op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 sda-draft 5. regelgeving,...

84
Op weg naar een betere toegankelijkheid Een overzicht van een aantal uitvoeringsvarianten en hun bouwtechnische aandachtspunten Sda Draft 2-Jun-15 DEEL SANITAIR

Upload: dinhbao

Post on 07-Feb-2018

215 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

Op weg naar een betere

toegankelijkheid

Een overzicht van een aantal

uitvoeringsvarianten en hun

bouwtechnische aandachtspunten

Sda Draft 2-Jun-15

DEEL SANITAIR

Page 2: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 1 SDA-DRAFT

1. INHOUDSOPGAVE: 2. Voorwoord ...................................................................................................................................... 3

3. Doelstellingen document................................................................................................................. 5

4. Terminologie en gebruikte symbolen.............................................................................................. 6

5. Regelgeving, Normering & Literatuur ............................................................................................ 8

5.1. Regelgeving ............................................................................................................................ 8

5.1.1. België .............................................................................................................................. 8

5.1.2. Buitenland ....................................................................................................................... 9

5.2. Normering ............................................................................................................................... 9

5.3. Literatuur............................................................................................................................... 10

6. Sanitair .......................................................................................................................................... 11

6.1. Het toilet................................................................................................................................ 13

6.1.1. Fiche 01 – Toegankelijk toilet met wastafel ................................................................. 14

6.1.2. Fiche 02 – ‘Toegankelijk toilet’ zonder wastafel .......................................................... 19

6.1.3. Fiche 03 – Changing Place Facilities ............................................................................ 23

6.1.4. Fiche 04 – Toilet, (semi-)ambulante gebruiker ............................................................. 25

6.1.5. Fiche 05 – Aanpasbare toiletruimte .............................................................................. 27

6.1.6. Fiche 06 – ‘Rolstoelbezoekbaar toilet’ ......................................................................... 31

6.1.7. Fiche 07 – Hoogte toilet ................................................................................................ 34

6.1.8. Fiche 08 – Lengte toilet ................................................................................................ 37

6.1.9. Fiche 09 – De wastafel .................................................................................................. 40

6.1.10. Fiche 10 - Hulpmiddelen & accessoires ........................................................................ 44

6.1.11. Fiche 11 – Verlichting en contrast ................................................................................ 50

6.2. De douche ............................................................................................................................. 53

6.2.1. Fiche 12 - De doucheruimte .......................................................................................... 54

6.2.2. Fiche 13 - De douchevloer ............................................................................................ 56

6.2.3. Fiche 14 - Doucheafvoer ............................................................................................... 63

6.2.4. Fiche 15 - Douchewanden ............................................................................................. 67

6.2.5. Fiche 16 - Verschillende hulpmiddelen en accessoires ................................................. 71

6.2.6. Fiche 17 - Elektriciteit, verlichting & contrasten .......................................................... 75

7. Vloeren en buitenverharding: ........................................................................................................ 78

8. Schrijnwerk ................................................................................................................................... 78

9. Bibliografie ................................................................................................................................... 78

Page 3: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 2 SDA-DRAFT

Page 4: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 3 SDA-DRAFT

2. VOORWOORD Thema’s als toegankelijkheid en Universal Design krijgen meer en meer aandacht bij de realisatie van

bouwprojecten. Personen met een beperking in de breedste zin van het woord willen maximaal

kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven en dan is een toegankelijk gebouwde omgeving

één van de randvoorwaarden.

De aandacht die toegankelijke gebouwen krijgen situeert zich op verschillende niveaus, gaande van

nieuwe regelgeving, aandacht voor het onderwerp bij het uitwerken van normen,

productontwikkeling, innovatie, evaluatiesoftware,… Het aanbod aan publicaties en richtlijnen is erg

groot, zo zijn bijvoorbeeld de normbepalingen van de regelgevingen in de verschillende Gewesten

niet uniform. Door even over de grens te kijken leren we wat in de ons omringende landen als norm of

regelgeving wordt aangehouden. Landen als de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk hebben

een sterke traditie op gebied van toegankelijk bouwen en de regelgeving wordt er vaak sterker

onderbouwd met onderzoeksactiviteiten, testopstellingen of bevraging van eindgebruikers. Bovendien

is deze informatie vaak gewoon publiek beschikbaar, waardoor men de pro’s en contra’s van bepaalde

eisen kan evalueren.

Regelgeving is immers één zaak. Wanneer men in moeilijke omstandigheden (bijvoorbeeld bij

renovatie) een maximale toegankelijkheid wil garanderen, of wanneer men wil innoveren en

vernieuwende oplossingen op de markt wil brengen, dan is achtergrondkennis essentieel. De

bouwheer, producent, ontwerper of uitvoerende aannemer heeft vaak geen/beperkt zicht op de

achtergrondkennis of het waarom van bepaalde voorschriften.

In dit document komt ook de woningbouw aan bod. De principes van levenslang wonen en

aanpasbaarheid stellen enkele technische uitdagingen die in onderstaande fiches ook hun oplossing

kunnen vinden.

Individuele woningaanpassing en oplossingen op maat worden hier niet behandeld, de individuele

woningaanpassing gebeurt meestal na adviesverlening door een ergotherapeut. Ook de specifieke

uitdagingen verbonden aan zorgverlening (ruimtebehoefte zorgverlening, mogelijke hulpmiddelen

zoals tillift) komen hier niet aan bod. Dit document wil en kan niet zo ver gaan om voor alle situaties

een antwoord te bieden. Het mag hopelijk wel een bron van inspiratie zijn bij de realisatie van een

betere toegankelijkheid, een stap in de richting van een grotere uniformiteit bij de eisen/ criteria en

een brug slaan tussen de toegankelijkheidssector en de bouwsector.

Voor de uitwerking van dit document werden een aantal werkgroepen samengesteld, waar de inhoud

werd besproken:

Samenstelling van de werkgroep ‘Toegankelijkheid van sanitair’: Bart Bleys (WTCB), Mieke Broeders (Enter), Stefan Danschutter (WTCB), Jan Desmyter (WTCB), Raf Geudens (Aquaconcept), Danny

Neyens (Bureau voor architectuur en planning), Kathleen Polders (Enter), Jan Staes (Geberit), Hubert Talier (Aquaconcept), Philippe Van

Houcke (Villeroy & Boch Bath & Wellness), Tinne Vangheel (WTCB), Julie Vanhalewyn (CAWaB/Plain-pied) en Hugo Vankeymeulen

(Gyproc Saint-Gobain Construction Products)

Samenstelling van de werkgroep ‘Toegankelijkheid van vloeren en buitenverhardingen’: Karolien Baldewijns (TMK), Anneleen Bergiers (OCW), Mieke Broeders (Enter), Stefan Danschutter (WTCB), Jan Desmyter (WTCB),

Marie-Madeleine Mennens (M3 Architects – Mennens MM), Kathleen Polders (Enter), Tinne Vangheel (WTCB), Julie Vanhalewyn

(CAWaB/Plain-pied), Joeri Verellen (TMK), Tom Verstaen (Karweidienst Verstaen), Lieve Vijverman (FEBE), Ann Volckaert (OCW) en

Lisa Wastiels (WTCB)

Page 5: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 4 SDA-DRAFT

Samenstelling van de werkgroep ‘Toegankelijkheid van schrijnwerk’ TC Binnenschrijnwerk

De verdere samenstelling van deze werkgroep zal bepaald worden door de laatste vergadering (mei/juni 2015)

Page 6: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 5 SDA-DRAFT

3. DOELSTELLINGEN DOCUMENT Dit document moet resulteren in een WTCB-rapport. Dit betekent dat het gaat over een publicatie die

meer fundamentele informatie over een bepaald domein uit de bouwsector verzamelt en kritisch

evalueert. Voor dit document is het centrale domein ‘toegankelijkheid van gebouwen’ en ‘levenslang

wonen’, met aandacht voor de onderwerpen sanitair, vloeren & buitenverhardingen en schrijnwerk.

Op basis van deze opdeling zijn er drie hoofdstukken, waarbij de doelstellingen per hoofdstuk werden

aangepast aan het onderwerp en de beschikbare informatie. Ieder hoofdstuk is opgebouwd uit fiches

die telkens dezelfde structuur hebben. De fiches zijn in hun geheel te lezen aangezien er ook

oplossingen worden vermeld die kritisch geëvalueerd worden. Hieronder een korte omschrijving met

de doelstellingen van de drie afzonderlijke hoofdstukken:

Hoofdstuk 6 – Sanitair:

Dit hoofdstuk bespreekt sanitair, met aandacht voor het toilet en de inloopdouche. Er worden

een aantal uitvoeringsvarianten overlopen, met aandacht voor de verschillende deelaspecten

en de uitvoering door verschillende beroepstakken. Er wordt ook nagegaan hoe er een link

kan worden gelegd met de databank Techcom, de databank bouwproducten van het WTCB.

Hoofdstuk 7 – Vloeren en buitenverhardingen:

Er bestaan verschillende documenten (onder de vorm van gidsen en richtlijnen), die een

uitspraak doen over materialen die men kan gebruiken voor de realisatie van een toegankelijk

pad, een wegverharding of een vloer. Meestal resulteert dit in lijsten van materialen of

samenstellingen die men kan gebruiken voor de realisatie hiervan. Herhaling wordt vermeden

door dieper in te zoomen op testprocedures en beoordelingscriteria die toelaten om

materiaalonafhankelijke beoordelingen uit te voeren. Bestaande testprocedures en

proefopstellingen worden besproken en de ervaringen opnieuw gebundeld in fiches.

Hoofdstuk 8 – Schrijnwerk:

Dit hoofdstuk bespreekt schrijnwerk, met aandacht voor ramen, deuren en trappen. Er wordt

aandacht besteed aan de toegankelijkheid, maar tegelijk worden ook de andere

bouwtechnische eisen niet uit het oog verloren. Mogelijke alternatieve oplossingen voor

‘moeilijke situaties’ worden in kaart gebracht. Ook in dit hoofdstuk wordt nagegaan hoe er

een link kan gelegd worden met de databank Techcom, de databank bouwproducten van het

WTCB.

Page 7: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 6 SDA-DRAFT

4. TERMINOLOGIE EN GEBRUIKTE SYMBOLEN

Integrale

toegankelijkheid

Integrale toegankelijkheid betekent dat gebouwen, omgeving en

dienstverlening bereikbaar, betreedbaar en bruikbaar moeten zijn voor

iedereen. Iedereen moet deze bovendien op een onafhankelijke en

gelijkwaardige manier kunnen gebruiken. Verschillende behoeften van

mensen worden zo op een vanzelfsprekende wijze geïntegreerd in

voorzieningen die bruikbaar zijn voor iedereen [Definitie ‘Enter vzw’]

Universal Design An approach to design that incorporates products as well as building

features which, to the greatest extent possible, can be used by everyone.

[Definitie ‘Ron Mace’]. Andere termen die men ook vaak terugvindt zijn

‘design for all’ of ‘inclusive design’

Meegroeiwonen Meegroeiwonen is een duurzame, lange termijnvisie op wonen en bouwen.

Het biedt zowel antwoorden op demografische evoluties als op de

veranderende noden en wensen van het individuele leven. Het heeft zowel

betrekking op de individuele wooneenheid als op het wijk- en buurtniveau

en het gemeentelijk/stedelijk weefsel [Definitie ‘Ontwerpgids

Meegroeiwonen’]

Aanpasbaarheid Aanpasbaar bouwen is een manier van ontwerpen en bouwen waarbij

nieuwe woningen en appartementen eenvoudig en tegen lage kosten

kunnen worden aangepast in functie van de veranderende noden van de

bewoners. Aanpasbaar bouwen maakt dat aanpassingen vlotter kunnen

gebeuren, maar biedt geen garantie voor een individuele situatie, in

bepaalde gevallen moet gekozen worden voor aangepast bouwen.

Levenslang wonen

Aangepast bouwen Aangepast bouwen betekent bouwen voor personen met een specifieke

handicap, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt.

Antropometrie Antropometrie is toegepaste antropologie. Het woord betekent letterlijk

‘het meten van mensen’ en houdt zich bezig met het vaststellen van

afmetingen en verhoudingen van het menselijk lichaam. Antropometrie

speelt een belangrijke rol in industrieel ontwerpen, ergonomie en

architectuur, waar de statistische data over de verdeling van de

lichaamsmaten gebruikt worden om een product, werkpost of ruimte te

optimaliseren.

Ergonomie Ergonomie is de professionele discipline die borgt dat systemen, taken en

functies, producten, machines, userinterfaces en de omgeving zodanig

ontworpen zijn dat deze afgestemd zijn op de fysieke en mentale

vermogens en vaardigheden van de mensen (Def.: Handboek

Ergonomie/Arbo)

Reflectiecoëfficiënt/LRV: NBN L 13-001 (2.7.1) (Resulterende) reflectiefactor (van een lichaam):

Verhouding tussen de totale door dit lichaam teruggekaatste lichtstroom

en de totale invallende lichtstroom (symbool: )

BS 8493 (Light Reflectance Value – LRV):

Proportion of visible light reflected by a surface, weighted for the

sensitivity to light of the human eye.

Note: This is equivalent to CIE Tristimulus value Y10 when viewed under

illuminant D65 and when measured with the appropriate specimen and

measurement geometry.

Kleurverschil: Het kleurverschil wordt uitgedrukt in E en het is een maat voor de

afstand tussen twee kleuren. Deze waarde is in oorsprong gebaseerd op

Page 8: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 7 SDA-DRAFT

een berekening in de L*a*b*-kleurruimte of CIELAB-ruimte (1976),

waarbij het kleurverschil wordt uitgedrukt als:

E = √(𝐿1 − 𝐿2)2 + (𝑎1 − 𝑎2)

2 + (𝑏1 − 𝑏2)2

Intussen is deze formule verder geëvolueerd en verbeterd, zodat de

bekomen waarde beter aansluit bij het werkelijk waargenomen

kleurverschil en dit voor de volledige kleurruimte:

→ CIE 1994 – formule

→ CIE 2001 - formule

Vlakheid: De vlakheid van een vloer wordt bepaald door de afwijkingen van het

oppervlak van die vloer in plus of in min ten opzicht van een bepaald

‘referentievlak’ – theoretisch het peil van die vloer. Om de vlakheid van

een vloer praktisch te kunnen meten wordt gebruik gemaakt van een lat

die men op de vloer plaatst (Error! Reference source not found.). De

keuze van de tolerantie op de vlakheid van de vloer is functie van de

gekozen vloerbedekking, het gebruik ervan en het gewenste uitzicht.

Niveauverschil Het niveauverschil is het maximum toegelaten hoogteverschil tussen twee

aangrenzende vloer- of straatelementen.

Textuur: De textuur van een wegdek kan omschreven worden als de afwijking van

het wegdek ten opzichte van het perfecte vlak, een ander woord is de

ruwheid. Men maakt een onderscheid tussen microstextuur (0,5 mm),

macrostextuur (0,5 – 50 mm), megatextuur (50 – 500 mm) en

oneffenheden (> 500 mm).

Stabiliteit De stabiliteit van een ondergrond wordt bepaald door de mate waarin hij

weerstand biedt aan vervormingen ten gevolge van schuifspanningen of

drukspanningen.

Stroefheid/Slipweerstand De stroefheid wordt gedefinieerd als de wrijvingsweerstand bij contact

tussen een voet of een band en het weg- of vloeroppervlak. De

wrijvingsweerstand bij lage snelheden (voetgangers, rolstoelgebruikers)

wordt vooral bepaald door de microstructuur van het oppervlak (zie

textuur). Het tegenovergestelde van een stroef oppervlak is een glad

oppervlak, een oppervlak dient dus een voldoende slipweerstand te

bezitten.

Rolweerstand De rolweerstand is de weerstand die een wiel ondervindt wanneer het

wordt voortbewogen over een bepaald oppervlak.

Geleidelijn Met een geleidelijn wordt een speciaal voor de geleiding van blinden en

slechtzienden aangebracht kunstmatig element bedoeldt, dat als

oriëntatiepunt of als ononderbroken geleiding bij het lopen kan gebruikt

worden.

Gidslijn Met een gidslijn wordt een natuurlijk in de ruimte aanwezig element

bedoeld dat, hoewel niet specifiek met dit doel aangebracht, kan gebruikt

worden als oriëntatiepunt of als ononderbroken geleiding bij het lopen. TABEL 1: GEHANTEERDE TERMINOLOGIE

Page 9: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 8 SDA-DRAFT

5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten documenten waarmee rekening werd

gehouden in onderstaande fiches. Het betracht geen volledigheid, maar wel een referentiekader

waarnaar kan verwezen worden.

5.1. REGELGEVING

5.1.1. BELGIË De regelgeving op gebied van toegankelijkheid van gebouwen is in België een bevoegdheid van de

Gewesten, zowel het toepassingsgebied als de normbepalingen zullen dus enigszins verschillend zijn

in het Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Vlaanderen:

In Vlaanderen is er het Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een gewestelijke

stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid van gebouwen (BVR 05/06/2009 - BS

02/09/2009), dit besluit is sinds 01/03/2010 van kracht en heeft intussen reeds een aantal aanpassing

ondergaan (BVR 18/02/2011 – BS 21/03/2011). Deze stedenbouwkundige verordening valt onder het

decreet Ruimtelijke Ordening, wat betekent dat de controle plaatsvindt bij het aanvragen van een

Stedenbouwkundige Vergunning. Enkel de op plan afleesbare elementen maken dus onderdeel uit van

de normbepalingen opgenomen in de verordening. Uiteraard vereist een integraal toegankelijke

gebouwde omgeving veel meer dan de op plan afleesbare elementen, denken we maar aan het gebruik

van contrasten, het plaatsen van beugels,… Hulpmiddelen worden ter beschikking gesteld onder de

vorm van een online handboek, een checklist en een website: http://www.toegankelijkgebouw.be

(01/01/2015)

Brussel:

In Brussel is er het Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BBHG 21/11-

2006 – BS 19/12/2006) tot goedkeuring van de Titels I tot VIII van de Gewestelijke

Stedenbouwkundige Verordening, van toepassing op het volledige grondgebied van het Brussels

Hoofdstedelijk Gewest. Het Besluit is opgedeeld in 8 titels waarbij specifiek voor toegankelijkheid

vooral de titels IV & VII relevant zijn.

Titel IV: Toegankelijkheid van gebouwen voor personen met beperkte mobiliteit

Titel VII: De wegen, de toegangen ertoe en de naaste omgeving ervan

Deze stedenbouwkundige verordening valt onder het Brussels Wetboek Ruimtelijk Ordening en ook

hier is het dus bij aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning dat de nodige controles worden

uitgevoerd, wat in Titel IV van de verordening is terug te vinden is wel niet beperkt tot de op plan

afleesbare elementen.

Meer informatie over de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening: http://www.gsv.irisnet.be

Wallonië:

In Wallonië is er de Code Wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme, du patrimoine et de

l’énergie waarin net als de andere Gewesten voorschriften zijn terug te vinden voor de

toegankelijkheid van gebouwen. Artikel 414 van het CWATUPE beschrijft het toepassingsdomein,

welke types gebouwen dus moeten voldoen aan de normbepalingen die beschreven zijn in artikel 415.

Page 10: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 9 SDA-DRAFT

Net als in de andere gewesten gebeurt de controle bij aanvraag van een stedenbouwkundige

vergunning. De normbepalingen die zijn terug te vinden in artikel 415 van het CWATUPE, zijn niet

beperkt tot de plan afleesbare elementen.

Meer informatie over de artikels 414 & 415 van de CWATUPE:

http://mrw.wallonie.be/dgatlp/dgatlp/Pages/DGATLP/PagesDG/CWATUP/GEDactualise/GED/gedLi

steArbo.asp

5.1.2. BUITENLAND Ook in de ons omringende landen bestaat er regelgeving, hieronder een overzicht van de landen die

tevens beschikken over een normering en dus mogen beschouwd worden als het meest

vooruitstrevend op gebied van toegankelijk bouwen.

Land Regelgeving

Verenigd Koninkrijk Building Regulations – Part M: Access to and use of buildings

Nederland Nederlandse Bouwbesluit – Afdeling 4.4: Bereikbaarheid en

toegankelijkheid nieuwbouw

Duitsland De regelgeving wordt bepaald door de verschillende Länder

Frankrijk Code de la construction et de l’habitation

Partie législative: articles L 111-7 à L 111-8-4

Partie réglementaire: articles R 111-18 à R 111-19-30

Spanje CTE – Código Técnico de la edification

Seguridad de Utilización y Accesibilidad

Verenigde Staten Americans with Disability Act (ADA)

ADA Standards

Denemarken Building Regulations – Design, layout and fitting out of buildings

3.2 Access/Accessibility

Oostenrijk De regelgeving wordt bepaald door de verschillende Länder TABEL 2: OVERZICHT VAN REGELGEVING IN EEN AANTAL LANDEN

5.2. NORMERING

Naast regelgeving wordt er ook binnen normering gezocht naar manieren om thema’s als

toegankelijkheid en maximale bruikbaarheid van producten (Universal Design) te integreren in het

normalisatieproces.

Onder ‘normen’ verstaan we niet hetzelfde als ‘normbepalingen’. Verschillende van de hierboven

opgesomde regelgevingen bevatten normbepalingen, maar zijn geen normen. In België worden

normen uitgegeven door het Belgisch Instituut voor Normalisatie. In principe zijn normen niet

bindend, niettemin worden de gehomologeerde of geregistreerde Belgische normen juridisch

beschouwd als de regels van de kunst of de goede praktijk.

België heeft, net als de meeste landen uit de Europese Unie, geen norm voor de toegankelijkheid van

gebouwen. Internationaal is er sinds 2011 de norm ISO 21542[1]

‘Building construction – accessibility

and usability of the built environment’. Hoewel deze normen internationaal werd opgesteld zijn er

slechts weinig landen die deze ook effectief hebben overgenomen. Binnen de Europese Unie zijn er

zeven landen die een eigen normalisatie voor de toegankelijkheid van gebouwen hebben uitgewerkt.

Een aantal landen hebben zelfs verschillende normen, die verschillende deelaspecten behandelen.

Hieronder een overzicht van de belangrijkste normen:

Comment [SDA1]: In herziening, dus bij publicatie vermoedelijk aan te passen

Comment [SDA2]: Al niet meer zo recent – update nodig?

Page 11: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 10 SDA-DRAFT

Land Norm (ter illustratie – niet limitatief)

Verenigd Koninkrijk[2]

BS 8300: Design of buildings and their approaches to meet the needs of

disabled people – code of practice

Nederland[3]

NEN 1814: Toegankelijkheid van buitenruimten, gebouwen en woningen

Duitsland[4]

DIN 18040-1: Barrierefreies Bauen – Planungsgrundlagen – Teil 1:

Öffentlich zugängliche Gebaüde

Frankrijk[5]

BP P96-102: Accessibilité aux personnes handicapées – Guide de bonnes

pratiques sur la gouvernance de la chaîne de l’accessibilité d’un bâtiment

et de ses abords

Spanje[6]

UNE 41500: Accesibilidad en la edificación y el urbanismo

Criterios generals de diseño

Verenigde Staten[7]

ICC A117.1: Accessible and usable buildings and facilities

Denemarken[8]

DS 3028: Accessibility Standard

Oostenrijk[9]

Önorm B1600: Building without barriers – design principles TABEL 3: OVERZICHT VAN EEN AANTAL NORMEN

Ook op Europees niveau zijn er een aantal initiatieven die de toegankelijkheid van de bebouwde

omgeving moeten verbeteren. In de fundamentele eisen van de Bouwproductenverordening wordt, in

tegenstelling tot vroeger, de toegankelijkheid van gebouwen voor personen met beperkingen

uitdrukkelijk vermeld. Deze BPV is de opvolger van de BPR (Bouwproductenrichtlijn). De wijze

waarop deze nieuwe vereiste de volgende jaren zal geïntegreerd worden in het Europese

normalisatieproces is vooralsnog niet bekend.

