liedtekst spelen is goed voor iedereenhome.planet.nl/~kicke036/ondersteuning/samenspelenboek/1 spel...
TRANSCRIPT
spel actief hoofdstuk een
liedtekst
spelen is goed voor iedereen
Spelen dat is goed voor iedereenVoor je hoofd en voor je schouders, voor je knie en ook je teenVoor je oren, voor je ogen, voor het puntje van je neusSamenspelen is de beste keus
Je kunt op je handen lopen, of je doet 't op één beenJe kunt rennen met z'n allen, je kunt rennen één voor éénMet een bal kun je gooien, met een stok kun je slaanAls je hoepelt met een hoepel, zul je niet stil staan
Aan een touw kun je trekken, een ballon geef je doorNeem een lepel, leg een ei erop, en ren er hard van doorVoor de lol of om te winnen, voor de gein of voor 't goudSpelen is gezond en heel erg goed voor jong en oud
spel actief hoofdstuk een
De spelen in dit hoofdstuk zijn ingedeeld in binnenspelen en buitenspelen. In deze twee catego-
rieën is weer een onderverdeling aangebracht in spelen zonder materialen en met materialen.
Daarbij is elke categorie opgebouwd van gemakkelijk naar moeilijk, van enkelvoudig naar
samengesteld, van weinig regels naar veel regels.
Iedere categorie begint met spelen voor kleuters en jonge kinderen om vervolgens over te gaan
in spelen voor schoolkinderen en daarna van pubers naar jongeren. Dat wil niet zeggen dat een
spelvorm geschreven voor kleuters niet geschikt is voor jongeren. Met kleine wijzigingen en een
beetje fantasie van de spelleider verander je het spel zo, dat het ook te spelen is voor oudere leeftij-
den.
In de categorie 'binnenspelen en buitenspelen met materialen' is uitgegaan van materialen die
iedereen of iedere instelling voor niet al te veel geld kan aanschaffen. Dus geen dure of grote mate-
rialen, want de materialen maken het spel niet. Het spel wordt gemaakt door de deelnemers en de
leiding.
Als spelleider heb je een belangrijke rol in het spel. Je zult zelf moeten kunnen spelen, zodat je je
kunt inleven in wat er in de groep omgaat.Voorbereiding is een belangrijk onderdeel evenals de
regels van het spel, maar die mogen niet leidend worden. Als spelleider moet je kunnen spelen met
de regels en zij moeten jou kunnen ondersteunen.
Er is heel veel geschreven over 'spelen'. Ongetwijfeld
heb je daar zelf ook een beeld bij. Zoals de titel al
aangeeft gaat het om 'actief' spelen. Dat wil zeggen
met anderen samenspelen. Er moet spanning, uit-
daging en verrassing inzitten. Een spel wordt pas actief
als meerdere partijen daar een rol in spelen: de spelers
-kinderen, jongeren, volwassenen-, de spelleider
-inzicht, kennis, kunde en voorbereiding-, de
materialen, de accommodatie en de omgeving.
binnenspelen zonder materialenspelen in de vrije ruimte
lekker gek bewegen Om kinderen te laten wennen aan een ruimte,
kun je ze als spelleider aan het begin van de
bijeenkomst laten bewegen. Dat kan op vele
manieren, maar de gemakkelijkste manier is
kriskras door elkaar. Deze vorm is uitstekend
geschikt om mee te beginnen. Je dwingt kinde-
ren om rekening te houden met de ruimte,
anderen in de ruimte en de bewegingen van
zichzelf. Spelenderwijs begin je met lopen, ren-
nen, huppelen, springen, hinkelen enzovoorts.
Door het accent niet te leggen op de beweging
maar op gek bewegen, krijg je heel rare, maar
leuke situaties.
nummers of kleuren op de murenDe muren van de ruimte krijgen een letter of eenkleur; je kunt daarvoor het beste afplaktapegebruiken, omdat dit weer gemakkelijk is te ver-wijderen. Op aanwijzing van de spelleider gaande kinderen zo snel mogelijk naar de muur. Despelleider kan met de reactiesnelheid spelen. Dooreen kleur of letter te noemen en bijvoorbeeld deandere kant op te wijzen, ontstaat er verwarring.In plaats van met kleuren of letters kan gewerktworden met windrichtingen, landen, fruit en der-gelijke.
de dierentuinDe spelleider loopt met de kinderen kriskras doorde zaal. Door het geven van simpele opdrachtenveranderen kinderen de beweging: lopen als eenolifant, stampvoetend en trompetterend; als eengiraf, op je tenen; als een aap, wilde lange bewe-
gingen met armen en benenen geluid; als een slang, sissendop je buik.De spelleider kan kiezen om het zelf voor tedoen of aan de kinderen te vragen een dier nate doen.
het standbeeldDe kinderen lopen door de ruimte en op tekenvan de spelleider staan zij doodstil als een stand-beeld. Wie kan een heel gek beeld vormen entoch stilstaan? Deze vorm van uitbeeldenkun je herhalen en daar thema's aan kop-
pelen; bijvoorbeeld stilstaan als eendier, een clown, een letter en eensporter.Vraag aan de kinderenhoe je nog meer kunt staan.
schaduwlopenMaak tweetallen. Eén van de twee looptvoorop en maakt allerlei bewegingen inslow motion. Nummer twee probeert zosnel en goed mogelijk de bewegingen nate bootsen.
blijf erbijMaak tweetallen; de nummers een lopen vooropen proberen op teken van de spelleider weg tekomen van de nummers twee. Hou rekening metde andere kinderen in de ruimte.Voorkom bot-singen! Op teken van de spelleider stoppen bei-den. Wie staat het dichtste bij zijn nummer een?
ren je rot Je maakt drie vakken met achtereenvolgens 'ja, hetis waar', 'nee, het is niet waar' en 'ik weet hetniet'. Door vragen te stellen laat je de kinderennaar één van de drie vakken lopen. De eerste tweevakken kunnen goed of fout zijn. De kinderen diein het derde vak 'ik weet het niet' staan, krijgeneen tweede kans. Laat ze een antwoord geven enals het dicht in de buurt van het goede antwoordkomt, reken je het goed. Wie heeft de meestepunten na vijftien keer rennen.variatie
In plaats van rennen kun je ook andere vormenvan bewegen gebruiken, zoals hinkelen, paard enruiter, huppelen, en zo meer.2 spel actief spel actief 11
groepjes maken
Aftellen met 1-2,
1-2, 1-2, enzovoorts;
aftellen met
aap-noot, aap-noot,
aap-noot, enzovoorts.
Wie is er in januari
geboren? Die gaat
links staan. Wie is er
in februari geboren?
Die gaat ….
Iedereen trekt zijn
rechterschoen uit en
gooit die op de stapel
in het midden. De
spelleider maakt
groepjes door
willekeurig
schoenen uit de
stapel te pakken.
Wie trekt het
langste touwtje.
De kleur bepaalt
je groep.
12 spel actief
organisatievormenvrije organisatie
De spelers zijn vrij inhet kiezen van delooprichting.gebonden
organisatie
De spelers wordengedwongen eenbepaalde richting telopen.vrije en gebonden
organisatie
Dit wil zeggen datde looprichting aan-gegeven is, maar despeler is vrij in hoehij het doel bereikt.
lijnenloop als reactiespelIn de ruimte liggen lijnen. Als die er niet zijn,kun je heel snel met krijt lijnen trekken. Je hebtminimaal vijf lijnen nodig. Iedere lijn heeft eennummer. De spelleider noemt steeds de lijn waar-over de kinderen moeten lopen. In het beginkunnen de opdrachten rustig zijn, daarna kan hettempo opgevoerd worden. Als de kinderen hetsysteem van nummers noemen doorhebben, kunje werken met visuele aanwijzingen. Je zegt bij-voorbeeld 'lijn nummer vijf', maar je wijst naarlijn nummer drie. Er ontstaat verwarring. Als despelleider naar de betreffende lijn loopt, zul jemerken dat de kinderen volgen.variatie
Kinderen mogen pas lopen op het moment dat er'lijn' bij gezegd wordt. Bij: “Let op! Loop zo snelmogelijk naar lijn twee”, moeten de kinderenlopen. Zegt de spelleider: “Loop naar vier”, danmoeten ze stil blijven staan.variatie
In plaats van nummers krijgt iedere lijn een kleurof een naam van een televisieprogramma, waarkinderen graag naar kijken.
basis tikvormen De loopweg is hierbij aangegeven en de kinde-
ren bewegen in de richting van de tikker en als
de tikker in actie komt, lopen alle kinderen in
omgekeerde volgorde weer terug. Ontwijken is
nog niet van toepassing. Deze vorm is dus heel
geschikt voor kleuters.
buizerd en muizenDe kinderen (muisjes) staan achter een lijn aan
de ene kant van de zaal. De tikker (buizerd)staat aan de andere kant. De muisjes lopen in
de richting van de buizerd en dagenhem uit door te roepen 'pak me
dan, als je kan'. Dit is het signaalvoor de buizerd om met vlieg-bewegingen van zijn plek te
komen en te tikken.Word je alsmuisje getikt, dan moet je mee naar
zijn nest.Als de buizerd drie muisjes getikt heeft,
komt er een nieuwe buizerd. Geen kinderen aande kant zetten, maar actief mee laten spelen.variaties
vos kom uit je hol, de reus en de kaboutervariaties in de organisatie
Niet meer met een vast punt werken, maar een
achterlijn gebruiken. Nog moeilijker is hetgebruik van twee of vier achterlijnen. De moei-lijkheid is dan dat er geen vast punt meer is.
overloopspelenKenmerken hiervan zijn dat de tikker in het
midden staat en de andere kinderen de tikker
moeten ontwijken. Ze lopen van de ene kant
van de ruimte naar de andere kant. De tikker
beweegt zich in het midden van de ruimte. Dit
zijn voor heel veel kinderen vrij bekende spelen.
het berenspel Het spel wordt gespeeld in een grote ruimte. Opde vloer teken je met krijt twee grote cirkels(kooien). De cirkels liggen ongeveer een meteruit elkaar en van de muur. De bruine en wittebeer moeten het de overlopers moeilijk maken,vandaar de afstand van één meter.De overlopers hebben drie doorgangen. Word jegetikt, dan kom je in de kooi te zitten, totdat devolgende de kooi in moet. Je kunt de kooi ookaangeven met pylonen of stoelen.
het vogelverschrikkerspel Een spel met veel cirkels op de vloer. De cirkelsworden getekend met krijt en zijn ongeveer zogroot als een hoepel. Je moet als groep overlopen.In drie cirkels staan de vogelverschrikkers die jekunnen tikken. In eerste instantie zijn enkele cir-kels vrij, langzaamaan worden de cirkels gevuldmet nieuwe vogelverschrikkers. Want word jegetikt, dan krijg je een plekje in een van de cir-kels en moet je meehelpen.
getild wordenDe kinderen lopen naar de overkant om punten teverzamelen. Een kind is alle punten kwijt als detikker het in het tikgebied optilt. Optillen wil zeg-gen dat je voeten loskomen van de vloer. Dan gaje de tikker meehelpen.Belangrijke aanwijzing voor de spelleider: kies alsbeginnende tikker een jongen of meisje die demogelijkheid heeft om iemand anders op te tillen.variatie
Als je opgetild bent, word je door de tikker in hettikgebied neergezet als obstakel.variatie
Niet door optillen, maar met twee schouders aande grond ben je af.Voor deze vorm dient de spel-leider zijn groep goed te kennen. Je beweegt je inhet gebied van stoeien en dat vergt strikte regels,die je moet bespreken met de groep.
voorbeeldentikken
met vrijplaatsenvoetje van de vloer
Zodra je voeten van
de vloer zijn, creëer
je je eigen vrijplaats.
geef eens een hand
Een andere vorm van
een vrijplaats is
elkaar opzoeken.
Wanneer je elkaars
rechterhand vast
hebt, ben je veilig.
in een holletje
Ook kun je een
vrijplaats maken
door bij een ander
onder de benen te
kruipen en daar te
blijven zitten; je zit
in een holletje.
tikvormen
de achterlijn of -muur bereikenJe maakt twee groepen. Beide groepen stellen zichop aan de verste kanten van de ruimte. De opdrachtis om de overkant te bereiken zonder getikt te wor-den. Op eigen helft ben je vrij. Kom je op de helftvan de tegenstander, dan kun je getikt worden.Iedereen kan tikken.Word je getikt, dan loop je viade zijkant naar de achterkant van het speelveld endan mag je weer meedoen.Twee jongens of meisjeshouden de punten bij die gescoord worden. Despelleider ziet er op toe dat er eerlijk gespeeldwordt en zorgt voor de veiligheid.
tikken met vrijplaatsenOp een vrijplaats ben je veilig.Vrijplaatsenbestaan meestal uit materialen, maar het kun-nen ook kinderen zijn. Zowel de tikker als dekinderen die getikt kunnen worden kiezen opeigen initiatief voor veilig of onveilig.Vaakwordt voor een vrijplaats een materiaalgebruikt, zoals een mat die niet wegschuift. Jekunt het ook zonder materialen spelen.
tikken met hindernissenJe kunt in de ruimte materialen plaatsen, die alshindernis dienen. Ook kun je 'levende' hinder-nissen bouwen met de kinderen zelf. Overalmag getikt worden.
standbeeld tikkertje Dit wordt gespeeld met één tikker. Als je getiktwordt, bevries je ter plekke als een standbeeld.In een mum van tijd staan overal standbeel-den, die tevens hindernissen vormenvoor de tikker en de weglopers.variatie
De standbeelden kunnen ontdooien,wanneer ze de tikker weer kunnen aan-raken. Dan mogen ze weer meespelen.
verkeersagent doolhofAls je een grote groep hebt en de ruimtelaat het toe, dan kun je dit spel spelen. Jemaakt van de groep vier of vijf gelijkerijen en zet de kinderen naast elkaar.Vijfkinderen blijven over, waarvan er ééntikker is; de rest bestaat uit weglopers.De tikker probeert in een minuutzoveel mogelijk kinderen te tik-ken. Na die minuut sluitende kinderen aan enkomt er een nieuwerij aan de beurt.
De kinderen die in de rijen staan hebben eentaak. Zij hebben elkaars handen vast. Op tekenvan de spelleider laten zij de handen los,draaien een kwartslag en pakkende handen vast van hunnieuwe buren. Deze nieuwerijen staan dus haaks op destand van de vorigerijen.Voor de tikkeren de weglopers veran-dert het speelveld steeds.
vrije tikspelenDeze hebben als kenmerk dat ergeen vrijplaatsen meer zijn. De kin-deren moeten nog beter en sneller detiksituatie kunnen inschatten. Slinger- ofinktvis tikkertje zijn hier voorbeelden van.
tovenaar tikkertjeKleuters vinden het leuk om een verhaal te spe-len: werken met een thema. In dit spel kan detovenaar kinderen betoveren (tikken) waardoor zebevriezen (stilstaan). De spelleider speelt de eerstekeer voor tovenaar. Als de tovenaar vijf kinderenbetoverd heeft, wordt hij moe en gaat slapen.Door de slapende tovenaar zachtjes aan zijn oor tetrekken, krijg je toverkracht. Met dietoverkracht kun je, door de bevrorenkinderen aan te raken, al die kinde-ren weer mee laten doen.Na enkele ronden zal de tovenaar
sneller reageren en eerderwakker worden.
spel actief 13
14 spel actief
afbakenen vangebiedenMet krijt, pylonen,touw, stoelen, even-tueel materialen uitde gymzaal.
inktvis tikkertjeDe 'inktvis' begint met beide armen te tikken.Het kind dat getikt wordt houdt de inktvis vast.Nog steeds twee armen, maar meer ruimte. Erkomt een derde bij en de inktvis groeit. De groeigaat door tot uiteindelijk iedereen getikt is.variatie
Met meerdere inktvissen spelen.
tikken met verlosHierbij kunnen getikte kinderen verlost wor-
den door de kinderen die nog niet getikt zijn.
burcht tikkertjeTeken een vierkant op de vloer: dit is de burcht.Als kinderen getikt worden door de zwarte rid-der, worden ze vastgezet in de burcht. De kinde-ren die vrij rondlopen kunnen de kinderen uit deburcht bevrijden door ze aan te raken.variatie
Een moeilijke vorm is het aanraken van een bepaalddeel van het lichaam, bijvoorbeeld de voet.
wc tikkertjeAls je getikt wordt door de tikker ga je op je hurkenzitten met een arm omhoog. De kinderen die nogniet getikt zijn, kunnen door de arm naar benedente duwen, de getikte bevrijden. Deze maakt eendoorspoelgeluid.
knie tikkertje met tweetallenDe nummers een en twee staan tegenover elkaaren proberen elkaars knie te tikken. Iedere keer alsje de knie van je partner raakt, krijg je een punt.variatieTik elkaars schouders, de voeten, de ruggen. Ditlaatste is wel moeilijk. Omdat er meerdere tweetal-len in de ruimte bezig zijn, kun je afspreken dat alsje vijf punten hebt gehaald bij je eigen tweetal, jemeer punten mag verzamelen bij andere tweetallen.Dan lukt het tikken van voeten en ruggen wel.
drie is teveelDe kinderen lopen met tweeën hand in handdoor de ruimte. Er is een tikker en er is iemanddie getikt kan worden. Degene die getikt kanworden, moet om vrij te komen zo snel mogelijkeen tweetal zoeken. Hij kan zowel links als rechts
aansluiten bij het tweetal. Wanneer hij aansluit,laat dat kind de andere kant meteen los. Het los-gelaten kind kan op dat moment getikt worden.Word je getikt dan zijn de rollen meteen omge-draaid.
de denkbeeldige lijnDe spelleider wijst een tikker aan. Die roept eennaam van een kind uit de groep. Dat kind wordtdan getikt. De groep kan dit voorkomen door dedenkbeeldige lijn tussen de tikker en de getiktete doorkruisen. Het eerste kind dat die lijn door-kruist, wordt meteen de volgende die getikt moetworden. De tikker moet heel waakzaam zijn,evenals de spelleider die als het nodig is,
bepaalt wie er getikt moet worden. Word je
getikt, dan stopt het speleven en de nieuwe tikker
noemt eerst een naam.
hoeveel tik je erDe kinderen krijgen de opdracht zoveel mogelijkkinderen te tikken. Iedereen loopt door elkaar.Lukt dat? De tweede ronde wordt iets moeilijker,want dan is de opdracht om een kind meer te tik-ken dan in de eerste ronde.variatieHet tikken moeilijker maken door bijvoorbeeldalleen de voeten te raken of alleen te tikken op de rug.
kring tikspelenDit zijn tikspelen met een vaste structuur,
waarbij kinderen weten hoe en waar ze moeten
lopen. Kringspelen zijn uitermate geschikt als
afsluiting van een spelmiddag, vanwege de vol-
gende kenmerken: overzicht, duidelijke struc-
tuur en niet iedereen beweegt. Afhankelijk van
de intensiteit van het kring-spel rusten kinde-
ren uit en gaan niet 'oververhit' naar huis. De
bekendste is wel 'twee is teveel'.
tipsGa steeds na of alle
kinderen echt deelne-men aan het tikspel.
Let steeds op dat ereen evenwicht bestaattussen de tikker(s) en
de groep.
Geef altijd korte tikbeurten, de anderekinderen komen ook
graag aan de beurt.
Herhaal een tikspelwant kinderen hebbenvaak tijd nodig om in
het spel te komen. Hetene kind snapt directwat de bedoeling is
terwijl het andere kindlanger tijd nodig
heeft.
Wat doe je met kinderen die getikt
zijn. Kinderen willenwinnen maar aan de
kant zitten is ook nietalles. Een aantal moge-lijkheden: als de vier-
de komt mag de eersteweer meedoen of
gewoon mee blijvendoen en aan het einde
vragen wie de tikkergetikt heeft.
Of, even uit het spelen een andere
opdracht doen: balle-tje ergens in gooien,kaartenhuis bouwen.
Bij twee spelers op debank, speel steen,
papier, schaar. De win-naar hiervan gaat weermeespelen en zo meer.
Meespelen is voorkinderen zeer
motiverend.
de hond en zijn plekjeDit is minder bekend, maar wel heel geschikt voorkleuters. De kinderen zitten in een kring en aan debuitenkant van de kring zit een kind dat voor hondspeelt. Er wordt in het geheim een hondenvangeraangewezen. Als het hondje in de kring komt, loopthet langs de plaatsen waar kinderen in de kring zit-ten. De hondenvanger mag het hondje tikken, maarpas als het hondje zijn plaats aanraakt.
kom in onze kringAlle kinderen vormen kringen van vier spelers. Zijhebben de handen vast. Behalve de kringen heb jeeen tikker en een loper nodig. De kinderen in dekringen hebben allemaal willekeurig een nummergekregen van één tot en met vier.De loper kan vrijkomen als hij ergens in een kringgaat staan. Er moet dan een kind uit die kring weg-lopen en dat gaat in de volgorde van de nummers.In dit geval moet nummer één lopen, maar de tik-ker weet niet wie dat is. Hij moet opletten en omde kring heenlopen. Loopt nummer één weg, dankrijgt de loper die in de kring erbij gekomen is datnummer. Degene die wegloopt, zoekt een nieuwekring op. Lukt dat niet en wordt het kind getikt,dan worden de rollen omgedraaid.
bijzondere tikspelenOnderstaande tikvormen zijn uniek door het
gebruik van lijnen.
lijnentikHierbij maak je gebruik van bestaande of nieuwuit te zetten lijnen. De tikker probeert de anderente tikken, maar iedereen moet contact houdenmet de lijnen op de vloer. Wie getikt wordt, isautomatisch de nieuwe tikker.variatie Verschillende kleuren lijnen uitzetten.Telkens afspreken welke kleur gebruikt mag worden.
lijnentwistMaak in de ruimte verschillende kleuren lijnen.De spelleider noemt allereerst een kleur en daarnawaar de rechter- en linkervoet moeten staan ende linker- en rechterhand moeten steunen. Wie ishet laatst klaar? variatieNu is de spelleider tikker. Sta je niet op de ver-schillende lijnen met handen en voeten, dan kunje getikt worden.
voorkomen van problemen bij tikspelenAls steeds dezelfde kinderen worden getikt heb
je een probleem. Het zijn vaak de kinderen die
iets minder zijn in spelvormen die steeds 'af'
zijn of 'aan de kant' moeten. Zorg dat deze kin-
deren in het spel blijven en het liefst als loper.
