marcus voor open kringen

58

Click here to load reader

Upload: ichtus-vlaanderen

Post on 10-Mar-2016

230 views

Category:

Documents


0 download

DESCRIPTION

8 bijbelstudies voor kringen met christenen en andersgelovigen

TRANSCRIPT

Page 1: Marcus voor open kringen

Marcus voor Open Kringen 8 bijbelstudies over het evangelie volgens Marcus

Page 2: Marcus voor open kringen

2

COLOFON

Deze Bijbelstudies werden gemaakt door IFES Nederland in samenwerking met Ichtus Vlaanderen. Team: Edwin Hamelink, Sanne Pluimers, Bram van Putten, Job Thomas en Jantine Zuur Hoofdredactie: Bram van Putten Layout: Job Thomas © 2010 IFES Nederland (www.ifes.nl) en Ichtus Vlaanderen (www.ichtus.be) De Bijbelgedeelten komen uit de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap

Page 3: Marcus voor open kringen

3

HANDLEIDING

Leid je een kringavond, dan is het handig van tevoren over de volgende dingen na te denken: Wat is de kern van het bijbelgedeelte dat we op de kringavond gaan bespreken? Over welk

thema, over welke thema’s gaan we het hebben? Daarvoor is het handig om eerst het gedeelte goed te lezen.

Welke vragen ga ik stellen om die kern ter sprake te brengen? Hoe kan ik het bijbelgedeelte op een leuke manier introduceren? Hoe open ik het gesprek? Welke woorden uit het bijbelgedeelte moet ik op de kringavond uitleggen? Houd er

rekening mee dat zoekers niet altijd vertrouwd zijn met de Bijbel. In de bijbelstudie die we hier aanreiken, bieden we je het volgende: het bijbelgedeelte zelf in een toegankelijke vertaling (de NBV), wat volgens ons de kern van het bijbelgedeelte is, vragen die je kunt stellen om die kern ter sprake te brengen, een manier om het gesprek te openen, woorden die je waarschijnlijk moet uitleggen, en opmerkingen bij het bijbelgedeelte. We hopen dat je op basis van dit materiaal genoeg inspiratie hebt om een bijbelstudie te maken die aansluit bij jouw groep. Meer informatie over het maken van een bijbelstudie kun je vinden op de site: http://www.marcusproject.be/groepsbijbelstudie Veel plezier!

Page 4: Marcus voor open kringen

Marcus 1:39-45: Een melaatse man komt bij Jezus 4

MARCUS 1:39-45: EEN MELAATSE MAN KOMT BIJ JEZUS

39 In heel Galilea bracht hij het nieuws in de synagogen en dreef hij demonen uit. 40 Er kwam

iemand naar hem toe die aan huidvraat leed; hij smeekte hem om hulp en zei, terwijl hij op

zijn knieën viel: ‘Als u wilt, kunt u mij rein maken.’ 41 Jezus kreeg medelijden, stak zijn hand

uit, raakte hem aan en zei: ‘Ik wil het, word rein.’ 42 En meteen verdween zijn huidvraat en

hij was rein. 43 Jezus stuurde hem weg met de ernstige waarschuwing: 44 ‘Denk erom dat u

tegen niemand iets zegt, maar ga u aan de priester laten zien en breng het reinigingsoffer dat

Mozes heeft voorgeschreven, als getuigenis voor de mensen.’ 45 Maar toen de man vertrokken

was, ging hij overal breeduit rondvertellen wat er gebeurd was, met als gevolg dat Jezus niet

langer openlijk in een stad kon verschijnen, maar op eenzame plaatsen buiten de steden

moest blijven. Toch bleven de mensen van alle kanten naar hem toe komen.

De Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap

Page 5: Marcus voor open kringen

Marcus 1:39-45: Een melaatse man komt bij Jezus 5

1 HET THEMA EN GESPREKSVRAGEN

Hieronder wordt een handreiking gedaan voor twee onderdelen van het werkblad dat je in de vorige paragraaf is aangereikt: het thema; gespreksvragen.

HET THEMA

Jezus geneest een melaatse die om hulp vraagt.

GESPREKSVRAGEN

Heb je helder welk thema of welke thema’s je wilt aansnijden, dan kun je nadenken hoe je dat doet en welke vragen je stelt. De onderstaande vragen zijn daarbij een hulpmiddel. Kies die vragen die passen bij het thema dat je wilt aansnijden en ook passen bij je kring. Bovendien overlappen vragen elkaar soms: een algemene vraag en een meer specifieke staan naast elkaar; beide vragen stellen is niet nodig. Achter de vragen staan de letters ‘O’, ‘I’ en/of ‘T’. Dat staat voor ‘observatie’, ‘interpretatie’ respectievelijk ‘toepassing’. Bij een goed gesprek gaat het over wat er staat (observatie / interpretatie) en wat het met je doet, wat je er van vindt (toepassing). Welke vragen je ook kiest, het draait op een kring (en in Marcus) om de vraag wie Jezus is. Het is goed om daar de avond mee af te sluiten. Bijvoorbeeld met de vragen: ‘Wat ben je op deze kring over Jezus te weten gekomen?’en ‘Wat vind je van hem?’

Vragen over de situatie Wat gebeurt er? (O) Wat is de beginsituatie? Wat de eindsituatie? (O) Wie zorgt voor de verandering? (O)

Vragen over de melaatse Wat kom je over de melaatse te weten? (O) Waarom denk je dat de melaatse niets mag zeggen van Jezus? (I) Hoe zou je het gedrag van de man omschrijven voor en na zijn genezing? (OI) Wat zijn de gevolgen van het gedrag van de man? (O) Herken je je in de man? (T) Herken je je in zijn gedrag? (T) Verplaats je in de man: hoe zou jij Jezus hebben ervaren? (T) Verplaats je in de melaatse: wat doet het met je, dat Jezus je eerst aanraakt en daarna

geneest? (T) Wat zou jij Jezus vragen? (T) Als hij zou helpen, hoe zou je dan reageren? (T)

Vragen over Jezus Wat kom je van Jezus te weten? (O) Welk beeld krijg je van Jezus? (OI) Waarom raakt Jezus de melaatse eerst aan om hem daarna te genezen? (I)

Page 6: Marcus voor open kringen

Marcus 1:39-45: Een melaatse man komt bij Jezus 6

Wat zegt dat over Jezus? (I) Wat vind je van Jezus’ reactie op de melaatse? (T) Wat spreekt je aan in Jezus? (T) Is er iets in zijn doen en laten dat je verrast? (T) Is er iets

in Jezus’ doen en laten waar je moeite mee hebt? (T) Wat zet je aan het denken? (T) Is er iets verandert in je beeld van hem? (T)

Page 7: Marcus voor open kringen

Marcus 1:39-45: Een melaatse man komt bij Jezus 7

2 EEN OPENING VAN HET GESPREK EN EXTRA UITLEG

EEN OPENING

Rond het thema ‘Er niet bijhoren’ Daarover kun je het gesprek aangaan. Met vragen als ‘Heb je wel eens ervaren ergens niet

bij te horen?’ en ‘Wat deed dat met je?’. Je kunt het gesprek ook stil voeren: zet ‘er niet bijhoren’ op een groot vel papier en laat iedereen daar in stilte op reageren. Daarna kan er even kort worden gepraat over wat er is opgeschreven. De reden voor deze intro is dat het een brug is naar de leefwereld van het verhaal in Marcus 1:39-45: het gaat om iemand die er niet bij hoorde. Hij zoekt Jezus op. Hoe gaat Jezus om met mensen die er niet bijhoren en bij hem komen?

Rond het thema ‘Wat heb je gehoord over Jezus?’ Daarover kun je in gesprek gaan en de kringleden vragen naar wat zij over Jezus hebben

gehoord. Wat ze over hem weten. Je kunt het gesprek ook stil voeren: zet ‘Jezus’ op een groot vel papier en nodig de kringleden uit in stilte op te schrijven wat ze van hem weten, welk beeld ze van hem hebben. Het aardige van een ‘stil gesprek’ is dat het papier in de loop van de kringavonden er weer eens kan worden bijgepakt met de vraag of mensen wat er staat zouden willen aanvullen. Deze opening is vooral te gebruiken voor een eerste kringavond. De reden voor deze intro is dat het een brug slaat naar Marcus 1:39-45: het gaat om iemand die over Jezus heeft gehoord en hem daarom opzoekt.

EXTRA UITLEG

Huidvraat Het woord huidvraat is geen gangbaar Nederlands, maar in de NBV gebruikt om huidziektes aan te geven. In Marcus 1:39-45 gaat het, volgens andere vertalingen, om een melaatse.

Iemand die leed aan huidvraat Het is goed om duidelijk te maken wat de maatschappelijke positie was van deze mensen: ze waren sociaal en religieus geïsoleerd. Ze hoorden niet bij ‘het gewone leven’. Genas iemand van huidvraat, dan moest hij/zij zich aan de priester laten zien. Die verklaarde zo iemand rein. Dan kon de genezen man of vrouw weer deelnemen aan het gewone leven.

Page 8: Marcus voor open kringen

Marcus 1:39-45: Een melaatse man komt bij Jezus 8

3 OPMERKINGEN BIJ MARCUS 1:39-45

Bij het lezen hebben we de zogenaamde inductieve leeswijze gebruikt: observeren (‘Wat staat er?’), interpreteren (‘Wat betekent het?’) en toepassen (‘Wat betekent het voor mij?’). Die indeling hebben we in ons leesverslag gehandhaafd.

OBSERVATIE: WAT STAAT ER?

Context Jezus treedt op in Kafarnaüm (zie Marcus 1:21-28, 1:29-31 en 1:32-34). Nadat hij op een eenzame plek heeft gebeden, zegt hij tegen zijn leerlingen dat hij ook in de dorpen in de omtrek van Kafarnaüm het goede nieuws wil brengen (Marcus 1:35-38). Het gedeelte begint met het optreden van Jezus in heel Galilea (vers 39) en eindigt ermee dat hij ‘op eenzame plaatsen buiten de steden moest blijven’ (vers 45).

Vers 40 Er komt iemand naar Jezus toe. Wat je van die man te weten komt, is wat je kunt zien en horen, is ‘de buitenkant’: hij lijdt aan huidvraat, komt naar Jezus toe, smeekt om hulp, valt op zijn knieën en zegt: ‘Als u wilt, kunt u mij rein maken.’ De melaatse twijfelt er niet aan dat Jezus hem kan genezen. Huidvraat en rein maken en het verdwijnen van huidvraat en rein zijn (vers 42) horen bij elkaar.

Vers 41 Jezus’ reactie wordt verteld. Die begint daarmee, dat Jezus zich laat raken door wat hij ziet en hoort: ‘Jezus kreeg medelijden’ (vgl. Marcus 6:34 en Marcus 8:2). Jezus raakt vervolgens de melaatse aan. Dit is indrukwekkend, want het aanraken van een melaatse houdt het gevaar op besmetting in. Door hem aan te raken doorbreekt Jezus grenzen. Nadat Jezus de melaatse, die onrein is, heeft aangeraakt, geneest hij hem van zijn huidvraat. Die volgorde is opmerkelijk: waarom raakt Jezus de man niet aan nadat hij hem heeft genezen?

Vers 42 Wat Jezus wil, gebeurt.

Vers 43-44 Jezus geeft de man een ernstige waarschuwing mee. Deze waarschuwing bestaat uit twee delen. Eerst wat de man niet moet doen: hij mag niemand iets vertellen. Je vraagt je af: Waarom eigenlijk niet? Dan volgt wat de man wel moet doen: hij moet zich laten zien aan de priester en het reinigingsoffer brengen. Jezus geeft de man de opdracht de wet van Mozes te gehoorzamen.

Page 9: Marcus voor open kringen

Marcus 1:39-45: Een melaatse man komt bij Jezus 9

‘Als getuigenis voor de mensen’: zie de achtergrondinformatie in het deel ‘Interpretatie: Wat betekent het?’.

Vers 45 De man negeert de ernstige waarschuwing van Jezus. ‘Hij ging hij overal breeduit rondvertellen wat er gebeurd was’. Let op de nadruk: ‘overal’, ‘breeduit’ en ‘rondvertellen’. Er wordt niet verteld waarom de man Jezus’ waarschuwing negeert. ‘…met als gevolg’: Het feit dat de man de waarschuwing negeert heeft tot gevolg dat Jezus ‘op eenzame plaatsen buiten de steden moest blijven’ (vers 45); het is nu niet meer mogelijk om openlijk in heel Galilea op te treden (vers 39). Dat Jezus buiten de steden moest blijven weerhoudt de mensen er niet van naar Jezus toe te komen.

INTERPRETATIE: WAT BETEKENT HET?

Voor een beter begrip van Marcus 1:39-45 is wat achtergrondinformatie nodig. Die wordt gegeven. Daarna doen we een suggestie voor de interpretatie.

Achtergrondinformatie Leed je aan huidvraat, dan was je onrein. De sociale en religieuze consequenties van deze ziekte waren enorm: je moest buiten de gemeenschap leven en mocht niet in de tempel komen. Zie Lev 13:45-46, 2 Kon 7:3-11 en 2 Kron 26:21. Genas je van huidvraat, dan kon je weer terugkeren in de gemeenschap (Lev 14:8). Die terugkeer ging wel volgens bepaalde regels (Lev 14:2 e.v.), en was publiek (vgl. het zinsdeel ‘als getuigenis voor de mensen’ in Marcus 1:44). Je moest je aan de priester laten zien (Lev 14:2; vgl. Marcus 1:44); ook moest je een reinigingsoffer brengen (Lev 14:19; vgl. Marcus 1:44) –het betrof de reiniging van onreinheid, waarbij de onreinheid niet per se door een specifieke zonde van degene die aan huidvraat leed, veroorzaakt is. In Marcus waarschuwt Jezus geregeld dat iets niet verder mag worden verteld; er mag niet worden (door)verteld wie hij is of wat hij doet. Zie Marcus 1:34, 1:44, 3:12, 5:43, 7:36, 8:26, 8:30 en 9:9. Anderzijds lokt Jezus de omstanders uit na te denken over de vraag wie hij is. Zie Marcus 2:6-11, 4:40-41 en 8:27-30. Deze spanning komt in het Evangelie volgens Marcus duidelijk naar voren. Vermoedelijk hangt deze spanning daarmee samen, dat Jezus weet dat hij de messias is, maar terughoudend is om die term te gebruiken. Hij is namelijk een andere messias dan de mensen verwachten en willen.

