koos kortland gert-jan nooren

59
Faculteit Betawetenschappen Departement Natuur- en Sterrenkunde Instituut SubAtomaire Physica (SAP) Centrum Natuurkunde-Didactiek (CND) Cluster Utrecht HiSPARC High-School Project on Astrophysics Research with Cosmics Koos Kortland Gert-Jan Nooren Universiteit Utrecht

Upload: piper

Post on 01-Feb-2016

62 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

Faculteit Betawetenschappen Departement Natuur- en Sterrenkunde • Instituut SubAtomaire Physica (SAP) • Centrum Natuurkunde-Didactiek (CND) Cluster Utrecht HiSPARC High-School Project on Astrophysics Research with Cosmics. Koos Kortland Gert-Jan Nooren. Universiteit Utrecht. Uitwerking. - PowerPoint PPT Presentation

TRANSCRIPT

Page 1: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

Faculteit BetawetenschappenDepartement Natuur- en Sterrenkunde• Instituut SubAtomaire Physica (SAP)• Centrum Natuurkunde-Didactiek (CND)

Cluster Utrecht

HiSPARC High-School Project on Astrophysics Research with Cosmics

Koos KortlandGert-Jan Nooren Universiteit Utrecht

Page 2: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

Uitwerking

Kosmische stralingBronnen en detectie• Ontdekking• Interactie met aardatmosfeer• Detectie

Page 3: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

1.1 Sterevolutie

Hoe ontstaan supernova’s, zwarte gaten en quasars?

Page 4: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

1.1 Sterevolutie

1 • Spectraalanalyse > oppervlaktetemperatuur• Lichtkracht- en afstandmeting > absolute lichtkracht

Page 5: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

1.1 Sterevolutie

2 • Waterstof-, helium- en koolstoffusie… > explosie en implosie

Page 6: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

1.2 Onderzoek

Hoe is in het begin van de vorige eeuw het bestaan van kosmische straling ontdekt?

Page 7: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

1.2 Onderzoek

2 • Aardoppervlak• Kosmos• Metingen ’s nachts of tijdens zonsverduistering

Page 8: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

1.2 Onderzoek

3 • Structuur aardmagnetisch veld – vergelijk Noorderlicht

Page 9: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

1.3 Bronnen

Waar liggen de bronnen van hoogenergetische kosmische straling?

Page 10: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

1.3 Bronnen

1 • 1 pc = 206.265 AE = 3,086·1013 km = 3,26 lichtjaar• Diameter Melkwegstelsel: 0,03 Mpc• Afstand Andromedastelsel: 0,8 Mpc

Page 11: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

2.1 Elementaire deeltjes

Hoe ontstaan pionen en muonen bij de inslag van een primair kosmisch deeltje?

Page 12: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

2.1 Elementaire deeltjes

1 • Fe = 9·109·q1·q2/r 2 en Fg = 6,7·10–11·m1·m2/r 2 • Fe = 9·109·(1,6·10–19)2/r 2 = 2,3·10–28/r 2

• Fg = 6,7·10–11·(9,1·10–31)2/r 2 = 5,5·10–71/r 2

• Fe ≈ 1043·Fg

Page 13: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

2.1 Elementaire deeltjes

3 • Creatie uū- en dđ-paar = ongeladen pion (π0):uud + uud > uud + uud + uū + dđ• Creatie dđ-paar. Hergroepering quarks in een proton (p+: uud) en dđ-paar levert neutron (n0: udd) en positief pion (π+: uđ):uud + uud > uud + uud + dđ > uud + udd + uđ

Page 14: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

2.2 Muon-verval

Hoe ver komt een muon met een levensduur van slechts 2,2·10–6 s in de richting van het aard-oppervlak?

