kennis en inzicht in de wetenschappen wiskunde … · 2020. 9. 18. · in deze verbinding bezitten...
TRANSCRIPT
geel
Kennis en inzicht in de wetenschappen WISKUNDE
Toelatingsexamen arts
25 augustus 2020
Wiskunde
Toelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 1
Als 2[0;
2
[en 2 cos2 + cos 1 = 0, dan is sin gelijk aan
<A>1
2.
<B>
p2
2.
<C>
p3
2.
<D> 1.
Wiskunde: vraag 1
Wiskunde
Toelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 2
De parabool met vergelijking y = x2 + 2x gaat door de oorsprong. Beschouw de rechte
door de oorsprong met richtingscoecient9
4. Deze rechte snijdt de parabool in een tweede
punt P . De y -coordinaat van P is gelijk aan
<A>1
4.
<B>3
4.
<C>3
8.
<D>9
16.
Wiskunde: vraag 2
Wiskunde
Toelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 3
Wat is de maximale oppervlakte van een rechthoek met lengte L en breedte B waarbij L
en B voldoen aan
L =720 18B
5?
<A> 1200
<B> 1440
<C> 1560
<D> 1600
Wiskunde: vraag 3
Wiskunde
Toelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 4
Een apotheker heeft van de hoestsiropen TUZOX en MUCIL een aantal esjes in voorraad
in een verhouding 3 : 2. Hij verkoopt de helft van de esjes TUZOX en 4 esjes MUCIL.
De verhouding van het resterende aantal esjes TUZOX en MUCIL is nu 7 : 8. Hoeveel
esjes van beide soorten samen heeft hij dan nog over?
<A> 40
<B> 45
<C> 50
<D> 55
Wiskunde: vraag 4
Wiskunde
Toelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 5
Op elke zijde van een gelijkzijdige driehoek met zijde 1 construeert men een vierkant, zoals
in de guur hieronder aangegeven. Wat is de totale oppervlakte van deze Y-vormige guur?
<A>
p3
4(1 + 4
p3)
<B>
p3
4(1 + 3
p3)
<C>
p2
4(1 + 4
p2)
<D>
p2
4(1 + 3
p2)
Wiskunde: vraag 5
Wiskunde
Toelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 6
Een proefdier heeft bij een lichaamstemperatuur van 36C een hartslag van p slagen per
minuut en bij 30C van q slagen per minuut. Als men aanneemt dat er een lineair verband
bestaat tussen de lichaamstemperatuur en de hartslag, hoeveel slagen per minuut bedraagt
de hartslag van dit proefdier dan bij 32C?
<A>p q
3
<B>2p q
3
<C>p + q
3
<D>p + 2q
3
Wiskunde: vraag 6
Wiskunde
Toelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 7
De reele getallen x en y zijn zo dat voor alle reele getallen a en b geldt dat[0 1
x y
] [a b
a b
]=
[a b
2a 3b
]:
Welk verband bestaat er dan tussen x en y?
<A> x = 2y
<B> x = 3y
<C> x = 4y
<D> x = 5y
Wiskunde: vraag 7
Wiskunde
Toelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 8
Zoals gebruikelijk stelt e het grondtal van de natuurlijke logaritme voor.
Gegeven is de functie f met functievoorschrift f (x) = ln(ex + 2). Bepaal het snijpunt
van de raaklijn aan de graek van f in het punt met x-coordinaat ln(2), en de rechte met
vergelijking y = ln(2).
<A> ( ln(2); ln(2))
<B> (ln(2); ln(2))
<C> (ln(2); ln(2))
<D> (2 ln(2); ln(2))
Wiskunde: vraag 8
Wiskunde
Toelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 9
Gegeven zijn de functies f en g met voorschrift:
f (x) = x2 ln x en g(x) = 2x2 5x + 1:
De raaklijn in het punt P (a; g(a)) aan de graek van g staat loodrecht op de raaklijn in
het punt Q(1; f (1)) aan de graek van f . Bepaal g(a).