Suggestie voor de interpretatie Ga je interpreteren, let dan vooral op de volgende aandachtspunten: de veranderingen in het verhaal (vergelijk de beginsituatie met de eindsituatie); de sociale status van de man, zijn beeld van Jezus enz.; Jezus (zijn medelijden, zijn omgang met een outcast, …). Deze aandachtspunten betreffen de kern van Marcus 1:39-45.

Page 10: Marcus voor open kringen

Marcus 1:39-45: Een melaatse man komt bij Jezus 10

TOEPASSING: WAT BETEKENT HET VOOR MIJ?

Er zijn meerdere toepassingen mogelijk. Die liggen in het verlengde van de interpretatie. Hier volgt een aantal suggesties: Stappen wij, net als de melaatse man, zomaar op Jezus af? En, is onze overtuiging dat

Jezus kan helpen net zo sterk als bij de man? Zijn overtuiging blijkt uit zijn komst bij Jezus, naar wie hij als onreine toeging, en uit zijn woorden.

Je mag bij Jezus komen zoals je bent. Hij krijgt medelijden, deinst niet terug, maar raakt aan.

Laten wij ons raken zoals Jezus zich liet raken? Handelen wij uit medelijden? Of negeren we onze naasten, de lastige mensen, de mensen die er niet (echt) bijhoren…?

Maak je de stap naar je open kring, dan is het goed om de nadruk te leggen op de vraag wie Jezus is. Het tweede punt is dan vooral van belang.

Page 11: Marcus voor open kringen

Marcus 2:1-12: Door het dak naar Jezus 11

MARCUS 2:1-12: DOOR HET DAK NAAR JEZUS

1 Toen hij enkele dagen later terugkwam in Kafarnaüm, werd bekend dat hij weer thuis was.

2 Er stroomden zo veel mensen toe dat er zelfs voor de deur geen plaats meer was, en hij

verkondigde hun Gods boodschap. 3 Er werd ook een verlamde bij hem gebracht, die door vier

mensen gedragen werd. 4 Omdat ze zich niet door de menigte konden wringen, haalden ze

een stuk van het dak weg boven de plaats waar Jezus zat, en toen ze een opening hadden

gemaakt, lieten ze de verlamde op zijn draagbed naar beneden zakken. 5 Bij het zien van hun

geloof zei Jezus tegen de verlamde: ‘Vriend, uw zonden worden u vergeven.’ 6 Er zaten ook

een paar schriftgeleerden tussen de mensen, en die dachten bij zichzelf: 7 Hoe durft hij dat

te zeggen? Hij slaat godslasterlijke taal uit: alleen God kan immers zonden vergeven! 8 Jezus

had meteen door wat ze dachten en dus zei hij: ‘Waarom denkt u zoiets? 9 Wat is

gemakkelijker, tegen een verlamde zeggen: “Uw zonden worden u vergeven” of: “Sta op, pak

uw bed en loop”? 10 Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde

zonden te vergeven.’ Toen zei hij tegen de verlamde: 11 ‘Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga

naar huis.’ 12 Meteen stond hij op, pakte zijn bed en ging weg; allen die dit zagen, stonden

versteld en loofden God. ‘Zoiets hebben we nog nooit gezien,’ zeiden ze.

De Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap

Page 12: Marcus voor open kringen

Marcus 2:1-12: Door het dak naar Jezus 12

1 HET THEMA EN GESPREKSVRAGEN

Hieronder wordt een handreiking gedaan voor twee onderdelen van het werkblad dat je in de vorige paragraaf is aangereikt: het thema; gespreksvragen.

HET THEMA

Op geloof vergeeft Jezus de zonden van de verlamde en geneest hij hem, waarmee hij (iets van) zijn identiteit onthult.

GESPREKSVRAGEN

Heb je helder welk thema of welke thema’s je wilt aansnijden, dan kun je nadenken hoe je dat doet en welke vragen je stelt. De onderstaande vragen zijn daarbij een hulpmiddel. Kies die vragen die passen bij het thema dat je wilt aansnijden en ook passen bij je kring. Bovendien overlappen vragen elkaar soms: een algemene vraag en een meer specifieke staan naast elkaar; beide vragen stellen is niet nodig. Achter de vragen staan de letters ‘O’, ‘I’ en/of ‘T’. Dat staat voor ‘observatie’, ‘interpretatie’ respectievelijk ‘toepassing’. Bij een goed gesprek gaat het over wat er staat (observatie / interpretatie) en wat het met je doet, wat je er van vindt (toepassing). Welke vragen je ook kiest, het draait op een kring (en in Marcus) om de vraag wie Jezus is. Het is goed om daar de avond mee af te sluiten. Bijvoorbeeld met de vragen: ‘Wat ben je op deze kring over Jezus te weten gekomen?’en ‘Wat vind je van hem?’

Algemene vragen Wat gebeurt er? Probeer de gebeurtenissen eens te beschrijven, op een rijtje te zetten.

(OI) Wat is de beginsituatie? Wat is de eindsituatie? Hoe/door wie komt die verandering tot

stand? (OI) Wat valt je op? (T)

Vragen over de eerste scène Wat doen de vier en de verlamde? (O) Waarom zouden ze dat doen? (I) Wat vind je van hen? (T) Hoe reageert Jezus op de vier en de verlamde? (OI) Hoe reageert hij op de onderbreking? (OI) Wat vind je ervan dat Jezus de verlamde aanspreekt met ‘vriend’? (T) Waarom vergeeft Jezus de zonden voordat hij geneest? (I) Wat is vergeving volgens jou? (T) Wat kun je uit de tekst opmaken over vergeving? (OI) Wat is zonde volgens jou? (T) Wat kun je uit de tekst opmaken over zonden? (OI) Wat zegt het dat Jezus reageert op hun geloof? (I) Welk beeld krijg je van Jezus? (OI) Wat vind je van wat Jezus doet en zegt? (T)

Page 13: Marcus voor open kringen

Marcus 2:1-12: Door het dak naar Jezus 13

Wat vind je van zijn reactie op de vier en de verlamde? (T)

Vragen over de tweede scène Hoe reageren de schriftgeleerden op wat ze zien en horen? (OI) Hoe reageert Jezus op de (onuitgesproken) kritiek van de schriftgeleerden? (OI) Wat zegt hij tegen hen? (O) Wat doet hij? (O) Waarom reageert Jezus op de onuitgesproken kritiek? (I) Wat wil hij daarmee? (I) Waar gaat het in het gesprek tussen Jezus en de schriftgeleerden over? (OI) Waarover

verschillen ze kennelijk van mening? (OI) Hoe ziet Jezus zichzelf? (I) Welk beeld krijg je van Jezus? (OI) Wat vind je van Jezus? (T) Wat vind je van wat hij doet en zegt? (T) Wat vind je van zijn reactie op de schriftgeleerden? (T)

Meer algemene vragen bij de vers 3-12 Wat kom je van Jezus te weten? (OI) Wat doet hij? (O) Wat zegt hij? (O) Welk beeld krijg je van Jezus (in zijn reactie op de vier en de verlamde en in zijn reactie

op de schriftgeleerden)? (I) Wat is er nieuw in wat je over Jezus hoort? (T) Wat vind je mooi aan wat je over Jezus hoort? (T) En, waarom? (T) Wat vind je moeilijk aan wat je over Jezus hoort? (T) En, waarom? (T) Wat heeft de kring je geleerd over wie Jezus is? (T) Is je beeld van hem veranderd? (T)

Page 14: Marcus voor open kringen

Marcus 2:1-12: Door het dak naar Jezus 14

2 EEN OPENING VAN HET GESPREK EN EXTRA UITLEG

EEN OPENING

Rond het thema ‘Waar draait het christelijk geloof om?’ Je kunt hier als kring over in gesprek gaan. Samen van gedachten wisselen. Je kunt ook

een ‘stil gesprek’ voeren, door de vraag op een groot vel papier te zetten en de kringleden hun antwoorden op het vel papier te laten schrijven. Dat gebeurt in stilte. Na een tijdje kun je kort in gesprek gaan over de gegeven antwoorden. De reden voor deze opening: het slaat een brug naar Marcus 2:1-12, waar duidelijk wordt hoe belangrijk vergeven is voor Jezus (en dus voor het christelijk geloof).

EXTRA UITLEG

Kafarnaüm Je zou een kaartje van Israël in de dagen van Jezus kunnen pakken en laten zien waar Kafarnaüm ligt. Achterin de “hippe” Marcusevangeliën staat zo’n kaartje.

Een huis Het is goed om kort te vertellen hoe huizen er in die tijd uitzagen (zie ook de volgende paragraaf 5). Anders is het lastig om je een voorstelling te maken van wat er gebeurt in Marcus 2:1-12.

Schriftgeleerden Het is handig om te vertellen dat zij behoorden tot de religieuze elite van die dagen. Zij wisten veel over wat wij nu het Oude Testament noemen en over de tradities.

Mensenzoon Een manier waarop Jezus over zichzelf spreekt. Enerzijds is het een redelijk open en neutrale aanduiding, anderzijds roept het het boek Daniël op, en is het gebruik van de titel pretentieus.

Page 15: Marcus voor open kringen

Marcus 2:1-12: Door het dak naar Jezus 15

3 OPMERKINGEN BIJ MARCUS 2:1-12

Bij het lezen is de zogenaamde inductieve leeswijze gebruikt: observeren (‘Wat staat er?’), interpreteren (‘Wat betekent het?’) en toepassen (‘Wat betekent het voor mij?’). Die indeling is in het leesverslag gehandhaafd.

OBSERVATIE: WAT STAAT ER?

Context Jezus trekt rond in Galilea. Hij begint in Kafarnaüm (1:21). Na een tijd van gebed (1:35-38) treedt hij ook buiten Kafarnaüm op (1:39). Het volk merkt op dat hij leert met gezag (1:22). Het nieuws dat hij zieken geneest en demonen uitdrijft gaat rond (1:28). Hij geneest iemand die aan huidvraat lijdt (1:39-45). Omdat deze man overal breeduit rondvertelt wat er gebeurd is moet Jezus buiten de steden blijven (1:45).

Vers 1-2 Jezus komt terug in Kafarnaüm. Hij is weer thuis. Als dit bekend wordt, stromen de mensen samen bij het huis waar hij verblijft. Jezus verkondigt de mensen die zijn toegestroomd, Gods boodschap. Dat is een belangrijke taak voor hem (zie bijvoorbeeld Marcus 4:1, 4:33, 6:2 en 6:34).

Vers 3-5 Er wordt een man naar Jezus gebracht. De naam van de man wordt niet genoemd, we weten alleen dat hij verlamd is. Hij wordt door vier mensen (let op: er staat niet ‘vrienden’) gedragen. Deze vier laten zich niet tegenhouden, maar breken het dak open en onderbreken zo de verkondiging van Jezus. Ze dwingen hem tot een reactie. Over wat deze vier en de verlamde denken, voelen of gezegd hebben horen we niets. Alleen wat ze doen wordt verteld. Jezus ziet hun geloof: hij ziet hun handelen (de verlamde door een gat in het dak laten zakken). En dan zegt hij tegen de verlamde ‘Vriend, uw zonden worden u vergeven.’ Jezus spreekt hem vol liefde aan. In deze verzen 3-5 valt de volle aandacht op de vier mensen, de verlamde en de reactie van Jezus, die vergeving schenkt en (nog) geen genezing. Van de menigte wordt enkel gezegd dat ze niet opzij ging om de vier met de verlamde door te laten.

Vers 6-10 In deze verzen 6-10 gaat de aandacht uit naar een paar schriftgeleerden en Jezus. De schriftgeleerden zitten tussen de mensen. Al wat ze doen is zitten (‘zaten’ in vers 6) en denken (‘dachten bij zichzelf’ in vers 6, ‘wat ze dachten’ in vers 8 en ‘denkt u’ in vers 9). Let erop, ze ‘dachten bij zichzelf’: ze spreken hun gedachten niet uit. Wat de schriftgeleerden denken is op zich juist: alleen God kan zonden vergeven. Als Jezus dus de zonden van de verlamde vergeeft, dan lastert Hij. Op lastering stond de doodstraf (Lev 24:14-16).

Page 16: Marcus voor open kringen

Marcus 2:1-12: Door het dak naar Jezus 16

Jezus weet wat de schriftgeleerden denken. Het is in de tekst niet duidelijk hoe Jezus dit weet. Komt dit door zijn goddelijkheid? Of kan hij gewoon goed mensen inschatten? Op wat ze denken reageert Jezus met de voor iedereen hoorbare vraag: ‘Waarom denkt u zoiets?’ Dat is een directe en confronterende vraag. Jezus spreekt de schriftgeleerden aan en biedt hun een alternatief. Hij lastert niet, want hij (‘de Mensenzoon’ –zie Daniël 7:13) heeft de volmacht om zonden te vergeven. Bovendien zal hij hen laten zien (!) dat hij die volmacht heeft (2:10); hij geeft de schriftgeleerden een argument voor het alternatief dat hij biedt! Als hij gezegd heeft dat hij zal laten zien dat hij volmacht heeft, keert hij zich weer naar de verlamde toe.

