performative power van contraterrorisme- · pdf filehomegrown terrorisme in nederland ... en...

98
Universiteit Leiden Performative Power van Contraterrorisme-beleid Terrorisme en Contraterrorisme in Nederland na 11 september 2001 Wouter S. Postma 1 juni 2012 Master of Science in Public Administration Crisis and Security Management Instituut Bestuurskunde Centrum voor Terrorisme en Contraterrorisme Begeleider: Prof. Dr. Edwin Bakker Tweede lezer: Prof. Dr. Beatrice de Graaf

Upload: votu

Post on 30-Jan-2018

216 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

Universiteit Leiden

Performative Power van Contraterrorisme-beleid Terrorisme en Contraterrorisme in Nederland na 11 september 2001

Wouter S. Postma 1 juni 2012

Master of Science in Public Administration

Crisis and Security Management Instituut Bestuurskunde

Centrum voor Terrorisme en Contraterrorisme

Begeleider: Prof. Dr. Edwin Bakker Tweede lezer: Prof. Dr. Beatrice de Graaf

Page 2: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan
Page 3: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

3

Voorwoord

Voor u ligt mijn masterthesis voor de Master Public Administration, track Crisis en Security

management. De laatste hand aan deze thesis werd gelegd tijdens een semester studeren als

exchange student aan de Stellenbosch University in Stellenbosch, Zuid-Afrika. Deze thesis is de

afsluiting van een periode van zes jaar studeren. Na het behalen van de HBO Bachelor Integrale

Veiligheidskunde in 2010 ben ik gestart met een pre-master om zo te worden toegelaten voor

Master of Science in Public Administration aan de Universiteit Leiden.

Ik wil op deze plaats graag mijn begeleider Prof. Dr. Edwin Bakker bedanken voor zijn begeleiding,

enthousiasme en motivatiekracht en de mogelijkheid om een groot deel van mijn thesis te schrijven

op het Centrum voor Terrorisme en Contraterrorisme van de Universiteit Leiden-Campus Den Haag.

De koffie en mogelijkheid om binnen te lopen en vragen te stellen maakte het schrijven van een stuk

aangenamer. Daarnaast wil ik Prof. Dr. Beatrice de Graaf bedanken voor haar rol als tweede lezer bij

een masterthesis over haar eigen werk.

Tot slot wil ik mijn vriendin Annemieke van Bochove uitdrukkelijk bedanken voor haar kritische

blik. Zij is mijn steun en toeverlaat.

Wouter Postma

’s-Gravenhage/ Stellenbosch, 11 mei 2012

Page 4: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan
Page 5: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

5

Inhoudsopgave

Voorwoord ................................................................................................................................... 3

Hoofdstuk 1: Inleiding .................................................................................................................. 7

Introductie.......................................................................................................................................... 7

Terrorisme .......................................................................................................................................... 8

Contraterrorisme-beleid .................................................................................................................... 9

Onderzoeksopzet en Afbakening ...................................................................................................... 11

Onderzoeksvragen ........................................................................................................................... 13

Hoofdstukindeling ............................................................................................................................ 14

Hoofdstuk 2: Theoretisch Kader .................................................................................................. 15

Hoofdstuk 3: Methodiek ............................................................................................................. 25

Hoofdstuk 4: Terrorisme en Contraterrorisme in Nederland 2000-2010........................................ 29

Inleiding ............................................................................................................................................ 29

De Problem Stream .......................................................................................................................... 31

(Inter)nationale Terroristische Aanslagen .................................................................................... 31

Homegrown Terrorisme in Nederland .......................................................................................... 34

De Policy Stream .............................................................................................................................. 41

Van Actieplan tot Nationale Strategie van Terrorismebestrijding, 2001-2004 ............................. 42

Verdere Ontwikkeling Nationale Strategie van Terrorismebestrijding, 2004-2010 ...................... 43

De Political Stream ........................................................................................................................... 46

Conclusie .......................................................................................................................................... 49

Hoofdstuk 5: De Performatieve Kracht ........................................................................................ 51

De Performativiteit van Ct-beleid ..................................................................................................... 54

Aanslagen en Dodelijke Slachtoffers ................................................................................................ 63

Conclusie .......................................................................................................................................... 64

Hoofdstuk 6: De ‘Dutch-Approach’ en de ‘Post 9/11 Approach ’ in Nederland .............................. 67