Page 15: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

2.2 Muon-verval

1 • Ek = ½·m·v 2 > v = (2·Ek/mμ) = 1,3·109 m/s met mμ = 207·me

• v > c : niet mogelijk

Page 16: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

2.2 Muon-verval

2 • m0,μ = 105,6 MeV/c 2 = 1,88·10–28 kg > m0,μ/me = 207

Page 17: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

2.2 Muon-verval

3 • E0 = m0·c 2 = 105,6 MeV > E0/E = 0,1

• E = m ·c 2 en m = m0/((1 – v 2/c 2)) > v = c ·(1 – E0

2/E 2)

• v = c ·(1 – 0,12) = 0,995·c = 2,985·108 m/s• s = v ·t = 0,7 km met t = 2,2·10–6 s

Page 18: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

2.2 Muon-verval

4 • E = 10·E0 > v 2/c 2 = 1 – E02/E 2 = 0,99

t = t0/((1 – v 2/c 2)) = t0/0,1 = 2,2·10–5 s >

t = 10·t0

• s = v ·t = 7 km

Page 19: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

2.2 Muon-verval

5 • E 2x zo groot > v c > v blijft even groot• E 2x zo groot > t 2x zo groot > s 2x zo groot (dus: s = 14 km)

Page 20: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

2.3 Airshowers

Welke soorten airshowers zijn er, wat zijn hun eigenschappen en hoe is daaruit de richting en de energie van een primair kosmisch deeltje te bepalen?

Page 21: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

2.3 Airshowers

1 • FL = B·q ·v = Fc = m ·v 2/r > B·q ·r = m ·v = p• v c (zie 2.2 Muon-verval) > p = m ·c = E/c (want: E = m ·c 2) = 1 GeV/c• |q| = e > r = p/(B ·e) = 7·104 m• Showerhoogte 10 km, baanstraal 70 km > baankromming verwaarloosbaar. Bovendien: E groter > p groter > r groter.

Page 22: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

2.3 Airshowers

2 • Verticaal showerprofiel (figuur 7): eerst toename Ne door productie bij interacties, dan (als productie gestopt is vanwege afgenomen deeltjes-energie) afname Ne door verstrooiing in atmosfeer.• Horizontaal showerprofiel (figuur 8): N groot bij showerkern door impulsbehoud, afname N bij toename r door verstrooiing.• Nμ bij showerkern voor h-showers (p en Fe) 10x groter dan voor em-showers (γ), bij ruwweg dezelfde Ne en Nγ (grootte-orde 10 resp 1).

• Onderscheid op grond van gemeten verhouding tussen Nμ enerzijds en Ne en/of Nγ anderzijds.

Page 23: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

2.3 Airshowers

3 • Energie primair deeltje: sommeren van het product van de energie per deeltje en het aantal deeltjes voor de drie verschillende soorten deeltjes (muonen, elektronen en fotonen).• Inslagrichting primair deeltje: verschil in aankomsttijd van shower op de verschillende detectiestations.

Page 24: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

2.3 Airshowers

4 • HiSPARC-detectiestations meten alleen muonen, en kunnen dus geen onderscheid maken tussen h- en em-showers. Er wordt gewerkt met een door ander onderzoek onderbouwde aanname dat een gedetecteerde shower hadronisch van aard is.

Page 25: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

2.3 Airshowers

5 • HiSPARC-detectiestations meten alleen de muonendichtheid en niet de energie van de gedetecteerde muonen. De energie van het primaire deeltje moet worden geschat op grond van de overeenkomst tussen de resultaten van deze metingen en simulaties.• HiSPARC-detectiestations meten wel de aankomsttijd van de shower, zodat het in vraag 3 gegeven antwoord over het schatten van de inslagrichting van het primaire deeltje juist is.

Page 26: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.1 Detector

Hoe werkt een scintillatiedetector?

Page 27: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.1 Detector

1 • k = 2 MeV/(g/cm2) bij E = 1 GeV• ΔE = k· ρ· l = 4 MeV

Page 28: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.1 Detector

2 • Nf = 4·106/100 = 4·104 (fotonen)

Page 29: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.1 Detector

3 • n = 1,58 > ig = 40°

• 2-dimensionaal: i < ig > ca. 50% verlies.