<A> 2
<B> 1
<C> 1
<D> 8
Wiskunde: vraag 9
Wiskunde
Toelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 10
Gegeven is de functie f met functievoorschrift
f (x) =∣∣5 j3 x j
∣∣:Voor welk van de volgende x-waarden bereikt f GEEN lokaal extremum?
<A> 2
<B> 2
<C> 3
<D> 8
Wiskunde: vraag 10
geel
Kennis en inzicht in de wetenschappen FYSICA
Toelatingsexamen arts
25 augustus 2020
FysicaToelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 1
Een pijl bevindt zich op 6,0 cm voor een dunne bolle lens. De lens vormt een beeld van de
pijl op 3,0 cm achter de lens.
6,0 cm 3,0 cm
beeldvlak
De brandpuntsafstand van de lens bedraagt
<A> 1,5 cm.
<B> 2,0 cm.
<C> 3,0 cm.
<D> 6,0 cm.
Fysica: vraag 1
FysicaToelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 2
Onderstaande V (θ)-grafiek geeft het volume V weer als functie van de temperatuur θ van
eenzelfde aantal mol van een ideaal gas gedurende drie verschillende processen. De druk
van het gas tijdens elk proces 1, 2 en 3 noteren we p1, p2 en p3.
V
00
3
2
1
Uit deze grafiek kan je besluiten dat:
<A> p1 > p2 > p3.
<B> p1 < p2 < p3.
<C> p1 = p2 = p3.
<D> p1 > p2 en p2 < p3.
Fysica: vraag 2
FysicaToelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 3
Drie ladingenQA, QB enQC bevinden zich op de hoekpunten van een rechthoekige driehoek,
zoals weergegeven in de figuur.
De kracht ~F op de lading QB wordt weergegeven in:
<A> <B>
<C> <D>
Fysica: vraag 3
FysicaToelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 4
Gegeven is onderstaande elektrische schakeling. De bronspanning U is niet gekend. De
stroom door de weerstand R1 heeft een stroomsterkte I . De stroom door de weerstand R3heeft een stroomsterkte 3I .
U
R2
R3
3I
I
R1= 2,0 Ω
De weerstandswaarde van weerstand R2 is
<A> 1,0 Ω.
<B> 2,0 Ω.
<C> 3,0 Ω.
<D> 4,0 Ω.
Fysica: vraag 4
FysicaToelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 5
Een lange rechte metalen draad bevindt zich in een hoekpunt van een vierkant. De draad
staat loodrecht op het vlak van het vierkant zoals aangegeven in de figuur. Door de draad
loopt een stroom I.
P
I
In een aantal van de andere hoekpunten van het vierkant worden bijkomend lange rechte
metalen draden opgesteld loodrecht op het vierkant. Door elke draad loopt telkens een
even grote stroom I.
De grootte |~B| van de magnetische veldsterkte ~B in het punt P is nul in figuur:
P
I
I
P
I
I
<A> <B>
P
I
I
I
I
P
I
I
I
I
<C> <D>
Fysica: vraag 5
FysicaToelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 6
De radioactieve kern 23290Th ondergaat een lange reeks van vervalstappen. Eerst wordt een
alfadeeltje uitgezonden, daarna achtereenvolgens twee beta(min)-deeltjes en vervolgens
opnieuw een alfadeeltje.
Hoeveel protonen heeft de kern in dat stadium van de vervalreeks nog over?
<A> 84.
<B> 86.
<C> 88.
<D> 90.
Fysica: vraag 6
FysicaToelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 7
Een radioactieve bron heeft op tijd t = 0 s een activiteit gelijk aan A0. Na 200 s is de
activiteit gedaald tot A0/32.
De halveringstijd van deze radioactieve bron is gelijk aan:
<A> 30 s.
<B> 40 s.
<C> 90 s.
