geacti-

veerd is.1

Het niet opvolgen van deze aanbeveling kanlevensgevaarlijke situaties opleveren voorhet kind.

1. Zie pagina 17 voor informatie over het acti-veren/deactiveren van de airbag (SRS).

WAARSCHUWING!Als de auto is uitgerust met een airbag(SRS) aan de passagierszijde, maar geenPACOS heeft, is de airbag altijd geacti-veerd.

WAARSCHUWING!Laat geen passagier op de passagiersstoelplaatsnemen, als het waarschuwingssym-bool voor het airbagsysteem op het instru-mentenpaneel oplicht terwijl de tekst op hetplafondpaneel aangeeft dat de airbag (SRS)aan die kant gedeactiveerd is. Het duidt opeen ernstige storing. Bezoek onmiddellijkeen erkende Volvo-werkplaats.

Page 19: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

18

Veiligheid

Airbag (SRS) activeren/deactiveren

Schakelaar voor PACOS (Passenger AirbagCut Off Switch)

Stand van de schakelaar1. De airbag is geactiveerd. Met de

schakelaar in deze stand kunnen passa-giers groter dan 1,40 m op de voorstoelaan de passagierszijde zitten, maarkinderen in een kinderzitje of op eencomfortkussen beslist niet.

2. De airbag is gedeactiveerd. Met deschakelaar in deze stand kunnen kinderenin een kinderzitje of op een comfortkussenop de voorstoel aan de passagierszijdezitten, maar passagiers groter dan 1,40 mbeslist niet.

WAARSCHUWING!Geactiveerde airbag (passagiersstoel):Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje ofop een comfortkussen op de passagiers-stoel wanneer de airbag aan de passagiers-zijde geactiveerd is. Laat evenmin personendie kleiner zijn dan 1,40 m op deze stoelplaatsnemen.

Gedeactiveerde airbag (passagiers-stoel):Laat personen die groter zijn dan 1,40 mnooit plaatsnemen op de passagiersstoelwanneer de airbag aan de passagierszijdegedeactiveerd is.Het niet opvolgen van de bovenstaande aan-bevelingen kan levensgevaarlijke situatiesopleveren.

Page 20: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

19

Veiligheid

SIPS-airbags (zij-airbags)

Positie van de SIPS-airbags

SIPS-airbags (zij-airbags)Een groot deel van de botskracht wordt doorhet SIPS-systeem (Side Impact Protection Sys-tem) over balken, stijlen, vloer, dak en anderedelen van de carrosserie verspreid. De SIPS-air-bags aan de bestuurders- en de passagierszijdebeschermen de borstkas en vormen eenbelangrijk onderdeel van het SIPS-systeem. HetSIPS-systeem bestaat uit twee hoofdonderde-len: de SIPS-airbags en de sensoren. De SIPS-airbags zijn aangebracht in de rugleuningframesvan de voorstoelen.

Kinderzitjes en SIPS-airbagsEen SIPS-airbag heeft wat kinderzitjes betreftgeen negatieve gevolgen voor de bescher-mende functies van de auto.

Er kan een kinderzitje op de voorstoel wordengeplaatst, als de auto aan de passagierszijde

niet is uitgerust met een geactiveerde1 airbag.

WAARSCHUWING!De SIPS-airbags vormen een aanvulling opde veiligheidsgordel.Draag altijd de veiligheidsgordel.

WAARSCHUWING!Reparaties mogen alleen door een erkendeVolvo-werkplaats worden uitgevoerd.Ingrepen in de SIPS-airbags kunnen storin-gen in de werking veroorzaken en leiden toternstig letsel.

WAARSCHUWING!Leg geen voorwerpen tussen de stoelen ende portierpanelen, omdat dit gebied binnende actieradius van de SIPS-airbag ligt.

WAARSCHUWING!Gebruik alleen door Volvo goedgekeurdestoelhoezen. Andere stoelhoezen kunnen deSIPS-airbags in hun werking hinderen.

1. Zie pagina 17 voor informatie overeen geactiveerde/gedeactiveerdeairbag (SRS).

Page 21: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

20

Veiligheid

SIPS-airbags (zij-airbags)

Bestuurdersplaats, auto met stuur links

SIPS-airbagsysteemHet SIPS-systeem bestaat uit SIPS-airbags ensensoren. Bij een voldoende krachtige aanrij-ding reageren de sensoren, die op hun beurt degasgeneratoren activeren. De SIPS-airbagsworden vervolgens opgeblazen tussen de inzit-tende en het portierpaneel. Daarmee vangen deSIPS-airbags de klap van de aanrijding op voorde inzittende, waarna de airbags weer leeglo-pen. De airbag loopt weer leeg wanneer deinzittende de airbag raakt. De SIPS-airbagwordt normaal gesproken alleen opgeblazenaan de kant van de aanrijding.

Passagiersplaats, auto met het stuur links Positie van airbagsticker in voorportiero-pening aan de passagierszijde

G020343

Page 22: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

21

Veiligheid

Opblaasgordijn (IC-systeem)

EigenschappenHet opblaasgordijn van het IC-systeem (Inflata-ble Curtain) vormt een aanvulling op het SIPS-en SRS-systeem. Het zit verborgen achter deplafondbekleding langs beide zijden van de autoen beschermt inzittenden op de buitenste zit-plaatsen. Bij een voldoende krachtige aanrijdingreageren de sensoren, waarna de opblaasgor-dijnen worden geactiveerd. Het systeem helptvoorkomen dat de bestuurder en eventuele pas-sagiers bij een botsing met hun hoofd tegen debinnenkant van de auto slaan.

WAARSCHUWING!Hang of bevestig nooit iets aan de handgre-pen aan het plafond. De haak is alleenbedoeld voor niet al te zware kledingstukken(en niet voor harde voorwerpen zoals para-plu’s).Schroef of bevestig geen onderdelen op deplafondbekleding, de portierstijlen of de zij-panelen van de auto. Ze kunnen daarbij hunbeschermende werking verliezen. Er mogenuitsluitend originele Volvo-onderdelen,bestemd voor montage op deze plaatsen,worden gebruikt.

WAARSCHUWING!Zorg dat de lading in de auto niet uitsteektboven de denkbeeldige, horizontale lijn op50 mm onder de bovenkant van de zijruiten.Anders is het mogelijk dat het opblaasgor-dijn dat schuilgaat achter de plafondbekle-ding geen bescherming meer biedt.

WAARSCHUWING!Het opblaasgordijn vormt een aanvulling opde veiligheidsgordel.Draag altijd de veiligheidsgordel.

Page 23: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

22

Veiligheid

WHIPS-systeem

Bescherming tegen whiplash-letsel, WHIPSHet WHIPS-systeem (Whiplash Protection Sys-tem) bestaat uit energieabsorberende rugleu-ningen en speciaal voor het systeemontwikkelde hoofdsteunen op de beide voor-stoelen. Het systeem wordt geactiveerd bij eenaanrijding van achteren, afhankelijk van de hoekwaaronder en de snelheid waarmee het achter-opkomende voertuig de auto raakt en de mate-riaaleigenschappen van dat voertuig.

Eigenschappen van de stoelBij activering van het WHIPS-systeem bewegende rugleuningen van de voorstoelen naar achte-ren, zodat de positie van de bestuurder en depassagier op de voorstoelen verandert. Zowordt de kans op een zogeheten whiplashbeperkt.

WHIPS-systeem en kinderzitjesHet WHIPS-systeem heeft geen nadeligeinvloed op de beschermende werking van dekinderzitjes of comfortkussens in de auto.

Juiste zithoudingVoor optimale bescherming moeten de bestuur-der en de voorpassagier zo veel mogelijk in hetmidden van de stoel plaatsnemen en de afstandtussen het hoofd en de hoofdsteun zo kleinmogelijk houden.

WAARSCHUWING!Het WHIPS-systeem vormt een aanvullingop de veiligheidsgordel. Draag altijd een vei-ligheidsgordel.

WAARSCHUWING!Breng nooit zelf wijzigingen aan de stoel ofhet WHIPS-systeem aan en probeer ze nooitzelf te repareren. Neem contact op met eenerkende Volvo-werkplaats.

Page 24: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

23

Veiligheid

WHIPS-systeem

Zorg dat u de werking van hetWHIPS-systeem niet beïnvloedt

WAARSCHUWING!Plaats geen koffer of iets dergelijks tussenhet zitgedeelte van de achterbank en de rug-leuning van de voorstoelen. Let erop dat ude werking van het WHIPS-systeem nietnadelig beïnvloedt.

WAARSCHUWING!Als u een van de ruggedeelten van de ach-terbank hebt neergeklapt, moet u de voor-stoel aan dezelfde kant naar voren schuivenzodat de rugleuning van de stoel niet tegenhet neergeklapte ruggedeelte van de achter-bank aankomt.

WAARSCHUWING!Als de stoel heeft blootgestaan aan grotekrachten, zoals bij een aanrijding van achte-ren, moet u het WHIPS -systeem laten con-troleren bij een erkende Volvo-werkplaats.Het WHIPS -systeem kan een deel van debeschermende eigenschappen hebben ver-loren, ook al ziet de stoel er intact uit. Neemcontact op met een erkende Volvo-werk-plaats om het systeem te laten controleren,ook na een lichte aanrijding van achteren.

Page 25: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

24

Veiligheid

Activering van de veiligheidssystemen

Na activering van de airbags adviseren wij u hetvolgende:

• Sleep de auto naar een erkende Volvo-werk-plaats. Rijd nooit met geactiveerde airbags.

• Laat de onderdelen van het veiligheidssys-teem in de auto door een erkende Volvo-werkplaats vervangen.

• Neem altijd contact op met een arts.

N.B. De SRS-, SIPS-, IC-systemen en de gor-delspanners worden bij een botsing slechtseenmaal geactiveerd.

Systeem ActiveringGordelspanners Bij een frontale botsing en/of aanrijding in de zij.Airbags (SRS) Bij een frontale botsing1.SIPS-airbags Bij een aanrijding in de zij1.Opblaasgordijn (IC-systeem) Bij een aanrijding in de zij1.WHIPS-systeem (Whiplash-bescherming) Bij een aanrijding van achteren.

1. Het is mogelijk dat de airbags niet worden opgeblazen, ondanks dat de carrosserie van de auto danig vervormd raakt. Enkele factoren zoals de stijfheid enhet gewicht van het lichaam waarmee de auto in botsing komt, de snelheid van de auto, de hoek waaronder de botsing plaatsvindt e.d. zijn van invloed opde wijze van activering van de verschillende veiligheidssystemen op de auto.

WAARSCHUWING!De regeleenheid van het SRS -systeem zit inde middenconsole. Ontkoppel de accuka-bels als de vloer van de passagiersruimte volwater of een andere vloeistof staat. Probeerde auto niet te starten, omdat de airbagsdaarbij geactiveerd kunnen worden. Sleepde auto naar een erkende Volvo-werkplaats.

WAARSCHUWING!Rijd nooit met geactiveerde airbags. Ze kun-nen u bij het sturen danig in de weg zitten.Ook de andere veiligheidssystemen kunnenbeschadigd zijn. Langdurige blootstellingaan de rook en het stof die vrijkomen bij acti-vering van de airbags kan oog- en huidirrita-tie veroorzaken. Spoel bij irritatie met koudwater. De snelheid waarmee de airbags/gor-dijnen worden opgeblazen kan in combinatiemet de toegepaste materialen resulteren inschaaf- en brandwonden.

Page 26: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

25

Veiligheid

Kinderen en veiligheid

Kinderen moeten comfortabel enveilig zittenDe plaats van het kind in de auto en de vereisteuitrusting is afhankelijk van het gewicht en delengte van het kind (zie pagina 27 voor meerinformatie).

N.B. De wettelijke bepalingen voor het vervoervan kinderen in de auto verschillen van land totland. Ga na welke regels er in uw land vankracht zijn.

Ongeacht leeftijd en lengte moeten kinderenaltijd met de gordel goed om in de auto zitten.Laat kinderen nooit bij passagiers op schoot zit-ten.

De veiligheidsuitrusting voor kinderen die Volvobiedt, is afgestemd op het gebruik in uw auto.

Door het gebruik van originele Volvo-onderde-len bent u er zeker van dat de bevestigingspun-ten en bevestigingsonderdelen op de juistewijze zijn aangebracht en sterk genoeg zijn.

Airbags (SRS) en kinderzitjes gaan nietsamen

KinderzitjesVolvo heeft kinderveiligheidsproducten dieafgestemd zijn op uw Volvo en uitvoerig doorVolvo getest zijn.

Zet de bevestigingsbanden van het kinderzitjenooit vast aan de hendel waarmee u de voor-

WAARSCHUWING!Personen kleiner dan 1,40 m mogen alleenop de voorstoel plaatsnemen als de passa-giersairbag gedeactiveerd is.

WAARSCHUWING!Bij gebruik van andere op de markt verkrijg-bare kinderveiligheidsproducten is het vanbelang dat u de bijgeleverde montage-instructies zorgvuldig doorleest en nauwkeu-rig opvolgt.

Page 27: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

26

Veiligheid

Kinderen en veiligheidstoel in de lengterichting verstelt of aan veren,rails of balken onder de stoel. Scherpe randenkunnen de bevestigingsbanden beschadigen.

Laat de rugleuning van het kinderzitje tegen hetdashboard steunen. Dit geldt voor auto’s zonderairbag aan de passagierszijde of auto’s waarvande airbag gedeactiveerd is.

Positie van kinderzitjeHet volgende kan worden gebruikt:

• een kinderzitje op de passagiersstoel,zolang de airbag aan de passagierszijdegedeactiveerd1 is;

• een achterstevoren gemonteerd kinderzitjeop de achterbank dat tegen de rugleuningvan de voorstoel steunt.

Plaats een kind altijd op de achterbank als deairbag aan de passagierszijde geactiveerd is.Als de airbag wordt geactiveerd, kan een kind ineen kinderzitje aan de passagierszijde ernstigletsel oplopen.

Sticker op zijwand dashboard Sticker op zijwand dashboard (alleenAustralië)

1. Zie pagina 17 voor informatie overeen geactiveerde/gedeactiveerdeairbag (SRS).

WAARSCHUWING!Plaats nooit een kinderzitje op de voorstoel,als de auto is uitgerust met een geactiveerdeairbag aan de passagierszijde. Bij problementijdens de montage van kinderveiligheidspro-ducten kunt u contact opnemen met de fabri-kant voor nadere inlichtingen over demontage.

Page 28: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

27

Veiligheid

Kinderen en veiligheidPlaats van kinderen in de auto

Gewicht(leeftijd) Voorstoel Buitenste zitplaats van de

achterbank Middelste zitplaats achterbank

<10 kg(tot 9maanden)

Mogelijkheden:• Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,

te bevestigen met veiligheidsgordel.

L1: Typegoedk.: E5 03160

• Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,te bevestigen met ISOFIX-systeem.

L1: Typegoedk.: E5 03162

• Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,te bevestigen met veiligheidsgordel enbevestigingsband.

L1: Typegoedk.: E5 03135

Mogelijkheden:• Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,

te bevestigen met veiligheidsgordel ensteun.

L1: Typegoedk.: E5 03160

• Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,te bevestigen met ISOFIX-systeem ensteun.

L1: Typegoedk.: E5 03162

• Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,te bevestigen met veiligheidsgordel,steun en bevestigingsband.

L1: Typegoedk. E5 03135

Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,te bevestigen met veiligheidsgordel,steun en bevestigingsband.

L1: Typegoedk. E5 03135

9–18 kg(9–36maanden)

Mogelijkheden:• Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,

te bevestigen met veiligheidsgordel.

L1: Typegoedk.: E5 03161

• Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,te bevestigen met ISOFIX-systeem.

L1: Typegoedk.: E5 03163

• Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,te bevestigen met veiligheidsgordel enbevestigingsband.

L1: Typegoedk.: E5 03135

Mogelijkheden:• Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,

te bevestigen met veiligheidsgordel ensteun.

L1: Typegoedk.: E5 03161

• Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,te bevestigen met ISOFIX-systeem ensteun.

L1: Typegoedk.: E5 03163

• Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,te bevestigen met veiligheidsgordel,steun en bevestigingsband.

L1: Typegoedk. E5 03135

Achterstevoren gemonteerd kinderzitje,te bevestigen met veiligheidsgordel,steun en bevestigingsband.

L1: Typegoedk. E5 03135

Page 29: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

28

Veiligheid

Kinderen en veiligheid

15–36 kg(3–12 jaar)

Comfortkussen met of zonder rugleuning.

L1: Typegoedk. E5 03139

Mogelijkheden:• Comfortkussen met of zonder rugleu-

ning.

L1: Typegoedk. E5 03139

• Geïntegreerd kinderzitje.2

B3: Typegoedk.: E5 03159

Comfortkussen met of zonderrugleuning.

L1: Typegoedk. E5 03139

1. L: Geschikt voor speciale kinderzitjes (zie overzicht onder genoemde typegoedkeuring). Kinderzitjes kunnen bestemd zijn voor één bepaald merk auto,voor een beperkte groep merken, semi-universeel of universeel zijn.

2. Optie3. B: Geïntegreerd en goedgekeurd voor deze leeftijdscategorie

Gewicht(leeftijd) Voorstoel Buitenste zitplaats van de

achterbank Middelste zitplaats achterbank

Page 30: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

29

Veiligheid

Kinderen en veiligheid

Geïntegreerde kinderzitjes (optie)De geïntegreerde kinderzitjes van Volvo op debeide buitenste zitplaatsen achterin zijn spe-ciaal ontworpen om kinderen maximalebescherming te bieden.

In combinatie met de aanwezige veiligheidsgor-dels zijn de geïntegreerde kinderzitjes goedge-keurd voor kinderen met een gewicht van 15 tot36 kg.

WAARSCHUWING!Zet nooit een kind in een kinderzitje op depassagiersstoel als de airbag (SRS) geacti-veerd is.Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooitop de passagiersstoel plaatsnemen als de

airbag (SRS) geactiveerd1 is.Het niet opvolgen van de bovenstaande aan-bevelingen kan levensgevaarlijke situatiesopleveren voor uw kind.

1. Zie pagina 17 voor informatie over eengeactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).

Page 31: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

30

Veiligheid

Kinderen en veiligheid

Kinderzitje uitklappen– Trek aan de handgreep zodat het kinderzitje

omhoogkomt (1).

– Pak het zitje met beide handen vast en duwhet naar achteren (2).

– Druk het zo ver achteruit dat hetvergrendelt (3).

Zorg dat:• het kinderzitje in de vergrendelde stand

staat;

• de veiligheidsgordel goed strak langs hetlichaam van het kind loopt, nergens slaphangt of verdraaid is en dat de veiligheids-gordel goed over de schouder ligt;

• de heupgordel laag over het bekken looptom maximale bescherming te bieden;

• de veiligheidsgordel niet tegen de nek vanhet kind aankomt of onder de schouderlangs loopt;

• stel de stand van de hoofdsteun zorgvuldigaf op de lengte van het kind.

Kinderzitje inklappen– Trek aan de handgreep (1).

– Duw het kussen zo ver omlaag dat hetvergrendelt (2).

N.B. Let erop dat u het geïntegreerde kinder-zitje eerst moet inklappen voordat u de rugge-deelten van de achterbank voorover kuntklappen.

WAARSCHUWING!Het kinderzitje moet in de vergrendeldestand staan voordat u het kind in het zitjeaanbrengt.

WAARSCHUWING!Reparatie of vervanging dient alleen te wor-den uitgevoerd door een erkende Volvo-werkplaats. Voer zelf geen wijzigingen ofaanpassingen uit aan het geïntegreerde kin-derzitje.Als een geïntegreerd kinderzitje aan grotekrachten heeft blootgestaan zoals tijdenseen aanrijding, moet u het geïntegreerde kin-derzitje in zijn geheel vervangen. Ook al ziethet geïntegreerde kinderzitje er intact uit,kunnen er toch beschermende eigenschap-pen verloren zijn gegaan. Het geïntegreerdekinderzitje moet ook worden vervangen alshet erg versleten is.

Page 32: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

31

Veiligheid

Kinderen en veiligheidKinderzitje monterenVolvo heeft kinderveiligheidsproducten dieafgestemd zijn op uw Volvo en uitvoerig doorVolvo getest zijn.

Bij het gebruik van andere op de markt verkrijg-bare producten is het belangrijk dat u de bijge-leverde montagevoorschriften zorgvuldigdoorleest en nauwkeurig opvolgt.

• Zet de bevestigingsbanden van het kinder-zitje nooit vast aan de hendel waarmee u devoorstoel in de lengterichting verstelt of aanveren, rails of balken onder de stoel.Scherpe randen kunnen de bevestigings-banden beschadigen.

• Laat de rugleuning van het kinderzitje tegenhet dashboard steunen. Dit geldt voorauto’s zonder airbag aan de passagierszijdeof auto’s waarvan de airbag gedeactiveerdis.

ISOFIX-bevestigingssysteem voorkinderzitjes (optie)Achter de onderkant van de ruggedeelten op debeide buitenste zitplaatsen van de achterbankgaan de bevestigingspunten voor het ISOFIX-systeem schuil.

Symbolen in de bekleding van de ruggedeelten(zie bovenstaande afbeelding) geven de positievan deze bevestigingspunten aan.

Duw het zitgedeelte van de zitplaats omlaag ombij de bevestigingspunten te komen.

Houd u altijd aan de montage-instructies van defabrikant, wanneer u een kinderzitje/babyzitjeaan de ISOFIX-bevestigingspunten vastzet.

WAARSCHUWING!Gebruik geen kinderzitjes met stalen beu-gels of andere constructies die tegen de ont-grendelingsknop van de gordelsluitingkunnen aankomen. Dit om te voorkomen datde gordels plotseling losschieten.Zorg dat het kinderzitje niet met de boven-kant tegen de voorruit aankomt.

WAARSCHUWING!Plaats nooit een kinderzitje op de voorstoel,als de auto is uitgerust met een geacti-veerde1 airbag aan de passagierszijde. Bijproblemen tijdens de montage van kinder-veiligheidsproducten kunt u contact opne-men met de fabrikant voor nadereinlichtingen over de montage.

1. Zie pagina 17 voor informatie over eengeactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).

Page 33: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

32

Veiligheid

Kinderen en veiligheid

Extra bankje (optie)Het extra bankje is afgestemd op het vervoervan twee kinderen met elk een gewicht van 15tot 36 kg en een lengte van maximaal 1,40 m.Het maximale totaalgewicht is 72 kg.

Uitklappen– Verwijder de bagagerolhoes voor zover uw

auto van iets dergelijks is voorzien.

– Klap het ruggedeelte naar voren in degeblokkeerde stand.

– Klap het zitgedeelte naar voren.

Inklappen– Klap het zitgedeelte naar achteren.

– Trek het ruggedeelte aan de handgreepopen en klap het omlaag.

Als u bij het gebruik van het extra bankje in debagageruimte ook de bagagerolhoes moetmeenemen, kunt u het volgende doen:

– Zet de beide ruggedeelten van de achter-bank rechtop (zie pagina 91).

– Plaats de losse bagagerolhoes voorzichtigtussen de ruggedeelten van de achterbanken het extra bankje. Klap de hoofdsteunenvan het extra bankje omhoog.

WAARSCHUWING!Als uw auto is uitgerust met een extrabankje, moet de achterklep zijn voorzien vaneen cilinderslot. U kunt de achterklep dan opde normale manier van buitenaf openen (metde sleutel in het bestuurdersportier en/ofmet de afstandsbediening) en met de sleutelin het cilinderslot van de achterklep.Het kinderslot op de achterklep moet zijningeschakeld om te voorkomen dat een kindde achterklep van de binnenzijde kan ope-nen.

WAARSCHUWING!Bij gebruik van het extra bankje moeten debeide ruggedeelten van de achterbankrechtop staan, het bagagenet verwijderd zijnen het kinderslot zijn uitgeschakeld. Dit omervoor te zorgen dat de kinderen bij een aan-rijding zelf uit de auto kunnen komen.Als uw auto is uitgerust met een stalen rekmoet u dit altijd verwijderen, voordat u hetextra bankje in gebruik neemt.

Page 34: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

33

Instrumenten, schakelaars en bedieningOverzicht auto met het stuur links 34Overzicht auto’s met het stuur rechts 36Instrumentenpaneel 38Controle- en waarschuwingslampjes 39Informatiedisplay 42Schakelaars op middenconsole 44Verlichtingspaneel 48Linker stuurhendel 50Rechter stuurhendel 51Boordcomputer 53Cruisecontrol (optie) 54Handrem, elektrische aansluiting/aansteker 56Stuurwielafstelling 58Elektrisch bedienbare zijruiten 59Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels 61Elektrisch bedienbaar schuifdak (optie) 64

Page 35: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

34

Instrumenten, schakelaars en bediening

Overzicht auto met het stuur links

Page 36: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

35

Instrumenten, schakelaars en bediening

Overzicht auto met het stuur links

Bedieningspaneel op bestuurdersportier

1. Mistlampen................................................................................. pagina 492. Koplampen, stadslichten/parkeerlichten vóór en

achterlichten............................................................................... pagina 483. Mistachterlicht ........................................................................... pagina 494. Richtingaanwijzers, schakelaarhendel groot licht/

dimlichtpagina ........................................................................................ 505. Cruisecontrol ............................................................................. pagina 546. Claxon...........................................................................................................–7. Instrumentenpaneel.................................................................. pagina 388. Toetsenset voor telefoon/

audiosysteem............................. pagina 226/pagina 211/pagina 2049. Ruitenwissers ............................................................................ pagina 5210. Handrem ..................................................................................... pagina 5611. Schakelaarpaneel ..................................................................... pagina 4412. Klimaatregeling......................................................pagina 70, pagina 7213. Audiosysteem ..........................................................................pagina 20414. Elektrische aansluiting, aansteker ......................................... pagina 4515. Alarmlichten ............................................................................... pagina 46

16. Dashboardkastje....................................................................... pagina 8717. Blaasmond ................................................................................. pagina 6918. Display......................................................................................... pagina 4219. Temperatuurmeter..................................................................... pagina 3820. Kilometerteller, dagteller/cruisecontrol ............ pagina 38/pagina 5421. Snelheidsmeter ......................................................................... pagina 3822. Richtingaanwijzer .................................................. pagina 38/pagina 5023. Toerenteller................................................................................. pagina 3824. Buitentemperatuurmeter, klokje, schakelstandindicatie... pagina 3825. Brandstofmeter ......................................................................... pagina 3826. Controle- en waarschuwingslampjes ................................... pagina 3927. Blaasmonden............................................................................. pagina 6928. Instrumentenverlichting ........................................................... pagina 4929. Koplamphoogteregeling.......................................................... pagina 4830. Verlichtingspaneel..................................................................... pagina 4831. Leeslampjes ............................................................................... pagina 8232. Interieurverlichting .................................................................... pagina 8233. Knop, elektrisch bedienbaar schuifdak ................................ pagina 6434. Gordelwaarschuwing............................................................... pagina 4035. Achteruitkijkspiegel .................................................................. pagina 6136. Vergrendelingsknop, simultaanvergrendeling alle

portieren....................................................................................pagina 10637. Blokkeerknop ruitbediening achterportieren ...................... pagina 6038. Knop, elektrisch bedienbare ruiten ....................................... pagina 5939. Knop, buitenspiegels ............................................................... pagina 6340. - ....................................................................................................................... -

Page 37: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

36

Instrumenten, schakelaars en bediening

Overzicht auto’s met het stuur rechts

Page 38: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

37

Instrumenten, schakelaars en bediening

Overzicht auto’s met het stuur rechts

Bedieningspaneel op bestuurdersportier

1. Mistachterlicht ........................................................................... pagina 492. Koplampen, stadslichten/parkeerlichten vóór en

achterlichten............................................................................... pagina 483. Mistlampen................................................................................. pagina 494. Ruitenwissers ............................................................................ pagina 525. Toetsenset voor telefoon/

audiosysteem............................. pagina 204/pagina 211/pagina 2266. Claxon...........................................................................................................–7. Instrumentenpaneel.................................................................. pagina 388. Cruisecontrol ............................................................................. pagina 549. Richtingaanwijzers, schakelaarhendel groot licht/dimlichtpagina 5010. Handrem ..................................................................................... pagina 5611. Elektrische aansluiting, aansteker ......................................... pagina 4512. Klimaatregeling......................................................pagina 70, pagina 7213. Audiosysteem ..........................................................................pagina 20414. Schakelaarpaneel ..................................................................... pagina 4415. Alarmlichten ............................................................................... pagina 4616. Dashboardkastje ....................................................................... pagina 87

17. Blaasmond ................................................................................. pagina 6918. Controle- en waarschuwingslampjes ................................... pagina 3919. Brandstofmeter ......................................................................... pagina 3820. Buitentemperatuurmeter, klokje, schakelstandindicatie... pagina 3821. Toerenteller................................................................................. pagina 3822. Richtingaanwijzer .................................................. pagina 38/pagina 5023. Snelheidsmeter ......................................................................... pagina 3824. Kilometerteller, dagteller/cruisecontrol ............ pagina 38/pagina 5425. Temperatuurmeter..................................................................... pagina 3826. Display......................................................................................... pagina 4227. Blaasmonden............................................................................. pagina 6928. Verlichtingspaneel..................................................................... pagina 4829. Koplamphoogteregeling.......................................................... pagina 4830. Instrumentenverlichting ........................................................... pagina 4931. Leeslampjes ............................................................................... pagina 8232. Interieurverlichting .................................................................... pagina 8233. Knop, elektrisch bedienbaar schuifdak ................................ pagina 6434. Gordelwaarschuwing............................................................... pagina 4035. Achteruitkijkspiegel .................................................................. pagina 6136. Vergrendelingsknop, simultaanvergrendeling alle

portieren....................................................................................pagina 10637. Blokkeerknop ruitbediening achterportieren ...................... pagina 6038. Knop, elektrisch bedienbare ruiten ....................................... pagina 5939. Knop, buitenspiegels ............................................................... pagina 6340. - ....................................................................................................................... -

Page 39: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

38

Instrumenten, schakelaars en bediening

Instrumentenpaneel

1. TemperatuurmeterDe temperatuurmeter geeft de temperatuur inhet koelsysteem van de motor aan. Op het dis-play verschijnt een melding, als de temperatuurabnormaal hoog is en de naald tot in het rodegebied uitslaat. Let erop dat verstralers voor deradiateurgrille het koelvermogen verminderen bijeen hoge buitentemperatuur en een zwarebelasting van de motor.2. DisplayOp het display worden informatieve meldingenen waarschuwingsmeldingen weergegeven.3. SnelheidsmeterDe snelheidsmeter geeft de snelheid van deauto aan.4. Dagtellers, T1 en T2De dagtellers gebruikt u om kortere afstandenop te meten. Het rechter cijfer geeft de afstandin honderden meters aan. U kunt de dagtellersop nul zetten door de knop langer dan2 seconden in te drukken. U wisselt van dagtel-ler door de knop korte tijd in te drukken.

5. Indicatie voor cruisecontrolZie pagina 54.6. KilometertellerDe kilometerteller geeft het totale aantal kilome-ters aan dat er met de auto is gereden.7. Grootlichtindicatie8. WaarschuwingslampjesAls er een storing optreedt, licht het waarschu-wingslampje op en verschijnt er een melding ophet display.9. ToerentellerDe toerenteller geeft het motortoerental aan induizenden toeren per minuut. Laat de naald vande toerenteller niet tot in het rode gebied uit-slaan.10. Indicatie voor automatische versnel-lingsbakHier ziet u welk schakelprogramma er wordtaangehouden. Als u een automatische versnel-lingsbak met Geartronic hebt en het handma-tige schakelprogramma gebruikt, ziet u hierwelke versnelling u hebt ingeschakeld.

11. BuitentemperatuurmeterDe buitentemperatuurmeter geeft de buitentem-peratuur aan. Wanneer de temperatuur in hetinterval van –5 °C tot +2 °C ligt, verschijnt ereen sneeuwvlokje op het display. Het symboolwijst op het gevaar voor gladheid. Wanneer deauto stilstaat of geparkeerd gestaan heeft, is hetmogelijk dat de buitentemperatuurmeter een tehoge waarde aangeeft.12. KlokjeDraai aan de knop om het klokje op de juiste tijdin te stellen.13. BrandstofmeterEr zit nog ongeveer 8 liter brandstof in de tank,wanneer het lampje op het instrumentenpaneeloplicht.14. Controle- en waarschuwingslampjes15. Indicatorlampjes richtingaanwijzers,links/rechts

Page 40: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

39

Instrumenten, schakelaars en bediening

Controle- en waarschuwingslampjesFunctietest, lampjesAlle controle- en waarschuwingslampjes1 gaanbranden, wanneer u de contactsleutel voor hetstarten in stand II draait. De werking van delampjes wordt dan gecontroleerd. Alle lampjesmoeten weer uitgaan als de motor is aangesla-gen, behalve het lampje voor de handrem. Ditgaat pas uit als de auto van de handrem wordtgehaald.

Als de motor niet binnen vijf secon-den aanslaat, gaan alle lampjes uit,behalve de lampjes voor storingenin het uitlaatgasreinigingssysteemvan de auto en voor lage oliedruk.Sommige lampjes hebben geenfunctie. Dit hangt af van de uitrus-

ting van de auto.Waarschuwingslampje midden opinstrumentenpaneel

Het waarschuwingslampje licht roodof oranje op afhankelijk van de ernstvan de geregistreerde storing.

Rood licht:– Breng de auto op een veilige plek tot stil-

stand. Rijd niet verder met de auto.

– Lees de informatie op het informatiedisplay.

– Verhelp het probleem aan de hand van deaanwijzingen of neem contact op met eenerkende Volvo-werkplaats.

Het lampje blijft branden en de displaytekststaan totdat de storing is verholpen.

Oranje licht:– Lees de melding op het display. Verhelp de

storing!

U kunt de displaytekst verwijderen met een drukop de knop READ (zie pagina 42). Wanneer u2 minuten niets doet, verdwijnt de displaytekstautomatisch.

Wanneer de tekst “TIJD VOOR REG. SER-VICE” verschijnt, doet u het waarschuwings-lampje uit en verwijdert u de tekst met behulpvan de knop READ. Dit gebeurt automatisch na2 minuten.

Storing in ABSAls het waarschuwingslampje voorhet ABS -systeem oplicht, werkt hetABS -systeem niet meer. Het normaleremsysteem van de auto werkt dan

nog, zij het zonder ABS -regeling.

– Breng de auto op een veilige plaats tot stil-stand en zet de motor af.

– Start de motor opnieuw.

Als het waarschuwingslampje echter blijft bran-den, moet u de auto naar een erkende Volvo-werkplaats rijden om het ABS -systeem te latencontroleren.

Storing in remsysteemAls het lampje voor het remsysteemoplicht, is het mogelijk dat het rem-vloeistofpeil te laag is.1. Bij bepaalde motortypes is het lampje

voor een lage oliedruk niet in gebruik!Er verschijnt in plaats daarvan eendisplaytekst (zie pagina 181).

Page 41: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

40

Instrumenten, schakelaars en bediening

Controle- en waarschuwingslampjesBreng de auto op een veilige plaats tot stilstanden controleer het peil in het remvloeistofreser-voir (zie pagina 184).

• Als de vloeistof lager staat dan het MIN -merkje van het reservoir, dient u niet verderte rijden met de auto. Laat de auto naar eenerkende Volvo-werkplaats slepen om hetremsysteem te controleren.

Als de waarschuwingslampjes voorhet remsysteem en het ABS-systeemtegelijkertijd branden, kan er een sto-ring in de remkrachtverdeling zijnopgetreden.

Breng de auto op een veilige plaats totstilstand en zet de motor af. Start de

motor opnieuw.

• Als beide lampjes uitgaan, kunt u verder rij-den.

• Als de waarschuwingslampjes echter blijvenbranden, moet u het peil in het remvloei-stofreservoir controleren (zie pagina 184).

• Als het peil lager is dan het MIN -merkje vanhet remvloeistofreservoir, dient u niet verderte rijden met de auto. Laat de auto naar eenerkende Volvo-werkplaats slepen om hetremsysteem te controleren.

• Als de lampjes echter blijven brandenondanks dat het peil in het remvloeistofpeilin orde is, moet u de auto uiterst voorzichtignaar de dichtstbijzijnde erkende Volvo-werk-plaats rijden om het remsysteem te laten

GordelwaarschuwingHet waarschuwingslampje voor deveiligheidsgordels brandt, zolang debestuurder de gordel niet heeft omge-daan.

Te lage oliedruk1

Als het lampje tijdens het rijdenoplicht, is de druk van de motorolie telaag. Zet de motor onmiddellijk af encontroleer het motoroliepeil. Als het

lampje oplicht ondanks dat het oliepeil in ordeis, dient u de auto tot stilstand te brengen en ucontact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats.

Storing in uitlaatgasreinigings-systeem

Rijd de auto naar een erkende Volvo-werkplaats om het systeem te latencontroleren.

Airbags (SRS)Als het waarschuwingslampje voorhet SRS-systeem oplicht, is er eenstoring in het SRS-systeem geregis-treerd. Rijd de auto naar een erkende

Volvo-werkplaats om het systeem te laten con-troleren.

Dynamo laadt niet bijAls het lampje tijdens het rijdenoplicht, is er waarschijnlijk sprake vaneen storing in het elektrisch systeem.Breng een bezoek aan een erkende

Volvo-werkplaats.

Voorgloeifunctie motor (diesel)Het lampje licht op wanneer de voorg-loeifunctie van de motor actief is.Wanneer het lampje dooft, kunt u demotor starten. Geldt alleen voor die-

selmodellen.

Handrem aangetrokkenHet lampje brandt, wanneer de hand-rem is aangetrokken. Haal de hand-

WAARSCHUWING!Als de waarschuwingslampjes voor het rem-systeem en ABS-systeem tegelijkertijdoplichten, bestaat het gevaar dat de achter-trein bij krachtig remmen gaat slippen.

1. Bij bepaalde motortypes is het lampjevoor een lage oliedruk niet in gebruik!Er verschijnt in plaats daarvan eendisplaytekst (zie pagina 181).

Page 42: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

41

Instrumenten, schakelaars en bediening

Controle- en waarschuwingslampjesremhendel bij het aantrekken altijd volledigomhoog.

N.B. Het lampje brandt al wanneer de hendeléén “tandje” is aangetrokken.

MistachterlichtDit lampje brandt wanneer u het mist-achterlicht hebt ingeschakeld.

Controlelampje voor aanhangerHet controlelampje knippert, wanneeru de richtingaanwijzers op de auto enop de aanhanger gebruikt. Als hetlampje niet knippert, is een van derichtingaanwijzers op de auto of de

aanhanger defect.

Stabiliteitssysteem STC/DSTC(optie)

D e verschillende functies en lampjesvan het systeem staan beschreven oppagina 127.

Page 43: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

42

Instrumenten, schakelaars en bediening

Informatiedisplay

DisplaymeldingWanneer er een controle- of waarschuwings-lampje oplicht, verschijnt er tevens een meldingop het display. Wanneer u de melding gelezenen begrepen hebt, kunt u op de knop READ (A)drukken. De melding wordt dan van het displaygewist en in een geheugen opgeslagen. Demelding blijft in het geheugen opslagen, totdatu de onderliggende storing hebt laten verhel-pen.

Meldingen die duiden op zeer ernstige storin-gen kunt u niet van het display wissen. De mel-dingen blijven op het display staan, totdat u deonderliggende storing hebt laten verhelpen.

Meldingen die in het geheugen liggen opgesla-gen kunt u op een later tijdstip nogmaals door-lezen. Druk op de knop READ (A), als u de

opgeslagen meldingen wilt bekijken. U kunt demeldingen doorbladeren door op de knopREAD (A) te drukken.

Druk nogmaals op de knop READ om de mel-dingen weer in het geheugen op te slaan.

N.B. Als er een waarschuwingsmelding ver-schijnt terwijl u zich bijvoorbeeld in een menuvan de boordcomputer bevindt of wilt telefone-ren, moet u eerst bevestigen dat u de meldinghebt gezien. U doet dat door op de knopREAD (A) te drukken.

Page 44: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

43

Instrumenten, schakelaars en bediening

Informatiedisplay

Melding BetekenisSTOP AUTO Z.S.M. Breng de auto op veilige wijze tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schadeZET DE MOTOR AF Breng de auto op veilige wijze tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schadeSERVICE SPOED Breng uw auto voor controle naar de werkplaatsZIE HANDLEIDING Raadpleeg het instructieboekjeSERVICE VEREIST Laat uw auto zo spoedig mogelijk controlerenBIJ ONDERHOUD Laat uw auto tijdens de volgende servicebeurt controlerenTIJD VOOR REG. SERVICE Als de displaytekst verschijnt, moet de auto voor een servicebeurt naar de werkplaats. Wanneer de

tekst verschijnt, hangt af van de afgelegde afstand, het aantal maanden dat verstreken is sinds delaatste servicebeurt en het aantal draaiuren van de motor

ROETFILTER VOL – ZIE HANDLEIDING1 Het roetfilter van dieselmodellen is aan regeneratie toe (zie pagina 117).

STC/DSTC SPIN CONTROL UIT Er gelden beperkingen voor het stabiliteits- en tractieregelsysteem (zie pagina 127 voor meervarianten).

1. Verschijnt samen met een oranje gevarendriehoek

Page 45: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

44

Instrumenten, schakelaars en bediening

Schakelaars op middenconsole

N.B. De onderlinge positie van de knoppen kanvariëren.

Actief chassis, FOUR-C (optie)Druk op de knop om een vande chassistanden Comfort ofSport te kiezen(zie pagina 129). Op het infor-matiedisplay verschijnt10 seconden lang de actuele

stand.

BLIS (Blind Spot InformationSystem) (optie)

Druk op de knop om het sys-teem te deactiveren of te her-activeren (zie pagina 149 voormeer informatie).

DSTC-systeem1

Met deze knop kunt u de func-ties van het DSTC-systeembeperken of een geldendebeperking opheffen.

De led in de knop licht op omaan te geven dat het DSTC-systeem actief is(mits er geen sprake is van een storing).

N.B. Om de werking van het DSTC-systeem tebeperken moet u de knop ten minste een halveseconde ingedrukt houden.De led in de knop dooft dan en de meldingDSTC ANTISKID CONTROL UIT verschijnt ophet informatiedisplay.

Het DSTC-systeem wordt iedere keer dat u demotor start, automatisch geactiveerd. Ziepagina 127 voor meer informatie.

1. Optie op bepaalde markten.

WAARSCHUWING!Let erop dat de rijeigenschappen van deauto veranderen, als u het DSTC-systeemuitschakelt.

Page 46: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

45

Instrumenten, schakelaars en bediening

Schakelaars op middenconsoleKinderslot op achterportieren(optie)

Met deze knop kunt u het elek-trisch kinderslot op de achter-portieren in- of uitschakelen.De contactsleutel moet daar-bij in stand I of II staan. Wan-neer het kinderslot

geactiveerd is, brandt de led in de knop. Er ver-schijnt een melding op het display, wanneer uhet kinderslot in- of uitschakelt.

Elektrische aansluiting/aansteker(optie)

U kunt de elektrische aanslui-ting gebruiken verschillendeaccessoires die op een span-ning van 12 V werken, zoalseen mobiele telefoon of eenkoelbox.

De contactsleutel moet ten minste in stand Istaan, anders geeft de aansluiting geen stroom.

U activeert de aansteker door de knop in dedrukken. Wanneer de aansteker heet genoeg is,veert de knop automatisch uit. Haal de aanste-ker uit de opening en gebruik het roodgloeiendedeel om een sigaar of sigaret aan te steken. Omveiligheidsredenen moet u het deksel altijd opde aansluiting laten zitten, wanneer deze niet ingebruik is. De maximale stroomsterkte is 10 A.

Inklapbare buitenspiegels (optie)Met deze knop kunt u de elek-trisch bedienbare buitenspie-gels in- en uitklappen.

Ga als volgt te werk, als eenvan de buitenspiegels perongeluk in- of uitgeklapt is:

– Haal de buitenspiegel zo ver mogelijk naarvoren toe.

– Draai de contactsleutel naar stand II.– Klap de buitenspiegel met behulp van de

knop eerst naar binnen en vervolgens weernaar buiten toe. De buitenspiegels staandaarna weer in hun oorspronkelijke stand.

Park Assist (optie)Park Assist (parkeerhulp) is bijhet starten van de motor altijdingeschakeld. Druk op deknop om Park Assist uit teschakelen/opnieuw in te scha-kelen (zie ook pagina 130).

Safelock-functie en alarmsen-soren deactiveren

Maak gebruik van deze knopom de Safelock-functie des-gewenst uit te schakelen(Safelock houdt in dat de por-tieren na vergrendeling nietmeer van de binnenzijde te

openen zijn). Gebruik deze knop ook om de

bewegings- en niveausensoren van het alarm-

systeem1 buiten werking stellen – wanneer ubijvoorbeeld met de auto een veerverbindingneemt. De led in de knop brandt, wanneer defuncties zijn uitgeschakeld c.q. buiten werkingzijn gesteld.

Verstralers (accessoires)Druk op deze knop als u deverstralers van de auto’s tege-lijk met het groot licht wilt voe-ren of als u de verstralers uitwilt schakelen. De led in deknop brandt om aan te geven

dat de functie actief is.

1. Optie

Page 47: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

46

Instrumenten, schakelaars en bediening

Schakelaars op middenconsoleActive Bi-Xenon Lights, ABL(optie)

De lichtbundels van de ABL-koplampen draaien met hetstuurwiel mee. De functiewordt bij het starten van demotor automatisch geacti-veerd en kan met de bijbeho-

rende knop worden uitgeschakeld/ingeschakeld. De led in de knop brandt, wan-neer de functie actief is.

Lichtbundel aanpassen aan links-/rechtsrijdend verkeerHoud de knop ten minste vijf seconden langingedrukt. Bij het aanpassen van de lichtbundeldient de auto stil te staan. De meldingDIMLICHT INST. V. RECHTSR. VERK. ofDIMLICHT INST. V. LINKSR. VERK. verschijntop het display. Zie pagina 144 voor meer infor-matie over halogeen- of Bi-Xenonkoplampen enhet aanpassen van de lichtbundels.

AlarmlichtenGebruik de alarmlichten (alle richtingaanwijzersknipperen), wanneer u de auto noodgedwon-gen tot stilstand moet brengen op een plaatswaar deze gevaar of hinder voor het verkeer kanopleveren. Druk op de knop om de functie teactiveren.

N.B. De regels voor het gebruik van de alarm-lichten verschillen van land tot land.

Page 48: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

47

Instrumenten, schakelaars en bediening

Schakelaars op middenconsoleElektrisch verwarmde buiten-spiegels en achterruit

Schakel de elektrischeverwarming in om ijs enwasem van de achterruiten de buitenspiegels teverwijderen. Wanneer uop de schakelaar drukt,wordt de verwarming vande achterruit en de bui-tenspiegels geactiveerd.De led in de schakelaargaat daarbij branden.

De verwarming wordt na ca. 12 minuten auto-matisch uitgeschakeld.

Elektrisch verwarmdevoorstoelen

Zie pagina 70 ofpagina 73 voor meerinformatie.

Page 49: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

48

Instrumenten, schakelaars en bediening

Verlichtingspaneel

KoplamphoogteregelingDoor de belading van de auto wordt de hoogtevan de koplampen gewijzigd, zodat u tegemoet-komend verkeer kunt verblinden. U kunt datvoorkomen door de koplamphoogte bij te stel-len.

– Draai de contactsleutel naar stand II.

– Draai de verlichtingsdraaiknop (1) naar eenvan de eindstanden.

– Draai het duimwiel (3) omhoog of omlaagom de koplampen hoger of lager af te stel-len.

Auto’s met Active Bi-Xenonkoplampen of Bi-

Xenonkoplampen1 zijn uitgerust met automati-sche koplamphoogteregeling, zodat hetduimwiel (3) ontbreekt.

Stadslichten/parkeerlichten vóóren achterlichtenU kunt de stadslichten/parkeerlichten vóór ende achterlichten altijd inschakelen ongeacht destand van de contactsleutel.

– Draai de verlichtingsdraaiknop (1) naar demiddelste stand.

Met de contactsleutel in stand II staan de stads-lichten/parkeerlichten vóór, de achterlichten ende kentekenplaatverlichting altijd aan.

KoplampenAutomatisch dimlicht (bepaalde landen)Het dimlicht gaat automatisch aan, wanneer ude contactsleutel naar stand II draait, behalvewanneer de verlichtingsdraaiknop (1) in de mid-delste stand staat. U kunt het automatische dim-licht zo nodig in een erkende Volvo-werkplaatsbuiten werking laten stellen.

Automatisch dimlicht, groot licht– Draai de contactsleutel naar stand II.– U schakelt het dimlicht in door de

verlichtingsdraaiknop (1) helemaal rechtsomte draaien.

– U schakelt het groot licht in door de linkerstuurhendel tot in de eindstand naar hetstuur toe te halen en de hendel weer los telaten (zie pagina 50).

De verlichting wordt automatisch uitgescha-keld, wanneer u de contactsleutel naar stand Iof 0 draait.

Stand BetekenisAutomatisch/uitgeschakelddimlicht. Alleen grootlichtsignalen.Stadslichten/parkeerlichten vóóren achterlichtenAutomatisch dimlicht. In dezestand werken het groot licht en degrootlichtsignalen.