De ‘Dutch-Approach’ ........................................................................................................................ 68

De ‘Post 9/11 Approach ’.................................................................................................................. 69

Page 6: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

6

Vergelijking ....................................................................................................................................... 70

Conclusie .......................................................................................................................................... 73

Hoofdstuk 7: Conclusie ............................................................................................................... 75

Algemene Conclusie ......................................................................................................................... 75

Reflectie ........................................................................................................................................... 77

Bijlage 1: Terroristische Aanslagen en Slachtoffers Global Terrorism Database ............................. 79

Bijlage 2: Binaire Telling Performative Kracht Nederland 2001-2010 ............................................ 81

Bijlage 3: Berekening Performative Power bij Hoofdstuk 5 .......................................................... 83

Bijlage 4: Binaire Telling Performative Kracht Nederland 1969-1983 ............................................ 87

Bibliografie ................................................................................................................................ 89

Page 7: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

7

Hoofdstuk 1: Inleiding

Deze scriptie geeft een terugblik op terrorisme en contraterrorisme en evalueert het

contraterrorisme-beleid in de periode 2001 - 2010 in Nederland. Voor de evaluatie van ct-beleid

wordt aan de hand van het onderzoeksmodel van De Graaf (2010) de performative power in de

periode 2001-2010 in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat de performative power in de periode 2001-

2010 over het algemeen hoog was en het aantal terroristische aanslagen en slachtoffers laag bleef.

De buitenlandse invloed en de internationale vervlechting zoals in de Europese Unie en de Verenigde

Naties bleken veel invloed te hebben op het Nederlandse politieke proces en daarmee op de

performative power. Daarnaast wordt de performative power van de periodes 1969-1983 en 2001-

2010 met elkaar vergeleken. Deze vergelijking geeft de mogelijkheid om inzicht te geven in de

toepasbaarheid van het onderzoeksmodel op de periode 2001-2010. Het onderzoeksmodel geeft een

goed overzicht van de tendens van terrorisme en contraterrorisme in de periode 2001-2010 in

Nederland, maar toont het positieve verband tussen een hoge performative power en het verloop

van terroristische aanslagen niet aan; de hoge performativiteit leidde niet tot een continuering van

het geweld in Nederland.

Introductie De aanslagen in New York op 11 september 2001 plaatsten terrorisme bovenaan de politieke agenda.

Met ongeveer 3000 slachtoffers waren deze terroristische aanslagen de grootste uit de geschiedenis.

De aanslagen kenden een enorme impact door het live-verslag waarbij het instorten van de Twin

Towers en beelden van uit gebouw springende mensen te zien waren. Deze aanslagen kenden een

andere dimensie dan eerdere aanslagen uit de geschiedenis en worden daarom ook wel ‘new

terrorism’ genoemd (Morgan, 2004, p. 1). De dimensie veranderde van “terrorist want lots of people

watching not dead” (Jenkins, 1975, p. 4) naar een apocalyptische vorm van terrorisme door het

maken van zoveel mogelijk slachtoffers om aandacht te krijgen (Morgan, 2004, p. 1). Er wordt dan

ook gesproken over een post 9/11 tijdperk.

Bondgenoten van de Verenigde Staten, waaronder Nederland en Groot-Brittannië, riepen artikel

vijf van het NAVO-verdrag in werking; “een zet die vooral symbolisch van aard was” (Bakker, 2011,

pp. 1-2). Niet lang daarna werden onder leiding van de Verenigde Staten de Taliban verdreven uit

Afghanistan en trainingskampen van Al-Qaida vernietigd. In 2003 vielen de Verenigde Staten samen

met Groot-Brittannië Irak binnen omdat deze de Irakese bevolking zou onderdrukken, terrorisme zou

steunen en massavernietigingswapens zou hebben ontwikkeld. Ook Nederland speelde een actieve

rol met militaire missies in Irak en Afghanistan.

Na de aanslagen van 11 september 2001 werd terrorisme ‘het’ veiligheidsissue (Bakker, 2011, p.

375) en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn bondgenoten zoals in

Casablanca, Bali, Madrid en Londen. Deze aanslagen leidden tot stroom aan

antiterrorismemaatregelen over de hele wereld, waaronder het voor het eerst inroepen artikel 5 van

de NAVO en het actieplan ter bestrijding van terrorisme van de Europese Unie.

