kadernota kwaliteit openbare ruimte - leiden · • alle ingrepen in de openbare ruimte worden...
TRANSCRIPT
Kadernota kwaliteit openbare ruimte2025
Leiden
CONCEPT
2 3
Inhoudsopgave
1 Inleiding 5
Samenvatting 6
1.1 Het besluit over de Kadernota 7
2 Het Stedelijke Proces 9
2.1 Kwaliteitstoets 10
2.2 De financiële verankering 10
2.3 Beheersystemen 11
3 Ontwikkelen 13
3.1 Lijnen 14
3.1.1 Groen en water 16
3.2 Hoofdverkeersstructuur 16
3.3 Gebieden 17
3.3.1 De Zuidelijke Schil 18
3.3.2 Binnenstad 18
3.4 Plekken 20
4 Inrichten 23
4.1 Duurzaamheid 23
4.1.1 Inrichting 24
4.1.2 Gebruik 25
4.1.3 Beheerbaar 25
4.2 Standaardisatie 27
4.3 Inrichtingsprincipes voor de lijnen 29
4.3.1 Beleefbaar water 29
4.3.2 Robuuste bomen 32
4.3.3 Hoofdverkeersstructuur 32
4.3.4 Historische lijnen 33
4.3.5 Verlichting als een drager
van beeldkwaliteit 33
4.4 Inrichtingsprincipes gebieden 34
4.4.1 Samenhang in de stadsvloer 34
4.4.2 Parkeren 35
4.4.3 Inrichtingsprincipes voor
de binnenstad 35
4.4.4 Inrichtingsprincipes voor
de mantel 36
4.5 Plekken 36
5 Beheren 39
5.1 Ruimten 39
5.2 Kwaliteit 40
5.3 De kwaliteitsindex 41
4 5
Leiden is een kennisstad met een prachtige historische
kern. Om de stad op beide kwaliteiten onderscheidend
te laten zijn, is een kwalitatief hoogwaardige openbare
ruimte belangrijk. Een prachtige historische binnenstad
verdient immers een passende inrichting. Daarnaast is
het belangrijk voor de hele stad dat het buiten goed
toeven is. Hiervan profiteren niet alleen de bezoekers en
de bewoners. Omdat kennis groeit waar mensen elkaar
ontmoeten, heeft ook de kennisstad hier baat bij.
In het stedelijk proces ontbreken de documenten die de kaders voor het ontwikkelen,
inrichten en beheren van de openbare ruimte beschrijven. Dat maakt het lastig om te sturen
op de kwaliteit van de inrichting van de stad. In die lacune wordt voorzien door deze
Kadernota kwaliteit openbare ruimte 2025 en het bijhorende Handboek kwaliteit openbare
ruimte 2025.
Door meer samenhang te brengen in ontwerpambities, inrichtingsprincipes en beheer
afspraken verbetert de kwaliteit van de openbare ruimte en daarmee de verblijfswaarde.
Deze beklijft alleen als deze uitgangspunten consequent over een lange periode in de hele
Inleiding
1
6 7
stad worden toegepast. Dat maakt naast standaardisatie, ook de
duurzaamheid van de inrichting en van de toegepaste materialen
een belangrijk uitgangspunt voor het ontwikkelen, inrichten en
beheren van de openbare ruimte. Het vereist bovendien een zekere
beginselvastheid in de toepassing van de Kadernota en het Hand
boek.
De Kadernota en het Handboek zijn praktische documenten,
bedoeld om duidelijk te maken aan welke uitgangspunten de
ontwikkeling, inrichting en het beheer van de openbare ruimte
getoetst worden. De opzet van de Kadernota en het Handboek
sluit aan bij de behoefte van de gebruikers. Er is gekozen voor een
modulaire opzet die van grof naar fijn werkt. Omdat in de verschil
lende fasen van het stedelijke proces verschillende vragen relevant
zijn, volgt de Kadernota de cyclus van ontwikkelen, inrichten en
beheren.
Het praktische karakter van de Kadernota en het Handboek komt
ook tot uitdrukking in de ambities van beide documenten. Om een
rustige en samenhangende openbare ruimte te verwezenlijken,
wordt bewust afgezien van geheel nieuwe concepten. De reden
is dat het minstens 15 jaar zal duren om de gewenste eenheid te
bereiken. Hoe beter de Kadernota en het Handboek erin slagen om
met gebruik van bestaande materialen en meubilair het gewenste
eindbeeld te vangen, des te sneller zal de rustige, samenhangende
inrichting worden bereikt. De Kadernota en het Handboek sluiten
dan ook aan bij de bestaande praktijk en maken daaruit keuzes die
tot standaardisatie leiden.
De Kadernota heeft de ambitie om rust en samenhang te brengen
met gelijkblijvende beheer en onderhoudbudgetten.
Samenvatting Om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren is het belangrijk dat er meer rust en samenhang in de inrichting
komt. Dit is een ambitie die alleen op de lange termijn te bereiken is. Het vereist een duurzame inrichting van openbare
ruimte en het consequente gebruik van een beperkte selectie van hoogwaardige, gestandaardiseerde materialen.
Bovendien moeten alle ingrepen in de openbare ruimte worden getoetst of ze aan de vastgestelde uitgangspunten voldoen.
Om tot die gewenste eenheid en samenhang te komen wordt de stad onderverdeeld in lijnen, gebieden en plekken die
ieder op hun eigen manier moeten bijdragen aan een heldere structuur in de stad. Dit wordt uitgewerkt in deze Kadernota
kwaliteit openbare ruimte 2025. Hoe die eenheid wordt vormgegeven is uitgewerkt in het bijhorende Handboek kwaliteit
openbare ruimte 2025.
1.1 Het besluit over de KadernotaDe Kadernota beschrijft samen met het Handboek de kaders en
inrichtingsprincipes voor het ontwikkelen, inrichten en beheren
van de openbare ruimte. Het zijn geen vrijblijvende documenten.
Door het besluit van de gemeente raad vormen ze samen de nieuwe
standaard waaraan ingrepen in de openbare ruimte moeten
voldoen.
De gemeenteraad heeft de Kadernota op … 2011 vastgesteld.
De gemeenteraad heeft daarvoor het volgende besluit genomen:
PM
9
Het voornemen om de kwaliteit van de openbare ruimte
te verbeteren is een voornemen voor de lange termijn.
Hoewel er op de korte termijn al veel winst te behalen is,
door ontwerpen op hun kwaliteit te toetsen en dezelfde
uitgangspunten te hanteren bij de inrichting en het beheer
van de openbare ruimte, wordt het gewenste eindbeeld
voor de stad pas over 30 tot 40 jaar bereikt. Pas dan is de
inrichting van de laatste gebieden die nu zonder Kadernota
of Handboek worden ingericht, versleten en rijp voor een
herinrichting. Hoe de stad er op dat moment zal uitzien is
afhankelijk van de inrichting van deze laatste gebieden en
van de wijze waarop de stad in die 40 jaar is beheerd.
Een kwalitatief hoogwaardige inrichting is immers niet alleen afhankelijk van een goed
ontwerp, de inrichting of de gebruikte materialen. Het gaat er ook om of het onderhoud en de
handhaving tijdens de gebruiksfase kunnen worden betaald en of er beheer wordt gepleegd op
een bij de locatie en inrichting passende wijze. Het beheer moet dan ook verankerd zijn in de
Het
stedelijke
proces
2
2 Algemeen:
• De openbare ruimte is duurzaam:
heeft een lange levensduur en is
goed te onderhouden;
• De kwaliteit van de openbare
ruimte is alleen gegarandeerd als
het onderhoud en de handhaving
tijdens de gebruiksfase gefinancierd
kunnen worden.
10 11
2.1 Kwaliteitstoets:
• Alle ingrepen in de openbare ruimte
worden getoetst aan de Kadernota
en het Handboek kwaliteit openbare
ruimte;
• Bij een ingreep in de openbare ruimte
worden de gevolgen voor de integrale
kwaliteit van het ontwerp getoetst,
en de verblijfskwaliteit wordt mee
gewogen.
2.2 Financiële verankering:
• Afwijkingen van de Kadernota en het
Handboek zijn alleen mogelijk voor
de uitzonderlijke plekken en als het
college de daarvoor noodzakelijke
beheer en onderhoudsgelden heeft
vastgesteld;
• Het financiële systeem dient erop
toegerust te zijn dat de beschikbare
middelen op een transparante wijze
kunnen worden ingezet.