Verder werd reeds in 2001 onder mandaat M/238 van de Europese Commissie de CEN/CENELEC

Guide 6 uitgewerkt: ‘Guidelines for standard developers to adress the needs of older persons and

persons with disabilities’. De impact van dit document bleef evenwel beperkt, zowel de moeilijke

implementatie in productnormen als het niet verplichtend karakter ervan hebben hierin ongetwijfeld

meegespeeld. In 2014 is er een nieuwe draftversie van dit document verschenen.

5.3. LITERATUUR

De literatuurstudie voor dit rapport was zeer uitgebreid evenals de aard der documenten. In grote

lijnen wordt naar volgende types documenten verwezen:

Publicaties die gebaseerd zijn op hetzij ervaring van de auteur, hetzij bevraging van

eindgebruikers

Publicaties die gebaseerd zijn op biomechanische, antropometrisch of ergonomische studies,

veelal gekoppeld aan het uitvoeren van bepaalde handelingen of acties. Het

toepassingsdomein is meestal beperkt tot de omschreven handeling of actie, extrapolatie naar

andere situaties moet met de nodige omzichtigheid gebeuren.

Publicaties die een vergelijking opzetten van bestaand onderzoek en normen. Vergelijkbaar

met de doelstellingen van dit document

Publicaties die relevante technische informatie bevatten: Technische Voorlichtingsnota’s,

normen, Technische Specificaties,…

Binnen de literatuurstudie is er in het bijzonder aandacht besteed aan publicaties die verschenen zijn

in België en de verschillende actoren die actief zijn op het gebied van toegankelijk bouwen. In de

verschillende fiches wordt verwezen naar de documenten en een literatuurlijst is toegevoegd op het

einde van dit document.

Page 12: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 11 SDA-DRAFT

6. SANITAIR Het voorzien van toegankelijk sanitair is een basisvereiste die de zelfredzaamheid en de

maatschappelijke participatie van personen met een beperking, in de breedste zin van het woord, kan

verbeteren. De wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt in haar gids voor de ontwikkeling van

‘global age-friendley cities’: “The availability of clean, conveniently located, well-signed, handicap-

accessible toilets is generally regarded as an important age-friendly feature of the built environment.”

De uitvoering van toegankelijk sanitair is ongetwijfeld één van de meer complexe onderdelen bij de

realisatie van een toegankelijk bouwproject. De regelgeving toegankelijkheid in de drie Gewesten

bevat voorschriften voor de realisatie van toegankelijk sanitair in publiek toegankelijke gebouwen.

Deze eisen werden mee opgenomen in onderstaande paragraaf, waar toepasselijk. De regelgeving

voor toegankelijkheid van gebouwen biedt jammer genoeg geen garanties om te komen tot een

‘integrale toegankelijkheid’. Hulpmiddelen zoals het ‘Vlaams Handboek Toegankelijkheid’ of de

‘Guide d’aide à la conception d’un bâtiment accessible’ bieden op dat ogenblik bijkomende

informatie zodat niet enkel de op plan afleesbare elementen aan bod komen, maar alle

uitvoeringsaspecten van een goed toegankelijk sanitair, gaande van kleurcontrasten tot de positie van

de WC-rolhouder en de spoelknop.

Toch valt het op dat zowel de maatvoering als de keuze van ‘kritische maten’ verschilt in functie van

het geraadpleegde document. Dergelijke variatie is voor een stuk te verklaren door de grote groep van

eindgebruikers met een beperking, die allemaal bijzondere eisen stellen (voorbeeld: slechtziende met

een blindengeleidehond versus rolstoelgebruiker met een zware handicap). Anderzijds bemoeilijkt een

grote variatie in maatvoering de correcte uitvoering op de bouwplaats en kan bovendien de vraag

gesteld worden of iedere maat wel even ‘essentieel’ is voor een goede toegankelijkheid.

Het definiëren van een standaard is dus relevant, maar misschien nog relevanter is de

achtergrondkennis, de testen en bevragingen die de aanleiding hebben gegeven om voor een bepaalde

oplossing te kiezen.

Onderstaand hoofdstuk is opgedeeld in twee delen, enerzijds de toiletruimte (inclusief wastafel) en

anderzijds de doucheruimte. Beide komen frequent terug in de documenten waarnaar verwezen wordt.

Voor de toiletruimte wordt gestart met een aantal basisvarianten van typische toiletruimtes. Deze

eerste 6 fiches zijn het resultaat van een uitgebreide screening van normen en regelgeving, het zijn

uiteraard niet de enige oplossingen, maar ze zijn wel fundamenteel verschillend naar

gebruikersprofiel. Alternatieven worden voor een deel besproken in de fiches. Vervolgens wordt

telkens één deelaspect van een toegankelijke toilet- of doucheruimte meer in detail bekeken. De

literatuur werd geraadpleegd om bepaalde standpunten te onderbouwen of te becommentariëren.

Om de zaken overzichtelijk te houden werd besloten om de informatie beschikbaar te stellen aan de

hand van fiches. Telkens wordt per fiche volgende informatie weergegeven:

1. De Bron

2. Een figuur

3. Het toepassingsgebied

4. De eisen die gesteld worden aan de uitvoering

5. Opmerkingen inzake toegankelijkheid (op basis van literatuur & bespreking)

6. Opmerkingen inzake de uitvoering (op basis van literatuur & bespreking)

Rechtstreeks gebaseerd

op de bron

Verwerking bron naar

beroepstakken

Bemerkingen vanuit

Vlaams Netwerk

Toegankelijk Bouwen

Bron

Page 13: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 12 SDA-DRAFT

De punten 1 tot 4 komen overeen met wat in de oorspronkelijke documenten is terug te vinden, al dan

niet in een figuur of in de beschrijvende tekst bij de verschillende opstellingen. De punten 5 en 6 zijn

opmerkingen hetzij vanuit toegankelijkheid, hetzij vanuit een specifiek uitvoeringsaspect. Ook deze

opmerkingen zijn in de meeste gevallen gebaseerd op studies, normen, technische voorlichtingsnota’s

of regels van goede praktijk.

Bij bepaalde afbeeldingen staat een oranje vierkant. De oplossing die hier is weergegeven is slechts

een voorbeeld, het is de bedoeling om op termijn een overzicht te creëren in de databank met

bouwproducten van het WTCB (Techcom). Hierbij zal maximale complementariteit worden

nagestreefd met de databanken van hulpmiddelen (Vlibank, Eastin,…) bepaalde oplossingen bevinden

zich immers op het grensvlak Assistieve Technologie/Bouwproduct.

Page 14: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 13 SDA-DRAFT

6.1. HET TOILET

Het hoofdstuk toilet bestaat uit 11 fiches. De eerste 6 fiches verschillen van de overige in dit

document. Ze geven een beschrijving van enkele ‘typische’ toiletopstellingen, de maatvoering hiervan

en de verschillende elementen die in dergelijke toiletruimte aanwezig zijn. De opmerkingen inzake

toegankelijkheid en uitvoering focussen dan ook op deze algemene planconcepten, zonder in te gaan

op specifieke punten zoals de uitvoering van het toilet, de beugel of de wastafel. Deze worden

besproken in de fiches 07 tot 11.

Fiches 01 tot 06 – Een overzicht van typische toiletruimtes

Fiche 07 & 08 – De toiletpot

Fiche 09 – De wastafel

Fiche 10 – Verschillende hulpmiddelen & accessoires

Fiche 11 – Verlichting en contrast

Page 15: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 14 SDA-DRAFT

6.1.1. FICHE 01 – TOEGANKELIJK TOILET MET WASTAFEL

6.1.1.1. BRON

ISO 21542 – Building construction, accessibility and usability of the built environment[1]

BS 8300 – Design of buildings and their approaches, to meet the needs of disabled people – code of

practice[2]

Vlaamse verordening toegankelijkheid + Vlaams Handboek Toegankelijkheid[10]

Guide d’aide à la conception d’un bâtiment accessible[11]

6.1.1.2. FIGUUR

6.1.1.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:

Toegankelijk toilet – publieke gebouwen

6.1.1.4. UITVOERING TOILETRUIMTE:

Algemeen:

Het gaat hier ‘toegankelijke’ toiletten met een wastafel binnen de toiletruimte.

Ruwbouw:

[10]

De oppervlakte van de toiletruimte na afwerking is ≥ 165 x 220 cm (voor alternatieven – zie

opmerkingen inzake toegankelijkheid)

Voldoende draagkrachtige wanden voor de bevestiging van toilet, beugels en wastafel

Een draairuimte met minimale Ø 150 cm moet mogelijk zijn (deze mag overlappen met de

ruimte onder de aangepaste wastafel – zie Figure 1)

De deuropening situeert zich recht tegenover de toiletpot

[1] & [2]

De oppervlakte van de toiletruimte na afwerking is ≥ 170/220 cm [1]

, ≥ 150/220 cm [2]

Voldoende draagkrachtige wanden voor de bevestiging van toilet, beugels en wastafel

FIGURE 1: NAAR BRON [10]

FIGUUR LINKS: STAAND TOILET + VOLLEDIG ONDERRIJDBARE

WASTAFEL

FIGUUR RECHTS: HANGTOILET + ONDERRIJDBARE WASTAFEL

FIGURE 3: NAAR BRON [1] &

[2], TOEGANKELIJK TOILET

MET HANDWASTAFEL

FIGURE 2: NAAR BRON [11]

Page 16: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 15 SDA-DRAFT

De deuropening situeert zich recht tegenover de vrije opstelruimte naast de toiletpot

Een draairuimte met minimale Ø 150 cm moet mogelijk zijn, deze situeert zich voor de

toiletpot en mag overlappen met de handwastafel

[11]

De oppervlakte van de toiletruimte na afwerking is ≥ 220/220 cm

Voldoende draagkrachtige wanden voor de bevestiging van toilet, beugels en wastafel

De deuropening situeert zich recht tegenover de vrije opstelruimte naast de toiletpot

Minstens 50 cm opstelruimte naast de deur, deze mag niet overlappen met de wastafel

Minstens 110/130 cm vrije opstelruimte naast het toilet (gemeten t.o.v. de as van het toilet)

Schrijnwerk:

[1], [2], [10] & [11]

Naar buiten opendraaiende deur

Ergonomische deurbeslag, de deur kan zo nodig van buitenaf worden geopend

De deur is voorzien van een handgreep aan de binnenzijde

De vrije doorgangsbreedte van de deur is minstens 80 à 85 cm[1][2]

, 85 cm[11]

of 90 cm[10]

Sanitair:

[10]

Hoogte toiletzitting: 50 cm (zie Fiche 07 – Hoogte toilet)

Diepte toilet: 70 cm ten opzichte van de achterliggende wand (zie Fiche 08 – Lengte toilet)

Vrije opstelruimte naast het toilet van minstens 90 cm (laterale tranfer)

Vrije opstelruimte voor het toilet van minstens 120 cm (frontale transfer)

Vrije ruimte tussen toilet en overige toestellen minstens 90 cm (zie Fiche 09 – De wastafel)

Volledig onderrijdbare wastafel of beperkt onderrijdbare wastafel, met ruimte onder de

wastafel van minstens 70 cm hoog, 60 cm diep en 90 cm breed. (zie Fiche 09 – De wastafel)

Als de wastafel in een inwendige hoek geplaatst wordt bedraagt de afstand tussen die

inwendige hoek en de as van de wastafel minstens 50 cm

[1] & [2] (specifieke aandachtspunten):

Toegankelijk toilet, met wastafel bereikbaar vanaf de toiletzitting

Handwastafel bereikbaar vanaf de toiletzitting en met aandacht voor de positie van de kraan

Wastafel iets lager geplaatst, opnieuw vanuit een vlotte bereikbaarheid vanop de toiletzitting.

[11] (specifieke aandachtspunten):

Enkel de volledig onderrijdbare wastafel (diepte van 60 cm)

Geen overlap tussen de draaicirkel en de ruimte onder de wastafel

6.1.1.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:

Regelgeving:

Vlaanderen: De oplossingen uit Figure 1 respecteren de regelgeving, bij de andere figuren is er geen

120 cm voor het toilet

Brussel: Alle uitvoering beantwoorden aan de regelgeving

Wallonië: Alle uitvoeringen beantwoorden aan de regelgeving

Page 17: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 16 SDA-DRAFT

De draaicirkel met ø 150 cm:

Een draaicirkel met diameter 150 cm is gebaseerd op ervaring, men gaat er van uit dat dergelijke

ruimte voldoende is om een rolstoel (het meest kritisch) een draai te laten maken van 360°.

Opmetingen bij rolstoelgebruikers wijst uit dat deze ruimte eigenlijk nog vrij beperkt is (Tabel 4).

Welke ruimte precies nodig is hangt af van het type rolstoel, de mogelijkheden van de gebruiker en

het aantal bewegingen dat men ‘aanvaardbaar’ vindt om een draai van 360° (of in dit geval 180°) te

maken. Onderstaande tabel geeft de resultaten weer van een meting uitgevoerd bij ruim 354

rolstoelgebruikers (198 manueel, 140 elektrisch, 16 scooters). Hieruit blijkt dat men met een ruimte

van 150 cm ongeveer 80% van de geteste rolstoelgebruikers voldoende ruimte biedt.

Data source Sample size Min 5 % Mean 80 % 90 % 95 % Max

Manual chairs 198 1300 1300 1428 1500 1700 1700 2300

Power chairs 140 1100 1300 1450 1500 1700 1700 2100

Scooters 16 1300 1300 1600 1700 1700 2100 2100

Overall 354 1100 1300 1444 1500 1700 1700 2300

TABEL 4: 180-DEGREE TURNING WIDTH[12]

Vervolgens blijkt dat in bovenstaande toiletruimtes de draaicirkel gedeeltelijk overlapt met het toilet

(voetzone) en/of de wastafel (kniezone). Sommige documenten laten geen enkele overlapping toe[11]

,

andere beperken die overlapping in functie van een vlotte rotatie[13]

tot één zijde van de toiletruimte[14]

en nog andere documenten laten een overlapping toe aan twee zijden van de toiletruimte, afhankelijk

van de gekozen toestellen[15]

. Onderstaande figuren illustreren dit principe. Een rolstoel kan bij het

manoeuvreren hetzij overlappen met de ruimte onder de wastafel, hetzij met de ruimte onder het

toilet. Een kleinere wastafel zoals in Figure 1/rechts maakt dit mogelijk. Indien men een volledig

onderrijdbare wastafel wenst, zonder overlap met de draaicirkel, is Figure 2 een oplossing.

De frontale transfer (Figure 14):

De opstelling met handwastafel zoals weergegeven in Figure 3 wordt zelden toegepast. De frontale

transfer wordt bemoeilijkt door de handwastafel indien deze te diep is. Een voordeel van deze

opstelling is de mogelijkheid tot persoonlijke hygiëne vanaf de toiletzitting[2]

. Ook in Figure 2 is een

frontale transfer niet mogelijk, de ruimte van 120 cm voor de toiletpot ontbreekt door de positie van

de wastafel (zie Figure 14).

FIGURE 5: AANTAL BEWEGINGEN DIE

EEN ROLSTOELGEBRUIKER MOET

MAKEN OM EEN DRAAI VAN 360° TE

MAKEN BINNEN EEN DRAAICIRKEL

VAN 150 CM[13]. DE BEGINPOSITIE

(BLAUW) BINNEN DE CIRKEL SPEELT

UITERAARD EEN ROL

FIGURE 4:

↑ VOORBEELD VAN EEN

AANVAARDBARE

OVERLAPPING[14]

→ TWEE VOORBEELDEN VAN

ONAANVAARDBARE

OVERLAPPINGEN[14]

Page 18: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 17 SDA-DRAFT

Enkele varianten:

De hierboven opgesomde voorbeelden zijn uiteraard niet de enige mogelijkheden voor de realisatie

van een goed toegankelijk toilet. Bij het toepassen van andere opstellingen blijven echter dezelfde

principes van toepassing die hierboven zijn opgesomd.

Vervolgens kan men de grootte van de toiletruimte nog verder laten toenemen in functie van

assistentie of in functie van een vrije opstelruimte langs beide zijden van het toilet.

De positie van de toegangsdeur en de wastafel

hebben een invloed op de minimale afmetingen

van de toiletruimte, hieronder een toiletruimte

van 245/165 cm:

FIGURE 7: NAAR BRON [10]

De opstelruimte naast het toilet is een keuze, links of rechts van

het toilet (of beide). Indien er meerdere toegankelijke toiletten

zijn, wisselt men best af. Een onlinebevraging uitgevoerd door

‘Nulbarriere’, wijst uit dat van 330 respondenten, er 195 een

opstelruimte links van het toilet verkiezen en 135 kiezen voor de

opstelling rechts

Opstelruimte links:

# 195 of 59,1%

FIGURE 6: NAAR BRON – WWW.NULLBARRIERE.DE (2013-09-30)

Opstelruimte rechts:

# 135 of 40,9%

Bijkomende ruimte wordt gecreëerd

links van het toilet voor een

zorgverlener → keuze voor twee

opklapbare beugels met geïntegreerde

WC-rolhouder. Oppervlakte

toiletruimte (180/220 cm)

FIGURE 9: NAAR BRON – HANDBOEK

VOOR TOEGANKELIJKHEID (NL) [106]

Grote toiletruimte

met opstelruimte

aan beide zijden

van het toilet.

Dergelijke ruimtes

kunnen ook

gebruikt worden

voor het plaatsen

van een

kinderverzorgings-

tafel om het

plaatsverlies te

beperken.

(Oppervlakte

toiletruimte

220/220 cm)

FIGURE 8: NAAR BRON [10]

Page 19: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 18 SDA-DRAFT

6.1.1.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:

Algemeen:

Een aantal van de hierboven opgesomde maten zijn moeilijk verifieerbaar in de praktijk: de mate

waarin een draaicirkel overlapt met wastafel en toilet, de afstand tussen wastafel en toilet van

minstens 90 cm,… Dergelijke maten zijn makkelijk afleesbaar op plan, maar moeilijker te controleren

bij uitvoering.

Sanitair:

Hierboven werd reeds aangegeven dat een volledig onderrijdbare wastafel (zie Fiche 09 – De

wastafel) mogelijks problemen kan opleveren in combinatie met de draaicirkel (Figure 4), maar ook

de afstand tussen wastafel en toilet is binnen een toiletruimte van 165/220 cm zeer nipt indien men

kiest voor dergelijk model van wastafel. Onderstaande figuren illustreren dit. De keuze van de beugels

bepaalt de afstand tussen wastafel en toilet, indien er twee uitkragende beugels geplaatst worden

(Figure 10 - rechts) kiest men dus best voor een iets kleinere wastafel of een grotere breedte van de

toiletruimte.

Hieronder nog even kort de criteria:

90 cm vrije opstelruimte naast het toilet

120 cm vrij opstelruimte voor het toilet

90 cm tussen wastafel en toilet

50 cm tussen de wastafel en een

inwendige hoek van de toiletruimte

draaicirkel ø 150 cm

toiletruimte 165/220 cm

← opstelling met vaste beugel tegen de

wand

→ opstelling met uitkragende beugel

tegen de achterliggende wand

Vlot te realiseren

Kritisch

Onmogelijk in gegeven opstelling

FIGURE 10: ENKELE OPMERKINGEN BIJ DE UITVOERING EN MAATVOERING VAN EEN TOEGANKELIJKE

TOILETRUIMTE

Page 20: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 19 SDA-DRAFT

6.1.2. FICHE 02 – ‘TOEGANKELIJK TOILET’ ZONDER WASTAFEL

6.1.2.1. BRON:

GSV Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Titel IV – artikel 13[16]

CWATUPE – art. 415/10[17]

2010 ADA Standards for accessible design[18]

6.1.2.2. FIGUUR:

6.1.2.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:

Toegankelijk toilet – publieke gebouwen

6.1.2.4. UITVOERING TOILETRUIMTE:

Algemeen:

Het betreft hier ‘toegankelijke’ toiletten met een wastafel buiten de toiletruimte.

Ruwbouw:

[16] & [17]

De oppervlakte van de toiletruimte na afwerking is ≥ 150 x 150 cm

Vrije opstelruimte naast de toiletpot: ≥ 110 cm ten opzichte van de as van de toiletpot

Voldoende draagkrachtige wand achter de toiletpot voor de bevestiging van toilet en beugels

Een draairuimte met minimale Ø 150 cm moet mogelijk zijn (GSV Brussel)

[18]

De oppervlakte van de toiletruimte na afwerking is ≥ 152,5 x 142 cm

voldoende draagkrachtige wanden voor de bevestiging van toilet en beugels

De twee overige wanden zijn uitgevoerd in lichte scheidingswanden die stoppen op ± 23 cm

van de vloer en dus voor een stuk onderrijdbaar zijn voor rolstoelgebruikers (Figure 17).

Schrijnwerk:

FIGURE 11: NAAR BRON [16] & [17] FIGURE 12: NAAR BRON[18]

Comment [SDA3]: Mogelijks is

CWATUPE bij publicatie vervallen, maar ik zou het qua principe wel behouden een

toiletruimte van 150/150 cm.

Page 21: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 20 SDA-DRAFT

[16], [17] & [18]

naar buiten opendraaiende deur

de deur kan zo nodig van buitenaf worden geopend

de deur situeert zich recht tegenover de vrije opstelruimte naast het toilet of schuin tegenover

het toilet[18]

(Figure 12/rechts)

De deur heeft een vrije doorgangsbreedte van minstens 85 cm[16],[17]

, 100 cm[18]

De deur is voorzien van een horizontale handgreep aan de binnenzijde van de deur, op 80 à 90

cm boven de vloer[16],[17]

/de deur is zelfsluitend[18]

Sanitair:

[16], [17] & [18]

De wastafel bevindt zich buiten de toiletruimte

Hoogte toiletzitting is 50 cm[16], [17]

/ 43 – 48,5 cm[18]

Hangtoilet[16], [18]

voor ADA is een staand toilet toegelaten, maar dan dient men de toiletruimte

te vergroten tot 152,5 x 150 cm.

Afwerking/beugels:

[16] & [17]

twee opklapbare steunstangen symmetrisch geplaatst ten opzichte van de toiletpot op een

tussenafstand van 70 cm (as op as)

de beugels bevinden zich op 80 cm hoogte en zijn minstens 80cm[16]/90 cm[17] lang

[18]

vaste beugel achter en naast het toilet. Aan de open zijde wordt geen beugel voorzien naast

het toilet, behalve de vaste beugel achter de toiletpot die een stuk doorloopt.

6.1.2.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:

Regelgeving:

Vlaanderen: Niet conform

Brussel en Wallonië: Beantwoordt aan de eisen uit de regelgeving

Op basis van de literatuurstudie, werd enkel in de 2010 ADA standards dergelijke afmetingen voor

toiletruimten teruggevonden, daarom werd deze ook opgenomen in het bovenstaande overzicht, zodat

dit type in een ruimere context kan gesitueerd worden. De toiletafmetingen en de plaatsing van de

beugels zijn gebaseerd op onderzoek uitgevoerd in de jaren ’70 voor het U.S. Department of housing

and urban development[19]

. Dit onderzoek kwam tot de aanbeveling dat een minimale toiletruimte

48”/66” (117/168 cm) hetzij 60”/56” (152/142 cm) bedraagt. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat

van de 58 proefpersonen (fase 1 onderzoek), er 18 personen niet in staat waren om zelfstandig een

transfer uit te voeren1. Daarnaast waren er ook 9 proefpersonen die een grotere breedte van de

toiletruimte dan hierboven weergegeven, als optimaal beschouwden. In de ADA (Americans with

disabilities act)zijn een aantal bijkomende aanbevelingen terug te vinden (plaatsing deur,

onderrijdbare scheidingswanden,…) die de bruikbaarheid van het toilet moeten verhogen.

