notitie - ruimtelijkeplannen.equalit.nl · * classificatie gebaseerd op het cultuurtechnisch...

19
Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0101106 22 mei 2013 259066 Betreft Rioleringsplan Everdenberg II, te Oosterhout 1 Algemeen De gemeente Oosterhout is voornemens het bedrijventerrein Everdenberg richting het oosten uit te breiden met Everdenberg II (zie figuur 1.1). Om deze uitbreiding te kunnen realiseren, is onder andere een uitwerking van de waterhuishouding/riolering noodzakelijk. In deze notitie is het rioleringsontwerp voor het gebied uitgewerkt. De basis voor het rioleringsontwerp bestaat uit: het Globaal waterhuishoudingsplan Everdenberg II (Grontmij, 3 augustus 2011, 259066.ehv.219.R001definitief03); het Aanvullend infiltratieonderzoek bedrijventerrein Everdenberg II te Oosterhout (Grontmij, 22 juni 2012, GM-0065410); de Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (LIOR, gemeente Oosterhout, 2008); de mail met aanvullende uitgangspunten/antwoorden van de gemeente d.d. 17 juli 2012; stedenbouwkundig plan. Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron luchtfoto: Google Maps) Inhoudsopgave: hoofdstuk 2: Uitgangspunten; hoofdstuk 3: Wegpeilen; hoofdstuk 4: Rioleringsontwerp; hoofdstuk 5: (Controle)berekening; hoofdstuk 6: Besluit gemeente; bijlage 1: Mail aanvullende uitgangspunten/antwoorden gemeente Oosterhout; bijlage 2: Rioleringsontwerp en wegpeilen. Oosterhout

Upload: dinhhanh

Post on 26-Feb-2019

220 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Notitie

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0101106 22 mei 2013 259066 Betreft Rioleringsplan Everdenberg II, te Oosterhout

1 Algemeen De gemeente Oosterhout is voornemens het bedrijventerrein Everdenberg richting het oosten uit te breiden met Everdenberg II (zie figuur 1.1). Om deze uitbreiding te kunnen realiseren, is onder andere een uitwerking van de waterhuishouding/riolering noodzakelijk. In deze notitie is het rioleringsontwerp voor het gebied uitgewerkt. De basis voor het rioleringsontwerp bestaat uit: • het Globaal waterhuishoudingsplan Everdenberg II (Grontmij, 3 augustus 2011,

259066.ehv.219.R001definitief03); • het Aanvullend infiltratieonderzoek bedrijventerrein Everdenberg II te Oosterhout (Grontmij,

22 juni 2012, GM-0065410); • de Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (LIOR, gemeente Oosterhout, 2008); • de mail met aanvullende uitgangspunten/antwoorden van de gemeente d.d. 17 juli 2012; • stedenbouwkundig plan.

Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron luchtfoto: Google Maps) Inhoudsopgave: • hoofdstuk 2: Uitgangspunten; • hoofdstuk 3: Wegpeilen; • hoofdstuk 4: Rioleringsontwerp; • hoofdstuk 5: (Controle)berekening; • hoofdstuk 6: Besluit gemeente; • bijlage 1: Mail aanvullende uitgangspunten/antwoorden gemeente Oosterhout; • bijlage 2: Rioleringsontwerp en wegpeilen.

Oosterhout

Referentienummer Pagina GM-0101106 2 van 16

2 Uitgangspunten Bij het ontwerp zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • de plangrens volgens figuur 2.1; • voor het ontwerpen en dimensioneren van de hemelwaterafvoer (HWA) is gebruik gemaakt

van het Globaal waterhuishoudingsplan, Aanvullend infiltratieonderzoek, de LIOR, aanvullende uitgangspunten van de gemeente Oosterhout en het stedenbouwkundig plan. Tevens is de leidraad riolering module B2100 ontwerpgrondslagen voor afvalwater en B2200 ontwerpgrondslagen voor hemelwater toegepast;

• aanleg van een verbeterd gescheiden stelsel (VGS) waarbij het afvoerend oppervlak van de openbare wegen en de terreinverharding van de bedrijfskavels op de openbare HWA-riolering wordt aangesloten. Het VGS voorkomt dat potentieel verontreinigd water afstroomt richting oppervlakte- en grondwater;

• het hemelwater dat op de daken valt, wordt op de bedrijfskavels geborgen en geïnfiltreerd; • het hemelwater dat op de woon-werkkavels valt, wordt rechtstreeks naar de retentie/wadi

afgevoerd; • de HWA-riolering wordt uitgevoerd met één of meerdere overstortvoorzieningen op de sloot

en retentie/wadi; • de berging en infiltratie van hemelwater vindt plaats binnen de nieuwe sloot aan de oostzijde

van het gebied en de retentie/wadi. Dit is exclusief het hemelwater dat op de bedrijfskavels wordt geborgen en geïnfiltreerd. De bergingseis voor de voorzieningen is dat de regenbui T=100 kan worden geborgen (=780 m3 per ha verharding). Daarnaast dienen de voorzieningen binnen 24 tot 48 uur leeg te lopen.

