ouder- en kindteams...ouder- en kindadviseurs werken op scholen, in de buurt en bij gezinnen thuis....
TRANSCRIPT
Ouder- en Kindteams
evaluatieonderzoek
Taken en tijdsbesteding medewerkers van de Ouder- en
Kindteams
Maart 2016
2
Inhoud
Inhoud ........................................................................................................................................................... 2
Samenvatting ................................................................................................................................................ 3
Inleiding ......................................................................................................................................................... 4
Onderzoeksopzet .......................................................................................................................................... 6
Resultaten ..................................................................................................................................................... 7
Onderzoekspopulatie en respons ............................................................................................................... 7
Activiteiten ................................................................................................................................................ 8
Preventief en niet-preventief ................................................................................................................ 10
Cliëntcontact, cliëntgebonden activiteiten en indirecte tijd .................................................................. 12
Bereikte doelgroep................................................................................................................................... 16
Thema’s ................................................................................................................................................... 19
Veiligheid ................................................................................................................................................. 23
Doelgroep 0-4 jarigen .............................................................................................................................. 23
Contacten ................................................................................................................................................ 24
Cliëntcontact ........................................................................................................................................ 24
Contacten binnen eigen team .............................................................................................................. 25
Contacten buiten eigen team ............................................................................................................... 26
Gemiddelde dag........................................................................................................................................... 27
Ouder- en kindadviseur jeugdhulp ........................................................................................................... 27
Ouder- en kindadviseur JGZ ..................................................................................................................... 27
Jeugdarts ................................................................................................................................................. 27
Jeugdpsycholoog ..................................................................................................................................... 27
Ontwikkeling Ouder- en Kindteams ............................................................................................................. 28
Algemeen ................................................................................................................................................ 28
Activiteiten .............................................................................................................................................. 28
Bereikte doelgroep.................................................................................................................................... 31
Thema’s ................................................................................................................................................... 32
Contacten ................................................................................................................................................. 33
Conclusie ..................................................................................................................................................... 34
Discussie ...................................................................................................................................................... 35
Rapport ‘Ouder- en Kindteams evaluatieonderzoek:
Evaluatie Preventietaken Medewerkers OKT's’, maart 2016.
In opdracht van: Programmadirectie Ouder- en Kindteams Amsterdam.
Auteurs: Ralph Rusconi, MSc. & Lara Schout, BSc.
3
Samenvatting
Per 1 januari 2015 zijn de Ouder- en Kindteams in Amsterdam van start gegaan: 22 wijkteams en 5 VO/MBO
teams. Een Ouder- en Kindteam bestaat uit een groep generalisten en specialisten, die gezamenlijk
verantwoordelijkheid draagt voor de hulp- en zorgverlening aan ouders en kinderen tussen 0 en 23 jaar in
één van de 22 gebieden in Amsterdam.
Om inzicht te krijgen in de werkwijzen van de Ouder- en Kindteams en mogelijke ontwikkel- en
verbeterpunten te formuleren, is in november 2015 een onderzoek uitgevoerd, in navolging van een
soortgelijk onderzoek afgelopen april 2015. Ditmaal digitaal, wederom in de vorm van een dagboekje waarin
alle activiteiten van medewerkers gedurende één dag geregistreerd zijn. De uitkomsten van dit onderzoek,
zowel apart als in combinatie met de uitkomsten van het eerste onderzoek, bieden informatie op basis
waarvan de programmadirectie, teamleiders en medewerkers met elkaar in dialoog kunnen gaan om de
teams verder te ontwikkelen en verbeteren.
In totaal hebben 393 medewerkers (66 procent van het totaal) de evaluatie ingevuld. Op basis van de
dagboekjes kan vastgesteld worden dat relatief de meeste tijd gewijd wordt aan direct cliëntcontact (43
procent), gevolgd door cliëntgebonden tijd (32 procent) en indirecte tijd (25 procent), waarbij medewerkers
de meeste tijd besteden aan contacten met cliënten (zowel kortdurende contacten als langdurige trajecten),
relatiebeheer (netwerken en professionaliseren) en cliënt gerelateerde administratie (RIS, Kidos et cetera).
Medewerkers van de Ouder- en Kindteams hebben vooral contact met de cliënt (de ouders, het kind, etc.) of
met collega’s (voornamelijk ouder- en kindadviseurs met een jeugdhulpachtergrond en medewerkers uit het
schoolcircuit, zoals bijvoorbeeld docenten). Van de activiteiten gaan de meesten over schoolgerelateerde
thema’s, lichamelijke en emotionele ontwikkeling en gedragsgerelateerde thema’s. Daarnaast worden door
de 22 wijkteams vooral de leeftijdsgroepen baby/peuter (0-4) en basisschoolleeftijd (4-12) bereikt. De 5
schoolteams hebben, logischerwijs, voornamelijk contact met twaalf tot achttienjarigen.
Om te zien in hoeverre de Ouder- en Kindteams zich ontwikkelen en in welke richting, is er een vergelijking
gemaakt tussen de resultaten van het eerste en tweede onderzoek. Hieruit bleek dat korte cliëntcontacten
in beide onderzoeken de meeste tijd in beslag nemen en er veel minder tijd is gaan zitten in langdurige
trajecten en in voorbereiding & registratie. De tijd besteed aan relatiebeheer lijkt haast verdubbeld: van 240
naar 410 uur. Echter is het wel belangrijk om hierbij te vermelden dat het zou kunnen dat medewerkers in de
eerste evaluatie netwerken onder de optie ‘overig’ of ‘email’ hebben geschaard. Ook gaat er meer tijd naar
trainingen voor cliënten.
Er wordt meer van de directe tijd besteed aan preventie: van 59% van de tijd naar 72%. Ook wordt er meer
tijd besteed aan direct cliëntcontact en minder aan indirecte activiteiten. Wanneer er gekeken wordt naar de
bereikte doelgroep zijn er geen grote verschillen te zien tussen de twee onderzoeken. Ook lijkt er weinig
veranderd te zijn in de thematiek van de activiteiten: schoolgerelateerde, lichamelijke en
opvoedingsgerelateerde thema’s komen het vaakst voor.
4
Inleiding
Per 1 januari 2015 is de gemeente Amsterdam, met de decentralisatie van de jeugdzorg, jeugdbescherming,
jeugdreclassering, jeugd-GGZ en jeugd-VB, verantwoordelijk voor het gehele Jeugdzorgstelsel. De spil van
het nieuwe stelsel vormen de 27 Ouder- en Kindteams. Deze teams bestaan uit generalisten (ouder- en
kindadviseurs) en specialisten (jeugdpsychologen en jeugdartsen), die gezamenlijk verantwoordelijkheid
dragen voor de hulp- en zorgverlening aan ouders en kinderen tussen 0 en 23 jaar in één van de 22 gebieden
in Amsterdam (Figuur 1). Ook familieleden, buren, kennissen of vrienden van de gezinnen kunnen bij de
Ouder- en Kindteams terecht. Onder de 27 Ouder- en Kindteams vallen ook vijf onderwijsteams; ingericht
om hulp- en zorgverlening op scholen in het Voortgezet Onderwijs en Middelbaar Beroeps Onderwijs te
verzorgen.
(bron: OJZ, Gemeente Amsterdam)
Figuur 1: de verdeling van de Ouder- en Kind wijkteams Amsterdam
5
Waar voor de decentralisatie de nadruk lag op verzuilde zorg, geboden door diverse organisaties en
aanbieders met verschillende specialisaties, staat nu één ketenorganisatie centraal, waarin verschillende
organisaties binnen een wijk nauw samenwerken. Waar een gezin voorheen vaak te maken had met een
groot aantal verschillende instanties en zorgverleners, hebben de jeugdigen en gezinnen sinds de invoering
van de teams één contactpersoon: de ouder- en kindadviseur (oka). De contactpersoon probeert samen met
de ouders en kinderen een oplossing te zoeken. Hierbij kan hij/zij collega’s uit het team raadplegen voor
advies, hulp- en zorgverlening. Indien deze hulp- en zorgverlening onvoldoende is, kan men het gezin
doorverwijzen naar specialistische zorg. Ouder- en kindadviseurs werken op scholen, in de buurt en bij
gezinnen thuis.