1 In welke mate dit afhankelijk is van de opstelling wordt niet vermeld, de proefpersonen waren tijdens deze

eerste fase in de mogelijkheid om de testopstelling aan te passen aan hun eigen mogelijkheden. Zowel

persoonlijke als culturele factoren kunnen een rol hebben gespeeld bij het niet kunnen of willen uitvoeren van de

transfer.

Page 22: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 21 SDA-DRAFT

De ADA Standards bevatten strikt op te volgen minimumvereisten, die verre van ideaal zijn voor alle

personen met een beperking[20]

. Deze oplossing moet dan ook worden afgeraden: weinig opstelruimte,

geen persoonlijke verzorging mogelijk binnen de toiletruimte en de opties om de transfer van rolstoel

naar toiletpot uit te voeren zijn beperkt.

6.1.2.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:

Ruwbouw:

Uit bovenstaande criteria blijkt dat volgende eisen gelden:

De breedte van de toiletruimte bedraagt minimaal 150 cm na afwerking

Minimaal 110 cm als opstelruimte naast de toiletpot, gemeten ten opzichte van de as van de

toiletpot

Optimaal 70 cm afstand tussen de beide uitkragende toiletbeugels.

Door de combinatie van deze maatvoering kan het voorkomen dat er onvoldoende plaats is voor de

bevestiging van de beugel rechts in de hoek, doordat de tussenafstand beugel/wand onvoldoende groot

is. De beugels dienen symmetrisch geplaatst te zijn ten opzichte van de toiletpot, goed omgrijpbaar en

binnen het bereik van de gebruiker. Een tegen de zijwand bevestigde beugel is in dergelijke gevallen

een plaatsbesparende goed bruikbare oplossing (zie Fiche 10 - Hulpmiddelen & accessoires).

Schrijnwerk:

[BRON: PRODUCENT XX –

ER DIENT ENIGE RUIMTE

TE WORDEN VOORZIEN

VOOR BEVESTIGING VAN

DE TOILETBEUGEL

FIGURE 13: VOORBEELD

VAN EEN

TESTOPSTELLING VOOR

TOILETRUIMTE[19]

FIGURE 14: TWEE VAN DE TECHNIEKEN DIE

GEBRUIKT WERDEN VOOR HET UITVOEREN VAN

DE TRANSFER NAAR HET TOILET

FIGURE 15: ER DIENT STEEDS

ENIGE RUIMTE TE WORDEN

VOORZIEN VOOR DE

BEVESITIGING VAN DE

BEUGEL

FIGURE 16: INDIEN ER ONVOLDOENDE RUIMTE IS NAAST DE TOILETPOT IS HET

BETER OM TE KIEZEN VOOR EEN BEUGEL BEVESTIGD TEGEN DE ZIJWAND IN

PLAATS VAN EEN UITKRAGENDE BEUGEL.

Page 23: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 22 SDA-DRAFT

Zoals reeds aangegeven bij de uitvoering, kan volgens ADA de bruikbaarheid van een toiletruimte

van 150/150 cm verhoogd worden door extra voetruimte te voorzien door middel van wandjes die

stoppen op ± 23 cm van de vloer. Dergelijke hoogte is echter aanzienlijk en vindt men

onaanvaardbaar vanuit het standpunt van de privacy. Metingen bij rolstoelgebruikers hebben

bovendien uitgewezen dat deze hoogte van 23 cm eigenlijk nog vrij beperkt is (Tabel 5).

Data source Sample size Min 5% Mean 80% 90% 95% Max

Manual chairs 266 83 94 204 276 304 330 564

Power chairs 186 84 168 267 320 366 408 535

Manual & Power

chairs

452 83 102 230 296 333 365 564

TABEL 5: TOE CLEARANCE HEIGHT (MINIMUM)[12]

FIGURE 17: VOORBEELD VAN EEN DEELS ONDERRIJDBARE SCHEIDINGSWAND. VOETSTEUNTJES WORDEN ZO

GEPLAATST DAT DE ONDERRIJDBAARHEID VERZEKERD WORDT

Comment [SDA4]: Foto’s te vervangen door zelfgenomen exemplaren

Page 24: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 23 SDA-DRAFT

6.1.3. FICHE 03 – CHANGING PLACE FACILITIES

6.1.3.1. BRON

BS 8300 – Design of buildings and their approaches, to meet the needs of disabled people – code of

practice[2]

Changing places toilets – www.changing-places.org (31/12/2014)

6.1.3.2. FIGUUR

6.1.3.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:

Changing place toilet facilities – grote publieke projecten: winkelcentra/luchthavens/…

6.1.3.4. UITVOERING TOILETRUIMTE:

Algemeen:

Dit type toiletruimte is ontwikkeld voor de specifieke doelgroep van personen met een zware fysieke

of mentale beperking, die verzorging en assistentie nodig hebben tijdens het toiletbezoek en voor wie

het traditionele toegankelijke toilet geen afdoende oplossing biedt.

Ruwbouw:

De minimale afmetingen van de ruimte zijn 3 x 4 m en een vrije hoogte van 2,4 meter

Er is een dragende structuur voorzien voor de correcte bevestiging van de plafondlift

Schrijnwerk:

Nihil

Sanitair:

De ruimte is voorzien van een rolstoeltoegankelijk toilet

De ruimte is voorzien van een in hoogte verstelbare wastafel

Afwerking/Beugels:

FIGURE 18: NAAR BRON – CHANGING PLACE FACILITIES

Comment [SDA5]: Toestemming vragen voor het gebruik van de foto!

Page 25: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 24 SDA-DRAFT

De ruimte is voorzien van een tillift waarmee men zowel de tussenruimte, de verzorgingstafel,

het toilet als de wastafel kan bereiken

De ruimte is voorzien van een in hoogte verstelbare verzorgingstafel (lengte 1,80 m)

De ruimte is voorzien van een mobiel scherm tussen verzorgingstafel en toilet

De ruimte is voorzien van een alarm, papierrolhouder voor de verzorgingstafel, afvalcontainer

en bijkomende voorzieningen zoals weergegeven op de foto.

6.1.3.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:

Regelgeving:

Deze uitvoering wordt niet vermeld in de Belgische regelgeving

Het betreft hier een zeer specifieke oplossing, voor een zeer specifieke doelgroep. Het concept

‘changing places facilities’ is afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk. De oplossing vindt men er

vooral terug in grote winkelcentra en luchthavens.

Er werd (in het Verenigd Koninkrijk) een inschatting gemaakt van het potentieel aantal gebruikers

van dergelijke toiletruimte[21]

. Uit onderstaande tabel blijkt dat dit aantal beperkt is, iets minder dan

0,5% van de bevolking, waarbij een groot deel gehuisvest is in specifieke woonvormen voor ouderen.

Omdat hun aantal zo beperkt is, wordt de locatie ervan dan ook op aangepaste wijze gecommuniceerd

naar eindgebruikers via een zogenaamde ‘Location map’. Een vergelijkbaar initiatief zou ook in

België denkbaar zijn.[22],[23]

,[24] (mogelijks reeds gedateerd bij publicatie)

Condition Sub category Estimated number of users

Intellectual disability 30.328 à 36.782

Physical disabilities Cerebral palsy 30.947

Spina Bifida 8.000

Motor Neurone disease 500

Parkinson disease *

Multiple sclerosis 8.500

Stroke/ chronic heart failure *

Arthritis *

Traumatic brain injury 13.437

Older people Nursing & residential homes 116.695

Older people in private

accommodation

15.391

Total 223.798 à 230.252

TABEL 6: TOTAL ESTIMATE OF POTENTIAL USERS OF CHANGING PLACES TOILETS (UK)[21]

6.1.3.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:

Algemeen:

Specifiek voor deze oplossing is een voldoende draagkrachtig plafond voor de bevestiging van een

tillift en een in hoogte verstelbare wastafel (zie fiche 09)/verzorgingstafel.

De minimale afmetingen van 3,0 x 4,0 meter is niet essentieel. Het is belangrijker dat alle toestellen

aanwezig zijn en dat er voldoende manoeuvreer- en opstelruimte aanwezig is om ieder toestel op een

vlotte wijze te kunnen gebruiken.

Page 26: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 25 SDA-DRAFT

6.1.4. FICHE 04 – TOILET, (SEMI-)AMBULANTE GEBRUIKER

6.1.4.1. BRON:

BS 8300 – WC layout for ambulant disabled people (§12.6.3.3)[2]

.

Universal Design – een methodologische benadering. Een weg naar mensvriendelijke en elegante

architectuur[25]

.

Universal Design Patterns: Sanitaire voorzieningen in publieke gebouwen.

UD Pattern 02.08: (Semi-)ambulant toegankelijk toilet[26]

6.1.4.2. FIGUUR:

6.1.4.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:

Publiek toegankelijke gebouwen

Toiletruimte geschikt voor (semi-)ambulante gebruikers (mensen met krukken, looprekje of rollator)

en iets groter dan een bezoekbaar toilet of een standaard toilet, zodat de bruikbaarheid vergroot.

Bijkomende ruimte kan gecreëerd worden om de bruikbbaarheid te verhogen voor bijvoorbeeld

mensen met blindengeleidehond of voor de persoonlijke verzorging van personen met stoma (Figure

19).

6.1.4.4. UITVOERING TOILETRUIMTE:

Ruwbouw:

[2]

De oppervlakte van de toiletruimte is ≥ 80 x 150 cm

Er zijn draagkrachtige wanden voorzien voor de bevestiging van beugels

[25]

De oppervlakte van de toiletruimte is ≥ 120 à 130 x 150 cm

Er zijn draagkrachtige wanden voorzien voor de bevestiging van beugel en werkblad.

Schrijnwerk:

FIGURE 20 - NAAR BRON [2] FIGURE 19 – NAAR BRON[25],[26]

Page 27: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 26 SDA-DRAFT

De deur bevindt zich in de kopse zijde van de toiletruimte, naar buiten opendraaiend en is aan

de binnenzijde voorzien van een horizontale handgreep op 100 cm hoogte

Sanitair:

[2]

Er wordt gebruik gemaakt van een staand toilet en de bovenzijde van het spoelmechanisme is

vlak en kan gebruikt worden door personen met stoma.

[25]

Het spoelmechanisme van het toilet functioneert als rugsteun voor personen met beperkte

rompstabiliteit.

De hoogte van de toiletzitting is geschikt voor ambulante gebruikers (zie Fiche 07 – Hoogte

toilet)

Er is voldoende ruimte voor het toilet voor personen met een looprekje of rollator (90 cm)

Afwerking/Beugels:

[2]

Zowel links als rechts van het toilet kan een beugel geplaatst worden, mede in functie van de

noden van de eindgebruiker[27].

[2] & [25]

Kledinghaak op een hoogte van 105 cm en 140 cm boven de vloer.

Voorzieningen voor het vervangen van een stoma: hetzij de bovenzijde van de toiletspoelbak

(vlak uitgevoerd), hetzij een legplankje van 15/40 cm, geplaatst op 95 cm boven de vloer. In

dat laatste geval wordt wel geadviseerd op de toiletbreedte te verhogen tot 120 cm.

6.1.4.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID

Regelgeving:

Deze oplossing beantwoordt niet aan de regelgeving inzake toegankelijkheid (Vl/Wa/Br)

Deze opstelling werd mee opgenomen in de lijst omdat ze zich specifiek richt op (semi-)ambulante

toiletgebruikers.

6.1.4.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING

Nihil

Page 28: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 27 SDA-DRAFT

6.1.5. FICHE 05 – AANPASBARE TOILETRUIMTE

6.1.5.1. BRON:

Ontwerpgids meegroeiwonen[28]

– Ontwerptool, wooneenheid, intern, toilet

Guide d’aide à la conception d’un logement adaptable[29]

6.1.5.2. FIGUUR:

6.1.5.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:

Woningbouw

Meegroeiwonen, aanpasbaar bouwen, een toiletruimte die maximaal kan inspelen op de wijzigende

behoefte van de eindgebruiker.

Het is belangrijk om voor de sanitaire ruimten initieel voldoende ruimte en een goede plek in

de wooneenheid te voorzien. Op het gelijkvloers kunnen toiletten bijvoorbeeld nu al

aanpasbaar of als sanitaire cel (met douche en lavabo) gemaakt worden; badkamers op de

verdiepingen kunnen vanaf de ontwerpfase verschillende toegangen krijgen en goed

bereikbaar georganiseerd worden[28]

.

6.1.5.4. UITVOERING TOILETRUIMTE:

Algemeen:

Er zijn een aantal varianten te bedenken om meegroeimarge op te nemen in het ontwerp.

Bovenstaande figuren illustreren dit:

[29]

Verwijderen van de wand tussen badkamer en toilet zodat de opstelruimte vergroot.

[28]

Een berging op het gelijkvloers die omgevormd wordt tot sanitaire ruimte en samengevoegd

met de bestaande toiletruimte

Ruwbouw:

[28]

De oppervlakte toiletruimte is in basisruimte een standaard toiletruimte die kan worden

omgevormd en mee-evolueren met de noden van de gebruiker.

FIGURE 22 – NAAR BRON [29] FIGURE 21 – NAAR BRON [28]

Page 29: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 28 SDA-DRAFT

o Een standaard toiletruimte bedraagt over het algemeen 90 x 120 à 130 cm (zie Fiche

06 – ‘Rolstoelbezoekbaar toilet’).

o Door de afstand voor de toiletpot te verhogen tot 90 cm, verbetert de bruikbaarheid

van de toiletruimte voor ambulante gebruikers (krukken/looprekje – zie fiche 3) of

moeders met kinderen, de afmetingen van de toiletruimte bedragen nu 90 x 160 à 170

cm.

o De eisen voor een toegankelijk toilet gaan een stuk verder, in het kader van

aanpasbaar bouwen of meegroeiwonen betekent dit dat het toilet onderdeel wordt van

de badkamer: opstelruimte naast de toiletpot van 90 cm (laterale transfer),

opstelruimte voor de toiletpot van 120 cm (frontale transfer) en een vrije draaicirkel

met diameter 150 cm zoals geïllustreerd in voorbeeld 1 & 2 na aanpassingswerken.

o De ruimte rond het toilet kan nog verder worden aangepast in functie van

zorgaanbod, evenals de aanwezige voorzieningen (tillift, verzorgingstafel,…), zaken

die eveneens kunnen worden meegenomen indien de ‘meegroeimarge’ beschikbaar is.

Schrijnwerk:

De te demonteren/slopen binnenwanden moeten kunnen verwijderd worden met minimale

ingrepen en herstellingen achteraf – zie opmerkingen inzake uitvoering.

Sanitair:

De hoogte van de toiletzitting – zie Fiche 07 – Hoogte toilet

De lengte van het toilet – zie Fiche 08 – Lengte toilet

Het plaatsen van een onderrijdbare wastafel – zie Fiche 09 – De wastafel

Het plaatsen van een rolstoeltoegankelijke inloopdouche – zie De douche

Het plaatsen van wachtleidingen, zodat later een inloopdouche of rolstoeltoegankelijke

wastafel kan geplaatst worden.

Beugels/afwerking:

Het plaatsen van voldoende draagkrachtige wanden voor de bevestiging van beugels, in het

bijzonder wanneer een beugel kan bevestigd worden in een lichte (te demonteren)

scheidingswand – zie Fiche 10 - Hulpmiddelen & accessoires.

6.1.5.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID

Het toepassingsgebied dat hier beschreven wordt is voor woningbouw

6.1.5.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING

Schrijnwerk:

De perfect demonteerbare wand bestaat vooralsnog niet, er zullen altijd (kleine) beschadigingen zijn

aan vloer, plafond of wanden bij het verwijderen van de tussenwand. Hieronder worden een aantal

aandachtspunten opgesomd voor de uitvoering van dergelijke wanden:

De aansluiting ter hoogte van de vloer:

De lichte scheidingswand wordt geplaatst bovenop de dekvloer, zodat latere

aanpassingswerken beperkt blijven tot de vloerafwerking. Dergelijke uitvoering zal nadelig

zijn voor de flankerende geluidstransmissie. In de voorbeelden die hierboven worden

opgesomd vormt dit doorgaans geen probleem, aangezien de wand zich bevindt tussen

Page 30: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 29 SDA-DRAFT

aangrenzende ruimten waarvoor er geen eisen gelden.

De onderstaande tabel geeft weer in welk geval er eisen gesteld worden aan het normaal of

verhoogd akoestisch comfort binnen eenzelfde woning.

Zendruimte binnen de woning Ontvangstruimte binnen de woning Normaal akoestisch

comfort

Verhoogd akoestisch

comfort

Luchtgeluidsisolatie

Zendruimte binnen de woning Ontvangstruimte binnen de woning

DnT,w ≥ 35 dB DnT,w ≥ 43 dB Slaapkamer, keuken, woonkamer,of

badkamer (indien deze geen deel

uitmaakt van de slaapkamer/ontvangstruimte)

Slaapkamer, studeerruimte

Contactgeluidsisolatie

Zendruimte binnen de woning Ontvangstruimte binnen de woning

- L’nT,w ≤ 58 dB Slaapkamer, keuken, woonkamer,of

badkamer (indien deze geen deel uitmaakt van de

slaapkamer/ontvangstruimte)

Slaapkamer, studeerruimte

TABEL 7: NBN S 01 - 004 - 1: AKOESTISCHE EISEN VOOR WOONGEBOUWEN

Plaatsing van de wand op de dekvloer

Onderbreking van de zwevende dekvloer

Plaatsing van de wand op de draagvloer

Doorlopende dekvloer met flankerende

geluidstransmissie – makkelijk aanpasbaar

en geschikt voor normaal akoestisch comfort (normale dekvloer van minstens 6

cm) voor bovenstaande toepassingen (Tabel

7)

Akoestisch onderbroken dekvloer zonder

flankerende geluidstransmissie – makkelijk

aanpasbaar en zowel verhoogd als normaal akoestisch comfort zijn te realiseren voor

bovenstaande toepassingen (Tabel 7)

Volledig onderbroken dekvloer zonder

flankerende geluidstransmissie – moeilijk

aanpasbaar, zowel verhoogd als normaal akoestisch comfort zijn te realiseren voor

bovenstaande toepassingen (Tabel 7)

TABEL 8: FLANKERENDE GELUIDSTRANSMISSIE IN EEN KNOOP TUSSEN EEN LICHTE (DUBBELE)

SCHEIDINGSWAND EN EEN DOORLOPENDE VLOER[13]

De plaatsing van leidingen:

De plaatsing van leidingen in een later te demonteren scheidingswand is te vermijden.

Elektrische leidingen kunnen eventueel nog worden weggewerkt in de wand, met behulp van

specifieke oplossingen, waarbij leidingen niet via de dekvloer verlopen, maar via

aangrenzende niet demonteerbare wanden. Finaal kan men ook kiezen voor een droge

dekvloer, waardoor de flexibiliteit ook in de vloer kan verhoogd worden.

Wachtleidingen & luchtdichtheid:

Indien men wachtleidingen voorziet voor de latere aansluiting van een toilet, douche of

wastafel, mogen deze geen verminderde luchtdichtheid tot gevolg hebben, noch de oorzaak

zijn van geurhinder. In tegenstelling tot situaties waar de toestellen reeds geplaatst zijn is er

immers geen waterslot aanwezig en staat de buis in rechtstreeks e verbinding met de riolering.

Er dient een afsluitende stop te worden voorzien om beide problemen te verhelpen..

Page 31: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 30 SDA-DRAFT

FIGURE 23: VOORBEELD VAN EEN LICHTE

SCHEIDINGSWAND MET GEÏNTEGREERDE

KABELGOOT

Comment [SDA6]: Te vervangen door een meer neutrrale figuur

Page 32: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 31 SDA-DRAFT

6.1.6. FICHE 06 – ‘ROLSTOELBEZOEKBAAR TOILET’

6.1.6.1. BRON:

Handboek voor Toegankelijkheid[30]

, over de ergonomie van stedelijke inrichtingen gebouwen en

woningen.

Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) – Concept- en ontwerponderrichtingen –

Hoofdstuk 6: Aanpasbaar en aangepast bouwen.[31]

6.1.6.2. FIGUUR:

6.1.6.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:

(Sociale) woningbouw, voor de realisatie van een ‘rolstoelbezoekbaar’ toilet.

‘bezoekers en bewoners, al dan niet met een handicap, moeten het toilet op een woonkamerniveau

kunnen bereiken en eventueel met geringe assistentie kunnen gebruiken’[30]

‘Bij ‘rolstoelbezoekbaar bouwen’ bouwt men op zo’n manier dat een persoon in een rolstoel

de woning kan bezoeken of dat een huurder/eigenaar die door omstandigheden voor een korte

tijd gebruik moet maken van een rolstoel, in zijn eigen woning kan blijven wonen mits hulp

van medebewoners.’… …‘Een rolstoelbezoekbaar toilet kan met de hulp van anderen door

een rolstoelgebruiker met een goede arm- en handfunctie en een goede rompbalans gebruikt

worden. Deze toiletruimte is niet geschikt voor permanent gebruik door rolstoelgebruikers.

Het is aan te bevelen de diepte van 130 cm van de toiletruimte te vergroten zodat het

handwasbakje niet meer in de weg staat. Door de breedte te vergroten kan de persoon die hulp

biedt in de toiletruimte staan indien nodig.’[31]

6.1.6.4. UITVOERING TOILETRUIMTE

Algemeen:

Het bezoekbaar toilet is toegankelijk vanuit gangruimte die op hetzelfde niveau aansluit aan

de woonkamer

Ruwbouw:

FIGURE 24: NAAR BRON [31]

Page 33: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 32 SDA-DRAFT

[30] & [31]

Oppervlakte toiletruimte: ≥ 90 x 120 cm[30], ≥ 90 x 130 cm[31]

De deur die toegang verschaft tot het toilet: ≥ 85 x 230 cm[30], ≥ 93 cm[31]

Wanden voldoende draagkrachtig uitvoeren voor de bevestiging van beugels

Schrijnwerk:

De deur bevindt zich aan de lange zijde, naar buiten draaiend (zie Figure 24)

Sanitair:

[30] & [31]

Plaatsen van een handwastafel met geringe afmetingen

Plaatsen van een traditioneel toilet

Afwerking/Beugels:

Geen beugels voorzien in deze opstelling

6.1.6.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID

Dit is geen toegankelijke toiletruimte omdat verschillende van de maten en voorzieningen uit ‘Fiche

01 – Toegankelijk toilet’ niet aanwezig zijn.

Het uitvoeren van een transfer naar het toilet wordt bepaald door een aantal zaken:

Door de beperkte ruimte is er slechts één manier waarop de rolstoel kan geplaatst worden

(zoals aangegeven in Figure 24). Een laterale transfer wordt bemoeilijkt door de afstand die

ontstaat tussen rolstoel en toilet en het hoogteverschil tussen rolstoelzitting & toiletpot[32].

De hulp van medebewoners is beperkt tot het wegrijden van de rolstoel en het sluiten van de

toiletdeur.

De muur en toiletdeur zullen steeds een obstakel vormen

6.1.6.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING

Ruwbouw: Het is belangrijk dat de minimale afmetingen van de toiletruimte na afwerking

gerespecteerd worden (130/90 cm).

0,00%

20,00%

40,00%

60,00%

80,00%

100,00%

9 18 27 36 44

ajdustable gap protocol

FIGURE 25: TESTOPSTELLING [33] DIE ILLUSTREERT DAT HET AANTAL GESLAAGDE TRANSFERS AFNEEMT

WANNEER DE AFSTAND TUSSEN ROLSTOEL EN TESTOPSTELLING TOENEEMT.

(TESTPOPULATIE: 120 ROLSTOELGEBRUIKERS DIE ZELFSTANDIG TRANSFERS KUNNEN UITVOEREN)

Page 34: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 33 SDA-DRAFT

Schrijnwerk: Zowel de positie van de deuropening als de draaizin van de deur spelen een rol bij deze

opstelling.

Sanitair: Aangezien de handwastafel mogelijk als steunpunt kan gebruikt worden bij de transfer, dient

de nodige aandacht te gaan naar de bevestiging (zie Fiche 09 – De wastafel).

