methodebeschrijving begeleide terugkeer
TRANSCRIPT
2 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
Deze methodebeschrijving is gemaakt door:
Marieke Ploegmakers
MOVISIE
030 789 21 35
Marieke Ploegmakers is adviseur van de afdeling Kennisdiensten van MOVISIE.
Maart 2012
Voor meer methodebeschrijvingen en eventuele vragen en/of reacties kunt u terecht bij:
www.movisie.nl/effectievesocialeinterventies.
Deze methodebeschrijving is mede mogelijk gemaakt door het ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport.
Het werkblad dat gebruikt is voor deze methodebeschrijving, is deels gebaseerd op het Werkblad
beschrijving interventie van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en het RIVM.
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 3
Inhoudsopgave
Inleiding: leeswijzer 04
Samenvatting 06
1. Beschrijving methode 09
1.1 Probleemomschrijving 09
1.2 Doel van de methode 10
1.3 Doelgroep van de methode 10
1.4 Indicaties en contra-indicaties 11
1.5 Aanpak 11
1.6 Materiaal 14
1.7 Benodigde competenties van de uitvoerder 14
1.8 Overige randvoorwaarden 15
1.9 Overeenkomsten en verschillen met andere interventies 16
1.10 Contactgegevens ontwikkelaar 17
2. Onderbouwing 18
2.1 De ontwikkelgeschiedenis van de methode 18
2.2 Onderbouwing van de probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak 18
3. Onderzoek naar praktijkervaringen 21
3.1 Uitvoerende organisaties 21
3.2 Praktijkervaringen van de uitvoerder 23
3.3 Praktijkervaringen van de cliënt/burger 25
3.4 Praktijkvoorbeeld 26
4. Effectonderzoek 27
4.1 Directe aanwijzingen voor effectiviteit 27
4.2 Indirecte aanwijzingen voor effectiviteit 28
5. Conclusies 29
5.1 Samenvatting werkzame elementen 29
5.2 Samenvatting effectonderzoek 29
6 Verantwoording 30
6.1 Het zoeken en selecteren van literatuur 30
6.2 Literatuur 30
Bijlage 1: Toelichting effectonderzoek 32
Bijlage 2: Overzicht onderzoeken en de hoofdkenmerken 35
Bijlage 3: Methodologische kenmerken en resultaten effectonderzoeken 37
4 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
Inleiding: leeswijzer
Professionals in de sociale sector worden geconfronteerd met een wirwar aan informatie waar ze zich
een weg in moeten vinden. Die informatie is vaak versnipperd en daardoor weinig toegankelijk. In de
databank Effectieve sociale interventies brengen wij methoden waarmee in de sociale sector gewerkt
worden bij elkaar. De methodebeschrijvingen geven daarbij een zo volledig mogelijk beeld van alle
beschikbare informatie over een methode. Als gemeente, stafmedewerker of praktijkwerker kunt u
hiermee vaststellen of de methode geschikt is voor de situatie waarin u of uw organisatie intervenieert.
Als u besluit om met de methode aan de slag te gaan verwijzen we naar het handboek en eventueel
andere door de ontwikkelaar beschikbaar gestelde materialen.
De methodebeschrijving is opgebouwd langs vier lijnen. Onderdeel 1 van dit document beschrijft de
methode zelf, zoals de doelen, de doelgroep en de aanpak. Onderdeel 2 laat de onderbouwing van de
methode zien: de visies, theorieën en wetenschappelijke onderzoeken die de ontwikkelaar heeft
gebruikt bij het ontwikkelen van de methode. Onderdeel 3 geeft zicht op de praktijkervaringen van de
professional en de cliënt/burger met de methode. Onderdeel 4 geeft inzicht in wat er wetenschappelijk
bekend is over de effectiviteit van de methode.
De methodebeschrijving is in nauwe samenwerking met de ontwikkelaar van de methode tot stand
gekomen. Zo levert de ontwikkelaar informatie aan en geeft deze feedback op het concept en
toestemming voor publicatie. De methode wordt uitgebreid in kaart gebracht. Dit kan de ontwikkelaar
op zijn beurt een impuls geven voor verdere ontwikkeling van de methode. Een methode staat dus
niet stil, de methodebeschrijvingen zullen dan ook regelmatig worden herzien.
De methodebeschrijving is gebaseerd op een systematische zoektocht naar informatie. Bij die
zoektocht werken de onderzoeker die de methodebeschrijving maakt en een informatieanalist van de
afdeling kennisdiensten van MOVISIE intensief samen. Bij het zoeken van informatie over methoden
zijn doorgaans de volgende zoekstrategieën toegepast: het inwinnen van informatie bij de
ontwikkelaar, uitvoerende instanties en/of eventuele onderzoekers van de methode, het doorzoeken
van Nederlandse en/of internationale databanken, het checken van referenties van reeds gevonden
informatiemateriaal en een internet deskresearch. De zoektocht is daarbij gericht op een breed
spectrum aan informatiebronnen, variërend van (ongepubliceerde) verslagen van (interne)
procesevaluaties of paneldiscussies tot wetenschappelijk (effect)onderzoek. De verantwoording van
de toegepaste zoekstrategieën is in beknopte zin terug te vinden in onderdeel 6.1. De
zoekgeschiedenis is in uitgebreidere vorm vastgelegd in een hiertoe ontwikkelde flowchart, die is
opgenomen in het archief van MOVISIE. Het relevante gevonden materiaal is terug te vinden in het
literatuuroverzicht in onderdeel 6.2.
Bij het effectonderzoek (onderdeel 4) wordt onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte
aanwijzingen voor effectiviteit. Een toelichting op dit onderscheid vindt u in bijlage 1. Om de tekst in de
methodebeschrijving zelf laagdrempelig te houden, worden de belangrijkste onderzoekskenmerken en
resultaten zoveel mogelijk in woorden beschreven. De achterliggende cijfers vindt u in bijlage 3 en
verder.
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 5
Wij wensen u veel inspiratie bij het lezen van deze methodebeschrijving. Wij hopen dat u zich hiermee
een goed beeld kunt vormen van wat deze methode uw gemeente, uw organisatie of uzelf als sociale
professional te bieden heeft en hoe u de kwaliteit van uw aanbod aan de doelgroep kunt vergroten.
6 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
Samenvatting
1. Beschrijving methode
Doel
Het doel van de methode Begeleide Terugkeer is het beëindigen van geweld in een relatie en
indien mogelijk en gewenst het voortzetten van de relatie.
Doelgroep
De doelgroep van de methode bestaat uit partners die een gewelddadige relatie hebben en
waar aanwezig ook de kinderen.
Aanpak
Begeleide Terugkeer kan zowel residentieel (in een instelling voor opvang) als ambulant
aangeboden worden. Een hulpverlener voert eerst individuele gesprekken met elk van de
partners. Vervolgens vindt een aantal gezamenlijke gesprekken plaats (systeemgesprekken).
Afhankelijk van de situatie varieert dit van vijf tot acht gesprekken. Hierin komt aan de orde
waardoor ruzies ontstaan en uit de hand lopen. Aandachtspunt hierbij is dat de aard en omvang
van het geweld expliciet en concreet benoemd worden. De time-outprocedure is een belangrijk
element in de methode. Kinderen, familie of anderen in de directe omgeving van beide partners
kunnen bij deze gesprekken betrokken worden. Aan het eind van het hulpverleningstraject
wordt gekeken welke ondersteuning nog gewenst is en wordt eventueel doorverwezen naar
vervolghulpverlening.
Materiaal
De methode staat beschreven in Publicatie ‘Begeleide Terugkeer’, geschreven door E. Reijmers
en uitgegeven in 2004 door Vrouwenopvang Amsterdam.
Ontwikkelaar
Blijf groep Amsterdam (voorheen Vrouwenopvang Amsterdam)
Postbus 2938
1000 CX Amsterdam
www.blijfgroep.nl
Website
www.blijfgroep.nl en www.huiselijkgeweld.nl
2. Onderbouwing
Voor de theoretische onderbouwing hebben de ontwikkelaars gebruik gemaakt van meerdere
bronnen. Het gaat daarbij om literatuur over de sociale context, man-vrouw rolpatronen en de
rol van kinderen. De ontwikkelaars geven echter niet aan welke onderdelen uit welke bron
komen, dit vraagt nog om een toelichting.
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 7
De sociale context bepaalt mede wat iemand als probleem ervaart en wat volgens hem of haar
de oplossing moet zijn. De sociale context kan onderscheiden worden op verschillende niveaus.
Dit onderscheid in niveaus dient als hulpmiddel om het gezin in zijn situatie te zien binnen de
bredere context van betrokkenen die (al dan niet) een rol spelen. Ook man-vrouw rolpatronen
en beelden over de ideale man of vrouw zijn van invloed op het ontstaan en in stand houden
van gewelddadige relaties. Voor beide partners is de situatie ingewikkeld en verwarrend. Dit
drijft hen in elkaars armen en maakt dat vrouwen vaak toch weer terug willen naar hun partner.
Het is belangrijk dat hulpverleners zonder oordeel naar hun verhalen en beleving luisteren.
Hoewel kinderen een grote rol spelen bij alle beslissingen die deze ouders nemen, wordt er
vaak weinig rekening gehouden met de belangen van de kinderen. Het is de taak van de
hulpverlening om ouders voorlichting te geven over hoeveel kinderen merken van ruzies en
geweld en welke gevolgen het kan hebben als kinderen getuige zijn van geweld.
3. Onderzoek naar praktijkervaringen
Er heeft een drietal onderzoeken naar de praktijkervaringen met Begeleide Terugkeer
plaatsgevonden (Van Oosten & Evertz, 2010; Van Gestel-Van Gils, Mulder & Dijkstra, 2010,
Rensen, Van Arum & Engbersen, 2008). De methode wordt in ieder geval bij 15 instellingen
uitgevoerd. In de regel zijn de resultaten op korte termijn positief volgens de professionals,
maar is het zicht op de resultaten voor de lange termijn minder goed. Dit komt doordat de
vrouwen na terugkeer uit beeld verdwijnen en er slechts een eenmalig (telefonisch) follow-
upgesprek plaatsvindt. Professionals noemen als werkzame elementen de structuur van het
stappenplan, de time-out, de systeemgesprekken, de meerzijdige partijdigheid en het expliciet
bespreken van het geweld. Stoppen van het geweld en verbetering van de communicatie
worden als belangrijke resultaten genoemd, maar professionals wijzen er ook op dat Begeleide
Terugkeer zonder vervolghulpverlening onvoldoende is voor blijvende gedragsverandering.
