landelijk basisprogramma raadsverkiezingen 2012
DESCRIPTION
Basisprogramma Groen gemeenteraadsverkiezingen 2012TRANSCRIPT
LANDELIJK BASISPROGRAMMA
RAADSVERKIEZINGEN 2012
GOEDGEKEURDE TEKSTEN na het congres van 17 maart 2012
Inleidende koepeltekst Landelijk basisprogramma
gemeenteraadsverkiezingen
2
Inhoudstafel
Inleidende koepeltekst 3 De 5 prioritaire thema’s 8
1. Wonen 8 2. Ruimte 13 3. Mobiliteit 18 4. Energie 24 5. Samenleven en diversiteit 30
De andere thema’s 37 6. Economie 37 7. Werk 41 8. Sociaal beleid 44 9. Gezondheid 49 10. Bestuur, democratie en participatie 52 11. Financiën & Fiscaliteit 58 12. Natuur & Milieu 63 13. Onderwijs & Kinderopvang 67 14. Jeugd 70 15. Ouderen 74 16. Vrije tijd, Cultuur & Sport 77 17. Veiligheid 85 18. Internationale samenwerking 89
3
Koepeltekst 1
Burgers kijken vandaag gretig uit naar een positief perspectief. Ze verwachten uitwegen uit de crisis, slimme 2
ingrepen die verandering teweeg brengen, nu meteen maar ook op lange termijn. Een slagkrachtig lokaal 3
bestuur kan in de periode 2012-2018 hiervoor betekenisvolle stappen zetten. Lokale bestuurders die vanuit 4
een open geest, in samenwerking met de inwoners, vernieuwende en creatieve, kwaliteitsvolle en duurzame 5
oplossingen aanreiken: dat is het programma dat groene bestuurders en raadsleden uitdragen. 6
Gemeente- en stadsbesturen kunnen de motor zijn van veel positieve verandering. Ze staan het dichtst bij de 7
inwoners, kunnen makkelijkst met hen in dialoog gaan en samenwerken. De lokale politiek is het niveau waar 8
burgers het meest vertrouwen in hebben. Lokale besturen kunnen problemen het snelst detecteren en er op 9
inspelen, oplossingen op maat uitwerken, vernieuwing in de praktijk brengen en voortrekker zijn. 10
Slimme oplossingen voor vandaag en morgen. In de volgende legislatuur wil Groen de overgang naar 11
duurzaamheid versnellen. Onafhankelijkheid van fossiele brandstoffen, klimaatneutraliteit, gesloten 12
kringlopen, korte ketens en nabijheid zijn doelen van ons lokaal beleid . Stappen die deze doelstellingen 13
dichterbij brengen, maken lokale gemeenschappen ook weerbaarder tegen externe schokken (veerkracht). 14
Iedereen mee. We willen dat de lokale overheid ook duidelijke stappen zet naar meer rechtvaardigheid, naar 15
een billijker verdeling van de rijkdom van haar inwoners. Ze heeft hiervoor instrumenten op vlak van fiscaliteit, 16
sociaal beleid, onderwijs en vrijetijdsbeleid, en van intergemeentelijke samenwerking. De gemeente is het 17
beste niveau om de toenemende armoede te bekampen. 18
Gelijkheid voor vrouwen en mannen. We willen dat de gemeente volledig inzet op gelijke kansen voor 19
vrouwen en mannen, door op alle beleidsdomeinen rekening te houden met gendergelijkheid. 20
Gezonde samenleving. De lokale overheid heeft een heel directe impact op de levenskwaliteit in de gemeente, 21
via haar beleid inzake gezondheid, ouderen en jongeren, ruimtelijke ontwikkeling, publieke ruimtes, mobiliteit 22
en verkeersveiligheid. Voor wie wil investeren in mensen, is het duidelijk dat lokale besturen op deze terreinen 23
levenskwaliteit sterk laat doorwegen als doelstelling. 24
Samen verantwoordelijk. Gemeenten zijn steeds minder eilanden rond een kerktoren. Dit versterkt de 25
noodzaak om inwoners samen te brengen en aan de lokale gemeenschap te bouwen. Voor groen zijn burgers 26
geen klanten. De gemeente spoort inwoners aan om actieve burgers te worden, die zelf keuzes kunnen maken 27
en samen verantwoordelijkheid opnemen. Velen hebben vandaag de mond vol over ‘wederkerigheid’, het 28
principe dat je iets moet terugdoen als je iets krijgt. De noodzaak aan wederkerigheid geldt niet alleen voor wie 29
veel van de samenleving ontvangt, maar voor alle leden van die samenleving: niet alleen de steuntrekker, maar 30
ook de werkgever, de ambtenaar, de bestuurder, kortom: alle burgers. Groen wil deze evoluties ook opvangen 31
via democratische vernieuwing, samenwerken en coproductie met burgers en middenveld. 32
Zelfs in een fysiek en mentaal verstedelijkt Vlaanderen met veel interne migratie, is het bestaan van 33
buitengebieden een onmiskenbare realiteit. Stad, rand en platteland interageren voortdurend met elkaar en 34
kunnen niet zonder elkaar. Tussen stad, rand en platteland is nood aan (meer) wederzijds respect en 35
samenwerking, aan solidariteit en wederkerigheid. We willen dit realiseren door het verhogen van de 36
intergemeentelijke samenwerking. 37
Tot slot zien we voor alle gemeenten twee belangrijke (bestuurlijke) uitdagingen waar we de volgende 38
legislatuur extra aandacht willen aan besteden: de cruciale rol van de lokale besturen in het handhaven, doen 39
naleven van wetten en regels (inzake veiligheid, milieu, mobiliteit, ruimtegebruik,…) en de dringende noodzaak 40
4
van een meer geïntegreerd en gebiedsgericht beleid waarin men over bevoegdheden heen globale 41
oplossingen uitwerkt voor (delen van) de stad of gemeente. 42
In bovenstaande paragrafen schetsten we de grote doelstellingen van ons programma voor de periode 2012-43
2018. We willen deze doelstellingen vooral realiseren via de volgende concrete acties: 44
1. Dichterbij is slimmer. Lokale overheden zetten nabijheid centraal in hun beleid omwille van de voordelen 45
op sociaal (versterking sociaal leven) en ecologisch vlak (duurzamer mobiliteit): 46
a. Buurtwinkels met een uitgebreid productgamma (kruidenier/bakker/slager/…) en verscheidene 47
functies (postpunt/afhaalpunt/… en op platteland toeristische info/streekproducten/…) worden 48
(financieel) gestimuleerd, bijvoorbeeld met vestigingssubsidies. (1490, 1522, 276, 542, 546) 49
Gedecentraliseerde diensten of antennes in wijken of kernen en mobiele diensten zoals de 50
bibliobus betekenen een meerkost die verantwoord is door de belangrijke return inzake sociaal 51
leven, de drempelverlaging voor groepen die moeilijk bereikbaar of vervoersarm zijn en een 52
vermindering van de mobiliteitsvraag. (1901, 2922) 53
b. Kernversterking en verdichting blijven de ordewoorden in het ruimtelijk en woonbeleid. 54
Knooppunten van openbaar vervoer worden maximaal aangewend als centrale punten waarrond 55
sterke kernen met diverse functies worden uitgebouwd. Gemeenten passen stedenbouwkundige 56
voorschriften en ruimtelijke plannen aan om verdichting in (verkavelings)wijken te realiseren en 57
nieuwe (gedeelde) woonvormen toe te laten. De tendens naar meer appartementsbouw wordt 58
strikt omkaderd op maat van dorp en wijk. Ook voor bedrijventerreinen werkt de gemeente aan 59
verdichting via regelgeving en stimuleringsbeleid. (507, 348, 354, 364, 517,546, 1483) 60
c. Ondersteuning van economie van de nabijheid. De lokale overheid voert proactief beleid rond de 61
bedrijventerreinen in de gemeente en trekt gericht duurzame bedrijven aan, bijvoorbeeld zij die 62
dichtbij kunnen afzetten. Ze ondersteunt/organiseert lokale afzet van landbouw- en 63
streekproducten en andere korte ketens tussen producent en consument. Ze vervult zelf een 64
voorbeeldrol in haar aankoopbeleid door dichtbij geproduceerde producten te verkiezen. (1473, 65
553, 1504, 3525) Dat bedrijven maximaal inzetten op werknemers die dichtbij wonen kan door 66
de lokale overheid mee gestimuleerd worden via lokale banenmarkten, mobiele werkwinkels die 67
de wijken intrekken en via het creëren van arbeidsplaatsen in de sociale economie. (1655) 68
2. Publieke ruimte is sociale ruimte. Lokale overheden voeren een veel bewuster beleid rond openbare 69
ruimte en stellen dit volledig in functie van het sociale leven in die ruimte. 70
a. Publieke ruimte verkwisten aan parkeerplaats is zonde. Parkeerruimte wordt geclusterd, buiten 71
het centrum gebracht en privé-parkings (bv van winkels) worden maximaal benut. Publiek groen is 72
zeer kwalitatieve open ruimte. De gemeente streeft naar wijkgroen op wandelafstand en 73
stadsgroen op fietsafstand. Kleine parkjes, speelruimtes zorgen (letterlijk) voor zuurstof in de wijk. 74
(891, 517, 640) 75
b. Kinderen zijn de maat voor de inrichting van openbare ruimte: is ze veilig voor hen en hebben ze 76
voldoende plaats om zich uit te leven. Kinderen die meer bewegen, zijn gezonder. Een netwerk 77
van speelplaatsen loopt doorheen de stad (speelweefsel). Openbare ruimte wordt ontworpen om 78
maximaal toegankelijk te zijn voor ouderen en mensen met een fysieke beperking. Ze is plaats van 79
ontmoeting, met gemengde functies. (2766, 659, 663, 806, 823) 80
c. De gemeente voert een verstandig handhavingsbeleid in de publieke ruimte: systematisch 81
optreden tegen foutparkeren en overdreven snelheid, een gericht gebruik van gemeentelijke 82
administratieve sancties dat ruimte laat voor bemiddeling, straathoekwerkers en 83
jongerencoaches en een beleid dat ruimte creëert voor het geluid van spelende kinderen. (634, 84
2756, 517, 806, 892, 1238, 2742, 2758, 3341) 85
3. De gemeente versnelt de overgang naar duurzaamheid. 86
a. Bedrijventerreinen verduurzamen is een evidente optie en mogelijk via het gericht aantrekken 87
van geschikte bedrijven (die kringlopen kunnen vormen met aanwezige bedrijven en lokaal 88
5
afzetten), stimulerings- en sanctioneringsmaatregelen voor verdichting en duurzaam 89
energiegebruik. De verduurzaming van bedrijventerreinen beoogt ook het verduurzamen van 90
lokale jobs door ze te verankeren in lokale KMO’s. Ondersteunend beleid om landbouwbedrijven 91
te laten samenwerken voor de productie van groene stroom (biogas), lokale afzetmarkten te 92
organiseren en kringloopboerderijen te creëren (1542, 546, 1142, 1587) 93
b. De beste besparing is investeren in energiebesparing. Er zijn weinig maatregelen, zoals 94
energiebesparing, die tegelijk zo een positief effect hebben op de werkgelegenheid, de 95
energiefactuur en het milieu. Zowel bij nieuwbouw als in bestaande gebouwen wordt 96
energiebesparing ten volle gestimuleerd en opgetrokken tot ambitieuze niveaus. Aanvullend 97
hierop, ondersteunt de lokale overheid de gezamenlijke productie van hernieuwbare energie 98
(wind, zon, warmtekracht, geothermie) door coöperatieve initiatieven te ondersteunen. Ze trekt 99
windproductie aan door locaties aan te bieden en actief producenten te zoeken. Daarbij stelt ze 100
(gedeeltelijke) coöperatieve participatie als voorwaarde (1015, 1113, 1131, 1139, 1144) 101
c. De lokale overheid vervult ten volle haar voorbeeldfunctie: energie besparen in eigen gebouwen, 102
efficiënte openbare verlichting, groene stroom aankopen, ze voorziet voor sociale woningbouw 103
dat het lastenboek duurzame energieproductie en duurzame ecologische bouwtechnieken omvat, 104
… (1542, 1128, 1015, 1587) 105
4. De gemeente maakt wonen, inclusief energieverbruik, betaalbaarder door actief als actor op te treden. 106
Innovatie is hier het sleutelwoord: nieuwe instrumenten moeten de trend van steeds duurder wonen 107
keren. 108
a. De gemeente herontdekt de erfpacht en het recht van opstal: door bij verschillende soorten 109
initiatieven de grond in eigendom te houden, wordt kopen goedkoper. Ze voert een moratorium 110
in op de verkoop van publieke gronden en activeert slapende privégronden (onder meer via 111
heffingen) om schaarste te bestrijden. (312, 385, 398) De gemeente realiseert 10% sociale 112
woningen en vergroot het aanbod aan (intergemeentelijke) sociale verhuurkantoren (376, 404). 113
b. Met een rollend woningfonds laat de gemeente gericht buurten heropleven. Ze koopt 114
privépanden, renoveert en verkoopt ze. Het fonds wordt gespijsd met verkoop van 115
eigendommen, met inkomsten uit erfpacht en recht van opstal en met (leegstands)heffingen. 116
(309) 117
c. Energiegebruik wordt betaalbaarder, in de eerste plaats voor burgers die kampen met energie-118
armoede of die het risico lopen daarin te vervallen, doordat de gemeente volop de kaart trekt van 119
derdebetalersfinanciering: ze financiert zelf energiebesparende investeringen die de bewoner 120
gespreid terugbetaalt. Ze investeert ook in energiebegeleiding van bewoners en gerichte 121
groepsaankopen. (1174, 1837) 122
5. Een verstandig mobiliteitsbeleid is vierdubbele winst: minder verkeersslachtoffers, minder vervuiling, een 123
gezondere omgeving en een publieke ruimte waarin mensen graag vertoeven en elkaar ontmoeten. 124
a. Om van de fiets de kampioen te maken van verplaatsingen korter dan 5km, zet de gemeente in op 125
fietsroutes, -doorsteken en -straten. De gemeente zet in op fietsverhuur, fietsstallingen in de 126
publieke ruimte en afgesloten fietstrommels in dichtbevolkte wijken. Ze creëert innoverende 127
systemen om elektrische en bakfietsen te ondersteunen (oplaadpunten, bakfietsdelen,…). 128
Buurgemeenten bundelen krachten om bedrijfsbussen te organiseren naar bedrijventerreinen en 129
om mindermobielencentrales uit te bouwen. Gemeenten streven ernaar om door samen te 130
werken met betrokken buurgemeenten, zwaarder te wegen in onderhandelingen met De Lijn over 131
de dienstverlening in de gemeente/regio. Elke gemeente voert actief en toegankelijke promotie 132
voor de bestaande openbaar vervoersmodi. (826, 856) 133
b. Ruimte voor auto’s en vrachtvervoer wordt geconcentreerd en meer gescheiden van woon- en 134
leefruimte. Het bestuur maakt volop gebruik van randparkings (park&ride), parkeerhavens, zone 135
30, fietsstraten en woonerven, tonnagebeperkingen en sturende parkeertarieven. (717) 136
6
c. Kinderen en ouderen zijn de norm voor verkeersveiligheid. Het wegbeeld bepaalt het rijgedrag en 137
wordt dus conform de functie van de weg ingericht. Schoolomgevingen en omgevingen van 138
jeugdlokalen zijn autoluw. (777) 139
6. De warme, zorgende gemeente. Lokale overheden zijn de meest geschikte overheden om burgers dichter 140
bij elkaar te brengen en sociale samenhang te bevorderen. 141
a. De gemeente investeert in nieuwe lokale ankerpunten: ondersteuning voor multifunctionele 142
buurtwinkels, dorpsrestaurants,… Met ruimte voor initiatieven uit de sociale economie. Ze doet er 143
alles aan om de dorps- en wijkschool te behouden en uit te bouwen tot een brede school waar 144
ook buiten de lesuren van alles gebeurt voor ouders en kinderen. (629, 1522, 2977) 145
b. Het OCMW is de regisseur van het lokaal sociaal beleid en moet hiervoor voldoende middelen 146
krijgen. De lokale overheid stimuleert het opnemen van zorg door en voor mede-inwoners (de 147
zogenaamde vermaatschappelijking van de zorg), via instrumenten als een ‘bank’ voor 148
mantelzorgers in een lokaal dienstencentrum. Ze doet dit ook door in het activeringsbeleid van 149
het OCMW ruimte te laten voor zorgarbeid als vorm van activering. Om ouderen in staat te stellen 150
in eigen wijk of dorp te blijven wonen, ontplooit de gemeente woonzorgzones met een mix van 151
woontypes, zorgwoningen en een ‘zorgkruispunt’. (282, 1755, 1898) 152
c. Een gerichte bestrijding van vervoersarmoede is een belangrijk instrument in de strijd tegen 153
vereenzaming. De verdere uitbouw van mindermobielencentrales is hier een belangrijk 154
instrument. (282, 881, 2951), 155
7. De gemeente leidt de groeiende etnisch-culturele diversiteit in goede banen. De gemeente heeft weinig 156
vat op migratiebewegingen, maar speelt wel een belangrijke rol in het managen van de gevolgen ervan. 157
a. Een actief onthaalbeleid voor nieuwe inwoners houdt niet op bij het Vlaamse inburgeringsbeleid. 158
Centrumsteden en Brussel investeren om de onthaalbureaus te versterken en wachtlijsten weg te 159
werken. Alle gemeenten organiseren een laagdrempelig onthaalcontact en doen beroep op een 160
sociale tolkvoorziening. Ze investeren in onthaal, in samenspraak met onderwijs, OCMW, het 161
inburgeringstraject en verenigingen van etnisch-culturele minderheden. (1325) 162
b. Lokale overheden stimuleren mee jobs voor etnisch-culturele minderheden door 163
diversiteitsclausules in overheidsopdrachten, het eigen personeelsbestand als voorbeeldfunctie 164
en gerichte initiatieven rond allochtoon ondernemerschap. (1419, 1428, 1435, 1525, 1691) 165
c. OCMW’s passen hun beleid aan de toenemende verkleuring aan. Een traject op maat leidt richting 166
werk of andere relevante activiteiten. De capaciteiten van deze cliënten ten volle ontwikkelen 167
(empowerment), ook via vernieuwende methodieken (bv eigenkrachtconferenties) wordt een 168
belangrijke opdracht. (1786, 1876) 169
8. Gemeenten zijn de eerste handhavers. In heel wat domeinen wordt eerst naar de lokale overheid gekeken 170
om te handhaven. Deze taak wordt steeds belangrijker en moet correct en respectvol worden uitgevoerd. 171
a. De gemeente werkt een conflictbeleid uit met preventieve en curatieve elementen, om 172
spanningen tussen burgers aan te pakken. Burenbemiddelaars, nabijheidspolitie (blauw meer op 173
straat) en gemeenschapswachten zijn de sleutelinstrumenten. (1285, 3361, 3376, 3410) 174
b. De gemeente start een actieve dialoog met haar burgers over het handhavings- en 175
veiligheidsbeleid om zo haar burgers te stimuleren op een correcte manier hun 176
verantwoordelijkheid op te nemen. Ze richt ook een laagdrempelige centrale klachtendienst in en 177
waakt over een uitnodigend onthaal bij politie. (3351, 3385, 3390) 178
c. Naast de bestrijding van (andere) geweld- en eigendomsdelicten, maakt de politie een prioriteit 179
van snelheidscontroles, foutparkeren en fietsdiefstallen. Een goede milieuhandhaving vormt het 180
sluitstuk van het lokale milieubeleid. De milieudienst neemt actief haar controlefunctie op, zorgt 181
voor een goede klachtenbehandeling en ook de zonale politie heeft aandacht voor 182
milieucriminaliteit. (912, 2533, 3381, 3402) 183
9. De burger werkt mee en heeft echt inspraak. De steeds mondiger burger verwacht een actievere rol en 184
concretere impact dan het zesjaarlijks uitbrengen van zijn stem. Ook hier is innovatie het sleutelwoord: het 185
is tijd voor flink wat vernieuwende initiatieven rond burgerparticipatie. 186
7
a. ‘Coproductie’ is het nieuwe sleutelwoord: overheid en burgers werken op voet van gelijkheid aan 187
de realisatie van een project, bijvoorbeeld via wijkbudgetten of door het oprichten van een 188
coöperatieve voor de productie van hernieuwbare energie. Zeker ook toe te passen met jongeren 189
als coproducenten. (681, 1137, 1157, 1252, 2214, 2828) 190
b. Adviesraden kunnen zichzelf openbreken door zelf actief burgers en verenigingen aan te spreken 191
via sociale media, enquêtes, terreinbezoeken,… Als het gemeentebestuur adviezen van 192
adviesraden niet volgt, moet het dit altijd grondig motiveren, om op die manier echte bestuurlijke 193
transparantie te garanderen. De gemeente kan een veel lichtere vorm van plannen invoeren, 194
waarin plaats is voor experimenten, testen op het terrein en tijdelijke proeftuinen. Via de 195
techniek van de ‘Participatieve begroting’ kunnen burgers actief betrokken worden bij de opmaak 196
van een deel van de begroting. Elke gemeente heeft een participatie-ambtenaar of -dienst. Extra 197
aandacht gaat hierbij naar kinderen en jongeren, omdat zij nog geen stemrecht hebben en naar 198
andere groepen die minder evident aan participatie-trajecten deelnemen. (2230, 2180, 2185, 199
2427) 200
c. Dit alles belet niet dat ook de klassieke gemeenteraad toe is aan een operatie versterking: een 201
raadslid (niet uit het college) als voorzitter, betere ondersteuning van raadsleden, meer 202
hoorzittingen en verzoekschriften, de gemeenteraad stuurt het participatiebeleid aan,... Omdat 203
we meer vrouwen op sleutelposities willen in de gemeentelijke besluitvorming, streven we naar 204
colleges waarvan de helft van ander geslacht is, met een ondergrens van 30%. (1399, 2100, 2828) 205
10. Met groenere en meer rechtvaardige fiscaliteit naar gezonde gemeentefinanciën. De financiële toestand 206
in een deel van de gemeenten is niet rooskleurig. Daarom is een grondige hertekening van de 207
gemeentelijke fiscaliteit nodig. Daarbij worden inefficiënte belastingen en heffingen geschrapt en 208
vervangen dooreen meer beperkt pakket dat verduurzaming en sociale rechtvaardigheid stimuleert. 209
a. De ‘aanvullende belasting op de personenbelasting’ en de ‘opcentiemen op de onroerende 210
voorheffing’ – de twee belangrijkste fiscale instrumenten – willen we rechtvaardiger inzetten. We 211
vullen ze aan met belastingen die sociaal zwakkere groepen niet treffen, zoals een belasting op 212
tweede verblijven. (2272, 2291) 213
b. Sturende fiscaliteit die verduurzaming stimuleert, is zowel relevant naar burgers als naar 214
bedrijven. Zo kan de belasting op drijfkracht vervangen worden door een belasting die aanzet tot 215
zuinig energieverbruik. Stadsobligaties zijn een instrument om burgers te laten bijdragen aan 216
duurzame projecten van stadsvernieuwing en hernieuwbare energievoorziening, voor zoverre ze 217
bijdragen aan het algemeen belang. Een ander voorbeeld is een taks op leegstand en 218
onbebouwde percelen. (2319, 2434) 219
c. Gemeenten voeren een gezond financieel beleid met een evenwicht tussen duurzame 220
investeringen en schuldafbouw. Daarbij moet er ruimte blijven voor investeringen met een korte 221
terugverdientijd en voor gerichte publiek-private samenwerkingen (PPS) die effectief win-win zijn 222
(geen PPS enkel om kosten en risico’s buiten balans te houden). Het is niet de rol van een lokale 223
overheid om te gaan beleggen. (2374, 2383, 2391, 2370) 224
d. Gemeenten moeten er naar streven hun aandeel ethisch bankieren en ethisch geld beheren te 225 verhogen, met als doel tegen het einde van de legislatuur uit te komen bij 100% ethisch 226 bankieren. (2371) 227
8
Wonen 228
Een trendbreuk is noodzakelijk als we kwaliteitsvol en betaalbaar willen wonen in een groene omgeving. De 229
bevolkingsgroei zorgt de komende jaren voor toenemende druk op de huizenmarkt. In combinatie met 230
gezinsverdunning en vergrijzing zijn er tegen 2030 300.000 bijkomende woningen nodig. 231
Kwalitatief en betaalbaar wonen is een basisrecht voor iedereen. Daarom moeten de lokale overheden als 232
actor optreden op de woningmarkt om betaalbaar wonen te realiseren. 233
Sinds 2001 ging er 236 km² open ruimte verloren of het equivalent van 33.000 voetbalvelden. Als we deze 234
tendens een halt willen toeroepen moeten we de ruimte optimaal benutten. Nieuwe wijken kunnen best 235
duurzaam zijn met compacte woningen en meer ruimtes worden gedeeld. Bestaande woonwijken kunnen we 236
kwalitatief verdichten. 237
Een betaalbare woning vinden, is voor meer en meer mensen een onmogelijke opdracht. De lokale 238
overheid kan terug meer vat krijgen op de woningmarkt door gericht gronden en eigendommen aan te kopen 239
en te verbouwen via een rollend woningfonds, haar gronden in eigen beheer houden via recht van opstal en 240
het aantal sociale woningen zo snel mogelijk realiseren zoals opgenomen in het Grond- en Pandendecreet. 241
Energiezuinig wonen is goed voor het klimaat en de portemonnee. De Belgische energieconsumptie ligt 242
70% hoger dan het Europese gemiddelde. Onze huizen verbruiken meer energie dan in het koude Zweden. 243
Vooral de woningen op de private huurmarkt zijn er slecht aan toe. Via slimme renovatiepremies en sociale 244
Verhuurkantoren kan het lokale bestuur energiezuinige renovatie stimuleren. 245
Inspelen op de demografische evolutie betekent dat we moeten evolueren van ‘levenslang wonen in 246
eigen huis’ naar ‘wonen in eigen buurt’. Kwalitatief en betaalbaar wonen voor alle ouderen realiseren kan 247
alleen als we resoluut kiezen voor een buurtgebonden aanpak. 248
249
Voorstellen 250
251
1. Beschikbare ruimte efficiënt gebruiken 252
o Zie hoofdstuk Ruimte 253
254
2. Bestaande wijken omvormen en nieuwe wijken innoveren 255
Duurzame wijk: meer dan alleen duurzame woningen. Vandaag zijn er reeds duurzame wijken 256
gerealiseerd (Papenhof in Mechelen, wijk Eva Lanxmeer in Nederland, Vauban in Freiburg) of staan 257
gepland (De Vloei in Ieper). Een duurzame wijk is te vergelijken met het Center-parcsmodel met een 258
aantal verbeteringen. 259
o Autoluwe wijken met parkeerhaven aan de rand. Mensen komen toe, laden uit en zetten hun 260
wagen aan de rand van hun wijk. Op de autovrije straten is het veilig spelen en fietsen. 261
o In de wijk is meer dan 40 % groene ruimte. De tuinen bestaan uit een privégedeelte, 262
waarachter het collectieve deel ligt met speelterreinen en ontmoetingsplaatsen. 263
o Ruimtes (berging, garage, afvalpunt, tuinhuis, logeerkamer, etc.) worden indien mogelijk 264
gedeeld. Op die manier daalt de prijs en wordt er minder ruimte verbruikt. 265
o Woningen zijn energieneutraal of leveren energie en worden gebouwd met duurzame en 266
ecologische materialen. 267
9
o Een mix van verschillende woningtypes: appartementen, vrijstaande woningen, rijwoningen 268
en collectieve woonvormen en sociale woningen. 269
o In nieuwe verkavelingen wordt collectieve energievoorziening, collectieve wateropvang en 270
zuivering verplicht. 271
o De wijk wordt een mix van jongeren, ouderen, huurders en kopers. De wijk is ook bedoeld 272
voor personen met een lager inkomen. Binnen de openbare ruimte in de wijk wordt ook 273
aandacht besteed aan straatmeubilair en -inrichting waar plaats is voor ontmoeting, zowel 274
voor jong als voor oud. 275
Verweving van verschillende functies in wijken. Vandaag zijn wijken hoofdzakelijk samengesteld uit 276
‘slaapwoningen’. ’s Morgens stroomt de wijk leeg als mensen naar hun werk vertrekken. ’s Avonds 277
parkeert men de wagen op de oprit en komt men slapen. Een mix van functies zoals kleinschalige 278
buurtwinkels, zorgcentra, recreatieve activiteiten en kleine kantoorgebouwen zorgen voor minder 279
verkeer en meer kwaliteit. De lokale overheden kunnen hun ruimtelijke uitvoeringsplannen en 280
stedenbouwkundig reglementen in die zin aanpassen. 281
Elke wijk wordt een Woonzorgzone. De gemeente Wervik heeft dit model reeds met succes 282
gerealiseerd. 283
o De lokale overheid zorgt in elke wijk voor een mix van verschillende woontypes via een 284
gericht aankoopbeleid en past haar stedenbouwkundige regelgeving in die zin aan. Plekken 285
van levenslang wonen, aangepaste woningen (eigen woning of vormen van groepswonen), 286
aanleunwoningen (servicewoningen en sociale huisvesting) en specifieke zorgwoningen 287
(service gecombineerd met intensievere vormen van zorg). 288
o Centraal in de wijk is er een ‘zorgkruispunt’ dat de wijkbevolking bedient. De ondersteuning 289
kan veelvuldig zijn: maaltijden aan huis, informatie en advies inwinnen, op consultatie gaan 290
bij deskundigen, verpleging en verzorging aan huis. 291
o Wijkbevolking moet een mix blijven van jong en oud (geen gettovorming). 292
Nieuwe woonvormen ondersteunen. Vormen van samen-wonen en woningdelen zijn oplossingen 293
voor fenomenen als vergrijzing en gezinsverdunning in combinatie met intensief ruimtegebruik. 294
o Generatiewonen: Kangoeroewonen en 2 en 3 G(eneratie)-wonen: Woonvormen waarbij 295
verschillende generaties, niet noodzakelijk familie van elkaar, apart maar samen onder één 296
dak wonen en elkaar helpen. Dergelijke projecten worden gestimuleerd en gemeentelijke 297
voorschriften worden aangepast. 298
o Co-housing: Bij co-housing heeft elk huishouden zijn eigen wooneenheid, maar is er wel een 299
belangrijke mate van gemeenschappelijkheid. Verschillende ruimtes en functies worden 300
gedeeld zoals een eet-, was- en speelruimtes. De gemeenten werken de hindernissen 301
(onaangepaste regelgeving) weg en bieden ondersteuning. Rurale erfwoningen (hoeves, 302
boerderijen) komen hiervoor in aanmerking. 303
o Abbeyfield-woningen is kleinschalig groepswonen voor ouderen. De bewoners vinden in hun 304
Abbeyfield-huis een evenwicht tussen privé leven en leven in gemeenschap. 305
306
3. Bestaande wijken en stadsdelen renoveren 307
308
Via de oprichting van een rollend woningfonds zichtbaar ingrijpen in dorpskernen en woonwijken waar 309
men te kampen heeft met verloedering en leegstand. Dit fonds zet de trend op het vlak van duurzaam 310
wonen en bouwen. 311
o Verwaarloosde panden worden door het fonds aangekocht en gerenoveerd of vervangen 312
door een nieuwbouw. De grond blijft eigendom van de overheid, de (ver)nieuw(d)e woningen 313
worden via een systeem van erfpacht of recht van opstal aan marktconforme prijzen verkocht 314
aan particulieren. Net zoals de gebouwen in eigendom van de gemeente. 315
o De opbrengsten komen in het ‘rollend fonds’ waarmee opnieuw geïnvesteerd wordt 316
10
o Leegstand aanpakken en slapende kavels worden geïnventariseerd. Bij vermoeden van 317
leegstand gebruikt de gemeente alle mogelijke databases die hierover informatie kunnen 318
opleveren (elektriciteit, water, gas). De gemeente stort de opbrengsten van de heffingen in 319
het rollend woningfonds. 320
De kwaliteit van bestaande woningen verbeteren. 321
o Via slimme renovatiepremies stimuleren lokale besturen renovatie bij huurders en eigenaars. 322
Oversubsidiëring en versnippering van de schaarse middelen moet worden vermeden. 323
o De gemeente stimuleert eigenaars om de energiekwaliteit van hun woning. (Zie hoofdstuk 324
energie) 325
o De gemeente voert een kwaliteitsonderzoek van het eigen woonpatrimonium. 326
o Gemeente past systematisch de instrumenten van de Vlaamse Wooncode en het 327
gemeentedecreet toe, van onbewoonbaarverklaring tot sociaal beheersrecht. Bij 328
overbevolking, huisjesmelkerij en onbewoonbaarheid zet de gemeente actief stappen om 329
een gerechtelijke procedure tegen huiseigenaars te starten. Mensen kunnen onmiddellijk 330
terecht in een andere woning op kosten van de malafide huisbaas. 331
Vandaag trekken veel jonge gezinnen met kinderen weg uit de stad door onder andere door een 332
gebrek aan groen. Huizen in minder goede staat worden afgebroken en vervangen door een groene 333
hoek, klein speeltuintje of een doorsteek voor voetgangers of fietsers. Op die manier creëren we trage 334
wegen in druk bevolkte gebieden. 335
Achter rijwoningen (met tuin of koertje) wordt de ruimte ingenomen door parkeerplaatsen, koterijen, 336
bijgebouwen, opslagplaatsen en te kleine tuintjes. Ruimte waar de buurtbewoners vaak niets aan 337
hebben. Het lokale bestuur tracht in samenspraak met de buurt deze ruimte open te gooien en 338
collectieve groenzones en semipublieke parken in te richten. Dit is een betaalbare aanvulling op de te 339
kleine privétuintjes. Voor de parkeerplaatsen wordt in de buurt een alternatief voorzien. 340
Woonruimte boven winkels benutten. Door de opkomst van filiaalbedrijven verliest men niet alleen 341
het unieke karakter maar ook veel woonruimte. Bij grondige verbouwingen of nieuwe winkels kan het 342
lokale bestuur een aparte toegang tot de wooneenheden verplichten. Via premies kunnen bestaande 343
winkels aangemoedigd worden hun wooneenheden beschikbaar te maken. 344
Gemeenten vervullen een voortrekkersrol om overtallige kerken een culturele, sociale of woonfunctie 345
te geven, in functie van het haalbare en met respect voor het erfgoed. 346
Tweede leven voor bestaande verkavelingen. 347
o Wijken hebben een enorm potentieel voor ontwikkeling en verdichting zonder de open 348
ruimte aan te tasten. De bestaande verkavelingsvoorschriften zetten een rem op nieuwe 349
ontwikkelingen en woonvormen. Het lokale beleid kan voorzien in aangepaste ruimtelijke 350
uitvoeringsplannen en stedenbouwkundig reglementen om het organiseren van 351
groepswonen en samenwoonprojecten mogelijk te maken. Grotere woningen moeten, 352
uiteraard met aandacht voor de woonkwaliteit, eenvoudiger opgesplitst kunnen worden. 353
o Verkavelingswijken nemen een groot deel van de ruimte in. Het potentieel ligt echter niet 354
enkel in de lege percelen. Een belangrijk aandeel van de woningen in de klassieke wijken zijn 355
verouderd en zijn aan vernieuwing of vervanging toe. Bestaande villa’s omvormen tot 356
meergezinswoningen met nieuwe woonvormen en woonconcepten. 357
Hoogbouw of ‘hoger bouwen’? 358
o Kwaliteitsvolle appartementen en nieuwbouw. In veel appartementen ontbreken essentiële 359
kwaliteiten zoals een goede (semi-)publieke buitenruimte, aangename circulatie en 360
ontmoetingsruimtes (i.p.v. donkere onbruikbare gangen). De gemeenten kunnen in het lokale 361
stedenbouwkundig reglement voorschriften opnemen die misbruiken voorkomen door 362
duurzaam bouwen te stimuleren en gedeelde buitenruimte te voorzien. 363
o Appartementen moeten op maat zijn van dorpen en wijken. Bijkomende bouwlagen zijn 364
mogelijk om de noodzakelijke verdichting te realiseren binnen de grenzen van een goede 365
11
ruimtelijke ordening. Buitenproportionele villa-appartementen ontwrichten dorpen en 366
vernietigen de typische kenmerken. 367
o Daarnaast kunnen er bepaalde functies worden gedeeld zoals wasplaatsen, bergruimtes, 368
logeerkamer. Op die manier wordt er efficiënt omgegaan met de beperkte ruimte en wordt 369
het betaalbaar doordat privéoppervlakte wordt beperkt. 370
o De gemeenten leveren geen vergunningen meer af voor bijkomende kantoren als er meer 371
dan 6% kantoren leegstaan. 372
373
4. Betaalbaar wonen 374
375
10% sociale woningen. Het aanbod van kwalitatieve sociale huisvesting moet drastisch omhoog om de 376
wachtlijsten te verminderen. Alle gemeenten moeten minimum 10% sociale woningen voorzien. Steden 377
en gemeenten die dit objectief al bereikt hebben, moeten hun investeringen verder zetten. Voor 378
Brussel zet Groen in op 15% publieke betaalbare woningen met een sociaal oogmerk. Ook wil Groen 379
dat de rand rond Brussel zijn verantwoordelijkheid opneemt op het gebied van sociale woningen. 380
Elke gemeente voorziet noodwoningen voor slachtoffers van overbevolking, huisjesmelkerij en 381
onbewoonbare woningen. Voor Mensen zonder wettig verblijf worden een aantal basisrechten 382
gegarandeerd, zoals het recht op dringende medische hulpverlening, op onderwijs en op nachtopvang. 383
(Zie hoofdstuk ‘Samenleven en Diversiteit) 384
Betaalbaar wonen met het systeem van Community Land Trust (CLT). Kopen wordt voor meer mensen 385
haalbaar en betaalbaar als de koper niet langer de grond moet kopen. De eigendom van de grond blijft 386
in handen van de gemeente of van een vzw, de CLT. Gezien de waarde van de grond niet meer 387
meegerekend wordt voor de waarde van het gebouw, blijft dit goedkoper dan op de klassieke markt. 388
De koper wordt volwaardig eigenaar met alle rechten (woonzekerheid, erven, aanpassingen) maar als 389
hij de woning verkoopt moet hij een deel van de meerwaarde terugbetalen. De CLT zorgt er voor dat 390
minder gegoede kopers het voorschot krijgen, nodig om een lening bij de bank te krijgen zodat de 391
aankoop van de woning ook haalbaar wordt voor wie geen spaarpot of rijke ouders heeft. Groot 392
voordeel is dat de woning ook voor de volgende koper ‘een sociale en betaalbare koopwoning’ blijft. 393
Community Land Trust als alternatief voor sociale koopwoningen. Sociale koopwoningen kosten veel 394
en helpen slechts weinig mensen. Groen wil het systeem van sociale koopwoningen afschaffen en het 395
verwerven van een eigen woning garanderen voor meer gezinnen via Community Land Trust. Op die 396
manier vloeit de meerwaarde terug naar de gemeenschap. 397
De gemeente legt een moratorium op de verkoop van publieke gronden en panden. Meer vat krijgen 398
op het woonbeleid door meer gronden en eigendommen in bezit te krijgen. De stad Amsterdam 399
verkoopt sinds 1896 geen grond of gebouwen meer en stelt haar patrimonium ter beschikking via 400
erfpacht. In de jaarlijkse woonnota wordt de hoogte van ‘de canon’ bepaald dat de gebruiker aan de 401
stad verschuldigd is. De stad kan zo sturend optreden en betaalbaar wonen in een bepaalde wijk 402
realiseren door het bedrag van de ‘canon’ te verlagen. 403
Aanbod (intergemeentelijke) sociale verhuurkantoren vergroten en verbeteren. Sociale 404
verhuurkantoren huren woningen op de private huurmarkt en verhuren die dan door aan sociaal 405
kwetsbare huurders. Sociale verhuurkantoren zorgen er mee voor dat lage inkomensgroepen mits 406
huursubsidie een betaalbare woning vinden op de private huurmarkt. Daarnaast garanderen zij de 407
verhuurder elke maand een eerlijke huurprijs en zorgen ze ervoor dat het huis wordt onderhouden 408
zoals van een ‘goede huisvader’ wordt verwacht. 409
o Gemeente en/of OCMW participeren in het sociaal verhuurkantoor, zij staan mee in voor de 410
huurwaarborg en de ondersteuning van de zwakkere huurder. De lokale overheid gaat actief 411
op zoek naar woningen die via de SVK’s kunnen verhuurd worden onder meer door eigenaars 412
te informeren over de voordelen. 413
12
o Gemeentelijke renovatiepremies voor woningen die verhuurd worden via het SVK kunnen 414
eigenaars over de streep halen en een actief instrument zijn om de kwaliteit van het 415
woningpatrimonium te verbeteren. 416
o Gemeenten of OCMW’s verhuren maximum 20% van hun patrimonium via een SVK. De SVK 417
richt zich immers hoofdzakelijk op woningen op de private huurmarkt. 418
De huurprijzen op de privémarkt zijn de laatste jaren sterk gestegen. Groen wenst een vorm van 419
richthuurprijzen in te voeren met daarbij financiële stimuli waarbij goede verhuurders beloond worden. 420
Gemeenten kunnen de huurdersactoren (o.a. huurdersverenigingen, SVK’s) informeren over de 421
richthuurprijzen in wijken of buurten. 422
423
5. Participatie en rol lokale overheid 424
425
Elke gemeente stelt een woonbeleidsplan ‘Betaalbaar Wonen’ op met aandacht voor betaalbaar en 426
kwaliteitsvol wonen. De gemeente kan via een stedenbouwkundig reglement of via een gemeentelijk 427
reglement het woonbeleid sturen. 428
o Kleine lokale besturen werken nauw samen met buurgemeenten om woonbehoeften aan te 429
pakken. 430
o Elke gemeente maakt een analyse van het wonen vandaag in de gemeente, welke 431
doelgroepen zijn er, op welke wijze vandaag ze wonen, welke woonwensen en woonnoden 432
zijn er. 433
o Na de analyse worden de prioritaire doelstellingen voor het woonbeleid van de gemeente op 434
korte en middellange termijn opgenomen in het gemeentelijk meerjarenplan. Hierbij is er 435
best bijzondere aandacht voor precaire woonsituaties en gezinnen met een laag inkomen. 436
o De gemeente kan via een stedenbouwkundig reglement of via een gemeentelijk reglement 437
het woonbeleid sturen. Drempels voor nieuwe woonvormen (generatiewonen, co-housing) 438
worden weggewerkt. 439
De gemeente biedt informatie op maat aan via één centraal loket, dat ook online raadpleeg is. Bij 440
voorkeur wordt een uniek woon-, water- en energieloket opgericht. 441
o Via dit loket kan de burger alle info over wonen vinden: van bouwen over renovatie, 442
duurzame materialen, energiezuinig bouwen, problemen met overbevolking, huisjesmelkerij 443
en onbewoonbaarheid, premies, reglementen, uitleen van materiaal als over mogelijkheden 444
tot sociaal huren en kopen, recht van opstal, erfdienstbaarheden. 445
o Het loket informeert huurders bij de invoering van kwaliteitsnormen en wijziging 446
huurwetgeving, en helpt bij huurgeschillen. 447
Participatieve planning. Het lokale bestuur onderzoekt de mogelijkheden van participatieve planning. 448
Voor een woonproject waar het bestuur mee in betrokken is (al dan niet in PPS) stelt de overheid het 449
kader op (bv. ecologische norm, dichtheid, aangepaste parkeernorm, groepering van parkeerplaatsen, 450
aandeel publieke ruimte, …). Daarna worden de toekomstige bewoners actief betrokken bij de verdere 451
invulling van de plannen gedurende het hele traject. 452
Woonbemiddelaar voor ouderen. Er wordt onderzocht of binnen de lokale overheid een 453
woonbemiddelaar kan worden aangesteld. Hij of zij heeft als taak ouderen die op zoek zijn naar of toe 454
zijn aan een andere woonvorm actief te ondersteunen en zo nodig mee te bemiddelen bij privé- of 455
overheidsinstanties voor oplossingen op maat. 456
De gemeenten steunen de oprichting van coöperatieve woonvennootschappen die betaalbare 457
woningen verwerven en verbouwen en deze via het SVK verhuren 458
De gemeente geeft steun aan verenigingen en diensten die de belangen van huurders, en meer in het bijzonder 459 de meest kwetsbaren onder hen, verdedigen. 460
13
Ruimte 461
Groen hecht heel veel belang aan open, groene ruimte als cruciaal onderdeel van een gezonde, leefbare, 462
aangename leefomgeving. De open ruimte staat meer dan ooit onder druk. De doelstellingen voor meer 463
natuur, bos en groen uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zijn helemaal niet gehaald. Harde functies 464
halen de overhand. Zo is het streefcijfer in het RSV voor reservaat en natuur 150.000 ha, terwijl we op 465
01/01/2011 nog maar aan 125.700 ha zaten. Het vinden van nieuwe industriezones gaat blijkbaar vlotter: sinds 466
1994 kwam er bijna 5.000 ha industriegrond bij, ondanks de grote leegstand en onderbenutting op bestaande 467
