neuropsychiatrische vragenlijst: verpleeghuis versie …€¦ · © 1998 npi-nh j.l. cummings....
TRANSCRIPT
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
1
NEUROPSYCHIATRISCHE VRAGENLIJST:
VERPLEEGHUIS VERSIE (NPI-NH)
versie 2.1 (17/06/98)
Uitgebreide beoordeling van psychopathologie bij patiënten met dementie verblijvend
in verpleeghuizen
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
2
Neuropsychiatrische Vragenlijst: Verpleeghuisversie
Afname-instructies
I. Doel
De Neuropsychiatrische Vragenlijst (NPI) beschrijft psychopathologie bij patiënten met dementie. De
NPI: Verpleeghuisversie (NPI-NH) werd ontwikkeld voor gebruik in centra die voorzien in verzorging
of verpleging van bewoners met dementie. De NPI-NH omvat tien gedragsaspecten en twee vormen
van neurovegetatieve veranderingen, te weten:
Wanen
Hallucinaties
Agitatie/agressie
Depressie/dysforie
Angst
Euforie/opgetogenheid
Apathie/onverschilligheid
Ontremd gedrag
Prikkelbaarheid/labiliteit
Doelloos repetitief gedrag
Nachtelijke onrust/slaapstoornis
Eetlust/eetgedrag verandering
II. NPI-NH Interview
De NPI-NH is gebaseerd op een interview met een professionele verzorgende die betrokken is bij de
dagelijkse zorg voor de bewoner. Het heeft de voorkeur het interview af te nemen zonder dat de
bewoner daarbij aanwezig is. Zo kan openlijk worden gesproken over gedragsproblemen die wellicht
moeilijker aan bod komen wanneer de bewoner hierbij wel aanwezig zou zijn. Bij de introductie van de
NPI-NH stelt u de verzorgende van de volgende punten op de hoogte:
Het doel van het vraaggesprek
Beoordelingen - frequentie, ernst, belasting (zie onder)
De antwoorden dienen betrekking te hebben op gedrag dat naar voren kwam in de afgelopen week
of in een andere van te voren overeengekomen periode.
Vragen kunnen over het algemeen met "ja" of "nee" worden beantwoord. Antwoorden dienen
beknopt te zijn, indien "ja" of "nee" niet afdoende is.
Stel vast hoe vaak de verzorgende de bewoner ziet. Hoe is het dienstrooster; zijn zij altijd of meestal
verantwoordelijk voor de zorg van de bewoner; wat is hun rol of taak; vinden zij zichzelf competent in
het rapporteren dat voor de NPI-NH nodig is? Registreer de medicijnen die de bewoner regelmatig
neemt en eventuele neuroleptica die de laatste week zijn toegediend.
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
3
Zeg bij aanvang van het interview tegen de verzorgende:
"Deze vragen zijn bedoeld om het gedrag van de bewoner te beoordelen. U kunt de vragen over het
algemeen beantwoorden met "ja" of "nee", dus probeer zo beknopt mogelijk antwoord te geven."
Wanneer de geïnterviewde toch uitgebreide antwoorden geeft -die weinig of geen nuttige informatie
bevatten- herinnert u hem dan eraan beknopt te antwoorden.
Stel de vragen letterlijk. Als de verzorgende een vraag niet begrijpt, verduidelijk de vraag dan. Uitleg is
alleen toegestaan in termen die overeenkomen met de strekking van de vraag (synoniemen). Probeer
geen informatie te verkrijgen door eigen vragen te gebruiken.
De vragen hebben betrekking op het gedrag dat is waargenomen in de afgelopen week of in een andere
vastgestelde periode (de periode kan variëren bij verschillende toepassingen van de NPI-NH).
III. Screeningsvragen
Alle twaalf secties van de NPI bestaan uit een screeningsvraag (verplicht te stellen) en verdiepende
vragen (optioneel). De screeningsvraag wordt gesteld om te bepalen of de gedragsverandering wel of
niet aanwezig is. Indien ontkennend wordt geantwoord op de screeningsvraag, vul dan "nee" in en ga
verder naar de volgende screeningsvraag. Als bevestigend wordt geantwoord op de screeningsvraag, of
als u hierover ook maar enigszins twijfelt, of als het antwoord van de verzorgende niet strookt met
andere informatie waarover u beschikt (bijv. de verzorgende antwoordt ontkennend op de euforie-
screeningsvraag, maar de bewoner komt op de behandelaar euforisch over), dan wordt "ja" ingevuld en
de vraag meer uitgediept door middel van de subvragen. Indien de subvragen de aanwezigheid van het
gedrag bevestigen, dan worden de ernst en de frequentie van het gedrag bepaald volgens de criteria
die bij elke sectie vermeld staan.
IV. Subvragen
Wanneer de screeningsvragen met “ja” beantwoord zijn, dan worden de subvragen gesteld. Het kan
voorkomen dat de verzorgende de screeningsvraag bevestigend beantwoordt, maar alle subvragen met
"nee" beantwoordt. Als dit gebeurt vraag dan aan de verzorgende om uit te leggen waarom hij de
screeningsvraag met "ja" heeft beantwoord. Mocht blijken dat hij toch relevante informatie over het
gedragsdomein naar voren brengt, maar hiervoor andere woorden gebruikt, scoor dan alsnog de ernst
en de frequentie. Als blijkt dat het "ja"-antwoord onjuist was, verander de screeningsvraag dan in
"nee".
Sommige secties, zoals de vragen over eetlust, zijn zo geformuleerd dat gevraagd wordt naar een toe-
of afname van gedrag (toe- of afgenomen eetlust of gewicht). Als de verzorgende bevestigend
antwoordt op de eerste van twee paarsgewijze vragen, stel dan niet de tweede vraag. Bijvoorbeeld: de
eerste vraag luidt "Is hij/zij afgevallen?", hierop antwoordt de verzorgende "Ja". Vraag dan niet "Is
hij/zij aangekomen?". Het antwoord op de tweede vraag zit al in het antwoord op de eerste vraag. Als
de verzorgende "nee" antwoordt op een eerste, paarsgewijze vraag, dan moet de tweede uiteraard wel
gesteld worden.
