omd-correcties 1 1

25
1 De vier elementen in de tuinbouw te Lochristi Bloemisterij Albert Van Hecke en Floréac N.V. Open Monumentendag 2010 Bert Vervaet Lochristi, Cultuurraad en Cultuurdienst, 2010 De omgang van de mens met de vier elementen is het thema van Open Monumentendag Vlaanderen 2010. Aarde, water, vuur en lucht waren voor de mens steeds hulp en bedreiging, middel en uitdaging. Ook de bloementeelt heeft er steeds mee te maken gehad. Het lag dan ook voor de hand dat de Cultuurraad van Lochristi de sierteelt koos om de omgang van de mens met de vier elementen in het licht te stellen. De keuze viel op twee bedrijven nabij de Lozen Boer, die zich op loopafstand van elkaar bevinden. Enerzijds een klassieke bloemisterij die sinds 1936 geleidelijk de moderne technieken heeft geïntegreerd. Anderzijds een groot kantoor- en bedrijfsgebouw dat totaal nieuw werd geopend in 2006.

Upload: brechtherman

Post on 23-Jun-2015

375 views

Category:

Documents


5 download

TRANSCRIPT

Page 1: OMD-correcties 1  1

1

De vier elementen in de tuinbouw te Lochristi

Bloemisterij Albert Van Hecke en Floréac N.V.

Open Monumentendag 2010

Bert Vervaet

Lochristi, Cultuurraad en Cultuurdienst, 2010

De omgang van de mens met de vier elementen is het thema van Open Monumentendag Vlaanderen 2010. Aarde, water, vuur en lucht waren voor de mens steeds hulp en bedreiging, middel en uitdaging. Ook de bloementeelt heeft er steeds mee te maken gehad. Het lag dan ook voor de hand dat de Cultuurraad

van Lochristi de sierteelt koos om de omgang van de mens met de vier elementen in het licht te stellen. De keuze viel op twee bedrijven nabij de Lozen

Boer, die zich op loopafstand van elkaar bevinden. Enerzijds een klassieke bloemisterij die sinds 1936 geleidelijk de moderne technieken heeft geïntegreerd. Anderzijds een groot kantoor- en bedrijfsgebouw dat totaal nieuw werd geopend

in 2006.

Page 2: OMD-correcties 1  1

2

1. De vier elementen in de geschiedenis van Lochristi Aarde

Plaatselijke boeren vormden vanaf de 12de eeuw de heidestroken en bosgronden om tot vruchtbare aarde. Eeuwenlang waren de akkers, in een gesloten landschap met graskanten, houtwallen en sloten, de voornaamste bron van inkomsten. Aarde was bron van leven en aan die aarde werden ook de doden toevertrouwd. Water

Het grondwater zat meestal zeer hoog en was dus gemakkelijk bereikbaar. Van oudsher maakte men putten in hout of in steen in de grond, waaruit het water werd opgehaald. In latere eeuwen was een pomp in een uitgeholde eikenhouten boomstam algemeen verspreid. Voor de dieren waren er poelen of werd water geput uit open “kwelmputten” (open welputten tot onder het grondwaterpeil) in de “roten”. Door het geringe niveauverschil in de tamelijk laag gelegen gronden vormde het teveel aan oppervlaktewater dikwijls een probleem. Dat water werd vooral afgevoerd naar de Zuidlede (via Hasselsgracht, Dijkgracht en Westlede) en naar de Durme (via de Lede). Er kwam pas een degelijke oplossing door de plaatsing van pompgemalen op deze “watergangen”. Het oudste pompgemaal van Lochristi is dit van 1928 op de Dijkgracht aan de Zuidlede te Zaffelare, thans gelegen in het Provinciaal Domein. Typisch voor ons landschap waren de talrijke omwalde hoeves. De enkele of dikwijls dubbele wal zorgde niet alleen voor beschutting, afscherming, waterreservoir en viskweek, maar diende ook als opvang van overtollig water. Vuur

Vuur was nodig voor de meest uiteenlopende bezigheden en beroepen: verwarmen van de woning, koken, bakken van brood, bakken van stenen, smeden, stoken van vernis, branden van wierook, enz. Vanaf de 19de eeuw was vuur nodig voor de stoomtreinen en stoomtrams en werden de stoommachines aangedreven in de plaatselijke oliepersen ("stamperijen"). Vuur en hitte waren ook steeds een bedreiging. Brandweerkorpsen proberen de rampen te beperken. Van 1675 tot 1677 werden grote delen van onze dorpen platgebrand door Franse soldaten. Vuur was ook een straf, zo werden in 1606 twee Beerveldse vrouwen als heks verbrand te Laarne. In vorige eeuw kreeg Lochristi het grootste crematorium van Vlaanderen.

Page 3: OMD-correcties 1  1

3

Lucht

De lucht werd ook dankbaar gebruikt om de was en de vruchten te drogen. De boerenwoningen stonden meestal met de zijgevel naar het westen, zodat zij minder te lijden hadden van de wind en de voorgevel meer zon kreeg. De kracht van de wind werd gebruikt in de ingenieuze uitvinding die de windmolen was. De eerste getuigenissen over korenwindmolens te Lochristi en te Zaffelare dateren van de 13de eeuw. Bijna alle oude sporen van deze eeuwenoude omgang met de elementen zijn verdwenen, zijn nog weinig spectaculair, waren al eerder opgenomen in een Open Monumentendag of waren niet toegankelijk. Van de molens rest alleen nog de romp van een oliemolen in de Rivierstraat. Het “bakkot” op de boerderij werd een zeldzaamheid. In Zeveneken bestaat nog een vernisstokerij en in de ruïnes van het kasteel van Lochristi een ijskelder. Lochristi is echter sinds de 19de eeuw een zeer belangrijk centrum van sierteelt geworden en de bloemisten hebben op tal van manieren te maken met de vier elementen. Daarom werd gekozen om deze beroepsactiviteit in de belangstelling te plaatsen.

Het eerste pompgemaal op de Dijkgracht (1928).

