interviewbijlage groep 1 20-10

17
INTERVIEWS 2011-2012 M & J

Upload: wereld-vandaag

Post on 28-Mar-2016

223 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

Interviewbijlage van de wereld vandaag

TRANSCRIPT

Page 1: Interviewbijlage Groep 1 20-10

INTERVIEWS

2011-2012

M&J

Page 2: Interviewbijlage Groep 1 20-10

DEN HAAG - Topsport is tegenwoordig geen garan-tie meer voor een zekere toekomst. Veel topsport-ers zijn rond hun 30ste al afgeschreven en hebben moeite de jonge concur-renten bij te houden. Jonge sporters combineren de intensieve trainingen en wedstrijden dan ook met een studie. Topsporter Bas Mons vertelt over zijn er-varing rondom topsporten en studeren. “Een vang-netje is zeer wenselijk.”

A c h t e r g r o n d“Als ik mezelf in vijf bi-jvoeglijke naamwoorden zou moeten omschrijven zou ik zeggen dat ik Lang, vrolijk, naïef, vriendelijk en eerlijk ben. Ik noem hier lang, omdat ik voor een snowboarder vrij lang ben. In de ‘snowboard wereld’ is dat absoluut geen pre. Wanneer je klein en minder gespierd bent, ben je behendiger en zijn bepaalde ‘tricks’ beter uit te voeren. ““Mijn vrienden kennen mij als een vrolijke en vriendelijke gast. Je zal mij niet snel zien chagri-jnen, daar los je gewoon niets mee op. Ik hoor daarbij wel eens dat ik te eerlijk en te naïef ben, om-dat ik altijd van het beste in mensen uitga. Maar ik denk altijd maar, beter te positief dan te negatief. “Ondanks het feit dat je met snowboarden voor jezelf rijdt, bestaat er wel een snowboard gemeen-schap die elkaar motiveert en steunt. Hierdoor kan je het een soort van team-sport noemen. Zo voelt het in ieder geval voor mij. Bij wedstrijden kan het er echter wel fanatiek aan toegaan, maar wanneer de uitslagen binnen zijn gunnen we het elkaar ook. Misschien is dit wel een beetje een mannen ding. Snel zand erover en een biertje doen. Het is natu-urlijk niet zo dat er geen vrouwen in de snowboard scene zijn, maar over het

algemeen zijn er meer mannelijke dan vrou-welijke snowboarders.

Mijn passie voor snow-boarden is ontstaan toen ik een jaar of 12 oud was. Ik was op skivakantie met mijn ouders toen er een hele ‘coole gast’ met rubberen puntjes op zijn handschoenen voorbij kwam op een snowboard. Ik vond dat zo stoer dat ik dat ook wilde leren op zo’n plank. Daarna weig-erde ik nog om te skiën. Dit heeft zich ontwikkeld in een passie voor snow-boarden en rond 16e ben ik in aanraking ge-komen mijn eerste spon-sors. Vanaf dat moment werd het serieus en werd er ook echt iets van mij verwacht. Sponsors gaan natuurlijk niet in iemand investeren als er voor hen niets te halen valt. “Balen dat je verli-est is ook een teken dat je graag wil winnen.”

S n o w b o a r d e n“Ik vind het moeilijk om al mijn sportieve resultaten uit mijn hoofd op te noe-men. Ik heb aan ontzet-tend veel wedstrijden meegedaan en op heel veel verschillende plaatsen gestaan. Er staat een lijstje ergens op de website van de FIS, de federale In-ternational du Ski, waar onder andere resultaten van mij vermeld staan. Daarnaast heb ik ook aan veel onofficiële wed-strijden meegedaan zoals Rock a Rail, Skullcandy Railbattle of Jib & Jan-neke. Hierbij wordt er op een locatie in Nederland (indoor of outdoor) een set up neergezet met sneeuw en dan is het snowboarden geblazen. Mijn favorieten wedstrijden waren toch wel de Inn-City Big Air in Basel, Zwitserland, omdat ik die vrij vroeg in mijn carrière al won en eigenlijk alle Nederlandse Kampioenschappen waar

ik aan meegedaan heb, zowel degene met als zonder podiumplaatsen.”‘’ Op zo’n NK is de hele snowboard scene aan-wezig en dat is gewoon super gezellig. Natuurlijk is het moeilijk om aan alle wedstrijden mee te doen en deze allemaal te winnen, dit komt mede omdat er veel internation-aal talent meedoet die bij wijze van spreken bergen en sneeuw in de achter-tuin hebben. Als ik eerlijk verlies kan ik wel tegen mijn verlies. Als een ander beter is dan geef ik hem daar zeker de credits voor die hij verdient, maar als je nek aan nek ligt en de jury maakt een gekke bes-lissing dan kan ik me daar wel zuur over voelen. Dat hoort er ook bij, balen dat je verliest is ook een teken dat je graag wil winnen. “Elke run die je maakt is uniek.”

Er zijn verschillende dis-ciplines binnen snow-boarden. De drie hoofddis-ciplines zijn Boardercross, Freestyle en Race/Alpine.Boardercross is een lang en slingerachtig parcours waarbij een viertal riders het tegen elkaar of de klok opnemen. Vaak is een 4x4 systeem nodig om zo via een afvalsysteem de win-naar te bepalen, of in ieder geval de finale te bepalen. Dan heb je Alpine, puur tegen de klok, of tegen één andere tegenstander _ parallel of slalom _ echt een gevecht tegen jezelf, omdat alles ligt in voor-bereiding: waxen, kanten slijpen en de rest van je materiaal moet tip-top zijn. Deze discipline ligt het dichtst bij skiën. Dan is er als laatste Freestyle, de tak waar ik het meeste mee heb. Een tak die uit-gaat van een ongrijpbaar begrip als stijl, een manier, een eigen beweging en de daarbij horende souplesse. Iets dat per rider uniek is en dat heel lastig te jureren

is, maar precies de reden dat elke run die je maakt uniek is, en geen kopie van die van je voorganger. Het samenspel tussen big tricks, de veel rondjes draaien en tussen ‘gesti-jlde tricks’ met een wat ingewikkelder bewegings-verloop is altijd weer een uitdaging. De omstandigh-eden zijn niet altijd goed en het aanpassen daarop is ook een kunst apart al hebben de vorige twee disciplines dat ook zeker.

In de winter probeer ik wanneer ik dat kan com-bineren met mijn studie zo vaak mogelijk de sneeuw op te zoeken. Ik denk dat, dit gemiddeld 3-4 maanden per jaar is.”‘’Avoriaz in Frankrijk is één van mijn favoriete gebieden. Door dit gebied wordt ik gesponsord en mijn fotograaf woont daar ook. Aan verblijf en pis-tetoegang heb ik hierdoor geen kosten. Wanneer ik niet in het buitenland ben train in ongeveer 3 a 4 dagen in Snowworld Zoe-termeer, de indoorhal. De basis van je tricks ligt in de volledige beheersing en dat is in een gesloten om-geving zoals Snowworld

heel erg goed te trainen.’’. “Het gevoel dat je hebt na een succes-volle wedstrijd of een goede run in de half-pipe is niet te evenaren.”

In 2008 heb ik de verve-lendste blessure opgelo-pen voor elke fanatieke sporter. De voorste kruis-band ruptuur. Je houdt er een zeer instabiele knie aan over. Mijn sponsoren bleven mij tijdens mijn revalidatie gelukkig ste-unen en na actieve fysi-otherapie en heel veel toewijding is mijn knie weer zo goed als nieuw. Als trainer van het Ned-erlandse Rookie team (jong oranje) kom ik ook vaak in aanraking met verschillende blessures. Als student fysiotherapie ben ik extra gemotiveerd om de Rookies te leren hoe je het best voor een topsportlichaam kan zorgen. Ik ben vroeger zelf ook als Rookie be-gonnen. Toen ik daar qua leeftijd klaar was ben ik blijven hangen als trainer. Ik vind dit erg leuk om te doen, omdat ik hiermee mijn kennis kan overdragen.

‘Ik kan tegen mijn verlies, als het maar eerlijk is’

Page 3: Interviewbijlage Groep 1 20-10

Hoe bent u bij Sa-nofi terrecht gekomen, een hele stap lijkt het vanuit een museum.‘’In 2000 zag ik een ad-vertentie van Sanofi in de krant staan. Ik dacht toen gelijk bij mezelf, dit is een wereld die ik helemaal niet ken. Gezondheidszorg, geneesmiddelen en art-sen, daar wist ik niets van af, maar het leek me heel interessant. We worden op een dag allemaal zelf patiënt, de farmacie staat hierom eigenlijk heel dichtbij ons allemaal.’’

U werkt al tien jaar bij Sanofi, krijgt u nog voldoende uitdagingen?“Dit werk daagt me uit om innovatief te zijn. Dat vind ik na tien jaar nog steeds. Dat ik kan bijdra-gen aan de verbetering van mensen levens, daar gaat het om. Dat is mijn missie. Sanofi ontdekt en ontwikkelt producten die helpen bij een ziekteproc-es. Van de 10.000 werk-zame stofjes die je onder-zoekt, haalt er slechts 1 de eindstreep. Voordat het bijbehorende product is getest en ontwikkeld, ben je tien jaar en een miljard euro verder. En als er dan resultaten mee geboekt worden en zieke mensen zich er beter door voelen of zelfs genezen, weet ik waarom ik hier zit.”

Zijn er ook dingen die u minder leuk vindt aan het werk?

“We zijn een farmaceu-tisch en beursgenoteerde onderneming, zowel in Parijs als New York. Dat betekent dat er een strenge regelgeving is en we aan allerlei wetten moeten voldoen. Alles moet ver-antwoord worden. Waar geven we wat aan uit? Hoe doen we onderzoek? Heel goed natuurlijk dat daar zo streng op gelet wordt, maar daar haal ik persoon-lijk geen voldoening uit.”

Je bent Communications Manager Benelux, hoe belangrijk is commu-nicatie binnen Sanofi? “Communicatie wordt binnen Sanofi heel serieus genomen. Het hoofd-kantoor van Sanofi is in Parijs en twee keer per jaar komen alle Commu-nications Managers uit de regio Europa bij elkaar om de ontwikkelingen te be-spreken en een nieuw com-municatieplan op te stel-len. In Nederland wordt de communicatie ook heel serieus genomen. Bij elke inhoudelijke bespreking is de vraag aan het eind namelijk, hoe gaan we dit communiceren? Dit geldt zowel voor de interne als externe communicatie.

Met welke product-en bent u op dit mo-ment het meest bezig?Ik richt me voornamelijk op onze nieuwe producten, zodat hierover voldoende en juist gecommuniceerd wordt. Twee nieuwe pro-ducten, zijn onze bloedg-

lucosemeters. We begeven ons hiermee op een, voor ons, onbekende markt. We nemen de stap, om-dat we overtuigd zijn van ons product. De meters openen namelijk nieuwe mogelijkheden voor de zelfcontrole van bloedglu-cose doordat zij passen bij de individuele behoeften en de leefstijl van mensen met diabetes. De inno-vatieve iBGStar® is de eerste bloedglucosemeter die direct met een iPhone of iPod touch kan worden verbonden. Ik vind het geweldig dat we zoiets innovatiefs op de markt kunnen zetten en toch heel dicht bij onszelf blijven.”

Je hebt het nu over externe communi-catie, wat is uw ge-dachte over commu-nicatie binnen Sanofi?“Cultuur is een belangrijk aspect van goede com-municatie. Er moet het hele jaar door sprake zijn van een constante com-municatieflow. Iedere medewerker moet kunnen rekenen op voldoende en juiste informatie. Soms meer sociaal gericht, dan informatief of juist func-tioneel. Belangrijk bij communicatie is ook het luisteren en weten wat er binnen de organisatie speelt. De cultuur van een organisatie bepaald hoe de boodschap valt.”Wat voor manager bent u? Hoe commu-niceert u met je team?