V. Frequentie
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
4
Voor het bepalen van de frequentie zegt men tegen de verzorgende: "Ik wil nu graag weten hoe vaak
... (noem de meest problematisch ervaren gedragingen van de subvragen) ... is voorgekomen. Kwam
het minder dan één keer per week voor, of ongeveer één keer per week, verschillende keren per week
maar niet iedere dag, of iedere dag?"
Bepaald gedrag zoals apathie kan op gegeven moment blijvend aanwezig zijn. In plaats van de
woorden "iedere dag" kunt u dan "continu aanwezig" gebruiken.
VI. Ernst
Om de ernst te bepalen zegt u tegen de verzorgende: "Nu zou ik graag willen weten hoe ernstig dit
gedrag is. Met ernstig bedoel ik, in welke mate verstoort of beperkt het hem/haar? Vindt U de ernst
van [...het gedrag...] licht, matig of ernstig?"
Iedere sectie wordt voorzien van extra beschrijvingen over de ernstbepaling. Deze dienen om aan de
verzorgende duidelijk te maken wat er precies bedoeld wordt. Zorg ervoor dat de verzorgende bij
iedere vraag eenduidig de frequentie en ernst beoordeelt. Het is belangrijk niet te raden naar de
antwoorden van de verzorgende ("hij zal wel dit of dat bedoelen..."). Het is zinvol om de geïnterviewde
een kaart te geven waarop de frequentie- en ernstbeschrijvingen vermeld staan (minder dan één keer
per week, ongeveer één keer per week, verschillende keren per week maar niet dagelijks en dagelijks of
continu aanwezig en voor ernst: licht, matig en ernstig). Zo heeft hij de antwoordalternatieven
zichtbaar voor zich. Dit is ook handig voor de onderzoeker; deze hoeft dan niet bij iedere vraag alle
alternatieven te herhalen.
Maak bij het bepalen van de ernst en frequentie gebruik van de gedragingen die bij de subvragen naar
voren zijn gekomen. Bijvoorbeeld: tijdens de vragen over agitatie heeft de verzorgende aangegeven dat
'zich verzetten bij hulp' de meeste problemen oplevert. Gebruik in dat geval 'zich verzetten bij hulp' om
een uitspraak te verkrijgen over de frequentie en ernst van agitatie. Indien twee gedragingen als zeer
problematisch worden ervaren, gebruik dan de frequentie en ernst van beide gedragingen om de sectie
te scoren. Bijvoorbeeld, als de patiënt twee of meer typen wanen koestert, gebruik dan bij het
inschatten van de ernst en frequentie alle waanbelevingen. (“Als u alles bij elkaar neemt, ...hoe vaak
komt dit voor, ...hoe ernstig is het?”)
VII. Niet Van Toepassing
Sommige vragen zijn niet van toepassing bij ernstig gestoorde bewoners of bij bewoners met ernstig
somatische complicaties. Bijvoorbeeld: bedlegerige bewoners kunnen hallucinaties vertonen of
agitatie, maar geen doelloos repetitief gedrag. Als de onderzoeker of de verzorgende vindt dat de
vragen niet van toepassing zijn, noteer dan voor de betreffende sectie NVT (in de rechterbovenhoek
van de pagina) en ga verder met de volgende screeningsvraag. Hetzelfde geldt als de interviewer het
idee heeft dat de antwoorden onbetrouwbaar zijn (bijv. de verzorgende lijkt bepaalde vragen uit de
sectie niet te begrijpen). Kruis ook dan NVT aan.
VIII. Werkdruk
Nadat een sectie is afgerond en de verzorgende de frequentie en de ernst heeft beoordeeld, kunt u
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
5
vragen naar de werkdruk voor de verzorgende (afhankelijk van het onderzoeksprotocol). Vraag aan de
verzorgende in hoeverre het gedrag een toename van werk, inspanning, tijdsinvestering, of emotionele
belasting veroorzaakt. De verzorgende moet de werkdruk zelf scoren op een 5-puntsschaal: 0 = geen, 1
= minimaal, 2 = licht, 3 = matig, 4 = ernstig, 5 = zeer ernstig of extreem.
IX. Het scoren van de NPI-NH
Frequentie wordt gescoord als:
1 . Soms - minder dan een keer per week
2 . Regelmatig - ongeveer een keer per week
3 . Vaak - meerdere keren per week, maar minder dan iedere dag
4 . Heel vaak - dagelijks of vrijwel continu aanwezig
Ernst wordt gescoord als:
1 . Licht - weinig belastend voor bewoner
2 . Matig - belastend voor de bewoner, maar de verzorgende kan het gedrag corrigeren.
3 . Ernstig - zeer storend voor de bewoner, en moeilijk te corrigeren gedrag
De score voor iedere sectie is: frequentie x ernst
Werkdruk van de verzorgende wordt gescoord als:
0 geen werkdruk
1 minimaal (nauwelijks verandering in werkroutine)
2 licht (enige verandering in werkroutine, maar vereist weinig extra tijdsinvestering)
3 matig (verstoort de werkroutine, vereist extra tijdsinvestering)
4 ernstig (storend, verwarrend voor personeel en andere bewoners, aanmerkelijk appel op beschikbare
tijd)
5 zeer ernstig, extreem (zeer storend, grote belasting voor personeel en andere bewoners, vereist tijd
die normaal aan andere bewoners of activiteiten besteed zou worden)
Dus, voor elk sectie (gedragsdomein) zijn vier scores te verkrijgen:
? Frequentie
? Ernst
? Totaal (frequentie x ernst)
? Werkdruk voor de verzorgende
Een totale NPI-NH score kan berekend worden door alle scores van de eerste tien secties op te tellen.