2.3 Beheersystemen:
• Er moet een actueel beheersysteem
bestaan dat de beheerders in staat stelt
om het gewenste eindbeeld overeind te
houden;
• De financiële discipline van de
organisatie stelt de beheerders in staat
om het gewenste eindbeeld overeind te
houden.
werkwijze van de organisatie, de beheersystemen en de beheerbegroting. Daarvoor is het
noodzakelijk dat het stedelijk proces van ontwikkelen, inrichten en beheren op orde is.
2.1 KwaliteitstoetsHet opstellen van een Kadernota of Handboek is geen garantie dat de hierin vastgelegde
principes in de toekomst zullen worden gebruikt. Het gebruik van deze instrumenten en de
handhaving hiervan moet worden opgenomen in de werkprocessen. Van alle ingrepen in
de openbare ruimte moet daarom worden getoetst of ze voldoen aan de voorgeschreven
inrichtingsprincipes en materialen.
Het navolgen van de Kadernota of het Handboek leidt niet automatisch tot ontwerpen van
voldoende kwaliteit. Kadernota, noch Handboek kan een goed ontwerp in woorden vangen.
De toets van een ingreep in de openbare ruimte moet dan ook meer zijn dan het controleren
of het voldoet aan de voorschriften uit de Kadernota of het Handboek: het moet een toets
zijn op de integrale kwaliteit van het ontwerp. Daarbij gaat het om de afweging tussen
functionaliteit, veiligheid en stedenbouwkundige kwaliteit. Uiteindelijk geeft de integrale
kwaliteit van het ontwerp de doorslag, waarbij de verblijfskwaliteit van de ruimte wordt
meegewogen.
Maar dit volstaat niet. Al deze inspanningen zijn alleen zinvol als er bovendien een strakke
regie wordt gevoerd op alle ingrepen in de openbare ruimte. Als dat niet het geval is, zullen
zonder respect voor het ontwerp, kleine en grotere ingrepen worden uitgevoerd in de
openbare ruimte en zal van alles worden bijgeplaatst, waardoor een mooie inrichting gelei
delijk achter een woud van paaltjes en ad hoc geplaatst meubilair verdwijnt.
2.2 De financiële verankeringDe grootste besparing die door de Kadernota wordt bereikt, is de standaardisatie van proc
essen, uitvoering en materialen. Er wordt veel tijd gewonnen in de voorbereiding van pro
jecten als al duidelijk is wat er gemaakt moet worden en met welke materialen. Dat maakt
vervolgens het dagelijks beheer en onderhoud efficiënter waardoor het tegen lagere kosten
kan worden uitgevoerd. Deze besparing wordt ingezet om de investeringskosten voor meer
kwaliteit mogelijk te maken.
Door de standaardisatie van de inrichting komen de beheerkosten voor een ontwerp
overeen met de middelen die voor areaaluitbreidingen en in de onderhoudsbudgetten zijn
gereserveerd.1 Er is een beperkt aantal uitzonderlijke plekken in de stad aangewezen2, waar
van de Kadernota en het Handboek kan worden afgeweken. Mogelijk wordt daar voor
duurdere oplossingen (andere materialen, kwetsbaar ontwerp, hoger onderhoudsniveau)
gekozen. Als dit het geval is, wordt dit expliciet in het besluit vermeld. De hogere
beheerkosten die met het ontwerp samenhangen worden inzichtelijk gemaakt en
geaccordeerd door de betrokken afdelingen. De beslissing om af te wijken wordt dan aan het
college van Burgemeester en Wethouders voorgelegd. De benodigde budgetten worden voor
aanvang van de uitvoering beschikbaar gesteld. Als voor een ontwerp extra beheergelden zijn
gereserveerd, moeten die gelabeld zijn en aan het in stand houden van het desbetreffende
ontwerp worden uitgegeven.
2.3 BeheersystemenOm greep te houden op wat er in de openbare ruimte gebeurt, is een goed werkend
beheersysteem essentieel. Het beheersysteem moet zijn bij gehouden zodat de organisatie
weet in welke staat het aanwezige areaal verkeert en kan sturen op de gewenste kwaliteit.
Een goed beheersysteem en beheerproces alleen is niet voldoende. De gemeentelijke
organisatie zal ook de financiële discipline moeten opbrengen om de openbare ruimte
op voldoende niveau te laten onderhouden.3
1 Het op orde houden van de beheersystemen en het respecteren van de randvoorwaarden die door dit
instrument worden gesteld vragen om een ijzeren discipline van de organisatie en het bestuur.
2 Zie de afbeelding op pagina 19.
3 Beleidskader onderhoud kapitaalgoederen (Leiden, 2010) RV 10.0037.
12 13
Ontwikkelen
3Bij een nieuwe ontwikkeling of bij herontwikkeling wordt
gedefinieerd welke functies in de stad wenselijk zijn.1
De mogelijkheden voor de openbare ruimte zijn afhankelijk
van de plek in ruimtelijke structuur van de stad.
De ruimtelijke structuur van Leiden bestaat uit lijnen, gebieden en plekken. De lijnen vormen
het netwerk van water en de wegen waarlangs de stad is gegroeid. In het netwerk van de
lijnen hebben zich woon, werk en winkelgebieden ontwikkeld. Ook zijn er plekken
ontstaan die belangrijk zijn voor de identiteit van de stad of een buurt. Om meer samen
hang en rust in de openbare ruimte te krijgen, wordt de inrichting en het materiaal dat
wordt toegepast voor de lijnen, gebieden, en plekken gestandaardiseerd. In het Handboek
kwaliteit openbare ruimte 2025 is uitgewerkt welke variaties mogelijk zijn.
Hieronder wordt de indeling van de stad in lijnen, gebieden en plekken verder uitgewerkt.
1 Begrippenlijst project BPS/Stedelijk proces: ontwikkelen is de eerste fase in het stedelijk proces, die
gericht is op het definiëren van toekomstige c.q. herontwikkelen van bestaande functies.
3. Algemeen:
• De stad is opgebouwd uit lijnen,
gebieden en plekken;
• Voor de lijnen, gebieden en plekken
gelden uitgangspunten;
• In de hele stad wordt gebruik gemaakt
van een beperkte selectie van inrichings
en uitvoeringsprincipes en materialen.
14 15
3.1 Lijnen:
• Een samenhangende vormgeving van
de lijnen moet bijdragen aan samen
hang in de ruimtelijke structuur.
Een groene invulling langs de lijnen.
3.1 LijnenDe ruimtelijke structuur van Leiden is bepaald door de lange doorgaande lijnen die de stad
met haar omgeving verbinden. Deze vaak historische verbindingslijnen van watergangen en
groenstructuren en delen van de hoofdverkeersstructuur, vormen een eigen functionele
eenheid die de gebieden doorsnijdt. Die eigen functie heeft gevolgen voor de manier
waarop de openbare ruimte van en langs de lijnen wordt ingericht.
De lijnen zijn ook belangrijke beeldbepalende elementen. Veel gebruikers baseren hun
oordeel over de stad op de wijze waarop de stad zich langs de lijnen presenteert. Een
samenhangende vormgeving van de lijnen draagt daarom veel bij aan de samenhang in
de ruimtelijke structuur van de stad.
De groene en blauwe lijnen.
16 17
3.1.1 Groen en waterVoor de kwaliteit van de stedelijke ruimte zijn groen en water belangrijk. Dan gaat het niet
alleen om de beleving van de ruimte, maar ook om de duurzaamheid van de inrichting.
Het waterbergend vermogen van zowel groen als open water bij hevige regen wordt als
gevolg van de klimaatveranderingen steeds belangrijker. Voor de kwaliteit van de openbare
ruimte en vanwege de klimaatambities van de stad heeft de verankering van het groen en
groenstructuren in de stedelijke ontwikkeling hoge prioriteit.
Door de toenemende gebruiksdruk op de openbare ruimte brokkelt de groene structuur
nog steeds af. Bij de inpassing van wegen, parkeervakken, kabels, leidingen, wijkcontainers,
transformatorstations, waterdoelstellingen enzovoorts worden te vaak oplossingen gekozen
die ten koste gaan van het groen. Het gevolg is dat het groen inmiddels te weinig volume of
samenhang heeft om nog structuur te geven aan de stad. Die structuur wordt hersteld door
het groen en water beter en robuuster met elkaar en met het regionale groen rondom de
stad te verbinden.2 Daarvoor wordt het watersysteem van de groene singelrand, waterlopen
en rivieren gebruikt, maar ook het groen langs de lanen en de stadsboulevards. Waar groene
verbindingen ontbreken, worden ze hersteld of nieuw aangelegd.