Cliënten gaven aan vooral de relatie met de hulpverlener belangrijk te vinden, waarbij een
houding van respect en meerzijdige partijdigheid wezenlijk is. De cliënten geven aan dat zij
meer inzicht in en respect voor zichzelf en de ander hebben gekregen. Ze hebben ook geleerd
te luisteren, geven hun eigen grenzen beter aan en houden meer rekening met andermans
grenzen.
4. Effectonderzoek
Er heeft één monitoringonderzoek naar Begeleide Terugkeer plaatsgevonden (Reijmers, 2004).
Hierin wordt op basis van een interne evaluatie van de cliëntdossiers geconcludeerd dat in 60%
van de aangemelde gevallen waarin systeemgesprekken hebben plaatsgevonden, zowel
volgens de cliënt als de hulpverlener het geweld is gestopt.
8 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
5. Samenvatting werkzame elementen
� Het begeleiden van terugkeer naar de partner, zodat het geweld tussen partners beëindigd
wordt.
� Systeemgericht werken: door de partner (en de kinderen) in de hulpverlening te betrekken
komen de normen, waarden en patronen in beeld die leiden tot geweld.
� Meerzijdige partijdigheid: beide partners worden op hun aandeel en verantwoordelijkheid
aangesproken en durven daardoor hun verhaal te doen.
� Huiselijk geweld wordt expliciet en concreet besproken, zodat het geweld niet
gebagatelliseerd wordt.
� Time-outprocedure: wanneer één van de partners ziet dat de ruzie of het conflict gaat escaleren
tot een gewelduitbarsting, nemen de partners afstand van elkaar.
� Structuur: een duidelijk stappenplan geeft zowel de hulpverlener als de cliënt structuur,
houvast en veiligheid.
� Inzicht geven in de gevolgen van geweld voor kinderen en de ouders in staat stellen hen
hierin te begeleiden.
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 9
1. Beschrijving methode
De beschrijving van de methode is gebaseerd op:
Publicatie ‘Begeleide Terugkeer‘, geschreven door E. Reijmers, in 2004 uitgegeven door
Vrouwenopvang Amsterdam.
Aanvullende informatiebronnen worden expliciet vermeld.
1.1 Probleemomschrijving
Veel slachtoffers van relatiegeweld die een tijd in de opvang hebben door gebracht, keren terug
naar hun partner. Vaak gaat het dan weer mis en komen ze in een geweldspiraal terecht. De
traditie in de vrouwenopvang spreekt van succes wanneer een vrouw een nieuw bestaan
zonder de partner opbouwt. Het geweld stopt omdat de vrouw uit de relatie stapt. Echter, een
toenemend aantal vrouwen klopt voor hulp aan omdat ze willen dat het geweld stopt, zonder dat
zij de relatie met hun partner willen verbreken.
Hulp voor beide partners nodig
Tijdens de opvang had de vrouw al hulp ontvangen, maar de partner nog niet. De kans op
herhaald geweld is daardoor groot. Het meemaken van geweld tussen de ouders vergroot de
kans dat kinderen later als volwassenen zelf slachtoffer of pleger worden. Interactiepatronen,
waarbij rollen en macht meespelen, zijn veelal door de jaren heen vastgeroest. Beide partners
dienen aangesproken te worden op hun verantwoordelijkheid voor eigen gedrag en voor het
creëren van veiligheid. De partners moeten opnieuw leren om te gaan met conflicten en hoe ze
escalaties tot geweld kunnen voorkomen. Centraal staat dat er gewerkt moet worden aan de
interactie tussen beide partners (Kristine Evertz, persoonlijke communicatie, 11-1-2012).
Profielschets problematiek
Vrouwenopvang Amsterdam heeft een profielschets gemaakt op grond van de dossiers van 69
cliënten. Daaruit bleek het volgende.
� Meer dan 60% van de cliënten is van niet-Nederlandse herkomst.
� In de meeste gevallen (68%) gaat het om een combinatie van lichamelijk en geestelijk
geweld.
� Het gaat zelden om relaties die pas gestart zijn: in 77% van de gevallen gaat het om relaties
die minimaal twee jaar en maximaal 30 jaar duurden.
� Van de cliënten heeft 45% de relatie al eerder verbroken, 41% heeft dat niet.
� Van de cliënten onderhoudt 75% contact met de partner, ook als de vrouw in de opvang of
elders verblijft.
� In 42% van de gevallen was er sprake van gebruik van middelen als alcohol, soft- en
harddrugs of combinaties hiervan.
10 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
Bij de probleemomschrijving nemen we de informatie uit het handboek van de methode als
uitgangspunt. Voor meer actuele of gedetailleerde informatie verwijzen wij naar
www.huiselijkgeweld.nl .
1.2 Doel van de methode
Het doel van de methode is het beëindigen van het geweld tussen de partners en indien
mogelijk het voortzetten van de relatie. Beide partners die de relatie willen herstellen c.q.
voortzetten worden ondersteund in een kortdurend en systeemgericht traject waarin wordt
gewerkt aan het stoppen van geweld en het voorkomen van herhaling.
Subdoelen
� Het geweld is gestopt, waarbij het bespreekbaar maken van dit geweld de eerste stap is.
� Er zijn afspraken gemaakt over de terugkeer / voortzetting van de relatie.
� De beide partners hebben handvatten aangereikt gekregen om als paar te kunnen
functioneren zonder gewelduitbarstingen.
� Cliënten zijn zich bewust van alternatieve manieren om met conflicten om te gaan en kunnen
deze toepassen.
� Cliënten hebben inzicht in de gevolgen van het geweld voor hun kinderen en zijn in staat hun
kinderen hierin te ondersteunen.
� Cliënten zijn op de hoogte van en/of doorverwezen naar aanvullende hulp.
Sommige instellingen hebben een andere naam gegeven aan de methode: Time Out Training,
Herstel van de relatie, Samen verder na huiselijk geweld (Van Oosten & Evertz, 2010).
1.3 Doelgroep van de methode
De doelgroep van de methode bestaat uit partners die een gewelddadige relatie hebben en
waar aanwezig ook de kinderen.
Meestal wonen de partners bij elkaar en worden ze begeleid door één van de steunpunten
huiselijk geweld (ambulante setting), maar het is ook mogelijk dat één van de partners van huis
is weggegaan en is opgenomen in de opvang (residentiële setting).
In het handboek is uitgegaan van een vrouwelijke cliënte, mishandeld door een mannelijke
partner, omdat dit de meest voorkomende praktijk weerspiegelt. In principe is het ook mogelijk
dat de man – in de hoedanigheid van pleger – als eerste aangemeld wordt of dat er sprake is
van een mannelijk slachtoffer en een vrouwelijke pleger. Ook situaties waarbij het gaat om twee
vrouwen of twee mannen zijn denkbaar.
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 11
Culturele diversiteit
De methode is geschikt voor cliënten met uiteenlopende culturele achtergronden. Dat kunnen
partners zijn met dezelfde (niet-Nederlandse) achtergrond, maar ook partners met een
verschillende culturele achtergrond. Dit vraagt soms om de inzet van tolken of de
tolkentelefoon. Een enkele keer worden hiervoor familie of vrienden ingezet, maar niet de
kinderen. Uitgangspunt is dat taal zo min mogelijk een belemmering mag zijn om passende
hulpverlening te bieden (zie ook 1.7).
1.4 Indicaties en contra-indicaties
Indicaties
In het handboek wordt als indicatie genoemd de wens om de relatie voort te zetten zonder
geweld. Ook wordt aangegeven dat de hulpverlening alleen kan plaatsvinden als de partners
aanspreekbaar zijn en als er afspraken met hen gemaakt kunnen worden.
Contra-indicaties
In het handboek worden geen contra-indicaties genoemd. Van Oosten en Evertz (2010)
constateren dat deze in de praktijk van een aantal instellingen wel toegepast worden. Daar
wordt soepel mee omgegaan en er zijn slechts kleine verschillen tussen de instellingen.
Genoemde contra-indicaties zijn:
� zware ggz- of verslavingsproblematiek(onder andere persoonlijkheidsstoornissen, verslaving
aan meer dan één middel, onder invloed verschijnen)
� zware geweldproblematiek
� autisme (Autisme Spectrum Stoornis of ASS)
� crimineel en agressief gedrag (ook tijdens de gesprekken).
Deze aspecten zijn in ander onderzoek (Van Gestel-van Gils e.a., 2010) eveneens
geconstateerd.
1.5 Aanpak
Algemeen
Begeleide Terugkeer start met een individueel gesprek van een hulpverlener met elk van de
partners. Vervolgens wordt een aantal gezamenlijke gesprekken gehouden. Afhankelijk van de
situatie varieert dit van vijf tot acht gesprekken (‘systeemgesprekken’). De gesprekken duren 60
(individueel) tot 90 minuten (systeemgesprek) en worden (twee)wekelijks gepland. Het tempo
wordt mede bepaald in samenspraak met de betrokkenen.
Een belangrijk uitgangspunt van deze methode is dat de hulpverlener een basishouding heeft
van meerzijdige partijdigheid waarbij partners op hun aandeel en verantwoordelijkheid worden
aangesproken om het thuis veilig te maken. Het is ook van essentieel belang dat dit van tevoren
duidelijk is voor beide partners. Alleen dan is de basis aanwezig voor een succesvol traject.
12 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
Setting
Begeleide Terugkeer wordt aangeboden in twee verschillende settings (Van Oosten & Evertz,
2010).
� Residentieel, waar het gaat om vrouwen die van huis zijn weggegaan en zijn opgenomen in
de opvang. Hiervoor is de methode oorspronkelijk ontwikkeld.
� Ambulant, als de partners bij elkaar wonen. De partners worden begeleid door één van de
steunpunten huiselijk geweld. In de praktijk blijkt dat dit de meest voorkomende setting is.
Sinds 1 januari 2009 is er een nieuwe mogelijkheid om Begeleide Terugkeer aan te bieden,
namelijk na oplegging van een Tijdelijk Huisverbod. Het huisverbod houdt in dat een pleger van
huiselijk geweld in beginsel tien dagen zijn of haar woning niet meer in mag en in die periode
ook geen contact mag opnemen met de partner of de kinderen. Tijdens deze afkoelingsperiode
kan de nodige hulpverlening op gang gebracht worden en kan escalatie worden voorkomen.