Page 4: OMD-correcties 1  1

4

2. Over het ontstaan van de sierteelt in Lochristi

De weeë geur van aangevoerde bosgrond, de kleurrijke begoniavelden, de zoete geur van vervroren begoniagroen in oktober en de drukte van de verzendingstijd vormen de achtergrond van veel jeugdherinneringen, ook van wie niet opgroeide op een bloemisterij. We vonden dat vanzelfsprekend. Maar zo gewoon is het niet. In de gemeente Lochristi en de deelgemeenten Zaffelare, Beervelde en Zeveneken is het grootste aantal sierteeltbedrijven van België gevestigd. Lochristi is het belangrijkste centrum ter wereld voor de kweek van de azalea. Daarnaast kweekt men er uiteraard nog tal van andere planten zoals rododendron (waarvan de azalea een ondergeslacht is), orchidee, bromelia, begonia, camelia, gloxinia en vele meer. Hoe werd Lochristi zo belangrijk voor de sierteelt? Het antwoord daarop moet in Gent gezocht worden. Lochristi is een uitloper van de Gentse sierteelt. Adel en rijke burgerij

Het ontstaan van de professionele sierteelt in het Gentse heeft alles te maken met een liefhebberij van de rijke klasse in de 17de tot de 19de eeuw. Kasteelheren en gegoede burgerij ondersteunden hun status door een schitterende tuin en een collectie mooie, speciale planten. Om de exotische exemplaren in de winter te beschermen bouwden zij in de tuin van hun kasteel een oranjerie. In Lochristi zijn daarvan nog twee sprekende voorbeelden aanwezig. Prins-bisschop de Lobkowitz liet in 1783 bij zijn buitenverblijf twee oranjerieën bouwen aan de zuidzijde van de paardenstallen, waarvan het huidige kasteel van Lochristi is gemaakt. De latere eigenaars, de redersfamilie De Cock, waren eveneens grote plantenliefhebbers. Van de ene oranjerie werd de traphal gemaakt, maar de andere bleef dienst doen en het was hier dat Charles Vuylsteke als zoon van de hovenier de eerste stappen in de hofbouw zette. Ook even buiten de gemeentegrens staat nog een mooie oranjerie uit het begin van de 19de eeuw aan het kasteel Puyenbrug. Een van de grootste oranjerieën ooit was de winterserre te Gent van Charles de Kerchove de Denterghem, burgemeester van Gent, die op voorouderlijke eigendom te Beervelde een nieuw kasteel liet bouwen met een groot park. Gent was in de 19de eeuw een zeer belangrijke industriestad met een omvangrijke schatrijke burgerij. Zij waren de eerste klanten. Door de export gingen de Gentse bloemen ook naar de omlig-gende landen, waar eveneens de hoge klasse geïnteresseerd was.

Page 5: OMD-correcties 1  1

5

De oranjerie van het kasteel van Lochristi, waar Charles Vuylsteke sr. vakkennis opdeed.

Bijkomende troeven voor Gent

De vruchtbare samenloop van een aantal bijkomende factoren maakten van Gent en omgeving het belangrijkste bloemencentrum. Er was al in 1797 de Kruidtuin in de hovingen van de voormalige abdij van Baudelo (achter Steendam). Die verhuisde later naar het Citadelpark en bleef een studiecentrum van de Gentse universiteit, opgericht in 1817. Een belangrijke figuur was Charles Van Hulthem, een veelzijdig en talentvol man, die ook met Groot-Lochristi te maken had. Het buitenverblijf van de familie was het kasteel Speurdonk te Zaffelare. Een tweede factor was de “ Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde”, opgericht in 1808, eveneens met Van Hulthem als een van de drijvende krachten. Zij organiseerden eerst halfjaarlijkse tentoonstellingen en bouwden een grote tentoonstellingsruimte aan de Coupure. Vanaf 1839 richten zij om de vijf jaar de gekende Floraliën in. Lange tijd bleef het deels een manifestatie van liefhebbers, later meer en meer van beroepsmensen. Zij toonden aan de wereld wat in het Gentse en elders werd gekweekt. Al vier generaties de Kerchove de Denterghem waren voorzitter. Renaud de Kerchove de Denterghem, een broer van de huidige voorzitter, zette vanaf 1977 zijn park te Beervelde open voor de succesrijke tuindagen. Zeer invloedrijk was ook de Tuinbouwschool die in 1847 te Gentbrugge werd gesticht door Louis Van Houtte de grootste bloemist uit de eerste helft van de 19de eeuw. De school verhuisde later naar Gent en uiteindelijk naar Melle. Ten slotte had Gent met zijn wegen, zijn spoorwegen en zijn haven een geschikte ligging voor de export. Charles Vuylsteke (1844-1927)

Charles Vuylsteke was bijna 15 jaar toen zijn vader in 1859 hovenier werd op het kasteel van Lochristi. Bij zijn vader Ferdinand en bij bloemist Jan Van Geert te Sint-Amandsberg leerde hij het vak. Hij richtte zelf de eerste bloemisterij van Lochristi op in 1867 op gronden die hij pachtte van de kasteeleigenaars De Cock.

Page 6: OMD-correcties 1  1

6

Het werd een ongeëvenaard succes. Hij stond in verbinding met gans de wereld voor de aanbreng van nieuwe planten en variëteiten en met de hoogste kringen van Europa voor de verkoop van zijn producten. Onder meer via baron Adrien Goffinet, getrouwd met Maria De Cock en directe medewerker van koning Leopold II, geraakte hij binnen aan koninklijke en keizerlijke hoven. Hij kweekte onder meer palmen, araucaria’s, amaryllissen, camelia’s, begonia’s en azalea’s. Zijn commercieel succes kwam vooral van de vele nieuwe orchideeën die hij door kruisingen deed ontstaan. Zijn invloed was groot te Lochristi en zijn voorbeeld was zeer aanstekelijk. Een aantal werknemers van hem, zoals Jozef De Puysseleyr en David Wulteputte, startten een eigen bedrijf. Anderen volgden uit de meest uiteenlopende beroepen: landbouwers, handelaars, bakkers, ambtenaren en zelfs brouwers en huisdokters. Beschikbare gronden

De plantenkwekers waren aanvankelijk in Gent en de onmiddellijke omgeving gevestigd. Tot rond 1860 was Gent nog grotendeels opgesloten binnen de stadsmuren en moest er tol worden betaald aan de stadspoorten. Toen deze werden afgeschaft nam de bevolking in de randgemeenten enorm toe. Het werd stilaan moeilijker om nog voldoende gronden te vinden. In het landelijke Lochristi en omgeving was die grond er nog wel. Onder meer de familie Goffinet-De Cock te Lochristi en burgemeester Lippens te Zaffelare gaven grond in cijnspacht waar bloemisten zich vestigden. In de omgeving waren drie treinstations (Lochristi-Destelbergen, Beervelde en Oudenbos-Zeveneken). Zaffelare had een buurttram vanaf 1888. De tuinbouw maakte een enorme uitbreiding mee. In Lochristi alleen waren er in 1895 al 47 tuinbouwbedrijven en in 1913 reeds164. De plaatselijke bloemisten brachten ook tal van nieuwe soorten, zoals variëteiten van de azalea japonica. Adolf Van Hecke uit Zaffelare introduceerde deze in 1901-1910 in België. Hij en zijn zonen ontwikkelden meerdere variëteiten die nog op de markt zijn. De eerste wereldoorlog betekende een catastrofe voor de tuinbouw. Er was nog nauwelijks export, de kolen waren onbetaalbaar en men geraakte niet aan nieuw serreglas. Velen stopten en schakelden over op groenteteelt, want er was een voedseltekort. Alleen in Lochristi greep het gemeentebestuur in met grote leningen om de bloemisten te ondersteunen. Door de muntontwaarding werden die leningen na de oorlog vrij vlug terugbetaald. Door allerlei omstandigheden slabakte de tuinbouw tot na de tweede wereldoorlog. Toen kwam de grootste bloei die duurde tot in de jaren 1990. Het Begoniafestival