Indien de neurovegetatieve verschijnselen van bijzondere betekenis zijn, kunnen alle twaalf sectie-
scores worden opgeteld. De werkdrukscore wordt niet opgenomen in de totale NPI-NH score, maar
moet apart worden berekend als de totale werkdrukscore middels optelling van de werkdrukscores van
de tien (of twaalf) gedragsdomeinen.
X. Ondersteunend Materiaal
De NPI-NH is beschikbaar op diskette en via email.
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
6
Een instructie-videoband waarin het gebruik van de NPI-NH wordt gedemonstreerd, is verkrijgbaar via
UCLA Alzheimer's Disease Center, Reed Neurological Research Center, UCLA School of Medicine,
710 Westwood Plaza, Los Angeles, California, 90095-1769 (telephone 310/206-5238; fax 310/206-
5287; e-,ail [email protected]). De kosten voor deze videoband bedragen ? 25.00 (onder
voorbehoud). Deze videoband toont de toepassing van de NPI-NH aan professionele verzorgenden in
een meerzorgproject.
Literatuurlijst
Cummings JL, Mega M, Gray K, Rosenberg-Thompson S, Carusi DA, Gornbein J. The
Neuropsychiatric Inventory: comprehensive assessment of psychopathology in dementia. Neurology
1994; 44: 2308-2314.
Mega MS, Cummings JL, Fiorello T, Gornbein J. The spectrum of behavioral changes in Alzheimer’s
disease. Neurology 1996; 46: 130 135.
Cummings JL. The Neuropsychiatric Inventory: Assessing psychopathology in dementia patients.
Neurology 1997; 48 (Supple 6): S10-S16.
Kaufer DI, Cummings JL, Christine D, Bray T, Castellon S, Masterman D, macMillan A, Ketchel P,
Dekosky ST. Assessing the impact of neuropsychiatric symptoms in Alzheimer’s disease: the
Neuropsychiatric Inventory Caregiver Distress Scale. J Am Geriatric Soc 1998; 46: 210-215.
Nederlandse versie van de NPI-NH is verkrijgbaar bij J.F.M. de Jonghe, Medisch Centrum Alkmaar,
afdeling klinische psychologie/GAAZ, Postbus 501, 1800 AM Alkmaar.
Met dank aan: UCLA Alzheimer's Disease Center, Academic Geriatric Resource Program, UCLA
Center on Aging en de Irving and Helga Cooper Geriatric Research Award, an Alzheimer’s Disease
Research Center of California, and the Sidell-Kagan Research Foundation.
Voor de Nederlandse bewerking zijn wij erkentelijk: Medisch Centrum Alkmaar, Psychiatrisch
Ziekenhuis “De Geestgronden” Bennebroek, St. Éminence Grise, Drs. F. van Mastrigt en Dr. H.F.A.
Diesfeldt.
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
NEUROPSYCHIATRISCHE VRAGENLIJST:
VERPLEEGHUISVERSIE (NPI-NH)
versie 2.1 (17/06/98)
Naam bewoner: Datum afname:
Identificatienummer: Kamernummer:
Bron:
Opleiding (HBOV, verpleging A/B, ziekenverzorger, anders?):
Dienst die de geïnterviewde normaal draait (dag/avond/nacht):
Item NVT Afwezig Frequentie Ernst FxE Werkdruk
Belasting
Wanen x 0 1 2 3 4 1 2 3 ---- 1 2 3 4 5
Hallucinaties x 0 1 2 3 4 1 2 3 ---- 1 2 3 4 5
Agitatie/agressie x 0 1 2 3 4 1 2 3 ---- 1 2 3 4 5
Depressie/dysforie x 0 1 2 3 4 1 2 3 ---- 1 2 3 4 5
Angst x 0 1 2 3 4 1 2 3 ---- 1 2 3 4 5
Euforie/opgetogenheid x 0 1 2 3 4 1 2 3 ---- 1 2 3 4 5
Apathie/onverschilligheid x 0 1 2 3 4 1 2 3 ---- 1 2 3 4 5
Ontremd gedrag x 0 1 2 3 4 1 2 3 ---- 1 2 3 4 5
Prikkelbaarheid/labiliteit x 0 1 2 3 4 1 2 3 ---- 1 2 3 4 5
Doelloos repetitief gedrag x 0 1 2 3 4 1 2 3 ---- 1 2 3 4 5
Neurovegetatieve Veranderingen
Nachtelijke onrust/slaapstoorn. x 0 1 2 3 4 1 2 3 ---- 1 2 3 4 5
Eetlust/eetgedrag verandering x 0 1 2 3 4 1 2 3 ---- 1 2 3 4 5
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
Kennis van de verzorgende over de bewoner (zeer vertrouwd/voorziet in dagelijkse verzorging; redelijk
vertrouwd/verzorgt de bewoner vaak; niet erg vertrouwd/verstrekt alleen medicijnen of heeft minimale
interactie met de bewoner):
Aantal diensten per week dat de persoon verantwoordelijk is voor deze bewoner:
Diagnose van de bewoner:
Medicatie van de bewoner:
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
A. WANEN
Is de bewoner overtuigd van bepaalde gedachten, waarvan u weet dat ze niet waar zijn? Beweert hij/zij
bijvoorbeeld dat andere mensen hem/haar kwaad willen doen of van hem/haar stelen. Heeft hij/zij
gezegd dat familieleden of personeel anderen zijn dan ze zeggen te zijn of dat zijn/haar echtgenoot
ontrouw is? Heeft de bewoner andere ongewone overtuigingen?
