memorie rechsmisbruik
TRANSCRIPT
Gerechtshof te Den Haag
Datum zitting 29 maart 2016
Rolnummer 200.173.254/01
MEMORIE VAN GRIEVEN
inzake
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, appellante
advocaat: mr.
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon gemeente Amersfoort
in eerste aanleg: eiseres in conventie en gedaagde in reconventie, geïntimeerde
advocaat: mr. B. Veldman
Hoogedelgestreng college,
Voorafgaand aan de 7 grieven: rechtsmisbruik door geïntimeerde
"Als we door moeten bij de rechter dan ga ik echt mijn best doen te ontkrachtendat jij natuurlijk een zielige burger bent die slachtoffer is van de situatie...daar kom ik wel uit!"1
Met een volstrekt verzonnen, exorbitante schadeclaim en een verzonnen beschuldiging vanrechtsmisbruik procedeert geïntimeerde – een grote overheidsinstantie – appellante – burger enslachtoffer – letterlijk ziek. Geïntimeerde erkent dat dit het geval is, maar wil van geen wijken weten.
Geïntimeerde heeft begin 2012 in strijd met de Algemene wet bestuursrecht appellante alsgemachtigde de deur gewezen, wat – volgens de Raad van State - een onrechtmatige overheidsdaadoplevert. Daarbij heeft geïntimeerde – zonder appellante hierover te informeren – actief ingegrepen inde relatie tussen appellante en haar cliënt. Geïntimeerde heeft hierover aantoonbaar tot 24 maart2016 documenten achtergehouden en misleidt de bestuursrechter en civiele rechter hierover.
Anders dan geïntimeerde jarenlang stelt, was er volgens recherche en OM vanaf begin 2012 sprakevan eenzijdige stalking door een buurman tegen appellante, en daarmee ook – volgens de Raad vanState - van een terecht verzoek om hulp door appellante aan geïntimeerde. Geïntimeerde heefthierover – volgens de korpschef - bewust onjuiste 'informatie van de politie' gebruikt en gebruikt dezeinformatie nog steeds. Geïntimeerde houdt hierover aantoonbaar documenten achter en misleidt debestuursrechter hierover.
Geïntimeerde bracht in eerste aanleg een 'welgevallige selectie' van producties met een totaalverzonnen 'aantal procedures' in, aldus een bewust verkeerd beeld over appellante en de door haaraangewende legitieme rechtsmiddelen neerzettend. Geïntimeerde heeft appellante vanaf 2013 betichtvan misbruik van bevoegdheden, maar heeft deze verzonnen aantijging van rechtsmisbruik op 3september 2015 bij de Raad van State definitief ingetrokken.
Vanaf 18 februari 2016 is geïntimeerde wéér begonnen met niet-onderbouwde aantijgingen vanrechtsmisbruik in appellantes richting. Appellante gaat er, gelet op het voortdurende gedrag vangeïntimeerde, van uit dat geïntimeerde hiermee – ook in dit hoger beroep – weer niet zal stoppen.
Al vanaf januari 2013 wordt appellante door geïntimeerde geïntimideerd, o.m. met dreigementen vanaangiftes, verzonnen beschuldigingen van dingen die zij helemaal niet deed, beledigende teksten etc.Om deze reden heeft appellante in maart 2013 in goed vertrouwen een Vaststellingsovereenkomstgesloten, in de hoop dat dit zou stoppen. Geïntimeerde houdt zich echter telkens niet aan afspraken.
Geïntimeerde heeft appellante volstrekt onvolledig geïnformeerd over belangrijke zaken voorafgaandaan het sluiten van de overeenkomst, onder meer over geïntimeerdes geheimhoudingsbesluit.Geïntimeerde is voorts op de oude voet doorgegaan met beledigende, onoordeelkundige besluiten enhernieuwde intimidaties. Dat is in strijd met de Vaststellingsovereenkomst.
Geintimeerdes enige doel met de Vaststellingsovereenkomst was – achteraf bezien – het niet aan hetlicht brengen van geïntimeerdes onrechtmatigheden, schendingen van grondrechten, etc. In eersteaanleg is geïntimeerde erin geslaagd om deze buiten de beoordeling van de rechtbank te houden.
1 Hoofd Juridische Zaken Ensing d.d. 26 november 2013, waarvan transcriptie en opname rechtmatig ingebracht in eerste
aanleg.
Grieven en doel van het hoger beroep
I. Het vonnis d.d. 3 juni 2015 met nr. HA ZA 13-997 (hierna: vonnis) van de rechtbank te Den Haag (hierna:
rechtbank) waarvan hoger beroep is gebaseerd op het onjuiste en negatieve beeld over appellante dat
geïntimeerde telkens met verve, maar zonder enig bewijs voor de juistheid ervan, schetst. Hierdoor is
appellante zeer geschaad.
II. Appellante voert tegen het vonnis grieven 1 t/m 7 aan, die nader worden uitgewerkt. Appellante kiest ervoor de
feiten zeer uitgebreid en chronologisch weer te geven, teneinde het negatieve beeld dat geïntimeerde met
succes bij diverse gerechten heeft weten te schetsen, te kunnen weerleggen en daarmee haar grieven correct
te onderbouwen. De omvang van het feitenoverzicht is nodig om recht te doen aan alles wat er is voorgevallen.
Appellante meent wel dat de kwestie in de kern juridisch eenvoudig is, maar door geïntimeerdes toedoen is
gecompliceerd, zodat de rechtbank de draad is kwijtgeraakt.
III. Geïntimeerde heeft in de dagvaarding in eerste aanleg (2013) een enorm bedrag van € 113.909,- van
appellante gevorderd op basis van een als 'gedegen begroting' ingebrachte urenberekening, waarvan
geïntimeerde met veel aplomb ook nog 'nader bewijs aanbiedt.' Echter, op 2 februari 2016 stelt geïntimeerde in
een pleitnota zelf dat zij helemaal geen tijdregistratie voert, er geen gegevens zijn, en dus helemaal geen
bewijs aan kon bieden – de uren blijken verzonnen.
IV. Met deze op niets gebaseerde 'waarheidsclaim' en 'aanbod van niet-bestaand bewijs en getuigen' heeft
geïntimeerde de rechter misleid en rechtsmisbruik gepleegd met geen ander doel dan appellante processueel
in een hoek te drijven. Daarbij bleek eind 2015 pas dat geïntimeerde facturen van de externe advocaat
(Nysingh) met posten inbracht, die deels niet op de zaak betrekking hadden en deels posten betroffen waarover
finale kwijting was afgesproken.
V. Bovendien blijken beider uren grotendeels te zijn opgegaan aan 'overleg' en advieswerk voor zaken die tot de
core business van geïntimeerde als overheidsinstantie behoren. Eind 2015 heeft geïntimeerde een nieuwe
'verzonnen urenlijstje' overgelegd met de andermaal suggestie dat deze op gedegen registratie berustte.
Geïntimeerde zal in incidenteel appel andermaal met dergelijke 'berekeningen' komen. Geïntimeerde is echter
haar geloofwaardigheid zo langzamerhand wel kwijtgeraakt.
VI. Geïntimeerde stelt 'van alles tegen appellante', maar bewijst helemaal niets. Geïntimeerde maakt voortdurend
in strijd met artikel 21 Rv een 'welgevallige selectie' van producties, aldus – als overheidsinstantie - een bewust
verkeerd beeld neerzettend. Door appellantes raadsman aangedragen bewijsmateriaal en argumenten zijn als
gevolg van het onbehoorlijke, beledigende procesgedrag van geïntimeerde volstrekt onderbelicht gebleven.
VII. Appellante meent dat de eenvoudige vraag wie er ten opzichte van de Vaststellingsovereenkomst d.d. 26 maart
2013 (hierna: Vaststellingsovereenkomst) wanprestatie pleegde door geïntimeerde met een verzonnen,
exorbitante claim wegens rechtsmisbruik dusdanig is gecompliceerd dat niemand er nog wijs uit kan worden.
Geïntimeerde beticht appellante ten onrechte schriftelijk van het voeren van "75 procedures" en “zelfverrijking”,
een schriftelijke betichting die geïntimeerde thans ontkent. Normaal procederen met geïntimeerde is
onmogelijk.
VIII. Het gedrag van deze grote overheidsinstantie heeft appellante als individuele burger dusdanig onder druk
gezet dat het noodzakelijk was om middels enkele procedures relevante documenten te vergaren en
daadwerkelijk geleden schade te verhalen. Geïntimeerde beweert zonder enige reden of bewijs dat appellante
"onder valse voorwendselen" uit is op "zelfverrijking, chantage, manipulatie", etc. Geïntimeerde doet er
werkelijk alles aan om stukken waarop appellante recht heeft geheim te houden, terwijl geïntimeerde anderzijds
de verdachte actief heeft voorzien van dezelfde geheime stukken. Geïntimeerde blijft in strijd met alle regels
oude 'mondelinge politiegegevens', die de korpschef heeft hersteld, ten grondslag leggen aan besluiten,
verweren, hoger beroepen en pleitnota's.
IX. Het had op de weg van geïntimeerde gelegen om, mocht zij appellante al in de paar door appellante gevoerde,
door geïntimeerde zelf veroorzaakte, procedures willen stoppen, een kort geding aan te spannen. Dit doet
geïntimeerde echter – bewust – niet. Geïntimeerde geeft hiermee te kennen dat zij daar ook niet op uit is, maar
op het zo veel mogelijk hinderen en financieel (en mentaal) schaden van appellante.
X. Uit het tot op heden voortdurend onbetamelijk procesgedrag, waarbij geïntimeerde niet schroomt om
telkenmale aantoonbaar rechters te misleiden over belangrijke feiten, blijkt dat geïntimeerde simpelweg niet wil
dat appellante de hand weet te leggen op bewijsmateriaal dat aantoont dat geïntimeerde al jarenlang uiterst
laakbaar handelt ten opzichte van appellante. Geïntimeerde wijst serieuze aanvragen zonder onderzoek of
motivering in strijd met de wettelijke regels 'standaard' af. Daarmee heeft geïntimeerde zichzelf en appellante
bewust schade veroorzaakt.
XI. De korte rechtsoverwegingen in het vonnis ten aanzien van appellantes uiterst zorgvuldig onderbouwde
argumenten zijn niet met de regels van het bestuurs- en privaatrecht te rijmen, zodat zij niet in stand kunnen
blijven. Onder meer heeft appellante, anders dan de rechtbank stelt, juist geen geheimhouding van de
Vaststellingsovereenkomst gewild of zich daarop beroepen. Geïntimeerde heeft daarentegen zonder appellante
daarover te informeren, zichzelf (en appellante) geheimhouding opgelegd teneinde de gemeenteraad en
mogelijke anderen niet te informeren. Appellante is ten aanzien van dit geheimhoudingsbesluit en andere
belangrijke feiten geheel niet ingelicht door geïntimeerde, wat dwaling oplevert.
2
XII. Geïntimeerde gaat telkens op basis van het vonnis met feitelijk onjuiste aantijgingen executiegeschillen aan.
Daarbij overschrijdt geïntimeerde het maximaal volgens het vonnis door appellante verschuldigde bedrag,
zodat sprake is van rechtsmisbruik met geen ander doel appellante onder druk te zetten. Geïntimeerde uit zich
nog steeds, laatstelijk op 18 februari 2016, openlijk, zonder reden en in strijd met de feiten uiterst negatief over
appellante, daarmee zelf bij voortduring de Vaststellingsovereenkomst overtredend.
XIII. Geïntimeerde is er met misleiding van de rechter en intimidaties - “als u niet meteen uw beroepen intrekt, gaan
wij u weer van rechtsmisbruik beschuldigen!”, en “ons eigen verslagje bestempelen wij als politiegegevens
zodat appellante deze niet mag hebben” - in geslaagd om appellante noodzakelijke rechtsmiddelen te laten
intrekken. Nu volgens de Raad van State haar beroepen wel terecht waren, verzoekt appellante het Hof om
geïntimeerde in de door geïntimeerde veroorzaakte schade uit onrechtmatige daad te veroordelen.
XIV. Geïntimeerde staat in juridisch Nederland slecht bekend. In diverse belangwekkende zaken (Sytze van der V.,
Queens, Vahstal) heeft geïntimeerde zich op soortgelijke wijze gedragen ten opzichte van burgers als ten
opzichte van appellante.2 Ook deze partijen hebben jarenlang moeten procederen voordat een rechter het
onmogelijke procesgedrag van geïntimeerde doorzag. Hoewel geïntimeerde wegens enorme tekorten onder
verscherpt financieel toezicht staat, beschikt de juridische afdeling over onbeperkte middelen om te
procederen tegen burgers en wordt deze afdeling niet gecontroleerd door meerderen of de burgemeester.
XV. Appellante verzoekt het Hof om van de feiten en het bewijsmateriaal goede nota te nemen, nu dit in
eerste aanleg niet is gebeurd. Het feitenrelaas en het daarin opgeroepen onjuiste en negatieve beeld moet
worden hersteld. Appellante wijst erop dat het onjuiste vonnis, door geïntimeerde naar de verdachte gestuurd,
zelfs onterecht tot een vrijspraak heeft geleid.
XVI. Daarbij meldt appellante dat een vorm van schikking naar redelijkheid haar voorkeur heeft. Om deze reden
vraagt appellante om comparitie na aanbrengen, mede om diverse bewijsopdrachten etc. te kunnen
bespreken. Anders dan geïntimeerde stelt, houdt appellante zich wel aan de afspraken.
Omvang hoger beroepi. Appellante handhaaft al wat zij in eerste aanleg heeft gesteld met dien verstande dat haar argumenten inzake
de door geïntimeerde gestelde en door de rechtbank afgewezen onrechtmatige daad en/of misbruik vanbevoegdheid uitsluitend worden ingebracht ter adstructie van haar standpunten en ter verklaring van voor haarnoodzakelijke handelingen.
ii. Appellante stelt en bewijst dat geïntimeerde als overheidsinstantie bij voortduring misbruik van haarbevoegdheden heeft gepleegd met geen ander doel dan waarheidsvinding en rechtmatig ingestelderechtsmiddelen door appellante volledig onmogelijk te maken.
iii. Appellante betwist in hoger beroep de feiten. Ook betwist zij de veroordeling tot nakoming van deVaststellingsovereenkomst d.d. 26 maart 2013 (hierna: Vaststellingsovereenkomst) omdat geïntimeerde (alseerste) wanprestatie pleegde en appellante daarom primair haar verplichtingen had opgeschort en subsidiair deovereenkomst buitengerechtelijk had vernietigd wegens wilsgebreken en de nietigheid van rechtswege (strijdmet de wet, openbare orde en goede zeden) ervan had ingeroepen.
iv. Appellante betwist meer subsidiair de omvang van de veroordeling wegens wanprestatie in de vorm van een'totaal' contactverbod opgelegd door de rechtbank met een embargo op het weergeven van/verwijzen naarfeiten omdat dit verbod in strijd is met artikel 6 en 10 van het EVRM. Dit verbod behelst bovendien vele malenméér dan in de Vaststellingsovereenkomst was afgesproken. Het verhindert enigszins normaal procederen encommuniceren door appellante - wat ook het enige doel van geïntimeerde is geweest.
v. Appellante persisteert voorts in haar vorderingen in reconventie en verzoekt het Hof tot het toepassen eenschadestaatprocedure als bedoeld in artikel 612 Rv, tweede volzin. De reden hiervoor is dat appellante nogimmer niet alle documenten van geïntimeerde heeft gekregen en zij aldus niet in staat is tot een volledigebepaling van de omvang van de door geïntimeerde veroorzaakte en bewust in stand gehouden schade.
vi. Appellante kondigt aan dat de door geïntimeerde veroorzaakte schade vele tonnen aan inkomstenderving,gezondheidsschade en aantasting van de eer en goede naam bedraagt. Appellante wil zich uitdrukkelijk hetrecht voorbehouden om bij akte nadere producties in te dienen. Appellante volstaat met het inbrengen van demeest relevante stukken, maar meldt dat geïntimeerde veel meer brieven, mails, etc aan en over appellanteheeft geschreven, die geïntimeerde bewust verzwijgt. Appellante betwist de proceskostenvergoeding en dedoor de enkelvoudige kamer (hierna: rechter) gevoerde procesregie in eerste aanleg.
Uitwerking grieven
Grief 1
a. De rechtbank heeft zich in haar 'opsomming' in r.o. 2.12 louter gebaseerd op de verzonnen lijst vangeïntimeerde. Daarbij is de rechtbank voorbij gegaan aan het feit dat appellante slechts reageerde opintimiderende berichten van geïntimeerde dan wel op het volslagen gebrek aan behoorlijke communicatiedoor geïntimeerde. Ook heeft de rechtbank stukken dubbel geteld en procedures juridisch en feitelijk
2 Binnenkort verschijnt er een boek over het schandaal-Vahstal, geschreven door onderzoeksjournalist A. Kallman.3
verkeerd geduid. De rechtbank heeft geen enkele acht geslagen op het overzicht van procedures enprocesstappen, genomen door beide partijen, dat door appellante is ingebracht. Door deze selectieve,onjuiste weergave ontstaat een onterecht beeld van veelschrijverij dat voor appellante niet acceptabel is. Derechtbank oordeelt voorts zonder enig onderzoek en ten onrechte dat alle in de lijst opgesomde stappenonder het 'verbod' in de Vaststellingsovereenkomst zou vallen, waarmee de lijst op zich al schadelijk is.
b. Het feitenoverzicht in r.o. 2.1 t/m 2.13 is gebaseerd op dat van geïntimeerde. De achtergrond, die zichslechts beperkt tot r.o 2.1, en waarin een eenzijdige verdenking wordt gereduceerd tot onenigheid over eenfactuur, is onjuist. Dit is het gevolg van de negatieve beeldvorming over appellante door geïntimeerde. Aande weerlegging van de onbewezen stellingen van geïntimeerde middels bewijsmateriaal en uitleg doorappellante is door de rechtbank geen aandacht besteed. Hierdoor ligt een onhoudbaar en schadelijkfeitenrelaas aan het vonnis grondslag, waarin appellante wordt neergezet als aansteller die zich zonderreden tot instanties om hulp wendde en die zich ten onrechte als gemachtigde presenteerde. Dit mede omdathet vonnis, weliswaar geanonimiseerd, herkenbaar op internet staat en door geïntimeerde ongeanonimiseerdis verspreidt, wat heeft geleid tot de onterechte vrijspraak van een verdachte. Nu op dit door geïntimeerdeverzonnen verhaal de rechtsoordelen in het vonnis zijn gebaseerd, kan het vonnis op voorhand al geen standkan houden. Deze grief wordt onderbouwd met een uitgebreid, chronologisch feitenrelaas.
De feiten
Appellante was volgens recherche en justitie slachtoffer van belaging
Lijst van 'procedures door appellante' in vonnis klopt geheel niet
1. Productie 1 is een lijst met correcties op de opsomming van de rechtbank. Hierin geeft appellante per
door de rechtbank in r.o. 2.12 genoemde 'procedure' aan of deze heeft plaatsgehad, of deze dubbel is
opgenoemd, of deze (juridisch) correct is geduid en of deze 'oud' of 'nieuw' is. De opsomming in het
vonnis is vrijwel in haar geheel onjuist en/of onbegrijpelijk.
2. Ten onrechte heeft de rechtbank de aan appellantes reacties voorafgaande, vaak intimiderende of juridisch
onbegrijpelijke handelingen door geïntimeerde helemaal niet genoemd (vide onder meer dossier eerste
aanleg, productie 12 zijdens appellante). Ook was volgens diverse rechters en o.m. de Autoriteit
Persoonsgegevens sprake van onrechtmatige afwijzingen en handelingen zijdens geïntimeerde, waarop
appellante wel gedwongen was te reageren. Verder betreft het reguliere proceshandelingen van appellante,
waaronder het aan de bestuursrechter toezenden van te laat en fragmentarisch door geïntimeerde aan
appellante bekendgemaakte documenten alsmede terechte ingebrekestellingen wegens
termijnoverschrijdingen door geïntimeerde.
3. Met deze onrechtmatigheden en jarenlange weigeringen transparant te zijn en geïntimeerde zelf telkens
aan te schrijven, heeft geïntimeerde noodzakelijke proceshandelingen en professioneel geuit protest van
appellante zelf 'uitgelokt', om zich er vervolgens telkens weer op beledigende en onprofessionele wijze
over te beklagen. Appellante meent dat de rechtbank dit nare gedrag van geïntimeerde had moeten
doorzien. Geïntimeerde is een grote overheidsinstantie, geen 'zielige burger'.
4. De opsomming in r.o. 2.12 bevat voorts grotendeels geen procedures, maar mailtjes en andere eenvoudige
schrijvens, zodat op voorhand sprake is van onwaarachtige beeldvorming die appellante betwist. De lijst
is duidelijk louter gebaseerd op geïntimeerde onbehoorlijk late akte van eiswijziging d.d. 21 mei 2014 (na
de comparitie!), waarin geïntimeerde volstrekt in strijd met de waarheid suggereert dat appellante 57 -
onnodige - procedures zou voeren en aldus rechtsmisbruik zou plegen.
5. De rechter had deze enorme akte niet moeten toelaten, althans moeten toestaan dat appellante ook de vele,
vele schrijvens van geïntimeerde uit die periode in zou brengen om aan te tonen dat appellante slechts
reageerde op geïntimeerdes stroom aan documenten. Deze zijn echter ten onrechte door de griffier
geweigerd (vide dossier eerste aanleg, twee geweigerde aktes met producties zijdens appellante).
6. In reactie op deze suggestieve, selectieve en onjuiste lijst van niet-bestaande procedures, heeft appellantes
raadsman op 18 juni 2015 een correct overzicht op A3-formaat ingebracht bij de rechtbank. Appellante
vermoedt dat de rechtbank nooit naar deze lijst heeft gekeken3 ( productie 2, nogmaals het in eerste
aanleg ingediende schematisch overzicht, vide dossier eerste aanleg, productie 13b zijdens appellante).
7. In dit overzicht stond bovendien duidelijk aangegeven welke stappen van appellante niet en eventueel wel
onder de – reeds opgeschorte/nietige – in de overeenkomst vielen. In strijd met elke vorm van redelijkheid
heeft de rechtbank echter de hele lijst, goeddeels bestaande uit niet in de overeenkomst genoemde
onderwerpen – als 'wanprestatie' beschouwt. Dat op zich al is ernstig, want de eis ging niet zo ver.
Geen 'onenigheid', maar eenzijdige barrage van acties door een bekende van de politie
3 In andere schrijvens claimt geïntimeerde dat appellante '40, 75, vele tientallen dan wel talloze procedures' zou voeren.
Hiervoor is nooit enig bewijs geleverd. De telkens wisselende aantallen doen vermoeden dat geïntimeerde zelf nooit heeft
geteld en 'zomaar wat beweert'. Geïntimeerde is daarmee zelf volstrekt ongeloofwaardig.4
8. In het vonnis heeft de rechtbank in r.o. 2.1 het onjuiste, niet onderbouwde, standpunt van de geïntimeerde
als zou er slechts sprake zijn van (tweezijdige) 'onenigheid tussen X en Van der Z over een factuur' zonder
kennisname van het door appellante geproduceerde bewijs overgenomen. Geïntimeerde heeft in haar
dagvaarding dit standpunt wel als feit gesteld, maar nooit bewezen. Dit terwijl volgens politie en justitie
sprake was van een eenzijdig misdrijf tegen appellante (productie 3, strafdossier Van der Z).
Geïntimeerdes onjuiste, negatieve beeld van 'eigen schuld van appellante' en 'ten onrechte om hulp vragen'
heeft een denigrerend oordeel van de rechtbank over appellante teweeg gebracht.
9. Sedert begin 2012 was appellante, een internationaal erkend, gepromoveerd jurist en sociaal
wetenschapper, slachtoffer van haar voormalige cliënt en schuinoverbuurman, Robert Van der Z. Deze
eerder wegens geweldpleging en andere misdrijven veroordeelde man bedreigde, belasterde, begluurde en
belaagde appellante in haar toenmalige woonplaats Amersfoort op zeer nare en indringende wijze.
10. Van der Z deed dit omdat appellante op verzoek van de politie zijn ex-vriendin en haar minderjarige kind,
nadat hij hen zeer plots op straat had gezet, een paar daagjes liet logeren tot zij naar de opvang konden
(productie 4, mutatie over verzoek van politie aan appellante). En niet, zoals geïntimeerde zonder enig
bewijs stelt, vanwege een factuur (wat trouwens ook geen rechtvaardiging is voor stalking).
11. Door nalatigheid van de wijkagent heeft de politie lange tijd niets aan de stalking gedaan.4 Appellante
verwijst naar de selectie van vreselijke mailberichten door Van der Z die haar raadsman bij de rechtbank
heeft ingebracht (vide dossier eerste aanleg, producties 1a en 5 zijdens appellante). Alleen hieruit blijkt
al dat van (wederzijdse) 'onenigheid' in het geheel geen sprake was. Appellante heeft de indruk dat de
rechtbank de door haar raadsman ingebrachte mails niet heeft gezien.
12. Appellante heeft Van der Z vanaf medio 2011 slechts willen helpen omdat zij twee poezen van hem had
gekregen en hij haar liet geloven dat hij kanker had en daardoor problemen had gekregen met het UWV.
Appellante hielp de familie van Van der Z om die reden ook in contacten met de gemeentelijke sociale
dienst, die altijd prettig verliepen. Zij voerde, anders dan in r.o. 2.1 staat en geïntimeerde thans ook zelf in
navolging van het vonnis beweert, geen procedures voor Van der Z tegen geïntimeerde. Kortom: ook hier
beweringen in het vonnis die niet kloppen en die geïntimeerde thans misbruikt om een verkeerd beeld van
appellante als 'procesziek' neer te zetten.
Vonnis rechtbank Den Haag leidt zelfs ten onrechte tot vrijspraak
13. Sinds begin 2013 tot in november 2015 was Van der Z volgens Justitie verdachte - een simpel feit dat
geïntimeerde tot op heden zonder enige motivering soms ontkent en soms bagatelliseert. In de strafzaak
hebben recherche en het OM ook de in 2012 door Van der Z gepleegde feiten betrokken, zodat deze
eenzijdig gepleegde feiten en hun onrechtmatigheid jegens appellante vaststaan (zij zijn onderdeel van het
zogeheten A- en B-dossier).
14. In juli 2015 had Van der Z voor de strafrechter moeten verschijnen, maar wegens door geïntimeerde aan
diens advocaat toegespeelde gegevens, waaronder het hier bestreden vonnis, is appellante als getuige
verhoord door voornoemde advocaat. In dit getuigenverhoor heeft de advocaat op suggestieve wijze
gesuggereerd dat de civiele procedure door geïntimeerde tegen appellante en de enkele procedures van
appellante tegen geïntimeerde (niet tegen Van der Z) - alle daterend van na het gepleegde feit, sic! - waren
bedoeld als 'vele procedures door appellante tegen Van der Z'.
15. Louter door deze volstrekt verzonnen en onterecht opgeroepen suggesties van verdachte advocaat,
geholpen door geïntimeerde, is verdachte in strijd met het door recherche en OM ingebrachte bewijs in het
strafdossier vrijgesproken, een feit dat voor appellante uiterst traumatiserend is.
Geïntimeerde wijst appellante in strijd met de wet als gemachtigde de deur
Van der Z heeft zijn opdracht en machtiging aan appellante nooit opgezegd
16. In het vonnis overweegt de rechtbank in r.o. 2.12, xx, zonder enige grond, dat Van der Z een door
geïntimeerde onrechtmatig opgesteld 'opzeggingsformulier', waarbij appellante als gemachtigde werd
'afgeschaft', zou hebben getekend. Dit in volstrekte weerwil van wat geïntimeerde daarover zelf schrijft in
de mails die geïntimeerde met zeer veel moeite en tegenzin eerst op 24 maart 2016 (sic!) aan appellante
stuurde en wat Van der Z erover zegt.
17. Daarbij is de rechtbank ten onrechte geheel voorbij gegaan aan de onrechtmatigheid van de gemeentelijke
inmenging in de contractuele relatie tussen Van der Z en appellante, die door beiden niet was gewild. Als
wederpartij van Van der Z (wat de gemeente in deze relatie was) had geïntimeerde simpelweg zich
hiermee op grond van de Awb en de regels over volmacht in het BW nooit mogen bemoeien.
4 Appellantes aangifte wegens doodsbedreiging, vernieling en belaging zijn volgens het Hof Arnhem-Leeuwarden
onbevoegdelijk door de politie, zonder onderzoek te doen, geseponeerd. Door appellante aangedragen bewijsmateriaal is door
de wijkagent ongezien weggegooid, zodat het Hof dit materiaal niet in de artikel 12-klacht kon betrekken. Het Hof oordeelde
dat de sepotgrond had moeten zijn: "02, kan niet meer worden bewezen."5
18. Deze onrechtmatige bemoeienis wordt erkend door het hoofd juridische zaken van geïntimeerde, die
hierover juridisch ten onrechte zegt: “Ja, ik ja, ik denk dat hij een kans maakt bij de civiele rechter als hij
zegt. "Kijk: ik ben daar geweest, ik ben aan de balie geweest, ik ben analfabeet… ik heb expliciet
aangegeven, zij is mijn gemachtigde niet meer. Ik heb vervolgens hoofd sociale zaken gebeld, en ik heb
expliciet aangegeven in een telefoongesprek ‘Zij is mijn gemachtigde niet meer’. Zij hebben haar toch
betaald, zij hebben niet bevrijdend willen betalen, dus ik wil alsnog mijn geld hebben van de gemeente."
Weet je, en dan ben je wel weer die grote gemeente tegenover die eenzame armoedzaaier en.” De enige
reden voor de verzinsels is dus de onterechte angst voor claims van 'armoedzaaier' Van der Z.