<D> 120 s.
Fysica: vraag 7
FysicaToelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 8
Een wagen volgt een rechte horizontale weg. De positie van de wagen langsheen deze weg
wordt aangeduid met de x-coordinaat. De wagen vertrekt vanuit stilstand. Het tijdsverloop
van de versnelling ax van de wagen is grafisch weergegeven in de ax(t)-grafiek.
ax
t0
Het tijdsverloop van de snelheid vx van de wagen is grafisch weergegeven in vx(t)-grafiek:
vx
t0
vx
t0
<A> <B>
vx
t0
vx
t0
<C> <D>
Fysica: vraag 8
FysicaToelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 9
Een vat is gevuld met twee niet-mengbare vloeistoffen met respectievelijke dichtheden ρ1en ρ2. Een cilindervormig voorwerp met homogene dichtheid ρ neemt in deze vloeistoffen
een vaste hoogte in zoals aangegeven in de figuur.
Dan geldt:
<A>`
h=ρ+ ρ1ρ1 + ρ2
.
<B>`
h=ρ− ρ1ρ2 − ρ1
.
<C>`
h=ρ+ ρ2ρ1 + ρ2
.
<D>`
h=ρ2 − ρ1ρ2 − ρ
.
Fysica: vraag 9
FysicaToelatingsexamen arts 2020 - geel
Vraag 10
In een speeltuin staan Assia en haar vader Jan op een roterende horizontale schijf. De
schijf maakt een volledige omwenteling in 15 s. De massa van Jan is tweemaal de massa
van Assia. Jan staat op 1 m van de rotatieas van de schijf. Assia staat op 2 m van deze
rotatieas.
De verhouding van de kinetische energie van Jan tot deze van Assia is gelijk aan:
<A> 1/8.
<B> 1/4.
<C> 1/2.
<D> 1.
Fysica: vraag 10
geel
Kennis en inzicht in de wetenschappen CHEMIE
Toelatingsexamen arts
25 augustus 2020
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Chemie Vraag 1
Chemie: vraag 1
Een laborant bereidt twee mengsels, ieder met een volume van 100 mL.
Mengsel 1 bevat een kleine hoeveelheid (NH4)2SO4 in water, mengsel 2 een kleine hoeveelheid NaI in water.
Wat gebeurt er bij de bereiding van beide mengsels en wat gebeurt er als beide mengsels worden samengevoegd?
<A> Beide stoffen lossen op in water en blijven opgelost als de mengsels worden samengevoegd.
<B> Beide stoffen lossen op in water, maar na samenvoeging van de twee mengsels ontstaat een neerslag van NH4I.
<C> In mengsel 2 lost NaI niet op in water, maar na samenvoeging van de twee mengsels lossen alle stoffen op.
<D> In mengsel 1 lost (NH4)2SO4 niet op in water en ook na samenvoeging van de twee mengsels is er een stof die niet oplost.
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Chemie Vraag 2
Chemie: vraag 2
De enkelvoudige stof van element X is bij 25 °C een vaste stof die de elektrische stroom geleidt. Ze reageert met de enkelvoudige stof van element Z die bij 25 °C gasvormig is.
Bij die reactie wordt een verbinding gevormd met tweemaal zoveel X-atomen als Z-atomen. In deze verbinding bezitten alle ionen een edelgasconfiguratie.
Welke bewering over de elektronenconfiguraties van deze elementen in de grondtoestand is juist?
<A> X heeft één valentie-elektron en Z heeft zes valentie-elektronen.
<B> X heeft één valentie-elektron en Z heeft vijf valentie-elektronen.
<C> X heeft twee valentie-elektronen en Z heeft één valentie-elektron.
<D> X heeft zeven valentie-elektronen en Z heeft zes valentie-elektronen.
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Chemie Vraag 3
Chemie: vraag 3
Volgende structuren stellen lewisformules voor zonder weergave van de vrije elektronenparen. Hierin bezitten alle atomen een edelgasconfiguratie.