Vers 11 Hij spreekt de verlamde aan en geeft hem de opdracht op te staan en met zijn bed naar huis te gaan. In deze ontmoeting van Jezus met de verlamde wordt dus de hele mens aangesproken: de zonden zijn vergeven en de ziekte is genezen. Jezus geneest ziel en lichaam.

Vers 12 De verlamde staat op, pakt zijn bed en gaat. Zo bewijst Jezus dat hij volmacht heeft zonden te vergeven. De verlamde staat op, pakt zijn bed en gaat. Precies zoals Jezus’ opdracht luidde. Hij is gehoorzaam en toont hierin zijn geloof. Gehoorzamen en geloven horen bij elkaar: zie ook Marcus 3:14, 7:28-30, 9:23-25, 10:52. ‘Allen die het zagen’: hiermee komen de omstanders ook weer in beeld: zij zijn verbaasd en loven God. Zoiets hebben ze nog nooit gezien.

INTERPRETATIE: WAT BETEKENT HET?

Voor een beter begrip van Marcus 2:1-12 is wat achtergrondinformatie nodig. Die wordt gegeven. Daarna doen we een suggestie voor de interpretatie.

Achtergrondinformatie In de wetgeving van Mozes is niets te vinden over verlamde volksgenoten (m.u.v. Lev 21:18, waar staat dat een verlamde geen priester mag worden). In 2 Sam 5:8 spreekt David zich negatief uit over blinden en lammen. Uit verhalen in het NT blijkt dat verlamden vaak moesten bedelen om in hun onderhoud te voorzien. In die tijd dacht men vaak dat er een directe relatie was tussen zonde en ziekte. In Joh 9 maakt Jezus echter duidelijk dat die verbinding niet altijd is te leggen. Terughoudendheid is gepast: niet elke gebrokenheid is gevolg van een directe, persoonlijke zonde. Het dak van het huis was te bereiken via een trap of ladder aan de buitenzijde van het huis. Marcus geeft aan dat ze een opening maakten. Het gaat om een huis met balken, vlechtwerk en leem, zoals veel huizen in Galilea gebouwd werden. De mannen ‘graven’ een gat in het dak om de verlamde door te laten.

Page 17: Marcus voor open kringen

Marcus 2:1-12: Door het dak naar Jezus 17

De Mensenzoon – Deze term komt in Marcus 13 keer voor, o.a. in 2:10, 2:28, 8:31, 8:38, 9:9, 10:45, 13:26, 14:41 en 14:62. Door het evangelie heen wordt steeds meer zichtbaar wie deze Mensenzoon is: hij heeft volmacht om te vergeven, hij moet lijden en hij zal opstaan. In Marcus 2:1-12 wordt van de Mensenzoon gezegd dat hij volmacht heeft om zonden te vergeven. De term ‘Mensenzoon’ speelt dus een rol in de openbaring van Jezus, waarin het geheim van zijn identiteit wordt onthuld.

Suggestie voor de interpretatie Er komen verschillende personen/groepen personen in dit gedeelte voor: de menigte (vers 2, 4, 6 en 12), een verlamde (vers 3-5 en 10-12), de vier (vers 3-5) en de schriftgeleerden (vers 6-10 en vers 12?). Voor elk van deze mensen heeft Jezus oog. Hij spreekt hen allen, direct of indirect, aan.

Aandachtspunten voor de interpretatie Met welke verwachtingen komen de mensen naar Jezus? Hoe reageert Jezus op hen?

TOEPASSING: WAT BETEKENT HET VOOR MIJ?

Er zijn meerdere toepassingen mogelijk. Hier volgt een aantal suggesties: De vier mensen en de omstanders komen allen in aanraking met de verlamde. Welke

handeling typeert jou meer als het gaat om mensen in je omgeving die Jezus nodig hebben: toestromen en kijken óf een opening creëren?

De vier brengen de verlamde (met doorzettingsvermogen) naar Jezus en geven hem ook aan Jezus over. Hoe kun jij tegenwoordig iets vergelijkbaars doen? Hoeveel heb je er voor over om iemand bij Jezus te brengen?

Jezus spreekt tegen de verlamde als eerste over de vergeving van zijn zonden. Kun je je voorstellen wat dat voor die man betekende?

Jezus heeft oog voor iedereen, gelovigen en ongelovigen, en spreekt hen aan. Hoe kun jij hierin Jezus navolgen?

De menigte is verwonderd over wat ze gezien hebben. Wat doen ze met deze verwondering? Wat is jouw reactie op een wonderdaad van God?

Het is misschien goed om vooral in te gaan op wat je van Jezus en over vergeving te weten komt.

Page 18: Marcus voor open kringen

Marcus 4:35-41: Met Jezus in een hevige storm 18

MARCUS 4:35-41: MET JEZUS IN EEN HEVIGE STORM

35 Aan het eind van die dag, toen het avond was geworden, zei hij tegen hen: ‘Laten we het

meer oversteken.’ 36 Ze stuurden de menigte weg en namen hem mee in de boot waarin hij al

zat, en voeren samen met de andere boten het meer op. 37 Er stak een hevige storm op en de

golven beukten tegen de boot, zodat die vol water kwam te staan. 38 Maar hij lag achter in de

boot op een kussen te slapen. Ze maakten hem wakker en zeiden: ‘Meester, kan het u niet

schelen dat we vergaan?’ 39 Toen hij wakker geworden was, sprak hij de wind bestraffend toe

en zei tegen het meer: ‘Zwijg! Wees stil!’ De wind ging liggen en het meer kwam helemaal tot

rust. 40 Hij zei tegen hen: ‘Waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds

niet?’ 41 Ze werden bevangen door grote schrik en zeiden tegen elkaar: ‘Wie is hij toch, dat

zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?’

De Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap

Page 19: Marcus voor open kringen

Marcus 4:35-41: Met Jezus in een hevige storm 19

1 HET THEMA EN GESPREKSVRAGEN

Hieronder wordt een handreiking gedaan voor twee onderdelen van het werkblad dat je in de vorige paragraaf is aangereikt: het thema; gespreksvragen.

HET THEMA

Jezus stilt de storm en zijn leerlingen zich af wie hij is.

GESPREKSVRAGEN

Heb je helder welk thema of welke thema’s je wilt aansnijden, dan kun je nadenken hoe je dat doet en welke vragen je stelt. De onderstaande vragen zijn daarbij een hulpmiddel. Kies die vragen die passen bij het thema dat je wilt aansnijden en ook passen bij je kring. Bovendien overlappen vragen elkaar soms: een algemene vraag en een meer specifieke staan naast elkaar; beide vragen stellen is niet nodig. Achter de vragen staan de letters ‘O’, ‘I’ en/of ‘T’. Dat staat voor ‘observatie’, ‘interpretatie’ respectievelijk ‘toepassing’. Bij een goed gesprek gaat het over wat er staat (observatie / interpretatie) en wat het met je doet, wat je er van vindt (toepassing). Welke vragen je ook kiest, het draait op een kring (en in Marcus) om de vraag wie Jezus is. Het is goed om daar de avond mee af te sluiten. Bijvoorbeeld met de vragen: ‘Wat ben je op deze kring over Jezus te weten gekomen?’en ‘Wat vind je van hem?’

Vragen over het thema ‘storm’ De leerlingen zitten in een storm en vergaan (vers 38: ‘kan het u niet schelen dat we vergaan?’): Hoe zijn ze in die situatie terecht gekomen? (O) Wat doen ze in die situatie? (O) Hoe beoordelen ze hun situatie? (OI) Hoe zien ze Jezus? Wat verwachten ze van hem? (I) Ben je net als de leerlingen ook wel eens bang? (T) Wat doe jij als het stormt? Wat doe jij als je bang bent? (T) Herken je de vraag van de leerlingen in vers 38? Stel jij wel eens zulke vragen aan God?

(T) Jezus wordt wakker gemaakt. Hoe reageert hij? Wat doet hij? Wat zegt hij? (OI) Wat vindt hij van de vraag die de leerlingen in vers 38 stelden? (OI) Wat vind je van Jezus’ reactie in vers 39? (T) Waar komt de angst die Jezus’ leerlingen in vers 41 tonen vandaan? (I) Wat vind je van die

angst? (T) Wat vind je van Jezus’ reactie in vers 40? (T) Wat betekent het voor jou dat Jezus er in moeilijke omstandigheden bij is? (T)

Vragen over de leerlingen Welk beeld krijg je van de leerlingen in vers 35-38? (OI)

Page 20: Marcus voor open kringen

Marcus 4:35-41: Met Jezus in een hevige storm 20

Welk beeld hebben de leerlingen van Jezus als hij slaapt? (OI) Hoe zien zij Jezus? (I) Wat vind je van de vraag van de leerlingen in vers 38? (T) Stel je zelf wel eens zulke vragen aan God? (T) Jezus reageert op de vraag van de leerlingen: vers 39-40. Hoe reageert hij? (OI) Wat vind je van die reactie van Jezus in vers 39-40? (T) Over welk geloof spreekt Jezus in vers 40? Waarop hadden zijn leerlingen moeten

vertrouwen? (OI) De leerlingen worden bang en vragen zich af: ‘Wie is hij toch?’ Hoe zou jij deze vraag

beantwoorden? (T)

Vragen over Jezus Wat kom je van Jezus te weten? Let daarbij op wat hij doet en laat, op wat hij zegt en op

de toon waarop hij het zegt. (OI) Verandert ons beeld van Jezus door dit verhaal? (T) Hoe zou jij de vraag ‘Wie is hij toch’ beantwoorden? (T)

Page 21: Marcus voor open kringen

Marcus 4:35-41: Met Jezus in een hevige storm 21

2 EEN OPENING VAN HET GESPREK EN EXTRA UITLEG

EEN OPENING

Rond het thema ‘angst’ Je kunt een gesprek beginnen over het thema ‘angst’. Met vragen als ‘Ben je wel eens

bang?’, ‘Waarvoor ben je bang?’en ‘Hoe ga je met je angst om?’ Het is ook mogelijk om een ‘stil gesprek’ te voeren. Zet het woord ‘angst’ op een groot

vel papier en laat de deelnemers in stilte hun gedachten bij het thema opschrijven. Daarna kun je kort spreken over wat op het vel papier is geschreven.

Een derde mogelijkheid. Vraag de deelnemers waar ze bang voor zijn. Laat ze daar in stilte over nadenken en het antwoord op die vraag opschrijven. Laat dan de kringleden in groepjes van twee uitwisselen, aan de hand van de volgende vragen: (1) Wanneer ben je bang? In welke situatie(s)?, en (2) Wat doe je als je bang bent? Hoe ga je met je angst om? Koppel dan plenair terug. Deze derde mogelijkheid kost relatief veel tijd.

Rond het thema ‘gered’ Je kunt een gesprek aangaan over het thema ‘gered’: Ben je wel eens gered uit een

lastige of gevaarlijke situatie? Kun je aangeven wat je dacht en voelde?

EXTRA UITLEG

Context Er zitten in het gedeelte geen woorden of begrippen die nadere uitleg behoeven. Wel is het goed om kort de context van het verhaal te schetsen: Jezus heeft een dag lang, tot het vallen van de avond, het volk onderwezen. Jezus is moe.

Page 22: Marcus voor open kringen

Marcus 4:35-41: Met Jezus in een hevige storm 22

3 OPMERKINGEN BIJ MARCUS 4:35-41

Bij het lezen hebben we de zogenaamde inductieve leeswijze gebruikt: observeren (‘Wat staat er?’), interpreteren (‘Wat betekent het?’) en toepassen (‘Wat betekent het voor mij?’). Die indeling hebben we in ons leesverslag gehandhaafd.

OBSERVATIE: WAT STAAT ER?

Belangrijke elementen van het verhaal in Marcus 4:35-41 zijn: tijd ‘aan het eind van die dag’ (vers 35); plaats aan (vers 35) en op (vers 36-41) meer van Galilea; actoren Jezus, leerlingen, wind en meer, anderen (‘menigte’ / ‘andere boten’).

Vers 35 ‘Aan het eind van die dag’: het is het eind van de dag waarop Jezus de menigte onderwijst door gelijkenissen te vertellen (Marcus 4:1-34). ‘Toen het avond geworden was’: het wordt benadrukt dat het echt het eind van de dag is. Van een lange dag? Jezus neemt het initiatief: híj stelt de leerlingen voor het meer over te steken.

Vers 36 De leerlingen sturen dan de menigte weg. Zij gaan met de boot waar Jezus al in zit (zie Marcus 4:1), het meer op. Er zijn ook andere boten bij. Die spelen verder geen rol.

Vers 37 Nu zijn de leerlingen en Jezus op het meer. Er steekt een storm op en de boot raakt vol water: ‘een hevige storm’, ‘beukten’ en ‘vol water’.

Vers 38 ‘Maar hij lag […] te slapen’: in sterk contrast met de onrust van de elementen is de rust van Jezus. Hij heeft het zich na een dag onderwijs gemakkelijk gemaakt (‘op een kussen’) en is in een diepe slaap (ondanks de hevige storm ligt hij te slapen en de leerlingen moeten hem wakker maken). De leerlingen denken dat ze vergaan en maken—kennelijk pas als de boot al vol water staat—Jezus wakker. Hun vraag klinkt nogal ruw (‘kan het u niet schelen dat we vergaan?’), al spreken ze hem wel aan met ‘meester’.

Vers 39-40 Jezus wordt wakker. Eerst spreekt hij de wind en het meer toe. Wat Jezus zegt, gebeurt: wind en water kalmeren direct. Jezus toont zijn macht over de elementen (let ook op de nadruk: ‘kwam helemaal tot rust’).