1. Optie.

Page 50: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

49

Instrumenten, schakelaars en bediening

Verlichtingspaneel

Lichtbundel actieve/niet-actieve koplampen

Active Bi-Xenon Lights, ABL(optie)De lichtbundels van de ABL-koplampen draaienmet het stuurwiel mee. De functie wordt auto-matisch ingeschakeld bij het starten van demotor en is te activeren/deactiveren met deknop op de middenconsole (zie pagina 46).

MistlichtenN.B. De regels voor het gebruik van de mistlich-ten verschillen van land tot land.

Mistlampen vóór (optie)De mistlampen vóór zijn in te schakelen in com-binatie met het groot licht/dimlicht of de stads-lichten/parkeerlichten vóór en de achterlichten.

– Druk op de knop (2).

Het lampje in de knop (2) brandt, wanneer demistlampen aan de voorzijde branden.

MistachterlichtHet mistachterlicht is alleen in te schakelenwanneer de koplampen branden wel of nietgecombineerd met de mistlampen vóór.

– Druk op de knop (4).

Het controlelampje voor het mistachterlicht ophet instrumentenpaneel en de led in de knop (4)branden, wanneer het mistachterlicht is inge-schakeld.

InstrumentenverlichtingDe instrumentenverlichting brandt, wanneer decontactsleutel in stand II staat en deverlichtingsdraaiknop (1) in een van de eind-standen. De verlichting wordt bij daglicht auto-matisch gedimd en valt bij donker handmatig teregelen.

– Draai het duimwiel (5) omhoog of omlaagvoor een fellere of zwakkere verlichting.

Page 51: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

50

Instrumenten, schakelaars en bediening

Linker stuurhendel

Standen stuurhendel1. Korte serie knippersignalen, richtingaan-

wijzers2. Onafgebroken serie knippersignalen, rich-

tingaanwijzers3. Grootlichtsignalen4. Wisselen tussen groot licht en dimlicht en

Follow-Me-Home-verlichting

RichtingaanwijzersOnafgebroken serie knippersignalen– Haal de stuurhendel omhoog of omlaag tot

in de eindstand (2).

De hendel blijft in de eindstand staan en kanhandmatig in de uitgangspositie teruggezetworden of veert automatisch terug bij het terug-draaien van het stuurwiel.

Korte serie knippersignalen– Haal de stuurhendel omhoog of omlaag

naar stand (1) en laat deze weer los, waarnade hendel terugveert naar de uitgangsposi-tie. U kunt de stuurhendel ook in stand (2)zetten en daarna meteen terugduwen in deuitgangspositie.

De richtingaanwijzers lichten driemaal op.

De korte serie knippersignalen wordt onmiddel-lijk beëindigd, als u de richtingaanwijzersgebruikt om te signaleren dat u een bocht in detegenovergestelde richting wilt maken.

Wisselen tussen groot licht endimlichtDe contactsleutel moet in stand II staan om hetgroot licht te kunnen inschakelen.

– Draai de verlichtingsdraaiknop rechtsomnaar de eindstand (zie pagina 48).

– Haal de stuurhendel tot in de eindstand (4)naar het stuurwiel toe en laat de hendel los.

Grootlichtsignalen– Haal de hendel tot in stand (3) naar het

stuurwiel toe.

Het groot licht blijft vervolgens branden, totdatu de hendel weer loslaat.

Follow-Me-Home-verlichtingHet is mogelijk om een deel van de buitenver-lichting enige tijd ingeschakeld te houden en alsFollow-Me-Home-verlichting dienst te laten

doen na vergrendeling van de auto. De inscha-

kelduur bedraagt 30 seconden1, maar is in eenerkende Volvo-werkplaats te wijzigen in 60 of90 seconden.

– Neem de sleutel uit het contactslot.

– Haal de stuurhendel tot in de eindstand (4)naar het stuurwiel toe en laat de hendel los.

– Stap uit de auto en vergrendel het portier.

1. Fabrieksinstellingen.

Page 52: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

51

Instrumenten, schakelaars en bediening

Rechter stuurhendel

RuitenwissersDe ruitenwissers zijn uitgeschakeld,wanneer de hendel in stand 0 staat.

Wanneer u de hendel omhoogduwt,maken de wissers slagen zolang u de

hendel in deze stand vasthoudt.

IntervalstandU kunt het interval tussen de wissla-gen zelf instellen. Draai het duimwiel

(1) omhoog voor een korter interval tussen deslagen. Draai het omlaag om het interval te ver-lengen.

De wissers bewegen op normale snel-heid.

De wissers bewegen op hoge snel-heid.

Regensensor (optie)De regensensor registreert de hoeveelheidregen op de voorruit en schakelt automatisch deruitenwissers op de voorruit in. De gevoeligheidvan de regensensor is in te stellen met hetduimwiel (1).

– Draai het duimwiel omhoog voor een gro-tere gevoeligheid of omlaag voor een lageregevoeligheid. (De wissers maken een extraslag, als u het duimwiel omhoog draait.)

Aan/UitOm de regensensor te activeren dient het con-tact/de contactsleutel in stand I of II te staan ende ruitenwisserhendel in stand 0 (niet geacti-veerd).

U activeert u de regensensor door:

– op de knop (2) te drukken. De led in deknop gaat branden om aan te geven dat deregensensor actief is.

U schakelt de regensensor op een van de vol-gende manieren weer uit:

– druk op de knop (2) of

– haal de hendel omlaag naar een ander wis-programma. Als u de hendel omhoogduwt,blijft de regensensor actief. De wissersmaken een extra slag en keren terug naar deregensensorstand, wanneer u de hendellaat terugveren naar stand 0.

De regensensor wordt automatisch uitgescha-keld, wanneer u de sleutel uit het contactslotneemt of vijf minuten nadat u de auto van hetcontact hebt gezet.

RuitensproeiersU activeert de ruiten- en koplampsproeiers doorde hendel naar het stuurwiel toe te trekken. Dewissers maken nog enkele slagen nadat u dehendel hebt losgelaten.

BELANGRIJK!Sproei een royale hoeveelheid sproeier-vloeistof op de voorruit wanneer de ruiten-wissers werken. De voorruit moet nat zijn bijgebruik van de ruitenwissers.

BELANGRIJK!In automatische wasstraten:Schakel de regensensor uit door opknop (2) te drukken, terwijl de contactsleutelin stand I of II staat. De ruitenwissers kun-nen anders in beweging komen en daarbijbeschadigd raken.

Page 53: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

52

Instrumenten, schakelaars en bediening

Rechter stuurhendelKoplampsproeiers(optie op bepaalde markten)

De koplampsproeiers worden automatischgeactiveerd bij het gebruik van de ruiten-sproeiers.

De hogedruksproeiers van de koplampen ver-bruiken een grote hoeveelheid ruitensproeier-vloeistof. Om vloeistof te besparen, worden dekoplampen alleen iedere vijfde keer dat u devoorruitsproeiers activeert gesproeid (gerekendover een periode van tien minuten). Wanneer ermeer dan tien minuten zijn verstreken sinds delaatste sproeibeurt van de voorruit, worden ookde koplampen weer gesproeid bij het activerenvan de ruitensproeiers. Wanneer u de hendelnaar het stuurwiel haalt, wordt alleen de voorruitgesproeid.

Gereduceerde sproeifunctieWanneer er nog ongeveer één liter ruiten-sproeiervloeistof in het reservoir zit, worden dekoplampen niet langer schoongesproeid. Ditomdat het sproeifunctie van de voorruit de voor-rang heeft.

Ruitenwisser/-sproeier, achterklep

Ruitensproeier en -wisser,achterklepWanneer u de hendel naar voren haalt, activeertu de ruitenwisser/-sproeier van de achterklep.De ruitenwisser maakt na het sproeien een extraslag. De knop aan het uiteinde van de hendel iseen schakelaar met drie mogelijke standen:

A. Intervalstand: Druk het bovenste gedeeltevan de schakelaar in.

0. Neutrale stand: Wisser/sproeieruitgeschakeld.

B. Continu wissen: Druk het onderstegedeelte van de schakelaar in.

Ruitenwisser achterklep – achteruit-rijdenAls u de auto in de achteruitversnelling zet ter-wijl de voorruitwissers actief zijn, zal de achter-

ruitwisser automatisch in de intervalstand1 gaanstaan. Als de achterruitwisser echter al op nor-male snelheid werkt, vindt er geen wijziging inde wisfunctie plaats.

1. Deze functie (intervalfunctie tijdenshet achteruitrijden) kunt u desge-wenst uitschakelen. Neem daarvoorcontact op met een erkende Volvo-werkplaats.

Page 54: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

53

Instrumenten, schakelaars en bediening

Boordcomputer

BedieningOm toegang te krijgen tot de informatie van deboordcomputer moet u de ring (B) op de hendelstapsgewijs linksom of rechtsom draaien. Wan-neer u na het laatste menu nogmaals aan de ringdraait, keert u terug in de uitgangspositie.

N.B. Als er een waarschuwingsmelding ver-schijnt terwijl u zich bijvoorbeeld in een menuvan de boordcomputer bevindt of wilt telefone-ren, moet u eerst bevestigen dat u de meldinghebt gezien. U doet dat door op de knopREAD (A) te drukken. U keert dan terug naar hetmenu van de boordcomputer waarin u zichbevond.

FunctiesDe boordcomputer toont de volgende informa-tie:

• GEMIDDELDE SNELHEID

• SNELHEID IN MILES PER HOUR1

• ACTUEEL VERBR.

• GEMIDDELD VERBRUIK

• KILOMETER TOT LEGE BRANDSTOFTANK

• STC/DSTC, zie pagina 128Gemiddelde snelheidDe gemiddelde snelheid sinds de laatste maaldat u de waarde op nul hebt gezet (RESET).Wanneer u het contact uitzet, wordt de gemid-delde snelheid opgeslagen om als uitgangs-waarde te dienen bij het vervolg van de rit. Ukunt de waarde op nul zetten met een druk opde knop RESET (C) op de hendel.

Snelheid in miles per hour1

De actuele snelheid wordt weergegeven inmph.

Actueel verbr.In het menu voor het actuele brandstofverbruikwordt het brandstofverbruik voortdurend bijge-houden. Het brandstofverbruik wordt eenmaalper seconde berekend. De waarde op het dis-play wordt om de paar seconden bijgewerkt.Wanneer de auto stilstaat, geeft hetdisplay “----” aan.

N.B. Er kunnen onjuiste waarden verschijnen,als u een standverwarming op brandstof hebtgebruikt.

Gemiddeld verbruikHet gemiddelde brandstofverbruik sinds delaatste maal dat u de waarde op nul hebtgesteld. U stelt de waarde op nul met RESET.

N.B. Er kunnen onjuiste waarden verschijnen,als u een standverwarming op brandstof (optie/accessoire) hebt gebruikt.

Kilometer tot lege brandstoftankDe actieradius wordt berekend aan de hand vanhet gemiddelde brandstofverbruik over de laat-ste 30 km en de resterende hoeveelheid brand-stof. Het display geeft de afstand aan die bijbenadering kan worden afgelegd met de reste-rende hoeveelheid brandstof in de tank. Wan-neer de actieradius kleiner is dan 20 km, geefthet display “----” aan.

N.B. Er kunnen onjuiste waarden verschijnen,als u een standverwarming op brandstof (optie/accessoire) hebt gebruikt of van rijstijl bent ver-anderd.

1. Bepaalde landen

Page 55: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

54

Instrumenten, schakelaars en bediening

Cruisecontrol (optie)

InschakelenDe bedieningsorganen voor de cruisecontrolvindt u links op het stuurwiel.

Gewenste snelheid instellen:

– Druk op de knop CRUISE. Op het instru-mentenpaneel verschijnt de tekst CRUISE.

– Druk op + of — om de snelheid van de autovast te zetten. Op het instrumentenpaneelverschijnt CRUISE-ON.

De cruisecontrol kan niet worden ingeschakeldbij snelheden lager dan 30 km/h of hoger dan200 km/h.

Snelheid verhogen of verlagen– U kunt de snelheid verhogen of verlagen

door de knop + of – in te drukken. De snel-heid die de auto heeft op het moment dat u

de knop loslaat, zal vervolgens wordengeprogrammeerd.

– Een korte druk (minder dan een halveseconde) op + of – komt overeen met eensnelheidswijziging van 1 km/h.

N.B. Een tijdelijke verhoging van de snelheid(korter dan een minuut) met het gaspedaal,zoals bij het inhalen, is niet van invloed op deinstelling van de cruisecontrol. Als u het gaspe-daal loslaat, neemt de auto automatisch deingestelde snelheid weer aan.

Tijdelijk uitschakelenDruk op 0 om de cruisecontrol tijdelijk uit teschakelen. Op het instrumentenpaneel ver-schijnt CRUISE. De eerder ingestelde snelheidblijft na een tijdelijke uitschakeling in het geheu-gen opgeslagen.

De cruisecontrol wordt bovendien tijdelijk uitge-schakeld, als:

• U het rempedaal of koppelingspedaalbedient;

• De snelheid heuvelop lager wordt dan30 km/h;

• U de keuzehendel in stand N zet;• Als de wielen de neiging hebben te gaan

slippen of blokkeren;• Een tijdelijke snelheidsverhoging langer dan

een minuut heeft geduurd.

G020085

Page 56: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

55

Instrumenten, schakelaars en bediening

Cruisecontrol (optie)Snelheid hervatten

Druk op de knop om de eerder inge-stelde snelheid te hervatten. Op hetinstrumentenpaneel verschijntCRUISE-ON.

UitschakelenDruk op CRUISE om de cruisecontrol uit teschakelen. CRUISE-ON verdwijnt van hetinstrumentenpaneel.

Page 57: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

56

Instrumenten, schakelaars en bediening

Handrem, elektrische aansluiting/aansteker

HandremDe handremhendel zit tussen de voorstoelen.

N.B. Het brandende waarschuwingslampje ophet instrumentenpaneel geeft alleen aan dát ude handrem hebt aangetrokken maar niet hoehard!

Handrem aanzetten– Trap het rempedaal stevig in.

– Trek de handremhendel stevig tot in de eind-stand omhoog.

– Laat het rempedaal los en controleer of deauto volledig stilstaat.

– Als de auto wegrolt dient u de handremhen-del strakker aan te trekken.

– Zet de versnellingspook/keuzehendel bij hetparkeren altijd in de 1e versnelling (hand-bak) of in stand P (automaat).

Op een helling parkerenDraai bij het parkeren op een oplopende hellingde wielen van de trottoirband af, als de neus vande auto naar de top van helling wijst.

Draai bij het parkeren op een aflopende hellingde wielen naar de trottoirband toe, als de neusvan de auto naar de voet van de helling wijst.

Parkeerrem lossen– Trap het rempedaal stevig in.

– Trek de handremhendel iets omhoog, drukde knop in, duw de handrem omlaag en laatde knop weer los. Elektrische aansluiting/aansteker

Zorg dat het deksel op de aansluiting zit, wan-neer u geen stroom via de aansluiting afneemtof gebruik maakt van de aansteker.

Page 58: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

57

Instrumenten, schakelaars en bediening

Handrem, elektrische aansluiting/aansteker

Elektrische aansluiting/Aansteker,achterinU kunt de elektrische aansluiting voor verschil-lende accessoires gebruiken die op een span-ning van 12 V werken, zoals een mobieletelefoon of koelbox. De maximale stroomsterkteis 10 A.

De contactsleutel moet ten minste in stand Istaan, anders geeft de aansluiting geen stroom.

U activeert de aansteker door de knop in tedrukken. Wanneer de aansteker heet genoeg is,veert de knop automatisch uit. Haal de aanste-ker uit de opening en gebruik het roodgloeiendestuk metaal om een sigaar of sigaret aan te ste-ken.

Om veiligheidsredenen moet u het klepje slui-ten, wanneer u de aansluiting niet gebruikt.

Page 59: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

58

Instrumenten, schakelaars en bediening

Stuurwielafstelling

U kunt het stuurwiel zowel in de hoogte als in delengte verstellen. Duw de hendel aan de linker-zijde van de stuurkolom omlaag. Zet vervolgenshet stuurwiel in de gewenste stand. Duw dehendel in positie terug om het stuurwiel in denieuwe stand te blokkeren. Als dit veel moeitekost, kunt u lichtjes het stuurwiel omhoog- ofomlaagbewegen wanneer u de blokkeerhendel

terugduwt.

WAARSCHUWING!Stel het stuurwiel af voordat u gaat rijden.Doe dit nooit tijdens het rijden. Controleer ofhet stuurwiel in de gekozen stand geblok-keerd staat.

Page 60: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

59

Instrumenten, schakelaars en bediening

Elektrisch bedienbare zijruitenMet de schakelaars op de armleuning van deportieren kunt u de ruiten elektrisch bedienen. Ukunt de ruiten alleen bedienen, wanneer decontactsleutel in stand I of II staat. Ookwanneer de auto stilstaat en u de contactsleutelhebt uitgenomen, kunt u de ruiten nog steedsopenen en sluiten zolang u geen van devoorportieren hebt geopend.

De ruiten gaan open, wanneer u de voorzijdevan de schakelaar omlaagdrukt, of dicht, wan-neer u de voorzijde van de schakelaar omhoog-

trekt.

Elektrisch bedienbare ruiten in devoorportierenU kunt de ruiten in de voorportieren op tweemanieren vanaf de voorstoelen openen.– Druk de schakelaars (A) voorzichtig omlaag

of trek ze voorzichtig omhoog. De elektrischbedienbare ruiten gaan dan steeds verderomhoog of omlaag zolang u de schakelaarsbedient.

– Druk de schakelaars (A) volledig omlaag oftrek ze volledig omhoog en laat ze vervol-gens weer los. De ruiten gaan dan automa-tisch volledig open of dicht. Als de ruitenworden geblokkeerd, wordt de op- of neer-gaande beweging van de ruiten afgebrokenen zakken de ruiten weer iets omlaag.

N.B. Alleen op bepaalde markten werkt de auto-matische sluitingsfunctie ook aan de passa-gierszijde.

Met de achterste schakelaars (B) bedient u deruiten in de achterportieren.

Gelaagde zijruiten (optie)De ruiten van gelaagd glas in de voor- en ach-terportieren zorgen voor een verbeterdegeluidsisolatie van de passagiersruimte en leve-ren een verhoogde bescherming tegen inbraakop.

WAARSCHUWING!Let er bij het sluiten van de zijruiten met deafstandsbediening op dat kinderen ofandere inzittenden niet bekneld kunnenraken.

WAARSCHUWING!Als er kinderen in de auto zitten:Let er bij het verlaten van de auto op dat u destroomtoevoer naar de elektrisch bedienbarezijruiten verbreekt door auto de contactsleuteluit te nemen.Let er bij het sluiten van de zijruiten op dat kin-deren of andere inzittenden niet bekneld kun-nen raken.Bij het sluiten van de achterste zijruiten vanafhet bestuurdersportier:Let er bij het sluiten van de zijruiten op datachterpassagiers niet bekneld kunnen raken.

Page 61: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

60

Instrumenten, schakelaars en bediening

Elektrisch bedienbare zijruiten

Elektrisch bedienbare zijruiten inachterportieren blokkerenU kunt de elektrische bediening van de ruiten inde achterportieren blokkeren met de schakelaarop het bedieningspaneel op het bestuurder-sportier.Led in schakelaar gedoofdDe ruiten in de achterportieren zijn zowel met deknoppen op de portieren als met de knoppen ophet bestuurdersportier te bedienen.Led in schakelaar brandtDe zijruiten in de achterportieren zijn alleenvanaf het bestuurdersportier te bedienen.

Elektrisch bedienbare ruit invoorportier, passagierszijdeMet de schakelaars voor elektrische bedieningvan de ruiten op het passagiersportier kunt ualleen de ruit in het passagiersportier bedienen.

Elektrisch bedienbare ruiten inachterportierenU kunt de ruiten in de achterportieren zowel metde schakelaars op de beide achterportieren alsmet de schakelaars op het bestuurdersportierbedienen. Als de led in de schakelaar waarmeeu de elektrische bediening van de ruiten in deachterportieren blokkeert (op het bedieningspa-neel op het bestuurdersportier) brandt, kunt ude ruiten in de achterportieren alleen vanaf hetbestuurdersportier bedienen.

Page 62: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

61

Instrumenten, schakelaars en bediening

Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels

AchteruitkijkspiegelFel licht van achteren kan hinderlijke reflecties inde achteruitkijkspiegel veroorzaken en u verblin-den. Zet de spiegel in de dimstand, wanneer ude verlichting van het achteropkomend verkeerals hinderlijk ervaart.

DimfunctieA. Normale standB. Dimstand

Autodimfunctie (optie)Als het licht dat van achteren in de spiegel valtte fel is, wordt de achteruitkijkspiegel automa-tisch gedimd.N.B. De afbeelding is een montage. De spiegelis voorzien van een handmatige of automatischedimfunctie, nooit allebei tegelijk.

Verzonken kompasknopje aan achterzijdespiegelAchteruitkijkspiegel met kompas(optie op bepaalde markten)In de linker bovenhoek van de achteruitkijkspie-gel zit een display waarop wordt aangegeven inwelke richting de voorkant van de auto wijst. Erworden acht verschillende richtingen metEngelse afkortingen weergegeven: N (Noord),NE (Noordoost), E (Oost), SE (Zuidoost), S(Zuid), SW (Zuidwest), W (West) en NW(Noordwest).Het kompas wordt automatisch geactiveerd,wanneer u het contactslot in stand II zet of wan-neer de motor loopt, tenzij u het kompas hebtuitgeschakeld. U kunt het kompas uitschakelenof opnieuw inschakelen door op het verzonkenknopje aan de achterzijde van de achteruitkijk-spiegel te drukken. Gebruik bijvoorbeeld eenrechtgebogen paperclip. Het knopje ligt ca.2,5 cm diep in de spiegel.

Kalibratie van kompas

Juiste magnetische zone instellenvoor kompasDe aarde is in 15 magnetische zones verdeeld.Het kompas werkt alleen naar behoren, als dejuiste zone is geselecteerd.1. Contactstand II.2. Houd het knopje aan de achterzijde van de

achteruitkijkspiegel ca. 3 seconden langingedrukt (met een rechtgebogen paper-clip bijvoorbeeld), totdat de tekst ZONEverschijnt. Het cijfer van de huidige mag-netische zone verschijnt.

3. Druk herhaaldelijk op het knopje totdat hetcijfer van de gewenste magnetische zone(1 –15) verschijnt. Enkele seconden laterstaat de kompasrichting weer op het dis-play, wat aangeeft dat er van zone isgewisseld.

Page 63: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

62

Instrumenten, schakelaars en bediening

Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels

Magnetische zones voor kompasKalibrerenHet kompas moet soms voor de nauwkeurig-heid worden gekalibreerd. Schakel voor hetbeste resultaat alle stroomverbruikers uit enhaal metalen en magnetische voorwerpen uit debuurt van de spiegel.

1. Breng de auto op een groot en open ter-rein tot stilstand en laat de motor lopen.

2. Houd het knopje aan de achterzijde van deachteruitkijkspiegel ingedrukt (met bijvoor-beeld een paperclip), totdat de tekst CALverschijnt (ca. 6 seconden).

3. Rijd langzaam een rondje in de auto meteen snelheid van hoogstens 8 km/h, totdatde tekst CAL van het display verdwijnt. Ditgeeft aan dat de kalibratie afgerond is.

Alternatieve kalibratiestap: rijd op de nor-male manier weg. De tekst CAL verdwijntvan het display, wanneer de kalibratieafgerond is.

Page 64: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

63

Instrumenten, schakelaars en bediening

Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels

BuitenspiegelsDe schakelaars waarmee u de twee buitenspie-gels bedient, vindt u voor op de armleuning vanhet bestuurdersportier.

Druk op de schakelaar L of R (L = linker buiten-spiegel, R = rechter buitenspiegel). De led in deschakelaar brandt.

U stelt de stand van de buitenspiegels bij methet centrale hendeltje. Druk vervolgens eenmaalop de schakelaar. De led mag niet langer bran-den.

Zie pagina 45 voor het inklappen van de buiten-spiegels.

Buitenspiegels met geheugen(optie)Als de auto is uitgerust met buitenspiegels metgeheugen, werkt het geheugen synchroon metdat van de bestuurdersstoel (zie pagina 81).

Geheugen in afstandsbediening (optie)Wanneer u de auto met een van de afstandsbe-dieningen ontgrendelt en de instelling van debuitenspiegels wijzigt, wordt de nieuwe positievan de spiegels in de afstandsbediening opge-slagen. De volgende keer dat u de auto ontgren-delt met dezelfde afstandsbediening en hetbestuurdersportier binnen vijf minuten na ont-grendeling opent, gaan de buitenspiegels in deopgeslagen positie staan.

Water- en vuilafstotende laag opvoorste zijruiten en/of buiten-spiegels (optie)De voorste zijruiten en/of de buitenspiegels zijnvoorzien van een speciale laag die bij regen vooreen beter zicht zorgt. Zie pagina 172 voor infor-matie over het onderhoud van dergelijk glas-werk.

Zijruiten en buitenspiegelsmet de speciale water- en vui-lafstotende laag zijn voorzienvan een klein symbool.

Achteruitkijkspiegel en buitenspiegelsIn bepaalde weersomstandigheden werkt devuilafstotende laag beter, als u de elektrischeverwarming van de buitenspiegels inschakelt(zie pagina 47).

Verwarm de buitenspiegels:

• als er sneeuw of ijs op de spiegels zit;

• bij hevige regenval of vieze wegen;

• bij beslagen spiegels.

WAARSCHUWING!Stel de spiegels af, voordat u gaat rijden!

BELANGRIJK!Gebruik de spiegelverwarming (ziepagina 47) om de buitenspiegels van ijs teontdoen en geen ijskrabber. Een krabberkan krassen op het spiegelglas veroorzaken.

BELANGRIJK!Gebruik geen metalen ijskrabber om deruiten van ijs te ontdoen. De water- envuilafstotende laag kan beschadigd raken.Gebruik de elektrische verwarming om debuitenspiegels van ijs te ontdoen.

Page 65: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

64

Instrumenten, schakelaars en bediening

Elektrisch bedienbaar schuifdak (optie)

OpeningsstandenDe bedieningsknoppen voor het schuifdak zit-ten op het plafond. U kunt het schuifdak optwee manieren bedienen:

• achterkant omhoog/omlaag (ventilatiestand)

• achteruit/vooruit (openingsstand/comfort-

stand)1

De contactsleutel moet daarbij in stand I of IIstaan.

1. Sluiten, automatisch2. Sluiten, handmatig3. Openen, handmatig4. Openen, automatisch5. Openen, ventilatiestand6. Sluiten, ventilatiestand

VentilatiestandOpenen: Duw de achterkant van de knop (5)omhoog.Sluiten: Trek de achterkant van de knop (6)omlaag.

U kunt het schuifdak vanuit de ventilatiestandrechtstreeks in de comfortstand zetten: Trek deschakelaar achteruit in de eindstand (4) en laatde schakelaar los.1. In de comfortstand staat het

schuifdak niet helemaal open om derijwindgeluiden te beperken.

WAARSCHUWING!Als er kinderen in de auto zitten:Verbreek bij het verlaten van de auto destroomtoevoer naar het schuifdak door decontactsleutel uit te nemen. 1 2

3 4

5

6

Page 66: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

65

Instrumenten, schakelaars en bediening

Elektrisch bedienbaar schuifdak (optie)Automatische bedieningDuw de schakelaar door het drukpunt (3) in deachterste eindstand (4) of via het drukpunt (2)in de voorste eindstand (1) en laat de schake-laar vervolgens los. Het schuifdak schuift dantot in de comfortstand open of helemaal dicht.

Doe het volgende om het schuifdak vanuit decomfortstand volledig te openen: trek de scha-kelaar nogmaals achteruit in de eindstand (4) enlaat de schakelaar vervolgens los.

Handmatige bedieningOpenen: Trek de schakelaar achteruit naar hetdrukpunt (3). Het schuifdak schuift steeds ver-der open zolang u de schakelaar in deze standvasthoudt.

Sluiten: Duw de schakelaar vooruit naar hetdrukpunt (2). Het schuifdak schuift steeds ver-der dicht zolang u de schakelaar in deze standvasthoudt.

ZonneschermAan de binnenkant van het schuifdak zit eenhandbediend zonnescherm. Het glijdt automa-tisch naar achteren bij het openen van hetschuifdak. Pak de handgreep vast en schuif hetscherm naar voren om het te sluiten.

Beveiliging tegen overbelastingHet schuifdak is voorzien van een beveiligingtegen overbelasting die wordt geactiveerd, alshet schuifdak door een voorwerp wordt gehin-derd. Het schuifdak komt dan tot stilstand enkeert vervolgens automatisch terug naar delaatst gebruikte, geopende stand.

WAARSCHUWING!Als er kinderen in de auto zitten, moet u eropletten dat ze bij het sluiten van het schuifdakniet bekneld kunnen raken.

WAARSCHUWING!De beveiliging tegen overbelasting werktalleen wanneer het schuifdak op de normalemanier openstaat – niet in de ventilatiestand.Let er bij het sluiten van het schuifdak op datkinderen niet bekneld kunnen raken.

Page 67: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

66

Instrumenten, schakelaars en bediening

Page 68: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

67

KlimaatregelingAlgemene informatie over de klimaatregeling 68Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C 70Elektronische klimaatregeling, ECC (optie) 72Luchtverdeling 75Standverwarming op brandstof (optie) 76

Page 69: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

68

Klimaatregeling

Algemene informatie over de klimaatregelingBeslagen ruitenPoets de binnenzijde van de ruiten schoon omte voorkomen dat ze beslaan. Gebruik een nor-maal poetsmiddel voor glaswerk.

InterieurfilterZorg dat u het combifilter/interieurfilter opgezette tijden vervangt. Informeer bij eenerkende Volvo-werkplaats.

Sneeuw en ijsVeeg sneeuw en ijs van de luchtinlaat voor deklimaatregeling (het rooster tussen de motorkapen de voorruit).

Storingen opsporenEen erkende Volvo-werkplaats beschikt over dejuiste uitrusting en instrumenten voor hetopsporen van storingen en het uitvoeren vanreparaties aan de klimaatregeling. Laat controle-en reparatiewerkzaamheden over aan gekwalifi-ceerd personeel.

KoudemiddelDe airconditioning maakt gebruik van het kou-demiddel R134a. Het bevat geen chloor, waar-door het koudemiddel onschadelijk voor deozonlaag is. Gebruik bij het bijvullen/verversenvan koudemiddel alleen R134a. Laat dergelijkewerkzaamheden over aan een erkende Volvo-werkplaats.

Werking interieurventilatorWanneer de motor is afgezet (ook al staat decontactsleutel in stand I of II), zal de interieur-ventilator automatisch worden uitgeschakeld.Dit gebeurt om te voorkomen dat de accu uitge-put raakt.

Om de interieurventilator te activeren moet u deventilatorknop in de gewenste snelheidsstanddraaien.

Auto’s met ECCWerkelijke temperatuurDe door u gekozen temperatuur komt overeenmet de gevoelstemperatuur op grond van deheersende omstandigheden in en om de autowat de luchtsnelheid, de luchtvochtigheids-graad, de ingestraalde warmte e.d. betreft.

SensorenDe zonnesensor zit boven op het dashboard.Let erop dat u de zonnesensor niet mag afdek-ken. Dek de interieurtemperatuursensor op hetbedieningspaneel van de klimaatregeling even-min af.

Zijruiten en schuifdakVoor een goede werking van het A/C-systeemmoet u de zijruiten en een eventueel schuifdakgesloten houden. Let er tevens op dat u deafvoerkanalen in de zijpanelen van de bagage-ruimte niet mag afdekken.

OptrekkenWanneer u volgas optrekt, wordt het A/C-sys-teem tijdelijk uitgeschakeld. De temperatuur kandan tijdelijk iets oplopen.

CondensatieIn warme weersomstandigheden kan er terhoogte van de airconditioning een plasje wateronder de auto ontstaan. Dit is volkomen nor-maal.

BrandstofbesparingBij gebruik van ECC wordt ook het A/C-sys-teem automatisch geregeld en alleen dan inge-schakeld wanneer de lucht in depassagiersruimte moet worden afgekoeld en debinnenkomende lucht van vocht moet wordenontdaan. Zo wordt meer brandstof bespaarddan bij gebruik van conventionele systemen,waarbij het A/C-systeem tot net boven het vries-punt de lucht voortdurend afkoelt.

Page 70: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

69

Klimaatregeling

Algemene informatie over de klimaatregeling

LuchtverdelingDe binnenkomende lucht wordt verdeeld overmeerdere blaasmonden die op verschillendepunten in de auto zijn aangebracht.

Blaasmonden in dashboardA. OpenB. DichtC. Luchtstroom naar links of rechtsD. Luchtstroom omhoog of omlaag.– Richt de buitenste blaasmonden naar buiten

om de voorste zijruiten te ontwasemen.

Blaasmonden in portierstijlenA. OpenB. DichtC. Luchtstroom naar links of rechtsD. Luchtstroom omhoog of omlaag.– Richt de blaasmonden op de achterste zij-

ruiten om ze te ontwasemen.

– Richt de blaasmonden naar binnen toe vooreen behaaglijke temperatuur achter in deauto.

Let erop dat kinderen gevoelig kunnen zijn voorluchtstromen en tocht.

Page 71: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

70

Klimaatregeling

Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C

1. A/C, Aan/Uit2. Recirculatie3. Luchtverdeling4. Elektrisch verwarmde achterruit en buiten-

spiegels5. Elektrisch verwarmde voorstoelen6. Temperatuur, rechterzijde7. Temperatuur, linkerzijde8. VentilatorAls u het A/C-systeem wilt inschakelen, moet ude ventilatorknop (8) uit stand 0 draaien.

Gebruik het A/C-systeem ook bij lage tempera-turen (0−15 °C)om de inkomende lucht vanvocht te ontdoen.

A/C, Aan/Uit (ON/OFF)ON: De airconditioning staataan. De airconditioning wordtautomatisch geregeld. De bin-nenkomende lucht wordt danautomatisch afgekoeld en vanvocht ontdaan.

OFF: De airconditioning staat uit.

Bij het activeren van ontwasemingsfunctiewordt automatisch ook de airconditioning inge-schakeld (uit te schakelen met de knop AC).

Temperatuur, links/rechtsDraai aan de knop om de tem-peratuur van de binnenko-mende lucht te regelen.Koeling is alleen mogelijk,wanneer de airconditioningactief is.

Elektrisch verwarmdevoorstoelen

Doe het volgende, als u extraverwarming in de voor-stoel(en) wenst:

–Eenmaal indrukken: Hogeverwarmingsstand – beide leds in de scha-kelaar(s) gaan branden.

– Nogmaals indrukken: Lage verwarmings-stand – een van de leds in de schakelaar(s)gaat branden.

– Nogmaals indrukken: De verwarming is uit-geschakeld – geen van de leds in de scha-kelaar(s) brandt.

U kunt de temperatuur van de verwarming ineen erkende Volvo-werkplaats laten bijstellen.

1 2 4 5

8 7 6

3

Page 72: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

71

Klimaatregeling

Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/CVentilator

U kunt de snelheid waarmeede ventilator draait verhogenof verlagen door aan de knopte draaien. Als de draaiknop instand 0 staat, is de aircondi-tioning niet ingeschakeld.

Elektrische achterruit- enbuitenspiegelverwarming

Met deze knop kunt u de ach-terruit en de buitenspiegelssnel ontdoen van condens ofijs (zie pagina 47 voor meerinformatie over deze functie).

RecirculatieU kunt de recirculatie inscha-kelen, als u vieze lucht, uitlaat-gassen en dergelijke buitenwilt houden. De lucht in depassagiersruimte wordt dangerecirculeerd, d.w.z. er wordt

geen lucht van buiten de auto aangezogen wan-neer de functie actief is. Bij gebruik van de recir-culatie (in combinatie met het A/C-systeem)wordt de lucht in de passagiersruimte bij warmweer sneller afgekoeld.

Als u de recirculatie lang laat aanstaan, kan ermet name in de winter wasem en ijs op de bin-nenkant van de ruiten ontstaan. Met de timer-

functie beperkt u de kans op ijs, wasem en eenslechte lucht.

Ga als volgt te werk om deze te activeren:

– Druk de knop langer dan3 seconden in. De led knippert 5 seconden.De lucht in de auto wordt afhankelijk van debuitentemperatuur 3 tot 12 minuten langgerecirculeerd.

– Telkens wanneer u op drukt, wordtde timerfunctie geactiveerd.

Doe het volgende om de timerfunctie uit teschakelen:

– Druk de knop nogmaals maar danlanger dan 3 seconden in. De led gaat5 seconden branden ter bevestiging van uwkeuze.

LuchtverdelingVoor optimaal comfort kunt ude met stippen gemarkeerdeluchtverdelingsstanden tus-sen de verschillende symbo-len gebruiken om deluchtverdeling precies af te

stellen.

OntwasemingZet de knop voor de luchtverdeling in de stand

voor ontwaseming om de voorruit en dezijruiten snel te ontwasemen en ontdooien. Er

stroomt dan op hoge snelheid lucht naar de rui-ten.

Bij activering van deze functie gebeurt boven-dien het volgende om de lucht in het interieur zoveel mogelijk van vocht te ontdoen:

• de airconditioning (A/C) wordt automatischingeschakeld (uit te schakelen met de knopAC);

• de recirculatie wordt automatisch uitgescha-keld.

Bij het uitschakelen van de ontwaseminghervat de klimaatregeling de voorgaande instel-lingen.

Page 73: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

72

Klimaatregeling

Elektronische klimaatregeling, ECC (optie)

1. A/C, Aan/Uit2. Recirculatie/Combifilter met Air Quality

Sensor3. Recirculatie4. AUTO5. Luchtverdeling6. Interieurtemperatuursensor7. Ontwaseming voorruit en zijruiten8. Elektrisch verwarmde achterruit en buiten-

spiegels9. Stoelverwarming, rechterzijde10. Stoelverwarming, linkerzijde11. Temperatuur, rechterzijde12. Temperatuur, linkerzijde13. Ventilator

AUTOBij activering van de functieAUTO wordt de klimaatrege-ling automatisch dusdanigingesteld dat de gekozen tem-peratuur wordt bereikt. De

automatische functie regelt de verwarming, hetA/C-systeem, de Air Quality Sensor, de ventila-torsnelheid, de recirculatie en de luchtverdeling.Ook als u een of meer van de genoemde func-ties handmatig instelt, worden de resterendefuncties nog automatisch geregeld. Alle hand-matige instellingen worden uitgeschakeld, wan-neer u de functie AUTO activeert.

TemperatuurMet de twee draaiknoppenkunt u de temperatuur aan debestuurderszijde en de passa-gierszijde instellen. Let eropdat de passagiersruimte nietsneller warm of koud wordt,

wanneer u een hogere of lagere temperatuurkiest dan de gewenste temperatuur.

VentilatorU kunt de snelheid waarmeede ventilator draait verhogenof verlagen door aan de knopte draaien. In de stand AUTOwordt de ventilatorsnelheid

automatisch geregeld. De eerder ingesteldeventilatorsnelheid wordt dan genegeerd.

3 4 5 7

8

910

11

12

1

13

2 6

Page 74: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

73

Klimaatregeling

Elektronische klimaatregeling, ECC (optie)N.B. Als u de knop voor de ventilatorsnelheid zover linksom draait dat alleen de oranje led linksboven de knop oplicht, zijn de ventilator en hetA/C-systeem uitgeschakeld.

Elektrische achterruit- en buiten-spiegelverwarming

Met deze knop kunt u de ach-terruit en de buitenspiegelssnel ontdoen van condens ofijs (zie pagina 47 voor meerinformatie over deze functie).

Ontwaseming, voorruit en zijruitenMet deze knop kunt u de voor-ruit en de zijruiten snel ontwa-semen en ontdooien. Deventilator draait dan op hogesnelheid en stuurt lucht naar

de ruiten. De led in de ontwasemingsknopbrandt, wanneer de functie is ingeschakeld.

Bij activering van deze functie gebeurt boven-dien het volgende om de lucht in het interieur zoveel mogelijk van vocht te ontdoen:

• de airconditioning (A/C) wordt automatischingeschakeld (uit te schakelen met de knopAC);

• de recirculatie wordt automatisch uitgescha-keld.

Bij het uitschakelen van de ontwaseminghervat de klimaatregeling de voorgaande instel-lingen.

LuchtverdelingLucht naar de ruiten.

Lucht naar hoofd en borstkas.

Lucht naar benen en voeten.

Druk op AUTO, wanneer u deautomatische luchtverdelingweer wilt activeren.

A/C, Aan/Uit (ON/OFF)ON: De airconditioning staataan. De airconditioning wordtautomatisch geregeld. De bin-nenkomende lucht wordt danautomatisch afgekoeld en vanvocht ontdaan.

OFF: De airconditioning staat uit.

Bij het activeren van ontwasemingsfunctiewordt automatisch ook de airconditioning inge-schakeld (uit te schakelen met de knop AC).

Elektrisch verwarmde voorstoelenDoe het volgende, als u extraverwarming in de voor-stoel(en) wenst:

– Eenmaal indrukken: Hoge verwarmings-stand – beide leds in de schakelaar(s) gaanbranden.

– Nogmaals indrukken: Lage verwarmings-stand – een van de leds in de schakelaar(s)gaat branden.

– Nogmaals indrukken: De verwarming is uit-geschakeld – geen van de leds in de scha-kelaar(s) brandt.

U kunt de temperatuur van de verwarming ineen erkende Volvo-werkplaats laten bijstellen.

RecirculatieDe recirculatie kan handmatigworden ingeschakeld, als uvieze lucht, uitlaatgassen endergelijke buiten wilt houden.De lucht in de passagiers-ruimte wordt dan gerecircu-leerd, d.w.z. er wordt geenlucht van buiten de auto aan-gezogen wanneer de functieactief is.

Als u de recirculatie lang laat aanstaan, kan ermet name in de winter wasem en ijs op de bin-nenkant van de ruiten ontstaan.

Met de timerfunctie (op modellen met een com-bifilter en Air Quality Sensor ontbreekt de timer-functie) beperkt u de kans op ijs, wasem en eenslechte lucht.

Page 75: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

74

Klimaatregeling

Elektronische klimaatregeling, ECC (optie)Ga als volgt te werk om deze te activeren:

– Druk de knop langer dan3 seconden in. De led knippert 5 seconden.De lucht in de auto wordt afhankelijk van debuitentemperatuur 3 tot 12 minuten langgerecirculeerd.

– Telkens wanneer u op drukt, wordtde timerfunctie geactiveerd.

Doe het volgende om de timerfunctie uit teschakelen:

– Druk de knop nogmaals maar danlanger dan 3 seconden in. De led gaat5 seconden branden ter bevestiging van uwkeuze.

Interior Air Quality System (optie)Het Interior Air Quality Systembestaat uit een combifilter metAir Quality Sensor. Het com-bifilter ontdoet de binnenko-mende lucht van gassen enstofdeeltjes en beperkt zo hin-

derlijke geurtjes en verontreinigingen in de pas-sagiersruimte. De Air Quality Sensor meet deconcentratie van verontreinigingen in de buiten-lucht. Wanneer de sensor een verhoogde con-centratie meet, wordt de luchtinlaat afgeslotenen wordt de lucht in de passagiersruimte gere-circuleerd.

Wanneer de Air Quality Sensor actief is, brandtde groene led AUT in de knop .

Bediening

Druk op om de Air Quality Sensor teactiveren (normale instelling).

Of:

Kies uit drie verschillende functies door verschil-lende malen op de knop te drukken.

• De led AUT brandt om aan te geven dat deAir Quality Sensor actief is.

• Geen van de leds brandt om aan te gevendat de recirculatiefunctie niet is ingescha-keld (voor zover dat niet nodig is om voorverkoeling te zorgen bij warm weer).

• De led MAN brandt om aan te geven dat derecirculatiefunctie opnieuw ingeschakeld is.

Let erop dat:• U de Air Quality Sensor altijd hebt ingescha-

keld.

• Er bij koud weer beperkingen voor de recir-culatiefunctie gelden om te voorkomen datde ruiten beslaan.

• U de Air Quality Sensor uitschakelt, wan-neer de ruiten beslaan.

• Wanneer de ruiten beslaan, u beter ook deontwaseming van de voorruit, de zijruiten ende achterruit kunt inschakelen (ziepagina 73).

• Raadpleeg het serviceprogramma van Volvovoor het aanbevolen vervangingsintervalvoor het combifilter. In zeer sterk verontrei-nigde gebieden is het mogelijk dat u hetcombifilter vaker moet vervangen.

Page 76: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

75

Klimaatregeling

Luchtverdeling

Luchtverdeling ToepassingLucht via de blaasmondenvoor- en achterin.

Voor een goede koeling bij warmweer.

Lucht naar de ruiten.In deze stand vindt er geenluchtrecirculatie plaats. Het

A/C-systeem is altijd ingeschakeld.Er komt een bepaalde hoeveelheidlucht uit de blaasmonden.

Voor het verwijderen van ijs enwasem. Laat de ventilator op hogesnelheid draaien.

Lucht naar de vloer en deruiten. Er komt eenbepaalde hoeveelheid lucht

uit de blaasmonden.

Voor een comfortabel klimaat eneen goede ontwaseming bij koudeweer. Laat de ventilator niet telangzaam draaien.

Lucht naar de vloer. Er komteen bepaalde hoeveelheidlucht uit de blaasmonden en

uit de ontwasemingsopeningen voorde voorruit en de zijruiten.

Voor verwarming van de voeten.

Lucht naar de vloer en deblaasmonden.

Bij zonnig weer en matige buiten-temperaturen.

Page 77: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

76

Klimaatregeling

Standverwarming op brandstof (optie)

Algemene informatieVoordat u de standverwarming kunt program-meren, moet het elektrisch systeem worden“gewekt”.

Dat doet u het eenvoudigst door:

• op de knop READ te drukken, of

• het groot licht te activeren, of,

• het contact in te schakelen.

U kunt de standverwarming meteen inschakelenof twee verschillende uitschakeltijden voor destandverwarming instellen: TIMER 1 enTIMER 2. Onder de uitschakeltijd wordt het tijd-stip verstaan waarop de auto op de gewenstetemperatuur is.

De elektronica van de auto rekent aan de handvan de buitentemperatuur zelf uit, wanneer destandverwarming moet worden ingeschakeldom de ingestelde uitschakeltijd te kunnen halen.Bij een buitentemperatuur hoger dan 25 °Cvindt er geen activering van de standverwar-ming plaats. Bij temperaturen van −10 °C en

lager is de maximale bedrijfstijd van de stand-verwarming 60 minuten.

Als de standverwarming ondanks herhaaldestartpogingen niet aanslaat, verschijnt er eenmelding op het display. Neem in dat geval con-tact op met een erkende Volvo-werkplaats.

DisplaymeldingWanneer u de geprogrammeerde functiesTIMER 1, TIMER 2 en “Directe start” activeert,brandt het oranje waarschuwingslampje op hetinstrumentenpaneel. Op het display verschijntbovendien een verklarende tekst.

Wanneer u de auto verlaat, ontvangt u een mel-ding met de status van de standverwarming. Demelding verdwijnt wanneer u de auto vanaf debuitenzijde vergrendelt met de afstandsbedie-ning.

Waarschuwingssticker op de tankvulklep

Op een helling parkerenWanneer u de auto op een steile helling par-keert, moet u ervoor zorgen dat de voorkantnaar de top van de helling wijst. De standver-warming krijgt dan voldoende brandstof.

Klokje en gebruik van de timer(s)Als u na het instellen van de timer(s) het klokjebijstelt, worden alle timerinstellingen om veilig-heidsredenen geannuleerd.

WAARSCHUWING!• Schakel voor het tanken de standverwar-ming uit. Gemorste brandstof kan ontvlam-men.• Controleer op het display of de standver-warming uit is. (Als de standverwarmingwerkt, verschijnt er PARK.VERW AAN ophet display.)

WAARSCHUWING!Bij gebruik van de standverwarming moet deauto in de buitenlucht staan.

Page 78: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

77

Klimaatregeling

Standverwarming op brandstof (optie)TIMER 1 en 2 instellenOm veiligheidsredenen kunt u alleen uitschakel-tijden voor het volgende etmaal programmerenen dus niet voor meerdere dagen tegelijk.

– Draai aan de ring (B) totdat TIMER 1 op hetdisplay verschijnt.

– Druk kort op de knop RESET (C), zodat deuuraanduiding gaat knipperen.

– Ga met de draairing (B) naar het gewenstetijdstip in uren.

– Druk lichtjes op de knop RESET om toe-gang te krijgen tot de knipperende minuten-aanduiding.

– Ga met de draairing (B) naar het gewenstetijdstip in minuten.

– Druk lichtjes op de knop RESET om uwinstelling te bevestigen.

– Druk op de knop RESET om de timer te acti-veren.

Wanneer u TIMER 1 hebt ingesteld, kunt u naarTIMER 2 gaan. U stelt deze timer op dezelfdemanier in als TIMER 1.

Timergestuurde standverwarmingvoortijdig uitschakelenDoe het volgende om de timergestuurde stand-verwarming uit te schakelen voordat de timerdat doet:

– Druk op de knop READ (A).

– Ga met behulp van de ring (B) naarTIMER PARK.VERW 1 (of 2). De tekst AANknippert op het display.

– Druk op de knop RESET (C). De tekst UITbrandt continu en de standverwarmingwordt uitgeschakeld.

Standverwarming meteen inscha-kelen– Draai aan de ring (B) totdat de tekst

DIRECTE START op het display verschijnt.