terreinen. De verstening gaat met andere woorden door: elke dag gaat in Vlaanderen 7ha open ruimte 468
verloren. De uitdaging is bovendien groter geworden omdat de bevolkingsprojecties wijzen op een sterke 469
bevolkingstoename (en nog sterkere toename van het aantal huishoudens door de doorzettende 470
gezinsverdunning) de volgende 10 tot 20 jaar. 471
472
Een duurzame ontwikkeling van steden en gemeenten begint bij een goede ruimtelijke ordening. De laatste 473
vijftig jaar is er een uitwaaiering van de Vlaamse steden en van Brussel aan de gang. Dat brengt veel mobiliteit 474
met zich en verspilt te veel open en groene ruimte. 475
Groen kiest voor een ander model. “Het bord afvegen” en vanaf nul een ideale ruimtelijke ordening uitbouwen 476
kan niet. Maar we kunnen wel kiezen voor een duurzame transitie van de bestaande ruimtelijke structuren. 477
Door steden en dorpskernen te versterken en efficiënt met ruimte om te gaan, kunnen we de open ruimte 478
behouden en tegelijk de vraag naar mobiliteit verkleinen. We willen daarbij ook werken aan de kwaliteit van de 479
ruimte: naast verdichten ook vergroenen, slimme allianties tussen landbouw, natuur en recreatie, meer ruimte 480
voor water, een grotere kwaliteit van de publieke ruimte. 481
482
Voorstellen 483
484
Uitgangspunten voor het lokaal ruimtelijk beleid: verdichten en vergroenen 485
Onder ander via het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan, Ruimtelijke UitvoeringsPlannen (RUP’s) en 486
stedenbouwkundige verordeningen (of in Brussel de Gemeentelijk OntwikkelingsPlannen, Bijzondere 487
BestemmingsPlannen en stedenbouwkundige verordeningen) hebben gemeenten heel wat bevoegdheden 488
rond ruimtelijke ordening, binnen de krijtlijnen die de hogere overheid uittekent. Groen wil daarbij vertrekken 489
vanuit het bestaande weefsel en dat openbreken, door het te verdichten op het ene punt en te vergroenen op 490
het andere punt. 491
De lobbenstad is een goed basismodel, ook voor de rand en de kernen van het buitengebied. In dat 492
concept is de stad een verzameling van goed gestructureerde ecologische stadsdelen (lobben), die elkaar 493
opvolgen van de kern tot de rand. Elk stadsdeel heeft een eigen kern of as dat binnen het kwartier te 494
befietsen is en waar zowat alles op loopafstand te vinden is. Je vindt er de belangrijkste functies: 495
detailhandel, lager onderwijs, cultuur, groen, … Op die manier kunnen veel verplaatsingen met de fiets en 496
te voet gebeuren. De stadsdelen worden gescheiden door water-, groen- en natuurassen die zich als 497
vingers doorheen de stad slingeren. Ze verluchten de stad, geven natuur(ontwikkeling) een plaats en zijn 498
de ecologische buffers van de stad. Ze hebben nood aan een duidelijke begrenzing en een juridische 499
bescherming, om zo het groene en open karakter absoluut te garanderen. 500
Bestaande wijken kunnen tot ecologische stadsdelen worden omgebouwd door centrale delen te 501
verdichten en tussen de stadsdelen groene vingers te realiseren. Ook de bestaande randstedelijke wijken 502
14
kunnen binnen de stadsdelenstructuur geïntegreerd worden door centrale delen van die wijken te 503
verdichten en er rond meer groen te creëren. 504
Ook in dorpen kunnen we kiezen voor een combinatie van verdichting met het binnenbrengen van groene 505
vingers die de link met de open ruimte leggen. 506
Verweving van functies als wonen, werken en winkelen, op voorwaarde dat het gaat om functies op maat 507
van de gemeente. Enkel hinderlijke bedrijven worden afgezonderd. Kantoren worden zoveel mogelijk 508
geïntegreerd binnen het woongebied zonder de woonfunctie aan te tasten. Grootschalige kantoren 509
kunnen enkel op strategische plaatsen, bijvoorbeeld in de buurt van stations. 510
Ruimtelijke ontwikkeling rond knooppunten van openbaar vervoer. De lokale overheid kiest voor 511
kernversterking en maakt optimaal gebruik van de bestaande netwerken van openbaar vervoer. Functies 512
die veel volk aantrekken, worden enkel toegelaten in de nabijheid van openbaar vervoer. 513
Harde infrastructuur (zoals snelwegen, viaducten en spoorwegen) die druk bewoonde gebieden 514
doorkruist, wordt naar buitenlands voorbeeld best overbouwd of ingekapseld in een groene buffer. De 515
overbouwingen zorgen er ook voor dat ze geen barrière meer vormen tussen wijken. 516
Ruimte voor groen: de gemeente past een groennorm toe om de aanwezigheid van voldoende bereikbaar 517
en beleefbaar groen te garanderen. Daarbij wordt zowel de aanwezigheid van groen op buurt- en 518
wijkniveau gegarandeerd als die van grotere gebieden (stads(rand)-bossen, natuurgebieden,…) op 519
fietsafstand. Een keuze voor inbreiding, kernversterking en compact wonen biedt net meer ruimte voor 520
kwalitatieve publieke ruimte, buurtgroen en wijkgroen. Daartoe behoort de aanleg van volkstuinen, 521
tuinparken en schooltuinen. Waar publieke ruimte of groen nu schaars is, kan bijkomende ruimte 522
gecreëerd worden (“uitpitting”). In dicht bebouwde wijken waar de groennorm niet wordt bereikt, kunnen 523
groenontwikkelingspercentages in de ruimtelijke uitvoeringsplannen opgenomen worden. Bij de realisatie 524
van een project moet de projectontwikkelaar deze percentages (een vorm van stedenbouwkundige lasten 525
realiseren). Als hij daar niet in slaagt of als de ruimte er niet is kan de gemeente (stad) dan zelf via een 526
groenfonds bijkomend groen realiseren via een gericht grond- en pandenbeleid (bv. onteigenen, opkopen, 527
…) of kan via dit groenfonds projecten ondersteunen voor meer groen in de gemeente (stad). 528
De gemeente kan via specifieke en sectorale groene en blauwe RUP’s de natuur in de gemeente versterken 529
of ruimte geven aan waterbeheer in een rivier- of beekvallei. 530
Het is aan de gemeente om het lokaal ruimtelijk beleid te sturen, niet aan privéontwikkelaars. Daarbij 531 willen we ook de nodige aandacht voor sociale mix en cohesie. (zie hoofdstuk Wonen) 532
533
Spaarzaam met ruimte 534
Ruimte is en blijft schaars. Tegelijkertijd is er veel ongebruikte of onderbenutte ruimte in steden, dorpskernen 535
en op bedrijventerreinen. Om de open ruimte te sparen, willen we de ruimte zo efficiënt mogelijk benutten. 536
Via een belasting op leegstand en/of verwaarlozing van gebouwen en woningen en een belasting op 537
onbebouwde gronden, gelegen in gebieden voor industrie of wonen zorgt de gemeente dat de bestaande 538
percelen efficiënt gebruikt worden en zo weinig mogelijk nieuwe industriezones of 539
woonuitbreidingsgebieden aangesneden worden. Bij voorkeur gaat het om een progressieve heffing, die 540
stijgt in de tijd, naarmate een grond of pand langer ongebruikt blijft. 541
De gemeente voert een actief grond- en pandenbeleid, waarbij leegstaande gebouwen herbestemd 542
worden tot woningen, werkplekken of diensten (b.v. crèches, buurtwinkels,…). Dit kan gebeuren via een 543
rollend fonds, waarbij de opbrengsten van een vorige investering gebruikt worden om een volgende te 544
financieren. 545
In plaats van voortdurend nieuwe open ruimte aan te snijden voor industrieterreinen kiezen voor betere 546
aanwending van de bestaande voorraad, ontwikkeling van brownfields, zuinig ruimtegebruik en een keuze 547
voor bedrijven met hoge toevoegde waarde i.p.v. ruimteverslindende distributie. Een betere aanwending 548
van de bestaande voorraad kan onder andere gebeuren door een eigen grondenbank op te richten en deze 549
15
mee onder te brengen in een gemeentelijke grondregie. Om op regionaal vlak een overaanbod aan 550
bedrijventerreinen te voorkomen, dient er ook werk gemaakt te worden van een betere coördinatie tussen 551
de gemeenten. Er wordt geïnvesteerd in kernversterking en buurtwinkels in plaats van winkellinten en 552
shoppingcentra aan de rand van steden en gemeenten. Een belangrijke vraag is: welk niveau van 553
voorzieningen op welke plaats? KMO en middenstand op het niveau van de lokale noden krijgen de 554
prioriteit. 555
De bestaande ruimtelijke realiteit helemaal terugdraaien is niet mogelijk. Maar waar er zich kansen 556
aanbieden, kunnen gemeenten wel mee stappen zetten naar ruimtelijk herstel waarbij we planmatig 557
ruimte terugwinnen (boerderijen zonder opvolging, verkrotting, waar mogelijk schrappen van 558
woonuitbreidingsgebieden, uitdovende weekendhuisjes, te herlokaliseren grootschalige bedrijven binnen 559
woongebied waarvan de schaalgrootte vermenging van functies niet mogelijk maakt). 560
Onderbenutte ruimtes in de omgeving van water en natuur kunnen we gebruiken om de noodzakelijke 561
linten en buffergebieden tussen de verschillende lobben/ecologische stadsdelen te creëren. 562
Verder worden die ongebruikte en onderbenutte ruimtes best eerst gebruikt worden om het mogelijk 563
tekort aan groen in de omgeving te keren. Het openbaar maken van groene delen van binnenruimten is 564
daarbij een eerste optie. 565
566
Landbouw, natuur en recreatie: meervoudig gebruik van de open ruimte 567
568
Natuur, landbouw, recreatie staan vaak op gespannen voet met elkaar, terwijl er interessante allianties 569
mogelijk zijn. Het platteland heeft potentieel een belangrijke economische meerwaarde. 570
Het platteland is geen groot Bokrijk, maar we kunnen wel de belevingsruimte van het platteland sterk verhogen 571
door actief te werken aan allianties tussen landbouw, natuur, duurzaam toerisme / (zachte) recreatie met 572
respect voor de draagkracht,… Zo kunnen we ook heel wat economische kansen benutten. Duurzame 573
plattelandsontwikkeling betekent dat we in het landelijke gebied het bestaande culturele erfgoed willen 574
behouden, natuur en landschap bewaren of ontwikkelen, en het sociale, economische en culturele leven 575
versterken 576
577
Landbouw heeft de functie om op milieu- en diervriendelijke wijze te zorgen voor de productie van 578
kwaliteitsvol voedsel. Maar landbouw moet ook verder diversifiëren in het kader van 579
plattelandsontwikkeling: energieopwekking, zorgboerderijen, hoevetoerisme, medebeheer van 580
natuurgebieden, toerisme, voedselvoorzieningen: korte ketenverkoop, voedselteams. We willen 581
landbouwers actief laten meewerken aan het behoud, beheer en verbetering van de kwaliteit van het 582
platteland. De gemeente stimuleert landbouwers om in te tekenen op de milieubeheersovereenkomsten 583
met de Vlaamse overheid. 584
In erosiegevoelige gebieden is er nood aan een erosiebestrijdingsbeleid (kleinschalige 585
erosiebestrijdingswerken als erosiepoelen, buffergrachten en kleine bufferbekkens, aangepaste 586
landbouwtechnieken, voorzien van voldoende bos, beplanting of grasland,…). 587
Toerisme kan één van de dragers worden van een aangepaste streekontwikkeling van meer landelijke 588
gebieden en kernen: beheer van bossen, natuur, landschappen, maar ook erfgoed in combinatie met 589
lokale economische ontwikkeling, zoals streekeigen producten en evenementen die aansluiten bij de eigen 590
identiteit van een streek, wandel- en fietspaden, ruiterroutes, sport, recreatief medegebruik, 591
verblijfsrecreatie, horeca. Bij uitbreiding gaat het ook over nieuwe vormen van zorg (geïntegreerde zorg- 592
en behandelcentra in een landelijke omgeving voor zorg op maat) en van nieuwe kwalitatieve 593
voedselproductie voor stadsbewoners. (Zie ook hoofdstuk Lokale economie) 594
595
596
597
16
Ruimte voor water 598
Bouwen in overstromingsgebied in combinatie met een klimaatverandering is een gevaarlijke cocktail. Tijd dus 599
voor een volwaardige (bindende) watertoets, meer ruimte voor water, minder verharding. Ruimte geven voor 600
water verhoogt bovendien de leefkwaliteit van de gemeente. De gemeente draait nu dikwijls mee op voor een 601
beleid dat faalt op hogere niveaus. Maar ook op lokaal niveau dient men zich beter voor te bereiden op meer 602
periodes van hevige regenval en op periodes van meer droogte. Tot slot is ook de uitvoering van de Europese 603
Kaderrichtlijn Water (zorgen voor proper water en een goede ecologische toestand) een belangrijke uitdaging 604
voor de lokale besturen. 605
Gemeenten hebben een basisopdracht bij de realisatie van een integraal waterbeleid. Samen met de 606
bekkencomités kunnen zij er voor zorgen dat overstromingen worden vermeden door effectief meer 607
ruimte te geven aan water: rivieren moeten terug meer kunnen meanderen en op zoveel mogelijk plaatsen 608
terug kunnen beschikken over een winterbedding of ruimtes die tijdelijk kunnen overstromen. Waar dat 609
niet meer mogelijk is moeten meer spaarbekkens en waar nodig ook ondergrondse bufferbekkens voorzien 610
worden. 611
De gemeente maakt werk van de verdere uitbouw, modernisering en onderhoud van het gemeentelijk 612
rioleringsstelsel. Maximaal scheiden van regenwater en afvalwater is daarbij de boodschap. Regenwater 613
hoort thuis in grachten, niet in rioolpijpen. Zodat al het water dat niet vuil is, terug de grond in kan. In 614
zones waar gekozen wordt voor individuele waterzuiveringsinstallaties (de zogenaamde IBA’s), gebeuren 615
aankoop en beheer bij voorkeur door de gemeente. De burger betaalt hiervoor een vergoeding (eventueel 616
gedeeltelijk via zijn saneringsbijdrage), de gemeente subsidieert een gedeelte. 617
Voorzien in meer natuurlijke afwatering: grachten en greppels, waarin water traag wordt afgevoerd. Beken 618
en rivieren die vroeger ingebuisd werden, kunnen we terug boven de grond halen. Blauwe aders in de 619
gemeente zijn bovendien een bron van rust, recreatie en natuurontwikkeling. 620
Aanleg van wadi’s in nieuwe wijken of bij de heraanleg van straten (een wadi is een laagte waarin het 621
regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren). 622
Een volwaardige watertoets, die echt bepalend is bij het al dan niet verlenen van een bouwvergunning, bij 623
de stedenbouwkundige adviezen of bij de opmaak van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. De 624
gemeente laat geen bebouwing in overstromingsgebied toe. 625
Subsidiëren van regenwaterputten (die nu al verplicht zijn voor nieuwbouw) en groendaken. 626
Stimuleren van zuinig watergebruik, zowel in eigen gemeentelijke diensten, bij gezinnen als bij bedrijven. 627
Verminderen van de hoeveelheid verharde oppervlakte in de gemeente. Dit kan onder andere via 628
stedenbouwkundige verordeningen of via premies voor particulieren, instellingen, scholen om opritten, 629
wegen, speelplaatsen te ‘ontharden’ of op zijn minst hiervoor materialen te gebruiken, die water 630
doorlaten. 631
632
633
Kwaliteit van de publieke ruimte 634
635
De publieke ruimte kan beter ingevuld worden. Zeker in steden, maar ook in de kernen van het buitengebied, 636
is een grotere kwaliteit van de publieke ruimte noodzakelijk. 637
Er is nood aan en coherente en geïntegreerd beleid rond publieke ruimte. Dit kan best gestalte worden 638
gegeven door een volwaardige schepen van publieke ruimte. 639
Groen wil meer publieke ruimte creëren, bijvoorbeeld door pleinen die nu louter parkeerplaatsen zijn te 640
recupereren op de auto. 641
Groen pleit voor het publiek houden van de openbare ruimte. We willen ook voldoende publieke 642
voorzieningen (rustpunten, zitbanken, toiletten, postbussen,…). In samenspraak met de 643
seniorenadviesraad wordt een inventarisatie gemaakt van goed toegankelijke (gratis) toiletten. Deze 644
17
bevinden zich in het publiek domein, openbare gebouwen, horecazaken en winkels. Bewoners en 645
bezoekers weten de toiletten te vinden door een goede bewegwijzering (invulling van gratis toiletten op 646
het stadsplan geeft al een meerwaarde). 647
We willen ook geen “gated communities”. Grote bouwblokken of kantoorcomplexen mogen geen 648
obstakels tussen buurten vormen. Dergelijke bouwblokken willen we doorwandelbaar maken en we willen 649
de publieke functie steeds vrijwaren. 650
Bij (her)aanleg van publieke ruimte wordt rekening gehouden met een set aan kwaliteitscriteria. 651
Kwalitatieve publieke ruimte biedt comfort aan de gebruikers: wandelcomfort, verblijfscomfort, 652
zitplaatsen, zichtkwaliteit, geen geluidsoverlast. Kwalitatieve publieke ruimte is qua schaal aangepast aan 653
de omgeving, is mooi en aangenaam om te verblijven, biedt belevingswaarde . Kwalitatieve publieke 654
ruimte verhoogt de (verkeers)veiligheid en beschermt tegen wisselende weersomstandigheden en 655
vervuiling. 656
Een kwaliteitsvolle invulling van de publieke ruimte vertrekt van de bestaande kwaliteiten en de 657
geschiedenis van de plek (b.v. integratie en versterking van het bestaande groen,…). 658
Kindvriendelijke ruimte is kwaliteitsvolle ruimte. Kindvriendelijkheid is daarom een centraal aandachtspunt 659
bij alle ruimtelijke planningsinstrumenten. Gemeenten werken aan een “speelweefsel”, een netwerk van 660
formele kindvoorzieningen (speelterreinen, speelbossen, jeugdlokalen…), informele kindvoorzieningen 661
(woonstraat, plein, groene ruimte, bibliotheek,…) en verbindingen tussen die voorzieningen. 662
Groen wil straten en pleinen die voor iedereen toegankelijk zijn, ook voor ouderen, mensen met een 663
rolstoel, slechtzienden,… 664
665
666
Burgers betrekken 667
668
Participatie is geen vervelend verplicht nummertje. Integendeel, op een goede manier burgers betrekken, zorgt 669
voor een groter draagvlak en betere beslissingen. Het is vaak rond ruimtelijke projecten dat de vraag naar 670
inspraak groot is. 671
Participatie is niet iets wat aan het einde van een traject opduikt. Integendeel, dat zorgt voor grote 672
ontevredenheid bij alle partijen: burgers hebben het gevoel dat alles al beslist is, en als men (al dan niet 673
gedwongen) toch nog iets verandert, zorgt dat voor grote vertragingen. Door burgers van bij het begin te 674
betrekken, kan men tot betere beslissingen komen en het draagvlak verhogen. 675
Burgers betrekken mag zich niet beperken tot de klassieke instrumenten als hoorzittingen en adviesraden. 676
Door gebruik te maken van andere en nieuwe methodieken (b.v. burgerjury’s, een fototentoonstelling 677
waarbij kinderen kunnen aangeven wat ze in hun buurt wel of niet appreciëren, ) kan men nog heel wat 678
andere ideeën naar voor laten komen en groepen bereiken die men met de klassieke instrumenten niet of 679
nauwelijks bereikt. 680
Via onder andere wijkbudgetten kunnen we nog een stap verder gaan, en komen tot echte “coproductie”: 681
burgers die mee de toekomst van een stukje publieke ruimte in de wijk in handen nemen en hiervoor een 682
budget van de gemeente ter beschikking krijgen. 683
18
Mobiliteit 684
Leefkwaliteit is een topprioriteit voor Groen Door onder meer de blijvende toename van het gemotoriseerd 685
verkeer staat deze hoe langer hoe meer onder druk. Een en/en-verhaal (zowel kiezen voor automobiliteit, als 686
voor de fiets en het openbaar vervoer) is niet langer geloofwaardig. De ruimte is nu eenmaal beperkt en de 687
draagkracht van inwoners is beperkt. Bovendien maken problemen zoals klimaatverandering en piekolie 688
duidelijk dat we onze mobiliteit op een radicaal andere manier zullen moeten gaan organiseren. Een 689
noodzakelijke transitie die op lokaal niveau in de praktijk moet worden gebracht. 690
Duidelijke keuzes zijn dus noodzakelijk. Groen wil de automobiliteit terugdringen en kiest resoluut voor de 691
actieve weggebruikers (voetgangers en fietsers) en het openbaar vervoer om zich te verplaatsen, ongeacht of 692
het gaat over woon-werk, woon-school, woon-winkel, recreatieve of andere verplaatsingen. Het STOP-principe 693
(eerst ruimte creëren voor stappers, dan trappers, vervolgens voor openbaar vervoer en als er nog plaats over 694
is, voor de private wagen) staat centraal in een groen mobiliteitsbeleid. 695
Groen vindt het recht van mensen om zich te verplaatsen fundamenteel. Dit kan door in te zetten op een 696
andere, duurzame mobiliteit die zowel betaalbaar als beschikbaar is voor iedereen. Daarom is het enerzijds 697
belangrijk dat een deel van de huidige autoverplaatsingen verschuiven naar andere modi zoals de fiets en het 698
openbaar vervoer. Anderzijds is het eveneens noodzakelijk om de mobiliteitsvraag in te perken. Een duurzaam 699
mobiliteitsbeleid kan daarom niet los worden gezien van het ruimtelijk beleid. Om afstanden te verkleinen, 700
versnippering tegen te aan, nabijheid en functies te versterken, … is het noodzakelijk dat het mobiliteitsplan en 701
het ruimtelijk structuurplan samen wordt opgemaakt en dat beide plannen elkaar ondersteunen en versterken. 702
Iedereen heeft recht op een veilige verkeersomgeving. Vandaag vallen er nog steeds te veel slachtoffers op 703
onze wegen. Bovendien zijn kinderen en jongeren oververtegenwoordigd in de ongevallenstatistieken. Groen 704
zet in op bereikbare en toegankelijke gemeenten met een lage autodruk, een veilige verkeersomgeving en een 705
inrichting van straten en pleinen op maat van de meest kwetsbare groepen in onze maatschappij, door onder 706
meer autoloze straten en pleinen, trage wegen, toegankelijk groen, speel- en fietsstraten en woonerven. 707
Dergelijke projecten komen tot stand door participatieve processen met bijzondere aandacht voor inspraak van 708
kinderen en jongeren. 709
Op weg naar 100% duurzaam verkeer. Vooruitlopend op de doelstellingen van de Europese Commissie 710
(Witboek) om het gebruik van voertuigen op klassieke brandstoffen in de stad te halveren tegen 2030 en 711
volledig te verbieden tegen 2050, maken steden en gemeenten nu al een planning op om het verkeer op hun 712
grondgebied te vergroenen. 713
714
Voorstellen 715
716
Autoverkeer verminderen 717
De autodruk in onze steden en gemeenten moet absoluut omlaag. Een Groen gemeentelijk mobiliteitsbeleid 718
streeft dan ook naar (1) minder autokilometers en (2) een lager autobezit. Het is daarbij essentieel om zowel 719
de mobiliteitsvraag te verminderen als om alternatieven voor de wagen te voorzien. 720
- Bij het inplanten van nieuwe projecten wordt altijd nagegaan of deze afstanden verkleinen en niet 721
omgekeerd, functies verder uit elkaar trekken. Centrumwonen en inbreiding in de bestaande 722
dorpskern wordt aangemoedigd. Ook bestaande functies moeten versterkt worden en uitgebreid. 723
19
Mogelijkheden op dit vlak zijn: de wekelijkse markt heropwaarderen, ondersteuning van middenstand, 724
basisdienstverlening in deelgemeenten garanderen door ze te bundelen. In erg afgelegen gebieden 725
kan een bibliobus of een mobiel administratief kantoor een optie zijn (zie ook hoofdstuk Lokale 726
Economie). 727
- Dienstverlening aan huis (bv: de mobiele fietsenmaker, melkronde, warenhuizen die 728
internetbestellingen aan huis leveren, …) en verdeelpunten in de buurt worden aangemoedigd. 729
- Inwoners die geen auto bezitten of hun auto delen krijgen een groene mobiliteitskaart. Deze kaart 730
geeft hen recht op korting bij de lokale fietsenmakers, korting bij het huren van een fietsbox, korting 731
bij fietsdeelsystemen of korting op het openbaar vervoer. 732
- Verschillende systemen van autodelen zorgen dat autobezit niet langer noodzakelijk is. Cambio werkt 733
goed in stedelijke omgeving. In landelijke gebieden kan autodelen met de buur een (tweede) 734
gezinswagen overbodig maken. De gemeente kan hiertoe bijdragen door dienstwagens ’s avonds en in 735
het weekend als deelwagen in te zetten. Vlot bereikbare parkeerplaatsen worden voorbehouden voor 736
autodeelwagens. De lokale overheid voorziet informatie en brengt geïnteresseerden samen. (voor 737
meer info: www.autopia.be) 738
- De lokale overheid maakt, in samenwerking met de bedrijven op haar grondgebied, een 739
bedrijfsvervoerplan op. Dit heeft als doel bedrijven op een duurzame wijze te ontsluiten voor 740
werknemers, bezoekers en klanten. Maatregelen die uit dit plan naar voor komen zijn enerzijds gericht 741
naar de bedrijven en anderzijds naar de lokale overheid. 742
- Via park&ride parkings worden bezoekers aan de rand opgevangen en aangemoedigd om met het 743
openbaar vervoer naar het centrum te rijden. De autocapaciteit van de invalswegen wordt daarom 744
verminderd. 745
- Sluipverkeer wordt ontmoedigd door een goede categorisering van de wegen en een consequente 746
inrichting afgestemd op de functie van de weg (verbindingsweg, ontsluitingsweg of erftoegangsweg). 747
Circulatieplannen en tonnagebeperkingen kunnen ingezet worden om hardnekkig sluipverkeer tegen 748
te gaan. 749
- Vrachtverkeer wordt uit woonstraten geweerd d.m.v. een tonnagebeperking. In steden kan een 750
distributiecentrum aan de rand voorkomen dat grote vrachtwagens zich door het centrum moeten 751
wringen. Goederen op bestemming gebracht via kleinere (elektrische)bestelwagens. 752
- Lawaai en vervuiling veroorzaakt door verkeer wordt actief tegengegaan, ook door 753
snelheidsbepalingen en infrastructuurmaatregelen (b.v. intunneling van wegen). Zo nodig worden 754
milieuzones ingesteld, waar vervuilende voertuigen niet toegelaten worden om de leefbaarheid van 755
de gemeente te garanderen. De gemeente stimuleert het gebruik van zero emissie wagens en scooters 756
en bouwt de infrastructuur die daarvoor nodig is mee uit. 757
- Alle lokale ontsluitings- en woonstraten worden ingericht als zone 30. Doorgaand verkeer wordt 758
ontmoedigd door asverschuivingen en/of enkelrichtingsverkeer in te voeren of onmogelijk gemaakt 759
door het plaatsen van paaltjes. 760
- Binnen de zone 30 worden waar mogelijk woonstraten omgevormd tot woonerf of fietsstraat. Auto’s 761
worden er getolereerd maar alleen als ze stapvoets rijden. Fietsers, voetgangers en spelende kinderen 762
zijn er de norm. 763
- Een fijnmazig trage wegennetwerk vormt een alternatief wegennet voor de actieve weggebruikers. 764
Deze zorgen voor korte en veilige verbindingen. Fietsdoorsteken zorgen ervoor dat voor korte 765
afstanden de fiets het snelste vervoermiddel is. Bij opwaardering en herstel van dergelijke wegen is er 766
aandacht voor de toegankelijkheid van rolstoelgebruikers en slechtzienden. 767
Gemeenten moeten zich verzeten tegen het afsluiten van overwegen door INFRABEL, omdat hierdoor 768
de trage wegen afgesneden worden en hun rol als verkeersveilig alternatief verliezen. Door deze 769
maatregel, die INFRABEL presenteert als een maatregel om de veiligheid te verhogen, worden vele 770
gebruikers het drukke autoverkeer ingejaagd, en net dat is gevaarlijk. 771
Het opwaarderen van veldwegen moeten we vertalen als een actief handhavingsbeleid tegen wie de 772
wegen afsluit, in beslag neemt, toe-eigent,... En een actief beleid om ze te openen, te bewegwijzeren, 773
20
op te nemen in een netwerk. We moeten er naar streven om het patrimonium aan trage wegen of 774
veldwegen te versterken in plaats van af te bouwen, door het heropenen van bestaande en het 775
aanleggen van nieuwe paden. 776
Inzetten op verkeersveiligheid is cruciaal om meer mensen op de fiets te krijgen en meer kinderen van de 777
achterbank te halen. De negatieve spiraal (er zijn teveel wagens dus is het onveilig dus ik vervoer mijn kinderen 778
ook met de wagen) moet worden omgebogen naar minder wagens, grotere veiligheid, meer fietsers en 779
voetgangers. Speciale aandacht voor de meest kwetsbare verkeersdeelnemers is noodzakelijk. Kinderen, 780
mensen met een beperking en ouderen zijn de norm. 781
- De lokale overheid maakt een schoolvervoerplan voor alle scholen op haar grondgebied. Een dergelijk 782
plan stippelt veilige routes uit, bevat acties die de school kan nemen om verkeersveiligheid te 783
verhogen en geeft de gemeente een overzicht van de belangrijkste knelpunten die moeten worden 784
aangepakt. 785
- Een maandelijks overleg verkeersveiligheid tussen de overheid, politie en alle scholen zorgt dat 786
problemen snel worden aangepakt. 787
- Schoolomgevingen worden maximaal autoluw ingericht. Parkeren en Kiss & Ride wordt op een 788
zekere afstand van de schoolpoort georganiseerd. Kinderen kunnen via binnenwegen of brede 789
voetpaden veilig naar school wandelen. 790
- Fiets- en voetpools zorgen dat kinderen veilig in groep naar school/sportclub/muziekschool/… kunnen 791
wandelen of fietsen. 792
- De drukste wegen krijgen veilige en comfortabele fietspaden, de gevaarlijkste kruispunten worden 793
heringericht en voor de drukste wegen worden fietstunnels of –bruggen voorzien. Hierbij wordt 794
maximaal gebruik gemaakt van subsidies en instrumenten die hogere overheden aanbieden 795
(fietsfonds, modules van het Vlaamse mobiliteitsconvenant, …). 796
- Bij herinrichting van wegen wordt gestreefd naar een coherent wegbeeld dat resulteert in aangepast 797
gedrag. Een zone 30 is bijvoorbeeld herkenbaar door het smalle wegprofiel en asverschuivingen die 798
zorgen voor een snelheidsremmend effect. 799
- Landelijke wegen die als sluipweg worden gebruikt kunnen door een eenvoudige ingreep als een 800
tractorsluis of een neerklapbaar paaltje waar enkel landbouwers een sleutel voor hebben, een veilige 801
fietsweg worden. 802
- De gemeente zet in op controle en handhaving en stuurt ook politieagenten per fiets de straat op (zie 803
verder bij handhaving). 804
Voetganger eerst 805
Elke burger die zijn woning verlaat, van zijn fiets, de bus of uit zijn auto stapt, is een voetganger en maakt op 806
die manier gebruik van de publieke ruimte. De staat van de voetpaden en de ruimte die voetgangers krijgen 807
toebedeeld is iets waar elke burger mee te maken krijgt. Het gebruik van de publieke ruimte hangt ook af van 808
de kansen die ze gebruikers biedt om zich op een autonome manier te verplaatsen. Dit is essentieel voor 809
kinderen en mensen die minder mobiel zijn. 810
- De lokale overheid investeert in autoloze straten en pleinen en zorgt voor obstakelvrije en 811
comfortabele loopzones. Voetpaden moeten daartoe minimaal de wettelijke minimumbreedte krijgen 812
en obstakelvrij zijn en toegankelijk voor personen met een verminderde mobiliteit (b.v. rolstoel, 813
rollator). 814
- In het centrum worden voetgangersdoorsteken hersteld of gecreëerd (zie ook trage wegennetwerk). 815
- Alle ingrepen in de publieke ruimte worden getoetst aan het STOP-principe en getest op hun 816
kindvriendelijkheid. Instrumenten als KISS (Kids Street Scan) en de STOP-toets kunnen hiervoor 817
worden ingezet. 818
21
- Verkeerslichten worden voorzien van een rateltikker (voor blinden en slechtzienden). Ook in zone 30 819
worden oversteekplaatsen in gericht die herkenbaar zijn voor blindengeleidehonden. 820
- Brede oversteekplaatsen dienen voorzien te worden van een middenberm (als vluchtheuvel voor 821
ouderen die niet in één keer kunnen oversteken). 822
- Een speelweefsel brengt zowel de formele als informele speelplekken van kinderen en jongeren in 823
kaart en zorgt voor routes waarmee kinderen zich onafhankelijk van de ene plek naar de andere 824
kunnen verplaatsen. 825
De fiets is de snelste 826
67% van de verplaatsingen tussen 1 en 5 km gebeuren in Vlaanderen als autobestuurder of als autopassagier 827
(verplaatsingsonderzoek IMOB). Het merendeel van deze verplaatsingen zouden perfect met de fiets kunnen 828
worden afgelegd. De fiets heeft dus een enorm groeipotentieel. Om dit aan te boren investeert de lokale 829
overheid meer in comfort en veiligheid van fietsers. 830
- De fiets wordt de kampioen van de korte verplaatsingen. De gemeente zorgt ervoor dat 831
fietsverbindingen steeds de snelste en kortste route bieden ten opzichte van andere modi. 832
- Functionele fietsroutenetwerken en velostrades zorgen voor snelle en veilige verbindingen tussen de 833
kernen. Speciale aandacht gaat naar beveiligde oversteken aan drukke wegen. 834
- In straten waar de snelheid van het autoverkeer hoger ligt dan 30km/u komen veilige en kwalitatieve 835
fietspaden, ingericht conform de richtlijnen van het Vlaamse Vademecum fietsvoorzieningen. 836
- Een fietsenstallingenplan zorgt dat fietsers overal in de gemeente hun fiets op een comfortabele en 837
veilige manier kunnen stallen. In dit plan wordt eveneens rekening gehouden met nieuwe fietssoorten 838
zoals bakfietsen, fietsen met fietskarren, elektrische fietsen, … Fietsenstallingen komen er in 839
woonwijken, bij winkelcentra, op carpoollocaties en bij administratieve diensten en zijn op druk 840
bezochte plekken overdekt. Het voorzien van fietsstandplaatsen in het gebouw, gemakkelijk 841
bereikbare overdekte fietsenstallingen of fietsboxen geldt als voorwaarde voor bouwvergunningen 842
van appartementen en andere grote complexen. (Inspiratie: Mobiel21). Bij verkavelingen worden 843
fietsstalplaatsen dichter bij de woning voorzien dan de stalplaats voor de wagen, om zo fietsverkeer 844
voor korte afstanden te stimuleren. 845
- De gemeente promoot het gebruik van bakfietsen door het geven van premies bij aankoop of het 846
ondersteunen van een bakfietsdeelsysteem. 847
- Voor langere verplaatsingen, of bij grote reliëfverschillen, kan de elektrische fiets een alternatief zijn. 848
De gemeente kan maatregelen nemen (oplaadpunten voorzien, uitleendienst, …) om dit te stimuleren. 849
- De gemeente voert een anti-fietsdiefstalbeleid met fietsgraveeracties, actieve controle, handhaving 850
en opsporing. Met buurgemeenten kan samengewerkt worden door het opzetten van een 851
gemeenschappelijke database van gestolen fietsen. 852
- Een gemeentelijke fietsroutekaart brengt alle functionele en toeristische fietswegen in kaart, maakt 853
een overzicht van alle knelpunten en is ook online beschikbaar. Fietsroutes worden met een 854
functionele bewegwijzering aangeduid. 855
Openbaar vervoer 856
Bij een goed openbaarvervoernetwerk vormt het spoorvervoer de ruggengraat van het openbaarvervoersnet, 857
waarop een aanbod van trams, bussen en belbussen aantakken. De Lijn is een belangrijke actor bij het 858
uitwerken van het gemeentelijk mobiliteitsbeleid en dient dus intensief te worden betrokken bij de opmaak 859
van het gemeentelijk mobiliteitsplan. Het gebruik van het openbaar vervoer is ook in belangrijke mate 860
afhankelijk van een comfortabel en snel voor- en natransport. Een goede ontsluiting van haltes met andere 861
vervoermiddelen is daarom essentieel. 862
- Auto’s worden opgevangen in park&ride parkings aan de rand van de stad. Vanaf daar krijgt het 863
openbaar vervoer voorrang via aparte beddingen en verkeerslichtenbeïnvloeding. 864
22
- De gemeente lobbiet voor de (her)opwaardering van lokale spoorlijnen en het gemeentelijk bus (en 865
tram)aanbod en zet in op light-rail. Door samen te werken en afspraken te maken met 866
buurgemeenten kan er meer gewicht in de schaal geworpen worden. De typisch Vlaamse verlinte 867
steenwegen kunnen op die manier omgebouwd worden tot duurzame mobiliteitsassen. 868
- Uitgaan moet veilig kunnen door een voldoende aanbod van laatavond- en nachtelijk openbaar 869
vervoer, eventueel met specifieke pendeldiensten die de gemeente samen met buurgemeenten 870
organiseert. 871
- De gemeente zet in op comfortabele, toegankelijke en voldoende haltevoorzieningen, een vlotte 872
doorstroming voor het openbaar vervoer en aantrekkelijke tarieven door een gemeentelijke 873
tussenkomst op de abonnementen (derdebetalerssysteem). 874
- Knooppunten van openbaar vervoer zoals hoofdhaltes of treinstations worden versterkt door 875
voorzieningen zoals fietspunten met fietshersteldienst en blue-bikes en eventueel elektrische fietsen 876
met oplaadpunten. In steden kan een fietsverhuursysteem zoals Villo en Velo geïmplementeerd 877
worden 878
- Bij geconcentreerde maar afgelegen werkgelegenheid kan het inleggen van een bedrijfsbus een optie 879
zijn. De kosten hiervan kunnen gedragen worden door zowel De Lijn, de gemeente als de betrokken 880
bedrijven. 881
- Wanneer het openbaar vervoer geen alternatief is, zorgt de Minder Mobielen Centrale (MMC) er voor 882
dat mensen met een beperking, bejaarden of mensen in een sociale noodsituatie de belangrijkste 883
verplaatsingen kunnen maken (familie bezoeken, dokter, boodschappen doen). MMC’s werken met 884
vrijwillige chauffeurs en telefonische permanentiedienst die voor de coördinatie zorgt. 885
- Gemeenten hebben nood aan een fijnmaziger netwerk, net zoals steden een metro hebben, om het 886
openbaar vervoer tussen kernen en wijken te versterken. Dit kan door kleinschalige middelen in te 887
zetten, naar het voorbeeld van de mindermobielencentrales, maar dan geschikt voor iedereen. Dit kan 888
eventueel in samenspel met private taxibedrijven of als overheidsinitiatief. Ook de sociale economie 889
kan hier een rol in spelen. Uiteraard is samenwerking met naburige gemeenten een meerwaarde, 890
zolang de focus ligt op kleinschalig en fijnmazig. 891
Ruimtelijke kwaliteit gaat voor 892
De inrichting van de publieke ruimte bepaalt op welke manier inwoners hun wijk, buurt, het centrum beleven. 893
Straten en pleinen zijn plaatsen waar mensen elkaar ontmoeten, zich ontspannen, winkelen, waar kinderen 894
spelen. Door de druk van de auto op deze ruimte komen deze andere functies in het gedrang. Wanneer de 895
openbare ruimte aangenaam en veilig is ingericht zullen meer mensen er gebruik van maken. Investeren in 896
kwaliteitsvolle ruimte is investeren in het levendig karakter van dorp of gemeente, zorgt voor sociale cohesie 897
en brengt ook op voor lokale middenstand en horeca. 898
- Bij herinrichting van centrum en pleinen wordt gekozen voor een hoge verblijfskwaliteit. Dit betekent: 899
autovrije straten, ruime en toegankelijke voetpaden, bankjes, terrassen en groen. Bij alle ontwerpen 900
wordt het ‘design for all’-principe toegepast: vooraf wordt nagegaan hoe een gebouw of een publieke 901
ruimte zowel esthetisch als functioneel kan zijn voor een zo groot mogelijke groep van gebruikers. 902
- De gemeente voert een sturend parkeerbeleid. Ze bepaalt heel nauwgezet het aanbod in functie van 903
het beheersen van het autogebruik. Ze kan sturen met parkeertarieven of aantal plaatsen. 904
- Een integraal parkeerbeleid zorgt dat parkeerruimte in het centrum zo optimaal mogelijk wordt benut 905
(bv: winkelparking kan ’s nachts gebruikt worden voor bewonersparkeren) en richt zich in eerste 906
instantie naar bewoners. Bezoekers worden doorverwezen naar randparkings. 907
- Ook andere creatieve manieren van gedeeld ruimtegebruik kunnen worden toegepast. Zo kan een 908
bedrijfsparking in het weekend dienst doen als basketpleintje. 909
- Betalend parkeren in het centrum stimuleert chauffeurs om hun auto aan de rand achter te laten. 910
- Wijkbewoners moeten kunnen beslissen om hun straat meerdere malen per jaar autovrij te maken 911
(speelstraten, buurtfeesten, rommelmarkt, …) 912
23
Handhaving en onderhoud van wegen 913
Handhaving van de verkeerswetgeving en een goed onderhoud van de publieke ruimte zijn het sluitstuk van 914
een goed mobiliteitsbeleid. Afspraken hierover worden mee opgenomen in het bestuursakkoord om te 915
vermijden dat ze achteraf dode letter worden. 916
- De gemeente investeert in een online meldpunt voor infrastructuurknelpunten en zorgt voor een 917
vlotte opvolging van de klachten. 918
- De politie maakt een prioriteit van snelheidscontroles, foutparkeren en fietsdiefstallen. Drastische 919
maatregelen zoals het plaatsen van wielklemmen en het wegslepen van wagens kunnen daarvoor 920
ingezet worden. 921
- Niet enkel de autowegen, maar ook de fiets- en voetpaden regelmatig geveegd worden en bij winters 922
weer sneeuwvrij worden gehouden. 923
Gemeente geeft het goede voorbeeld: 924
Een geloofwaardig duurzaam mobiliteitsbeleid staat of valt met de eigen praktijk. De gemeente werkt daarom 925
een gemeentelijk vervoersplan uit dat maatregelen bevat om de woon-werk- en dienstverplaatsingen van haar 926
werknemers te verduurzamen, haar vloot dienstwagens te vergroenen en af te bouwen en de gemeentelijke 927
diensten toegankelijk te maken voor fietsers en voetgangers. 928
- Bij wegenwerken toont de gemeente hoe het moet: de burgers worden uitgebreid geïnformeerd over 929
de verschillende fases van de werken, er is altijd een alternatief voor het onderbroken voetpad of 930
fietspad en wanneer er overgestoken moet worden is er een oversteekplaats voorzien. De bus- of 931
tramhalte is altijd goed bereikbaar en indien nodig zijn de inwoners geïnformeerd over de 932
vervanghalte. 933
Bij grote infrastructuurwerken heeft de gemeente ook aandacht voor de lokale handelaars. Ze 934
informeert hen actief en op tijd over werken, respecteert de vooropgestelde timing en gaat actief mee 935
op zoek naar een tijdelijk onderkomen voor bepaalde handelszaken. Men vermijdt aankondigingen 936
over grote ingrepen alvorens de beleidsbeslissing genomen en het budget voorzien is. Zo zorgt men 937
voor minder onzekerheid bij de handelaars en schrikt men potentiële investeerders niet af. 938
- Voor dienstverplaatsingen staan er dienstfietsen ter beschikking en bij aankoop van nieuwe 939