Je kunt ook een aantal vrijplaatsen maken.
Kinderen kunnen hier even staan en zich een
overzicht van het spel vormen en zo het
moment afwachten dat ze het beste kunnen
meedoen.
Als de tikker weinig kans heeft om te tikken is
het ook niet leuk. Je kunt dit als spelleider
voorkomen door de loopruimte van de lopers
te beperken. Bijvoorbeeld door enkele poortjes
van pylonen te maken waar de lopers niet of
juist wel doorheen kunnen. Je kunt ook kiezen
voor meer tikkers en deze samen laten afspre-
ken op welke wijze ze het karwei gaan klaren.
Ook de keuze voor een bepaalde looprichting is
mogelijk, waardoor je de kans op succes ver-
groot.
Wat doe je als de ruimte waarin je tikspelen
wilt doen te klein is. Je kunt het beste spelen in
de looprichting waarin je de ruimte optimaal
kunt benutten. Je kunt de spelen die beschreven
zijn voor binnen ook een keer buiten spelen.
spel actief 15
16 spel actief
scorekaartWerken met score-
kaarten komt veel
voor. Maak een kaart
in de vorm van een
boom. De appels aan
de boom zijn de pos-
ten. De kinderen pluk-
ken bij elke post een
appel van de boom.
De kaart kan ook een
flatgebouw zijn met
zoveel verdiepingen
als opdrachten. Na het
uitvoeren van een
opdracht wordt een
etage ingekleurd. Of
maak op een vel kar-
ton een schilderspalet.
Na het uitvoeren van
een opdracht wordt
een verfvlek inge-
kleurd. Het is voor
kinderen handig de
scorekaart om te han-
gen. Dit kan met een
touwtje of met een
sleutelkoord.
toelichtingMet estafettevormen zonder materialen kun je
het accent leggen op allerlei verschillende vor-
men van lopen, ofwel samenwerken benadruk-
ken. De organisatievormen die je kunt gebrui-
ken zijn: heen en weer lopen, in een vierkant,
volgens de spaken van een wiel, of op de plek
zelf.Vooral die laatste vormen zijn erg geschikt
voor kleine ruimtes.
de trein dendert voort Nummer een gaat lopen en bij binnenkomstneemt hij nummer twee mee. Zij lopen samenhet traject en komen bij de start nummer drietegen. Die gaat ook mee.Totdat iedereen in detrein zit en weer binnenkomt. Dit is het einde.variatie
Als iedereen in de trein zit, blijft de groep door-gaan; in volgorde valt ieder er weer af.Uiteindelijk komt het kind dat als laatste aanhaak-te, als laatste binnen. Deze vorm vergt veel van deconditie.
spaakwielestafetteDe spelleider geeft ieder een nummer. De num-mers één starten en worden door de nummerstwee afgelost, totdat iedereen geweest is.
variatie
Het groepje op een van de spaken moet samen-werken en ze moeten samen lopen, totdat zeweer terug zijn op de plek.
achtervolgen en tikkenDeze spelvorm is afkomstig van twee of drie isteveel. De kinderen staan in een kring; de spellei-der heeft iedereen een nummer gegeven van ééntot en met vier. Op teken starten de nummersdrie. Zij lopen om de kring en proberen de voorhen lopende nummer drie te tikken. Lukt dat, dankrijg je een punt. De spelleider stopt het spel engeeft het teken voor de volgende nummers om testarten.variatie
Op teken van de spelleider verandert de looprich-ting.variatie
Op de plekken waar de kinderen staan, zet je eenkruis met krijt. Je noemt een getal en alle kinde-ren met dat getal gaan om de kring lopen. Wie zithet eerst?variatie
Dezelfde vorm, maar nu moeten de kinderen diestarten een kind met het volgende getal aantikkenen zelf gaan zitten. De nummers twee starten, tik-ken vervolgens nummers drie aan, die weer denummers vier en deze tikken na een ronde tehebben gelopen de nummers een aan. Dit zijndan de laatste lopers. Welk viertal zit als eerste?
aankledingHet is leuk en
leerzaam om tijdens
en na een activiteit
het lokaal waar de
kinderen wekelijks
spelen op basis van
een thema aan te
kleden. Ook kun
je op een tafel
diverse voorwerpen
uitstallen die met
het thema te maken
hebben. Rond de
herfst verzamel je de
door de kinderen
van herfstbladeren
gemaakte versierin-
gen en hangt ze op.
Spelen in een sfeer-
volle omgeving is
heel stimulerend.
estafettevormen spelvormen met tweetallen
toelichtingPer twee tegenover elkaar op een bepaalde
afstand, bijvoorbeeld zes meter; beide kinderen
hebben ongeveer hetzelfde gewicht. De kinde-
ren voeren per twee een opdracht uit en wisse-
len steeds van taak.
omlopenIeder van het tweetal staat aan een andere kantvan de ruimte. Op teken van de spelleider looptde een naar de overkant, loopt rond zijn partneren terug naar zijn eigen plaats; dan is de partneraan de beurt.
wegslepenDe een zit op de grond met de rug naar nummertwee gekeerd. Op teken loopt deze naar de overzij-de, neemt zijn partner onder de oksels of bij de
armen vast en sleept hem mee terug.Dan is de beurt weer aan de eerste.variatie
De een ligt nu op de grond, devoeten naar zijn partner gekeerd.
Deze neemt de eerste bij de voetenen sleept hem voort.
zware passenDe een staat in spreidstand zijwaarts, zijn partnerligt achter hem op zijn buik en houdt de eerstevast rond de enkels. Deze stapt voorwaarts entrekt zijn partner zo mee tot aan de overkant; danwisselen ze van taak.variatie
Het tweetal staat met de rug naar elkaar toe. Eenstapt achterwaarts.
als een rupsDe een staat in spreidstand aan de startlijn. Zijnpartner ligt op zijn buik en pakt de eerste metgestrekte armen rond de enkels vast en trekt zichop de armen voorwaarts tot zijn hoofd tussen debenen komt. De eerste doet een pas voorwaartsen dan trekt zijn partner zich weer vooruit. Zo gaanze naar de overkant, waar ze van taak wisselen.variatie
De een staat in spreidstand aan de startlijn, zijnpartner ligt voor hem op zijn buik en neemt hemvast rond de enkels; het hoofd van de partner istussen de benen van de eerste en zijn armen zijngebogen. Hij duwt zich op de armen achteruit totze volledig gestrekt zijn, dan doet de eerste eenpas voorwaarts. Zo gaan ze naar de overkant, waarze van taak wisselen.
De spelleider herhaalt enkele van deze spelvor-
men met tweetallen, maar nu in wedstrijdvorm:
de tweetallen spelen om het snelst tegen elkaar.
werken met zintuigenMaak tweetallen. Een van ieder paar doet de ogendicht. De andere zoekt een plaatsje in de ruimteen loodst door een bepaald geluid te maken num-mer een zo dicht mogelijk naar zich toe. Als er lij-nen in de zaal zijn, kun je daar gebruik van maken.variatie
Loods je partner zo dicht mogelijk langs iemandanders die ook iemand staat te loodsen.variatie
Een van de twee zet met krijt een kruis op degrond. De ander probeert met zijn ogen dicht ophet kruis te komen.variatie
Iemand roept een naam van een ander kind, dieprobeert met zijn ogen dicht bij de roeper tekomen.
kijk door de lens van een fototoestel
Vorm tweetallen. Een van de twee is een foto-toestel. De ander leidt zijn fototoestel aan de handrond. De dop zit nog op de lens, de ogen zijngesloten. Op het moment dat een mooi plaatjegemaakt kan worden, richt hij zijn camera. Deoren, mond, neus, nek en kin vormen het bedie-ningspaneel. Linkeroor bijvoorbeeld, dan gaat hettoestel iets naar links. De nek wil zeggen dat jegaat inzoomen. Een foto maak je tenslotte dooreen druk op de neus. spel actief 17
18 spel actief
omgaan met win-nen en verliezenAls je spelleider vaneen winnende groepbent, is dat natuurlijkgeweldig. Iedereengaat met een tevre-den gevoel naar huis.Dat lukt niet altijd.Dan is het goed omhet spelplezier telaten overheersen.Het benadrukken vanwinnen of verliezenhoeft niet altijd enkinderen nemen daargenoegen mee. Wilje het praktisch uit-voeren, zorg er danvoor dat er nooit eenspeler overblijft.
imitatieraceJe maakt twee groepen. In iedere groep krijgen dekinderen oplopend vanaf één een nummer. Detwee groepen staan achter de lijn aan de verstekanten van de zaal. In het midden teken je eenlijn. Op de middenlijn zet je twee pylonen tweemeter uit elkaar.De spelleider noemt een nummer. Aan beide kan-ten zit een kind met dat nummer en die tweestrijden tegen elkaar. Wie tikt het eerste een pylonom op de middenlijn? Je verdient punten met je groep. Als je gelopenhebt, ga je weer terug naar je eigen groep, wantjouw nummer kan opnieuw afgeroepen worden.
toelichtingDe spelleider moet de groep door en door kennen,weten waar te gaan staan, goed kijken naar de deel-nemers, nooit dwingen en hulp kunnen verlenen.
in de knoop, uit de knoopAlle deelnemers gaan tegen elkaar aan staan. Degroep raakt in de knoop, doordat allen tegelijker-tijd de handen omhoog doen en ieder willekeurigeen hand vastpakt. Die laat je niet meer los.Probeer met elkaar uit de knoop te komen.
werken met een levende muur De groep vormt een muur door in twee evengrote rijen schouder aan schouder tegenoverelkaar te staan. Alle tegenover elkaar staande per-sonen grijpen elkaar bij de polsen vast; een dub-bele greep dus.klim over de muur
De opdracht is om over de muur te klimmen.Tweepersonen uit de groep proberen dat. Lukt dit?op handen gedragen
Een persoon klimt op de muur en gaaterop liggen. Houdt de muur dit?vallen op de muur
Een persoon gaat op een verhogingstaan en laat zich achterover gestrektop de muur vallen. Wie durft?trampoline
Een persoon ligt op de muur enwordt door de groep in de hoogtegegooid en weer opgevangen.Wiewil op en neer? Hou er bij hetomhooggooien rekening meedat de benen lichter zijn.Zorg voor de juiste balans.
over de streep gaanTeken in de ruimte vier gelijke vakken. In iedervak komt een groep te staan. De groepen zijngelijkwaardig. Door elkaar uit te dagen bij derand van je vak, probeer je iemand over de streepte trekken. Lukt dat, dan behoor je tot dat vak.Opletten dat de veiligheid gewaarborgd is. Niet aande kleren trekken en wordt aan een kind aan tweekanten getrokken, dan moet je ingrijpen.variatie
De organisatie kun je ook zo maken dat de ruimtedoor middel van een kruis verdeeld wordt in viervakken.
maak je vak leegJe kunt het spel ook omdraaien doorhet vak leeg te maken. De organisatieis dan wel anders. Je tekent vier vak-ken als eilanden in de ruimte.Ieder groepje staat in eenvak en door middelvan trekken en duwenprobeert ieder zijn vak leegte maken.Wie overblijft iswinnaar.tip
Laat de vier winnaars in één vak strijden; dan krijg je een algemene winnaar.variatie
Afhankelijk van de groepssamenstelling kan despelleider ook kiezen voor jongens tegen jongensen meisjes tegen meisjes. Bij jongens en meisjesvan zo'n 10 tot 13 jaar kan dat gevoelig liggen.
werken in themaDoor activiteiten in
een thema te plaat-
sen zijn ze gemakke-
lijk te herkennen en
vormen ze een
rode draad.
sumo worstelenTwee jongens of meisjes staan in een cirkel. Decirkel heeft een doorsnede van ongeveer twee eneen halve meter. Beide personen staan in de cirkelen de opdracht is om de ander uit de cirkel tewerken. Dat kun je doen door te duwen, trekkenen optillen. Je mag niet gooien, dit in verbandmet veiligheid. Kom je met enig lichaamsdeelover de lijn van de cirkel, dan heeft de andergewonnen. De spelleider moet de veiligheid in degaten houden; leg eventueel matten neer en denkbijvoorbeeld ook aan sieraden. De spelleider kande cirkel groter en kleiner maken, afhankelijk vanhoe er gespeeld wordt. De toeschouwers kunnenactief deelnemen door aan te moedigen, met toe-ters te ondersteunen en spandoeken te tonen.
stoeivormenVoor tweetallen kun je vormen bedenken die te
maken hebben met stoeien.
Bij stoeivormen heb je 'lijfelijk' contact en dit
kan geschikt zijn voor tieners en jongeren. Om
gevoeligheden te vermijden kun je deze spel-
vormen het beste voor jongens en meisjes apart
doen. De vormen moeten kortstondig zijn,
want ze kosten veel energie.
evenwichtJe staat dicht bij elkaar op een afstand van zo'n 20tot 30 centimeter. Je probeert elkaar uit balans tehalen door op de handen te duwen. Je mag alleenmaar de handen raken. Je zoekt je balans en jeprobeert je partner uit balans te krijgen.
hou standGa tegenover elkaar staan en probeer je partnervan zijn plaats te duwen en te trekken. Beweegthij zijn voeten van de grond, dan heb je al eenpunt verdiend. De spelleider laat geen ruwebewegingen toe.variatie
Dit is de gemakkelijkste vorm. Pak elkaar vast bijde polsen en probeer elkaar over een lijn te trek-ken.Teken een middenlijn en twee lijnen opongeveer twee meter afstand van de middenlijn.variatie
Met de ruggen tegen elkaar en zonder de armenin elkaar te verstrengelen, de ander over de
streep te duwen.variatie
Inhaken met je arm en je eigen pols vastpak-ken. Je probeert zijwaarts de ander over de
streep te trekken.
evenwicht houdenElkaars rechterhand vastpakken en met je voeteneen vaste plek zoeken op de vloer. De anderehand is op de rug. Probeer elkaar uit evenwicht tetrekken of te duwen.
in en uit de cirkelDe groep maakt een kleine cirkel.Je staat schouder aan schouder.Een jongen of meisje staat in decirkel en probeert eruit tekomen. De groep gaat datuiteraard verhinderen.variatie
Wederom maak je met jegroep een cirkel. Een persoonstaat buiten de cirkel. Hij pro-beert in de cirkel te komen.De spelleider kan meespelen maarhoudt wel het proces in de gaten.
blijf op je buikDe ene persoon ligt op zijn buik. De andere pro-beert hem om te draaien op z’n rug.variatie
Iemand ligt op zijn rug en je probeert hem om tedraaien op z’n buik.
tik aanJe staat tegenover elkaar en je probeert de anderaan te tikken, bijvoorbeeld de knieën. Elke keerraken is een punt. Moeilijker om te raken is devoet, rug of schouders.De ander probeert dit te verhinderen, door af teweren, schijnbewegingen te maken, weg te draai-en en veel te bewegen.
trekken en duwenTwee groepen kiezen elk een koning in hun mid-
den. De koning zit tijdens het spel op een dikke
mat, dat is zijn kasteel. Op teken proberen de
groepjes de koning van de andere groep uit het
kasteel te krijgen door hem van de dikke mat te
duwen. Het is gelukt als de koning geen contact
meer heeft met de dikke mat. Rondom de mat
worden kleine matjes gelegd. De koning moet
een sterkte en flinke persoon zijn.Verdeel taken
van aanval en verdediging. Speel dit spel met
maximaal twaalf kinderen. De kinderen mogen
niet op de matten staan, in verband met de veilig-
heid.
spel actief 19
spelen met lichamelijk contact
20
materialenEénmeter stokken,
touwen, wasknijpers,
hoepels, ballonnen,
fietsbanden, isolatie-
buizen, kranten,
elastieken, papier en
tennisballen zijn
materialen die niet
veel kosten maar
waar wel veel mee
gespeeld kan wor-
den.
toelichtingBallonnen zijn ideaal om mee te spelen: ze zijn
licht, zweven vertraagd in de lucht, kunnen
knallen en zijn niet duur. Ballonnen zijn meest-
al als reclamemateriaal te krijgen.Wanneer je
ballonnen gaat kopen, let dan op de kwaliteit
door ze eerst uit te proberen. Ze mogen niet te
snel knallen.
hou hem hoogDe ballon hoog houden door de ballonomhoog te slaan en weer op te vangen.variatie
Ballon hoog houden met rechter- en linkerhand,maar ook met je voeten, je knieën en je hoofd.
in tweetallenDe ballon omhoog houden, maar om de beurt deballon raken. Dit mag je doen met je handen,maar ook met voeten, knieën, buik, rug, schou-der, hoofd, en je neus. Bedenk zelf maar eens eenvariatie, hoe je een ballon kunt hooghouden.
zonder handenHet tweetal probeert de ballon tussen de hoofdenvast te houden en dan voorzichtig door de ruimtete lopen.variatie
Vasthouden tussen twee buiken of klemmen tus-sen de ruggen.
sla de ballonMet een opgerolde krant, een stuk isolatiebuis, eenstok of een tennis- dan wel badmintonracket kunje ballonnen slaan.Voor kleuters moeilijker dan metde handen of voeten. Dit komt omdat het verdervan je lichaam af is en dat vereist richtingsgevoel.
verhalen gebruiken
Een verhaal kan een
prima opstap zijn
naar een activiteit.
Laat de kinderen in
een aantal illustraties
de sfeer van het
verhaal meebeleven.
Hussel, na je verhaal,
de illustraties door
elkaar en laat de
kinderen deze op
volgorde leggen.
billenProbeer eens een
ballon met je billen
kapot te maken.
Hoeveel tijd heb je
nodig om een harde
knal te veroorzaken?
binnenspelen met materialenspelen met ballonnen
estafettevormenStop de ballon in een stoffen zak, een kussen-
sloop of linnen zak. Deze ballon beweegt snel-
ler dan de ballon zonder een stoffen zak. Door
zijn stoffen zak is het model iets zwaarder en
daardoor sneller in de lucht. Vormen zijn:
lopen met de ballon, aan de voet, stuiterend,
hooghoudend, tussen je knieën, en zo meer.
ballonvolleyTwee groepjes tegenover elkaar; je kunt ook ééntegen één spelen. Gebruik een volleybalnet, alsdat er niet is, een lijn spannen één meter hogerdan het grootste kind. Het speelveld moet vooréén tegen één ongeveer drie bij drie meter zijn,voor teamspel mag het groter. De ballon wordtgespeeld vanaf de achterlijn. Het groepje magvaker dan drie keer overspelen.Als de ballon op de grond stuit, dan heeft deandere groep een punt.
geen botsingenDe helft van de kinderen heeft een zachte, lichtebal, de andere helft een ballon. Iedereen loopt kris-kras door de ruimte met de bal of ballon vast in dehanden: geen botsingen, de hele ruimte moet con-stant gebruikt worden. Op teken van de spelleiderwisselen de kinderen de bal en ballon uit.
verschillende takenDe kinderen met bal dribbelen met de bal terwijlde kinderen met een ballon lopen met de ballontegen een hand 'geplakt'. Op teken van de spelleiderwisselen de kinderen van bal, ballon en taak.variatie
Iedereen loopt kriskras door elkaar; de kinderenmet een ballon houden die achter de rug vast bijhet knoopje; de andere kinderen dribbelen de balen proberen een ballon uit de hand de slaan.variatie
De 'balkinderen' dribbelen verspreid rond, de'ballonkinderen' proberen de balkinderen met deballon op het hoofd te 'slaan'.
hou de ballon hoogHet ene kind heeft de ballon, zijn partner de bal.Het kind met de ballon slaat er éénmaal hardtegen; daarna krijgt hij snel de bal van zijn part-ner, die op zijn beurt hard tegen de ballon slaaten daarna de bal weer ontvangt van de anderenzovoort. De ballon mag niet op de grondkomen en de bal mag niet stilvallen. Welk tweetalmaakt de langste reeks?
variatie
De bal wordt nu gedribbeld in plaats van in dehanden gehouden. De ballon mag niet op degrond komen en de bal mag niet stilvallen. Doorsamen te werken proberen om de ballon niet telaten stuiten. Om de beurt slaan tegen de ballonterwijl de een met de bal dribbelt. Welk tweetalmaakt de langste reeks? variatie
De ballon omhoog trappen met een voet in plaatsvan te slaan met de hand.
spreidstandHet ene kind staat in spreidstand zijwaarts enstuitert met de bal. De ander slaat de ballonzo hoog mogelijk en kruipt dan snel door degespreide benen van zijn partner om dan deballon weer omhoog te slaan voordat deze degrond raakt. Als er een 'af' is komt de ander aande beurt. Wie maakt de langste reeks?
snel reagerenIedereen loopt weer kriskras door elkaar, de bal ofballon vast in de handen. Op teken van de spellei-der werpen de kinderen de bal omhoog en slaande andere kinderen de ballon in de lucht. Daarnagaat iedereen snel op zoek naar een ander materi-aal (ballon of bal) en loopt ermee naar de spellei-der. Wie is de laatste?
opdrachten uit een balloncircuitMaak ballonnen vast met een touwtje aan eengespannen lijn. Met tennisballen probeer je deballonnen te raken.Vol raken is steeds één punt.variatie
Je mag zo hard mogelijk tegen de ballon slaan ofschoppen en proberen de ballon in zo min moge-lijk slagen, naar de overkant te krijgen. Afstandvan startlijn tot eindlijn is 10 meter. Wie heeft deminste slagen nodig?variatie
Je blaast de ballon half op. Je hebt dan een ballondie vervormt. Met een tennisracket of een houtenplank sla je drie ballonnen weg. Hoever kun jeslaan? Leuk is om alle drie de afstanden bij elkaarop te tellen. De afstand is van de startlijn tot daarwaar de ballon ligt.variatie
In een afgebakend speelveld ligt een grote ballon.Twee kinderen staan tegenover elkaar, ieder heeftdrie tennisballen. Met die tennisballen moeten zede ballon naar de overkant zien te krijgen. Je kuntde tennisbal rollen of gooien, als hij de ballonmaar raakt. spel actief 21
niet aankomenBlaas alle ballonnen op en leg ze op de grond in dezaal. Heel snel door de ruimte rennen zonder deballonnen te raken. Alle ballonnen zullen door deluchtverplaatsing gaan dwarrelen. Let wel op metjonge kinderen, want die hebben al moeite met alleandere kinderen die rennen. Daar komen dus nuook alle ballonnen bij. Het is moeilijker dan jedenkt.variatie
De kinderen lopen heel voorzichtig door deruimte, want de ballonnen mogen niet van hunplaats komen.
