(onder)wijs in arbeidsrisico’s - rijksoverheid.nl...school om gezond en veilig werken te bespreken...
TRANSCRIPT
(Onder)Wijs in arbeidsrisico’s
Toegepast onderzoek ten behoeve van de implementatie van het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ in het mbo
11 december 2017
(Onder)Wijs in arbeidsrisico’s
Toegepast onderzoek ten behoeve van de implementatie van het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ in het mbo
Auteurs: Rinske Wolters, Nanny Schoenmakers, Tanja Runhaar,
Mede-auteurs: Marian Schoone- Harmsen (TNO), Monique van Blijswijk (TNO)
Datum: 11 december 2017
Alle rechten voorbehouden.
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,
fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van Capgemini en/of de
opdrachtgever.
Inhoud
1 INTRODUCTIE .................................................................................................................................. 5
1.1 Situatieschets .......................................................................................................................................... 5
1.2 Doel en inhoud van het toegepast onderzoek ........................................................................................ 6
1.3 Leeswijzer ................................................................................................................................................ 6
2 ONDERZOEKSCONTEXT ...................................................................................................................... 7
2.1 Het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ .......................................................... 7
2.2 Het MAPA-project en de samenwerking met TNO .................................................................................. 7
2.3 De betrokken opleidingen ....................................................................................................................... 7
3 ONDERZOEKSVERANTWOORDING ........................................................................................................ 11
3.1 Centrale onderzoeksvragen en doelstellingen van het onderzoek ....................................................... 11
3.2 Operationalisering centrale concepten ................................................................................................. 12 3.2.1 Lesmateriaal ............................................................................................................................... 12 3.2.2 Soorten arbeidsrisico’s ................................................................................................................ 12 3.2.3 Vakkennis en vaardigheden ........................................................................................................ 13
3.3 Onderzoeksaanpak ................................................................................................................................ 14 3.3.1 Stap 1: Inventariseren ................................................................................................................. 15 3.3.2 Stap 2: Analyseren ...................................................................................................................... 16 3.3.3 Stap 3: Valideren ......................................................................................................................... 17 3.3.4 Stap 4: Aanknopingspunten ten behoeve van de implementatie ............................................... 18
4 RESULTATEN VAN DE INVENTARISATIE EN ANALYSE .................................................................................. 19
4.1 Welk materiaal is in kaart gebracht ten behoeve van het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’? ................................................................................................................................... 19
4.2 Welk lesmateriaal is beschikbaar? ........................................................................................................ 20
4.3 Aansluiting van het specifieke lesmateriaal uit het reguliere onderwijsprogramma op de gewenste vakkennis en vaardigheden ................................................................................................................... 23
4.4 Aansluiting van het generiek, verdiepende lesmateriaal bij de gewenste vakkennis en vaardigheden ............................................................................................................................................................... 26
4.5 Welk verdiepend lesmateriaal is er beschikbaar en in hoeverre sluit dit aan bij de gewenste vakkennis en vaardigheden? .................................................................................................................................. 27 4.5.1 Machinist Grondverzet (niveau 3) | Domein Bouw & Infra ........................................................ 28 4.5.2 Medewerker Facilitaire Dienstverlening (niveau 2) | Domein Horeca en Bakkerij ..................... 29 4.5.3 Zelfstandig Werkend Kok (niveau 3) |Domein Horeca en Bakkerij ............................................. 30 4.5.4 Logistiek medewerker (niveau 2) & Logistiek teamleider (niveau 3) | Domein Transport,
Scheepvaart en Logistiek ............................................................................................................ 32 4.5.5 Aankomend Medewerker Grondoptreden (niveau 2) & Aankomend Onderofficier Grondoptreden
(niveau 3)| Domein Veiligheid en Sport ...................................................................................... 34
5 RESULTATEN VAN DE VALIDATIE .......................................................................................................... 36
5.1 Aansluiting op de behoeften van de studenten .................................................................................... 36 5.1.1 Algemeen beeld over de behoeften van studenten .................................................................... 36 5.1.2 Behoeften van studenten zelf ..................................................................................................... 38 5.1.3 De mogelijkheden van de databases om in te spelen op behoeften van de studenten. ............. 40 5.1.4 Hoe huidige trends en ontwikkelingen inspelen op de behoeften van studenten ...................... 41
5.2 Aansluiting databases op de wensen van docenten en praktijkbegeleiders ........................................ 42
5.3 Studielastverdeling ................................................................................................................................ 45 5.3.1 De werkwijze van studielastverdeling bij keuzedelen ................................................................. 45 5.3.2 Welke studielastverdeling wordt nagestreefd en gehanteerd bij invulling van het keuzedeel .. 46 5.3.3 De mogelijkheden van de databases voor de studielastverdeling .............................................. 47
6 IMPLEMENTATIE VAN HET KEUZEDEEL IN HET MBO ................................................................................... 49
6.1 Ontsluiting databases ............................................................................................................................ 49 6.1.1 Doelstellingen en uitgangspunten van de databases ................................................................. 49 6.1.2 Het speelveld met de stakeholders die relevant zijn voor het vraagstuk .................................... 50 6.1.3 Mogelijke scenario’s voor het ontsluiten van de databases ....................................................... 51 6.1.4 Eerste toetsing van scenario’s op basis van verkennende gesprekken ....................................... 53
6.2 Implementatieaspecten van het keuzedeel in het mbo ........................................................................ 55 6.2.1 Vorm en Inhoud van het keuzedeel ............................................................................................. 56 6.2.2 Organisatieaspecten van het Keuzedeel ..................................................................................... 59 6.2.3 Andere context factoren ............................................................................................................. 60
6.3 Hoe kan worden bereikt dat mbo-scholen het keuzedeel gaan aanbieden .......................................... 61 6.3.1 Hoe kan worden bereikt dat mbo-scholen het keuzedeel gaan aanbieden ................................ 61 6.3.2 Hoe kan worden bereikt dat studenten het keuzedeel gaan kiezen ........................................... 63 6.3.3 Hoe kan worden bereikt dat mbo-scholen en leerbedrijven onderling afstemmen over en samen
zorgdragen voor de gewenste vakkennis en vaardigheden opgenomen in het keuzedeel? ....... 64
7 MANAGEMENT SAMENVATTING ......................................................................................................... 65
BIJLAGE A: OPERATIONALISERING ............................................................................................................ 72
BIJLAGE B: DATABASES ......................................................................................................................... 74
BIJLAGE C: OVERZICHT INTERVIEWS, VALIDATIESESSIES EN FOCUSGROEPEN ......................................................... 75
5
1 Introductie
1.1 Situatieschets
De Directie Gezond en Veilig Werken (G&VW) van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW) streeft ernaar dat iedereen tot aan zijn pensioen vitaal, gezond en veilig werkt. G&VW stimuleert
daarbij werkgevers om samen met werknemers maatregelen te nemen op het terrein van gezond en veilig
werken. Een goede basis voor gezond en veilig werken kan al aangeleerd worden in het (beroeps-)onderwijs.
Hoewel er in het mbo reeds aandacht is voor gezond en veilig werken, is uit onderzoek1 gebleken dat
studenten en praktijkbegeleiders van (leer-)bedrijven verbeteringen wensen. Deze verbeteringen focussen
op meer aandacht voor het thema gezond werken naast het thema veilig werken (het accent ligt nu nog
vooral op veilig werken), op het aanleren van voldoende mogelijkheden om de fysieke en de psychosociale
arbeidsbelasting te verminderen, en op de manier waarop mbo-studenten ondersteund worden door hun
school om gezond en veilig werken te bespreken bij het (leer-)bedrijf of de stageplek.
Om te zorgen dat er in het beroepsonderwijs een fundament gelegd kan worden voor gezond en veilig
werken, heeft het ministerie van SZW de ontwikkeling van het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en
gezond werken’ voor niveau 2 en niveau 3 en 4 ondersteund2. Door tijdens de opleiding expliciet aandacht
te richten op de benodigde vakkennis en vaardigheden omtrent gezond en veilig werken, leren toekomstige
beroepsbeoefenaars hun eigen mentale en fysieke gezondheid te beschermen en te bevorderen. Op termijn
draagt dit bij aan duurzame inzetbaarheid. Het keuzedeel zorgt voor verdieping van het thema gezond en
veilig werken en is generiek van opzet zodat elke mbo-opleiding het in kan zetten om competenties van
studenten verder te ontwikkelen en versterken. In totaal bedraagt de studielast 240 uur verdeeld over school,
zelfstudie en leerbedrijf. Het keuzedeel is akkoord bevonden door de Samenwerkingsorganisatie
Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) en in juli 2016 vastgesteld door het ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (OCW).
Op dit moment voert TNO in opdracht van het ministerie van SZW binnen het Maatschappelijk Programma
Arbeidsomstandigheden (MAPA) een project uit gericht op de implementatie van het keuzedeel bij mbo-
scholen. Het ministerie van SZW heeft Capgemini Consulting opdracht gegeven om toegepast onderzoek uit
te voeren ter ondersteuning van de implementatie van het keuzedeel bij mbo-scholen die met het keuzedeel
aan de slag willen. In dit onderzoek dient aangesloten te worden bij het MAPA traject van TNO om het
bestaande netwerk met pilotscholen te benutten en te voorkomen dat scholen overbevraagd worden vanuit
de verschillende projecten in opdracht van de Directie G&VW. Bijkomend voordeel is dat de resultaten uit
het toegepast onderzoek ook direct terug kunnen vloeien in de scholen die meedoen in het MAPA-project.
1 ITS, Radboud Universiteit Nijmegen (2015). Goed (genoeg) geleerd? Mbo-ers en bedrijven over het aanleren van gezond en veilig werken in het mbo.
2 SBB, Kwalificaties mbo (2016). Keuzedeel Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken [Online]. Geraadpleegd in september 2016.
6
1.2 Doel en inhoud van het toegepast onderzoek
Het doel van dit onderzoek is de mbo-scholen te ondersteunen bij het implementeren van het keuzedeel
‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ in de dagelijkse (les-)praktijk. De uitkomsten van het
onderzoek voeden de goede praktijk die TNO ontwikkelt in het MAPA-traject.
Om inhoud te geven aan de benodigde vakkennis en vaardigheden voor het keuzedeel in de
onderwijspraktijk, is inzicht in de bestaande en potentiele lesmaterialen en methodes noodzakelijk. In het
kader hiervan heeft het ministerie van SZW aan Capgemini Consulting de opdracht verstrekt om voor één of
in elkaars verlengde liggende opleidingen binnen vijf opleidingsdomeinen in kaart te brengen welk (type)
regulier en verdiepend lesmateriaal ten behoeve van het keuzedeel aanwezig is bij o.a. uitgeverijen, mbo-
scholen en in het bedrijfsleven (brancheorganisaties/leerbedrijven). Dit rapport beoogt dan ook inzichtelijk
te maken welk regulier en verdiepend lesmateriaal en -methodes beschikbaar zijn en te valideren in hoeverre
het beschikbare lesmateriaal en -methodes aansluiten bij de wensen in de praktijk. Dit geldt zowel voor
studenten als docenten, onderwijskundigen en praktijkbegeleiders. Bij studenten gaat daarbij de aandacht
vooral uit naar eigentijdse vormen van les geven en krijgen. Bij docenten, onderwijskundigen en
praktijkbegeleiders draait het om de vraag in hoeverre het gevonden materiaal hen helpt bij het vorm en
inhoud geven aan het keuzedeel. Daarnaast is onderzocht hoe het beschikbare materiaal het beste ontsloten
kan worden of onder de aandacht gebracht kan worden bij mbo-scholen en leerbedrijven. Het rapport
beoogd verder inzichtelijk te maken hoe bereikt kan worden dat mbo-scholen het keuzedeel gaan aanbieden,
dat studenten het gaan kiezen en dat zowel school als leerbedrijf samenwerken bij het vormgeven van het
keuzedeel.
Dit onderzoek is een vervolg op de door Capgemini Consulting uitgevoerde studie in het najaar van 20163.
Deze studie betrof een eerste globale inventarisatiescan van beschikbaar lesmateriaal en mogelijke witte
vlekken voor de zorgopleidingen Verzorgende-IG (niveau 3) en Mbo-Verpleegkundige (niveau 4).
1.3 Leeswijzer
Dit rapport doet verslag van de uitkomsten en bevindingen van het toegepaste onderzoek ten behoeve van
de implementatie van het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ in het mbo. In
hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de onderzoekscontext. Hier wordt een beknopt overzicht gegeven van
het keuzedeel, de samenwerking met TNO en de gekozen opleidingsdomeinen. In hoofdstuk 3 wordt
ingegaan op de onderzoeksmethode. Hier worden de begrippen afgebakend en wordt ingegaan op de wijze
van analyseren. Hoofdstuk 4 presenteert vervolgens de resultaten van de inventarisatie en analyse. Hier
wordt inzichtelijk gemaakt in hoeverre er lesmateriaal en -methodes voorhanden zijn om invulling te geven
aan het keuzedeel. Daarnaast is er in kaart gebracht op welke onderdelen (vakkennis en vaardigheden) witte
vlekken voorkomen in het aanbod. In hoofdstuk 5 volgen de resultaten van de validatiesessies met studenten,
docenten, onderwijskundigen en praktijkbegeleiders. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de
ontsluiting van de databases en de vraag hoe bereikt kan worden dat mbo-scholen en studenten voor het
keuzedeel gaan kiezen.
3 Capgemini Consulting (2017). Inventarisatie lesmateriaal Keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken.
7
2 Onderzoekscontext
2.1 Het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’
Binnen de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) maken onderwijs en
bedrijfsleven samen afspraken over kwalificaties en examinering in het mbo. Dit wordt vastgelegd in
zogenaamde kwalificatiedossiers. In deze dossiers staan de kwalificatie-eisen waaraan de beginnend
beroepsbeoefenaar (student) moet voldoen na afronding van de opleiding. Een kwalificatiedossier (KD) wordt
vastgesteld door de minister van OCW. Op basis van kwalificatiedossiers maken onderwijsinstellingen hun
onderwijsprogramma’s. Een kwalificatiedossier bestaat uit een basisdeel (de opleiding) en profieldelen (de
specialisaties binnen de opleiding). De mbo-scholen zijn daarbij verplicht keuzedelen aan te bieden die voor
verbreding en verdieping van bepaalde onderwerpen zorgen die relevant zijn voor de opleiding.
Gezond en veilig werken is een van de onderwerpen die relevant zijn voor verdere verbreding en verdieping.
Het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ voor niveau 2 en niveau 3 en 4 heeft tot doel
al in het beroepsonderwijs een basis te leggen voor gezond en veilig werken. In het keuzedeel wordt dieper
ingegaan op de gewenste vakkennis en vaardigheden rondom gezond, veilig en fit werken. Daarbij wordt er
niet alleen aandacht besteed aan het vergroten van de eigen bewustwording en duurzame inzetbaarheid,
maar ook aan de wijze waarop beroepsbeoefenaars de gezondheid en veiligheid van anderen op de werkvloer
kunnen beïnvloeden om zo risico’s op een arbeidsongeval en/of fysieke of psychische gezondheidsschade te
minimaliseren 4.
2.2 Het MAPA-project en de samenwerking met TNO
TNO voert in opdracht van het ministerie van SZW de komende jaren onder het MAPA-project een pilot uit
voor de implementatie van het keuzedeel bij mbo-scholen. Dit moet leiden tot een goede praktijk die
toegankelijk is voor alle mbo-scholen die het keuzedeel willen aanbieden. Er is ten behoeve van dit onderzoek
voor gekozen om bestaande contacten te benutten en voor dit onderzoek aan te sluiten op de pilotscholen
die deelnemen aan het MAPA-project. Op advies van de opdrachtgever is daarom een nauwe samenwerking
met TNO tot stand gekomen, die ertoe moet leiden dat scholen niet overbevraagd worden vanuit
verschillende projecten in opdracht van de Directie G&VW. In dit onderzoek is efficiënt gebruik gemaakt van
al bestaande netwerken bij brancheorganisaties, scholen en uitgeverijen via Capgemini Consulting en bij
studenten, docenten, onderwijskundigen en leerbedrijven via TNO.
2.3 De betrokken opleidingen
Het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ is ontwikkeld voor zowel niveau 2 als niveau
3 en 4. Voor de uitvoering van de inventarisatie van lesmateriaal en -methodes is in overleg met de
opdrachtgever gekozen voor een inventarisatie van bestaand en potentieel lesmateriaal ten behoeve van een
zevental opleidingen in vijf opleidingsdomeinen.
Deze keuze is gemaakt op basis van de volgende overwegingen:
4 SBB, Kwalificaties mbo (2016). Keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ [Online]. Geraadpleegd in september 2016.
8
• de gekozen (opleiding(-en) binnen de) opleidingsdomeinen sluiten aan op de huidige door TNO begeleide
implementatietrajecten bij de pilotscholen, m.a.w. het keuzedeel wordt overwogen om in te zetten op
een pilotschool of daadwerkelijk op een pilotschool in de betreffende opleiding ingezet;
• het beroep heeft een significante blootstelling aan gezondheids- en veiligheidsrisico’s;
• de vraag naar deze opleiding blijft in de toekomst gelijk of (blijvend) groeien;
• het aantal studenten dat deze opleiding volgt is van voldoende omvang.
Met het oog op deze criteria en in lijn met het MAPA-implementatieproject, zijn de hieronder genoemde
opleidingsdomeinen onderzocht. Binnen deze domeinen gaat het daarbij om één specifieke opleiding of
opleidingen die in elkaars verlengde liggen.
Pilotschool Opleidingsdomein Kwalificatiedossier Kwalificatie (opleiding)
1 SOMA College Bouw en Infra Machinisten Machinist grondverzet (niveau 3)
2 Drenthe College Zorg en Welzijn Dienstverlening Medewerker Facilitaire Dienstverlening
(niveau 2)
Horeca en Bakkerij Keuken Zelfstandig Werkend Kok (niveau 3)
3 Deltion College Transport, Scheepvaart en
Logistiek
Logistiek Logistiek medewerker (niveau 2)
Logistiek teamleider (niveau 3)
4 Landstede Veiligheid en sport Veiligheid en vakmanschap Aankomend Medewerker Grondoptreden
(niveau 2)
Aankomend Onderofficier Grondoptreden
(niveau 3)
5 Wijkzorglab Zorg en Welzijn5 Verzorgende-IG Verzorgende-IG (niveau 3)
Mbo-Verpleegkundige Mbo-Verpleegkundige (niveau 4)
Tabel 1. Overzicht van de te onderzoeken pilotscholen, opleidingsdomeinen en kwalificaties 6
Zoals te zien is in tabel 1 zijn er in totaal zeven opleidingen in kaart gebracht. Hieronder worden de zeven
opleidingen kort beschreven:
• Machinist grondverzet (niveau 3). De opleiding ‘Machinist’ is een twee- tot driejarige opleiding op mbo-
3 niveau. Een machinist beheerst de grootste, sterkste en zwaarste machines in grond-, weg- en
waterbouw. Tijdens de opleiding krijgt de student zowel praktijklessen op het buitenterrein als lessen met
simulatoren die binnen plaatsvinden. Daarnaast volgt de student ook theorielessen en stages.7
5 Zorg is in dit overzicht meegenomen omdat de database in dit onderzoek is geüpdatet naar het vernieuwde format
6 Dit overzicht is opgesteld aan de hand van de Crebolijst Herziening dossiers 2017 - versie juli [Online], een uitgave van de SBB.
7 Deze omschrijving is gebaseerd op de informatie van het SOMA college, via http://www.soma-college.nl/infra-opleidingen/machinistenopleiding. Geraadpleegd in juli 2017.
9
• Medewerker Facilitaire Dienstverlening (niveau 2). De mbo-opleiding ‘Medewerker Facilitaire
Dienstverlening’ is een tweejarige opleiding op niveau 2. De facilitaire dienst zorgt ervoor dat gebouwen
goed gebruikt kunnen worden. Zij zorgt dat het gebouw goed schoongemaakt en onderhouden wordt, en
dat er beveiliging is. Ook horeca, catering en de receptie kunnen onder de facilitaire dienst vallen.
Gedurende de opleiding leert een student zoveel mogelijk actief in de praktijk. Daarnaast worden er
tijdens de opleiding ook theorielessen gevolgd door de student. 8
• Zelfstandig Werkend Kok (niveau 3). De mbo-opleiding ‘Zelfstandig Werkend Kok’ is een twee tot drie
jaar durende opleiding op niveau 3. Als zelfstandig werkend kok ben je in staat om in je eentje een keuken
te runnen. De kok weet hoe producten het beste bewaard kunnen worden, hoe een menu samengesteld
en bereid wordt, en hoe bestellingen geplaatst moeten worden. Tijdens de opleiding leert de student
zowel vanuit de theorie als in de praktijk het plannen, organiseren en uitvoeren van werkzaamheden in
de keuken, onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende. 9
• Logistiek Medewerker (niveau 2). De mbo-opleiding ‘logistiek medewerker’ is een tweejarige opleiding
op niveau 2. Na afronding van de studie kan een student werken in een groothandelsbedrijf, een
transportbedrijf, een distributiecentrum of een andere organisatie binnen de handel- en transportsector.
De logistiek medewerker houdt zich bezig met goederenstromen van een bedrijf of organisatie en met
het lossen, sorteren, controleren, inslaan, verzamelen en verzend gereed maken van goederen. Na het
behalen van het diploma kan verder worden geleerd voor Logistiek Teamleider-niveau 3.10
• Logistiek Teamleider (niveau 3). Deze mbo-opleiding wordt gegeven op mbo-3 niveau en duurt drie jaar.
De logistiek teamleider werkt net als de logistiek medewerker in het magazijn van een bedrijf in de handel-
en transportsector. De teamleider geeft leiding aan de logistieke medewerkers en coördineert de
werkzaamheden als het gaat om goederenontvangst en –opslag, het verzamelen en verzendklaar maken
van goederen en de voorraadinventarisatie. Ook is de logistiek teamleider verantwoordelijk voor de inzet
van medewerkers, het gebruik van (transport-)middelen en resultaten. 11
• Aankomend Medewerker Grondoptreden (niveau 2). De mbo-opleiding ‘Aankomend Medewerker
Grondoptreden’ is een opleiding op niveau 2 en duurt 1,5 jaar. Deze opleiding is bedoeld voor leerlingen
die willen werken bij Defensie maar nog te jong zijn of zich eerst nog willen voorbereiden door te werken
aan de mentale en/of fysieke ontwikkeling. Praktijklessen vinden onder meer plaats bij de Koninklijke
8 Deze omschrijving is gebaseerd op de informatie van het Drenthe college, via: https://www.drenthecollege.nl/economie_dienstverlening/horeca_facilitaire_dienstverlening_niv_2_3_4/dienstverlening_medewerker_facilitaire_dienstverlening/25499/742. Geraadpleegd in juli 2017.
9 Deze omschrijving is gebaseerd op de informatie van het Drenthe college, via: https://www.drenthecollege.nl/economie_dienstverlening/horeca_facilitaire_dienstverlening_niv_2_3_4/zelfstandig_werkend_kok/25182/515 . Geraadpleegd in oktober 2017.
10 Deze omschrijving is gebaseerd op de informatie van het Deltion college, via: http://www.deltion.nl/jongeren-onderwijs/dossier/transport-logistiek3/logistiek-medewerker10. Geraadpleegd in juli 2017.
11 Deze omschrijving is gebaseerd op de informatie van het Deltion college, via: http://www.deltion.nl/jongeren-onderwijs/dossier/transport-logistiek3/logistiek-teamleider7 . Geraadpleegd in juli 2017.
10
Marine of Koninklijke Landmacht. Met een diploma is een leerling, onder bepaalde voorwaarden,
verzekerd van een functie als militair bij deze instellingen of de Koninklijke Luchtmacht.12
• Aankomend Onderofficier Grondoptreden (niveau 3). Deze mbo-opleiding wordt gegeven op mbo-3
niveau en duurt 2,5 jaar. Tijdens de opleiding leren studenten hoe je samenwerkt, leidinggeeft en een
project tot een goed einde brengt. De opleiding bereidt leerlingen voor op de onderofficiersopleiding. Net
als bij de opleiding Medewerker Grondoptreden vindt een deel van de praktijklessen plaats bij het Korps
Marine of de Koninklijke Landmacht. Ook is de leerling na het behalen van het diploma en onder bepaalde
voorwaarden, verzekerd van een baan bij deze instellingen of de Koninklijke Luchtmacht. 13
Naast deze zeven opleidingen is ook de database voor het opleidingsdomein Zorg en Welzijn in dit onderzoek
meegenomen door deze om te zetten naar het vernieuwde format en te valideren bij het Wijkzorglab (een
samenwerking van Deltion College, Landstede en het werkveld):
• Verzorgende-IG (niveau 3). De mbo-opleiding Verzorgende-IG is een twee- tot vierjarige opleiding waarna
de student kan gaan werken in de verpleeg- en verzorgingshuiszorg, de gehandicaptenzorg, de geestelijke
gezondheidszorg, of de kraamzorg. De verzorgende-IG verleent basiszorg aan haar cliënten, overlegt met
onder andere artsen en fysiotherapeuten en voert werkzaamheden uit die zijn vastgelegd in het
zorg(leef)plan. Een verzorgende-IG mag daarnaast verpleegtechnische handelingen uitvoeren, zoals
katheters inbrengen, injecties geven en neussondes inbrengen.14
• Mbo-Verpleegkundige (niveau 4). De mbo-opleiding Mbo-Verpleegkundige is een drie- tot vierjarige
opleiding waarna de student kan werken in verschillende beroepspraktijken op het gebied van zorg,
welzijn en wonen. Voorbeelden zijn een ziekenhuis (ZH), een verpleeg- en verzorgingshuis en de thuiszorg
(VVT), de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) of in de gehandicaptenzorg (GHZ). De beroepsbeoefenaar
werkt voor mensen met alle leeftijden en achtergronden, individuen of groepen.15
12 Deze omschrijving is gebaseerd op de informatie van het Landstede college, via: https://www.landstedembo.nl/mbo-opleidingen/veilig-beschermd/aankomend-medewerker-grondoptreden/. Geraadpleegd in juli 2017.
13 Deze omschrijving is gebaseerd op de informatie van het Landstede college, via: https://www.landstedembo.nl/mbo-opleidingen/veilig-beschermd/aankomend-onderofficier-grondoptreden/. Geraadpleegd in juli 2017.
14 Deze omschrijving komt voort uit het eerste onderzoeksrapport: Capgemini Consulting (2017). Inventarisatie lesmateriaal Keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’.
15 Deze omschrijving komt voort uit het eerste onderzoeksrapport: Capgemini Consulting (2017). Inventarisatie lesmateriaal Keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’.
11
3 Onderzoeksverantwoording
In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de centrale onderzoeksvragen en de doelstellingen van het
onderzoek. Ten tweede wordt er ingegaan op de operationalisering van de centrale concepten16 binnen dit
onderzoek, zie hiervoor paragraaf 3.2. Ten op zichtte van de eerste inventarisatiescan in de zorg in het najaar
van 201617 is er een verdiepingsslag gemaakt waar het gaat om de operationalisatie van de
onderzoeksconcepten (de keuzedelen). Waar de eerste inventarisatiescan inging op niveau 3 en 4, is in dit
onderzoek ook niveau 2 meegenomen. De verschillen tussen de twee niveaus worden beschreven in paragraaf
3.2.3. Ten derde wordt er ingegaan op de specifieke onderzoeksaanpak. Vergeleken met de eerste
inventarisatiescan zijn in dit onderzoek de kolommen in de databases (Excel) verder aangescherpt en zijn er
enkele nieuwe categorieën toegevoegd. De verschillen zijn weergegeven in hoofdstuk 3.3.2 onder de kop
‘Categoriseren’. Ook is er dit keer in de databases onderscheid gemaakt in generiek lesmateriaal en specifiek
lesmateriaal. Uitleg hiervan is te vinden in hoofdstuk 3.3.2 onder de kop ‘Beoordelen’.
3.1 Centrale onderzoeksvragen en doelstellingen van het onderzoek
Het onderzoek dient antwoord te geven op de volgende zeven onderzoeksvragen die door het ministerie van
SZW zijn opgesteld:
1. Welk (bestaand en potentieel) lesmateriaal en -methodieken over gezond en veilig werken zijn
beschikbaar, uitgesplitst naar vijf prioritaire18 mbo-opleidingsdomeinen?
2. In hoeverre sluit het beschikbare lesmateriaal en de lesmethodieken aan bij de gewenste vakkennis
en vaardigheden opgenomen in het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’?
Zijn er witte vlekken/lacunes te constateren?
3. In hoeverre voorziet het lesmateriaal en de lesmethodieken in de studielastverdeling van 240 uur
over school, zelfstudie en leerbedrijf?
4. Wat zijn de behoeften van de leerlingen betreffende de wijze van aanleren van gezond en veilig
werken; sluit het type lesmateriaal en -methodieken dat beschikbaar is hier voldoende op aan?
5. Kunnen docenten (school) en praktijkbegeleiders (leerbedrijf) uit de voeten met het beschikbare
lesmateriaal?
a. En als dit niet het geval is, waarom is het lesmateriaal niet of onvoldoende toepasbaar en
wat is er voor nodig zodat (beschikbaar) lesmateriaal wel toepasbaar wordt voor docenten
en praktijkbegeleiders en hen helpt om invulling/uitvoering te geven aan het keuzedeel?
6. Hoe kan het beschikbare lesmateriaal het beste worden ontsloten/ onder de aandacht van de mbo-
scholen (docenten) en praktijkbegeleiders worden gebracht?
a. Kan en zo ja hoe kan (de website van) Gezonde School hierin voorzien?
7. Hoe kan worden bereikt dat:
a. mbo-scholen het keuzedeel gaan aanbieden;
b. studenten het keuzedeel gaan kiezen;
16 Met centrale concepten wordt bedoeld de onderwerpen die centraal staan in dit onderzoek.
17 Capgemini Consulting (2017). Inventarisatie lesmateriaal Keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’.
18 Prioritair voor wat betreft beroepsmatige blootstelling aan gezondheids- en veiligheidsrisico’s in combinatie met het aantal studenten dat wordt opgeleid.
12
c. mbo-scholen en leerbedrijven onderling afstemmen over en samen zorgdragen voor de
gewenste vakkennis en vaardigheden opgenomen in het keuzedeel?
Inzicht in deze zeven onderzoeksvragen moet bijdragen aan het vorm en inhoud geven van het keuzedeel
‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ op de mbo-scholen in samenwerking met het werkveld.
Het onderzoeksdoel is om met de onderzoeksuitkomsten de mbo-scholen en het werkveld te ondersteunen
bij het implementeren van het keuzedeel in de dagelijkse onderwijspraktijk.
3.2 Operationalisering centrale concepten
Alvorens de lesmaterialen en -methodes in kaart te brengen, zijn eerst de centrale concepten binnen dit
onderzoek verder geoperationaliseerd. De volgende paragrafen gaan in op de operationalisatie van deze
centrale concepten.
3.2.1 Lesmateriaal
Onder lesmateriaal wordt verstaan: materiaal dat – in de opleiding dan wel daarbuiten - wordt gebruikt om
kennis, opvattingen of vaardigheden ten aanzien van gezond, veilig en fit werken over te brengen op anderen.
Dit kan in gedrukte vorm (boeken) of niet gedrukte vorm (digitaal zoals e-learnings, filmpjes, etc.) zijn.
3.2.2 Soorten arbeidsrisico’s
Het keuzedeel heeft betrekking op arbeidsrisico’s in de breedste zin. Door ontwikkelaars van het keuzedeel
is er voor gekozen om deze risico’s op te delen in drie categorieën. Het onderscheid in soorten risico’s draagt
niet alleen bij aan de bewustwording van de beginnend beroepsbeoefenaars over de verscheidenheid aan
risicovolle situaties, maar het helpt ook inzichtelijk te maken welke verschillende strategieën zij kunnen
inzetten dan wel opvolgen in dergelijke situaties. Specifiek is er een onderscheid gemaakt in de leefstijl-
gerelateerde, fysieke en psychosociale arbeidsrisico’s. Deze worden hieronder toegelicht.
• Leefstijl-gerelateerde arbeidsrisico’s: dit omvat zowel de risico’s die voortkomen uit leefgewoontes, als
leefgewoontes die ontstaan door het beroep en die gevolgen hebben voor de uitvoering ervan. Denk
bijvoorbeeld aan een onregelmatig of ongezond eetpatroon wanneer je ploegendiensten draait. Het
draait in deze categorie om de wederkerige relatie tussen leefstijl en arbeid. De leefgewoontes worden
onder de verzamelnaam BRAVO gehanteerd: Bewegen, Roken, Alcohol, Voeding en Ontspanning.
• Fysieke arbeidsrisico’s: dit omvat alle risico’s die invloed hebben op de fysieke gesteldheid zoals fysieke
arbeidsbelasting, stilzitten, het gebruik van gereedschappen en machines (arbeidsmiddelen), gevaarlijke
stoffen en geluid. Maar ook cytostatica (celdeling remmende medicijnen die ingezet worden bij het
bestrijden van kanker) en biologische agentia (verzamelnaam voor micro-organismen zoals schimmels,
bacteriën, parasieten en virussen en kan infectieziekten veroorzaken, schade aan organen en schade bij
zwangerschap) vallen onder deze categorie.
• Psychosociale arbeidsrisico’s: dit omvat alle risico’s die invloed hebben op mentale gezondheid zoals
pesten op het werk, agressie en werkdruk. Men spreekt hier vaak over psychosociale arbeidsbelasting
(PSA).
De psychosociale en fysieke arbeidsrisico’s zijn te hergroeperen tot negen aandachtsgebieden. Binnen deze
negen aandachtsgebieden staat een specifieke vorm van belasting en/of arbeidsrisico centraal waar binnen
desbetreffende beroepen in meer of mindere mate rekening mee gehouden dient te worden. Deze
aandachtsgebieden gericht op de aard van arbeidsrisico’s zijn:
13
1. Fysiek: langdurig staan, zitten, tillen, trekken/duwen, zwaar werk, slechte houding (ergonomie).
2. Psychisch: conflicten, ongewenste omgangsvormen, slechte leiding, werkstress, combinatie
werk/privé.