Lochristi en haar deelgemeenten kenden dan wel het grootste aantal azaleakwekers ooit, toch heeft men zich weinig in groep als dusdanig geprofileerd. Alleen van 1947 tot 1951 werden gezamenlijke verkoopstentoonstellingen ingericht, die vooral de azalea in de kijker stelden. Lochristi heeft zich vanaf 1951 wel geprofileerd met de begoniabloemen. Men kweekte er op grote schaal begonia’s voor de bloembollen, waarbij de bloemen eigenlijk best verwijderd werden om het voedsel naar de bol te laten gaan. Langs de drukke Antwerpse steenweg verkocht men bloemenkransen aan de automobilisten en in 1949 werd een eerste reeks bloementapijten aangelegd. In 1951 startte men het “Begoniafestival” dat jarenlang Lochristi op de kaart zette. De ontwerpen kwamen aanvankelijk van Robert Cosyns, Achiel Van Calenberghe

Page 7: OMD-correcties 1  1

7

en Leon Matthijs. Vanaf 1966 werd Firmin De Vos de belangrijkste tekenaar tot het laatste festival in 1988. Economisch heeft dit alles weinig betekend voor Lochristi aangezien de begoniakweek grotendeels verdween. De talrijke bezoekers waren niet de doelgroep voor de azaleakweek, die wel de belangrijkste bleef. Crisis

Overproductie, grote stookkosten, loonkosten, concurrentie van andere planten, gewijzigd consumentengedrag en andere problemen brachten een crisis teweeg in de azaleakweek. De grandeur van de schitterende kleuren en vormen van de azalea van vroeger moest wijken voor gemakkelijk te kweken supermarktmodellen van één bepaalde soort (Helmut Vogel). Nieuwe variëteiten van azalea indica kwamen de laatste tijd vooral van Duitse kwekers. Toch is er ook nieuws op het Lootse front met onder meer de witte azalea indica “Noralinde” (Hortinno), en een eveneens witte met de zeer sprekende naam “Finesse de Lo” van Drieghe bvba. We vernemen dat men ook terug de “Perle de Saffelaere” gaat kweken. In 2010 werd de Gentse azalea als typisch streekproduct erkend door de Europese commissie. Ondertussen wordt in Lochristi ook een veelvoud aan andere bloemen en planten gekweekt, zoals ook blijkt bij het bezoek aan de twee bedrijven die vandaag in de kijker staan: Bloemisterij Albert Van Hecke te Lochristi-Zeveneken en Floréac aan de Lozen Boer te Lochristi.

3. De vier elementen in de tuinbouw

De professionele tuinbouwers te Lochristi kweken zeer uiteenlopende planten met zeer uiteenlopende eisen qua grond, temperatuur, bevochtiging en beschutting. Een tuinazalea stelt andere eisen dan een bromelia. Een orchidee heeft andere noden dan een tulp (die inderdaad ook hier op beperkte schaal is gekweekt). De eisen evolueren ook naargelang zaaiing, stekken, enten, latere groei, verpakking en verzending. Maar hoe dan ook heeft de tuinbouw in alle opzichten en ononderbroken te maken gehad met de vier elementen. De vele serres in allerlei vormen zijn daarvan het meest zichtbare getuigenis in het landschap. Nog steeds wordt gezocht en geëxperimenteerd met nieuwe technieken. Aarde

De zure, doorlatende zandgrond van Lochristi is zeer geschikt voor ondermeer de begonia en rododendron. Voor vele planten is echter de plaatselijke aarde al lang niet meer nodig. Thans schermt men zelfs veelal de bodem af met een dubbele plastieklaag ter bescherming van de ondergrond en om het water te recupereren. De azalea werd aanvankelijk vooral gekweekt in bosgrond uit dennenbossen. Onder meer August Floré en zijn zonen René en Gustaaf (vader en broers van Achiel Floré van Floréac) te Lochristi en Richard Van Brussel uit Zaffelare handelden indertijd in bosgrond. Thans gebruikt men meestal een mengsel van turf en kokosvezel.

Page 8: OMD-correcties 1  1

8

Vuur

De oudste verwarmingssystemen waren buizen met stoom, geleverd door meerdere stoomketels. Later kwam de verwarming met warm water vanuit verschillende stookplaatsen. Op oude afbeeldingen van de bloemisterijen zijn meerdere schouwen te zien. Omdat koud water daalt werd gestookt in lager gelegen “vuurputten”. Vanaf het bestaan van circulatiepompen kon met het water sturen waarheen men wilde, dus ook hoger en verder. Men stookte met hout en kolen, later met lichte stookolie, zware stookolie, petroleum en aardgas. In extreme gevallen, bijvoorbeeld bij vroege vorst in het najaar, werden de buiten staande azalea’s bedekt met rietmatten op hoepels of besproeid met water. Daarnaast zijn er nog steeds bijkomende warmtebronnen met branders met stookolie, petroleum of gas. De lage serres met één kap werden geleidelijk hoger, met meer kappen en bredere overspanningen. Daardoor kon men efficiënter werken en werden temperatuurverschillen opgevangen. Eertijds waren er ook lage kassen, die gebeurlijk eveneens werden verwarmd. Het raamwerk in duurzaam hout werd aanvankelijk gemaakt door de plaatselijke schrijnwerkers. Vanaf 1938 is de firma De Clercq Gebroeders uit Lochristi, actief als gespecialiseerd serrebouwer. Hout, glas en mastiek werden vervangen door staal, aluminiumprofielen, glas, plastiekfolie, policarbonaat en rubber. Een speciaal klein serretje, de zogenaamde “Wardian case”, werd in de 19de eeuw ontwikkeld voor de verzending van planten die extra moesten beschermd worden en die geleidelijk moesten acclimatiseren aan luchtvochtigheid en warmteverschillen. Van Charles Vuylsteke sr. bleef nog een exemplaar bewaard.