dienstwagens speelt de ecoscore een doorslaggevende rol bij de keuze. 940
- Dienstwagens kunnen ’s avonds en in het weekend ingezet worden als deelauto voor de inwoners. 941
Hierdoor kunnen inwoners hun auto verkopen en toch mobiel blijven. 942
- De gemeente stimuleert haar werknemers om zich duurzaam van en naar het werk te verplaatsen. 943
Hiertoe voorziet zij goede fietsenstallingen, een kleedkamer en douche, fietsvergoeding, de 944
mogelijkheid om thuis te werken… 945
- De gemeentelijke diensten en bibliotheek zijn niet enkel gelokaliseerd in het centrum, maar hebben 946
een (minstens deeltijdse of mobiele) afdeling in alle deelgemeenten. 947
- Nieuwe inwoners worden verwelkomd met een ‘groen mobiliteitspakket’ met informatie over 948
milieuvriendelijke verplaatsingsmogelijkheden in de gemeente en stimuli voor het gebruik van 949
duurzame vervoerwijzen. 950
- Ook het schepencollege is zich bewust van zijn voorbeeldfunctie. 951
24
Energie 952
In Vlaanderen is meer dan 80% van de uitgestoten broeikasgassen het direct gevolg van energiegebruik. 953
Bovendien ondermijnen snel stijgende energieprijzen ook steeds meer onze concurrentiekracht. Efficiënt 954
energiegebruik en een omschakeling naar hernieuwbare energie zijn dan ook de belangrijkste pilaren van elk 955
duurzaam energiebeleid en zijn aldus een noodzakelijk voorwaarde voor een duurzame economie. Er is ook 956
heel wat ruimte voor verbetering: qua isolatie scoren Belgische gebouwen zowat het slechtst van de hele EU. 957
Belgische gezinnen verbruiken gemiddeld 94% meer energie dan Nederlandse. Ook qua productie van 958
hernieuwbare energie bengelen we nog helemaal achteraan het Europese peloton. 959
Stijgende energieprijzen eisen naast een economische ook een belangrijke sociale tol. Energietoegankelijkheid 960
is een basisrecht dat steeds meer mensen wordt ontzegd. Sociaal zwakkeren kreunen onder stijgende 961
energiefacturen terwijl toekomstige generaties hun energievoorraden gevaarlijk zien slinken. Het lokale niveau 962
kan een sleutelrol spelen in de aanpak van deze problematiek door haar energiebeleid op te bouwen rond vier 963
belangrijke pijlers : 964
• Drukken van energieverbruik. Zowat alle toekomstgerichte studies rond energie tonen aan dat investeringen 965
rond het verhogen van energie-efficiëntie een erg hoog rendement halen, met terugverdientijden soms tot 966
onder de vijf jaar. Er is ook nog heel wat ruimte voor verbetering (zie hoger: vergelijking met Nederland). 967
• Een proactief beleid voeren rond hernieuwbare energie. Wie niet langer energie moet importeren, heeft 968
een belangrijk strategisch voordeel in een economie met stijgende grondstoffenprijzen en politieke onrust 969
in brandstoffenexporterende landen. 970
• Lokale afvalstromen recycleren en valoriseren. Afvalstoffen en reststromen gebruiken voor 971
energieopwekking en grondstoffenrecyclage is niet alleen een besparing voor de gemeentebegroting, maar 972
het versterkt ook de lokale economie. 973
• Een actief prijsbeleid en gerichte sociale ondersteuning maken een wereld van verschil voor sociaal 974
kwetsbare groepen in tijden van immer stijgende energiefacturen. 975
976
Groene gemeenten zijn voorlopers in de onvermijdelijke energierevolutie. Op termijn willen we evolueren naar 977
een volledige klimaatneutraalheid van al onze gemeenten. 978
979
In opvolging van de oproep van de Organisatie voor Duurzame Energie (ODE) in Vlaanderen om onze energie 980
tegen 2050 voor 100% hernieuwbaar te maken, dringen onze groene raadsleden er op aan dat hun gemeente 981
deze doelstelling overneemt, daartoe een lange termijn planning opmaakt en tegelijk de komende zes jaar ook 982
al de nodige stappen zet. 983
Als internationaal onvoldoende bindende akkoorden bereikt worden en als de steun voor energiebesparing of 984
voor hernieuwbare energie op Vlaams en op federaal niveau wordt afgebouwd, dienen de lokale besturen hun 985
verantwoordelijkheid te nemen om de transitie naar duurzame energie toch mogelijk te maken. 986
987
Concrete Voorstellen 988
Planning van het energiebeleid 989
•Lokale overheden hebben beperkte middelen voor hun energiebeleid. Om de doelmatigheid van die middelen 990
te optimaliseren is het belangrijk dat ze in de eerste plaats middelen inzetten voor het afremmen van 991
vermijdbaar verbruik van energie, water en grondstoffen. In de tweede plaats zet men in op het 992
25
ontwikkelen en gebruiken van duurzame materiaalstromen (bij voorbeeld GFT vergisten voor 993
energieopwekking en omvorming tot hoogwaardig compost). Finaal ondersteunt men ook ontwikkelingen 994
rond hernieuwbare energie. Ondanks deze volgorde blijft het belangrijk elk van deze elementen te 995
ondersteunen: als we het groeiende belang van hernieuwbare energie en het verduurzamen van 996
materiaalstromen in het achterhoofd houden, is het belangrijk die sectoren niet op droog zaad te zetten. 997
•Subsidiëring moet technologie per technologie bekeken worden, rekening houdend met de 998
steunmaatregelen van de hogere overheden, marktevoluties en technologische vooruitgang. Als bv. de 999
subsidies voor zonnepanelen op Vlaams niveau erg hoog zijn, is het logisch om de gemeentelijke subsidies 1000
voor zonnepanelen terug te schroeven. Om in één beweging ook de steun aan zonneboilers te schrappen, is 1001
echter een stap te ver. 1002
•Alle acties om de EU2020-doelstellingen te realiseren, worden gebundeld in een lokaal Klimaatplan. Dit 1003
actieplan wordt het instrument om de inspanningen van de lokale overheid te evalueren. Jaarlijks wordt aan 1004
de bevolking gerapporteerd over de vooruitgang. Er wordt bij het opstellen van dit Klimaatplan ook een 1005
aansluiting bij het Burgemeestersconvenant overwogen. 1006
•De gemeente geeft waar nodig bijkomende steun voor het energiezuinig maken van woningen, voor de bouw 1007
van nul-energie-woningen én voor de productie van groene stroom en van groene warmte. De gemeente zet 1008
zich samen met de distributienetbeheerders en de bedrijven op haar grondgebied in voor de realisatie van 1009
een slim stroomnet (smart grid) voor groene elektriciteit in de gemeente én voor de aanleg van collectieve 1010
warmtenetten die restwarmte van bedrijven, warmte van WKK’s en van geothermische centrales maximaal 1011
herwinnen en verdelen. In een volgende fase kunnen gemeenten in hun stedenbouwkundige verordeningen 1012
uitdrukkelijk voorwaarden opleggen aan nieuwe woningen en gebouwen i.v.m. het energiepeil en de 1013
productie van groene stroom en warmte. 1014
1015
Energiebesparing 1016
...bij de overheid 1017
De overheid mag nog zoveel plannen en informeren als ze wil, het krachtigste instrument om een verandering 1018
op gang te brengen, blijft nog steeds om zelf het goede voorbeeld te geven. 1019
•Er wordt naar gestreefd om ten laatste tegen 2015 alle eigen nieuwbouwprojecten van de gemeente passief 1020
uit te voeren. Vanaf 2013 wordt voor alle nieuwbouwprojecten van de gemeente een passief 1021
haalbaarheidsstudie uitgevoerd in de ontwerpfase om de gemeente een duidelijk inzicht te geven in de 1022
kosten en de baten. 1023
•Wanneer in gebouwen installaties vervangen moeten worden of renovaties dienen uitgevoerd te worden 1024
kiest de gemeente resoluut voor de best beschikbare technieken. Nu kiezen voor halve oplossingen is 1025
besparing laten liggen en toekomstige problemen creëren 1026
•Voor het eigen verbruik schakelt de gemeente volledig over op groene stroom. Voor het inschatten van wat 1027
‘groene’ stroom is, is de categorisering door Greenpeace een handige leidraad. Voorkeur gaat uit naar ter 1028
plaatse geproduceerde groene energie. 1029
•De gemeente volgt haar energieverbruik nauwkeurig op door middel van een energieboekhouding. De 1030
gemeente stippelt een traject uit om de energieprestaties van haar gebouwen te verbeteren. Via energie-1031
audits gaat zij na hoe ze energie kan besparen zonder comfortverlies. Als de gemeente hiervoor zelf niet de 1032
expertise in huis heeft, zijn er heel wat private organisaties die hier bij kunnen helpen. 1033
•Openbare verlichting kan energiezuiniger door een goede inplanting en afstelling van de verlichting, een 1034
goede oriëntatie van de lichtbundel en efficiënte armaturen met energiezuinige lampen. De lokale overheid 1035
kan, in samenwerking met de lokale bevolking en verenigingen, ook effectiever omgaan met klemtoon-, 1036
26
monumenten- en feestverlichting en niet-noodzakelijke verlichting zoals reclameverlichting. Ze kan ook de 1037
verlichting van bedrijven- en sportterreinen een gedeelte van de nacht doven. 1038
•Indien de gemeente de diepgaande renovatiestudies en uitvoering operationeel (en financieel) niet kan 1039
dragen kan ze opteren om samen te werken met een ESCO (Energy Service Company). Deze derde partij 1040
voert de studie en renovatie uit en draagt dit financieel in ruil voor de energiewinsten gedurende een vooraf 1041
vastgelegde periode. Na afloop van deze periode zijn de energiewinsten voor de gemeente. Fedesco levert 1042
deze diensten voor federale overheidsgebouwen en geeft aan gemeenten opleidingen op het gebied van 1043
financiering van energierenovaties en het opstellen van investeringsplannen. 1044
•De gemeente geeft ook financiële steun voor energiebesparingswerken aan scholen als dit gekoppeld wordt 1045
aan een sensibilisering bij de leerlingen. Gemeentescholen die de energiefactuur omlaag krijgen, mogen de 1046
opbrengst daarvan houden en besteden aan eigen projecten. 1047
•Bij de aanbesteding van openbare gebouwen wordt niet enkel de kostprijs, maar ook de levensduur en de 1048
energiekost bij normaal functioneren van het gebouw als doorslaggevend criterium gehanteerd. 1049
... bij burgers en bedrijven 1050
•De gemeente ontwikkelt een educatief aanbod voor bouwheren, architecten, installateurs, ... in 1051
samenwerking met de provincie of intercommunales. Milieuorganisaties of adviesbureaus zijn hierbij 1052
uitstekende partners. Ze organiseert ook regelmatig een uitgebreide informatiecampagne voor een breed 1053
publiek rond duurzame en betaalbare oplossingen voor energiezuinig wonen en bouwen. 1054
•De gemeente biedt informatie op maat aan via één centraal loket, dat ook online raadpleegbaar is. Bij 1055
voorkeur wordt een uniek woon-, water, en energieloket opgericht. Mensen en verenigingen kunnen er 1056
terecht voor kosteloos eerstelijns energieadvies bij renovatie- en nieuwbouwprojecten, energie-audits, 1057
goedkope leningen voor energiebesparingsinvesteringen,... 1058
•Een eigen voorbeeldwoning creëren is een schitterend idee voor de gemeente en/of de sociale 1059
huisvestingmaatschappij. Dit gebouw kan de gemeente gebruiken als laagdrempelig, multifunctioneel 1060
informatiehuis dat ondermeer het uniek woon-, water- en energieloket herbergt. 1061
•De gemeente organiseert energiewandelingen (1 of 2 keer per jaar). Inwoners die al energiezuinige 1062
maatregelen namen (welke dan ook) laten hun woning bezoeken door hun medeburgers en geven uitleg 1063
over de voor- en nadelen van hun ingrepen. 1064
•Energiebesparing onder de vorm van laag-energie en passief woningen moeten in het bijzonder ingang vinden 1065
in de sociale huisvesting. Nog te vaak zijn het bij uitstek de woningen van de financieel zwaksten die maar 1066
net aan de energienorm voldoen, terwijl voor mensen met een laag inkomen energie net een groter deel van 1067
de maandelijkse kosten uitmaakt. Elke gemeente ontwikkelt een klimaatscore die het gemiddelde gas en 1068
elektriciteitsverbruik per inwoner (en liefst ook per gezinssamenstelling) weergeeft. Op deze wijze kunnen 1069
inwoners en gezinnen hun energieverbruik vergelijken met het gemiddelde en kunnen de 1070
beleidsverantwoordelijken “hun duurzaam energiebeleid” evalueren en waar nodig bijsturen. 1071
•De gemeente ontwikkelt (of neemt ook deel aan) enthousiasmerende projecten zoals de ‘Klimaatwijken’, die 1072
een draagvlak creëren voor energiebesparing. 1073
... bij wijkvernieuwing en renovatie 1074
•De gemeente subsidieert ‘energie-audits’ voor bestaande woningen en energiedoorlichtingen voor 1075
(ver)nieuwbouw. ). Laag-energie renovatiemaatregelen worden in het kader van deze energie-audits 1076
aangemoedigd en informatie omtrent passiefrenovaties wordt verstrekt. Hierbij wordt de aandacht 1077
gevestigd op de meerwaarde van een globaal renovatieplan. 1078
•De gemeente promoot energiezuinige wijken, sociaal en ecologisch wonen met wijkverwarmingssystemen, 1079
met kleine warmtekrachtkoppelingssystemen en met zonne-installaties. Ze maakt ook ruimte voor 1080
27
participaties in windenergie. Deze integrale gemeentelijke energieaanpak is nodig om laagenergiewoningen 1081
te promoten. 1082
•De stad / gemeente introduceert de procesaanpak van bouwblokrenovatie: Ze duidt een procesbegeleider 1083
aan (eigen personeel of een opdrachthouder) die de eigenaars en huurders van een bouwblok samenbrengt 1084
om hen te ondersteunen bij het organiseren van energiezuinige renovaties. Dit kan inhouden dat: eigenaars 1085
en gebruikers warm worden gemaakt te investeren in het verbeteren van de energieprestaties van hun 1086
eigendom/huurwoning, dat via een programma van subsidies (federaal+gewestelijk+gemeentelijk) deze 1087
investeringen financieel ondersteund worden, dat gezamenlijk aanbestedingen ondersteund worden, dat 1088
ideeën uitgewisseld kunnen worden, dat evt. gemeenschappelijke energievoorzieningen kunnen opgezet 1089
worden… M.a.w. een procesmatige en planmatige aanpak van de renovatie van bouwblokken. 1090
•De gemeente kan ook creatief gebruik maken van instrumenten zoals lokale reglementen en 1091
stedenbouwkundige voorschriften (verkavelingsverordeningen, criteria bij het bouwen en wonen, verbod 1092
op elektrische verwarming bij nieuwbouw en verbouwingen,...) om duurzaam bouwen te stimuleren. 1093
•Een gemeente kan premies uitreiken voor energiebesparende ingrepen bij renovatie, zodat ook renovatie 1094
een duurzaam karakter krijgt (doorgedreven isolatie is de basis, zowel voor muren, dak, vloeren als ramen). 1095
Bij nieuwbouw kan een premie gegeven worden voor de installatie van superperformant dubbelglas, 1096
driedubbelglas in passiefschrijnwerk, doorgedreven isolatie (K30- tot K15-norm), ventilatietechnieken, 1097
efficiënte verwarmingstechnieken of het gebruik van zonne-energie. Deze premie vervangt dan de huidige 1098
losse zonneboilersubsidie die in sommige gemeenten bestaat. 1099
•Een iets radicalere maatregel, naar Scandinavisch model, is het opstellen van een stedenbouwkundige 1100
verordening die een maximumvermogen vastlegt voor nieuwe aansluitingen. Dat geeft een erg directe 1101
aanzet tot efficiëntere energiehuishoudens. 1102
•Bij aanvang van de legislatuur wordt de bouw van lage-energie gebouwen als standaard beschouwd. De 1103
gemeente stimuleert actief de bouw van passiefhuizen, nul-energiewonigen of passief-plus-huizen (huizen 1104
die een stroomoverschot leveren aan het net) als ook de bouw van passiefkantoren met koeling via 1105
natuurlijke ventilatie, passieve zonne-energie, … 1106
•Bij de aanbesteding van openbare gebouwen wordt niet enkel de kostprijs, maar ook de levensduur en de 1107
energiekost bij normaal functioneren van het gebouw als doorslaggevend criterium gehanteerd. 1108
•De gemeente zet ook in op het verduurzamen van de bedrijventerreinen die op haar grondgebied liggen. Ze 1109
ondersteunt daarom projecten rond het verhogen van energie-efficiëntie, het sluiten van 1110
materiaalkringlopen en het aanleveren van groene stroom. 1111
•Op basis van de pilootprojecten wordt in de loop van de legislatuur nagegaan vanaf wanneer een 1112
verschuiving richting passiefbouw als standaard mogelijk is en wordt dit doorgevoerd. 1113
Decentrale, lokale energieproductie 1114
Jammer genoeg bestaat er geen eenduidig recept voor het optimaal ontwikkelen van decentrale, hernieuwbare 1115
energieproductie. Elke gemeente heeft verschillende voor- en nadelen op vlak van duurzaam energiebeleid. 1116
Sommige gemeenten hebben veel wind, andere hebben veel te verwerken biomassa, nog weer andere zijn 1117
ideaal gelegen voor geothermische projecten. Een verstandig beleid rond duurzame energie speelt dus gepast 1118
in op lokale sterktes. 1119
Aanbodbeleid 1120
... op gemeentelijk niveau 1121
•De gemeente plant zonnedaken op de eigen gebouwen. 1122
28
•De gemeente onderzoekt (al dan niet samen met andere gemeenten) hoe ze best haar afvalstromen kan 1123
recycleren en valoriseren. Zo kan biomassa afkomstig uit GFT-ophalingen, landbouwoverschotten en 1124
landschapsonderhoud vergist worden voor energieopwekking en omgevormd tot hoogwaardig compost. Er 1125
kunnen ook samenwerkingsprojecten opgezet worden tussen landbouwbedrijven, zoals het Nederlandse 1126
“Energieboerderij”. Op oude stortplaatsen kunnen soms rendabele installaties geplaatst worden die energie 1127
winnen uit stortgassen 1128
•De gemeente moedigt investeringen aan in (kleinschalige) decentrale energieopwekking. Als ze dit niet doet 1129
via rechtstreekse ondersteuning (subsidies of premies), voorziet ze op zijn minst de nodige ruimte, de nodige 1130
informatie en het nodige beleidskader. 1131
•Er wordt proactief ingezet op windenergie. Nu beperkt de gemeente zich nog al te vaak tot het beoordelen 1132
van projectvoorstellen van investeerders en daarbij laaien de gemoederen vaak hoog op. Nochtans is een 1133
veel constructievere aanpak mogelijk als de gemeente vooraf nadenkt over optimale locaties voor 1134
windenergie en die vastlegt in een windplan. Daarvoor gaat de gemeente na, in overleg met de bevoegde 1135
adviesraden, of er op haar grondgebied geschikte locaties zijn voor windmolens. Indien dit het geval is, kan 1136
ze actief op zoek naar potentiële investeerders. Men kiest best maximaal voor locaties op industrieterreinen 1137
en langs bestaande lijninfrastructuren zoals kanalen, autosnelwegen, … vooraleer men windmolens begint te 1138
bouwen in de buurt van woningen. 1139
•Vanaf er besloten wordt op zoek te gaan naar investeerders is het ook aangewezen om de eigen bevolking 1140
actief te beginnen betrekken in alle fases van het project (info-avonden, coöperatieve aandelen aanbieden, 1141
...). Zo krijgen we niet alleen meer inspraak van de lokale bevolking, maar kunnen we ook betere antwoorden 1142
bieden op aangereikte problemen, suggesties en alternatieven. Dit leidt veelal tot projecten met een breder 1143
maatschappelijk draagvlak, die ook beter aansluiten op de lokale noden en gevoeligheden. 1144
•Om het lokaal draagvlak te versterken en investeringen met sociaal oogmerk te ondersteunen, is het logisch 1145
om lokale participatie en aandeelhouderschap ook mee te nemen als randvoorwaarde voor elk 1146
windenergieproject (tenzij de windmolen zuiver voor eigen gebruik wordt gebouwd). 1147
•Elke gemeente is uniek. Soms doen er zich opportuniteiten voor op vlak van hernieuwbare energie, die uniek 1148
zijn voor de gemeente en een mooie synergie opleveren met andere activiteiten zoals toerisme. Denk maar 1149
aan het bouwen van een kleine waterkrachtcentrale in een mooie, oude en sowieso te renoveren 1150
watermolen, zoals gebeurde in Rotselaar. Het is dus belangrijk niet enkel te focussen op windmolens en 1151
fotovoltaïsche zonnepanelen, anders blijven unieke kansen liggen. 1152
...bij burgers en bedrijven 1153
•Naast doorgedreven isolatie, bieden ook systemen van wijkverwarming, op basis van kleinschalige WKK- 1154
installaties daarvoor prima perspectieven. Bij grotere projecten wordt daarom in regel gekozen voor WKK-1155
systemen. Maar er zijn ook nog andere interessante mogelijkheden voor residentiële verwarming, die nu al 1156
commercieel rendabel zijn zoals: 1157
Geothermische energie uit grondlagen, op basis van warmtepomp-technieken. 1158
.Zonnecollectoren voor sanitair warmwater, en optioneel verwarming, besparen via een beperkte 1159
dakoppervlakte heel wat brandstof 1160
Centrale verwarming op basis van ‘houtpellets’ heeft een zeer lage CO2-uitstoot en zowat 1161
volledige verbranding. De kwaliteit en de herkomst van de pellets (houtafval) en maatregelen tegen fijn stof 1162
zijn hierin belangrijke voorwaarden. 1163
Combinatieverwarming van verschillende systemen via buffervaten 1164
29
• De gemeente werkt eventuele stedenbouwkundige beperkingen weg voor de plaatsing van zonnecellen . 1165
Als er wijzigingen gebeuren aan Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (RUP) of Bijzondere Plannen van Aanleg 1166
(BPA), worden dergelijke beperkingen ook weggenomen, waar ze nog voorkomen. 1167
Vraagbeleid 1168
• Het uniek woon-, water-, en energieloket helpt mensen om een ‘groene stroomleverancier’ te vinden. Het 1169
loket kan ook groepsaankopen organiseren van groene stroom of informatie verspreiden over provinciale 1170
groepsaankopen. De gemeente tracht actief en prioritair sociaal kwetsbare gezinnen te betrekken bij deze 1171
groepsaankopen. 1172
• Het woon-, water- en energieloket ondersteunt en organiseert ook activiteiten die op een speelse, maar 1173
gerichte manier aanzetten tot verduurzaming, zoals ‘Powerdare’-avonden1. 1174
Sociale ondersteuning & prijsbeleid 1175
• Derde-betalers-financiering is een belangrijk beleidsinstrument om energiearmoede te bestrijden. De 1176
distributienetbeheerder, het OCMW, of een andere ‘derde betaler’ doet energiebesparende investeringen in 1177
huizen van mensen met een laag inkomen. De terugbetaling van de investering gebeurt dan stapsgewijs, bij 1178
voorbeeld via de verlaagde energiefactuur of uitkering, waarbij eerst, tijdens de afbetalingsperiode, slechts 1179
een klein deel van de winst naar de geholpen mensen gaat en eens de afbetaling voltooid is, ze van de 1180
volledige kostenbesparing kunnen genieten. 1181
• Elke gemeente kan voor haar derdebetalersfinanciering ook terecht bij het Fonds ter reductie van de globale 1182
energiekost (FRGE) dat goedkope leningen verstrekt aan particulieren, bestemd voor energiebesparende 1183
maatregelen. Dit gebeurt via lokale entiteiten die zijn aangeduid door de gemeente in overleg met het 1184
OCMW. De interestvoet voor deze FRGE-leningen bedraagt 2 procent. De sociaal zwaksten vormen voor het 1185
Fonds een bijzondere doelgroep. Bovendien krijgen zij, bij het afsluiten van een FRGE-lening, ook een 1186
trajectbegeleiding vanuit het OCMW. 1187
• De gemeente kan ook gebruik maken van sociale instrumenten zoals cursussen voor de bouw van 1188
laagenergiewoningen, het opzetten of steunen van coöperaties die samen investeren in duurzame 1189
energiebronnen, … Ze kan dit doen in samenwerking met de vele VZW’s en coöperatieven die al actief zijn in 1190
deze sector. 1191
• De gemeente en/of het OCMW begeleidt gezinnen actief om hun energiefactuur te doen dalen. Dat kan 1192
door eenvoudige energie-audits2, isolatie voor lage inkomensgezinnen en door de leasing van energiezuinige 1193
toestellen als alternatief voor dure energieslokoppen. 1194
• Sociale huisvestingsmaatschappijen en OCMW’s onderhandelen goedkopere tarieven bij energieleveranciers 1195
door de aankoop van energie voor mensen met een laag inkomen te bundelen. Mensen met een laag 1196
inkomen kunnen hierbij sterk geholpen worden door de ‘ombudsman van de energiewinkel’, waarbij ze later 1197
ook nog terecht kunnen met vragen, suggesties en problemen. 1198
1 Het idee van de ‘Powerdare’ is eenvoudig. Je zoekt een aantal vrienden, vriendinnen, collega’s, mensen uit je straat... Je nodigt hen uit bij je thuis voor een avondje ‘Powerdare’ en iemand van het energieloket, of een vrijwilliger met de nodige expertise, geeft een presentatie met de nodige uitleg om de overstap naar een groene stroomleverancier te begeleiden. Via online applicaties kan iedereen dan ter plaatse uitzoeken wat de beste keuze is voor het milieu en voor zijn of haar portemonnee. Het omschakelen naar de nieuwe leverancier kan nog de avond zelf gebeuren.
2 Die gebeuren ofwel door gespecialiseerde medewerkers van het energieloket, of in samenwerking met gespecialiseerde
organisaties die in regel niet vasthangen aan een distributienetbeheerder of energieleverancier
30
Samenleven en diversiteit 1199
Leeftijd, geslacht, afkomst, religie, seksuele voorkeur, handicap of gezondheidstoestand, … geen twee 1200
mensen zijn gelijk. Zeker in onze steden, maar ook in gemeenten, wordt die diversiteit alsmaar beter 1201
zichtbaar. Verscheidenheid geeft onze maatschappij meer kleur, ook al is samenleven in verscheidenheid soms 1202
niet eenvoudig. Groen! pleit voor een interculturele maatschappij, die samenleven tussen mensen bevordert 1203
met oog voor eenieders eigenheid. Een beleid van diversiteit zorgt dat alle mensen volwaardig en evenwaardig 1204
kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. 1205
Groen bouwt aan een lokale samenleving waar mensen begrip hebben voor elkaar, en de wil opbrengen om 1206
samen te leven. Afbrokkelende sociale netwerken, verruwende omgangsvormen en verminderde solidariteit 1207
vragen hernieuwde inspanningen van burgers en lokale overheden. Gemeenschapsvorming is geen 1208
ouderwetse, maar een heel moderne opdracht. Wij zien het als de taak van de lokale overheid om actief 1209
burgerschap te bevorderen. Dat burgerschap houdt in dat mensen zich inzetten voor de publieke zaak en met 1210
andere burgers beslissen over wat goed en nodig is voor de samenleving. De overheid geeft daarbij het goede 1211
voorbeeld. 1212
De essentie van de groene visie op diversiteit is dat mensen niet alleen naast elkaar, maar ook echt 1213
samenleven. Diversiteitspolitiek betekent aan politiek doen voor alle mensen, en oog hebben voor specifieke 1214
maatregelen die nodig zijn voor alle minderheidsgroepen in de stad of gemeente. We ijveren voor een 1215
uitbreiding en een verfijning van het bestaande instrumentarium. 1216
Stijgende intra-Europese migratie, volgmigratie en de opvang van (kandidaat-)vluchtelingen zorgt voor een 1217
steeds toenemende etnisch-culturele diversiteit. Dit plaatst stedelijke overheden voor grote maatschappelijke 1218
en beleidsmatige uitdagingen. Naast een efficiënt federaal migratiebeleid, liggen de antwoorden volgens 1219
Groen in een sterke lokale dynamiek. We hanteren daarbij een menselijk-zakelijke visie. Daarmee pleiten we 1220
voor een goed evenwicht tussen de belangen en de doelstellingen van de lokale gemeenschap, die van de 1221
migrant en die van zijn of haar thuisland. 1222
Voor Groen zijn het middenveld en actieve burgerinitiatieven onmisbare partners. Zij versterken de 1223
mogelijkheden van een bestuur. Dat vereist van beleidsverantwoordelijken communicatie, openheid, 1224
voldoende afstand en intelligente ondersteuning zonder initiatieven nodeloos naar de overheid te trekken. 1225
Groen zet in op een actief beleid voor vrijwilligers om ze groeikansen te geven en maximaal hun rol te laten 1226
spelen. Op deze manier kunnen burgers en overheid bouwen aan hun gemeente of stad. 1227
1228
Voorstellen 1229
Samenleven bevorderen en problemen oplossen 1230
Veel mensen zijn bezorgd over het samenleven in hun buurt. Meer dan vroeger, wordt er geklaagd over het 1231
gedrag van de ander: geluidsoverlast, vuil op straat, schelden, intimidatie, … Groen neemt deze problemen ter 1232
harte. 1233
Voor Groen maakt iedereen die woont in de stad of gemeente deel uit van de samenleving. Het vormen van 1234
die gemeenschap gaat echter niet vanzelf. Groen ziet het als de taak van de lokale overheid om actief 1235
burgerschap te bevorderen. Zij zet alles in het werk om het gesprek tussen de bewoners in de wijken op gang 1236
te brengen. Omdat onze samenleving zo divers en zo geïndividualiseerd is geworden, is er nood aan nieuwe 1237
formules van gemeenschapsvorming. 1238
31
Onderdeel van een beleid rond harmonieus samenleven, is een ambitieus beleid rond het gebruik van 1239
de publieke ruimte. Groen investeert in een toegankelijke publieke ruimte waar verschillende mensen 1240
komen en zich goed voelen. Knappe architectuur en artistieke ingrepen maken deel uit van een 1241
geslaagde publieke ruimte, maar doorslaggevend is de mate waarin bewoners zich vereenzelvigen 1242
met ‘hun’ publieke ruimte en bereid zijn er een stuk verantwoordelijkheid voor te dragen. 1243
o Wijkplannen en -contracten zijn belangrijke hefbomen voor lokale besturen om de 1244
leefbaarheid te verhogen. Groen pleit ervoor om deze in voortdurende samenspraak met 1245
alle lokale stakeholders (ouderen, jongeren, gezinnen met kleine kinderen, handelaars, 1246
gemeentelijke diensten, wijkagenten, wijkverenigingen, scholen enz.) vorm te geven en te 1247
realiseren. Deze plannen hebben oog voor ontmoetingskansen voor buurtbewoners en 1248
spelen actief in op ieders noden en verzuchtingen in verband met het gebruik van de 1249
openbare ruimte. 1250
o Wijkcomités worden financieel, logistiek en/of inhoudelijk ondersteund door het 1251
gemeentebestuur. 1252
o Wijkbudgetten zijn een uitstekend voorbeeld van coproductie tussen burgers en lokaal 1253
bestuur. Burgers discussiëren en beslissen zelf over voorstellen en projecten om de 1254
leefbaarheid van hun buurt te verhogen. Ze staan in de mate van het mogelijke mee in voor 1255
de realisatie. 1256
o Lokale ruilkringen zijn gemakkelijk, economisch en ecologisch. ‘Letsen’ of het opzetten van 1257
lokale ruilkringen is een systeem van ruilhandel in goederen en diensten, waarbij al dan niet 1258
gebruik wordt gemaakt van een complementair muntsysteem. Het ruilen van occasionele 1259
prestaties bevordert het samenhorigheidsgevoel en waardeert de talenten en kwaliteiten 1260
van alle mensen. Met ondersteuning van het lokaal bestuur kan een website opgezet worden 1261
om het systeem ruim te verspreiden. 1262
o Werken aan sociale cohesie doet het lokaal bestuur samen met organisaties die daarvoor de 1263
nodige expertise en creativiteit in huis hebben. Er zijn ondertussen vele mooie 1264
projectvoorbeelden in Vlaanderen en Brussel waarbij bestuur en bewoners wederzijdse 1265
engagementen aangaan onder begeleiding van een intermediaire organisatie. 1266
o Dag van de buren - op de laatste vrijdag van mei - is een uitgelezen kans om het belang van 1267
sociale cohesie in de buurt concreet te maken. 1268
Verbetering van de betrekkingen tussen de taalgemeenschappen in eigen land. We stimuleren 1269
kennismaking, bruggen bouwen en gemeenschapsvorming over de taalgrenzen heen. Het lokaal 1270
bestuur steunt en promoot burgerinitiatieven die in het teken staan van culturele, sportieve 1271
samenwerking. 1272
Sociale mix vormt geen doel op zich, maar slechts een middel om sociale samenhang te bevorderen. 1273
Gemeentebesturen en/of sociale huisvestingsmaatschappijen die een sociale mix nastreven, maken 1274
voorafgaand een analyse van kansen en bedreigingen voor bewoners, met specifieke focus op de 1275
gevolgen voor kwetsbare bewoners. De stad houdt rekening met de randvoorwaarden en 1276
ondersteunende maatregelen die noodzakelijk zijn om sociale verdringing te voorkomen en om de 1277
leefbaarheid voor alle bevolkingsgroepen te garanderen. 1278
Om de communicatie en het leefklimaat in de buurt te verbeteren, werkt de stad een conflictbeleid uit met 1279
daarin preventieve en curatieve elementen om wrijvingen tussen burgers op te lossen. 1280
Het lokaal bestuur zet campagnes op waarbij inwoners gemotiveerd worden om bij te dragen aan een 1281
aangenaam samenleven: het tegengaan van geluidsoverlast, hoffelijkheid op het openbaar vervoer, 1282
afvalbeheer, enzovoort. 1283
32
Belangrijk is een proactief en oplossingsgericht beleid dat bemiddeling inzet als alternatieve manier 1284
van conflictoplossing. Het bestuur zet een eerstelijnsbemiddeling op door vrijwillige 1285
burenbemiddelaars te omkaderen door een professioneel coördinator. Wanneer conflicten dreigen 1286
te escaleren naar een rechtszaak, kan men vanuit tweedelijnshulp een extern bemiddelaar 1287
inschakelen (zie hoofdstuk ‘lokaal veiligheidsbeleid’). 1288
Repressie vormt het sluitstuk van een lokaal overlastbeleid. Een nabije en aanspreekbare politie staat 1289
borg voor een kwalitatief handhavingsbeleid (zie hoofdstuk ‘lokaal veiligheidsbeleid’). 1290
Overtreders van het politiereglement worden gesanctioneerd met Gemeentelijke Administratieve 1291
Sancties. In de uitvoering daarvan pleit Groen voor de mogelijkheid tot bemiddeling via de 1292
‘bemiddelaar inzake gemeentelijke administratieve sancties’ bij minderjarige én meerderjarige 1293
overtreders. 1294
1295
33
Feesten, festivals en andere evenementen brengen mensen samen. 1296
Als groenen waken we er over dat evenementen toegankelijk en duurzaam zijn. Feesten draaien dus 1297
niet louter om consumptie of het aantrekken van ‘grote namen’. De bedoeling moet zijn om bewoners 1298
zo veel mogelijk te betrekken en om een positieve dynamiek op gang te brengen. Daarom organiseert 1299
het bestuur ook feesten op minder evidente plekken in de stad of gemeente. 1300
Lokale besturen ondersteunen de organisatoren om evenementen te verduurzamen: gebruik van 1301
herbruikbare bekers, aanbieden van afvalsorteereilanden, voorzien van flyer- en affichemuur, 1302
enzovoort. 1303
Het gemeentelijk evenementenloket brengt alle informatie voor organisatoren samen. 1304
1305
Het lokaal bestuur waardeert en ondersteunt vrijwilligers. De gemeente ontwikkelt een visie op de manier 1306
waarop vrijwilligers een plaats kunnen krijgen in het beleid. Vrijwilligers kunnen rekenen op waardering van het 1307
bestuur: dat kan in de vorm van bepaalde voordelen of attenties, maar evenzeer door een aantrekkelijk 1308
vormingsaanbod uit te werken. Voor een heel aantal domeinen kan de gemeente ook vrijwilligers rekruteren. 1309
Van sectoren als cultuur, welzijn, natuur of jeugd gaat een aantrekkingskracht uit die inwoners aanspreken om 1310
zich vrijwillig in te zetten. In de steden kunnen vacatures voor vrijwilligers gecentraliseerd worden in een lokale 1311
vrijwilligersdatabank. 1312
De gemeente brengt in kaart op welke manier het verenigingsleven wordt ondersteund. We willen hier rond 1313
een transparant beleid opzetten. Het subsidiebeleid van verenigingen gaat verkokering tegen en is voldoende 1314
divers, om ook kleinschalige initiatieven te ondersteunen. Verenigingen vragen terecht naar duurzame 1315
financiering: ze moeten kunnen plannen op lange termijn en dus niet van project naar project spartelen om te 1316
overleven. Door de logistieke kracht van het lokaal bestuur kunnen verenigingen rekenen op materiële 1317
ondersteuning. 1318
In de grotere gemeenten wil Groen alle bevoegdheden rond “sociale samenhang” bundelen bij één schepen. 1319
Eén uitvoerend mandaat dat zicht richt op alle facetten van het samenleven in de gemeente, stelt het belang 1320
dat de gemeente hecht aan een positief samenlevingsklimaat op de voorgrond. Onder deze bevoegdheid vallen 1321
onder meer participatie, evenementenbeleid, het lokaal diversiteitsbeleid, lokaal gelijke kansenbeleid, de 1322
ondersteuning van vrijwilligers en het verenigingsleven (zie hieronder). Kruisverbindingen met andere 1323
bevoegdheden zijn legio. 1324
1325
Onthaal en integratie van nieuwe inwoners 1326
Landelijke gemeenten en vooral de gemeenten in de buurt van grotere steden trekken meer en meer mensen 1327
aan van de stad of andere streken. Dikwijls wonen ze enkel op het grondgebied, maar zijn voor de rest niet 1328
actief in de lokale samenleving. Nieuwe inwoners worden actief onthaald en tegelijkertijd in contact gebracht 1329
met de diensten en het verenigingsleven in de gemeente. Nieuwe inwoners brengen immers nieuwe ideeën 1330
en expertise mee die een plaats krijgen in de lokale samenleving. 1331
In de stad arriveren veel anderstalige nieuwkomers uit het buitenland, wat de weg naar de reguliere diensten 1332
en voorzieningen nog moeilijker maakt. 1333
Groen wil de rol van de onthaalbureaus in de grote steden versterken. Andere steden en gemeenten 1334
zijn afhankelijk van het aanbod van regionale aangestuurde bureaus. Lokale besturen kunnen dit 1335
aanbod versterken, via hun integratiedienst of via de inbreng van eigen middelen. Er zijn vandaag te 1336
weinig plaatsen voor heel wat rechthebbenden. 1337
34
Er is een betere rolverdeling nodig tussen lokale besturen, onthaalbureaus en OCMW’s. Het 1338
bestaande protocol tussen onthaalbureaus en OCMW’s wordt verfijnd en verder gerealiseerd. 1339
Het inburgeringstraject zou best langer worden uitgebouwd. Groen pleit voor de uitbouw van 1340
zogenaamde secundaire trajecten die duurzaam inspelen op werk, scholing en vrije tijd en vlot 1341
aansluiten op de primaire trajecten. Hoogopgeleide nieuwkomers verdienen bijzondere aandacht, 1342
omdat het aanbod vandaag onvoldoende is aangepast. 1343
Het lokaal bestuur ondersteunt het onthaalonderwijs en geeft voor impulsen voor Nederlands op de 1344
werkvloer. 1345
Sociale tolken en informatie- en onthaalmomenten voor specifieke doelgroepen maken 1346
voorzieningen toegankelijker zodat iedereen ongeacht zijn afkomst van een kwaliteitsvolle 1347
dienstverlening kan genieten. 1348
Het inschakelen van “interculturele bemiddelaars”. Zij treden niet enkel op als tolk maar geven 1349
concrete hulp en emotionele ondersteuning (b.v. bij hospitaalbezoek), signaleren knelpunten, 1350
bemiddelen enz... . Deze taak kan op professionele basis steunen, maar kan evengoed volbracht 1351
worden door degelijk geschoolde vrijwilligers” 1352
Het Vlaams beleidsdiscours omtrent inburgering verwacht veel van inburgering en van de inburgeraar, maar 1353
stelt daar weinig inspanningen vanuit de samenleving tegenover. Integratie is tweerichtingsverkeer, waar alle 1354
inwoners van de gemeente een rol spelen. Het lokaal bestuur is goed geplaatst om van inburgering een groter 1355
succes te maken door alle inwoners beter te informeren over wat inburgering is en wat het kan betekenen. 1356
Heel wat nieuwkomers komen naar België via familiale banden. Gezinshereniging en daarbinnen 1357
huwelijksmigratie is het belangrijkste kanaal geworden om zich legaal in België te vestigen. De regels voor 1358
huwelijksmigratie zijn complex, wat kan leiden tot willekeur of misbruik. Controle is noodzakelijk, maar de 1359
methodes zijn soms indringend en weinig respectvol. Het lokaal bestuur voorziet een transparant kader dat de 1360
bevoegdheden van de ambtenaar van burgerlijke stand duidelijk omschrijft. Daarnaast kan het lokaal bestuur 1361
vooral op preventief vlak een rol spelen: het doorbreken van het negatieve perspectief op westerse meisjes en 1362
jongens, de sociale druk enzovoort. De strijd tegen schijnhuwelijken mag elementaire gezinsrechten niet in het 1363
gedrang brengen. Groen pleit voor een evenwichtige benadering die schijnhuwelijken aanpakt in combinatie 1364
met een efficiënte strijd tegen misbruiken en mensenhandel. Ook hier wordt de rol van de ambtenaren scherp 1365
omlijnd. Maar ook hier kan preventie een rol spelen, zeker gezien de zware gevolgen als een dergelijk huwelijk 1366
eenmaal voltrokken is. 1367
Groen wil ook aandacht voor de realiteit van mensen zonder wettig verblijf, die steeds manifester wordt in de 1368
grotere steden. Voor deze mensen worden een aantal basisrechten gegarandeerd, zoals het recht op dringende 1369
medische hulpverlening, op onderwijs en op nachtopvang. In plaats van haar ogen te sluiten voor de realiteit 1370
kan de overheid de "verborgen stad" zo een plaats geven in het beleid. 1371
Groen pleit voor een taalbeleid met een uitnodigend karakter. Het lokaal bestuur voert in al haar diensten 1372
(loketdiensten, gemeentelijk onderwijs, gemeentelijke kinderopvang,…) een taalbeleid dat de kennis van het 1373
Nederlands stimuleert maar tevens respectvol en waarderend omgaat met anderstaligheid en/of 1374
meertaligheid. 1375
De grote toestroom van armere EU-onderdanen - een aanzienlijk aandeel Roma - zorgt voor spanningen en 1376
mensonwaardige situaties. Op sommige plaatsen komt de draagkracht danig onder druk te staan. De 1377
problemen situeren zich voornamelijk op vlak van sociale bescherming, onderwijs, gezondheidszorg, 1378
huisvesting en op vlak van samenleven. 1379
Groen pleit voor een krachtig beleid van de stedelijke overheid. Lokale besturen doen dit in dialoog 1380
met de lokale Roma-gemeenschap. 1381
35
De zogenaamde ‘buurtstewards’ fungeren als brugfiguren. Zij komen bij voorkeur uit de 1382
gemeenschap, en werken vanuit een vertrouwensband en met de nodige discretie. 1383
Het lokaal bestuur zorgt voor infrastructuur en voor coaching van vrijwilligers, die er op hun beurt 1384
verbonden zijn met andere sociale initiatieven in de stad. 1385