Welke structuur stelt een lewisformule van een ion voor?
<A> H—O—C≡N
<B> H—C≡N—O
<C> H—O—N=C
<D> H—N=C=O
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Chemie Vraag 4
Chemie: vraag 4
42,0 g natriumwaterstofcarbonaat werd door verhitting volledig ontbonden tot een constante massa van 26,5 g.
Welke reactievergelijking is correct voor deze ontbinding?
<A> 2 NaHCO3 (s) → Na2O (s) + 2 CO2 (g) + H2O (g)
<B> 2 NaHCO3 (s) → Na2CO3 (s) + CO2 (g) + H2O (g)
<C> NaHCO3 (s) → NaOH (s) + CO2 (g)
<D> 2 NaHCO3 (s) → Na2O2 (s) + CO2 (g) + HCOOH (g)
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Chemie Vraag 5
Chemie: vraag 5
Onderstaande grafiek geeft bij een bepaalde temperatuur voor KI-oplossingen het verband weer tussen het massaprocent (m%) KI en de dichtheid (ρ) van de oplossing.
Welke massa KI is opgelost in 500 mL van een 15,0 massaprocent KI-oplossing?
<A> 29,8 g
<B> 33,6 g
<C> 84,0 g
<D> 97,3 g
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Chemie Vraag 6
Chemie: vraag 6
Welke van volgende uitdrukkingen geeft het verband weer tussen de gemiddelde snelheden waarmee NO2 en Cl2 in eenzelfde tijdsinterval ∆t wegreageren volgens onderstaande reactie?
2 NO2 (g) + Cl2 (g) → 2NO2Cl (g)
<A> −∆[NO2]
∆𝒕𝒕 = − 𝟏𝟏
𝟐𝟐 (∆[Cl2]
∆𝒕𝒕)
<B> −∆[NO2]
∆𝒕𝒕 = 2 (∆[Cl2]
∆𝒕𝒕)
<C> −∆[NO2]
∆𝒕𝒕 = 𝟏𝟏
𝟐𝟐(∆[Cl2]
∆𝒕𝒕)
<D> −∆[NO2]
∆𝒕𝒕 = − 2 (∆[Cl2]
∆𝒕𝒕)
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Chemie Vraag 7
Chemie: vraag 7
In een leeg afgesloten vat met een constant volume van 1,0 L wordt 2,0 mol X (g) gebracht. Bij 600 °C ontstaat een evenwicht waarbij er 1,0 mol X (g) overblijft.
In onderstaande evenwichtsreacties stellen X, Y en Z molecuulformules voor.
Door welke van deze evenwichtsreacties kan dit evenwicht worden voorgesteld als bij 600 °C Kc = 4,0?
<A> X (g) Y (g) + Z (g)
<B> X (g) Y (g) + 2 Z (g)
<C> X (g) Y (g) + 3 Z (g)
<D> 2 X (g) Y (g) + Z (g)
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Chemie Vraag 8
Chemie: vraag 8
Aan 100 mL van een waterstofchloride-oplossing met c = 1,00 mol.L-1 voegt men 100 mL van een natriumhydroxide-oplossing met c = 1,50 mol.L-1 toe.
Welk volume waterstofchloride-oplossing met c = 2,00 mol.L-1 is er nodig om de pH van het mengsel op 7,00 te brengen?
<A> 10 mL
<B> 25 mL
<C> 50 mL
<D> 75 mL
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Chemie Vraag 9
Chemie: vraag 9
Welke deeltjes X en Y kunnen gevormd worden in een reactie voorgesteld door volgende vergelijking:
..SO32- (aq) + ..Sn2+ (aq) + ..H+ (aq) → ..X (x) + ..Y (y) + ..H2O (l) ?