3.2 HoofdverkeersstructuurOm de bereikbaarheid van de stad
en de regio te vergroten worden de
invalswegen, de zogenaamde radialen,
verbonden door een samenhangend
ringenstelsel voor het autoverkeer.
Bestaande wegen worden daarvoor
aangepast en ingepast in de bestaande
stad. Door de verschillen in de huidige
profielen en inrichting vormen de ringen
en radialen nog geen samenhangende
structuur. De stad en de weggebruikers
hebben wel behoefte aan die samenhang.
Door een standaardisering van het
wegontwerp wordt het straatbeeld niet
alleen rustig en overzichtelijk, maar ook
herkenbaar.
2 Structuurvisie Leiden 2025 (Leiden, 2009) 11.
3.1.1 Groen en water:
• Het groene en blauwe netwerk is belang
rijk voor de kwaliteit van de stedelijke
ruimte;
• Door de klimaatverandering neemt het
belang van het waterbergend vermogen
van het groen en blauw toe;
• Het groene en blauwe netwerk in en
rond de stad moet een robuuste structuur
krijgen en met elkaar worden verbonden;
3.2 Hoofdsinfrastructuur:
• Het stelsel van ringen en radialen krijgt
een samenhangende structuur door
een gestandaardiseerde en herkenbare
weginrichting toe te passen;
• Gestandaardiseerde wegprofielen maken
duidelijk welk verkeersgedrag gewenst
is en dringen verkeersregulerende
maatregelen terug;
Stroomwegen, ringen en
radialen; de hoofdinfrastructuur.
Dat maakt duidelijk op wat voor een soort weg de weggebruiker zich bevindt en welk
gedrag daarbij hoort.3
3.3 GebiedenDe openbare ruimte van de stad is op basis van het gebruik en bouwstijlen ingedeeld in
vier gebieden:
• het Bio Science Park;
• het stationsgebied;
• de binnenstad;
• de mantel.
Het Bio Science Park, het stationsgebied en de binnenstad hebben een regionale
functie. Deze gebieden kennen een hoge gebruiksdruk en vormen het
visitekaartje van Leiden. Ze wijken wat gebruik en bouwstijl betreft zo sterk
af van de rest van de stad dat de inrichting van de openbare ruimte
hierop is aangepast.
De openbare ruimte in de mantel wordt hoofdzakelijk
gebruikt door mensen die in het betreffende gebied wonen
of werken. Het zijn voornamelijk woongebieden of
bedrijventerreinen. De betekenis en het gebruik van de
openbare ruimte reikt niet verder dan het gebied zelf
en er is sprake van een “normale” gebruiksdruk.
Het overgrote deel van de openbare ruimte van de
stad valt onder de mantel.
3 VerkeersVeiligheidsAktieplan Gemeente Leiden (Leiden, 1999) 6.
3.3 Gebieden:
• De gebieden worden op basis van
functie en gebruik onderverdeeld in:
het Bio Science Park, het stations
gebied, de binnenstad en de mantel.
18 19
3.3.1 De Zuidelijke Schil:
• De inrichting van de openbare ruimte van
de zuidelijke schil ondersteunt het karakter
van het beschermde stadsgezicht.
3.3.2 Binnenstad:
• De binnenstad is het gebied binnen de
singels;
• De inrichting van de openbare ruimte versterkt
de historische kwaliteit van de binnenstad;
• De binnenstad heeft één eigen, hoogwaar
dige en duurzame inrichting;
• De inrichting van de binnenstad is geba
seerd op de principes van Binnenste Beter,
zoals uitgewerkt in het Handboek kwaliteit
openbare ruimte 2025;
Historische kernen
en lijnen.
De plekken in Leiden.
• Voor de drie historische kernen van de
binnenstad wordt onderzocht hoe de
inrichting gebaseerd op Binnenste Beter
het karakter van deze gebieden verder kan
ondersteunen;
• Onderzocht wordt hoe de dragende struc
tuur van de historische dijken meer samen
hang kunnen krijgen.
3.3.1 De Zuidelijke SchilDelen van de mantel zijn aangewezen als beschermd stadsgezicht.4 Het gaat dan om
wat de “Zuidelijke Schil”wordt genoemd: (delen van) Vreewijk, de Professorenwijk, de
Burgemeesterswijk, Tuinstadwijk en de Rijndijkbuurt. Er is alle reden om te kijken hoe de
openbare ruimte het karakter van dat gebied kan versterken. Daarbij wordt gebruik gemaakt
van de standaard materialen zoals die in de Handboek kwaliteit openbare ruimte 2025 zijn
voorgeschreven.
3.3.2 BinnenstadDe historische binnenstad van Leiden heeft een hoge kwaliteit. De inrichting van de
openbare ruimte sluit daarbij aan en versterkt dit. Het hele gebied van de binnenstad
inclusief de singels is aangewezen als beschermd stadsgezicht.5 Grote delen van de
binnenstad hebben dankzij het project Binnenste Beter een eigen inrichting gekregen die
het unieke karakter van de historische binnenstad ondersteunt.6 In het besluit over het
Programma Binnenstad7 is vastgelegd dat de verblijfskwaliteit van de openbare ruimte in
de binnenstad verder verbeterd moet worden door
opnieuw de kaders voor de inrichting vast te leggen.
Net als in het Programma Binnenstad en de
Structuurvisie Leiden 2025 legt de Kadernota de
grens van de Binnenstad bij de singels. Binnen dit
gebied gelden de uitgangspunten voor de inrichting
zoals die zijn geformuleerd in het programma
Binnenste Beter. Er zijn echter twee belangrijke
verschillen: er zijn niet meer drie profielen,
maar slechts één profiel voor de stadsvloer van
de binnenstad. Dat profiel is gebaseerd op de
4 In 2010.
5 In 1982.
6 Buitenruimte Binnenstad. Een eerste kader voor de inrichting van de openbare ruimte in de
Leidse Binnenstad (Leiden 1995). Dit programma heeft een looptijd van ongeveer 15 jaar gehad
en betekende een enorme kwaliteitsverbetering voor de inrichting van de openbare ruimte in de
binnenstad. Het project had een zo grote uitstraling dat de principes van de Binnenste Beter ook
buiten het oorspronkelijke project gebied zijn toegepast.
7 Zie het Programma Binnenstad (Leiden, 2009) 32 en het Uitvoeringsprogramma Programma
Binnenstad (Leiden, 2009).
20 21
uitgangspunten zoals die voor Binnenste Beter werden geformuleerd voor de “Stad aan
het water”. De plekken die in het kader van de “Rustieke stad” met Luikse keien zijn
ingericht worden aangewezen als uitzonderlijke plekken (dat wil zeggen dat daar waar
kasseien liggen rond de twee grote kerken, deze worden gehandhaafd). De inrichting van de
“Actieve stad” zal op termijn verdwijnen.
Het andere belangrijke verschil zit in de wens om te onderzoeken hoe binnen het palet van
Binnenste Beter, de inrichting van de openbare ruimte de grote historische kwaliteit van
de binnenstad nog beter tot zijn recht kan laten komen. Daarbij gaat de aandacht vooral
uit naar de oude historische kernen van Leiden en de dragende dijken: respectievelijk de
Pieterswijk, Pancras en Marewijk en de Haarlemmerstraat en de Breestraat die over hun volle
lengte bekeken zullen worden.
15 Jaar Binnenste Beter laat zien dat het lastig is om een duurdere en, op onderdelen,
kwetsbare inrichting in stand te houden. Het onderstreept het belang van het Stedelijk
Proces en van een duurzame en robuuste inrichting.
3.4 PlekkenTen slotte zijn er overal in de stad plekken te vinden die zo uitzonderlijk zijn, dat ze in hoge
mate bijdragen aan de identiteit van Leiden. Verschillende groepen gebruiken deze ruimten.
Ze ontmoeten elkaar of eigenen zich de ruimte tijdelijk toe. Dergelijke plekken volgen de
inrichting van het gebied waarin ze liggen, maar zijn zo uniek, afwijkend of zo belangrijk
voor zoveel verschillende doelgroepen, dat soms niet kan worden volstaan met het gebruik
of het combineren van standaardoplossingen. Goed beargumenteerd mag op deze plekken
op details van de standaard worden afgeweken.