Geïntimeerde verzwijgt bestaan formulier en houdt dit achter
19. Het relaas over de activiteiten van geïntimeerde wordt nog vreemder. Bij een zitting van de kantonrechter
in oktober 2013 meldt Van der Z dat hij geld van de gemeente zou krijgen als hij appellante als
gemachtigde 'buiten schot' (bedoeld is: buitenspel, S.S.) zou zetten (productie 5, proces-verbaal). Mocht
dit waar zijn, dan zou dit zou omkoping door geïntimeerde inhouden. Het dringende verzoek van
appellante - gealarmeerd door deze bewering - aan geïntimeerde om dit formulier aan haar op te sturen
werd op typerende wijze zonder grondslag geweigerd. Pas na ingrijpen van de Autoriteit
Persoonsgegevens kreeg zij dit - overigens niet door Van der Z getekende - formulier van geïntimeerde.
Geïntimeerde stelde hierover op 2 februari 2016 in strijd met de feiten dat appellante, kennelijk ten
onrechte, “stromen aan verzoeken” doet.
20. Nu geïntimeerde nooit heeft gesteld, noch bewezen, dat Van der Z het formulier had getekend en
opgestuurd aan appellante en geïntimeerde anderhalf jaar later ook slechts een niet-getekend formulier aan
appellante had gestuurd, dit niet-getekende exemplaar door appellantes advocaat met een toelichting is
ingebracht als productie, is de overweging dat Van der Z 'het formulier zou hebben getekend' een aperte
fout van de rechtbank die niet in stand kan blijven. Deze fout heeft bovendien geleid tot een duidelijk
negatief beeld bij de rechtbank over appellante, dat resoneert in de gehele uitspraak.
Geen bezwaar tegen uitgekeerde dwangsom
21. In r.o. 2.12, xiii overweegt de rechtbank in strijd met de waarheid dat appellante tegen het besluit van 7
juni 2012 bezwaar aantekent omdat aan appellante (sic?) een dwangsom zou zijn uitgekeerd. Dit klopt
niet omdat a) de dwangsom (terecht) is uitgekeerd aan Van der Z en b) in het uitkeringsbesluit tevens de
'beslissing van geïntimeerde' stond om appellante niet langer als gemachtigde te beschouwen, tegen welk
besluitonderdeel appellante als direct belanghebbende beroep aantekende.
22. Ook hier constateert appellante dat de rechtbank louter op basis van de onjuiste berichtgeving door
geïntimeerde in de dagvaarding en aktes tot dit 'feit' is gekomen. Nu dit simpele feit al niet klopt, moet
appellante ervan uitgaan dat het gehele dossier niet goed is bestudeerd door de rechtbank.
Geïntimeerde stelt bij achtergehouden brief aan verdachte dat appellante geen gemachtigde meer is
23. Feit is dat op 7 juni 2012 een daartoe niet-gemandateerde medewerker van geïntimeerde, zonder enige
vorm van onderzoek en op basis van bewust onjuiste 'citaten van Van der Z', tot het 'buitenspel zetten van
appellante' overging. Deze medewerker heeft, in weerwil van zijn klaaglijke mails hierover, appellante
telefonisch geïntimideerd vanwege de onterechte aantijgingen door Van der Z.
24. Geïntimeerde heeft de brief van 7 juni 2012 langdurig voor appellante verzwegen - appellante ontving
deze brief van Van der Zs advocaat eerst in oktober 2013.5 Om die reden was bezwaar eerder ook niet
mogelijk, een rechtsregel waaraan de rechtbank ten onrechte voorbij gaat. Het is ook reden om te stellen
dat dit bezwaar sowieso geen wanprestatie kon zijn omdat het logischerwijs niet onder de overeenkomst
uit maart 2013 kon vallen. Dat het bezwaar minstens legitiem was wegens de ernstige onrechtmatigheid
van het gedrag van geïntimeerde jegens appellante, behoeft weinig betoog.
25. Pas op 19 november 2013 kreeg appellante inzage in interne mails van geïntimeerde waaruit bleek dat
Van der Z een door de geïntimeerde opgestelde opzeggingsformulier aan appellante juist niet heeft willen
tekenen. Nog erger: dat geïntimeerde kennelijk met Van der Z afspraken had gemaakt om een betaling van
de dwangsom door geïntimeerde aan hem, waarover appellante een percentage zou krijgen, geheim te
houden.
26. Van der Z is door de kantonrechter veroordeeld dit percentage wel te betalen. Tot op 24 maart 2016 (sic!)
weigert geïntimeerde met alle mogelijke middelen de ingeziene mails over te leggen (productie 6, mails
zoals op 24 maart 2016 – te laat – overgelegd en niet-getekend formulier zoals toegezonden door
geïntimeerde, vide dossier eerste aanleg, productie 2b zijdens appellante).
5 Met dit gemeentelijk besluit heeft Van der Z appellante bij diverse advocatenkantoren in de stad voor oplichter uitgemaakt
en haar telkens in de straat, o.m. door middel van posters, beschuldigd van valsheid. Ook heeft hij de werkgever van
appellante hierover 'geïnformeerd'. M.a.w.: geïntimeerde heeft, terwijl zij beter wist, Van der Z van een prachtig 'stalkthema'
voorzien en niets gedaan diens laster daarmee te weerleggen.6
Geïntimeerde verzwijgt beschuldiging van fraude door Van der Z
27. Van der Z bleek volgens deze mails in april/mei 2012 tegen een medewerker van geïntimeerde te hebben
gezegd dat appellante hem oplichtte en fraudeerde, een feit dat ten onrechte door geïntimeerde voor
appellante is verzwegen. Uit bij geïntimeerde tijdig ingebrachte mails van Van der Z aan appellante en uit
documenten van de rechtbank Midden-Nederland blijkt dat Van der Z appellante helemaal niet als
gemachtigde wilde opzeggen en dat ook niet had gedaan. Hij schreef juist dat hij wilde dat zij zijn zaken
bleef behartigen. Dit blijkt ook uit Van der Zs uitlatingen tegen de kantonrechter.
28. De kantonrechter en de bestuursrechter hebben reeds (in 2012 en 2013) geoordeeld dat appellante in deze
periode wél de gemachtigde van Van der Z was. Pas in november 2013 kreeg appellante met veel moeite
en na eerdere onbehoorlijke, en dus terecht aangevochten afwijzingsbesluiten het niet-getekende concept
van dit formulier van geïntimeerde.
Verzoek aan burgemeester om hulp tegen eenzijdige ordeverstoringen door Van der Z
Handhavingsverzoek op basis van de Gemeentewet
29. Anders dan de rechtbank in r.o. 2.1 schrijft, vroeg appellante in september 2012 in haar wanhoop aan de
burgemeester om handhaving van de openbare orde, helemaal niet om optreden 'tegen stalking'. De
burgemeester is immers op grond van artikel 170 e.v. van de Gemeentewet bevoegd om de openbare orde
te handhaven en is geen opsporingsinstantie.
30. Appellante meent dat een dergelijk denigrerende en juridisch tekortschietende beschrijving van wat zij
vroeg heeft bijgedragen aan het voor haar onevenredig nadelige vonnis. Appellante doceert en annoteert
over openbare ordehandhaving door burgemeester en meent dat zij door deze beschrijving wordt
neergezet als 'juridisch onbenullig.'
31. Na een half jaar vreselijk door Van der Z te zijn belaagd, met doodsbedreigingen, slachtafval in de tuin,
vernielingen, geschreeuw, etc. waarbij Van der Z veel feiten in en aan de openbare ruimte pleegde en
appellantes woonsituatie direct in het geding was, vroeg appellante de burgemeester om hulp (productie
7, hulpverzoek aan burgemeester) omdat de wijkagent niets deed.6
32. Appellante wijst erop dat de gemeente Amersfoort al jarenlang een beleid handhaving openbare orde
voert waarbij juist aantasting van woonsituatie door overlast, zodanig dat er sprake is van
gezondheidsschade, een speerpunt is. Appellante heeft daar echter weinig van gemerkt. Ter adstructie van
de vreselijke eenzijdige barrage van mails die appellante sinds de zomer van 2012 van Van der Z ontving,
citeert appellante hier een aantal, inclusief taalfouten.
33. Appellante acht deze citaten noodzakelijk om zowel geïntimeerde als uw Hof van de ziekmakende impact
van deze mails te doordringen. Zij is niet verantwoordelijk voor deze teksten en wijst uw Hof erop dat
geïntimeerde onterecht deze mails van Van der Z niet wilde hebben, laat staan lezen.
"er zijn mensen zat die jou bloed wel kunnen drinken hoop info waar ik wat mee kan er zijn ook al mensendie mij willen helpen met jou ondergang groetjes je vriend Rob de knokploeg", "gouw over al uitgewerkt jestaat ook al op internet", "varkenskont", "dril beentjes", "VARKENS liggen ook de hele dag in de stal jij in jestink nest vet te mesten", "lekker geslapen VARKENS BILLETJE ik wel", "lekker varkentje", " viese vetzwijne kont met je drilvarkens pootjes", "de rechter lacht zich rot als die jou varkens kont ziet en die drilvarkens pootjes", "varkens hoertje gril pootje" "Kutjurist", "snolletje", "sletje", "ik hou van jou", ''geniepigklein juristje", "ik heb alles naar twente gestuurt allemaal gestuurd naar twente radio 5 en woning coperatieword feest gr je vriend Rob" "lekker snolletje lief klein geniepig juristje" "groetjes van de lieve gluuder","vies vette varkenskont" "dril vet poot", "zielepoot", "vals kreng", "vuiluik", "stom wijf", "smerig vies wijf","viezerik tweedehands jurist", "vluchten kan niet meer", "3e rangs jurist", "vies gemeen klein adertje", "oudwijf", "VARKENSREET", "viese gore schijtjurist", "4E RANGS JURIST" "gluiperige ( JURISTE ) 5 de rangsjurist", "vals Juristje", ""maak er een rechtzaak van doe je niet want dan sta je voor KUT als (JURIST)", "jestaat voor ( KUT ) ( JURIST ) van lik me verje", "LET OP VAN DE WEEK HELE WEEK REKLAME VOORJOU GRATIS EN VOOR NIKS", "ben je echt zo stom met die grote neus en dikke kont en vet bobels.”
34. Appellante citeert voorts wat het afdelingshoofd Juridische Zaken van geïntimeerde tegen haar hierover
zei. Geïntimeerde erkent hiermee dat "Van der Z een soort van bruut is" "waar je niet naast moet wonen",
en dat "je je in je eigen huis veilig moet kunnen voelen." (vide transcriptie in dossier eerste aanleg,
productie 14). Dat deed appellante begrijpelijkerwijs en gelet op vorenstaande vreselijke teksten alsmede
vernielingen en dreigementen niet. Zij was doodsbang, ook voor mogelijke mishandeling van haar
huisdieren.
6 De burgemeester wilde eerst helemaal niets doen. Ten onrechte meldt geïntimeerde daarover dat appellante erkende dat de
burgemeester niet bevoegd zou zijn. Dit is typerend voor de schrijverij van geïntimeerde.7
35. Nadat appellante vanaf een vluchtadres in Lochem (waar de belagingen in verhevigde mate doorgingen,
onder meer met fake-berichten over inbraak en posters in de straat waarover appellante waarschuwingen
kreeg van haar buren) per mail meldde dat zij niet meer naar huis durfde, ging geïntimeerde met
duidelijke tegenzin en zonder de kwestie ook maar enigszins in te voelen met appellantes hulpverzoek aan
de slag.
'oordeel' louter op basis van 'mondeling doorgebriefde roddel van eerder veroordeelde Van der Z'
36. Op 9 oktober 2013 liet de burgemeester zich op onrechtmatige, appellantes privacy schendende wijze
mondeling informeren door de verhuurder van Van der Z (Portaal, niet de verhuurder van appellante) en
de politie. Van deze vergadering is pas drie maanden later, rond 10 januari 2013, een verslag opgesteld
door de geïntimeerde. Geïntimeerde weigert tot op heden dit verslag in ongelakte vorm toe te sturen,
zodat niemand weet wat erin staat. Portaal en de politie hebben het ook niet ontvangen. De wijkagent
heeft appellante per mail d.d. 1 december 2015 laten weten dat hij niet iets anders heeft gezegd dan wat
later in een rapportage is gezet (productie 8, mail van wijkagent).
37. De burgemeester kwam op basis van voornoemde onjuiste mondelinge informatie op 12 oktober 2012 tot
zijn niet onderbouwde 'mening' dat appellante ook 'van alles' tegen de verdachte deed en verklaarde zich
daarom onbevoegd. Er zou volgens de burgemeester een 'zakelijk conflict over een factuur' zijn dat
(primair) door appellante werd geëntameerd, dat ontaard was in wederzijdse kwade mailwisselingen,
woordenwisselingen en pesterijen en die 'ook voor Van der Z zeer onaangenaam en onwenselijk was'.
38. De vermeende gegevens waarop geïntimeerde zich baseerde, werden in strijd met de wet voor appellante
geheim gehouden, maar de 'mening' van de burgemeester is direct door appellante met feiten en gegevens
weerlegd. Geïntimeerde weigerde pertinent hiermee ook maar iets te doen.
39. Ten onrechte meldde en meldt geïntimeerde veelvuldig in rechte dat appellante vroeg om woningsluiting.
Ook deze roddel is in strijd met de waarheid door de rechtbank in het vonnis opgenomen. Dat een
overheid steeds hetzelfde zegt, maakt het niet waar, maar het is wel als zodanig beschouwd.
Afwijzing hulpverzoek op basis van onrechtmatig verkregen en gebruikte 'informatie'
40. Volgens alle vaste jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2009:BJ1892 en ECLI:NL:RVS:2014:1993) mag een
burgemeester zich voor het nemen van besluiten nooit op vage politiegegevens (waarvan duidelijk sprake
was, zij stonden zelfs niet op schrift) baseren. Appellante verwijst naar de uitspraak
ECLI:NL:RVS:2013:792, waarin de Afdeling Bestuursrechtspraak oordeelt dat processen-verbaal met
verklaringen van horen zeggen, die niet worden ondersteund door objectieve of verifieerbare gegevens,
nimmer gebruikt mogen worden als bestuursrechtelijk bewijs.7
41. In casu was er niet een sprake van een proces-verbaal, maar van 'vage herinneringen' van een wijkagent –
dezelfde die al een half jaar helemaal niets wilde doen, behalve telkens koffie drinken (letterlijk!) bij Van
der Z.
42. Op 18 februari 2016 heeft geïntimeerde de bestuursrechter verteld dat geïntimeerde in openbare-
ordezaken nooit iets schriftelijk documenteert en alle informatie mondeling deelt (om die reden zou de
adviseur 'op dezelfde gang zitten als de burgemeester'). Deze typisch Amersfoortse werkwijze mag
'prijzenswaardig' lijken, maar dat is het natuurlijk niet.
43. Mondelinge (bewust niet gecontroleerde) 'informatie' a) kan door de betrokkene niet naar behoren worden
aangevochten en b) wordt hoogst waarschijnlijk 'verkeerd herinnerd', zodat er allerlei rare, zich steeds
versterkende, subjectieve 'indianenverhalen' ontstaan. Niet objectieve of verifieerbare mondelinge 'roddel
van een wijkagent' mag bovendien, als eerder gesteld, nooit worden gebruikt in welke vorm van
besluitvorming dan ook! Geïntimeerde heeft dat in strijd met appellantes grondrechten echter bewust wel
gedaan en doet dat nog steeds, onder meer op 2 februari 2016.
44. Het verbod op het gebruik van subjectief, niet geverifieerd bewijs in het bestuursrecht geldt nog sterker
voor vage gegevens van een verhuurder die over appellante helemaal niets wist en die duidelijk ook
helemaal niets had onderzocht. In augustus 2015 verklaarde Portaal in rechte dat de door de burgemeester
aan haar toegeschreven informaties zoals opgenomen in het vergaderverslag helemaal niet klopten
(productie 9, verklaring van Portaal). De rest van geïntimeerdes 'verslag' zal dus ook wel niet kloppen -
dit is immers pas maanden later 'opgeschreven' op basis van wat vage herinneringen van een
gemeenteambtenaar.
45. Verder bleek in augustus 2015 pas dat Portaal wel degelijk in november 2012 onderzoek had ingesteld
waaruit bleek dat appellante bepaald niet de enige in de straat was die te kampen had met Van der Z. Dit
onderzoek, waaruit voorts blijkt dat Portaal evenals appellante terecht geen enkele fiducie heeft in de
Afdeling Handhaving van geïntimeerde, heeft de burgemeester vanaf 2012 voor appellante verzwegen
(productie 10, passage uit onderzoek van Portaal).
7 Een burgemeester mag ook niet zelf 'strafrechtelijke oordelen' vellen (ECLI:NL:RBZWB:2013:CA4006), wat hij feitelijk
wel deed en doet door te schrijven dat er volgens hem niets aan de hand was.8
Bewust onzorgvuldige procedures 'tegen appellante'
46. In strijd met artikelen 3:2, 3:9 en 4:7 van de Awb heeft de burgemeester nooit aan appellante om een
zienswijze gevraagd. Hij heeft de mondelinge 'gegevens' nooit op welke wijze dan ook geverifieerd of
onderzocht. Geïntimeerde is aldus bewust afgegaan op rare verhalen waarvan geïntimeerde direct kon
begrijpen dat zij niet klopten (appellante is geen 'boekhouder'). Appellante meent dan ook dat
geïntimeerde doelbewust een onrechtmatig besluit heeft willen nemen en bewust doof en blind heeft
willen blijven voor de feiten, ook nadat deze al lang met bewijsmateriaal en officiële besluiten van de
korpschef waren achterhaald.8
47. Gedurende de op het onbehoorlijke besluit van geïntimeerde volgende bezwaarprocedure volhardde de
burgemeester in zijn ongeverifieerde en feitelijk volkomen onjuiste standpunt. Hij weigerde in strijd met
de wet en het zorgvuldigheidsbeginsel informatie van appellante over de voortdurende ordeverstoringen
en haar weerlegging van de apert onjuiste mening over haar en de door Van der Z eenzijdig veroorzaakte
problemen in zijn oordeelsvorming te betrekken. Op grond van artikel 4:2, tweede lid, was appellante
verplicht om deze informatie te verschaffen.
48. Tijdens een hoorzitting op 29 oktober 2012 bleek dat er inmiddels op 24 oktober 2012 een
'politierapportage' op papier was gezet die appellante van de burgemeester niet mocht lezen, maar die haar
wel werd tegengeworpen en bij wijze van citaten in een 'hoorverslag' in de mond werd gelegd. Het verslag
van die hoorzitting ontving appellante pas op 19 november 2013 (een dik jaar later), waarna zij om
aanpassing ervan vroeg. Dat weigerde geïntimeerde omdat het een 'deskundigenverslag' zou zijn met geen
andere reden dan 'de handtekening van de burgemeester staat erop, dus het klopt'.
49. Appellante vroeg daags na de hoorzitting in 2012 om toezending van de geheime rapportage. Dit werd
eerst wekenlang door geïntimeerde toegezegd, maar plots ook geweigerd, waartegen appellante
begrijpelijkerwijs bezwaar aantekende. Ook informeerde appellante op 30 oktober 2012 de burgemeester
over de vele feitelijk onjuiste veronderstellingen die zij tijdens het horen had vernomen. Hiermee heeft
geïntimeerde bewust nooit iets gedaan (productie 11, mail met weerlegging fouten).
50. Appellante kreeg op 28 november 2012 bij de politie inzage in een groot deel van de rapportage en
verzocht om verbetering, die werd toegewezen. Gebleken is dat de burgemeester zich in de bezwaarfase
louter baseerde op een vage, onprofessioneel opgestelde rapportage vol met feitelijke fouten (o.m. zou
appellante 'de boekhouding van Van der Z' doen) en niet op onderliggende mutaties en andere 'harde'
politiegegevens, waaronder de bij de politie bekende gewelddadige antecedenten van Van der Z. Kortom:
ook deze rapportage bevatte bijna uitsluitend 'roddel van horen zeggen'.
51. 'Harde' informatie in de rapportage - mutaties over wangedrag van Van der Z in 2012 (hij zou in Putten
zodanig de boel op stelten hebben gezet dat de politie aldaar wilde dat hij direct zou vertrekken, hij zou
ook een man met een honkbalknuppel bedreigen en appellante ten onrechte betichten van
computervredebreuk, wat door de politie niet werd geloofd) - werd echter door de burgemeester volstrekt
verzwegen en niet gebruikt voor het besluit.9 De rapportage bevatte bijna geen harde informatie
(mutaties), maar bestond goeddeels uit een onbeholpen 'eigen analyse en conclusie' van de politiebrigadier
die nooit bij de zaak betrokken was geweest.
laster door Van der Z in de rechtszaal
52. Tijdens een zitting op 28 november 2012 bij de voorzieningenrechter te Utrecht kwam Van der Z zeer
plotseling opdagen zodat appellante uit angst wegvluchtte uit de rechtszaal. In deze procedure verzint de
burgemeester op beledigende en denigrerende wijze (op basis van wat roddel van een wijkagent) dat
appellante “met Van der Z een conflict heeft over een machtiging, het niet betalen van een factuur en het
niet afgeven van stukken.” Nogmaals: dat is totaal onwaar! De burgemeester stelt in een daags tevoren
opgesteld verweer op badinerende en onjuiste wijze dat “de bewoners van 102 (Van der Z c.s., S.S.) niet
de juridische weg kiezen om hun standpunt duidelijk te maken.”
53. De burgemeester schrijft weliswaar dat in het besluit van 12 oktober 2012 “ in het midden wordt gelaten
wie er blaam treft”, maar dat is nu juist het hele punt: appellante trof geen blaam, maar door de
beledigende formulering van de burgemeester dat appellante onder meer Van der Z ook ('met de
juridische weg') zou pesten en Van der Z het ook onaangenaam en onwenselijk vindt, suggereert
geïntimeerde onverholen dat appellante 'mede-blaam' trof. M.a.w.: het oordeel was niet 'bewust neutraal',
8 Appellante wijt dit aan het feit dat zij eerder als gemachtigde in een Bibob-zaak ("Khorat") geïntimeerde al had gewezen op
het onrechtmatig achterhouden van cruciale informatie en het feit dat zij protesteerde toen de burgemeester haar cliënte
tijdens het horen over deze zaak uiterst belerend en intimiderend had toegesproken en haar juist niet had willen horen. De
Gemeentelijke ombudsman gaf appellantes cliënte op deze punten volstrekt gelijk, wat kennelijk tegen het zere been was van
de burgemeester en zijn – ook in deze zaak betrokken – ambtenaren.9 Ook bleek dat de wijkagent niets had gelezen van de vreselijke scheld-, seks- en dreigmails van Van der Z of feiten had
onderzocht, maar een gemakzuchtig oordeel 'burenruzie' velde - dit terwijl de wijkagent appellante steeds vroeg om
bewijsstukken omdat hij Van der Z 'graag achter de tralies wilde zien'. 9
of 'bewust afwezig', maar geïntimeerde had vanaf het begin wel degelijk een niet-neutrale, inhoudelijke,
op niets gebaseerde mening, die over appellante negatief was.
54. De burgemeester voegt een gekleurd en feitelijk onjuist overzichtje bij het verweer waaruit zou moeten
blijken dat appellante 'zo maar van alles doet', en geïntimeerde op uiterst zorgvuldige en professionele
wijze een onderzoek had gedaan (productie 12, eerste verweer en tweede, tardief verweer met
'lijstje'). Onder meer staat er in strijd met de waarheid dat op 9 oktober 2012 met de politie was
afgesproken dat zij een overzichtje van meldingen en incidenten zou maken – volgens het verslag van
deze vergadering zou de politie het dossier sturen, wat nooit is gebeurd. Ook overigens is het lijstje
onbeholpen. Zo zou appellante een 'schadebesluit indienen' – wat natuurlijk niet kan.
55. Over de rechtbankzitting verscheen daags erna een groot stuk in de krant (AD), waarin Van der Z
verklaarde dat "het oorlog was" en hij appellante valselijk beschuldigde dat zij zich (nog steeds) voordeed
als zijn gemachtigde, wat de kennelijke oorzaak van die oorlog was. Dat dit voor een zelfstandig jurist
rampzalig is, behoeft geen uitleg (productie 13, rechtbankverslag AD).
56. Appellante was door dit intermezzo ten einde raad en bleef de burgemeester indachtig artikel 4:2, tweede
lid (informatieplicht voor burger) en 7:11 (ex nunc plicht in bezwaar) van de Awb informeren over de
feitelijke aanvechtbaarheid van zijn mening. Ook stuurde zij de eindeloze stroom voortdurende
belagingen van Van der Z om die reden (bij elkaar gebundeld) door. Appellante werd daarop door
geïntimeerde in strijd met de wet te verstaan gegeven dat bewijsmateriaal niet op prijs werd gesteld (vide
productie 11) - het 'oordeel stond al vast' en dat moest koste wat kost in stand blijven.
Houding gericht op 'eigen belang' en intimidatie, in strijd met het beginsel van de dienende overheid
57. Uit alles blijkt dat geïntimeerde het 'allemaal maar lastig vindt', geen kennis wil nemen van feiten, maar
eenzijdig subjectieve negatieve oordelen over burgers velt. Dat is a) onnodig en b) schadelijk en
beledigend. Zo'n houding past geïntimeerde als grote overheidsinstantie ten opzichte van een in het nauw
gedreven burger niet. Geïntimeerde is geen commercieel bedrijf gericht op 'eigenbelang', maar is
gehouden om bedreigde inwoners veiligheid te bieden - en als dat niet mogelijk is een verzoek daartoe
met objectieve, zakelijke gronden af te wijzen. Dat doet geïntimeerde duidelijk - doelbewust - niet.
58. Appellante informeerde in haar wanhoop op vertrouwelijke basis een aantal raadsleden over de kwestie -
mede omdat zij (als deskundige op het gebied van bestuursprocesrecht) zag dat de bezwaarafhandeling bij
geïntimeerde bepaald niet volgens de wettelijke regels verliep en zij hierdoor eenzijdig zeer ernstig werd
benadeeld. Dat gebruik van appellantes grondwettelijk petitierecht werd door geïntimeerde duidelijk ook
niet gewaardeerd. Het antwoord van de burgemeester aan de raadsleden wordt geheim gehouden.
59. Van der Zs advocaat kreeg op 8 januari 2013 wel in strijd met alle regels en grondrechten de
'politierapportage' die appellante van de burgemeester niet mocht hebben - een feit dat appellante pas op
19 november 2013 achterhaalde door inzage in de officiële procesdossiers van geïntimeerde en dat nog
steeds zonder motivering door geïntimeerde wordt ontkend (productie 14, uitnodiging van Van der Z
door geïntimeerde voor een hoorzitting met verwijzing naar meegezonden dossier en inventarislijst
waarin opgenomen de politierapportage).
60. In het vonnis overweegt de rechtbank in r.o. 4:26 in strijd met deze evidente feiten dat van deze
verzending van politiegegevens aan de verdachte 'niets zou zijn gebleken.' Dit is duidelijk gebaseerd op de
blote, op niets gebaseerde ontkenning door geïntimeerde.
61. Op 9 januari 2013 - en dag later - kondigde de burgemeester bij appellante aan deze - reeds verzonden -
politierapportage en andere vertrouwelijk door haar toegestuurde informatie aan Van der Z te sturen. Dat
riep bij appellante zo onnoemelijk veel angst op (wat zou Van der Z daarmee allemaal gaan uithalen?) dat
zij bij gebreke aan een ander rechtsmiddel en enige redelijkheid bij geïntimeerde - op adviesaangifte deed
van het schenden van ambtsgeheimen. Zij stuurde onder geheimhouding de aangifte ook op aan de
raadsleden.
Geïntimeerde lekt zelf naar de pers
62. Deze aangifte is door (een raadslid bij) geïntimeerde naar de pers gelekt, een feit waarvoor appellante de
burgemeester direct waarschuwde omdat zij dit absoluut niet had gewild (productie 15, waarschuwing).
Geïntimeerde doet het echter in strijd met de waarheid voorkomen dat appellante het 'lek' was en rekent
haar dit aan.
63. Appellante werd vervolgens door A.J. Ensing, medewerker van de geïntimeerde, van 'intimidatie en laster'
beticht omdat hij geen deskundige en onderbouwde kritiek van appellante op de bestuursrechtelijke
procedures verdroeg. Geïntimeerde dreigde onverholen om aangiftes tegen appellante te doen terwijl er
van strafbaar handelen geen sprake was (productie 16, dreigmail door geïntimeerde en reactie).
64. De burgemeester weigerde in de bezwaarzaak appellante in strijd met de wet separaat te horen, zodat
appellante uit angst voor Van der Z daarvan afzag. Geïntimeerde informeerde appellante vervolgens ten
onrechte niet over de walgelijke beschuldigingen die Van der Z ('ongewenste intimiteiten' door
10
appellante) tijdens dit horen in haar richting had gedaan - ook deze vreselijke aantijging door Van der Z
las appellante pas in het in november 2013 overgelegde hoorverslag. Uiteraard had geïntimeerde
appellante hierover moeten berichten, al was het maar omdat deze informatie in de aangifte tegen Van der
Z had kunnen worden meegenomen.
65. Sinds 2012 is appellante door de kwestie ziek (productie 17, medische gegevens, al vanaf 2012 bekend
bij geïntimeerde). Zij heeft forse materiële en immateriële schade, niet alleen door de vreselijke
belagingen door Van der Z, maar met name door de onbegrijpelijke reacties van de geïntimeerde, haar
bestuursorganen en medewerkers.
66. Door de feitelijk onjuiste, op 'niets' gebaseerde gemeentelijke beschuldigingen van 'terugstalken', later
aangevuld met tendentieuze, nooit onderbouwde, aantijgingen in rechte van 'chantage', 'procesziekte' en
'zelfverrijking' etc. werd appellante - een kleine zelfstandige - in de loop der jaren nog zieker. Zij vreesde
terecht voor reputatieschade (onder meer bij de rechtbank, waarin geïntimeerde is geslaagd) en zij raakte
daardoor volkomen ontregeld.