Momenteel zijn de Ouder- en Kindteams volop in ontwikkeling om de lokale hulp- en zorgverlening op te
bouwen vanuit de expertise in het team, de lokale mogelijkheden en de behoeften van de doelgroep in het
gebied. Om inzicht te krijgen in de voortgang van de Ouder- en Kindteams is in november 2015 een tweede
onderzoek uitgevoerd, in navolging van een eerder onderzoek afgelopen april 2015, wederom bestaande uit
een dagboekje, ditmaal digitaal, waarin medewerkers gedurende één dag hun activiteiten registreren. De
doelen van de evaluatie zijn:
Het verzamelen van informatie voor de interne en externe prestatiedialogen
Het verkrijgen van inzicht in de wijze waarop de Ouder- en Kindteams te werk gaan
Het ontdekken van ontwikkel- en verbeterpunten van de Ouder- en Kindteams
Het verkrijgen van inzicht in de wijze waarop de Ouder- en Kindteams zich ontwikkelen
Dit rapport bestaat uit vier delen. Allereerst wordt de onderzoeksopzet verder uitgewerkt. In hoofdstuk 2
volgt een overzicht van de belangrijkste resultaten van het onderzoek. De resultaten in hoofdstuk 2 zijn
gebaseerd op de informatie uit de ingevulde dagboekjes en geven inzicht in de werkwijze van de Ouder- en
Kindteams, zoals het aantal uitgevoerde activiteiten per dag, de bereikte doelgroep en de meest
voorkomende thematieken. Vervolgens volgt een hoofdstuk over de gemiddelde dag van een medewerker
van het Ouder- en Kindteam. In hoofdstuk 4 worden ten slotte de resultaten van het eerste onderzoek
vergeleken met de resultaten van het tweede onderzoek. Op basis van deze informatie kunnen de
programmadirectie, de teamleiders en de medewerkers in dialoog gaan om de Ouder- en Kindteams verder
te ontwikkelen, zowel OKT-breed als op teamniveau.
6
Onderzoeksopzet
Start van het onderzoek
In overleg met de programmadirectie zijn vier doelstellingen opgesteld, die de basis vormen voor het
ontwerpen van dit onderzoek naar de Ouder- en Kindteams in Amsterdam. Naar aanleiding van diverse
besprekingen is besloten om een dagboekje te ontwikkelen. In het dagboekje registreren alle medewerkers
gedurende één dag alle activiteiten. Deze methode zorgt ervoor dat de werkdruk beperkt blijft
(medewerkers hoeven enkel één werkdag te beschrijven in het dagboekje), dat rijke data verzameld wordt
(een veelheid aan antwoordmogelijkheden) en dat betrouwbare conclusies getrokken kunnen worden op
verschillende niveaus (per team, OKT-breed en per functie).
Na goedkeuring van het instrument door de betrokken leden van het programmateam, is een online tool
ontwikkeld. In navolging hiervan zijn alle medewerkers van de teams per mail op de hoogte gesteld van de
evaluatie. Ook de teamleiders en teamassistenten hebben een aankondigingsmail ontvangen.
Dataverzameling
Op basis van een overzicht van alle medewerkers van de Ouder- en Kindteams is een schema gemaakt, met
daarin voor iedere medewerker één toegewezen evaluatiedag. Door de evaluatiedagen over twee weken te
verspreiden, ontstaat een betrouwbaar beeld van de werkwijze van de Ouder- en Kindteams. Verstoring van
de uitkomsten, doordat bijvoorbeeld op één dag een teamtraining heeft plaatsgevonden, zijn door de
spreiding van evaluatiedagen beperkt. Eind oktober heeft iedere medewerker een mail ontvangen met
daarin een instructie. De link naar het online dagboekje werd begin november verstuurd. Het onderzoek
vond plaats over de periode van maandag 9 november tot en met vrijdag 27 november 2015. Indien
medewerkers het dagboekje niet in konden vullen in verband met ziekte of afwezigheid, is in overleg per
mail een nieuwe invuldag voorgesteld. Na het invullen hebben de medewerkers het dagboekje digitaal
verstuurd naar de onderzoekers.
Dataverwerking
Na ontvangst van de ingevulde dagboekjes zijn alle gegevens voor zover nodig ingevoerd, gecodeerd en
overgezet naar het analyseprogramma SPSS. Met behulp van de gecodeerde data zijn statistische
overzichten gemaakt: het aantal contacten per dag, de gemiddelde tijdsbesteding aan verschillende
activiteiten en de meest voorkomende thematieken. Op basis van de kwantitatieve analyse is een concreet
overzicht ontstaan van de werkwijze van de Ouder- en Kindteams, zijn er mogelijke ontwikkel- en
verbeterpunten naar voren gekomen en werd zichtbaar hoe de teams zich ontwikkelen.
Anonimiteit
De dagboekjes zijn anoniem verwerkt, wat inhoudt dat gegevens niet gekoppeld kunnen worden aan
medewerkers. Er wordt zodanig gerapporteerd dat de resultaten niet zijn te herleiden naar individuele (of
kleine groepen) medewerkers. Dit is in de eerste plaats om de medewerkers de vrijheid te geven eerlijk
antwoord te geven op de vragen in de evaluatie om zo te voorkomen dat er sociaal wenselijke antwoorden
gegeven worden.
7
Resultaten
Onderzoekspopulatie en respons In totaal zijn er 594 medewerkers van de Ouder- en Kindteams aangeschreven om deel te nemen aan het
onderzoek. Het aantal geretourneerde, ingevulde dagboekjes bedraagt 393 stuks. Dit betekent dat 66
procent van de werkzame medewerkers het dagboekje heeft ingevuld.
Om een realistisch beeld te krijgen van de werkwijze van de teams, zijn de toegewezen evaluatiedagen voor
alle medewerkers over twee weken verspreid, met een extra uitloop van één week. Uit analyse bleek dat het
aantal ingevulde dagboekjes gelijkmatig verdeeld is over de verschillende dagen.
De Ouder- en Kindteams bestaan uit diverse generalisten en specialisten om die in de wijken en advies en ondersteuning te bieden aan ouders en kinderen. Dit zijn jeugdartsen, jeugdpsychologen en ouder- en kindadviseurs (met een jeugdverpleegkundige- of jeugdhulpachtergrond). In onderstaand schema staat per functie vermeld wat de respons is.
Tabel 1. Respons per functie
Functie Respons
aantal
Totaal per functie Percentage per functie
Jeugdarts 36 93 38,7
Jeugdpsycholoog 53 75 70,7
OKA JGZ 99 125 79,2
OKA jeugdhulp 205 301 68,3
Totaal 393 594
Uit het schema blijkt dat meer dan drie kwart (304) van de ingevulde dagboekjes afkomstig is van een ouder-
en kindadviseur. Dit komt neer op 77 % van het totaal.
8
Activiteiten
Aan de medewerkers is gevraagd om in het dagboekje elke activiteit op te geven die ze die dag hebben
uitgevoerd. Om een wirwar aan activiteiten te voorkomen, zijn hierbij 9 keuzeopties gegeven, namelijk:
Cliëntcontact 1. Korte contacten met cliënten (voorlichting, informatie & advies, vaccineren, screenings, preventief
gezondheidsonderzoek, spreekuren, emailcontact, contacten met het netwerk van cliënten) 2. Langdurige trajecten voor cliënten (meervoudige contacten, contacten met een procesmatig
karakter) 3. Trainingen & themabijeenkomsten voor cliënten (Triple P, competentietraining, voorlichting over
opvoeden en opgroeien)
Cliëntgebonden activiteit 4. Verwijzingen & beschikkingen (overleg met verwijsteam en PGB team, verplicht multidisciplinair
overleg voorafgaand aan verwijzing en beschikking, herindiceren) 5. Cliëntgerelateerde voorbereiding & registratie (opzoeken, vermelden of wijzigen van
cliëntgegevens in RIS, KIDOS et cetera, inlezen problematiek/dossier van cliënt, nabellen cliënt) 6. Cliëntgerelateerde contacten met professionals binnen eigen team (gericht op specifieke
cliënt(en): bespreken situatie cliënt, casuïstiekbespreking, informatie inwinnen over cliënt, emailcontact)
7. Cliëntgerelateerde contacten met professionals buiten eigen team (gericht op specifieke cliënt(en): informatie en advies, netwerkopbouw, verkennen ondersteuningsmogelijkheden voor specifieke cliënt, emailcontact)
Indirecte tijd 8. Niet cliënt gerelateerd relatiebeheer/netwerken/professionaliseren (verkennen
ondersteuningsaanbod in buurt, een kennismakingsbezoek aan een huisarts of voetbalclub, opdoen van professionele kennis, zoals bv. een bijeenkomst over een relevant thema)
9. Overige indirecte tijd (niet cliënt gerelateerd: pauze, opruimen, wachten op afspraak, algemeen teamoverleg, reistijd, reserveren ruimtes, organisatie)
In totaal zijn er 3502 activiteiten opgegeven door alle medewerkers. Op basis van de verkregen informatie is
vastgesteld wat de gemiddelde duur van iedere activiteit is, hoe vaak een activiteit voorkomt in het
algemeen, en hoe vaak een activiteit voorkomt per functie.
In onderstaand schema is weergeven hoeveel van de totale werkduur besteed wordt aan elke activiteit.
9
Figuur 2. Duur van alle activiteiten in uren
Uit de weergeven informatie blijkt dat de meeste tijd besteed is aan: 1. korte contacten met cliënten, 2.
langdurige trajecten voor cliënten, 5. cliënt gerelateerd voorbereiding en registratie en 8.
relatiebeheer/netwerken/professionaliseren.
Activiteit 8 (relatiebeheer/netwerken/professionaliseren), neemt relatief veel tijd in beslag per keer (een uur
en een kwartier), waardoor een grote hoeveelheid van de totale werkduur hieraan besteedt wordt. Dit geldt
ook voor bijvoorbeeld activiteit 2 (langdurige trajecten), die per keer gemiddeld 53 minuten kost.