(lacht) “Iemand zei ooit dat ik streng ben, maar toch ook leuk. Zelf vind ik dat ik duidelijk ben, maar mensen ook hun vrijheid laat. We zetten lijnen uit en die volgen we. Afwi-jken van de lijn doe je alleen heel bewust, dat is duidelijk. Ik ben duidelijk in wat ik van anderen ver-wacht en vooral in waar we naartoe gaan. Je hebt aan mij een goede als je gemotiveerd bent en hard werkt, geen negen-tot-vijf mentaliteit. Ik daag mijn team uit om zich te laten horen. De sfeer is goed, maar ik blijf kritische vra-gen stellen en stimuleren.”

Blijft u bij Sanofi of kunnen we een nieuwe stap van je verwachten?“Ik denk dat ik nog twee tot drie stappen maak, al weet ik nog niet in welke richting op. Misschien zijn deze stappen wel in-tern. De stappen zullen in ieder geval niet ver uit de richting van commu-nicatie zijn, omdat daar mijn hart ligt. Ik denk dat ik uiteindelijk een switch zal maken terug richting het museum. Ik hoop te eindigen als directeur van een museum of een an-dere culturele instelling.”

Hoe combineert u werk en privé leven?“Een juiste combinatie van werk en privé leven is iets dat ik lastig vindt. Ik heb geleerd dat ik de bal-ans goed in de gaten moet

houden. Een tijd lang heb ik dag en nacht gewerkt. Maar hoe leuk het werk is, alleen werk geeft mij niet de voldoening. Ik heb drie lieve petekin-deren en lieve vrienden, juist de tijd met hen vind ik heel waardevol. Ik wil zo veel mogelijk in het leven genieten.”

Is er een reden waarom u zoveel uit het leven wilt halen?“Ik ben altijd al heel lier-gierig geweest en kom uit een ondernemersgezin, hard werken was bij ons vanzelfsprekend. Tijdens mijn studietijd zijn, kort na elkaar, mijn beide oud-ers overleden. De dood loopt als rode draad door mijn leven. Juist door het verdriet heb ik geleerd beter met de dood om te gaan. Ik heb geaccep-teerd dat het soms echt niet anders is. En daarom weet ik dat ik moet geni-eten van wat ik wel heb.”

Heeft u dan ook een levensmotto?“Sterker door strijd. Doe dingen die je juist met veel moeite eigen moet maken, ontwikkel je als mens. Soms moet je je nek uitsteken, gaan staan voor het goede doel, ook al ben je de enige. Dat maakt je sterker.”

Marijke Corneth trad tien jaar geleden in dienst bij Sanofi-Synthelabo. Na de middelbare school volgde zij een Schoevers-opleiding en was ze vier jaar lang directiesecreta-resse bij een grote beton-warenfabrikant. Daarna studeerde ze maatschap-pijgeschiedenis in Rot-terdam en studeerde af

in de richtingen beleid & bestuur en communicatie & voorlichting. Na haar studie werkte ze bij het Historisch Museum Rot-terdam om vervolgens ve-rantwoordelijk te worden voor de PR en marketing van het Maritiem Mu-seum. Daarnaast maakt ze deel uit van de com-municatiestaf van een van

de Rotterdamse wethoud-ers en gaf ze gastcolleges aan de Hogeschool Rot-terdam en Erasmus Uni-versiteit. Haar drang om steeds een andere wereld in te stappen, zorgde er-voor dat ze de overstap maakte naar het farma-ceutische Sanofi-Synthe-labo, inmiddels Sanofi.

“Dit werk daagt me uit om innovatief te zijn.”

Page 4: Interviewbijlage Groep 1 20-10

“Deadlines maken mijn vak compleet”Brigitte van der Kleij- Wikkeling, een bescheiden jonge vrouw van 1 meter 60, met de breedste glimlach en een duidelijke aanpakmental-iteit maakte van haar passie haar beroep. In 2004 startte ze haar eigen communicatie adviesbureau BW Communi-catie & PR. Inmiddels is haar imperium uitgegroeid met een zusterbedrijf, Locaties010. Het is een booming business met opdrachtgevers als Ge-meente Rotterdam, Randstad-rail, Rotterdam Centraal en Erasmus Medisch Centrum.

Communicatie is je passie, hoe wist je dat?“Vanaf ik op de middelbare school zat, wist ik dat ik het communicatie vak in wilde. Na mijn middelbare school besloot ik politicologie te stu-deren aan de Universiteit van Amsterdam en koos ik voor de richting publiekstudies. Ik wilde eigenlijk heel graag commercie en politiek com-bineren, maar had geen idee of dat wel mogelijk was. Na mijn studie koos is ervoor om daarom ook reclamewetensc-hap en voorlichtingskunde te studeren. Ik merk steeds meer hoeveel ik er aan heb”.

Wat maakt je zo gepassioneerd voor je werk?“Een heleboel. Het com-municatie vak is breed, dat betekent een groot diversiteit aan opdrachtgevers. Het werk is afwisselend, de ene keer organiseer je een klein evenement in een buurthuis en de andere keer een groot evenement in Ahoy voor 10.000 man. Je leert bij iedere opdracht weer nieuwe mensen kennen. Ik ben echt een ‘menspersoon’, ik houd van mensen, van samenwerken, maar vind kennis overdragen ook erg belangrijk. Begin sep-tember mocht ik een college geven over het onderwerp financieel management op Hogeschool Rotterdam. Dat soort kleine dingen zijn voor

mij weer een uitdaging. En last but not least, deadlines. Deadlines maken mijn vak compleet en tot een ultieme uitdaging!”

Je hebt nu je eigen bedrijf, hoe is dat ontstaan?“Na mijn studie heb ik zo’n tien jaar bij verschillende werkgevers gewerkt. Van multinationals tot lokale over-heden. Ik vind het belangrijk dat je wordt getriggerd in je werk, dat het uitdagend is, en dat miste ik op een gegeven moment. Toen mijn moeder plotseling en onverwachts op jonge leeftijd overleed ben ik gaan nadenken over het leven en wat ik echt wilde.Ik heb toen de knoop doorge-hakt en besloten dat ik alleen nog maar dingen wilde doen die ik écht leuk vind. Ik wilde mijn hart volgen en heb zelfs in een recessie periode mijn baan opgezegd en ben voor mezelf begonnen.

Ik had een plan van aanpak opgesteld om binnen zes maanden mijn eigen com-municatie adviesbureau op te zetten. Ik begon hele-maal in mijn eentje, op een zolderkamer met alleen een computertje en een printer. Ik had tien eisen waaraan mijn nieuwe communicatie advies-bureau moest voldoen. Zo wilde ik bijvoorbeeld leuke projecten binnenhalen, een eigen kantoor, maar ook mijn mooie auto blijven rijden, de crèche kunnen betalen en nog wat geld overhouden om leuke dingen te doen. Een lijstje met tien eisen leek me wel redelijk. Als je pas begint, moet je de lat natuurlijk ook niet té hoog leggen. Na zes maanden voldeed mijn bureau aan alle tien eisen en had ik zelfs twee mensen in dienst”.

Had je ooit gedacht dat je in zo een korte tijd met je bedrijf zo uitgroeien?“Nee, absoluut niet. Natu-urlijk heb je wel dromen en

ambities, maar dat het zo snel zou gaan had ik nooit gedacht. Ik dacht destijds dat ik drie dagen per week zou werken, inmiddels zijn dat er zes geworden, maar ik haal zoveel energie en plezier uit mijn werk. Ik werk niet alleen om geld te verdienen, maar vooral omdat ik het leuk vind. Ik heb een ontzettend leuk en gezellig team van vijf mensen om mij heen die dezelfde passie voor het vak hebben. Daarnaast hebben we zelfs de luxe om projecten aan te nemen die we ook graag wil-len doen”.

Je werkt zes dagen per week, je bent echtgenote en moeder, hoe combineer je dat allemaal? “Als er één ding is dat ik ti-jdens mijn studies heb geleerd is het plannen, maar ook za-ken van elkaar scheiden. “Als ik met mijn zoontje speel, dan zit ik niet met mijn telefoon of stukken naast me. De tijd die ik met hem doorbreng is alleen voor hem. Werk moet je energie opleveren en niet kosten. Met tegenzin naar je werk gaan, maakt dat je je sneller schuldig voelt als de kinderen bij de oppas blijven. Daar heeft je gezin ook niets aan. Nu werk ik weliswaar 50 tot 60 uur, maar als ik thuis ben heb ik wel lol met mijn kids en niet te vergeten mijn maatje, de vader van mijn kinderen! Zondag is voor ons gezin echt een ‘heilige dag, dan gaan we bijvoorbeeld lekker zeilen”.

Je bent genomineerd voor verschillende ‘zakelijke prijzen’ en hebt er ook een aantal ontvangen, wat doet dat met je?Dat soort prijzen zijn altijd leuk om te krijgen, maar ik probeer altijd met beide benen op de grond te blijven staan en niet naast mijn schoenen te lopen. De mensen om mij heen zorgen daar anders wel voor. Het is fijn om te zien

dat je

dat je werk beloond wordt, maar daar doe ik het niet voor. Ik ben denk ik vooral trots dat BW Communicatie & PR een enthousiast en bekwaam team heeft, want zonder mijn team zou ik het werk niet kunnen doen dat ik nu doe”.

Je bent een succesvol en am-bitieuze vrouw, zie je jezelf ook zo?“Ik weet wel wat ik wil en volg mijn hart en intuïtie. Ik vind het niet erg om hard te werken en ben wat dat betreft een nuchter persoon. Dat ik vrouw ben, werkt negen van de tien keer juist in mijn voordeel. Op de één of andere manier vinden mensen, zowel mannen als vrouwen, het knap dat je zoveel werkt en een gezin hebt. Als je echt iets wilt, dan vind je altijd wel de kracht om het uit te voeren. Je moet vooral in jezelf geloven wil je succesvol zijn”.

Heb je nog dromen en ambities?“Absoluut! Ik heb altijd ambi-ties, en ik moet altijd blijven dromen. Mijn droom en mijn ambitie is dat ik een gerenom-meerdcommunicatiebureau ben op de werkvelden waarin wij goed zijn. Het was mijn droom om destijds een eigen communicatie adviesbureau te hebben, dat is gelukt, ondanks tijden van recessie. Als je iets wilt, moet je er voor gaan en hard werken wordt altijd beloond”.

Page 5: Interviewbijlage Groep 1 20-10

“Ik deed me flinker voor dan dat ik me in werkelijkheid voelde”

Het was 19 augustus 1941. Het was vroeg in de ochtend. Ik had net lekker gedoucht toen ik opeens de deur halfopen zag staan en mijn verloofde zag praten met een on-bekende man. Ik wist dat er iets onheilspellends aan de gang was en draaide

me om, om weg te rennen. Ik werd tegengehouden door twee mannen in burger die hun pistolen op mij gericht hadden. Mijn hart bonsde in mijn keel. “Sie kommen jetzt mit. Sie sind verhaftet” Mijn ver-loofde bleef alleen achter.

Don Bamberg (90) is een van de weinige nog levende oud-concentratiekampgevangenen uit de Tweede Wereldoorlog. Hij overleefde elf kampen na-dat hij was opgepakt wegens spionage en een doodvonnis had gekregen.

In zijn huiskamer in Den Haag zit Bamberg te wachten. Voor hem staat een glas wijn. Hij oogt breekbaar, maar zijn geest blijkt sterk. Na een eerste slok komt het gesprek op gang. Hij vertelt dat hij als 20-jarige jongen bij het verzet is gegaan, nadat hij eerst had gediend in het leger. “Mijn collega’s van het leger haalden mij over bij het verzet te gaan, omdat ik daar in hun ogen de goede eigenschappen voor bezat. Ik was door het leger behoorlijk getraind, kon goed organiseren en sprak accentloos Engels en Duits. Aan de andere kant dacht ik bij mezelf: ik ben niet rijk, heb niet veel materiaal en sta er alleen voor in de wereld, omdat mijn ouders veilig in Mexico zitten. Wat heb ik te verliezen?” roept vragen op> ouders in Mexico? waarom

“Mijn verzetsactiviteiten bestonden onder andere uit het maken van plattegronden van militaire vliegvelden en

kustverdelingen van de nazi’s evenals uit het doorgeven van informatie aan bommenwer-pers van de Engelse lucht-macht, de Royal Airforce. Het was heel gevaarlijk werk, omdat ik voornamelijk ’s nachts op pad was, tijdens de Sperzzeit als niemand meer maar buiten mocht. Het gaf me daarentegen wel een soort prikkel, omdat het allemaal zo spannend was.”