Doorgaans gaat het om plekken met grote cultuurhistorische waarde, pleinen, parken en
soms ook hele winkelstraten of een wijkcentrum. Kenmerkend voor de plekken is dat ze een
verblijfsfunctie hebben. Dat kan aanleiding zijn om te kiezen voor een hoge inrichtings en
beheerskwaliteit die past bij de plek.
3.4 Plekken:
• Uitzonderlijke plekken volgen de inrichting
van het gebied waarin ze liggen;
• Onder voorwaarden kan op details van
de standaard uit het Handboek kwaliteit
openbare ruimte worden afgeweken;
• Het college besluit het beheerbudget
te verhogen als een ontwerp leidt tot
hogere kosten voor inrichting en beheer;
• Criteria:
Intensief gebruik van de openbare
ruimte;
Afwijkend gebruik van de openbare
ruimte;
De betekenis van de plek is wijk of
zelfs stadsoverstijgend;
De plek is een icoon voor de stad;
De plek heeft een verblijfsfunctie en
nodigt uit tot ontmoeting;
De plek heeft uitzonderlijke cultuur
historische waarde;
Visiekaart inrichting openbare ruimte
22 23
In de inrichtingsfase worden nieuwe functies of
functiewijzigingen in bestaand gebied gerealiseerd.1
In dit hoofdstuk worden op hoofdlijnen de eisen voor de
inrichting van de lijnen, gebieden en plekken uitgewerkt.
Een ingreep in de inrichting van de openbare ruimte is een investering in de toekomst.
Bij een gemiddelde levensduur van 25 jaar voor een inrichting heeft de stad 25 jaar voor of
nadeel van een ontwerp. Bij een slecht ontwerp betekent dat 25 jaar ergernis, ongelukken,
lapwerk en kosten. Dat pleit voor duurzaamheid en standaardisatie bij de inrichting van
de openbare ruimte en de keuze van materialen. Bovendien moeten deze uitgangpunten
gedurende een lagere periode consequent worden volgehouden.
4.1 DuurzaamheidDoor vooraf rekening te houden met de duurzaamheid van de inrichting, het gebruik en het
beheer ontstaat er een openbare ruimte met een lange levensduur die goed te onderhouden
is. Daarvoor is een goede afstemming tussen ontwerpers en beheerders nodig, net als
een vakkundige uitvoering. Dit samenspel leidt tot de toepassing van eenvoudige, goed
beheerbare en kwalitatief goede oplossingen die zich in de praktijk hebben bewezen.
1 Begrippenlijst project BPS/Stedelijk proces: de tweede fase in het stedelijk proces die gericht is op het
realiseren van toekomstige functies c.q. realiseren van functie wijzigingen in bestaand gebied.
Inrichten
44. Algemeen:
• Een ingreep in de inrichting is een in
vestering in de toekomst; die pleit voor
standaardisatie en duurzaamheid.
4.1 Duurzaamheid:
• De inrichting is duurzaam;
• De inrichting heeft een lange levens
duur, is eenvoudig, goed te beheren
en gebruikt duurzame en kwalitatief
goede oplossingen die zich in de prak
tijk hebben bewezen;
• Nieuwe materialen en inrichtings
profielen worden slechts met de
grootste terughoudendheid toegepast.
24 25
4.1.1 Inrichting:
• De inrichting is tijdloos en houdt rekening
met de identiteit van de plek in de stad;
• Bij een ontwerp wordt toegelicht wat de
relatie is tussen de openbare ruimte en de
gebouwde omgeving;
• De inrichting is veelzijdig en geschikt voor
multifunctioneel gebruik;
• De openbare ruimte wordt zoveel moge
lijk vrij van obstakels gehouden;
• Schakelkasten worden inpandig of onder
de grond geplaatst.
Nieuwe materialen en inrichtingsprofielen worden slechts met de grootste
terughoudendheid toegepast. Adhoc maatregelen zijn uit den boze.
4.1.1 InrichtingDuurzaamheid wordt onder meer bereikt door bij de inrichting te zoeken naar een tijdloze
inrichting. Die tijdloosheid wordt gezocht door, bij de vormgeving van de openbare
ruimte, rekening te houden met de identiteit van de plek in de stad en de aangrenzende
bebouwing. Dat kan op veel manieren en daarom wordt bij elk ontwerp een toelichting
geleverd waarin wordt uitgewerkt hoe de openbare ruimte zich tot de gebouwde omgeving
verhoudt. Daarmee wordt dit onderwerp expliciet gemaakt en daarmee bespreekbaar.
Een duurzame inrichting anticipeert op veranderingen in het gebruik die consequenties
hebben voor inrichting; zoals de vergrijzing van de bevolking de klimaatverandering en
voortschrijdende mechanisering van het beheer. Omdat niet alle veranderingen te voorzien
zijn, is de inrichting van de ruimte veelzijdig en geschikt voor multifunctioneel gebruik.
Dat wordt bereikt door de ruimte eenvoudig, robuust en zoveel mogelijk obstakelvrij in te
richten. In een dichtbebouwde stad als Leiden is dat een belangrijke kwaliteit.
Het is echter bijzonder moeilijk om een veelzijdige en flexibele openbare ruimte te realiseren
en in stand te houden. De claims op de openbare ruimte zijn enorm. Naast de wensen van
allerlei gebruikers zijn er bijvoorbeeld ook nog genormeerde claims voor de rijweg,
het trottoir, parkeerplekken en speelplekken. Daarom wordt al in het ontwerp gestuurd op een
leeg, overzichtelijk en flexibel eindbeeld: een eenduidig straatprofiel, geen onnodige paaltjes,
verkeersborden, transformator en schakelkasten. Dat wat wel gewenst is, een boomstructuur
bijvoorbeeld, moet voldoende kwaliteit kunnen hebben om structuur te geven.
4.1.2 GebruikBij de inrichting van de openbare ruimte is er speciale aandacht voor de meest kwetsbare
gebruikers: de ouderen, de mindervaliden en de kinderen. Dat geldt voor de gehele stad,
maar rond de verzorgingscentra, de ziekenhuizen, de scholen en voor de fiets en looproutes
wordt een extra inspanning gevraagd in het ontwerp.
Anticiperend op de vergrijzing zijn er in de mantel zeven woonservicezones benoemd:
Kopermolen, Stevensbloem, Luifelbaan, Wagnerplein, Kooiplein, Diamantlaan en zorgcentrum
Roomburg.2 De inrichting van de openbare ruimte in en rond de woonservicezones houdt
rekening met de oudere bevolking. Meer dan elders zal het ontwerp van deze ruimte moeten
resulteren in logisch ingerichte, goed begaanbare voetgangersgebieden zonder hinderlijke
obstakels, maar wel met bijvoorbeeld voldoende bankjes. Obstakels en niveauverschillen
worden zo veel mogelijk weggenomen om de openbare ruimte goed begaanbaar te maken
voor rollators en rolstoelen, maar ook de stroefheid van het wegdek, het afschot van het trottoir
en het ontwerp van de geleidestroken voor slechtzienden stellen eisen aan het ontwerp.
Kinderen moeten buiten kunnen spelen in een verkeersveilige omgeving. Als dat niet op de
straat of de stoep kan, worden speelplekken ingericht. Groen is niet alleen kijkgroen, er is
ook groen waarin gespeeld kan worden.
4.1.3 BeheerbaarBeheerbaar wordt hier ruim opgevat. Het is immers niet alleen belangrijk dat het dagelijks
beheer goed uitgevoerd kan worden, ook de veiligheid is belangrijk.
Het dagelijks beheer van de openbare ruimte en de handhaving ervan is mensenwerk en
daarom kostbaar. De beheerkosten kunnen worden beperkt door zó te ontwerpen dat het
beheer zo efficiënt mogelijk en machinaal kan worden uitgevoerd. Dat vraagt een goed
ontwerp en goede afstemming met de beheerders.
2 Structuurvisie Leiden 2025 (Leiden, 2209) 36, Nota winkelen, wonen, welzijn en zorg (Leiden, 2009).
RV09.0053.
