ontwikkelingen in de · 2 vergelijking van de psychiatrische gezinsverpleging met andere vormen van...
TRANSCRIPT
Kapucijnenvoer 39
3000 Leuven
+32(0)16 33 69 10
fax: +32(0)16 33 69 22
www.kuleuven.be
De Groof Marian
DeSmet Ann
Prof. Dr. Van Audenhove Chantal
Leuven
augustus 2010
DE PLAATS VAN DE
PSYCHIATRISCHE
PLEEGZORG BINNEN HET
TOEKOMSTIG GGZ
BELEID
Colofon
Opdrachtgever
Federale Overheid, Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Onderzoeksleiding
Prof. Dr. Van Audenhove Chantal
Wetenschappelijk medewerkers
Marian De Groof
Ann DeSmet
Administratieve ondersteuning
Lieve Van Cauwenberghe, Sabine Vanden Bossche, Lut Van Hoof, Manuela Schröder
Leuven, 31 augustus 2010
Inhoud
Inleiding 15
Lijst afkortingen 17
Hoofdstuk 1 Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg 19
1 Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg in internationaal perspectief 19
1.1 Organisatorische veranderingen 19
1.2 Inhoudelijke veranderingen 20
1.2.1 Psychosociale rehabilitatie 20
1.2.2 Maatschappelijke steunsystemen 22
2 Het toekomstige GGZ-beleid in België 23
3 Besluit 26
Hoofdstuk 2 De psychiatrische gezinsverpleging in België 29
1 De geschiedenis 29
2 De regelgeving 30
3 De huidige werking van de psychiatrische gezinsverpleging 31
3.1 De doelgroep 32
3.1.1 Problematiek 32
3.1.2 Leeftijd 32
3.1.3 Verblijfsduur 33
3.1.4 Opnamecriteria 34
3.2 De pleeggezinnen 34
3.3 De wijkcentra 36
3.4 Werk, activiteiten en ontspanning 36
3.4.1 Werk 36
3.4.2 Activiteiten 37
3.4.3 Sport en ontspanning 38
3.5 Het hygiënisch centrum 41
3.6 De begeleiding 42
3.7 Tf-bedden 45
3.8 Het Observatiehuis 46
4 De sterktes en de zwaktes van de psychiatrische gezinsverpleging 46
4.1 Sterktes 46
4.1.1 Zorg in de samenleving 47
4.1.2 Sociale integratie 47
4.1.3 Destigmatisatie 48
4.2 Zwaktes 48
4.2.1 Het dalende aantal patiënten en pleeggezinnen 49
4.2.2 De beperkte beschikbaarheid 49
4.2.3 Het verouderde en weinig geëvolueerde systeem 50
4.2.4 De weinige waardering 50
4.3 Onderzoek over de psychiatrische gezinsverpleging in Geel 50
5 De psychiatrische gezinsverpleging in beweging 52
5.1 Toekomstperspectieven 52
5.1.1 De differentiatie 53
5.1.2 De maximale aansluiting bij eerstelijnsdiensten in de samenleving 54
5.1.3 De samenwerking met PVT en IBW in de regio 54
5.1.4 De mogelijkheid om professionele pleeggezinnen in te schakelen 55
5.2 De regelgeving als knelpunt 55
5.2.1 Inhoudelijk 55
5.2.2 Financieel 55
6 Besluit 58
Hoofdstuk 3 De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België 61
1 Situering van de psychiatrische gezinsverpleging in de geestelijke
gezondheidszorg 61
1.1 Beknopte voorstelling van IBW, PVT en PZT 61
1.1.1 Initiatieven voor Beschut Wonen 61
1.1.2 Psychiatrische Verzorgingstehuizen 62
1.1.3 Pilootprojecten psychiatrische zorg in de thuissituatie 63
1.2 De vergelijking van de psychiatrische gezinsverpleging met de Initiatieven Beschut
Wonen (IBW), Psychiatrisch Verzorgingstehuis (PVT) en de Psychiatrische Zorg in
de Thuissituatie (PZT) 64
1.2.1 Woonvorm 67
1.2.2 Aantal 67
1.2.3 De doelgroep 67
1.2.4 Uitsluitingscriteria 68
1.2.5 Opdrachten 68
1.2.6 Toegankelijkheid 69
1.2.7 De begeleidingsploeg 69
1.2.8 Netwerkpraktijken 69
1.2.9 Hospitalisatie 70
1.2.10 Somatische zorg 70
1.2.11 Keuze behandelende psychiater 70
1.2.12 Dagactiviteiten 70
1.2.13 Kostprijs of financiering 70
1.3 Besluit 71
2 Vergelijking van de psychiatrische gezinsverpleging met andere vormen van
pleegzorg 71
2.1 Beknopte voorstelling van pleegzorg in Kind & Gezin, Bijzondere Jeugdbijstand en
VAPH 72
2.1.1 Kind & Gezin 72
2.1.2 Bijzondere Jeugdbijstand (BJB) 73
2.1.3 Gehandicaptensector (VAPH) 73
2.1.4 Tendensen 75
2.2 Vergelijking van pleegzorg in de verschillende sectoren 78
2.2.1 Woonvorm 80
2.2.2 Erkenning en programmatie 81
2.2.3 Aantal diensten 81
2.2.4 Doelgroep 81
2.2.5 Opdrachten 82
2.2.6 Differentiatie 82
2.2.7 Toegankelijkheid 83
2.2.8 Begeleidingsploeg 84
2.2.9 Aantal personen in pleegzorg 84
2.2.10 De pleeggezinnen 84
2.2.11 Financieel 86
2.3 Besluit 87
Hoofdstuk 4 De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland 89
1 De omvang van de sector pleegzorg 90
2 De organisatie 91
3 De kwaliteitscontrole 92
4 De differentiatie van het aanbod 93
4.1 Het doel van de psychiatrische gezinsverpleging 93
4.1.1 Psychiatrische gezinsverpleging als langdurige opvang van patiënten met
complexe en chronische psychiatrische problemen 93
4.1.2 De psychiatrische gezinsverpleging tijdens de behandeling van patiënten 94
4.1.3 De psychiatrische gezinsverpleging in het kader van resocialisatie 95
4.1.4 De psychiatrische gezinsverpleging als crisisopvang 96
4.1.5 De psychiatrische gezinsverpleging ter observatie 96
4.2 De doelgroep 97
4.2.1 Leeftijd 97
4.2.2 Problematiek 97
4.3 De duur van de opvang 98
4.4 De samenlevingsvorm 98
5 De begeleiding door professionals 99
6 De selectie, begeleiding en vergoeding van de pleeggezinnen 99
6.1 Selectie en matching 99
6.2 Vorming 101
6.3 Vergoeding en statuut 102
7 Onderzoek naar werkzame componenten 103
8 Besluit 105
Hoofdstuk 5 De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging 107
1 De onderzoeksopzet 107
1.1 Opzet en verloop van de bevraging 107
1.1.1 Online-bevraging 107
1.1.2 Face-to-face interviews bij de patiënten 108
1.2 Inhoud van de bevraging 109
1.2.1 De personeelsleden OPZ Geel en externe experten 110
1.2.2 De pleeggezinnen 111
1.2.3 De patiënten 111
1.2.4 De algemene bevolking 112
1.3 Respondenten 112
1.4 Analyse 113
2 Kenmerken van de respondenten 114
3 De representativiteit van de respondenten 117
3.1 De personeelsleden van het OPZ Geel 117
3.2 De externe experten 118
3.3 De patiënten 118
3.4 De pleeggezinnen 119
3.5 De algemene bevolking 120
4 De evaluatie van de vertrouwdheid met en de attitude tegenover de
psychiatrische gezinsverpleging 121
5 Positieve en negatieve aspecten in verband met de psychiatrische
gezinsverpleging 123
5.1 De positieve aspecten 123
5.1.1 De sociale integratie 123
5.1.2 De zorg in de samenleving 127
5.1.3 De normalisatie 128
5.1.4 De positieve gevolgen voor de maatschappij 128
5.1.5 De destigmatisatie 129
5.1.6 De nadruk op mogelijkheden 129
5.2 De negatieve aspecten 130
5.2.1 Het dalend aantal pleeggezinnen en patiënten 130
5.2.2 De beperkte beschikbaarheid 138
6 De doelgroep 141
7 De begeleiding door het OPZ Geel 143
7.1 De tevredenheid van de patiënten over de begeleiding vanuit het OPZ Geel 143
7.2 De tevredenheid van de pleeggezinnen over de begeleiding vanuit het OPZ Geel 144
7.3 De aandachtspunten en suggesties in verband met de begeleiding vanuit OPZ Geel 145
8 De pleeggezinnen 145
8.1 De positieve en negatieve aspecten 145
8.1.1 De positieve aspecten voor de patiënten 145
8.1.2 De negatieve aspecten voor de patiënten 147
8.1.3 De positieve aspecten voor de pleeggezinnen 150
8.1.4 De negatieve aspecten voor de pleeggezinnen 150
8.2 De motivatie van de pleeggezinnen 151
8.3 De motivatie van de algemene bevolking 151
8.4 Aanbevelingen 153
9 De differentiatie 154
9.1 De leeftijd 154
9.1.1 Psychiatrische gezinsverpleging voor kinderen en jongeren 155
9.1.2 Psychiatrische gezinsverpleging voor ouderen 156
9.2 Psychiatrische gezinsverpleging in het kader van resocialisatie 156
9.3 Psychiatrische gezinsverpleging tijdens de behandeling van patiënten 157
9.4 Psychiatrische gezinsverpleging voor enkele dagen per week/maand 158
9.5 Psychiatrische gezinsverpleging in een aanpalende woning of studio 159
10 Het wettelijk kader van de psychiatrische gezinsverpleging 160
10.1 De financiële aspecten van de psychiatrische gezinsverpleging 160
10.1.1 De vergoeding van de pleeggezinnen 160
10.1.2 De algemene financiering van het OPZ Geel 162
10.2 Het hospitalisatiestatuut 162
10.3 Het statuut van de pleeggezinnen 163
10.4 Het pleegzorgdecreet 164
10.5 De afstemming met PVT en IBW 165
10.6 Artikel 107 166
11 Besluit 166
Hoofdstuk 6 Panelgesprek 169
1 De sociale integratie en de destigmatisatisering van de patiënten 169
2 De professionalisering van de pleeggezinnen 170
3 De uitbreiding van de gezinsverpleging 171
4 De differentiatie van de gezinsverpleging 172
5 Het wetgevend kader 173
5.1 De financiële aspecten 173
5.2 Het hospitalisatiestatuut 174
5.3 Het pleegzorgdecreet 175
6 Besluit 175
Antwoorden op de onderzoeksvragen 177
1 Hoe kan het wetgevend kader van de psychiatrische pleegzorg eruit zien? 177
1.1 Het hospitalisatiestatuut 177
1.2 De flexibilisering en differentiatie 179
1.3 Het statuut voor de pleeggezinnen 181
2 Hoe kan de psychiatrische pleegzorg meegenomen worden in het
pleegzorgdecreet? 182
3 Welke plaats dient de psychiatrische pleegzorg binnen het globale zorgaanbod
in te nemen? 183
4 Hoe wordt de afstemming met andere zorgmodellen het best gegarandeerd? 184
5 Hoe kan men best de overgang van de huidige pleegzorg naar de toekomstige
inbedding maken? 185
6 Voor welke doelgroepen is psychiatrische pleegzorg een goede oplossing? 187
7 Welke zijn de kritieke succesfactoren om pleegzorg in de toekomst te laten
slagen? 187
7.1 De selectie van pleeggezinnen 188
7.2 De matching tussen de patiënt en het pleeggezin 189
7.3 De ondersteuning van de pleeggezinnen 189
8 Welke omkadering is hiervoor nodig? 190
9 Welke types pleeggezinnen heeft men nodig en hoe worden deze best vergoed? 191
Algemeen besluit 193
Referenties 195
Bijlagen 201
Bijlage 1 203
Bijlage 2 206
Bijlage 3 207
Bijlage 4 208
Bijlage 5 219
Bijlage 6 226
Bijlage 7 230
De plaats van de psychiatrische gezinsverpleging binnen het
toekomstige Geestelijk Gezondheidszorgbeleid
De Groof Marian, DeSmet Ann en Prof. Dr. Van Audenhove Chantal
Situering
Psychiatrische gezinsverpleging houdt in dat men personen met een psychiatrische
problematiek opvangt in pleeggezinnen. Op dit ogenblik organiseert men die vorm van
zorg op twee plaatsen in België (Geel en Lierneux). Beide instellingen kennen een dalend
aantal patiënten en pleeggezinnen. In Geel bestaat psychiatrische gezinsverpleging sinds de
14e eeuw. Sinds 10 april 1991 is het systeem algemeen bij wet geregeld.
Dit onderzoek gaat na welke plaats de psychiatrische gezinsverpleging binnen het
toekomstige GGZ-beleid kan innemen. De onderzoekers doen ook een aantal voorstellen
waardoor het aanbod uitgebreid kan worden tot andere regio‟s dan Geel en Lierneux. Het
project wordt gefinancierd door de Federale Overheid Volksgezondheid, Veiligheid van de
Voedselketen en Leefmilieu.
Methode
Het onderzoek bestaat enerzijds uit een document- en een literatuurstudie. Anderzijds
nemen we interviews af bij betrokkenen.
In de document- en literatuurstudie onderzoeken we de huidige psychiatrische
gezinsverpleging en haar toekomstmogelijkheden. We maken ook een vergelijking met
verschillende relevante initiatieven in binnen- en buitenland.
De onderzoekers interviewen vijf groepen van betrokkenen:
de personeelsleden van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel (OPZ Geel)
de externe experten
de patiënten
de pleeggezinnen
de algemene bevolking van Geel
De vragenlijsten worden online verstuurd, via de „survey software‟ Question Pro. Van de
patiënten nemen we face-fo-face interviews af. Met enkele experten voeren we een
panelgesprek.
In het totaal reageerden er 235 personen.
Resultaten
Document- en literatuurstudie
Zowel internationaal als in België wordt er meer aandacht besteed aan psychiatrische
gezinsverpleging. Dat soort zorg past goed binnen de ontwikkeling van een
gedecentraliseerde en gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. Dankzij het
verblijf in een pleeggezin krijgen personen met psychiatrische problemen, die niet
zelfstandig kunnen wonen, toch een plaats in de samenleving.
De gelijkenis tussen psychiatrische gezinsverpleging en Initiatieven voor Beschut Wonen
(IBW), Psychiatrische Verzorgingstehuizen (PVT) en Psychiatrische Zorg in de
Thuissituatie (PZT) is dat ze instaan voor de zorg van personen met (chronische)
psychiatrische problemen. Elk initiatief heeft zijn eigenheid. Daardoor vullen ze elkaar aan
en komt elke patiënt makkelijker op de voor hem meest geschikte plaats terecht. Specifiek
voor de psychiatrische gezinsverpleging is het verblijf in een pleeggezin.
De psychiatrische gezinsverpleging vertoont ook grote gelijkenissen met de reguliere
pleegzorg in de sectoren Kind & Gezin, de Bijzondere Jeugdbijstand en de
Gehandicaptenzorg. In die vormen van pleegzorg worden kinderen en/of volwassenen ook
voor kortere of langere periode opgenomen in een pleeggezin. Het verschil met de
reguliere pleegzorg is dat het bij psychiatrische gezinsverpleging gaat om opvang van
personen met een psychiatrische problematiek.
Psychiatrische gezinsverpleging is de enige vorm van pleegzorg waarbij de patiënten
gehospitaliseerd zijn. Daardoor kunnen zowel de pleeggezinnen als de patiënten 24 uur op
24 een beroep doen op een permanentiesysteem. Patiënten kunnen ook onmiddellijk
opgenomen worden. Nadeel is dat ze geen gebruik kunnen maken van
eerstelijnsvoorzieningen in de samenleving.
Momenteel stelt de Vlaamse Overheid een intersectoraal decreet Pleegzorg op. Daarmee
wil ze de verschillende pleegvormen beter op elkaar afstemmen en een krachtige, meer
gestroomlijnde pleegzorg uitbouwen. De psychiatrische gezinsverpleging valt wel als enige
onder Federale bevoegdheid en zou dus niet onder dit Vlaamse decreet vallen.
Lange tijd was de psychiatrische gezinsverpleging in Geel een unieke vorm van zorg. Deze
ontstond er in de 14e eeuw, terwijl ze zich in het buitenland pas vanaf de 19
e eeuw
ontwikkelde. Ondertussen is die unieke vorm van zorg in sommige andere landen verder
ontwikkeld dan in Geel zelf en heeft men er ook een meer gedifferentieerd aanbod
uitgebouwd. Zo zet men er psychiatrische gezinsverpleging succesvol in voor
verschillende doelen, leeftijden en problematieken.
In Geel vangt men nu vooral volwassenen en ouderen met een chronische psychiatrische
problematiek op voor langere periodes. Het OPZ Geel wil dat aanbod differentiëren om
meer zorg op maat te bieden.
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
Uit de vragenlijsten blijkt dat een meerderheid van alle groepen respondenten positief staat
tegenover de psychiatrische gezinsverpleging. De meest vermelde positieve aspecten zijn
de sociale integratie, de zorg in de samenleving en de normalisatie. Een meerderheid van
de patiënten en de pleeggezinnen is ook tevreden over de begeleiding vanuit het OPZ Geel.
Toch zijn niet alle patiënten tevreden. 11% geeft aan negatief te staan tegenover de
psychiatrische gezinsverpleging, 15% zegt zich niet sociaal geïntegreerd te voelen. De
voornaamste klachten zijn dat de patiënten zich niet goed behandeld voelen in het
pleeggezin en dat de wijkverpleegkundige met het pleeggezin samenspant en niet naar hen
luistert.
Over hun motivatie zeggen pleeggezinnen dat ze vooral vanuit de traditie en/of vanuit het
sociale aspect pleeggezin geworden zijn. Een meerderheid van de pleeggezinnen is niet
bereid om voor een kortere periode een patiënt op te vangen of intensiever betrokken te
zijn in de behandeling. Van de algemene bevolking wil slechts een minderheid in de
toekomst pleeggezin worden. De meest vermelde reden is dat men het niet combineerbaar
ziet met een voltijdse tewerkstelling, een gezin en het uitoefenen van hobby‟s. Een
meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel en de pleeggezinnen vindt de
vergoeding voor de pleeggezinnen onvoldoende. Ze pleiten voor een vergoeding tussen
€ 25 en € 35 per patiënt per dag.
Wat betreft het hospitalisatiestatuut is er een verschil tussen de personeelsleden van het
OPZ Geel en de externe experten. Een minderheid van de externe experten vindt het
hospitalisatiestatuut aangewezen; voor de personeelsleden van het OPZ Geel gaat het om
ongeveer de helft. Verschillende respondenten die het hospitalisatiestatuut willen
behouden, vrezen dat patiënten anders in de kou komen te staan.
Conclusies en aanbevelingen
Wij raden aan om het hospitalisatiestatuut af te schaffen. Het staat haaks op de
ontwikkeling van een gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. Om te
voorkomen dat patiënten daardoor in de kou komen te staan, is de uitbouw van een
sterke geestelijke eerstelijnsgezondheidszorg nodig.
In het belang van de patiënten moet er, in navolging van de structuur van artikel 107,
aan elke patiënt een referentiepersoon worden toegewezen. Voor die persoon staan de
behoeften en het parcours naar het herstel van de patiënt centraal. Daarnaast moeten
professionele hulpverleners instaan voor de selectie, de matching en de ondersteuning
van de pleeggezinnen. Aandacht voor het detecteren en bijsturen van „expressed
emotion‟ is daarbij heel belangrijk.
Momenteel bestaat er in België geen statuut voor pleeggezinnen. We pleiten voor een
nieuw statuut dat het belang van vrijwilligers en hun inzet als semiprofessionele
dienstverleners erkent. Pleeggezinnen moeten ook een toereikende onkostenvergoeding
krijgen. Gebaseerd op een onderzoek van Larmuseau (2009) stellen we een
basisvergoeding van € 25 per persoon per dag voor.
Het zou goed zijn als men de psychiatrische gezinsverpleging in het voorontwerp van
het Vlaamse pleegzorgdecreet opneemt. Pleegzorg kan daardoor krachtiger uitgebouwd
worden. De eigenheid van de psychiatrische gezinsverpleging moet wel behouden
blijven. De psychiatrische gezinsverpleging valt op dit ogenblik als enige onder de
Federale Overheid, wat voor problemen kan zorgen. Het is nog onduidelijk hoe de
bevoegdheden van de verschillende overheden in de nabije toekomst verdeeld zullen
worden.
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de psychiatrische gezinsverpleging een
volwaardige plaats verdient in het globale zorgaanbod in België. Om het een grotere
positieve bekendheid te geven, zijn oproepacties, promotie en antistigma-acties nodig.
Wil men meer zorg op maat aanbieden, dan is differentiatie van de psychiatrische
gezinsverpleging aangewezen. Daarom is een flexibele regelgeving belangrijk.
IBW, PVT en PZT moeten goed op elkaar afgestemd zijn, zodat elke patiënt op de voor
hem beste plaats terechtkomt. De creatie van een gemeenschappelijk meldpunt kan een
oplossing zijn.
15
Inleiding
Op vraag van de Federale Overheid, Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en
Leefmilieu ging LUCAS in maart 2010 van start met een onderzoek met als doel de plaats
van de psychiatrische pleegzorg1 binnen het toekomstige GGZ-beleid te bepalen en na te
gaan hoe dit aanbod uitgebreid kan worden tot andere regio‟s dan Geel en Lierneux.
De psychiatrische gezinsverpleging
In de psychiatrische gezinsverpleging worden personen met een psychiatrische
problematiek voor korte of lange duur opgevangen in pleeggezinnen. Dit systeem bestaat
al sinds de 14e eeuw in Geel. Sinds 10 april 1991 wordt het ook bij wet geregeld door een
KB.
Een grote sterkte van dit systeem is dat er zorg in de samenleving wordt geboden. Personen
met chronische psychiatrische problemen krijgen er de mogelijkheid om in de samenleving
te wonen in de plaats van levenslang in een instelling te verblijven. Dit sluit aan bij het
toekomstige GGZ-beleid internationaal en in België, namelijk de ontwikkeling van een
gedecentraliseerde en gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. Dit wil zeggen
dat men de zorg door het ziekenhuis en door de samenleving zoveel mogelijk wenst samen
te brengen en in de natuurlijke omgeving van de patiënt aan te bieden.
In tegenstelling tot in het buitenland2, waar de psychiatrische gezinsverpleging een opmars
maakt en een vaste component aan het worden is in het aanbod van zorgorganisaties,
neemt de psychiatrische gezinsverpleging in België geen volwaardige plaats in binnen de
geestelijke gezondheidszorg. Dit blijkt onder andere uit het feit dat deze slechts op twee
plaatsen wordt aangeboden (Geel en Lierneux), wat het onmogelijk maakt om deze zorg
dicht bij de natuurlijke context van patiënten aan te bieden.
Het onderzoek
In dit onderzoek wordt nagegaan welke plaats de psychiatrische gezinsverpleging binnen
het continuüm van residentiële tot niet-residentiële zorg kan innemen en hoe ze uitgebreid
kan worden tot andere regio‟s dan Geel en Lierneux.
1 „Psychiatrische pleegzorg‟ is de benaming die men in de toekomst aan deze zorgvorm wenst te geven. De
term die momenteel gebruikt wordt, is „psychiatrische gezinsverpleging‟. In dit rapport zal vooral de laatste
term gebruikt worden. 2 oa Duitsland, Italië, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Canada.
16
In een eerste hoofdstuk gaan we in op de veranderingen die zich voordoen in de geestelijke
gezondheidszorg, zowel internationaal als in België. Het tweede hoofdstuk gaat in op de
huidige psychiatrische gezinsverpleging in België. In het derde hoofdstuk gaan we na
welke plaats de psychiatrische gezinsverpleging in Geel inneemt in het zorglandschap. Het
vierde hoofdstuk verkent hoe de psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
georganiseerd wordt. In het vijfde hoofdstuk worden de methode en de resultaten van een
online-bevraging voorgesteld. Er werden vijf groepen bevraagd over verschillende topics
die verband houden met de psychiatrische gezinsverpleging (de personeelsleden van het
OPZ Geel, externe experten, de patiënten, de pleeggezinnen en de bevolking van Geel). In
het zesde hoofdstuk gaan we in op de resultaten van een panelgesprek met enkele experten.
Ten slotte, wordt er aan de hand van de literatuurstudie en de resultaten van de bevraging
een antwoord gegeven op de onderzoeksvragen:
Hoe kan het wetgevend kader van de psychiatrische pleegzorg eruit zien?
Hoe kan de psychiatrische pleegzorg meegenomen worden in het pleegzorgdecreet?
Welke plaats dient psychiatrische pleegzorg binnen het globale zorgaanbod in te
nemen?
Hoe wordt de afstemming met andere zorgmodellen het best gegarandeerd?
Hoe kan men best de overgang van de huidige pleegzorg naar de toekomstige
inbedding maken?
Voor welke doelgroepen is psychiatrische pleegzorg een goede oplossing?
Welke zijn de kritieke succesfactoren om pleegzorg in de toekomst verder te laten
slagen?
Welke omkadering is hiervoor nodig?
Welke types pleeggezinnen heeft men nodig en hoe worden deze best vergoed?
17
Lijst afkortingen
BJB: Bijzondere Jeugdbijstand
GGZ: Geestelijke Gezondheidszorg
IBW: Initiatieven voor Beschut Wonen
K&G: Kind en Gezin
PVT: Psychiatrisch Verzorgingstehuis
PZT: Psychiatrische zorg in de thuissituatie
VAPH: Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap
18
19
Hoofdstuk 1
Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het toekomstige beleid voor de geestelijke
gezondheidszorg (GGZ-beleid). In een eerste onderdeel wordt dit in internationaal
perspectief bekeken. In het tweede onderdeel gaan we in op het nieuwe GGZ-beleid in
België.
1 Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg in internationaal perspectief
De afgelopen periode deden er zich zowel organisatorische als inhoudelijke veranderingen
voor in de geestelijke gezondheidszorg in verschillende landen: ten eerste, de ontwikkeling
van een gedecentraliseerde en gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg en ten
tweede de opkomst van de psychosociale rehabilitatie en maatschappelijke steunsystemen.
1.1 Organisatorische veranderingen
In de meeste economisch goed ontwikkelde landen maakte de geestelijke gezondheidszorg
in de voorbije eeuw een gelijkaardige verandering door. Thornicroft en Tansella (2009)
beschrijven hierin drie grote periodes, namelijk de opbouw van de asielen, de neergang
van de asielen en de ontwikkeling van een gedecentraliseerde en gemeenschapsgerichte
geestelijke gezondheidszorg.
De opbouw van de asielen gebeurde tussen 1880 en 1950. In deze periode werden
verschillende asielen gebouwd en uitgebreid. De asielen dienden als een soort bewaarplaats
voor personen met uiteenlopende problemen en afwijkingen. De nadruk lag op beheersing
en niet op behandeling. De asielen werden meestal op afgelegen plaatsen gebouwd, weg
van de oorspronkelijke omgeving van de patiënten Deze keuze werd gemaakt om de
veiligheid van de algemene bevolking te vrijwaren en ook vanuit het idee dat het verblijven
op het rustgevende platteland het herstel van de patiënten zou bevorderen.
De neergang van de asielen gebeurde tussen 1950 en 1980, onder meer om sociologische
redenen. Rond de jaren 50 werd er gewezen op de nadelige effecten van een lang verblijf
in grote instellingen. Wing en Brown (1970, vermeld in Thornicroft en Tansella, 2009)
toonden in verband hiermee aan dat de leefomstandigheden van patiënten verantwoordelijk
waren voor een deel van hun symptomen (vooral de negatieve symptomen). Ook
farmacologische redenen speelden een rol in de neergang van de asielen. Door de
Hoofdstuk 1
20
ontwikkeling van antipsychotische medicatie waren meer patiënten in staat om in de
samenleving te leven.
Vanaf 1980 startte de ontwikkeling van een gedecentraliseerde en gemeenschapsgerichte
geestelijke gezondheidszorg. Dit wordt ook aangeduid met de term „balanced care‟, wat wil
zeggen dat de zorg door een ziekenhuis en de zorg door de samenleving worden
samengebracht (Thornicroft & Tansella, 2002). Hierbij wordt ook de term „individualized
stepped care‟ ingevoerd. Dit wil zeggen dat ernaar gestreefd wordt om de patiënt die zorg
aan te bieden die het minst intensief is en die de kleinste invloed heeft op zijn leven, maar
die voldoende is om tegemoet te komen aan zijn zorgvraag (Von Korff & Tiemens, 2000).
De meeste Europese landen bevinden zich momenteel in de fase van het ontwikkelen van
een gedecentraliseerde en gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. Wereldwijd
zien we asielen, gesloten psychiatrische instellingen verdwijnen of inkrimpen. De
systematische langdurige sociale isolatie in artificiële milieus van mensen met psychische
beperkingen behoort stilaan tot het verleden. Dit is echter niet altijd even succesvol
geweest. In Italië en de USA had de bruuske sluiting van de asielen bijvoorbeeld veel
thuisloosheid tot gevolg. Dit laatste wijst erop dat er voor psychiatrische zorg in de
samenleving meer nodig is dan louter een verplaatsing van de psychiatrische zorg van het
psychiatrisch ziekenhuis naar de natuurlijke omgeving van de patiënt en zijn familie en
netwerk. Naast de organisatorische veranderingen zijn ook inhoudelijke veranderingen
noodzakelijk. Deze komen in het volgende onderdeel aan bod.
1.2 Inhoudelijke veranderingen
Twee belangrijke inhoudelijke veranderingen zijn de intrede van de concepten
„psychosociale rehabilitatie‟ en „maatschappelijke steunsystemen‟.
1.2.1 Psychosociale rehabilitatie
De psychosociale rehabilitatie heeft als missie de erkenning van de cliënt als persoon en
het herstel van zijn burgerschap (van Weeghel & Mos, 1999) en de interventies richten
zich op het leren omgaan met de stoornis en de daaruit voortvloeiende beperkingen, het
bereiken van optimale maatschappelijke participatie en het bevorderen van het
welbevinden van patiënten en direct betrokkenen (van der Gaag, 2003). Corrigan, Mueser,
Bond, Drake & Solomon (2008) definiëren het in hun review als „systematische
inspanningen om volwassenen met psychiatrische problemen te helpen om vooruitgang te
maken in hun herstelproces‟. Twee principes die centraal staan in de moderne
benaderingen van rehabilitatie, zijn empowerment en herstel (Corrigan e.a., 2008).
Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg
21
Empowerment is een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en
gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving via het verwerven
van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie
(van Regenmortel, 2009).
Herstel werd geïntroduceerd door Anthony (2003). Voor hem betekent herstel „het
terugvinden van het zelfgevoel, opnieuw in relatie treden met andere mensen,
machteloosheid omzetten in macht, opnieuw betekenis geven aan het leven en het
terugvinden van hoop.‟ Het gaat dus om veel meer dan alleen het herstellen van de
ziekte zelf. De cliënten moeten ook herstellen van het stigma, de traumatische effecten
van bepaalde handelwijzen, het gebrek aan mogelijkheden om hun leven vorm te geven
en het verloren toekomstperspectief.
Van Weeghel en Mos (1999) geven aan dat een rehabilitatieprogramma aan een aantal
vereisten dient te voldoen om te slagen.
Veelomvattend en gedifferentieerd: het programma dient veel vormen van behandeling,
begeleiding en ondersteuning te bieden om recht te doen aan de uiteenlopende wensen
en mogelijkheden van cliënten.
Aansluiten bij het gewone leven: het richt zich op de levensgebieden wonen, werken,
leren, vrijetijdsbesteding en sociale relaties en maakt hiervoor zo veel mogelijk gebruik
van reguliere voorzieningen.
Langlopend en flexibel: het houdt rekening met het langdurige en grillige verloop van
herstelprocessen
Ontwikkelend en accepterend: het biedt een evenwicht tussen activiteiten gericht op
een volgende stap en op acceptatie gebaseerde activiteiten.
Persoonlijke en continue begeleiding: de cliënt kan een doorlopende werkrelatie
aangaan met een hulpverlener, die hem zo nodig over bestaande instituuts- en
sectorgrenzen begeleidt.
Inschakelen „informele steungevers‟: een sterk sociaal netwerk maakt cliënten minder
afhankelijk van de hulpverlening (bv. familie, vrienden, partner, medecliënten)
Samenhangend en gecoördineerd: er is coördinatie nodig op individueel niveau en
programmaniveau zodat de programmaonderdelen, ook voor de cliënt, op een
herkenbare wijze samenhangen.
Bereikbaar en toegankelijk: alle onderdelen dienen toegankelijk te zijn voor alle leden
van de doelgroep, ongeacht hun woon- of behandellocatie.
Deskundig en gemotiveerd personeel: er is nood aan een steunend en stimulerend
personeelsmanagement aangezien van de hulpverleners veel deskundigheid, inzet en
creativiteit verwacht wordt.
Hoofdstuk 1
22
In een review benoemen Bond en Campbell (2008) negen rehabilitatieprogramma‟s voor
personen met ernstige psychische problemen als evidence-based praktijken, namelijk:
1. Assertive Community Treatment (ACT)
2. psycho-educatie voor familie
3. “illness management and recovery”
4. “integrated duals disorders treatment”
5. “medication management according to protocol”
6. Begeleid werken
7. “supported housing”
8. sociale vaardigheidstraining en
9. cognitieve gedragstherapie.
Ook identificeren ze enkele domeinen waarover de onderzoeksliteratuur nog te weinig
adequate richtlijnen biedt, namelijk: relaties, sociaal functioneren en het voorkomen van
opsluiting.
1.2.2 Maatschappelijke steunsystemen
Een maatschappelijk steunsysteem kan omschreven worden als een geheel van
behandelelementen en ondersteunings- en rehabilitatiemogelijkheden die nodig zijn voor
een patiënt om zich te kunnen handhaven in de maatschappij (Van Weeghel & Dröes,
1999). Hierbij zijn niet alleen de geestelijke gezondheidszorg betrokken, maar ook
algemene diensten, bv. voor huisvesting, arbeid, inkomen en opleiding. Pas wanneer dit
gerealiseerd is kan de hierboven beschreven psychosociale rehabilitatie ook succesvol zijn.
Eind jaren ‟80 bestond zo‟n steunsysteem volgens de Amerikaanse literatuur uit volgende
componenten (Stroul, 1989, vermeld in Van Audenhove & Boon, 2004 ; Anthony &
Blanch, 1989, vermeld in Van Audenhove & Boon, 2004):
1. identificeren en bereiken van de doelgroep
2. behandeling
3. somatische en tandheelkundige zorg
4. crisisdiensten
5. huisvesting
6. inkomen en uitkeringen
7. lotgenotensteun
8. ondersteuning van gezinsleden en de gemeenschap
9. rehabilitatie
10. bescherming en belangenbehartiging
11. case management en
12. integratie van het systeem.
Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg
23
Enkele zaken dienen gerealiseerd te zijn om een maatschappelijk steunsysteem goed te
laten functioneren:
De betrokken diensten en hulpverleners dienen dezelfde visie te delen en een
gemeenschappelijk doel te hebben (Greenley, 1992)
Er dient aandacht besteed te worden aan de verhouding tussen de geestelijke
gezondheidszorg en algemene maatschappelijke diensten (Lewis & Glennester, 1996,
vermeld in Van Audenhove & Boon, 2004; Wolf, 1995, vermeld in Van Audenhove &
Boon, 2004).
Er is een centrale sturing nodig (Van Weeghel & Dröes, 1999; Greenley, 1992;
Anthony & Blanch, 1989, vermeld in Van Audenhove & Boon, 2004; Stroul, 1989,
vermeld in Van Audenhove & Boon, 2004)
Er dient een goede organisatiecultuur te zijn en de verschillende voorzieningen dienen
respect te hebben voor elkaars taken en verantwoordelijkheden (Wolf, 1995, vermeld
in Van Audenhove & Boon, 2004).
2 Het toekomstige GGZ-beleid in België3
Ook in België vindt er een ontwikkeling plaats naar een meer gemeenschapsgerichte
geestelijke gezondheidszorg. Van de jaren 60 tot 90 deden er zich in dit kader enkele
belangrijke organisatorische en inhoudelijke veranderingen voor:
In de jaren 60 werden er overeenkomsten gesloten tussen revalidatiecentra en het
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) en ontstond er een
specifiek zorgaanbod dat gericht was op revalidatie en rehabilitatie van personen met
psychische problemen.
Nog in de jaren 60 ontstonden de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG):
personen met psychische problemen konden vanaf toen in deze centra terecht voor
ambulante hulp waardoor een opname in een psychiatrisch ziekenhuis of op de
psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis niet langer een noodzaak was.
In de jaren 80 werd een moratorium geïntroduceerd: vanuit het besef dat een verdere
uitbreiding van het residentiële GGZ-aanbod niet ten volle beantwoordde aan de
behoeften en zorgvragen van personen met psychische problemen besliste men om het
totaal aantal residentiële bedden en plaatsen niet verder te laten stijgen.
3 Dit hoofdstuk is gebaseerd op de „Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg door de realisatie van
zorgcircuits en zorgnetwerken‟
Hoofdstuk 1
24
In 1990 werden twee nieuwe woon- en zorgvormen erkend, namelijk de Initiatieven
voor beschut wonen (IBW) en de Psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT). Dit bracht
een verdere afbouw van residentiële bedden ten voordele van het zorgaanbod in de
IBW‟s en PVT‟s met zich mee.
In 2002 werden een verklaring en advies gepubliceerd die een verdere omvorming op het
oog hadden van een aanbodgestuurd en hoofdzakelijk residentieel aanbod naar een
vraaggestuurd en meer gedifferentieerd aanbod.
Op 24 juni 2002 werd de „Gemeenschappelijke verklaring van de Ministers van
Volksgezondheid en Sociale zaken inzake het toekomstig beleid voor de geestelijke
gezondheidszorg‟ gepubliceerd. Hierin staat beschreven dat het een noodzaak is om het
bestaande aanbod van de geestelijke gezondheidszorg te optimaliseren zodat dit ten
volle beantwoordt aan de zorgvraag van de patiënt. De volgende principes worden
voorop gesteld:
1. uitgaan van de noden van de patiënt;
2. werken met drie leeftijdsgroepen, namelijk kinderen en jongeren (tot en met
achttien jaar), volwassenen en ouderen;
3. werken met zorgcircuits4 en netwerken
5;
4. keuzevrijheid voor de patiënt;
5. de zorg dient bij voorkeur ambulant of thuis te worden aangeboden
(subsidiariteitsbeginsel).
Op 10 juli 2002 publiceerde de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (NRZV)
het „advies in het kader van het nieuw concept GGZ; syntheseadvies en
operationalisering in een vijfjarenplan‟. Hierin werden de uitgangspunten en
doelstellingen van het nieuwe concept voor de GGZ verder geëxpliciteerd en
geconcretiseerd. Vijf belangrijke concepten hierin zijn:
1. de patiënt centraal,
2. zorginhoud en zorgvorm,
3. samenspel van zorgaanbieders in netwerken,
4. financiering en
5. monitoring.
4 Een zorgcircuit vormt het geheel van zorgprogramma‟s en andere zorgvoorzieningen die wat de organieke
wetgeving betreft eveneens ressorteren onder de bevoegdheid van de Federale overheid en die worden
georganiseerd door middel van een netwerk van zorgvoorzieningen, die een doelgroep of subdoelgroep
achtereenvolgens kan doorlopen (artikel 9ter van de ziekenhuiswet) (artikel 11?) 5 Netwerk van zorgvoorzieningen: een geheel van zorgaanbieders, zorgverstrekkers, instellingen en diensten,
die, wat de organieke wetgeving betreft, ressorteren onder de bevoegdheid van de Federale overheid, en die
samen voor een nader te omschrijven doelgroep van patiënten en binnen een te motiveren
gebiedsomschrijving, één of meerdere zorgcircuits aanbieden, in het kader van een instellingsoverschrijdend
juridisch geformaliseerde samenwerkingsovereenkomst.
Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg
25
Er werd gekozen om zorgcircuits en zorgnetwerken experimenteel en gefaseerd te
realiseren door:
het opzetten van nieuwe, specifieke zorgvormen door middel van pilootprojecten
(vanaf eind jaren 90): forensische kinder- en jeugdpsychiatrie, outreaching,
psychiatrische zorg in de thuissituatie, anorexia, sterk gedragsgestoorde en/of
agressieve jongeren;
de opstart van de therapeutische projecten (2007): een overlegfunctie rond individuele
patiënten;
de opstart van het transversaal overleg (2007): een overlegfunctie op niveau van het
netwerk van zorgaanbieders.
In 2010 wordt het GGZ-aanbod vervolgens nog verder gediversifieerd via de reallocatie
van bestaande middelen via de implementatie van artikel 107 uit de „wet betreffende de
ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen‟ (gecoördineerd op 10 juli 2008 (B.S.
7.XI.2008)) en een investering van bijkomende middelen. In Artikel 107 staat vermeld dat
de Koning in specifieke financieringswijzen kan voorzien om, op experimentele basis en
beperkt in de tijd, een prospectieve en programmageoriënteerde financiering van
zorgcircuits en netwerken mogelijk te maken. Het levert dus een financieringstechniek die
psychiatrische ziekenhuizen op een andere manier laat omspringen met de middelen die
eraan werden toegekend door de minister van Sociale zaken en Volksgezondheid. Deze
andere toepassing van middelen moet toelaten dat er voorzieningsoverschrijdende
zorgprogramma‟s uitgewerkt worden voor de drie leeftijdsdoelgroepen, binnen nog af te
bakenen werkingsgebieden (zie artikel 11 van dezelfde ziekenhuiswet). In een eerste
pilootfase beperkt de verandering zich echter tot de leeftijdsdoelgroep van de volwassenen.
Men wenst een model in te voeren dat het mogelijk maakt dat personen met psychische
problemen in hun thuisomgeving kunnen blijven en hun oorspronkelijke sociale weefsel
kunnen behouden. Dit via het invoeren van een aantal minimale functies waardoor
geïndividualiseerde therapeutische trajecten mogelijk worden:
Functie 1: activiteiten inzake preventie en promotie van GGZ, vroegdetectie, screening
en diagnosestelling en eerste behandeling.
Functie 2: ambulante intensieve behandelteams voor zowel de acute als chronische
problemen inzake geestelijke gezondheid.
Functie 3: psychosociale rehabilitatieteams die werken rond reïntegratie op het vlak
van arbeid, leren en sociale inclusie.
Functie 4: intensieve residentiële behandelunits voor zowel de acute als chronische
problemen inzake geestelijke gezondheid en indien een opname noodzakelijk is.
Hoofdstuk 1
26
Functie 5: specifieke woonvormen waarin zorg kan aangeboden worden indien het
thuismilieu of het thuisvervangend milieu niet in staat is om de nodige zorg te
organiseren.
Bij het invoeren van deze functies is het belangrijk dat dit gestoeld is op de visie van
herstel en empowerment (zie 1.2.1) en dat men zich niet louter op organisatorische
veranderingen richt. Er wordt ook een geïntegreerde en globale aanpak nagestreefd. Dit wil
zeggen dat elk van de functies en hun middelen zich zullen moeten aanpassen om samen
tot een complementair geheel te komen. Daarom wordt er slechts een minimaal kader
gedefinieerd en zal er daarnaast een beroep gedaan worden op de creativiteit van de
actoren in het werkveld om tot een samenwerkingsnetwerk te komen.
Op 21 mei 2010 werd een Nationaal Informatiemoment georganiseerd waarop alle
belanghebbenden van de GGZ uitgenodigd werden. Hier werden de bilaterale gidsen „Naar
een betere GGZ door de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken6‟ voorgesteld en werd
praktische informatie verstrekt over de kandidaatstelling voor de uitvoering van
experimentele projecten in verband met de uitvoering van artikel 107. De geselecteerde
experimentele projecten gaan vanaf januari 2011 van start.
3 Besluit
In verschillende landen deden er zich de afgelopen eeuw zowel organisatorische als
inhoudelijke veranderingen voor in de geestelijke gezondheidszorg. Organisatorisch is er
een ontwikkeling gaande naar een gedecentraliseerde en gemeenschapsgerichte geestelijke
gezondheidszorg. Dit houdt in dat de zorg door het ziekenhuis en door de samenleving
worden samengebracht en dat er getracht wordt om de zorg zoveel mogelijk in de
natuurlijke omgeving van de patiënt aan te bieden. Wereldwijd worden psychiatrische
bedden afgebouwd en wordt er zorg in de samenleving voorzien. Hierbij zijn ook
inhoudelijke veranderingen noodzakelijk, zoals het toepassen van de principes van
psychosociale rehabilitatie en het opbouwen van maatschappelijke steunsystemen.
Ook in België vindt er een ontwikkeling plaats naar een meer gemeenschapsgerichte
geestelijke gezondheidszorg. In 2010 wordt hiermee een verdere stap gezet via de
implementatie van artikel 107 uit de „wet betreffende de ziekenhuizen en andere
verzorgingsinrichtingen‟ (gecoördineerd op 10 juli 2008 (B.S. 7.XI.2008)). Deze wet laat
psychiatrische ziekenhuizen toe om op een andere manier om te springen met de eraan
toegekende middelen zodat psychiatrische bedden afgebouwd kunnen worden en er meer
6 Deze gidsen werden goedgekeurd tijdens de interministeriële conferentie Volksgezondheid van 26 april
2010
Een nieuwe geestelijke gezondheidszorg
27
zorg in de samenleving kan worden opgericht. Op 21 mei 2010 werd dit voorgesteld op een
Nationaal Informatiemoment en werd er praktische informatie verstrekt over de
kandidaatstelling. Vanaf januari 2011 zullen de pilootprojecten van start gaan.
28
29
Hoofdstuk 2
De psychiatrische gezinsverpleging in België
De psychiatrische gezinsverpleging is een vorm van behandeling die gericht is op
rehabilitatie van psychiatrische patiënten met langdurige en meervoudige hulpvragen. De
patiënten kunnen (op korte termijn) niet zelfstandig functioneren en kunnen niet (meer) in
hun eigen milieu opgevangen worden. Dit systeem bestaat al sinds de 14e eeuw in Geel en
sinds 1884 in Lierneux.
In dit hoofdstuk staat de psychiatrische gezinsverpleging in Geel centraal. Vijf aspecten
komen hier aan bod, gevolgd door een besluit.
1. De geschiedenis
2. De regelgeving
3. De huidige werking van de psychiatrische gezinsverpleging
4. De sterktes en de zwaktes van de psychiatrische gezinsverpleging
5. De psychiatrische gezinsverpleging in beweging
6. Besluit.
De informatie is grotendeels afkomstig van de website van het OPZ Geel
(www.opzgeel.be), interne documenten van het OPZ Geel en gesprekken met
personeelsleden. Indien er andere bronnen geraadpleegd werden, wordt dit steeds vermeld.
1 De geschiedenis
De psychiatrische gezinsverpleging in Geel kende haar geboorte bij de bouw van de Sint-
Dimpnakerk in 1349. Bedevaarders gingen er naartoe om Sint-Dimpna te aanroepen voor
allerlei ziektes en in het bijzonder voor krankzinnigheid. Na hun verblijf keerden niet alle
zieken terug naar hun plaats van herkomst en werd een deel van hen in Geelse gezinnen
ondergebracht. Dit was de start van de psychiatrische gezinsverpleging in Geel.
In het midden van de 17e eeuw kende de psychiatrische gezinsverpleging in Geel een grote
groei. Vele personen met psychische problemen uit Vlaamse dorpen en steden werden naar
Geel gezonden om financiële redenen: de Geelse oplossing was goedkoper dan hen op te
sluiten in instellingen. Het aantal patiënten steeg van 200 in 1800 tot 400 in 1820. In die
tijd had de gezinsverpleging nog niets te maken met geneeskunde en werd ze
georganiseerd door de kanunniken van de Sint-Dimpnakerk. Hier kwam verandering in
toen in 1838 besloten werd om een geneesheer te benoemen en er in 1840 een medische
commissie opgericht werd.
Hoofdstuk 2
30
Tussen 1850 en 1940 stroomden er ook patiënten van andere Europese landen toe
(voornamelijk Nederland, Frankrijk, Duitsland). Oorzaken hiervan zijn de bezoeken van
buitenlandse dokters, buitenlandse reizen van Geelse dokters, internationale congressen en
de reputatie van de directeurs en de andere artsen (Boeckx & Vandecruys, 2010). Tegen
1900 verbleven er rond de 2000 patiënten in de stad. Dit aantal groeide nog tot 3736 in
1938.
In 1884 ontstond de psychiatrische gezinsverpleging in Lierneux op vraag van de
afgevaardigden van de provincie Luik die graag wilden dat personen met psychische
problemen uit Wallonië opgevangen werden in Franstalige gezinnen.
In 1983 werd „de Sanokliniek‟ opgericht omdat er in de regio Kempen nood was aan een
algemeen psychiatrisch ziekenhuis. De Sanokliniek en de Gezinsverpleging vormen
sindsdien de twee grote entiteiten van het Openbaar Psychiatrisch ziekenhuis Geel. In 1991
werden de psychiatrische gezinsverpleging en de regionale psychiatrische kliniek officieel
geïncorporeerd in het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel (OPZ)7. De psychiatrische
gezinsverpleging werd toen ook officieel erkend bij koninklijk besluit (KB, 10 april 1991 -
zie onderdeel 2).
In 2000 werd in het strategisch plan van het OPZ beslist om te werken met vier divisies,
namelijk: „jongeren‟, „volwassenen‟, „ouderen‟ en „rehabilitatie‟. De divisies „jongeren‟,
„volwassenen‟ en „ouderen‟ bieden zorg op maat aan specifieke doelgroepen van patiënten
met een acute of complexe problematiek. Het verblijf in de ziekenhuizen is kort en gericht
op observatie, diagnosestelling en het starten van een behandeling. De divisie
„rehabilitatie‟ heeft een ruim aanbod voor mensen die langdurige zorg nodig hebben. De
psychiatrische gezinsverpleging maakt hiervan deel uit (naast residentiële faciliteiten,
workshops, twee dagactiviteitencentra, een ontspanningsdienst …).
2 De regelgeving
De psychiatrische gezinsverpleging wordt bij wet geregeld door het KB van 10 april 1991
(KB houdende vaststelling van de normen waaraan de functie van psychiatrische
gezinsverpleging moet voldoen om te worden erkend) (zie bijlage 1). Dit KB schrijft zowel
de algemene bepalingen, de architectonische, functionele en organisatorische normen als
de overgangsmaatregelen voor. OPZ Geel beschikt over 538 erkende plaatsen in
7 In het kader van Beter Bestuurlijk Beleid is het OPZ Geel sinds 1 januari 2007 omgevormd tot een extern
verzelfstandigd agentschap (EVA) binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van de
Vlaamse Overheid. Als EVA hebben ze een eigen rechtspersoonlijkheid en een eigen raad van bestuur.
Voortaan heet de organisatie voluit Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel.
De psychiatrische gezinsverpleging in België
31
pleeggezinnen (tf) en 120 ziekenhuisbedden ter ondersteuning hiervan (Tf). CHS l‟Accueil
te Lierneux beschikt over 120 erkende plaatsen in pleeggezinnen (tf) en 18
ziekenhuisbedden (Tf).
In de „Algemene bepalingen‟ staat: „de functie van psychiatrische gezinsverpleging
(kenletter Tf) is een hospitalisatievorm te bieden voor psychisch gestoorde patiënten, van
wie het psychische en sociale evenwicht enkel kan gehandhaafd blijven mits de
permanente zorg verstrekt door een pleeggezin en de therapeutische begeleiding van een
multidisciplinair behandelingsteam, binnen het organisatorische kader van een
psychiatrische ziekenhuisdienst.‟ Het feit dat patiënten ingeschreven zijn in een
ziekenhuisbed houdt in dat de architectonische, functionele en organisatorische normen
voor de T-diensten integraal van toepassing zijn op de psychiatrische gezinsverpleging. Dit
houdt onder andere in dat het OPZ Geel en CHS l‟Accueil verplicht zijn om inclusieve
zorg te verlenen.
Het KB regelt ook de vergoeding voor de instelling (forfait per ligdag) en voor de
pleeggezinnen. Deze worden aangepast aan het gezondheidsindexcijfer. De psychiatrische
gezinsverpleging in Geel en Lierneux worden respectievelijk gefinancierd door het RIZIV
en het INAMI. Per dag per patiënt krijgt het OPZ Geel € 43,39 (augustus 2009). Daarvan
gaat er gemiddeld € 18,20 naar de pleeggezinnen. Deze vergoeding is belastingvrij en
wordt als volgt berekend:
De pleeggezinnen krijgen een basisgedrag van 17,32 euro per dag wanneer de patiënt
in het pleeggezin verblijft
De pleeggezinnen krijgen een extra vergoeding indien:
de patiënt ouder is dan 65 jaar,
de patiënt ouder is dan 75 jaar,
er een wastafel met stromend water is op de kamer van de patiënt,
er centrale verwarming is op de kamer van de patiënt,
de patiënt een handicap heeft die extra verzorging vraagt
3 De huidige werking van de psychiatrische gezinsverpleging
In wat volgt wordt getracht een genuanceerd beeld te geven van de huidige werking van de
psychiatrische gezinsverpleging. Hierbij wordt achtereenvolgens ingegaan op de doelgroep
(3.1), de pleeggezinnen (3.2), de wijkcentra (3.3), werk, activiteiten en ontspanning (3.4),
het hygiënisch centrum (3.5), de begeleiding (3.6), de Tf-bedden (3.7) en het
Observatiehuis (3.8).
Hoofdstuk 2
32
3.1 De doelgroep
3.1.1 Problematiek
Boeckx en Vandecruys (2010) geven aan dat de psychiatrische gezinsverpleging gericht is
op rehabilitatie van psychiatrische patiënten met langdurige en meervoudige hulpvragen.
Het betreft chronische psychiatrische patiënten van wie sommigen ook een ingrijpende
persoonlijkheidsstoornis of een lichte tot matige vorm van zwakzinnigheid vertonen. De
laatste tien jaren wordt de problematiek steeds zwaarder, waardoor meer ondersteuning
nodig is (Boeckx & Vandecruys, 2010).
In het verleden werden zowel personen met psychiatrische problemen als personen met een
verstandelijke beperking opgenomen. De laatste jaren is dit niet meer het geval en wil de
psychiatrische gezinsverpleging zich richten op het behandelen van personen met
psychiatrische problemen (eventueel in combinatie met een verstandelijke beperking) en
niet meer van personen met enkel een verstandelijke beperking. Oudere patiënten met
enkel een verstandelijke beperking kunnen in de psychiatrische gezinsverpleging blijven,
maar voor nieuwe patiënten is een DSM-IV-diagnose een vereiste. Bij de opnames in de
laatste vijftien jaren kwamen in het OPZ Geel de volgende diagnoses voor8: 38% met
vooral gedragsstoornissen (al dan niet in combinatie met mentale beperking), 33% met
psychotische problematiek, 14% persoonlijkheidsstoornissen, 9% stemmingsstoornissen en
6% allerlei.
3.1.2 Leeftijd
Momenteel is de psychiatrische gezinsverpleging voornamelijk gericht op volwassenen en
ouderen. In het verleden werden er echter ook kinderen opgenomen. Het grootste aantal
kinderen kwam er na de oprichting van de Afdeling voor Abnormale Kinderen in 1922. Na
1950 liep dit aantal sterk terug (Boeckx & Vandecruys, 2010).
Sinds 2009 startte het OPZ Geel met een „proefproject voor kinderen en jongeren in
psychiatrische gezinsverpleging‟ op vraag van de Vlaamse minister van Welzijn,
Volksgezondheid en Gezin. In dit project brengt het OPZ zijn unieke expertise in
pleegzorg samen met de ervaring die het zorgcentrum de jongste jaren opbouwde in
kinder- en jeugdpsychiatrie. Na de eerste voorbereidende stappen is het team van start
gegaan met de screening van een aantal pleeggezinnen en zijn een zestal kinderen en
jongeren in gezinnen geplaatst.
8 Informatie Wilfried Bogaerts, psycholoog OPZ
De psychiatrische gezinsverpleging in België
33
Proefproject voor kinderen en jongeren in psychiatrische gezinsverpleging
Het proefproject is bedoeld voor minderjarigen met een meervoudige en langdurige
psychiatrische problematiek die niet acuut is. Het zijn kinderen en jongeren die voor
langere tijd aangepaste zorg nodig hebben, maar moeite hebben om zich in een groep te
handhaven. Vaak vinden we hen in MPI‟s (Medisch Pedagogisch Instituut) en OBC‟s
(Observatie- en behandelingscentrum), afgewisseld met korte of langere verblijven op een
K-dienst (Kinderpsychiatrische afdeling). Aangezien de leefomstandigheden in groep vaak
voor overprikkelende situaties zorgen, biedt het verblijf in een gezin hen meer groeikansen
doordat ze daar meer rust, geborgenheid, structuur en duidelijkheid kunnen vinden.
Van de gezinnen die deze kinderen/jongeren opvangen, wordt verwacht dat ze een veilige
en kindvriendelijke omgeving kunnen bieden en dat ze graag omgaan met
kinderen/jongeren uit de doelgroep. Ook openheid over de omgang met de
kinderen/jongeren, gedragsmoeilijkheden of ongewoon en vreemd gedrag is nodig. Verder
moeten pleegouders bereid zijn om het contact van het kind met zijn gezin of omgeving
van herkomst te ondersteunen.
Er zijn verschillende vormen van zorg mogelijk, afhankelijk van de hulpvraag van het kind
en de mogelijkheden van het pleeggezin. Zo kan het gaan over voltijdse of deeltijdse zorg
en zijn er verschillen wat begeleidingsduur betreft. De pleeggezinnen krijgen een
financiële vergoeding van 25 euro per dag.
Het pleeggezin wordt vanuit het OPZ ondersteund door het team „Gezinsverpleging
Kinderen/Jongeren‟. Deze ondersteuning is vergelijkbaar met deze uit de psychiatrische
pleegzorg voor volwassenen. Zo is er een permanentiesysteem waarop pleegouders 24 uur
op 24 een beroep kunnen doen, is er een crisisopname op de K-dienst mogelijk of wordt er
samen met het pleeggezin gezocht naar alternatieve opvang wanneer het gezin tijdelijk niet
voor het kind of de jongere kan zorgen wegens ziekte of vakantie. Daarnaast is er voor het
pleegkind een kinderpsychiatrische opvolging en psychotherapeutische of medicamenteuze
ondersteuning voorzien. Verder wordt er gewerkt met een begeleidingsplan in functie van
de realisatie van een aantal ontwikkelingskansen voor het kind.
3.1.3 Verblijfsduur
De verblijfsduur in de psychiatrische gezinsverpleging is niet gelimiteerd. De patiënten
kunnen voor korte of langere tijd bij een pleeggezin inwonen, afhankelijk van hun noden.
De meerderheid van de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging zijn patiënten met
meervoudige zorgvragen die langdurig in een gezin verblijven (bv. patiënten met een
verstandelijke beperking die ook lijden aan een psychiatrische stoornis of patiënten met
een psychotische stoornis die door hun ziekte op het vlak van zelfredzaamheid hebben
ingeboet). De laatste jaren melden er zich echter meer patiënten aan die voor een korte
periode in een pleeggezin willen verblijven, bijvoorbeeld als overgangsfase naar beschut of
Hoofdstuk 2
34
zelfstandig wonen. In het CHS l'Accueil te Lierneux bestaan er hierdoor twee vormen van
psychiatrische gezinsverpleging9:
Traditionele gezinsverpleging voor patiënten die zich nog moeilijk kunnen reïntegreren
in de samenleving. Deze vorm van pleegzorg is langdurig.
Gezinsverpleging in het kader van readaptatie voor patiënten die zich om persoonlijke,
familiale of sociale redenen niet onmiddellijk kunnen reïntegreren in hun
oorspronkelijk milieu na een verblijf in een ziekenhuis. Dit betreft een korter verblijf
dan in de traditionele gezinsverpleging.
3.1.4 Opnamecriteria
Niet alle patiënten komen in aanmerking voor psychiatrische gezinsverpleging. Er zijn een
aantal opnamecriteria vastgelegd (bv. de problematiek dient gestabiliseerd te zijn, er dient
enige vorm van communicatie mogelijk te zijn, het sociale gedrag moet het leven in een
gezinscontext toelaten …10
). Deze criteria worden soepel gehanteerd. Wel wordt steeds
nagegaan of het verblijf van de patiënt de integriteit van het gezin niet schaadt.
3.2 De pleeggezinnen
In het KB van 10 april 1991 staat beschreven waaraan de woning van het pleeggezin dient
te voldoen (artikel 6):
Elke patiënt moet over een individuele kamer beschikken die voldoet aan goede
hygiënische voorwaarden
De kamer moet een oppervlakte van minstens 8 m2
hebben.
De kamer moet voorzien zijn van een venster en elektrische verlichting en verder
voldoende comfort vertonen.
De kamer moet deel uitmaken van de woning en gemakkelijk toegankelijk zijn.
Elke patiënt moet over een bed, een kast en een nachttafeltje beschikken. Dit
minimummeubilair wordt door het centraal ziekenhuis geleverd.
9 http://www.chsa.be/node/44
10 Bron: interne documenten OPZ Geel „ projectgroep „diversiteit in pleeggezinnen‟ van donderdag 11 januari
2007
De psychiatrische gezinsverpleging in België
35
In artikel 9 komen de „functionele normen‟ aan bod. Van het pleeggezin worden de
volgende zaken verwacht:
De woning van het pleeggezin moet gevestigd zijn in een geografisch gebied dat door
het behandelingsteam gemakkelijk kan bereikt worden (dit geografisch gebied wordt
vastgelegd bij ministerieel besluit).
Het pleeggezin moet zich onderwerpen aan een zorgvuldig onderzoek inzake de
architectonische normen, de kwaliteit van de aan te bieden zorgen, de opvangcapaciteit.
Het pleeggezin moet instaan voor het bieden van huisvesting, gezamenlijke maaltijden,
affectieve opvang en de non-professionele zorg zoals toezicht, resocialisering,
stimulering van de therapietrouw en aandacht voor de lichamelijke hygiëne.
Er kunnen niet meer dan drie patiënten in eenzelfde pleeggezin worden ondergebracht.
In CHS l‟Accueil te Lierneux kunnen patiënten in sommige gezinnen ook autonoom in het
gezin verblijven: dit wil zeggen dat ze over hun eigen slaapkamer, keuken, badkamer en
salon beschikken in de woning van het pleeggezin. Daarnaast wordt er ook een uitgebreid
dossier opgesteld van het toekomstige pleeggezin waarin onder andere de volgende
informatie aan bod komt: informatie over het huis, de motivatie en de verwachtingen,
voorkeur type patiënt, regels van het gezin (bv. niet roken op de kamer), aanbod aan
ontspanning/vrije tijd voor de patiënt …
Roosens (2001) geeft vanuit zijn interviews met pleeggezinnen aan dat pleegouders het als
een verantwoordelijkheid zien om de patiënt te integreren in hun leven, (bv. door samen
naar de televisie te kijken, verjaardagen te vieren, op vakantie te gaan …). Hierbij geeft hij
ook aan dat veel pleegouders het belangrijk vinden dat de patiënten affectie opbrengen en
appreciatie laten blijken voor de warmte die ze ontvangen. Wanneer er geen wederzijdse
affectieve band opgebouwd kan worden, rijst er een probleem. Pleegouders zijn bereid heel
veel te tolereren, maar affectie en erkenning mogen niet ontbreken.