Uit de gegevens blijkt verder dat er in totaal meer tijd gaat zitten in cliënt gerelateerd contact met
professionals buiten het eigen Ouder- en Kindteam dan met professionals binnen het eigen team.
0
100
200
300
400
500
600
700
800
10
De gemiddelde tijdsduur van een activiteit is 48 minuten. De activiteiten ‘Trainingen & themabijeenkomsten’ en ‘relatiebeheer/netwerken/professionaliseren’ duren aanzienlijk langer dan de gemiddelde tijdsduur. De kortst durende activiteit is ‘korte contacten met cliënten’, deze categorie bestaat onder andere uit: korte gesprekjes op de gang, spreekuren, een vraag van een ouder beantwoorden, een leerling aanspreken, et cetera. In het volgende schema is de gemiddelde duur van ieder activiteit vermeld:
Tabel 2. Gemiddelde duur van de activiteiten1
Activiteiten Gemiddelde duur
1. Korte contacten 0:402
2. Langdurige trajecten 0:53
3. Trainingen & themabijeenkomsten 1:28
4. Verwijzingen & beschikkingen 0:48
5. Voorbereiding & registratie 0:43
6. Contact binnen eigen team 0:46
7. Contacten buiten eigen team 0:42
8. Relatiebeheer/netwerken/professionaliseren 1:17
9. Overige indirecte tijd 0:44
Gemiddelde tijdsduur 0:48
Standaard deviatie. = 3 min. Min= 0 min. Max=12 uur3
Preventief en niet-preventief Om de verhouding tussen preventieve en niet preventieve activiteiten te kunnen bepalen, is gekeken naar
de tijd die wordt besteed aan direct cliëntcontact. Hierbij zijn de activiteiten als volgt ingedeeld: korte
contacten met cliënten (activiteit 1) en trainingen & themabijeenkomsten (activiteit 7) zijn als preventief
meegenomen en langdurige trajecten als niet-preventieve activiteiten. Het percentage preventieve
activiteiten blijkt 75 procent van het totaal aantal directe activiteiten te zijn, wat neerkomt op ongeveer 70
procent van de duur van alle directe activiteiten samen.
1 De gemiddelde duur ligt over het algemeen hoger dan in het onderzoek van april. Dit kan verklaard worden
doordat een aantal medewerkers meerdere losse activiteiten als één activiteit geregistreerd hebben. Dit is
voornamelijk het geval bij ‘korte contacten met cliënten’ (spreekuren), ‘verwijzingen en beschikkingen’,
‘voorbereiding en registratie’ en ‘overige indirecte tijd’.
2 De gemiddelde duur van de “korte contacten” van OKA’s JGZ is 42 minuten. Echter, in totaal zijn er 77 “korte
contacten” opgegeven door de OKA’s JGZ die langer duurden dan een uur. Dit duidt op clustering: het zou goed
kunnen dat veel van deze 77 “korte activiteiten” spreekuren betroffen die als één activiteit opgeschreven zijn. Dit
zou het hoge gemiddelde van 42 minuten kunnen verklaren.
3 Het maximum van 12 uur kan verklaard worden doordat een aantal medewerkers een hele dag één activiteit
hebben gedaan, bijvoorbeeld een netwerkbijeenkomst of training. Dit is echter bij een zeer klein percentage het
geval, waardoor de hoge max weinig invloed heeft op de gemiddelden.
11
In onderstaande figuren is de verhouding tussen preventieve en niet-preventieve activiteiten weergegeven
in duur van de activiteiten. Uit figuur 3a blijkt bijvoorbeeld dat 72 procent van de duur van alle directe
activiteiten samen van preventieve aard is. Vervolgens is deze verhouding weergeven per functiegroep.
Figuur 3a. Preventief vs. niet-preventief (duur van alle directe activiteiten)
Figuur 3b. Ouder- en kindadviseur JGZ Figuur 3c. Ouder- en kindadvseur jeugdhulp
72%
28%
Preventief
Niet preventief
86%
14%
Preventief
Niet preventief
65%
35%
Preventief
Niet preventief
12
Figuur 3d. Jeugdpsycholoog Figuur 3e. Jeugdarts
Cliëntcontact, cliëntgebonden activiteiten en indirecte tijd De verschillende soorten activiteiten zijn ook verdeeld over drie type activiteiten;
Cliëntcontact; tijd die direct wordt besteed aan cliënten (denk hierbij aan Preventief Gezondheid
Onderzoek, voorlichting, een gesprekje op de gang met een bezorgde moeder)
Cliëntgebonden tijd; tijd besteed aan activiteiten rondom cliënten (bijvoorbeeld verwijzingen
doorgeven, registratie in Kidos of RIS, overleg met collega’s over een cliënt)
Indirecte tijd; alle tijd die wordt besteed aan niet-cliëntgebonden activiteiten (pauze, opstarten
computer, reistijd, overleg over zaken niet die niet met cliënten samenhangen, planning, deel van
de administratie, etc)
De verhouding tussen de tijd die aan deze drie type activiteiten wordt besteed is hieronder in figuur 4a
weergeven.
Figuur 4a. Verhouding cliëntcontact, cliëntgebonden en indirecte tijd
43%
32%
25%
Direct cliëntcontact
Cliëntgebonden tijd
Indirecte tijd
52%
48% Preventief
Niet preventief
88%
12%
Preventief
Nietpreventief
13
Ook kan deze worden bekeken voor de wijkteams en de VO- en MBO-teams afzonderlijk.
Figuur 4b. Verhouding cliëntcontact, cliëntgebonden en indirecte tijd bij wijkteams
Figuur 4c. Verhouding cliëntcontact, cliëntgebonden en indirecte tijd bij VO- en MBO- teams
Te zien is dat de VO- en MBO teams een vergelijkbare verdeling van tijd hebben met de wijkteams, het
percentage cliëntcontact ligt bij beide rond de 45% van de tijd.
De drie type activiteiten zijn samengesteld uit de 9 categorieën waarbij de volgende indeling is gebruikt:
Cliëntcontact; korte cliëntcontacten, langdurige trajecten en trainingen voor cliënten
Cliëntgebonden; verwijzingen en beschikkingen, voorbereiding en registratie, contact binnen eigen
team en contact buiten eigen team
Indirecte tijd; relatiebeheer en overige indirecte tijd
43%
32%
25%
Direct cliëntcontact
Cliëntgebonden tijd
Indirecte tijd
45%
29%
26%
Direct cliëntcontact
Cliëntgebonden tijd
Indirecte tijd
14
Tot slot is in figuur 5 te zien hoe de tijdsverdeling eruit ziet voor de verschillende functietypen (van links naar
rechts: jeugdarts, jeugdpsycholoog, Ouder- en kindadviseur jeugdhulp en Ouder- en kindadviseur JGZ).
Figuur 5. Verhouding cliëntcontact, cliëntgebonden en indirecte tijd per functie
Jeugdarts Jeugdpsycholoog
Ouder- en kindadviseur jeugdhulp Ouder- en kindadviseur JGZ
52%28%
20%Directcliëntcontact
Cliëntgebondentijd
Indirecte tijd
45%
30%
25%
Directcliëntcontact
Cliëntgebondentijd
Indirecte tijd
43%
31%
26%
Directcliëntcontact
Cliëntgebondentijd
Indirecte tijd
29%
43%
28%
Directcliëntcontact
Cliëntgebondentijd
Indirecte tijd
15
In figuur 6 is te zien hoe de totale tijd verdeeld wordt over de 9 activiteiten. Hierbij zijn in rood de cliëntcontacten, in blauw de cliëntgebonden tijd en in groen de indirecte tijd weergegeven.
Figuur 6. Drie type activiteiten, uitgesplitst naar de 9 activiteiten, in percentage van totale duur
24%
12%
7%
3%12%
7%
9%
15%
11%
1. Korte contacten
2. Langdurige trajecten
3. Trainingen &themabijeenkomsten
4. Verwijzingen &beschikkingen
5. Voorbereiding ®istratie
6. Contact binnen eigenteam
7. Contacten met buiteneigen team
8.Relatiebeheer/netwerken/professionaliseren9. Overige indirecte tijd
16
Bereikte doelgroep
De doelgroep die het vaakst bereikt wordt door de wijkteams is de groep kinderen van basisschoolleeftijd
(vier tot twaalf jaar). Daarnaast worden ook veel kinderen gezien in de leeftijd van nul tot vier jaar (de baby-
peuter leeftijd) en in de middelbare school leeftijd van twaalf tot achttien jaar. Dit is redelijk in verhouding
met het aantal kinderen dat in die leeftijdsgroep in Amsterdam rondloopt, te zien in tabel 3.
Jong volwassenen (18-23 jaar) en volwassenen (24+) worden relatief weinig bereikt. De VO- en MBO-teams
bereiken, logischerwijs voornamelijk twaalf tot achttienjarigen. Een kanttekening die hierbij gemaakt moet
worden, is dat de bereikte doelgroep erg verschilt per functie; de ouder- en kindadviseurs JGZ zien relatief
veel 0-4 jarigen, terwijl het percentage bij de ouder- en kindadviseur jeugdhulp voor deze leeftijdsgroep een
stuk lager ligt.