NEE (indien nee, stel dan de volgende screeningsvraag) JA (indien ja, stel dan de subvragen)
Subvragen:
1. Gelooft de bewoner dat er gevaar dreigt, dat anderen van plan zijn om
hem/haar te kwetsen of pijn te doen, of pijn hebben gedaan? ______
2. Denkt de bewoner dat anderen hem/haar bestelen? ______
3. Denkt de bewoner dat zijn/haar partner vreemd gaat of ontrouw is? ______
4. Denkt de bewoner dat zijn/haar familie, personeelsleden of anderen niet zijn
wie zij zeggen te zijn? ______
5. Gelooft de bewoner dat personen van televisie of uit tijdschriften daadwerkelijk in de kamer
aanwezig zijn? ( Praat hij/zij met hen of, of zoekt hij op een andere manier contact?) ______
6. Gelooft hij/zij andere ongewone of vreemde zaken die hier nog niet genoemd zijn? ______
Opmerkingen:
Als de subvragen de screeningsvraag bevestigen, bepaal dan de frequentie en de ernst van de wanen.
Frequentie: 1. Soms - minder dan een keer per week.
2. Regelmatig - ongeveer één keer per week.
3. Vaak - meerdere malen per week, maar niet iedere dag.
4. Heel vaak - één of meerdere keren per dag.
Ernst: 1. Licht - wanen zijn aanwezig maar lijken onschuldig en benauwen, beangstigen
bewoner niet of nauwelijks.
2. Matig - wanen zijn belastend, maken de bewoner overstuur en veroorzaken
ongewoon of vreemd gedrag.
3. Ernstig - de wanen zijn zeer verstorend voor de bewoner en veroorzaken veel
ongewoon of vreemd gedrag.
Werkdruk: Hoe aangrijpend is dit gedrag voor u en/of hoeveel extra werk brengt het teweeg?
0 Niet
1 Minimaal
2 Licht
3 Matig
4 Ernstig
5 Zeer ernstig of extreem
(N.V.T.)
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
B. HALLUCINATIES
Hallucineert de bewoner - met andere woorden, ziet, hoort, of ervaart de bewoner iets dat er niet is? (Zo
ja, vraag naar een voorbeeld om vast te stellen of het werkelijk een hallucinatie betreft). Praat de
bewoner tegen mensen die er niet zijn?
NEE (indien nee, stel dan de volgende screeningsvraag) JA (indien ja, stel dan de subvragen)
Subvragen:
1. Gedraagt de bewoner zich alsof hij/zij stemmen hoort of zegt hij/zij stemmen te horen? ______
2. Spreekt hij/zij tegen mensen die er niet zijn? ______
3. Ziet de bewoner iets dat er niet is of gedraagt hij/zij zich alsof hij/zij iets ziet dat er niet is?
(zoals mensen, dieren, lichten, enz.)? ______
4. Ruikt de bewoner iets wat een ander niet kan ruiken? ______
5. Zegt de bewoner iets te voelen op zijn/haar huid of gedraagt hij/zij zich alsof hij/zij iets
voelt kruipen of kriebelen of dat iets hem/haar aanraakt? ______
6. Laat de bewoner in zijn gedrag of uitingen merken iets te proeven wat er niet is?
7. Heeft de bewoner u over andere ongewone gewaarwordingen verteld? ______
Opmerkingen:
Als de subvragen de screeningsvraag bevestigen, bepaal dan de frequentie en ernst van de hallucinaties.
Frequentie: 1. Soms - minder dan één keer per week.
2. Regelmatig - ongeveer één keer per week.
3. Vaak - verscheidene keren per week maar niet iedere dag.
4. Heel vaak - één of meerdere keren per dag.
Ernst: 1. Licht - de hallucinaties zijn aanwezig maar onschuldig en beangstigen of benauwen
bewoner niet of nauwelijks
2. Matig - de hallucinaties zijn belastend, maken de bewoner overstuur en veroorzaken
ongewoon of vreemd gedrag.
3. Ernstig - de hallucinaties zijn zeer verstorend voor de bewoner en veroorzaken veel
ongewoon of vreemd gedrag (neuroleptica kunnen geïndiceerd zijn om
de hallucinaties te behandelen).
Werkdruk: Hoe aangrijpend is dit gedrag voor u en/of hoeveel extra werk brengt het teweeg?
0 Niet
1 Minimaal
2 Licht
3 Matig
4 Ernstig
5 Zeer ernstig of extreem
(N.V.T.)
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
C. AGITATIE/AGRESSIE
Komt het voor dat de bewoner weigert zich te laten helpen door een ander? Is hij/zij lastig om mee om
te gaan? Is hij/zij luidruchtig of niet coöperatief? Probeert de bewoner anderen te slaan of pijn te doen?
NEE (indien nee, stel dan de volgende screeningsvraag) JA (indien ja, stel dan de subvragen)
Subvragen:
1. Raakt de bewoner overstuur als mensen hem/haar willen verzorgen of verzet hij/zij zich
bij het aankleden of wassen? ______
2. Wil de bewoner dat alles gaat zoals hij/zij het wenst? ______
3. Werkt de bewoner niet goed mee? Verzet hij/zij zich als anderen helpen? ______
4. Zijn er andere gedragingen die het moeilijk maken om hem/haar
te begeleiden? ______
5. Schreeuwt of vloekt de bewoner, of is hij/zij luidruchtig? ______
6. Slaat de bewoner met deuren, schopt hij/zij tegen meubilair of smijt hij/zij met
voorwerpen? ______
7. Probeert de bewoner anderen pijn te doen of te slaan? ______
8. Is de bewoner nog op een andere manier agressief of geagiteerd? ______
Opmerkingen:
Als de subvragen de screeningsvraag bevestigen, bepaal dan de frequentie en de ernst van de agitatie.
Frequentie: 1. Soms - minder dan één keer per week.
2. Regelmatig - ongeveer één keer per week.
3. Vaak - verscheidene keren per week, maar niet iedere dag.
4. Heel vaak - één of meerdere keren per dag.
Ernst: 1. Licht - het gedrag is verstorend voor de bewoner, maar kan door de verzorgende
onder controle worden gehouden.