– Druk op de knop RESET (C) om de optiesAAN of UIT te selecteren. Selecteer AAN.

De standverwarming zal vervolgens 60 minutenlang blijven werken. De verwarming van het inte-rieur gaat van start, zodra de koelvloeistof in demotor op temperatuur gekomen is.

Standverwarming meteen uitschakelen– Draai aan de ring (B) totdat de tekst

DIRECTE START op het display verschijnt.

– Druk op de knop RESET (C) om een van deopties AAN of UIT te selecteren.

– Kies UIT.

Accu en brandstofAls de accu niet voldoende opgeladen is of alsde brandstoftank bijna leeg is, wordt de stand-verwarming uitgeschakeld.

Er verschijnt dan tevens een melding op het dis-play. Bevestig deze melding met de knopREAD (A).

Hulpverwarming (diesel)(bepaalde landen)Bij koud weer kan hulpverwarming nodig zijn omde passagiersruimte voldoende te verwarmen.

De hulpverwarming wordt automatisch inge-schakeld wanneer er extra warmte nodig is alsde motor loopt. Deze wordt automatisch uitge-schakeld wanneer het voldoende warm is ofwanneer de motor wordt uitgezet.

BELANGRIJK!Herhaaldelijk gebruik van de standver-warming bij korte ritten kan ertoe leiden datde accu uitgeput raakt en startproblemenopleveren.Bij regelmatig gebruik van de standverwar-ming moet u even lang in de auto rijden alsde verwarming aanstond. Dit om te zorgendat de dynamo evenveel energie kan bijla-den als de verwarming verbruikt.

Page 79: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

78

Klimaatregeling

Page 80: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

79

InterieurVoorstoelen 80Interieurverlichting 82Opbergmogelijkheden in passagiersruimte 84Achterbank 89Bagageruimte 94

Page 81: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

80

Interieur

Voorstoelen

ZithoudingDe bestuurders- en passagiersstoel kunnenworden ingesteld op voor een optimale zit- enrijhouding.1. Vooruit/achteruit, til de hendel omhoog om

de juiste afstand tot het stuurwiel en depedalen in te stellen. Controleer of destoel na het afstellen in de nieuwe standgeblokkeerd staat.

2. Voorkant zitting hoger/lager zetten –omhoog-/omlaagpompen1.

3. Stoel hoger/lager zetten – omhoog-/omlaagpompen.

4. Lendensteun wijzigen – aan de knopdraaien.

5. Hellingshoek rugleuning wijzigen – aan deknop draaien.

6. Bedieningspaneel voor elektrisch bedien-bare stoel.

Rugleuning voorstoel omklappenDe rugleuning van de passagiersstoel kan wor-den omgeklapt om ruimte te maken voor langelading.– Schuif de stoel zo ver mogelijk naar achte-

ren.– Zet de rugleuning rechtop (90 graden).– Trek de pallen aan de achterzijde van de

rugleuning tijdens het omklappen naarvoren.

– Duw de stoel zo ver naar voren dat dehoofdsteun onder het dashboardkastje“vast” komt te zitten.

1. Niet alle stoelmodellen zijn voorzienvan hendel (2).

WAARSCHUWING!• Stel de stand van de bestuurdersstoel invoordat u gaat rijden. Doe dit nooit tijdenshet rijden.

• Controleer of de stoel in zijn standvergrendeld staat.

Page 82: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

81

Interieur

Voorstoelen

VoorbereidingenTot enige tijd nadat u het portier met deafstandsbediening hebt ontgrendeld blijft hetmogelijk de stoel te verstellen, ook al steekt ergeen sleutel in het contactslot. Het is altijdmogelijk de stoel te verstellen, wanneer het con-tact is ingeschakeld.

Elektrisch bedienbare voorstoel(optie)1. Voorkant zitting omhoog/omlaag2. Stoel vooruit/achteruit3. Stoel omhoog/omlaag4. Hellingshoek rugleuningEr wordt een beveiliging tegen overbelastinggeactiveerd, als een van de stoelen wordtgeblokkeerd. Wanneer dit het geval is, dient uhet contact uit te schakelen en enige tijd tewachten voordat u de stoel opnieuw probeert teverstellen. U kunt slechts één verstelfunctie vande stoel tegelijk activeren.

Knoppen voor geheugenfunctiesStoel met geheugenfunctie (optie)Instelling vastleggen– Verstel de stoel.

– Houd knop MEM ingedrukt, terwijl uknop 1, 2 of 3 indrukt.

Stoel in vastgelegde stand zettenHoud een van de geheugenknoppen 1–3 inge-drukt, totdat de stoel tot stilstand komt. Bij hetloslaten van de knop wordt de instelling van destoel onmiddellijk beëindigd.

Geheugen van transpondersleutelDe positie van de bestuurdersstoel wordt vast-gelegd, wanneer u de auto met de transponder-sleutel vergrendelt. Een volgende keer dat deauto met dezelfde transpondersleutel wordt ont-grendeld, nemen de bestuurdersstoel en de bui-tenspiegels de vastgelegde positie in.

N.B. Het sleutelgeheugen werkt onafhankelijkvan de geheugenfunctie van de stoel.

NoodstopAls de stoel per ongeluk in beweging komt, kuntu op een van de knoppen drukken om de stoeltot stilstand te brengen.

WAARSCHUWING!Beknellingsgevaar! Laat kinderen niet metde schakelaars spelen.Zorg dat er geen voorwerpen voor, achter ofonder de stoel liggen tijdens het verstellen.Zorg er tevens voor dat geen van de passa-giers op de achterbank bekneld kan raken.

Page 83: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

82

Interieur

Interieurverlichting

Leeslampjes voorin en interieurverlichting

Leeslampjes en interieurver-lichting1. Leeslampje linksvoor2. Interieurverlichting3. Leeslampje rechtsvoorDe leeslampjes voorin schakelt u in en uit metknop (1) of knop (3).

De interieurverlichting schakelt u in en uit doorkort op knop (2) te drukken.

Leeslampjes achterin4. Leeslampje linksachter5. Leeslampje rechtsachterDe leeslampjes achterin schakelt u in en uit metknop (4) of knop (5).

Automatische verlichtingAlle leeslampjes en de interieurverlichting doven10 minuten nadat u de motor hebt afgezet auto-matisch. Uiteraard kunt u de lampjes en de ver-lichting ook eerder handmatig uitschakelen.

De interieurverlichting gaat automatisch1

30 seconden lang branden, wanneer:

• u de auto van de buitenzijde ontgrendeltmet de sleutel of de afstandsbediening;

• u de contactsleutel na het afzetten van demotor naar stand 0 draait.

De interieurverlichting gaat aan en blijft10 minuten lang branden, wanneer:

• een van de portieren wordt geopend tenzij ude interieurverlichting hebt uitgeschakeld.

De algemene verlichting gaat uit, wanneer:

• u de motor start;

• u de auto van de buitenzijde ontgrendeltmet de sleutel of de afstandsbediening.

U kunt de automatische verlichting uitschakelendoor knop (2) meer dan 3 seconden ingedruktte houden. Bij kort indrukken van de knop scha-kelt u de automatische verlichting weer in.

De geprogrammeerde inschakelduur(30 seconden resp. 10 minuten) is te wijzigen ineen Volvo-werkplaats.

1. De functie is afhankelijk van delichtinval en wordt alleen geactiveerdwanneer het donker is.

Page 84: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

83

Interieur

Interieurverlichting

Make-upspiegel1Het lampje gaat automatisch aan, wanneer u hetklepje optilt.

1. Optie op bepaalde markten

Page 85: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

84

Interieur

Opbergmogelijkheden in passagiersruimte

Opbergmogelijkheden1. Vak in portierpaneel2. Zonnebrilvak, bestuurderszijde (optie)3. Parkeerkaarthouder4. Dashboardkastje5. Opbergvak6. Opbergvak in middenconsole7. Opbergvak

6

WAARSCHUWING!Zorg dat er geen harde, scherpe of zwarevoorwerpen in de weg liggen of uitsteken omte voorkomen dat ze verwondingen veroor-zaken bij een krachtige remmanoeuvre.Maak grote en zware voorwerpen altijd vastmet een van de veiligheidsgordels of eenbagageband.

Page 86: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

85

Interieur

Opbergmogelijkheden in passagiersruimte

Opbergvak in middenconsole1. Opbergvak achterinU kunt het achterste opbergvak in de midden-console gebruiken om cd’s e.d. in op te bergen.Dit opbergvak is bovendien uit te rusten meteen:

Handset + houder (optie)

2. Voorste opbergvak(Voorzien van schuifklepje)

Het voorste opbergvak in de middenconsole isuit te rusten met het volgende:

• Bekerhouder (optie)

• Asbak (optie)

3. 12 V-aansluiting4. Asbak (optie)

Bekerhouder in achtersteopbergvak voor achterbankDruk op de linker knop van de armleuning enklap het deksel van de middentunnel naar ach-teren toe open om bij het opbergvak of de hand-set te komen. Druk op de rechter knop van dearmleuning en klap het bovenste gedeelte vanhet deksel op de middentunnel naar achterentoe open om de bekerhouder te gebruiken. Debekerhouder en het deksel zijn elk apart te slui-ten.

Page 87: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

86

Interieur

Opbergmogelijkheden in passagiersruimteBekerhouder in voorsteopbergvak (optie)De bekerhouder is eenvoudig te verwijderen:

1. Duw de bekerhouder naar voren (1), terwijlu deze aan de achterkant (2) optilt.

2. Duw de bekerhouder achteruit (3), in deuitsparing, onder het schuifklepje.

3. Kantel de voorkant van de bekerhouder (4)omhoog en verwijder de houder.

4. Breng de bekerhouder in omgekeerdevolgorde weer aan.

Bekerhouder in voorsteopbergvak XC70 (optie)De bekerhouder is eenvoudig te verwijderen:

– Pak de bekerhouder aan de achterkant vasten duw de achterwand naar binnen om deachterkant los te maken.

– Kantel de achterkant van de bekerhouderomhoog en verwijder de houder.

Breng de bekerhouder in omgekeerde volgordeweer aan.

N.B. Zorg ervoor dat de handremhoes niet klemkomt te zitten.

Page 88: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

87

Interieur

Opbergmogelijkheden in passagiersruimte

Bekerhouder in dashboard (optie)• Druk op de houder om de bekerhouder uit

te doen schuiven.

• Duw de bekerhouder na gebruik weer in hetdashboard.

N.B. Gebruik nooit glazen flessen. Let er tevensop dat warme dranken gevaar voor brandwon-den opleveren.

DashboardkastjeIn het dashboardkastje kunt u bijvoorbeeld hetinstructieboekje, wegenkaarten, pennen entankpassen bewaren.

Vloermatten (optie)Volvo biedt vloermatten die speciaal voor deauto vervaardigd zijn.

KledinghaakDe kledinghaak is alleen bestemd voor niet al tezware kledingsstukken.

WAARSCHUWING!Zorg dat de vloermat voor de bestuurders-stoel goed in de bevestigingsklemmen op devloer vastzit om te voorkomen dat deze kangaan glijden en achter of onder de pedalenblijft haken.

Page 89: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

88

Interieur

Opbergmogelijkheden in passagiersruimte

Flessenhouder achterin (optie)Doe het volgende om de flessenhouder tegebruiken:

– Klap de houder uit.

– Zet de fles erin.

De flessenhouder is tevens te gebruiken alsafvalbak. Breng van onderaf een afvalzak in dehouder aan en vouw de randen van de zak om.

N.B. Er bestaan geen speciale afvalzakken voorde houder. U kunt gebruik maken van gewoneplastic zakken.

Bekerhouder in armsteun, achterbank (optie)

Page 90: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

89

Interieur

Achterbank

Uitklapbaar tafeltje (optie)– Trek aan het bandje en klap het zitgedeelte

naar voren toe om.

Om het tafeltje in zijn geheel uit te klappen,moet u de armsteun van de achterbank eerstvooroverklappen. Als u alleen de bekerhouderswilt gebruiken, hoeft u het tafeltje niet uit te klap-pen.

Sluiten:

– Klap het tafeltje en de bekerhouders in.

– Klap de arm onder het tafeltje naar binnentoe weg. Zorg dat u niet met uw handbekneld raakt.

– Klap de middenarmsteun tegen de achter-bank op.

– Trek aan het bandje en klap het zitgedeelteterug.

Page 91: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

90

Interieur

Achterbank

Hoofdsteun omklappen

Bagageruimte verlengenDe achterbank kan in gedeelten naar voren wor-den geklapt.

– Kantel de rugleuningen van de voorstoelennaar voren als deze ver naar achteren staan.

– Trek aan het riempje van het zitgedeelte omhet zitgedeelte tegen de rugleuning van devoorstoelen aan op te klappen.

– Klap de beide buitenste hoofdsteunen naarvoren toe om door aan de bandjes te trek-ken.

Middelste hoofdsteun (V70)Zet de middelste hoofdsteun van de achterbanklager, voor zover deze uitgetrokken was.

– Druk op de pal achter de rechter poot (zieafbeelding).

Middelste hoofdsteun (XC70)(modellen met een achterbank in drie delen)

Hoger zetten:

– Trek de hoofdsteun recht omhoog.

Lager zetten:

– Trek de hoofdsteun iets naar voren en duwdeze omlaag.

Page 92: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

91

Interieur

Achterbank

A. Pal in vergrendelde standB. Pal in ontgrendelde stand

Ruggedeelte omklappen– Duw de pal van het ruggedeelte naar achte-

ren en klap het ruggedeelte naar voren toeom.

Middelste ruggedeelte (XC70 met eenachterbank in drie delen)

Middelste ruggedeelte omklappen(XC70)(modellen met een achterbank in drie delen)

Het linker en het middelste ruggedeelte zijn elkapart om te klappen. Om het rechter rugge-deelte om te klappen moet u echter ook het mid-delste ruggedeelte omklappen.

Klap het middelste ruggedeelte als volgt om (losvan de beide buitenste ruggedeelten):

– Zorg dat de hoofdsteun helemaal omlaagge-duwd is. Druk op de knop boven op het mid-delste ruggedeelte om de pal teontgrendelen.

– Klap het ruggedeelte vervolgens voorover.

Afscheiding met opbergvakken(XC70 – accessoire)(modellen met een achterbank in drie delen)

Er is als accessoire een afscheiding metopbergvakken verkrijgbaar voor de XC70 meteen achterbank in drie delen. De afscheidingvoorkomt dat voorwerpen vanuit de bagage-ruimte de passagiersruimte in kunnen wordengeslingerd bij een krachtige remmanoeuvre.

Zie de instructies die bij de kit werden geleverdof neem contact op met een erkende Volvo-werkplaats voor de montage van de afschei-ding.

WAARSCHUWING!Wanneer u de ruggedeelten weer opklapt,moet u ervoor zorgen dat ze goed vergren-deld staan. Het opschrift “UNLOCKED”(ontgrendeld) mag niet zichtbaar zijn op depal.

Page 93: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

92

Interieur

Achterbank

Middelste ruggedeelte verwij-deren (XC70)(modellen met een achterbank in drie delen)

– Druk de knop boven op het middelste rug-gedeelte in om de pal te ontgrendelen.

– Klap het ruggedeelte vervolgens iets vooro-ver.

– Trek aan de handgreep achter op het rugge-deelte (zie bovenstaande afbeelding) om deonderkant van het ruggedeelte los te koppe-len van de stang. Til het ruggedeelte uit deauto.

Neem contact op met een Volvo-dealer voorinformatie over de verkrijgbare accessoires voormontage tussen de beide buitenste ruggedeel-ten.

Middelste ruggedeelteaanbrengen(modellen met een achterbank in drie delen)

Bij het terugplaatsen van het middelste rugge-deelte moet het rechter ruggedeelte rechtopstaan.

– Plaats het ruggedeelte terug door de onder-kant van het ruggedeelte zover over destang omlaag te drukken dat het vergren-deld wordt.

Neem contact op met een Volvo-dealer voormeer informatie over de mogelijke accessoiresdie u tussen de buitenste onderdelen van hetrug- en zitgedeelte kunt aanbrengen.

WAARSCHUWING!(XC70 met een achterbank in drie delen)Laat het ruggedeelte en het zitgedeelte, nademontage, om veiligheidsredenen niet losin de auto liggen.Als u het middelste ruggedeelte hebt verwij-derd, kunnen losse voorwerpen in de baga-geruimte bij een krachtige remmanoeuvretussen de beide buitenste ruggedeeltendoor naar voren worden geslingerd.Het rechter ruggedeelte moet rechtop staan,wanneer u het middelste ruggedeelte terug-plaatst. Als u dat niet doet, kunt u het middel-ste ruggedeelte niet vergrendelen en geengebruik maken van de middelste veiligheids-gordel.

Page 94: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

93

Interieur

Achterbank

Middelste ruggedeelte doet dienst alsarmleuning

Middenarmsteun (XC70)(modellen met een achterbank in drie delen)

Wanneer u het middelste ruggedeelte van deachterbank omkeert, kunt u het gebruiken alsarmleuning.

– Verwijder het middelste ruggedeelte (ziepagina 92).

– Keer het ruggedeelte om (zodat de voorkantvan het ruggedeelte omhoog wijst).

– Duw het ruggedeelte zover op de stangterug dat het vergrendeld wordt.

– Om het ruggedeelte weer in de normalestand terug te brengen, moet u aan dehandgreep trekken (die nu onder aan de

voorzijde zit) om het gedeelte van de stangte kunnen halen.

– Plaats het ruggedeelte terug.

WAARSCHUWING!Als u het middelste ruggedeelte van de ach-terbank gebruikt als armleuning, moet u deafscheiding (zie pagina 91) aanbrengen. Ditom te voorkomen dat voorwerpen uit debagageruimte tussen de beide buitensteruggedeelten door de passagiersruimte inkunnen worden geslingerd bij een krachtigeremmanoeuvre.

Page 95: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

94

Interieur

BagageruimteAlgemene informatieHet laadvermogen is afhankelijk van het rijklaargewicht van de auto verminderd met dat van degemonteerde accessoires. Bij het rijklaargewicht zijn het gewicht van de bestuurder, datvan de brandstoftank die voor 90 % gevuld is endat van de resterende oliën/vloeistoffen inbe-grepen. De gemonteerde accessoires zoals eentrekhaak, lastdragers, skibox e.d. zijn niet inbe-grepen bij het rijklaar gewicht.

Het laadvermogen van de auto wordt bovendienbeïnvloed door het aantal passagiers en hungezamenlijke gewicht.

Lading in de bagageruimteVeiligheidsgordels en airbags bieden debestuurder en de passagiers een goedebescherming, met name bij frontale botsingen.Zorg ook voor een goede afscherming in de rug.Let er bij het vervoer van lading in de bagage-ruimte op dat voorwerpen die niet goed zijnvastgezet of op de juiste manier zijn ingeladenbij een aanrijding of een krachtige remmanoeu-vre met hoge snelheid en met grote kracht naarvoren kunnen worden geslingerd en daarbij ern-stige verwondingen kunnen toebrengen.

N.B. Let erop dat een voorwerp met eengewicht van 20 kg bij een frontale botsing opeen snelheid van 50 km/h zich gedraagt als eenvoorwerp met een gewicht van 1000 kg.

Let op het volgende bij het inladen:

• Breng de lading zo dicht mogelijk tegen derugleuning van de achterbank aan.

• Leg zware voorwerpen zo veel mogelijk platop de vloer.

• Breng zware lading dusdanig aan dat dezerecht voor de deellijn in de rugleuning vande achterbank komt te zitten.

• Zet de lading met sjorbanden aan de veran-keringsogen vast.

• Zorg dat de lading nooit boven de rugleu-ning uitsteekt, wanneer u geen gebruikmaakt van een bagagenet.

• Wanneer u het ruggedeelte van de achter-bank hebt neergeklapt, moet u zorgen datde lading niet uitsteekt boven de denkbeel-dige, horizontale lijn op 50 mm onder debovenkant van de ramen in de achterportie-ren. Anders is het mogelijk dat het opblaas-gordijn dat schuilgaat achter deplafondbekleding geen bescherming meerbiedt.

WAARSCHUWING!Afhankelijk van de belading van de auto enhet zwaartepunt van de lading treden er wij-zigingen in de rijeigenschappen op.

Page 96: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

95

Interieur

Bagageruimte

Laadcapaciteit (gemeten in 1 literdozen)Ruggedeelte achterbank rechtop, bagage totbovenkant ruggedeelte: 485 l

Ruggedeelte achterbank neergeklapt, bagagetot bovenkant ruggedeelte voorstoelen: 745 l

Ruggedeelte achterbank neergeklapt, lading tot

plafond: 1641 l

N.B. Zorg ervoor dat de openingen in de kunst-stof bekleding boven op de rugleuning vastgrij-pen om de haken aan de onderzijde van hetzitgedeelte.

Wanneer u het ruggedeelte en het zitgedeelteterugklapt, moet u ook de hoofdsteunen weer inde normale stand opklappen.

Zitgedeelte verwijderen(achterbank in twee of drie delen)

Het zitgedeelte van de achterbank kan eenvou-dig worden verwijderd. Zo kunt u de bagage-ruimte iets verlengen.

– Haal de rode borgnokken naar voren om devergrendeling van het zitgedeelte op te hef-fen.

– Til het zitgedeelte vervolgens uit de auto.Voer de beschrijving in omgekeerde volgordeuit, wanneer u het zitgedeelte weer in de autoaanbrengt.

WAARSCHUWING!Duw zware lading niet te dicht tegen devoorstoelen aan om te voorkomen dat hetruggedeelte van de achterbank onnodigzwaar belast wordt. Zorg dat de lading nooitboven de rugleuningen van de voorstoelenuitsteekt! Als dat namelijk wel het geval is,kan de lading bij een krachtige remmanoeu-vre of een aanrijding naar voren wordengeslingerd en daarbij u of eventuele passa-giers ernstig verwonden. Let er ook op dat ude lading altijd goed verankert (vastbindt).

WAARSCHUWING!Wanneer u het ruggedeelte van de achter-bank hebt neergeklapt, moet u zorgen dat delading niet uitsteekt boven de denkbeeldige,horizontale lijn op 50 mm onder de boven-kant van de ramen in de achterportieren.Anders is het mogelijk dat het opblaasgor-dijn dat schuilgaat achter de plafondbekle-ding geen bescherming meer biedt.

Page 97: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

96

Interieur

Bagageruimte

A. Pal in vergrendelde standB. Pal in ontgrendelde stand

Ruggedeelten van achterbankDe beide ruggedeelten van de achterbank kun-nen qua hellingshoek worden versteld. Zet een

ruggedeelte als volgt in de laadstand1:

– Druk op de pal totdat het rode merkje zicht-baar wordt.

– Trek het ruggedeelte naar voren in denieuwe vergrendelde stand.

Zorg dat het ruggedeelte daadwerkelijk in denieuwe stand vergrendeld staat en dat het rodemerkje niet meer zichtbaar is.

U kunt het ruggedeelte op dezelfde manier weerrechtop zetten.

BagageruimteverlichtingHelemaal achter in de bagageruimte zit eenextra plafondlampje.

Houder voor boodschappen-tassen (optie)– Open het luik in de bagageruimte.

– Hang de boodschappentassen aan houdersof bind ze vast met bagagebanden.

De kunststof bagagebak kunt u verwijderendoor aan de twee knoppen aan de zijkant tedraaien.

1. De laadstand zorgt voor meerbagageruimte

Page 98: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

97

Interieur

Bagageruimte

Elektrische aansluiting bagage-ruimteVerwijder het kapje, wanneer u de aansluitingwilt gebruiken. De elektrische aansluiting werktonafhankelijk van de stand van het contactslot.

Als bij het uitschakelen van het contact blijkt datde stroomsterkte die via de aansluiting wordtafgenomen hoger is dan 0,1 A, verschijnt er eenwaarschuwing op het display.

N.B. Let erop dat u de aansluiting niet gebruikt,wanneer het contact is uitgeschakeld. Als u deaansluiting dan namelijk wel gebruikt, bestaathet risico dat de accu uitgeput raakt.

Rood merkje – onvergrendelde stand.Groen merkje – vergrendelde stand.

Veiligheidsrek XC70Als uw auto is uitgerust met een veiligheidsrekin de bagageruimte, moet u dit rek voor de vei-ligheid altijd op de juiste manier bevestigen enverankeren.

Breng het bagagerek als volgt aan:

– Klap de beide ruggedeelten voorover.

– Druk de draaiknop (1) met een Torx-schroe-vendraaier in en draai deze naar de rodestand (onvergrendelde stand).

– Steek de afgeveerde uiteinden van het vei-ligheidsrek in de bevestigingspunten (zieafbeelding).

– Druk de draaiknop (1) in en draai deze naarde groene stand (vergrendelde stand).

N.B. Het groene merkje op de console (2) enhet merkje op de draaiknop (1) moeten na mon-tage recht tegenover elkaar staan. Als dat niethet geval is, biedt het rek onvoldoende bescher-ming.

Verwijder het veiligheidsrek als volgt:

– Klap de beide ruggedeelten voorover.

– Druk de draaiknop (1) in met een Torx-schroevendraaier en draai deze naar derode stand, zodat het merkje op de draai-knop overeenkomt met dat op de console.

– Duw het veiligheidsrek in de richting van detegenoverliggende bevestiging, zodat hetvan het plafondpaneel loskomt. Zodra u hetrek langs het plafondpaneel en de bevesti-ging hebt gehaald moet u minder kracht uit-oefenen en het rek voorzichtig naar u toetrekken zodat het rek ook aan de anderekant loskomt. Kantel het rek niet te veel,omdat het dan klem kan komen te zitten enmoeilijk te verwijderen kan zijn.

Page 99: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

98

Interieur

Bagageruimte

Nylon bagagenet V70(achterbank in twee delen)

Het bagagenet is gemaakt van stevig nylonma-teriaal, dat van het ruggedeelte van de achter-bank kan worden uitgerold. Het bagagenetwordt ca. 1 minuut na het uitrollen automatischgeblokkeerd, als de ruggedeelten van de ach-terbank in opgeklapte stand staan.

– Trek het rechter bagagenet naar boven toeuit.

– Haak eerst de stang in de bevestiging aande rechterzijde (A) vast. Trek de stang ver-volgens uit en haak deze ook aan delinkerzijde (B) vast.

– Trek het linker bagagenet naar boven toe uiten bevestig het aan de stang.

– Demonteer het bagagenet in omgekeerdevolgorde.

Het bagagenet kan ook worden gebruikt wan-neer de achterbank naar voren toe omgeklapt is.

Nylon bagagenet XC70(modellen met een achterbank in drie delen)

De Volvo XC70 kan worden uitgerust met eenbagagenet van stevig nylonmateriaal, dat u aande daarvoor bestemde plafondbevestigingen en

de ogen op de vloer kunt bevestigen1.

U kunt het net achter de opgeklapte ruggedeel-ten van de achterbank langs vastzetten of, wan-neer u de achterbank vooroverklapt, achter devoorstoelen (zie de afbeeldingen).

A

B F

E

1. Als uw auto is uitgerust met eenachterstevoren gemonteerd extrabankje

Page 100: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

99

Interieur

Bagageruimte

De stangen boven en onder zijn in het middenvoorzien van scharnieren, zodat het mogelijk ishet bagagenet op te vouwen. Klap de stangenzo nodig zover uit dat ze vergrendeld worden.

– Haak de bovenste stang aan de voorste ofachterste plafondbevestiging (A) vast.

– Haak het andere uiteinde van de stang aande tegenoverliggende plafondbevestigingvast.

– Haak de banden van het bagagenet aan deogen op de vloer (B) vast, wanneer u het netaan de achterste plafondbevestigingen hebtvastgezet, of bij (D), wanneer u het net aande voorste plafondbevestigingen hebt vast-gezet.

– Trek het bagagenet strak met de banden.

N.B. Als u het bagagenet aan de voorste pla-fondbevestigingen hebt vastgezet terwijl de zit-

gedeelten van de achterbank voorovergeklaptzijn, moet u het bagagenet tussen de zitgedeel-ten en de rugleuningen van de voorstoelenlangs trekken (C).

N.B. U mag de trekbanden van het bagagenetniet bevestigen aan de ogen onder aan de voor-stoelen. Als u dat wel doet, bestaat het risicodat het net of de plafondbevestigingen bescha-digd raakt/raken, wanneer de stoelen naar ach-teren worden gezet.

Bagagenet opvouwenOp modellen zonder een extra basluidspreker(optie) of een extra bankje (optie) kunt u hetbagagenet opvouwen en opbergen onder devloerplaat in de bagageruimte.

Druk de knoppen (E) op de scharnieren van hetbagagenet (F) in (zie voorgaande pagina) om descharnieren te ontgrendelen en het net op tevouwen.

Bagagerolhoes (optie)Trek de bagagerolhoes over de bagage heen uiten haak de hoes vast in de openingen die in deachterste stijlen van de bagageruimte zitten.

Bagagerolhoes verwijderen– Druk het eindstuk van de bagagerolhoes

naar binnen en trek het naar boven toe los.

– Bij het aanbrengen moet u de eindstukkenvan de bagagerolhoes in de houdersomlaagdrukken.

C

D

WAARSCHUWING!Om veiligheidsredenen mag u geen gebruikmaken van het bagagenet, als u kinderenvervoert op het extra bankje in de bagage-ruimte.Controleer altijd of de bovenste bevestigin-gen van het bagagenet goed zijn aange-bracht en of de banden stevig vastzitten.Een beschadigd net mag u niet meer gebrui-ken.

Page 101: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

100

Interieur

Page 102: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

101

Sloten en alarmSleutels en afstandsbediening 102Vergrendelen en ontgrendelen 105Kinderslot 108Alarm (optie) 109

Page 103: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

102

Sloten en alarm

Sleutels en afstandsbediening1. Hoofdsleutel

De hoofdsleutel past op alle sloten.

2. Servicesleutel1

De servicesleutel past alleen op hetbestuurdersportier en op het contact-slot/stuurslot.

Sleutels, elektronischestartblokkeringBij de auto worden twee hoofdsleutels en een

servicesleutel geleverd1. Eén hoofdsleutel isinklapbaar en voorzien van een ingebouwdeafstandsbediening.

Verlies van een sleutelAls u een van de sleutels verliest, moet u con-tact opnemen met een erkende Volvo-werk-plaats en alle resterende sleutels van de automeenemen. Ter voorkoming van diefstal moetde code van de zoekgeraakte sleutel uit het sys-teem worden gewist. Tegelijkertijd moeten decodesignalen van de resterende sleutelsopnieuw in het systeem worden geprogram-meerd.

De unieke code van de sleutels is bekend bij deerkende Volvo-werkplaatsen, waar ook nieuwesleutels kunnen worden gemaakt.

Er kunnen maximaal zes afstandsbedienin-gen/sleutels voor één en dezelfde auto wordengeprogrammeerd en gebruikt.

Elektronische startblokkeringDe sleutels zijn voorzien van gecodeerde trans-ponderchips. Deze code moet overeenkomenmet die van de ontvanger in het contactslot. Ukunt de auto alleen starten, wanneer u een sleu-tel met de juiste code gebruikt.

N.B. Het sleutelblad van de hoofdsleutel (1)moet volledig zijn uitgeklapt (zoals afgebeeld)bij het starten van de auto. Anders is het risicoaanwezig dat de startblokkering in werkingtreedt en de motor niet kan worden gestart.

Contactsleutels en elektronische start-blokkeringLaat de contactsleutel nooit samen met anderesleutels of metalen voorwerpen aan dezelfdesleutelbos hangen. Anders kan de elektronischestartblokkering per ongeluk worden geacti-veerd, zodat de auto niet kan worden gestart.

1

2

1. Alleen bepaalde markten

Page 104: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

103

Sloten en alarm

Sleutels en afstandsbediening

1. Ontgrendelen2. Achterklep openen3. Paniekfunctie4. Approach-verlichting5. Vergrendelen6. Sleutel in-/uitklappen

Functies afstandsbedieningOntgrendelen– Bij eenmaal indrukken van knop (1) worden

alle portieren, de achterklep en de tank-vulklep ontgrendeld.

Achterklep– Bij eenmaal indrukken van knop (2) wordt

alleen de achterklep ontgrendeld.

PaniekfunctieU kunt gebruik maken van de paniekfunctie omin noodgevallen de aandacht van anderen tetrekken. Als u de rode alarmknop (3) ten minstedrie seconden lang ingedrukt houdt of twee-maal achtereen indrukt, activeert u de richtin-gaanwijzers en de claxon. U schakelt depaniekfunctie weer uit met een druk op een wil-lekeurige knop van de afstandsbediening. Als uniets doet, wordt de paniekfunctie na25 seconden automatisch uitgeschakeld.

Approach-verlichtingDoe het volgende, wanneer u op de auto toe-loopt:

– Druk op de gele knop (4) van uw afstands-bediening.

De interieurverlichting, de stadslichten/parkeer-lichten vóór en de achterlichten, de kenteken-plaatverlichting en de verlichting van debuitenspiegels (optie) lichten vervolgens op. Delampen blijven 30, 60 of 90 seconden langbranden. In een erkende Volvo-werkplaats kuntu een voor u passende inschakelduur lateninstellen.

Doe het volgende om de Approach-verlichtinguit te schakelen:

– Druk nogmaals op de gele knop van uwafstandsbediening.

VergrendelenMet knop (5) vergrendelt u alle portieren, deachterklep en de tankvulklep.

Voor de tankvulklep geldt een vertraging van ca.10 minuten.

Sleutel in-/uitklappenU kunt de sleutel inklappen door knop (6) in tedrukken, terwijl u het mechanische gedeelteinklapt.

De ingeklapte sleutel wordt automatisch uitge-klapt met een druk op de knop.

6

1

2

3

4

5

Page 105: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

104

Sloten en alarm

Sleutels en afstandsbediening

Batterij in afstandsbedieningvervangenAls de sloten niet meer bij de gebruikelijkeafstand reageren op signalen van de afstands-bediening, moet u de batterij bij de eerstvol-gende servicebeurt vervangen.

– Haal de afdekking los door deze met eensmalle schroevendraaier aan de achterkantvoorzichtig open te wrikken.

– Vervang de batterij (type CR 2032, 3 V) enzorg dat de pluspool omhoogwijst. Kom nietmet uw vingers aan de polen van de batterijof de contactvlakken.

– Plaats de afdekking terug. Zorg dat hetafdichtrubber goed zit en intact is, zodat ergeen vocht kan binnendringen.

Geef de lege batterij af bij een erkende Volvo-dealer, zodat de batterij op milieuvriendelijkewijze wordt verwerkt.

Page 106: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

105

Sloten en alarm

Vergrendelen en ontgrendelen

Van de buitenzijdevergrendelen/ontgrendelenMet de hoofdsleutel of de afstandsbedieningkunt u alle zijportieren en de achterklep tegelij-kertijd vergrendelen of ontgrendelen. De ver-grendelingsknoppen op de portieren en deportierhandgrepen aan de binnenzijde zijn dan

niet meer te bedienen.1

De tankvulklep kan worden geopend, wanneerde auto onvergrendeld staat. De tankvulklepblijft 10 minuten lang onvergrendeld staan,nadat u de auto vergrendeld hebt.

N.B. Ook als er nog een portier of de achterklepopenstaat is het mogelijk de auto te vergrende-

len1. Wanneer u het geopende portier vervol-

gens sluit bestaat het gevaar dat u zichbuitensluit met de sleutels nog in de auto.

Automatische hervergrendelingAls u geen van de portieren noch de achterklepbinnen twee minuten na ontgrendeling opent,worden alle sloten automatisch opnieuw ver-grendeld. Deze functie beperkt de kans dat u deauto per ongeluk onvergrendeld kunt latenstaan. Zie pagina 109 voor auto’s met alarmsys-teem.

Automatische vergrendelingVanaf het bedieningspaneel op het bestuurder-sportier kunt u de automatische vergrendelingactiveren of deactiveren.

Bij automatische vergrendeling worden de por-tieren automatisch vergrendeld wanneer deauto een snelheid bereikt van meer dan 7 km/h.De portieren blijven vergrendeld totdat een por-tier van de binnenzijde worden geopend of alleportieren tegelijkertijd worden ontgrendeldvanaf het bedieningspaneel.

Automatische vergrendelingactiveren/deactiveren– De contactsleutel moet in stand I of II

staan.

1. Geldt voor bepaalde markten

Page 107: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

106

Sloten en alarm

Vergrendelen en ontgrendelen– Druk op de knop READ op de linker stuur-

hendel om eventuele meldingen op hetinformatiedisplay te bevestigen.

– Houd de knop voor centrale vergrendelingingedrukt, totdat er een nieuwe meldingover de vergrendelingsstatus op het infor-matiedisplay verschijnt.

– De melding AUTOLOCK GEACTIVEERD(automatische vergrendeling tijdens hetwegrijden) ofAUTOLOCK GEDEACTIVEERD verschijntop het informatiedisplay.

Van de binnenzijde vergrendelenen ontgrendelenVanaf het bedieningspaneel op het bestuurder-sportier (of het passagiersportier) zijn alle por-tieren en de achterklep gelijktijdig tevergrendelen dan wel te ontgrendelen.

Alle portieren zijn te vergrendelen met de ver-grendelknop op het bedieningspaneel van hetbewuste portier.

Als de auto niet van de buitenzijde vergrendeldwerd, is deze te ontgrendelen door een portier

met de handgreep te openen.1

Achterklep met afstandsbedieningvergrendelen/ontgrendelenDoe het volgende om alleen de achterklep teontgrendelen:

– Druk eenmaal op de knop van de afstands-bediening waarmee u de achterklep ont-grendelt.

– Als de achterklep openstond toen u de ove-rige portieren vergrendelde, blijft de achter-klep ook na sluiting onvergrendeld enonbewaakt staan. De overige portieren zijnechter nog steeds vergrendeld en bewaakt.

– Om de achterklep in een dergelijk geval tevergrendelen en in het alarm te betrekkenmoet u de knop LOCK nogmaals indrukken.

N.B. Als u van deze knop gebruik maakt om deachterklep te ontgrendelen zonder de klep teopenen, wordt de klep ca. 2 minuten automa-tisch opnieuw vergrendeld.

Als u de achterklep echter opent en sluit, werktde automatische hervergrendelingsfunctie niet.

Dashboardkastje vergrendelenU kunt het dashboardkastje alleen vergrende-len/ontgrendelen met de hoofdsleutel en dusniet met de servicesleutel.

1. Geldt voor bepaalde markten

Page 108: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

107

Sloten en alarm

Vergrendelen en ontgrendelen

Safelock-functie1

Bij activering van de Safelock-functie zijn deportieren niet meer van de binnenzijde te ope-nen, als ze eenmaal vergrendeld zijn.

De Safelock-functie kan alleen van de buiten-zijde worden geactiveerd door het bestuurder-sportier met de sleutel of de afstandsbedieningte vergrendelen. Alle portieren moeten zijngesloten, voordat u de Safelock-functie kuntactiveren. De portieren kunnen daarna niet meervan de binnenzijde worden geopend. De autokan alleen van de buitenzijde worden geopendmet de sleutel in het bestuurdersportier of via deafstandsbediening.

De Safelock-functie treedt 25 seconden na hetsluiten van de portieren in werking.

Safelock-functie en eventuele alarm-sensoren tijdelijk deactiverenAls u de portieren van de buitenzijde wilt ver-grendelen terwijl er iemand in de auto achter-blijft (bijvoorbeeld tijdens de overtocht op eenveerboot), kunt u de Safelock-functie tijdelijkdeactiveren.

– Steek de sleutel in het contactslot, draaideze naar stand II en vervolgens terug naarstand I of 0.

– Druk op de knop.

Als de auto is uitgerust met alarm stelt u ook debewegings- en niveausensoren buiten werking(zie pagina 110).

De led in de knop licht op en blijft branden, tot-dat u de auto met de sleutel of de afstandsbe-

diening vergrendelt. Er verschijnt een meldingop het display zolang de sleutel in het contact-slot steekt. De volgende keer dat u het contactaanzet, worden de sensoren weer geactiveerd.

1. Bepaalde landen

WAARSCHUWING!Laat niemand in de auto zitten op hetmoment dat de Safelock-functie geactiveerdis.

Page 109: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

108

Sloten en alarm

Kinderslot

Bedieningscilinder kinderslot, linker achter-portier

Handmatig kinderslot,achterportierenDe bedieningscilinders van de kinderslotenvindt u achter op de korte kant van de achter-portieren, zodat ze alleen bereikbaar zijn wan-neer de portieren openstaan. Gebruik een platmetalen voorwerp zoals een schroevendraaierom de bedieningscilinders te verdraaien en zode kindersloten in of uit te schakelen.

A. Ingeschakeld kinderslot – de portierenkunnen niet van de binnenzijde wordengeopend (naar buiten toe draaien).

B. Uitgeschakeld kinderslot – de portierenkunnen wel van de binnenzijde wordengeopend (naar binnen toe draaien).

Bedieningscilinder kinderslot, rechter achter-portier.

Elektrisch kinderslot

Elektrisch kinderslot, achterpor-tieren (optie)Gebruik de knop op de middenconsole om hetkinderslot op de achterportieren in of uit teschakelen. Het contactslot moet daarbij instand I of II staan. De led in de knop brandt omaan te geven dat het kindersloten is ingescha-keld. Er verschijnt tevens een melding op hetdisplay, wanneer u het kinderslot in- of uitscha-kelt.

N.B. Zolang het elektrisch kinderslot ingescha-keld is, kunnen de achterportieren niet van debinnenzijde worden geopend.

WAARSCHUWING!Let erop dat de achterpassagiers bij eenongeluk de achterportieren niet van de bin-nenzijde kunnen openen, als u het kinderslothebt geactiveerd.Houd de vergrendelingsknoppen van deportieren daarom omhoog tijdens het rijden.Bij een ongeluk kunnen hulpverleners deportieren dan van de buitenzijde openen.

Page 110: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

109

Sloten en alarm

Alarm (optie)AlarmsysteemWanneer het alarm is ingeschakeld, worden allebeveiligde onderdelen continu gecontroleerd.Het alarm gaat af, als:

• de motorkap wordt geopend;

• de achterklep wordt geopend;

• een van de zijportieren wordt geopend;

• het contactslot wordt omgedraaid met eenverkeerde sleutel of wordt gemanipuleerd;

• er een beweging in de passagiersruimtewordt waargenomen (op auto’s met eenbewegingsmelder, optie op bepaalde mark-ten);

• de auto wordt opgetakeld of weggesleept(op auto’s met een niveausensor, optie opbepaalde markten);

• de accukabel wordt ontkoppeld;

• iemand de sirene probeert los te koppelen.

Alarm inschakelenDruk op de knop LOCK van de afstandsbedie-ning. De richtingaanwijzers van de auto geveneen lang lichtsignaal af ter bevestiging dat hetalarm is ingeschakeld en dat alle portieren zijngesloten. In bepaalde landen kunt u het alarminschakelen met de sleutel of met de knop ophet bestuurdersportier.

Alarm uitschakelenDruk op de toets UNLOCK van de afstandsbe-diening. De richtingaanwijzers van de autogeven twee korte lichtsignalen af ter bevestigingdat het alarm is uitgeschakeld en dat alle portie-ren zijn ontgrendeld.

Als de batterijen in de afstandsbediening leegzijn, kunt u het alarm uitschakelen door de con-tactsleutel naar stand II te draaien.

Automatische inschakeling vanhet alarmAls u de portieren of de achterklep niet binnentwee minuten na uitschakeling van het alarm

opent wanneer u de auto via de afstandsbedie-ning hebt ontgrendeld, wordt het alarm automa-tisch weer ingeschakeld. De auto wordtbovendien vergrendeld. Deze functie voorkomtdat u de auto onbedoeld kunt achterlaten zon-der het alarm in te schakelen.

In bepaalde landen (zoals in België, Israël e.d.)wordt het alarm na enige vertraging automatischweer ingeschakeld, wanneer het bestuurder-sportier werd geopend en gesloten maardaarna niet werd vergrendeld.

Geactiveerd alarm uitschakelenOm het alarm uit te schakelen wanneer het een-maal is afgegaan, moet u op de knop UNLOCKvan de afstandsbediening drukken. De richtin-gaanwijzers van de auto geven ter bevestigingtwee korte lichtsignalen af.

Geluidssignalen, alarmEen sirene met reservebatterij geeft de geluids-signalen voor het alarm af. De geluidssignalenduren telkens 25 seconden.

Lichtsignalen, alarmWanneer het alarm afgaat, gaan alle richtin-gaanwijzers 5 minuten lang knipperen of korterwanneer u het alarm volgens de bovenstaandeaanwijzingen eerder uitschakelt.

BELANGRIJK!De richtingaanwijzers van de auto geveneen lang lichtsignaal af en de led op hetdashboard licht om de twee secondeneenmaal op ter bevestiging dat het alarmvolledig is ingeschakeld.

Page 111: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

110

Sloten en alarm

Alarm (optie)

Alarmsensoren en Safelock-functie tijdelijk deactiverenOm te voorkomen dat het alarm afgaat wanneeru bijvoorbeeld een hond in de auto achterlaat ofgebruik maakt van een veerboot, kunt u debewegingsmelder en de niveausensoren tijdelijkuitschakelen en wel als volgt:

– Steek de sleutel in het contactslot, draaideze naar stand II en vervolgens terug naarstand I of 0.

– Druk op de knop.

De led in de knop licht op en blijft branden, tot-dat u de auto met de sleutel of de afstandsbe-diening vergrendelt.

Er verschijnt een melding op het display zolangde sleutel in het contactslot steekt. De volgende

keer dat u het contact aanzet, worden de senso-ren weer geactiveerd.

Als uw auto is uitgerust met de zogeheten Safe-lock-functie, wordt ook deze functie tegelijker-tijd geactiveerd (zie pagina 107).

Controlelampje op dashboard(bepaalde landen)Een controlelampje (led) boven op het dash-board geeft de status van het alarmsysteemaan:

• Het lampje brandt niet: Het alarm is uitge-schakeld.

• Het lampje licht eenmaal per twee secondenop nadat de richtingaanwijzers van de autoeen lang lichtsignaal hebben afgegeven –het alarm is ingeschakeld.

• Het lampje knippert snel vanaf het momentvan uitschakelen van het alarm tot hetmoment van inschakelen van het contact:Het alarm is afgegaan.

Als er een storing is opgetreden in het alarmsys-teem, verschijnt er een melding op het display.

Als het alarmsysteem niet goed werkt, moet ude auto in een erkende Volvo-werkplaats latennakijken.

BELANGRIJK!Voer nooit zelf reparaties aan of wijzigingenin het alarmsysteem uit. Dergelijke ingrepenkunnen van invloed zijn op de verzekerings-voorwaarden.

Page 112: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

111

Sloten en alarm

Alarm (optie)Alarmsysteem testenBewegingsmelder testen– Open alle zijruiten.

– Activeer het alarm. De led knippert lang-zaam om aan te geven dat het alarm opscherp staat.

– Wacht 30 seconden.

– Test de bewegingsmelder in het passagiers-compartiment door bijvoorbeeld een tas vande stoelzitting te nemen. Het alarmsysteemmoet dan geluids- en knippersignalen afge-ven.

– Deactiveer het alarm door de auto via deafstandsbediening te ontgrendelen.

Portieren testen– Activeer het alarm.

– Wacht 30 seconden.

– Ontgrendel de auto met de sleutel aan debestuurderszijde.

– Open een van de portieren. Het alarm moetvervolgens geluids- en lichtsignalen afge-ven.

– Herhaal deze test voor het andere voorpor-tier.

– Deactiveer het alarm door de auto via deafstandsbediening te ontgrendelen.

Motorkap testen– Ga in de auto zitten en deactiveer de bewe-

gingsmelder.

– Activeer het alarm (blijf in de auto zitten envergrendel de portieren met de knop op deafstandsbediening).

– Wacht 30 seconden.

– Ontgrendel de motorkap met de hendelonder het dashboard. Het alarm moet ver-volgens geluids- en lichtsignalen afgeven.

– Deactiveer het alarm door de auto via deafstandsbediening te ontgrendelen.

Achterklep testen– Activeer het alarm.

– Wacht 30 seconden.

– Ontgrendel de achterklep met behulp vande sleutel in het bestuurdersportier zondereen portier te openen.

– Open de achterklep met de handgreep. Hetalarm moet vervolgens geluids- en lichtsig-nalen afgeven.

– Deactiveer het alarm door de auto via deafstandsbediening te ontgrendelen.

Page 113: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

112

Sloten en alarm

Page 114: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

113

Starten en rijdenAlgemene informatie 114Tanken 116Motor starten 117Handgeschakelde versnellingsbak 119Automatische versnellingsbak 120Vierwielaandrijving – AWD (All Wheel Drive) 123Remsysteem 124Snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging 126Stabiliteits- en tractieregelsysteem (optie) 127FOUR-C (Actief chassis) 129Park Assist (optie) 130Slepen en bergen 132Starten met hulpaccu 134Rijden met een aanhanger 135Trekhaak 137Afneembare trekhaak 139Lading op het dak 141Lichtbundel aanpassen 144BLIS (Blind Spot Information System) (optie) 149

Page 115: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

114

Starten en rijden

Algemene informatieZuinig rijdenZuinig rijden houdt in dat u anticiperend en rus-tig rijdt en uw rijstijl en snelheid afstemt op deheersende verkeerssituatie.