Aanloop Vaststellingsovereenkomst
Aanbod tot schikking door appellante
67. In februari 2013 verbeterde de korpschef conform appellantes verzoek de politiegegevens - een simpel feit
dat door geïntimeerde wordt ontkend (productie 18, besluit korpschef). Pas eind 2013 bleek dat de
burgemeester weigerde om van dit besluit van de korpschef kennis te nemen. Nadat appellante
geïntimeerde dagvaardde om te voorkomen dat allerlei gegevens aan Van der Z zouden worden verstrekt
en de schade telkens zou worden vergroot, ging de externe advocaat van de geïntimeerde in op appellantes
veel eerder gedane voorstel tot schikking.
68. Aanvankelijk zou appellante genoegen moeten nemen met een (door Ensing opgestelde) boze brief 'van
de burgemeester' waarin hij slechts meldde dat het voor zijn medewerkers en de geïntimeerde erg naar
was geweest en waarin hij geen enkel begrip toonde voor de situatie waarin appellante zich bevond of
waarin hij enige vergissing of fout erkende (productie 19, 'brief burgemeester'). Hiermee stemde
appellante niet in, maar zij voelde zich gelet op de bedreigingen van Van der Z en intimidaties en
volstrekt onbehoorlijke proceshouding van geïntimeerde wel tot schikken gedwongen.
Het tekenen van de overeenkomst
69. Uiteindelijk resulteerde e.e.a. op 26 maart 2013 in de door geïntimeerde opgestelde
Vaststellingsovereenkomst. Partijen deden inhoudelijk geen afstand van hun standpunten. Appellante zou
door de geïntimeerde in de Vaststellingsovereenkomst limitatief, deels dubbel opgesomde procedures en
de aangifte intrekken. Over hetgeen 'waarover overeenstemming was bereikt' zou appellante geen nieuwe
procedures starten.
70. In ruil daarvoor verklaarde geïntimeerde - uitdrukkelijk in strijd met eerder door geïntimeerde wel
degelijk ingenomen meningen - dat geïntimeerde zich nooit op het standpunt had gesteld of willen stellen
dat appellante Van der Z had gepest of opgelicht of dat zij zich ten onrechte als diens gemachtigde had
voorgedaan.
71. Partijen zouden zich niet meer negatief over elkaar uit mogen laten. Alleen over de
Vaststellingsovereenkomst en de daaraan voorafgaande besprekingen werd geheimhouding ten opzichte
van derden afgesproken - uitdrukkelijk niet over de door Van der Z gepleegde feiten, enige andere feiten
of documenten, of de daardoor veroorzaakte procedures.
72. Er werden voorafgaand aan het tekenen tijdens een gesprek op het gemeentehuis met de interne en de
externe advocaat werkafspraken gemaakt omdat appellante voorzag dat zij waarschijnlijk weer een beroep
op de burgemeester zou moeten doen vanwege het voortdurende gedrag van Van der Z. Geïntimeerde
beloofde plechtig de kwestie in het vervolg wel op professionele wijze op te pakken. Dit gaf appellante
voldoende vertrouwen om de overeenkomst te ondertekenen.
Appellante houdt zich aan afspraken, geïntimeerde niet
73. Appellante hield zich direct aan haar deel van de afspraken en zij trok de door geïntimeerde genoemde
procedures in. Geïntimeerde nam hiermee expliciet genoegen (productie 20, mailwisseling met
instemming over volledige naleving geïntimeerde).
74. Nadat bleek dat de burgemeester de gemeenteraad niet naar behoren op de hoogte bracht, deed appellante
dit op nette en zeer positieve wijze. Appellante werd hierover direct gebeld door de externe advocaat van
geïntimeerde, die in een voicemail suggereerde dat dit niet zou mogen. Appellante schreef op 22 april
2013 dat dit wel mocht, omdat de gemeenteraad het hoogste orgaan van geïntimeerde is, en dus geen
'derde' (productie 21, mail aan advocaat). Appellante acht het typerend voor geïntimeerde dat
11
geïntimeerde zelfs haar eigen hoogste orgaan niet wilde informeren en appellante daarover wilde
kapittelen.
Nieuwe eenzijdige belagingen door verdachte jegens appellante
Bewakingscamera gericht op appellante
75. De belagingen door Van der Z duurden intussen voort - o.m. met vele intimiderende mailberichten. Medio
mei 2013 slaagde appellante erin een andere woning te vinden en zij bereidde een verborgen verhuizing
naar haar nieuwe geheime vluchtadres per 1 juli 2013 voor. Een buurman wees haar toen op een
bewakingscamera onder de dakgoot van Van der Z, die over het kruispunt heen gericht stond op
appellantes hele huis en tuin.
76. Van der Z weigerde deze op sommatie daartoe van appellante weg te halen omdat hij "appellante lik op
stuk wilde geven." Van der Zs bedreigingen en andere malversaties richting appellante laaiden sterk op.
Van der Z hij hield o.m. appellantes verhuizing in de gaten, bemoeide zich met haar tuin, maakte enorm
kabaal rond haar huis, beschuldigde haar van diefstallen en dreigde haar te achtervolgen naar haar nieuwe
geheime woonadres om "heel Voorschoten in te lichten." Appellante raakte door Van der Zs camera en
andere misdragingen zeer ernstig ontregeld. Appellante deed op 26 mei 2013 aangifte tegen Van der Z.
77. De recherche begon direct, indachtig de belofte van de politie in februari 2013, op verzoek van het OM
direct met een serieus onderzoek naar de kwestie. Van der Z werd vanaf mei 2013 - anders dan
geïntimeerde suggereert - als verdachte van belaging beschouwd (vide productie 3, strafdossier). De
eenzijdige acties van Van der Z en de verdenking zijn door de rechtbank in haar vonnis in r.o. 2.1 ten
onrechte en in navolging van geïntimeerde bestempeld als (tweezijdige) 'onenigheid'. Appellante meent
dat dit een onnodig denigrerende kwalificatie is, die niet op feiten is gestoeld.
Beperkte handhavingsverzoek door appellante
78. Appellante vroeg op 26 mei 2013 de burgemeester om spoedeisende handhaving vanwege strijd met de
APV en strafbare feiten in/aan de openbare ruimte, omdat het rechercheonderzoek tijd in beslag zou
nemen en zij bang was dat zij tijdens de verhuizing zou worden gevolgd of haar eigendommen zouden
worden vernield.
79. Appellante vroeg iets heel simpels en beperkt in impact voor Van der Z: het (doen) verwijderen van de
camera en een 'minigebiedsverbod' voor het strookje direct rond haar erf om te voorkomen dat Van der Z
de verhuizing zou verstoren, haar angst aan zou jagen en haar privacy zou schenden en zaken zou
vernielen.
80. Stadsadvocaat Knoops van geïntimeerde sommeerde appellante ten onrechte op 28 mei 2013 alleen met
haar te communiceren (productie 22, mails van en aan Knoops). Het is tekenend voor geïntimeerde dat
Knoops stelde dat deze verplichting in de Vaststellingsovereenkomst stond, terwijl dat simpelweg niet
waar was. Geïntimeerde beweert voortdurend onware dingen, die appellante hinderen. Het is tevens
tekenend dat er inhoudelijk totaal niet werd gereageerd en dat er geen enkel medeleven kwam.
81. Appellante werd op 3 juni 2013 gebeld door de externe advocaat van de geïntimeerde met het ingesproken
bericht dat appellante de Vaststellingsovereenkomst zou schenden en dat geïntimeerde om die reden niets
met haar verzoek zou gaan doen. Daarop reageerde appellante op 3 juni 2013 met het bericht dat dit niet
de bedoeling was van de overeenkomst (productie 23, mail over telefoon Walrecht). Kennelijk
veranderde geïntimeerde toen van gedachte en besloot de afhandeling 'te verstieren'.
82. Reeds enkele dagen na het handhavingsverzoek, eveneens op 3 juni 2013, had de burgemeester een
concept van een afwijzend besluit gereed, blijkens interne stukken en de tekst van het uiteindelijk
verzonden besluit (hierop komt appellante terug). Appellante kreeg op 6 juni 2013 pas een
'ontvangstbevestiging' van de burgemeester met de onheuse mededeling dat het 'onderzoek' lange tijd in
beslag zou gaan nemen (productie 24, tardieve ontvangstbevestiging).
83. Vervolgen ontving appellante op 4 juni 2013 het bericht van Knoops dat door appellante doorgezonden
nieuwe informaties over de belagingen van Van der Z en het rechercheonderzoek door geïntimeerde
slechts voor kennisgeving werden aangenomen 'omdat een andere afdeling ermee bezig was' - deze
informaties blijken door Knoops te zijn weggegooid (productie 25, mail van Knoops).
84. Over de werkzaamheden van de recherche en de voortdurende activiteiten van Van der Z werd Knoops
door appellante ingelicht. Deze informatie werd door Knoops expliciet slechts 'ter kennisgeving
aangenomen' en kennelijk weggegooid – zij kwamen bij een Wobverzoek niet naar boven (productie 26,
mail aan Knoops).
85. Appellante raakte door deze schrijverijen het vertrouwen in een zorgvuldige en tijdige afhandeling van
haar verzoek kwijt. Andermaal in strijd met de bepalingen in de Awb zou geïntimeerde dus zonder door
haar aangedragen 'harde' informatie een 'onderzoek doen' - aldus bewust aansturend op een herhaling van
het drama uit 2012, dat juist met de Vaststellingsovereenkomst was beëindigd.
12
86. Daarom stelde appellante geïntimeerde aansprakelijk voor vertragingen en mogelijke herhaling van de
eerder door geïntimeerde gemaakte fouten. Ten onrechte stelde de geïntimeerde dat appellante een
schadeclaim had ingediend en wees deze niet-ingediende claim op 25 juni 2013 (terwijl het onderzoek
volgens geïntimeerde nog liep) alvast maar af (productie 27, nodeloze 'afwijzing schadeclaim'). Ook dit
is typerend voor de (onnodige) onzorgvuldige schrijverij van geïntimeerde.
"wij moeten eerder bij Van der Z zijn dan de politie, haha!"
87. Kennelijk werd er pas na een dikke week intern bij de geïntimeerde opdracht gegeven om toch een
onderzoekje in te stellen. In de tweede week van juni 2013 werden twee boa's naar Van der Z gestuurd.
Dit blijkt uit een mail d.d. 10 juni 2013 van de behandeld ambtenaar, Leloux, waarin zij aankondigt dat
'vanwege haar gevoel' de gemeentelijke boa's eerder dan de politie bij Van der Z zouden moeten zijn, "dus
het heeft ook nog haast, haha!" (letterlijk citaat, sic) (productie 28, mail Leloux). Dat deze mail grof en
treiterig is, behoeft geen uitleg. Het is ook duidelijk dat geïntimeerde hiermee van plan was om
wanprestatie te gaan plegen, dan wel dit reeds deed.
88. Deze boa's zagen de camera hangen en hadden - indachtig de bestuursrechtelijke beginselplicht tot
handhaving - de duidelijk illegale camera terstond kunnen en dus moeten (laten) weghalen. Zo moeilijk is
dat immers niet - een kwestie van een ladder pakken. In de plaats daarvan lijkt met Van der Z te zijn
afgesproken dat hij tot na appellantes verhuizing de camera mocht laten hangen.10
89. Diverse eind 2013 en medio 2014 door derden naar boven gehaalde bewijsstukken van merkwaardig
gedrag van de geïntimeerde in deze periode (juni 2013), waaronder de 'haha!-mail' d.d. 10 juni 2013 van
Leloux, heeft de rechter tot twee keer toe in strijd met de wet en het procesreglement ongezien
teruggestuurd naar de advocaat van appellante, die deze inbracht om de gemeentelijke wanprestatie te
onderbouwen. Dit staat in schril contrast met de coulance richting geïntimeerde, waarover later meer.
90. Op 20 juni 2013 rapporteerde de politie aan de burgemeester dat de recherche op verzoek van het OM een
onderzoek naar de belagingen instelde en dat appellante (als slachtoffer) verklaringen had afgelegd
(productie 29, brief politie).
91. Deze nieuwe rapportage van de politie werd inhoudelijk evident niet gebruikt, want het reeds gereed
liggende concept met de daarin oude mening over de kwestie bleef op enkele woordjes en een nieuwe
datum na in stand.11 De weergave door de rechtbank in het vonnis is daarmee in strijd met de feiten en
louter gebaseerd op de nooit bewezen of zelfs maar aannemelijk gemaakte standpunten van geïntimeerde.
Onzorgvuldig afwijzingsbesluit en wanprestatie
92. Op 1 juli 2013 - de door appellante bij geïntimeerde aangekondigde dag van haar verhuizing - besloot de
burgemeester zijn eerste afwijzende concept van 3 juni 2013, met wat kleine wijzigingen, als Awb-besluit
aan appellante te sturen. Daarbij verwees de burgemeester expliciet naar zijn eerder op 12 oktober 2012
ingenomen "mening" t.a.v. de kwestie; het was wéér (slechts) een tweezijdige ruzie die wéér "zeer
onaangenaam en onwenselijk was voor Van der Z." Dat Van der Zs gedrag volgens de politie door de
recherche werd onderzocht, noemt geïntimeerde helemaal niet.
93. Andermaal noemt geïntimeerde alleen de grondrechten van verdachte Van der Z in dit besluit, onterecht
gepresenteerd als absolute weigeringsgrond. De grondrechten van appellante als slachtoffer (8 EVRM)
negeert geïntimeerde volledig - deze 'bestaan' volgens geïntimeerde niet, terwijl er altijd een afweging van
(botsende) grondrechten moet plaatsvinden. Geïntimeerde stuurde de nieuwe politierapportage waarin
stond dat de recherche de kwestie serieus nam, niet mee met het kennelijk doel appellante hierover niet te
informeren (deze ontving appellante pas veel later van de rechtbank Midden-Nederland).
94. Het besluit van geïntimeerde maakt weliswaar gewag van deze nieuwe rapportage, maar het daarin
opgenoemde rechercheonderzoek is overduidelijk niet in de besluitvorming betrokken. Er is simpelweg
'geknipt en geplakt' uit het eerder besluit van 12 oktober 2012.
95. Waarom zou de burgemeester anders schrijven dat er 'niets aan de hand was', dat het ging om een
'tweezijdige kwestie' waarin appellante ook een duidelijk aandeel zou hebben, en dat de situatie voor de
verdachte Van der Z onaangenaam en onwenselijk was? En waarom zou de burgemeester zijn standpunt
anders slechts beschrijven als een 'mening' en niet als een onderbouwd feit? Appellante is dit wel helder:
het is ook slechts een vooringenomen, hoogstpersoonlijke mening (van ambtenaar Leloux), en geen
10 In 2014 zegt het Afdelingshoofd van de boa's tegen WobShop echter dat er helemaal geen boa's met Van der Z hebben
gesproken en dat zij ook geen camera hadden zien hangen. Deze wispelturigheid in berichtgeving acht appellante tekenend
voor het gebrek aan geloofwaardigheid van geïntimeerde.11 De juridisch ontoereikende mening van deze politiebrigadier (geen juridische opleiding) dat 'geen meldingen' betekent
'geen openbare ordeverstoring', is wel kritiekloos 'gebruikt'. Dit terwijl het oordeel daarover aan de burgemeester en
geïntimeerde was, en niet aan de politie. Na het overhaaste vertrek van appellante constateerden twee boa's dat de camera
was weggehaald (deze was door de recherche in beslag genomen).13
voldragen objectief oordeel van een onafhankelijke overheidsinstantie (productie 30, besluit 1 juli 2013,
wanprestatie door geïntimeerde).
96. In het vonnis volstaat de rechtbank in r.o. 2.6 met het door de geïntimeerde aangevoerde, maar evident
onware argument dat de nieuwe politierapportage ten grondslag zou liggen aan de nieuwe besluitvorming
door de burgemeester. Uit de tekst van het besluit blijkt immers duidelijk het tegendeel.
97. In het vonnis staat in r.o. 2.5 voorts slechts dat appellante 'is verhuisd', daarbij geen enkele acht slaand op
het door appellantes raadsman aangedragen feit dat deze verhuizing een overhaaste vlucht naar een
geheim adres was. Dit komt op appellante denigrerend en subjectief over.
Geïntimeerde pleegt wanprestatie
bezwaar en vaststelling wanprestatie door appellante (3 juli 2013)
98. Appellante tekende - geschokt en getraumatiseerd - bij brief van 3 juli 2013 tegen dit besluit bezwaar en
klacht aan (zij had een actueel procesbelang wegens gestelde en onderbouwde schade). Zij constateerde in
de brief wanprestatie t.a.v. het overeengekomene (strijd met de verklaringen en het doen van negatieve
uitlatingen) en vroeg daarom schadevergoeding.
99. Appellante ontbond de overeenkomst en herstelde deze ontbinding op 10 juli 2013 naar vernietiging - ook
beriep zij zich op vormgebreken waaronder het ontbreken van een geldig collegebesluit tot het aangaan
van de overeenkomst en op wilsgebreken, waaronder het niet volledig informeren voorafgaand aan de
overeenkomst.
100. Op de herhaalde, uitgebreide onderbouwing van de wanprestatie en de wilsgebreken alsmede het geldende
recht ten aanzien van vernietiging en nietigheid door de advocaat van appellante is de rechtbank slechts
zeer summierlijk en zijdelings ingegaan. Zowel de argumenten die appellante in haar mail aan
geïntimeerde stuurde als die de raadsman van appellante in zijn conclusie en akte inbracht, zijn bijna niet
opgenoemd, laat staan van een juridische duiding en weerlegging voorzien. Het lijkt wel alsof de
rechtbank deze helemaal niet heeft gelezen, maar zich heeft beperkt tot de stukken die geïntimeerde
inbracht.
101. Appellante meent dat, nu de burgemeester op voorhand al van oordeel was niet bevoegd te zijn (wat
appellante bestrijdt), zich in zijn besluit het simpelweg bij die feitelijke mededeling had moeten laten. Al
het andere was in die visie een overbodige mening, die bovendien wanprestatie met zich meebracht,
hierover later meer. Geïntimeerde had zich ervan bewust moeten zijn dat juist deze uitlatingen de stalker
Van der Z sterkten in zijn belagingsgedrag. Hiermee betoont geïntimeerde geen goede trouw ten aanzien
van appellante en de naleving van de Vaststellingsovereenkomst.
Intimidaties en nieuwe negatieve uitlatingen over appellante door de geïntimeerde (9 en 19 juli 2013)
102. Op 9 juli 2013 beschuldigde Ensing namens de geïntimeerde appellante ten onrechte schriftelijk van het
schenden van geheimhouding en het doen van negatieve uitlatingen. Ook dreigde hij aangifte wegens
chantage tegen haar te doen (productie 31, brief 9 juli 2013).
103. Appellante weersprak de beweerde chantage, de schending van geheimhouding en de negatieve
uitlatingen en sommeerde geïntimeerde uit te leggen hoe de burgemeester erop gekomen is dat hij in
tegenspraak met de verklaring in de Vaststellingsovereenkomst zijn - onjuiste en niet met feiten
onderbouwde - mening uit 2012 herhaalt dat de kwestie voor Van der Z onaangenaam en onwenselijk zou
zijn. Deze brief is in het vonnis ten onrechte in het geheel niet genoemd. Deze brief is volgens appellante
een herhaalde wanprestatie.
104. Op 19 juli 2013 weigerde Ensing appellante de gevraagde uitleg te geven, omdat "voor zich zou spreken"
dat het 'voor de verdachte Van der Z ook allemaal onaangenaam en onwenselijk was.' Hiermee suggereert
geïntimeerde duidelijk dat appellante actief 'iets verkeerds' deed tegen Van der Z. Ensing beschuldigde
appellante andermaal ten onrechte van het schenden van geheimhouding en het doen van negatieve
uitlatingen. Ensing zou haar (niet-bestaande) "pseudoniemen op internet kennen" - een duidelijke
negatieve uitlating door geïntimeerde over appellante Andermaal dreigde Ensing aangifte van chantage
tegen haar te doen - dit is behalve een dreigement ook een duidelijke negatieve uitlating over appellante
(productie 32, brief 19 juli 2013). Deze brief is in het vonnis genoemd, maar de rechtbank is ten
onrechte volstrekt voorbij gegaan aan de uiterst intimiderende en beledigende inhoud ervan. Deze brief is
volgens appellante een tweede herhaalde wanprestatie.
'ingebrekestelling' door geïntimeerde (1 augustus 2013)
105. Op 1 augustus 2013 ontving appellante van de externe advocaat van geïntimeerde een veel te familiair
gestelde brief, waarbij zij te laat een collegevoorstel ontving, dat door geïntimeerde ten onrechte werd
gekenschetst als 'besluit'. Het besluit werd nog een week later – al zeker te laat – genomen (productie 33,
brief en collegevoorstel en -besluit).
14
106. In dit collegevoorstel staat tot appellante verbijstering een formeel geheimhoudingsbesluit - waarbij het
college zichzelf en diegenen die erbij betrokken waren, waaronder appellante, op basis van artikel 55 van
de Gemeentewet, ook ten opzichte van de gemeenteraad, volledige geheimhouding over de overeenkomst
oplegde - overigens op verkeerde gronden, te weten 'fabricagegegevens'.
107. Appellante stuurde de advocaat op 3 augustus 2013 een gemotiveerd antwoord en beriep zich op
wilsgebreken, waaronder het feit dat er geen tijdig collegebesluit was genomen en geïntimeerde
appellante daarover in strijd met de volledige inlichtingenplicht voor overheden, ook geldend in het
burgerlijk recht, niet had geïnformeerd. Appellante gaf aan dat zij ook veel eerder had moeten weten van
het geheimhoudingsbesluit, dat voor haar van belang was (zij wilde dat de gemeenteraad werd
geïnformeerd over de afspraken).
108. De brief van 1 augustus 2013 van geïntimeerde is door de rechtbank aangemerkt als geldige
ingebrekestelling, wat door appellante wordt betwist. In elk geval kunnen om die reden ook volgens de
rechtbank haar handelingen (juli 2013) voor die datum niet worden 'meegerekend' in de door geïntimeerde
vermeende wanprestatie, omdat zij toen volgens de rechtbank in elk geval nog niet in gebreke was
gesteld.
109. Appellante wijst erop dat voorafgaand aan 1 augustus 2013 geïntimeerde met de berichten van 1, 9, en 19
juli 2013 zelf al wanprestatie had gepleegd, en daarmee dus 'was begonnen'. Daarmee was met appellantes
ingebrekestelling van 3 juli 2013 haar opschortingsrecht ook al een feit.
Excessieve dagvaarding gebaseerd op onjuiste feiten
Geïntimeerde wil dossiers niet geven
110. In augustus 2013 vroeg appellante bij geïntimeerde om toezending van haar persoonsgegevens omdat zij
procedures voorzag. Dit weigerde geïntimeerde tot twee keer toe in strijd met de wet, met de onjuiste en
onrechtmatige mededeling dat "geïntimeerde slechts appellantes adres- en handelsregistergegevens
verwerkten" (productie 34, onrechtmatige weigeringen persoonsgegevens)
111. Op 29 augustus 2013 werd appellante, kennelijk getriggered door appellantes terechte verzoeken om haar
dossiers, door geïntimeerde gedagvaard. Daarbij stelde geïntimeerde niet alleen of zozeer een vordering in
wegens door haar vermeende wanprestatie, waartoe geïntimeerde zich had kunnen en moeten beperken.
niet onderbouwde betichting rechtsmisbruik, verzonnen schadeclaim
112. Geïntimeerde wenste vooral appellante te laten veroordelen tot allerlei verboden wegens vermeend
rechtsmisbruik en verzonnen schending van geheimhouding. Daarbij vorderde geïntimeerde maar liefst -
zonder enige berekening, waarvan thans vaststaat dat die nooit heeft bestaan en ook nooit is uitgevoerd - €
113.909,- van appellante.
113. Geïntimeerde pretendeert in de dagvaarding dat deze berekening een gedegen schatting van gemaakte
uren betreffen en biedt zelfs 'bewijs' aan, maar uit recente uitlatingen van geïntimeerde op 2 februari 2016
blijkt dat geïntimeerde in het geheel niet aan tijdschrijven of urenregistratie doet. De berekening is dus
een apert verzinsel, met als enig doel appellante te doen afzien van haar rechtsmiddelen. Geïntimeerdes
bewijsaanbod is ronduit bedrieglijk en een overheid onwaardig.
114. Appellante wijst voorts op door geïntimeerde eerst in 2015 overgelegde documenten. Hieruit blijkt dat het
in de dagvaarding uit medio 2013 genoemde aantal uren dat geïntimeerde beweert met 'haar zaak' bezig te
zijn geweest, te weten 450, volledig heeft verzonnen. Het blijken er vanaf 2012 t/m medio 2015 200 te
zijn. Deze 200 uren zijn ook zeer betwistbaar, nu duidelijk is dat geïntimeerde niet aan tijdschrijven doet
en er slechts een achteraf opgestelde, getotaliseerde, onbegrijpelijke en oncontroleerbare matrix is
gemaakt. Voorts blijkt dat de tijd goeddeels is besteed aan overleggen met de externe advocaat (productie
35, 'verzonnen' tijdberekening en declaraties advocaat).
dagvaarding herhaalt letterlijk standpunt en 'feiten' uit 2012
115. In de dagvaarding werden in strijd met de Vaststellingsovereenkomst vrijwel letterlijk het onjuiste
standpunt van geïntimeerde uit juni 2012 over de machtiging van appellante alsmede de 'pesterijen mede
door appellante' uit het besluit van 12 oktober 2012 over de kwestie, overigens zonder enig bewijs, als
'feiten' gepresenteerd. Geïntimeerde sloeg geen enkele acht op het feit dat deze standpunten uit 2012 al
lang waren achterhaald en in strijd waren met de Vaststellingsovereenkomst. Door deze 'feitenpresentatie'
volhardde geïntimeerde in haar wanprestatie. De rechtbank heeft deze 'feiten' ten onrechte en zonder ook
maar enig bewijs voor waar aangenomen en vrijwel letterlijk overgeschreven.
116. Geïntimeerde schetst in de dagvaarding een volstrekt overdreven en feitelijk onjuist beeld, andermaal
zonder enig bewijs, over appellante, o.m. over aantallen berichten die zij zou hebben gestuurd. Daarbij
biedt geïntimeerde op de haar gebruikelijke wijze zelfs 'getuigenverklaringen' aan.
15
117. Appellante (een individuele burger) is in de dagvaarding letterlijk neergezet als chanteur en manipulator,
die uit was op verwarring en ontwrichting van geïntimeerde (een grote overheidsinstantie). Appellante
werd in de dagvaarding zonder enige reden vergeleken met de 'Dordtse huisjesmelker' (productie 36,
annotatie en deskundigenrapportage over de Dordtse huisjesmelker). Dit is uiteraard ook
wanprestatie, want een ernstige negatieve uitlating over appellante.
118. Geintimeerdes heeft in strijd met artikel 21 Rv en de beginselen van behoorlijk bestuur (fair play) eigen
haar eigen gedragingen, waaronder uiterst intimiderende brieven en nadelige besluiten waarop appellante
wel móest reageren, in het geheel niet opgenoemd of geproduceerd. Daardoor zet geïntimeerde op
voorhand al een zeer negatief, onwaar, maar kennelijk effectief beeld over appellante neer. Dit feitelijk
onjuiste beeld over appellante is door de rechtbank zonder enige kritische reflectie op het
waarheidsgehalte ervan overgenomen.
119. In strijd met de expliciete, voor en over appellante negatieve oordelen, meldt geïntimeerde in de
dagvaarding dat de burgemeester slechts een neutraal standpunt had bedoeld in te nemen in de kwestie
met Van der Z omdat 'hij zich niet bevoegd achtte.' Dit is simpelweg niet waar. Hij heeft expliciet zijn
"mening" ten beste gegeven, wat hij had moeten nalaten.
wanprestatie: besluit was negatief (bedoeld)
120. Appellante begreep en begrijpt niet hoe geïntimeerde erbij komt dat het besluit van 1 juli 2013 'neutraal' is
en geen enkel negatief oordeel over haar impliceert. Was dat het geval geweest, dan had de burgemeester
slechts behoeven te schrijven niet bevoegd te zijn. Bij die zakelijke mededeling heeft hij het juist - tot
twee keer toe - niet willen laten.12 Hij was niet neutraal door een – onwaar en gekleurd – oordeel te
hebben over de kwestie tussen Van der Z en appellante. Ook had de burgemeester direct na appellantes
protest kunnen weerleggen dat zijn kwalificaties niet negatief waren bedoeld, maar dat heeft hij bewust
nagelaten. Uit de onbehoorlijke uitlating d.d. 19 juli 2013 'dat spreekt voor zich' maakt appellante op dat
geïntimeerde kwalificaties wel degelijk negatief waren bedoeld over appellante.
121. De opgevraagde politie-informatie uit 2013 had de burgemeester uiteraard wel moeten gebruiken, en dat
is evident niet gebeurd, wat geïntimeerde daar ook over beweert. De burgemeester roemt zich als
voorzitter van het landelijk platform woonoverlast, terwijl hij dit ernstige probleem in zijn eigen gemeente
niet serieus lijkt te nemen (productie 37, diverse publicaties over geïntimeerde die wel vaker
slachtoffers aan hun lot overlaat). Ook laat geïntimeerde zich aan het geldende bewijsrecht in dit soort
zaken niets gelegen liggen.
Geïntimeerde voldoet niet aan stel- en bewijsplicht, maar pleegt jarenlang karaktermoord
122. De effectieve karaktermoord door geïntimeerde heeft de civiele procedure en de bestuursrechtelijke zaken
voor appellante ernstig bemoeilijkt. De feitelijk onware, nimmer onderbouwde, beschuldigingen alsmede
de niet-onderbouwde excessieve claim wegens bewogen appellante ertoe (een enkele) aangifte te doen
wegens machtsmisbruik en laster, later door geïntimeerde op voor haar kenmerkende wijze aangeduid als
'diverse aangiftes' en 'talloze procedures'.