2. Matig - het gedrag is verstorend voor de bewoner en is moeilijk bij te sturen of te
beheersen.
3. Ernstig - de agitatie is zeer verstorend voor de bewoner en kan niet of nauwelijks
onder controle worden gehouden. Het kan zijn dat de bewoner zichzelf
beschadigt en vaak is medicatie vereist.
Werkdruk: Hoe aangrijpend is dit gedrag voor u en/of hoeveel extra werk brengt het teweeg?
0 Niet
1 Minimaal
2 Licht
3 Matig
4 Ernstig
5 Zeer ernstig of extreem
(N.V.T.)
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
D. DEPRESSIE/DYSFORIE
Lijkt het alsof de bewoner verdrietig of depressief is? Zegt hij/zij dat hij/zij zich verdrietig of depressief
voelt? Huilt de bewoner bij tijd en wijle?
NEE (indien nee, stel dan de volgende screeningsvraag) JA (indien ja, stel dan de subvragen)
Subvragen:
1. Huilt de bewoner zo nu en dan? ______
2. Zegt de bewoner dat hij/zij depressief is of gedraagt hij/zij zich depressief? ______
3. Haalt de bewoner zichzelf naar beneden of zegt hij/zij zichzelf niets waard
te vinden, een mislukkeling te vinden? ______
4. Zegt de bewoner dat hij/zij een slecht persoon is of straf verdient? ______
5. Lijkt de bewoner erg ontmoedigd of zegt hij/zij dat de toekomst hem/haar niets
te bieden heeft? ______
6. Zegt de bewoner dat hij/zij anderen tot last is of dat familieleden beter
af zouden zijn zonder hem/haar? ______
7. Uit de bewoner een doodswens of zegt hij/zij er zelf een einde aan te willen maken? ______
8. Zijn er andere signalen waaruit blijkt dat hij/zij verdrietig of depressief is? ______
Opmerkingen:
Als de subvragen de screeningsvraag bevestigen, bepaal dan de frequentie en de ernst van de depressie.
Frequentie: 1. Soms - minder dan één keer per week.
2. Regelmatig - ongeveer één keer per week.
3. Vaak - verscheidene keren per week maar niet iedere dag.
4. Heel vaak - in essentie continu aanwezig.
Ernst: 1. Licht - de depressie is belastend voor de bewoner, maar klaart meestal op met hulp
van de verzorgende.
2. Matig - de depressie is belastend voor de bewoner en is moeilijk te beïnvloeden door
de verzorgende.
3. Ernstig - de depressie is zeer belastend voor de bewoner en maakt hem/haar erg van
streek. Het gedrag is niet of nauwelijks te beïnvloeden.
Werkdruk: Hoe aangrijpend is dit gedrag voor u en/of hoeveel extra werk brengt het teweeg?
0 Niet
1 Minimaal
2 Licht
3 Matig
4 Ernstig
5 Zeer ernstig of extreem
(N.V.T.)
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
E. ANGST
Is de bewoner erg nerveus, bezorgd, of schrikachtig zonder duidelijke reden? Lijkt hij/zij erg gespannen
of niet in staat te ontspannen? Is de bewoner bang om alleen te zijn, zonder u of anderen die vertrouwd
zijn?
NEE (indien nee, stel dan de volgende screeningsvraag) JA (indien ja, stel dan de subvragen)
Subvragen:
1. Zegt de bewoner dat hij/zij zich zorgen maakt over geplande activiteiten zoals afspraken
of familiebezoek? ______
2. Voelt de bewoner zich wel eens trillerig, niet in staat zich te ontspannen of erg gespannen?
______
3. Komt het voor dat de bewoner last heeft van kortademigheid, het moeten happen naar lucht,
of zuchten (of klaagt hij/zij hierover), zonder duidelijke reden anders dan nervositeit? ______
4. Klaagt de bewoner over kriebels in zijn/haar buik of over hartkloppingen die
het gevolg zijn van nervositeit? [niet i.h.k.v. bijkomende ziekte] ______
5. Vermijdt de bewoner bepaalde plaatsen of situaties die hem/haar nerveus maken zoals het
ontmoeten van vrienden, of het deelnemen aan afdelingsactiviteiten? ______
6. Wordt de bewoner zenuwachtig of overstuur wanneer u of andere vertrouwde personen
weggaan? (Houdt hij/zij zich dan krampachtig aan u vast om dat voorkomen?) ______
7. Is er nog iets anders dat erop wijst dat hij/zij angstig is? ______
Opmerkingen:
Als de subvragen de screeningsvraag bevestigen, bepaal dan de ernst en de frequentie van de angst.
Frequentie: 1. Soms - minder dan één keer per week.
2. Regelmatig - ongeveer één keer per week.
3. Vaak - verscheidene keren per week maar niet iedere dag.
4. Heel vaak - één of meerder keren per dag.
Ernst: 1. Licht - de angst is belastend voor de bewoner, maar neemt meestal af met de hulp
van de verzorgende.
2. Matig - de angst is belastend voor de bewoner en is moeilijk te beïnvloeden door de
verzorgende.
3. Ernstig - de angst is zeer belastend voor de bewoner en maakt hem/haar erg van
streek. Het gedrag kan niet of nauwelijks beïnvloed worden door de
verzorgende.
Werkdruk: Hoe aangrijpend is dit gedrag voor u en/of hoeveel extra werk brengt het teweeg?
0 Niet
1 Minimaal
2 Licht
3 Matig
4 Ernstig
5 Zeer ernstig of extreem
(N.V.T.)
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
F. EUFORIE/OPGETOGENHEID
Lijkt de bewoner te vrolijk, opgewekt of blij zonder duidelijke aanleiding? Ik bedoel niet de normale
opgewektheid, maar bijvoorbeeld lachen om iets dat anderen niet grappig vinden.