Er valt een korte stilte als hij begint over hoe hij werd verraden. “Op een gegeven moment werd ik gebeld dat ik was verraden en zo snel mogelijk moest vluchten. Ik voelde dat ik in paniek raakte, maar dat mocht niet. Ik dwong mezelf rustig te worden en pakte mijn koffer snel in om vervolgens te vluchten naar een onder-duikadres in Scheveningen. Ik was bang. Het zag er niet hoopvol uit. De Sicherheits-dienst zat mij op de hielen. Ik besloot mijn activiteiten een paar weken te staken en een andere naam aan te nemen door van persoonsbewijs te wisselen. Er verstreken weken van gedwongen rust.”

Op 19 augustus 1941 werd Bamberg in het bijzijn van zijn verloofde en meegenom-

en door de Gestapo. Het bleek dat er een ‘Schutzhaftbefehl’ tegen hem was uitgevaardigd. De officiële beschuldiging was ‘spionage’. Hij werd uiteindelijk ter dood werd veroordeeld. “Ik werd na de veroordeling naar de cel-barakken van een bijgebouw van de grote gevangenis in Scheveningen gebracht. Het zag er deprimerend uit. Ik dacht aan mijn verloofde. Ik was uitgeput en voelde me niet goed. Gelukkig kreeg ik toestemming om een briefje te sturen naar huis. Na een tijd daar te hebben doorge-bracht, bleek uiteindelijk dat mijn doodvonnis niet werd uitgevoerd. Ik voelde me opgelucht en kreeg weer hoop. Dit was echter niet van lange duur. Het bleek namelijk dat we gedeporteerd werden. Vanaf 15 november 1941 werd ik van kamp naar kamp gestuurd.”

Nippend aan zijn koffie, laat Bamberg een aantal foto-boeken zien over de kampen waar hij heeft gezeten Het was een strijd om staande te blijven. “Ik heb me gedurende de hele oorlog sterk proberen te houden. Ik vroeg mezelf af of ik laf was als ik huilde en of mijn leven meer waard was dan dat van een ander. Ik had

een schuldgevoel. Ik sprak met mezelf af dat ik nooit meer medelijden met mezelf mocht hebben en dat ik dit gevoel moest onderdrukken.”

De herinnering aan zijn ver-loofde gaf hem hoop. “Soms was ik hoopvol gestemd, een volgend moment terneergesla-gen. Ik leefde met de dag, had mezelf aangeleerd angst te trotseren en in bepaalde situa-ties te relativeren. Ik hield het vol door me bijvoorbeeld in sommige situaties tegenover de officieren van de domme te houden of door een slim spel met ze te spelen. Zo had ik op een gegeven moment een ‘prachtleven’ in kamp Buch-enwald in Duitsland, doordat ik daar een administratief baantje had geregeld. Daar-door hoefde ik aan bepaalde kommando’s niet mee te doen. Om de oorlog vol te houden, was het gewoon het best zo weinig mogelijk over je eigen toestand te piekeren en steeds bezig te blijven. Als je dit niet kon, was elke dag een verschrikking. Waar in het in de oorlog op neer kwam, is dat je bedri-jvig moest overkomen. Het moest eruit zien of je snel en veel werk verzette terwijl het ondertussen zaak was je krachten te sparen. Soms liep

Page 6: Interviewbijlage Groep 1 20-10

ik uren door de ijzige wind en moest ik de kou trotseren, maar was tenminste nog wel in leven. Natuurlijk wenste ik soms ook dat ik doo-dging, maar dan dacht ik nee, ik wil er getuige van zijn als de nazi’s ten onder gaan.”

“Ik had een sterke overlevingsdrang, maar geluk was ook belan-grijk. Zo had ik een periode een officier die mij stiekem sigaretten en koffie gaf, dat moet je ook maar treffen. Over het algemeen waren de goden mij sinds ik jong was al goed gezind. Ik heb echt een besch-ermengeltje op mijn schouder gehad. Ik ben wonderbaarlijk genoeg niet doodgegaan aan de ziekte dysentrie terwijl hier duizenden mannen aan zijn overleden. Hoe dat kan? Doorgaan en niet nadenken. Ver-der hield ik me voor dat anderen er slechter aan toe waren dan ik

en dat ik me niet moest aanstellen. Ik probeerde optimistisch te zijn en er het beste van te maken met de mensen en mid-delen die ik had. Zo was het bijvoorbeeld fijn om liedjes te zingen met mede-kampgevangenen. Op die manier hielden we de moed erin.”

De 90-jarige deed zich vaak flinker voor dan hij zich in werkelijkheid voelde. “Ik heb mensen gemarteld zien worden, maar ik hield me groot. Na enige tijd maakte het zelfs geen indruk meer op me. Ik was zodanig afgestompt dat het me niets meer deed.” Bam-berg vertelt dat hij an-deren wel eens zag bid-den, maar dat hij dit zelf tot aan de dodencel niet had gedaan, ondanks dat hij gelovig is opgevoed. “Ik heb niet tot God gebeden toen het goed met me ging en ik wilde het niet ineens doen als ik in de problemen zat”, is zijn verklaring. “Ik

vroeg mij überhaupt af of je nog wel op God kon vertrouwen wanneer dergelijke dingen in de wereld gebeurden.”

Hij gaat er even voor verzitten. “Ik durfde me emotioneel pas echt te laten gaan toen we werden bevrijd” erkent Bamberg. “Op dat mo-ment kon ik mijn tranen de vrije loop laten en schaamde ik mij daar niet voor: het was een heerlijk gevoel.”

“Na de oorlogsperiode had ik last van het post-concentratiekampsyn-droom en moest ik een manier vinden om ermee om te gaan. Ik was vaak angstig en herbeleefde de momenten keer op keer. Op een gegeven moment speelde de oorlog in mijn dagelijks leven een grotere rol dan mijn ‘normale’ leven. Ik leefde in het verleden en moest oppassen dat ik er niet in bleef hangen. Dat heb ik overwon-

nen, mede dankzij mijn begripvolle vrouw die mij in deze periode heel erg heeft gesteund. Ook heb ik veel gepraat met overlevende kam-pvrienden en medische begeleiding gekregen. Uiteindelijk heb ik het verwerkt. Als dat niet het geval was geweest, was ik nu geen 90. Wat mij ook heeft geholpen in het verwerkingsproces was het opschrijven van mijn belevenissen in de kampen. Ik heb de oorlogsperiode in die zin van mij afgeschreven.”

De oorlog heeft hem getekend. “Ik ben nooit meer snel van iets onder de indruk. In dat opzicht ben ik ‘harder’ ben ge-worden. Soms is dat wel vervelend voor anderen, omdat ik bij sommige problemen denk: hoe kun je je hier druk om maken? Wat ik er ook aan heb overgehouden, is een schuldgevoel jegens gevangenen die de kampen niet hebben

overleefd. Het waren onze beste verzetsman-nen, de gewone jongens die duizenden levens van anderen hebben gered. Waarom leven zij niet meer en ik wel? Maar deze vraag zal altijd on-beantwoord blijven.”

Bamberg slaakt een opgeluchte? zucht. Hij oogt als een gezonde 90-jarige man die makkelijk kan praten over wat er gebeurd is. “Het gaat op dit mo-ment goed met mij. Ik voel geen wrok richt-ing Duitsers. Tijdens de oorlog heb ik ook ‘goede’ SS’ers meege-maakt. Mijn zoon is zelfs getrouwd met een Duitse. Ik heb geleerd dat het belangrijker is hoe een mens van binnen is.”

Page 7: Interviewbijlage Groep 1 20-10

‘Als je iets echt wil, dan lukt het ook’Rotterdam - Lisa Manuels heeft een eigen winkeltje genaamd Elle Aime. De shop is gevestigd in het Rotabs Style Center in Rotterdam Noord. Ze verkoopt leuke en grappige spulletjes, van schilderijen tot broches. Haar doel is om zoveel mogelijk mensen blij te maken met haar win-keltje. ‘Er is al genoeg el-lende in de wereld. Ik wil de mensen iets vrolijks bieden en natuurlijk mijn spulletjes verkopen’.

We waren nog geen tien minuten begonnen met het interview of er stond al iemand in de winkel. De vrouw leek net een klein kind in een snoepwinkel. Het was duidelijk dat ze niet weg ging zonder iets te kopen. Het werden twee hand-gemaakte elandhoofdjes met felle kleurtjes. Aan de kassa mocht zij nog een cadeautje uitzoeken.

Dit soort enthousiaste klanten is precies waar Lisa Manuels zich met haar Elle Aime op focust. In het winkeltje verkoopt Lisa uitsluitend hand-gemaakte spullen van zichzelf en van ontwer-pers van over de hele wereld. De winkel ligt vol met zelf ontworpen kaarten, geborduurde ket-tingen en handgemaakte knuffels. Om de maand worden ‘oude’ spulletjes vervangen door een nieuw assortiment. Vandaag kwamen nieuwe broches binnen vanuit Australië: “Deze heb ik zelf ont-worpen, en zijn met een lasertechniek gefabriceerd door twee Australische kunstenaars”, vertelt Lisa enthousiast.

Lisa Manuels is met haar 21 jaar één van de jongste ondernemers uit de buurt. Na haar middelbare school besloot ze om digitale fotografie aan de Kunstacademie in Rot

terdam te gaan studeren. Binnen een half jaar kwam ze erachter dat het eigenlijk niet was wat ze wilde: ‘Fotografie was het gewoon niet. Ik voelde dat ik geen fotograaf ging worden’. In die tijd kwam Lisa op internet steeds meer ontwerpers tegen die hun eigen gemaakte spul-len verkochten en daar van konden leven. ‘Als zij het kunnen, dan kan ik dat ook’, aldus Lisa.

Ze besloot om zich meer te richten op haar eigen tekenkusten en het ontwerpen van sieraden. Eind 2010 opende zij voor het eerst haar web-shop, en daarmee begon het creatieve ondernemer-schap. In korte tijd verwierf Lisa steeds meer bekendheid op inter-net. Daarbij maakte zij veelvuldig gebruik van nieuwe media als Twitter en Facebook. ‘Via inter-net bereik ik bijna al mijn potentiele klanten’, aldus Lisa. Een eigen ‘echte’ winkel was toen al haar droom maar dat het zo snel zou gaan had ze niet

verwacht.

Tijdens een bezoek aan het Rotabs Style Center in Rotterdam Noord kwam het openen van een eigen winkeltje opeens heel dichtbij. Het Rotabs Style Center is een oude kazerne omgebouwd tot winkelcentrum van de toegepaste kunst. De ruimte is verdeeld in verschillende units, die de kunstenaars kunnen huren en gebruiken als winkel en/of atelier. De bezoekers en klanten kun-nen zien hoe het product wordt gemaakt en datgeeft het kopen ervan extra charme. Rotabs han-teert een ‘easy in and out’ principe, waarbij er geen lange contracten worden getekend, en daardoor is het een ideale opstartplek voor beginnende creatieve ondernemers. In eerste instantie leek het een te grote stap voor Lisa om zo snel na de start van haar eigen bedrijf al een echte winkeltje te openen. Maar door de stimulatie van haar ouders begon het steeds aantrekkeli-

jker te worden, en ook aannemelijker te klinken. Op 1 april werd de knoop doorgehakt, en op 15 mei werd Elle Aime feestelijk geopend.

Het winkeltje bestaat niet alleen uit het verkopen van handgemaakte pro-ducten, maarook uit het geven van creatieve workshops. In de komende weken staan workshops haken en sieraden maken op de planning. Lisa geeft niet alleen zelf workshops, maar nodigt ook andere ontwerpers/kunstenaars uit. ‘Ik zou graag een soort platform willen zijn voor iedereen die creatief is; of je nu zelf iets maakt en het wilt verkopen in mijn winkel, of je een workshop komt geven of dat je er juist eentje komt bijwonen. Ik wil niet alleen een leuk winkeltje zijn, ik wil anderen kun-nen inspireren om zelf creatief aan de slag te gaan.’