123. Ook heropende appellante een zaak en stelde zij geïntimeerde ten aanzien van een aantal niet-ingetrokken
schadeverzoeken bestuursrechtelijk in gebreke. Hierop werd slechts telkens door geïntimeerde slechts
gereageerd met het (volgens de bestuursrechter onjuiste) bericht dat deze 'met de
Vaststellingsovereenkomst' waren ingetrokken.
124. De druk van een exorbitante vordering wegens telkens in hardheid toenemende beschuldigingen van
rechtsmisbruik was voor appellante begrijpelijkerwijs niet te verdragen. Voorts dient geïntimeerde (als
overheid) begrip hebben voor het feit dat appellante, nadat zij een jaarlang zodanig is gestalkt dat zij
moest verhuizen naar een geheim adres, wéér werd geconfronteerd met negatieve en onwaar
beschuldigende brieven zijdens geïntimeerde, er alles aan begon te doen om deze beschuldigingen niet
een eigen leven te laten leiden en verder te laten verspreiden, maar deze zo snel mogelijk door
geïntimeerde zelf te laten herstellen. Dit o.m. door diverse bemiddelingsverzoeken en het oppakken van
niet ingetrokken rechtsmiddelen, die zij liever had laten rusten.
125. Het had op de weg van geïntimeerde gelegen direct in ieder geval aan het uiterst simpele herstel of
intrekking van de feitelijk onware, kwetsende passages in het besluit van 1 juli 2013 mee te werken in
plaats van op een onnodige en nare manier te volharden in de appellante in haar integriteit en reputatie
aantastende onjuiste standpunten.
Geïntimeerde geeft telkens wisselende argumenten en schaadt daarmee appellante
12 Overigens achtte de burgemeester zich, gelet op het gemeentelijk woonoverlastbeleid, juist wel bevoegd. Dit wordt
bevestigd door het feit dat hij zijn boa's op pad stuurde en de politie om informatie vroeg - was hij in zijn beleving niet
bevoegd geweest tot handhaving, dan had hij dit immers niet hoeven doen.16
126. Appellante wijst erop dat, vaak pas jaren later, geïntimeerde met wisselende onderbouwingen en
rechtvaardigingen van dit besluit en andere gedragingen komt die op geen enkele wijze zijn terug te
voeren op welk feit dan ook. Geïntimeerde beweert van alles, maar geeft van vrijwel niets feitelijk bewijs.
127. Gelet op diens gedragingen, waaronder het telkens opduiken in procedures met geïntimeerde, voelt Van
der Z zich gesterkt door de argumentaties van geïntimeerde. Dat dit voor appellante schadelijk is, behoeft
geen uitleg. Dat appellante zo langzamerhand niet meer weet hoe zij nog uit dit web van gemeentelijke
verzinsels moet komen, evenmin.
Onjuiste mededelingen door geïntimeerde en tardieve inzage in dossiers
128. In het vonnis is in de opsomming in r.o. 2.12 een brief d.d. 6 november 2013 van een medewerker van de
Nationale ombudsman wel genoemd, maar de herstellingen van deze brief door de ombudsman zelf niet.
Dit sterkt appellante in haar standpunt dat de rechtbank haar producties niet in haar overwegingen heeft
betrokken en mogelijk zelfs niet heeft gelezen (productie 38, correctiebericht Nationale ombudsman).
Langdurig weigeren persoonsgegevens en voortgezet gebruik oude politiegegevens
Geïntimeerde wil niet dat appellante zich kan verweren
129. Appellante tekende in september 2013 bezwaar aan tegen de onterechte weigeringen door geïntimeerde
van haar persoonsgegevens, wat lange tijd tot niets leidde (productie 39, bezwaar). Door de Autoriteit
Persoonsgegevens werd de geïntimeerde telefonisch te verstaan gegeven dat appellante wel recht had op
haar dossiers. Bij wijze van compromis kreeg appellante eerst op 19 november 2013 inzage in de dossiers
- waaruit blijkt dat er zeer veel stukken voor appellante zijn achtergehouden. Van dit achterhouden en
later inbrengen van stukken door appellantes raadsman wordt in het vonnis in het geheel geen gewag
gemaakt.
130. Voorts bleek uit de inzage dat de 'politierapportage' uit 2012 in strijd met alle regels onbeschermd in
dossiers zat, zodat appellante ook inzicht kreeg in de gegevens over Van der Z die zij - terecht - van de
politie niet mocht zien, maar waaruit wel bleek dat er voldoende aanleiding was om handhavend op te
treden. Zij kreeg ook inzage in interne mailwisselingen, die zij niet mocht kopiëren en die direct na de
inzage door de geïntimeerde zijn weggegooid.
131. Ook kreeg appellante een verslag van een met Van der Z gehouden hoorzitting uit januari 2013, waarin
Van der Z ten onrechte vertelt dat appellante hem "zou hebben gezoend en gestalkt en dat appellante zijn
ex zou hebben bijgestaan." Bij wijze van gebaar van goede wil trok appellante haar bezwaren in
(productie 40, intrekkingsmail). De voor appellante schokkende inhoud van het hoorverslag, waarover
appellante uiteraard tijdig had moeten worden ingelicht, wordt in het vonnis ten onrechte niet genoemd in
de bespreking van de wanprestatie.
Autoriteit Persoonsgegevens tikt geïntimeerde op de vingers
132. Pas nadat de Autoriteit Persoonsgegevens geïntimeerde duidelijk maakte dat de politierapportage moest
worden afgeschermd, wees deze het handhavingsverzoek van appellante af. Daarbij oordeelde de
Autoriteit louter of de gegevens op een juiste manier werden bewaard en niet over de inhoud of het
gebruik van de gegevens.
133. De voorzieningenrechter te Den Haag deelde in maart 2014 dit (ook door appellante niet betwiste) oordeel
over de beperkte reikwijdte van het besluit van de Autoriteit. Wel schrijft de voorzieningenrechter dat de
Autoriteit "met appellante van mening is dat de oude politierapportage uit 2012 (met 'zachte gegevens') na
het herstelbesluit van de korpschef uit februari 2013 geheel is hersteld." De voorzieningenrechter geeft
voorts aan dat over vraag of de gegevens nog door de geïntimeerde gebruikt (mochten) worden,
bodemprocedures moeten worden gevoerd, zodat de spoedvoorziening werd afgewezen.
134. Geïntimeerde concludeerde (als niet in de procedure betrokken, en dus niet geïnformeerde partij) geheel
ten onrechte dat de voorzieningenrechter en de Autoriteit zouden vinden dat geïntimeerde de oude, door
de korpschef naar de prullenbak verwezen gegevens nog mag gebruiken. Op andere momenten stelt
geïntimeerde weer dat zij deze gegevens niet meer gebruikt. De rechtbank heeft in het vonnis de onjuiste
conclusies van geïntimeerde over het standpunt van de Autoriteit zonder enig onderzoek of argumentatie
voor waar aangenomen. Het lijkt erop dat de beslissing van de voorzieningenrechter niet is gelezen, maar
alleen gebruik is gemaakt van een selectief citaat eruit door geïntimeerde.
Gesprek met geïntimeerde en nieuwe intimidaties door geïntimeerde
Geïntimeerde erkent ruiterlijk wat er allemaal mis is gegaan
17
135. De rechtbank is ten onrechte voorbij gegaan aan een belangrijk gesprek met geïntimeerde op 27 november
2013, waarvan appellante de transcriptie en de opname heeft overgelegd. Dit gesprek wordt nergens in het
vonnis genoemd, wat appellante onbegrijpelijk en onevenwichtig voorkomt.
136. In dit gesprek erkent geïntimeerde ruiterlijk dat appellante op veel punten gelijk heeft en dat haar
problemen als gevolg van de belagingen begrijpelijk zijn. Ook geeft geïntimeerde feitelijk te kennen dat
de gemeente daarover een geheel eigen versie van de waarheid aan de rechter zal blijven verkondigen.
137. Op aanraden van derden en uitdrukkelijk alleen ter voorkoming van nieuwe intimidaties en hernieuwde
verkeerde citaten, heeft appellante dit gesprek opgenomen. Dit gesprek had namelijk plaats met de
schrijver van de vele intimiderende brieven van de geïntimeerde, Ensing, om schikking te beproeven.
Ensing gaf tevoren schriftelijk aan het niet over de inhoud van de kwestie te willen hebben en feitelijk ook
niet te willen schikken. Er was, anders dan Ensing later beweert, van te voren geen enkele
vertrouwelijkheid afgesproken.
138. In dit gesprek erkende Ensing dat het besluit van 1 juli 2013 "ongelooflijk onbenullig" 'knip en plakwerk'
uit het eerder besluit van 12 oktober 2012 was. Ook zei Ensing dat Van der Z een "soort van bruut is"
"waar je niet naast moet wonen". Voort verkondigde Ensing:"Als we door moeten bij de rechter dan ga ik
echt mijn best doen te ontkrachten dat jij natuurlijk een zielige burger bent die slachtoffer is van de
situatie. Want dat ben je wel, maar daar ben ik niet verantwoordelijk voor. Daar kom ik wel uit!"13
Geïntimeerde wil niet schikken
139. Na een week meldde Ensing dat zijn 'schikkingsvoorstel' was dat appellante haar rechtsmiddelen intrekt
en dat de geïntimeerde daar niets tegenover zou stellen; noch in de vorm van herstel van het besluit van 1
juli 2013, noch in enige andere vorm van erkenning of compensatie. Dit is uiteraard geen schikking, maar
eenzijdig druk uitoefenen.
140. Appellante diende vervolgens een op zijn minst begrijpelijke klacht in waarbij zij Ensing citeerde en diens
uitlatingen volgens de Behoorlijkheidswijzer van de Nationale ombudsman duidde. Deze klacht wordt in
het vonnis onder xxxi genoemd, zonder de ernstige inhoud ervan, slechts 'opgesomd.' De vele
merkwaardige gedragingen voorafgaande eraan door Ensing zijn door de rechtbank ten onrechte totaal
genegeerd.
141. Op 19 december 2013 mailde Ensing appellante met de onterechte beschuldiging van niet-integer en
onfatsoenlijk gedrag en de onware aantijging van het (weer) opstarten van procedures (productie 41, mail
19 december 2013). Deze mail van geïntimeerde wordt ten onrechte niet in het 'lijstje' in het vonnis
genoemd, daarmee een onjuist beeld van de werkelijkheid schetsend.
142. Op 7 januari 2014 schreef Ensing in een "schriftelijke verklaring" ten onrechte dat appellante tientallen
procedures tegen de geïntimeerde heeft lopen. Ook schreef hij ten onrechte dat appellante geen
inhoudelijk belang nastreeft - quod non. Voort schreef hij dat appellante geen schade heeft of zichzelf
schade toebrengt - quod non. Voorts beschuldigde Ensing appellante expliciet van zelfverrijking. Verder
schreef hij ten onrechte dat appellante 'onder valse voorwendselen en met voorbedachten rade een
vertrouwelijk gesprek met hem was aangegaan' (productie 42, verklaring van Ensing).
143. Deze zeer onbehoorlijke, verzonnen verklaring en andere schrijverij van Ensing wordt eveneens ten
onrechte in het geheel niet in het vonnis genoemd. Wel wordt onder xxxiii de voortgezette klacht van
appellante naar aanleiding van Ensings mail en verklaring opgenoemd, zodat een onevenwichtig beeld
ontstaat. Appellante vraagt zich in gemoede af of de rechtbank de door haar raadsman geproduceerde
schrijverijen van Ensing wel heeft gezien.
Bewijsnood door achterhouden stukken en bestuursrechtelijke ongelukken
Reden procedures: appellante wordt door geïntimeerde benadeeld
144. De rechtbank is o.m. in r.o. 2.8 voorbij gegaan aan de inhoud van de bestuursrechtelijke kwesties en heeft
in elk geval niet de standpunten van appellante daarin weergegeven, maar is louter afgegaan op de
onbeholpen duiding ervan door geïntimeerde. Appellante meent dat daarmee geen recht wordt gedaan aan
de werkelijkheid en aan aan grote belang bij rectificatie van de gemeentelijke verzinsels.
145. In r.o. 4.44 oordeelt de rechtbank ten onrechte dat de bestuursrechtelijke kwesties alle reeds formele
rechtskracht hebben dan wel dat zij feitelijk geen boodschap heeft aan de evident op de kwestie
betrekking hebbende hoger beroepen bij de Raad van State. Appellante meent dat de rechtbank de door
haar raadsman ingebrachte hoger beroepschriften niet heeft gezien.
146. Het had de rechtbank - mede op basis van deze hoger beroepen - duidelijk moeten zijn dat geïntimeerde
jarenlang in strijd met artikel 7:4 en artikel 8:42 van de Awb (volledige productie en inzageplicht) lang
13 Waarom Ensing 'niet verantwoordelijk is', maakt hij niet duidelijk. Uit alle jurisprudentie over nalatige overheden blijkt dat
geïntimeerde dat wel is.18
niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken in de bezwaar- en beroepsprocedures hadden opgestuurd
of ter inzage hadden gelegd, zodat appellante werd benadeeld.14
147. Ook had het de rechtbank duidelijk moeten zijn dat geïntimeerde in strijd met art. 21 Rv alleen haar
welgevallige stukken produceert. De producties van appellante die laten zien dat geïntimeerde veelvuldig
(nare) brieven en mails schrijft en onrechtmatige besluiten neemt, waarop appellante wel moet reageren,
zijn door de rechtbank in het geheel niet in haar overwegingen betrokken.
Geïntimeerde veroorzaak zelf onnodige procedures
148. Doordat appellante vanwege het gedrag van geïntimeerde pas zeer laat van allerlei feiten en documenten
op de hoogte was, kon zij niet effectief procederen bij de bestuursrechter Midden-Nederland. Zij moest
telkens nadere stukken opsturen, zodat de dossiers dik en onoverzichtelijk werden. De bestuursrechter
raakte daardoor kennelijk de draad kwijt, wat geïntimeerde is aan te rekenen.
149. Dit achterhouden van bewijs, in combinatie met de effectieve wijze waarop geïntimeerde appellante
telkens neerzet als rechtsmisbruiker, veelklager, etc. zorgde voor amper gemotiveerde en juridisch
onbegrijpelijk uitspraken van de enkelvoudige bestuursrechter, waartegen appellante gemotiveerde hoger
beroepen heeft aangetekend. Daarbij stelt appellante vast dat de bestuursrechter het geldende
bestuursrechtelijk bewijsrecht alsmede schaderecht niet goed toepast en geen feiten heeft onderzocht.
150. Appellante verklaart dit doordat de rechtbank Midden-Nederland haar zaken bij elkaar heeft gevoegd en
op een 'bulkwijze' heeft afgedaan. De hoger beroepschriften worden in het vonnis slechts genoemd, maar
deze zijn niet in de overwegingen betrokken - primair had de rechtbank nog helemaal geen vonnis kunnen
wijzen zo lang deze nog liepen. Appellante wijst erop dat de Raad van State op het punt stond om haar in
(bijna) alle procedures in het gelijk te stellen, maar dat zij door geïntimeerdes procesgedrag werd
gedwongen haar hoger beroepen in te trekken.
nieuwe inmenging door verdachte Van der Z en betichting van chantage
151. De administratie van de rechtbank merkte in augustus 2013 Van der Z als belanghebbende in de zaak aan.
Lange tijd weigert de administratie in strijd met de wet om de nieuwe adresgegevens alsmede haar
medische gegevens voor Van der Z geheim te houden. Deze meldt dat appellante haar beroep maar moet
intrekken om dit te voorkomen (productie 43, brief administratie).
152. Vanwege deze ernstige schending door de griffie van appellantes grondrechten stuurden diverse juristen,
waaronder een advocaat-generaal bij het Hof Amsterdam, verzoeken naar de burgemeester om te
voorkomen dat dit zal gebeuren (productie 44, verklaringen). Deze verzoeken zijn door geïntimeerde
niet in de dagvaarding genoemd of geproduceerd. Een verzoek van een vriendin van appellante wordt wel
geproduceerd en in de dagvaarding maar liefst als chantage gekenschetst - alleen dit verzoek wordt ook in
het vonnis in r.o. 2.12 opgenoemd, zodat het er andermaal op lijkt dat de rechtbank appellantes producties
niet in haar overwegingen heeft betrokken.
153. In r.o. 2.13 en 4.12 overweegt de rechtbank deels ten onrechte dat 'de bestuursrechter' een
wrakingsverzoek heeft afgewezen. Uit pure angst dat Van der Z middels de administratie van de
bestuursrechter haar nieuwe geheime adres zou achterhalen doet appellante, omdat er geen tijdig
rechtsmiddel hiertegen voorhanden is, op 29 augustus 2013 in arren moede een wrakingsverzoek.
154. Dit verzoek werd op formele gronden door de wrakingskamer afgewezen, maar inhoudelijk is de
gevraagde geheimhouding van appellantes adres wel degelijk toegewezen door de piketrechter en later
ook door de geheimhoudingskamer van de Raad van State. Anders dan de rechtbank meent, was dit
verzoek van appellante dus wel degelijk terecht (productie 45, geheimhoudingsuitspraken).
155. Tijdens deze procedure tracht Ensing bij fax van 2 september 2013, waarin hij te kennen geeft dat hij in
de wrakingsprocedure niets te zoeken heeft, in strijd met alle feiten te ontkennen dat de Kamer van
Koophandel had besloten om appellantes adresgegevens wegens ernstige bedreigingen uit het
Handelsregister af te schermen (productie 46, fax van Ensing). Dat dit onbehoorlijk en misleidend is,
behoeft weinig betoog.15
Geïntimeerde blijft appellante intimideren en beledigen
resultaat Wobprocedure door derden
14 Het is bestuursorganen volgens vaste jurisprudentie verboden om een selectie uit stukken te maken. Geïntimeerde schrijft
later in aktes ten onrechte dat appellante 'alle beroepsdossiers heeft gekregen' en dus feitelijk 'niet moet zeuren', maar zij laat
na te melden dat deze dossiers aantoonbaar incompleet en selectief waren. 15 Een tweede wrakingsverzoek was nodig omdat de bestuursrechter gedurende lange tijd niet besliste op appellantes
herhaalde verzoeken om haar medische gegevens geheim te houden. Ook dit verzoek is later wel degelijk toegewezen,
evenals door de geheimhoudingskamers van de Raad van State. Appellante kreeg dus wel degelijk inhoudelijk gelijk.19
156. Op 2 juli en 3 september 2014 stuurde appellantes raadsman recente en recent verworven producties ter
onderbouwing van het verweer van appellante aan de (toen nog enkelvoudige) civiele rechter. Deze kreeg
hij ten onrechte per kerende post van de griffier terug. Bezwaren hiertegen hielpen niet (vide dossier
eerste aanleg).
157. Appellante meent nog steeds dat de rechter deze stukken, die een erg merkwaardig licht op de acties van
geïntimeerde wierpen en die de door haar gestelde wanprestatie door geïntimeerde dan wel ingeroepen
nietigheid van de Vaststellingsovereenkomst onderbouwden, had moeten aannemen.16
158. In juni 2014 deden enkele gerenommeerde juristen om appellante te helpen een Wobverzoek naar het
bezoek dat geïntimeerde zou hebben gebracht aan Van der Z in juni 2013. Zij kregen hierover geen
uitsluitsel, maar geïntimeerde kondigde wel aan om, in strijd met de Wob en de Wet politiegegevens, de
politierapportage en andere zeer gevoelige informatie, algemeen openbaar te maken en zelfs actief aan
Van der Z te sturen.
159. De Wobverzoeken resulteerden in augustus 2014 erin dat de merkwaardige 'haha!-mail' van Leloux d.d.
10 juni 2013 boven water kwam. Het resultaat was ook dat de door appellante aan Knoops in juni 2013
telkens toegezonden informatie volgens geïntimeerde zelf niet meer bestond en dus kennelijk in strijd met
de Archiefwet was weggegooid.
160. Appellante diende hierover een klacht tegen Knoops in, wat leidde tot een brief van de burgemeester
waarin deze erkent dat appellante het volste recht heeft om procedures te voeren, maar haar valselijk
beticht van het in diskrediet brengen van Knoops (wat appellante niet deed) (productie 47, brief van
burgemeester met erkenning recht van appellante tot procedures en typerende beschuldiging).
161. Over de mail van Leloux en het "haha!" verkondigde geïntimeerde in een akte aan de rechtbank pas eind
2014 dat haar 'snelle actie' bedoeld zou zijn om appellante het idee te geven dat geïntimeerde wel degelijk
het nodige deed. Dat kan niet kloppen omdat appellante immers gedurende de hele periode helemaal nooit
iets van geïntimeerde had gehoord en dus ook niet werd gerustgesteld. Deze geruststelling is ook duidelijk
nooit beoogd door geïntimeerde.
162. De door de burgemeester algemeen openbaar gemaakte en ook aan Van der Z gestuurde documenten
bewogen appellante, die zich in het nauw gebracht voelde door de weigeringen van de rechtbank om deze
stukken in ontvangst te nemen en de enorme schadeclaim die toen al een dik jaar boven haar hoofd hing,
tot het plaatsen van de stukken op een website met daarbij een duiding van deze stukken en toelichting op
de toedracht, te weten de belagingen door Van der Z.
163. Dit kwam appellante te staan op een sommatie van geïntimeerde om deze weg te halen (productie 48, fax
van geïntimeerde). Appellante meldde dat nu geïntimeerde de stukken zelf openbaar had gemaakt,
'herpublicatie' geen schending van geheimhouding of negatieve uitlating door haar kon zijn en dat haar als
burger voorts enig recht op vrije meningsuiting toekwam. Appellante heeft van deze kwestie daarna -
terecht - niets meer gehoord. Appellante concludeert dat geïntimeerde simpelweg geen enkele vorm van
kritiek of exposure verdraagt, maar wel allerlei partijen hardhandig 'kapotprocedeert'.
Telkens wijzigende 'aantallen procedures' verzonnen door geïntimeerde
164. Op 29 augustus 2014 schreef Ensing in strijd met de waarheid dat appellante "vele tientallen, te weten 75,
procedures tegen de gemeente heeft aangespannen." Ook meent hij dat er van strafbare feiten van Van der
Z jegens appellante geen sprake zou zijn, althans dat appellante de belagingen zelf had geëntameerd door
(vele) juridische procedures tegen de verdachte te 'herstarten' - wat ook al niet waar is. Verder meldde
Ensing in strijd met de waarheid dat appellante zelf in een gesprek zou hebben toegegeven uitsluitend te
procederen om de druk op geïntimeerde op te voeren vanwege financiële genoegdoening.
165. Tot slot schreef Ensing volledig in strijd met de waarheid, kennelijk refererend aan voornoemde mail van
Leloux, dat geïntimeerde zou hebben bewerkstelligd dat Van der Z zijn strafbare, op appellante gerichte
camera, zou weghalen. Dit verzinsel is door Van der Z, de recherche en appellantes waarnemingen
gelogenstraft - de camera is immers blijven hangen (productie 49, verweer door Ensing met volstrekt
verzonnen, beledigende aantijgingen).
Geïntimeerde stelt zes hoger beroepen in
166. In mei 2015 stelde Ensing zonder mandaat en dus onbevoegd 'namens de gemeentelijke bestuursorganen'
diverse incidentele hoger beroepen in waarin hij ten onrechte betoogde dat appellante haar schade niet
onderbouwt - appellante had dit juist zeer uitgebreid gedaan.
167. Ook voerde Ensing namens geïntimeerde verweer, waarin hij in strijd met alle feiten apert blijft
ontkennen dat appellante op dat moment werd erkend als slachtoffer van een naar misdrijf. Het zou nu
16 Dat dit ten onrechte gebeurde, blijkt uit het feit dat appellante later de gelegenheid kreeg om in november 2014 akte te
nemen. Gelet op de succesvolle protesten van geïntimeerde (die tegen alle proceshandelingen van appellante bezwaar maakte
en die vaak zonder reden werden toegewezen), durfde appellantes advocaat toen nog slechts een klein deel van de stukken
over te leggen. Appellante heeft in productie alle aktes gevoegd, ook welke zijn geweigerd.20
slechts gaan om een "zakelijk conflict", dat door appellante zelf zou zijn uitgelokt. Op uitnodiging van de
Raad van State diende appellante hierover feitelijk en juridisch onderbouwde zienswijzen ter weerlegging
van de gemeentelijke stellingen in, die zij hier herhaalt en inlast (productie 50, zienswijzen).
Het vonnis
168. Pas na bijna twee jaar procederen, waarbij geïntimeerde na comparitie de gelegenheid tot vermeerdering
van eis kreeg en ruim de gelegenheid kreeg om stellingen van appellante te weerleggen, lag er op 3 juni
2015 het vonnis van de rechtbank Den Haag. De vordering uit onrechtmatige daad en/of rechtsmisbruik is
geheel niet-ontvankelijk verklaard en/of afgewezen.
169. De gemeentelijke vordering uit wanprestatie is toegewezen, waarbij wordt geoordeeld dat geïntimeerde de
schade op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Er is geen grond appellante te gelasten om enige lopende
procedure in te trekken. Bij schending van de overeenkomst zal appellante een dwangsom verbeuren van
€ 500,- per dag met een maximum van € 10.000,-.
170. Appellante berichtte geïntimeerde direct dat zij zich, behoudens haar recht op hoger beroep, voorlopig aan
het vonnis zou houden. Ondanks dat werd het vonnis betekend, waarbij geïntimeerde ten onrechte de
nakosten trachtte te verhalen. Appellante heeft de proceskosten terstond aan geïntimeerde betaald.
171. Gelet op het feit dat appellante volgens het vonnis wel degelijk gerechtigd bleef om de ingezette
procedures te voeren, ook over feiten die zich na 26 maart 2013 hadden voorgedaan, zich daarover ook
mocht richten tot geïntimeerde en het gegeven dat het vonnis inherent onduidelijk is over welke 'feiten en
procedures' het verbod precies ziet, riep appellante op 12 juli 2015 enkele gemeentelijke ambtenaren op
als getuige in hoger beroep - beide in zaken die zagen op na 26 maart 2013 gebeurde dan wel veel later
bekend geworden feiten.
172. Ook stuurde appellante op 23 juli 2015 aan de Raad van State, met afschrift aan geïntimeerde, een brief
op in een zaak die geen betrekking heeft op hetgeen in de Vaststellingsovereenkomst geregeld is, te weten
een Wobverzoek naar een functioneringsverslag uit 2012 van de burgemeester, waarin staat dat deze
burgemeester niet empathisch is, niet luistert en veel te snel met beslissingen klaarstaat.
Na het vonnis voortdurende onregelmatigheden en intimidaties door geïntimeerde
Raad van State
173. Op 7 juli 2015 sommeerde Ensing, onbevoegdelijk schrijvend namens geïntimeerde, appellante om (in
strijd met vonnis) alle bestuursrechtelijke procedures onmiddellijk in te trekken. Als appellante dat niet
zou doen, dan zou Ensing haar in deze lopende procedures van rechtsmisbruik gaan betichten (productie
51, intimiderende brief van Ensing d.d. 7 juli 2015)
174. Zonder appellantes reactie op de sommatie af te wachten, voegt Ensing op dezelfde dag de daad bij het
woord. Daarbij verwijst hij zonder juridische noodzaak in een brief aan de Raad van State naar het vonnis
en voegt al helemaal zonder noodzaak een niet-geanonimiseerde kopie van dit vonnis bij. Dit doet hij
bewust ook in de twee procedures waarin Van der Z als partij is betrokken (productie 52, lasterende
brief van Ensing d.d. 7 juli 2015).
175. Appellante reageerde hierop naar de Raad van State met het bericht dat zij zelf de Raad van State in de
procedures waarin Van der Z niet als partij is betrokken het vonnis al had toegezonden, zodat helder is dat
Ensing geen ander doel hiermee had dan Van der Z op de hoogte te brengen van het over appellante verre
van complimenteuze, louter op door geïntimeerde aangedragen gegevens gebaseerde vonnis.
176. Appellante vond dat nu Ensing slechts voor de onderbouwing van rechtsmisbruik verwijst naar een
zinnetje in het vonnis waaruit blijkt dat als geïntimeerde misbruik van bestuursrecht door appellante wil
aanvoeren, zij dit bij de bestuursrechter moet doen, sprake is van rechtsmisbruik door geïntimeerde. Dit
zinnetje behelst immers uiteraard niet het rechtsoordeel dat appellante dit misbruikt pleegt, integendeel.
Het duidt slechts aan dat naar het oordeel van de rechtbank geïntimeerde aan het verkeerde adres was en
dus gemotiveerd bij de bestuursrechter desgewenst zou kunnen betogen dat hiervan sprake zou zijn.
177. Appellante meende voorts dat na het verstrijken van de termijnen een nieuwe 'hoger beroepsgrond'
inbrengen op grond van het geldend bestuursprocesrecht niet mogelijk is. Ervan uitgaand dat geïntimeerde
van deze algemeen bekende 'grondenfuik' op de hoogte is, is dit duidelijk slechts een actie ter diffamatie
van appellante én ter ondersteuning van Van der Z in diens strafproces. Van der Zs advocaat wil haar over
dit vonnis en over de aan hem toegezonden, achterhaalde politierapportage horen in de tegen Van der Z
lopende strafzaak.
Geïntimeerde misleidt Raad van State over aard documenten
178. Op sommeert de Raad van State - enkele weken voor de zitting op 3 september 2015 - geïntimeerde tot
het toesturen van twee stukken, te weten het vergaderverslag van 9 oktober 2012 en de politierapportage
van 24 oktober 2015. Hierop ontspint zich een merkwaardig verhaal.