Vroeger kregen de pleeggezinnen weinig begeleiding in de aanpak van de patiënt en werd
ook informatie over de psychiatrische toestand van de patiënten tot een strikt minimum
beperkt. Het hoofddoel hiervan was dat de patiënt een nieuwe start kan maken, onbelast
door het verleden. Nog steeds gaat men voor een alledaagse en niet-therapeutische aanpak
in de pleeggezinnen waarbij de pleegouders zich zo weinig mogelijk mengen in de
behandeling van de patiënten. Wel komt er steeds meer aandacht voor het informeren van
het gezin (bv. over wat ze van de patiënt kunnen verwachten of bij welke symptomen ze de
wijkverpleegkundige moeten verwittigen) en krijgen ze gedragsgerichte hulp en
begeleiding in het omgaan met de patiënt (zie 3.6). Dit is zeker het geval in het
proefproject voor kinderen en jongeren (zie 3.1.2), waar de pleegouders actief betrokken
worden in de behandeling. In CHS l‟Accueil wordt elk jaar ook een vormings- of
informatiedag georganiseerd voor de pleeggezinnen.
Hoofdstuk 2
36
Het OPZ Geel werkt ook met opvanggezinnen. Dit zijn gezinnen die voor een beperkte
periode de rol van pleeggezin op zich nemen wanneer het pleeggezin tijdelijk niet voor de
patiënt kan zorgen (bv. wegens ziekte of vakantie). Het opvanggezin wordt rechtstreeks
betaald vanuit het OPZ Geel. De wijkverpleegkundige van de betreffende patiënt blijft de
cliënt volgen, ook als het opvanggezin in een andere wijk woont.
3.3 De wijkcentra
In 2006 werd een decentralisatie doorgevoerd in de psychiatrische gezinsverpleging in
OPZ Geel. Geel werd geografisch ingedeeld in drie teams met elk een eigen wijkcentrum
(de Statie, Larum en Campus). Deze wijkcentra beschikken over een volwaardige
multidisciplinaire equipe én een dagactiviteitencentrum. De wijkcentra zijn laagdrempelig
en willen een open huis zijn. De patiënten kunnen er terecht voor alle dienstverlening die
het OPZ hen biedt, bv. voor consultaties bij de psychiater, de huisarts, de psycholoog en de
maatschappelijk werker. Ook de pleeggezinnen kunnen in het wijkcentrum terecht met hun
vragen of problemen.
3.4 Werk, activiteiten en ontspanning
De impact van de hulpverleners op het vlak van werk, activiteiten en ontspanning is de
laatste veertig jaren sterk toegenomen in het OPZ Geel. Vroeger werden patiënten vaak
door het pleeggezin ingezet om mee te helpen met de landbouw. Aangezien de landbouw
meer en meer teruggedrongen is, moest er naar alternatieven gezocht worden om in een
zinvolle dagbesteding te voorzien. Nu gaat meer dan de helft van de patiënten overdag
werken of naar een activiteitencentrum, begeleid door personeel van het OPZ Geel. Men
verwacht dat de rol van het professionele personeel nog zal toenemen met de verdere
vergrijzing van de patiënten en de pleeggezinnen.
In wat volgt worden de mogelijkheden op het vlak van werk, activiteiten en ontspanning in
het OPZ Geel achtereenvolgens toegelicht.
3.4.1 Werk
Via de dienst Arbeidszorg kunnen patiënten buitenshuis werken. Patiënten kunnen er
terecht in arbeidsateliers of „begeleid werken‟11
.
11 Het gaat hier niet om „Begeleid Werken‟ als algemene term en vertaling van „Supported Employment‟
aangezien het daar de doelstelling is dat de personen terugkeren naar het reguliere arbeidscircuit.
De psychiatrische gezinsverpleging in België
37
Arbeidsateliers
De arbeidsateliers zijn bedoeld voor patiënten die het (nog) niet aankunnen om buiten
het veilige kader van het OPZ aan de slag te gaan. Er zijn verschillende arbeidsateliers
om zoveel mogelijk tegemoet te kunnen komen aan de wensen en voorkeuren van de
patiënten: houtbewerking en fietsenatelier, industrieel atelier, hofploeg. Per dag kunnen
er 80 patiënten terecht.
Begeleid werken
In „begeleid werken‟ worden patiënten als vrijwilliger ingeschakeld in het normale
arbeidscircuit. Het gaat om personen met een psychische beperking die om
persoonlijke en/of maatschappelijke redenen (nog) niet kunnen werken in het reguliere
of beschermde arbeidscircuit. Begeleid werken kan plaatsvinden in een interne of een
externe werkplaats.
Interne werkplaats: patiënten kunnen van een halve dag tot vijf dagen per week in
het OPZ werken onder leiding van personeel van het ziekenhuis (bv. logistieke
taken op een afdeling, ondersteunende taken bij de technische dienst …)
Externe werkplaats: patiënten kunnen in een plaats buiten het OPZ werken.
Hiervoor wordt samengewerkt met een dertigtal bedrijven (bv. zorgboerderijen). Er
wordt steeds geprobeerd een goede match tussen de patiënt en de externe
werkplaats te maken.
Zowel in de arbeidsateliers als in „begeleid werken‟ krijgen patiënten een
onkostenvergoeding voor de geleverde arbeid van 0,30 euro per dagdeel (er zijn vier
dagdelen per dag). Aangezien de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging
gehospitaliseerd zijn, is het uitvoeren van reguliere arbeid voor hen niet mogelijk.
3.4.2 Activiteiten
Voor activiteiten kunnen de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging terecht in de
dagactiviteitencentra, de bejaardenclub of het kunsthuis Yellow Art.
Dagactiviteitencentra
Aan elk van de drie wijkcentra is een activiteitencentrum verbonden. Deze
activiteitencentra zijn elke weekdag open. Er wordt met een vast schema gewerkt. In de
voormiddag worden er verschillende activiteiten aangeboden (bv. crea, zang,
praatgroep, gymnastiek, industrieel werk, groepswerk, koken …). In de namiddag is
het aanbod gericht op individuele vragen van de patiënten of worden er
groepsactiviteiten georganiseerd.
Hoofdstuk 2
38
Bejaardenclub
De bejaardenclub “‟t Gezelschap” biedt dagactiviteiten aan voor de oudere patiënten
van de psychiatrische gezinsverpleging. Het is bedoeld voor wie wegens leeftijd of
toenemende lichamelijke problemen niet meer kan deelnemen aan het programma in de
dagactiviteitencentra of de arbeidsateliers. De trefwoorden zijn er: rust, genieten,
animatie en gezelligheid.
Kunsthuis Yellow Art
Kunsthuis Yellow Art is er voor mensen met artistieke talenten en gedrevenheid, die
door hun psychische stoornis al dan niet tijdelijk een aangepast kader nodig hebben om
zich artistiek te kunnen ontplooien. In een ongedwongen maar toch serieuze werksfeer
krijgen de deelnemers de ruimte om te experimenteren en hun eigen artistieke project
uit te werken12
. Bedoeling is dat ze een persoonlijk oeuvre creëren en na verloop van
tijd met hun werk in de openbaarheid treden buiten het circuit van de geestelijke
gezondheidszorg. Om de opening naar de samenleving en de kunstwereld te
verzekeren, worden regelmatig workshops georganiseerd met kunstenaars, en
tentoonstellingen en kunstprojecten opgezet. De bedoeling hiervan is niet alleen
inspirerend en verrijkend te werken, maar ook destigmatiserend.
3.4.3 Sport en ontspanning
Binnen de divisie Rehabilitatie is er een dienst vrije tijd, sport en vrijwilligerswerk die
instaat voor de begeleiding van vrije tijd en sport van (onder andere) de patiënten van de
psychiatrische gezinsverpleging. Daarnaast kunnen patiënten van de psychiatrische
gezinsverpleging ter ontspanning ook terecht in het ateecafé.
Dienst vrije tijd, sport en vrijwilligerswerk
De „dienst vrije tijd, sport en vrijwilligerswerk‟ is actief op drie terreinen, namelijk 1) vrije
tijd en sport, 2) netwerken en 3) vorming en vrijwilligerswerk:
Vrije tijd en sport
Op het vlak van vrije tijd biedt de dienst aan alle patiënten de kans om enkele keren per
jaar op uitstap of met vakantie te gaan. Hierbij houdt men steeds rekening met de
mogelijkheden en de interesses van de patiënt en op basis daarvan is er een zo
gedifferentieerd mogelijk aanbod. Dit brengt met zich mee dat er grote verschillen
bestaan in het aanbod: voor sommige patiënten worden de uitstappen of vakanties tot in
12 Het huidige aanbod bestaat uit beeldende kunst (vrij atelier, lessen in schilderen, tekenen en keramiek)
De psychiatrische gezinsverpleging in België
39
de kleinste details georganiseerd terwijl andere patiënten enkel begeleid worden om de
eigen plannen te realiseren (bv. naar een optreden van Channel Zero in de AB).
Daarnaast hebben alle patiënten toegang tot een vrijetijdswinkel waar ze informatie
kunnen opzoeken rond activiteiten in en rondom Geel, vakantieparticipatie,
sportevenementen in de omgeving, uitstapmogelijkheden … Indien gewenst, worden ze
hierbij geholpen door een personeelslid van de dienst.
Verder loopt er binnen de dienst ook een digitaal project. Hiervoor hebben ze een
computerlokaal met elf computers ter beschikking. Patiënten kunnen er elke werkdag
van 10u tot 16u terecht met diverse vragen, bv. foto‟s opzoeken en/of doorsturen naar
familie, informatie opzoeken rond alleen wonen, muziek op mp3-speler zetten,
voetbaluitslagen bekijken … De begeleiding wordt voornamelijk opgenomen door
vrijwilligers, gecoördineerd door een personeelslid van de dienst.
Ook op het vlak van sport gaat men steeds na wat de mogelijkheden en interesses van
de patiënt zijn om op basis daarvan een zo gedifferentieerd mogelijk aanbod te
verstrekken.
Patiënten kunnen enkele keren per week deelnemen aan de sportactiviteiten die
georganiseerd worden door het sportteam. Het personeel probeert interesse te
wekken en begeleidt wie wil naar een sportvereniging.
Patiënten kunnen deelnemen aan sportactiviteiten die georganiseerd worden door
begeleiders van plaatselijke sportverenigingen in de sporthal van het OPZ Geel.
Patiënten kunnen terecht in plaatselijke sportverenigingen voor „geïntegreerde
sport‟. Hiervoor hebben ze samenwerkingsverbanden gesloten met onder andere
een tennisclub, voetbalclub, volleybalclub, korfbalclub … In deze verenigingen
spelen de patiënten zowel in een ploeg met andere patiënten als in ploegen in het
reguliere circuit.
Het sportteam werkt ook samen met Psylos13
. De missie van Psylos is om de
sportparticipatie van personen met een psychische beperking te verhogen, op maat van
de eigen mogelijkheden, interesses en beperkingen. Psylos gaat voor een kwalitatief
sportaanbod met als doel een zo hoog mogelijke graad van integratie in het
sportlandschap te verkrijgen. Het voorziet in een recreatief sport- en vrijetijdsaanbod in
een exclusief, doelgroepspecifiek kader waar nodig en is gericht op integratie in het
reguliere aanbod waar mogelijk. Een belangrijk principe is dat men per individuele
sporter met een beperking bekijkt wat de mogelijkheden zijn en niet uitgaat van de
soort handicap op zich. Daarnaast wordt ook keuzemogelijkheid als een belangrijk
13 Vlaamse Federatie voor Sport en Recreatie in de Geestelijke Gezondheidszorg (vzw), www.psylos.be
Hoofdstuk 2
40
principe gezien: elke sporter met een beperking moet binnen zijn mogelijkheden én
interesse kunnen kiezen waar en hoe hij gaat sporten.
Netwerken
De „dienst vrije tijd‟ investeert in het opbouwen van netwerken met heel diverse
partners in de Geelse samenleving en randgemeenten. In deze
samenwerkingsverbanden worden verschillende projecten opgezet waarin integratie en
inclusie centraal staan. De projecten hebben als bedoeling om het normalisatieproces
en de verwevenheid van de patiënten met de Geelse omgeving te bevorderen.
Hieronder worden enkele voorbeelden van bestaande samenwerkingsverbanden
gegeven:
Muziekschool: patiënten van de divisie rehabilitatie die naar de muziekschool
willen gaan, kunnen vanaf het eerste jaar een muziekinstrument bespelen (normaal
gezien is dit pas in het tweede jaar) bij een leerkracht die ervaring heeft in het
omgaan met personen met psychiatrische problemen. Via hun vrijetijdspas kan dit
tegen verlaagd tarief.
Kunsthuis: personeel van de stedelijke academie geeft een aantal sessies per jaar les
in het Kunsthuis (zie 3.4.2) waardoor patiënten in deze diensten een verlaagd tarief
kunnen genieten.
Cultuurcentrum: patiënten hebben de mogelijkheid om een voorstelling uit tien
voorgeselecteerde voorstellingen te kiezen waar ze tegen verminderde prijs naartoe
kunnen (via vrijetijdspas) samen met een vrijwilliger (gratis). Er zijn voor elk van
deze tien voorstellingen acht gekoppelde plaatsen voorzien, verspreid in de zaal (=
project Toegankelijke Cultuur).
Samenwerking Atheneum Geel: patiënten werden betrokken bij de uitwerking van
een project rond destigmatisatie van de psychiatrische patiënt door leerlingen van
persoonszorg.
Gheelamania: patiënten spelen een figurantenrol in totaalspektakel van de stad voor
ongeveer 12.000 personen samen met 400 andere amateur acteurs in 15 optredens.
Natuurpunt: patiënten helpen bij de paddenoverzet
…
Op het vlak van samenwerkingsverbanden zijn er in de loop van de jaren twee
veranderingen opgetreden. Een eerste verandering betreft de afzonderlijke activiteiten
die men vroeger vaak organiseerde voor de patiënten terwijl ze nu betrokken worden
bij de algemene activiteiten die georganiseerd worden en hierdoor meer deel uitmaken
van de gemeenschap. Een tweede verandering de „dienst vrije tijd‟ die vroeger zelf bij
verschillende organisaties moest aankloppen om te vragen of en hoe deze een rol kon
De psychiatrische gezinsverpleging in België
41
spelen. Die situatie is intussen omgekeerd: er komt nu veel initiatief van de Stad Geel
die dit expliciet in haar geïntegreerd beleidsplan vermeldt en Geelse organisaties en
verenigingen ertoe aanzet dit mee vorm te geven.
Vorming en vrijwilligerswerk
De „dienst Vrije Tijd‟ organiseert ook vorming voor patiënten (individueel of in groep)
en coördineert het vrijwilligerswerk.
Wat de vorming betreft, doen ze een gericht en laagdrempelig aanbod. Voorbeelden
van deze vormingen zijn de volgende:
Bij de omschakeling van de Belgische frank naar euro (2002) werden er
vormingspakketten gegeven op verschillende niveaus
Toen de belbus ingevoerd werd in Geel werd er vorming gegeven over het gebruik
hiervan
Algemene basiscursussen rond computers via digiproject ondersteund door
vrijwilligers. Patiënten die meer willen leren, worden doorverwezen naar het
Centrum voor Basiseducatie.
Vorming door een bibliotheekmedewerker met als bedoeling om interesse te
wekken en de drempel te verlagen om naar de bibliotheek te gaan.
…
De „dienst Vrije Tijd‟ coördineert ook het vrijwilligerswerk. Vrijwilligers worden
ingezet voor uiteenlopende taken, bv. daguitstappen en vakanties begeleiden, wandelen
met patiënten, helpen bij bezigheidstherapieën en ontspanningsactiviteiten (knutselen,
sport, hobbyclub), helpen bij maaltijden, gezelschapsspelen begeleiden,
vormingsactiviteiten geven (bloemschikken, themanamiddagen, computerlessen) …
Het ateecafé
In het ateecafé kunnen cliënten van de divisie Rehabilitatie op een gezellige manier hun
vrije tijd doorbrengen. Het gebouw is dicht bij het centrum van de stad gelegen en relatief
ver weg van het OPZ. De cliënten kunnen er terecht tijdens de werkuren, in de weekends
en op feestdagen.
3.5 Het hygiënisch centrum
In de regelgeving staat beschreven dat een hygiënisch centrum een vereiste is om in
psychiatrische gezinsverpleging te kunnen voorzien. „Voor het waarborgen van
hygiënische en sanitaire zorgen dient dit centrum uitgerust te zijn met ligbaden, stortbaden
Hoofdstuk 2
42
en toiletten, afzonderlijk voor mannen en voor vrouwen, met lokalen voor voet- en
haarverzorging, een wachtlokaal, consultatielokaal en een personeelslokaal (Art. 5(1))‟.
OPZ Geel beschikt over een hygiënisch centrum. Patiënten kunnen er wekelijks of
tweewekelijks langs komen zodat toezicht gehouden kan worden op hun hygiëne en
lichamelijke gezondheid. Hierin zijn er zowel voor de mannen als de vrouwen een hoog-
laag bad, een zitdouche en verschillende gewone douches voorzien. Ook is er een kapper
en pedicure aanwezig. Daarnaast is er een lokaal voor een verpleegkundige waar bepaalde
parameters genomen worden (bv. gewicht, bloeddruk …). Dit laatste heeft ook als
bedoeling dat de patiënten eventuele problemen kunnen aankaarten zonder dat het
pleeggezin in de buurt is.
In principe zijn de patiënten niet verplicht om naar het hygiënisch centrum te gaan. Ze zijn
vrij om zelf voor hun hygiëne in te staan of naar een kapper of pedicure naar keuze te gaan.
Sommige patiënten worden wel door het personeel verplicht om naar het hygiënisch
centrum te gaan wanneer blijkt dat ze zelf niet voor hun hygiëne kunnen instaan.
In CHS l‟Accueil te Lierneux kunnen de patiënten op dinsdag en donderdag in het
ziekenhuis terecht voor hygiëne en lichamelijke zorgen. Op die dagen is er ook een
verpleegkundige en een dokter beschikbaar voor een consult.
3.6 De begeleiding
Het OPZ Geel hecht veel belang aan een intensieve en professionele begeleiding van de
pleeggezinnen en de patiënten.
De begeleiding van het pleeggezin: een continu proces.
De eerste fase van de begeleiding gaat in vanaf het eerste contact met een mogelijk
pleeggezin. In deze fase wordt het gezin begeleid en geïnformeerd door een team van
deskundigen. Er wordt ingegaan op vragen als: Kom ik in aanmerking om pleeggezin te
worden? Wat mag ik als pleeggezin verwachten? Wat wordt er van mij als pleeggezin
verwacht?
Eenmaal een patiënt en een pleeggezin zijn samengebracht én de kennismaking voor beide
partijen positief is verlopen, wordt het gezin voorbereid op de komst van de patiënt. Samen
met de wijkverpleegkundige worden er afspraken gemaakt rond de dagindeling, de aanpak
en de begeleiding van de patiënt. Dit wordt vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst
tussen het pleeggezin en OPZ Geel. Hierin staat beschreven waarop het pleeggezin recht
heeft (bv. vergoeding, ondersteuning, informatie) en wat er van het pleeggezin verwacht
wordt (bv. op vlak van de woning, kosten, hygiëne en gezondheid).
In de eerste maanden na de plaatsing worden het pleeggezin en de patiënt intensief
opgevolgd. In het begin van het verblijf en in moeilijke periodes kan het gebeuren dat er
De psychiatrische gezinsverpleging in België
43
dagelijks contact wordt gelegd. Wanneer het verblijf goed verloopt, wordt deze frequentie
verminderd tot minstens één keer per maand. Daarnaast kan het pleeggezin steeds terecht
bij een verpleegkundige via een permanentiedienst (24u op 24u).
De wijkverpleegkundigen
In de dagelijkse werking zijn de wijkverpleegkundigen de spilfiguren. Eén
verpleegkundige is verantwoordelijk voor gemiddeld 35 patiënten. De
wijkverpleegkundige staat in voor de continuïteit van de psychiatrische behandeling en
begeleidt de patiënt en het pleeggezin. Zij gaan langs bij de pleeggezinnen om te kijken of
alles vlot verloopt en om de voorgeschreven medicatie te leveren. Ze doen ook dienst als
contactpersoon, vertrouwenspersoon en verdediger van de patiënt en het pleeggezin.
Belangrijke troeven voor een wijkverpleegkundige zijn sociale vaardigheden,
conflicthantering en het vermogen om problemen op te lossen.
De wijkverpleegkundigen zijn ook verpleegkundigen in de strikte zin van het woord.
Wanneer een patiënt ziek wordt, zal de verpleegkundige als eerste gecontacteerd worden.
Zij beslist dan of hospitalisatie en verdere medische behandeling of raadpleging van de
dokter nodig is. Er is ook een verpleegkundige equipe die verzorging aan huis biedt, zodat
oudere of zieke patiënten langer in het pleeggezin kunnen wonen.
In CHS l‟Accueil werken momenteel vijf wijkverpleegkundigen. Zij gaan minstens één
keer per veertien dagen naar het gezin voor opvolging en voor het leveren van medicatie.
Afhankelijk van de noden van de familie en de patiënt wordt dit soms opgedreven tot één
keer per week.
De sociale dienst
De sociale dienst probeert te bevorderen dat de patiënten van de psychiatrische
gezinsverpleging een goede relatie onderhouden of ontwikkelen met hun omgeving. Dit
kan gaan over de familieleden, het pleeggezin, de buurt, medepatiënten en het OPZ, maar
ook over de voorlopige bewindvoerder, het ziekenfonds, het OCMW en de overheid.
Medische ondersteuning voor de patiënten
Het OPZ Geel staat volledig in voor de medische ondersteuning van de patiënten:
Medische consultaties: er zijn dagelijkse medische consultaties in het OPZ Geel. Bij de
algemene artsen kunnen patiënten zonder afspraak terecht. Een gesprek bij de
psychiater gebeurt steeds volgens afspraak. Daarnaast zijn zowel een psychiater als een
algemeen geneeskundige permanent beschikbaar. Pleeggezinnen kunnen hiervoor dag
en nacht op een centraal nummer bellen. Indien nodig wordt de OPZ-arts die van wacht
is, opgeroepen.
Hoofdstuk 2
44
Apotheek: het OPZ heeft een eigen apotheek. Indien een patiënt een medisch
voorschrift heeft, dan kan hij/zij de medicatie afhalen in de apotheek of door de
wijkverpleegkundige thuis laten bezorgen.
Kinesitherapie: het OPZ heeft kinesitherapeuten in dienst die de patiënten ook aan
huis kunnen behandelen.
Medisch netwerk: het OPZ heeft een medisch netwerk uitgebouwd en werkt samen
met een aantal tandartsen, oogartsen, en specialisten van het AZ Sint-Dimpna. Het
OPZ zorgt voor vervoer en begeleiding in het geval dat het pleeggezin hier niet
voor kan instaan.
In de wetgeving wordt ruimte gelaten voor het aansluiten bij eerstelijnsdiensten voor
medische ondersteuning: „Waar zulks nuttig of nodig blijkt, zal de functie van
psychiatrische gezinsverpleging erover waken dat een beroep wordt gedaan op de
huisartsen en de thuisgezondheidsdiensten (Art.1§1)‟. In de praktijk is dit echter niet
mogelijk en worden patiënten niet terugbetaald door het RIZIV wanneer ze naar een arts
gaan die niet in het OPZ Geel tewerkgesteld is (wegens de hospitalisatie). Dit brengt met
zich mee dat patiënten niet vrij kunnen kiezen naar welke arts ze gaan.
Multidisciplinaire werking
De situatie van elke patiënt wordt regelmatig in een multidisciplinair team geëvalueerd
(een arts, een maatschappelijk werker, een psycholoog, vier wijkverpleegkundigen, een
teamcoördinator en paramedisch personeel). De bezoeken aan de pleeggezinnen worden op
dit moment meestal door de wijkverpleegkundigen uitgevoerd. Enkel wanneer er zich
ernstige problemen voordoen, komen ook de andere teamleden in het gezin.
Men wil binnen de psychiatrische gezinsverpleging echter meer en meer kiezen voor een
echte multidisciplinaire werking waarbij alle teamleden in het pleeggezin komen,
afhankelijk van de vragen of de noden van het gezin. Hierbij zouden vragen steeds
opgenomen worden door de hulpverlener die er het meest bekwaam voor is. In het
proefproject voor kinderen en jongeren wordt momenteel al op deze wijze gewerkt (3.1.2).
Visie
Binnen de divisie Rehabilitatie van het OPZ Geel levert men inspanningen om de
rehabilitatievisie in de praktijk te brengen. Van februari 2007 tot mei 2008 volgden alle
personeelsleden van de divisie een vormingsprogramma over psychosociale rehabilitatie14
.
Volgende thema‟s kwamen hier aan bod: psychosociale rehabilitatie, het opstellen van
begeleidingsplannen, het juridische kader, het ethische kader, expressed emotion, personen
14 Dit vormingsprogramma werd opgezet door medewerkers van LUCAS - K.U.Leuven. Er werd gewerkt in
groepen van dertig personen. Voor elke groep werden er elf sessies voorzien.
De psychiatrische gezinsverpleging in België
45
met een verstandelijke beperking in combinatie met een psychiatrische problematiek. Dit
vormingsprogramma had als bedoeling om een katalysator te bieden en de visie die door
het beleid gedragen wordt te laten doorstromen naar de werkvloer. Een resultaat dat uit
deze vorming voortvloeide zijn onder andere de nieuw ontwikkelde begeleidingsplannen
waarin verschillende belangrijke zorgdomeinen voorkomen.
3.7 Tf-bedden
In het OPZ Geel zijn er 120 ziekenhuisbedden voorzien voor patiënten van de
psychiatrische gezinsverpleging. Deze zijn verspreid over verschillende afdelingen van het
OPZ, namelijk: de leefeenheid intramurale zorg, de „unit‟ somatiek, de verblijfseenheid,
behandeling ouderenzorg en structurerende zorg. Het is 24u op 24u mogelijk dat een
patiënt opgevangen wordt in een van deze leefeenheden, steeds na overleg met de
wijkverpleegkundige (van wacht).
In wat volgt wordt enkel ingegaan op de leefeenheid intramurale zorg aangezien dit de
enige eenheid is die volledig bestemd is voor patiënten van de psychiatrische
gezinsverpleging. De eenheid telt dertig bedden en vervult drie functies, namelijk
observatie, psychopreventie en pension.
De leefeenheid kan dienen voor patiënten die het observatieprogramma doorlopen. Dit
houdt in dat ze een aantal maanden in de leefeenheid verblijven om zich voor te
bereiden op een plaats in de gezinsverpleging. Het is een overgangsperiode waarin het
personeel de patiënt leert kennen en de patiënt de gezinsverpleging. Overdag volgen ze
een programma in het Observatiehuis (zie 3.8). Hun vrije tijd en de nachten brengen ze
door in de leefeenheid intramurale zorg.
De leefeenheid kan gebruikt worden in het kader van psychopreventie. Dit is nodig
voor patiënten die het psychisch zo moeilijk krijgen dat ze niet meer in het gezin
opgevangen kunnen worden. In de leefeenheid wordt deskundige zorg geboden en
wordt nagegaan met welke behandeling de patiënt het meeste gebaat is en waar de
patiënt na de opname naartoe kan (bv. terug naar het gezin, naar een ander gezin,
zelfstandig wonen, Beschut Wonen …).
De leefeenheid kan dienen als pension om families te ontlasten (bv. wanneer het
pleeggezin er even tussenuit wil, bij ernstige ziekte in het gezin … en er geen
opvanggezin beschikbaar is (zie 3.2)). Dit wordt gezien als een vorm van „respite-care‟
die noodzakelijk is voor het gezin om de opvang te kunnen blijven volhouden. Tijdens
hun verblijf in de leefeenheid kunnen deze patiënten hun normale activiteiten
verderzetten.
Hoofdstuk 2
46
Het CHS l‟Accueil voorziet in een gelijkaardige dienst. Er zijn achttien bedden
beschikbaar (9 voor mannen en 9 voor vrouwen). De patiënten kunnen er ook terecht voor
observatie (maximaal drie maanden), psychopreventie en pension.
3.8 Het Observatiehuis
Het „Observatiehuis‟ staat voor „een huiselijk ingerichte woning op de Campus
Gezinsverpleging van het OPZ waarin aan een wel omschreven, kleine groep van patiënten
activiteiten worden aangeboden met het oog op observatie en voorbereiding afgestemd op
hun toekomstige leefsituatie. Concreet is dit een opname in een Geels pleeggezin of
samenleven in een van de huizen van de vzw Beschut Wonen Kempen‟. De deelname aan
het programma van het observatiehuis is een tijdelijk iets met steeds een concrete
doelstelling en dient niet ter vervanging van de gebruikelijke arbeidstherapie of een
activiteitencentrum.
In het observatiehuis worden van maandag tot vrijdag van 8u tot 20u activiteiten
aangeboden. Deze activiteiten zijn huiselijk getint, bv. bereiden van maaltijden, onderhoud
van de woning, wassen, inkopen doen, huisdieren en planten verzorgen … In het weekend
en ‟s avonds verblijven de patiënten in hun respectievelijke leefeenheden in de Sanokliniek
of in het Centraal Ziekenhuis.
Het verblijf van een patiënt in een observatiehuis kan ingedeeld worden in twee delen. In
een eerste periode van 2 à 3 weken ligt de nadruk op „gestructureerde observatie‟ die
uitmondt in een observatieverslag. In een tweede periode van 2 à 3 weken ligt de nadruk
op de „specifieke voorbereidingsperiode‟ waar de patiënt in nauwe samenwerking met de
wijkverpleegkundige voorbereid wordt op de specifieke situatie in het pleeggezin of
Beschut Wonen.
4 De sterktes en de zwaktes van de psychiatrische gezinsverpleging
In dit onderdeel komen de sterktes (4.1) en de zwaktes (4.2) van de psychiatrische
gezinsverpleging aan bod. Daarnaast beschrijven we enkele onderzoeken over de
psychiatrische gezinsverpleging in Geel (4.3).
4.1 Sterktes
In dit onderdeel worden de sterktes van de psychiatrische gezinsverpleging toegelicht,
namelijk: zorg in de samenleving (4.1.1), sociale integratie (4.1.2) en destigmatisatie
(4.1.3).
De psychiatrische gezinsverpleging in België
47
4.1.1 Zorg in de samenleving
„It is well worthwile investigating what can be done to maintain family care.
Because in my opinion, it has values that are irreplacable. It can rightly be
said that the atmosphere of the modern institution had reduced the need for
family care, but there are always patients who will find this form of care
particularly beneficial. And it should also be pointed out that these days, there
is an increasing requirement for forms of care that are situated between total
residence in an institution and completely free residence in the community.
Probably it would be a good thing if efforts were made to increase the
opportunities for family care in comparison with its present scale.‟ (Vervaart,
1957, vermeld in Landelijke Werkgroep Psychiatrische Gezinsverpleging,
2000)
In het eerste deel van dit rapport werd ingegaan op het toekomstige GGZ-beleid, zowel
internationaal als in België. Hieruit kwam naar voor dat er een ontwikkeling gaande is om
psychiatrische bedden in ziekenhuizen af te bouwen en meer zorg in de samenleving te
bieden.
De psychiatrische gezinsverpleging past goed binnen deze ontwikkeling. Het is een
mogelijke woonvorm (naast IBW, PVT en PZT) die toelaat dat personen die niet meer
zelfstandig kunnen leven toch de kans krijgen om in de samenleving te leven en niet in een
psychiatrisch ziekenhuis. In de psychiatrische gezinsverpleging worden de patiënten zowel
ondersteund en begeleid door het pleeggezin als door professionele hulpverleners. Indien
nodig kunnen ze ook voor opname terecht in het psychiatrische ziekenhuis. Zo is de zorg
voor de patiënt een gedeelde verantwoordelijkheid.
4.1.2 Sociale integratie
„Die familiäre Kranksinnigenpflege gewährt den Kranken das, was die
prächtigste Anstalt der Welt niemal gewähren kann, nämlich die volle Existenz
unter Gesunden, die Rückkehr aus einem monotonen in ein natürliches soziales
Medium‟ (Griesinger, 1868, vermeld in Landelijke Werkgroep Psychiatrische
Gezinsverpleging, 2000)
Problemen in sociaal functioneren zijn een van de meest hardnekkige problemen bij
personen met psychiatrische problemen. Veelvoorkomende moeilijkheden zijn: weinig
vrienden hebben, gebrek aan wederkerigheid en intimiteit in relaties, afhankelijkheid van
anderen om te voldoen in de basisbehoeften, conflicten en problemen in het vervullen van
sociale rollen (bv. ouder, student, werknemer …) (Corrigan e.a., 2008). Het verbeteren van
sociale integratie van patiënten is belangrijk aangezien de frequentie van sociale contacten
Hoofdstuk 2
48
en de kwaliteit hiervan voorspellend zijn voor het verloop van psychiatrische ziektes,
inclusief herval en rehospitalisatie (Rajkumar & Thara, 1989).
Goldstein en Godemont (2003) beschrijven in hun gevalsstudie over Geel dat de
geschiedenis, de evolutie en de huidige status van het systeem aantonen dat personen met
ernstige psychische beperkingen succesvol geïntegreerd kunnen worden in de samenleving.
In Geel worden de basisbehoeften van de patiënten erkend en aanvaard en wordt hierop
ingegaan in de plaats van te reageren vanuit overdreven angsten. De patiënten worden er
niet alleen opgenomen door een pleeggezin, maar door een hele gemeenschap (Goldstein
& Godemont, 2003). Naast deze natuurlijke sociale integratie, worden vanuit het OPZ Geel
ook allerlei activiteiten georganiseerd en initiatieven genomen om de patiënten zoveel
mogelijk te betrekken bij het leven in Geel (zie 3.4.3).
4.1.3 Destigmatisatie
Personen met psychiatrische problemen worden niet alleen beperkt door de symptomen en
de beperkingen die deze met zich meebrengen, maar ook door het stigma dat vasthangt aan
het hebben van een psychiatrische stoornis (Corrigan e.a., 2008). Personen met
psychiatrische problemen kunnen soms geen voldoening gevende jobs of huisvesting
vinden vanwege de vooroordelen van werkgevers en verhuurders.
Couture & Penn (2003) vinden in onderzoek dat contact met personen met psychische
problemen het stigma helpt tegengaan. Goldstein en Godemont (2003) geven hierover aan
dat sociale interacties tussen patiënten en andere inwoners van Geel elke dag plaatsvinden
(bv. in winkels, cafés en evenementen). De aanwezigheid van patiënten is er zo gewoon
dat ze verwelkomd en geholpen worden door de hele gemeenschap. De inwoners van Geel
accepteren inwoners met psychische problemen en het feit dat ze deel zijn van de
gemeenschap.
Toch klinken er in dit verband ook andere geluiden. Boeckx en Vandecruys (2010) geven
aan dat er allicht weinig Gelenaars te vinden zijn die nooit om een patiënt hebben
gelachen. Een getuige geeft het volgende verhaal aan:
„Ik herinner me een oud vrouwke waar altijd op geroepen werd. De jeugd van
toen had daar niet in het minst begrip voor. Als ze maar konden treiteren, hé.
We deden daar allemaal aan mee, ja. Nu begrijp ik dat het fout is, maar
toen…‟
4.2 Zwaktes
Hieronder worden vier zwaktes of moeilijkheden van de psychiatrische gezinsverpleging
besproken, namelijk: het dalende aantal patiënten en pleeggezinnen (4.2.1), de beperkte
De psychiatrische gezinsverpleging in België
49
beschikbaarheid (4.2.2), het verouderde en weinig geëvolueerde systeem (4.2.3) en het feit
dat het systeem weinig waardering heeft gekregen en krijgt (4.2.4).
4.2.1 Het dalende aantal patiënten en pleeggezinnen
Er is een daling van het aantal patiënten en pleeggezinnen in de psychiatrische
gezinsverpleging in België en dit brengt de continuïteit van het systeem in gevaar. In Geel
verbleven er in 1970 nog 1300 patiënten. In 2000 waren dit er 550 en nu zijn dit er rond de
348. Het aantal pleeggezinnen in het OPZ Geel daalde van 1979 tot 1999 van 863 naar 455
(Schrijvers, 2000). In 2010 zijn dit er nog 426. In CHS l‟Accueil te Lierneux zijn
gelijkaardige tendensen vaststelbaar.
Roosens en Van de Walle (2007) geven mogelijke redenen voor de daling van de patiënten
en pleeggezinnen. Voor de patiënten geven ze aan dat het zorglandschap in België
veranderd is. Er zijn nu meer mogelijkheden, zoals bv. MPI‟s, PVT‟s, IBW‟s … Daarnaast
blijven patiënten ook meer in de eigen regio waardoor de psychiatrische gezinsverpleging
geëvolueerd is van internationale naar regionale zorg. Voor de pleegouders geven ze aan
dat jonge getrouwde koppels meer en meer allebei een job hebben en werken voor sociale
zekerheid en hun pensioen. Het opvangen van een patiënt is dan niet voordelig aangezien
de vergoedingen erg laag liggen. Daarnaast wordt ook aangehaald dat de jongere generatie
meer op haar privacy en vrijheid staat.
Lagrou (1975, vermeld in Goldstein en Godemont) vindt in een studie over het dalende
aantal patiënten evidentie voor twee houdingen: ten eerste, een nogal negatieve kijk op het
Geelse systeem door personen die niet in Geel woonachtig zijn en door deskundigen in de
geestelijke gezondheidszorg en ten tweede een ontmoedigende houding van de beheerders
van de Kolonie ten aanzien van nieuwe opnames.
Uit recente initiatieven in diverse Europese landen blijkt dat er aan twee voorwaarden
voldaan dient te worden om gezinnen bereid te vinden om hun gezin open te stellen voor
personen met psychiatrische problemen: het bieden van voldoende professionele
omkadering en een degelijke vergoeding15
. Ook in Sprangers (2009) komt naar voor dat
pleegouders veel willen doen, mits ze een redelijke vergoeding en een goede ondersteuning
en begeleiding krijgen.
4.2.2 De beperkte beschikbaarheid
Momenteel bestaat de psychiatrische gezinsverpleging in België slechts op twee plaatsen,
namelijk in Geel en Lierneux. Bij een mogelijke reconversie in 1999 werd hier niet op
15 Bron: intern document Geel „Psychiatrische gezinsverpleging: effectief en efficiënt‟. Beleidsdocument
Federale Overheid. November 2007.
Hoofdstuk 2
50
ingegaan door andere voorzieningen. Het feit dat de psychiatrische gezinsverpleging in
België slechts op twee plaatsen bestaat, vormt een probleem wanneer men voluit wil gaan
voor „stepped care‟ (zie ook Hoofdstuk 1), wat inhoudt dat er zo ambulant mogelijk en zo
dicht mogelijk bij de natuurlijke context van de cliënt gewerkt wordt.
4.2.3 Het verouderde en weinig geëvolueerde systeem
In interne documenten van het OPZ Geel staat vermeld dat de psychiatrische
gezinsverpleging weinig mee geëvolueerd is met evoluties in de zorg waardoor het een wat
verouderde vorm van zorg geworden is. Het systeem wordt te weinig flexibel en
gedifferentieerd bevonden waardoor er te weinig zorg op maat geboden kan worden en het
potentieel van deze zorgvorm onvoldoende benut wordt.
4.2.4 De weinige waardering
Boeckx en Vandecruys (2010) geven aan dat gewezen directeurs dokter Herman
Matheussen en dokter Jef Wouters het onbegrijpelijk vinden dat de overheid de
gezinsverpleging niet wat meer heeft ondersteund. Zij hebben het gevoel dat de Belgische
en later de Vlaamse administratie, Geel nooit echt heeft gewaardeerd. Ze vragen zich af of
dit te wijten is aan het feit dat Geel „uniek‟ was en nergens anders in België de
gezinsverpleging in die mate een succes was. In het opzoekwerk van Boeckx en
Vandecruys (2010) komt nochtans naar voor dat de overgrote meerderheid van de 150
getuigen overtuigd is dat de gezinsverpleging voor Geel en voor de patiënten een goede
zaak was en is.
4.3 Onderzoek over de psychiatrische gezinsverpleging in Geel
Een omvangrijk onderzoek over de psychiatrische gezinsverpleging in Geel werd
uitgevoerd door de antropoloog Prof. Roosens. In de jaren zeventig voerde hij, met een
team van sociale wetenschappers, observaties en interviews uit in Geel en bestudeerde hij
medische en andere documenten. In 1979 verscheen hierover het boek „Mental patients in
town life. Geel – Europe‟s First therapeutic community‟. Jaren later vervolgde Prof.
Roosens dit onderzoek en bracht hij de veranderingen in de Geelse gezinnen en
gemeenschap in kaart. Dit resulteerde in 2001 in een tweede boek „Dansen met de maan‟.
Hierin staat een reeks van veertig portretten van kostgezinnen en hun patiënten beschreven.
Prof. Roosens stelt vast het systeem geen „overblijfsel‟ is uit de Middeleeuwen, maar
grondige wijzigingen onderging. Hij houdt met dit werk een warm pleidooi voor meer
erkenning voor dit unieke systeem in Vlaanderen. Vervolgens verscheen in
2007 het boek „Geel revisited. After centuries of mental rehabilitation.‟ Hierin worden
De psychiatrische gezinsverpleging in België
51
negentien gevalsstudies beschreven. De centrale boodschap van dit boek is dat personen
met (chronische) psychische problemen een volwaardig en zinvol leven kunnen leiden
wanneer men een effectieve integratie in het familie- en gemeenschapsleven kan realiseren.
Naast dit onderzoek van Prof. Roosens werd de psychiatrische gezinsverpleging in Geel
ook door andere onderzoekers bestudeerd. In de jaren zestig sloegen een aantal
internationale onderzoekers de handen in elkaar voor het „Geel Research Project‟. De
voornaamste motivatie hiervoor was het systeem te redden van uitdoving. Onder andere de
volgende onderzoekers leverden hieraan een bijdrage: Dr. Jan Schrijvers, Dr. Leo Srole, A.
Fisher, L. Lagrou, R. Pierloot en M. Demarsin (Goldstein & Godemont, 2003).
Meer recent werd ook door het OPZ Geel onderzoek gevoerd naar de psychiatrische
gezinsverpleging. In 2005 en 2006 organiseerden ze vijf focusgroepen met patiënten van
de psychiatrische gezinsverpleging (door Katrien Rombouts, OPZ Geel)16
. Dit met de
bedoeling om manieren op het spoor te komen om de patiënten een actievere rol te laten
opnemen in de werking. Aan deze focusgroepen namen in het totaal 26 patiënten deel. De
onderzoekers maakten zelf geen deel uit van de staf van de divisie rehabilitatie waardoor
patiënten vrijuit konden praten.
De onderzoekers geven aan dat de resultaten niet representatief zijn voor de volledige
groep patiënten van de gezinsverpleging door het kleine aantal deelnemende patiënten. De
bevindingen worden hierdoor eerder gezien als aanzetten tot verder nadenken of verder
onderzoek. In wat volgt worden de belangrijkste bevindingen op een rij gezet:
- De deelnemende personen zijn in staat en bereid om over hun situatie na te denken
en constructieve voorstellen te doen naar het beleid. Dit toont aan dat het mogelijk
is om een meer permanente vorm van patiënten-inspraak te organiseren.
- Uit de gesprekken komt naar voor dat bijna alle bevraagde personen tevreden tot
zeer tevreden zijn met het leven en het verblijf in de gezinsverpleging. Hierin speelt
het pleeggezin een grote rol.
Verschillende patiënten verwijzen naar de warme band met het pleeggezin
als reden voor „het gevonden geluk‟. In dit verband spreken patiënten vooral
over de pleegmoeder, maar ook de kinderen en kleinkinderen zijn vaak een
bron van vreugde en bekommernis. Voor sommige patiënten brengt dit
echter ook angst met zich mee, bv. om de pleegouders die ouder worden te
verliezen.
Alle deelnemers geven aan dat wisselen van gezin mogelijk moet zijn
wanneer het om diverse redenen niet goed gaat in het huidige gezin (bv. als
het niet klikt, te weinig warmte, te streng …). Verschillende deelnemers
16 Bron: intern document Geel
Hoofdstuk 2
52
geven aan dat de procedure hiertoe nogal onduidelijk is. Enkelen die
veranderd zijn van gezin zeggen dat dit hen veel moeite heeft gekost en dat
de wijkverpleegkundige hier eerst weigerachtig tegenover stond. Niemand
heeft hiervoor beroep gedaan op de ombudsdienst.
- Het contact met medepatiënten in het pleeggezin verloopt meestal moeilijk. Bijna
alle patiënten verkiezen de situatie waarbij zij de enige gast in het huis van het
pleeggezin zijn. Hierbij aansluitend wijzen alle patiënten beschut wonen als
alternatief voor de gezinsverpleging ook af. Zelf gekozen contacten met patiënten
(bv. in het wijkcentrum, tijdens vakantie of daguitstappen) blijken beter te
verlopen.
- Enkele deelnemers geven aan het gevoel te hebben als minderwaardig aanzien te
worden in de omgeving doordat ze „van de kolonie‟ zijn. De meeste personen
geven echter aan hier weinig last van te hebben en zijn tevreden met de contacten
in het gezin en binnen het OPZ Geel. De meesten geven aan dat ze zich veel
eenzamer voelden voor ze in de gezinsverpleging kwamen.
5 De psychiatrische gezinsverpleging in beweging
In het voorgaande onderdeel werd de huidige werking van de psychiatrische
gezinsverpleging beschreven. Hieruit komt naar voor dat er in deze werking nog elementen
te vinden zijn die al eeuwenlang bestaan, maar dat daarnaast ook heel wat nieuwe
tendensen en evoluties zichtbaar zijn.
In dit onderdeel staan we allereerst stil bij de toekomstperspectieven van de psychiatrische
gezinsverpleging (5.1) Daarna gaan we in op de knelpunten die de realisatie hiervan
bemoeilijken (5.2). Deze informatie werd verzameld in gesprekken met personen uit het
beleid van de psychiatrische gezinsverpleging in Geel.
5.1 Toekomstperspectieven
Hieronder worden enkele toekomstperspectieven beschreven die leven in de psychiatrische
gezinsverpleging in het OPZ Geel. Dit zijn de differentiatie (5.1.1), de maximale
aansluiting bij diensten in de samenleving (5.1.2), de samenwerking met PVT en IBW in
de regio (5.1.3) en de mogelijkheid om professionele pleeggezinnen in te schakelen (5.1.4).
De psychiatrische gezinsverpleging in België
53
5.1.1 De differentiatie
Tot een tiental jaren geleden was de psychiatrische gezinsverpleging voornamelijk gericht
op volwassen psychiatrische patiënten met langdurige psychiatrische problemen die voor
een langere tijd in een pleeggezin woonden. Vanuit het beleid van de psychiatrische
gezinsverpleging in het OPZ Geel wenst men nu een flexibel en gedifferentieerd aanbod te
ontwikkelen om zo goede zorg te kunnen bieden aan verschillende doelgroepen. De
projectgroep „diversiteit in pleeggezinnen‟ werd opgericht om te onderzoeken welke
alternatieven mogelijk zijn. Hiervoor werd een voorlopig model uitgewerkt dat in bijlage 2
wordt weergegeven.
Geïnspireerd op de studie Pleegzorg-palet (Sprangers, 2009) in de reguliere pleegzorg (zie
hoofdstuk 3) wenst het OPZ Geel drie verschillende vormen van psychiatrische pleegzorg
te voorzien:
1. Perspectiefbiedende psychiatrische pleegzorg
Dit aanbod is bedoeld voor personen met langdurige meervoudige psychiatrische
problemen die nood hebben aan woonondersteuning.
Hiervoor kunnen afzonderlijke modules ontwikkeld worden voor personen met
psychiatrische stoornissen, personen met persoonlijkheidsstoornissen, personen met
een combinatie van een psychiatrische stoornis en een mentale beperking … Dit
aanbod kan zowel aan volwassenen als aan ouderen geboden worden.
2. Behandelende psychiatrische pleegzorg
Dit aanbod is bedoeld voor personen die nood hebben aan een psychiatrische
behandeling en waarvoor samenwerking met een zorggezin een expliciete meerwaarde
biedt.
Hiervoor kunnen de volgende modules ontwikkeld worden: ontwikkeling/
opvoeding/observatie/behandeling, resocialisatie, crisisinterventie, postkuur … Ook dit
aanbod is voornamelijk bedoeld voor volwassenen en ouderen. Enkel de module
„ontwikkeling/opvoeding/observatie/behandeling‟ is bedoeld voor kinderen en
jongeren.
3. Ondersteunende psychiatrische pleegzorg
Dit is bedoeld voor cliënten met een psychiatrische beperking die ondersteund worden
door een mantelzorger.
Dit aanbod houdt in dat er ondersteuning geboden wordt aan de mantelzorger. Het kan
ontwikkeld worden voor volwassenen en ouderen.
Naast deze drie vormen van pleegzorg, kan er ook gedifferentieerd worden in de tijdsduur
van het verblijf. Men wil het mogelijk maken dat patiënten niet enkel voltijds, maar ook
deeltijds of enkel overdag (zonder overnachting), in een pleeggezin verblijven. Daarnaast
Hoofdstuk 2
54
wil men het ook mogelijk maken om zowel onbeperkt als beperkt in de tijd in een
pleeggezin te verblijven.
Een andere vorm van differentiatie betreft het soort huisvesting. Momenteel verblijven de
patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging in het huis van het pleeggezin (inclusie).
Daarnaast zou men het mogelijk willen maken dat patiënten in een studio/annex verblijven
of in een eigen appartement of studio met ondersteuning. Deze vormen van huisvesting
moeten mogelijk gemaakt worden voor alle vormen van pleegzorg. Enkel voor kinderen is
het wonen in een studio/annex niet mogelijk. Deze laatste vorm van differentiatie is zeer
belangrijk aangezien uit onderzoek naar voor komt dat 70% van de gebruikers het liefst in
zijn of haar eigen huis of appartement zou leven (Tanzman, 1993) en dat gebruikers die
kunnen leven zoals ze wensen een grotere stabiliteit en meer voldoening vinden met hun
huisvesting (Newman, 2001a, 2001b).
5.1.2 De maximale aansluiting bij eerstelijnsdiensten in de samenleving
Een volgend punt is dat men in het OPZ Geel wil afstappen van de verplichting om
inclusieve zorg te verlenen en meer wil aansluiten bij diensten in de samenleving (bv. Wit-
Gele Kruis, huisartsen in de buurt …). Dit „all-in‟-aanbod staat hen in de weg om
vraaggericht te werk te gaan en de juiste dosis ondersteuning te bieden. Ze streven naar het
aanbieden van „zoveel zorg als nodig, maar niet meer dan nodig‟. Zo staat men het
herstelproces van de patiënt niet in de weg en wordt hij/zij uitgedaagd om zijn/haar
grenzen te verleggen. Door gebruik te maken van reguliere voorzieningen kunnen
patiënten ook aansluiting vinden bij het gewone leven.
Hierbij wordt wel de opmerking gemaakt dat het belangrijk is dat de volgende zaken
voorzien worden, namelijk: psychiatrische zorg, somatische zorg en hygiëne,
werk/dagbesteding en vrije tijd. Dit hoeft alleen niet noodzakelijk door het OPZ Geel te
gebeuren.
5.1.3 De samenwerking met PVT en IBW in de regio
In het OPZ Geel ziet men het ook als belangrijk om de samenwerking met het PVT en
IBW in de regio verder uit te bouwen. Ze wensen een gemeenschappelijk aanmeldingspunt
voor chronisch psychiatrische patiënten te creëren waar nagegaan kan worden of een
patiënt het best thuishoort in de psychiatrische gezinsverpleging, PVT of IBW. Door deze
samenwerking geloven ze meer vraaggericht te kunnen werken en meer te kunnen inspelen
op wat elke patiënt nodig heeft.
De psychiatrische gezinsverpleging in België
55
5.1.4 De mogelijkheid om professionele pleeggezinnen in te schakelen
Een professioneel pleeggezin houdt in dat het gezin vergoed wordt alsof het om een
betaalde job gaat. Vanuit OPZ Geel vindt men het aangewezen dat deze mogelijkheid
verankerd wordt in de wetgeving zodat het in de toekomst mogelijk wordt om hiermee aan
de slag te gaan.
5.2 De regelgeving als knelpunt
In het bovenstaande werden de toekomstperspectieven van het OPZ Geel voor de
psychiatrische gezinsverpleging toegelicht. In dit onderdeel staan we stil bij de regelgeving
die op verschillende punten een struikelblok blijkt te zijn voor het verder uitbouwen en
groeien van de psychiatrische gezinsverpleging, zowel op inhoudelijk als op financieel
vlak.
5.2.1 Inhoudelijk
De regelgeving van het KB van 10 april 1991 maakt het de psychiatrische
gezinsverpleging moeilijk om een aantal van de gewenste evoluties die in het vorige
onderdeel beschreven staan, door te voeren.
Het is momenteel niet mogelijk om aan te sluiten bij eerstelijnsdiensten in de
samenleving omdat het KB hen voorschrijft om inclusieve zorg te verlenen.
Ze kunnen geen patiënten in een eigen studio of appartement laten wonen met
ondersteuning aangezien het KB voorschrijft „dat de patiënten tijdens de behandeling
in een pleeggezin gehuisvest zijn, er deelnemen aan het gezinsleven en er de ganse dag
of een gedeelte ervan doorbrengen (Art.1§2)‟ en dat „de kamer deel moet uitmaken van
de woning (Art. 6)‟ en dat „het pleeggezin huisvesting, gezamenlijke maaltijden,
affectieve opvang en de non-professionele zorg moet bieden zoals toezicht,
resocialisering, stimulering van de therapietrouw en aandacht voor de lichamelijke
hygiëne (Art. 9)‟.
Het enkel overdag verblijven in een pleeggezin is hierdoor niet mogelijk doordat er
volgens de regelgeving steeds een overnachting moet plaatsvinden.
5.2.2 Financieel
Een ander probleem met de huidige regelgeving is dat de huidig voorziene financiering
niet toereikend is. Het OPZ krijgt 43,39 euro per dag per patiënt waarvan er gemiddeld
25,19 euro naar het OPZ gaat en 18,2 euro naar het pleeggezin (2009). Door personen van
Hoofdstuk 2
56
het beleid van de psychiatrische gezinsverpleging wordt aangegeven dat beide bedragen
ontoereikend zijn.
Het OPZ
Aangezien de patiënten in het OPZ gehospitaliseerd zijn, dient het OPZ voor alle zorgen
(lichamelijke zorgen, arbeid, activiteiten en ontspanning) in te staan. Uit onderstaande
tabel komt naar voor dat de interne kosten van het OPZ Geel hierdoor veel hoger liggen
dan de voorziene 25,19 euro per dag17
.
Tabel 1 Interne kosten van het OPZ Geel op jaarbasis (exclusief vergoeding
pleeggezinnen) (2009)
1 Personeelskosten18
€ 3.920.460
2 Vervoer19
€ 476.436
3 Somatische zorg - personeel20
€ 745.604
4 Omkadering en producten somatische zorg21
€ 210.276
5 Onderhoud gebouwen22
€ 286.348
6 Indirecte kosten – ondersteunende diensten23
€ 768.172
Algemeen totaal € 6.407.296
Uit Tabel 1 komen de personeelskosten als de belangrijkste onkosten naar voor. Daarnaast
indirecte kosten voor ondersteunende diensten en kosten voor personeel die somatische
zorg verlenen. Vervolgens zijn het vervoer, het onderhoud van gebouwen en de
omkadering en de producten voor de somatische zorg een belangrijke kost. Wanneer ervan
17 Bron: interne nota „Gezinsverpleging OPZ Geel: Financiële balans huidige situatie en voorstel
overgangsmaatregel‟. 18
Berekend op basis van een reële bezetting van 70% van de 538 beschikbare plaatsen. 19
Doordat de patiënten formeel gehospitaliseerd zijn, wordt elk vervoer van de patiënt vanuit zijn pleeggezin
naar de campus/wijkcentra/hospitaal gezien als „vervoer binnen de instelling‟. Voor de vaste verplaatsingen
wordt hiervoor een beroep gedaan op een externe busmaatschappij. In gezinsverpleging krijgen patiënten ook
verzorging aan huis. De wijkverpleegkundigen gaan hiervoor ter plaatse bij de patiënt met eigen
vervoermiddelen en ontvangen een vergoeding van het OPZ Geel. 20
Dit betreft voornamelijk de huisartsen en het verplegend en verzorgend personeel in het hygiënisch
centrum. 21
Dit betreft de huisvesting en het materiaal dat nodig is voor de somatische zorg. 22
Dit betreft voornamelijk de lokalen voor arbeidstherapie en de wijkcentra en daarnaast ook de
ondersteunende diensten voor gezinsverpleging. 23
De ondersteunende diensten van het algemene ziekenhuis waarop een beroep gedaan wordt
(bv. onderhoud, verwarming, informatica, ziekenhuishygiëne, eredienst …)
De psychiatrische gezinsverpleging in België
57
uitgegaan wordt dat er 335 factureerbare patiënten24
zijn, ligt de interne kost per dag per
patiënt op 52,40 euro25
wat boven het huidig voorziene bedrag van 25,19 euro ligt. Dit
brengt met zich mee dat het OPZ Geel momenteel moet bijleggen voor de psychiatrische
gezinsverpleging. In 2010 zou hierdoor een tekort van vier miljoen euro bestaan.
De pleeggezinnen
Ook de vergoeding voor de pleeggezinnen is vastgelegd door het KB van 1991. Sinds 1991
is dit bedrag niet meer aangepast, enkel geïndexeerd. In Tabel 2 is te zien dat de huidige
basisvergoeding voor een patiënt in de psychiatrische gezinsverpleging van het OPZ Geel
17,32 euro per dag bedraagt. Wanneer we de componenten mee in rekening brengen (water
op de kamer, centrale verwarming op de kamer, lichamelijke handicap patiënt en leeftijd
patiënt), bedraagt de maximale vergoeding 21,87 euro per dag en 677,97 euro per maand.
De gemiddelde vergoeding over alle patiënten heen bedraagt 18,20 euro per dag26
.
Tabel 2 Vergoeding voor de pleeggezinnen
Geïndexeerde
vergoeding per dag
Verhoging mogelijk in functie
van de kwaliteit van de
huisvesting, en van de
zorgbehoefte van de patiënt27
Maximale
geïndexeerde
vergoeding per
dag
Maximale
geïndexeerde
vergoeding per
maand (31d)
17,32 Water op kamer 0,57 21,87 677,97
Centrale verwarming 0,57
Lichamelijke handicap 1,14
Pleeggast > 65 jaar 1,14
Pleeggast > 75 jaar 2,27
Een recent onderzoek van Larmuseau (2009) toont aan dat de huidige vergoeding niet
representatief is voor de reële kosten die een pleeggezin heeft en de inspanningen die het
levert met betrekking tot ondersteuning van de patiënt. Larmuseau stelt dat een vergoeding
per patiënt per verpleegdag van 25 euro conform de kosten en inspanningen van het
pleeggezin is.
Ook in Lierneux wordt vermeld dat de vergoeding voor de pleeggezinnen te laag is. Dit
vinden ze zeker het geval voor gezinnen waarbij patiënten die in het gezin geïntegreerd
24 Het aantal patiënten bedraagt gemiddeld 370. Het aantal factureerbare patiënten ligt gemiddeld gezien nog
10% lager, dit komt in realiteit neer op 335 patiënten die gemiddeld gezien per dag gefactureerd kunnen
worden.
25 Algemeen totaal = 6.407.296/365=17.554 ; 17.554/335 = 52,40
26 Bron: interne nota „Psychiatrische gezinsverpleging: effectief en efficiënt‟. Beleidsdocument Federale
Overheid. November 2007. 27
Deze criteria zijn bepaald door een intern reglement van OPZ Geel, en goedgekeurd door de minister (art.
98, § 5 Hoofdstuk XII KB 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van
financiële middelen van de ziekenhuizen, BS 30 mei 2002).
Hoofdstuk 2
58
zijn, vaak moeilijk gedrag vertonen en niet naar het dagactiviteitencentrum in het
ziekenhuis komen.
De huidige vergoeding is ook laag in vergelijking met gelijkaardige projecten in België. Zo
liep er van begin 2003 tot eind 2005 een project bij Familiezorg Antwerpen waar ouderen
opgevangen werden in gastgezinnen28
. Daar ontvingen de pleeggezinnen 37,5 euro voor
24u opvang wat een stuk meer is dan de 18,20 euro per dag die momenteel gemiddeld
voorzien wordt in de psychiatrische pleegzorg. Ook in vergelijking met soortgelijke
initiatieven in het buitenland is de vergoeding erg laag (zie hoofdstuk 3).
Ook het feit dat de pleeggezinnen vergoed worden per dag waarop de patiënt bij hen
verblijft, maakt het moeilijk om het aanbod te blijven realiseren en verder uit te bouwen:
Als een patiënt voor een week naar het ziekenhuis moet, valt de vergoeding volledig
weg terwijl de pleeggezinnen toch de kamer beschikbaar dienen te houden
Bij een deeltijds verblijf in een pleeggezin valt de vergoeding voor het pleeggezin weg
op de dagen waarop de patiënt er niet verblijft waardoor weinig gezinnen hiervoor
bereid gevonden worden.
Bij een korter verblijf van een patiënt in het gezin (bv. in het kader van resocialisatie)
gebeurt het vaker dat de gezinnen geen patiënt in het gezin hebben en dus geen
vergoeding krijgen.
6 Besluit
De psychiatrische gezinsverpleging bestaat al sinds de 14e eeuw in Geel en sinds 1884 in
Lierneux. Sinds 1990 wordt ze ook officieel erkend bij koninklijk besluit. Momenteel zijn
er in Geel en Lierneux respectievelijk 538 en 120 erkende plaatsen (tf). In het KB wordt de
psychiatrische gezinsverpleging als een hospitalisatievorm beschreven: dit houdt in dat alle
architectonische, functionele en organisatorische normen voor de T-diensten van
toepassing zijn en dat zowel het OPZ Geel als CHS l‟Accueil verplicht zijn om inclusieve
zorg te verlenen.