België kampt met een opvangcrisis. Groen houdt een pleidooi voor solidaire lokale overheden, die hun 1386
verantwoordelijkheid willen opnemen. 1387
Door een lokaal opvanginitiatief (LOI) voor asielzoekers op te richten of te versterken staat de lokale 1388
overheid mee in voor een menswaardige opvang. 1389
Asielzoekers die wegens de overbezetting van het opvangnetwerk geen opvangplaats krijgen van 1390
Fedasil, kunnen rekenen op materiële steun van het OCMW. 1391
De lokale bevolking wordt gesensibiliseerd over de vluchtelingenproblematiek. Door correcte 1392
informatie te verschaffen wordt het beeld over vluchtelingen bijgesteld. 1393
Onthaalbureaus organiseren inburgeringscoaching voor vrijwilligers die het engagement aangaan om 1394
inburgeraars te ondersteunen bij hun integratieproces. 1395
1396
Gelijkheid voor vrouwen en mannen 1397
Het lokaal bestuur speelt een rol in het verder doorbreken van traditionele rollenpatronen. Op vlak van 1398
genderbeleid kiest Groen voor drie speerpunten. Ten eerste, meer vrouwen op sleutelposities in de 1399
gemeentelijke besluitvorming. We streven naar colleges waarvan de helft van ander geslacht is, met een 1400
ondergrens van 30%. Daarnaast ijveren we voor een vrouwvriendelijk aanbod sport, cultuur en vrije tijd. 1401
Groen zal ook het probleem van geweld op meisjes en vrouwen op de lokale agenda plaatsen. Dat kan door het 1402
bespreekbaar maken van geweld in relaties bij jongeren (scholen, verenigingen) en jonge gezinnen (Kind en 1403
Gezin), hulp en begeleiding te bieden aan daders van dit soort geweld, de uitbouw van psychosociale 1404
hulpverlening aan de slachtoffers,… Het lokaal bestuur werkt samen met de aanspreekpunten van de Centra 1405
voor Algemeen Welzijnswerk (CAW). De lokale politie treedt kordaat op tegen geweld op vrouwen en zorgt 1406
voor een adequaat onthaal voor slachtoffers. 1407
1408
Succesvol werken aan diversiteit 1409
Groen gaat voor progressief diversiteitsbeleid binnen de bestuursorganisatie. 1410
Elke gemeente betrekt actief de verenigingen van etnisch-culturele minderheden en beschouwt hen 1411
als volwaardige gesprekspartners. Zij zijn immers partners bij emancipatie en integratie. De gemeente 1412
maakt voldoende middelen vrij om deze verenigingen te ondersteunen in hun werking. Samenwerking 1413
gebeurt met respect voor eigenheid en autonomie. Werk maken van een lokaal diversiteitsbeleid 1414
betekent een overkoepelend diversiteitsbeleid tot stand brengen, vanuit een positieve invulling van de 1415
aanwezige verscheidenheid. Nauw en regelmatig overleg met het middenveld en de zelforganisaties 1416
is daarvoor essentieel. Dit kan in de vorm van een (of meerdere) adviesraden die richtinggevende 1417
aanbevelingen kunnen uitschrijven. Het bestuur toetst bovendien relevante beslissingen op haar 1418
uitwerking op verschillende bevolkingsgroepen en minderheden. 1419
Groen streeft naar een weerspiegeling van de diverse samenleving in hun personeelsbestand. We 1420
nemen concrete streefcijfers voor diversiteit in de ambtenarij op in het bestuursakkoord. Het 1421
personeel van gemeenten en OCMW, en het politiek personeel worden opgeleid om in hun werk vlot 1422
om te gaan met diversiteit. 1423
Wat het dragen van levensbeschouwelijke tekenen in openbare dienst betreft, geldt een algemene 1424
vrijheid om de genoemde tekenen te dragen. 1425
36
Irrelevante diplomavereisten worden vervangen door erkenning van werkervaring en buitenlandse 1426
diploma’s. 1427
Groen pleit daarnaast voor een aantal prioritaire acties om discriminatie tegen te gaan. 1428
In bestekken voor overheidsopdrachten en subsidiereglementen van het stadsbestuur worden non-1429
discriminatie- en diversiteitclausules opgenomen om diversiteit in de privésector te stimuleren. De 1430
clausules sluiten discriminerende bedrijven en organisaties uit van procedures voor elke openbare 1431
aanbesteding of subsidie, en geeft extra kansen aan bedrijven of organisaties die wel werk maken van 1432
een diversiteitsbeleid. 1433
Via de meldpunten antidiscriminatie worden sensibiliseringscampagnes opgezet tegen racisme en 1434
discriminatie. Maar er is meer nodig. Het lokaal bestuur voert een antidiscriminatiebeleid in de 1435
horeca, in de huisvesting, op de arbeidsmarkt, bij de politie,… dat verder gaat dan enkel 1436
sensibilisering. Het lokaal bestuur zorgt ervoor dat portiers of horeca-uitbaters, verhuurders, 1437
vastgoedmakelaars,… die inbreuken plegen op de discriminatie- en racismewetgeving effectief beboet 1438
worden of hun vergunning verliezen. Het bestuur kijkt toe op een degelijke verbalisering van 1439
discriminatieklachten door het politiekorps. 1440
Het lokale bestuur werkt samen met hogere overheden om discriminatie aan te kaarten en aan te 1441
pakken m.b.t. de bevoegdheden die niet lokaal zijn. 1442
Een brede invulling van diversiteit staat een gelijke kansenbeleid dat gericht is naar specifieke doelgroepen niet 1443
in de weg. Groen wil lokaal de strijd aanbinden tegen discriminatie van mensen met een beperking, vrouwen 1444
en holebi’s en transgenders. 1445
Een inclusief beleid voor personen met een beperking vraagt een overtuigend budget. De doelgroep 1446
personen met een beperking is zeer divers, net als hun moeilijkheden. Het lokaal bestuur en het 1447
OCMW stellen informatie ter beschikking over het gehele zorgaanbod in stad of in de regio. Ook aan 1448
de toegankelijkheid van gebouwen en publieke ruimte kan nog heel wat verbeteren. De 1449
gemeentelijke dienstverlening in het algemeen moet toegankelijk zijn voor mensen met een beperking 1450
(b.v. website toegankelijk voor personen met een visuele handicap, informatie op maat, opleiding van 1451
onthaal- en loketmedewerkers...). 1452
Zowel in steden als in landelijk gebied spelen allerlei drempels waardoor het voor holebi’s en transgenders 1453
(LGBT) niet gemakkelijk is om uit te komen voor hun seksuele geaardheid of genderidentiteit. Vandaar het 1454
belang van een lokaal LGBT-beleid. Dat vergt een expliciete visie van de gemeente of stad. Er kunnen 1455
inspirerende rolmodellen in de gemeente worden aangesproken om deze uit te dragen. Holebi-1456
belangenorganisaties worden ondersteund en in contact gebracht met andere verenigingen en scholen. De 1457
lokale politie treedt kordaat op tegen antihomogeweld en zorgt voor een adequaat onthaal van slachtoffers. 1458
Groen vindt tenslotte dat er een essentiële rol is weggelegd voor de school. Het is de plaats waar kinderen, 1459
ouders en grootouders in contact komen met de diversiteit van de lokale samenleving. Directies en 1460
lerarenteams kunnen gestimuleerd en ondersteund worden om actief te werken rond diversiteit en 1461
interculturaliteit. Dit kan het best vanuit een brede school (zie hoofdstuk Onderwijs & Kinderopvang). 1462
37
Economie 1463
1464
De overgang naar een duurzame economie biedt heel wat voordelen en kansen. Het creëert niet alleen nieuwe, 1465
duurzame sectoren en jobs, maar door de efficiënte aanwending van grondstoffen en ruimte worden ook heel 1466
wat kosten uitgespaard. Een duurzame economie biedt eveneens een sterk antwoord op de financiële crisis, de 1467
vergrijzing en de klimaatcrisis. 1468
Een lokale overheid kan in samenwerking met ondernemingsleven en middenveld een kader creëren dat een 1469
verregaande verduurzaming doeltreffend en economisch interessant maakt. De lokale overheden en hun 1470
intercommunales ontwikkelen duurzame bedrijventerreinen waar kringlopen gesloten en infrastructuurgebruik 1471
gedeeld en geoptimaliseerd worden. Door een intelligent fiscaal beleid stimuleren steden en gemeenten een 1472
verhoogde energie- en grondstoffenefficiëntie. 1473
Wie wil verduurzamen zet ook in op een economie van nabijheid. Deze wordt getypeerd door korte ketens: 1474
streekproducten worden lokaal geconsumeerd, winkelkernen sluiten aan bij woonkernen. KMO’s worden 1475
financieel ondersteund en krijgen toegang tot heldere informatie. Lokaal verankerde ondernemingen zorgen 1476
bovendien, veel meer dan de soms grillige multinationals, voor duurzame werkgelegenheid. Zo spelen ze een 1477
belangrijke sociale rol in de lokale samenleving. Het lokaal bestuur helpt hen die rol ten volle te spelen door 1478
ondernemers met elkaar, en met omwonenden en verenigingen in contact te brengen. 1479
1480
Voorstellen 1481
1482
OPTIMAAL RUIMTEGEBRUIK 1483
De gemeente zorgt dat de toegewezen ruimte optimaal benut wordt: ze voert een belasting op leegstand 1484
in en kan gerichte subsidies geven voor de aankoop/huur van leegstaande gebouwen in gebieden die ze wil 1485
heractiveren. Ze stimuleert de ontwikkeling van brownfields (vervuilde, braakliggende terreinen) en de 1486
verdichting van bedrijventerreinen. Door in verdiepingen te bouwen, of gezamenlijke ruimtes in te richten, 1487
kunnen bedrijven ruimte besparen. Bedrijven kiezen voor inbreiding i.p.v. uitbreiding (zie ook hoofdstuk 1488
Ruimte). Ruimtegebruik moet ook intelligent zijn: een bruisend nachtleven geeft een meerwaarde aan de 1489
gemeente, maar moet niet ingepland worden binnen een woonwijk. 1490
De gemeente geeft buurtwinkels, horeca en markten een centrale plaats in de gemeente en ontmoedigt 1491
projecten van grote shoppingcentra buiten het centrum. Deze hebben geen aantoonbare meerwaarde, 1492
zorgen voor vermijdbaar extra verkeer tussen woonkern en rand (en de daarmee gepaard gaande 1493
vervuiling) en beschadigen het economisch weefsel in het centrum door klanten weg te trekken bij de 1494
lokale middenstand. 1495
De gemeente stimuleert innovatie door ruimte te bieden aan onderzoeksprojecten naast de bestaande 1496
industrie of diensten (bijvoorbeeld ruimte voor een medisch onderzoeksproject bij een ziekenhuis). 1497
De gemeente voorziet in ruimte voor duurzame bedrijventerreinen, kringloopboerderijen en 1498
stadsboerderijen (zie verder). 1499
ONDERSTEUNEN VAN ONDERNEMINGEN 1500
De gemeente biedt een goede dienstverlening aan ondernemers. Er is één duidelijk aanspreekpunt waar 1501
ondernemers en starters terecht kunnen met al hun vragen. Dat gebeurt best in samenwerking met één 1502
38
van de 8 erkende ondernemingsloketten in Vlaanderen. Grotere gemeenten/steden hebben een 1503
ambtenaar en een schepen lokale economie. 1504
De gemeente doet aan marktprospectie en voert een actief beleid om geschikte KMO’s (kwalitatief, 1505
gespecialiseerd en duurzaam) aan te trekken en te ondersteunen. De gemeente denkt ook na over waar 1506
het best welke ondernemingen aantrekt: horeca en winkels horen typisch thuis in de kern van de 1507
gemeente, maar ook bepaalde kleinschalige productie (denk maar aan ambachten) en diensten zitten er 1508
op hun plaats. 1509
De gemeente promoot doelgericht sectoren die sterk staan in de gemeente en die niet alleen duurzaam 1510
zijn, maar ook innovatief en/of banenscheppend zijn. De gemeente tracht dat ondermeer te doen door in 1511
te spelen op mogelijke synergieën tussen lokale ondernemingen. 1512
De gemeente kiest voor innovatieve openbare aanbestedingen. De gemeente geeft zo stimulansen voor 1513
onderzoek en ontwikkeling in duurzame en innovatieve projecten. Het trekt zo ook innovatieve bedrijven 1514
aan en beloont hen. 1515
De gemeente richt een economische raad op. Deze bestaat uit lokale actoren (industrie, diensten, handel, 1516
horeca, vrije beroepen) en geeft advies aan het schepencollege en de gemeenteraad zowel op vraag, als op 1517
eigen initiatief (belangenbehartiging). Uit dit structureel overleg tussen deze actoren kunnen ook nieuwe 1518
initiatieven ontstaan. 1519
Via digitalisering en begeleiding vermindert de gemeente de administratieve lasten van alle lokale 1520
ondernemingen. De digitale gegevens en databases van gemeenten worden opengesteld zodat allerlei 1521
toepassingen ontwikkeld kunnen worden. 1522
De gemeente geeft beginnende ondernemingen een duwtje in de rug via een starterspremie. Daarnaast 1523
ondersteunt de gemeente ook startende buurtwinkels in wegkwijnende winkelstraten, kleine woonkernen 1524
en landelijke gebieden door het toekennen van vestigingssubsidies. 1525
Allochtone ondernemers hebben heel wat barrières te overwinnen. Daarom begeleidt de gemeente, via 1526
het gemeentelijke aanspreekpunt en de ambtenaar van economie, ondernemende allochtonen door hen 1527
wegwijs te maken in wetgeving, bedrijfsbeheer en contactpersonen. Grote steden kunnen een aparte 1528
instantie hiervoor inrichten. In de begeleiding werkt men samen met middenveld zoals UNIZO en 1529
migrantenorganisaties. 1530
Vele gemeenten voeren een repressief beleid tegenover zogenaamde imagoverlagende winkels 1531
(nachtwinkels, belwinkels, en videotheken). Groen wil af van dit eenzijdig negatieve beleid. Overtredingen 1532
en overlast kunnen via een omkaderend en preventief beleid worden aangepakt. De gemeente informeert 1533
de ondernemers, communiceert regels, geeft advies en overlegt samen met de uitbaters hoe men 1534
leefbaarheid en imago kan verbeteren. De sector op zich mag niet geviseerd worden, overtredende 1535
winkels moeten wel kordaat aangepakt worden. De hoogte van belastingen (openingstaks en jaarlijkse 1536
belasting) en de vestigingsregels moeten gelijkaardig zijn met andere ondernemingen. Dit is nu vaak niet 1537
het geval. 1538
De gemeente subsidieert verfraaiingswerken die de leefbaarheid en aantrekkelijkheid in handelsgebieden 1539
verhogen. 1540
De gemeente herwaardeert markten (buurt-, rommel- , ambachts- en boerenmarkten). Ze zorgt voor leuke 1541
locaties die meermaals per week beschikbaar zijn. 1542
DUURZAME ONDERNEMINGEN 1543
De gemeente promoot, ontwikkelt en/of ondersteunt duurzame bedrijventerreinen. Bedrijven halen er 1544
schaalvoordelen uit gedeelde infrastructuur (energie-, water-, en andere infrastructuur) en een 1545
gecoördineerd grondstoffen- en afvalbeheer. Idealiter worden materiaalkringlopen gesloten, waarbij het 1546
afval van het ene bedrijf een grondstof kan worden voor het volgende. De gemeente: 1547
o organiseert contactmomenten waar bedrijven elkaar leren kennen en ervaring kunnen 1548
uitwisselen, 1549
39
o geeft financiële steun voor investeringen (studiekosten en –projecten, en materiële 1550
investeringen) en het beheer van bedrijventerreinen, 1551
o zorgt voor juridische ondersteuning. 1552
De gemeente streeft naar energie-efficiënte bedrijven. Ze bezorgt gratis energie-audits en groene 1553
vouchers (waardebon die gebruikt kan worden voor groene investeringen). Ze geeft ook informatie over 1554
hernieuwbare energie en passief bouwen en verbouwen (zie ook hoofdstuk Energie). 1555
De gemeente ondersteunt initiatieven van burgers om coöperatieven op te richten. Uit de praktijk blijkt 1556
dat coöperatief ondernemen een voortrekkersrol speelt in het ecologisch ondernemen. Het is 1557
daarenboven een erg democratische vorm van ondernemen: ieder heeft één stem en kan profiteren van 1558
de winsten. Geïnteresseerden kunnen steeds bij de gemeente terecht voor praktische informatie en 1559
begeleiding. De gemeente biedt een ondersteunend kader en creëert voorwaarden. In de praktijk worden 1560
coöperatieven vaak bevoorrechte partners bij openbare aanbestedingen van zodra die logische 1561
randvoorwaarden krijgen omtrent inspraak en participatie. 1562
Voor een bedrijf een belangrijke beslissing neemt, die impact heeft op inwoners en leefomgeving, hebben 1563
de inwoners het recht op consultatie en participatie. 1564
De gemeente sensibiliseert haar bedrijven tot een verantwoordelijk afvalbeleid via infobrochures met 1565
handige tips. 1566
De gemeente onthaalt nieuwe bedrijven op een ontmoetingsdag. Daar geeft de gemeente informatie over 1567
het uniek aanspreekpunt en de duurzaamheiddoelstellingen binnen de gemeente. 1568
Terrasverwarming is - mede door het rookverbod in de horecasector - aan een heuse opmars bezig. 1569
Terrasverwarming is echter enorm energieverspillend. De gemeente rekent deze verspilling mee in de 1570
belasting op terrassen. 1571
DUURZAME PRODUCTEN EN CONSUMENTEN 1572
De gemeente promoot streekproducten door netwerken van voedselteams uit te bouwen. Een 1573
voedselteam is een groep mensen uit dezelfde buurt, die samen voeding rechtstreeks aankoopt bij lokale 1574
producenten. De boer krijgt hierdoor een eerlijke prijs. Een gekend voorbeeld hier zijn de 1575
groentenpakketten. In haar strategisch plan besteedt de gemeente aandacht aan bestaande en nieuwe 1576
initiatieven rond lokale voedselproductie en –consumptie (b.v. een netwerk van tuintjes (volkstuintjes, 1577
terrastuintjes,..) waar voedsel geproduceerd wordt, ruimte voor lokale boeren op de markten, 1578
groentetuintjes in scholen, stimuleren van gebruik van lokale groenten in restaurants,..) (Zie ook 1579
bijkomende voorstellen bij landbouw en toerisme) 1580
De gemeente gebruikt consequent duurzame producten bij activiteiten en evenementen. Om iedereen in 1581
de gemeente mee te krijgen, houdt de gemeente een projectweek rond duurzaam produceren en 1582
consumeren. De gemeente organiseert tal van activiteiten waarin bedrijven, verenigingsleven, scholen, en 1583
de bevolking participeren. Er zijn films, discussieavonden, debatten en lezingen. Er zijn ook workshops 1584
zoals rondleidingen in duurzame bedrijven, tentoonstellingen met een duurzaam thema en er wordt 1585
gekookt met duurzame producten. 1586
LANDBOUW EN TOERISME 1587
De gemeente promoot kringloopboerderijen. Boeren werken samen om afval (mest) te hergebruiken als 1588
grondstof (bemesting van akkers of energiebron). De gemeente stimuleert samenwerking tussen boeren 1589
en geeft informatie over gezamenlijk bronnengebruik op ontmoetingsdagen. 1590
De gemeente sensibiliseert boeren om de stap maken naar duurzame productie (biologische landbouw, 1591
energie-efficiëntie, natuurlijke bemesting, aandacht voor waterkwaliteit en dierenwelzijn). Het geeft de 1592
informatie door over de verschillende subsidies die hier voorhanden zijn. 1593
40
De gemeente betrekt boeren en ambachtslui in het toerismebeleid via promotie van streekproducten, 1594
hoevetoerisme (hoevehotels, -winkels en –cafés) en ambachtstoerisme. De gemeente voorziet in fiets- en 1595
wandelstopplaatsen bij hoeves en ateliers, en vermeldingen in toeristische brochures. 1596
Typische streekproductie (bijvoorbeeld de teelt van een streekgroente, productie van bepaalde 1597
voedingswaren of streekactiviteiten zoals drukkerijen) wordt in de verf gezet door de creatie van een 1598
museum. De gemeente kan hiervoor een leegstaand gebouw opkopen en ter beschikking stellen. De 1599
gemeente werkt samen met de sector om een jaarlijks feest of opendeurdag te organiseren. 1600
Door het oprichten van hoevewinkels te stimuleren, promoot de gemeente ook streekproducten en 1601
ondersteunt ze de boeren. De gemeente geeft uitleg over de reglementering en hoe men de verkoop moet 1602
organiseren (promotie, voldoende aanbod en uitleg, klantvriendelijkheid, aanleg fietsenrek en 1603
picknickruimte). De gemeente volgt de boeren ook verder op. 1604
De stad creëert een stadsboerderij. Een volwaardig landbouwbedrijf in de stad brengt producten dichter 1605
bij de consument, biedt leer- en ontspanningsmogelijkheden dichtbij huis, en de directe verkoop van verse 1606
producten is voordelig voor de boer. De stad verzamelt informatie bij praktijkvoorbeelden3, zorgt voor een 1607
juridische basis, aanspreekpunt en een groep ondernemers die mee willen stappen in het project. 1608
De gemeente legt de focus op Ecotoerisme: dit is toerisme dat vooral positief is voor de lokale bevolking, 1609
de plaatselijke handelaars, en het milieu. De gemeente maakt ‘De Groene Sleutel’ bekend bij de bevolking. 1610
Dit is het internationale keurmerk voor duurzame vakantieverblijven en -parken. 1611
Steden en gemeenten zetten in op dagjestoerisme in eigen streek. Ze pakken uit met kwalitatieve 1612
bezienswaardigheden en een uitgebreid ontspanningsaanbod. De gemeente werkt met lokale gidsen, 1613
beschermt haar erfgoed, stelt trage wegen open, legt nieuwe fiets-, ruiter- en wandelpaden aan of 1614
gebruikt daarvoor landbouwwegen. Steden kunnen ook uitpakken met kunst, mode, musea, 1615
monumenten, en een bruisend nachtleven. Steden trekken verschillende horecazaken aan voor diverse 1616
doelgroepen. 1617
Gemeenten trekken klanten aan in de nabije omgeving, grote steden mikken op een zone van 500 km. 1618
Stadstoerisme biedt ongetwijfeld een meerwaarde voor de stad (in de vorm van werkgelegenheid en eigen 1619
vrijetijdsbesteding), maar de hoge concentratie van toeristen, vooral in cultuurhistorische centra, kan voor 1620
flink wat overlast zorgen. De lokale bevolking verliest privacy, krijgt stress door de drukte, en hun 1621
leefomgeving krijgt te maken met vervuiling. Het is dan ook belangrijk dat de stad een prioritaire aandacht 1622
schenkt aan de behoeften/belangen van de lokale bevolking. Het toerismebeleid is gericht op de juiste 1623
dosering: de gemeente kan bijvoorbeeld een beperking opleggen van het aantal hotels en 1624
chocoladewinkels wanneer die het centrum dreigen te overwoekeren. Deze nemen immers de plaats in 1625
van woningen en dienstencentra voor de bevolking. Het centrum moet leefbaar blijven. Toeristische 1626
investeringen dienen rekening te houden met zowel de maatschappelijke als de milieu-impact. Parkings 1627
bevinden zich beter buiten het centrum en de gemeente legt de klemtoon op openbaar vervoer. 1628
3 Verschillende voorbeelden in Nederland (waar stadsboerderijen goed ingeburgerd zijn) zijn te vinden op
http://library.wur.nl/way/bestanden/clc/1846192.pdf. In het Belgische Turnhout loopt momenteel een proefproject (2011-2013).
41
Werk 1629
1630
Om meer mensen de kans op werk te geven is een modernisering en fundamentele bijsturing van onze 1631
economie noodzakelijk. De keuze voor een innovatieve en duurzame economie biedt jobkansen voor vandaag 1632
en morgen. In het hoofdstuk Economie gaan we dieper in op de transitie naar een duurzame economie. 1633
1634
Ondertussen kreunen steeds meer gezinnen onder een te hoge werkdruk. Stijgende werkdruk en stress, 1635
groeiende vraag naar flexibiliteit, tekorten in de kinderopvang: met de crisis staat de kwaliteit van de arbeid 1636
meer dan ooit onder druk en worstelen steeds meer werkenden met hun combinatie van arbeid en gezin. Het 1637
lokale bestuur heeft een aantal hefbomen om een actief economisch beleid te ontwikkelen om duurzame 1638
werkgelegenheid en bedrijven aan te trekken. Duurzame tewerkstelling betekent een degelijk betaalde job met 1639
perspectief, die de levenskwaliteit doet toenemen. Drempels naar werk moeten worden bestreden en de 1640
ongelijkheid op de arbeidsmarkt moet worden aangepakt. 1641
1642
De lokale overheid kan als werkgever het voorbeeld geven door een doordacht personeelsbeleid te voeren. De 1643
gemeentelijke en stedelijke diensten, intercommunales, … worden voorbeeldwerkgevers op het vlak van 1644
diversiteit en kwaliteit van werk. 1645
1646
In het hoofdstuk Sociaal Beleid focussen we op de rol van het OCMW om mensen aan het werk te helpen. Voor 1647
een belangrijke groep mensen liggen de vereisten op de reguliere arbeidsmarkt te hoog. Om hun kwaliteiten 1648
niet verloren te laten gaan, is werk op maat noodzakelijk. De verdere uitbouw van sociale economie en PWA 1649
initiatieven is cruciaal om ook de meest kwetsbare groepen kansen te geven. Dankzij een duurzame job krijgen 1650
zij opnieuw de kans om een volwaardige en zinvolle rol te spelen in onze samenleving. In de uitbouw en 1651
ondersteuning hiervan heeft het lokale bestuur een belangrijke rol te spelen. 1652
1653
Voorstellen 1654
1655
1. Lokaal aan het werk 1656
De grote uitdaging voor veel lokale besturen is om vraag en aanbod op de lokale werkgelegenheidsmarkt beter 1657
op elkaar af te stemmen. VDAB, lokaal bestuur, het middenveld en de bedrijfswereld werken gezamenlijk op 1658
lokaal niveau om de drempels op de arbeidsmarkt weg te werken. 1659
Het detecteren van lokale behoeften. De lokale overheid moet een analyse maken van de 1660
economische pijn- en pluspunten. Door het afbakenen van doelgroepen en opportuniteiten 1661
kan een geïntegreerd beleid worden opgezet. 1662
Tewerkstellingsambtenaar in elke grote gemeente. Om werk te maken van lokale en sociale 1663
tewerkstelling is het belangrijk om hier de nodige aandacht en de middelen te voorzien. Het 1664
tewerkstellingsbeleid koppelen aan andere beleidsdomeinen zoals het Lokaal Sociaal 1665
beleidsplan. 1666
Mobiele werkwinkels. In werkwinkels komen alle werkvragen van werkzoekenden, 1667
werkgevers en werkenden samen. Er is onmiddellijk een gerichte doorverwijzing. We willen 1668
deze werkwinkels naar de wijken brengen. Niet alleen werkt dit drempelverlagend, 1669
werkzoekenden vinden makkelijker een job in hun eigen buurt of wijk. 1670
Lokale banenmarkten. Bedrijven uit de wijk of de nabije omgeving presenteren op de lokale 1671
banenmarkt hun bedrijf, openstaande vacatures, stageplaatsen en opleidingen. Op die 1672
42
manier komt men in contact met de lokale bedrijven en vindt men misschien werk dicht bij 1673
huis. Hierbij is specifiek aandacht voor de jongeren. 1674
Drempels wegwerken. Kansengroepen worden vaak geconfronteerd met drempels om werk 1675
te vinden. Veelal heeft dit te maken met een mismatch tussen de job en het profiel van de 1676
werkzoekenden en praktische obstakels. 1677
De uitbouw van lokale en buurtgericht kinderopvang komt tegemoet aan meerdere 1678
maatschappelijke doelstellingen: tewerkstellingskansen voor werkzoekenden uit 1679
kansengroepen creëren, werkzoekenden ondersteunen bij hun zoektocht naar werk 1680
en kinderopvang toegankelijker maken voor mensen in achtergestelde buurten, 1681
Gebrek aan scholing opvangen op de werkvloer. Via invoegbanen en stageplaatsen 1682
worden laaggeschoolden naar de beschikbare jobs en opleidingen geleid. Iedereen 1683
moet de kans krijgen een beroepsopleiding te volgen. Die is aangepast aan de 1684
mogelijkheden van de laaggeschoolden en concentreert zich op die vaardigheden 1685
waar ze goed in zijn. Hierbij worden Elders Verworven Competenties in rekening 1686
gebracht. Het lokale bestuur doet een gerichte campagne naar bedrijven om 1687
opleidingsplaatsen te creëren. 1688
Mobiliteit. De lokale overheid moet een maximale ontsluiting voorzien van 1689
bedrijventerreinen door het openbaar vervoer. (Zie hoofdstuk Mobilileit) 1690
1691
2. Lokaal bestuur als voorbeeld 1692
De gemeente kan via haar eigen personeelsbeleid kansen scheppen voor moeilijk bemiddelbare 1693
werkzoekenden en het voorbeeld geven op vlak van kwaliteit van werk en diversiteit. 1694
Anti-discriminatiepact. Het lokale bestuur stelt aan de bedrijven een pact voor waarin 1695
bedrijven akkoord gaan met een concreet engagement op het vlak van diversiteit met onder 1696
andere anoniem solliciteren, stageplaatsen en praktijktesten. 1697
Leeftijdsbewust personeelsbeleid. Via uitgroeibanen en het mentorschap kunnen oudere 1698
werknemers jongere collega’s coachen en opleiden. Door deeltijds werk aan te bieden en 1699
extra vakantiedagen kan de arbeidstijd gradueel worden verminderd. 1700
Sociale clausules inschrijven in gemeentelijke overheidsopdrachten. Op die manier zijn 1701
bedrijven die de opdracht binnenhalen, verplicht mensen uit kansengroepen aan te werven. 1702
Het attest “goed gedrag en zeden” wordt niet meer vereist, behalve voor die functies 1703
waarvoor dit relevant is (leiding, contact met geld, opstellen van officiële documenten, 1704
contact met kinderen….) 1705
De lokale overheid kiest ervoor om in de eigen gebouwen volledig of alleszins zo ruim 1706
mogelijk over te gaan tot dagschoonmaak. 1707
1708
3. Sociale Economie 1709
Er zijn heel wat noden op vlak van welzijn, wonen, duurzame ontwikkeling en mobiliteit waar de sociale 1710
economie kan op in spelen. Dat creëert tewerkstellingsmogelijkheden voor kansengroepen. De sociale 1711
economie wil ook het ondernemingschap zélf radicaal anders aanpakken, door duurzaam en coöperatief te 1712
ondernemen. Met een rendement dat veel verder gaat dan financiële winst alleen: de sociale economie zorgt 1713
ook voor maatschappelijke winst. 1714
o Sensibilisering en onderlinge kennismaking. Nieuwe bedrijven uit het reguliere circuit laten 1715
kennismaken met de mogelijkheden van sociale economie. 1716
o Financiële en materiële steun vanwege de lokale overheid. Sociale economie organisaties kunnen 1717
subsidies aanvragen voor projecten die gericht zijn op doorstroming (opleiding, begeleiding, 1718
43
werkervaringsprojecten en brugprojecten) of op tewerkstelling (sociale en beschutte werkplaatsen en 1719
initiatieven lokale diensteneconomie). 1720
o PWA moet een plek krijgen in het lokale tewerkstellingsbeleid, specifiek gericht op werkzoekenden die 1721
slechts enkele uren per week kunnen werken en met de focus op taken in de gemeente van beperkte 1722
omvang (bv. middagpauze op scholen, etc.) 1723
o Er moet geïnvesteerd worden in buurt- en nabijheidsdiensten, in het bijzonder in 1724
buurtontwikkelingsdiensten. Buurtontwikkelingsdiensten zijn een uitgelezen instrument voor mensen 1725
in armoede om de arbeidsmarkt op een zinvolle en haalbare manier te betreden. 1726
o Maak inwoners klanten van sociale economie. Elk bedrijf heeft klanten nodig. Door extra reclame te 1727
maken voor hun goederen en diensten, kan de gemeente haar inwoners aanzetten om ook klant te 1728
worden. En hoe beter het product of de dienst aansluit bij de lokale behoeften, hoe sterker de 1729
economische en de sociale dynamiek. 1730
44
Sociaal beleid 1731
In een context van besparingen in de sociale zekerheid, van een dramatische toename van de 1732
schuldenproblematiek en de energiearmoede en van een significante bevolkingsgroei in veel steden en 1733
gemeenten, is een sterk lokaal sociaal beleid een must. Dat vereist sterke spelers, krachtige instrumenten en 1734
een navenant budget in de gemeentebegroting. De toelages van hogere niveaus aan de OCMW’s zijn echter 1735
structureel onvoldoende, zeker ook in de grootstedelijke context. Maar ook de toelages die de OCMW’s krijgen 1736
vanuit de gemeente zijn gedaald in plaats van gestegen. 1737
Groen pleit voor een breed lokaal sociaal beleid met een toegankelijke dienstverlening. Dit komt niet alleen tot 1738
uiting in een leefbaar inkomen, maar ook in betaalbare huisvesting (zie Hoofdstuk Wonen), een goede 1739
gezondheid (Zie Hoofdstuk Gezondheidsbeleid), degelijk onderwijs en kinderopvang (zie Hoofdstuk Onderwijs 1740
en kinderopvang), een ouderenbeleid (Zie Hoofdstuk Ouderenbeleid), een kwaliteitsvolle vrije tijd (Zie 1741
Hoofdstukken Vrijetijdsbeleid, Cultuurbeleid en Sport), werk- en welzijnstrajecten op maat, het wegwerken van 1742
schulden en energiearmoede en een uitgebreid zorgaanbod. 1743
Volgens Groen kan enkel een voldoende autonoom OCMW het sociale karakter van het lokale sociale beleid 1744
vrijwaren. Tegelijk is een praktische samenwerking en coördinatie met de gemeente/stad belangrijk. Het 1745
OCMW blijft zoveel mogelijk zelf diensten en voorzieningen aanbieden. Denk hierbij aan het OCMW-1746
ziekenhuis, het OCMW-rusthuis, het lokale dienstencentrum, enzovoort. Sommige private overnemers in de 1747
commerciële sector zijn namelijk vooral geïnteresseerd in de meest rendabele activiteiten en romen de 1748
sterkste klanten af van het OCMW. De meest kwetsbaren blijven echter in de kou staan en moeten uiteindelijk 1749
toch terug aankloppen bij het OCMW. Met private ondernemers in de non-profit sector kan het OCMW wel 1750
vormen van samenwerking ontwikkelen. Groen wil ook dat het OCMW een duidelijke regierol opneemt in het 1751
zorglandschap door te werken op buurtniveau en met als doel de versnippering van de zorg tegen te gaan. 1752
Bovendien gelooft Groen sterk in de strategische positie van het OCMW in het ruimere activeringsverhaal. Van 1753
alle betrokkenen staat het OCMW het dichtste bij de burger en bundelt het de meeste ervaring op het raakvlak 1754
van welzijn en werk. 1755
Hoe moet het OCMW dan te werk gaan? Volgens Groen moet het zich ten volle achter zijn wettelijke opdracht 1756
scharen: het garanderen van een menswaardig bestaan voor elk individu. Het OCMW-personeel vertrekt 1757
daarom niet vanuit een controlerende visie op hulpverlening, maar stimuleert de zelfredzaamheid van mensen, 1758
op een ondersteunende manier en in dialoog. Integratie op de arbeidsmarkt voor veel mensen een belangrijk 1759
streefdoel, omdat het zowel financieel als op vlak van zelfontplooiing een vooruitgang kan zijn. Maar als we 1760
willen dat de samenleving terug meer de verantwoordelijkheid voor de zorg opneemt (in het kader van de 1761
zogenaamde vermaatschappelijking van de zorg), is het nodig om soepeler om te springen met de 1762
werkbereidheidseisen ten opzichte van informele zorgers. Een bredere visie op activering is gewenst, waarbij 1763
het kan leiden tot een betaalde baan, een vrijwilligersbaan of een betekenisvolle deelname als bijvoorbeeld 1764
oppas voor de kleinkinderen… 1765
De gestegen externe immigratie stelt met name de steden voor belangrijke uitdagingen. Armoede is steeds 1766
vaker gekleurde armoede, zeker in grootstedelijke context. De OCMW’s in (groot)steden moeten hun 1767
dienstverlening afstemmen op deze realiteit en moeten daarvoor ook een groter budget krijgen. Maar ook de 1768
gemeenten in de rand en het platteland, bijvoorbeeld in de grenszone tussen de gewesten Vlaanderen en 1769
Brussel, nemen proactief hun verantwoordelijkheid op in de opvang van nieuwkomers. 1770
45
Voorstellen 1771
1772
1. Onvoorwaardelijke garantie op een menswaardig bestaan 1773
Het OCMW neemt alle maatregelen binnen zijn bevoegdheid om voor elk individu een menswaardig leven 1774
mogelijk te maken. Dit kan via voldoende hoge uitkeringen, via een hulpverlening die de zelfredzaamheid 1775
stimuleert en via werk- en welzijnstrajecten op maat van de hulpvrager. 1776
… via voldoende hoge uitkeringen 1777
Veel uitkeringen liggen onder de armoedegrens. Dit kan niet voor Groen. Daarom is het belangrijk dat de 1778
federale overheid de bedragen voor minimumuitkeringen optilt boven de armoedegrens. De OCMW’s 1779
blijven daarom druk uitoefenen op de federale overheid en gebruiken actief hun signaalfunctie. In 1780
afwachting pleiten we voor een voldoende hoge aanvullende steun bovenop het leefloon, de 1781
Inkomensgarantie voor Ouderen, het pensioen of de werkloosheidsuitkering. Concreet gaat het om huur- 1782
en verwarmingstoelages, bijpassingen voor medische kosten, schoolkosten of eenmalige duurzame 1783
uitgaven. Het OCMW kan streven naar aanvullingen tot op het niveau van de budgetstandaard, dit is het 1784
wetenschappelijk berekende bedrag dat een gezin nodig heeft om op een minimaal aanvaardbare manier 1785
te kunnen participeren aan de samenleving. Voor meer info zie hier. 1786
… via hulpverlening die zelfredzaamheid stimuleert 1787
Het OCMW stimuleert de zelfredzaamheid. Het verduidelijkt de keuzemogelijkheden van de cliënt en de 1788
grenzen die beide partijen moeten respecteren; het bouwt een vertrouwensrelatie uit met de cliënt en legt 1789
de nadruk op dialoog. Het sanctioneert bij fraude of misbruik. 1790
Het OCMW investeert in de opleiding van de professional en streeft naar een werkbare belasting van het 1791
personeel. 1792
Het OCMW maakt werk van automatische rechtentoekenning bij de cliënten en hun kinderen. Het gaat 1793
daarbij over de toekenning van het leefloon en aanvullende steun, maar ook over kortingssystemen die 1794
lokaal worden opgezet. Daarbij is het belangrijk dat de maatschappelijk assistenten en straathoekwerkers 1795
zelf de wijken intrekken en op zoek gaan naar mensen in kwetsbare situaties. Al te vaak wachten de sociale 1796
diensten af tot mensen naar hen komen, maar voor velen is die drempel te hoog. Armoede is nog steeds 1797
vaak verborgen. 1798
Het OCMW activeert maximaal het eigen sociale netwerk van zijn cliënten. Onderzoek toont namelijk aan 1799
dat dit veel belangrijker is voor een positief resultaat dan de persoonlijke motivatie van de cliënt of dan de 1800
gehanteerde hulpverleningsmethodiek. Dit kan bijvoorbeeld door middel van Eigen Kracht Conferenties, 1801
waarbij het informele netwerk van de hulpvrager een plan met concrete afspraken uitwerkt. Een ander 1802
voorbeeld zijn de sociale kruideniers. 1803
…via werk- en welzijnstrajecten op maat 1804
Omwille van de strategische positie op het raakvlak van welzijn en werk, neemt het OCMW voor de eigen 1805
cliënten een regierol op binnen het nieuwe beleidskader W² van de Vlaamse Regering (zie de op 1 juli 2011 1806
goedgekeurde nota ‘Van arbeidszorg naar een nieuw geïntegreerd beleidskader’ of HIVA). In Brussel bouwt 1807
het OCMW de huidige samenwerking met Actiris verder uit en ijvert het bij de bevoegde 1808
gemeenschapsoverheden voor een Brussels W²-kader. 1809
Het OCMW ontwikkelt een integraal begeleidingstraject op maat voor zijn cliënten. Het zet in op alle 1810
relevante levensdomeinen en niet enkel op werk. Daarbij houdt het rekening met de zorgtaken die mensen 1811
opnemen en waardeert het vrijwilligerswerk. 1812
46
Activering door het OCMW berust op een brede mix van maatregelen en garandeert zo maatwerk. Het 1813
OCMW zet actief het artikel 60 in om leefloners toe te leiden naar werk. Het maakt gebruik van 1814
voortrajecten voor personen die nog niet aan een dergelijk traject toe zijn en voorziet nazorg voor 1815
personen die de overgang maken naar de reguliere arbeidsmarkt. Deze nazorg gebeurt momenteel te veel 1816
pro forma en verloopt daardoor niet goed. Een goede samenwerking met de Werkwinkel of VDAB zijn 1817
hierbij cruciaal. Het belangrijkste doel van activering via artikel 60 moet tewerkstelling zijn en is niet in de 1818
eerste plaats toegang tot de werkloosheidsverzekering. De stad of gemeente vervult hier zelf een 1819
voorbeeldfunctie door in het personeelsbestand een aantal vaste contracten te voorzien voor personen 1820
afkomstig uit een dergelijk traject (zie ook volgende punt). 1821
De gemeente biedt een voldoende groot aantal sociale werkplaatsen aan. Deze werkplaatsen kunnen 1822
voortvloeien uit beleid dat een groene economie stimuleert, uit de lokale diensteneconomie en de 1823
groeiende nood aan kinderopvang en ouderenzorg, uit een groen mobiliteitsbeleid of een beleid gericht 1824
verkeershandhaving, enzovoort. Voor meer informatie zie het Hoofdstuk Werk. 1825
Het OCMW verleent eerstelijnsrechtsbijstand voor de meest kwetsbare groepen, ofwel rechtstreeks, ofwel 1826
onrechtstreeks via de Commissies voor Juridische Bijstand. Het geeft waar mogelijk gratis juridisch advies 1827
voor eenvoudige vragen aan iedereen die erom verzoekt. Het verwijst door naar de (pro-deo) advocatuur 1828
(Bureau Juridische Bijstand) en justitiehuizen en is ook actief in de Arrondissementele Commissies voor 1829
Juridische Bijstand. 1830
1831
2. Schulden en energiearmoede wegwerken 1832
Groen wil dat OCMW’s maximaal inzetten op het wegwerken van wachtlijsten voor schuldbemiddeling en 1833
voor budgetbeheer. Het personeel dat hier rond werkt, wordt maximaal versterkt. Het OCMW kan ook 1834
doorverwijzen naar externe partners zoals CAWs en de advocatuur, maar maakt goede afspraken met het 1835
oog op een kwalitatieve begeleiding. Het OCMW blijft het gebrek aan middelen voor deze problematiek 1836
aankaarten bij hogere overheden. 1837
Groen wil dat klanten van sociale leveranciers recht hebben op de laagste prijzen, wat nu nog vaak niet het 1838
geval is. Het OCMW tekent daarom samen met de klanten van sociale leveranciers verzet aan tegen de te 1839
hoge prijzen die hen worden aangerekend. 1840
De Lokale Adviescommissie (LAC) volgt een leidraad met het oog op een goede werking. 1841
Het OCMW zet maximaal de middelen in die het kan recupereren van het federale Energiefonds en het 1842
Sociaal Verwarmingsfonds. Met deze middelen bouwt het OCMW een dienst voor schuldbemiddeling en 1843
budgetbegeleiding uit, zuivert ze achterstallige rekeningen aan en neemt ze maatregelen voor een 1844
preventief sociaal energiebeleid. 1845
Budgetmeters van aardgas zijn onverantwoord zolang er geen garantie is op een minimumregeling voor 1846
aardgas. Groen wil niet dat mensen de winter in de kou moeten doorbrengen. Daarom wil Groen dat elk 1847
OCMW de minimumregeling voor aardgas aanbiedt bij de klanten; dit is nu immers niet verplicht. Het 1848
OCMW streeft ook naar een betere bekendmaking bij niet-klanten, bijvoorbeeld op basis van de lijsten van 1849
gedropte klanten van de netbeheerder. Het OCMW vordert de kosten voor de minimumregeling zoveel 1850
mogelijk terug bij de netbeheerders (kan voor 70%). 1851