De aanslagen in Madrid op 11 maart 2004 en in Londen op 7 juli 2005 brachten het jihadistisch

terrorisme naar Europa. Na de moord op Van Gogh op 2 november 2004 en ruim een week later,

nadat moslimextremisten een handgranaat gooiden naar het arrestatieteam, de belegering van de

Haagse Antheunisstraat maakte het Nederlandse publiek voor het eerst openlijk kennis met haar

eigen home-grown jihadistisch terroristische organisatie, de zogeheten ‘Hofstadgroep’. Daarnaast

werd Nederland bedreigd door Al-aida vanwege de deelname aan militaire missies in Afghanistan en

Page 8: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

8

Irak. Deze en anderen incidenten zorgden voor een groeiende angst voor meer terroristische

aanslagen in Nederland.

De Nederlandse overheid omschreef terrorisme als een nieuw fenomeen met nieuwe dilemma’s

voor de samenleving (Kamerstukken II, 2003/04, 29 754, nr 1). In dat kader ontwikkelde zij een kader

van contraterrorisme-beleid (ct-beleid) en trof veel maatregelen om de kans op een terroristische

aanslag in Nederland zo klein mogelijk te maken. Nieuwe wetgeving werd ontwikkeld, nieuwe

instanties en antiterrorisme-eenheden opgericht en er volgden een aantal strafrechtelijke

terrorismeprocessen in Nederland. De ontwikkeling en de implementatie van het ct-beleid en de

daaruit voortvloeiende contraterrorisme-maatregelen (ct-maatregelen) hebben miljoenen euro

gekost. De vraag rijst of dit ct-beleid wel succesvol was en een daadwerkelijke bijdrage hebben

geleverd aan de terrorismebestrijding en hoe het ontwikkelde ct-beleid geëvalueerd kan worden.

Terrorisme Terrorisme is geen nieuw fenomeen. Het woord terrorisme gaat terug naar de Franse Revolutie van

de achttiende eeuw. De Staat gebruikte het régime de la terreur om vijanden te intimideren met

geweld en angst om zo de orde te herstellen tijdens een periode van opstanden en revolutie. De

terreur van het régime de la terreur verschilt met het hedendaagse terrorisme, buiten dat het door

een staat uitgevoerd werd, dat het geweld van het régime de la terreur niet willekeurig of aselectief

was (Hoffman, 2006, p. 3). Na het régime de la terreur kreeg terrorisme andere betekenissen, van

misbruik van macht, marxisme en het geweld door afscheidingsbewegingen in verschillende

Europese landen en Rusland tot Jihadistisch geweld tegen het Westen.1

Overheden bestempelen hun politieke tegenstanders, zowel nationale afscheidingsorganisaties,

rechtse en linkse groepen als politiek religieuze netwerken, groepen en individuen, als terrorist,

terwijl antioverheid extremisten claimen slachtoffer te zijn van een terroristische overheid:

“Terrorism is what the bad guys do” (Jenkins, 1980, p. 1). Terrorisme wordt gebruikt als een

pejoratieve term (Hoffman, 2006, p. 23). Wat terrorisme is, hangt af van het perspectief (Jenkins,

1980, p. 1) of anders gezegd van de plaats, tijd en partij (de Graaf, 2010, p. 16). Hierdoor is er geen

consensus over een eenduidige definitie van terrorisme.2 Zo schreef Brian Jenkins de volgende

aspecten toe aan terrorisme: een criminele activiteit zoals geweld of dreiging met geweld, gericht op

burgers, met politieke motieven, meestal uitgevoerd door een georganiseerde groep, gericht op het

genereren van maximale publiciteit en de effecten gaan verder dan alleen de directe slachtoffers van

terrorisme; de indirecte doelgroep3 (Jenkins, 1980, p. 3) en Hoffman definieerde terrorisme als de

“Deliberate creation and exploitation of fear through violence or the threat of violence in pursuit of

political change” (Hoffman, 2006, p. 43). In zijn boek over Jihadi terrorists in Europe gebruikte de

Nederlandse hoogleraar terrorisme en contraterrorisme Edwin Bakker de definitie van de Raad van

de Europese Unie: “intentional acts that were committed with the aim of seriously intimidating a

population, or unduly compelling a Government or international organisation to perform or abstain

from performing any act, or seriously destabilising or destroying the fundamental political,

constitutional, economic or social structures of a country or an international organization” (Bakker,