Page 23: Marcus voor open kringen

Marcus 4:35-41: Met Jezus in een hevige storm 23

Daarna keert Jezus zich tot zijn leerlingen en vraagt: ‘Waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds niet?’ Hij ziet in de vraag van de leerlingen of het hem niet kan schelen dat ze vergaan, dus ongeloof. Jezus lijkt hier vrij scherp te reageren—en dat na een situatie waarin de leerlingen denken dat ze vergaan. Hij verwacht kennelijk geloof en ook dat ze dat in die situatie toepassen. Jezus verwijt zijn leerlingen vaker ongeloof: Marcus 7:18-19, 8:17-19, 8:21, 9:19.

Vers 41 De leerlingen worden nu zeer bang: ‘ze werden bevangen door grote schrik’. Hun angst betreft nu niet meer de macht van de elementen, maar die van Jezus. ‘Wie is hij toch’, vragen ze zich af, ‘dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?’ De vraag naar de identiteit van Jezus komt voor hen centraal te staan.

INTERPRETATIE: WAT BETEKENT HET?

Jezus en de leerlingen zijn de belangrijkste personen. Je kunt je in je interpretatie op hen richten. Het verhaal eindigt met een voor het evangelie volgens Marcus wezenlijke vraag: ‘Wie is hij toch?’ Dat is een goede vraag om in je interpretatie naar toe te werken: Welk antwoord geef je op die vraag na het verhaal in Marcus 4:35-41 te hebben gelezen?

TOEPASSING: WAT BETEKENT HET VOOR MIJ?

Enkele suggesties om dit verhaal naar het eigen leven te halen: Je kunt het hebben over je eigen onzekerheid en Jezus. Of je ook wel eens het gevoel

hebt dat je midden in de storm zit en Jezus zich niet met jou bemoeit. Wat betekent het voor je dat Jezus erbij is als je bang bent? Je kunt je eigen beeld van Jezus ter sprake brengen. Is dat veranderd door dit verhaal?

Verrast hij ons nog? Wat zou jij zeggen op de vraag ‘Wie is hij toch?’

Page 24: Marcus voor open kringen

Marcus 7:1-23: Wat maakt een mens onrein? 24

MARCUS 7:1-23: WAT MAAKT EEN MENS ONREIN?

1 Ook de farizeeën en enkele van de schriftgeleerden die uit Jeruzalem waren gekomen,

hielden zich in zijn nabijheid op. 2 En toen ze zagen dat sommige leerlingen brood aten met

onreine handen, dat wil zeggen, met ongewassen handen 3 (de farizeeën en alle andere Joden

eten namelijk pas als ze hun handen gewassen hebben, omdat ze zich aan de traditie van hun

voorouders houden, 4 en als ze van de markt komen, eten ze pas als ze zich helemaal

gewassen hebben, en er zijn nog allerlei andere tradities waaraan ze zich houden, zoals het

schoonspoelen van bekers en kruiken en ketelsNoot [sluiten](7:4) ketels – Andere

handschriften lezen: ‘ketels en bedden’.), 5 toen vroegen de farizeeën en de schriftgeleerden

hem: ‘Waarom houden uw leerlingen zich niet aan de tradities van onze voorouders en eten ze

hun brood met onreine handen?’ 6 Maar hij antwoordde: ‘Wat is de profetie van Jesaja toch

toepasselijk op huichelaars als u! Er staat immers geschreven:

“Dit volk eert mij met de lippen,

maar hun hart is ver van mij;

7 tevergeefs vereren ze mij,

want ze onderwijzen hun eigen leer,

voorschriften van mensen.”

8 De geboden van God geeft u op, maar aan tradities van mensen houdt u vast.’ 9 En hij

vervolgde: ‘Mooi is dat, hoe u Gods geboden ongeldig maakt om uw eigen tradities overeind te

houden! 10 Heeft Mozes niet gezegd: “Toon eerbied voor uw vader en uw moeder”, en ook:

“Wie zijn vader of moeder vervloekt, moet ter dood gebracht worden”? 11 Maar u leert dat

iemand tegen zijn vader of moeder mag zeggen: “Alles wat van mij is en voor u van nut had

kunnen zijn is korban”’ (wat ‘offergave’ betekent), 12 ‘waarmee u hem niet toestaat nog iets

voor zijn vader of moeder te doen, 13 en zo ontkracht u het woord van God door de tradities

die u doorgeeft; en u doet nog veel meer van dit soort dingen.’

Page 25: Marcus voor open kringen

Marcus 7:1-23: Wat maakt een mens onrein? 25

14 Nadat hij de menigte weer bij zich had geroepen, zei hij: ‘Luister allemaal naar mij en kom

tot inzicht. 15 Niets dat van buitenaf in de mens komt kan hem onrein maken, het zijn de

dingen die uit de mens naar buiten komen die hem onrein maken.’Noot [sluiten](7:15) Andere

handschriften hebben een extra vers: ‘[16] Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren!’

16 17 Toen hij een huis was binnengegaan, weg van de menigte, vroegen zijn leerlingen hem

om uitleg over deze uitspraak. 18 Hij zei tegen hen: ‘Begrijpen ook jullie het dan nog niet?

Zien jullie dan niet in dat niets dat van buitenaf in de mens komt, hem onrein kan maken

19 omdat het niet in zijn hart, maar in zijn maag komt en in de beerput weer verdwijnt?’ Zo

verklaarde hij alle spijzen rein. 20 Hij zei: ‘Wat uit de mens komt, dat maakt hem onrein.

21 Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen slechte gedachten, ontucht,

diefstal, moord, 22 overspel, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst,

laster, hoogmoed, dwaasheid; 23 al deze slechte dingen komen van binnenuit, en die maken

de mens onrein.’

De Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap

Page 26: Marcus voor open kringen

Marcus 7:1-23: Wat maakt een mens onrein? 26

1 HET THEMA EN GESPREKSVRAGEN

Hieronder wordt een handreiking gedaan voor twee onderdelen van het werkblad dat je in de vorige paragraaf is aangereikt: het thema; gespreksvragen.

HET THEMA

Jezus wijst erop dat God eren niet draait om oppervlakkige tradities, maar om het hart. Daar wordt zichtbaar wat er in je leeft.

GESPREKSVRAGEN

Heb je helder welk thema of welke thema’s je wilt aansnijden, dan kun je nadenken hoe je dat doet en welke vragen je stelt. De onderstaande vragen zijn daarbij een hulpmiddel. Kies die vragen die passen bij het thema dat je wilt aansnijden en ook passen bij je kring. Bovendien overlappen vragen elkaar soms: een algemene vraag en een meer specifieke staan naast elkaar; beide vragen stellen is niet nodig. Achter de vragen staan de letters ‘O’, ‘I’ en/of ‘T’. Dat staat voor ‘observatie’, ‘interpretatie’ respectievelijk ‘toepassing’. Bij een goed gesprek gaat het over wat er staat (observatie / interpretatie) en wat het met je doet, wat je er van vindt (toepassing). Welke vragen je ook kiest, het draait op een kring (en in Marcus) om de vraag wie Jezus is. Het is goed om daar de avond mee af te sluiten. Bijvoorbeeld met de vragen: ‘Wat ben je op deze kring over Jezus te weten gekomen?’en ‘Wat vind je van hem?’

Vragen over Jezus Wat kom je van Jezus te weten? (OI) Herken je jezelf in Jezus? Herken je andere bekende figuren in Jezus? (T) Wat leer je van hem? Wat is nieuw? (T)

Vragen over de Farizeeën en schriftgeleerden Wat kom je over de Farizeeën te weten? (OI) Waarom reageren de Farizeeën tegen Jezus’ leerlingen? (OI) Herken je jezelf in de houding van de Farizeeën? Of helemaal niet? (T) Hoe reageert Jezus? (OI) Hoe zou je de relatie van Jezus met de Farizeeën omschrijven? (OI) Hoe voelen de Farizeeën zich volgens jou wanneer Jezus hen zo hevig aanspreekt? (OI) Wat vind je van Jezus’ reactie? (T)

Vragen over de leerlingen Wat kom je over de leerlingen te weten? (OI) Waarom zouden ze pas wanneer ze binnen zijn uitleg vragen aan Jezus? (OI) Hoe zou je de houding van Jezus naar zijn leerlingen omschrijven? (OI) Hoe zou jij je voelen als je door (godsdienstige) leiders gewezen wordt op foute

handelingen? (T)

Page 27: Marcus voor open kringen

Marcus 7:1-23: Wat maakt een mens onrein? 27

Vragen over regels en tradities Wat is de kern van Jezus’ uitspraken over regels en tradities? (OI) Waartegen reageert Jezus? En waarvoor pleit Jezus? (OI) Wat is volgens jou de plaats van regels en tradities in onze samenleving? (T) Wat is volgens jou de verhouding tussen geloof en regels/tradities? (T)

Page 28: Marcus voor open kringen

Marcus 7:1-23: Wat maakt een mens onrein? 28

2 EEN OPENING VAN HET GESPREK EN EXTRA UITLEG

EEN OPENING

Rond de vraag ‘Gaat het christelijk geloof over regels?’ Zoek een Nederlandstalig krantenartikel, een tv-fragment of een internetbron waar

gesproken wordt over christenen en regels die ze uitoefenen (bijv. over seks voor het huwelijk, abortus, alcohol, roken …). Lees met de groep samen de tekst en vraag de kringleden of zij vinden dat het een juist beeld van het christendom geeft. Vraag er zeker bij waarom ze dat wel/niet vinden. Veel mensen hebben een verkeerd beeld van wat christenzijn is (ook christenen zelf). Het lijkt in de eerste plaats over regeltjes te gaan, maar in deze passage lijkt Jezus daartegen in te gaan. Probeer vanuit dit gesprek te kijken naar de bijbeltekst: Waarover gaat het christelijk geloof volgens Jezus?

Rond het thema ‘Hoe komt het dat de wereld niet is zoals hij kan zijn?’ Je kunt een krant nemen en dan kijken wat er in de wereld gebeurt—aan onrecht, kwaad,

fraude, misdaad (je kunt ook kijken naar woorden uit Marcus 7:21-22, als ‘diefstal’, ‘moord’ en ‘laster’). Dan vragen waar mensen denken dat dit vandaan komt, wat de reden of de oorzaak ervan is. De brug naar het gedeelte is dat Jezus zegt dat ‘onreinheid’ van binnen uit de mens komt. Dat het probleem ten diepste (niet elk onheil is een op een te verbinden met wat uit het hart komt) daar ligt. Deze ingang laat de vraag open hoe dat probleem van het hart op te lossen. Daar geeft Marcus 7 echter geen direct antwoord op. Wel wordt in Marcus duidelijk dat Jezus sterft ten bate van ons (bijvoorbeeld Marcus 10:45).

EXTRA UITLEG

De traditie Het is misschien goed om kort wat uit te leggen over de traditie bij de Joden. Die was er naast de heilige schriften die ze hadden en was bedoeld als haag om de geboden (zodat je de geboden zelf niet zou overtreden). Gehoorzaamheid was een belangrijk deel van het Joodse religieuze leven.

Page 29: Marcus voor open kringen

Marcus 7:1-23: Wat maakt een mens onrein? 29

3 OPMERKINGEN BIJ MARCUS 7:1-23

Bij het lezen is de zogenaamde inductieve leeswijze gebruikt: observeren (‘Wat staat er?’), interpreteren (‘Wat betekent het?’) en toepassen (‘Wat betekent het voor mij?’). Die indeling is in dit leesverslag gehandhaafd.

OBSERVATIE: WAT STAAT ER?

Context Jezus trekt al een tijdje rond en een menigte volgt hem. Hij verkondigt Gods koninkrijk, loopt over het water (Marcus 6:45-52) en geneest mensen (Marcus 6:53-56).

Indeling Dit gedeelte bestaat uit drie settings: 7:1-13 Jezus, de leerlingen en de Farizeeën 7:14-15(16) Jezus en de menigte (met de leerlingen en de Farizeeën) 7:17-23 Jezus en de leerlingen

Vers 1-5 Er staat niet waarom de Farizeeën en schriftgeleerden zich in de nabijheid van Jezus ophouden. Ze zijn er. Het ging de Farizeeën niet zozeer om het gebrek aan hygiëne, maar om het feit dat de leerlingen tegen hun tradities ingingen. Dat maakt hun vraag in vers 5 duidelijk. In een lange tussenzin, de verzen 3-4, geeft Marcus aan zijn lezers kort wat uitleg over die tradities. De bedoeling van de toenmalige gewoonten was om de Joden te helpen bij het uitleggen en het houden van de wet. Door alles in gewoontes te gieten, was het leven eenvoudiger: je hoefde je niet steeds af te vragen wat de juiste interpretatie van de wet was.