Belangrijk om te vermelden is dat de kolom ‘leeftijd van cliënt’ betrekking had op de leeftijd van de cliënt:
indien een ouder gesproken is over een kind, is de leeftijd van het betreffende kind ingevuld. In een enkel
geval is de leeftijd van de ouder ingevuld indien het gesprek betrekking had op de ouder.
In figuur 7a tot en met 7c is de bereikte doelgroep uitgesplitst voor alle teams en de VO- en MBO teams en
wijkteams apart. In figuur 7d tot en met 7g is vervolgens hetzelfde weergeven, maar dan per functiegroep
apart.
Figuur 7a. Bereikte doelgroep alle teams
24%
46%
24%
5%
1%
Baby/peuter (0-4 jaar)
Basisschoolleeftijd (4-12jaar)
Middelbare schoolleeftijd (12-18 jaar)
Jong volwassen (18-24jaar)
Volwassen (24+)
17
Figuur 7b. Bereikte doelgroep bij VO- en MBO-teams
Figuur 7c. Bereikte doelgroep bij wijkteams
Figuur 7d. OKA JGZ Figuur 7e. OKA Jeugdhulp
3%4%
74%
17%
2%Baby/peuter (0-4 jaar)
Basisschoolleeftijd (4-12jaar)
Middelbare schoolleeftijd (12-18 jaar)
Jong volwassen (18-24jaar)
Volwassen (24+)
30%
59%
9%
1% 1%
Baby/peuter (0-4 jaar)
Basisschoolleeftijd (4-12jaar)
Middelbare school leeftijd(12-18 jaar)
Jong volwassen (18-24 jaar)
Volwassen (24+)
43%
32%
21%
3% 1%
Baby/peuter (0-4jaar)
Basisschoolleeftijd (4-12 jaar)
Middelbareschool leeftijd(12-18 jaar)
Jong volwassen(18-24 jaar)
Volwassen (24+)
11%
56%
26%
5% 2%
Baby/peuter (0-4jaar)
Basisschoolleeftijd (4-12 jaar)
Middelbareschool leeftijd(12-18 jaar)Jong volwassen(18-24 jaar)
Volwassen (24+)
18
Figuur 7f. Jeugdpsycholoog Figuur 7g. Jeugdarts
Tabel 3. Verhouding bereikte doelgroep in verhouding tot totaal in Amsterdam
0-4jr 4-12jr 12-17jr 18-24jr
Bereikte doelgroep4 683 24% 1308 46% 660 24% 136 5%
Totaal in Amsterdam 81548 18% 143344 31% 85102 18% 15362 33%
4 De genoemde aantallen zijn absoluut. De percentages zijn berekend aan de hand van alle activiteiten, dus ook
de activiteiten die betrekking hebben op de doelgroep 24+
10%
58%
25%
7%
0%
Baby/peuter (0-4jaar)
Basisschoolleeftijd(4-12 jaar)
Middelbare schoolleeftijd (12-18 jaar)
Jong volwassen(18-24 jaar)
Volwassen (24+)
48%
27%
19%
5% 1%
Baby/peuter (0-4jaar)
Basisschoolleeftijd (4-12 jaar)
Middelbareschool leeftijd(12-18 jaar)Jong volwassen(18-24 jaar)
Volwassen (24+)
19
Thema’s Bij elke activiteit kon in het onderzoek worden aangegeven op welk thema de activiteit betrekking had. Deze optie heeft 12 categorieën waaruit gekozen kon worden, voortgekomen uit een lijst van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI), en zijn aangepast in de formulering door de onderzoekers. Er zijn in totaal 2934 thema’s aangegeven. Hieronder staan de thema’s waaruit kon worden gekozen weergegeven. Schoolgerelateerd
1. Schoolgerelateerd (schoolprestaties, leerachterstand, schoolkeuzes, schoolverzuim, voortijdig schoolverlaten)
Lichaam & leefstijl
2. Lichamelijk ontwikkeling & gezondheid (groei, spraaktaal, motoriek, zintuigen) 3. Leefstijl (voeding, sport, overgewicht, slaapproblematiek, gamen/computergebruik)
Gedrag
4. Gedragsgerelateerd (van gewoon lastig/druk gedrag tot ernstige gedragsstoornis en delinquentie) Sociaal/emotioneel/relationeel
5. Emotionele ontwikkeling (angst, somberheid, depressie) 6. Sociale ontwikkeling (van sociaal onhandig tot autisme) 7. Relationele sfeer (scheiding, loverboys, familieconflict, conflict met leeftijdsgenoten)
Opvoeding
8. Opvoeding (van opvoedingsonzekerheden tot aan ernstige opvoedproblemen) Overig
9. Werk gerelateerd (werkloosheid, werkstress, kinderopvang) 10. Geweld binnen huiselijke kring (van pedagogische tik tot fysieke en psychische kindermishandeling) 11. Geweld buiten huiselijke kring (zinloos geweld, pesten, fysieke en/of psychische mishandeling) 12. Overig (financiën, wonen, middelengebruik, seksueel gedrag, zwangerschap)
In figuur 8a is te zien dat de medewerkers van de Ouder- en Kindteams zich voornamelijk bezig houden met
thema’s rond lichamelijke en emotionele ontwikkeling, gedrag en school. Thema’s rond leefstijl, geweld en
gerelateerd aan de relationele sfeer werden weinig aangekruist.
20
Figuur 8a. Aantal activiteiten per thema in percentages (N=2934)
Bovenstaande is ook geanalyseerd specifiek per functie. In figuren 8b t/m 8e is te zien met welke thema’s de
jeugdartsen, jeugdpsychologen, ouder- en kindadviseur jeugdhulp en ouder- en kindadviseurs JGZ zich
bezighouden. Jeugdartsen en ouder- en kindadviseurs JGZ (verpleegkundigen) zijn, logischerwijs, het vaakst
bezig met lichamelijke ontwikkeling en gezondheid, waar jeugdpsychologen en ouder- en kindadviseurs
jeugdhulp voornamelijk bezig zijn met gedragsgerelateerde thema’s en emotionele ontwikkeling.
Figuur 8b. Jeugdarts (N=344)
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
0%
5%
10%
15%
20%
25%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
21
Figuur 8c. Jeugdpsycholoog (N=388)
Figuur 8d. Ouder- en kindadviseurs Jeugdhulp (N=1410)
Figuur 8e. Ouder- en kindadviseurs JGZ (N=792)
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
16%
18%
20%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
22
In onderstaande tabel zijn de thema’s ook weergeven voor de verschillende leeftijdscategorieën. Per leeftijdscategorie is door middel van een ‘heat map’ aangegeven waar de zwaartepunten in de thema’s liggen. Per leeftijdscategorie tellen de percentages op tot 100%.
Tabel 4. Thema’s per leeftijdscategorie
Leeftijd 0-4 jr 4-12 jr 12-18 jr 18-24 jr 24+ NVT Thema
Emotionele ontw. 4% 15% 19% 28% 9% 0%
Gedragsgerelateerd 6% 20% 16% 10% 6% 2%
Geweld binnen 1% 3% 4% 3% 0% 4%
Geweld buiten 0% 0% 0% 3% 3% 1%
Leefstijl 1% 2% 3% 2% 3% 0%
Lichamelijk 58% 12% 14% 6% 3% 1%
Opvoeding 15% 12% 8% 1% 26% 1%
Overig 6% 8% 5% 15% 21% 36%
Relationeel 2% 3% 4% 4% 3% 0%
Schoolgerelateerd 1% 15% 18% 24% 12% 9% Sociale ontwikkeling 3% 6% 5% 2% 3% 0%
Werkgerelateerd 3% 3% 3% 2% 12% 45%
Eindtotaal 100% 100% 100% 100% 100% 100%
De belangrijkste thema’s per leeftijdscategorie zijn:
- Baby/peuter: lichamelijke ontwikkeling (58%) en opvoeding (15%)
- 4-12 jarigen: gedrags (20%)- en schoolgerelateerde (15%) thema’s en emotionele ontwikkeling
(15%)
- 12-18 jarigen: emotionele (19%) en lichamelijke ontwikkeling (14%), gedragsgerelateerde (16%) en
schoolgerelateerde (18%) thema’s
- Jongvolwassenen: emotionele ontwikkeling (28%) en schoolgerelateerde thema’s (24%)
- Volwassenen: opvoeding (26%).
Er is ook gekeken welke thema’s vaak voorkomen bij de verschillende activiteiten. Binnen de activiteit contact met professional(s) binnen het eigen team zijn voornamelijk gedragsgerelateerde (17%) en schoolgerelateerde (14%) thema’s en thema’s rond emotionele ontwikkeling (16%) aangegeven. Contact met professionals buiten het eigen team gingen voornamelijk over gedragsgerelateerde (22%) en schoolgerelateerde thema’s (21%). Voorbereiding en registratie werd het meest aangekruist bij thema’s rond lichamelijke ontwikkeling (17%), terwijl trainingen en themabijeenkomsten voor cliënten met name betrekking hadden op gedragsgerelateerde thema’s (33%) en sociale ontwikkeling (18%). Korte contacten met cliënten gingen vooral over lichamelijke ontwikkeling (42%) en langdurige trajecten over emotionele ontwikkeling (23%). Tot slot zijn bij de activiteit verwijzingen en beschikkingen voornamelijk gedragsgerelateerde thema’s (28%) en lichamelijke ontwikkeling (23%) aangegeven.