Figuur 2.1: Plangrens (bron luchtfoto: Google Maps)

Referentienummer Pagina GM-0101106 3 van 16

Vervolg uitgangspunten: • de berging en infiltratie van hemelwater vindt plaats boven de gemiddeld hoogste

grondwaterstand (GHG). Waar de bodem van de sloot en/of retentie/wadi lager wordt afgegraven dan de GHG, vindt tijdens een GHG-periode geen infiltratie plaats;

• binnen het Aanvullend infiltratieonderzoek is de GHG geschat. Ten opzichte van NAP verloopt de GHG van NAP +5,4 m in het middenwesten tot: ° NAP +5,35 m in het middenzuiden; ° NAP +5,0 m in het oosten; ° NAP +4,3 m in het noordwesten; ° NAP +4,6 m in het noordoosten;

• de sloot en retentie/wadi zullen deels met behulp van infiltratie leeglopen. Volgens het Aanvullend infiltratieonderzoek heeft de bodem een matige tot vrij goede waterdoorlatendheid (zie tabel 2.1);

• bij de berekening van het benodigde bergingsvolume wordt met infiltratie van hemelwater in de bodem van de retentievoorzieningen gedurende de bui rekening gehouden;

• voor het bepalen van de wegpeilen/putdekselhoogtes is uitgegaan van de ontwateringsnorm voor de wegen van 0,7 m en voor groen van 0,5 m. De ontwateringsnorm is het verschil tussen het peil van de weg/het groen en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). De GHG is bepaald binnen het Aanvullend infiltratieonderzoek;

• de afvalwater-/droogweerafvoer (DWA) van de woon-werkkavels wordt aangesloten op de bestaande drukriolering in de Heikantsestraat, gelegen ten noorden van de kavels;

• de DWA van alle andere bedrijfskavels middels een nieuw gemaal en persleiding aansluiten op de bestaande riolering in Everdenberg I;

• de riolering dient voldoende afvoercapaciteit te hebben om bui 10 (T=10) uit de Leidraad Riolering, module C2100, te kunnen verwerken zonder dat daarbij water op straat wordt berekend;

• in tabel 2.2 en 2.3 zijn de ontwerpnormen voor respectievelijk het HWA- en DWA-riool weergegeven.

Voor het rioleringsontwerp is uitgegaan van de volgende tekeningen (DWG-formaat): • het stedenbouwkundig plan “EverdenbergO”, aangeleverd door de gemeente d.d. 12-09-

2012; • bestaande riolering Everdenberg I “EVD2”, aangeleverd door de gemeente d.d. 07-02-2012; • hoogtekaart “110920AHN1 Everdenberg oost”, aangeleverd door de gemeente d.d. 23-09-

2011. Tabel 2.1 Gemiddelde geschatte doorlatendheid per bodemlaag

Diepte (m-mv) k-waarde (meter/dag) Classificatie* 0 tot 0,4 0,2 tot 0,5 Matig tot vrij goed 0,4 tot 0,75 0,2 tot 1,5 Matig tot goed 0,75 tot 4,0 (verkende bodemdiepte)

1,0 tot 3,0 Goed

* Classificatie gebaseerd op het cultuurtechnisch vademecum, Elsevier 2000

Referentienummer Pagina GM-0101106 4 van 16

Tabel 2.2: Ontwerpnormen HWA-riool Afvoercapaciteit: Leidraad Riolering, module C2100 Bui 10 (T=10) geen water op straat. Riool: Minimale dekking op buiten-bovenkant buis 1,1 m, behalve wanneer het aansluitleidingen betreft. Buismateriaal 400 mm of kleiner in PVC; groter dan 400 mm in beton. Minimale buisdiameter 400 mm Buisverhang 1 ‰ Maximale strenglengte 90 m (streven naar een minimaal aantal putten) Minimale afstand tussen kruisende buizen 0,3 m Put: Minimale afmeting controleput 800 x 800 mm met stroomprofiel Verbeterd gescheiden stelsel (VGS): Pompovercapaciteit (p.o.c.) 0,2 mm/h Bergingseis minimaal 4 mm Tabel 2.3: Ontwerpnormen DWA-riool Afvoercapaciteit: Leidraad Riolering, module C2100 Maximale vulling gescheiden riool is 50 % bij Qmax

Vuilwater gebruik (piek) per inwoner 12 l/inwoner/uur Woningbezetting 2,5 inwoners/woning Vuilwater gebruik (piek) bedrijventerrein 0,5 l/s/ha bruto terrein Riool: Minimale dekking op buiten-bovenkant buis 1,1 m Buismateriaal 400 mm of kleiner in PVC; groter dan 400 mm in beton Minimale buisdiameter 315 mm Buisverhang 150 m: 4 ‰; 150-300 m: 3 ‰; 300 m – verder: 2 ‰ Maximale strenglengte 90 m (streven naar een minimaal aantal putten) Minimale afstand tussen kruisende buizen 0,3 m Put: Minimale afmeting controleput 800 x 800 mm met stroomprofiel Persleiding: Minimale dekking 1,0 m Minimale buisdiameter 90 mm Buismateriaal HPDE SDR 17/34 Stroomsnelheid 1,0 m/s Pomp: Inslagpeil Laagst aangesloten b.o.b. Uitslagpeil Verschil tussen inslagpeil en schakelinhoud. Pendelberging (schakelinhoud) V = Qpomp / 4Smax Opstelling Natte opstelling minimaal 0,2 m onder uitslagpeil

Referentienummer Pagina GM-0101106 5 van 16

3 Wegpeilen Tijdens de uitwerking van de waterhuishouding/riolering zijn de toekomstige wegpeilen indicatief bepaald. Eerst zijn op basis van de ontwateringsnorm en de gemiddeld hoogste grondwaterstanden (GHG) de minimale wegpeilen uiteengezet. De GHG is bepaald in het Aanvullend infiltratieonderzoek en de ontwateringsnorm is opgenomen in hoofdstuk 2 van deze notitie. Minimale wegpeilen: • van NAP +6,1 m in het middenwesten tot: • NAP +6,05 m in het middenzuiden; • NAP +5,7 m in het oosten; • NAP +5,0 m in het noordwesten; • NAP +5,3 m in het noordoosten. Op basis van de minimale peilen, de bestaande hoogteligging van het plangebied en de omgeving zijn de indicatieve wegpeilen uitgewerkt. Deze wegpeilen zijn in bijlage 2 op tekening opgenomen. Dit betreffen de putdekselhoogtes.