3. Functie-inhoud/arbeidsorganisatie: kort-cyclisch werk, werkdruk, werktempo, mentaal inspannend
werk, onregelmatig werk, lange werktijden, ploegendienst, eenzaam werk, onzelfstandigheid,
concentratie-eisend.
4. Chemisch: gebruik gevaarlijke stoffen, aanwezigheid giftige gassen en dampen.
5. Biologisch: micro-organismen: bacteriën, virussen, schimmels.
6. Fysisch: lawaai/geluid, trillingen, schokken, ioniserende straling: röntgen, kern, elektrisch, en niet-
ioniserend straling: lasstraling.
7. Klimaat: vocht, gebrekkige zuurstofvoorziening, luchtverversing, stank, tocht, verlichting, hitte,
koude, temperatuurwisselingen.
8. Onveiligheid: brandgevaar, ontploffingsgevaar, vallende voorwerpen, snijgevaar, vallen.
9. Gebruik arbeidsmiddelen: gebruik van gereedschappen, machines.
3.2.3 Vakkennis en vaardigheden
Met de beroepsgerichte kennis en vaardigheden die aan bod komen in het keuzedeel leert de beginnend
beroepsbeoefenaar om, eventueel op basis van instructies, enerzijds fysieke en psychosociale en anderzijds
leefstijl-gerelateerde arbeidsrisico’s die zich voordoen op het werk blijvend bewust te herkennen, erkennen
en beheersen. De vakkennis en vaardigheden van de (toekomstige) beroepsbeoefenaars zijn verschillend
voor de desbetreffende opleidingsniveaus (niveau 2/ niveau 3 en 4). Het essentiële verschil tussen niveau 2
en niveau 3 en 4 is dat verwacht wordt dat de (toekomstige) beroepsbeoefenaars acterend op niveau 2
handelen op basis van gegeven instructies. Van de (toekomstige) beroepsbeoefenaars acterend op niveau 3
en 4 wordt verwacht dat zij naast reactief - ook in staat zijn om proactief te handelen en arbeidsrisico’s te
beoordelen. Daarnaast wordt er van beginnend beroepsbeoefenaars acterend op niveau 3 en 4 verwacht dat
zij naast de vaardigheden, die ook gelden voor niveau 2, ook beschikken over de vaardigheid om eventuele
bedachte oplossingen toe te lichten en bespreekbaar te maken met collega’s en leidinggevende.
Niveau 2 Niveau 3 en 4
De beginnend beroepsbeoefenaar… De beginnend beroepsbeoefenaar…
Vak
ken
nis
heeft basiskennis van de relevante fysieke en psychosociale arbeidsrisico's in zijn beroep.
heeft brede kennis van de relevante fysieke en psychosociale arbeidsrisico's in zijn beroep.
heeft beroepsgerelateerde basiskennis van de invloed van fysieke arbeidsrisico's op zijn veiligheid en gezondheid.
heeft specialistische, beroepsgerelateerde kennis van de invloed van fysieke arbeidsrisico's op zijn veiligheid en gezondheid.
heeft beroepsgerelateerde basiskennis van de invloed van psychosociale arbeidsrisico's op de mentale en fysieke veiligheid en gezondheid.
heeft brede en/of specialistische beroepsgerelateerde kennis van de invloed van psychosociale arbeidsrisico's op de mentale en fysieke veiligheid en gezondheid.
heeft basiskennis van de effecten die de leefstijl heeft op het veilig en gezond kunnen werken.
heeft brede en specialistische kennis van de effecten die de leefstijl heeft op het veilig en gezond kunnen werken.
heeft beroepsgerelateerde basiskennis van de arbeidshygiënische strategie.
heeft specialistische, beroepsgerelateerde kennis van de arbeidshygiënische strategie.
heeft basiskennis van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de werkgever en de werknemer op het gebied van gezond en veilig werken in zijn beroep.
heeft brede kennis van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de werkgever en de werknemer op het gebied van gezond en veilig werken in zijn beroep.
Vaa
rdig
he
de
n
kan door zelfredzaamheid, persoonlijke effectiviteit en blijvend leren als beroepshouding de regie nemen over de eigen blijvende inzetbaarheid.
kan door zelfredzaamheid, persoonlijke effectiviteit en blijvend leren als beroepshouding de regie nemen over de eigen blijvende inzetbaarheid.
kan de gedragsrichtlijnen van het BRAVO-model toepassen bij de uitvoering van het beroep.
kan de gedragsrichtlijnen van het BRAVO-model toepassen bij de uitvoering van het beroep.
kan op basis van instructies beroepsgerelateerde fysieke en psychosociale arbeidsrisico's herkennen, erkennen,
kan beroepsgerelateerde fysieke en psychosociale arbeidsrisico's herkennen, erkennen, melden en vervolgens
14
Niveau 2 Niveau 3 en 4
De beginnend beroepsbeoefenaar… De beginnend beroepsbeoefenaar…
melden en vervolgens handelen (doeltreffende, passende, en/of risico beperkende maatregelen toepassen) zodat geen nadelige effecten op de veiligheid en gezondheid van zichzelf en anderen ontstaan.
handelen (doeltreffende, passende en/of risico beperkende maatregelen toepassen) zodat geen nadelige effecten op de veiligheid en gezondheid van zichzelf en anderen ontstaan.
kan beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen en/of instrumenten die aangereikt zijn door de leidinggevende ter vermindering van arbeidsrisico’s op de juiste wijze gebruiken.
kan beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen en/of instrumenten op de juiste
wijze inzetten ter vermindering van arbeidsrisico's.19
kan beroepsgerelateerde arbeidsrisico's bespreekbaar maken met collega's en de leidinggevende.
kan beroepsgerelateerde arbeidsrisico's bespreekbaar maken met collega's en de leidinggevende.
- kan eventuele bedachte oplossingen om veilig en gezond te werken toelichten en bespreekbaar maken met collega's en de leidinggevende.
Tabel 2. Verschil in vakkennis en vaardigheden tussen niveau 2 en niveau 3 en 420
Zoals in bovenstaande tabel (Tabel 2) is te zien, zijn er enkele minimale verschillen tussen de eisen met
betrekking tot de vakkennis en vaardigheden van (toekomstige) beroepsbeoefenaars acterend op niveau 2
en acterend op niveau 3 en 4. Het verschil is te vinden in de diepgang van de kennis21:
• Bij niveau 2 ligt het accent op basiskennis en draait het om het bezitten van feiten en ideeën, processen,
materialen, middelen en begrippen van en gerelateerd aan een beroep en kennisdomein (NLFQ2).
• Bij niveau 3 en 4 licht het accent op het bezitten van (brede en specialistische) kennis van materialen,
middelen, feiten, abstracte kernbegrippen, theorieën, ideeën, methodes en processen van en gerelateerd
aan een beroep en kennisdomein (NLFQ4).
Ten behoeve van de inventarisatie en nadere analyse is het van belang de gewenste vakkennis en
vaardigheden van beginnend beroepsbeoefenaars acterend op niveau 2 en acterend op niveau 3 en 4 verder
te operationaliseren (zie Bijlage A voor de operationalisering.
3.3 Onderzoeksaanpak
Om de centrale onderzoeksvragen te beantwoorden zijn tijdens dit onderzoek vijf stappen doorlopen: 1)
inventarisatie, 2) analyse, 3) toetsing, 4) onderzoek naar succesvolle implementatie en 5) rapportage. In de
figuur hieronder staan de hoofdactiviteiten schematisch weergegeven.
19 Waar bij 2.3. maatregelen kunnen verwijzen naar onder andere het gebruik van specifieke beschermingsmiddelen gaat het bij 2.4. expliciet om het ‘materiaal’ en het gebruik van deze hulp- en/of fysieke beschermingsmiddelen. Zie voor verdere operationalisering Bijlage A.
20 Bron keuzedeel SBB via: kwalificaties.s-bb
21 Zoals omschreven volgens de NLQF-kwalificatie. Het Nederlands nationaal kwalificatieraamwerk is een systematische ordening van alle kwalificatieniveaus in Nederland, waaronder het mbo. Deze niveaubeschrijvingen worden gekoppeld aan het European Qualifications Framework (EQF). Op het mbo-diploma wordt het EQF-niveau vermeld. Bron: SBB (2017).
15
Figuur 1. Overzicht onderzoeksaanpak
3.3.1 Stap 1: Inventariseren
In de inventarisatiefase (1) beantwoorden we de eerste onderzoeksvraag:
• Welk (bestaand en potentieel) lesmateriaal en -methodieken over gezond en veilig werken zijn
beschikbaar, uitgesplitst naar vijf prioritaire mbo-opleidingsdomeinen?
In deze fase is op een gestructureerde manier bestaande en potentiële lesmaterialen en -methodes in kaart
gebracht. Beschreven wordt onder andere welke boeken (lesmethodieken), instrumenten, praktijkrichtlijnen,
e-learnings, filmpjes en branche specifieke Arbocatalogi voor elk van de vijf opleidingsdomeinen beschikbaar
zijn om invulling te geven aan het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’. Hiertoe zijn
uitgeverijen en mbo-scholen benaderd en is er een deskresearch gedaan naar potentieel materiaal dat
beschikbaar is via brancheorganisaties alsmede overheid en kennisinstellingen. In figuur 2 op de volgende
pagina is dit onderzoeksraamwerk schematisch weergegeven.
Toetsing database bijstudenten van de mbo-
opleidingen
Onderzoeksvraag 2, 4 en 7
Toetsing database bij docenten (school) en praktijkbegeleiders
(leerbedrijf)
Onderzoeksvraag 2, 5, 6 en 7
Inventarisatie lesmateriaalbij de volgende organisaties:• Mbo-scholen• Uitgeverijen• Branche- en
koepelorganisaties• Overheid en
kennisinstellingen
Onderzoeksvraag 1
Analyse database metbestaand en potentieelLesmateriaal
Onderzoeksvraag 2 en 3
Succesvolleimplementatie
van het Keuzedeel
Onderzoeksvraag 7
1 3a 42
Rapportage
5
3b
16
Figuur 2. Onderzoeksraamwerk
3.3.2 Stap 2: Analyseren
In de analysefase (2) vond een analyse plaats van de opgehaalde materialen. In deze fase is inzichtelijk
gemaakt in hoeverre het materiaal aansluit bij de gewenste vakkennis en vaardigheden zoals omschreven in
het keuzedeel. Daarmee worden de tweede en derde onderzoeksvraag beantwoord:
• In hoeverre sluit het beschikbare lesmateriaal en de lesmethodieken aan bij de gewenste vakkennis en
vaardigheden opgenomen in het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’? Zijn er witte
vlekken/lacunes te constateren?
• In hoeverre voorziet het lesmateriaal en de lesmethodieken in de studielastverdeling van 240 uur over
school, zelfstudie en leerbedrijf?
Tijdens de analyse zijn twee sub stappen gevolgd, te weten: categoriseren en beoordelen.
• Categoriseren
De geschikt bevonden bronnen zijn per opleiding opgenomen in een database (Excel), er zijn dus in totaal
zeven databases ontwikkeld. Binnen elke database zijn de volgende categorieën uitgewerkt:
Regionaal/ Sectoraal
Nationaal
Uitgeverijen Overheid en kennisinstellingen
Mbo-scholen
Incl. VitaalMBO, SLO
Branche- en koepelorganisaties
Keuzedeel Verdieping blijvend fit, veilig en
gezond werken
Student
17
Kolom Operationalisering
Naam lesmateriaal Unieke naam
Omschrijving Korte omschrijving van het lesmateriaal
Aanbieder Aanbieder waar het lesmateriaal van afkomstig is. De volgende categorieën zijn gebruikt: 1) Mbo-
scholen 2) Uitgeverijen 3) Branche- en koepelorganisaties, 3) Overheid en kennisinstellingen 4)
Overig.
Bron Naam van de aanbieder / website
Platform met … Onderscheid in type materiaal: 1) (digitaal) Boek, 2) Protocol, 3) Tekst en uitleg, 4) Richtlijnen en
maatregelen, 5) Beleid, 6) Instructies met foto's, 7) Checklist, 8) Filmpje, 9) E-learnings, 10) Test, 11)
Spel.
Bestaand/Potentieel
lesmateriaal*
Indicatie of het materiaal direct inzetbaar is door docenten (bestaand lesmateriaal) of nog een
vertaalslag vergt van docenten om te zetten in het onderwijs (potentieel lesmateriaal).
Uitgave Jaartal van uitgave
Beschikbaarheid Is het materiaal gratis of moet je hiervoor betalen?
Opzet De opzet van het lesmateriaal: 1) School: het materiaal kan klassikaal ingezet worden, 2) Zelfstudie:
het materiaal kan door de leerling zelf worden opgepakt of uitgewerkt, 3) Leerbedrijf: het materiaal
is in een stageplan op te nemen of door het leerbedrijf in te zetten.
Link met uitvoering beroep* Is er een link met het specifieke beroep of is het algemene informatie over het thema gezond en
veilig werken?
Tabel 3. Operationalisering van categorisatie (*nieuwe toegevoegde categorieën t.o.v. de inventarisatiescan in 2016).
• Beoordelen
Om de onderzoeksvragen te beantwoorden is allereerst het generieke lesmateriaal geanalyseerd op de
aansluiting van het materiaal op de gewenste vakkennis en vaardigheden. Generiek wil zeggen dat het
materiaal in potentie door elke mbo-opleiding (dus breder dan de opleidingen die in dit onderzoek
onderzocht zijn) in te zetten is ten behoeve van het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond
werken’. Het materiaal kan zowel van uitgeverijen en mbo-scholen afkomstig zijn als van de overheid en
kennisinstellingen en branche- en koepelorganisaties. Vervolgens is het beroepsspecifieke lesmateriaal
beoordeeld en is er gekeken in hoeverre dit materiaal ingaat op de benodigde vakkennis en vaardigheden.
Aan de hand van beide analyses is inzichtelijk gekregen waar eventuele witte vlekken zitten.
Om de betrouwbaarheid van deze analyse te vergroten is binnen het team willekeurig tien regels met
dezelfde bronnen geanalyseerd en gewaardeerd. Dit is bij alle databases gedaan. Vervolgens zijn deze
waarderingen vergeleken en zijn de punten die van elkaar afweken bediscussieerd. Dit resulteerde in een
aanscherping van de interpretatie van vakkennis en vaardigheden zoals omschreven in het keuzedeel.
Zodoende is de operationalisatie van de concepten verder uitgediept (zie Bijlage A).
Tot slot is geanalyseerd in hoeverre het lesmateriaal en de lesmethodieken voorziet in de studielastverdeling
van 240 uur over school, zelfstudie en leerbedrijf.
3.3.3 Stap 3: Valideren
Tijdens de validatiefase (3a, 3b) vond de validatie plaats waarmee is getracht antwoord te geven op de
vierde en vijfde en zesde onderzoeksvraag:
• Wat zijn de behoeften van de leerlingen betreffende de wijze van aanleren van gezond en veilig
werken; sluit het type lesmateriaal en -methodieken dat beschikbaar is hier voldoende op aan?
• Kunnen docenten (school) en praktijkbegeleiders (leerbedrijf) uit de voeten met het beschikbare
lesmateriaal?
18
o En als dit niet het geval is, waarom is het lesmateriaal niet of onvoldoende toepasbaar en
wat is er voor nodig zodat (beschikbaar) lesmateriaal wel toepasbaar wordt voor docenten
en praktijkbegeleiders en hen helpt om invulling/uitvoering te geven aan het keuzedeel?
• Hoe kan het beschikbare lesmateriaal het beste worden ontsloten/ onder de aandacht van de mbo-
scholen (docenten) en praktijkbegeleiders worden gebracht?
o Kan en zo ja hoe kan (de website van) Gezonde School hierin voorzien?
Tijdens deze validatiefase zijn de uitkomsten van de eerdere stappen voorgelegd aan:
• Studenten. Het succes van het keuzedeel wordt mede bepaald door de studenten van de mbo-
opleidingen. Als zij vrij zijn om te kiezen uit meerdere keuzedelen moet de inhoud en de vorm van een
keuzedeel hen voldoende aanspreken om hen te motiveren dit te gaan volgen. Vanuit de ervaring binnen
het MAPA-project staat daarbij de vorm van het lesmateriaal en de drive van de docent voorop. Om
hierover nader met studenten in gesprek te gaan is, aansluitend bij het MAPA project, op drie van de
pilotscholen een validatiesessie met studenten georganiseerd.
• Scholen en leerbedrijven. De tweede groep die van belang is bij het succes van het keuzedeel zijn de
docenten en onderwijskundigen van de mbo-scholen en de praktijkbegeleiders waar de studenten hun
kennis en kunde kunnen toetsen. Docenten en onderwijskundigen beslissen doorgaans of het keuzedeel
een meerwaarde heeft binnen de opleiding en waar de accenten op komen te liggen. In aansluiting op het
TNO-MAPA project zijn validatiesessies met betrokken scholen gehouden. Tijdens deze sessies is gekeken
of het beschikbare lesmateriaal voldoende aansluit bij de wensen vanuit het onderwijs en de
beroepspraktijk. Tevens is er ingegaan op de vraag in hoeverre het hen helpt om hier hun leerplan ten
behoeve van het keuzedeel mee in te richten. Ten slotte is getoetst bij docenten en leerbedrijven waar zij
behoefte aan hebben als het gaat om de ontsluiting van het bestaande en potentiële lesmateriaal en hoe
zij geholpen kunnen worden om invulling en uitvoering te geven aan het keuzedeel (implementatie).
3.3.4 Stap 4: Aanknopingspunten ten behoeve van de implementatie
De resultaten uit de vorige drie stappen inventariseren, analyseren en valideren hebben geleid tot
aanknopingspunten ten behoeve van de implementatie van het keuzedeel in het mbo. Samen met de analyse
van TNO in het kader van het MAPA-implementatietraject vormt dit aanknopingspunten voor een succesvolle
implementatie van het keuzedeel. Daarmee wordt de zevende onderzoeksvraag beantwoord:
• Hoe kan worden bereikt dat:
o mbo-scholen het keuzedeel gaan aanbieden?
o studenten het keuzedeel gaan kiezen?
19
4 Resultaten van de inventarisatie en analyse
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de inventarisatie en de analyse gepresenteerd. Allereerst wordt
ingegaan op het beschikbare lesmateriaal dat in kaart is gebracht ten behoeve van het keuzedeel ‘Verdieping
blijvend fit, veilig en gezond werken’ (paragraaf 4.1/ Onderzoeksvraag 1). Daarbij is tevens geïnventariseerd
welk generiek lesmateriaal er aanwezig is voor alle opleidingen en welk specifiek lesmateriaal er is voor de
specifiek geselecteerde opleidingen (paragraaf 4.2/ Onderzoeksvraag 1). Vervolgens is er gekeken in hoeverre
dit beschikbare materiaal aansluit bij de gewenste vakkennis en vaardigheden uit het keuzedeel en of er witte
vlekken/lacunes te constateren zijn (paragrafen 4.3, 4.4, 4.5/ Onderzoeksvraag 2).
4.1 Welk materiaal is in kaart gebracht ten behoeve van het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’?
Essentieel binnen het keuzedeel verdieping blijvend, fit veilig en gezond werken is de relatie met arbeid en
de relatie met het specifieke beroep. Het lesmateriaal dient dan ook gerelateerd te zijn aan arbeid om ingezet
te kunnen worden als onderdeel van het keuzedeel. Daarbij ligt er een specifieke uitdaging voor de
onderwijsprogramma’s om het keuzedeel niet alleen in algemene zin te relateren aan arbeid, maar ook te
koppelen aan de specifieke arbeidsrisico’s die gelden voor het uit te voeren toekomstige beroep.
Om te bepalen in hoeverre er lesmateriaal beschikbaar is ten behoeve van het keuzedeel is een onderscheid
gemaakt tussen materiaal dat in het reguliere programma aan bod komt en materiaal dat als verdieping kan
dienen voor het keuzedeel. Daarnaast is er ook een onderscheid gemaakt tussen generiek en specifiek
lesmateriaal. Generiek lesmateriaal is voor alle opleidingen bruikbaar, maar behoeft nog een vertaalslag naar
het specifieke beroep. Specifiek lesmateriaal legt wel de expliciete link met het toekomstige beroep.
Specifiek Generiek
Regulier programma Voor overzicht inventarisatie zie tabel 5
Voor analyse zie paragraaf 4.3
Niet van toepassing
Verdiepend keuzedeel Voor overzicht inventarisatie zie tabel 6
Voor analyse zie paragraaf 4.4
Voor overzicht inventarisatie zie tabel 7
Voor analyse zie paragraaf 4.5
Tabel 4. Overzicht van het geïnventariseerde lesmateriaal.
Bovenstaand tabel illustreert welk lesmateriaal in dit onderzoek is meegenomen en dient als een leeswijzer
om a) te zien welk lesmateriaal hieronder valt en b) waar de analyse van dit lesmateriaal te vinden is. Zoals
te zien is in tabel 4 is er ten behoeve van het keuzedeel ‘Verdieping blijvend, fit, veilig en gezond werken’ op
drie vlakken lesmateriaal in kaart gebracht. Ten eerste is er specifiek materiaal in kaart gebracht dat al
onderdeel uit maakt van het reguliere programma. Hieronder valt onder andere het lesmateriaal vanuit de
uitgeverijen dat al wordt ingezet binnen het onderwijsprogramma om studenten het vak te leren en waarbij
wordt ingegaan op fit, veilig en gezond werken in het specifieke beroep. Ten tweede is er specifiek
lesmateriaal in kaart gebracht dat als verdieping kan worden gezien op het reguliere onderwijsprogramma.
Hieronder valt materiaal vanuit bijvoorbeeld de branches en beroepsverenigingen dat kan worden ingezet
ter verdieping en/of als aanvulling op het bestaande lesmateriaal. Ten derde is er generiek verdiepend
materiaal in kaart gebracht. Hieronder valt zowel bestaand als potentieel lesmateriaal dat als aanvulling op
het reguliere onderwijsprogramma kan worden ingezet voor het keuzedeel. Dit lesmateriaal gaat concreet in
op veilig en gezond werken, maar is niet specifiek gekoppeld is aan één beroep. Dit materiaal heeft dus de
potentie om ingezet te worden binnen alle opleidingen.
20
De driedeling in lesmateriaal is relevant omdat er zodoende op verschillende niveaus uitspraken kunnen
worden gedaan en aanknopingspunten naar voren komen. Allereerst is het in kaart brengen van het reguliere
lesmateriaal relevant, omdat opleidingen zo zien waar ze a) op terug kunnen vallen en voortborduren vanuit
het huidige aanbod en b) welk lesmateriaal er nog benut kan worden over veilig en gezond werken als dit
materiaal nog niet is ingezet binnen de opleiding. Het reguliere lesmateriaal is vervolgens in kaart gebracht
en geanalyseerd op de gewenste vakkennis en vaardigheden opgenomen in het keuzedeel. Zodoende kwam
er per opleiding een beeld naar voren over in hoeverre er in binnen het reguliere onderwijsprogramma
materiaal beschikbaar is dat mogelijk (als het nog niet aan de orde is gekomen binnen het reguliere
programma) binnen het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ kan worden opgenomen.
Een bijkomend voordeel van deze analyse is dat opleidingen bij het keuzedeel gericht terug kunnen wijzen
naar en voortborduren op al eerder gebruikt materiaal. De analyse geeft inzicht in waar met het keuzedeel
de verdieping kan worden aangebracht.
Naast een inventarisatie van het lesmateriaal voortkomend uit het reguliere onderwijsprogramma is er ook
een inventarisatie gemaakt van verdiepend lesmateriaal. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen materiaal
dat alleen voor specifieke opleidingen inzetbaar is (specifiek lesmateriaal) en materiaal dat voor alle
opleidingen inzetbaar is (generiek lesmateriaal), maar nog op maat (beroepsspecifiek) moet worden
gemaakt. Dit onderscheid bleek relevant, omdat er zodoende inzichtelijk is gemaakt in hoeverre het
specifieke, verdiepende lesmateriaal de mogelijkheid biedt om het keuzedeel specifiek te koppelen aan het
beroep en waar nog witte vlekken te constateren zijn gerelateerd aan de gewenste vakkennis en
vaardigheden. Vervolgens biedt het generieke, verdiepende lesmateriaal de mogelijkheid om deze witte
vlekken op te vullen waarbij het wel aan de opleidingen zelf is om expliciet de relatie te leggen met het
specifieke beroep.
Bij de inventarisatie van het lesmateriaal is bekeken in hoeverre er lesmateriaal wordt aangeboden dat ingaat
op de specifieke vakkennis en vaardigheden uit het keuzedeel. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen
weinig, gemiddeld, en veel aanbod. Belangrijk om te vermelden is dat weinig beschikbare informatie ook
toereikend kan zijn/ kan volstaan om op de juiste wijze invulling te geven aan het keuzedeel. Terwijl heel veel
beschikbaar lesmateriaal niet zonder meer wil zeggen dat hiermee afdoende invulling gegeven kan worden
aan het keuzedeel. Of dit het geval is valt buiten de scope van dit onderzoek.
4.2 Welk lesmateriaal is beschikbaar?
Zoals in paragraaf 4.1. naar voren is gekomen is er een onderscheid gemaakt tussen lesmateriaal ten behoeve
van het reguliere onderwijsprogramma en verdiepend lesmateriaal. De volgende tabel geeft een overzicht
van de uitgeverijen en instanties die lesmateriaal aanbieden voor het reguliere onderwijsprogramma van de
desbetreffende geselecteerde opleidingen.
21
Soort aanbieder Naam aanbieder Opleiding
Uitgeverijen Concreet Onderwijsproducten - Machinist grondverzet (niveau 3)
ThiemeMeulenhoff - Medewerker facilitaire dienstverlening
(niveau 3)
Uitgeverij Sarphati BV - Logistiek medewerker (niveau 2)
- Logistiek teamleider (niveau 3)
OVD Educatieve Uitgeverij B.V. - Logistiek medewerker (niveau 2)
- Logistiek teamleider (niveau 3)
Educatieve Uitgeversgroep - Zelfstandig werkend kok (niveau 3)
Edu-Actief - Zelfstandig werkend kok (niveau 3)
Mbo-scholen Stichting Praktijkleren 22 - Aankomend medewerker grondoptreden
(niveau 2)
- Aankomend onderofficier grondoptreden
(niveau 3)
Tabel 5. Overzicht aanbieders specifiek lesmateriaal binnen het reguliere onderwijsprogramma
Zoals te zien is in tabel 5 bestaan de aanbieders van lesmateriaal zowel uit commerciële uitgeverijen als uit
niet-commerciële organisaties/uitgeverijen die zijn voortgekomen uit het onderwijsveld (zoals Stichting
Praktijkleren en Concreet Onderwijsproducten). Qua vorm van het reguliere lesmateriaal is opvallend dat het
veelal boeken betreft of een digitaal platform waarop tekst en uitleg te vinden is. Uit de inventarisatie blijkt
dat de opdrachten binnen het reguliere programma zich vooral richten op het trainen van kennis en
vaardigheden met betrekking tot het beroep.
Naast de inventarisatie van het lesmateriaal binnen het reguliere programma is ook het verdiepende,
specifieke materiaal in kaart gebracht voor de geselecteerde opleidingen. De volgende tabel geeft weer waar
het verdiepende, specifieke lesmateriaal vandaan komt.
Soort aanbieder Naam aanbieder Voorbeelden van (type) lesmateriaal
Overheid en kennisinstellingen
Inspectie SZW Brochure ‘Arbeidsrisico’s in de horeca’
Ministerie van SZW Inspiratievideo ‘Gezond en Veilig Werkt’
Ministerie van Defensie Gedragscode defensie
RIVM Factsheet ‘Analyse ongevallen in de horeca’
TNO Checklist fysieke belasting
Politieacademie Informatie over de geestelijke gezondheid van
militairen en politiemensen
Branche- en koepelorganisaties
BMWT Informatie over veilig werken in een magazijn
Evofenedex Informatie over gevaarlijke stoffen
Sectorinstituut Transport en Logistiek (STL) Arbocatalogus en oplossingenboek
Transport en Logistiek Nederland (TLN) Code 95 richtlijn (EU-richtlijn)
VeiligheidNL Gedragscampagne ‘Sjaak in de horeca’
Defensiebond Informatie over misbruik in het leger
Veteranen Instituut Factsheet ‘Posttraumatische stressstoornis na
uitzending’
Koninklijke Horeca Nederland (KHN) RI&E instrument
FNV Horeca Filmpje ‘Ben jij weleens de Sjaak?’
22 Stichting Praktijkleren is een samenwerkingsverband van alle 43 ROC’s in Nederland. Dit is van, voor en door de scholen.
22
Soort aanbieder Naam aanbieder Voorbeelden van (type) lesmateriaal
Werkveiligheidswijzer Informatie over veilig en gezond werken in de
horeca
Starthoreca Arbo Horeca Catalogus
O&O fonds GGZ Informatie over werken met gevaarlijke
stoffen
Kenniscentrum facilitair management Basiskennis dossier risicobeheersing facilitair
Arbouw Veiligheidsprotocol opleidingsbedrijven
Agroarbo Arbocatalogus agrarische en groene sectoren
Wurkz Functierisicoprofiel
CUMELA E-learning veilig (land)bouwverkeer
Overige bronnen23
Napo Consortium Filmpje ‘veilig intern transport’
Stichting Arbo flexbranche Zelf-assessment: ‘Jouw werk, jouw veiligheid’
Stichting Praktijkleren Handboeken CLAS (voor elke militair)
Stichtingen Contractcatering Gezond werken, da’s pas lekker: doe de test
Stichting Vakbekwaam Horeca (SVH) Informatie over arbeidsomstandigheden in de
horeca
Misset Horeca (MH) Artikel over veiligheidsvoorschriften
F-Facts Facility platform Artikel over rol van facility in veiligheid
Arbokennisnet Informatie over bouwproces, transport en
valgevaar
Tabel 6. Overzicht aanbieders verdiepend, specifiek lesmateriaal
Naast het verdiepende, specifieke lesmateriaal is ook het verdiepende, generieke lesmateriaal in kaart
gebracht dat mogelijk ingezet zou kunnen worden binnen het keuzedeel. De volgende tabel geeft weer waar
het generieke lesmateriaal vandaan komt dat voor alle opleidingen bruikbaar is.
Soort aanbieder Naam aanbieder Voorbeelden van (type) lesmateriaal
Uitgeverijen Applinet, internet uitgeverij Informatie over gezondheid en persoonlijke vaardigheden
Edu’Actief Boek ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’
Mbo-scholen VitaalMBO Lessendatabank algemene vaardigheden
MBO-Raad Hard-of-hart e-learning modules
Overheid en kennisinstellingen
Inspectie SZW Informatie over lichamelijke belasting
Ministerie van SZW Gespreksprotocol: in gesprek over stress
Ministerie van BZK Informatie over agressie-vrij werken
Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB)
Informatie over beroepsziekten
RIVM Film ‘maak werk van je gezondheid’
TNO Wegwijzer pesten
Trimbos Instituut Informatie over alcohol
Voedingscentrum Body Mass Index (BMI)
Kenniscentrum Sport BRAVO company check
SLO Leerplankader sport, bewegen en gezonde leefstijl
Branche- en koepelorganisaties
5xbeter Informatie over cultuur en gedrag
Beroepsvereniging Arbo Adviseurs Kennisbank inPreventie
Compassion for Care Blogs van Irene Muller-Schoof
FNV Informatie over werkdruk
23 Onder overige bronnen valt de informatie die relevant leek voor de invulling van het keuzedeel, maar die niet direct te classificeren valt onder de vooraf gedefinieerde categorieën.
23
Soort aanbieder Naam aanbieder Voorbeelden van (type) lesmateriaal
Fonds Psychische Gezondheid Zelf-assessment stress
Hartstichting Informatie over gezond leven
Stichting Arbo Flexbranche (STAF) Arbocatalogus: agressie en geweld
Stichting Leren en leven Methode Positive Action
Stichting Pesten op de werkvloer Informatie over pesten op de werkvloer
Stichting Testjeleefstijl Leefstijltest met tips en adviezen
Stichting van de Arbeid Informatie over psychosociale arbeidsrisico’s
Voion Informatie over duurzame inzetbaarheid
Zorg voor beter De nieuwe schijf van vijf
Overige bronnen 123test Tests loopbaan en persoonlijke ontwikkeling
Arboned Filmpje ‘herken de signalen’
Freelearning Leermodule ‘beeldschermwerk’
Gezond & Zeker Filmpje over omgaan met psychosociale risico’s
GezondNu Online Informatie over gezond en vitaal ouder worden
Goed Gebruik Filmpje ‘hoe BLITZ ben jij?’
Huis voor beweging Interventie ‘Alle leerlingen actief’
Medicinfo Copingtest
Napo Consortium Tekenfilmreeks met humor
Nationaal Actieplan Groente en Fruit Veggipedia
ROVC Cursus fit, veilig en gezond werken
SoChicken Simpele en praktische tips ‘broeden op een leuker leven’
Start Werk & Blijf Veilig E-learning ‘start veilig’
Vocam Opleidingsvideo’s veilig werken
Tabel 7. Overzicht aanbieders generiek (potentieel) lesmateriaal
Zoals in tabel 7 is te zien zijn er verschillende aanbieders die generiek lesmateriaal beschikbaar stellen. De
gevonden bronnen zijn zowel in te zetten voor niveau 2 als niveau 3 en 4. De generieke database (zie bijlage
B) bevat dan ook een grote variëteit aan bronnen. Zo zijn er bronnen waar een geheel keuzedeel kan worden
afgenomen (dit gaat over een generiek keuzedeel en moet nog beroep specifiek gemaakt worden). Ook zijn
er bronnen die kunnen dienen als losse bouwsteen om het bestaande lesmateriaal aan te vullen, zoals
opdrachten en illustraties. Naast de variëteit in de omvang van de bronnen, is er ook een variëteit in de vorm
van de bronnen. In totaal bestaat de database van het generieke, verdiepende materiaal uit 82 verschillende
informatiebronnen die potentieel ingezet kunnen worden voor het keuzedeel. Van deze bronnen bevatten
er 64 tekst en uitleg over het thema gezond en/of veilig werken. Daarnaast zijn er 23 tests beschikbaar, 17
bronnen die filmpjes presenteren, gevolgd door 15 bronnen die ingaan op richtlijnen en 6 bronnen die e-
learnings bevatten. Op de overige categorieën (instructies met foto’s, beleid, checklists, protocollen, spel en
(digitale) boeken) is nauwelijks (<2) materiaal gevonden. Het generieke materiaal heeft daarmee de potentie
om het keuzedeel interactief te maken. Studenten kunnen bijvoorbeeld verschillende tests inzetten, zoals
‘mentaalvitaal’ of een test om de ‘druppel’ te herkennen met betrekking tot werkstress. Daarnaast zijn er
tests die ingezet kunnen worden bij (leer)bedrijven zoals de ‘Adviestool gezond en veilig werk’.