Spelregels
Tijdens het hulpverleningstraject wordt een aantal ‘spelregels’ gehanteerd, die van tevoren met
elkaar zijn afgesproken.
� Als je naar de gesprekken komt ben je nuchter, je hebt geen alcohol of drugs gebruikt.
� Tijdens de gesprekken laat je de ander uitpraten en luister je naar wat hij of zij zegt. Niet
erdoorheen praten en de ander niet onderbreken.
� Het is niet toegestaan om tijdens de gesprekken te schreeuwen, schelden, dreigen,
agressieve of obscene woorden te gebruiken of agressieve of obscene gebaren te maken en
vernederende opmerkingen te maken.
Onderdelen
De hulpverlening bestaat uit de volgende onderdelen, waarbij de onderdelen A-B-C-D-H de
kern vormen en de onderdelen E, F, G alleen worden uitgevoerd als deze relevant blijken.
A. Het eerste individuele gesprek met de vrouw vindt plaats aan het begin van het traject,
uiterlijk één week na aanmelding. In het eerste gesprek wordt uitleg gegeven over deze
systeemgerichte vorm van hulpverlening en wordt een inschatting gemaakt van de
veiligheid van de cliënte en haar kinderen. In het eerste gesprek kan blijken dat de vrouw
nog twijfelt over herstel van de relatie. Het is belangrijk om uit te zoeken of het gaat om
haar eigen twijfels of dat zij twijfelt aan de motivatie en mogelijkheden tot verandering bij
haar partner. Twijfel aan de bereidheid of mogelijkheden van de partner kan nader
onderzocht worden door contact te leggen met de partner. Als de vrouw sterk twijfelt of ze
terug wil gaan naar of wil blijven bij de partner, is het goed om een paar dagen bedenktijd in
te lassen, de vrouw ‘huiswerk’ mee te geven en een afspraak te maken voor een tweede
individueel gesprek. Als voor de vrouw vaststaat dat ze terug gaat naar of blijft bij haar
partner, komen onderwerpen aan de orde als ontwikkelingen in de relatie, het ontstaan en
de aard van het geweld, de rol van man en vrouw, verslaving, de gevolgen voor de
kinderen, familie en sociaal netwerk, de reden van terugkeer en de motivatie van de man.
Dan worden er ook afspraken gemaakt over het vervolg.
B. Het eerste individuele gesprek met de man vindt plaats na het individuele gesprek met
de vrouw als zij er voor kiest om de relatie voort te zetten en gebruik wil maken van
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 13
Begeleide Terugkeer. In dit gesprek krijgt de man uitleg over deze systeemgerichte vorm
van hulpverlening. Daarbij wordt benadrukt dat de maatschappelijk werker meerzijdig
partijdig is en beide partners ondersteunt om als paar te kunnen functioneren zonder
geweld. In dit gesprek komen in grote lijnen dezelfde onderwerpen aan de orde als bij het
individuele gesprek met de vrouw, maar is er ook aandacht voor het voorkómen van geweld
in de toekomst.
C. Het eerste systeemgesprek draait om het stoppen van het geweld en vindt plaats zo snel
mogelijk na de individuele gesprekken, als beide partners gemotiveerd zijn. Dat wil zeggen:
als voor de vrouw vaststaat dat ze terug gaat naar of blijft bij haar partner en als de man de
verantwoordelijkheid voor het geweld heeft genomen en erkent dat hij zijn gedrag moet
veranderen. Dat betekent binnen twee weken na aanmelding. In dit gesprek worden
verwachtingen gecheckt en wordt de time-outprocedure aan de hand van een voorbeeld
geïntroduceerd en uitgelegd. Bij een time-outprocedure stapt één van de partners uit de
situatie zodra deze de signalen herkent dat de ruzie of het conflict gaat escaleren tot een
gewelduitbarsting. Daarnaast komen het geweld en de voorwaarden aan de orde waaronder
beide partners de relatie willen voortzetten. Afspraken over terugkeer en het vervolg worden
gemaakt.
D. Vervolg-systeemgesprekken: twee tot zes gesprekken. Alle volgende systeemgesprekken
beginnen met de vraag of de time-out procedure nodig is geweest. Als er geweld heeft
plaatsgevonden en time-out dus niet heeft gewerkt, vormt dat de basis voor het gesprek. Er
wordt een analyse gemaakt van wat er gebeurd is en er worden opnieuw time-out
afspraken gemaakt. Er komen geen andere onderwerpen aan de orde. Als er geen sprake
is geweest van geweld, kan in het vervolg-systeemgesprek aan de orde komen wat de
achtergronden van beide partners zijn, hoe het geweld zich heeft ontwikkeld, hoe
stressfactoren, communicatiepatronen en conflicthantering hierin een rol spelen, wat de
gevolgen voor de kinderen zijn en hoe het sociaal netwerk ingeschakeld kan worden. Ook
aanvullende en vervolghulpverlening wordt hier besproken.
E. Het gesprek met de kinderen (indien aanwezig) vindt plaats na één of meer
systeemgesprekken, afhankelijk van de situatie en de leeftijd van de kinderen. Voordat een
gesprek met kinderen plaatsvindt, zijn de mogelijke gevolgen van het geweld voor kinderen
met de ouders besproken. Aan het begin van het gesprek met de kinderen wordt in het
bijzijn van de kinderen de ouders om toestemming gevraagd om overal openlijk over te
kunnen praten. Dan wordt apart met de kinderen gesproken waarbij ze kunnen uitspreken
wat het voor hen betekent, wat ze kunnen doen, dat het hun schuld en verantwoordelijkheid
niet is en wat ze graag zouden willen, Daarna vindt een gesprek met de ouders en kinderen
samen plaats.
F. Het gesprek met familieleden of sociaal netwerk vindt (eventueel) plaats als uit de
eerdere gesprekken blijkt dat hier reden toe is en cliënten ondersteuning vragen bij het
inschakelen van hun familie of sociale netwerk. De onderwerpen zijn afhankelijk van de
situatie. Over het algemeen gaat het om informatie over de spiraal van geweld, de positie
van de kinderen als getuigen van huiselijk geweld, mogelijkheden voor hulp en het steunen
van één of beide partners aan de hand van concrete vragen van de cliënten.
G. Het individueel gesprek met de vrouw over veiligheid vindt (eventueel) plaats als de
14 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
man (nog) niet of niet meer gemotiveerd is voor hulp, de vrouw toch terugkeert en er twijfel
is over de veiligheid. Als de man geen hulp wil en de vrouw toch besluit terug te keren, is
het raadzaam om haar door te verwijzen naar individuele hulp bij bijvoorbeeld andere
vormen van begeleiding in de Vrouwenopvang of naar een cursus weerbaarheid. In een
afrondend, individueel gesprek komen in elk geval aspecten van veiligheid en
mogelijkheden voor andere hulp aan de orde. Grenzen stellen, weerbaarheid, het belang
van het sociaal netwerk, gevolgen van geweld voor kinderen zijn hierbij belangrijk.
H. De afronding vindt plaats tijdens het laatste systeemgesprek en de follow-up na drie
maanden in de vorm van telefonisch contact met beide partners. Eventueel wordt een
afspraak gemaakt voor een terugkomgesprek. De onderwerpen zijn een terugblik op het
traject, de huidige stand van zaken en het checken van de vervolgafspraken.
1.6 Materiaal
De methode staat beschreven in:
Publicatie ‘Begeleide Terugkeer‘, geschreven door E. Reijmers, in 2004 uitgegeven door
Vrouwenopvang Amsterdam.
Deze publicatie beschrijft de opzet en het kader van het project en geeft een uitgebreide
omschrijving en toelichting van alle onderdelen van de methode. Daarnaast staat er een
profielschets van de cliënten in en een overzicht van de samenwerkingspartners. Ook worden
de resultaten van de hulpverlening beschreven. Een artikel over de achterliggende problematiek
en ervaringen in het werken met systemen maakt eveneens deel uit van de publicatie.
1.7 Benodigde competenties van de uitvoerder
De uitvoerende werkers zijn maatschappelijk of agogisch werkers.
Competenties
Het werken met de methode Begeleide Terugkeer vraagt om deskundigheid op het gebied van
daderbehandeling, systeemgericht werken, outreachende hulpverlening en interculturele
gespreksvoering. Verder wordt gewezen op het grote belang van meerzijdige partijdigheid van
de hulpverlener.
Taal
In de vrouwenopvang wordt veel gewerkt met cliënten met een andere moedertaal dan de
Nederlandse of met cliënten die het Nederlands niet goed beheersen. Dat vraagt van de
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 15
hulpverleners de capaciteit om hun taalgebruik aan te passen, te variëren en zaken op
verschillende manieren uit te leggen of non-verbale vaardigheden in te zetten.
Cursus
De Centrale Rino Groep heeft samen met Vrouwenopvang Amsterdam een cursus ontwikkeld
voor maatschappelijk werkers in de vrouwenopvang en andere hulpverleners op hbo-niveau die
met de methode Begeleide Terugkeer willen werken. Er wordt kennis aangeboden die nodig is
bij het uitvoeren van systeemgerichte hulpverlening bij geweld in relaties en het is mogelijk om
bijbehorende vaardigheden te oefenen. De onderwerpen die aan de orde komen, zijn visie op
relationeel geweld, dynamiek in gewelddadige relaties, motiveren van cliënten voor
systeemgerichte hulpverlening, aanleren van time-outs door beide partners, interactiepatronen
bij conflicten, achtergronden van het geweld in de relatie en meervoudige partijdigheid.
1.8 Overige randvoorwaarden
Kwaliteitsbewaking
Onderdeel van de methode is een afsluitend systeemgesprek en een telefonisch follow-
upgesprek (zie 1.5). Ook is er een cursus beschikbaar voor hulpverleners die met de methode
werken (zie 1.7). De wijze van kwaliteitsbewaking wordt verder bepaald door de uitvoerder.
Kosten van de interventie
Op grond van de ervaringen in het project is geconcludeerd dat er aan een volledig cliënttraject
van aanmelding tot en met de follow-up gemiddeld 25 uitvoeringsuren besteed worden. Dit is
inclusief overleg, samenwerking en afstemming met de ketenpartners.
Randvoorwaarden
Voordat gesprekken in het kader van Begeleide Terugkeer plaats kunnen vinden, moet aan
de volgende voorwaarden zijn voldaan.
� De maatschappelijk werkers zijn methodisch voldoende toegerust.