Wardian case zoals het exemplaar dat bij Charles Vuylsteke sr. bewaard bleef.

Page 9: OMD-correcties 1  1

9

Water

Op de oude bloemisterijen waren waterbakken ondergronds met buizen verbonden en deze werden gevuld met regenwater of opgepompt water. Vanuit die bakken werd het water met gieters rondgedragen. Het water voor deze communicerende vaten werd meestal gepompt uit grote gemetselde of betonnen waterputten van vier meter diameter of meer. De pomp werkte indertijd door te draaien aan een groot wiel. Menselijke kracht werd soms vervangen door een hond die lopend een rad in beweging hield. Later kwam de verbrandingsmotor en nog later de elektrische motor, welke nu gestuurd wordt door een computer. Vroeger werd ook uit oude en nieuwe “wallen” (gegraven grachten, hier ook “roten” genoemd) water getrokken. In de 20ste eeuw werden talrijke “reservoirs” gebouwd in allerlei vormen, een tiental meter hoog, waar in het hoogste deel, meestal een rechthoekige kuip, het water werd opgepompt uit de open waterputten. Door de hoogte ontstond druk om met rubberen slangen het water te verspreiden en ook sproeitoestellen te laten voortbewegen. Het water was dikwijls een mengeling van grondwater, regenwater of opgepompt uit dieper gelegen waterlagen (meestal filters of filterputten). Het gebruik van de reservoirs verdween omdat latere pompen voldoende drukkracht en debiet ontwikkelden. Een gespecialiseerde firma voor putboringen is sinds jaren de firma Verhofsté. Het gebruik van dieper gelegen waterlagen wordt door de overheid thans sterk gereglementeerd, gemeten en getaxeerd.

Begieting met gieters vanuit verspreide putten.

Lucht

Tot na de Tweede Wereldoorlog hadden de dorpen van Lochristi een vrij gesloten landschap, waarbij de houtwallen met kaphout (“kanten”) voor een zekere bescherming zorgden. Ook serres beschutten de planten tegen wind. In menige serrecomplexen is thans een vernuftig systeem ontwikkeld, al dan niet computergestuurd, voor betere klimaatsomstandigheden voor de planten. Warme lucht was bijzonder nodig voor het drogen van de miljoenen begonia- en gloxiniabollen die ooit in Lochristi zijn gekweekt.

Page 10: OMD-correcties 1  1

10

4. “Bloemisterij Albert Van Hecke”, Zeveneken-Dorp 134 De bloemisterij Albert Van Hecke wordt thans geleid in de vierde generatie door Koen Van Hecke. Zijn overgrootvader Adolf Van Hecke richtte in 1893 in de Kerkstraat te Zaffelare zijn eerste bloemisterij op en kweekte azalea indica, rododendron, araucaria, begonia, palmen en kentia. In de geschiedenis van de sierteelt wordt hij vermeld als de bloemist die in 1901-1910 de azalea japonica introduceerde in België en hij specialiseerde zich in de ontwikkeling ervan. Hij was de winner van de variëteiten van de Japanse azalea Moederdag (of Moederkensdag) (ca. 1932) en Salmon Hinomayo (1944). Ook zijn vijf zonen, Albert, André, Hubert, René en Clement werden bloemist, Albert in Zeveneken en zijn broers in de Kerkstraat in Zaffelare. René Van Hecke was de winnaar van de japonica-cultivars Etoile de Zaffelare (jaartal onbekend), Explorer (ca. 1960), Insurpassable (1965), May King (ca. 1940), Red Star (ca. 1960) en Royal Pink (ca. 1940). Albert Van Hecke werd geboren in 1905 en als jonge man ging hij op stage in Schotland. In 1936 richtten Albert Van Hecke en zijn echtgenote Maria Wauman in het jaar van hun huwelijk hun bloemisterij in te Zeveneken. Maria Wauman werd geboren te Zeveneken in 1904. Vooraan op de bloemisterij werd in datzelfde jaar 1936 de villa gebouwd. Aannemer Alfred Geers van Zaffelare metselde zowel de villa als de watertoren, waarop Serafien Van den Hende uit Zeveneken de betonnen waterkuip goot. Architect was vermoedelijk Homère Clemminck van Zaffelare. Ook Albert Van Hecke specialiseerde zich in de teelt van azalea japonica en was de winner van meerdere variëteiten: Apotheose (1940), Blauwe Donau (ca. 1964), Brasier (ca. 1940), Excelsior (jaartal onbekend), Madame Albert Van Hecke (ca. 1960), Mercator (jaartal onbekend), Ophelia (jaartal onbekend) en Toreador (ca. 1945). Albert Van Hecke werd opgevolgd door zijn twee zonen, Marc en Paul, welke laatste in de nabijheid van het ouderlijk bedrijf in de Eikstraat een eigen bedrijf stichtte, dat nu eveneens door Koen, zoon van Marc, en zijn echtgenote Sabien wordt uitgebaat. Naast de specialiteit van azalea japonica kweekt men eveneens rododendron, pieris, erica en camelia.

Page 11: OMD-correcties 1  1

11

Water

De bloemisterij startte met drie serres van één kap en enkele lage kassen, die geleidelijk zouden vervangen worden door grotere en bredere serres, en met een waterreservoir van 10 meter hoog, gebouwd in 1936, dat nog steeds in gebruik is als waterbuffer en voor het voeden van enkele aftakpunten. Boven een gebouw in baksteen van 8,5 meter staat een rechthoekig betonnen reservoir van 5,5 x 3,70 x 1,30 meter. Via een dobber wordt rechts bovenaan het waterpeil aangegeven. Het water wordt opgepompt met elektrisch gedreven waterpomp uit een grote open waterput, achter het reservoir rechts, bestaande uit twee betonnen boven elkaar gegoten ringen van elk 1,5 meter hoog met een diameter van 11 meter. Deze waterput wordt gevuld met grondwater (er is geen betonnen bodem), met regenwater van de ernaast staande serres, drie kleine filters van ca. 6 meter diep en enkele filterputten van 12 meter diep. Ter plaatse is dit de beste diepte. Omdat het grondwater hier veel ijzer bevat passeert het een toestel om het ijzer uit het water te filteren. Vanuit het reservoir krijgt het water een druk van ongeveer 1 kg, is perfect bruikbaar voor het grootste deel van de bloemisterij en heeft op normale dagen ook een hogere, dus betere, temperatuur dan grondwater. De ruimte onder het waterreservoir, waar thans onder meer de voedselkuipen staan voor de stoffen die moeten toegevoegd worden, was eertijds de inpakruimte. Daaraan herinnert nog de poort vooraan. In de huidige bergruimten zijn nu tevens de modernere toestellen te zien zoals voor inpotten en inpakken van planten.