vang de ballonJe blaast de ballon op. Niet te hard de eerstekeren. Je concentreert je en laat de ballon los. Deballon schiet weg en je probeert hem te vangen.Lukt het je de lege ballon te pakken voordat hijde grond raakt?variatie
Met tweetallen waarvan de een de ballon opblaasten loslaat en de ander de ballon probeert te van-gen.
er ligt een ballon op mijn lakenLeg de ballonnen op een groot laken. De kinderenhouden het laken vast en proberen allerlei vor-men uit zoals lopen, springen, zitten en staan.Wat doen de ballonnen?Het laken met de ballonnen wordt boven hethoofd vastgehouden. Enkele kinderen mogenonder het laken staan en in het begin zachtjes tik-ken, later iets harder. De ballonnen moeten zoveelmogelijk op het laken blijven.
kinderen moetenkunnen spelenZorg ervoor dat altijdalle kinderen kunnenmeespelen.Voorkomspelvormen waarbij kinderen 'af' zijn.Geef ieder kind voldoende aandacht.Wees je bewust vanhet feit dat je allekinderen evenveelaandacht geeft.
klemvastAlle kinderen lopen kriskras door de ruimte. Dehelft van de kinderen heeft een bal. De kinderenmet een bal houden die zijdelings onder eenoksel geklemd. Op teken van de spelleider probe-ren de andere kinderen een bal weg te duwen(niet te slaan). Op teken van de spelleider wordter gewisseld.variatie
De bal wordt gedribbeld.variatie
De kinderen houden elkaar vast met één hand.Een van hen heeft de bal onder een okselgeklemd. Op teken van de leider probeert deander met zijn vrije hand de bal van een andertweetal weg te duwen. Als de spelleider opnieuween teken geeft, stopt het spel en wisselen de kin-deren van taak.variatie
De bal wordt gedribbeld. Degene die geen balheeft probeert bij de ander de bal weg te duwen.Als de spelleider opnieuw een teken geeft, stopthet spel en wisselen de kinderen van taak.
handvastDe kinderen houden elkaar met de binnenstehand vast. De een heeft een bal in de handen. Zoverplaatsen zij zich samen door de ruimte zonderiets of iemand te raken. Op teken van de spellei-der wordt er gewisseld.variatie
De bal wordt gedribbeld.
dribbelende tweetallenIeder tweetal heeft een bal. Het ene kind volgt hetandere kind. Het kind zonder bal loopt kriskrasdoor de ruimte en zijn partner met bal in de han-den volgt hem zonder te dribbelen op maximaaltwee meter afstand. Op teken van de spelleiderwordt er gewisseld.variatie
Het kind met de bal moet die nu doorlopend blij-ven dribbelen en zo zijn partner volgen.
blijven dribbelenHet ene kind volgt al dribbelend met de bal zijnpartner. Op teken van de spelleider stopt de part-ner met de benen gespreid. Het kind met de balmoet door de benen van zijn partner kruipen,maar de bal blijven dribbelen en niet verliezen.Op teken van de spelleider wordt er gewisseld.
onvast ter beenHet kind zonder bal loopt voorop, maar is eenbeetje 'dronken' en maakt allerlei rare bewegin-gen: zigzag lopen, even gaan liggen, plotselingstoppen en weer vertrekken, achteruit lopen,enzovoort. Zijn partner houdt de bal in zijn han-den en probeert in alles exact te volgen. Op tekenvan de spelleider wordt er gewisseld.variatieHet kind met de bal moet die nu dribbelen en zode partner proberen te volgen.
spelen is jezelfleren kennen
Door te spelen leer je
jezelf kennen en kom
je jezelf tegen. Door
samen te spelen leer
je de ander kennen
met al zijn mogelijk-
heden en beper-
kingen.
Door te spelen ga je
op verkenning naar
jezelf en de wereld
om je heen.
spelen met een bal spelen met een strandbalHet werken met een strandbal eist van kinderen
meer dan spelen met een ballon. Een strandbal
heeft veel weg van een ballon, maar
gaat iets sneller.
de strandbal slaanIn een kring staan en destrandbal heen eenweer slaan met je han-den. Als dat lukt probeerje de strandbal tussen tweekinderen door te spelen. Gaat de balerdoor dan is het een doelpunt.
erover slaanZet banken of pylonen op de middenlijn van deruimte. Nu speel je de strandbal met je handen enprobeert de bal op de andere helft te krijgen. Destrandbal mag een keer stuiten. Stuit de bal welmeerdere keren dan is het een punt voor deander. Dit spel speel je met gooien en vangen.variatie
Het spel spelen door de strandbal te slaan en tevangen. De strandbal mag niet meer op de grondkomen. Je mag de strandbal één of twee keerraken voordat je terugspeelt.
tikspel met bal • de tikker heeft een balAlle kinderen lopen vrij rond in de ruimte; despelleider heeft een of meerdere ballen.Als de spelleider een bal geeft aan een speler,wordt deze de tikker: hij houdt de bal vast metéén hand en probeert met zijn vrije hand anderekinderen te tikken. Als een kind aangetikt wordt,brengt het de bal van de tikker naar de spelleider.Die geeft opnieuw de bal uit.Voordat de tikkergaat tikken, brengt de tikker eerst de bal bovenzijn hoofd en noemt duidelijk zijn naam.variatie
Een kind is niet aantikbaar als de voeten geencontact hebben met de vloer; het moet dus snelop de grond gaan zitten of liggen
tikspel met bal • de bal is rood of geelDe spelleider heeft zowel een rode als een gelebal. Hij geeft die aan rondlopende kinderen. Eenkind met een rode bal tikt alle lopende kinderen;een kind met een gele bal probeert de zit-tende kinderen aan te tikken.
tikspel met bal • snel samenspelenDe tikker dribbelt met een rode bal; enkele lopen-de kinderen hebben een gele bal.
De 'rode' tikker mag elk ander kind tikkenzonder gele bal. Het is dus de bedoe-
ling dat de groep een 'bedreigd' kindsnel een gele bal toespeelt.
variatie
De rode tikker mag juist weliemand die in het bezitis van een gele bal
proberen te tik-ken. Nu is het dus debedoeling de gele balkwijt te raken; als eenkind de gele bal op degrond laat vallen, danwordt het als aange-tikt beschouwd.variatie
Een aangetikte spe-ler moet in spreid-stand zijwaartsgaan staan. Hij kanverlost wordenwanneer een mede-speler een gele baldoor de gespreidebenen rolt en weeroppakt.
eindspelDit spel begintmet drie tikkers diesamen één blauwe bal hebben. De tikkers mogenniet lopen met de bal in de handen. Zij blijven infeite constant lopen en tegelijkertijd werpen zesteeds de bal naar elkaar. Een tikker mag een 'vrij'kind aantikken op voorwaarde dat hij op datmoment in bezit is van de blauwe bal. De tikkermoet tikken met de vrije hand en de bal in deandere hand.Een kind dat aangetikt is sluit zich aan bij de tik-kers; die groep wordt dus steeds groter terwijl deandere groep steeds kleiner wordt.variatie
De spelleider kan een tweede bal in het spel bren-gen; bijvoorbeeld vanaf het moment dat er zeventikkers zijn.variatie
De tweede groep tikkers krijgt een gele bal; zijspelen onder elkaar terwijl de blauwe tikkers datmet de blauwe bal ook doen.
spel actief 23
24 spel actief
de gouden balBij jonge kinderende bal van 'goud'maken. Plak er eengouden sticker op ofwikkel de bal ingoudkleurig papier,dat je met een plak-bandje even vastzet.
puntentellingIn het jeugdwerk
wordt een puntentellinggebruikt om
deelnemers te stimuleren.
Het hanteren vanpunten is geen doel maar een
middel.
toelichtingEen tennisclub gooit ballen weg die niet meer
bruikbaar zijn om mee te tennissen. Maak een
afspraak met een club en voor je het weet heb
je een emmer vol 'niet meer bruikbare' ballen.
Met tennisballen kun je rollen, gooien, raken,
vangen.Voor kleuters is de tennisbal wel een
moeilijk materiaal. Bepaalde handelingen kun-
nen ze wel, maar bijvoorbeeld een tennisbal
vangen, dat lukt nog niet.
ballenregenAlle tennisballen
liggen in een vier-kant in het midden
van de zaal. Twee ofdrie kinderen krijgen de
opdracht om alle tennisballenuit het vierkant te gooien. De kin-
deren die aan de buitenkant van hetvierkant staan, moeten de ballen zo snel mogelijkweer terugbrengen. Wie is sterker? De gooiers ofde brengers.
stofbalTwee groepen kinderen staanaan beide kan-ten van dezaal. Iederegroep heefteen emmermet tennisbal-len. In het midden van dezaal ligt een stevige ballon met eenstoffen zak er omheen.De kinderen moeten gooien met de tennisballenen de stoffen ballon proberen te raken. Als de bal-lon geraakt wordt, gaat die bewegen en rolt in derichting van de andere partij. Komt de ballon overde lijn van de andere partij, dan heb je een punt.
overloopspel met ballen Gebruik tennisballen. In het
midden van de zaal is voor de'ballenvangers' een strook van
anderhalve meter afgezet metpylonen. In het midden van de
strook staat een grote emmer.De smokkelaars kunnen uit een emmer aan
hun kant van de zaal een bal pakken en proberen
daarmee van de ene kant van de zaal naar deandere kant te lopen. Daar staat ook een emmer.Kun je de overkant bereiken, dan mag een smok-kelaar daar de bal in de emmer gooien. Als jegetikt wordt in het afgezette gebied, moet je jebal afgeven aan de vangers. Die leggen de ver-overde bal in de emmer op de afgezette strook.Word je getikt of heb je de bal naar de over-kant gebracht, dan kom je via de zij-kant terug. Je kunt het danopnieuw proberen.Het gaat erom wie alshet spel afgelopen isde meeste ballen inde emmer heeft; devangers of de smok-kelaars?
maak je vak leegIn de ruimte maak je twee vakken.Twee groepenhebben allebei evenveel tennisballen. Op tekenvan de spelleider probeer je zo veel mogelijk ten-nisballen in het andere vak te krijgen. Na eenminuut stopt het spel, wie heeft de minste tennis-
ballen.variatie
Maak vier vakken in plaatsvan twee en dan ook viergroepen.
alle ballen verzamelenIn ieder van de vier hoeken staat
een emmer met tennisballen. De kinderenworden verdeeld in vier groepen. Ze krijgen deopdracht om zoveel mogelijk tennisballen te ver-zamelen. Dat kunnen ze doen door bij de drieandere emmers tennisballen weg te halen. Deregel is dat je steeds maar één tennisbal magpakken en die eerst moet terugbren-gen naar je eigen emmer.Dit is een renspel enallen lopen doorelkaar. Eenredelijkmoeilijkevorm voorkleuters, want zemoeten rekeninghouden met elkaar. Despelleider moet heel alert zijn.
de kip en de eierenJe maakt vier partijen die in de hoeken van dezaal zitten. In elk hoekteam zit een kip met diver-se eieren (tennisballen). De kip bewaakt deeieren. Er zitten ook hanen in hetzelfde team. Dehanen zijn stropers en die willen altijd meereieren hebben. Alle hanen gaan roven en mogenelke keer maar één ei meenemen. De kippen ver-
dedigen dat met verve, maar zij mogen deeieren niet in de kleren verstoppen. De
spelleider spreekt duidelijke regels af,bijvoorbeeld niet aan kleren trek-
ken; als iemand ‘stop’ roept,meteen stoppen; de eieren
niet gooien en dergelijke meer.
levend kwartettenDit spel kun je spelenmet twaalf totachtentwintigspelers. Centraalstaat samenwer-ken en onthoudenvan namen. Maak vantevoren evenveel kaartjesmet de namen van bekende personen als er deel-nemers zijn. Hieraan kun je een thema verbinden,bijvoorbeeld sportfiguren, popidolen of politiekefiguren. Op ieder kaartje staat de naam van hetkwartet, bijvoorbeeld 'schaatsers'. Daaronder staande vier personen van dat kwartet en elke persoonstaat één keer onderstreept op één van de kaartjes.Je bent de onderstreepte persoon.Van de ruimte waarover je beschikt, gebruik je dehoeken en nummert die van één tot en met vier.In elke hoek staat een groepje. Iedere speler krijgteen kaartje. Zorg dat er zoveel mogelijk verschil-lende kwartetten in een groepje zitten.Het spel kan beginnen. In iedere hoek wordt evengekeken of er soms al meerdere personen van eenkwartet aanwezig zijn.Vanuit hoek één wordt eenandere hoek aangewezen en een naam genoemd.Bijvoorbeeld: “Hoek vier, mogen wij van jullievan de schaatsers Erben Wennemars?” Zit hijerbij, dan gaat Erben over naar hoek één enmogen ze nog een keer vragen. Je mag alleen vra-gen naar een persoon uit een kwartet waar degroep er al één of meer van heeft. Zit hij er nietbij dan is hoek vier aan de beurt.variatie
Speel het spel met de personages van speelkaar-ten, zoals hartenboer, hartenvrouw, hartentwee en zo verder.
het ballen circuitZet een circuit uit met onderstaande zes spelen.
Maak een scorekaart en bedenk een puntentel-
ling die in overeeenstemming is met de te beha-
len score.
krantgooien
Met een tennisbal probeer je de kranten die aan
de waslijn hangen eraf te gooien. Lukt het je om
een krant van de waslijn te gooien?
emmerbal
Tennisbal in de emmer gooien. Er staan zes
emmers in een driehoek, drie op de voorste rij,
twee in het midden en een daarboven. Iedere
emmer heeft zijn eigen puntenaantal. In plaats
van emmers kun je ook dozen gebruiken.
kegelbal
Tennisbal slaan met een hockeystick. De bal
slaan en proberen de kegels om te laten
vallen.
vakbal
Met elastiek maak je vakken of je gebruikt
het wandrek in de gymzaal. Nummer de
vakken van een tot en met twaalf door
elkaar. Je mag tien ballen gooien.
ballenwip
Maak een tennisbalwip van een plankje met een
blik eronder. Sla met een hockeystick de bal in de
richting van drie emmers. De bal gaat via de
schuine plank van de wip omhoog en moet in
een van de emmers terechtkomen.
muurbal
Met een tennisracket of houten plank sla je de
tennisbal tegen de muur. Daarna probeer je de bal
te vangen. Probeer het tien keer. Hoe vaak vang je
de bal in welke tijd.
25
spelen met tennisballen
26 spel actief
organisatieEen spel kan nog zoleuk zijn, het moetvooral goed georga-niseerd worden.Het leukste spel kandoor een slechteorganisatie verknaldworden.
toelichtingDe spelleider heeft een aantal zachte kunststof
buizen. Deze buizen zijn in diverse kleuren ver-
krijgbaar, maar eventueel kan ook isolatie voor
verwarmingsbuizen gebruikt worden.
Naargelang het aantal deelnemende kinderen
bepaalt de spelleider of de kinderen alleen of in
tweetallen de opdrachten met de buizen uit-
voeren. De spelleider laat de kinderen regelma-
tig wisselen van opdracht.
breed makenEnkele kinderen lopen verspreid rond met eenbuis op borsthoogte; de buis steekt aan weerszij-den van het kind zijdelings uit. De overige kinde-ren lopen ook verspreid rond en zij moetenervoor waken niet geraakt te worden door eenbuis.variatie
De spelleider kan met zijn buis alle kinderen'slaan' die volgens hem niet voldoende bewegen.Het spreekt vanzelf dat de buizen zacht zijn endat de spelleider de kinderen geen pijn doet.variatie
De 'buislopers' houden de buis naast het lichaamop heuphoogte. Zij mogen tijdens het lopen debuis verplaatsen naar de andere zijde van hetlichaam. De andere kinderen ontwijken de buisdoor zich te bukken of door op de grond te gaanliggen.variatie
Op signaal van de spelleider mag het kind met debuis andere kinderen proberen te 'slaan' totdat despelleider opnieuw een teken geeft.
met tweetallenDe spelleider vormt tweetallen die één buis ont-vangen. De kinderen van elk tweetal zijn verbon-den met elkaar. Dat kan via de buis: dan lopen zemet de buis voor zich tussen hen in op heup-hoogte, maar ook via een hand: dan houdt eenvan de twee kinderen de buis naast zich. Deoverige kinderen moeten zich zodanig ver-plaatsen dat ze niet geraakt worden dooreen buis.
per tweetal twee buizenElk tweetal beschikt nu over twee buizen:één buis op heuphoogte die beide kinderenverbindt en een andere buis die een kind naastzich houdt. Ze proberen zo samen te werken
met het lopen dat andere kinderen geraakt wor-den door een buis.variatie
Beide kinderen van een tweetal zijn verbondendoor een hand en ze hebben elk een buis vast metde vrije hand.variatie
Op teken van de spelleider mag het tweetal ande-re kinderen proberen te 'slaan' met een buis tot-dat de spelleider opnieuw een teken geeft.
per tweetal drie buizenDrie buizen per tweetal: één op heuphoogte diebeide kinderen met elkaar verbindt en elk kindheeft nog een buis in de vrije hand. Ze lopenkriskras door de ruimte en proberen andere kin-deren te raken met één van de drie buizen.variatieOp teken van de spelleider mogen de twee kinde-ren 'slaan' met de buitenste buizen, maar moetenwel verbonden blijven met de derde buis.
buizendoolhofIeder kind krijgt een zachte buis. De ruimtewordt afgebakend. In die ruimte legt ieder kindzijn buis neer. Je hebt nu een buizendoolhof.De kinderen bewegen door de ruimte.De opdracht is om de buizen niet aan te raken.De kinderen moeten er omheen lopen, dus nieter overheen springen.variatie
Maak er een tikspel van. De tikker pro-beert zoveel mogelijk kinderen tetikken. Hij krijgt een minuutde tijd. Hoeveel kinderenkan hij tikken?
kinderrechtenKinderen hebben
recht op een
positieve,
enthousiaste en
vriendelijke manier
van begeleiding.
spelen met zachte buizen van kunststof
variatie
Er is een tikker en die probeert de kinderen in dedoolhof te tikken. Als je getikt wordt, moet jemeehelpen met tikken. Hoe lang duurt het voor-dat iedereen getikt is?variatie
In de doolhof liggen overal tennisballen. De kin-deren die vrijlopen proberen zoveel mogelijk ten-nisballen te verzamelen. De tikker(s) proberen datte verhinderen. Als je getikt wordt, moet je alleballen laten vallen in de doolhof. Wie wordt nietgetikt en kan zo ballen verzamelen.variatie
Het spel verloopt als bovenstaande variatie maarnu mag je de ballen naar de buitenkant van dedoolhof brengen. Wie lukt dat?
buizenspelenbuizenbal
Ieder kind heeft een buis. Je maakt twee groepen,
een blauwe en een rode groep.Verder heb je een
foambal nodig. De kinderen proberen met de buis
de bal te spelen en te doelen door de bal achter
de achterlijn te krijgen. Met de buis kun je slaan,
stoten en de bal met de buis meenemen. Het spel
lijkt wel een beetje op hockey.
buizentoren
Wie kan met buizen een zo hoog mogelijke toren
bouwen. Dat kan door de buizen te stapelen. Je
moet dan wel veel buizen hebben. De buizen
kunnen ook met touwen aan elkaar gepionierd
worden.
buizenmikado
Hou de buizen vertikaal voor je, in een tros. Laat
de buizen los zodat ze op een hoop rollen.
Probeer nu een voor een de buizen van de stapel
te halen zonder dat de andere buizen bewegen.
buizentrein
Maak van de buizen treinrails door ze achter
elkaar te leggen in twee rijen. De groep loopt
over de denkbeeldige bielzen en tussen de buizen
door.
slotspel De kinderen laten de spelleider ook even kennis-maken met debuizen.
28 spel actief
praatje, plaatje,daadjeAls je een spel wilgaan spelen zet dekinderen en de materialen dan eerstin de goede opstel-ling. Probeer zo minmogelijk woorden tegebruiken bij de uit-leg (praatje). Zorgvoor een sprekendpraktisch voorbeeld(plaatje) waarna jeheel snel tot spelenovergaat (daadje). Jekunt beter een speleven stop leggen omiets aan het spel toete voegen, dan languit te leggen.Tijdenshet spelen heb jevoldoende tijd omdoor middel van uitleg het spel verderte verfijnen.
toelichtingDe binnenband van een fiets is magnifiek spel-
materiaal. Stap eens binnen bij de fietsenmaker
en je staat binnen de kortste keren weer buiten
met 100 binnenbanden.Van tevoren moet je
wel de binnenbanden schoonmaken en het
ventiel eruit knippen. Een kleine moeite om
lekker te kunnen spelen. De fietsband kun je
aan een stuk laten of doorknippen. Dan krijg je
een lange sliert. De fietsband is elastisch en ide-
aal om mee te spelen.
probeer maarKinderen kunnen zelf uitproberen wat er met eenfietsband mogelijk is. Laat kinderen er doorheenkruipen, op de band staan en uitrekken, ermeeronddraaien aan de arm en aan de enkels, gooien,zwaaien en ermee springen.
sturenJe speelt met tweetallen. De een gaat in de banden de ander houdt de band vast. Het ene kindstuurt het andere kind door de ruimte. Let er opdat de fietsband niet op de hoogte van de nekwordt gehouden.
vooruit trekkenMet drietallen kun je allerlei vormen bedenken,bijvoorbeeld dat twee kinderen aan een band eenander kind dat op een doek zit, vooruittrekken.Zijn ze iets vaardiger, dan kun je in plaats van opde doek zitten, laten hurken of zelfs laten staan endan voorzichtig vooruit trekken.Wel de schoenen uit laten doen.Een nieuwe manier van skateboarden.
tikspelTwee kinderen houden een band vast en zijn detikkers. Iedereen die getikt wordt, moet de bandook vasthouden. In vergelijking met elkaar aan dehanden vasthouden of aan een stok of hoepel, isde band heel flexibel. Let er als spelleider op, datkinderen niet te hard trekken of verschillendekanten uit gaan.
estafettevormen met fietsbanden Estafette om de banden heen lopen;estafette in de banden stappen;estafette door de band gaan;estafette over de band springen
fietsbanden als stoelendansLeg in een kring de fietsbanden open. Ieder kind-op één na- heeft een fietsband. Op muziek ga jeom de kring van fietsbanden lopen. Op hetmoment dat de muziek stopt, zoek je snel eenlege fietsband en gaat er in staan.
fietsband verwisselenVerspreid in de zaal liggen overal fietsbanden.Ieder kind heeft een band, waar hij in staat. Er iseen tikker, die loopt vrij in de ruimte. De kinde-ren in een band proberen in een andere band tekomen door met elkaar van fietsband te wisselen.Let op, want er loopt immers een tikker rond.Is de tikker eerder in de band dan jij, dan word jijde nieuwe tikker.
soepelEen groepsbijeen-
komst is een aaneen-
schakeling van spe-
len en activiteiten.