4.1.2 Gebruik:
• Bij de inrichting is er speciale aandacht
voor de meest kwetsbare gebruikers:
de ouderen, de mindervaliden en de
kinderen;
• Er zijn veilige en goed begaanbare fiets
en looproutes rond verzorgingscentra, de
ziekenhuizen en de scholen;
• De inrichting van de openbare ruimte
rond de woonservicecentra is aangepast
aan de oudere bevolking: voldoende
bankjes, weinig obstakels, en goed
begaanbaar voor rollators en rolstoelen;
• Kinderen moeten veilig buiten kunnen
spelen;
• Groen is niet alleen kijkgroen, er is groen
waarin gespeeld kan worden.
4.1.3 Beheerbaar
• De inrichting houdt rekening met de
toenemende mechanisering van de
beheerwerkzaamheden;
• Het inzamelsysteem is afhankelijk van de
straatinrichting: de voorkeursvolgorde
voor de inzamelmiddelen moet gerespec
teerd worden;
• De inrichting moet veilig zijn;
• Bij de inrichting wordt rekening gehouden
met handhaving en handhaafbaarheid.
De extra kosten voor handhaving worden
meegenomen in de beheerkosten;
• Het onderhoud van de openbare ruimte
voldoet aan de wettelijke eisen die aan
de wegbeheerder worden gesteld, en
kapitaalvernietiging wordt vermeden.
26 27
Bij het beheer rukt de mechanisering op. Bij de straatreiniging is machinaal reinigen de
norm, maar ook het straatwerk wordt steeds vaker machinaal uitgevoerd. Veiligheid en
techniek stellen eisen aan de straatinrichting. Dat geldt ook voor het inzamelsysteem.
De straatprofielen, de gekozen materialen en het meubilair houden daar rekening mee.
Daarom wordt de voorkeursvolgorde van inzamelmiddelen die voor afval is vastgesteld
gerespecteerd.3
De openbare ruimte van Leiden moet veilig zijn. Dat begint bij het voorkómen van gevoelens
van sociale onveiligheid. Het is een belangrijk aandachtspunt bij het ontwerp en beheer
van de openbare ruimte. In het ontwerp worden “enge” plekken voorkomen door hier
bijvoorbeeld bij de plaatsing van de openbare staatverlichting rekening mee te houden.
Maar er is ook de fysieke veiligheid. De stad moet goed bereikbaar zijn voor de
nooddiensten. Verkeerd gebruik van de openbare ruimte (verkeerd geparkeerde auto’s,
illegale terrassen en straatreclame) leidt tot onveilige situaties en daar moet tegen worden
opgetreden. Bovendien is het funest voor het zo zorgvuldig nagestreefde kwalitatief
hoorwaardige straatbeeld. Er zijn dan twee opties:
• handhavend optreden. Handhaving, controle en toezicht zijn buitengewoon arbeids
intensief en kosten veel geld. Er op vertrouwen dat het wel goed komt met de hand
having na oplevering van een project is niet genoeg;
3 Scenario’s voor afvainzamelsystemen, (Leiden, 2010). B&W 10.0341.
• als het budget voor handhaving niet geregeld wordt, is de andere optie dat er fysieke
oplossingen worden gezocht die het ongewenste gedrag onmogelijk moeten maken.
Dat kan, maar dit levert zelden een geslaagd eindbeeld op.
Ook achterstallig onderhoud van de gemeentelijke infrastructuur leidt tot onveilige situaties.
Daarom moet de infrastructuur voldoen aan de eisen die wettelijk aan een wegbeheerder
gesteld worden. Kapitaalvernietiging door achterstallig onderhoud is onacceptabel.4
4.2 StandaardisatieStandaardisatie maakt het mogelijk om vooraf een selectie te maken van mooie, robuuste,
goed verkrijgbare en goed te repareren materialen die toegepast kunnen worden in de hele
stad. Bij die selectie wegen milieudoelstellingen en de duurzaamheid van de materialen
(lange levenscyclus, kleurecht, nietmilieuschadelijk geproduceerd5 en goed schoon te
houden) mee. Voor het straatmeubilair worden tijdloze modellen met een sobere uitstraling
toegepast. Voor een echt kwalitatief hoogwaardige ruimte is tot slot vakwerk en goed
toezicht bij de uitvoering essentieel.
De eenheid van inrichtingsprincipes en materiaalgebruik maakt het straatbeeld rustig.
Ook wordt schaalvoordeel mogelijk bij de aanschaf. Ten slotte wordt de kapitaalvernietiging
voorkomen die gepaard gaat bij de adhockeuzes die zo kenmerkend zijn voor een project
gebonden benadering van de stad.
4 Het zogenaamde R- niveau. Raadsbesluit rv 04001 “Wikken over Wegen”.
5 Zonder uitstoot voor schadelijke emissies.
4.2 Standaardisatie:
• Er wordt slechts een beperkte selectie van
mooie, robuuste, goed verkrijgbare en
goed te repareren materialen toegepast in
de hele stad;
• De materialen zijn duurzaam (lange
levenscyclus, kleurecht, nietmilieuscha
delijk geproduceerd en goed schoon te
houden);
• Het straatmeubilair is tijdloos en heeft
een sobere uitstraling;
• Goed vakwerk en toezicht bij de uitvoe
ring zijn essentieel;
• In de openbare ruimte wordt onderscheid
gemaakt in structuurdragers: het water,
groen, de stadsvloer en de verlichting;
• Omdat een samenhangende structuur
van de kwaliteit van de openbare ruimte
hoge prioriteit heeft, ligt de nadruk met
name op inrichtingsprincipes voor de
structuurdragers;
• Voor de weginrichting wordt aangesloten
bij het principe van de wegcategorisering;
• Bij een ontwerp van de inrichting geeft
de kwaliteit van het integrale ontwerp de
doorslag;
• Het aantal borden, paaltjes, drempels en
andere regulerende maatregelen wordt
tot het wettelijke minimum terugge
bracht;
• Het meubilair is functioneel, ingetogen
vormgegeven en goed beheerbaar;
• Er is eenheid in vormgeving en uitstraling;
• De uitstraling van materialen is eerlijk.
28 29
De kwaliteit van de inrichting van de openbare ruimte wordt in hoge mate bepaald door de
kwaliteit van de structuurdragers: het water, groen, de stadsvloer en de verlichting.
Hoewel de kwaliteit, de eenheid van het gebruikte straatmeubilair en de aantallen waarin
dit wordt geplaatst in hoge mate bijdragen aan de beeldkwaliteit is meubilair makkelijker
te plaatsen en te verwijderen en is het langetermijneffect op het stadsbeeld veel vluchtiger.
Omdat een samenhangende structuur voor de kwaliteit van de openbare ruimte hogere
prioriteit heeft, ligt het accent in deze kadernota met name op inrichtingsprincipes voor de
structuurdragers.
Een belangrijk principe bij de standaardisering van de inrichting van het straatbeeld
is de indeling van het wegennet in wegcategorieën.6 Vanuit de gedachte dat een
herkenbare inrichting gedrag beïnvloedt en de verkeersveiligheid bevordert, zijn de wegen
onderverdeeld in categorieën7 die elk een eigen ontwerp en inrichting hebben.
Dat maakt de inrichtingsprincipes van de wegcategorisering8 het uitgangspunt voor de
weginrichting. Voor de kwalitatief hoogwaardige inrichting is uiteraard meer nodig en wordt
getoetst op een goede afweging tussen functionaliteit, veiligheid en stedenbouwkundige
kwaliteit. Door een herkenbare inrichting consequent toe te passen, wordt het mogelijk
om de wildgroei aan borden, paaltjes, drempels en andere regulerende maatregelen tot het
wettelijke minimum terug te brengen.
Objecten in de openbare ruimte moeten het samenhangende en rustige straatbeeld
ondersteunen. Daarom is voor een familie van functioneel en ingetogen straatmeubilair
gekozen, met een grote eenheid in vormgeving en uitstraling. In verband met de
duurzaamheid en efficiënt beheer wordt een beperkt aantal materialen toegepast die getoetst
zijn aan duurzaamheid, functionaliteit en beheerbaarheid. De uitstraling van de materialen is
tijdloos, ingetogen en eerlijk: hout is hout, metaal is metaal en natuursteen is natuursteen.
Welk meubilair wordt toegepast in het Bio Science Park, het stationsgebied, de binnenstad
en de mantel wordt in het Handboek kwaliteit openbare ruimte uitgewerkt.