4.3 Aansluiting van het specifieke lesmateriaal uit het reguliere onderwijsprogramma op de gewenste vakkennis en vaardigheden
Om te bepalen in hoeverre het lesmateriaal vanuit de reguliere onderwijsprogramma’s aansluit bij de
gewenste vakkennis en vaardigheden die opgenomen zijn in het keuzedeel is het materiaal vanuit het
reguliere onderwijsprogramma in kaart gebracht. Om te analyseren in hoeverre de gestelde vakkennis en
vaardigheden binnen dit materiaal al aan bod komt, is er een onderscheid gemaakt in de opleidingsniveaus
24
(niveau 2 en niveau 3, 4) en is er per criterium bekeken in hoeverre het lesmateriaal over weinig aanbod,
gemiddeld aanbod of veel aanbod beschikt. In de volgende tabellen is het gedetailleerde overzicht
gepresenteerd van de verschillende opleidingen niveau 2 (zie tabel 8) en niveau 3 (zie tabel 9) en de
aansluiting van het bestaande lesmateriaal ten aanzien van de gewenste vakkennis en vaardigheden.
Opleidingen niveau 2
Medewerker
Facilitaire Dienstverlening (2)
Aankomend Medewerker GROP
(2)
Logistiek Medewerker (2)
Vak
ken
nis
heeft basiskennis van de relevante fysieke en psychosociale arbeidsrisico's in zijn beroep.
Gemiddeld aanbod Gemiddeld aanbod Veel aanbod
heeft beroepsgerelateerde basiskennis van de invloed van fysieke arbeidsrisico's op zijn veiligheid en gezondheid.
Weinig aanbod Weinig aanbod Gemiddeld aanbod
heeft beroepsgerelateerde basiskennis van de invloed van psychosociale arbeidsrisico's op de mentale en fysieke veiligheid en gezondheid
Weinig aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod
heeft basiskennis van de effecten die de leefstijl heeft op het veilig en gezond kunnen werken.
Weinig aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod
heeft beroepsgerelateerde basiskennis van de arbeidshygiënische strategie.
Weinig aanbod Weinig aanbod Gemiddeld aanbod
heeft basiskennis van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de werkgever en de werknemer op het gebied van gezond en veilig werken in zijn beroep.
Weinig aanbod Weinig aanbod Gemiddeld aanbod
Vaa
rdig
he
de
n
kan door zelfredzaamheid, persoonlijke effectiviteit en blijvend leren als beroepshouding de regie nemen over de eigen blijvende inzetbaarheid.
Gemiddeld aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod
kan de gedragsrichtlijnen van het BRAVO-model toepassen bij de uitvoering van het beroep.
Weinig aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod
kan op basis van instructies beroepsgerelateerde fysieke en psychosociale arbeidsrisico's herkennen, erkennen, melden en vervolgens handelen (doeltreffende, passende, en/of risico beperkende maatregelen toepassen) zodat geen nadelige effecten op de veiligheid en gezondheid van zichzelf en anderen ontstaan.
Gemiddeld aanbod Veel aanbod Gemiddeld aanbod
kan beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen en/of instrumenten die aangereikt zijn door de leidinggevende ter vermindering van arbeidsrisico’s op de juiste wijze gebruiken.
Weinig aanbod Gemiddeld aanbod Gemiddeld aanbod
kan beroepsgerelateerde arbeidsrisico's bespreekbaar maken met collega's en de leidinggevende.
Weinig aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod
Tabel 8. Aansluiting van bestaande lesmateriaal op gewenste vakkennis en vaardigheden opleidingen niveau 2.
Over het algemeen kan er gesteld worden dat in het bestaande lesmateriaal voor de opleidingen op niveau
2 gemiddeld tot veel aanbod is aan materiaal over brede kennis over relevante arbeidsrisico’s. Uit de
kwalitatieve analyse blijkt echter dat deze informatie zeer summier is en niet alle specifieke arbeidsrisico’s
voor het beroep dekt. Voor alle opleidingen geldt dat er binnen het reguliere onderwijsprogramma relatief
weinig aanbod is van lesmateriaal gericht op de psychosociale arbeidsrisico’s en de specifieke invloed van
psychosociale arbeidsrisico’s op gezond en veilig werken. Deze zelfde tendens is ook waarneembaar binnen
de opleidingen voor niveau 3 (zie tabel 9). Ook is er over alle opleidingen (zowel niveau 2 alsmede niveau 3)
weinig aanbod voor de communicatieve vaardigheden die nodig zijn om anderen bewust te maken van
arbeidsrisico’s en/of oplossingen om arbeidsrisico’s te beperken aan te dragen.
Binnen het bestaande lesmateriaal is er een gemiddeld aanbod van lesmateriaal dat in gaat op instructies om
veilig om te gaan met beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen. Zo blijkt bijvoorbeeld bij de
opleiding Machinist Grondverzet (niveau 3) dat er veel aanbod is voor veilig werken met machines. Dit
aanbod moet echter genuanceerd worden aangezien veiligheid vaak werd gerelateerd aan veilig werken voor
25
de buitenwereld (de omgeving waarin je werkzaam bent als machinist) en niet aan persoonlijke veiligheid
(fysieke risico’s voor jezelf beperken). Opvallend is dat voor de opleidingen Aankomend Medewerker
Grondoptreden (niveau 2) en Aankomend Onderofficier Grondoptreden (niveau 3), Medewerker Facilitaire
Dienstverlening (niveau 2), Zelfstandig Werkend Kok (niveau 3) naar het lijkt gemiddeld meer aandacht is
besteed aan veilig en gezond werken dan bij de overige opleidingen.
Opleidingen niveau 3
Machinist
Grondverzet (3) Logistiek Teamleider (3)
Aankomend Onderofficier GROP (3)
Zelfstandig Werkend Kok
(3)
Vak
ken
nis
heeft brede kennis van de relevante fysieke en psychosociale arbeidsrisico's in zijn beroep.
Gemiddeld aanbod
Veel aanbod Gemiddeld aanbod
Veel aanbod
heeft specialistische, beroepsgerelateerde kennis van de invloed van fysieke arbeidsrisico's op zijn veiligheid en gezondheid.
Weinig aanbod Gemiddeld aanbod
Weinig aanbod Gemiddeld aanbod
heeft brede en/of specialistische beroepsgerelateerde kennis van de invloed van psychosociale arbeidsrisico's op de mentale en fysieke veiligheid en gezondheid.
Weinig aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod
heeft brede en specialistische kennis van de effecten die de leefstijl heeft op het veilig en gezond kunnen werken.
Weinig aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod
heeft specialistische, beroepsgerelateerde kennis van de arbeidshygiënische strategie.
Weinig aanbod Gemiddeld aanbod
Weinig aanbod Gemiddeld aanbod
heeft brede kennis van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de werkgever en de werknemer op het gebied van gezond en veilig werken in zijn beroep.
Weinig aanbod Gemiddeld aanbod
Weinig aanbod Weinig aanbod
Vaa
rdig
he
de
n
kan door zelfredzaamheid, persoonlijke effectiviteit en blijvend leren als beroepshouding de regie nemen over de eigen blijvende inzetbaarheid.
Weinig aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod Gemiddeld aanbod
kan de gedragsrichtlijnen van het BRAVO-model toepassen bij de uitvoering van het beroep.
Weinig aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod
kan beroepsgerelateerde fysieke en psychosociale arbeidsrisico's herkennen, erkennen, melden en vervolgens handelen (doeltreffende, passende en/of risico beperkende maatregelen toepassen) zodat geen nadelige effecten op de veiligheid en gezondheid van zichzelf en anderen ontstaan.
Gemiddeld aanbod
Gemiddeld aanbod
Veel aanbod Gemiddeld aanbod
kan beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen en/of instrumenten op de juiste wijze inzetten ter vermindering van arbeidsrisico's.
Veel aanbod Gemiddeld aanbod
Gemiddeld aanbod
Veel aanbod
kan beroepsgerelateerde arbeidsrisico's bespreekbaar maken met collega's en de leidinggevende.
Weinig aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod
kan eventuele bedachte oplossingen om veilig en gezond te werken toelichten en bespreekbaar maken met collega's en de leidinggevende.
Weinig aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod Weinig aanbod
Tabel 9. Aansluiting van bestaande lesmateriaal op gewenste vakkennis en vaardigheden opleidingen niveau 3
Over het algemeen lijkt, zoals de bovenstaande tabellen illustreren, dat het lesmateriaal uit het reguliere
onderwijsprogramma slechts gedeeltelijk aansluit op de gewenste vakkennis en vaardigheden. Inhoudelijk
lijkt het lesmateriaal, als er aandacht wordt besteed aan arbeidsrisico’s, vooral gericht te zijn op brede kennis
over de relevante arbeidsrisico’s. Voor alle opleidingen geldt het bestaande lesmateriaal verder niet
gedetailleerd op de fysieke dan wel psychosociale arbeidsrisico’s in gaat. De arbeidsrisico’s worden
voornamelijk globaal beschreven en er is minder aandacht voor de mogelijke gevolgen en effecten op de
werkvloer of voor de beroepsbeoefenaar zelf. Informatie over de gevolgen van arbeidsrisico’s kan echter
wenselijk zijn voor studenten om zodoende beter beeld te krijgen bij de vraag waarom het belangrijk is om
26
gezond en veilig te werken. Naast de globale aandacht voor arbeidsrisico’s blijkt ook uit de inventarisatie dat
de aanwezig kennis over de relevante arbeidsrisico’s versnipperd aan bod komt. Vaak zijn de onderwerpen
veiligheid en gezondheid een paragraaf van een groter hoofdstuk over een ander thema.
Naast dat er weinig aanbod is van lesmateriaal dat in gaat op de specifieke invloed van zowel fysieke als
psychosociale arbeidsrisico’s blijkt dat er ook weinig aanbod is dat zich richt op de
verantwoordelijkheidsverdeling tussen de werkgever en werknemer. Daarnaast is het opvallend dat
onderwerpen die te maken hebben met gezond werken (gericht op BRAVO, en blijvende inzetbaarheid) nog
minder aan de orde komen binnen het huidige lesmateriaal. Hierbij moet vermeld worden dat het
lesmateriaal dat wel ingaat op het BRAVO-model voornamelijk ingaat op werkstress en ontspanning. De
andere BRAVO-elementen komen niet aan bod in relatie tot de specifieke beroepen. Wel blijkt dat er binnen
het in kaart gebrachte bestaande lesmateriaal een gemiddeld aanbod is van lesmateriaal dat in gaat op de
instructies om relevante arbeidsrisico’s te herkennen. Daarbij moet opgemerkt worden dat de instructies
vaak worden beschreven, maar dat de oorzaak-gevolg verbanden minder aan bod komen – dat wil zeggen
het ‘waarom’ niet expliciet worden benoemd. Over het algemeen kan er dus gesteld worden dat er binnen
het lesmateriaal uit het reguliere onderwijsprogramma weinig aandacht wordt besteed aan de redenen
achter het handelen om zo arbeidsrisico’s waar mogelijk te voorkomen of beperken.
Het overzicht in tabel 8 en 9 kan de mbo-scholen een handreiking bieden van de onderwerpen waar met het
keuzedeel verdieping in aangebracht kan worden als het gaat om fit, veilig en gezond werken.
4.4 Aansluiting van het generiek, verdiepende lesmateriaal bij de gewenste vakkennis en vaardigheden
Alvorens de analyse per opleiding te presenteren is eerst in kaart gebracht in hoeverre het generiek,
verdiepende lesmateriaal de potentie heeft om ingezet te worden binnen het keuzedeel verdiepend blijvend
fit, veilig en gezond werken. Uit deze analyse blijkt dat niet alle bronnen binnen de generieke database direct
arbeid gerelateerd zijn. In tabel 10 is daarom een onderscheid gemaakt tussen het aanbod
arbeidsgerelateerde en niet-arbeidsgerelateerde bronnen.
Generiek, verdiepend lesmateriaal
Arbeidsgerelateerd Niet arbeidsgerelateerd
Vak
ken
nis
kennis over de relevante fysieke en psychosociale arbeidsrisico's in het beroep.
Gemiddeld aanbod N.v.t.
kennis van de invloed van fysieke arbeidsrisico's op veiligheid en gezondheid.
Weinig aanbod N.v.t.
kennis van de invloed van psychosociale arbeidsrisico's op de mentale en fysieke veiligheid en gezondheid.
Weinig aanbod N.v.t.
kennis van de effecten die de leefstijl heeft op het veilig en gezond kunnen werken.
Weinig aanbod Veel aanbod
kennis van de arbeidshygiënische strategie. Weinig aanbod N.v.t.
kennis van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de werkgever en de werknemer op het gebied van gezond en veilig werken in zijn beroep.
Weinig aanbod N.v.t.
Vaa
rdig
he
de
n
Focus op blijvend leren als beroepshouding tbv de eigen blijvende inzetbaarheid.
Gemiddeld aanbod N.v.t.
Focus op toepassing van de gedragsrichtlijnen van het BRAVO-model bij de uitvoering van het beroep.
Weinig aanbod Veel aanbod
Focus op herkennen, erkennen, melden van arbeidsrisico’s om zodoende doeltreffend te kunnen handelen.
Gemiddeld aanbod N.v.t.
27
Focus op juiste gebruik van beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen en/of instrumenten.
Weinig aanbod N.v.t.
Focus op bespreekbaar maken van beroepsgerelateerde arbeidsrisico's.
Weinig aanbod Gemiddeld aanbod
Focus op toelichten en bespreekbaar maken van
bedachte oplossingen 24
Weinig aanbod Gemiddeld aanbod
Tabel 10. Aansluiting generiek lesmateriaal bij de gewenste vakkennis en vaardigheden
Het generieke, verdiepende lesmateriaal dat gevonden is lijkt zich inhoudelijk vooral te richten op brede
kennis over arbeidsrisico’s, het belang van werken aan je leefstijl en over de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen werkgever en werknemer. Bronnen die specifiek ingaan op oorzaak-gevolg verbanden, bijvoorbeeld
bronnen die de oorzaken van specifieke arbeidsrisico’s benoemen, zijn in mindere mate aanwezig. Daarbij
zijn de meeste bronnen inzetbaar om de student te trainen in de vaardigheid om beroepsgerelateerde fysieke
en psychosociale arbeidsrisico’s te herkennen, erkennen, melden en vervolgens handelen (doeltreffende,
passende, en/of risico beperkende maatregelen toepassen), zodat geen nadelige effecten op de veiligheid en
gezondheid van zichzelf en anderen ontstaan. Het beperkte aantal bronnen dat ingaat op de vaardigheid om
beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen op de juiste manier te gebruiken, is mogelijk te
verklaren doordat het generieke materiaal ingaat op arbeid in algemene zin en niet op specifieke beroepen
waarbij deze hulp- en beschermingsmiddelen meer concreet gemaakt kunnen worden.
Inhoudelijk valt op dat de bronnen die ingaan op het BRAVO-model bijna allemaal relateren aan het
onderwerp ‘werkstress’ en de mate van ontspanning. De andere BRAVO-elementen - Bewegen, Roken,
Alcohol, Voeding - komen nauwelijks tot niet naar voren in relatie tot ‘werk’. Daarnaast is er gemiddeld
aanbod van lesmateriaal gericht op het herkennen van arbeidsrisico’s, maar in mindere mate voor de
toepassing en het nemen van gewenste vervolgacties: het melden en handelen. Ook bleek uit de analyse dat
de gevonden bronnen die ingaan op de gewenste communicatieve vaardigheden, zoals het bespreekbaar
maken van risico’s en het toelichten van oplossingen, vooral communicatie in algemene zin behandelen en
minder de specifieke relatie leggen met arbeidsrisico’s en het communiceren daarvan. Om de relatie met het
specifieke beroep te maken, is dus nog een actieve vertaalslag nodig van de desbetreffende docenten om de
relatie met het specifieke beroep te maken en het materiaal ook daadwerkelijk te kunnen in zetten binnen
het keuzedeel.
Nu het generieke materiaal in kaart is gebracht, wordt er per opleiding gekeken in hoeverre het generieke
materiaal de potentie biedt om de witte vlekken binnen het specifieke (reguliere en verdiepende) materiaal
op te vullen.
4.5 Welk verdiepend lesmateriaal is er beschikbaar en in hoeverre sluit dit aan bij de gewenste vakkennis en vaardigheden?
Om te bepalen in hoeverre er verdiepend lesmateriaal voorhanden is dat ingezet zou kunnen worden binnen
het keuzedeel is voor alle opleidingen allereerst gekeken welk verdiepend, specifiek lesmateriaal beschikbaar
is vanuit bijvoorbeeld de branche en/of koepelorganisaties. Dit materiaal gemiddeld variërend tussen de tien
en vijfentwintig verschillende bronnen per opleiding, is vervolgens geanalyseerd op de gewenste vakkennis
en vaardigheden. Dit is vervolgens per opleiding vergeleken met het aanbod binnen het huidige bestaande
lesmateriaal om zodoende te zien waar het keuzedeel een aanvulling dan wel een verdieping kan zijn. Ten
24 Criterium alleen van toepassing voor de opleiding niveau 3
28
tweede is gekeken of het verdiepend, generiek lesmateriaal de potentie heeft om de witte vlekken op te
vullen die te herkennen zijn binnen het specifieke reguliere en specifieke verdiepende lesmateriaal.
4.5.1 Machinist Grondverzet (niveau 3) | Domein Bouw & Infra
Voor de opleiding Machinist Grondverzet (niveau 3) is er allereerst vergeleken in hoeverre het verdiepende,
specifieke lesmateriaal aanvullend was op het reguliere, specifieke lesmateriaal. Vervolgens is er gekeken in
hoeverre het generiek verdiepende lesmateriaal de potentie heeft om te zorgen voor verdere verdieping in
het keuzedeel. De volgende tabel geeft de vergelijking weer.
Specifiek, regulier
lesmateriaal Specifiek,
verdiepend lesmateriaal
Generiek, verdiepend lesmateriaal
Vak
ken
nis
kennis over de relevante fysieke en psychosociale arbeidsrisico's in het beroep.
Gemiddeld aanbod Veel aanbod Gemiddeld aanbod
kennis van de invloed van fysieke arbeidsrisico's op veiligheid en gezondheid.
Weinig aanbod Gemiddeld aanbod Weinig aanbod
kennis van de invloed van psychosociale arbeidsrisico's op de mentale en fysieke veiligheid en gezondheid.
Weinig aanbod Weinig aanbod* Weinig aanbod**
kennis van de effecten die de leefstijl heeft op het veilig en gezond kunnen werken.
Geen aanbod Weinig aanbod* Weinig aanbod * (veel aanbod niet
arbeidsgerelateerd)
kennis van de arbeidshygiënische strategie. Geen aanbod Gemiddeld aanbod Weinig aanbod
kennis van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de werkgever en de werknemer op het gebied van gezond en veilig werken in zijn beroep.
Weinig aanbod Gemiddeld aanbod Weinig aanbod
Vaa
rdig
he
de
n
Focus op blijvend leren als beroepshouding tbv de eigen blijvende inzetbaarheid.
Geen aanbod Weinig aanbod* Gemiddeld aanbod
Focus op toepassing van de gedragsrichtlijnen van het BRAVO-model bij de uitvoering van het beroep.
Geen aanbod Weinig aanbod* Weinig aanbod * (veel aanbod niet
arbeidsgerelateerd)
Focus op herkennen, erkennen, melden van arbeidsrisico’s om zodoende doeltreffend te kunnen handelen.
Gemiddeld aanbod Veel aanbod Gemiddeld aanbod
Focus op juiste gebruik van beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen en/of instrumenten.
Veel aanbod Veel aanbod Gemiddeld aanbod
Focus op bespreekbaar maken van beroepsgerelateerde arbeidsrisico's.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod * (gemiddeld aanbod
niet arbeidsgerelateerd)
Focus op toelichten en bespreekbaar maken van bedachte oplossingen.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod * (gemiddeld aanbod
niet arbeidsgerelateerd)
Tabel 11. Aansluiting van het verdiepend lesmateriaal op gewenste vakkennis en vaardigheden – Machinist Grondverzet (niveau 3)
Zoals tabel 11 illustreert geeft het specifieke lesmateriaal de opleidingen de gelegenheid om het lesmateriaal
uit het reguliere onderwijsprogramma aan te vullen (zie vetgedrukte cellen). Zo is er binnen het specifiek,
verdiepende lesmateriaal meer aanbod van lesmateriaal dat in gaat op de invloed van fysieke arbeidsrisico’s.
Ook is er meer materiaal voorhanden dat specifiek in gaat op de arbeid hygiënische strategie en de
verantwoordelijkheidsverdeling tussen de werkgever en de werknemer. Er blijven echter enkele witte
vlekken bestaan (zie tabel 11 gemarkeerd met *). Weinig aanbod betekent echter niet gelijk dat er geen
kwalitatief, geschikt materiaal voorhanden is binnen het verdiepend, specifieke materiaal. Weinig aanbod
kan ook toereikend zijn/ kan volstaan om op de juiste wijze invulling te geven aan het keuzedeel. Alvorens in
te zoomen op de verdiepend, generieke database is het daarom van belang dat er een toelichting wordt
gegeven op het gevonden lesmateriaal binnen de verdiepend, specifieke database. Gekeken naar de
specifieke database voor Machinist Grondverzet blijkt dat er veel bronnen zijn die specifiek ingaan op het
29
werken met grondverzetmateriaal en machines, bijvoorbeeld in de Arbo catalogus voor agrarische en groene
sectoren. Ook zijn er vanuit de brancheorganisatie CUMELA e-learnings beschikbaar die studenten kunnen
volgen om meer te leren over werken met gassen en veilig (land)bouwverkeer. Opvallend is, is dat er geen
bronnen beschikbaar zijn die in gaan op de invloed van psychosociale arbeidsrisico’s en de effecten die
leefstijl hebben op het veilig en gezond werken als machinist Grondverzet. Daarom is er vervolgens gekeken
naar het generieke, verdiepende lesmateriaal om te zien in hoeverre het aanbod de mogelijkheid geeft om
deze witte vlekken op te vullen. Dit verdiepende, generieke materiaal heeft de potentie om enkele witte
vlekken voortkomend uit het verdiepend, specifieke materiaal op te vullen (zie vetgedrukte cellen derde
kolom). Zo biedt het verdiepend, generieke lesmateriaal de mogelijkheid om meer aandacht te besteden aan
het werken aan de beroepshouding ten behoeve van de eigen blijvende inzetbaarheid. Docenten zouden,
echter, hierbij zelf de verbinding moeten leggen met het specifieke beroep. Hetzelfde geldt voor het
gevonden lesmateriaal dat ingaat op de onderwerpen: leefstijl, BRAVO gedragsrichtlijnen en communicatieve
vaardigheden om arbeidsrisico’s bespreekbaar te maken. Hier is lesmateriaal voorhanden, echter hierbij is
vaak geen specifieke relatie met arbeid is gelegd. Dit vergt echter een vertaalslag van de docent om dit
materiaal in te zetten en de verbinding te maken met het specifieke beroep.
4.5.2 Medewerker Facilitaire Dienstverlening (niveau 2) | Domein Horeca en Bakkerij
Voor de opleiding Medewerker Facilitaire Dienstverlening (niveau 2) is allereerst vergeleken in hoeverre het
verdiepende, specifieke lesmateriaal aanvullend was op het reguliere, specifieke lesmateriaal. Nadat het
specifiek, verdiepende lesmateriaal in kaart was gebracht is gekeken in hoeverre het generiek verdiepende
lesmateriaal de potentie heeft om te zorgen voor verdere verdieping in het keuzedeel. De volgende tabel
geeft de vergelijking tussen de drie soorten lesmateriaal weer.
Specifiek, regulier
lesmateriaal Specifiek,
verdiepend lesmateriaal
Generiek, verdiepend lesmateriaal
Vak
ken
nis
kennis over de relevante fysieke en psychosociale arbeidsrisico's in het beroep.
Gemiddeld aanbod Veel aanbod Gemiddeld aanbod
kennis van de invloed van fysieke arbeidsrisico's op veiligheid en gezondheid.
Weinig aanbod Gemiddeld aanbod Weinig aanbod
kennis van de invloed van psychosociale arbeidsrisico's op de mentale en fysieke veiligheid en gezondheid.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod**
kennis van de effecten die de leefstijl heeft op het veilig en gezond kunnen werken.
Geen aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod * (veel aanbod niet
arbeidsgerelateerd)
kennis van de arbeidshygiënische strategie. Weinig aanbod Veel aanbod Weinig aanbod
kennis van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de werkgever en de werknemer op het gebied van gezond en veilig werken in zijn beroep.
Weinig aanbod Gemiddeld aanbod Weinig aanbod
Vaa
rdig
he
de
n
Focus op blijvend leren als beroepshouding tbv de eigen blijvende inzetbaarheid.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Gemiddeld aanbod
Focus op toepassing van de gedragsrichtlijnen van het BRAVO-model bij de uitvoering van het beroep.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod * (veel aanbod niet
arbeidsgerelateerd)
Focus op herkennen, erkennen, melden van arbeidsrisico’s om zodoende doeltreffend te kunnen handelen.
Veel aanbod Veel aanbod Gemiddeld aanbod
Focus op juiste gebruik van beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen en/of instrumenten.
Gemiddeld aanbod Gemiddeld aanbod Gemiddeld aanbod
Focus op bespreekbaar maken van beroepsgerelateerde arbeidsrisico's.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod * (gemiddeld aanbod
niet arbeidsgerelateerd)
Tabel 12. Aansluiting van het verdiepend lesmateriaal op gewenste vakkennis en vaardigheden – Medewerker Facilitaire Dienstverlening (niveau 2)
30
Zoals te zien is in tabel 12 biedt het specifiek, verdiepende lesmateriaal de mogelijkheid om onderwerpen te
verdiepen die niet en/of weinig aanbod zijn gekomen binnen het reguliere lesmateriaal (zie vetgedrukte
cellen tweede kolom). Zo is er een gemiddeld aanbod beschikbaar van lesmateriaal dat in gaat op de
specifieke kennis van de invloed van de fysieke arbeidsrisico’s op veiligheid en gezondheid. Ook is er in
tegenstelling tot het reguliere lesmateriaal veel lesmateriaal beschikbaar dat in gaat op de
arbeidshygiënische strategie. Tevens is er meer aanbod van lesmateriaal dat ingaat op de
verantwoordelijkheidsverdeling tussen de werkgever en de werknemer. Qua lesmateriaal dat in gaat op de
gewenste vaardigheden heeft het verdiepende, specifieke lesmateriaal ook de potentie om aanvullend te zijn
op het reguliere, specifieke lesmateriaal. Zo is er meer aanbod van lesmateriaal dat in gaat op het herkennen,
erkennen en melden van arbeidsrisico’s ook is er meer materiaal beschikbaar dat in gaat op het juiste gebruik
van beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen en/of instrumenten. Hoewel het specifiek,
verdiepende lesmateriaal de potentie heeft om een aanvulling en/of verdieping te zijn op het materiaal uit
het reguliere onderwijsprogramma, blijven er ook nog enkele witte vlekken over (in tabel 12 gemarkeerd met
een *). Zo is er weinig aanbod van lesmateriaal dat in gaat op de psychosociale arbeidsrisico’s. Tevens is er
weinig specifiek materiaal beschikbaar dat in gaat op de effecten van leefstijl, het werken aan de eigen
blijvende inzetbaarheid, en toepassing van BRAVO richtlijnen in relatie tot het toekomstige uit te voeren
beroep. Dit hoeft echter niet te betekenen dat er geen kwalitatief, geschikt materiaal voorhanden is binnen
het verdiepend, specifieke materiaal. Weinig aanbod kan ook toereikend zijn/ kan volstaan om op de juiste
wijze invulling te geven aan het keuzedeel. Daarom is het van belang dat er een toelichting wordt gegeven
op het gevonden lesmateriaal binnen de verdiepend, specifieke database. De specifieke database van
Medewerker Facilitaire Dienstverlening bevat bijvoorbeeld veel potentieel lesmateriaal over de verschillende
soorten arbeidsrisico’s die aanwezig kunnen zijn bij werkzaamheden binnen de facilitaire dienst. Zo is er
specifieke informatie over het opzetten en gebruiken van de RI&E en is er ook vanuit de Inspectie SZW
gedetailleerde informatie over de invloed van de fysieke arbeidsrisico’s. De bronnen die ingaan op het maken
van een RI&E bevatten ook informatie over psychosociale arbeidsrisico’s al is dit beperkt tot enkele vragen.
Er blijven echter nog wel enkele witte vlekken aanwezig die potentieel opgevuld kunnen worden met
generiek, verdiepend lesmateriaal (zie vetgedrukte cellen derde kolom). Zo is er meer materiaal voorhanden
voor studenten gericht op het werken aan de eigen blijvende inzetbaarheid. Docenten zouden, echter, hierbij
zelf de verbinding moeten leggen met het specifieke beroep. Hoewel het generieke lesmateriaal de potentie
heeft om eventueel enkele witte vlekken op te lossen, blijven er ook enkele witte vlekken over. Zo is er weinig
lesmateriaal beschikbaar dat in gaat op de psychosociale arbeidsrisico’s in relatie tot het specifieke beroep
en/of arbeid in het algemeen. Ook is er weinig aanbod van lesmateriaal beschikbaar dat in gaat op de
onderwerpen: leefstijl, BRAVO gedragsrichtlijnen en communicatieve vaardigheden om arbeidsrisico’s
bespreekbaar te maken. Wel is er, zonder dat er een specifieke relatie met arbeid is gelegd, veel lesmateriaal
voorhanden. Dit vergt echter een vertaalslag van de docent om dit materiaal in te zetten en de verbinding te
maken met het specifieke beroep.
4.5.3 Zelfstandig Werkend Kok (niveau 3) |Domein Horeca en Bakkerij
Om te bekijken in hoeverre het verdiepende, specifieke lesmateriaal een aanvulling is op het reguliere,
specifieke materiaal is er allereerst een vergelijking gemaakt van het aanbod van het materiaal op de gestelde
criteria betreffende de gewenste vakkennis en vaardigheden. Vervolgens is er gekeken in hoeverre het
verdiepende, generieke lesmateriaal de potentie heeft om de witte vlekken op te vullen voortkomend uit het
specifiek, verdiepende materiaal.
31
Specifiek, regulier
lesmateriaal Specifiek,
verdiepend lesmateriaal
Generiek, verdiepend lesmateriaal
Vak
ken
nis
kennis over de relevante fysieke en psychosociale arbeidsrisico's in het beroep.
Veel aanbod Veel aanbod Gemiddeld aanbod
kennis van de invloed van fysieke arbeidsrisico's op veiligheid en gezondheid.
Gemiddeld aanbod Veel aanbod Weinig aanbod
kennis van de invloed van psychosociale arbeidsrisico's op de mentale en fysieke veiligheid en gezondheid.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod**
kennis van de effecten die de leefstijl heeft op het veilig en gezond kunnen werken.
Geen aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod * (veel aanbod niet
arbeidsgerelateerd)
kennis van de arbeidshygiënische strategie. Gemiddeld aanbod Gemiddeld aanbod Weinig aanbod
kennis van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de werkgever en de werknemer op het gebied van gezond en veilig werken in zijn beroep.
Gemiddeld aanbod Gemiddeld aanbod Weinig aanbod
Vaa
rdig
he
de
n
Focus op blijvend leren als beroepshouding tbv de eigen blijvende inzetbaarheid.
Weinig aanbod Weinig aanbod Gemiddeld aanbod
Focus op toepassing van de gedragsrichtlijnen van het BRAVO-model bij de uitvoering van het beroep.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod * (veel aanbod niet
arbeidsgerelateerd)
Focus op herkennen, erkennen, melden van arbeidsrisico’s om zodoende doeltreffend te kunnen handelen.
Gemiddeld aanbod Veel aanbod Gemiddeld aanbod
Focus op juiste gebruik van beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen en/of instrumenten.