Bij het organiseren van deze workshops en het runnen van een eigen winkel komen veel din-gen kijken; de promotie, de administratie, het zoeken naar geschikte producten of ontwerpers en het produceren van haar eigen werk, etc. Dit zijn allemaal vaardigh-eden die Lisa zichzelf heeft aangeleerd, zonder hier een opleiding voor te volgen. ‘Tegenwoor-dig wordt er vaak van je verwacht dat je eerst een opleiding volgt om daarna aan je carrière te beginnen. Je wordt raar aangekeken als je zegt dat je geen vervolgopleiding heb gedaan’, vertelt Lisa geërgerd. Een opleiding bleek niet noodzakelijk voor Lisa. Een aantal vaardigheden zoals het werken met Fotoshop, dat zij leerde op de Kunsta-cademie kwamen goed van pas, maar verder heeft

ze alles zichzelf eigen gemaakt. ‘Als je iets echt wil, dan lukt het ook’, is de filosofie achter Elle Aime.

Lisa is al een aantal keren met haar eigen kunst-werken in verschillende bladen te zien geweest. Afgelopen maand waren haar tekeningen te zien in een speciale kleurboekuit-gave van het maandblad Flow, ook stond haar winkeltje in De Telegraaf en kwam haar webshop naar voren in het blad 101 Woonideeën. ‘De publiciteit in alle bladen is geweldig. Daar bereik ik weer een groter publiek mee en het laat ook zien dat ik op de goede weg ben’. Niet alleen Ned-erlandse mensen komen Lisa tegen in de media en bezoeken haar winkeltje. ‘Vorige week kwam er een man uit Zuid-Afrika langs, die mijn winkel via internet gevonden had. Hij maakte een wereldreis en wilde perse stoppen in Rotterdam om mijn win-kel te zien. Echt geweldig leuk’.

Elle Aime richt zich niet op een breed publiek. Het grote publiek weet het Rotabs Style Center vaak niet te vinden, maar dat is volgens Lisa geen probleem: ‘Veel mensen waarderen het handge-maakte ook niet. Die vinden alles te duur, en maken vaak de opmerk-ing; ‘dit kan ik zelf ook’. Dat soort mensen snappen niet waar het om gaat. Het zijn iemands eigen verzonnen ontwerpen en producties, in tegenstel-ling tot de hedendaagse kapitalistische massapro-ductie’. Het merendeel van de bezoekers komt speciaal naar het Center toe, en dat is ook het publiek waar Lisa zich op richt. ‘Mensen die enthousiast en vrolijk zijn, en begrijpen wat handgemaakt inhoudt’.

Lisa Manuels aan het werk in Elle Aime.

Page 8: Interviewbijlage Groep 1 20-10

Interview: “Ze plukte je gewoon van de straat!”Peter Mengelkamp (83) zag op 12-jarige leeftijd vanuit zijn huis aan de Rot-terdamse Jan Kobellstraat hoe de Duitse soldaten de stad in marcheer-den. Het werd het begin van vijf jaar leven in een oorlogsgebied.

Wat was het moment dat u zich realiseerde dat het oorlog was?“Het was niet één specifiek moment, maar meer verschillende momenten bij elkaar die langzaam deden doordringen dat we in oorlog waren. Zo kan ik me het moment van de eerste bom-bardementen nog goed herinneren. Je hoorde de Duitse vlieg-tuigen heel laag over vliegen en toen we voor het raam gingen kijken, zagen we de bommen vallen op de Waalhaven. Het ge-zoem van de vliegtuigen en de klappen van de bommen die insloegen zal ik nooit meer vergeten. Toen wist ik dat er iets goed mis was. Het was voor mij heel moeilijk te bevatten, dat weet ik nog goed. Het onbezorgde gevoel dat je als kind hebt, wordt van je afgenomen. Ik weet nog wel dat ik in de loop van de dag telkens de klappen hoorde van het inslaan van de bom-men en dat toen iemand tegen me zei ‘dat is afweergeschut’. Toen ik dat hoorde dacht ik nog dat er bij de hoge gebouwen bij Marconiplein een soort scherm stond en dat bommen en kogels tegen hield. Later realiseerde ik me pas wat er werkel-ijk gebeurde, dat Nederland nog probeerde terug te vechten.” U stelt dat verschillende momenten u deden realiseren dat het oorlog was. Welke daarvan kunt u zich nog meer herinneren?“De eerste keer dat ik de Duitsers zag kan ik me nog goed voor de geest halen. Toen ze kwamen aan marcheren op de Schiedamse Weg. Ik weet nog goed dat er een paar bij bakkerij Risseeuw naar binnen gingen en je de één na de ander met slagroom-soezen in de hand naar buiten zag komen. Ze roofden gewoon die hele gebakszaak leeg. Dat was onwerkelijk om te zien.”

Hoe veranderde de oorlog het dagelijks leven?“In het begin viel het nog wel mee.. Dat je niet meer naar buiten mocht dat kwam allemaal later pas. Er was nog geen avondklok en was het allemaal wat minder streng. Ik ging nog gewoon naar school en mijn ouders gingen gewoon naar hun werk. Achteraf vind ik het eigenlijk best wel raar dat het leven gewoon door bleef gaan. Dat mijn moeder me naar school liet gaan, dat zou je je nu toch niet meer kunnen voorstellen. Maar ja, aan de andere kant begrijp ik het ook wel, wat moest je an-ders? Het luchtalarm ging wel meerdere keren per dag. Zo gauw als er ergens op de Noordzee een vliegtuig aankwam werd er een luchtalarm afgegeven. Ik weet nog goed dat we dan, als je op school was, met heel de klas op de trap moesten gaan staan.”

En wat deden jullie thuis als het luchtalarm afging?“Eigenlijk hetzelfde, ook onder het trap gaat gaan staan of zit-ten. En naarmate de oorlog vorderde vlogen er ook ’s avonds en ‘s nachts vaak vliegtuigen over, dan hoorde je dat zoemende geluid en dan zag je daarna gelijk al die zoeklichten van de Duitsers. Die zochten dan vanaf de grond te zoeken naar En-gelse vliegtuigen en als die dan over vlogen dan probeerden ze die uit de lucht te schieten. Als dat begon moesten we snel uit bed en dan gingen we altijd gelijk naar de schuilkelder.Waar was de schuilkelder?“Die was recht tegenover ons huis in de speeltuin van een schooltje. Ze hebben die schuilkelder vrij snel na het begin van de oorlog gebouwd en dan waren er een paar mensen die daar

de sleutel van hadden, waaronder mijn vader. In de speeltuin stond een zandbak en die had een geheime ingang met een luik. Mijn moeder had voor iedereen een vluchtkoffertje klaar staan, voor als we plotseling zouden moeten vluchten, en die ging dan ook altijd mee. Ja, dat gebeurde toch wel vrij regelmatig.” U zei net dat de gevolgen van de oorlog voor het dagelijks leven in het begin nog mee vielen, wat veranderde er later?“Later werd alles telkens strenger, je mocht ’s avonds geen licht aan hebben. Er kwam een avondklok. Alle waardevolle spullen, zoals radio’s, moesten worden ingeleverd. Qua eten was alles op de bon, er was gewoon helemaal niks meer. En die bonnen waren ook geen garantie, want het kwam ook vaak voor dat die dingen er ook niet meer waren. Er werd veel geruild. Mensen gingen met tassen vol linnengoed naar de boeren toe om te ruilen voor eten. Wij hadden een oom op het platteland en daar gingen we dan soms naartoe om aardap-pelen te halen. Maar dat was natuurlijk niet zonder risico’s.”Hoe bedoelt u dat?“Nou je moet je voorstellen dat je dan lopend vanaf Rotterdam naar Ameide ging. Mijn fiets was door de Duitsers in beslag genomen. En je hebt het dan toch wel over ruim 40 kilometer. Het was niet iets dat je even ging doen. Heen ging dan nog wel, maar terug was heel zwaar en dan was het altijd maar de vraag of je niet gecontroleerd werd. Op vitale punten, vaak bij bruggen, hielden ze vaak controles. Ik weet nog goed een keer dat ik kwam aanlopen bij Alblasser-dam en dat de Duitsers daar stonden te controleren bij de brug. Toen kon ik mijn zak aardappelen zo weer inleveren.”

Bent u vaker aangehouden of gecontroleerd?“Ja, een paar keer. Eén keer was ik aan het fietsen op de Bin-nenweg, zonder banden trouwens want die waren ook op, en toen seinden Duitse soldaten dat ik moest stoppen. Nou ja dan doe je dat ook natuurlijk gelijk en toen namen ze zo, zonder re-den, mijn fiets in beslag. En nog een andere keer, dat was ook op de Binnenweg. Ik had destijds altijd een speldje met een inktpatroon op van Gimborn, want je schreef in die tijd met kroontjespennen. En toen kwamen er twee Duitse soldaten aan lopen en toen rukte de één zo dat speldje van mijn jas. Dan schrik je je echt wezenloos. Gelukkig is het daar bij gebleven.” U vertelde net dat radio’s moesten worden ingeleverd. Hoe bleven u en uw familie op de hoogte van de ontwikkelingen?“Radio’s moesten worden ingeleverd, maar mijn vader had er één verstopt en dan luisterde we af en toe ’s avonds de En-gelse zender. Dat was wel heel gevaarlijk, want als ze zouden ontdekken dat je een radio had, dan zou je worden opgepakt en naar een concentratiekamp toe moeten. Eigenlijk kon je ook amper verstaan wat er werd gezegd, omdat de Duitsers de zender stoorden. Op den duur had je trouwens ook niet eens stroom meer. We fietsten dan in de keuken om licht te krijgen. Daarnaast had mijn vader een apparaatje gemaakt en dat zette je dat in de gootsteen zodat de kraan erop drupte. Dat werkte dan als een soort dynamo en daar kon je dan een klein

Page 9: Interviewbijlage Groep 1 20-10

lampje mee laten branden. Er werd trouwens ook wel met elkaar gepraat over de ontwikkelingen en op die manier ving je dan ook wel eens wat op. En via de Ondergrondse werden er plaatjes uitgedeeld waarin de oorlogshandelingen werden beschreven.”

Op 31 maart 1943 werd uw straat gebombardeerd door de Engelsen, wat betekende dit voor u en uw familie? “Gelukkig zijn we ongedeerd gebleven, maar de gevol-gen hiervan waren natuurlijk enorm. Van het ene op het an-dere moment hadden we geen huis meer. Ons huis stond nog wel enigszins, maar was te beschadigd om in te blijven wo-nen. Toen zijn we in eerste instantie tijdelijk ingetrokken bij één of andere fietsenhandel in Schiebroek en later zijn we bij de baas van mijn vader gaan wonen. Maar dat was voor mij van korte duur want niet lang daarna ben ik ondergedoken.” Waarom bent u gaan onderduiken?“Het werd gewoon te risicovol op straat. Duitsers namen het niet zo nauw met leeftijden en jongens werden gewoon zo van straat geplukt om te gaan werken voor de Duitsers. Net voordat mijn straat werd gebombardeerd dook ik daar al onder. Dat kwam eigenlijk doordat een vriend van mij, Joop Zuur, zonder reden werd opgepakt en gedeporteerd. Ik heb toen nog gezien vanaf de brug dat hij werd afgevoerd. Mijn vader heeft toen een stuk van de vloer uitgezaagd in mijn kamer met een plank erover heen. En als er dan onraad was dan ging ik daarin liggen en dan deed mijn moeder het luik dicht en legde er zij overheen. Maar toen onze straat werd gebombardeerd verloor ik ook mijn plek om onder te duiken. Toen ben ik naar mijn oom in Ameide gegaan.” Wat veranderde er toen u ging onderduiken in Ameide?“Ik werkte daar op het land. Het was er heel anders dan in Rot-terdam. Natuurlijk hadden ook boeren het heel zwaar, maar er was bijvoorbeeld wel meer te eten. Thuis kookte we vaak

siroop van suikerbieten of aten we tulpenbollen, maar mijn oom had dieren op de boerderij. Dus toen at ik ineens ook af en toe een stukje vlees. Ik ging trouwens wel nog elke dag naar school, zelfs toen. Ik kon een fiets van mijn oom lenen en dan fietste ik elke dag van Ameide naar een school in Schoon-hoven. Het leven op het platteland was absoluut niet goed te noemen, maar wel beter dan in Rotterdam. Voor het einde van de oorlog ben ik trouwens al terug gekeerd naar Rotterdam.”