6 Voor Leiden is het kaderstellende document over de verkeersveiligheid het Verkeers Veiligheids
Aktieplan van 14 december 1999. Het is een uitwerking van het Startprogramma Duurzaam Veilig uit
1997. Dit is later nogmaals bevestigd in de Kadernota Bereikbaarheid (Leiden, 2009).
7 Stroomweg, gebiedsontsluitingsweg of erftoegangsweg, voor een overzicht zie CROW publicatie 844.
8 CROW publicatie 844.
4.3 Inrichtingsprincipes voor de lijnenLijnen van water, groen en wegen doorsnijden de gebieden. Als er eenheid is in de inrichting
van deze lijnen draagt dat veel bij aan een samenhangend beeld van de stad.
4.3 .1 Beleefbaar waterWater heeft onmiskenbaar invloed op de kwaliteit van de ruimte. Deze ruimtelijke kwaliteit
blijft onbenut, als er geen relatie is tussen de inrichting ervan en met de rest van de open
bare ruimte. Daarom is er zo veel mogelijk openbaar toegankelijke verblijfsruimte aan ten
minste één oever. Omdat de stad in toenemende mate vanaf het water wordt beleefd, is er
volop gelegenheid om pleziervaartuigen aan te meren. De kades hebben dankzij hun bomen
een groen karakter. De overige oevers hebben een groene en bij voorkeur natuurvriendelijke
inrichting, zeker als de oever samenvalt met de ecologische hoofdstructuur.
4.3 Inrichtingsprincipes voor de lijnen:
• Er is een eenheid en samenhang in de
inrichting van de lijnen.
4.3.1 Beleefbaar water:
• Water is ten minste vanaf één oever
openbaar toegankelijk;
• Er is volop gelegenheid tot het afmeren
van recreatie vaartuigen;
• De kades hebben bomen;
• De overige oevers hebben een groene
en bij voorkeur ecologische inrichting,
zeker als de oever samenvalt met de
ecologische hoofdstructuur;
• Inrichtingsprincipes oevers:
De oevers zijn toegankelijk en worden
betrokken bij de openbare ruimte;
De oevers en kades inrichten voor
recreatie en verblijf;
Er wordt zorgvuldig omgegaan met de
relatie tussen de openbare ruimte en de
bebouwing;
In de ecologische hoofdstructuur
worden groen en natuurvriendelijke
oevers toegepast.
30 31
32 33
4.3.3 Hoofdinfrastructuur:
• Inrichtingsprincipes binnenring:
Evenwicht tussen verblijfsfunctie, met
ruimte voor fietsers en voetgangers
en stroomfunctie van gemotoriseerd
verkeer;
Het straatprofiel van de binnenring is
minimaal 25 à 30 meter;
Laanprofiel als basis: rijbaan geflan
keerd door bomenrijen en vrijliggende
fietspaden en trottoirs (eventueel met
middenberm);
Ring is herkenbaar door continuïteit in
vormgeving en consequent toepassen
van repeterende specifieke verlichtings
masten over de gehele ring;
Eerstegroottebomen;
Gevarieerd programma tussen de
plinten;
Relatie tussen de (plint)bebouwing en
de straat;
• Inrichtingsprincipes radialen:
Evenwicht tussen verblijfsfunctie, ruimte
voor fietsers en voetgangers en stroom
functie van gemotoriseerd verkeer;
Langsprofiel als basis, geflankeerd door
zijbermen en trottoirs;
Symmetrisch profiel;
Robuuste bomen (eerstegrootte
bomen) in de berm;
Gevarieerd programma in de plinten.
4.3.2 Robuuste bomenDe groene drager van de ecologische hoofdstructuur bestaat op dit moment uit losse
groenelementen zonder samenhang. Deze losse elementen worden uitgebouwd tot een
robuuste hoogwaardige groenstructuur. Water, oevers, bomen, bermen en het aanwezige
groen in en langs de hoofdstructuren spelen hierbij een hoofdrol. Waar de ecologische
hoofdstructuur samenvalt met de verkeershoofdstructuren9, de groene recreatieve
routes10 of het water wordt boven en onder de grond voldoende ruimte gereserveerd voor
volgroeide bomen.
4.3.3 HoofdverkeersstructuurOmdat er geen ruimte is voor een geheel nieuwe verkeersstructuur en vooral bestaande
wegen worden aangepast, is het consequente gebruik van dezelfde inrichtingsprincipes
wezenlijk voor een samenhangend beeld.
De binnenring is een belangrijke drager voor de verkeersafwikkeling, maar is bovendien een
beeldbepalende structuurdrager op stadsniveau. De binnenring dient enerzijds in te gaan
op de wisselende context van de verschillende wijken, maar tegelijkertijd is het belangrijk
om aan de hele binnenring eenheid en herkenbaarheid mee te geven. Het gewenste profiel
bestaat uit een dubbele rij11 bomen. De continuïteit wordt ondersteund door repeterende
specifieke lichtmasten over de hele ring.
Hoewel de radialen een structurerende werking hebben, is er nu geen eenduidig profiel dat
deze wegen typeert. Ze doorkruisen veelal de oudere stadswijken met verschillende profielen
en verkeersintensiteiten. Sommige radialen zijn van oorsprong historische invalswegen,
andere wegen hebben een parallelweg die niet meer weg te denken is. Functioneel volgen
de radialen en ringen de inrichtingsprinicpes van de wegcategorisering, maar misschien
nog meer dan bij de ringen geldt dat naast de stroomfunctie de verblijfsfunctie van de
ruimte belangrijk is. Er is een evenwicht tussen de verblijfsfunctie met ruimte voor fietsers
en voetgangers en de stroomfunctie voor het gemotoriseerde verkeer. Ook voor de radialen
is het laanprofiel12 met robuuste bomen in de (midden)berm het uitgangspunt. De wegen
hebben een symmetrisch profiel met óf een parallelweg óf een vrijliggend fietspad.
9 Deze nadruk op een kwalitatief hoogwaardig boomstructuur wordt uitgewerkt in Kaderstelling
Bomenbeleid 2004-2014 (Leiden, 2003). B&W 03.0363.
10 Structuurvisie Leiden 2010-2015 (Leiden, 2010) 11.
11 Robuuste bomen (eerste-grootte-bomen).
12 Eerste en tweede-grootte-bomen.
4.3.4 Historische lijnenVoor de historische toevoerwegen, de wegen die vanuit de omliggende gebieden naar de
voormalige stadspoorten leidden, wordt de mogelijkheid opengehouden om af te wijken
van de standaard inrichting, waarbij dan wordt aangesloten bij de materialen die in het
handboek voor de binnenstad zijn benoemd.
4.3.5 Verlichting als een drager voor beeldkwaliteitDe verlichting is reeds gestandaardiseerd. Er is gekozen13 voor een modulair opgebouwde
familie van verlichtingsystemen waarmee zowel verblijfsgebieden als de verkeerskundige
hoofdstructuur kunnen worden bediend. Er kan binnen het voorgestelde assortiment per
wijk worden gevarieerd. Dit wordt uitgewerkt in het Handboek. Variatie per straat is niet
mogelijk. In de binnenstad is de gietijzeren, historiserende “Leidse Lantaarn” de standaard.
13 Bij het opstellen van Beleidsplan Openbare Verlichting (Leiden, 2004) heeft het College advies
gevraagd over de mogelijkheden om toegepaste armaturen wegens hun de “goedkope uitstraling” te
vervangen. Dit heeft geleid tot een advies dat met het beleidsplan openbare verlichting is vastgesteld.
4.3.4 Inrichtingsprincipes voor de
historische lijnen:
• Voor de historische lijnen wordt de moge
lijkheid opengelaten om af te wijken van
de standaard inrichting van het gebied
en sluit dan aan bij de inrichting voor de
binnenstad.
4.3.5 Verlichting als een drager voor
beeldkwaliteit:
• De verlichting is gestandaardiseerd tot
één familie. Welk type verlichting wordt
toegepast, is uitgewerkt in het Handboek
kwaliteit openbare ruimte 2025.
34 35
4.4 Inrichtingsprincipes gebieden:
• De openbare ruimte in de gebieden is
verblijfsgebied waar de auto te gast is, de
inrichting ondersteunt dit;
• De verblijfskwaliteit voor fietsers,
voetgangers, recreatie en spel heeft een
prominente plek bij de inrichting;
• Veilige aaneengesloten fietsroutes van en
naar het basis en voortgezet onderwijs
hebben een hoge prioriteit;
• Fietsvoorzieningen worden ingebed in
andere ontwikkelingen.