� Er zijn afspraken gemaakt met ketenpartners over doorverwijzing.
� Praktische zaken .met betrekking tot bereikbaarheid, ruimte, formulieren en dergelijke zijn
geregeld.
� Er zijn goede afspraken gemaakt met het oog op veiligheid. Hierbij gaat het in de eerste
plaats om het waarborgen van de veiligheid van de maatschappelijk werker: opstelling in de
ruimte, protocol veiligheid bij incidenten, afspraken met collega’s intern en met de politie.
Een veilige situatie voor de maatschappelijk werker is een voorwaarde voor het waarborgen
van de veiligheid van cliënten tijdens de gesprekken. De veiligheid van cliënten buiten de
hulpverleningssituatie is uiteraard een belangrijk onderwerp in de hulpgesprekken, maar blijft
altijd de verantwoordelijkheid van de cliënten zelf.
16 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
1.9 Overeenkomsten en verschillen met andere interventies
De methode Begeleide Terugkeer vertoont overeenkomsten en verschillen met een aantal
andere methoden om stellen of gezinnen waarin huiselijk geweld plaatsvindt te begeleiden bij
het stoppen van geweld.
De Aanpak: Systeemgerichte Aanpak van Geweld in Relaties (SAGR)
Deze systeemgerichte benadering heeft als doel het stoppen van het geweld en bevorderen dat
beide ouders actief participeren in de opvoeding en verzorging van hun kinderen. De partners
worden gestimuleerd om gezamenlijk op constructieve wijze te werken aan het herstel van de
relatie, of aan een zo harmonieus mogelijke beëindiging ervan. De methode omvat drie fasen:
de motiveringsfase, de individuele hulpverleningsfase en de systeemgerichte
hulpverleningsfase (Rensen et al., 2008). In tegenstelling tot Begeleide Terugkeer richt De
Aanpak zich niet uitsluitend op terugkeer naar de partner en behoort beëindiging van de relatie
ook tot de mogelijkheden. Ook richt De Aanpak zich meer op opvoeding en verzorging van de
kinderen dan Begeleide Terugkeer.
Intieme oorlog
Hier staat het ‘Time-out’ programma centraal. Het is een gedragstherapeutische interventie
waarbij zowel de mishandelaar als de mishandelde leren om het geweld te de-escaleren
(systeemtherapie). Het gaat niet om de schuldvraag, maar om de verantwoordelijkheid die
cliënten nemen voor de de-escalatie (Rensen et al., 2008). De time-out procedure maakt deel
uit van Begeleide Terugkeer (zie 1.5), maar kan ook apart worden uitgevoerd.
Op de Rails
Op de Rails biedt professionele hulp aan gezinnen waarin huiselijk geweld plaatsvindt.
Gezinnen worden thuis intensief ambulant begeleid. Cliënten krijgen handvatten om te leren
omgaan met en vroegtijdig herkennen van oplopende spanning en op een constructieve wijze
om te gaan met frustraties en miscommunicatie. Uitgangspunt is dat huiselijk geweld
samenhangt met de ongelijke machtsverhouding tussen mannen en vrouwen, volwassenen en
kinderen (Schakenraad et al., 2010). Waar Op de Rails zich expliciet richt op gezinnen, ligt de
nadruk bij Begeleide Terugkeer op de partners. Een ander verschil is dat Op de Rails uitsluitend
ambulant in de thuissituatie wordt aangeboden, terwijl Begeleide Terugkeer ook residentieel
wordt aangeboden.
De hierboven beschreven methoden vertonen te veel verschillen met de methode Begeleide
Terugkeer wat betreft doel, doelgroep en/of aanpak. Daarom nemen we eventuele onderzoeken
naar deze methoden niet mee als indirect bewijs (zie 4.2).
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 17
1.10 Contactgegevens ontwikkelaar
Blijf Groep Amsterdam (voorheen Vrouwenopvang Amsterdam)
Postbus 2938
1000 CX Amsterdam
www.blijfgroep.nl
Contactpersoon
Kristine Evertz
020 5210 150
18 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
2. Onderbouwing
2.1 De ontwikkelgeschiedenis van de methode
De methode is ontwikkeld in een twee jaar durend project (2001-2003) in het kader van het
programma ‘Outreachende hulpverlening’ van het Oranje Fonds. Het project is ontwikkeld op de
afdeling Preventie en nieuwe projecten van Vrouwenopvang Amsterdam. Vanuit alle afdelingen
(24-uursopvang, begeleid wonen, ambulante en telefonische afdeling) konden cliënten
aangemeld worden voor Begeleide Terugkeer. Ook is het project opengesteld voor cliënten van
andere vrouwenopvanginstellingen in Amsterdam die willen terugkeren naar hun partner.
De methode is ontwikkeld door maatschappelijk werkers op grond van hun eigen ervaring,
ondersteund door achtergrondliteratuur en gesprekken met deskundigen uit het veld. Literatuur
over de achterliggende problematiek en ervaringen in het werken met systemen waarin
relationeel geweld plaatsvindt, neemt een belangrijke plaats in. Deze literatuur is opgenomen in
een publicatie over de methode van Reijmers (2004). Daarna zijn veel instellingen ertoe
overgegaan om het hulpaanbod uit te voeren.
De methode is oorspronkelijk ontwikkeld voor een residentiële setting waarin vrouwen die van
huis zijn weggegaan, zijn opgenomen in de opvang. Nu wordt de aanpak ook aangeboden in
een ambulante setting waarin partners vaak nog bij elkaar wonen en begeleid worden door één
van de steunpunten huiselijk geweld in het werkgebied van Blijf Groep. Ook is het mogelijk om
Begeleide Terugkeer aan te bieden na oplegging van een Tijdelijk Huisverbod.
2.2 Onderbouwing van de probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak
In de publicatie Begeleide Terugkeer (Reijmers, 2004) is aandacht besteed aan de theoretische
onderbouwing van de methode in de vorm van de tekst van een lezing van Anne Koning, mede-
ontwikkelaar van de methode. Voor deze lezing zijn de volgende bronnen gebruikt: Baeten &
Geurts, 2002; Goldner, Penn, Sheinberg & Walker, 1990; Goldner & Lawick, 1997; Groen &
Lawick, 2003; Mastenbroek, 1995; Römkens, 1991; Römkens, 1992 in: Reijmers, 2004). Er is
echter niet aangegeven welke onderdelen uit welke bron komen, dit vraagt nog om een nadere
toelichting van de ontwikkelaars.
Hieronder volgen de kernpunten van deze lezing, genaamd ‘Dynamiek in gezinssystemen met
relationeel geweld’, waarin de interactie en betekenisgeving centraal staan. Er wordt uitgegaan
van de verbindingen tussen mensen, die invloed hebben op wat iemand denkt, voelt en doet.
Sociale context
De sociale context bepaalt mede wat iemand als probleem ervaart en wat volgens hem of haar
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 19
de oplossing moet zijn. De sociale context kan onderscheiden worden op verschillende niveaus:
1) het individu, 2) het gezinssysteem, 3) het sociale netwerk, 4) de gemeenschap en 5) de
maatschappij. Op al deze niveaus is sprake van onderlinge afhankelijkheid: mensen
beïnvloeden elkaar over en weer. Binnen een systeem is er sprake van wederkerige, zich
herhalende, circulair lopende patronen. De cirkel van geweld, waarin actie en reactie zichtbaar
wordt, is hier te herkennen als zo’n patroon. Het is van belang met cliënten het proces waarin
een ruzie escaleert te doorlopen, om zo de interactie zichtbaar te maken. De betekenissen die
individuen geven aan wat er gebeurt, zijn van essentieel belang. De niveaus dienen als
hulpmiddel om het gezin in haar situatie te zien binnen de bredere context van betrokkenen die
(al dan niet) een rol spelen.
Gesprekken bij Begeleide Terugkeer vinden niet alleen plaats met de vrouw, maar ook met de
partner, met hen samen, eventueel met de kinderen en met het sociale netwerk. Het gaat er om
de normen en waarden in beeld te brengen die in de omgeving van de cliënt een belangrijke rol
spelen (Kristine Evertz, persoonlijke communicatie, 8-2-2012).
Man-vrouw rolpatronen
In een gewelddadige relatie gaat het om interacties tussen de verschillende gezinsleden. In het
begin van de relatie worden beelden van de ideale man of vrouw geprojecteerd op de partner.
Dat ideaalbeeld heeft wortels in het gezin van herkomst (positief of negatief). Het heeft ook te
maken met hoe men denkt over man-vrouw rolpatronen. Dat romantische beeld blijkt niet te
kloppen.
Ontwikkelingen die leiden tot geweld in een relatie, verlopen grofweg volgens de onderstaande
drie patronen. Deze patronen dienen als leidraad in de hulpverlening aan gezinnen.
� ‘Ruwe bolster, blanke pit’: dominante man en zorgende vrouw. In dit soort relaties maakt de
man zijn vrouw steeds meer verantwoordelijk voor zijn geluk. Veel vrouwen zijn opgevoed
met het idee dat ze ervoor moeten zorgen dat de sfeer prettig blijft en dat ze goed voor hun
man moeten zorgen. Hun wensen en behoeften raken steeds meer op de achtergrond
waardoor ze ontevreden en ongelukkig worden. Dat merken mannen en vooral als een
vrouw stil wordt en zich terug trekt, voelt de man dat als een aanklacht en kan hij bang
worden dat ze hem zal verlaten. Dit uit zich soms in jaloezie. In deze sfeer valt vaak de
eerste klap.
� ‘Oppotten en ontploffen’: de praatgrage vrouw en de toegeeflijke man. Hier is de vrouw
dominant en bepaalt door middel van praten en redeneren wat er gebeurt. De man geeft zijn
vrouw gelijk en doet wat zij wil. Op den duur roept dat onvrede op en de man kan dit ervaren
als een aantasting van zijn mannelijkheid. Geweld vindt vaak plaats doordat mannen de
mond van hun vrouw dicht duwen of haar keel dichtknijpen, zodat ze eindelijk stopt met
praten.
� Symmetrische escalaties: ‘V-echtparen’. Het begint met ruzies waarbij twee partners kwaad
op elkaar zijn maar dat escaleert, waarbij geen van beiden meer verantwoordelijkheid neemt
voor het eigen gedrag, Ze zien alles wat ze doen als een reactie op wat de ander heeft
gedaan.