De gemeente en/of het OCMW begeleiden (samen met de LAC’s) actief gezinnen om hun energiefactuur te 1852
doen dalen. Dat kan door gratis energie-audits, isolatie voor lage inkomensgezinnen en door de leasing van 1853
energiezuinige toestellen als alternatief voor dure energieslokoppen als elektrische verwarmingstoestellen. 1854
Personen met een laag inkomen kunnen een beroep doen op derdebetalersfinanciering voor 1855
energiebesparende investeringen in hun woning (zie Hoofdstuk Energie). 1856
Sociale huisvestingsmaatschappijen en OCMW’s kunnen via groepsaankopen goedkopere tarieven 1857
onderhandelen bij energieleveranciers. Deze systemen worden gepromoot en laagdrempelig gemaakt. 1858
1859
47
3. Het OCMW als waarborg voor een sterk sociaal beleid 1860
Nu het aparte lokaal sociaal beleidsplan verdwijnt, bewaakt het OCMW de uitwerking van een sterk luik 1861
sociaal beleid binnen de meerjarenplanning. Dit luik vertrekt van een goed onderbouwde analyse op basis 1862
van een gemeentelijke sociale kaart, een armoedebarometer en een analyse van de zorgnoden. Het plan 1863
vermeldt concrete doelstellingen, onder meer voor armoedebestrijding, en verbindt daar budgetten aan. 1864
Het legt afspraken voor samenwerking tussen gemeente, OCMW en externe partners vast. 1865
Het OCMW betrekt een brede waaier aan partners, zowel bij de probleemdefiniëring als bij de realisatie 1866
van zijn doelstellingen: middenveld, vrijwilligersorganisaties, scholen, verenigingen waar armen het woord 1867
nemen, zorgdiensten, verantwoordelijken binnen de eerste lijn. Het betrekt ervaringsdeskundigen in de 1868
besluitvorming, bijvoorbeeld ervaringsdeskundigen in de armoede of de migratie. 1869
1870
4. Investeren in nieuwkomers in de eigen gemeente 1871
Het is onaanvaardbaar dat sommige gemeenten asielzoekers en andere nieuwkomers systematisch doorsturen 1872
of hen bij gebrek aan betaalbare huisvesting dwingen te verhuizen. Groen wil dat iedere gemeente een Lokaal 1873
OpvangInitiatief of LOI beheert, nog vóór de federale wetgeving dit verplicht maakt. Waar al een LOI is, bekijkt 1874
de gemeente of via extra woningen enkele gezinnen meer onderdak kunnen krijgen. Voor asielzoekers zonder 1875
opvangplaats organiseert het OCMW de wettelijk voorziene steun en financiële hulp. 1876
Groen vraagt voldoende aandacht voor interculturele bemiddeling in het OCMW. Dit kan door te investeren in 1877
de knowhow van de hulpverleners en door te streven naar een OCMW-personeelsbestand dat een afspiegeling 1878
is van de plaatselijke bevolking. 1879
Veel nieuwkomers hebben baat bij een inburgeringstraject, op voorwaarde dat dit snel wordt opgestart. Het 1880
OCMW verwijst nieuwkomers snel en gepast door naar externe partners zoals onthaalbureaus. Daarbij maken 1881
OCMW en onthaalbureaus duidelijke afspraken in het kader van de afspraken die op Vlaams niveau zijn 1882
gemaakt tussen OCMW’s en onthaalbureaus. Het OCMW stemt de eigen werk- en welzijnstrajecten af op deze 1883
inburgeringstrajecten. 1884
1885
5. OCMW als toegangspoort en regisseur van de lokale zorg 1886
Het zorgaanbod is sterk versnipperd. Dit bedreigt zorg op maat. Voor het OCMW is daarom een belangrijke rol 1887
weggelegd als toegangspoort tot en regisseur van de zorg. Het OCMW blijft ook als aanbieder actief in de 1888
zorgsector. 1889
Het OCMW vertrekt van een goed onderbouwde analyse van de zorgbehoeften en het zorgaanbod op 1890
wijkbasis. Dit resulteert in een helder overzicht in een brochure of op de website op maat van zorgvragers of 1891
informele zorgers. 1892
Het OCMW brengt de zorgaanbieders samen in een buurtgebonden overlegplatform. Het bouwt zo bruggen 1893
tussen ambulante en residentiële voorzieningen, tussen medische en niet-medische zorgaanbieders, tussen 1894
mantelzorg en professionele zorg. Het brengt hiaten per buurt in kaart en stemt het eigen zorgaanbod daar 1895
zoveel mogelijk op af. Momenteel bestaat er bijvoorbeeld een grote nood aan zorg op maat voor jonge 1896
dementerenden. 1897
Groen pleit voor een aanpak van de zorg op buurtniveau is (zie ook het idee van een woonzorgzone in het 1898
Hoofdstuk Wonen). De succesvolle ‘netwerken voor zorg’ moeten navolging krijgen. Gemeenten en OCMW’s 1899
werken daarin aan het verstevigen van het sociale weefsel in de dorpen of kleine steden. Sleutelfiguren, 1900
vrijwilligers en verenigingen die actief zijn in het dorp worden betrokken en kunnen zorgbehoeften opsporen 1901
48
en aanpakken. Het OCMW investeert ook in een lokaal dienstencentrum in de buurt dat ontmoetingen tussen 1902
de bewoners stimuleert. Ze kunnen er terecht voor middagmaal, verzorging, ontspanning, maar ook voor 1903
administratieve hulp. Het OCMW biedt ook eigen diensten aan onder de vorm van thuiszorg, gezinszorg, een 1904
minder mobielen centrale, warme maaltijden, een boodschappendienst, schoonmaakhulp, en karweihulp. 1905
Mantelzorgers tijdelijk ontlasten kan via de organisatie van oppasdiensten en van centra voor kortverblijf of 1906
gastgezinnen. Zie ook het Hoofdstuk Ouderen voor concrete voorstellen rond senioren. 1907
Lokale actie tegen kinderarmoede 1908
1909
Een armoedebeleid spitst zich vaak toe op bestrijding van financiële armoede en tewerkstelling van ouders. 1910
Belangrijk, want kinderen kan je niet loskoppelen van de context waarin ze opgroeien. Net omwille van die 1911
afhankelijke situatie van kinderen, verdienen ze aandacht als aparte doelgroep. Zeker op lokaal niveau kan een 1912
actieplan tegen kinderarmoede een hefboom zijn en de rechten van kinderen en jongeren versterken. 1913
Kinderen en jongeren beleven armoede en de effecten ervan op een eigen manier. Armoede treft hen op 1914
verschillende levensdomeinen en schendt verschillende rechten. Een actieplan kinderarmoede kan niet 1915
ontstaan zonder dat kinderen en jongeren zelf, experts over hun leven en leefwereld, dit actieplan mee 1916
vormgeven. Ook verenigingen die met maatschappelijke kwetsbare kinderen en jongeren werken hebben een 1917
belangrijke functie. 1918
Een kinderarmoedebeleid mag ouders niet buitenspel zetten of hen een schuldgevoel bezorgen. 1919
Opvoedingsondersteuning in de gemeente moet een netwerk vormen met OCMW, CAW, Kind & Gezin, 1920
onderwijs, initiatieven kinderopvang, sociaal-culturele verenigingen. Gezinnen moeten er op vrijwillige en 1921
informele basis terecht kunnen bij andere ouders en professionelen met vragen over opvoeding. Ook bij 1922
opvoedingsondersteuning zijn kinderen en jongeren actieve partner. 1923
49
Gezondheid 1924
Voor Groen is het gezondheidsbeleid in de eerste plaats een geïntegreerd beleid. Dat betekent dat de 1925
gemeente ook via andere bevoegdheden zoals milieu, ruimte, wonen, werken, ouderenbeleid en -zorg, 1926
jeugdbeleid, kinderopvang, mobiliteit, sport, cultuur, flankerend onderwijs- en veiligheidsbeleid de gezondheid 1927
van haar inwoners versterkt. In het meerjarenplan komt een stevig hoofdstuk gezondheid dat concrete 1928
doelstellingen en acties bundelt. 1929
Preventie is de beste remedie. Het drukt niet alleen de kosten voor onze gezondheidszorg, maar zorgt er vooral 1930
voor dat minder mensen ziek worden. Groen pleit voor minder campagnes en meer structurele maatregelen. 1931
De voorbije jaren hebben alle overheden veel middelen ingezet om campagnes te financieren. Die campagnes 1932
moeten mensen aanzetten om minder te roken, gezonder te eten, meer te bewegen… niet altijd met evenveel 1933
succes en meestal bereiken ze de meest kansarmen niet. Preventief werken aan gezondheid betekent op een 1934
gezonde manier werken, samenleven, wonen, verplaatsen; maar ook vervuiling binnen- en buitenhuis 1935
aanpakken, (h)eerlijk voedsel uit een duurzaam gezonde landbouw en armoede wegwerken. 1936
Voor Groen is het recht op een goede en toegankelijke gezondheidszorg voor iedereen essentieel. Dit recht 1937
staat op dit moment zwaar onder druk. De toegankelijkheid komt in het gedrang door een tekort aan 1938
eerstelijnswerkers in het algemeen en huisartsen in het bijzonder. Daarom trekt Groen volop de kaart van de 1939
eerste lijn. De gemeente speelt een belangrijke rol in de uitbouw van een lokaal sterke eerstelijnszorg, inclusief 1940
de geestelijke gezondheidszorg. De gemeente coördineert een efficiënt gezondheidsoverleg op lokaal niveau. 1941
Door te zorgen voor geschikte randvoorwaarden, stimuleert de gemeente de uitoefening van het 1942
huisartsenberoep en de samenwerking van de partners op de eerste lijn. 1943
Groen wil de toegankelijkheid van de gezondheidszorg versterken, maar op het juiste niveau. Het kan niet dat 1944
mensen afzien van medische zorgen omdat ze niet kunnen betalen, zich niet kunnen verplaatsen, of hun weg 1945
niet vinden in de gezondheidszorgmolen. Toegankelijkheid betekent echter niet dat de patiënten met elk 1946
probleem op om het even welk niveau laten aankloppen. Groen wil de eerste lijn versterken en zichtbaar 1947
maken in elke wijk zodat er een duidelijke toegangspoort tot de gezondheidszorg is voor alle inwoners van de 1948
wijk. De gemeente sensibiliseert de patiënt en ondersteunt de huisarts maximaal in deze rol. Zo vermijdt ze 1949
overbelaste spoeddiensten en overbodige technische prestaties. Recht op gezondheidszorg is er voor iedereen, 1950
ook voor mensen zonder papieren. 1951
Voorstellen 1952
1953
Preventie: minder campagnes en meer structurele maatregelen 1954
Gezondheid begint met een gezonde levenswijze en een gezonde leefomgeving. Door structureel in te grijpen 1955
op de leefomgeving, is de impact op gezondheid vaak veel hoger dan via campagnes. Enkele voorbeelden: 1956
Campagnes zoals tutti frutti (één keer per week samen een appel eten) hebben niet geleid tot minder 1957
kinderen met overgewicht. Bovendien gaan ze voorbij aan die scholen waar de grootste concentraties van 1958
kansarme kinderen school lopen. Diezelfde kansarme kinderen zijn trouwens ook niet in de sportclub. 1959
Gezonde maaltijden in de kleuter- en lagere school of minstens soep bij de maaltijd is zinvoller dan aparte 1960
campagnes. Gezonde voeding is belangrijk op een moment dat steeds meer kinderen opgroeien in 1961
armoede. Frisdrank- en snoepautomaten op school vervangen we door fruit en gratis water. Groen gelooft 1962
ook in de voorbeeldfunctie van de gemeente: start met de gemeentescholen. 1963
50
Kinderen verplaatsen en bewegen de helft minder dan 25 jaar geleden. Straten zijn immers te gevaarlijk en 1964
dus kiezen ouders voor de wagen. Ingrijpen op de mobiliteit (zie Hoofdstuk Mobiliteit) zorgt voor meer 1965
beweging en zo ook voor een betere gezondheid. 1966
Als kinderen met 30 in een veel te kleine klas zitten en wegens een te krappe refter in diezelfde klas ook ’s 1967
middags hun boterhammen moeten opeten, dreigt het effect van initiatieven als ‘Air@school’, een 1968
campagne voor een gezonde binnenlucht in onze klassen, teloor te gaan. Zie het Hoofdstuk Onderwijs en 1969
Kinderopvang voor concrete voorstellen. 1970
De gezondheid van inwoners willen we centraal plaatsen bij elke beslissing die de gemeente neemt. Dit geldt 1971
bij uitstek voor beslissingen over mobiliteit (parkings, bredere ringwegen,…) die extra fijn stof, onveiligheid,… 1972
veroorzaken. 1973
Voor Groen hanteert de gemeente het voorzorgsprincipe ten aanzien van nog niet bewezen 1974
gezondheidsschade zoals bijvoorbeeld de straling, van gsm- masten en hoogspanningskabels. Deze horen niet 1975
in dichtbewoonde zones of in de buurt van kinderopvang of scholen en voldoen aan de EU-normen of de 1976
goedgekeurde Vlaamse resolutie over gsm-straling. 1977
1978
De gemeente bepaalt elke legislatuur in samenspraak met de gezondheids- en welzijnswerkers van de eerste 1979
lijn en de bewoners van een bepaalde wijk welke gezondheidsdoelstellingen het meest prioritair zijn. Ook 1980
eerstelijnswerkers uit de geestelijke gezondheidszorg worden hierbij betrokken. Ze werken deze uit op 1981
wijkniveau en aangepast aan de doelgroep (kansarmen, allochtonen, alleenstaande en jonge moeders, 1982
jongeren, senioren…). Deze voorstellen worden opgenomen in het gemeentelijk beleidsplan en worden 1983
besproken en goedgekeurd in de gemeenteraad. 1984
1985
Ook het stimuleren van gezonde voeding en initiatieven als Donderdag Veggiedag past in dit plaatje: zie 1986
hoofdstuk Natuur & Milieu. 1987
1988
Naast de zorg voor een gezonde levenswijze en een gezonde leefomgeving is er ook de zogenaamde 1989
secundaire preventie: die focust niet op het voorkomen van ziektes maar wil via vroege opsporing erger 1990
voorkomen. Vlaanderen organiseert en financiert onderzoeken om borstkanker, darmkanker… sneller op te 1991
sporen. Ook hier zien we een ongelijke toegang voor kansarme bewoners die vel minder gebruik maken van 1992
deze gratis onderzoeken. De gemeente kan samen met het LOGO (Lokaal GezondheidsOverleg) initiatieven 1993
nemen om er voor te zorgen dat alle inwoners gebruik maken van dit gratis aanbod. 1994
1995
Inzetten op een goede organisatie van de eerste lijn en toegankelijkheid 1996
1997
Ook al heeft de lokale overheid niet de formele taak om de regierol op te nemen, toch is de lokale overheid het 1998
best geplaatst om per wijk of deelgemeente de eerstelijnswerkers aan tafel te brengen. Zo kunnen ze samen op 1999
zoek naar de beste manier om de eerste lijn te organiseren en ervoor te zorgen dat er een toegankelijke 2000
gezondheidszorg is voor alle inwoners in de betrokken wijk of deelgemeente. Voor Groen is het essentieel dat 2001
ook de bewoners/patiënten een stem krijgen in dit overleg. Dit kan leiden tot de oprichting van een 2002
wijkgezondheidscentrum of een eerste lijn netwerk… Hierbij is ook aandacht voor het geestelijke 2003
gezondheidswerk belangrijk. De lokale overheid kan eventueel infrastructuur ter beschikking stellen, en 2004
structurele tekorten doorgeven aan de hogere overheid (bijvoorbeeld onvoldoende huisartsen in de buurt om 2005
voor elke inwoner een Globaal Medisch Dossier te openen). 2006
2007
Er is echter niet één model om de eerste lijnzorg van de toekomst te organiseren, dit vraagt maatwerk. De 2008
noden in een plattelandsgemeente met grote afstanden tussen de verschillende zorgverstrekkers zijn anders 2009
dan de organisatie van de eerste lijn in een dichtbevolkte multiculturele stadswijk. Door de afstanden kunnen 2010
51
de prijzen voor initiatieven zoals de Minder Mobielen Centrale op het platteland sterk oplopen; de gemeente 2011
kan hier aandacht voor hebben door meer lokale antennes te stimuleren. 2012
2013
De vraag naar gezondheidszorg zal met de vergrijzing vergroten maar ook veranderen. Ouderen hebben 2014
immers vaker nood aan gezondheidszorgen maar deze zorgen zijn repetitief en beter te plannen omdat het 2015
vaker over chronische aandoeningen gaat. Niet alle zorgen hoeven door een huisarts te worden verstrekt, ook 2016
verpleegkundigen, psychologen, kinesisten…kunnen ingeschakeld worden. Ook hierover kunnen afspraken 2017
gemaakt worden in het wijkoverleg. 2018
2019
De gemeente stimuleert ook waar het kan (bijvoorbeeld voor OCMW cliënten) patiënten om een vaste huisarts 2020
te kiezen en te kiezen voor een Globaal Medisch Dossier. Ze informeert de bevolking via een heldere brochure, 2021
het lokale infoblad en de lokale website over de voordelen van dit systeem. 2022
2023
De gemeente neemt de nodige initiatieven om in samenwerking met de huisartsenkringen en alle relevante 2024
actoren huisartsenwachtdiensten te voorzien. Dit verhoogt niet alleen de toegankelijkheid van de 2025
gezondheidszorg, verlicht de belasting van de individuele huisarts maar voorkomt ook dat mensen te snel naar 2026
de spoeddiensten gaan. Toch blijft het OCMW de toegankelijkheid van de openbare ziekenhuizen voor 2027
iedereen bewaken. De gemeente afficheert duidelijk de noodnummers en het centrale nummer voor de 2028
wachtdienst op verschillende plaatsen: in het infoblad, aan het gemeentehuis, in de streekkrant, op de website. 2029
De OCMW’s maken afspraken met huisartsen en ziekenhuizen zodat ook mensen zonder papieren hun recht op 2030
dringende medische hulp kunnen laten gelden. Dit kan via een medische conventie of betalingsverbintenis 2031
waarin het OCMW garant staat voor de betaling van de medische kosten. Zoals wettelijk voorzien, vallen de 2032
kosten voor deze medische zorgen ten laste van de OCMW’s. 2033
52
Bestuur, democratie en participatie 2034
De klassieke representatieve democratie staat onder druk, internationaal, nationaal maar ook lokaal. Maar ook 2035
vormen van inspraakdemocratie die sinds de jaren ’70 en ’80 het licht zagen, stoten vandaag meer en meer op 2036
hun grenzen. Adviesraden zijn soms uitgeleefd en trekken nog weinig volk. Hoorzittingen of 2037
inspraakvergaderingen worden door veel besturen gebruikt om hun beleid te verkopen en niet om naar 2038
mensen te luisteren. Maar de nood aan participatie van onderuit wordt er niet minder om. Burgers roeren zich, 2039
van buurtniveau tot op het internationale forum. Zo is de besluitvorming rond grote infrastructuurprojecten in 2040
Vlaanderen volgens sommigen één lange lijdensweg geworden. Rond elk klein of groot project schieten 2041
actiecomités als paddenstoelen uit de grond. Ze putten alle procedures uit, wat leidt tot eindeloze 2042
vertragingen. En tot ergernis bij bestuurders, die officieel belijden hoe belangrijk ze inspraak wel vinden, maar 2043
tussendoor steeds meer en ongegeneerd hun gal spuien op de bemoeizieke burgers en actievoerders. 2044
Voor Groen is de opstoot van burgerinitiatieven net een ongelooflijke kans: de mondige burger schreeuwt om 2045
meer betrokkenheid en verantwoordelijkheid. Vlamingen en Brusselaars kiezen voor het model van actief 2046
burgerschap. Kijk naar het succes van referenda, de soms overweldigende opkomst bij hoorzittingen, het 2047
succes van de G1000,… 2048
Wij zien dit als een grote opportuniteit en zeker niet als een bedreiging. Burgers willen mee denken rond het 2049
beleid, willen mee besturen. Progressieve politici deinzen op zo’n moment niet bang achteruit, maar grijpen die 2050
kans met beide handen;ze willen de inzichten en energie van burgers maximaal verzilveren. Wij hebben 2051
vertrouwen in hun oordeelsvermogen en hun zin voor initiatief. Groen wil daarom op twee sporen werken: 2052
enerzijds de klassieke representatieve democratie versterken en de gemeenteraad de rol geven die hem 2053
toekomt, anderzijds de representatieve democratie aanvullen en vernieuwen met een brede set aan 2054
participatie-instrumenten. Dat leidt niet enkel tot een groter draagvlak, maar ook en vooral tot betere 2055
beslissingen. Participatie is geen alibi om beslissingen door te duwen, maar een manier om het beleid echt te 2056
verrijken. Een participatiebeleid neemt burgers ernstig, en behandelt hen niet louter als klant van de overheid, 2057
maar spreekt hen aan als actieve burgers, die in dialoog perfect in staat zijn om hun eigenbelang te overstijgen. 2058
Een participatiebeleid vertrekt daarbij van de kracht van het burgerinitiatief en het autonome middenveld. Een 2059
bruisend middenveld dat kritisch en onafhankelijk mag en durft zijn, is geen bedreiging, maar net een 2060
noodzaak. 2061
Aanvullend op de voorstellen in dit hoofdstuk, vind je in andere hoofdstukken nog een aantal specifieke 2062
voorstellen rond de participatie rond specifieke thema’s of doelgroepen (zie Samenleven, Jeugd en Ouderen). 2063
2064
Voorstellen 2065
2066
Lokale communicatie en dienstverlening 2067
Groen pleit voor een eigentijdse en objectieve lokale communicatie en een moderne dienstverlening, als 2068
basisvoorwaarde om actief burgerschap mogelijk te maken: 2069
* De basisvoorwaarde voor meer lokale democratie is absolute openheid en transparantie. Internet en de 2070
sociale media maken een nieuw soort democratie 2.0 mogelijk. Via een goede digitale omgeving krijgt de 2071
burger vlot, onmiddellijk, gratis en zoveel mogelijk rechtstreeks online toegang tot alle bestuursdocumenten, 2072
ook tussentijdse studies (niet enkel uit gemeenteraad, maar ook OCMW’s, gemeentebedrijven, 2073
intercommunales,…). De overheidsinformatie wordt zo gebruiksvriendelijk mogelijk ontsloten, zodat de burger 2074
53
vlot zijn weg vindt naar alle relevante informatie. De oude discussie over passieve of actieve openbaarheid is in 2075
die zin voorbijgestreefd. 2076
* ICT is alom vertegenwoordigd in een gemeente/stad. Elke stad zou moeten streven naar een degelijk ICT-2077
beleid met nadruk op onderhoud, open-source en het verkleinen van de kloof tussen burger/bestuur. 2078
*Objectieve informatie vanuit de gemeente, waarbij bijvoorbeeld verschillende stemmen (uit meerderheid en 2079
oppositie) in het gemeentelijk informatieblad aan bod kunnen komen rond controversiële dossiers. Het 2080
informatieblad is geen “reclameblad” voor het college van burgemeester en schepenen. 2081
*Groen wil dat burgers met hun vragen zoveel mogelijk bij één loket terechtkunnen, waar ze rechtstreeks 2082
bediend worden of onmiddellijk naar het juiste contact doorverwezen worden. Zeker in grotere gemeenten, 2083
willen we ook een eerstelijnsdienstverlening op niveau van wijk of deelgemeente. De gemeente zet in op 2084
administratieve vereenvoudiging, met eenvoudige procedures en formules. Daarbij benut de gemeente 2085
maximaal de mogelijkheden van E-government, zodat burgers niet voor elke aanvraag naar het gemeentehuis 2086
moeten, maar blijven de diensten een klantvriendelijk onthaal verzekeren voor wie niet zo vlot met nieuwe 2087
media overweg kan. 2088
* Burgers hebben recht op een snel, correct en begrijpelijk antwoord op vragen. Ook als het niet verplicht is, 2089
antwoordt de gemeente altijd op bezwaarschriften. Burgers krijgen praktische ondersteuning bij het indienen 2090
van een klacht of bezwaarschrift: informatie over vormvereisten, procedures en termijnen, vlotte 2091
beschikbaarheid van achtergronddocumenten (b.v. ruimtelijk structuurplan,…). 2092
* Een efficiënte klachtenbehandeling is een schat van informatie voor de gemeente en kan veel frustraties 2093
oplossen. Elke gemeente zorgt ook voor een vlot toegankelijke, onafhankelijk werkende ombudsdienst, in eigen 2094
beheer of in samenwerking met OCMW, andere gemeenten of de Vlaamse ombudsdienst. 2095
* De lokale ambtenaar speelt een sleutelrol. Groen wil het lokale personeel ten volle waarderen door het actief 2096
te betrekken, op zijn competenties aan te spreken, voldoende scholings- en opleidingsmogelijkheden te geven 2097
en spreekrecht en meldingsplicht te voorzien. Een gedragen deontologische code die geen dode letter blijft, 2098
vormt de basis van een lokaal integriteitsbeleid. 2099
2100
De gemeenteraad, hart van de lokale democratie 2101
Voor Groen is en blijft de gemeenteraad het hart van de lokale (representatieve) democratie. De belangrijke 2102
strategische discussies horen thuis in de raad, niet achter de muren van één of andere autonoom 2103
gemeentebedrijf of intercommunale. 2104
De werking van de gemeenteraad versterken 2105
Groen wil de gemeenteraad en de gemeenteraadsleden versterken. We willen daarbij van de gemeenteraad 2106
ook het forum voor het participatiebeleid maken. 2107
*Raadsleden en fracties verdienen betere ondersteuning. Zeker in grotere steden en gemeenten is 2108
professionele ondersteuning niet overbodig. Alle relevante documentatie moet vlot toegankelijk en 2109
raadpleegbaar zijn (maximaal elektronisch, inzage op gemeentehuis ook mogelijk buiten kantooruren). 2110
* Het voorzitterschap van de gemeenteraad hoort bij een gewoon raadslid, niet bij de burgemeester of 2111
schepen. Een voorzitter uit de raad verrijkt het debat. 2112
54
* Opwaardering van gemeenteraadscommissies. Een goed voorbereide gemeenteraadscommissie laat ruimte 2113
voor echt debat en aanpassing van de voorstellen. De voorzitters van de commissies spelen hierin een centrale 2114
rol en moeten de nodige professionele ondersteuning krijgen. 2115
* Op vraag van 1/3 van de gemeenteraadsleden of commissies wordt een hoorzitting rond een bepaald thema 2116
gehouden, waarop externe deskundigen, vertegenwoordigers van adviesraden,… gehoord kunnen worden. 2117
* Doorbreek klassieke “rolpatronen”. Laat ook leden van de oppositie een commissie voorzitten, laat het leiden 2118
van hoorzittingen niet over aan het college van burgemeester en schepen, maar laat dit door een gewoon 2119
raadslid gebeuren,… 2120
* De gemeente maakt maximaal gebruik van de mogelijkheden die de regelgeving biedt op het vlak van 2121
participatie van burgers in gemeenteraad en commissies: voorstellen en verzoekschriften van burgers, 2122
vragenkwartiertje,… 2123
* Maak de gemeenteraad meer autonoom in het bepalen van de grote keuzes van het participatiebeleid en laat 2124
de raad een sterkere rol spelen in de evaluatie en de bijsturing van dat beleid. Bij projecten of wijkwerking 2125
moet de gemeenteraad van bij de aanvang kunnen praten over de aanpak en tussentijds kunnen discussiëren 2126
over de gang van zaken. Een gemeenteraadscommissie voor participatie volgt het participatiebeleid op, 2127
discussieert met betrokken burgers en stuurt bij. 2128
2129
Samenwerking en verzelfstandiging 2130
Extern of intern verzelfstandigde agentschappen, autonome gemeentebedrijven, intergemeentelijke 2131
samenwerking,… kunnen zeker een meerwaarde bieden, maar de gemeenteraad hoort het hart van de lokale 2132
democratie te zijn. 2133
* De gemeente maakt een grondig afweging van voor- en nadelen voor zij overgaat tot interne of externe 2134
verzelfstandiging of publiek-private samenwerking (PPS). Zij maakt daarbij onder andere gebruik van het door 2135
de VVSG uitgewerkte afwegingskader voor lokale verzelfstandiging en de vuistregels voor PPS. Ook over het al 2136
dan niet uitbesteden van taken aan intercommunales wordt een grondige afweging gemaakt – de impact van 2137
de gemeente op het beleid in grote intercommunales is momenteel vaak zo goed als onbestaande. 2138
* Alle belangrijke beleidsbeslissingen horen thuis in de gemeenteraad. Dus geen vage 2139
samenwerkingsovereenkomsten die alles mogelijk maken, maar een inhoudelijk debat in de raad over 2140
belangrijke inhoudelijke keuzes (zo kan het b.v. niet dat een autonoom gemeentebedrijf op basis van een vage 2141
opdrachtverklaring zelf beslist een shoppingcentrum te bouwen, waarbij de gemeenteraad achteraf moet 2142
slikken en verzocht wordt een Ruimtelijk Uitvoeringsplan op maat te maken). In autonome gemeentebedrijven, 2143
intercommunales e.d. mag de rol van de raad van bestuur niet uitgehold worden ten voordele van een 2144
directiecomité. Alle belangrijke beslissingen horen thuis in de raad van bestuur. De rol van het eventuele 2145
directiecomité blijft beperkt tot het operationele. 2146
* Alle fracties hebben recht op een stemgerechtigde vertegenwoordiger (raadslid of deskundige) in de raden 2147
van bestuur van autonome gemeentebedrijven, verzelfstandigde agentschappen, 2148
huisvestingsmaatschappijen,…, ook waar dat decretaal niet gegarandeerd is. 2149
* Er is nood aan goede rapportering op regelmatige basis en een inhoudelijk debat over beleidskeuzes die 2150
gemeentelijk verzelfstandigde agentschappen en intercommunales maken. Daarnaast willen we raadsleden de 2151
kans geven om elke gemeenteraadszitting zelf de vertegenwoordigers van de raad in de bestuurorganen te 2152
interpelleren. Raadsleden moeten ook kunnen beschikken over voldoende financiële informatie over (fiscale) 2153
constructies die worden opgezet door AGB’s. Dat kan zo nodig in een gesloten commissie financiën. 2154
55
2155
Burger en democratie 2156
Een goed bestuur zoekt zoveel mogelijk partners, faciliteert, koestert vernieuwing, biedt ruimte en 2157
mogelijkheden aan burgers, het middenveld om zelf mee verantwoordelijkheid op te nemen. Samen met 2158
ambtenaren, ontwerpers, politici. Bij de omzetting van haar beleid, bij de uitwerking van projectvoorstellen, 2159
zowel kleine als grote, kiest de overheid voor het onmiddellijk en volmondig betrekken van burgers, 2160
verenigingen, bedrijven (“empowerment”). De lokale overheid zet in op alle dimensies van de 2161
participatieladder: informeren, raadplegen en adviseren, maar ook co-design en coproductie: mee ontwerpen, 2162
mee beslissen en mee mogelijk maken. In sommige gevallen kan de burger ook zelf budgetten of initiatieven 2163
beheren. Burgers, verenigingen, bedrijven worden van bij de aanvang bij het projectvoorstel betrokken, 2164
denken mee, stellen alternatieven voor, openen nieuwe denkpistes, zoeken naar oplossingen en kunnen 2165
akkoorden afsluiten naar de toekomst, ook over hun eigen rol in de verdere opvolging van het project. 2166
* Participatie is maatwerk. Er is nood aan een diversiteit aan methodieken, zowel eenmalige als blijvende. De 2167
buurt en de wijk zijn bij uitstek niveaus waar relatief gemakkelijk burgerparticipatie te organiseren is. 2168
Burgerparticipatie mag zich evenwel niet tot dat niveau beperken, maar moet ook op het niveau van stad of 2169
gemeente georganiseerd worden. Participatie kan zich ook richten op specifieke doelgroepen (b.v. ouderen, 2170
jongeren,…). 2171
* Inspraak en participatie worden zo vroeg mogelijk in het besluitvormingsproces georganiseerd. Zo 2172
voorkomen we frustratie bij alle betrokkenen: schijninspraak omdat de plannen toch niet meer gewijzigd 2173
kunnen worden, of veel vertraging omdat het roer in extremis moet worden omgegooid. 2174
* Ruimte voor onafhankelijkheid. De gemeente mag participatieprocessen niet verstikken. De gemeente moet 2175
de initiatieven die ze zelf opzet voldoende ruimte geven om een kritische en onafhankelijke rol te spelen (b.v. 2176
wijkraden moeten autonoom hun agenda kunnen bepalen en worden voorgezeten door burgers – verkozen 2177
mandatarissen spelen een bescheiden rol). De gemeente moet daarnaast ook ruimte laten voor initiatieven van 2178
onderuit, en niet alles zelf willen regisseren. 2179
* Bij elk participatieproces waar de gemeente een initiatief in neemt, moet de gemeente duidelijk maken wat 2180
de doelstellingen en de werkwijze zijn, op welke wijze er met de conclusies wordt omgegaan en wie er welke 2181
eindverantwoordelijkheid heeft. De gemeente neemt participatie ernstig en maakt ruimte voor professionele 2182
ondersteuning. Elke gemeente heeft een participatieambtenaar of –dienst. 2183
*De gemeente gaat actief op zoek naar methodieken om ook moeilijk bereikbare doelgroepen (kinderen, 2184
laaggeschoolden, allochtonen,…) bij participatieprocessen te betrekken. 2185
* Lokale adviesraden blijven waardevol, maar zijn vaak aan een nieuwe dynamiek toe. Er is nood aan duidelijke 2186
doelstellingen (geen inflatie aan adviesraden die in de praktijk toch geen impact hebben), een goede 2187
professionele ondersteuning en een onafhankelijke samenstelling met oog voor representativiteit, diversiteit 2188
en vernieuwing. De gemeente neemt de adviezen ernstig: ze worden steeds toegevoegd aan de documenten 2189
van de gemeenteraad, en het college van burgemeester en schepenen bezorgt een gemotiveerd antwoord aan 2190
de adviesraad over wat er met het advies is gebeurd. Geef adviesraden ook de kans om meer zelf eigen 2191
initiatieven te geven en standpunten toe te lichten in gemeenteraad of commissies. 2192
* Participatie is niet enkel een zaak van individuele burgers en de overheid. Het maatschappelijke middenveld 2193
speelt lokaal een onvervangbare rol. Lokale besturen moeten daarom het verenigingsleven ruimte geven voor 2194
eigen initiatief, hen daarbij stimuleren en waar nodig ondersteunen. 2195
56
* De gemeentelijke volksraadpleging is en blijft een zinvol instrument, op voorwaarde dat dit geen geïsoleerde 2196
gebeurtenis is, maar het sluitstuk vormt van een breed proces van inspraak en participatie. Anders ontstaan 2197
peilingen of vormen van televoting die gemakkelijk gebruikt kunnen worden om te manipuleren. 2198
* Bij het begin van de legislatuur stelt het lokale bestuur een participatiecharter op. Daarin wordt duidelijk 2199
omschreven hoe de participatie met de burgers voor alle mogelijke projecten zal worden georganiseerd. 2200
Bedoeling is om te komen tot een systematische keuze voor participatie vanaf het begin van het traject en af te 2201
stappen van een beleid dat enkel informeert over wat al beslist is door de bestuurders. 2202
2203
Nieuwe democratische werkvormen 2204
We willen lokaal op zoek naar innoverende democratische modellen. De gemeente innoveert en 2205
experimenteert daarom met allerlei nieuwe vorm van burgerparticipatie: scenariodebatten, burgerjury’s, een 2206
lokale G1000, wijk- en dorpsraden, wijkbudgetten,….Modellen die passen in een keuze voor echte 2207
participatieve democratie. Waarbij op een ondubbelzinnige wijze wordt gekozen voor het geven van macht aan 2208
burgers in het beslissingsproces. De burgers beslissen en besturen mee, enkel de eindbeslissing blijft bij de 2209
verkozenen. In dit model geeft het bestuur dus wel echt macht uit handen. Het bestuur stelt zich bescheiden 2210
op: de lokale overheid wordt op dat moment meer een meewerkende partner dan een bestuurder. De 2211
bestuurs-verantwoordelijkheid wordt gedeeld in totaal nieuwe vormen van samenwerking tussen overheid en 2212
burgers. Enkele voorbeelden: 2213
* De gemeente werkt met wijkbudgetten, die inwoners de kans geven om zelf actief een deel van het 2214
gemeentebudget te beheren voor wijkgebonden projecten. Een participatieambtenaar ondersteunt de 2215
projecten. Het wijkbudget kan zowel dienen voor projecten, zoals de aanleg van parken, speeltuinen of 2216
straatmeubilair, als voor bewoners die samen de handen in elkaar slaan om gemeenschappelijke diensten, 2217
zoals een klusjesdienst of kinderopvang, op te zetten. Een model van “participatieve begroting” kan ook verder 2218
gaan, en de burgers ook meer betrekken bij de ruimere gemeentebegroting (zie financiën en fiscaliteit) 2219
* De methodiek van de G1000 is een voorbeeld van “deliberatieve democratie”. Een representatief panel zoekt 2220
in dialoog naar antwoorden op concrete vragen. Burgers worden zo uitgedaagd om ook rekening te houden 2221
met belangen en overtuigingen van anderen. De gemeente kan een G1000 in het klein organiseren, b.v. bij het 2222
begin van de legislatuur of rond bepaalde belangrijke thema’s. 2223
* Klankbordgroepen waar burgers samen met ontwerpers mee vorm geven aan plannen en projecten 2224
* “Transitiewerkgroepen” waar geïnteresseerden uit verenigingen, bedrijven, overheid worden samengebracht 2225
om nieuwe voorstellen uit te broeden om de overgang naar een duurzame economie gestalte te geven (bv. 2226
Duwobo rond duurzaam wonen en bouwen en Plan C rond duurzaam materialenbeheer op Vlaams niveau) – 2227
dergelijke processen zijn ook lokaal mogelijk, bijv. het lokaal Cleantech platfom dat mee door groenen werd 2228
opgestart in Houthalen-Helchteren – de Vereniging Transition Towns Vlaanderen zet dergelijke workshops op 2229
over lokaal energiebeleid: hoe plaatselijk de afhankelijkheid van olie afbouwen 2230
Strategische meerjarenplanning: een kans op een nieuw begin 2231
2232
De lokale overheid zal voortaan al haar beleidsvoorstellen moeten bundelen in één strategisch meerjarenplan 2233
dat in het begin van de beleidsperiode uitvoerig kan bediscussieerd worden. Dit in het kader van de nieuwe 2234
beheers- en beleidscyclus. 2235
2236
57
* De burger kan deze discussie op hoofdlijnen aangrijpen om maximaal te wegen op het gehele beleid, over alle 2237
sectoren en domeinen heen. De overheid moet georganiseerde en niet georganiseerde burgers daartoe dan 2238
ook alle kansen geven. 2239
2240
* Tegelijk blijft de mogelijkheid open om voor verschillende beleidsdomeinen meer concrete plannen op te 2241
maken – niet om te voldoen aan bureaucratische regels (de zo gevreesde planlast) maar om mee vorm te 2242
geven aan de juiste beleidsaccenten lokaal. De lokale politiek kan daartoe de hand reiken aan het middenveld 2243
zodat de uitwerking van strategische hoofdkeuzes per beleidsdomein door burgers, verenigingen, bedrijven,… 2244
van bij het begin uitgetekend kan worden. Dat is ook het moment om andere innovatieve democratische 2245
instrumenten in te schakelen : burgerfora, een lokale G 100, crowd sourcing,.. 2246
2247
* De gemeente kiest voor een veel lichtere vorm van plannen en procedures met meer ruimte voor 2248
experimenteren, voor het uittesten van concrete oplossingen op het terrein, voor het aftoetsen van voorstellen 2249
in burgerfora of klankbordgroepen, voor het opzetten van tijdelijke proeftuinen. In plaats van theoretische 2250
discussies te voeren, laat men meteen ervaren wat aan kwaliteitsverbetering mogelijk is via de snelle realisatie 2251
van proefopstellingen waarvan de effecten nauwgezet opgemeten worden en waar rond in alle openheid 2252
gecommuniceerd wordt. 2253
58
Financiën & Fiscaliteit 2254
Fiscaliteit en financiën zijn twee belangrijke beleidsdomeinen in de overgang naar een duurzame 2255
samenleving. Slimme fiscaliteit moedigt naast duurzame productie en consumptie, ook een efficiënt gebruik 2256
van energie, ruimte en grondstoffen aan. Een duurzaam begrotingsbeleid maakt voldoende middelen vrij voor 2257
duurzame investeringen. Doordachte overheidsinvesteringen dragen daaraan bij, zonder toekomstige 2258
generaties op te zadelen met een al te grote overheidsschuld. 2259
De lokale overheid heeft als bestuursniveau de meest directe impact op haar burgers. Net daarom is het 2260
belangrijk dat ze voldoende middelen heeft om een duurzaam, doordacht en kwaliteitsvol beleid te voeren. 2261
Hoogstaande en toegankelijke diensten verlenen, projecten met maatschappelijke meerwaarde ontwikkelen en 2262
ondersteunen, gepaste en goed onderhouden infrastructuur aanbieden, een modern personeelsbeleid voeren, 2263
het economisch en sociaal weefsel versterken en een aangename leefomgeving vrijwaren, het zijn allemaal 2264
kerntaken van de lokale overheid die ze enkel kan vervullen als ze daar voldoende middelen voor heeft. Naast 2265
subsidies en fondsen door hogere overheden, zorgt de lokale fiscaliteit voor het leeuwendeel van die 2266
broodnodige middelen. 2267
Heel wat studies tonen aan dat verstandige investeringen in onderwijs, technologie en infrastructuur op lange 2268
termijn een erg hoog maatschappelijk én budgettair rendement halen. We mogen ons dus niet opsluiten in een 2269
kruideniersmentaliteit. We willen dat de overheid een toekomstperspectief ontwikkelt voor haar huidige én 2270
toekomstige burgers. Doordachte overheidsinvesteringen dragen daaraan bij. 2271
Voorstellen 2272
Rechtvaardige en heldere fiscaliteit 2273
De ‘aanvullende belasting op de personenbelasting’ (APB) en de ‘opcentiemen op de onroerende 2274
voorheffing’(OOV) zijn de belangrijkste fiscale inkomsten van de gemeenten. Als eenvoudige vuistregel om te 2275
weten of het fiscaal beleid in de gemeente sociaal rechtvaardig is, kan je de eigen APB (belasting op arbeid) en 2276
OOV-tarieven (belasting op vermogen) vergelijken met het gewestelijk gemiddelde. Ligt de eigen aanvullende 2277
personenbelasting4 eerder boven het Vlaams gemiddelde en de onroerende opcentiemen eerder beneden het 2278
Vlaams gemiddelde, dan is het best om wat bij te sturen. Omgekeerd, wanneer de aanvullende 2279
personenbelasting beneden het Vlaams gemiddelde ligt en de onroerende opcentiemen boven het Vlaams 2280
gemiddelde, dan mogen we concluderen dat de gemeente een eerder sociale koers vaart. Er zijn echter twee 2281
belangrijke redenen om ook niet al te ver af te wijken van dit gemiddelde: 2282
Vlaamse besturen die niet ten minste 700 opcentiemen onroerende voorheffing en 5% aanvullende 2283
personenbelasting heffen, krijgen minder middelen uit het Gemeentefonds. Wat van hen wordt 2284
afgenomen, wordt weer verdeeld onder de andere gemeenten. 2285
Een gezond evenwicht tussen beide belastingen is nodig om te voorkomen dat sommige gezinnen 2286
onrechtvaardig zwaar belast worden. Er is een belangrijke groep gezinnen die wel huisbezitter zijn, maar 2287
geen (of bijna geen) personenbelasting betalen. Zij hebben dus geen baat bij een daling van de APB, maar 2288
voelen wel sterk elke stijging van het OOV. Reducties in APB zijn niet zozeer een steun aan sociaal 2289
4 Het Vlaams gemiddelde voor de APB is 7,23 %. Het Brusselse gemiddelde ligt op net iets meer dan 7,6% in 2010. De APB-tarieven voor de kleine en de grote gemeenten wijken
nauwelijks van elkaar af. De diversiteit tussen de individuele gemeenten onderling blijft echter groot. De diversiteit is het grootst bij de grootste gemeenten en het kleinst bij de kleinste
gemeenten.