4.4.1 Samenhang in de stadsvloer:
• Voor de stadsvloer gelden de inrichtings
principes van de wegcategorisering en
worden verkeersregulerende maatregelen
tot het wettelijke minimum beperkt;
• De verblijfskwaliteit van de ruimte is be
langrijk bij het ontwerp van de inrichting;
• In een afweging tussen betonstraat
klinkers en gebakken materiaal heeft
het gebakken materiaal de voorkeur.
4.4 Inrichtingsprincipes gebiedenDe uitgangspunten die onder de paragraaf Lijnen geformuleerd zijn voor water, groen,
verlichting en meubilair zijn ook van toepassing op de lijnen die door de gebieden lopen.
De openbare ruimte in de gebieden is vooral verblijfsruimte waar de auto te gast is. De
inrichting ondersteunt dit. De verblijfskwaliteit voor fietsers, voetgangers, recreatie en spel
krijgt een prominente plek bij de inrichting. Veilige, aaneengesloten fietsverbindingen en
met name de fietsroutes van en naar het basis en voortgezet onderwijs, hebben daarbij een
hoge prioriteit. Fietsvoorzieningen worden ingebed in andere ingrepen in de ruimte.14
In het Handboek kwaliteit openbare ruimte 2025 zijn de bijhorende inrichtingseisen en
profielen vastgelegd.
4.4.1 Samenhang in de stadsvloerVoor de stadsvloer in de gebieden gelden de inrichtingsprincipes van de wegcategorisering
en kunnen verkeersregulerende maatregelen tot het wettelijke minimum worden beperkt.
Zeker voor de gebieden geldt dat de verblijfskwaliteit van de ruimte belangrijk is bij de
beoordeling van het ontwerp van de stadsvloer.
Als gevolg van de wegcategorisering worden de gebiedsontsluitingswegen15 in asfalt en
erftoegangswegen in elementenverharding uitgevoerd.16 Het is een inrichting die vrijwel in
de hele stad al gerealiseerd is, maar die verder geoptimaliseerd moet worden.
In een afweging tussen betonklinkers en gebakken klinkers heeft het gebakken materiaal
de voorkeur. Gebakken materiaal onderscheidt zich van betonklinkers door kleurechtheid,
waardoor het gewenste beeld van het ontwerp niet verloren gaat. Bovendien is de
betonklinker minder duurzaam dan het gebakken materiaal dat beter kan worden
hergebruikt. Voorwaarde voor duurzaamheid en hergebruik is wel een duurzame inrichting
die rekening houdt met de eigenschappen van de duurzame gebakken klinker.
In delen van de stad waar sprake is van wateroverlast, moet het wegprofiel voldoende
waterbergend vermogen hebben. Enerzijds om wateroverlast in de woningen te voorkomen
en anderzijds om de regenwaterstromen naar het oppervlaktewater te leiden.
14 Kadernota Bereikbaarheid (Leiden, 2009) 15.
15 Wegen van 70 tot 50 km per uur
16 Nota Asfalt of klinkers (Leiden, 1997).
4.4.2 ParkerenDe parkeerwens drukt een stevige stempel op de verblijfskwaliteit van de openbare ruimte.
Grote delen van de stad zijn niet berekend op het huidige autobezit en door de hoge
parkeerdruk komen het groen, speelplekken en bankjes in het gedrang. Daarom is het
belangrijk dat er bij gebouwen op of onder eigen grond geparkeerd wordt, in plaats van op
de straat. Die parkeereis wordt geregeld in de beleidsregels voor de Leidse parkeernormen.17
4.4.3 Inrichtingsprincipes voor de binnenstadDe overheersende kleur in de binnenstad is het mangaanrood van de gevels. De
bestrating sluit hierop aan met combinaties van gebakken materiaal. Desgewenst worden
combinaties gezocht met grijsblauwe details van natuursteen.
In de binnenstad worden bij uitzondering kasseien toegepast. Hoewel onverwoestbaar18,
zijn kasseien (Luikse keien, kinderkoppen), ooit de standaard wegbestrating, in hoog tempo
verdrongen toen betere alternatieven voorhanden kwamen. De slechte begaanbaarheid19
van een bestrating met kasseien beperkt de functionaliteit en de flexibiliteit van een ruimte
enorm. Niettemin wordt er vanuit historisch oogpunt voor gekozen om de kasseienbestra
ting rond de Pieterskerk en de Hooglandse kerk te handhaven.
De stadsvloer in de binnenstad wordt zo veel mogelijk op één niveau uitgevoerd. Waar dat
niet mogelijk is worden de trottoirs in de binnenstad uitgevoerd in gebakken klinkers.
In de binnenstad wordt gebruik gemaakt van de gietijzeren, historiserende “Leidse Lantaarn”.
17 De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de Kadernota Bereikbaarheid, (Leiden, 2009) 2, 3. RV
09.0039, uitgangspunten voor op te stellen Leidse parkeernormen bepaald.
18 De voeg van een bestrating met kasseien is echter wel kwetsbaar. Het vraagt een groot vakmanschap
om de keien te straten, een specialisme dat vanwege het gewicht van de keien en de ermee samen-
hangende ARBO-normen steeds moeilijker te vinden is.
19 Een bestrating met Luikse keien is slecht begaanbaar voor kinderwagens, mindervaliden,
kleine kinderen, ouderen, vrouwen op hakken of fietsers en sluit daarmee gebruik door een deel van
de bevolking uit.
4.4.2 Parkeren:
• Parkeeroplossingen worden gezocht
in gebouwde boven of ondergrondse
garages.
4.4.3 Inrichtingsprincipes voor de
binnenstad:
• De stadsvloer wordt waar mogelijk op
één niveau uitgevoerd;
• De stadsvloer is bestraat met de binnen
ste beter mix en heeft een minimum aan
obstakels;
• Er zijn grijsblauwe accenten in natuur
steen mogelijk;
• Autovrije straten worden van gevel tot
gevel bestraat met gebakken materiaal;
• De verlichting bestaat uit de gietijzeren
“Leidse Lantaarn”.
Een goed voorbeeld van kleurechtheid is deze com-
binatie van gebakken straatklinkers en straatklinkers
van beton. De klinkers van beton verliezen hun kleur.
36 37
4.4.4 Inrichtingsprincipes voor de mantelHet grootste deel van de stad bestaat uit woon en werkgebieden die als een mantel rond
de Binnenstad, het Stationsgebied en het Bio Science Park heen liggen. De verschillen
tussen de gebieden die de mantel vormen zijn groot, als gevolg van de zich ontwikkelende
stedenbouwkundige inzichten. Grofweg zijn er drie type inrichtingen te onderscheiden: de
compacte stad, het stedelijke landschap en werkgebieden.
De compacte stad wordt gevormd door de vooroorlogse woonwijken. Deze wijken liggen
buiten de singels en vormen een schil rond de historische binnenstad. De bebouwing
bestaat uit gesloten bouwblokken die op een duidelijke manier de beperkte openbare
ruimte begrenzen.
Het stedelijk landschap is het kenmerk van de naoorlogse uitbreidingsgebieden aan de rand
van de stad. De openbare ruimte wordt hier niet langer ingekaderd door het bouwblok,
maar dooradert als het ware de wijk. Er is meer openbare ruimte dan in de dichtbebouwde
vooroorlogse gebieden.
Als gevolg van de verschillende ontstaansperiodes en het toen gangbare stedenbouwkun
dige gedachtegoed, zijn de verschillen tussen de compacte stad en de wijken met het
stedelijk landschap groot. Desondanks wordt de ruimte door de mensen die er wonen en
werken op dezelfde manier gebruikt. De gebiedspecifieke kenmerken van deze wijken uiten
zich niet in de inrichtingsprincipes van de straat of de materiaalkeuze maar in de keuzes
die bij het ontwerp van het gebied zijn gemaakt in de hoeveelheid openbare ruimte, de
groenstructuur, gevelafstanden of de keuze voor een bepaalde boomsoort. Hoewel voor
de inrichting van de openbare ruimte, de principeprofielen, de standaardmaterialen en het
meubilair worden gebruikt die in het Handboek worden voorgeschreven, houden ruimtelijke
ontwerpen rekening met die gebiedsspecifieke stedenbouwkundige kenmerken.
Bedrijventerreinen zijn in dit kader alleen interessant als de ruimte anders wordt gebruikt.
Als dat het geval is, wordt de standaard voor bedrijventerreinen gevolgd die in het
Handboek kwaliteit openbare ruimte 2025 is vastgelegd.