Gemiddeld aanbod Gemiddeld aanbod Gemiddeld aanbod
Focus op bespreekbaar maken van beroepsgerelateerde arbeidsrisico's.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod * (gemiddeld aanbod
niet arbeidsgerelateerd)
Focus op toelichten en bespreekbaar maken van bedachte oplossingen.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod * (gemiddeld aanbod
niet arbeidsgerelateerd)
Tabel 13. Aansluiting van het verdiepend lesmateriaal op gewenste vakkennis en vaardigheden – Zelfstandig Werkend Kok (niveau 3)
Zoals in tabel 13 is te zien geeft het specifieke lesmateriaal de opleidingen de gelegenheid om meer aandacht
te besteden aan onderwerpen die weinig aanbod komen binnen het reguliere onderwijsprogramma (zie
vetgedrukte cellen tweede kolom). Zo is er meer aanbod van lesmateriaal over de invloed van fysieke
arbeidsrisico’s op de veiligheid en gezondheid. Het verdiepend, specifieke lesmateriaal kan hier als een
aanvulling worden gezien op het reguliere onderwijsprogramma. Tevens is er veel lesmateriaal voorhanden
dat in gaat op het herkennen, erkennen en melden van arbeidsrisico’s. Ook hier kan het verdiepend, specifiek
lesmateriaal als een aanvulling worden gezien op het reguliere onderwijsprogramma. Er blijven echter nog
witte vlekken ontstaan (in tabel 13 gemarkeerd met een *). Alvorens in te gaan op de vraag in hoeverre het
verdiepend, generieke lesmateriaal de potentie heeft om een van deze witte vlekken potentieel op te vullen,
is het van belang dat er een toelichting wordt gegeven op het gevonden lesmateriaal binnen de verdiepend,
specifieke database om zodoende een beter beeld te krijgen van wat voor een lesmateriaal de database
omvat. Weinig aanbod hoeft namelijk niet te betekenen dat er geen kwalitatief, geschikt materiaal
voorhanden is binnen het verdiepend, specifieke materiaal. Gekeken naar de database van Zelfstandig
werkend kok lijkt dat er wel degelijk potentieel relevant materiaal voorhanden is dat ingaat op het
bespreekbaar maken van arbeidsrisico’s. Zo is er een speciale gedragscampagne opgericht voor ondernemers
‘Sjaak in de horeca’ om medewerkers bewust te maken over wat ze al aan veiligheid doen en het makkelijker
bespreekbaar te maken. De tips en het materiaal kunnen ook door studenten worden ingezet bij het
leerbedrijf of tijdens het trainen van vaardigheden op school. Voor de andere onderwerpen geldt dat het
verdiepend, specifieke lesmateriaal vooral ingezet lijkt te kunnen worden als een verdieping op al bestaande
kennis over onderwerpen die al gemiddeld aan bod komen binnen het reguliere onderwijsprogramma. Zo
32
biedt het verdiepend, specifiek lesmateriaal de mogelijkheid om studenten een zelf-assessment te laten
uitvoeren om zo te testen in hoeverre zij onveilige situaties herkennen. Het verdiepend, generieke
lesmateriaal heeft de potentie om de witte vlekken voortkomend uit het verdiepend, specifieke lesmateriaal
potentieel op te vullen. Zo is er meer aanbod van lesmateriaal dat ingaat op het werken aan de eigen
blijvende inzetbaarheid. Wel biedt het generiek, verdiepend lesmateriaal de mogelijkheid om een invulling
te geven aan het trainen van de communicatie vaardigheden die nodig zijn om arbeidsrisico’s en eventuele
oplossingen bespreekbaar te maken met collega’s. Hier is echter een vertaalslag van de docent nodig
aangezien binnen het huidige aanbod niet de relatie wordt gelegd met arbeid. Deze zelfde vertaalslag is nodig
voor het gevonden materiaal dat in gaat op de effecten van leefstijl in relatie tot arbeid en het materiaal dat
in gaat op de toepassing van BRAVO richtlijnen binnen het specifieke beroep.
4.5.4 Logistiek medewerker (niveau 2) & Logistiek teamleider (niveau 3) | Domein Transport,
Scheepvaart en Logistiek
De onderstaande tabel geeft de vergelijking weer tussen het aanbod voor de gestelde criteria binnen het
reguliere, specifieke lesmateriaal en het aanbod voor deze criteria binnen het verdiepende, specifieke
lesmateriaal voor de opleiding Logistiek medewerker (niveau 2) en de opleiding Logistiek teamleider (niveau
3). Nadat het specifiek, verdiepende lesmateriaal in kaart was gebracht is gekeken in hoeverre het generiek
verdiepende lesmateriaal de potentie heeft om de witte vlekken op te vullen die te herkennen zijn binnen
het specifieke reguliere en verdiepende lesmateriaal. De volgende tabel geeft de vergelijking tussen de drie
soorten lesmateriaal weer.
Specifiek, regulier
lesmateriaal Specifiek,
verdiepend lesmateriaal
Generiek, verdiepend lesmateriaal
Vak
ken
nis
kennis over de relevante fysieke en psychosociale arbeidsrisico's in het beroep.
Veel aanbod Veel aanbod Gemiddeld aanbod
kennis van de invloed van fysieke arbeidsrisico's op veiligheid en gezondheid.
Gemiddeld aanbod Gemiddeld aanbod Weinig aanbod
kennis van de invloed van psychosociale arbeidsrisico's op de mentale en fysieke veiligheid en gezondheid.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod**
kennis van de effecten die de leefstijl heeft op het veilig en gezond kunnen werken.
Geen aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod * (veel aanbod niet
arbeidsgerelateerd)
kennis van de arbeidshygiënische strategie. Gemiddeld aanbod Veel aanbod Weinig aanbod
kennis van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de werkgever en de werknemer op het gebied van gezond en veilig werken in zijn beroep.
Gemiddeld aanbod Veel aanbod Weinig aanbod
Vaa
rdig
he
de
n
Focus op blijvend leren als beroepshouding tbv de eigen blijvende inzetbaarheid.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Gemiddeld aanbod
Focus op toepassing van de gedragsrichtlijnen van het BRAVO-model bij de uitvoering van het beroep.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod * (veel aanbod niet
arbeidsgerelateerd)
Focus op herkennen, erkennen, melden van arbeidsrisico’s om zodoende doeltreffend te kunnen handelen.
Gemiddeld aanbod Veel aanbod Gemiddeld aanbod
Focus op juiste gebruik van beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen en/of instrumenten.
Gemiddeld aanbod Gemiddeld aanbod Gemiddeld aanbod
Focus op bespreekbaar maken van beroepsgerelateerde arbeidsrisico's.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod * (gemiddeld aanbod
niet arbeidsgerelateerd)
33
Focus op toelichten en bespreekbaar maken van
bedachte oplossingen. 25
Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod * (gemiddeld aanbod
niet arbeidsgerelateerd)
Tabel 14. Aansluiting van het verdiepend lesmateriaal op gewenste vakkennis en vaardigheden – logistiek medewerker (niveau 2) en logistiek teamleider (niveau 3).
Zoals in de bovenstaande tabel is te zien geeft het specifieke lesmateriaal de opleidingen de gelegenheid om
meer aandacht te besteden aan onderwerpen die weinig aanbod komen binnen het reguliere
onderwijsprogramma (zie vetgedrukte cellen tweede kolom). Zo bevat het verdiepend, specifieke
lesmateriaal meer kennis over de specifieke arbeidshygiënische strategie, alsmede kennis over de
verantwoordelijkheidsverdeling tussen werkgevers en werknemers. Ook heeft het materiaal de potentie om
meer aandacht te besteden aan het herkennen, erkennen, melden van arbeidsrisico’s om zodoende
doeltreffend te kunnen handelen. Hoewel de specifieke database een veelvoud aan bronnen bevat, lijkt het
specifieke lesmateriaal echter vooral ingezet te kunnen worden als een verdieping op al bestaande kennis
over onderwerpen die al gemiddeld aan bod komen binnen de opleiding. Zo zijn er verschillende bronnen die
ingaan op de arbeidsrisico’s die spelen bij het werken met gevaarlijke stoffen. Ook zijn er specifieke bronnen
die ingaan op de richtlijnen en codes die van toepassing zijn tijdens het werken in een magazijn. Daarnaast
zijn er specifieke bronnen die ingaan op valbeveiliging en het tillen van voorwerpen. Vanuit de Inspectie SZW
is een gedetailleerde brochure aanwezig die in gaat op de meest voorkomende arbeidsrisico’s in de sector
Transport & Logistiek. Tevens is er vanuit de Inspectie SZW een zelfinspectietool voorhanden gericht op de
sector Transport & Logistiek en een zelfinspectietool gericht op het werken met gevaarlijke stoffen.
Studenten kunnen deze tools bijvoorbeeld inzetten bij een leerbedrijf om inzicht te krijgen in de huidige
situatie. Uit de inventarisatie blijkt dat er echter nog enkele witte vlekken blijven bestaan binnen het
verdiepende, specifieke lesmateriaal (in tabel 14 gemarkeerd met een *). Er is bijvoorbeeld geen materiaal
voorhanden dat in gaat op de psychosociale arbeidsrisico’s. Hiervoor zou de generieke database, bijvoorbeeld
met de zelfinspectietool ‘ongewenst gedrag’ een aanvulling kunnen zijn. Het verdiepende, generieke
lesmateriaal heeft daarmee de potentie om enkele van de witte vlekken binnen het verdiepende, specifieke
materiaal op te vullen (zie vetgedrukte cellen derde kolom). Zo kan er middels het generieke lesmateriaal
een invulling worden gegeven aan het trainen van de communicatie vaardigheden die nodig zijn om
arbeidsrisico’s en eventuele oplossingen bespreekbaar te maken met collega’s. Dit vergt echter een
vertaalslag van de docent aangezien binnen het huidige aanbod weinig de relatie wordt gelegd met arbeid.
Deze zelfde vertaalslag is nodig voor het gevonden materiaal dat in gaat op de effecten van leefstijl in relatie
tot arbeid en het materiaal dat in gaat op de toepassing van BRAVO richtlijnen binnen het specifieke beroep.
Hoewel met het generieke materiaal enkele witte vlekken opgevuld kunnen worden, blijft er voor de
opleiding logistiek medewerker (niveau 2), alsmede de opleiding logistiek teamleider (niveau 3) nog een witte
vlek bestaan binnen het huidige aanbod van lesmateriaal. Zo blijkt er afgezien van de zelfinspectietool van
inspectie SZW weinig materiaal voorhanden dat leerlingen inzicht geeft in de invloed van relevante
psychosociale arbeidsrisico’s voor het specifieke beroep.
25 Alleen van toepassing voor de opleiding op niveau 3
34
4.5.5 Aankomend Medewerker Grondoptreden (niveau 2) & Aankomend Onderofficier
Grondoptreden (niveau 3)| Domein Veiligheid en Sport
Voor de opleiding Aankomend Medewerker Grondoptreden (niveau 2) en Aankomend Onderofficier
Grondoptreden (niveau 3) is allereerst een vergelijking gemaakt tussen het aanbod voor de gestelde criteria
binnen het reguliere, specifieke lesmateriaal en het aanbod voor deze criteria binnen het verdiepende,
specifieke lesmateriaal. Vervolgens is er gekeken in hoeverre het generiek verdiepende lesmateriaal de
potentie heeft om de witte vlekken op te vullen die te herkennen zijn binnen het specifieke reguliere en
verdiepende lesmateriaal. De volgende tabel geeft de vergelijking tussen de drie soorten lesmateriaal weer.
Specifiek, regulier
lesmateriaal Specifiek,
verdiepend lesmateriaal
Generiek, verdiepend lesmateriaal
Vak
ken
nis
kennis over de relevante fysieke en psychosociale arbeidsrisico's in het beroep.
Gemiddeld aanbod Veel aanbod Gemiddeld aanbod
kennis van de invloed van fysieke arbeidsrisico's op veiligheid en gezondheid.
Geen aanbod Weinig aanbod* Weinig aanbod**
kennis van de invloed van psychosociale arbeidsrisico's op de mentale en fysieke veiligheid en gezondheid.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod**
kennis van de effecten die de leefstijl heeft op het veilig en gezond kunnen werken.
Geen aanbod (weinig aanbod
niveau 3)
Weinig aanbod * Weinig aanbod * (veel aanbod niet
arbeidsgerelateerd)
kennis van de arbeidshygiënische strategie. Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod**
kennis van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de werkgever en de werknemer op het gebied van gezond en veilig werken in zijn beroep.
Weinig aanbod Weinig aanbod* Weinig aanbod**
Vaa
rdig
he
de
n
Focus op blijvend leren als beroepshouding tbv de eigen blijvende inzetbaarheid.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Gemiddeld aanbod
Focus op toepassing van de gedragsrichtlijnen van het BRAVO-model bij de uitvoering van het beroep.
Weinig aanbod Weinig aanbod * Weinig aanbod * (veel aanbod niet
arbeidsgerelateerd)
Focus op herkennen, erkennen, melden van arbeidsrisico’s om zodoende doeltreffend te kunnen handelen.
Veel aanbod Gemiddeld aanbod Gemiddeld aanbod
Focus op juiste gebruik van beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen en/of instrumenten.
Gemiddeld aanbod Gemiddeld aanbod Gemiddeld aanbod
Focus op bespreekbaar maken van beroepsgerelateerde arbeidsrisico's.
Weinig aanbod Weinig aanbod * (Gemiddeld aanbod
niveau 3)
Weinig aanbod * (gemiddeld aanbod
niet arbeidsgerelateerd)
Focus op toelichten en bespreekbaar maken van
bedachte oplossingen. 26
Weinig aanbod Gemiddeld aanbod
Weinig aanbod * (gemiddeld aanbod
niet arbeidsgerelateerd)
Tabel 15. Aansluiting van het verdiepend lesmateriaal op gewenste vakkennis en vaardigheden – Aankomend Medewerker Grondoptreden
(niveau 2) & Aankomend Onderofficier Grondoptreden (niveau 3)
Zoals bovenstaande tabel illustreert kan het lesmateriaal voortkomend uit het reguliere programma slechts
gedeeltelijk worden aangevuld met het verdiepende, specifieke materiaal (zie vetgedrukte cellen tweede
kolom). Verder biedt het verdiepende, specifieke materiaal voor aankomend Medewerker Grondoptreden
(niveau 2) qua aanbod weinig extra materiaal voor onderbelichte onderwerpen voortkomend uit het
specifieke, reguliere materiaal. Zoals in de bovenstaande tabel is te zien waren er binnen het specifieke
26 Alleen van toepassing voor de opleiding op niveau 3
35
verdiepende lesmateriaal enkele witte vlekken te herkennen (in tabel 14 gemarkeerd met een*). Dit hoeft
echter niet te betekenen dat er geen kwalitatief, geschikt materiaal voorhanden is binnen het verdiepend,
specifieke materiaal. Weinig aanbod kan ook toereikend zijn/ kan volstaan om op de juiste wijze invulling te
geven aan het keuzedeel. Gekeken naar de inhoud van de specifieke database blijken er wel specifiek
lesmateriaal te bestaan dat heel gericht in gaat op de invloed van psychosociale arbeidsrisico’s. Zo zijn er
brochures die ingaan op gedragscodes en omgangsvormen binnen Defensie en zijn er bronnen die specifiek
ingaan op PTSS (Posttraumatische stresstoornis na uitzending). Ten aanzien van de opleiding Aankomend
Onderofficier Grondoptreden (niveau 3) is er wel meer aanbod van lesmateriaal. Zo zijn er handboeken
beschikbaar vanuit Defensie die specifiek ingaan op het trainen van communicatieve vaardigheden om
arbeidsrisico’s en oplossingen bespreekbaar te maken. Uit de inventarisatie van het generieke lesmateriaal
bleek dat dit materiaal de potentie heeft om enkele van de witte vlekken op te vullen (zie vetgedrukte cellen
derde kolom). Zo kan er uit de generieke database geput worden om dieper in te gaan op/ of aanvullend in
te gaan op het werken aan de eigen blijvende inzetbaarheid. Docenten zullen hier echter nog wel zelf de
relatie moeten leggen met het specifieke beroep aangezien dit materiaal alleen in gaat op arbeid in het
algemeen. Verder zijn er binnen deze database ook bronnen beschikbaar die studenten kunnen helpen om
kennis op te doen over hun leefstijl. Hier is echter de relatie met arbeid nog niet gemaakt en de docenten
zullen hier zelf dan ook de vertaalslag moeten maken naar arbeid en het specifieke beroep. Deze zelfde
vertaalslag is nodig voor het gevonden materiaal dat in gaat op de toepassing van BRAVO richtlijnen binnen
het specifieke beroep. Middels het generieke lesmateriaal kan er ook bijvoorbeeld voor de opleiding
Aankomend Medewerker Grondoptreden (niveau 2) een invulling worden gegeven aan het trainen van de
communicatie vaardigheden die nodig zijn om arbeidsrisico’s en eventuele oplossingen bespreekbaar te
maken met collega’s. Voor de opleiding niveau 3 is hier al potentieel verdiepend lesmateriaal aanwezig
gericht op de rol en het trainen van communicatieve vaardigheden van een onderofficier. Deze opleiding
heeft daarmee de keuze om te kiezen uit het specifiek verdiepende materiaal en/of de inzet van het
generieke lesmateriaal. Voor de inzet van het generieke lesmateriaal is echter een vertaalslag van de docent
nodig aangezien binnen het huidige aanbod weinig de relatie wordt gelegd met arbeid.
36
5 Resultaten van de validatie
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de validatiesessies gepresenteerd. Allereerst wordt ingegaan op de
behoeften van de studenten betreffende de wijze van leren en het type lesmateriaal en –methodieken. Ook
wordt er ingegaan op de mogelijkheden van de databases om aan te sluiten bij de behoeften van studenten
(paragraaf 5.1/ Onderzoeksvraag 4). Vervolgens wordt er ingegaan op de wensen van docenten en
praktijkbegeleiders ten aanzien van de inzet en bruikbaarheid van het beschikbare lesmateriaal (paragraaf
5.2/ Onderzoeksvraag 5 en 5a). In paragraaf 5.3 wordt ingezoomd op de vraag in hoeverre het lesmateriaal
en methodieken voorziet in de studielastverdeling van 240 uur over school, zelfstudie en leerbedrijf
(Onderzoeksvraag 3).
5.1 Aansluiting op de behoeften van de studenten
Om in te gaan op de behoeften van studenten is er allereerst desk research gedaan naar trends en
ontwikkelingen binnen het onderwijs en behoeften van studenten. Daarnaast zijn er twee interviews
gehouden met onderwijsexperts: een interview met een CEO van een opleidingsinstituut en een interview
met een onderwijskundige die tevens Practor Activerende Didactiek is. Tevens is er een derde interview
gehouden met een projectleider van Veiligheid Voorop die onderzoek heeft gedaan naar behoeften van hbo-
studenten gericht op veiligheid. Ook kwamen er uit de validatiesessies met docenten en praktijkbegeleiders
inzichten naar voren omtrent de hedendaagse wensen en behoeften van studenten. Het algemene beeld van
de behoeften van studenten voortkomend uit deze bevindingen is beschreven in paragraaf 5.1.1. Om
vervolgens het perspectief van de studenten zelf in kaart te krijgen zijn er verschillende sessies gehouden.
Twee studenten van de opleiding Grondoptreden (niveau 2) bij Landstede zijn afzonderlijk van elkaar
geïnterviewd. Daarnaast zijn er twee focusgroepen gehouden. Een focusgroep is gehouden met studenten
van de opleiding Zelfstandig Werkend Kok (niveau 3), bij het Drenthe college. De tweede focusgroep is
gehouden met de studenten van de zorg-opleidingen bij het Wijkzorglab (een samenwerking van Deltion
College en Landstede). Paragraaf 5.1.2. gaat in op de behoeften van studenten zelf.
5.1.1 Algemeen beeld over de behoeften van studenten
Uit de JOB-monitor 2016 kwam naar voren dat studenten kritisch zijn over het huidige mbo-onderwijs. 27 Ook
uit de validatiesessies met docenten en interviews met onderwijsexperts kwam naar voren dat het huidige
onderwijs niet altijd aansluit bij de behoeften van studenten. Uit de JOB-monitor, tezamen met de
deskresearch, de interviews met de onderwijsexperts en de validatiesessies met docenten en
praktijkbegeleiders zijn algemene opvattingen gedestilleerd ten aanzien van de behoeften van studenten.
27 Zie: www.jobmbo.nl/wp-content/uploads/2016/.../JOB-monitor-rapport-2016.v2-web.pdf. Laatst geraadpleegd in november 2017.
37
• Studenten hechten steeds meer belang aan de eigen rol als regisseur en hebben de behoefte aan
maatwerk. Het stimuleren van de eigen regisseursrol en de autonomie van de studenten wordt als een
belangrijke actie gezien om de intrinsieke motivatie van studenten te verhogen. Volgens Luc Stevens gaat
het bij autonomie om het inspelen op de zelfstandigheid van studenten door de eigen regie centraal te
stellen en studenten eigen keuzes te laten maken. 28 Miram Cents stelt echter dat het inspelen op de
behoefte autonomie vaak lastig toe te passen is in de praktijk. Om de regisseurs rol van studenten te
kunnen vergroten zullen opleidingen daarom studenten meer inspraak moeten geven en studenten
actiever moeten betrekken bij het samenstellen van het onderwijsaanbod. Daarnaast zouden studenten
ook meer in de gelegenheid moeten worden gesteld om te beslissen over het lesprogramma en wat er
binnen de lessen aan bod komt of de volgorde waarop onderwerpen worden besproken.28 De focus op
‘maatwerk’ wordt ook als belangrijkst aandachtspunt gezien voor het toekomstig mbo in 2025.29
Studenten van de toekomst zullen volgens de auteurs steeds meer en meer hun eigen portfolio willen
samen stellen. Bij hun keuze richten studenten zich daarbij vooral op de nabije toekomst (focus op 3 jaar
vooruit). Ook uit de interviews met de onderwijsexperts bleek dat studenten steeds meer behoefte
hebben aan kleine ‘bouwblokken’ waarmee zij zelf hun onderwijs kunnen opbouwen. Om echter hun
eigen, gepersonaliseerde onderwijs samen te kunnen stellen is een zinvolle uitleg noodzakelijk. Volgens
onderzoeker en onderwijskundige Miriam Cents hebben studenten vooral meer behoefte aan een
zinvolle uitleg door het belang van bepaalde onderwerpen expliciet te maken. Daarbij hebben docenten
de belangrijke rol om in te gaan op de vraag waarom bepaalde onderwerpen worden behandeld en
expliciet de link te maken met de beroepspraktijk. Niet alleen een zinvolle uitleg is belangrijk, maar ook
een zinvolle ervaring is belangrijk.28 Zo geeft Hans Schuurmans (CEO, opleidingsinstituut Skillstown) aan
dat studenten zelf de regie moeten kunnen nemen over wat ze willen trainen in de les. Studenten moeten
volgens hem zelf kunnen bepalen waarmee ze gaan experimenteren en wat ze gaan oefenen. De
opleiding kan de studenten de mogelijkheid geven om in een veilige omgeving te experimenteren en te
leren. Door in te zetten op positieve feedback en studenten zelf de regie te laten nemen over het geen
wat ze willen oefenen kan er beter worden aangesloten bij de intrinsieke motivatie van studenten.
• Studenten hebben de behoefte aan een betere verbinding met het toekomstige beroep en het expliciet
maken van de toegevoegde waarde. Uit de JOB-monitor 2016 kwam naar voren dat studenten een
betere verbinding wensen tussen het toekomstige beroep en de vakken die studenten volgen.27 De
behoeften van studenten aan een betere aansluiting van het onderwijs op de toekomstige
beroepspraktijk kwam ook naar voren tijdens de aanvullende interviews met onderwijsexperts. Zo bleek
uit het interview met Frank van den Ende (onderwijskundige en tevens Practor Activerende Didactiek)
dat studenten vooral behoefte hebben aan hybride onderwijsvormen waarin school en werk met elkaar
verenigd zijn. Als voorbeeld noemde hij enkele succesvolle hybride onderwijsvormen, zoals de ‘Car
Academy’ waarin studenten de mogelijkheid hebben om in een veilige omgeving te werken aan een
praktijkopdracht. Hans Schuurmans (CEO van een opleidingsinstituut) gaf daarnaast aan dat studenten
graag iets willen doen waarin zij gelijk respons krijgen van de praktijk. Hiermee zien studenten gelijk de
waarde en nut van hun bijdrage in de praktijk. Uit de validatiesessies met docenten en
praktijkbegeleiders bleek dat expliciet beschrijven van de toegevoegde waarde van het keuzedeel
28Zie: www.maakwerkvanonderwijs.nl/hoe-motiveer-je-leerlingen/. Laatst geraadpleegd in november 2017.
29Zie: www.mboraad.nl/sites/default/files/publications/het_mbo_in_2025_manifest_voor_de_toekomst_van_het_mbo.pdf Laatst geraadpleegd in november 2017.
38
‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ voor de toekomstige beroepspraktijk dan ook een
essentieel aandachtspunt is. De behoefte van studenten om een betere verbinding te zien met het
toekomstige beroep werd tijdens deze sessies onderkent. Tevens kwam tijdens deze sessies naar voren,
tezamen met de uitkomsten van het rapport ‘Mbo in 2025’, dat professionele en vakbekwame docenten
nodig zijn om deze verbinding te kunnen leggen. Docenten dienen echter niet alleen vakbekwaam te zijn,
maar zullen studenten ook moeten kunnen begeleiden tijdens hun persoonlijke leertrajecten.29 Deze rol
van docenten als ‘facilitator en coach’ werd ook benoemd tijdens de interviews. Volgens zowel de
onderwijsexperts hebben studenten steeds meer behoefte aan een docent die dient als coach en die hen
kan helpen bij a) het aanleren van gewenste vaardigheden en b) het samenstellen van het persoonlijke
leertraject waarin maatwerk voor studenten mogelijk is. Daarnaast ligt er een belangrijke uitdaging voor
docenten om het keuzedeel het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ aan te laten
sluiten bij de belevingswereld van studenten door de toegevoegde waarde van het volgen van het
keuzedeel expliciet te maken.
• Studenten hebben behoefte aan relevante, eigentijdse en interactieve onderwijsvormen. Uit de JOB-
monitor 2016 kwam naar voren dat studenten kritisch zijn over de inzet van het gekochte lesmateriaal.27
De aanschaf van boeken en licenties wordt als duur ervaren vooral als het gekochte lesmateriaal weinig
wordt gebruikt binnen de lessen. Ook bleken studenten kritisch over de uitdaging die zij tijdens de lessen
ervaren. Tijdens de validatiesessies gaven docenten aan dat de focus vooral moet liggen op het ‘doen’
en de praktijk. Corine Baarends (projectleider Veiligheid Voorop) stelt dat dit overeen komt met de
(tussentijdse) bevindingen van hun afgeronde onderzoek in het hbo-onderwijs en lopende onderzoek in
het mbo. Volgens haar hebben studenten vooral de behoefte aan betere scholing op het gebied van
gedragsveiligheid.30 Volgens de docenten dient het onderwijsaanbod in het algemeen, maar ook het
keuzedeel specifiek, vooral niet te theoretisch te worden ingevuld om aan te sluiten bij de hedendaagse
behoeften van studenten. In plaats daarvan moet het onderwijs volgens de docenten en de
onderwijsexperts zich meer gaan richten op het trainen van vaardigheden die studenten nodig hebben
in hun toekomstige beroep. Om beter aan te sluiten bij de interesse en belevingswereld van studenten
dient de inhoud en vorm van de lessen dan ook interactief gemaakt te worden. Volgens docenten is de
vorm van het onderwijs essentieel voor het succes van het keuzedeel. Docenten geven aan dat er een
spanning zit in het keuzedeel omtrent de behoeften van studenten. Volgens hen zijn studenten, gezien
hun leeftijd juist grenzen aan het verkennen en niet zo zeer bezig met risicomijdend gedrag. Volgens de
docenten zou het keuzedeel dan ook op een leuke manier ingevuld dienen te worden met gebruik van
eigentijdse lesvormen, opdat deze interactieve, eigentijdse lesvormen (zoals het gebruik van digitale
testen en/of het gebruik van virtual reality) meer passen bij de belevingswereld van de studenten. Op
deze wijze kunnen studenten grenzen verkennen in een veilige omgeving.
5.1.2 Behoeften van studenten zelf
Gekeken naar de behoeften van studenten zelf is er een onderscheid te maken tussen verschillende soorten
wensen ten aanzien van: 1) de inhoud van het keuzedeel; 2) het type lesmateriaal; en 3) de vorm en opzet
van de lessen.
30 Zie ook: http://brainbasedsafety.nl/. Laatst geraadpleegd in november 2017.
39
Ten aanzien van de behoeften met betrekking tot de inhoud van het keuzedeel valt ten eerste op dat
studenten benadrukken dat zij behoefte hebben aan een expliciete link met het toekomstige beroep. Het
belang van het keuzedeel wordt nu nog niet overal gevoeld en dit kan volgens de studenten verhelderd
worden door in te zoomen op de toegevoegde waarde voor de uitvoering van het toekomstig beroep. Ten
tweede is opvallend dat studenten die het keuzedeel al volgen, zoals studenten van de opleiding
Grondoptreden, aangeven dat zij een rode draad missen binnen het keuzedeel. Nu werden de verschillende
onderwerpen kris kras door elkaar behandeld. Ten derde bleek uit de validatiesessies bij alle opleidingen dat
studenten meer kennis willen vergaren over de psychosociale arbeidsrisico’s. Studenten van de opleiding
Grondoptreden gaven bijvoorbeeld aan dat in de huidige verdeling 80% van de tijd in werd gegaan op de
fysieke arbeidsrisico’s en 20% op de psychosociale risico’s. Zij gaven aan dat ze de aandacht voor de
verschillende soorten risico’s het liefst gelijkmatig verdeeld zien. Ook studenten van de opleiding Zelfstandig
Werkend Kok bij het Drenthe college gaven aan dat zij meer behoefte hadden aan onderwijsaanbod op het
gebied van psychosociale arbeidsrisico’s en weerbaarheid. Ten vierde bleek dat studenten meer behoefte
hadden aan het trainen van de communicatieve vaardigheden die nodig zijn om elkaar aan te spreken op
arbeidsrisico’s en om te gaan met psychosociale arbeidsrisico’s (zoals agressie en pestgedrag). Ten slotte
bleek dat de studenten meer behoefte hadden aan expliciete, goede voorbeelden. Inhoudelijk vonden ze dat
er binnen het onderwijsaanbod meer aandacht besteed kon worden aan positief gedrag en niet alleen het
benadrukken van de risico’s en de dingen die fout kunnen gaan.
Ten aanzien van de behoeften met betrekking tot het type lesmateriaal bleek dat studenten positief zijn over
de inzet van digitaal lesmateriaal. Studenten wensen echter binnen het materiaal meer aandacht voor
illustratieve voorbeelden. Naast het leeswerk hebben ze ook behoefte aan video’s en afbeeldingen die
expliciet in gaan op gezond en veilig werken en ‘goed’ voorbeeld gedrag toont. Ook hadden studenten
aanmerkingen ten aanzien van het type opdrachten dat deel uit maakt van het keuzedeel. Zo gaven studenten
aan dat zij behoefte hadden aan meer opdrachten over verschillende arbeidsrisico’s. Nu bleek bij enkele
opleidingen dat de opdrachten die gegeven werden vooral ingestoken te zijn op fitheid en voeding
(bijvoorbeeld de calorieënmeter, fit-test, BMI-test). Daarnaast bleek uit alle validatiesessies dat studenten
vooral veel waarde hechten aan opdrachten die te maken hebben met het trainen van vaardigheden. Nu lijkt
het accent vooral te liggen op opdrachten die te maken hebben met het reproduceren en het testen van
kennis. Een belangrijke uitkomst van de validatiesessies was dat studenten juist de wens hebben om
inhoudelijk in te gaan op de vaardigheden met betrekking tot gezond en veilig werken en deze te trainen
door in een veilige omgeving te kunnen oefenen met ‘goed’ gedrag.
Ten aanzien van de vorm en de opzet van de lessen benadrukken alle studenten dat de rol van de docent van
essentieel belang is. Volgens de studenten heeft de docent een essentiële rol in het begeleiden van studenten
met het trainen van de gewenste vaardigheden. Daarnaast is het volgens hen belangrijk dat de docent ook
echt een expert is. Studenten gaven bijvoorbeeld aan dat ze het belangrijk vonden dat de docent ook echt
gewerkt heeft binnen het beroep alvorens hen les te geven over de verschillende soorten arbeidsrisico’s
waarmee je ‘in het veld’ te maken krijgt. Daarbij gaven ze aan dat, als dit niet mogelijk is, er binnen de lessen
vooral aandacht besteed moest worden aan storytelling door gastsprekers die vanuit hun eigen ervaringen
het belang van gezond en veilig werken benadrukken. Studenten noemden tijdens de validatiesessies enkele
voorbeelden van gastsprekers die ingingen op pestgedrag, een burn-out hadden gehad, of arbeidsongeschikt
waren geraakt. Deze voorbeelden maakten veel indruk op de studenten en geven het belang van werken aan
gezond en veilig werken expliciet aan.
Naast expertise van de docent uiten studenten ook de wens om meer (inter-)actieve lesvormen te
implementeren. Alle studenten gaven aan dat zij veel waarde hechten aan het ‘doen’, dat wil zeggen het
40
trainen van de vaardigheden. Studenten willen leren door te doen, bijvoorbeeld door expliciet te leren in de
praktijk zelf of door simulatieopdrachten waar bijvoorbeeld geoefend wordt met rollenspellen. De lessen op
school zijn volgens hen uitermate geschikt om te oefenen met de vaardigheden. De gewenste kennis zouden
studenten dan thuis door middel van zelfstudie tot zich kunnen nemen en/of door korte uitleg van de docent.
Zoals een van de studenten aangaf: “Ik kan best zelf thuis een onderzoek doen naar de relevantie
arbeidsrisico’s ”. Zelfstudie zou daarmee ter voorbereiding op de lessen kunnen worden ingezet. In de lessen
is er dan meer aandacht voor reflectie op de opgedane kennis door de docent. Een van de studenten gaf
bijvoorbeeld aan dat hij behoefte had aan: “praatje, plaatje, daadje”. In zijn toelichting gaf hij aan dat hij in
de huidige opzet vooral de aandacht voor het ‘plaatje’ (door middel van illustratieve voorbeelden) en ‘daadje’
(door middel van het trainen van vaardigheden) miste. Volgens studenten zouden ze daarbij zelf de keuze
moeten kunnen maken waar ze in praktijk mee willen oefenen, zodat ze ook intrinsiek gemotiveerd zijn om
te oefenen. Meer regie voor de professional in opleiding is wenselijk, vertrouwen dat zij het ook echt willen
leren zonder daarbij teveel te gaan controleren. Teveel controle is volgens een van de studenten vooral
negatief en werkt voor hem beperkend.
Ten slotte bleek uit de sessies met studenten dat zij niet alleen behoefte hebben aan interactie tijdens de
lessen, maar ook behoefte aan interactie met de praktijk. Studenten gaven aan dat zij positief staan
tegenover leren in de praktijk en aantrekkelijke buitenschoolse activiteiten (opdrachten op themadagen,
floriade, sportdagen en/of andere evenementen) waar zij concreet aan de slag kunnen gaan met het
keuzedeel.