De overgang van het
ene naar het andere
spel moet soepel
verlopen.Voorkom
lange tijden tussen
de spelen door een
klein vijf-minuten-
spel in te passen.
In dit boek vind je er
voldoende. Kijk ook
in het laatste hoofd-
stuk van dit boek
naar voorbeelden van
clubbijeenkomsten
die elkaar opvolgen.
variatie bijpak het lint
De spelleider maaktnieuwe groepjes: alle
winnaars van degroepjes bij elkaar,alle nummers twee
bij elkaar en allenummers drie bijelkaar. Hetzelfde
spelverloop: je speelteen tegen een met
één lint in de broek.Ook hier kun je nog
variëren door tweelinten te geven, éénin de broek en één
in de kous.
spelen met fietsbanden het fietsbandenmannetjeIedereen heeft een fietsband diagonaal om zijnnek. Het fietsbandenmannetje niet en die wilzoveel mogelijk banden verzamelen. Als je getiktwordt, geef je je fietsband af. Als je geen fietsbandmeer hebt, ben je fietsbandvrij. Dat wil weggendat je ‘in de weg mag lopen’. Je maakt het danmoeilijk voor het fietsbandenmannetje.
het fietsbandenfestivalHet fietsbandenfestival is een spellencircuit met
opdrachten waarbij de fietsband als materiaal
gebruikt wordt. Afhankelijk van de groep kun je
werken met scorekaarten en wel of geen spelbe-
geleiding.
fietsband gooien
De fietsband om een paal of standaard gooien.
Hoeveel banden gaan er om de paal.
afstand gooien
De fietsband moet met een ‘discusworp’ worden
weggegooid. Wat is de afstand? Discusworp is een
techniek uit de atletiek.
fietsbandenrace
Je hebt tien fietsbanden. Een voor een breng je
een band naar de overkant. Daar moeten de ban-
den over een paal of pylon gelegd worden.
Uiteraard gaat het erom wie het snelste deze
opdracht kan uitvoeren.
fietsbandstep
Alle fietsbanden liggen op de grond in een
bepaald ‘hinkel’-figuur. Bijvoorbeeld op de eerste
rij 2 banden dan 1, dan 3, 1, 2, 2 en zo meer.
Je probeert zo snel mogelijk door in alle banden
te hinkelen naar de overkant te komen.
door de band
Fietsbanden liggen in een rechte rij op de grond,
steeds met een afstand van vijf meter uit elkaar. Je
probeert zo snel mogelijk van de ene naar de
andere band te gaan door er doorheen te kruipen
of door de band te stappen (over je hoofd en dan
op de grond laten vallen).
fietsband aan de haak
Probeer tien banden om drie haken te gooien;
afstand drie meter. Je kunt een moeilijkheidsgraad
inbouwen door verschillende soorten haken te
gebruiken.
tik de band
Er liggen 15 banden willekeurig op de grond. Op
teken ga je zo snel mogelijk met minstens een
voet door alle banden. Hoeveel tijd heb je nodig.
pak het lintDe spelleider verdeelt de kinderen in groepjes vandrie. Elk groepje krijgt twee linten.Ieder groepje krijgt een eigen spelgebied van bij-voorbeeld drie bij drie meter.Twee van de drie kinderen staan in het spelgebiedmet een lint achter in de broek, het derde kind isreserve en staat buiten de zone. De twee deelne-mers proberen -binnen de grenzen van de speel-zone- het lint van elkaar af te pakken. Als het luktkrijgt de 'winnaar' een punt en wordt de 'verlie-zer' vervangen door het derde kind.variatie
Elk kind heeft twee lintjes: een achter in de broeken een ander in een kous; als één lint is afgeno-men is het spel ten einde.variatie
De twee linten moeten 'gestolen' worden om tekunnen winnen.
groepjes tegen elkaarDe spelleider voegt telkens twee groepjes bijelkaar; dus zes kinderen oftewel drie duo's.Twee tweetallen staan in een groter spelgebied, bijvoorbeeld vijf bij vijf meter;een derde duo is reserve. Er wordt gestart met één lint in de broek.Een groep wint als het lint van elke tegenstanderis gepakt; dan ontvangen zij weer een punt. Hetverliezend groepje gaat eruit, het reserveteamkomt erin.variatie
Elk kind heeft weer twee linten: een in de broeken een in de kous. Een groepje wint als één lintvan elke tegenstander is gepakt. Of, alle linten(vier) moeten afgepakt zijn om een punt te sco-ren. Of, beide leden van elk team hebben elkaarvast met een hand en mogen elkaar niet los laten.
in twee grote groepenTenslotte verdeelt de spelleider alle kinderen overtwee groepen die tegen elkaar spelen in een grootspelgebied van bijvoorbeeld zeven bij zevenmeter. Ook nu wordt er gestart met één lint perkind. Als een kind het lint kwijtraakt, moet het despeelzone verlaten; wanneer een groep alle lintenop twee na heeft verloren, is de andere groepwinnaar van een punt. Daarna maakt de spelleidereventueel nieuwe groepen.variatie
Binnen het groepje zijn de kinderen per twee metelkaar verbonden door de handen vast te houden.
spelen met linten
spel actief 29
30 spel actief
afZorg ervoor dat altijdalle kinderen kunnenmeespelen.Voorkomspelvormen waarbijkinderen 'af' zijn.Geef ieder kind voldoende aandacht.Geef alle kinderenevenveel aandacht.
toelichtingBierviltjes zijn zo te verkrijgen. Stap een café bin-
nen en vraag aan de kastelein een rol bierviltjes
en je kunt de hele avond spelen. De spelen kun-
nen het beste met ronde viltjes gespeeld worden.
spelvorm in de ruimteGooi zo'n vijftig bierviltjes willekeurig in de
ruimte op de grond. Doe het zo, dat er genoeg
ruimte tussen de bierviltjes is waar de kinderen
kunnen lopen. Haal er indien nodig weg of voeg
er toe. De opdracht is om in één minuut zoveel
mogelijk verschillende bierviltjes aan te raken.
Dat kan met je voet of met je hand.
variatie
Hoeveel minuten heb je nodig om alle bierviltjes
aan te raken?
rollenDe bierviltjes naar elkaar rollen.
De bierviltjes zo ver mogelijk proberen te rollen.
De bierviltjes in vakken rollen; geef de vakken
afhankelijk van de grootte verschillende punten;
bijvoorbeeld klein vak tien punten, groter vak
vier punten. Bierviltje zo dicht mogelijk bij een
lijn rollen; het liefst natuurlijk op de lijn.
dragenLopen, zitten, op je buik gaan liggen, knielen en
opstaan met een bierviltje in je hand, op je elle-
boog, op je hoofd, op je schouder, enzovoorts.
Dit vormt een extra
uitdaging.
hou je vak schoonMaak vier partijen en vier vakken.Verdeel de
ruimte door twee lijnen kruiselings in de zaal te
trekken. Alle vier de groepen krijgen evenveel
bierviltjes. De bierviltjes liggen op de grond en
op teken van de spelleider probeert ieder zo snel
en zo veel mogelijk bierviltjes uit het eigen vak te
krijgen.Vergeet niet dat de andere drie partijen
dat ook doen. Het komt dus niet alleen op snel-
heid aan maar ook op groepstactiek.
haal zoveel mogelijk binnenWederom vier partijen. Je mag er ook meer
maken. De vier groepen staan in de hoeken van
de zaal. Alle bierviltjes liggen op de grond van de
zaal. Op teken van de spelleider haal je met je
groep zoveel mogelijk bierviltjes naar je eigen
vak. Elke keer mag je maar één bierviltje meene-
men. Wie heeft de meeste bierviltjes?
variatie
Iedere groep krijgt van tevoren de getallen die ze
moeten zoeken en ophalen. Bijvoorbeeld groep
één zoekt alle bierviltjes met de getallen een tot
en met vijftien, groep twee alle bierviltjes van
zestien tot en met dertig, en zo door. Wie is het
eerste klaar?
variatie
Je kunt ook met kleuren werken. Groep één zoekt
alle bierviltjes met de kleur rood. De spelleider
kan alle bierviltjes met de kleur naar boven leg-
gen, maar ook met de kleur niet zichtbaar. De
groep krijgt dan de opdracht het bierviltje steeds
weer terug te leggen met de kleur naar beneden.
variatie
De groep krijgt de opdracht om alle bierviltjes te
zoeken met zwarte letters of alle groene letters.
Op ieder bierviltje staat een letter. Als je alle bier-
viltjes binnen hebt, moet je een woord maken.
Wie weet als eerste het woord?
kort en krachtigZorg dat de spelen
die je speelt met een
groep niet te lang
duren. Kort en
krachtig en veel
afwisseling is wat
kinderen prettig vin-
den.Voor het spelen
is de sfeer wellicht
nog belangrijker dan
de spelregels en de
speeltijd.
spelen met bierviltjes
spel actief 31
bierviltjes een nummer gevenJe geeft ieder kind van de groep een nummer.
Nummer bierviltjes en leg ze verspreid in de
ruimte. De opdracht is om alle
getallen in oplopende
volgorde aan te raken.
Stel je hebt nummer zeven,
dan begin je met zeven en
gaat door naar acht en zo
verder tot je weer bij
zeven bent. Dan ben je
klaar. In een grote groep
kun je met even en oneven
getallen werken.
variatie
De bierviltjes liggen op de
grond in de ruimte. Alle kinderen
staan aan de buitenkant van de bierviltjes.
De spelleider roept een getal en alle kinderen zoe-
ken alle bierviltjes op waar een cijfer van het getal
in zit. Bijvoorbeeld 16, hier zitten de cijfers 1 en
6 in. Je raakt dus alle getallen aan waar een 1 en
6 in voorkomt.
biervilt kwartettenZet eenzelfde getal op vier bierviltjes. Doe dit met
tien tot vijftien getallen. Alle bierviltjes liggen
willekeurig op de grond. Op teken van de spellei-
der probeer je zoveel mogelijk bierviltjes te rapen
met hetzelfde getal. De opdracht is steeds dat een
persoon uit het groepje een viltje pakt, terug-
brengt aan de kant, waarna de volgende persoon
een bierviltje mag halen. Als je niet eenzelfde
getal pakt is de volgende aan de beurt.
Wie heeft de meeste kwartetten van bierviltjes.
spelen met frisbee van bierviltjesVan tevoren plak je vier of vijf viltjes op elkaar.
Zorg wel dat de bierviltjes goed vast zitten,
want je moet er mee kunnen gooien.
Het is goed om eerst met de groep te oefenen in
gooien. De biervilt frisbee is iets kleiner dan
een gebruikelijke frisbee, maar wel van zachter
materiaal. Je kunt met de zelfgemaakte biervilt
frisbee geen grote afstanden afleggen, dus ide-
aal in een kleine ruimte.
volley met biervilt frisbeeDit speel je in drie vakken.Twee vakken waar de
spelers in staan en het middenvak als neutraal
gebied. De spelers proberen de biervilt frisbee in
het vak te gooien van de andere spelers. Komt de
biervilt frisbee op de grond in het vak van de
tegenstander, dan scoor je een punt.
golf met biervilt frisbeeIn de ruimte zet je zes tot tien onderdelen uit.
Het wordt een golfbaan waar allerlei obstakels
inzitten. De onderdelen kunnen zijn: door een
hoepel gooien, in een vak gooien, de krant raken,
in een emmer gooien, onder een poortje schui-
ven, door een korf gooien, tussen twee blokken
rollen, enzovoorts.
De kinderen lopen een parcours met de biervilt
frisbee. Bij ieder onderdeel zijn punten te verdie-
nen. Heb je het hele parcours gelopen dan tel je
alle punten bij elkaar op. Wie heeft de
meeste punten?
variatie
In bovenstaand voorbeeld speelt
ieder individueel. Je kunt ook met
groepjes van maximaal drie kinderen
spelen. Dan kan iedereen gooien bij elk onderdeel
of je verdeelt de taken bij ieder onderdeel.
bierviltroofTwee groepen staan voor de achterlijnen. Achter
de lijn liggen bij iedere groep 50 bierviltjes. Door
de achterlijn bij de tegenpartij te veroveren, mag
je één bierviltje meenemen. Uiteraard heb je dan
vrije doorgang.
variatie
Als je de achterlijn veroverd hebt, mag je zoveel
mogelijk bierviltjes meenemen. Je hebt nu geen
vrije doorgang, dus je kunt getikt worden.
32 spel actief
voorbereidingEen spel verdient hetom goed voorbereidte worden. Zet jevoorbereidingen oppapier. Hou een logboek bij vanwelke spelen jegespeeld hebt, zodatje een spelrepertoireop kunt bouwen meteigen aantekeningen.
toelichtingEen materiaal dat heel goedkoop is en gemak-
kelijk te gebruiken. Een grote zak vol gekleurde
wasknijpers en je kunt spelen.
wasknijpers aan je lijfIn vier hoeken van de zaal ligt een stapeltje was-
knijpers. De kinderen krijgen de opdracht om
elke keer als ze bij een van de vier hoeken komen
een wasknijper mee te nemen. Die wasknijper
mogen ze niet in de hand houden, maar aan hun
kleren vastknijpen.
Als je bij hoek drie bent geweest, moet je eerst
een andere hoek opzoeken voor je terug naar
hoek drie mag. Wie heeft de meeste wasknijpers
aan zijn kleren zitten?
variatie
Je mag maar één kleur sparen, bijvoorbeeld de
blauwe wasknijpers.
wasknijperroofIedereen loopt door de zaal en is behangen met
wasknijpers. De wasknijpers mogen niet verstopt
worden, maar moeten zichtbaar zijn. De spellei-
der moet er goed op letten, dat de wasknijpers
niet op intieme plaatsen worden vastgezet.
Op teken van de spelleider probeer je zoveel
mogelijk wasknijpers te pakken bij anderen. Maar
je mag maar steeds één wasknijper bij een per-
soon wegpakken. Als je een wasknijper wegge-
haald hebt, moet je die meteen aan je eigen kle-
ren hangen. Uiteraard laat je de wasknijpers niet
van je kleren halen. Je kunt je verdedigen door
weg te lopen of iemand voor-
zichtig van je weg te duwen.
Dit spel kun je een paar keer achter
elkaar laten spelen. Maar niet te
lang. Kijk goed naar de groep,
want het is een vrij
intensief spel.
variatie
Stel dat je vier kleuren wasknijpers hebt. Je kunt
dan het spel spelen zoals hiervoor beschreven is,
maar steeds als je vier verschillende kleuren hebt
geroofd, mag je het stapeltje van vier wegleggen.
Dat zijn dan tien punten. Hoeveel stapeltjes van
vier kleuren heb jij kunnen maken?
estafettevormen met wasknijpers Een beschrijving van estafettevormen staat in
'spelen zonder materialen'.
De wasknijper estafettevorm kan in cirkelvorm
en heen en weer gespeeld worden.
wasknijpermanJe loopt met een wasknijper naar het einde van de
baan en prikt de wasknijper aan de persoon die daar
staat en je rent terug om de volgende aan te tikken.
wasknijperlettersJe rent met een wasknijper naar de overkant en
legt de wasknijper op de grond. Daarna ren je
terug en tikt de volgende aan. Die legt de volgen-
de wasknijper erbij. Je moet het woord maken:
WASKNIJPER.Verzin zelf ook woorden,
want het spel kun je vaker achter elkaar spelen.
Welke groep is het eerste
klaar met het leggen
van het
woord?
spelen met wasknijpers
spelen met touwen
spel actief 33
langste wasknijperJe rent met de wasknijper naar de overkant en
legt de wasknijper op de lijn. Snel terug en de
volgende aantikken. Die rent ook met een was-
knijper naar de overkant. Daar wordt de wasknij-
per vastgeklemd aan de vorige wasknijper, enzo-
voorts. De estafette stopt wanneer een groep het
eerst met de aan elkaar geklemde wasknijpers
over de aangegeven lijn is.
variatie
Je kunt ook spelen op tijd. Elke groep krijgt vijf
minuten en nadat de tijd
verstreken is, stopt de estafette.
Welke groep heeft de langste
reeks wasknijpers gelegd?
wasknijpertorenDezelfde estafettevorm; de wasknijpers worden in
een vierkant op de grond gelegd. Steeds wordt er
een laag bovenop gebouwd. Het gaat hierbij om
snelheid en secuur werken. Wie bouwt de hoog-
ste toren van wasknijpers?
breek het recordHou een wasknijper tussen duim en wijsvinger
ingedrukt. Wie kan dit het langste volhouden?
Knijp met je groepje zoveel mogelijk wasknijpers
aan elkaar. Hoeveel wasknijpers aan elkaar kun je
tillen zonder dat het
geheel doorbreekt?
toelichtingDe spelen starten individueel, dan komt er een
partner bij om tenslotte te eindigen met een
groep. Deze kleine spelen kunnen zowel buiten
in afgebakend gebied, als binnen gespeeld
worden. Er worden springtouwen van
diverse kleuren gebruikt; elk kind heeft
een springtouw van een bepaalde kleur.
Eventueel kunnen 'gewone' touwen
gebruikt worden met een gekleurd
lintje.
kronkelende touwenAlle kinderen hebben het uiteinde van een spring-
touw in één hand; zij lopen verspreid door elkaar
in de ruimte zonder iemand of iets te raken.
variatie
Op teken van de spelleider gaan kinderen met een-
zelfde kleur touw zo snel mogelijk bij elkaar staan.
met staartEen uiteinde van het touw wordt in de broek
achter het lichaam gestoken, zodat elk kind een
lange 'staart' heeft. De kinderen lopen verspreid
rond en proberen een voet te plaatsen op het
touwuiteinde van een ander.
Een kind dat een staart verloren heeft, bevestigt
die opnieuw in de broek en speelt weer mee.
variatie
Wie haalt het eerst 10 punten? Er is telkens één
punt te verdienen voor elke 'getrapte' staart.
variatie
De spelleider roept nu een bepaalde kleur, bij-
voorbeeld 'rood'. De kinderen met een rode staart
proberen op een staart van een ander duo te trap-
pen. Hoeveel punten hebben de 'roden', de
'gelen', de 'groenen' enzovoort bij elkaar getrapt?
ruiter en paardMaak tweetallen. Een kind heeft het touw opge-
vouwen in de handen en 'haakt' zijn touw bij zijn
partner onder de oksels; de tweetallen lopen op
deze wijze verspreid rond als 'paard en rui-
ter'. Op teken van de spelleider wisselt de
ruiter met het paard.
variatie
De ruiter heeft nu weer een staart; elk
tweetal probeert weer op een staart van
een ander duo te trappen.
variatie
Wie scoort het meest in één minuut speeltijd?
variatie
De spelleider roept nu een bepaalde kleur.
Alleen tweetallen met dezelfde kleur
staart mogen een staart van een
andere kleur gaan vangen.
treinVier kinderen vormen samen een 'trein':
alleen het eerste kind heeft geen touw; het
tweede kind heeft het touw rond het eerste
kind gehaakt; het derde kind rond het tweede
en het vierde rond het derde kind. Het laatste
kind heeft ook een staart. Het eerste kind van de
trein probeert op de staart van de eigen groep te
trappen. Als dat lukt, schuift iedereen in de trein
één plaats door.
variatie
Elke trein probeert op een staart van een andere
trein te trappen; de trein mag niet uit elkaar.
variatie
De spelleider roept weer een bepaalde kleur van
een staart.
34 spel actief
plakkenHeb je geen kleuren-
hoepels, plak dan
verschillende kleuren
stickers op de hoe-
pels.
toelichtingMet hoepels kun je rollen, schuiven en gooien,
maar je kunt ze ook ergens omheen gooien, als
vrijplaats gebruiken en er een voorwerp door
gooien. Hoepels zijn voor velerlei doeleinden te
gebruiken.
met tweetallen rollenTegenover elkaar staan en proberen de hoepel
naar de overkant te rollen. Je zet de hoepel op de
grond en je duwt aan de bovenkant de hoepel in
de richting van het andere kind. Lukt het je om
de hoepel in een rechte lijn te laten rollen?
met tweetallen schuivenJe schuift de hoepel met twee handen naar de
overkant. De hoepel moet wel op tijd stoppen en
mag het kind aan de overkant net niet raken. Lukt
het je om de hoepel op een paar centimeter van
die speler te laten stoppen.
met tweetallen gooienBegin met een korte afstand van elkaar. Je moet
de hoepel zo gooien dat de andere speler deze
kan vangen. Eerst kun je vangen met twee han-
den, later met één hand.
variatie
De hoepel om iemands arm gooien.
circuit met hoepelsBouw een circuit waarbij de onderdelen bestaan uit
allerlei vormen waar de hoepel
doorheen, overheen en
omheen kan. Zoals de hoepel
ergens tussen rollen: vanaf een
bepaalde afstand de hoepel rol-
len en op het moment dat de
hoepel tussen twee of drie platen
schuift verdien je punten; de hoepel
ergens omheen gooien: je kunt hier-
voor palen of standaards
gebruiken, die
kunnen hoog
of laag zijn,
wat meteen
ook weer een
moeilijkheid
aangeeft; ergens
omheen gooien: kan
ook om een verticale stok.
de hoepel schuivenHoepels in een grote cirkel schuiven; ligt je hoe-
pel er helemaal in, dan verdien je de punten. Je
kunt van tevoren afspreken dat een hoepel half in
de cirkel minder punten oplevert.
de hoepel ronddraaienJe laat de hoepel staande op zijn plek rondtollen
en telt hoe vaak de hoepel rondgaat voordat hij
de grond raakt. Dit aantal vormt je punten.
de hoelahoepDe hoepel hou je vast om je middel. Je probeert
nu zonder handen, maar met je heupen, de hoe-
pel rond te draaien. Hoe vaak lukt het je voordat
de hoepel op de grond komt.
variatie
Je kunt de hoepel ook om je arm laten draaien.