Referentienummer Pagina GM-0101106 6 van 16

4 Rioleringsontwerp 4.1 Algemeen In figuur 4.1 is de hoofdstructuur van het HWA-riool, ofwel VGS en het DWA-riool weergegeven. Ook zijn de sloot en de retentie/wadi aangegeven. In bijlage 2 zijn de riolering, sloot en retentie/wadi schematisch op tekening opgenomen. Deze tekening vormt de basis voor de besteksuitwerking van de waterhuishouding/riolering.

Figuur 4.1: Plangebied en rioleringsontwerp 4.2 Sloot en retentie/wadi Het van de verhardingen afstromende hemelwater wordt via het HWA-riool afgevoerd naar de sloot en retentie/wadi. In deze voorzieningen vindt de retentie en infiltratie van het hemelwater plaats. Tijdens en na neerslag lopen de voorzieningen deels door infiltratie leeg. Wanneer de voorzieningen tijdens zeer extreme neerslag (groter dan de regenbui T=100) vol komen te staan, kunnen deze overstromen naar de bestaande sloot aan de noordzijde van de retentie/wadi (= noodoverloop). Naast de noodoverloop wordt aanbevolen de retentie/wadi te voorzien van een vertraagde afvoer. Deze vertraagde afvoer is voor de zekerheid wanneer de infiltratiecapaciteit van de bodem tegenvalt en de voorziening te vaak en lang vol blijft staan met water. De vertraagde afvoer mag niet meer bedragen dan 2 keer de landelijke afvoer tijdens de bui T=100.

Referentienummer Pagina GM-0101106 7 van 16

Ontwerp sloot en retentie/wadi: • conform het Globaal waterhuishoudingsplan is binnen de voorzieningen een maximale

peilstijging van 0,5 m mogelijk. Bij een grotere peilstijging stromen de voorzieningen over in de bestaande sloot ten noorden van de retentie/wadi (= noodoverloop);

• om de 0,5 m peilstijging te kunnen realiseren, zijn de volgende maagregelen nodig: ° de bodem tussen de retentie/wadi en bestaande sloot dient te worden afgewerkt op

NAP +5,5 m; ° alle andere insteken van de retentie/wadi en nieuwe sloot (oostzijde plangebied) dienen op

minimaal NAP +5,6 m komen te liggen; • voor de verspreiding van het water tussen de sloot en retentie/wadi is tussen beide

voorzieningen een duiker of roostergoot nodig. Vooralsnog is uitgegaan van een duiker Ø600 mm.

• de sloot in de oostzijde van het plangebied krijgt de volgende opbouw: bodemhoogte: NAP +5,0 m; hoogte insteek: NAP +5,6; talud: 1:1; lengte: circa 600 m; breedte insteek taluds: 4,0 m; beschikbare peilstijging: van NAP +5,0 tot maximaal 5,5 m;

• de retentie/wadi krijgt de volgende opbouw: bodemhoogte: NAP +5,0 m; hoogte insteek: circa NAP +5,6 m; hoogte bodem tussen retentie/wadi en bestaande sloot: NAP +5,5 m; talud: 1:3; oppervlak: ruim 10.000 m2; beschikbare peilstijging: van NAP +5,0 tot 5,5 m;

• om te kunnen infiltreren, wordt veelal een minimale waterdoorlatendheid voor de bodem gehanteerd van 0,5 m/d. In het Aanvullend infiltratieonderzoek is bepaald dat de waterdoorlatendheid van de bodem tot circa 0,75 m –mv (teelaarde- en inspoelingslaag) niet overal voldoet aan de 0,5 m/d. In de bodemlaag onder de inspoelingslaag ligt de doorlatendheid ruim boven de 0,5 m/d. Dit betekent wanneer de sloot en retentie/wadi binnen de teelaarde- en inspoelingslaag worden aangebracht, er een grondverbetering nodig is rondom de voorziening, die doorloopt tot aan de goed waterdoorlatende bodemlaag onder de inspoelingslaag. Omdat de 0,75 m –mv een gemiddelde diepte is, kan de grondverbetering voor specifieke locaties dieper of ondieper uitvallen.

De volgende grondverbetering wordt voor de retentie/wadi voorgesteld: • de toplaag tot circa 0,2 m minus toekomstige bodem geschikt maken voor de groei van gras

en de infiltratie van hemelwater. Dit kan bereikt worden door de vrijkomende teelaarde te mengen met drainagezand in de verhouding twee delen teelaarde en drie delen drainagezand. Het M50 cijfer van het drainagezand dient overeen te komen met het M50 cijfer van de vrijkomende teelaarde;

• de grasmat realiseren door het inzaaien van graszaad. Het toepassen van grasmatten is niet wenselijk omdat deze doorgaans zijn geteeld op grond met een te hoog leem-, lutumgehalte en/of organisch stofgehalte.

• onder de toplaag een 0,5 m brede drainagesleuf aanbrengen tot aan de goed doorlatende laag onder de inspoelingslaag. Binnen het oppervlak van de retentie/wadi zijn meerdere drainagesleuven nodig met een tussenafstand van circa 30 m. De sleuf opvullen met drainagezand (conform de standaard RAW 2005). Inspoeling van gronddeeltjes en beschadiging door wortels voorkomen door het toepassen van een geotextiel rondom de sleuf;

• in de drainagesleuf een drainagebuis aanbrengen, waarmee overtollig water uit de sleuf vertraagd wordt afgevoerd naar de bestaande sloot aan de noordzijde van de retentie/wadi;

• om te voorkomen dat via de drainage grondwater wordt afgevoerd, komt de afvoer van de drainage boven de GHG te liggen. Hiervoor is tussen de retentie/wadi en de bestaande sloot een drainageput nodig met een drempel van NAP +5,0 m.