X Y
<A> S (s) Sn4+ (aq)
<B> SO42- (aq) Sn4+ (aq)
<C> H2S (g) Sn (s)
<D> SO2 (g) Sn (s)
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Chemie Vraag 10
Chemie: vraag 10
Wat is een correcte naam voor de verbinding met volgende structuur?
O
O
<A> propylpropanoaat
<B> ethylpropanoaat
<C> propylethanoaat
<D> ethylbutanoaat
geel
Kennis en inzicht in de wetenschappen BIOLOGIE
Toelatingsexamen arts
25 augustus 2020
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Biologie Vraag 1
Biologie: vraag 1
Een persoon doet zich pijn aan de hand en trekt zijn hand terug. De afbeelding hieronder toont de verbinding tussen twee neuronen in het ruggenmerg waarlangs impulsen lopen (in de richting van de pijlen) als reactie op deze pijnprikkel. Het axon van neuron 1 loopt naar een spier. Neuron 2 ligt volledig in het ruggenmerg. De cellichamen van de neuronen worden aangegeven door zwarte ovalen.
Welke uitspraak is correct?
<A> Neuron 1 is een efferent neuron en neuron 2 is een schakelneuron. <B> Neuron 1 is een schakelneuron en neuron 2 is een motorisch neuron. <C> Neuronen 1 en 2 zijn beiden schakelneuronen. <D> Neuron 1 is een afferent neuron en neuron 2 is een efferent neuron.
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Biologie Vraag 2
Biologie: vraag 2
De voorlopercellen van erythrocyten (rode bloedlichaampjes) ondergaan een differentiatie, waardoor volgroeide erythrocyten, eens in het bloed, het eiwit hemoglobine niet meer kunnen maken. Dit is een aanwijzing voor het feit dat erythrocyten...
<A> geen mitochondria/mitochondrium meer bezitten. <B> geen ribosomen meer bezitten. <C> geen cytoskelet meer bezitten. <D> geen lysosomen meer bezitten.
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Biologie Vraag 3
Biologie: vraag 3
De teelbal (testis) en de eierstok (ovarium) zijn voortplantingsorganen. Welke van volgende uitspraken is correct als men de teelbal met de eierstok vergelijkt?
<A> De teelbal en de eierstok zijn rechtstreeks, dus zonder fysieke onderbreking, verbonden met hun afvoerkanaal. <B> In de teelbal gebeurt vanaf de pubertijd de hormoonproductie continu, in de eierstok gebeurt de hormoonproductie alleen als een geel lichaam aanwezig is.
<C> In de teelbal gebeuren vanaf de pubertijd veel meer meiotische delingen dan in de eierstok. <D> De teelbal en de eierstok zijn opgebouwd uit een dicht netwerk van kronkelende buisjes.
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Biologie Vraag 4
Biologie: vraag 4
Tijdens welke fase van de eerste meiotische deling treedt er crossing-over op?
<A> Tijdens de profase wanneer er niet-zusterchromatiden fragmenten worden uitgewisseld. <B> Tijdens de metafase wanneer er zusterchromatiden fragmenten worden uitgewisseld. <C> Tijdens de profase wanneer er zusterchromatiden fragmenten worden uitgewisseld. <D> Tijdens de metafase wanneer er niet-zusterchromatiden fragmenten worden uitgewisseld.
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Biologie Vraag 5
Biologie: vraag 5
Grasparkieten hebben een gele of een witte grondkleur van de veren. De vleugels zijn gevlekt of ongevlekt. Wanneer van deze soort een homozygoot gele parkiet met gevlekte vleugels gekruist wordt met een witte parkiet met ongevlekte vleugels, ontstaan altijd gele parkieten met gevlekte vleugels. Welke van de onderstaande kruisingen levert het grootste aantal witte parkieten met gevlekte vleugels op in de F1 ?