Page 35: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 34 SDA-DRAFT

6.1.7. FICHE 07 – HOOGTE TOILET

6.1.7.1. BRON:

Fiche 01 tot 06

6.1.7.2. FIGUUR:

6.1.7.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:

Voor publiek toegankelijke gebouwen zal men (meestal) een vaste hoogte voor de toiletzitting

aanhouden.

In het kader van levenslang wonen, meegroeiwonen en bouwen voor ouderen kan een in hoogte

verstelbare oplossing gekozen worden.

6.1.7.4. UITVOERING

Algemeen:

Onderstaande tabel geeft weer welke hoogtes gevraagd worden in de verschillende hierboven

opgesomde documenten:

Referentiedocument Hoogte toiletzitting

Standaardbestek VMSW/SWL 39 à 40 cm

VMSW – Bouwen voor ouderen 50 cm

Handboek voor toegankelijkheid (NL) -

Ontwerpgids meegroeiwonen 45 cm

Guide d’aide à la conception d’un logement adaptable 50 cm

Guide d’aide à la conception d’un bâtiment accessible 50 à 55 cm

BS 8300 48 cm

Vlaams Handboek Toegankelijkheid 50 cm

ISO 21542 (met verwijzing naar nationale richtlijnen) 40 à 48 cm

GSV Brussels Hoofdstedelijk Gewest 50 cm

CWATUPE – art. 415/10 50 cm

2010 ADA Standards for accessible design 43 – 48.5 cm

WTCB-Contact n°25 (2010) – standaard plaatsingshoogte sanitaire

toestellen voor volwassenen

43 cm ± 2 cm

FIGURE 28: VOORBEELD VAN

EEN STAAND TOILET –

VERHOGEN VAN DE

TOILETZITTING MET EEN

HULPSTUK

FIGURE 26: VOORBEELD VAN

EEN TOILET BEVESTIGD TEGEN

EEN VOORZETWAND

FIGURE 27: VOORBEELD VAN EEN IN HOOGTE

VERSTELBAAR TOILET

Comment [SDA7]: Foto figuur 27 te vervangen door meer neutrale figuur of

schematische weergave

Page 36: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 35 SDA-DRAFT

Uit bovenstaande tabel kan men besluiten dat de plaatsingshoogte van een toilet voor ouderen, of de

plaatsingshoogte van een toegankelijk toilet 5 à 10 cm hoger ligt dan een standaard toilet (waarbij de

2 meest extreme waarden buiten beschouwing worden gelaten)

6.1.7.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:

Optimale plaatsingshoogte:

Uit onderzoek uitgevoerd aan de Human Engineering Research Laboratories[33]

blijkt dat van de 116

proefpersonen in een rolstoel, er 5 geen laterale transfer konden uitvoeren bij geen enkele hoogte. De

optimale hoogte (92% succesvolle transfers) lag bij 52 à 56 cm. Het uitvoeren van een succesvolle

transfer nam af, van zodra de hoogte verlaagd werd tot onder de 48 cm (zie onderstaande grafiek).

Bij de keuze voor de hoogte van een toiletpot moet men een afweging maken tussen comfortabel

toiletgebruik (toiletzitting niet te hoog[34]

) en het uitvoeren van een vlotte transfer. Een grotere

flexibiliteit wordt mogelijk door te kiezen voor een in hoogte verstelbaar toilet.

Keuze van hulpmiddelen:

Bij woningen zal het verhogen van een bestaande toiletzitting in veel gevallen de meest eenvoudige

en snelste oplossing zijn. Het hulpmiddel dat hierboven in Figure 28 is weergegeven is ook terug te

vinden in de internationale norm NBN EN ISO 9999 – Assistive products for persons with disability,

classification and terminology, onder rubriek 09.12 – assistive products for toiletting

(www.eastin.info). Dergelijke oplossingen zijn echter vooral handig bij het rechtkomen van het toilet,

indien men een laterale transfer wil uitvoeren vanuit een rolstoel zijn deze opzetstukken in veel

gevallen onvoldoende stabiel. Een belangrijk nadeel (en vaak ook een reden om ze niet te gebruiken)

is de stigmatiserende uitstraling, men ziet duidelijk dat het over een hulpmiddel gaat.

6.1.7.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:

In het kader van aanpasbaarheid/meegroeiwonen worden de oplossingen uit Figure 26 en Figure 27

hier meer in detail bekeken.

Aanpassen van de hoogte bij een toilet met voorzetwand:

Bij de keuze van de voorzetwand en hangtoilet kan men kiezen voor oplossingen die in de toekomst

relatief eenvoudig zijn aan te passen:

Page 37: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 36 SDA-DRAFT

Verschillende opties komen hiervoor in aanmerking. Frames die in latere fase kunnen worden

aangepast in hoogte bestaan er in verschillende varianten:

1. Frames waarbij de hoogte vastligt bij montage

2. Frames waarbij de hoogte kan worden ingesteld bij montage

3. Frames waarbij de hoogte kan worden ingesteld bij montage, maar ook kan worden aangepast in

latere fase mits het verwijderen van de toiletpot en de wandafwerking.

4. Frames waar de toilethoogte mechanisch kan worden aangepast, ook na plaatsing

5. Frames waar de toilethoogte elektrisch kan worden aangepast, ook na plaatsing

De mate waarin de hoogte van de toiletzitting kan worden aangepast is afhankelijk van de gekozen

oplossing. Het bereik varieert van 6 cm in hoogte verstelbaar tot oplossingen die meer dan 60 cm

hoogteverschil kunnen overbruggen2. In het Europese FRR-project

[35] kwam men tot de conclusie dat

voor Europese markt de hoogte vanuit anntropometrisch/ergonomisch standpunt varieert tussen 34 cm

(P5 Spaanse/Portugese vrouw) en 53 cm (P95 Nederlandse man).

De diepte die men nodig heeft voor het plaatsen van het stalen frame is ook afhankelijk van de

gekozen oplossing en de producent, deze varieert tussen 150 & 350 mm(2)

.

Het is belangrijk dat het achterliggende frame de volledige belasting opneemt en dat er geen drukken

of overdreven doorbuigingen ontstaan in de wandafwerking. Scheuren, barsten of zelfs loskomende

tegels kunnen het gevolg zijn van een onvoldoende stabiele ondergrond. Figure 1/rechts geeft aan hoe

men 70 cm diepte kan creëren, zonder al te grote hefboomwerking door het diepere toilet.

Een in hoogte verstelbaar toilet:

De aanpassing kan zowel elektrisch als mechanisch/handmatig gebeuren. In functie van deze

aanpasbaarheid wordt een stuk samendrukbare leiding ingewerkt in de wand en een sleufopening

volledig afgeschermd door het toilet.

2 Dit zijn waarden teruggevonden in bedrijfsdocumentatie, op basis van een beperkte opzoeking

FIGURE 29: TYPISCH STALEN FRAME

VOOR DE BEVESTIGING VAN EEN

HANGTOILET. HET FRAME ALS GEHEEL

IS REGELBAAR IN HOOGTE

FIGURE 30: IN HOOGTE VERSTELBAAR

TOILET

Comment [SDA8]: Deze afbeeldingen zijn afkomstig uit bedrijfsdocumentatie en zijn te vervangen door meer neutrale

exemplaren of schematische weergaven

Page 38: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 37 SDA-DRAFT

6.1.8. FICHE 08 – LENGTE TOILET

6.1.8.1. BRON:

Fiche 01 tot 06

6.1.8.2. FIGUUR:

6.1.8.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:

Een grotere toiletlengte voor een rolstoeltoegankelijk toilet

6.1.8.4. UITVOERING

Algemeen:

Onderstaande tabel geeft weer welke toiletlengtes gevraagd worden in de verschillende hierboven

opgesomde documenten:

Referentiedocument Lengte toilet

Standaardbestek VMSW/SWL -

VMSW – Bouwen voor ouderen 70 cm

Handboek voor toegankelijkheid (NL) 60 cm

Ontwerpgids meegroeiwonen 70 cm

Guide d’aide à la conception d’un logement adaptable 70 cm

BS 8300 75 cm

Vlaams Handboek Toegankelijkheid 70 cm

ISO 21542 (met verwijzing naar nationale richtlijnen) 65 à 80 cm

GSV Brussels Hoofdstedelijk Gewest -

CWATUPE – art. 415/10 -

2010 ADA Standards for accessible design -

WTCB-Contact n°25 (2010) – standaard plaatsingshoogte sanitaire

toestellen voor volwassenen

-

6.1.8.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:

Voor- en nadelen van 70 cm lengte:

Een lengte van 70 cm is nodig om met de rolstoel naast de toiletzitting te manoeuvreren en een

laterale transfer te kunnen uitvoeren. Sommige rolstoelgebruikers maken gebruik van een

transferplank om de overgang rolstoel/toilet te maken en voor hen is het dus belangrijk dat beide zich

naast elkaar bevinden.

FIGURE 32: ↑ VOORBEELD VAN EEN

HANGTOILET MET LENGTE 70 CM & 50

CM

FIGURE 31: → VOORBEELD VAN EEN

STAAND TOILET MET LENGTE 70 CM

Page 39: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 38 SDA-DRAFT

Een nadeel van de grote toiletlengte, zeker bij de uitkragende toiletten is het ontbreken van de

rugsteun. Personen met verminderde rompstabiliteit hebben nood aan dergelijke voorziening.

6.1.8.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:

Grote lengte toiletpot & beugels:

De opmerkingen inzake uitvoering zijn gelijklopend met deze voor de hoogte van de toiletzitting. De

grotere toiletdiepte (70 cm) en de bevestiging van uitkragende beugels (90 cm) vereisen dat zowel de

bevestigingsmiddelen als de achterliggende wand, dergelijke uitkragingen moeten mogelijk maken.

Hangtoiletten worden bevestigd in speciaal daarvoor ontwikkelde skeletten zodat de aansluitingen en

bevestigingen op uniforme wijze kunnen gebeuren volgens de voorschriften van de fabrikant. De

bevestiging van beugels kan eveneens in dergelijke skeletstructuur worden opgenomen, maar kan ook

rechtstreeks in de wand gebeuren.

Bevestiging in (lichte) scheidingswanden:

In Technische Voorlichtingsnota 233 – Lichte binnenwanden, worden vier gebruikersklassen twee

belastingklassen gedefinieerd:

Belastingsklasse a: zware objecten zoals wastafels, kleine rekken,…

Belastingsklasse b: voor zeer zware objecten zoals verwarmingsketels, grote rekken,…

Het is aan de opdrachtgever om de vereiste klasse aan te duiden in functie van het gebruik en de

bestemming van de wand. De weerstand tegen verticale excentrische belasting (zoals een wastafel,

toilet of beugel), wordt beschreven in TV 233 “Lichte Binnenwanden”. Onderstaande tabel en figuren

beschrijven de proefprocedures en de gehanteerde criteria.

Soort proef Belastingsklasse Belastingen en proefopstelling Beoordelingscriteria

Ver

tica

le e

xce

ntr

isch

e

bel

asti

ng Structureel falen

a

1000 N gedurende 24 u op 0,3 meter van het

wandoppervlak, op winkelhaken die 0,5 m uit

elkaar staan en bevestigd op twee punten die 0,15 m van elkaar staan op een verticale as.

Geen instorting, noch

andere gevaarlijke schade.

De residuele vervorming

moet zich tijdens de proef stabiliseren

b

4000 N gedurende 24 u op 0,3 m van het

wandoppervlak, op winkelhaken die 1,0 m uit elkaar staan en bevestigd op twee punten die 0,6 m

van elkaar staan op een verticale as

Functioneel falen a

500 N (korte termijn) op 0,3 m van het

wandoppervlak, op winkelhaken die 0,5 m van elkaar staan en bevestigd op twee punten die 0,15

m van elkaar staan op een verticale as.

Maximale vervorming:

1/500 van de hoogte of 5 mm.

Geen functioneel falen

FIGURE 34: NAAR BRON – TECHNISCHE FICHE PLAIN-PIED:

OPLOSSING LINKS – GOEDE ONDERSTEUNING

OPLOSSING RECHTS – SLECHTE ONDERSTEUNING

FIGURE 33: VOORBEELD VAN EEN

AFZONDERLIJKE RUGSTEUN, DERGELIJKE

TOILETTEN HEBBEN GEEN AFSLUITENDE

TOILETBRIL – MINDER COURANT

Page 40: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 39 SDA-DRAFT

b

2000 N (korte termijn) op 0,3 m van het

wandoppervlak, op winkelhaken die 1,0 m van

elkaar staan en bevestigd op twee punten die 0,6 m

van elkaar staan op een verticale as.

TABLE 1: PRESTATIES EN BEOORDELINGSCRITERIA VOOR LICHTE BINNENWANDEN DIE ONDERWORPEN

WORDEN AAN EEN VERTICAL EXCENTRISCHE BELASTING

Bovenstaande proefbelastingen bieden geen realistisch beeld voor de belastingen die optreden bij de

grotere uitkraging van beugels (90 cm) en toilet (70cm). Wanneer men beugels gewoon bevestigt in

lichte scheidingswanden die daar niet op voorzien zijn, bestaat er dus kans dat er schade of

onaanvaardbare vervormingen optreden. Ter vergelijking:

Volgens DIN 1385[36]

(1988), moet men voor toiletten een belasting aanbrengen van 400 kg

gedurende 1 uur op het midden van de toiletzitting. Deze proefbelasting werd overgenomen in

de Europese norm NBN EN 997 – WC-potten en WC-installaties met ingebouwde

stankafsluiters.

Voor wat betreft de uitkragende beugels wordt in DIN 18040-1[37] (2010 - §5.3.3)

vermelding gemaakt van een puntlast van 100 kg, zonder tijdsindicatie of aanvaardbare

vervormingen te vermelden.

In BS 8300 wordt vewezen naar ‘The good loo design guide’[38], waar voor uitkragende

beugels sprake is van een belasting van 171 kg, zowel verticaal als onder een hoek van 45°.

Tenslotte zijn er ook oplossingen die een minder grote uitkraging vragen maar tegelijk toch de

noodzakelijke lengte van het toestel of hulpmiddel verzekeren. Onderstaande figuren illustreren een

aantal van deze voorbeelden.

FIGURE 36: PROEFOPSTELLING

VOOR DE BEOORDELING VAN DE

WEERSTAND TEGEN EEN

VERTICALE EXCENTRISCHE

BELASTING

FIGURE 37: BEVESTIGING VAN TOILET EN

BEUGELS AAN EEN LICHTE

SCHEIDINGSWAND – TER ILLUSTRATIE ZIJN

GEWICHTEN TOEGEVOEGD VOLGENS DIN

1385 & DIN 18040-1

FIGURE 35: BELASTINGSPROEF

GEWOON TOILET – 400 KG

GEDURENDE 1 UUR

Page 41: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 40 SDA-DRAFT

6.1.9. FICHE 09 – DE WASTAFEL

6.1.9.1. BRON

Fiche 01 – Toegankelijk toilet

Fiche 03 – Changing Place Facilities

Fiche 06 – ‘Rolstoelbezoekbaar toilet’

6.1.9.2. FIGUUR

6.1.9.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON

Zie fiches

6.1.9.4. UITVOERING

Algemeen:

Bovenstaande fiches bevatten in grote lijnen 4 types wastafels:

1. De handwastafel – over het algemeen bereikbaar vanop het toilet (Figure 40)

2. De volledig onderrijdbare wastafel, waarbij men met de romp tot tegen de rand van de

wastafel kan rijden (Figure 41)

3. De beperkt onderrijdebare wastafel, waar dit niet het geval is, maar er toch voldoende ruimte

heeft onder de wastafel (Figure 1/rechts)

4. De in hoogte verstelbare wastafel (Figure 43)

De plaatsing van een wastafel dient bekeken in functie van haar gebruik. Een handwastafel gebruikt

vanop de toiletzitting dient aan andere criteria te beantwoorden dan een volledige onderrijdbare

FIGURE 40: HANDWASTAFEL, ZOALS

GEBRUIKT IN FIGURE 3 & FIGURE 24

FIGURE 41: VOORBEELD VAN EEN VOLLEDIG

ONDERRIJDBARE WASTAFEL ZOALS IN FIGURE 1/LINKS &

FIGURE 2

FIGURE 42: VOORBEELD VAN EEN

WASTAFELVOET DIE DE

ONDERRIJDBAARHEID

BEMOEILIJKT

FIGURE 43: VOORBEELD VAN EEN

MECHANISCH IN HOOGTE

VERSTELBARE WASTAFELZOALS

IN FIGURE 18

Comment [SDA9]: Figuren afkomstig van producenten, bij voorkeur te vervangen

door

Page 42: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 41 SDA-DRAFT

wastafel. Een in hoogte verstelbare wastafel kan tenslotte worden aangepast aan de ergonomische

noden van individuele gebruikers.

6.1.9.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:

De handwastafel:

De handwastafel wordt hier gebruikt vanop de toiletzitting, ze dient beperkt te zijn van afmetingen,

geplaatst op de goede hoogte en de kraan wordt bij voorkeur geplaatst aan de kant van de toiletzitting.

De afstand tussen handwastafel en toilet is beperkt. De diepte van de handwastafel is beperkt om in

een rolstoeltoegankelijk toilet de frontale transfer zo min mogelijk te hinderen.

De volledig onderrijdbare wastafel:

De volledig onderrijdbare wastafel maakt het mogelijk voor een rolstoelgebruiker om tot tegen de

rand van de wastafel te rijden (of het tablet waar de wastafel is ingewerkt). Er dient een optimale

afstemming te zijn tussen: hoogte van de bovenzijde van de wastafel, ruimte onder de wastafel in

functie van onderrijdbaarheid (kniezone & voetzone) en afstanden tot voorzieningen zoals kraan of

zeepdispenser. Verder moet er ook voldoende opstelruimte zijn voor en naast de wastafel.

De beperkt onderrijdbare wastafel:

In bepaalde gevallen zal men opteren voor een kleinere wastafel, zoals in fiche 05/voorbeeld 2. Een

kleinere wastafel maakt het mogelijk om in deze beperkte ruimte tegelijk een draaicirkel met ø 150

cm te realiseren en een beperkt onderrijdbare wastafel. Bij een beperkt onderrijdbare wastafel gaat

ook aandacht naar voldoende knie- en voetruimte onder de wastafel.

De in hoogte verstelbare wastafel:

De in hoogte verstelbare wastafel maakt het mogelijk om de hoogte van de wastafel aan te passen aan

de ergonomische noden van de individuele gebruiker. Er bestaan zowel mechanisch in hoogte

verstelbare wastafels als elektrische. De gebruikte technieken zijn vergelijkbaar met de in hoogte

verstelbare toiletpot zoals beschreven in Fiche 07 – Hoogte toilet.

6.1.9.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING

Onderstaande opmerkingen hebben enkel betrekking op de uitvoering van een volledig onderrijdbare

en/of beperkt onderrijdbare wastafel.

De volledig onderrijdbare wastafel:

Vanuit toegankelijkheid wordt een voldoende ruimte gevraagd onder de wastafel, dit is meestal van de

grootte-orde: 60 cm diep, 70 cm hoog en 90 cm breed onder de wastafel. De maatvoering voor een

onderrijdbare wastafel is algemeen geformuleerd, vaak ontbreken de ergonomische en

antropometrische gegevens om een bepaalde keuze te onderbouwen. Indien men bovenstaande eisen

letterlijk interpreteert zijn slechts een beperkt aantal oplossingen mogelijk. Een meer gedetailleerde

maatvoering is terug te vinden in de Duitse DIN 18040-1:

1. De diepte van de wastafel: 55 cm, welke eveneens de diepte is van de ruimte onder de

wastafel voor een volledige onderrijdbaarheid.

2. Een kniezone van 67 cm hoog en 30 cm diep

3. Een voetzone van 35 cm hoog en 10 cm diep

4. Een maximale afstand tot de kraan van 40 cm zodat die ook bereikbaar blijft

Page 43: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 42 SDA-DRAFT

5. De hoogte van de wastafel op 80 cm

Deze gecombineerde maatvoering verzekert tegelijk een goede bruikbaarheid, een voldoende

onderrijdbaarheid & haalbare uitvoering, zonder te moeten overschakelen op zeer specifieke

oplossingen zoals in de wand weggegewerkte afvoeren of heel dunne wastafels.

Bovenstaande tabel3 weergegeven in de figuur van DIN 18040-1 geeft duidelijk aan dat zelfs een

volledig onderrijdbare wastafel geen oplossing biedt voor alle rolstoelgebruikers. Het verhogen van de

wastafel met 10 cm verhoogt de beschikbare ruimte boven de knie, maar tegelijk moet ook het

kraanwerk vlot bereikbaar blijven[29]

. Het verder achteruit plaatsen van de sifon en waterafvoer

verhoogt de beschikbare ruimte in de diepte. Daarnaast kan men uiteraard ook kiezen voor in hoogte

verstelbare oplossingen (Figure 43).

3 Deze tabel is benaderend, voor een gedetailleerde bepaling van de ruimte onder een wastafel en de daaraan

verbonden uitsluitingspercentages moet men toegang hebben tot de volledige databank. Het contactpunt tussen

wastafel en abdomen wordt dan als referentiepunt genomen om het profiel onder de wastafel te bepalen.

FIGURE 44: DIN 18040-1,

DIMENSIONERING VOOR EEN

VOLLEDIG ONDERRIJDBARE

WASTAFEL

Data source Sample

size

Min 5% Mean 80% 90% 95%

Knee clearance height

Manual chairs (MC) 268 460 496 596 645 667 689

Power chairs (PC) 188 488 543 643 685 709 729

Knee clearance depth

Manual chairs (MC) 268 31(*) 116(*) 276 369 402 433

Power chairs (PC) 188 23(*) 110(*) 260 345 433 422

Toe clearance height

Manual chairs (MC) 266 83 94 204 276 304 330

Power chairs (PC) 186 84 168 267 320 366 408

Toe clearance depth (**)

Manual chairs (MC) 266 71 124 184 208 246 292

Power chairs (PC) 186 30 106 164 197 223 261 (*) onvoldoende omdat 550 – (*) > 300 (kniediepte DIN 18040-1) (**) toe clearance depth vormt geen probleem, aangezien deze ruimte over het algemeen aanwezig is

FIGURE 47: KNIERUIMTE VOLGENS

DIN 18040-1 IN VERGELIJKING MET

TABEL ANTROPOMETRISCHE

METING IDEA[12]

TABLE 2: KNEE CLEARANCE & TOE CLEARANCE FOR MANUAL AND POWER

WHEELCHAIRS[12]. DE ROOD GEMARKEERDE TEKST GEEFT AAN WANNEER

EEN ROLSTOELGEBRUIKER PROBLEMEN ZOU ONDERVINDEN MET DE

UITVOERING IN FIGUUR 41.

FIGURE 46: VOETRUIMTE VOLGENS

DIN 18040-1 IN VERGELIJKING MET

TABEL ANTROPOMETRISCHE

METING IDEA[12]

FIGURE 45: DE VOLLEDIG

ONDERRIJDBARE WASTAFEL

KAN OOK KLEINER ZIJN EN

INGEWERKT IN EEN TABLET

Page 44: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 43 SDA-DRAFT

De beperkt onderrijdbare wastafel:

Bij de beperkt onderrijdbare wastafel is aan één van bovenstaande voorwaarden niet voldaan: de

diepte van de wastafel of het tablet waar de wastafel is ingewerkt bedraagt geen 55 cm. Verder blijven

knie- & voetzone behouden zoals weergegeven op bovenstaande figuur. Onderstaande figuur en

bijgevoegde foto illustreren dit.

Figure 50 geeft een goed voorbeeld van een beperkt onderrijdbare wastafel. In Figure 48 is de knie-

en voetzone eveneens aanwezig, maar wordt de afstand tot het kraanwerk te groot door het

afschermende meubilair onder de wastafel. Deze wastafel is noch volledig, noch beperkt

onderrijdbaar, dit is geen toegankelijke oplossing.