Wat zijn u herinneringen aan de bevrijding?“Zoveel vreugde, plezier, maar natuurlijk ook verdriet om alle mensen die je om je heen hebt verloren. Ik weet nog goed dat iedereen de straat op ging om feest te vieren en dat de Engelse en Amerikanen als helden werden toegejuicht. Meiden die ti-jdens de oorlog hadden aangepapt met Duitser werden op straat kaalgeschoren. Dat weet ik ook nog goed. Ja en er werden de weken erna heel veel straatfeesten gegeven. Iedereen was zo blij. Dat was heel mooi.” Wat vond hij van dat kaalscheren

Denkt u vaak terug aan de oorlog?“Elke dag. Zo hoor je bijvoorbeeld soms weleens een vliegtuig overvliegen en als die dan heel hoog of heel laag vliegen, mak-en ze een bepaald geluid waarbij ik direct moet terug denken aan de oorlog. Dat gebrom en gezoem, dat zal ik nooit ver-geten. Maar ook de beelden van onze straat die was gebombar-deerd en de bommen die insloegen kan ik me nog heel helder voor de geest halen. Daar denk ik best nog wel vaak aan.“ Als u nu beelden ziet van de oorlog, wat doen deze dan met u?“Ik zie nog vaak beelden van de oorlog, maar dat komt omdat ik deze ook op zoek. Ik kijk graag oorlogsfilms en series. Sommigen daarvan raken me echt diep. Ik vind het ook heel belangrijk dat er nog steeds films en series hierover worden gemaakt.”

Page 10: Interviewbijlage Groep 1 20-10

Wat zijn social media eigenlijk?“Social media zijn digitale netwerken waar mensen kunnen communiceren, zichzelf kunnen uiten, en nieuwe mensen kunnen leren kennen”

Hoe ziet het social media landschap er vandaag de dag uit?Social media is niet representatief voor de samenleving, maar is wel reflecterend. Als je in een vijver kijkt zie je jezelf wel in de reflectie, maar het geeft niet precies weer hoe jij er uit ziet. Er zit altijd een zekere discrepantie in: niet iedereen is actief op social media, maar het je kunt er zeker dingen uithalen die spelen in de maatschappij.

Welke plek heeft social media gekregen in het dagelijks leven van mensen?Op de eerste plaats is social media iets wat vooral met de jongere generaties geassocieerd wordt. Er wordt vaak gedacht dat een groot deel van het sociale leven van jongeren en pubers zich op het Internet afspeelt. De jongere generatie maakt er ook wel steeds meer gebruik van, maar eigenlijk valt het wel mee. Het aantal mensen dat zeer actief op sociale media is stagneert zelfs. Er komen steeds meer mensen bij die het ‘een beetje’ gebruiken.

Netwerk sites als Facebook en Twitter worden vaak gebruikt als verlengstuk van de huidige vriendenkring in plaats van een vervanging daarvan. Er ontstaat een sociale synergie tussen zowel on- en offline sociale activiteiten. Ik zou

bijvoorbeeld nooit 600 Twitter-volgers hebben als ik mezelf nooit in de buitenwereld zou laten zien.

Wat zijn de grote veranderingen?Ik ben niet zo van de toekomst.. Ik weet veel van nu, maar ik hou er niet van om te speculeren. Er wordt veel gepraat over eventuele trends, maar over het algemeen zijn grote technologische trends niet te voorzien. Wie had er bijvoorbeeld 10 jaar geleden gedacht dat iedereen GPS op zijn mobieltje zou hebben?

De ontwikkelingen ontstaan dus eigenlijk uit zichzelf?Ja, en die zijn lastig te voorspellen. Wel zijn er altijd ‘hypes’ zoals augmented reality (het toevoegen van digitale beelden bij reele beelden, red.), location based applications (applicaties die gebruik maken van de geografische positie van het toestel, red.), en group buying sites als Groupon (sites waar massaal aanbiedingen kunnen worden gekocht), maar dit kun je geen trends noemen.Wat ik wel zie is dat Facebook langzamerhand niet meer weg te denken is binnen de wereld van Social media. Facebook wordt voor zo ontzettend veel dingen gebruikt. Het lijkt er op dat Facebook de positie als stabiel platform heeft weten te bereiken, en het aantal gebruikers duidt er op dat er nog lang geen einde is aan de website. Er zijn echter natuurlijk genoeg critici die Facebook om vooral privacy-technische redenen afkeuren.

Privacy is inderdaad een vaak voorkomende term binnen de social media discussie. Hoe zie jij de bezwaren van critici die vinden dat social media ten koste gaan van de privacy?

De kern van privacy ligt bij de mens zelf. Ik vergelijk het altijd met gedrag in een publieke omgeving, waar ook iedereen kan zien wat je doet. Veel mensen vergeten dat social media hoofdzakelijk een publieke ruimte betreft die per definitie privacygevoelig is. Het getoonde gedrag is dan ook niet alleen eigendom van degene die

“Wie had er tien jaar geleden verwacht dat iedereen GPS op zijn mobiele telefoon zou hebben?”

“Met die sociale media weten ze alles van je!”Districschef Gerda Dijksman van het politiekorps in Zuid-west Drenthe is geschorst nadat ze op Twitter een speculatie deed over twee dodelijke slachtoffers in Meppel. Een Britse Labour-politicus is in de problemen ge-komen omdat hij de koningin op Facebook vergeleek met ongedierte. Content plaatsen op sites als Facebook wordt vaak bekritiseerd omdat deze informatie niet goed beschermd zou zijn en doorgespeeld zou worden aan derden. Sociale media lijken hun plek in de samenleving nog niet helemaal gevonden hebben. In een modern kantoorpand in Amsterdam zit Chung Hwa Chao, strateeg en social media expert bij marketingbedrijf Energize. Achter zijn bureau scrollt hij door zijn lijst met 671 Twitter ‘followers’ die zijn ‘Tweets’ (berichten) volgen.Hij vertelt over de positie van sociale media binnen onze samenleving.

Page 11: Interviewbijlage Groep 1 20-10

gedrag toont, maar eigenlijk van iedereen die het gedrag heeft gezien.

Het is dus de verantwoordelijkheid van de mensen zelf?Ja, zeker. De voorwaarden en gevolgen van het plaatsen van content op social media worden niet altijd even duidelijk aangegeven, maar alsnog is het ieders eigen verantwoordelijkheid om in de gaten te houden wat de andere gebruikers wel en niet mogen weten.

Deze discussie is ook echter al redelijk gedateerd: toen de eerste fototoestellen werden uitgevonden

waren er ook discussies over privacy. Mensen waren bang om ongewild op de foto te worden gezet. Deze discussie is ook overgewaaid en dit zal ook zo gaan met de privacy-discussie over social media. Ik maak me er niet zo druk om: in de geschiedenisboeken zie je dit vaak terug-komen, en de discussie is altijd overgewaaid. Een andere oplossing zou zijn dat kinderen al in een vroeg stadium onderwezen worden over ‘digitale etiquette’, ik ben hier een groot voorstander van.Hoe zie je dat dan voor je?

Dat er al op jonge leeftijd, het liefst als begin-nend op de basisschool, kinderen bewust worden gemaakt van het verantwoordelijk omgaan met internet en sociale media. Zo krijgen jongeren steeds meer besef van de consequenties van sites als Facebook en Twitter, en het plaatsen van content hierop.

Wat is voor jou een goed voorbeeld waarop social media terug te vinden is in de samen-leving?Een schoolvoorbeeld van hoe social media op een goede manier gebruikt kan worden is Starbucks. Zij gebruiken het om sociaal gedrag te tonen aan de buitenwereld, iets wat in het bedrijfsleven de afgelopen decennia ontbrak. Door middel van Twitter beantwoord Starbucks vragen van klanten over producten, diensten en het bedrijf zelf, en start de conversatie met de klant zowel online als offline. Zo wordt een merk steeds meer een maatschappelijk individu wat ook menselijk gedrag toont. In deze lijn van gedachten zijn er onlangs 2 vestigingen in New York geopend waarvan de volledige winst terug de wijk in gaat waar ze zijn gevestigd. Zo draagt social media bij aan een wereld waar sociaal gedrag bepalend is voor de plek in een maatschappij.

“Kinderen zouden op de basisschool de digi-tale etiquette moeten leren.”

Page 12: Interviewbijlage Groep 1 20-10

‘Mensen pikken veel meer omdat ik Fransman ben’‘Bonjour mademoi-selle!’ Met de groen-wit geblokte tafelkleedjes en de portretten van Franse sterren uit de jaren 50 aan de muur stap je een stukje vervlogen Frank-rijk binnen. Vloeiend Frans spreken is er bijna een eis. Er werkt dan ook voornamelijk Frans personeel in de Haagse Le Bistrot de la Place. Gasten worden netjes begroet met een ‘Bonsoir messieurs-dames’ en worden met ‘Au revoir’ weer uitgezwaaid. Een snel weerzien is waarschi-jnlijk: tachtig procent van de bezoekers is vaste klant.De Lyonnais Marc Cruel-las, maître van Le Bistrot de la Place, startte bijna 15 jaar geleden met zijn landgenoot chef-kok Nor-bert Tillard dit restaurant: ‘Als eigenwijze Fransman wil ik me onderscheiden van de rest van kokend Nederland dat Frans pretendeert te zijn.’ De Franse cultuur zit vol-gens Marc niet alleen in het bloed, maar het gaat om de hele ervaring van gastvrijheid tot authentic-iteit in de keuken. Er zijn twee uitzonderingen: zijn Nederlandse vrouw Karin

– ‘U denkt toch niet dat ik voor de culinaire uitspat-tingen en de goede weer-somstandigheden naar Nederland ben gekomen?’ – en ‘hobby sous-chef’ Gilbert Korrubel, die als verjaardagscadeau ooit een kookles in het restaurant kreeg en intus-sen al weer een aantal jaar met chef-kok Pierre Marchadier de ‘drijvende kracht’ achter het restau-rant Gilbert is er voor de Nederlandse touch. Hij spreekt nauwelijks Frans, Pierre slechts een paar woorden Nederlands. Hoe ze met elkaar commu-niceren? ‘Culinaire taal’, zegt Cruellas. In 1991 kwam Cruel-las naar Nederland, de liefde achterna, en ging in Zoeterwoude wonen. Een jaar later kreeg hij een naar eigen zeggen een opportunité géniale: hij kreeg de kans om onder Edwin van de Goor te werken bij Restaurant Seinpost in Schevenin-gen. Deze ervaring werkte als een springplank voor zijn verdere carrière: ‘Vanaf het moment dat ik naar Nederland kwam, had ik het idee om voor mezelf te beginnen. Maar je moet eerst natuurlijk

wel het nodige weten van de werking tussen gasten en restaurateur in een nieuw land – en zelfs als chauvinistische Fransman – van de taal. Een grapje: hoe noem je iemand die drie talen spreekt? Trilingue. Twee talen? Bilingue. Één taal? Een Fransman.’ Hoewel men misschien zou verwachten dat er veel Fransen komen eten in dit Haagse stukje Frankrijk, is dat niet het geval: ‘Daar zijn we niet exotisch genoeg voor. Wat wij bieden - de klassieke Franse boerenkeuken - is voor Fransen zelf niet bijzonder genoeg. De Fransen die in Nederland wonen zijn voornamelijk expats. En laten we ee-rlijk zijn, een Française kan beter koken dan de gemiddelde Nederlandse vrouw. Fois gras, bavette, steak tartare: we serveren allemaal gerechten uit de gewone Franse keuken. Fransen in Nederland gaan liever naar een Chinees of een Indone-sisch restaurant, op zoek naar iets nieuws.’‘Wat wij wél bieden is een stukje nostalgie. Zo kwamen er anderhalf jaar geleden, op een vrijdaga-