In tabel 5 staan ten slotte ter overzicht de 12 thema’s voor de activiteiten ‘korte contacten’, langdurige
trajecten’, ‘ verwijzingen’ en ‘trainingen’ weergeven. De percentages zijn als heat map gekleurd net als bij
tabel 4.
23
Tabel 5. Thema’s per activiteit
Activiteit
Thema Korte contacten
Langdurige trajecten Verwijzingen Trainingen
Emotionele ontwikkeling 11% 23% 14% 13%
Gedragsgerelateerd 9% 17% 26% 33%
Geweld binnen huiselijke kring 1% 6% 3% 1%
Geweld buiten huiselijke kring 0% 1% 0% 0%
Leefstijl 2% 2% 2% 2% Lichamelijk ontwikkeling en gezondheid 42% 10% 22% 2%
Niet van toepassing 1% 1% 7% 1%
Opvoeding 10% 14% 11% 19%
Overig 7% 3% 5% 2%
Relationele sfeer 2% 7% 3% 1%
Schoolgerelateerd 10% 10% 3% 6%
Sociale ontwikkeling 3% 6% 4% 18%
Werkgerelateerd 0% 1% 1% 3%
100% 100% 100% 100%
Veiligheid
Van het totaal aantal activiteiten hebben er 91 betrekking op het thema geweld (thema 10 & 11): 3 procent.
Van de 380 aangegeven langdurige trajecten zijn dit er 23. Dit komt neer op zes procent. Bovenstaande
houdt dus in dat per dag 91 activiteiten betrekking hebben op het thema geweld. Van alle activiteiten
omtrent het thema geweld was er per dag 16 keer contact met JBRA en 16 keer met Veilig Thuis.
De meeste activiteiten die betrekking hebben op veiligheid zijn met kinderen in de leeftijdsgroep van de
basisschoolleeftijd (43 procent) en middelbare schoolleeftijd (26 procent). Het zijn voornamelijk de ouder-
en kindadviseur jeugdhulp die zich bezig houden met deze thematiek (63 procent), gevolgd door de
jeugdpsychologen (19 procent).
Doelgroep 0-4 jarigen
Van de 2771 directe cliënt contacten en cliëntgebonden contacten gaan er 647 over 0-4 jarigen. Dit komt
neer op 23 procent. De helft van deze activiteiten zijn aangegeven door ouder- en kindadviseurs JGZ,
namelijk 50 procent (324 activiteiten). De contacten hebben voornamelijk betrekking op lichamelijke
ontwikkeling (58%) en opvoeding (15%).
49 % van de directe en cliëntgebonden contacten van jeugdartsen zijn 0-4 jarigen. Bij de ouder- en
kindadviseurs JGZ is dit 42 %. Ouder- en kindadviseurs jeugdhulp en jeugdpsychologen zien relatief gezien
weinig 0-4 jarigen, namelijk 10 procent van de contacten bij ouder- en kindadviseurs jeugdhulp en 9 procent
van de contacten bij jeugdpsychologen.
Bij activiteiten die betrekking hebben op 0-4 jarigen is er per dag 27 keer contact met een kinderdagverblijf
of voorschool geweest.
24
Contacten Er is bij de activiteiten in de dagboekjes ook aangegeven met wie er contact heeft plaatsgevonden. Hierbij
kon gekozen worden uit 14 verschillende opties. Ook was het mogelijk om meerdere opties aan te kruisen. In
totaal zijn er bij 2588 van de 3502 activiteiten contacten vermeld, wat neerkomt op iets meer dan 70%. Dit
betekent dat meer dan 70% van de activiteiten plaats vindt met andere personen.
De opties waaruit gekozen kon worden zijn hieronder weergeven.5
binnen eigen team
1. Ouder- en kindadviseurs JGZ
2. Ouder- en kindadviseurs jeugdhulp
3. Jeugdarts
4. Jeugdpsycholoog
buiten eigen team
5. Specialisten jeugdhulp, GGZ, LVB
6. LVB
7. JBRA, Veilig Thuis
8. Medisch circuit: huisarts, medische specialist
9. School circuit: leraar, schooldirecteur, IB-er
10. Kinderdagverblijf of voorschool
11. Samen DOEN
12. Overige netwerkpartners in de wijk
rondom gezin
13. Ouder(s)/kind(eren)
14. Overig
Cliëntcontact Medewerkers van het Ouder- en Kindteam besteden gemiddeld 43 % van hun tijd aan directe
cliëntcontacten (zie ook pagina 12). Dat is op een werkdag van 8 uur gemiddeld 3 uur en 27 minuten. In die
tijd hebben ze gemiddeld 4 cliëntcontacten. Een cliëntcontact is meestal een contact met een ouder, een
kind of met meerdere gezinsleden. Sommige cliëntcontacten – zoals trainingen – zijn met een groep
cliënten. Per functiegroep is er een verschil in het percentage van de tijd dat besteed wordt aan directe
cliëntcontacten en in het gemiddeld aantal cliëntcontacten per dag.
5 De respons van jeugdartsen was met 30% aan de lage kant. De resultaten met betrekking tot deze functie zijn dus
minder betrouwbaar.
25
Jeugdartsen besteden gemiddeld 45% van hun totale tijd aan direct cliëntcontact. Binnen deze tijd zien zij
iets meer dan 5 verschillende cliënten. Jeugdpsychologen besteden 29% van hun tijd aan direct
cliëntcontact, waarbij ze tussen de 2 en 3 verschillende cliënten per dag zien. De ouder- en kindadviseurs
JGZ, die per dag gemiddeld de helft van de tijd besteden aan directe cliëntcontacten, zien gemiddeld iets
meer dan 5 verschillende cliënten per dag. Tot slot de ouder- en kindadviseurs jeugdhulp. Zij besteden 43%
van hun tijd aan direct cliëntcontact, waarbij ze tussen de 3 en 4 cliënten per dag zien.
Tabel 6. Cliëntcontact per functie
Functie
% Directe tijd Totaal aantal directe contacten
Totaal aantal functionarissen
Gemiddeld aantal contacten per persoon per dag
Jeugdarts 45,2 187 36 5,2
Jeugdpsycholoog 28,6 136 53 2,6
OKA JGZ 51,6 504 99 5,1
OKA Jeugdhulp 42,6 712 205 3,5
Contacten binnen eigen team Medewerkers van het Ouder- en Kindteam spreken elkaar vaak. Onderstaande tabel geeft inzicht in wie zij voornamelijk spreken en hoe vaak per dag. Hierbij is allereerst in van licht naar donker rood te zien welke functiegroep het vaakst gesproken wordt, waarna vervolgens het gemiddeld aantal contacten per dag per functionaris is weergeven. Jeugdartsen hebben 35 keer per dag contact met andere jeugdartsen en 34 keer met ouder- en kindadviseurs JGZ Dit betekent dat iedere jeugdarts per dag gemiddeld 1 keer een ouder- en kindadviseur JGZ spreekt en 1 keer een jeugdarts. Jeugdpsychologen hebben voornamelijk contact met ouder- en kindadviseur jeugdhulp, namelijk gemiddeld 102 keer per dag. Iedere ouder- en kindadviseur jeugdhulp spreekt per dag gemiddeld 2 andere ouder- en kindadviseurs jeugdhulp. Ouder- en kindadviseurs JGZ hebben vooral contact met collega ouder- en kindadviseurs JGZ; 193 keer per dag. Dit houdt in dat ouder- en kindadviseurs JGZ per dag gemiddeld 2 collega ouder- en kindadviseurs JGZ spreken. Ouder- en kindadviseurs jeugdhulp hebben ten slotte vooral contact met collega ouder- en kindadviseurs jeugdhulp, 315 keer per dag. Gemiddeld spreekt een ouder- en kindadviseurs jeugdhulp dus tussen de 1 à 2 keer per dag met een collega ouder- en kindadviseurs jeugdhulp. Bovenstaande is schematisch weergeven in tabel 7. Tabel 7. Contacten binnen eigen team
Jeugd arts
Per dag6
Jeugd psycholoog
Per dag OKA
JGZ
Per dag OKA
Jeugdhulp
Per dag
OKA JGZ 34 0,94 19 0,36 193 1,95 81 0,40
OKA Jeugdhulp 19 0,53 102 1,93 64 0,65 315 1,54
Jeugdarts 35 0,97 17 0,32 63 0,64 39 0,19
Jeugdpsycholoog 14 0,39 55 1,04 23 0,23 88 0,43
6 Het gemiddeld aantal contacten per dag is berekend door het totaal aantal contacten per dag te delen door het
aantal functionarissen binnen één functiegroep.
26
Contacten buiten eigen team De medewerkers van het Ouder- en Kindteam hebben dagelijks 787 keer contact, zowel face-to-face als
telefonisch en per mail, met professionals in de wijk en op school. Elke medewerker heeft dus gemiddeld per
dag contact met twee andere professionals.