Dit is een gemakkelijke vorm. Om een been is
iets moeilijker, omdat je je evenwicht moet bewa-
ren en tegelijkertijd de hoepel wilt ronddraaien
om het andere been.
hoepelfiguurJe kent het allemaal. Je gooit de hoepel over de
vloer en geeft hem op het laatste moment een
klein rukje terug. de hoepel schuift weg, maar
komt ook weer terug. Als je de hoepel iets schuin
weggooit met een rukje erbij dan zie je dat de
hoepel een figuur maakt. Kun je een mooi figuur
maken? Eerst oefenen en
dan laten zien.
entertainmentEen spel begeleiden
is een vorm van
entertainment. Op
een plezierige
manier nodig je kin-
deren uit deel te
nemen aan jouw
spel, je zet ze aan tot
samenspelen en gaat
mee in de beleving
van het spel.
spelen met hoepels
spel actief 35
hoepels in overloop- en tikspelenHoepels kunnen nogal wat gevaar opleveren voor
de veiligheid.Vooral als hoepels op de grond lig-
gen en kinderen lopen kriskras door de zaal, kun-
nen er ongelukken gebeuren.Wijs kinderen er
elke keer weer op, dat je kunt uitglijden.
tikspel met vrijplaatsenLeg de hoepels aan de rand van de zaal. Het zijn
in dit geval vrijplaatsen als kinderen even niet
getikt willen worden. De tikker probeert een
ander kind te tikken. Lukt dat, dan wordt deze
meteen de tikker. Je kunt niet getikt worden als je
in de hoepel staat. Er mag niet meer dan een per-
soon in de hoepel staan.
variatie
Er zijn verschillende kleuren hoepels. Die ga je in dit
tikspel gebruiken. Door een kleur te roepen, bijvoor-
beeld groen, mogen de kinderen alleen de groene
hoepels gebruiken om te schuilen. In dit geval blij-
ven er meer kinderen bij het tikspel betrokken.
tikspel met vier kleuren hoepelsIn elke hoek liggen verschillende kleuren hoepels.
De groene kleur geeft steeds één punt, de blauwe
kleur twee punten, de oranje kleur drie punten en
de rode kleur vier punten. Elke keer als je in de
hoepel van een bepaalde kleur komt, mag
je het aantal daarbij horende punten
erbij tellen.Word je getikt door de tik-
ker, dan vervallen alle punten en moet
je opnieuw beginnen met de punten-
telling.
kom uit de hoepelEr zijn twee groepen. Een groep staat in de hoepels.
De andere groep probeert de groep uit de hoepels
te krijgen. Door uit te lokken en dichtbij te staan zal
de ander uit de hoepel komen. Die probeert je te
tikken. Lukt dat, dan mag hij terug in de hoepel.
Lukt het niet, helaas eventjes aan de kant.
overloopspel met hoepelsIn het midden van de zaal staat een tikker. De
groep loopt naar de overkant. In een bepaald
gebied kun je getikt worden. Word je getikt dan
krijg je een hoepel van de spelleider en die leg je
in het gebied waar getikt kan worden. Daar ga je
in staan en mag je de tikker meehelpen. Het is
wel een beperkte rol, maar er zullen spoedig
meer kinderen met hoepels in het gebied komen.
het hoepel eilandenspelOveral in de zaal liggen hoepels in de vier kleu-
ren rood, blauw, geel en oranje; evenveel hoepels
als er kinderen zijn. Ieder kind staat in een
hoepel. Je begint simpel aan de opbouw
van het spel. Op teken van de spellei-
der lopen alle kinderen die in een
rode hoepel staan en wisselen van plaats.
Hetzelfde gebeurt met de kinderen in de blauwe,
gele en oranje hoepels. De spelleider gebruikt wel
even de tussenruimte om de kinderen te laten
wennen aan het wisselen.
Er komen twee tikkers in het spel. De tikkers krij-
gen als taak om een hoepel te bemachtigen op
het moment dat de kinderen wisselen van hoepel.
Alleen de spelleider weet welke kleur gaat
wisselen. Het is voor de tikkers dus
opletten geblazen. Weten de tikkers
een hoepel te bemachtigen, dan
wordt automatisch het kind dat
overblijft de nieuwe tikker.
variatie
De spelleider kan twee kleuren
roepen en de daarbij horende
kinderen gaan van hoepel wisse-
len. De spelleider kan twee kleu-
ren roepen en de kinderen kunnen
én van hoepel, én van kleur wisselen. Uiteraard
mag de spelleider ook drie of vier kleuren roe-
pen.
36 spel actief
je eigen stokJe kunt van een
bezemsteel stukken
van een meter
maken. Ideaal om
mee te spelen, maar
wees voorzichtig met
kinderen, die op de
stok gaan zitten of
staan. Het is maar
een dunne stok en
kan dus heel snel
breken.
toelichtingDe bekendste stokken zijn de één meter stokken
uit de gymzaal. Je kunt de stokken zoals jij ze
wilt hebben, bij de houthandel laten maken.
Zorg er wel voor dat de stokken goed
geschuurd en splintervrij zijn.
stok doorgeven in estafettevormIedere groep heeft een stok. Je loopt het estafette
parcours en bij de wissel geef je de stok door.
estafette met de stok en een doekJe loopt met de stok in de hand en de doek op de
grond. Met de stok moet je de doek meenemen.
Bij de wissel geef je stok en doek over aan de vol-
gende loper.
estafette met de stok en een balMet de stok duw je de bal vooruit. Je mag niet
slaan, alleen duwen en dat betekent dat je contact
blijft houden met de bal.
Uiteraard kun je meer voorwerpen door middel
van een stok in beweging krijgen. Wat denk je
van: een blokje, een tennisbal, een rubberen ring,
een krant of een andere stok.
samenwerken met stokkenTwee spelers houden de stok vast en een derde gaat
er op zitten. Zo verplaats je je door de ruimte.
variatie
In plaats van zitten kun je ook aan de
stok hangen of erop staan.
de stokkenladderJe spant een touw op ongeveer twee meter
hoogte in de zaal. Een speler probeert
daar overheen te komen, geholpen
door de groep.
De groep maakt een ladder van de
beschikbare stokken. De eerste stok
op ongeveer kniehoogte, de tweede
stok op heuphoogte, de derde
stok op borsthoogte en de laatste
stok naar boven is op schouder-
hoogte.
De speler die de ladder beklimt,
wordt ondersteund door andere
spelers: belangrijk voor de
veiligheid. De spelleider
heeft een coördinerende rol en houdt het over-
zicht. De helpers met stokken lopen mee met de
persoon die klimt, want aan de andere kant van
het touw moet ook een ladder gemaakt worden.
Maar dan in omgekeerde volgorde.
het stokkentouwDit spel is niet bedoeld voor jonge kinderen.
Twee personen houden de stok vast op heup-
hoogte. Met meerdere personen naast elkaar vorm
je zo een stokkentouw. Je armen zijn dan nage-
noeg gestrekt en dan kost het niet veel inspan-
ning als er iemand op de stok gaat staan.
Dit kun je met zijn drieën oefenen en als dat lukt,
kun je verder met deze activiteit.
een trap maar dan horizontaalMeerdere kinderen staan in twee rijen
tegenover elkaar. De tegenover
elkaar staande spelers houden
stokken tussen zich vast.
Iemand van de groep
loopt over de stok-
ken naar het eind. betrokkenKinderen vinden het
fijn bij een spel
betrokken te worden.
Stimuleer het eigen
initiatief van kinde-
ren en bevorder dat
kinderen jou helpen
met het klaarzetten
van materialen en
zeker bij het
opruimen.
spelen met stokken
spel actief 37
Hij mag steunen op de spelers die de stokken
vasthouden. Wie durft nog meer?
variatie
De spelleider zet twee pylonen in de zaal. Dit is
de afstand die de groep moet overbruggen. De
jongeren moeten een oplossing zoeken om de
afstand te halen. De spelers die over de stokken
lopen, mogen de grond niet raken.Vooraf moet
de groep aangeven hoeveel pijlers zij tussen de
twee pylonen wil hebben. Hoe doe je dat?
De spelleider heeft de verantwoording voor de
veiligheid.
van stokken naar plateauPak een stoeptegel en leg
die op de vloer van de
zaal. De groep krijgt
als opdracht om
met zoveel mogelijk
mensen op de tegel
te gaan staan. De
groep mag geen
enkel contact hebben
met de grond. Hoeveel
mensen kunnen op de
tegel staan? Je maakt van hout
een plateau van ongeveer 50 bij 50 cm. Met het
plateau kun je allerlei spelen doen die te
maken hebben met samenwerking.
ringstokspelIedereen heeft een kleine stok van een halve
meter.Twee groepjes (herkenbaar door linten)
proberen een ring naar de overkant te gooien.
De ring zit om de stok en door de stok een
zwiep te geven, vliegt de ring door de lucht
en wordt opgevangen. Zo speel je totdat de
ring over de lijn door de ringvanger is gevan-
gen. Dat betekent een punt.Valt de ring op de
grond, dan krijgt automatisch de andere
groep de ring. Je hoeft dus niet actief te ver-
dedigen.
wisseltrucIedereen heeft een stok. je staat met twee
personen tegenover elkaar. Met één tot twee
meter tussenruimte. De stok staat op de
grond en je houdt de stok vast met een
hand. Op teken wissel je van stok. Lukt dat zon-
der dat de stok valt?
variatie
Speel dezelfde vorm, maar dan met vier perso-
nen.
variatie
Met de hele groep wisselen van stok op teken van
de spelleider. Als het in de vrije ruimte niet lukt,
probeer dan een kringopstelling.
de liftDe lift kent vele verdiepingen. De onderste
verdieping is de grond, de eerste is ongeveer
heuphoogte, de tweede is borsthoogte en de
laatste verdieping is boven het hoofd. Wie
durft op het plateau te staan en de lift
in werking te zetten?
De spelleider is verantwoordelijk voor
de veiligheid, samen met de mensen die
niet tillen. Zij staan om het plateau in een
actieve houding om iemand op te vangen.
overstap van plateau naar plateauJe spant een lijn in de zaal op onge-
veer twee meter hoogte. De speler op
het plateau wordt omhoog gebracht
en langzaam vervoerd naar de gespan-
nen lijn. Aan de andere kant van de lijn
staan spelers met een tweede plateau klaar.
Durf je de stap te maken over de lijn van het ene
plateau naar het andere?
plateau draaienJe staat op het pla-
teau en wordt opge-
tild tot ongeveer
heuphoogte.
De persoon
op het plateau
krijgt de
opdracht aan
de onderkant
van het plateau
te komen, zon-
der dat het plateau op de grond komt. Er ontstaat
een samenwerking met de mensen die het plateau
vasthouden. De persoon op het plateau mag nie-
mand vasthouden. Hij mag ook geen gebruik
maken van attributen buiten het plateau om. Let
bij dit spel speciaal op de veiligheid want de spe-
ler kan rare capriolen gaan uithalen om zijn doel
te bereiken.
buitenspelen zonder materialenspelen in de vrije ruimte
38 spel actief
werken in themaJonge kinderen vin-
den het geweldig als
activiteiten in een
thema worden aan-
geboden. Op die
manier kunnen ze
hun fantasie de vrije
loop laten. Leid een
themabijeenkomst
altijd in met een ver-
haal of vertelling. Als
spelleider kun je hier
heel wat van maken.
Het verhaal is een
opstap naar veelzijdi-
ge doe-activiteiten:
bewegen, knutselen,
toneel, gezelschaps-
spelen en zo meer.
Het thema wordt
afgesloten met een
activiteit waarbij alle
kinderen en spellei-
ders betrokken zijn.
Het kan een poppen-
kast, groot spel,
zingkring of iets der-
gelijks zijn.
toelichtingKinderen kunnen spelen met niets.Wanneer je
de mogelijkheden hebt om buiten te spelen,
gebruik ze dan. Dat kan overdag en in de
avonduren als het begint te schemeren. Denk
bijvoorbeeld aan tikvormen, estafettevormen
en overloopspelen, die beschreven staan in
'binnenspelen zonder materialen'.
De ruimte buiten kan groter zijn, er zijn geen
muren, de ondergrond is niet vlak, er kunnen
vaste obstakels staan en de weersomstandighe-
den heb je niet in de hand. De spelleider moet
daar rekening mee houden.
reactiespelLaat de kinderen door elkaar rennen, maar ze
mogen elkaar niet raken. Op teken van de spellei-
der moeten ze als een standbeeld staan. Wie staat
het eerst stil? Wie vormt het mooiste standbeeld?
variatie
De spelleider verandert het teken. Hij gebruikt nu
alleen signalen, bijvoorbeeld beide armen wijd.
Kinderen moeten niet alleen rennen, maar ook de
spelleider in de gaten houden.
wie komt het verstAlle kinderen staan bij de spelleider en die begint
met zijn ogen dicht tot tien te tellen. Bij tien
moet iedereen stil staan. Wie staat het verst van de
spelleider af?
variatie
Je moet met tweeën staan op het moment dat er
tien geroepen wordt. Je kunt zelf wel andere
getallen bedenken.
variatie
Bij 'tien' staat een groepje van vier
bij elkaar en iedereen moet een
andere houding aannemen.
tien voorwerpenVanuit een vaste plaats op het
veld geeft de spelleider de
opdracht om tien verschillende voor-
werpen aan te raken en weer terug te
komen. De tien voorwerpen kunnen zijn:
het gras, de tegel, de boom, een tak, de deur, het
raam, een bloem enzovoorts.
variatie
Wie kan tien voorwerpen aanraken binnen een
minuut? Wie is het eerste terug? Alleen voorwer-
pen die een bepaalde kleur hebben, bijvoorbeeld
groen of blauw.
zoek de tekensOp het terrein rondom de accommodatie staan en
hangen stukken papier, karton of hout met tekens
erop. Dit kunnen letters of cijfers zijn. De tekens
zijn herkenbaar doordat ze met geel krijt zijn
geschreven. Loop en zoek zoveel mogelijk tekens
op en probeer er een woord van te maken.
vossenjachtBuiten loopt iemand van de leiding als vos rond.
De vos is steeds in beweging en kan telkens
ergens anders zitten. Zoek de vos en probeer hem
te tikken. Dit spel is leuk als het begint te sche-
meren, net tegen het donker aan. Zoeken betekent
niet per se dat je de vos moet zoeken. Hij loopt
buiten rond en het kan zijn dat je de vos meteen
ziet. Dan is het alleen een kwestie van 'vangen'.
variatie
De kinderen krijgen de opdracht om de vos in te
sluiten. Insluiten is moeilijker dan tikken, je moet
erbij samenwerken.
voorbeeldAls spelleider geef je
altijd het goede
voorbeeld. Kinderen
kijken meestal erg op
tegen hun spelleider
zonder dat je dat zelf
in de gaten hebt.
Probeer in ieder
geval eerlijk, sportief
en consequent te zijn
en kom altijd op tijd.
spel actief 39
levende lettersDe spelleider maakt groepjes van ongeveer zes
kinderen. Je wijst een startplaats aan en een plek
waar kinderen met elkaar, liggend op de grond,
een levende letter maken. In de eerste paar ron-
den gaat het niet op snelheid, maar om het
vormen van de letter. Welke groep kan de letter F
vormen?
Later kun je werken met snelheid en dan wordt
het een wedstrijd.
Als eindproduct kun je iedere subgroep een letter
van een te vormen woord geven.
opmerking
Begin met eenvoudige letters, zoals de I, F,Y, H,
K, L. Dit zijn letters die rechte lijnen hebben en
dus gemakkelijk te vormen zijn. De letters zoals J,
G en R zijn moeilijker.
rennen door elkaarAls kinderen door elkaar rennen is de oriëntatie
een beetje weg. Daar maak je als spelleider
gebruik van. Op teken van de spelleider kom je
zo snel mogelijk met z’n tweeën. De volgende
vorm is met z’n vijven of met z’n zessen.Vanuit
die groepjes, loopt iedereen weer door elkaar. Dit
is ook een leuke manier om groepjes te maken.
tik tik tikDoor elkaar rennen. Op teken van de spelleider
probeer je zo veel mogelijk kinderen te tikken.
Kort maar krachtig. Een halve tot een minuut
flink werken. Wie heeft er 25 getikt? Altijd even
vragen, dit is leuk om te weten en de kinderen
komen weer op adem.
zoek voorwerpenOpdracht aan de kinderen is vijf voorwerpen te
zoeken met een groene kleur. Dat is niet moeilijk
als je buiten bent. Zoeken naar twee voorwerpen
met een rode kleur is een stuk moeilijker.
variatie
Zoek voorwerpen met dezelfde vorm of zoek tien
verschillende boombladeren.
variatie
Kinderen krijgen allen een voorwerp en verstop-
pen dit in een afgesproken stuk van het bos of
buitenruimte.Terug op de centrale plaats gaat
iedereen op zoek naar het voorwerp van een
ander. Iedereen kan vrij kiezen of Vir gaat op
zoek naar het voorwerp van Nico en Maykel naar
dat van Paul. Duurt het spel te lang dan kan
gewerkt worden met de aanwijzingen warm en
koud.
variatie
De spelleider verstopt vijf keer zoveel munten als
er kinderen zijn. De groep gaat op zoek naar de
munten. Wie vindt de meeste munten
in de kortste tijd.
Neem in plaats van munten peper-
noten, die kunnen achterblijven als
ze niet gevonden worden.
het veld uitGebruik een klein speelveld. Iedereen van de
groep staat in het speelveld en de opdracht is om
personen er uit te krijgen. Je kunt duwen, trek-
ken, optillen, met meerdere een persoon eruit
werken, enzovoorts.Van tevoren moet de spellei-
der duidelijke regels afspreken. De leiding
moet die regels ook controleren.
Bijvoorbeeld als iemand 'stop'
roept, stop je onmiddellijk. Niet
trekken aan kleren. Geen
armen of benen omdraaien.
Denk eerst na over de
regels voordat je begint.
Degene die als laatste
overblijft is winnaar.
doorbreek de kring In de kring staat een persoon. Er staat er ook een
buiten de kring en die moet degene die in de
kring staat proberen te tikken. De kring moet dat
voorkomen. Waar kun je je verschuilen?
variatie
De kring draait rond. In de kring staat een kind.
Die moet een aangewezen kind uit de kring tik-
ken. De kring moet dat voorkomen door steeds in
beweging te blijven.
duw elkaar in het vakJe maakt een vak zodat de groep er net in kan.
Alle spelers staan buiten dat vak en proberen
ieder ander erin te duwen. Wie erin s, mag er niet
meer uit, maar mag wel tegenwerken. Wie blijft
over?
bal afpakkenSpeel in tweetallen op een mat. Probeer van de
ander een grote bal af te pakken. Dit spel bij
voorkeur niet staande spelen.
hollandse leeuwEr zijn twee hollandse leeuwen. Deze leeuwen
proberen alle spelers met twee schouders op de
grond te duwen, dus op de rug te leggen. Als dat
gelukt is, gaan die spelers de hollandse leeuwen
meehelpen. Om het spel te beginnen loopt ieder-
een, op een zachte ondergrond, rond. Regels: niet
aan elkaars kleren trekken, schoppen om los te
komen mag niet, niet elkaar als zoutzak laten vallen.
spelen met stoeien spelen met lopen
40 spel actief
problemen bijstoeispelenSommige kinderen
hebben problemen
met lijfelijk contact.
Laat kinderen daar-
om zelf een partner
kiezen bij stoeispe-
len. Start met vor-
men waarbij weinig
lichamelijk contact
noodzakelijk is, bij-
voorbeeld alleen
handen vasthouden,
trekken en duwen.
Dwing stoeivormen
van jongens en meis-
jes niet af. Wees alert
op signalen die
kinderen afgeven.
Hou ook rekening
met fysieke verschil-
len tussen kinderen.
Kinderen moeten
weten dat het spel is.
Het succes is afhan-
kelijk van de spel-
sfeer in de groep.
organisatieEen spelleider zorgt
voor een goede
organisatie, een
veilige spelomge-
ving, heeft invoe-
lingsvermogen,
heeft vertrouwen
en veel geduld, kan
differentiëren, is
creatief, heeft kennis
van wat kinderen
kennen, kunnen,
weten en voelen.
spel actief 41
diverse vormen van loopspelenGrofweg zijn er drie soorten loopspelen. De lijn-
vorm, de stervorm en de kriskrasvorm. Binnen
deze vormen kunnen verschillende soorten
opdrachten verwerkt worden, zoals het oplossen
van puzzels, bewegingsopdrachten en vragen
beantwoorden.
Bij de lijnvorm staan aan een zijde tien pylonen
met een kaart met opdrachten erop. Vanuit een
lijn wordt steeds naar een pylon gelopen die op
een bepaalde afstand van de lijn staat.