• 3-dimensionaal: weglengte langer, absorptie-kans groter.• Afwijkende geometrie lichtgeleider: minder totale reflectie. • Nf,K = 0,01·Nf = 4·102 (fotonen)

Page 30: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.1 Detector

4 • Ne,K = ε ·Nf,K = 1,1·102 (elektronen)

• Ne,A = G ·Ne,K = 3,4·108 (elektronen)

Page 31: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.1 Detector

5 • Δt 10 ns (pulslengte – zie opmerking in bijschrift bij figuur 2)• I = ΔQ/Δt = Ne,A·e/Δt = 5,4·10–3 A (5,4 mA)

• U = I ·R = 0,27 V (270 mV)• Grootte-orde vergelijkbaar. Belangrijkste onzekerheden: percentage van de geproduceerde fotonen dat PMT bereikt (opdracht 3), voedings-spanningsafhankelijke waarde van versterkings-factor G van PMT (opdracht 4).

Page 32: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.1 Detector

6 • Pulshoogtehistogram: vergelijkbaar met Landau-verdeling.

Page 33: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.1 Detector

7 • Pulshoogtehistogrammen ten opzichte van elkaar enigszins horizontaal verschoven.

Page 34: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.1 Detector

8 • Muonenteller (zie 3.3 Detector testen).

Page 35: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.2 Detector bouwen

Hoe bouwen we een scintillatiedetector?

Page 36: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.3 Detector testen

Hoe testen we een gebouwde scintillatiedetector: hoe bepalen we de juiste instelling en hoe meten we de efficiëntie van zo’n detector?

Page 37: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.3 Detector testen

1 • Top Landau-verdeling: 60 à 70 mV• Ruis? Ander soort deeltje?

Page 38: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.3 Detector testen

2 • UPMT hoger > uitrekking spectrum langs horizontale as.• Meettijd langer > uitrekking spectrum langs verticale as.

Page 39: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.3 Detector testen

5 • ε = Nm/Nμ = 0,95 – 0,98 (plaats 7 resp. 4)

Page 40: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.3 Detector testen

6 • Δε = ΔNm/Nμ (1000)/1000 = 0,03 > geen plaatsafhankelijkheid

Page 41: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.3 Detector testen

7 • Relatieve onzekerheid: ΔN/N = N/N = 1/N.• Meettijd langer > N groter 1/N kleiner.

Page 42: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.3 Detector testen

8 • ε = Nm/Nμ = 6834/7089 = 0,964

• Δε /ε = ΔNm/Nm = 1/ 6834 = 0,0121

• Δε = 0,013 > ε = 0,96 ± 0,013

Page 43: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.4 Detectiestation

Hoe werkt een detectiestation?

Page 44: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.4 Detectiestation

1 • fBnaA = fAnaB = fA·fB·Δt

• ft = 2·fA·fB·Δt

• ft = 2·fA·fB·Δt 2·102·102·10–6 = 2·10–2 Hz

Page 45: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.4 Detectiestation

2 • fe = fm – ft

Nm = 580 h–1 > fm = 0,161 Hz

NA = 5702 min–1 en NB = 5339 min–1 >

fA = 95 Hz en fB = 89 Hz >

ft = 2·fA·fB·Δt = 2·95·89·10–6 = 0,017 Hz

fe = fm – ft = 0,161 – 0,017 = 0,144 Hz

Page 46: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.4 Detectiestation

3 • Δfm/fm = ΔNm/Nm = 1/Nm = 1/580 = 0,0415 >fm = 0,161 ± 0,007 Hz

• Δft/ft = ((ΔNA/NA)2 + (ΔNB/NB)2) = ((1/5702)2 + (1/5339)2) = 0,019 >ft = 0,017 ± 0,0003 Hz

• Δfe = ((Δfm)2 + (Δft)2) = (0,007)2 + (0,0003)2) = 0,007 >fe = 0,144 ± 0,007 Hz

Page 47: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.5 Detectiestation installeren

Hoe bouwen en installeren we een detectiestation met twee scintillatiedetectors en apparatuur voor signaalregistratie en -verwerking?