Een deel van de uitplant gezien van boven op het reservoir.

Page 12: OMD-correcties 1  1

12

Trajectplan Floréac N.V.

1. Infostand net buiten de ingang van het gebouw. 2. Trap naar boven. 3. 1ste infopunt. 4. 2de infopunt. 5. Trap naar beneden. 6. U gaat naar buiten via 7 of blijft binnen en gaat rechtdoor naar 8. 7. 3de infopunt: waterbuffer gracht, verwarmingsketel, koeltoren. 8. technische ruimte.

9. ingang plantenvoorraad koude serre en buitenruimte. 10. ingang voorraad warme serre. 11. planten-verkooppunt. 12. refter, cafetaria.

Page 13: OMD-correcties 1  1

13

Page 14: OMD-correcties 1  1

14

Aarde

Trouw aan de familietraditie zijn er nog de grote exemplaren van azalea japonica in volle grond, die vooral bij gespecialiseerde tuinliefhebbers aftrek vinden. Aan de oude bloemisterij herinneren nog de enkele oude bloemperken afgeboord met rode dakpannen (achter de ouderlijke villa). In een latere periode werden betonnen plaatjes gegoten. Eveneens van vroeger is nog een deel van de “abri”, een ijzeren stelsel waarop indertijd latwerk werd geplaatst om de planten te beschermen. Zeer interessant detail: de ijzers van deze “abri” zijn afkomstig van de oude bloemisterij Louis Van Houtte, gekocht in De Pinte na de sluiting in 1951. Zoals nu gebruikelijk is wordt de grote productie van planten niet meer in de grond gezet, maar erboven, op een dubbele laag plastiek, zoals te zien is op het oostelijk deel van de bloemisterij. Van hieruit kan het water gerecupereerd worden naar een bovengronds reservoir achteraan het bedrijf.

Achterzijde bloemistenvilla Van Hecke met uitplant van azalea’s, beschermd door latwerk.

Vuur

De serres in glas worden verwarmd met twee stookinstallaties, vroeger op kolen, nu op stookolie. Voor de verwarming van de serre gedekt met dubbele plastiek zijn branders voorzien met petroleum. Petroleum blijft vloeibaar onder 4 graden, stookolie niet. Een petroleumbrander hoeft ook geen schouw. De gekweekte planten stellen qua warmte niet zodanig grote eisen: voor het grootste deel volstaat tijdens de winter dat de vorst wordt buiten gehouden. Het jonge goed wenst meer warmte en daar zijn ook bijkomende branders voorzien met stookolie. De meest delicate plek is de ruimte waar de jonge stekjes wortel moeten schieten, wat zowel qua warmte als qua luchtvochtigheid grote eisen stelt. Eertijds moest de bloemist ter plaatse alert zijn en dag en nacht, jaar in jaar uit waken over temperatuurverschillen. Nu waarschuwt het veiligheidssysteem de bloemist telefonisch als er riskante temperaturen optreden, veiligheidshalve verbonden met meerdere telefoons. Het teveel aan zonnestralen in de serres werd indertijd opgevangen door onder meer rietmatten, schaduwnetten en witkalken van het glas. Rietmatten werden ook gebruikt boven de buitenperken, op hoepels, maar dan meestal om te beschermen tegen de koude.

Page 15: OMD-correcties 1  1

15

Lucht

De grote serre achteraan, een complex van een halve hectare is er onder meer op voorzien dat computergestuurd de beste klimaatsomstandigheden ontstaan door o.a. de hoge vensters op de gewenste stand geopend en gesloten worden.

De bloemisterij Albert Van Hecke (boven) rond 1940 en de bloemisterij van Koen en

Sabien Van Hecke-Blancqaert (onder) in 2010.

Page 16: OMD-correcties 1  1

16

5. Floréac N.V., Beerveldse Baan 4 Bij zijn huwelijk met Stephanie Van Acker in 1915 wisselde August Floré de melkronde in Gent voor een kleine bloemisterij met twee serres naast de ouderlijke boerderij in de Hijftestraat. Deze bloemisterij was door vader Romaan Floré eigenlijk gebouwd voor een andere zoon, die echter overleden was in 1914. De oorlogsjaren trokken voorlopig nog een streep door de rekening en pas enkele jaren later kwam er schot in de azaleaverkoop en kon men al uitbreiden. Naast de azalea- en begoniakweek handelde men ook in bosgrond. Zoon Achiel kocht in 1954 de bloemisterij Van Acker in de Hijftestraat, in de buurt van zijn ouders, en bouwde er een eigen bedrijf op voor de kweek van warme kasplanten. Dit was de start voor een zeer succesrijke onderneming Floréac, wiens naam zowel verwijst naar Floré en Achiel als naar Floré en moeder Stéfanie Van Acker. Vanaf 1964 stapten Achiels kinderen Etienne, Irène, Marc, Luc en Geert Floré in het bedrijf. Samen vormden zij de groep Floré, een familiale tuinbouwonder-neming die uitgroeide tot een van de grootste van ons land. In 1981 worden nieuwe handelsserres en burelen in gebruik genomen in de Stationsstraat. Vanaf de jaren 1990 trad ook de derde generatie Floré in het familiebedrijf. De groep Floréac bestaat nu uit de Holdingmaatschappij Floré NV en een aantal gespeciali-seerde ondernemingen, ondergebracht in 4 kernactiviteiten. Bestuursvoorzitter is thans Werner Krott, die in 2007 Etienne Floré opvolgde.

De groep heeft vier afdelingen op verschillende locaties: kweken van potplanten, kweken van jonge plantjes, handel en distributie, transport. De groep stelt in totaal ongeveer 450 mensen tewerk. 1. ID'Flor kweekt azalea’s, clivia’s, orchideeën (Juweelorchidee Ludisia, Dendrobium Winter beauty® en Phalaenopsis), Fargesia (bamboe) en rododendrons. ID'Flor heeft momenteel 4 vestigingen met een totale productieoppervlakte van 20 ha. Twee in Lochristi (Stationsstraat en Denen), één in Moerbeke en één in Maldegem. 2. Microflor produceert een uitgebreid assortiment jonge plantjes voor groene en bloeiende planten, zoals Phalaenopsis, Gloxinia, Ficus, Cordyline, bamboe, Alocasia en Syngonium. Men doet aan veredelen, vermeerderen en afharden van in vitro plantjes. Het labo is gevestigd in de Stationsstraat en er is ook een afdeling in Slovakije. Men doet ook aan vermeerdering van de eigen selecties van opdrachtgevers. 3. Transportbedrijf FTO NV staat in voor het transport. 4. Handel en distributie van sierteeltproducten

De handelsactiviteit werd in 1981 afgekoppeld en ondergebracht onder het handelsbedrijf Floréac. Ter ondersteuning van de Nederlandse inkoopactiviteiten, startte Floréac Nederland in 1987. In 2006 werd het huidige handelspand aan de Beerveldse baan in gebruik genomen. In september van 2008 besliste Floréac een verregaande samenwerking aan te gaan met Horticept, een Nederlandse plantenexporteur gespecialiseerd in tuinplanten. In het voorjaar van 2009 werd de inkooporganisatie Ostroplant opgericht, voor inkoop van mediterrane planten in Sicilië.