21
179. Geïntimeerde stuurt bij brief van augustus 2015 het verslag en bij brief van augustus 2015 de rapportage
(productie 53, geheimhoudingsverzoeken). Zij doet in deze brieven een gelijkluidend verzoek om
geheimhouding, namelijk dat het zou gaan om een rapportage en om politiegegevens. In strijd met artikel
8: 39, eerste lid, van de Awb laat de Raad van State na om de geheimhoudingsverzoeken terstond aan
appellante door te sturen – deze kreeg ze ten onrechte pas in januari 2016 van geïntimeerde.
180. Denkend dat geïntimeerde - andermaal - niet aan de sommaties van het gerecht zal voldoen, stuurde
appellante bij brief van 1 september 2015 de politierapportage. Deze rapportage had zij immers al - een
geheimhoudingsverzoek door geïntimeerde was dan ook volstrekt overbodig. Tot haar stomme verbazing
ontving appellante de rapportage op 2 september - daags voor de zitting - terug van de Raad van State met
het bericht dat er een geheimhoudingsverzoek (over een stuk dat zij al had) was gedaan.
181. Appellante concludeerde het volgende: a) de Raad van State had het dossier, waaruit bleek dat zij de
rapportage al had niet gelezen; b) er was nog geen geheimhoudingsbesluit genomen; c) de meervoudige
kamer zou met een onvoldragen dossier daags erna de zitting gaan houden.
182. Bij gebrek aan een regulier rechtsmiddel tegen deze veel te late en onbegrijpelijke acties, wraakte
appellante de kamer. Zonder appellante op te roepen of zelfs maar te bellen werd de wraking door een
kamer die het dossier niet had kunnen lezen, behandeld op het tijdstip van de reguliere zitting en ging de
reguliere zitting nadien ook gewoon door. Dit is in strijd met artikel 8:18, tweede lid, van de Awb
183. Die middag, 3 september 2015, ontving appellante het besluit, opgesteld door een administratieve kracht
van de Afdeling, dat de rapportage voor appellante geheim moest blijven (terwijl appellante deze al had
en de korpschef had besloten dat appellante deze grotendeels mocht hebben). En: dat het vergaderverslag,
opgesteld door een gemeenteambtenaar ook politiegegevens zou zijn geworden.
184. Dit laatste kan niet kloppen omdat de politie zelf in haar besluit van 11 februari 2013 had gemeld dat wat
er was gezegd niet was gebaseerd op de politieregisters, en deze 'roddel' was opgetekend door een
gemeenteambtenaar. Kortom: ook hier is geïntimeerde er met feitelijke en juridische onwaarheden en
machinaties in geslaagd een gerecht te misleiden en appellante te benadelen.
185. Mede door de bedreigingen, op 7 juli 2015 al geuit door Ensing, de evident onzorgvuldige voorbereiding
van het dossier voorafgaand aan de zitting en de ongewilde afwezigheid ter zitting, trok appellante de
hoger beroepen bij de Raad van State van pure ellende maar in. Appellante is zo getraumatiseerd dat zij
deze spanningen niet meer kon hanteren.
Raad van State: besluiten van geïntimeerde waren onrechtmatig, alleen nog onderzoek naar causaliteit schade
186. Uit processen-verbaal van de Raad van State blijkt overigens het volgende: geïntimeerde herhaalt zonder
enige uitleg dat appellant rechtsmisbruiker zou zijn. Inhoudelijk betoont de staatsraad zich – terecht - zeer
kritisch over de aperte weigering om het - uitgelekte functioneringsverslag van de burgemeester openbaar
te maken. Uit dit verslag blijkt namelijk dat deze burgemeester niet kan luisteren en niet empathisch is.
187. Uit het andere proces-verbaal blijkt dat geïntimeerde toch maar zo verstandig was om zijn beweringen
over rechtsmisbruik door appellante geheel in te trekken. En: de staatsraad meldt dat hij zich (nog slechts)
zal buigen over de causaliteitsvraag. Hieruit maakt appellante op dat de onrechtmatigheid van
geïntimeerdes besluiten voor de Raad van State een gegeven is, maar dat er nog moet worden ingegaan op
de gestelde (maar niet in bestuursrechte geclaimde) oorzakelijke schade (productie 54, processen-
verbaal Raad van State).
Executiegeschillen
188. Op 30 juli 2015 ontving appellante, zonder enige waarschuwing, een bevel van de deurwaarder waarin
appellante door geïntimeerde wordt gelast tot het binnen twee dagen betalen van € 10.000,- wegens twee
(enkelvoudige) vermeende overtredingen. Hieraan lag geen wettelijk vereist collegebesluit ten grondslag,
maar slechts een onbevoegd verstrekte 'opdracht' door Ensing aan de deurwaarder, welke opdracht
geïntimeerde niet wil opsturen.
189. Appellante tekende hiertegen een kort geding aan. Zij betoogde dat a. er voor een enkelvoudige
overtreding nooit een dwangsom van meer dan 500,- verschuldigd kan zijn, b. dat zij de overeenkomst
niet heeft overtreden en c. dat zij in het vonnis is veroordeeld tot veel meer dan op basis van wanprestatie
mogelijk is - immers zij kan alleen worden gehouden aan de overeenkomst zelf en niet aan veel meer dan
hetgeen daar staat.
190. Er is aldus volgens appellante sprake van een rechterlijke misslag zodat executie onrechtmatig is.
Bovendien heeft geïntimeerde geen enkel belang bij spoedige executie. Het is tekenend dat geïntimeerde
beweert dat appellante geen spoedeisend belang heeft bij het verhinderen van een beslag ter hoogte van €
10.000,-.
191. Deze misslag besefte geïntimeerde na hiertoe op de zitting van 6 augustus 2015 kritisch te zijn bevraagd
te zijn door de kantonrechter kennelijk ook, want zij besloot, nadat zij appellante andermaal had neergezet
als onbetrouwbare veelschrijver, na een telefoontje met "het gemeentehuis" tot een schikking. Appellante
22
verzocht hierom omdat de kantonrechter tijdens de zitting aangaf zich in een executiegeschil wellicht niet
bevoegd te achten.
192. Appellante heeft haar verplichtingen in de schikking direct en te goeder trouw uitgevoerd. Later bleek dat
de ambtenaar die besloot tot de schikking en die de overeenkomst tekende, hiertoe op grond van de
gemeentelijke bevoegdheidsregels helemaal niet bevoegd was (productie 55, stukken eerste
executiegeschil inclusief overeenkomst).
nieuwe wanprestaties door geïntimeerde
193. Op 17 augustus 2015 ontving appellante een mail van geïntimeerdes advocaat met daarin de apert
onjuiste, 'valse' beschuldiging dat zij alle raadsleden van de schikking op de hoogte had gebracht. Dit zou
zij doen op een 'negatieve manier', over 'zaken van voor 26 maart 2013'. Daarbij hanteert geïntimeerde als
onjuist uitgangspunt dat de gemeenteraad 'een derde' is.
194. Geïntimeerde vordert € 500,-, daarmee erkennend dat haar eerdere vordering van € 10.000,- voor een
enkele vermeende overtreding onterecht was. De volstrekt onjuiste, andermaal op 'niets' gebaseerde
beschuldiging is op 18 augustus 2015 door appellante met gemak weerlegd - zij heeft helemaal niet alle
raadsleden geïnformeerd. Als gebruikelijk reageert geïntimeerde hierop helemaal niet.
195. Gelet op dwaling wegens de verhulde onbevoegdheid, het gebrek aan goede trouw en de voortdurende
executiegeschillen, ontbond/vernietigde appellante op 19 augustus 2015 de overeenkomst in rechte.
196. De advocaat benaderde geïntimeerde hierover op 21 augustus 2015 met het feitelijk onjuiste, 'verzonnen'
afgezwakte standpunt dat 'geïntimeerde aanleiding heeft te veronderstellen' dat appellante 'meerdere
raadsleden' over de (niet-geheime) schikking informeerde. Ook dit is door appellante weerlegd. Op 28
augustus 2015 schreef geïntimeerdes advocaat dat een raadslid zou hebben geschreven dat appellante alle
raadsleden had gemaild. Hiervan wordt geen bewijs gestuurd. Deze aantijging wordt door voornoemd
raadslid ontkent.
197. Voorts schrijft de advocaat ten onrechte dat een 'doorlopende machtiging' (tot feitelijk handelen) om bij
de rechtbank het woord te voeren namens de gemeentelijke bestuursorganen voldoende zou zijn voor de
onbevoegde ambtenaar om civiele rechtshandelingen te verrichten.
198. Ook stelt de advocaat ten onrechte dat appellante zou menen dat Ensing, die kennelijk de opdracht aan
deze ambtenaar had verstrekt, wel bevoegd zou zijn. Appellante stelt daarbij vast dat geïntimeerde naar
vaste gewoonte haar niet had geïnformeerd over het feit dat Ensing de opdrachtgever tot de
schikkingsovereenkomst was (productie 56, stukken tweede executiegeschil).
geïntimeerde 'blijft maar bezig'
199. Appellante merkt hier op dat zij het beschuldigende en intimiderende gedrag van geïntimeerde heel erg
beu is. Zij vindt dit gedrag ook onnodig omdat er met haar, anders dan geïntimeerde telkens met de
nodige aplomb verkondigt, prima te praten valt.
200. Ook in 2016 valt geïntimeerde appellante bij voortduring lastig met geclaimde dwangsommen en
deurwaarders. Geïntimeerde blijft ook de bestuursrechter en de civiele voorzieningenrechter met feitelijke
en juridische onwaarheden misleiden en daarmee appellante het procederen volstrekt onmogelijk maken.
Op 2 februari heeft geïntimeerde een exhibitievordering afgewend met volstrekte misleiding over het
bestaan van een toereikende doorlopende volmacht van een ondergeschikte ambtenaar. Deze volmacht
blijkt helemaal niet te bestaan. Hierover loopt thans een door geïntimeerde veroorzaakt hoger beroep
(productie 57, spoedappel en doorlopende machtiging (geen volmacht!)).
201. In een Wobzaak heeft geïntimeerde zich ten overstaan van de bestuursrechter verplicht om een besluit te
nemen, maar tracht zich daar ook met allerlei merkwaardige acties en uitstelverzoeken aan te onttrekken.
De enige reden van de peremptoirstelling is dat geïntimeerde thans vreest dat appellante toch de hand zal
weten te leggen op haar toekomende bewijsstukken. Geïntimeerde tracht te voorkomen dat deze nog met
de grieven kunnen worden ingebracht.
202. Appellante vreest dus met recht dat zij tot in het oneindige met eenzijdige onjuiste aantijgingen en
excessieve vorderingen zal worden lastiggevallen. Geïntimeerde weet simpelweg van geen ophouden,
beweert telkens verschillende dingen en compliceert procedures die in de kern uiterst eenvoudig waren.
203. Voorts meent appellante dat ook uit deze acties duidelijk wordt dat het geïntimeerde alleen te doen is
appellante 'de mond te snoeren' omdat zij niet wil dat haar eigen acties en nalatigheden uit 2012 en 2013
voor het voetlicht worden gebracht. Daar is het appellante overigens ook niet om te doen, alleen wil zij
wel geïntimeerde verzonnen aantijgingen in haar richting (daarop gebaseerd) rechtgezet hebben en
gecompenseerd worden voor onnodige door haar geleden en inmiddels fors opgelopen schade.
Conclusie Grief 1
Het feitenrelaas, waaronder het 'overzicht van procedures', zoals opgenomen in het vonnis, klopt niet. Hetis vrijwel geheel gebaseerd op de stukken van geïntimeerde, waarbij de stukken van appellante zijn
23
genegeerd dan wel verkeerd geduid. Het feitenrelaas en al wat daarmee samenhangt, kan geen standhouden.
Grief 2
De rechtbank is in r.o. 4.30 e.v. voorbijgegaan aan de uitgebreide argumentatie van appellante dat niet zij,maar geïntimeerde - als eerste - wanprestatie ten aanzien van de Vaststellingsovereenkomst pleegde.Voor zover er argumenten van appellante zijn genoemd, zijn zij verkeerd weergegeven en begrepen.
Wanprestatie door geïntimeerde
204. Anders dan de rechtbank in r.o. 4.30 en 4.31 stelt, is wel degelijk door appellante uitgebreid, o.m. met een
schema op A3-formaat waarin de diverse documenten naast elkaar zijn gelegd, onderbouwd, maar dit
schema is kennelijk terzijde geschoven. De wanprestatie door geïntimeerde bestaat volgens appellante uit
het niet en al zeker niet te goeder trouw naleven van de afspraken in de Vaststellingsovereenkomst en
niet, zoals de rechtbank meent, uit het niet nemen van behoorlijke besluiten.
205. Het oordeel van de rechtbank de appellante geen objectieve aanknopingspunten heeft aangedragen voor
haar stelling dat geïntimeerde zich in haar besluit van 1 juli 2013 gekleurd en onjuist heeft uitgelaten,
klopt niet. Immers - appellante herhaalt dit ten overvloede - de rechtbank heeft slechts het besluit gelezen
waarin stond dat de burgemeester melding van nieuw ingewonnen informatie maakt, "onder meer bij de
politie."17
206. De rechtbank heeft geen acht geslagen op de inhoud van deze 'nieuw ingewonnen informatie'. Had de
rechtbank dit wel gedaan, dan was als vanzelf duidelijk geworden dat deze nieuw ingewonnen informatie
juist niet is gebruikt voor het besluit van 1 juli 2013. Geïntimeerde heeft er duidelijk voor gekozen terug
te grijpen op de 'oude informatie' en op haar 'oude mening'. Daarbij herhaalt geïntimeerde haar negatieve
uitlatingen over appellante.
Afwijken van de verklaring in 'negatieve zin' met verwijzing naar het verleden
207. Om te bezien of geïntimeerde wanprestatie heeft gepleegd, moeten de door appellante bestreden
uitlatingen van geïntimeerde voor en na de Vaststellingsovereenkomst worden onderzocht. Het gaat
daarbij met name om:
• de relevante passages in de tekst van het besluit van 12 oktober 2012 en de daarin door de
burgemeester ingenomen negatieve standpunten over appellante (vide dossier eerste aanleg
productie 4 zijdens geïntimeerde);
• de relevante passages in de tekst van het besluit van 1 juli 2013 waarin de burgemeester
expliciet en vrijwel letterlijk teruggrijpt naar de in het besluit van 12 oktober 2012 ingenomen
negatieve standpunten over appellante (vide dossier eerste aanleg, productie 13a zijdens
gedaagde);
• de verklaring daarover in de Vaststellingsovereenkomst waarin geïntimeerde in juridische zin
afstand neemt van deze (in het verleden) ingenomen standpunten.
•
208. De overeenkomende woorden zijn dik, de vergelijkbare woorden dik en cursief.
Zetten we beide teksten onder elkaar, dan dringt zich het door geïntimeerde zelf expliciet toegegeven
'knip en plakwerk' (uit het verleden), in strijd met de verklaring in de Vaststellingsovereenkomst direct
op. Het valt dan ook niet vol te houden dat het ene besluit niet een herhaling is van het andere - met
daarin dezelfde onderliggende standpunten uit het verleden.
Tekst besluit 12 oktober 2012
"Naar mijn mening is er dan ook geen sprake van verstoring van de openbare orde, maar vaneen (zakelijk) conflict tussen twee buurtbewoners." "Dit neemt niet weg dat voor zowel u alsvoor de heer Van der Z (en mevrouw Van de Wetering) een zeer onaangename en onwenselijke(woon)situatie is ontstaan."
Tekst besluit 1 juli 2013
17 Bij wie de burgemeester nog meer informatie zou hebben ingewonnen, wordt niet duidelijk - dit is ook helemaal niet
gebeurd. Gedurende meer dan twee jaar is hiervan niets gebleken.24
"Naar mijn mening is er geen sprake van verstoring van de openbare orde, maar van eenernstige verstoorde verhouding tussen twee buurtbewoners en een dergelijk conflict (...)""Zoals ik al eerder aangaf neemt dit niet weg dat er voor zowel u als voor de heer Van der Zsprake is van een zeer onaangename en onwenselijke (woon)situatie"
209. Het besluit van 12 oktober 2012 verwijst - zonder feiten of bronnen te noemen - naar een door Van der Z
niet betaalde factuur, wat zou zijn ontaard in (nooit aangetoonde en dus ook niet bestaande) wederzijde
kwade woordenwisselingen, mailwisselingen en pesterijen.
210. In het besluit van 1 juli 2013 ontbreekt een dergelijke uitleg volledig. Dit besluit van 1 juli 2013 kan in elk
geval niet gedragen worden door 'feiten uit het heden'. Integendeel: geïntimeerde gaat zelf uitgebreid in op
het handhavingsverzoek van appellante uit 2012. Appellante zou – quod non – hebben gevraagd om
woningsluiting.
211. Om die reden kan het niet anders dan dat dit besluit eveneens is gebaseerd op negatieve, onjuiste
standpunten van voor 26 maart 2013 over pesterijen door appellante, waaraan de juridisch bindende
verklaring een einde beoogde te maken.
212. Passages in het besluit van 1 juli 2013 als "zoals ik al eerder aangaf en de beschrijving van appellantes
verzoek uit 2012 tonen dit verband met het verleden expliciet aan.
Andermaal kwalificatie van tweezijdig onoorbaar gedrag
213. De verklaring in de Vaststellingsovereenkomst was bedoeld om de op 12 oktober 2012 verkondigde
mening over appellante als zou er sprake zijn van een 'tweezijdig iets' waarin beide partijen een actief en
verwerpelijk aandeel hebben waarbij de primaire oorzaak bij appellante werd gelegd vanwege het
versturen van een factuur en haar (verzonnen, niet bestaande) weigering om stukken terug te geven, te
herroepen en daarvoor een ander standpunt in de plaats te stellen - namelijk dat geïntimeerde niet had
gesteld en niet had willen stellen dat o.m. sprake zou zijn van pesterijen door appellante. Dit is in de
overeenkomst eufemistisch aangeduid als 'het wegnemen van een misverstand' omdat geïntimeerde per se
niet wilde toegeven dat zij had geschreven wat zij had geschreven
214. Anders dan geïntimeerde en in navolging daarvan de rechtbank beweert, is het standpunt over appellante
in het besluit van 1 juli 2013 niet gebaseerd op enig nieuw feit, want het is niet gebaseerd op wat de
politie op 20 juni 2013 had geschreven.
215. Het is daarmee wel degelijk, en dat blijkt ook uit diverse expliciete verwijzingen in dit besluit naar de
voorgeschiedenis uit 2012, een herhaling van het besluit en dus een herhaling van het over appellante
negatieve standpunt van 12 oktober 2012.
216. Dit blijkt onder meer uit de uitlatingen “naar mijn mening is sprake van een ernstig verstoorde verhouding
tussen twee buurtbewoners en dit conflict (...)” en “voor zowel u als voor de heer Van der Z sprake is van
een zeer onaangename en onwenselijke (woon)situatie”. Dergelijke kwalificaties (verhouding, conflict)
brengen met zich mee dat in de ogen van geïntimeerde niet alleen Van der Z eenzijdig 'iets tegen
appellante zou doen', maar dat appellante ook tegen Van der Z 'van alles onaangenaams en onwenselijks
'zou doen, wat overigens onwaar is.
217. Een conflict is immers iets dat tussen twee partijen speelt die allebei 'iets naars in de kwestie bijdragen'.
Een misdrijf is geen conflict, het is iets eenzijdigs waar het slachtoffer part noch deel aan heeft. In casu
was dat het geval. Uit niets bleek dat appellante iets onoorbaars tegen Van der Z deed, behalve zo stil en
ongemerkt mogelijk verhuizen teneinde hem te ontvluchten.
218. Verder wordt appellante ten onrechte verweten dat zij bemiddeling niet wenselijk zou vinden. Dit terwijl
bemiddeling volgens de politie niet mogelijk was, vanwege het onbetrouwbare en intimiderende karakter
van Van der Z en appellante als ervaren professional in woonoverlastkwesties weet dat bemiddeling bij
strafbare feiten – zeker bij stalking en fabulanten – helemaal niet mag. Het leidt alleen maar tot nog meer
ellende, omdat aandacht een stalker triggert.
219. En er wordt andermaal in strijd met de waarheid geschreven dat appellante in 2012 zou hebben gevraagd
om woningsluiting. Voorts schrijft geïntimeerde dat appellante zou hebben gemeld dat de situatie
beheersbaar was. Dit was inderdaad enige dagen/weken het geval, maar dat betekent niet dat appellante
nooit meer een beroep op geïntimeerde zou moeten doen. Appellante meldde dit toen zij haar eerder
verzoek uit angst introk, in de hoop richting Van der Z het signaal te geven de rust voortaan ook te
bewaren en geen nieuwe narigheid uit te halen.
220. Geïntimeerde suggereert met deze beschrijving echter dat appellante zich aanstelt of zelf dingen over zich
afroept, of iets dergelijks (onduidelijks, want geïntimeerde legt niets uit) pejoratiefs richting Van der Z.
221. Dit alles is dus wel degelijk negatief over appellante en in strijd met de verklaringen die geïntimeerde in
de Vaststellingsovereenkomst deed. Zeker in de context van een professioneel jurist die eenzijdig wordt
getreiterd door een asociaal wordt deze professioneel jurist negatief, onprofessioneel neergezet.
geïntimeerde bevestigt negatieve bedoelingen
25
222. De afwijking van de verklaring blijkt niet alleen uit de tekst, maar ook uit de manier waarop geïntimeerde
met het handhavingsverzoek van 26 mei 2013 is omgegaan:
• het conceptbesluit was al gereed op 3 juni 2013 - dit blijkt uit de documentregistratie en uit een passage in
de brief waarin o.m. wordt verwezen naar de 'aanstaande verhuizing van appellante', terwijl appellante op
1 juli 2013 al was verhuisd en uit een passage waarin staat dat er sprake is van een 'woonsituatie', terwijl
deze woonsituatie na de verhuizing uiteraard niet langer bestond;
• de burgemeester had met dit conceptbesluit, dat slechts verwees naar de voorgeschiedenis, willen
volstaan, maar heeft slechts nog een maand gewacht met het versturen ervan en hieraan enkele zinnetjes
toegevoegd;
• er wordt expliciet diverse malen in de brief van 1 juli 2013 verwezen naar het eerdere
handhavingsverzoek van appellante uit september 2012;
• Appellante werd begin juni 2013 gebeld door de externe advocaat van geïntimeerde die haar ervan wilde
overtuigen dat appellante volgens de Vaststellingsovereenkomst helemaal geen nieuw
handhavingsverzoek zou mogen doen, appellante meende daarom toen reeds dat geïntimeerde niet van
plan was de kwestie serieus te nemen;
• uit de gewobde stukken blijkt dat de burgemeester helemaal nooit van plan was om ook maar enigszins
zorgvuldig met de kwestie om te gaan omdat hij reeds had besloten terug te grijpen op zijn eerdere
negatieve standpunt over appellante: "haha!"
• in de tekst verwijst geïntimeerde weliswaar 'losjes' naar nieuwe informatie van de politie van 20 juni
2013, maar het simpele feit dat volgens deze informatie de recherche onderzoek deed naar het door Van
der Z gepleegde misdrijf is in de tekst volkomen genegeerd - dit is een duidelijke aanwijzing dat de
burgemeester aan zijn oude, met de Vaststellingsovereenkomst herroepen, standpunt wenste vast te
houden. Bovendien was de tekst op 3 juni 2013 al gereed. Voorts heeft de burgemeester bewust nagelaten
om de brief van de politie bij zijn besluit te voegen;
• in de brief van 19 juli 2013 geeft geïntimeerde expliciet te kennen dat haar standpunt dat het voor de
verdachte Van der Z allemaal zeer onaangenaam en onwenselijk was zodanig "voor zich spreekt" dat dit
standpunt geen nadere uitleg behoeft - zij erkent daarmee helemaal geen uitleg te hebben op de dringende
vraag van appellante wat zij dan deed om een dergelijk negatief oordeel over haar te verdienen. Dat duidt
erop dat geïntimeerde in de brief van 19 juli 2013 en dus in het besluit van 1 juli 2013 slechts verwees
naar haar oude, met de Vaststellingsovereenkomst juridisch herroepen, standpunt over de kwestie;
• op 27 november 2013 erkent geïntimeerde dat haar standpunt dat appellante op enige wijze een actief
aandeel heeft in de kwestie, niet klopt en dat de brief van 1 juli 2013 dus kennelijk was gebaseerd op de
feitelijk niet herroepen oude standpunten: "jij bent het slachtoffer van de situatie";
• op 27 november 2013 erkent geïntimeerde dat sprake is van "ongelooflijk onbenullig" 'knip- en plakwerk'
uit het besluit van 12 oktober 2012 en dus van herhaling van de daarin gebezigde oude standpunten die in
de Vaststellingsovereenkomst zijn herroepen;
• in de brief van 29 augustus 2014 geeft geïntimeerde toe dat zij nog steeds het standpunt huldigt dat
appellante "juridische acties tegen Van der Z herstart" (welke acties overigens niet bestonden), met het
accent op 'her' duidelijk aangevend dat zij zich beriep op oude standpunten als zou appellante zich in 2012
kennelijk met juridische acties Van der Z had gepest (welke acties toen ook al niet bestonden). Daarbij
bezigt geïntimeerde het vreemde standpunt dat Van der Z de 'arme buurman' is die tegen deze pesterijen
door appellante geen verweer zou hebben, zodat hij geen andere keuze had dan een misdrijf tegen
appellante te plegen.
223. M.a.w.: geïntimeerde heeft nooit écht haar oude standpunt over pesterijen door appellante losgelaten of
willen loslaten en ook geen 'misverstand daarover' willen wegnemen. Geïntimeerde heeft dit oude
standpunt simpelweg in juli 2013 herhaald en slechts van een nieuwe datum voorzien.
224. Dit deed geïntimeerde zonder ook maar enige verwijzing naar een 'nieuw feit' dat rechtvaardigt dat er
sprake zou zijn van een nieuw ingenomen, en dus niet van de verklaring in de Vaststellingsovereenkomst
t.a.v. het verleden, afwijkend standpunt. Daarmee geeft geïntimeerde te kennen dat zij wel degelijk had
gesteld, had willen stellen en nog steeds stelt en wil stellen dat er voorafgaand aan 26 maart 2013 sprake
was van pesterijen etc. door appellante.
Wanprestatie door negatieve en onware uitlatingen over appellante
225. Voorts is duidelijk sprake van negatieve en negatief bedoelde uitlatingen over appellante in het besluit van
1 juli 2013, die in strijd zijn met de bepaling D. 3 in de Vaststellingsovereenkomst.
226. Immers, voor een jurist die veelvuldig voor de overheid werkt en die o.m. voorzitter is van een
klachtencommissie voor woningcorporaties, is het idee van een actieve bijdrage in een 'burenruzie' die
zodanig verstoord is dat instanties eraan te pas zouden moeten komen en die 'neigt naar criminaliteit', al
beledigend en schadelijk en dus negatief bedoeld.
26
227. Het simpele feit dat een naar, eenzijdig misdrijf wordt afgedaan als "ernstig verstoorde verhouding" die
ook voor de door politie als verdachte beschouwde een "zeer onaangename en onwenselijke situatie zou
opleveren", is eveneens negatief voor en over appellante - dit mede gelet op het feit dat geïntimeerde deze
verdachte telkens actief bij de kwestie betrekt en actief informeert.
228. Uit het besluit van 1 juli 2013 spreekt de onverholen, herhaalde, suggestie dat appellante zich aanstelt en
dat zij 'ook van alles doet', daarmee een negatieve duiding geven over appellante en wat zij volgens
geïntimeerde aan negatieve 'dingen zou doen' - waarbij nog steeds niet duidelijk is wat geïntimeerde nu
precies bedoelt.
Bevestiging en voortzetting van wanprestatie door geïntimeerde in dagvaarding
229. In de dagvaarding komt geïntimeerde nog explicieter terug op haar verklaringen in de
Vaststellingsovereenkomst. Geïntimeerde bevestigt hiermee zelf dat het besluit van 1 juli 2013 inderdaad
was bedoeld zoals door appellante werd geïnterpreteerd - een schending van de verklaringen dan wel het
erkennen dat deze verklaringen helemaal geen (bewijs/werkelijkheids)waarde voor geïntimeerde hadden.
230. Geïntimeerde gebruikt in de dagvaarding van begin tot eind letterlijk naar haar teksten over de kwestie uit
het besluit van 2012. Dit terwijl geïntimeerde in haar verklaring in de Vaststellingsovereenkomst had
gesteld deze standpunten nooit te hebben ingenomen of willen innemen.
231. Er zou immers volgens deze dagvaarding, daarbij de bewoordingen van het besluit van 12 oktober 2012
bezigend, sprake zijn van een (niet bestaand) 'conflict over een factuur', dat 'ontaardde in boze
woordenwisselingen, mailwisselingen en pesterijen (ook) door appellante.'
232. M.a.w.: geïntimeerde bezigt dit in het besluit van 12 oktober 2012 ingenomen standpunt nog steeds en er
is geen aanleiding te veronderstellen dat zij dit standpunt ten tijde van het sluiten van de
Vaststellingsovereenkomst (over de kwestie uit 2012) en ten tijde van het besluit van 1 juli 2013 'tijdelijk'
niet zou hebben - integendeel. Nogmaals: dát is de wanprestatie waarop appellante doelt en dit is door de
rechtbank ten onrechte miskend.
233. Ook wordt in de dagvaarding louter verwezen naar de oude, met het besluit van de korpschef feitelijk
ongeldig gemaakte politierapportage. De nieuwe politierapportage, waarop geïntimeerde stelt zich te
hebben gebaseerd, wordt helemaal nergens in de dagvaarding genoemd. Geïntimeerde uit zich in de
dagvaarding smalend over het feit dat appellante niet instemde met het voor haar geheim houden van deze
(oude) rapportage.