Let op het volgende:

• Laat de motor zo snel mogelijk op bedrijf-stemperatuur komen! D.w.z. dat u de motorniet stationair moet laten lopen, maar zo snelmogelijk moet wegrijden en de motor lichtmoet belasten.

• Een koude motor verbruikt meer brandstofdan een warme.

• Laat de auto zo veel mogelijk staan voor dekortere ritten, waarbij de motor niet op tem-peratuur komt.

• Rijd rustig! Vermijd onnodig snel optrekkenen krachtig remmen.

• Laat zware lading niet onnodig lang in deauto liggen.

• Gebruik geen winterbanden op sneeuwvrijeen droge wegen.

• Verwijder de lastdragers, wanneer u dezeniet meer nodig hebt.

• Open de zijruiten niet onnodig.

Rijd niet met een geopendeachterklep!Wanneer u met de achterklep open rijdt, kunnener uitlaatgassen en daarmee giftig koolmo-noxide via de bagageruimte de passagiers-

ruimte in worden gezogen. Als u echter toch eenstukje met een geopende achterklep moet rij-den, doe dan het volgende:

– Doe alle ruiten dicht.

– Stuur de lucht naar de voorruit en de vloeren laat de ventilator op de hoogste snelheiddraaien.

Nieuwe auto’s en gladde wegenHet rijgedrag van de auto varieert afhankelijkvan de vraag of uw auto is uitgerust met eenhandgeschakelde of een automatische versnel-lingsbak. Aarzel daarom niet om onder gecon-troleerde omstandigheden (zoals op eenslipbaan) te testen hoe de auto bij gladheid rea-geert.

DoorwaaddiepteU kunt met de auto door waterpartijen van maxi-maal 25 cm (XC70: 30 cm) diep rijden met eenmaximumsnelheid van 10 km/h. Wees extravoorzichtig bij het doorwaden van stromendwater.

Houd een lage snelheid aan tijdens het wadenen breng de auto niet in het water tot stilstand.Trap na het oversteken van de waterpartij licht-jes op het rempedaal om te controleren of deremwerking in orde is. Bij water en vuil op deremblokken kunnen er vertragingen in de rem-werking optreden.

N.B. Maak de aansluitingen voor de elektrischemotorverwarming en de aanhangerkoppeling

BELANGRIJK!Er kan schade aan de motor ontstaan, als erwater in het luchtfilter dringt.Bij diepere waterpartijen kan er water in detransmissie dringen. De smerende eigen-schappen van de oliën nemen daarbij af,waardoor de genoemde systemen minderlang meegaan.

BELANGRIJK!Laat de auto niet langdurig in water staandat tot boven de dorpelbalken komt omelektrische storingen te voorkomen.Probeer de motor na afslag in een water-partij niet opnieuw te starten. Sleep de autouit het water.

Page 116: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

115

Starten en rijden

Algemene informatieAccu niet overmatig belastenDe elektrische functies van de auto belasten deaccu in verschillende mate. Laat de contactsleu-tel niet te lang achtereen in stand II staan, als ude motor hebt afgezet. Gebruik liever stand I.Op die manier wordt er minder stroom afgeno-men. De 12V-aansluiting in de bagageruimtelevert ook spanning als u de contactsleutel hebtuitgenomen.

Voorbeelden van onderdelen/systemen die veelstroom afnemen zijn:

• interieurventilator

• ruitenwissers

• audiosysteem

• stadslichten.

Let er tevens op dat de verschillende accessoi-res het elektrisch systeem belasten. Maakdaarom geen gebruik van functies die veelstroom afnemen, wanneer u de motor hebt afge-zet. Als de accuspanning laag is, verschijnt ereen melding op het display. De melding blijft ophet display staan, totdat de motor is aangesla-gen. De energiebesparingsfunctie schakeltbepaalde onderdelen/systemen uit of verlaagtde belasting van de accu door bijvoorbeeld deventilatorsnelheid te verlagen of het audiosys-teem uit te schakelen.

U laadt de accu op door de motor te starten.

Voorkom oververhitting van demotor en het koelsysteemIn speciale omstandigheden, bijvoorbeeld opsteile hellingen en bij het vervoer van een zwarelading, bestaat het gevaar dat de motor en hetkoelsysteem oververhit raken. Dit geldt in het bij-zonder bij warm weer.

Tips om oververhitting in hetkoelsysteem te voorkomen• Houd een lage snelheid aan, wanneer u met

een aanhanger achter de auto een lange,steile helling oprijdt.

• Schakel van tijd tot tijd de airconditioninguit.

• Laat de motor bij voorkeur niet stationairlopen.

• Na een zware rit moet u de motor niet met-een afzetten, maar nog enige tijd stationairlaten lopen.

• Verwijder verstralers die voor de grille zitten,als u bij extreem warm weer rijdt.

Doe het volgende om oververhitting vande motor te voorkomen:Laat de motor geen hogere toeren maken dan4500 omw/min (dieselmotor: 3500 omw/min),wanneer u met een aanhanger of caravan achterde auto in heuvelachtig gebied rijdt. Anders kande olietemperatuur te hoog oplopen.

Page 117: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

116

Starten en rijden

Tanken

De tankvuldop vindt u achter de tankvulklepin het spatbord rechtsachter. De dop is op tehangen aan de binnenzijde van detankvulklep.

Tankvulklep openenDe tankvulklep kan worden geopend, wanneerde auto onvergrendeld staat.

N.B. De tankvulklep blijft tien minuten langonvergrendeld staan, nadat u de auto hebt ver-grendeld.

TankdopBij hoge buitentemperaturen kan er eenbepaalde mate van overdruk in de brandstoftankontstaan. Draai de tankdop dan langzaam open.

Breng na het tanken de tankdop weer aan endraai deze zo ver dicht dat u een of meer klikkenhoort.

Benzine tankenGiet de tank niet te vol door het vulpistool na deeerste afslag uit de vulopening te halen.

N.B. Een te volle tank kan bij warm weer overlo-pen.

N.B. Voeg nooit op eigen initiatief reinigendeadditieven (dopes) aan de benzine toe zonderhet uitdrukkelijke advies van een Volvo-werk-plaats.

Dieselolie tankenBij lage temperaturen (van –5 °C tot –40 °C)kan de paraffine in de dieselolie uitvlokken, wattot startproblemen kan leiden. Zorg er daaromvoor dat u tijdens de wintermaanden specialewinterbrandstof gebruikt.

WAARSCHUWING!Schakel voordat u gaat tanken uw mobieletelefoon uit. Het belsignaal kan aanleidinggeven tot vonkvorming en daarbij de brand-stofdampen ontsteken met gevaar voorbrand en verwondingen.

BELANGRIJK!Giet benzinemodellen altijd met loodvrijebenzine vol om te voorkomen dat de kataly-sator beschadigd raakt.

Page 118: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

117

Starten en rijden

Motor startenVoordat de motor wordt gestart– Trek de handrem aan.

Automatische versnellingsbak– Zet de keuzehendel in stand P of N.

Handgeschakelde versnellingsbak– Zet de versnellingspook in de neutrale stand

en houd het koppelingspedaal volledig inge-drukt. Dit is met name van belang bij strengevorst.

N.B. Tijdens de koude start is het mogelijk dathet motortoerental merkbaar hoger ligt dan nor-maal is voor bepaalde motortypes. Dit omdaternaar wordt gestreefd het uitlaatgasreinigings-systeem zo snel mogelijk op bedrijfstempera-tuur te brengen en tegelijkertijd de uitstoot tebeperken van stoffen die schadelijk zijn voor hetmilieu.

N.B. Het sleutelblad van de hoofdsleutel moetvolledig zijn uitgeklapt (zoals afgebeeld oppagina 102) bij het starten van de auto. Andersis het risico aanwezig dat de startblokkering inwerking treedt en de motor niet kan wordengestart.

Motor startenBenzine– Draai de contactsleutel naar de startstand.

Als de motor niet binnen 5 tot 10 secondenaanslaat, moet u de sleutel loslaten en eennieuwe startpoging doen.

Dieselolie– Draai de contactsleutel naar de rijstand.

Een controlelampje op het instrumentenpa-neel gaat branden om aan te geven dat demotor wordt voorverwarmd (zie pagina 40).

– Draai de sleutel naar de rijstand, wanneerhet controlelampje uitgaat.

Roetfilter dieselmotor (DPF)Dieselmodellen zijn uitgerust met een roetfilter,waardoor een nog efficiëntere uitlaatgasreini-ging mogelijk is. Onder normale rijomstandighe-den blijven de roetdeeltjes uit de uitlaatgassenin het filter achter. Om de roetdeeltjes te ver-branden en het filter te legen wordt een zogehe-ten regeneratie gestart. Daarvoor moet demotor de normale bedrijfstemperatuur hebbenbereikt.

Afhankelijk van de rijomstandigheden wordt hetfilter om de 300—900 kilometer geregenereerd.De regeneratie duurt normaal 10 tot 20 minu-

ten. Gedurende deze tijd kan het brandstofver-bruik ietwat stijgen.

Regeneratie bij koud weerAls u bij koud weer vaak korte afstanden rijdt,bereikt de motor de normale bedrijfstempera-tuur niet. Dit betekent dat het roetfilter niet gere-genereerd en niet geleegd wordt.

Wanneer het filter voor ca. 80 % met roetdeel-tjes gevuld is, licht een oranje gevarendriehoekop het instrumentenpaneel op en verschijnt demelding ROETFILTER VOL ZIE HANDLEIDINGop het display van het instrumentenpaneel.

U start de regeneratie van het filter door met deauto op een secundaire weg of op een snelwegte rijden totdat de motor voldoende op tempera-tuur is gekomen. Daarna rijdt u nog ca.20 minuten verder. Tijdens de regeneratie levertde motor van de auto iets minder vermogen.

Na afloop van de regeneratie verdwijnt de waar-schuwingsmelding automatisch.

Wanneer u bij koud weer de standverwarming(optie) inschakelt, bereikt de motor sneller denormale bedrijfstemperatuur.

WAARSCHUWING!Neem de contactsleutel nooit tijdens het rij-den uit het contactslot, ook niet als de autogesleept wordt. U loopt anders het gevaardat het stuurslot wordt geactiveerd, waar-door de auto onbestuurbaar wordt.Bij het slepen moet de contactsleutel instand II staan.

BELANGRIJK!Als het filter helemaal met deeltjes gevuld is,kan het onbruikbaar worden. De motor startdan moeilijk en de kans bestaat dat het filtermoet worden vervangen.

Page 119: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

118

Starten en rijden

Motor startenContactsleutels en elektronischestartblokkeringLaat de contactsleutel nooit samen met anderesleutels of metalen voorwerpen aan dezelfdesleutelbos hangen. Als u dat wel doet, kan deelektronische startblokkering per ongeluk wor-den geactiveerd. Als dat gebeurt, moet u deandere sleutels van de sleutelbos halen en demotor opnieuw starten.Laat de motor meteen na een koude start nooitop te hoge toeren draaien! Neem contact opmet een Volvo-werkplaats, als de motor nietaanslaat of overslaat.

Contact- en stuurslot0 – BlokkeerstandHet stuurslot blokkeert hetstuurwiel, wanneer u de sleu-tel uitneemt.

I – Tussenstand,“radiostand”Sommige onderdelen van hetelektrisch systeem kunnenworden ingeschakeld. Hetelektrisch systeem van demotor is echter uitgeschakeld.II – RijstandDe stand waarin de contact-sleutel tijdens het rijden staat.Het complete elektrisch sys-teem van de auto is ingescha-keld.III – StartstandDe startmotor wordt inge-schakeld. Wanneer u nadatde motor is aangeslagen desleutel loslaat, veert dezeautomatisch terug in de rij-stand. Als het u moeite kost

om de sleutel om te draaien, is het mogelijk datde stand van de voorwielen voor spanningen inhet stuurslot zorgt. Draai de contactsleutel indat geval om, terwijl u het stuurwiel heen enweer draait.Zorg dat het stuurwiel geblokkeerd is, wanneeru de auto verlaat. Zo beperkt u de kans op dief-stal.

WAARSCHUWING!Neem de contactsleutel nooit tijdens het rij-den of slepen uit het contactslot! Schakelnooit tijdens het rijden het contact uit (sleutelin stand 0) en neem de contactsleutel even-min uit het contactslot. U loopt dan hetgevaar dat het stuurslot wordt geactiveerd,waarbij de auto onbestuurbaar wordt.

Page 120: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

119

Starten en rijden

Handgeschakelde versnellingsbak

Schakelstanden,vijfversnellingsbakTrap het koppelingspedaal tijdens het schake-len altijd zo ver mogelijk in. Haal uw voet na hetschakelen weer van het koppelingspedaal af!Houd u aan het aangegeven schakelpatroon.Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk tehouden, moet u zo veel mogelijk gebruik makenvan hoge versnellingen.

Blokkering achteruitversnellingSchakel de achteruitversnelling alleen in, wan-neer de auto volledig stilstaat.Om de achteruitversnelling in te schakelen moetu de versnellingspook eerst in de neutraalstandzetten (tussen de 3e en 4e versnelling in). Doorde blokkering van de achteruitversnelling kunt ude versnellingspook niet rechtstreeks vanuit destand voor de 5e versnelling in die voor de ach-teruitversnelling zetten.

Schakelstanden, zesversnel-lingsbakTrap het koppelingspedaal tijdens het schake-len altijd zo ver mogelijk in. Haal uw voet na hetschakelen weer van het koppelingspedaal af!Houd u aan het aangegeven schakelpatroon.Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk tehouden, moet u zo veel mogelijk gebruik makenvan hoge versnellingen.

Page 121: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

120

Starten en rijden

Automatische versnellingsbakKoude startAls u bij koud weer wegrijdt, is het mogelijk dathet schakelen ietwat stug gaat. Dit komt omdatde versnellingsbakolie bij lagere temperaturenstroperiger wordt. Om de uitstoot van uitlaat-gassen te beperken schakelt de versnellingsbaklater op dan normaal, wanneer u bij lage tempe-raturen wegrijdt.

TurbomotorWanneer u met een koude motor wegrijdt, scha-kelt de versnellingsbak bij een hoger toerentalop dan normaal. Zo komt de katalysator snellerop temperatuur met minder uitstoot van uitlaat-gassen.

Adaptief systeemDe versnellingsbak wordt afgeregeld aan dehand van een zogeheten adaptief schakelsys-teem dat voortdurend “leert” hoe de versnel-lingsbak zich gedraagt. Het systeem registreertde manier waarop de versnellingsbak schakelt,zodat er in elke situatie optimaal wordt gescha-keld.

Lock-Up-functieDe versnellingen zijn voorzien van Lock-Up(geblokkeerde versnellingen) om beter op demotor te kunnen afremmen en het brandstofver-bruik te verlagen.

BeveiligingssystemenAuto’s met een automatische versnellingsbakzijn uitgerust met een aantal speciale beveili-gingssystemen:

Sleutelblokkering, KeylockDe keuzehendel moet in stand P staan om decontactsleutel te kunnen uitnemen. In alleandere standen is de sleutel geblokkeerd.

Parkeerstand (stand P)Stilstaande auto met draaiende motor:

– Houd uw voet op het rempedaal terwijl u dekeuzehendel verzet.

Elektrische schakelblokkering –Shiftlock Parkeerstand (stand P)Om de keuzehendel uit stand P te kunnenhalen, moet de contactsleutel in stand I of IIstaan en moet het rempedaal ingedrukt zijn.

Neutraalstand (stand N)Om de keuzehendel uit stand N te kunnen halenmoet de contactsleutel in stand I of II staan enhet rempedaal worden bediend.

MechanischekeuzehendelblokkeringU kunt de hendel altijd ongehinderd heen enweer halen tussen de stand N en D. Om dehendel in een van de overige standen te zetten,moet u een blokkering opheffen door op deblokkeerknop op de keuzehendel te drukken.

Wanneer u de blokkeerknop indrukt, kunt u dehendel vooruit of achteruit bewegen tussen deverschillende schakelstanden.

Page 122: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

121

Starten en rijden

Automatische versnellingsbak

GeartronicHandmatige schakelstandenAls u vanuit de automatische schakelstand Dwilt overgaan op de handmatige schakelstand,moet u de hendel naar links halen. Om vanuitstand MAN over te gaan op de automatischeschakelstand D moet u de hendel naar rechts instand D zetten.

W WinterstandBij activering van het winterprogramma wordtde 3e versnelling aangehouden als wegrijver-snelling om doorslippende wielen bij gladheidtegen te gaan (zie ook pagina 122).

Tijdens het rijdenDe handmatige schakelstanden kunnen op elkmoment tijdens het rijden ingeschakeld worden.De ingeschakelde versnelling is geblokkeerd,totdat u een andere versnelling kiest. De ver-snellingsbak schakelt alleen automatisch terug,als u uw snelheid drastisch verlaagt.

Als u de keuzehendel naar de – (min) beweegt,schakelt de versnellingsbak automatisch eenversnelling terug terwijl er op de motor afge-remd wordt. Als u de keuzehendel naarde + (plus) beweegt, schakelt de versnellings-bak een versnelling op.

P – ParkeerstandZet de keuzehendel in de parkeerstand, wan-neer u de motor start of de auto parkeert.

Zet de keuzehendel alleen in stand P, wanneerde auto stilstaat!

In stand P is de versnellingsbak mechanischgeblokkeerd. Trek na het parkeren altijd dehandrem aan!

R – AchteruitrijstandZet de keuzehendel alleen wanneer de auto stil-staat in stand R!

N – NeutraalstandStand N is de vrijstand. In deze stand kunt u demotor starten, maar er is geen versnelling inge-schakeld. Trek de handrem aan, wanneer deauto stilstaat en de keuzehendel in stand Nstaat.

Page 123: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

122

Starten en rijden

Automatische versnellingsbakD – RijstandStand D is de normale rijstand. De versnellings-bak schakelt automatisch op en terug, afhanke-lijk van de stand van het gaspedaal en desnelheid. Zorg dat de auto stilstaat, voordat u dekeuzehendel vanuit stand R in stand D zet.

4 – VersnellingsstandEr wordt automatisch op- en teruggeschakeldtussen de 1e, 2e, 3e en 4e versnelling. Er wordtniet opgeschakeld naar de 5e versnelling.

Stand 4 leent zich voor:

• het rijden in de bergen;

• het rijden met een aanhanger;

• een verhoogde mate van afremmen op demotor.

3 – VersnellingsstandEr wordt automatisch op- en teruggeschakeldtussen de 1e, 2e en 3e versnelling. Er wordt nietopgeschakeld naar de 4e versnelling.

Stand 3 leent zich voor:

• het rijden in de bergen;

• het rijden met een aanhanger;

• een verhoogde mate van afremmen op demotor.

L – VersnellingsstandZet de keuzehendel in stand L, als u in de 1e of2e versnelling wilt rijden. Bij het rijden in de ber-gen is de motorrem het krachtigst met de keuze-hendel in stand L.

W – WinterMet de knop W bij de keuze-hendel schakelt u hetwinterprogramma W in of uit.Bij inschakeling van het win-terprogramma licht hetlampje W op het instrumen-

tenpaneel op.

In het winterprogramma geldt de 3e versnellingals wegrijversnelling om bij gladheid gemakkelij-ker weg te kunnen komen. In het winterpro-gramma worden de lagere versnellingen alleenbij kickdown ingeschakeld.

Het winterprogramma W is alleen te selecterenmet de keuzehendel in stand D.

KickdownAls u het gaspedaal volledig intrapt (tot voorbijde normale volgasstand), schakelt de versnel-lingsbak automatisch terug naar een lagere ver-snelling. Dit is de zogeheten kickdown.

Wanneer de maximale snelheid voor de inge-schakelde versnelling is bereikt of wanneer uhet gaspedaal uit de kickdownstand loslaat,schakelt de versnellingsbak automatisch op.

Gebruik de “kickdown” om zo snel mogelijk teaccelereren zoals bij het inhalen.

Om overtoeren te voorkomen is het stuurpro-gramma van de versnellingsbak voorzien vaneen terugschakelblokkering.

U kunt de kickdown1 niet gebruiken zolang dekeuzehendel in een van de handmatige schakel-standen staat. Zet de keuzehendel in dat gevaleerst terug in de automatische schakelstand D.

1. Geldt alleen voor Geartronic.

Page 124: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

123

Starten en rijden

Vierwielaandrijving – AWD (All Wheel Drive)De vierwielaandrijving ispermanent ingeschakeldBij vierwielaandrijving worden alle vier de wielenvan de auto tegelijk aangedreven.

Het motorkoppel wordt automatisch over devoor- en achterwielen verdeeld. Een elektro-nisch gestuurd koppelingssysteem verdeelt hetvermogen over het wielpaar dat op dat momentde beste grip op het wegdek heeft. Dit om opti-male wegligging te verkrijgen en te voorkomendat de wielen doorslippen. Bij normaal rijdenworden de voorwielen naar verhouding iets ster-ker aangedreven dan de achterwielen.

Vierwielaandrijving verhoogt de rijveiligheid tij-dens regen- en sneeuwval en bij ijzel.

Page 125: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

124

Starten en rijden

RemsysteemRembekrachtigingAls de auto rolt of wordt gesleept met een uitge-schakelde motor, moet u ongeveer vijfmaalzoveel druk uitoefenen op het rempedaal alswanneer de motor loopt. Als u bij het starten vande motor op het rempedaal trapt, kan het rem-pedaal iets omlaagkomen. Dit is volkomen nor-maal omdat de rembekrachtiging geactiveerdwordt. Bij een auto met EBA (Emergency BrakeAssistance) kan dit nog duidelijker te merkenzijn.

N.B. Als geremd moet worden met een uitge-schakelde motor, trap dan eenmaal hard enresoluut op het rempedaal – dus niet pompen.

RemkringenHet nevenstaande symbool licht op,wanneer er een remkring defect is.

Als er een storing in een van de rem-kringen optreedt, is remmen nog steeds moge-lijk. U moet het rempedaal echter verderintrappen en het pedaal kan minder stug aan-voelen. U moet harder op het pedaal trappenom de normale remkracht te verkrijgen.

Vocht kan de remeigenschappenbeïnvloedenDoor opspattend water (bij hevige regenval, inwaterplassen of tijdens een wasbeurt) wordende onderdelen van het remsysteem nat. Daar-door kunnen de wrijvingseigenschappen van deremblokken gewijzigd worden, zodat u eenbepaalde verlenging van de aanspreekduur vande remmen kunt merken.

Trap zo nu en dan lichtjes op het rempedaal, alsu lange afstanden in de regen of sneeuwmod-der aflegt. Doe dit ook bij zeer vochtig of koudweer. Op die manier verwarmt u de remblokkenwaardoor het vocht verdampt. Deze procedureis ook aan te raden voordat u de auto voor lan-gere tijd in dergelijke weersomstandighedenparkeert.

Als de remmen zwaar belastwordenDe remmen van de auto worden zwaar belast,wanneer u in de bergen of op wegen met verge-lijkbare niveauverschillen rijdt; zelfs als u niet bij-zonder hard op het rempedaal trapt.

Omdat de snelheid in dergelijke omstandighe-den vaak laag is, worden de remmen niet evengoed gekoeld als bij snelle ritten op vlakkewegen.

Om de remmen niet overmatig te belasten, kuntu tijdens het afdalen beter terugschakelen danhet rempedaal gebruiken. Gebruik dezelfde ver-snelling die u zou gebruiken wanneer u een hel-

ling oprijdt. Op die manier kunt u beter op demotor afremmen en hoeft u de rem slechts kortetijd te gebruiken.

Let erop dat u de remmen nog meer belast,wanneer u met een aanhanger rijdt.

Antiblokkeerremsysteem (ABS)Het ABS-systeem (Anti-lock BrakingSystem) is ontworpen om te voorko-men dat de wielen tijdens het remmengeblokkeerd raken. Hierdoor kan tij-

dens het remmen een zo groot mogelijke res-pons van het stuurwiel worden verkregen. HetABS-systeem zorgt ervoor dat de auto beterbestuurbaar blijft om bijvoorbeeld obstakels tekunnen ontwijken. Het ABS-systeem verbetert

WAARSCHUWING!De rembekrachtiging werkt alleen, als demotor loopt.

WAARSCHUWING!Als de waarschuwingslampjes voor het rem-systeem en het ABS tegelijkertijd oplichten,kan er een storing zijn opgetreden in hetremsysteem. Als het remvloeistofpeil in datgeval in orde is, moet u de auto voorzichtignaar de dichtstbijzijnde erkende Volvo-werkplaats rijden om het remsysteem telaten controleren.Als de remvloeistof onder het MIN-streepjevan het reservoir staat, mag u niet verder rij-den voordat u remvloeistof hebt bijgevuld.Controleer tevens de oorzaak van het rem-vloeistofverlies.

Page 126: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

125

Starten en rijden

Remsysteemde totale remcapaciteit niet. Als bestuurder hebtu echter wel meer controle over de besturingvan de auto, wat voor meer veiligheid zorgt.

Wanneer u na het starten van de motor met deauto wegrijdt en een snelheid van ca. 20 km/hhebt bereikt, gaat een kortstondige zelftest vanstart die te horen en te voelen is. Wanneer hetABS-systeem actief is, treden er merkbare pul-saties in het rempedaal op. Dit is volkomen nor-maal.

N.B. Om het ABS-systeem optimaal te benut-ten moet u zo hard mogelijk op het rempedaaltrappen. Haal uw voet niet van het rempedaal,wanneer u pulsaties van het ABS-systeem hoorten voelt. Aarzel niet om onder gecontroleerdeomstandigheden (zoals op een slipbaan) te tes-ten hoe het ABS-systeem werkt.

Het ABS-symbool licht op en blijftcontinu branden:• gedurende twee seconden tijdens de start

om het systeem te controleren;

• als het ABS-systeem uitgeschakeld is dooreen storing.

Elektronische remkrachtverdeling, EBDHet EBD-systeem (Electronic Brakeforce Distri-bution) vormt een geïntegreerd onderdeel vanhet ABS-systeem. Het EBD-systeem regelt deremkracht op de achterwielen altijd dusdanig afdat de maximale remwerking wordt verkregen.Wanneer het systeem de remkracht afregelt,

treden er merkbare pulsaties in het rempedaalop.

Remkrachtverhoging, EBAHet EBA-systeem (Emergency BrakeAssistance) vormt een geïntegreerd onderdeelvan het DSTC-systeem. Het EBA-systeem isdusdanig geconstrueerd dat u, wanneer ukrachtig moet afremmen, altijd meteen het maxi-male remvermogen kunt afnemen. Het systeemregistreert het moment waarop u krachtig wiltafremmen door de snelheid te meten waarmeeu op het rempedaal trapt.

Het EBA-systeem is op alle snelheden actief enkan om veiligheidsredenen niet buiten werkingworden gesteld.

Wanneer het EBA-systeem geactiveerd wordt,zakt het rempedaal omlaag en kunt u het maxi-male remvermogen van de auto afnemen. Brenggedurende de totale remmanoeuvre evenveeldruk aan op het rempedaal. Het EBA-systeemwordt uitgeschakeld, wanneer u de druk van hetrempedaal haalt.

N.B. Wanneer het EBA geactiveerd wordt, zakthet rempedaal iets verder omlaag dan normaal.Bedien het rempedaal (houd het ingedrukt)zolang dat nodig is. Zodra u het rempedaal los-laat, worden de remmen volledig gelost.

WAARSCHUWING!Als de waarschuwingslampjes voor het rem-systeem en het ABS tegelijkertijd oplichten,kan er een storing zijn opgetreden in hetremsysteem. Als het remvloeistofpeil in datgeval in orde is, moet u de auto voorzichtignaar de dichtstbijzijnde erkende Volvo-werk-plaats rijden om het remsysteem te latencontroleren.Als de remvloeistof onder het MIN-streepjevan het reservoir staat, mag u niet verder rij-den voordat u remvloeistof hebt bijgevuld.Controleer tevens de oorzaak van het rem-vloeistofverlies.

Page 127: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

126

Starten en rijden

Snelheidsafhankelijke stuurbekrachtigingSnelheidsafhankelijke stuurbe-krachtiging1

Wanneer de auto is uitgerust met snelheidsaf-hankelijke stuurbekrachtiging, is de auto gemak-kelijker te besturen op lage snelheden zodatbijvoorbeeld het parkeren minder moeite kost.

Naarmate de snelheid hoger wordt nemen destuurkrachten toe, waardoor u een beter gevoelmet de weg krijgt.

1. Optie

Page 128: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

127

Starten en rijden

Stabiliteits- en tractieregelsysteem (optie)Algemene informatieHet stabiliteits- en tractieregelsysteem (STC/DSTC, (Dynamic) Stability and Traction Con-trol) helpt de bestuurder voorkomen dat de wie-len doorslippen en verbetert de tractie van deauto.

Bij een ingreep van het systeem kunnen ermerkbare pulsaties optreden in het rem- en gas-pedaal. Bij het geven van gas kan de autobovendien langzamer dan verwacht optrekken.

Afhankelijk van de markt is de auto uitgerust metSTC of DSTC. In de tabel staan de bijbeho-rende regelingen van de verschillende systemenaangegeven.

AntislipregelingDeze regeling beperkt de aandrijfkracht en rem-kracht van elk van de afzonderlijke wielen om deauto op die manier te stabiliseren.

AntispinregelingDeze regeling voorkomt dat de aangedrevenwielen tijdens het optrekken doorslippen.

TractieregelingDeze regeling is actief op lage snelheden enbrengt de aandrijfkracht van een slippend aan-drijfwiel over op een aandrijfwiel dat niet slipt.

Beperkte functieHet is mogelijk de werking van het systeem tebeperken, wanneer de wielen doorslippen en ugas geeft.

Het systeem grijpt bij doorslippende wielen danlater in, zodat er een hogere mate van doorslip-pen mogelijk is. Dit levert een grotere bedie-ningsvrijheid op bij dynamisch rijden.

De aandrijving in diepe lagen sneeuw of zandwordt verbeterd, omdat er dan geen beperkin-gen meer gelden voor de te geven hoeveelheidgas.

Bediening– Draai aan het duimwiel (1) totdat het menu

DSTC verschijnt.

DSTC AAN betekent dat de werking van hetsysteem ongewijzigd is.

DSTC SPIN CONTROL UIT betekent dat erbeperkingen gelden voor de werking van hetsysteem.

– Houd RESET (2) ingedrukt totdat het menuDSTC wordt gewijzigd.

Het lampje brandt tegelijkertijd om u eraante herinneren dat er beperkingen voor het sys-teem gelden. De beperkingen voor de werkingvan het systeem blijven van kracht totdat u demotor een volgende keer opnieuw start.

N.B. DSTC AAN verschijnt iedere keer dat u demotor start enkele seconden op het display.

Meldingen op informatiedisplayTRACTIECONTROLE TIJDELIJK UIT betekentdat de functie van de regeling tijdelijk beperkt iswegens een te hoge remtemperatuur. De rege-ling wordt automatisch opnieuw ingeschakeld,wanneer de remmen weer zijn afgekoeld.

Functie/systeem STC DSTC1

1. Optie op bepaalde markten.

Antislipregeling XAntispinregeling X XTractieregeling X X WAARSCHUWING!

Er kunnen wijzigingen optreden in de rijei-genschappen van de auto, als de werkingvan het systeem wordt beperkt.

Page 129: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

128

Starten en rijden

Stabiliteits- en tractieregelsysteem (optie)ANTI-SKID SERVICE VEREIST betekent dat deregeling door een storing werd uitgeschakeld.

– Breng de auto op een veilige plaats tot stil-stand en zet de motor af.

Als de melding een volgende keer dat u motorstart opnieuw verschijnt, rijd de auto dan naareen erkende Volvo-werkplaats.

Lampjes op instrumentenpaneelLampje voor STC/DSTC

Wat het lampje aangeeft hangt af vande manier waarop het brandt.

Het lampje licht op om na ca. tweeseconden weer te dovenGeeft aan dat de systeemtest bij het starten vande motor loopt.

Het lampje knippertGeeft aan het systeem actief is.

Het lampje brandt continuDe melding ANTI-SKID SERVICE VEREISTstaat ondertussen op het display.

Geeft aan dat er sprake is van een storing in hetSTC/DSTC-systeem.

– Breng de auto op een veilige plaats tot stil-stand en zet de motor af.

– Start de auto opnieuw.

• Als het waarschuwingslampje dooft, was ergeen sprake van een werkelijke storing. U

hoeft dan geen bezoek aan een werkplaatste brengen.

• Als het waarschuwingslampje echter blijftbranden, moet u de auto naar een erkendeVolvo-werkplaats rijden om het systeem telaten controleren.

Het lampje brandt continuDSTC SPIN CONTROL UIT staat ondertussenop het display.

Herinnert eraan dat er beperkingen gelden voorhet (D)STC.

WaarschuwingslampjeHet oranje lampje brandtcontinu

De melding TRACTIECONTROLE TIJDELIJKUIT staat ondertussen op het display.

Geeft aan dat de functie van de regeling tijdelijkbeperkt is wegens een te hoge remtemperatuur.

De regeling wordt automatisch opnieuw inge-schakeld, wanneer de remtemperatuur weernormaal is.

WAARSCHUWING!Onder normale omstandigheden zorgt hetSTC/DSTC-systeem voor een betere weg-ligging. Dit mag echter voor u geen redenzijn om sneller te gaan rijden.Wees altijd gepast voorzichtig in bochten enop gladde wegen.

Page 130: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

129

Starten en rijden

FOUR-C (Actief chassis)

Schakelaar voor FOUR-C op middenconsole

Actief chassis, FOUR-C1

De auto is uitgerust met een zeer geavanceerdactief chassissysteem – FOUR-C (ContinuouslyControlled Chassis Concept) – dat elektronischgestuurd is. Het systeem werkt op basis vanenkele sensoren die continu de bewegingen enreacties van de auto in de gaten houden, zoalsde verticale en zijdelingse versnelling, de rijsnel-heid en de wielbewegingen.

De regeleenheid van FOUR-C analyseert gege-vens afkomstig van de sensoren en regelt zonodig de schokdemperinstellingen tot 500 maalper seconde bij. Dit levert een uitermate snelleen nauwkeurige afregeling van elk van deschokdempers op. Dit verklaart de verschillen inde chassiseigenschappen.

Het systeem biedt u de mogelijkheid om dechassiseigenschappen van de auto aan te pas-sen, wanneer er wijzigingen in het wegdek optreden of als u van rijstijl verandert. Deze aan-

passing neemt slechts enkele milliseconden inbeslag.

ComfortIn de stand Comfort is de vering van het chassisdusdanig afgestemd, dat de carrosserie nietsvan de oneffenheden in het wegdek merkt zodatde auto als het ware over de weg zweeft. Deschokdemping is soepeler dan normaal, waar-door de bewegingen van de carrosserie mini-maal zijn. Deze stand wordt aanbevolen tijdenslange ritten en bij gladheid.

Wanneer u het contact uitzet na een rit in destand Comfort, zal de volgende keer dat u hetcontact aanzet dezelfde stand worden aange-houden.

SportIn de stand Sport reageert de auto sneller op debewegingen van het stuurwiel dan in de standComfort. De vering is stugger en de carrosserievolgt het wegdek om bij het snelle bochtenwerkde mate van overhellen te beperken. De autodoet sportiever aan.

Wanneer u het contact uitzet na een rit in destand Sport, zal de volgende keer dat u het con-tact aanzet dezelfde stand worden aangehou-den.

1. Optie op bepaalde markten.

Page 131: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

130

Starten en rijden

Park Assist (optie)

Park Assist voor- en achterzijde

Algemene informatie1

Park Assist (parkeerhulp) is bedoeld als hulp-middel tijdens het parkeren. Geluidssignalengeven de afstand tot een waargenomen obsta-kel aan.

VariantenPark Assist is verkrijgbaar in twee varianten:

• Park Assist aan de achterzijde

• Park Assist aan de voor- en achterzijde

FunctieHet systeem wordt bij het starten van de motorautomatisch ingeschakeld. Daarbij gaat de ledbranden in de knop voor Park Assist op hetschakelaarpaneel. Op het informatiedisplay ver-schijnt de melding PARK ASSIST ACTIVE, als ude achteruitversnelling inschakelt of als de voor-ste sensoren een obstakel registreren.

Park Assist is actief bij snelheden tot 15 km/h.Bij hogere snelheden wordt het systeem gede-activeerd. Het systeem wordt opnieuw geacti-veerd bij snelheden lager dan 10 km/h.

Hoe dichter u het obstakel achter of voor deauto nadert, des te sneller volgen de geluidssig-nalen elkaar op. Wanneer u ondertussen naarhet audiosysteem luistert, wordt het volumedaarvan tijdelijk verlaagd.

Bij een afstand van ca. 30 cm bestaat hetgeluidssignaal uit een ononderbroken toon. Alser zowel voor als achter de auto obstakels bin-nen deze afstand liggen, komen de geluidssig-nalen beurtelings uit de luidsprekers aan linker-en rechterzijde.

Park Assist aan de achterzijdeHet meetbereik strekt tot ca. 1,5 m recht achterde auto. Park Assist aan de achterzijde wordtgeactiveerd bij het inschakelen van de achteruit-versnelling. De geluidssignalen komen uit deluidspreker achterin.

Bij het achteruitrijden met bijvoorbeeld een aan-hanger achter de auto of een fietsdrager op detrekhaak moet u het systeem uitschakelen. Als udat niet doet, reageren de sensoren op de aan-hanger of fietsdrager.

Park Assist aan de achterzijde wordt automa-tisch uitgeschakeld, wanneer u een aanhangerachter de auto hebt hangen die met een origi-nele aanhangerkabel van Volvo aangesloten is.

Park Assist aan de voorzijdeHet meetbereik strekt tot ca. 0,8 m recht voorde auto. De geluidssignalen komen uit de luid-spreker voorin.

Het is niet mogelijk Park Assist te combinerenmet verstralers, omdat de sensoren op de ver-stralers reageren.

1. Afhankelijk van de markt is ParkAssist een standaardfunctie, optie ofaccessoire.

WAARSCHUWING!Hoewel Park Assist handig is bij het parkeren,bent u nog altijd schadeplichtig bij eventuelefouten. Wanneer er obstakels in de dode hoe-ken van de sensoren zitten, zal het systeem zeniet kunnen ontdekken. Houd kinderen endieren in de buurt van de auto in de gaten.

Page 132: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

131

Starten en rijden

Park Assist (optie)Aanduiding voor systeemstoringen

Als het oranje waarschuwingslampjebrandt en de melding PARK.HULPSERVICE VEREIST op het displaystaat, is Park Assist defect.

De positie van de knop binnen de rij kanvariërenAan/UitU kunt Park Assist uitschakelen met de knop ophet schakelaarpaneel, waarna de led in de knopdooft. Park Assist wordt weer ingeschakeld,wanneer u nogmaals op de knop drukt waarnade led gaat branden.

Sensoren voor Park AssistSensoren schoonmakenDe sensoren werken alleen naar behoren, wan-neer u ze regelmatig schoonmaakt. Reinig zemet water en autoshampoo.

N.B. Vuil, sneeuw en ijs op de sensoren kunnenten onrechte aanleiding geven tot waarschu-wingssignalen.

BELANGRIJK!In bepaalde omstandigheden kan ParkAssist ten onrechte waarschuwingssignalenafgeven. Dit komt door externe geluids-bronnen met ultrasone geluidssignalen vandezelfde frequentie als de sensoren van hetsysteem.

Voorbeelden van dergelijke geluidsbronnenzijn onder meer claxons, natte banden opasfaltwegen, luchtdrukremmen en uitlatenvan motorfietsen e.d.

Page 133: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

132

Starten en rijden

Slepen en bergenMotor niet op gang slepenAls u de motor van een auto met een handge-schakelde versnellingsbak op gang probeert teslepen, kan de katalysator beschadigd raken.Auto’s met een automatische versnellingsbakkunt u niet op gang slepen. Als de accu leeg is,moet u een opgeladen hulpaccu gebruiken.

Als de auto gesleept moet worden– Zorg ervoor dat de contactsleutel in stand I

staat, zodat het stuurslot niet werkt en deauto bestuurbaar is.

Let erop dat u de maximaal toegestane snelheidaanhoudt.

Let erop dat de rem- en stuurbekrachtiging nietwerken, als u de motor hebt afgezet. U moetongeveer vijfmaal harder op het rempedaal trap-pen en de auto stuurt aanzienlijk zwaarder dannormaal.

– Rijd rustig.

– Houd de sleepkabel gespannen om schok-kende bewegingen te voorkomen.

Modellen met een automatischeversnellingsbak• Zorg dat de keuzehendel in stand N staat.

• De maximaal toelaatbare snelheid voorauto’s met een automatische versnellings-bak bedraagt 80 km/h.

• De maximaal toelaatbare afstand bedraagt80 km.

• U kunt de motor niet op gang slepen. Zie devolgende pagina voor “Starten met hul-paccu”.

Sleepoog, voor

SleepoogHet sleepoog vindt u in de gereedschapstas inde bagageruimte. Schroef het sleepoog op zijnplaats voor het slepen. De aansluitingen enafdekkapjes voor het sleepoog bevinden zichaan de rechterzijde van de voor- en achterbum-pers.

Page 134: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

133

Starten en rijden

Slepen en bergen

Sleepoog, achterSleepoog monterenA. Haal de onderkant van het afdekkapje1

voorzichtig los met bijvoorbeeld een munt-stuk.

B. Schroef het sleepoog stevig vast tot aande flens (C). Maak bij voorkeur gebruik vande wielmoersleutel.

Draai het sleepoog na gebruik los en plaats hetafdekkapje terug.

Om het sleepoog in de achterbumper te beves-tigen moet u eerst de kunststof schroef uit deconsole voor het achterste sleepoog verwijde-ren. Gebruik de wielmoersleutel uit de gereed-schapsset om de kunststof schroef los te halen.

Draai de kunststof schroef na gebruik van hetsleepoog weer vast.

N.B. Wanneer de afneembare trekhaak gemon-teerd is, kunt u het sleepoog niet aanbrengen inde achterste bevestiging. Bevestig de sleepka-bel in dat geval aan de trekhaak. Om die redenwordt geadviseerd de afneembare trekhaak inde auto te bewaren wanneer u de trekhaak nietnodig hebt.

BergenHet sleepoog is alleen te gebruiken voor het sle-pen over de weg en niet geschikt voor berging,wanneer de auto bijvoorbeeld in een sloot isgereden. Voor bergingswerkzaamheden moet uprofessionele hulp inroepen.

1. De opening in het afdekkapje kanvariëren.

Page 135: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

134

Starten en rijden

Starten met hulpaccu

Starten met een hulpaccuAls de accu om wat voor reden dan ook ontla-den is, kunt u stroom “lenen” van een lossereserveaccu of van een accu in een andere autoom op die manier de motor te starten. Contro-leer altijd of de accuklemmen goed vastzitten,zodat ze geen vonken trekken tijdens de start-pogingen.

Om explosiegevaar te voorkomen adviseren wiju de volgende aanwijzingen nauwkeurig op tevolgen:

– Draai de contactsleutel naar stand 0.

– Zorg dat de hulpaccu een spanning van12 volt levert.

– Als de hulpaccu zich in een andere autobevindt, moet u de motor van deze auto

afzetten en zorgen dat de twee auto’s elkaarniet kunnen raken.

– Sluit de rode kabel aan tussen de pluspoolvan de hulpaccu (1+) en de rode aansluitingin de motorruimte van uw auto (2+).Bevestig de klem aan het contactpunt datonder een zwart luikje met een plustekenerop zit. Het luikje vormt een geheel met hetdeksel van het zekeringenkastje.

– Sluit de ene klem van de zwarte kabel aanop de minpool (3–) van de hulpaccu.

– Sluit de andere klem van de zwarte kabelaan op een van de hijsogen van de motor(4–).

– Start de motor van de “hulpauto”. Laat demotor enkele minuten draaien op een toe-rental dat iets hoger ligt dan normaal,1500 omw/min.

– Start de motor van de auto met de legeaccu.

– Verwijder de kabels in omgekeerde volg-orde.

N.B. Kom niet aan de klemmen tijdens de start-poging (gevaar voor vonkvorming).

WAARSCHUWING!Accu’s kunnen een zeer explosief knalgasproduceren. Een enkele vonk, veroorzaaktdoor een onjuiste aansluiting van de startka-bels, is voldoende om de accu tot ontplof-fing te brengen.Accu’s bevatten tevens zwavelzuur, wat ern-stige chemische brandwonden kan veroor-zaken. Als u accuzuur in uw ogen krijgt of opuw huid of kleren morst, moet u onmiddellijkmet grote hoeveelheden water spoelen.Neem onmiddellijk contact op met een arts,als u accuzuur in uw ogen krijgt.

Page 136: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

135

Starten en rijden

Rijden met een aanhangerDe trekhaak van de auto moet goedgekeurd zijn.De Volvo-dealer kan u informeren over demogelijke trekhaken.

• Verdeel de lading in de aanhanger dusdanigdat de druk op de trekhaak de maximalekogeldruk niet overschrijdt.

• Verhoog de bandenspanning tot de druk diegeldt voor maximale belasting. Raadpleegde bandenspanningstabel!

• Maak de trekhaak regelmatig schoon en vet

de kogel1 en alle bewegende delen in omonnodige slijtage te voorkomen.

• Rijd niet met een zware aanhanger, wanneerde auto nog helemaal nieuw is! Wacht hier-mee totdat de auto ten minste1000 kilometer heeft gereden.

• Bij het afdalen op lange en steile hellingenworden de remmen veel zwaarder belastdan normaal. Schakel dan terug naar eenlagere versnelling en pas uw snelheid aan.

• Wanneer de auto bij warm weer zwaarbelast wordt, kunnen de motor en de ver-snellingsbak oververhit raken. Bij oververhit-ting slaat de temperatuurmeter in hetinstrumentenpaneel tot in het rode gebieduit. Breng de auto dan tot stilstand en laatde motor enkele minuten afkoelen.

• Bij oververhitting schakelt de airconditioningzichzelf automatisch tijdelijk uit.

• Bij oververhitting schakelt de versnellings-bak een ingebouwde beschermingsfunctiein. Zie de melding op het display.

• Bij het gebruik van een aanhanger wordt demotor zwaarder belast dan normaal.

• Rijd om veiligheidsredenen niet sneller dan80 km/h, ook al staat de wetgeving inbepaalde landen een hogere snelheid toe.

• Het maximaal toelaatbare gewicht voor eenongeremde aanhanger bedraagt 750 kg.

• Trek bij het parkeren met een aanhangeraltijd eerst de handrem aan, zet vervolgensde keuzehendel in stand P (automatischeversnellingsbak) of schakel een versnellingin (handgeschakelde versnellingsbak).Gebruik wielblokken bij het parkeren opsteile hellingen.

• Gebruik bij voorkeur geen aanhangers diezwaarder zijn dan 1200 kg bij hellingsper-centages van meer dan 12 %. Bij hellings-percentages van meer dan 15 % ontradenwij het gebruik van een aanhanger.

AanhangergewichtenZie pagina 242 voor de toelaatbare aanhanger-gewichten.

N.B. De aangegeven maximaal toelaatbare aan-hangergewichten zijn door Volvo bepaald. Leterop dat er op grond van de wetgeving voor

motorvoertuigen in uw land verdere beperkin-gen van het aanhangergewicht en de snelheidkunnen gelden. Het is bovendien mogelijk datde trekhaak gespecificeerd is voor hogeregewichten dan het maximaal toelaatbare aan-hangergewicht van de auto.

1. Geldt niet voor de kogel bij gebruikvan een aanhangerkoppeling mettrillingsdemper.

WAARSCHUWING!Houd u aan de opgegeven aanbevelingenvoor het aanhangergewicht. De aanhangeren de auto kunnen anders moeilijk bestuur-baar worden tijdens uitwijk- en remmanoeu-vres.

Page 137: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

136

Starten en rijden

Rijden met een aanhangerRijden met een aanhanger,automatische versnellingsbak• Trek bij het parkeren op hellingen eerst de

handrem aan, voordat u de keuzehendel instand P zet. Zet bij het wegrijden op eenhelling eerst de keuzehendel in de rijstanden haal de auto vervolgens van de handrem.

• Kies bij het omhoogrijden op steile hellingenof in langzaam rijdend verkeer de juiste lageversnelling. Zo voorkomt u dat de automati-sche versnellingsbak opschakelt. De ver-snellingsbakolie wordt dan minder warm.

• Als uw auto is uitgerust met een Geartronic-versnellingsbak, moet u geen hogere hand-matige versnelling inschakelen dan de motor“aankan”. Rijden in hoge versnellingen is nietaltijd zuinig.

N.B. Sommige modellen moeten worden uitge-rust met een oliekoeler voor de automatischeversnellingsbak om gebruik te maken van eenaanhanger. Informeer dan ook bij de dichtstbij-zijnde Volvo-dealer naar wat er voor uw autogeldt, als u achteraf een trekhaak monteert.

NiveauregelingAls uw auto is uitgerust met automatischeniveauregeling, neemt de achtertrein van deauto tijdens het rijden altijd de juiste rijhoogteaan, ongeacht de belading. Wanneer de autostilstaat, zakt de achtertrein omlaag. Dit is volko-men normaal. Bij het wegrijden met lading wordthet niveau na enige tijd rijden naar boven toe bij-gesteld.

Page 138: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

137

Starten en rijden

TrekhaakTrekhakenU moet de kogel regelmatig schoonmaken enmet vet insmeren. Wanneer u een trekhaak mettrillingsdemper gebruikt, hoeft de kogel niet teworden ingevet.