In de psychiatrische gezinsverpleging verblijven patiënten met een psychiatrische
problematiek bij pleeggezinnen. Het betreft voornamelijk volwassenen en ouderen met een
chronische psychiatrische problematiek die langdurig in een pleeggezin verblijven. De
laatste jaren melden er zich echter ook meer en meer patiënten aan die voor een kortere
28 De opvang was bedoeld voor ouderen die om sociale, medische of psychologische redenen voor een korte
(dagopvang) of langere (kortverblijf met overnachting) tijd terecht konden bij vrijwillige gastgezinnen in de
provincie Antwerpen. Ondanks de positieve resultaten, werd eind 2005 beslist om de opvang in gastgezinnen
stop te zetten door een gebrek aan projectsubsidies.
De psychiatrische gezinsverpleging in België
59
periode in een pleeggezin willen verblijven. Bijvoorbeeld als overgang naar zelfstandig te
wonen of in een IBW. Ook loopt er in OPZ Geel momenteel een proefproject voor
psychiatrische gezinsverpleging bij kinderen en jongeren.
De aanpak in de pleeggezinnen is alledaags en niet-therapeutisch. Daarnaast kunnen de
patiënten rekenen op een professionele begeleiding door een multidisciplinair team vanuit
het wijkcentrum. Er is ook 24u op 24u permanentie voorzien en de mogelijkheid tot
opname in een ziekenhuisbed. In het hygiënisch centrum wordt toezicht gehouden op de
lichamelijke gezondheid en de hygiëne. Verder worden verschillende mogelijkheden tot
werk, activiteiten en ontspanning voorzien.
De psychiatrische gezinsverpleging sluit nauw aan bij de in Hoofdstuk 1 beschreven trends
in de geestelijke gezondheidszorg. De opvang van personen met psychiatrische problemen
in pleeggezinnen maakt het namelijk mogelijk dat deze personen, die niet zelfstandig
kunnen wonen, toch een plaats in de samenleving krijgen. Ook wordt de sociale integratie
er op een natuurlijke manier bevorderd. Dit is een grote meerwaarde aangezien personen
met psychiatrische problemen veel waarde hechten aan sociale integratie en dit vaak heel
moeilijk te verbeteren is.
Vanuit het beleid van de gezinsverpleging van het OPZ Geel werden verschillende
toekomstperspectieven geformuleerd. Zo wenst men het huidige aanbod meer te
differentiëren. Men wenst zowel perspectiefbiedende, behandelende als ondersteunende
pleegzorg in te voeren voor drie leeftijdsgroepen (kinderen/jongeren, volwassenen en
ouderen). Daarnaast wil men meer aansluiten bij eerstelijnsdiensten in de samenleving, de
samenwerking met PVT en IBW verder uitbouwen en het in de wetgeving mogelijk maken
om professionele pleeggezinnen in te schakelen. Deze toekomstperspectieven zijn echter te
realiseren omwille van de huidige regelgeving. Zowel op inhoudelijk als financieel vlak
houdt het KB van 10 april 1990 een verdere uitbouw van de psychiatrische
gezinsverpleging tegen.
60
61
Hoofdstuk 3
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van
België
In dit onderdeel positioneren we de psychiatrische gezinsverpleging in het huidige
zorglandschap. De psychiatrische gezinsverpleging kan enerzijds gesitueerd worden in de
geestelijke gezondheidszorg (1). Anderzijds vergelijken we de psychiatrische
gezinsverpleging met de pleegzorg zoals deze georganiseerd is in de sectoren Kind &
Gezin, de Bijzondere Jeugdbijstand (BJB) en de Gehandicaptenzorg (VAPH) (2).
1 Situering van de psychiatrische gezinsverpleging in de geestelijke
gezondheidszorg
De zorg voor patiënten met een chronische psychiatrische problematiek (de doelgroep van
de psychiatrische gezinsverpleging) wordt in de geestelijke gezondheidszorg opgenomen
door de initiatieven voor Beschut Wonen (IBW), de Psychiatrische Verzorgingstehuizen
(PVT) en de psychiatrische zorg in de thuissituatie (PZT).
In een eerste onderdeel worden de IBW, de PVT en PZT beknopt voorgesteld. In een
tweede onderdeel maken we de vergelijking tussen deze vormen van zorg en de
psychiatrische gezinsverpleging en proberen we deze tegen elkaar af te lijnen. In een derde
onderdeel komen we tot een besluit.
1.1 Beknopte voorstelling van IBW, PVT en PZT
1.1.1 Initiatieven voor Beschut Wonen29
Een initiatief voor Beschut Wonen (IBW) begeleidt mensen met chronische psychische
problemen die geen nood hebben aan een permanent verblijf in een psychiatrisch
ziekenhuis, maar die ook niet alleen kunnen wonen zonder professionele hulp.
Het concept van IBW bestaat al sinds de jaren 70. Toen werden er vanuit de psychiatrische
ziekenhuizen (PZ) pogingen ondernomen om patiënten die al lang in het ziekenhuis
verbleven en ernstige psychische problemen hadden te laten samenwonen. Hiervoor werd
29 Bron: www.zorg-en-gezondheid.be
Hoofdstuk 3
62
soms samengewerkt met de ambulante centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG).
Pas op 10 juli 1990 kregen de IBW een wettelijke basis. Op die datum werden 19
Koninklijke en Ministeriële besluiten van kracht die een wettelijke basis leggen om
psychiatrische bedden voor chronische patiënten in de psychiatrische ziekenhuizen af te
bouwen. Deze regelgeving maakte het mogelijk bedden op te richten in IBW. In
Vlaanderen zijn er momenteel 45 erkende IBW.
Er zijn twee vormen van IBW:
Gemeenschapswonen: in eenzelfde woning wonen ten minste drie en maximum tien
personen. In deze woningen moeten zowel gemeenschappelijke als private vertrekken
(= vooral slaapkamers) aanwezig zijn.
Individueel wonen: de personen wonen alleen in hun woning. Deze manier van wonen
is sinds 2000 in de regelgeving vastgelegd. Het aantal plaatsen individueel wonen mag
het maximum van 20% van het totaal aantal erkende plaatsen niet overschrijden.
Het personeel heeft vooral een begeleidende taak die in essentie gericht is op de maximale
ontwikkeling van de persoonlijke zelfstandigheid van de bewoners. Gemiddeld komt er één
keer per week een begeleider langs en worden er zaken besproken die voor alle bewoners
belangrijk zijn. Daarnaast is er ook individuele begeleiding. Bewoners worden
bijvoorbeeld geholpen bij het netjes houden van de woning, de administratie, het
klaarmaken van een voedzame maaltijd, het zoeken van een goede dagactiviteit (bv.
opleiding, vrijwilligerswerk, activiteitencentrum, dagbehandeling …), … In het KB staat
bovendien beschreven dat de nodige maatregelen getroffen moeten worden zodat
bewoners, ingeval van dringende hulpverlening, onmiddellijk een beroep kunnen doen op
de meest aangewezen hulpverlening. In de meeste IBW wordt hiervoor ingestaan via een
telefonisch permanentiesysteem waar bewoners 24u op 24u iemand van het begeleidende
personeel kunnen bereiken.
IBW betekent voor sommige personen een overgang naar een zelfstandig leven in de
maatschappij, voor anderen is het een definitieve woonvorm. Soms moeten bewoners nog
voor korte of langere periode opgenomen worden in een psychiatrisch ziekenhuis. Hierbij
is het wel de bedoeling dat zij na hun opname terug naar het IBW kunnen.
1.1.2 Psychiatrische Verzorgingstehuizen30
In een Psychiatrisch Verzorgingstehuis (PVT) verblijven personen met een chronische
psychische problematiek. Hun toestand is gestabiliseerd waardoor ze geen opname in een
ziekenhuismilieu nodig hebben. Er verblijven twee types van bewoners:
personen met een langdurige en gestabiliseerde psychische stoornis
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
63
personen met een mentale handicap
Net zoals de IBW kreeg het PVT een wettelijke basis op 10 juli 1990. Deze regelgeving
maakt het mogelijk om psychiatrische bedden voor chronische patiënten in de
psychiatrische ziekenhuizen af te bouwen en andere plaatsen in de PVT op te richten. In
Vlaanderen zijn er 24 PVT‟s erkend door de overheid.
Een PVT is een residentiële instelling waarin de aanpak vooral gericht is op begeleiding.
Idealiter is het niet op de campus van het ziekenhuis gelegen zodat er voldoende integratie
in de samenleving mogelijk is. Voor het grootste aantal van de opgenomen personen wordt
het verblijf in een PVT een definitief verblijf. Een minderheid kan doorstromen naar
beschut wonen of opnieuw opgenomen worden in een psychiatrisch ziekenhuis wanneer de
ziektetoestand verslechtert.
1.1.3 Pilootprojecten psychiatrische zorg in de thuissituatie
In 2000 werden er zowel in Vlaanderen, Brussel als Wallonië een aantal proefprojecten
„psychiatrische zorg in de thuissituatie‟ opgestart. Ook nu nog zitten deze projecten in een
pilootfase en werd er nog geen definitief beleidskader ontwikkeld. In 2006 werden in
België 41 projecten gesubsidieerd voor volwassenen en 12 voor kinderen en jongeren
(advies psychiatrische zorg in de thuissituatie door de NRZV, 09/02/2006).
In een advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (9 februari 2006)
wordt de „psychiatrische zorg in de thuissituatie‟ als volgt gedefinieerd: het is een
modaliteit van zorg als onderdeel van een zorgprogramma voor elk van de leeftijdsgroepen
van patiënten met een psychiatrische stoornis, met als gemeenschappelijke kenmerken dat
gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg verleend wordt a) aan patiënten die in hun
thuismilieu verblijven en b) waar de hulpverlener zich naar het thuismilieu begeeft.
Deze definitie brengt met zich mee dat alle patiënten met een psychiatrisch probleem of
een psychiatrische stoornis die in hun thuismilieu verblijven tot de mogelijke doelgroep
behoren. Dit impliceert dat het aanbod PZT in de toekomst toegankelijk moet zijn voor alle
patiënten van elke in de GGZ vooropgestelde beleidsdoelgroep, namelijk: kinderen en
jongeren, volwassenen en ouderen. Een heel specifieke subpopulatie in elk van deze
leeftijdsdoelgroepen zijn de personen met (potentieel) ernstige en langdurige
psychiatrische stoornissen.
30 Bron: www.zorg-en-gezondheid.be
Hoofdstuk 3
64
1.2 De vergelijking van de psychiatrische gezinsverpleging met de Initiatieven
Beschut Wonen (IBW), Psychiatrisch Verzorgingstehuis (PVT) en de
Psychiatrische Zorg in de Thuissituatie (PZT)
In Tabel 3 wordt de regelgeving voor de psychiatrische gezinsverpleging, IBW, PVT en
PZT op enkele belangrijke domeinen op een rij gezet. Voor de psychiatrische
gezinsverpleging, IBW en PVT is de informatie grotendeels afkomstig uit de betreffende
KB‟s. De informatie over de „psychiatrische zorg in de thuissituatie‟ is afkomstig uit het
Advies PZT van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (NRZV) (09/02/2006).
Tabel 3 De vergelijking van de regelgeving van de psychiatrische gezinsverpleging met de
regelgeving van IBW, PVT en PZT
Psychiatrische
gezinsverpleging Beschut Wonen
Psychiatrisch
Verzorgingstehuis
Psychiatrische zorg in
de thuissituatie
Woonvorm In een gezin Met medepatiënten
(ten minste 3 en ten
hoogste 10) of
individueel
Met medepatiënten In de thuissituatie
Aantal 1 in Vlaanderen (Geel)
en 1 in Wallonië
(Lierneux)
45 in Vlaanderen 24 in Vlaanderen 41 pilootprojecten voor
volwassenen
Doelgroep Psychisch gestoorde
patiënten, van wie het
psychische en sociale
evenwicht enkel kan
gehandhaafd blijven
mits de permanente
zorg verstrekt door een
pleeggezin en de
therapeutische
begeleiding van een
Multidisciplinair
behandelingsteam,
binnen het organisato-
risch kader van een
psychiatrische zieken-
huisdienst (Art. 1).
Personen die om
psychiatrische redenen
in hun leef- en woon-
milieu geholpen
moeten worden bij het
verwerven van sociale
vaardigheden en
waarvoor aangepaste
dagactiviteiten moeten
worden georganiseerd
(Art. 2).
Volwassen personen
met een langdurige en
gestabiliseerde
psychische stoornis (1)
of mentaal
gehandicapten (2) die
nood hebben aan een
continue begeleiding
(Art. 3).
Alle patiënten met een
psychiatrisch probleem
of een psychiatrische
stoornis die in hun
thuismilieu verblijven.
Een heel specifieke
subpopulatie zijn de
personen met
(potentieel) ernstige en
langdurige
psychiatrische
stoornissen.
Uitsluitings-
criteria
Geen informatie - geen voltijdse
ziekenhuisbehandelin
g vereisen (Art. 2)
- het verblijf in een
initiatief van beschut
wonen is slechts
verantwoord voor
zover de betrokkene
nog niet volledig in
het maatschappelijk
leven kan worden
gere-integreerd
(Art. 2)
- geen ziekenhuis-
behandeling vergen
(1 en 2)
- niet in aanmerking
komen voor opname
in een RVT of
Beschut Wonen (1)
of een MPI (2)
- geen nood hebben
aan een ononder-
broken psychiatrisch
toezicht (1 en 2)
(Art. 3)
Er dient bij elke
individuele
patiëntensituatie
kritisch en continu
afgewogen te worden
of PZT de meest
aangewezen of
haalbare zorgvorm is
(hierbij dient rekening
gehouden te worden
met de draagkracht en
de draaglast van de
mantelzorgers, de
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
65
Psychiatrische
gezinsverpleging Beschut Wonen
Psychiatrisch
Verzorgingstehuis
Psychiatrische zorg in
de thuissituatie
beschikbaarheid van de
eerstelijnsactoren en
het kunnen waarborgen
van bescherming).
Opdrachten De psychiatrische
ziekenhuisdienst staat
in voor de functie
gezinsverpleging, de
behandeling van de
patiënt en de kwaliteit
van de verzorging in
het pleeggezin (Art. 2)
Het huisvesten en
begeleiden van de
hierboven genoemde
doelgroep (Art. 2).
De begeleiding is
gericht op de maximale
ontwikkeling van de
persoonlijke
zelfstandigheid van de
bewoners (Art. 10)
Het verlenen van een
geheel van zorgen dat
toelaat het verblijf in
het ziekenhuis in te
korten of te voor-
komen (Art. 1).
PZT moet als
modaliteit mogelijk
gemaakt worden voor
de realisatie van elke
zorgfunctie:
aanmelding,
indicatiestelling,
diagnose, verzorging,
begeleiding,
behandeling, psycho-
educatie, activering en
dienstverlening.
Toeganke-
lijkheid
De continuïteit van de
verzorging en
behandeling moet
gewaarborgd worden.
Een permanente
beschikbaarheid (24
uren op 24 uren) ten
overstaan van
patiënten en
pleeggezinnen met
crisisinterventie en
spoedopname, dient
georganiseerd (Art. 8).
De nodige maatregelen
dienen getroffen om,
ingeval van dringende
hulpverlening onmid-
dellijk een beroep te
kunnen doen op de
meest aangewezen
hulpverlening (Art. 8).
Tevens dienen de
bewoners ingelicht te
worden wie de verant-
woordelijkheid draagt
voor het huis of voor
de werking en hoe zij
deze of zijn afgevaar-
digde te allen tijde
kunnen bereiken
(Art. 9)
De bewoners kunnen
voor onderzoeken bij
crisistoestand of bij
noodzaak aan klinische
behandeling en
verzorging,
opgenomen worden in
een ziekenhuis
(Art. 30).
Geen informatie
Begeleidings-
ploeg
Kernteams bestaande
uit medische,
psychologische,
sociale en
verpleegkundige leden
(Art. 8)
Het team dat voor de
begeleiding en het
toezicht moet instaan
omvat 3VTE/30
patiënten, van wie 2
verplegers. Per 30
plaatsen wordt het
team aangevuld met
1,5VTE (Art. 11).
Voor de begeleiding en
ondersteuning dient er
een team voorzien te
worden met
- een geneesheer-
specialist in de
(neuro-)psychiatrie
(Art. 13)
- minstens 1 VTE/8
bewoners (enkel
personeelsleden met
een A1-diploma of
hoger komen in
aanmerking) (Art. 20)
Er moet worden
voorzien in de
supervisie door een
geneesheer-specialist
in de (neuro-)
psychiatrie (Art. 32).
De personeelsnorm
bedraagt 12 VTE/30
bewoners waarvan
maximaal 6
verzorgingspersoneels-
leden zijn. Deze
personeelsnorm wordt
verhoogd met een
halve orthopedagoog
per vijftien personen
met een mentale
handicap (Art. 39)
Per werkingsgebied
van 120.000
volwassenen tussen 20
en 64 jaar worden er
telkens 2 VTE
gefinancierd via de
reeds bestaande
middelen van
gespecialiseerde GGZ-
actoren met als
opdracht om de
eerstelijnsactoren te
ondersteunen in hun
omgang met personen
met psychische
problemen
Netwerkprakt
ijken
Geen informatie Het initiatief van
beschut wonen dient
Elk PVT dient een
schriftelijke
Er is een
samenwerking vereist
Hoofdstuk 3
66
Psychiatrische
gezinsverpleging Beschut Wonen
Psychiatrisch
Verzorgingstehuis
Psychiatrische zorg in
de thuissituatie
uit te gaan van een
daartoe erkend
samenwerkingsverban
d van psychiatrische
instellingen en
diensten31
(Art. 12)
samenwerkingsovereen
komst af te sluiten met
een psychiatrisch
ziekenhuis (Art. 31).
tussen de reguliere
thuiszorg en de
geestelijke
gezondheidszorg.
Hospitalisatie Ja Neen Neen Neen
Somatische
zorg
inbegrepen?
Ja Neen Gedeeltelijk
(somatische zorg is
inbegrepen in de
opdracht van PVT met
uitzondering van
consultaties van
huisartsen)
Neen
Keuze
behandelende
psychiater?
Neen Ja Neen Ja
Dagactiviteite
n inbegrepen?
Ja Financiering van
enkele VTE voor
activering voorzien
Niet voorzien in het
financieringsKB
Niet voorzien
Kostprijs32
€ 43,3933
/ € 91,95 tot € 107,9434
/
Overheid € 19,92 36,7335
€ 69,02 (psychiatrisch
gehandicapten) en € 75
(mentaal
gehandicapten)36
121.962,73 euro (voor
1,5 bachelor en 0,5
master en
werkingskosten)
Patiënt € 14 tot € 23,47 Geen vaststaand
bedrag
De bewoners betalen
een vergoeding voor de
woongelegenheid en
dienen daarnaast zelf
in te staan voor hun
levensonderhoud
€ 22,93 tot € 32,9437
Geen bepalingen
Hieronder wordt op de vergelijking ingegaan.
31 zoals bedoeld in Hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de
normen voor erkenning van samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten 32
Kostprijs per patiënt per dag 33
Bron prijzen psychiatrische gezinsverpleging: intern document OPZ Geel „Gezinsverpleging OPZ Geel.
Financiële balans huidige situatie en voorstel overgangsmaatregel‟. 34
Prijzen 01-01-2010 35
Dagprijs op 31.12.2009 36
Hierbij is C2A niet bijgerekend: dit is het verschil in de investeringen met het nationaal gemiddelde en is
verschillend per PVT 37
kostprijs patiënt: 35,96 euro = investeringen op gebouwen en hotelkosten. Dit bedrag wordt deels gedempt
door de staatstussenkomst (KB 2002) – afhankelijk van de staatstussenkomst wordt dit 22,93 euro tot 32,94
euro (tussenkomst is 14,23 euro of 8,55 euro of 4,22 euro)
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
67
1.2.1 Woonvorm
Een verschil tussen deze woonvormen betreft het feit of de patiënt al dan niet in een gezin
verblijft. Enkel in de psychiatrische gezinsverpleging is dit systematisch het geval. De
patiënt woont er in een gewoon gezin en komt nauw in contact met de sociale
gebeurtenissen in en om dat gezin. In IBW en PVT leven de patiënten steeds samen met
andere patiënten (tenzij een patiënt individueel in IBW verblijft). In PZT leven de
patiënten alleen of in het eigen gezin.
In de verschillende woonvormen leven de patiënten in meer of mindere mate samen met
anderen. Dit kan belangrijk zijn in de afweging welke woonvorm het meest geschikt is
voor elke persoon. Zo zijn er tussen de woonvormen verschillen in de mate waarin
patiënten samenleven met anderen. Ook stellen de verschillende woonvormen andere eisen
naar zelfstandig functioneren toe (bv. een patiënt die individueel in IBW verblijft, moet
zelfstandiger kunnen functioneren dan een patiënt die in een pleeggezin verblijft). In deze
zin maakt het bestaan van deze verschillende woonvormen het mogelijk om voor elke
individuele patiënt de meest ideale verblijfplaats te vinden. Een voorwaarde hiervoor is
wel dat deze woonvormen in elke regio beschikbaar zijn.
Positief aan de psychiatrische gezinsverpleging in vergelijking met de andere woonvormen
is dat de patiënt in een constante omgeving woont. De patiënt krijgt er te maken met steeds
dezelfde gezinsleden in plaats van steeds wisselende verpleegkundigen en medepatiënten,
zoals in andere zorgvormen vaak het geval is. Patiënten blijven vaak van generatie op
generatie in eenzelfde familie. Wanneer de pleegouders sterven, worden de patiënten vaak
opgevangen door hun kinderen of door het sociale netwerk van het gezin, bv. de buren.
1.2.2 Aantal
Wat het voorkomen van deze zorgvormen in België betreft, blijkt dat de psychiatrische
gezinsverpleging slechts op twee plaatsen georganiseerd wordt. Op dit moment is dit
aanbod dus onvoldoende om het aan alle patiënten dichtbij hun woonplaats te kunnen
aanbieden.
In vergelijking daarmee is het aanbod aan PZT, PVT en IBW een stuk groter. Voor PZT
lopen er in België 41 gesubsidieerde pilootprojecten voor volwassenen (2010). Daarnaast
zijn er 24 PVT‟s en 45 IBW‟s in Vlaanderen.
1.2.3 De doelgroep
Uit de definities in Tabel 3 blijkt dat patiënten die in de psychiatrische gezinsverpleging of
PVT‟s verblijven meer ondersteuning behoeven dan patiënten in IBW. Voor de
psychiatrische gezinsverpleging staat beschreven dat het bedoeld is voor patiënten van wie
Hoofdstuk 3
68
„het psychische en sociale evenwicht enkel kan gehandhaafd blijven mits de permanente
zorg verstrekt door… (Art. 1).‟ Het PVT is bedoeld voor patiënten „die nood hebben aan
een continue begeleiding (Art. 3).‟ Voor Beschut Wonen gaat het om patiënten „die in hun
leef- en woonmilieu geholpen moeten worden bij het verwerven van sociale vaardigheden
en er aangepaste dagactiviteiten moeten worden georganiseerd (Art. 2)‟. De doelgroep van
de psychiatrische zorg in de thuissituatie blijkt heel breed te zijn: het gaat om alle personen
met een psychiatrisch probleem of psychiatrische stoornis die in hun thuismilieu
verblijven. Hier zullen vermoedelijk grote verschillen te vinden zijn tussen de mate van
ondersteuning die zij behoeven, afhankelijk van de draagkracht van de mantelzorger.
Een ander verschil op het vlak van de doelgroep betreft de leeftijd. IBW en PVT richten
zich tot volwassenen, terwijl er binnen de psychiatrische gezinsverpleging en PZT ook
pilootprojecten lopen voor kinderen en jongeren. In de PZT zijn er ook plannen om een
werking voor ouderen uit te bouwen.
1.2.4 Uitsluitingscriteria
Uitsluitingscriteria staan niet beschreven in de regelgeving van de psychiatrische
gezinsverpleging. Voor de andere sectoren/zorgvormen hebben de uitsluitingscriteria
steeds betrekking op de vraag of de opname in deze zorgvorm de meest aangewezen vorm
van zorg is. Zo staat er in de wetgeving van zowel IBW als PVT beschreven dat de
patiënten geen voltijdse ziekenhuisbehandeling of ononderbroken psychiatrisch toezicht
mogen vereisen. Voor IBW staat daarnaast vermeld dat een verblijf er enkel verantwoord
is wanneer de persoon niet volledig in de samenleving kan worden geïntegreerd. Voor PVT
dient eerst nagegaan te worden of de persoon niet in aanmerking komt voor een RVT, IBW
(personen met een gestabiliseerde psychiatrische stoornis) of MPI (mentaal
gehandicapten). Voor PZT wordt aangegeven dat bij elke individuele patiëntensituatie
afgewogen moet worden of PZT de meest aangewezen of haalbare zorgvorm is en dat
hierbij rekening gehouden moet worden met onder andere de draagkracht en de draaglast
van de mantelzorgers, de beschikbaarheid van de eerstelijnsactoren en het kunnen
waarborgen van bescherming.
1.2.5 Opdrachten
Voor de IBW‟s is de opdracht het meest uitvoerig beschreven in de regelgeving. In
Artikel 10 staat aangegeven „dat de begeleiding gericht is op de maximale ontwikkeling
van de persoonlijke zelfstandigheid van de bewoners. Deze taak omvat onder meer
volgende domeinen: het aanleren van sociale vaardigheden, het aanleren van
administratieve vaardigheden, het organiseren en stimuleren van een zinvolle
tijdsbesteding, het bevorderen van de contacten van de bewoners met hun milieu van
herkomst‟. De beschrijving van de opdrachten van de psychiatrische gezinsverpleging en
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
69
PVT zijn erg beknopt. De psychiatrische gezinsverpleging „staat in voor de behandeling
van de patiënt en de kwaliteit van de verzorging in het pleeggezin (Art. 2).‟ Het PVT „dient
een geheel van zorgen te verlenen dat toelaat het verblijf in het ziekenhuis in te korten of te
voorkomen (Art. 1)‟. Wat PZT betreft, komt in het advies van de NRZV naar voor dat de
opdrachten hiervan erg breed zijn. PZT moet ingeschakeld kunnen worden voor de
realisatie van verschillende uiteenlopende zorgfuncties, namelijk: aanmelding,
indicatiestelling, diagnose, verzorging, begeleiding, behandeling, psycho-educatie,
activering en dienstverlening.
1.2.6 Toegankelijkheid
De toegankelijkheid is het grootst in het PVT. Daar zijn 24u op 24u professionele
hulpverleners aanwezig voor de bewoners. Daarna volgt de psychiatrische
gezinsverpleging waar de patiënten omringd zijn door het pleeggezin en deze 24u op 24u
een beroep kunnen doen op de permanentie. Ten slotte volgen de IBW‟s waar het minste
begeleiding wordt voorzien. De vaste begeleider komt er enkele keren per week langs. In
crisissituaties kunnen de bewoners wel 24u op 24u telefonisch een begeleider bereiken.
Voor PZT is hierover geen informatie beschikbaar.
1.2.7 De begeleidingsploeg
Wat het aantal VTE betreft dat instaat voor de begeleiding, blijkt dat het PVT het beste
voorzien is, namelijk 12 VTE/30 bewoners. Daarna volgt de psychiatrische
gezinsverpleging met 4,5 VTE/30 patiënten. IBW heeft het minste VTE met
1VTE/8bewoners. Zowel in IBW, PVT als de psychiatrische gezinsverpleging maakt een
psychiater deel uit van de begeleidingsploeg.
Voor PZT is hierover weinig vergelijkbare informatie beschikbaar. Per werkingsgebied
van 120.000 volwassenen tussen 20 en 64 jaar worden telkens 2 VTE gefinancierd met als
opdracht om de eerstelijnsactoren te ondersteunen in hun omgang met personen met
psychische problemen.
1.2.8 Netwerkpraktijken
Wat netwerkpraktijken betreft, staat er in de regelgeving van de PVT‟s beschreven „dat elk
PVT een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst dient af te sluiten met een
psychiatrisch ziekenhuis (Art. 31)‟. Voor IBW „dient het initiatief uit te gaan van een
daartoe erkend samenwerkingsverband van psychiatrische instellingen en diensten
(Art. 12)‟. Voor PZT is er een samenwerking vereist tussen de reguliere thuiszorg en de
Hoofdstuk 3
70
geestelijke gezondheidszorg. Voor de psychiatrische gezinsverpleging is hierover geen
informatie beschikbaar in de regelgeving.
1.2.9 Hospitalisatie
De psychiatrische gezinsverpleging is de enige zorgvorm waar patiënten gehospitaliseerd
zijn.
1.2.10 Somatische zorg
Samenhangend met de hospitalisatie is de psychiatrische gezinsverpleging de enige
zorgvorm waarbij de somatische zorg volledig inbegrepen is voor de patiënten die er
verblijven. Voor PVT is dit slechts gedeeltelijk het geval in die zin dat consultaties van
huisartsen daar niet inbegrepen zijn. In IBW en PZT is dit helemaal niet het geval.
1.2.11 Keuze behandelende psychiater
Zowel in de psychiatrische gezinsverpleging als in PVT hebben patiënten geen vrije keuze
voor hun behandelende psychiater en zijn ze verplicht bij de psychiater van de voorziening
te gaan. In IBW en PZT hebben de patiënten wel vrije keuze voor hun behandelende
psychiater.
1.2.12 Dagactiviteiten
De psychiatrische gezinsverpleging is de enige woonvorm die volledig instaat voor het
voorzien van dagactiviteiten voor de patiënten. In IBW is hiervoor een financiering van
enkele VTE voorzien (activering). In PVT en PZT is dit niet voorzien.
1.2.13 Kostprijs of financiering
In Tabel 3 komt naar voor dat de psychiatrische gezinsverpleging het minst gefinancierd
wordt met € 19,92 per patiënt per dag voor het totale pakket aan zorg. Dit wordt gevolgd
door IBW met € 36,73 euro en vervolgens door PVT met € 69,02 (psychiatrisch
gehandicapten) of € 75 (mentaal gehandicapten). De cijfers voor PZT zijn moeilijk
vergelijkbaar doordat ze niet uitgedrukt worden per patiënt per dag, maar enkel het
volledig vrijgemaakte bedrag beschikbaar is.
Wat de kosten voor de patiënt per dag betreffen, blijkt dit voor de psychiatrische
gezinsverpleging op gemiddeld € 23,47 neer te komen. Voor PVT varieert dit van € 22,93
tot € 32,94, afhankelijk van de staatstussenkomst. Voor IBW is dit geen vaststaand bedrag.
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
71
Om hier toch een zicht op te krijgen, werd aan een IBW gevraagd hoeveel hun bewoners
gemiddeld betalen. De bewoners betalen er zelf een gedeelte van de huur van de woning,
een gedeelte in de nutsvoorzieningen en werkingskosten (o.a. kosten boekhouder, de
normale nutsvoorzieningen (water, elektriciteit, olie/gas …) en de reparatiekosten en
aankoop van nieuwe toestellen (keuken, onderhoud, verfwerken, behang …). Dit bedrag
kan geschat worden op gemiddeld € 525 euro per maand of € 17,5 per dag (afhankelijk van
het huis waarin ze verblijven, de grootte van de kamer)38
. Daarnaast dienen de bewoners
zelf in te staan voor hun levensonderhoud (voeding, kledij, ontspanning …).
1.3 Besluit
Zowel de psychiatrische gezinsverpleging, IBW, PVT als PZT zijn woonvormen die het
mogelijk maken dat personen met (chronisch) psychische problemen, die niet zelfstandig
kunnen wonen, toch een plaats in de samenleving krijgen.
Uit de vergelijking komt naar voor dat deze woonvormen elk hun eigenheid hebben en
elkaar aanvullen. Specifiek aan de psychiatrische gezinsverpleging is dat patiënten er in
een pleeggezin verblijven. De verscheidenheid biedt mogelijkheden om voor elke patiënt
een zo goed mogelijk bij hem/haar passende woonvorm te vinden. Om dit te realiseren, is
het belangrijk dat deze woonvormen op elkaar afgesteld zijn en niet naast elkaar opereren.
Het idee om een gemeenschappelijk aanmeldingspunt te creëren voor de psychiatrische
gezinsverpleging, IBW en PVT zou hieraan tegemoet kunnen komen (zie Hoofdstuk 2,
5.1.3). Daar zouden patiënten ingelicht kunnen worden over de verschillende
mogelijkheden. De volgende elementen kunnen meegenomen worden in het keuzeproces:
de mate van zelfstandigheid van de patiënt, de mogelijkheid om samen te leven met
anderen, de voorkeur van de patiënt …
2 Vergelijking van de psychiatrische gezinsverpleging met andere
vormen van pleegzorg
Pleegzorg is een werkvorm die al vele jaren een plaats heeft in andere sectoren dan de
geestelijke gezondheidszorg, namelijk de sectoren van Kind & Gezin, de Bijzondere
jeugdbijstand en de Gehandicaptenzorg. In dit hoofdstuk beschrijven we eerst de pleegzorg
in elk van deze drie sectoren. De informatie is grotendeels afkomstig van de website van
Pleegzorg Vlaanderen (www.pleegzorgvlaanderen.be). Vervolgens maken we de
38 Schatting: IBW De Vlier
Hoofdstuk 3
72
vergelijking met de psychiatrische gezinsverpleging. We eindigen het hoofdstuk met
conclusies over de gelijkenissen en de verschillen tussen de sectoren.
2.1 Beknopte voorstelling van pleegzorg in Kind & Gezin, Bijzondere
Jeugdbijstand en VAPH
2.1.1 Kind & Gezin
Binnen de sector Kind en Gezin wordt er gezinsondersteunende pleegzorg (GOP)
georganiseerd. Deze wordt erkend en gefinancierd door het IVA Kind en Gezin. GOP is de
pleegzorg waarbij een kind opgenomen wordt in een pleeggezin naar aanleiding van een
probleem- en/of crisissituatie. Het gaat om situaties waar sprake is van een tijdelijke
verzwaarde draaglast in het gezin, maar waarbij op korte termijn voldoende
opvoedingsperspectief bestaat. Wanneer dit opvoedingsperspectief onvoldoende aanwezig
is, zal er een beroep worden gedaan op andere (langer durende) vormen van pleegzorg.
Deze vorm van pleegzorg vindt plaats op vraag van de ouders, zonder toestemming van
een overheid of een administratie. De autonomie van de ouders om de keuze voor
pleegzorg te maken, is een belangrijk principe in GOP.
De diensten GOP hebben een mandaat om „hulp te bieden aan gezinnen (…) met kinderen
van nul tot twaalf jaar‟, waardoor deze vorm van pleegzorg slechts mogelijk is voor
kinderen van deze leeftijdscategorie.
Er zijn verschillende types GOP te onderscheiden die verschillen naargelang de maximale
looptijd:
ononderbroken pleegzorg:
crisispleegzorg van een kind met opvang van enkele dagen;
korte pleegzorg zonder onderbreking, met de maximale duur van 30
begeleidingsdagen;
pleegzorg zonder onderbreking, met de maximale duur van 90 begeleidingsdagen;
kortdurende pleegzorg van een baby in het kader van overweging tot behoud of
afstand in het kader van adoptie.
onderbroken pleegzorg: discontinue pleegzorg gespreid over een periode van maximaal
twee jaar.
Daarnaast werken de diensten GOP ook met steungezinnen. Het betreft hier een gezin dat
een steungevende relatie uitbouwt met een steunvragend gezin. Het kind blijft in zijn
oorspronkelijke milieu en verblijft niet in het gezin zoals bij een pleegzorgplaatsing.
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
73
Er is na 40 jaar nog geen structurele regelgeving uitgewerkt voor GOP, wat de werking
belemmert. De Vlaamse overheid heeft recent wel een convenant gesloten met de diensten
voor gezinsondersteunende gezinsplaatsing voor een periode van drie jaar (1 januari 2009
tot 31 december 2011) om de diensten aan te sturen en te financieren. Het convenant werd
opgesteld in overleg met de diensten en wordt begeleid door een jaarlijks subsidiebesluit.
2.1.2 Bijzondere Jeugdbijstand (BJB)
Pleegzorg in het kader van de Bijzondere Jeugdbijstand (BJB) wordt georganiseerd en
begeleid door een dienst voor pleegzorg, in opdracht van een verwijzende instantie,
namelijk het Comité voor BJB of de jeugdrechtbank. Het wordt erkend en gefinancierd
door het Intern Verzelfstandigd Agentschap Jongerenwelzijn (IVA JW)
Een kind in een problematische opvoedingssituatie (POS) kan door het Comité BJB
toevertrouwd worden aan een pleeggezin voor ten hoogste één jaar. Dit kan alleen indien
de ouders en de jongere zelf, indien ouder dan twaalf jaar, instemmen. De plaatsing kan
hernieuwd worden indien blijkt dat een terugkeer naar het natuurlijke milieu niet mogelijk
of aangewezen is. Dit kan tot de jongere in kwestie achttien jaar wordt. Hij kan echter
akkoord gaan om zijn verblijf bij het pleeggezin verder te zetten tot hij twintig jaar is.
Eenzelfde soort plaatsing kan opgelegd worden door de jeugdrechtbank wanneer deze
oordeelt dat er een problematische opvoedingssituatie bestaat. Het betreft een afdwingbare
maatregel. Ook hier duurt de pleegzorgplaatsing maximaal één jaar, is de maatregel
verlengbaar tot achttien jaar en kan deze verlengd worden tot twintig jaar wanneer de
jongere vrijwillig instemt. Alleen voor kinderen jonger dan twaalf jaar kan de
pleegplaatsing in één keer opgelegd worden tot de leeftijd van dertien jaar.
Een jongere die een als „misdrijf omschreven feit‟ pleegt (MOF), kan eveneens door de
jeugdrechter geplaatst worden in een pleeggezin. Ook hier duurt de plaatsing in principe tot
achttien jaar. De rechter kan het verblijf echter verlengen tot twintig jaar als de jongere
blijk geeft van aanhoudend wangedrag of van gevaarlijk gedrag. Daarnaast kan de
maatregel opgelegd worden tot de jongere de leeftijd van 23 jaar bereikt wanneer de
jongere na zijn zestiende verjaardag een MOF pleegt.
2.1.3 Gehandicaptensector (VAPH)
Pleegzorg voor personen met een handicap wordt georganiseerd en begeleid door een
dienst voor pleegzorg op basis van een schriftelijk protocol dat de dienst voor pleegzorg en
de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger onderschrijven. Voor
deze vorm van pleegzorg dient de kandidaat ingeschreven te zijn bij het Vlaams
Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH), dat de diensten voor pleegzorg en
Hoofdstuk 3
74
de pleeggezinnen ook subsidieert. VAPH hanteert de volgende definitie voor „een
handicap‟39
.
"Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te
wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische,
lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten
en persoonlijke en externe factoren."
Pleegzorg in het kader van het VAPH is niet beperkt in de tijd en kan voor korte of
lange(re) periodes worden georganiseerd. Afhankelijk van de persoon en de begeleiding
zal de plaatsing permanent of tijdelijk zijn.
Deze vorm van pleegzorg is ook toegankelijk voor volwassenen en wordt onder
verschillende vormen aangeboden.
Klassiek pleeggezin: hier kan een pleegkind of pleeggast40
langdurig verblijven
Wonen met ondersteuning van een particulier (WOP): hier woont de pleeggast
zelfstandig in een eigen appartement of studio met ondersteuning van een particulier uit
de buurt, zijn netwerk of familie. Deze particulier of ondersteuningsfiguur wordt
begeleid door de pleegzorgdienst.
Logeergezin: een tijdelijke en afgelijnde vorm van pleegzorg. Gedurende een vooraf
afgesproken periode kan het pleegkind/de pleeggast dat/die in gezinsverband of
residentieel verblijft in een logeergezin terecht. Dit biedt respijt aan het zorgende gezin
of een afwisseling voor het pleegkind/de pleeggast.
Doorstromingshuizen: hier wonen enkele cliënten gedurende een beperkte tijd samen
met vrijwilligers en maken gebruik van gemeenschappelijke ruimtes maar hebben een
eigen slaapkamer
Huizen voor langer verblijf: een verblijf waar cliënten in een gastgezin verblijven maar
wel over een eigen studio, kamer of eigen woonruimte beschikken. Hier is er ook
ondersteuning mogelijk door een aan- of inwonende vrijwilliger41
Flexibele vormen van pleegzorg: weekendopvang, crisisopvang, steungezinnen
(zie 1.1.1)
De gehandicaptensector is de enige sector waar het aantal pleegzorgplaatsingen vastgelegd
wordt via een Ministerieel Besluit. In 2010 werd dit vastgelegd op 843 „gewone plaatsen‟
en 193 WOP-plaatsen.
39 Bron: www.vaph.be
40 Pleeggast is de benaming voor een volwassene die in de psychiatrische pleegzorg verblijft
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
75
2.1.4 Tendensen
„Kiezen voor pleegzorg‟
Op 6 maart 2009 heeft de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin een
opvolgingsrapport „Perspectief!‟ ingediend in het Vlaamse Parlement. Een van de acht
beleidskeuzes is: „Kiezen voor pleegzorg‟. Hieraan worden zes acties gekoppeld:
1. Pleegzorg als de eerste te overwegen keuze in geval van gezinsvervangende
opvang voor kinderen onder de 6 jaar. Deze actie komt vanuit de internationale
wetenschappelijke literatuur die aantoont dat jonge kinderen schade in de hersenen
oplopen wanneer ze zich niet kunnen hechten aan een beperkt aantal
opvoedingsfiguren. Een gezin, ook al is dat niet het eigen gezin, scoort veel beter.
2. Een stem voor pleegouders in Vlaanderen. De overheid wil pleegouders
stimuleren en ondersteunen om zich te organiseren en hun standpunten te
verdedigen.
3. Eén intersectoraal decreet Pleegzorg Vlaanderen. In dit decreet wil de Vlaamse
overheid zorgen voor de intersectorale afstemming van de verschillende
pleegvormen. Momenteel wordt gewerkt vanuit vier administraties (BJB, VAPH,
Kind & Gezin en RIZIV). Een betere intersectorale afstemming wordt gezien als
een kans om de differentiatie en variatie in pleegzorg krachtiger uit te bouwen.
4. Reorganisatie van pleegzorg in Vlaanderen. Men wil komen tot een reorganisatie
van en meer samenwerking tussen de pleegzorgdiensten. Men wil komen tot zes
provinciale pleegzorgpunten voor pleegzorg zodat via schaalvergroting de
efficiëntie en de performantie van de pleegzorgstructuren verhoogd worden. Deze
manier van werken is al operationeel in Limburg en West-Vlaanderen en vanaf
2011 zal men hier ook in de andere provincies en Brussel mee van start gegaan.
5. Versterking en differentiatie van het pleegzorgaanbod (zie hieronder).
6. Een trainingsprogramma voor pleegouders. Men wil een programma
ontwikkelen met betrekking tot het omgaan met gedragsproblemen bij
pleegkinderen. Dit met als bedoeling om pleegouders sterker te maken en te
voorkomen dat moeilijke situaties leiden tot het vroegtijdig beëindigen van de
pleegzorg.
Differentiatie van het pleegzorgaanbod
Binnen de verschillende diensten voor pleegzorg is een tendens tot differentiatie aanwezig.
In Perspectief!42
wordt een gedifferentieerd aanbod opgesomd dat op termijn in
Vlaanderen beschikbaar moet zijn: Gezinsondersteunende pleegzorg, Perspectiefbiedende
41 Bv. Oikonde: in een huis voor langer verblijf werk je (minimaal) enkele jaren als een soort „pedagogisch
conciërge‟ mee aan de ondersteuning van twee of drie volwassenen met een handicap die in hetzelfde huis
zelfstandig wonen.
42 Perspectief! Evaluatie van het Globaal Plan Jeugdzorg. Visie op en toekomstperspectieven voor welzijn
van kinderen en jongeren, 63-64. http://wvg.vlaanderen.be/jongerenwelzijn/PDF/INDEPRAKTIJK_AR-
CHIEF/PERSPECTIEFPLAN.pdf.
Hoofdstuk 3
76
pleegzorg43
, Netwerkpleegzorg, (Semi-)professionele en psychiatrische pleegzorg,
Intensieve pleegzorg, Onderbroken pleegzorg en Handicapspecifieke pleegzorg.
In het Eindrapport labofunctie “project Pleegzorg – Palet” (Sprangers, 2009) werd een
voorstel uitgewerkt dat de toekomst uittekent voor een gedifferentieerd en flexibel
pleegzorgaanbod in Vlaanderen voor minderjarigen en hun gezin vanuit een provinciaal en
intersectoraal perspectief. Vanuit de aard van de cliëntvragen werd uitgetekend welk
basisaanbod aan pleegzorg er voor de sector Jongerenwelzijn dient te worden voorzien in
elke provincie. De volgende typemodules werden opgesteld:
Ondersteunende pleegzorg
= voor gezinnen die in een moeilijke en/of onverwachte kritische gezinsfase verkeren
en waarbij de kentering naar een positieve evolutie binnen een redelijke termijn te
verwachten is. Deze hulp is vooral ondersteunend, gericht op het versterken van de
draagkracht en voorkomt uithuisplaatsing. Binnen deze module kunnen de volgende
vormen van hulp onderscheiden worden:
Het opvanggezin: kortdurend verblijf in een gezin met begeleiding voor de
minderjarige en met intensieve begeleiding voor zijn gezin;
Het crisisgezin: zeer kort verblijf voor de minderjarige in een gezin;
Het logeergezin: onderbroken verblijf in een gezin met begeleiding voor de
minderjarige en zijn gezin;
Kamer met aandacht: verblijf voor minderjarigen op kamers in of in de buurt van
een gezin met begeleiding van de minderjarige en zijn gezin.
Perspectiefzoekende pleegzorg
= deze vormen van pleegzorg zijn erop gericht binnen een beperkte en relatief korte
termijn duidelijkheid te brengen voor kinderen en jongeren en hun ouders wat het
opvoedingsperspectief is. Met deze modules wordt tegemoet gekomen aan de grote
behoefte die uitgesproken is met betrekking tot de duidelijkheid en transparantie over
de opvoedingssituatie. Hierin kunnen drie typemodules ondergebracht worden:
Het bepalen van het opvoedingsperspectief: tijdelijk verblijf van de minderjarige in
een pleeggezin met intensieve begeleiding van de minderjarige en zijn gezin.
De netwerkobservatie: voorlopig verblijf in een netwerkgezin met begeleiding van
de minderjarige en zijn gezin.
43 Perspectiefbiedende pleegzorg biedt een duurzame oplossing. Het pleegkind of de pleeggast blijft voor een
lange tijd in het pleeggezin. Dit in tegenstelling met perspectiefzoekende pleegzorg waar naar een andere
oplossing wordt gezocht: terugkeer naar de biologische ouders of plaatsing in een residentiële voorziening.
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
77
Kortdurend verblijf in een pleeggezin in het licht van een mogelijke adoptie van de
minderjarige.
Perspectiefbiedende pleegzorg
= dit pleegzorgaanbod is een vervangend opvoedingskader. Het gaat om
opvoedingssituaties voor kinderen en jongeren waarbij ouders niet meer in beeld zijn,
ouders zeer zware psychiatrische problemen hebben, ouders onvoldoende intellectuele
of emotionele mogelijkheden hebben voor veilig en continu opvoeden …
Behandelingspleegzorg
= een geïntegreerde gerichte behandeling van kinderen/jongeren met een zeer moeilijk
te hanteren opvoeding wegens een diversiteit aan en combinatie van onderliggende
problemen die zowel van emotionele, gedragsmatige, psychologische en/of
psychiatrische aard zijn. De training van de pleegouder is hier cruciaal gezien de
specifieke opdracht en de gerichte opvoedingsaanpak die hier nagestreefd wordt.
Intensieve zorg in de pleegzorgsituatie
= deze zorg is erop gericht om tegemoet te komen aan een verhoogde nood aan
begeleiding tijdens een perspectiefbiedende pleegzorgsituatie (bv. bij verhoogde
gedragsmoeilijkheden kind, ingrijpende wijzigingen in de leefsituatie …)
Onderzoek in de pleegzorgsituatie
= dit aanbod voorziet in een korte en snelle diagnostische activiteit om antwoorden te
verwerven op concrete vragen in verband met te verwachten moeilijkheden in de
pleegzorgsituatie of tijdens het traject. De doelstelling is te interveniëren om zo een
breakdown te voorkomen.
Hierbij wordt aangegeven dat het pleegzorgpalet alleen maar kwaliteitsvol kan neergezet
worden als de organisatie van het aanbod en de zorgprocessen alsook de financiering van
de pleegzorg dit faciliteert. Het decreet op de pleegzorg wordt gezien als een grote
opportuniteit om hieraan tegemoet te komen.
Hoofdstuk 3
78
2.2 Vergelijking van pleegzorg in de verschillende sectoren
In wat volgt wordt de psychiatrische gezinsverpleging vergeleken met de pleegzorg in
Kind & Gezin, BJB en VAPH. De belangrijkste verschillen en gelijkenissen worden op een
rij gezet.
Tabel 4 De vergelijking van de regelgeving van de psychiatrische gezinsverpleging met de
regelgeving van de reguliere pleegzorg
Psychiatrische
gezinsverpleging44
Kind & Gezin
45
Bijzondere
Jeugdbijstand46
Gehandicapten-
sector47
Woonvorm In een pleeggezin In een pleeggezin In een pleeggezin In een pleeggezin
Erkenning,
programmatie en
inspectie
Federale overheid Vlaamse overheid Vlaamse overheid Vlaamse overheid
Aantal diensten
1 in Vlaanderen
(Geel) en 1 in
Wallonië
(Lierneux)
25 vzw‟s in Vlaanderen
Doelgroep
Psychisch gestoorde
patiënten, van wie
het psychische en
sociale evenwicht
enkel kan
gehandhaafd blijven
mits de permanente
zorg verstrekt door
een pleeggezin en
de therapeutische
begeleiding van een
multidisciplinair
behandelingsteam,
binnen het
organisatorisch
kader van een
psychiatrische
ziekenhuisdienst
(Art. 1).
Pleegzorg is zorg voor kinderen, jongeren en volwassenen die niet
thuis kunnen wonen of zelf geen thuis kunnen maken.
Kinderen van 0 tot 12
jaar in een situatie
waar sprake is van een
tijdelijke verzwaarde
draaglast in het gezin,
maar waarbij op korte
termijn voldoende
opvoedingsperspectief
bestaat.
Kinderen en jongeren
in een problematische
opvoedingssituatie
(POS) of die een als
misdrijf omschreven
feit (MOF) hebben
gepleegd.
Alle personen die
ingeschreven zijn bij
het Vlaams
Agentschap voor
Personen met een
Handicap (VAPH)
Opdrachten
De psychiatrische
ziekenhuisdienst
staat in voor de
functie gezins-
verpleging, de
De opdrachten van de pleegzorgdiensten houden verband met de
werving, selectie en matching van de pleeggezinnen en de begeleiding
van de pleegzorgsituatie.
44 Bron: KB van 10 april 1991
45 Bron: „Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toekenning van een subsidie voor de realisatie van
de opdrachten uit de overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de diensten voor
gezinsondersteunende pleegzorg (Brussel, 2010)‟ en „Overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de
diensten voor gezinsondersteunende pleegzorg‟ 46
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de
subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand (B.S. 10.XII.1994)1
47 www.vaph.be
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
79
Psychiatrische
gezinsverpleging44
Kind & Gezin
45
Bijzondere
Jeugdbijstand46
Gehandicapten-
sector47
behandeling van de
patiënt en de
kwaliteit van de
verzorging in het
pleeggezin (Art. 2)
Differentiatie
Voornamelijk
langdurig verblijf
van volwassenen
met psychiatrische
problemen
Familiale pleegzorg, netwerkpleegzorg en bestandspleegzorg
- Kort verblijf in het
licht van een
mogelijke adoptie
- Zeer kort verblijf
met het oog op een
terugkeer naar huis
- Kort verblijf met het
oog op een terugkeer
naar huis
- -Onderbroken
verblijf
- Vooral langdurige
opvang van kinderen
en jongeren
-2001-2008:
Orthopedagogische
pleegzorg: project
OPPZET (zie 1.2)
- Pleegzorg voor
zowel kinderen/
jongeren als
volwassenen
- Verschillende
vormen: klassiek
pleeggezin, WOP,
logeergezin,
doorstromingshuize
n, huizen voor
langer verblijf,
crisisopvang,
steungezinnen
Toegankelijkheid
De continuïteit van
de verzorging en
behandeling moet
gewaarborgd
worden. Een
permanente
beschikbaarheid (24
uren op 24 uren) ten
overstaan van
patiënten en
pleeggezinnen met
crisisinterventie en
spoedopname, dient
georganiseerd
(Art. 8).
In de pleegzorg in Kind & Gezin, BJB en VAPH is het geen
verplichting om permanente back-up te voorzien (Sprangers, 2009).
Een aantal diensten organiseren wel telefonische permanentie.
Begeleidingsploeg
Kernteams
bestaande uit
medische,
psychologische,
sociale en
verpleegkundige
leden (Art. 8)
Het team dat voor
de begeleiding en
het toezicht moet
instaan omvat
3VTE/30 patiënten,
van wie twee
verplegers. Per 30
plaatsen wordt het
team aangevuld met
1,5VTE
(Art. 11).
Het begeleidend
personeel beschikt
minstens over een
bachelor-diploma met
sociale of
pedagogische
oriëntatie.
- 1 directeur vanaf 36
minderjarigen
- 1 hoofdbegeleider/75
minderjarigen
- 1 basisbegeleider/25
minderjarigen
- 1 administratief/60
minderjarigen
- 0,5 bijzondere
functie/36
minderjarigen (+ 0,5
per schijf van 36
minderjarigen)
Voor 30
gehandicapten:
- 1 bestuurder met A1-
diploma (indien de
dienst zelfstandig
werkt)
- 25% geneesheer-
specialist
- 50% persoon met
licentiaatsdiploma
- 1 gezinsbegeleidster
- 1 administratief
personeelslid
- 1 directiemedewerker
(indien meer dan 89
plaatsen)
Aantal personen
in pleegzorg
348 (in 2010) 323 (in 2008) 4.610 (in 2008) 965 (in 2008)
Hoofdstuk 3
80
Psychiatrische
gezinsverpleging44
Kind & Gezin
45
Bijzondere
Jeugdbijstand46
Gehandicapten-
sector47
Pleeggezinnen
Aantal 426 (in 2010) 4.216 (in 2008)
Vergoeding
Gemiddeld € 18,20
per patiënt per dag
Proefproject
kinderen en
jongeren: € 25 per
patiënt per dag
€ 16,28 per
aanwezigheidsdag
(100% toegekend voor
de opvang tijdens de
dag en de nacht; 60%
toegekend voor de
opvang tijdens de dag,
aansluitend bij een
nacht)
van € 12 (kinderen
onder twaalf jaar met
recht op kinderbijslag)
tot € 19,36 (kinderen
boven twaalf jaar
zonder recht op
kinderbijslag)
+ kinderbijslag
+ zakgeld: van 3,77
euro (6-8-jarigen) tot
37,58 euro per maand
(18-20-jarigen)
- „gewone pleegzorg‟:
van €17,65 (een 0-3-
jarige met een lichte
handicap) tot €21,90
(ouder dan 12 jaar
met een zware
handicap)
- WOP: € 3,14 per dag
Statuut Neen Neen Neen Neen
Bijdrage
patiënt/ouders
€ 14 tot € 23,47 1/300ste
van het netto
maandinkomen per
nacht: niet lager dan
1,25 euro en niet
hoger dan 10 euro
Dit wordt steeds
bepaald door het
bureau voor BJB of de
jeugdrechter. Meestal
worden ze hiervan
vrijgesteld.
WOP en
minderjarigen: geen
Volwassen
pleeggasten:
persoonlijke bijdrage is
begrensd tot 16,66 euro
per dag (2008) met
behoud van 330,20
euro of 1/3e van het
inkomen
Subsidie overheid
43,39 euro - subsidie voor
personeels- en
werkingskosten en
kosten voor werving
van 962.442 euro
voor de vier diensten
- een onkostenver-
goeding, bestemd
voor het pleeggezin
van 16,28 euro per
dag
- een aanvullende
subsidie voor
personeels- en
werkingskosten van
22.319,74 euro
- 2,09 euro per dag per
begeleide
minderjarige
- er kunnen subsidies
worden toegekend
om bijzondere kosten
te vergoeden met
betrekking tot de aan
de minderjarigen
verstrekte
buitengewone
medische en
paramedische
verzorging
- bedrag per leeftijd:
12,7389 euro (0-3j)
tot 14,5056 euro
(vanaf 12j)
- werkingskost: 1,8922
euro
- dagvergoeding
samenwerkingsverba
nd: 0,1860 euro
- supplement: van
4,1843 euro (zware
verstandelijke
handicap, motorische
stoornis of
karakterstoornis) tot
2,3246 euro (lichte
verstandelijke
handicap, motorische
stoornis of
karakterstoornis)
- Al deze bedragen
worden geïndexeerd.
2.2.1 Woonvorm
Een gelijkenis tussen deze vier vormen van pleegzorg is dat de persoon steeds in een
pleeggezin wordt opgenomen en verblijft.
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
81
2.2.2 Erkenning en programmatie
De overheid door wie de pleegzorg erkend en geprogrammeerd wordt is verschillend.
Psychiatrische gezinsverpleging valt onder de bevoegdheid van de Federale Overheid
terwijl de pleegzorg die georganiseerd wordt door Kind & Gezin, BJB en VAPH onder
Vlaamse bevoegdheid valt.
Voor de programmatie komt naar voor dat het aantal plaatsen enkel voor de psychiatrische
gezinsverpleging en VAPH geprogrammeerd is. Voor de psychiatrische gezinsverpleging
zijn dit 538 plaatsen in Geel en 120 in Lierneux. Voor de Gehandicaptensector gaat het om
843 gewone plaatsen en 193 voor WOP (2010).
2.2.3 Aantal diensten
In de sectoren Kind & Gezin, BJB en VAPH bestaan er in Vlaanderen in het totaal 25
erkende vzw‟s. De psychiatrische gezinsverpleging wordt slechts in één voorziening in
Vlaanderen (Geel) en één in Wallonië (Lierneux) georganiseerd.
2.2.4 Doelgroep
Een eerste verschil in de doelgroep situeert zich op het vlak van de leeftijd. In de sectoren
Kind & Gezin, BJB en VAPH was in 2008 het grootste deel van de personen die in een
gezin verblijven minderjarig (73,3%). Ongeveer één vijfde was meerderjarig (21%)48
. In
tegenstelling hiermee worden in de psychiatrische gezinsverpleging vooral volwassenen en
ouderen opgevangen. Sinds 2009 loopt hier ook wel een proefproject voor kinderen en
jongeren.
Een ander verschil heeft te maken met de problematiek.
Kind & Gezin: problemen in de thuissituatie waarbij sprake is van een tijdelijke
verzwaarde draaglast in het gezin
Bijzondere Jeugdbijstand: problematische opvoedingssituatie (POS) of een
kind/jongere dat/die een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd MOS)
VAPH: voor personen met een handicap
Psychiatrische gezinsverpleging: voor personen met een psychiatrische stoornis,
eventueel met een bijkomende mentale beperking
48 Van de overige pleegkinderen of –gasten was de leeftijd onbekend
Hoofdstuk 3
82
2.2.5 Opdrachten
Wat de opdracht betreft, staat de psychiatrische gezinsverpleging zowel in voor de
begeleiding van het pleeggezin en de pleegzorgsituatie als voor de psychiatrische
behandeling, de somatische zorgen en het organiseren van dag- en ontspanningsactiviteiten
van de patiënten. De pleegzorgdiensten van Kind & Gezin, BJB en VAPH staan in
tegenstelling hiermee enkel in voor de begeleiding van de pleeggezinnen en
pleegzorgsituatie (bv. een dienst voor pleegzorg kijkt wel mee uit naar een dagactiviteit,
maar gaat deze niet zelf organiseren).
2.2.6 Differentiatie
In de vier sectoren komen verschillende vormen van pleegzorg voor. Er is differentiatie op
de volgende domeinen:
Doel van het verblijf
Het doel van het verblijf is anders voor de verschillende vormen van pleegzorg. In de
sector Kind & Gezin is het de bedoeling dat het verblijf van het kind in een pleeggezin
terug rust en ruimte schept in het oorspronggezin, zodat het kind daar terug naartoe kan
gaan.
In de psychiatrische gezinsverpleging voor volwassenen en BJB is het de bedoeling dat
het kind/de jongere/volwassene voor lange tijd in een pleeggezin kan verblijven en er
een soort thuis kan vinden. Zowel in de psychiatrische gezinsverpleging als in de sector
BJB is er ook interesse in behandelende pleegzorg. In de psychiatrische
gezinsverpleging loopt er op dit vlak een proefproject voor kinderen en jongeren (zie
3.1.2 ). In BJB liep er van 2001 tot 2008 een project rond orthopedagogische pleegzorg
(het project OPPZET te Genk49
50
).
In de Gehandicaptensector zijn verschillende vormen van pleegzorg mogelijk met
verschillende doelstellingen. Zo is het in een klassiek pleeggezin de bedoeling dat de
persoon een thuis kan vinden bij het pleeggezin voor een langere periode. Bij WOP is
het de bedoeling de persoon zo zelfstandig mogelijk te laten wonen en hierbij de
nodige ondersteuning te voorzien …
49 OPPZET was een pleegzorgproject voor minderjarigen tussen 3 en 18 jaar, die door een combinatie van
omstandigheden en gedragsmoeilijkheden niet thuis (konden) wonen en nood hadden aan specifieke opvang
en begeleiding (erkend door de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Bijzondere Jeugdbijstand). 50
http://www.ogl.be/pdf/publicaties/Project%20Oppzet,%20orthopedagogische%20pleegzorg%20en%20train
ing.pdf
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
83
Duur van de opvang
In de psychiatrische gezinsverpleging en de sector BJB is de opvang steeds langdurig
en ononderbroken. Enkel in de psychiatrische gezinsverpleging Lierneux bestaat er ook
pleegzorg in het kader van readaptatie waar patiënten slechts enkele maanden
verblijven.
In de sector K&G is de opvang steeds beperkt in de tijd en is er de mogelijkheid tot
zowel ononderbroken als onderbroken pleegzorg. Voor de ononderbroken pleegzorg is
dit maximaal 90 begeleidingsdagen. Voor de onderbroken pleegzorg maximaal 2 jaar.
Ook in de sector VAPH is veel variatie mogelijk naar de duur van de opvang. Dit kan
bijvoorbeeld langdurig en ononderbroken zijn (klassiek pleeggezin), langdurig en
onderbroken (WOP of logeergezin), kortdurend en ononderbroken (crisisgezin) …
Uit deze vergelijking komt naar voor dat de sectoren Kind & Gezin en VAPH momenteel
de grootste differentiatie kennen in de geboden pleegzorg.
In alle sectoren is men wel bezig om actief een verdere differentiatie uit te bouwen. In de
sectoren K&G, BJB en VAPH werd hiervoor in de studie Pleegzorg-palet (Sprangers,
2009) een voorstel uitgewerkt dat de toekomst uittekent voor een gedifferentieerd en
flexibel pleegzorgaanbod in Vlaanderen met de volgende typemodules: ondersteunende
pleegzorg, perspectiefzoekende pleegzorg, perspectiefbiedende pleegzorg,
behandelingspleegzorg, intensieve zorg in de pleegzorgsituatie en onderzoek in de
pleegzorgsituatie.