Referentienummer Pagina GM-0101106 8 van 16

4.3 HWA-riool Het hemelwater dat via de aangesloten verharding tot afstroming komt, wordt via HWA-riolen afgevoerd en met behulp van overstortvoorzieningen uitgelaten richting de sloot en retentie/wadi. In verband met de uitvoering van het HWA-riool als VGS is het HWA-riool voorzien van twee pompen. De zogenaamde “firstflush” (potentieel verontreinigd water) wordt met pomp 1 naar de DWA-riolering afgepompt. Pomp 2 pompt de HWA-riolering na een regenbui leeg in de retentie/wadi. Dit is conform het uitgangspunt van de gemeente Oosterhout. Het is niet mogelijk om de exacte omvang van de firstflush te bepalen, daarom wordt geadviseerd om de draaitijd van pomp 1 op een uur in te stellen met behulp van een tijdschakelaar. Na de draaitijd van pomp 1 slaat pomp 2 aan die het HWA-riool verder leegpompt in de retentie/wadi. Geadviseerd wordt om voor de installatie en de aansturing van de pompen contact op te nemen met een pompleverancier. De pompcapaciteit van beide pompen zijn berekend op basis van 0,2 mm/h (pompovercapaciteit). De resultaten van deze berekening zijn weergeven in paragraaf 5.1. Aanvullingen HWA-ontwerp: • naast de overstortvoorzieningen op de sloot krijgt de HWA-riolering ook een

overstortvoorziening op de retentie/wadi in het noordwesten van het gebied. Hiermee wordt de lengte van de druklijnen in de riolering flink teruggebracht. Hiermee wordt voorkomen dat de diameter van de riolering relatief groot dient te worden;

• gezien de bodem van de sloot en retentie/wadi hoger ligt dan de bovenkant van de riolering, is het niet nodig de overstortvoorzieningen te voorzien van een drempel. De bodem ligt overal op NAP +5,0 m;

• gezien de ligging van de sloten en retentie/wadi is gekozen om het gemaal (twee pompen) in de westrand halverwege de boulevard te plaatsen;

• de rioolleidingen lopen af richting de pompen, zodat de riolering met behulp van de pompen volledig leeggepompt kan worden;

• om het water af te kunnen pompen richting de retentie/wadi is een persleiding nodig tussen pomp 2 en de retentie/wadi;

• op het eind van de persleiding kan het water met een hoge stroomsnelheid de retentie/wadi instromen waardoor het talud kan uitspoelen. Geadviseerd wordt om bij de uitlaat van de persleiding een gootje of andere bodembescherming toe te passen;

• om te voorkomen dat het hemelwater uit de sloot en retentie/wadi terugstroomt in de HWA-riolering en continu wordt rondgepompt, dienen de overstortvoorzieningen van een terugslagklep te worden voorzien;

• vanwege de ondiepe sloot en wadi is er weinig ruimte om een uitlaat met voldoende dekking aan te leggen, daarom is de overstortvoorziening met behulp van een put met rooster gerealiseerd. Op de leiding die onderin de put aansluit, kan de terugslagklep worden geplaatst. Het onderhouden van de overstortvoorzieningen is een aandachtspunt;

• aandachtspunt is waar het HWA-riool de bestaande watergang (waterloop categorie A) aan de westzijde van het gebied kruist. Het riool ligt ter hoogte van de watergang op circa NAP +3,5 tot 3,7 m. Afgaand op de diameter van 600 mm en wanddikte van circa 0,1 m ligt de bovenzijde van de buis op circa NAP +4,2 tot +4,4 m. Het toekomstige maaiveld ter hoogte van de watergang komt na ophoging op minimaal NAP +5,5 m te liggen. Hierop afgaand is voor de (toekomstige) diepte van de watergang minimaal 1,0 m beschikbaar. Mogelijk dient de watergang te worden geherprofileerd en is ter hoogte van de kruisingen in de bodem een bescherming nodig ten behoeve van het HWA-riool;

• ook de persleiding voor de afvoer van hemelwater naar de retentie/wadi kruist de watergang. Echter de diepte van de persleiding kan worden afgestemd op de benodigde diepte van de watergang.

Referentienummer Pagina GM-0101106 9 van 16

4.4 Afvoerend oppervlak Het afvoerend oppervlak is afkomstig uit het Globaal waterhuishoudingsplan en is weergegeven in tabel 4.1. Het totaal afvoerend oppervlak voor het HWA-riool/VGS is bepaald op 9,5 ha. Bij het bepalen van het afvoerend oppervlak is uitgegaan dat een deel van de boulevard direct afwatert in de berm. Tabel 4.1: Afvoerend oppervlak Gesloten verhard

oppervlak (m2) Open verhard oppervlak (m2)

Daken (m2) Totaal (m2)