5.1.3 De mogelijkheden van de databases om in te spelen op behoeften van de studenten.
De database met het generieke lesmateriaal en de specifieke databases met verdiepend lesmateriaal sluiten
gedeeltelijk aan bij de behoeften van studenten. De generieke en specifieke databases bevatten voornamelijk
digitaal lesmateriaal dat aansluit bij de wens van studenten ten aanzien van het type lesmateriaal. Zo biedt
de generieke database de mogelijkheid om het keuzedeel interactiever te maken door bijvoorbeeld filmpjes,
e-learnings en testen te gebruiken. Zoals gesteld dient hier nog wel actief de vertaalslag gemaakt te worden
door docenten om ook inhoudelijk aan te sluiten bij de behoefte van studenten om expliciet de relatie te zien
met het specifieke beroep. Er moet echter gesteld worden dat er nog een vertaalslag nodig is om te voorzien
in de behoeften van studenten ten aanzien van de vorm en opzet van de lessen. Studenten gaven aan dat zij
vooral behoefte hadden aan interactieve lessen. Hoewel de generieke database de mogelijkheid biedt om de
lessen interactiever te maken (bijvoorbeeld de praktijkopdrachten op het platform Brainstud) en meer
gebruik te maken van goede voorbeelden in de praktijk, lijken de specifieke databases hier in mindere mate
materiaal voor handen te hebben. De specifieke databases met verdiepend materiaal per opleiding bevatten
vooral veel bronnen die tekst en uitleg bevatten over arbeidsrisico’s in relatie tot het specifieke beroep. Deze
bronnen sluiten daarmee wel aan bij de inhoudelijke behoefte van studenten om expliciet de relatie te zien
met het specifieke beroep. Er zijn echter in minder mate interactieve bronnen voor gevonden. Dat wil niet
zeggen dat deze bronnen niet op een actieve manier ingezet zouden kunnen worden. De bronnen (zoals
bijvoorbeeld informatie over specifieke risico’s op Arbo portaal) kunnen bijvoorbeeld dienen als input voor
een onderzoeksopdracht voor studenten. Door het niet verplicht te stellen, maar mee te geven als input
kunnen studenten zelf de regie nemen en bekijken welke bronnen voor hun onderzoeksopdrachten relevant
zijn. De rol van docenten en het soort opdrachten die docenten geven lijken daarmee essentieel om ook
daadwerkelijk aan te sluiten bij de behoeften van studenten.
41
5.1.4 Hoe huidige trends en ontwikkelingen inspelen op de behoeften van studenten
Uit de deskresearch, de interviews met onderwijsexperts en de sessies met studenten kwam niet alleen een
beeld van de huidige behoeften van studenten naar voren, maar kwamen er ook enkele ontwikkelingen naar
voren waarop het mbo-onderwijs kan/tracht aan te sluiten.
Hervorming van het traditioneel onderwijs.
Het traditioneel onderwijs wordt steeds meer hervormd om in te spelen op de behoeften van studenten.
Daarbij wordt het concept ‘flipping the classroom’ steeds belangrijker. Studenten gaan thuis proactief op
zoek naar informatie of bereiden thuis hun les voor door middel van het volgen van e-learnings en tijdens de
klassikale bijeenkomsten wordt de kennis in praktijk gebracht. Het huiswerk – de opdracht – wordt dan
daarna uitgevoerd onder begeleiding van de docent in de klas. Met het concept ‘flipping the classroom’ wordt
ingespeeld op de behoefte van studenten om de docent in te zetten als expert en coach. Tevens krijgen
studenten op deze wijze meer de regie over wat er geoefend wordt in de les.
• Digitalisering van het onderwijs. Digitalisering wordt ook steeds belangrijker in de manier waarop
onderwijs wordt aangeboden. Zo kan er om aan te sluiten bij de behoeften van studenten meer gebruik
gemaakt worden van Webinars en virtual reality. Webinars sluiten aan bij de huidige behoeften van
studenten doordat studenten hierdoor zelf in de gelegenheid zijn om te bepalen waar en wanneer ze de
kennis tot zich willen nemen. Studenten kunnen tevens op deze wijze altijd de lessen terugkijken. Virtual
reality gaat nog een stap verder en is volgens de onderwijsexperts in de toekomst niet meer weg te
denken uit het onderwijs. De inzet van virtual reality sluit aan bij de behoefte van studenten om te
kunnen oefenen in een veilige omgeving. Virtual reality maakt het mogelijk om een realistische
omgeving na te bootsen en dit is ook vooral relevant voor gezond & veilig werken. Hierdoor ontstaat de
mogelijkheid om veilig werken te oefenen in een veilige omgeving en ervaring op te doen. Enkele
opleidingen, zoals de opleiding Grondoptreden zijn de mogelijkheden van virtual reality met betrekking
tot het oefenen in een veilige omgeving al aan het verkennen.31 Door de inzet van virtual reality krijgen
studenten de mogelijkheid om de praktijk beter te ervaren. Dit sluit aan bij de behoefte van studenten
om tijdens de lessen actiever de verbinding te zien met de toekomstige beroepspraktijk. Daarnaast sluit
het aan bij de wens van studenten om vaardigheden te trainen in een veilige omgeving.
• Focus op hybride samenwerkingsverbanden. Om in te spelen op de behoeften van studenten om meer
aansluiting te vinden bij de toekomstige beroepspraktijk, komt er steeds meer aandacht voor hybride
samenwerkingsverbanden. Zo bleek recentelijk (10-10-2017)32 nog dat het Summa College uitbreidt met
de Automotive Campus om de synergie met het bedrijfsleven te versterken. Studenten van de
Automotive Campus geven aan dat ze het waarderen doordat ze leren door het ook daadwerkelijk uit
te voeren en onderdeel uit maken van een innovatieve omgeving. Eenzelfde soort
samenwerkingsverband was te zien in het Wijkzorglab, waar studenten van Landstede en Deltion college
onderwijs krijgen op een praktijklocatie. Een andere vorm van een hybride samenwerkingsverband is
het creëren van challenges. Een voorbeeld van een challenge is ‘de Slimmer leven challenge’33 waarin
studenten van de universiteit, het hbo en het mbo samenwerken om op een leuke en leerzame manier
31 Zie artikel ’Landstede laat studenten Veiligheid leren in een virtuele wereld’ in De Stentor op 16 november 2017. Laatst geraadpleegd in november 2017.
32 Zie: https://youtu.be/AUUNY8PCwQ8. Laatst geraadpleegd in november 2017
33 Zie: http://www.slimmerleven2020.org/slimmer-leven-challenge-2017. Laatst geraadpleegd in november 2017
42
zorginnovaties te creëren en te implementeren in de praktijk. Door meer focus op hybride
samenwerkingsverbanden wordt zodoende getracht aan te sluiten bij de behoefte van studenten om de
verbinding met de praktijk te zien, de toegevoegde waarde en het nut concreet te maken en het
onderwijs uitdagender en innovatiever te maken.
• Inzet van nieuwe lesmethodieken. Er wordt steeds meer geëxperimenteerd met andere
lesmethodieken. Als voorbeeld noemt Hans Schuurmans (CEO van een opleidingsinstituut) de inzet van
‘Microlearnings’ en ‘Essentials’. De achterliggende gedachte bij deze vorm is dat men op een korte
krachtige manier kennis tot je krijgt. Volgens Hans is de aandacht spanne van mensen, en studenten
steeds korter. De focus moet daarom liggen op het kort en krachtig overbrengen van informatie.
Daarnaast hebben studenten ook volgens hem de behoefte om de opgedane kennis gelijk toe te passen
in de praktijk. Microlearnings worden als een manier gezien om tegemoet te komen aan deze behoeften
van studenten en studenten in een (praktijk)situatie gelijk te kunnen voorzien van essentiële informatie.
• Aandacht voor challenges en open badges. Er komt steeds meer aandacht voor challenges en open
badges. Open badges is nu nog vooral een ontwikkeling die zich afspeelt in de praktijk, maar die ook
relevant is voor het onderwijs zelf. Door open badges kunnen deelnemers mini-certificaten halen voor
vaardigheden. Door dit ook toe te passen in het onderwijs, zou volgens Hans Schuurmans (CEO
Skillstown) de doorstroom naar de praktijk kunnen worden bevorderd (bijvoorbeeld door aan kunnen
tonen dat je veilig werkt met een bepaald instrument en daar een minicertificaat voor kunt laten zien).
Open badges kunnen gebruikt worden om te laten zien dat studenten voldoen aan bepaalde credentials.
Op dit moment zijn de open badges nog in opkomst, maar het lijkt ook kansen te bieden voor
opleidingen.34
5.2 Aansluiting databases op de wensen van docenten en praktijkbegeleiders
Naast het in kaart brengen van de behoeften van studenten en de huidige trends en ontwikkelingen, is er
tijdens de validatiesessies ook aandacht besteed aan het valideren van de databases. In totaal zijn vijf
validatiesessies uitgevoerd met de mbo-scholen en het bedrijfsleven. Bij deze sessies waren docenten,
onderwijskundigen en opleidingsmanagers van de mbo-scholen aanwezig. In twee sessies waren ook de
praktijkbegeleiders van de leerbedrijven uit het bedrijfsleven aanwezig. Er is getracht om bij alle
validatiesessies het bedrijfsleven aanwezig te hebben, maar dit was niet in alle gevallen te realiseren.
Een belangrijk doel van de sessies was het valideren van de databases. De centrale vraag daarbij is of de
onderwijskundigen en docenten (mbo-scholen) en praktijkbegeleiders (leerbedrijven) uit de voeten kunnen
met het beschikbare materiaal van de databases om invulling te kunnen geven aan het keuzedeel Verdieping
blijvend fit, veilig en gezond werken. Indien men niet uit de voeten kan met het materiaal dan is de vraag
waarom niet en wat er voor nodig is dat het materiaal wel toepasbaar wordt voor docenten en
praktijkbegeleiders. Gelet op de huidige ontwikkelingsfase van de mbo-scholen met de keuzedelen betreft
de validatie een eerste globale toets van het materiaal in de databases. Een gedetailleerde
kwaliteitsbeoordeling van het materiaal in de databases is pas mogelijk als de mbo-scholen zelf meer ervaring
hebben opgedaan met het keuzedeel en de inzet van lesmateriaal daarbij. Dan ontstaat er een beter
referentiekader bij de mbo-scholen van waaruit zij de databases kunnen valideren. De validatiesessies
hebben de volgende inzichten opgeleverd:
34 Zie: https://www.surf.nl/binaries/content/assets/surf/nl/kennisbank/2016/whitepaper-open-badges.pdf voor meer inzicht in de mogelijkheden van open badges. Laatst geraadpleegd in november 2017.
43
• De reacties van de mbo-scholen en (voor zover aanwezig) de praktijkbegeleiders op de databases zijn
positief, met name als men al wat verder in het traject van ontwikkeling is. De database met generiek
materiaal wordt als bruikbaar, zinvol en interessant gezien. Ook de specifieke databases bevatten in de
ogen van de mbo-scholen bruikbaar, zinvol en interessant materiaal om in te zetten voor het keuzedeel.
Meer toegespitst zijn in de validatiesessie de volgende opmerkingen geplaatst bij de databases:
o De databases geven een goed totaaloverzicht van beschikbaar materiaal. Ook zijn de databases
breed en divers (verschillende type bronnen) en hierdoor bieden de database de mbo-scholen
keuzemogelijkheden en een inspiratiebron. Dit wordt als waardevol gezien.
o Een deel van het generieke materiaal wordt door een aantal mbo-scholen reeds ingezet (als
onderdeel) in het kader van het keuzedeel; dit bevestigt de relevantie van het betreffende materiaal.
Het gaat met name om algemeen materiaal op het gebied van fit en gezond zijn. Voorbeelden zijn:
Testjeleefstijl, fittest, tools en instrumenten van het voedingscentrum, Positive Action, Maak werk
van je gezondheid en de BRAVO Company Check. Daarnaast werkt een aantal mbo-scholen met het
(digitale) generieke lespakket voor het keuzedeel Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken.
o Bij het doornemen van de databases kwamen de mbo-scholen meerdere lesmaterialen tegen waar
men nog niet van had gehoord en waar men zeer benieuwd naar was om nader te bekijken op
inzetbaarheid in het kader van het keuzedeel. Voorbeelden zijn: SoChicken (broeden op een leuker
leven) en zelfinspectietools voor werkdruk en branchemateriaal over een veilige werkvloer.
o De mbo-scholen verwachten in de databases lesmaterialen te kunnen vinden op de onderwerpen
waar men zelf nog zoekende is. Zo wordt door meerdere mbo-scholen genoemd dat het van belang
is om in het keuzedeel te verdiepen op de psychosociale arbeidsrisico’s. Men wil de studenten
bewust maken dat een veilige en gezonde werkplek niet alleen de fysieke aspecten betreft, maar
juist ook de psychosociale aspecten (mentaal vitaal blijven, leren omgaan met werkdruk,
aanpakken/bespreekbaar maken van sociaal onveilige situaties). Vooral de generieke database
bevat materiaal op dit vlak en kan daardoor helpen om deze verdieping verdere invulling te geven.
Voorbeelden zijn: tools en instrumenten voor werkstress en psychosociale belasting, materiaal voor
bespreekbaar maken van werkstress, pesten op de werkvloer en een checklist om de (sociale)
veiligheidscultuur te inspecteren.
o De mbo-scholen zien in de generieke database lesmaterialen die mogelijk te algemeen van aard zijn,
bijvoorbeeld materiaal over gezond leven (hartstichting, gezond ouder worden). Mogelijk dat
scholen dit wel als ‘opstap’ kunnen of willen gebruiken, maar dan moet in het onderwijs de relatie
met arbeid en beroepsspecifieke risico’s nog wel worden gelegd. Deze vertaalslag is cruciaal om het
algemene lesmateriaal ook echt in te kunnen zetten in het kader van het keuzedeel Verdieping
blijvend fit, veilig en gezond werken. Overigens blijkt deze vertaalslag niet voor elke opleiding en/of
elk docententeam even gemakkelijk te maken. In paragraaf 6.2.2 wordt hier verder op ingegaan.
o Op een aantal mbo-scholen wordt op centraal niveau het keuzedeel generiek ontwikkeld en wordt
een gedeelte van het onderwijsprogramma van het keuzedeel centraal ingevuld. De lessen worden
gegeven door docenten die expert zijn op een specifiek gebied, zoals leefstijl, sport, ergonomie en
psychosociale weerbaarheid. Daarnaast dragen vervolgens de betreffende beroepsopleidingen en
vakdocenten zorg voor het overige gedeelte van het onderwijsprogramma (al dan niet in
samenwerking met de leerbedrijven), waarbij het gaat om de beroepsspecifieke invulling van het
keuzedeel. De indruk is dat de specifieke databases hierbij behulpzaam zullen zijn voor de docenten
(mbo-scholen) en praktijkbegeleiders (leerbedrijven) om de beroepsspecifieke invulling en
koppeling te kunnen maken.
44
o Bij de mbo-scholen is behoefte aan praktisch materiaal om interactief in te kunnen zetten in de
lessen. Ook is er behoefte aan beroepsspecifiek materiaal dat direct inzetbaar is voor het keuzedeel.
De mbo-scholen hebben de indruk dat de databases in deze behoeften kunnen voorzien.
• De mbo-scholen zien twee gebruikersgroepen voor de databases:
o De docenten kunnen het lesmateriaal gebruiken om in te zetten in het kader van het keuzedeel.
o De studenten kunnen worden doorverwezen (door de docenten en/of de praktijkbegeleiders) om
het lesmateriaal te gebruiken. Dit moet wel gericht gebeuren, bijvoorbeeld gekoppeld aan een
huiswerk- of praktijkopdracht.
• De databases kunnen op 2 manieren worden ingezet:
o Als een overzicht van lesmateriaal dat kan worden gebruikt als losse bouwstenen om zelf het gehele
keuzedeel vorm en inhoud te geven en samen te stellen.
o Als een overzicht van lesmateriaal dat ingezet wordt om een beroepsspecifieke invulling te geven
binnen het generieke onderwijsprogramma (lespakket van de uitgever) voor het keuzedeel.
Uit de validatiesessies blijkt dat de tweede manier een duidelijke voorkeur heeft. Verschillende mbo-
scholen hebben het generieke lespakket van een uitgever voor het keuzedeel aangeschaft en kijken nu
hoe ze het keuzedeel een beroepsspecifieke inkleuring kunnen geven en hoe ze het voor studenten
praktisch en interactief kunnen maken.
• Een aantal mbo-scholen geeft aan zij het raamwerk met de vereiste kennis en vaardigheden van het
keuzedeel Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken als erg abstract te ervaren. De mbo-scholen
zijn gaandeweg bezig om hier invulling aan te geven, vanuit een praktische en stapsgewijze insteek. De
databases kunnen een impuls geven aan deze zoektocht, om het onderwijsprogramma verder in te vullen
en aan te vullen. Voorts verwacht men dat ook de examinering nog invloed gaat hebben op keuzes in de
onderwijsontwikkeling.
• De mbo-scholen benadrukken dat de docenten een cruciale rol spelen in de onderwijsontwikkeling en
het gebruik van het materiaal in het kader van het keuzedeel; “het belangrijkste ‘lesmateriaal’ staat voor
de klas: de docent!”. Je hebt capabele docenten nodig die zowel de miniset van het keuzedeel hebben
als les kunnen geven in dit keuzevak (beroepsspecifieke koppeling kunnen maken). Ze moeten de juiste
accenten aanbrengen, gelet op de arbeidsrisico’s van het beroep. Tevens moeten de docenten de
vertaalslag kunnen maken om het materiaal beroepsspecifiek te maken, voor wat er speelt en nodig is
vanuit de specifieke beroepspraktijk. Dit gaat echter niet bij elke opleiding even gemakkelijk (zie
hoofdstuk 6, paragraaf 6.2).
• In de specifieke databases is zowel het reguliere als verdiepend lesmateriaal opgenomen. Voor de mbo-
scholen is het relevant om een beeld te hebben van het reguliere lesmateriaal in specifieke databases,
dus wat er in het basisprogramma al aan bod komt inzake fit, veilig en gezond werken. Van hieruit kan
men gaan verdiepen in het keuzedeel. Daarbij geldt dat er geen overlap mag zijn met de kwalificatie
(geen doublure), maar er mag wel overlap zijn in de brondocumenten. De brondocumenten mogen in
het keuzedeel worden ingezet, onder de voorwaarde dat men hier een verdieping aanbrengt. Dit kan
bijvoorbeeld in de vorm van een verdiepende toelichting of instructie, verdiepende studieopdrachten of
gerichte oefeningen.
• De databases kunnen de mbo-scholen helpen door bewustwording van het belang van het keuzedeel en
om na te gaan of alle onderdelen uit het keuzedeel evenwichtig aan bod komen (witte-vlekken analyse).
Zo kwam een mbo-school door het bestuderen van de databases tot het inzicht dat meer aandacht kan
worden besteed aan de psychosociale arbeidsrisico’s.
Op basis van bovenstaande bevindingen kan worden geconstateerd dat de mbo-scholen (docenten en
onderwijskundigen) positief zijn over het beschikbare lesmateriaal in de databases en verwachten hiermee
45
goed uit de voeten te kunnen. In hoeverre dit ook geldt voor het bedrijfsleven (de praktijkbegeleiders van de
leerbedrijven) is moeilijk aan te geven, omdat de praktijkbegeleiders maar in twee validatiesessies
vertegenwoordigd waren. Dit maakt het lastig om hier uitspraken over te doen. Wel geldt dat de
praktijkbegeleiders die zijn gesproken positief waren.
In het onderzoek is niet alleen onderzocht of docenten en onderwijskundigen (school) en praktijkbegeleiders
(leerbedrijf) uit de voeten kunnen met het beschikbare lesmateriaal (onderzoeksvraag 5). Ook is onderzocht
als dit niet het geval is, waarom het lesmateriaal niet/onvoldoende toepasbaar is en wat er voor nodig zodat
(beschikbaar) lesmateriaal wel toepasbaar wordt voor docenten/onderwijskundigen respectievelijk
praktijkbegeleiders en hen helpt om invulling/uitvoering te geven aan het keuzedeel (onderzoeksvraag 5a).
In het onderzoek kon onderzoeksvraag niet beantwoord worden, vanwege de volgende reden/verklaring. De
mbo-scholen vinden het lastig om uitspraken te doen over de vraag of de databases toereikend zijn om
inhoud en vorm te geven aan het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’. Hiervoor is het
nodig dat men ervaringen opdoet met de databases. Als de mbo-scholen in de praktijk gaan werken met de
databases zal blijken welke onderdelen van de database goed te gebruiken zijn, in hoeverre bronnen direct
inzetbaar zijn en waar nog een bewerkings- of vertaalslag nodig is. Ook zal dan blijken wat de databases voor
studenten kunnen betekenen in het zelf aan de slag gaan met het verwerven van kennis en vaardigheden.
Een voorstel is om de databases in de praktijk ook zo in te zetten dat de databases worden verrijkt met
gebruikerservaringen (in de vorm van reviews over inhoudelijke kwaliteit en toepasbaarheid) en met
doorontwikkelingen van het materiaal, zoals goede voorbeelden van hoe het materiaal effectief kan worden
ingezet en hoe studenten er mee aan de slag kunnen gaan.
5.3 Studielastverdeling
In het onderzoek is nagegaan in hoeverre het beschikbare (potentiële) lesmateriaal voorziet in de
studielastverdeling van 240 uur over school, zelfstudie en leerbedrijf. Voor de beantwoording van deze
onderzoeksvraag is een analyse uitgevoerd op de databases naar het type lesmateriaal en in hoeverre dit zich
leent om ingezet te worden door de school, voor zelfstudie of door het leerbedrijf. Voorts is de
onderzoeksvraag onderzocht in de validatiesessies met de mbo-scholen. Allereerst wordt ingegaan op de
werkwijze van de studielastverdeling bij keuzedelen. Daarna wordt een beeld geschetst welke
studielastverdeling de mbo-scholen hanteren en nastreven voor het keuzedeel. Vervolgens wordt nagegaan
wat de generieke en specifieke databases aan mogelijkheden bieden voor de (beoogde) studielastverdeling.
5.3.1 De werkwijze van studielastverdeling bij keuzedelen
Een keuzedeel kent een studielast met een omvang van 240 studiebelastingsuren (SBU) of een veelvoud
daarvan. De studielast van een keuzedeel telt mee in de totale studielast (1600 klokuren per jaar). Zo kent
het keuzedeel Verdiepend Blijvend Fit, Veilig en Gezond werken 240 SBU. De SBU van een keuzedeel
bedragen het totaal van de begeleide onderwijstijd (BOT), de beroepspraktijkvorming (BPV) en de zelfstudie.
Het is een norm voor onderwijsontwikkelaars van keuzedelen. Het geeft aan hoeveel uren de student in
zijn/haar studie belast is om te werken aan het verwerven van de kennis en vaardigheden van het keuzedeel.
De vertaling naar het onderwijs is de verantwoordelijkheid van de school. De school bepaalt (in overleg met
het werkveld) hoe de studielast van 240 SBU wordt verdeeld. Het verschilt per keuzedeel hoe de studielast
wordt verdeeld over leren op school (BOT), leren tijdens de beroepspraktijkvorming (BPV) en/of leren via
zelfstudie. Een keuzedeel kan een deel BPV bevatten, maar het hoeft niet. De BPV in het kader van een
46
keuzedeel kan bij ieder erkend leerbedrijf worden uitgevoerd; het leerbedrijf hoeft hiervoor dus niet apart
erkend te zijn.35
5.3.2 Welke studielastverdeling wordt nagestreefd en gehanteerd bij invulling van het keuzedeel
In de validatiesessies met de mbo-scholen is nagegaan welke studielastverdeling zij nastreven bij het vorm
en inhoud geven aan het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’. Op deze plaats is het
van belang op te merken dat de keuzedelen nog relatief nieuw zijn en dat de mbo-scholen nog aan het
experimenteren en uitvinden zijn hoe zij het keuzedeel het beste invulling kunnen geven.
De meeste mbo-scholen die (overwegen te gaan) werken met het keuzedeel zien als ideaalmodel voor de
studielastverdeling een model dat uitgaat van: 1/3 school, 1/3 zelfstudie en 1/3 BPV (leerbedrijf). Daarbij
bestaat het BPV-onderdeel er vooral uit dat studenten op de stage aan de slag gaan met opdrachten uit het
keuzedeel, al dan niet onder begeleiding van de praktijkbegeleider. Het keuzedeel Verdiepend Blijvend Fit,
Veilig en Gezond werken leent zich uitstekend voor de combinatie van leren via school, zelfstudie en
leerbedrijf. Deze combinatie acht men ook wenselijk, gelet op de kennis en vaardigheden genoemd in het
keuzedeel. Voor het verwerven van (beroepsgerelateerde) brede en specialistische kennis en vaardigheden
dienen studenten de relevante theorie aangereikt te krijgen. Hier kan de school een belangrijke rol vervullen
met lessen waar docenten zorg dragen voor kennisoverdracht en instructie. Voorts is het van belang dat
studenten kennis en vaardigheden verwerven via zelfstudie (zelf kennis opdoen, opdrachten uitvoeren en/of
onderzoek doen) met duidelijke op het keuzedeel gerichte opdrachten. Daarnaast kunnen studenten kennis
en vaardigheden verwerven door op onderzoek uit te gaan en te oefenen in de beroepspraktijk. Zeker voor
mbo-studenten die vooral leren door doen, zal kennis beter beklijven door zaken te zien in de beroepspraktijk
en door er zelf actief mee bezig te zijn. Verder geldt dat de verwerving van vaardigheden de mogelijkheid
vereist om te oefenen, want om vaardigheden écht eigen te maken is het nodig dat men hiermee kan oefenen
op school en/of in de beroepspraktijk. Om het oefenen effectief te laten zijn is een gerichte begeleiding door
professionals nodig zoals de docenten van de school, maar ook de praktijkbegeleiders in het leerbedrijf
kunnen hier een rol in spelen. Verder kunnen leerbedrijven een bijdrage leveren aan de invulling van het
keuzedeel door gastsprekers vanuit de beroepspraktijk te leveren of om workshops te verzorgen.
Voor de mbo-scholen die op dit moment met het keuzedeel werken geldt dat een deel wordt ingevuld via
lessen op school (BOT) en dat de rest van het keuzedeel bestaat uit zelfstudie door studenten al dan niet in
combinatie met uit te voeren opdrachten in de BPV van het leerbedrijf. Daarbij probeert men uit te komen
op 80 uren school, 80 uren zelfstudie en 80 uren werken aan praktijkopdrachten (in de BPV) gecombineerd
met zelfstudie voor het voorbereiden en uitwerken van de praktijkopdrachten. Echter in de praktische
uitwerking van het keuzedeel lukt het (nog) niet om vanuit deze studielastverdeling invulling te geven aan
het keuzedeel. Zo kan niet altijd worden voorzien in 80 uur BOT op school, gelet op het rooster en het
beschikbare onderwijsprogramma. Ook is een knelpunt dat er binnen het bestaande BPV-contract in het
leerbedrijf geen lesuren mogen meetellen voor onderwijstijd voor het keuzedeel, omdat het contract BPV-
uren omvat waar een prestatie volgens contract tegenover dient te staan. Een ander aandachtspunt is dat de
praktijkbegeleiders uit de leerbedrijven momenteel een beperkte rol hebben in de invulling van het
keuzedeel Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken. De rol van de praktijkbegeleiders beperkt zich
vooral tot het begeleiden van BPV-opdrachten die door de school zijn meegegeven en omvat nog in mindere
35 Zie: www.herzieningmbo.nl/keuzedelen . Laatst geraadpleegd op november 2017.
47
mate het vanuit de leerbedrijven overdragen van kennis en vaardigheden inzake het keuzedeel. Hier ligt nog
een belangrijk ontwikkelpunt, om ervoor te zorgen dat de leerbedrijven een grotere rol krijgen (vanuit de
mbo-scholen) én nemen (vanuit het werkveld) in de invulling van het keuzedeel.
De mbo-scholen proberen het keuzedeel uitdrukkelijk ook praktijkgericht in te vullen, met opdrachten voor
studenten om uit te voeren op school, thuis en op de stageplek in de BPV. Er wordt waarde gehecht aan
inzicht (met behulp van testen) en aan oefenen (door doen), op school, thuis en waar mogelijk ook in de
beroepspraktijk. De scholen vinden het belangrijk dat het keuzedeel ook een plek krijgt in de BPV omdat ze
hier impact verwachten, want het vraagstuk van fit, veilig en gezond werken speelt immers in de
beroepspraktijk. Tot op heden geeft men hier invulling aan door de studenten op pad te sturen met
praktische opdrachten en oefeningen om uit te voeren op de stageplek (in de BPV in het leerbedrijf). Dit zijn
vaak opdrachten die door de docenten zelf zijn ontwikkeld en opgesteld. Een voorbeeld hiervan is de
opdracht om in gesprek te gaan met de BPV-begeleider om in kaart te brengen aan welke BRAVO factoren
aandacht wordt besteedt. Een ander voorbeeld is de opdracht om te beschrijven wat in de lessen over
psychosociale weerbaarheid is geleerd en wat studenten hier aan denken te hebben in de beroepspraktijk.
De ervaringen van de betreffende scholen is dat de stagebeleiders in leerbedrijven meer oog krijgen voor
duurzame inzetbaarheid. Dit is een algemene ontwikkeling die men waarneemt en niet specifiek getriggerd
door het keuzedeel. Bedrijven staan meer open voor onderwerpen van het keuzedeel, vooral als ze er zelf
ook meer mee aan de slag gaan of mee aan de gang zijn. De scholen horen de stagebegeleiders ook vaker
zeggen “we moeten zelf ook aan onze gezondheid denken”. Deze kentering waarbij er meer oog is in de
beroepspraktijk voor duurzame inzetbaarheid maakt het voor de mbo-scholen beter mogelijk om de
studenten op pad te sturen met BPV-opdrachten en om leerbedrijven een grotere rol te geven in de invulling
van het keuzedeel.
Wat verder opvalt, is dat de invulling van het keuzedeel door de school voor een deel gebeurt op basis van
reeds beschikbare voorzieningen en mogelijkheden op centraal niveau van de mbo-scholen. Het gaat dan
bijvoorbeeld om lessen op het gebied van sport, leefstijl, ergonomie en sociale weerbaarheid. Deze
voorzieningen worden benut en ingezet in het onderwijsprogramma voor het keuzedeel. Een aandachtspunt
is om ervoor zorg te dragen dat bij deze onderwerpen continu de relatie wordt gelegd met arbeid en de
beroepsspecifieke arbeidsrisico’s, en dat het lesprogramma aangevuld wordt met de overige vereiste kennis
en vaardigheden uit het keuzedeel, zodat het onderwijsprogramma als geheel dekkend is voor alle vereiste
kennis en vaardigheden van het keuzedeel.
5.3.3 De mogelijkheden van de databases voor de studielastverdeling
In zowel de generieke als specifieke databases is een kolom opgenomen waarin is aangegeven voor wie het
lesmateriaal bruikbaar is en kan worden ingezet: door de school, voor zelfstudie of door het leerbedrijf.
Onderstaand is aangegeven in welke mate er lesmateriaal beschikbaar is in de databases voor de school, de
studenten en de leerbedrijven. Daarbij geldt overigens dat verschillende bronnen door meerdere
doelgroepen ingezet kunnen worden, dus door de school, de studenten en/of de leerbedrijven.
Een analyse van de databases op het type lesmateriaal wijst uit dat het meeste lesmateriaal dat in de
databases is opgenomen materiaal betreft dat door de school kan worden ingezet. Veel bronnen hebben
betrekking op theorie, waarbij tekst en uitleg worden gegeven over een thema op het gebied van fit, veilig
en/of gezond werken en die docenten in het onderwijsprogramma een plek kunnen geven tijdens lessen.
In de databases is ook relatief veel materiaal te vinden dat kan worden ingezet voor zelfstudie door de
studenten. Dit geldt in het bijzonder voor de generieke database. Zo zijn er in de generieke database
48
theoriebronnen voor studenten beschikbaar en verder zijn er maar liefst 23 tests beschikbaar, 17 bronnen
die filmpjes presenteren, 15 bronnen die ingaan op richtlijnen en 6 bronnen met e-learnings. Dit is materiaal
waar (met een gerichte opdracht of instructie van de docent) de studenten met zelfstudie mee aan de slag
kunnen. De database bevat ook behoorlijk wat materiaal dat studenten kunnen inzetten in de
beroepspraktijkvorming bij (leer)bedrijven. Voorbeelden zijn de ‘Adviestool gezond en veilig werk’, de
praktijkopdrachten die specifiek voor het keuzedeel zijn gemaakt op het platform Brainstud, de verschillende
tools en instrumenten om werkdruk te meten en bespreekbaar te maken, een checklist voor het herkennen
van een veiligheidscultuur en om de werkplek te inspecteren op veilig en gezond werken en een
beoordelingsmethode om de fysieke arbeidsbelasting te beoordelen met daaraan gekoppeld een wegwijzer
om de fysieke arbeidsbelasting aan te pakken. De database bevat relatief weinig lesmateriaal dat kan worden
ingezet en gebruikt door het leerbedrijf om studenten kennis en vaardigheden van het keuzedeel te leren,
maar het materiaal dat is aangetroffen lijkt wel relevant. Een voorbeeld is kennisbank inPreventie. Dit is een
platform en netwerk waarin brancheorganisaties, opleiders, uitgevers en belangenorganisaties oplossingen
en middelen delen voor veilig en gezond werken. In de kennisbank wordt deze informatie verzameld rond de
thema’s zoals preventiewerk (bijvoorbeeld Arbobeleid, RI&E, succesvol samenwerken), werkplek en
middelen (bijvoorbeeld persoonlijke beschermingsmiddelen, gevaarlijke stoffen), fysieke risico’s
(bijvoorbeeld tillen, staand werk, beeldschermwerk) en emotionele risico’s (werkdruk, stress, discriminatie,
intimidatie). Op de verschillende onderwerpen krijg je meer informatie over wat het precies inhoudt op de
werkvloer, hoe je risico’s kunt herkennen en hoe je er mee om kunt gaan. Deze interventie legt de koppeling
met het bedrijfsleven.
49
6 Implementatie van het keuzedeel in het mbo
In dit hoofdstuk wordt een schets gegeven van de mogelijkheden voor ontsluiting van de databases (paragraaf
6.1; onderzoeksvraag 6). Daarna wordt ingegaan op de vraagstukken die spelen bij de implementatie van het
keuzedeel in het mbo, om te zorgen dat mbo-scholen het keuzedeel gaan aanbieden, studenten het keuzedeel
gaan kiezen en mbo-scholen en leerbedrijven onderling afstemmen en samenwerking (paragraaf 6.2 en 6.3;
onderzoeksvraag 7).