De ergonomie van de wastafel:

Men kan de ergonomie van de volledig onderrijdbare wastafel nog verder verbeteren zoals

weergegeven in onderstaande figuren:

Het voorzien van handgrepen zodat de rolstoelgebruiker zich tot tegen de rand van de

wastafel kan trekken

Het concaaf uitvoeren van de voorzijde van de wastafel, opnieuw moet in dergelijk geval

voldoende ruimte worden voorzien voor knie- en voetruimte

FIGURE 50: VOORBEELD

VAN EEN BEPERKT

ONDERRIJDBARE

WASTAFEL

Foto van beperkt onderrijdbare

wastafel toe te voegen (toiletten

Limelette – gebouw A)

FIGURE 49: FOTO VAN EEN BEPERKT

ONDERRIJDBARE WASTAFEL

FIGURE 48: SLECHT VOORBEELD

VAN EEN BEPERKT

ONDERRIJDBARE WASTAFEL

DOORDAT HET KRAANWERK

MOEILIJK BEREIKBAAR WORDT

FIGURE 52: WASTAFEL

VOORZIEN VAN

HANDGREPEN WAARMEE DE

ROLSTOELGEBRUIKER ZICH

NAAR DE WASTAFEL TOE

KAN TREKKEN

FIGURE 51: WASTAFEL

UITGEVOERD MET

CONCAVE VOORZIJDE

Page 45: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 44 SDA-DRAFT

6.1.10. FICHE 10 - HULPMIDDELEN & ACCESSOIRES

6.1.10.1. BRON

Fiche 01 tot 06

6.1.10.2. FIGUUR

6.1.10.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON

Zie fiches 01 tot 06

6.1.10.4. UITVOERING

Algemeen:

De fiches 01 tot 06 zijn samengesteld op basis van een aantal bronnen waarnaar verwezen wordt.

Behalve de algemene uitvoering van de toiletruimte, de plaats van het toilet en de wastafel en een

aantal te respecteren maten, wordt in deze documenten ook vermelding gemaakt (al dan niet

gedetailleerd) van een aantal hulpmiddelen en accessoires. Zowel de plaats als de uitvoering van deze

elementen spelen een niet te onderschatten rol bij de bruikbaarheid van de toiletruimte. Hieronder een

korte opsomming van de verschillende elementen, met vervolgens een meer uitvoerige bespreking.

Voor de deur die toegang verschaft tot het toilet, inclusief deurbeslag – zie 8.Schrijnwerk.

Beugels

WC-rolhouder

WC-douche

Toiletspoeling

Alarmering

Kraanwerk wastafel

Zeepdispenser & handendroger

Varia

6.1.10.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:

Beugels:

Fiche 01 tot 06 beschrijven een aantal opstellingen waar beugels zijn terug te vinden in functie van het

gebruik van de toiletruimte.

Figure 20 voorziet in beugels aan beide zijden van het toilet, een semi-ambulante gebruiker kan dan

gebruik maken van een beugel in functie van voorkeur of fysieke beperking. De keuze van de beugels

en de positie ervan, zou in dergelijke opstelling niet enkel ondersteuning en vertrouwen bieden bij het

FIGURE 54:

UITKRAGENDE BEUGEL

FIGURE 55:

HANDENDROGER

FIGURE 56: WC-

ROLHOUDER

FIGURE 53: SPIEGEL

Page 46: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 45 SDA-DRAFT

rechtkomen of neerzitten op het toilet, maar ook een directe impact hebben op belasting en momenten

die optreden in verschillende gewrichten (knie, enkel,…)[27]

. Deze biomechanische en ergonomische

aspecten worden hier niet verder in detail besproken.

‘Fiche 01 – Toegankelijk toilet met wastafel’ & ‘Fiche 02 – ‘Toegankelijk toilet’ zonder wastafel’

spreken over de toegankelijke toiletruimte (de specifieke ADA-opstelling wordt niet beschouwd).

Standaard worden hier twee uitkragende beugels voorzien op een tussenafstand van 65 à 70 cm. De

diepte van de beugels bedraagt 80 à 90 cm, in functie van de lengte van de toiletpot (20 cm voorbij de

voorzijde van het toilet). De bovenzijde van de beugels bevindt zich 80 cm boven de toiletvloer of 25

à 30 cm boven de toiletzitting. Het is belangrijk dat de beugels goed omgrijpbaar zijn en voldoende

stroef (ook in natte toestand). Behalve de positie van de beugels is ook de vorm daarbij belangrijk,

ronde of ovale profielen maximaliseren het contactoppervlak tussen hand en beugel, waardoor de grip

verstevigt. De diameter van de omschreven cirkel is één van de belangrijke karakteristieken van een

goed omgrijpbare beugel en varieert in functie van het geraadpleegde document tussen 25 cm en 50

mm. Onderstaande figuren illustreren de invloed van de diameter op de grip van een beugel[39].

Indien het toilet in de hoek geplaatste wordt zal men vaak kiezen voor een vaste beugel bevestigd

tegen de zijwand (Figure 1, Figure 3). De vaste beugel moet voldoende omgrijpbaar zijn, daartoe

moet er voldoende afstand zijn tussen de beugel en de wand van 4 à 6 cm. Verder moet er ook boven

de beugel een voldoende ruimte zijn zodat deze vlot omgrijpbaar is, Figure 57 illustreert hoe het niet

moet.

Rekening houdende met de bovenstaande maatvoering, komt men tot het volgende resultaat voor de

afstand tussen de as van de toiletpot en de naastliggende wand (bij een vaste beugel):

Minimaal: 4 (afstand wand/beugel) + 2,5 (diameter beugel) + 30 (tussenafstand beugels/2) = 36,5 cm

Maximaal: 6 (afstand wand/beugel) + 5 (diamter beugel) + 35 (tussenafstand beugels/2) = 46 cm

Optimaal: 5 (afstand wand/beugel) + 3 (diamter beugel) + 32,5 (tussenafstand beugels/2) = 40,5 cm

Indien het toilet te dicht in de hoek wordt geplaatst worden de beugels onbruikbaar, indien men het

toilet te ver uit de hoek gaat plaatsen vormt de bereikbaarheid van de beugel een probleem en kan

men beter kiezen voor een uikragende beugel (voorbeelden Figure 8, Figure 9).

Aan de zijde van de transferzone (opstelruimte naast het toilet), wordt steeds gekozen voor een

uitkragende opklapbare beugel.

De hoogte van de vaste beugel is vergelijkbaar met die van de uitkragende beugel – 80 cm. De vaste

beugel steekt net als de uitkragende beugel 20 cm uit voorbij de voorzijde van de toiletpot. De vorm

van de vaste beugel kent veel varianten: horizontaal, verticaal, horizontaal & verticaal, horizontaal en

schuin oplopend zijn de meest voorkomende. Er bestaat veel onderzoek over de optimale vorm van

Page 47: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 46 SDA-DRAFT

dergelijke beugels, zonder dat men evenwel tot gelijklopende conclusies komt. Een goede beugel

biedt ondersteuning bij volgende handelingen:

Ondersteuning bij het neerzitten en rechtop komen

Stabiliteit en zekerheid tijdens de beweging

Ondersteuning na het rechtkomen (vermijden van doorzwaai/ondersteuning bij duizeligheid)

Ondersteuning bij het uitvoeren van een transfer vanaf de rolstoel

WC-rolhouder:

Een goede plaatsing van een WC-rolhouder verhoogt sterk de bruikbaarheid van de toiletruimte. De

Figure 57 & Figure 60 illustreren dat dit vaak ver van evident is. In Figure 60 is de afstand tussen het

toilet en de naastliggende wand te groot voor een vlotte bereikbaarheid, het is een opstelling die

aansluit bij Figure 9. Bij dergelijke opstelling kan men beter kiezen voor een in de beugel

geïntegreerde WC-rolhouder (Figure 59).

In Figure 57 is een vrij omvangrijke WC-rolhouder toegepast, die geplaatst werd vlak boven de

beugel. De omgrijpbaarheid van de beugel vermindert daardoor alsook de bereikbaarheid van de WC-

rol. In opmerkingen inzake uitvoering wordt dieper ingegaan op de correcte plaatsing van de houder.

WC-douche:

Een WC-douche is een mogelijk alternatief voor de WC-rolhouder. Er zijn toestellen die afzonderlijk

kunnen gemonteerd worden op de toiletpot alsook geïntegreerde oplossingen die als één geheel

geplaatst worden.

Toiletspoeling:

FIGURE 58: VOORBEELD VAN EEN

VASTE BEUGEL NAAST HET TOILET

FIGURE 59: VOORBEELD VAN

BEUGEL MET GEÏNTEGREERDE WC-

ROLHOUDER

FIGURE 60: VOORBEELD VAN EEN TOILET MET

ENKELE UITVOERINGSFOUTEN: O.M. DE WC-

ROLHOUDER IS MOEILIJK BEREIKBAAR VANAF DE

TOILETZITTING.

FIGURE 57: VOORBEELD VAN

EEN WC-ROLHOUDER DIE TE

DICHT BIJ DE BEUGEL

GEPLAATST WERD

FIGURE 61: LINKS – IN HET TOILET

GEÏNTEGREERDE WC-DOUCHE

FIGURE 62: RECHTS – WC-DOUCHE

ALS OPZETSTUK VOOR EEN

BESTAAND TOILET

Comment [SDA10]: Afbeeldingen afkosmtig van producenten, bij voorkeur te

vervangen door meer neutral foto of schematische weergave?

Page 48: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 47 SDA-DRAFT

De bereikbaarheid en de uitvoering van de spoelknop bepalen de bruikbaarheid. Zo zal de spoelknop

bij voorkeur aan de open zijde voorzien worden of in de zone zoals weergegeven in zie Figure 74.

Uiteraard kan er ook gekozen worden voor een automatische spoeling.

Alarmering:

In een toegankelijk toilet voorziet men vaak ook een alarm, het risico op vallen of

gezondheidsproblemen is immers hoger. Het is evident dat dit alarmsignaal ook moet worden

doorgegeven aan een bevoegd persoon en dat er feedback moet zijn naar de persoon in de toiletruimte

(visueel/akoestisch), dat het alarm goed werd ontvangen. Het alarm moet bereikbaar zijn, zowel vanaf

de toiletvloer als de toiletzitting, meestal voorziet men een rode trekkoord die vanop beide hoogtes

bereikbaar is.

Kraanwerk wastafel:

Bij de onderrijdbaarheid van de wastafel werd er reeds op gewezen dat de afstand van de kraan tot de

voorzijde van de wastafel diende beperkt te worden in functie van bereikbaarheid (Figure 44). Verder

kiest men voor de bediening van de kraan best voor kraanwerk dat eenvoudig bedienbaar is. Vaak

hanteert men het principe van de bediening met gesloten vuist. Bij de bediening van het kraanwerk

hoeft men dan niet te grijpen, te knijpen of het polsgewricht draaien (pronatie/supinatie,

flexie/extensie) om het kraanwerk te bedienen. Enkele voorbeelden van kraanwerk en bediening zijn

weergegeven in onderstaande figuur. Uiteraard kan men ook kiezen voor kraanwerk met

bewegingsdetectie/sensor.

Zeepdispenser & handendroger:

De zeepdispensers dienen zich net als het kraanwerk binnen het bereik van de gebruiker te bevinden

ter hoogte van de wastafel. Voor de handendroger bestaan er verschillende modellen, ook hier worden

modellen waarbij een grijpfunctie nodig is bij voorkeur vermeden. Vaak kiest men voor automatische

handdroger bedienbaar via bewegingsdetectie of een voldoende grote drukknop. Automatische

handdendrogers waarbij de handen via de bovenzijde ingebracht worden door bepaalde bronnen ook

afgeraden[2]

.

FIGURE 70: VOORBEELD

ZEEPDISPENSER MET

FIGURE 69: AUTOMATISCHE

HANDENDROGER

FIGURE 68: MANUELE

HANDENDROGER MET

GRIJPFUNCTIE + MOEILIJKE

BEDIENBAAR

FIGURE 67: VOORBEELD VAN EEN

HANDENDROGER WAAR MEN DE HANDEN

INBRENGT VIA DE BOVENZIJDE

FIGURE 66:

DRAAIKNOPPEN

VEREISEN GRIJPFUNCTIE

& DRAAIING IN HET

POLSGEWRICHT

FIGURE 65: VOORBEELD

VAN KRAANWERK DAT

MEN KAN BEDIENEN MET

GESTREKTE VINGER

FIGURE 64: KRAANWERK

BEDIENBAAR MET

GESLOTEN VUIST EN/OF

GESTREKTE HAND

FIGURE 63: EEN KRAAN MET

SENSOR VEREENVOUDIGT

DE BEDIENING

Comment [SDA11]: Meer neutrale figuren?

Producentonafhankelijke/schematische weergave

Comment [SDA12]: Meer neutralefiguren? Producentonafhankelijke/schematische

weergave?

Page 49: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 48 SDA-DRAFT

Varia:

Behalve de hierboven opgesomde hulpmiddelen en accessoires kan men in de toiletruimte nog een

aantal zaken terugvinden die hieronder slechts beknopt worden opgesomd en besproken:

De spiegel: men kan in de toiletruimte een spiegel voorzien die reikt tot op de grond of een

spiegel boven de wastafel. Een kantelspiegel biedt bijkomend comfort voor de

rolstoelgebruiker.

Kapstokken: Een toiletruimte dient voorzien van kapstokken. Toiletten die kunnen gebruikt

worden door kinderen of rolstoelgebruikers hebben ook kapstokken op lagere hoogte.

Een legplankje: Dit wordt gebruikt als hulpmiddel voor personen met stoma, hetzij de

bovenzijde van het spoelmechanisme van het toilet (vlak uitgevoerd)[2]

, hetzij een afzonderlijk

legplankje[25]

.

Houder voor hulpmiddel: Mensen met krukken of wandelstok kunnen hiervan gebruik maken

bij het toiletbezoek.

WC-borstel & vuilnisbak: ook deze elementen worden meestal voorzien in een toiletruimte,

maar ze mogen geen hindernis vormen voor de verschillende circulatie- en opstelruimtes.

6.1.10.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:

Beugels:

In Fiche 08 – Lengte toilet, werd reeds gesproken over de grote overkragingen en de in rekening te

brengen belastingen op de achterliggende wand.

Bij de opmerkingen inzake toegankelijkheid werd reeds gesproken over de keuze van de beugel in

functie van de afstand toilet/naastliggende wand.

Een derde aandachtspunt is de plaatsing van beugels (en andere hulpmiddelen zoals douchezitje) in

functie van aanpasbaarheid (Fiche 05 – Aanpasbare toiletruimte). Men gaat reeds bij het ontwerp van

de woning de zones afbakenen waar deze hulpmiddelen op een later tijdstip kunnen geïnstalleerd

worden, in functie van de noden van de gebruiker. Deze zones zijn voldoende draagkrachtig en vrij

van leidingen (elektriciteit/water) op de plaats waar men de beugels later wil bevestigen.

Onderstaande Figure 71 illustreert de afbakening van dergelijke zones in een kleine

badkamerruimte[40]

.

WC-rolhouder:

Zoals reeds aangegeven bij ‘opmerkingen inzake toegankelijkheid’, zal men bij een te grote afstand

tussen toilet en naastliggende muur vaak opteren voor een in de beugel geïntegreerde oplossing.

FIGURE 71: ENKELE

ZONES IN EEN

SANITAIRE RUIMTE

WAAR MEN VOORZIET

OM LATER EVENTUEEL

BEUGELS TE

BVESTIGEN

FIGURE 72: NAAR BRON

ADA 2010 STANDARDS,

DE GELE ZONE GEEFT

DE PLAATS AAN VAN

DE WC-ROLHOUDER

TEN OPZICHTE VAN

HET TOILET EN DE

BEUGEL

Page 50: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 49 SDA-DRAFT

Plaatst men de WC-rolhouder toch tegen de muur dan moet deze zowel bereikbaar zijn als het gebruik

van de beugel tegen de wand niet hinderen. De ADA Standards[18]

bevatten zeer gedetailleerde zones

die aangeven waar men de WC-rolhouder best voorziet en de afstand die men dient te bewaren ten

opzichte van de beugels (Figure 72).

Toiletspoeling:

Men kan kiezen voor een automatische toiletspoeling, indien dit niet het geval is vormt de plaatsing

en uitvoering van de spoelknop een aandachtspunt.

Indien de toiletspoeling geplaatst wordt achter het toilet, dan meestal centraal en op de correcte

hoogte, Australian Standard 1428.1[41] bevat enkele concrete aanbevelingen. Bij een

spoelmechanisme geïntegreerd in de spoelbak is de plaatsing eveneens aan de open zijde, ter hoogte

van de opstelruimte voor de laterale transfer.

Alarmering:

Onderstaande figuur illustreert de plaatsing van een alarm met trekkoord in een toiletruimte. Het

alarm situeert zich net als het spoelmechanisme aan de open zijde van de toiletpot. Naast een alarm is

er eveneens een resetknop (op correcte hoogte + bereikbaar) en visueel of akoestisch signaal dat een

bevestiging geeft dat het alarm goed werd ontvangen.

FIGURE 74: NAAR BRON AS 1428.1 (2001). DE

SPOELKNOP IS OFWEL CENTRAAL

GEPOSITIONEERD OFWEL BINNEN DE GEEL

GEMARKEERDE ZONE

FIGURE 73: BOVENSTAANDE FIGUREN ILLUSTREREN HOE HET FRONTAAL EN LATERAAL BEREIK VAN EEN

ROLSTOELGEBRUIKER [%; N=235] EVOLUEERT IN FUNCTIE VAN DE HOOGTE. DIT VERKLAART OOK DE NOOD AAN EEN

KNIE- EN VOETZONE (ONDERRIJDBAARHEID) BIJ EEN FRONTALE BENADERING

FIGURE 75:

VOORBEELDEN VAN

EEN ALARM IN DE

TOILETRUIMTE.

Comment [SDA13]: Meer neutral figuur/schematisch?

Page 51: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 50 SDA-DRAFT

6.1.11. FICHE 11 – VERLICHTING EN CONTRAST

6.1.11.1. BRON:

Fiche 01 tot 06

NBN EN 12464-1: Licht en verlichting – Verlichting van werkruimten – deel 1: werkruimten

binnen[42]

WTCB-Dossier 2009/3.12 – Verlichting en contrast voor personen met een visuele beperking[43]

6.1.11.2. FIGUUR:

6.1.11.3.

6.1.11.4. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:

Zie fiches 01 tot 06

6.1.11.5. UITVOERING:

Verlichting:

In het kader van toegankelijkheid vraagt men een goede verlichting van de toiletruimte. Een waarde

van 100 à 300 lx op vloerniveau of 80 cm boven de vloer wordt vermeld[2],[1]

. → bij opmerkingen

inzake uitvoering wordt deze sterke focus op enkel de verlichtingssterkte genuanceerd, ook zaken als

uniformiteit van de verlichting, de kleurweergave-index of de opstartfase van de lichtbron zijn

belangrijk bij de verlichting van deze kleine ruimte.

Contrasten:

Voor een optimale toegankelijkheid streeft men naar voldoende contrasten in functionele toepassingen

(zie voorbeeld Figure 77). Over het algemeen gaat het dan over luminantiecontrasten (verschillen in

helderheid) en als algemene richtlijn kan gesteld worden dat men na het nemen van een zwart/wit-foto

verschillende voorwerpen moet kunnen onderscheiden. → Zie opmerkingen inzake uitvoering en het

principe van verschil in LRV of reflectiecoëfficiënt om contrasten te beoordelen.

6.1.11.6. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:

Bepaalde normen op gebied van toegankelijkheid doen een uitspraak over minimale

verlichtingssterkte. Deze informatie is vaak beperkt en het zou beter zijn mocht men kunnen

verwijzen naar gespecialiseerde verlichtingsnormen.

FIGURE 77: DUIDELIJK CONTRAST TUSSEN

WAND EN TOILET, BEUGELS, SPOELKNOP &

AFVALEMMER

FIGURE 78: SLECHT

VOORBEELD FIGURE 76: GOED

VOORBEELD

Page 52: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 51 SDA-DRAFT

6.1.11.7. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:

Verlichting:

De Europese norm NBN EN 12464-1[42] bevat specifieke waarden voor de verlichting van een

toiletruimte. Hoewel enkel van toepassing op werkruimten, geven deze getalwaarden een indicatie

voor de realisatie van een goede verlichting in de toiletruimte:

Ref. Nr. Soort taak of activiteit Em [lx] UGRL Uo Ra

5.2.4 Garderobes, wasruimten, badkamers en toiletten 200 25 0.4 80

De te verzekeren verlichtingssterkte (Em) is de minimumwaarde van de gemiddelde

verlichtingssterkte in de toiletruimte

UGRL (Unified Glare Rating) is een eengemaakte index ter beoordeling van de directe

verblinding. Het is een getalsaanduiding die bepaald wordt door zowel de lichtbron, de

armatuur, de plaats in de ruimte, de directe omgeving van de armatuur als de positie van de

waarnemer. In het WTCB-dossier ‘Verlichting en contrast voor personen met een visuele

beperking’[44]

werd er reeds op gewezen dat deze waarde bij voorkeur zo laag mogelijk wordt

gehouden.

Uo is een maat voor de uniformiteit van de verlichting

Ra is de kleurweergave-index, de mate waarin een lichtbron kleuren correct weergeeft

Behalve de hierboven opgesomde getalwaarden geldt er:

Voor de wanden van de toiletruimte: Em = 50 lx & Uo ≥ 0.1

Voor het plafond van de toiletruimte: Em = 30 lx & Uo ≥ 0.1

Deze bijkomende getalwaarden verzekeren eveneens een betere uniformiteit van de verlichting.

De verlichting in de toiletruimte wordt meestal tegen het plafond geplaatst, wanneer er een wastafel

voorzien is in de ruimte met spiegel, kan het zinvol zijn om ook daar bijkomende verlichting te

voorzien. Figure 78 geeft een voorbeeld van hoe het niet moet, hoewel de gemiddelde

verlichtingssterkte op de vloer hoger is dan in Figure 76 is de uniformiteit onvoldoende en zijn ook de

wanden onderbelicht, men krijgt een lichtvlek vlak voor het toilet.

Een toiletruimte wordt meestal kortstondig gebruikt, met veel aan- en afschakelen van de verlichting.

Het kan dus zinvol zijn om te werken met een bewegingsmelder, in ieder geval is het belangrijk dat de

volledige verlichtingssterkte onmiddellijk gerealiseerd wordt, zonder lange opstartfase.

Contrasten:

Naast verlichting kunnen ook contrasten hulp bieden bij het gebruik van de sanitaire omgeving

(afbeelding 67). In het WTCB-dossier 2009/3.12[44] werden een aantal formules voor het berekenen

van contrasten besproken. In het kader van toegankelijkheid zal men kiezen voor een

luminantiecontrast (benadering van verschil in helderheid), eerder dan een kleurcontrast (verschil in

kleur). Onderstaande figuur en tabellen illustreren dit:

1

2

3

4

LRV 1 2 3 4

1

2 2

3 42 41

4 45 43 2

E 1 2 3 4

1

2 121

3 81 76

4 63 87 21

Comment [SDA14]: Kleurverschil is hier nog berekend volgens CIE1976, ik kijk

nog even na of het relevant is correctere meer recente rekenmethode te hanteren

Page 53: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 52 SDA-DRAFT

Hoewel het kleurverschil tussen het rood uit vakje 1 en het groen uit vakje 2 groot is (E maximaal),

is het luminantieverschil LRV er juist minimaal, voor goede contrasten in functie van

toegankelijkheid werkt men dus beter met een combinatie 1/3,4 of een combinatie 2/3,4. Een

rekenblad voor het bepalen van een verschil in LRV is terug te vinden op de website van het

WTCB/Rekentools.