vond, drie dames tussen de 35 en de 40 jaar bij ons eten. Toen ze naar buiten gingen om te roken kwam ik even bij ze staan: ‘Wat ben je toch een vervelende Fransman’, zei één van de dames. ‘Onze moeder draaide die verschrikkelijke Franse chansons altijd toen we klein waren en waar denk ik aan nu ik ze hier weer hoor? Aan mijn moeder! ‘Twee maanden later werd de verjaardag van moeder hier gevierd. Een stukje Nederlandse nos-talgie, dat vind ik mooi.’ Cruellas mag zijn klanten graag een beetje schof-feren. ‘Mensen pikken vaak veel meer omdat ik Fransman ben: ‘Aah… dat is gewoon een Frans trekje. Veel is ook toneel, maar aan de andere kant: zo ben ik gewoon. Het is een onderdeel van de cultuur. Ik heb ontzet-tend veel kapsones en een hele grote mond. Ik hou ervan om me onbeleefd te gedragen en tegelijkertijd ‘u’ te blijven gebruiken. Het gaat allemaal om de approche.’ Volgens Cruellas komen mensen vaak terug door de passie waarmee er gewerkt wordt en de persoonlijke aandacht: ‘Ik heb verschillende generaties zien opgroeien in mijn restaurant, het doet zo goed om dat te zien. Het geeft een gevoel van zekerheid – wij zijn trouw en zij zijn trouw. Er is in dat opzicht weinig surprise. We hebben bovendien veel gasten die altijd hetzelfde gerecht bestellen. Zoals Monsieur purée!’, roepen Marc en Pierre tegelijkertijd uit. ‘Hij wil altijd des bonnes pommes de terres, maar we weigeren de zuurkool en door heen te stampen zoals in Nederland, dat moet hij zelf maar doen.’ Ook de politiek - het res-taurant zit op steenworp afstand van het Binnenhof

- komt regelmatig op bezoek: ‘Ik heb zeven kabinetten zien vallen, maar ik besta nog.’ Elke vrijdag en za-terdagavond zingt Marc Franse chansons in het restaurant, begeleid door een Franse pianist, Guillaume Marcenac. Al jaren een groot succes. Wie zijn favoriete Franse artiest is? ‘Pff, Je ne sais pas! Jacques Brel, Edith Piaf… Ik hou ook van Nederlandse artiesten, Wim Sonneveld, Wende Sneijders: wat een stem, incroyable! En André Hazes, serieus! Ziet u de overeenkomsten tussen hem en Edith Piaf niet? Allebei hielden ze van drank, allebei niet bepaald schoonheden, allebei kunnen ze goed zingen en als ze dat doen komt het echt van hier’ – hij wijst naar zijn hart. ‘Ik ben naar zijn laatste concert in het Olympisch stadion in Amsterdam geweest: 30.000 Nederlanders – en ik. Ik hou van muziek – en van eten en drinken.’Le Bistrot de la Place is naast eten ook vriendsc-hap, vertelt Marc. ‘Eten serveren is makkelijk, maar er is zoveel meer dat de gast niet ziet: de voor-bereiding, het proeven, het uitproberen… Ik heb in alle jaren dat ik hier werk nog nooit gedacht: Merde, ik moet gaan werken! Het is passie, vraiment’. Een rondleiding door het restaurant gaat van de tegeltjes met blauwe engeltjes aan de muur in de keuken tot en met de toiletten met de foto’s van mooie Françaises voor de mannen en stoere Fransmannen voor de vrouwen. ‘Oui, c’est La France!’, roept de maître enthousiast uit. Maar dan wel op zijn Nederlands. ‘Frankrijk op de fiets.’

Page 13: Interviewbijlage Groep 1 20-10

Wanneer een nachtmerrie werkelijkheid wordtEr zijn tweehonderd geregistreerde slachtoffers van loverboys per jaar. Dit is volgens deskundigen slechts het topje van de ijsberg. Sommige doen hun verhaal, veel houden het liever voor zichzelf. F. vertelt haar ver-haal. “Ik haalde altijd goede cijfers op school. Was het braafste meisje van de klas. Van het ene op het andere moment, ging het gigantisch fout.”

Ik was veertien, zat op de middelbare school, in de tweede klas Havo. Ik was altijd het braafste meisje van de klas. Op een dag ontmoette ik M. Hij had mij al vaker gezien en wilde graag kennismaken, zei hij. Ik dacht toen: Goh, wat een nette jongen die zich zo komt voorstellen. Sinds die dag gingen we steeds meer met elkaar om. Hij was negentien en had zijn school niet afgemaakt maar werkte voor zijn oom. Hij verraste me altijd met kleine cadeautjes. Die kleine cadeautjes werden steeds groter en toen we twee maanden met elkaar omgingen, kreeg ik een prachtige ring van hem. Hij vroeg me ‘officieel’ verk-ering. Ik zei natuurlijk ja.Mijn ouders waren er vanaf het eerste moment al op te-gen. Hij was te oud, te vol-wassen, zou andere dingen willen dan ik. Ik luisterde niet, ik was verliefd. De relatie tussen mijn ouders was, ondanks dat ze gesc-heiden waren, goed. Ik had geluk, want ik had vriend-innetjes bij wie de ouders gescheiden waren en dat was een groot drama! Ik vond het dus niet tof dat zij er zo op tegen waren en begon me tegen hen te ker-en. Ze zagen het niet goed en ik was meer volwassen dan ze dachten, vond ik. Op school ging het steeds slechter, ik ging over naar de derde klas, maar werd wel naar de Mavo geplaatst. Het gezeur met mijn ouders zorgde er voor dat ik steeds vaker bij M. was en spijbel-de van school. Toen mijn vader me verbood hem nog te zien, kreeg ik ruzie.Ik zei dat hij mijn vader niet meer was en ik hem nooit meer wilde zien. Mijn moeder en haar vriend probeerden hierover met mij te praten, M. stond voor de deur. Hij zei dat als ze niet wilden luisteren, ik wel bij hem

kon komen wonen. Blind van verliefdheid ben ik de discussie met mijn moeder en haar vriend aangegaan. Ook zij zagen het in mijn ogen helemaal verkeerd, dus ik pakte mijn spullen en liep weg. Zij hadden geen idee waar M. woonde.Had ik nu maar naar ze geluisterd, want van het ene op het andere moment ging het gigantisch fout.

Toen ik bij hem woonde, troostte hij me eerst met cadeautjes. Ik ging nog gewoon naar school, maar voelde me niet goed, ik was depressief denk ik. Ik zag er steeds slechter uit, vermag-erde. Ik begon met blowen, omdat hij dat ook deed. Hij stelde voor dat ik een bi-jbaan zou zoeken, zodat ik kon meebetalen aan het huis. Dat leek me geen slecht idee, ik woonde op zijn ko-sten en dat kon hij met zijn baantje bij zijn oom natu-urlijk niet alleen betalen. Er kwamen steeds meisjes langs in het huis waar we woonden, maar ik vertrou-wde M. Een van die meisjes was zijn nicht S., ze was heel mooi, lang haar, slank en ik was onzeker en wilde zoals haar zijn. Ze nam me onder haar hoede, gaf me een ‘make over’, en zorgde ervoor dat ik me beter ging voelen. Ik voelde me bij-zonder dat zij zo voor me wilde zorgen. S. kwam met het idee voor het bijbaantje.“Het is niet zo erg als het li-jkt,” zei ze. “Je went er van-zelf aan en je krijgt onwijs veel geld. Dat geld moet je natuurlijk wel delen”. Ik was zo van haar onder de indruk en geloofde haar zo erg! Ik stemde ermee in om achter het raam te staan. De eerste keer kreeg ik een zakenman, die de daad snel klaar wilde hebben. Ik heb daarna de rest van de avond gehuild. M. zei dat ik me moest vermannen en dat de volgende keer wel

beter zou gaan. En anders moest ik maar weggaan. De volgende keer ging helemaal niet beter, maar ik deed alles om bij hem te kunnen blijven. En hij was zich zo bewust van waar hij mee bezig was, hij had maar een doel: geld ver-dienen. Mijn liefde voor hem maakte mij zo blind. Na een tijd te hebben gew-erkt en elke avond mezelf in slaap te huilen, was ik het zat. Ik wilde niet meer, en wilde een andere baan gaan zoeken. Ik zag nog steeds niet dat M. en S. me lieten prostitueren voor zichzelf en dacht dat ik mee betaalde aan de huur. Ik had zelf geen cent gezien, maar kreeg wel mooie kleding en sieraden. Dus toen ik S. vertelde dat ik een ander bijbaantje wilde zoeken, lachte ze me uit. “Zie je het niet? M. maakt meisjes verliefd en ik haal deze ‘po-tentiële hoertjes’ over om te werken. En bij jou ging het wel heel makkelijk!” lachte S. Ik geloofde haar eerst niet, was boos en ver-drietig dat mijn rolmodel zo praatte over mijn geliefde. Een paar dagen later nam M. me mee naar de tatoo shop, hij had gehoord van S. dat ik een andere baan wilde zoeken en was hier niet zo blij mee. Hij wilde me brandmerken met zijn naam. “Zo kan iedereen zien dat je van mij bent” zei hij. Ik was bang en boos tegelijk en wilde toen we thuis kwamen mijn spul-len pakken. Dit was de eerste keer dat hij me sloeg. Ik moest blijven en voor hem werken. De leuke M. die ik had leren kennen was compleet verdwenen. Daarna kwam het steeds vaker voor dat hij me sloeg, als hij vond dat ik niet ge-noeg geld verdiende of als hij ergens anders pissig om was. Ik was zestien en ging inmiddels niet meer naar school omdat ik geen

leerplicht meer had. Er kwamen nieuwe naïeve meisjes in- en uitlopen, telkens met de mooiste sieraden, telefoons en kl-eding, allemaal nieuwe ‘potentiële hoertjes’. De nicht van M. zag ik niet meer, zij had een nieuw stekkie waar zij inwon-ing aanbood aan de nieu-we meisjes, vertelde M. Het werk werd steeds meer een routine-job en in de loop van de tijd ben ik ook harddrugs gaan ge-bruiken, wat mijn leven wat ‘dragelijker’ maakte. Als ik erop terug kijk, leek het alsof het leven uit me was gezogen. Ik had met niemand contact en was niet meer het meisje van vroeger. Ik had net zo goed dood kunnen zijn.

Op een dag knakte het bij me. Hij was buiten de deur en dacht dat ik loyaal aan hem zou blijven. Ik zag mijn kans om weg te lopen en ging naar mijn moeder en haar vriend, die ik huilend in de ar-men viel. Ze heeft me de afgelopen tijd enorm ges-teund, ondanks wat ik haar allemaal heb aangedaan. Ik heb haar alles verteld. Ze raadde me aan om ook met een instantie te praten, wat ik heb gedaan.Hij belde me de eerste dag nog, ‘waar the fuck’ ik was. Ik zei met een tril-lende stem dat ik weg was en nooit meer terug zou komen. Hij schold me uit en bedreigde me. Als hij me zou tegen zou komen in de stad zou hij me

aan mijn haren mee terug slepen. En dat als ik aangifte zou doen, ik eraan zou gaan.Het besef dat hij niet van me hield, me gebruikte, mis-bruikte, deed eerst veel pijn. Maar nu ben ik alleen maar boos. Ik durf nog steeds geen aangifte te doen, ik ben bang dat hij me komt opzoeken als dit gebeurd.