6.1 Ontsluiting databases
In deze paragraaf worden de bevindingen gepresenteerd voor de onderzoeksvraag hoe het beschikbare
lesmateriaal het beste te ontsluiten en onder de aandacht van de mbo-scholen, docenten en
praktijkbegeleiders te brengen. Een deelvraag hierbij is of en zo ja, hoe de (website van) Gezonde School
hierin kan voorzien. Voor de beantwoording van de onderzoeksvraag vond deskresearch plaats, is het
onderwerp in de validatiesessies met de mbo-scholen aan de orde gesteld en zijn verkennende interviews
gehouden met verschillende relevante organisaties uit het stakeholdersveld. Deze paragraaf is als volgt
opgebouwd: Allereerst wordt ingegaan op het streefmodel voor de ontsluiting van de databases (6.1.1).
Vervolgens wordt het speelveld geschetst met de stakeholders die een rol (kunnen) spelen in bij de
ontsluiting van de databases (6.1.2). Daarna worden mogelijke scenario’s geschetst (6.1.3) en getoetst aan
de doelstelling en uitgangspunten zoals aangegeven in paragraaf 6.1.1 (6.1.4).
6.1.1 Doelstelling en uitgangspunten van de databases
In dit onderzoek is een aantal databases ontwikkeld met lesmateriaal dat kan worden ingezet en gebruikt
voor het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’. De doelstelling van deze databases is
dat ze ondersteuning bieden bij het invulling geven van het onderwijsprogramma voor het keuzedeel. Gelet
op deze doelstelling is nu de vraag hoe het lesmateriaal het beste kan worden ontsloten en onder de aandacht
van de mbo-scholen, docenten en praktijkbegeleiders kan worden gebracht. Gezocht wordt naar een
scenario (organisatie of combinatie van organisaties) dat kan zorg dragen voor ontsluiting van deze
databases, waarbij de volgende uitgangspunten van belang zijn. De wens is om de databases te beleggen bij
een organisatie (of combinatie van organisaties) die:
• voor de mbo-scholen een logische, herkenbare en toegankelijke partij is;
• de huidige content van de databases vrij (gratis) beschikbaar stelt voor scholen en bedrijfsleven;
• bij het door ontwikkelen van de databases de koppeling met de in het keuzedeel genoemde kennis en
vaardigheden aanhoudt;
• in staat is om de databases in beheer te nemen en door te ontwikkelen en hiervoor over de benodigde
technische infrastructuur beschikt;
• de kosten kan dragen voor het in beheer nemen en door ontwikkelen van de databases (al dan niet via
een achterliggend verdienmodel);
• over de personele capaciteit beschikt om deze rol op het vereiste kwaliteitsniveau in te invullen;
• ervoor kan zorg dragen dat de mbo-scholen de databases actief gaan benutten en gebruiken en eigenaar
worden van (eigenaarschap nemen voor) de doorontwikkeling van de databases.
Dit vormt de set van uitgangspunten (‘programma van ontwerpwensen’) waaraan moet worden voldaan bij
de keuze voor een bepaald scenario voor de ontsluiting van de databases. Verder geldt dat het beleggen van
de databases bij een bepaalde organisatie niet mag leiden tot een ‘verstoring in de (commerciële) markt’,
m.a.w. dat de ene (commerciële) marktpartij wordt bevoordeeld boven de andere (commerciële) marktpartij.
50
6.1.2 Het speelveld met de stakeholders die relevant zijn voor het vraagstuk
Op basis van de deskresearch en de verkennende interviews is een beeld gevormd van het speelveld met
stakeholders die betrokken zijn en een rol spelen bij de ontwikkeling van onderwijsprogramma’s en de
leermiddelen die in dat kader worden ingezet. Onderstaand volgt een overzicht van de verschillende
stakeholders en een beschrijving van hun rol met voorbeelden van organisaties.
Stakeholders Rolbeschrijving en (voorbeelden van) organisaties
Gebruikers De lesprogrammaontwikkelaars binnen de mbo-scholen en docenten zijn verantwoordelijk voor
het vorm en inhoud geven van het onderwijs. Daarbij maken zij gebruik van lesmateriaal
(leermiddelen) die door leveranciers worden aangeboden. Sommige docenten ontwikkelen ook
eigen lesmateriaal; dit is vaak aanvullend op de lesmethode.
Een andere gebruikersgroep zijn de leerbedrijven uit het werkveld. De leerbedrijven worden
betrokken bij het onderwijsprogramma, met name om mede invulling te geven aan het
onderwijs in de praktijk (BPV).
Ontwikkelaars /
leveranciers van
leermiddelen en
examens
“commerciële”
markt*)
De educatieve uitgeverijen ontwikkelen (van oudsher) leermiddelen voor de mbo-scholen. Voor
de mbo-markt zijn diverse commerciële uitgeverijen actief. Sommige uitgeverijen ontwikkelen
leermiddelen voor specifieke branches of vakken in het mbo en andere uitgeverijen werken
mbo-breed. NB. Enkele uitgeverijen vervullen ook de rol van examenleverancier.
De GEU (Groep Educatieve Uitgeverijen) is de brancheorganisatie voor commerciële aanbieders
van leermiddelen en educatieve dienstverlening in Nederland. De meeste commerciële
uitgeverijen zijn lid van de GEU. In totaal telt de GEU momenteel 40 leden en dit aantal groeit,
vooral met dienstverlenende mediabedrijven die digitale leermiddelen ontwikkelen.
Ontwikkelaars/
leveranciers van
examens en
leermiddelen
“niet-commerciële”
markt *)
De afgelopen jaren zijn er ‘nieuwe’ organisaties ontstaan die zich toeleggen op het ontwikkelen
van leermiddelen en examens voor mbo-scholen. Dit zijn organisaties die zijn voortgekomen uit
het onderwijs (van, voor en door ROC’s) en/of organisaties die zijn ontstaan uit voormalige
kenniscentra en die zich hebben omgevormd tot examenleverancier en/of uitgeverij van
leermiddelen. Sommige van deze organisaties werken exclusief voor één of enkele specifieke
branches en andere organisaties werken mbo-breed. Voorbeelden van organisaties zijn Stichting
Praktijkleren, Consortium Beroepsonderwijs, Concreet Onderwijsproducten en Savantis.
De organisatie ExSamen is de vereniging van samenwerkende examenleveranciers en telt 13
leden. De genoemde voorbeelden van organisaties zijn lid van ExSamen.
Beleidsmakers Beleidsontwikkelaars hebben als doel het ontwikkelen van onderwijsbeleid en het
verhogen/bewaken van de kwaliteit van het onderwijs. Tot deze groep behoren het Ministerie
van OCW en de SBB. De SBB (waar mbo-onderwijs en bedrijfsleven bestuurlijk samen komt)
heeft twee wettelijke taken: vaststellen kwalificatiedossiers en erkenning van leerbedrijven.
Belangenbehartigers
De brancheorganisatie MBO Raad is de belangenbehartiger voor de mbo-scholen en speelt een
rol om ontwikkelingen te stimuleren en de belangen van het veld daarbij te bewaken.
Expertisecentra Hieronder wordt verstaan organisaties zoals Kennisnet, een landelijk expertisecentrum op het
terrein van de toepassing van ICT in het onderwijs. Kennisnet werkt voor de scholen en hun
brancheorganisaties. Kennisnet heeft voor het onderwijs platforms in beheer voor kennisdeling
en kennisontwikkeling voor medewerkers in het onderwijs, zoals wikiwijs en leraar24.
Tabel 16. Overzicht van de stakeholders.
*) NB. Het onderscheid tussen commerciële markt en niet-commerciële markt geeft vooral de ontstaansgeschiedenis van de organisaties weer, dus of men voortkomt uit de private markt of uit het onderwijsveld.
Tijdens het onderzoek zijn de volgende belangrijke trends naar voren gekomen inzake het speelveld:
51
• Docenten maken in toenemende mate ook zelf lesmateriaal. Dit komt voort vanuit de behoefte dat zij
meer willen dan het basismateriaal van uitgevers, zoals meer afwisseling in de les of meer
gepersonaliseerd materiaal voor leerlingen.
• De samenwerking tussen scholen (docenten) en uitgeverijen is toegenomen. Er wordt steeds meer in co-
creatie ontwikkeld.
• De digitalisering is sterk toegenomen. Meer dan de helft van het lesmateriaal in het mbo is inmiddels
digitaal en dit percentage zal de komende jaren verder stijgen.
6.1.3 Mogelijke scenario’s voor het ontsluiten van de databases
In dit verkennend onderzoek zijn de volgende mogelijke scenario’s naar voren gekomen:
1. Scenario A: Ontsluiting van de databases via de MBO Raad in combinatie met een rol voor BTG’s
In de validatiesessies met de mbo-scholen wordt vrijwel unaniem de MBO-Raad genoemd als een logische
partij voor de ontsluiting van de databases. Het scenario bestaat er uit dat de MBO-Raad de partij wordt om
de databases voor het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ te (laten) ontsluiten,
beschikbaar te stellen aan de mbo-scholen en werkveld en het gebruik en doorontwikkeling van de databases
te stimuleren. De MBO Raad heeft eerder een dergelijke rol op zich genomen en voor docenten
basismateriaal laten ontwikkelen voor het samenstellen van een onderwijsprogramma voor vitaal
burgerschap voor mbo-studenten. In de vorm van de lessendatabank ‘Vitaal MBO’ wordt dit basismateriaal
aangeboden voor docenten en studenten. Ook is er een ontwerpomgeving waarin de docenten lesmateriaal
kunnen delen met elkaar. Het beheer en onderhoud van ‘Vitaal MBO’ is ondergebracht bij de
websitebeheerder Stipp. De databank is ontwikkeld door het landelijke ‘Platform Sport, Bewegen en
Onderwijs’ en dit platform beheert en onderhoudt de databank. De ontwikkeling van de databank is
gefinancierd door de ministeries van VWS en OCW. Een aantal mbo-scholen ziet nog een variant op dit
scenario – waarbij databases keuzedeel fit veilig gezond op Vitaal MBO worden geplaatst -, waarbij de
generieke database wordt belegd bij de MBO Raad en de branche specifieke databases bij de betreffende
bedrijfstakgroepen (BTG’s; 9 in totaal) van de MBO Raad. Zij noemen deze variant vanuit de ervaring dat het
fysiek bij elkaar komen nog steeds het beste werkt als het gaat om het stimuleren van onderlinge kennisdeling
en ontwikkeling en ook omdat er altijd een motor nodig is om dit gaande te houden. De BTG’s kunnen hier
een rol bij spelen, omdat men hier regelmatig fysiek samenkomt.
2. Scenario B: Ontsluiting van de databases via de leveranciers van leermiddelen
In dit scenario worden de databases aan de uitgeverijen/examenleveranciers aangeboden om in beheer te
nemen en te onderhouden. Het ligt daarbij voor de hand om de databases aan één organisatie aan te bieden,
omdat hiermee de ene organisatie wordt bevoordeeld ten opzichte van de andere organisatie. Dit betekent
dus dat de databases aan de diverse organisaties worden aangeboden, zowel in de commerciële als de niet-
commerciële markt. Daarbij is de verwachting dat vooral de leveranciers/uitgeverijen die het keuzedeel
‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ aanbieden of voornemens hiertoe zijn daadwerkelijk iets
met de databases gaan doen. Op dit moment zijn dit (op basis van de beschikbare informatie) tenminste vier
organisaties, zoals de organisaties Edu’Actief, de uitgeversgroep, Consortium Beroepsonderwijs en Savantis.
Maar ook andere organisaties binnen deze doelgroep kunnen en willen een rol spelen in de ontsluiting van
de databases, zoals bijvoorbeeld Stichting Praktijkleren. Daarbij is het voor iedere partij gewenst dat zij de
databases met de huidige content vrij (gratis) voor de mbo-scholen en bedrijven beschikbaar stellen (dan wel
dat de databases op een andere wijze vrij beschikbaar worden gesteld). Dit deel van de databases is niet voor
commerciële doeleinden in te zetten. Het is vervolgens aan de leveranciers/ uitgeverijen om de databases in
52
beheer te nemen en verder door te ontwikkelen, bij voorkeur in samenwerking met het onderwijs. Hier
kunnen kosten aan verbonden worden.
3. Scenario C: ontsluiting van de databases via Kennisnet (wikiwijs) in combinatie met een rol voor BTG’s
Kennisnet heeft speciaal voor het onderwijs een aantal platforms beschikbaar voor kennisdeling en
kennisontwikkeling, zoals wikiwijs en leraar24. Een eerste verkenning hiervan wijst uit dat Wikiwijs een
mogelijk scenario kan zijn voor de ontsluiting van de databases. Wikiwijs biedt een platform waar
medewerkers in het onderwijs zelf een website (‘arrangement’) kunnen aanmaken voor een specifiek doel,
zoals bijvoorbeeld voor het doel om de databases voor het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond
werken’ te ontsluiten voor de mbo-scholen. Het is mogelijk om zowel generiek als per branche dergelijke
‘arrangementen’ aan te maken. Kennisnet faciliteert hiermee het onderwijs, door dit platform wikiwijs te
bieden. Wikiwijs biedt voor docenten een aantal opties. Docenten kunnen samenwerken om informatie te
delen en uit te wisselen. Ook kunnen docenten zelf lessen aanmaken en studenten laten inloggen en verder
kunnen er ook toetsen in worden gemaakt. Kennisnet is beheerder van de dienst wikiwijs en draagt zorg voor
de technische infrastructuur en de support desk voor de technische kant. Vanuit Kennisnet wordt echter geen
rol genomen in het content beheer. Dit moet belegd worden in het onderwijsveld zelf; de gebruikers dienen
hier zelf een rol in te nemen. Mogelijk dat de MBO Raad en in het bijzonder de BTG’s van de MBO Raad hierin
een rol kunnen nemen. In dit scenario wordt dan per branche een arrangement voor het keuzedeel
aangemaakt waar ontsluiting van de generieke en specifieke databases plaatsvindt. Vanuit de MBO Raad en
de BTG’s kan dan de rol worden genomen van content beheer, aanjagen van het gebruik en eigenaarschap.
De BTG-leden (die werken met het keuzedeel) zouden roulerend deze rol kunnen krijgen.
Bovenstaande scenario’s zijn in het verkennende onderzoek als drie mogelijke opties naar boven gekomen.
Andere scenario’s die zijn onderzocht:
Er is in eerder verkennend onderzoek (MAPA 2017) gekeken naar de Gezonde School en in het kader van dit
project naar de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) als mogelijkheden voor een
scenario voor de ontsluiting van de databases. Dit heeft tot de volgende bevindingen geleid.
In een eerdere fase van het implementeren van het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond
werken’ is contact gezocht met de Gezonde School (MAPA, 2017). De Gezonde School biedt tussen 2017 en
2020 ondersteuning aan MBO-scholen die actief willen bijdragen aan de gezondheid van hun studenten.
Scholen die zich aansluiten bij de Gezonde School kunnen aan de hand van 4 pijlers het Gezonde School
Vignet behalen. De 4 pijlers zijn: 1) gezondheidseducatie, 2) gezond gedrag stimuleren door aanpassingen in
de fysieke en sociale omgeving, 3) gezondheidsproblemen signaleren en 4) het vastleggen van maatregelen
voor de gezondheid van studenten en medewerkers in het schoolbeleid.
Besproken is of de website van de Gezonde School ruimte kon bieden voor het ontsluiten van kennis en
informatie over het werken met het keuzedeel (inclusief de databases) via een eigen ingang. De Gezonde
School lijkt echter geen mogelijk scenario voor de ontsluiting van de databases. Dit gezien het feit dat de
Gezonde School zich richt op de gezonde leefstijl van studenten en niet op veiligheid en gezondheid in het
(toekomstige werk), en omdat er nog geen vignet voor Vitaal Werknemerschap bestaat. De Gezonde School
adviseurs (werkzaam binnen de GGD ’en) en de Gezonde School coördinatoren (werkzaam binnen de MBO-
scholen) zijn geïnformeerd over het keuzedeel. In het kader van dit project vond geen nader contact plaats
met de Gezonde School. In overleg met de Gezonde School zal in het MAPA-project 2018 bekeken worden
hoe vanuit de website (en eventuele nieuwsbrieven e.d.) van de Gezonde School concreet aandacht op het
53
keuzedeel gevestigd gaat worden en of er mogelijkheden zijn om het keuzedeel passend te maken voor de
Gezonde School (met de systematiek van vier pijlers waar een vignet voor verworven kan worden).
In dit onderzoek is met de SBB besproken of zij een rol kunnen spelen in het ontsluiten van de databases,
maar de SBB blijkt geen voor de hand liggende partij hiervoor. De SBB geeft aan zich toe te leggen op haar
twee wettelijke taken (vaststelling kwalificatiedossiers en erkenning leerbedrijven) en laat het ontwikkelen
en ontsluiten van lesmateriaal over aan scholen, uitgevers en de MBO Raad. Wel wil SBB kunnen verwijzen
naar een database die op één centrale plek wordt beheerd. Tot slot stelt SBB dat het haar rol is om te
signaleren en partijen ‘in actie’ te brengen. Als voorbeeld noemt SBB het oppakken van signalen over het niet
kunnen vinden of ontwikkelen van geschikt lesmateriaal en dit te willen agenderen in de sectorkamers.
6.1.4 Eerste toetsing van scenario’s op basis van verkennende gesprekken
De vraag is nu wat de wenselijkheid en haalbaarheid is van de verschillende scenario’s voor het ontsluiten
van de databases. Vanuit de informatie die uit de deskresearch en de verkennende interviews is verkregen
zijn de scenario’s gedestilleerd en heeft een eerste toetsing plaatsgevonden van de scenario’s aan de
doelstelling en uitgangspunten zoals aangegeven in paragraaf 6.1.1. Onderstaand worden de uitkomsten van
deze eerste toetsing aan de uitgangspunten toegelicht.
• Logische partij voor mbo-scholen voor ontsluiting van de databases
De MBO Raad is voor de mbo-scholen de meest logische partij waar de databases herkenbaar en
toegankelijk beschikbaar kunnen worden gesteld. De leveranciers/uitgeverijen en kennisnet/wikiwijs
zouden ook een mogelijke partij kunnen zijn, maar hiervoor zal nog extra inspanning nodig zijn om dit
bekend te maken bij de mbo-scholen. Bij de leveranciers/uitgeverijen is een aandachtspunt in hoeverre
zij de databases herkenbaar en toegankelijk beschikbaar zullen stellen. Mogelijk dat de leveranciers/
uitgeverijen de databases in een bibliotheekfunctie plaatsen of koppelen aan een lesmethode voor het
keuzedeel.
• Technische infrastructuur
In alle scenario’s kan worden voorzien in de technische infrastructuur die nodig is voor de ontsluiting van
de databases. Voor de MBO-Raad geldt dat zij de lessen-databank van ‘Vitaal MBO’ elders (bij de
websitebeheerder Stipp) heeft ondergebracht. De MBO Raad beschikt dus niet zelf over de
infrastructuur, maar wel over mogelijkheden om het te beleggen bij een partij die hierover beschikt. De
leveranciers/uitgeverijen beschikken over de technische infrastructuur voor het beheer en onderhoud
van de databases. Voor de uitgeverijen is het gebruikelijk om op hun websites platforms te bieden zoals
een ontwikkelomgeving waar docenten lesmateriaal kunnen zoeken en kennis kunnen delen en een
‘bibliotheek’ waar studenten lesmateriaal kunnen zoeken. Ook kennisnet beschikt met wikiwijs over de
infrastructuur. Door het mbo is eerder in wikiwijs een arrangement aangemaakt voor ‘Burgerschap
MBO’. In wikiwijs kunnen bestanden ge-upload worden, waarbij het nog wel de vraag is of dit ook
mogelijk is voor Excel-bestanden. Indien dit niet het geval is, dan is het nodig de databases te converteren
naar een bestandsformat dat wel kan worden geladen.
• Personele capaciteit en rol in regie en aanjagen gebruik en doorontwikkeling databases
Voor de MBO Raad geldt dat op dit moment voor ‘Vitaal MBO’ personele capaciteit is georganiseerd voor
het beheren en onderhouden van de website (door Stipp). Echter voor de toekomst wordt gezocht naar
een nieuw (verdien)model om over middelen te beschikken voor deze personele capaciteit. De MBO
Raad beschikt (op dit moment) zelf niet over middelen om de kosten te dragen die gemoeid zijn met het
beheer en de doorontwikkeling van de databases voor het keuzedeel. Hiervoor zou door de MBO Raad
nader onderzocht moeten worden wat een mogelijk verdienmodel kan zijn, bijvoorbeeld of hiervoor
subsidie van het ministerie van OCW is te verwachten of dat gewerkt kan worden met een verdienmodel
54
waarbij een bedrag in rekening wordt gebracht (‘abonnementsgeld’) bij de mbo-scholen die gebruik gaan
maken van de databases voor het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’. Een
andere optie is wellicht dat met de websitebeheer Stipp een verdienmodel wordt ontwikkeld. Indien het
mogelijk blijkt deze extra middelen te verwerven (via OCW, via abonnementsgeld en/of via een
verdienmodel van de websitebeheerder Stipp), dan kan de MBO Raad een rol nemen in het beheer en
onderhoud van de databases en de personele capaciteit hiervoor organiseren.
De uitgeverijen beschikken in principe over de personele capaciteit om de rol van beheer en
doorontwikkeling van de databases goed in te vullen (zoals de redactie- en validatieslag). Zij hebben
medewerkers in dienst met gespecialiseerde kennis op het gebied van redactie en leermiddelen-
ontwikkeling. Een aandachtspunt is of men de capaciteit ook voor kan vrijmaken voor het beheer en de
doorontwikkeling van de databases en wat het betekent voor het verdienmodel, aangezien de huidige
content van de databases vrij (gratis) beschikbaar wordt gesteld aan het gehele onderwijsveld. Mogelijk
dat de doorontwikkelde databases een (al dan niet gratis) dienst is aan mbo-scholen die reeds gebruik
maken van lesmateriaal van de betreffende uitgeverij.
Kennisnet biedt geen personele capaciteit voor het content beheer; er wordt een platform beschikbaar
gesteld met (technische) support. Het inhoudelijk beheer moet door scholen zelf worden ingevuld.
Kennisnet ontvangt subsidie (van het ministerie van OCW) voor het beschikbaar stellen en onderhouden
van het platform wikiwijs. De verwachting is dat de dienst wikiwijs en deze middelen de komende jaren
aan de orde blijven en kennisnet in staat is om de faciliteiten vrij (gratis) beschikbaar te stellen aan het
onderwijsveld.
• Zorgdragen voor eigenaarschap mbo-scholen en bedrijfsleven
In alle scenario’s is een belangrijk aandachtspunt hoe zorg te dragen voor het bevorderen dat de
docenten van de mbo-scholen, samen met het bedrijfsleven, eigenaarschap nemen voor het gebruik en
de doorontwikkeling van de databases. In de gesprekken met de mbo-scholen is genoemd dat hier
mogelijk de BTG’s een rol in kunnen nemen. In scenario’s A en C zou dit dan kunnen worden belegd bij
de BTG’s, maar dit vraagt wel het nodige van de betreffende leden van de BTG’s. In dit kader is het
interessant om voor het arrangement ‘Burgerschap MBO’ op wikiwijs te onderzoeken of dit arrangement
nog actief is, wat er mee is gedaan en welke lessen getrokken kunnen worden om het arrangement
werkend te krijgen. In scenario B wordt deze rol door de leveranciers/uitgeverijen ter hand genomen.
De toetsing van de scenario’s aan de uitgangspunten laat zien dat geen enkel scenario volledig tegemoet
komt aan de gestelde uitgangspunten. Elk scenario kent aandachtspunten. Tegelijkertijd laat de toetsing zien
dat de scenario’s voldoende aanknopingspunten bieden om in aanmerking te komen voor nadere uitwerking.
Daarbij zou gestart kunnen worden met scenario A. Dit scenario heeft maar één echt aandachtspunt en dat
is of er een mogelijk verdienmodel is te realiseren. Pas als dit niet mogelijk blijkt, dan zouden de andere
scenario’s verder verkend kunnen worden.
Scenario B heeft als belangrijkste aandachtspunt dat het meerdere partijen (leveranciers/uitgeverijen)
betreft, waardoor het beheer en de doorontwikkeling van de databases wordt versnipperd. Dit betekent dat
de database op meerdere plekken in beheer wordt genomen en wordt doorontwikkeld. Het is
onontkoombaar dat er verschillen zullen gaan ontstaan tussen de databases. De vraag is echter hoe
problematisch dit is, want in feite geldt dit ook in het algemeen dat er voor opleidingen verschillen
voorkomen tussen uitgeverijen in lesmethoden en de inzet van lesmateriaal daarbinnen. Als dit bezwaar
echter zwaarwegend is kan overwogen worden om te kijken of het haalbaar en realistisch is om een afspraak
te maken met/tussen alle partijen die de databases in beheer hebben genomen om periodiek uit te wisselen
en af te stemmen. Een andere optie is om periodiek de aanvullingen te inventariseren en bij te werken.
55
Scenario C heeft als belangrijkste aandachtspunt dat er geen organisatie (personele capaciteit) is voor de
inhoudelijke coördinatie en regie op het gebruik en de doorontwikkeling van de databases. Dit wordt
overgelaten aan het onderwijsveld zelf. Hiermee is scenario C een kwetsbaar model.
6.2 Implementatieaspecten van het keuzedeel in het mbo
In deze paragraaf wordt de informatie gepresenteerd verkregen uit de diverse contacten met de scholen en
de andere stakeholders. Op grond van deze informatie wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag wat
de nu bekende randvoorwaarden zijn voor succesvolle implementatie van het keuzedeel ‘Verdieping blijvend
fit, veilig en gezond werken’. De informatie over implementatie belemmerende en bevorderende factoren is
verkregen via deskresearch (inzake bevindingen van implementatie van keuzedelen in het algemeen) en
gesprekken en interviews met een breed scala aan stakeholders: vertegenwoordigers vanuit de opleiding
(docenten, beleid, management, ondersteuning) en studenten, betrokkenen vanuit de praktijk
(stagebegeleiders/professionals leerbedrijf) en branches. Aan de hand van de gespreksnotities is een
kwalitatieve analyse uitgevoerd naar bevorderende en belemmerende factoren voor implementatie. Deze
zijn ingedeeld volgens de categorieën van de MIDI determinanten36 op de drie hoofdthema’s:
1) Het keuzedeel zelf; 2) Organisatie binnen de scholen en 3) Bredere context. En deze drie zijn uitgewerkt in
respectievelijk 6.2.1, 6.2.2 en 6.2.3.
Afhankelijk van het stadium waarin scholen zich bevinden bij het implementeren van het keuzedeel, hebben
zij andere vragen en ervaren andere problemen. Passende ondersteuning om de scholen verder te helpen
met het implementeren van en werken met het keuzedeel zal daarop aangepast moeten zijn in ieder stadium.
Figuur 3. Processtappen invoering keuzedeel van selectie tot en met examineren
Het bespreken van de huidige status van het keuzedeel en het stadium waarin men verkeert (wel/niet
keuzedeel aanbieden, ontwikkeling, invoering, uitvoering, examinering) levert inzicht op in het proces dat
doorlopen wordt bij het uitwerken en vormgeven van een nieuw keuzedeel. Door de verschillende fases
waarin de 4 pilotscholen als onderdeel van het MAPA-traject verkeren bij het implementeren van het
keuzedeel, is er veel informatie verkregen over die implementatie. Zo is het mogelijk om een beeld te vormen
36 M.A.H. Fleuren, T.G.W.M. Paulussen, P. van Dommelen en S. van Buuren: Ontwikkeling MeetInstrument voor Determinanten van Innovaties (MIDI), TNO rapport 2012 R10625, Leiden september 2012,
Besluit aanbieden keuzedeel
Ontwikkelen lesmatriaal keuzedeel
Aanbieden keuzedeel
door opleiding
Kiezen en volgen
keuzedeel door
studenten
Uitvoeren keuzedeel
door docenten
Examineren van
keuzedeel
56
van belemmerende en bevorderende factoren bij de implementatie van het keuzedeel over het gehele traject
van ontwikkeling en invoering.
De 3 dimensies waarop binnen de 4 pilot scholen de grootste diversiteit is:
• Het stadium van ontwikkeling van het keuzedeel
De ene school is nog aan het nadenken over nut en noodzaak/wenselijkheid van het keuzedeel voor hun
opleidingen, op andere scholen biedt men het keuzedeel aan, en eind dit jaar gaat één school voor de
eerste keer examineren. In die verschillende stadia of ontwikkelingsfasen loopt men tegen verschillende
zaken aan die de implementatie zowel kunnen belemmeren als bevorderen. In een vroeg stadium heeft
dat vooral te maken met het aanwezig zijn of nog moeten creëren van draagvlak en het zoeken naar de
beste vorm en invulling, in een later stadium dringen zich meer praktische problemen (en oplossingen)
op zoals bemensing, ontwikkelen van praktijkopdrachten of examinering.
• De manier waarop opleidingen het keuzedeel aanbieden
Het mbo werkt sinds circa twee jaar met keuzedelen, waardoor nog praktische problemen als het
ontwikkelen van lesmateriaal, roostering en beschikbare capaciteit optreden bij de implementatie. De
opleidingen met weinig studenten geven aan dat het niet mogelijk is om veel verschillende keuzedelen
aan te bieden, aangezien het aantal studenten dat gaat werken met die keuzedelen dan te klein wordt
(dit vraagt te veel effort van de school om hier capaciteit en middelen voor in te zetten). Een optie is dan
om een combinatie van keuzedelen aan te bieden waarin een keuzedeel in meerdere of alle combinaties
is opgenomen. Bij twee scholen is sprake van het verplicht stellen van het keuzedeel omdat:
• De school het keuzedeel zeer belangrijk vindt binnen de opleiding;
• De school door een toekomstige werkgever van een groep studenten daarom wordt gevraagd;
• De school het lastig vindt om een keuze aan de student over te laten als er voor aanvang van het
eerste schooljaar geen moment is om de leerlingen voldoende voor te lichten om tot individuele
keuzes te komen.
• Aandacht voor fit, veilig en gezond werken binnen opleidingen zeer verschillend
Bij een aantal opleidingen binnen de 4 pilotscholen is veilig en gezond werken zo inherent aan het
toekomstige beroep (bijvoorbeeld bij de defensieopleidingen van 2 pilotscholen), dat gedurende de hele
opleiding aandacht is voor dit thema, het keuzedeel is aanvullend. Aan de andere kant zijn binnen de
pilotscholen opleidingen waarbij veilig en gezond werken nog weinig aandacht krijgt. Hier kan het werken
met het keuzedeel leiden tot een verdieping op veilig en gezond werken.
De pilotscholen zitten wat betreft het fit-deel binnen het keuzedeel op één lijn: ze werken alle vier actief
aan het in beweging krijgen van de studenten, waar zij eigen programma’s voor hebben ontwikkeld. Wat
betreft de arbeidsgerelateerde leefstijl (dus het effect van de leefstijl op het werken), daar zoeken de
scholen nog een relatie tussen het BRAVO-onderwijs en het veilig en gezond werken. Doordat scholen
vaak vanuit bestaand lesmateriaal werken met het keuzedeel, ligt het accent in de lessen op fit en gezond
zijn en nog in mindere mate op veilig en gezond werken.
6.2.1 Vorm en Inhoud van het keuzedeel
Vorm en inhoud van het keuzedeel
Belemmerende factoren voor de implementatie:
• Het keuzedeel is beschreven op hoog abstractieniveau
• Starten met het keuzedeel vanuit bestaand aanbod op school (bijvoorbeeld beweegonderwijs)
kan leiden tot onderbelichting van het thema veilig en gezond werken
• Scholen zijn nog zoekende hoe de studie-uren voor het keuzedeel in te vullen
57
• Verdiepende kennis op het gebied van veilig en gezond werken is niet altijd aanwezig bij docenten
• De grens tussen kwalificatiedossier en het keuzedeel is niet scherp
• Er zijn geen uitgewerkte stageopdrachten beschikbaar voor het praktijkdeel
• De examinering is nog niet voldoende uitgewerkt
Bevorderende factoren voor implementatie:
• Het brede scala van genoemde kennis en vaardigheden in het keuzedeel biedt veel
aanknopingspunten om fit, veilig en gezond werken van alle kanten te belichten in het onderwijs
• Voor een deel van de thema’s is materiaal op de scholen voorhanden, zoals beweegonderwijs,
vitaal burgerschap, veilig en gezond werken (binnen het basisonderwijs)
• Inzicht bij de scholen en bedrijfsleven dat duurzame inzetbaarheid nu en in de toekomst essentieel
is
Uit de gevoerde gesprekken op de pilotscholen is gebleken wat op dit moment de grootste belemmerende
factoren zijn voor vorm en inhoud van het keuzedeel:
De algemene beschrijving van het keuzedeel is geschreven op een hoog abstractieniveau. Het is aan de
scholen om invulling te geven aan het begrippenkader van het keuzedeel. Docenten zoeken naar
ondersteuning bij de uitwerking van het keuzedeel voor de eigen opleiding. Waar vinden zij goed lesmateriaal
en geeft dat materiaal voldoende antwoord op de beschreven kennis en vaardigheden in het keuzedeel?
Zeker als het gaat om vakspecifieke invulling komt het erop neer dat zij zelf lesmateriaal en
praktijkopdrachten moeten ontwikkelen. Hierbij kunnen de generieke en specifieke databases met
beschrijvingen en verwijzingen naar beschikbare lesmaterialen ondersteuning bieden.
Op de twee pilotscholen die het keuzedeel Blijvend Fit Veilig en Gezond Werken aanbieden aan studenten is
de ontwikkeling van lesmateriaal organisch verlopen. Zij zijn gestart vanuit onderdelen die al voorhanden
waren, bijvoorbeeld uit het bewegingsonderwijs, burgerschap, BRAVO/leefstijl en basisonderwijs op het
gebied van veilig en gezond werken. Aan de hand daarvan was te zien welke bestaande lesstof aansluit op de
aspecten genoemd in het keuzedeel en welke andere thema’s (nog) onderbelicht blijven. De bestaande
lesstof ligt over het algemeen op de terreinen van bewegen, leefstijl en de BRAVO-thema’s. Een aantal
opleidingen geeft aan te moeten werken aan een verdiepende invulling van veilig en gezond werken. De
studenten geven aan met name onderwijs te willen ontvangen over psychosociale arbeidsbelasting, het
bespreekbaar maken van veiligheid op het werk en werkdruk. Als de scholen deze onderwerpen niet invullen,
sluit het onderwijs rond het keuzedeel niet voldoende aan bij de wensen van studenten en bedrijfsleven.