59
kwetsbare groepen, maar wel aan de (lagere) middenklasse en welstellende huurders. Een OOV-verhoging 2290
raakt daarentegen alle huisbezitters, rijk en arm. 2291
• Om ieder naar draagkracht te belasten, is het best de APB en OOV aan te vullen met belastingen die sociaal 2292
zwakkere groepen niet treffen, zoals de belasting op de tweede verblijven. 2293
• De afschaffing of bijsturing van al te specifieke belastingen zoals die op pompen voor brandstofdistributie, 2294
op kermiskramen en op nachtwinkels is ook een belangrijk element in rechtvaardige fiscaliteit. Zo kan men 2295
de belasting op kermiskramen bij voorbeeld omvormen tot een belasting op het gebruik van publieke ruimte 2296
voor commerciële doelen. 2297
• Een degelijk fiscaal beleid maakt ook geen gebruik van forfaitaire belastingen zoals de algemene 2298
huisvuilbelasting. Forfaitaire belastingen zijn niet alleen ondoelmatig omdat ze geen gedragssturend effect 2299
hebben, maar ze zijn ook onrechtvaardig, omdat ze iedereen even zwaar treffen, ongeacht inkomen of 2300
verbruik. 2301
• Ondoelmatige en inefficiënte belastingen worden afgeschaft. Voor elke belasting moet periodiek nagegaan 2302
worden of ze voldoende opbrengt in verhouding tot de inningskosten, of de belasting nog een functie heeft 2303
(zoals het compenseren van bepaalde kosten of het stimuleren/ontraden van bepaald gedrag), of ze niet kan 2304
samengevoegd worden met andere belastingen met een behoud of versterking van de gezochte 2305
gedragsimpuls. 2306
• Het invoeren van nieuwe belastingen of het afschaffen van bestaande belastingen moet nauwgezet 2307
afgewogen worden en in verhouding staan tot de doelstellingen die men als gemeente wil realiseren. 2308
Belastingen moeten rechtvaardig, billijk, democratisch, efficiënt en stimulerend zijn. Politiek opbod en 2309
populistische voorstellen worden vermeden. Een gezonde vuistregel voor nieuwe maatregelen blijft: “Tax 2310
bads, not goods” (belast negatieve zaken en niet wat goed is). 2311
• Retributies voor verplichte diensten worden afgeschaft (b.v. bij afgifte van identiteitskaarten). Het is logisch 2312
dat een burger een bijdrage betaalt voor diensten maar wanneer de burger bepaalde diensten op geen 2313
enkele manier kan vermijden, dan is het logischer dat de kosten voor die dienst worden gedekt door de 2314
algemene middelen. 2315
• Belastingen worden steeds afgetoetst op een nood aan sociale correcties. Er moet steeds aandacht zijn 2316
voor wenselijke vrijstellingen en verminderingen voor gezinnen met lage inkomens. 2317
• Parkeerbeleid is geen financieringsinstrument, maar een fundamenteel onderdeel van het gemeentelijk 2318
mobiliteitsbeleid. Dit beleid mag zeker niet de financiële logica volgen van een (commercieel) parkeerbedrijf. 2319
Beleid via fiscaliteit 2320
...gericht op particulieren 2321
• De gemeente stimuleert duurzaam gedrag via subsidies, premies en gunsttarieven: premies voor energie- 2322
en wateraudits, voor energie- en waterbesparende investeringen, een groene mobiliteitskaart voor 2323
autodelers en niet-autobezitters,… Deze steunmaatregelen zijn helder en eenvoudig aan te vragen. 2324
• Ook belastingen worden ingezet om wenselijk gedrag te stimuleren. Belastingen die een positief 2325
gedragseffect hebben zijn: belasting op het verspreiden van reclame (papierverbruik), op lichtreclame 2326
(elektriciteitsverbruik), belastingen op zwembaden (waterverbruik), belasting op de bedrijfsruimte 2327
(ruimtegebruik)… 2328
• We willen bijgevolg ook geen belastingen op elementen die het sociaal en/of cultureel weefsel versterken 2329
zoals openbare bals, muziekinstrumenten, vertoningen,… die het sociale leven ontmoedigen. 2330
• Logischerwijs worden ook bestaande belastingen op milieuvriendelijk gedrag afgebouwd (bv. de belasting 2331
op het ontbreken van parkeerruimte). 2332
60
• Bij heffingen op een onwenselijke toestand kiezen we voor progressieve heffingen, die stijgen naarmate de 2333
grond langer onbebouwd blijft, een pand langer leegstaat, een perceel of gebouw langer verwaarloosd 2334
wordt. 2335
• Het afvalbeleid maakt gebruik van gedifferentieerde tarifering, met een vrijstelling voor niet-vermijdbare 2336
hoeveelheid afval. Deze gedifferentieerde tarifering, baseert zich op de hoeveelheid en de aard van het afval 2337
(hogere kostprijs voor restafval): wie afval vermijdt en slim sorteert, spaart geld. Een niet-vermijdbare 2338
hoeveelheid afval kan gratis of zeer goedkoop worden afgehaald, gefinancierd uit de algemene middelen. 2339
• De gemeente opteert ook best voor een bewuste link tussen haar fiscaal beleid en het beleid op het gebied 2340
van ruimtelijke ordening en wonen. Daarbij is het nuttig om te werken met een sturende belasting op 2341
leegstand en verkrotting alsook belastingen op onbebouwde kavels en tweede verblijven. 2342
...gericht op bedrijven 2343
• Ook bedrijven maken gebruik van de diensten en infrastructuur die de gemeente aanbiedt. Heel wat 2344
gemeenten hebben dan ook een wirwar aan bedrijfsbelastingen: lichtreclames, drijfkracht5, tapperijen, 2345
banken, hotels, milieubelasting. Om administratieve kosten en overlast te verminderen kunnen we best 2346
werken met een kleine, heldere set aan bedrijfsbelastingen, die de fiscale druk op een rechtvaardige en 2347
intelligente manier verspreiden over alle bedrijven. 2348
Zo wordt de belasting op drijfkracht best vervangen door een belasting die aanzet tot zuinig 2349
energiegebruik (bv. belasten op elektriciteitsverbruik). Zelfs als dit voor de gemeente een nul-operatie 2350
is, wordt de belasting zo over veel meer bedrijven verdeeld. Het heeft bovendien het positief effect 2351
dat de bedrijven worden gestimuleerd hun elektriciteitsverbruik te reduceren. 2352
• Gerichte fiscale stimuli kunnen de uitbouw (of heropleving) van lokale economische activiteit een 2353
belangrijke duw in de rug geven. Voorbeelden van stimuli zijn renovatiepremies voor gevelverfraaiing; 2354
vestigings- en heroriëntatiepremies; het geven van een starterstoelage voor een handelsactiviteit in een 2355
leegstaand handelspand, ... Maar ook belastingen kunnen een stimulans geven om bepaalde voordelen te 2356
ontwikkelen: een belasting op bedrijfsoppervlakten kan aanzetten tot efficiënt ruimtegebruik, een belasting 2357
op elektriciteitsverbruik kan dan weer een impuls geven aan het lokale energiebeleid en een belasting op 2358
leegstand kan verpaupering voorkomen. 2359
• Om inzicht te krijgen in welke stimuli nuttig kunnen zijn, is er een omgevingsanalyse nodig die alle zwakke en 2360
sterke punten in beeld brengt. Zo kunnen we doelgericht gaan inspelen op de zwakke schakels in het lokaal 2361
economisch weefsel en de sterktes verder ontwikkelen. 2362
• De gemeente kan ook gepast inspelen op fiscale constructies via een algemene gemeentebelasting op 2363
vennootschappen en vrije beroepen. Deze belasting wordt betaald per vestiging op het grondgebied van de 2364
gemeente en dit ongeacht de kadastrale indeling, rekening houdend met de totale gebouwde en 2365
ongebouwde oppervlakte van het goed waarop de vestiging zich bevindt. Het tarief kan gemoduleerd 2366
worden naargelang het type activiteiten en er kunnen ook sociale correcties in aangebracht worden.6 Deze 2367
belasting compenseert de negatieve effecten van het toenemend aantal vennootschappen op de inkomsten 2368
van de gemeente. 2369
5 De belasting op drijfkracht komt voor in heel wat steden en gemeenten. Ze wordt geïnd bij bedrijven die motoren gebruiken voor de uitbating van hun bedrijf en bedraagt veelal een
vast aantal euro per kilowatt.
6 De gemeente Hamme heeft deze belasting ingevoerd. Ondanks een lange juridische procedureslag vanwege lokale
ondernemers en beoefenaars van vrije beroepen, heeft de Raad van State geoordeeld dat deze belasting gerechtvaardigd is (R.v.St., nr. 160.599, 27 juni 2006, TFR, 2007, 115).
61
Ethisch en verantwoord middelenbeheer 2370
• Het is niet de rol van een lokale overheid om te gaan beleggen. Desondanks moet een stad of gemeente 2371
soms haar middelen plaatsen. Als ze dit doet, dan kiest ze steeds voor veilige, ethische en duurzame 2372
vormen van sparen en beleggen. 2373
• Steden en gemeenten voeren een gezond financieel beleid met een evenwicht tussen duurzame 2374
investeringen en schuldafbouw. Hoe groter de schuldgraad, hoe meer middelen verloren gaan aan rente en 2375
hoe meer toekomstige generaties opgezadeld worden met de kosten van het hedendaags beleid. Om een 2376
afdoende financieringscapaciteit te vrijwaren moet de lokale overheid er voor zorgen dat ze een zo laag 2377
mogelijke schuldgraad aanhoudt. Investeringen die een grote maatschappelijke meerwaarde creëren en/of 2378
duurzame winst opleveren (bv energiebesparende investeringen met een korte terugverdientijd) , mogen 2379
deze dalende tendens tijdelijk onderbreken. Het is belangrijk dat de lokale overheid voldoende 2380
toekomstgerichte investeringen blijft maken, ook in economisch moeilijke tijden. Zo geeft ze niet alleen 2381
ademruimte aan de lokale economie, maar ontwikkelt ze ook een interessant perspectief voor haar volgende 2382
generaties burgers. 2383
• Publiek-private samenwerkingen (PPS) worden enkel opgezet als dit een win-win-scenario is. Als een 2384
overheid een investering waardevol vindt, dan moet ze daar voor uitkomen en alle gevolgen van die keuze, 2385
positief én negatief, op zich nemen. Soms zijn er echter projecten waar er heel wat synergie is tussen private 2386
en publieke belangen. Denk maar aan een school die wordt ingebed in een sportinfrastructuur met 2387
vergaderzalen. Als er genoeg synergie is, kan de samenwerking de kosten doen dalen voor alle betrokken 2388
partijen en heel wat nieuwe mogelijkheden bieden, die niet mogelijk waren bij afzonderlijke projecten. In dat 2389
geval is een PPS-constructie een gezonde en vooruitstrevende keuze, zolang men er over waakt dat er een 2390
gezond evenwicht is tussen de lusten, lasten en risico’s van de publieke en private partners. 2391
• Zet geen PPS-constructies op om kosten en risico’s buiten de balans te houden. Heel wat overheden zetten 2392
echter enkel en alleen PPS-constructies op om bepaalde investeringen buiten hun begroting te houden. Zo 2393
hebben ze onmiddellijk de baten van de investering, maar schuiven ze de kosten door naar de toekomst. Dat 2394
is een onverantwoorde en dure vorm van struisvogelpolitiek, die er voor zorgt dat het overgrote deel van de 2395
bestaande PPS-constructies duurder uitvallen voor de gemeente dan als ze het volledig financieren via 2396
leningen. 2397
• Bij een belastinghervorming moet het debat op een eerlijke en transparante wijze gevoerd worden . 2398
Vandaag is het al te vaak een debat onder specialisten, waarbij de macht van de kennis het haalt. Dat 2399
betekent ook dat de gemeente of stad bewust complexe financiële en fiscale constructies vermijdt. Een 2400
hoge complexiteit ondermijnt namelijk de democratische controle, omdat enkel experten dat soort 2401
constructies kunnen doorgronden. Zo is het bijvoorbeeld ten stelligste af te raden een autonoom 2402
gemeentebedrijf op te richten enkel en alleen om BTW te ontwijken. Het beperkte financieel voordeel weegt 2403
namelijk niet op tegen de ethische en democratische bezwaren bij deze constructie. 2404
Transparantie en participatie 2405
• De gemeente maakt haar begroting online raadpleegbaar via bevattelijke grafische voorstellingen. In het 2406
Verenigd Koninkrijk gebeurt dat onder de vorm van een uitvouwbare bloem7, maar het kan ook gerust aan 2407
de hand van aanklikbare taartdiagrammen of ‘tree maps’8 . Op die manier is het eenvoudig inzoomen op de 2408
uitgaven binnen specifieke domeinen. Het is ook aangewezen om bij elke post afzonderlijk een kort overzicht 2409
7 http://wheredoesmymoneygo.org/dashboard/#/~/total
8 http://www.nytimes.com/packages/html/newsgraphics/2011/0119-budget/index.html
62
te geven waarom welke keuzes gemaakt zijn, welke evoluties worden verwacht en welke alternatieven 2410
worden onderzocht. 2411
• Er is duidelijk nood aan een betere communicatie over het fiscaal beleid van de gemeente, zodat de 2412
bevolking een goed inzicht krijgt waar de gemeente haar middelen haalt en wat ze ermee doet (link tussen 2413
fiscaal en gemeentelijk beleid). 2414
• Zowel online als offline moeten burgers en bedrijven toegang hebben tot een eenvoudig en begrijpelijk 2415
overzicht van alle belastingen en retributies in de gemeente. Bij elke wijziging wordt deze lijst 2416
geactualiseerd. Aankomende wijzigingen worden bij voorkeur een jaar op voorhand meegedeeld aan alle 2417
belanghebbenden. 2418
• Een gemeentebegroting geeft meestal een erg onvolledig beeld van de financiële risico’s. Vooral het 2419
ontbreken van een waardering van de risico’s verbonden aan waarborgen is problematisch. Bij een waarborg 2420
garandeert de gemeente dat zij een deel van of zelfs de volledige restschuld zal afbetalen als de 2421
gewaarborgde partner (bv. de Kerkfabriek of een PPS-partner) een bepaalde schuldvordering niet kan 2422
betalen. Als de gemeente een verantwoord begrotingsbeleid wil voeren, kan ze een waarborgfonds 2423
opnemen in de begroting. Dat waarborgfonds is een voorziening, waar de gemeente 10% van het totaal 2424
bedrag aan uitstaande waarborgen blokkeert. Dit fonds geeft zo een helder beeld op de evolutie van de 2425
gemeentelijke waarborgen en helpt de gemeente als één of meer van die waarborgen uitbetaald moeten 2426
worden. 2427
• In een participatieve begroting9 worden burgers, na een grondige informatieronde, betrokken bij 2428
besluitvorming over een deel van de gemeentebegroting. Geen enkele lokale overheid in Vlaanderen en 2429
Brussel werkt momenteel met ‘burgerbegrotingen’, toch zijn er heel wat steden en gemeenten in Zuid-2430
Amerika, Canada, Frankrijk, Italië, Spanje, het Verenigd Koninkrijk,... die al enige jaren de vruchten plukken 2431
van dit proces. Onlangs bevestigde de OECD dat deze vorm van begroten leidt tot een aantoonbare 2432
verbetering in het niveau van voorzieningen. 2433
• De lokale overheid kan haar burgers ook laten participeren in specifieke projecten door het uitschrijven van 2434
obligaties voor die projecten, voor zover dit een bijdrage levert aan het algemeen belang. Zo kunnen ouders 2435
bijvoorbeeld investeringen in het gemeenteschooltje mee helpen financieren, of kunnen mensen een 2436
financieel duwtje in de rug geven aan projecten waar ze sterk in geloven. Als het om projecten gaat met een 2437
maatschappelijk draagvlak kan de rente laag gezet worden (desnoods zelfs tot een nulrente) en wordt best 2438
ook ruimte gelaten voor schenkingen. 2439
9 Meer info over participatieve begrotingen (of burgerbegrotingen) kan je terugvinden in de volgende gids van het Nederlands ministerie voor Binnenlandse zaken:
http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/brochures/2011/10/17/nederland-op-weg-naar-de-burgerbegroting/nederland-op-weg-naar-de-
burgerbegroting.pdf
63
Natuur & Milieu 2440
Onze levenskwaliteit is onlosmakelijk verbonden met de staat van het leefmilieu rondom ons. De natuur is 2441
rustgevend en mooi, maar is bovenal onmisbaar als leverancier van goederen en diensten (grondstoffen, 2442
voedsel, zuivere lucht, water, bescherming tegen natuurrampen, …), voor mens, maatschappij, economie, …. 2443
Toch sterven planten en dieren aan een steeds sneller tempo uit, met een groot ecologisch, cultureel én 2444
economisch verlies tot gevolg. 2445
Steden en gemeenten hebben heel wat hefbomen in handen om het verlies van biodiversiteit te keren, 2446
geluidsoverlast in te perken en de uitstoot van fijn stof te reduceren. Bovendien staan ze in rechtstreeks 2447
contact met burgers, het middenveld en bedrijven. Van deze troeven moet dan ook maximaal gebruik gemaakt 2448
worden om te investeren in natuur en een gezonde leefomgeving. 2449
Groen erkent de grenzen aan de milieugebruiksruimte en ieders recht op een gezonde en kwalitatieve 2450
leefomgeving. 2451
Een duurzaam lokaal milieubeleid heeft belang bij langdurige inspanningen. Planmatig werken met een 2452
duidelijke lange termijnvisie voor ogen is essentieel. Milieubeleid laat zich ook niet scherp afbakenen want alle 2453
beleidsdomeinen krijgen te maken met milieudoelstellingen. Dit moet dan ook dwarsdoorheen het 2454
bestuursakkoord lopen. Dit kan hard gemaakt worden door een percentage van de overige budgetten te 2455
vergrendelen. De schepen bevoegd voor leefmilieu kan deze ontgrendelen wanneer er voldoende rekening is 2456
gehouden met het leefmilieu. 2457
Voorstellen 2458
2459
Natuur en biodiversiteit 2460
Natuur en biodiversiteit staan in Vlaanderen onder enorme druk. Veel ecologisch waardevolle gebieden zijn 2461
aangetast doordat bos en grasland verdwijnen. Steden en gemeenten moeten zich dan ook volledig 2462
inschakelen in de Europese doelstelling om het biodiversiteitsverlies te stoppen. Groen zet in op toegankelijke 2463
natuurgebieden en voldoende groen in wijken en straten. 2464
- Door het Charter voor Biodiversiteit te ondertekenen engageert de gemeente zich om werk te maken 2465
van een ambitieus lokaal biodiversiteitsbeleid en hierbij zoveel mogelijk verenigingen te betrekken. 2466
- Natuur heeft ruimte nodig. De gemeente investeert actief in de aankoop, beheer en openstelling van 2467
natuurgebieden door ofwel zelf gronden aan te kopen, ofwel terreinbeherende organisaties te 2468
ondersteunen bij de aankoop en/of het beheer van grote aaneengesloten gebieden. 2469
- De gemeente heeft een bosuitbreidingsvisie en maakt werk van de realisaties van nieuw bos of 2470
bosverbindingen. Elke burger verdient een bos op fietsafstand. 2471
- Creëer speelplekken in bestaande bossen. Belangrijk hierbij is dat deze plekken tot stand komen door 2472
een overlegproces met alle betrokken partners, in het bijzonder kinderen. 2473
- Ook buiten natuurgebieden is er nood aan natuur en groen. Om dit objectief te maken wordt gewerkt 2474
met groennormen: elke inwoner heeft recht op groen op maximum 150 meter en toegang tot een 2475
wijkpark op maximum 400 meter van de woning. 2476
- Voor elke wijk wordt een groenontwikkelingsvisie opgemaakt waarbij burgers van bij de start 2477
betrokken worden. Burgers krijgen inspraak, worden betrokken bij de aanplanting en kunnen 2478
eventueel verantwoordelijkheid krijgen bij het onderhoud d.m.v. buurtcontracten. 2479
64
- De gemeente investeert in de aanplanting van extra bomen, onderhoud van bestaande bomen en 2480
richtlijnen die omschrijven hoe om te gaan met bomen bij wegen- of infrastructuurwerken. 2481
- De lokale overheid zorgt voor een goed evenwicht tussen passief groen (parken, bos, graspleintjes) en 2482
actief groen (ecologische volkstuintjes, ruimte voor stadslandbouw, compostruimte, ruimte voor 2483
gedeelde kippen, …) en voorziet ook ruimte voor bewonersinitiatieven. We bepleiten versterkte steun 2484
voor bestaande en nieuw aan te leggen volkstuintjes, als een wezenlijk onderdeel van de inrichting 2485
van een evenwichtige gemeente. 2486
- Door middel van eigen natuurontwikkelingsplannen kan de gemeente kwetsbare soorten meer 2487
kansen op overleven bieden of verdwenen soorten opnieuw uitzetten. 2488
- Adopteer een (bedreigde) lokale plant of dier (zwaluwen, vleermuizen, vlinders, …) en gebruik dit om 2489
het grote publiek warm te maken voor natuur en lokale fauna en flora. 2490
- Wegbermen vormen vaak een laatste uitwijkplaats voor planten en dieren. Aangezien wegen heel 2491
Vlaanderen doorkruisen vormen ze vaak interessante verbindingsassen tussen natuurgebieden. Een 2492
lokaal bermbeheersplan zorgt dat deze kansen optimaal worden benut. Voor bermen langs 2493
waterlopen kunnen schapen worden ingezet voor begrazing. 2494
- Waar mogelijk wordt gekozen voor inheemse beplanting op het openbaar domein. 2495
- De gemeente organiseert vormings- en infodagen over ecologisch en biodivers tuinieren en geeft 2496
premies voor de aankoop van inheemse planten, ecologische producten of onkruidbranders. 2497
- De lokale overheid profileert zich als ‘bijenvriendelijke’ stad of gemeente, zowel voor de 2498
kolonievormende honingbij, als voor de verschillende solitaire bijensoorten. Dit kan vormgegeven 2499
worden door het zaaien en aanplanten van stuifmeel en nectarhoudende bloemen en planten, het 2500
inrichten van een bijenhotel en het opzetten van een informatiecampagne voor burgers. Bij dit laatste 2501
kunnen de imkers ingeschakeld worden wat betreft de honingbij en natuurverenigingen over de 2502
solitaire bij. 2503
- In stedelijke omgeving hebben groendaken een enorme meerwaarde (vertraagde afvoer van 2504
regenwater, meerwaarde voor biodiversiteit, luchtzuiverende functie, …). De aanleg ervan wordt 2505
aangemoedigd en ondersteund door premies. 2506
- De gemeente stimuleert de aanwezigheid van natuurlijke elementen in landbouwgebied zoals het 2507
inzaaien van bloemenranden of het onderhouden van kleinschalige landschapselementen. 2508
- Lokale besturen sluiten zich aan bij de campagne voor GGO-vrije gemeenten. 2509
- De gemeente voert een preventief beleid op vlak van vossen. Door inwoners te stimuleren gerichte 2510
maatregelen te treffen wordt schade door vossen vermeden. Meer info www.sos-vos.be 2511
Milieu en gezondheid 2512
Elke burger heeft recht op een gezond leefmilieu. Groen gaat dan ook voor steden en gemeenten waar het 2513
gezond om leven is: gezonde lucht, minder lawaai, minder stress en zuurstof in de straten door voldoende 2514
groen. 2515
- Een goed lokaal milieubeleid is gebaat bij het in kaart brengen van de huidige toestand. Dit kan door 2516
een nulmeting op basis van objectieve gegevens (aantal sluikstorten, bodemvervuiling, 2517
omgevingslawaai, …) enerzijds en anderzijds door de subjectieve beleving van inwoners te bevragen. 2518
Op belangrijke plekken in de gemeente, zoals scholen en nabij drukke wegen, wordt de luchtkwaliteit 2519
gemeten en in kaart gebracht. 2520
- Om fijn stof te bekampen kunnen gemeenten plaatselijk snelheidsbeperkingen in te stellen, 2521
omleidingsroutes voor vrachtwagens in te stellen, investeren in milieuvriendelijke dienstwagens, of 2522
zelfs lage emissiezones afbaken. Dit zijn zones waar zwaar en/of doorgaand verkeer geweerd wordt10
. 2523
10 Zolang er geen wetgevend kader is op federaal of gewestniveau is het helaas niet mogelijk auto’s te weren op basis van hun milieuprestatie.