Als de eerste klap valt in een relatie, en zeker als dit zich telkens herhaalt, verandert er iets
fundamenteels in de relatie. De meeste mannen kunnen niet leven met het zelfbeeld van
20 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
iemand die zijn vrouw slaat en leggen daarom de verantwoordelijkheid bij hun vrouw. Die
woede is dan aanleiding tot nog meer geweld. Vrouwen blijven om allerlei redenen toch bij hun
man (materieel belang, de kinderen, de schande, enzovoort). Beide partners gaan uiteindelijk
denken dat de schuld van het geweld bij de vrouw ligt. De man kan zo zijn zelfbeeld in stand
houden, de vrouw kan haar gevoel van machteloosheid in de hand houden en de illusie houden
dat ze het nog onder controle heeft: als het aan haar ligt dat hij slaat, ligt het ook in haar macht
om het geweld te stoppen. Dit wordt versterkt door reacties uit de buitenwereld, mensen die de
vrouw aanraden om bij haar man weg te gaan. Als ze dat inderdaad doet en in de opvang
terecht komt, wil ze vaak toch weer terug. Voor beide partners is de situatie ingewikkeld en
verwarrend, zij ervaren dilemma’s en tegenstrijdige gevoelens, voelen zich niet begrepen en dit
drijft hen in elkaars armen. Hulpverleners kunnen dit voorkómen door zonder oordeel naar hun
verhalen en beleving te luisteren.
Een belangrijk uitgangspunt van Begeleide Terugkeer is dat de hulpverlener een basishouding
heeft van meerzijdige partijdigheid. Beide partners worden ondersteund om als paar te kunnen
functioneren zonder geweld (Kristine Evertz, persoonlijke communicatie, 8-2-2012).
Kinderen
Kinderen spelen een grote rol bij alle beslissingen die deze ouders nemen. Toch wordt er
weinig rekening gehouden met hun belangen. De ouders ontkennen vaak dat hun kinderen iets
merken van ruzies en geweld. Ze weten vaak niet hoe schadelijk het is voor kinderen om
getuige te zijn van geweld. Daarnaast is voor hen niet altijd duidelijk wat het beste is voor hun
kind. De ouders zien niet meer wat de belangen van kinderen zijn omdat ze bezig zijn met hun
onderlinge strijd en de kinderen daar deel van uitmaken. Het is dan van groot belang dat de
belangen van de kinderen weer bovenaan de agenda komen. Dit is mogelijk door ouders
voorlichting te geven: over hoeveel kinderen over het algemeen merken van ruzies en geweld
en welke gevolgen het kan hebben als kinderen daar getuige van zijn. Het is vooral belangrijk
dat ouders weer gaan luisteren naar wat hun kinderen te zeggen hebben over hoe het voor hen
is en wat ze het liefste willen: dat er niet meer zoveel ruzie is en dat het geweld stopt.
Omdat het welzijn van de kinderen de verantwoordelijkheid is van beide ouders, is dit een
essentieel gespreksonderwerp bij Begeleide Terugkeer, zowel in de gesprekken met beide
ouders samen als in de individuele gesprekken. De belangen van de kinderen kunnen ook
motiverend werken als bijvoorbeeld één van beide ouders twijfelt over voortzetting van de
hulpverlening (Kristine Evertz, persoonlijke communicatie, 8-2-2012).
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 21
3. Onderzoek naar praktijkervaringen
3.1 Uitvoerende organisaties
Begeleide Terugkeer wordt in de opvang (residentieel) maar vooral ook ambulant aangeboden.
De methode wordt uitgevoerd door diverse instellingen voor vrouwen- (en mannen)opvang en
door instellingen voor Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW). Sinds 1 januari 2009 is er een
nieuwe mogelijkheid om Begeleide Terugkeer aan te bieden, namelijk de hulp na oplegging van
een Tijdelijk Huisverbod.
Onderzoek in het kader van het Kennisprogramma Maatschappelijke Opvang laat zien dat
de methode veel wordt gebruikt: Van de 22 vrouwenopvanginstellingen werken 13 met de
methode (Rensen et al., 2008). In onderzoek van Van Oosten & Evertz (2010) zijn 15
instellingen geïnventariseerd die Begeleide Terugkeer uitvoeren, waar de onderzoekers aan
toevoegen dat het overzicht niet compleet is.
De hieronder beschreven praktijkervaringen van de professional en cliënt/burger zijn gebaseerd
op de volgende publicaties:
1. Wat werkt? Een onderzoek naar de effectiviteit en de praktische bruikbaarheid van
methoden in de vrouwenopvang, maatschappelijke opvang en opvang voor
zwerfjongeren, geschreven door P. Rensen, S. van Arum en R. Engbersen, uitgegeven
in 2008 door MOVISIE in Utrecht.
Het doel van het onderzoek is het geven van een overzicht van de beschikbare (evidence
based) interventies en methodieken voor de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang.
Er zijn 18 veelgebruikte methoden onderzocht, waarvan Begeleide Terugkeer er één is. Er is
een enquête uitgezet onder 86 contactpersonen van bij de instellingskoepel Federatie
Opvang aangesloten instellingen, waarvan 71 enquêtes zijn ingevuld. De vragen waren:
welke methoden gebruikt u in uw instelling, sinds wanneer en is er bewijs dat de methode
werkte. De volgende stap was het houden van telefonische interviews met negen
sleutelpersonen van verschillende instellingen, bedoeld om na te gaan of de geselecteerde
methoden goed waren gekozen en wat de ervaringen daarmee in de praktijk waren.
2. Weten wat je doet. Mogelijkheden voor effectonderzoek naar Begeleide Terugkeer,
geschreven door N. van Oosten & K. Evertz, uitgegeven in 2010 door MOVISIE en Blijf
Groep Amsterdam.
22 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
Dit verkennende onderzoek dat MOVISIE en Blijf Groep samen hebben uitgevoerd,
beoogde:
1. na te gaan bij welke instellingen in Nederland Begeleide Terugkeer wordt uitgevoerd
2. bij een aantal van die instellingen na te gaan op welke schaal en op welke wijzen de
methode wordt gebruikt en wat de resultaten en werkzame elementen zijn
3. te adviseren over de vraag welke settings waarin Begeleide Terugkeer wordt
aangeboden het beste kunnen worden onderzocht op effecten.
Via een telefonische ronde onder instellingen is achterhaald of Begeleide Terugkeer (nog
steeds) werd toegepast, op welke wijze en of men bereid was tot een interview met
medewerkers die Begeleide Terugkeer uitvoeren. Vervolgens is een selectie gemaakt van
zeven instellingen voor de interviews, die zoveel mogelijk varieerden in organisatievorm en
setting (vrouwenopvang, maatschappelijke opvang, ambulante hulp en Advies- en
Steunpunten Huiselijk Geweld). De interviews met 13 medewerkers van zeven instellingen
werden gehouden aan de hand van een van tevoren toegestuurde onderwerpenlijst over de
uitvoering van Begeleide Terugkeer, de knelpunten, aanpassingen en resultaten. Ook heeft
er een interview plaatsgevonden met een cliëntenpaar over hun ervaringen met Begeleide
Terugkeer, eerst met beide partners apart en daarna met hen samen.
3. Samen verder na partnergeweld? Een verkennend onderzoek naar de mogelijkheden
en beperkingen van Begeleide Terugkeer bij de vrouwenopvang, geschreven door. M.
van Gestel-van Gils, N. de Mulder & S. Dijkstra, uitgegeven in 2010 door Avans
Hogeschool in Breda.
Bij dit onderzoek ging het om de volgende vijf onderzoeksvragen.
1. Hoe werkt de methode volgens professionals bij de vrouwenopvang?
2. Wat zijn de ervaringen van deze professionals met de methode en welke mogelijkheden
en beperkingen ervaren zij?
3. Wat zijn de ervaringen van enkele cliënten in de vrouwenopvang die zijn begeleid met
Begeleide Terugkeer?
4. Welke randvoorwaarden zijn volgens professionals nodig om te werken met Begeleide
Terugkeer?
5. Welke kennis, vaardigheden en houding van de professionals zijn van belang bij het
werken met Begeleide Terugkeer?
Dit verkennende onderzoek bestaat uit een literatuurstudie en een praktijkonderzoek. De
literatuurstudie richtte zich op Nederlandstalige literatuur over partnergeweld,
vrouwenopvang en systeemgericht hulpverlenen gericht op het stoppen van het geweld in
de partnerrelatie.
Het praktijkonderzoek bestond uit de volgende onderdelen.
1. Interviews met vier professionals met kennis van en ervaring met Begeleide Terugkeer,
waarvan er twee werkzaam zijn bij Blijf Groep en betrokken waren bij de ontwikkeling
van de methode.
2. Vragenlijsten voorgelegd aan acht professionals die deelnamen aan een
uitwisselingsbijeenkomst; hiervan zijn er zeven volledig ingevuld geretourneerd.
3. Interviews met vier hulpverleners bij de vrouwenopvang en een medewerker van het
Steunpunt Huiselijk Geweld die niet specifiek met de methode werken. Hen is
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 23
gevraagd naar hun kijk op de inzet vanen Begeleide Terugkeer bij partnergeweld.
Hiervan waren er maar twee op de hoogte van de doelstelling en werkwijze van
Begeleide Terugkeer, waardoor de data niet vergelijkbaar zijn met de data uit de
andere twee onderzoeksgroepen.
3.2 Praktijkervaringen van de uitvoerder
Resultaten
Op basis van interviews en registraties van instellingen komen Van Oosten & Evertz (2010) tot
de conclusie dat er jaarlijks tussen de 190 en 215 paren gebruik maken van Begeleide
Terugkeer.
Wat betreft de resultaten op korte termijn zijn de geïnterviewde professionals vrijwel unaniem
van mening dat men van successen mag spreken als het complete traject doorlopen wordt,
maar ook als men tot een succesvolle verwijzing komt (Van Oosten & Evertz, 2010). Ook het
motiveren van cliënten, vooral van mannelijke plegers, wordt genoemd als succes. Stoppen van
het geweld en verbetering van de communicatie worden als belangrijke inhoudelijke resultaten
genoemd. Ook genoemd als voorlopig resultaat is “duidelijkheid over stoppen of voortzetten van
de relatie”.
