mag ik als christen zweren

5
MAG IK ALS CHRISTEN ZWEREN 1 MAG IK ALS CHRISTEN ZWEREN Duccio Di Buoninsegna (1255-1319), Jezus voor Caiaphas, uit 1308-11 Museo dell'Opera Metropolitana del Duomo, Siena INLEIDING We hebben dit recent doorgestuurd naar een forum waar iemand beweerde dat we als christenen absoluut niet mochten zweren. We zijn het er niet mee eens. Guido Biebaut, 23/05/ 2012 Alle rechten voorbehouden

Upload: guido-biebaut

Post on 05-Mar-2016

220 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

Het zweren mag, maar moet niet en een gelofte is even bindend! Dat was niet meer zo in de dagen van Jezus: men had vanuit de clerus gehoord dat de ene eed al zwaarder was dan de andere, afhankelijk op wat/wie de eed gezworen was. Dat soort “eden” valt onder de wet van de zeden van Schriftgeleerden.

TRANSCRIPT

Page 1: MAG IK ALS CHRISTEN ZWEREN

MAG IK ALS CHRISTEN ZWEREN 1

MAG IK ALS CHRISTEN ZWEREN

Duccio Di Buoninsegna (1255-1319), Jezus voor Caiaphas, uit 1308-11

Museo dell'Opera Metropolitana del Duomo, Siena

INLEIDING

We hebben dit recent doorgestuurd naar een forum waar iemand beweerde dat we als christenen absoluut niet mochten zweren. We zijn het er niet mee eens.

Guido Biebaut, 23/05/ 2012 Alle rechten voorbehouden

Page 2: MAG IK ALS CHRISTEN ZWEREN

MAG IK ALS CHRISTEN ZWEREN 2

We citeren de Herziene Statenvertaling

XXX,

Er staat volgens mij NIET IN HET OT dat men MOET zweren om de waarheid te zeggen. Men moet de waarheid spreken zonder te zweren = ten allen tijde. Het zweren mag, maar moet niet en een gelofte is even bindend! Dat was niet meer zo in de dagen van Jezus: men had vanuit de clerus gehoord dat de ene eed al zwaarder was dan de andere, afhankelijk op wat/wie de eed gezworen was. Dat soort “eden” valt onder de wet van de zeden van Schriftgeleerden.

Jezus zegt = zweer niet zodat je

1° altijd de waarheid spreekt

2° je niet een valse verklaring geeft die maar zus-en-zo is.

Wat zegt het OT: Numeri 30:1-2: “Mozes sprak tot de hoofden van de stammen van de Israëlieten: Dit is de zaak die de HEERE geboden heeft: WANNEER een man de HEERE een gelofte doet of een eed zweert om een verplichting op zich te nemen, dan mag hij zijn woord niet schenden; overeenkomstig alles wat uit zijn mond komt, moet hij doen.” Deuteronomium 23:21: “WANNEER u de HEERE, uw God, een gelofte gedaan hebt, mag u niet aarzelen die na te komen, want de HEERE, uw God, zal dat zeker van u eisen, en dan zou er zonde in u zijn.” En ook deze nog: Ex 20:7 / Lev 19:12 / Deut 5:11 Het zweren is dus als een belofte aan God, wie deze verbreek doet een zonde. Wat zegt Jezus? Mat.5:34-37: “Maar Ik zeg u: Zweer in het geheel niet, niet bij de hemel, want dat is de troon van God; niet bij de aarde, want dat is de voetbank van Zijn voeten; en ook niet bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning. Ook bij uw hoofd mag u niet zweren, want u kunt niet één haar wit of zwart maken, LAAT UW WOORD JA ECHTER JA ZIJN EN UW NEE NEE; wat hierboven uitgaat, is uit de boze.” MAAR ZEG NIET, DAT WIE ZWEERT ZONDIGT, YaHWeH ZWEERT BIJ ZICHZELF EN DAT KAN TOCH NIET FOUT ZIJN. Anders is dit onzinnig. Heb.6:13: “Want toen God Abraham de belofte deed, zwoer Hij bij Zichzelf, omdat Hij bij niemand die hoger was, kon zweren.” Heb.7:20: “En in zoverre Hij geen Priester is geworden zonder het zweren van een eed – want zij zijn wel zonder het zweren van een eed priester geworden.” Heb.7:2: “maar Hij is het geworden met het zweren van een eed door God, Die tegen Hem gezegd heeft: De Heere heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: U bent Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.” Hoe hebben de volgelingen van Jezus Matthéüs 5:33-36 dan geïnterpreteerd? Petrus gaat zweren bij de aanhouding van Jezus: “Toen begon hij te vloeken en te zweren: ‘Ik ken die man niet.’ En meteen kraaide er een haan.” Mat.26:74 Was hij vergeten wat Jezus had geleerd?