NEE (indien nee, stel dan de volgende screeningsvraag) JA (indien ja, stel dan de subvragen)
Subvragen:
1. Lijkt de bewoner zich te goed of te opgewekt te voelen? ______
2. Vindt de bewoner iets grappig of lacht hij/zij ergens om waar een ander
de humor niet van inziet? ______
3. Lijkt het net alsof de bewoner een kinderachtig gevoel voor humor heeft en giechelt
of ongepast lacht? (bijvoorbeeld als iemand iets vervelends overkomt) ______
4. Vertelt de bewoner moppen of plaatst hij/zij opmerkingen die hij/zij zelf wel
grappig vindt, maar waar anderen niet om kunnen lachen? ______
5. Haalt de bewoner kinderachtige streken uit, zoals verstoppertje spelen of
iemand knijpen, gewoon voor de grap? ______
6. Is er nog iets anders waaruit blijkt dat hij/zij zich te goed of te opgewekt voelt? ______
Opmerkingen:
Als de subvragen de screeningsvraag bevestigen, bepaal dan de frequentie en de ernst van de euforie.
Frequentie: 1. Soms - minder dan één keer per week.
2. Regelmatig - ongeveer één keer per week.
3. Vaak - verscheidene keren per week maar niet iedere dag.
4. Heel vaak - in essentie constant aanwezig.
Ernst: 1. Licht - de bewoner is nu en dan te opgewekt.
2. Matig - de bewoner is nu en dan te opgewekt en dit leidt soms tot vreemd gedrag.
3. Ernstig - de bewoner is bijna altijd te opgewekt en vindt alles grappig.
Werkdruk: Hoe aangrijpend is dit gedrag voor u en/of hoeveel extra werk brengt het teweeg?
0 Niet
1 Minimaal
2 Licht
3 Matig
4 Ernstig
5 Zeer ernstig of extreem
(N.V.T.)
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
G. APATHIE/ONVERSCHILLIGHEID
Zit de bewoner stil voor zich uit te kijken zonder aandacht te hebben voor wat er om hem/haar heen
gebeurt? Heeft hij/zij geen belangstelling meer om iets te doen of ontbreekt de motivatie om deel te
nemen aan activiteiten? Is de bewoner moeilijk te betrekken in een gesprek of groepsactiviteiten?
NEE (indien nee, stel dan de volgende screeningsvraag) JA (indien ja, stel dan de subvragen)
Subvragen:
1. Is de bewoner niet langer geïnteresseerd in de wereld om hem/haar heen? ______
2. Begint de bewoner uit zichzelf geen gesprek meer (scoor alleen als een gesprek
mogelijk is) ______
3. Toont hij/zij minder emotionele reacties dan verwacht zou mogen worden (blijheid
vanwege een bezoek van vriend of familielid, interesse in nieuws of sport, etc.) ______
4. Heeft de bewoner geen belangstelling meer voor vrienden of familie? ______
5. Is de bewoner minder enthousiast over zaken die hem gewoonlijk interesseren? ______
6. Zit de bewoner stilletjes zonder aandacht te hebben voor wat er om hem/haar heen gebeurt?
______
7. Is er nog iets anders waaruit blijkt dat hij/zij geen interesse heeft om iets
nieuws te gaan doen? ______
Opmerkingen:
Als de subvragen de screeningsvraag bevestigen, bepaal dan de ernst en de frequentie van de apathie.
Frequentie: 1. Soms - minder dan één keer per week
2. Regelmatig - ongeveer één keer per week
3. Vaak - verscheidene keren per week maar niet iedere dag
4. Heel vaak - bijna continu aanwezig
Ernst:: 1. Licht - er is nu en dan interesseverlies, maar dit leidt maar tot kleine veranderingen
in het gedrag of deelname aan activiteiten.
2. Matig - er is een behoorlijke mate van interesseverlies wat alleen beïnvloed kan
worden door aangrijpende gebeurtenissen, zoals het bezoek van naaste
familieleden.
3. Ernstig - er is sprake van volledig verlies van interesse en motivatie.
Werkdruk: Hoe aangrijpend is dit gedrag voor u en hoeveel extra werk brengt het teweeg?
0 Niet
1 Minimaal
2 Licht
3 Matig
4 Ernstig
5 Zeer ernstig of extreem
(N.V.T.)
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
H. ONTREMD GEDRAG
Doet of zegt de bewoner iets wat men normaal gesproken niet in het openbaar zegt of doet? Lijkt hij/zij
impulsief te handelen, zonder er bij na te denken? Maakt de bewoner kwetsende of tactloze opmerkin-
gen tegen anderen?
NEE (indien nee, stel dan de volgende screeningsvraag) JA (indien ja, stel dan de subvragen)
Subvragen:
1. Handelt de bewoner impulsief zonder over de gevolgen na te denken? ______
2. Praat de bewoner tegen volstrekt onbekenden alsof hij/zij ze goed kent? ______
3. Maakt de bewoner kwetsende of tactloze opmerkingen tegen anderen? ______
4. Maakt de bewoner botte of ongepaste, seksueel getinte, opmerkingen? ______
5. Praat de bewoner openlijk over zeer persoonlijke of privé zaken, waarover men
gewoonlijk niet spreekt in het openbaar? ______
6. Wordt de bewoner handtastelijk, knuffelt of liefkoost hij/zij anderen,
op een ongepaste manier? ______
7. Is er nog iets anders dat er op wijst dat de bewoner zijn/haar impulsen minder
onder controle heeft? ______
Opmerkingen:
Als de subvragen de screeningsvraag bevestigen, bepaal dan de frequentie en de ernst van het ontremde
gedrag.
Frequentie: 1. Soms - minder dan één keer per week.
2. Regelmatig - ongeveer één keer per week.
3. Vaak - verscheidene keren per week maar niet iedere dag.
4. Heel vaak - in essentie continu aanwezig.
Ernst: 1. Licht - de bewoner gedraagt zich nu en dan impulsief, maar het gedrag is niet
moeilijk te beïnvloeden door de verzorgende.