Ik ben inmiddels met mijn moeder en haar vriend naar een andere plaats verhuisd en heb mijn naam verand-erd. Met mijn vader ben ik langzaamaan ook weer con-tact aan het leggen. Ik werk parttime en leer tegelijk. Ik help nu ook andere slachtof-fers van loverboys die hun vragen stellen op het in-ternetfora. Het lukt niet al-tijd, iemand vroeg me laatst: Wat weet jij er nu van? Ik heb haar toen mijn verhaal verteld en uitgelegd dat ik was ontsnapt aan dat leven, aan de nachtmerrie die wer-kelijkheid was geworden. Ik wil niet publiekelijk meiden gaan helpen, zoals via slach-tofferhulp. Ik ben nog steeds te bang dat hij achter me aan komt en me iets aandoet.Wegens privacy redenen zijn de na-men weggelaten. Als u vragen heeft kunt u contact opnemen met de redactie.

Schrijfster Maria Mosterd, ook loverboy slachtoffer, heeft een boek geschreven over haar ervaringen

Het verhaal van een loverboy slachtoffer

Page 14: Interviewbijlage Groep 1 20-10

Riet Ton, een vrouw met sterke socialistische idealen, grondlegster van vrouwenbeweging ‘De Rooie Vrouwen’ en vanaf 18 jarige leeftijd be-trokken bij de Partij van de Arbeid (PVDA). Nu, 65 jaar later, nog altijd lid van de PVDA. Riet kijkt terug op 65 bewogen jaren, de jaren waarin zij streefde naar gelijke kansen voor vrouwen.

Wanneer is de interesse voor de politiek begon-nen?

Ik ben Lid van de Partij Van De Arbeid geworden toen deze werd opgericht na de oorlog, dit was om precies te zijn in Februari 1946. Inmiddels ben ik 65 jaar lid, zo lang de par-tij al bestaat. De PVDA ontstond uit een groep mensen uit de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vri-jzinnige Democratische Bond, de kleine Christel-ijke Democratische Unie (CDU) en enkele leden van de Christelijke His-torische Unie (CHU).Op 18 jarige leeftijd woonde ik mijn eerste ledenvergadering bij, dit heb ik gedaan tot een jaar of vijf geleden, tot mijn tachtigste. In de jaren zeventig ben ik de politiek in gegaan als beroep, dit was mijn eerste fulltime baan. In 1975 ben ik de gemeenteraad van Rotterdam ingegaan als raadslid, dit heb ik zeven jaar gedaan. Vervolgens ben ik de Tweede kamer gaan werken voor Frans Moor, destijds mochten de Kamerleden zelf een assistente aannemen, drie jaar gedaan, toen weer terug naar de Gemeenter-aad.

Niet ongewoon voor een meisje van 18 jaar om met politiek bezig te zijn?

In die tijd melde zich veel jonge meisjes aan bij een politieke partij. Wij hebben onze jeugd doorgebracht met allerlei verboden, vandaar ook de sterke drang naar zeggenschap. De Tweede Wereldoorlog speelde ook een belangrijke rol destijds, dit heeft mij gevormd. Het was zo’n slechte tijd dat je graag meebesliste over hoe het moest zijn.

Wat is de doorslag geweest dat u zich heeft aangesloten bij de ‘Rooie Vrouwen’?

Tussen 1946-1952 werkte ik bij het dagblad ‘Het Vrije Volk’. Het mo-ment dat ik besloot te gaan trouwen werd ik er uitgeschopt, nota bene bij een socialistisch dabblad. Dit was een van mijn slechtste ervaringen uit die tijd. Zelfs ambtenaren werden ontslagen wan-neer ze gingen trouwen, je kunt het je nu niet meer voorstellen. Het jaar erna heb ik niets anders gedaan dan boeken lezen, het huishouden interesseert mij absoluut niet. Geluk-kig kon ik het tweede jaar weer parttime werken, niet in vaste dienst, dit was niet toegestaan voor getrouwde vrouwen.In die tijd bestond al wel de ‘Vrouwen Bond’ als onderdeel van de PVDA. Hier ben ik nooit lid van geworden, het waren van die huisvrouwen. Hier voelde ik mij totaal niet tot aangetrokken. Na het krijgen van kinderen, het opdoen van levenservar-ing door de jaren heen, liep ik vaak met mijn kop tegen de muur door de

dingen die ik niet meer kon doen. Het was van-zelfsprekend dat de man ging werken en de vrouw thuisbleef, er bestond geen pil, geen crèches en ga zo maar door. Het keerpunt kwam toen een aantal vrouwen lan-delijk bij elkaar kwamen. Ik woonde destijds in Rotterdam, had drie kin-deren, waarvan de jongste een jaar. Mijn ouders paste op de jongste, zodat ik de bijeenkomsten kon bijwonen. Wij waren allemaal vrouwen die iets wilden doen, strijdbare vrouwen! Ik heb in het hoofdbestuur van de ‘Rooie Vrouwen’ gezeten en vervolgens ben ik voorzitter van Rot-terdam geworden. Func-ties die veel tijd in beslag namen, maar financieel niets opleverde.

“Wij waren allemaal vrouwen die iets wilden doen, strijdbare vrou-wen!”

Waar streden de ‘Rooie Vrouwen’ voornamelijk voor?

De ‘Rooie Vrouwen’ streden voor gelijke rechten en gelijke be-loning, evenals voor de herverdeling van arbeid en macht, dit laatste ook binnen de PvdA. Onze doelstellingen waren het verspreiden van sociaal-democratische beginse-len onder vrouwen, het scholen van vrouwen en het benadrukken van vrouwenbelangen in de partij en de maatschappij. Daarnaast hebben we wel een x aantal vrouwen op het goede spoor gezet op het gebied van educatie. Iedere bijeenkomst be-spraken we de belangri-jkste zaken uit het nieuws en lazen we gezamenlijk boeken. Een aantal jaar geleden kwam ik een vrouw tegen die mij herkende uit de ‘Rooie Vrouwen’. Ze zei: ‘Als ik aan jou denk ben ik je nog steeds zo dank-baar! Ik ben met andere ogen naar dingen gaan kijken’. Dit is precies wat de beweging als streven had.

De ‘Rooie Vrouwen’ kwamen in 1976 nadru-kkelijk in het nieuws, door een bezetting van de Bloemenhove abortus-kliniek in Heemstede, die toenma-lig minister van Justitie Van Agt destijds wilde sluiten, was u hier bij betrokken?

Dit was een van mijn hoogtepunten uit de tijd van de ‘Rooie Vrou-wen’. Wij hebben met de vrouwenbeweging, de kliniek van binnen en buiten bezet. Het ging ons er om dat je als vrouw zeggenschap moet kunnen hebben over het krijgen van kinderen. Als je toch in verwachting raakte kon je er voor kiezen het weg te halen. In 1981 werd dit beloond met het aanne-men van de abortuswet.

Hoe omschrijft u een typische ‘Rooie Vrouw’ van toen?

Sommige vrouwen hadden het van thuis uit meegekregen. Ik had het een beetje te danken aan mijn buurman die mij op

“We tilden elkaar naar een hoger plan”

1986, 25 September. Afscheid vertrekkende gemeenteraadsleden Partij Van De Ar-beid. V.l.n.r.: v.d. Pols, Rotmeyer, Ton-Vink, de Vries

Page 15: Interviewbijlage Groep 1 20-10

jonge leeftijd enthousi-asmeerde voor politiek en mijn vooruitstrevende moeder. De vrouwen hadden veel solidariteit onderling, we tilde elkaar naar een hoger plan. Alle vrouwen zijn daardoor goed in de maatschappij terecht gekomen. De ondergrond hadden we allemaal, een vechtersmentaliteit, knokken! We hadden al-lemaal kinderen die naar school gebracht moesten worden en liepen zo tegen dezelfde obstakels in de maatschappij aan. Het overblijven van kinderen tussen de middag, is iets geweest waar wij vresel-ijk voor geknokt hebben, dit was de enige oploss-ing voor vrouwen om een volle dag te kunnen werken.

In hoeverre hebben uw sterke idealen en activ-iteiten in de politiek, destijds uw gezinsleven beïnvloed?

Mijn man heeft destijds bedankt voor de PVDA. Alle vernieuwingen moest hij niks van hebben en ging zich op een gegeven moment heel erg verzet-ten. Hij heeft vier jaar lang in de Gemeenteraad gezeten, toen werd er gezegd: ‘Als het thuis maar loopt’. Dit zou niet in mij opgekomen zijn hem te vragen in de tijd dat ik in de Gemeenteraad zat. Hij had nooit gedacht dat ik dit zou bereiken. En misschien was hij er wel trots op, het was een type dat zoiets nooit zou laten merken. Ik kon de dingen doen die ik wilde doen omdat mijn dochters zei-den: ‘Doe het nou maar ma, wij zorgen wel dat alles thuis goed gaat’. Het leverde wel strijd op tussen mannen en vrouwen, ze was opeens niet altijd thuis, som-mige mannen konden dit niet accepteren. Je kon twee dingen doen; je er

bij neerleggen of je zin doordrijven!

“Je kon twee dingen doen; je er bij neerleggen of je zin doordrijven!”

Riet Ton, een vrouw die heeft bijgedragen aan de veranderende rol van vrouwen in onze samen-leving. Een inspirerend voorbeeld voor vrouwen uit de jaren zeventig en tot de dag van vandaag is zij de strijdlust niet verloren. De strijd voor gelijke rechten voor vrouwen mag niet onderschat worden. Tegenwoordig lijkt de steeds meer tot elkaar komende verde-ling tussen mannen en vrouwen vanzelfsprekend. De maatschappij had er anders uitgezien was niet door de inzet van vrou-wen zoals Riet.

Page 16: Interviewbijlage Groep 1 20-10

I am not myselfRomy van Eijk (23) studeerde in juni af aan de mode opleiding van de Willem de Kooning Academie in Rotterdam met een werve-lende fashionshow in de Fenixloodsen in Katendrecht. Haar col-lectie kenmerkt zich door humor, Afrikaanse invloeden, kleur en volume. In haar studentenkamer in Rotterdam praat ze over haar afstudeercollectie, haar stijl en haar ambities te praten.

Romy’s kamer oogt rommelig maar gezellig. Overal hangt kleding, liggen stoffen, schoenen liggen verspreid door haar kamer en de muren hangen vol met foto’s. Prominent aanwezig in haar kamer zijn de naaimachine en een paspop, waarop haar nieuwste creatie hangt. ‘Momenteel ben ik bezig met het maken van een kleine, meer ingetogen en draagbare collectie van ongeveer vijf stukken, die gebaseerd is op mijn afstudeercollectie. Het is de bedoeling dat deze mini-collectie, samen met de stukken van andere jonge ontwerpers, verkocht gaat worden bij Dek 22. Dek 22 is een pro-jectruimte waar kunstenaars en ontwerpers hun creaties kunnen showen. Samen met een vriendin schrijf ik jonge ontwerpers aan en vraag ze of ze aan dit initiatief mee willen doen, om ze na hun afstudeercollectie een mogelijkheid te bieden om er iets mee te doen. Het is zo zonde als al die mooie stukken in de kast blijven hangen’, vertelt Romy.