Voor een omschrijving van LRV of reflectiecoëfficiënt – zie terminologie. Het verschil in LRV, de

LRV zoals weergegeven in bovenstaande tabel, wordt berekend met de formule LRVkleur 1 – LRV

kleur 2. Voor de hierboven beschreven toepassingen moet, in functie van een voldoende contrast, een

LRV van minstens 30 gerealiseerd worden[2],[1]

.

Voor een omschrijving van kleurverschil E – zie terminologie.

Page 54: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 53 SDA-DRAFT

6.2. DE DOUCHE

Fiche 12 - De doucheruimte

Fiche 13 - De douchevloer

Fiche 14 – De douchafvoer

Fiche 15 - De douchewanden

Fiche 16 - Verschillende hulpmiddelen & accessoires

Fiche 17 – Elektriciteit, verlichting & contrasten

Page 55: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 54 SDA-DRAFT

6.2.1. FICHE 12 - DE DOUCHERUIMTE

6.2.1.1. BRON:

ISO 21542 – Building construction, accessibility and usability of the built environment[1]

GSV Toegankelijkheid + Vlaams Handboek Toegankelijkheid[10]

Guide d’aide à la conception d’un bâtiment accessible[11]

GSV Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Titel IV – artikel 14[16]

CWATUPE – art. 415/12[17]

2010 ADA Standards for accessible design[18]

Ontwerpgids meegroeiwonen[28]

– Ontwerptool, wooneenheid, intern, badkamer

Guide d’aide à la conception d’un logement adaptable[29]

6.2.1.2. FIGUUR:

Onderstaande figuren geven fundamenteel verschillende varianten weer uit bovenstaande bronnen.

6.2.1.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:

Toegankelijke doucheruimte/ aanpasbare badkamer

6.2.1.4. UITVOERING:

Algemeen:

Bovenstaande documenten bevatten een aantal maten & aandachtspunten voor de optimale uitvoering

van de doucheruimte, hieronder worden ze opgesomd:

1 2

1

1

3

4 5

FIGURE 79:

(1 TOT 3) – AANPASBARE BADKAMER (WONINGBOUW)

(4) – NAAR BRON – [10] - STANDAARD TOEGANKELIJKE DOUCHERUIMTE

(5) – NAAR BRON – [18] – ROLL-IN TYPE SHOWER COMPARTMENT

(6) – NAAR BRON – [18] – TRANSFER TYPE SHOWER COMPARTMENT

6

Page 56: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 55 SDA-DRAFT

Ruwbouw (minimale ruimte):

[1]

Douchezone = 90 x 130 cm

Opstelruimte naast de douchezone = 90 x 130 cm

Draaicirkel met Ø 150 cm

[10]

De ruwbouwmaten van een aangepaste doucheruimte, al dan niet met wastafel, moeten

minstens 2,20 meter op 2,40 meter zijn, zodat na de afwerking van de wanden en met inbegrip

van de ruimte voor plinten een ruimte van minstens 2,15 meter op 2,35 meter gegarandeerd

wordt.

Bij die minimale maten moet de deur in de korte zijde aangebracht worden.

Het vloeroppervlak van de douchezone bedraagt minstens 120/120 cm

Opstelruimte naast het douchezitje = 90 cm breed

Opstelruimte aan de voorzijde van het douchezitje = 120 cm diep

[11]

Opstelruimte naast het douchezitje = 135 x 130 cm, de breedte 135 cm wordt gemeten ten

opzichte van de as van het douchezitje

Draaicirkel met Ø 150 cm in het douchelokaal, de draaicirkel mag enkel overlappen met de

opstelruimte

[16]

Draaicirkel met Ø 150 cm in het douchelokaal

[17]

Draaicirkel met Ø 150 cm in het douchelokaal

[18]

Doucheruimte = 92 x 152 cm, met voldoende ruimte voor het inrijden van de rolstoel

(uitvoering zoals in Figure 79.5)

6.2.1.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:

Samengevat bevatten bovenstaande documenten volgende eisen voor de afmetingen van de

doucheruimte:

De opstelruimte naast het douchezitje

De opstelruimte aan de voorzijde van het douchezitje

De aanwezigheid van een draaicirkel

De oppervlakte van de douchezone

De minimale afmetingen van de doucheruimte/badkamer

De doucheruimten in Figure 79.5 & 6 hebben in tegenstelling tot Figure 79.4 geen opstelruimte voor

het douchezitje (geen 120 cm), de draaicirkel bevindt zich ook volledig buiten de douchezone.

6.2.1.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:

Bijna alle voorstellen voor de uitvoering van een doucheruimte vertrekken vanuit een opstelling in de

hoek, dat wil zeggen dat het douchezitje bevestigd wordt tegen de achterwand en de kraan en

sproeikop tegen de zijwand. Dit is een open opstelling naar de rest van de (bad)kamer. De enige

uitzondering is de uitvoering volgens Figure 79.5, waar de douche is ingewerkt in een nis. Het

voordeel van deze opstelling is de vaste afscherming ten opzichte van de rest van de badkamer.

Page 57: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 56 SDA-DRAFT

6.2.2. FICHE 13 - DE DOUCHEVLOER

6.2.2.1. BRON

Idem Fiche 12 - De doucheruimte

Guide pour la mise en oeuvre d’une douche de plain-pied dans les salles d’eau à usage individuel en

travaux neufs[45]

Curbless showers – an installation guide[46]

6.2.2.2. FIGUUR

6.2.2.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:

Toegankelijke douchezone

6.2.2.4. UITVOERING:

Algemeen

De eisen die gesteld worden aan een toegankelijke douchevloer zijn relatief beperkt en worden

hieronder weergegeven. De uitvoering van een inloopdouche vereist echter heel wat zorg en aandacht

bij uitvoering om latere schade te voorkomen, deze aandachtspunten komen aan bod bij ‘opmerkingen

inzake uitvoering’.

Ruwbouw (minimale inbouwhoogte):

Er moet voldoende hoogte beschikbaar zijn voor de plaatsing van vloerafwerking, dekvloer (in lichte

helling) en de waterafvoer (een waterslot van minstens 5 cm hoog). Dit betekent dat het peil van de

ruwbouwvloer bepaald wordt in functie van deze inbouwhoogte (Figure 94)

Vloerafwerking (tegelzetter,…):

Onderstaand overzicht geeft weer welke eisen men stelt aan de vloerafwerking:

[1]

Geen niveauverschil

Helling douchezone naar afvoer 1:50 (2%) à 1:60 (1,7%)

Helling doucheruimte/badkamer naar afvoer 1:70 (1,4%) à 1:80 (1,25%)

Voldoende slipweerstand

Figure 94: afvoer is volledig in de

dekvloer ingewerkt

FIGURE 80: VERSCHILLENDE UITVOERINGSVARIANTEN VOOR DE

INLOOPDOUCHE

Comment [SDA15]: Foto’s afkomstig

van producenten bij voorkeur te vervangen door neutrale figuur/schematische

weergave?

Page 58: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 57 SDA-DRAFT

[10]

Helling douchezone naar afvoer bedraagt maximum 2%

De doucheruimte is een vlakke drempelloze ruimte

Voldoende slipweerstand

[16]

Helling douchezone naar afvoer bedraagt maximum 2%

Geen douchebak

Voldoende slipweerstand

[17]

De douchezone heeft een lichte helling

Geen douchebak

[18]

Maximum niveauverschil van 13 mm

Voor het ‘transfer type shower compartment’ (Figure 79.6) wordt bij renovaties een

hoogteverschil van 51 mm toegelaten indien anders belangrijke structurele

aanpassingswerken vereist zijn.

6.2.2.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:

Over het algemeen worden geen niveauverschillen toegelaten in de douchezone of doucheruimte. Een

niveauverschil mag in ieder geval niet aanwezig zijn in de ruimte voor de draaicirkel (Ø 150 cm) en

de opstelruimte naast het douchzitje (vlakke ondergrond tijdens transfer van rolstoel naar

douchezitje). Een klein niveauverschil is minder kritisch bij een inrijdouche (Figure 79.5) en

gerealiseerd door middel van een geleidelijke overgang (Figure 80 – midden)

6.2.2.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:

Algemeen:

Er zijn en komen heel wat oplossingen op de markt voor de plaatsing en uitvoering van een

inloopdouche. De opdeling hieronder maakt een onderscheid tussen oplossingen die volledig op de

bouwplaats worden uitgevoerd en afgewerkt (meestal betegeld) en de oplossingen die gebruik maken

van een douchebak al dan niet drempelloos aansluitend met de badkamervloer.

Ter plaatse uitgevoerd:

Het gaat hier over douchevloeren afgewerkt met een betegeling in keramische tegels of

natuursteentegels, harsgebonden gietvloeren of soepele/elastische vloerbekledingen. Het gekozen

vloermateriaal moet een voldoende slipweerstand bezitten (zie verder) en wordt rechtstreeks

aangebracht op de ondergrond. Naar volgende technische voorlichtingsnota’s kan verwezen worden

voor de keuze en uitvoering van verschillende types vloermaterialen:

Technische Voorlichtingsnota 165: Soepele vloerbedekkingen, gedeeltelijk vervangen door

Technische Voorlichtingsnota 241: Elastische vloerbedekkingen

Technische Voorlichtingsnota 237: Keramische binnenvloerbetegelingen

Technische Voorlichtingsnota 213: Binnenvloeren van natuursteen

Elastische vloerbedekkingen

Binnen de soepele vloerbedekkingen beschreven in TV 241 maakt men een onderscheid tussen

linoleumbekledingen, bekledingen op basis van rubber, krukbekledingen en bekledingen op basis van

Page 59: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 58 SDA-DRAFT

polyvinylchloride (PVC). De essentiële eisen voor elastische vloerbekledingen zijn beschreven in

NBN EN 14041 (2004)[47]. De waterdichtheid maakt hier onderdeel van uit (informatieve bijlage

ZA) en voor de specificatie wordt verwezen naar NBN EN 13553 (2002)[48], hoewel deze norm

enkel van toepassing is op elastische vloerbekledingen uit PVC. Verder worden in TV 241 – Tabel

A.7 een aantal preventieve maatregelen opgenomen om waterinfiltraties via de voegen van elastische

vloerbekledingen te voorkomen.

Symptomen Mogelijke oorzaken Preventie § uit de TV 241 Waterinfiltraties via de voegen van een soepele

vloerbekleding die zich

in een vochtige ruimte bevindt

Geringe waterdichtheid op het niveau van de vloerbekleding door:

Ondichte lasnaden

Moeilijk uit te voeren

detaillering (bvb. hoeken,

afvoerkolken,…)

Doorvoeringen van leidingen

Men dient een vlotte waterafvoer te realiseren door een afdoend afschot van de ondergrond naar de

afvoerkolk te voorzien.

De keuze zou moeten uitgaan naar een ondergrond

die zijn mechanische karakteristieken niet verliest

bij een toevallig lek.

Het aantal voegen in de vloerbekleding moet beperkt

blijven

De lasnaden moeten zorgvuldig voorbereid en

uitgevoerd worden

Men dient voldoende aandacht te besteden aan een

geschikte plintafwerking

4.1.3.2 7.7.3.5

7.74

TABLE 3: UIT TV241 – TABEL A.7: SYMPTOMEN, OORZAKEN EN PREVENTIE

VAN PATHOLOGIEËN BIJ ELASTISCHE VLOERBEKLEDINGEN

Verder vormt ook de aansluiting met de wanden een aandachtspunt – zie Fiche 15 - Douchewanden

Tegelvloeren:

Een tegelvloer kan niet beschouwd worden als waterdicht, er dient dus een waterdichting te worden

voorzien onder de betegeling (principe van de dubbele dichting). Deze waterdichting kan zich zowel

bevinden vlak onder de tegelvloer als onder de dekvloer, zoals in Figure 81 weergegeven. In beide

gevallen is het belangrijk dat er een goede aansluiting is tussen:

de waterdichting en de waterafvoer (men kan opteren voor oplossingen waarbij de dichting in

de fabriek met de waterafvoer wordt verbonden)

de waterdichting en de dichtingswerken ter hoogte van de wanden

in de hoeken.

Bij een waterdichting geplaatst onder de dekvloer (bijvoorbeeld bitumen/EPDM), wordt een

niveauverschil gecreëerd tussen de douchevloer en de waterdichting. Buiten de douchezone wordt de

waterdichting dan opgeplooid zodat men een kuip creëert. De aansluiting met de rest van de badkamer

gebeurt met een verdeelvoeg en een soepele kit.

FIGURE 81(*):

← OPTIE 1 - WATERDICHTING

BOVENOP DE DEKVLOER

→ OPTIE 2 – WATERDICHTING

ONDER DE DEKVLOER

1. dichtingsscherm wand

2. Waterdichting douchevloer

3. Dekvloer

4. PE-folie

5. Thermische en/of

akoestisch isolatie

6. Draagvloer

(*) In beide figuren is de

betegeling niet getekend

Comment [SDA16]: Nog op zoek naar

een figuur

Page 60: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 59 SDA-DRAFT

Wanneer de waterdichting geplaatst wordt vlak onder de gelijmde betegeling, dan zijn er een aantal

systemen beschikbaar, inclusief het bijzonder toebehoren zoals verstevigingsstroken of –netten,

aansluitstukken ter hoogte van de afvoerkoelk,…

1. Matten zijn een fractie van een millimeter dik en zijn gewoonlijk opgebouwd uit een folie

(bvb. Polyethyleen) die aan beide zijden bekleed kan worden met een al dan niet geweven

textiel of een net om de hechting van de tegellijm te verbeteren. De mat wordt in de lijmlaag

gedrukt voor het aanbrengen van de tegels. Bepaalde matten kunnen tevens dienst doen als

scheidingslaag en worden daarom voorzien van een reliëf van enkele millimeter.

2. Platen worden voorafgaandelijk op de ondergrond verlijmd en vormen een stijve onderlaag

van enkele millimeters tot meerdere centimeters dik. Ze kunnen opgebouwd zijn uit een

schuim (bvb. Geëxpandeerd of geëxtrudeerd polystyreen) dat bekleed werd met

verstevigingslagen, een textiel of een met mortel omhuld net om de hechting van de tegellijm

te verbeteren.

3. Vloeibaar aangebrachte dichtingsproducten zijn producten van verschillende oorsprong die

doorgaans in verschillende lagen (met een totale dikte van enkele millimeters) aangebracht

worden. De bestaande specificaties hebben hoofdzakelijk te maken met de waterdichtheid, het

scheuroverbruggend vermogen en de hechting (na verschillende verouderingscycli). Het

ononderbroken karakter van dergelijke vloeibare afdichtingen wordt gewoonlijk als een

voordeel beschouwd.

Voor binnentoepassingen worden deze systemen vaak als kits aangeboden op de markt. De richtlijnen

voor het aanbrengen van een CE-markering aan de hand van een Europese Technische Goedkeuring

(ETA) zijn beschreven in ETAG 0022/deel 1 voor vloeibare oplossingen, ETAG 0022/deel 2 voor

matten en ETAG 022/deel 3 voor platen. Indien er een tegellijm voorzien is voor de bevestiging van

keramische tegels, dan dient deze lijm eveneens onderworpen te worden aan de noodzakelijke

beoordelingen en relevante proeven beschreven in deze European Technical Assesments.

Het is raadzaam om de uitvoeringsrichtlijnen van de fabrikanten na te leven met betrekking tot de

toepassing van een bepaald systeem: de verenigbare lijmtypes, de noodzaak van eventuele primer en

de tegelkeuze (formaat, schokbestendigheid,…).

Een volgend aandachtspunt is de zone waarin men deze waterdichtheid en de minimale helling voor

afwatering moet voorzien. Over het algemeen gaat men dit niet beperken tot de douchezone, maar ook

een stuk doortrekken in de badkamer. Het risico op blootstelling is van heel wat factoren afhankelijk:

de aanwezigheid van een douchescherm, de positie van de douchekop, correct gedimensioneerde en

onderhouden waterafvoer, correct uitgevoerde douchevloer,… hoe verder men de helling en de

waterdichting doortrekt, hoe geringer het risico op infiltraties:

FIGURE 82: DRIE VARIANTEN VOOR DE UITVOERING VAN DE WATERDICHTING ONDER DE BETEGELING

Page 61: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 60 SDA-DRAFT

[45] – enkel de situaties die volledig drempelloos zijn worden hieronder beschreven

Indien er geen douchescherm voorzien is:

Waterdichtheid over de volledige doucheruimte

Helling van minimum 1% en in de zones zoals aangegeven in onderstaande figuur

Indien er een douchescherm voorzien is:

Waterdichtheid over de douchezone & 50 cm voorbij het douchescherm

Douchebak:

Over het algemeen biedt een douchebak geen oplossing voor een toegankelijke doucheruimte, de

minimale opstap die men nodig heeft om een douchebak te plaatsen met overloop is aanzienlijk meer

dan de 2 cm of drempelloze uitvoering die men vraagt voor een inloopdouche (NBN EN 251:

Douchebakken – aansluitmaten). Daarnaast zijn er echter ook laagdrempelige douchebakken zonder

overloop die voor het overige wel moeten beantwoorden aan dezelfde criteria als gewonen

douchebakken (NBN EN 14527+A1: Douchebakken voor huishoudelijk gebruik, NBN EN 274-1:

Afvoerinrichtingen voor sanitaire toestellen – deel 1: eisen)

De detaillering voor de aansluiting met de muurbetegeling is vergelijkbaar deze uit TV 227

(afbeelding 3 & 4). De aansluiting met de badkamervloer vereist bijzondere aandacht, zowel bij een

laagdremepelige als drempelloze uitvoering is dit immers een voeg die zowel aan slijtage als

mogelijke infiltraties is blootgesteld. Door de correcte ondersteuning van de doucheplaat/douchebak

kan men zettingen & bewegingen vermijden, alsook het risico op inifltraties via de voeg voorkomen.

De voegen en aansluitingen dienen bovendien schimmelwerend te worden uitgevoerd, conform NBN

EN 846 (1997).

FIGURE 83: LOCATIE VAN DE HELLING (ORANJE) EN DE WATERDICHTHEID (BLAUW/ORANJE) IN EEN DOUCHERUIMTE WAAR

DE DOUCHEZONE NIET IS AFGESCHERMD (LINKS) EN WAAR ER EEN DOUCHESCHERM AANWEZIG IS (RIECHTS) [45]

FIGURE 85:

LAAGDREMPELIGE

DOUCHEBAKKEN

HEBBEN GEEN

OVERLOOP CONFORM

NBN EN 251

FIGURE 84:

AANSLUITDETAIL TV 227

Page 62: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 61 SDA-DRAFT

Naast deze laagdrempelige douchebakken zijn er ook meer en meer producenten die een eigen, al dan

niet gepatenteerd systeem op de markt brengen voor de uitvoering van inloopdouches. Het gaat dan

over doucheplaten die gemonteerd worden op een stalen kader of een verdoken douchebak, ingewerkt

in de vloer. De aansluiting met de badkamervloer, de wanden en de afvoer, is net als bij de

laagdrempelige douchebakken een aandachtspunt. Men kan de blootstelling aan water opnieuw

reduceren door voor douchewanden te kiezen die bovenop de doucheplaat gemonteerd worden en zo

de voeg afschermen. De plaatsing van een wand bovenop de doucheplaat moet verenigbaar zijn met

de (rolstoel)toegankelijkheid (zie Fiche 15 - Douchewanden).

Voldoende slipweerstand:

Verschillende van de hierboven opgesomde referentiedocumenten inzake toegankelijkheid vragen een

voldoende slipweerstand voor de vloer van de doucheruimte/douchezone. Hoewel strikt genomen dit

een eis is op gebied van gebruiksveiligheid wordt hieronder nog even een korte stand van zaken

gegeven op gebied van slipweerstand van vloeren.

De slipweerstand van een vloer is essentieel voor het beoordelen van de gebruiksveiligheid van een

vloer. Veel valincidenten zijn immers het gevolg van uitglijden over een (natte) vloer. Toch bestaat er

geen Europese norm voor het bepalen van de slipweerstand en zijn er verschillende methodes

waarmee men deze slipweerstand kan bepalen[49].

Sinds 2012 is er een Europese Technical Specification (CEN/TS 16165) waarin de verschillende

gehanteerde testmethoden gedetailleerd worden beschreven, inclusief de te volgen procedures en

rapportering:

Annex A: Barefoot ramp test

Annex B: Shoed ramp test

Annex C: Pendulum friction test

Annex D: Tribometer test

Deze TS adviseert het gebruik van Annex A in geval van een vochtige ruimte die blootsvoets wordt

gebruikt. De gedefinieerde antislipklassen zijn gebaseerd op de klassen uit DIN 51091[50], de

proefopstelling is weergegeven in onderstaande figuur:

FIGURE 86: VOORBEELDEN VAN PREFAB DOUCHESYSTEMEN

Comment [SDA17]: Men dient de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant op te volgen? ATG?

Comment [SDA18]: Figuur vervangen door meer neutrale afbeelding? Schematische weergave?

Page 63: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 62 SDA-DRAFT

Klasse Hellingshoek Toepassing (voorbeelden ter illustratie)

A > 12° Overwegend droge, blootsvoets belopen

zones, kleedkamers,...

B > 18° Douches, in het water leidende trappen met

reling, ...

C > 24° Doorwaadbaden, hellende zwembadranden,

TABLE 4: ANTISLIPKLASSEN VOLGENS DE NORM DIN 15091

FIGURE 87: PROEFOPSTELLING

BAREFOOT RAMP TEST

Page 64: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 63 SDA-DRAFT

6.2.3. FICHE 14 - DOUCHEAFVOER

6.2.3.1. BRON:

Idem Fiche 12 - De doucheruimte & Fiche 13 - De douchevloer

6.2.3.2. FIGUUR:

6.2.3.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:

Toegankelijke doucheruimte

6.2.3.4. UITVOERING:

De specificaties voor het rooster zijn beperkt, het rooster zelf heeft immers een beperkte impact op de

toegankelijkheid van de doucheruimte:

[1]

Plaats het afvoerrooster centraal in de douchezone zodat een rolstoelgebruiker een stabiel

opstelvlak heeft en niet in helling staat

[45]

Beperking van de afmetingen van de roosteropeningen om kwetsuren aan de voeten te

voorkomen

6.2.3.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID:

Nihil

6.2.3.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING:

Iedere doucheafvoer zal gerealiseerd worden conform NBN EN 1253-1: Afvoerputten voor gebouwen

– deel 1: eisen, klasse K3 (belastingen in rekening te brengen bij huiselijk gebruik). Voor de plaatsing

van een doucheafvoer zal steeds een minimale hoogte noodzakelijke zijn: voor het waterslot, dat

conform al was het maar voor het waterslot dat volgens voorgaande norm minstens 5 cm moet

bedragen. Dit betekent dus ook dat er voor het inbouwen van dergelijke doucheafvoer een zekere

FIGURE 88: PRINICIPIEEL ZIJN ER

TWEE OPLOSSINGEN VOOR DE

PLAATSING VAN DE AFVOER VAN

EEN INLOOPDOUCHE,

HORIZONTAAL (MET LICHTE

HELLING) VIA DE DEKVLOER OF

VERTICAAL VIA DE

ONDERLIGGENDE RUIMTE

1 2

Page 65: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 64 SDA-DRAFT

hoogte nodig is, zeker wanneer men weet dat ook de horizontale waterafvoer met een helling van 1 à

1,5% moet geplaatst worden. Indien de afvoer volledig in de dekvloer ingewerkt wordt, (Figure 88.1)

is het dus zaak zowel voldoende hoogte te voorzien als de afstand tot de verticale standleidingen te

beperken. Een alternatieve oplossing is het voorzien van een verticale afvoer, waarbij het afvalwater

via de onderzijde van de vloer naar de verticale standleiding wordt afgevoerd (Figure 88.2).