2. Matig - de bewoner is erg impulsief en dit gedrag is moeilijk te beïnvloeden door de
verzorgende.
3. Ernstig - de bewoner is bijna altijd impulsief en dit gedrag is haast onmogelijk te
beïnvloeden.
Werkdruk: Hoe aangrijpend is dit gedrag voor u en/of hoeveel extra werk brengt het teweeg?
0 Niet
1 Minimaal
2 Licht
3 Matig
4 Ernstig
5 Zeer ernstig of extreem
(N.V.T.)
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
I. PRIKKELBAARHEID/LABILITEIT
Is de bewoner snel geïrriteerd of uit evenwicht? Is zijn/haar stemming nogal veranderlijk? Is hij/zij erg
ongeduldig?
NEE (indien nee, stel dan de volgende screeningsvraag) JA (indien ja, stel dan de subvragen)
Subvragen:
1. Is de bewoner opvliegend, schiet hij/zij gemakkelijk uit zijn/haar slof om iets kleins? ______
2. Verandert de bewoner snel van stemming, het ene moment is alles nog goed en
het andere moment is hij/zij kwaad? ______
3. Heeft de bewoner plotselinge woede-uitbarstingen? ______
4. Is de bewoner ongeduldig? Kan hij/zij moeilijk omgaan met een vertraging of het
moeten wachten op een geplande activiteit of andere zaken? ______
5. Is de bewoner snel geïrriteerd? ______
6. Gaat de bewoner snel in discussie en is het moeilijk met hem/haar op te schieten? ______
7. Is er nog iets anders wat er op wijst dat hij/zij prikkelbaar is? ______
Opmerkingen:
Als de subvragen de screeningsvraag bevestigen, bepaal dan de frequentie en de ernst van de
prikkelbaarheid/labiliteit.
Frequentie: 1. Soms - minder dan één keer per week.
2. Regelmatig - ongeveer één keer per week.
3. Vaak - verscheidene keren per week maar niet iedere dag.
4. Heel vaak - in essentie continu aanwezig.
Ernst: 1. Licht - de bewoner is nu en dan prikkelbaar, maar het gedrag is niet moeilijk te
beïnvloeden door de verzorgende.
2. Matig - de bewoner is erg prikkelbaar en dit gedrag is moeilijk te beïnvloeden door
de verzorgende.
3. Ernstig - de bewoner is bijna de gehele tijd prikkelbaar en dit gedrag is haast
onmogelijk te beïnvloeden.
Werkdruk: Hoe aangrijpend is dit gedrag voor u en/of hoeveel extra werk brengt het teweeg?
0 Niet
1 Minimaal
2 Licht
3 Matig
4 Ernstig
5 Zeer ernstig of extreem
(N.V.T.)
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
J. DOELLOOS REPETITIEF GEDRAG
Zijn er activiteiten of gewoontes die de bewoner constant herhaalt, zoals doelloos rondlopen, heen en
weer wiegen, aan iets plukken of touwtjes draaien? (anderszins dan alleen tremor of tongbewegingen).
NEE (indien nee, stel dan de volgende screeningsvraag) JA (indien ja, stel dan de subvragen)
Subvragen:
1. IJsbeert de bewoner zonder duidelijke reden door het gebouw? (eventueel in rolstoel) ______
2. Is de bewoner voortdurend laden en kasten aan het openen en leeghalen? ______
3. Kleedt de bewoner zich herhaaldelijk aan en dan weer uit? ______
4. Is de bewoner telkens bezig met dezelfde handeling zoals peuteren aan knopen, ergens
aan plukken, draadjes opwinden, trekken aan beddenlakens, etc.? ______
5. Zijn er activiteiten of gewoonten die hij/zij telkens weer herhaalt? ______
Opmerkingen:
Als de subvragen de screeningsvraag bevestigen, bepaal dan de frequentie en de ernst van het
doelloos repetitieve gedrag.
Frequentie: 1. Soms - minder dan één keer per week.
2. Regelmatig - ongeveer één keer per week.
3. Vaak - verscheidene keren per week maar niet iedere dag.
4. Heel vaak - in essentie continu aanwezig.
Ernst: 1. Licht - er is nu en dan repetitief gedrag, maar dit beïnvloedt de dagelijkse
activiteiten van de bewoner niet.
2. Matig - repetitief gedrag van de bewoner is duidelijk merkbaar, maar kan onder
controle worden gehouden met hulp van de verzorgende.
3. Ernstig - repetitief gedrag is duidelijk merkbaar en ontregelend voor de bewoner
en is moeilijk of onmogelijk onder controle te houden door de verzorgende.
Werkdruk: Hoe aangrijpend is dit gedrag voor u en/of hoeveel extra werk brengt het teweeg?
0 Niet
1 Minimaal
2 Licht
3 Matig
4 Ernstig
5 Zeer ernstig of extreem
(N.V.T.)
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
K. NACHTELIJKE ONRUST/SLAAPSTOORNIS
Deze vragen dienen alleen afgenomen te worden bij verzorgenden die in de nachtdienst werken en de
bewoner zelf hebben geobserveerd of voldoende geïnformeerd zijn over de nachtelijke activiteiten van
de bewoner (bijv. via het ochtendrapport). Wanneer de verzorgende niet op de hoogte is van het gedrag
‘s nachts, noteer voor deze categorie dan “NVT”.
Heeft de bewoner moeite met slapen? (scoor als 'niet aanwezig' indien bewoner slechts een of twee
keer per nacht opstaat om naar het toilet te gaan en daarna weer meteen in slaap valt). Is hij/zij 's
nachts wakker? Loopt hij/zij 's nachts rond, kleedt hij/zij zich aan of gaat hij/zij anderman’s kamer
binnen?