Hoe ben je op het idee van je afstudeercollectie ‘I am not myself’ ge-komen?‘Ik wilde graag een collectie maken die over culturen ging. In de bibliotheek kwam ik een boek tegen over Afrikaanse maskers en was meteen gefascineerd door de grafische prints. Hier wilde ik iets mee doen! De titel van het boek was ‘I am not myself’ en beschreef hoe je als het ware iemand anders werd met een masker op, misschien wel degene die je wilde zijn. Vervolgens ben ik aan de slag gegaan met ontwerpen. Ik wilde iets met humor, veel kleur en volume en ruimte. Omdat ik een collectie wilde maken die niet heel erg draagbaar zou zijn, voelde ik me heel erg vrij tijdens het ontwerpen. Het moest een collectie zijn van acht outfits, dus ik kon er alle kanten mee op.’Hoe heb je de modeshow van je afstudeercollectie ervaren?‘Ik had vantevoren verwacht dat het heel hectisch zou zijn, maar dat viel eigenlijk wel mee. Doordat je je beoordeling al had gehad, wist je al dat je geslaagd was. Uiteindelijk verliepen de dag van de show relaxter dan ik had verwacht. Wel kwam die dag alle stress en spanning van het harde werken eruit. Ik kon eindelijk alles loslaten. Toen de modellen mijn outfits gingen showen, sneakte ik even naar voren om het te kunnen zien. Het werkte zo goed; mijn outfits, de modellen, de make-up, de schoenen en de muziek. Ik dacht: dit is van mij. Het finalerondje waarbij je als ontwerper samen met een model die een van je outfits aanheeft over de catwalk loopt was zo tof. Iedereen klapt en joelt. Een hele leuke afsluiting’.Wat waren de reacties op je afstudeercollectie na de modeshow?‘Na de show kwamen veel mensen naar me toe om te zeggen hoe gaaf ze het vonden dat ik iets aparts had gedaan. Er was ook een publieksprijs, waarbij de bezoekers konden stemmen. Mensen kwamen daardoor naar mij toe en vroegen: “ Had jij die stukken met die hoge schouders? Ik vond je echt goed en ga op je stemmen hoor.” Uiteindelijk heb ik de publieksprijs niet gewonnen, maar het was wel erg leuk om positieve reacties te krijgen. Er was ook een docente die naar me toe kwam en vertelde dat ze de collectie mooi vond en dat ze trots op me was. Dat was fijn om te horen. Vooral omdat ik van docenten veel commentaar had gekregen op de afwerking van de kledingstukken. Dat is mijn zwakke punt. Ik kan het wel, maar ik moet mezelf echt dwingen om bijvoorbeeld een broek heel netjes en langzaam af te werken.’Op veel modeblogs werd je geroemd om je durf en uitbundigheid. De afstudeercollecties van je medestudenten waren vaak veel ingetogener.‘Mensen vertelden me dat ze vonden dat ik echt een soort uitspraak deed. Een visie had. De kleding van de rest is ook heel erg mooi, maar zegt soms niet zo veel. Ik vind het wel jammer. De Willem de Kooning is tenslotte een kunstacademie De eerste drie jaar word je gestimuleerd om creatief te denken en rare dingen te doen. In het laatste jaar wordt je gepusht om een draagbare collectie te maken. Eerst werd er veel aandacht besteedt aan het concept, maar vervolgens werd er kleding ontwerpen die naar mijn idee weinig meer met het originele idee te mak-

en had. Ik wilde iets heftigs maken, met veel volume. Dat kan ook omdat ik toch niet bij Zara of H&M wil werken als ontwerper. Als je ingetogener ontwerpt, maak je meer kans om aangenomen te worden bij een designteam van een grote keten. Ik creëerde voor mezelf de vrijheid om wel verder te gaan. Maar er werd vanuit de Willem de Kooning Academie wel gezegd: “De Willem de Kooning zijn geen kostuumacadamie.” Ik heb me daar niets van aangetrokken.’Vorig jaar heb je stage gelopen bij verschillende ontwerpers in het buiten-land. Wat heb je daarvan geleerd?‘Mijn eerste stage was bij Peter Jensen in Londen. Een ontwerper waarbij humor en lol in kleding ook een grote rol speelt. De kleding van Jensen is wel draagbaar en heeft een kokette, preppy stijl. Het was leuk, maar heel hard werken. Ik maakte lange dagen en de stages in de modesector zijn meestal onbetaald. Ik knipte vooral patronen uit stof, naaide knopen aan en fungeerde soms als een soort koerier. Daarna heb ik stagegelopen bij Starstyling in Berlijn. Daar was de sfeer een stuk relaxter dan in Londen, minder heftig. Ze maken een grappige, rare kleding die heel erg populair in Japan. Bij beide stages merkte ik wel dat het toch allemaal om het verkopen draait. Dat was een soort eyeopener. Daardoor wil ik nu ook geen eigen label meer starten, omdat je altijd moet denken aan de verkoop, aan de klant. Bij Starstyling werd bijvoorbeeld veel gewerkt met ronde halzen omdat dat nu eenmaal goed werkte in Japan.’Ben je ook geïnspireerd door je stages?‘Ik ben vooral geïnspireerd door de manier van werken bij Starstyling. Er werd geëxperimenteerd met bepaalde folies die op kleding geplakt konden worden. Ook werkten ze veel met franjes die ze zelf verfden. Zelf heb ik die franjes ook veel gebruikt in mijn afstudeercollectie. Natuurlijk wel op een andere manier, je wilt ze natuurlijk niet voor het hoofd stoten. Na de twee stages bij commerciële labels wilde ik heel graag een ander soort stage lopen. Gelukkig kon ik terecht bij Sarah Hakkenberg, zij is stylist en maakt kostuums. Tijdens mijn stage daar heb ik meegewerkt aan het maken van kostuums van een theatervoorstelling. Het lijkt me heel leuk om daar in door te gaan. Bij het maken van kostuums kan je groter denken en apartere dingen maken.’Wil je verder met het maken van kostuums en styling?‘Afgelopen zomer ben ik via Sarah Hakkenberg in contact gekomen met een aantal opdrachtgevers. Zo heb ik de styling van een videoclip van Kraak & Smaak en van een Rotterdamse film gedaan. Ook heb ik kostuums gemaakt voor theaterfestival Fringe in Amsterdam. Dit zijn allemaal projecten waar ik niet veel mee verdien, soms helemaal niets. Daarom werk ik nog een aan-tal dagen per week bij poppodium Rotown. Ik zou het liefste doorgaan met het ontwerpen van kostuums. Voor de komende jaren vind ik het niet erg dat ik er niet van kan leven. Maar uiteindelijk wil ik dat natuurlijk wel. Al zal dat wel lastig worden. De WIK, de subsidie voor beginnende kunstenaars, wordt afgeschaft . Ik heb gemerkt dat er genoeg georganiseerd wordt, er is alleen een gebrek aan geld.’

Page 17: Interviewbijlage Groep 1 20-10

‘ Eigenlijk had ik het zo slecht nog niet’

Mijn enige nog levende grootouder, Willem Visser (90), woont in Barendrecht. Op een koude zaterdagavond op 15 oktober trof ik hem samen met mijn oom in zijn huis. Een recente operatie aan zijn hart heeft hem zich-tbaar doen verouderen. Het praten gaat niet meer zo snel, maar als ik hem naar de oorlog vraag beginnen zijn ogen te glinsteren en volgt er een onafgebroken stroom aan herin-neringen, anekdotes en verhalen. Mijn opa kwam er goed vanaf in de oorlog, en de jaren in Indonesië die daarop volgde.

Hoe gaat het met u?

Het gaat weer een stuk beter met me. Sinds mijn operatie is het wat moeilijker allemaal… Ik heb weinig energie, en het werken in mijn moestuin zie ik niet meer zitten. Na een half uurtje spitten ben ik gebroken! Gelukkig heb ik lieve familie, die me vaak genoeg opzoekt en me helpt wanneer het kan.

Het niet meer kunnen werken in de moes-tuin moet u vooral zwaar gevallen zijn, dat doet u heel u leven al toch?

Ja jongen, Wwe komen uit een tuinderfamilie. Het zit in ons bloed. In de oorlog klopte iedereen in de omgeving van Heerjansdam en Barendrecht bij ons aan om eten te kopen, wat wij verbouwde in onze kassen. We leefde van het land en van onze dieren. Wij hadden het in de Tweede Wereldoorlog niet slecht, er was genoeg te eten. Het ene na het andere varken werd de nek omgedraaid. Dit deden we overigens wel voorzichtig, als de Duitsers lucht kregen van ons vlees, dan werd het zo ingepikt…

Ondanks de welvaart bent u toch in het verzet gegaan?

Ja, inderdaad. De eerste jaren vond ik het niet nodig, en hield ik me afzijdig. Gaandeweg de oorlog zag ik het groeiende onrecht. De Duit-sers pikte alles in waar onze bevolking recht op had. In 1943 ben ik bij de ondergrondse van Heerjansdam gegaan. Mijn broer, Paul, ging ook in het verzet. We vonden dat er iets gedaan moest worden.

Wat deed u precies voor de ondergrondse?

Vooral wapens smokkelen. Dan ging ik met mijn bakfiets op pad om wapens ergens op te halen, en die vervolgens bij verzetsverenig-ingen in de buurt af te brengen. Dat was heel riskant, als de Duitsers Met opmaak: je pakten dan was je er geweest. Gelukkig ben ik niet in penibele situaties beland. Mijn broer Paul zat in een knokploeg van de onder-grondse. Hij beroofde mensen die probeerden een slaatje te slaan uit de oorlog, door met

de Duitsers te heulen. Ja, dat waren harde jongens hoor. Daar moest je geen ruzie mee krijgen.

Heeft u in de Tweede Wereldoorlog in het leger gezeten?

Nee, ik heb geluk gehad. Ik werd in april gekeurd voor het leger, en de Duitsers hadden Nederland in mei al overrompeld. Ik heb geen training gehad en dus geen schot gelost.

Bent na de oorlog wel in het leger gegaan?

Ja. Ik voelde me verplicht om Nederland te helpen in Indonesië. Ik had toch een wrang gevoel aan de Tweede Wereldoorlog over gehouden. De machteloosheid en de verned-ering, dat stak. Door naar Indonesië te gaan hoopte ik dat gevoel kwijt te raken. De oorlog was in mei 1945 afgelopen, en juli zat ik al in Engeland. Vanaf daar moest ik wachten op een schip dat ons naar Australië zou brengen. Dat was een reis hoor. Vier weken duurde het! Vanaf Australië ben ik toen naar Indonesië ge-bracht met het vliegtuig, een Cessna. Ik ging eerst naar Maleisië, naar de stad Malakka, en vanaf daar naar Java en Sumatra.

Hebt u in Indonesië ook gevochten voor Nederland?

Nee, ook daar heb ik geen schot gelost. Ik was daar wel soldaat eerste klas, maar de officieren wilden mij als kok en chauffeur hebben. Weer kwam ik goed weg. Ik sliep in een geventileerde kamer van 4 x 4 meter, iedereen was jaloers op me! Toch heb ik wel gruwelijke dingen gezien. Ik zat daar tijdens de politionele acties, in 1946 en 1947, de korte offensieven van de Nederlanders tegen de Indonesische onafhankelijkheidsstrijders. Als chauffeur moest ik officieren overal heen rijden. Ik zal nooit vergeten dat ik daar tegen een boom een Indonesiër zag liggen, met een grote zwarte vlek op zijn borst. Toen wij passeerden bleken het duizenden vliegen te zijn op een gapende wond. Ik werd door de

officieren gesommeerd om door te rijden, die man heeft het niet overleefd. Ook zijn er een aantal vrienden van me gestorven tijdens de gevechten. Ik mag mezelf gelukkig prijzen dat ik niet het veld in hoefde.

Hoe ging het er in het veld aan toe?

Het was echt een guerilla oorlog. De onafhan-kelijkheidsstrijders lagen in het oerwoud te wachten in hinderlagen.

Als er een Nederlandse patrouille langskwam, dan kwamen ze tevoorschijn, en knalde ze ie-dereen neer. De een na de andere groep kwam gehavend terug naar het kamp waar ik was.

U had toen al een vriendin toen u in Indo-nesië zat?

Dat was inderdaad wel moeilijk ja. Toen ik in Indonesië aankwam hadden ze net de eerste luchtverbinding gemaakt, dus ik mocht zo af en toe bellen. Bellen met de luchtverbinding? Vijf minuutjes maar, veel te kort als je zoveel meemaakt. Later zijn we getrouwd, dus onze relatie heeft de oorlog overleefd!

Bent u door het dienen in Indonesië het wrange gevoel van de Tweede Wereldoor-log kwijt geraakt?

Tot op zekere hoogte wel ja. De Tweede Wereldoorlog heeft bij mij altijd een bittere nasmaak gehouden. Toch heeft het dienen in het leger in Indonesië me wel wat trots terug gegeven. Ik had echt het gevoel dat ik iets voor het Nederland heb betekend, alhoewel ik niet gevochten heb. Ook heeft de tijd in Indonesië mijn kijk op de wereld verbreed. En alhoewel de dingen die ik gezien heb niet allemaal even fraai waren, heb ik het al met al niet zo slecht gehad in die tijd.