HWA-riool 17.000 78.000 - 95.000 4.5 DWA-riool Het DWA-riool stroomt onder afschot af richting het gemaal halverwege de boulevard. Het gemaal prikt middels een persleiding Ø90 mm in op de bestaande persleiding in Evenderberg I. De woningen langs de Heikantsestraat, gelegen ten noorden van de voorziende retentie/wadi, worden rechtstreeks op het bestaande drukriool aangesloten. De locatie van het gemaal is bepaald op basis van de afstand, het afschot en de diepteligging van de riolering. De gekozen locatie zorgt voor de minst grote diepteligging van de riolering; dus minste grondverzet. Om het aantal kruisingen te beperken, wordt het DWA-riool, in tegenstelling tot de voorkeur van de gemeente, uitgevoerd in een boomstructuur. Dit betekent dat de riolen in de oostelijk gelegen weg niet met elkaar zijn verbonden. Aandachtspunt is waar het DWA-riool de bestaande watergang (waterloop categorie A) aan de westzijde van het gebied kruist. Het riool ligt ter hoogte van de watergang op circa NAP +3,2 m. Afgaand op de diameter van 315 mm en wanddikte van circa 0,05 m ligt de bovenzijde van de buis op circa NAP +3,6 m. Hiermee ligt de bovenzijde van het DWA-riool dieper dan de bovenzijde van het HWA-riool en is het DWA-riool niet de beperkende factor. Het toekomstige maaiveld ter hoogte van de watergang komt na ophoging op minimaal NAP +5,5 m te liggen. Hierop afgaand is voor de (toekomstige) diepte van de watergang maximaal 1,9 m beschikbaar. Ook de persleiding voor de afvoer van het afvalwater kruist de watergang. Echter de diepte van de persleiding kan worden afgestemd op de benodigde diepte van de watergang.

Referentienummer Pagina GM-0101106 10 van 16

5 (Controle)berekening 5.1 Sloot en retentie/wadi Afgaand op het beschikbare retentie- en infiltratievolume kan de regenbui T=100 (eis waterschap) volledig binnen de sloot en retentie/wadi worden verwerkt. De benodigde retentie is bepaald op circa 5.120 m3 en de beschikbare op 5.660 m3. Daarnaast lopen de voorzieningen voldoende snel leeg (binnen 24 tot 48 uur). 5.1.1 Benodigde retentie Zonder infiltratie in de voorzieningen komt de benodigde retentie uit op 7.410 m3, die valt in twee dagen (9,5 ha x 780 m3/ha). Met infiltratie in de voorzieningen valt de benodigde retentie natuurlijk kleiner uit. Echter aandachtspunt is dat het grootste benodigde retentievolume bij het rekenen met infiltratie niet na twee dagen is, maar op de tijdstippen 300 en 600 minuten (zie tabel 5.1). Op deze tijdstippen komt de benodigde retentie uit op circa 5.120 m3. Tabel 5.1: Neerslag en infiltratie tijdstippen T=100 Tijd Neerslag Infiltratie Benodigde berging (min) (mm) (m3) (m3) (m3) 5 16,9 1.601 15 1.586 30 39,95 3.795 90 3.704 60 46,8 4.442 180 4.262 120 52,3 4.969 361 4.608 180 57,15 5.429 541 4.888 240 60,5 5.747 722 5.026 300 63,4 6.023 902 5.120 360 64,9 6.145 1.083 5.063 600 72,9 6.922 1.804 5.118 1440 86,9 8.255 4.330 3.926 2880 101,2 9.614 8.660 954

Het infiltratievolume is berekend op basis van het infiltratieoppervlak en de waterdoorlatendheid van de bodem: • voor het infiltratieoppervlak is uitgegaan van het bodemoppervlak van alleen de retentie/wadi

van circa 8.660 m2. In de werkelijkheid doet ook een deel van het talud mee. Ook kan binnen de sloot een deel van het water infiltreren;

• de waterdoorlatendheid van de bodem ter hoogte van de bodem van de retentie/wadi is gemiddeld 0,5 m/d.

5.1.2 Beschikbare retentie Het beschikbare retentievolume van 5.660 m3 bestaat uit 990 m3 in de sloot en 4.670 m3 in de retentie/wadi. Ondanks dat de voorzieningen voor de zekerheid worden voorzien van een vertraagde afvoer, is deze niet meegenomen in de berekening van het beschikbare retentie- en infiltratievolume (zie tabel 5.1). Deze vertraagde afvoer is namelijk nagenoeg gelijk aan de hoeveelheid hemelwater dat op de sloot en retentie/wadi valt.

Referentienummer Pagina GM-0101106 11 van 16

5.1.3 Lediging retentievoorzieningen Tijdens en na een regenbui dienen de sloot en de retentie/wadi voldoende snel leeg te lopen. Dit gebeurt doormiddel van infiltratie. Naast de infiltratie draagt ook de vertraagde afvoer bij aan de leegloop van de sloot en de voorziening. Hiermee is binnen de berekening geen rekening gehouden. De retentievoorzieningen lopen na volledige vulling binnen circa 28 uur leeg. Dit is gebaseerd op de volgende gegevens: • bij een bui T=100 staat in de sloot en retentie/wadi 5.120 m3 water; • voor het infiltratieoppervlak is uitgegaan van het bodemoppervlak van alleen de retentie/wadi

van circa 8.660 m2. In de werkelijkheid doet ook een deel van het talud van de retentie/wadi mee en een deel van de bodem/het talud van de sloot;

• de waterdoorlatendheid van de bodem is gemiddeld 0,5 m/d. 5.2 HWA- riool Voor het toetsen van de afvoercapaciteit is gebruik gemaakt van standaardbui 10 met een piekintensiteit van 210 l/s/ha volgens de module C2100 Leidraad Riolering “Rioleringsberekeningen, hydraulisch functioneren”. In figuur 5.1 zijn de berekeningsresultaten voor het nieuwe HWA-riool grafisch weergegeven door middel van waking. Waking betreft het hoogteverschil tussen het maaiveld en de maximaal berekende waterstand in de putten.