Een andere belangrijke belemmering voor de invulling van het keuzedeel is de omvang van de studielast: dit
betreft 240 uur, idealiter op te bouwen uit een gebalanceerd geheel van lesuren/contacturen, praktijkuren
en zelfstudie van ieder ongeveer een derde deel (80/80/80). Met name het aantal contacturen vraagt veel
docentcapaciteit die niet altijd beschikbaar is en bovendien kostbaar als dit moet worden betrokken van
andere opleidingsonderdelen. Zeker bij BBL vormt dit een extra uitdaging. Samenwerking met het
bedrijfsleven (of het leerbedrijf) is cruciaal om deze 240 uur goed ingevuld te krijgen.
Omdat het keuzedeel veelal opgepakt wordt/gaat worden door vakinhoudelijke docenten met weinig
verdiepende kennis over veilig en gezond werken, is het de vraag hoe zij inhoud geven aan de genoemde
kennis en vaardigheden in het keuzedeel. Zij moeten zich inhoudelijk bekwamen op onderwerpen in het
kader van fysieke en psychosociale arbeidsrisico’s en op de arbeidsgerelateerde leefstijl. De databases
kunnen hen op weg helpen om zich de thema’s eigen te maken, echter daarmee zijn zij geen specialisten op
het gebied van veilig en gezond werken.
58
Terugkerende vraag van alle opleidingen is “wat hoort in het kwalificatiedossier en wat in een keuzedeel”.
De in het keuzedeel beschreven kennis en vaardigheden zijn algemeen en vrij abstract. Volgens een aantal
pilotscholen benoemt het Keuzedeel kennis en vaardigheden die al worden behandeld in het
kwalificatiedossier, zij het nog niet echt uitgebreid. Of het zijn onderwerpen die in de praktijk van het
leerbedrijf worden besproken en geoefend. Verbreding en verdieping voor zo’n groot aantal uren uit te
werken, gebalanceerd over lesuren, praktijkopdrachten en zelfstudie, en te vullen met nieuw lesmateriaal
zodat er geen overlap is met de vakken uit het kwalificatiedossier, is een inhoudelijke en praktische
uitdaging. De docenten vinden onderwerpen die in het keuzedeel aan bod komen vaak erg belangrijk en
vragen zich dan af waarom het in een keuzedeel wordt ondergebracht en niet in het kwalificatiedossier.
De stageopdrachten vinden in verschillende contexten plaats, bijvoorbeeld een eigen leerbedrijf, op een
onafhankelijke stageplek of bij defensie (geldt voor 2 pilotscholen). In het eigen leerbedrijf is de uitwerking
samen met de praktijk goed geborgd en wordt de student goed begeleidt bij het uitvoeren van de
praktijkopdrachten. Bij een onafhankelijke stageplek is dat minder. Het stagebedrijf verwacht vooral
productie van de student en een opdracht vanuit school kan daarbij in het nauw komen. In het geval van
Defensie als praktijkplek is de belemmering dat het daar volgens een convenant niet is toegestaan om tijdens
de stagetijd te besteden aan opdrachten die horen bij een keuzedeel. Deze verschillende contexten vragen
om verschillend geformuleerde praktijkopdrachten. Er zijn nu geen praktijkopdrachten voorhanden, die
hiervoor een goede basis vormen. De docenten moeten zelf deze praktijkopdrachten uitwerken. (zie ook
6.2.3)
Eén opleiding gaat studenten eind dit jaar voor de eerste maal examineren over het keuzedeel. Deze groep
studenten heeft dan verspreid over het eerste en tweede jaar van de opleiding het keuzedeel gevolgd. De
school zoekt naar een passende vorm voor het examineren. Omdat het doel van het vak niet is puur kennis
vergaren maar vooral gedrag en bewustzijn te beïnvloeden, wordt het niet passend geacht om te examineren
als een “kennisvak” met theorievragen. De school denkt aan een examengesprek, een aanwezigheids-
criterium of een portfolio. Voor deze examenvormen is voor het keuzedeel nog geen examenmaterialen
beschikbaar.
Uit de gevoerde gesprekken op de pilotscholen is gebleken wat op dit moment de bevorderende factoren
voor implementatie zijn voor vorm en inhoud van het keuzedeel:
Doordat er een breed scala van kennisvragen en vaardigheden in het keuzedeel genoemd worden, kunnen
docenten die delen oppakken waarin zij getraind of opgeleid zijn (bijvoorbeeld gesprekstechnieken, werken
aan het regie leren nemen door de student) en goed uitwerken. Het is een pré dat scholen kunnen starten
vanuit thema’s waarvoor al lesmateriaal bestaat (bijvoorbeeld beweegonderwijs, BRAVO, Burgerschap en
veilig en gezond werken gegeven binnen de bestaande basisopleidingen). Dat is aanleiding voor een aantal
opleidingen juist dit keuzedeel aan te bieden/te gaan aanbieden. Er is voldoende vakinhoudelijke kennis
aanwezig bij de docenten, al is de verdiepende kennis over veilig en gezond werken daarmee nog niet
aanwezig. Valkuil is dan ook dat er witte vlekken blijven bestaan en het keuzedeel niet geheel aan zijn
doelstelling gaat voldoen. Echter, de docenten geven aan zich bewust te zijn dat werken aan de duurzame
inzetbaarheid van de toekomstige beroepsbeoefenaren van groot belang is voor hun toekomst en dat het
keuzedeel daaraan een bijdrage levert. Dit kan ervoor zorgen dat de witte vlekken door de school worden
opgepakt om het keuzedeel zo volledig mogelijk op te pakken.
59
6.2.2 Organisatieaspecten van het keuzedeel
Organisatieaspecten van het keuzedeel
Belemmerende factoren voor implementatie:
• Twijfel over organiseerbaarheid en betaalbaarheid
• Gebrek aan capaciteit, tijd, geld en middelen voor het ontwikkelen en uitvoeren van het keuzedeel
• Meerwaarde van het keuzedeel wordt nog niet voldoende aangetoond
Bevorderende factoren voor implementatie:
• Sturingsmogelijkheden van docent en opleiding
• Certificaat keuzedeel (meerwaarde voor studenten)
Uit de gevoerde gesprekken op de pilotscholen is gebleken wat op dit moment de grootste belemmerende
factoren zijn voor de organisatieaspecten van het keuzedeel:
Groot struikelblok bij het implementeren van het keuzedeel is de organiseerbaarheid en de betaalbaarheid
met als belangrijk onderdeel daarvan de roostering (dit geldt in het algemeen voor meer keuzedelen).
Daarom maken opleidingen een keuze voor een beperkt aantal relevante keuzedelen. Dit geldt het sterkst
als de mbo-school relatief klein is. Een factor die de organiseerbaarheid voor dit keuzedeel weer positief
beïnvloed is de beschikbaarheid van docenten en lesmaterialen die al een deel van het vak kunnen invullen
(zie 6.2.1).
Ook geven de scholen te stuiten op knelpunten als tijd, ruimte in roosters, middelen en capaciteit en zoeken
zij naar manieren om te voldoen aan de HUBO-criteria (Haalbaar, Uitvoerbaar, Betaalbaar en Organiseerbaar)
voor onderwijs en examinering. De docenten geven aan dat zij beperkte tijd en middelen hebben voor het
ontwikkelen en uitvoeren van het keuzedeel. Daarom zoeken zij zo veel mogelijk naar generiek en specifiek
lesmateriaal om te besparen op tijd en ontwikkelkosten. Tevens speelt dat er weinig ruimte is om het
keuzedeel goed in te roosteren binnen het bestaande onderwijsportfolio gezien de omvang van het aantal
contacturen. En tot slot is het door de urenbelasting van docenten voor hen niet goed mogelijk zich te
verdiepen in het thema fit, veilig en gezond werken. Ofschoon docenten aangeven studenten te willen
ondersteunen bij hun duurzame inzetbaarheid, zoeken zij nog naar handvatten om de meerwaarde van fit,
veilig en gezond werken aan te tonen. Naast het ontbreken van tijd en middelen speelt het ontbreken van
verdiepende kennis op dit thema ook een rol.
Een belemmering vanuit de studenten is dat zij het keuzedeel minder aantrekkelijk vinden dan andere
keuzedelen. Zij kiezen voor een keuzedeel waarvan zij direct kunnen inschatten wat de toegevoegde waarde
is voor het uitvoeren van hun latere beroep, zij weten dat de vorm en inhoud van lesgeven aansprekend is
en de docent in staat is vanuit praktijkervaring te onderwijzen.
Uit de gevoerde gesprekken op de pilotscholen is gebleken wat op dit moment de bevorderende factoren
voor implementatie zijn de organisatieaspecten van het keuzedeel:
De scholen kunnen sturing geven aan het kiezen voor het keuzedeel door het keuzedeel actief en attractief
onder de aandacht van studenten te brengen. Een van de pilotscholen heeft een inspiratiebijeenkomst voor
ruim 80 studenten van een opleiding georganiseerd waar zij aan de hand van diverse workshops zijn
geattendeerd hoe aansprekend onderwijs over fit, veilig en gezond werken kan zijn. En om het keuzedeel te
60
laten opvallen in het grote aanbod van keuzedelen kunnen de scholen ook arrangementen van keuzedelen
aanbieden, waarin het keuzedeel Blijvend Fit Veilig en Gezond Werken wordt opgenomen.
Studenten vinden het belangrijk dat een keuzedeel blijvende meerwaarde oplevert, bijvoorbeeld in de vorm
van een certificaat waarmee zij hun toekomstige werkgevers kunnen aantonen dat zij fit, veilig en gezond
gaan werken (ook docenten vinden dit certificaat belangrijk). Een bekend en door het bedrijfsleven
geaccepteerd certificaat of diploma vergroot kun kansen op de arbeidsmarkt, zeker in de hoog risico
beroepen.
6.2.3 Andere context factoren
Andere context factoren
Belemmerende factoren voor implementatie:
• Wettelijke context die overlap keuzedelen en kwalificatiedossiers moet voorkomen
• Ondersteuning inzetten keuzedeel vanuit de stage/praktijkplek ontbreekt (m.u.v. leerbedrijven
gekoppeld aan de scholen)
Bevorderende factoren voor implementatie:
• Samenwerking met andere (vergelijkbare) opleidingen voor ontwikkeling en uitvoering van het
keuzedeel
• Kansen voor samenwerking met het bedrijfsleven voor invulling van het keuzedeel
• Profilering van de school op fit, veilig en gezond werken
Uit de gevoerde gesprekken op de pilotscholen is gebleken wat op dit moment de grootste belemmerende
factoren zijn voor overige context factoren:
Het werken met keuzedelen is nog maar twee jaar geleden gestart. De scholen zijn duidelijk aan het zoeken
hoe zij de keuzedelen die zij aanbieden het beste kunnen implementeren. Wettelijk is het zo dat er geen
overlap mag zijn tussen de vakken in het kwalificatiedossier en de stof van de keuzedelen. De keuzedelen
moet verbreden of verdiepen. Door de grote diversiteit aan keuzedelen is het moeilijk om overzicht te
houden of kwalificatiedossiers en keuzedelen elkaar overlappen en ook of keuzedelen elkaar overlappen. Dit
vraagt extra alertheid (en tijd) van les/programmaontwikkelaars binnen de scholen bij het ontwikkelen van
nieuw onderwijs. Het is nu zo dat de stof van de keuzedelen elkaar soms deels overlapt (het keuzedeel
‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ t.o.v. keuzedelen over bijvoorbeeld Arbo en Kwaliteit of
beroepsspecifieke keuzedelen die ook aandacht schenken aan Arbo gerelateerde onderwerpen). Daarbij blijft
het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ wel uniek doordat het de student leert om,
vanuit een proactieve houding, fysieke en psychosociale arbeidsrisico’s die zich voordoen op het werk
blijvend bewust te herkennen, erkennen en beheersen. Daarnaast leren zij ook hoe risicovolle situaties
bespreekbaar te maken en wat de effecten zijn van leefgewoontes op het uitvoeren van hun (toekomstig)
werk.
De defensieopleidingen binnen 2 pilotscholen hebben een convenant met Defensie afgesloten. Volgens die
afspraken kunnen zij geen praktijklessen en opdrachten voor keuzedelen ondersteunen in de stage. Het
stagebedrijf (diverse defensieonderdelen) staat niet toe dat er tijd besteed wordt aan praktische opdrachten
op onderwerpen buiten het kwalificatiedossier. Dit geldt alleen zo strikt voor de defensieopleidingen. Zie
verder 6.3.3.
61
Uit de gevoerde gesprekken op de pilotscholen is gebleken wat op dit moment de bevorderende factoren
voor implementatie zijn voor overige context factoren:
Er zijn diverse samenwerkingsverbanden tussen verschillende mbo-scholen. Zij ontwikkelen bijvoorbeeld
samen lessen of examens, wisselen ervaringen uit of delen praktijk/leerplekken. Dit is nu gebaseerd op
persoonlijke netwerken van de verschillende betrokken docenten en onderwijsontwikkelaars.
Een belangrijke bevorderende factor waarop kan worden gestuurd is de vraag vanuit de praktijk, in feite zijn
dit “de klanten” waarvoor het onderwijs werkt. Een goede samenwerking met het bedrijfsleven kan zorgen
voor een betere afstemming van de inhoud van het keuzedeel op de vraag van de praktijk. Als het
bedrijfsleven de meerwaarde van het keuzedeel onderschrijft en bedrijven inzien dat duurzaam inzetbare
medewerkers van grote toegevoegde waarde zijn (minder verzuim, minder ongevallen, verbeterde productie
en kwaliteit), dan is dat voor scholen een belangrijk motief om de studenten hier ook speciaal voor op te
leiden. Het keuzedeel moet dus aansluiten op wat in de praktijk wordt gevraagd en gedaan. Zie verder 6.3.3.
Scholen kunnen zich profileren op fit veilig en gezond werken. Hebben zij eenmaal een goed keuzedeel
ontwikkeld dat een waardevolle verdieping en verbreding biedt, dan kunnen zij zich hiermee richting
bedrijfsleven (én toekomstige studenten) profileren. Dit kan leiden tot meer/betere contact met het
bedrijfsleven, waarbij het bedrijfsleven zich op de (regionale) arbeidsmarkt kan uitspreken over het
aannemen van jonge werknemers afkomstig van de betreffende school omdát zij het keuzedeel hebben
gevolgd.
Afhankelijk van het stadium van implementatie waarin de scholen zich bevinden, hebben zij andere
ondersteuning nodig. Deze is afhankelijk van de specifiek praktische belemmeringen waarmee de scholen te
maken hebben binnen hun specifieke context. In 6.2 is beschreven hoe divers die belemmeringen zijn. Deze
ondersteuning kunnen zij vinden binnen de samenwerking van MBO-scholen en bij diverse (commerciële)
partijen die de scholen kunnen ondersteunen bij het ontwikkelen van een leerplan, lesmateriaal en examens.
6.3 Hoe kan een goede implementatie van het keuzedeel worden gerealiseerd
In deze paragraaf geven we concreet antwoord op de drie onderdelen van onderzoeksvraag 7 over hoe een
goede implementatie van het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ te realiseren. Deze
vraag is opgesplitst in drie deelvragen. Hoe kan worden bereikt dat mbo-scholen het Keuzedeel gaan
aanbieden (paragraaf 6.3.1). Hoe kan worden bereikt dat studenten het keuzedeel gaan kiezen (paragraaf
6.3.2). Hoe kan worden bereikt dat mbo-scholen en leerbedrijven onderling afstemmen over en samen
zorgdragen voor de gewenste vakkennis en vaardigheden opgenomen in het keuzedeel? (paragraaf 6.3.3).
6.3.1 Hoe kan worden bereikt dat mbo-scholen het keuzedeel gaan aanbieden
Onderstaand wordt aangegeven hoe kan worden bereikt dat de mbo-scholen het keuzedeel gaan aanbieden.
De volgende bevindingen zijn in het onderzoek naar voren gekomen om te bereiken dat mbo-scholen het
keuzedeel gaan aanbieden:
• Als eerste kan een bewustwordingscampagne starten om de aandacht op de doelstelling van het
keuzedeel te vestigen zowel binnen het mbo-onderwijs als in het bedrijfsleven. Insteek daarbij kan zijn
om aandacht te vragen voor het opleiden van toekomstige beroepsbeoefenaren die fit, veilig en gezond
werken en zo duurzaam inzetbaar zijn tot aan hun pensioen. Het onderwijs draagt daar mede zorg voor,
een aspect dat wellicht nog onderbelicht is. Het keuzedeel is sinds juli 2016 gepubliceerd op de website
van SBB, echter er is geen grote ruchtbaarheid binnen het onderwijs gegeven aan de komst van het
keuzedeel.
62
• Regelmatig komen het onderwijs en bedrijfsleven (afzonderlijk en gezamenlijk) bijeen om over diverse
thema’s te discussiëren. Gekeken kan worden in welke gremia en onder welke noemer het mbo
bijeenkomt en te kijken op welke wijze het keuzedeel daar onder hun aandacht kan worden gebracht.
Ook daar waar scholen en bedrijfsleven samenkomen, kan gekeken worden hoe samen te werken aan
goed onderwijs rond fit, veilig en gezond werken.
• Het is gewenst dat de databases die in dit onderzoek zijn ontwikkeld voor het keuzedeel breed
beschikbaar worden gesteld aan de mbo-scholen (en via de mbo-scholen aan de betrokken
leerbedrijven). In dit kader is een mailing te overwegen aan de BTG’s en/of aan de onderwijskundigen op
centraal niveau van de mbo-scholen.
• De opleidingen die werken met het keuzedeel kunnen binnen de eigen school ingezet worden als
ambassadeurs van het keuzedeel, zodat meer opleidingen op dezelfde school het keuzedeel gaan
aanbieden.
• In het onderzoek van ITS geven bedrijven aan dat de aansluiting onderwijs arbeidsmarkt op het thema
fit, veilig en gezond werken niet voldoende is. Vanuit het bedrijfsleven kan een incentive naar de scholen
uitgaan dat fit, veilig en gezond werken voor hen een sterk aandachtspunt is bij het plaatsen van
stagiaires en het aannemen van jonge beroepsbeoefenaren. Met andere woorden: het bedrijfsleven kan
de scholen wijzen op het belang van keuzedeel en daarmee zorgen dat de scholen de noodzaak inzien
om het keuzedeel aan te bieden. Niet alleen door dit op bestuurlijk niveau op te pakken, echter vooral
direct tussen bedrijven en scholen.
• De scholen geven aan het keuzedeel te abstract te vinden waardoor zij moeilijk handen en voeten kunnen
geven aan het ontwikkelen van een onderwijsprogramma. In het kader van het MAPA-traject worden de
pilotscholen begeleid in het aanbieden van en werken met het keuzedeel. Voor scholen die niet
deelnemen aan de pilot kan dit leiden tot het niet kiezen voor het keuzedeel (alhoewel momenteel circa
80 opleidingen het keuzedeel wel aanbieden). Het model leerplan dat door SLO (Stichting
Leerplanontwikkeling) is ontwikkeld voor het keuzedeel kan breed bekend gemaakt worden binnen het
onderwijs, zodat de ontwikkelaars van onderwijsprogramma’s binnen de scholen een handvat hebben
het keuzedeel op te pakken en concreet te maken voor docenten en studenten.
• De ervaringen van de pilotscholen leveren aanwijzingen voor een “goede praktijk” rondom het keuzedeel
dat succesvolle implementatie bij andere mbo-scholen kan helpen. Hiertoe moet de “goede praktijk”
ontsloten worden via een voor docenten, studenten en bedrijfsleven herkenbare omgeving/website.
• Er komt steeds meer les- en examenmateriaal beschikbaar in relatie tot het keuzedeel. Een overzicht van
al dat materiaal, zoals in de databases nu voor een selectie van opleidingen is gemaakt, kan de scholen
helpen bij het gaan aanbieden van het keuzedeel. Docenten zoeken geschikt en eigentijds materiaal en
weten soms niet wat wordt aangeboden door commerciële en non-profit partijen om hen te
ondersteunen (soms weten de docenten niet welk lesmateriaal al binnen een school beschikbaar is
gesteld), waardoor zij er voor kiezen het keuzedeel niet aan te bieden.
• Een andere ondersteuning om het keuzedeel aan te kunnen bieden is door vakdocenten die met het
keuzedeel gaan werken te trainen in fit, veilig en gezond werken. Zijn de docent geëquipeerd om
vakinhoudelijk te onderwijzen, dat geldt veelal niet voor een verdieping op fit, veilig en gezond werken.
Hierdoor ontstaat koudwatervrees om het keuzedeel aan te bieden. Een training op fit, veilig en gezond
werken kan het aanbieden van het keuzedeel bevorderen, waarmee niet gezegd is dat de docenten
daarmee specialisten worden. Wel krijgen zij handvatten hoe aandacht te geven aan het thema.
63
6.3.2 Hoe kan worden bereikt dat studenten het keuzedeel gaan kiezen
Heeft een school besloten om het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit veilig en gezond werken’ aan te bieden,
dan is de volgende stap dat studenten het keuzedeel ook daadwerkelijk kiezen, volgen en er examen in doen.
Uit de gesprekken met de studenten kwam naar voren waar zij op letten bij de keuze voor een keuzedeel.
Hierbij spelen twee factoren vooral een rol:
A. Uitstraling van het keuzedeel
• Wat past bij mijn kwaliteiten en waar ben ik goed in?
• Wat vind ik interessant en leuk om te leren, wat ook nog nuttig en zinvol is?
B. Te verkrijgen eindresultaat
• Wat geeft mij de meeste kansen op een sterke (start)positie op de arbeidsmarkt? Wat versterkt mijn
positie op arbeidsmarkt (bij het solliciteren) omdat het aantrekkelijk is voor potentiële werkgevers?
• Waar heb ik voor de toekomst het meeste aan? Wat sluit het beste aan bij wat ik straks wil gaan doen?
Ook de wijze van aanbieden en de invloed van school/mentor is van invloed op het daadwerkelijk kiezen van
het keuzedeel door studenten.
Hierop gebaseerd zijn er de volgende uitgangspunten voor het stimuleren van de keuze door studenten:
• Betere uitstraling van het keuzedeel
De uitstraling van het vak begint met de naamgeving: Verdieping Blijvend Fit Veilig en Gezond Werken
kan niet op tegen Ondernemer worden, Wijnkennis, Haarextensies of een andere duidelijk
beroepsgerichte titels van keuzedelen. Met een meer aansprekende naam is al een eerste winst te
behalen. De naam moet aansluiten bij de beleving van de studenten en appelleren aan een onderwerp
waar zij belang aan hechten. Andere belangrijke factoren zijn het aantonen van nut en noodzaak van het
keuzedeel, het attractief inrichten van de contacturen, de zelfstudie en de praktijkopdracht/stage. Tot
slot geldt dat de docent die gaat werken met het keuzedeel op een bevlogen wijze onderwijst en
ervaringen op het gebied van fit, veilig en gezond werken vanuit praktijkervaring deelt met de studenten.
• Tastbaar eindresultaat/meerwaarde van het keuzedeel
De belangrijkste drijfveer voor studenten om een Keuzedeel te kiezen is als zij op korte termijn daar
meerwaarde van verwachten. Voor hen is het belangrijkste argument dat het hen helpt om aan een
(leuke) baan te komen. Zij menen dat dat alleen lukt als je echt iets kunt tonen wat bewijst dat je
specifieke extra kennis hebt vanwege een gevolgd keuzedeel. Daarom is een keuzedeel dat wordt
afgesloten met een diploma of certificaat het meest favoriet37. Dat is iets waarmee je je naast je
algemene MBO-diploma positief van anderen kunt onderscheiden. Voor het keuzedeel betekent dit dat
ook gezocht zou moeten worden naar een manier om de student die het vak heeft doorlopen te kunnen
onderscheiden met bijvoorbeeld een certificaat. De houding van het bedrijfsleven ten opzichte van dit
certificaat is dan cruciaal. Van keuzedelen die al met een onderscheidend certificaat of diploma worden
afgesloten is te leren hoe dit ook voor het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’
kan gelden.
37 Een voorbeeld van een keuzedeel dat al met een certificaat wordt afgesloten is “Wijnkennis”. Veel restaurants vragen bij de sollicitatie daar ook expliciet naar en geven voorkeur aan kandidaten die dit certificaat hebben behaald. Studenten geven aan dat ze daarom speciaal dat keuzedeel volgen.
64
• Aanbieden van het keuzedeel op scholen
Tenslotte komt de meest directe manier om de keuze van de studenten te beïnvloeden van de scholen
zelf, immers zij maken de selectie welke keuzedelen zij op hun school en bij een specifieke opleiding
aanbieden en hoe ze deze aanbieden (zie 6.3.1). De scholen kunnen hun keuzedelen aanbieden in
arrangementen en ervoor kiezen het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ in veel
of zelfs ieder van die arrangementen op te nemen. Dit geeft de studenten meer houvast bij hun keuze
en borgt tevens het kwaliteitsniveau van de opleiding, omdat voorkomen wordt dat er zogenoemde
“pretpakketten” gekozen worden. Ook kan het helpen de studenten te laten kiezen uit een beperkt
aanbod, waarbij een keuze van 3 of 4 keuzedelen uit een totaal van 10 keuzedelen wordt voorgelegd.
Ook door het aanstellen van ambassadeurs op de scholen, die het keuzedeel promoten, worden
studenten beïnvloed in hun keuze. Deze ambassadeurs kunnen docenten of mentoren zijn, echter ook
studenten die het keuzedeel hebben doorlopen kunnen het keuzedeel promoten. De ambassadeurs van
voorloperscholen kunnen ook worden ingezet om op andere scholen docenten en studenten te
enthousiasmeren. En tot slot kan nader worden onderzocht hoe de Gezonde School coördinatoren hier
mogelijk een rol in kunnen vervullen.
6.3.3 Hoe kan worden bereikt dat MBO scholen en leerbedrijven onderling afstemmen over en samen
zorgdragen voor de gewenste vakkennis en vaardigheden opgenomen in het keuzedeel?
De scholen geven aan dat samenwerken met het (regionale) bedrijfsleven ten aanzien van het keuzedeel
belangrijk is. Een van de pilotscholen heeft het bedrijfsleven zitting laten nemen in een
examenadviescommissie. Dit betreft een commissie gekoppeld aan het examineren van de
kwalificatiesdossiers, echter zij gaan zich met de school ook buigen over het examineren van het keuzedeel
(het betreft hier een opleiding die toeleidt tot een hoogrisico sector). De andere pilotscholen zijn nog zoekend
hoe die samenwerking met het bedrijfsleven tot stand kan komen (waarbij 2 pilotscholen voor specifieke
opleidingen in het defensiedomein wel in overleg zijn met het ministerie van Defensie over het inzetten van
het keuzedeel).
Naast het betrekken van het (regionale) bedrijfsleven bij een examenadviescommissie, is het inrichten van
structurele samenwerking tussen scholen en bedrijven belangrijk om de inhoud van het onderwijs op het
gebied van het fit, veilig en gezond werken beter te laten aansluiten op de behoeften van de bedrijven. Tijd,
capaciteit en het ontbreken van financiële middelen lijken die samenwerking, vanuit beide partijen, te
belemmeren. De MBO-Raad en brancheorganisaties zijn denkbaar de aangewezen partijen om die
belemmeringen in directe samenwerking met scholen en bedrijven weg te nemen. Hiertoe zal gezamenlijk
initiatief genomen moeten worden, praktisch in te richten op regionaal niveau omdat bedrijven en scholen
zich dicht in elkaars buurt bevinden. Dit initiatief kan mogelijk onderdeel zijn van het MAPA-project
ImplementatieKeuzedeel Blijvend Fit Veilig en Gezond Werken in 2018 en verder (hierover is contact met
AWVN en Alles is gezondheid). Suggesties die hierbij passen zijn:
• Het betrekken van O&O-fondsen bij het ontwikkelen van lesmaterialen.
• Een concreet voorbeeld uitwerken waar opleiding en bedrijfsleven nauw samen hebben gewerkt op het
gehele traject van implementatie van het keuzedeel (van lesmateriaal ontwikkelen tot examinering) en
dit als goede praktijk onder de aandacht brengen.
65
7 Management samenvatting
In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvragen. Het uiteindelijke doel van dit rapport is
inzicht te geven in de wijze waarop de mbo-scholen ondersteund kunnen worden bij het implementeren van
het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ in de dagelijkse lespraktijk. De conclusies
monden dan ook uit in een aantal aanknopingspunten voor succesvolle implementatie door de mbo-scholen
en die de goede praktijk die TNO ontwikkelt in het MAPA-traject kunnen voeden.
7.1 Onderzoeksvraag 1: Welk (bestaand en potentieel) lesmateriaal en – methodieken over gezond en veilig werken zijn beschikbaar, uitgesplitst naar de vijf prioritaire mbo-opleidingsdomeinen?
In dit onderzoek is lesmateriaal in kaart gebracht voor vijf opleidingsdomeinen, te weten:1) Bouw en Infra,
2) Zorg en Welzijn, 3) Horeca en Bakkerij, 4) Transport, Scheepvaart en Logistiek, 5) Veiligheid en Sport. Ten
behoeve van de inventarisatie is een onderscheid gemaakt tussen lesmateriaal voortkomend uit het reguliere
onderwijsprogramma en verdiepend lesmateriaal voor het keuzedeel Verdieping blijvend fit, veilig en gezond
werken. Voor het verdiepend lesmateriaal voor het keuzedeel is verder een onderscheid gemaakt naar
generiek lesmateriaal (voor alle opleidingsdomeinen van toepassing) en specifiek lesmateriaal (voor
specifieke beroepsopleidingen van toepassing). De inventarisatie laat zien dat verschillende partijen regulier
lesmateriaal aanbieden. De aanbieders van lesmateriaal bestaan zowel uit commerciële uitgeverijen als uit
niet-commerciële organisaties/uitgeverijen die zijn voortgekomen uit het onderwijsveld. Dit lesmateriaal
bestaat voornamelijk uit boeken of een digitaal platform waarop tekst en uitleg te vinden is. Het verdiepende
lesmateriaal dat beschikbaar is voor het keuzedeel is divers van aard. Zo omvat de generieke database veel
verschillende soorten bronnen, afkomstig van verschillende soorten aanbieders. Hoewel dit lesmateriaal een
verscheidenheid aan bronnen omvat, is niet al het materiaal in eerste instantie primair ontwikkeld als
lesmateriaal. Zo zijn er gehele keuzedelen beschikbaar, maar zijn er ook bronnen die kunnen dienen als losse
bouwstenen in het onderwijsprogramma. Naast het generieke lesmateriaal is er ook specifiek lesmateriaal in
kaart gebracht voor de verschillende opleidingsdomeinen. Dit lesmateriaal is met name afkomstig vanuit
branche- en koepelorganisaties en bevat voornamelijk verdiepend inzicht in de specifieke arbeidsrisico’s voor
het desbetreffende beroep. Zie voor een gedetailleerd overzicht van het lesmateriaal hoofdstuk 4.1 en 4.2
en de betreffende databases.
7.2 Onderzoeksvraag 2: In hoeverre sluit het beschikbare lesmateriaal en de lesmethodieken aan bij de gewenste vakkennis en vaardigheden opgenomen in het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’? Zijn er witte vlekken/lacunes te constateren?
In hoofdstuk 4.3. is beschreven in hoeverre het beschikbare lesmateriaal en lesmethodieken aansluiten op
de gewenste vakkennis en vaardigheden van het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’
voor mbo-opleidingen niveau 2 en niveau 3/ 4.
Binnen de database van generiek lesmateriaal is relatief veel aanbod van bronnen die ingaan op brede kennis
over arbeidsrisico’s. Daarnaast lijken de bronnen binnen de generieke database inhoudelijk vooral gericht te
zijn op het belang van werken aan je leefstijl en over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen werkgever en
werknemer. Bronnen die specifiek ingaan op oorzaak-gevolg verbanden, bijvoorbeeld bronnen die de
oorzaken van specifieke arbeidsrisico’s benoemen, zijn in mindere mate aanwezig. De generieke database
omvat wel een verscheidenheid aan bronnen die inzoomen op de BRAVO-richtlijnen, duurzame inzetbaarheid
en de gewenste communicatieve vaardigheden. Een deel van deze bronnen Is echter nog algemeen van aard
en hier dient nog een specifieke vertaalslag gemaakt te worden naar arbeid in algemene zin én naar het
66
specifieke beroep. In een ander deel van deze bronnen wordt al wel de relatie gelegd met arbeid; hier moet
dan nog de koppeling worden gelegd naar het specifieke beroep en de arbeidsrisico’s die daar spelen.
De bronnen binnen de database met het verdiepend specifieke lesmateriaal leggen wel actief de relatie met
het toekomstige beroep. Hoofdstuk 4.5 geeft per opleiding een overzicht weer van de aansluiting van het
lesmateriaal per opleiding. Overkoepelend kan er echter wel gesteld worden dat ook dit specifieke
lesmateriaal niet voorziet in alle gewenste vakkennis en vaardigheden genoemd in het keuzedeel. Zo blijkt er
over het algemeen voor alle opleidingen dat er veel aanbod is van lesmateriaal dat in brede zin in gaat op
arbeidsrisico’s, maar dat er weinig aanbod is van lesmateriaal dat in specifieke zin in gaat op de nadelige
effecten van psychosociale arbeidsrisico’s voor de veiligheid en gezondheid van de beroepskracht. Weinig
aanbod betekent echter niet gelijk dat er onvoldoende kwalitatief, geschikt materiaal voorhanden is binnen
het verdiepend, specifieke materiaal. Weinig aanbod kan ook toereikend zijn/ kan volstaan om op de juiste
wijze invulling te geven aan het keuzedeel.