Het zicht op de langetermijneffecten is minder goed, omdat de follow-upgesprekken vaak
telefonisch plaatsvinden. Verschillende geïnterviewden vinden dat je de cliënten eigenlijk zou
moeten zien, omdat ze soms twijfels hebben bij de positieve effecten die cliënten bij
telefonische follow-ups vermelden. In veel gevallen is er bij de follow-ups wel sprake van een
blijvend positieve ontwikkeling, maar door de gebrekkige registratie konden de geïnterviewden
de effecten niet in percentages aangeven. Soms is sprake van terugval en daar zou in de
hulpverlening rekening mee gehouden moeten worden.
Instellingen die met de methode werken, geven ook aan dat het moeilijk vast te stellen is of de
methode werkt doordat de methode gericht is op de terugkeer van vrouwen; na terugkeer
verdwijnt de vrouw veelal uit beeld. Eén van de geïnterviewde hulpverleners zegt: ‘Het is een
aardige manier om vrouwen te ondersteunen bij terugkeer. Na een periode van geweld komt er
vaak een periode waarin de man hard loopt en er sprake is of lijkt te zijn van harmonie. Dan is
het goed om met de vrouw te bespreken of ze haar zaakjes op orde heeft wanneer het toch
weer misloopt.’ Door de vrouwen te helpen orde op zaken te stellen, kunnen zij de situatie waar
ze naar teruggaan beter aan en worden zij zelfverzekerder (Rensen et al., 2008).
Werkzame elementen
In de diverse onderzoeken (Van Oosten en Evertz, 2010; Van Gestel-van Gils et al., 2010)
vertoonden de geïnterviewde professionals een grote eensgezindheid over de werkzame
elementen van Begeleide Terugkeer: de structuur van het stappenplan, de time-out, de
systeemgesprekken, de meerzijdige partijdigheid, het expliciet bespreken van het geweld en het
onder ogen helpen zien van het eigen aandeel. Enkele citaten (Van Oosten en Evertz, 2010):
24 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
“De partnergesprekken. Eén van de meest essentiële aspecten is daarmee ook dat je ze allebei voor je
hebt. En dat je ziet hoe ze met elkaar communiceren. En dat je dan in kunt grijpen.” (Hera)
“Time-out komt altijd aan de orde. Essentieel, want als ze het niet oppakken, dan werkt het niet. Dat is
ook wat ik onderzoek in de eerste fase, ik heb er soms wel vijf gesprekken voor nodig. Na vijf gesprekken
weet je of het gaat lukken of niet. Als ik maar het gevoel krijg dat er vooruitgang in zit, ga ik door, ook als
dat betekent dat ik tien gesprekken nodig heb. Maar je moet er niet in blijven steken.” (Hera)
“Er wordt niet gesproken over dader en slachtoffer. Geweld wordt niet getolereerd maar als je geweld
gebruikt, betekent dat niet dat je een slecht mens bent. Ieder heeft een aandeel in de problemen die er
zijn. Je moet de pleger niet afwijzen, ook niet een heel klein beetje, want dan ben je hem kwijt. Slaan mag
niet, maar ook de aanloop naar het slaan mag niet.” (De Bocht)
“Dus ik wil graag van hem horen wat hij ziet als de redenen dat zij eerder een beroep heeft gedaan op
opvang. Ik probeer hem in te laten zien dat die oude koeien toch even uit de sloot gehaald moeten
worden, omdat dat in het hier en nu helpt. Maar ik ga niet mee in schuld geven.” (Arosa)
Verder spelen de manier van communiceren en de relatie tussen hulpverlener en cliënt een
belangrijke rol. Sleutelbegrippen daarin zijn onder andere vertrouwen, empathie, begrip en het
waarderen van kleine stapjes. Ook het gebruik van materialen (bijvoorbeeld folders en visueel
materiaal), metaforen en dergelijke draagt bij aan de resultaten. Door de partner (en de
kinderen) in de hulpverlening te betrekken, komen de normen en waarden in beeld die in de
omgeving van de cliënt een belangrijke rol spelen (Rensen et al., 2008). De aanwezigheid van
kinderen biedt vaak een opening om hulpverlening te accepteren. Begeleide Terugkeer draagt
bij aan een integrale aanpak van problemen. Tot slot lijken de randvoorwaarden van belang,
zoals de kosten, de locatie (dicht in de buurt) en het feit dat er aanvullende hulp geregeld wordt
(Van Oosten & Evertz, 2010).
Valkuilen
Professionals benadrukken dat Begeleide Terugkeer onvoldoende is voor blijvende
gedragsverandering als er geen vervolghulpverlening geboden wordt. Verder liggen er
beperkingen in de veiligheid: als die niet gegarandeerd is, kan niet gestart worden met
Begeleide Terugkeer. Als er sprake is van psychiatrische problematiek of heftig
middelengebruik hebben gesprekken geen zin. Ook blijkt dat het traject vaak niet afgemaakt
wordt, waardoor de patronen die partnergeweld veroorzaken niet doorbroken zijn. Er blijkt wel
aandacht te zijn voor drop-out bij een verwijzing, maar niet overal even sterk en bij een aantal
instellingen is het een knelpunt. Daarnaast zien professionals het als een beperking dat de man
niet als zelfstandige partij wordt benaderd (Van Gestel-Van Gils e.a., 2010). Eén van de
geïnterviewde sleutelpersonen wijst erop dat het opstellen van een terugkeerplan en een
veiligheidsplan voor hulpverleners veel administratie met zich meebrengt en veel samenwerking
met andere instellingen vraagt (Rensen et al., 2008).
Zowel ambulant als residentieel toepasbaar
Deze vorm van hulp blijkt zowel bruikbaar te zijn voor cliënten die vanuit de opvang of na verblijf
bij familie teruggaan naar de partner, als voor cliënten die de relatie niet verbroken hebben en
nog thuis wonen. De meeste vrouwen bleven niet - of niet lang meer - in de opvang na
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 25
aanmelding; dit betekent dat Begeleide Terugkeer een ambulant aanbod is. Blijf Groep heeft
deze methode dan ook als vast onderdeel in het hulpaanbod opgenomen. Zowel in de
ambulante als in de residentiële setting wordt Begeleide Terugkeer in grote lijnen uitgevoerd
zoals bedoeld (Van Oosten & Evertz, 2010).
Inbedding
De organisatorische inbedding is erg belangrijk (Van Gestel-Van Gils e.a., 2010). Intern
betekent dat er een duidelijke visie op en draagvlak voor deze vorm van hulpverlening binnen
de organisatie nodig is, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van ruimte, mensen en
middelen. Een goede registratie en follow-up kunnen duidelijk maken wat de omvang en de
effecten zijn en daarmee het draagvlak vergroten. Extern gaat het om samenwerking met en
tussen ketenpartners.
Het aantal cliënten dat in de ambulante setting voor Begeleide Terugkeer wordt doorverwezen,
is voor een groot deel afhankelijk van de externe inbedding: deelname aan en de positie in
overleg- en samenwerkingsstructuren en kennis van het aanbod bij de ketenpartners. In de
residentiële trajecten wordt het voor een belangrijk deel bepaald door de interne inbedding van
Begeleide Terugkeer: of er vaste momenten zijn waarop het contact met de partner ter sprake
komt, of er aparte werkers voor Begeleide Terugkeer zijn, de timing van het aanbod en de
normen van de groepswerkers en bewoners over contact met en terugkeer naar de partner.
3.3 Praktijkervaringen van de cliënt/burger
Resultaten
Cliënten geven aan dat ze meer inzicht in zichzelf hebben gekregen, dat hun zelfrespect is
vergroot en dat ze hebben geleerd zichzelf te accepteren (Van Gestel-Van Gils e.a., 2010). Ze
kunnen zowel verbaal als non-verbaal beter luisteren en begrijpen wat de partner bedoelt, ze
kunnen hun eigen grenzen beter aangeven en meer rekening houden met andermans grenzen.
Ze denken na over hun eigen handelen, zijn rustiger geworden, zien hun eigen valkuilen en
verbeterpunten. Over de gesprekken merkten zij op dat ze alles durfden te vertellen, dat ze
hebben geleerd ruzies uit te praten en dat ze dat toepassen op andere spanningsmomenten.
Relatie tussen hulpverlener en cliënt
In een interview met een cliëntenpaar (Van Oosten& Evertz, 2010) kwam naar voren dat de
relatie tussen hulpverlener en cliënt door hen als belangrijk wordt ervaren. Een houding van
respect en meerzijdige partijdigheid is hierbij wezenlijk. De cliënten benadrukten het belang van
open vragen stellen, samenvatten en structuur bieden, woorden (helpen) geven aan ervaringen,
metaforen hanteren, niet normeren, laten blijken dat je het snapt, perspectief en nieuwe
ervaringen bieden. Het onderzoek door Van Gestel-Van Gils e.a. (2010) bevestigt dit beeld. De
cliënten gaven aan dat de hulpverlener de leiding had en rust uitstraalde en ze voelden
acceptatie, veiligheid en vertrouwen. De vrouwelijke cliënten vonden het prettig dat er naar het
verhaal van de partner werd geluisterd.
26 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
Valkuilen
De cliënten merkten verder op dat motivaties van cliënten geen constante zijn, maar fluctuaties
vertonen en dus eigenlijk elk gesprek weer aandacht behoeven (Van Oosten & Evertz, 2010).
Bij het toepassen van de time-out en bij terugval hadden ze behoefte aan betere begeleiding.
Bij terugval speelde schaamte bij hen een grote rol, waardoor ze dit niet meldden bij de
therapeut waar ze na de verwijzing hulp van kregen.
3.4 Praktijkvoorbeeld
In gevonden publicaties over de methode staan geen casestudies beschreven die illustreren
hoe de methode in een specifiek geval is toegepast in de praktijk.
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 27
4. Effectonderzoek
4.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit
Er is één monitoringonderzoek gevonden naar Begeleide Terugkeer, waarvan de resultaten in
de volgende publicatie zijn opgenomen:
Publicatie 'Begeleide Terugkeer' Vrouwenopvang Amsterdam. geschreven door E. Reijmers, in
2004 uitgegeven door Vrouwenopvang Amsterdam.
Onderzoeksopzet
Vrouwenopvang Amsterdam heeft Begeleide Terugkeer intern geëvalueerd in de vorm van een
monitoringonderzoek. Op grond van de cliëntdossiers en aan de hand van de ervaringen van de
maatschappelijk werkers is aan het eind van het project de balans opgemaakt. Van alle
afgeronde cliëntdossiers is een beknopte (anonieme) samenvatting gemaakt, waaruit gegevens
over de aanmeldingen, het profiel van de cliënten en het verloop van de trajecten zijn
gedestilleerd.