234. Het aan Portaal toegedichte, door Portaal als onjuist bestempelde standpunt, wordt eveneens weer van stal
gehaald. Voorts schrijft geïntimeerde in de dagvaarding letterlijk en in strijd met de feiten dat "Van der Z
zijn machtiging op enig moment heeft ingetrokken", zodat geïntimeerde appellante niet meer als
gemachtigde van Van der Z had aangemerkt. Kortom: in plaats van zich enigszins in te houden, gaat
geïntimeerde in de dagvaarding 'helemaal los' met haar oude standpunten. Het is voor appellante
onbegrijpelijk dat de rechtbank deze kennelijk ook 'voor waar' heeft aangenomen en niet heeft gezien dat
dit juist hetgeen was waarover appellante klaagde.
235. In strijd met de waarheid schreef geïntimeerde in de dagvaarding dat zij (telkens) zou hebben laten weten
dat zij geen negatief standpunt over appellante of de ontstane situatie heeft. Dit kan niet waar zijn.
Geïntimeerde heeft immers wel degelijk een negatief standpunt over appellante, als 'medeveroorzaker' of
zelfs 'voornaamste veroorzaker' van een "ernstig verstoorde verhouding tussen buren" en als iemand die
zich - gelet op het gestelde in de dagvaarding hierover "onterecht voordeed als gemachtigde."
236. Zowel in de dagvaarding als in de stroom aan verweerschriften, brieven, pleitnota's en mails laat
geïntimeerde zich veelvuldig zeer negatief en feitelijk onjuist over appellante uit. Appellante is volgens
geïntimeerde een chanteur en manipulator, uit op zelfverrijking.
237. Geïntimeerde stelt in strijd met de feiten dat appellante voortdurend afspraken schendt en dat er niet met
haar te praten valt. zij dringt zich onder valse voorwendselen in gesprekken, etc. Geïntimeerde schrijft -
telkens wisselend en in strijd met de waarheid - dat appellante wel "400, 40, 57, 75, tientallen en talloze
procedures tegen geïntimeerde lopen."
238. Dit soort negatieve, onware standpunten uit geïntimeerde zelfs op de TV met naam en toenaam over
appellante. Geïntimeerde pleegt, met andere woorden, bij voortduring al jarenlang zelf wanprestatie.
geïntimeerde eist meer dan afgesproken en gedraagt zich meedogenloos
239. Geïntimeerde huldigt in de dagvaarding - bevestigd in de akte van vermeerdering van eis - anders dan in
het vonnis staat, wel degelijk het standpunt dat appellante zich helemaal niet meer tot geïntimeerde mag
wenden over Van der Z, ook niet over na 26 maart 2013 gepleegde feiten.
240. Door de voortzetting van de duidelijk oude standpunten uit 2012 erkent geïntimeerde dat zij haar
verklaringen in de Vaststellingsovereenkomst geen gestand heeft gedaan of zelfs maar heeft willen doen.
Ook is duidelijk dat zij zich gerechtigd achtte en acht om zich publiekelijk negatief over appellante uit te
27
laten, zonder zich daarbij aan feiten iets gelegen te laten liggen. Daarbij toont zij zich meedogenloos ten
aanzien van de omstandigheden waarin appellante (vanwege het misdrijf) is komen te verkeren.
doel geïntimeerde: appellante mag geen bewijs vergaren
241. De indruk bestaat dat geïntimeerde alleen de door appellante geëntameerde schikking heeft willen sluiten
om zonder kleerscheuren voor zichzelf 'van het probleem af te zijn' en om die reden 'voor de vaak' een
onware verklaring bij wijze van zoethouder heeft ondertekend, zonder hier ooit echt achter te hebben
gestaan.
242. Geïntimeerde - een overheidsinstantie die geen drager van (grond)rechten is - verdraagt zij geen enkele
kritische beschouwing over negatieve uitlatingen zijdens geïntimeerde door appellante - deze komt
appellante telkens op sommaties en executiegeschillen te staan. Geïntimeerde doet zich als het slachtoffer
van appellante voor, daarbij volkomen miskennend dat de laatste een individuele burger is, die geen
enkele macht over geïntimeerde heeft. De rechtbank heeft ten onrechte geen enkel oog gehad voor dit
inherente verschil in positie tussen beide partijen.
Rechtsgevolgen wanprestatie door geïntimeerde: opschorting, nietigheid/vernietigbaarheid
243. De gevolgen van de (door geïntimeerde nimmer onderbouwd weerlegde) wanprestatie zijn dat appellante
met recht vanaf 1 juli 2013 haar opschortingsrechten kon inroepen. Zij was daarmee niet meer gebonden
aan haar verplichtingen uit de overeenkomst, in elk geval tot het moment dat geïntimeerde het besluit van
1 juli 2013 zou herstellen. Dat weigert geïntimeerde halsstarrig. Het gevolg van de wanprestatie is ook dat
appellante alle reden had om te onderzoeken of de Vaststellingsovereenkomst niet nietig of vernietigbaar
was.
Conclusie grief 2
Het oordeel dat appellante wanprestatie pleegt, klopt niet. Geïntimeerde pleegde – als eerste –wanprestatie en appellante heeft met recht haar verplichtingen opgeschort en de nietigheid/vernietigingvan de Vaststellingsovereenkomst ingeroepen.
Grief 3
De rechtbank is in r.o. t/m volkomen voorbij gegaan aan de argumenten van appellante dat sprake isvan vernietigbaarheid uit wilsgebreken dan wel nietigheid van rechtswege van deVaststellingsovereenkomst. Voor zover er argumenten zijn opgenoemd, zijn zij verkeerdweergegeven en verkeerd begrepen.
Inroepen vernietigbaarheid
Dwaling
geïntimeerde schendt inlichtenplicht
244. Bij dwaling heeft de wil zich gevormd onder invloed van een onjuiste of onvolledige voorstelling van
zaken. De wederpartij moet hiervan redelijkerwijs op de hoogte zijn en de dwaling moet enigszins
objectiveerbaar of invoelbaar zijn. De overheid heeft in vergelijking met particulieren een "verscherping
van de mededelings- en informatieplichten." (De Haan et. al., Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat, Deel
2, 1998, p. 137-138. 136, WPNR 1990/5952, sub 7, en M. Kobussen, De vrijheid van de overheid, Tilburg
1991, p. 124)
245. Het ligt op de weg van de overheid - in casus geïntimeerde - om de wederpartij - in casu appellante - naar
behoren in te lichten. Doet de overheid dat niet, dan komt de wederpartij als vanzelf een beroep op
dwaling toe (Hof 's-Hertogenbosch, 1 juli 1992). Dit geldt des te sterker als de overheid feiten
aantoonbaar en zonder rechtvaardiging verzwijgt.
246. Op de overheid berust een spreekplicht met betrekking tot alle, alleen aan haar bekende feiten en
omstandigheden (HR 14 september 1984). Niet volstaan kan worden met een verwijzing naar algemeen
bekendgemaakte feiten (J. de Jong, Gemeentelijke gronduitgifte (diss.Utrecht), 1984, p. 198 en HR 14
september 1984) en A.G. Castermans, De mededelingsplicht in de onderhandelingsfase (diss. Leiden
1992), p. 63 en noot 43).
247. Voor een succesvol beroep op dwaling is niet vereist dat de dwalende, indien hij wel een juiste
voorstelling van zaken had gehad, in het geheel geen overeenkomst zou hebben gesloten (TM, Parl.
Gesch. 6, p. 901). Bijzondere omstandigheden (bijv. ene partij is een overheidspartij) kunnen meebrengen
28
dat aan de betwisting van het causaal verband van de dwaling door de wederpartij verzwaarde eisen
moeten worden gesteld (HR 4 september 2009, LJN BH7854). De dwaling kan wel degelijk ook
betrekking hebben over het onderwerp dat in de overeenkomst zelf is geregeld.
248. Dwaling kan ook betrekking hebben op het doel en onderwerp van de Vaststellingsovereenkomst zelf. Dit
volgt uit ECLI:NL:HR:2013:BY3129: "De omstandigheid dat partijen met betrekking tot een bepaalde
kwestie in onzekerheid verkeren en te dien aanzien een vaststellingsovereenkomst sluiten, sluit een
geslaagd beroep op dwaling ten aanzien van die overeenkomst niet uit. Dit geldt in het bijzonder indien
sprake is van betrokkenheid van de wederpartij bij de dwaling op een wijze als genoemd in art. 6:228 lid
1, onder a of b, BW."
Opsomming van door geïntimeerde verzwegen informatie
249. Had appellante diverse feiten gekend, dan had appellante de Vaststellingsovereenkomst niet of niet op
dezelfde voorwaarden gesloten. Geïntimeerde heeft voorafgaand en tijdens het sluiten van de
overeenkomst onrechtmatig gehandeld door haar mededelings- en informatieplicht t.a.v. onderstaande,
voor appellante logischerwijze van belang zijnde feiten, niet en zeker niet te goeder trouw na te leven:
• verzwijgen dat de geïntimeerde niet achter de inhoud van haar verklaringen stond en wel degelijk nog
steeds haar oude standpunten dienaangaande huldigde;
• verzwijgen besluit(voorstel), bindend voor college en appellante tot geheimhouding van de
Vaststellingsovereenkomst (ook t.o.v. de gemeenteraad);
• verzwijgen dat er nog geen besluit was genomen voorafgaand aan het sluiten van de
Vaststellingsovereenkomst zonder een besluitvoorbehoud op te nemen;
• verzwijgen verzending oude politierapportage op 8 januari 2013 aan Van der Z; verzwijgen bestaan van
mailberichten over kwestie-machtiging met daarin bevestiging van het standpunt van appellante en het feit
dat Van der Z bij gemeente appellante betichtte van oplichting en fraude;- verzwijgen bestaan van
'intrekkingsformulier' in de kwestie-machtiging;
• verzwijgen van Awb-besluit aan Van der Z d.d. 7 juni 2012, waarin appellante als gemachtigde werd
geweigerd (dit moest volgens de jurisprudentie juist aan appellante en niet aan haar cliënt worden
gestuurd) - dit besluit is anders dan de rechtbank meent, wel in het geding gebracht;
• verzwijgen dat Van der Z in een hoorzitting tegen de burgemeester had gezegd dat appellante hem had
gezoend en hem stalkte - appellante had expliciet gevraagd of er nieuwe feiten aan het licht waren
gekomen;
• verzwijgen van het onderzoek van Portaal waarin wordt bevestigd dat met Van der Z niet valt te praten en
dat diverse buren bang voor hem zijn;
• het verkeerd citeren van de 'mening van Portaal' in een verslag, suggererend richting appellante dat
Portaal de mening van de burgemeester over haar deelde;
• aanbod van de politie tot kennisname van de herstelde politiegegevens schriftelijk afwijzen - hieruit bleek
dat geïntimeerde niet op de hoogte wilde zijn van de fouten in de rapportage en daarmee van de
onjuistheid van haar eigen standpunten;
• het blijven vasthouden aan het standpunt dat geïntimeerde ook thans nog de oude politierapportage mocht
en mag gebruiken - het besluit van 1 juli 2013 is hierop immers inhoudelijk gebaseerd.
Geen toezegging tot geheimhouding, maar 'geheim gehouden geheimhoudingsbesluit'
250. Appellante herhaalt dat het haar hogelijk verbaast dat de rechtbank in r.o. 4.22 schrijft dat er sprake zou
zijn van een 'toezegging tot geheimhouding aan appellante'. De rechtbank miskent de bepalingen over
geheimhouding in de Gemeentewet hiermee volledig.18
251. Het ging juist niet om een toezegging door geïntimeerde aan appellante, maar om voor appellante geheim
gehouden collegebesluit om zichzelf en appellante strikte geheimhouding op te leggen. Dit om te
voorkomen dat de gemeenteraad en mogelijke anderen op de hoogte zou geraken van de
Vaststellingsovereenkomst. De rechtbank lijkt zich niet te realiseren dat artikel 55 van de Gemeentewet de
besloten geheimhouding oplegt aan “allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen” – en dus
ook aan appellante, die dit nooit heeft gewild!
252. Appellante wilde juist wel dat de gemeenteraad hiervan op de hoogte was, omdat deze ook over de
voorgeschiedenis was geïnformeerd en appellante er - als professioneel jurist - belang bij had dat de raad
wist dat zij volgens geïntimeerde dan wel het college toch geen terugpester, fraudeur, etc. was. Om deze
reden alleen al had geïntimeerde appellante over het collegevoornemen om zichzelf geheimhouding op te
leggen, moeten informeren.
18 Het lijkt erop dat de rechtbank losjes heeft geciteerd uit een bekende uitspraak over toezeggingen,
ECLI:NL:HR:2010:BL5420 (Vitesse) zonder zich ervan te vergewissen of deze wel op de casus toepasbaar was.29
253. Daarbij wijst appellante op het merkwaardige feit dat de in artikel 55 van de Gemeentewet genoemde
'Wobgronden' op basis waarvan het college meende dat geheimhouding gerechtvaardigd was,
'fabricagegegevens' en het 'recht van een derde op eerste kennisname' was. Dit duidt op het door
appellante (tot haar spijt) steeds geconstateerde gebrek aan juridische kwaliteit bij geïntimeerde. Dat noch
het college, noch de rechtbank, noch de externe advocaten bij zulke apert onjuiste
geheimhoudingsgronden ooit vraagtekens hebben gesteld, is onbegrijpelijk. Dat er geen enkele
'Wobgrond' was - welke zou dit moeten zijn? - om tot de strikte geheimhouding te besluiten is evident.
Daarom is het duidelijk dat geïntimeerde slechts uit was op oneigenlijke geheimhouding en niet op het
bona fide sluiten van voor beide partijen gunstige Vaststellingsovereenkomst.
Onbevoegde en onjuist gesloten overeenkomst
254. In r.o. 4.22 stelt de rechtbank terecht vast dat de overeenkomst niet op de juiste wijze tot stand is gekomen
zodat er een onherstelbaar gebrek aan kleeft. Ten onrechte meent de rechtbank echter dat alleen degene
die deze grove fout heeft gemaakt, te weten geïntimeerde, zich hierop mag beroepen en dat pas daarna
appellante een evt. beroep op dwaling zou mogen doen.
255. Dat er in de jurisprudentie enkele uitspraken bekend zijn waarin een gemeentebestuur zich succesvol
beriep op de onbevoegdheid van een ondergeschikte ambtenaar tot het sluiten van een overeenkomst,
betekent niet dat de wederpartij dit niet ook met succes zou kunnen doen. Appellante stelt dat dit wel het
geval is en vermoedt dat de rechtbank de uitspraak ECLI:NL:HR:2010:BL5420 ('Vitesse-provincie
Gelderland'), waaruit voor de onderbouwing van dit rechtsoordeel lijkt te zijn geput, diametraal verkeerd
heeft begrepen. Bovendien is het logischerwijs zinloos om zich op dwaling te beroepen nadat met een
beroep op gebreken de overeenkomst reeds ongeldig is geworden.
256. Het kan simpelweg niet zo zijn dat degene die het grove gebrek veroorzaakt wel wordt beschermd, en
degene die hierdoor wordt benadeeld althans die dit gebrek constateert en zich hierop te goeder trouw
beroept, met lege handen staat. Duidelijk is dat geïntimeerde als overheidspartij zelf doelbewust een
gebrek veroorzaakte en appellante hierover in het geheel niet informeerde – integendeel: het
besluitvoorstel is slechts toegezonden om 'aan te tonen dat het gebrek tijdig was geheeld', wat juist niet het
geval is. Appellante wenst met een partij die zulke grove fouten maakt – en verhult – geen overeenkomst
te hebben en acht zich niet gehouden om deze overeenkomst eenzijdig na te leven.
257. Uit de aangehaalde jurisprudentie blijkt slechts dat de wederpartij (de burger) in sommige gevallen op
grond van het vertrouwensbeginsel had mogen menen met een bevoegde gemachtigde een overeenkomst
te sluiten, zodat de overheidspartij hieraan gebonden wordt geacht. Hieruit kan echter niet (a contrario)
worden afgeleid dat de wederpartij zich maar moet schikken in de onbevoegd en procedureel verkeerd tot
stand gekomen overeenkomst.
258. Het is immers niet meer dan billijk dat vooral degene die deze fout maakt (en ook nog verhult) die hiervan
primair de gevolgen moet dragen. Als de wederpartij na kennisname van deze fout - om hem moverende
redenen - zich niet langer aan de overeenkomst gebonden wil weten, dan brengt de redelijkheid met zich
mee dat hij deze overeenkomst op grond van deze fout moet kunnen vernietigen dan wel de nietigheid
ervan moet kunnen inroepen.
259. Het vertrouwensbeginsel brengt in casu juist met zich mee dat appellante erop mocht vertrouwen dat
geïntimeerde als overheidsinstantie voorafgaand aan het sluiten van de Vaststellingsovereenkomst reeds
de juiste gemeenterechtelijke beslissingen had genomen. Geïntimeerde had hiervoor diverse advocaten
ingeschakeld zodat appellante aan zoiets betrekkelijk simpels niet hoefde te twijfelen.
260. Nu dit pas na enkele maanden niet het geval bleek te zijn, was geïntimeerde naar het oordeel van
appellante - niet alleen op dit punt - niet te goeder trouw, wat reden was om tot vernietiging van de
overeenkomst te mogen overgaan. Appellante kon immers verwachten dat - mede gelet op de gestelde
wanprestatie - geïntimeerde op nog meer punten niet te goeder trouw zou zijn, zodat appellante de
gemeente met recht in het geheel niet langer als contractspartner wenste.
bedreiging en/of misbruik van omstandigheden
261. Appellante beroept zich ook op bedreiging en/of misbruik van omstandigheden. Bedreiging is het in het
vooruitzicht stellen van nadeel in persoon of in goed, van materiële of van immateriële aard. Wordt een
bonafide verzoeker door een overheid bedreigd met aangifte (terwijl er geen strafbaar feit aan de orde is),
dan is sprake van bedreiging. Ensing heeft appellante in januari 2013 hiermee bedreigd uit rancune over
de terechte kritiek van appellante op de procedure.
262. Als een persoon door een ander in verband met dezelfde kwestie (langdurig en strafbaar) wordt bedreigd,
dan heeft dit ook gevolgen voor de vrije wil om ter afwending van die bedreiging een overeenkomst te
sluiten. Geïntimeerde was reeds lang op de hoogte van appellantes ziekte als gevolg van de belagingen
door Van der Z en de door haar ingenomen negatieve standpunten en had ten aanzien daarvan een extra
zorgplicht die zij totaal niet serieus heeft genomen.
30
263. Wetend dat appellante eerder al haar bezwaar uit angst voor repressailles van Van der Z en die van Ensing
had ingetrokken, had geïntimeerde moeten beseffen dat zij een overeenkomst sloot met een zeer
kwetsbare partij.
Inroepen nietigheid
Strijdigheid met en doorkruising van het publieke recht
264. De rechtbank had in haar overwegingen moeten betrekken dat de enkele of voornaamste reden van de
Vaststellingsovereenkomst voor geïntimeerde is dat geïntimeerde strikte geheimhouding wilde
bewerkstellingen (die voorts verder lijkt te gaan dan in de overeenkomst feitelijk staat) op 'alles
voorafgaand aan 26 maart 2013' nastreeft - juist door middel van het verhinderen van alle rechtsmiddelen,
ook over besluiten van na 26 maart 2013.
265. Van nietigheid van rechtswege is sprake als een overeenkomst in strijd met de wet en/of de goede zeden is
afgesloten. De rechtbank miskent dat sprake is van onoorbare doorkruising van het publieke weg door
geïntimeerde. Zij is voorbijgegaan aan appellantes betoog dat de overeenkomst in strijd is met de Wet
openbaarheid van bestuur en/of de goede zeden en/of openbare orde. Dit blijkt uit de uitspraak
ECLI:NL:RVS:2013:796, waarin het oordeel van een bestuursrechter wordt bevestigd dat "bij
overeenkomst niet afgeweken kan worden van de Wob."
266. Vele malen heeft de Afdeling bovendien bepaald dat een Wobverzoek naar een geheime
(vaststellings)overeenkomst moet worden toegewezen. Geïntimeerde heeft deze volledige geheimhouding
– gelet op het geheimhoudingsbesluit op grond van de Gemeentewet – echter wel willen bereiken.
267. De memorie van toelichting bij de Wob maakt duidelijk dat geïntimeerde met de geheimhoudingsbepaling
in de Vaststellingsovereenkomst, maar vooral ook met het niet aan appellante kenbaar gemaakte
geheimhoudingsbesluit hierover, de Wob heeft omzeild, daarmee de publiekrechtelijke weg
onaanvaardbaar doorkruisend:
"De bepaling mag er echter niet toe leiden dat overheidsorganen gegevens zouden mogen achterhouden
omdat publikatie daarvan mogelijk een ongunstig licht zou werpen op het door hen gevoerde beleid
[waaronder te verstaan alle uitvoering van publieke taken]." (TK 1986-1987, 19859, nr. 3, p. 37) Nu het
handhaven van de openbare orde, etc. tot publieke taken behoort en de daarin ingenomen standpunten de
aanleiding was van de Vaststellingsovereenkomst, doorkruist geïntimeerde het publieke recht.
268. De publiekrechtelijke hoofdregels (in een wet in formele zin, gebaseerd op de grondwettelijke en
verdragsrechtelijke openbaarheidsplicht) kunnen niet via de privaatrechtelijke weg worden omzeild omdat
sprake is van dwingend recht als bedoeld in art. 3:40 lid 2 BW. Uitgangspunt van dit artikel is dat partijen,
zeker overheidspartijen, met een overeenkomst niet kunnen bereiken wat de wetgever juist heeft willen
verbieden - in casu het verhinderen van openbaarheid dan wel het bevorderen van geheimhouding.19
269. Een overeenkomst in strijd is met de Wob is onrechtmatig, zeker als het omzeilen van o.m. de Wob de
enige of voornaamste reden van de overheidspartij blijkt te zijn van deze overeenkomst. Is dat het geval,
dan is sprake van strijd met dwingend recht, zoals bedoeld in artikel 3:40, tweede lid, BW. Uitgangspunt
van dit artikel is dat partijen, zeker overheidspartijen, met een overeenkomst niet kunnen bereiken wat de
wetgever juist heeft willen verbieden of gebieden. Geïntimeerde heeft dit echter juist wel gewild.
270. Strijd met het bindende, materiële bestuursrecht brengt steeds strijd met de openbare orde met zich mee
als bedoeld in artikel 7:902 BW. De geldigheid van onder andere het geheimhoudingsbeding in de
Vaststellingsovereenkomst moet beoordeeld worden met (overeenkomstige) toepassing van de in artikel
3:40 lid 1 BW vermelde maatstaf of de overeenkomst door haar inhoud of strekking in strijd is met de
openbare orde of de goede zeden. Hiervan is sprake indien de overeenkomst zozeer in strijd is met wat de
wet terzake bepaalt, dat partijen niet op nakoming daarvan mochten rekenen.
271. Dat geïntimeerde slechts de Vaststellingsovereenkomst met appellante heeft gesloten om 'alles' geheim te
houden blijkt uit:
• het (heimelijke) collegebesluit tot volledige geheimhouding van de Vaststellingsovereenkomst,
opgelegd aan zichzelf en aan appellante, ook t.o.v. het hoogste gemeentelijk orgaan;
• de vorderingen van geïntimeerde in de dagvaarding en de vermeerdering van eis;
• de telefoontjes van de externe advocaat van geïntimeerde nadat appellante de overeenkomst aan de
gemeenteraad stuurde en nadat zij in mei 2013 een nieuw handhavingsverzoek deed;
• de brieven uit juli 2013 van Ensing waarin hij louter hamerde op (door appellante overigens niet
gepleegde en nimmer onderbouwde) schending van de geheimhouding;
• het gesprek met Ensing waaruit bleek dat hij er slechts op was gericht om appellante alle
rechtsmiddelen direct te laten intrekken zonder daar ook maar iets tegenover te moeten stellen;
• het tot op heden achterhouden van relevante stukken (uit 2012 en begin 2013) voor de bestuursrechter
en de Raad van State;
19Scheltema en Scheltema, Gemeenschappelijk recht, p. 209.
31
• sommaties uit september 2014 van geïntimeerde om door geïntimeerde zelf algemeen openbaar
gemaakte stukken van een website af te halen;
• sommaties uit juli 2015 van geïntimeerde om in strijd met het vonnis alle procedures in te trekken;
• procedures om dwangsommen te innen vanwege een simpele getuigenoproep met als doel deze
getuigen niet te mogen bevragen over feiten van voor 26 maart 2013;
• het algehele gedrag van geïntimeerde, waaronder de uiterst excessieve vordering uit onrechtmatige daad
en beweerd rechtsmisbruik, die er louter op gericht leek om appellante 'zo snel mogelijk alles te laten
intrekken';
• de verzonnen bewering dat een eigen verslag politiegegevens zijn;
• de beweringen in de dagvaarding en in de eiswijziging in procedure in eerste aanleg dat appellante zich
nooit meer tot geïntimeerde mocht richten, daarbij beogend appellantes grondrechten (o.m. petitierecht,
rechtsmiddel en meningsuiting) te schenden. De rechtbank is in r.o. 4.17 volledig aan dit standpunt van
geïntimeerde voorbij gegaan en overweegt ten onrechte dat appellante dit standpunt niet zou innemen;
Gelet op dit alles is de Vaststellingsovereenkomst in strijd met de wet en de goede zeden, en geïntimeerde
kan dus niet op nakoming rekenen - nog los van het feit dat zij zelf de overeenkomst ook op het gebied
van geheimhouding en het verbod op negatieve uitlatingen totaal niet nakomt.
Strijdigheid met de beginselen van behoorlijk bestuur
272. Er is voorts strijdigheid met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het verbod op
détournement de pouvoir, het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het verbod op
willekeur. Er is in dit geval sprake van een gekwalificeerde schending van de omdat sprake is van een
bewuste benadeling van belangen.
273. Uit ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ2014 blijkt dat strijdigheid van een overeenkomst met een gemeente met
algemene beginselen van behoorlijk bestuur tot nietigheid moet leiden. Aldaar werd geen gekwalificeerde
strijdigheid aangetoond omdat de gemeente in die casus moeite had gedaan haar eigen fouten te
herstellen. In de onderhavige zaak heeft geïntimeerde echter geen enkele moeite gedaan – integendeel –
om haar eigen fouten (met name in het door haar genomen besluit van 1 juli 2013) te herstellen of
anderszins tot schadebeperkend gedrag te komen.
274. Au contraire: geïntimeerde persisteert telkens opnieuw in haar onjuiste standpunt dat er 'niets aan de hand
was' en dat zij zich op zorgvuldige wijze heeft gebaseerd op nieuwe politiegegevens (die mondeling zijn
opgevraagd en waarbij niet om antecedenten is gevraagd), terwijl dat duidelijk niet het geval is.
275. Ook stelt geïntimeerde zonder uitleg dat zij zich met het besluit van 1 juli 2013 helemaal niet negatief
over appellante uitliet, terwijl dat duidelijk wel het geval was. Geintimeerdes onverholen suggestie dat
appellante (een jurist) 'van alles zou doen' om haar 'arme buurman' het leven zuur te maken is negatief en,
gelet op de gemeentelijke 'rechtvaardigingen' van dit standpunt in de loop der jaren negatief bedoeld.
Conclusie grief 3
Er is sprake van doorkruising van het publieke recht, niet te goeder trouw aangaan en nakomen van deovereenkomst door het enige doel van geïntimeerde: totale geheimhouding van een onderwerp dat onderde Wob openbaar gemaakt mag worden en dat in procedures ingebracht had kunnen worden.Geintimeerde draagt bovendien zelf bij aan onrechtmatigheid en herstelt eigen fouten niet. Deovereenkomst is om deze reden met recht vernietigd dan wel van rechtswege nietig.
Grief 4
Nu de rechtbank meent dat slechts sprake is van wanprestatie, kan appellante volgens de bepalingen inhet Burgerlijk Wetboek nooit tot méér worden veroordeeld dan tot naleving van de verplichtingen enverboden in een Vaststellingsovereenkomst. Bij het toewijzen van de vordering is de rechtbank in r.o. 4.39voorts duidelijk ultra petita gegaan. De door de rechtbank opgelegde verboden lijken veeleer te zijngebaseerd op de afgewezen vorderingen van geïntimeerde wegens onrechtmatige daad en het bij derechtbank door geïntimeerde opgeroepen beeld van 'veelschrijverij'. De rechtbank miskent dat eendwangsom voor een enkelvoudige handeling (brief, mail) voorts logischerwijs nimmer kan resulteren in eendwangsom over meerdere dagen (wegens voortdurende overtreding).
Betwisting (omvang van) wanprestatie en dwangsommen
Naleven van de overeenkomst
32
276. Sinds het vonnis valt geïntimeerde appellante met regelmaat lastig met deurwaarders wegens volgens
haar verschuldigde veel te hoge dwangsommen. In strijd met wat in het vonnis staat, acht geïntimeerde
zich gerechtigd om bij elke vermeende 'overtreding' niet € 500,-, maar direct en zonder waarschuwing €
10.000,- te vorderen, aldus het als totaalbedrag bedoelde te overschrijden. Geintimeerdes lezing van het
vonnis kan niet kloppen, omdat het vonnis in die lezing – in strijd met elke vorm van rechtszekerheid en
redelijkheid – geen eindbedrag zou bevatten, zodat appellante tot in lengte van jaren aan geïntimeerde
dwangsommen zou vastzitten. Uiteraard weet geïntimeerde dit ook, maar blijft appellante toch tarten.
277. De veroordeling van appellante in het vonnis in r.o. 4:39 luidt als volgt: "De veroordeling van X tot
nakoming van de overeenkomst impliceert dat het X verboden wordt om zich vanaf een week na de datum
van het vonnis tot de gemeente te richten met brieven, faxen en e-mails en om zich vanaf die datum in het
openbaar negatief uit te laten over de gemeente voor zover deze brieven, faxen en e-mails betrekking
hebben op hetgeen partijen bij de overeenkomst definitief hebben geregeld: te weten de onderwerpen van
geschil en daarmee verband houdende feiten van vóór 26 maart 2013. Voor een afzonderlijk daartoe
strekkend verbod aan X bestaat geen grond."