Bij de stervorm is de start van het loopspel vanaf
een centrale plaats.
lopen in groepen met opdrachtenVerdeel de groep in groepjes van ongeveer vijf
personen. Zet een parcours uit waar je moet
lopen van A naar B. Steeds krijgen de groepen
opdrachten om tussen A en B uit te voeren.
enkele voorbeelden van opdrachten
• loop met de groep naar de overkant (B), de
opdracht is dat je onderling contact hebt;
• loop terug naar (A); en een persoon van de
groep mag de grond niet raken;
• de volgende opdracht is dat twee personen
uit de groep slechts met één been de grond
mogen raken, maar contact moeten houden met
de andere drie personen;
• twee uit de groep mogen alleen met de handen
de grond raken en een persoon mag met één
been op de grond komen en contact houden;
• vier personen mogen alleen met de handen de
grond raken;
• drie personen mogen de grond niet raken.
De spelleider bedenkt welke opdrachten hij wil
laten uitvoeren. Dat is afhankelijk van de groep:
grootte, jongens en/of meisjes, leeftijd, buiten-
ruimte, enzovoorts.
levend mastermindnodig tien pylonen genummerd van 0 - 9, een
vak met rood-wit lint afgezet waar de deelnemers
staan
de schat van de koningDit spel wordt gespeeld met twee groepen, die
elk een koning uit hun midden kiezen. Deze
koningen hebben een schat (een bal ter grootte
van een volleybal) en zitten in hun kasteel (op
een dikke mat). Het doel van het spel is de schat
van de andere groep te bemachtigen en naar de
eigen koning te brengen. Het spel is afgelopen als
een koning in zijn kasteel twee
schatten in zijn handen heeft.
De koning moet op de dikke mat
blijven, de schat mag niet in de
kleren verstopt worden.
variatie
In plaats van een bal kan de koning
ook een niet al te hard opgeblazen
ballon vasthouden. Als er een ballon stuk gaat
is het spel afgelopen.
tennisballen afpakkenSpeel dit spel in tweetallen. Elk tweetal heeft een
turnmat. Probeer van de ander twee tennisballen
af te pakken. De ballen moeten in de handen
gehouden worden en de speler blijft op één
plaats. De ballen mogen niet in de kleren verstopt
worden. De houding waarin de ballen het beste
vastgehouden kunnen worden is plat op de buik.
In elke hand wordt een bal vastgehouden en de
handen liggen onder de borst.
de wolf en de schapenIedereen loopt door elkaar. De schapen lopen
rond op de mat. Een wolf beweegt zich voort op
handen en knieën. De wolf moet proberen de
schapen naar de grond te trekken. Als dat gelukt is
moet dat schaap de wolf gaan meehelpen, totdat
iedereen erbij is. Speel dit spel op een grote mat.
Valbreken moet worden beheerst, de schapen
mogen niet springen en mogen niet buiten het
veld vallen.
voeten van de vloerIedereen loopt door elkaar over de mat. De spe-
lers kunnen niet getikt worden door de tikker als
ze de voeten van de vloer hebben door het maken
van een achterwaartse val. Tikt de tikker iemand
die de voeten op de vloer heeft, dan wordt dat de
nieuwe tikker. De eerdere tikker roept dan hardop
de naam van de nieuwe tikker, zodat iedereen
weet wie de nieuwe tikker is.
De spelers mogen niet langer dan drie tellen op
de grond liggen en niet bij liggende spelers blij-
ven wachten.
De kinderen gaan in
tweetallen op zoek naar een
getal. De pylonen met de getallen
staan op een rij. Stel een tweetal wil 9-5-3 lopen.
Als eerste lopen ze dan naar de pylon met de 9,
daarna terug en naar pylon 4 en 1. Als een groep-
je klaar is gaat het naar de spelleider. De spelleider
kan het volgende doen. Als een cijfer goed is, dan
zegt de spelleider het eerste cijfer is goed, maar
nog niet op de juiste plek. Een cijfer kan goed en
op de juiste plek zijn. Een cijfer kan goed zijn,
maar nog niet op de juiste plaats. Dan begin je
weer opnieuw te lopen net zolang tot het groepje
de drie cijfers in de juiste combinatie en plaats
heeft.
klantenspelHet klantenspel wordt gespeeld op een afgeba-
kend terrein waar zogenaamde klantenkaarten
hangen. Op deze kaarten staan drie kolommen.
In de eerste en de laatste kolom staan tijden en in
de andere kolom staan afspraken (dingen die
moeten gebeuren).Vóór de afspraak staat de
begintijd van de afspraak en achter de afspraak
staat de begintijd van de volgende afspraak.
Aan groepjes van vier kinderen wordt een lijst
uitgedeeld met de eerste afspraak. Met die lijst
gaat de groep op zoek naar de klantenkaart waar
hun afspraak op staat. Die afspraak heeft meteen
weer nieuwe informatie voor de volgende
afspraak. De afspraken op de klantenkaart kunnen
overal staan, de kinderen moeten dus goed op de
kaart kijken, van boven naar beneden. De nieuwe
afspraak wordt op een controlelijst geschreven.
Na afloop kan de leiding de lijst controleren met
behulp van de gemaakte afspraken.
De leiding kijkt natuurlijk ook of de afspraken
zijn nagekomen. De groepjes starten gelijk met
het spel. Als ze op de plaats terug zijn waar ze
zijn gestart, kan er gecontroleerd worden. Op dat
moment leveren ze hun lijst in voorzien van alle
namen.
spelen met samenwerken
toelichtingMaak groepjes van ongeveer vijf personen. De
groepjes ontvangen telkens volledige opdrach-
ten. Ze krijgen de tijd om de opdracht te analy-
seren en uit te voeren. De kracht van het spel
zit erin dat de groepjes zelf met een oplossing
moeten komen. Ze moeten overleggen, luiste-
ren, aanpassen en uitvoeren. De opdracht lukt
alleen als de hele groep meewerkt.
rugdraaienIemand zit op de rug van een ander. Hij moet
helemaal om de persoon draaien in horizontale
richting, zonder op de grond te komen.
variatie
Dezelfde opdracht starten vanaf de rugkant, maar
dan moet de persoon in verticale richting aan de
buikkant komen.
voeten van de grondEen opdracht voor vier personen.Vier personen
moeten met elkaar verbonden zijn, maar ze
mogen alleen met de handen de grond
raken. Ze mogen geen gebruik
maken van vaste voorwerpen,
zoals bomen, muren enzovoorts.
over het paard getildEen persoon van de groep ligt
op de grond. De andere vier perso-
nen staan naast de liggende persoon.
Zij tillen de persoon op, over het hoofd en leggen
hem aan de andere kant voorzichtig weer neer op
de grond.
kringloopDe groep maakt een kring, waarbij ze de
handen stevig vasthouden. Een persoon
uit de kring probeert over de kring te
lopen. Hoe doe je dat? Je steunt met
je handen op de schouders van de
mensen die in de kring staan. Je voeten
lopen over de handen die goed aan
elkaar vastzitten. Het is aan te raden dat
de loper zijn schoenen uittrekt. Lukt het
de loper en krijgt hij de medewerking van
de groep? Je moet het samen oplossen. De functie
van de leiding is de veiligheid in de gaten te hou-
den en actief mee te lopen met de persoon die op
de kring staat.
variatie
Mocht de kringvorm te moeilijk zijn, begin dan
simpel in een rechte lijn.Twee personen staan
tegenover elkaar en houden de handen goed vast.
Het volgende tweetal staat ernaast, enzovoorts.
De loper loopt nu over de handen in een rechte
lijn en kan zichzelf ondersteunen op de hoofden
van de personen die staan. Ook hierbij is een
actieve rol weggelegd voor deelnemers die voor
de veiligheid zorgen.
blindlopen langs een touwDe kinderen moeten geblinddoekt een met touw
uitgezet parcours volgen, waarlangs de leiding
staat om dierengeluiden te maken. Aan het eind
van het parcours moeten de kinderen op een
briefje schrijven welke dieren ze gehoord hebben.
Horen, zien en onthouden dus.
tastenElkaar geblinddoekt raden. Eén kind per groepje
wordt geblinddoekt en moet door een aantal
gezichten te voelen raden wie het is. De andere
kinderen mogen geen geluid maken.
kom over het muurtjeDe kinderen moeten met hun hele
groepje over een muurtje komen
zonder de muur aan te raken. Dat kan
gewoon een touw met zeil erover zijn,
ongeveer op 1 meter hoogte; hoog genoeg dat
je er niet zo maar overheen stapt of springt. Ze
mogen alleen over de muur, niet erlangs of er
onderdoor. De kinderen krijgen twee stoelen of
krukken, die elk maar één keer gebruikt mogen
worden door een deelnemer. Een eenmaal ge-
bruikte stoel wordt dus door de spelleider aan de
kant gezet.
oplossing
Het gemakkelijkste lukt het als de eerste persoon
vanaf een kruk over de muur springt en daarna
helpt om personen aan te pakken die door deel-
nemers aan de beginkant van de muur worden
opgetild; de laatste gebruikt dan de andere kruk.
blind strikkenDe kinderen moeten een touw vastpakken. Ze
worden allemaal geblinddoekt. Door met elkaar te
communiceren moeten de tweetallen een gewone
veterstrikknoop maken zonder te kijken.42 spel actief spel actief 43
tijdbalkMaak met behulp
van foto’s, tekenin-
gen, voorwerpen en
verhalen een tijdbalk
waarop door het jaar
heen alle activiteiten
van je club in
volgorde staan.
Een geweldig hulp-
middel om te zien
waarmee je bezig
bent geweest.
organisatieSpeelt een kind niet,
dan is er iets aan de
hand. Misschien moet
je voor meer
afwisseling in het
spelmateriaal zorgen.
Speelgoed wegbergen
en na verloop van tijd
weer terughalen, kan
al helpen. Misschien
moet het spelmateri-
aal meer geordend of
beperkt worden.
Soms is er met het
kind zelf iets aan de
hand. Misschien heeft
het extra aandacht
nodig of moet het
een beetje aangemoe-
digd worden.
Misschien is het kind
wat ziekjes of zijn er
problemen op school.
katrollenspelEen haak zit in het midden van vier of meer tou-
wen. De touwen worden over takken gegooid of
door katrollen geleid en vastgehouden door even-
zovele spelers. Door aan de ene kant een touw te
laten vieren en aan de andere kant aan te trekken
kun je dus de haak laten bewegen. De spelers voe-
ren hiermee opdrachten uit, bijvoorbeeld een
emmer verplaatsen van de ene naar de nadere
kant, of een blokje precies in een cirkel zetten.
boomstamJe zoekt een boomstam, die op de grond ligt. Aan
ieder uiteinde van de boom komt een groep te
staan. De opdracht is om over de boom naar de
andere kant te lopen en elkaar te passeren op de
boom zonder dat er iemand afvalt.
variatie
Maak drie groepen. De groepen worden verdeeld
en krijgen een plek aangewezen op de boomstam.
Een groep staat links aan het uiteinde, de andere
rechts aan het uiteinde en een groep in het mid-
den. De opdracht is: alle drie de ploegen moeten
op een andere plek op de boom uitkomen.
lopende AOp de grond ligt een constructie gemaakt van
palen die lijkt op een A. Als de constructie recht-
op staat, gaat een speler van de groep op de lig-
ger staan. De andere kinderen van de groep hou-
den de A in balans. De opdracht is lopend met de
A een afstand af te leggen.Valt tijdens het lopen
van de aangegeven route de speler van de ligger,
dan moet vanaf die plaats opnieuw gestart wor-
den. Zorg dat de speler op de ligger goed staat
voordat de A gaat lopen. De spelers mogen niet
aan de A komen, want hij wordt in balans gehou-
den door touwen.
loodsenIn een van te voren afgebakend terrein liggen
blokken. Deze blokken moeten opgeruimd wor-
den. De blokken mogen alleen benaderd worden
door spelers met een blinddoek om. Een deel van
de groep gaat geblinddoekt het gebied binnen.
Eén speler geeft aanwijzingen aan kinderen in het
gebied. Hij loodst de kinderen als het ware naar
de blokken. Hij doet dit vanaf een vaste plaats.
Heeft een speler een blok aangeraakt, dan mag de
blinddoek af en wordt de blok op een afgespro-
ken plaats neergelegd. De rest van de kinderen
gaat rondom het afgebakende gebied staan, zodat
de kinderen in het gebied er niet uit kunnen
lopen. De kinderen aan de kant mogen geen aan-
wijzingen geven.
water gevenIn een boom is de drinkplaats voor apen. De
drinkplaats, een emmertje dat in de boom hangt,
moet gevuld worden. In de boom hangt ook een
band met een katrol. Een speler neemt plaats in
de band en wordt door de andere spelers
omhoog getrokken. De speler in de band heeft
een bekertje met water in de hand om het
emmertje te vullen.Vanwege de veiligheid is een
hoogte van twee meter voldoende. Als een speler
het emmertje vol heeft mag de volgende het pro-
beren.
44 spel actief
tip levende brugBij het begin laat de
aangewezen speler
zich vallen tussen de
twee lijnen, deze
speler blijft recht en
stijf. De eerste vier
personen tillen hem
op en de laatste vier
zetten hem neer.
Voeten eerst! Als
variant kan dit spel
met een enkele lijn
gespeeld worden.
Zorg dan wel voor
minimaal twee van-
gers.
De levende brug
kun je ook maken
met houten stokken.
Maak stokken van
een meter, die stevig
genoeg zijn om op
te staan. Hetzelfde
principe, waarbij
twee spelers (volgen-
de twee staan schou-
der aan schouder)
een stok vasthouden
en nummer drie er
overheen kan lopen.
toelichtingDoor middel van groene spelen kun je op een
ludieke manier antwoord krijgen op vragen als:
hoe goed werkt een groep samen; vertrouwen
de spelers elkaar; durven de spelers elkaar aan
te raken? Bij 'groene spelen' moet een spel aan
vier voorwaarden voldoen wil je er gevoel van
eigenwaarde in kunnen ontplooien: plezier,
samenwerking, aanvaarding en betrokkenheid.
Het begrip 'groene spelen' heeft een nieuwe
spelvisie en een heleboel nieuwe spelideeën
teweeg gebracht.
Voorop staat plezier; het samen lol hebben is
belangrijker dan winnen. Het tweede belang-
rijke kenmerk is samenwerking. Je zult zien dat
je bij veel spelen alleen maar een goed resultaat
kunt bereiken door goed samen te werken. Het
derde belangrijke kenmerk is dat de spelen
voor bijna alle doelgroepen geschikt zijn. Soms
kun je door een kleine verandering een spel dat
je met kinderen speelt heel aantrekkelijk
maken voor bijvoorbeeld jongeren.
op schoot zittenJe zet de groep in een cirkel. Iedereen staat met
het linkerbeen naar het midden van de cirkel. Op
een teken van de spelleider lopen allen langzaam
naar het midden van de cirkel totdat iedereen met
zijn buik strak tegen de rug van de speler voor
zich staat. Op teken (1,2,3, ja!) zakt iedereen
langzaam door de knieën en gaat bij elkaar op
schoot zitten. Is dit gebeurd, dan telt de spelleider
weer tot drie en bij 'ja' zet iedereen met zijn
rechtervoet een stap voorwaarts. Daarna met
links, rechts, enzovoort en zo laat je de cirkel een
stuk draaien. Duidelijk afspreken dat de groep pas
gaat zitten op jouw teken. Geef tevens aan dat als
iemand het niet houdt, de groep meteen weer
opstaat. Als spelleider is het je taak om de groep
te 'bewaken' en aan te geven waar, volgens jou, de
zwakke plekken zitten. Laat ze deze zwakke plek-
ken samen oplossen, het is immers een samen-
werkingsspel.
de levende brugVerdeel de deelnemers in twee groepen. Elke
groep vormt een lijn door vlak achter elkaar te
gaan staan. De twee lijnen gaan nu schouder aan
schouder staan. Iedereen steekt de handen
omhoog en een van de deelnemers wordt van
voor naar achter getransporteerd over deze
'levende brug'.Veiligheid is heel belangrijk bij dit
spel.
Loop daarom als spelleider mee met diegene die
doorgegeven wordt. Mocht het nog te eng zijn,
laat de twee groepen dan op hun rug liggen met
de armen omhoog en de hoofden naar elkaar toe,
zodat het niet zo hoog is.
het rupsvoertuigAlle spelers liggen op hun rug naast elkaar met de
armen langs het lijf. Een persoon gaat op zijn rug
op het begin van deze lijn liggen. Op een teken van
de spelleider draait iedereen van zijn rug op zijn
buik. Hierdoor wordt de liggende persoon automa-
tisch getransporteerd. Spreek van tevoren duidelijk
af in welke richting de groep moet draaien. Geef
ook duidelijk aan wanneer de groep moet draaien,
zodat de lijn intact blijft. Als de eerste persoon van
het voertuig is, of halverwege, dan kan de volgende
deelnemer vervoerd worden.
de juiste volgordeDe groep verspreidt zich over een vooraf aange-
geven ruimte. De spelers doen allemaal hun ogen
dicht en praten niet. De spelleider fluistert ieder-
een een getal in het oor. Bij een groep van bij-
voorbeeld 15 mensen is dit een getal tussen 0 en
16. Als dat is gebeurd, moet de groep proberen
zo vlug mogelijk in de goede volgorde zien te
komen, 1 t/m 15. Er mag echter niet worden
gepraat en gekeken, dus non-verbale communica-
tie. Als je de getallen gaat influisteren begin je bij
één.
veelzijdigheidKinderen kunnen
veel spel- en bewe-
gingservaring
opdoen als een
clubbijeenkomst
veelzijdig is met een
rijke afwisseling
van spelen op het
gebied van
bewegingsspel,
creativiteit en
natuurbeleving.
spel actief 45
Wie zijn getal heeft gehoord, steekt zijn hand
omhoog zodat de spelleider weet wie er allemaal
een getal hebben. Let op dat er niet gekeken en
gepraat wordt. Het is belangrijk dat je de spelers
laat weten dat je er bent.Voor veel mensen is het
moeilijk om gedurende enkele minuten niet te
kijken. Jij bent ervoor om te zorgen dat niemand
van de groep afdwaalt, of tegen een obstakel
loopt. Het is leuk om dit spel twee maal te spe-
len. Bij de tweede keer krijgen de spelers de tijd
om met elkaar afspraken te maken over hoe ze
het vlugst aan deze opdracht kunnen voldoen.
Het verschil zal, bij een goede samenwerking,
duidelijk in tijd meetbaar zijn. Op dit spel zijn
veel variaties mogelijk. Je kunt de spelers op volg-
orde laten zoeken van bijvoorbeeld: lengte,
geboortedatum, kleur ogen, alfabetische volgorde
voornamen, enzovoort. Afhankelijk van de
opdracht kun je dit verbaal of non verbaal doen,
met de ogen open of met de ogen dicht.
de sissende slangDe groep gaat in een rij achter elkaar staan. De
voorste bukt, steekt z'n rechterhand tussen zijn
benen door en pakt de linkerhand van degene die
achter hem staat. De anderen in de groep doen het-
zelfde. Als dit gebeurd is, gaat de achterste van de
rij liggen, handen vast blijven houden, en de rij
schuifelt rustig achterwaarts over die persoon heen.
Automatisch gaat speler twee liggen en de groep
gaat door totdat iedereen ligt. De slangenhuid is nu
afgerold. De spelleider moet duidelijk aangeven, dat
dit een samenwerkingsspel is. Men hoeft dus niet te
haasten. Mocht het afrollen soepel verlopen, dan
kun je de slangenhuid ook weer oprollen; hetzelfde
systeem maar dan tot iedereen weer staat. Zorg
ervoor dat er wel voldoende ruimte is om de hele
groep uitgerold te laten liggen.
het lachspelBij dit spel is lichamelijk contact sterk aanwezig.
Afhankelijk van de groep kun je dit dan ook het
best in het begin of juist aan het eind van een
activiteit spelen. Speler één gaat op de grond lig-
gen, speler twee gaat haaks naast deze persoon
liggen met zijn hoofd op de buik van speler één.
Dit patroon wordt herhaald tot iedereen ligt. Als
iedereen ligt, zegt de eerste 'ha', de tweede zegt
'haha' en bij elke persoon komt er een 'ha' bij.
Het effect hiervan is, dat uiteindelijk iedereen ligt
te lachen. Het is voor de spelleider belangrijk om
de sfeer in de groep aan te voelen, zodat je weet
wanneer je dit spel het beste kunt spelen.
manieren van dierenDe groep vormt een kring, één speler staat in het
midden.Voor het spel begint, beeldt de spelleider
enkele dieren uit.Voor elk dier heb je drie spelers
nodig. Neem bijvoorbeeld een olifant: speler één
pakt met zijn rechterhand zijn neus vast en steekt
zijn linkerarm door het ontstane gat van de rechter-
arm en maakt het trompettergeluid van een olifant;
de beide buren beelden de oren van de olifant uit
door een hand ter hoogte van de knie en de andere
hand ter hoogte van het oor van één te houden.
Of voor een koe: speler één strekt de armen uit,
verstrengelt zijn vingers, houdt zijn duimen
omlaag en loeit als een koe. De buren pakken de
duimen beet en beginnen deze te melken.
En voor een konijn: speler één houdt de armen
gebogen voor zich als een konijn dat op zijn ach-
terpootjes zit en maakt smakkende geluidjes met
zijn konijnentandjes. De buren slaan met hun
buitenste been op de grond.
Bij een hond: speler één vouwt zijn handen
boven zijn hoofd als een hondensnuit en huilt als
een hond. De buren doen hun been omhoog om
hun territorium af te bakenen.
De speler in het midden wijst iemand uit de kring
aan en roept een van de hierboven vermelde dieren.
Hierna telt hij hardop tot vijf. De aangewezen speler
moet binnen deze vijf tellen samen met zijn buren
het dier uitbeelden. Maakt een van de drie kinderen
de verkeerde bewegingen, dan neemt deze de plaats
van de speler in het midden van de kring in. Het
tellen moet altijd hardop gebeuren zodat de spelers
weten hoeveel tijd ze hebben om het dier uit te
beelden. Hoe sneller je het spel speelt, hoe moeilij-
ker het wordt voor de spelers om het dier uit te
beelden.Verzin zelf ook eens een paar nieuwe die-
renmanieren.
groene spelen
46 spel actief
veiligheidDe spelleider biedt
de kinderen een
veilige en
vertrouwde
speelomgeving aan.
toelichtingBuiten kun je allerlei zoekspelen organiseren.