Aansluiting met de waterdichting:

Een tegelvloer is niet waterdicht en er dient dus een waterdichting te worden voorzien, hetzij vlak

onder de betegeling, hetzij onder de dekvloer. Deze waterdichting moet goed aansluiten met de

doucheafvoer, die hierop voorzien is. Deze aansluiting moet zowel gerealiseerd worden op het niveau

van de waterdichting als het niveau van de afgewerkte vloer.

Brandveiligheid:

In functie van het type gebouw kunnen er eisen gelden voor de brandweerstand van vloeren en

wanden. Het is belangrijk dat doorvoeren deze brandweerstand niet verminderen en correct worden

afgedicht. Technische Voorlichtingsnota 254 ‘Brandveilig afdichten van doorvoeringen in

brandwerende wanden’ bevat hiertoe de noodzakelijke voorschriften en plaatsingsrichtlijnen.

Hieronder worden 2 situaties schematisch weergegeven:

Situatie 1:

De douche-afvoer verloopt via de dekvloer en mondt uit in een technische koker (analoog aan Figure

94). In dergelijke geval hoeft men geen bijzondere maatregelen te treffen voor de brandwerende

doorvoer ter hoogte van de verticale schacht, zolang de afmetingen uit het schema van Figure 91

gerespecteerd worden:

De maximale diameter van de leiding bedraagt 110 mm

De dekvloer dient de leidingen minstens 30 mm te bedekken

Het gaat om cementgebonden dekvloeren of anhydrietdekvloeren met een minimale lengte L

in functie van het vereiste criterium: EI30 (L ≥ 500 mm) en EI60 (L ≥ 1000 mm)

Het bovenstaande geldt niet voor situaties waarbij de afvoerleiding doorheen de dragende vloer gaat

en de verdere afvoer via de onderzijde van de vloer verloopt (Figure 93). Wanneer de diameter van de

FIGURE 89: TWEE FIGUREN DIE DE AANSLUITING WATERDICHTING/WATERAFVOER & AFGEWERKTE

VLOER/WATERAFVOER ILLUSTREREN

Page 66: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 65 SDA-DRAFT

doorvoer beperkt blijft (bijvoorbeeld enkel de afvoerbuis), dan kan men in bepaalde gevallen gebruik

maken van zogenaamde type-oplossingen (Zie Hoofdstuk 5 – Technische Voorlichtingsnota 254). In

het andere geval zal ook de sifon de brandwerende vloer doorbreken (Figure 93). Er dienen dan

aangepaste brandwerende voorzieningen te worden aangebracht ter hoogte van de doorvoering (Zie

Hoofdstuk 6.4 – Technische Voorlichtingsnota 254).

Akoestiek:

Wanneer de doucheafvoer door de vloer gaat of gedeeltelijk in de betonnen draagvloer wordt

ingewerkt, is het belangrijk dat de akoestische onderbreking zoals weergegeven in Figure 81

behouden blijft. Onderstaande figuren geven drie plaatsingsvarianten weer en de noodzakelijke

maatregelen voor het verkrijgen van goed akoestisch comfort.

Situatie 1: de afvoer is volledig geïntegreerd in de dekvloer, de akoestische laag wordt enkel

onderbroken ter hoogte van de aansluiting met de verticale afvoerleiding. De dekvloer is

voldoende dik voor: het plaatsen van een sifon, een afvoerleiding in helling, alsook een

douchevloer in helling.

Situatie 2: Verticale doorvoer. In dit geval moet er een akoestische isolatie worden voorzien

aan de onderzijde van de vloer onder de vorm van een verlaagd plafond of een omkasting.

Situatie 3: De afvoer wordt deels ingewerkt in de draagvloer (horizontaal deel) en deels

ingewerkt in de dekvloer (opzetstuk). Het opzetstuk wordt eveneens akoestisch onderbroken

ten opzichte van de rest van de afvoer. Verder dient er ook een voldoende betondekking te

zijn aan de onderzijde – minstens 8 cm[45]

.

Debiet:

FIGURE 94: AFVOER IS VOLLEDIG IN DE

DEKVLOER INGEWERKT

FIGURE 93: AFVOER VIA DE ONDERZIJDE

VAN DE VLOER EN BOVEN HET VERLAAGD

PLAFOND

FIGURE 92: AFVOER DEELS INGEWERKT IN DE BETONPLAAT EN

DEELS IN DE DEKVLOER

FIGURE 91:BRON TV 254 – AFBEELDING 134

LEIDINGEN IN DE DEKVLOER

FIGURE 90: VOORBEELD VAN EEN

DOORVOER MET BRANDWERENDE

INBOUWMANCHET

Comment [SDA19]: Figuur 90 is afkomstig van producent – vervangen door meer neutral figuur/schematische weergave

Page 67: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 66 SDA-DRAFT

Het is belangrijk dat douchafvoer en –toevoer op elkaar zijn afgestemd. Een te kleine doucheafvoer

kan overstroming van de doucheruimte tot gevolg hebben. Het debiet van de doucheafvoer wordt in

de loop van de tijd verzekerd door regelmatig onderhoud en reiniging.

Page 68: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 67 SDA-DRAFT

6.2.4. FICHE 15 - DOUCHEWANDEN

6.2.4.1. BRON:

Idem Fiche 12 - De doucheruimte & Fiche 13 - De douchevloer

6.2.4.2. FIGUUR:

6.2.4.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:

Toegankelijke doucheruimte

6.2.4.4. UITVOERING

Toegankelijke doucheruimtes worden veelal geplaatst in de hoek, qua ergonomie heeft dit het

voordeel dat men het douchezitje kan plaatsen tegen de ene wand en de douchekop, kraanwerk en

beugels tegen de aangrenzende wand.

[1]

The shower area shall have level entry and have no fixed elements that prevent front and side

access.

The screening of a shower recess shall be either a curtain or a door system that maintains the

required circulation and manoeuvring space and does not interfere with the level entry.

[29]

Opstelruimte naast het douchezitje van 110 x 150 cm (gemeten ten opzichte van de as van het

douchezitje). Indien er zich een douchewand bevindt in deze ruimte, moet deze demontabel

zijn.

[10]

In tegenstelling tot een aangepast toilet, waar we kunnen kiezen voor een meer

multifunctionele uitvoering met twee transferzijden, kan dit in een douche niet. Vanaf het

douchezitje (zittende positie) moet de douchekraan te bedienen zijn. Daarvoor is de

douchzone best in een hoek gelegen.

[11]

Ideaal wordt er een douchegordijn voorzien voor het afsluiten van de douchezone, een

douchegordijn is makkelijker hanteerbaar dan een douchewand en biedt meer

FIGURE 95:

1. DOUCHEZONE MET DOUCHEGORDIJN

1

Page 69: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 68 SDA-DRAFT

manoeuvreerruimte.

Er zijn geen vaste wanden ter hoogte van de opstelruimte naast het douchezitje

6.2.4.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID

Voor de vaste wanden in de hoek – nihil

Voor de mobiele wanden of het douchegordijn voor & naast het douchezitje (zie figuur 80) is het

belangrijk dat zij geen hinder opleveren bij het uitvoeren het betreden en het gebruik van de douche.

Tegelijk moet er een goede bereikbaarheid zijn voor het openen en sluiten (Figure 73), zodat de

doucheruimte zelfstandig kan gebruikt worden.

6.2.4.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING

Net zoals bij de douchevloer zullen ook de douchewanden aan bepaalde belastingen worden

blootgesteld. Hieronder worden volgende zaken meer in detail besproken:

1. Algemene aandachtspunten

2. De Blootstelling aan water

3. De aansluiting met de douchevloer

Algemene aandachtspunten:

De wanden dienen voldoende stabiel en draagkrachtig te zijn voor het opnemen van de verschillende

belastingen. De mobiele douchewanden worden over het algemeen uitgevoerd in polyethyleen of glas.

Indien glas gebruikt wordt, moet dit veiligheidsglas zijn beantwoordend aan de norm NBN S23-002 –

glaswerk, artikel 4.4.2.2.2: bescherming tegen verwondingen en tegen vallen door vensters en glazen

wanden.

TABLE 5: UIT NBN S23-002 – GLASWERK, TABEL 6 – OVERIGE TOEPASSINGEN

De blootstelling aan water:

Net als bij vloeren is het ook bij de vaste wanden belangrijk dat er geen schadelijke vochtdoorslag kan

ontstaan. Ook hier kan dit niet gewaarborgd worden door de betegeling alleen. De keuze van de

betegeling (tegels, stelproduct en eventuele profielen) wordt onder ander bepaald door de klasse van

blootstelling aan water. Onderstaande klasse[51]

is relevant voor de hier beschreven toepassingen:

TABLE 6: INDELING VAN MUURBETEGELINGEN VOLGENS HUN BLOOTSTELLING AAN WATER. EC,ED & EE ZIJN

BIJKOMENDE KLASSEN DIE HIER MINDER RELEVANT ZIJN

Gebruiksomstandigheden Klasse volgens NBN EN 12600 Onderste rand beglazing < 0,90 m van de grond Onderste rand beglazing ≥ 0,90 m van de grond

Douchewanden en -deuren 1B1, 1C- 1B1, 1C-

1B1* = gelaagd glas opgebouwd uit twee glasbladen en twee PVB’s (minimum 33.2) = bescherming tegen vallen en verwondingen

1C- = gehard glas (minimum 4 mm) = bescherming tegen verwondingen, “-“ betekent vrij te kiezen tussen = 0,1,2,3

(*) Voor douches zal men nooit gebruik maken van gelaagd glas omwille van het gewicht en het risico op loskomen van de folie

Klasse van blootstelling

van de ruimte of de

betegeling aan water

Gebruiksbelastingen Toegelaten types ruimten

(voorbeelden)

EB Vochtige ruimten. Eventueel bevochtiging

door besproeien met water onder lage druk.

Maximale watertemperatuur: 40 °C

Individuele en collectieve

doucheruimten, zonder

hydrotherapeutische massage-

installaties. Sanitaire installaties voor

frequent gebruik (collectief)

Page 70: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 69 SDA-DRAFT

Deze blootstelling aan water geeft aanleiding tot de volgende aanbevolen materiaalkeuze voor tegels,

stelproduct en voegproduct (TV 227 – tabel 10)4:

Aard van de

belasting

Blootstellings-

klasse

Keramische

tegels

Tegels van

natuursteen

Stelproduct Voegproduct

Water (4)

EB AIIa – AIII

BIIa – BIII

(1) C2/R/D2 CG2/RG

(1) Geen vooropgesteld criterium

(4) Afhankelijk van de mate van blootstelling aan water en alvorens de betegeling uit te voeren, dient men ervoor te zorgen

dat de waterdichtheid verzekerd is Keramische tegels worden ingedeeld naar fabricagemethode en wateropname (massapercent):

AIIa = Geëxtrudeerde tegel (A) met een wateropname (E) = 3% < E ≤ 6%

AIII = Geëxtrudeerde tegel (A) met een wateropname (E) = E > 10%

BIIa = Drooggeperste tegel (B) met een wateropname (E) = 3% < E ≤ 6%

BIII = Drooggeperste tegel (B) met een wateropname (E) = E > 10%

De classficiatie en aanduiding van stelproducten gebeurt overeenkomstig de norm NBN EN 12004:

C2 = Verbeterde mortellijm met bijkomende karakteristieken

R = Reactielijm

D2 = Verbeterde dispersielijm met bijkomende karakteristieken

De hierboven aanbevolen voegproducten worden als volgt omschreven:

CG2 = verbeterde cementgebonden voegmortels (met bijkomende karakteristieken), een mengsel van

hydraulische bindmiddelen, granulaten en organische en anorganische hulpstoffen

RG = normale harsgebonden voegmortel, een mengsel van synthetische harsen, granulaten en organische en

anorganische hulpstoffen die verharden door een chemische reactie

TABLE 7: UIT TV 227 – TABEL 10: AANBEVOLEN MATERIAALKEUZE, AFHANKELIJK VAN DE VOORZIENE

BELASTING

Behalve de blootstelling aan water, de keuze van de tegels, stelproduct en voegproduct zal ook de

aanwezige ondergrond bepalend zijn voor de te nemen maatregelen. De te betegelen ondergrond moet

uit vochtbestendige of weinig vochtgevoelige materialen bestaan, of dient bedekt te zijn met een

dichtingssysteem dat bescherming biedt tegen elk risico op bevochtiging. Men moet net als bij de

vloeren ook voldoende aandacht besteden aan de verenigbaarheid van de verschillende uitgevoerde

lagen (ondergrond, stelproduct, betegeling).

Aard van de ondergrond Blootstelling aan water = EB

Constructief beton -

Cellenbeton Dichtingssysteem (**)

Metselwerk (naakt) Baksteen Waterwerende bepleistering (*)

Betonblokken Waterwerende bepleistering (*)

Kalkzandsteenblokken Dichtingssysteem (**)

Cementering Draagnet Waterwerende bepleistering (*)

Gipsgebonden

ondergrond

Pleister op beton/ metselwerk Dichtingssysteem (**)

-

Een gispgebonden ondergrond moet

steeds afgedekt worden met een

waterdicht membraan wanneer deze

blootgesteld wordt aan een

rechtstreekse besproeiing met water

Gipsgebonden bepleistering op draagnet

Gipsplaten

Gipsblokken

- : men dient geen enekle bijzondere maatregel te treffen

(*) Waterwerende bepleistering: cementgebonden en/of harsgebonden bepleistering met waterwerende hulpstoffen

(**) Dichtingssystemen: specifiek dichtingssysteem dat aangepast is aan de ondergrond (bij voorkeur in de vorm van een

geschikt membraan) en waarop mag betegeld worden.

TABLE 8: UIT TV 227 – TABEL 14: VOORBEELDEN VAN TE VOORZIENE DICHTINGSSYSTEMEN, AFHANKELIJK VAN

DE BLOOTSTELLING AAN WATER VAN HET OPPERVLAK EN VAN DE AARD VAN DE ONDERGROND

De aansluiting met de douchevloer:

4 Voor gedetailleerde informatie in functie van verschillende mogelijke belastingen verwijzen we rechtstreeks naar TV 227 – table 10

Page 71: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 70 SDA-DRAFT

Ten slotte moet ook de aansluiting met de douchevloer correct verlopen, er mag immers geen water

infiltreren achter de opgetrokken waterdichting van de douchevloer (zie Figure 24Figure 81). Daartoe

moet het dichtingssysteem van de wand overlappen met waterdichting van de douchevloer. Er gaat

bijzondere aandacht naar de uitvoering in de hoeken.

FIGURE 96: AANSLUITING VAN HET DICHTINGSSYSTEEM IN

DE HOEKEN EN MET DE WATERDICHTING VAN DE

DOUCHEVLOER

Page 72: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 71 SDA-DRAFT

6.2.5. FICHE 16 - VERSCHILLENDE HULPMIDDELEN EN ACCESSOIRES

6.2.5.1. BRON:

Idem Fiche 12 - De doucheruimte & Fiche 13 - De douchevloer

6.2.5.2. FIGUUR:

6.2.5.3.

6.2.5.4. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:

Toegankelijke doucheruimte

6.2.5.5. UITVOERING

Net zoals bij de toiletruimte wordt ook de toegankelijkheid van de doucheruimte sterk bepaald door

de aanwezigheid en uitvoering van een aantal accessoires en voorzieningen. Hieronder worden

volgende zaken meer in detail besproken:

De douchekraan

De douchekop

Het douchezitje

De beugels

Alarmering

Onderstaand overzicht geeft weer welke eisen men hieraan stelt op gebied van toegankelijkheid:

[1]

Opklapbaar douchezitje met afmetingen 45 x 45 cm en met het zitvlak geplaatste op een

hoogte van 40 à 48 cm.

De ruimte tussen het douchezitje en de achterliggende wand bedraagt maximum 4 cm.

Waterstagnatie op het douchezitje wordt vermeden, het douchezitje is voldoende stroef en

stabiel.

Het douchezitje heeft afgeronde hoeken en is bij voorkeur in hoogte verstelbaar.

De beugels worden correct geplaatst, er is minstens één verticale beugel die dienst kan doen

als drager voor de flexibele douchekop. De douchekop situeert zich tussen 100 en 180 cm

boven de afgewerkte vloer.

De verticale douchestang situeert zich op 60 cm ten opzichte van de achterliggende wand.

FIGURE 97: KRANEN, DOUCHES EN DOUCHEZITJES BESTAAN ER IN VERSCHILLENDE MATEN EN UITVOERING.

BEPAALDE OPLOSSINGEN BEANTWOORDEN AAN ONDERSTAANDE BEPALINGEN, ANDERE ZIJN NIET GESCHIKT

Comment [SDA20]: Dit zijn opnieuw figuren afkomstig uit bedrijfsdocumentatie

(behalve de foto rechts) – vervangen door tekeningen of schematische weergaven?

Page 73: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 72 SDA-DRAFT

Er wordt een horizontale beugel geplaatst tegen de wand naast het douchezitje op hoogte 1m.

De kraan, zeephouder,… worden geplaatst op een hoogte tussen 90 & 110 cm

[10]

Een douchezitje van 40 x 45 cm, geplaatst op een hoogte van 50 cm, met de as van het

douchezitje op 45 cm van de inwendige hoek.

Thermostatische douchekraan met gemakkelijke bediening, op maximaal 55 cm uit de hoek

van de douchezone en bereikbaar vanop het douchezitje.

douchekop met instelbare hoogte en bereikbaar vanop het douchezitje

Correct geplaatste beugels

[16]

Een douchezite van 40 x 40 cm, geplaatst op een hoogte van 50 cm

Opklapbare beugels op 35 cm van de as van de stoel, 80 cm lang en geplaatst op een hoogte

van 80 cm

[17]

Een douchezitje van 40 x 40 cm, geplaatst op een hoogte van 50 cm, voldoende stroef en

waarbij waterstagnatie vermeden wordt

Twee opklapbare beugels geplaatst op 35 cm ten opzichte van de as van het douchezitje met

lengte 90 cm en geplaatst op 80 cm boven de afgewerkte vloer

[29]

De kraan is geplaatst op een hoogte van 80 à 95 cm, het is een ééngreepsmengkraan geplaatst

tegen de wand naast het douchezitje

Er is een verticale stang voor de bevestiging van de flexibele douchekop, deze stang loopt

door tot op een hoogte van 90 cm

Douchezitje van 40 x 50 cm, geplaatst op een hoogte van 50 cm (hoogte zitvlak) en met de as

op 45 cm van de naastliggende wand.

Twee beugels op 35 cm ten opzichte van de as van het douchezitje, één beugel bevestigd

tegen de wand naast het douchezitje, de andere opklapbare beugel geplaatst op 80 cm hoogte

(bovenzijde) en met diepte 90 cm ten opzichte van de achterliggende wand.

6.2.5.6. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID

De douchekraan:

De douchekraan is bereikbaar vanaf het douchezitje, dat wil zeggen geplaatst op correcte hoogte (80 –

90 – 120 cm) en voldoende ver uit de hoek (55 – 60 cm). Ter voorkoming van verbranding zal men de

temperatuur van het douchewater beperken. Het risico op verbranding is afhankelijk van de

blootstellingsduur. Ouderen, kinderen & personen met een beperking lopen een groter risico op

verbranding door een dunnere huid en/of gevoelloosheid. Warm tapwater wordt vaak verwarmd tot

60°C[53]

. Een watertemperatuur van 60°C geeft aanleiding tot verbranding na 1 à 5 seconden[52]

. Men

gaat voor toepassingen waar bovenvermelde personen in contact kunnen komen met het water

(douche, bad,…) de temperatuur dus best beperken tot lagere waarden van 40 à 45 °C. Naast de

watertemperatuur kan ook de behuizing van de kraan te warm worden, ook hier zijn specifiek

kraanarmaturen die een beperkte temperatuursverhoging kennen.

TABEL 9: NAAR BRON [[52] - VERBAND

TUSSEN WATERTEMPERATUUR TEN

TIJD TOT VERBRANDING VAN DE HUID

Warmwatertemperatuur Benaderende tijd tot verbranding

70°C Minder dan 0,5 seconden

60°C 1-5 seconden

55°C 17-30 seconden

50°C 2-8 minuten

Page 74: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 73 SDA-DRAFT

De douchekop:

Vaak heeft men in publieke ruimtes zoals zwembaden enkel vaste douchekoppen. Een toegankelijke

douche vraagt een flexibele bereikbare douchekop.

Het douchezitje:

Het douchezitje heeft voldoende afmetingen: voldoende hoog geplaatst, voldoende stroef en stabiel.

De kwaliteit kan nog verder verbeterd worden door het toepassen van afgeronde hoeken

(gebruiksveiligheid), een grotere diepte (net als bij het toilet) of een in hoogte verstelbaar zitje. Via

contrasten tussen het douchezitje en de achterliggende wand verbetert de zichtbaarheid (zie fiche 17).

Figure 97 links bovenaan geeft een voorbeeld van een douchezitje met grotere diepte.

Beugels:

Zie Fiche 10 - Hulpmiddelen & accessoires

6.2.5.7. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING

De douchekraan:

De temperatuur van het douchewater kan op een aantal manieren beperkt worden tot 40 à 45 °C. De

eerste oplossing is het gebruik van een thermostatische kraan zoals weergegeven in Figure 97

(midden), de temperatuurregeling bevindt zich dan in de kraan zelf. Een tweede mogelijkheid is de

installatie van een thermostatische kraan vlak voor het toestel, de douchekraan of de wastafel. Ten

slotte kan men de thermostatische beveiliging ook plaatsen op het niveau van de woning, zodat alle

kranen die gebruikt worden voor menselijke consumptie (met uitzondering van bvb. de vaatwas en de

wasmachine) een veilige watertemperatuur krijgen. Tegelijk is er bij lagere temperaturen een hoger

risico op legionella-ontwikkeling. 65-plussers en bepaalde personen met een beperking behoren tot de

risicogroepen. Voor die inrichtingen waar het legionellabesluit van toepassing is dient men dus de

Best Beschikbare Technieken voor legionellabeheersing in nieuwe sanitaire installaties te respecteren.

45°C 2-3 uur

FIGURE 98: VERGEMAKKELIJKEN VAN DE LATERALE TRANSFER DOOR

EEN GROTERE DIEPTE VAN HET DOUCHEZITJE, DE BEUGEL EN DE

KRAAN SCHUIVEN MEE OP

FIGURE 99: VOORBEELDEN VAN

THERMOSTATISCHE MENGKRANEN

Page 75: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 74 SDA-DRAFT

Bij het plaatsen van kranen, is het net als bij iedere andere doorboring van de betegeling en het

dichtingssysteem, noodzakelijk dat dit geen schade aan de achterliggende wand veroorzaakt noch

waterinfiltraties tot gevolg heeft. In TV 277 – Afbeelding 12 beschrijft men de uitvoering van

doorvoeren.

De douchekop:

Nihil

Het douchezitje:

Net als bij beugels en toiletten moet vooral bij de bevestiging aan lichte scheidingswanden een

voldoende draagkrachtige ondergrond gerealiseerd worden voor de bevestiging – zie Fiche 08 –

Lengte toilet. Het douchezitje kent net als de uitkragende beugel geen proefbelasting die in een

Europese norm is vastgelegd. Bij bevestiging in een achterliggende wand is het dus zaak dat zowel de

wand als de bevestigingsmiddelen afdoende zijn voor het bevestigen van het douchezitje.

Beugels:

Idem Fiche 08 – Lengte toilet & Fiche 10 - Hulpmiddelen & accessoires

FIGURE 101:VOORBEELDEN HORIZONTALE DOORVOEREN

1. MUUR, 2. BEPLEISTERING, 3. BUIS, 4. ISOLATIE, 5. AANGEPAST

DICHTINGSMEMBRAAN, 6. STELPRODUCT, 7. BETEGELING, 8.

SOEPELE VOEG, 9. KRAAN, 10. SKELET, 11. GIPSPLAAT, 12.