278. Primair stelt appellante dat sprake is van rechtmatige opschorting, vernietiging of het inroepen van
nietigheid van de Vaststellingsovereenkomst. Subsidiair stelt appellante dat de rechtbank a. de
verplichtingen van appellante in de Vaststellingsovereenkomst in sterke mate heeft uitgebreid op een
wijze die geen recht doet aan de tekst van de verplichtingen, de bedoelingen van partijen en de
vorderingen van geïntimeerde en/of b. dat de 'opsomming van procedures' vallende onder appellantes
verplichtingen door de rechtbank feitelijk onjuist is en bovendien een groot gedeelte ervan niet onder
appellantes overeengekomen verplichtingen vallen of kunnen vallen.
279. Op de veroordeling valt nu reeds het volgende aan te merken:
- er is volgens de laatste volzin geen grond voor een afzonderlijk verbod tot het zich tot geïntimeerde
richten met brieven, etc. Wat dit betekent is onduidelijk, maar het lijkt erop dat de rechtbank zelf grote
moeite heeft gehad met het enigszins helder formuleren van het verbod omdat zij beseft dat zij ver buiten
de grenzen van de verplichtingen uit de overeenkomst gaat.
- nu in de Vaststellingsovereenkomst in het geheel geen verbod is opgenomen of geïmpliceerd op het
benoemen van de onderwerpen van geschil en daarmee (aldus) verband houdende feiten van voor 26
maart 2013, kan dit verbod op basis van de rechtsgrond wanprestatie nooit aan appellante worden
opgelegd. Geïntimeerde heeft dit ook nooit gevorderd, zodat de rechtbank in dezen in ernstige mate ultra
petita is gegaan. Hiermee heeft de rechtbank een feitelijk embargo gelegd op alle door zowel Van der Z
als geïntimeerde verrichte handelingen, schrijvens, besluiten etc. van voor die datum. Dit is nimmer de
bedoeling geweest, noch van appellante, noch van geïntimeerde. E.e.a. komt ook ernstig in strijd met
artikel 6, 8 en 10 alsmede 13 van het EVRM, waaraan de rechtbank zich ten opzichte van appellante heeft
te houden.
280. Wanprestatie is simpelweg het toerekenbaar niet nakomen van een overeenkomst door een partij. Is dat
het geval, dan kan deze partij in rechte worden bevolen tot het nakomen ervan op straffe van een
dwangsom dan wel tot een verbod het overeengekomene na te laten. De partij kan nooit tot meer of iets
volstrekt anders worden bevolen dan tot wat is overeengekomen - anders dan tot schadevergoeding (die in
casu wegens gebrek aan deugdelijke onderbouwing door geïntimeerde terecht geheel werd afgewezen).
Betwisting van de interpretatie door de rechtbank
281. De opvatting van de rechtbank als neergelegd in r.o. 4.17 vindt geen enkele steun in de tekst, de
Haviltexnorm of enige logische (taalkundige) uitleg. De rechtbank heeft ook helemaal geen Haviltextoets
uitgevoerd en partijen nooit naar hun bedoelingen gevraagd. De rechtbank heeft zelf als het ware de
overeenkomst aangevuld, wat uiteraard niet mag. Appellante bestrijdt uitdrukkelijk dat zij een 'totaal
contactverbod' heeft afgesproken of heeft beloofd 'nooit meer over wat dan ook' te procederen.
282. De relevante bepalingen in de Vaststellingsovereenkomst luiden als volgt:
Partijen [doen] geen afstand van ingenomen standpunten (ter zake van de gerezen geschillen) maar
[kiezen] ervoor om een regeling te treffen;
Partijen [hebben] overeenstemming bereikt en met deze vaststellingsovereenkomst ex artikel 7:900 BW
alle gevolgen van of in verband met voornoemde punten wensen te regelen en alle voornoemde
geschillen te beëindigen, zulks ter voorkoming van verdere kosten en inspanningen.
(A. 3.) X zal zich in de toekomst onthouden van het opstarten van nieuwe procedures (inclusief de artikel
12 Sv klachtprocedure) of het doen van aangifte over hetgeen waarover Partijen in deze
vaststellingsovereenkomst overeenstemming hebben bereikt.
33
283. Appellante stelt dat er gelet op de tekst alsmede de voorgeschiedenis er geen inhoudelijke
overeenstemming is bereikt, noch over standpunten, noch over feiten van voor 26 maart 2013. Dit staat
nergens, integendeel: er is geen afstand gedaan van ingenomen standpunten. Daarom zou appellante dus
helemaal niet gehouden zijn geweest haar rechtsmiddelen in te trekken, maar zij heeft dit wel te goeder
trouw gedaan. Appellante constateert subsidiair dat de afspraken inherent onduidelijk en mogelijk intern
tegenstrijdig zijn, wat niet ten nadele van haar kan worden uitgelegd.
284. Ook kan zij om deze reden niet gehouden worden om geen nieuwe procedures over de 'oude kwestie' te
openen - wat zij overigens ook niet voornemens was te doen). Er staat immers feitelijk alleen dat zij de
door haar ingetrokken zaken niet meer zou mogen heropenen. Zij mocht uiteraard wel nieuwe procedures
over nieuwe kwesties voeren, en daarbij oude feiten aanvoeren.
285. Appellante kan voorts met de lezing van de rechtbank niet instemmen en heeft dit - mét geïntimeerde -
niet zo gewild. Immers, in de werkelijke wereld hebben de feiten van voor en na 26 maart 2013 (als
gepleegd door Van der Z en de feitelijk bestaande brieven, mails en andere correspondenties tussen
geïntimeerde en appellante) alles met elkaar te maken. Geïntimeerde heeft dit, gelet op haar eigen
schrijvens, haar tekst van de vorderingen en overige argumenten in eerste aanleg, ook niet zo bedoeld.
286. Er is volgens de preambule slechts overeenstemming bereikt over het intrekken van 'de gerezen
geschillen' - de standpunten bleven immers hetzelfde - en die intrekkingen zijn ook gebeurd. Over de
onderwerpen van deze geschillen (handhavingsverzoek uit 2012, verzoeken om politierapportage, aangifte
en art. 12-klacht etc) zou appellante geen nieuwe procedures opstarten ('heropenen'). Dit brengt uiteraard
niet met zich mee dat de feiten die in deze geschillen aan de orde waren en het feit dat er geschillen
hierover waren geweest niet meer mochten worden opgenoemd door appellante (in een nieuwe
procedure). Dat staan namelijk niet in de overeenkomst.
287. Dat appellante diverse malen verwijst naar oude feiten uit 2012 ter adstructie van de ernst van de
ordeverstoringen door Van der Z bijv. haar handhavingsverzoek uit mei 2013, was gelet op de connexiteit
ervan in de werkelijke wereld, niet alleen toegestaan, maar ook noodzakelijk. Appellante is voor het
benoemen van deze feiten door geïntimeerde ook nooit in gebreke gesteld, zodat geïntimeerde zelf ook dit
standpunt was toegedaan.
288. Bovendien verwijst geïntimeerde zelf in haar besluit d.d. 1 juli 2013 zeer uitgebreid naar de feiten en
standpunten uit 2012. Hiermee heeft geïntimeerde in de ogen van de rechtbank dus zelf appellante
gedwongen hierop ook met verwijzingen naar feiten uit 2012 te reageren. Zij is aldus in de ogen van de
rechtbank door geïntimeerde te kwader trouw tot wanprestatie aangezet.
289. Voorts komt enige onduidelijkheid in de tekst primair voor de opsteller van die tekst (geïntimeerde, een
grote overheidsinstantie die dit door twee advocaten heeft laten doen) en voor degene die zich als grote
overheidsinstantie op deze tekst beroept, en niet voor rekening van de particuliere wederpartij.
290. Om deze reden kan de rechtbank niet, maar liefst twee jaar nadien de zaak door toedoen van geïntimeerde
laten voortsudderend, op basis van een verzonnen 'lijstje' tot het oordeel komen dat appellante zelfs geen
'oude feiten' meer mocht aandragen. Deze interpretatie is voorts in strijd met de bepalingen in artikel 6 en
13 van het EVRM over het aanwenden van rechtsmiddelen, verdediging tegen onware aantijgingen en de
vrijheid van meningsuiting en informatievergaring. De rechtbank is simpelweg veel te gemakkelijk
meegegaan in de wens van geïntimeerde om appellante volledig monddood te maken.
291. Dat deze lezing door de rechtbank appellante in haar grondrechten en rechtsmiddelen schaadt, is evident.
Geïntimeerde misbruikt deze rechterlijke misslag nu om appellante het bestuursrechtelijk procederen
volledig onmogelijk te maken en haar telkens met executiegeschillen te benaderen.
Betwisting van de beweerde overtredingen
292. De rechtbank geeft in r.o. 4.17 aan dat appellante zich wel tot geïntimeerde mag richten over feiten van na
26 maart 2013 en hierover ook nieuwe procedures mag opstarten. Op ondoorgrondelijke wijze meent de
rechtbank echter enkele passages verder dat appellante procedures over 'oude feiten' zou hebben opgestart,
terwijl deze procedures duidelijk zien op besluiten, etc., en dus feiten van na 26 maart 2013 (en een enkele
procedure over een pas veel later bekend geworden besluit). Nogmaals: in de ogen van de rechtbank zou
geïntimeerde hiermee zelf op 1 juli 2013 begonnen zijn en dus zelf als eerste wanprestatie plegen.
293. Appellante verwijst naar de verbeterde lijst in productie 1. De opsomming van procedures in het vonnis is
dermate onduidelijk en onjuist dat appellante op basis hiervan zij niet begrijpt waar zij zich volgens de
rechtbank nu precies aan zou moeten houden.
294. Hetzelfde geldt voor r.o. 4.29 en 4.39. Nu de ingangsdatum van appellantes (betwiste) verzuim in r.o. 4.41
op 6 augustus 2013 is gesteld, kunnen door haar verrichte handelingen voor die datum sowieso niet onder
enige wanprestatie vallen, terwijl de rechtbank dit in r.o. 4.39 wel schrijft. Ook hier: geïntimeerde is op 1
juli 2013 volgens de redenering van de rechtbank begonnen met het uitlokken van reacties over
gebeurtenissen uit 2012 die vervolgens ten onrechte als overtreding zijn gekenschetst.
34
295. Appellante betwist andermaal het lijstje van '57 procedures', later afgezwakt naar '57 procedurestappen'
van de geïntimeerde, opgesteld bij akte van eiswijziging, vrijwel volledig. Dit lijstje is door de rechtbank
in r.o. 2.12 overgenomen. Het gaat
a. om overzichtelijk aantal procedures en daarin normale en noodzakelijke proceshandelingen, die
b. vaak een reactie waren op handelingen van geïntimeerde, of
c. betrekking hadden op later naar boven gekomen feiten of documenten.
Appellante heeft hiervan een schema gemaakt, dat door de rechtbank niet in haar overwegingen is
betrokken (vide dossier eerste aanleg, productie 13a zijdens appellante).
296. Appellante stelt dat onder de afspraak in de Vaststellingsovereenkomst naar hun aard nooit feiten,
besluiten, documenten, etc. van voor 26 maart 2013 kunnen vallen die weliswaar bij geïntimeerde bekend
waren, maar waarvan appellante door geïntimeerde niet op de hoogte was gebracht. Dat appellante deze
soms vermoedde of hierover indirect iets had gehoord of gelezen, maakt dat niet anders - op basis daarvan
kan immers geen rechtsmiddel worden aangewend.
297. Appellante stelt voorts dat nu geïntimeerde zelf in de Vaststellingsovereenkomst een uitputtend bedoelde
lijst van procedures had opgenomen, dit ook 'alle procedures' waren die onder de verplichting tot
intrekking vielen. Appellante heeft zich hieraan nog dezelfde dag gehouden en geïntimeerde heeft zich
hiermee expliciet schriftelijk per mail tevreden betoond. Was dat niet het geval geweest, dan had
appellante hierover separaat in gebreke moeten worden gesteld, wat nooit is gebeurd. Geïntimeerde
onderschreef deze interpretatie in maart 2013 dus en dient dat thans ook te doen.
De dwangsom, afwijking van de vordering ten nadele van appellante, en de hoogte
298. In het vonnis staat dat appellante zich niet heeft verweerd tegen de door geïntimeerde gevorderde
verbeurte van dwangsommen in het geval van niet-naleving van de veroordeling tot nakoming. Dit wordt
betwist - appellante heeft immers de beweerde wanprestatie uitgebreid weerlegd en daarmee ook het evt.
verbeuren van dwangsommen. Daarenboven betekent dit niet dat de rechtbank appellante kan veroordelen
tot nakoming van de overeenkomst op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- 'per
overtreding per dag', te maximeren tot een bedrag van € 10.000,-.
299. Hiermee heeft de rechtbank appellante vele malen meer opgelegd dan in de dagvaarding en bij
eiswijziging door geïntimeerde – op grond van wanprestatie – was geëist. Geïntimeerde eiste immers
naleving van de overeenkomst “op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 of een bedrag in
goede justitie te bepalen, per overtreding.” “Per dag” stond helemaal niet in de eis, en deze toevoeging
kan ook helemaal niet!
300. De logica brengt immers simpelweg met zich mee dat een verbod om zich tot geïntimeerde te richten met
een schrijven (brief of mail, etc) alleen met een dwangsom per overtreding, met een maximum kan
worden afgedwongen. Het 'zich richten tot' (versturen en vervolgens het ontvangen ervan door de
geïntimeerde) van een schrijven is immers een enkelvoudige handeling die slechts een enkel moment
(zelfs een enkele seconde) in de tijd in beslag neemt.
301. Geïntimeerde legde deze veroordeling op 30 juli 2015 zo uit dat vanaf het moment van deze enkelvoudige
overtreding automatisch niet alleen € 500,- per overtreding, maar ook automatisch € 10.000,- hierover
mag innen. Daarbij rekent de geïntimeerde simpelweg het aantal dagen tussen de vermeende overtreding
en het dwangbevel uit totdat het maximale bedrag is volgelopen. In strijd met de goede trouw heeft
geïntimeerde appellante niet gewaarschuwd, maar zelfs gewacht tot appellante een 'tweede overtreding'
beging teneinde appellante maximaal te schaden.
302. Appellante meent primair dat deze uitleg duidt op het gebrek aan goede trouw van geïntimeerde, welk
gebrek door geïntimeerde is erkend met de vordering van 18 augustus 2015. Deze uitleg is voorts het
gevolg van de inherent onlogische formulering door de rechtbank zelf. Om die reden kan het vonnis op dit
punt en ook overigens in zijn geheel niet in stand blijven. Het duidt op een gebrek aan juridische
correctheid bij de rechtbank waar appellante de dupe van is.
303.Appellante meent voorts dat indien de rechtbank de overeenkomst ambtshalve had bedoeld aan te
vullen, het op haar weg had gelegen om niet alleen appellante, maar beide partijen een dwangsom
('boetebeding') te houden. Alle lasten in de overeenkomst zijn door de rechtbank echter eenzijdig op de
schouders van appellante gelegd, en de vele voordelen op die van geïntimeerde. Appellante ervaart dit
als een onterechte 'straf' door de rechtbank, op effectieve beeldvorming door geïntimeerde en op het niet
goed bestuderen van het dossier. De rechtbank was, gelet op het gevorderde en de uitspraak, helemaal
niet gehouden om appellante te straffen, maar om een eenvoudig vonnis te wijzen.
Conclusie grief 4
De rechtbank heeft in haar veroordeling van appellante tot 'eenvoudige' naleving van de overeenkomst,appellante feitelijk veroordeeld tot een dwangsom op basis van onrechtmatige daad (rechtsmisbruik),
35
terwijl deze vordering niet-ontvankelijk was. Appellante is tot vele malen meer en 'tot iets anders'veroordeeld dan tot naleving van de afspraken in de overeenkomst. De rechtbank is daarmee buiten haarboekje gegaan en het vonnis kan daarom niet in stand blijven.
Grief 5Primair is er geen rechtvaardiging voor de conclusie in r.o. 4.45 dat appellante de grotendeels in hetongelijk gestelde partij is en gehouden tot betaling van proceskosten. Subsidiair zijn de kosten door derechtbank in r.o 4.46 te hoog berekend. Ook de buitengerechtelijke kosten worden betwist.
Appellante is niet grotendeels in het ongelijk gesteld en niet veroordeeld tot schadevergoeding
Twee vorderingen van geïntimeerde afgewezen, slechts eens toegewezen
304. In r.o. 4.45 overweegt de rechtbank dat appellante de grotendeels in het ongelijk gestelde partij is.
Daarvoor is geen rechtvaardiging. De vorderingen uit onrechtmatige daad en misbruik van bevoegdheid
van geïntimeerde zijn immers volledig afgewezen dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Ook de enorme
schadeclaim van geïntimeerde is volledig afgewezen. 'Slechts' de enkele vordering uit wanprestatie is
toegewezen en de voorwaardelijke vordering in reconventie is niet afgewacht.
305. Daarbij had de rechtbank oog moeten hebben op de ongelijkheid van partijen en de druk die de
vorderingen uit misbruik van recht en schadevergoeding reeds op appellante hadden gelegd. Ook had de
rechtbank moeten zien dat geïntimeerde met eiswijzigingen en aantijgingen die noopten tot weerlegging,
appellante reeds op hoge advocaatkosten had gejaagd.
306. Om die reden meent appellante dat er alle reden was om te overwegen dat primair geïntimeerde
appellantes kosten zou moeten dragen. Subsidiair had de rechtbank moeten overwegen dat beide partijen
hun eigen kosten zouden dragen.
Afgewezen gevorderde hoofdsom leidt niet tot hoog liquidatietarief
307. De proceskosten waartoe appellante door de rechtbank in r.o. 4.46 veroordeelt, zijn in strijd met het
'Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven' en daarom veel te hoog. In het Liquidatietarief onder B
worden de tarieven bepaald aan de hand van de hoogte van het belang van de zaak. Als het gevorderde
geldbedrag aan geïntimeerde was toegewezen, dan was tarief V wellicht van toepassing geweest. Een
redelijke uitleg van 'belang van de zaak' en de daaraan gekoppelde veroordeling brengt echter met zich
mee dat, indien het gevorderde geldbedrag geheel door de rechtbank wordt afgewezen, tarief I of zelfs
geen tarief moet gelden, omdat er slechts nevenvorderingen in de vorm van dwangsommen zijn
toegewezen.
308. In plaats van een vermenigvuldigingsfactor van 3,5, had voorts een factor van 1,5 dienen te worden
toegepast. Er wordt nergens uitgelegd hoe de rechtbank aan deze factor komt. De systematiek voor de
vermenigvuldigingsfactor volgens het Liquidatietarief had vervolgens moeten worden gevolgd. Een
comparitie telt voor 1, een akte voor 0,5. De (door appellante niet geïnstigeerde) akte tot vermeerdering
van eis mag appellante voorts niet worden doorberekend - deze eiswijziging is bovendien geheel
afgewezen.
309. Ook de veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke kosten is onterecht - immers appellante is niet de
grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Voorts is er geen hoofdsom aan geïntimeerde toegekend.
Appellante is niet gewezen op de financiële gevolgen in de vorm van buitengerechtelijke kosten bij het
niet voldoen aan de ingebrekestelling. Bovendien heeft geïntimeerde helemaal geen buitengerechtelijke
kosten gemaakt, nu zij appellante direct in rechte betrok.
Geïntimeerde veroorzaakt zelf kosten en berekent verkeerd
310. Voorts is geïntimeerde een grote overheidsinstantie met eigen advocaten. Geïntimeerde kiest er zelf voor
een externe advocaat in te schakelen, wat voor haar rekening dient te blijven. De vele 'buitengerechtelijke'
schrijvens van Ensing waren volgens de rechtbank geen ingebrekestelling, zodat deze niet doorberekend
kunnen worden. Kosten ter voorbereiding van de procedure zijn proceskosten en geen buitengerechtelijke
kosten. Het bedrag van Nysingh lijkt hierop echter wel te duiden.
311. Volgens het door geïntimeerde gebruikte rapport Voorwerk II onder 17.1 is het bedrag voor
buitengerechtelijke kosten gekoppeld aan het Liquidatietarief. Alleen al om die reden kan er in het geheel
geen bedrag worden gevorderd hiervoor - er is immers geen tarief, want er is geen schadevergoeding
toegekend. De berekening van het bedrag door geïntimeerde is voorts onbegrijpelijk en dit had de
rechtbank ambtshalve behoren op te merken en dienen te corrigeren.
312. Appellante meent dat haar veroordeling slechts voortvloeit uit verkeerde feitenweergave, waaronder de
'opsomming' van procedures, zodat een beeld van veelschrijverij, niet houden aan afspraken en aanstellerij
36
is ontstaan dat niet strookt met de werkelijkheid. Zij acht zich onterecht 'gestraft' door middel van
veroordeling tot betaling van de enorm hoge proceskosten en buitengerechtelijke kosten.
Conclusie grief 5
Appellante is door de rechtbank ten onrechte veroordeeld tot proceskosten. De proceskosten zijnbovendien veel te hoog. Geïntimeerde dient te worden veroordeeld om deze proceskosten aan appellanteterug te betalen.
Grief 6De procedure als beschreven in r.o. 1.1 en 1.2. van het vonnis, is onjuist weergegeven. Appellantesproducties zijn steeds teruggestuurd, terwijl geïntimeerde alle ruimte kreeg om proceshandelingen teverrichten. De enkelvoudige kamer (hierna: rechter) had zich moeten verschonen.
Appelante mocht geen producties inbrengen, rechter niet evenwichtig in procesregie
'overheidsrechter' is onevenwichtig coulant naar geïntimeerde
313. De rechter heeft ten onrechte tot aan het bepalen van vonnis de zaak onder zich gehouden en de regie
gevoerd. Deze rechter, Ritsema van Eck, had zich, na door geïntimeerde zelf op historische banden te zijn
gewezen, op grond van ECLI:NL:RBROT:2013:7064 kunnen en moeten verschonen (productie 58, brief
rechter).
314. Deze rechter was tot in 2013 (langdurig) werkzaam bij Pels Rijcken, de landsadvocaat. In die
hoedanigheid heeft zij louter voor overheden tegen burgers en bedrijven geprocedeerd. Appellante vindt
het niet zuiver dat direct naar haar overstap naar de rechtspraak deze rechter over een vordering van
overheden tegen burgers is gaan oordelen. Het 'overheidsdenken' zit immers nog in deze rechter
'gebakken', ook als zij dit zelf niet bewust opmerkt.
315. De enkelvoudige rechter heeft appellante benadeeld, o.m. door in strijd met haar instructies en de regels in
het procesreglement na de comparitie geïntimeerde een zeer forse wijziging van eis toe te staan
(productie 59, tussenvonnis).
Appellante wordt procederen en uitlaten onmogelijk gemaakt
316. Ernstiger is dat de rechter in strijd met de wet en het procesreglement zonder gerechtvaardigde reden tot
twee keer toe appellantes aktes heeft met nadere producties teruggestuurd (productie 60, brief griffier).
Daarbij heeft de rechter in strijd met de regels aktes van geïntimeerde die het karakter van conclusies
droegen door nieuwe, niet-onderbouwde grieven tegen appellante aan te voeren, wel geaccepteerd.
317. Nu geïntimeerde 'als laatste' akte mocht nemen, kon appellante deze grieven niet meer weerleggen.
Appellante is het recht op uitlaten, hoor en wederhoor onthouden. De niet onderbouwde grieven zijn
echter duidelijk wel meegewogen in het vonnis. Geïntimeerde heeft meer proceshandelingen mogen
verrichten dan appellante.
318. Het verzoek om pleidooi van appellante is door de rechter vanwege het bezwaar daartegen zijdens
geïntimeerde zonder motivering afgewezen (productie 61, tussenvonnis).
319. Ook heeft de rechter de zaak naar de meervoudige kamer verwezen voor vonnis zonder de nadere
onderbouwing van de vordering in reconventie na de wel degelijk relevante bestuursrechtelijke hoger
beroepen af te wachten. Dit met de onbegrijpelijke overweging dat er kennelijk geen beroepen meer
liepen.
320. Hierdoor is appellante eenzijdig in haar procesbelang, waaronder hoor en wederhoor alsmede uitlating en
inbrengen van gedocumenteerd bewijs, sterk benadeeld. Daarbij heeft de rechter volgens appellante
gedurende de procedure geen acht geslagen op de aard van de partijen, te weten een overheidspartij die
een particulier in een onevenredig zwaar aangezette procedure betrekt.
Conclusie grief 7
Er was sprake van onevenwichtigheid in de procesregie. Geïntimeerde is sterk bevoordeeld ten nadele vanappellante. Appelantes recht op hoor en wederhoor (artikel 6 EVRM) is geschonden.
Grief 8
De rechtbank heeft ten onrechte de (voorwaardelijke) vordering in reconventie definitief behandeld enafgewezen.
Vordering in reconventie te vroeg behandeld
37
321. De rechtbank heeft den onrechte gemeend dat de relevante bestuursrechtelijke geschillen al formele
rechtskracht hadden. Zij schrijft immers in r.o. 4.44 dat 'de voorwaarde, waaronder de voorwaardelijke
vordering is ingesteld, is vervuld'. Los van de onbegrijpelijkheid van deze overweging, klopt dit in het
geheel niet – de rechtbank verwijst slechts naar een enkele uitspraak, die bovendien nog helemaal geen
formele rechtskracht had.
322. Appellante heeft in eerste aanleg een voorwaardelijke vordering in reconventie gedaan. De reden voor de
voorwaardelijkheid was dat de belendende bestuursrechtelijke kwesties nog liepen. Hieraan is de
rechtbank volledig voorbij gegaan.
323. Nu de gemeente zelf in het geheel geen haast had met de kwestie, had het op de weg van de rechtbank
gelegen om deze bestuursrechtelijke kwesties in hoogste instantie af te wachten en appellante de
gelegenheid te bieden tot een schadestaatprocedure. De rechtbank overweegt zelfs het feit dat deze hoger
beroepen zijn ingediend niet; het lijkt wel of deze voor haar niet bestaan.
324. Appellante herhaalt primair haar standpunt dat zij de reconventionele vorderingen pas als zij alle
benodigde documenten van geïntimeerde heeft gekregen (middels een schadestaatprocedure) definitief
kan maken.
325. Los van de vraag of geïntimeerde wel of niet bestuursrechtelijk bevoegd en dus gehouden was tot
optreden, bevatten geïntimeerdes besluiten, brieven, verklaringen, mails, etc. zodanig (onnodig)
beledigende, kwetsende en feitelijk onware uitlatingen over appellante dat die niet zonder gevolg kunnen
blijven. Hetzelfde geldt voor de intimiderende en onrechtmatige wijze waarop geïntimeerde appellante
telkens in executiegeschillen betrekt.
326. Appellante verzoekt het Hof om haar de gelegenheid te bieden haar reconventionele vordering nader te
onderbouwen middels een schadestaatprocedure als bedoel in artikel 612 Rv. Appellante beschikt nog
steeds niet over alle benodigde documenten, wat niet haar, maar geïntimeerde moet worden toegerekend.
327. Appellante benadrukt dat ook ten aanzien van deze reconventionele vordering geldt dat zij in een spoedige
comparitie een definitieve schikking wil bereiken.
Conclusie grief 8
De rechtbank had nog geen vonnis mogen wijzen. Appellante had haar voorwaardelijke reconventionelevordering nog niet definitief kunnen onderbouwen omdat er nog bestuursrechtelijke hoger beroepen liepen.Om deze reden vraagt appellante thans om een schadestaatprocedure.
Bewijsmiddelen en bewijsaanbod
Appellante beschikt over de volgende bewijsmiddelen:
- Producties 1 t/m 61 bij deze memorie
- Procesdossier met producties in eerste aanleg, inclusief geweigerde aktes
Voor zover het gerechtshof oordeelt dat appellante enige bewijslast draagt, biedt appellante aan haar stellingen
door het horen van getuigen en akte van nadere producties te bewijzen.
Verzoek comparitie na grieven
Appellante verzoekt, gelet op de omstandigheden om zo spoedig mogelijk een comparitie in te plannen teneinde
een schikking te betrachten dan wel diverse bewijsopdrachten etc. te bespreken.
EIS
1. te beslissing overeenkomstig de eis in de appeldagvaarding conform het gestelde in de grieven.
2. Met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van dit geding en het geding in eerste aanleg.
Advocaat
38
Productie 1, correctie op overzicht van 'procedures' in vonnis
X verricht slechts reguliere (rechts)handelingen en proceshandelingen, telkens naar aanleiding van (rechts)handelingen door de
gemeente, die door de rechtbank niet zijn opgenoemd. Dagvaarding door gemeente is zelfs niet genoemd. Dit overzicht is ronduit louter
gebaseerd op de stukken van de gemeente.
Toelichting op overzicht:
Reactie: X reageerde slechts op eenzijdige handeling van gemeente, die ten onrechte niet door de rechtbank in het 'overzicht' is opgenoemd.
Incompleet: De weergave van rechtbank slaat dusdanig geen acht op inhoud en aanleiding dat het lijkt alsof X zonder enige aanleiding allerlei handelingen verricht
Fout: De weergave van de rechtbank geeft blijk van ernstige bestuursrechtelijke miskwalificaties en andere juridische onvolkomenheden, zodat het lijkt alsof X
zonder aanleiding allerlei juridisch 'merkwaardige' handelingen verricht.
Dubbel: brieven van X worden dubbel genoemd, zodat het lijkt alsof X veel schrijft. Nu dit niet gebeurt met de ongenummerde schrijvens van de gemeente, is dit
tendentieus.
Overcompleet: de weergave van brieven en uitingen van de gemeente is veel zorgvuldiger, completer en dus tendentieus.