2.2.7 Toegankelijkheid
Wat toegankelijkheid betreft, komt er een verschil naar voor tussen de psychiatrische
gezinsverpleging enerzijds en de pleegzorg in de sectoren Kind & Gezin, BJB en VAPH
anderzijds.
Voor de patiënten en pleeggezinnen in de psychiatrische gezinsverpleging is er een
permanentiesysteem voorzien waardoor ze 24u op 24u telefonisch terecht kunnen bij een
verpleegkundige en er wordt ook effectieve hulp aan huis gegeven indien nodig.
Aangezien de patiënten gehospitaliseerd zijn, is het daarnaast mogelijk dat de patiënten
met een dringende hulpvraag onmiddellijk opgenomen worden. In tegenstelling hiermee is
deze permanente back-up momenteel niet mogelijk in de pleegzorg in Kind & Gezin, BJB
en VAPH (Sprangers, 2009).
Hoofdstuk 3
84
2.2.8 Begeleidingsploeg
Uit Tabel 4 komt naar voor dat de psychiatrische gezinsverpleging over het meeste
begeleidend personeel beschikt (3 VTE/30 patiënten + 1,5 VTE per 30 plaatsen). In de
pleegzorg BJB en VAPH wordt er een minder en gelijkaardig aantal personeel ingezet.
Voor BJB is dit 1 hoofdbegeleider en 3 basisbegeleiders per 75 minderjarigen. In VAPH
betreft dit 1 begeleider en 0,5 licentiaat per 30 gehandicapten. Voor pleegzorg K&G
werden geen gegevens in verband met het aantal begeleidend personeel teruggevonden.
2.2.9 Aantal personen in pleegzorg
Het aantal personen in pleegzorg is het grootst in de sector BJB (4.610 in 2008). Daar stijgt
het aantal pleegkinderen ook jaar na jaar (van 2.624 in 1998 tot 4.610 in 2008). Na BJB
zijn er in de sector VAPH het meeste pleegzorgsituaties (965 in 2008). Hier doet zich sinds
2002 een lichte daling voor (van 992 in 2002 naar 965 in 2008). Dit heeft te maken met de
begrensde erkenningscapaciteit. Daarna komt de psychiatrische gezinsverpleging in het
OPZ Geel met 348 patiënten51
. Ten slotte, waren er voor K&G 323 pleegkinderen in 2008.
Hier doet zich een lichte stijging voor (van 282 in 1998 naar 323 in 2008).
2.2.10 De pleeggezinnen
Aantal
In de psychiatrische gezinsverpleging daalt het aantal pleeggezinnen. Momenteel zijn er
426 pleeggezinnen (2010). In de sectoren K&G, BJB en VAPH zijn er in het totaal 4.216
pleeggezinnen (in 2008) en stijgt dit aantal jaar na jaar (van 2.682 in 1998 naar 4.216 in
2008).
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen familiale pleegzorg, netwerkpleegzorg en
bestandspleegzorg. Bij familiale pleegzorg gaat het om pleegzorg waarbij de pleegzorgers
zorgen voor een familielid (een kleinkind, een broer of zus, neef of nicht).
Netwerkpleegzorg is pleegzorg waarbij pleegzorgers zorgen voor iemand uit de omgeving
(een buurkind, een leerling op school …). Bestandspleegzorg is pleegzorg waarbij de
pleegzorgers het pleegkind op voorhand niet kenden.
In de psychiatrische gezinsverpleging zijn er vooral bestandspleeggezinnen en soms
netwerkpleeggezinnen.
51 Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit cijfers cijn van 2010 terwijl de cijfers van de andere drie vormen
van pleegzorg van 2008 zijn.
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
85
In de sectoren K&G, BJB en VAPH zijn er zowel familiepleeggezinnen,
netwerkpleeggezinnen als bestandspleeggezinnen. In 2008 werd 44% van de personen
opgevangen in een familiepleeggezin, 41% in een bestandspleeggezin en 14% in een
netwerkpleeggezin. Het aantal pleeggezinnen is in de afgelopen jaren voor de drie
soorten gestegen, met de grootste stijging voor de familiepleeggezinnen (van 909 in
1998 naar 1.865 in 2008).
Ondanks de stijging van het aantal pleeggezinnen in de sectoren K&G, BJB en VAPH
blijft het tekort aan pleeggezinnen een belangrijke bekommernis. Zo kan er ook in deze
sectoren nog maar één derde van de aangemelde hulpvragen beantwoord worden52
. Ook
heeft het beperkte aanbod aan pleegzorgers gevolgen voor de optimale matching van
pleeggezin met pleegkind of pleeggast (Verreth, 2009).
Alle sectoren ondervinden dat het niet eenvoudig is om nieuwe pleeggezinnen aan te
trekken door onder andere de relatieve onbekendheid van pleegzorg, een verkeerde of
onvolledige beeldvorming, de positie en het statuut van de pleegzorger en de vergoedingen
aan pleegzorgers. Ook een betere begeleiding en ondersteuning van pleegzorgers speelt
hierin een rol. Alle sectoren zijn het ermee eens dat het nodig is om meer nieuwe
pleegzorgers aan te trekken via bekendmaking, positieve en volledige beeldvorming, het
aantrekkelijker maken van pleegzorg door een betere positie en statuut van de pleegzorger,
betere vergoeding en betere/meer begeleiding en ondersteuning.
Training en ondersteuning
De pleegzorgdienst zorgt voor de begeleiding en de vorming van de pleeggezinnen. In de
sector Bijzondere Jeugdbijstand garandeert de dienst hiervoor gemiddeld zeven
begeleidingscontacten per jaar met de direct betrokken actoren in elke pleegzorgsituatie. In
de psychiatrische gezinsverpleging is dit minstens één bezoek per maand.
In de sectoren K&G, BJB en VAPH wordt geregeld vorming en training voorzien. De
pleegzorgdiensten hebben autonomie in het organiseren hiervan. Zij bepalen zelf de
frequentie en of ze individueel of in groep werken. Op 20 maart 2009 ging ook het
pleegzorgpunt van start voor de sectoren K&G, BJB en VAPH. Het is een gesprekstafel
waar pleegouders, diensten voor pleegzorg en cliënten elkaar geregeld ontmoeten om
samen pleegzorg in Vlaanderen en Brussel verder uit te bouwen.
In de psychiatrische gezinsverpleging worden momenteel weinig tot geen collectieve
vorming/training en ontmoetingsmomenten voor pleeggezinnen voorzien. Er wordt wel
concrete gedragsgerichte hulp in het gezin gegeven. Daarnaast organiseert CHS l‟Accueil
te Lierneux ook elk jaar een vormingsdag voor pleeggezinnen.
52 www.pleegzorgvlaanderen.be
Hoofdstuk 3
86
Vergoeding
Wat de vergoeding van de pleeggezinnen betreft, blijkt deze het laagste te liggen bij WOP
(3,14 euro per dag) (VAPH). Dit is logisch aangezien het om de minst intensieve vorm van
pleegzorg gaat. Daarna is de vergoeding het laagste bij Kind & Gezin (16,28 euro per
aanwezigheidsdag). Vervolgens volgen BJB (van 12 euro tot 19,36 euro per kind per dag),
de psychiatrische gezinsverpleging (gemiddeld 18,20 euro per patiënt per dag) en VAPH
(van 17,65 euro tot 21,90 euro per persoon per dag). De vergoeding voor het proefproject
psychiatrische gezinsverpleging voor kinderen en jongeren ten slotte ligt het hoogste (25
euro per kind per dag).
Statuut en pleegzorgverlof
Geen van de vier sectoren voorziet in een statuut voor de pleeggezinnen. Dit wordt als een
belangrijk knelpunt ervaren. Momenteel zijn een aantal wetsvoorstellen ingediend voor de
sectoren K&G, BJB en VAPH om te voorzien in een echt statuut van de pleegzorger53
.
Ook het huidige kabinet van de staatssecretaris voor Gezinsbeleid zou aan een ontwerp
werken waarbij een miniregeling zou worden getroffen voor de pleegzorgers.
Voor de sectoren K&G, BJB en VAPH bestaat er ook pleegzorgverlof. Op 13 november
2008 verscheen hiervoor in het Belgisch Staatsblad het Koninklijk Besluit dat het
pleegzorgverlof regelt. Momenteel is het pleegzorgverlof vastgelegd op zes dagen per jaar
en per pleeggezin, gastgezin of particulier in WOP, ongeacht hoeveel pleegkinderen of
pleeggasten ze opvangen of ondersteunen.
2.2.11 Financieel
Subsidie overheid
Wat de subsidies van de overheid betreft, komt uit Tabel 4 naar voor dat de meeste
subsidies naar de psychiatrische gezinsverpleging gaan. Zij krijgen 25,19 euro per dag per
patiënt (zonder de vergoeding voor het pleeggezin). In de pleegzorg VAPH bedraagt dit
bedrag maximaal 18,6899 euro per persoon per dag (vanaf 12 jaar en zware handicap). In
de pleegzorg BJB bedraagt dit bedrag slechts 2,09 euro per dag per begeleide minderjarige.
Het is er wel mogelijk om bijkomende subsidies te krijgen. Voor de pleegzorg in de sector
K&G is het moeilijk om hierover uitspraken te doen aangezien we slechts beschikken over
informatie over het totale bedrag dat gegeven wordt aan alle diensten voor GOP.
53 Wetsvoorstel betreffende het statuut van pleegouders (Parl. Doc. Senaat 2007 BZ, nr. 4-129/1),
Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving wat betreft de rechten en plichten van pleegouders (Parl. Doc.
Senaat 2007-08, nr. 4-669/1) en Wetsvoorstel tot wijziging van de wetgeving voor wat betreft de rechten en
plichten van pleegouders (Parl. Doc. Kamer 2007-08, 2007, 52-515/1).
De psychiatrische gezinsverpleging in het zorglandschap van België
87
Bijdrage patiënt/ouders
In de regelgeving van de vier sectoren is bepaald dat een bijdrage van de patiënt/ouders
kan worden gevraagd. De regeling is verschillend per sector.
Kind en Gezin
De wetgeving bepaalt dat een bijdrage wordt gevraagd aan de ouders. Deze bijdrage
bedraagt 1/300 van het maandinkomen per nacht en is niet lager dan 1,25 euro en niet
hoger dan 10 euro. Gezinnen met meerdere kinderen ten laste betalen
verhoudingsgewijs minder en in bepaalde situaties is een sociaal tarief mogelijk.
Bijzondere Jeugdbijstand
Het bureau voor BJB of de jeugdrechter bepaalt of en welke bijdrage verschuldigd is
door de minderjarige of de onderhoudsplichtige personen. In de praktijk dienen de
minderjarige of onderhoudsplichtige zelden te betalen.
Gehandicaptensector
Voor minderjarigen of voor WOP wordt geen persoonlijke bijdrage gevraagd. Bij
volwassen pleeggasten is de persoonlijke bijdrage begrensd tot 16,66 euro per dag
(2008) met behoud van 330,20 euro of een derde van het inkomen.
Psychiatrische gezinsverpleging
In de psychiatrische gezinsverpleging wordt een bijdrage van € 14 tot € 23,47 gevraagd
aan de patiënt.
2.3 Besluit
Zowel in de psychiatrische gezinsverpleging als de pleegzorg georganiseerd door Kind &
Gezin, de Bijzondere Jeugdbijstand en de Gehandicaptensector worden kinderen en/of
volwassenen voor langere of kortere periode opgenomen in een pleeggezin.
In dit hoofdstuk komt naar voor dat de verschillende vormen van pleegzorg elk hun
eigenheid hebben. Specifiek aan de psychiatrische gezinsverpleging is dat het de enige
vorm van pleegzorg is die onder de bevoegdheid van de Federale overheid valt. Daarnaast
is de psychiatrische gezinsverpleging als enige gericht op personen met psychiatrische
problemen. Ook in de omvang van de opdrachten ligt een verschil. In de psychiatrische
gezinsverpleging zijn de opdrachten niet beperkt tot de begeleiding van het pleeggezin en
de pleegsituatie, zoals in de andere vormen van pleegzorg. Ze bieden er ook psychiatrische
behandeling, staan in voor de lichamelijke gezondheid en voorzien dag- en
ontspanningsactiviteiten. In de psychiatrische gezinsverpleging is er ook een
permanentiesysteem waar patiënten en pleeggezinnen 24u op 24u telefonisch terecht
kunnen waarna indien nodig effectieve hulp aan huis gegeven wordt. Daarnaast kunnen
Hoofdstuk 3
88
patiënten met een dringende hulpvraag ook onmiddellijk opgenomen worden in een
ziekenhuisbed. Deze permanente back-up is in de andere vormen van pleegzorg niet
mogelijk. Ten slotte, zijn er ook op vlak van het aantal personen dat begeleid wordt grote
verschillen. In de psychiatrische gezinsverpleging en de sector K&G wordt een
gelijkaardig aantal personen begeleid. In de sector VAPH is dit drie keer zoveel en in de
sector BJB veertien keer zoveel.
Gelijkenissen zijn dat men in alle vier vormen van pleegzorg werkt aan differentiatie en dat
er in alle sectoren een tekort aan pleeggezinnen bestaat. Men is het erover eens dat het
belangrijk is om nieuwe pleegzorgers aan te trekken. Als actiepunten worden positieve
beeldvorming en het aantrekkelijker maken van pleegzorg via een statuut, een betere
vergoeding voor en meer begeleiding/ondersteuning van de pleeggezinnen aangehaald.
Er staat momenteel van alles te gebeuren voor deze vier vormen van pleegzorg. Op 6 maart
2009 heeft de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin een opvolgingsrapport
„Perspectief!‟ ingediend in het Vlaamse Parlement met als één van de beleidskeuzes:
„Kiezen voor pleegzorg‟. Eén van de zes acties die hieraan gekoppeld zijn, is het opstellen
van een intersectoraal decreet Pleegzorg voor Vlaanderen. Met dit decreet wenst men te
zorgen voor een betere intersectorale afstemming van de verschillende pleegvormen die
momenteel vanuit vier administraties worden georganiseerd (BJB, VAPH, Kind & Gezin
en RIZIV). Dat ook de psychiatrische gezinsverpleging hierin opgenomen zal worden, is
positief aangezien dit het mogelijk maakt om een krachtige en meer gestroomlijnde
pleegzorg uit te bouwen. Beleidsmatig kan dit echter wel voor problemen zorgen
aangezien de psychiatrische gezinsverpleging hierdoor zowel onder de Vlaamse als de
Federale Overheid zou vallen.
Hoofdstuk 3
89
Hoofdstuk 4
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland54
Voor lange tijd was de psychiatrische gezinsverpleging in Geel wereldwijd een unieke
vorm van zorg. In Tabel 5 komt naar voor dat de psychiatrische gezinsverpleging al sinds
de middeleeuwen bestaat in Geel, terwijl soortgelijke initiatieven in andere landen zich pas
voordeden vanaf de 19e eeuw. Onder andere onder invloed van Philippe Pinel (1745-1826)
deden zich in die periode omwentelingen voor in de geestelijke gezondheidszorg waarbij
geesteszieken steeds meer gezien werden als zieken die behandeling nodig hebben in de
plaats van misdadigers die opgesloten dienen te worden.
Tabel 5 Eerste invoering van psychiatrische gezinsverpleging in verschillende landen
Datum Land Plaats
Middeleeuwen België Geel
1068 Japan Iwakura
1764 Duitsland Rockwinck
1851 U.S.A. Massachusetts
1857 Schotland Schotland
1858 Noorwegen Noorwegen
1864 Frankrijk Antiquaill
1870 Nederland Veldwijk
1887 Rusland Nikaulitsc
1892 Brazilië Juquery
1898 Zwitserland Bern
1901 Oostenrijk Ybbs
1902
Hongarije
Denemarken
Italië
Guyla
Vordingborg
Reggio Emilia
1906 Polen Lodz
1919 Zweden Stenkyrk
1933 Canada Ontario
Bron: Celebration 700 years of foster care. International scientific congress. Conference Proceedings. 18-20
mei, 2000. Geel, Belgium.
Deze omwentelingen brachten een grote interesse vanuit het buitenland voor de
psychiatrische gezinsverpleging in Geel. In het begin van de 19e eeuw werd Geel dan ook
regelmatig bezocht door psychiaters en beleidsmakers uit het buitenland en diende het voor
veel initiatieven als model of inspiratiebron.
54 Deze informatie is grotendeels afkomstig uit folders en interne verslagen van het OPZ Geel over studie-
uitstappen waardoor hier niet naar gerefereerd kan worden. In bijlage 3 worden relevante websites opgesomd.
Hoofdstuk 4
90
In dit hoofdstuk staan we stil bij de manier waarop deze vorm van zorg in het binnen- en
buitenland in de loop van de jaren verder uitgegroeid is. Hierbij pretenderen we geen
volledig overzicht te geven. Wel wordt getracht een beeld te schetsen van de wijze waarop
de psychiatrische gezinsverpleging op andere plaatsen georganiseerd wordt en vorm krijgt.
Hierbij zoomen we in op de volgende thema‟s: 1) De omvang van de sector pleegzorg, 2)
De organisatie, 3) De kwaliteitscontrole, 4) De differentiatie van het aanbod, 5) De
begeleiding door professionals, 6) De selectie, begeleiding en vergoeding van de
pleeggezinnen en 7) Onderzoek naar werkzame componenten. Deze informatie is
grotendeels afkomstig uit folders en interne verslagen van het OPZ Geel over studie-
uitstappen waardoor hier niet naar gerefereerd kan worden. In bijlage 3 worden relevante
websites opgesomd.
1 De omvang van de sector pleegzorg
De psychiatrische gezinsverpleging bestaat in verschillende Europese en niet-Europese
landen, maar is niet in alle landen even omvangrijk uitgebouwd.
In het Verenigd Koninkrijk heeft „Adult Placement‟ een belangrijke plaats in het
zorgaanbod. „Adult Placement‟ wordt sinds 1978 voorzien. Eén organisatie die hiervoor
instaat is PSS (Personal Service Society). Dit is een vzw die sinds 1919 innovaties
ontwikkelt om kwetsbare personen in de samenleving te ondersteunen55
. In 2004 waren er
130 voorzieningen voor Adult Placement waardoor in totaal meer dan 6500 gebruikers
ondersteund worden. AP is vooral bedoeld voor personen met verstandelijke beperkingen,
maar ook oudere personen, personen met psychische en fysieke problemen en complexe en
meervoudige noden kunnen er effectief ondersteund worden.
Ook in Duitsland speelt „Betreutes Wohnen in Familien‟ een belangrijke rol in het
zorgaanbod. Momenteel verblijven in Duitsland ongeveer 2000 psychiatrische patiënten in
een pleeggezin. Op verschillende plaatsen is het een vast en belangrijk onderdeel geworden
in de psychiatrische zorg en wordt het als een goed alternatief gezien voor andere
bestaande woonvormen voor personen met psychische problemen.
In Nederland werd de psychiatrische gezinsverpleging in de loop van de 20e eeuw op vrij
grote schaal ontwikkeld. Het hoogste aantal patiënten in de psychiatrische
gezinsverpleging bedroeg 1120 in 1938. Sindsdien nam het aantal patiënten in de PGV
langzaam af tot 109 in 1999. In de therapeutische gezinsverpleging wordt wel
55 bv. Adult Placement, shared living, home and community support, children and families, mental health and
counseling.
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
91
geïnvesteerd. Momenteel bieden zeven voorzieningen therapeutische gezinsverpleging
voor kinderen aan waarmee ongeveer 300 plaatsen worden gerealiseerd.
In Italië had de psychiatrische gezinsverpleging in het begin van de 20e eeuw een grote
omvang. In 1902 waren er in totaal 2115 pleegzorgsituaties. Vanaf 1970 doofde dit uit
door sociale veranderingen in de tweede helft van de eeuw. Nu wordt de psychiatrische
gezinsverpleging in Italië enkel in specifieke situaties georganiseerd, verspreid over het
terrein, weinig gekwantificeerd, vaak geïmproviseerd en wordt er niet gerefereerd naar een
specifiek model. Dankzij de bekendmaking en vorming door IESA56
is het aantal
voorzieningen voor psychiatrische gezinsverpleging van 1999 tot 2002 wel verdubbeld van
11 naar 24.
In Frankrijk werd het Geelse systeem in 1890 geënt in Dunsur-Auron en Ainay-le-
Château, wat leidde tot het ontstaan van twee kolonies die nog steeds gezinsverpleging
aanbieden. Op dit ogenblik zijn hier ongeveer 2000 plaatsen psychiatrische
gezinsverpleging. Sinds een twintigtal jaren kent Frankrijk ook een meer intensieve,
therapeutische vorm van gezinsverpleging.
2 De organisatie
Er zijn nogal wat verschillen in de manier waarop de psychiatrische gezinsverpleging
georganiseerd wordt in de verschillende landen. Een groot verschil bestaat erin of de
psychiatrische gezinsverpleging al dan niet georganiseerd wordt vanuit een psychiatrisch
ziekenhuis, dus of de patiënten al dan niet gehospitaliseerd zijn.
In het pilootproject IESA in Italië wordt niet vanuit een psychiatrisch ziekenhuis gewerkt,
maar vanuit het Département de Santé Mentale. Hiermee willen ze tegemoet komen aan de
problemen van personen met chronische psychiatrische problemen na de afbouw van de
psychiatrische ziekenhuizen (Wet Basaglia 1978).
Ook in het Verenigd Koninkrijk zijn patiënten in „Adult Placement‟ niet gehospitaliseerd.
In sommige voorzieningen wordt wel een permanentie georganiseerd waar gastgezinnen
een beroep op kunnen doen voor zowel medische, psychische als andere dringende
problemen (bv. Portsmouth). In andere voorzieningen worden samenwerkingsverbanden
gecreëerd met voorzieningen die opvang en begeleiding kunnen bieden bij crisissen (bv.
East-Sussex).
56 IESA is verantwoordelijk voor gezinsverpleging, voor de selectie, de vorming, de begeleiding. De
bedoeling is om personen terug op te nemen in de maatschappij die in een toestand van groot lijden en
eenzaamheid waren in ongepaste en isolerende opsluiting.
Hoofdstuk 4
92
In Duitsland is er een verschil tussen het Noorden en het Zuiden van het land. In het
Noorden wordt de psychiatrische gezinsverpleging georganiseerd door een psychiatrisch
ziekenhuis. In het zuiden betreft het vaak kleinere organisaties, los van een psychiatrisch
ziekenhuis. Voor crisisopnames wordt wel met een psychiatrisch ziekenhuis
samengewerkt.
In de meeste initiatieven in Nederland en Frankrijk wordt de psychiatrische
gezinsverpleging georganiseerd zoals momenteel het geval is in Geel en zijn de patiënten
gehospitaliseerd.
3 De kwaliteitscontrole
Om toe te zien op de kwaliteit van de geboden zorg werden er in sommige landen
„instrumenten‟ ontwikkeld.
In het Verenigd Koninkrijk stelde het National Association of Adult Placement Services
(NAAPS), een koepelorganisatie voor pleegzorg voor volwassenen, in 1996 de „National
minimum standards for adult placement schemes‟ op. Dit zijn principes op basis waarvan
bepaald kan worden of de voorzieningen voor „Adult Placement‟ tegemoetkomen aan de
noden van de gebruikers en of hun welbevinden en levenskwaliteit bewaakt wordt (zie
www.dh.gov.UK (trefwoord „Adult Placement Schemes‟)).
In verschillende voorzieningen wordt bij de start van de psychiatrische gezinsverpleging
een contract opgemaakt en ondertekend door de verschillende partijen (bv. Frankrijk,
Duitsland, Italië). In Frankrijk wordt bij de psychiatrische gezinsverpleging voor
volwassenen ook aangegeven welke rechten en plichten de verschillende partijen hebben.
De pleeggezinnen hebben recht op sociale zekerheid en betaalde vakanties. Ze worden
geacht de patiënt te laten participeren in het familieleven; het behouden en/of
ontwikkelen van de autonomie; het realiseren van zijn levensproject; sociale
activiteiten te ontwikkelen en te behouden; het welzijn garanderen; zijn opinies,
politieke en religieuze keuzes respecteren; zich hoffelijk gedragen, vrij van fysiek en
verbaal geweld; zijn keuzes respecteren; discreet zijn in het contact met zijn familie;
hem toestaan bezoek te ontvangen en hem hier ook privacy in geven; de dienst
inlichten over het verloop van het verblijf
De patiënt heeft recht op sociale zekerheid en logement en hulp. Daarnaast wordt hij
geacht zich te engageren om het familieleven te respecteren en zich hoffelijk te
gedragen
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
93
De organisatie van de gezinsverpleging dient in te staan voor het organiseren van
vorming, het controleren van de omstandigheden in de gezinnen en de sociale en
medisch-sociale opvolging.
Een laatste topic rond kwaliteitscontrole betreft de controlehuisbezoeken die bij Arkade57
in Duitsland uitgevoerd worden. Bij deze bezoeken wordt ook de kamer bezocht. Meestal
gebeurt dit één keer per jaar. Bij cliënten met een hoge zorgbehoefte gebeurt het twee keer
per jaar.
4 De differentiatie van het aanbod
Er bestaat veel variatie tussen de verschillende initiatieven in de verschillende landen op
het vlak van het doel van de psychiatrische gezinsverpleging (4.1), de doelgroep (4.2), de
duur van de opvang (4.3) en de samenlevingsvorm (4.4). In wat volgt, worden enkele
vormen van de psychiatrische gezinsverpleging voorgesteld.
4.1 Het doel van de psychiatrische gezinsverpleging
De psychiatrische gezinsverpleging wordt in de verschillende landen voor uiteenlopende
doelen ingezet. Naast de psychiatrische gezinsverpleging voor de langdurige opvang van
patiënten met complexe en chronische psychiatrische problemen (4.1.1), werden ook
andere vormen uitgewerkt, namelijk: de psychiatrische gezinsverpleging tijdens de
behandeling van patiënten (4.1.2) of in het kader van resocialisatie (4.1.3), crisisopvang
(4.1.4) of observatie (4.1.5). In wat volgt worden deze vormen achtereenvolgens besproken
en verduidelijkt aan de hand van enkele voorbeelden.
4.1.1 Psychiatrische gezinsverpleging als langdurige opvang van patiënten met
complexe en chronische psychiatrische problemen
De langdurige opvang van patiënten met complexe en chronische psychiatrische
problemen bestaat in de meeste landen waar de psychiatrische gezinsverpleging als
57 Arkade e.V.: sinds 1977: Vereniging voor psychische zieke mensen Ravensburg-Weissenau e.V.
Bedoeling is om de ambulante zorg voor psychisch zieke mensen te verbeteren en uit te bouwen.
Ondertussen gaan volgende zaken er door: ambulant beschut wonen, gezinsverpleging, tagesstätte,
kulturwerkstatt … Arkade: Bestaat sinds 1997; dan in projectfase en tot einde 1999 werd het
wetenschappelijk begeleid en ondersteund. In Maart 2000 kreeg het een „Forderpreis für hervorragende
Arbeiten im Dienste von Pflegekindern‟. Sinds 2006 is JuMeGa een beschermde naam en zijn er
partnerverbanden ontstaan tussen wie de naam draagt en het concept uitvoert.
Hoofdstuk 4
94
zorgvorm gebruikt wordt (o.a. Nederland, Frankrijk, Italië, Duitsland). Het is steeds
bedoeld voor personen met een gestabiliseerde psychiatrische problematiek waarbij de
moeilijkheden en de noden het (nog) niet toelaten dat hij/zij terug zelfstandig in de
maatschappij gaat wonen. Via het wonen in een pleeggezin kan de persoon dan toch weer
een plaats in de samenleving innemen.
4.1.2 De psychiatrische gezinsverpleging tijdens de behandeling van patiënten
In de behandelende gezinsverpleging wordt niet alleen ondersteuning gegeven aan de
patiënt maar ook aan het pleeggezin. Een multidisciplinair team coacht het hele
pleeggezinsysteem dat gericht is op het bevorderen van de autonomie, de resocialisatie en
de rehabilitatie van de patiënt.
Dit systeem bestaat bijvoorbeeld in Frankrijk (Accueil Familial Thérapeutique) voor
kinderen van 0 tot 13 jaar en sinds 1956 in Nederland (Therapeutische Gezinsverpleging
(TGV)) voor kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar. Beide voorzieningen hebben een
specifieke zorgcompetentie voor ernstig psychisch gestoorde kinderen, voor wie een
tijdelijke verwijdering uit het eigen gezin om therapeutische redenen noodzakelijk is. De
behandeling gebeurt door een multidisciplinair team en duurt gemiddeld drie jaar: daarna
trekt de therapeutische gezinsverpleging zich terug en kunnen pleegouders met gewone
pleegzorginstanties verder. De pleeggezinnen worden steeds geselecteerd uit de gezinnen
voor gewone pleegzorg.
In het initiatief in Frankrijk is het doel van het verblijf het herstel van het kind en de
terugkeer naar zijn oorspronggezin. Van hieruit wordt ook het oorspronggezin intensief
begeleid en ondersteund en brengt het kind ook de weekends in het oorspronggezin door.
In de TGV in Nederland wordt de plaatsing als perspectiefbiedend gezien. Het gaat om
kinderen bij wie de kans klein is dat ze naar de eigen ouders kunnen terugkeren. Er wordt
voor elk kind afzonderlijk bekeken hoe de contacten met het oorspronggezin best vorm
kunnen krijgen.
In Nederland in „De Bascule‟ worden verschillende zorgprogramma‟s aangeboden binnen
de therapeutische gezinsverpleging, namelijk: zorgprogramma TGV behandeling,
zorgprogramma TGV projectgezinnen, zorgprogramma diagnostische opname, module
weekend/vakantie pleegzorg, module specialistische diagnostiek pleegzorg/adoptie,
zorgprogramma TGV-hulp bij interlandelijke adoptie.
In de Verenigde Staten (Eugene, Oregon) is een vorm van behandelende pleegzorg
ontwikkeld voor jonge kinderen, het Multidimensional Treatment Foster Care Program for
Preschoolers (MTFC-P). Het programma wordt sinds 1996 toegepast en is ontwikkeld voor
kinderen onder de zeven jaar met een psychiatrische problematiek. In de plaats van
klinische behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis te volgen, verblijven deze kinderen
in pleeggezinnen. De pleegouders volgen specifieke trainingen en beschikken over
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
95
voortdurende begeleiding. Het kind zelf neemt deel aan individuele vaardigheidstrainingen
en groepsbehandeling. Het gezin van herkomst krijgt gezinstherapie. Het uitgangspunt van
dit opzet is dat sociaal gedrag het beste kan worden aangeleerd door middel van positieve
bekrachtiging en disfunctioneel gedrag kan het beste worden afgeleerd met het op positieve
wijze stellen van grenzen.
4.1.3 De psychiatrische gezinsverpleging in het kader van resocialisatie
De psychiatrische gezinsverpleging kan ook ingezet worden in de resocialisatie van
patiënten (bv. Duitsland, Frankrijk, Italië). In deze vorm verblijven patiënten gedurende
één tot drie jaar in een pleeggezin dat hen op weg zet naar een zelfstandiger leven (wonen,
werken, vrije tijd, sociaal netwerk). Hierbij krijgen ze intensieve begeleiding door een
multidisciplinair team
Een meer concreet voorbeeld van deze vorm van begeleiding kan gegeven worden vanuit
Italië. Daar is het mogelijk om kort, gemiddeld of langdurig in een pleeggezin te
verblijven. Het gemiddelde verblijf staat in het kader van rehabilitatie en is bedoeld voor
personen van wie men verwacht dat hij/zij in een tijdsspanne van twee jaren, zijn/haar
autonomie zal kunnen terugvinden om in een beschermde woonplaats te leven of in
zijn/haar eigen huis. Deze vorm van gezinsverpleging vraag veel samenwerking tussen
voorzieningen voor geestelijke gezondheidszorg, bv. sociaal assistenten, psychiaters,
therapeutische groepen. IESA ziet het als een voordeel van het verblijf in een pleeggezin
dat de persoon kan experimenteren met normale relaties en zich vrijmaakt van de rol van
patiënt. Het pleeggezin speelt de rol van beschermer in kritieke fases in het proces. Er
wordt van hen een grote soepelheid verwacht. De begeleider van IESA superviseert en
begeleidt de dynamiek van de relatie tussen het gezin en de persoon die opgenomen wordt.
Haveman en Maaskant (1990b) geven na een onderzoek in Nederland aan dat het voor de
gezinsverpleging met resocialisatiefunctie van belang is dat het zowel voor het gezin als de
patiënt duidelijk is dat het een overgangssituatie betreft, en dat door het begeleidingsteam
van het psychiatrisch ziekenhuis intussen actief gezocht wordt naar andere
huisvestingsmogelijkheden. Goede contacten met diverse zorginstanties en gemeentelijke
afdelingen (onder andere huisvesting, sociale voorzieningen in verband met uitkeringen)
zijn hiervoor noodzakelijk. Een dergelijke benadering vergt veel inzet van hulpverleners en
pleeggezinnen. Om duidelijk te maken dat de zorg door het pleeggezin een geïntegreerd
onderdeel is van het ziekenhuis valt te overwegen het gezin op de loonlijst van de
instelling te plaatsen, niet alleen voor een onkostenvergoeding maar voor een gedeelte ook
in de vorm van een gesalarieerd dienstverband.
Hoofdstuk 4
96
4.1.4 De psychiatrische gezinsverpleging als crisisopvang
Psychiatrische gezinsverpleging als crisisopvang houdt in dat gezinnen gedurende enkele
dagen onderdak bieden aan psychiatrische patiënten die een crisismoment doormaken
zodat een residentiële opname kan worden voorkomen.
In de USA bestaat er sinds 1987 crisisopvang (het Dane County-Project) in gastgezinnen in
Madison/Wisconsin. In 1992 werden 140 patiënten aangenomen die samen 443 dagen in
crisishuizen verbleven, elk gemiddeld voor vijf dagen. Dit project wordt door de patiënten
als zeer positief ervaren door de huiselijke omgeving, gecombineerd met individuele
aandacht. Dit versterkt de vaardigheden van de patiënten waardoor ze zich beter leren
handhaven in het dagelijkse leven. Als de patiënt na een eerste bezoek toestemt, wordt een
behandelingsplan opgemaakt. Nadien wordt er dagelijks getelefoneerd en wordt er ook
vaak contact opgenomen met andere voorzieningen. Problematisch gedrag leidt er niet toe
dat patiënten niet in een gastfamilie kunnen opgenomen worden: deze informatie wordt
gebruikt om de gastfamilie op eventuele problemen voor te bereiden.
In Duitsland wordt de gastfamilie voor deze vorm van pleegzorg meer als expert
behandeld dan bij de opname van chronisch psychiatrische patiënten. De begeleiders
dienen een groot vertrouwen te hebben in de regulerende krachten van de gastfamilie.
Zowel in Duitsland als in Italië wordt aangegeven dat de samenwerking tussen
verschillende voorzieningen voor geestelijke gezondheidszorg onontbeerlijk is voor deze
vorm van zorg (bv. psychiatrisch ziekenhuis, ambulante diensten).
4.1.5 De psychiatrische gezinsverpleging ter observatie
Binnen de Therapeutische Gezinsverpleging in Nederland is ook een diagnostische opname
mogelijk. Die is bedoeld voor kinderen die al in een pleeggezin verblijven en waarbij er
tijdens de bespreking in het Adviesteam onduidelijkheid blijft bestaan over:
de mogelijke oorzaak van het probleemgedrag van het kind
de mogelijkheden van het kind om te kunnen profiteren van een gezinsopvoeding
de vraag of dit pleeggezin hulp kan bieden aan dit kind
Deze diagnostische opname betreft een observatieperiode van ongeveer zes maanden. In
deze periode wordt de situatie van zowel het kind als het pleeggezin uitgebreid in kaart
gebracht. Hierbij wordt onder meer gebruik gemaakt van: psychologisch en/of
psychiatrisch onderzoek van het kind, pleeggezinonderzoek, CBCL gedragsvragenlijst,
observaties van het kind, contact met de achtergrond van het kind.
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
97
Tot slot van de observatieperiode volgt een evaluatiebijeenkomst van het behandelteam
met de plaatser en de pleegouders, om te overleggen wat voor het kind de meest geëigende
hulpvorm is.
4.2 De doelgroep
4.2.1 Leeftijd
De psychiatrische gezinsverpleging is gestart als een zorgvorm voor volwassenen.
Ondertussen zijn er in verschillende landen ook initiatieven voor andere leeftijdsgroepen
ontwikkeld, namelijk voor kinderen en/of jongeren (USA, Frankrijk, Nederland, Duitsland)
en ouderen (Duitsland, Verenigd Koninkrijk).
In Duitsland staat de organisatie JuMeGa in voor de psychiatrische gezinsverpleging bij
kinderen en jongeren. Deze vorm van pleegzorg is bedoeld voor kinderen en jongeren die
hun eigen gezin moeten verlaten en waar een gastgezin het gepaste kader kan bieden om
relaties aan te gaan, zich te stabiliseren en emotioneel en sociaal te rijpen. Velen hebben
een opname in een kinderpsychiatrie achter de rug. Het biedt hen de kans om in een
normaal gezin te wonen en hierdoor ongebruikte krachten te activeren. De gastgezinnen
voor kinderen en jongeren zijn een ander type van gezin dan deze voor volwassenen: ze
hebben meer interesse voor een engagement dat beperkt is in de tijd.
Pleegzorg is echter niet voor alle kinderen en jongeren geschikt. In de TGV in Nederland
wordt aangegeven dat sommige kinderen meer gebaat zijn bij een plaatsing in een
orthopedagogische leefgroep of met een klinisch-psychiatrische behandeling. Daarnaast
wordt bij de psychiatrische pleegzorg voor jongeren zowel in Nederland als Frankrijk
aangegeven dat deze vorm van zorg niet steeds geschikt is voor jongeren aangezien zij zich
in de leeftijdsfase bevinden waarin ze zich juist proberen los te maken van
afhankelijkheidsrelaties met volwassenen.
4.2.2 Problematiek
Ondertussen bestaat er psychiatrische gezinsverpleging voor specifieke problematieken,
bijvoorbeeld voor personen met dementie (Verenigd Koninkrijk), personen met
korsakov/alcoholdementie (Duitsland), personen met psychose en borderline
persoonlijkheidsstoornissen (Duitsland), bij drugsafhankelijkheid (Duitsland), bij
problemen in de moeder-kindrelatie (Duitsland).
Afhankelijk van de problematiek worden soms specifieke verwachtingen gesteld ten
aanzien van het pleeggezin. Bijvoorbeeld bij de opvang van personen met
korsakov/alcoholdementie in Duitsland moeten gezinnen bereid zijn om alledaagse
Hoofdstuk 4
98
handelingen te begeleiden, tolerant zijn voor mogelijke verstoringen in het slaap-
waakritme, veel geduld hebben en bereid zijn om zaken verschillende keren te herhalen,
met stemmingwisselingen kunnen omgaan en flexibel omgaan met regels.
Bij de opvang van personen met drugsafhankelijkheid in Duitsland verblijven de patiënten
steeds bij landbouwers. Voorwaarden zijn hier dat de personen van het gastgezin zelf
verslavingsvrij zijn en een functioneel familieleven hebben.
In verschillende landen (o.a. Duitsland, Nederland) wordt aangegeven dat het voor het
verblijf in de psychiatrische gezinsverpleging noodzakelijk is dat de acute fase van de
ziekte voorbij is. Uitsluitcriteria die vaak terugkeren, zijn: acute suïcidaliteit, neiging tot
geweld of pedofiele neigingen.
4.3 De duur van de opvang
Er is zowel ononderbroken als onderbroken verblijf in een pleeggezin mogelijk. Het
ononderbroken verblijf kan zowel kort, gemiddeld als langdurig zijn. Het onderbroken
verblijf kan inhouden dat een persoon gedurende enkele dagen per week in een pleeggezin
verblijft (bv. enkel tijdens de week/het weekend), enkel overdag in een pleeggezin verblijft
of enkel ‟s avonds en ‟s nachts in een pleeggezin verblijft.
4.4 De samenlevingsvorm
In verschillende landen (bv. Verenigd Koninkrijk en Frankrijk) is het mogelijk dat de
persoon niet in de woning van het pleeggezin verblijft, maar in een afzonderlijke
(eventueel aanleunende) woning.
In het Verenigd Koninkrijk wordt dit „supported accommodation‟ genoemd. Er zijn vier
Supported Accommodation Teams (SAT) in het land. Dit zijn „accommodaties waar
ondersteuning en soms persoonlijke zorg voorzien wordt door de eigenaar van het huis‟.
SAT biedt kwetsbare personen de mogelijkheid om zo onafhankelijk mogelijk in de
samenleving te leven: ofwel als deel van een gastfamilie, ofwel in een afzonderlijk
huis/appartement met ondersteuning. De mate van de zorg en ondersteuning hangen steeds
af van de noden van de patiënt. De ondersteuning kan zowel voor een korte als een langere
periode en kan een aanloop zijn naar meer onafhankelijk wonen in de toekomst.
Ook in Frankrijk wordt deze vorm van pleegzorg voorzien. De patiënt woont er in een
afzonderlijke woning, vlakbij het pleeggezin, maar wel apart. Welke zorg aangeboden
wordt is verschillend en aangepast aan de wensen van de patiënt: bv. gewoon een dagelijks
bezoekje, meegaan naar de kapper, papieren regelen, koken, maaltijden laten leveren,
huishouden … Deze vorm van pleegzorg is alleen mogelijk voor personen die relatief
autonoom zijn
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
99
5 De begeleiding door professionals
In de meeste voorzieningen wordt gewerkt met een multidisciplinair team waar zowel de
patiënt als het pleeggezin terecht kunnen. In de projecten voor kinderen en jongeren wordt
er daarnaast vaak ook begeleiding voor het gezin van herkomst voorzien. Bij JuMeGa in
Duitsland wordt het team gezien als degene die structuren en regels ontwikkelt in de triade,
vakkennis ter beschikking stelt en een superviserende functie heeft.
De professionele begeleiding die de pleeggezinnen ontvangen, verschilt volgens het doel
van de pleegzorg en de doelgroep. Zo is de begeleiding bij de langdurige opvang van
patiënten met chronische psychiatrische problemen over het algemeen minder intensief dan
die bij behandeling, resocialisatie, crisisopvang of observatie. Bij de laatste vormen van
gezinsverpleging wordt veel waarde gehecht aan het pedagogisch handelen van het
pleeggezin en ligt de nadruk op de wijze waarop ze met de patiënt omgaan. Dit maakt dat
de caseload in deze gevallen lager ligt. De begeleiders zijn hier in sommige gevallen ook
meer geschoold: zo hebben alle medewerkers in de therapeutische gezinsverpleging in
Frankrijk een psychotherapeutische opleiding gevolgd.
Vaak gaat de dienst voor pleegzorg ook na welke bijkomende hulp nodig is voor het kind
of de volwassene. Zo zijn veel kinderen in de TGV in Nederland bijkomend in
psychotherapie. Bij IESA in Italië kunnen de personen gebruik maken van de
samenwerking van de dienst met andere psychiatrische en niet-psychiatrische
voorzieningen in de omgeving (bv. dagcentrum, interventie van sociaal assistenten). Ook
bij JuMeGa in Duitsland is de samenwerking met de familie van herkomst, met de school,
het bureau voor jeugdzorg en de kinder- en jeugdpsychiatrie heel belangrijk.
In een rapport uit Nederland (1985) staat beschreven dat de psychiatrische
gezinsverpleging soms de indruk kan wekken een simpele zaak te zijn door het decor van
alledaagsheid en normale leefsituaties, maar dat er in feite veel ervaring, knowhow en een
goede invoering bij de plaatselijke bevolking noodzakelijk is om het te kunnen opzetten.
6 De selectie, begeleiding en vergoeding van de pleeggezinnen
6.1 Selectie en matching
Wat de selectie van de pleeggezinnen betreft, is het in alle initiatieven een vereiste dat er
een eenpersoonskamer voor de patiënt beschikbaar is. Wanneer hiervoor gezorgd kan
worden, komt iedereen in de meeste initiatieven in aanmerking om pleeggezin te worden.
Bijvoorbeeld bij Arkade in Duitsland is de hele bandbreedte van families mogelijk, ook bv.
Hoofdstuk 4
100
leefgemeenschappen of alleenstaanden. Verder worden er door alle initiatieven
verschillende klemtonen gelegd bij de selectie.
TGV in Nederland: ligging en type van de woning, wooncomfort, of patiënten privé
bezoek kunnen ontvangen, gezinssamenstelling, kan het gezin instaan voor de basale
menselijke behoeften (warmte, veiligheid, gelegenheid tot autonomie, ruimte voor
initiatief), de mate van luisteren, tolerantie, openheid en respect.
Arkade in Duitsland: is het gezin bereid om iemand in het gezin te integreren, zijn alle
familieleden het ermee eens en is het gezin bereid om zich te laten begeleiden.
Wat de motivatie op financieel vlak betreft, wordt door verschillende initiatieven nagegaan
of de sociale en financiële redenen in balans zijn. Bij het project crisisopvang in Duitsland
wordt bijvoorbeeld aangegeven dat de pleeggezinnen een financiële interesse mogen
hebben, maar niet afhankelijk mogen zijn van de vergoeding die ze voor pleegzorg
ontvangen.
In de meeste initiatieven wordt er geen professionele achtergrond gevraagd van (een van)
de pleegouders. Het wordt belangrijk gevonden dat het pleeggezin spontaan met de patiënt
omgaat in een open en soepele sfeer. Het is belangrijk dat warmte en affectie kan
uitgedrukt worden die niet gelinkt is aan een professionele rol. Bij JuMeGa in Duitsland
staat de organisatie verbaasd over het enthousiasme dat de gezinnen aan de dag leggen en
ook van de krachten die ze in zich dragen om met crisissen en moeilijkheden om te gaan.
In Nederland in de Thomashuizen hebben de pleeggezinnen wel een professionele
achtergrond. Hier leeft een gezin van gediplomeerden in de zorgsector in een huiselijke
sfeer samen met een achttal personen met een psychische en/of verstandelijke beperking.
Het gezin staat in voor de kwaliteit van de zorg op zelfstandige basis. De woonfaciliteiten
worden door sponsors tegen markthuurprijzen ter beschikking gesteld in betere buurten
wat de integratie meer kansen geeft. De inwonende persoon of zijn vertegenwoordiger
koopt de zorg met zijn inkomen uit sociale tegemoetkomingen.
Naast de selectie wordt in de verschillende initiatieven ook aandacht besteed aan de
matching van de patiënt en het gezin. Bij Arkade in Duitsland worden hiervoor de
volgende vragen in acht genomen: kunnen de wensen van familie en cliënt vervuld
worden? Welke sociale omgeving heeft de cliënt nodig? Welke rol kan de cliënt in de
gastfamilie innemen? Welke dagstructuur wordt geboden? Welke familieconstellatie wordt
als zinvol gezien? Ook in Italië (IESA) wordt veel aandacht besteed aan matching. Ze
vermijden elke vorm van systematisering en zoeken steeds naar „de best mogelijke familie‟
voor elke patiënt. Dit heeft tot gevolg dat sommige aangemelde gezinnen meer dan twee
jaar moeten wachten op een patiënt.
In sommige initiatieven wordt soms met een proefperiode gewerkt (bv. Duitsland,
Oostenrijk, Verenigd Koninkrijk). Na de matching volgt een kennismaking waarbij zowel
de patiënt als het pleeggezin een eerste indruk kunnen verschaffen. Als ze allebei akkoord
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
101
gaan, gaat de patiënt enkele weken in het gezin wonen waarna beide partijen kunnen
beslissen om er al dan niet mee verder te gaan.
In verschillende landen ondervinden de initiatieven weinig problemen om pleeggezinnen
bereid te vinden.
In Duitsland geeft Arkade aan dat ze geen problemen hebben om voldoende
pleeggezinnen te vinden en ze voelen ook een groot engagement bij de gezinnen. De
pleeggezinnen worden gezocht via krantenadvertenties in de rubriek „vacatures‟.
Ook in de USA bij MTFC-P worden gemakkelijk pleeggezinnen gevonden. Mond-tot-
mondreclame en het adverteren in kranten zijn hierbij het meest succesvol gebleken.
Krantenadvertenties hebben de beste slaagkans wanneer de maandelijkse toelage die
opvoedouders ontvangen en het geslacht en de leeftijd van het kind vermeld worden.
Bestaande gezinnen ontvangen ook een bonus voor het aanbrengen van tips die leiden
tot nieuwe plaatsingen.
In het Verenigd Koninkrijk worden gemakkelijker pleeggezinnen gevonden sinds de
regering Adult Placement promoot. Pleeggezinnen worden er vooral gevonden via
mond-tot-mond-reclame. Op advertenties krijgen ze weinig respons.
In andere landen is het dan weer moeilijker om pleeggezinnen bereid te vinden, zoals in
Nederland. Haveman en Maaskant (1990b) geven hierover aan in hun onderzoek dat er dat
er meer voorlichting nodig is over deze zorgvorm en dat de randvoorwaarden
aantrekkelijker gemaakt worden (financieel, kwaliteitsbewaking, mogelijkheden voor
plaatsing bij gastgezinnen in verband met vakantie/ziekte pleegouders en dergelijke). Een
verhoging van de vergoeding leek de onderzoekers een vereiste.
In een onderzoek door de Landelijke Werkgroep Psychiatrische Gezinsverpleging (2000)
in Nederland werden enkele verbeterpunten aangehaald om de psychiatrische
gezinsverpleging nieuw leven in te blazen. Op het vlak van behandeling en begeleiding
werd het belang van een eenduidige aanpak en methodiekontwikkeling en een verdere
ontwikkeling van het rehabilitatiemodel benadrukt. Op vlak van materiële aspecten en
beleidsfactoren werd het als noodzakelijk gezien om aandacht te geven aan een adequate
„public relation‟ met positieve beeldvorming, de inbedding in het verwijzers-zorgcircuit,
landelijke coördinatie en een aanpassing van de belastingwetgeving (zodat de vergoeding
aan het pleeggezin niet bij het inkomen geteld moet worden).
6.2 Vorming
In de meeste initiatieven in het buitenland wordt vorming of training aangeboden aan de
pleeggezinnen. Deze verschilt in intensiteit en omvang.
Bij de ACT in Frankrijk wordt vooraf een vorming van 120 uren gegeven.
Hoofdstuk 4
102
In het Verenigd Koninkrijk krijgen de pleeggezinnen voorafgaand 12 uren training en
regelmatig opleiding tijdens het verblijf van de patiënt. In een project AP rond
dementie wordt specifieke informatie rond dementie verschaft.
Bij MTFC-P in de USA krijgen de gezinnen vooraf minimaal 12 uren training.
Bij Arkade in Duitsland krijgen gezinnen die schizofrene patiënten opvangen
technieken aangeleerd uit de gedragsfamilietherapie: informatie over de stoornis en de
gevolgen ervan, communicatievaardigheden, gestructureerde sessies rond
probleemoplossen, specifieke strategieën voor angst, obsessieve symptomen,
druggebruik …
Naast regelmatige trainingssessies en vorming, worden in sommige initiatieven ook
ontmoetingen georganiseerd voor gastgezinnen (bv. Verenigd Koninkrijk, Frankrijk,
Duitsland), om te gastgezinnen te eren en de mogelijkheid te voorzien om elkaar te leren
kennen.
6.3 Vergoeding en statuut
De vergoeding voor de zorg voor een patiënt verschilt tussen de verschillende landen en
voorzieningen:
Verenigd Koninkrijk (afhankelijk van de voorziening): tussen € 1932 en € 2378 per
maand (statuut zelfstandigen).
Italië: tussen € 1000 en € 1300 per maand.
Duitsland: € 798 euro per maand, € 1082 voor psychogeriatrie (verhogingen mogelijk
afhankelijk van de zorgzwaarte - de toelage varieert tussen € 200 en € 600 per maand).
Oostenrijk: tussen € 840 en € 920 per maand.
Frankrijk:
AFT: tussen € 32,5 en € 50 netto per dag/per kind (= € 975 en € 1500 netto per
maand/per kind) (statuut werknemer).
Gewone pleegzorg: vanaf € 1340 per maand, afhankelijk van de afhankelijkheid
van de persoon en het comfort in het logement.
USA crisis: 50 dollar (= € 41) per dag.
Nederland:
Gewone gezinsverpleging: € 340 (750 gulden) per maand (belastingvrij) +
daarnaast een aantal vergoedingen voor onkosten.
TGV: het bovenstaande bedrag wordt verhoogd met 20% (de vergoeding is
afhankelijk van de leeftijd van het kind).
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
103
Beperkte informatie werd gevonden rond de kosten die de patiënt zelf dient te betalen. In
Arkade in Duitsland betaalt de patiënt afhankelijk van zijn inkomen en vermogen een
bijdrage van € 800 à € 900 per maand. Hierbij heeft hij/zij wel steeds recht op € 117
zakgeld per maand. Als het vermogen onder de € 2600 zakt, wordt het tekort om de kosten
te dragen bijgepast.
Ook stellen we vast dat de pleeggezinnen in sommige landen op basis van een statuut van
zelfstandigen werken (bv. Engeland). In andere landen (bv. Frankrijk, TGV Nederland
(verloonde opvoedouders)) werken de pleeggezinnen als werknemers. Dit wil zeggen dat
ze betaald worden als professioneel werkenden, een legaal contract hebben en gebruik
kunnen maken van de sociale zekerheid. Ze hebben de mogelijkheid om gedurende enkele
weken per jaar vakantie te nemen zonder dat de vergoeding vermindert of wegvalt. Dit
laatste is ook het geval bij Arkade in Duitsland waar het pleeggezin een onderbreking mag
nemen van 28 dagen zonder dat de vergoeding wegvalt. Wanneer de patiënt mee met hen
op vakantie gaat, krijgen ze hiervoor een extra vergoeding.
7 Onderzoek naar werkzame componenten
Uit enkele onderzoeken rond de psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland komt
naar voor dat de personen die in een pleeggezin verblijven over het algemeen een grote
tevredenheid kennen.
Haveman en Maaskant (1990a) deden een vergelijkend onderzoek in Nederland en vinden
dat 87% van de 188 bevraagde patiënten in de psychiatrische gezinsverpleging positief
oordelen over het verblijf in het gezin. In beschermende woonvormen, dagziekenhuizen en
psychiatrische ziekenhuizen is dit respectievelijk slechts 66,0%, 48% en 43%. Daarnaast
heeft 60% van de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging een uitgesproken
negatieve houding ten aanzien van ontslag terwijl dit bij de bewoners van beschermende
woonvormen, dagziekenhuizen en psychiatrische ziekenhuizen aanzienlijk lager ligt
(respectievelijk 36%, 15% en 26%).
Piat, Ricard en Lesage (2006) bevroegen 102 personen die in de gezinsverpleging in
Montreal (Canada) verbleven en vonden in dezelfde lijn dat de meerderheid van de
bevraagde patiënten (89%) het leven in een pleeggezin verkiest boven het psychiatrisch
ziekenhuis. De bevraagden vinden vooral het gevoel van vrijheid (21%), het lekkere eten
(20%), de levensstijl (17%) en de pleegouder (13%) positief aan de gezinsverpleging.
Twee derden van de bevraagden geven ook aan graag permanent in het gezin te blijven
wonen (66%). 80% geeft ook aan dat ze zich beter voelen sinds ze in de gezinsverpleging
terecht gekomen zijn. Ook bevelen bijna alle bewoners de gezinsverpleging aan als een
plaats om te wonen (95%). De conclusie luidt dat er een groep personen met psychiatrische
Hoofdstuk 4
104
problemen bestaat die nooit in staat zullen zijn om zelfstandig te leven en die baat hebben
bij de structuur en de veiligheid die geboden wordt in een pleeggezin.
Naast tevredenheid werd ook onderzoek gevoerd naar zelfstandigheid en autonomie.
Haveman en Maaskant (1990b) vinden hier dat de meerderheid van de patiënten van de
psychiatrische gezinsverpleging goed zelfredzaam is (90%). Dit aantal is vergelijkbaar met
patiënten van beschermende woonvormen. Patiënten van psychiatrische ziekenhuizen zijn
minder zelfredzaam (75%). Patiënten die in dagkliniek verblijven zijn meer zelfredzaam
(96%).
Piat, Ricard en Lesage (2006) gaan in dit kader na in welke mate het patiënten toegelaten
wordt om zelfstandig te functioneren. Uit de bevraging van 102 pleeggezinnen komt naar
voor dat patiënten een relatief hoog niveau van autonomie hebben in de meerderheid van
de huizen en dit in verscheidene domeinen van het leven. In een vergelijkend onderzoek
komt naar voor dat patiënten enkel in „supervised appartments‟ een hogere mate van
autonomie kennen. Toch geeft een aantal van de patiënten (20-25%) ook aan de regels die
opgelegd worden niet als nuttig te ervaren. De auteurs geven dan ook aan dat bepaalde
regels die gehanteerd worden in vraag gesteld kunnen worden, bv. het recht van de
pleegouder om op elk tijdstip in de kamer binnen te komen, het verbieden om persoonlijke
bezittingen achter slot op te bergen of het verbieden om personen van het andere geslacht
op de kamer te ontvangen.
Een andere auteur (Barrie Fiedler, 2005) besluit na een literatuurstudie over „Adult
Placement‟ in Engeland dat er opvallend weinig kwantitatief en kwalitatief onderzoek
bestaat over deze zorgvorm. Hij geeft aan dat verder onderzoek aangewezen is op het vlak
van de volgende punten:
Kiezen de gebruikers voor AP of is het „de‟ optie die hen werd aangeboden?
In welke mate hebben personen in AP controle en kunnen ze zelf keuzes maken?
Is AP voor sommige doelgroepen meer geschikt dan voor andere?
Welke invloed heeft de relatie met het gezin op lange termijn?
Worden de gebruikers betrokken en geïntegreerd in de samenleving?
Zijn de „national minimum standards for adult placement‟ voldoende om te beoordelen
of het goede praktijken zijn?
Is er voldoende matching tussen de groep van de pleeggezinnen en de gebruikers op
vlak van leeftijd, geslacht en etniciteit?
Wat weerhoudt personen van andere etniciteiten om gebruik te maken van AP?
Zijn de vaardigheden, kennis, training en ondersteuning van de pleeggezinnen
aangepast aan hun taak?
De psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland
105
8 Besluit
Voor lange tijd was de psychiatrische gezinsverpleging in Geel wereldwijd een unieke
vorm van zorg: deze vorm ontstond daar in de 14e eeuw terwijl soortgelijke initiatieven in
het buitenland zich pas voordeden vanaf de 19e eeuw. Opvallend hierbij is dat ondanks het
feit dat de psychiatrische gezinsverpleging later ontstond in het buitenland, ze in sommige
landen ondertussen wel verder ontwikkeld is. Zo is ze in sommige landen een vaste
component in het zorgaanbod en hebben ze er een meer gedifferentieerd aanbod
uitgebouwd.
Uit enkele onderzoeken over de psychiatrische gezinsverpleging in het buitenland komt
naar voor dat de patiënten die in pleeggezinnen verblijven over het algemeen een grote
tevredenheid kennen. Ook hebben ze een relatief hoog niveau van autonomie. Verder tonen
de verschillende voorbeelden in dit hoofdstuk aan dat de psychiatrische gezinsverpleging
een zorgvorm is die nog veel ongekende mogelijkheden in zich draagt. Zo kan deze vorm
ingezet worden voor verschillende doelen (langdurige opvang, behandeling, resocialisatie,
crisisopvang, observatie), leeftijden (kinderen en jongeren, volwassenen, ouderen) en
problematieken (bv. dementie, middelenafhankelijkheid, psychose en borderline
persoonlijkheidsstoornis). Daarnaast zijn verschillende samenlevingsvormen (bv.
zelfstandig wonen met ondersteuning) en een verschillende duur van de opvang mogelijk.
In de initiatieven in het buitenland waar de psychiatrische gezinsverpleging sterk
ontwikkeld en uitgebouwd is, stellen we vast dat de pleeggezinnen er goede financiële
voorwaarden, een statuut en ondersteuning via vorming/training hebben. Dit blijken
belangrijke elementen te zijn om een goede werking uit te bouwen.
106
107
Hoofdstuk 5
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
In de voorgaande hoofdstukken werd de psychiatrische gezinsverpleging in België
beschreven en vergeleken met relevante initiatieven in het binnen- en buitenland.
Aangezien de onderzoekers het naast deze literatuurstudie belangrijk achtten om de visie
van betrokkenen te kennen werd er een bevraging georganiseerd bij verschillende groepen
die te maken hebben met de psychiatrische gezinsverpleging.
In dit hoofdstuk bespreken we verschillende topics omtrent deze bevraging. Allereerst gaan
we in op de onderzoeksopzet (1). Daarna volgen de kenmerken (2) en de representativiteit
(3) van de respondenten. Vervolgens komt de vertrouwdheid en attitude tegenover de
psychiatrische gezinsverpleging (4) en de positieve en negatieve aspecten in verband met
de psychiatrische gezinsverpleging aan bod (5). Verder is er aandacht voor de doelgroep
(6), de begeleiding door het OPZ Geel (7) en de pleeggezinnen (8). Ten slotte gaan we in
op de differentiatie (9), het wettelijke kader van de psychiatrische gezinsverpleging (10) en
eindigen we met een besluit (11).
1 De onderzoeksopzet
In dit onderdeel staan we stil bij de onderzoeksopzet van de bevraging. Ten eerste gaan we
in op de opzet en het verloop (1.1). Ten tweede wordt er dieper ingegaan op de inhoud van
de bevraging (1.2). Ten derde komen de respondenten aan bod (1.3) en ten slotte wordt
uitgelegd hoe de resultaten geanalyseerd werden (1.4).
1.1 Opzet en verloop van de bevraging
De bevraging bestond zowel uit een online-bevraging (1.1.1) als uit face-to-face interviews
bij patiënten (1.1.2).
1.1.1 Online-bevraging
De visie van de betrokkenen werd grotendeels nagevraagd via een online-bevraging. Deze
werd geprogrammeerd via de „survey software‟ Question Pro (www.questionpro.com) (zie
1.2 voor verdere informatie over de inhoud van de bevraging).
Hoofdstuk 5
108
Om zoveel mogelijk en een zo representatief mogelijke groep betrokkenen te bereiken,
werd er gebruik gemaakt van verschillende kanalen om de uitnodiging voor de bevraging
te verspreiden.
Via mail naar de 611 personeelsleden van het OPZ Geel (waarvan 47 werkzaam in de
drie wijkcentra van de gezinsverpleging of het observatiehuis).
Via mail naar alle directeurs/coördinatoren van de Psychiatrische Ziekenhuizen,
Psychiatrische Verzorgingstehuizen, Initiatieven voor Beschut Wonen en
Psychiatrische Zorg in de Thuissituatie (155 personen) in Vlaanderen58
.