Page 17: OMD-correcties 1  1

17

In juli 2009 verhuisde Floréac Nederland en Horticept naar een nieuwbouwpand op de veiling FloraHolland in Naaldwijk. De verkoopteams focussen zich op onze 3 klantensegmenten, nl. de groothandel, de grootdistributieketens en de tuincentra. Hierbij richt Floréac Nederland zich hoofdzakelijk naar de groothandel en Floréac België naar de grootdistributieketens en tuincentra. Men levert groene kamerplanten (incl. decoratieplanten), bloeiende kamerplanten, winterharde buitenplanten ( boomkwekerij / vaste planten / vijverplanten ), seizoensplanten voor tuin en balkon ( perkplanten / balkonplanten / kuipplanten / mediterrane planten / potchrysanten / kruiden en groenteplanten), kamerplanten op hydrocultuur en plantenschalen. Daarnaast ook groene azalea, groene hortensia, jongplanten en tuinbouwmaterialen. Het handels- en distributiecentrum aan de Beerveldse baan (Lozen Boer)

Het totaal nieuwe handels- en distributiecentrum van 3,2 ha is het resultaat van een doorgedreven specialisatie in het bedrijf en van een uitgekiende studie op het vlak van economische kostprijs en impact op het milieu. De toegepaste principes worden toegelicht in de bijlage. Alle functies werden ondergebracht in één groot serrecomplex, grotendeels bedekt met policarbonaat. De aanvoer van planten gebeurt langs de poorten ten oosten, de afvoer gebeurt langs de westelijke poorten. Tussenin zit een computergestuurd vervoersysteem op een doorlopende rail. De kantoorruimtes, personeelsruimtes, ontvangstruimtes bevinden zich midden het gebouw op twee niveaus. Zuidelijk bevinden zich de opslagruimtes en showroom. Ontwerpers waren Luc Eeckhout, Jan Van den Broeke en Luc Reuse van de evr-Architecten (Gent). Aannemers waren Vanhout NV, Geel, en Boeters, De Lier (Nl). De oplevering gebeurde in september 2006.

Luchtfoto van het handels- en distributiecentrum aan de Beerveldse baan.

Page 18: OMD-correcties 1  1

18

De bloemisterij van August Floré in 19xx

De bloemisterij van Achiel Floré in 19xx

Page 19: OMD-correcties 1  1

19

BIJLAGE: Duurzame maatregelen voor mens en milieu bij de nieuwbouw Floréac, Beerveldse baan 4.

1. Beperking van het verbruik van energie, water, grondstoffen en hulpstoffen 1.1. Duurzaam bouwen/passief kantoor

Het nieuwe kantoorgebouw is uitgevoerd als een duurzaam en energiezuinig project. Alle energiestromen werden onderzocht en vooraf bestudeerd zodat vanuit een gedetailleerde studie zuinige toestellen de energievraag kunnen invullen. Zo wordt de verwarmingsvraag door goede isolatie teruggedrongen. In het kantoor dat in de serre staat is geen extra verwarming nodig. Verder noteren we waterbesparende sanitaire toestellen, energiezuinige ventilatoren …. Specifiek te vermelden zijn: 1.1.1. Plaatsing kantoren in serregebouw - Tijdens winter is nauwelijks bijverwarming nodig:

o Enkel de ventilatielucht is bij te warmen => ketel voor kantoren (2800m²) heeft vermogen van slechts 140Kw!

- Tijdens zomer is er niet zo heel veel extra koeling nodig (in vergelijking met een kantoor buiten een serre), wegens:

o Geen rechtstreekse zonne-instraling want zonnewering is in serre toch al aanwezig

o In serre is het slechts een paar graden warmer dan buiten, door isolerende omhulling en zonnewering

- Geen dure zonnewering aan kantoren nodig 1.1.2. Koeling - betonkernactivering: In de kantoren is geen directe koeling (airco) voorzien. Koeling gebeurt door BETONKERNACTIVERING (BKA). Dit is gebaseerd op volgende principes: � Betonnen gewelven met ingestorte koelleidingen als plafond � Koelwater in leidingen koelt ’s nachts de betonconstructie af (sturing

op basis van buitentemperatuur 3 voorbije dagen) � Door accumulerend vermogen van beton, wordt overdag de koude

geleidelijk terug afgegeven, en worden de binnenruimtes in functie van de binnentemperatuur constant op een comforttemperatuur gehouden

� Indien de binnentemperatuur overdag toch boven een instelbare waarde komt, worden de gewelven ook overdag nog bijgekoeld.

� Koelwater mag vrij hoge temperatuur hebben (16-20°C); deze temperaturen worden gerealiseerd door middel van een koeltoren (koeling met buitenlucht met principe van verdamping). Er is dus geen koelmachine (compressor) nodig, en dus enkel stroomverbruik van een ventilator (elektrisch vermogen slechts 4kw tegenover 40kW voor een klassieke koelmachine met zelfde koelvermogen).

� Besparing van +/- 30.000kWh per jaar (door koeltoren + BKA-plafonds)

Page 20: OMD-correcties 1  1

20

1.1.3. Ventilatie - grondbuizen: � De ventilatielucht, nodig voor de luchtverversing in de kantoren, wordt

aangezogen langs grote kunststofbuizen, die zich +/- 3m onder de grond bevinden. Elke buis is 40m lang, diameters van 30cm tot 90cm in functie van het nodige debiet.

� Gezien de grondtemperatuur het jaar door constant is (+/- 12°C) wordt op die manier de aangezogen lucht in de zomer voorgekoeld (geen extra koeling meer nodig) en in de winter voorverwarmd (slechts lichte bijverwarming nodig bij koude buitentemperaturen).

� Frequentieregeling op ventilatoren: luchtdebiet wordt bepaald in functie van meting luchtvervuiling (CO2-concentratie) in de kantoren.