Vers 6-13 Jezus ondersteunt zijn reactie op de Farizeeën met het boek dat zij ook gebruiken om er hun regels uit te halen, de Thora. Jezus’ reactie bestaat uit twee delen: (1) in vers 6-8 verwijt hij hun dat ze met hun tradities Gods wil niet doen, waarbij hij de profeet Jesaja citeert, en (2) in vers 9-13 geeft hij daar een voorbeeld van: ze tonen geen eerbied voor hun vader en moeder. Pas in vers 14-16 geeft Jezus een direct antwoord op de vraag in vers 5. Dan is de menigte er bij. Het eerste verwijt is boeiend, omdat Jezus Jesaja citeert. Daar staat dat het onderwijzen van de leer niet gepaard gaat met het hart, het is lippendienst, het zijn eigen regels—en dat is een tevergeefs eren. Roept Jezus met de verwijzing naar Jesaja niet een hele wereld aan gedachten op? De wet is er niet op zich. Het gaat niet om de regels, maar om het hart en die hartsgesteldheid -gehoorzaamheid en geen offerande- is wezenlijk. Hier wordt, zij het impliciet, zichtbaar dat het in de wet gaat om het hart, en dus om liefde. Jezus verduidelijkt zijn verwijt door een illustratie te geven. Hij doet dit op een opmerkelijk scherpe en misschien zelfs sarcastische toon. In de Tien Geboden, de basis van de Joodse wetgeving, staat er dat iedereen zijn ouders moet eren. De Farizeeën bieden echter een uitweg aan wanneer mensen niets van hun bezit willen geven om hun ouders te ondersteunen:

Page 30: Marcus voor open kringen

Marcus 7:1-23: Wat maakt een mens onrein? 30

ze kunnen het als offergave (korban) bestemmen. Dat betekent niet dat ze het daarmee aan de tempel beloven of dat zij het zelf niet meer mogen gebruiken. Het is vooral dat hun ouders er geen recht meer op hebben.

Vers 14-16 Jezus geeft nu een antwoord op de vraag in vers 5. Hij schaft de wet niet af, maar wijst erop dat de wet niet vraagt om het uiterlijk vertoon, maar om het hart. Onreinheid heeft niet te maken met wat een mens binnenkomt, maar wat er uit de mens naar buiten komt.

Vers 17-23 Jezus gaat met zijn leerlingen een huis binnen. Pas daar vragen de leerlingen om de betekenis van wat Jezus gezegd heeft. Ze vragen naar de betekenis omdat ze het niet hebben begrepen. Dat blijkt uit Jezus’ reactie (vers 18). De toon van Jezus is scherp. Hij legt het uit, en doet dat vrij plastisch (vers 18-19); vers 19b is een opmerkelijke toevoeging. Waar het in vers 18-19 gaat om wat er de mens inkomt (vergelijk vers 15a), gaat het in vers 20-23 om wat er uit het hart van de mens komt (vergelijk vers 15b). Wat eruit komt maakt onrein, en wat eruit komt is niet al te best. In vers 6 citeert Jezus Jesaja en maakt duidelijk dat het erom gaat God met het hart te dienen en niet om de buitenkant of lippendienst, waar Jezus over het hart van de mens niet echt positief is, getuige vers 21. Andrew Page, The Mark Experiment (2005:45): ‘If we do not believe this we shall think we can save ourselves by our own efforts. As Jesus had said at Levi’s party, “I have not come to call the righteous, but the sinners” (2:17).’

INTERPRETATIE: WAT BETEKENT HET?

Voor een beter begrip van Marcus 7:1-23 is wat achtergrondinformatie nodig. Die wordt gegeven. Daarna doen we een suggestie voor de interpretatie.

Achtergrondinformatie Wat Jezus in dit stukje zegt, moet ingeslagen zijn als een bom. Veel delen van de joodse wetgeving en nog meer van de joodse tradities zijn gebaseerd op gedrag. Ze moeten zich zoveel maal wassen, zich laten zien aan priester bij ziekte, strikt zijn in het houden van de voedselwetten … Marcus was hoogstwaarschijnlijk diegene die Petrus’ getuigenis op schrift heeft gesteld. Door erop te wijzen dat Jezus alle spijzen rein verklaart, ondersteunt hij Petrus’ verdediging van de doop van de heidenen (Handelingen 11:1-18) nadat hij van God zelf de opdracht kreeg om onrein voedsel te eten (Handelingen 10).

Suggestie voor de interpretatie Aandachtspunten voor de interpretatie zijn: Wat kom je te weten over Jezus en zijn beeld op menselijke tradities? Wat kom je te weten over Jezus en de verhouding met zijn tijdsgenoten? Wat kom je te weten over Jezus en zijn prioriteiten? Wat kom je te weten van Jezus’ kijk op het menselijk hart?

Page 31: Marcus voor open kringen

Marcus 7:1-23: Wat maakt een mens onrein? 31

TOEPASSING: WAT BETEKENT HET VOOR MIJ?

Enkele suggesties om dit verhaal naar het eigen leven te halen: Hoe komen de regels en tradities van het christendom in de media? Klopt dit beeld? Ligt

dit aan het christendom, hebben de christenen dezelfde fout gemaakt als de Farizeeën of ligt het probleem eerder bij de media?

Wat is jouw beeld van Jezus? Hoe is dat beeld veranderd door dit verhaal? Waardoor ben je verrast? Wat zou je antwoorden op de vraag ‘Wie is hij toch?’.

Kun je iets van Jezus leren op basis van deze tekst? Hoe kan hij voor jou een voorbeeld zijn? Of kan hij dat net niet?

Page 32: Marcus voor open kringen

Marcus 8:27-9:1: Wie is Jezus? 32

MARCUS 8:27-9:1: WIE IS JEZUS?

27 Jezus vertrok met zijn leerlingen naar de dorpen in de buurt van Caesarea Filippi.

Onderweg vroeg hij aan zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’ 28 Ze

antwoordden: ‘Johannes de Doper, en anderen zeggen Elia, en weer anderen zeggen dat u een

van de profeten bent.’ 29 Toen vroeg hij hun: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ Petrus

antwoordde: ‘U bent de messias.’ 30 Hij verbood hun op strenge toon om met iemand hierover

te spreken. 31 Hij begon hun te leren dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden en door de

oudsten van het volk, de hogepriesters en de schriftgeleerden verworpen zou worden, en dat

hij gedood zou worden, maar drie dagen later zou opstaan; 32 hij sprak hierover in alle

openheid. Toen nam Petrus hem apart en begon hem fel terecht te wijzen. 33 Maar hij

draaide zich om, keek zijn leerlingen aan en wees Petrus streng terecht met de woorden: ‘Ga

terug, achter mij, Satan! Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen

willen.’ 34 Hij riep de menigte samen met de leerlingen bij zich en zei: ‘Wie mijn volgeling

wil zijn, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en zo achter mij aan komen.

35 Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest

omwille van mij en het evangelie, zal het behouden. 36 Wat heeft een mens eraan als hij de

hele wereld wint, maar er het leven bij inschiet? 37 Wat zou een mens niet overhebben voor

zijn leven? 38 Wie zich tegenover de trouweloze en zondige mensen van deze tijd schaamt

voor mij en mijn woorden, zal merken dat de Mensenzoon zich ook voor hem schaamt,

wanneer hij komt in het gezelschap van de heilige engelen en bekleed met de stralende

luister van zijn Vader.’ 9:1 Verder zei hij ook nog: ‘Ik verzeker jullie: sommigen die hier

aanwezig zijn zullen niet sterven voordat ze de komst van het koninkrijk van God in al zijn

kracht hebben meegemaakt.’

De Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap

Page 33: Marcus voor open kringen

Marcus 8:27-9:1: Wie is Jezus? 33

1 HET THEMA EN GESPREKSVRAGEN

Hieronder wordt een handreiking gedaan voor twee onderdelen van het werkblad dat je in de vorige paragraaf is aangereikt: het thema; gespreksvragen.

HET THEMA

De kern van Marcus 8:27-33: Jezus is de messias. De messias moet lijden, verworpen en gedood worden, en opstaan.

De kern van Marcus 8:34-9:1: Jezus volgen is jezelf verloochenen en je kruis op je nemen.

GESPREKSVRAGEN

Heb je helder welk thema of welke thema’s je wilt aansnijden, dan kun je nadenken hoe je dat doet en welke vragen je stelt. De onderstaande vragen zijn daarbij een hulpmiddel. Kies die vragen die passen bij het thema dat je wilt aansnijden en ook passen bij je kring. Bovendien overlappen vragen elkaar soms: een algemene vraag en een meer specifieke staan naast elkaar; beide vragen stellen is niet nodig. Achter de vragen staan de letters ‘O’, ‘I’ en/of ‘T’. Dat staat voor ‘observatie’, ‘interpretatie’ respectievelijk ‘toepassing’. Bij een goed gesprek gaat het over wat er staat (observatie / interpretatie) en wat het met je doet, wat je er van vindt (toepassing). Welke vragen je ook kiest, het draait op een kring (en in Marcus) om de vraag wie Jezus is. Het is goed om daar de avond mee af te sluiten. Bijvoorbeeld met de vragen: ‘Wat ben je op deze kring over Jezus te weten gekomen?’en ‘Wat vind je van hem?’

Vragen over Jezus Wat kom je over Jezus te weten? (Betrek in deze vraag heel Marcus 8:27-9:1.) (O) Wat doet hij? Wat zegt hij? (O) Waarom moet Jezus lijden en gedood worden? (I) Waar spreekt Jezus over? In welke volgorde brengt hij de verschillende thema’s ter

sprake? (OI) Waarom brengt hij ze ter sprake? (I) Hoe gaat hij met zijn leerlingen om? (OI) Hoe gaat hij met Petrus om? (OI) Waarom wijst hij Petrus streng terecht? Waarom kijkt hij daarbij de leerlingen aan?

Waarom spreekt hij Petrus aan met Satan? Wat staat er op het spel? (I) Welk beeld krijg je van Jezus? Wat is Jezus voor een persoon? Wie is hij? (I) Wat van Jezus in Marcus 8:27-9:1 vind je het meest opvallend? Kun je zeggen waarom? (T) Wie is Jezus volgens jou? (T)

Vragen over de navolging (Marcus 8:34-9:1) Wat zegt Jezus over navolging? (O)

Page 34: Marcus voor open kringen

Marcus 8:27-9:1: Wie is Jezus? 34

Wat hoort volgens Jezus bij navolging? (OI) Wat win je door Jezus na te volgen? (OI) Geef in eigen woorden weer wat Jezus over navolging zegt. (I) Wat vind je van wat Jezus zegt over navolging? (T) Wat vind je van wat hij zijn volgeling vraagt? (T) Wat vind je ervan als je ook kijkt wat Jezus zelf doet? (T) Zou je hem willen volgen? Waarom wel? Waarom niet? (T) Wat betekent het om Jezus na te volgen in het leven van alledag? (T)

Page 35: Marcus voor open kringen

Marcus 8:27-9:1: Wie is Jezus? 35

2 EEN OPENING VAN HET GESPREK EN EXTRA UITLEG

EEN OPENING

Rond de uitspraak ‘If there’s nothing to die for, there’s nothing to live for’ Schrijf de uitspraak op een vel papier en laat iedereen daarop in stilte reageren. Ga

daarna kort in gesprek over de opmerkingen die op het papier zijn gemaakt. De brug naar Marcus 8:27-9:1 is dat de tekst ons uitdaagt na te denken over de vragen ‘Wat maakt het voor jou de moeite waard om voor te leven?’ en ‘Wat heb je daar voor over?’ en er een duidelijk antwoord op geeft: de navolging van Jezus.

Rond je verlangens en/of dromen voor dit leven Ga met elkaar in gesprek. Deel je verlangens en/of dromen. Vraag wat je bereid bent te

geven voor het realiseren van je verlangens en/of dromen. De brug naar Marcus 8:27-9:1 is dat de tekst een duidelijke opvatting heeft over wat/wie echt de moeite waard is—Jezus—en over wat het kost—navolgen.

EXTRA UITLEG

Messias Hij werd door de Joden verwacht. Hij is degene die namens God reddend optreedt in de eindtijd.

Schriftgeleerden De theologen van toen. Kenners en onderzoekers van de heilige schriften.

Page 36: Marcus voor open kringen

Marcus 8:27-9:1: Wie is Jezus? 36

3 OPMERKINGEN BIJ MARCUS 8:27-9:1

Bij het lezen hebben we de zogenaamde inductieve leeswijze gebruikt: observeren (‘Wat staat er?’), interpreteren (‘Wat betekent het?’) en toepassen (‘Wat betekent het voor mij?’). Die indeling hebben we in ons leesverslag gehandhaafd.

OBSERVATIE: WAT STAAT ER?

Context Het boek Marcus bestaat globaal uit drie delen: Marcus 1:1-8:26 Jezus in Galilea Marcus 8:27-10:52 Jezus op weg naar Jeruzalem Marcus 11:1-16:20 Jezus in Jeruzalem Het gedeelte Marcus 8:27-9:1 is de opening van het middendeel: Jezus gaat op weg naar Jeruzalem.

Indeling Marcus 8:27-9:1 valt in twee delen uiteen: 8:27-33 Jezus, zijn leerlingen ‘Wie ben ik?’ 8:34-9:1 Jezus, zijn leerlingen en de menigte Navolging

Marcus 8:27-33

Vers 27-30 Jezus gaat met zijn leerlingen in gesprek over wie hij is. Hij vraagt hun naar zijn identiteit. Dat is de vraag waar het om draait. Eerst vraagt hij wie de mensen zeggen dat hij is (vers 27). Die denken er verschillend over: hij zou Johannes de Doper, Elia of een van de profeten zijn (vers 28). Daarop stelt Jezus dezelfde vraag aan zijn leerlingen: ‘Wie ben ik volgens jullie?’ (vers 29). Hij vraagt hun zich uit te spreken en positie te kiezen. Petrus neemt het woord en zegt: ‘U bent de messias’ (vers 29). Jezus verbiedt hun daarover met iemand te spreken. En doet dat ‘op strenge toon’ (vers 30).

Vers 31-32a Heeft Petrus de identiteit van Jezus vastgesteld, dan begint Jezus hun te leren wat het inhoudt dat hij de messias is. Het houdt in dat de Mensenzoon—de manier waarop Jezus over zichzelf spreekt—moet lijden, verworpen en gedood worden, en na drie dagen opstaan. Het woord ‘moeten’ in vers 31 duidt op het plan van God; op wat God wil. Vergelijk Marcus 9:11, 9:12, 13:7, 13:10 en 14:49. ‘De oudsten van het volk, de hogepriesters en de schriftgeleerden’ (vers 31): de leiders van het volk, zowel de religieuze als de ‘gewone’ elite.