Figuur 5.1: Waking HWA riool bui 10

Referentienummer Pagina GM-0101106 12 van 16

Bij de berekening van de afvoercapaciteit in SOBEK is uitgegaan van een waterpeil van NAP +5,2 m in de sloot en retentie/wadi. In het plangebied wordt bij standaardbui 10 geen water op straat berekend. Op verzoek van de gemeente is het overstortvolume per overstortvoorziening bepaald en weergegeven in tabel 5.2. Ter vergelijking zijn ook de overstortvolumes bij standaardbui 08 in de tabel weergegeven. Uit de tabel blijkt dat het overstortvolume bij standaardbui 10 gemiddeld met 50% is toegenomen ten opzichte van de situatie bui 08. Tabel 5.2: Overstortvolume Everdenberg II Knooppuntnummer Type Volume bui 8 (m3) Volume bui 10 (m3) Toename in % R12Ac1 uitlaat 211,2 379,2 44,30 R15Ac1 uitlaat 249,3 575,7 56,70 R23Ac1 uitlaat 273,7 608,6 55,03 R30Ac1 uitlaat 256,6 473,7 45,83 R32Ac1 uitlaat 88,3 156,5 43,58 R43c1 uitlaat 215,7 501,4 56,98 Overige berekeningen: • in het HWA-riool is circa 5,4 mm berging beschikbaar. Bij de berekening van de

bergingscapaciteit is uitgegaan van een leeg riool. De putten zijn in de bergingsberekening meegenomen;

• de pompcapaciteit per HWA-pomp (1 en 2) is berekend op 20 m3/h. Hierbij is uitgegaan van een poc (pomp overcapaciteit) van 0,2 mm/h (conform Globaal waterhuishoudingsplan) en het afvoerend oppervlak van 95.000 m2;

• de persleiding vanaf de HWA-pompen is berekend op Ø90 mm. Hierbij is uitgegaan van een stroomsnelheid van 1 m/s.

5.3 DWA-riool De geprojecteerde DWA-leidingen dienen te voldoen aan de maximale vullingseis van 50% bij een maximaal debiet. Dit betekent dat een willekeurige DWA-leiding bij een piekafvoer, bij een minimaal verhang van 2 ‰, maximaal voor 50% gevuld mag zijn. Voor de berekening van de DWA-productie van de bedrijventerreinen is uitgegaan van 0,5 l/s/ha. Het bruto oppervlak van het plangebied is bepaald op 24 ha. In tabel 5.3 is de DWA-productie weergegeven. Uit tabel 5.3 blijkt dat de maximale afvoer richting het gemaal 43,2 m3/h bedraagt. De berging in het DWA-riool is circa 128 m3. Dit is gelijk aan een dagproductie van circa 3 dagen. De totale pompcapaciteit voor de DWA-pomp, inclusief de poc van het totale HWA-riool, is berekend op 62 m3/h. De diameter van de eindstreng die op het gemaal is aangesloten, is bepaald op Ø400 mm. Bij de overige diameters is een Ø315 mm toegepast. De te instaleren pompcapaciteit ten behoeve van de persleiding bedraagt 62 m3/h. Dit betekent dat bij een stroomsnelheid van 1 m/s de diameter van de persleiding Ø160 mm wordt. Indien er onvoldoende capaciteit in het bestaande systeem zit, is een aanpassing van het gemaal van Everdenberg I noodzakelijk. Geadviseerd wordt om voor de keuze van het pomptype contact met de fabrikant op te nemen.

Referentienummer Pagina GM-0101106 13 van 16

Tabel 5.3: DWA-productie bedrijventerrein DWA-productieWoningenAantal woningenGemiddeld aantal inwoners per woning 0,00Totaal aantal inwoners 0Gemiddelde DWA-productie per inwoner 0,012 [m³/h] 0,003 [l/s]DWA woningen 0,000 [m³/h] 0,000 [l/s]BedrijvenBruto oppervlak bedrijventerrein 24,000 [ha]DWA-productie per bruto ha 1,800 [m³/h]DWA bedrijven 43,200 [m³/h] 12,000 [l/s]Extra invoerConstant (buiten beschouwing bij piekafvoer) 0,00 [m³/h] 0,00 [l/s]Variabel 0,00 [m³/h] 0,00 [l/s]Extra invoeren 0,00 [m³/h] 0,00 [l/s]TotaalGemiddelde DWA-afvoer 43,20 [m³/h] 12,00 [l/s]Piek factor (max. 3.00) 2,22Piekafvoer Qpiek 26,66 [l/s]

VullingBodemverhang 2,0 [‰]Maximaal toegestaan vullingspercentage 50%Gekozen diameter 400 [mm]Qvol ø400 bij afschot 2 ‰ 94,86 [l/s]Debiet ten opzichte van volledig gevuld buis (Qpiek /Qvol) 28%Vulling (H/D) 36%Schuifspanning 3,2 [N/m²]Minimaal benodigde diameter t.b.v. vullingseis 400 [mm] Q50%: 46,43 [l/s]

Benodigde bergingMinimale DWA-berging 24 [h](dagelijkse DWA-productie = 10 x uurgemiddelde) 432,0 [m³]

Referentienummer Pagina GM-0101106 14 van 16

6 Besluit gemeente Bij het opstellen van dit rioleringsplan is de beschreven oplossing voor de berging/infiltratie van het hemelwater het uitgangspunt geweest. Door voortschrijdend inzicht op stedenbouwkundig gebied en onderhoudsgebied zal de Gemeente Oosterhout in de verdere uitwerking van het plan een gewijzigd ontwerp van de berging-/infiltratiezones doorvoeren. De uitgangspunten en uitkomsten van het rioleringsplan blijven daarbij gehandhaafd. Het verschil met voorliggend plan heeft met name betrekking op: • de ligging van de sloot aan de oostzijde van het plan; • het verlagen van de slootbodem tot zeker 0,2 m onder overstortdrempel en het deels verlagen

van de retentie/wadi tot circa NAP +4,3 m. Hiermee is er tijdens de droge (zomer)perioden, wanneer de grondwaterstand relatief laag staat, meer ruimte voor hemelwater in de sloot en retentie/wadi. Het doel hiervan is dat het waterpeil tijdens extreme neerslag in de droge (zomer)perioden statistisch gezien maar 1 keer per 10 jaar hoger stijgt dan de hoogte van de overstortvoorzieningen van het hemelwaterriool en er dus water terugloopt in het riool;

• de overstorten zonder fysieke drempel en voorzien van terugslagkleppen vervangen door overstorten met drempel en zonder terugslagkleppen. De hoogte van de drempel ligt op NAP +5,5 m. Het weglaten van de kleppen is mogelijk gezien het verlagen van de bodem van de sloot en retentie/wadi (zie vorige bullet).