In totaal zijn er gedurende het project 74 cliënten aangemeld, waarvan er 69 passend waren. Bij
vijf cliënten was er sprake van een andere hulpvraag met betrekking tot de ex-partner, zoals
een omgangsregeling voor de kinderen. Deze vijf cliënten zijn doorverwezen naar andere
vormen van hulp en hun aanmeldingen zijn niet verwerkt in de cijfermatige resultaten van het
project. Van de 69 aanmeldingen is één maal het initiatief genomen door de man; bij de overige
aanmeldingen nam de vrouw het initiatief. De belangrijkste vraag aan het einde van het traject
was of het geweld is gestopt. Die vraag is zowel aan de hulpverleners als aan de cliënten
gesteld.
Resultaten
In 35 van de aangemelde gevallen (51%) hebben systeemgesprekken plaats gevonden. Aan
deze cliënten is waar mogelijk gevraagd of het geweld is doorbroken: van hen beantwoordden
21 deze vraag bevestigend, vier ontkennend, vijf twijfelden en van vier is het niet bekend. Bij
één cliënt was het niet mogelijk om deze vraag voor te leggen. Ook volgens de hulpverleners is
bij 20 van hen het geweld gestopt, bij drie is dat niet het geval, bij zeven is er twijfel en bij vier is
het niet bekend. Dit betekent dat in 60% van de gevallen waarin systeemgesprekken hebben
plaatsgevonden het geweld is gestopt, zowel volgens de hulpverlener als volgens de cliënt.
Onduidelijk is of de 20 gevallen waarbij de hulpverlener aangeeft dat het geweld is gestopt,
overeenkomen met de gevallen waarbij cliënten zelf aangeven dat het geweld gestopt is.
Kritische kanttekeningen
Op korte termijn is dus een positief resultaat geboekt; conclusies voor de langere termijn zijn uit
dit onderzoek niet te trekken.
28 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
4.2 Indirecte aanwijzingen voor de effectiviteit
De ontwikkelaar voert geen onderzoek aan naar soortgelijke methoden, noch in Nederland,
noch in het buitenland. Dergelijke onderzoeken zijn evenmin gevonden bij de door MOVISIE
uitgevoerde literatuursearches (zie 6.1).
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 29
5. Conclusies
5.1 Samenvatting werkzame elementen
� Het begeleiden van terugkeer naar de partner, zodat het geweld tussen partners wordt
beëindigd (1, 3, 4).
� Systeemgericht werken: door de partner (en de kinderen) in de hulpverlening te betrekken
komen de normen, waarden en patronen in beeld die leiden tot geweld (1, 2, 3).
� Meerzijdige partijdigheid: beide partners worden op hun aandeel en verantwoordelijkheid
aangesproken en durven daardoor hun verhaal te doen (1, 3).
� Huiselijk geweld wordt expliciet en concreet besproken zodat het geweld niet
gebagatelliseerd wordt(1, 3).
� Time-outprocedure: wanneer één van de partners ziet dat de ruzie of het conflict gaat escaleren
tot een gewelduitbarsting, nemen de partners afstand van elkaar (1, 3).
� Structuur: een duidelijk stappenplan geeft zowel de hulpverlener als de cliënt structuur,
houvast en veiligheid (1, 3).
� Inzicht geven in de gevolgen van geweld voor kinderen en de ouders in staat stellen hen
hierin te begeleiden (1, 2, 3).
Verklaring classificatie veronderstelde werkzame elementen:
1= veronderstelling ontwikkelaar
2= wetenschappelijke of theoretische onderbouwing
3= praktijkervaringen
4= wetenschappelijk effectonderzoek
Zie voor een toelichting de desbetreffende onderdelen van het werkblad.
5.2 Samenvatting effectonderzoek
Er heeft één monitoringonderzoek plaats gevonden (Reijmers, 2010) naar Begeleide Terugkeer.
De conclusie is dat in 60% van de gevallen waarin systeemgesprekken hebben plaatsgevonden
het geweld is gestopt, zowel volgens de hulpverlener als volgens de cliënt.
Verklaring classificatie voor typering onderzoeksopzet:
A = Experimenteel onderzoek in de praktijk en met follow-up
B = Quasi-experimenteel onderzoek in de praktijk en met follow-up
C = (Quasi-) experimenteel onderzoek, in de praktijk (zonder follow-up)
D = (Quasi-) experimenteel onderzoek, niet in de praktijk
E = Veranderingsonderzoek
F = Monitoring
Z = Geen van de voorgaande alternatieven.
30 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
6. Verantwoording
6.1 Zoeken en selecteren van literatuur
Zoekvraag en zoektermen
Wat is bekend over de onderbouwing en effectiviteit van Begeleide Terugkeer voor slachtoffers
en plegers van relatiegeweld ten behoeve van het beëindigen van geweld en indien mogelijk
het voortzetten van de relatie?
Op basis van de volgende zoektermen is gezocht naar literatuur over de methode:
Begeleide Terugkeer, huiselijk geweld, vrouwenopvang, systeemgericht, geweld in relaties.
Zoekstrategieën
Het beschikbare materiaal is opgevraagd bij de ontwikkelaar en aanbieder.
Er is gezocht in meerdere databanken:
� Catalogus MOVISIE
� NARCIS
� HBO Kennisbank
� PiCarta
De referenties van reeds gevonden materiaal zijn gecheckt. Ook is internetresearch gedaan.
Selecteren van literatuur
Op basis van titels en abstracts is een selectie gemaakt. Vervolgens zijn de mogelijk
interessante artikelen aangevraagd, doorgenomen en verder geselecteerd. De literatuur is als
volgt geselecteerd: alleen publicaties die ingaan op de methode of in relatie staan met de in de
methode genoemde bronnen, zijn meegenomen.
Zie 6.2 voor geselecteerde literatuur.
6.2 Literatuur
Gestel-Van Gils, M. van, Mulder, N. de & Dijkstra, S. (2010). Samen verder na partnergeweld?
Een verkennend onderzoek naar de mogelijkheden en beperkingen van Begeleide
Terugkeer bij de vrouwenopvang. Breda: Avans Hogeschool.
Oosten, N. van & Evertz, K. (2010). Weten wat je doet. Mogelijkheden voor effectonderzoek
naar Begeleide Terugkeer. Utrecht: MOVISIE/Blijf Groep.
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 31
Rensen, P., Arum, S. van & Engbersen, R. (2008). Begeleide Terugkeer. Wat werkt? Een
onderzoek naar de effectiviteit en de praktische bruikbaarheid van de methoden in de
vrouwenopvang, maatschappelijke opvang en opvang voor zwerfjongeren (pp. 14-15).
Utrecht: MOVISIE/Trimbos-instituut.
Schakenraad, W., Beek, I. v., & Middelaar, M. v. (2010) Verkenning huiselijk geweld: concept.
Utrecht: MOVISIE.
Vrouwenopvang Amsterdam. Begeleide Terugkeer. Geraadpleegd 4-8- 2009, van
http://www.vrouwenopvang-ams.nl/index_info.html
Reijmers, E. (2004). Publicatie 'Begeleide Terugkeer' Vrouwenopvang Amsterdam. Amsterdam:
Vrouwenopvang Amsterdam.
32 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
Bijlage 1 – Toelichting effectonderzoek
Voor het vaststellen van de effectiviteit van methoden (onderdeel 4 van het werkblad) moet het
onderzoek hiernaar systematisch in kaart worden gebracht (bijlagen 2 en 3).
Directe en indirecte aanwijzingen voor effectiviteit
Er zijn twee typen aanwijzingen voor de effectiviteit van een methode:
� Directe aanwijzingen. Resultaten uit onderzoek die betrekking hebben op precies die methode
die in het onderhavige document is beschreven.
� Indirecte aanwijzingen. Resultaten uit onderzoek naar andere methoden met hetzelfde doel en
dezelfde doelgroep en aanpak.
Deze worden hier verder aangeduid als ‘soortgelijke methoden’. Het gaat hier om:
• Resultaten uit onderzoek naar buitenlandse versies van de methode (zoals Motivational
interviewing, de Amerikaanse variant van de Nederlandse Motiverende gespreksvoering).
• Resultaten uit onderzoek naar de effectiviteit van Nederlandse methoden die tot hetzelfde type
of dezelfde ‘familie’ behoren (zoals de Nederlandse activeringsmethoden die gebaseerd zijn op
Supported employment).
Soms zijn er onvoldoende directe aanwijzingen of kunnen relevante indirecte aanwijzingen de directe
aanwijzingen ondersteunen. Bij de selectie van soortgelijke methoden is maatgevend in hoeverre de
methode in de kern overeenkomt met de beschreven methode. Wanneer dit niet duidelijk is of
wanneer de methode te zeer verschilt, is er geen sprake van een soortgelijke methode en dus ook niet
van indirect bewijs voor effect.
Wanneer een methode veelvuldig is onderzocht, is het aantal primaire onderzoeken soms te groot om
binnen het kader van Effectieve sociale interventies te analyseren. Veelal zijn de primaire
onderzoeken dan al geanalyseerd in reviews en metastudies. In dat geval gebruiken we de informatie
uit deze overzichtsstudies. We volstaan dan met een globale analyse van de effectiviteit zoals
gebleken uit de overzichtsstudies. Dit vullen we eventueel aan met een meer uitgebreide analyse van
de (recente) primaire studies die (nog) niet in de overzichtsstudies zijn opgenomen.
Kenmerken effectonderzoek
Bij onderdeel 4 van het werkblad gaan we ervan uit dat er sprake is van een effectonderzoek wanneer
er ten minste een nameting heeft plaats gevonden die een cijfermatige indicatie geeft van het effect
van een methode. Onderzoek naar de door professionals, burgers en/of cliënten ervaren effectiviteit
van een methode nemen we mee in onderdeel 3 van het werkblad.
Het methodologische gewicht van het effectonderzoek en de resultaten daarvan wordt onder meer
bepaald door de aanwezigheid van een voor- en nameting, een controlegroep, de willekeurige
samenstelling daarvan, de modelgetrouwheid van de methode en de uitvoering van een follow-
upmeting. Het methodologische gewicht varieert van ‘licht’ effectonderzoek (monitoring- of
veranderingsonderzoek) tot ‘zwaar’ effectonderzoek (Randomized Controlled Trial, RCT) en diverse
vormen daar tussenin. Hoe ‘zwaarder’ het effectonderzoek, hoe ‘harder’ de uitspraken over de
effectiviteit zijn. Dit wil niet zeggen dat er altijd gekozen moet worden voor zo zwaar mogelijk
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 33
effectonderzoek. Welk type effectonderzoek het meest passend is, hangt af van de kenmerken en het
ontwikkelingsstadium van de methode en de beschikbare financiële middelen.