Page 37: Marcus voor open kringen

Marcus 8:27-9:1: Wie is Jezus? 37

Op basis van het verbod (vers 30) spreekt Jezus er met zijn leerlingen ‘in alle openheid’ over dat hij moet lijden (vergelijk Marcus 9:30-32). Er is bij Jezus geen terughoudendheid.

Vers 32b-34 ‘Toen nam Petrus hem apart …’ Petrus neemt Jezus apart en wijst hem op felle toon terecht. Kennelijk staat de verwachting die Petrus heeft van de messias haaks op wat Jezus net (vers 31) heeft gezegd. Petrus’ toon is scherp: ‘begon hem fel terecht te wijzen’ (vers 32b). Ook Jezus’ is scherp: ‘en wees Petrus streng terecht met de woorden’ (vers 33); ook noemt Jezus Petrus ‘Satan’ (vers 33). Waar Petrus Jezus apart neemt om terecht te wijzen, draait Jezus zich om, kijkt de leerlingen aan en wijst Petrus dan terecht. Jezus zet Petrus ten overstaan van de leerlingen op zijn plek. En zet hem ook letterlijk op zijn plek: ‘Ga terug, achter mij’. Uit wat Jezus zegt, is duidelijk wat er op het spel staat: de wil van God. Immers, Jezus zegt: ‘Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.’ En wat God wil—en de mensen en Satan niet—is dat de Mensenzoon de weg van het lijden gaat (vgl. hier ook Jezus’ gebed in Getsemane in Marcus 14:36).

Marcus 8:34-9:1

Vers 34 De identiteit van Jezus is duidelijk—‘de messias’ (vers 27-30)—en over de invulling van het messiasschap heeft Jezus zijn leerlingen onderwezen—‘dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden’ (vers 31-33). Nu snijdt Jezus het thema van de navolging aan: ‘Wie mijn volgeling wil zijn …’ (vers 34-38). De weg die Jezus gaat (vers 31) bepaalt ook de weg die zijn volgelingen gaan: ‘moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en zo achter mij aan komen’ (vers 34). ‘Zichzelf verloochenen’: niet doen wat je zelf wilt, maar wat God wil. Je leven draait niet om jezelf maar om God. ‘Zijn kruis op zich nemen’: de weg van het lijden (en de dood) omwille van Jezus en het evangelie gaan.

Vers 35-37 Je kruis op je nemen is je leven (willen) verliezen. Daarover gaat vers 35-37. Vers 35 heeft een mooie opbouw (parallel en een kruisstelling):

‘Ieder die zijn leven wil behouden zal het verliezen wie zijn leven verliest omwille van mij […] zal het behouden.’ Vers 36-37 borduurt voort op het motief ‘leven’.

Vers 38 Dan snijdt Jezus een ander thema aan dat bij navolging hoort: je niet schamen voor Jezus en zijn woorden (vergelijk het zinsdeel ‘omwille van mij en het evangelie’ in vers 35).

Page 38: Marcus voor open kringen

Marcus 8:27-9:1: Wie is Jezus? 38

Jezus zegt expliciet tegenover wie je je niet moet schamen: ‘tegenover de trouweloze en zondige mensen van deze tijd’. Je wel schamen tegenover hen heeft consequenties: de Mensenzoon zal zich voor jou schamen als hij terugkomt. ‘De Mensenzoon’: niet alleen wordt in Marcus 8:27-9:1 duidelijk dat Jezus moet lijden, verworpen worden, gedood worden en opstaan, maar ook dat hij terugkomt. Terugkomt ‘in het gezelschap van de heilige engelen en bekleed met de stralende luister van zijn Vader.’ Lijden en heerlijkheid.

Vers 1 Op Marcus 9:1 volgt direct het verhaal over Jezus’ verheerlijking op de berg (Marcus 9:2-13).

INTERPRETATIE: WAT BETEKENT HET?

Voor een beter begrip van Marcus 8:27-9:1 is wat achtergrondinformatie nodig. Die wordt gegeven. Daarna doen we een suggestie voor de interpretatie.

Achtergrondinformatie De Mensenzoon – Deze term komt in Marcus 13 keer voor, o.a. in 2:10, 2:28, 8:31, 8:38, 9:9, 10:45, 13:26, 14:41 en 14:62. Door het Evangelie heen wordt steeds meer zichtbaar wie deze Mensenzoon is: hij heeft volmacht om te vergeven, hij moet lijden en hij zal opstaan. In Marcus 8:27-9:1 gaat het over het lijden en over zijn terugkomst. De term ‘Mensenzoon’ speelt dus een rol in de openbaring van Jezus, waarin het geheim van zijn identiteit wordt onthuld.

Suggestie voor de interpretatie De interpretatie kan zich richten op de twee centrale thema’s in Marcus 8:27-9:1: Wie is Jezus? Wat betekent het deze Jezus na te volgen?

TOEPASSING: WAT BETEKENT HET VOOR MIJ?

De twee thema’s van de interpretatie kunnen prima het uitgangspunt zijn voor de toepassing: Wie is Jezus voor mij? Wat betekent het voor mij concreet om Jezus na te volgen?

Page 39: Marcus voor open kringen

Marcus 10:46-52: Een blinde man ontmoet Jezus 39

MARCUS 10:46-52: EEN BLINDE MAN ONTMOET JEZUS

46 Ze kwamen in Jericho. Toen hij met zijn leerlingen en gevolgd door een grote menigte

weer uit Jericho vertrok, zat daar een blinde bedelaar langs de weg, een zekere Bartimeüs, de

zoon van Timeüs. 47 Toen hij hoorde dat Jezus uit Nazaret voorbijkwam, begon hij te

schreeuwen: ‘Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij!’ 48 De omstanders snauwden

hem toe dat hij zijn mond moest houden, maar hij schreeuwde des te harder: ‘Zoon van

David, heb medelijden met mij!’ 49 Jezus bleef staan en zei: ‘Roep hem.’ Ze riepen de blinde

en zeiden tegen hem: ‘Houd moed, sta op, hij roept u.’ 50 Hij gooide zijn mantel af, sprong

op en ging naar Jezus. 51 Jezus vroeg hem: ‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’ De blinde

antwoordde: ‘Rabboeni, zorg dat ik weer kan zien.’ 52 Jezus zei tegen hem: ‘Ga heen, uw

geloof heeft u gered.’ En meteen kon hij weer zien en hij volgde hem op zijn weg.

De Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap

Page 40: Marcus voor open kringen

Marcus 10:46-52: Een blinde man ontmoet Jezus 40

1 HET THEMA EN GESPREKSVRAGEN

Hieronder wordt een handreiking gedaan voor twee onderdelen van het werkblad dat je in de vorige paragraaf is aangereikt: het thema; gespreksvragen.

HET THEMA

De ontmoeting met Jezus leidt in eerste instantie tot genezing, maar uiteindelijk vooral tot navolging.

GESPREKSVRAGEN

Heb je helder welk thema of welke thema’s je wilt aansnijden, dan kun je nadenken hoe je dat doet en welke vragen je stelt. De onderstaande vragen zijn daarbij een hulpmiddel. Kies die vragen die passen bij het thema dat je wilt aansnijden en ook passen bij je kring. Bovendien overlappen vragen elkaar soms: een algemene vraag en een meer specifieke staan naast elkaar; beide vragen stellen is niet nodig. Achter de vragen staan de letters ‘O’, ‘I’ en/of ‘T’. Dat staat voor ‘observatie’, ‘interpretatie’ respectievelijk ‘toepassing’. Bij een goed gesprek gaat het over wat er staat (observatie / interpretatie) en wat het met je doet, wat je er van vindt (toepassing). Welke vragen je ook kiest, het draait op een kring (en in Marcus) om de vraag wie Jezus is. Het is goed om daar de avond mee af te sluiten. Bijvoorbeeld met de vragen: ‘Wat ben je op deze kring over Jezus te weten gekomen?’en ‘Wat vind je van hem?’

Vragen over Bartimeüs Wat kom je over hem te weten? (O) Welk beeld krijg je van hem? (I) Wat voor een leven leidde hij? (I) Wat weet hij van Jezus? (O) Wat doet hij met die kennis? (OI) Hoe reageert hij op de omstanders? (O) Wat vind je van zijn reactie? (T) Waarin herken je je bij Bartimeüs? (T) Waarin herken je je niet? (T) Wat vind je van hem? (T) Verplaats je eens in Bartimeüs: hoe komt Jezus op je over? Wat vind je van hem? (T) Wil

je hem volgen? (T)

Vragen over Jezus Wat kom je over Jezus te weten? (O) Wat zegt hij? Wat doet hij? (O) Hoe gaat hij om met de omstanders? (OI) Hoe met Bartimeüs? (OI) Welk gedrag / welke houding ziet Jezus als ‘geloof’? (OI)

Page 41: Marcus voor open kringen

Marcus 10:46-52: Een blinde man ontmoet Jezus 41

Welk beeld krijg je van Jezus? (I) Wat vind je van zijn vraag ‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’? (T) Wat zou jij op die vraag antwoorden? (T) Wat vind je van Jezus? Wat spreekt je aan in hem? Wat minder? (T) Wat ben je op deze kring over hem te weten gekomen? (T) Heb je iets nieuws gehoord? Wat? (T)

Page 42: Marcus voor open kringen

Marcus 10:46-52: Een blinde man ontmoet Jezus 42

2 EEN OPENING VAN HET GESPREK EN EXTRA UITLEG

EEN OPENING

Rond het thema ‘uitsluiting’ Neem een vel papier en zet daar het woord ‘buitengesloten’ op. In stilte kunnen mensen

op het vel papier hun associaties en gedachten opschrijven die ze bij het woord ‘buitengesloten’ hebben. Daar kun je kort nog even over praten. De brug naar Marcus 10:46-52 is dat ook Bartimeüs er niet bij hoorde en werd buitengesloten door de omstanders. Hoe reageert Jezus op hem?

Rond het thema ‘vertrouwen’ Twee deelnemers staan met de gezichten naar elkaar toe. Tussen hen in staat iemand met

de ogen gesloten. Die laat zich achterover vallen, wordt opgevangen en naar de ander geduwd. Die vangt hem/haar op en duwt hem/haar weer zachtjes terug. Vraag degene die werd geduwd, hoe hij/zij dat beleefd heeft. De brug naar Marcus 10:46-52 toe is het vertrouwen dat Bartimeüs heeft in Jezus. ‘Geloof’ noemt Jezus dat in vers 52. Dat heeft hem gered.

EXTRA UITLEG

Een blinde bedelaar Het is goed om kort aan te geven wat de sociale positie van een blinde was. Zat in de marge van de samenleving.

Zoon van David Een titel voor de messias. Hij was ook een nakomeling, een zoon van koning David. In Marcus wordt die titel echter niet noodzakelijk als volledig gezien – hij doet tekort aan de rol van de messias (zie Marcus 12:35-37).

Rabbouni Een aanspreektitel voor een leraar. Het betekent ‘mijn meester’.

Page 43: Marcus voor open kringen

Marcus 10:46-52: Een blinde man ontmoet Jezus 43

3 OPMERKINGEN BIJ MARCUS 10:46-52

Bij het lezen hebben we de zogenaamde inductieve leeswijze gebruikt: observeren (‘Wat staat er?’), interpreteren (‘Wat betekent het?’) en toepassen (‘Wat betekent het voor mij?’). Die indeling hebben we in ons leesverslag gehandhaafd.

OBSERVATIE: WAT STAAT ER?

Context Met zijn leerlingen is Jezus onderweg naar Jeruzalem (Marcus 10:32). Hij reist via Jericho (Marcus 10:46). Bij zijn vertrek uit die stad zit Bartimeüs langs de weg en roept Jezus (Marcus 10:46-47). Jezus is onderweg naar Jeruzalem om er te sterven. Dat heeft hij zijn leerlingen gezegd (Marcus 10:33-34; vergelijk ook Marcus 8:31 en Marcus 9:31). Ook de betekenis van zijn sterven heeft Jezus duidelijk onder woorden gebracht: hij is gekomen om zijn leven te geven als losgeld voor velen (Marcus 10:45).

Algemene observaties De ontmoeting met Jezus verandert veel bij Bartimeüs: van ‘blind’ (vers 46) naar ‘zien’ (vers 52), van ‘langs de weg’ (vers 46) naar ‘op zijn weg’ (vers 52), van ‘zat’ (vers 46) naar ‘volgde’ (vers 52). De ontmoeting met Jezus loopt bij Bartimeüs uit op navolging: ‘en hij volgde hem op zijn weg’ (vers 52). Over navolging: het zien maakt hier de navolging mogelijk, Jezus zegt ‘ga heen’ en Bartimeüs ‘volgde hem’: navolging is uit eigen keuze, Bartimeüs volgde: het is achter Jezus aan, hij gaat voorop (vergelijk Marcus 8:34), Jezus bepaalt de weg, niet Bartimeüs: zelfverloochening (vergelijk Marcus 8:34), de weg is de weg naar Jeruzalem: de weg van het kruis (vergelijk Marcus 8:34).

Vers 46 Jezus is onderweg naar Jeruzalem. Hij wordt gevolgd door een grote menigte. Waarschijnlijk verwacht de menigte dat Jezus zich in Jeruzalem tot koning zal laten kronen. Dat kun je opmaken uit de reactie van de mensen als Jezus Jeruzalem binnenrijdt (Marcus 11:1-11). Bartimeüs wordt uitgebreid geïntroduceerd: zijn naam wordt genoemd—wat in de verhalen over genezingen in Marcus uitzonderlijk is—, hij is blind en een bedelaar.