Als de auto is uitgerust met een afneembaretrekhaak, moeten de montagevoorschriften voorhet monteren van het kogelsegment zorgvuldigworden opgevolgd (zie pagina 139).

N.B. Neem na gebruik altijd het kogelsegmentlos. Bewaar het in de bagageruimte.

AanhangerkabelAls de trekhaak van de auto een 13-polig elek-trisch contact heeft en de aanhanger een7-polig contact, hebt u een adapter nodig.Gebruik een door Volvo goedgekeurde adapter-kabel. Zorg dat de kabel niet over de grondsleept.

WAARSCHUWING!Let erop dat u de veiligheidskabel van deaanhanger aan de daarvoor bestemdebevestiging vastmaakt.

WAARSCHUWING!Let op het volgende als uw auto is uitgerustmet de afneembare trekhaak van Volvo: Volgde montagevoorschriften voor het kogelseg-ment nauwkeurig op. Zorg dat het kogelseg-ment met de sleutel vergrendeld is voordat ubegint te rijden. Controleer of het controle-venster groen van kleur is.

Page 139: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

138

Starten en rijden

Trekhaak

Afmetingen voor bevestigingspunten(mm)

A B C D E F GV70: Afneembare of vaste trekhaak

109484

1081 541 122 50341V70: Afneembare trekhaak met Nivomat 94

V70: Vaste trekhaak met Nivomat 90XC70: Afneembare of vaste trekhaak

112585

372XC70: Afneembare trekhaak met Nivomat 97XC70: Vaste trekhaak met Nivomat 100

1 Langsligger2 Middelpunt kogel

Page 140: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

139

Starten en rijden

Afneembare trekhaak

Kogelsegment monteren1. Verwijder de beschermkap.

6. Controleer of het controlevenster groen vankleur is.

4. Breng het kogelsegment aan en duw hetnaar binnen totdat u een klik hoort.

5. Draai de sleutel linksom in de vergrendeldestand. Neem de sleutel uit het slot.

3. Controleer of het controlevenster (3) roodvan kleur is. Als het venster niet rood van kleuris, moet u (1) indrukken en de borgknoplinksom (2) draaien totdat u een klik hoort.

2. Controleer of het mechanisme inde ontgrendelde stand staat door de sleutelrechtsom te draaien.

Page 141: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

140

Starten en rijden

Afneembare trekhaak

7.

N.B. Controleer of het kogelsegment vastzitdoor het naar boven, naar beneden en naarachteren te trekken. Als het kogelsegmentniet juist zit, moet u het verwijderen en hetopnieuw monteren zoals eerder werdbeschreven.

3. Draai de vergrendelingsknop volledigomlaag totdat deze niet verder kan. Houd deknop in deze stand vast terwijl u het kogelseg-ment schuin naar achteren toe omhoogtrekt.

8.

N.B. De veiligheidskabel van de aanhanger moetaan de bevestiging van de trekhaak worden vast-gemaakt.

4. Duw de beschermkap erop.2. Druk de vergrendelingsknop in en draai dezelinksom totdat u een klik hoort.

Kogelsegment verwijderen1. Steek de sleutel in het slot en draai dezerechtsom in de ontgrendelde stand.

Page 142: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

141

Starten en rijden

Lading op het dakAlgemene informatieHet laadvermogen is afhankelijk van de extraaccessoires die op de auto gemonteerd zijn,zoals een trekhaak, lastdragers, skibox e.d. als-mede van het totaalgewicht van de inzittendenen de kogeldruk. Het laadvermogen van de automoet tevens worden verminderd met hetgewicht van het aantal inzittenden. Ziepagina 242 voor informatie over de toelaatbaregewichten.

Gebruik van lastdragers (acces-soire)Om schade aan de auto te voorkomen en opeen veilige manier lading op het dak te kunnenvervoeren, adviseren wij u alleen gebruik temaken van de lastdragers die Volvo speciaalvoor uw auto ontwikkeld heeft.

• Controleer regelmatig of de lastdragers ende lading goed vastzitten. Zet de lading ste-vig vast met sjorbanden.

• Verdeel het gewicht van de lading gelijkma-tig over de lastdragers. Leg de lading niet

diagonaal op de lastdragers. Zorg dat u dezwaarste voorwerpen onderop legt.

• Let erop dat het zwaartepunt van de autoverschuift en dat de rijeigenschappen zichwijzigen bij het vervoer van lading op hetdak.

• Houd er rekening mee dat de auto meerwind vangt en daardoor meer brandstof ver-bruikt, naarmate de omvang van de ladingtoeneemt.

• Rijd rustig. Trek bij voorkeur niet te snel op,rem niet te hard en maak niet te scherpebochten.

• Verwijder de lastdragers, wanneer u ze niethoeft te gebruiken. U verlaagt op die manierde luchtweerstand en daarmee ook hetbrandstofverbruik.

Lastdragers monteren– Zorg dat u de lastdragers in de juiste positie

aanbrengt (zie de aanduiding op de stickeronder de dekkap).

WAARSCHUWING!Afhankelijk van de belading van de auto enhet zwaartepunt van de lading treden er wij-zigingen in de rijeigenschappen op.

WAARSCHUWING!De maximale dakbelasting is 100 kg inclu-sief de lastdragers en een eventuele skibox.Bij het vervoer van lading op het dak ver-schuift het zwaartepunt en treden er wijzigin-gen op in de rijeigenschappen van de auto.

Page 143: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

142

Starten en rijden

Lading op het dak

– Zorg dat de paspennen in de pasgaten (1)vallen.

– Laat de tegenoverliggende bevestigingvoorzichtig op het dak neer.

– Draai de draaiknop enkele slagen losser.

– Duw de knop in de richting van de dakbe-vestiging en zorg dat de haak in de dakbe-vestiging onder de dekstrip vasthaakt.

– Draai de lastdragers vast.

– Zorg dat de paspennen van de overigebevestigingen eveneens goed in de pasga-ten vallen.

– Draai de lastdragers vast.

– Controleer of de haak goed vastgrijpt in dedakbevestiging.

– Draai de draaiknoppen beurtelings enkeleslagen rechtsom, totdat ze allemaal stevigvastzitten.

– Klap de dekkap omlaag.

– Controleer of de dakreling stevig vastzit.

– Controleer regelmatig of de draaiknoppennog stevig vastzitten.

Positie van de lastdragers,dakreling (rails)Zorg dat u de lastdragers in de juiste positie opde dakrelingen (rails) aanbrengt. U kunt de last-dragers in iedere gewenste stand over de vollelengte van de dakrelingen aanbrengen.

Wanneer u geen lading op het dak vervoert,moet u de voorste lastdrager ca. 50 mm voor demiddelste dakbevestiging aanbrengen en deachterste lastdrager ca. 35 mm voor de achter-ste dakbevestiging (zie bovenstaande afbeel-ding) om de rijwindgeluiden te beperken.

Page 144: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

143

Starten en rijden

Lading op het dak

Lastdragers monterenZorg dat de lastdrager goed om de beide dakre-lingen heen vastklemt. Schroef de lastdragervervolgens vast. Maak gebruik van de bijgele-verde momentsleutel om de boutjes tot aan hetmerkje op de sleutel vast te draaien (overeenko-mend met een moment van 6 Nm). Zie deafbeelding.

Dekkap van lastdragersGebruik bij voorkeur de nok aan het uiteinde vande momentsleutel (zie afbeelding) of de con-tactsleutel van de auto om de kap los of vast tedraaien. Een kwartslag (¼) draaien.

Page 145: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

144

Starten en rijden

Lichtbundel aanpassen

A. Lichtbundel voor linksrijdend verkeerB. Lichtbundel voor rechtsrijdend verkeer

Juiste lichtbundel voor rechts- oflinksrijdend verkeerU kunt de lichtbundel van de koplampen aan-passen om te voorkomen dat u tegenliggers ver-blindt. Daarbij wordt de lichtopbrengst ietslager.

Koplampen afplakkenTrek de mallen op de volgende pagina over enknip een stuk zelfklevend en watervast materiaalzoals ondoorzichtige tape langs de randen vande mallen uit.

Breng de afplaktape in positie aan ten opzichtevan de stip (5) in het koplampglas. Dereferentiematen (X) dienen om de afstand te

herleiden vanaf de stip (5) tot aan de hoek vande afplaktape die aangegeven is met een pijl.

Meet de mallen die op de volgende paginastaan na het overtrekken ter controle nog eensop om te zorgen dat de lichtbundel voldoendewordt afgedekt.

Zie pagina 46 voor het aanpassen van de licht-bundel van de Active Bi-Xenon Lights (ABL).

Page 146: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

145

Starten en rijden

Lichtbundel aanpassen

Positie van afplaktape op de halogeenkoplampen (1 en 2 op modellen met het stuur links/3 en 4 op modellen met het stuur rechts)

Halogeenkoplampen, model methet stuur linksTrek mal 1 en 2 over en meet ze ter controle nogeens op. Breng de mallen over op een stuk zelf-klevend en watervast materiaal en knip uit.

Referentiematen:Mal 1. (3) = 70 mm, (4) = 40 mm.

Afstand tot de stip in het koplampglas:(5) = 13 mm.

Mal 2. (6) = 55 mm, (7) = 40 mmAfstand tot de stip in het koplampglas:(8) = 18 mm.

Halogeenkoplampen, model methet stuur rechtsTrek mal 3 en 4 over en meet ze ter controle nogeens op. Breng de mallen over op een stuk zelf-klevend en watervast materiaal en knip uit.

Referentiematen:Mal 3. (1) = 55 mm, (2) = 41 mm.

Afstand tot de stip in het koplampglas:(5) = 17 mm.

Mal 4. (6) = 70 mm, (7) = 39 mm.

Afstand tot de stip in het koplampglas:(8) = 14 mm.

Page 147: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

146

Starten en rijden

Lichtbundel aanpassen

Afplakmallen voor halogeenkoplampen, model met het stuur links

Afplakmallen voor halogeenkoplampen, model met het stuur rechts

Page 148: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

147

Starten en rijden

Lichtbundel aanpassen

Positie van afplaktape op de Bi-Xenonkoplampen (1 en 2 op modellen met het stuur links/3 en 4 op modellen met het stuur rechts)

Koplampen afplakkenTrek de mallen op de volgende pagina over enknip een stuk zelfklevend en watervast materiaalzoals ondoorzichtige tape langs de randen vande mallen uit.

Breng de afplaktape in positie aan ten opzichtevan de stip (5) in het koplampglas. Dereferentiematen (X) dienen om de afstand teherleiden vanaf de stip (5) tot aan de hoek vande afplaktape.

Meet de mallen die op de volgende paginastaan na het overtrekken ter controle nog eensop om te zorgen dat de lichtbundel voldoendewordt afgedekt.

Bi-Xenonkoplampen, model methet stuur linksTrek mal 1 en 2 over en meet ze ter controle nogeens op. Breng de mallen over op een stuk zelf-klevend en watervast materiaal en knip uit.

Referentiematen:Mal 1. (3) = 56 mm, (4) = 43 mm.

Afstand tot de stip in het koplampglas:(5) = 29 mm.

Mal 2. (6) = 56 mm, (7) = 42 mm.

Afstand tot de stip in het koplampglas:(8) = 6 mm.

Bi-Xenonkoplampen, model methet stuur rechtsTrek mal 3 en 4 over en meet ze ter controle nogeens op. Breng de mallen over op een stuk zelf-klevend en watervast materiaal en knip uit.

Referentiematen:Mal 3. (1) = 56 mm, (2) = 42 mm.

Afstand tot de stip in het koplampglas:(5) = 29 mm.

Mal 4. (6) = 56 mm, (7) = 41 mm.

Afstand tot de stip in het koplampglas:(8) = 0 mm.

Page 149: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

148

Starten en rijden

Lichtbundel aanpassen

Afplakmallen voor Bi-Xenonkoplampen, model met het stuur links

Afplakmallen voor Bi-Xenonkoplampen, model met het stuur rechts

Page 150: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

149

Starten en rijden

BLIS (Blind Spot Information System) (optie)

1 – BLIS-camera,2 – Controlelampje,3 – BLIS-symbool

BLISBLIS is een informatiesysteem dat de bestuur-der waarschuwt, wanneer er zich een voertuig inde zogeheten dode hoek bevindt en in dezelfderichting rijdt.

“Dode hoeken” die BLIS in de gaten houdt(afstand A = ca. 9,5 m; afstand B = ca. 3 m)

Het systeem werkt het best in druk verkeer opmeerbaanswegen.

BLIS is gebaseerd op digitale cameratechniek.De camera’s (1) zitten onder de buitenspiegels.

Wanneer een camera een voertuig heeft waar-genomen in de dode hoek, gaat er een contro-lelampje op het portierpaneel (2) branden. Hetlampje brandt continu om de bestuurder teattenderen op het voertuig in de dode hoek.

N.B. Het lampje gaat branden aan die kant vande auto waar het voertuig is waargenomen. Alsde auto aan weerszijden wordt ingehaald, gaandan ook beide lampjes branden.

BLIS is eveneens voorzien van een geïnte-greerde functie die de bestuurder waarschuwt

bij fouten in het systeem. Als de camera’s vanhet systeem bijvoorbeeld zijn afgedekt, knipperthet controlelampje voor BLIS en verschijnt ereen melding op het display van het instrumen-tenpaneel (zie de tabel op pagina 151). Contro-leer de cameralenzen in dat geval en maak ze zonodig schoon. U kunt het systeem tijdelijk uit-schakelen met een druk op de knop BLIS (ziepagina 151).

Wanneer BLIS werktHet systeem werkt alleen bij snelheden hogerdan 10 km/h.

Wanneer u inhaalt:• Het systeem reageert als het snelheidsver-

schil tussen u en het ingehaalde voertuigkleiner is dan 10 km/h.

Wanneer u wordt ingehaald:Het systeem reageert als het snelheidsverschiltussen u en het inhalende voertuig kleiner is dan70 km/h.

Systeemfunctie bij daglicht en bij donkerDaglichtBij daglicht reageert het systeem op de con-touren van omringende voertuigen. Het sys-teem is geconstrueerd om motorvoertuigenzoals auto’s, vrachtwagens, bussen en motor-fietsen waar te nemen.

WAARSCHUWING!Het systeem vormt slechts een aanvullingop – geen vervanging voor – de aanwezigebuitenspiegels. De bestuurder moet altijdoplettend en verantwoord blijven rijden. Debestuurder is er verantwoordelijk voor dat erop een veilige manier van rijstrook wordtgewisseld.

A

B

Page 151: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

150

Starten en rijden

BLIS (Blind Spot Information System) (optie)

DonkerBij donker reageert het systeem op de koplam-pen van omringende voertuigen. Als een voer-tuig de koplampen niet heeft ontstoken, zal hetsysteem dit voertuig niet kunnen waarnemen.Dit houdt in dat het systeem bijvoorbeeld nietreageert op een aanhanger achter een auto ofvrachtwagen, omdat daar geen brandende kop-lampen op zitten.

SchoonmakenBLIS werkt alleen optimaal, als de cameralen-zen schoon zijn. U kunt de lenzen schoonmakenmet een zachte doek of een vochtige spons.Maak de lenzen voorzichtig schoon om krassente voorkomen.

WAARSCHUWING!- BLIS werkt niet in scherpe bochten.- BLIS werkt niet wanneer u achteruitrijdt.- Een brede aanhanger achter de auto kanhet zicht ontnemen op andere voertuigen opaangrenzende rijstroken. Dit kan ertoe leidendat BLIS geen voertuigen in dit afge-schermde gebied kan waarnemen.

WAARSCHUWING!- Het systeem reageert niet op fietsers enbromfietsers.- De BLIS-camera’s kunnen hinder ondervin-den van de aanwezigheid van felle lichtbron-nen of juist de afwezigheid van lichtbronnen(wegenverlichting of voertuigverlichting) bijritten in het donker. Het systeem kan uit deafwezigheid van licht ten onrechte opmakendat de camera’s zijn afgedekt.In beide gevallen verschijnt er een meldingop het informatiepaneel.Bij ritten in dergelijke omstandigheden is hetmogelijk dat het systeem tijdelijk mindergoed kan presteren (zie de informatie op devolgende pagina), waarbij een displaymel-ding verschijnt.Wanneer de melding verdwijnt, werkt hetsysteem weer optimaal.- De BLIS-camera’s kennen dezelfde beper-kingen als het menselijk oog. Dit houdt in datze bijvoorbeeld minder goed “zien” bijhevige sneeuwval en dichte mist.

BELANGRIJK!- De lenzen zijn elektrisch verwarmd om zevan sneeuw en ijs te kunnen ontdoen. Veegze nodig sneeuw van de lenzen af.

Page 152: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

151

Starten en rijden

BLIS (Blind Spot Information System) (optie)

BLIS deactiveren en heractiveren• BLIS wordt automatisch geactiveerd, wan-

neer u het contact aanzet. De controlelamp-jes op de portierpanelen lichten driemaal opbij het aanzetten van het contact.

• U kunt het systeem deactiveren door op deknop BLIS te drukken die op het schakelaar-paneel van de middenconsole zit (zie boven-staande afbeelding). De led in de knopdooft, wanneer het systeem uitgeschakeldis. Er verschijnt bovendien een displaytekstop het instrumentenpaneel.

• U kunt BLIS heractiveren door nogmaals opde knop te drukken. De led in de knop lichtvervolgens op, er verschijnt een nieuwetekst op het display en de controlelampjes

op de portierpanelen lichten driemaal op.Druk op de knop READ (zie pagina 42) omde melding te laten verdwijnen.

De meldingen verschijnen alleen, als de con-tactsleutel in stand II staat (of als de motorloopt) en BLIS actief is (de bestuurder heeft hetsysteem niet gedeactiveerd).

Systeemteksten BLISBetekenis DisplaytekstBLIS ingeschakeld BLINDE-HOEKINFO.

SYSTEEM AANBLIS buitenwerking

BLINDE-HOEKSYST.SERVICE VEREIST

Rechter cameraafgedekt

BLINDE-HOEKSYST.R CAMERA GEBLOK.

Linker cameraafgedekt

BLINDE-HOEKSYST. LCAMERA GEBLOK.

Beide camera’safgedekt

BLINDE-HOEKSYST.CAMERA’S GEBLOK.

De BLIS-camerawordt gehinderddoor bijv. mist offel zonlicht recht inde camera.De camera hersteltzichzelf zodra deomstandighedenweer normaal zijn.

BLINDE-HOEKSYST.FUNCTIE BEPERKT

BLIS uitge-schakeld

BLINDE-HOEKINFO.SYSTEEM UIT

BELANGRIJK!Laat reparaties van de onderdelen van hetBLIS-systeem over aan een erkende Volvo-werkplaats.

Page 153: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

152

Starten en rijden

BLIS (Blind Spot Information System) (optie)BeperkingenSoms kan het controlelampje voor BLIS oplich-ten zonder dat u voertuigen in de dode hoekenkunt waarnemen.

N.B. Als het controlelampje voor BLIS somsoplicht zonder dat u andere voertuigen in dedode hoeken kunt waarnemen, betekent dit nietdat het systeem een storing vertoont.Bij een storing in het BLIS-systeem verschijntop het display de melding BLINDE-HOEK-SYST. SERVICE VEREIST.

VoorbeeldenHier volgen enkele afbeeldingen van situatieswaarin het controlelampje voor BLIS kan gaanbranden, hoewel er zich geen voertuigen in dedode hoek bevinden.

Reflecties op een glad en nat wegdek

Eigen schaduwen op grote, lichtgekleurde en gladdeoppervlakken zoals geluidsschermen of betonnenwegen

Laag staande zon in de camera

Page 154: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

153

Wielen en bandenAlgemene informatie 154Bandenspanning 157Gevarendriehoek en reservewiel 159Bandenspanningscontrolesysteem (optie) 161Wielen verwisselen 163Provisorische bandenreparatie 165

Page 155: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

154

Wielen en banden

Algemene informatieRijeigenschappen en bandenDe banden zijn van grote invloed op de rijeigen-schappen van de auto. Zowel het type, de maat,de bandenspanning als de snelheidsaanduidingzijn belangrijk voor het rijgedrag van de auto.

Let er bij het verwisselen van banden op dat denieuwe banden op alle vier de wielen van het-zelfde type zijn, dezelfde afmeting hebben envan hetzelfde merk zijn. Houd de aanbevolenbandenspanning aan die op de bandenspan-ningsticker staat (zie pagina 157 voor de posi-tie).

MaataanduidingOp alle autobanden staat een bepaalde maat-aanduiding. Een voorbeeld van een dergelijkeaanduiding is 205/55R16 91 W.

SnelheidsaanduidingenUw auto is voorzien van een typegoedkeuringvoor de uitvoering waarin deze werd aangele-verd. Dat betekent dat u niet mag afwijken vande afmetingen en snelheidsaanduidingen die

staan aangegeven op de typegoedkeuring vande auto. De enige uitzondering daarop vormt hetgebruik van winterbanden (zowel spijkerbandenals banden zonder spijkers). Bij gebruik van der-gelijke banden mag u niet sneller rijden dan demaximumsnelheid die voor het gebruikte ban-dentype geldt (voor aanduiding Q geldt bijvoor-beeld een maximumsnelheid van 160 km/h).

Let erop dat de gesteldheid van het wegdekbepalend is voor uw maximumsnelheid en nietde snelheidsaanduiding van de banden.

Let erop dat de aangegeven snelheid de maxi-mumsnelheid is.

Nieuwe bandenBanden hebben een beperktehoudbaarheidsdatum. Naenkele jaren worden de ban-den hard en neemt de grip ophet wegdek stukje bij beetjeaf. Gebruik bij het verwisselen

van banden altijd zo nieuw mogelijke banden.Dit geldt in het bijzonder voor winterbanden. Deweek en het jaar van productie worden aange-duid met de DOT-code (Department of Trans-portation) bestaande uit vier cijfers,

bijvoorbeeld 1502. De band op de afbeelding isin de 15e week van het jaar 2002 geprodu-ceerd.

Leeftijd van de bandenAlle banden die ouder zijn dan zes jaar moet udoor een vakman laten controleren, ook al zienze er intact uit. Dit omdat het materiaal waarvanbanden gemaakt zijn ook veroudert en afgebro-ken wordt, als banden zelden of nooit wordengebruikt. Daarbij kan de werking van de bandenworden aangetast, in welk geval u de bandenniet meer dient te gebruiken.

Dit geldt ook voor reservebanden, winterban-den en banden die u voor toekomstig gebruikhebt opgeslagen.

Scheurvorming of verkleuring zijn de zichtbarekenmerken van een band die ongeschikt is voorgebruik.

De leeftijd van een band valt af te lezen uit deDOT-code (zie bovenstaande afbeelding).

205 breedte van de band (mm)55 verhouding tussen de hoogte en

breedte van de band (%)R aanduiding voor radiaalbanden16 velgdiameter van de band (")91 aanduiding van het draagvermogen

van de band (in dit geval 615 kg)W aanduiding van de snelheidslimiet van

de band (in dit geval 270 km/h).

Q 160 km/h (enkel voor winterbanden)T 190 km/hH 210 km/hV 240 km/hW 270 km/h

Page 156: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

155

Wielen en banden

Algemene informatieGelijkmatige slijtage enonderhoudDe juiste bandenspanning levert gelijkmatigeslijtage op (zie pagina 158). Voor optimale rijei-genschappen en een gelijkmatige bandenslij-tage wordt geadviseerd de banden van tijd tottijd van voor naar achter of omgekeerd te ver-wisselen (nooit van links naar rechts of omge-keerd). Verwissel de banden de eerste keer vanvoor naar achter (of omgekeerd) na 5 000 kmen daarna om de 10 000 km. Monteer de ban-den met het diepste profiel altijd op de achterasom het gevaar voor slippen te verminderen.Neem contact op met een erkende Volvo-werk-plaats als u niet zeker bent van de profieldiepte.

Bewaar de wielen hangend of liggend. Laat zenooit rechtop staan.

Banden met slijtage-indicatorenSlijtage-indicatoren zijn smalleophogingen die dwars op hetprofiel van de band staan. Deletters TWI (Tread Wear Indi-cator) op de zijkant van deband geven aan dat een band

is uitgerust met slijtage-indicatoren. De indica-toren zijn duidelijk zichtbaar, wanneer een band

dusdanig versleten is dat slechts 1,6 mm vanhet profiel over is. Vervang de banden dan zospoedig mogelijk. Let erop dat een band meteen gering profiel zeer weinig grip op het weg-dek heeft bij regen of sneeuw.

WinterbandenVolvo adviseert winterbanden met bepaaldeafmetingen. Deze staan op een bandenspan-ningsticker (zie positie pagina 157). De banden-maat is afhankelijk van het motortype. Gebruikaltijd winterbanden op alle vier de wielen.

N.B. Neem contact op met een Volvo-dealervoor advies over de beste soort velgen en ban-den.

Banden met “spikes”Winterbanden met “spikes” moeten de eerste500–1000 km rustig worden ingereden, zodatde “spikes” hun positie in kunnen nemen. Zogaan de banden en vooral de “spikes” langermee.

N.B. De wettelijke bepalingen voor het gebruikvan banden met “spikes” verschillen van land totland.

ProfieldiepteRitten bij ijs, sneeuw(modder) en lage tempera-turen vergen meer van de banden dan zomerseritten. Daarom wordt er een minimale profiel-diepte van vier mm voor winterbanden geadvi-seerd.

SneeuwkettingenHet gebruik van sneeuwkettingen is alleen toe-gestaan op de voorwielen. Dit geldt ook voormodellen met voorwielaandrijving.

Rijd nooit sneller dan 50 km/h met sneeuwket-tingen. Rijd evenmin op sneeuwvrije wegen,omdat zowel de sneeuwkettingen als de ban-den daardoor overmatig slijten. Maak nooitgebruik van sneeuwkettingen met zogehetensnelsluitingen, omdat de ruimte tussen de schijf-remmen en de wielen te gering is.

Afsluitbare wielboutAfsluitbare wielbouten zijn te gebruiken opzowel lichtmetalen als stalen velgen. Bij gebruikvan afsluitbare wielbouten op stalen velgen metwieldoppen, moet u de afsluitbare wielbout zover mogelijk van het ventiel aanbrengen. Als udat niet doet, is het niet mogelijk de wieldop temonteren.

WAARSCHUWING!Een beschadigde band kan ertoe leiden datu de controle over de auto verliest.

BELANGRIJK!Gebruik originele sneeuwkettingen vanVolvo of vergelijkbare sneeuwkettingen diezijn afgestemd op het model en de band- envelgafmetingen. Vraag een erkende Volvo-werkplaats om advies.

Page 157: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

156

Wielen en banden

Algemene informatie

De pijl geeft de draairichting van de bandaan

Zomer- en winterbandenWanneer u de zomerbanden vervangt door win-terbanden of andersom, moet u op de bandnoteren waar de band zat: bijvoorbeeld L voorlinks, R voor rechts enz. Bij banden met eenspeciaal profiel dat alleen goed werkt wanneerde banden in een bepaalde richting draaien,staat deze richting aangegeven met een pijl opde zijkant van de band. Zorg dat de bandenaltijd dezelfde draairichting hebben. Bandenmogen alleen van voor naar achter verwisseldworden, nooit van links naar rechts of omge-keerd. Als u de banden verkeerd aanbrengt,nemen de remeigenschappen van de auto af enkunnen de banden regen, sneeuw en drab min-der goed afvoeren. Monteer de banden met het

diepste profiel altijd op de achteras (om hetgevaar voor slippen te verminderen).

Neem contact op met een erkende Volvo-werkplaats als u niet zeker bent van de profiel-diepte.

Page 158: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

157

Wielen en banden

Bandenspanning

Aanbevolen bandenspanningOp de sticker voor op de portierstijl aan debestuurderszijde (tussen voor- en achterportier)staat de juiste bandenspanning voor uw autoaangegeven bij verschillende belading en snel-heid.

Op de sticker staan:

• Bandenspanning bij gebruik van de aanbe-volen bandenmaat

• ECO-bandenspanning

• Bandenspanning compact reservewiel(Temporary Spare)

Bandenspanning controlerenControleer regelmatig de bandenspanning.

N.B. Het is een natuurlijk gegeven dat de ban-denspanning na verloop van tijd afneemt. Debandenspanning varieert ook naargelang van deomgevingstemperatuur.

De juiste bandenspanning staat aangegeven inde bandenspanningstabel. De vermelde ban-denspanning geldt bij koude banden (kan ver-schillen naargelang van de buitentemperatuur).

Al na enkele kilometers rijden worden de ban-den warm en loopt de spanning op. Laatdaarom geen lucht uit de banden ontsnappenals u de spanning controleert bij warme banden.Als de spanning bij warme banden echter telaag is, moet u de band harder oppompen.Onvoldoende opgepompte banden hebben eennegatieve inwerking op het brandstofverbruik,de levensduur van de banden en de rijeigen-schappen van de auto. Wanneer u met een telage bandenspanning rijdt, kunnen de bandenoververhit raken en kapotgaan. Zie de banden-spanningstabel op pagina 158 voor informatieover de juiste bandenspanning.

Brandstofbesparing, ECO-bandenspanningOm het brandstofverbruik zo laag mogelijk tehouden wordt geadviseerd de aangegeven ban-denspanning bij maximale belading aan te hou-den bij snelheden tot 160 km/h.

De bandenspanning is van invloed op het rij-comfort, de stuureigenschappen en de gepro-duceerde weggeluiden.

Page 159: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

158

Wielen en banden

BandenspanningBandenspanningstabel

Type Bandenmaat Snelheid (km/h) Belading(1–3 inzittenden) Max. belading

VoorinkPa/bar

AchterinkPa/bar

VoorinkPa/bar

AchterinkPa/bar

T5 205/55R16

215/55R16

225/45R17

235/40R18

0 – 160 220/2,2 220/2,2 260/2,6 260/2,6

160 + 260/2,6 260/2,6 280/2,8 280/2,8

XC70 215/65R16

215/60R17

0 –160 210/2,1 210/2,1 260/2,6 260/2,6

160 + 240/2,4 240/2,4 300/3,0 300/3,0

Overige 195/65R15

205/55R16

215/55R16

225/45R17

235/40R18

0 –160 220/2,2 220/2,2 260/2,6 260/2,6

160 + 250/2,5 250/2,5 280/2,8 280/2,8

Alle Alle 0 – 160 260/2,61 260/2,61 260/2,61 260/2,61

Reservewiel,Temp. Spare

0 – 80 420/4,2 420/4,2 420/4,2 420/4,2

1. Zie pagina 157 voor de ECO-bandenspanning

Page 160: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

159

Wielen en banden

Gevarendriehoek en reservewiel

Reservewiel, gereedschap en krik1. Krik1

2. Gereedschapstas1 met sleepoog3. Bevestiging

4. Reservewiel1

Het reservewiel met de krik en de gereed-schapstas vindt u onder de vloer van de baga-geruimte. Ga als volgt te werk om hetreservewiel te verwijderen:

– Verwijder het achterste vloerluik door hetca. 45° omhoog te klappen en naar achterente trekken. Zet het voorste vloerluik in opge-klapte stand vast.

– Draai de knoppen aan de zijkanten van dekunststof bagagebak (accessoire) los en tilde bak uit de auto.

– Til de krik en de gereedschapstas naar bui-ten.

– Draai de bevestiging van het reservewiel losen til het reservewiel uit de bagageruimte.

– Schroef en bevestig alle onderdelen inomgekeerde volgorde weer vast. Zorgervoor dat het reservewiel vastzit en dat dekrik en het gereedschap stevig op hunplaats zitten.

Reservewiel “Temporary Spare”Het compacte reservewiel 1 (“TemporarySpare”) mag alleen worden gebruikt gedurendede korte tijd die nodig is om het normale wiel terepareren of te vervangen.

Volgens de wet mag het reservewiel/de bandalleen tijdelijk worden gebruikt, wanneer eenband beschadigd is. Een wiel/band van dit typemoet daarom zo spoedig mogelijk door een nor-maal wiel/normale band worden vervangen.

Let er ook op dat het compacte reservewiel incombinatie met normale wielen of banden wijzi-gingen in de rijeigenschappen kan veroorzaken.De maximumsnelheid bij gebruik van een com-pact reservewiel bedraagt daarom 80 km/h.

N.B. Gebruik alleen het originele reservewieldat bij de auto hoort! Banden met afwijkendematen kunnen schade aan uw auto veroorzaken.

U mag per keer slechts een reservewiel gebrui-ken.

1. Bepaalde varianten en markten

1

2

3

4

Page 161: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

160

Wielen en banden

Gevarendriehoek en reservewiel

Gevarendriehoek (bepaaldelanden)1. Klem2. Gevarendriehoek (andere positie op auto’s

met een extra bankje)Houd u aan de bepalingen die gelden voor hetgebruik van gevarendriehoeken in het landwaarin u zich bevindt.

N.B. Als de auto is uitgerust met een extrabankje in de bagageruimte, zit degevarendriehoek (2) in een speciaal vakje voorin de ruimte voor het reservewiel.

Reservewiel, gereedschap, krik –auto’s met basluidspreker (optie)De krik en de gereedschapstas vindt u in hetopbergvak boven het reservewiel. Ga als volgtte werk om het reservewiel te verwijderen:

– Verwijder het achterste vloerluik door hetca. 45° omhoog te klappen en naar achte-ren te trekken. Til het voorste vloerluik naarbuiten.

– Verwijder de mat die over de basluidsprekerheen zit.

– Neem de draaiknop los en verdraai deklem (1) 90°.

– Til de basluidspreker omhoog. Pak onder-tussen de luidspreker bij de rechter boven-hoek en die linksachter vast. Kantel de

luidspreker schuin naar voren toe omhoogen laat de basluidspreker vervolgens tegende linkerwand van de bagageruimte rusten.

– Plaats alle onderdelen in omgekeerde volg-orde terug en zet ze vast. Zorg ervoor dathet reservewiel vastzit en dat de krik en hetgereedschap stevig op hun plaats zitten.

1

2

Page 162: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

161

Wielen en banden

Bandenspanningscontrolesysteem (optie)Het bandenspanningscontrolesysteem (TPMS,Tyre Pressure Monitoring System) waarschuwtde bestuurder, wanneer de spanning in één ofmeer banden te laag is. Het systeem maaktgebruik van sensoren in de ventielen van debanden. Bij snelheden van ca. 40 km/h contro-leert het systeem de bandenspanning. Als despanning dan te laag is, gaat het waarschu-wingslampje op het instrumentenpaneelbranden en verschijnt er een melding op hetinformatiedisplay.

Controleer het systeem altijd na het verwisselenvan wielen om er zeker van te zijn dat de vervan-gende wielen compatibel zijn met het systeem.

Zie pagina 157–158 voor informatie over dejuiste bandenspanning.

N.B. Ook mét het TPMS-systeem moet u hetnormale onderhoud aan de banden blijven ple-gen.

BandenspanningscontrolesysteemafstellenOm de aanbevolen bandenspanning van Volvoaan te kunnen houden is het mogelijk het ban-denspanningscontrolesysteem af te stellen, bij-voorbeeld bij een zware belading.

N.B. De motor mag daarbij niet lopen.

– Pomp de banden tot de juiste spanning op.

– Zet het contact in stand I of II.– Draai aan het duimwiel op de linker stuur-

hendel, totdat de melding BANDENSPAN-NING KALIBREREN op hetinformatiedisplay verschijnt.

– Houd de knop RESET ingedrukt, totdat demelding BANDENSPANNING GEKALI-BREERD! verschijnt.

Bij een lage bandenspanningDoe het volgende, wanneer de melding LAGEBANDENSPAN. CONTR. BANDEN voor eenlage bandenspanning op het informatiedisplayverschijnt:

– Controleer de bandenspanning van alle vierde wielen.

– Pomp de band(en) tot de juiste spanningop.

– Rijd ten minste 1 minuut onafgebroken in deauto op een snelheid van 40 km/h of hogeren ga na of de melding verdwijnt.

Bandenspanningscontrole deactiverenN.B. De motor mag daarbij niet lopen.

– Zet het contact in stand I of II.– Draai aan het duimwiel op de linker stuur-

hendel, totdat de melding BAN-DENSP.SYSTEEM AAN op hetinformatiedisplay verschijnt.

– Houd de knop RESET ingedrukt, totdat demelding BANDENSP.SYSTEEM UIT ver-schijnt.

Herhaal de punten 1–3 om het systeemopnieuw te activeren, waarna de melding BAN-DENSP.SYSTEEM AAN op het informatiedis-play verschijnt.

AdviezenEr zitten alleen TPMS-sensoren in de ventielenvan de wielen die in de fabriek werden gemon-teerd.

BELANGRIJK!Als er een storing optreedt in het banden-spanningscontrolesysteem, gaat hetwaarschuwingslampje op het instrumenten-paneel branden. Bovendien verschijnt demelding BANDENSP.SYSTEEM SERVICEVEREIST. Dit kan meerdere oorzakenhebben. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat ereen wiel gemonteerd werd met een sensordie niet past bij het bandenspanningscon-trolesysteem van Volvo.

Page 163: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

162

Wielen en banden

Bandenspanningscontrolesysteem (optie)• Bij een compact reservewiel (Temporary

Spare) ontbreekt een dergelijke sensor.

• Bij gebruik van wielen zonder TPMS-sensorzal iedere keer dat u meer dan 10 minutenlang sneller rijdt dan 40 km/h de meldingBANDENSP.SYSTEEM SERVICE VEREISTverschijnen.

• Volvo adviseert TPMS-sensoren te latenmonteren op alle wielen (zomer- of winter-banden) van de auto.

• Volvo raadt het af sensoren van het ene wielover te zetten op een ander wiel.

Runflat-banden (optie)Als er zogeheten runflat-banden (SST-banden,Self Supporting Tyres) op de auto zitten, hebt uook TPMS.

Dergelijke banden zijn voorzien van een speciaalverstevigde zijwand, zodat u ook als er een hoe-veelheid lucht uit de band ontsnapt is, kunt blij-ven rijden. Deze banden zijn op speciale velgengemonteerd. (Om dergelijke velgen kunnen ookstandaardbanden worden gelegd.)

Als de bandenspanning van een SST-banddaalt, gaat het oranje TPMS-lampje op hetinstrumentenpaneel branden en verschijnt ereen melding op het display. Houd in dat gevaleen snelheid van maximaal 80 km/h uur aan enlaat de band zo spoedig mogelijk vervangen.

Rijd voorzichtig omdat het niet altijd duidelijk iswelke band er lek is. Controleer altijd alle vier debanden om na te gaan welke band er moet wor-den vervangen.

WAARSCHUWING!Houd bij het oppompen van een band metTPMS het mondstuk recht tegen het ventielaan om het ventiel niet te beschadigen.

WAARSCHUWING!• Laat de montage van SST-banden overaan de vakman.

• Gebruik SST-banden alleen in combi-natie met TPMS.

• Rijd niet sneller dan 80 km/h, nadat ereen waarschuwingsmelding voor een lagebandenspanning is verschenen.

• Vervang de lekke band na maximaal80 kilometer rijden.

• Rijd voorzichtig.

• Vervang een SST-band bij beschadigingof lekkage.

Page 164: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

163

Wielen en banden

Wielen verwisselen

Wielen demonterenLet erop dat u de gevarendriehoek opzet, wan-neer u de band moet verwisselen aan de kantvan de weg. Het reservewiel zit onder de kunst-stof bak in de bagageruimte.

– Trek de handrem aan en schakel de 1e ver-snelling in op auto’s met een handgescha-kelde versnellingsbak (stand P op auto’smet een automatische versnellingsbak).Breng houten wielblokken of grote stenenaan voor en achter de wielen die op degrond blijven staan.

– Auto’s met stalen velgen hebben verwijder-bare wieldoppen. Verwijder de wieldoppenmet een dikke schroevendraaier of iets der-gelijks. Wanneer u geen schroevendraaierhebt, kunt u de wieldoppen met de handproberen los te trekken. Draag bij voorkeurwerkhandschoenen. Wanneer u de wieldop-pen terugplaatst, moet u erop letten dat deopening in de wieldop recht tegenover hetventiel komt te zitten.

– Draai de wielbouten 1/2–1 slag los met dedopsleutel. U draait de bouten linksom los.

– Er zitten twee kriksteunpunten aan weerszij-den van de auto. Houd de krik tegen de penvan het steunpunt (zie afbeelding) en draaide voet van de krik zo ver omlaag dat dezeplat tegen de grond aankomt. Controleernogmaals of de krik goed aan het kriksteun-punt bevestigd is en zorg dat de voet rechtonder het steunpunt zit.

– Breng de auto zo ver omhoog dat het wielvan de grond komt. Draai de wielbouten losen verwijder het wiel.

Page 165: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

164

Wielen en banden

Wielen verwisselen

Wielen monteren– Reinig de contactvlakken op het wiel en de

naaf.

– Breng het wiel aan. Draai de wielboutenvast.

– Breng de auto zo ver omlaag dat de wielenniet meer ongehinderd kunnen draaien.

– Draai de wielmoeren kruiselings vast. Het isbelangrijk dat u de wielmoeren stevig aan-haalt. Haal ze aan met 140 Nm. Controleerhet aanhaalmoment met een momentsleutel.

– Breng de wieldop (stalen velgen) aan.

Krik bestemd voor auto’s met vierwie-laandrijving

WAARSCHUWING!Kruip nooit onder de auto als deze op de krikstaat.Laat eventuele passagiers uit de auto stap-pen, voordat u de auto opkrikt.Geef eventuele passagiers te kennen dat zedusdanig moeten gaan staan dat de auto enliever nog een vangrail tussen hen en het ver-keer op de weg zit.

BELANGRIJK!Als er TPMS op de auto zit, dient u denieuwe banden na montage te kalibreren.Lees “Bandenspanningscontrolesysteemafstellen” op pagina 161.

Page 166: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

165

Wielen en banden

Provisorische bandenreparatieAlgemene informatieDe bandenreparatieset1 wordt gebruikt om eenlek te dichten alsook om de bandenspanning tecontroleren en zo nodig tijdelijk te corrigeren.De set bestaat uit een compressor en een busmet afdichtmiddel. De set dient om noodrepara-ties uit te voeren. De bus met het afdichtmiddelmoet worden vervangen voordat de houdbaar-heidsdatum is verstreken en tevens na hetgebruik.

Het afdichtmiddel dicht banden met een lek inhet loopvlak effectief af.

N.B. De bandenreparatieset is uitsluitendbedoeld voor het afdichten van banden met eenlek in het loopvlak.

N.B. De krik is optioneel bij auto’s met de ban-denreparatieset.

De bandenreparatieset leent zich minder goedvoor banden met een gat in het zijvlak. Probeergeen banden met de set te repareren die grotegroeven, scheuren en dergelijke vertonen.

Een 12 V-aansluiting voor de compressor zitvoorin bij de middenconsole, achterin bij deachterbank en in de bagageruimte. Gebruik deelektrische aansluiting die het dichtst bij delekke band zit.

Bandenreparatieset erbij nemenDe bandenreparatieset met compressor engereedschap zit onder de vloer in de bagage-ruimte.

– Pak de vloermat aan de achterzijde beet enklap deze naar voren toe op.

– Til de bandenreparatieset op.

1. Bepaalde varianten en markten

WAARSCHUWING!Rijd nooit sneller dan 80 km/h wanneer u debandenreparatieset voor een noodreparatiehebt gebruikt. Bezoek een erkende Volvo-werkplaats om de afgedichte band te latencontroleren (maximale rijafstand 200 km).Het personeel bepaalt of de band kan wor-den gerepareerd of moet worden vervangen.

Page 167: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

166

Wielen en banden

Provisorische bandenreparatieOverzicht

1. Sticker, toegestane maximumsnelheid2. Knop3. Kabel4. Bushouder (oranje deksel)5. Beschermdop6. Drukreduceerventiel7. Luchtslang8. Bus met afdichtmiddel9. Manometer

Band oppompenDe compressor is berekend op het oppompenvan de originele banden die op de auto zitten.

– De compressor moet uitstaan. Zorg dat deknop in stand 0 staat en neem de kabel ende luchtslang erbij.

– Draai het ventieldopje van het wiel los enschroef de ventielaansluiting van de luchts-lang zo ver mogelijk op het ventiel van deband.

– Sluit de kabel aan op een van de 12V-aansluitingen in de auto en start de motor.

– Schakel de compressor in door de knop instand I te zetten.

– Pomp de band op tot de druk die in de ban-denspanningstabel staat aangegeven. (Laateventueel lucht ontsnappen met het drukre-duceerventiel, als de bandenspanning tehoog is.)

– Schakel de compressor uit. Koppel deluchtslang en de kabel los.

– Plaats het ventieldopje terug.

WAARSCHUWING!Het inademen van uitlaatgassen kan levens-gevaarlijk zijn. Laat de motor nooit draaien inruimten die zijn afgesloten of onvoldoendegeventileerd zijn.

BELANGRIJK!Er bestaat gevaar voor oververhitting. Decompressor mag niet langer dan10 minuten achtereen werken.

Page 168: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

167

Wielen en banden

Provisorische bandenreparatieLekke band repareren

Zie de afbeelding op pagina 166 voor infor-matie over de werking van de onderdelen– Open het deksel van de bandenreparatie-

set.

– Haal de sticker met de toegestane maxi-mumsnelheid uit de set en bevestig desticker op het stuurwiel.

– Controleer of de knop in stand 0 staat enneem de kabel en de luchtslang erbij.

– Draai de oranje beschermdop los evenalsde dop op de bus met afdichtmiddel.

N.B. Verbreek de verzegeling van de bus niethandmatig. Bij het indraaien van de bus wordtde verzegeling automatisch verbroken.

– Draai de bus in de bushouder vast.

– Draai het ventieldopje van het wiel los enschroef de ventielaansluiting van de luchts-lang zo ver mogelijk op het ventiel van deband.

– Sluit de kabel op een 12V-aansluiting aanen start de motor.

– Zet de knop in stand I.

N.B. Bij het inschakelen van de compressor kande spanning aanvankelijk oplopen tot 6 bar,maar zal na ca. 30 seconden weer dalen.

– Vul de band 7 minuten lang met afdichtmid-del.

– Schakel de compressor uit om de banden-spanning van de manometer af te lezen. Debandenspanning dient minimaal 1,8 bar enmaximaal 3,5 bar te bedragen.

– Schakel de compressor uit en trek de kabellos uit de 12V-aansluiting.

– Koppel de slang los van het ventiel en plaatshet ventieldopje terug.

– Leg zo spoedig mogelijk na de reparatieca. 3 km af bij een snelheid van maximaal80 km/h, zodat het afdichtmiddel de bandkan afdichten.

WAARSCHUWING!Het afdichtmiddel kan aanleiding geven tothuidirritatie. Was bij huidcontact het getrof-fen gebied onmiddellijk schoon met water enzeep.

WAARSCHUWING!Draai de bus niet los. De bus is voorzien vaneen pakking die lekkage tegengaat.

WAARSCHUWING!Ga nooit naast de band staan terwijl de com-pressor aan het pompen is. Bij barsten, onef-fenheden en dergelijke dient u decompressor onmiddellijk uit te schakelen.Beëindig in dat geval de rit. Neem contactop met een erkende bandenreparateur.

BELANGRIJK!Er bestaat gevaar voor oververhitting. Decompressor mag niet langer dan10 minuten achtereen werken.

WAARSCHUWING!Als de bandenspanning lager is dan 1,8 bar,is het gat in de band te groot. Beëindig in datgeval de rit. Neem contact op met eenerkende bandenreparateur.

Page 169: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

168

Wielen en banden

Provisorische bandenreparatieReparatieresultaat en banden-spanning controleren– Sluit de uitrusting opnieuw aan.

– Lees de bandenspanning van de manome-ter af.

– Als de spanning lager is dan 1,3 bar, werdde band onvoldoende afgedicht. Beëindig indat geval de rit. Neem contact op met eenbandenreparateur.

– Als de bandenspanning hoger is dan1,3 bar, moet u de band oppompen tot despanning die staat aangegeven in de ban-denspanningstabel. Laat lucht uit de bandontsnappen, als de bandenspanning tehoog is.

– Schakel de compressor uit. Koppel deluchtslang en de kabel los. Plaats het ven-tieldopje terug.

– Leg de bandenreparatieset in de kofferbakterug.

N.B. Vervang de bus met afdichtmiddel en deslang na gebruik. Laat het vervangen over aaneen erkende Volvo-werkplaats.

– Rijd naar de dichtstbijzijnde erkende Volvo-werkplaats om de beschadigde band telaten vervangen/repareren. Geef aan hetwerkplaatspersoneel door dat er afdichtmid-del in de band zit.

Bus met afdichtmiddel vervangenVervang de bus voordat de houdbaarheidsda-tum verstreken is. Behandel de vervangen busals klein chemisch afval (KCA).

WAARSCHUWING!Draai de bus niet los. De bus is voorzien vaneen pakking die lekkage tegengaat.

WAARSCHUWING!Controleer de bandenspanning regelmatig.

WAARSCHUWING!Rijd nooit sneller dan 80 km/h wanneer u debandenreparatieset voor een noodreparatiehebt gebruikt. Bezoek een erkende Volvo-werkplaats om de afgedichte band te latencontroleren (maximale rijafstand 200 km).Het personeel bepaalt of de band kan wor-den gerepareerd of moet worden vervangen.

BELANGRIJK!Lees de veiligheidsvoorschriften aan deonderkant van de bus.