Er is vanuit het Ouder- en Kindteam 136 keer per dag contact met iemand van de specialistische hulp. Er is
54 keer contact met JBRA of veilig thuis, 69 keer contact met het medisch circuit en 33 keer met
kinderdagverblijf of voorschool. Jeugdartsen hebben per dag samen 31 keer contact met het medisch circuit
en ook 31 keer met het school circuit. Jeugdpsychologen spreken voornamelijk collega’s van de
specialistische hulp. Ouder- en kindadviseurs JGZ hebben samen 59 keer per dag contact met het
schoolcircuit. Ook de ouder- en kindadviseurs jeugdhulp hebben vooral contact met collega’s binnen het
schoolcircuit, namelijk 227 keer per dag.
Tabel 8. Contacten buiten eigen team
Totaal Jeugd-
arts Jeugd- psycholoog
OKA JGZ
OKA Jeugdhulp
Specialisten jeugdhulp, GGZ, LVB 136 17 37 19 63
LVB (los genoemd) 24 2 6 3 10
JBRA, Veilig Thuis 54 2 9 13 31
Medisch circuit: huisarts, medische specialist 69 31 2 28 9
School circuit: leraar, schooldirecteur, IB-er 338 31 22 59 227
Kinderdagverblijf of voorschool 33 1 1 10 22
Samen Doen 38 0 14 5 20
Overige netwerkpartners in de wijk 95 9 9 18 60
27
Gemiddelde dag
In dit hoofdstuk wordt er per functie (ouder- en kindadviseurs jeugdhulp, ouder- en kindadviseurs JGZ,
Jeugdarts en Jeugdpsycholoog) beschreven hoe een gemiddelde dag er uitziet. Dit wordt gedaan op basis
van de dagboekjes; veel voorkomende activiteiten en thema’s zijn hiervoor gebruikt.
Ouder- en kindadviseur jeugdhulp Ouder- en kindadviseurs jeugdhulp besteden gemiddeld 43% van hun tijd aan direct cliëntcontact, waarbij ze
tussen de 3 en 4 cliënten per dag zien. De focus ligt vooral op thema’s in de schoolgerelateerde,
gedragsgerelateerde en opvoedingsgerelateerde sfeer. De meeste activiteiten zijn korte contacten met
cliënten (21% van de activiteiten) en langdurige trajecten voor cliënten (15% van de activiteiten). De
doelgroep die het meest bereikt wordt, is de groep in de basisschoolleeftijd, namelijk in 56% van de
contacten.
Ouder- en kindadviseur JGZ De ouder- en kindadviseurs JGZ, die per dag gemiddeld de helft van de tijd besteden aan directe
cliëntcontacten, zien gemiddeld iets meer dan 5 verschillende cliënten per dag. Ze houden zich voornamelijk
bezig met korte cliëntcontacten (45% van de activiteiten), gevolgd door cliëntgerelateerde voorbereiding &
registratie (13% van de activiteiten). Hierbij is voornamelijk het thema lichamelijke ontwikkeling veel
voorkomend. De doelgroep die het vaakst bereikt wordt, is die van de 0-4 jarigen: 43 procent van de
activiteiten zijn rondom deze doelgroep gecentreerd.
Jeugdarts Jeugdartsen besteden gemiddeld 45% van hun totale tijd aan direct cliëntcontact. Binnen deze tijd zien zij
iets meer dan 5 verschillende cliënten. Ze houden zich voornamelijk bezig met 0 tot 4 jarigen (48% van de
contacten) en dan voornamelijk met korte cliëntcontacten (42% van de activiteiten). Een thema dat
jeugdartsen veel voorbij zien komen, is net als bij verpleegkundigen voornamelijk lichamelijk ontwikkeling
en gezondheid.
Jeugdpsycholoog Jeugdpsychologen besteden 29% van hun tijd aan direct cliëntcontact, waarbij zij tussen de 2 en 3
verschillende cliënten per dag zien. De activiteiten van jeugdpsychologen zijn voornamelijk gericht op
thema’s in de emotionele en school gerelateerde sfeer. De dagen worden voornamelijk gevuld met
cliëntgerelateerde contacten met professionals binnen eigen team (16% van de activiteiten)
cliëntgerelateerde voorbereiding & registratie (18% van de activiteiten) en overige indirecte tijd (17% van de
activiteiten). De jeugdpsychologen bereiken vooral kinderen in de basisschoolleeftijd, namelijk in 58% van
hun activiteiten.
28
Ontwikkeling Ouder- en Kindteams
Om te zien in hoeverre de Ouder- en Kindteams zich ontwikkelen en in welke richting, wordt in dit hoofdstuk een vergelijking gemaakt tussen de resultaten uit het eerste dagboekjesonderzoek van april 2015 en de tweede van november 2015. Hierbij wordt er allereerst een algemene vergelijking gemaakt, waarna dieper ingegaan wordt op specifieke onderwerpen.
Algemeen Allereerst is het belangrijk om te vermelden dat het aantal mensen dat mee heeft gedaan aan de evaluatie van afgelopen voorjaar en deze evaluatie zo goed als gelijk is, namelijk 411 in april 2015 en 393 in november 2015. Hoewel het dagboekje, op wat aanscherpingen na, inhoudelijk hetzelfde is gebleven, is er ditmaal gekozen voor een digitale versie. Verder is er gekozen voor gesloten vragen, waardoor de antwoordmogelijkheden beperkt zijn gebleven en er beter onderscheid gemaakt kan worden tussen bijvoorbeeld verschillende functies (ouder- en kindadviseur JGZ en ouder- en kindadviseur jeugdhulp zijn bijvoorbeeld nu van elkaar te onderscheiden). Echter zijn door deze veranderingen de twee onderzoeken niet altijd perfect te vergelijkingen.
Activiteiten In het onderzoek van november zijn, in vergelijking met het onderzoek van april, een stuk minder
activiteiten aangegeven, namelijk 3502 nu ten opzichte van 5883 toen. Dit zou verklaard kunnen worden
door de overgang van een schriftelijke naar digitale evaluatie: de medewerkers vullen waarschijnlijk het
papieren dagboekje vaker tussen de bedrijven door in, waarbij de digitale versie waarschijnlijk vaker aan het
eind van een werkdag wordt ingevuld en meerdere verschillende activiteiten wellicht als één activiteit
opgeschreven worden (zoals bijvoorbeeld in het geval van spreekuren). Ook zijn er een aantal categorieën
samengevoegd en of beter gespecificeerd: categorie ‘overig’ valt in de tweede evaluatie onder andere onder
‘overige indirecte tijd’ en ‘e-mail, afspraken en organisatie’ is ondergebracht onder ‘overige indirecte tijd’,
‘korte contacten met cliënten’ en ‘cliëntgerelateerde contacten met professionals binnen en buiten team’.
Totale duur van de activiteiten
Wanneer gekeken wordt naar de totale duur van alle activiteiten, neemt in beide evaluaties de activiteit
‘korte contacten met cliënten’ in totaal het meest tijd in beslag (bijna 600 uur in het voorjaar, en bijna 700 in
het najaar). Voorbereiding en registratie lijkt in totaal minder tijd in beslag te nemen dan afgelopen voorjaar
(iets meer dan 400 uur in het voorjaar en 350 uur in het najaar). Ook gaat er in totaal veel minder tijd naar
langdurige trajecten (500 uur in het voorjaar en bijna 350 uur in het najaar). Hoewel in het voorjaar er nog
ongeveer net zo veel tijd ging zitten in contacten buiten (ongeveer 230 uur) en binnen eigen team (240 uur in
totaal), lijkt er nu minder van de totale tijd te gaan naar contacten binnen eigen team (ongeveer 200 uur) en
meer naar contacten buiten eigen team (ongeveer 270 uur in totaal). Tijd besteed aan relatiebeheer lijkt
haast verdubbeld: van 240 uur naar 410 uur. Echter is het wel belangrijk om hierbij te vermelden dat het zou
kunnen dat medewerkers in de eerste evaluatie netwerken onder de optie ‘overig’ of ‘email’ hebben
geschaard. Tot slot lijkt er meer tijd te gaan naar trainingen voor cliënten: van ongeveer 130 uur naar iets
meer dan 200 uur van de totale tijd (140 trainingen in totaal).
29
In figuur 9 is de duur van alle activiteiten in uren van beide evaluaties naast elkaar gezet. Categorie ‘overig’,
‘email, afspraken, etc’ en ‘onbekend’ zijn enkel voor evaluatie 1 weergeven. Deze categorieën zijn in het
tweede onderzoek elders ondergebracht.
Figuur 9. Duur van alle activiteiten in uren van totaal
Gemiddelde duur van de activiteiten
Wanneer er gekeken wordt naar de gemiddelde duur per activiteit valt allereerst op dat evaluatie 2 een
hoger gemiddelde scoort dan evaluatie 1 op iedere activiteit. Voor activiteit 1 (korte contacten) kan dit
wellicht verklaard worden doordat in de digitale evaluatie een aantal medewerkers verschillende korte
afspraken onder één noemer hebben geregistreerd, bijvoorbeeld in het geval van een spreekuur. Hetzelfde
geldt voor verwijzingen & beschikkingen en voorbereiding & registratie. De overgang naar een digitale
evaluatie kan invloed gehad hebben op de resultaten. 7 De gemiddelden van beide evaluaties zijn terug te
vinden in tabel 9.