Vers 47 Bartimeüs heeft een helder zicht op de identiteit van Jezus: hij roept ‘Zoon van David’, een aanduiding voor de messias. ‘Heb medelijden’: hij weet zich afhankelijk van Jezus en verwacht het van Jezus. Hij doet wat hij kan: ‘Toen hij hoorde … begon hij te schreeuwen.’

Page 44: Marcus voor open kringen

Marcus 10:46-52: Een blinde man ontmoet Jezus 44

Vers 48 Al snauwen de omstanders hem toe te zwijgen, hij blijft schreeuwen en schreeuwt zelfs harder. Hij laat zich niet intimideren. Hij wil de aandacht van Jezus. De omstanders snauwen hem af. Omdat de tocht van Jezus naar Jeruzalem waar hij naar verwachting wordt gekroond, te belangrijk is om te laten onderbreken? Omdat Bartimeüs sowieso te onbelangrijk is (het is maar een blinde bedelaar)? Hoe dan ook, ze houden iemand bij Jezus weg.

Vers 49 Waar de omstanders Bartimeüs afsnauwen, blijft Jezus staan: Jezus laat zich onderbreken, hij hoort de roep om medelijden, hij heeft oog voor Bartimeüs, hij heeft oog voor de omstanders: hij schakelt hen in om de blinde bij zich te laten

brengen, er zit rust in (‘bleef staan’, ‘zei’, ‘vroeg’, ‘zei’ tegenover ‘schreeuwen’ en ‘toesnauwen’). Door de reactie van Jezus veranderen de omstanders: nu snauwen ze hem niet meer toe, maar spreken hem bemoedigend toe.

Vers 50 Bartimeüs reageert direct op de uitnodiging: ‘Hij gooide zijn mantel af, sprong op en ging naar Jezus’. Bartimeüs heeft geloof dat Jezus kan helpen: wat waardevol is—zijn mantel—gooit hij af. Verwacht hij dat hij die straks niet als blinde hoeft te zoeken?

Vers 51 Jezus stelt de vraag ‘Wat wilt u dat ik voor u doe?’. Met die vraag: laat Jezus zien dat het er voor hem toe doet wat Bartimeüs wil, gunt hij hem de mond en neemt hem serieus, vult niet in wat Bartimeüs wel zal willen hebben en doet hij een beroep op de wil van Bartimeüs. Jezus laat hier zien wat dienen betekent. Het is een duidelijke illustratie bij wat Jezus kort daarvoor, in Marcus 10:42-45, aan de leerlingen heeft verteld: ‘wie van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn.’ Het antwoord van Bartimeüs op de vraag van Jezus is: ‘Rabbouni, zorg dat ik weer kan zien’. Hij vertrouwt erop dat Jezus dat kan –anders dan de man in Marcus 9 die zegt: ‘maar als u iets kunt doen, heb dan medelijden …’.

Vers 52 Wat Bartimeüs zegt en doet laat zijn geloof zien. Jezus zegt immers ‘uw geloof heeft u gered.’ Jezus spreekt hier over redding: dat houdt (ook) het weer ziend worden in. De ontmoeting met Jezus loopt hier uit op de navolging: ‘en hij volgde hem op zijn weg.’

Page 45: Marcus voor open kringen

Marcus 10:46-52: Een blinde man ontmoet Jezus 45

INTERPRETATIE: WAT BETEKENT HET?

Voor een beter begrip van Marcus 10:46-52 is wat achtergrondinformatie nodig. Die wordt gegeven. Daarna doen we een suggestie voor de interpretatie.

Achtergrond Bartimeüs—hij is blind en bedelt om in zijn onderhoud te kunnen voorzien. Hij is afhankelijk van wat anderen hem geven. Hij hoort er niet echt bij, leeft in de marge van de samenleving. Misschien ook dachten mensen dat hij blind was vanwege een zonde (vergelijk de reactie van de leerlingen als ze een blinde man zien in Johannes 9:2). Zoon van David—een titel voor de messias. De messias was ook een zoon, een nakomeling van David. David was een belangrijk koning van heel Israël. Hij had de belofte gekregen dat er altijd een zoon van hem op de troon zou zitten (2 Samuël 7; vergelijk ook Lucas 1:32). Rabbouni—een aanspreektitel van leraren. Het betekent ‘mijn meester’.

Suggestie voor de interpretatie Belangrijk in dit verhaal zijn de omstanders, Bartimeüs en Jezus. Je zou je interpretatie kunnen richten op de vragen: Welk beeld krijg je van de omstanders? Welk beeld krijg je van Bartimeüs? Welk beeld krijg je van Jezus? Wat gebeurt er in de ontmoeting met Jezus?

TOEPASSING: WAT BETEKENT HET VOOR MIJ?

Er zijn meerdere toepassingen mogelijk. Die liggen in het verlengde van de interpretatie. Hier volgt een aantal suggesties: Herken je je in de omstanders? In welke zin wel? In welke zin niet? Herken je je in Bartimeüs? In welke zin wel? In welke zin niet? Verplaats je in Bartimeüs: wat vind je van Jezus? Wat leer je over Jezus? Wat spreekt je in hem aan?

Page 46: Marcus voor open kringen

Marcus 14:32-42: Jezus bidt 46

MARCUS 14:32-42: JEZUS BIDT

32 Ze kwamen bij een plek die Getsemane heette, en hij zei tegen zijn leerlingen: ‘Blijven

jullie hier zitten, terwijl ik ga bidden.’ 33 Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee.

Hij voelde zich onrustig en angstig worden 34 en zei tegen hen: ‘Ik voel me dodelijk bedroefd;

blijf hier waken.’ 35 Hij liep nog een stukje verder, liet zich toen op de grond vallen en bad

dat dit uur zo mogelijk aan hem voorbij mocht gaan. 36 Hij zei: ‘Abba, Vader, voor u is alles

mogelijk, neem deze beker van mij weg. Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt.’

37 Hij liep terug en zag dat zijn leerlingen lagen te slapen. Hij zei tegen Petrus: ‘Simon, slaap

je? Kon je niet één uur waken? 38 Blijf wakker en bid dat jullie niet in beproeving komen; de

geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak.’ 39 Weer ging hij weg om te bidden, met

dezelfde woorden als daarvoor. 40 Toen hij weer terugkwam, lagen ze opnieuw te slapen,

want hun ogen vielen steeds dicht, en ze wisten niet wat ze hem moesten antwoorden.

41 Toen hij voor de derde maal terugkwam, zei hij tegen hen: ‘Liggen jullie daar nog steeds

te slapen en te rusten? Het is zover: het ogenblik is gekomen waarop de Mensenzoon wordt

uitgeleverd aan de zondaars. 42 Sta op, laten we gaan; kijk, hij die me uitlevert, is al vlakbij.’

De Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap

Page 47: Marcus voor open kringen

Marcus 14:32-42: Jezus bidt 47

1 HET THEMA EN GESPREKSVRAGEN

Hieronder wordt een handreiking gedaan voor twee onderdelen van het werkblad dat je in de vorige paragraaf is aangereikt: het thema; gespreksvragen.

HET THEMA

Terwijl de leerlingen slapen strijdt Jezus in afzondering om de wil van de Vader te aanvaarden: de weg van het lijden te gaan.

GESPREKSVRAGEN

Heb je helder welk thema of welke thema’s je wilt aansnijden, dan kun je nadenken hoe je dat doet en welke vragen je stelt. De onderstaande vragen zijn daarbij een hulpmiddel. Kies die vragen die passen bij het thema dat je wilt aansnijden en ook passen bij je kring. Bovendien overlappen vragen elkaar soms: een algemene vraag en een meer specifieke staan naast elkaar; beide vragen stellen is niet nodig. Achter de vragen staan de letters ‘O’, ‘I’ en/of ‘T’. Dat staat voor ‘observatie’, ‘interpretatie’ respectievelijk ‘toepassing’. Bij een goed gesprek gaat het over wat er staat (observatie / interpretatie) en wat het met je doet, wat je er van vindt (toepassing). Welke vragen je ook kiest, het draait op een kring (en in Marcus) om de vraag wie Jezus is. Het is goed om daar de avond mee af te sluiten. Bijvoorbeeld met de vragen: ‘Wat ben je op deze kring over Jezus te weten gekomen?’en ‘Wat vind je van hem?’

Vragen over bidden Bid je wel eens? (T) Zo ja, waarvoor bid je dan? (T) Waarom bid je? (T) Wat verwacht je er van? (T) Hoe bidt Jezus? (O) Wat is de kern van Jezus’ gebed? (OI) Voor Jezus was navolging van de wil van de Vader een strijd. Waar zie je dat terug? (OI) Wat is de uitkomst van zijn gebed (in vers 41-42)? (OI) Wat vind je van Jezus’ gebed? (T) Wat vind je van de uitkomst van Jezus’ gebed? (T) Wat zegt het gebed en de uitkomst ervan over wie Jezus is en wat hij hier kwam doen? (T)

Vragen over Jezus Wat kom je van Jezus te weten? (OI) Welke emoties toont Jezus? Aan zijn leerlingen? Aan zijn Vader? (OI) Hoe bidt hij? (OI) Wat bidt hij? (OI) Hoe zou je de relatie van Jezus tot zijn Vader omschrijven? (OI) Wat kom je te weten over het waarom van het gebed en de worsteling (zie vers 36)? ((OI)

Page 48: Marcus voor open kringen

Marcus 14:32-42: Jezus bidt 48

Hoe zou je Jezus’ gemoedstoestand voor, tijdens en na zijn gebed omschrijven? (OI) Wat is de uitkomst van het gebed van Jezus? (OI) Wat zegt dat over Jezus? (OI) Wat vind je van Jezus? (T) Wat vind je van zijn gebed? (T) Wat vind je van de uitkomst van het gebed? (T) Wat zegt het gebed en de uitkomst ervan over wie Jezus is en wat hij hier kwam doen? (T)

Page 49: Marcus voor open kringen

Marcus 14:32-42: Jezus bidt 49

2 EEN OPENING VAN HET GESPREK EN EXTRA UITLEG

EEN OPENING

Als opening kun je aangeven dat we een bijzondere kant van Jezus te zien krijgen. Hier kun je kort aangeven waar je bent in het verhaal van Marcus: het is de avond voor de

dood van Jezus. Hij bidt voordat hij wordt uitgeleverd. Het is goed om kort te zeggen dat Jezus zijn dood heeft aangekondigd en heeft gezegd dat hij gekomen is om zijn leven te geven als losgeld voor velen (Marcus 10:45).

EXTRA UITLEG

Deze beker In het Oude Testament wordt dit beeld vaker gebruikt. De beker staat symbool voor Gods woede, toorn of gramschap over de zonde.

Page 50: Marcus voor open kringen

Marcus 14:32-42: Jezus bidt 50

3 OPMERKINGEN BIJ MARCUS 14:32-42

Bij het lezen hebben we de zogenaamde inductieve leeswijze gebruikt: observeren (‘Wat staat er?’), interpreteren (‘Wat betekent het?’) en toepassen (‘Wat betekent het voor mij?’). Die indeling hebben we in ons leesverslag gehandhaafd.

OBSERVATIE: WAT STAAT ER?

Context Jezus is met zijn leerlingen in Jeruzalem. Hij geniet een enorme populariteit door zijn optreden, boodschap (Marcus 12:38) en oog voor de zwakken in de samenleving (Marcus 12:40 e.v.). Regelmatig leidt zijn optreden tot een confrontatie met de geestelijk leiders (Marcus 11:27 e.v., Marcus 12:13 e.v.). Zij besluiten hem te doden (Marcus 14:1). Hieraan heeft Judas, één van de leerlingen, zijn hulp toegezegd. Nadat Jezus met zijn leerlingen het pesachmaal heeft gevierd, waarin hij hen vertelde van zijn komende lijden, gaat hij met hen naar de Olijfberg (Marcus 14:12-31).

Een indeling Jezus en de leerlingen komen bij Getsemane. Tot drie keer toe zoekt Jezus daar de afzondering om te bidden: 32-38 ‘en bad dat …’ (vers 35); 39-40 ‘weer ging hij weg om te bidden’ (vers 39); 41-42 ‘toen hij voor de derde maal terugkwam’ (vers 41). Al wordt de derde keer niet verteld dat Jezus bidt, het is wel uit de tekst op te maken: ‘Toen hij voor derde maal terugkwam …’

Vers 32-38 Vers 32: Jezus komt met zijn leerlingen bij Getsemane, een tuin op de Olijfberg even buiten Jeruzalem. Hij vraagt zijn leerlingen te blijven zitten. Zelf wil hij zich afzonderen om te gaan bidden. Jezus nam vaker de tijd om alleen te bidden (vgl. Marcus 1:35 en Marcus 6:36). Of Judas er nog bij was of niet, is in Marcus niet duidelijk. Er wordt namelijk niet verteld dat Judas weggaat, alleen dat hij eraan komt om Jezus over te leveren (Marcus 14:43). Vers 33-34: Een aantal leerlingen laat Jezus achter (vers 32), een drietal, Petrus, Jakobus en Johannes, neemt hij met zich mee (vers 33-34). Deze leerlingen nam Jezus vaker apart (zie Marcus 5:37 en Marcus 9:2). Dan wordt Jezus onrustig en angstig. Hij uit deze onrust en angst ook aan de drie leerlingen die bij hem zijn. Hij gebruikt sterke bewoordingen: ‘Ik voel me dodelijk bedroefd.’ Hij laat zijn emoties zien. Jezus vraagt de drie leerlingen om te waken. Vers 35-36: Jezus loopt nog een stukje verder en is dan echt alleen. Doodsbang—of is het een uitdrukking van nederigheid?—valt hij op de aarde en bidt of het komende lijden als het mogelijk is aan hem voorbij mag gaan. Naar dat komende lijden

Page 51: Marcus voor open kringen

Marcus 14:32-42: Jezus bidt 51

verwijzen ‘dit uur’ (vers 35), ‘deze beker’ (vers 36) en ‘het ogenblik is gekomen waarop de Mensenzoon wordt uitgeleverd aan de zondaars’ (vers 41). Jezus bidt (vers 36): Hij spreekt God aan met het intieme ‘Abba, Vader’. Hij gelooft dat voor zijn Vader alles mogelijk is (‘voor u is alles mogelijk’). ‘Kunnen’ is het

punt niet. Hij legt zijn eigen verlangen neer voor God: ‘neem deze beker van mij weg’. Jezus’ gebed is dat niet gebeurt wat hij wil, maar wat de Vader wil. Hij maakt zijn eigen

wil ondergeschikt aan de wil van God. Jezus wordt niet gedwongen het lijden op zich te nemen, hij kiest er voor. Hij ondergaat het vrijwillig (vgl. ook vers 42). Vers 37-38: Jezus loopt terug naar de plek waar hij zijn leerlingen heeft achtergelaten en ziet dat zij slapen. Hij spreekt Petrus eerst aan, met zijn oude naam Simon (zie Marcus 3:16). Uit Jezus’ woorden klinkt teleurstelling: ‘Kon je niet één uur waken?’ Dan richt Jezus zich ook tot de andere twee. Hij vraagt zijn leerlingen wakker te blijven en te bidden. Hij vraagt geen gebed voor zichzelf, maar draagt zijn leerlingen op te bidden dat zij niet in beproeving gebracht worden. Waar Jezus op de grond valt, bidt, (terug)loopt en opstaat, daar zitten de leerlingen, slapen ze en bidden ze niet.