Page 170: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

169

VerzorgingSchoonmaken 170Lakschade herstellen 173Roestwering 174

Page 171: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

170

Verzorging

SchoonmakenAuto wassenWas de auto zodra deze vuil geworden is. Dit ismet name ’s winters van belang, omdat strooi-zout en vocht al snel aanleiding kunnen geventot corrosie.

Was de auto als volgt:

• Was de auto niet in direct zonlicht, omdatde lak daarbij blijvende schade kan oplopen.Zorg dat de auto op een spoelvloer metafvoerscheiding staat.

• Spoel zorgvuldig het vuil van het onderstelvan de auto.

• Spoel de auto in zijn geheel af om het vuillos te weken. Let op het volgende bijgebruik van een hogedrukreiniger: Houd bijhet wassen de spuitkop van de hogedrukrei-niger ten minste 30 cm van de carrosserieaf. Spuit evenmin direct in de richting van desloten.

• Gebruik een spons en veel water met ofzonder schoonmaakmiddel.

• Gebruik bij voorkeur handwarm water (maxi-maal 35 °C) en geen heet water.

• Als het vuil uiterst hardnekkig is, kunt u deauto met een ontvettingsmiddel voor koudetoepassingen wassen. Zorg in dat geval datde auto op een spoelplaat met afvoerschei-ding staat. Wanneer u een ontvettingsmid-del voor koude toepassingen gebruikt, moet

u zorgen dat de auto niet in direct zonlichtstaat. De lak mag evenmin warm zijn gewor-den door blootstelling aan zonlicht of de uit-gestraalde motorwarmte. Zonlicht enwarmte kunnen blijvende schade aan de lakveroorzaken. Vraag een Volvo-werkplaatsom advies.

• Droog de auto af met een schoon en zachtstuk zeemleer.

• Reinig de wisserbladen met een hand-warme zeepoplossing.

N.B. Bij de externe verlichting zoals de koplam-pen, mistlampen en achterlichten kan tijdelijkcondens optreden aan de binnenkant van hetlampglas. Dit is een natuurlijk verschijnsel enalle externe verlichting is erop gebouwd om ditzo veel mogelijk te voorkomen. Condens ver-dwijnt normaal uit het lamphuis, wanneer delamp enige tijd brandt.

Geschikt schoonmaakmiddelAutoshampoo.

Let erop dat:

– Verwijder vogelpoep altijd zo spoedig moge-lijk van de lak. Vogelpoep bevat namelijkstoffen die de lak aantasten en deze zeersnel doen verkleuren. Een dergelijke verkleu-ring kunt u niet wegpoetsen.

Automatische wasstratenIn een automatische wasstraat kunt u de autosnel en eenvoudig schoonmaken. Let er echterop dat een wasbeurt in een automatische was-straat nooit een alternatief vormt voor eengoede wasbeurt met de hand, omdat de bor-stels van de wasstraat niet overal even goed bijkunnen.

WAARSCHUWING!Maak de motor niet schoon, wanneer dezenog warm is. Brandgevaar! Laat het schoon-maken van de motor over aan een erkendeVolvo-werkplaats.

BELANGRIJK!Scherpe voorwerpen en klittenband kunnende stoffen bekleding beschadigen.

BELANGRIJK!Voor de lak is het beter om de auto met dehand te wassen dan in een automatischewasstraat. Een nieuwe laklaag is bovendienkwetsbaarder dan een oude laag. U wordtdaarom geadviseerd de eerste maanden naaankoop van een nieuwe auto deze alleenmet de hand te wassen.

Page 172: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

171

Verzorging

Schoonmaken

Kunststof en rubber exterieuronder-delen en sieronderdelenVoor het schoonmaken van gekleurde kunststofonderdelen, rubber onderdelen en sieronderde-len zoals glimmende strips, wordt geadviseerdhet speciale reinigingsmiddel te gebruiken datbij de Volvo-dealer verkrijgbaar is. Volg bij hetgebruik van dit reinigingsmiddel de gebruiks-voorschriften nauwkeurig op.

Interieur schoonmakenBehandeling van vlekken op stoffenbekledingDe Volvo-dealer heeft een speciaal reinigings-middel voor stoffen bekleding. Andere reini-gingsmiddelen kunnen de brandvertragendeeigenschappen van de bekleding aantasten.

Behandeling van vlekken op lerenbekledingDe leren bekleding van Volvo is chroomvrijgelooid en voldoet aan de norm Öko-Tex 100.

Het leer wordt veredeld en bewerkt zodat hetzijn natuurlijke eigenschappen houdt. Het leer isvoorzien van een beschermende toplaag, maarom de goede eigenschappen en het fraaie uiter-lijk te behouden is regelmatige verzorging vanhet leer vereist. Volvo biedt een universeel leer-verzorgingsproduct waarmee u leren bekledingkunt schoonmaken en de beschermende laagkunt herstellen mits u het volgens de instructiesopvolgt.

Na enig tijd in gebruikt te zijn geweest krijgt hetleer zijn natuurlijke patina, afhankelijk van deoppervlaktestructuur. Een dergelijk patinamaakt deel van het natuurlijke verouderingspro-

ces van het leer en geeft aan dat het om eennatuurproduct gaat.

Voor de beste resultaten adviseert Volvo debeschermende crème één- à viermaal per jaar(zo nodig vaker) op te brengen. Vraag bij deVolvo-dealer naar het speciale leerverzorgings-product van Volvo.

Reinigingsvoorschriften voor lerenbekleding– Breng een weinig van het leerreinigingspro-

duct op een vochtige spons aan en knijperin om een dikke laag schuim te krijgen.

– Behandel de vlek voorzichtig met cirkelendebewegingen.

– Dep de vlek zorgvuldig met de spons. Laatde vlek in de spons trekken. Wrijf niet!

WAARSCHUWING!Test na het wassen van de auto altijd deremmen (en dus ook de parkeerrem) om tevoorkomen dat vocht en corrosie de rem-blokken aantasten, waardoor de remwerkingafneemt! Trap zo nu en dan lichtjes op hetrempedaal, als u lange afstanden in de regenof sneeuwmodder aflegt. Op die manier ver-warmt u de remblokken waardoor het vochtverdampt. Doe dit ook tijdens het wegrijdenbij zeer vochtig of koud weer.

BELANGRIJK!Onderdelen van kunststof en rubber niet inde was zetten of oppoetsen.Bij het poetsen van glimmende strips kunt ude glimmende laag beschadigen of verwij-deren.Gebruik geen schurende poetsmiddelen.

BELANGRIJK!Scherpe voorwerpen en klittenband kunnende stoffen bekleding beschadigen.

BELANGRIJK!Gebruik nooit sterke oplosmiddelen. Derge-lijke middelen kunnen bekleding van textiel,vinyl en leer beschadigen.

BELANGRIJK!Let erop dat de bekleding kan verkleuren bijcontact met materialen die afgeven (nieuwespijkerbroek, gekleurde suède kleding e.d.).

Page 173: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

172

Verzorging

Schoonmaken– Veeg het behandelde gebied met een stuk

zacht papier of een doek af en laat het leervolledig drogen.

Beschermende laag aanbrengen opleren bekleding– Breng wat van de beschermende crème op

de vilten doek aan en wrijf de crème in cirke-lende bewegingen voorzichtig in het leer.

– Laat het leer 20 minuten drogen alvorenserop plaats te nemen.

Daarmee is het leer beter beschermd tegenvlekken en uv-straling.

Behandeling van vlekken op interieu-ronderdelen van kunststof, metaal enhoutVoor het schoonmaken van interieuronderdelenen -panelen van kunststof wordt een speciaalreinigingsmiddel geadviseerd, dat verkrijgbaaris bij de Volvo-dealer. Krab of wrijf nooit overeen vlek. Gebruik nooit sterke vlekkenmiddelen.

Veiligheidsgordels schoonmakenGebruik water en een synthetisch wasmiddel endan met name het textielreinigingsmiddel dat bijVolvo-dealers verkrijgbaar is. Zorg dat de gordeldroog is, voordat deze weer wordt opgerold.

Poetsen en in de was zettenPoets de auto op en zet deze in de was, wan-neer de lak er dof uitziet en u deze extrabescherming wilt bieden zoals net voor hetbegin van de winterperiode.

Normaal gesproken hoeft u de auto pas na eenjaar te poetsen. Was kunt u eerder aanbrengen.

Was de auto schoon en droog deze zorgvuldigaf, voordat u begint te poetsen/de was aan-brengt. Verwijder asfalt- en teervlekken met ter-pentine. De hardnekkiger vlekken kunt uverwijderen met een speciaal voor autolakbestemde fijne schuurpasta (“rubbing com-pound”). Poets de lak eerst op en behandeldeze daarna met was in vloeibare of vaste vorm.Volg de aanwijzingen op de verpakking nauw-keurig op. Veel preparaten bevatten zowelpoetsmiddel als was.

Onderdelen die warmer zijn dan 45° C kunt ubeter niet poetsen of in de was zetten.

Buitenspiegels en voorstezijruiten met water- en vuilafsto-tende laag (optie) schoonmakenGebruik nooit producten zoals autowas, ontvet-ters e.d. op de spiegels of de ruiten, omdat de

water- en vuilafstotende laag daardoor bescha-digd kan raken.

Wees voorzichtig bij het schoonmaken om kras-sen op het glas te voorkomen.

Om schade aan het glas te voorkomen moet uvoor het verwijderen van ijs alleen een krabbervan kunststof gebruiken.

De waterafstotende laag staat bloot aan natuur-lijke slijtage.

N.B. Om de waterafstotende eigenschappen tebehouden, wordt geadviseerd de behandelingte vernieuwen met een nabehandelingsmiddeldat verkrijgbaar is bij Volvo-dealers. Gebruik hetmiddel de eerste keer na drie jaar en daarna omhet jaar.

BELANGRIJK!Lakbehandelingen zoals lakconservering,verzegeling, bescherming, glansverzegelinge.d. kunnen lakschade veroorzaken.Lakschade als gevolg van het gebruik vandergelijke behandelingen valt niet onder deVolvo-garantie.

Page 174: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

173

Verzorging

Lakschade herstellenLakDe lak vormt een belangrijk onderdeel van deroestwering van de auto en moet daarom regel-matig worden gecontroleerd. Lakschade moet umeteen herstellen om roestvorming te voorko-men. De meest voorkomende soortenlakschade die u zelf kunt herstellen zijn:

• steenslagplekken en krassen,

• schade aan de spatbordranden en de por-tieren.

Voor het herstel van lakschade moet u de autoeerst schoonwassen en zorgvuldig laten dro-gen. Zorg dat de auto een temperatuur vanmeer dan +15 °C heeft.

KleurcodeZorg dat u de juiste lakkleur hebt. De kleurcode(1) staat op het typeplaatje in de motorruimte.

Typeplaatje

Verwijder eventuele lakresten met een stuktape.Plak zo nodig af.

Steenslagplekken en krassenBenodigdheden:

• Grondlak (primer) in een bus

• Lak in een bus of een zogeheten bijtip-pen

• Kwastje

• Afplaktape

• Als de steenslagplek niet tot op het blankeplaatwerk is doorgedrongen en er nog eenintacte laklaag over is, volstaat het om naverwijdering van het vuil de ontbrekende lakaan te brengen.

Als de sleenslagplek echter wel tot hetblanke plaatwerk is doorgedrongen,moet u als volgt te werk gaan:– Plak een stuk afplaktape over het bescha-

digd gebied heen. Trek de tape weer van delak af om zo veel mogelijk lakresten te verwij-deren (afbeelding 1).

– Roer de grondlak (primer) zorgvuldig om enbreng met een fijn kwastje of een lucifer(afbeelding 2) aan.

– Wanneer de grondlak droog is, brengt u delak aan met een kwastje.

– Zorg dat u de lak goed hebt omgeroerd enbreng de lak vervolgens in meerdere, dunnelagen aan. Laat de lak na elke laag drogen.

– Krassen kunt u op dezelfde manier herstel-len, zij het dat u de onbeschadigde lak hetbeste met afdektape kunt beschermen (zieafbeelding 3).

– Wacht enkele dagen en rond de werkzaam-heden af door de bijgewerkte lak op te poet-sen. Gebruik daarvoor een zachte doek enwees zuinig met de schuurpasta.

Page 175: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

174

Verzorging

RoestweringRoestwering, controleren enbijwerkenUw auto heeft in de fabriek een uiterst grondigeen complete roestwerende behandeling onder-gaan. De carrosserie bestaat gedeeltelijk uitgegalvaniseerd plaatwerk. Het onderstel isvoorzien van een slijtvaste bodembescherming(“undercoating”). In de langsdragers, de holleruimten en de gesloten profielen werd eendunne, penetrerende roestwerende vloeistofgespoten.

U kunt de roestwering van de auto onderhou-den door onder meer het volgende te doen:

• Houd de auto schoon! Spoel het onderstelaf. Houd bij gebruik van een hogedrukreini-ger de spuitkop ten minste 30 cm vangelakte onderdelen af!

• Laat de roestwering regelmatig controlerenen bijwerken.

De roestwering van de auto hoeft normaalgesproken pas na ongeveer 8 jaar te wordennabehandeld. Laat de auto daarna om de driejaar een nabehandeling ondergaan. Laat u hierinassisteren door een erkende Volvo-werkplaats.

Page 176: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

175

Onderhoud en serviceVolvo Service 176Onderhoud 177Motorkap en motorruimte 179Dieselolie 180Oliën en vloeistoffen 181Wisserbladen 185Accu 186Gloeilampen vervangen 188Zekeringen 195

Page 177: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

176

Onderhoud en service

Volvo ServiceOnderhoudsprogramma van VolvoVoordat de auto de fabriek verliet, werd dezeuitvoerig getest. De auto werd nogmaals gecon-troleerd naar de normen van Volvo Car Corpora-tion, net voordat de auto aan u werd geleverd.

Om de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheid enbetrouwbaarheid van uw Volvo op een hoog peilte houden, moet u de voorschriften van hetOnderhoudsprogramma van Volvo opvolgenzoals die omschreven staan in het Service- engarantieboekje van Volvo. Laat service- en repa-ratiewerkzaamheden door een erkende Volvo-werkplaats uitvoeren. Volvo-werkplaatsenbeschikken over het personeel, het specialegereedschap en de servicehandboeken waar-door zij u een zo hoog mogelijke servicekwaliteitkunnen garanderen.

Speciale servicewerkzaamhedenBepaalde servicewerkzaamheden aan het elek-trisch systeem van de auto kunnen alleen wor-den uitgevoerd met speciaal ontwikkeldeelektronische apparatuur. Neem daarom altijdcontact op met een erkende Volvo-werkplaats,voordat u servicewerkzaamheden aan het elek-trisch systeem laat uitvoeren.

Installatie van accessoiresEen verkeerde aansluiting en montage vanaccessoires kan een nadelige invloed hebbenop de werking van de elektronische systemenvan de auto. Bepaalde accessoires werkenalleen, wanneer de bijbehorende software in deelektronische systemen van de auto wordt gela-den. Neem daarom altijd contact op met eenerkende Volvo-werkplaats, voordat u accessoi-res monteert die in verbinding staan met of vaninvloed zijn op het elektrisch systeem.

Vastlegging vanvoertuiggegevensEr kunnen één of meer computers op uw Volvozitten die gedetailleerde informatie kunnenopslaan. Deze informatie is bestemd vooronderzoek ter verbetering van de veiligheid envoor het opsporen van storingen in de autosys-temen. De informatie kan gegevens bevattenover zaken als het gebruik van de veiligheidsgor-del door de bestuurder en de passagier(s),gegevens over de werking van verschillendeautosystemen en -modules en informatie overde status van de motor, gasklep, besturing, rem-men en andere systemen. De informatie kantevens gegevens bevatten over de rijstijl van debestuurder. Dergelijke informatie kan gegevensbevatten (maar niet uitsluitend) als de rijsnel-heid, het gebruik van het rem- of gaspedaal ende stuuruitslag. De laatstgenoemde informatiekan voor een begrensde tijd tijdens het rijden,tijdens een aanrijding of bij een bijna-ongeluk

worden vastgelegd. Volvo Car Corporation zalde opgeslagen informatie niet zonder uw toe-stemming vrijgeven. Volvo Car Corporation kanechter op last van de nationale wetgevinggedwongen worden om bepaalde informatie teverstrekken. Voor de rest geldt dat alleen VolvoCar Corporation en de erkende Volvo-werkplaatsen de informatie kunnen uitlezen engebruiken.

BELANGRIJK!Voor de geldigheid van de garantie is hetvan belang dat u het Service- en garantie-boekje van Volvo controleert en de aanwij-zingen opvolgt.

Page 178: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

177

Onderhoud en service

OnderhoudLet op het volgende, voordat umet de werkzaamheden begint:AccuZorg dat de accukabels op de juiste manier zijnaangesloten en stevig vastzitten.

Koppel de accu nooit los, wanneer de motordraait (bij het vervangen van de accu).

Gebruik nooit een snellader voor het opladenvan de accu. Zorg dat de accukabels zijn losge-koppeld tijdens het opladen.

De accu bevat een zuur dat zowel giftig als cor-rosief is. Het is daarom van belang dat u deaccu op een milieuvriendelijke manier verwerkt.Neem hiervoor contact op met uw Volvo-dealer.

Auto omhoogbrengenAls u de auto met een garagekrik omhoog-brengt, moet u de krik tegen de voorzijde van demotordraagarm aanbrengen. Zorg dat de spat-plaat onder de motor niet beschadigd raakt. Leterop dat u de krik dusdanig aanbrengt, dat deauto er niet vanaf kan glijden. Maak altijd gebruikvan steunbokken of vergelijkbare hulpmiddelen.

Als u de auto met een tweekoloms hefbrugomhoogbrengt, moet u zorgen dat de voorsteen achterste dragerarmen onder de hefpuntenbij de drempelkokers komen te zitten (zie afbeel-ding).

WAARSCHUWING!Het ontstekingssysteem van de auto wektzeer hoge spanningen op!De spanning van het ontstekingssysteem islevensgevaarlijk!Raak bougies, bougiekabels of bobines nietaan, wanneer de motor draait of het contactis ingeschakeld!Zet contact af bij:• het aansluiten van motortestapparatuur;

• het vervangen van onderdelen van hetontstekingssysteem zoals de bougies, debobine, de verdelerkap, de bougiekabelse.d.

WAARSCHUWING!Verricht nooit zelf reparaties aan het SRS- ofSIPS-systeem.Ingrepen in het systeem kunnen aanleidinggeven tot storingen in de werking en ern-stige verwondingen veroorzaken. Laat der-gelijke ingrepen daarom over aan eenerkende Volvo-werkplaats.

Page 179: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

178

Onderhoud en service

OnderhoudRegelmatig controlerenControleer regelmatig het volgende, bijvoor-beeld bij het tanken:

• Koelvloeistof – Het peil moet tussen hetMIN- en MAX-streepje op het expansiere-servoir staan.

• Motorolie – Het peil moet tussen het MIN-en MAX-streepje staan.

• Stuurbekrachtigingsvloeistof – Het peilmoet tussen het MIN- en MAX-streepjestaan.

• Ruitensproeiervloeistof – Het reservoir moetgoed gevuld zijn. Vul bij met antivries bijtemperaturen rond het vriespunt.

• Rem- en koppelingsvloeistof – Het peil moettussen het MIN- en MAX-streepje staan.

WAARSCHUWING!Let erop dat de koelventilator tot enige tijdna het afzetten van de motor nog automa-tisch kan aanslaan.Laat het schoonmaken van de motor altijdover aan een werkplaats. Als de motor heetis, bestaat er gevaar voor brand.

Page 180: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

179

Onderhoud en service

Motorkap en motorruimte

Auto met het stuur links resp. rechts

Motorkap openenMotorkap openen:

– Trek aan de ontgrendelingshandgreeponder het dashboard. U hoort dat de slotpallosschiet.

– Steek uw hand in het midden onder de voor-kant van de motorkap en duw de slotpalomhoog.

– Open de motorkap.

MotorruimteAfhankelijk van het motortype kan de motor-ruimte er iets anders uitzien. De onderdelen opde lijst zitten echter altijd op de aangegevenpositie.

1. Expansiereservoir, koelsysteem2. Reservoir voor stuurbekrachtigingsvloei-

stof3. Reservoir voor ruitensproeiervloeistof4. Peilstok, motorolie5. Radiateur6. Koelventilator7. Vultuit, motorolie8. a) Reservoir voor rem- en koppelingsvloei-

stof (model met het stuur links)

b) Reservoir voor rem- en koppelingsvloei-stof (model met het stuur rechts)

9. Relais- en zekeringenkastje10. Luchtfilter (de uitvoering van het deksel is

afhankelijk van het motortype)11. Accu (in de bagageruimte)

WAARSCHUWING!Controleer bij het sluiten of de motorkapgoed in het slot valt.

Page 181: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

180

Onderhoud en service

DieselolieBrandstofsysteemDe dieselolie moet voldoen aan de normNEN-EN 590 of JIS K2204. Dieselmotoren zijngevoelig voor verontreinigingen zoals een tehoog gehalte aan zwaveldeeltjes. Maak alleengebruik van dieselolie van gerenommeerde olie-maatschappijen. Giet nooit dieselolie vandubieuze kwaliteit in de tank.

Bij lage temperaturen (–40 °C tot –6 °C) kan deparaffine in de dieselolie uitvlokken, wat aanlei-ding kan geven tot startproblemen. De groteoliemaatschappijen produceren speciale diesel-olie bestemd voor gebruik bij buitentemperatu-ren rond het vriespunt. Dergelijke dieselolie isdunner bij lage temperaturen en beperkt dekans op vlokvorming.

Het risico van condens in de brandstoftankneemt af, als u de tank altijd goed gevuld houdt.Houd tijdens het tanken het gebied rond de vul-pijp goed schoon. Voorkom morsen op gelakteoppervlakken. Maak als u gemorst hebt hetgebied met water en zeep schoon.

Wanneer u de tank leegrijdtU hoeft geen speciale maatregelen te nemen,wanneer u de brandstoftank hebt leeggereden.Het brandstofsysteem wordt automatisch ont-lucht, als de contactsleutel ca. 60 secondenlang in stand II staat voordat u een nieuwe start-poging doet.

Condenswater uit brandstoffilteraftappenOm motorstoringen tegen te gaan ontdoet hetbrandstoffilter de brandstof van condenswater.

Houd u voor het aftappen van het condenswateraan de specificaties die in uw Service- en garan-tieboekje staan aangegeven. Ook wanneer uvermoedt dat er vervuilde brandstof is gebruikt,moet u het brandstoffilter aftappen.

BELANGRIJK!Het is alleen toegestaan brandstof tegebruiken die voldoet aan de Europesenorm voor dieselolie.

BELANGRIJK!Maak geen gebruik van de volgende diesel-olieachtige brandstoffen: speciale toevoe-gingen (dopes), scheepsolie, stookolie,

RME1 (biodiesel) of plantaardige olie.Dergelijke brandstoffen voldoen niet aan dekwaliteitseisen die Volvo stelt en gevenaanleiding tot verhoogde vormen vanslijtage en motorschade die niet wordengedekt door de garanties van Volvo.

1. Dieselolie kan een bepaaldehoeveelheid RME bevatten. Het isniet toegestaan meer toe te voegen.

BELANGRIJK!Bij modeljaar 2006 en hoger mag hetzwavelgehalte maximaal 50 ppm zijn.

BELANGRIJK!Sommige speciale toevoegingen verwij-deren het verzamelde vocht uit het brand-stoffilter.

Page 182: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

181

Onderhoud en service

Oliën en vloeistoffen

Sticker voor oliekwaliteit in motorruimte

Volvo adviseert olieproducten van Castrol.

Het is toegestaan een oliesoort te gebruikenmet een hogere kwaliteit dan aangegeven. Voorritten onder ongunstige omstandigheden advi-seert Volvo u een oliesoort te gebruiken met een

hogere kwaliteit dan de sticker in de motor-ruimte vermeldt (zie pagina 245).

Ongunstige rijomstandighedenControleer het oliepeil vaker bij lange ritten:

• met een caravan of aanhanger achter deauto

• in bergachtig gebied

• op hoge snelheden

• bij temperaturen lager dan –30 °C of hogerdan +40 °C.

• Doe dat ook bij korte ritten (over afstandenkleiner dan 10 km) bij lage temperaturen(onder 5 °C).

In dergelijke omstandigheden kunnen de olie-temperatuur en het olieverbruik abnormaal toe-nemen.

Olie verversen en oliefiltervervangenN.B. Houd voor het verversen van de olie en hetvervangen van het oliefilter de intervallen aan diestaan aangegeven in het Service- en garantie-boekje.

BELANGRIJK!Gebruik altijd olie van de aanbevolenkwaliteit (zie sticker in motorruime).Controleer het oliepeil vaak en ververs deolie regelmatig.Wanneer u olie gebruikt van minder goedekwaliteit dan wordt voorgeschreven ofwanneer u met een te laag oliepeil rondrijdt,raakt de motor beschadigt.

BELANGRIJK!Om aan vereisten voor de gespecificeerdeservice-intervallen te voldoen worden allemotoren in de fabriek gevuld met eenspeciaal aangepaste, synthetischemotorolie. De oliesoort werd met grote zorggeselecteerd lettend op de levensduur vande motor, de startgewilligheid, het brand-stofverbruik en de milieu-impact. Om deaanbevolen service-intervallen aan tekunnen houden dient u een goedgekeurdemotoroliesoort te gebruiken. Gebruik alleeneen oliesoort van de voorgeschrevenkwaliteit (zie sticker in motorruimte) en datzowel bij het bijvullen als verversen van olie.Een negatieve invloed op de levensduur vande motor, de startgewilligheid, het brand-stofverbruik en de milieu-impact is andersniet uitgesloten. Volvo Car Corporation wijstalle garantieclaims af bij gebruik van eenmotorolie die niet voldoet aan de voorge-schreven kwaliteits- en viscositeitseisen.

Page 183: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

182

Onderhoud en service

Oliën en vloeistoffenVolvo hanteert uiteenlopende systemen om tewaarschuwen voor een laag oliepeil of een lageoliedruk. Bij de modellen die zijn voorzien vaneen oliedruksensor wordt gebruik gemaakt vaneen waarschuwingslampje voor de oliedruk. Bijmodellen met een olieniveausensor wordtgewaarschuwd met een waarschuwingslampjemidden op het instrumentenpaneel en met dis-playteksten. Op bepaalde modellen zijn beidesystemen aanwezig. Neem voor meer informatiecontact op met een erkende Volvo-dealer.

Bij een nieuwe auto is het belangrijk om het olie-peil te controleren, voordat de olie voor de eer-ste keer volgens schema moet worden ververst.Het Service- en garantieboekje geeft aan bijwelke kilometerstand u dat moet doen.

Volvo adviseert u het oliepeil om de 2500 km tecontroleren. De beste meting wordt verkregenbij een koude motor vóór de start. Meteen na hetafzetten van de motor krijgt u een verkeerdresultaat. De peilstok geeft dan een te laag peilaan, omdat de olie geen tijd heeft gehad omterug te lopen naar het oliecarter.

De olie moet binnen het gemarkeerdegebied op de peilstok staan.Oliepeil controleren bij een koudemotor:– Veeg de peilstok schoon, voordat u gaat

meten.

– Controleer het oliepeil met de peilstok. Deolie moet tussen het MIN- en MAX-streepjestaan.

– Als de olie dichter bij het MIN-streepje ligt,kunt u eerst 0,5 liter olie bijvullen. Vul bij tot-dat de olie dichter bij het MAX-streepje danbij het MIN-streepje op de peilstok ligt. Ziepagina 245 voor de aan te houden hoeveel-heid.

Oliepeil controleren bij een warmemotor:– Parkeer de auto op een vlakke ondergrond,

zet de motor af en wacht ten minste 10 tot15 minuten zodat de olie terug in het carterkan lopen.

– Veeg de peilstok schoon, voordat u gaatmeten.

– Controleer het oliepeil met de peilstok. Deolie moet tussen het MIN- en MAX-streepjestaan.

– Als de olie dichter bij het MIN-streepje ligt,kunt u eerst 0,5 liter olie bijvullen. Vul bij tot-dat de olie dichter bij het MAX-streepje danbij het MIN-streepje op de peilstok ligt. Ziepagina 245 voor de aan te houden hoeveel-heid.

BELANGRIJK!Vul niet meer olie bij dan tot aan het MAX-streepje. Het olieverbruik kan toenemen, alsu teveel olie in de motor giet.

WAARSCHUWING!Mors geen olie op het hete uitlaatspruitstuk,omdat er gevaar voor brand bestaat.

Page 184: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

183

Onderhoud en service

Oliën en vloeistoffen

Reservoir voor ruitensproeiervloeistof

Reservoir voorruitensproeiervloeistofDe ruitensproeiers en koplampsproeiers makengebruik van hetzelfde vloeistofreservoir. Zie deaan te houden hoeveelheden en de aanbevolenkwaliteit voor vloeistoffen en oliën oppagina 247.

Giet tijdens de wintermaanden antivries in hetreservoir om te voorkomen dat de vloeistof in depomp, het reservoir en de slangen bevriest.

Koelvloeistofreservoir

KoelvloeistofreservoirControleer de koelvloeistof regelmatig. De koel-vloeistof moet tussen het MIN- en MAX-streepjeop het expansiereservoir staan. Vul koelvloeistofbij, wanneer het peil tot onder het MIN-streepjeis gezakt.

Zie de aan te houden hoeveelheden en de aan-bevolen kwaliteit voor vloeistoffen en oliën oppagina 247.

Volg de aanwijzingen op de verpakking op. Hetis belangrijk dat u verhouding tussen koelvloei-stof en water afstemt op de heersende weers-omstandigheden. Vul het reservoir nooit alleenmet schoon water. Het gevaar voor bevriezingneemt toe, zowel wanneer het percentage koel-vloeistof te laag is als wanneer het te hoog is.

BELANGRIJK!Het is uitermate belangrijk dat u eenkoelvloeistof met roestwerende eigen-schappen gebruikt volgens de aanbeve-lingen van Volvo. Een nieuwe auto isvoorzien van koelvloeistof die bestand istegen temperaturen tot ca. –35 °C.

BELANGRIJK!De motor mag alleen draaien met een goedgevuld koelsysteem. De temperaturenkunnen plaatselijk hoog oplopen, watschade (scheurvorming) aan de cilinderkopkan veroorzaken.

WAARSCHUWING!De koelvloeistof kan bijzonder heet zijn. Als umoet bijvullen terwijl de motor op bedrijf-stemperatuur is, moet u langzaam de dopvan het expansiereservoir losdraaien om deoverdruk te laten ontsnappen.

Page 185: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

184

Onderhoud en service

Oliën en vloeistoffen

Reservoir voor rem- en koppelingsvloeistof

Reservoir voor rem- en koppe-lingsvloeistofDe rem- en koppelingsvloeistof zitten in het-

zelfde reservoir1. De vloeistof moet tussen hetMIN- en MAX-streepje staan. Controleer het peilregelmatig. Ververs de remvloeistof om de tweejaar of iedere tweede geplande servicebeurt.

Zie de aan te houden hoeveelheden en de aan-bevolen kwaliteit voor vloeistoffen en oliën oppagina 247.

N.B. Wanneer u vaak met uw auto in de bergenof in landen met een tropisch klimaat en eenhoge relatieve luchtvochtigheidsgraad rijdt,moet u de remvloeistof ieder jaar verversen.

Reservoir voor stuurbekrachtigingsvloeistof

Reservoir voor stuurbekrachti-gingsvloeistofControleer het peil bij iedere servicebeurt. Uhoeft de vloeistof niet te verversen. De vloeistofmoet tussen het ADD- en FULL-streepje staan.

Zie de aan te houden hoeveelheden en de aan-bevolen kwaliteit voor vloeistoffen en oliën oppagina 247.

N.B. Als er een storing in de stuurbekrachtigingoptreedt of als de stroom is weggevallen en ude auto wilt wegslepen, blijft de auto bestuur-baar. Let er echter op dat de auto in dat gevalveel zwaarder stuurt dan normaal, zodat u meermoeite moet doen om het stuurwiel te ver-draaien.

1. Positie verschilt op auto met het stuurlinks of rechts

WAARSCHUWING!Als de remvloeistof onder het MIN-streepjevan het remvloeistofreservoir ligt, mag u pasverder rijden wanneer u remvloeistof hebtbijgevuld.Spoor de oorzaak van het remvloeistofverliesop.

Page 186: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

185

Onderhoud en service

Wisserbladen

Wisserbladen voorruit vervangen– Klap de wisserarm naar buiten en houd het

wisserblad vast.

– Duw de geribde borgveren van het wisser-blad in, terwijl u het blad bij de verlengingvan de arm lostrekt.

– Breng het nieuwe wisserblad in omge-keerde volgorde aan en controleer of hetgoed vastzit.

N.B. Let erop dat het wisserblad aan debestuurderszijde langer is dan dat aan de pas-sagierszijde.

Wisserblad achterruit vervangen– Klap de wisserarm naar achteren toe uit.

– Trek het wisserblad opzij, naar de achterkleptoe los. Druk het nieuwe wisserblad vast.

– Controleer of het blad goed vastzit.

Page 187: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

186

Onderhoud en service

AccuOnderhoud van de accuDe rijomstandigheden, de rijstijl, het aantal start-pogingen, de weersomstandigheden e.d. zijnvan invloed op de levensduur en de werking vande accu.

N.B. Zamel oude accu’s op een milieuvriende-lijke manier in, omdat ze lood bevatten.

N.B. Hoe vaker de accu ontladen raakt, des teminder lang gaat de accu mee.

WAARSCHUWING!Accu’s kunnen een zeer explosief knalgasproduceren. Een enkele vonk, veroorzaaktdoor een onjuiste aansluiting van de startka-bels, is voldoende om de accu tot ontplof-fing te brengen.Accu’s bevatten tevens zwavelzuur, wat ern-stige chemische brandwonden kan veroor-zaken. Als u accuzuur in uw ogen krijgt of opuw huid of kleren morst, moet u onmiddellijkmet grote hoeveelheden water spoelen.Neem onmiddellijk contact op met een arts,als u accuzuur in uw ogen krijgt.

Page 188: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

187

Onderhoud en service

AccuSymbolen op de accu

Draag een veiligheidsbril.

Zie voor meer informatie hetinstructieboekje dat bij de autohoort.

Bewaar accu’s buiten het bereikvan kinderen.

De accu bevat een bijtend zuur.

Vermijd vonken en open vuur.

Explosiegevaar.

1. Accu zonder afdekking2. Accu met afdekking

Accu vervangenAccu verwijderen– Zet de auto van contact en neem de sleutel

uit.

– Wacht ten minste 5 minuten, voordat u eenvan de elektrische aansluitingen aanraakt(zo kan de informatie in het elektrisch sys-teem van de auto worden opgeslagen in deverschillende regeleenheden).

– Draai de bouten uit de borgklem die over deaccu heen zit en verwijder de klem.

– Klap het kunststof deksel over de minpoolvan de accu open of schroef de afdekkingvan de accu los.

– Koppel de minkabel los.

– Haal de onderste console los waarmee deaccu vastzit.

– Koppel de pluskabel los nadat u een even-tueel kunststof deksel weggeklapt hebt.

– Koppel de ontluchtingsslang los.

– Til de accu uit de auto.

Accu aanbrengen– Til de accu op zijn plaats.

– Breng de onderste console aan en schroefdeze vast.

– Sluit de pluskabel aan, druk een eventueelkunststof deksel vast en klap het omlaag.

– Sluit de minkabel aan en klap een eventueelkunststof deksel omlaag.

– Breng het kunststof deksel of de dekplaatover de accu heen aan.

– Zorg dat de ontluchtingsslang op de juistemanier is aangesloten tussen de accu en deafvoeropening in de carrosserie.

– Breng de borgklem over de accu heen aanen draai de bouten vast.

2

1

Page 189: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

188

Onderhoud en service

Gloeilampen vervangenAlgemene informatieOp pagina 251 staan alle gloeilampen van deauto vermeld.

Gloeilampen en puntverlichting van een bijzon-der type of lampen die alleen in een werkplaatste vervangen zijn:

• Active Bi-Xenon- en Bi-Xenonlamp

• Interieurverlichting aan het plafond

• Leeslampjes

• Verlichting dashboardkastje

• Richtingaanwijzer, buitenspiegels

• Approach-verlichting, buitenspiegels

• Derde remlicht

• Leds in achterlamphuis Gloeilampen in koplamphuisvervangenAlle gloeilampen in de koplamphuizen (behalvedie voor het dimlicht) zijn te vervangen door hetlamphuis via de motorruimte los te maken en hetin zijn geheel te verwijderen.

N.B. Bij problemen tijdens het vervangen vangloeilampen wordt u geadviseerd contact op tenemen met een erkende Volvo-werkplaats.

BELANGRIJK!Raak het glas van gloeilampen nooit metblote vingers aan. De vetten en oliën op uwvingers kunnen door de hitte verdampen. Ditzorgt voor aanslag op de reflector, waardoordeze al snel kapotgaan. WAARSCHUWING!

Als de auto is voorzien van Bi-Xenonkoplam-pen of Active Bi-Xenonkoplampen, moet ude xenonlampen door een erkende Volvo-werkplaats laten vervangen. Omdat dexenonlampen voorzien zijn van een ontste-kingsgedeelte dat een hoge spanningopwekt, dient u er voorzichtig mee om tegaan.

Page 190: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

189

Onderhoud en service

Gloeilampen vervangen

Positie van lampen in koplamp1

1. Gloeilamp zijmarkeringslicht2. Gloeilamp richtingaanwijzer3. Gloeilamp dimlicht, stadslicht/parkeerlicht

vóór (halogeen en Bi-Xenon)4. Gloeilamp groot licht, stadslicht/parkeer-

licht vóór (Active Bi-Xenon)Op bepaalde varianten kan een witte kunststofhuls u bij het vervangen van de gloeilampen inde weg zitten. U kunt deze huls afbreken enweggooien.

Gloeilamp dimlicht

DimlichtGloeilamp verwijderen– Schakel alle lichten uit en draai de contact-

sleutel naar stand 0.

– Verwijder de afdekking.

– Ontkoppel de connector.

– Haal de veerklem los. Duw de klem eerstnaar rechts, zodat deze loslaat en haal deklem vervolgens naar buiten toe omlaag.

– Trek de gloeilamp naar buiten toe los.

Gloeilamp dimlicht aanbrengenAanbrengen– Breng de nieuwe gloeilamp aan. De lamp

kan slechts op een manier worden aange-bracht.

– Druk de veerklem omhoog en iets naar links,zodat deze in de pal vast komt te zitten.

– Sluit de connector aan.

– Plaats de afdekking terug.

1. Betreft halogeenkoplampen

Page 191: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

190

Onderhoud en service

Gloeilampen vervangen

Gloeilamp groot licht

Groot lichtGloeilamp verwijderen– Schakel alle lichten uit en draai de contact-

sleutel naar stand 0.

– Verwijder de afdekking.

– Draai de lamp linksom en trek deze naar bui-ten toe los.

– Koppel de connector los door de vergrende-ling naar buiten te duwen en aan de connec-tor te trekken.

Aanbrengen– Sluit de connector op de gloeilamp aan. U

hoort een klikgeluid.

– Plaats de gloeilamp terug en draai deze inpositie.

– Plaats de afdekking terug.

Gloeilamp stadslicht/parkeerlicht vóór

Stadslichten/parkeerlichten vóóren achterlichten(Halogeen- en Bi-Xenonkoplampen)

Gloeilamp verwijderen– Schakel alle lichten uit en draai de contact-

sleutel naar stand 0.

– Verwijder de afdekking waarachter ook degloeilamp voor het dimlicht zit.

– Trek de lamp naar buiten.

– Ontkoppel de connector.

Aanbrengen– Breng de nieuwe gloeilamp aan.

– Sluit de connector aan.

– Plaats de afdekking terug.

Gloeilamp stadslicht/parkeerlicht vóór

Stadslichten/parkeerlichten vóóren achterlichten(Active Bi-Xenonkoplampen)

Gloeilamp verwijderen– Schakel alle lichten uit en draai de contact-

sleutel naar stand 0.

– Verwijder de afdekking waarachter ook degloeilamp voor het groot licht zit.

– Trek de lamp naar buiten.

– Ontkoppel de connector.

Aanbrengen– Breng de nieuwe gloeilamp aan.

– Sluit de connector aan.

– Plaats de afdekking terug.

Page 192: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

191

Onderhoud en service

Gloeilampen vervangen

Gloeilamp richtingaanwijzer, linksvoor

Richtingaanwijzer, linksvoorGloeilamp verwijderen– Schakel alle lichten uit en draai de contact-

sleutel naar stand 0.

– Draai de lamphouder linksom en verwijderdeze.

– Haal de gloeilamp uit de lamphouder doorde lamp in te drukken en deze tegelijkertijdlinksom te draaien.

Aanbrengen– Breng de nieuwe gloeilamp aan door deze

naar binnen te duwen en rechtsom tedraaien.

– Plaats de lamphouder in het lamphuis terugen draai deze rechtsom.

Gloeilamp richtingaanwijzer, rechtsvoor

Richtingaanwijzer, rechtsvoor– Schakel alle lichten uit en draai de contact-

sleutel naar stand 0.

– Neem de koelbuis (1) van de koudebox los.

– Draai het boutje (2) van de vulbuis los.

– Trek de buis (3) recht omhoog.

– Neem de ontluchtingsslang (4) van de buislos.

– Vervang de gloeilamp.

– Controleer of de pakking van het ruiten-sproeiervloeistofreservoir tussen de vulbuisen het reservoir goed zit.

– Duw de vulbuis (3) in positie terug.

– Duw de ontluchtingsslang (4) van de vulbuisin positie terug.

– Draai het boutje (2) van de vulbuis weervast en sluit de koelbuis weer op dekoudebox (1) aan.

Page 193: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

192

Onderhoud en service

Gloeilampen vervangen

Gloeilamp zijmarkeringslicht

Zijmarkeringslicht– Draai de lamphouder rechtsom en trek deze

naar buiten toe los.

– Vervang de gloeilamp.

– Plaats de lamphouder terug door dezelinksom te draaien.

Mistlichten

Mistlampen vóór (optie)Gloeilamp verwijderen– Schakel alle lichten uit en draai de contact-

sleutel naar stand 0.

– Draai de lamphouder iets naar links.

– Trek de gloeilamp naar buiten toe los.

Aanbrengen– Breng de nieuwe gloeilamp aan. De lamp

kan slechts op een manier worden aange-bracht.

– Plaats de lamphouder terug en draai dezeiets rechtsom. Het opschrift “TOP” moetomhoogwijzen.

Gloeilamp achteruitrijlichten,achterlichten/parkeerlichtenachter en mistachterlichtvervangenOp pagina 251 staan alle gloeilampen van deauto vermeld.

1. Richtingaanwijzer2. Remlicht3. Stadslichten/parkeerlichten vóór en ach-

terlichten4. Achterlicht/parkeerlicht achter, mistachter-

licht (alleen linkerzijde)5. Achteruitrijlicht– Schakel alle lichten uit en draai de contact-

sleutel naar stand 0.

Page 194: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

193

Onderhoud en service

Gloeilampen vervangen– Klap het luikje naar beneden toe open.

– Draai de lamphouder linksom en verwijderdeze.

– Duw de lamp in en tegelijkertijd linksom omdeze uit de houder te verwijderen.

– Vervang de gloeilamp.

– Plaats de lamphouder in het lamphuis terugen draai de houder rechtsom vast.

– Klap het luikje weer omhoog.

Gloeilamp remlichten en richtin-gaanwijzers achter vervangenOp pagina 251 staan alle gloeilampen van deauto vermeld.

1. Luidsprekerrooster2. Lamphouder3. Luikje– Schakel alle lichten uit en draai de contact-

sleutel naar stand 0.

– Wrik het luidsprekerrooster voorzichtig losmet een schroevendraaier.

– Trek de rode nok op de luidspreker uit.

– Duw vervolgens de zwarte nok boven derode in om de luidspreker los te draaien.

– Draai daarna de lamphouder linksom los enverwijder deze.

– Vervang de gloeilamp.

– Plaats de lamphouder in het lamphuis terugen draai de houder rechtsom vast.

– Plaats de luidspreker terug en duw de rodenok in.

– Duw het luidsprekerrooster weer vast.

N.B. Als de displaytekst STORING GLOEI-LAMP CONTROLEER REMLICHT na vervan-ging van de defecte lamp niet verdwijnt, dient ucontact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats om de storing te laten verhelpen.

1

2 3

Page 195: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

194

Onderhoud en service

Gloeilampen vervangen

Kentekenplaatverlichting– Schakel alle lichten uit en draai de contact-

sleutel naar stand 0.

– Draai het boutje los met een schroeven-draaier.

– Verwijder het volledige lamphuis voorzichtigen trek het naar buiten.

– Draai de connector linksom en trek de gloei-lamp naar buiten.

– Vervang de gloeilamp.

– Plaats de connector terug en draai dezerechtsom.

– Plaats het complete lamphuis terug en draaihet boutje vast.

InstapverlichtingDe instapverlichting vindt u onder het dash-board aan de bestuurders- en passagierszijde.

– Steek een schroevendraaier achter het lam-phuis en verdraai deze iets, zodat het lamp-huis loskomt.

– Verwijder de gloeilamp.

– Breng een nieuwe gloeilamp aan.

– Plaats het lamphuis terug.

Gloeilamp make-upspiegel, verschillendeversies

Verlichting make-upspiegel– Steek een schroevendraaier achter het lam-

phuis en verdraai deze iets, zodat het lamp-glas loskomt.

– Verwijder de gloeilamp.

– Breng een nieuwe gloeilamp aan.

– Druk eerst de onderkant van het lampglasboven de vier haken terug en druk vervol-gens de bovenkant van het lampglas vast.

Page 196: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

195

Onderhoud en service

Zekeringen

Hoewel de kabelloop per motortype ietwat kan verschillen, zitten de onderdelen op de lijst echter altijd op de aangegeven positie

Om te voorkomen dat het elektrisch systeemvan de auto beschadigd raakt door kortsluitingof overbelasting, zijn alle verschillende elektri-sche functies en onderdelen door een aantalzekeringen beschermd.

De zekeringen zitten op vier verschillende plaat-sen in de auto:

1. Relais- en zekeringenkastje in de motor-ruimte

2. Zekeringenkastje in de passagiersruimte(aan de bestuurderszijde achter degeluidsisolatie)

3. Zekeringenkastje in de passagiersruimte(aan de bestuurderszijde in zijkant dash-board)

4. Zekeringenkastje in de bagageruimte

VervangenAls een van de elektrische onderdelen of func-ties niet werkt, is het mogelijk dat de bijbeho-rende zekering overbelast werd en daardoorgesmolten is.

– Zoek in de zekeringentabel op waar dezekering zit.

– Trek de zekering naar buiten en bekijk dezevan opzij om te kijken of het gebogendraadje soms doorgebrand is.

– Breng in dat geval een nieuwe zekering aanmet dezelfde kleur en hetzelfde amperage.

Aan de binnenkant van het deksel in het dash-board zitten enkele reservezekeringen. U vindter tevens een trekker waarmee u de zekeringengemakkelijker kunt verwijderen en aanbrengen.

Als telkens dezelfde zekering doorbrandt, is ersprake van een storing in de bijbehorende com-ponent en moet u een bezoek brengen aan eenerkende Volvo-werkplaats om de auto te latencontroleren.