<A> Als een homozygoot gele parkiet met ongevlekte vleugels gekruist wordt met een witte parkiet met ongevlekte vleugels. <B> Als een homozygoot gele parkiet met ongevlekte vleugels gekruist wordt met een witte parkiet met gevlekte vleugels. <C> Als een gele parkiet met gevlekte vleugels - van wie de vader wit was en ongevlekte vleugels had - gekruist wordt met een witte parkiet met ongevlekte vleugels. <D> Als twee parkieten worden gekruist die allebei heterozygoot zijn voor zowel lichaamskleur, als voor vlekken op de vleugels.
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Biologie Vraag 6
Biologie: vraag 6
Voor een gen dat bij de mens voorkomt bestaan er vier verschillende allelen: a, b, c en d. Welke stelling is correct betreffende de expressie van deze allelen binnen één individu?
<A> Allelen a, b, c en d komen tegelijkertijd tot expressie in alle lichaamscellen. <B> Sommige lichaamscellen brengen allelen a en c tot expressie, andere lichaamscellen brengen allelen b en d tot expressie. <C> Allelen a, b, c en d komen alleen in homozygote genotypes tot expressie in lichaamscellen. <D> In lichaamscellen komen maximaal 2 verschillende allelen van dit gen tot expressie.
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Biologie Vraag 7
Biologie: vraag 7
Sommige onderzoekers beweren dat door op jonge leeftijd zeer intensief te turnen en te trainen er een compressie kan ontstaan van de actieve groeizones (groeischijven) van lange beenderen, waardoor de lengtegroei verstoord wordt.
De actieve groeizones (groeischijven) van lange beenderen bevinden zich in…
<A> de uiteinden van de schacht van zowel volgroeide, als onvolgroeide lange beenderen. <B> de uiteinden van de schacht van onvolgroeide lange beenderen. <C> het centrale deel van de schacht van zowel volgroeide, als onvolgroeide lange beenderen. <D> het centrale deel van de schacht van onvolgroeide lange beenderen.
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Biologie Vraag 8
Biologie: vraag 8
Tijdens een wielerwedstrijd van om en bij de 250 km maakt één van de renners geen tijd om eten en drinken aan te nemen bij de bevoorradingsplaatsen.
Welke uitspraak is correct met betrekking tot de hormonenconcentratie in het bloed van deze renner tijdens de laatste 10 km van de wedstrijd? De concentratie aan … (1) is verhoogd, terwijl de concentratie aan … (2) is verlaagd.
<A> insuline (1) - adrenaline (2) <B> insuline (1) - glucagon (2) <C> glucagon (1) - insuline (2) <D> adrenaline (1) - glucagon (2)
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Biologie Vraag 9
Biologie: vraag 9
9) Een onderzoeker onderwerpt een onbekende stof aan enkele experimenten om te bepalen over welke koolstofverbinding het gaat. Eerst brengt hij een beetje van de stof in water en ziet dat de stof volledig oplost. Daarna analyseert hij de stof op de aanwezigheid van zwavel en stikstof en beide resultaten zijn negatief. Over wat voor een stof gaat het hier?
<A> Triglyceride <B> Monosaccharide <C> Eiwit <D> Nucleïnezuur
Toelatingsexamen arts 2020 - geel Biologie Vraag 10
Biologie: vraag 10
10) Het hieronder afgebeelde stukje mRNA heeft twee startcodons, waardoor vanaf dit mRNA twee verschillende polypeptiden worden gevormd. Elk staafje (wit of zwart ingekleurd) stelt een nucleotide voor. Polypeptide 1 start met methionine en het codon dat hiervoor codeert, wordt aangegeven door de zwarte driehoek. Polypeptide 2 start ook met methionine en het codon dat hiervoor codeert, wordt aangegeven door een witte driehoek. Hier doet zich een verschuiving voor in het afleesraam. In polypeptide 1 is het zevende aminozuur van links alanine (in vet aangegeven). Welk codon codeert voor dit alanine in polypeptide 1?
<A> GCA <B> GCC <C> GCG <D> GCU