2006, p. 2). De Amerikaanse FBI definieerde terrorisme als: “The unlawful use of force and violence

against persons or property to intimidate or coerce a government, the civilian population, or any

1 Zie voor een uitgebreide beschrijving van de ontwikkeling van begrip terrorisme: Hoffman, B. (2006). Inside Terrorism. New York: Columbia University Press. p. 1-20 2 Zie o.a. E. R. Muller, Terrorisme: studies over terrorisme en terrorismebestrijding in Nederland (pp.) (2008) 3 Ook wel de targetgroup genoemd

Page 9: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

9

segment thereof, in furtherance of political or social objectives” (1999, p. i). Ook de Nationaal

Coördinator Terrorismebestrijding heeft zijn eigen definitie van terrorisme: het uit ideologische

motieven dreigen met, voorbereiden of plegen van op mensen gericht ernstig geweld, dan wel daden

gericht op het aanrichten van maatschappijontwrichtende zaakschade, met als doel

maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of

politieke besluitvorming te beïnvloeden (NCTB).4

In de zoektocht naar orde in de chaos van de definities heeft Schmid (1988) uitgebreid onderzoek

gedaan naar de definitie van terrorisme. In het onderzoek werden 109 verschillende definities

geïdentificeerd en in 22 categorieën. Vier jaar en een tweede editie later was Schmid er nog niet in

geslaagd om tot een brede acceptabele definitie te komen. Laqueur omschrijft de zoektocht naar één

definitie als zowel onmogelijk uitvoerbaar als niet de moeite waard om een poging te doen (1977, p.

7; 1987, pp. 142-156). “Terrorisme is nu eenmaal niet te vangen in een afgeronde en universeel

geldige definitie. Het is een politieke aangelegenheid, en daarmee een ‘essentially contested

concept: “voor Rusland is terrorismebestrijding heel wat anders dan voor de Europese Unie, om

maar wat te noemen” (de Graaf, 2010, p. 16).

Wat terrorisme in ieder geval niet is, is gewetenloos, zinloos of irrationeel geweld, maar

terrorisme is een rationeel overwogen keuze om doelen te bereiken (Jenkins, 1974, p. 3). In hetzelfde

stuk onderschreef Jenkins dat terrorisme een middel is, niet het doel van terroristen: “Terrorism is

theater” (Jenkins, 1974, p. 4). Dit middel is niet (alleen) gericht op de directe slachtoffers van

terrorisme, maar op psychologische effecten in het publiek. Terroristen spelen tegen en voor een

publiek, en willen publieke interactie (Hacker, 1977, p. xi). Terreur wordt gebruikt om angst te zaaien,

en door deze angst te domineren en invloed te hebben (Hacker, 1977, p. xi). Terrorisme is een vorm

van communicatie. In andere woorden is het gebruik van terrorisme geen doel maar een middel of

instrument.5

Contraterrorisme-beleid Net als de definiëring van terrorisme kent ook het contraterrorisme een politieke machtsstrijd. Het

diepte-onderzoek naar ct-beleid van het Transnational Terrorism, Security & the Rule of Law project

onderscheidde vijf perspectieven; overheidsbeleid, internationale betrekkingen, hard vs. soft power,

economie en communicatie waar vanuit ct-beleid benaderd kan worden en introduceerde een

overzicht van belangrijke werken van verschillende academici en uit de praktijk (Transnational

Terrorism, Security & the Rule of Law, 2007, pp. 4-5).

Het overheidsperspectief geeft inzicht in de relatie tussen verschillende vormen van terrorisme en

de algemene beleidsprincipes van contraterrorisme. Ct-maatregelen worden gevormd door acties

van de overheid om aanslagen te voorkomen. Daarom zouden de doelen en missie van de overheid

ten grondslag moeten liggen aan het geformuleerde ct-beleid (Transnational Terrorism, Security &

the Rule of Law, 2007, p. 6). Sandler concludeerde, door het verschil tussen proactieve en defensieve

ct-maatregelen te onderzoeken, welke implicatie beide ct-maatregelen op multilateraal ct-beleid

hebben (Sandler, 2005, p. 75). Proactieve ct-maatregelen zijn gericht op de terroristen en hun