VOEGBODEM

FIGURE 100: VOORBEELD

VAN EEN DOUCHEZITJE

DAT STEUNT OP DE VLOER

Comment [SDA21]: Douchezitje uit figuur 101 afkomstig van producent, graag

te vervangen door meer neutrale

figuur/schematische weergave

Comment [SDA22]: Australian Standard 1428.1 geeft een belasting van

110 kg in om het even welke richting en op

om het even welke plaats zonder dat de bevestigingen loksomen, er zichtbare

vervormingen optreden of het douchezitje

beschadigd raakt. Dit is heel wat minder dan de 400 kg van wc-potten (waarom 400

kg?), maar misschien ook wat weinig als

men rekening houdt met de dynamische last die kan optreden bij het gebruik van zo’n

douchezitje. Tüv gecertificeerde

douchezitjes? Hoe worden deze getst

Page 76: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 75 SDA-DRAFT

6.2.6. FICHE 17 - ELEKTRICITEIT, VERLICHTING & CONTRASTEN

6.2.6.1. BRON:

Fiche 11 – Verlichting en contrast

NBN EN 12464-1: Licht en verlichting – Verlichting van werkruimten – deel 1: werkruimten

binnen[42]

WTCB-Dossier 2009/3.12 – Verlichting en contrast voor personen met een visuele beperking[43]

AREI – Algemeen Reglement op Elektrische Installaties[54]

6.2.6.2. FIGUUR:

6.2.6.3. TOEPASSINGSGEBIED VOLGENS DE BRON:

Toegankelijke doucheruimte

6.2.6.4. UITVOERING

Verlichting:

Net als in de toiletruimte (Fiche 11 – Verlichting en contrast), dient ook in de doucheruimte een

goede verlichting aanwezig te zijn en net als bij de toiletruimte betekent dit niet enkel een voldoende

verlichtingssterkte → zie opmerkingen inzake uitvoering

Contrasten:

Ook voor de doucheruimte streeft men in functionele toepassingen naar voldoende contrasten,

dezelfde principes gelden als voor de toiletruimte. Het rekenblad contrasten is terug te vinden onder

WTCB/Rekentools.

Elektriciteit:

Een aantal van de hierboven opgesomde oplossingen/toestellen vereisen een elektrische aansluiting:

het elektrisch in hoogte verstelbare toilet, de elektrisch in hoogte verstelbare wastafel, het alarm,… De

elektrische installatie moet beantwoorden aan de beschermingsmaatregelen van het AREI (→ zie

opmerkingen inzake uitvoering. Bovendien mag de (latere) bevestiging van een beugel of douchezitje

geen beschadiging van de elektrische installatie tot gevolg hebben.

6.2.6.5. OPMERKINGEN INZAKE TOEGANKELIJKHEID

FIGURE 103: NAAR BRON - VOLUMES 0,1,2 & 3 VOLGENS ARTIKEL

86-10 BADKMERS VAN HET AREI [54] - FIGURE 79.4 & 5

FIGURE 102: VOORBEELD VAN EEN

PROBLEEM INZAKE BEREIKBAARHEID

VAN STOPCONTACTEN & SCHAKELAARS Comment [SDA23]: Figuur 103 is

afkomstig uit ‘A friendly rest room: developing toilets of the future for disabled

and elderly people’ – Toestemming voor

gebruik vragen of eigen foto

Page 77: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 76 SDA-DRAFT

Bepaalde normen op gebied van toegankelijkheid doen een uitspraak over minimale

verlichtingssterkte. Deze informatie is vaak beperkt en het zou beter zijn mocht men kunnen

verwijzen naar gespecialiseerde verlichtingsnormen. Verder hebben deze normen ook betrekking op

de bereikbaarheid van schakelaars en stopcontacten, in het bijzonder voor rolstoelgebruikers, zoals

weergegeven in Figure 102.

6.2.6.6. OPMERKINGEN INZAKE UITVOERING

Verlichting:

Zie Fiche 11 – Verlichting en contrast

Contrast:

Zie Fiche 11 – Verlichting en contrast

Elektriciteit:

Binnen de badkamer worden er volgens het AREI – ‘art. 86-10 badkamers’ een aantal volumes

afgebakend waar er specifieke eisen gelden voor de beschermingsmaatregelen en het toegelaten

elektrisch materieel. Voor de inloopdouche zijn volgende volumes relevant (zie Figure 103):

Volume 1: het volume begrensd door het verticaal oppervlak op de rand van de bad- of

stortbadkuip, beneden begrensd door het horizontale vlak van de vloer rond de bad- of

stortbadkuip en boven door het horizontale vlak op 2,25 meter boven het voornoemde

horizontale vlak… …Indien een stortbad niet voorzien is van een kuip wordt deze vervangen

door een cirkel met een straal van 0,60 meter op het niveau van de vloer, waarvan het

middelpunt zich loodrecht onder de sproeikop bevindt, wanneer deze op zijn steun bevestigd

is.

Volume 2: het volume buiten het volume 1, begrensd door het verticaal oppervlak op een

afstand van 0,60 meter van de grens van volume 1 en door dezelfde horizontale vlakken als

gedefinieerd voor het volume 1.

Volume 3: het volume buiten het volume 2, begrensd door het verticaal oppervlak op een

afstand van 2,40 meter van het volume 2 en door dezelfde horizontale vlakken als

gedefinieerd voor het volume 1 en beperkt tot het lokaal waarin het (de) bad(en) of

stortbad(en) is (zijn) opgesteld.

De afbakening van de verschillende volumes wordt mede beïnvloed door de positie van aanwezige

scheidingswanden (Figure 103 links versus rechts).

Binnen de volumes 1 & 2 gelden er beperkingen op het toegepaste elektrische materieel. De

beschermingsgraad van het toegepaste elektrisch materieel in de verschillende volumes, is afhankelijk

van de toegepaste spanning en tenminste:

Minimum

beschermingsgraad

L.S. + Z.L.S.

Voor het toegelaten

materieel

Z.L.V.S. L.S.

Stopcontacten ≈

max. V

῀=

max.V

=

max. V

max. V

῀=

max. V

=

max.V

Volume 1 IPX4/IPX5 12 18 30 6 12 20 Niet

toegelaten IPX4 IP00

Volume 2 IPX4 25 36 60 12 18 30

IPXX IPX4 IP00

Volume 3 IPX1 25 36 60 12 18 30

IPXX IPX4 IP00

TABEL 10: NAAR BRON – AREI – BESCHERMING TEGEN RECHTSTREEKSE AANRAKING – BESCHERMINGSGRAAD

VAN HET ELEKTRISCH MATERIEEL IN DE VERSCHILLENDE HIERBOVEN GEDEFINIEERDE VOLUMES

Page 78: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 77 SDA-DRAFT

Page 79: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 78 SDA-DRAFT

7. VLOEREN EN BUITENVERHARDING:

8. SCHRIJNWERK

9. BIBLIOGRAFIE

[1] ISO, “ISO 21542 - Accessibility and usability of the built environment,” 2011.

[2] BSE, “BS 8300 Design of buildings and their approaches to meet the needs of disabled people

- code of practice,” 2009.

[3] NEN, “NEN 1814: toegankelijkheid van buitenruimten, gebouwen en woningen,” 2001.

[4] DIN, “DIN 18040-1: Barrierefreies Bauen - Planungsgrundlagen -Teil 1: Öffentlich

zugängliche Gebaüde,” 2010.

[5] AFNOR, BP P96-102: Accessibilité aux personnes handicapées - guide de bonnes pratiques

sur la gouvernance de la chaîne d’accessibilité d'un bâtiment et de ses abords. 2011.

[6] AENOR, UNE 41500: Accesibilidad en la edificación y el urbanismo: Criterias generals de

diseño. 2001.

[7] ANSI, ICC A117.1: Accessible and usable buildings and facilities. 2009.

[8] DS, DS 3028: Accessibility Standards. 2001.

[9] Önorm, Önorm B 1600: Building without barriers - design principles. 2005.

[10] E. V. E. Toegankelijkheid and G. K. Vlaanderen, “Vlaams handboek toegankelijkheid,” 2013.

[Online]. Available:

http://www.toegankelijkgebouw.be/Handboek/Sanitair/Toilet/tabid/89/Default.aspx.

[11] CaWaB, “Guide d’aide à la conception d’un bâtiment accessible,” 2013.

[12] E. Steinfeld, V. Paquet, C. D’Souza, C. Joseph, and J. Maisel, “Anthropometry of Wheeled

Mobility Project,” 2010.

[13] J. Ziegler, “Working Area of Wheelchairs - Details about some dimensions that are specified

in ISO 7176-5,” Wien, 2003.

[14] C. S. et technique du Bâtiment, “Guide des salles d ’ eau accessibles à usage individuel dans

les bâtiments d ’ habitation,” 2012.

[15] V. E. T. Enter, “Inspiratiebundel Toegankelijkheid van ziekenhuizen,” 2012.

[16] Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening - Titel IV: Toegankelijkheid van gebouwen voor

personen met beperkte mobiliteit, no. november. 2006, pp. 1 – 24.

Page 80: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 79 SDA-DRAFT

[17] patrimoine et énergie Service Public de Wallonie - Direction générale opérationelle -

Aménagement du Territoire, logement, Code Wallon de l’aménagement du territoire, de

l'urbanisme du patrimoine et de l'énergie (CWATUPE). 2011, pp. 1 – 333.

[18] D. of Justice, 2010 ADA Standards for Accessible Design. 2010, pp. 1 – 257.

[19] E. Steinfeld, S. Schroeder, and M. Bishop, “0438_Accessible buildings for people with

walking and reaching limitations.pdf,” 1978.

[20] J. a Sanford, M. Arch, and M. B. Megrew, “An evaluation of grab bars to meet the needs of

elderly people.,” Assist. Technol., vol. 7, no. 1, pp. 36–47, Jan. 1995.

[21] J. Hogg, “Changing Places Toilets: Estimates of potential users,” 2009.

[22] Enter, “www.toevla.be.” .

[23] ANLH, “www.accesscity.be.” .

[24] Westkans, “www.navigeerenparkeer.be.” .

[25] H. Froyen, Universal Design . Een methodologische benadering . Een weg naar

mensvriendelijke en elegante architectuur Inhoud. 2012.

[26] H. Froyen, “UNIVERSAL DESIGN PATTERNS: Sanitaire voorzieningen in publieke

gebouwen. ŠŠUD Pattern 02.08: (Semi-)ambulant toegankelijk toilet,” pp. 1–13, 2007.

[27] D. M. O’Meara and R. M. Smith, “The effects of unilateral grab rail assistance on the sit-to-

stand performance of older aged adults.,” Hum. Mov. Sci., vol. 25, no. 2, pp. 257–74, Apr.

2006.

[28] M. Broeders, “Ontwerpgids meegroeiwonen,” 2009.

[29] I. M. J. Van Dessel, I. Lechat, L. Tonglet, X. Anciaux, M.A. Vandecandelaere, V. Snoeck, P.

Wagelmans, J.M. Guillemeau, J.L. Wagelmans, M.C. Pirenne, D. Van der Haar, Guide d ’ aide

à la conception d ’ un Logement adaptable. 2006.

[30] M. van D. M. Wijk, J. Drenth, Handboek voor toegankelijkheid, over de ergonomie van

stedelijke inrichting, gebouwen en woningen. 2003.

[31] VMSW, “Ontwerp- en conceptonderrichtingen - deel 6: aanpasbaar en aangepast bouwen,” in

ABC-bouwen, VMSW, 2008, p. 24.

[32] M. L. Toro Hernandez, “Thet impact of transfer setup on the performance of independent

transfers,” 2011.

[33] HERL, “The impact of transfer setup on the performance of independent transfers: final

report,” 2013.

[34] J. F. M. Molenbroek, C. J. Snijders, and R. A. Plante, “Biomechanical aspects of defecation

with implications for the height of the toilet,” 2011, pp. 207–213.

[35] R. A. Cooper, A. G. Agudo, G. Bardsley, R. Bingham, C. Buhler, H. S. Chhabra, G. Craddock,

J. Dewen, S. Ekman, M. Ferguson, S. G. Fitzgerald, A. T. Huba, J. Jutai, K. Matsuo, M.

Page 81: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 80 SDA-DRAFT

Mokhtari, and J. Molenbroek, A FRIENDLY REST ROOM : developing toilets of the future for

disabled and elderly people. 2011.

[36] D. I. für Normung, DIN 1385: Klosettbecken mit angeformtem Geruchverschluss. Bau- und

Prüfgrundsätze. 1988, p. 15 p.

[37] D. I. für Normung, DIN 18040-1: Barrierefreies Bauen - Planungsgrundlagen - Teil 1:

Öffentlich zugängliche Gebäude. 2010, pp. 1–30.

[38] The good loo design guide. .

[39] L. Oram, J. Cameron, and C. Bridge, “Selecting diameters for grabrails,” 2006.

[40] R.L.Mace, L. C. Young, C. Kent, and G. Sifrin, “Fair housing act design manual, a manual to

assist designers and builders in meeting the accessibility requirements of the fair housing act,”

1998.

[41] S. Australia, Australian Standard 1428-1: Design for access and mobility, general

requirements for access, new building works. 2001, pp. 1–65.

[42] NBN, NEN-EN 12464-1: Licht en verlichting - verlichting van werkruimten - deel 1:

werkruimten binnen. 2012, pp. 1 – 59.

[43] S. Danschutter, P. D’Herdt, and A. Deneyer, “Verlichting en contrast voor personen met een

visuele beperking,” WTCB-Dossier, vol. 3, no. 3, pp. 1–5, 2010.

[44] S. Danschutter, P. D’Herdt, and A. Deneyer, “Verlichting en contrast voor personen met een

visuele beperking,” WTCB - Dossier n°3 - Katern n°12, no. 3, pp. 1–5, 2010.

[45] CSTB, “Guide pour la mise en œuvre d ’ une douche de plain- pied dans les salles d ’ eau à

usage individuel en travaux neufs,” 2012.

[46] L. C. Young, R. J. Pace, R. Millard, and R. Duncan, “Curbless Showers,” 2003.

[47] B. I. voor Normalisatie, NBN EN 14041: Elastische vloerbekledingen, tapijten en

laminaatvloerbekledingen - essentiële eigenschappen. 2004, pp. 1–47.

[48] B. I. voor Normalisatie, NBN EN 13553: Elastische vloerbekledingen - Polyvinylchloride

vloerbekledingen voor gebruik in speciale natte omgevingen - specificatie. 2002, pp. 1–15.

[49] Y. Vanhellemont, “De slipweerstand van vloeren,” WTCB - Tijdschr. n°4, pp. 17 – 31, 2002.

[50] DIN, DIN 51091: Prufüng der Bodenbelägen. Bestimmung der rutschhemenden Eigenschaft.

Nassbelastete Barfussbereiche. Begehungsverfahren. 1992.

[51] W. W. Van Laecke, “Technische Voorlichtingsnota 227 - Muurbetegelingen,” 2003.

[52] J. Cameron and Catherine Bridge, “Thermostatic Mixing Valves: Summary Bulletin,” vol. 7,

no. November. p. 17, 2004.

[53] B. I. voor Normalisatie, NBN EN 806-2: Eisen voor drinkwaterinstallaties in gebouwen - deel

2: ontwerp. 2005, p. 57.

Page 82: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 81 SDA-DRAFT

[54] SGS, AREI - Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties. 2008, pp. 1 – 507.

[55] A. W. en Verkeer and Enter, “Vademecum - Toegankelijk publiek domein,” 2009.

[56] C. Thiry, “Voetgangersvademecum Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Cahier

voetgangerstoegankelijkheid: richtlijnen voor de inrichting van voor iedereen toegankelijke

openbare ruimte,” 2014.

[57] Agentschap Wegen en Verkeer, Standaardbestek 250 - Hoofdstuk 6: Verhardingen. 2010, pp.

1–140.

[58] WTCB, “Technische Voorlichtingsnota 204: Cementgebonden bedrijfsvloeren,” 1997.

[59] WTCB, “Technische Voorlichtingsnota 213: Binnenvloeren van natuursteen,” 1999.

[60] WTCB, “Technische Voorlichtingsnota 237: Keramische Binnenvloerbetegelingen,” 2009.

[61] WTCB, “Technische Voorlichtingsnota 241: Plaatsing van elastische vloerbekledingen,” 2011.

[62] WTCB, “WTCB-Contact N° 25 (1-2010),” Gecombineerde toleranties, pp. 1 – 26, 2010.

[63] A. Bergiers, “Op weg naar een stad met minder verkeerslawaai,” in Klinkers en straatstenen,

2014, pp. 31–35.

[64] Fietsersbond vzw, “Rapport comfortaudit Fietspaden Vlaanderen,” 2009.

[65] E. Wolf, J. Pearlman, R. a Cooper, S. G. Fitzgerald, A. Kelleher, D. M. Collins, M. L.

Boninger, and R. Cooper, “Vibration exposure of individuals using wheelchairs over sidewalk

surfaces.,” Disabil. Rehabil., vol. 27, no. 23, pp. 1443–9, Dec. 2005.

[66] “PathMet - The pathway measurement tool.” [Online]. Available: http://www.pathvu.com/#.

[67] A. J. Duvall, R. Cooper, E. Sinagra, D. Stuckey, J. Brown, and J. Pearlman, “Development of

Surface Roughness Standards for Pathways used by Wheelchairs,” 2013.

[68] OIVO/CRIOC, Ongevallen met bouwelementen - studie op basis van EHLASS-gegevens

België 1998. 2001.

[69] B. Botten and U. S. A. Board, “National Trail Surfaces Study Final Report,” 2014.

[70] ANSI, “ANSI/RESNA Standard - Test method for firmness and stability,” 2000.

[71] ASTM, ASTM F 1951 - 09b: Standard Specification for Determination of Accessibility of

Surface Systems Under and Around Playground Equipment. 2010, pp. 1–7.

[72] T. L. A. K. J. Winandy, “Improving Engineered Wood Fiber Surfaces for Accessible

Playgrounds,” 2003.

[73] T. L. Laufenberg and Jerrold E. Winandy, Field performance testing of improved engineered

wood fiber surfaces for accessible playground areas. 2003, p. 12.

[74] M. Brussel, “Typebestek betreffende wegeniswerken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,”

2012.

Page 83: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 82 SDA-DRAFT

[75] CEN, CEN/TS 16165 - Determination of slip resistance of pedestrian surfaces — Methods of

evaluation. 2012, p. 51.

[76] B. E. Gray, Slips , Stumbles , and Falls : Pedestrian Footwear and Surfaces. 1990.

[77] R. Haslam and D. Stubbs, Understanding and preventing falls. 2006.

[78] B. F.L., C. P.R., K. B.T., and P. P., “Slip resistance needs of the mobility disabled during level

and grade walking,” in Slips, stumbles and falls: pedestrian footwear and surfaces, 1990, pp.

39–54.

[79] R. Tideiksaar, “The biomedical and environmental characteristics of slips, stumbles and falls

in the elderly,” in Steps, stumbles and falls: pedestrian footwear and surfaces, 1990, pp. 17–

27.

[80] L. T. E. W. J.C. and S. J.L., “Assessment of slip severity among different age groups,” in

Metrology of pedestrian locomotion and slip resistance, 2002, pp. 17–32.

[81] J. M. B. C. M. Powers, “Influence of age and gender on utilized coefficient of friction during

walking at different speeds,” in Metrology of pedestrian locomotion and slip resistance, 2002,

pp. 3–16.

[82] Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw, Rolweerstand. 2009, pp. 8–10.

[83] P. W. Axelson, D. Chesney, B. Designs, S. Cruz, P. Longmuir, K. Coutts, S. Rose, J. Smith, J.

Ysselstein, E. S. Consultant, E. P. Consultant, U. S. Architectural, T. Barriers, and C. Board,

“Accessible Exterior Surfaces Technical Report.”

[84] ISO, NBN EN ISO 2813: Verven en vernissen - metingen van de glans (spiegelende reflectie)

van niet-metallieke verflagen onder 20°, 65° en 80° (ISO 2813: 1994, Inclusief technisch

corrigendum 1:1997), vol. 1994. 1994, p. 11.

[85] NBN, NBN S 01-400-1 - Akoestische criteria voor woongebouwen. 2008, p. 23.

[86] NBN, NBN S 01-400-2: Akoestische criteria voor schoolgebouwen. 2012, p. 39.

[87] CEN, CEN/TS 15209: Tactile paving surface indicators produced from concrete, clay and

stone. 2008, p. 33.

[88] ISO, ISO 23599 - Assistive products for blind and vision-impaired persons - tactile walking

surface indicators. 2012, p. 44.

[89] Peter-Willem Vermeersch, “Less vision, more senses - towards a more multisensory design

approach in architecture,” 2013.

[90] J. Herssens, “Designing Architecture for More: A Framework of Haptic Design Parameters

with the Experience of People Born Blind,” 2011.

[91] M. Rychtarikova, J. Herssens, and A. Heylighen, “Towards more inclusive Approaches in

soundscape research : The soundscape of blind people,” in Inter.Noise, 2012, p. 8.

[92] Tom Vavik, Inclusive Buildings, Products and Services: challenges in universal design. 2009.

Page 84: Op weg naar een betere toegankelijkheid sanitair.pdf · 5/26/2014 8 SDA-DRAFT 5. REGELGEVING, NORMERING & LITERATUUR Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de verschillende soorten

5/26/2014 83 SDA-DRAFT

[93] B. H. Gewest, De Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening van het Brussels

Hoofdstedelijk Gewest - Titel VII: De wegen, de toegangen ertoe en de naaste omgeving ervan,

no. november. 2006, p. 28.

[94] K. De Leye and E. Dooms, “Akoestisch gebruikscomfort voor iedereen in auditoria . Case

study : Grote Aula , Maria-Theresiacollege .,” 2007.

[95] L. Wastiels, “Mapping material experience in architecture,” 2010.

[96] Inclusive Design for Getting Outdoors, “Tactile paving - design guide 003.” p. 8, 2008.

[97] M. Ormerod, R. Newton, H. MacLennan, M. Faruk, S. Thies, L. Kenny, D. Howard, and C.

Nester, “Older people ’ s experiences of using tactile paving,” in Proceedings of the institution

of civil engineers, 2014, pp. 1–8.

[98] G. D. P. P. D. U. C. London, “Testing proposed delineators to demarcate pedestrian paths in a

shared space environment,” 2008.

[99] C. S. Kim, D. Lee, S. Kwon, and M. K. Chung, “Effects of ramp slope, ramp height and users’

pushing force on performance, muscular activity and subjective ratings during wheelchair

driving on a ramp,” Int. J. Ind. Ergon., vol. 44, no. 5, pp. 636–646, Sep. 2014.

[100] ISO, ISO 7176-5: wheelchairs - determination of dimensions, mass and manoeuvring space,

vol. 2008. 2008, p. 88.

[101] R. a. Cooper, a. M. Molinero, A. Souza, D. M. Collins, A. Karmarkar, E. Teodorski, and M.

Sporner, “Effects of Cross Slopes and Varying Surface Characteristics on the Mobility of

Manual Wheelchair Users,” Assist. Technol., vol. 24, no. 2, pp. 102–109, Jun. 2012.

[102] M. S. Redfern and E. J. Mcvay, “Proceedings of the Human Factors and Ergonomics Society

Annual Meeting,” in Slip Potentials on rams, 1993, p. 5.

[103] U. S. A. Board, “Dimensional tolerances in construction and for surface accessibility,” 2011.

[Online]. Available: http://www.access-board.gov/research/completed-research/dimensional-

tolerances.

[104] S. Danschutter and J. Desmyter, “Toegankelijkheid van buitenschrijnwerk - deel 1,” WTCB-

Dossier, vol. 4, no. 4, pp. 1–9, 2006.

[105] E. Colboc, “Rapport sur l’impact des règles accessibilité dans la construction de logements

neufs,” 2012.

[106] M. Wijk, J. Drenth, and M. Van Ditmarsch, Handboek voor Toegankelijkheid: over de

ergonomie van stedelijke inrichting, gebouwen en woningen. 2003.