Page 197: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

196

Onderhoud en service

Zekeringen

Duw de kunststof borgnokken aan de zijkanten van het kastje in en trek het deksel omhoog

Relais- en zekeringenkastje in motorruimte1. ABS ...................................................................................................... 30 A2. ABS ....................................................................................................... 30 A3. Hogedruksproeiers koplampen ...................................................... 35 A4. Standverwarming (optie) ................................................................. 25 A5. Verstralers (optie) ............................................................................... 20 A6. Relais startmotor................................................................................ 35 A7. Ruitenwissers ...................................................................................... 25 A8. Brandstofpomp ................................................................................... 15 A9. Regeleenheid transmissie (TCM), diesel ...................................... 15 A10. Bobines (benzine), regeleenheid motor (ECM),

injectoren (diesel) ............................................................................... 20 A11. Gaspedaalsensor (APM), A/C-compressor,

ventilator elektronicakastje ............................................................... 10 A12. Regeleenheid motor (ECM) (benzine),

injectoren (benzine), luchtmassameter (benzine) ....................... 15 Aluchtmassameter (diesel) .....................................................................5 A

13. Regeleenheid gasklep (benzine)..................................................... 10 ARegeleenheid gasklep, luchtmengklep, brandstofdrukregelaar,magneetklep (diesel)) ........................................................................ 15 A

14. Lambdasonde (benzine)................................................................... 20 ALambdasonde (diesel) ...................................................................... 10 A

15. Verwarming carterventilatie, magneetkleppen (benzine) ........... 10 Amagneetkleppen, gloeibougies (diesel)........................................ 15 A

16. Dimlicht links ........................................................................................ 20 A17. Dimlicht rechts..................................................................................... 20 A18. ........................................................................................................................ -19. Regeleenheid motor (ECM) voeding, motorrelais........................ 5 A20. Stadslichten/parkeerlichten vóór ...................................................15 A-21. - ....................................................................................................................... -

Page 198: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

197

Onderhoud en service

Zekeringen

Een sticker in het deksel van het relais- en zekeringkastje dat aan de zijkant van het dashboard zit, geeft de positie en het amperage van deverschillende zekeringen aan

Zekeringen in passagiersruimte (aan de bestuurders-zijde in zijkant dashboard)1. Elektrisch bedienbare bestuurdersstoel ........................................ 25 A2. Elektrisch bedienbare passagiersstoel .......................................... 25 A3. Ventilator klimaatregeling .................................................................. 30 A4. Regeleenheid rechter voorportier ................................................... 25 A5. Regeleenheid linker voorportier....................................................... 25 A6. Interieurverlichting plafond (RCM)

bovenste elektronische regeleenheid (UEM) ............................... 10 A7. Schuifdak.............................................................................................. 15 A8. Contactslot, SRS-systeem, regeleenheid motor (ECM),

uitschakeling SRS passagierszijde (PACOS), elektronische

startblokkering (IMMO), regeleenheid transmissie (TCM),diesel .................................................................................................... 7,5 A

9. OBDII, verlichtingsdraaiknop (LSM), stuurhoeksensor (SAS),stuurregeleenheid (SWM) ...................................................................5 A

10. Audiosysteem ...................................................................................... 20 A11. Versterker audiosysteem................................................................... 30 A12. RTI-display............................................................................................ 10 A13. Telefoon....................................................................................................5 A14. – 38. .............................................................................................................. -

Page 199: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

198

Onderhoud en service

Zekeringen

Zekeringen in passagiersruimte (aan de bestuurders-zijde achter geluidsisolatie)1. Stoelverwarming, rechterzijde.......................................................... 15 A2. Stoelverwarming, linkerzijde............................................................. 15 A3. Claxon.................................................................................................... 15 A4. - ....................................................................................................................... -5. - ....................................................................................................................... -6. Reservepositie............................................................................................. -7. Reservepositie............................................................................................. -8. Sirene alarmsysteem.............................................................................5 A9. Voeding remlichtschakelaar.................................................................5 A10. Instrumentenpaneel (DIM), klimaatregeling (CCM),

standverwarming, elektrisch bedienbare bestuurdersstoel ...... 10 A11. Elektrische aansluiting voor- en achterin ....................................... 15 A12. - ....................................................................................................................... -13. Reservepositie............................................................................................. -

14. - ....................................................................................................................... -15. ABS, STC/DSTC...................................................................................5 A16. Elektronische stuurbekrachtiging (ECPS),

Active Bi-Xenon (HCM), koplamphoogteregeling ....................... 10 A17. Mistlamp linksvoor ............................................................................. 7,5 A18. Mistlamp rechtsvoor.......................................................................... 7,5 A19. Reservepositie............................................................................................. -20. Reservepositie............................................................................................. -21. Regeleenheid transmissie (TCM), blokkering

achteruitversnelling (M66) ................................................................ 10 A22. Groot licht, links .................................................................................. 10 A23. Groot licht rechts ................................................................................ 10 A24. - ....................................................................................................................... -25. - ....................................................................................................................... -26. Reservepositie............................................................................................. -27. Reservepositie............................................................................................. -

Page 200: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

199

Onderhoud en service

Zekeringen28. Elektrisch bedienbare passagiersstoel, audiosysteem .................5 A29. Bi-Fuel, brandstofpomp.................................................................... 7,5 A30. BLIS..........................................................................................................5 A31. Reservepositie............................................................................................. -32. Reservepositie............................................................................................. -33. Vacuümpomp....................................................................................... 20 A34. - ....................................................................................................................... -35. - ....................................................................................................................... -36. - ....................................................................................................................... -

Page 201: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

200

Onderhoud en service

ZekeringenZekeringen in bagageruimte1. Achteruitrijlicht ..................................................................................... 10 A2. Achterlichten/parkeerlichten achter, mistachterlicht,

bagageruimteverlichting, kentekenplaatverlichting,leds in remlichten................................................................................ 20 A

3. Accessoires (AEM) ............................................................................ 15 A4. Reservepositie............................................................................................. -5. Elektronica (REM) .............................................................................. 10 A6. Cd-wisselaar, tv, RTI.......................................................................... 7,5 A7. Trekhaak (30-voeding) ....................................................................... 15 A8. Elektrische aansluiting bagageruimte ............................................ 15 A9. Achterportier, rechts: ruitbediening, blokkering ruitbediening..20 A10. Achterportier, links: ruitbediening, blokkering ruitbediening..... 20 A11. Reservepositie............................................................................................. -12. Reservepositie............................................................................................. -13. Verwarming dieselfilter ...................................................................... 15 A14. Subwoofer............................................................................................ 15 A15. Reservepositie............................................................................................. -16. Reservepositie............................................................................................. -17. Accessoires audiosysteem..................................................................5 A18. Reservepositie............................................................................................. -19. Ruitenwisser, achterklep ................................................................... 15 A20. Trekhaak (15-voeding) ....................................................................... 20 A21. Reservepositie............................................................................................–22. - ......................................................................................................................–23. AWD..................................................................................................... 7,5 A24. FOUR-C SUM..................................................................................... 15 A25. - ......................................................................................................................–26. Park Assist ..............................................................................................5 A27. Hoofdzekering: trekhaak, FOUR-C, Park Assist.......................... 30 A

Page 202: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

201

Onderhoud en service

Zekeringen28. Centrale vergrendeling (PCL).......................................................... 15 A29. Aanhangerverlichting, links: achterlicht, richtingaanwijzer......... 25 A30. Aanhangerverlichting, rechts: remlicht, mistlicht,

richtingaanwijzer ................................................................................. 25 A31. Hoofdzekering: zekering 37, 38 ...................................................... 40 A32. - ......................................................................................................................–33. - ......................................................................................................................–34. - ......................................................................................................................–35. - ......................................................................................................................–36. - ......................................................................................................................–37. Elektrische achterruitverwarming .................................................... 20 A38. Elektrische achterruitverwarming .................................................... 20 A

Page 203: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

202

Onderhoud en service

Page 204: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

203

Audiosysteem (optie)Audiosysteem HU-450 204Audiosysteem HU-650 205Audiosysteem HU-850 206Audiofuncties HU-450/650/850 207Audiofuncties HU-450 209Audiofuncties HU-650/850 210Radiofuncties HU-450/650/850 211Radiofuncties HU-450 212Radiofuncties HU-650/850 213Radiofuncties HU-450/650/850 214Cassettedeck HU-450 219Cd-speler HU-650 220Interne cd-wisselaar HU-850 221Externe cd-wisselaar HU-450/650/850 222Dolby Surround Pro Logic II HU-850 223Technische gegevens 224

Page 205: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

204

Audiosysteem (optie)

Audiosysteem HU-450

1. POWER (aan/uit) – Indrukken VOLUME –Omdraaien

2. PRESET/CD PUSH MENU –Opgeslagen radiozendersCd-wisselaar (optie)

3. SOURCE PUSH MENU –Hoofdmenu openen – IndrukkenOmdraaien voor selectie van:Radio – FM, AMCassettedeckCd-wisselaar (optie)

4. FADER – Indrukken en omdraaienBAL – Indrukken, uittrekken en omdraaien

5. SCAN – Automatisch zenders zoeken6. EXIT – Terugbladeren in menu’s

7. Navigatietoetsen –Cd/radio – Andere zender/track zoekenCassettedeck – Vooruit-/achteruitspoelen/volgende/vorige track kiezen

8. Display9. FM – Kiezen uit FM1, FM2 en FM310. AM – Kiezen uit AM1 en AM211. TAPE – Sneltoets12. AUTO – Automatische zenderinstelling13. BASS – Indrukken en omdraaien

TREBLE – Indrukken, uittrekken enomdraaien

14. Cassette – Keuzetoets bandlooprichting –Cd-wisselaar (optie) – Willekeurigeafspeelvolgorde

15. Cassetteopening16. Cassette uitwerpen

Page 206: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

205

Audiosysteem (optie)

Audiosysteem HU-650

1. POWER (aan/uit) – IndrukkenVOLUME E – Omdraaien

2. Voorkeurtoetsen radiozenders/positie kie-zen in cd-wisselaar (1–6)

3. BASS – Indrukken en omdraaien4. TREBLE – Indrukken en omdraaien5. BAL – Indrukken en omdraaien6. FADER – Indrukken en omdraaien7. SOURCE PUSH MENU –

Hoofdmenu openen – IndrukkenOmdraaien voor selectie van:Radio – FM, AMCdCd-wisselaar (optie)

8. SCAN – Automatisch zenders zoeken9. EXIT – Terugbladeren in menu’s

10. Navigatietoetsen –Andere zender/track zoeken

11. Cd uitwerpen12. Cd-opening13. Willekeurige afspeelvolgorde cd14. FM – Kiezen uit FM1, FM2 en FM315. AM – Kiezen uit AM1 en AM216. CD – Sneltoets17. AUTO – Automatische zenderinstelling18. Display

Page 207: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

206

Audiosysteem (optie)

Audiosysteem HU-850

1. POWER (aan/uit) – IndrukkenVOLUME – Omdraaien

2. Voorkeurtoetsen radiozenders/positie kie-zen in cd-wisselaar (1–6)

3. BASS – Indrukken en omdraaien4. TREBLE – Indrukken en omdraaien5. BAL – Indrukken en omdraaien6. FADER – Indrukken en omdraaien7. SOURCE PUSH MENU –

Hoofdmenu openen – IndrukkenOmdraaien voor selectie van:Radio – FM, AMCdCd-wisselaar (optie)

8. SCAN – Automatisch zenders zoeken9. EXIT – Terugbladeren in menu’s

10. Navigatietoetsen –Andere zender/track zoeken

11. Cd uitwerpen12. Dolby Surround Pro Logic II13. 2-kanaals stereo14. 3-kanaal stereo15. Cd-opening16. Willekeurige afspeelvolgorde cd17. FM – Kiezen uit FM1, FM2 en FM318. AM – Kiezen uit AM1 en AM219. CD – Sneltoets20. AUTO – Automatische zenderinstelling21. Display

Page 208: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

207

Audiosysteem (optie)

Audiofuncties HU-450/650/850Knop aan/uit

Druk op de draaiknop om deradio aan of uit te zetten.

VolumeregelingDraai de knop naar rechts omhet volume te verhogen. Devolumeregeling verloopt elek-

tronisch en heeft geen eindstand. Als uw stuur-wiel is uitgerust met een toetsenset, kunt u hetvolume verhogen of verlagen met de toetsen (+)of (–).

Lage accuspanningAls de accuspanning laag is, verschijnt er eentekst op het display van het instrumentenpaneel.De energiebesparingsfunctie van de auto kande radio vervolgens uitschakelen. Laad de accuin dat geval door de motor te starten.

Volumeregeling, TP/PTY/NEWSAls er verkeersinformatie, nieuws of een uitzen-ding van het gekozen programmatype binnen-komt terwijl u een cassette of cd beluistert,wordt de geluidsbron onderbroken en hoort ude berichten op het volume dat u van tevorenvoor verkeersinformatie, nieuws en PTY-uitzen-dingen hebt ingesteld. Na afloop van de infor-matie c.q. uitzending speelt het systeem decassette of cd op het laatst ingestelde volumeverder af.

Volumeregeling, basluidspreker(optie)Draai de knop naar rechts om het volume te ver-hogen (+6 dB).

Draai de knop naar links om het volume te verla-gen of de volumeregeling uit te schakelen.

De middelste stand is de normale stand van dedraaiknop.

Ingang voor externe geluidsbron (AUX)3,5 mm

AUXHet is mogelijk een mp3-speler op de AUX-ingang aan te sluiten.

Soms wijkt het volume waarop de externegeluidsbron (AUX) wordt weergegeven af vandat van de interne geluidsbronnen. Als degeluidssterkte van de externe geluidsbron tehoog is, kan de geluidskwaliteit verslechteren. Ukunt dat tegengaan door het ingangsvolume vande externe geluidsbron (AUX) aan te passen:

Volumeregeling, AUX– Druk op SOURCE, draai eraan totdat u

ADVANCED MENU bereikt en druk terbevestiging nogmaals op SOURCE.

Page 209: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

208

Audiosysteem (optie)

Audiofuncties HU-450/650/850– Druk op SOURCE, draai eraan totdat u

AUDIO SETTINGS bereikt en druk terbevestiging nogmaals op SOURCE.

– Druk op SOURCE, draai eraan totdat uAUX INPUT LEVEL bereikt en druk terbevestiging nogmaals op SOURCE.

– In deze stand kunt u het volume bijstellendoor aan SOURCE te draaien.

Optimale geluidsweergaveHet audiosysteem is gekalibreerd voor optimalegeluidsweergave met behulp van digitale sig-naalverwerking.

Voor ieder automodel wordt het audiosysteemtijdens de kalibratie perfect afgestemd op deluidsprekers, de versterker, de akoestiek in deauto, de positie van de luisteraar e.d.

Er is tevens een dynamische kalibratie waarbijrekening wordt gehouden met de stand van devolumeknop, de radio-ontvangst en de rijsnel-heid.

De regelfuncties die in dit instructieboekjenader verklaard worden (zoals Bas, Treble enEqualizer) zijn uitsluitend bedoeld om u demogelijkheid te bieden de geluidsweergavenaar wens af te stellen.

Page 210: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

209

Audiosysteem (optie)

Audiofuncties HU-450BASS, lage tonen

Stel de weergave van de lagetonen bij door de knop in tedrukken en vervolgens naarlinks of naar rechts te draaien.

In de middelste stand is deweergave van de lage tonen

normaal. Druk na het afstellen de knop weer inde uitgangspositie terug.

TREBLE, hoge tonenStel de weergave van de hogetonen bij door de knop in tedrukken, deze nog verder uitte trekken en vervolgens naarlinks of naar rechts te draaien.In de middelste stand is de

weergave van de hoge tonen normaal. Druk nahet afstellen de knop weer in de uitgangspositieterug.

FADER, balans voor/achterStel de juiste balans in tussende luidsprekers voor- en ach-terin door de knop in te druk-ken en vervolgens naar rechts(meer geluid van voren) ofnaar links (meer geluid van

achteren) te draaien. In de middelste stand is debalans tussen de luidsprekers voor- en achterinnormaal. Druk na het afstellen de knop weer inde uitgangspositie terug.

BALANCE, balans links/rechtsStel de juiste balans in doorde knop in te drukken en ver-volgens naar links of naarrechts te draaien. In de mid-delste stand is de balans nor-maal. Druk na het afstellen de

knop weer in de uitgangspositie terug.

Geluidsbron kiezenU kunt op twee verschillendemanieren een geluidsbron kie-zen:

Met de sneltoetsen AM, FMen TAPE of met de draaiknopSOURCE. Draai aan de knop

SOURCE om te kiezen uit de beschikbareradiostanden (FM1, FM2, FM3 en AM1, AM2).Met dezelfde knop kunt u ook kiezen uit het cas-settedeck of de cd-wisselaar (optie) als de automet iets dergelijks is uitgerust.

Bij herhaalde malen indrukkenvan de toetsen AM en FMloopt u de radiostanden FM1,FM2, FM3 en AM1 en AM2door.

Op het display staat aangege-ven welke geluidsbron u hebt gekozen.

Page 211: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

210

Audiosysteem (optie)

Audiofuncties HU-650/850

BASS, lage tonenStel de weergave van de lage tonen bij door deknop in te drukken en vervolgens naar links ofnaar rechts te draaien.

In de middelste stand is de weergave van delage tonen normaal. Druk na het afstellen deknop weer in de uitgangspositie terug.

TREBLE, hoge tonenStel de weergave van de lage tonen bij door deknop in te drukken en vervolgens naar links ofnaar rechts te draaien. In de middelste stand isde weergave van de hoge tonen normaal. Drukna het afstellen de knop weer in de uitgangspo-sitie terug.

BALANCE, balans links/rechtsStel de juiste balans in door op de knop te druk-ken en deze vervolgens naar links of naar rechtste draaien. In de middelste stand is de balansnormaal. Druk na het afstellen de knop weer inde uitgangspositie terug.

FADER, balans voor/achterStel de juiste balans in tussen de luidsprekersvoor- en achterin door de knop in te drukken envervolgens naar rechts (meer geluid van voren)of naar links (meer geluid van achteren) tedraaien. In de middelste stand is de balans tus-sen de luidsprekers voor- en achterin normaal.Druk na het afstellen de knop weer in de uit-gangspositie terug.

Geluidsbron kiezenU kunt op twee verschillendemanieren een geluidsbron kie-zen:

Met de sneltoetsen AM, FMen TAPE of met de draaiknopSOURCE.

Draai aan de knop SOURCE om te kiezen uit debeschikbare radiostanden (FM1, FM2, FM3 enAM1, AM2). Met dezelfde knop kunt u ook kie-zen uit het cassettedeck of de cd-wisselaar(optie) als de auto met iets dergelijks is uitge-rust.

Bij herhaalde malen indrukkenvan de toetsen AM en FMloopt u de radiostanden FM1,FM2, FM3 en AM1 en AM2door.

Op het display staat aangege-ven welke geluidsbron u hebt gekozen.

Page 212: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

211

Audiosysteem (optie)

Radiofuncties HU-450/650/850Scannen, SCAN

Druk op de toets SCAN omhet scannen te starten. Wan-neer de radio een zenderheeft gevonden, wordt hetscannen ca. 10 secondenstopgezet. De radio gaat

daarna verder met zoeken. Wanneer de radioeen zender heeft gevonden die u wilt beluiste-ren, moet u op de toets SCAN of EXIT drukken.

Zenders zoekenDruk op voor een lagere frequentie enop voor een hogere frequentie. De radiozoekt de eerstvolgende goed doorkomendezender op en stelt deze in. Druk nogmaals op detoets om verder te zoeken.

Handmatig zenders zoekenDruk op of en houd de toets ingedrukt.De tekst MAN verschijnt op het display. Deradio zoekt langzaam in de gekozen richting envoert het tempo na enkele seconden op. Laat detoets los, wanneer de gewenste frequentie ophet display verschijnt. Als u de frequentie nogiets wilt bijregelen, moet u kort op een van depijltoetsen of drukken. Wanneer u delaatste toets loslaat, hebt u nog vijf seconden detijd om handmatig instellingen te verrichten.

Toetsenset V70 en XC70

Toetsenset op stuurwielAls uw stuurwiel is uitgerust met een toetsen-set, kunt u op de pijl-links of pijl-rechts drukkenom een van de voorkeurzenders te selecteren.

N.B. Als uw auto is uitgerust met een geïnte-greerde telefoon, kunt u de toetsenset op hetstuurwiel alleen gebruiken voor de telefoonfunc-ties wanneer u de telefoon hebt geactiveerd. Inde actieve stand staan er altijd telefoongege-

vens op het display. Druk op om de telefoonte deactiveren. Als er geen simkaart in uw tele-foon zit, moet u de telefoon uitschakelen (ziepagina 228).

Page 213: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

212

Audiosysteem (optie)

Radiofuncties HU-450Zenders instellen– Stel de gewenste frequentie in.

– Druk kort op de knop PRESET/CD. Kieseen nummer waaronder u de zender wiltopslaan door de knop naar links of naarrechts te draaien. Druk nogmaals op deknop om de gewenste frequentie en zenderop te slaan.

VoorkeurzendersOm een van de voorgepro-grammeerde radiozenders teselecteren moet u aan deknop PRESET/CD draaien,totdat het nummer van de zen-der op het display staat. De

voorgeprogrammeerde zender verschijnt op hetdisplay.

Automatisch zenders opslaanMet behulp van de functieAUTO kunt u tot 10 goeddoorkomende AM - of FM -zenders opzoeken en in eenapart geheugen opslaan.Deze functie is met name han-

dig in gebieden waar u de radiozenders en hunfrequenties niet kent.

– Selecteer de radiostand met de toets AM ofFM.

– Start het zoeken door de knop AUTO lang(meer dan 2 seconden) in te drukken.

– Op het display staat Auto, terwijl een aantalzenders met een krachtig signaal(maximaal 10) in de gekozen radiostandautomatisch in het geheugen worden opge-slagen. Als er geen radiozender kon wordengevonden met een signaal dat krachtiggenoeg is, verschijnt de tekst NO STATION.

– Druk kort op de toets AUTO of op de pijl-toetsen van de toetsenset op het stuurwiel,als u een andere, automatisch ingesteldezender wilt selecteren.

Wanneer de radio in de stand voor automati-sche opslag staat, staat de tekst Auto op hetdisplay. De tekst verdwijnt weer, wanneer uteruggaat naar de normale radiostand.

Ga terug naar de normale radiostand door opde toetsen FM, AM of EXIT te drukken of aan deknop PRESET/CD te draaien.

Terugkeren naar Autom. opslaan:

– Druk kort op de toets AUTO.

Page 214: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

213

Audiosysteem (optie)

Radiofuncties HU-650/850

Zenders opslaanU kunt als volgt een zender opslaan onder eenvan de voorkeurtoetsen 1–6:

– Stel de gewenste radiozender in.

– Druk op de voorkeurtoets waaronder u dezender wilt opslaan en houd deze toetsingedrukt. Het geluid valt enige secondenweg. De tekst STATION STORED verschijntop het display.

U kunt tot 6 zenders per radiostand (AM1, AM2,FM1, FM2 en FM3) opslaan, d.w.z. 30 zendersin totaal.

Automatisch zenders opslaanMet behulp van de functieAuto kunt tot tien goed te ont-vangen AM - of FM -zendersopzoeken en in een apartgeheugen opslaan. Als ermeer dan tien zenders gevon-

den worden, worden alleen de tien best doorko-mende zenders geselecteerd. Deze functie ismet name handig in gebieden waar u de radio-zenders en hun frequenties niet kent.

– Selecteer de radiostand met de toets AM ofFM.

– Start het zoeken door de knop AUTO lang(meer dan 2 seconden) in te drukken.

– Op het display staat Auto, terwijl een aantalzenders met een krachtig signaal(maximaal 10) in de gekozen radiostandautomatisch in het geheugen worden opge-slagen. Als er geen radiozender kon wordengevonden met een signaal dat krachtiggenoeg is, verschijnt de tekst NO STATION.

– Druk kort op de toets AUTO of op de pijl-toetsen van de toetsenset op het stuurwiel,als u een andere, automatisch ingesteldezender wilt selecteren.

Wanneer de radio in de stand voor automati-sche opslag staat, staat de tekst Auto op hetdisplay. De tekst verdwijnt weer, wanneer uteruggaat naar de normale radiostand.

Ga terug naar de normale radiostand door opde toetsen FM, AM of EXIT te drukken.

Terugkeren naar Autom. opslaan:

– Druk kort op de toets AUTO.

Page 215: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

214

Audiosysteem (optie)

Radiofuncties HU-450/650/850Radio Data System, RDSRDS is een systeem dat radiozenders binneneen netwerk met elkaar verbindt. Het systeemwordt onder meer gebruikt om op de beste fre-quentie van een bepaalde zender afgestemd teblijven ongeacht de beluisterde zender ofgeluidsbron (zoals een cd). Het systeem wordttevens gebruikt om verkeersinformatie te ont-vangen en radioprogramma’s van een bepaaldtype te vinden. Radiotekst is ook een onderdeelvan RDS. Een radiozender kan informatie ver-zenden over de radio-uitzending.

Sommige radiozenders maken geen gebruikvan RDS of slechts in beperkte mate.

PI zoeken (automatisch zenderszoeken)Bij het beluisteren van een RDS-zender wordtdiverse informatie in de radio (zoals verkeersin-formatie) opgeslagen.

Wanneer u op een ingestelde RDS-zenderafstemt, werkt de radio de opgeslagen RDS-informatie van deze zender bij. Als de radio zichnet binnen of buiten het bereik van de zenderbevindt, stemt de radio automatisch af op debest doorkomende zender die het door u beluis-terde programma doorgeeft.

Als er geen andere zender binnen het bereik ligt,valt de radio stil en verschijnt de tekst PI SEEKop het display zolang er geen zender is gevon-den.

Verkeersinformatie, TP-zenderBij activering van deze functie krijgt u verkeer-sinformatie binnen van RDS-zenders. Als u eenandere geluidsbron beluistert dan de radio,wordt de weergave ervan onderbroken en ont-vangt u de verkeersinformatie op het volume datu tevoren hebt ingesteld. Na afloop van het ver-keersbulletin hervat het audiosysteem op hetoude volume de weergave van de geluidsbrondie u beluisterd.

Verkeersinformatie instellen:– Selecteer de radiostand met de toets FM en

druk op SOURCE.

– Selecteer TP en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer TP ON (knip-perende tekst) en druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

TP deactiveren:– Selecteer de radiostand met de toets FM en

druk op SOURCE.

– Selecteer TP en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer TP OFF(knipperende tekst) en druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

Wanneer de functie actief is, staat de tekst TPop het display. Druk op EXIT om een lopend ver-keersbulletin voortijdig af te breken.

De TP-functie blijft echter actief, zodat de radioop het volgende verkeersbulletin wacht.

Verkeersinformatie van een specifiekezender instellen:– Selecteer de radiostand met de toets FM.

– Activeer de radiozender waarvan u de ver-keersinformatie wilt ontvangen.

– Druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer ADVANCEDMENU en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer RADIO SET-TINGS en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer TP STATIONen druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer SET CUR-RENT en druk op SOURC.

– Druk op EXIT.

TP-zender deactiveren:– Selecteer de radiostand met de toets FM en

druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer ADVANCEDMENU en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer RADIO SET-TINGS en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer TP STATIONen druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer TP STA-TION OFF en druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

Page 216: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

215

Audiosysteem (optie)

Radiofuncties HU-450/650/850AlarmEr verschijnt “ Alarm!” op het display, wanneerer een alarmmelding wordt verzonden. Dezefunctie wordt gebruikt om u attent te maken opernstige ongelukken of calamiteiten, zoals inge-storte bruggen of ongelukken in kerncentrales.

TP zoekenMet deze functie kunt u naar verkeersinformatieblijven luisteren tijdens langere ritten door ver-schillende gebieden en/of landen zonder dat udaarvoor zelf van zender hoeft te wisselen.

– Selecteer de radiostand met de toets FM endruk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerADVANCED MENU en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerRADIO SETTINGS en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer TP SEARCHen druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerTP SEARCH ON of TP SEARCH OFF(knipperende tekst) en druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

NieuwsBij activering van deze functie krijgt u nieuws-bulletins binnen van RDS-zenders. Als u eenandere geluidsbron beluistert dan de radio,wordt de weergave ervan onderbroken en ont-vangt u de bulletins op het volume dat u daar-

voor hebt ingesteld. Na afloop van hetnieuwsbulletin hervat het audiosysteem op hetoude volume de weergave van de geluidsbrondie u beluisterde.

News (Nieuws) instellen:– Selecteer de radiostand met de toets FM en

druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer NEWS endruk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer NEWS ON(knipperende tekst) en druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

De tekst NEWS verschijnt op het display.

News (Nieuws) deactiveren:– Selecteer de radiostand met de toets FM en

druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer NEWS endruk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer NEWS OFF(knipperende tekst) en druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

De tekst NEWS verdwijnt van het display.

Druk op EXIT om een lopend nieuwsbulletinvoortijdig af te breken. De functie News(Nieuws) blijft echter actief, zodat de radio ophet volgende nieuwsbulletin wacht.

Uitzendingen onderbreken voor nieuws-bulletins– Selecteer de radiostand met de toets FM.

– Activeer de radiozender waarvan u de ver-keersinformatie wilt ontvangen.

– Druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerADVANCED MENU en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerRADIO SETTINGS en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerNEWS STATION en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerSET CURRENT en druk op SOURC.

– Druk op EXIT.

Functie News Station (Nieuwszender)deactiveren:– Selecteer de radiostand met de toets FM en

druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerADVANCED MENU en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerRADIO SETTINGS en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerNEWS STATION en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerNEWS STN OFF en druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

Programmatype DisplaytekstUIT PTY OFFNieuws NewsActualiteit Current

Page 217: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

216

Audiosysteem (optie)

Radiofuncties HU-450/650/850Programmatype, PTYMet de functie PTY kunt u kiezen uit verschil-lende programmatypes.

– Selecteer de radiostand met de toets FM endruk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer PTY en drukop SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer PTY in hetmenu en druk op SOURCE.

– De radio begint te zoeken naar een zendermet het geselecteerde programmatype.

Als de radio een zender heeft gevonden dieongeschikt is, kunt u verder zoeken met de pijl-links of pijl-rechts.

Als er geen zender met het gekozen program-matype kan worden gevonden, gaat de radioterug naar de voorgaande frequentie.

Niet alle radiozenders zijn voorzien van een PTY-code.

PTY stand-byDe functie PTY staat dan stand-by, totdat er eenprogramma van het gekozen type wordt uitge-zonden. Wanneer dat het geval is, gaat de radioautomatisch over op de zender die het geselec-teerde programmatype uitzendt.

Deactiveren:

– Selecteer de radiostand met de toets FM endruk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer PTY en drukop SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer PTY OFF endruk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

Het symbool PTY verdwijnt van het display ende radio hervat de normale stand.

PTY-taalMet de functie PTY kunt u de taal selecteren dieop het display van de radio moet wordengebruikt (Engels, Duits, Frans of Zweeds).

– Selecteer de radiostand met de toets FM endruk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerADVANCED MENU en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerRADIO SETTINGS en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerPTY LANGUAGE en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer een taal endruk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

Automatische afstemfunctieDe functie AF is normaal gesproken actief enzorgt ervoor dat de radio afstemt op de zendermet het sterkste signaal voor de gekozen zen-der.

AF activeren:– Selecteer de radiostand met de toets FM en

druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerADVANCED MENU en druk op SOURCE.

Informatie InfoSport SportEducatie EducHoorspel DramaKunst en cultuur CulturesWetenschap ScienceVaria EntertaPop PopRock RockEasy listening Easy listLicht klassiek L ClassKlassieke muziek ClassicalOverige muziek Other MWeer Weather &

MetroFinancieel nieuws FinanceKinderprogramma’s Children’s

progsMaatschappelijke progr. SocialReligie SpiritualInbelprogramma’s PhoneReizen TravelOntspanning LeisureJazz JazzCountry CountryNationale muziek Nation MGouwe Ouwe “Oldies”Volksmuziek FolkDocumentaires Document

Programmatype Displaytekst

Page 218: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

217

Audiosysteem (optie)

Radiofuncties HU-450/650/850– Draai aan SOURCE, selecteer

RADIO SETTINGS MENU en druk opSOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer AF ON (knip-perende tekst) en druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

AF deactiveren:– Selecteer de radiostand met de toets FM en

druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerADVANCED MENU en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerRADIO SETTINGS MENU en druk opSOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer AF OFF(knipperende tekst) en druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

Regionale radioprogramma’s, REGDe functie REG die normaal gesproken uitge-schakeld is, maakt het u mogelijk om op eenbepaalde regionale zender afgestemd te blijvenondanks dat het signaal zwak is.

REG activeren:– Selecteer de radiostand met de toets FM en

druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerADVANCED MENU en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerRADIO SETTINGS MENU en druk opSOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer REG ON(knipperende tekst) en druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

REG deactiveren:– Selecteer de radiostand met de toets FM en

druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerADVANCED MENU en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerRADIO SETTINGS MENU en druk opSOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer REG OFF(knipperende tekst) en druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

EON (Enhanced Other Networks),Local/DistantMet de functie EON geactiveerd, worden radio-programma’s onderbroken voor verkeers- ennieuwsbulletins van andere zenders.

De functie kent twee actieve niveaus:

Local - Alleen onderbreking, wanneer het sig-naal sterk genoeg is.

Distant – Ook onderbreking bij zwakkere signa-len.

– Selecteer de radiostand met de toets FM endruk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerADVANCED MENU en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerRADIO SETTINGS MENU en druk opSOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer EON (knip-perende tekst) en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer Local of Dis-tant en druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

RDS-instellingen resettenMet de functie Reset alles kunt u alle fabriekin-stellingen voor RDS herstellen.

– Selecteer de radiostand met de toets FM endruk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerADVANCED MENU en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer RESET TODEFAULT en druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

ASC (Active Sound Control)De actieve geluidsregeling (ASC) stemt hetvolume van de radio automatisch af op de rij-snelheid.

ASC activeren:– Selecteer de radiostand met de toets FM en

druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerADVANCED MENU en druk op SOURCE.

Page 219: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

218

Audiosysteem (optie)

Radiofuncties HU-450/650/850– Draai aan SOURCE, selecteer

AUDIO SETTINGS MENU en druk opSOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer ASC LEVELen druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer LOW,MEDIUM, HIGH of Off en druk opSOURCE.

RadiotekstSommige RDS -zenders geven informatie doorover de inhoud van de programma’s, de uitvoe-rende artiesten e.d.

Druk enkele seconden lang op de toets FM omeventueel meegestuurde radiotekst op het dis-play te bekijken. Nadat de tekst tweemaal ach-tereen op het display verschenen is, geeft deradio de zender/frequentie weer aan waarop uhebt afgestemd. Met een korte druk op de toetsEXIT beëindigt u de weergave van de radiote-kst.

Page 220: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

219

Audiosysteem (optie)

Cassettedeck HU-450

CassetteopeningSteek de cassette met de open kant naar rechtsin de opening. Op het display verschijntTAPE Side A. Wanneer een kant van de cas-sette is afgespeeld, schakelt het deck automa-tisch over naar de andere kant (auto-reverse).Als er al een cassette in het deck zit, kunt u decassette laten afspelen door aan de knopSOURCE te draaien of op de sneltoets TAPE tedrukken.

Van bandrichting wisselenDruk op de toets REV, als u de andere kant vande cassette wilt beluisteren. Op het displaystaat aangegeven welke kant van de cassettewordt afgespeeld.

Cassette uitwerpenAls u op de uitwerptoetsdrukt, stopt de cassettewaarna deze wordt uitgewor-pen. Draai aan de knopSOURCE om een anderegeluidsbron te kiezen. Ook als

het systeem is uitgeschakeld, kunt u een cas-sette plaatsen of uitwerpen.

Ruisonderdrukking Dolby BDe ruisonderdrukkingsfunctie is normaal geacti-veerd. Ga als volgt te werk, als u de functie wiltuitschakelen. Houd de toets REV ingedrukt, tot-dat het Dolby-symbool van het display ver-dwijnt. Druk nogmaals op dezelfde toets om deDolby-functie weer te activeren.

Dolby ruisonderdrukking wordt geproduceerdonder licentie van Dolby Laboratories LicensingCorporation. Dolby en de dubbele D zijngeregistreerde handelsmerken van Dolby Labo-ratories Licensing Corporations.

Scannen, SCANDe functie SCAN kunt ugebruiken om van iedere trackde eerste tien seconden tebeluisteren.

Druk op de toets SCAN ofEXIT, wanneer u de track hebt

gevonden die u wilt beluisteren.

Vooruit-/achteruitspoelenU kunt de cassette vooruit-spoelen met de toets enachteruitspoelen met . Tij-dens het versneld spoelengeeft het display “ FF ” (voor-uit) of “REW” (achteruit) weer.

De spoelfunctie wordt beëindigd, als u de toetsnogmaals indrukt.

Volgende track, vorige trackkiezenAls u de toets indrukt, zal de cassette auto-matisch vooruitgespoeld worden naar het begin

van de volgende track. Als u de toetsindrukt, zal de cassette automatisch achteruit-gespoeld worden naar het begin van de vorigetrack. Deze functie werkt alleen goed, wanneerer tussen de tracks een stilte van ongeveer vijfseconden is ingelast. Als uw stuurwiel is voor-zien van een toetsenset, kunt u gebruik makenvan de pijltoetsen ervan.

Page 221: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

220

Audiosysteem (optie)

Cd-speler HU-650Cd-spelerSteek een cd in de opening. Als u al een cd hebtaangebracht, moet u voor weergave van de cdkiezen door aan de knop SOURCE te draaien ofop de sneltoets CD te drukken.

Cd uitwerpenAls u op de bovenstaandetoets drukt, stopt de cd-spelerwaarna de cd wordt uitgewor-pen.

N.B. Om veiligheidsredenenhebt u twaalf seconden de tijd

om de uitgeworpen cd uit te nemen. Als de cdna afloop van deze periode nog in de cd-spelerzit, wordt de cd weer ingenomen en verder afge-speeld.

Vooruit-/achteruitspoelen en vantrack wisselen

Houd de pijl-links of pijl-rechtsingedrukt om een of meertracks op de cd vooruit tespoelen. De spoelfunctie valtniet te bedienen via de toet-senset op het stuurwiel.

Druk kort op de pijl-links of pijl-rechts om naarde vorige of de volgende track te gaan. U kuntdaarvoor ook gebruik maken van de toetsensetop het stuurwiel. De track staat aangegeven ophet display.

Scannen, SCANDe functie SCAN kunt u gebruiken om vaniedere track de eerste tien seconden te beluis-teren.

Druk op de toets SCAN of EXIT, wanneer u detrack hebt gevonden die u wilt beluisteren.

Willekeurige afspeelvolgorde,RANDOM

Druk op “RND” (random) omde willekeurige afspeelvolg-orde te activeren. De cd-spe-ler speelt de tracks van de cddan in een willekeurige volg-orde af. Zolang deze functie

actief is staat er “RND” op het display.

Cd’sBij gebruik van zelfgebrande cd’s is het mogelijkdat het geluid te wensen overlaat of zelfs hele-maal uitblijft. Muziek-cd’s die voldoen aan denorm ISO 60908 bieden de beste geluidskwali-teit.

BELANGRIJK!Speel uitsluitend standaard-cd’s met eendiameter van 12 cm. Gebruik geen cd’s meteen opgeplakt etiket. Door warmteontwik-keling in de cd-speler kan het etiketlosraken en schade aan de cd-spelerveroorzaken.

Page 222: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

221

Audiosysteem (optie)

Interne cd-wisselaar HU-850Interne cd-wisselaarEen interne cd-wisselaar met een magazijn voor6 cd’s maakt deel uit van HU-850. Druk op desneltoets CD of draai aan de knop SOURCE omde cd-wisselaar te activeren. De cd-wisselaarspeelt de laatst gekozen track op de laatstgekozen cd af. U kunt 6 cd’s in de cd-wisselaaraanbrengen. Om een nieuwe cd te kunnen aan-brengen moet u een lege positie selecteren.Selecteer een lege positie met decijfertoetsen 1–6. Het nummer van de legepositie verschijnt op het display. Zorg dat detekst “LOAD DISC” verschijnt, voordat u eennieuwe cd aanbrengt.

Cd uitwerpenAls u op de bovenstaandetoets drukt, stopt de cd-spelerwaarna de cd wordt uitgewor-pen.

N.B. Om veiligheidsredenenhebt u twaalf seconden de tijd

om de uitgeworpen cd uit te nemen. Als de cdna afloop van deze periode nog in de cd-spelerzit, wordt de cd weer ingenomen en verder afge-speeld.

Nummer cd selecterenSelecteer de af te spelen cd met de cijfertoet-sen 1–6. Het nummer van de geselecteerde cden de af te spelen track op die cd verschijnen ophet display.

Vooruit-/achteruitspoelen en vantrack wisselen

Houd de pijl-links of pijl-rechtsingedrukt om een of meertracks op de cd vooruit tespoelen. De spoelfunctie valtniet te bedienen via de toet-senset op het stuurwiel.

Druk kort op de pijl-links of pijl-rechts om naarde vorige of de volgende track te gaan. U kuntdaarvoor ook gebruik maken van de toetsensetop het stuurwiel. De track staat aangegeven ophet display.

Scannen, SCANDe functie SCAN kunt u gebruiken om vaniedere track de eerste tien seconden te beluis-teren.

Druk op de toets SCAN of EXIT, wanneer u detrack hebt gevonden die u wilt beluisteren.

Willekeurige afspeelvolgorde,RANDOM

Druk op RND (random) om dewillekeurige afspeelvolgordete activeren. De cd-wisselaarspeelt dan een willekeurigetrack van een willekeurige cd.De cd-wisselaar kiest daarna

een nieuwe willekeurige track van een willekeu-rige cd. Zolang de functie actief is, staat er“RND” op het display.

Cd’sBij gebruik van zelfgebrande cd’s is het mogelijkdat het geluid te wensen overlaat of zelfs hele-maal uitblijft. Muziek-cd’s die voldoen aan denorm ISO 60908 bieden de beste geluidskwali-teit.

BELANGRIJK!Speel uitsluitend standaard-cd’s met eendiameter van 12 cm. Gebruik geen cd’s meteen opgeplakt etiket. Door warmteontwik-keling in de cd-speler kan het etiketlosraken en schade aan de cd-spelerveroorzaken.

Page 223: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

222

Audiosysteem (optie)

Externe cd-wisselaar HU-450/650/850

Cd-wisselaarDe externe cd-wisselaar (optie) zit achter hetpaneel linksachter in de bagageruimte.

Draai aan de knop SOURCE om de cd-wisse-laar in te schakelen. De cd-wisselaar speelt delaatst gekozen track op de laatst gekozen cd af.Als het magazijn* van de cd-wisselaar leeg is,verschijnt er “LOAD CARTRIDGE” op het dis-play.

Doe het volgende om cd’s in de cd-wisselaaraan te brengen:

– Duw het klepje van de cd-wisselaar opzij.

– Druk op de uitwerptoets voor het magazijn.

– Trek het cd-magazijn naar buiten en brengde cd’s aan.

– Duw het magazijn in de cd-wisselaar terug.

Sleuf kiezenSelecteer de af te spelen cd door aan de knopPRESET/CD (HU-450) te draaien of druk op decijfertoetsen 1–6 (HU-650/850). Het nummervan de geselecteerde cd en de af te spelentrack op die cd verschijnen op het display.

Sommige cd-wisselaars bieden plaats aan10 cd’s. Houd toets 6 enkele seconden inge-drukt om een van de cd’s 7–10 te kiezen.

Vooruit-/achteruitspoelen en vantrack wisselen

Houd de pijl-links of pijl-rechtsingedrukt om een of meertracks op de cd vooruit tespoelen. De spoelfunctie valtniet te bedienen via de toet-senset op het stuurwiel.

Druk kort op de pijl-links of pijl-rechts om naarde vorige of de volgende track te gaan. U kuntdaarvoor ook gebruik maken van de toetsensetop het stuurwiel. De track staat aangegeven ophet display.

Scannen, SCANDe functie SCAN kunt u gebruiken om vaniedere track de eerste tien seconden te beluis-teren.

Druk op de toets SCAN of EXIT, wanneer u detrack hebt gevonden die u wilt beluisteren.

Willekeurige afspeelvolgorde,RANDOM

Druk op RND (geldt voorHU-650 en 850) om de wille-keurige afspeelvolgorde teactiveren. Bij het audiosys-teem HU-450 moet u op detoets REV drukken. De cd-

speler speelt dan een willekeurige track van eenwillekeurige cd. De cd-wisselaar kiest daarnaeen nieuwe willekeurige track op een willekeu-rige cd. Zolang de functie actief is, staat er“RND” op het display.

Cd’sBij gebruik van zelfgebrande cd’s is het mogelijkdat het geluid te wensen overlaat of zelfs hele-maal uitblijft. Muziek-cd’s die voldoen aan denorm ISO 60908 bieden de beste geluidskwali-teit.

BELANGRIJK!Speel uitsluitend standaard-cd’s met eendiameter van 12 cm. Gebruik geen cd’s meteen opgeplakt etiket. Door warmteontwik-keling in de cd-speler kan het etiketlosraken en schade aan de cd-spelerveroorzaken.

Page 224: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

223

Audiosysteem (optie)

Dolby Surround Pro Logic II HU-850Dolby Surround Pro Logic II is gebaseerd op hetvoorgaande systeem en levert een duidelijkeverbetering van de geluidsweergave op. Deverbetering is met name duidelijk te merken voorde achterpassagiers.

In combinatie met een middenluidspreker mid-den op het dashboard zorgt Dolby SurroundPro Logic II voor een zeer realistische geluids-weergave.

De normale stereokanalen links en rechts wor-den dan opgedeeld in links, midden en rechts.Bovendien produceren de luidsprekers achterinhet zogeheten “Ambient Surround Sound”.Dolby Surround Pro Logic II werkt alleen, wan-neer u een cd beluistert.

Als u naar een AM - of FM -zender luistert, wordtu geadviseerd driekanaals stereoweergave(3-CH) te kiezen.

Dolby Surround Pro Logic II is een geregis-treerd handelsmerk van Dolby LaboratoriesLicensing Corporation. Dolby Surround ProLogic II wordt geproduceerd onder licentie vanDolby Laboratories Licensing Corporation.

Dolby Surround Pro Logic II ModeDruk op “ PL II” omDolby Surround Pro Logic IIMode in te schakelen. Op hetdisplay verschijnt “ PL II”.Druk op OFF om terug te

keren naar 2-kanaals stereoweergave.

3-kanaal stereoDruk op de toets 3-CH om de3-kanaals stereoweergave teactiveren. Op het display ver-schijnt de tekst “3 ch”. Drukop OFF om terug te kerennaar de 2-kanaals stereoweer-

gave.

Volume middenluidspreker(Centre Level)Gebruik deze functie om het volume van de mid-denluidspreker in te stellen.

– Druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerADVANCED MENU en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerAUDIO SETTINGS en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerCENTRE LEVEL en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer het volumeen druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

Volume “Ambient SurroundSound” (Surround Level)Gebruik deze functie om het uitgangsvermogenvan de achterste luidsprekerkanalen in te stel-len.

– Druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerADVANCED MENU en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerAUDIO SETTINGS en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerSURROUND LEVEL en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer het volumeen druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

Niveau equalizer (Mid EQ Level)Gebruik deze functie om de geluidsweergavevia de luidsprekers fijn af te regelen.

– Druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerADVANCED MENU en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerAUDIO SETTINGS en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteerMID EQ LEVEL en druk op SOURCE.

– Draai aan SOURCE, selecteer het volumeen druk op SOURCE.

– Druk op EXIT.

Page 225: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

224

Audiosysteem (optie)

Technische gegevens

HU-450Vermogen 4 x 25 WImpedantie 4 OhmBedrijfsspanning 12 V, negatieve

massa

RadioFrequentiebereikU (FM) 87,5 – 108 MHzM (AM) 522 – 1611 kHzL (AM) 53 – 279 kHz

HU-650Vermogen 4 x 25 WImpedantie 4 OhmBedrijfsspanning 12 V, negatieve

massaExterne versterker 4 x 50 W of(optie) 4 x 75 W

RadioFrequentiebereikU (FM) 87,5 – 108 MHzM (AM) 522 – 1611 kHzL (AM) 153 – 279 kHz

HU-850Vermogen 1 x 25 W (centrale

luidspreker)Impedantie 4 OhmBedrijfsspanning 12 V,

negatieve massaExterne versterker 4 x 50 W of

4 x 75 WHU-850 moet worden aangesloten op eenexterne versterker.

RadioFrequentiebereikU (FM) 87,5 – 108 MHzM (AM) 522 – 1611 kHzL (AM) 153 – 279 kHz

Page 226: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

225

Telefoon (optie)Telefoonsysteem 226Beknopte bedieningsinstructies 228Bel-opties 229Geheugenfuncties 232Menu’s 233Overige informatie 237

Page 227: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

226

Telefoon (optie)

TelefoonsysteemAlgemene voorschriften• Verkeersveiligheid staat voorop! Als u als

bestuurder gebruik wilt maken van de hand-set in de armleuning, moet u de auto eerstop een veilige plaats parkeren.

• Schakel de telefoon uit tijdens het tanken.

• Schakel de telefoon uit in gebieden waar ermet explosieven wordt gewerkt.

• Laat reparatie van de telefoon aan erkendservicepersoneel over.

NoodoproepenHet is altijd mogelijk het alarmnummer te bellen,zelfs als de contactsleutel of de simkaart is uit-genomen.

– Druk op de knop Aan/Uit.

– Kies het alarmnummer van het land waarin uzich bevindt (112 binnen de EU).

– Druk op de groene toets .

Onderdelen van het telefoon-systeem1. Toetsenset op middenconsoleMet de toetsenset op de middenconsole kunt ualle functies van de telefoon regelen.

2. Toetsenset op stuurwielMet de toetsenset op het stuurwiel kunt u demeeste functies van de telefoon regelen.

Wanneer het telefoonsysteem in de actievestand staat, kunt u de toetsenset op het stuur-wiel alleen gebruiken voor de telefoonfuncties.In de actieve stand staan er altijd telefoongege-vens op het display. Als u deze toetsen wiltgebruiken om radio-instellingen te verrichten,moet u eerst de actieve stand van de telefoonverlaten (zie pagina 228).

3. DisplayOp het display verschijnen menu’s, berichten,telefoonnummers e.d.

4. HandsetDe handset kunt u gebruiken voor privégesprek-ken waarin u niet gestoord wil worden.

5. SimkaartU brengt de simkaart aan onder de toetsensetop de middenconsole.

Schakel de telefoon uit als u geen simkaart hebtaangebracht, omdat u anders geen berichtenvoor de overige functies kunt aflezen van hetdisplay.

6. MicrofoonDe microfoon is ingebouwd in de achteruitkijk-spiegel

7. LuidsprekersDe luidspreker is ingebouwd in de hoofdsteunvan de bestuurdersstoel.

8. AntenneDe antenne is tegen de voorruit aangebracht,achter de achteruitkijkspiegel.

Page 228: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

227

Telefoon (optie)

Telefoonsysteem

Page 229: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

228

Telefoon (optie)

Beknopte bedieningsinstructies

SimkaartHet telefoonsysteem is alleen te gebruiken incombinatie met een geldige simkaart (Subscri-ber Identity Module). U hebt deze kaart van uwprovider ontvangen.