4 De definitie van de BVD, later de AIVD en de NCTb, inmiddels de NCTV, is in de periode 2001-2010 regelmatig aangepast. In 2001 omschreef de BVD terrorisme als ‘het plegen van of dreigen met op mensenlevens gericht geweld, met als doel maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen of politieke besluitvorming te beïnvloeden’ (Binnenlandse Veiligheidsdienst, 2001a). Deze definitie omvatte geen politiek of religieus radicalisme en geen politiek gemotiveerde zaakschade (de Graaf, 2011a, p. 65) 5 Zie ook Schmid & de Graaf, Violence as Communications:Insurgent Terrorism and the Western News Media, 1982

Page 10: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

10

sympathisanten met als doel de operationele mogelijkheden te verzwakken en het voorkomen van

aanslagen (Sandler, 2005, p. 75). Defensieve maatregelen richten zich op de beveiliging van

potentiële doelwitten en het terugdringen van schade van een aanslag (Sandler, 2005, p. 78). Ganor

onderscheidde drie doelen van ct-beleid: terrorisme uitroeien, minimaliseren van de schade van

terrorisme en voorkomen van escalatie van terrorisme (Ganor, 2005, pp. 25-26). Het uitroeien van

terrorisme is gericht op aansporing om terroristische daden en geweld weg te nemen (Ganor, 2005,

p. 26), het minimaliseren van de schade van terrorisme kan de reductie of het voorkomen van

aanslagen in de toekomst inhouden (Transnational Terrorism, Security & the Rule of Law, 2007, p. 6)

en het voorkomen van escalatie van terrorisme is gebaseerd op zowel het niet verder verspreiden

van het conflict als het niet verder laten escaleren van de omvang van de aanslagen (Ganor, 2005, p.

26). Het ct-beleid zou volgens Wardlaw binnen de grenzen van assumpties over acceptabele

maatregelen binnen de democratische samenleving moeten vallen en de mogelijkheid hebben om

veranderingen aan de hand van nieuw onderzoek en gegevens te absorberen (Wardlaw, 1982, p. 66).

De overheid moet haar ct-beleid zo ontwikkelen dat het ruimte heeft voor flexibiliteit in maatregelen

en besluitvorming (Ganor, 2005, p. 45).

Het perspectief van de internationale betrekkingen geeft inzicht in de manier waarop staten

‘global terrorism’ kunnen aanpakken binnen het internationale systeem. In het artikel “Rethinking

Transnational Counterterrorism: Beyond a National Framework”, benadrukt Jeremy Pressman het

verschil tussen nationale en internationale terroristische organisaties en dat effectief ct-beleid tegen

nationale terroristische organisaties wellicht niet even bruikbaar zijn tegen internationale

terroristische organisaties (2007, p. 64). Standaard ct-maatregelen als sancties, onderhandelingen en

afschrikking verliezen hun waarde als de terroristische organisaties zich niet beperkt tot een Staat

(Pressman, 2007, p. 67). Een effectieve contraterrorisme strategie zou zich daarom moeten richten

op het belang van bondgenoten, afwijzing van eenzijdige beleidsmaatregelen die potentiële

bondgenoten kan vervreemden en medewerking van essentiële partners kan ondermijnden

(Pressman, 2007, p. 72).

Het hard vs softpower perspectief richt zich op het verschil tussen de militaire en diplomatieke

maatregelen als ct-maatregelen. Het belangrijkste verschil in de keuze tussen de twee vormen van ct-

maatregelen ligt in de manier waarop de overheid tegen terrorisme aankijkt. Degenen die het als een

oorlogsvorm zien gebruiken repressieve/ militaire maatregelen. Degenen die terrorisme als

criminaliteit zien zullen meer wettelijke maatregelen als bemiddeling en overleg/diplomatiek

gebruiken (Transnational Terrorism, Security & the Rule of Law, 2004, pp. 13-16).

Het economische perspectief gebruikt een economische afweging voor een politiek probleem

waarbij de afweging tussen kosten en baten centraal staat (Transnational Terrorism, Security & the

Rule of Law, 2007, p. 20). De kosten die terroristen moeten maken om hun tactieken ter uitvoering te

brengen hangen af van de ct-maatregelen die de overheid treft. De beleidsmakers moeten daarom

rekening houden met het zo genoemde ‘waterbedeffect’ (Enders & Sandler, 2004, p. 19).6 Uit het

onderzoek stellen de auteurs een driedelige strategie voor: 1) de overheid zou de terroristen hun

tactieken moeten laten vervangen voor minder schadelijke, 2) de overheid moet de middelen

inclusief de financiën, leiders en leden aanpakken en 3) de overheid moet zich tegelijkertijd richten

op een breed scala aan terroristische tactieken, zodat de kosten van terreuraanslagen stijgen en de

middelen van terroristen verminderen (Enders & Sandler, 2004, p. 25).