Via mail naar tien personen die werkzaam zijn in het beleid van de GGZ en de
psychiatrische gezinsverpleging kennen.
Via brief naar alle 426 gezinnen die momenteel een persoon van de psychiatrische
gezinsverpleging opvangen.
Via een advertentie in de krant „het Nieuwsblad van Geel‟.
Via flyers op de wekelijkse dinsdagmarkt in Geel.
Via flyers in verschillende bakkerijen, slagers, frituren, boekenwinkels,
krantenwinkels … in Geel.
Na de verspreiding van de uitnodiging werd de vragenlijst gedurende vier weken
opengesteld.
Alle respondenten kregen de kans om aan te geven of ze al dan niet een samenvatting van
de onderzoeksresultaten wensten te ontvangen. De respondenten van de patiënten, de
pleeggezinnen en de algemene bevolking konden ook deelnemen aan de verloting van
bongobonnen.
Het voordeel van een online-bevraging is dat er op korte termijn veel informatie verzameld
kan worden. De onderzoekers zijn zich echter ook bewust van de beperkingen van deze
manier van werken. Zo is het om te kunnen deelnemen noodzakelijk om over een computer
te beschikken en ermee te kunnen werken. Vooral voor de oudere generatie van de
pleeggezinnen en de algemene bevolking zou dit een vertekening kunnen geven in de
steekproef. Voor de patiënten werd hieraan tegemoet gekomen via de organisatie van face-
to-face interviews.
1.1.2 Face-to-face interviews bij de patiënten
Voor het uitvoeren van de face-to-face interviews bij de patiënten werd toestemming
gekregen van de Commissie voor medische ethiek (UZ Gasthuisberg).
58 www.desocialekaart.be
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
109
De interviews gingen door op vier verschillende locaties om een zo representatief
mogelijke groep van patiënten te bereiken, namelijk: een industrieel atelier, het hygiënisch
centrum, het wijkcentrum „De Statie‟ en het wijkcentrum „De Campus‟. Op iedere locatie
was gedurende een halve dag een onderzoeker aanwezig.
Bij het begin werd er steeds een algemene uitleg over het onderzoek gegeven aan de
volledige groep patiënten. Hierbij werden ze uitgenodigd om deel te nemen en kregen de
kans om vragen te stellen. Nadien konden patiënten die wensten deel te nemen zich
aanmelden bij de onderzoeker.
Bij de start van het interview kregen de patiënten verdere informatie over het onderzoek.
Er werd benadrukt dat deelname niet verplicht was en dat de onderzoeker onafhankelijk
werkte van het personeel van de voorziening. Daarnaast werd er ook om schriftelijke
toestemming voor deelname gevraagd.
Tijdens de interviews had de onderzoeker aandacht voor het welbevinden van de patiënten.
De onderzoeker probeerde de patiënten op hun gemak te stellen door zo goed mogelijk aan
te sluiten bij hun functioneringsniveau en belevingwereld. Ook wanneer de patiënten niet
in staat waren om op alle vragen te antwoorden, werd er naar hen geluisterd en werden ze
bevestigd in wat ze vertelden.
De antwoorden van de patiënten werden zorgvuldig genoteerd en nadien uitgeschreven om
het materiaal geschikt te maken voor de analyse.
De onderzoekers stelden vast dat veel patiënten bereid waren om deel te nemen.
Verschillende patiënten gaven zelfs aan het fijn gevonden te hebben dat er iemand naar
hun mening luisterde.
1.2 Inhoud van de bevraging
In dit onderdeel wordt een uiteenzetting gegeven van de onderwerpen die in de bevraging
aan bod kwamen (een volledige weergave van de vragenlijsten is te vinden in de bijlagen
4, 5, 6 en 7).
De inhoud van de vragen werd zo goed mogelijk aangepast aan de kennis en achtergrond
van de verschillende groepen van betrokkenen. Dit wil zeggen dat er vier verschillende
vragenlijsten opgesteld werden, namelijk 1) voor de personeelsleden van het OPZ Geel en
de externe experten (bijlage 4), 2) voor de pleeggezinnen (bijlage 5), 3) voor de patiënten
van de psychiatrische gezinsverpleging (bijlage 6) en 4) voor de algemene bevolking van
Geel (bijlage 7) (zie 1.3 voor verdere verantwoording voor de keuze van de groepen).
Aan alle groepen werden steeds zowel open als gesloten vragen gesteld. De gesloten
vragen waren steeds verplicht te beantwoorden in die zin dat de persoon een foutmelding
Hoofdstuk 5
110
kreeg wanneer ze niet ingevuld werden. De open vragen waren niet verplicht te
beantwoorden. Deze konden de respondenten gewoon overslaan.
Om het invullen van de vragenlijsten zo vlot mogelijk te laten verlopen, konden de
respondenten bij de gesloten vragen steeds aanduiden dat ze „geen mening‟ hadden over
een bepaald onderwerp. Wanneer nadien een open vraag volgde over hetzelfde onderwerp
werd deze automatisch overgeslaan. Zo werd voorkomen dat personen vragen dienden te
beantwoorden waar ze geen kennis of mening over hadden.
In wat volgt worden de onderwerpen weergegeven die bij de verschillende groepen aan
bod kwamen, namelijk 1) de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe experten
(1.2.1), 2) de pleeggezinnen (1.2.2), 3) de patiënten (1.2.3) en 4) de algemene bevolking
(1.2.4).
1.2.1 De personeelsleden OPZ Geel en externe experten
In Tabel 6 staan de onderwerpen afgebeeld die aan bod kwamen bij de personeelsleden van
het OPZ Geel en de externe experten.
Tabel 6 Onderwerpen in de bevraging voor de personeelsleden OPZ Geel en de externe
experten
Aantal gesloten vragen Aantal open vragen
Vertrouwdheid met de psychiatrische
gezinsverpleging 1 /
Attitude tegenover de psychiatrische
gezinsverpleging 5 3
Verspreiding van de psychiatrische
gezinsverpleging 1 1
Aangewezen doelgroep / 1
Differentiatie 6 8
Vergoeding pleeggezin 1 1
Wettelijk statuut pleeggezin 1 1
Hospitalisatiestatuut patiënten 1 2
Daling patiënten en pleeggezinnen / 1
Pleegzorgdecreet 1 2
Afstemming IBW, PVT en PZT 1 1
Artikel 107 1 1
Financiële situatie / 1
Totaal aantal inhoudelijke vragen 19 23
Vragen naar demografische
kenmerken 4 /
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
111
Er werden 42 inhoudelijke vragen gesteld, waarvan 19 gesloten en 23 open vragen. Vragen
in verband met de differentiatie van de gezinsverpleging (14) en de attitude tegenover de
psychiatrische gezinsverpleging (8) kwamen het meest aan bod. Over demografische
kenmerken werden 4 vragen gesteld, namelijk: geslacht, leeftijd, soort voorziening,
functie.
1.2.2 De pleeggezinnen
In Tabel 7 staan de onderwerpen weergegeven die aan bod kwamen bij de pleeggezinnen.
In het totaal werden 20 inhoudelijke vragen gesteld, waarvan 7 gesloten en 13 open vragen.
Hierbij lag de nadruk op de attitude tegenover de psychiatrische gezinsverpleging. Er
werden 12 vragen over demografische kenmerken gesteld, namelijk: postcode, geslacht,
leeftijd, burgerlijke staat, inwonende kinderen, aantal personen in het natuurlijke gezin,
tewerkstelling en gebruik van diensten GGZ (4 vragen).
Tabel 7 Onderwerpen in de bevraging voor de pleeggezinnen
Aantal gesloten vragen Aantal open vragen
Vertrouwdheid met de psychiatrische
gezinsverpleging 1 /
Motivatie om pleeggezin te
worden/ermee te stoppen / 2
Attitude tegenover de psychiatrische
gezinsverpleging 4 4
Begeleiding OPZ Geel / 1
Permanentie OPZ Geel / 1
Vergoeding pleeggezin 1 1
Bereidheid pleeggezin in het kader
van resocialisatie of behandeling 1 1
Daling patiënten en pleeggezinnen / 1
Verspreiding van de psychiatrische
gezinsverpleging / 1
Suggesties / 1
Totaal aantal inhoudelijke vragen 7 13
Vragen naar demografische
kenmerken 12 /
1.2.3 De patiënten
De onderwerpen die in de bevraging van de patiënten aan bod kwamen, staan afgebeeld in
Tabel 8. Aan de patiënten werden er in het totaal 11 vragen gesteld, waarvan 6 gesloten en
5 open vragen. De vragen naar demografische kenmerken waren dezelfde als die voor de
pleeggezinnen (12 vragen). In de face-to-face interviews werden dezelfde vragen in
dezelfde volgorde gesteld.
Hoofdstuk 5
112
Tabel 8 Onderwerpen in de bevraging voor de patiënten
Aantal gesloten vragen Aantal open vragen
Vertrouwdheid met de psychiatrische
gezinsverpleging 1 /
Attitude tegenover de psychiatrische
gezinsverpleging 5 2
Begeleiding OPZ Geel / 1
Daling patiënten en pleeggezinnen / 1
Verspreiding van de psychiatrische
gezinsverpleging / 1
Totaal aantal inhoudelijke vragen 6 5
Vragen naar demografische
kenmerken 12 /
1.2.4 De algemene bevolking
De onderwerpen in de bevraging voor de algemene bevolking worden in Tabel 9
weergegeven. Aan hen werden 10 inhoudelijke vragen gesteld, waarvan 4 gesloten en 6
open vragen. De vragen naar demografische kenmerken waren dezelfde als bij de
pleeggezinnen en patiënten (12 vragen).
Tabel 9 Onderwerpen in de bevraging voor de algemene bevolking
Aantal gesloten vragen Aantal open vragen
Vertrouwdheid met de psychiatrische
gezinsverpleging 1 /
Motivatie om pleeggezin te worden 1 1
Attitude tegenover de psychiatrische
gezinsverpleging 2 2
Daling patiënten en pleeggezinnen / 1
Verspreiding van de psychiatrische
gezinsverpleging / 1
Suggesties / 1
Totaal aantal inhoudelijke vragen 4 6
Vragen naar demografische
kenmerken 12 /
1.3 Respondenten
Er werd gekozen om vijf verschillende groepen van respondenten te bevragen, namelijk
1) de personeelsleden van het OPZ Geel, 2) de externe experten, 3) de patiënten, 4) de
pleeggezinnen en 5) de algemene bevolking. In wat volgt geven we aan vanuit welke
motivatie voor bovenstaande groepen gekozen werd.
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
113
De personeelsleden van het OPZ Geel betreffen zowel personeelsleden die werkzaam zijn
in de psychiatrische gezinsverpleging als personeelsleden die elders in het OPZ Geel
werken. Alle personeelsleden van het OPZ Geel zijn vanuit hun werksituatie min of meer
betrokken bij de psychiatrische gezinsverpleging en kennen de werking van dichtbij.
Hierdoor vonden de onderzoekers het belangrijk om te polsen naar hun mening over de
vorm van zorg.
De externe experten vormen de volgende groep. Dit zijn personen die werkzaam zijn in de
praktijk of het beleid van de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen, maar niet
rechtstreeks bij de psychiatrische gezinsverpleging betrokken zijn. De onderzoekers
achtten de bevraging van deze groep aangewezen om op het spoor te komen van wat er in
de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen leeft ten opzichte van de psychiatrische
gezinsverpleging.
De patiënten vormen een volgende groep. Dit is een groep die volgens de onderzoekers
zeker niet vergeten mag worden. Aangezien de patiënten vaak al jarenlang in een
pleeggezin verblijven, kennen zij de psychiatrische gezinsverpleging van binnenuit.
Hierdoor zijn zij de aangewezen groep om de positieve en negatieve aspecten van deze
vorm van zorg aan te geven.
Naast de patiënten zijn ook de pleeggezinnen een belangrijke groep. Ook zij hebben vaak
een jarenlange ervaring in het opvangen van patiënten en met het systeem van de
psychiatrische gezinsverpleging. Hierdoor vonden de onderzoekers het belangrijk om ook
hun mening in dit onderzoek mee te nemen.
Ten slotte werd ook de algemene bevolking van Geel bij de bevraging betrokken. Zij kan
belangrijke informatie geven over hoe ze naar de psychiatrische gezinsverpleging kijkt en
hoe ze er tegenover staat om zelf pleeggezin te worden.
1.4 Analyse
De analyse gebeurde op de bevragingen die volledig ingevuld werden en die voor de
afsluitdatum voor deelname werden ontvangen. Dit waren er 231 (63 personeelsleden OPZ
Geel, 29 externe experten, 27 patiënten, 30 pleeggezinnen en 80 bevolking).
Voor de analyse van de gesloten vragen werden frequentiedistributies gemaakt via SPSS,
een professioneel softwarepakket voor statistische analyse
Voor de analyse van de open vragen werd gebruik gemaakt van Nvivo, een
softwarecomputerprogramma voor de kwalitatieve inhoudsanalyse van teksten aan de hand
van een coderingssysteem. Aan de antwoorden op de open vragen werden steeds één of
meerdere codes toegekend naargelang het thema waarover de fragmenten handelden. De
categorieën werden bepaald op basis van de onderzoeksvragen. Vervolgens werden alle
fragmenten met dezelfde code geanalyseerd op basis van overeenkomsten en verschillen.
Hoofdstuk 5
114
2 Kenmerken van de respondenten
In Tabel 10 staan een aantal kenmerken van de respondenten afgebeeld (aantal, response
rate, gemiddelde invultijd, geslacht en leeftijd).
Tabel 10 Kenmerken van de respondenten (aantal, responsrate, gemiddelde invultijd,
geslacht en leeftijd)
OPZ Geel Externe
experten
Patiënten Pleeggezinne
n
Bevolking
Aantal
respondenten
63 29 27 30 82
Aantal totale
groep
611 168 348 426 36.01459
%
respondenten
van de totale
groep
10,3% 17,3% 7,8% 7% 0,002%
Gemiddelde
invultijd
42 minuten 30 minuten / 38 minuten 14 minuten
Geslacht
Man 33% 72% 44% 37% 38%
Vrouw 67% 28% 56% 63% 62%
Leeftijd
18-25 0% 0% 0% 3% 11%
25-34 24% 7% 11% 0% 24%
35-44 22% 43% 19% 20% 15%
45-54 32% 32% 15% 20% 28%
55-64 21% 14% 22% 23% 18%
65+ 1% 4% 33% 33% 4%
In totaal reageerden 231 personen op de bevraging. Het ging om 82 personen van de
algemene bevolking, 63 personeelsleden van het OPZ Geel, 30 pleeggezinnen, 29 externe
experten en 27 patiënten.
De gemiddelde invultijd is het grootst voor de personeelsleden van het OPZ Geel (42
minuten), gevolgd door die van de pleeggezinnen (38 minuten) en de externe experten (30
minuten). De invultijd van de bevolking is het kortst (14 minuten). Van de patiënten is
hierover geen informatie beschikbaar.
Wat het geslacht betreft, komt bij de personeelsleden van OPZ Geel, de pleeggezinnen en
de bevolking naar voor dat er een overwicht is aan vrouwen. Bij de externe experten is er
een overwicht aan mannen. Bij de patiënten is de verhouding tussen mannen en vrouwen
ongeveer gelijk.
59 http://www4.vlaanderen.be/dar/svr/Cijfers/Pages/Excel.aspx (aantal bewoners in Geel op 1.1.2008)
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
115
Op het vlak van leeftijd wordt voor de personeelsleden van het OPZ Geel gevonden dat de
respondenten vrij gelijkaardig verdeeld zijn over de verschillende leeftijdscategorieën.
Enkel de jongste (18-25) en de oudste (65+) zijn weinig vertegenwoordigd (respectievelijk
0% en 1%). Van de externe experten is de meerderheid van de respondenten tussen 35 en
54 jaar (75%). Bij de patiënten en de pleeggezinnen is meer dan de helft ouder dan 55 jaar
(respectievelijk 55% en 56%). Bij de algemene bevolking zijn de respondenten vrij
gelijkaardig verdeeld over de verschillende leeftijdscategorieën. Enkel 65-plussers zijn
weinig vertegenwoordigd (4%).
In Tabel 11 wordt de functie van de personeelsleden van OPZ Geel en de externe experten
weergegeven. Hier zien we dat er bij de personeelsleden van het OPZ Geel voornamelijk
hulpverleners op de bevraging reageerden (60,3%). Bij de externe experten waren dit
voornamelijk leidinggevenden en personen met een bestuursfunctie (68%). Dit komt
overeen met het feit dat de uitnodiging voor de bevraging bij de externe experten
voornamelijk verstuurd werd naar personen met een leidinggevende of bestuursfunctie,
terwijl de bevraging in het OPZ Geel breed verspreid werd naar alle personeelsleden.
Ook de voorzieningen waar de externe experten werkzaam zijn, staan in Tabel 11
afgebeeld. Hieruit komt naar voor dat de respondenten van de externe experten
voornamelijk werkzaam zijn in psychiatrische ziekenhuizen (31%), Initiatieven voor
Beschut Wonen (24%) en de Psychiatrische zorg in de Thuissituatie (17%) Daarnaast zijn
enkelen ook werkzaam in een dienst voor pleegzorg (10%) en een andere voorziening
(10%) (deze andere voorzieningen betreffen een SEL (samenwerkingsinitiatief
eerstelijnsgezondheidszorg), de gezinszorg en een onderzoeker). Ten slotte is er telkens
één respondent werkzaam in een PVT (3%) en een CGG (3%).
Tabel 11 Functie en voorziening (personeelsleden van OPZ Geel en de externe experten)
Functie OPZ Geel Externe experten
Hulpverleners 60% 23%
Leidinggevend 16% 29%
Bestuur 8% 38%
Ander 16% 10%
Voorziening
PZ 31% (9)
IBW 24% (7)
CGG 3% (1)
Pleegzorg 10% (3)
PVT 3% (1)
PZT 17% (5)
Ander 10% (3)
In Tabel 12 worden de demografische variabelen burgerlijke staat, tewerkstelling en
gebruik van voorzieningen voor geestelijke gezondheidszorg voorgesteld voor de
patiënten, pleeggezinnen en de bevolking.
Hoofdstuk 5
116
Tabel 12 Demografische variabelen van de patiënten, de pleeggezinnen en de algemene
bevolking (burgerlijke staat, tewerkstelling, gebruik GGZ)
Patiënten Pleeggezinnen Bevolking
Burgerlijke staat
Alleenstaand 78% 7% 29%
Gehuwd of wettelijk
samenwonend
0% 57% 65%
Weduwe 4% 30% 0%
Gescheiden 19% 7% 6%
Tewerkstelling
Student 3% 11%
Werkloos 3% 2%
Deeltijdse
tewerkstelling
7% 18%
Voltijdse tewerkstelling 30% 54%
Huishouden 7% 0%
Ziekteverlof of
invaliditeit
3% 2%
Leefloon 0% 0%
(Pre-)pensioen 40% 11%
Ander 7% 1%
Gebruik GGZ
Ik ken mensen in mijn
nabije omgeving die te
kampen hebben met
psychische problemen
63% 82%
Ik ken mensen die zich
opgegeven hebben als
psychiatrisch
pleeggezin
63% 55%
Ik ken mensen die als
patiënt in een
psychiatrisch
pleeggezin wonen
70% 61%
Ik heb zelf ooit beroep
gedaan op een
hulpverlener voor
psychische problemen
3% 20%
Voor de burgerlijke staat komt naar voor dat het grootste deel van de patiënten
alleenstaand is (78%). Een kleiner percentage is gescheiden (19%). Het grootste deel van
de pleeggezinnen is gehuwd/wettelijk samenwonend (57%) of weduwe (30%). Bij de
algemene bevolking is het grootste deel gehuwd/wettelijk samenwonend (65%) of
alleenstaand (29%).
Rond tewerkstelling zien we dat de meerderheid van de pleeggezinnen voltijds werkt
(30%) of met (pre)pensioen is (40%). Van de bevolking werkt meer dan de helft voltijds
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
117
(54%). Daarnaast is er een groep die deeltijds werkt (18%), student is (11%) of met
(pre)pensioen (11%).
Wat het gebruik van voorzieningen van geestelijke gezondheidszorg betreft, blijkt dat een
meerderheid van de pleeggezinnen personen kent die kampen met psychische problemen
(63%), personen die zich opgegeven hebben als pleeggezin (63%) en personen die als
patiënt in een pleeggezin verblijven (70%). Slechts een heel klein percentage (3%) deed
zelf ooit een beroep op een hulpverlener voor psychische problemen. Een meerderheid van
de bevolking kent personen die kampen met psychische problemen (82%) en personen die
als patiënt in een pleeggezin verblijven (61%). Iets meer dan de helft kent personen die
zich opgegeven hebben als pleeggezin (55%). Een minderheid deed ooit zelf een beroep op
een hulpverlener voor psychische problemen (20%).
3 De representativiteit van de respondenten
In dit onderdeel wordt de representativiteit van de verschillende groepen respondenten
besproken. Achtereenvolgens komen de personeelsleden van het OPZ Geel (3.1), de
externe experten (3.2), de patiënten (3.3), de pleeggezinnen (3.4) en de algemene
bevolking (3.5) aan bod.
3.1 De personeelsleden van het OPZ Geel
Van de 611 personeelsleden van het OPZ Geel namen er 63 deel aan de bevraging. Dit
komt neer op 10,3% van het totaal aantal personeelsleden (Tabel 10).
In Tabel 13 wordt de totale groep van de personeelsleden vergeleken met de groep
respondenten op het vlak van geslacht en leeftijd.
Op vlak van geslacht zien we een gelijkaardige verdeling. Zowel in de totale groep van
personeelsleden als in de groep respondenten is er een overwicht aan vrouwen. Bij de
totale groep is dit nog iets meer uitgesproken dan voor de groep respondenten.
Wat de leeftijd betreft, blijkt dat het percentage respondenten voor de jongste
leeftijdscategorieën (-34 en 35-44) steeds (iets) lager ligt dan het percentage voor de totale
groep. Voor de oudste leeftijdscategorieën (45-54 en +55) zien we het omgekeerde: het
percentage voor de totale groep ligt daar lager dan het percentage voor de groep
respondenten.
Hoofdstuk 5
118
Tabel 13 Vergelijking van de totale groep personeelsleden met de respondenten op vlak
van geslacht en leeftijd
Personeelsleden OPZ op
31/12/2009 (n=611)
Respondenten
personeelsleden juli 2010
(n=63)
Geslacht
Man 25,9% 33%
Vrouw 74,1% 67%
Leeftijd
-34 37,6% 24%
35-44 26,4% 22%
45-54 22,3% 32%
+55 13,7% 22%
3.2 De externe experten
Van de 165 aangeschreven externe experten, vulden er 29 de bevraging in (=17,3%) (Tabel
10).
De uitnodiging werd uitgestuurd naar directeurs/coördinatoren van de volgende
voorzieningen in Vlaanderen: Psychiatrische Ziekenhuizen, Initiatieven voor Beschut
Wonen, Psychiatrische zorg in de thuissituatie en Psychiatrische Verzorgingstehuizen.
Aangezien het steeds de directie/coördinator was die rechtstreeks aangeschreven werd, is
de groep respondenten enkel representatief voor directeurs/coördinatoren van deze
voorzieningen en niet voor alle personen die er werkzaam zijn.
Bij deze groep vermoeden de onderzoekers dat vooral de personen die de psychiatrische
gezinsverpleging kennen geantwoord hebben op de bevraging
3.3 De patiënten
Van de 348 patiënten kon er van 27 een face-to-face interview worden afgenomen. Dit
komt neer op 7,8%.
In Tabel 14 wordt de totale groep van de patiënten van de gezinsverpleging vergeleken met
de bevraagde patiënten op het vlak van geslacht en leeftijd.
Op het vlak van geslacht komt hieruit naar voor dat er in de totale groep van patiënten van
de gezinsverpleging meer mannen dan vrouwen verblijven. Bij de bevraagde groep was de
geslachtsverdeling ongeveer gelijk met een licht overwicht aan vrouwen.
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
119
Wat de leeftijd betreft, doet het grootste verschil tussen de totale en de bevraagde groep
van patiënten zich voor bij de oudste leeftijdscategorie (65+). In de totale groep van
patiënten is 56,0% van de patiënten ouder dan 65 jaar. In de bevraagde groep was dit
slechts 33%. Daarnaast kwamen er in de bevraagde groep betrekkelijk meer patiënten van
de jongere leeftijdsgroepen voor dan in de totale groep patiënten (namelijk 25-34 jaar en
35-44 jaar). Dit wil zeggen dat de personen uit de jongere leeftijdscategorieën zich meer
aangesproken en bereid voelden om deel te nemen aan de bevraging.
Hoewel de leeftijdsverdeling van de bevraagde groep patiënten niet representatief is voor
de totale groep patiënten, achtten de onderzoekers de resultaten van de bevraging toch
zinvol omdat er voor de oudere patiënten vermoedelijk nog weinig veranderingen zullen
gebeuren in het systeem. Voor de jongere patiënten zal dit meer het geval zijn en daarom is
het belangrijk hun mening te kennen.
Tabel 14 Vergelijking van de totale groep patiënten met de respondenten op vlak van
geslacht en leeftijd
Patiënten gezinsverpleging
op 19/08/2010 (n=348)
Respondenten patiënten juli
2010 (n=27)
Geslacht
Man 62,1% 44%
Vrouw 37,9% 56%
Leeftijd
18-25 0,3% 0%
25-34 1,7% 11%
35-44 6,6% 19%
45-54 11,8% 15%
55-64 23,6% 22%
65+ 56,0% 33%
3.4 De pleeggezinnen
Van de pleeggezinnen reageren er 30 van de 426 op de uitnodiging om deel te nemen aan
de bevraging. Dit komt neer op 7% (Tabel 10).
In Tabel 15 worden de pleeggezinnen die op de bevraging reageerden, vergeleken met de
totale groep van pleeggezinnen op het vlak van geslacht en leeftijd.
Bij de totale groep van pleeggezinnen is er een klein overwicht aan vrouwen (55,2%
vrouwen en 44,8% mannen). Dezelfde trend wordt vastgesteld bij de respondenten, waar
het overwicht aan vrouwen nog een stuk groter is (63% vrouwen en 37% mannen).
Hoofdstuk 5
120
Net als bij de patiënten komt het grootste verschil op het vlak van leeftijd naar voor bij de
oudste leeftijdsgroep (65+). Bij de totale groep van de pleeggezinnen behoort 63,8% tot
deze leeftijdscategorie terwijl dit voor de respondenten van de pleeggezinnen slechts 33%
bedraagt. Daarnaast waren er in de groep respondenten van de pleeggezinnen betrekkelijk
meer personen uit de jongere leeftijdsgroepen dan in de totale groep pleeggezinnen
(namelijk 35-44 jaar en 45-54 jaar). De onderzoekers vermoeden dat dit te wijten is aan de
methode van online-bevraging. Vermoedelijk beschikken velen van de oudere
pleeggezinnen niet over een computer en/of kunnen ze hier niet mee werken. De
leeftijdsverdeling van de respondenten is hierdoor, net als bij de patiënten, niet
representatief voor de leeftijdsverdeling van de totale groep pleeggezinnen.
Tabel 15 Vergelijking van de totale groep pleeggezinnen met de respondenten op vlak van
geslacht en leeftijd
Pleeggezinnen op 19/08/2010
(n=426)
Respondenten pleeggezinnen
juli 2010 (n=30)
Geslacht
Man 44,8% 37%
Vrouw 55,2% 63%
Leeftijd
18-25 0% 3%
25-34 0,5% 0%
35-44 4,5% 20%
45-54 12,4% 20%
55-64 18,8% 23%
65+ 63,8% 33%
3.5 De algemene bevolking
Van de algemene bevolking reageren 82 personen van de 36.014 personen die in Geel
wonen. Dit komt neer op 0,002%.
In Tabel 16 worden de respondenten van de bevolking vergeleken met de algemene
bevolking op het vlak van geslacht en leeftijd.
In de algemene bevolking is het aantal mannen en vrouwen gelijk. Bij de personen die
reageerden op de bevraging was er een overwicht aan vrouwen (62% vrouwen en 38%
mannen).
Op het vlak van leeftijd doet het grootste verschil zich net als bij de patiënten en
pleeggezinnen voor in de oudste leeftijdscategorie (65+). In de algemene bevolking
bevindt 19,7% van de mensen zich in deze categorie terwijl dit bij de respondenten slechts
4% is. In de jongere leeftijdscategorieën (25-34 jaar en 45-54 jaar) ligt het percentage van
de respondenten hoger dan het percentage in de algemene bevolking.
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
121
Tabel 16 Vergelijking van de algemene bevolking van Geel met de respondenten van de
bevolking op vlak van geslacht en leeftijd
Algemene bevolking Geel
vanaf 15 jaar (n=30.6310)
Respondenten bevolking juli
2010 (n=82)
Geslacht
Man 50,3% 38%
Vrouw 49,7% 62%
Leeftijd
18-24 13,5%60
11%
25-34 15,1% 24%
35-44 18,5% 15%
45-54 18,4% 28%
55-64 14,8% 18%
65+ 19,7% 4%
4 De evaluatie van de vertrouwdheid met en de attitude tegenover de
psychiatrische gezinsverpleging
In Tabel 17 worden de gegevens in verband met de vertrouwdheid met en attitude
tegenover de psychiatrische gezinsverpleging weergegeven.
De vertrouwdheid met de psychiatrische gezinsverpleging werd bij alle groepen
respondenten, behalve de patiënten, nagegaan via een gesloten vraag. Hieruit komt naar
voor dat de pleeggezinnen (100%) en de personeelsleden van het OPZ Geel (98%) goed
vertrouwd zijn met deze vorm van zorg. Ook bij de bevolking is een meerderheid er goed
mee vertrouwd (73%). Bij de externe experten is dit een minderheid (31%). Een
meerderheid van de externe experten geeft aan de psychiatrische gezinsverpleging wel te
kennen, maar niet precies te weten wat het inhoudt (66%). Voor deze laatste groep zou de
vertrouwdheid een overschatting kunnen zijn doordat de onderzoekers vermoeden dat
voornamelijk de externe experten die bekend zijn met deze vorm van zorg op de bevraging
geantwoord hebben.
De attitude tegenover de psychiatrische gezinsverpleging wordt bevraagd via vier gesloten
vragen. In Tabel 17 staat steeds aangegeven welke vragen aan welke groepen respondenten
voorgelegd werden.
Via een eerste vraag gaan we na hoe de respondenten staan tegenover de psychiatrische
gezinsverpleging als vorm van zorgverlening. Hieruit komt naar voor dat een grote
meerderheid van de respondenten van de verschillende groepen er positief tegenover staat
60 13,5% voor 15-24 jarigen en 6,1% voor 20-24-jarigen
Hoofdstuk 5
122
(van 89% bij de patiënten tot 98% van de personeelsleden van OPZ Geel). Van de
patiënten staat ook 11% negatief tegenover deze vorm van zorgverlening.
In een tweede vraag onderzoeken we hoe respondenten denken dat de patiënten deze vorm
van zorg ervaren. Hier geeft een grote meerderheid van de respondenten van alle
bevraagde groepen (personeel OPZ Geel, externe experten en pleeggezinnen) aan te
denken dat de ervaring van de patiënt over deze vorm van zorg positief is (van 90% bij de
pleeggezinnen tot 98% van de personeelsleden OPZ Geel).
Een derde vraag polst naar de mate waarin de respondenten vinden dat patiënten een
zinvol en waardig leven leiden in de psychiatrische gezinsverpleging. Een grote
meerderheid van de respondenten in alle bevraagde groepen (OPZ Geel, externe experten,
pleeggezinnen en bevolking) vindt dat de patiënten een zinvol en waardig leven binnen de
gezinsverpleging (van 93% bij de externe experten tot 100% bij de pleeggezinnen).
Een vierde vraag betreft de visie van de respondenten op de mate waarin de psychiatrische
gezinsverpleging aan herstel en rehabilitatie werkt. Deze vraag werd enkel aan de
personeelsleden van OPZ Geel en de externe experten gesteld. Een grote meerderheid van
beide groepen vindt dat er binnen de gezinsverpleging aan herstel en rehabilitatie gewerkt
wordt (respectievelijk 97% en 83%).
Tabel 17 De vertrouwdheid met en de attitude tegenover de psychiatrische
gezinsverpleging
OPZ Geel Externe
experten Patiënten
Pleeg-
gezinnen Bevolking
In welke mate bent u vertrouwd met de psychiatrische gezinsverpleging in Geel?
Goed vertrouwd 98% 31% 100% 73%
Ik ken het, maar weet niet
precies wat het inhoudt
2% 66% 0% 27%
Ik ken het niet 0% 3% 0% 0%
Hoe staat u tegenover de psychiatrische gezinsverpleging als vorm van zorgverlening?
zeer/eerder positief 98% 93% 89% 97%
zeer/eerder negatief 2% 7% 11% 3%
Hoe denkt u dat patiënten in psychiatrische gezinsverpleging deze vorm van opvang
ervaren?
zeer/eerder positief 98% 93% 90%
zeer/eerder negatief 0% 0% 7%
Vindt u dat patiënten binnen de psychiatrische gezinsverpleging een zinvol en waardig leven
leiden?
zeker/eerder wel 98% 93% 100% 96%
zeker/eerder niet 2% 0% 0% 1%
Vindt u dat er binnen de psychiatrische gezinsverpleging gewerkt wordt aan rehabilitatie en
herstel van de patiënt (sociaal, huisvesting, arbeid …)?
zeker/eerder wel 91% 83%
zeker/eerder niet 9% 7%
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
123
5 Positieve en negatieve aspecten in verband met de psychiatrische
gezinsverpleging
In dit onderdeel komen de positieve en de negatieve aspecten in verband met de
psychiatrische gezinsverpleging aan bod. Deze gegevens zijn voornamelijk afkomstig van
de antwoorden op de open vragen „Wat vindt u de positieve kanten van de psychiatrische
gezinsverpleging?‟ en „Wat vindt u de negatieve kanten van de psychiatrische
gezinsverpleging?‟. Daarnaast werden ook antwoorden op andere open vragen die
hieronder pasten in dit onderdeel opgenomen.
5.1 De positieve aspecten
In de literatuurstudie kwamen drie positieve zaken in verband met de psychiatrische
gezinsverpleging naar voor, namelijk: de zorg in de samenleving, de sociale integratie en
de destigmatisatie. Via kwalitatieve analyse werden nog een aantal bijkomende positieve
aspecten geïdentificeerd, namelijk: de normalisatie, de positieve gevolgen voor de
maatschappij en de nadruk op mogelijkheden61
. In onderstaand overzicht komen deze
aspecten achtereenvolgens aan bod.
5.1.1 De sociale integratie
Aan alle respondenten werd gevraagd in welke mate ze vinden dat de patiënten sociaal
geïntegreerd zijn in de maatschappij. In Tabel 18 zien we dat een grote meerderheid van de
algemene bevolking, personeelsleden van OPZ Geel en de pleeggezinnen vindt dat de
patiënten geïntegreerd zijn in de maatschappij (respectievelijk 96%, 95% en 93%). Ook
een meerderheid van de patiënten en de externe experten geeft dit aan (respectievelijk 81%
en 76%). De patiënten geven meer dan de andere respondenten aan dat ze niet sociaal
geïntegreerd zijn in de maatschappij (15%).
Tabel 18 De sociale integratie van patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging
OPZ Geel Externe
experten Patiënten
Pleeggezinn
en
Algemene
bevolking
Heeft u de indruk dat de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging sociaal
geïntegreerd zijn in de buurt waar ze wonen?
Zeker/eerder wel 95% 76% 81% 93% 96%
Zeker/eerder niet 5% 4% 15% 7% 2%
61 Positieve aspecten in verband met de pleeggezinnen worden beschreven in onderdeel 8.
Hoofdstuk 5
124
In de bevraging werd de open vraag gesteld om „concrete voorbeelden te geven van sociale
integratie van patiënten‟. Hier geven 173 van de 231 personen een antwoord (52
bevolking, 22 externe experten, 57 OPZ Geel, 22 patiënten, 20 pleeggezinnen).
Als meest vermelde aspect van sociale integratie komt het verblijf in het pleeggezin naar
voor. Verschillende respondenten geven aan dat de patiënten echt als een lid van het gezin
beschouwd worden en dat ze deelnemen aan alle activiteiten in het gezin.
“De meeste patiënten nemen volledig deel aan het familieleven van het
pleeggezin, met deelname aan communiefeesten, trouwfeesten enz.” (OPZ
Geel)
Dit deelnemen aan de activiteiten van het gezin wordt gezien als bevorderlijk voor het
ontwikkelen van sociale vaardigheden en in het opnemen van sociale rollen.
“Ze zitten in het gezin mee aan tafel en worden bij allerlei activiteiten in het
gezin/de familie betrokken. Sommigen zijn lid van plaatselijke clubs (voetbal)
of gaan onder begeleiding naar culturele activiteiten (soort buddy project).
Cliënten nemen bepaalde rollen op in het gezin (kippen voederen, tafel
afruimen, kinderen oppassen, boodschappen doen …).” (OPZ Geel)
“Enerzijds een gewoon gezinsleven kan uitgebouwd worden, waarbij de
sociale aspecten van dat gezin overgedragen worden op de zieke. Anderzijds
kan de zieke ook zelfstandig iets uitbouwen, mits hulp van het pleeggezin.”
(bevolking)
Verschillende respondenten geven aan dat de sociale integratie via het pleeggezin verloopt
en dat ze via het pleeggezin gemakkelijker betrokken raken in allerlei activiteiten in de
gemeenschap. Dit brengt met zich mee dat de sociale integratie van de patiënt wel
afhankelijk is van het pleeggezin waarin de patiënt terechtkomt.
“Er zijn er ook die steeds worden 'binnengebracht' als er iets te doen is. Hangt
af van de patiënt én het gezin.” (OPZ Geel)
“Mijn pleegmoeder heeft graag dat ik op zaterdag buitenkom. Niet dat ze mij
uit huis wil, maar ze wil wel dat ik onder de mensen kom. Sommige patiënten
mogen niet naar hun familie gaan van de pleegouders. Mijn pleegmoeder heeft
niet liever.” (patiënt)
Nog op het vlak van sociale integratie geven enkele patiënten aan dat het moeilijk is om
een relatie aan te gaan wegens het verblijf in het pleeggezin.
“Negatief is dat ik een vriendin heb en we geen privacy hebben. Het wordt niet
gedaan dat je vriend of vriendin bij het pleeggezin thuis komt.” (patiënt)
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
125
Naast de sociale contacten in het pleeggezin, wordt aangegeven dat patiënten in contact
komen met anderen via deelname aan de activiteiten georganiseerd door OPZ Geel.
“Elke maandag speel ik badminton, 2 keer per week ga ik fitnessen, 1 keer/2
weken ga ik volksdansen. Soms doen we een uitstap met heel het OPZ. Vorige
week was er een optreden en daar zijn we met de hele groep naar toe
geweest.” (patiënt)
“Volgende week vertrek ik naar Zwitserland met 20 man. Daar gaan we koken,
zwemmen, wandelen, pingpong, winkelen … Ik ben al in heel veel landen
geweest: Griekenland, Lourdes, Spanje … Het is nog nooit tegengevallen.”
(patiënt)
Alle patiënten geven aan voornamelijk bevriend te zijn met medepatiënten en weinig
vrienden te hebben buiten de psychiatrische gezinsverpleging.
“In het OPZ kan je sociale contacten leggen. Buiten het OPZ moet je zelf
moeite doen. Daar moet je zelf voor zorgen.” (patiënt)
Verschillende patiënten (8) klagen ook over het feit dat er veel ruzies en conflicten zijn
tussen de patiënten.
“Negatief vind ik dat sommige mensen niet overeen kunnen komen en ruzie
maken. Ze weten niet over wat ze praten.” (patiënt)
De huidige werking van het OPZ Geel wordt door enkele respondenten (4) ook als een
hindernis gezien tot sociale integratie omdat er veel beslist wordt in de plaats van de
patiënten (bv. kunnen geen eigen huisarts kiezen, gaan naar de kapper in het badhuis, op
vakantie met het OPZ …) waardoor ze niet volledig geïntegreerd zijn in de maatschappij.
“De gezinsverpleging is onvoldoende geëvolueerd: vanuit het ziekenhuis wordt
zeer veel georganiseerd voor de patiënt waardoor het een gemeenschap betreft
binnen de gemeenschap - geen maximale integratie. Er wordt veel
overgenomen van patiënten en centraal georganiseerd, vb. vakanties,
waardoor ze ook veel tussen psychiatrische patiënten blijven 'hangen'.” (OPZ
Geel)
Ten slotte geven de respondenten aan dat de patiënten zich ook integreren via het
zelfstandig deelnemen aan het verenigingsleven en vrijetijdsactiviteiten in Geel
“In veel gevallen nemen ze zelfstandig deel aan het verenigingsleven. Ze
maken deel uit van een familie, maar doen ook dingen buiten de familie: film,
bibliotheek, voetbal …” (OPZ Geel)
Hoofdstuk 5
126
Verschillende respondenten geven aan dat de algemene bevolking van Geel heel
aanvaardend en tolerant is naar de patiënten toe en dat de patiënten aanvaard worden in het
straatbeeld.
“In mijn buurt is een cafeetje waar patiënten een pintje komen drinken naast
andere bezoekers. Ze kunnen gewoon deelnemen aan activiteiten van de
gemeente als zij dat willen. Ze doen sport in een sportcomplex waar iedereen
sport doet zonder speciale accenten.” (OPZ Geel)
“De mensen van Geel houden rekening met de gasten, zowel in verkeer als
helpen in winkel of tijd maken voor een praatje.” (OPZ Geel)
Toch wordt deze tolerantie door een aantal respondenten genuanceerd (4) en geven enkelen
aan dat er een verandering optreedt in de tolerantie van de Geelse samenleving (3).
“Echte sociale integratie in het Geelse verenigingsleven of als betaalde
werknemer is minder evident.” (OPZ Geel)
“Ze kunnen deelnemen aan het gewoon dagelijks leven van pleeggezin, buurt
en dorp, maar wel met enige restrictie door blijvend 'patiëntschap‟.” (OPZ
Geel)
“De huidige Geelse bevolking is veranderd net zoals overal en kent het
groeiproces van de kolonie zo niet, dus dit zorgt wel voor een minder sociaal
leven.” (algemene bevolking)
“Ook in Geel is het sociaal weefsel misschien te ver 'aangetast' om nog een
uniek aanbod te kunnen doen.” (experten)
In de bevraging komt naar voor dat ook de mogelijkheden van de patiënt een rol spelen in
de mate van sociale integratie.
“Er bestaan hierin wel grote verschillen tussen patiënten. Sommige patiënten
houden zich ook liever wat afzijdig van groepsactiviteiten en van het sociale
leven. Anderen zijn zo beperkt dat ze niet zo snel aanvaard worden in een
vereniging.” (OPZ Geel)
“Wanneer er sprake is van storend of erg aandachtvragend gedrag wordt het
soms wel een ander plaatje en is er soms wel sprake van enige afstand en
minder vlot integreren.” (OPZ Geel)
“Aan sociale relaties ga ik moeten werken want ik heb mij acht jaar lang
afgezonderd. In het pleeggezin moet ik proberen om mee tv te kijken. Ik ben
asociaal geworden door wat ik meegemaakt heb. Ik moet er klaar voor zijn.”
(patiënt)
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
127
5.1.2 De zorg in de samenleving
In de bevraging verwijst bijna een derde van alle respondenten (66 van de 231) naar „zorg
in de samenleving‟ als een positief aspect van de psychiatrische gezinsverpleging
(17 personen van de algemene bevolking, 10 externe experten, 28 personen van OPZ Geel,
4 patiënten, 6 pleeggezinnen). Hierbij wordt herhaaldelijk de vergelijking gemaakt met het
leven in een instelling. Om verschillende redenen gaat de voorkeur van de respondenten uit
naar het leven in een gezin.
Een eerste reden is dat de patiënten in de gezinsverpleging meer vrijheid ervaren.
“Nu ben ik een vrij mens. Vanaf ik in de gezinsverpleging gekomen ben, ben ik
een vrij mens.” (patiënt)
“Voor mij is het zeer positief. Je wordt daar in het huis genomen alsof je bij de
familie hoort. Je hebt meer vrijheid. Ik heb in andere voorzieningen geweest en
als ik mag kiezen, dan kies ik zeker voor de gezinsverpleging. Ik wil bewijzen
dat ik het wel waard ben, dat ik met twee voeten in de maatschappij kan
staan.” (patiënt)
“Ik vind dit een goed initiatief want ze zijn niet opgesloten zoals in de instelling
en genieten van meer vrijheid.” (pleeggezin)
Een tweede reden is dat de patiënten in de gezinsverpleging niet „weggestopt‟ worden.
“Mensen in gezinnen opvangen is menswaardiger dan ze weg te steken in een
instelling.” (algemene bevolking)
“Mensen met een disfunctie worden niet weggestopt maar blijven een deel van
de samenleving.” (OPZ Geel)
Een derde reden is dat de patiënten in de gezinsverpleging in contact komen met „niet-
patiënten‟ en een beperkter contact hebben met andere patiënten
“Sommige gasten worden in groep op een afdeling onrustig. Zien daar soms
beangstigende dingen die ze niet goed kunnen plaatsen. Voor hen zou een
rustigere omgeving beter zijn.” (OPZ Geel)
“Minder (negatieve) beïnvloeding door andere cliënten.” (OPZ Geel)
Als vierde reden wordt aangehaald dat de patiënten in de gezinsverpleging niet te maken
krijgen met wisselende personeelsleden.
“Opgenomen worden in een ander gezin is veel beter dan in een instelling te
moeten verblijven waar alleen verpleging en opvoeders en zo werken.”
(bevolking)
“Ook heel consistent kader in een gezin is een meerwaarde (niet telkens
wisselende verpleegkundigen op dienst).” (OPZ Geel)
Hoofdstuk 5
128
Een vijfde reden is dat patiënten in de gezinsverpleging in een huiselijkere omgeving
verblijven.
“Ze leven in een warm gezin en niet in een 'koude' instelling.” (bevolking)
“Ze komen terecht in een omgeving die meer stabiliteit en natuurlijke structuur
biedt (en daardoor noodzakelijke rust) dan een afdeling of organisatie ooit zal
kunnen.” (OPZ Geel)
Ten zesde wordt aangegeven dat de gezinsverpleging goedkoper is dan wanneer de patiënt
in een instelling verblijft.
5.1.3 De normalisatie
Als volgend positief aspect geven een aantal respondenten aan het heel positief te vinden
dat de patiënten in een „normaal‟ gezin en een „normale‟ omgeving kunnen wonen en zo
een „normaal‟ leven kunnen leiden (33 (8 bevolking, 12 experten, 13 OPZ)). Opvallend
hierbij is dat zowel patiënten als pleeggezinnen hierover niets aangeven
“Het lijkt me dat deze mensen in vrij 'normale' omstandigheden leven en
bijgevolg een vrij normaal sociaal leven kunnen opbouwen.” (bevolking)
“Gebeurt in een 'normale' (normaler dan ziekenhuis of PVT) context; gebeurt
door niet-professionelen; cliënt wordt aangesproken op zijn handelen en
functioneren in een gewone omgeving door gewone naastbetrokken mensen
(niet-hulpverleners)” (experten)
“De mogelijkheid om bezig te zijn met evidente daginvulling, zoals dat voor
andere ('gezonde') personen het geval is: uit werken gaan in een therapiehuis,
huishoudelijke taken doen, werken in de tuin.” (OPZ Geel)
5.1.4 De positieve gevolgen voor de maatschappij
Andere respondenten geven aan dat het systeem van de psychiatrische gezinsverpleging
niet alleen positieve gevolgen heeft voor de patiënten, maar ook voor de maatschappij
(17 (6 bevolking, 1 expert, 8 OPZ, 2 pleeggezin)). De mensen leren erdoor omgaan met
„anders zijn‟ en het zorgt voor een tolerante sfeer.
“De omgang met deze mensen verrijkt uw cultuur dermate, dat geen cursus
hier tegen is opgewassen.” (pleeggezin)
“Ja, heeft een positief effect op zowel patiënten als op de bevolking:
aangename tolerante sfeer. (bevolking)
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
129
“De mensen leren hiervan! Tegenwoordig draait voor veel mensen de wereld
alleen nog om zichzelf en door de gezinsverpleging kan dit heel erg
veranderen!” (bevolking)
5.1.5 De destigmatisatie
Respondenten geven aan dat de psychiatrische gezinsverpleging destigmatiserend werkt
(13 (5 bevolking, 3 experten, 5 OPZ)).
“Naargelang van hun mogelijkheden kunnen ze zelf op eigen initiatief op café
of restaurant gaan, museumbezoek … en ze worden op dezelfde manier
behandeld als andere klanten.” (bevolking)
“De patiënt wordt niet als vreemd of gevaarlijk bekeken maar hoort in het
straatbeeld.” (experten)
“Patiënten blijven hun eigenwaarde behouden en hebben het gevoel niet
bestempeld te zijn als psychiatrische patiënt.” (OPZ Geel)
Ook hier stellen we vast dat zowel patiënten als pleeggezinnen dit niet aanhalen. Enkele
bevraagden (3) geven in tegenstelling hiermee ook aan dat er ook in Geel sprake is van
stigma.
“Ze passen in het straatbeeld, maar blijven toch een aparte categorie
bewoners.” (OPZ Geel)
5.1.6 De nadruk op mogelijkheden
Als laatste geven respondenten aan dat in de psychiatrische gezinsverpleging de nadruk
gelegd wordt op de mogelijkheden van de patiënten in de plaats van op de beperkingen
waardoor meer individuele ontplooiing mogelijk wordt (12 (7 OPZ, 4 experten, 1 patiënt)).
“Er is meer ruimte voor hun eigenheid, hun persoonlijke ontwikkeling in
vergelijking met een klassieke opname in een psychiatrisch zorgcentrum.”
(OPZ Geel)
“Niet psychiatrisch geschoolde gezinnen zorgen vaak voor verrassend herstel
bij patiënten: patiënten worden op hun mogelijkheden aangesproken, hebben
een rol in het gezin, voelen zich daardoor nodig en verantwoordelijk.” (OPZ
Geel)
“Hier staan ze open en laten ze de persoon vrij. Ze proberen te werken aan de
mogelijkheden die de patiënt heeft en daar gaan ze voor. Het is positief dat ze
aanvaarden wie je bent. Op andere plaatsen denken ze „oh, die is ziek, we gaan
Hoofdstuk 5
130
die eens medicatie geven‟. Ik was toen wel ziek, maar ik vind het er wel over
wanneer ze je volledig plat leggen en je zelfs niet meer kan opstaan.” (patiënt)
5.2 De negatieve aspecten
Uit de literatuurstudie kwamen ook een aantal negatieve aspecten in verband met de
psychiatrische gezinsverpleging naar voor. Het dalende aantal pleeggezinnen en patiënten
(5.2.1) en de beperkte beschikbaarheid van de gezinsverpleging (5.2.2) worden in wat
volgt besproken.62
5.2.1 Het dalend aantal pleeggezinnen en patiënten
Aan zowel de personeelsleden van het OPZ Geel, de externe experten, de pleeggezinnen
als de algemene bevolking werd gevraagd naar redenen voor de daling van de patiënten en
pleeggezinnen en wat hieraan gedaan kan worden. De meerderheid van de respondenten
gaf een antwoord op deze vraag (personeelsleden OPZ Geel: 57/63; externe
experten: 20/29; pleeggezinnen: 27/30; algemene bevolking: 73/82)
De daling van het aantal pleeggezinnen
Voor de daling van het aantal pleeggezinnen, worden verschillende redenen aangegeven,
namelijk de tweeverdieners, het toenemend individualisme en belang aan privacy, de lage
vergoeding, de terugdringing landbouw, het minder gekend en ingeburgerd zijn, de
zwaardere problematieken van de patiënt en het taboe. In wat volgt worden deze
achtereenvolgens overlopen.
De tweeverdieners
Respondenten geven aan dat er meer tweeverdieners zijn waardoor gezinnen de tijd niet
vinden om het voltijds werken te combineren met de zorg voor een patiënt (61 (37
bevolking, 5 experten, 14 OPZ, 5 pleeggezinnen)).
“Op dit moment zijn er vele jonge gezinnen waar men met twee voltijds werkt
en nog kleine kinderen heeft. Een patiënt is een hele verantwoordelijkheid en
als gezin moet je daar tijd voor hebben.” (bevolking)
“Ik denk dat het te wijten is aan de maatschappelijke situatie van vandaag. In
elk gezin gaan beide ouders werken en als ze dan vrije tijd hebben brengen ze
die graag door met de kinderen of oefenen hun eigen hobby uit. Ze hebben hun
werk als taak, opvoeding van eigen kinderen als taak en om dan nog extra een
62 De negatieve aspecten „weinig geëvolueerd‟ en „weinig waardering‟ komen in 5.2.1 aan bod
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
131
patiënt in huis te halen is nog een extra taak die de meeste mensen niet op zich
willen nemen.” (bevolking)
“Mensen hebben het te druk met het organiseren van hun eigen leven. De
gezinsverpleging is gegroeid vanuit een thuiswerksituatie (moeder aan de
haard, vader op het land).” (bevolking)
Daarnaast wordt aangegeven dat de jongere generatie naast het werk nog allerhande
activiteiten onderneemt waardoor er geen tijd overblijft om voor een patiënt te zorgen
(28 (20 bevolking, 1 expert, 4 OPZ, 3 pleeggezinnen)).
Het individualisme en de privacy
Als volgende reden wordt aangehaald dat de jongere generatie individualistischer is en
meer staat op zijn vrijheid en privacy (32 (11 bevolking, 6 expert, 9 OPZ, 6 gezinnen)).
“Door de individualisering van de mensen verdwijnt stilaan de interesse en de
moed om er zorg voor te dragen. Alhoewel het verenigingsleven bloeit wenst de
jongere generatie meer privacy tussen de eigen vier muren. Men wil zijn
vrijheid, reizen, hobby's, rust en daardoor is er minder plaats voor derden die
dit alles in de weg kunnen staan. We zien dan ook dat het meestal oudere
bewoners van Geel zijn die nog zieken opnemen of in huis hebben.” (gezin)
“In ons maatschappelijk bestel wordt de zorg voor anderen liefst aan anderen
overgelaten. We betalen liever dan het zelf te doen. De inzet die gevraagd
wordt is allicht te groot voor ons maatschappij model van vandaag.”
(bevolking)
De lage vergoeding
Ook de lage vergoeding wordt aangegeven als reden voor de daling van de pleeggezinnen.
Er wordt aangegeven dat de vergoeding niet motiverend werkt (18 (6 bevolking, 9 OPZ,
3 gezin))
“De geldelijke tegemoetkomingen wegen voor de jeugd niet op tegen bepaalde
dingen in hun leven die ze zouden moeten opgeven bij het opvangen van een
patiënt.” (bevolking)
De terugdringing van de landbouw
Verschillende respondenten geven aan dat de daling van het aantal pleeggezinnen te wijten
is aan de terugdringing van de landbouw. Ze geven aan dat patiënten vroeger vaak
opgenomen werden in landbouwersgezinnen als extra hulp op het land (15 (11 bevolking,
1 expert, 3 OPZ)).
Hoofdstuk 5
132
“Vroeger leefden de meeste patiënten dan ook bij boerenfamilies, zo hadden zij
een extra kracht op het veld en konden ze hun patiënt ook de ganse dag bij zich
hebben.” (bevolking)
Het minder gekend en ingeburgerd zijn
Een volgende reden voor de daling van het aantal pleeggezinnen is dat de gezinsverpleging
minder gekend en ingeburgerd is bij de jongere generatie (14 (11 bevolking, 3 gezin))
“De jongere generatie is er minder mee vertrouwd en heeft er waarschijnlijk
een beetje schrik voor.” (bevolking)
“Dat er minder pleeggezinnen zijn, komt door het feit dat de gezinsverpleging
minder gekend is bij de jonge mensen van nu denk ik. Vroeger was het normaal
dat je een patiënt van het OPZ in huis nam, vooral bij de boeren. Dit was
vooral om te helpen op het veld of in het huishouden. De jonge mensen van nu
die patiënten in huis nemen, doen het omdat ze het kennen van thuis uit. De
meeste jonge mensen zijn met het OPZ niet vertrouwd of kennen het niet.”
(gezin)
De zwaardere problematieken van de patiënten
Verder wordt ook de verandering in de populatie van patiënten als reden aangehaald. Er
komen patiënten met zwaardere problemen en die zijn moeilijker te hanteren in een gezin
(9 (2 bevolking, 1 expert, 3 OPZ, 1 gezin))
“De patiënten hebben 'moeilijkere en complexere problemen' als vroeger -
vroeger werd je sneller opgenomen, nu zijn het 'ernstigere ' gevallen.”
(bevolking)
“Angst vanwege pleeggezinnen voor de 'nieuwe patiënt' die zich vandaag de
dag aandient. Het is lang niet meer altijd de minder begaafde man en vrouw:
angst voor het ongekende.” (OPZ Geel)
Het taboe
Als laatste reden voor de daling van het aantal pleeggezinnen wordt aangegeven dat
psychiatrie nog steeds in de taboesfeer zit (4 (1 bevolking, 2 experten, 1 gezin))
“Het stigma van psychiatrisch patiënt is nog hardnekkig en de medicalisering
neemt nog steeds toe, zodat zowel patiënten als zorgverleners in termen van
hospitalisering en isolering denken eerder dan in termen van relationele re-
integratie als belangrijkste therapeutisch proces.” (experten)
“We zijn allemaal een beetje NIMBY (Not In My BackYard). De maatschappij
houdt er (ondanks de inspanningen die al geleverd worden, overigens met
groeiend succes, door bv. Te gek?!, Buddy Vlaanderen, De Standaardkatern)
nog te stigmatiserende kijk op psychiatrie op na. Mensen met psychiatrische
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
133
problematiek liggen minder 'in de markt': sympathie van de bevolking gaat
meer naar andere groepen (fysiek of mentaal gehandicapten,
kanker ...).”(experten)
De daling van het aantal patiënten
Voor de daling van het aantal patiënten worden de volgende redenen gegeven: het
opkomen van andere woonvormen, het verouderde systeem, het gebrek aan bekendheid en
het negatief beeld bij andere voorzieningen, het negatief imago, de opkomst van meer
gespecialiseerde hulp, het mondiger worden van de patiënten en de toename van opvang in
de eigen familie. In wat volgt beschrijven we deze antwoorden.
Het opkomen van andere woonvormen
De respondenten geven aan dat de daling van het aantal patiënten te wijten is aan het feit
dat er verschillende andere woonvormen ontwikkeld zijn in de samenleving waar patiënten
terechtkunnen, zoals bv. IBW of PVT (21 (4 bevolking, 2 experten, 10 OPZ, 2 gezinnen)).
“Verder denk ik dat patiënten nu in het netwerk van MPI's en dus meer in de
onmiddellijke nabijheid worden opgenomen.” (bevolking)
“Daling heeft verband met breder aanbod: dit is in principe goede evolutie.”
(OPZ Geel)
Het verouderde systeem
Als volgende reden voor de daling van het aantal patiënten wordt genoemd dat het systeem
verouderd is en hierdoor te weinig aangepast is aan de hedendaagse noden van patiënten
(21 (3 bevolking, 4 experten, 14 OPZ, ). Verschillende respondenten geven hierbij aan het
systeem in zijn huidige vorm nogal betuttelend te vinden.
“Het is een vrij archaïsche zorgvorm die uit een ver verleden stamt, met een
bepaalde traditie. Deze zorgvorm is niet met de nieuwste inzichten inzake GGZ
geëvolueerd.” (OPZ Geel)
“Het systeem laat onvoldoende flexibiliteit toe.” (OPZ Geel)
“Het systeem zoals het nu functioneert, is voor sommige cliënten te
betuttelend.” (OPZ Geel)
Het gebrek aan bekendheid of het negatief beeld bij andere voorzieningen
Als volgende reden wordt aangegeven dat er weinig bekendheid is over de psychiatrische
gezinsverpleging bij andere voorzieningen of dat er een negatief beeld hangt waardoor er
weinig doorverwezen wordt (10 (8 OPZ, 2 gezinnen)).
“Er zijn meer instellingen die hun patiënten niet meer naar de
gezinsverpleging sturen.” (OPZ Geel)
Hoofdstuk 5
134
“Het wordt ondergewaardeerd door de instanties.” (gezin)
Het negatief imago
Vervolgens komt het negatief beeld van de gezinsverpleging aan bod als reden van het
dalende aantal patiënten. Men geeft aan dat het als ouderwets ervaren wordt of negatief
bekeken wordt wanneer je er niet in slaagt om alleen te wonen (8 (1 bevolking, 7 OPZ)).
“Ten slotte is in Geel gezinsverpleging ook een fenomeen dat aan het verleden
doet denken. Velen ervaren het als 'ouderwets'.” (OPZ Geel)
“Er zijn nog steeds levende vooroordelen ('ze doen het voor 't geld'/'zottekes
van Geel') die er toch voor zorgen dat er een hogere drempel is.” (OPZ Geel)
“Leven in een gezin wordt maatschappelijk minder 'stevig' gevonden dan
alleen wonen. Hoewel ze zich erg eenzaam voelen, verkiezen mensen met
psychische beperkingen daarom vaak om toch maar alleen te blijven wonen.”
(OPZ Geel)
De opkomst van meer gespecialiseerde hulp
Een volgende reden is dat er meer gespecialiseerde hulp beschikbaar is waardoor opvang
in de gezinsverpleging minder nodig wordt (7 (3 bevolking, 2 OPZ, 2 gezinnen)).
“Vroeger was de kennis over de psychiatrische ziektes veel kleiner. Nu kan
men elke persoon beter helpen. Het is maar voor een klein aantal mensen dat
het nodig is om bv de structuur in een ander gezin te geven.” (bevolking)
“De behandelingen verbeteren steeds, waardoor de noodzaak om die mensen
in pleeggezinnen op te vangen vermindert.” (gezin)
Het mondiger worden van de patiënten
Vervolgens wordt aangegeven dat patiënten mondiger geworden zijn en meer behoefte
hebben aan privacy en zelfstandigheid (7 (6 OPZ, 1 bevolking))
“Patiënten zijn mondiger geworden en willen zo lang mogelijk proberen om
hun zelfstandigheid te bewaren.” (OPZ Geel)
“Patiënten willen niet meer 'gratis‟ of „bijna gratis' werken binnen het gezin.”
(OPZ Geel)
“Voor patiënten, die vaak nood hebben aan alleen zijn en het probleemloos
kunnen volgen van eigen regelmaat en ritme, is gezinsverpleging niet dadelijk
de meest aantrekkelijke optie. Alleen wonen met begeleiding of samenwonen
met enkele patiënten is dan misschien wel heel wat aanlokkelijker.”
(bevolking)
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
135
De toename van opvang in de eigen familie
Ten slotte, geven enkele respondenten aan dat de patiënten nu vaker worden opgevangen
door de eigen familie waardoor de gezinsverpleging minder nodig is (5 (1 bevolking, 1
expert, 1 OPZ, 2 gezinnen).