65
- Naar 100 % gifvrije gemeenten. Uiterlijk op 31 december 2014 moeten alle openbare ruimten 2524
pesticidenvrij beheerd en onderhouden worden. De gemeente bouwt zelf actief het gebruik van 2525
chemische bestrijdingsmiddelen af en komt zo snel mogelijk tot een nul gebruik. Want “zonder is 2526
gezonder”. Dit kan door te kiezen voor preventieve aanplantingen en mechanische bestrijding. Of door 2527
de natuurlijke vegetatie op een beheerde manier de ruimte te geven die ze verdient. De gemeente 2528
sensibiliseert burgers, verenigingen en bedrijven om dit voorbeeld maximaal te volgen. Ook rond het 2529
gebruik van andere chemische stoffen (b.v. reinigingsproducten in gemeentelijke of openbare 2530
gebouwen) wordt een soortgelijk voorzorgsbeleid toegepast. 2531
- Geluidsoverlast wordt actief bestreden door in te zetten op autoluwe woongebieden, 2532
snelheidslimieten, meer beplanting en geluidsschermen langs drukke verkeersaders. 2533
- Een goede milieuhandhaving vormt het sluitstuk van het lokale milieubeleid. De milieudienst neemt 2534
actief haar controlefunctie op, zorgt voor een goede klachtenbehandeling en ook de zonale politie 2535
heeft aandacht voor milieucriminaliteit. 2536
- De gemeente laat haar burgers op een aangename manier kennismaken met de voordelen van 2537
vegetarische voeding. Ze schuift een haalbare uitdaging naar voren om minstens één keer per week 2538
vlees of vis te vermijden, naar het voorbeeld van het ‘Donderdag Veggiedag’-project. Ze maakt zelf 2539
werk van deze goede gewoonte in de gemeentelijke kantines en de schoolkantines. 2540
2541
Dierenwelzijn 2542
De lokale overheid heeft een belangrijke rol te spelen op vlak van dierenwelzijn. Toch verdwijnt dit vaak tussen 2543
de plooien van andere bevoegdheidsdomeinen. Groen pleit daarvoor om dierenwelzijn expliciet aan een 2544
bepaalde schepen toe te wijzen. 2545
- De lokale overheid moedigt katteneigenaars aan om hun katten te steriliseren, eventueel d.m.v. 2546
premies. Om het bredere zwerfkattenprobleem aan te pakken werkt de gemeente samen met 2547
gespecialiseerde organisaties zoals Ampa, Vetas, Chats Libres, … om deze te vangen en te steriliseren. 2548
- Ook overpopulatie van duiven is vaak een probleem dat het best wordt aangepakt door het 2549
voedselaanbod te beperken, aangezien duiven hun voortplanting afstemmen op het voedselaanbod. 2550
Bij extreme populaties kan gewerkt worden met eimanipulatie (vervangen van duiveneieren door 2551
kunsteieren). Maatregelen die de populatie decimeren (wegvangen) werken contraproductief. 2552
- Ook andere soorten (kraaien, ratten, halsbandparkieten, brulkikker…) kunnen bij overpopulatie voor 2553
overlast zorgen. Bij bestrijding van deze overlast gaat de lokale overheid telkens doordacht te werk en 2554
houdt rekening met de specifieke kenmerken van de diersoort. 2555
- Circussen met wilde dieren worden niet op het grondgebied van de gemeente toegelaten. 2556
- De gemeente treedt streng op tegen rituele slachtingen die thuis gebeuren. Ter compensatie voorziet 2557
de gemeente twee slachtvloeren, waar de dieren kunnen geslacht worden, hetzij met, hetzij zonder 2558
verdoving. De gemeente probeert door voorafgaandelijk overleg met de moslimgemeenschap mensen 2559
te overtuigen de dieren te laten slachten mét verdoving. 2560
- De gemeente geeft geen toelating voor nieuwe pelsdierhouderijen of uitbreidingen van bestaande 2561
pelsdierhouderijen op haar grondgebied. 2562
- Biologische veehouderij wordt gestimuleerd. De gemeente ondersteunt boeren die diervriendelijk 2563
werken. 2564
- Om overlast door hondenpoep te vermijden voert de gemeente een beleid dat voorziet in voldoende 2565
uitlaatplaatsen en plaatsen waar honden los kunnen lopen. 2566
- Burgers moeten weten bij wie ze klachten rond dierenwelzijn kunnen melden. Deze klachten moeten 2567
ook effectief opgevolgd worden. Daarom wordt bij administratie en/of lokale politie gezorgd voor een 2568
duidelijk meldpunt/contactpersoon. 2569
66
Afval 2570
Groene gemeenten zijn afvalarme gemeenten, die in eerste instantie inzetten op het voorkomen van afval, 2571
vervolgens zoveel mogelijk hergebruik stimuleren en ten slotte een goed functionerende, gescheiden ophaling 2572
organiseren, zodat zoveel mogelijk afval kan worden gerecycleerd en gecomposteerd en zo weinig mogelijk 2573
moet worden verbrand. Het ultieme streefdoel is te evolueren naar een stad of gemeente met een gesloten 2574
materiaalkringloop. 2575
- De gemeente zet actief in op afvalpreventie: 2576
- Het verspreiden van stickers om reclamedrukwerk te weigeren heeft een groot effect op de 2577
hoeveelheid papier- en kartonafval. 2578
- Een luierpremie voor herbruikbare luiers zorgt voor een aanzienlijk lagere fractie restafval (elk kind is 2579
goed voor 1 ton luiers). 2580
- De lokale overheid werkt samen met en promoot lokale kringloopcentra. 2581
- De gemeente experimenteert met een lokale uitleendienst. Deze voorkomt dat materialen, die niet 2582
dagelijks worden gebruikt (boormachine, aanhangwagen, haagschaar, behangtafel, …) door iedereen 2583
individueel moeten worden aangekocht, maar kunnen worden ontleend. Dit creëert ook 2584
werkgelegenheid (in de sociale economie). 2585
- Groenafval kost vele gemeenten een hoop (belastings)geld. Veel groenafval kan voorkomen worden 2586
door in te zetten op preventie en thuisverwerking en wijkcomposteren in stedelijke omgeving 2587
o De gemeente ondersteunt composteren thuis of in de wijk, onder andere informatie- en 2588
sensibiliseringscampagnes, door te werken met wijkcompostmeesters, door de verspreiding 2589
van compostvaten en door te werken met wijkcomposthopen waar burgers met hun 2590
groenafval terecht kunnen. 2591
o Kippen houden = afval voorkomen. Dit kan gestimuleerd worden door groepsaankopen aan 2592
te bieden, of adoptie van kippen uit legbatterijen. Belangrijk is eveneens informatie mee te 2593
geven over het verzorgen van kippen, het bouwen van een kippenhok e.d. 2594
- De tarievenpolitiek van het containerpark moet doordacht opgebouwd zijn zodat er (1) geen 2595
concurrentie ontstaat met buurgemeenten, (2) burgers gestimuleerd worden om afval naar het 2596
containerpark te brengen en (3) afvalproductie ontmoedigd wordt. De gemeente kan bv. elke inwoner 2597
een beperkt aantal bezoeken gratis toestaan. Eens dit aantal overschreden is, betalen inwoners voor 2598
het deponeren van hun afval. 2599
Voorbeeldfunctie gemeente 2600
Wanneer een lokale overheid inspanningen vraagt aan haar inwoners en de bedrijven op haar grondgebied, 2601
kan de overheid zelf niet achterwege blijven en moet zij het minstens even goed doen (bij voorkeur beter). 2602
- Milieu- en sociale criteria vormen een essentieel onderdeel van het gemeentelijke aankoopbeleid. De 2603
lokale overheid kan hiervoor een gestructureerd en overzichtelijk aankoopproces op poten zetten. 2604
Waar mogelijk wordt gekozen voor de aankoop van lokale producten en fair trade. Bij het uitschrijven 2605
van openbare aanbestedingen worden standaard een set duurzaamheidscriteria meegenomen. 2606
- Een actieve en transparante communicatie met de burgers is erg belangrijk voor het milieubewustzijn 2607
en het draagvlak voor het lokale milieubeleid. 2608
- Een vaste rubriek in het lokale infoblad informeert over de natuurgebieden in de gemeente. 2609
67
Onderwijs & Kinderopvang 2610
Tegen 2030 zouden er in Vlaanderen meer dan 500.000 inwoners bijkomen, en dit vooral in de 2611
(groot)stedelijke gebieden. De Brusselse kleuterscholen zullen tegen 2020 45% meer kinderen tellen en in het 2612
lager onderwijs komen er 35% leerlingen bij. Dat betekent dat lokale besturen - samen met andere overheden - 2613
de komende legislatuur voor een buitengewone uitdaging staan: het aanbod aan onderwijs en kinderopvang 2614
moet naar omhoog. 2615
Zorg krijgen in de opvang of leren op school is echter veel meer dan ergens onderdak geraken. Het is de 2616
basisgrondstof voor kinderen en jongeren om zich een identiteit te vormen en zich volledig te ontplooien. 2617
Daarom staat de brede school in het centrum van de duurzame, lokale samenleving die Groen voor ogen 2618
heeft. 2619
Volgens Groen liggen er lokaal enorm veel mogelijkheden om te investeren in de eerste levensjaren van 2620
kinderen: niet alleen voor het welzijn van kinderen en ouders, maar ook om schoolse achterstand preventief 2621
tegen te gaan. Het lokaal bestuur smeedt vernieuwende banden tussen kinderopvang, onderwijs en welzijn. 2622
Daarnaast speelt het lokale bestuur een voorname rol in de realisatie van betere onderwijskansen door 2623
spijbelpreventie, taalstimulering, de aanleg van een stimulerende schoolomgeving,… Door een net- en 2624
schooloverstijgende aanpak, draagt ze bij aan de onderwijsvernieuwing in gemeente of stad. Gegeven het 2625
brede scala aan mogelijkheden, moeten keuzes gemaakt worden die tot stand komen in samenspraak met het 2626
hele onderwijsveld en met andere spelers die actief zijn in de brede school. 2627
Voorstellen 2628
2629
1. Het lokaal bestuur is de stuwende kracht achter de brede school 2630
De brede school is de plaats waar kinderen hun persoonlijkheid op zoveel mogelijk domeinen tot ontplooiing 2631
laten komen: cognitief, artistiek, sportief, in de natuur, enzovoort. Dit veronderstelt een intense samenwerking 2632
tussen de school en vele andere lokale spelers. Een gemeente streeft als coördinator naar onderlinge 2633
versterking, aanvulling en verrijking. 2634
De brede school is een draaischijf voor de buurt en vormt een geïntegreerde infrastructuur die zowel 2635
het onderwijs als de lokale samenleving ondersteunt, ook na de schooluren en in vakanties. De 2636
peuterspeelzaal, kinderopvang, lager onderwijs, buitenschoolse opvang, opvoedingsondersteuning, 2637
sport-, muziek en computerinfrastructuur, … krijgen een plek in de brede school. 2638
De sleutel tot het welslagen van een brede school, waarbij de infrastructuur optimaal wordt gebruikt 2639
door verschillende instanties, is de schoolbewaarder. Dit opent een veelheid aan kansen voor dag- en 2640
avondscholen, voor flexibel gebruik van de turnzaal door de buurt of een vereniging, voor grote en 2641
kleine feesten die kunnen doorgaan in de school. 2642
Kunstacademies worden actief betrokken bij de brede school, zodat ze kunnen rekenen op een 2643
divers publiek en zodat academies extra aan gezet worden om een creatief aanbod uit te werken voor 2644
alle kinderen. 2645
Voor het welbevinden, de leerresultaten en de leerkansen van kinderen is een krachtige 2646
samenwerking tussen de ouder en de school essentieel. Door sterk in te zetten op de betrokkenheid 2647
van de ouders, kan de school meer verweven geraken met de buurt. Organisaties van etnisch-culturele 2648
minderheden kunnen hun rol van bruggenbouwers en intermediairs nog meer uitspelen. 2649
De buitenschoolse opvang wordt gekoppeld aan andere vrijetijdsactiviteiten. 2650
68
Het (onderwijs)opbouwwerk – dat samen met jongeren, ouders en scholen werkt aan gelijke kansen - 2651
wordt naar de gemeente gehaald. Zij leveren relevante expertise om ouderbetrokkenheid te 2652
realiseren en op te treden als netwerker tussen een veelheid aan actoren. 2653
Peuterspeelpunten zijn succesvol, zoals in Turnhout: informele opvoedings- en ontmoetingspunten 2654
waar ouders met hun jongste kinderen kunnen samenkomen om elkaar te ontmoeten en om samen 2655
met hun kinderen te spelen. Hier wordt de mogelijkheid gecreëerd om te praten met andere ouders 2656
en om informatie te vragen aan een begeleider. 2657
2658
2. Een kansrijke ontwikkeling van jonge kinderen 2659
Kinderopvang is een pedagogisch project dat een meerwaarde biedt aan het kind en het gezin. Kinderopvang 2660
is voor Groen een belangrijk instrument om opvoedingsondersteuning in de praktijk te brengen en om de 2661
gelijke kansen van elk kind waar te maken. 2662
Groen pleit voor een verdere integratie van kinderopvanginitiatieven en het kleuteronderwijs, 2663
waardoor kleine kinderen langer terecht kunnen in kleine groepen. Zo verbetert de zorg in de eerste 2664
jaren van het kleuteronderwijs, en gaan kinderen geleidelijk naar een grotere groep met meer 2665
zelfstandigheid en meer nadruk op het pedagogische. 2666
De gemeente neemt haar rol op als coördinator door de oprichting van het ‘lokaal loket 2667
kinderopvang’ en door overleg te organiseren tussen alle partners in de buitenschoolse en 2668
dagopvang. De gemeente kan bovendien een actieve rol spelen door zelf kinderopvang op te zetten en 2669
door een financiële inbreng in bestaande initiatieven. Dit biedt mogelijkheden aan de gemeente om 2670
kinderopvang aan te bieden aan werkzoekenden, cursisten, OCMW-cliënten, … 2671
Lokaal kinderopvangbeleid bewaakt de diversiteit van het aanbod: het stimuleren van 2672
inkomensgerelateerde dagprijzen, een gericht investeringsbeleid in kansarme en kindrijke stedelijke 2673
buurten en het voorzien van aparte subsidies zodat elk gezin van het aanbod kan genieten. De 2674
gemeente neemt in haar eigen voorzieningen een voorbeeldrol op via informatie op maat en 2675
begeleiding van de gezinnen. 2676
Veel ouders worstelen met de combinatie arbeid/gezin, zowel tijdens het schooljaar als gedurende de 2677
schoolvakanties. Het lokaal bestuur zorgt voor een up to date infopunt over vraag en aanbod van 2678
opvangmogelijkheden. Bijzondere aandacht gaat naar de groeiende vraag naar flexibele opvang (zieke 2679
kinderen, heel vroeg of heel laat), met als uitgangspunt de draagkracht van het kind. 2680
Het lokaal bestuur kiest duidelijk voor het belang van het kind. Kinderopvangvoorzieningen zijn geen 2681
reservaten maar worden ingebed in (de buurt van) de brede school, en er zijn voldoende 2682
mogelijkheden om buiten te spelen. Het stemgeluid van spelende kinderen kan onmogelijk 2683
beschouwd worden als overlast. 2684
2685
3. Alle scholen ondersteunen om het recht op onderwijs waar te maken 2686
Heel wat gemeenten en steden zijn zelf inrichters van onderwijs. 2687
Groen vindt het belangrijk dat lokale besturen een strategisch beleid voeren: waar het in sommige 2688
gemeenten niet nodig is dat het lokaal bestuur basisonderwijs inricht, kan het in andere gemeente net 2689
noodzakelijk zijn dat de gemeente inspeelt op lege vlekken die niet ingevuld wordt door andere 2690
inrichters. In dat opzicht ijvert Groen voor het behoud van de dorpsscholen in landelijk gebied. Met 2691
het verdwijnen van sociale voorzieningen en het afbrokkelen van het sociaal weefsel spelen zij een 2692
heel belangrijke rol. Zij kunnen de spil zijn waarmee het sociaal weefsel opnieuw wordt versterkt. 2693
Groen vindt het niet aangewezen dat steden en gemeenten secundair onderwijs inrichten. 2694
69
Naast het inrichten van onderwijs, is het de afgelopen jaren duidelijk geworden dat lokale besturen een heel 2695
belangrijke rol kunnen spelen voor het volledige onderwijsveld. Dit kan door het zogenaamde flankerend 2696
onderwijsbeleid, een nieuwe, sector- en netoverschrijdende dimensie van het lokaal onderwijsbeleid. 2697
Om de concurrentie tussen (officiële en vrije) scholen tegen te gaan, waakt de schepen van 2698
onderwijs erover dat de gemeente als inrichtende macht geen rivaliteit in de hand werkt, 2699
waardoor andere taken van de gemeente op vlak van onderwijs in het gedrang zouden komen. 2700
Groen houdt een sterk pleidooi voor meer net- en schooloverstijgende initiatieven. 2701
Schoolbesturen werken samen met het lokaal bestuur en durven nadenken over de toekomst van 2702
het onderwijs voor hun stad of gemeente. Het gaat over de onderwijsorganisatie, het 2703
onderwijsaanbod, de ligging, de demografische structuur, stedenbouwkundige ontwikkelingen, 2704
wensen van ouders, openbaar vervoer, enzovoort. De meeste centrumsteden hebben een eigen 2705
onderwijsoverlegstructuur opgericht. Deze structuren moeten versterkt worden en in gemeenten 2706
waar ze nog niet bestaan, opgericht worden. 2707
Om een rol te spelen op vlak van infrastructuur pleit Groen voor een lokaal fonds voor 2708
schoolgebouwen: de gemeente is eigenaar/beheert/onderhoudt op basis van lokale noden. Er 2709
komt in overleg met onderwijsinstellingen een meerjarig investeringsplan voor onderhoud van 2710
schoolgebouwen. Voor (kleine) renovatie of nieuwbouwprojecten zijn ook formules van publiek-2711
private samenwerking mogelijk, op voorwaarde dat het gaat om gebiedsgerichte ontwikkeling, 2712
een duidelijk omschreven project en een heldere finaliteit. 2713
Naast infrastructuur, is er een breed spectrum aan mogelijkheden en kunnen gemeenten inspelen 2714
op concrete noden van de scholen. Wanneer het lokaal bestuur voor scholen een meerwaarde 2715
kan betekenen, zullen ze meer herkend worden als regisseur van het flankerend onderwijsbeleid. 2716
o extra activiteiten taalstimulering: bijvoorbeeld meer lerende speelpleinwerking tijdens de 2717
vakantie. 2718
o Leerlingen en ouders ondersteunen op vlak van kleuterparticipatie. 2719
o Begeleiding van jongeren die schoolmoe zijn 2720
o Schoolteams en schoolbeleid ondersteunen met inschrijvingsbeleid 2721
o Beleid voeren met sociale voordelen: voor- en naschoolse opvang, inspanningen doen om de 2722
stijgende kosten in de gemeentescholen tegen te gaan, leerlingenvervoer… 2723
o Lokaal spijbelbeleid met een vast gemeentelijke aanspreekpunt voor leerplichtcontrole. Het 2724
beleid kadert in een continuüm van sensibilisering, preventie, actie tot sanctie. Doelgroepen 2725
als jonge asielzoekers, anderstalige nieuwkomers en Roma vereisen een specifieke aanpak. 2726
o Bemiddelingsbeleid: De gemeente stelt voor haar scholen een beleid op waar bemiddeling 2727
als instrument wordt aangewend om spanningen en conflicten op te lossen door het 2728
aanstellen van een onafhankelijk schoolbemiddelaar. 2729
2730
Tenslotte maakt het lokaal bestuur een verschil door concrete initiatieven te nemen die bijdragen aan 2731
de remediëring van voortijdige schooluitval, waarbij al dan niet de link wordt gelegd met de lokale 2732
arbeidsmarkt. De gemeente creëert stage/leerplekken voor (vroegtijdige) schoolverlaters. Het 2733
initiatief om productiescholen op te richten wordt ondersteund: jongeren leren en werken tegelijk in 2734
een kleinschalige, realistische arbeidsomgeving. 2735
70
Jeugd 2736
Kinderen en jongeren zijn belangrijke deelnemers aan de lokale samenleving. Groen kiest voor echte 2737
betrokkenheid van kinderen en jongeren. Zij moeten hun mening over hun gemeente of stad kwijt kunnen en 2738
beleidsbeslissingen kunnen beïnvloeden. 2739
Groen wil een geïntegreerd jeugdbeleid. Nu het lokale jeugdbeleidsplan ingekapseld zal worden in het 2740
gemeentelijke masterplan, wil Groen garanties dat kinderen, jongeren en verenigingen betrokken zijn bij de 2741
uitwerking van het beleid. 2742
Kinderen en jongeren hebben het recht om de publieke ruimte te gebruiken, net als iedereen. Het wegjagen 2743
van jongeren - met een avondklok of een ‘vip-behandeling’ aan de kust – is de slechts denkbare oplossing. Er 2744
blijft een groot tekort aan fysische ruimte: gebrek aan speelruimte, te weinig fuifplaatsen, tekort aan 2745
repetitieruimtes, … Jongeren en kinderen moeten hun ‘ding kunnen doen’. Groen blijft ijveren voor ruimte 2746
voor kinderen en jongeren, zowel fysische als psychische ruimte. 2747
De bevolkingsexplosie en de toenemende dualisering in de steden zetten een rem op de mogelijkheden van de 2748
opgroeiende stadsjeugd. Jongeren willen gehoord worden, en snakken naar concrete oplossingssporen. Om 2749
hen vooruitzicht te geven op meer zekerheid en op echte keuzemogelijkheden, wil Groen zwaar investeren in 2750
de moeilijk bereikbare jongeren. 2751
Groen blijft kiezen voor het traditionele jeugdwerk. Door te streven naar minder ‘verkokerde’ 2752
subsidiereglementen en diensten moeten ook ‘nieuwe’ vormen van jeugdwerk kunnen ontwikkelen en 2753
groeien. 2754
2755
Voorstellen 2756
Ruimte voor jongeren en kinderen 2757
2758
Groen pleit voor een jeugd- en kindvriendelijk ruimtelijk beleid. Groen hanteert het principe dat alle publieke 2759
ruimte toegankelijk is voor kinderen en jongeren. Wanneer de ruimte beperkt wordt, moet dat gemotiveerd 2760
worden. 2761
Kinderen hebben recht op ontspanning en spel in hun buurt, zonder dat ze opgesloten worden in 2762
(speel)reservaten. We pleiten voor kindvriendelijke open ruimte, speelinfrastructuur op alle pleinen 2763
en speelse elementen langs straten en lanen. Kindvriendelijk betekent in de eerste plaats 2764
bespeelbaar door kinderen en dan pas mooi. Het bieden van spelkansen en -uitdagingen is 2765
belangrijker dan een speelplein dat de ouders mooi vinden. 2766
We kiezen voor een speelweefselplan dat alle plaatsen waar kinderen en jongeren elkaar ontmoeten, 2767
spelen, sporten, rondhangen met elkaar verbindt. Zo krijgen deze plaatsen ook een echte waarde 2768
binnen de gemeente. Speelweefsel ontwikkelt zich rond speelpleintjes en -hoekjes, skaterampen, 2769
jeugdhuizen, sportterreinen, fuifzalen en jeugdwerkinfrastructuur en omvat ook het voetpad, de 2770
straat, onbebouwde kavels, parkings, bossen, veldwegjes, beken en vijvers, duinen, ... Speelweefsel is 2771
een integrale aanpak en vertrekt vanuit de belevingswereld van kinderen en jongeren. 2772
Naast meer kwalitatieve speelruimte, moet ook de weg er naartoe verbeterd worden. 2773
Lokale overheden leveren extra inspanningen om het gebruik van gemeenschapsruimtes voor en 2774
door jongeren gemakkelijker te maken: minder nutteloze regels en meer flexibiliteit. 2775
71
Groen verzet zich tegen het gebruik van Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS) om repressief 2776
op te treden tegen het rondhangen van jongeren. Het politiereglement omschrijft duidelijk wat 2777
overlast is en wat niet. Het geluid van spelende kinderen en jongeren hoort sowieso niet thuis in de 2778
categorie “overlast”. Mogelijke klachten of conflicten worden vermeden door ruimtelijke en menselijk 2779
ingrepen. 2780
Groen pleit voor een inhaaloperatie inzake jeugdinfrastructuur. Het gaat daarbij over nieuwe locaties, 2781
maar ook over de regularisatie of herinvulling van bestaande ruimten. De ‘Lokalenmap’ is een handig 2782
instrument om de vaak wisselende verantwoordelijken in het jeugdwerk op de hoogte te brengen over 2783
het belang van technische controles en (brand)veiligheid van de infrastructuur. Met respect voor de 2784
‘eigen plek’ van het jeugdwerk, worden hun infrastructuurnoden bekeken in het licht van 2785
multifunctioneel gebruik van ruimten en terreinen (zie hoofdstuk ‘Onderwijs en kinderopvang’). 2786
Ook jongeren hebben recht op mobiliteit. Er wordt geïnvesteerd in creatieve oplossingen zoals 2787
nachtbussen, carpooling in het uitgangsleven en vlotte fiets-, bus- en treinverbindingen (zie hoofdstuk 2788
‘Mobiliteit’). 2789
2790
Groen kiest voor een doordacht en doorgedreven fuifbeleid. Daarnaast heeft het lokaal bestuur meer 2791
aandacht voor de muziekbeleving bij jongeren. 2792
- Een degelijke fuifzaal in elke gemeente is een ‘must’. Gemeentelijke ondersteuning kan ook via een 2793
opleidingsaanbod (b.v. ‘fuifsteward’ of ‘sfeerbeheer’), een gemeentelijk fuifdraaiboek, het opzetten 2794
van (inter)gemeentelijk fuifoverleg, een fuifbox met allerhande veiligheidsmateriaal en logistieke 2795
ondersteuning zoals het gratis gebruik van hekken, fietsrekken, kapstokken, enzovoort. Aan het 2796
gemeentelijk evenementenloket wordt alle informatie gecentraliseerd (zie hoofdstuk ‘Samenleven en 2797
diversiteit’). 2798
Groen wil meer aandacht voor de muziekbeleving bij jongeren door een gericht ondersteuningsbeleid: 2799
creëren van podiumkansen voor beginnende artiesten en –groepen door de invoering van een 2800
muzieksubsidie aan cafés, jeugdhuizen of verenigingen die beginnende groepen laten optreden, 2801
aanbieden van repetitielokalen, zoeken naar mogelijkheden voor het opnemen van een CD of demo 2802
buiten het (onbetaalbare) commerciële circuit. Groen wil dat lokale besturen ondersteuning bieden 2803
aan kleine organisatoren die een gehoorschadebeleid willen uitbouwen. 2804
2805
Toekomst bieden aan minder bereikbare jongeren 2806
2807
Overbelaste stadsbuurten hebben weinig te bieden aan kinderen en jongeren. Ook het landelijk gebied kent 2808
een kleine, minder zichtbare groep van jongeren die hun schoolopleiding niet hebben afgemaakt, weinig 2809
perspectief hebben op tewerkstelling en die de nodige stabiliteit missen in hun leven. Op deze plaatsen zijn 2810
veel meer inspanningen nodig om jongeren weer perspectief te geven. 2811
In de verkommerde stedelijke gebieden keren stedelijke functies terug in de wijken: dit betekent een 2812
aangename en veilige omgeving, met interessante initiatieven zoals jeugdcafés, jeugdhuizen, 2813
jeugdwerk, … 2814
Laagdrempelige en aanspreekbare initiatieven, zoals wijkanimatie of buurtsport, moeten uitgebreid 2815
worden. In deze wijken wil Groen kansen geven aan zelforganisaties om zich verder te ontwikkelen en 2816
innovatieve processen op te zetten. 2817
Het straathoekwerk en andere ‘vindplaatsgerichte’ werkers maken - zowel in steden als in kleinere 2818
gemeenten – het verschil. Zij leggen contact met jongeren die geen aansluiting vinden bij het 2819
jeugdwerk, die niet meer naar school gaan en voor zogenaamde problemen zorgen. Via 2820
72
kortingssystemen - opgezet door het OCMW en verschillende sectoren - kunnen jongeren 2821
gemakkelijker instappen op het vrijetijdsaanbod. 2822
Lokale bestuurders met een brede visie op jeugdwerk investeren in projecten die erkenning geven 2823
aan informele vormen van leren. Lokale besturen ondersteunen jongeren die buiten het 2824
schoolsysteem deelnemen aan vormingen en stages. Dat doen ze door het aanbod bekend te maken 2825
en een deel van het cursusgeld terug te betalen. De jongerencompetentiecentra zijn 2826
sectordoorbrekend en verdienen navolging. 2827
2828
Naar een beleid van coproductie met kinderen en jongeren 2829
2830
Leg jongeren geen plannen voor om goed of af te keuren, maar betrek hen van bij het begin zodat zij mee 2831
vormgeven aan het beleid. Coproductie gaat verder dan inspraak en laat jongeren ook zelf taken op zich 2832
nemen die te maken hebben met de uitvoering van het beleid. 2833
Nu het lokale jeugdbeleidsplan ingekapseld wordt in het gemeentelijke masterplan, zal Groen op 2834
lokaal vlak garanties eisen voor inspraak van kinderen, jongeren en hun verenigingen (zie ook 2835
hoofdstuk ‘inspraak en participatie’). 2836
De gemeente hanteert een diversiteit aan inspraak- en beslissingsmethoden om zoveel mogelijk 2837
(diverse) jongeren te kunnen bereiken. Hierbij wordt erover gewaakt dat de gebruikte methoden de 2838
kloof tussen hoog- en laagopgeleide jongeren niet verder vergroten. Bij inspraak is ruimte voor 2839
kortere termijnen van engagement: jongeren wisselen graag van doel en inzet. 2840
De gemeente geeft jeugdraden alle ruimte, en blijft ze ondersteunen. De jeugdraad van de toekomst 2841
fungeert als een draaischijf: naast de formele adviesopdracht wordt de koppeling gemaakt met 2842
kleinere en tijdelijke participatieve initiatieven om ook jonge kinderen en minder georganiseerde 2843
jongeren te bereiken. Deze werkwijze zal het draagvlak van de jeugdraad en van kleinere projecten 2844
doen toenemen. Met een bredere visie op jeugdbeleid krijgt de jeugdraad inspraak op alle 2845
beleidsdomeinen. De jeugdraad kan in dit opzicht ook zijn vertegenwoordigers krijgen in andere 2846
adviesraden. Jeugdraden kunnen agendapunten op de gemeenteraad brengen. Een 2847
vertegenwoordiger kan er spreekrecht krijgen. 2848
Groen pleit voor een jongerenparagraaf, die aangeeft welke effecten beleidsmaatregelen hebben op 2849
de jeugd. Een paragraaf is weliswaar onvoldoende om participatie van jongeren mogelijk te maken, 2850
maar het lokaal bestuur garandeert hiermee dat er aandacht is voor de belangen van kinderen en 2851
jongeren. De jeugdraad is sterk betrokken bij deze jongerentoets. 2852
Elke gemeente heeft een jeugddienst met minstens één jeugdconsulent per 10 000 inwoners. Voor 2853
kleinere gemeenten kan het gaan om een deeltijdse kracht, maar de jeugddienst is voldoende 2854
zichtbaar en toegankelijk. De jeugdambtenaar beschikt over de nodige organisatorische, 2855
administratieve en beleidsmatige kwaliteiten. De gemeentelijke jeugddienst is een vlot toegankelijke 2856
dienst waar kinderen en jongeren en jongerenorganisaties terechtkunnen voor ondersteuning, 2857
informatie en overleg. Wanneer een jeugddienst uit verschillende medewerkers bestaat worden 2858
medewerkers (tijdelijk en/of deeltijds) gedetacheerd naar andere diensten waar beleid ontwikkeld 2859
wordt dat impact heeft op kinderen, jongeren en hun verenigingen. 2860
2861
Jeugdwerk ten volle blijven ondersteunen 2862
Groen wil dat de gemeenten de jeugdverenigingen op maat subsidiëren. Een subsidiebeleid moet 2863
verkokering tegen gaan en voldoende divers zijn, om ook kleinschalige initiatieven te ondersteunen. 2864
Voor jeugdwerkinitiatieven die niet kunnen rekenen op een verzekeringssysteem van een of andere 2865
koepel, werkt de gemeente een aanvullend aanbod uit. 2866
73
Groen ondersteunt de eis van het jeugdwerk voor een betere aansprakelijkheidsregeling voor 2867
jeugdverenigingen. 2868
Groen pleit voor een brede invulling van vormingskansen in het jeugdwerk. Ook individuele jongeren 2869
moeten, los van elk vast verenigingsverband, kansen krijgen om een vormingspakket uit het jeugdwerk 2870
mee te pikken. Een EVC-traject op gemeentelijk niveau - Erkenning van Verworven Competenties - kan 2871
kennis en ervaring van jongeren in het jeugdwerk gevaloriseerd worden in een ‘ervaringscertificaat’. 2872
Groen pleit voor het blijvend ondersteunen van verenigingen die zich richten op maatschappelijke 2873
achtergestelde kinderen en jongeren. Ondersteuning van organisaties van etnisch-culturele 2874
minderheden en de integratie van doelgroepen in bestaande verenigingen zijn niet tegengesteld, maar 2875
vullen elkaar aan. 2876
74
Ouderen 2877
Steeds meer mensen worden steeds ouder, dit is een verworvenheid die we danken aan onze 2878
welvaartsmaatschappij. Het is bovendien een enorme rijkdom voor de lokale samenleving. Heel veel ouderen 2879
zijn actief, ze doen aan vrijwilligerswerk, ze vangen de kleinkinderen op en doen andere zorgtaken. Groen wil 2880
de rol van de ouderen veel meer waarderen. Terwijl onze samenleving ‘arbeid’ eng invult en enkel in rekening 2881
brengt wat op de ‘reguliere’ arbeidsmarkt wordt gepresteerd, is de (economische) waarde van mantelzorg en 2882
vrijwilligerswerk nochtans immens. 2883
De lokale context speelt een essentiële rol in het leven en welzijn van ouderen. Met de leeftijd worden mensen 2884
sterker afhankelijk van het lokale aanbod en de toegankelijkheid ervan. Groen pleit voor een mensvriendelijke 2885
leefomgeving met veilige voetpaden, voldoende rust en ontmoetingsruimtes en speelruimtes voor kinderen. 2886
Jongeren en ouderen hebben hetzelfde belang bij een autoluwe omgeving. Groen wil tegemoet komen aan 2887
intergenerationele rechtvaardigheid en solidariteit. Lokale besturen geven mee vorm aan een uitdagend 2888
project van welvaartsopbouw waar alle generaties voordeel uit kunnen halen. 2889
Gemeentebesturen zetten een ambitieus ouderenbeleid op poten, samen met senioren. Dé oudere bestaat 2890
niet. Tot de leeftijdsgroep van 60 jaar en 90 behoren verschillende generaties. Het lokaal bestuur houdt 2891
rekening met de verschillende behoeften van alle ouderen. Groen wil iedereen de kans geven op een 2892
aangename oude dag. 2893
Vooral het aantal 80+ers zal de komende jaren enorm toenemen. Parallel hieraan zal ook de nood aan 2894
ondersteuning en zorg groter worden. Groen wil creatief mee zoeken naar aangepaste zorg om 2895
zorgbehoevende ouderen zo lang mogelijk in de eigen buurt te laten wonen. De lokale overheid heeft de 2896
regierol bij het uittekenen van deze buurtgebonden zorg en garandeert de toegang tot zorg voor iedereen. 2897
Hiertoe werkt ze samen met private partners en bouwt indien nodig openbare voorzieningen uit om 2898
buurtgebonden zorg mogelijk te maken. 2899
Voorstellen 2900
2901
Het succes van de vergrijzing lokaal verzilveren 2902
De lokale overheid tracht de ervaring en bekwaamheid van ouderen maximaal te verzilveren. De gemeente 2903
schrijft jong gepensioneerden aan, inventariseert hun talenten en tracht via een jaarlijkse vrijwilligersbeurs dit 2904
talent te koppelen aan een lokale behoefte: leesouder in de school, bijbrengen van oude technieken in de 2905
plaatselijke academie, medewerker rode kruis, stads- of dorpsgids, vrijwilliger in de bibliotheek, barhouder in 2906
de sportkantine,… Te veel talenten, te veel ervaring blijft vandaag onaangesproken. 2907
Ouderen worden te veel en te snel verwezen naar ouderspecifieke werkingen. Enerzijds is het belangrijk dat 2908
ouderenorganisaties ondersteund worden en meer zichtbaar worden in de gemeente. Anderzijds vindt Groen 2909
het belangrijk dat ouderen actief blijven in de sport-, vrije tijds- en cultuurverenigingen. Voor Groen staat het 2910
intergenerationeel werken voorop in elke vereniging, door zich aan te passen aan de noden en mogelijkheden 2911
van wie iets ouder wordt. 2912
Het lokaal bestuur organiseert ontmoetingen tussen de plaatselijke raden (sportraad, cultuurraad, 2913
jeugdraad) en de ouderenraad. 2914
Het aanbod voor ouderen moet beter gecommuniceerd worden. Groen pleit voor een leesbaar en 2915
overzichtelijk informatieblad en één koepelwebsite van de verenigingen - waarbinnen iedere 2916
75
vereniging haar eigen website kan maken. Directe contacten moeten eveneens onderhouden blijven 2917
(via lokaal dienstencentrum) Niet alle senioren beschikken over technische apparatuur. Goede info 2918
moet zo vroeg mogelijk gegeven worden, zodat ouderen zich kunnen voorbereiden voor de 2919
zorgbehoeften plots acuut worden. 2920
Megafilmcomplexen en grote cultuurtempels komen niet altijd tegemoet aan de wensen en noden 2921
van ouderen. De aanwezigheid van een bereikbaar en gedecentraliseerd aanbod aan voorzieningen 2922
komt trouwens niet alleen tegemoet aan de noden van ouderen maar komt alle buurtbewoners ten 2923
goede. 2924
Tegengaan van stereotypen over ‘de’ ouderen kan bijvoorbeeld door buurtbewoners op authentieke 2925
wijze een gezicht geven via knappe sociaal-artistieke praktijken. 2926
Bestaande socio-culturele infrastructuur (bibliotheek, cultuurcentra, theaters, … ) wordt omgevormd 2927
tot laagdrempelige plekken voor sociale ontmoeting. 2928
Lokale besturen boren bestaande formele en informele (vrijwilligers)netwerken aan om 2929
cultuurparticipatie te bevorderen. Naast logistieke steun, start het lokaal bestuur met bescheiden 2930
projectsubsidiëring als duwtje in de rug om buurtgebonden initiatieven mogelijk te maken. 2931
Inclusief beleid voor en door ouderen 2932
Groen pleit voor een inclusief ouderenbeleid. Aandacht voor ouderen is terug te vinden in verschillende 2933
beleidsdomeinen, gaande van welzijn, wonen en cultuur tot ruimtelijke ordening en veiligheid. De inbedding 2934
van het ouderenbeleid in de meerjarenplanning mag echter niet ten koste gaan van de aandacht voor de 2935
specifieke behoeften en noden van de oudere bevolking. 2936
De opmaak van de beleidsplanning gebeurt in nauw overleg gebeuren met de ouderen zelf. Voor de 2937
opmaak van de beleidsplanning investeert de gemeente in een lokaal ouderenplatform waar 2938
ouderenorganisaties, welzijnsorganisaties en gemeente een ouderenbeleid uittekenen. Dit kan 2939
voordien door een bevraging of enquête, maar ook tussendoor en achteraf via de ouderenadviesraad. 2940
De ouderenadviesraad is voor een lokaal bestuur van onschatbare waarde. Deze bestaat niet alleen 2941
uit personen die een vereniging vertegenwoordigen, maar ook uit niet-aangesloten ouderen. Ook in 2942
andere inspraakorganen van de gemeente, zijn ouderen zichtbaar aanwezigheid. 2943
De gemeentelijke ouderenbeleidscoördinator ondersteunt de ouderenraad. Samen met de schepen 2944
bevoegd voor ouderenbeleid worden linken gelegd met andere beleidsdomeinen. 2945
Een interactieve bestuurstijl houdt in dat de gemeente open communiceert en effectief rekening 2946
houdt met de inbreng van ouderen (zie hoofdstuk inspraak en participatie). Groen vindt het essentieel 2947
om specifieke acties te ondernemen om andere, vaak moeilijk te bereiken ouderen te betrekken bij 2948
het beleid. Hun inbreng kan ad hoc via interviews of focusgroepen. Vernieuwen op vlak van 2949
beleidsparticipatie betekent ook dat er wordt gezorgd voor kortere termijnen van engagement: ook 2950
ouderen wisselen graag van doel en inzet. 2951
Preventie tegen vereenzaming en zorg op maat 2952
Groen kiest resoluut voor een buurtgebonden aanpak. De missie is niet langer om mensen zo lang 2953
mogelijk in hun eigen huis laten wonen, wel om mensen zo lang mogelijk in hun eigen vertrouwde 2954
buurt te laten wonen. De bereikbaarheid van diensten en voorzieningen, de nabijheid van winkels, 2955
werken aan veiligheid,… zijn daarbij essentieel. Groen gelooft in het model van integrale wijk- en 2956
buurtcentra waar ruimte is voor een babbel, voor nuttige informatie, activiteiten op maat, een 2957
opleiding, enzovoort. 2958
Verder bouwend op de buurtgerichte aanpak voorziet de lokale overheid vooral in bijkomende 2959
kleinschalige buurtgebonden infrastructuur eventueel samen met de sociale 2960
huisvestingsmaatschappijen of via investeringen vanuit het rollend fonds (zie programma wonen). 2961
Groen is geen voorstander van grote woonzorgcentra waarrond dan aangepaste woningen worden 2962
76
gebouwd. Dit leidt tot geïsoleerde ‘ouderenwijken’ en staat haaks op het principe om zo lang mogelijk 2963
in eigen buurt te wonen. 2964
Wijkgebonden zorg en aangepaste infrastructuur laat bovendien veel beter toe om in te spelen op de 2965
toenemende diversiteit van de zorgbehoevende ouderen, meer allochtone ouderen, holebi ouderen, 2966
… 2967
Een beleid dat erop gericht is om mensen zo lang mogelijk op te vangen in eigen buurt vraagt de 2968
uitbouw van extra zorg in de wijk. Centraal in elke wijk is een lokaal dienstencentrum. Daar is 2969
permanent een team aanwezig om op te roepen en zorgbehoevende buurtbewoners te helpen bij de 2970
activiteiten van het dagelijks leven (zogenaamde diensten voor Algemene dagelijkse 2971
levensverrichtingen, ADL). 2972
Naast de professionele zorg is het principe ‘zo lang mogelijk in eigen omgeving’ maar mogelijk als er 2973
ook informele zorg is in de wijk. Omdat mantelzorg niet altijd verleend wordt door partner of 2974
kinderen, zullen mantelzorgers steeds vaker uit de buurt komen. Het lokaal dienstencentrum geldt als 2975
een ‘bank’ voor mantelzorgers waar vraag en aanbod op elkaar worden afgestemd (zie voorstel 2976
‘letsen’ in hoofdstuk ‘samenleven en diversiteit’). 2977
Het dorp- of wijkrestaurant is een laagdrempelig initiatief, waar bewoners gezamenlijk een goedkope 2978
en gezonde maaltijd kunnen nuttigen in een gezellige sfeer. Het is een eenvoudig concept, maar erg 2979
groot qua impact. Door het lokale verenigingsleven en de middenstand te betrekken kent het 2980
dorpsrestaurant een groot bereik. 2981
Groen wil het taboe op dementie doorbreken door dementievriendelijke gemeenten te realiseren. 2982
Het lokaal bestuur kan ertoe bijdragen dat de bevolking ervan bewust wordt dat mensen met 2983
dementie medeburgers zijn. Ook mantelzorgers, familie en vrienden zijn daar bij gebaat. Groen wil 2984
nieuwe woonvormen en zorgmogelijkheden initiëren, zorgverstrekkers, verenigingen, bedrijven en 2985
diensten laten samenwerken en mensen informeren en toeleiden naar hulpdiensten en 2986
ondersteuningsmogelijkheden. 2987
77
Vrije tijd, Cultuur & Sport 2988
Groen wil dat het vrijetijdsbeleid 'geïntegreerd' wordt aangepakt. We bedoelen dat cultuur, sport, 2989
evenementen, toeristisch-recreatieve infrastructuur, een deel van jeugd samen wordt uitgebouwd. Nu staan er 2990
vaak hoge schotten. Uiteraard zijn er ook grote verschillen tussen sectoren, die een eigen aanpak 2991
verantwoorden. Dat is b.v. zo voor Jeugd, dat deels behoort tot de vrije tijd, maar breder gaat, van onderwijs 2992
tot welzijnsbeleid. 2993
Over het algemeen zijn er grote verwantschappen, zeker wat de doelstellingen en doelgroepen betreft. 2994
Daarom worden ze in dit 'geïntegreerd' hoofdstuk behandeld. Onze uitgangspunten zijn 2995
Een gemeente/stad met een vraaggestuurd vrijetijdsaanbod, afgestemd op de steeds veranderende 2996
behoeften van de gebruiker, toegankelijk en betaalbaar voor iedereen. 2997
Een gemeente/stad die niet in hokjes denkt, haar burgers doen dit ook niet. Groen wil meewerken aan 2998
een geïntegreerd vrijetijdsbeleid dat bruggen slaat tussen de verschillende diensten en ze ook 2999
samenbrengt, en leidt tot een kwalitatief aanbod. 3000
Een gemeente/stad die initiatieven van burgers en verenigingen beter ondersteunt. Die alleen dingen 3001
programmeert die particulieren niet kunnen aanbieden. Te vaak blaast de gemeente/stad met zijn eigen 3002
programmering en promotie de kleinschalige en sympathieke initiatieven van burgers en verenigingen 3003
weg. 3004
Een gemeente/stad die het potentieel van zijn centrum en deelgemeenten / districten op vlak van vrije 3005
tijd volop ontwikkelt. 3006
Een gemeente/stad die spontaan initiatief niet in bestaande structuren en systemen dwingt. 3007
3008
Enkele voorbeelden van een geïntegreerde visie 3009
• Ontwikkeling van een weefsel van park- en natuur(verbindings)gebieden het centrum en de 3010
deelgemeenten met optimale integratie van allerlei vrijetijdsaspecten 3011
• Voortdurende aandacht voor duurzaamheid, toegankelijkheid en belevingswaarde van 3012
vrijetijdsinfrastructuur en -sites. 3013
• Het op elkaar afstemmen en vereenvoudigen van allerlei procedures, inschrijvingsformulieren, 3014
tarievenstructuren, subsidieregelingen, gebruikersreglementen, … tussen de diverse vrijetijdsdiensten 3015
• Kalendermanagement en programmering: er voortdurend over waken dat de gemeente/stad niet in 3016
de plaats maar aanvullend programmeert op verenigingen, zoveel mogelijk concurrentie met 3017
bestaande programmering vermijdt 3018
• Communicatiebeleid en promotionele ondersteuning: de kanalen van de lokale overheid meer 3019
gebruiken om initiatieven van burgers en verenigingen bekend te maken en te promoten, minder ter 3020
promotie van het gemeentelijk/stedelijk beleid op zich. 3021
• Uitbouw vrijwilligerswerking: werving, statuut, verzekering, vorming, poolvorming, (tijdelijk) ter 3022
beschikking stellen aan verenigingen en organisaties ... 3023
3024
Gedepolitiseerde werking en bestuur 3025
Groen pleit voor minder (of geen) politici in bestuursorganen van cultuurcentra, sportcentra, bibliotheken, 3026
musea enz. De raden van bestuur worden meestal samengesteld uit politici en uit vertegenwoordigers van de 3027
78
sport- en cultuursector. Dat de partijen die vertegenwoordigd zijn in de gemeenteraad hun 3028
vertegenwoordigers aanduiden, leidt tot een te grote grip van de politiek op de werking. Wij bepleiten een 3029
onafhankelijk bestuur, samengesteld uit experts en mensen uit de betrokken sector. Het bestuur sluit dan met 3030
het gemeente- of stadsbestuur een beheersovereenkomst, die voorwerp moet zijn van bespreking en 3031
goedkeuring door de gemeenteraad, inclusief de jaarlijkse evaluatie, begroting en afrekening. 3032
Concrete suggesties: 3033
Vrijetijdspas: graag vervangen we al die kaarten, passen en abonnementen voor de bibliotheek, sport, 3034
cultuur, jeugd, … door 1 vrijetijdspas. Elke inwoner kan die opladen volgens zijn behoeften aan 3035
vrijetijdsbesteding. Aan deze pas worden sociale kortingen gekoppeld (voor bvb. OCMW-3036
steuntrekkers, leeftijdsgebonden kortingen, …) en men kan hem ook gebruiken bij niet-stedelijke 3037
organisaties. B.v. om korting te krijgen op het lidgeld van de sportclub, om naar het theater of een fuif 3038
te gaan, in het kader van de brede school, … 3039