Voor jonge kinderen is zoeken een leuke, fanta-
sierijke en spannende activiteit. Je kunt er een
thema aan verbinden. Om het helemaal compleet
te maken, kun je de voorbereidende activiteiten
met betrekking tot het thema koppelen aan de
creativiteit van kinderen. Het verzamelen en
schilderen van eieren kun je terugvinden in crea-
tief actief. In bewegingsspel kun je het zoeken
ook verbinden met opdrachten. Denk bijvoor-
beeld aan doe- en denkopdrachten.
zoek ze alle vierMaak zoveel mogelijk verschillende kleuren kaar-
ten, die je eventueel plastificeert. Iedere kleur
heeft vier kaarten. Je verstopt alle kleuren kaarten
en laat de kinderen de kaarten zoeken. De
opdracht is om vier dezelfde kleuren te vinden en
bij elkaar te brengen.
variatie
Je kunt het iets moeilijker maken en met verschil-
lende tekens werken. Zoek vier dezelfde tekens bij
elkaar. Je kunt ook spelen met een bestaand kwar-
tet of kaartspel.
renspelenRenspelen op het buitenterrein zijn ideaal. Ze
zijn niet gebonden aan een terrein van bepaalde
afmetingen. Je kunt het zo breed en lang maken
als je zelf wil. Rennen met heel jonge kinderen
heeft specifieke aandacht nodig, want je kunt
deze kinderen niet te lang achter elkaar laten
rennen. Las steeds momenten in van korte rust.
rennen en halenDe kinderen krijgen de opdracht om zoveel
mogelijk kleine materialen op te halen. Denk aan
tennisballen, frisbees, binnenbanden, emmers,
isolatiebuizen, pittenzakken, en zo meer. Alle mate-
rialen liggen zichtbaar op verschillende plekken.
Het spel kun je individueel spelen, maar je kunt
het ook in kleine groepjes doen. Binnen het klei-
ne groepje wordt op een eenvoudige manier
samengewerkt.
Je mag steeds maar een voorwerp meenemen.
Daarna mag je het volgende voorwerp gaan halen.
variatie
Laat de kinderen zoveel mogelijk dezelfde materi-
alen verzamelen.
het kleurenspelIn de omgeving van de accommodatie liggen
geplastificeerde A4 vellen in verschillende kleu-
ren. Bij elke kleur ligt een doe- of denkopdracht.
De doe-opdracht staat omschreven op een kaart.
Op de kaart staat de titel van het spel, omschrij-
ving van het spel, de materialen die nodig zijn en
een afbeelding van het spel.
De denkopdracht staat omschreven met een vraag.
Met een opdrachtenvel gaan de kinderen op zoek
naar de kleuren. Als ze een kleur vinden, dan
weten ze meteen de opdracht. Op het opdrach-
tenformulier wordt alles ingevuld.
denkopdrachten
• Hoeveel kleuren heeft de regenboog?
• Welke kleuren zitten er in vuur?
• Als je geel en rood door elkaar mengt, dan krijg
je?
• Welke kleur heeft een vos?
• In de herfst zijn de kleuren van de bomen?
• Hoeveel zwemslagen ken jij?
doe-opdrachten
• Loop in de kleuren van de regenboog; de kleu-
ren van de regenboog liggen op de grond.
• Maak tien kikkersprongen.
• Gooi drie keer raak met de bal op de rode bor-
den.
• Rol met de bal alle kegels om.
rennen en stilstaanZet in je ruimte een stuk af en laat de kinderen
door elkaar lopen of rennen. Het afzetten van het
gebied heeft te maken met de veiligheid van de
personen.
Het door elkaar lopen is een warming-up in de
zin dat deelnemers de ruimte leren kennen.
Hierna zet je een aantal pylonen in het gebied. Maak
er een spel van door steeds aan te geven naar welke
pylon ze moeten rennen.Wie is de laatste? Moet hij
dan een liedje rappen?
Je kunt ook met verschillende groepen werken.
Zet elke groep bij een pylon en geef die pylon
een nummer of een kleur. Een of twee pylo-
nen zijn over. Door steeds twee groepen
een opdracht te geven, moeten zij snel van
plaats wisselen.
tip bijrennen en stilstaan
Visualiseer dit spel
voor jezelf in welke
vorm dan ook. Zo
kun je gemakkelijker
opdrachten geven.
Als je meer over the-
matisch werken wil
weten, kijk dan in
het onderdeel kamp
in hoofdstuk
‘thema actief’.
spel actief 47
voorbeeld
Je begint eenvoudig. De groep heeft een letter en
de pylon heeft een nummer. Groep A en E naar 4
en 8. Op dat moment zoeken de aangewezen
groepen een nieuwe plek.
Je kunt ook werken met een letter voor de groep
en een kleur voor de pylon. Groep B en C naar
rood en geel.
Nog moeilijker is het als de groep een kleur heeft
en de pylon heeft een kleur. Groep paars en groen
naar geel en bruin.Actie en reactie en een hoop ple-
zier.
opdrachtrennenBouw met de kinderen een circuit in een bepaald
thema, bijvoorbeeld circus. Hoe word je een
goede circusartiest? De opdrachten, die met het
circus te maken hebben, worden rondom het
midden bedacht, gemaakt en neergelegd.
voorbeelden
opdracht 1: jongleren met twee tennisballen
opdracht 2: balanceren op een balk
opdracht 3: touwtje springen
opdracht 4: blokkentoren bouwen
opdracht 5: paardendressuur
opdracht 6: clownsact
De opdrachten worden zo gemaakt dat je weinig
materialen nodig hebt. Bijvoorbeeld de paarden-
dressuur wordt gedaan met een bezemsteel en
een kartonnen paardenhoofd. Met behulp daar-
van zetten de kinderen een
act in elkaar.
Je kunt op verschillen-
de manieren te werk
gaan. Bijvoorbeeld met
een organisatievorm van
groepjes met niet meer
dan vier kinderen; elk groepje rent vanuit het
midden naar een opdracht. Daar bekijken ze de
opdracht (getekende kaart) en oefenen ter plekke.
Na vier minuten horen ze het centrale geluid en
komen weer snel naar het midden. Even op adem
komen en dan naar de volgende opdracht. Na
drie of vier ronden kun je een aantal groepjes een
act voor laten doen. Zo werk je het hele circuscir-
cuit af.
Als afsluiting kiest ieder groepje haar favoriete
opdracht. Elke opdracht wordt een keer geoefend.
Daarna krijg je de finale circusvoorstelling.
variaties
Deze kun je zoeken in de organisatievorm.
Bijvoorbeeld door steeds te werken met enkele
minuten. Je kunt ook kiezen voor de opdrachtvorm.
Heb je je opdracht voldaan, dan kom je snel terug.
variaties
Met thema's kun je ook variëren. Het circus is
snel omgebouwd in een behendigheidscircuit.
Of wat te denken van een dieren(tuin) circuit.
Bedenk zelf maar eens welke opdrachten
er in dit thema zouden kunnen zitten.
buitenspelen met kleine materialenzoek- en renspelen
48 spel actief
tips bij trefbalTrefbalspelen kun je
zeker buiten spelen.
In het begin moet de
spelleider zorgen dat
alles in goede banen
geleid wordt. Op een
gegeven moment gaat
het vanzelf en hebben
de kinderen door hoe
en waar je moet staan
en spelen.
Speel met een zachte
bal. Maak het speel-
veld niet te groot.
Laat kinderen geen
slingerworpen
maken. Stel vooraf
enkele belangrijke
spelregels vast, zoals
'je mag afweren met
je vuisten', 'je hoofd
telt niet mee', 'de rest
is allemaal af', enzo-
voorts.
toelichtingVoor jonge kinderen is vangen en gooien
belangrijk. Maar het lukt nog niet altijd.
Gebruik daarom grotere lichtere ballen. Een
strandbal bijvoorbeeld is uitermate geschikt
voor deze doelgroep.
vakkenspel met meerdere ballenDit spel kun je spelen met meerdere ballen. De
spelers moeten dan opletten en misschien met
elkaar afspreken wie welke bal vangt en gooit.
Het karakter van het spel is meteen heel anders,
dan wanneer je met één bal speelt.
vakkenspel met meerdere vakkenVan twee vakken maak je vier vakken. Met deze
uitbreiding heb je meer kans om punten te
maken en je kunt kiezen. Maak de vakken zo dat
ze bij elkaar een vierkant vormen.
variatie
Meerdere ballen in meerdere vakken.
vakkenspel met andersoortig materiaalDe strandbal is fantastisch materiaal, maar je kunt
ook een gewone volleybal gebruiken. Stop deze vol-
leybal in een oude kussensloop en bindt de kussen-
sloop stevig bij elkaar om de bal.Als het goed is blijft
er een sliert over. Kinderen kunnen nu
slingerbal spelen. De bal gaat iets
harder door de lucht, je kunt de
bal beter vasthouden en
grijpen.
In vele spelwinkels zijn slingerballen te koop.Alleen
heeft die bal ongeveer de grootte van een tennisbal.
Hieraan zit een grote lange slinger. Met deze ballen
kun je ook spelen, alleen wordt het steeds moeilijker
voor jonge kinderen. Hoe kleiner de bal en hoe snel-
ler de bal, des te moeilijker wordt het vangen. Het is
het proberen waard.
trefbalspelen in vier vakkenZet een veld uit met vier gelijke vakken.
Trefbalspelen zijn bekend bij kinderen en ze
bestaan in velerlei variaties. Zie ook het hoofdstuk
spelen met materialen binnen.
Spelen in vier vakken betekent dat je je ogen de
kost moet geven. De bal kan immers van alle kan-
ten komen. Zeker als je besluit om met meerdere
ballen te werken. Ben je afgegooid dan moet je
naar dat vak en meehelpen de andere kinderen af
te gooien. Na een tijdje is een vak leeg. De andere
vakken spelen door totdat er een vak overblijft.
trefbal in vier vakken met achtervakMaak gebruik van de vier vakken zoals het hier-
boven staat beschreven. Achter elk vak heb je nu
aan de buitenkant van het speelveld een achtervak
(zie tekening).
De spelers in vak A verdedigen het vak.Word je
afgegooid door een van de andere drie partijen, dan
ga je in het achtervak staan van A. In dit achtervak
kun je mee blijven spelen. Gooi je vanuit het achter-
vak iemand af, dan mag je terug naar je eigen vak.
Dit is een simpele variatie op het viervakken trefbal.
variatie
Let op! Het wordt ingewikkelder. Stel je bent een
speler in vak A. Je wordt afgegooid door een speler
uit vak B. Dan moet je naar het achtervak van B. Nu
komt het mooiste, want als jij als achterspeler ie-
mand afgooit, dan kom je terug als B-speler. Je wordt
als het ware ingelijfd door de spelers van vak B.
canadees trefbalEen trefbalvorm zonder achtervakken. In een
plaats daarvan staan pylonen op bijvoorbeeld twee
meter van de achtermuur.
Speel zonder afweren.Wie af is gaat even aan de
kant. Bij een gevangen bal mag de speler die af is,
kleurige pylonenPylonen kun je een
kleur geven met een
strook karton van
een bepaalde kleur.
De reep karton niet
je aan elkaar en laat
dat over de pylon
zakken. Je hebt dan
een pylon met een
kleurenband.
spel actief 49
overgooispelen weer terug in het veld. Hanteer hiervoor een vaste
volgorde. Een groep heeft gewonnen als alle pylo-
nen om zijn of als alle spelers af zijn.
variatie
Bij een vangbal mogen alle spelers die af
zijn, terug en alle pylonen die om
zijn weer overeind gezet worden.
chaosspelopbouwvorm 1
Begin met trefbalvorm met afweren. Als de pylo-
nen van de kast vallen, is het spel afgelopen.
opbouwvorm 2
Trefbal met af, achterkant van het spel meespelen,
plus het afgooien van de pylonen. Zodra 3 pylo-
nen van de kast vallen, ren je met je groep naar
het touw en probeert zo snel mogelijk de andere
groep over de eindstreep te trekken.
opbouwvorm 3
Je speelt dezelfde vorm als bij 2, maar de punten
kun je halen op de matjes. Het aantal oefeningen
tel je als punten.
Je maakt twee groepen. Elke groep heeft een doel
in de vorm van een kast of een tafel. Op de kast
staan drie pylonen. In het midden van de zaal ligt
een trektouw en op ieder speelveld liggen twee
matjes. In het spel zijn drie zachte ballen aanwe-
zig. Het is de bedoeling om met je ploeg de drie
pylonen van de kast van de tegenstander te gooi-
en. Lukt dat, dan rennen beide ploegen zo snel
mogelijk naar het trektouw om tegen elkaar te
gaan touwtrekken. Op dat moment begin je ook
aan het maken van punten. De groep die de pylo-
nen van de kast heeft gegooid, mag twee spelers
op de matjes sit-ups of push-ups laten maken.
De ploeg die de pylonen omgegooid heeft, pro-
beert zolang mogelijk met de ploeg het touwtrek-
ken te rekken. Je laat je niet over de lijn trekken.
De andere ploeg is erbij gebaat om het touwtrek-
ken zo snel mogelijk af te ronden, want dan stopt
het punten tellen van de sit-ups en de push-ups.
Je mag doorgaan met beide oefeningen totdat je
door de tegenstander met het touw over de lijn
getrokken wordt.
groepsrenspelEr zijn twee groepen die spelen op een groot veld
met aan beide korte zijden een vak. Een groep
staat in een rij in vak 1 opgesteld, de andere
groep staat in het veld. De bal wordt op volgorde
door een speler uit het vak, in het veld geworpen.
Daarna moet de hele groep van vak 1 naar vak 2
proberen te komen, zonder afgeworpen te wor-
den door de groep in het veld. Je moet een keuze
maken of de veldgroep wel of niet met de bal
mag lopen. Niet lopen met de bal is natuurlijk
veel moeilijker. Wissel na bijvoorbeeld 4 of 5
worpen. Dit spel is prima buiten te spelen
variatie
Na het werpen van de bal wordt er van twee kan-
ten gelopen, het wegwerpen van de bal wordt nu
voor de werpgroep moeilijker, maar de kans op
botsingen neemt toe. Bij dit spel kan de derde
groep, de veldgroep, punten halen. Iedere afge-
worpen overloper telt voor 1 punt. Het spel kan
ook gespeeld worden door de groep die moet
lopen vier minuten tijd te geven om te scoren.
problemen tijdens het spelTijdens het spelen van een overloopspel en ande-
re tref- en werpspelen kunnen zich problemen
voordoen.
wat te doen als kinderen nog niet zuiver
kunnen werpen
Je kunt het beste het speelveld verkleinen en zor-
gen voor lichte ballen. Daarnaast is het goed om
veelvuldig met kinderen het werpen te oefenen.
wat doe je als kinderen bang zijn voor de bal
Spelen moet leuk en ontspannend zijn, angst
hoort daar niet bij.Voorkom dat kinderen bang
zijn voor ballen door zachte foamballen te
gebruiken, het speelveld niet te groot te maken
en door het invoeren van beschermende regels
(stuitbal afweren mag) of materiaal gebruiken
waar kinderen zich achter kunnen verschuilen.
wat als steeds dezelfde kinderen aan de bal zijn
Als je speelt in kleine groepjes is de kans dat kin-
deren meedoen groter dan bij spelen die met de
hele groep gespeeld worden. Stimuleer dat kinde-
ren die achterin het speelveld de bal te pakken
krijgen deze ook zelf gooien. Speel ook eens met
kinderen die op eenzelfde niveau de techniek
50 spel actief
maak het zelfKun je geen para-
chute kopen, dan
heb je nog de moge-
lijkheid om er een te
maken. Neem een
paar oude lakens en
vraag aan iemand die
goed kan naaien om
er een parachute van
te maken.
Hieronder heb je een
patroon van een
parachute.
toelichtingEen parachute is prachtig spelmateriaal, alleen
is het niet altijd even eenvoudig om eraan te
komen. De meeste spel en sport uitleeninstel-
lingen hebben er een in het assortiment.
met de benen in het waterDe groep verdeelt zich rond de parachute, pakt de
rand beet en gaat op de grond zitten met de
benen onder de parachute. Een speler gaat op
handen en knieën onder de parachute; hij is een
krokodil die op zoek is naar voedsel. Als hij twee
lekkere benen heeft gevonden pakt hij deze beet
en trekt die speler onder de parachute. De 'oude'
krokodil gaat nu bij de groep zitten en de nieuwe
begint opnieuw. De persoon onder de parachute
die voor krokodil speelt mag, vanwege de veilig-
heid, zich alleen op handen en knieën voortbe-
wegen. Door de groep te laten wapperen en te
zeggen dat dit de golven op de rivier zijn, hebben
alle kinderen een functie.
variatie
Als je wordt opgegeten blijft de oude krokodil
ook onder de parachute, zodat er twee krokodil-
len onderzitten. Je gaat dan net zolang door totdat
iedereen onder de parachute zit.
haaienIedereen zit om de parachute, deze keer niet met de
benen onder de parachute. Onder de parachute
kruipen twee 'haaien' op handen en knieën rond,
op de parachute kruipen twee 'vissers' op han-
den en knieën. De spelleider kan twee bevelen
geven; 'vissers vang de haaien' of 'haaien
vang de vissers'. In het eerste geval
proberen de vissers de haaien te
lokaliseren en deze te vangen
(vasthouden). In het tweede geval
gebeurt het omgekeerde.
Vanwege de veiligheid mogen
de spelers zich alleen
maar op handen en
knieën voortbewegen.
Door de groep golven te laten maken met de para-
chute wordt het moeilijker voor de vissers en de
haaien om elkaar te zien.Wissel de commando's
vlug na elkaar af zodat het spel aantrekkelijk blijft.
langs de randDe groep heeft de parachute op heuphoogte vast.
De bedoeling is dat een bal langs de rand van de
parachute voortbewogen wordt. Dit gebeurt door
het zogenaamde 'wave effect': op het moment dat
de bal jouw kant opkomt, zak je door je knieën
en op het moment dat de bal je net voorbij is
doe je de parachute omhoog.
Bij dit spel is de samenwer-
kingsfactor heel hoog, alleen
door goede samenwerking
gaat de bal goed rond.
ufoBij dit spel gaat iedereen onder de parachute zit-
ten. De groep verdeelt zich weer over de para-
chute, pakt de rand beet en trekt deze onder zich.
Iedereen zit in de parachute die, als het goed is,
strak staat. De spelleider is de gezagvoerder van
het ruimteschip en heeft vier commando's: stij-
gen -iedereen trappelt met zijn voeten tegen de
parachute aan-; vliegen -iedereen 'wiegt' in de
parachute-; bocht -iedereen helt over naar links
of rechts-; dekking -iedereen kruipt zo dicht
mogelijk met de parachute naar het midden toe
om het ruimteschip zo klein mogelijk te maken-.
Denk aan de veiligheid, iedereen blijft op zijn
achterste zitten. Wissel de gezagvoerder een paar
lekker voelenAls kinderen spelen
moeten ze niet ziek
of oververmoeid
zijn.
spel actief 51
keer af. Laat de kinderen
een paar nieuwe com-
mando's verzinnen.Voor
toeschouwers is het aan-
trekkelijk om naar te kijken. Er
gebeurt van alles in die parachute,
maar niemand weet precies wat.
gelandDe groep houdt de parachute op heuphoogte vast, in
het midden van de parachute ligt een bal. Iedereen
zakt door de knieën en houdt de parachute op de
grond. Op teken van de spelleider komt iedereen
overeind en slaat de parachute uit (zelfde beweging
als bij het uitslaan van bijvoorbeeld dekens). Door de
kracht die in het midden van de parachute ontstaat,
wordt de bal gelanceerd.Voor het slagen van dit spel
is het belangrijk dat iedereen de slaande beweging
op hetzelfde moment maakt, op teken van de spellei-
der dus. Om het spel nog wat moeilijker te maken
kun je enkele spelers om de parachute op ongeveer
vijf meter afstand plaats laten nemen. Zij moeten de
gelanceerde bal opvangen. Lukt dat, dan kun je die
spelers laten zitten zodat het moeilijker wordt om de
bal te vangen.
de mixerEen niet te zware speler gaat in het midden van
de parachute liggen. Hij ligt op zijn rug met zijn
benen opgetrokken en met zijn armen om zijn
knieën geslagen. De groep houdt de parachute op
heuphoogte vast en loopt in een rondje om de
speler in het midden heen. De parachute wikkelt
zich nu langzaam maar zeker om die persoon
heen. Als het kind in het midden helemaal inge-
kapseld is, trekt de groep de parachute
naar achteren. De persoon in het midden
zal als in een centrifuge ronddraaien.Veiligheid is
hierbij heel belangrijk. Leg van tevoren duidelijk
uit dat de parachute altijd strak moet worden
gehouden zodat de persoon in het midden niet
op de grond valt. Mocht je een groep hebben die
heel druk en rumoerig is dan is dit een ideaal
spelletje. Door de geheimzinnigheid en spanning
van wat er gaat gebeuren worden de meeste kin-
deren heel rustig.
bolDe parachute wordt op de grond uitgespreid, de
deelnemers gaan eromheen staan en pakken de
rand vast. Op teken van de spelleider wordt de
parachute zo hoog mogelijk in de lucht getild en
daarna weer naar de grond gebracht. Op deze
manier ontstaat er een luchtbel. Enkele kinderen
mogen door over de parachute te lopen en te val-
len, de lucht onder de parachute vandaan persen.
Geef duidelijk aan hoe de kinderen dat mogen
doen. Dat zal afhankelijk zijn van de ondergrond
waarop je het spel speelt.
tip
Moedig de spelers aan om steeds grotere lucht-
bellen te maken.
de sprongDe groep staat verspreid om de parachute heen
en houdt de rand van de parachute vast. Op teken
van de spelleider tilt iedereen de parachute zo
hoog mogelijk op en loopt naar het midden.