� Besparing van +/- 30% op elektriciteit- en gasverbruik ventilatiesysteem

1.1.4. Verlichting: � Ook bij het verlichtingssysteem in de kantoren zijn zeer specifieke

energiebesparende maatregelen getroffen: o energiezuinige TL5-armaturen, andere hoog rendement armaturen

in gangen/toiletten/…, (30 à 40% minder verbruik voor zelfde lichtopbrengst + levensduur dubbel zo lang)

o automatisch dimbare armaturen in functie van daglichttoetreding o aan- en uitschakeling van armaturen door middel van

aanwezigheidssensoren o “alles-uit”-schakelaar aan personeelsuitgang: laatste persoon doet

met 1 druk op de knop alle lichten uit o automatisering en centralisering van het beheer door middel van 1

centraal besturingssysteem (indeling in schakelblokken, week- en dagklokken, automatisch uitschakeling ….) => domotica

� Besparing van 35 à 40% op elektriciteitsverbruik tegenover een klassieke installatie (+/- 30 à 35.000kWh per jaar)

1.2. Isolerend bedekkingmateriaal voor de serre: policarbonaat en sandwichpaneel:

� Voor alle zijwanden + voor het dek van alle verwarmde afdelingen waar lichtinval noodzakelijk is (voorraadzone, conditionering van planten) wordt als bedekkingmateriaal 5-wandige policarbonaatplaat van 16mm dik gebruikt, i.p.v. enkel glas (k-waarde 1.93 W/m².K in plaats van 6.4 W/m².K voor glas)

� Voor de zones waar lichtinval minder noodzakelijk is (logistieke zone) is er gekozen voor een dakbedekking in sandwichpanelen (k-waarde 0,50 W/m².K in plaats van 6.4 W/m².K voor glas)

1.3. Verwarming serres:

� Wegens de hoogte van gebouw (stijging van warmte ) is gekozen voor vloerverwarming als basis. De warmte is immers vooral nodig op een niveau van 0-2m. Gezien de hoogte van het gebouw zou bij verwarming langs boven de warmte vooral bovenaan blijven hangen, en er dus extra verbruik en/of voorzieningen nodig zijn. Door langs onderaan te verwarmen zit de warmte waar ze meest nodig is.

Page 21: OMD-correcties 1  1

21

� Voor opvang van de ventilatieverliezen zijn luchtverhitters bijgeplaatst, met extra toestellen in buurt van de los- en laadkades. Als door het opengaan van de poorten de temperatuur plaatselijk zakt, wordt er ook flexibel en plaatselijk bijgestookt. Ook hier dus enkel verwarming daar waar het nodig is!

1.4. Verlichting serres:

� Ook bij het verlichtingssysteem in de serres zijn specifieke energiebesparende maatregelen getroffen: o energiezuinige ontladingslampen (klokarmaturen) op grote hoogte

voor een algemene velrichting o automatisch uitschakeling van de verlichting bij overschrijding van

een instelbaar buitenlichtniveau o aansluiting van serreverlichting op centraal beheersysteem

(domotica) o alles-uit-knop aan de uitgang

1.5. Schermdoek-installaties:

� Aanwezigheid van schermdoek-installatie in alle serres met policarbonaatdek. Deze worden ’s nachts en eventueel in koudere pe-riodes ook overdag gesloten.

� De warmteverliezen worden hiermee met zo’n 35% beperkt.

1.6. Frequentiesturingen � Frequentiesturingen op

o Transportpompen van het verwarmingscircuit o Ventilatoren van luchtgroepen voor kantoren o Ventilatoren van de brander van de centrale stookinstallatie

voor de serre o Pompen van het gietsysteem, zijn frequentiegestuurd

� Het toerental (en dus verbruik) wordt aangepast evenredig aan de waterbehoefte en -afname.

1.7. Regenwateropvang voor gietwater

� Het regenwater dat op het gebouw valt, wordt opgevangen en verzameld in een groot regenwaterreservoir (2000 m³). Het opgeslagen water wordt gebruikt als gietwater voor de planten.

� Geen grondwaterverbruik � Leidingwater enkel nodig als drinkwater en voor douches/lavabo’s

1.8. Hergebruik afvalwater voor sanitair

� Het gezuiverde sanitaire afvalwater (via rietveld, zie ook 2.2.) wordt opgevangen en aangewend voor de toiletten

� Geen leidingwaterverbruik voor toiletten

1.9. Watervrije urinoirs � Type urinoirs zonder spoeling � Geen waterverbruik voor urinoirs

Page 22: OMD-correcties 1  1

22

1.10. Gietwaterrecuperatie in voorraadserre � Systeem waarbij het niet door de planten verbruikte gietwater wordt

gerecupereerd en hergebruikt. Door middel van een systeem van opvanggoten en ondergrondse leidingen wordt dit water verzameld in een ondergronds waterreservoir, waarna het wordt gefilterd en hergebruikt als gietwater

� Ongeveer 2/3 van water wordt zo hergebruikt, waardoor het verbruik van ‘vers’ water wordt gereduceerd.

� Geen lozing van overtollig gietwater in riool of oppervlaktewater � Eventuele ontsmetting van het gerecupereerde water kan in een

latere fase nog worden toegevoegd (hetzij door UV, hetzij via apart plantenzuiveringsveld). De nodige plaats voor beide systemen is voorzien.

2. Voorkoming, hergebruik of beperking van gasvormige effluenten, af-

valstoffen en afvalwaters 2.1. Energiebesparende maatregelen:

� Alle hierboven genoemde energiebesparende maatregelen hebben uiteraard ook het gevolg dat er minder rookgassen en CO² worden geproduceerd bij de opwekking van de nodige energie.

2.2. Waterzuivering: rietveld � Alle sanitaire afvalwater wordt gezuiverd via een rietveld. De planten

of helofyten breken de vervuiling op aerobe wijze af ter hoogte van de plantenstengels.

� Na zuivering wordt het afvalwater opgevangen en terug hergebruikt voor spoeling van de toiletten.

� Samen met de gietwaterrecuperatie zorgt dit systeem dat er in principe nullozing is.