We go online: met de vrijetijdspas kan men online lokalen en sportterreinen reserveren, inschrijven 3040
voor sportkampen, tickets reserveren voor alle mogelijke activiteiten, deuren openen van lokalen, … . 3041
1 gebruikersnaam en paswoord per vereniging of burger moet hiervoor volstaan. 3042
Ondersteuning met infrastructuur: er moet voldoende infrastructuur zijn, geschikt voor de activiteiten 3043
die mensen wensen te doen, geografisch goed verdeeld over deelgemeenten en centrum, met 3044
voldoende omkaderend personeel, gemakkelijk te reserveren en met werkbare 3045
gebruikersreglementen. Infrastructuur voor sport, cultuur, muziek e.a. moet in tweede instantie ook 3046
voor andere vormen van vrijetijdsbesteding beschikbaar zijn. Ook infrastructuur van derden moet 3047
kunnen worden gebruikt op momenten dat dit mogelijk is. 3048
Energiezuinige infrastructuur: we pleiten voor een concreet plan om de gemeentelijke/stedelijke 3049
vrijetijdsinfrastructuur energie-efficiënt te maken. We moeten de globale CO2 uitstoot van 3050
vrijetijdsinfrastructuur ernstig verminderen. Nieuwe gebouwen moeten voldoen aan strenge 3051
energieprestatienormen en er is aandacht voor ecologische design en materialen. 3052
Inspraak in het vrijetijdsbeleid: de huidige adviesraden werken over het algemeen niet meer zo goed. 3053
Ook al stellen ze zich meestal constructief kritisch op t.o.v. het beleid, ze werken traag en log, er gaan 3054
te weinig adviezen naar het beleid en het beleid houdt er weinig rekening mee. We willen het belang 3055
van inspraak onderstrepen, maar de vormen ook vernieuwen. In het hoofdstuk over Participatie en 3056
inspraak gaan we daar verder op in. 3057
3058
Cultuur 3059
3060
Investeren in de rijkdom van cultuur 3061
Cultuur emancipeert en verenigt, en kan ook zorgen voor onthaasting en ontspanning. Groen staat voor een 3062
cultuurbeleid dat vertrekt van wat van onderuit groeit en opborrelt, met zowel aandacht voor de kunstenaars, 3063
de amateurs en professionele cultuurinstellingen als voor verenigingen, voor wijk- en buurtinitiatieven, 3064
artistiek werk, erfgoedinitiatieven, enz. Groen ijvert voor kwaliteit en verscheidenheid van cultuur. 3065
Groen wil dat het vrijetijdsbeleid 'geïntegreerd' wordt aangepakt. We bedoelen dat cultuur, sport, 3066
evenementen, toeristisch-recreatieve infrastructuur, een deel van jeugd samen wordt uitgebouwd. Nu staan er 3067
vaak hoge schotten. 3068
Er zijn grote verschillen tussen de grote steden, de centrumsteden en de kleinere steden en de andere 3069
gemeenten. Lokaal cultuurbeleid voeren is daarom steeds maatwerk. 3070
79
We waarschuwen voor teveel Cultuur als middel dan als doel. Het stadsimago en de uitstraling zijn al te 3071
belangrijk geworden. 3072
Cultuurbeleid is meer en is belangrijker dan het strikte cultuurbeleid. Het draagt ook bij tot de opbouw van 3073
levendige steden en bruisende gemeenten, tot de sociale cohesie (gemeenschapsvorming), tot een 3074
kwaliteitsvolle inrichting van openbare ruimte, tot mooie en goede architectuur, en is op deze wijzen een 3075
bouwsteen van een beleid van duurzaamheid. Cultuurbeleid is een breed beleid. Een Groen cultuurbeleid 3076
probeert origineel te zijn, prikkelend en uitdagend. Het is absoluut nodig om fris te blijven in het cultuurbeleid. 3077
3078
Randvoorwaarden scheppen en initiatieven mogelijk maken 3079
De lokale overheid moet op de eerste plaats randvoorwaarden creëren opdat organisaties en individuen 3080
artistieke of culturele activiteiten en werking kunnen ontplooien, of kunnen participeren aan die activiteiten. 3081
Dat is het voorzien van culturele infrastructuur: de openbare bibliotheek, het cultuur- en 3082
gemeenschapscentrum, het deeltijds kunstonderwijs, het ter beschikking stellen van podia of tribunes, de 3083
uitbouw van een cultuurpas, de cultuurcommunicatie, aanpassingen ten bate van personen met een handicap 3084
(b.v. ringleidingen), doelgroepacties zoals goedkope tickets voor personen die in armoede leven enz. Ook het 3085
verstrekken van subsidies behoort tot dat beleid. 3086
De lokale overheid moet niet in de eerste plaats zelf een culturele speler zijn. Steden en gemeenten nemen 3087
steeds meer eigen initiatieven. Goed bedoeld. Maar ze doen teveel zelf. De organisatie van evenementen, een 3088
uitgebreid aanbod in het cultuurcentrum, stadsfestivals, culturele hoofdsteden, zomerhappenings, grote 3089
tentoonstellingen, live televisieopnames, filmopnames… het kan niet op in Vlaanderen. Steden en gemeenten 3090
zullen, zeker met een krimpende overheidsbudget, sterkere keuzes moeten maken. 3091
Subsidiariteit heet dit principe. Het betekent vooreerst dat de overheid slechts initiatieven neemt als 3092
individuen en particuliere organisaties dat niet zelf doen. 3093
Wij pleiten voor een lokaal cultuurbeleid dat bouwt op het aanwezige potentieel. De lokale overheid moet 3094
vooral mogelijk maken dat andere initiatiefnemers, dat zijn allerlei verenigingen, professionele en 3095
amateurkunstenorganisaties, erfgoedzorgers hun 'ding' kunnen doen. Groen wil bijvoorbeeld dat de 3096
gemeenten muzikale jongeren een duwtje in de rug geven met extra podiumkansen. Hiervoor geeft de 3097
gemeente een muzieksubsidie aan cafés, jeugdhuizen of verenigingen die een lokale band op de affiche zetten. 3098
Een lokaal bestuur moet dus vooral ‘beleid’ inzake cultuur willen voeren: keuzes maken, wieden en zaaien. 3099
3100
Kerntaken voor de stad en gemeente 3101
Cultuurspreiding, educatie, ondersteuning van het cultuurleven en zeker van het verenigingsleven, de 3102
amateurkunsten, het voorzien van culturele infrastructuur, en de zorg voor zowel het culturele erfgoed als het 3103
onroerend erfgoed zijn dé kerntaken van het lokale niveau. Alleen in grotere gemeenten en in de steden 3104
komen daar uitdrukkelijk en in toenemende mate de zorg voor de professionele kunsten en kunstenaars bij. 3105
Cultuurspreiding en -educatie betekent eigenlijk cultuur zo dicht mogelijk bij de mensen brengen. De 3106
cultuurcentra en de openbare bibliotheken zijn daar de geesteskinderen van. We bepleiten een toegankelijk, 3107
betaalbaar en gebruiksvriendelijk cultureel aanbod. Groen wil ook blijvende aandacht voor de bevordering van 3108
de cultuurparticipatie van kansengroepen en aandacht voor kinderparticipatie in school- en in familieverband. 3109
Denk aan de interculturalisering van het culturele leven, het bijtrekken van personen in armoede. 3110
80
Cultuur kan en moet iedereen aanspreken. Door doelgroepgericht te werken geef je kansen aan mensen. Het is 3111
aan het gemeentebestuur om de vele verenigingen die er zijn die kansen aan te reiken en ze daarbij volop te 3112
ondersteunen. 3113
Zo zouden toneelverenigingen, begeleid door personeel van het rusthuis, toneel met rusthuisbewoners kunnen 3114
opzetten. De lokale dansschool kan een optreden in én met een sociale wijk doen. Fanfares en 3115
jeugdbewegingen doen beroep op elkaar voor opvallende en creatieve stoeten doorheen de gemeente. 3116
De gemeente moedigt zulke projecten aan met een kleine subsidie en ondersteunt het project door sociaal-3117
cultureel werkers ter beschikking te stellen. 3118
Projecten als “Alles Kan-festival” in Gent of “Pierced” in Beersel geven jongeren de kans hun talent te 3119
verdiepen door professionele begeleiding en geven deze talenten nadien een podium. Zulke projecten 3120
verdienen navolging. Ook daarbuiten moeten jongeren kansen krijgen. Dat kan veel betekenen. Een jonge 3121
kunstenaar richt het rondpunt in, een talentvolle webmaster neemt de gemeentelijke website onder handen, 3122
een jong DJ-collectief luistert de nieuwjaarsreceptie op... 3123
De eigen instellingen 3124
Er zijn twee belangrijke instellingen van de lokale overheden, de cultuurcentra en de openbare bibliotheken. Ze 3125
moeten grondig nadenken over hun toekomst. 3126
Ze kampen met het middenklassefenomeen. Dat publiek bereiken ze behoorlijk, maar moeilijke doelgroepen 3127
een stuk minder. Soms worden er grijze keuzes gemaakt. Comedy en populaire muziek zijn evidente opties, 3128
maar hedendaags theater en hedendaagse muziek, beeldende kunst zijn dat soms minder. We bepleiten ook 3129
meer aandacht voor andere genres als operette, sociaal-artistieke producties, klassieke muziek, en ja ook 3130
ondersteuning van interessante producties van amateurs. 3131
Openbare bibliotheken scheppen de beste voorwaarden om burgers aan te zetten te lezen en zich te 3132
informeren. Maar ze lijden onder een oprukkende beeldcultuur die tot ontlezing leidt. 3133
Concrete voorstellen 3134
•Participatiebevordering, educatie en toeleiding: aandacht naar specifieke doelgroepen, acties rond 3135
betaalbare tickets, kortingssystemen voor bepaalde doelgroepen, bevorderen van participatie in 3136
gezinsverband, laagdrempelige toegang tot bibliotheekwerk, deeltijds kunstonderwijs en 3137
cultuurcentra, samenwerking met het verenigingsleven in functie van toeleiding, samenwerking met 3138
onderwijs rond schoolprogrammering, bibliotheekgebruik, museumbezoek en cultuureducatie, een 3139
efficiënte cultuurcommunicatie, enzovoort. Uitbouw van een lokaal netwerk voor de participatie van 3140
personen in armoede. 3141
•Culturele infrastructuur: duurzame en energiezuinige renovatie van oudere infrastructuur. Atelierruimtes 3142
voor kunstenaars, repetitielokalen voor de amateurkunsten en muziekgroepen. Samenwerking met de 3143
lokale scholen waar cultuur, sport enz. een plaats krijgt, ook naschools. 3144
•Materiële ondersteuning: podia, afsluitingen, klank- en licht, ... 3145
•Sociale cohesie en gemeenschapsvorming: vooral via het verenigingsleven – van lichte vormen als straat- 3146
en wijkbarbecues tot uitgebouwde sociaal-culturele verenigingen, met bijzondere aandacht voor de 3147
migrantenverenigingen. 3148
•Het deeltijds kunstonderwijs (DKO): kan een sterke interactie aangaan met lokale amateurkunstenleven 3149
(muziekverenigingen, toneelgroepen, dansgroepen enz.) en lagere scholen. 3150
•Cultuurcentra: investeren in toeleiding en educatie, op zoek gaan naar diverse publieken qua leeftijd en 3151
81
achtergrond (ook etnisch-cultureel), ruimte maken voor het lokaal cultureel aanbod van amateurs, 3152
verenigingen en professionelen, een gemodereerd, maar spitant en geprofileerd aanbod van podium- 3153
en andere activiteiten uitbouwen. Afstemming programmering in streekverband. 3154
•Openbare Bibliotheek: Investeren in leesbevordering en educatie, schrijverslezingen e.d., bijdragen in de 3155
digitale uitleen van boeken, muziek, film, games ..., een bredere toegang tot cultuur via digitale wegen 3156
... Niet te snel overgaan tot sluiting van filialen en uitleenposten en alternatieven inzetten zoals de 3157
bibbus, het uitleenpunt enz. Investeren in toegang tot en vorming rond ICT-vaardigheden. Veeleer dan 3158
kleinere bibliotheekfilialen in een stedelijke context te sluiten moeten ze behouden worden en 3159
omgezet worden naar mini culturele centra, waar op een erg laagdrempelige manier kan gewerkt 3160
worden aan een brede cultuurparticipatie in wijken en buurten. Deze kleine centra van lokale 3161
cultuurbeleving kunnen er voor zorgen dat ook kansengroepen op een eenvoudige manier worden 3162
toegeleid naar cultuurbeleving. De bibliotheekfilialen in wijken en buurten spelen daarin een cruciale 3163
rol. 3164
•Musea en cultureel erfgoed: het maken van scherpe keuzes blijft dé uitdaging (inhoud, collectie-uitbouw, 3165
regelmatig vernieuwde presentatie, tijdelijke tentoonstellingen, onderzoek en studie, projectwerking. 3166
Erfgoedconvenants maken erfgoed meer zichtbaar en belangrijker. Vergeet niet de zorg voor het 3167
gemeentelijk archief, maar ook dat van zovele organisaties. 3168
•En nog veel meer: zorg voor de leefomgeving in de landschapszorg, de kwaliteit van de openbare 3169
architectuur, kunst in de openbare ruimte, wijkgerichte projecten, projecten met en voor specifieke 3170
doelgroepen, projecten die bewust mikken op kinderen en jongeren, enz...In de randvoorwaarden: 3171
Groen steunt de verzelfstandiging van gemeentelijke cultuurhuizen, op de uitdrukkelijke voorwaarde 3172
dat dit niet te koste gaat van de transparantie inzake het beheer van mensen en middelen. Zeker in de 3173
grotere steden is het van het groot belang dat er voldoende inzicht is in en controle op de 3174
beheersstructuren van de culturele instellingen door zowel het stadsbestuur als de gebruikers. We 3175
ijveren voor goede samenwerkingsovereenkomsten met het gemeentebestuur, mandaatfuncties voor 3176
de directie, strategische plannen en operationele inhoudelijke autonomie van de stafleden. Zet de 3177
cultuurbeleidscoördinator op de plaats waar hij of zij het beste rendeert. Van verantwoordelijke voor 3178
het gemeenschapscentrum over coördinator-bruggenbouwer tot diensthoofd cultuur of vrije tijd. 3179
•Intergemeentelijke samenwerking en afstemming: beter de krachten bundelen dan alles zelf willen doen. 3180
Denk aan archeologie, onroerende erfgoedzorg, afstemming van programmering, museale 3181
samenwerking enz. 3182
3183
Onroerend Erfgoed 3184
Het beleid op het gebied van het onroerend erfgoed is vooral centralistisch gevoerd, op Vlaams niveau dus. Er 3185
is een schromelijk onvoldoende samenwerking met de steden en gemeenten. Sinds enkele jaren bestaan er wel 3186
enkele intergemeentelijke archeologische diensten, maar dat is slechts een begin. Wij bepleiten een veel 3187
grotere lokale rol, zelfs met het risico dat sommige gemeenten onvoldoende respect voor hun eigen erfgoed 3188
hebben. Maar het wordt dan echt ook een thema in de lokale politiek. 3189
Maar een sterkere lokale inbedding kan helpen om het grootste probleem te verhelpen, nl. het gebrekkige 3190
draagvlak voor erfgoed. Het staat onder permanente druk. Nog te weinig mensen hebben respect voor de 3191
waarde en kwaliteit van ons bouwkundig erfgoed. 3192
• Bevoegdheden in het kader van de inventaris van het bouwkundig erfgoed: straks zal de gemeente 3193
autonoom kunnen beslissen over werken en aan en sloping van gebouwen op die lijst. Dat wordt een 3194
eerste toetssteen van een wil tot een echt lokaal beleid. 3195
• Uitbouw van een eigen erfgoeddienst, al dan niet samen met naburige gemeenten. Die kan een rol 3196
spelen in de ontsluiting van erfgoed en de opbouw van een sterker draagvlak, bij advisering van 3197
82
opname op inventarissen, bij bescherming en restauratie. 3198
• Een hedendaagse omgang met het eigen gemeentelijk erfgoed: een groot respect voor het object 3199
moet blijven, maar het moet kunnen worden ingezet voor hedendaagse functies en toepassingen. We 3200
moeten durven innoveren. Erfgoedzorg is een uiting van duurzaam beleid. Steden en gemeenten 3201
kunnen dat sterk stimuleren door een voorbeeldrol op te nemen. 3202
• Kerkelijk erfgoed: het wordt een steeds grotere zorg. Bewaren is nodig, maar niet stilstaan. We 3203
moeten aan de aan deze grote gebouwen – er komen er in de komende tijd steeds meer vrij – een 3204
nieuwe waardevolle invulling geven. En de ingreep moet reversibel zijn. We kunnen het beter een 3205
hedendaagse invulling geven, dan het te laten verloederen, te vernietigen of te ontkennen. We komen 3206
daar het beste toe in overleg met de kerkelijke instanties. 3207
3208
Sport 3209
3210
Sport draagt bij tot een meer kwaliteitsvol leven. Sport beoefenen is plezierig en gezond. Naar sport kijken is 3211
(ont)spannend, verzet de geest. Investeren in sporttalent van jonge mensen is van dezelfde orde als investeren 3212
in wetenschappelijk, economisch of cultureel talent. 3213
Sport is de grootste sociale beweging ter wereld en heeft een positieve kracht in zich. Sport bezit de kracht 3214
bruggen te bouwen tussen mensen met verschillende achtergronden, discriminaties tussen man en vrouw weg 3215
te werken… Sportbeoefening in groeps- of verenigingsverband bevordert het sociale contact en is een positief 3216
element in de ontwikkeling van een sociaal weefsel in de gemeente. Daarenboven brengt sport mensen bij 3217
elkaar, kan ook zorgen voor onthaasting en ontspanning en is het een goed middel tot inburgering en kennis 3218
over verschillende culturen. 3219
Wij willen sportclubs aanmoedigen en ondersteunen om mee een rol te spelen bij de integratie van 3220
maatschappelijk zwakkeren of de strijd tegen racisme of homofobie. 3221
Groen staat voor een sportbeleid dat vertrekt van wat van onderuit groeit en opborrelt, met aandacht voor 3222
clubs, voor wijk- en buurtsport en voor topsport. 3223
3224
Sportparticipatie 3225
We willen zoveel mogelijk mensen aan het sporten krijgen, al of niet in verenigingsverband. Sportbeoefening in 3226
groeps- of verenigingsverband bevordert het sociale contact en is een positief element in de ontwikkeling van 3227
een sociaal weefsel in de gemeente. Sport is ook een belangrijke hefboom tot integratie. 3228
3229
De sportclub centraal stellen 3230
Groen vindt dat de rol van de overheid in het sportbeleid vooral faciliterend moet zijn, ondersteunen wat er 3231
opborrelt aan kleine en grote initiatieven. We willen vertrekken van wat leeft in de clubs, bij informele 3232
verbanden van mensen die samen sporten, van de individuele noden van sporters (bv. joggers of fietsers). De 3233
overheid moet voor goede sportinfrastructuur zorgen, zowel voor sporthallen, zwembaden als voor 3234
openluchtsportvelden. 3235
Wat de jeugdsport betreft – jeugdsport is de belangrijkste bouwsteen van elk sportbeleid – worden de beste 3236
resultaten gehaald door maximaal in te zetten op de driehoek clubs – scholen – gemeenten (sportdiensten). Zo 3237
wordt zowel de breedtesport ondersteund als aan talentdetectie gedaan in functie van voorbereiding op de 3238
83
topsport. In zo'n beleid krijgen alle jongeren de kans hun beste talenten te ontwikkelen, en wordt iedereen 3239
aangezet om aan sport te doen. 3240
Dat moet zo dicht mogelijk bij de mensen gebeuren, lokaal dus. Mede daarom geloven we sterk in de 3241
coördinerende, ondersteunende en stimulerende rol van de gemeentelijke sportdiensten. De verdere uitbouw 3242
van een stevig lokaal ingebed sportbeleid is voor Groen dan ook de juiste keuze. 3243
3244
Concrete voorstellen 3245
Lokaal sportbeleid – Sport voor Allen: de nieuwe Beleids- en Beheerscyclus (het sportbeleidsplan 3246
verdwijnt) mag het vernieuwde lokaal sportbeleid niet naar de achtergrond drukken. 3247
Kwaliteit garanderen: de kwaliteit van het sportaanbod in de sportclubs moet verder verbeteren. 3248
Momenteel beschikken nog veel te veel sportclubs niet over gekwalificeerde trainers of hebben ze er 3249
onvoldoende. De lokale overheid moet trainers en sportbegeleiders aanzetten om sportkaderopleiding 3250
te volgen. Dit kan via het lokale subsidiebeleid ondersteund worden. 3251
Grotere sportclubs: er moet gestreefd worden naar grotere sportclubs zonder dat de geografische 3252
spreiding van het sportaanbod hiervan het slachtoffer wordt. De sportfederaties en de gemeenten 3253
moeten samenwerkingsverbanden tussen sportclubs op lokaal niveau stimuleren. Het leidt tot een 3254
efficiënter gebruik van mensen en middelen, zorgt voor waardevolle interdisciplinaire uitwisseling van 3255
expertise (trainers) en bevordert de veelzijdigheid van (jonge) sporters. 3256
Toegankelijke sport: sport moet voor iedereen toegankelijk en betaalbaar zijn. Sportclubs leveren vaak 3257
heel wat diensten tegen een relatief beperkte prijs. Toch kunnen, zeker voor grote gezinnen en mensen 3258
met een laag inkomen, de totale kosten voor sportbeoefening vaak hoog oplopen. Groen wil niet dat 3259
hoge lidgelden en andere kosten een onoverkomelijke financiële drempel vormen. Een tussenkomst 3260
van de overheid is in deze gevallen zinvol via o.a. tussenkomsten in lidgelden en uitrusting, kortingen 3261
voor sportkampen via een vrijetijdspas, e.d.m. 3262
Wijk- en buurtsport stimuleren: dit zijn lichte vormen van sportbeoefening, georganiseerd in de 3263
leefomgeving van doelgroepen die vaak moeilijk tot sporten komen en of waar de drempels hoog zijn. 3264
Tal van gemeenten organiseren dit al via hun Sportdienst. 3265
Een duurzaam sportbeleid: zowel op het vlak van de inhoud (het sporttechnische) als de infrastructuur 3266
gaan we voor duurzaamheid. Groen wil dat de gemeente met de sportsector in dialoog treedt om de 3267
globale CO2-uitstoot van de sportinfrastructuur ernstig te verminderen. De overheid investeert in 3268
klimaatvriendelijke sporthallen en zwembaden, die via energie- en transportplannen hun CO2 uitstoot 3269
drastisch verminderen. Nieuwe gebouwen voldoen aan strenge energieprestatienormen en er is 3270
aandacht voor ecologische design en materialen. 3271
Infrastructuur meer dan ...: er is in Vlaanderen een tekort aan infrastructuur. Door de bestaande 3272
infrastructuur maximaal in te zetten, en pas daarna bij te bouwen, wordt al veel opgelost. 3273
Sportinfrastructuur in scholen of bedrijven ligt er buiten de uren vaak ongebruikt bij. Groen wil scholen 3274
en bedrijven aanmoedigen hun infrastructuur open te stellen voor het publiek. De overheid kan 3275
hiertoe financiële stimuli geven. Toch blijft er een fikse inspanning nodig om het tekort aan 3276
sportinfrastructuur weg te werken of bestaande infrastructuur te renoveren. 3277
Meer (open) ruimte om te sporten: Groen wil meer ruimte om te sporten: niet enkel voldoende 3278
sportinfrastructuur, maar ook meer groene en open ruimte en veilige wegen om onbekommerd te 3279
kunnen wandelen, lopen, fietsen, … Wij willen meer natuur en bos, een toegankelijk stadsbos op 3280
fietsafstand van elke Vlaamse stad, en recht op buurtgroen voor iedereen. Landelijke wegen, 3281
jaagpaden, natuur, bos en parken zijn het terrein bij uitstek voor zachte recreatie als lopen, wandelen 3282
of fietsen. 3283
Hardere vormen van recreatie: hiervoor (sporten als waterski, motorcross, kleischieten, … ) moet een 3284
plaats gezocht worden. Het storend effect moet zo minimaal mogelijk zijn. Ze kunnen enkel beoefend 3285
worden in afgebakende zones waar de schade aan de natuur en de hinder voor de omwonenden 3286
minimaal is. 3287
Voldoende kansen voor informele sportbeoefening: mensen die sporten doen dat vaak in andere 3288
84
organisatievormen dan de sportclub. Ze zetten samen allerlei informele verbanden op. De lokale 3289
sportdiensten moeten ze maximaal levenskansen bieden. Het zijn geen echte sportclubs, ze behoeven 3290
meestal ook geen subsidie, maar ze ondersteunen de doelstelling van het levenslang sporten. 3291
Sportdiensten kunnen deze verbanden faciliteren en ondersteunen door het ter beschikking stellen 3292
infrastructuur, het aanbieden van een betaalbare sportverzekering, door de uitbouw van joggingpaden 3293
en mountainbikeroutes, … 3294
Kansengroepen: Groen wil het project 'Buurtsport' krachtiger doorzetten. Naast de traditionele 3295
clubsport, de schoolgerichte sport, en andere contexten van sport, kiest buurtsport om de buurt, de 3296
wijk, de straat als context te beschouwen om sport aan te bieden. Het is in de eerste plaats de 3297
bedoeling mensen aan het sporten te krijgen. Het gaat om mensen die door omstandigheden niet aan 3298
sport kunnen doen, maar dat eigenlijk wel willen. Nog te weinig gemeenten hebben hier op 3299
ingetekend. Dat willen we stimuleren, zeker in alle steden in Vlaanderen. 3300
Sport en maatschappij: Groen pleit voor de uitbouw van concepten als ‘Open Stadion’, waarbij topclubs 3301
fungeren als versterker, platform en trekker van acties met maatschappelijke meerwaarde. Steden en 3302
gemeenten moeten de sportwereld ondersteunen bij de inspanningen om etnisch culturele diversiteit brede 3303
ingang te doen vinden in sportmiddens. 3304
85
Veiligheid 3305
Veiligheid is een basisrecht. Mensen moeten zich in hun omgeving, hun wijk, dorp, gemeente of stad veilig 3306
kunnen voelen. Daarbij gaat het zowel om het wegnemen van reële onveiligheid als het werken rond 3307
onveiligheidsgevoelens. Veiligheid als basisrecht heeft daarbij te maken met eigendoms- en gewelddelicten, 3308
maar ook met verkeersveiligheid, milieuveiligheid, sociale veiligheid in de ruime zin 3309
Een veiligheidsbeleid kan niet werken met alleen maar preventie of repressie. Groen kiest voor een integraal 3310
veiligheidsbeleid, dat werkt aan de hele veiligheidsketen: van preventie in de breedste zin van het woord tot 3311
controle, vervolging en strafuitvoering. Gemeenten en politie hebben een cruciale taak, maar een volwaardig 3312
veiligheidsbeleid kan enkel slagen als ook burgers als volwaardige partners betrokken worden. 3313
Voorstellen 3314
3315
1. Kiezen voor een integraal veiligheidsbeleid 3316
Een veiligheidsbeleid kan enkel succesvol zijn als het ook een integraal veiligheidsbeleid is: 3317
* Samenwerking tussen de verschillende overheden en tussen de verschillende diensten en 3318
bevoegdheidsdomeinen. Veiligheidsbeleid is meer dan politiebeleid. Elke gemeente moet daarom werk maken 3319
van een integraal veiligheidsbeleid, waarvan het veiligheidsplan van de politiezone een onderdeel is. Het debat 3320
over het globale veiligheidsbeleid wordt gevoerd in de gemeenteraad, de prioriteiten voor het politiebeleid 3321
worden vastgelegd door de politieraad, onder andere via het zonaal veiligheidsplan. 3322
* Aanpak van de hele veiligheidsketen: het wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid, onmiddellijke 3323
preventie, repressie en nazorg. 3324
* Een goed veiligheidsbeleid vertrekt van correcte cijfers en een juiste inschatting van de problemen (geen 3325
ontkenning of vergoelijking noch overdrijving), maar neemt ook meer subjectieve onveiligheidsgevoelens 3326
ernstig (gebaseerd op metingen) . 3327
3328
2. Werken aan preventie 3329
De veiligheidsketen is maar zo sterk als de zwakste schakel. Een veiligheidsbeleid start bij een breed 3330
preventiebeleid. 3331
* Preventie in de ruimste zin betekent investeren in onderwijs, werkgelegenheid, kwalitatieve huisvesting, 3332
sociale stadsvernieuwing, jeugdbeleid. Een veiligheidsbeleid kan maar succesvol zijn als het ingebed is in een 3333
breder samenlevingsbeleid, dat op al die vlakken werk levert. 3334
*De openbare ruimte is er voor iedereen. Mensen moeten zich veilig voelen. Inrichting van openbare ruimte 3335
moet dus oog hebben voor subjectieve en objectieve veiligheid: aangepaste verlichting, leefbare straten en 3336
pleinen, een goede mix van functies. 3337
* Alle lokale actoren die een rol spelen inzake preventie werken samen in het lokale preventienetwerk: 3338
wijkagenten, gemeenschapswachten, hulpverleners, straathoekwerkers en wijkcomités. Evenwel telkens met 3339
respect voor de verschillende functies en opdrachten. Zo vervult het straathoekwerk een onmisbare 3340
maatschappelijke rol, die niet zomaar tot criminaliteitspreventie herleid kan worden. 3341
86
* Wat “overlast” is, wordt door iedereen anders ingevuld. We verzetten ons tegen een tendens waarbij elk 3342
spelend kind als overlast wordt beschouwd (rondhangen en elkaar ontmoeten in de publieke ruimte zijn een 3343
recht), maar hebben oog voor reële samenlevingsproblemen. Groen pleit voor een constructieve aanpak van 3344
overlast, met bijvoorbeeld de inschakeling van straathoekwerkers die jongeren een stem geven en tegelijk 3345
overlast kunnen verminderen. 3346
* Gemeenten en politie ondersteunen burgers, handelaars en bedrijven met preventieadvies en bijhorende 3347
premies voor technopreventieve maatregelen. 3348
* De gemeente voert een anti-fietsdiefstalbeleid: veilige fietsenstallingen, fietsgraveeracties, sensibilisering, 3349
controle, opsporing en terugbezorging van gestolen fietsen (www.gevondenfietsen.be). 3350
3351
3. Burgers betrekken 3352
Veiligheid is een basistaak van de overheid, maar ook burgers hebben een plaats in het veiligheidsbeleid. We 3353
willen geen “bigbrothersamenleving” waar iedereen permanent iedereen in het oog houdt, wel een 3354
samenleving waar burgers hun verantwoordelijkheid opnemen. 3355
* Om kleine overlast te vermijden, is er in de eerste plaats nood aan een preventieve en informatieve 3356
benadering. De gemeente maakt duidelijk wat de regels zijn rond thema’s als sluikstorten, burenlawaai,… en 3357
hanteert daarbij een aanpak op maat om alle groepen van de bevolking te bereiken. 3358
* Problemen bespreekbaar maken is een eerste stap naar de oplossing. De gemeente moet daarom permanent 3359
met burgers, verenigingen, scholen, bedrijven,… in dialoog gaan over het veiligheidsbeleid, om klachten op te 3360
sporen en op zoek te gaan naar gezamenlijke oplossingen. 3361
*Via sensibilisering en burenbemiddeling moedigt de gemeente burgers aan om waar mogelijk problemen in 3362
dialoog op te lossen. Daarnaast wordt ingezet op het verhogen van de bereidheid om aangifte te doen als 3363
slachtoffer of getuige van een misdrijf. 3364
* Veiligheidsbeleid is een taak van de overheid, niet van de privésector. We verzetten ons tegen het 3365
privatiseren van publieke veiligheidstaken: elke burger heeft in gelijke mate recht op veiligheid. Waar toch 3366
specifieke veiligheidstaken privé worden opgenomen (b.v. bij bepaalde grote evenementen), gebeurt dat enkel 3367
op basis van duidelijke afspraken met de politie over taken en verantwoordelijkheden. 3368
* Buurtinformatienetwerken (BIN’s) kunnen een uiting zijn van positief engagement van buurtbewoners, maar 3369
ze berusten soms op een verkeerd concept, waarbij zij een ongezonde vorm van sociale controle versterken, 3370
de privacy bedreigen en de verantwoordelijkheid voor onveiligheid afschuiven op de burger zelf. Veiligheids- en 3371
integratieprojecten dienen weliswaar in samenspraak met de buurtbewoners te worden georganiseerd, maar 3372
niet zonder professionelen. Daarom willen wij BIN’s omvormen tot algemene, wijkgerichte preventie-3373
initiatieven en bredere sociale netwerken die zich niet uitsluitend bezig houden met sociale controle en 3374
veiligheid. 3375
3376
4. Politie, nabij en aanspreekbaar 3377
Groen pleit niet voor meer blauw in het algemeen, wel voor blauw meer op straat. We moeten prioritair 3378
inzetten op een nabije en aanspreekbare politie, die borg staat voor een kwalitatieve basispolitiezorg (onthaal, 3379
wijkwerking, interventie, slachtofferbejegening, opsporing en onderzoek, handhaving en herstel van de 3380
openbare orde, verkeer). 3381
87
* De politieraad legt de prioriteiten voor het politiebeleid vast in het zonaal veiligheidsplan. Vanuit een 3382
integrale visie op veiligheid wordt daarbij, naast de terechte aandacht voor eigendoms- en gewelddelicten, ook 3383
voldoende aandacht besteed aan thema’s als verkeersveiligheid, intrafamiliaal geweld, milieudelicten en 3384
financieel-economische criminaliteit. 3385
* Politie moet voor iedereen nabij en aanspreekbaar zijn, niet alleen in toeristische stadscentra of in 3386
villawijken, maar ook in “moeilijke” buurten. Er is nood aan voldoende wijkagenten die te voet of per fiets in de 3387
wijk aanwezig zijn, en aanspreekbaar als eerstelijnsverzorger. Om te zorgen dat burgers hun wijkagent(en) 3388
kennen en agenten de wijk, maken gemeenten en politiezone de contactgegevens ruim bekend (via folder, 3389
website,…) en wordt ernaar gestreefd het verloop van wijkagenten te beperken. 3390
* De politie heeft oog voor een goed onthaal van al wie aangifte komt doen. 3391
* Oog voor diversiteit. Het gaat daarbij zowel over de samenstelling van het politiekorps (vrouwen, nieuwe 3392
Belgen,…) als het actief leren omgaan van alle agenten met diversiteit. Ook “moeilijke” thema’s worden zo 3393
bespreekbaar gemaakt (racisme en discriminatie, seksueel geweld, intrafamiliaal geweld, geweld tegen holebi’s 3394
en transgenders). 3395
* Veiligheidscamera’s zijn geen volwaardig alternatief voor de aanwezigheid van blauw op straat. Zij zijn duur 3396
en hebben weinig zin als ze enkel voor een verplaatsing van de criminaliteit zorgen. Selectieve inzet van 3397
camera’s kan wel overwogen worden als blijkt dat dit op bepaalde plaatsen of evenementen effectief een 3398
meerwaarde biedt (b.v. metrostations). Dit gebeurt altijd op basis van een democratisch debat in de 3399
gemeenteraad en met maximaal respect voor de regels ter bescherming van de privacy. Gemeente en politie 3400
waken ook over een correcte naleving van de regels voor privé-bewakingscamera’s. 3401
* Een sterk integriteitsbeleid draagt bij tot een in alle opzichten correct politieoptreden. 3402
* Een goede milieuhandhaving vormt het sluitstuk van het lokale milieubeleid. Dit betekent dat 3403
milieuhandhaving een plaats moet krijgen in het zonale veiligheidsplan. Verder is dit een gedeelde 3404
verantwoordelijkheid van de milieudienst, die actief haar controlefunctie opneemt en zorgt voor een goede 3405
klachtenbehandeling, en de lokale politie, die van milieucriminaliteit eveneens een prioritaire aandachtspunt 3406
maakt 3407
* Om – zeker in stedelijke gebieden – snelle interventies mogelijk te maken, zijn fietspatrouilles een zeer zinvol 3408
instrument. De aanwezigheid van fietspatrouilles in het straatbeeld heeft vaak ook een preventief effect. 3409
3410
5. Gemeenschapswachten 3411
Ter ondersteuning van de wijkagenten ziet Groen een belangrijke rol voor gemeenschapswachten (de 3412
overkoepelende naam voor onder andere stadswachten, parkwachters, gemachtigde opzichters,…) 3413
* Gemeenschapswachten worden ingezet voor een algemeen toezicht op de veiligheid en problemen van 3414
overlast, gaande van vandalisme, burenruzies, nachtlawaai en zwerfafval. Ze kunnen instaan voor de bewaking 3415
van fietsstallingen en parkings, kunnen specifiek een oogje in het zeil houden bij sport- en andere 3416
evenementen, aan schoolpoorten of op het openbaar vervoer, fungeren als aanspreekpunt in de wijk en zijn als 3417
zodanig ook duidelijk herkenbaar. 3418
* Gemeenschapswachten opereren naast de politie, maar hebben zelf geen politionele bevoegdheid (zij 3419
kunnen in bepaalde gevallen wel de bevoegdheid krijgen om vaststellingen te doen voor Gemeentelijke 3420
Administratieve Sancties). Zij hebben een preventieve rol en proberen zelf bemiddelend op te treden. 3421
De functioneringscriteria die gelden voor de wijkagent, zijn bij uitstek van toepassing op 3422
gemeenschapswachten. Een goede selectie en recrutering, vorming en ondersteuning zijn van cruciaal belang. 3423
3424
88
6. Gemeentelijke Administratieve Sancties 3425
Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS) zijn een zinvol instrument in een lokaal veiligheidsbeleid, omdat 3426
zij toelaten snel te reageren op vormen van overlast en kleine criminaliteit die veel ergernis wekken maar 3427
anders vaak onbestraft blijven. Toch zijn er een aantal belangrijke aandachtspunten. 3428
* Rechtszekerheid staat centraal. Net omdat het bij GAS niet om strikt juridische procedures gaat, is oog voor 3429
de rechten van de verdachte belangrijk. Verdachten moeten daarom correct geïnformeerd worden over hun 3430
rechten en de bestaande beroepsprocedure. 3431
* In veel gemeenten werd de voorbije jaren de codex van politiereglementen alsmaar omvangrijker. Veel 3432
politiereglementen bevatten absurde regels of vage bepalingen als “overlast”. In die gevallen is er nood aan 3433
een uitzuivering van het politiereglement. Het gemeentelijk politiereglement moet helder zijn en bevat best 3434
geen te vage bepalingen, noch een teveel aan kleine, betuttelende regeltjes. 3435
* Boetes zijn niet alleenzaligmakend, en zeker bij jongeren geen oplossing. We pleiten daarom voor maximale 3436
inzet van bemiddeling (zowel bij minderjarigen, waar bemiddeling verplicht is, als bij meerderjarigen) en 3437
herstelgerichte taakstraffen (zie ook bij nazorg). 3438
3439
7. Nazorg 3440
Nazorg is de belangrijke laatste schakel in de veiligheidsketen. Ook de gemeente kan hier een rol spelen: 3441
* Een goede slachtofferbegeleiding bij de lokale politie. 3442
* Het aanbieden van prestatieplaatsen voor alternatieve maatregelen en straffen. 3443
* Als jongeren lichte inbreuken plegen als nachtlawaai, winkeldiefstallen of illegale graffiti, wordt een gesprek 3444
georganiseerd tussen politie, ouders en jongere. De gemaakte afspraken worden in een contract gegoten. Deze 3445
afspraken kunnen over alles gaan wat belangrijk is voor het gezin: school, vrije tijd, de band tussen ouders en 3446
jongere, ... Wanneer de ouders en de jongere een engagement aangaan tot begeleiding, gaat de begeleider 3447
samen met de jongere en de ouders na op welke domeinen ondersteuning wenselijk is. 3448
* Als er sprake is van een slachtoffer bij een overtreding krijgt de dader kans tot bemiddeling. Bij een 3449
bemiddeling moet de dader stilstaan bij welke gevolgen zijn gedrag met zich mee heeft gebracht en kan hij 3450
eventueel een gesprek - in aanwezigheid van de bemiddelaar- hebben met het slachtoffer. De bemiddeling 3451
draagt bij tot een zinvolle verwerking van de feiten voor beide partijen. 3452
89
Internationale solidariteit 3453
Onze steden maar ook onze gemeenten zijn de voorbije decennia steeds internationaler en ‘veelkleuriger’ 3454
geworden. Smaken uit de hele wereld duiken op om de hoek, producten uit het Zuiden vullen de rekken. 3455
Daarnaast kleurt de onrechtvaardige verhouding tussen Noord en Zuid steeds meer het straatbeeld van steden 3456
en gemeenten. Zolang we de oorzaken niet aanpakken, blijven mensen op zoek gaan naar een beter leven. 3457
Keuzes die we hier maken, onder andere op het vlak van klimaatbeleid, hebben invloed aan de andere 3458
kant van de wereld. Solidariteit met het Zuiden kan enkel tot stand komen indien we ons bewust zijn van de 3459
oorzaken van de onrechtvaardige kloof tussen Noord en Zuid en de impact van eigen gedrag op het Zuiden. 3460
Een kwalitatief Noord-Zuidbeleid krijgt vorm door het samenspel tussen bestuur en middenveld. Het is 3461
de taak van het lokale bestuur om te sensibiliseren, informeren en participatie te stimuleren. Het is cruciaal dat 3462
het bestuur de bevolking, de verschillende doelgroepen en het maatschappelijk middenveld bij het beleid 3463
betrekt. Het lokale bestuur moet ten volle haar voorbeeldfunctie uitspelen. Denk globaal, handel lokaal, blijft 3464
een heel zinvol uitgangspunt. 3465
Voorstellen 3466
3467
1. Sensibilisering en participatie 3468
Toegang tot correcte informatie en laagdrempelige activiteiten brengen mensen in contact met de Noord-3469
Zuidthematiek en verbreden het draagvlak. De lokale overheid staat dicht bij de bevolking en kan als 3470
coördinator verschillende initiatieven nemen en ruimte en ondersteuning geven aan het lokale middenveld en 3471
verenigingen. 3472
o De aanwezigheid van etnisch-culturele minderheden bieden kansen om bevoorrechte banden op te 3473
starten met het Zuiden. Ze kunnen een grotere betrokkenheid van de lokale bevolking creëren. Aan de 3474
andere kant zorgt de wisselwerking dat we kunnen leren van het Zuiden. 3475
o Een gebundeld aanbod rond een overkoepelend thema. Werk rond een bepaald thema met 3476
verschillende invalshoeken zoals culinaire ontdekkingstochten, uitwisselingsprojecten, 3477
fototentoonstellingen, stedenband, educatieve pakketten op school, … Op die manier worden 3478
verschillende doelgroepen (jeugd, sociaal-cultureel werk, onderwijs,…) bereikt. 3479
o Uitschrijven en promotie van een subsidiereglement voor financiële tegemoetkoming voor Noord-3480
Zuidactiviteiten. 3481
o Eigenaarschap als basis voor succes: de bevolking in het Zuiden moet zelf haar ontwikkeling in handen 3482
houden. Dat betekent dat de partner met wie men samenwerkt, op een democratische manier, zelf de 3483
richting en de prioriteiten moet kunnen bepalen. De rol van donor verschuift naar ondersteuning en 3484
capaciteitsversterking. Het is belangrijk eigenaarschap steeds voor ogen te houden bij bijvoorbeeld 3485
een stedenband of in het beoordelen van projecten die gesubsidieerd worden. 3486
o Veel meer mensen reizen en ontdekken op die manier boeiende projecten in het Zuiden. De 3487
zogenaamde vierdepijlerinitiatieven moet de lokale overheid waarderen en ondersteunen door ze in 3488
contact te brengen met ngo’s. 3489
o Stedenband aangaan met een stad of gemeente in het Zuiden. Een stedenband is een rechtstreekse 3490
samenwerking tussen een Vlaamse gemeente en een lokaal bestuur in het Zuiden. Centraal staan de 3491
wederzijdse opbouw van bestuurlijke capaciteit en de versterking van plaatselijke 3492
democratiseringsprocessen. Een partnerschap met een gemeente in het Zuiden maakt het 3493
90
sensibiliseringswerk erg concreet. De stedenband biedt perspectieven om het Zuiden meer tastbaar te 3494
maken voor de eigen bevolking. 3495
o Lokaal Vredesbeleid. De gemeente kan zich aansluiten bij bestaande campagnes zoals de jaarlijkse 3496
Vlaamse Vredesweek en initiatieven zoals Mayors for Peace. Deze organisatie wil over alle 3497
landsgrenzen heen een verregaande solidariteit tussen lokale besturen in het leven roepen voor een 3498
wereldwijde kernontwapening tegen 2020. Het lidmaatschap impliceert dat het stadsbestuur 3499
sensibiliserende activiteiten ontwikkelt en ondersteunt. 3500
o Activiteiten duurzaam organiseren: organiseer alle activiteiten met een maximale aandacht voor 3501
duurzaamheid. Stel een handleiding ter beschikking van verenigingen voor het duurzaam organiseren 3502
van activiteiten. 3503
o Gemeentelijke diensten zoals bibliotheek en cultuurcentrum openstellen voor tentoonstellingen, 3504
informatiestandjes met verschillende (nationale) campagnes en projecten in de gemeente, 3505
programmatie van mondiale films, optredens, voorstellingen, … 3506
o Gemeentelijke communicatiekanalen inschakelen: aandacht op gemeentewebsite voor voorstelling 3507
van leden en activiteiten, van de Noord-Zuiddienst, aandacht in het gemeenteblad. 3508
3509
3510
2. Noord-Zuidbeleid met visie en middelen 3511
Lokaal ontwikkelingsbeleid is geen geïsoleerd domein. Er zijn linken met milieu, sociale en economische 3512
aspecten en participatie. Alle schepenen dragen hun steentje bij binnen het kader van een beleidsplan 3513
ontwikkelingssamenwerking. 3514
o Bij de uitbouw van een lokaal ontwikkelingsbeleid, staan de gemeenten verschillende instrumenten 3515
ter beschikking om het beleid vorm te geven. Een goede beleidsplanning en de nodige 3516
werkingsmiddelen zijn het startpunt. De gemeente investeert 0.7% van haar middelen in 3517
ontwikkelingsbeleid. De gemeenten die dit bereikt hebben schrijven een traject uit om 1% van haar 3518
middelen in ontwikkelingsbeleid te investeren. 3519
o De gemeente erkent en ondersteunt een officiële adviesraad voor Noord-Zuidbeleid, zoals een 3520
Gemeentelijke Raad Ontwikkelingssamenwerking (GROS). Samen met het lokale middenveld betrekt 3521
hij de hele bevolking zo sterk mogelijk bij het beleid. (Zie hoofdstuk Bestuur, Democratie en 3522
Participatie) 3523
o De lokale overheid kan ook haar kennis en expertise ter beschikking stellen van het Zuiden. Niet alleen 3524
financiële steun maar ook goede praktijkvoorbeelden en know how kunnen inspirerend zijn. 3525
o Duurzaam aankoopbeleid: Het lokale bestuur voert een duurzaam aankoop beleid. Dit betekent zowel 3526
‘korte ketens’ (afstand tussen producent en consument verkorten) als Fair trade-producten 3527
aanschaffen die lokaal niet verkrijgbaar zijn. 3528
o Indien de campagne ‘Fair Trade gemeente’ nog niet in gemeente loopt, kan die worden 3529
opgestart. Doel is zoveel mogelijk mensen bereiken om de titel te behalen. 3530
o “Schone kleren gemeente”. De nadruk ligt op de aankoop van ‘schone’ werkkleding en 3531
uniformen voor het gemeentepersoneel. De arbeidsomstandigheden als de materialen 3532
waarin de werkkleding wordt gemaakt zijn belangrijke criteria. 3533
o Kiezen voor een ethisch beleggingsbeleid, met investeringen in hernieuwbare energie in plaats van in 3534
projecten die de fossiele brandstofeconomie versterken. 3535
Er wordt gezocht, b.v. in het kader van een stedenband, naar projecten van Zuid-Noordsamenwerking. 3536
We hebben ook veel te leren van de mensen uit het Zuiden. Hun ervaringen kunnen actief worden 3537
voorgesteld in onze gemeente. 3538