Geconcludeerd kan worden dat de gevonden bronnen binnen de verschillende databases gecombineerd
kunnen worden ingezet om zo invulling te geven aan gewenste vakkennis en vaardigheden, zodat er een
onderwijsprogramma ontstaat dat (voor de meeste opleidingen) dekkend is voor alle in het keuzedeel
opgenomen kennis en vaardigheden. Dit vergt echter wel een actieve rol van docenten om er ook voor te
zorgen dat er actief de verbinding wordt gelegd met arbeid én met het specifieke beroep.
7.3 Onderzoeksvraag 3: In hoeverre voorziet het lesmateriaal en de lesmethodieken in de studielastverdeling van 240 uur over school, zelfstudie en leerbedrijf?
In dit onderzoek is nagegaan in hoeverre het beschikbare (potentiële) lesmateriaal voorziet in de
studielastverdeling van 240 uur over school, zelfstudie en leerbedrijf. Hiertoe is een analyse uitgevoerd op
de databases naar het type lesmateriaal om te zien in hoeverre dit lesmateriaal zich leent om ingezet te
worden door de school, voor zelfstudie of door het leerbedrijf. Een analyse van de databases op het type
lesmateriaal wijst uit dat het meeste lesmateriaal dat in de databases is opgenomen materiaal betreft dat
door de school kan worden ingezet. In de databases is ook relatief veel materiaal te vinden dat kan worden
ingezet voor zelfstudie door de studenten. Dit geldt in het bijzonder voor de generieke database. Tevens
bevat deze database ook behoorlijk wat materiaal dat studenten kunnen inzetten in de
beroepspraktijkvorming bij (leer)bedrijven. De database bevat relatief minder lesmateriaal dat kan worden
ingezet door het leerbedrijf zelf (de praktijkbegeleiders) om studenten kennis en vaardigheden van het
keuzedeel te leren, maar het materiaal dat is aangetroffen lijkt wel relevant.
Voorts is de onderzoeksvraag onderzocht in de validatiesessies met de mbo-scholen. Uit de validatiesessies
komt naar voren dat de meeste mbo-scholen die met het keuzedeel (willen gaan) werken als ideaal voor de
studielastverdeling een model zien dat uitgaat van: 1/3 school, 1/3 zelfstudie en 1/3 BPV (leerbedrijf). Daarbij
bestaat het BPV- onderdeel vooral uit opdrachten waarmee studenten aan de slag kunnen gaan in de praktijk,
al dan niet onder begeleiding van de praktijkbegeleider. Verder komt naar voren dat de mbo-scholen die op
dit moment in de praktijk met het keuzedeel werken het onderwijsprogramma voor een deel invullen via
lessen op school (BOT) en dat de rest van het keuzedeel invullen via zelfstudie door studenten al dan niet in
combinatie met uit te voeren opdrachten in de BPV van het leerbedrijf. Daarbij proberen ook deze scholen
uit te komen op 80 uren school, 80 uren zelfstudie en 80 uren werken aan praktijkopdrachten (in de BPV)
gecombineerd met zelfstudie voor het voorbereiden en uitwerken van de praktijkopdrachten. Echter in de
praktische uitwerking van het keuzedeel lukt het (nog) niet om vanuit deze studielastverdeling invulling te
geven aan het keuzedeel. Zo kan niet altijd worden voorzien in 80 uur BOT op school, gelet op het rooster en
het beschikbare onderwijsprogramma. Een ander aandachtspunt is dat de praktijkbegeleiders (leerbedrijven)
67
nog een beperkte rol lijken te hebben in de invulling van het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en
gezond werken’. De rol van de praktijkbegeleiders beperkt zich vooral tot het begeleiden van BPV-opdrachten
die door de school zijn meegegeven en omvat nog nauwelijks het vanuit de leerbedrijven overdragen van
kennis en vaardigheden inzake het keuzedeel. Hier ligt nog een belangrijk ontwikkelpunt, om ervoor te zorgen
dat de leerbedrijven een grotere rol krijgen (vanuit de mbo-scholen) én nemen (vanuit het werkveld) in de
invulling van het keuzedeel.
7.4 Onderzoeksvraag 4: Wat zijn de behoeften van de leerlingen betreffende de wijze van aanleren van gezond en veilig werken; sluit het type lesmateriaal en -methodieken dat beschikbaar is hier voldoende op aan?
Gekeken naar de behoeften van studenten zijn er verschillende bevindingen. Allereerst gaven studenten aan
dat zij inhoudelijk meer de verbinding willen zien tussen het onderwijs dat zij volgen en de (toekomstige)
praktijk. Ook vinden studenten die al met het keuzedeel aan de slag zijn het belangrijk dat er een evenredige
verdeling is tussen de aandacht voor fysieke en psychosociale arbeidsrisico’s. Tot op heden lijkt er binnen de
bestaande programma’s minder aandacht besteed te worden aan de nadelige effecten van psychosociale
arbeidsrisico’s op de toekomstige werknemer. Ten tweede gaven studenten aan dat zij qua type lesmateriaal
vooral behoefte hebben aan digitaal lesmateriaal. Ten derde bleek uit de validatiesessies dat studenten
vooral de wens hebben voor de inzet van (inter-)actieve lesvormen waardoor ze de gelegenheid hebben om
ook daadwerkelijk de gewenste vaardigheden te kunnen aanleren. Ook uitten zij de behoefte aan interactie
met de praktijk. Studenten gaven aan dat zij positief staan tegenover leren in de praktijk en aantrekkelijke
buitenschoolse activiteiten waar zij concreet aan de slag kunnen gaan met het keuzedeel. Gekeken naar de
databases kan gesteld worden dat de databases voor een groot deel in de behoeften van studenten kunnen
voorzien ten aanzien van inhoud, type lesmateriaal en vorm en opzet van de lessen. De generieke en
specifieke databases bevatten veel digitaal materiaal en veel opdrachten die ingezet kunnen worden ten
behoeve van interactie met de praktijk. De databases geven mogelijkheden om op de behoeften van
studenten in te spelen. Wel is een vertaalslag nodig, zowel bij de generieke database (hier moet nog de
vertaalslag worden gemaakt naar het specifieke beroep) als bij de specifieke databases (hier moet de
vertaalslag worden gemaakt om het materiaal interactief in te zetten). De rol van docenten lijkt daarmee
essentieel om het lesmateriaal ook daadwerkelijk op een zodanige manier in te zetten zodat het aansluit bij
de behoeften van studenten. Er ligt nog een ontwikkelpunt voor de databases waar het gaat om
vernieuwende onderwijsvormen zoals de inzet van virtual reality, open badges en challenges. Op deze nieuwe
trends is nog relatief weinig materiaal voorhanden in de databases.
7.5 Onderzoeksvraag 5: Kunnen docenten (school) en praktijkbegeleiders (leerbedrijf) uit de voeten met het beschikbare lesmateriaal?
▫ Onderzoeksvraag 5a: En als dit niet het geval is, waarom is het lesmateriaal niet of onvoldoende
toepasbaar en wat is er voor nodig zodat (beschikbaar) lesmateriaal wel toepasbaar wordt voor
docenten en praktijkbegeleiders en hen helpt om invulling/uitvoering te geven aan het
keuzedeel?
De mbo-scholen (docenten en onderwijsontwikkelaars) reageren over het algemeen positief over de
databases. Uit de validatiesessies is gebleken dat enkele scholen al bronnen inzetten die ook in de database
zijn opgenomen. Ook bleek dat er net zoals bij de studenten ook bij de docenten de behoefte heerste aan
praktisch materiaal om het keuzedeel interactief te maken en lesmateriaal dat expliciet de relatie legt met
het specifieke toekomstige beroep. De generieke en specifieke databases bevatten in de ogen van de mbo-
scholen bruikbaar, zinvol en interessant materiaal om in te zetten voor het keuzedeel. Omdat vanuit de
68
leerbedrijven om praktische en tijd technische redenen maar aan twee van de vijf validatiesessies kon worden
deelgenomen is niet aan te geven of dit ook geldt voor deze partijen. Door de praktijkdocenten/ instructeurs
van de (interne) leerbedrijven werd aangegeven dat zij vooral heel praktijk gerelateerd les geven: “het beste
leerboek staat voor de klas ”.
In het onderzoek kon geen antwoord worden gegeven op onderzoeksvraag 5a. Tijdens de validatiesessies38
bleek dat het lastig was voor de mbo-scholen (docenten en onderwijsontwikkelaars) om uitspraken te doen
over de vraag of de databases toereikend zijn om inhoud en vorm te geven aan het keuzedeel ‘Verdieping
blijvend fit, veilig en gezond werken’. Hiervoor is het nodig dat men ervaringen opdoet met de databases. Als
de mbo-scholen in de praktijk gaan werken met de databases zal de toereikendheid hiervan blijken. Een
aanknopingspunt is om de databases uiteindelijk in de praktijk zo in te zetten dat ze worden verrijkt met de
gebruikerservaringen en met doorontwikkelingen van de materialen.
7.6 Onderzoeksvraag 6: Hoe kan het beschikbare lesmateriaal het beste worden ontsloten/ onder de aandacht van de mbo-scholen (docenten) en praktijkbegeleiders worden gebracht?
▫ Kan en zo ja hoe kan (de website van) Gezonde School hierin voorzien?
De doelstelling van de databases is dat ze ondersteuning bieden aan de mbo-scholen, docenten en
praktijkbegeleiders bij het invulling geven van het onderwijsprogramma voor het keuzedeel. De vraag is nu
hoe de databases het beste kunnen worden ontsloten en onder de aandacht gebracht voor deze doelstelling.
Gezocht is naar een scenario (organisatie of combinatie van organisaties) dat voldoet aan de volgende
uitgangspunten: voor de mbo-scholen een logische partij is voor ontsluiting van de databases, dat beschikt
over de technische infrastructuur, de personele capaciteit en een verdienmodel voor beheer en ontsluiting
van de databases én dat kan zorg dragen voor eigenaarschap bij de mbo-scholen (docenten) om de databases
in de praktijk te gebruiken en door te ontwikkelen. Ten aanzien van het ontsluiten van de databases zijn er
in dit verkennend onderzoek verschillende scenario’s naar voren gekomen, te weten: a) ontsluiting van de
databases via de MBO Raad in combinatie met een rol voor de BTG’s; b) ontsluiting van de databases via de
(commerciële en niet-commerciële) uitgeverijen; c) ontsluiting van de databases via Kennisnet (wikiwijs) in
combinatie met een rol voor de BTG’. De ontsluiting via de website van de Gezonde school lijkt geen mogelijk
scenario, omdat de Gezonde School zich richt op de gezonde leefstijl en er naast het Gezonde School Vignet
(nog) geen Vignet Vitaal Werknemerschap bestaat. Ook lijkt de SBB geen mogelijk scenario gegeven haar
wettelijke kerntaken (vaststellen kwalificatiedossiers en erkenning van leerbedrijven).39 Geconcludeerd kan
worden dat de eerste toetsing van de scenario’s aan de hand van deze uitgangspunten laat zien dat geen
enkel scenario volledig tegemoetkomt. Tegelijkertijd laat de toetsing zien dat de scenario’s voldoende
aanknopingspunten bieden om in aanmerking te komen voor nadere verkenning en uitwerking. Daarbij zou
mogelijk gestart kunnen worden met scenario A (MBO Raad). Dit scenario heeft maar één echt aandachtspunt
en dat is of er een mogelijk verdienmodel is te realiseren. Pas als dit niet mogelijk blijkt, dan zouden de andere
scenario’s verder verkend kunnen worden.
38 Het bleek lastig om externe leerbedrijven te betrekken bij de validatiesessies.
39 Nader onderzoek zou wenselijk zijn om te inventariseren hoe deze partijen daar zelf over denken.
69
7.7 Onderzoeksvraag 7: Hoe kan worden bereikt dat mbo-scholen het keuzedeel gaan aanbieden en studenten het keuzedeel gaan kiezen en dat mbo-scholen en leerbedrijven onderling afstemmen over en samen zorgdragen voor de gewenste vakkennis en vaardigheden opgenomen in het keuzedeel?
Om te bereiken dat mbo-scholen het keuzedeel gaan aanbieden kan het volgende worden gedaan:
• Een bewustwordingscampagne starten om bij de mbo-scholen en bedrijfsleven de doelstelling van het
Keuzedeel onder de aandacht te brengen en het belang en de meerwaarde van het keuzedeel voor
studenten en voor en vanuit het werkveld. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van bestaande
communicatiekanalen en overleggremia die binnen het mbo-veld reeds bestaan.
• De opleidingen die werken met het keuzedeel kunnen binnen (en buiten) de eigen school ingezet worden
als ambassadeurs van het keuzedeel, zodat meer opleidingen op dezelfde (en andere) school het
keuzedeel gaan aanbieden.
• De databases die in dit onderzoek zijn ontwikkeld voor het keuzedeel breed beschikbaar stellen aan de
mbo-scholen en leerbedrijven.
• Bedrijfsleven / scholen wijzen op belang keuzedeel: certificaat/diploma bij behalen keuzedeel. Crebo’s/
exameneisen dan wel samen met bedrijfsleven tot stand brengen.
• De drempels verlagen om het keuzedeel aan te bieden door het bieden van ondersteuning, zoals het
beschikbaar stellen van databases met lesmateriaal, het aanreiken van een model leerplan en ‘good
practices’ tonen (pilotscholen) + examenmateriaal.
• Vakdocenten in positie brengen om het keuzedeel succesvol aan te bieden.
• Zorgen dat het mogelijk is om aan te sluiten bij bestaande configuraties van keuzedelen.
Om te bereiken dat studenten het keuzedeel gaan kiezen kan het volgende worden gedaan:
• Het keuzedeel zodanig positioneren dat het aansluit bij de criteria die studenten hanteren bij het kiezen
van het keuzedeel:
o Wat versterkt mijn positie op arbeidsmarkt (bij het solliciteren) omdat het aantrekkelijk is
voor potentiële werkgevers? Waar heb ik voor de toekomst het meeste aan? Wat sluit het
beste aan bij wat ik straks wil gaan doen?
o Wat geeft mij de meeste kansen op een sterke (start)positie op de arbeidsmarkt?
o Wat past bij mijn kwaliteiten en waar ben ik goed in?
o Wat vind ik interessant en leuk om te leren, wat ook nog nuttig en zinvol is?
o Kan ik het keuzedeel afsluiten met een (erkend) certificaat/diploma.
• Zorgen voor een aantrekkelijkere beeldvorming (naam, omschrijving, promotie) van het keuzedeel dat
aansluit bij het referentiekader en belevingswereld van de studenten.
• Aanbieden in combinaties van keuzedelen (arrangementen) waar het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit,
veilig en gezond werken’ steeds deel van uitmaakt.
• Zorgen dat de invulling van het onderwijsprogramma van het keuzedeel aansluit bij de behoeften van
studenten en als zinvol, inspirerend en attractief wordt ervaren (interactieve lessen, en eigentijdse
onderwijsvormen).
o Aanknopingspunt ten aanzien van de behoeften van studenten: Uit dit onderzoek blijkt dat
het lesmateriaal binnen het keuzedeel voornamelijk zal moeten ingaan op het trainen van
vaardigheden om aan te sluiten bij de wensen van studenten. Er zou meer aandacht moeten
komen voor lesmateriaal dat op een interactieve manier kan worden ingezet. Studenten
hebben behoefte aan verschillende type opdrachten en lesvormen. Om het keuzedeel
aantrekkelijk te maken zou men kunnen denken aan het inzetten van praktijkdeskundigen,
70
het samenwerken met bedrijven, en het inzetten van digitale vormen zoals virtual reality.
De rol van de docent is hierbij van essentieel belang om studenten ook daadwerkelijk
(pro)actief te kunnen coachen en faciliteren. Dit vergt een toenemende aandacht voor soft
skills van de docenten en focus op actieve didactische vaardigheden.
Om te bereiken dat mbo scholen en leerbedrijven onderling afstemmen over en samen zorgdragen voor de
gewenste vakkennis en vaardigheden opgenomen in het keuzedeel, kan het volgende worden gedaan:
• Het betrekken van het (regionale) bedrijfsleven bij de examinering van het keuzedeel door ze zitting
te laten nemen in een examenadviescommissie voor de kwalificatiedossiers en de keuzedelen. Op
deze wijze wordt het (regionale) bedrijfsleven betrokken bij het gesprek over wat vanuit de
exameneisen gezien wenselijk is voor een adequate (dekkende) inhoud en vorm van het keuzedeel
en hoe de mbo-scholen en leerbedrijven hier in onderlinge samenwerking een goede invulling aan
kunnen geven.
• Het inrichten van een structurele samenwerking tussen de mbo-scholen en leerbedrijven om de
inhoud van het onderwijs inzake het keuzedeel te laten aansluiten op de behoeften van de bedrijven.
Het is van belang dat de leerbedrijven tijdig worden betrokken bij het vormgeven en uitvoeren van
het keuzedeel, opdat praktijkbegeleiders (leerbedrijven) de verantwoordelijkheid krijgen en nemen.
o Aanknopingspunt ten aanzien van de praktijkbegeleiders (leerbedrijven): Een
aandachtspunt is dat de praktijkbegeleiders (leerbedrijven) nog een beperkte rol lijken te
hebben in de invulling van het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’.
De rol van de praktijkbegeleiders beperkt zich vooral tot het begeleiden van BPV-opdrachten
die door de school zijn meegegeven en omvat nog nauwelijks het vanuit de leerbedrijven
overdragen van kennis en vaardigheden inzake het keuzedeel. Hier ligt nog een belangrijk
ontwikkelpunt, om ervoor te zorgen dat de leerbedrijven een grotere rol krijgen (vanuit de
mbo-scholen) én nemen (vanuit het werkveld) in de invulling van het keuzedeel. Wel
ervaren de mbo-scholen een ontwikkeling (kentering) bij de leerbedrijven waarbij er meer
oog is voor de onderwerpen uit het keuzedeel. Dit maakt het voor de mbo-scholen beter
mogelijk om de studenten op pad te sturen met opdrachten voor in de BPV en om
leerbedrijven een grotere rol te geven in de invulling van het keuzedeel. Om het keuzedeel
ook op dit vlak aantrekkelijker te maken zouden er niet alleen (passief) opdrachten moeten
worden gebruikt die bij leerbedrijven uitgevoerd kunnen worden, maar zou er ook een
actieve rol van leerbedrijven moeten worden weggelegd om hen ook verantwoordelijk te
laten voelen over gezond en veilig werken.
o Aanknopingspunt ten aanzien van het bedrijfsleven: De scholen geven aan dat
samenwerken met het (regionale) bedrijfsleven ten aanzien van het keuzedeel belangrijk is,
maar dat zij zoekende zijn naar de manier waarop met het bedrijfsleven kan worden
samengewerkt. Het inrichten van structurele samenwerking tussen scholen en bedrijven is
belangrijk om de inhoud van het onderwijs op het gebied van het fit, veilig en gezond werken
beter te laten aansluiten op de behoeften van de bedrijven. Tijd, capaciteit en het ontbreken
van financiële middelen lijken die samenwerking, vanuit beide partijen, te belemmeren. De
MBO-Raad en brancheorganisaties zijn denkbaar de aangewezen partijen om die
belemmeringen in directe samenwerking met scholen en bedrijven weg te nemen. Hiertoe
zal gezamenlijk initiatief genomen moeten worden, praktisch in te richten op regionaal
niveau omdat bedrijven en scholen zich dicht in elkaars buurt bevinden. Dit initiatief kan
mogelijk onderdeel zijn van het MAPA-project Implementatie keuzedeel ‘Verdieping
blijvend fit, veilig en gezond werken’ in 2018 en verder. Suggesties die hierbij passen zijn het
71
betrekken van O&O-fondsen bij het ontwikkelen van lesmaterialen en het uitwerken van
een concreet voorbeeld van een voorbeeld waar mbo-school en bedrijfsleven nauw samen
hebben gewerkt op het gehele traject van implementatie van het keuzedeel (van
lesmateriaal ontwikkelen tot examinering) en dit als goede praktijk onder de aandacht
brengen.
72
Bijlage A: Operationalisering
Niveau 2 Operationalisering
De beginnend beroepsbeoefenaar…
Vak
ken
nis
heeft basiskennis van de relevante fysieke en psychosociale arbeidsrisico's in zijn beroep.
Lesmateriaal dat algemene informatie bevat over fysieke en psychosociale arbeidsrisico's die relevant zijn voor het beroep. Geeft inzicht in de risico's waar mogelijk rekening mee gehouden moet worden binnen het beroep.
heeft beroepsgerelateerde basiskennis van de invloed van fysieke arbeidsrisico's op zijn veiligheid en gezondheid.
Lesmateriaal dat specifieke informatie bevat over de effecten van fysieke arbeidsrisico's op veiligheid en gezondheid. Gedetailleerd inzicht in oorzaak-gevolg verbanden binnen het beroep.
heeft beroepsgerelateerde basiskennis van de invloed van psychosociale arbeidsrisico's op de mentale en fysieke veiligheid en gezondheid
Lesmateriaal dat specifieke informatie bevat over de effecten van psychosociale arbeidsrisico's op mentale en fysieke veiligheid en gezondheid. Gedetailleerd inzicht in oorzaak-gevolg verbanden binnen het beroep.
heeft basiskennis van de effecten die de leefstijl heeft op het veilig en gezond kunnen werken.
Lesmateriaal dat algemene informatie bevat over oorzaak-gevolg verbanden. Bewustwording van de risico's over leefstijlen in algemene zin vergroten.
heeft beroepsgerelateerde basiskennis van de
arbeidshygiënische strategie40.
Lesmateriaal over de arbeidshygiënische strategie. De arbeidshygiënische strategie is een stelsel van beheersmaatregelen voor risico’s in een hiërarchische volgorde die begint bij preventie met maatregelen aan de bron die werknemers moeten beschermen.
heeft basiskennis van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de werkgever en de werknemer op het gebied van gezond en veilig werken in zijn beroep.
Lesmateriaal dat algemene informatie bevat over de verantwoordelijkheden van werkgever en werknemer in het organiseren en stimuleren van veilig en gezond werken.
Vaa
rdig
he
de
n
kan door zelfredzaamheid, persoonlijke effectiviteit en blijvend leren als beroepshouding de regie nemen over de eigen blijvende inzetbaarheid.
Lesmateriaal over de manieren waarop beroepsbeoefenaars zelf continu kunnen blijven leren en regie krijgen over het eigen handelen zodat zij zelf kunnen zorgen dat zij fit, veilig en gezond blijven.
kan de gedragsrichtlijnen van het BRAVO-model toepassen bij de uitvoering van het beroep.
Lesmateriaal over hoe de elementen van het BRAVO-model (Bewegen, Roken, Alcohol, Voeding en Ontspanning) linken aan de uitvoering van het beroep.
kan op basis van instructies beroepsgerelateerde fysieke en psychosociale arbeidsrisico's herkennen, erkennen, melden en vervolgens handelen (doeltreffende, passende, en/of risico beperkende maatregelen toepassen) zodat geen nadelige effecten op de veiligheid en gezondheid van zichzelf en anderen ontstaan.
Lesmateriaal over hoe fysieke en psychosociale arbeidsrisico's te herkennen en te erkennen zijn. Informatie over hoe beroepsbeoefenaars melding kunnen maken over deze risico's en maatregelen kunnen toepassen om schade aan zichzelf en anderen waar mogelijk te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
kan beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen en/of instrumenten die aangereikt zijn door de leidinggevende ter vermindering van arbeidsrisico’s op de juiste wijze gebruiken.
Lesmateriaal over hoe beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen en/of instrumenten gebruikt moeten worden. Daarbij gaat het om kennis van beroepsgerelateerd aanbod (welke middelen en instrumenten zijn aanwezig?) en kennis van toepassing (hoe gebruik je de middelen en instrumenten?)
kan beroepsgerelateerde arbeidsrisico's bespreekbaar maken met collega's en de leidinggevende.
Lesmateriaal over de manieren waarop arbeidsrisico's bespreekbaar gemaakt kunnen worden met anderen.
Tabel 17. Operationalisering vakkennis en vaardigheden niveau 2
40 De arbeidshygiënische strategie is een stelsel van beheersmaatregelen voor risico’s die werknemers moeten beschermen. Het draait om de filosofie dat eerst de bron van het probleem aangepakt moet worden (bijvoorbeeld een schadelijke stof vervangen door een veilig alternatief). Als dit geen mogelijkheden biedt, moet de werkgever collectieve maatregelen nemen om risico’s te verminderen (bijvoorbeeld het plaatsen van een afzuiginstallatie). Lukt dit ook niet of is dit onvoldoende toereikend, dan kan de werkgever kiezen om individuele maatregelen te nemen (zoals het werk zo organiseren dat werknemers minder risico lopen). En ten slotte, als alle drie de maatregelen geen of onvoldoende effect hebben, moet de werkgever (gratis) persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemers verstrekken (zoals veiligheidsbrillen).
73
Niveau 3 en 4 Operationalisering
De beginnend beroepsbeoefenaar…
Vak
ken
nis
heeft brede kennis van de relevante fysieke en psychosociale arbeidsrisico's in zijn beroep.
Lesmateriaal dat algemene informatie bevat over fysieke en psychosociale arbeidsrisico's die relevant zijn voor het beroep. Geeft inzicht in de risico's waar mogelijk rekening mee gehouden moet worden binnen het beroep.
heeft specialistische, beroepsgerelateerde kennis van de invloed van fysieke arbeidsrisico's op zijn veiligheid en gezondheid.
Lesmateriaal dat specifieke informatie bevat over de effecten van fysieke arbeidsrisico's op veiligheid en gezondheid. Gedetailleerd inzicht in oorzaak-gevolg verbanden binnen het beroep.
heeft brede en/of specialistische beroepsgerelateerde kennis van de invloed van psychosociale arbeidsrisico's op de mentale en fysieke veiligheid en gezondheid.
Lesmateriaal dat specifieke informatie bevat over de effecten van psychosociale arbeidsrisico's op mentale en fysieke veiligheid en gezondheid. Gedetailleerd inzicht in oorzaak-gevolg verbanden binnen het beroep.
heeft brede en specialistische kennis van de effecten die de leefstijl heeft op het veilig en gezond kunnen werken.
Lesmateriaal over oorzaak-gevolg verbanden. Bewustwording van de risico's vergroten over leefstijlen in algemene zin (niet specifiek aan één beroep gerelateerd).
heeft specialistische, beroepsgerelateerde kennis van de
arbeidshygiënische strategie41.
Lesmateriaal dat specifieke informatie bevat over de arbeidshygiënische strategie is een stelsel van beheersmaatregelen voor risico’s in een hiërarchische volgorde die begint bij preventie met maatregelen aan de bron die werknemers moeten beschermen.
heeft brede kennis van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de werkgever en de werknemer op het gebied van gezond en veilig werken in zijn beroep.
Lesmateriaal dat algemene informatie bevat over de verantwoordelijkheden van werkgever en werknemer in het organiseren en stimuleren van veilig en gezond werken.
Vaa
rdig
he
de
n
kan door zelfredzaamheid, persoonlijke effectiviteit en blijvend leren als beroepshouding de regie nemen over de eigen blijvende inzetbaarheid.
Lesmateriaal over de manieren waarop beroepsbeoefenaars zelf continu kunnen blijven leren en regie krijgen over het eigen handelen zodat zij zelf kunnen zorgen dat zij fit, veilig en gezond blijven.
kan de gedragsrichtlijnen van het BRAVO-model toepassen bij de uitvoering van het beroep.
Lesmateriaal over hoe de elementen van het BRAVO-model (Bewegen, Roken, Alcohol, Voeding en Ontspanning) linken aan de uitvoering van het beroep.
kan beroepsgerelateerde fysieke en psychosociale arbeidsrisico's herkennen, erkennen, melden en vervolgens handelen (doeltreffende, passende en/of risico beperkende maatregelen toepassen) zodat geen nadelige effecten op de veiligheid en gezondheid van zichzelf en anderen ontstaan.
Lesmateriaal over hoe fysieke en psychosociale arbeidsrisico's te herkennen en te erkennen zijn. Informatie over hoe beroepsbeoefenaars melding kunnen maken over deze risico's en maatregelen kunnen toepassen om schade aan zichzelf en anderen waar mogelijk te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
kan beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen en/of instrumenten op de juiste wijze inzetten ter vermindering van arbeidsrisico's.
Lesmateriaal over hoe beroepsgerelateerde hulp- en/of beschermingsmiddelen en/of instrumenten gebruikt moeten worden. Daarbij gaat het om kennis van beroepsgerelateerd aanbod (welke middelen en instrumenten zijn aanwezig?) en kennis van toepassing (hoe gebruik je de middelen en instrumenten?)
kan beroepsgerelateerde arbeidsrisico's bespreekbaar maken met collega's en de leidinggevende.
Lesmateriaal over de manieren waarop arbeidsrisico's bespreekbaar gemaakt kunnen worden met anderen.
kan eventuele bedachte oplossingen om veilig en gezond te werken toelichten en bespreekbaar maken met collega's en de leidinggevende.
Lesmateriaal over de manieren waarop je ideeën aan collega's en leidinggevende over brengt en bedachte oplossingen inbrengt. Overtuigingsstrategieën.
Tabel 18. Operationalisering van vakkennis en vaardigheden niveau 3 en 4.
41 De arbeidshygiënische strategie is een stelsel van beheersmaatregelen voor risico’s die werknemers moeten beschermen. Het draait om de filosofie dat eerst de bron van het probleem aangepakt moet worden (bijvoorbeeld een schadelijke stof vervangen door een veilig alternatief). Als dit geen mogelijkheden biedt, moet de werkgever collectieve maatregelen nemen om risico’s te verminderen (bijvoorbeeld het plaatsen van een afzuiginstallatie). Lukt dit ook niet of is dit onvoldoende toereikend, dan kan de werkgever kiezen om individuele maatregelen te nemen (zoals het werk zo organiseren dat werknemers minder risico lopen). En ten slotte, als alle drie de maatregelen geen of onvoldoende effect hebben, moet de werkgever (gratis) persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemers verstrekken (zoals veiligheidsbrillen).
74
Bijlage B: Databases
Naam database Excel bestand Opleiding
1 Aankomend medewerker Grondoptreden (niv.2) Aankomend Medewerker Grondoptreden (niveau 2)
2 Aankomend onderofficier Grondoptreden
(niv.3)_DEF
Aankomend Onderofficier Grondoptreden (niveau 3)
3 Generiek lesmateriaal_DEF Overige mbo-opleidingen
4 Machinist Grondverzet (niv.3)_DEF Machinist grondverzet (niveau 3)
5 Logistiek medewerker (niv.2)_DEF Logistiek medewerker (niveau 2)
6 Logistiek teamleider (niv.3)_DEF Logistiek teamleider (niveau 3)
7 Medewerker Facilitaire Dienstverlening (niv.2)_DEF Medewerker Facilitaire Dienstverlening (niveau 2)
8 Zelfstandig werkend kok (niv.3)_DEF Zelfstandig Werkend Kok (niveau 3)
9 Zorg (niv.3+4)_DEF Verzorgende-IG (niveau 3)
Mbo-Verpleegkundige (niveau 4)
75
Bijlage C: Overzicht interviews, validatiesessies en focusgroepen
Studentensessies:
• Dinsdag 31 oktober, Drenthe College, Koks niveau 3. Het betrof hier een groepssessie met 14 eerstejaars studenten.
• Maandag 6 november, Landstede Zorg, MBO Verpleegkundige (niveau 4). Het betrof hier een groepssessie met 24 eerstejaars studenten.
• Donderdag 2 november, interviews met enkele studenten Landstede GROP. Het betrof hier individuele interviews met 2ejaars studenten.
Validatiesessies met docenten, leerbedrijf, etc.
• Dinsdag 10 november, Landstede GROP, Grondoptreden niveau 2 en 3, Harderwijk. Aanwezig: Teus Timmers (manager onderwijs veiligheid + onderwijsadviseur), Jordy Lugtenberg (profielmanager Gezondheid en Sport + coördinator keuzedeel), Dennis Greppel (docent keuzedeel), Marcel Koersma (docent keuzedeel)
• Dinsdag 31 oktober, Drenthe College, Kok niveau 3, Emmen. Aanwezig: Marc André – DCFit coördinator; Dina Eling – opleidingsmanager Sport/Horeca/FD/Uiterlijke verzorging; Gert Jan Siebring – docent (kok) koken, studieloopbaanbegeleider; Jelle Schepers – docent, praktijk instructeur consumptieve technieken; Iwan Waalshof - verantwoordelijk voor opleiding niveau 2 en stagebegeleiding; Elsemiek van der Tuuk – DC Fit, sportlessen, gezonde leefstijl; Bert Staal – verantwoordelijk voor niveau 3 koks, studie/loopbaan coördinator en locatie manager.
• Donderdag 2 november, Soma college, Machinist grondverzet niveau 3,Harderwijk. Aanwezig: Herman Meppelink - directeur opleidingen, voorzitter van de groep ontwikkeling keuzedelen. Theo van Laar – stafmedewerker onderwijs (daarvoor machinewerk), secretaris van keuzedelen-groep. Daniel Stronks - docent civiele techniek, coördinatie werkgroep keuzedelen.
• Maandag 6 november, Landstede Zorg, Verpleeg/verzorg niveau 3 en 4,Zwolle. Aanwezig: Ceciel Corsmit docent, coördinator Wijkzorglab van Deltion en Landstede,Foke Sweers: Beleidsmedewerker Icare, lid ontwikkelteam, Trix Hekkert - Praktijk begeleiding vanuit Icare (IJssel, Zwartwaterland), Wendy Booij – Praktijkbegeleiding vanuit IJsselheem (Zwolle stad en omliggende dorpen).
• Maandag 6 november, Deltion Logistiek niveau 2 en 3. Aanwezig: Iwald Hovinga: Curriculum ontwikkeling (CO), transport en logistiek, Andries Knol: Sport expertisecentrum (SE) wil starten, penhouder.
Telefonische interviews en verkennende gesprekken t.b.v. ontsluiting databases, behoeften studenten en eigentijdse lesvormen
• MBO raad: Jan Faber en Nicole Ponsioen
• SBB: Wim Jellema
• Kennisnet
• Savantis
• Skillstown: Hans Schuurmans
• Veiligheid Voorop: Corine Baarends
• Onderwijskundige en Practor Activerende Didactiek: Frank van den Ende
• Consortium Beroepsopleidingen: Michel Wouters, directeur
• Stichting Praktijkleren: Ellen Versantvoort, manager leermiddelen