NEE (indien nee, stel dan de volgende screeningsvraag) JA (indien ja, stel dan de subvragen)
Subvragen:
1. Heeft de bewoner moeite met in slaap vallen? ______
2. Staat de bewoner 's nachts op? (scoor als afwezig indien bewoner een of twee keer
opstaat om naar het toilet te gaan en meteen weer inslaapt) ______
3. Loopt de bewoner 's nachts doelloos rond, te ijsberen of is hij/zij dan bezig met
ongebruikelijke activiteiten? ______
4. Wordt de bewoner 's nachts wakker en kleedt hij/zij zich dan aan in de veronderstelling
dat het al morgen is en tijd om aan een nieuwe dag te beginnen? ______
5. Wordt de bewoner 's ochtends te vroeg wakker (vroeger dan andere bewoners)? ______
6. Is er nog ander gedrag in de nacht waar we het nog niet over hebben gehad? ______
Opmerkingen:
Als de subvragen de screeningsvraag bevestigen, bepaal dan de ernst en de frequentie van de
slaapproblemen en nachtelijke onrust.
Frequentie: 1. Soms - minder dan één keer per week.
2. Regelmatig - ongeveer één keer per week.
3. Vaak - verscheidene keren per week maar niet iedere dag.
4. Heel vaak - in essentie continu aanwezig.
Ernst: 1. Licht - nachtelijke onrust komt voor, maar is niet belastend voor de bewoner.
2. Matig - nachtelijke onrust komt voor en is storend voor anderen in het verpleeghuis;
meerdere gedragingen kunnen zich in de nacht voordoen.
3. Ernstig - nachtelijke onrust komt voor en de bewoner is behoorlijk van slag gedurende
de nacht.
Werkdruk: Hoe aangrijpend is dit gedrag voor u en/of hoeveel extra werk brengt het teweeg?
0 Niet
1 Minimaal
2 Licht
3 Matig
4 Ernstig
5 Zeer ernstig of extreem
(N.V.T.)
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
L. EETLUST/EETSTOORNISSEN
Heeft de bewoner een extreem goede of slechte eetlust, veranderingen in gewicht of ongewone eetge-
woonten (noteer NVT als de bewoner niet in staat is om zelf te eten en gevoed moet worden)? Is er
verandering gekomen in het soort eten dat hij/zij lekker vindt?
NEE (indien nee, stel dan de volgende screeningsvraag) JA (indien ja, stel dan de subvragen)
Subvragen:
1. Heeft hij/zij een slechte eetlust? ______
2. Heeft hij/zij een ongewoon goede eetlust? ______
3. Is hij/zij afgevallen? ______
4. Is hij/zij aangekomen in gewicht? ______
5. Is zijn/haar eetgedrag ongewoon, zoals te veel eten tegelijkertijd in de mond stoppen? ______
6. Is zijn/haar voorkeur voor bepaald eten veranderd? Bijvoorbeeld, heeft hij/zij
veel meer trek gekregen in zoetigheid of iets anders specifieks? ______
7. Heeft hij/zij bepaald eetgedrag ontwikkeld, zoals elke dag precies hetzelfde
willen eten of alles in dezelfde volgorde opeten? ______
8. Zijn er andere veranderingen in de eetlust en het eetgedrag die ik hier nog niet
genoemd heb? ______
Opmerkingen:
Als de subvragen de screeningsvraag bevestigen, bepaal dan de ernst en de frequentie van de
veranderingen in eetgedrag en eetlust.
Frequentie: 1. Soms - minder dan één keer per week.
2. Regelmatig - ongeveer één keer per week.
3. Vaak - verscheidene keren per week maar niet iedere dag.
4. Heel vaak - in essentie continu aanwezig.
Ernst: 1. Licht - veranderingen in eetlust en eetgewoonten zijn aanwezig, maar hebben niet
geleid tot een verandering in het gewicht en zijn niet storend.
2. Matig - veranderingen in eetlust en eetgewoonten zijn aanwezig en leiden tot
kleine veranderingen in lichaamsgewicht.
3. Ernstig - er zijn duidelijke veranderingen in eetlust en eetgewoonten aanwezig die
leiden tot veranderingen in lichaamsgewicht, abnormaal zijn, of storend zijn
voor de bewoner.
Werkdruk: Hoe aangrijpend is dit gedrag voor u en/of hoeveel extra werk brengt het teweeg?
0 Niet
1 Minimaal
2 Licht
3 Matig
4 Ernstig
5 Zeer ernstig of extreem
(N.V.T.)
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
THE NEUROPSYCHIATRIC INVENTORY
Een instructie video
Ontwikkeld door
Jeffrey L. Cummings, M.D.
Director UCLA Alzheimer’s Disease Center
De Neuropsychiatrische vragenlijst (NPI) is een meetinstrument voor de beoordeling van
gedragsveranderingen bij bewoners met dementie.
De Neuropsychiatrische vragenlijst instructievideo is een leermodule die u kan ondersteunen bij het
goed en betrouwbaar toepassen van de NPI. De video laat zien hoe de NPI wordt afgenomen en
gescoord en demonstreert de afname bij drie verzorgenden.
De NPI video is te bestellen door:
Stuur een cheque ter waarde van $25 per tape (inclusief BTW en porto), te betalen aan:
The Regents of the University of California
Betaling per post met de onderstaande benodigde informatie aan:
The UCLA Alzheimer’s Disease Center
760 Westwoord Plaza
Los Angeles, CA 90095-1759
USA
Naam:
Instelling:
Adres:
Aantal gewenste tapes (elk $25):
(N.V.T.)
© 1998 NPI-NH J.L. Cummings. Nederlandse vertaling 1999, J.F.M. de Jonghe, Th. Schilt, L.M. Borkent, M.G. Kat.
Bijgevoegde hoeveelheid geld:
Voor meer informatie belt u 001-310-206-5238