Bij de verdere uitwerking van het plan voor Everdenberg II worden waar nodig nadere waterhuishoudkundige berekeningen uitgevoerd om de dan bepaalde hoeveelheden te toetsen. Dit betekent dat er nog een redelijke vrijheid aanwezig is bij het ontwerpen van het definitieve plan.

Referentienummer GM-0101106

Bijlage 1

Mail aanvullende uitgangspunten/antwoorden gemeente Oosterhout

1

Kossen, Sander

Van: Ellen van der Bend (Gemeente Oosterhout) [[email protected]]Verzonden: dinsdag 17 juli 2012 15:34Aan: Kossen, SanderOnderwerp: RE: Mail 3 waterhuishoudingsplan Everdenberg-OostBijlagen: Bijlage D vGRP.pdf; M-Tekening.pdf

Hoi Sander, Hierbij kort de vast legging van de besproken antwoorden van de openstaande vragen uit onderstaande mails Van: Kossen, Sander [mailto:[email protected]] Verzonden: dinsdag 21 februari 2012 14:12

Aan: Ellen van der Bend (Gemeente Oosterhout)

CC: Taminiau, Joep Onderwerp: Mail 3 waterhuishoudingsplan Everdenberg-Oost Toelichting opzet riolering: • RWA/VGS:

o Naast de uitstroomvoorzieningen in de sloot ook één uitstroom aangebracht in de retentie-/infiltratievoorziening. Hiermee wordt voorkomen dat de diameter van de leidingen te groot wordt. Aandachtspunt zijn de kruisingen met de leggerwatergang. Uitleg Grontmij; in verband met de druklijnen die ontstaan in de lange rioolstrengen, toestromend naar het gemaal van west naar oost wordt een extra uitstroompunt aangelegd in tegen gestelde richting om de fictiev edruklijnen op te vangen, zodat de diameter niet te groot hoeven te worden .

o Om het RWA na een bui leeg te kunnen pompen is een persleiding nodig vanaf het gemaal/pomp naar de retentie-/infiltratievoorziening; Akkoord

o De pomp waarmee de RWA wordt leeggepompt kan worden gecombineerd met de pomp die de p.o.c. (First-flush) vanuit het RWA naar het DWA afpompt > dus één pomp voor het VGS; Twee pompen : 1 first-flush-pomp deze pompt in het DWA compartiment en 1 ledigingspomp deze pompt middels een persleiding in de bergings-/retentievoorziening.

• DWA: o Ons voorstel is om binnen Everdenberg II toch een nieuw gemaal te plaatsen + een persleiding naar het

riool/gemaal/de persleiding van Everdenberg I. Wanneer de DWA compleet onder vrijverval naar het gemaal van Everderberg I gaat komt het riool op circa NAP +2,0 m te liggen. Dat is meer dan 4,0 m minus het maaiveld dat op circa NAP +6,2 m ligt. Dit neemt veel grondwerk met zich mee; Correct, wel nogmaals bekijken wat de meest ideale lokatie is voor het gemaal,afstroming in relatie tot grondverzet. De dwa riolen aan de oostzijde onderling met elkaar verbinden ivm berging etc.

o Wat komt er eigenlijk op het meest zuidelijke niet verkavelde perceel? Wordt dat één groot bedrijf? Hier kunnen mogelijk enkele grotere kavels komen tot 10.000 m2.

Van: Kossen, Sander

Verzonden: vrijdag 17 februari 2012 12:21

Aan: 'Ellen van der Bend (Gemeente Oosterhout)' Onderwerp: 2 aanvullende vragen waterhuishoudingsplan Everdenberg-Oost Hierbij twee aanvullende vragen: • Indien we op het bestaande gemaal mogen inprikken hebben we gegevens, zoals afmetingen van de

pompkelder, van het gemaal nodig. Kun je deze aan mij doormailen? Zie bijgevoegd de opstellingstekening van het gemaal.

• Op basis van jullie LIOR heb ik de ontwerpnormen voor de riolering uitgezet (zie bijgevoegd PDF-bestand “2012-02-17 Ontwerpnormen riolering”. Zijn deze ontwerpnormen akkoord? Ja, deze zijn akkoord. Wij hanteren als gemeente, afstand tussen rioolputten maximaal 90 mtr. Kun je mij trouwens een PDF van jullie LIOR aanleveren? LIOR is reeds aangeleverd. Zie bijgevoegd de ontwerpeisen voor nieuwbouw van de gemeente Oosterhout uit het vGRP, bijlage D.