7 De medewerkers vullen waarschijnlijk het papieren dagboekje vaker tussen de bedrijven door in, waarbij de
digitale versie waarschijnlijk vaker aan het eind van een werkdag wordt ingevuld. Dit kan leiden tot clustering van
activiteiten. Het aantal activiteiten langer dan 3 uur is bijvoorbeeld hoger in evaluatie 2 dan in evaluatie 1. Waar in
evaluatie 1 in totaal 20 activiteiten langer duurden dan 3 uur, ligt dit aantal in evaluatie 2 op 61.
0100200300400500600700800
Evaluatie 1 Evaluatie 2
30
Tabel 9. Gemiddelde duur van de activiteiten
Activiteiten Evaluatie 1 Evaluatie 2
Korte contacten 0:26 0:40
Langdurige trajecten 0:46 0:53
Verwijzingen en beschikkingen 0:36 0:48
Voorbereiding & registratie 0:29 0:43
Contact binnen eigen team 0:35 0:46
Contact buiten eigen team 0:28 0:42
Training & themabijeenkomsten 1:02 1:28
Relatiebeheer 0:59 1:17
Overige indirecte tijd 0:28 0:44
Overig 0:36
E-mail, afspraken, etc. 0:26
Gemiddelde tijdsduur 0:33 0:48
Preventief en niet- preventief
De totale duur van het directe cliëntcontact (korte contacten, langdurige trajecten en trainingen) die
besteed wordt aan preventieve activiteiten (korte contacten en trainingen) lijkt gestegen. Waar eerst nog
59% van de duur aan preventie werd besteed, is dit nu gestegen naar 72%. Deze stijging is waarschijnlijk te
verklaren door een afname van de totale tijd besteed aan langdurige trajecten en een toename van de totale
tijd besteed aan trainingen en korte contacten. De verhoudingen van beide evaluaties zijn te zien in figuur
10, waarbij links de eerste evaluatie weergeven is en rechts evaluatie 2.
Figuur 10. Preventief vs. Niet-preventief (duur van alle directe tijd)
De tijd besteedt aan preventieve activiteiten is ook per functiegroep veranderd. De jeugdpsychologen besteedden in het voorjaar 24% van hun directe tijd aan preventieve activiteiten (25 van de 104 uur), en in het najaar 52% (60 van de 116 uur). De jeugdartsen besteedden in het voorjaar nog 93% van hun directe tijd aan preventieve activiteiten (164 van de 176 uur) en nu 88% (98 van de 111 uur). Ten slotte de ouder- en
59%
41%
Evaluatie 1
Preventief Niet preventief
72%
28%
Evaluatie 2
Preventief Niet preventief
31
kindadviseurs (JGZ en jeugdhulp samengenomen): in het voorjaar 56% (500 van de 885 uur) en nu 73% (730 van de 1001 uur). 8
Belangrijk om te vermelden is dat in de tweede evaluatie de functies verplicht ingevuld moesten worden, en
er gekozen kon worden uit 4 functies (ouder- en kindadviseur jeugdhulp, ouder- en kindadviseur JGZ,
jeugdpsycholoog of jeugdarts). Echter, in de eerste evaluatie was functie een open vraag, waardoor een
aantal ouder- en kindadviseurs JGZ hebben aangegeven dat ze ouder- en kindadviseur waren en anderen
aangegeven hebben dat ze ouder- en kindadviseurs JGZ waren. Hierdoor viel er geen onderscheid te maken
tussen bijvoorbeeld de verschillende ouder- en kindadviseurs.
Cliëntcontact, cliëntgebonden tijd en indirecte tijd
De verhouding tussen direct cliëntcontact, cliëntgebonden tijd en indirecte tijd lijkt wat te zijn verschoven:
hoewel het percentage van de totale tijd besteed aan cliëntgebonden activiteiten vrijwel gelijk gebleven is
(ongeveer 33 procent) is de directe cliëntcontact tijd toegenomen (van 38% naar 43%) en de indirecte tijd
afgenomen (van 29% naar 25%). Wanneer gekeken wordt naar alleen de wijkteams, is ook de directe tijd
toegenomen (van 37% naar 43%) en de indirecte tijd afgenomen (van 30% naar 25%). Bij de VO- en MBO
teams lijkt weinig veranderd: de verhoudingen zijn vrijwel gelijk. Figuur 11. Verhouding cliëntcontact, cliëntgebonden tijd en indirecte tijd (in duur)
Bereikte doelgroep Wanneer er gekeken wordt naar de doelgroep die bereikt wordt door alle teams gezamenlijk, zijn er geen
grote verschillen te zien tussen de twee evaluaties. Belangrijk om te vermelden echter is dat in de digitale
evaluatie de doelgroep verplicht ingevuld moest worden, terwijl dat in de schriftelijke versie nog niet
mogelijk was. Hierdoor weten we in de tweede evaluatie van 3502 activiteiten de doelgroep (waarvan 678
niet van toepassing/onbekend) en in de eerste evaluatie van de 5883 activiteiten 4716: 80 procent.
0-4 jarigen worden iets minder vaak bereikt (32 % van het totaal in het voorjaar en 24% in het najaar) en 4-
12 jarigen iets meer (42% in het voorjaar, 46% in het najaar), net al 12-17 jarigen (19% in het voorjaar, 24 % in
het najaar). De VO- en MBO-teams lijken minder 12-17 jarigen te bereiken (83% in het voorjaar, 74% in het
najaar), maar meer jongvolwassenen (14% in het voorjaar, 17% in het najaar). De wijkteams bereiken nog
8 Aantal deelnemers per evaluatie: 268 ouder- en kindadviseurs, 51 jeugdartsen en 56 jeugdpsychologen in de
eerste evaluatie en 304 ouder- en kindadviseurs (99 ouder- en kindadviseurs JGZ en 205 ouder- en
kindadviseurs jeugdhulp), 36 jeugdartsen en 53 jeugdpsychologen in de tweede evaluatie.
38%
33%
29%
Directcliëntcontact
Cliëntgebondentijd
Indirecte tijd
43%
32%
25%
Directcliëntcontact
Cliëntgebondentijd
Indirecte tijd
32
steeds voornamelijk 4-12 jarigen (50% in het voorjaar, 59% in het najaar), gevolgd door 0-4 jarigen (38% in
het voorjaar, 30 % in het najaar)9.
Doelgroep per functie
De ouder- en kindadviseurs lijken relatief meer 4-12 jarigen te bereiken dan in de eerste evaluatie (47% van
de contacten nu, en 21% van de contacten toen) en minder 0-4 jarigen (23% van de contacten nu en 34%
van de contacten toen). Jeugdpsychologen bereiken nog steeds voornamelijk 4-12 jarigen, maar dit aantal is
wel gedaald (58% van de contacten nu en 84% van de contacten toen). De jeugdartsen bereiken tot slot
bijna dezelfde doelgroep als bleek uit de eerste evaluatie: voornamelijk 0-4 jarigen (48% nu en 44% toen),
gevolgd door 4-12 jarigen (27% nu en 27 % toen). Er is wel een lichte daling te zien in het aantal contacten
met 12-18 jarigen: eerst 25% van de contacten en nu 19%.
In figuur 12 is bovenstaande grafisch weergeven. Figuur 12. Bereikte doelgroep (van links naar rechts: ouder- en kindadviseurs, jeugdpsychologen & jeugdartsen)
(in rood evaluatie 1, in roze evaluatie 2)
Thema’s Hoewel in het dagboekje van afgelopen voorjaar gekozen kon worden uit 17 verschillende thema’s en er
meerdere thema’s gekozen konden worden, is er dit keer voor gekozen om het overzichtelijker te houden:
weinig voorkomende thema’s zijn samengenomen (financiën, wonen, middelengebruik, seksueel gedrag en
zwangerschap) en de thema’s zijn beter gegroepeerd. Ook was het ditmaal niet meer mogelijk om meerdere
thema’s te selecteren.
De medewerkers van de Ouder- en Kindteams hielden zich in het voorjaar vooral bezig met
schoolgerelateerde, lichamelijke en opvoedingsgerelateerde thema’s, en dit is in het najaar weinig
veranderd. Thema’s rond geweld worden relatief nog steeds weinig aangekruist.
Thema’s per functie
De thematiek kan ook specifiek bekeken worden per functiegroep. Echter, omdat in de eerste evaluatie
ouder- en kindadviseurs JGZ en ouder- en kindadviseurs jeugdhulp nog niet gescheiden werden, is deze
specifieke uitsplitsing niet zuiver.