6 Het waterbed effect of verplaatsingseffect: druk aan de ene kant en het water zal de andere kant op wijken.

Page 11: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

11

Het communicatieperspectief geeft een uniek inzicht in de ontwikkeling van contraterrorisme

strategieën (Transnational Terrorism, Security & the Rule of Law, 2007, p. 16). William Casebeer en

James Russell beargumenteren in hun artikel dat een brede contraterrorisme strategie zal profiteren

van een uitvoerige beschouwing van de ‘verhalen’ die terroristen vertellen zodat door het begrijpen

van het ontstaan, de groei, rijping en transformatie van terroristische organisaties een betere manier

van contraterrorisme kan ontstaan (Casebeer & Russell, 2005, p. 3). Verhalen zijn fundamenteel in de

structurering van menselijke gedachten en zijn daarom essentieel voor zowel de terroristische

organisaties als ct-beleid (Casebeer & Russell, 2005, p. 17). Ook De Graaf beargumenteert dat de rol

van communicatie, beeldvorming en overtuigingskracht belangrijk is omdat dit de elementen zijn die

terroristen en radicale groeperingen zelf het meest voor ogen hebben. De boodschap van het

overheidbeleid beïnvloedt ook de terroristen, hun sympathisanten en potentiële radicalen. Om deze

reden moeten overheden zich bewust zijn van het beeld dat zij uitdraagt (de Graaf, 2010, p. 266).

Hoewel overheden de communicatie niet beheerst, kunnen zij de beeldvorming en sociale impact

van terroristen wel beïnvloeden (Furedi, 2007). 7

Zoals beargumenteerd is, is terrorisme complex en een steeds veranderd fenomeen. Terrorisme kent

vele vormen en wordt toegeschreven aan een scala van verschillende groeperingen; van nationale

afscheidingsorganisaties, rechtse en linkse groepen tot politiek religieuze individuen, groepen of

netwerken, die door middel van terrorisme angst zaaien om zo hun doelen te behalen (Bakker, 2006,

p. 1). Door deze diversiteit van terrorisme zijn het contraterrorisme en de gewenste resultaten van

ct-beleid niet eenvoudig vast te stellen. “Is de reductie van het aantal aanslagen of terroristen een

gewenst resultaat of is dit niet voldoende? Of kunnen we de gewenste resultaten meten door

metingen van de doelmatigheid waarop nationale overheden en internationale organisaties hun

middelen inzetten? Beide vragen leiden niet tot adequate antwoorden. Daarbij is de

terrorismebestrijding geen “puur technocratisch en bedrijfsmatig afrekenbaar beleidsterrein, maar

[gaat het] om politiek voor de Bühne” (de Graaf, 2010, p. 17).

In navolging van De Graaf richt dit onderzoek zich op “de manier waarop het beleid op de

politieke agenda wordt geplaatst, de wijze waarop deze agenda setting een politiek en publiek

draagvlak vindt en de mate waarin beleid het discours beïnvloedt en toonzet” in Nederland in de

periode van 2000 tot 2010 (de Graaf, 2010, p. 135). De Graaf draagt in haar boek “De Theater van de

Angst” een model aan om het ct-beleid te evalueren. Met behulp van dit model zal ik de

totstandkoming van ct-beleid in Nederland in de periode van 2001 tot 2010 in kaart brengen en

evalueren.

Onderzoeksopzet en Afbakening Dit onderzoek richt zich op de bestrijding van terrorisme: het contraterrorisme. Het gaat in dit

onderzoek “om de vraag hoe terroristische misdrijven een plaats krijgen in de publieke en politieke

beeld- en beleidsvorming, tot welke vorm van terrorismebestrijding dat leidt en wat dat vervolgens

betekent voor de maatschappelijk verhoudingen” (de Graaf, 2010, p. 21).