“Vroeger werden patiënten vaak uitgestoten door de familie en werden ze bij
wijze van spreken gedumpt in Geel. Dat is nu minder.” (OPZ Geel)
De aangegeven oplossingen
In dit onderdeel worden de aangegeven oplossingen voor het dalende aantal patiënten en
pleeggezinnen weergegeven. De volgende oplossingen worden achtereenvolgens
weergegeven: de verhoging van de vergoeding voor de pleeggezinnen, het voeren van
actieve promotie en sensibilisering, het werk maken van differentiatie en de flexibilisering
van de huidige gezinsverpleging, het voorzien van meer ondersteuning voor de
pleeggezinnen, meer erkenning door de overheid en algemene bewustwordingsacties.
De verhoging van de vergoeding voor de pleeggezinnen
Een vaak voorgestelde oplossing is het verhogen van de vergoeding van de pleeggezinnen
(36 (11 bevolking, 2 experten, 14 OPZ, 8 gezinnen))
“Verhoog de vergoedingen voor de kostgevers. Vergelijk de prijs voor een
kamer, betaald door de kotstudent van de KHKempen te Geel met wat een
kostgever krijgt voor het ter beschikking stellen van een kamer.
Misschien kan een grotere financiële tegemoetkoming helpen zodat één
gezinslid kan thuisblijven of parttime werken.” (bevolking)
“Deze evolutie kan enkel door een vorm van professionalisering opgevangen
worden: de gezinnen inkomens- en competentiestatus geven zodat 'zorgen' voor
deviant gedrag een erkende activiteit is, boven op het feit dat dit persoonlijke
inzet en engagement vraagt.” (experten)
“Opwaardering van de pleeggezinnen onder de vorm van een betere verloning.
Als het een (klein) inkomen kan vervangen, zijn er misschien meer jongere
mensen die tegelijk thuis blijven voor hun kinderen en een psychiatrische
patiënt in huis nemen.” (OPZ Geel)
“Vermits de patiënt moet verzorgd worden, dikwijls niet alleen mag gelaten
worden, moet dit toch beschouwd worden als een soort job die men vervult en
moet daar ook een goede verloning tegenover staan.” (gezin)
Het voeren van actieve promotie en sensibilisering
Een andere oplossing die wordt voorgesteld is om meer actieve promotie en sensibilisering
te voeren (22 (10 bevolking, 8 OPZ, 4 gezinnen)). In dezelfde lijn wordt het ook als
Hoofdstuk 5
136
belangrijk gezien om op zoek te gaan naar potentiële gezinnen en hen informatie te
verstrekken (8 (5 bevolking, 2 OPZ, 1 gezin)).
“Ruimere bekendmaking van gezinsverpleging zou kunnen helpen. Misschien
zouden gasten uit de gezinsverpleging kunnen getuigen over hun verblijf om
vooroordelen weg te nemen, bijvoorbeeld in beschut wonen of op afdelingen
van een psychiatrisch ziekenhuis.” (OPZ Geel)
“Vooral de gezinnen meer stimuleren en vertrouwd maken met dit soort
opvang.” (bevolking)
“Regelmatige infodagen voor kandidaat-gezinnen bij ons doelpupbliek: dus via
OCMW, Ziekenfondsen, gepensioneerdenbonden ... (win-win situatie).” (OPZ
Geel)
“Sensibilisering van de bevolking. De Geelse bevolking is erg geïnteresseerd
in haar gezinsverpleging. Het OPZ doet inspanningen om de Gelenaars te
informeren over de historiek en hoe het loopt binnen de muren van het OPZ. Ik
mis een beetje wat de toekomstplannen van het OPZ zijn en hoe dan ook blijft
het op bepaalde vlakken een gesloten gemeenschap.”(gezin)
Het werk maken van differentiatie
Vervolgens wordt gedacht aan het werken aan differentiatie van de huidige
gezinsverpleging zodat het een flexibelere zorgvorm wordt waarmee meer vraaggericht
gewerkt kan worden (21 (3 bevolking, 5 experten, 13 OPZ)).
“Andere vormen als opvang gedurende enkele uren, meewerken, WE ... lijkt
mij ook aangewezen.” (bevolking)
“De doelgroep herdenken: het beeld dat ik heb van het cliënteel van de
gezinsverpleging, is dat van wat oudere mensen met een ernstige chronische
aandoening, zoals psychose - er zijn in de GGZ heel wat andere doelgroepen
die kunnen profiteren van een meer gemeenschapsgerichte aanpak, voor
langdurig of kortdurig verblijf.” (bevolking)
“Ik denk dat deze formule moet herdacht worden. Het is een oud systeem.
We denken nu al aan differentiatie PVT, beschut wonen ..: neem de
herdefiniëring van de gezinsverpleging die al veel ouder is hier ook eens in
mee. Of is dat omdat het van de overheid is dat hier vanaf moet gebleven
worden.” (experten)
“Het systeem is te weinig gedifferentieerd, het moet allemaal wat flexibeler en
lichtvoetiger om beter aan de vraag van de individuele cliënt te kunnen
beantwoorden.” (OPZ Geel)
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
137
Het voorzien van meer ondersteuning voor de pleeggezinnen
Als volgende oplossing wordt het voorzien van voldoende ondersteuning voor de
pleeggezinnen aangegeven en dit zowel inhoudelijk, praktisch (bv. voldoende opvang) als
via het wettelijk kader (14 (7 bevolking, 2 expert, 4 OPZ, 1 gezin))
“Te weinig opvangmogelijkheden voor de patiënten die geplaatst zijn, gezinnen
gaan werken en dan is het moeilijk om daar een patiënt bij te nemen in huis als
die niet echt buitenshuis kan, ook in weekends is er steeds minder
opvangmogelijkheden!! Is belangrijk, is zoals bij kinderen, hier groeien de
opvangmogelijkheden toch ook.” (OPZ Geel)
“Indertijd (1900) waren er richtlijnen (een publicatie van Dr. Peeters) en
voordrachten door de medische staf aan de kostgevers. Er was actieve
steunende betrokkenheid in de relatie gezinsverpleging-kostgever. Is deze er
nu?” (experten)
“We leven in een tijd waarin alles duidelijk door regelgeving omkaderd moet
zijn, i.f.v. aansprakelijkheid etc. (cfr pleeggezin). Een goed gedefinieerde
context binnen dit GGZ-kader zou misschien meer kandidaten opleveren.”
(experten)
Meer erkenning door de overheid
Ook de erkenning van de gezinsverpleging door de overheid wordt belangrijk gevonden
(6 (3 bevolking, 3 OPZ)).
“Structureel mee inbouwen: de overheid heeft hierin een belangrijke functie
naar subsidiëring en ondersteuning toe.” (bevolking)
“Hoe kan Geel op federaal niveau en op het niveau van RIZIV meer 'in beeld'
komen zodat het wordt erkend als volwaardig kenniscentrum gezinsverpleging
en aldus ook vergoed?” (bevolking)
De algemene bewustwording
Ten slotte, geven enkele respondenten aan dat het belangrijk is om de algemene
bewustwording ten aanzien van psychische problemen te vergroten zodanig dat er een
mentaliteitsverandering kan optreden (3 (2 bevolking, 1 expert))
“De maatschappij een gevoel geven dat dit ook mensen zijn hoe moeilijk ze het
ook hebben. Dit is een zware taak die weggelegd is voor onze beleidsmensen.”
Een aantal respondenten van de bevolking uiten zich negatief over de toekomst van de
gezinsverpleging en schatten de kansen op voortbestaan van de gezinsverpleging laag in
(6 bevolking).
“Vraag is in hoeverre dit haalbaar is én wenselijk is. Heeft de patiënt van
vandaag nog nood aan gezinsverpleging? Wat vindt de patiënt van deze
Hoofdstuk 5
138
keuzemogelijkheid? Hoe kijkt hij aan tegen het te doorlopen traject en het
uiteindelijke, eigenlijke verblijf in een pleeggezin?” (bevolking)
“Ik weet niet goed hoe hier iets aan kan gedaan worden. Je kan mensen niet
dwingen om iemand op te nemen in het gezin...” (bevolking)
“Geel is al lang geen agrarische samenleving meer, maar een moderne stad.
Volgens mij zal de gezinsverpleging dan ook verdwijnen op termijn. Ik vrees
dat hier niets aan te doen is: tijden en gewoonten veranderen.” (bevolking)
5.2.2 De beperkte beschikbaarheid
Als volgend negatief aspect komt de beperkte beschikbaarheid van de gezinsverpleging
naar voor.
In Tabel 19 staan de antwoorden weergegeven op de gesloten vraag of de respondenten
vinden dat de psychiatrische gezinsverpleging voldoende georganiseerd wordt. Hieruit
komt naar voor dat een meerderheid van de personeelsleden van OPZ Geel, de externe
experten en de bevolking vinden dat de gezinsverpleging onvoldoende georganiseerd
wordt (respectievelijk 75%, 76% en 71%). Bij de pleeggezinnen is dit ongeveer de helft
(53%). Hierbij is het belangrijk om op te merken dat 30% van de respondenten aangeeft
hierover geen mening te hebben. In alle groepen vindt een minderheid van de respondenten
dat de gezinsverpleging voldoende georganiseerd wordt (van 10% voor de bevolking tot
22% bij de personeelsleden van het OPZ Geel).
Tabel 19 Attitude tegenover de beschikbaarheid van de psychiatrische gezinsverpleging
OPZ Geel Externe
experten Pleeggezinnen Bevolking
Momenteel bestaat de psychiatrische gezinsverpleging op twee plaatsen in België. Vindt u dit
voldoende?
Zeker/eerder wel 22% 17% 17% 10%
Zeker/eerder niet 75% 76% 53% 71%
Geen mening 3% 7% 30% 20%
In een open vraag wordt hier vervolgens dieper op ingegaan.
Voor de 30 pleeggezinnen en de 82 personen van de algemene bevolking was deze
vraag voornamelijk gericht naar redenen waarom de gezinsverpleging wel of niet in
andere regio‟s van het land dient te bestaan. Een minderheid van de pleeggezinnen en
de algemene bevolking beantwoordden deze (respectievelijk 7/30 (23%) en 24/82
(29%)).
Voor de 63 personeelsleden van het OPZ Geel en de 29 externe experten ging deze
vraag over wie deze uitbreiding best op zich kan nemen en of ze hierbij belemmeringen
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
139
en moeilijkheden zien. Zowel van de personeelsleden van het OPZ Geel als van de
externe experten beantwoordt 65% van de respondenten deze vraag.
Uit deze antwoorden konden drie belangrijke thema‟s afgeleid worden, namelijk
1) voordeel van de uitbreiding naar andere regio‟s, 2) moeilijkheden in verband met de
uitbreiding en 3) wie de uitbreiding op zich dient te nemen.
Als voordeel van de uitbreiding naar andere regio‟s wordt genoemd dat patiënten hierdoor
in de vertrouwde omgeving kunnen blijven (16 (12 bevolking, 3 OPZ,1 gezin)).
“Zo kunnen personen met psychische problemen indien gewenst in hun eigen,
vertrouwde omgeving in een pleeggezin geplaatst worden. Dit verlaagt de
drempel voor de patiënt enigszins.” (bevolking)
“Het lijkt nogal evident dat elke regio best over dit soort opvang beschikt. Dit
omwille van de mobiliteit, de dichtheid bij huis, het zich thuis voelen in eigen
regio, enz.” (bevolking)
Er worden twee moeilijkheden genoemd met betrekking tot de uitbreiding van de
gezinsverpleging naar andere regio‟s.
De eerste moeilijkheid is de vrees voor stigma, taboe, onverdraagzaamheid … wanneer de
gezinsverpleging in andere regio‟s uitgebouwd zou worden (28 (11 bevolking, 5 experten,
6 opz, 6 gezinnen))
“Het zou het beste zijn dat dit op nog andere plaatsen gebeurt, maar in Geel is
iedereen vertrouwd met de mensen die op straat lopen en soms een beetje raar
doen. In andere steden of gemeenten is dit een niet vertrouwd beeld en dat zal
veel aanpassing vragen van de bevolking.” (bevolking)
“Het zou moeten kunnen bestaan, maar Geel heeft een eeuwenlange ervaring
met psychiatrische patiënten en vindt hun aanwezigheid in het stadsbeeld en de
huiskamer heel normaal. Ik denk persoonlijk dat men er in andere steden
anders tegenaan zou kijken.” (bevolking)
“Op 't eerste zicht denk je dat dit moeilijk haalbaar is binnen onze huidige
maatschappij als je in een regio bent waar dit geen historiek kent. We vinden
nu al geen vrijwilligers om mensen te bezoeken of om bvb. cafetaria te
runnen.” (expert)
“Moeilijkheden: onze maatschappij stelt zich niet altijd permissief op tov
afwijkend gedrag. Voorlichting is hierbij noodzakelijk.” (OPZ Geel)
“Alleen vraag ik me af of men in andere regio's over de juiste mentaliteit onder
de mensen beschikt om zoiets op te starten. Bijvoorbeeld hoe dichter naar de
Hoofdstuk 5
140
hoofdstad, hoe meer ik zelf individualisme ervaar. Misschien is het toch iets dat
alleen maar succesvol kan zijn in een barmhartige streek, waar dit van de ene
generatie op de andere generatie wordt overgedragen.” (OPZ Geel)
“Alleen de Gelenaars en omstreken zijn tolerant genoeg om zoiets te doen.”
(OPZ Geel)
Het uitvoeren van promotie en anti-stigma-acties worden als oplossingen aangehaald om
stigmatisering en onverdraagzaamheid tegen te gaan (5 (2 experten, 3 OPZ))
“Implementatie in andere regio's gaat best gepaard met intensifiëring van
destigmatiserende acties (cf. buddyproject Vlaanderen, Te Gek?!, De
Standaardkatern GGZ …)” (expert)
“Belangrijk is een ondersteuning van een psychiatrisch centrum en een goed
onderlegde ondersteuning naar de gezinnen toe en de bereidheid van gezinnen
om mee in dit project te stappen. Het is vooral een cultuurverandering en dat
vraagt enorm veel tijd.” (OPZ Geel)
De tweede moeilijkheid betreft het gebrek aan erkenning van de gezinsverpleging als
zorgvorm en de beperkte financiële ondersteuning van de organiserende dienst(en)
(14 (1 bevolking, 2 expert, 11 OPZ).
“Noodzakelijk is ook dat deze zorgvorm erkend wordt binnen het ambulant
GGZ zorglandschap en als een vaste waarde gezien wordt.” (OPZ Geel)
“Indien de financiële tegemoetkoming groter zou zijn, zou het uitbreiden naar
andere regio's sowieso minder moeilijkheden ervaren.” (OPZ Geel)
Op de vraag wie de uitbreiding naar andere regio‟s op zich dient te nemen, geven 15
respondenten (van de 92 bevraagden (63 personeelsleden van het OPZ Geel en 29 externe
experten) aan dat het georganiseerd dient te worden in een samenwerkingsverband van
verschillende bestaande GGZ- en niet-GGZ-actoren (8 experten, 7 OPZ). De
psychiatrische ziekenhuizen, IBW, PZT, PVT, CGG … kunnen hier een belangrijke rol in
spelen. Volgens sommigen is er ook een rol weggelegd voor de reguliere pleegzorg.
“Dit kan best worden opgenomen door een 'conglomeraat' van verschillende
GGZ-zorgactoren (PZ, PVT, BeWo, PZT, CGG...), aangevuld met niet-GGZ-
zorgactoren (mutualiteiten, OCMW, lokale gemeente- en stadsbesturen...)”
(expert)
“Dit wordt best georganiseerd vanuit samenwerkingsverbanden tussen
enerzijds de ziekenhuizen, de ambulante & semiresidentiële diensten eventueel
in combinatie met de huidige PZT & BEWO-teams. Men zou in elke regio
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
141
samen de verschillende woonvormen moeten kunnen voorzien a rato van de
plaatselijke noden.” (expert)
“Nodig zijn goede contacten met netwerken psychosociale rehabilitatie van
waaruit permanentie en crisisopvang kan georganiseerd worden.” (OPZ Geel)
Andere respondenten richten zich tot afzonderlijke diensten, voornamelijk de
psychiatrische ziekenhuizen, maar ook IBW, PZT, PVT (9 (2 bevolking, 2 experten,
5 OPZ)).
“De psychiatrische ziekenhuizen kunnen dit volgens mij het best opnemen
omdat er steeds een 24 uur op 24 uur bereikbaarheid moet zijn van een
professioneel team.” (opz)
Hierbij aansluitend geven enkele respondenten aan dat het belangrijk is dat de
gezinsverpleging eerst goed uitgebouwd en vernieuwd wordt in Geel (4 (1 bevolking,
3 OPZ)) zodat OPZ Geel daarna een belangrijke rol kan opnemen als „expert‟ voor de
uitbreiding van de gezinsverpleging in andere regio‟s (8 (1 expert, 6 OPZ, 1 gezin).
“Laat men eerst werk maken van het weer doen heropleven van het Geelse
systeem. Eenmaal dat weer bloeit kan men aan andere regio's denken eventueel
met hulp of steun vanuit Geel.”(gezin)
“OPZ Geel heeft de 'kennis': kent de praktische uitwerking en weet wat de
noden van de patiënten zijn. OPZ weet wat nodig is om een kwaliteitsvolle
behandeling te geven.” (OPZ Geel)
6 De doelgroep
De vraag voor welke doelgroep de psychiatrische gezinsverpleging het meest aangewezen
is wordt enkel voorgelegd aan de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe
experten. In het totaal betreft dit een groep van 92 personen.
Als meest aangewezen doelgroep worden de patiënten met chronische of langdurige
psychiatrische problemen aangegeven (31).
Op het vlak van diagnoses worden de volgende psychiatrische diagnoses aangegeven als
het meest aangewezen: verstandelijke beperking (18), psychotische stoornissen (10),
verstandelijke beperking met psychische/psychiatrische problemen (9), stemmings- of
angststoornissen (3) en niet-aangeboren hersenletsel (2), persoonlijkheidsstoornissen als
borderline (1). De volgende psychiatrische diagnoses worden aangegeven als „niet
geschikt‟: persoonlijkheidsstoornissen (5), verslaving (4) en niet-gestabiliseerde
psychoses (3).
Hoofdstuk 5
142
Een aantal van de respondenten (24) vindt het belangrijk dat deze psychiatrische
problemen gestabiliseerd zijn. Enkelen (3) geven aan dat de psychiatrische
gezinsverpleging ook voor personen met acute problematieken mogelijkheden biedt. Dit
wordt vooral als aangewezen beschouwd bij kinderen en jongeren en op voorwaarde dat er
voldoende ondersteuning is voor het gezin en dat het gezin niet in gevaar komt.
Wat het functioneren van de personen betreft, wordt aangegeven dat de gezinsverpleging
geschikt is voor personen die niet zelfstandig in de maatschappij kunnen functioneren (7),
maar die toch over een zekere mate van zelfstandigheid beschikken en niet te veel hulp
nodig hebben bij dagelijkse activiteiten (2). Daarnaast wordt het in het functioneren als
belangrijk gezien dat ze geen gevaar betekenen voor het pleeggezin en de maatschappij en
dat het gedrag verenigbaar is met de gezinsdynamiek (6).
Een andere belangrijke aanwijzing voor de geschiktheid van de gezinsverpleging is het
ontbreken van steun of contact met de eigen familie, vrienden, omgeving … (7) en de nood
of de wens van de patiënt om in een gezin te verblijven (3).
“Voor de groep van mensen wier eigen deficiënt sociaal netwerk, in
combinatie met hun (psychiatrische) problematiek, destabiliserende opnames
in psychiatrische ziekenhuizen en het daarbij horend isolerend effect, er voor
gezorgd hebben dat ze verbinding verloren hebben met hun omgeving, of deze
beperkt zagen tot de binnenmuren van de instelling.” (OPZ Geel)
Een aantal respondenten is er voorstander van om de huidige doelgroep uit te breiden (11).
Zij geven aan het jammer te vinden dat de gezinsverpleging enkel gericht is op personen
met een psychiatrisch ziektebeeld. Men vindt dat het ook toegankelijk zou moeten worden
voor andere doelgroepen, bv. enkel mentale beperking, wezen, personen met sociale
problemen, personen die tijdelijk uit hun „gewone‟ context dienen te stappen, personen die
nood hebben aan time-out, personen die kampen met eenzaamheid … Er wordt
aangegeven dat vooral gedragsmatige indicaties belangrijk zijn in de overweging om in de
gezinsverpleging te stappen en niet alleen de aanwezigheid van een psychiatrisch
ziektebeeld.
“Voor personen die tijdelijk uit hun 'gewone' context dienen te stappen.”
(expert)
“Ik denk dat het vooral gedragsmatige indicaties mogen worden dan alleen de
aanwezigheid van een psychiatrisch ziektebeeld. Van het moment dat een gezin
het ziet zitten om een bepaalde persoon (die in zijn eigen omgeving niet
opgevangen kan worden) op te vangen, moet het kunnen. We hebben de
knowhow en de mensen om dit te verwezenlijken. Bovendien denk ik dat
gezinsverpleging dan niet meer uitdovend hoeft te zijn.” (OPZ Geel)
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
143
“Zou moeten open staan voor een zo breed mogelijke groep. Heel wat
psychiatrische problematiek heeft immers te maken met eenzaamheid en een
gezin kan daartegen een bescherming bieden.” (OPZ Geel)
7 De begeleiding door het OPZ Geel
Bij de patiënten en de pleeggezinnen werd expliciet gepolst naar de tevredenheid over de
begeleiding vanuit het OPZ Geel. In wat volgt worden eerst de resultaten van de patiënten
besproken (7.1) en daarna deze van de pleeggezinnen (7.2). Ten slotte worden nog enkele
aandachtspunten en suggesties weergegeven die naar voor kwamen in verband met de
begeleiding vanuit het OPZ Geel (7.3). In dit laatste punt worden ook de meningen van
enkele personeelsleden van het OPZ Geel, externe experten en de bevolking in
meegenomen.
7.1 De tevredenheid van de patiënten over de begeleiding vanuit het OPZ Geel
Van de 27 bevraagde patiënten geven er 23 aan globaal genomen tevreden te zijn over de
ontvangen begeleiding in het OPZ Geel.
“De begeleiding is prima. Het minste dat je problemen hebt, kun je erover
praten.” (patiënt)
“De begeleiding van het atelier is heel goed. Ik heb het gevoel dat ik bij hen
terecht kan als het nodig is. Ook de wijkverpleegkundige is heel goed. Ik heb er
geen problemen mee. Ze zorgt voor de pillen. Ze komt één keer per week of in
de twee weken.”(patiënt)
Enkele patiënten (4) geven aan niet tevreden te zijn over de begeleiding. Ze geven aan dat
de wijkverpleegkundigen niet naar hen luisteren en samenspannen met het gezin.
“Als je problemen hebt met je pleeggezin en als je dat aan de
wijkverpleegkundige zegt dan geven ze de pleegouders gelijk. Dat zou dringend
moeten verbeteren. Ze zouden eerst naar beide partijen moeten luisteren en
niet zomaar altijd de pleegouders gelijk geven. Ook als een patiënt echt weg
wil uit het pleeggezin, vind ik dat ze hem sneller moeten laten gaan. Ik vind het
niet kunnen dat ze dit tegenhouden, want we zijn eigenlijk vrije patiënten. De
meerderheid van de wijkverplegers doet mee met de pleegouders. Het is een
minderheid die naar beide versies luistert.” (patiënt)
Twee patiënten geven ook aan dat ze graag zelfstandig(er) zouden wonen en dat ze zich
hierin niet gesteund voelen door de personeelsleden van het OPZ.
Hoofdstuk 5
144
“Ik zou graag op een appartementje wonen, maar ze houden mij tegen. Er is
maar één persoon van het OPZ die mij steunt. De meeste patiënten hier hebben
geen steun. We hebben geen mensen die het voor ons opnemen. We kunnen
nergens terecht.” (patiënt)
7.2 De tevredenheid van de pleeggezinnen over de begeleiding vanuit het OPZ
Geel
Van de pleeggezinnen geven 23 (van de 30) gezinnen aan dat de begeleiding voldoende tot
zeer goed is.
“De begeleiding is zeker voldoende. De patiënt wordt zeer goed opgevolgd qua
verzorging en gezondheid.‟ (gezin)
“Je krijgt vanuit het OPZ Geel voldoende ondersteuning bij het begeleiden van
patiënten. Je krijgt informatie over je patiënt, je kan er steeds terecht met
vragen waarbij een goede oplossing wordt gezocht.” (gezin)
Als negatief wordt door drie pleeggezinnen aangegeven dat het OPZ te weinig opvang
voor de patiënten voorziet.
“Er is een mooi gebouw voor opvang van de patiënten om ons te ontlasten,
maar er is niet genoeg personeel waardoor de openingsuren verminderen.
Onze patiënt is zondag weg van 11u en terug om 16u. In de zomer moet ik mij
daarvoor opofferen. Je kan niet weg. Dat vind ik schandalig. Er is mooie
infrastructuur, maar die wordt niet optimaal gebruikt.” (gezin)
Verder is er één pleeggezin dat aangeeft dat de problemen af en toe afgewimpeld worden.
Een ander gezin vindt het vervelend dat ze nog steeds de leefregels van het OPZ moeten
opvolgen terwijl ze al zeer lang pleeggezin zijn. Een laatste gezin vindt de begeleiding
beperkt doordat er in 18 jaar tijd nog nooit een dokter in het pleeggezin kwam.
Over de permanentie geven 13 gezinnen aan dit belangrijk te vinden.
“Het is heel belangrijk dat er de 24 uren permanentie is voor als zich
dringende zaken voordoen zoals bijvoorbeeld als er iemand ernstig ziek is en
moet worden opgenomen. Je kan zelf niet altijd inschatten hoe ziek iemand is
omdat je zelf geen dokter bent.”
“Deze is zeer handig indien de personen onhandelbaar worden, wat wel eens
het geval kan zijn.”
Elf gezinnen geven aan dat ze ook nog pleeggezin zouden willen zijn wanneer de
permanentie niet voorzien werd. Zeven gezinnen geven aan dit zeker niet te willen.
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
145
7.3 De aandachtspunten en suggesties in verband met de begeleiding vanuit OPZ
Geel
Als aandachtspunten en suggesties voor de verbetering van de begeleiding vanuit het OPZ
Geel wordt allereerst aangegeven dat er meer herstelgericht en rehabilitatief gewerkt dient
te worden (3 patiënten, 2 OPZ). Daarnaast pleiten enkele respondenten voor een
professionalisering in de manier van werken (2 experten, 3 OPZ). Ten slotte wordt
aangegeven dat er meer controle dient te komen op het werk van de wijkverpleegkundigen
(1 bevolking, 2 OPZ).
8 De pleeggezinnen
In de bevraging is geen expliciete vraag naar de pleeggezinnen opgenomen. Toch
verwijzen de respondenten hier regelmatig naar in de verschillende open vragen. In wat
volgt wordt dit materiaal uiteengezet.
Allereerst wordt ingegaan op de positieve en negatieve aspecten voor de patiënten en
pleeggezinnen in verband met respectievelijk het leven in een pleeggezin of het pleeggezin
zijn (8.1). Daarna komt de motivatie van de pleeggezinnen (8.2) en de motivatie om
pleeggezin te worden bij de algemene bevolking (8.3) aan bod. Ten slotte, geven we nog
enkele suggesties weer die in verband met de pleeggezinnen aangehaald werden (8.4).
8.1 De positieve en negatieve aspecten
In dit onderdeel wordt eerst ingegaan op de positieve (8.1.1) en negatieve (8.1.2) aspecten
voor de patiënten in verband met het leven in een pleeggezin. Daarna focussen we op de
positieve (8.1.3) en negatieve (8.1.4) aspecten voor de pleeggezinnen in verband met het
pleeggezin zijn.
8.1.1 De positieve aspecten voor de patiënten
In de bevraging worden verschillende positieve aspecten voor de patiënt aangegeven die
verbonden zijn aan het opgenomen worden in een pleeggezin.
Ten eerste, betreft dit het opgenomen worden in een gezin, deel zijn van een gezin. Dit
wordt door 46 respondenten aangegeven (10 bevolking, 1 expert, 13 OPZ,
10 pleeggezinnen en 12 patiënten).
“Ik ken patiënten die vanaf hun geboorte bij een gezin waren ondergebracht en
daar ook tot hun dood of het overlijden van hun pleegouders verbleven. Zij
Hoofdstuk 5
146
waren deel van het gezin en ook van de bredere familie en kennissenkring. Zij
droegen zorg voor een deel van het huishouden en werden ook als gezinslid
behandeld. Soms gingen ze na de dood van hun pleegouders inwonen bij een
van de kinderen. Ik ben ervan overtuigd dat, waar mogelijk, het normale
gezinspatroon nog altijd het beste is ook voor genezing.” (bevolking)
“Patiënten worden opgevangen in een gezin waar een klimaat heerst
gedurende generaties waar de patiënt erbij hoort en niet als vreemd of
gevaarlijk wordt ervaren.”(expert)
“Pleeggezinnen zien patiënten als hun eigen kinderen.” (OPZ Geel)
“De patiënten verblijven in dezelfde familie die ze zeer goed kennen en komen
ook regelmatig bij onze gehuwde kinderen, worden bij alles in de familie
betrokken en gaan ook waar ze willen.” (gezin)
“In het gezin word ik zeer positief ontvangen. Als er iets is, bv. een babyborrel
van de dochter van mijn pleegmoeder dan worden ik en mijn dochters ook
uitgenodigd met hun vriend.” (patiënt)
Als tweede positieve aspect wordt de warme en familiale sfeer in het gezin genoemd
(5 bevolking, 1 expert, 15 OPZ, 1 pleeggezin en 8 patiënten)
“De patiënten krijgen er warme geborgenheid.”(bevolking)
“Positief is de mogelijkheid om patiënten met psychiatrische problematiek
onder te brengen in het beschermende milieu van een gezin waarin zij de kans
krijgen zichzelf te herontdekken en te ontplooien binnen de warmte van het
gezin.”(OPZ Geel)
“Het is 100% positief. Het zijn vriendelijke mensen. Ik ben braaf. Mijn
pleegzus is ook braaf. We kunnen goed met elkaar overweg. En mijn
pleegouders zien ons graag.” (patiënt)
Ten derde, wordt aangegeven dat het positief is voor de patiënten dat ze in een gewone,
normale gezinssituatie kunnen leven en niet „pathologisch‟ bekeken worden door het gezin
(3 experten, 7 OPZ en 4 pleeggezinnen).
“Ook is de zorg die ze krijgen van het gezin niet geprofessionaliseerd. Wij
hulpverleners durven nogal eens de zaken te pathologisch te bekijken.”
(expert)
“De patiënten worden zeer menselijk behandeld en ze worden 'zo gewoon
mogelijk' benaderd.” (OPZ Geel)
“De patiënt leeft en beleeft alles in een normaal gezin.” (gezin)
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
147
8.1.2 De negatieve aspecten voor de patiënten
In de bevraging komen ook enkele negatieve aspecten voor de patiënten naar voor die
samenhangen met het verblijf in het gezin. Een eerste negatief aspect is dat er soms van de
patiënten geprofiteerd wordt doordat ze veel moeten helpen/werken in het gezin
(4 bevolking, 1 OPZ, 3 experten, 1 gezin).
“Ik heb in het verleden (ben 56) te veel misbruiken gezien en heb de indruk dat
deze praktijken nog steeds gangbaar zijn op sommige plaatsen.
Boeren, kleine zelfstandigen en gepensioneerden hebben erg weinig kennis in
en of interesse voor begeleiding. Ze doen dit eerder uit zelfbelang
(vergoeding).” (bevolking)
“Mogelijk profitariaat van goedkope werkkrachten in huis te halen (dit speelde
vroeger meer dan nu denk ik).” (experten)
Van de bevraagde patiënten geven er twintig aan dat ze in het pleeggezin (moeten) helpen
in het huishouden. 14 van hen geeft aan dit niet erg te vinden. Sommigen ervaren het als
positief.
“Ik moet weinig doen: beetje in de tuin werken, want dat doe ik graag. Het is
belangrijk dat ik een bezigheid heb, anders word ik depressief. Ze porren mij
aan op een discrete manier. Mijn pleegmoeder vermaant mij wanneer ik iets
niet goed doe, maar op een speelse en niet-kwetsende manier.” (patiënt)
“Ik help thuis ook mee: aardappels schillen, soms strijken, beeldjes afwassen.
Als ik het echt niet graag doe, dan ben ik eerlijk en dan moet ik het ook niet
doen. Soms bij een nieuw werkje ben ik zenuwachtig en dan moedigen ze mij
aan.” (patiënt)
Zes patiënten ervaren het negatief dat ze in het gezin moeten werken.
“Ik werk veel thuis. Ik ben eigenlijk te goed. Ik strijk veel. Ik wil dat alleen
voor mijn pleegmoeder doen en niet voor haar kinderen. Zij profiteren ervan.”
(patiënt)
“Het is al het 3e pleeggezin waar ik ben en ik moet er hard werken. Zaterdag
moet ik heel de beneden kuisen, stof afdoen, gritselen … van ‟s morgens tot
14u. Ik doe dat niet graag. Elke avond moet ik twee keer afwassen terwijl
andere patiënten naar de rommelmarkt mogen. Die profiteren van mij.”
(patiënt)
“Mijn pleegvader behandelt ons als een knechtje „doe eens dit, doe eens dat‟.
Ze buiten ons uit omdat ze weten dat ze de baas zijn. Dat is overal: bij de
meeste gezinnen moeten de patiënten werken.” (patiënt)
Hoofdstuk 5
148
Als tweede negatief aspect wordt aangegeven dat sommige gezinnen enkel voor de
vergoeding pleeggezin willen zijn (1 bevolking, 4 OPZ, 2 patiënten, 2 gezinnen).
“Er zijn jammer genoeg mensen (pleegouders) die mensen opvangen alleen
voor de vergoeding.” (opz)
“De pleeggezinnen staan eerder positief tegenover de patiënt als ze geld
krijgen. Als ze geen geld zouden krijgen dan zouden ze er „zeer negatief‟
tegenover staan. Ik heb het gevoel dat ze het vooral doen voor het geld. Ik zou
het wel goed vinden dat ze wel belastingen moeten betalen op wat ze krijgen.
Dat weet je wie het uit liefde doet en wie niet.” (patiënt)
In dezelfde lijn wordt als derde negatief aspect aangegeven dat niet alle pleeggezinnen het
goed voor hebben met de patiënten of niet even geschikt zijn als pleeggezin. De positieve
aspecten die hierboven beschreven staan, worden dus zeker niet door elke patiënt ervaren.
(5 bevolking, 7 OPZ)
“Niet iedereen heeft evenveel ' geluk ' met zijn pleeggezin.” (OPZ)
“Van echte integratie binnen een gezin is vaak geen sprake. Ik vind dat
gezinnen meer moeten investeren in hun gasten.” (OPZ)
Acht patiënten geven aan dit in hun huidige of vorige pleeggezin ervaren te hebben.
“Het woord pleegouders is nogal een groot woord. Ik heb niet het gevoel dat ik
aanschouwd wordt als een familielid. Ik wordt meer gezien als patiënt. Ik heb
het gevoel dat ik een tweederangspersoon ben tegenover de echte zonen. Ik ben
een nummer. De echte warmte van een pleeggezin is ver zoek. Ze praten wel
tegen je maar je bent toch maar een patiënt. Als je je naar hen schikt, dan ben
je „goede mens‟, maar als je de waarheid zegt, dan word je gestraft. Je mag
nooit je mening zeggen of ze leggen je een straf op. Je moet braaf knikken. Veel
patiënten doen dit ook.
“Ze beslissen ook over dat ik geen baard mag laten groeien, hoe ik mijn haar
knip, welke vrienden ik heb, of ik naar een dancing mag. Ik heb niet de volle
vrijheid.
“Je kan ze niet allemaal over één kam scheren, maar bij velen is het toch niet
goed. Als ‟t puntje bij ‟t paaltje komt zijn we patiënten en worden we niet
behandeld als hun pleegzonen. Het zijn enkelingen van de pleeggezinnen die
inzitten met de patiënten. De meerderheid speelt het zo.” (patiënt)
Ten vierde, geven een aantal bevraagden aan dat de matching niet altijd optimaal verloopt
(1 bevolking, 6 OPZ, 1 extern).
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
149
“Ik vind het negatief wanneer het niet 'klikt' tussen de patiënt en het pleeggezin
maar er toch doorgedreven wordt en patiënt binnen het gezin dient te
verblijven.” (OPZ Geel)
Als vijfde negatief aspect wordt aangegeven dat de patiënten misschien te afhankelijk
worden van het pleeggezin en niet verder kunnen groeien (7 experten). Twee patiënten
geven in dit kader aan het gevoel te hebben door het pleeggezin belemmerd te worden om
door te groeien naar zelfstandig wonen.
“Ik zou graag op een appartementje wonen. Hiervoor zijn voorwaarden gesteld,
maar het lukt al een hele tijd niet om daaraan te voldoen. Het is ook een beetje
mijn fout, maar ik vind wel dat er steun mag zijn. Ik ben bij mijn pleegouders
niet welkom als ik aan de voorwaarden voldoe. Ze vinden het een teken dat ik
niet apprecieer wat ze voor me doen en dat ik niet graag bij hen ben. Ze helpen
mij er ook niet bij en verbieden dat een andere patiënt mij erbij helpt. Ze zijn
er tegen dat ik alleen ga wonen en wrijven in hun handen wanneer het niet lukt.
Mijn pleegvader zegt dat ik een sukkelaar word als ik alleen ga wonen en dat
ik het niet kan.”
Ten zesde stellen enkele respondenten de vraag of de gezinnen wel voldoende kennis en
bekwaamheid hebben om goede zorg te geven (3 experten, 1 OPZ)
“Het positieve punt van hierboven houdt ook een keerzijde in, namelijk een
tekort aan kennis omtrent pathologie en aanpak, waardoor dat ze soms goed
bedoeld net de bal verkeerd kunnen slaan. Doch de opvolging van OPZ zal dit
wel in de gaten houden.”(expert)
“De mensen van het gezin hebben te weinig achtergrond van 'hoe' om te gaan
met bepaalde problematieken. Ze kunnen niet altijd inschatten: is dat normaal
gedrag voor dat ziektebeeld, of is dat vreemd gedrag.” (OPZ Geel)
Als zevende negatief aspect geven drie patiënten aan problemen te hebben met de
(klein)kinderen van de pleegfamilie. Ze geven aan het gevoel te hebben dat de
(klein)kinderen altijd voorgaan op hen.
“Er zijn al zaken gestolen van mij door de zoon van het pleeggezin. Hij wordt
beschermd door de pleegouders. In ‟t algemeen hoor ik dat de pleeggezinnen
de kinderen beschermen. Ik ben er één keer over begonnen en toen lag ik bijna
buiten. Als de kinderen zeggen „die staat ons niet aan‟ dan vlieg je buiten. Ze
doen mee met hun zoon. Hij heeft geen respect voor mij. Hij weet dat ik het niet
durf zeggen of anders toch buiten vlieg.” (patiënt)
Ten achtste, geven enkelen ook aan dat er soms sprake is van rolverwarring (2 OPZ).
“De ouderdom van de pleegouders is bij sommigen negatief. Wie verzorgt
wie?” (OPZ Geel)
Hoofdstuk 5
150
8.1.3 De positieve aspecten voor de pleeggezinnen
Als positief voor de pleeggezinnen wordt aangehaald dat deze vorm van zorg soms voor
beide partijen voordelig is (1 bevolking en 3 OPZ).
“Het is een mooi initiatief en de mensen zijn er zeer goed mee geholpen. Soms
zelfs tweezijdig.” (bevolking)
“Het is m.i. de enige woonvorm voor mentaal gehandicapte psychiatrische
patiënten zonder mantelzorg die een vrij normaal leven mogelijk maakt en die
een win-win situatie betekent voor zowel de patiënt als de caregiver.” (OPZ
Geel)
De pleeggezinnen zelf geven als positieve aspecten aan dat ze veel vriendschap krijgen van
de patiënten (5). Anderen geven aan dat ze het gezelschap op prijs stellen en zich hierdoor
niet zo alleen voelen (2). Twee pleeggezinnen geven ook aan plezier te beleven aan het
zorg dragen voor de patiënten.
8.1.4 De negatieve aspecten voor de pleeggezinnen
Als negatief voor het pleeggezin komt naar voor dat het een hele verantwoordelijkheid is
om voor een patiënt te zorgen en dat het pleeggezin er een stuk vrijheid en privacy voor
moet opgeven (1 bevolking, 1 expert, 4 OPZ, 7 gezin)
“Door een patiënt op te nemen in het pleeggezin geven deze mensen een deel
van hun privacy bloot. Constant rekening houden of omgaan met een
psychiatrische patiënt is niet zo evident.” (OPZ)
“Het nadeel is dat je privacy verliest en dat je beperkt wordt in je
bewegingsvrijheid. Het is een extra zorg en verantwoordelijkheid in het gezin.”
(gezin)
Naast het feit dat het gezin een stuk van zijn vrijheid en privacy moet opgeven, vraagt ook
de psychiatrische problematiek of de somatische zorg die de patiënt nodig heeft veel van
het gezin (1 expert, 4 OPZ, 9 gezin, 1 patiënt).
“Op dit ogenblik zijn er vrij veel somatische zorgen (oudere populatie) en de
jongere populatie is niet meer de juiste doelgroep (meer
persoonlijkheidsgestoorde mensen) waardoor de moeilijkheden veel groter
zijn.” (OPZ)
“Men dient ook te beseffen dat het 'hebben' van een patiënt voor de
pleegfamilie ook de nodige aanpassingen, stress en psychische gevolgen met
zich brengt. Men dient daarom goed te onderzoeken of de patiënt en het
gastgezin met elkaar overweg kunnen. Ook dienen het gastgezin en de patiënt
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
151
tegen elkaar beschermd te worden. Het gaat bvb. niet op dat een agressieve
patiënt een ganse familie terroriseert of omgekeerd.” (gezin)
“Soms reageer ik mijn moeilijkheden af op het pleeggezin. Ik moet leren om
mijn angsten niet te projecteren. Ik heb de pleegmoeder geraakt door iets
negatief over haar dochter te zeggen. Ik vind het negatief van mijzelf dat ik
mijn angsten op anderen projecteer. Mijn pleegouders hebben tijd nodig. Dat
moet ik ze gunnen. Na een aantal jaar in gesloten instelling is het heel moeilijk
om me aan te passen.” (patiënt)
8.2 De motivatie van de pleeggezinnen
Aan de pleeggezinnen wordt de vraag gesteld vanuit welke motivatie ze beslist hebben om
pleeggezin te worden. Van de 30 respondenten geven 25 personen een antwoord.
Wat de motivatie om pleeggezin te worden, blijkt dat dit bij de huidige pleeggezinnen
voornamelijk voortkomt vanuit de „traditie‟ (11 gezinnen).
“Vermits mijn ouders en grootouders altijd een patiënt van het OPZ in het
gezin hebben opgenomen (reeds van beginjaren 1930) was het voor mij evident
dat ik de traditie verder zette. Over voor- en nadelen werd toen niet gesproken,
vermits bijna in elk Geels gezin een patiënt van het OPZ verbleef. Nu in deze
moderne tijden is het niet meer zo vanzelfsprekend, maar vermits de persoon
die bij mij inwoont reeds meer dan 50 jaar in onze familie verblijft, is zij voor
ons als een lid van het huisgezin, niet weg te denken.” (gezin)
Een andere veelvoorkomende motivatie is het sociale aspect, het willen meewerken aan
een goede zaak en patiënten een nieuwe thuis willen geven (8 gezinnen).
“Ook vinden we het fijn om voor anderen te zorgen en ze op deze manier een
thuis te geven om toch ook gelukkig te zijn.” (gezin)
Verder komt ook de vergoeding als motivatie naar voor, maar dit wordt nooit als enige
reden opgegeven (4 gezinnen). Drie gezinnen noemen ook „extra hulp‟ als motivatie. Ten
slotte, geven twee pleeggezinnen aan dit te doen omwille van het extra gezelschap.
8.3 De motivatie van de algemene bevolking
Aan de respondenten van de algemene bevolking wordt de vraag gesteld of ze bereid zijn
om in de toekomst een patiënt in het gezin op te vangen. Hieruit komt naar voor dat een
kleine meerderheid van de algemene bevolking (60%) in de toekomst eerder of zeker niet
bereid is om een patiënt op te vangen. Een minderheid is dit eerder of zeker wel (16%).
24% geeft aan het niet te weten.
Hoofdstuk 5
152
Vervolgens wordt de open vraag gesteld waarom ze dit wel of niet zouden doen en wat er
voor hen tegenover dient te staan. Van de 82 respondenten van de algemene bevolking
geven er 54 een antwoord op deze vraag (66%).
De voornaamste redenen die de respondenten uit de bevolking opgeven om geen
pleeggezin te worden is dat het niet combineerbaar is met een voltijdse tewerkstelling van
beide partners in combinatie met een gezin en andere activiteiten (29 bevolking).
Verschillende respondenten geven aan graag goed voor de patiënt te zorgen wanneer ze dit
zouden doen en dit nu niet kunnen garanderen.
“Ik denk dat het moeilijk is om een patiënt in huis te nemen als je beide voltijds
werkt. Als je dit doet, moet je er ook voldoende tijd in kunnen steken, vind ik.”
(bevolking)
Ook een te hoge leeftijd wordt een aantal keer opgegeven als reden waarom men geen
patiënt wenst op te vangen (7 gezinnen).
“Gezien onze ouderdom, 68 en 63, worden we zelf al een beetje hulpbehoevend
en het zou te gek zijn moest een psychiatrisch patiënt voor ons moeten zorgen.”
(bevolking)
Een volgende reden is dat men verwacht dat de opvang van een patiënt psychologisch niet
gemakkelijk en te belastend zal zijn (5).
“Ik ben niet sterk genoeg hiervoor, daar is veel geduld voor nodig denk ik en
dat zou mij niet lukken.” (bevolking)
Ook het verlies aan privacy wordt verschillende keren genoemd (4) en een te kleine
behuizing (4).
De motivatie om wel pleeggezin te worden vertrekt voornamelijk vanuit het menselijke,
sociale aspect (8).
“Ik sta achter het rehabilitatie-idee en vind het een goede zaak dat patiënten in
een gewone setting hun leven kunnen leiden.” (bevolking)
Twee respondenten van de bevolking geven ook de traditie aan als motivatie om
pleeggezin te worden.
“Ik ben opgegroeid met patiënten/gezinsverpleging, voor mij een natuurlijk
gegeven. Mijn grootouders hadden altijd patiënten in huis. Ik ben Gelenaar en
trots op de gezinsverpleging en integratie van patiënten.” (bevolking)
Enkelen geven aan dat er een goede financiële vergoeding (4) en een goede begeleiding (2)
tegenover het zorgen voor een patiënt zou moeten staan.
“Een onkostenvergoeding, die minstens kost en inwoon (huur kamer,
voeding …) dekt + een financiële tegemoetkoming voor de tijd die je investeert
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
153
in de opvang van die persoon (cf. het PAB voor gehandicapten, die hiermee
persoonlijke assistenten kunnen inhuren).” (bevolking)
8.4 Aanbevelingen
In de bevraging worden enkele aanbevelingen geformuleerd in verband met de
pleeggezinnen. Ten eerste, wordt er aangedrongen op het uitvoeren van meer selectie,
screening en controle van de pleeggezinnen (4 bevolking, 3 OPZ, 2 externen en 1 gezin).
“Ik vind een strenge controle vooraf op dit pleeggezin dan ook heel belangrijk.
Mentaal zwakken mensen zijn vaak niet in staat om tekorten, mishandelingen
aan te geven.” (bevolking)
“Er moet een goed, onderbouwd controlesysteem zijn dat er geen misbruiken
kunnen zijn, en dat een goed overleg model bestaat tussen patiënt, gezin en
instelling.” (OPZ)
Ten tweede pleiten verschillende respondenten voor een goede opleiding, vorming en
begeleiding van de pleeggezinnen (4 bevolking, 4 OPZ, 1 extern, 1 patiënt)
“Een deftige opleiding van pleeggezinnen is noodzakelijk.”(expert)
“Misschien zou er meer begeleiding en informatie moeten gegeven worden aan
de pleeggezinnen omtrent de problematiek van de personen.” (OPZ Geel).
“Er zou een mentaliteitsverandering moeten komen bij de
wijkverpleegkundigen.” (patiënt).
“Pleegouders eventueel betrekken in intradisciplinaire patiëntenbesprekingen,
zodat zij ook op de hoogte zijn van het totale zorg- en welzijnspakket rond hun
patiënt. Dit kan alleen maar de kwaliteit van zorg en opvang verbeteren.”
(OPZ Geel).
Ten derde, wordt aangegeven dat het heel belangrijk is om veel zorg te dragen voor een
goede matching tussen de patiënt en het pleeggezin (1 bevolking, 3 gezinnen).
“Het gezin zal met veel zorg moeten uitgekozen worden: op maat van de
patiënt.” (bevolking).
“Men dient goed te onderzoeken of de patiënt en het gastgezin met elkaar
overweg kunnen.” (gezin).
Ten vierde geven drie respondenten van de bevolking de suggestie om meer mogelijkheden
tot ontlasting van de pleeggezinnen te voorzien.
Hoofdstuk 5
154
“Misschien de mogelijkheid inbouwen om opvang te voorzien voor patiënten
tijdens de vakantie van de gezinnen zodat zij even terug op zichzelf kunnen
plooien?” (bevolking).
“Ik zou willen dat er een andere opvangmogelijkheid bestond die minder
duidelijk met het OPZ verbonden is. Dan voelt het voor mezelf (en misschien
ook voor de betrokken patiënt) minder moeilijk aan om een dag of een
gezinsvakantie lang opvang te voorzien.” (bevolking).
9 De differentiatie
In dit onderdeel komen verschillende mogelijkheden tot differentiatie van de
psychiatrische gezinsverpleging aan bod, namelijk differentiatie naar leeftijd
(kinderen/jongeren en ouderen) (2.9.1), gezinsverpleging in het kader van resocialisatie
(2.9.2) of behandeling (2.9.3), gezinsverpleging gedurende enkele dagen per week/maand
(2.9.4) en gezinsverpleging waarbij de patiënt in een aanpalende woning verblijft (2.9.5).
Deze worden in wat volgt achtereenvolgens besproken.
Deze vragen werden enkel gesteld aan de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe
experten. In het totaal gaat het over 92 respondenten.
9.1 De leeftijd
In Tabel 20 komt naar voor dat een meerderheid van de personeelsleden van het OPZ
(87%) en de externe experten (79%) de psychiatrische gezinsverpleging geschikt vindt
voor kinderen/jongeren. Ook voor ouderen vindt een meerderheid van de personeelsleden
van het OPZ (87%) en de externe experten (86%) de gezinsverpleging geschikt.
Tabel 20 Attitude tegenover de gezinsverpleging voor kinderen/jongeren en ouderen
OPZ Geel Experten
Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging geschikt voor kinderen en adolescenten?
Zeker/eerder wel 87% 79%
Zeker/eerder niet 13% 14%
Geen mening 0% 7%
Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging geschikt voor ouderen?
Zeker/eerder wel 87% 86%
Zeker/eerder niet 13% 10%
Geen mening 0% 4%
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
155
9.1.1 Psychiatrische gezinsverpleging voor kinderen en jongeren
Verschillende respondenten geven aan de gezinsverpleging als positief te ervaren voor
kinderen en jongeren omwille van de warmte en de structuur die een gezin kan bieden (4
experten en 13 OPZ). Daarnaast wordt het veelvuldig als een beter alternatief aangegeven
dan een verblijf in een instelling (6 experten, 9 OPZ) omdat de kinderen en jongeren
hierdoor in een normale situatie verblijven en hun maatschappelijke rollen blijven
opnemen. Ook wordt verschillende keren vermeld dat het verblijf in een leefgroep niet
aangewezen is voor kinderen en jongeren.
“Het is altijd beter om 'behandeld te worden in een normale situatie (lees:
gezin) dan in een afdeling waar men meerdere bewoners bij elkaar zet.
Bijvoorbeeld bij de jongeren zet dit vaak aan tot negatief gedrag en leren ze
negatief gedrag van elkaar. Dit zou minder zijn als je in een omgeving verblijft
waar dat negatieve gedrag niet aanwezig is. Hierdoor zien ze in dat hun
gedrag niet 'normaal' is.”(OPZ)
“Voor kinderen en adolescenten geldt nog meer dan voor andere doelgroepen
dat het leven (opgroeien) in een gewone gezinssituatie voorrang geniet op het
leven in een groepssetting. Heel wat van de (gedrags)moeilijkheden die
kinderen ondervinden in leefgroepsituaties zijn gevolg van het groepsleven op
zich.” (OPZ)
De gezinsverpleging wordt voornamelijk geschikt geacht voor kinderen en jongeren uit
problematische opvoedingssituaties (7). Als uitsluitingscriteria worden agressief gedrag (5)
en middelenmisbruik (4) aangehaald. Vier respondenten wijzen erop dat men er attent op
dient te zijn dat de veiligheid van het gezin niet in gevaar komt en dat het gezinsleven niet
ontwricht wordt.
Er worden ook suggesties gegeven rond wat nodig is om deze vorm van zorg te voorzien.
Een eerste betreft intensieve ondersteuning en begeleiding van het gezin en het kind/de
adolescent (4 experten en 9 OPZ). Twee personeelsleden van het OPZ geven hierbij aan
dat het gezin een uitgebreide kennis dient te hebben over pathologieën. Een tweede betreft
voldoende draagkracht van het gezin (2 experten, 3 OPZ).
Enkele respondenten geven aan waarom ze de gezinsverpleging niet geschikt vinden voor
kinderen/jongeren. Hier komt voornamelijk naar voor dat ze vinden dat professionele
opvang en begeleiding hier noodzakelijk is (3 experten, 2 OPZ).
“Vaak is de problematiek bij kinderen in de psychiatrie zo gecompliceerd dat
professionele opvang en begeleiding noodzakelijk zijn. Adolescenten hebben
ook vaak een problematiek van druggebruik en gevolgen hiervan, deze groep
zou moeilijk in een gezin positief kunnen functioneren. (naar eventueel jonge
gezinsleden toe).” (OPZ)
Hoofdstuk 5
156
9.1.2 Psychiatrische gezinsverpleging voor ouderen
Net als bij de kinderen, wordt de gezinsverpleging voor ouderen als een goed alternatief
gezien voor residentiële zorg, omdat het verblijf in een gezin hen doorgaans meer rust en
stabiliteit kan bieden (4 experten, 16 OPZ). Ook wordt het als een goede formule gezien
om eenzaamheid te voorkomen (2 experten, 3 OPZ).
Gezinsverpleging wordt voor ouderen vooral als geschikt gezien voor gestabiliseerde
patiënten die een beperkt sociaal netwerk hebben, maar nog voldoende zelfredzaam zijn en
niet teveel lichamelijke zorgen behoeven (2 experten, 16 OPZ). Daarnaast worden als
uitsluitingscriteria ook dementiële beelden aangehaald (1 expert, 7 OPZ).
Op de vraag naar wat nodig is om deze vorm te kunnen voorzien, wordt verwezen naar
voldoende ondersteuning van het gezin en het in het oog houden van de belasting van het
pleeggezin op het vlak van somatische zorgen (5 OPZ).
9.2 Psychiatrische gezinsverpleging in het kader van resocialisatie
In Tabel 21 wordt weergegeven in welke mate de respondenten de gezinsverpleging
geschikt zien in het kader van de resocialisatie van patiënten die een opname in een
psychiatrisch ziekenhuis achter de rug hebben. De meerderheid van de personeelsleden van
OPZ Geel (83%) en de externe experten (76%) geeft aan dit een geschikte vorm van zorg
te vinden.
Tabel 21 Attitude tegenover de gezinsverpleging in het kader van resocialisatie
OPZ Geel Experten
Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging een geschikte vorm van zorg in het kader van
resocialisatie van patiënten die een opname in een psychiatrisch ziekenhuis achter de rug
hebben?
Zeker/eerder wel 83% 76%
Zeker/eerder niet 15% 14%
Geen mening 2% 10%
Uit de bevraging komt naar voor dat gezinsverpleging in het kader van resocialisatie vooral
als nuttig gezien wordt doordat het een tussenstap kan vormen tussen enerzijds een opname
in een psychiatrisch ziekenhuis en anderzijds beschut wonen of zelfstandig wonen
(9 experten, 17 OPZ).
Voor deze vorm van gezinsverpleging wordt het belangrijk gevonden dat er „actieve‟
pleeggezinnen beschikbaar zijn die meewerken aan het bereiken van bepaalde
doelstellingen in een bepaalde periode (3).
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
157
9.3 Psychiatrische gezinsverpleging tijdens de behandeling van patiënten
In Tabel 22 komt naar voor dat een meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel
de gezinsverpleging een geschikte vorm van zorg vindt in het kader van een
behandeling (67%). Voor de externe experten is dit een minderheid (41%). Deze
percentages dienen echter voorzichtig geïnterpreteerd te worden aangezien uit de
antwoorden op de open vragen naar voor komt dat verschillende respondenten deze vraag
begrepen in de zin dat pleeggezinnen de volledige behandeling op zich zouden nemen en
zelf diagnoses zouden stellen en behandelplannen zouden opstellen, wat niet de bedoeling
is. De bedoeling van deze vorm van gezinsverpleging zou wel zijn dat patiënten tijdens de
behandeling in dagziekenhuis in een pleeggezin verblijven en dat het pleeggezin betrokken
is bij de doelstellingen, vooruitgang … van de patiënt.
Tabel 22 Attitude tegenover de gezinsverpleging in het kader van een behandeling
OPZ Geel Experten
Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging een geschikte vorm van zorg in het kader van een
behandeling?
Zeker/eerder wel 67% 41%
Zeker/eerder niet 27% 45%
Geen mening 6% 14%
Verschillende respondenten staan positief tegenover deze vorm van gezinsverpleging
doordat de patiënten hierdoor in een natuurlijke omgeving kunnen verblijven, in een
veilige omgeving met nieuw gedrag kunnen oefenen en meer rust kunnen vinden dan in
een afdeling van een voorziening (7 experten, 19 OPZ).
Verschillende respondenten geven hierbij wel aan dat deze vorm van gezinsverpleging niet
geschikt is tijdens de acute fase van de ziekte (3 experten, 8 OPZ). Als voornaamste reden
geven ze hiervoor aan dat gezinnen niet voldoende weten over psychiatrie om hiermee te
kunnen omgaan en ook in functie van het garanderen van de veiligheid van de patiënt en
het gezin.
“Na de acute fase kan de behandeling inderdaad gedaan worden via
pleeggezinnen, overdag zijn ze in het ziekenhuis en s avonds in een warm
gezin.” (OPZ)
Enkele respondenten (3) geven aan dat gezinsverpleging ook bij acute problematiek
mogelijk is op voorwaarde dat de gezinnen goed geselecteerd, opgeleid en begeleid
worden.
“Indien wordt samengewerkt met speciaal daarvoor uitgezochte gezinnen lijkt
gezinsverpleging ook voor meer acute zorgvormen geschikt. Een gezin krijgt
dan de opdracht om samen met patiënt en team te werken aan concrete
Hoofdstuk 5
158
behandeldoelen. Een gezin kan ruggensteun zijn voor de opgezette behandeling
en na ontslag kan dit gezin fungeren als steungezin.” (OPZ)
Van de huidige pleeggezinnen geeft 83% aan niet bereid te zijn om patiënten op te nemen
voor een kortere periode en intensiever betrokken te zijn bij de behandeling. Hiervoor
worden verschillende redenen gegeven. Een eerste reden betreft de kortdurende periode
(6). Pleeggezinnen geven aan dit niet te willen omdat ze: aan de patiënt gehecht geraken,
geen “duivenhok” van het gezin willen maken, het belangrijk vinden voor de patiënt zelf
dat hij langer kan blijven en een thuis kan vinden, het een tijdje duurt vooraleer een patiënt
geïntegreerd is in het gezin (zowel voor de patiënt als het gezin) en het pijnlijk kan zijn om
deze band te verbreken. Een tweede reden betreft de leeftijd (8). Deze personen geven aan
hiervoor te oud te zijn en het niet meer aan te kunnen. Een derde reden betreft het gebrek
aan opleiding (2). Als laatste reden wordt tijdsgebrek aangegeven (2). Twee respondenten
geven aan geen tijd te hebben om opleiding te volgen of om intensief met de begeleiding
van de patiënt bezig te zijn.
Van de huidige pleeggezinnen geeft 17% aan wel bereid te zijn om voor een kortere
periode een patiënt op te vangen en intensief betrokken te zijn bij de begeleiding. Als reden
hiervoor wordt het sociale aspect opgegeven (2). Twee respondenten geven aan dat een
hogere vergoeding hiervoor noodzakelijk is.
“Voor zo'n intensieve vorm is zeker een hogere vergoeding nodig. Die laat dan
toe om je daar meer op toe te leggen en de nodige vorming te volgen.” (gezin)
9.4 Psychiatrische gezinsverpleging voor enkele dagen per week/maand
In Tabel 23 komt naar voor dat een kleine meerderheid van de personeelsleden van het
OPZ Geel (59%) en de externe experten (69%) het aangewezen vindt dat patiënten enkele
dagen per week/maand in een pleeggezin verblijven.
Tabel 23 Attitude tegenover de gezinsverpleging voor enkele dagen per week/maand
OPZ Geel Experten
Vindt u het aangewezen dat patiënten de mogelijkheid hebben om slechts enkele dagen per
week/maand (naar keuze) in een pleeggezin te verblijven?
Zeker/eerder wel 59% 69%
Zeker/eerder niet 28% 17%
Geen mening 13% 14%
Er worden hiervoor verschillende redenen aangegeven (1 bevolking, 12 experten, 26 OPZ).
Respondenten geven aan dat deze vorm van gezinsverpleging in heel uiteenlopende
situaties of voor uiteenlopende doelen ingezet zou kunnen worden.
Het wordt gezien als een zorgvorm die ingezet kan worden bij de overgang naar
zelfstandig leven. Het wordt gezien als bevorderend voor de reïntegratie.
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
159
Het wordt gezien als een zorgvorm die als ondersteuning kan dienen voor een persoon
die zich met deze hulp zelfstandig kan handhaven in de maatschappij.
Het wordt gezien als een zorgvorm die een ontlasting kan betekenen voor de
mantelzorger van de patiënt waardoor de patiënt in zijn natuurlijke omgeving kan
blijven.
Het wordt gezien als een zorgvorm die levenskwaliteit kan brengen voor personen die
in IBW, een psychiatrisch ziekenhuis, zelfstandig, in eigen familie … wonen.