9 Met bereik wordt hier het aantal contacten bedoeld, niet het aantal cliënten.
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
33
Jeugdartsen hielden zich in het voorjaar voornamelijk bezig met lichamelijke ontwikkeling. Ook opvoeding
en leefstijl komen regelmatig aan bod. In het najaar is dit teruggebracht naar voornamelijk lichamelijke
ontwikkeling; in maar liefst 60% van de activiteiten wordt dit thema aangegeven. Jeugdpsychologen
werkten voornamelijk rondom thema’s in de sociale, emotionele en relationele sfeer. Dit is weinig
veranderd; echter ligt de nadruk nu op gedragsgerelateerde thematiek en emotionele ontwikkeling.
Thema’s per leeftijdscategorie
Als gekeken wordt naar thema’s per leeftijdscategorie, is er bij de 0-4 jarigen weinig veranderd: lichamelijke
ontwikkeling is nog steeds het belangrijkste thema (50% van alle activiteiten in deze leeftijdsgroep ging in
het voorjaar over lichamelijke ontwikkeling en 58% van de activiteiten in het najaar). In de leeftijdsgroep van
4-12 jarigen is een lichte verschuiving te zien: waar in het voorjaar de nadruk vooral lag op sociale- en
emotionele ontwikkeling (27% van de gevallen) en lichaam en leefstijl (20%), lijkt de nadruk nu te liggen op
gedragsgerelateerde (20%) - en schoolgerelateerde thematiek (15%). In de leeftijdsgroep van 12-18 jarigen
lijkt weinig veranderd te zijn: de aandacht gaat nog steeds vaak naar sociale- en emotionele ontwikkeling en
thema’s in de relationele sfeer en schoolgerelateerde thema’s. Wel is er een stijging te zien van het aantal
activiteiten rondom het thema gedrag, namelijk van 10% tot 16 %. Ook in de leeftijdsgroep van
jongvolwassenen lijkt weinig veranderd: de activiteiten gaan voornamelijk over thema’s rond school en
emotionele ontwikkeling. Wel is door betere specificering van de thema’s het thema ‘overig’ aanzienlijk
minder aangegeven (van 35% van de activiteiten naar 15% van de activiteiten). Tot slot de leeftijdsgroep
volwassenen (24+). Nog altijd gaan ongeveer een kwart van de activiteiten over opvoeding. Wat opvallend
is, is dat in het voorjaar nog 30% van de activiteiten verbonden waren aan het thema sociale- en emotionele
ontwikkeling en relationele sfeer, en in het najaar nog maar 12%. Een groot deel van deze tijd lijkt nu te gaan
naar werk gerelateerde thematiek (12%).
Thema’s per activiteit
Tot slot is er voor de activiteiten ‘korte cliëntcontacten’, ‘langdurige trajecten’, verwijzingen &
beschikkingen’ en ‘trainingen en themabijeenkomsten’ in beide evaluaties gekeken naar welke thema’s vaak
voorkomen. Korte cliëntcontacten zijn in beide evaluaties vooral gecentreerd rondom het thema lichaam en
leefstijl. Langdurige trajecten gingen veelal over sociale en emotionele ontwikkeling en thema’s in de
relationele sfeer, maar lijken daarnaast nu ook gericht te zijn op gedrag en opvoeding. De thematiek die
aangegeven wordt bij verwijzen en beschikken lijkt onveranderd: lichamelijke, sociale en emotionele
ontwikkeling zijn veel aangegeven in beide evaluaties. Tot slot de activiteit trainingen en
themabijeenkomsten: de focus lijkt ietwat verschoven te zijn, van sociale en emotionele ontwikkeling naar
gedragsgerelateerde thematiek.
Contacten In de eerste evaluatie is bij het invullen van de dagboekjes de mogelijkheid gegeven om aan te geven met
wie er contact is geweest bij een activiteit. Echter, omdat deze vrij in te vullen was, is er een grote
verscheidenheid aan antwoorden en combinaties ontstaan. Om hier meer overzicht in te creëren is er bij de
tweede evaluatie gekozen voor een meerkeuzevraag, waarbij meerdere antwoorden aangekruist konden
worden. Door deze verandering is het niet goed mogelijk om de twee evaluaties op dit vlak precies te
vergelijken. Wel is te zien dat er bij beide evaluaties voornamelijk contact is met ouder(s) en/of kind(eren). Er
lijkt per dag iets meer contact te zijn met Samen DOEN (een stijging van 4 keer per dag) en iets meer met
scholen (een stijging van bijna 60 keer per dag). Voorscholen worden minder genoemd, in het voorjaar is er
nog 33 keer per dag contact met hen en nu maar 21 keer.
34
Conclusie Sinds de start van de decentralisatie van het Jeugdzorgstelsel zijn de Ouder- en Kindteams van de gemeente
Amsterdam volop in ontwikkeling. Dit onderzoek, uitgevoerd in november 2015, geeft inzicht in de
voortgang van deze ontwikkeling door vast te stellen wat de werkwijzen van de Ouder- en Kindteams zijn en
op welke wijze de teams zich ontwikkelen.
Uit de analyse is gebleken dat relatief de meeste tijd gaat zitten in korte contacten met cliënten, langdurige
cliënttrajecten en cliëntgerelateerde voorbereiding en registratie. Van de besteedde tijd is 75% ofwel
cliëntgebonden tijd ofwel cliëntcontact. Daarnaast is 72% van de directe tijd (direct cliëntcontact)
preventief.
De bereikte doelgroep lijkt met name kinderen in de baby/peuter leeftijd (0-4 jaar) en in de
basisschoolleeftijd (4-12 jaar) te zijn bij de wijkteams, bij de VO- en MBO-teams zijn het logischerwijs vooral
de 12-18 jarigen en de jong volwassenen.
De meest veelvoorkomende thema’s zijn de thema’s lichamelijke en emotionele ontwikkeling,
gedragsgerelateerd en schoolgerelateerd.
Wanneer het eerste dagboekjesonderzoek (van april 2015) vergeleken wordt met het tweede
dagboekjesonderzoek, blijkt dat korte cliëntcontacten in beide evaluaties de meeste tijd in beslag nemen en
er veel minder tijd is gaan zitten in langdurige trajecten en voorbereiding & registratie. Tijd besteed aan
relatiebeheer lijkt haast verdubbeld en er gaat meer tijd naar trainingen voor cliënten. Er wordt meer van de
directe tijd besteed aan preventie: van 59% van de tijd naar 72%. Ook wordt er meer tijd besteed aan direct
cliëntcontact en minder aan indirecte activiteiten.
Wanneer er gekeken wordt naar de bereikte doelgroep zijn er geen grote verschillen te zien tussen de twee
evaluaties. Ook lijkt er weinig veranderd te zijn in de thematiek van de activiteiten: schoolgerelateerde,
lichamelijke en opvoedingsgerelateerde thema’s komen het vaakst voor.
35
Discussie
Door de overstap van het dagboekjesonderzoek in een papieren versie in de eerste meting naar digitaal
dagboekjesonderzoek zijn er (te verwachten) verschillen ontstaan; de respons op online instrumenten is van
oudsher lager dan bij papieren versies, dat leek ook in dit onderzoek aan de orde. Wel zorgt het digitaal
aanbieden van het instrument voor een lastenverlichting voor de medewerkers. Een ander groot voordeel
was de hoeveelheid invoerwerk die deze omzetting bespaarde voor de onderzoekers.
Tijdens het terugkijken op het eerste onderzoek in april 2015 zijn er een aantal verandering en verbeteringen
doorgevoerd in de categorieën. Een aantal categorieën zijn gesloten vragen geworden in plaats van open
vragen en bij activiteiten zijn categorieën samengevoegd. De optie toelichting is weggelaten in het tweede
onderzoek. Voordelen van deze veranderingen zitten vooral in de analyse (minder open vragen, minder
ambigue categorieën, etc.), het nadeel zit in de vergelijkbaarheid van de tweede meting met de eerste, juist
omdat er voor een aantal wijzigingen in de categorieën is gekozen. Bij een volgende ronde zijn deze
wijzigingen niet of nauwelijks nodig waardoor er een betere vergelijking te maken is.
Bij het eerste onderzoek hebben de onderzoekers veel ondersteuning en hulp gehad van de
managementassistenten van de verschillende ouder- en kindadviseurs, bijvoorbeeld bij het controleren van
de medewerkerslijsten, het verzamelen van de dagboekjes en het navragen in het geval van ontbrekende
dagboekjes. Omdat bij het tweede onderzoek de dagboekjes online waren, was deze ondersteuning niet
meer mogelijk en minder nodig. Een berekening van de responscijfers hangt sterk samen met de correctheid
en compleetheid van het totale medewerkersbestand, deze konden in deze ronde echter niet samen met de
managementassistenten worden gecontroleerd.
In het tweede ronde van het dagboekjesonderzoek kwam de duur van de activiteiten soms aanzienlijk hoger
uit dan in de eerste ronde. Een waarschijnlijke verklaring hiervoor is de kwaliteit van de ingevulde
dagboekjes; vaker zijn activiteiten geclusterd opgegeven door de medewerkers in plaats van elk met een
eigen activiteit. Er werd dus vaker een blok van bijvoorbeeld 2 uur ingevuld met ‘inentingen’ of ‘spreekuur’
dan in de eerste ronde. Een goede toelichting/voorlichting hierover in een volgende ronde zou de
medewerkers hiervoor kunnen waarschuwen.