Tekst vonnis kwalificatie rectificatie
2.6. Bij besluit van 1 juli 2013 heeft de burgemeester afwijzend beslist op het
handhavingsverzoek van X van 26 mei 2013. De burgemeester heeft
onderzoek gedaan en zich laten informeren door de politie. Op basis van dit
onderzoek en de ingewonnen informatie heeft de burgemeester onvoldoende
grond gezien om de door X gevraagde middelen in te zetten. Blijkens het
besluit hebben naar aanleiding van het verzoek zowel medewerkers van de
politie als van de Gemeente geconstateerd dat er inderdaad een camera aan de
dakgoot/gevel van het huis van Van der Z. hing, is er met Van der Z.
gesproken en is op 23 juni 2013 vastgesteld dat de camera er niet meer hing.
Incompleet
Fout
Overcompleet
Besluit tot bewust gedogen van strafbaar feit in openbare ruimte, veel te laat
genomen.
Er is juist geen onderzoek gedaan, dit blijkt nergens uit.
De informatie van politie over strafbaar feit is door burgemeester niet gebruikt
en niet opgenoemd.
Van der Z. is al vanaf mei 2013 volgens Justitie verdachte.
Camera is volgens OM pas weggehaald nadat X overhaast naar haar geheime
vluchtadres was verhuisd.
Ten onrechte niet in vonnis genoemd: negatieve kwalificaties in besluit over
X door gemeente.
Ten onrechte niet in vonnis genoemd: expliciete verwijzingen naar verleden
en daarmee terugkomen op verklaringen in Vaststellingsovereenkomst. 2.7. X heeft bij brief van 3 juli 2013 bezwaar gemaakt tegen het besluit van de
burgemeester van 1 juli 2013. In deze brief heeft zij tevens verzocht om
schadevergoeding wegens een te late en afwijzende beslissing op haar
handhavingsverzoek en wegens diffamerende uitlatingen van de Gemeente
over haar in dit besluit. Zij heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat
sprake is van toerekenbaar tekortschieten van de Gemeente ten aanzien van de
overeenkomst, subsidiair dat er grond is voor ontbinding van de overeenkomst
wegens een wilsgebrek, reden waarom zij de overeenkomst heeft ontbonden,
en meer subsidiair dat sprake is van onrechtmatig handelen, op basis waarvan
zij eveneens aanspraak maakt op schadevergoeding.
Reactie
Fout
Volkomen rechtmatig bezwaar, ook volgens rechtbank. Op zijn minst
begrijpelijke ingebrekestelling, door Gemeente nooit inhoudelijk weerlegd.
Productie 1, correctie op overzicht van 'procedures' in vonnis
2.8. Bij brief van 19 juli 2013 heeft de Gemeente het onder 2.7 bedoelde
bezwaarschrift van X doorgestuurd aan de rechtbank Midden-Nederland, die –
nadat X haar brief van 13 juli 2013 op 19 juli 2013, 8 augustus 2013 en 15
augustus 2013 had aangevuld en bij brief van 19 juli 2013 om
schadevergoeding had verzocht en dit verzoek op 22 juli 2013 en 27 juli 2013
had aangevuld – op 28 april 2014 het beroep van X niet-ontvankelijk heeft
verklaard omdat X is verhuisd en geen procesbelang heeft. Verder oordeelde
de rechtbank X er niet in was geslaagd aannemelijk te maken dat zij
daadwerkelijk schade had geleden als gevolg van het bestreden besluit dan wel
het niet tijdig nemen daarvan. Op 12 mei 2014 heeft X hoger beroep
aangetekend tegen deze uitspraak.
Incompleet
Fout
Overcompleet
Dreigbrief d.d. 9 juli 2013 van Gemeente (onbevoegde ambtenaar) ten
onrechte niet genoemd.
Inhoud brief 19 juli: Gemeente (onbevoegde ambtenaar) dreigt met aangifte.
Gemeente beticht X ten onrechte van publicaties op het Internet. Gemeente
beticht X ten onrechte van schenden geheimhouding.
Gemeente vindt negatieve uitlatingen over X "voor zich spreken" en weigert
uitleg. Inhoud hoger beroep (enkelvoudige bestuursrechter had envelop met
bewijsstukken van schade niet eens opengemaakt) niet door rechtbank
opgenoemd.
2.9. In haar brief van 3 juli 2013 heeft X voorts heropening van procedures
aangekondigd, heeft zij een klacht ingediend tegen de burgemeester en
medewerkers van de Gemeente op grond van de Algemene wet bestuursrecht
(hierna: Awb) en heeft zij verzocht om heropening van de bezwaarprocedure
op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Wet
politiegegevens (Wpg).
Dubbel Zie 2.7
Niet verzocht om heropening, volkomen onjuist. Zaak was niet ingetrokken.
2.10. De Gemeente heeft bij brief van 19 juli 2013 het verzoek van X om
heropening van de bezwaarprocedure op grond van de Wbp/Wpg afgewezen
onder verwijzing naar de overeenkomst. Zij heeft X daarnaast meegedeeld dat
X de overeenkomst schendt en haar onder meer gesommeerd om zich te
onthouden van het publiceren, openbaar maken, verspreiden of het anderszins
bekendmaken van hetgeen waarover de Gemeente en X geheimhouding zijn
overeengekomen.
Incompleet
Fout
Inhoud brief 19 juli: Gemeente (onbevoegde ambtenaar) dreigt met aangifte.
Gemeente beticht X ten onrechte van publicaties op het Internet. Gemeente
beticht X ten onrechte van schenden geheimhouding.
Gemeente beweert ten onrechte dat 'met de Vaststellingsovereenkomst'
automatisch alle zaken waren ingetrokken. Bestuursrechter heeft op 28 april
2014 geoordeeld dat dit onjuist is.
2.11. Bij brief van 1 augustus 2013 heeft de advocaat van de Gemeente X
gesommeerd tot nakoming van de overeenkomst en rechtsmaatregelen
aangekondigd bij gebreke aan een schriftelijke bevestiging van X uiterlijk 5
augustus 2013 dat zij aan die sommatie zal voldoen.
Incompleet
Fout
Fout
Pas bij deze brief ontvangt X - dus veel te laat, sic! - het tardieve
collegebesluit en het voor haar verzwegen collegebesluit om zichzelf (het
college dus) geheimhouding op te leggen teneinde de overeenkomst voor de
gemeenteraad te kunnen verhullen. 2.12. Verder is in de periode van juli 2013 en eind mei 2014 het volgende
voorgevallen: Tendentieus en onnodig omdat X niet wegens rechtsmisbruik of
onrechtmatige daad is veroordeeld. i. Op 12 en 22 juli 2013 en op 20 augustus 2013 heeft X het gerechtshof
verzocht de ingetrokken artikel 12 Sv-procedures te heropenen. Hierop is nog
geen beslissing genomen.
Fout
Dubbel
Er liep slechts een enkele artikel 12-procedure. Tendentieuze dubbeltelling
ii Op 20 juli 2013 heeft X aangifte gedaan tegen de burgemeester en het hoofd
juridische zaken van de Gemeente. Daarna heeft zij deze aangifte diverse
malen aangevuld.
Incompleet
Reactie
Burgemeester schond geheimhouding en bedreigde X middels hoofd
juridische zaken. Aanvulling was noodzakelijk op basis van later verkregen,
door gemeente achtergehouden documenten. iii Op 23 juli 2013 heeft X twee ingebrekestellingen verzonden aan de
Gemeente en verzocht om schadevergoeding omdat de Gemeente nog niet zou
hebben beslist op twee niet bij de overeenkomst ingetrokken verzoeken van 5
december 2012 en 27 januari 2013.
Reactie
Fout
Gemeente leefde de wettelijke beslistermijnen niet na, dus terecht.
Ingebrekestelling gaat over dwangsom en niet over schadevergoeding. Het ging
om niet ingetrokken verzoeken, dit is ook door de bestuursrechter zo beslist.
De Gemeente heeft hier afwijzend op geantwoord op 5 augustus 2013. Incompleet Gemeente is door bestuursrechter in ongelijk gesteld. iv Op 27 juli 2013 heeft X de rechtbank verzocht om heropening van de door Incompleet Rechtbank oordeelt ten onrechte dat Van der Z. zijn machtiging aan X heeft
Productie 1, correctie op overzicht van 'procedures' in vonnis
haar ingetrokken beroepsprocedure over de kwestie “machtiging” (de
discussie tussen X en de Gemeente is ontstaan over de vraag of Van der Z. de
machtiging van X om hem in geschillen te vertegenwoordigen heeft
ingetrokken) en een verzoek om schadevergoeding.
Fout ingetrokken. Dit heeft hij aantoonbaar, volgens diverse rechters, nooit
gedaan. De gemeente heeft X ten onrechte als gemachtigde geweigerd. Op zijn minst begrijpelijk dat X deze kwestie ter discussie stelt, gelet op de
enorme gevolgen (misdrijf) die dit handelen van de gemeente heeft gehad.
Op 11 oktober 2013 heeft de rechtbank geoordeeld dat de beroepsprocedure
niet heropend kan worden. Incompleet Enkelvoudige bestuursrechter oordeelt ten onrechte alleen over
Vaststellingsovereenkomst. Dat is geen bestuursrecht en daarover had de
bestuursrechter niet te oordelen. v Op 5 augustus 2013 heeft X een bezwaarschrift ingediend tegen de afwijzing
van haar onder iii) bedoelde verzoeken. Reactie Volkomen terecht, want gemeente was te laat met beslissen
De Gemeente heeft dit bezwaar op 3 oktober 2013 ongegrond verklaard. Incompleet Onterecht vi Op 10 augustus 2013 heeft X een klacht tegen de Gemeente ingediend bij
de Nationale ombudsman, die bij brief van 6 november 2013 kenbaar heeft
gemaakt geen aanleiding te zien om deze te onderzoeken of om te bemiddelen.
Reactie
Incompleet
Fout
Nationale ombudsman heeft slechts bericht dat X de juridische procedures
moet afwachten. Daarna zal hij de zaak zeker onderzoeken.
vii Op 11 augustus 2013 heeft X aan de advocaat van de Gemeente twee
verzoeken gedaan op grond van artikel 35 Wbp, waarin zij vraagt om
toezending van alle dossiers die betrekking hebben op de kwesties
burgemeester van de Gemeente/X, college van burgemeester en wethouders
van de Gemeente (hierna: het college van B&W)/X en de Gemeente/X.
Reactie
Fout
Verzoek aan bestuursorganen. Volkomen terecht nu blijkt dat gemeente
telkens stukken achterhoudt. Dit blijkt ook na inzage pas op 19 november
2013 (dus veel te laat)
Hierop hebben het college van B&W en de burgemeester van de Gemeente op
23 augustus 2013 respectievelijk 12 september 2013 beslist. Incompleet
Fout
Volstrekt onterechte afwijzing. Door tussenkomst van Cbp krijgt X inzage
in de dossiers, pas op 19 november 2013 viii Op 18 augustus 2013 heeft X de Gemeente verzocht om bemiddeling over
het als belanghebbende aanmerken van Van der Z. door de rechtbank en de
verstrekking (door de rechtbank) van de persoonsgegevens van X aan Van der
Z..
Reactie
Incompleet
Fout
X vroeg de gemeente helemaal niet om bemiddeling bij de rechtbank.
Diverse gerenommeerde juristen, waaronder een advocaat-generaal bij het
Hof Amsterdam, vroegen de burgemeester om beëindiging van de kwestie
op een enigszins normale manier.
Omissie: dagvaarding door gemeente wegens rechtsmisbruik met exorbitant, nooit onderbouwd bedrag ad € 113.909,-
De Gemeente heeft hierop geantwoord dat zij hierin niet kan bemiddelen. Fout Gemeente heeft nooit geantwoord ix Op 1 september 2013 heeft X, hangende de onder iv) bedoelde
procedure over de kwestie “machtiging” een verzoek om
schadevergoeding gedaan.
Reactie Volkomen terecht, gelet op eigen toedoen van gemeente bij ontstaan misdrijf
door Van der Z.
Op 11 oktober 2013 heeft de rechtbank geoordeeld dat de overeenkomst
in de weg staat aan heropening van de beroepsprocedure. Incompleet
Dubbel
Enkelvoudige bestuursrechter oordeelt ten onrechte alleen over
Vaststellingsovereenkomst. Dat is geen bestuursrecht en daarover had de
bestuursrechter niet te oordelen.
x Op 8 september 2013 heeft X een ingebrekestelling verzonden vanwege
het niet beslissen van de burgemeester op haar onder vii) bedoelde Wbp-
verzoek van 11 augustus 2013.
Reactie
Fout
Incompleet
Gemeente schendt wettelijke beslistermijnen. Volkomen terecht.
xi Op 10 september 2013 heeft X bezwaar aangetekend tegen de onder
vii) bedoelde Wbp-beslissing van het college van B&W. Incompleet Volkomen terecht, want afwijzing. Door tussenkomst van Cbp krijgt X
terecht n.a.v. bezwaar inzage in de dossiers, pas op 19 november 2013. Dus
gegrond bezwaarschrift.
Productie 1, correctie op overzicht van 'procedures' in vonnis
xii Op 13 september 2013 heeft X een bezwaarschrift ingediend tegen de
onder vii) bedoelde Wbp-beslissing van de burgemeester. Zij heeft dit
bezwaar ingetrokken nadat haar de gelegenheid was geboden haar
dossiers in te zien.
Incompleet
Fout
Reactie
Volkomen terecht, want afwijzing. Door tussenkomst van Cbp krijgt X
terecht n.a.v. bezwaar inzage in de dossiers, pas op 19 november 2013. Dus
gegrond bezwaarschrift.
xiii Op 30 september 2013 heeft X bezwaar aangetekend tegen een besluit
van 7 juni 2012, waarbij aan haar een dwangsom was uitgekeerd wegens
het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar over de kwestie
“machtiging”.
Reactie
Fout
Fout
Incompleet
Nooit bezwaar gemaakt tegen dwangsom. Dwangsom was niet uitgekeerd
aan X, maar aan Van der Z.. Besluit 7 juni 2012 ging helemaal niet over
kwestie machtiging en helemaal niet over bezwaarschrift. X maakt bezwaar
tegen voor X geheim gehouden besluit d.d. 7 juni 2012 gericht aan Van der
Z., waarbij zij als gemachtigde door de gemeente is geweigerd, terwijl Van
der Z. dat niet wilde. De Gemeente heeft dit bezwaar als rechtstreeks beroep doorgezonden aan
de rechtbank, die X bij uitspraak van 28 april 2014 niet-ontvankelijk heeft
verklaard.
Incompleet
Fout
Overcompleet
Onterecht niet-ontvankelijk omdat enkelvoudige bestuursrechter op basis
van verweer van gemeente besliste over 'uitgekeerde dwangsom', terwijl X
daartegen helemaal geen beroep aantekende. Ultra petita xiv Hangende de hiervoor bedoelde beroepsprocedure tegen het besluit
van 7 juni 2012 heeft X een voorlopige voorziening verzocht bij de
rechtbank. Zij heeft dit verzoek tijdens de behandeling ter zitting bij de
rechtbank ingetrokken.
Normale proceshandeling
xv Op 30 september 2013 heeft X ook de Gemeente in gebreke gesteld
omdat nog niet zou zijn beslist op een ‘niet ingetrokken
handhavingsverzoek’ van 17 februari 2013.
Reactie
Incompleet
Fout
Reactie op weigerachtigheid alsmede exorbitante claim van gemeente. Het
ging om een heropening wegens wilsgebreken.
Op 11 oktober 2013 heeft de Gemeente afwijzend hierop beslist. Incompleet Verkeerde weigeringsgrond, te weten 'Vaststellingsovereenkomst' xvi Op 2 oktober 2014 heeft X een handhavingsverzoek gedaan bij het
College bescherming persoonsgegevens (CBP), waarin zij vraagt om op
te treden tegen de Gemeente.
Reactie
Incompleet
Reactie op telkens blijven verwerken van oude, door korpschef herstelde,
politiegegevens met verzoek om onderzoek te doen. Gebleken is dat de
politiegegevens in strijd met de wet onafgeschermd in de dossiers zaten. Dit verzoek is bij besluit van 14 januari 2014 afgewezen. Incompleet
Fout
Fout
Pas nadat de gemeente op 16 december 2013 overging tot afscherming van
de politiegegevens, wees het Cbp het verzoek louter op deze grond af.
xvii Op 2 oktober 2013 heeft X een Wob-verzoek gedaan over het verslag
van het functioneringsgesprek met de burgemeester. Reactie
Incompleet
In dit functioneringsgesprek blijkt dat volgens de raad de burgemeester niet
empatisch is, niet luistert en 'veel te snel beslissingen neemt.' X heeft dit verslag
mede nodig voor de onderbouwing van haar beroep.
De Gemeente heeft dit verzoek bij beslissing van 28 oktober 2013
afgewezen. Incompleet Op volgens bestuursrechter foute grond, te weten 'is conform een
handleiding over de benoeming van burgemeesters'. xviii Op 5 oktober 2013 heeft X op grond van de Awb een klacht
ingediend naar aanleiding van deze procedure. Fout
Nooit gebeurd
Nooit gebeurd
xix Op 7 oktober 2013 heeft X beroep ingesteld tegen de onder v)
bedoelde beslissing op bezwaar van 3 oktober 2013. Volkomen terecht, want de gemeente was ook volgens de bestuursrechter te
laat met beslissen Op 28 april 2014 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en de
Gemeente opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Dus was X beroep gegrond.
xx Op 10 oktober 2013 heeft X de Gemeente aansprakelijk gesteld en een
schadeclaim ingediend in verband met het opstellen en door Van der Z. Reactie
Fout
Tijdens zitting bij kantonrechter met Van der Z. bleek dat gemeente een
formulier om X als gemachtigde op te zeggen had gemaakt en dat Van der
Productie 1, correctie op overzicht van 'procedures' in vonnis
ondertekenen van een formulier. Incompleet Z. dit van de gemeente moest tekenen. Dit heeft hij niet gedaan. Volstrekt
onoorbaar handelen van de gemeente waarop X wel moest reageren. xxi Op 11 oktober 2013 heeft X een Wbp-verzoek gedaan bij de
Gemeente, die dit verzoek bij besluit van 7 november 2013 heeft
afgewezen.
Reactie
Fout
Incompleet
Wbp-verzoek naar formulier. Duidelijk ten onrechte afgewezen, want X
kreeg het formulier na bezwaar wel degelijk.
xxii X heeft verzet aangetekend tegen de onder viii) bedoelde
verzetuitspraak van de rechtbank van 11 oktober 2013. Fout
Nooit gebeurd
Onbegrijpelijk
De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard bij uitspraak van 28
april 2014 omdat zij het beroep onvoorwaardelijk had ingetrokken. Fout
Incompleet
Enkelvoudige bestuursrechter oordeelt ten onrechte alleen over
Vaststellingsovereenkomst. Dat is geen bestuursrecht en daarover had de
bestuursrechter niet te oordelen.
xxiii Op 13 oktober 2013 heeft X hangende een verzetprocedure een
voorlopige voorziening verzocht. Zij heeft dit verzoek tijdens de zitting
bij de rechtbank op 24 maart 2014 ingetrokken.
Normale proceshandeling
xxiv Op 13 oktober 2013 heeft X bezwaar aangetekend tegen het besluit
van 11 oktober 2013 met betrekking tot het ‘niet ingetrokken
handhavingsverzoek’.
Reactie
Fout
Incompleet
Het ging niet om een niet ingetrokken handhavingsverzoek, maar om
heropening conform de regels en jurisprudentie.
Op 6 november 2013 heeft de Gemeente dit bezwaar ongegrond
verklaard. Incompleet
Fout
Gemeente beroept zich ten onrechte op Vaststellingsovereenkomst.
xxv Op 8 november 2013 heeft X bezwaar aangetekend tegen de onder
xxi) bedoelde beslissing op haar Wbp-verzoek van 11 oktober 2013.
Afgezien van de tegelijk ingediende verzoeken om schadevergoeding,
heeft X dit bezwaar ingetrokken nadat een stuk aan haar was verstrekt.
Reactie
Incompleet
Fout
Volkomen terecht en gegrond bezwaar, aangezien X wel op basis hiervan
eindelijk inzage kreeg in haar eigen persoonsgegevens. Gemeente handelde
dus steeds in strijd met de wet en erkende dit met de verstrekking.
xxvi Op 8 november 2013 heeft X beroep ingesteld tegen de beslissing op
bezwaar van 6 november 2013. Reactie
Bij uitspraak van 28 april 2014 heeft de rechtbank dit beroep niet-
ontvankelijk verklaard omdat X het handhavingsverzoek had ingetrokken. Incompleet
Enkelvoudige bestuursrechter is niet ingegaan op wilsgebreken, had daar
nog nooit van gehoord. xxvii Op 5 december 2013 heeft X bezwaar aangetekend tegen de onder
xvii) bedoelde beslissing van 28 oktober 2013. Normale proceshandeling
De Gemeente heeft dit bezwaar op 24 februari 2014 ongegrond verklaard. Volgens bestuursrechter op onterechte gronden, dus terecht bezwaar xxviii Op 5 december 2013 heeft X de gemeenteraad verzocht om
toezending van vertrouwelijke stukken. Fout
X stuurde de raad de door haar overgeschreven tekst van stukken in de
kwestie machtiging die zij had ingezien maar ten onrechte niet mocht
kopiëren. De gemeente heeft deze stukken na haar inzage in strijd met de
wet vernietigd. X vroeg de raad om de stukken te bewaren omdat zij
voorzag dat de gemeente het bestaan ervan zou willen ontkennen - wat ook
is gebeurd, dus volkomen terecht. xxix Op 6 december 2013 heeft X een verzoek gedaan tot het verwijderen
en verbeteren van persoonsgegevens (in een verslag van een hoorzitting).
Daarnaast heeft zij om schadevergoeding verzocht.
Reactie
Incompleet
Gemeente had hoorverslag een dik jaar achtergehouden. Er bleek niets van
te kloppen, in het nadeel van X. Om die reden wilde X rectificatie.
De Gemeente heeft op 4 januari 2014 besloten dat de opmerkingen van X
aan het verslag worden gehecht.
Incompleet
Fout
Overcompleet
Gemeente erkent hiermee dat X inhoudelijk gelijk heeft, maar zij weigert de
rectificatie omdat een verslag 'een deskundigenrapport is' en bovendien
Productie 1, correctie op overzicht van 'procedures' in vonnis
'ondertekend, dus correct.' xxx Op 6 december 2013 heeft X in het kader van een op grond van de
overeenkomst ingetrokken bezwaarprocedure, waarin zij om aanpassing
van het verslag van de hoorzitting had gevraagd, om schadevergoeding
verzocht.
Dubbel, zie xxix
Fout
Dit kan niet ingetrokken zijn, omdat X pas in november 2013 het
hoorverslag voor het eerst onder ogen kreeg.
De Gemeente heeft op 4 januari 2014 laten weten dat zij het verslag niet
zou aanpassen en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Incompleet Gemeente erkent met toevoeging van de correcties door X dat X inhoudelijk
gelijk heeft, maar zij weigert de rectificatie omdat een verslag 'een
deskundigenrapport is' en bovendien 'ondertekend, dus correct.'
Omissie: gesprek d.d. 27 november 2013 met hoofd juridische zaken waarin hij vrijwel alle gemeentelijke fouten erkent, erkent dat X slachtoffer is van Van
der Z. en dreigt te 'liegen naar de rechter'. Hij weigert een week later apert tot schikking, maar eist dat X eenzijdig 'alles intrekt'
xxxi Op 19 december 2013 heeft X een Awb-klacht ingediend tegen het
hoofd juridische zaken van de Gemeente. Reactie
Incompleet
Fout
Klacht ingediend na gesprek met hoofd juridische zaken
xxxii Op 4 januari 2014 heeft X bezwaar aangetekend tegen de onder
xxxii) bedoelde beslissing van 4 januari 2014 Reactie
Incompleet
Reactie op onterechte weigering.
De Gemeente heeft dit bezwaar op 2 mei 2014 ongegrond verklaard. Incompleet Weigering op onterechte gronden. xxxiii Op 11 januari 2014 heeft X een klacht ingediend bij de Nationale
ombudsman, die op 17 januari 2014 heeft bericht geen onderzoek te
zullen instellen zolang alle zaken nog onder de rechter zijn.
Reactie
Incompleet
Fout
Klacht wegens ernstige dreigementen en lasterlijke uitlatingen door hoofd
juridische zaken n.a.v. xxxi
xxxiv X heeft bezwaar aangetekend tegen de onder xvi) bedoelde
beslissing van het CBP van 14 januari 2014. Reactie X kreeg inhoudelijk gelijk van Cbp: oude politiegegevens zijn door de
korpschef geheel verbeterd. xxxv Hangende het hiervoor bedoelde bezwaar heeft X een voorlopige
voorziening verzocht bij de rechtbank, die dit bij uitspraak van 28 januari
2014 heeft afgewezen.
Incompleet
Fout
Spoedvoorziening bij beslissing (geen uitspraak) afgewezen, maar
voorzieningenrechter geeft X met het Cbp volledig inhoudelijk gelijk.
Rechtbank heeft 'verweer van gemeente' overgeschreven xxxvi Op 24 januari 2014 heeft X een Wbp-verzoek gedaan tot
verstrekking van een foto. Nooit gebeurd,
Fout
Onbegrijpelijk
De Gemeente heeft dit verzoek niet in behandeling genomen. Nooit gebeurd,
Fout
Als dit zo is, dan is de gemeente in gebreke.
xxxvii Op 28 januari 2014 heeft X in een bezwaarschrift, gericht tegen de
weigering om een verslag van een functioneringsgesprek met een
ambtenaar te verstrekken, een klacht ingediend tegen de Gemeente die het
vereiste van goede organisatie zou schenden door het in strijd met de
ontvangstbevestiging verlengen van de beslistermijn.
Reactie
Incompleet
Fout
Fout
Vaste ombudsprudentie: verlengen van beslistermijnen in een
ontvangstbevestiging mag niet. Dus volledig terechte klacht.
X heeft helemaal nooit gevraagd om een functioneringsverslag van een
ambtenaar en al zeker nooit bezwaar daartegen gemaakt. Rechtbank heeft
dossier niet gelezen en kent het Awb klachtrecht niet. xxxviii Op 6 maart 2014 heeft X de Gemeente de gelegenheid gegeven
om terug te komen van de onder xxviii) bedoelde beslissing op bezwaar
van 24 februari 2014. De Gemeente heeft dit bericht doorgestuurd aan de
rechtbank als beroep tegen deze beslissing op bezwaar.
Reactie
Incompleet
X doet dit juist om procedures te voorkomen. Nummer klopt niet en duidt
op slordigheid door rechtbank. Het gaat om xxvii.
xxxix Op 21 maart 2014 heeft X de Gemeente op voorhand aansprakelijk Reactie Reactie op vele in dagvaarding, aktes, verweren en 'verklaringen' gedane
Productie 1, correctie op overzicht van 'procedures' in vonnis
gesteld voor uitlatingen tijdens de zitting bij de rechtbank die op 24 maart
2014 zou plaatsvinden. feitelijk onjuiste en lasterlijke uitlatingen door gemeente.
xl Op 25 maart 2014 heeft X de Gemeente aansprakelijk gesteld naar
aanleiding van de uitlatingen door gemachtigden van de Gemeente tijdens
de zitting bij de rechtbank op 24 maart 2014.
Reactie
Incompleet
Reactie op herhaling van feitelijk onjuiste en lasterlijke uitlating door
gemeente gedaan tijdens zitting. Gemeente reageert hierop door 'domweg te
ontkennen' xli Op 3 mei 2014 heeft X de Gemeente in de gelegenheid gesteld om
terug te komen van de onder xxxiii) bedoelde beslissing op bezwaar van 2
mei 2014. De Gemeente heeft dit bericht doorgestuurd aan de rechtbank
als een beroep tegen deze beslissing op bezwaar.
Reactie X doet dit juist om procedures te voorkomen. Zij verbiedt de gemeente
doorzending van de brief, de gemeente doet dit in strijd met dit verbod toch.
xlii Op 13 mei 2014 heeft X een nieuw aangetreden wethouder benaderd
met het verzoek om mediation. Reactie
Fout
X vroeg niet om mediation, maar om informele schikking.
xliii Op 15 mei 2014 heeft X de Gemeente aansprakelijk gesteld omdat de
Gemeente haar niet te allen tijde als gemachtigde van Van der Z. heeft
erkend
Nooit gebeurd
Fout
Onbegrijpelijk.
xliv Op 15 mei 2014 heeft X hoger beroep aangetekend tegen de
uitspraken van de rechtbank van 28 april 2014.
Dat is Xs goed recht. Rechtbank heeft deze hoger beroepen zonder enige
reden niet willen afwachten.
xliv Op 19 mei 2014 heeft X de Gemeente verzocht om heropening van
de bezwaarprocedure naar aanleiding van haar na de overeenkomst
ingetrokken bezwaarschrift van 14 oktober 2012.
Reactie
Fout
Het bezwaarschrift is juist na de overeenkomst niet ingetrokken. Dit blijkt
uit alle stukken.
xlv Op 29 augustus 2013 en 18 december 2013 heeft X
wrakingsverzoeken ingediend tegen rechters in de rechtbank Midden-
Nederland in de hiervoor genoemde bestuursrechtelijke procedures. Het
eerste verzoek is afgewezen en X heeft het tweede verzoek in januari
2014, na de zitting bij de rechtbank, ingetrokken.
Reactie
Fout
Incompleet
X kreeg inhoudelijk met de wrakingsverzoeken tot twee keer toe gelijk.
Haar geheime woonadres en haar medische gegevens moesten wel degelijk
voor Van der Z. geheim blijven. Rechtbank noemt ten onrechte niet de
uiterst onrechtmatige reactie van de gemeente hierop n.a.v. 'speurwerk in
het Handelsregister'