Boven de spelers vormt zich een luchtballon. Het
wordt allemaal nog leuker, en voor de toeschou-
wers aantrekkelijker, als er ook wat geluid bij
komt. Schreeuw daarom met de hele groep als je
naar het midden loopt: 'luchtballon'!
variatie
In het midden aangekomen laat iedereen de para-
chute los zodat hij de lucht invliegt.
de oversteekDe groep staat verspreid om de parachute heen
en houdt de rand vast. De spelleider geeft een
opdracht bijvoorbeeld: 'Iedereen met witte sok-
ken loopt naar de overkant.' Hierna zakt iedereen
door de knieën en op teken van de spelleider
komt iedereen overeind en tilt de parachute zo
hoog mogelijk op. Degenen die aan de gegeven
opdracht voldoen, laten de parachute los en lopen
naar de overkant. Het is de bedoeling dat ze aan
de andere kant de parachute weer oppakken voor-
dat ze door de parachute gevangen worden. Laat
de spelers zelf ook een aantal opdrachten verzin-
nen. Ook hierop zijn veel variaties mogelijk, niet
alleen wat betreft de manier van voortbewegen,
maar ook door het toevoegen van een extra
opdracht (geef elkaar een hand in het midden
van de parachute).
parachutespelen
vervelingOudere kinderen
klagen meer over
verveling.Toch kan
het gebeuren dat ze
elk voorstel van de
begeleiding afwijzen.
Er is maar één weg:
hen zelf de verveling
laten oplossen. Je
kunt wel voorstellen
doen, maar als ze
ervoor kiezen
om zich te
vervelen, dan
is dat hun keuze.
52 spel actief
veiligheidDe spelleider biedt
de kinderen een vei-
lige en vertrouwde
speelomgeving aan.
toelichtingWerken met zachte ringen. Het materiaal leent
zich goed voor de doelgroep. Deze spelen zijn
tevens voorbereidende spelen op frisbeeën.
Zachte ringen kun je gemakkelijk vangen en
gaan niet zo snel stuk.
de achterlijn veroverenMaak twee groepen en zet een gebied af van 50
bij 20 meter. De achterkant van het gebied wordt
afgezet met pylonen en een lijn. Je laat spelen
met een zachte ring, die overgegooid moet wor-
den. Komt de ring achter de lijn en is hij ook nog
gevangen, dan heeft de groep een punt.
Komt de ring op de grond, dan krijgt de andere
groep automatisch de ring.
variatie
Je kunt ook een speler met een stok achter de
achterlijn zetten die de ring moet proberen te
vangen. Dus niet met je handen vangen, maar
met een stok.
ringparcoursspelDe spelleider kan een parcours bou-
wen waar allerlei disciplines en opdrach-
ten aan bod komen. Je kunt dan denken aan:
gericht gooien, mikken, vangen, doorheen gooi-
en en zo meer.
het parcours opdracht 1
Paard en ruiter en een stok. Er hangen twee rin-
gen, die door middel van de stok gepakt kunnen
worden. Achter op de rug van het paard loop je
zo snel mogelijk het parcours en pak je de twee
ringen.
opdracht 2
Er staan drie stokken schuin in de grond.Van ach-
ter de lijn probeer je zo veel mogelijk ringen om
de stokken te gooien. Wie mikt het beste?
opdracht 3
Met drie ringen probeer je met een ‘frisbeetech-
niek’ een totem van blokken om te gooien.
Hoeveel blokken vallen er?
opdracht 4
Er staan 10 emmers in een vierkant.Verzwaar de
emmers met zand. De emmers staan willekeurig
door elkaar. Op twee meter afstand trek je een
lijn waar vandaan je kunt gooien. De emmers
kun je natuurlijk ook voorzien van punten. Het
gaat er dan om hoeveel punten je verzamelt door
met vijf ringen te gooien.
opdracht 5
Teken op een groot stuk karton een roos zoals bij
darten wordt gebruikt. Leg die op de grond.Trek
rondom een lijn op drie meter afstand; vanaf die
lijn gooi je. Hoeveel punten kun je verzamelen
met bijvoorbeeld drie ringen.
opdracht 6
Trek twee lijnen evenwijdig aan elkaar met drie
meter tussenruimte.Vanaf de ene lijn rol je een
ring naar de andere lijn. De lijn raken met je ring
is tien punten waard.
toelichtingAls de kinderen er aan toe zijn, kun je een
begin maken met frisbeeën. Er zijn in speel-
goedwinkels frisbees te koop met een lichte
ring die van stof zijn gemaakt. Die frisbees zijn
groter dan de gemiddelde frisbee en kunnen
vrij lang door de lucht zweven.
In principe kun je hetzelfde spel spelen, dat je
met de ring gedaan hebt. Met de grote frisbee
speel je dan 'ultimate frisbee'.Wil je de achter-
lijn veranderen, dan kun je er nog een achter-
vak van maken. Je kunt dan alleen scoren als je
de frisbee in het achtervak vangt.
eenvoudig frisbeegolfHet doel van het spel is om in zo weinig moge-
lijk worpen een bepaald parcours af te leggen.
Rollen van de frisbee is toegestaan, is soms zelfs
de beste oplossing. Een parcours kan bestaan uit
genummerde bordjes, bomen, vlaggen waar de
frisbee omheen of tegenaan gegooid moet wor-
den. De start en de finish hoeven niet op dezelfde
plaats te zijn. Frisbeegolf vereist een goede
beheersing van de frisbee. Oefen met kinderen.
frisbeegolfHet principe van het golfspel is om met zo min
mogelijk slagen het balletje in de hole te krijgen.
Dit principe hanteer je ook bij frisbeegolf: met zo
min mogelijk worpen de achterlijn te halen. De
weg om de achterlijn te halen zit vol hindernis-
betrokkenheidKinderen vinden het
fijn bij een spel
betrokken te worden.
Stimuleer het
eigen initiatief van
kinderen en bevorder
dat kinderen jou
helpen met het
klaarzetten van
materialen en zeker
bij het opruimen.
spel actief 53
ringspelen
frisbeespelen
sen. De hindernissen moeten zo natuurlijk moge-
lijk zijn, zoals bijvoorbeeld:
• tussen twee bomen gooien;
• een boom raken;
• in het vierkant van bomen komen te liggen;
• ergens onderdoor gooien;
• over de eindlijn gooien.
Belangrijk is om je worpen te tellen. Elke keer als
de frisbee op de grond ligt, is het een worp. In
hoeveel worpen leg je het parcours af?
frisbeeschietenDit spel is afgeleid van het klootschieten. Je hebt
een beginlijn en een eindpunt. De afstand hier-
tussen moet je in zo min mogelijk worpen afleg-
gen. Dan word je de winnaar. Het spel speel je in
twee groepen. Je start met het weggooien van de
frisbee. De frisbee die het minst ver weg ligt,
wordt telkens als eerste verder geworpen. Dus
hoe verder je kunt gooien, hoe minder worpen je
nodig hebt. Je kunt het overal spelen, op het gras,
in weilanden, in het bos. Speel het frisbeeschieten
bij voorkeur in het bos op paden.
slagfrisbeeSlagbal een bekend spel? Slagfrisbee wordt met
dezelfde spelregels gespeeld. De brandplaats is in
het begin groter dan bij slagbal. Ook is het goed
mogelijk om kinderen te laten kiezen tussen wer-
pen met de frisbee of gewoon een bal slaan met
een plankje of knuppel.
doelfrisbeeOveral waar bijvoorbeeld voetbaldoelen staan
zonder netten kan dit spel gespeeld worden. Er
wordt een punt gescoord als een speler de schijf
door het doel van een andere groep heen naar
een medespeler werpt en de frisbee ook gevangen
wordt. Er kan in twee richtingen gescoord worden.
variatie
Spelen met slechts één doel en maximaal zes spe-
lers. Of beide groepen kunnen bij beide doelen
scoren. Probeer eens met drie doelen te werken.
dynamische frisbeeMaak gebruik van de vorm van een handbalveld.
Er wordt een punt gescoord als de frisbee in het
doel komt door een worp via de grond of door
een worp die van richting veranderd is.Van iede-
re groep mag één speler in de cirkel. De aanval-
lende speler in de cirkel kan alleen scoren door
de worp van een medespeler van richting te ver-
anderen. De frisbee kan verplaatst worden door
passen of dribbelen.
Als de aanvallende groep die de frisbee heeft,
de frisbee zelf laat vallen, dan is het ‘down’. Bij
de derde ‘down’ is de frisbee voor de andere
groep. Als er een punt gescoord is, vervallen de
‘downs’ van beide groepen. De frisbee gaat uiter-
aard ook naar de andere groep als deze ‘uit’
gegooid of onderschept wordt.
grensfrisbeeSpeel frisbee eens op basis van een bekende vorm
uit de balsporten zoals voetbal of hockey. Dit is
een eenvoudig spel dat gespeeld wordt door twee
teams met eenzelfde aantal spelers. Dit spel kan
ook prima één tegen één gespeeld worden. Een
groep scoort een punt als de frisbee zwevend of
rollend over de doellijn van de andere groep gaat,
zonder dat de schijf aangeraakt wordt. Als de
lengte van het veld 100 meter is, zal de begin-
worp genomen worden op ongeveer 25 meter
van de eigen doellijn. De frisbee mag terugge-
worpen worden vanaf het punt waar deze wordt
tegengehouden. Iedere techniek is toegestaan,
maar uiteraard kan dit spel ook met een vooraf
afgesproken werptechniek gespeeld worden.
Wordt de schijf gevangen, dan mag de werper
drie stappen nemen alvorens te gooien. Wordt de
frisbee achter de doellijn geraakt, dan mag de
werper ook drie stappen nemen alvorens te gooi-
en. Wordt de frisbee gevangen achter de doellijn,
dan mag de werper vanaf drie stappen voor de
doellijn teruggooien.
54 spel actief
rol spelleiderDe spelleider kan zelf
spelregels bepalen
als een tegenspeler
de bal raakt:
• bal voor de tegen-
partij of niet?
• bal valt op de
grond maar blijft
in eigen bezit: is
doorspelen of bal
afgeven?
• bal uit de cirkel:
bal voor de tegen-
partij?
• bal langer dan
twee tellen vast-
houden: bal gaat
naar de tegenpar-
tij?
Al naargelang het niveau van de spelers past de
spelleider het aantal passen aan in een zespas-
senspel , achtpassenspel en zo meer. Na elke
worp gaat het kind met de hand een gekleurde
kegel aantikken.
• De twee groepen werpen nu de bal onderling
naar elkaar toe en tikken na elke worp een
gekleurde kegel aan; zij proberen nu door
samenspel een kind zoveel vrije ruimte te
geven, dat het naar een kegel van hun kleur kan
werpen; een kegel raken of omver werpen
levert een punt op voor de groep; de kinderen
van de andere groep proberen dit te verhinde-
ren en de bal te bemachtigen en dan op hun
beurt een kegel omver te gooien.
• Combinatie van vorige spelen. De twee groepen
spelen een . . . passenspel zoals hier-
voor beschreven, maar op signaal
van de spelleider verandert het
spel en moet geprobeerd
worden een kegel van
een bepaalde kleur
omver te wer-
pen of te
raken.
vluchtende ruitersJe hebt een groep paarden en een groep ruiters.
De ruiters zitten op de paarden en lopen in een
denkbeeldige cirkel. De spelleider heeft de bal en
als de bal op de grond valt, springen de ruiters
van de paarden en vluchten weg. De paarden pro-
beren zo snel mogelijk de bal te pakken en roe-
pen: “Ho”. De ruiters staan meteen stil. De paar-
den proberen met de bal een ruiter te raken. Lukt
dat, dan wordt er gewisseld van positie.
groepsrenbalEen speler van de loopploeg schiet de bal zo ver
mogelijk weg. Op dat moment rent de hele ploeg
naar de overkant. De veldpartij probeert de bal te
onderscheppen en een overlopende speler te
raken met de bal. Met de bal in je hand mag je
echter niet lopen. Als er drie spelers afgegooid
zijn, wordt er gewisseld van partij.
eilandvoetbalJe maakt groepjes van twee. Een van de twee spe-
lers staat op een eiland. Dat kan zijn tussen vier
pylonen of op een zeil of plateau. De speler moet
wel veilig kunnen staan en mag tijdens het spelen
niet van het 'eiland' afkomen. De bedoeling is om
je eigen speler die op het eiland staat, de bal in
de handen te spelen. Dat is een punt.
de koning aan de machtDe spelers proberen door middel van overspelen
hun koning met een bal te bereiken. Als de
koning de bal heeft, kan hij iemand van de
tegenpartij uitschakelen. Dat geldt natuurlijk ook
voor de andere partij.
Uitschakelen kan betekenen dat je aan de kant
moet. Het is verstandig dat de spelleider een
manier vindt, waardoor een speler er niet voor
langere tijd uit moet. Spelen is veel belangrijker
dan aan de kant staan. Denk bijvoorbeeld aan: bij
nummer drie kan nummer één weer meespelen.
Het spelletje papier, schaar en steen spelen en de
winnaar kan weer meedoen.
vakbalMaak evenveel vakken als de helft van het aantal
spelers. In ieder vak staan een speler van de ene
en van de andere partij. Dus als je 18 spelers
hebt, hoef je maar 9 vakken te maken.Van iedere
partij is één speler de koning. De vakken liggen
tegen elkaar aan (zie tekening).
De spelers proberen de bal bij de koning te
krijgen. Zij mogen hun vak niet ver-
laten.
schietloopspelEr liggen drie ballen in het schietvak. Je moet alle
drie de ballen wegschieten en na het wegschieten
ren je naar een pylon en weer terug. Dat levert
twee punten op. De veldpartij moet zo spoedig
mogelijk de drie ballen onderscheppen en op een
willekeurige plek in het veld bij elkaar leggen.
Dan stopt het spel.
spel actief 55
andere balspelen
balbeheersingAl naargelang de beschikbare ruimte liggen er vijf
à zes rijen fietsbanden verspreid over het terrein;
elke rij bevat drie à vier fietsbanden. De afstand
tussen de fietsbanden bedraagt ongeveer vier
meter. Alle kinderen hebben een bal.
Het doel is om ongetikt de overkant te halen. De
kinderen vertrekken vanaf een startlijn. Op start-
signaal van de spelleider lopen zij tussen de fiets-
banden door en via de fietsbanden totdat zij de
overkant bereikt hebben. Daar wachten zij weer
op een teken van de spelleider om terug te keren.
Telkens als zij overlopen voeren zij een opdracht
uit met de bal.
Af en toe wijst de spelleider een kind aan als tik-
ker; die probeert de kinderen tijdens het overlo-
pen aan te tikken maar hij mag dat alleen doen
als de kinderen zich tussen de fietsbanden bevin-
den. De kinderen zijn namelijk veilig als ze met
twee voeten in een fietsband staan. Ze mogen
daar maar één seconde blijven, terwijl de tikkers
nooit mogen blijven wachten.
Als de tikker iemand kan tikken dan ontvangt hij
een punt; als een kind 'ongetikt' kan overlopen
ontvangt het op zijn beurt een punt.
opdrachten
• Alle spelers lopen met de bal in de handen en
kaatsen de bal eenmaal in elke fietsband.
• Idem als vorige opdracht maar met een tikker die
ook een bal in de handen heeft; hij probeert de
'overlopers' als ze zich tussen de fietsbanden
bevinden met de vrije hand te tikken.
• Overlopen en de bal dribbelen met
een hand.
• Idem als vorige opdracht
maar met een tikker die
zelf ook een bal dribbelt.
• Idem maar de bal drib-
belen met de voeten.
• Idem met
een tikker.
opdrachten met één bal per tweetal
• De twee kinderen van een duo rollen de bal over
de grond naar elkaar en lopen zo naar de overkant:
zij mogen niet met de bal in de handen lopen.
• Idem als vorige opdracht maar de spelleider
heeft ook een 'tikkoppel' aangewezen: twee kin-
deren die zich vasthouden met de binnenste
hand. Zij proberen een speler van een koppel te
tikken (als een kind in een fietsband staat mag
het niet getikt worden).
• De kinderen van een tweetal werpen de bal nu
naar elkaar.
• Idem maar met een 'tik-tweetal'.
teamwerpspelPylonen in verschillende kleuren om en om in
een vaste volgorde zo opstellen dat er een grote
cirkel met een diameter van 10 tot 15 meter
wordt gevormd.
Twee groepen van elk vier of vijf kinderen, één
bal per groep.
• Alle kinderen van beide groepen lopen ver-
spreid binnen de cirkel: zij werpen de bal vrij
naar elkaar.
• Idem, maar na elke worp gaat het kind na het
werpen met de hand een kegel aantikken.
• Idem, maar de kinderen moeten telkens een
kegel van een andere kleur aan gaan tikken.
wedstrijdje
• De kinderen van elk groepje werpen de bal
onderling naar elkaar toe en tikken na elke
worp een kegel van een bepaalde kleur aan;
groep A de gele kegels en groep B de rode
kegels bijvoorbeeld. Alle kinderen moeten alle
kegels getikt hebben; welke groep is het eerst
klaar? De spelleider kan bepalen dat als een bal
op de grond valt, de laatste worp dan niet mee
telt en dus moet worden overgedaan.
• De twee groepen spelen nu tegen elkaar.Voor er
geworpen mag worden, moet de gooier een
bepaalde aantal passen maken. Hoe meer
passen, hoe meer kansen er komen voor
de andere groep.
geen zin en danHeeft een kind echt
geen zin om te
spelen, dwing het
dan niet. Te veel
speelgoed kan ervoor
zorgen dat kinderen
niet aandachtig met
iets bezig kunnen
zijn. Ze worden
immers te snel
afgeleid. Spelen is
niet alleen spelen
met speelgoed: pra-
ten, zingen, lopen,
dansen en kruipen
zijn ook manieren
waarop een
kind speelt.
56 spel actief
spelen met je ruimteSpelen met een bal waarbij het centrale thema
een groot, lang en bewegend doel kan zijn. Begin
met het spelen van de bal, waarbij het samenspe-
len centraal staat. In de eigen groep wordt een bal
10 keer overgespeeld. Het aantal over te spelen
ballen pas je aan de groep aan. Een leuke variatie
is overspelen met meerdere ballen.
lijnbalVanuit vorige spel kun je gaan spelen met lijnbal,
waarbij de achterlijn van de zaal het doel is. Het
voordeel van dit spel is het grote en lange doel
waardoor er veel spelbeleving zal zijn.
matbalIn deze spelvorm is het doel een mat. De mat ligt
op de achterlijn in het midden van de speelruim-
te. De doelkans is nu kleiner. Je kunt de mat op de
grond leggen, maar ook tegen de muur zetten.
In het jeugdwerk heet dit spel matbal.
variobalVariobal geeft meer doelkansen. In plaats van één
mat, worden nu twee matten in de hoeken van de
zaal gelegd of gezet.Voordeel van dit spel is dat
het spel gespreid wordt.
lopend matbalBij dit spel wordt weer de achterlijn gebruikt.
Twee kinderen uit de groep houden de mat vast
en mogen zich verplaatsen over de achterlijn.
centerbalEen heel ander principe van spelen met je ruimte
ontstaat als het doel in het midden van de speel-
ruimte ligt. Het centraal maken van je doel, geeft
een heel ander spelbeeld. Een van de vaste regels
is dan ook het halen van het recht van de aanval.
Dit gebeurt zodra de tegenstander de bal verovert
en de bal achter de achterlijn op de grond drukt:
hij heeft nu het recht van aanval.
omkeerbalBij omkeerbal liggen de doelen in het midden
van de speelruimte. Iedere groep heeft dus een
eigen doel. Het doel is zo geplaatst dat de ope-
ningen van beide doelen van elkaar staan. Hier
speel je ook met recht van aanval.
scoren kun je allemaalEen zaal is de speelruimte. Het spel wordt
gespeeld met twee of drie iets zachtere ballen.
Het spelprincipe is ‘iemand is ‘m, niemand is ‘m’.
De bal wordt in het spel gebracht en dan mag je
de bal alleen nog maar slaan met je handen of
vuisten. Als een speler wordt geraakt door de bal,
dan krijg je een punt erbij. Wie heeft de minste
punten aan het einde van het spel.
problemen bij doelspelenmoeite met vrijlopen
Het komt bij doelspelen vaak voor dat kinderen
op een kluitje spelen en onvoldoende vrijlopen.
Laat ze spelen in kleinere groepjes, bijvoorbeeld
drie tegen drie. Speel met meerdere doelen, het
spel loopt dan minder in één richting. Het is ook
goed om een vrij en eventueel beschermd gebied
in te stellen. Of stel één of meer aanvallers in, dat
vermindert de druk bij de verdedigers.
De spelleider zal het belang van vrijlopen duide-
lijk moeten maken aan de kinderen. Kinderen
moeten weten dat ze niet steeds naar de bal moe-
ten toelopen. Het is verstandig het samenspelen
en het vrijlopen veel te oefenen.
slecht vangen en onzuiver gooien
Bij doelspelen is het werpen en vangen van essen-
tieel belang. Het overgooien en vangen van een
bal is voor kinderen moeilijker als dit in het spel
gebeurt dan in een stilstaande situatie. Het
samenspelen van kinderen kun je stimuleren door
er voorwaarden voor te creëren. Zo kun je de
weerstand van de verdedigers vergroten door van
3-1 naar 4-2 naar 4-3 en dan naar de uiteindelij-
ke vorm van 4-4 te gaan.
Probeer ook eens met een andere, bijvoorbeeld
foambal te spelen. Het gooien kan verbeterd wor-
den door voor het spelen eerst even te oefenen en
doordat de spelleider aanwijzingen geeft die de
werp- en vangtechniek kunnen verbeteren.
Kinderen krijgen de techniek onder de knie door
veel te oefenen in niet te moeilijke spelen.
oefenen met werpen en vangen
Vaak schatten kinderen de snelheid van een bal
onjuist in. Oefen met gooien en vangen en laat
kinderen die goed kunnen werpen dit doen.
Maak gebruik van verschillende ballen. Je komt
ook tegen dat kinderen op een houterige manier
ballen vangen. Dat is vaak een kwestie van hou-
ding en instelling. Zorg dat deze kinderen succes-
ervaringen krijgen met werpen en vangen.
Begeleid de vangbewegingen verbaal…ééén vang!
Zorg voor zachtere ballen, daar krijg je sneller
contact mee.