Ook als positief bij deze vorm van pleegzorg wordt aangegeven dat men verwacht hier
gemakkelijker pleeggezinnen voor te vinden aangezien de tijdsinvestering voor het
pleeggezin minder groot is (3)
Andere respondenten geven echter aan deze vorm van differentiatie niet te zien zitten
(3 experten, 13 OPZ), omdat ze vrezen dat dit onvoldoende stabiliteit zal bieden aan de
patiënten en dat er onvoldoende een band zal opgebouwd worden tussen de patiënt en het
pleeggezin.
“Indien dit zou gebeuren, lijkt mij een oorspronkelijke opzet van de
gezinsverpleging zijn doel voorbij te schieten, mij lijkt het dat ze zich kunnen
thuis voelen in een gezin. Als je op twee plaatsen moet vertoeven lijkt het mij
een moeilijke situatie om je 100 % thuis te voelen (het doet met denken aan co-
ouderschap na scheiding van ouders).” (expert)
9.5 Psychiatrische gezinsverpleging in een aanpalende woning of studio
In Tabel 24 komt naar voor dat een grote meerderheid van de personeelsleden van het OPZ
Geel (86%) en van de externe experten (97%) het aangewezen vinden dat de patiënten de
mogelijkheid zouden hebben om in een studio (in de woning van het pleeggezin) of in een
aanpalende woning te verblijven.
Tabel 24 Attitude tegenover de gezinsverpleging in een studio of aanpalende woning
OPZ Geel Experten
Vindt u het aangewezen dat patiënten de mogelijkheid hebben om in een studio in de woning
van het pleeggezin of in een aanpalende woning te verblijven?
Zeker/eerder wel 86% 97%
Zeker/eerder niet 8% 0%
Geen mening 6% 3%
Verschillende respondenten geven aan deze vorm van gezinsverpleging aangewezen te
vinden omdat dit meer privacy biedt aan de patiënt (en het pleeggezin) en een grotere mate
van zelfstandigheid mogelijk maakt. Daarnaast is er ook steeds de mogelijkheid tot
ondersteuning (11 experten, 25 OPZ). Drie respondenten geven hierbij wel aan dat deze
Hoofdstuk 5
160
vorm enkel geschikt is voor patiënten die over de nodige zelfstandigheid beschikken. Ook
wordt aangehaald dat men er bij deze vorm van zorg dient over te waken of de patiënt
voldoende sociale contacten heeft met het pleeggezin of het eigen sociale netwerk (3). Ten
slotte, geven enkele respondenten aan dat deze vorm van gezinsverpleging ingezet kan
worden als tussenstap naar zelfstandig wonen (3 experten, 3 OPZ).
10 Het wettelijk kader van de psychiatrische gezinsverpleging
In dit onderdeel worden enkele topics over het wettelijke kader van de gezinsverpleging
besproken. Deze vragen werden enkel voorgelegd aan de personeelsleden van het OPZ
Geel en de externe experten (92 respondenten).
Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan bod: het financiële aspect (2.10.1),
het statuut van hospitalisatie (2.10.2), het statuut van de pleeggezinnen (2.10.3), het
pleegzorgdecreet (2.10.4), de afstemming met PVT en IBW (2.10.5) en artikel 107 uit de
„wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen‟ (2.10.6).
10.1 De financiële aspecten van de psychiatrische gezinsverpleging
Voor het financiële aspect wordt ingegaan op twee zaken, namelijk (10.1.1) de vergoeding
van de pleeggezinnen en (10.1.2) de algemene financiering van het OPZ Geel.
10.1.1 De vergoeding van de pleeggezinnen
Tabel 25 toont dat de meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel (79%) en de
pleeggezinnen (73%) de vergoeding van de pleeggezinnen (eerder) onvoldoende vindt.
Voor de externe experten is dit ongeveer de helft (55%).
Tabel 25 Attitude tegenover de vergoeding voor de pleeggezinnen
OPZ Geel Externe experten Pleeggezinnen
Momenteel ontvangen pleeggezinnen gemiddeld 18,20 euro per dag voor de zorg voor een
patiënt. Wat vindt u van deze vergoeding?
Zeker/eerder voldoende 14% 21% 27%
Zeker/eerder onvoldoende 79% 55% 73%
Geen mening 6% 24% 0%
De respondenten die de vergoeding onvoldoende vinden geven aan dat de vergoeding niet
of maar net voldoende is voor het betalen van de onkosten (bv. onderdak, verwarming,
wassen en plassen, eten en drinken, ontspanning met het gezin …). Dit brengt met zich
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
161
mee dat de grote mate van inzet en beschikbaarheid, die samenhangt met het zorgen voor
een patiënt, niet vergoed wordt (1 expert, 13 OPZ, 7 gezinnen).
“Als je alle kosten begint te rekenen (water, elektriciteit, eten, verzorging en
vervoersonkosten om kledij te gaan kopen en dergelijke) dan blijft er van het
bedrag weinig of niets over.” (gezin)
“Het gaat niet enkel om de was en de plas. Het is ook de aandacht, het steeds
rekening houden met, het delen van je woning, het geduldig zijn, je privé
delen ... en dit elke dag van het jaar. Mensen verleggen vaak hun grenzen
omdat ze de patiënt ondertussen zo goed kennen (bv. zorg voor bevuilend
zijn).” (OPZ Geel)
Verschillende respondenten geven ook aan dat de vergoeding zou moeten kunnen dienen
als een tweede loon en het mogelijk zou moeten maken om deeltijds te werken
(2 bevolking, 1 expert, 11 OPZ, 3 gezin)
“Misschien kan er ook iets bedacht worden rond een vergoeding als je bewust
kiest om te minderen met werken en de zorg van een patiënt op je te nemen.
Zodat het aantrekkelijker wordt en praktisch meer haalbaar.” (bevolking)
“De vergoeding zou een redelijk loon moeten benaderen. Zodat een van de
pleegouders zijn job hiervoor kan opgeven.” (OPZ Geel)
“De vergoeding voor de zorgen (zonder onkosten) zou voor twee/drie patiënten
moeten neerkomen op ongeveer het minimumloon.” (gezin)
Verder geven verschillende respondenten ook aan dat de vergoeding erg weinig is in
vergelijking met andere initiatieven of woonvormen, bv. psychiatrische ziekenhuizen en
rusthuizen (5 experten, 4 OPZ, 4 gezinnen).
“Als je weet wat een dag in een ziekenhuis kost op vlak van hotelkosten (B1), of
wat een serviceflat kost, dan weet je dat dit onvoldoende is.” (expert)
“Als je ziet hoeveel bejaarden in het rusthuis moeten betalen, merk je een groot
verschil.” (gezin)
Een vergoeding tussen 25 en 35 euro wordt door verschillende respondenten als redelijk
bevonden (12 OPZ, 6 gezinnen). Enkelen zouden nog hoger gaan tot 40 à 50 euro per dag
(1 expert, 1 OPZ) of lager tot 20 euro per dag (2 OPZ). Bij het bepalen van deze
vergoeding geven verschillende respondenten ook aan het belangrijk te vinden dat hierbij
rekening gehouden wordt met de zorgbehoefte van de persoon, bv. lichamelijke zorgen,
zwaarte problematiek, dagactiviteit (1 bevolking, 4 OPZ, 1 expert).
“Er mag geen 'vaste prijsbepaling' zijn maar het is van belang vind ik of er
extra's zijn ten voordele van patiënt / zijn leeftijd / of hij de ganse dag in het
gezin is of zoals velen de ganse dag in een wijkcentrum doorbrengen.”(OPZ)
Hoofdstuk 5
162
10.1.2 De algemene financiering van het OPZ Geel
Een aantal respondenten (7 OPZ) vindt het belangrijk dat de overheid meer in de
gezinsverpleging investeert en dat de subsidies verhoogd worden.
“Het is nodig om de overheid te overtuigen van het nut van gezinsverpleging
en dat dit nog altijd goedkoper is dan alle patiënten op te nemen in een
instelling.” (OPZ)
Andere ideeën hebben betrekking op het hospitalisatiestatuut dat momenteel gebruikt
wordt. Deze worden in de volgende paragraaf besproken.
10.2 Het hospitalisatiestatuut
In Tabel 26 merken we een verschil van mening tussen de personeelsleden van het OPZ
Geel en de externe experten over het hospitalisatiestatuut van de patiënten. Ongeveer de
helft van de personeelsleden van de personeelsleden van het OPZ Geel (52%) vindt dit
statuut aangewezen terwijl dit voor de externe experten slechts een minderheid is (14%).
Tabel 26 Attitude tegenover het hospitalisatiestatuut
OPZ Geel Experten
Vindt u het aangewezen dat patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging
gehospitaliseerd zijn?
Eerder/zeker wel 52% 14%
Eerder/zeker niet 30% 69%
Geen mening 18% 17%
Als voordelen van hospitalisatie wordt voornamelijk aangegeven dat er een goede back-up
is voor het pleeggezin en de patiënt, dat alles door het ziekenhuis voorzien wordt en dat het
goedkoper is voor de patiënt (21 OPZ).
“Hospitalisatie waarborgt voldoende psychiatrische zorgen en vlotte
toegankelijkheid van al de dienstverlening die daarbij hoort.”(OPZ Geel)
“Het gezin kan terugvallen op het ziekenhuis bij bijvoorbeeld ziekte van een
gezinslid of patiënt, als het gezin eens op verlof wil gaan …” (OPZ Geel)
“Voordelen zijn dat er optimale zorg is verzekerd. Het pleeggezin krijgt
voldoende steun zowel met raad als daad. Indien er geen opvang is, eventueel
tijdelijk, springt de kliniek in.” (OPZ Geel)
Als nadelen wordt aangehaald dat het stigmatiserend is voor de patiënten en dat het hen
belemmert om zelfstandig te zijn (2 experten, 13 OPZ).
“Belemmering van empowerment, patiënt kan zijn eigen mogelijkheden om te
resocialiseren niet benutten.” (OPZ Geel)
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
163
“Het nadeel is de stempel van 'psychiatrische patiënt'.” (OPZ Geel)
Ook wordt aangegeven dat de patiënten die in de gezinsverpleging verblijven geen nood
hebben aan deze intensieve omkadering. Niet behandelen, maar wonen staat er centraal
(5 experten)
“Hospitalisatie moet kort en specifiek zijn. Hier gaat het over wonen en leven
(expert)
Als alternatief voor het hospitalisatiestatuut wordt aangegeven om de patiënten van de
gezinsverpleging als ambulant te beschouwen en gebruik te laten maken van het reguliere
aanbod, zoals psychiatrische zorg in de thuissituatie, huisartsen, dagcentra …(12 experten,
6 OPZ). Wat de toegang tot een psychiatrisch ziekenhuis betreft, wordt voorgesteld te
werken zoals in IBW (4 experten, 2 OPZ).
“Het PZ moet wel een bed op recept garanderen en een permanentiedienst
aanbieden maar dit behoeft geen hospitalisatie.” (OPZ Geel)
Drie personen van het OPZ stellen voor dat een groot deel van de patiënten van de
gezinsverpleging opgenomen kunnen worden in pleegzorg in het kader van VAPH.
“Overhevelen van het gedeelte (zeker 2/3 tot 3/4)) van de psychiatrische
gezinsverpleging waar geen intense zorgen meer nodig zijn, naar het Vlaamse
niveau (VAPH) waar het RIZIV de medische kosten betaalt en waar voor de
andere voorzieningen een beroep kan gedaan worden op de voorzieningen van
arbeids- en gezondheidszorg van de Vlaamse gemeenschap.” (OPZ Geel)
Hierbij wordt wel de bezorgdheid geuit dat dit systeem te duur zal worden voor de patiënt.
“Het knelpunt is het statuut dat tussen het statuut van een ziekenhuisbed ligt en
een statuut van een pleegzorg. Pleegzorg betekent dat het een erg duur systeem
zal worden voor de patiënt, terwijl dit juist nu een enorm voordeel is en het ook
om een groep patiënten gaat met traditioneel zeer weinig middelen. Pleegzorg
betekent dat het ziekenhuis een groot deel van zijn kosten zal verhalen op de
500 mensen levenslang via aanrekening van consultaties, verzorging, DAC-
deelname … RIZIV betekent dat het ziekenhuis alle levenslange kosten van de
patiënt op zich neemt. Noch het ene, noch het andere is correct. Een speciaal
statuut zou moeten gecreëerd worden om dit te voorkomen.” (OPZ Geel)
10.3 Het statuut van de pleeggezinnen
In Tabel 27 komt naar voor dat de meerderheid van de personeelsleden van OPZ Geel
(79%) en de externe experten (83%) het belangrijk vindt dat er een wettelijk statuut
voorzien wordt voor de pleeggezinnen.
Hoofdstuk 5
164
Tabel 27 Attitude tegenover een wettelijk statuut voor pleeggezinnen
OPZ Geel Experten
Vindt u het belangrijk dat er een wettelijk statuut voorzien wordt voor de pleeggezinnen?
Zeer/eerder belangrijk 79% 83%
Weinig/niet belangrijk 10% 3%
Geen mening 11% 14%
Verschillende respondenten geven aan dat een wettelijk statuut bescherming en meer
zekerheid biedt aan zowel het pleeggezin als de patiënt (bv. op vlak van aansprakelijkheid,
verzekeringen, vergoeding) (7 experten, 12 OPZ). Aansluitend hierbij wordt het ook als
belangrijk aangegeven dat de sociale zekerheid hierdoor geregeld kan worden
(bv. pensioenrechten, ziekte-uitkering …) (2 experten, 4 OPZ). Verder wordt het ook
belangrijk gevonden dat in het statuut opgenomen kan worden welke de afspraken zijn
tussen het pleeggezin en de patiënt en welke de wederzijdse rechten en plichten zijn. Er
wordt verwacht dat dit de goede gang van zaken zal bevorderen (5 experten, 9 OPZ). Ten
slotte, wordt dit statuut ook belangrijk geacht aangezien het een vorm van waardering en
erkenning is voor het werk dat pleeggezinnen leveren (1 expert, 2 OPZ).
Als gevolgen van dit statuut wordt verwacht dat het aantrekkelijker zal zijn om pleeggezin
te worden waardoor het aantal pleeggezinnen vermoedelijk zal stijgen (3 OPZ).
10.4 Het pleegzorgdecreet
Tabel 28 toont dat een meerderheid van de personeelsleden van het OPZ het aangewezen
vindt dat de psychiatrische gezinsverpleging opgenomen wordt binnen het
pleegzorgdecreet. Voor de externe experten is dit ongeveer de helft. Van beide groepen is
er een minderheid die het niet wenselijk vindt dat de gezinsverpleging mee opgenomen
wordt in het pleegzorgdecreet (8% voor OPZ Geel en 14% voor de externe experten).
Tabel 28 Attitude tegenover de opname van de gezinsverpleging in het pleegzorgdecreet
OPZ Geel Experten
Vindt u het wenselijk dat de psychiatrische gezinsverpleging mee opgenomen wordt in het
pleegzorgdecreet waaraan de Vlaamse Overheid momenteel werkt?
Zeker/eerder wel 67% 55%
Zeker/eerder niet 8% 14%
Geen mening 25% 31%
Verschillende respondenten geven aan dat ze het aangewezen vinden dat de
gezinsverpleging omgenomen wordt in het pleegzorgdecreet aangezien ze hopen dat ze
hierdoor zal kunnen voortbestaan (8 OPZ). Daarnaast wordt als reden aangegeven dat het
een vorm van pleegzorg is en dat dit ervoor zal zorgen dat er makkelijker over de sectoren
heen gewerkt zal kunnen worden (2 experten, 5 OPZ). Hierbij wordt wel door enkelen
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
165
aangegeven dat het belangrijk is dat de gezinsverpleging in haar eigenheid kan opgenomen
worden (2 OPZ). Dit laatste geven een aantal respondenten ook aan als reden waarom de
gezinsverpleging niet opgenomen moet worden in het pleegzorgdecreet. Er wordt gezegd
dat ze een specifieke eigenheid heeft en daarom een afzonderlijke plaats in de wetgeving
verdient (1 expert, 3 OPZ). Een andere moeilijkheid wordt gezien in de samenwerking van
de Vlaamse en de Federale overheid. Dit wordt door 2 respondenten (1 expert, 1 OPZ)
negatief ingeschat.
10.5 De afstemming met PVT en IBW
In Tabel 29 zien we dat een grote meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel
(94%) en de externe experten (97%) de afstemming met andere zorgvormen (IBW, PVT,
PZT) belangrijk vindt. Geen enkele respondent geeft aan dit (eerder) onbelangrijk te
vinden.
Tabel 29 Attitude tegenover de afstemming van de psychiatrische gezinsverpleging met
IBW, PVT en PZT
OPZ Geel Experten
Vindt u het belangrijk dat er gewerkt wordt aan een goede afstemming tussen enerzijds de
psychiatrische gezinsverpleging en anderzijds Beschut Wonen, PVT en de psychiatrische zorg
in de thuissituatie?
Zeer/eerder belangrijk 94% 97%
(eerder) onbelangrijk 0% 0%
Geen mening 6% 3%
Verschillende respondenten geven aan dat een betere samenwerking mogelijk gemaakt kan
worden via samenwerkingsverbanden/netwerken in de regio (9 experten, 12 OPZ).
“Door alle actoren samen te brengen in een samenwerking onder de vorm van
een netwerk.” (expert)
“Via overlegplatforms met alle betrokkenen zodat er zorg op maat kan
geboden worden en dat de verschillende instanties geen concurrenten van
elkaar zijn maar het welzijn van de patiënt centraal staat.” (OPZ)
Hierbij aansluitend wordt gewezen op het belang van een goed overleg en een goede
communicatie tussen verschillende diensten (2 experten, 12 OPZ). Drie respondenten
wijzen ook op het belang van de flexibilisering van deze zorgvormen om een goede
samenwerking en afstemming mogelijk te maken (1 expert, 2 OPZ)
Hoofdstuk 5
166
10.6 Artikel 107
Wat het artikel 107 betreft uit de „wet betreffende de ziekenhuizen en andere
verzorgingsinrichtingen‟, wordt aangegeven dat men de psychiatrische gezinsverpleging
voornamelijk ziet passen in functie 5 (woonvormen) (6 experten, 2 OPZ) en functie 3
(psychosociale rehabilitatie) (6 experten, 1 expert). De meer behandelinggerichte vormen
van pleegzorg (time-out, resocialisatie, jongeren …) ziet men een plaats krijgen binnen
functie 2 (outreachende zorg via mobiele teams) (3 experten, 2 OPZ).
11 Besluit
Om de visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging te kennen werden vijf
groepen bevraagd: 1) de personeelsleden van het OPZ Geel, 2) de externe experten, 3) de
patiënten, 4) de pleeggezinnen en 5) de algemene bevolking. Voor de personeelsleden van
het OPZ Geel, de externe experten, de pleeggezinnen en de algemene bevolking gebeurde
de bevraging online. De visie van patiënten werd bevraagd via face-to-face interviews. In
het totaal reageerden 231 personen.
Uit de bevraging komt naar voor dat een meerderheid van alle groepen van respondenten
(zeer) positief staat tegenover deze vorm van zorgverlening. De volgende positieve
aspecten worden genoemd: sociale integratie, zorg in de samenleving, normalisatie,
positieve gevolgen voor de maatschappij, destigmatisatie en de nadruk op de
mogelijkheden van de patiënt. Hierbij is het wel opvallend dat de patiënten het minst
positief zijn: 11% van hen geeft aan zeer/eerder negatief te staan tegenover de
psychiatrische gezinsverpleging en 15% geeft aan zeker/eerder niet sociaal geïntegreerd te
zijn. Als negatieve aspecten komen de beperkte beschikbaarheid en het dalend aantal
pleeggezinnen/patiënten aan bod. In dit laatste onderdeel wordt, zoals ook in de
literatuurstudie vermeld, aangehaald dat het een verouderd systeem is en dat het weinig
erkenning krijgt vanwege andere voorzieningen en de overheid.
Als meest aangewezen doelgroep komen de patiënten met chronische en gestabiliseerde
psychiatrische problemen naar voor. Op vlak van diagnose worden vooral de personen met
een verstandelijke beperking en de psychotische stoornissen geschikt gevonden. Cijfers
van opnames van de laatste vijftien jaren tonen echter aan dat er zeker niet alleen
verstandelijk gehandicapten opgenomen worden en dat ook personen met
persoonlijkheidsstoornissen er een plaats kunnen vinden (zie hoofdstuk 2, 3.1.1). Dit kan
erop wijzen dat er nog een foutief beeld leeft over de doelgroep van de psychiatrische
gezinsverpleging.
Een meerderheid van de patiënten (85%) en pleeggezinnen (77%) is tevreden over de
begeleiding vanuit het OPZ Geel. De patiënten die ontevreden zijn geven vooral aan dat de
De visie van betrokkenen op de psychiatrische gezinsverpleging
167
wijkverpleegkundigen samenspannen met het gezin en niet naar hen luisteren. Bij de
pleeggezinnen die ontevreden zijn, is de voornaamste klacht dat het OPZ Geel te weinig
opvang voor de patiënten voorziet.
Het verblijf van een patiënt in een pleeggezin wordt als positief gezien doordat de
patiënten er deel uitmaken van het gezin, in een warme en familiale sfeer verblijven en in
een normale gezinssituatie leven. Als negatief voor de patiënten wordt aangegeven dat er
soms van hen geprofiteerd wordt en dat ze als „knechtje‟ worden gebruikt. Anderen geven
aan dat de gezinnen het soms enkel doen voor de vergoeding en dat niet alle gezinnen even
geschikt zijn voor de opvang van patiënten. Vervolgens halen enkelen aan dat de matching
niet altijd goed verloopt en dat het verblijf in het pleeggezin de groei van de patiënt naar
zelfstandig(er) wonen kan belemmeren.
Als positieve aspecten voor de pleeggezinnen komt vooral naar voor dat de pleeggezinnen
vriendschap en hulp krijgen van de patiënt. Negatieve aspecten voor de pleeggezinnen zijn
dat het een grote verantwoordelijkheid is om zorg te dragen voor een patiënt en dat ze een
stuk van hun privacy en vrijheid moeten opgeven. Daarnaast kan het omgaan met een
persoon met een psychiatrische problematiek en het verstrekken van lichamelijke zorgen
veel van een gezin vragen.
De pleeggezinnen geven aan voornamelijk pleeggezin geworden te zijn vanuit de traditie
(37%) of voor het sociale aspect (27%). Van de algemene bevolking geeft een minderheid
(16%) aan in de toekomst pleeggezin te willen worden. Vooral het sociale aspect wordt
hier als reden gegeven. Een kleine meerderheid van de algemene bevolking (60%) geeft
aan geen pleeggezin te willen worden. De meest vermelde reden hiervoor is dat ze het niet
combineerbaar zien met een voltijdse tewerkstelling, gezin en andere activiteiten.
Om aan de negatieve aspecten voor de patiënten en pleeggezinnen tegemoet te komen,
suggereren verschillende respondenten om meer selectie, screening en controle van
pleeggezinnen uit te voeren. Daarnaast vinden verschillende respondenten een goede
opleiding, vorming en begeleiding van de pleeggezinnen belangrijk.
Wat de differentiatie van de gezinsverpleging betreft, worden de volgende mogelijkheden
positief onthaald: nieuwe leeftijdsgroepen (kinderen en ouderen), gezinsverpleging in het
kader van resocialisatie en gezinsverpleging waarbij de patiënt in een aanpalende woning
of studio verblijft. De gezinsverpleging waarbij de patiënt slechts enkele dagen per
week/maand in een pleeggezin verblijft, wordt door een kleine meerderheid geschikt
bevonden met een positievere houding bij de externe experten dan bij de personeelsleden
van het OPZ Geel. Ten slotte, wordt de gezinsverpleging in het kader van behandeling
door een kleine meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel en een minderheid
van de externe experten geschikt bevonden. In dit kader geeft een meerderheid (83%) van
de pleeggezinnen ook aan niet bereid te zijn om voor kortere periode en intensiever
betrokken te zijn bij de behandeling van de patiënten.
Hoofdstuk 5
168
Rond de vergoeding voor de pleeggezinnen stellen we een verschil vast tussen enerzijds de
personeelsleden van het OPZ Geel en de pleeggezinnen en anderzijds de externe experten.
Van de personeelsleden van het OPZ Geel en de pleeggezinnen vindt een meerderheid de
vergoeding voor de pleeggezinnen onvoldoende. Van de externe experten is dit iets meer
dan de helft. Een vergoeding tussen 25 en 35 euro wordt door verschillende respondenten
redelijk gevonden.
Ook in verband met het hospitalisatiestatuut van de patiënten komt een verschil naar voor
tussen de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe experten. Een minderheid van
de externe experten vindt het hospitalisatiestatuut aangewezen terwijl dit voor de
personeelsleden ongeveer de helft is.
Vervolgens is steeds een meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel en de
externe experten het erover eens dat het belangrijk is dat er een statuut voorzien wordt voor
pleeggezinnen en dat er een goede afstemming komt tussen enerzijds de psychiatrische
gezinsverpleging en anderzijds PVT en IBW. In verband met het pleegzorgdecreet geeft
een kleine meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel en ongeveer de helft van
de externe experten het aangewezen dat de gezinsverpleging er in opgenomen wordt.
Over artikel 107 uit de „wet betreffende de ziekenhuizen en andere
verzorgingsinrichtingen‟, wordt aangegeven dat men de psychiatrische gezinsverpleging
voornamelijk ziet passen in functie 5 (woonvormen) en functie 3 (psychosociale
rehabilitatie). De meer behandelinggerichte vormen van pleegzorg (time-out, resocialisatie,
jongeren …) ziet men een plaats krijgen binnen functie 2 (outreachende zorg via mobiele
teams).
169
Hoofdstuk 6
Panelgesprek
De psychiatrische gezinsverpleging werd in het verleden al door verschillende
onderzoekers bestudeerd. Om deze kennis en ervaring mee te nemen in dit onderzoek,
nodigden we enkele experten met een jarenlange ervaring uit voor een panelgesprek.
Prof. Em. Dr. Igodt is psychiater en systeem- en familietherapeut. Hij was jarenlang
werkzaam als Diensthoofd Psychiatrie KU Leuven en voorzitter van de Federatie van
Vlaamse Simileskringen.
Prof. Lagrou, doctor in de psychologie, is emeritus hoogleraar aan de Faculteit
Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de K.U. Leuven. In 1975 voerde hij
een studie uit over het dalende aantal patiënten in de gezinsverpleging in Geel.
Prof. Roosens, doctor in de etnologie, is emeritus gewoon hoogleraar antropologie aan
de K.U.Leuven en emeritus buitengewoon hoogleraar aan de UCL. Hij deed
verschillende onderzoeken in Geel en schreef hierover drie boeken: „Mental patients in
town life – Geel – Europe‟s First therapeutic community‟ (1979), „Dansen met de
maan‟ (2001) en „Geel revisited. After centuries of mental rehabilitation‟ (2007).
Dr. Swerts was neuroloog op AZ Sint-Dimpna in Geel en heeft van hieruit jarenlange
ervaring met de psychiatrische gezinsverpleging. (Dr. Swerts kon niet aanwezig zijn op
het panelgesprek maar leverde een bijdrage via mail en telefonisch contact.)
Tijdens het panelgesprek werden de resultaten van de (online-)bevraging voorgesteld.
Daarna werd er ingegaan op de onderzoeksvragen. In verband met de volgende thema‟s
komen er bevindingen naar voor: de sociale integratie en de destigmatisering van de
patiënten (1), de professionalisering van de pleeggezinnen (2), de uitbreiding van de
gezinsverpleging (3), de differentiatie van de gezinsverpleging (4) en het wetgevend kader
(5).
1 De sociale integratie en de destigmatisering van de patiënten
Een eerste onderwerp betreft de sociale integratie en de destigmatisering van de patiënten.
Prof. Lagrou stelt hierover de vraag in hoeverre de patiënten geïntegreerd zijn en niet te
maken krijgen met stigma in Geel.
“Ik ben sceptisch ten opzichte van de mate waarin de gezinsverpleging echt
destigmatisatie in de hand werkt. De gezinsverpleging vormt een unieke kans
voor de patiënten om zich te gedragen als gewone burgers (marktbezoek, café,
Hoofdstuk 6
170
kerk …). De vraag is in welke mate dit nog gebeurt? Of is de omgang met
gewone mensen nu beperkt tot het pleeggezin? Ook belangrijk om na te gaan is
de houding van de Gelenaar ten opzichte van de gezinsverpleging. Tolerantie
en aanvaarding van afwijkend gedrag is zeer belangrijk voor de
integratiekansen van mensen met psychiatrische stoornissen, vooral dan in de
werkcontext. Nu blijkt dat er maar heel weinig patiënten aanvaard worden in
een werksituatie.” (Prof. Lagrou)
Professor Roosens geeft hierop aan dat er in Geel een duidelijk onderscheid gemaakt wordt
tussen „normaal‟ en „abnormaal‟ en dat je hier als buitenstaander inderdaad stigma kan in
zien.
“Het is een regel dat men normaal en abnormaal niet mag verwarren in Geel.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de patiënt en het gezin. In Geel zijn
er duidelijk twee soorten: de „normalen‟ en de „abnormalen‟. Daar zullen ze
het denk ik niet nemen als je vertelt dat „iedereen wel iets heeft‟ en „dat het een
kwestie van gradatie is‟.” (Prof. Roosens)
2 De professionalisering van de pleeggezinnen
Een volgend topic is de vraag of deze pleeggezinnen geprofessionaliseerd kunnen worden
en hoe dit best kan gebeuren. Volgens de bevraagden zou het goed zijn wanneer de
alledaagse en niet-therapeutische aanpak, die momenteel gehanteerd wordt, aangevuld zou
worden met een grotere professionalisering.
“Uit pleegzorg bij kinderen weten we dat het gebeurt dat de problematiek uit
het gezin van oorsprong herhaald wordt in het pleeggezin, bv. mishandeling.
Om dit tegen te gaan is de professionalisering van pleeggezinnen ook goed.”
(Prof. Dr. Igodt)
“100 jaar geleden werden er lessen gegeven aan de kostgezinnen in verband
met hygiëne, omgaan met de patiënt … Het is volgens mij belangrijk om ook
geld vrij te maken om de gezinnen te vormen en onderwijzen om tot „goede
gezinnen‟ te komen.” (Dr. Swerts)
“De professionalisering van pleeggezinnen zou goed kunnen zijn aangezien uit
de bevraging toch naar voor komt dat de psychiatrische problematiek van de
patiënt belastend is voor het pleeggezin. Professionalisering kan helpen om
hier beter mee om te gaan. Professionalisering kan ook invloed hebben op het
imago en de reputatie van de gezinsverpleging. Dit kan dan weer bijdragen tot
een hogere vergoeding.” (Prof. Lagrou)
Panelgesprek
171
Deze grotere professionalisering van de pleeggezinnen wordt ook als haalbaar aanzien.
“Ik denk dat de alledaagse en niet-therapeutische aanpak samen kan gaan met
het aanleren van professionele attitudes, zonder dat de pleeggezinnen een
afkooksel hoeven te zijn van psychologen of psychiaters. Beide zijn niet
incompatibel.” (Prof. Dr. Igodt)
Hierbij wordt wel aangegeven dat het belangrijk is om goed na te denken over wie dit op
zich zal nemen en hoe dit aangebracht wordt.
“Wie zal deze opleiding dan geven? Dit moet iemand zijn met veel ervaring.
De pleeggezinnen weten al veel en staan op hun standpunt op basis van hun
lange ervaring. Ze gaan niet alles zomaar aannemen.” (Prof. Roosens)
“Ik zou hier ook niet over „opleiding‟ spreken. Het is eerder „ondersteuning op
vraag‟. De pleeggezinnen zijn tenslotte deskundigen. Ervaringsdeskundigen.”
(Prof. Dr. Igodt)
3 De uitbreiding van de gezinsverpleging
Er wordt verwacht dat de uitbreiding van de gezinsverpleging naar andere streken/steden
niet eenvoudig te realiseren zal zijn doordat het gebaseerd is op een traditie die je niet kan
overplaatsen. Via de professionalisering van de pleeggezinnen denkt men dit deels te
kunnen verhelpen. Er wordt ook gevreesd voor negatieve reacties van de bevolking.
“Is het realistisch om deze subcultuur elders te gaan creëren? Hoe zal dat
gaan in andere gemeenten wanneer je ziet dat er zelfs bij de oprichting van een
Psychiatrisch Ziekenhuis of Beschut Wonen al veel negatieve reacties komen?”
(Prof. Lagrou)
Prof. Roosens geeft in dit kader aan dat het belangrijk is om niet a priori te zeggen „dat het
niet zal gaan‟.
“Ze hebben de gezinsverpleging in verschillende dorpen rondom Geel
uitgezaaid. In de dorpen waar ik van weet, was er geen tegenstand van de
omgeving. Er was zelfs eerder fierheid dat men kon „zijn zoals in Geel‟. Ik zou
het daarom riskeren op andere plaatsen en zien wat het geeft. En niet a priori
zeggen „dat het niet zal gaan‟” (Prof. Roosens)
Hoofdstuk 6
172
4 De differentiatie van de gezinsverpleging
Vervolgens komen we bij het topic van de differentiatie van de gezinsverpleging. Bij
verschillende voorgestelde nieuwe mogelijkheden van de gezinsverpleging wordt
aangehaald dat men goed moet beseffen dat hiermee afgeweken wordt van de huidige
traditie van de gezinsverpleging en dat er met een „nieuw systeem‟ gestart wordt.
“De plannen tot differentiatie zijn nogal veel in één keer. Het is een hele
ommekeer van het hele systeem van Geel. Het is belangrijk om te kiezen of je
aan de traditie wil vasthouden of niet. Als je aan de traditie wil vasthouden, is
het beter om in de richting verder te gaan die er nu is. Als je niet aan de
traditie vasthoudt, moet je rekenen dat er twee generaties nodig zijn om het
ingeburgerd te krijgen.” (Dr. Swerts)
“Het slechts enkele dagen per week/maand in een pleeggezin verblijven wordt
duidelijk niet zo positief onthaald in Geel. Het is dan ook in contradictie met
integratie in het gezin.” (Prof. Lagrou)
“Ik stel mij toch vragen bij het verblijf in een aanpalende woning. Heeft de
patiënt dan nog wel een plaats in het gezin? Gaat de patiënt dit aankunnen?
Het eigene van de gezinsverpleging verdwijnt hiermee. De patiënt mist dan het
voordeel van de gezinsverpleging, van de sociale contacten. Het kan voor een
klein percentage van de patiënten, maar dat is dan een nieuw systeem. Het is
een nieuwe formule die in competitie zal komen met andere bestaande
formules.” (Prof. Roosens)
Prof. Igodt en Prof. Roosens staan huiverachtig tegenover het invoeren van
gezinsverpleging voor niet-gestabiliseerde of niet-chronische problemen.
“Daar ben ik bang voor. In de 19e eeuw deed men dit ook wel, maar dan
vochten de pleeggezinnen met de patiënten om ze onder controle te houden.”
(Prof. Roosens)
Er wordt verwacht dat ook de pleeggezinnen het moeilijk zullen hebben met het opnemen
van een patiënt voor een korte periode.
“Pleeggezinnen leven met het idee dat de patiënt gaat blijven. Ze zijn niet
ingesteld op loslaten. De patiënten worden beschouwd als „iemand die blijft‟.
Soms wordt er ook gedacht: „als wij oud zijn gaat de patiënt voor ons zorgen‟,
dan wordt de relatie omgedraaid.” (Prof. Lagrou)
In dit kader geeft Prof. Dr. Igodt aan dat het wel mogelijk moet zijn dat een bepaald
percentage van de patiënten weer losgelaten wordt door de gezinsverpleging en verder kan
groeien.
Panelgesprek
173
“Het moet wel mogelijk zijn om te integreren in het gezin, erdoor te groeien en
dan losgelaten te worden. Zo kan het verblijf in een aanpalende woning of
studio bijvoorbeeld wel dienen als een overgang naar zelfstandig wonen. Het
kan een overgang zijn naar meer emancipatie.” (Prof. Dr. Igodt)
5 Het wetgevend kader
Over het wetgevend kader komen drie aspecten aan bod, namelijk: de financiële aspecten
(3.5.1), het hospitalisatiestatuut (3.5.2) en het pleegzorgdecreet (3.5.3). Deze worden
achtereenvolgens besproken.
5.1 De financiële aspecten
In de eerste plaats zijn de bevraagden het erover eens dat een grotere financiële investering
vanuit de overheid noodzakelijk is om de psychiatrische gezinsverpleging te laten
voortbestaan en om een uitbreiding mogelijk te maken. Er wordt ook aangehaald dat de
beperkte financiële investering vanuit de overheid verklaart waarom de gezinsverpleging in
België daalt terwijl ze in andere landen, waar er wel in geïnvesteerd wordt, steeds uitbreidt.
“Een grotere financiële investering vanuit de overheid is een absolute
voorwaarde. Als die er niet is, zullen alle andere zaken die ondernomen
worden, niet helpen.” (Prof. Lagrou)
In dit kader wordt ook ingegaan op de te lage vergoeding voor de pleeggezinnen.
“De pleeggezinnen zijn kwaad omdat ze het gevoel hebben dat ze niet serieus
worden genomen. Je kan met het budget dat ze krijgen niets doen. Het verschil
tussen wat het ziekenhuis en het pleeggezin krijgt, is gewoon buiten proportie.
Ze voelen zich misprezen en niet erkend. Er wordt altijd opnieuw over
gesproken, maar niets aan gedaan. Ze komen er niet voor op straat omdat ze
niet willen dat hun patiënt gaat denken dat ze de opvang voor de vergoeding
doen. De vergoeding voor de opvang van een patiënt zou moeten genoeg zijn
om te dienen als tweede wedde voor het gezin. Er zouden geen belastingen op
betaald moeten worden.” (Prof. Roosens)
Hoofdstuk 6
174
5.2 Het hospitalisatiestatuut
Een tweede kwestie, betreft het hospitalisatiestatuut van de patiënten. Prof. Dr. Igodt en
Prof. Lagrou geven aan het niet wenselijk te vinden dat patiënten in de gezinsverpleging
gehospitaliseerd zijn.
“Het hospitalisatiestatuut zorgt momenteel voor een exclusieve binding. Het is
belangrijk dat het psychiatrisch ziekenhuis een medespeler is, maar het mag
geen exclusieve rol spelen. Er moeten nog andere functies bestaan ernaast. De
gezinsverpleging moet meer verankerd worden in het globale zorgaanbod en
meer gekoppeld worden aan ambulante zorg. De binding met de psychiatrische
zorg in de thuissituatie is hierin ook belangrijk.” (Prof. Dr. Igodt)
“Door het hospitalisatiestatuut hebben de patiënten minder contact met
gewone voorzieningen en gewone mensen. Het is ook stigmatiserend. Het is
niet goed dat de patiënten in het gezin meubels van het ziekenhuis moeten
hebben. Het is een contradictie met integratie en normalisatie. De patiënten
moeten zoveel mogelijk gebruik kunnen maken van voorzieningen waar de
„gewone‟ Gelenaar gebruik van maakt, zoals de huisarts, mutualiteit,
allerhande socio-culturele voorzieningen.” (Prof. Lagrou)
Prof. Roosens en Dr. Swerts belichten de mogelijke negatieve gevolgen van het
loskoppelen van hospitalisatie.
“Ik zou niet te snel loskoppelen van die hospitalisatie. Het comfort dat men
24u/24u kan bellen is net goed. Dat mag niet helemaal losgekoppeld worden.
Het is wel belangrijk dat het Wit-Gele Kruis en de huisarts kunnen
tussenkomen.‟ (Prof. Roosens)
„Zonder hospitalisatie is zoals bij de „mannen van Sledsens‟ in de 20e eeuw.
Daar zorgde één familie, de familie Sledsens, voor alles en kwamen er geen
dokters, psychologen of maatschappelijk werkers aan te pas. Ik zie niet hoe je
die twee systemen kan vermengen. Het zal een probleem zijn om te weten wie
nu moet zeggen wat er gebeurt. Er moet zeker de vraag gesteld worden of dit
wel goed zal zijn voor de patiënten.” (Dr. Swerts)
Dr. Swerts vult hier nog bij aan dat ook enkel het loskoppelen van de medische zorgen niet
aangewezen is
“Als verdere differentiering met zich meebrengt dat de Geelse huisarts
bevoegd is voor het medische binnen de gezinsverpleging dan is dit een
ernstige breuk met het verleden: met de traditie binnen een Geelse familie en
met het systeem van "binnen" en "buiten". Voordelen van mutualiteit,
lichamelijke zorgen via de verpleegkundige thuisverzorging ,deelname aan het
socioculturele leven zijn gemakkelijk te organiseren en nu reeds grotendeels
Panelgesprek
175
mogelijk. Overigens voor spoedzorgen is er een overeenkomst met het
plaatselijke ziekenhuis. Persoonlijk meen ik dat gezinsverpleging nood blijft
hebben aan "toezichtartsen" die rechtstreeks verbonden zijn aan het systeem.
5.3 Het pleegzorgdecreet
Ten derde, wordt ook het opnemen aangehaald van de psychiatrische gezinsverpleging in
het pleegzorgdecreet, waar de Vlaamse Overheid aan werkt. Hier geven de bevraagden aan
dat de splitsing van de bevoegdheden hier voor moeilijkheden zorgt en een goede gang van
zaken dreigt te blokkeren. Er wordt aangegeven dat het belangrijk is om niet alleen voor de
meest logische, maar ook voor een haalbare oplossing te kiezen.
“Als de gezinsverpleging in het pleegzorgdecreet opgenomen wordt, wordt dit
overzichtelijker en logischer. Langs de andere kant geeft dit een politiek
probleem en dan is het belangrijk om voor de meest haalbare oplossing te
kiezen. Als de gezinsverpleging op Vlaams niveau meer kans maakt, dan is het
beter om daarvoor te kiezen.” (Prof. Lagrou)
6 Besluit
Om de kennis en ervaring vanuit vorig onderzoek ook mee te nemen werd er een
panelgesprek georganiseerd met enkele betrokkenen die goed bekend zijn met hoe de
psychiatrische gezinsverpleging in het verleden georganiseerd werd: Prof. Dr. Igodt, Prof.
Lagrou, Prof. Roosens en Dr. Swerts. In dit gesprek kwamen de volgende topics aan bod:
sociale integratie en destigmatisatie, professionalisering van pleeggezinnen, de uitbreiding
van de gezinsverpleging, differentiatie en het wetgevend kader.
De betrokkenen vinden een professionalisering van de pleeggezinnen aangewezen. Hierbij
is het belangrijk om de alledaagse en niet-therapeutische aanpak van het gezin te behouden
en de pleeggezinnen als deskundigen te benaderen.
De plannen naar differentiatie van de psychiatrische gezinsverpleging worden eerder
voorzichtig onthaald. Men geeft aan dat hiermee afgeweken wordt van de huidige traditie
en dat er met een „nieuw systeem‟ gestart wordt. Ook staan twee betrokkenen huiverachtig
tegen de opname van niet-gestabiliseerde patiënten.
De betrokkenen zijn het erover eens dat een grotere financiële investering vanuit de
overheid noodzakelijk is om de psychiatrische gezinsverpleging te laten voortbestaan en
om een uitbreiding mogelijk te maken. In dit kader wordt ook aangehaald dat er een hogere
vergoeding voor de pleeggezinnen moet komen.
Hoofdstuk 6
176
Over het loslaten van het hospitalisatiestatuut zijn de meningen verdeeld. Twee
betrokkenen zijn hier voorstander van omwille van integratie en normalisatie. Twee
betrokkenen staan hier sceptisch tegenover en zijn bang dat dit negatieve gevolgen zal
hebben voor de patiënten.
177
Antwoorden op de onderzoeksvragen
Om na te gaan welke plaats de psychiatrische gezinsverpleging kan innemen in het
toekomstig GGZ-beleid werd een zo breed mogelijk onderzoek uitgevoerd. Op basis van
de bevindingen uit de literatuurstudie en de bevraging wordt in dit onderdeel een antwoord
geformuleerd op de verschillende onderzoeksvragen.
1 Hoe kan het wetgevend kader van de psychiatrische pleegzorg eruit
zien?
Hier onderscheiden we de volgende onderdelen: het hospitalisatiestatuut (1.1), de
flexibilisering en differentiatie (1.2) en het statuut voor de pleeggezinnen (1.3).
1.1 Het hospitalisatiestatuut
Momenteel staat in het wetgevend kader van de psychiatrische gezinsverpleging centraal
dat dit een hospitalisatievorm is waardoor de architectonische, functionele en
organisatorische normen voor de T-diensten er integraal op van toepassing zijn (zie KB
van 10 april 1991).
Dit hospitalisatiestatuut staat echter haaks op de ontwikkeling van een gedecentraliseerde
en gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg, waar zowel internationaal als in
België voor gekozen wordt (zie hoofdstuk 1). Men is er meer en meer van overtuigd dat
zorg en behandeling zoveel mogelijk in de samenleving geboden kan worden en dat een
opname in een psychiatrisch ziekenhuis enkel voor kortdurende, intensieve en
gespecialiseerde behandeling moet worden ingezet. Men wil de psychiatrische bedden dus
zoveel mogelijk afbouwen en deze middelen investeren in zorg in de samenleving.
Wanneer men de psychiatrische gezinsverpleging een plaats wil geven binnen dit nieuwe
kader is het vanzelfsprekend dat het hospitalisatiestatuut van de patiënten op termijn
afgebouwd wordt. Het stopzetten van het hospitalisatiestatuut brengt de volgende
voordelen met zich mee:
- De personen in de psychiatrische gezinsverpleging worden ontslaan uit hun
„patiëntrol‟.
- Het werkt bevorderend naar integratie en normalisatie toe aangezien de patiënten
hierdoor meer contact zullen hebben met „gewone‟ mensen en „gewone‟
Antwoorden op de onderzoeksvragen
178
voorzieningen. Ook maakt het wegvallen van dit statuut de weg naar een
betaalde/reguliere job meer vrij.
- Het past in de visie van herstel en empowerment. Het werkt voordelig naar het
bevorderen van de zelfstandigheid van de patiënt toe. Het geeft hen de kans om zelf
keuzes te maken, hun persoonlijke voorkeuren te uiten en te volgen.
Ondanks deze duidelijke stellingname kan het hospitalisatiestatuut toch niet van de ene op
de andere dag losgelaten worden. De psychiatrische gezinsverpleging waarbij de patiënten
niet gehospitaliseerd zijn, kan gezien worden als een model voor de toekomst. De
psychiatrische gezinsverpleging zou dan ambulant georganiseerd worden en patiënten
zouden gebruik kunnen maken van het reguliere aanbod (bv. PZT, huisartsen, dagcentra
…) Het volgend werk is nodig om het pad te effenen:
- Er dient een analyse gemaakt te worden van de huidige geldstromen binnen het
OPZ Geel. Op basis daarvan kan men verschuivingen aanbrengen in de
geldstromen die momenteel gehanteerd worden.
- De zorgen die momenteel door het psychiatrisch ziekenhuis opgenomen worden
(bv. hygiëne, lichamelijke zorgen, dagactiviteiten …) dienen door
eerstelijnsdiensten in de samenleving overgenomen te worden. Om dit mogelijk te
maken is een uitbouw van een sterke geestelijke gezondheidszorg in de eerste lijn
noodzakelijk. Dit behelst een goede coördinatie, samenhang en samenwerking
tussen de verschillende actoren (namelijk 1) de samenwerkingsinitiatieven, 2) de
partners die een hoofdrol spelen in detectie, diagnose, behandeling en begeleiding
en 3) de tweedelijnszorg ter ondersteuning van de eerste lijn). Ook dienen
eerstelijnswerkers over voldoende competenties inzake psychosociale en
psychiatrische problematieken te beschikken om de cliënten te begeleiden (Van
Audenhove, 2010).
- Het is noodzakelijk dat pleeggezinnen en patiënten 24u/24u telefonisch terecht
blijven kunnen bij een hulpverlener. In de hervormde GGZ structuur via artikel 107
wordt voorzien dat mobiele teams 24u/24u beschikbaar zullen zijn.
- Alle residentiële zorgfuncties die momenteel door de dienst intramurale zorg
voorzien worden, dienen te worden opgenomen door de nieuwe functies van artikel
107.
o Voor psychopreventie dient een onderscheid gemaakt te worden tussen
acute problemen en een crisissituatie. Voor acute problemen dient er beroep
gedaan te worden op een mobiel team (functie 2). In crisissituaties is een
opname in een psychiatrisch ziekenhuis aangewezen (functie 4). Hiervoor is
een goed samenwerkingsverband met een psychiatrisch ziekenhuis
noodzakelijk.
Antwoorden op de onderzoeksvragen
179
o Pension dient naar onze mening niet door een psychiatrisch ziekenhuis
vervuld te worden aangezien de patiënten op die momenten geen
behandeling nodig hebben. Dit kan opgevangen worden via het verblijf in
een opvanggezin (functie 5) of een vakantie voor de patiënt (functie 3).
o Voor observatie kan de huidige regeling behouden blijven. Na opname in
een psychiatrisch ziekenhuis verblijven patiënten er enkel nog ‟s nachts als
overgang naar een opname in de psychiatrische gezinsverpleging of Beschut
Wonen. Dit kan gezien worden als het laatste onderdeel van een opname in
een psychiatrisch ziekenhuis (functie 4)
- Er dient gegarandeerd te worden dat het stopzetten van het hospitalisatiestatuut
voor de patiënten geen grote financiële nadelen heeft. Er kan een specifiek statuut
ingevoerd worden waarin de voordelen van het hospitalisatiestatuut behouden
worden, maar de nadelen van de dwangmatigheden verdwijnen.
- Personeelsleden van het OPZ Geel, patiënten en pleeggezinnen dienen op deze
veranderingen voorbereid te worden. Uit de bevraging komt immers naar voor dat
de helft van de personeelsleden van het OPZ Geel het hospitalisatiestatuut
aangewezen vindt. Ook in het panelgesprek komt naar voor dat enkele
onderzoekers die de psychiatrische gezinsverpleging van vroeger kennen
terughoudend zijn om het hospitalisatiestatuut los te laten. Aanbevelingen rond hoe
dit aangepakt kan worden, komen aan bod in onderdeel 5.
1.2 De flexibilisering en differentiatie
De psychiatrische gezinsverpleging bestaat momenteel en sedert vele jaren voornamelijk
uit één vorm, namelijk het langdurig verblijf van personen met een psychiatrische
problematiek in een pleeggezin. In navolging van de differentiatie binnen de reguliere
pleegzorg (Pleegzorg-palet) wenst het OPZ Geel verschillende vormen van psychiatrische
pleegzorg in te richten. Dit om zoveel mogelijk zorg op maat te bieden en in te spelen op
de noden van hedendaagse patiënten. Deze vormen zijn de volgende:
(1) Perspectiefbiedende pleegzorg (voor volwassenen en ouderen). Dit betreft een
vorm van psychiatrische pleegzorg voor personen met gestabiliseerde en
chronische psychiatrische problemen die langdurig in een pleeggezin verblijven.
(2) Behandelende pleegzorg (voor kinderen/jongeren, volwassenen en ouderen). Dit
betreft een vorm van psychiatrische pleegzorg voor personen waarvoor het een
meerwaarde biedt om tijdens de behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis in een
pleeggezin te verblijven. De duur van het verblijf in het pleeggezin is beperkt.
(3) Ondersteunende pleegzorg (voor volwassenen en ouderen) is een heel flexibele
vorm van pleegzorg die dient ter ondersteuning van een persoon met psychiatrische
Antwoorden op de onderzoeksvragen
180
problemen en/of zijn mantelzorger (bv. de patiënt gaat elke zondagmiddag op
bezoek bij een pleeggezin of brengt er om de twee weken een weekend door).
Naast deze drie vormen van pleegzorg wenst men de mogelijkheid te voorzien:
- dat de patiënt kan kiezen om voltijds/deeltijds/enkel overdag in het pleeggezin te
verblijven
- tot mindere of meerdere mate van inclusie van de patiënt in het pleeggezin: dit gaat
van enkel een eigen kamer in het pleeggezin, wonen in een aanpalende
woning/studio van het pleeggezin tot wonen in een volledig aparte en eigen
woning. Deze laatste vorm van pleegzorg wordt momenteel al georganiseerd door
VAPH en heet er „Wonen Onder begeleiding van een Particulier (WOP)‟. Voor
patiënten die over voldoende zelfstandigheid beschikken, biedt deze vorm van
pleegzorg een kans om door te groeien naar zelfstandig wonen.
Uit literatuur in het buitenland komt naar voor dat deze vormen van pleegzorg werkbaar
zijn en dat er veel variatie mogelijk is (bv. pleegzorg in het kader van resocialisatie in
Frankrijk, behandelende pleegzorg voor kinderen in Nederland, pleegzorg in het kader van
crisisopvang in Duitsland, pleegzorg voor dementerenden in het Verenigd Koninkrijk).
Verdere differentiatie en flexibilisering van de psychiatrische gezinsverpleging is dus aan
te moedigen en toe te juichen, maar toch is enige voorzichtigheid bij de implementatie
geboden:
- In de bevraging en het panelgesprek komen verschillende weerstanden en
bedenkingen naar voor rond een aantal van deze nieuwe vormen van pleegzorg.
o Bij de pleegzorg waarbij de patiënt slechts enkele dagen per week/maand in
het gezin verblijft of in een aanpalende woning, wordt de vraag gesteld of
dit wel nog onder de psychiatrische gezinsverpleging valt. Dit is begrijpelijk
aangezien men met deze nieuwe vormen sterk afwijkt van de
oorspronkelijke vorm. Dit dient dan ook duidelijk gecommuniceerd te
worden.
o Met de doelgroep van de behandelende pleegzorg heeft het OPZ Geel nog
weinig ervaring. Er worden verschillende bedenkingen geuit. Respondenten
geven aan dat er hier „actieve‟ pleeggezinnen nodig zijn die samen met het
de patiënt en het team willen werken aan concrete behandeldoelen. De
meerderheid van de huidige pleeggezinnen geeft echter aan hier niet toe
bereid te zijn. Dit wijst erop dat er eerst nog zaken uitgeklaard moeten
worden vooraleer hiermee van start gegaan kan worden.
- Momenteel kent de psychiatrische gezinsverpleging een dalend aantal patiënten en
pleeggezinnen en wordt er gevreesd voor het voortbestaan van deze vorm van zorg.
Hierdoor is het belangrijk om voldoende aandacht te blijven besteden aan „het
Antwoorden op de onderzoeksvragen
181
basismodel‟ en te zoeken naar hoe dit terug werkzaam kan worden en niet alle
aandacht naar de nieuwe vormen te laten gaan.
Om differentiatie van de psychiatrische gezinsverpleging mogelijk te maken, zijn enkele
aanpassingen in de huidige regelgeving noodzakelijk.
- Om het mogelijk te maken dat patiënten in een eigen studio/woning van het
pleeggezin of eigen woning wonen met ondersteuning van het pleeggezin dienen
verschillende passages uit het KB aangepast te worden, namelijk:
o „Tijdens de behandeling zijn de patiënten gehuisvest in een pleeggezin,
nemen er deel aan het gezinsleven en brengen er de ganse dag of een
gedeelte ervan door (Art.1§2).‟
o „De kamers moeten deel uitmaken van de woning…‟ (Art. 6)
o „Het pleeggezin dient huisvesting, gezamenlijke maaltijden, affectieve
opvang en de non-professionele zorg te bieden zoals toezicht,
resocialisering, stimulering van de therapietrouw en aandacht voor de
lichamelijke hygiëne.‟ (Art. 9) → in deze vorm van pleegzorg is het geen
vereiste dat het pleeggezin instaat voor gezamenlijke maaltijden.
- Om het mogelijk dat patiënten enkel overdag in het pleeggezin verblijven, moet de
hierboven reeds aangegeven passage uit het KB aangepast worden. Deze passage
stelt namelijk dat patiënten gehuisvest dienen te zijn in het pleeggezin en dit is voor
deze vorm van pleegzorg niet noodzakelijk.
o „Tijdens de behandeling zijn de patiënten gehuisvest in een pleeggezin,
nemen er deel aan het gezinsleven en brengen er de ganse dag of een
gedeelte ervan door (Art.1§2).‟
1.3 Het statuut voor de pleeggezinnen
In het onderzoek werd de vraag aangeraakt of er een statuut voorzien dient te worden voor
de pleeggezinnen. In de bevraging antwoordt een meerderheid van de respondenten hier
positief op. Momenteel bestaat er in België geen statuut voor pleeggezinnen. Voor de
sectoren K&G, BJB en VAPH zijn er wel een aantal wetsvoorstellen ingediend om dit te
voorzien. In sommige initiatieven voor behandelende pleegzorg in het buitenland bestaat er
wel een werknemersstatuut voor pleeggezinnen waarbij ze gebruik kunnen maken van de
sociale zekerheid. Dit brengt dan ook met zich mee dat pleeggezinnen vanaf 65 jaar met
pensioen moeten gaan.
De onderzoekers zijn van oordeel dat een statuut voor pleeggezinnen belangrijk kan zijn in
die zin dat het bescherming en zekerheid biedt. Daarnaast is het ook een vorm van
erkenning voor de zorg die de pleeggezinnen leveren. Met een statuut als werknemer
Antwoorden op de onderzoeksvragen
182
waarbij pleeggezinnen een loon krijgen dient men echter voorzichtig te zijn. Naar onze
mening dient pleegzorg in het vrijwilligerswerk gesitueerd te blijven en wordt het beter
niet gezien als tewerkstelling. Voor de patiënten die in de gezinnen verblijven, is het
belangrijk dat de pleeggezinnen voldoening en zingeving vinden in het zorgen. Vanuit een
werknemersstatuut kan dit niet op dezelfde wijze gebeuren.
We pleiten voor een nieuw statuut dat de kracht van vrijwilligers en hun inzet als
semiprofessionele dienstverlening wil erkennen. Deze maatschappelijke waardering kan
bijvoorbeeld voorzien worden via de mogelijkheid tot fiscale aftrekbaarheid en/of de
mogelijkheid om sociale zekerheid op te bouwen (bv. pensioenrechten,
werkloosheidsuitkering).
2 Hoe kan de psychiatrische pleegzorg meegenomen worden in het
pleegzorgdecreet?
Vanuit de Vlaamse Overheid komt een duidelijk signaal dat men wil kiezen voor
pleegzorg. Op 6 maart 2009 werden zes beleidsacties in verband met pleegzorg
voorgesteld in het opvolgingsrapport „Perspectief!‟. Eén van deze acties betreft het
opstellen van één intersectoraal decreet Pleegzorg Vlaanderen. De bedoeling is dat dit
decreet zal leiden tot een intersectorale afstemming van de verschillende pleegvormen
(momenteel georganiseerd vanuit vier administraties: BJB, VAPH, K&G en RIZIV)
waardoor de differentiatie en variatie in pleegzorg krachtiger uitgebouwd zal kunnen
worden.
Wanneer de psychiatrische pleegzorg meegenomen wordt in het pleegzorgdecreet dient er
met twee zaken rekening gehouden te worden:
- Het opnemen van de psychiatrische pleegzorg in het pleegzorgdecreet kan zorgen
voor een politiek probleem aangezien de psychiatrische gezinsverpleging
momenteel onder de Federale Overheid valt en de reguliere pleegzorg onder de
Vlaamse Overheid. Hierover kunnen op dit moment echter weinig verdere
uitspraken gedaan worden aangezien het nog niet duidelijk is hoe de bevoegdheden
tussen de Vlaamse en Federale Overheid in de nabije toekomst verdeeld zullen
worden.
- Het is belangrijk dat de psychiatrische pleegzorg zijn eigenheid kan behouden en
dat er rekening gehouden wordt met het feit dat het gaat om pleegzorg bij personen
met een psychiatrische problematiek. Vanuit het beleid van het OPZ Geel wordt in
dit kader aangegeven dat de vergoedingen die momenteel bij Kind & Gezin, BJB
en VAPH voorzien worden, te laag zijn voor de opvang van een persoon met
psychiatrische problemen waardoor hier een bijpassing voorzien moet worden.
Antwoorden op de onderzoeksvragen
183
3 Welke plaats dient de psychiatrische pleegzorg binnen het globale
zorgaanbod in te nemen?
Momenteel wordt de psychiatrische gezinsverpleging in België enkel in Geel en Lierneux
georganiseerd. Dit strookt niet met de idee van „stepped care‟ waarbij beoogd wordt om de
zorg zo ambulant mogelijk en zo dicht mogelijk bij de natuurlijke context van de cliënt aan
te bieden. Vanuit drie redenen kan aangenomen worden dat de psychiatrische
gezinsverpleging een volwaardige plaats verdient in het globale zorgaanbod.
1) Het globale zorgaanbod voor personen met psychische problemen kan gezien
worden als een continuüm, gaande van het wonen in een eigen woning tot het
verblijf in een instelling. De psychiatrische gezinsverpleging situeert zich, naast
IBW en PVT, ergens in het midden op dat continuüm. Deze drie woonvormen
passen binnen de veranderingen die zich momenteel voordoen in de geestelijke
gezondheidszorg op het vlak van de afbouw van bedden aangezien ze aan personen
die niet zelfstandig kunnen wonen de mogelijkheid bieden om toch in de
samenleving te wonen en er deel van uit te maken. Uit de literatuurstudie komt ook
naar voor dat deze woonvormen elk hun eigenheid hebben en elkaar kunnen
aanvullen. Samen vormen ze een vrij ruim keuzeaanbod dat het mogelijk maakt dat
iedere patiënt op de meest geschikte plaats terecht komt.
2) Uit de bevraging en vorig onderzoek in binnen- en buitenland komt naar voor dat
de meerderheid van de personen die in de psychiatrische gezinsverpleging verblijft
een grote tevredenheid kent. Dit is een belangrijk argument om deze zorgvorm
verder uit te bouwen.
3) Een meerderheid van de personeelsleden van het OPZ Geel, de externe experten en
de algemene bevolking geeft ook aan dat het onvoldoende is dat de
gezinsverpleging slechts op twee plaatsen bestaat. Voor de pleeggezinnen is dit
ongeveer de helft.
Naast deze positieve bevindingen is het echter op zijn plaats ook op te merken dat 11% van
de bevraagde patiënten niet tevreden is over deze vorm van zorg. De volgende klachten
komen het vaakst naar voor: weinig sociale integratie buiten de psychiatrische
gezinsverpleging, zich niet gehoord voelen door de wijkverpleegkundigen, zich belemmerd
voelen om door te groeien naar zelfstandig(er) wonen door personeelsleden en het
pleeggezin, het gevoel dat het pleeggezin van hen profiteert of hen niet goed behandelt.
Om op een goede manier zijn plaats op te nemen in een hervormde GGZ is het belangrijk
dat deze klachten serieus genomen worden. Zaken als sociale integratie, een focus op
sterktes en het groeien naar herstel staan namelijk heel centraal in de
gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. In onderdeel 7 en 8 worden hier
enkele aanbevelingen rond gegeven.