Page 48: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.6 Detectienetwerk

Hoe ziet een gewenst netwerk van detectiestations er uit, gegeven de lokale situatie?

Page 49: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.7 Richting primair kosmisch deeltje

Hoe bepalen we de inslagrichting van het primair kosmisch deeltje uit de data bij een coïncidentie tussen tenminste drie detectiestations?

Page 50: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.7 Richting primair kosmisch deeltje

1 • Impulsbehoud > showerkern in verlengde van baan primair deeltje.• Geometrie van de airshower (bron op 40 tot 10 km hoogte, showerdiameter met grootte-orde 1 km bij aardoppervlak) > showerfront en aardoppervlak als plat vlak en hoogteverschillen detectiestations verwaarloosbaar klein.

Page 51: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.7 Richting primair kosmisch deeltje

5 • Aangepast coördinatenstelsel:

Detectiestation x (m) y (m) t (μs)A 0 0

0B –400 50

0,29C –300 –500 0,42

• Azimut-hoek: m = –2,05 > ξ = 116° > φ = 26°• Zenit-hoek: v = 1,164·109 m/s > θ = 15°

Page 52: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.7 Richting primair kosmisch deeltje

6 • GPS-data: aankomsttijden shower bij detectiestations B en C 0,1 resp. 1,2 μs• Azimut-hoek: m = 0,819 > ξ = 219° > φ = 129°• Zenit-hoek: v = 6,318·108 m/s > θ = 28°

Page 53: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.8 Energie primair kosmisch deeltje

Hoe maken we een schatting van de energie van het primair kosmisch deeltje uit de data bij een coïncidentie tussen tenminste drie detectiestations?

Page 54: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.8 Energie primair kosmisch deeltje

1 • Afstand r tot showerkern groter > deeltjes-dichtheid S kleiner.• Constante k in formule [1] groter, waardoor deeltjesdichtheid S groter bij alle waarden van r.

Page 55: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.8 Energie primair kosmisch deeltje

2 • Zenit-hoek θ = 15° > η = 3,91• S (r0) = 100 met α = 1,2 en η =3,91 > k = 667• Met rekenblad_1 eerste schatting P (–150,–250) bij aangepaste k (2000)• Met rekenblad_2 beste schatting P (–205,–225) bij aangepaste k (2250). Berekende deeltjes-dichtheid in A, B en C resp. 10,2, 7,3 en 11,9 (gemeten: 10, 7 en 12)• Met k = 2250 in formule [1] toegepast in formule [2]: E = 2,2·1017 eV.• Ondergrens

Page 56: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.8 Energie primair kosmisch deeltje

3 • Procedure: zie opdracht 2.

Page 57: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.8 Energie primair kosmisch deeltje

4 • Schatting ondergrens energie: η in formule [1] nodig, en dus zenit-hoek θ > minstens twee detectiestations. • Aanname: showerkern op verbindingslijn stations.

Page 58: Koos Kortland Gert-Jan Nooren

3.8 Energie primair kosmisch deeltje

5 • Zenit-hoek θ = 28° > η = 3,73• S (r0) = 100 met α = 1,2 en η =3,73 > k = 577• Met rekenblad_1 eerste schatting P (400,–275) bij aangepaste k (2000)• Met rekenblad_2 beste schatting P (400,–275) bij aangepaste k (2350). Berekende deeltjes-dichtheid in A, B en C resp. 3,1, 2,0 en 3,0 (gemeten: 3, 2 en 3)• Met k = 2350 in formule [1] toegepast in formule [2]: E = 3,2·1017 eV

Page 59: Koos Kortland Gert-Jan Nooren