Breng altijd de simkaart aan, wanneer u gebruikwilt maken van de telefoon. De naam van uwprovider verschijnt dan op het display.

Schakel de telefoon uit, als u geen simkaarthebt aangebracht. U kunt anders geen berich-ten voor de overige functies aflezen van het dis-play en de toetsenset op het stuurwiel nietgebruiken om de radio te bedienen.

Telefoon in- en uitschakelenTelefoon inschakelen: Draai de contactsleutelnaar stand I. Druk op de aangegeven knop opde bovenstaande afbeelding.

Telefoon uitschakelen: Druk de knop waarmee ude telefoon inschakelde ca. drie seconden langin. Als u de auto van het contact zet, terwijl detelefoon actief, zal de telefoon actief ook actiefzijn wanneer u het contact een volgende keeropnieuw aanzet.

Wanneer de telefoon uitgeschakeld is, kunt ugeen gesprekken aannemen.

Actieve standOm gebruik te kunnen maken van de functiesdie de telefoon u biedt, moet de telefoon in deactieve stand staan (dit geldt niet voor binnen-

komende gesprekken). Zet de telefoon in de

actieve stand door te drukken op op hetbedieningspaneel of op de toetsenset op hetstuurwiel.

In de actieve stand staan er altijd telefoongege-vens op het display.

Druk op om de actieve stand te verlaten.

Page 230: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

229

Telefoon (optie)

Bel-opties

DisplayOp het display verschijnen de actuele functieszoals menu’s, berichten, telefoonnummers ofinstellingen.

Bellen en gesprekken aannemenU kunt als volgt bellen: Kies het nummer en druk

op op de toetsenset op het stuurwiel of opde middenconsole (of til de handset op).

U kunt als volgt een inkomend gesprek aanne-

men: Druk op (of til de handset op). U kuntook gebruik van de automatische aanneemfunc-tie “Auto antw.” (zie menu-optie 4.3).

Het geluid van het audiosysteem kan automa-tisch worden uitgeschakeld tijdens een tele-

foongesprek. Zie ook menu-optie 5.6.5 voor hetvolume van het audiosysteem.

Gesprekken beëindigenOm een gesprek te beëindigen drukt u opop de toetsenset van het stuurwiel of op de mid-denconsole of u legt de handset op. Het audio-systeem gaat weer in de voorgaande standstaan.

Laatst gekozen nummersHet telefoonsysteem slaat automatisch de tienlaatst gekozen telefoonnummers/namen op.

– Druk op van de toetsenset op het stuur-wiel of op de middenconsole.

– Blader met de pijltoetsen vooruit of ach-

teruit door de laatst gekozen nummers.

– Druk op (of neem de handset op) om tebellen.

HandsetAls u privégesprekken wilt kunnen voeren, moetu gebruik maken van de handset.

– Neem de handset op. Voer het gewenstenummer in met de toetsenset op de midden-

console. Druk op om te bellen. U regelthet volume met de draaiknop op de zijkantvan de handset.

– U kunt het gesprek beëindigen door dehandset terug in de houder te leggen.

Doe het volgende als u tijdens een lopendgesprek wilt overgaan op het gebruik van dehandsfree zonder daarvoor het gesprek te

beëindigen: druk op en kies voor handsfree.

Page 231: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

230

Telefoon (optie)

Bel-opties

Druk op en leg de handset op (ziepagina 229).

Verkort kiezenTelefoonnummers onder een voorkeur-toets opslaanDe nummers die zijn opgeslagen in het telefoon-boek van het systeem kunt u koppelen aan eenbepaalde voorkeurtoets (1–9). U doet dat alsvolgt:

– Blader met naar Geheugen bewerken

(menu 3) en druk op .

– Blader verder naar Verk. kiezen (menu 3.4)

en druk op .

– Druk op de voorkeurtoets waaronder u het

nummer wilt opslaan. Druk op om uwkeuze te bevestigen.

– Zoek de naam of het telefoonnummer vanuw keuze uit het geheugen op en druk op

om de naam of het telefoonnummer teselecteren.

Verkort kiezenDruk een voorkeurtoets ca. twee seconden langin om het telefoonnummer te kiezen dat met detoets opgeslagen is.

N.B. Na inschakeling van de telefoon moet uenkele seconden wachten, voordat u gebruikkunt maken van de functie verkort kiezen. Omverkort te kunnen kiezen moet Menu 4.5 geacti-veerd zijn (zie pagina 236).

Functies tijdens lopendegesprekkenTijdens een lopend gesprek kunt u de volgendefuncties activeren (blader met de pijltoetsen endruk op YES om een keuze te maken):

Wanneer u tijdens een lopend gesprek eentweede gesprek hebt geparkeerd, kunt u de vol-gende functies activeren (blader met de pijltoet-sen en druk op YES om een keuze te maken):

Wanneer u gekozen hebt voor Samenvoegenen twee lopende gesprekken voert, kunt u devolgende functies activeren (blader met de pijl-toetsen en druk op YES om een keuze temaken):

Tijdens een lopend gesprek eentweede gesprek aannemenAls u tijdens een lopend gesprek een geluids-signaal onmiddellijk gevolgd door twee kortegeluidssignalen hoort, komt er een tweedegesprek binnen. De twee korte geluidssignalenworden herhaald, totdat u het gesprek beant-woordt of de beller oplegt. U kunt het tweedegesprek dan wel of niet aannemen.

Als u het gesprek niet wilt aannemen, moet u op

drukken of niets doen. Als het gesprek ech-

ter wel wilt aannemen, moet u op drukken.U parkeert het lopende gesprek dan tijdelijk. Als

u op drukt, worden beide gesprekkenbeëindigd.

Ruggespraak/Ruggespraak uit

Ruggespraakstand

Wachten/Wachten uit

Om het lopendegesprek wel of niet teparkeren

Handset/Handsfree

Om de handset of dehandsfree te gebruiken

Geheugen Om de opgeslagennummers te bekijken

Ruggespraak/Ruggespraak uit

Ruggespraakstand

Handset/Handsfree

Om de handset of dehandsfree te gebruiken

Geheugen Om de opgeslagennummers te bekijken

Samenvoegen Om twee gesprekentegelijk te voeren(conferentie)

Wisselen Om te wissen tussen detwee gesprekken

Ruggespraak/Ruggespraak uit

Ruggespraakstand

Handset/Handsfree

Om de handset of dehandsfree te gebruiken

Geheugen Om de opgeslagennummers te bekijken

Page 232: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

231

Telefoon (optie)

Bel-optiesSmsEén geluidssignaal geeft aan dat er een sms isbinnengekomen.

VolumeVerhoog het volume door op de (+) van de toet-senset op het stuurwiel te drukken. Verlaag hetvolume door op de (–) van de toetsenset op hetstuurwiel te drukken.

Wanneer de telefoon in de actieve stand staat,kunt u met de toetsenset op het stuurwiel alleende telefoonfuncties regelen.

Als u deze toetsen wilt gebruiken om radio-instellingen te verrichten, moet u de telefooneerst deactiveren (zie pagina 228).

Page 233: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

232

Telefoon (optie)

GeheugenfunctiesTelefoonnummers en namen kunt u in hetgeheugen van de telefoon zelf opslaan of in hetgeheugen op de simkaart.

Wanneer u een gesprek aanneemt afkomstigvan een van de nummers die in het telefoonboekliggen opgeslagen, wordt de bijbehorendenaam op het display weergegeven.

U kunt maximaal 255 namen in het geheugenvan de telefoon opslaan.

Telefoonnummers met namenopslaan– Druk op en blader naar Geheugen

bewerken (menu 3). Druk vervolgens

op .

– Blader verder naar Toevoegen (menu 3.1)

en druk op .

– Voer het gewenste nummer in en druk

op .

– Voer de bijbehorende naam in en druk

op .

– Geef aan in welk geheugen u het nummer

en de naam wilt opslaan met en druk

vervolgens op .

Namen (of berichten) invoerenDruk op de toets met het teken van uw keuze:druk eenmaal op de toets om het eerste tekenvan de toets in te voeren, tweemaal om het

tweede teken in te voeren enz. Druk op de 1 omeen spatie in te voegen.

Nummers uit het geheugen bellen– Druk op op de middenconsole of

gebruik de toetsenset op het stuurwiel.

– Kies uit de volgende mogelijkheden:

Druk op op de middenconsole ofgebruik de toetsenset op het stuurwiel ommet de pijltoetsen naar de gewenste naamte bladeren.Druk op de toets die overeenkomt met deeerste letter van de bijbehorende naam (ofvoer de complete naam in) en druk op .

– Druk op om het geselecteerde nummerte bellen.

spatie 1 - ? !, . : ' ( )

a b c 2 ä å à á â æ ç

d e f 3 è é ë ê

g h i 4 ì í î ï

j k l 5

m n o 6 ñ ö ò ó Ø

p q r s 7 ß

t u v 8 ü ù ú û

w x y z 9

om tweemaal achtereen hetzelfdeteken van een toets in te voerenmoet u na de eerste maal op *drukken of enkele secondenwachten+ 0 @ * # & $ £ / %

om te wisselen tussen hoofd-letters en kleine lettersom het laatst ingevoerde teken tewissen. Wanneer u de toets langingedrukt houdt, kunt u hetnummer of de tekst in zijn geheelwissen.

Page 234: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

233

Telefoon (optie)

Menu’sAan de hand van de menu’s kunt u bestaandeinstellingen controleren of wijzigen en nieuwefuncties programmeren. De verschillende menu-opties worden op het display weergegeven.

MenusysteemDruk op om het menusysteem te activeren.

In het menusysteem geldt het volgende:

• Wanneer u lang ingedrukt houdt, verlaatu het menusysteem.

• Wanneer u kort op drukt, annuleert, her-vat of verwerpt u een optie.

• Wanneer u op drukt, bevestigt of selec-teert u een optie of gaat u van een submenunaar het volgende submenu.

• Met de toets gaat u naar het volgende

submenu. Met de toets gaat u naar hetvorige submenu.

SneltoetsenDe menu-opties zijn genummerd zodat u zerechtstreeks kunt selecteren met de nummer-

toetsen en met . De cijferaanduidingenstaan samen met de naam van de menu-optieop het display.

VerkeersveiligheidOm veiligheidsredenen is het menusysteem niettoegankelijk bij snelheden hoger dan 8 km/h.U kunt de begonnen activiteit in het menusys-teem echter nog wel beëindigen.

In het menu 5.7 kunt u deze snelheidsbegren-zing opheffen.

Hoofdmenu’s/Submenu’s1. Oproepregister

1.1. Gem. oproep1.2. Ontv. oproep1.3. Gebeld.1.4. Wis lijst

1.4.1. Alle1.4.2. Gemist1.4.3. Ontvangen1.4.4. Gebeld

1.5. Duur oproep1.5.1. Lste oproep1.5.2. Tel oproepen1.5.3. Totale tijd1.5.4. Reset timer

2. Meldingen2.1. Lezen2.2. Invoeren2.3. Voice mail2.4. Instellingen

2.4.1. SMSC-nummer2.4.2. Geldigheid2.4.3. Soort

3. Geheugen bewerken3.1. Toevoegen3.2. Zoeken

3.2.1. Bewerken3.2.2. Wissen3.2.3. Kopiëren3.2.4. Verplaatsen

3.3. Alles kopiëren3.3.1. SIM naar tel

Page 235: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

234

Telefoon (optie)

Menu’s3.3.2. Tel naar SIM

3.4. Verk. kiezen3.5. SIM-geheugen wissen3.6. Telefoongeheugen wissen3.7. Status

4. Bel-opties4.1. Nummer mee4.2. Oproep wacht4.3. Auto antw.4.4. Auto herk.4.5. Verk. kiezen4.6. Doorschakelen

4.6.1. Alle oproepen4.6.2. Bij bezet4.6.3. Onbeantwoord4.6.4. Onbereikbaar4.6.5. Fax-oproepen4.6.6. Data-oproepen4.6.7. Alles annul.

5. Instellingen5.1. Fabriek5.2. Netwerk5.3. Taal

5.3.1. English UK5.3.2. English US5.3.3. Svenska5.3.4. Dansk5.3.5. Suomi5.3.6. Deutsch5.3.7. Nederlands5.3.8. Français FR5.3.9. Français CAN

5.3.10. Italiano5.3.11. Español5.3.12. Português P5.3.13. Português BR

5.4. SIM-beveiligd5.4.1. Aan5.4.2. Uit5.4.3. Auto

5.5. Wijzig codes5.5.1. PIN-code5.5.2. Telefooncode

5.6. Geluiden5.6.1. Belvolume5.6.2. Belsignaal5.6.3. Toetsklik5.6.4. Aanp. Snelh.5.6.5. RadioAutMute5.6.6. Nieuw SMS-bericht

5.7. Rij veilig

Menu-opties, beschrijving1. Oproepregister1.1. Gemiste oproepenIn dit menu verschijnt een lijst met de tien laatstgemiste oproepen. U kunt de nummers bellen,wissen of toevoegen aan het geheugen van detelefoon of op de simkaart om ze later te bewer-ken.

1.2. Ontvangen oproepenIn dit menu verschijnt een lijst met de tien laatstontvangen oproepen. U kunt de nummers bel-len, wissen of toevoegen aan het geheugen vande telefoon of op de simkaart om ze later tebewerken.

1.3. GebeldIn dit menu verschijnt een lijst met de tien laatstgekozen nummers. U kunt de nummers bellen,wissen of toevoegen aan het geheugen van detelefoon of op de simkaart om ze later te bewer-ken.

1.4. Wis lijstMet behulp van deze functie kunt u de lijstenonder de menu’s 1.1, 1.2 en 1.3 wissen zoalshieronder beschreven.

1.4.1. Alle1.4.2. Gemist1.4.3. Ontvangen1.4.4. Gebeld

Page 236: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

235

Telefoon (optie)

Menu’s1.5. Duur oproepIn dit menu hebt u de mogelijkheid om de duurvan al uw oproepen of alleen de laatste te zien.U kunt ook het aantal oproepen bekijken en detimer resetten.

1.5.1. Lste oproep1.5.2. Tel oproepen1.5.3. Totale tijd1.5.4. Reset timerOm de timer te kunnen resetten moet u over detelefooncode beschikken (zie Menu 5.5).

2. Meldingen2.1. LezenIn dit menu kunt u de ingekomen boodschappenlezen. U kunt de gelezen boodschappen (ofgedeelten ervan) vervolgens wissen, doorstu-ren, wijzigen of opslaan.

2.2. InvoerenMet de toetsenset kunt u boodschappen invoe-ren. U kunt de boodschappen vervolgensopslaan of versturen.

2.3. Voice mailIn dit menu kunt u de binnengekomen gespro-ken boodschappen beluisteren.

2.4. InstellingenIn dit menu kunt u het nummer van de mailbox(SMSC-nummer) aangeven waarnaar u uwboodschappen wilt doorschakelen. U kunttevens aangeven hoe uw boodschap de

geadresseerde moet bereiken en hoelang dezein de mailbox moet blijven liggen.

2.4.1. SMSC-nummer2.4.2. Geldigheid2.4.3. SoortNeem contact op met uw provider voor informa-tie over deze instellingen en het SMSC-nummer.

3. Geheugen bewerken3.1. ToevoegenIn dit menu hebt u de mogelijkheid om namen entelefoonnummers op te slaan in het geheugenvan de telefoon of op de simkaart. Zie het hoofd-stuk over de geheugenfuncties voor meer infor-matie.

3.2. ZoekenIn dit menu kunt u wijzigingen aanbrengen in hetgeheugen.

3.2.1. Bewerken: Gegevens in de verschil-lende geheugens wijzigen.

3.2.2. Wissen: Een opgeslagen naamwissen.

3.2.3. Kopiëren: Een opgeslagen naamkopiëren.

3.2.4. Verplaatsen: Gegevens overhevelentussen het geheugen van de telefoonen dat van de simkaart.

3.3. Alles kopiëren:Telefoonnummers en namen op de simkaartkopiëren naar het geheugen van de telefoon.

3.3.1. Van het geheugen op de simkaartnaar dat van de telefoon

3.3.2. Van het geheugen van de telefoonnaar dat op de simkaart

3.4. Verkort kiezenEen nummer dat in het telefoonboek ligt opge-slagen, kunt u aan een voorkeurtoets met eenbepaald nummer koppelen.

3.5. SIM-geheugen wissenIn dit menu kunt u het complete geheugen op desimkaart wissen.

3.6. Telefoongeheugen wissenIn dit menu kunt u het complete geheugen vande telefoon wissen.

3.7. StatusIn dit menu kunt u zien hoeveel geheugenposi-ties in beslag genomen worden door de namenen telefoonnummers in het geheugen op desimkaart en in dat van de telefoon.

4. Bel-opties4.1. Nummer meeAangeven of uw eigen nummer wel of niet ophet display van de ontvanger moet verschijnen.Neem contact op met uw provider voor een per-manent geheim nummer.

4.2. Oproep wachtAangeven of u wel of geen signaal wilt ontvan-gen, wanneer er tijdens een lopend gesprek eentweede oproep wacht.

Page 237: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

236

Telefoon (optie)

Menu’s4.3. Auto antw.Aangeven of u wilt kunnen antwoorden zondergebruik te maken van de toetsenset.

4.4. Automatisch herkiezenAangeven of u een eerder gekozen nummer naeen bezettoon automatisch wilt laten herkiezen.

4.5. Verkort kiezenIn dit menu stelt u in of het wel of niet mogelijkis gebruik te maken van de voorkeurtoets. Defunctie moet geactiveerd zijn om verkort te kun-nen kiezen.

4.6. DoorschakelenIn dit menu kunt u aangegeven welke soortenoproepen moeten worden doorgeschakeld naarhet gespecificeerde telefoonnummer.

4.6.1. Alle oproepen (de instelling geldtalleen tijdens het lopende gesprek).

4.6.2. Bij bezet4.6.3. Onbeantwoord4.6.4. Onbereikbaar4.6.5. Fax-oproepen4.6.6. Data-oproepen4.6.7. Alles annul.

5. Instellingen5.1. FabrieksinstellingenFunctie om de fabrieksinstellingen te herstellen.

5.2. NetwerkAangeven of u automatisch of handmatig net-werken wilt selecteren.

5.2.1. Auto5.2.2. Handgesch.

5.3. TaalIn dit menu kunt u aangeven in welke taal u deberichten op het display wilt zien.

5.3.1. English UK5.3.2. English US5.3.3. Svenska5.3.4. Dansk5.3.5. Suomi5.3.6. Deutsch5.3.7. Nederlands5.3.8. Français FR5.3.9. Français CAN5.3.10. Italiano5.3.11. Español5.3.12. Português P5.3.13. Português BR

5.4. SIM-beveiligdIn dit menu kunt u aangeven of de invoer van depincode actief of inactief moet zijn of automa-tisch moet verlopen.

5.4.1. Aan5.4.2. Uit5.4.3. Auto

5.5. Wijzig codesIn dit menu kunt u uw pincode of uw telefoon-code wijzigen.

5.5.1. PIN-code5.5.2. Telefooncode (gebruik 1234, voordat

u overgaat op uw eigen code).

U gebruikt de telefooncode om detimer op nul te kunnen stellen.

N.B. Noteer de code en bewaar deze op eenveilige plaats.

5.6. Geluiden5.6.1. Belvolume: In dit menu kunt u het

volume van het belsignaal bij eenbinnenkomend gesprek instellen.

5.6.2. Belsignaal: U hebt de keuze uit achtverschillende beltonen.

5.6.3. Toetsklik: Aan of uit.5.6.4. Aanp. Snelh.: Aangeven of het

volume wel of niet afhankelijk moetzijn van de rijsnelheid.

5.6.5. RadioAutMute: Hier kunt u aangevenof u het geluid van de radio wel of nietwilt uitschakelen tijdens een telefoon-gesprek.

5.6.6. Nieuw SMS-bericht: Aangeven of uwel of geen geluidssignaal wenst bijde binnenkomst van een nieuwe sms.

5.7. Rij veiligIn dit menu kunt u aangeven of u de snelheids-begrenzing die geldt voor het menusysteem welof niet wilt uitschakelen, zodat u het menusys-teem ook tijdens het rijden kunt gebruiken.

Page 238: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

237

Telefoon (optie)

Overige informatie

Radio/TelefoonMet de onderste vier toetsen van de toetsensetop het stuurwiel kunt u zowel de radio als detelefoon regelen.

Om de telefoonfuncties met deze toetsen tekunnen sturen moet de telefoon geactiveerd zijn(zie pagina 228). Als u de toetsen wilt gebrui-ken om radio-instellingen te verrichten, moet ude telefoon eerst deactiveren. Druk in dat geval

op .

Dubbele simkaart1

Veel providers bieden dubbele simkaarten aan:één voor de autotelefoon en één voor eenandere telefoon. Als u over een dubbele sim-kaart beschikt, kunt u hetzelfde nummer voortwee verschillende telefoons gebruiken. Neemcontact op met uw provider over de mogelijkhe-den en het gebruik van een dubbele simkaart.

Specificaties

IMEI-nummerOm de telefoon te blokkeren moet u het IMEI-nummer van de telefoon aan uw provider door-geven. Dit nummer is een serienummerbestaande uit 15 cijfers dat in de telefoongeprogrammeerd is. Toets *#06# op uw tele-foon in om het nummer op het display te zien.Noteer het nummer en bewaar het op een vei-lige plaats.

1. Bepaalde markten

Vermogen 2 WSimkaart KleinGeheugenposities 2551

1. 255 geheugenposities in het geheugen vande telefoon. Het aantal geheugenpositiesop de simkaart verschilt afhankelijk van hetabonnement.

Sms(Short Message Service)

Ja

Data/Fax NeeDualband Ja (900/

1800)

Page 239: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

238

Telefoon (optie)

Page 240: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

239

Technische gegevensTypeaanduidingen 240Maten en gewichten 241Motorspecificaties 242Motorolie 244Overige vloeistoffen en smeermiddelen 247Brandstof 248Katalysator 250Elektrisch systeem 251

Page 241: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

240

Technische gegevens

Typeaanduidingen

Wanneer u contact opneemt met uw Volvo-dealer of vervangende onderdelen of acces-soires wilt bestellen, kan het handig zijn als ude typeaanduiding, het chassisnummer en hetmotornummer bij de hand hebt.

1. Typeaanduiding, chassisnummer, maxi-maal toelaatbaar gewicht, kleurcodesvoor lak en bekleding en typegoedkeu-ringsnummer.

2. Sticker voor standverwarming.3. Typeaanduiding van de motor, onder-

deel- en serienummer

4. Motoroliesticker1 met de kwaliteit enviscositeit van de te gebruiken olie.

5. Typeaanduiding en serienummer van deversnellingsbak.

a: Handgeschakelde versnellingsbak.b: Automatische versnellingsbak AW.

6. VIN (type- en modeljaaraanduiding als-mede chassisnummer)

De typegoedkeuring van de auto bevat meerinformatie over de auto.

1. Bepaalde motortypes

Page 242: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

241

Technische gegevens

Maten en gewichtenMaten

Positie op afbeelding Maten mmA Wielbasis 2755B Lengte 4710C Laadlengte, vloer,

achterbank neergeklapt1726

D Laadlengte, vloer 1077E Hoogte 1465 (AWD: 1490/XC: 1562)F Spoorbreedte vooras 1551 (XC: 1611)G Spoorbreedte achteras 1548H Breedte 1804 (XC: 1860)I Breedte incl. buitenspiegels 2071 (XC: 2083)

Page 243: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

242

Technische gegevens

MotorspecificatiesGewichtenBij het rijklaar gewicht zijn het gewicht van debestuurder, dat van de brandstoftank die voor90 % gevuld is en dat van de resterende oliën/vloeistoffen e.d. inbegrepen. Het gewicht vande passagiers en de gemonteerde accessoireszoals een trekhaak (en de kogeldruk daarvan bijgebruik van een aanhanger (zie tabel)), lastdra-gers, skibox e.d. zijn van invloed op de laadca-paciteit en zijn niet inbegrepen bij het rijklaargewicht. Toelaatbare belasting (zonder bestuur-

der) = totaalgewicht – rijklaar gewicht.

1. Max. totaalgewicht2. Max. treingewicht (auto + aanhanger)3. Max. voorasdruk4. Max. achterasdrukMax. belasting: Zie typegoedkeuring.

Max. dakbelasting: 100 kg

Ongeremde aanhanger:Max. aanhangergewicht 750 kg

Typeaanduiding, onderdeel- en serienummervan de motor vindt u op de motor (ziepagina 240).

WAARSCHUWING!Afhankelijk van de belading van de auto enhet zwaartepunt van de lading treden er wij-zigingen in de rijeigenschappen op.

Geremde aanhanger:

Max. aanhangerge-wicht:

Max.kogeldruk:

0–1200 kg 50 kg

1201–1800 kg 75 kg

B5204T5 Automaat1600 kg

75 kg

Page 244: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

243

Technische gegevens

Motorspecificaties

Specificaties Motoraanduiding2.4B5244S2

Bi-Fuel (CNG)B5244SG

2.4B5244S

2.0TB5204T5

2.5TB5254T2

Vermogen (kW bij omw/min)(pk bij omw/min)

103/4500 103/5800 125/6000 132/5500 154/5000140/4500 140/5800 170/6000 180/5500 210/5000

Motorkoppel (Nm bij omw/min) 220/3300 192/4500 225/4500 240/1860–4980 320/1500–4500Aantal cilinders 5 5 5 5 5Cilinderboring (mm) 83 83 83 81 83Slaglengte (mm) 90 90 90 77 93,2Cilinderinhoud (liter) 2,44 2,44 2,44 1,98 2,52Compressieverhouding 10,3:1 10,3:1 10,3:1 9,5:1 9,0:1

Specificaties MotoraanduidingT5B5244T5

D5D5244T4

2.4DD5244T5

2.4DD5244T7

Vermogen (kW bij omw/min)(pk bij omw/min)

191/5500 136/4000 120/4000 92/4000260/5500 185/4000 163/4000 126/4000

Motorkoppel (Nm bij omw/min) 350/2100–5000 400/2000–2750 340/1750–2750 300/1750–2250Aantal cilinders 5 5 5 5Cilinderboring (mm) 81 81 81 81Slaglengte (mm) 93,2 93,2 93,2 93,2Cilinderinhoud (liter) 2,40 2,40 2,40 2,40Compressieverhouding 8,5:1 17,3:1 18,0:1 17,3:1

Page 245: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

244

Technische gegevens

MotorolieOngunstige rijomstandighedenControleer het oliepeil vaker bij lange ritten:

• met een caravan of aanhanger achter deauto

• in bergachtig gebied

• op hoge snelheden

• bij temperaturen lager dan –30 °C of hogerdan +40 °C.

• Doe dat ook bij korte ritten (over afstandenkleiner dan 10 km) bij lage temperaturen(onder 5 °C).

In dergelijke omstandigheden kunnen de olie-temperatuur en het olieverbruik abnormaal toe-nemen.

Kies een volsynthetische motorolie bij ongun-stige rijomstandigheden. Ze bieden de motorextra bescherming.

Volvo adviseert olieproducten van Castrol.

Viscositeitsdiagram

WAARSCHUWING!Om aan vereisten voor de gespecificeerdeservice-intervallen te voldoen worden allemotoren in de fabriek gevuld met een spe-ciaal aangepaste, synthetische motorolie.De oliesoort werd met grote zorg geselec-teerd lettend op de levensduur van de motor,de startgewilligheid, het brandstofverbruiken de milieu-impact. Om de aanbevolen ser-vice-intervallen aan te kunnen houden dientu een goedgekeurde motoroliesoort tegebruiken. Gebruik alleen een oliesoort vande voorgeschreven kwaliteit (zie sticker inmotorruimte) en dat zowel bij het bijvullen alsverversen van olie. Een negatieve invloed opde levensduur van de motor, de startgewillig-heid, het brandstofverbruik en de milieu-impact is anders niet uitgesloten. Volvo CarCorporation wijst alle garantieclaims af bijgebruik van een motorolie die niet voldoetaan de voorgeschreven kwaliteits- en visco-siteitseisen.

Page 246: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

245

Technische gegevens

Motorolie

Oliesticker

Wanneer de nevenstaande oliesticker in demotorruimte zit (zie pagina 240 voor de positie),geldt het volgende:

Oliekwaliteit: ACEA A3/B3/B4Viscositeit: SAE 0W–30Bij ritten onder ongunstige omstandighedenACEA A5/B5 SAE 0W-30 gebruiken.

Hoeveelheden

Motortype Bij te vullen hoeveelheid tussenMIN–MAX (liter)

Hoeveelheid 1

(liter)

Bi-Fuel B5244SG 1,2 5,8

1. Inclusief hoeveelheid in filter

Page 247: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

246

Technische gegevens

Motorolie

Oliesticker

Wanneer de nevenstaande oliesticker in demotorruimte zit (zie pagina 240 voor de positie),geldt het volgende:

Oliekwaliteit: ACEA A5/B5Viscositeit: SAE 0W–30

Hoeveelheden

Motortype Bij te vullen hoeveelheid tussenMIN–MAX (liter)

Hoeveelheid1

(liter)

2.0T B5204T5 1,2 5,5

2.4 B5244S

B5244S2

T5 B5244T5

2.5T B5254T2

D5 D5244T4 2,0 6,2

D D5244T5

D5244T7

1. Inclusief hoeveelheid in filter

Page 248: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

247

Technische gegevens

Overige vloeistoffen en smeermiddelen

N.B. Onder normale rijomstandigheden hoeftde versnellingsbakolie niet te worden ververstzolang de versnellingsbak meegaat. Onderongunstige rijomstandigheden moet de oliemogelijk wel worden ververst (zie pagina 244).

BELANGRIJK!Om schade aan de versnellingsbak te voorkomen moet u de aanbevolen kwaliteit versnellingsbakolie gebruiken en geen verschillende merken metelkaar vermengen. Neem contact op met de dichtstbijzijnde erkende Volvo-werkplaats voor service, als er een andere oliesoort werd gebruikt.

Vloeistof Systeem Hoeveelheid Aanbevolen kwaliteit:Versnellingsbakolie Handgeschakelde vijfversnellingsbak

(M56/M58)2,1 liter Versnellingsbakolie: MTF 97309

Handgeschakelde zesversnellingsbak (M66) 2,0 literAutomatische versnellingsbak (AW55-50,AW55-51)

7,2 liter Versnellingsbakolie: JWS 3309

Automatische versnellingsbak (TF-80SC) 7,0 literKoelvloeistof Benzinemotor zonder turbo 9,5 liter Koelvloeistof met corrosiewerende dope aangelengd

met water (zie verpakking). Thermostaat opent bij:benzinemotoren, 90 ºC, dieselmotoren 82 ºC.

Benzinemotor met turbo 10,0 literDieselolie 12,5 liter

Airconditioning Olie: PAG

Koudemiddel R134a (HFC134a)1

Remvloeistof 0,6 liter DOT 4+Stuurbekrachtiging Systeem:

waarvan reservoir0,9 liter0,2 liter

Stuurbekrachtigingsvloeistof: WSS M2C204-A ofeen soortgelijk product met dezelfde specificaties.

Ruitensproeiervloeistof zonder hogedruksproeiers 4,5 liter Bij vorst wordt u geadviseerd een door Volvo aanbe-volen antivries aangelengd met water te gebruiken.met hogedruksproeiers 6,4 liter

1. Het gewicht hangt af van het motortype. Neem contact op met een erkende Volvo-werkplaats voor de juiste gegevens.

Page 249: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

248

Technische gegevens

BrandstofBrandstofverbruik en emissie

Motor Versnellingsbak liter/100 km (CO2) g/km Tankinhoudin liter

2.4 B5244S2Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 9,0 214

70Automatische versnellingsbak (AW55-51) 9,7 231

Bi-Fuel B5244SGHandgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 9,0 215

30Automatische versnellingsbak (AW55-51) 10,0 240

2.4 B5244SHandgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 9,2 220

70Automatische versnellingsbak (AW55-51) 9,8 234

2.0T B5204T5Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 9,1 217

70Automatische versnellingsbak (AW55-51) 9,9 237

2.5T

B5254T2Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 9,2 219

70Automatische versnellingsbak (AW55-51) 10,1 241

AWDHandgeschakelde vijfversnellingsbak (M58) 9,9 237

72Automatische versnellingsbak (AW55-51) 10,6 255

XC70Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M58) 10,2 244

72Automatische versnellingsbak (AW55-51) 11,1 266

T5 B5244T5Handgeschakelde zesversnellingsbak (M66) 9,5 226

70Automatische versnellingsbak (AW55-51) 10,0 239

D5 D5244T4Automatische versnellingsbak (TF-80SC) 7,9 209

70Handgeschakelde zesversnellingsbak (M66) 6,8 179

D5AWD

D5244T4Automatische versnellingsbak (TF-80SC) 8,3 219

68Handgeschakelde zesversnellingsbak (M66) 7,3 194

D5XC70

D5244T4Automatische versnellingsbak (TF-80SC) 8,5 224

68Handgeschakelde zesversnellingsbak (M66) 7,6 201

2.4D D5244T5Automatische versnellingsbak (TF-80SC) 7,9 209

70Handgeschakelde zesversnellingsbak (M66) 6,8 179Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 6,6 174

D D5244T7 Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 6,5 172

Page 250: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

249

Technische gegevens

BrandstofBrandstofverbruik en uitstoot vankooldioxideDe officiële brandstofverbruikscijfers zijn geba-seerd op een gestandaardiseerde rijcyclus con-form EU-richtlijn 80/1268 voor voertuigen metverbrandingsmotoren. Het gebruik van extraaccessoires kan de verbruikscijfers beïnvloe-den, omdat de accessoires het gewicht van deauto verhogen. Ook de rijstijl en andere niet-technische factoren kunnen van invloed zijn ophet brandstofverbruik. Bij gebruik van brandstofmet een octaangetal van 91 (RON), neemt hetbrandstofverbruik toe terwijl het motorvermogenlager wordt.

N.B. Bij extreme weersomstandigheden,gebruik van een aanhanger of ritten op grotehoogte kan, afhankelijk van de gebruikte brand-stofkwaliteit, het prestatievermogen van de autote wensen overlaten.

BenzineDe meeste motoren lopen op benzine met eenoctaangetal van 91, 95 en 98 (RON).

• 91 (RON) mag u niet gebruiken voor 4 cilin-dermotoren en slechts bij hoge uitzonderingvoor de overige motortypes.

• 95 (RON) is te gebruiken in de normalerijomstandigheden.

• 98 (RON) wordt geadviseerd voor maximaleprestaties tegen een minimaal brandstofver-bruik.

Voor ritten bij temperaturen hoger dan +38 ºCwordt u geadviseerd een brandstofsoort meteen zo hoog mogelijk octaangetal te gebruiken.Dit om optimale prestaties en een zo laag moge-lijk brandstofverbruik te verkrijgen.

DieselolieHet brandstofsysteem van een dieselmotor isgevoelig voor verontreinigingen (ziepagina 180).

Benzine: Norm NEN-EN 228

BELANGRIJK!Tank alleen loodvrije benzine om schade aante katalysator te voorkomen.Giet geen alcohol bij de benzine, omdat hetbrandstofsysteem daardoor schade kanoplopen en de Volvo-garantie vervalt.

Page 251: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

250

Technische gegevens

Katalysator

Algemene informatieDe katalysator heeft tot taak de uitlaatgassen tereinigen. De katalysator is dicht bij de motor inhet uitlaatsysteem gemonteerd om snel op tem-peratuur te komen.

De katalysator bestaat uit een monoliet (kera-miek of metaal) met kanalen. De wanden van dekanalen zijn bekleed met platina/rodium/palla-dium. De metalen hebben een katalytische wer-king, d.w.z. ze versnellen een chemische reactiezonder dat ze daar zelf actief aan deelnemen.

LambdasondeTM (zuurstofsensor)De lambdasonde maakt deel uit van het regel-systeem dat tot taak heeft de uitstoot te beper-ken en de energie-inhoud van de brandstofbeter te benutten.

Een zuurstofsensor registreert het zuurstofge-halte van de uitlaatgassen die de motor verlaten.De meetwaarde van de uitlaatgasanalyse wordtdoorgegeven aan het elektronische systeem datcontinu de injectoren afregelt. Het lucht-brand-stofmengsel dat de motor krijgt, wordt continubijgesteld. De regeling schept de idealeomstandigheden voor een effectieve verbran-ding van de schadelijke stoffen (koolwaterstof-fen, koolmonoxide en stikstofoxiden) in dedriewegkatalysator.

Page 252: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

251

Technische gegevens

Elektrisch systeemAlgemene informatie12V-systeem met wisselstroomdynamo enspanningsregelaar. Enkelpolig systeem waarbijhet chassis en het motorblok als geleiders die-nen. De minpool is verbonden met het chassis.

Accuprestaties

Let er bij het vervangen van de accu op, dat denieuwe accu dezelfde koudestartcapaciteit enreservecapaciteit heeft als de originele accu (ziesticker op de accu).

Gloeilampen

Spanning 12 V 12 V 12 VKoude-startcapa-citeit (SAE)

520 A 600 A 8001 A

1. Auto’s met een dieselmotor en standver-warming.

Reserveca-paciteit(RC)

100 min. 120 min. 150 min.

Capaciteit(Ah)

60 70 90

Verlichting VermogenW Lampvoet

Groot licht 65 H9Dimlicht 55 H7Active Bi-Xenon 35 D1SBi-Xenon 35 D1SMistlampen vóór 55 H1Stadslichten vóór/achterlichten,parkeerlichten vóór,zijmarkeringslichtenvóór, instapver-lichting achter

5 W 2,1x9,5 d

Richtingaanwijzersvoor/achter

21 BAU 15s

Remlichten, achter-uitrijlichten

21 BA 15s

Mistachterlicht 4 BAZ15dZijmarkerings-

lichten achter10 BA 15s

Kentekenplaatver-lichting, instapver-lichting voor,kofferbakverlichting

5 SV8,5

Make-upspiegel 1,2 SV5,5Verlichtingdashboardkastje

3 BA9

Page 253: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

252

Technische gegevens

Page 254: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

253

Alfabetisch register

Alfabetisch register

AA/C ....................................................................70

temperatuur ................................................70Aanhangergewicht ...................................... 242Aanrijdingssensoren ......................................21Aansteker .........................................................45ABL ........................................................... 46, 49Accu ............................................177, 186, 251Achterruit, elektrisch verwarmde ................47Achteruitkijkspiegel ........................................61

kompas ......................................................61Actief chassis ..................................................44Active Bi-Xenon Lights, ABL .......................46Adaptief systeem ........................................ 120Afstandsbediening ...................................... 102Afstandsbediening, batterij vervangen ... 104Airbags (SRS) .................................................14Airbagsysteem ................................................13Alarm .............................................................. 109Alarmlichten .....................................................46Alarmsensoren ................................................45Antislip ........................................................... 127Audiofuncties, HU-450/650/850 ............ 207Audiosysteem HU-450, overzicht ............ 204Audiosysteem HU-650, overzicht ............ 205Audiosysteem HU-850, overzicht ............ 206Audiosysteem, technische gegevens ..... 224Auto wassen ................................................. 170

AUTO, ECC .................................................... 72Autodimfunctie ............................................... 61Automatische vergrendeling .....................105Automatische versnellingsbak ..................120Automatische versnellingsbak, beveilig-

ingssystemen .............................................120

BBanden

aanbevolen bandenspanning .............157bandenreparatie ....................................165draairichting ...........................................156maataanduiding .....................................154rijeigenschappen ...................................154slijtage-indicatoren ...............................155snelheidsaanduidingen ........................154

Bekleding reinigen .......................................171“Belangrijk”-kaders ...........................................2Benzinekwaliteit ...........................................249Bergen ...........................................................132Bescherming van kinderen .......................... 25Beslaande koplampglazen .........................170Beslagen ruiten .............................................. 68Beveiliging tegen overbelasting,

schuifdak ....................................................... 65Blaasmonden .................................................. 69BLIS, Blind Spot Information

System ................................................ 44, 149

Boordcomputer ..............................................53Brandstof

brandstoffilter ........................................ 180Brandstofsysteem ....................................... 180Brandstofverbruik, actueel ...........................53Brandstofverbruik, laag .............................. 157Buitenspiegels ........................................ 45, 63

elektrische verwarming ..........................47

CCd-speler, HU-650 ..................................... 220Cd-wisselaar, externe ................................. 222Condens aan binnenkant lampglas ......... 170Condensatie ....................................................68Condenswater ............................................. 180Contactsleutel .............................................. 118Controlelampje ............................................ 110Controlelampjes .............................................39Cruisecontrol ...................................................54

DDashboardkastje ..................................87, 106Dieselfilter ..................................................... 180Dimlicht ...................................................48, 189Doorwaaddiepte .......................................... 114DSTC ......................................................44, 127DSTC, deactiveren/activeren ................... 127

Page 255: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

254

Alfabetisch register

DSTC, zie ook Stabiliteitssysteem .......... 127

EECC .......................................................... 68, 72

luchtverdeling ............................................73Elektrisch bedienbare stoel .........................81Elektrisch bedienbare zijruiten ....................59Elektrisch systeem ...................................... 251Elektrisch verwarmde buitenspiegels ........71Elektrisch verwarmde voorstoelen ..... 70, 73Elektrische aansluiting achterin ..................57Elektrische achterruitverwarming ...............71Elektronische startblokkering ................... 102

FFollow-Me-Home-verlichting ........................50Functies afstandsbediening ...................... 103

GGeheugenfunctie van stoel ..........................81Geïntegreerd kinderzitje ...............................30Gevarendriehoek ......................................... 160Gewicht ......................................................... 241Gloeilamp kentekenplaatverlichting ........ 194Gloeilampen ................................................. 251Gordelwaarschuwing ....................................12Groot licht ..................................................... 190

aan/uit ........................................................48Groot licht, wisselen, grootlichtsignalen ...50

HHandmatige klimaatregeling met aircondi-

tioning, A/C .................................................. 70Handrem ...................................................40, 56Handset .........................................................229HU-450, cassettedeck ...............................219HU-450, overzicht .......................................204HU-450, radiofuncties ................................212HU-650, overzicht .......................................205HU-650/850, radiofuncties .......................213HU-850, interne cd-wisselaar ...................221HU-850, overzicht .......................................206Hulpverwarming ............................................. 77

IIMEI-nummer .................................................237In de was zetten en poetsen .....................172Informatiedisplay ............................................ 42Instapverlichting ...........................................194Instrumentenoverzicht

auto met het stuur links ......................... 34auto met het stuur rechts ...................... 36

Instrumentenpaneel ....................................... 38Interieur ............................................................ 79Interior Air Quality System, ECC ............... 74

KKatalysator .....................................................250Keuzehendelblokkering ..............................120

Kickdown ...................................................... 122Kinderen en veiligheid ...................................25Kinderslot ...................................................... 108Kinderzitje ........................................................27Kinderzitje, monteren ............................. 27, 31Kinderzitjes en SIPS-airbags .......................19Kleurcode, lak .............................................. 173Klimaatregeling ...............................................68Klokje ................................................................38Knipperlichten .................................................50Kompas ............................................................61Kooldioxide ................................................... 249Koplampen ................................................... 189

aan/uit ........................................................48ABL .............................................................49

Koplampsproeiers ..........................................52Koude start ................................................... 120Koudemiddel ...................................................68

LLading op het dak ....................................... 141Lak, kleurcode .............................................. 173Lambdasonde .............................................. 250Lamp

condens .................................................. 170Lampjes, waarschuwings- en controle- .....39Lastdragers .................................................. 141Leren bekleding, reinigingsvoorschriften 171Lichtbundel ................................................... 144Lichtsignaal ......................................................50

Page 256: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

255

Alfabetisch register

Lock-Up-functie ........................................... 120Lopende gesprekken, functies ................. 230Luchtverdeling, A/C .......................................71

MMake-upspiegel ........................................... 194Maten ............................................................. 241Meldingen, display .........................................42Milieubeleid ....................................................... 3Mistlichten ..................................................... 192

aan/uit ........................................................49Motorafslag ................................................... 114Motorkap ....................................................... 179Motorolie ............................................. 181, 245Motoroliesticker ........................................... 240Motorruimte .................................................. 179Motorspecificaties ....................................... 243

N“N.B.”-teksten ................................................... 2Nieuwe auto’s en gladde wegen ............. 114

OOliefilter ......................................................... 181Oliekwaliteit .................................................. 245Onderhoudsprogramma ............................ 176Ontgrendelen ............................................... 105Ontwaseming ..................................................73

Opbergmogelijkheden inpassagiersruimte ......................................... 84

Opblaasgordijn .............................................. 21

PPACOS, deactivering passagiersairbag .. 17Park Assist ...................................................... 45Parkeerlichten ....................................... 48, 190Parkeerrem ...............................................40, 56Parkeren .........................................................130PI zoeken .......................................................214Plaats van kinderen in de auto .................... 27Poetsen en in de was zetten .....................172Provisorische bandenreparatie .................165

RRadio, zenders zoeken ...............................211Radiofuncties ................................................211Radiozenders opslaan ......................212, 213Recirculatie, A/C ............................................ 71Recirculatie, ECC .......................................... 73Regensensor .................................................. 51Relais- en zekeringenkastje .......................196Remsysteem, ABS ......................................124Richtingaanwijzers ............................... 50, 191Rijden

in waterpartijen ......................................114Rijden met lading op het dak ....................141Rijden tijdens de winter ..............................117Rijklaar gewicht ............................................242

Roestwering ................................................. 174Roetfilter ........................................................ 117Roetfilter vol ................................................. 117Ruitensproeiers ...................................... 51, 52Ruitensproeiervloeistof .............................. 183Ruitenwissers ..................................................51

SSafelock-functie ....................................45, 107Schakelaar, PACOS, deactivering

passagiersairbag .........................................18Schakelaars op middenconsole .................44Schakelstanden, zesversnellingsbak ...... 119Schoon aan binnen- en buitenkant .............. 3Schuifdak .........................................................64Simkaart ........................................................ 228

dubbele .................................................... 237SIPS-airbags ...................................................19SIPS-airbagsysteem ......................................20Sleepoog ...................................................... 132Slepen ........................................................... 132Sleutels .......................................................... 102Smeermiddelen ........................................... 247Spiegel

achteruitkijk- .............................................61Spin control .................................................. 127SRS, schakelaar .............................................18SRS-systeem ..................................................15Stabiliteits- en tractieregelsysteem ......... 127Stabiliteitssysteem ..................... 44, 127, 128

Page 257: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

256

Alfabetisch register

Stadslichten voor ........................................ 190Stadslichten/parkeerlichten vóór en

achterlichten .................................................48Stand-by, telefoon ....................................... 228Standverwarming ...........................................76Standverwarming, accu en brandstof .......77Startblokkering ................................... 102, 118Starten met hulpaccu ................................. 134STC .........................................................44, 127Stoel

elektrisch bedienbaar .............................81geheugenfunctie ......................................81sleutelgeheugen bestuurdersstoel ......81

Stoel, elektrisch bedienbare ........................81Stoel, zithouding .............................................80Stuurslot ........................................................ 118Stuurwielafstelling ..........................................58

TTanken ........................................................... 116Telefoon, stand-by ...................................... 228Telefoon, volume ......................................... 231Temperatuur, ECC .........................................72Totaalgewicht ............................................... 242Tractie ............................................................ 127Tractieregeling ............................................. 127Trekhaak ........................................................ 137

VVeiligheidsgordels ..........................................10

Veiligheidsgordels schoonmaken ............172Ventilator

A/C ............................................................. 71ECC ........................................................... 72

Vergrendelen ................................................105Verkort kiezen ...............................................230Verlichting .....................................................188

Active Bi-Xenon Lights ...................46, 49automatisch .............................................. 48dimlicht ...................................................... 48exterieur .................................................... 48instrumentenverlichting ......................... 49koplamphoogteregeling ........................ 48lichtbundel aanpassen aanlinks-/rechtshoudend verkeer, ABL .... 46mistachterlicht ......................................... 49mistlichten ................................................ 49stadslichten/parkeerlichtenvóór en achterlichten ............................. 48verlichtingspaneel ................................... 48

Verstralers ....................................................... 45Verwijderen, kogelsegment .......................140Verzorging, leren bekleding .......................171Viscositeit ......................................................245Vlekken ...........................................................171Vloermatten ..................................................... 87Voertuiggegevens .......................................176Volvo Car Corporation en het milieu ............3Voorstoel, rugleuning omklappen .............. 80Voorstoelen, elektrisch verwarmde ........... 47“Voorzichtig”-teksten .......................................2

WWaarschuwingskaders ................................... 2Waarschuwingslampje

stabiliteits- en tractieregelsysteem ... 127Waarschuwingslampjes ...............................39Waarschuwingsteksten .................................. 2Water

stromend ................................................ 114Whiplash-letsel ...............................................22WHIPS-systeem .............................................22WHIPS-systeem en kinderzitjes .................22Wielen

demonteren ........................................... 163monteren ................................................ 164vervangen ............................................... 163

Winterbanden .............................................. 155

ZZekeringen .................................................... 195Zijmarkeringslicht ........................................ 192Zonnescherm, schuifdak ..............................65Zuinig rijden .................................................. 114Zwangere vrouwen ........................................11

Page 258: Instructieboekje...2 Inleiding Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen,bij voorkeurvoordat u uw eerste ritmaakt

Volvo Car Corporation TP 9516 (Dutch), AT 0720, Printed in Sweden, Göteborg 2007, Copyright © 2000-2007 Volvo Car Corporation