2.3. Gescheiden inzameling afvalfracties: Volgende afvalfracties worden gescheiden ingezameld en afgevoerd door erkende verwerking- of recyclagebedrijven: � Papier & karton � Kunststoffolie � Kunststof potten � Trays � Groenafval � Fyto-verpakkingen (verpakkingen bestrijdingsmiddelen) � Eventueel voorkomend chemisch afval (verfblikken, TL-lampen,

spuitbussen, ...) � Bruin- en witgoed

Page 23: OMD-correcties 1  1

23

3. Voorkoming en/of beperking van de hinder door lawaai, trillingen en stralingen …. Alle inrichtingen die mogelijks lawaai veroorzaken bevinden zich in het gebouw: compressoren, generator …. Daarenboven betreft het allemaal nieuwe toestellen, die voldoen aan de geldende normen en reglementering. Gezien ook de nabijheid van twee drukbereden gewestwegen (N70 en N449) en de nabijheid van de KMO-zone “Lozen Boer”, en gezien het feit dat de meest nabije woning meer dan 100m van het gebouw is verwijderd, kan er gesteld worden dat er weinig of geen lawaaihinder zal veroorzaakt worden.

4. Voorkoming en/of beperking van lucht-, bodem- en waterverontreini-ging evenals het gevaar voor de mens buiten de inrichting en het leefmilieu 4.1. Buffering regenwater

� De onmiddellijke lozing van hemelwater wordt uitgesteld door de buffering van hemelwater in een buffergracht met rietkraag. Totale buffercapaciteit is +/- 1100m³. Hiervoor is het bestaande grachtenstelsel op het terrein aangepast.

� Een stuw met afgeregelde pomp aan de overgang van de gracht naar de openbare waterloop garanderen dat aan de lozingsnorm (maximaal 2 liter / sec / ha verharde oppervlakte) wordt voldaan.

4.2. Waterdoorlatende verharding � Voor parking personenwagens en vrachtwagens is maximaal gebruik

gemaakt van waterdoorlatende verharding � Het overtollige regenwater van op de wegenis en parking wordt

opgevangen in wadi’s, waar het vertraagd in de ondergrond kan dringen en niet moet geloosd worden.

4.3. Landschappelijke integratie (rietkraag, hagen, bomen):

� Het project wordt zorgvuldig in het landschap geïntegreerd. Hiervoor worden de aanwezige landschappelijke elementen gebruikt: riet, grachten, bomenrijen, streekeigen beplantingen. De uitwerking en detaillering van deze elementen gebeurt in een beplantingsplan.

4.4. Brandvoorkoming en -bestrijding:

� Alle kantoren en brandrisicovolle gebouwen (o.a. lokalen voor stookinstallaties, accumulatoren, ...) zijn uitgerust met thermische en/of rook-detectoren, die het ontstaan van brand detecteren, en via een centrale de nodige personen tijdig waarschuwen.

� De opslag en verdeling van brandbare producten (stookolie) in bovengrondse tanks met verdeelpompen, gebeurt buiten.

� De nodige waarschuwingssignalisatie wordt aangebracht. � In alle brandrisicovolle gebouwen, evenals aan de opslag- en

verdeelinstallaties voor brandbare producten, worden voldoende (draagbare) blusmiddelen voorzien.

Page 24: OMD-correcties 1  1

24

4.5. Speciale opslagruimte voor bestrijdingsmiddelen: Opslag van de bestrijdingsmiddelen in een daartoe voorziene ruimte, met Rf-wanden en -deuren, voldoende ventilatie en lekopvangbakken

� Voorkoming van bodem- en/of waterverontreiniging

4.6. Dubbelwandige stookolietanks + lekdetectie + overvulbeveiliging: De opslagtanks voor stookolie en diesel zijn dubbelwandig uitgevoerd, en voorzien van een lekdetectiesysteem met lekvloeistof. Ook is de tank uit gerust met de nodige overvulbeveiliging.

� Voorkoming van bodem- en/of waterverontreiniging

4.7. Vloeistofdichte ondergrond en opvangvoorziening ter hoogte van wasplaats en tankplaats: De ondergrond ter hoogte van de verdeelpompen is voldoende draag krachtig en vloeistofdicht gemaakt. De vloer is voorzien van de nodige hel lingen en opstaande randen, zodat alle gemorste vloeistoffen afvloeien naar een opvangsysteem (roostergoten, ondergrondse afvoerleidingen en een olie-benzine-afscheider met slibafscheider en coalescentiefilter, met een maximale teruglozing van KWS van 5mg/l).

� Voorkoming van bodem- en/of waterverontreiniging

4.8. KWS-afscheiders met coalescentiefilter De vloeistofdichte pistes worden via roostergoten en ondergrondse leidin gen afgewaterd naar een KWS-afscheider met coalescentie, zodat het op gevangen hemelwater ontdaan wordt van eventuele olie- of dieselresten van de vrachtwagens. De KWS-afscheider garanderen een maximale te ruglozing van KWS van 5mg/l en zijn gedimensioneerd in functie van de oppervlakte van de vloeistofdichte pistes (zie bijgevoegde documentatie betreffende de KWS-afscheiders).

� Voorkoming van waterverontreiniging door lozing olie/diesel

5. Voldoen aan de algemene en sectorale milieuvoorwaarden die van toepassing zijn op de inrichting � Alle wettelijk opgelegde voorwaarden worden uiteraard nageleefd.

Page 25: OMD-correcties 1  1

25

Bibliografie De Herdt R., Gentse Floraliën, sierteelt in Vlaanderen, Gent, 1990. De Herdt R.-De Groote S.- Deseyn G.-Huysman S.- Kristeman J., Tuinen van eden, Gent, 2000. Dhaeze-Van Ryssel L.- De Herdt R. - Viane R., Louis Benoît Van Houtte. De Gentse tuinbouwprins uit de 19de eeuw, Gent, 2010. Floré Serafien, Het lied van Boerke Naas, Lochristi 2001. Heursel J., Azalea’s. Oorsprong, veredeling en cultivars, Tielt, 1999. Heursel J., Japanse Azalea’s. Oorsprong, soorten en cultivars, teelt en verzorging, Deurne-Ede, 1987. Depuydt J.-Depuydt K. - Van Rysseghem G. - Vervaet B., Import-Export in en rond Kasteel Rozelaar. Open Monumentendag 10 september 2006. Cultuurraad van Lochristi, Lochristi, 2006. Podevijn D. e.a., Charles Vuylsteke sr. en jr., Fine Fleur van de Belgische sierteelt (1867-1937), Gent, 1995. Puimège G., Honderd jaar sierteelt te Zaffelare 1890-1990, Zaffelare, 1990. Vervaet B., Over het ontstaan van de sierteelt in Lochristi, - nummer9080, nr. 18 (april 2010), 18-19. Met dank aan de heer Paul Van Hecke, de heer en mevrouw Koen en Sabien Van Hecke-Blancquaert, mevrouw M. Van Hecke-Verlee, de heer en mevrouw Etienne en Irène Van Hoye-Floré, de heer Bart Van Hoye en mevrouw Chantal Teirlinck voor de vriendelijke ontvangst en de uitvoerige informatie.