Page 3: MAG IK ALS CHRISTEN ZWEREN

MAG IK ALS CHRISTEN ZWEREN 3

Heb.6:16: “Mensen zweren immers bij Iemand die hoger is dan zijzelf, en de eed, die hun tot bevestiging dient, is het eind van alle tegenspraak.” Waarom zegt deze schrijver niet dat het voor de Joden van toepassing was VOORDAT Jezus kwam? Deze man schrijft toch aan Joden in de eerste plaats. Goede gelegenheid om te zeggen aan de bekeerde Joden dat doen we nu niet meer. God zelf heeft meerdere malen Zijn woord aan iemand met een eed bekrachtigd: Met betrekking tot Abraham (Gen.22:16 / Luc.1:73 / Hand.7:17 is een verklaring bij Gen.15:13) Met betrekking tot Israël als volk (Num.14:21 / Deut.1:34 / Heb.3:11,18 / Heb.4:3) Met betrekking tot David (Ps.132:11 / Hand.2:30) Met betrekking tot de Messias (Ps.110:4 / Heb.5:6 / Heb.6:13-17 / Heb.7:20,21). EEN ANDER GELUID We moeten goed onthouden dat het in zowel Mat.5:34-36 / 23:16-22 en Jac.5:12 NIET GAAT om het afleggen van een eed op verzoek van de overheid van mijn land of een andere wereldse macht. Hier gaat het alleen maar om het uit eigen beweging zweren om zodoende je woorden kracht bij te zetten. Totaal fout zegt Jezus en Jacobus dat is een misbruik maken van God, zaken of personen. Uit 2 Corinthe 1:17,18 blijkt duidelijk dat de gelovigen zich hielden aan die raadgeving van Jezus: “17 Ik heb toch niet lichtvaardig gehandeld door mij dit voor te nemen? Of zijn de dingen die ik me voorneem, voornemens naar het vlees, zodat het bij mij zou zijn: ja, ja en tegelijk nee, nee? 18 Maar God is getrouw: ons woord tot u is niet ja en nee geweest.” Maar lezen we niet van een eed-zwering door een engel in Opb.10:6? = “en HIJ ZWOER BIJ HEM DIE LEEFT IN ALLE EEUWIGHEID, Die de hemel heeft geschapen met wat daarin is, de aarde met wat daarop is en de zee met wat daarin is, dat er geen tijd meer zou zijn.” 1 Tim.5:21: “IK BEZWEER U, ten overstaan van God en de Heere Jezus Christus en de uitverkoren engelen, dat u deze dingen in acht neemt zonder vooroordeel en zonder iets uit partijdigheid te doen.” 2 Tim.2:14: “Breng deze dingen voortdurend in herinnering EN BEZWEER HUN, TEN OVERSTAAN VAN DE HEERE, dat zij geen woordenstrijd voeren, die nergens toe dient dan tot de ondergang van de hoorders.” 1 Thessalonicenzen 5:27: “IK BEZWEER U BIJ DE HEERE dat deze brief aan alle heilige broeders voorgelezen wordt.” 2 Corinthe 1:23: “En IK ROEP GOD AAN TOT GETUIGE OVER MIJN ZIEL, dat ik om u te sparen niet weer naar Korinthe ben gekomen.” Galaten 1:20: “Wat ik u schrijf, zie, IK GETUIG VOOR GOD DAT IK NIET LIEG.” Als Paulus in Romeinen 9 aan een lang verhaal begint over de toekomst van de gelovigen (zowel deze uit Israël als uit de heidenen) gaat hij met deze zin van wal: “IK SPREEK DE WAARHEID IN CHRISTUS, IK LIEG NIET EN MIJN GEWETEN GETUIGT MEE DOOR DE HEILIGE GEEST.”