Van: Kossen, Sander Verzonden: donderdag 16 februari 2012 10:39

Aan: 'Ellen van der Bend (Gemeente Oosterhout)'

2

CC: Taminiau, Joep

Onderwerp: Herinnering uitgangspunten waterhuishoudingsplan Everdenberg-Oost Vragen (uitgangspunten): 1. Blijft het oorspronkelijke uitgangspunt voor de retentie/infiltratie van hemelwater staan? Het hemelwater dat op de

gebouwen valt (50% van totaal verhard oppervlak binnen de kavels) wordt binnen de bedrijfskavels geborgen en geïnfiltreerd; het hemelwater dat op de openbare wegen en de terreinverhardingen van de kavels valt wordt via een hemelwaterstelsel (VGS) afgevoerd naar een sloot en retentie-/infiltratievoorziening. In de sloot en voorziening vindt de berging en infiltratie van het water plaats; Ja, voor wat mij betreft blijft dit het uitgangspunt. De projectleidster van het project bevestigd dit nog extra bij de opdracht van de extra werkzaamheden voor de grondbalans en de dwarsprofielen.

2. Het hemelwaterstelsel uitvoeren als een VGS of de zuivering van het potentieel verontreinigde water toch realiseren met een bodempassage = sloot en retentie-/infiltratievoorziening? Zie overweging in onderstaande mail; RWA stelsel uitvoeren als VGS. Overweging is dat illegaal gebruik van de riolering i.r.t. grondwaterzorgplicht hiermee kan worden ondervangen. Wel ben ik er me van bewust dat in de regeling van het gemaal goed nagedacht dient te worden over de first-flush regeling.

3. Is het akkoord dat het DWA-riool vanuit Everdenberg II wordt doorgetrokken tot aan het bestaande gemaal in de zuidwesthoek van het bestaande bedrijventerrein Everdenberg I? Zie info in onderstaande mail; Reeds beantwoord.

4. Uitwerking waterhuishouding noordelijke kavels, de woon-werkkavels: o Wat is de ligging van de woon-werkkavels en is deze ligging definitief? Eerst lagen zowel ten westen als

ten oosten van de bestaande kavel nieuwe woon-werkkavels (zie bijgevoegd PDF-bestand “2012-02-16 Indicatieve wegpeilen”. In de recent ontvangen tekening staan alleen ten oosten van de bestaande kavel woon-werkkavels. Daarbij staan verschillende vormen van de kavels door elkaar getekend (zie bijgevoegd PDF-bestand “2012-02-14 Ontwerp sloot + retentie”); Deze vraag ligt bij de projectleidster van het project, deze stuurt hopelijk nog de juiste tekening tesamen met de opdracht van de extra werkzaamheden voor de grondbalans en de dwarsprofielen.

o Blijft het oorspronkelijke uitgangspunt voor de afvalwaterafvoer staan? De afvalwaterafvoer direct aansluiten op de drukriolering. Graag zien wij nog de capaciteit van de drukriolering tegemoet? Als uitgangspunt kan worden aangenomen dat de woon/werkkavels qua dwa aangesloten gaan worden op de bestaande drukriolering aan de Heikantsestraat. Dee wordt hiervoor indien nodig uitgebreid.

o Hoe dienen we om te gaan met het hemelwater dat afstroomt van de terreinverhardingen binnen de woon-werkkavels? In het profiel van de bestaande weg aan de noordzijde van de kavels (Heikantsestraat) is weinig tot geen ruimte voor de aanleg van een hemelwaterstelsel. Misschien kunnen we het hemelwater direct richting de retentie-/infiltratievoorziening laten afstromen. Aandachtspunt daarbij is dat de zogenaamde First-flush dan niet wordt afgevangen en dat de eventueel benodigde zuivering in de retentie-/infiltratievoorziening dient plaats te vinden (zie ook vraag 2). Een tweede uitgangspunt is of in het gebied tussen de kavels en de retentie-/infiltratievoorziening een afvoer kan worden aangelegd; Als uitgangspunt kan worden aangenomen dat de woon/werkkavels qua rwa direct worden aangesloten op de bestaande sloot/greppel in de Heikantsestraat of op de retentie-/infiltratievoorziening.

5. Is binnen het ruimtelijk plan voldoende ruimte gereserveerd voor de sloot en retentie-/infiltratievoorziening? Deze vraag is al in het globaal waterhuishoudingsplan opgenomen. Echter er is nooit op gereageerd. In bijgevoegd PDF-bestand “2012-02-14 Ontwerp sloot + retentie” zijn de sloot (oostzijde plangebied) en de voorziening in blauw ingetekend. De buitenste lijn is de insteek en de binnenste lijn is de bodem. De insteek van de sloot ligt op 1 meter vanaf de zijkant van het nieuwe fietspad. De sloot heeft een breedte van 4,0 meter, is circa 0,7 meter diep ten opzichte van het toekomstige maaiveld en heeft een talud van 1:1. Voor de retentie-/infiltratievoorziening wordt de gehele groenzone verlaagd met 0,2 tot 0,6 m. Ten opzichte van toekomstig maaiveld ligt de voorziening tussen de 0,5 en circa 1,0 m diep. De voorziening heeft een talud van 1:3; Deze vraag ligt bij de projectleidster van het project, deze stuurt hopelijk nog de juiste tekening tesamen met de opdracht van de extra werkzaamheden voor de grondbalans en de dwarsprofielen.6. Zijn de indicatieve wegpeilen akkoord (zie bijgevoegd PDF-bestand “2012-02-16 Indicatieve wegpeilen”? Deze zijn gebaseerd op de gemiddeld hoogste grondwaterstand ofwel ontwerpgrondwaterstand (GHG), een ontwatering van 0,7 m (=afstand tussen GHG en wegpeil) en de maaiveldhoogtes van omliggend terrein en (zand)wegen. Akkoord.

Met vriendelijke groet, Ellen van der Bend Specialist Watertaken Afdeling Realisatie & Beheer Woonomgeving

Referentienummer GM-0101106

Bijlage 2

Rioleringsontwerp en wegpeilen