4.5 PlekkenUitzonderlijke plekken zijn bij uitstek de plekken die bijdragen aan de identiteit van de
stad. In de context van deze kadernota gaat het om de plekken in de openbare ruimte die
ondanks een hoge gebruiksdruk een hoge verblijfskwaliteit hebben. Het zijn de plekken
4.4.4 Inrichtingsprincipes voor de
mantel:
• De compacte stad wordt gevormd door
de woonwijken.
• Het stedelijk landschap is het kenmerk
van de naoorlogse uitbreidingsgebieden.
• De ruimtelijke ontwerpen houden reke
ning met de specifieke stedenbouwkun
dige kenmerken.
• Als bij bedrijventerreinen het gebruik
van de openbare ruimte afwijkt wordt
de standaard voor bedrijventerreinen
gebruikt uit het Handboek kwaliteit
openbare ruimte 2025.
waar het stedelijk leven ruimte krijgt. Ze bieden ontmoetingen, confrontatie, rust, dynamiek,
ruimte en lucht. Het gaat om pleinen, parken maar ook om de stedelijke winkelcentra en
voorzieningenclusters.
Deze plekken worden ingericht volgens de uitgangspunten en met de materialen die zijn
voorgeschreven voor het omliggende gebied. Vanwege het belang ervan voor de stad
vraagt de inrichting van een dergelijke plek om een bijzondere ontwerpprestatie. Hoe een
plek bijdraagt aan de ambitie om de kennisstad te stimuleren wordt in de ontwerpopdracht
meegenomen.
38 39
De beheerfase in het stedelijk proces is gericht op het
dynamisch in stand houden van de bestaande stad, zowel
fysiek, sociaal als economisch.
Er is een directe relatie tussen de gebruiksdruk, de inrichting en de slijtage van de openbare
ruimte en daarmee ook met de inzet van middelen voor ontwikkeling, inrichting en beheer.
Gebruiksdruk, inrichting en slijtage verschillen en zijn afhankelijk van ligging en het belang
voor de stad. Alleen een gedifferentieerde benadering die hier rekening mee houdt, leidt tot
een evenwichtige kwaliteitsontwikkeling van de stad.
Dit is een belangrijk gegeven omdat een benadering vanuit dit perspectief het mogelijk
maakt om de kwaliteit en het belang van een plek het uitgangspunt te maken bij een
planmatige afweging van de inzet van middelen. Hiermee krijgt het wat abstracte streven
naar kwaliteit een financiële vertaling. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe die financiële
benadering verankert is het stedelijke proces.
5.1 Ruimten
Als gebruiksdruk, inrichting en slijtage afhankelijk zijn van de plek in de stad, kan de
openbare ruimte van de stad worden geordend en aan een kaart worden gekoppeld.
Beheren
5
5. Algemeen:
• Er is sprake van een
gedifferentieerde benadering van
het beheer.
40 41
Als de ruimte wordt geordend op basis van de betekenis voor de stedelijke gemeenschap en
gebruiksintensiteit, levert dat de volgende indeling op:
• stedelijke structuren: lange lijnen, stedelijke pleinen en grote groengebieden;
• wijkstructuren: lijnen op wijkniveau en de pleinen, parken en groen met een wijkfunctie;
• weefsel: de overige openbare ruimten.
Een ordening op basis van gebruiksintensiteit blijkt nauw samen te hangen met de stedelijke
dichtheid:
• de stedelijke kern (de historische binnenstad);
• de compacte stad (het gebied tussen de Willem de Zwijgerlaan, het Rijn en Schiekanaal
en het spoor naar Utrecht);
• de wijken met het stedelijk landschap (de stad tussen de gemeentegrenzen en het
gebied tussen de Willem de Zwijgerlaan, de Vliet en het spoor naar Utrecht).
5.2 Kwaliteit
Kwaliteit kan worden beoordeeld op belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde.
Als gemeenschapsgeld wordt ingezet voor de ontwikkeling, inrichting en beheer van
een ruimte is de belevingswaarde van die ruimte van belang. Op plekken die voor de
gemeenschap waarde hebben en dus in belangrijke mate bijdragen aan de identiteit van
de stad is het gerechtvaardigd een hoger investeringsniveau te hanteren dan op plekken
die maar voor een beperkte groep van betekenis zijn.
De gebruikswaarde van de openbare ruimte wordt vooral zichtbaar in het ontwerp, de
toegepaste materialen en de mate waarin meubilair wordt toegepast. Een ruimte met veel
meubilair heeft in de regel hogere kosten aan inrichting en onderhoud dan een ruimte die
dat niet heeft.
De toekomstwaarde van een ruimte is vooral afhankelijk van de duurzaamheid van de
inrichting en de toegepaste materialen. Een goed ontwerp houdt rekening met de
verwachte gebruiksintensiteit en de kwaliteit van de gebruikte materialen.
5.3 De kwaliteitsindex
Als de verschillende manieren om de ruimte te ordenen aan elkaar gekoppeld worden, levert
dat informatie op over de manier waarop de stad wordt gewaardeerd en gebruikt maar ook
hoe die ruimte is ingericht en hoe snel die inrichting zal slijten. Met andere woorden: een
overzicht dat, afhankelijk van de plek in de stad, het bedrag inzichtelijk maakt dat gemoeid
is met de ontwikkeling, inrichting en het beheer van die plek.
Een manier omdat overzicht te maken is de zogenaamde kwaliteitsindex. Een onderverdeling
in afnemend belang voor de stad en dichtheden levert een kwaliteitsindex op met negen
cellen waarin alle ruimten kunnen worden ondergebracht. (Zie de matrix op pagina 41 en
investerings en kwaliteitenkaart op pagina 42.)
Als er meer geld nodig is voor de ontwikkeling, inrichting en beheer van een plek als de
gebruiksintensiteit en het belang van de stad toenemen, volgt dat het wenselijk is om bij de
vaststelling van de ontwikkel, inrichting en beheerbugetten met vijf verschillende niveaus
rekening te houden. 5 Niveaus als elke opeenvolgende ruimte, stedelijk landschap, de
compacte stad en de stedelijke kern vanwege het intensievere gebruik en door de
toenemende waarde voor de stad een hoger beheerbudget nodig is. Dat levert na de kaart
met de gebiedsindeling voor de gestandaardiseerde profielen, ook een kaart op die in een
oogopslag laat zien hoe ontwikkel, inrichting en beheerbugetten worden ingezet. Het is
een belangrijk hulpmiddel om een samenhangend en gelijkwaardig kwaliteitsniveau over de
hele stad te realiseren.
5.1 Ruimten:
• De openbare ruimte van de stad wordt
geordend en aan een kaart gekoppeld.
5.2 Kwaliteit:
• Kwaliteit wordt beoordeeld op belevings
waarde, gebruikswaarde en toekomst
waarde. De investerings en onderhouds
budgetten houden hier rekening mee.
5.3 Kwaliteitsmatrix:
• Door de ordening van de ruimte en
gebruik is het mogelijk afhankelijk van
de plek in de stad de kwaliteiten en de
kosten voor ontwikkeling, inrichting en
beheer toe te kennen.
Ligging van een ruimte
Aard en structuur van de ruimte
Stedelijk landschap
compacte stad ruimten in de stedelijke kern
Betekenis van een ruimte
Stedelijke structurenlange lijnen
stedelijke pleinengrote groengebieden
3 4 5
Indicatie kwaliteitsniveau
Wijk structurenlijnen op wijkniveau
wijkpleinenbuurtpleinen en buurt
parken van
2 3 4
Weefseloverige openbare
ruimten1 2 3
gebruiksintensiteit van een ruimte
De matrix correspondeert
met het kwaliteitenkaartje
op de volgende pagina.
42 43
U
Concept 25 oktober 2010
1 2 3 4 5
dichtheid
multiplyer
waarde
LN_gemeentegrens 14-01-2011
Gio Augustina
Def
A0
GE11014
Datum:
Auteur:
Status:Tekening:Formaat:Akkoord:
359Project:
Concept Investering en onder-houdsniveaus
Colofon
Tekst en redactie
xxx, Gemeente Leiden
Fotografie
Foto’s op pagina’s 2, 4, 7, 8, 12, 22, 24, 28, 29,
31, 33, 37, 43, 44, Reinout van Gulick.
Vormgeving
Creja ontwerpen, Leiderdorp
Realisatie
Grafisch Productie Centrum, Gemeente Leiden
44
Leiden