Page 4: MAG IK ALS CHRISTEN ZWEREN

MAG IK ALS CHRISTEN ZWEREN 4

Natuurlijk is dit geen echte eedzweren zoals in de zin men in Israël deed: zweren bij de tempel of de baard van Aäron. Maar al deze geloften van Paulus zijn evengoed bindend en moesten vervuld worden. Geloften waren in Israël net zo bindend als een eed-zwering en even heilig beschouwd. Wie zijn geloften in Israël niet hield werd gestraft (Num.30:2 / Deut.23:21-23 / Richteren 11:30,31,35,36,39). En ook weduwen en gescheiden vrouwen waren aan hun geloften gebonden. - Num.30:3-15. Het is geen lichtzinnigheid als Paulus die zaken zo formuleert. We hebben bij dit soort uitdrukkingen: “IK BEZWEER U” of “IK ROEP GOD AAN TOT GETUIGE” een synoniem bij het zweren van een eed. Het vaste besluit van een christen om God te dienen, en dat laten bekrachtigen door de waterdoop, is een eed of gelofte aan God. DE CONCLUSIES Jacobus 5:12 is vergeleken bij Mat.5:33-36 een tekst die op het eerste gezicht in directe tegenspraak lijkt te zijn met alle andere teksten over dit onderwerp. Kijken we daar beter naar, dan zien we dat Jacobus erop wijst dat we als christenen iets moeten doen of niet doen, zonder omhaal van woorden: we doen het met 'ja' of ‘nee’ in het geval. Er mag geen verplichting van een eed zijn om onze overtuiging te ondersteunen. Het feit van het 'ja' of 'nee' zou voldoende moeten zijn. Als dat niet zo is lasteren we God elke keer als we ‘ja’ gezegd hebben en het voor ons niets te betekenen heeft. Dat is zoals het verbreken van het gebod: geen valse getuigenis spreken. Vandaar dat een eed of belofte met 'ja' of 'nee' voldoende moet zijn. Wat uit onze mond komt moeten het equivalent van een eed te zijn. Dit is allemaal in overeenstemming met het gebod om niet vals te zweren. Zie Leviticus 19:12 / Matthéüs 5:33-36 en Numeri 30:2. Er is zowel in het OT als NT ook de sterke aansporing om vervloeking van onszelf te voorkomen want het zou in ons nadeel kunnen uitvallen. - Richteren 11:29-40 en Marcus 6:21-28). In beide gevallen heeft de vloeker spijt dat hij het had gedaan. Er is een uitzondering op deze regel, en dat is Numeri 30:10-13. Dit is een zaak heeft die betrekking heeft op de nietigverklaring van de geloften van vrouwen die nog onder het gezag van hun vaders of echtgenoten staan. Wat is de bedoeling van Jezus de Bergrede: niets anders dan het te pas en te onpas zweren op een lichtvaardige en onbezonnen wijze gestopt moet worden. De Farizeeën maakten een onderscheid tussen eden of geloften waar de naam van God in voor kwam en deze waar de naam van God niet in voorkwam. Dat soort spitsvondigheden hoort niet bij christelijke geloften. Het zou een zonde tegen het vierde gebod: Gij zult de naam van de Here uw God niet ijdel gebruiken (Ex.20:7). Die geloften en eden van ons gelovigen zijn, ‘ja’ en ‘neen’ zondermeer. Gods wet voorziet in het geven van eden. De aanbevolen methode van het maken van een eed in Gemeenten van Christus is door de bevestiging: met 'ja' of 'nee' en dat zou voldoende moeten zijn. Luther noemt “eedzweren”, als de schoonste geloofs-belijdenis en dat heeft geschiedkundige achtergrond. Paulus schrijft aan de Romeinen, dat alle zielen zich moeten onderwerpen aan de machten die over hem zijn aangesteld: men is daar onderdanig aan. Want er is geen macht of die is van God. De Wederdopers in die dagen waren tegen elke vorm van zweren en daar gaat Luther tegen in met die argumentatie, want Wederdopers zetten zich boven de aangestelde machten. ALS IK VOOR HET GERECHT STA MAG IK DAN ZWEREN: JA Dat weet ik met de grootste zekerheid die er is: wanneer Jezus voor het Sanhedrin staat wil de