Antwoorden op de onderzoeksvragen
184
In de bevraging worden er ook een aantal bedenkingen geformuleerd ten aanzien van het
verspreiden van de psychiatrische gezinsverpleging naar andere regio‟s. Aangezien de
opvang van patiënten in pleeggezinnen voornamelijk gebaseerd is op een traditie kan deze
niet zomaar overgeplant worden. De volgende aanbevelingen kunnen in dit verband gedaan
worden:
- Een voorwaarde om de overplanting naar andere steden mogelijk te maken is de
erkenning van deze zorgvorm, een aanpassing van de regelgeving en goede
financiële voorwaarden voor de organiserende diensten en het statuut.
- De uitbreiding kan plaatsvinden in het kader van de afbouw van de psychiatrische
ziekenhuisbedden (artikel 107). Men kan hiermee van start gaan in steden waar een
sterk ziekenhuisaanbod is. Een potentiële doelgroep om pleeggezin te worden, zijn
personeelsleden die voorzien in de nachtwacht of administratieve, technische en
onderhoudstaken vervullen. Zij beschikken over weinig zorgcompetenties maar
hebben wel affiniteit met psychiatrische patiënten.
- Om steden warm te maken om de psychiatrische pleegzorg ook bij hen te
organiseren, kunnen grootschalige (eventueel internationale) oproepacties gedaan
worden. Bv. „Kleur je stad GEEL‟
- In de steden waar men beslist om de psychiatrische pleegzorg te organiseren, is het
belangrijk om promotie te voeren en te investeren in anti-stigma-acties. Volgens
Thornicroft, Tansella en Law (2008) is het hierbij ook belangrijk om toekomstige
buurtbewoners van deze plannen op de hoogte te brengen en hun bezorgdheden
serieus te nemen.
- De expertise van Geel kan ingezet worden bij de overplanting in andere steden.
Geel kan dienen als kenniscentrum in België en internationaal
4 Hoe wordt de afstemming met andere zorgmodellen het best
gegarandeerd?
De afstemming met andere zorgmodellen kan het best gegarandeerd worden via
samenwerkingsverbanden van verschillende GGZ- en niet-GGZ-actoren in de regio. Dit
zou in de toekomst verlopen zoals voorgesteld in de gids „Naar een betere ggz door de
realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken‟ (zie hoofdstuk 1).
Het is evident dat de psychiatrische gezinsverpleging een cruciale rol kan vervullen in
functie 5 van de vernieuwde GGZ. Het afbouwen van psychiatrische bedden betekent
immers dat een hele groep patiënten een alternatief nodig heeft. Het blijven wonen in een
eigen gezin is niet voor iedereen mogelijk, zelfs met de ondersteuning via psycho-educatie
Antwoorden op de onderzoeksvragen
185
voor het gezin. Voor hen kan pleegzorg een volwaardig alternatief bieden. Het verder
uitbouwen van een kwaliteitsvolle pleegzorg naast het aanbod van IBW en PVT verzekert
dat niemand op straat belandt.
In de psychiatrische gezinsverpleging zoals deze in Geel werd uitgebouwd zijn ook
ondersteunende diensten voorhanden die sterke raakvlakken vertonen met functie 2 en
functie 3 van de vernieuwde GGZ. De permanentiedienst waar de pleeggezinnen 24u/24u
op kunnen rekenen, is een element uit functie 2. Voor de personen met een psychisch
probleem wordt in functie 3 arbeidsrehabilitatie voorzien die hen helpt aan een betaalde
baan. Het OPZ Geel voorziet in een ondersteunende dienst op het vlak van
arbeidsactivering, namelijk arbeidzorg.
Zowel de afstemming met de eerstelijnsdiensten als de afstemming met IBW en PVT zijn
belangrijk. Voor de afstemming met de eerstelijnsdiensten verwijzen we naar onderdeel
1.1. Hieronder komt de afstemming met IBW en PVT aan bod.
De psychiatrische pleegzorg, de Initiatieven voor Beschut Wonen en de Psychiatrische
Verzorgingstehuizen krijgen alle drie te maken met patiënten met chronische
psychiatrische problemen. Op vlak van de mate van zelfstandigheid die de patiënten nodig
hebben, kan het volgende continuüm voor deze woonvormen opgesteld worden:
IBW individueel
IBW in groep
Psychiatrische pleegzorg
PVT
Idealiter worden deze vier zorgvormen in elke regio voorzien. Om er vervolgens voor te
zorgen dat elke patiënt in de meest geschikte zorgvorm terecht komt, is een goede
samenwerking tussen deze zorgvormen noodzakelijk. Er kan een gemeenschappelijk
aanmeldingspunt gecreëerd worden waar nagegaan wordt in welke zorgvorm een bepaalde
patiënt het meest op zijn plaats is. Zeer belangrijk is dat de patiënt een belangrijke en
actieve rol opneemt in dit beslissingsproces.
5 Hoe kan men best de overgang van de huidige pleegzorg naar de
toekomstige inbedding maken?
Wanneer men beslist om het hospitalisatiestatuut voor de patiënten los te laten, dient er een
geleidelijke afbouw te komen van de organisatie rondom het OPZ Geel. Naar de patiënten
en pleeggezinnen toe is het belangrijk dat er op een bepaald moment resolute beslissingen
Antwoorden op de onderzoeksvragen
186
genomen worden. Er kan gewerkt worden met een overgangsjaar waarna de patiënten in
het nieuwe systeem zonder hospitalisatiestatuut terecht komen.
Op vlak van differentiatie, kan de behandelende pleegzorg opgericht worden in het kader
van „artikel 107‟. De middelen die anders in ziekenhuisbedden geïnvesteerd worden,
kunnen gaan naar rehabilitatieprogramma‟s die erop gericht zijn dat de personen een leven
kunnen uitbouwen in de gemeenschap, los van GGZ-voorzieningen.
De overgang naar een nieuwe inbedding van de psychiatrische pleegzorg heeft ook
gevolgen voor de personeelsleden. Het is algemeen bekend dat veranderingen angst
kunnen veroorzaken om job, status of positie te verliezen. Thornicroft, Tansella en Law
(2008) geven tien uitdagingen en aanbevelingen weer bij de overgang naar een
gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg. Hieronder geven we er vier weer die
bruikbaar kunnen zijn in de overgang naar een nieuwe inbedding van de psychiatrische
pleegzorg:
Het hervormen van voorzieningen brengt angst en onzekerheid over de toekomst
met zich mee. Het is meestal helpend wanneer er duidelijke garanties gegeven
kunnen worden, bv dat ontslagen vermeden zullen worden.
Bij een hervorming bestaat het risico dat gevestigde routines en structuren
doorbroken worden. Aangezien routines de functie hebben om angst te
verminderen, is het in een overgangsperiode belangrijk om meer structuur en
routine te bieden dan strikt noodzakelijk is. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd
worden via geregelde informatiesessies tussen de leidinggevenden en de
werknemers of via een geschreven leidraad.
Verschillende personeelsleden zullen terughoudend zijn naar de hervormingen toe.
Ze kunnen bijvoorbeeld vrezen dat de personen met psychiatrische problemen
hierdoor niet meer de zorg zullen krijgen die ze nodig hebben. Hier dient op
gereageerd te worden door uit te leggen waarom er verwacht wordt dat er in de
nieuwe inbedding van de psychiatrische pleegzorg betere zorg verleend zal kunnen
worden. Door de overgang te kaderen binnen de evoluties binnen de World Health
Organisation kan deze in een bredere context geplaatst worden.
In tijden van verandering kan de moreel van het personeel laag worden. Daarom
moeten leidinggevenden tijdens overgangsperiodes speciale regelingen treffen om
de moreel te verhogen. Bijvoorbeeld door aandacht te besteden aan sociale
gebeurtenissen, successen te communiceren en positieve gelegenheden aan te
grijpen om te „vieren‟.
Antwoorden op de onderzoeksvragen
187
6 Voor welke doelgroepen is psychiatrische pleegzorg een goede
oplossing?
De jarenlange en succesvolle ervaring van het OPZ Geel met de opvang van volwassen
personen met chronische psychiatrische problemen die langdurig in een pleeggezin wonen,
toont aan dat deze vorm van zorg geschikt is voor deze doelgroep. Zoals in Hoofdstuk 3
reeds aangegeven, is het hierbij belangrijk te vermelden dat de psychiatrische pleegzorg
enkel bedoeld is voor personen die niet de mogelijkheden hebben om zelfstandig in de
samenleving te wonen.
Naast de hierboven beschreven doelgroep wenst men vanuit het beleid van het OPZ Geel
de psychiatrische pleegzorg ook uit te breiden naar nieuwe doelgroepen.
Men wil de leeftijdsgroep verruimen naar kinderen/jongeren en ouderen.
Met de leeftijdsgroep van kinderen en jongeren werd al enige ervaring opgedaan
via het proefproject. Respondenten van de bevraging geven aan dat deze vorm van
zorg vooral geschikt is voor kinderen en jongeren uit problematische
opvoedingssituaties. Ook wordt aangehaald dat intensieve ondersteuning en
begeleiding van het gezin en het kind/de jongere nodig is en dat het gezin over een
uitgebreide kennis van pathologieën en voldoende draagkracht dient te beschikken.
Ook werden er in de voorbije jaren enkele personen op hogere leeftijd in de
gezinsverpleging opgenomen. Hierover geven respondenten van de bevraging aan
dat dit vooral geschikt is voor ouderen die nog voldoende zelfredzaam zijn en niet
teveel lichamelijke zorgen nodig hebben. Om voor deze groep psychiatrische
pleegzorg te kunnen voorzien, wordt aangehaald dat voldoende ondersteuning van
het gezin nodig is en dat de belasting van het pleeggezin op vlak van lichamelijke
zorgen in het oog gehouden wordt.
Men wenst ook niet-gestabiliseerde en niet-chronische psychiatrische patiënten in de
gezinsverpleging op te nemen. Deze vorm van differentiatie werd besproken in 1.2.
7 Welke zijn de kritieke succesfactoren om pleegzorg in de toekomst te
laten slagen?
Vanuit de initiatieven in het buitenland waar de psychiatrische pleegzorg sterk ontwikkeld
en uitgebouwd is, kunnen enkele factoren afgeleid worden die vermoedelijk mee
verantwoordelijk zijn voor het succes: een degelijke vergoeding voor de pleeggezinnen
(zie 9), een statuut voor pleeggezinnen (zie 1.3) en ondersteuning van pleeggezinnen via
vorming en training. Op dit laatste wordt hieronder ingegaan.
Antwoorden op de onderzoeksvragen
188
Uit de bevraging van de patiënten komt naar voor dat het pleeggezin zeer centraal staat in
deze vorm van zorg. Voor een meerderheid van de patiënten is dit positief aangezien ze in
het pleeggezin (voor het eerst) een thuis vinden waar ze geborgenheid, veiligheid en
warmte ervaren. Voor een minderheid van de patiënten is dit echter negatief aangezien ze
om verschillende redenen niet kunnen aarden in het gezin. Aangezien de kwaliteit en
effectiviteit van deze zorgvorm staat of valt bij hoe de patiënt zich voelt in het gezin, is
ondersteuning van het pleeggezin en de pleegzorgsituatie door professionele hulpverleners
onontbeerlijk. Pleeggezinnen mogen geen op zichzelf staande niches zijn. Professionele
hulpverleners dienen voor een goede selectie en matching te zorgen en het authentieke
gezinsfunctioneren te ondersteunen.
7.1 De selectie van pleeggezinnen
De selectie van pleeggezinnen is zeer belangrijk om misbruiken van patiënten te
voorkomen. Bij de selectie dient men uitgebreid stil te staan bij de motivatie van het
kandidaat-pleeggezin en de houding van alle gezinsleden hier tegenover. Ondanks het
tekort aan pleeggezinnen dient men pleeggezinnen die men niet geschikt acht voor de
opvang van patiënten te durven weigeren. Ook wanneer dit met zich meebrengt dat niet
alle kandidaat-patiënten een pleeggezin vinden. Patiënten zullen in die gevallen beter af
zijn in een andere woonvorm.
Uit de bevraging komt naar voor dat patiënten vooral nood hebben aan een warme en
menselijke thuisomgeving. Dit sluit aan bij wat Piat, Ricard, Sabetti en Beauvais (2007)
vinden in een bevraging van twintig pleeggezinnen over de waarden en de persoonlijke
kwaliteiten waar een goed pleeggezin over dient te beschikken. Deze kunnen in het
achterhoofd gehouden worden bij de selectie van de pleeggezinnen:
Waarden
Waarden rond mens-zijn: elke persoon is uniek en waardevol, alle personen zijn
gelijk, relaties dienen gebaseerd te zijn op respect
Waarden rond ziekte/beperking: een persoon is meer dan zijn ziekte/beperking, de
persoon is niet verantwoordelijk voor ziekte/beperking, personen met een
beperking hebben recht op hulp en zorg
Waarden rond het zorg dragen voor personen met een beperking: het is meer dan
„gewoon een job‟, het „graag zorg dragen‟ dient belangrijker te zijn dan de
vergoeding, je moet de personen kunnen aanvaarden zoals ze zijn en weten dat
goede resultaten niet gegarandeerd zijn
Antwoorden op de onderzoeksvragen
189
Persoonlijke kwaliteiten
Kwaliteiten van het hart: liefde, zorg, medeleven/begrip, affectie/tederheid,
vrijgevigheid, willen dienen
Kwaliteiten van de wil: geduld/verdraagzaamheid, flexibiliteit, ijverig,
verantwoordelijk, scherpzinnigheid, eerlijkheid, vriendelijkheid
Kwaliteiten van het verstand: formele opleiding, kennis uit ervaring, rationaliteit,
voorbereid om te handelen
Karakter: openheid/niet veroordelende houding, gelukkig zijn/goed humeur,
optimisme/goede moreel
7.2 De matching tussen de patiënt en het pleeggezin
In de psychiatrische gezinsverpleging is het van onschatbare waarde dat het „klikt‟ tussen
de patiënt en het pleeggezin. Een goede match tussen de patiënt en het pleeggezin is dan
ook onontbeerlijk. Om dit mogelijk te maken dient er bij wijze van spreken evenveel
variatie tussen de pleeggezinnen als tussen de patiënten te zijn. Hiervoor is het aangewezen
promotie, bekendmaking en sensibilisatie te voeren om voldoende kandidaat-
pleeggezinnen te werven. Hierin is het belangrijk dat bovenstaande waarden centraal
gesteld worden. Kandidaat-pleeggezinnen dienen zich in de eerste plaats aangesproken te
voelen vanuit het verlangen naar de voldoening die het geeft om voor iemand te zorgen en
niet omwille van de praktische of financiële voordelen. Ook dienen patiënten die aangeven
niet te aarden in het pleeggezin hierin serieus genomen te worden en dient dit aangepakt te
worden. Dit kan onzes inziens het best door in navolging van de structuur in artikel 107
aan elke patiënt een referentiepersoon toe te kennen, die de behoeften van de patiënt volgt
en diens parcours naar herstel centraal stelt. Een referentiepersoon is een
vertrouwenspersoon voor de patiënt die zijn of haar belangen behartigt en durft ingaan
tegen de visie van andere hulpverleners of zorgverstrekkers indien dit in het belang van de
patiënt is.
7.3 De ondersteuning van de pleeggezinnen
Bij de ondersteuning van de pleeggezinnen is het allereerst belangrijk om op te merken dat
het niet de bedoeling is om „professionals‟ te maken van de pleeggezinnen. Het eigene van
het pleeggezin kan/mag niet geprofessionaliseerd worden. Hierdoor raakt men immers aan
de eigenheid van een gezin.
Men kan de ondersteuning van een pleeggezin op vrijwel dezelfde manier organiseren als
de ondersteuning van een natuurlijk gezin. Vooral in de ingroeifase of bij herval- en
Antwoorden op de onderzoeksvragen
190
crisissituaties is deze moderering door professionals belangrijk. Psycho-educatie voor het
gezin wordt beschouwd als een van de domeinen in psychiatrische rehabilitatie waar een
„evidence-based‟ aanpak voor bestaat en waarover internationale consensus bestaat (Dixon,
McFarlane, Lefley, Lucksted, Cohen, Falloon, Mueser, Miklowitz, Solomon &
Sondheimer, 2001).
Een ander belangrijk aandachtspunt in de ondersteuning van pleeggezinnen is het
gezinsklimaat. „Expressed emotion‟ is de affectieve attitude van (in)formele zorgverleners
ten opzichte van patiënten met psychiatrische problemen. Onderzoek toont aan dat de mate
van kritiek, vijandigheid en/of emotionele overbetrokkenheid die in een relatie naar voor
komt bepalend zijn voor herval van de patiënt (Van Audenhove & Van Humbeeck, 2003).
Bij een hoge „expressed emotion‟ zou het risico op herval drie tot vijf keer groter worden
(Bebbington, P. & Kuipers, L., 1994). We pleiten ervoor dat de aanwezigheid van
„expressed emotion‟ in gezinnen met een pleeggast door professionele hulpverleners kan
gedetecteerd en bijgestuurd worden. Zowel psycho-educatie als gezinsinterventies blijken
geschikt te zijn om een hoge „expressed emotion‟ tegen te gaan (van der Gaag, 2003).
Hiervoor is het belangrijk dat begeleiders een ruime ervaring hebben in het werken met
gezinnen en in diverse zorgvormen. Het opstellen van een competentieprofiel voor
wijkverpleegkundigen is aangewezen.
8 Welke omkadering is hiervoor nodig?
Om psychiatrische pleegzorg te organiseren is minstens de volgende omkadering nodig:
Er dient psychiatrische ondersteuning in de regio aanwezig te zijn. Dit zowel via de
beschikbaarheid van mobiele teams als mogelijkheid tot een opname in een
psychiatrisch ziekenhuis.
Er dient voor elke persoon in de psychiatrische pleegzorg een referentiepersoon
beschikbaar te zijn. Verscheidene studies tonen aan dat de psychiatrisch
verpleegkundigen goed geplaatst zijn om een dergelijke rol op te nemen, vanuit hun
blijvende en intense band met de patiënt en diens onmiddellijke omgeving (Gommers,
Van Audenhove & Van Ertvelde, 2010). Een case-load van zes patiënten wordt als
ideaal vooropgesteld om te garanderen dat de volwaardige verantwoordelijkheid kan
gedragen worden en voor het bewaken van de continuïteit en individualiteit (Gommers,
Van Audenhove & Van Ertvelde, 2010).
Zoals in 1.1 aangegeven is de omkadering van een sterke geestelijke gezondheidszorg
in de eerste lijn noodzakelijk.
Ook palliatieve zorg dient voorzien te worden. Dit is momenteel goed uitgebouwd in
Geel. Vele patiënten worden er thuis begeleid in de fase van het levenseinde.
Antwoorden op de onderzoeksvragen
191
9 Welke types pleeggezinnen heeft men nodig en hoe worden deze best
vergoed?
Types van pleeggezinnen
Zoals in onderdeel 7 over de kritieke succesfactoren aangehaald, dient een pleeggezin in de
eerste plaats een warme en menselijke thuisomgeving te bieden. Aangezien pleeggezinnen
van elkaar verschillen, zal elk pleeggezin dit op zijn eigen manier invullen. Dit is goed
aangezien ook elke patiënt anders is en zo een goede matching gemaakt kan worden.
Voor behandelende pleegzorg dienen de pleeggezinnen, naast een warme en menselijke
thuisomgeving, nog meer te kunnen bieden. Hier worden een groter engagement en
specifiekere competenties verwacht. Deze pleeggezinnen dienen zich te willen engageren
voor de behandeling of resocialisatie van een persoon met psychische problemen. Dit
houdt onder andere in dat ze wensen en kunnen samenwerken met het team dat de
behandeling of resocialisatie van de patiënt op zich neemt en dat ze op een meer
geprofessionaliseerde wijze aan de slag gaan in de begeleiding. In de context van de
vernieuwingen in de GGZ is dit toekomstmuziek. De vermaatschappelijking van de GGZ
zal zeker moeten leiden tot een betere samenwerking met mantelzorgers in de grote
diversiteit van traditionele en nieuw samengestelde gezinnen. Ook de pleeggezinnen
kunnen hier een plaats in krijgen.
De vergoeding
Momenteel krijgen de pleeggezinnen een vergoeding van gemiddeld 18,20 euro per dag
per patiënt. Uit de bevraging komt naar voor dat de meerderheid van de personeelsleden en
de pleeggezinnen deze vergoeding onvoldoende vindt. Van de externe experten is dit
ongeveer de helft. Ook uit de literatuurstudie komt naar voor dat deze vergoeding lager is
dan deze in verschillende landen in het buitenland.
Bij het bepalen van een geschikte vergoeding voor de pleeggezinnen is het belangrijk om
de vraag te stellen of pleeggezinnen ook voor de geleverde zorg, hun inzet en
beschikbaarheid vergoed dienen te worden of enkel voor de onkosten.
Wanneer pleeggezinnen ook voor de geleverde zorg, hun inzet en beschikbaarheid vergoed
worden, gaat dit verder dan vrijwilligerswerk. De vergoeding wordt dan eigenlijk een soort
van (deeltijds) loon. Dit kan als positieve gevolgen hebben dat meer personen zich zullen
opgeven om pleeggezin te worden. Toch kan dit ook belangrijke nadelen met zich
meebrengen. Zo bestaat het gevaar dat gezinnen zich voornamelijk vanuit praktische en
financiële redenen zullen opgeven om pleeggezin te worden en niet vanuit de motivatie om
zorg te dragen voor een persoon met psychische problemen. Ook brengt het feit dat de
vergoeding gezien kan worden als een (deeltijds) loon met zich mee dat pleeggezinnen hier
Antwoorden op de onderzoeksvragen
192
financieel afhankelijk van kunnen worden en dat dit het doorgroeien van de patiënt naar
zelfstandig(er) wonen (onbewust) kan tegenhouden.
Vanuit deze nadelen, lijkt het de onderzoekers aangewezen om, zeker voor de
perspectiefbiedende en ondersteunende pleegzorg, een toereikende onkostenvergoeding te
voorzien. Voor de behandelende pleegzorg zou, in navolging van initiatieven in het
buitenland, wel overwogen kunnen worden om een supplement te voorzien omwille van de
specifieke competenties die daar gevraagd worden.
Om de basisvergoeding te bepalen, baseren we ons op een onderzoek van Larmuseau
(2009). Hieruit komt naar voor dat een bedrag van 25 euro per patiënt per dag aangewezen
is.
193
Algemeen besluit
De psychiatrische gezinsverpleging is een eeuwenoud model dat tegelijk heel goed past
binnen de „nieuwe GGZ‟ waarin werk gemaakt wordt van het afbouwen van
ziekenhuisbedden om meer zorg in de samenleving te kunnen voorzien. Naast de IBW‟s en
PVT‟s kan de psychiatrische gezinsverpleging ervoor instaan dat personen met psychische
problemen die niet zelfstandig kunnen wonen, toch een plaats in de samenleving krijgen.
Het „basismodel‟ van de psychiatrische gezinsverpleging bestaat erin dat personen met
chronische psychiatrische problemen voor lange tijd in een pleeggezin worden opgenomen.
Vandaag de dag wenst het OPZ Geel dit aanbod echter te differentiëren en te flexibiliseren.
Naast de perspectiefbiedende pleegzorg (het „basismodel‟) wenst men ook behandelende
en ondersteunende pleegzorg in te voeren. In het buitenland hebben verschillende
voorzieningen dergelijke vormen van pleegzorg reeds met succes ontwikkeld.
Om mogelijk te maken dat de psychiatrische gezinsverpleging een plaats krijgt in de
„nieuwe GGZ‟ worden volgende aanbevelingen gedaan.
- Er dient een aangepaste regelgeving te komen die het mogelijk maakt dat het
hospitalisatiestatuut wordt losgelaten.
- Er is een krachtige beweging nodig om de psychiatrische gezinsverpleging op te
zetten in andere steden. Er dient geïnvesteerd te worden in aantrekkelijke
campagnes en anti-stigma-acties.
- In het belang van de patiënten is het in navolging van de structuur in artikel 107
noodzakelijk om een referentiepersoon aan te stellen die de behoeften van de
patiënt volgt en diens parcours naar herstel centraal stelt. Dit om misbruiken in de
pleeggezinnen tegen te gaan en erover te waken dat de patiënten niet belemmerd
worden in hun groei naar herstel.
- Er dient een degelijke onkostenvergoeding voor de pleeggezinnen te komen.
Daarnaast is een nieuw statuut belangrijk waarbij de mogelijkheid tot fiscale
aftrekbaarheid en het opbouwen van sociale zekerheid voorzien wordt.
194
195
Referenties
Anthony, W. A. (1993). Recovery from mental illness: The guiding vision of the mental
health service system in the 1990s. Psychosocial Rehabilitation Journal, 16(4), 11-23.
Bebbington, P. & Kuipers L. (1994). The predictive utility of expressed emotion in
schizophrenia: an aggregate analysis. Psychological Medicine, 24(3), 707-718.
Boeckx, B. & Vandecruys, G. (2010). Welkom in Geel. Een geschiedenis van de
gezinsverpleging. Uitgeverij EPO vzw.
Bond, G.R. & Campbell, K. (2008). Evidence-based practices for individuals with severe
mental illness. Journal of Rehabilitation, 74(2), 33-44.
Couture, S., & Penn, D. L. (2003). Interpersonal contact and the stigma of mental illness:
A review of the literature. Journal of Mental Health, 12, 291-305.
Corrigan, P.W., Mueser, K.T., Bond, G.R., Drake, R.E. & Solomon, P. (2008). Principles
and practice of psychiatric rehabilitation. An empirical approach. The Guilford press.
New York Londen.
Dixon, L., McFarlane, W., Lefley, H., Lucksted, A., Cohen, M., Falloon, I., Mueser, K.,
Miklowitz, D., Solomon, P. & Sondheimer, D. (2001). Evidence-based practices for
services to families of people with psychiatric disabilities. Psychiatric Services, Vol. 52
(7), 903-910.
Fiedler, B. (2005). Adult placement in England: a synthesis of the literature. SCIE Social
care institute for excellence.
Goldstein, J.L. & Godemont, M.M.L. (2003). The legend and lessons of Geel, Belgium: a
1500-year-old legend, a 21st-century model. Community Mental Health Journal, Vol. 39
(5), 441-458.
Gommers, J., Van Audenhove, Ch. & Van Ertvelde, J. (2010). De psychiatrisch
verpleegkundige: vakkundig in balans. Professionalisering van de verantwoordelijk
verpleegkundige in de geestelijke gezondheidszorg. Antwerpen – Apeldoorn, Garant
Greenley, J.R. (1992). Neglected organization and management issues in mental health
system development. Community Mental Health Journal, 28 (5), 371-385.
Referenties
196
Haveman, M.J. & Maaskant M.A. (1990a). Psychiatric Foster Care for Adult Patiënts:
Results of a Study in the Netherlands. International Journal of Social Psychiatry, Vol.
36(1), 58-67.
Haveman, M.J. & Maaskant M.A. (1990b). Psychiatrische gezinsverpleging in Nederland.
Verslag van een vergelijkend onderzoek bij patiënten, pleeggezinnen en hulpverleners.
Vakgroep Epidemiologie/Gezondheidszorgonderzoek. R.U.Limburg. Maastricht.
Landelijke Werkgroep Psychiatrische Gezinsverpleging (2000). Psychiatrische
Gezinsverpleging in Nederland anno 2000. Apeldoorn.
Larmuseau, D. (2009). Psychiatrische gezinsverpleging. Onuitgegeven rapport.
Newman, S.J. (2001a). Housing and mntal illness: a critical review of the literature.
Washington, DC: Urban Institute.
Newman, S.J. (2001b). Housing attributes and serious mental illness: Implications for
research and practice. Psychiatric Services, 52, 1309-1317.
Piat, M., Ricard, N. & Lesage, A. (2006). Evaluating life in foster homes for persons with
serious mental illness: Resident and caregiver perspectives. Journal of Mental Health,
April 2006, 15(2), 227-242.
Piat, M., Ricard, N., Sabetti, J. & Beauvais, L. (2007). The values and qualities of being a
good helper: a qualitative study of adult foster home caregivers for persons with serious
mental illness. International Journal of Nursing Studies, 44, 1418-1429.
Rajkumar, S., & Thara, R. (1989). Factors affecting relapse in schizophrenia.
Schizophrenia Research, 2, 403-409.
Roosens, E. (2001) Dansen met de maan. Gezinsverpleging in Geel. Louvain: Uitgeverij
Van Halewyck.
Roosens, E. & Van de Walle, L. (2007). Geel revisited. After centuries of mental
rehabilitation. Antwerpen: Uitgeverij Garant
Schrijvers, J. (May 2000). Why a congress about Foster Family Care in Geel? Paper
presented at The International Scientific Congress, Geel, Belgium.
Sprangers, A. (2009). Eindrapport labofunctie. “Project pleegzorg – palet”. Een
intersectoraal, gedifferentieerd en flexibel pleegzorgaanbod voor minderjarigen en hun
Referenties
197
gezin. Projecteigenaar: Directies van de Diensten voor Pleegzorg Limburg. Opdrachtgever.
Agentschap Jongerenwelzijn.
Tanzman, B. (1993). An overview of surveys of mental health consumers‟ preferences for
housing and support services. Hospital and Community Psychiatry, 44, 450-455.
Thornicroft, G. & Tansella, M. (2002). Balancing community-based and hospital-based
mental health care. World Psychiatry 1:2, 84-90.
Thornicroft, G., Tansella, M. & Law, A. (2008). Steps, challenges and lessons in
developing community mental health care. World Psychiatry (7:2), 87-92.
Thornicroft, G. & Tansella, M. (2009). Better mental health care. Cambridge University
Press.
Van Audenhove, Ch., & Van Humbeeck, G. (2003). Expressed emotion in professional
relationships. Current Opinion in Psychiatry, 16, 431-435.
Van Audenhove, C. & Boon, H. (2004). Evaluatie van de pilootprojecten psychiatrische
zorg voor patiënten in de thuissituatie. LUCAS-KULeuven.
Van Audenhove, C. (2010). Conferentie eerstelijnsgezondheidszorg. Werkgroep 6 -
geestelijke gezondheidszorg. Tussentijds rapport (te raadplegen op www.zorg-en-
gezondheid.be).
van der Gaag, M. (2003). Evidence-based psychiatrische rehabilitatie bij schizofrenie en
aanverwante psychosen (p354-364). In: Schene, A.H., Boer, F., Heeren, T.J., Henselmans,
H.W.J., Sabbe, B., & van Weeghel, J. Jaarboek voor psychiatrie en psychotherapie 2003-
2004. Bohn Stafleu Van Loghum.
van Regenmortel, T. (2009). Empowerment in de geestelijke gezondheidszorg. NEURON,
vol, 14, nr. 8, p. 1-6.
Van Weeghel, J. & Mos, M. (1999). Een zorgprogramma voor mensen met ernstige en
langdurige psychische problemen. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 54, 11, 1144-
1155.
Van Weeghel, J. & Dröes, J. (1999). Problemen in perspectief. Herstelgerichte zorg in
maatschappelijke steunsystemen. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 54 (2), 150-
165.
Referenties
198
Verreth Kathleen (2009). KC-Rapport. Pleegzorg: wanneer? Deel 1 (Rechts)vergelijkend
onderzoek naar beleid en wetgeving in Vlaanderen en enkele Europese landen.
Kenniscentrum WVG. Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Von Korff, M. & Tiemens, B. (2000). Individualized stepped care of chronic illness.
Western Journal of Medecine, 172, 133-137.
199
LIJST TABELLEN
Tabel 1 Interne kosten van het OPZ Geel op jaarbasis (exclusief vergoeding
pleeggezinnen) (2009) ......................................................................................................... 56
Tabel 2 Vergoeding voor de pleeggezinnen ........................................................................ 57
Tabel 3 De vergelijking van de regelgeving van de psychiatrische gezinsverpleging met de
regelgeving van IBW, PVT en PZT .................................................................................... 64
Tabel 4 De vergelijking van de regelgeving van de psychiatrische gezinsverpleging met de
regelgeving van de reguliere pleegzorg ............................................................................... 78
Tabel 5 Eerste invoering van psychiatrische gezinsverpleging in verschillende landen ..... 89
Tabel 6 Onderwerpen in de bevraging voor de personeelsleden OPZ Geel en de externe
experten ............................................................................................................................. 110
Tabel 7 Onderwerpen in de bevraging voor de pleeggezinnen ......................................... 111
Tabel 8 Onderwerpen in de bevraging voor de patiënten .................................................. 112
Tabel 9 Onderwerpen in de bevraging voor de algemene bevolking ................................ 112
Tabel 10 Kenmerken van de respondenten (aantal, responsrate, gemiddelde invultijd,
geslacht en leeftijd) ............................................................................................................ 114
Tabel 11 Functie en voorziening (personeelsleden van OPZ Geel en de externe experten)
........................................................................................................................................... 115
Tabel 12 Demografische variabelen van de patiënten, de pleeggezinnen en de algemene
bevolking (burgerlijke staat, tewerkstelling, gebruik GGZ) ............................................. 116
Tabel 13 Vergelijking van de totale groep personeelsleden met de respondenten op vlak
van geslacht en leeftijd ...................................................................................................... 118
Tabel 14 Vergelijking van de totale groep patiënten met de respondenten op vlak van
geslacht en leeftijd ............................................................................................................. 119
Tabel 15 Vergelijking van de totale groep pleeggezinnen met de respondenten op vlak van
geslacht en leeftijd ............................................................................................................. 120
Tabel 16 Vergelijking van de algemene bevolking van Geel met de respondenten van de
bevolking op vlak van geslacht en leeftijd ........................................................................ 121
Tabel 17 De vertrouwdheid met en de attitude tegenover de psychiatrische
gezinsverpleging ................................................................................................................ 122
Tabel 18 De sociale integratie van patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging ..... 123
Tabel 19 Attitude tegenover de beschikbaarheid van de psychiatrische gezinsverpleging
........................................................................................................................................... 138
200
Tabel 20 Attitude tegenover de gezinsverpleging voor kinderen/jongeren en ouderen .... 154
Tabel 21 Attitude tegenover de gezinsverpleging in het kader van resocialisatie ............ 156
Tabel 22 Attitude tegenover de gezinsverpleging in het kader van een behandeling ....... 157
Tabel 23 Attitude tegenover de gezinsverpleging voor enkele dagen per week/maand ... 158
Tabel 24 Attitude tegenover de gezinsverpleging in een studio of aanpalende woning ... 159
Tabel 25 Attitude tegenover de vergoeding voor de pleeggezinnen ................................. 160
Tabel 26 Attitude tegenover het hospitalisatiestatuut ....................................................... 162
Tabel 27 Attitude tegenover een wettelijk statuut voor pleeggezinnen ............................ 164
Tabel 28 Attitude tegenover de opname van de gezinsverpleging in het pleegzorgdecreet
........................................................................................................................................... 164
Tabel 29 Attitude tegenover de afstemming van de psychiatrische gezinsverpleging met
IBW, PVT en PZT ............................................................................................................. 165
201
Bijlagen
Bijlage 1 KB houdende vaststelling van de normen waaraan de functie van
psychiatrische gezinsverpleging moet voldoen om te worden erkend
Bijlage 2 Voorlopig model OPZ Geel rond differentiatie
Bijlage 3 Websites van relevante initiatieven in het buitenland
Bijlage 4 Bevraging van de personeelsleden van het OPZ Geel en de externe
experten
Bijlage 5 Bevraging van de pleeggezinnen
Bijlage 6 Bevraging van de patiënten
Bijlage 7 Bevraging van de algemene bevolking
202
Bijlage 1
203
204
205
Bijlage 2
206
Bijlage 3 Websites van relevante initiatieven in het buitenland
NEDERLAND
Pleegzorg Nederland: een samenwerkingsverband van (regionale)
instellingen voor pleegzorg (www.pleegzorg.nl)
De Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP): een organisatie
van en voor pleegouders (www.denvp.nl)
Mobiel, tijdschrift voor Pleegzorg: een onafhankelijk tijdschrift dat
pleegzorg van verschillende kanten belicht (www.mobiel-pleegzorg.nl)
De Bascule: academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie met een
zorgaanbod voor kinderen, jeugdigen en gezinnen waar TGV
(therapeutische gezinsverpleging) aangeboden wordt
(www.debascule.com)
VERENIGDE STATEN
Multidimensional Treatment Foster Care Program for Preschoolers
(MTFC-P): alternatief voor reguliere pleegzorg of residentiële
behandeling voor jeugdigen met chronisch problematisch gedrag
(www.mtfc.com)
ITALIE
IESA Italië: www.dialisiperitoneale.org/contributi/psi06/node/22
DUITSLAND
Betreutes Wohnen in Familien (www.bwf-info.de)
Arkade e.V.: een vzw in Ravensburg die gezinsverpleging aanbiedt
(www.arkade-ev.de)
Junge Menschen in Gastfamilien (JumeGa)
St-Gregor in Augsburg (www.st-gregor-jugendhilfe.de)
Verse in Emmendingen (www.verse-bwf.de)
Ortenaukreis in Lahr (www.ortenaukreis.de)
Arkade e.V. (www.arkade-ev.de)
ENGELAND
National Minimum Standards for Adult Placement Schemes
(www.dh.gov.UK - trefwoord Adult placement schemes)
PSS: www.pss.org.uk
NAAPS: www.naaps.org.uk
FRANKRIJK
Famidac: l’association des accueillants familiaux et de leurs partenaires:
www.famidac.fr
207
Bijlage 4 Bevraging van de personeelsleden van het OPZ Geel en de
externe experten
In opdracht van de Federale Overheid, Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen
en Leefmilieu voert LUCAS (K.U.Leuven) een onderzoek uit met als doel de plaats van
de psychiatrische pleegzorg binnen het toekomstige GGZ-beleid te bepalen.
Het onderzoek bestaat enerzijds uit een document- en literatuurstudie en anderzijds uit
een bevraging van experten uit de praktijk en het beleid. Voor dit laatste willen we graag
om uw medewerking vragen via deze on-line bevraging. We zijn erg geïnteresseerd in uw
mening over de huidige psychiatrische gezinsverpleging en haar toekomstmogelijkheden.
Praktisch:
- De gegevens worden volledig anoniem verwerkt
- Het invullen duurt ongeveer 15 minuten
- In de vragen komen erg uiteenlopende onderwerpen aan bod. Om te vermijden dat u
vragen dient te beantwoorden over onderwerpen waarmee u niet vertrouwd bent, is de
mogelijkheid voorzien om aan te duiden dat u over bepaalde thema’s ‘geen mening hebt’.
- Indien u dit wenst, sturen we u op het einde van het onderzoek een samenvatting van het
rapport toe. Op het einde van de bevraging kan u dit aangeven.
1. In welke mate bent u vertrouwd met de psychiatrische gezinsverpleging?
rtrouwd met de psychiatrische gezinsverpleging
inhoudt
In de psychiatrische gezinsverpleging worden personen met psychiatrische problemen
opgevangen in pleeggezinnen, voor korte of lange duur. Dit systeem bestaat in België al
sinds de 14e eeuw in Geel. Sinds 10 april 1991 wordt de psychiatrische gezinsverpleging
ook bij wet geregeld door een KB.
In de ‘Algemene bepalingen’ van de regelgeving staat vermeld dat ‘de functie van
psychiatrische gezinsverpleging (kenletter Tf) is een hospitalisatievorm te bieden voor
psychisch gestoorde patiënten, waarvan het psychisch en sociaal evenwicht enkel kan
gehandhaafd blijven mits de permanente zorg verstrekt door een pleeggezin en de
therapeutische begeleiding van een multidisciplinair behandelingsteam, binnen het
organisatorisch kader van een psychiatrische ziekenhuisdienst.’
In het buitenland (bv. Duitsland, Italië, Frankrijk) is dit systeem een vaste component aan
het worden in het aanbod van zorgorganisaties. In België wordt de psychiatrische
gezinsverpleging enkel aangeboden in Geel en in Lierneux.
208
2. Hoe staat u tegenover de psychiatrische gezinsverpleging als vorm van
zorgverlening?
3. Wat vindt u de positieve kanten van de psychiatrische gezinsverpleging?
4. Wat vindt u de negatieve kanten van de psychiatrische gezinsverpleging?
5. Vindt u dat er binnen de psychiatrische gezinsverpleging gewerkt wordt aan
rehabilitatie en herstel van de patiënt (sociaal, huisvesting, arbeid,…)?
Ik heb hier geen mening over
6. Heeft u de indruk dat de patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging sociaal
geïntegreerd zijn in de buurt waar ze wonen?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 8
209
7. Kan u hier concrete voorbeelden van geven?
8. Hoe denkt u dat patiënten in de psychiatrische gezinsverpleging deze vorm van
opvang ervaren?
Ik weet het niet
9. Vindt u dat patiënten binnen de psychiatrische gezinsverpleging een zinvol en
waardig leven leiden?
Ik heb hier geen mening over
10. Momenteel bestaat de psychiatrische gezinsverpleging op twee plaatsen in België,
namelijk in Geel en Lierneux. Vindt u dit voldoende?
l
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 12
11. Wat is er volgens u nodig om de psychiatrische gezinsverpleging uit te breiden naar
andere regio’s? Wie kan dit volgens u het beste opnemen? Ziet u hierbij
belemmeringen of moeilijkheden?
210
12. Voor welke doelgroepen vindt u de psychiatrische gezinsverpleging het meest
aangewezen?
13. Momenteel is de psychiatrische gezinsverpleging een vorm van zorg die
voornamelijk gericht is naar volwassenen met complexe psychiatrische problemen
die langdurig in een pleeggezin verblijven. Er zijn echter nog verschillende andere
vormen van psychiatrische gezinsverpleging mogelijk (bv. psychiatrische
gezinsverpleging voor kinderen en adolescenten, kortdurende psychiatrische
gezinsverpleging in het kader van resocialisatie, psychiatrische gezinsverpleging
gedurende enkele dagen per week,…).
We willen u in wat volgt een aantal mogelijke vormen van gezinsverpleging
voorstellen en uw mening vragen over de geschiktheid hiervan.
Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging geschikt voor kinderen en adolescenten?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 15
14. Waarom vindt u de psychiatrische gezinsverpleging wel of niet geschikt voor
kinderen en adolescenten? Onder welke omstandigheden of bij welke
problematieken wel of niet?
15. Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging geschikt voor ouderen?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 17
211
16. Waarom vindt u de psychiatrische gezinsverpleging wel of niet geschikt voor
ouderen? Onder welke omstandigheden of bij welke problematieken wel of niet?
17. Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging een geschikte vorm van zorg in het
kader van resocialisatie van patiënten die een opname in een psychiatrisch
ziekenhuis achter de rug hebben?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 19
18. Waarom vindt u de psychiatrische gezinsverpleging in het kader van resocialisatie
wel of niet geschikt?
19. Vindt u de psychiatrische gezinsverpleging een geschikte vorm van zorg in het
kader van een behandeling?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 21
20. Waarom vindt u de psychiatrische gezinsverpleging in het kader van een
behandeling wel of niet geschikt?
212
21. Vindt u het aangewezen dat patiënten de mogelijkheid hebben om slechts enkele
dagen per week/maand (naar keuze) in een pleeggezin te verblijven?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 23
22. Waarom vindt u het al dan niet aangewezen dat patiënten slechts enkele dagen per
week/maand in een pleeggezin kunnen verblijven?
23. Vindt u het aangewezen dat patiënten de mogelijkheid hebben om in een studio in
de woning van het pleeggezin of in een aanpalende woning te verblijven?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 25
24. Waarom vindt u het al dan niet aangewezen dat patiënten in een studio van het
pleeggezin of in een aanpalende woning kunnen verblijven?
25. Denkt u nog aan andere mogelijke vormen van psychiatrische gezinsverpleging dan
degene die hierboven beschreven werden? Zo ja, welke?
213
26. Wat is er volgens u nodig om een meer gedifferentieerd aanbod binnen de
psychiatrische gezinsverpleging mogelijk te maken? Ziet u knelpunten of
belemmeringen?
27. Momenteel ontvangen pleeggezinnen gemiddeld 18,20 euro per dag voor de zorg
voor een patiënt. Wat vindt u van deze vergoeding?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 29
28. Waarom vindt u deze vergoeding (eerder) onvoldoende? Welke kosten of
inspanningen die geleverd worden, worden onvoldoende vergoed? Welke
vergoeding lijkt u meer aangewezen?
29. Vindt u het belangrijk dat er een wettelijk statuut voorzien wordt voor de
pleeggezinnen?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 31
30. Waarom vindt u het belangrijk dat pleeggezinnen een wettelijk statuut krijgen? Wat
dient dit statuut voor u in te houden?
214
31. De wetgeving bepaalt momenteel dat patiënten binnen de psychiatrische
gezinsverpleging gehospitaliseerd zijn waardoor de architectonische, functionele en
organisatorische normen voor de T-diensten integraal van toepassing zijn. Dit houdt
onder andere in dat het betrokken ziekenhuis verplicht is om inclusieve zorg te
verlenen en voor alle zorgen (lichamelijke zorgen, arbeid, activiteiten en
ontspanning) instaat.
Vindt u het aangewezen dat patiënten van de psychiatrische gezinsverpleging
gehospitaliseerd zijn?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 34
32. Waarom vindt u de hospitalisatie van patiënten in de psychiatrische
gezinsverpleging al dan niet aangewezen? Welke voor- en nadelen heeft deze
hospitalisatie volgens u?
33. Ziet u alternatieven voor hospitalisatie? En zo ja, welke?
34. De laatste jaren stelt men een daling vast in het aantal patiënten en pleeggezinnen in
de psychiatrische gezinsverpleging. Waaraan is volgens u deze daling te wijten?
Vindt u het nodig dat hieraan iets gedaan wordt en zo ja, wat zou dit kunnen zijn?
215
35. Vindt u het wenselijk dat de psychiatrische gezinsverpleging mee opgenomen wordt
in het pleegzorgdecreet waaraan de Vlaamse Overheid momenteel werkt?
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 37
36. Waarom vindt u het al dan niet wenselijk om de psychiatrische gezinsverpleging
mee op te nemen binnen het pleegzorgdecreet? Op welke manier kan dit volgens u
het beste vorm krijgen?
37. Zowel Beschut Wonen, PVT, de psychiatrische zorg in de thuissituatie als de
psychiatrische gezinsverpleging richten zich tot personen met chronische
psychiatrische problemen. Vindt u het belangrijk dat er gewerkt wordt aan een
goede afstemming tussen de psychiatrische gezinsverpleging en deze andere
vormen van zorg?
Eerder belangrijk
Ik heb hier geen mening over→ ga naar vraag 39
38. Hebt u suggesties voor hoe deze vormen van zorg op elkaar afgestemd kunnen
worden?
216
39. Internationaal zijn er stappen om de geestelijke gezondheidszorg te transformeren
naar een meer herstelgerichte visie, met een optimaal evenwicht tussen
gemeenschapsgerichte en residentiële zorg. In België zal dit gebeuren via de
implementatie van artikel 107 uit de ‘wet betreffende de ziekenhuizen en andere
verzorgingsinrichtingen’ (gecoördineerd op 10 juli 2008 (B.S. 7.XI.2008). Bent u
van deze evoluties op de hoogte?
Neen → ga naar vraag 41
40. Welke plaats kan de psychiatrische gezinsverpleging volgens u in deze vernieuwde
geestelijke gezondheidszorg innemen en hoe moet de afstemming met andere
zorgmodellen eruit zien?
41. Het organiseren van psychiatrische gezinsverpleging brengt momenteel een zware
financiële last met zich mee. Aangezien de patiënten gehospitaliseerd zijn, dient het
ziekenhuis voor alle zorgen (lichamelijke zorgen, arbeid, activiteiten en
ontspanning) in te staan. Dit brengt met zich mee dat de reële kosten voor de zorg
veel hoger liggen het bedrag dat voorzien wordt. Ziet u mogelijke oplossingen voor
de financiële problemen van de psychiatrische gezinsverpleging? Zo ja, welke?
217
Tot slot willen we u graag nog enkele algemene vragen stellen:
1. Wat is uw geslacht?
2. In welke leeftijdscategorie bevindt u zich?
-
-34
-44
-54
-64
3. In welk soort voorziening(en) bent u momenteel tewerkgesteld?
-psychotherapeut
4. Welke functie(s) bekleedt u?
5. Wenst u een samenvatting van het rapport te ontvangen dat hierover binnen een
aantal maanden zal verschijnen?
Zo ja, geef hieronder het mailadres waarop de samenvatting mag toegestuurd worden.
e-mailadres: ____________________________
218
Bijlage 5 Bevraging van de pleeggezinnen
1. Werkt u in het OPZ Geel?
2. In welke mate bent u vertrouwd met de psychiatrische gezinsverpleging?
ychiatrische gezinsverpleging
inhoudt
In de psychiatrische gezinsverpleging worden personen met een psychiatrische
problematiek opgevangen in een pleeggezin, voor korte of lange duur. Dit systeem
bestaat al sinds de 14e eeuw in Geel en wordt sinds 10 april 1991 ook bij wet geregeld.
Dit systeem bestaat ook in het buitenland (bv. Duitsland, Italië, Frankrijk), waar het een
vaste component is in het aanbod van zorgorganisaties. In België wordt psychiatrische
gezinsverpleging enkel aangeboden in Geel en Lierneux.
3. Bent u patiënt in de psychiatrische gezinsverpleging of bent u dit ooit geweest?
patiënten
naar de bevraging voor de patiënten
4. Heeft u ooit een psychiatrische patiënt in uw gezin opgevangen?
5. U vangt momenteel geen patiënten meer op in uw gezin, maar heeft dit vroeger
wel gedaan. Vanuit welke motivatie heeft u beslist om hiermee te stoppen?
219
6. Vanuit welke motivatie heeft u ooit beslist om pleeggezin te worden? Denk
hierbij aan de afwegingen van voor- en nadelen die u en uw gezin toen hebben
gemaakt.
7. Hoe ervaart u (of heeft u) het opvangen van psychiatrische patiënten ervaren?
8. Wat vindt u de positieve kanten van de psychiatrische gezinsverpleging?
9. Wat vindt u de negatieve kanten van de psychiatrische gezinsverpleging?
10. Hoe denkt u dat de patiënt die bij u verblijft of verbleef deze periode heeft
ervaren? Indien er meerdere patiënten bij u verbleven, geef dan enkel uw mening
over de patiënt die het laatst in uw gezin werd opgenomen.
tief
220
11. Wat vindt u van de begeleiding die u krijgt (of kreeg) vanuit het OPZ Geel? Is
deze voldoende? Zijn er bepaalde zaken waarvoor u meer begeleiding zou willen
krijgen?
12. Hoe belangrijk is het voor u dat u 24 uren op 24 bij de permanentie terecht kan?
Zou u zonder deze permanentie nog steeds pleeggezin willen zijn?
13. Wat vindt u van de vergoeding die u krijgt (of kreeg) als pleeggezin?
14. Waarom vindt u deze vergoeding eerder of zeker onvoldoende? Wat zou volgens
u een meer redelijke vergoeding zijn?
15. Momenteel wordt de psychiatrische gezinsverpleging voornamelijk georganiseerd
voor psychiatrische patiënten die voor een langere tijd in een pleeggezin wonen
en geen echte behandeling meer ontvangen.
Zou u ook bereid zijn om voor een kortere periode patiënten op te vangen en
intensief betrokken te zijn bij de behandeling van de patiënt? Dit zou inhouden
dat u regelmatige vorming of training volgt en overleg pleegt met de
hulpverleners van het OPZ Geel over de evolutie van de patiënt.
221
16. Wat zou uw motivatie zijn om voor een kortere periode patiënten op te vangen en
intensief betrokken te zijn bij de behandeling? Wat zou hier voor u tegenover
dienen te staan?
17. Wat maakt dat u niet geïnteresseerd bent om voor een kortere periode patiënten
op te vangen en intensief betrokken te zijn bij de behandeling?
18. Heeft u het gevoel dat patiënten die in pleeggezinnen wonen een goed sociaal
leven kunnen uitbouwen?
Ik weet het niet
19. Kan u hier concrete voorbeelden van geven?
20. Wat zou u ervan vinden wanneer een vriend of familielid met psychische
problemen in de psychiatrische gezinsverpleging verbleef zoals deze nu
georganiseerd is? Zou u dit een goede aanpak vinden en waarom wel of niet?
222
21. Vindt u dat patiënten binnen de psychiatrische gezinsverpleging een zinvol en
waardig leven leiden?
Ik weet het niet
22. De laatste jaren zijn er steeds minder patiënten en pleeggezinnen in de
psychiatrische gezinsverpleging. Hoe komt dit volgens u? Moet hier volgens u iets
aan gedaan worden en zo ja, wat zou dit kunnen zijn?
22. Momenteel bestaat de psychiatrische gezinsverpleging op twee plaatsen in België,
namelijk in Geel (Vlaanderen) en in Lierneux (Wallonië). Vindt u dat dit ook in
andere regio’s van het land zou moeten bestaan? Waarom wel of waarom niet?
23. Heeft u nog suggesties over hoe psychiatrische gezinsverpleging in de toekomst
kan verbeterd worden?
223
Tot slot hebben we nog een aantal korte algemene vragen. Hierna kan u
deelnemen aan de verloting van de bons en indien gewenst uw gegevens
opgeven om een samenvatting van de resultaten te ontvangen.
1. Wat is de postcode van de plaats waar u woont? _________
2. Wat is uw geslacht?
3. Wat is uw leeftijd? _____________
4. Wat is uw huidige burgerlijke staat?
aand
5. Heeft u inwonende kinderen?
6. Hoeveel personen maken deel uit van uw natuurlijke gezin, uzelf inbegrepen,
maar zonder de patiënten mee te rekenen die u eventueel opvangt. __________
7. Wat is uw tewerkstelling?
-)pensioen
____
8. Hieronder volgen een aantal uitspraken over het gebruik van diensten van
geestelijke gezondheidszorg. Gelieve naast elke uitspraak aan te duiden of deze
voor u van toepassing is of niet.
JA NEE
Ik ken mensen in mijn nabije omgeving die te kampen hebben met
psychische problemen
Ik ken mensen die zich opgegeven hebben als psychiatrisch pleeggezin
Ik ken mensen die als patiënt in een psychiatrisch pleeggezin wonen
Ik heb zelf ooit een beroep gedaan op een hulpverlener voor psychische
problemen
224
9. Wenst u een samenvatting van het rapport te ontvangen dat hierover binnen een
aantal maanden zal verschijnen?
Wenst u deel te nemen aan de verloting van de bongo-bons?
Zo ja, geef hieronder het adres waarop de samenvatting en/of de bongo-bon mag
toegestuurd worden. Deze gegevens staan los van de enquête en worden niet aan uw
antwoorden gekoppeld waardoor uw anonimiteit in de studie gegarandeerd blijft.
Voornaam: ________________________
Naam: ________________________
Straat: ________________________
Huisnummer: ________________________
Bus: ________________________
Postcode: ________________________
Gemeente: ________________________
225
Bijlage 6 Bevraging van de patiënten
1. Werkt u in het OPZ Geel?
2. In welke mate bent u vertrouwd met de psychiatrische gezinsverpleging?
ische gezinsverpleging
In de psychiatrische gezinsverpleging worden personen met een psychiatrische problematiek
opgevangen in een pleeggezin, voor korte of lange duur. Dit systeem bestaat al sinds de 14e
eeuw in Geel en wordt sinds 10 april 1991 ook bij wet geregeld.
Dit systeem bestaat ook in het buitenland (bv. Duitsland, Italië, Frankrijk), waar het een vaste
component is in het aanbod van zorgorganisaties. In België wordt psychiatrische
gezinsverpleging enkel aangeboden in Geel en Lierneux.
3. Bent u patiënt in de psychiatrische gezinsverpleging of bent u dit ooit geweest?
4. U verblijft nu of heeft ooit als patiënt in de psychiatrische gezinsverpleging verbleven.
Hoe ervaart u dit of hebt u dit ervaren?
5. Wat vindt u de positieve kanten van de psychiatrische gezinsverpleging?
6. Wat vindt u de negatieve kanten van de psychiatrische gezinsverpleging?
226
7. Wat vindt u van de begeleiding die u krijgt (of vroeger kreeg) vanuit het OPZ Geel?
Vond u deze voldoende? Mist u of hebt u bepaalde zaken gemist in de begeleiding?
8. Heeft u het gevoel dat u een goed sociaal leven kan of kon uitbouwen in de buurt van
uw pleeggezin?
9. Kan u met concrete voorbeelden beschrijven waarom u wel of niet een goed sociaal
leven kon opbouwen in de buurt van uw pleeggezin?
10. Hoe denkt u dat het pleeggezin bij wie u woont of woonde uw verblijf daar ervaart of
ervaren heeft?
Ik weet het niet
11. Zou u het andere personen in een gelijkaardige situatie als u aanbevelen om in een
pleeggezin te verblijven?
er wel
227
Tot slot hebben we nog een aantal korte algemene vragen. Hierna kan u
deelnemen aan de verloting van de bons en indien gewenst uw gegevens
opgeven om een samenvatting van de resultaten te ontvangen.
1. Wat is de postcode van de plaats waar u woont? _________
2. Wat is uw geslacht?
3. Wat is uw leeftijd? _____________
4. Wat is uw huidige burgerlijke staat?
5. Heeft u inwonende kinderen?
6. Hoeveel personen maken deel uit van uw natuurlijke gezin, uzelf inbegrepen, maar
zonder de patiënten mee te rekenen die u eventueel opvangt. __________
7. Wat is uw tewerkstelling?
tewerkstelling
-)pensioen
8. Hieronder volgen een aantal uitspraken over het gebruik van diensten van geestelijke
gezondheidszorg. Gelieve naast elke uitspraak aan te duiden of deze voor u van
toepassing is of niet.
JA NEE
Ik ken mensen in mijn nabije omgeving die te kampen hebben met
psychische problemen
Ik ken mensen die zich opgegeven hebben als psychiatrisch pleeggezin
Ik ken mensen die als patiënt in een psychiatrisch pleeggezin wonen
Ik heb zelf ooit een beroep gedaan op een hulpverlener voor psychische
problemen
228
9. Wenst u een samenvatting van het rapport te ontvangen dat hierover binnen een
aantal maanden zal verschijnen?
Wenst u deel te nemen aan de verloting van de bongo-bons?
Zo ja, geef hieronder het adres waarop de samenvatting en/of de bongo-bon mag
toegestuurd worden. Deze gegevens staan los van de enquête en worden niet aan uw
antwoorden gekoppeld waardoor uw anonimiteit in de studie gegarandeerd blijft.
Voornaam: ________________________
Naam: ________________________
Straat: ________________________
Huisnummer: ________________________
Bus: ________________________
Postcode: ________________________
Gemeente: ________________________
229
Bijlage 7 Bevraging van de algemene bevolking
1. Werkt u in het OPZ Geel?
2. In welke mate bent u vertrouwd met de psychiatrische gezinsverpleging?
e psychiatrische gezinsverpleging
In de psychiatrische gezinsverpleging worden personen met een psychiatrische problematiek
opgevangen in een pleeggezin, voor korte of lange duur. Dit systeem bestaat al sinds de 14e
eeuw in Geel en wordt sinds 10 april 1991 ook bij wet geregeld.
Dit systeem bestaat ook in het buitenland (bv. Duitsland, Italië, Frankrijk), waar het een vaste
component is in het aanbod van zorgorganisaties. In België wordt psychiatrische
gezinsverpleging enkel aangeboden in Geel en Lierneux.
3. Bent u patiënt in de psychiatrische gezinsverpleging of bent u dit ooit geweest?
patiënten
bevraging voor de patiënten
4. Heeft u ooit een psychiatrische patiënt in uw gezin opgevangen?
voor de pleeggezinnen
5. Zou u het in de toekomst overwegen om een psychiatrische patiënt in uw gezin op te
vangen?
Ik weet het niet
230
6. Kan u toelichten waarom u dit eerder of zeker niet zou doen? Wat zou hier voor u
tegenover moeten staan?
7. Kan u toelichten waarom u dit mogelijks of zeker wel zou doen? Wat zou hier voor u
tegenover moeten staan?
8. Heeft u het gevoel dat patiënten die in pleeggezinnen wonen een goed sociaal leven
kunnen uitbouwen?
r wel
Ik weet het niet
9. Kan u hier concrete voorbeelden van geven?
10. Wat zou u ervan vinden wanneer een vriend of familielid met psychische problemen in
de psychiatrische gezinsverpleging verbleef zoals deze nu georganiseerd is? Zou u dit
een goede aanpak vinden en waarom wel of niet?
231
11. Vindt u dat patiënten binnen de psychiatrische gezinsverpleging een zinvol en waardig
leven leiden?
Ik weet het niet
12. De laatste jaren zijn er steeds minder patiënten en pleeggezinnen in de psychiatrische
gezinsverpleging. Hoe komt dit volgens u? Moet hier volgens u iets aan gedaan
worden en zo ja, wat zou dit kunnen zijn?
13. Momenteel bestaat de psychiatrische gezinsverpleging op twee plaatsen in België,
namelijk in Geel (Vlaanderen) en in Lierneux (Wallonië). Vindt u dat dit ook in
andere regio’s van het land zou moeten bestaan? Waarom wel of waarom niet?
14. Heeft u nog suggesties over hoe psychiatrische gezinsverpleging in de toekomst kan
verbeterd worden?
232
Tot slot hebben we nog een aantal korte algemene vragen. Hierna kan u
deelnemen aan de verloting van de bons en indien gewenst uw gegevens
opgeven om een samenvatting van de resultaten te ontvangen.
1. Wat is de postcode van de plaats waar u woont? _________
2. Wat is uw geslacht?
3. Wat is uw leeftijd? _____________
4. Wat is uw huidige burgerlijke staat?
5. Heeft u inwonende kinderen?
6. Hoeveel personen maken deel uit van uw natuurlijke gezin, uzelf inbegrepen, maar
zonder de patiënten mee te rekenen die u eventueel opvangt. __________
7. Wat is uw tewerkstelling?
ekteverlof of in invaliditeit
-)pensioen
8. Hieronder volgen een aantal uitspraken over het gebruik van diensten van geestelijke
gezondheidszorg. Gelieve naast elke uitspraak aan te duiden of deze voor u van
toepassing is of niet.
JA NEE
Ik ken mensen in mijn nabije omgeving die te kampen hebben met psychische
problemen
Ik ken mensen die zich opgegeven hebben als psychiatrisch pleeggezin
Ik ken mensen die als patiënt in een psychiatrisch pleeggezin wonen
Ik heb zelf ooit een beroep gedaan op een hulpverlener voor psychische
problemen
233
9. Wenst u een samenvatting van het rapport te ontvangen dat hierover binnen een
aantal maanden zal verschijnen?
Wenst u deel te nemen aan de verloting van de bongo-bons?
Zo ja, geef hieronder het adres waarop de samenvatting en/of de bongo-bon mag
toegestuurd worden. Deze gegevens staan los van de enquête en worden niet aan uw
antwoorden gekoppeld waardoor uw anonimiteit in de studie gegarandeerd blijft.
Voornaam: ________________________
Naam: ________________________
Straat: ________________________
Huisnummer: ________________________
Bus: ________________________
Postcode: ________________________
Gemeente: ________________________
234