Bijlage 3 geeft een stapsgewijze uiteenzetting van de kenmerken per onderzoek en geeft een typering
van de onderzoeksopzet. Het gaat daarbij om het objectief beschrijven van de kenmerken (onderdelen
B t/m D). Externe deskundigen beoordelen in een later stadium de kwaliteit van het onderzoek
(onderdelen E en F).
Gemeten effecten
In een tabel (bijlage 3, onderdeel G) worden de onderzoeksresultaten cijfermatig gepresenteerd. De
onderzoeksresultaten kunnen aanwijzingen geven voor positieve, geen of negatieve effecten.
Uitkomstmaten
Effectonderzoeken beantwoorden een beperkt aantal vragen. De gestelde vragen worden aangeduid
als ‘uitkomstmaten’. Alleen op deze uitkomstmaten wordt een effect gemeten. Er kan alleen iets over
effect gezegd worden voor zover het betrekking heeft op één van de onderzochte uitkomstmaten. In
bijlage 3 wordt het effect dan ook per uitkomstmaat aangegeven.
Effectgrootte
De mate waarin een resultaat als positief is aan te merken, is mede afhankelijk van de effectgrootte.
Tot voor kort werd het effect van een methode vooral uitgedrukt in een statistisch significant verschil
tussen voor- en nameting, of tussen voor- en nameting en follow-up, of tussen de nameting van de
experimentele en controlegroep. Een probleem bij deze aanpak is dat grote verschilscores in kleine
groepen vaak niet significant zijn. Bij grote groepen kunnen heel kleine verschillen weliswaar als zeer
significant uit de bus komen, maar praktisch gezien van weinig waarde zijn. De laatste jaren wordt er
vaak voor gekozen om naast de statistische significantie ook de zogeheten effectgrootte d
(‘effectsize’, ook wel aangeduid met ES) te rapporteren. Dit is een index die aangeeft hoe groot het
waargenomen verschil is tussen voor- en nameting of tussen experimentele (interventie-) en
controlegroep. Er bestaan verschillende formules voor het berekenen van d. De bekendste is1:
d = gemiddelde score nameting interventiegroep - gemiddelde score nameting controlegroep
´gepoolde´ standaarddeviatie van beide groepen
De formule voor het berekenen van de ´gepoolde´ standaarddeviatie luidt daarbij als volgt:
√ ( ((ni – 1)sd i2 + (nc – 1)sd c2 ) / (ni + nc –2) )
Hierbij staat de i voor interventiegroep of experimentgroep en de c voor controlegroep, sd i en sd c
zijn de standaarddeviaties van respectievelijk de interventie- en controlegroep en ni en nc de
steekproefgrootte van de interventie- en controlegroep.
1 Zie Rossi, P.H., M.W. Lipsey & H.E. Freeman (2004). Evaluation. A systematic approach (7th ed.). Thousand
Oaks: Sage.
34 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
De index wordt een positieve waarde toegekend als het effect bij de interventiegroep (experimentele
groep) gunstiger is dan bij de controlegroep en een negatieve waarde als het effect voor de
controlegroep gunstiger is. Vuistregel bij de betekenis van d of ES is als volgt:
d of ES groter dan of gelijk aan .20 = klein effect;
d of ES groter dan of gelijk aan .50 = middelmatig effect;
d of ES groter dan of gelijk aan .80 = groot effect.2
In sommige onderzoeksrapporten worden andere effectmaten gebruikt, in dat geval worden deze
overgenomen.
2 Zie o.a. Cohen, J (1992). A power primer. Psychological Bulletin, 112, 155-159.
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 35
Bijlage 2 – Overzicht onderzoeken en de hoofdkenmerken
Onderzoeken naar praktijkervaringen (deel 3)
Methode Onderzoek 1 Onderzoek 2 Onderzoek 3
Titel rapport Wat werkt? Weten wat je doet
Samen verder na partnergeweld?
Auteur P. Rensen, S. van Arum en R. Engbersen
N. van Oosten & K. Evertz M. van Gestel-Van Gils, N. de Mulder en S. Dijkstra
Jaar 2008 2010 2010
Onderzoeks- Vraag
Welke methoden (zoals begeleide terugkeer) gebruiken instellingen, sinds wanneer en had men bewijs dat het werkte?
Op welke wijzen en op welke schaal wordt Begeleide Terugkeer aangeboden door instellingen?
Welke mogelijkheden, grenzen en randvoorwaarden zijn volgens professionals bij de vrouwenopvang verbonden aan het werken met de methode Begeleide Terugkeer en welke kennis, vaardigheden en houding hebben professionals nodig om met de methode te kunnen werken?
In het onderzoek betrokken doelgroep
Instellingen voor maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en de opvang van zwerfjongeren
Medewerkers van instellingen die Begeleide Terugkeer aanbieden
Drie groepen: 1. professionals met kennis en
ervaring 2. deelnemers aan een
uitwisselingsbijeenkomst 3. hulpverleners die niet met
BT werken
Aantal geïncludeerde subjecten (n)
N = 71 13 medewerkers van zeven instellingen; één cliëntenpaar
N=4 (groep1) N=7 (groep2) N=5 (groep3)
36 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
Effectonderzoeken (deel 4)
Methode Onderzoek 1
Titel rapport Publicatie 'Begeleide Terugkeer' Vrouwenopvang
Amsterdam.
Auteur E. Reijmers
Jaar 2004
Onderzochte doelen Is het geweld gestopt?
In het onderzoek betrokken doelgroep Cliënten van Vrouwenopvang Amsterdam die Begeleide
Terugkeer aangeboden kregen
Aantal geïncludeerde subjecten (n) 69
Typering onderzoeksopzet ( zie
bijlage 3)
Monitoring
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 37
Bijlage 3 – Methodologische kenmerken en resultaten effectonderzoeken
Geef met dit formulier van elk effectonderzoek een aparte beknopte beschrijving.
A. Naam effectonderzoek: Publicatie ‘Begeleide Terugkeer‘, geschreven door E. Reijmers, in 2004
uitgegeven door Vrouwenopvang Amsterdam.
B. Waar en waarover het onderzoek is uitgevoerd
Kruis ja of nee aan.
Ja Nee
1 De resultaten van de studie zijn door experts beoordeeld. X
2 Het onderzoek betreft de hier beschreven Nederlandse methode
(en niet een andere, soortgelijke methode of een buitenlandse variant)
x
C. Typering methodologische kenmerken van het onderzoek
Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen (nee, niet van
toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan.
1 De meting is (mede) gericht op doelgroep, doelen en bijbehorende
veronderstelde determinanten van de interventie.
X
2 Er is een voormeting (voorafgaand aan / bij start van de interventie).
3 Er is een nameting (aan het einde van de interventie). x
4 De resultaten zijn met een statistische techniek geanalyseerd en op
significantie getoetst.
5 Er is een experimentele en een controleconditie.
6 Er is minimaal zes maanden na einde interventie een follow-up.
7 De resultaten hebben een praktische relevantie. X
8 Het onderzoek is uitgevoerd in een situatie die vergelijkbaar is met de dagelijkse praktijk van
de uitvoering van de interventie (´externe validiteit´).
X
9 De experimentele en de controlegroep zijn at random samengesteld.
38 * * * Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer
Typering opzet
Kruis aan van welk type de opzet is op basis van de aangekruiste antwoorden in het bovenstaande
schema. Alle antwoorden in de aangegeven range moeten aangekruist zijn.
Z Geen van de onderstaande alternatieven
x F Monitoring 1,3 7-8
E Veranderingsonderzoek 1-4 (6) 7-8
D Onderzoek met (quasi-)experimenteel design
(niet in de praktijk)
1-4
5
(6) (9)
C Onderzoek met (quasi-)experimenteel design in de praktijk
(zonder follow-up)
1-4 5 7-8 (9)
B Onderzoek met quasi-experimenteel design in de praktijk en
met follow-up
1-4 5 6 7-8
A Onderzoek met experimenteel design in de praktijk en met
follow-up
1-4 5 6 7-8 9
Typering overige methodologische kenmerken:
Kruis voor elke uitspraak die waar is het hokje aan. Kruis in de overige gevallen
(nee, niet van toepassing, onbekend, twijfel) geen hokje aan.
11 Er is een controlegroep zonder interventie met de methode en/of met de gebruikelijke zorg.
12 Er is een controlegroep met interventie met een gespecificeerde andere, duidelijk
gespecificeerde methode.
13 De experimentele en de controlegroep zijn at random samengesteld.
14 Het design bevat een herhaalde N=1-opzet met een baseline-controleconditie.
15 Het onderzoek is uitgevoerd door anderen dan de ontwikkelaars of de aanbieders van de
methode.
16 De uitval/non-respons van subjecten tussen de meetmomenten is gespecificeerd (omvang en
specifieke eigenschappen).
17 De representativiteit van de geïncludeerde subjecten is bepaald.
18 De implementatiegetrouwheid is bepaald (i.e. nagegaan is wat de mate is waarin het protocol,
de handleiding of de methodiek getrouw is gevolgd - ook wel behandelingsintegriteit, ‘treatment
integrity’ of ‘fidelity’ genoemd).
Methodebeschrijving Begeleide Terugkeer * * * 39
D. Eventuele toelichting op scores onder C.
E. Overzicht van het effect per uitkomstmaat
Onderzoek 1 Uitkomstmaat 1
Omschrijving
uitkomstmaat*
Aantal cliënten en aantal hulpverleners dat aangeeft dat het geweld in de
relatie is gestopt aan het einde van het traject.
Meetinstrument** Cliëntendossiers.
Effectsize *** In 60% van de relaties waarin systeemgesprekken hebben plaatsgevonden is
het geweld gestopt.
* Waarop is effect gemeten
** Met welk instrument is effect gemeten, bv. vragenlijst x
*** Mogelijkheden:
d of ES groter dan of gelijk aan .20 = klein effect = 1;
d of ES groter dan of gelijk aan .50 = middelmatig effect = 2;
d of ES groter dan of gelijk aan .80 = groot effect = 3.
Negatief effect wordt aangeduid met een -1, -2 of -3.
Geen effect = 0.
Zie voor toelichting bijlage 1.