Page 5: MAG IK ALS CHRISTEN ZWEREN

MAG IK ALS CHRISTEN ZWEREN 5

hogepriester een antwoord van Jezus met deze woorden: “Ik bezweer U bij de levende God, dat U ons zegt of U de Christus bent, de Zoon van God.” Jezus geeft daar antwoord op maar kon evengoed gezwegen hebben (vers 63a). Jezus, geeft echter aan de hogepriester die nu God aanroept, de eer die hem toekomt. Hij is het die recht zal spreken met de 70 oudrelingen, hij is hun woordvoerder en hoogste rechter in theologische zaken. Natuurlijk van een systeem dat op het punt staat te verdwijnen, maar hier nog wettig en in al het onrecht dat men Jezus aandoet. De onschuldige zal moeten inboeten voor het klerikalisme van het rabbijnenrecht. Wij leven ook in een dergelijke situatie, in de wereld zal uiteindelijk alle macht verdwijnen om plaats te maken voor deze van Jezus. Maar ondertussen zijn we aan dit gebonden wat Paulus zegt: “Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers die over hem gesteld zijn, want er is geen gezag dan van God, en de gezagsdragers die er zijn, zijn door God ingesteld.” – Romeinen 13:1 Wanneer men mij vraagt om te zweren bij een belanrijke zaak zal ik het doen. Maar in de gemeente zal mijn ‘ja’ en ‘neen’ voldoende moeten zijn. Matthéüs 26,57-75 “57 Zij die Jezus gegrepen hadden, leidden Hem weg naar Kajafas, de hogepriester, waar de schriftgeleerden en oudsten bijeengekomen waren. 58 Petrus volgde Hem op een afstand, tot aan het paleis van de hogepriester, en toen hij naar binnen gegaan was, zat hij bij de dienaars om het einde te zien. 59 De overpriesters en de oudsten en heel de Raad zochten een valse getuigenverklaring tegen Jezus, zodat zij Hem zouden kunnen doden, maar zij vonden niets. 60 En hoewel er veel valse getuigen gekomen waren, vonden zij niets. 61 Maar ten slotte kwamen er twee valse getuigen, die zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan de tempel van God afbreken en hem in drie dagen opbouwen. 62 En de hogepriester stond op en zei tegen Hem: Antwoordt U niets? Wat getuigen dezen tegen U? 63 Maar Jezus zweeg. En de hogepriester antwoordde Hem: IK BEZWEER U BIJ DE LEVENDE GOD, dat U ons zegt of U de Christus bent, de Zoon van God. 64 JEZUS ZEI TEGEN HEM: U hebt het gezegd. Maar Ik zeg u: Van nu aan zult u de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht van God en zien komen op de wolken van de hemel. 65 Toen scheurde de hogepriester zijn kleren en zei: Hij heeft God gelasterd. Waarom hebben wij nog getuigen nodig? Zie, nu hebt u Zijn godslastering gehoord. 66 Wat denkt u? En zij antwoordden en zeiden: Hij is schuldig en verdient de dood. 67 Toen spuwden zij in Zijn gezicht en sloegen Hem met vuisten. 68 En anderen sloegen Hem in het gezicht en zeiden: Profeteer ons, Christus: wie is het die U geslagen heeft?”

NIET ALLE EDEN ZIJN VERBODEN, MAAR ALLEEN DE LICHTVAARDIGE EN ONNODIGE.