Vers 39-40 Voor de tweede keer trekt Jezus zich terug in afzondering. Hij bidt hetzelfde gebed als hiervoor. Wanneer Jezus terugkeert bij zijn leerlingen, treft hij hen weer slapend aan. Ze hebben zijn woorden van de vorige keer nog in hun hoofd en weten niet wat ze hem moeten antwoorden.

Vers 41-42 Jezus bidt voor de derde keer en treft bij terugkomst zijn vrienden nogmaals slapend aan. Terwijl Jezus streed voor aanvaarding van het lijden, hadden zijn leerlingen toegegeven aan de slaap. Na zijn gebed neemt Jezus opnieuw de leiding en spoort zijn leerlingen aan met hem mee te gaan: hij weet dat het moment is aangebroken waarop hij uitgeleverd wordt. ‘Sta op, laten we gaan’ is de uitkomst van Jezus’ gebed dat Gods wil wordt gedaan.

INTERPRETATIE: WAT BETEKENT HET?

Voor een beter begrip van Marcus 14:32-42 is wat achtergrondinformatie nodig. Die wordt gegeven. Daarna doen we een suggestie voor de interpretatie.

Page 52: Marcus voor open kringen

Marcus 14:32-42: Jezus bidt 52

Achtergrondinformatie Jezus spreekt in Marcus 14:36 over ‘deze beker’ (die hij moet leegdrinken). In het Oude Testament wordt dit beeld vaker gebruikt. De beker staat symbool voor Gods woede, toorn of gramschap over de zonde (vgl. Psalm 75:8, Jeremia 25:15 en Jesaja 51:17). De Mensenzoon – Deze term komt in Marcus 13 keer voor, o.a. in 2:10, 2:28, 8:31, 8:38, 9:9, 10:45, 13:26, 14:41 en 14:62. Door het Evangelie heen wordt steeds meer zichtbaar wie deze Mensenzoon is: hij heeft volmacht om te vergeven, hij moet lijden en hij zal opstaan. In Marcus 14 gaat het er over dat hij wordt uitgeleverd aan de zondaars. De term ‘Mensenzoon’ speelt dus een rol in de openbaring van Jezus, waarin het geheim van zijn identiteit wordt onthuld.

Suggestie voor de interpretatie Aandachtspunten voor de interpretatie zijn mogelijk: het bidden van Jezus; Jezus en zijn komende sterven; de leerlingen: hun waken, slapen en bidden.

TOEPASSING: WAT BETEKENT HET VOOR MIJ?

Er zijn meerdere toepassingen mogelijk. Een tweetal suggesties: Wat leer je van Jezus over bidden? Wat kom je te weten over de betekenis van zijn dood? Wat leer je over beproeving, de rol van gebed en waken?

Page 53: Marcus voor open kringen

Marcus 16:1-8: Jezus leeft! 53

MARCUS 16:1-8: JEZUS LEEFT!

1 Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus, en

Salome geurige olie om hem te balsemen. 2 Op de eerste dag van de week gingen ze heel

vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. 3 Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie zal

voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’ 4 Maar toen ze opkeken, zagen ze

dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen. 5 Toen ze het graf

binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze schrokken vreselijk.

6 Maar hij zei tegen hen: ‘Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is.

Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd.

7 Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea,

daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.”’ 8 Ze gingen naar buiten en

vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg

geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.

De Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap

Page 54: Marcus voor open kringen

Marcus 16:1-8: Jezus leeft! 54

1 HET THEMA EN GESPREKSVRAGEN

Hieronder wordt een handreiking gedaan voor twee onderdelen van het werkblad dat je in de vorige paragraaf is aangereikt: het thema; gespreksvragen.

HET THEMA

Jezus is opgestaan. Dat goede nieuws moet door gelovigen worden doorverteld en de hele wereld moet het horen.

GESPREKSVRAGEN

Heb je helder welk thema of welke thema’s je wilt aansnijden, dan kun je nadenken hoe je dat doet en welke vragen je stelt. De onderstaande vragen zijn daarbij een hulpmiddel. Kies die vragen die passen bij het thema dat je wilt aansnijden en ook passen bij je kring. Bovendien overlappen vragen elkaar soms: een algemene vraag en een meer specifieke staan naast elkaar; beide vragen stellen is niet nodig. Achter de vragen staan de letters ‘O’, ‘I’ en/of ‘T’. Dat staat voor ‘observatie’, ‘interpretatie’ respectievelijk ‘toepassing’. Bij een goed gesprek gaat het over wat er staat (observatie / interpretatie) en wat het met je doet, wat je er van vindt (toepassing). Welke vragen je ook kiest, het draait op een kring (en in Marcus) om de vraag wie Jezus is. Het is goed om daar de avond mee af te sluiten. Bijvoorbeeld met de vragen: ‘Wat ben je op deze kring over Jezus te weten gekomen?’en ‘Wat vind je van hem?’

Vragen over de vrouwen Wat kom je van de vrouwen te weten? (O) Wat doen ze? Wat zeggen ze? (O) Met welke verwachting gaan ze naar het graf? En welke emoties spelen een rol? (OI) Kun je hun emoties begrijpen? Kun je hun gedrag begrijpen? (T) Herken je je in de vrouwen? Waarin wel? Waarin niet? (T) Wat vind je van hun zwijgen? (T)

Vragen over de man in het wit Hoe spreekt de man in het wit de vrouwen toe? (OI) Wat vind je van de manier waarop hij de vrouwen toespreekt? (T) Wat zegt de man in het wit? (O) Wat zegt hij over Jezus? (O) Wat vinden de vrouwen van die informatie? (I) Wat vind jij ervan? Vind je de informatie geloofwaardig? Waarom wel? waarom niet? (T)

Page 55: Marcus voor open kringen

Marcus 16:1-8: Jezus leeft! 55

Vragen over Jezus Al is Jezus niet aanwezig in Marcus 16:1-8, je komt wel het een en ander over hem te

weten. Welke informatie krijg je in dit gedeelte over Jezus? (O) Vind je de informatie geloofwaardig? Waarom wel? Waarom niet? (T) Wat zijn de consequenties als je de informatie geloofwaardig vindt? (T)

Page 56: Marcus voor open kringen

Marcus 16:1-8: Jezus leeft! 56

2 EEN OPENING VAN HET GESPREK EN EXTRA UITLEG

EEN OPENING

Je kunt het gedeelte van vandaag kort introduceren. Dat kan door te vertellen wat er gebeurd is nadat Jezus in Getsemane heeft gebeden: hij wordt voor de hogepriester voorgeleid, daarna voor Pontius Pilatus, hij wordt ter dood veroordeeld, bespot door soldaten en gekruisigd, en hij wordt begraven. En met zijn dood is het verhaal niet ten einde.

EXTRA UITLEG

Graf Het graf was uitgehouwen in de rotsen. Voor de ingang werd een grote en zware steen gerold.

Page 57: Marcus voor open kringen

Marcus 16:1-8: Jezus leeft! 57

3 OPMERKINGEN BIJ MARCUS 16:1-8

Bij het lezen hebben we de zogenaamde inductieve leeswijze gebruikt: observeren (‘Wat staat er?’), interpreteren (‘Wat betekent het?’) en toepassen (‘Wat betekent het voor mij?’). Die indeling hebben we in ons leesverslag gehandhaafd.

OBSERVATIE: WAT STAAT ER?

Context Maria van Magdala, Maria, de moeder van Jakobus de jongere en Joses, en Salome zien hoe Jezus sterft aan het kruis (15:40). Jezus wordt door Jozef van Arimatea begraven in een graf (15:43), waarvoor hij een steen rolde (15:46). Maria van Magdala en Maria, de moeder van Joses, zien waar hij is neergelegd (15:47).

Algemeen Er wordt met oog voor detail verteld wat er gebeurt. We zien het gebeuren. Er zijn drie vrouwen en een jongeman in het wit. Geen Jezus.

Vers 1-3 Er komen drie tijdsaanduidingen voor ‘toen de sabbat voorbij was’, ‘op de eerste dag van de week’, ‘heel vroeg in de ochtend’ en ‘vlak na zonsopgang’. Marcus zegt niets over wat de drie vrouwen voelen en denken. Hij vertelt alleen wat ze doen en zeggen. Wel weten we met welke verwachting de vrouwen op weg gaan: ‘kochten … geurige olie om hem te balsemen.’ Pas onderweg realiseren de vrouwen dat de grote steen moet worden weggerold.

Vers 4-8 ‘Zien’ speelt in de verzen 4-8 een grote rol: ‘opkeken’ (vers 4), ‘zagen’ (vers 4), ‘zagen’ (vers 5), ‘kijk’ (vers 6) en ‘zullen zien’ (vers 7). De nadruk valt op wat de vrouwen zien. Wat ze zien (vers 4: ‘zagen ze dat de steen al was weggerold’) staat haaks op de verwachting waarmee ze naar het graf zijn gekomen (vers 3: ‘Wie zal voor ons de steen van het graf wegrollen?’). De emotie van de drie vrouwen is angst: ‘Ze schrokken vreselijk’ (vers 5), ‘Wees niet bang’ (vers 6), ‘bevangen door angst en schrik’ (vers 8) en ‘zo erg geschrokken’ (vers 8). De vrouwen zien en schrikken.

Verzen 6-7 De man in het wit spreekt hen aan. De vrouwen hoeven niet zo te schrikken. De man legt duidelijk uit wat er is gebeurd (vers 6) en geeft hun een opdracht (vers 7). Uitleg van wat er is gebeurd (vers 6). De man in het wit weet wie ze zoeken: hij identificeert ‘Jezus, de man uit Nazaret, die gekruisigd is.’ Hij zegt dan wat er met die man is gebeurd:

Page 58: Marcus voor open kringen

Marcus 16:1-8: Jezus leeft! 58

‘Hij is opgewekt uit de dood.’ Daarom ligt Jezus niet meer in het graf, zoals de vrouwen kunnen zien: ‘kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd.’ De man in het wit noemt belangrijke feiten: Jezus uit Nazaret is gekruisigd (‘die gekruisigd is’), is begraven (‘de plaats waar hij was neergelegd’) en het graf is leeg (‘hij is hier niet’ en ‘kijk […]’). De verklaring is: ‘Hij is opgewekt uit de dood.’ De opdracht (vers 7). De man geeft hun de opdracht om terug te gaan naar Jezus’ leerlingen. Daarbij wordt Petrus expliciet genoemd: ‘… en tegen Petrus.’ Zij mogen vertellen, dat de leerlingen naar Galilea moeten gaan om Jezus te zien. Dat laatste ligt in de lijn van de verwachting: ‘zoals hij jullie heeft gezegd.’

Vers 8 Wat er gebeurd is (4-7) staat haaks op de verwachting van de vrouwen (1-3). Ondanks de woorden van de man in het wit en ondanks wat ze hebben gezien, slaan ze op de vlucht: bevangen door angst en schrik. Het loopt uit op: ‘dat ze tegen niemand iets zeiden.’ Ze gehoorzamen de opdracht niet.

INTERPRETATIE: WAT BETEKENT HET?

Voor een beter begrip van Marcus 16:1-20 is wat achtergrondinformatie nodig. Die wordt gegeven. Daarna doen we een suggestie voor de interpretatie.

Achtergrondinformatie Het graf is uit een rots gehouwen. De steen ervoor beschermde het graf tegen wilde dieren en dieven. Meerdere mensen waren er nodig om de steen weg te rollen. Het getuigenis van een vrouw werd toentertijd niet geaccepteerd als bewijs in een rechtszaak.

Suggestie voor de interpretatie Thema’s voor de interpretatie zijn: Wat wordt er gezegd over de opstanding van Jezus? Hoe reageren de vrouwen?

TOEPASSING: WAT BETEKENT HET VOOR MIJ?

Hier volgt een suggestie voor de toepassing: Hoe reageren mensen op het verhaal van de opstanding? Hoe reageren ze op het goede

nieuws? Hoe reageer ik op het goede nieuws?