Een uitgangspunt binnen het onderzoek is dat effectiviteit een uitkomst is van een politiek proces en

daarom kunnen de effecten van een beleid niet worden losgekoppeld van de politieke keuze die

daaraan ten grondslag liggen. Bij het meten van het politieke proces van terrorismebestrijding staat

7 Voor een uitgebreidere beschrijving van de vijf perspectieven zie het rapport Theoretical Treatise on Counter-Terrorism Approaches, 2007

Page 12: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

12

de mate van publieke en politieke mobilisatie: de performatieve kracht8 centraal. Performative

kracht, of performativiteit, van ct-beleid ontstaat wanneer agenda setting, draagvlak en discours

worden samengenomen. “Met de performative kracht wordt de mate bedoeld waarin de nationale

overheid met haar officiële ct-beleid en bijbehorende discours (in verklaringen, wetsvoorstellen,

maatregelen, uitlatingen van ministers) erin slaagde publieke en politieke steun te mobiliseren en

met haar voorstelling van zaken het nationale vertoog en de beeldvorming over terrorisme en

contraterrorisme te beïnvloeden” (de Graaf, 2010, p. 139). Om de ‘performative kracht van ct-beleid’

te kunnen meten wordt het ct-beleid in Nederland in kaart bracht in de periode 2001-2010. Hiervoor

wordt het onderzoeksmodel uit het boek “Theater van de Angst” van De Graaf over het ct-beleid in

de jaren zeventig en 809 van de negentiende eeuw in Nederland, Duitsland, Italië en Amerika (2010)

gebruikt.

Natuurlijk is ct-beleid niet de enige factor die een politieke en maatschappelijke transformatie

teweegbrengt. “De feitelijke activiteiten van terroristische organisaties, hun bereidheid tot

grootschalig geweld en het geweldsniveau in de samenleving, en de sociale weerbaarheid van een

samenleving” spelen een evenmin zo belangrijke rol. Doch ligt de focus in dit onderzoek op het

overheidsbeleid en vooral op de presentatie ervan en de poging om de acceptatie in de bevolking te

vergroten. “Performative power is niet hetzelfde als effectief, slagvaardig of succesvol beleid”, maar

heeft te maken met “de zichtbaarheid en de mobilisatiekracht van dit beleid”. (de Graaf, Theater van

de angst, 2010, p. 141)

Nadat de performative kracht in kaart, de onafhankelijke variabele, is gebracht kan deze worden

afgezet tegen terroristisch geweld, de afhankelijke variabele. Hierdoor kan de hypothese

“Performative kracht van ct-beleid heeft een voorspellende waarde voor het terroristisch geweld” uit

een gezet worden (de Graaf, 2010, p. 151). Onder het terroristische geweld wordt het aantal

aanslagen en dodelijke slachtoffers verstaan.

Door het gebruik van het onderzoeksmodel van De Graaf biedt dit onderzoek de kans om het ct-

beleid van de jaren zeventig en 80 te vergelijken met de periode 2001-2010. Hoewel, volgens theorie

van David Rapoport (2001) de twee periodes in een andere golf van terrorisme vallen, is niet het

verschil in bijvoorbeeld communicatiewijzen of motivering van terrorisme belangrijk, maar “het feit

dat regeringen toen en nu hun beleid van terrorismebestrijding als een politiek proces vormgeven,

hiervoor politieke steun moeten vinden en hun dreigingsbeelden in een praktijk moeten omzetten”

(de Graaf, 2010, p. 24). Naast de historische vergelijking, biedt dit de kans om het model van De

Graaf te testen op de toepasbaarheid op de periode 2001- 2010.

Door de focus op het overheidsbeleid wordt er voor gekozen om terrorisme te definiëren zoals de

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding in zijn meest recente Nationale contraterrorisme-

strategie 2011- 2015 terrorisme definieert.

“Terrorisme is het uit ideologische motieven dreigen met, voorbereiden van of plegen van ernstig

op mensen gericht geweld, dan wel daden gericht op het aanrichten van

maatschappijontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke veranderingen te

8 Performatieve kracht is een vertaling van het begrip performative power zoals uitgewerkt in J.L. Austin, How To Do Things with Words (Cambridge, MA 1962); Malcolm Coulthard, An Introduction to Discourde Analysis (New York 1985); Judith Bulter, Excitable Speech: A Politics of the Performative (New York: Routhelgde, 1997). 9 Ook wel de lange jaren zeventig genoemd.

Page 13: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

13

bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te

beïnvloeden” (Nationaal Coordinatior Terrorismebestrijding, 2011).

Onderzoeksvragen In plaats van het meten van aantal voorkomen aanslagen, aantal arrestaties of de invoering van

nieuwe wetgeving, of te kijken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van contraterrorisme-

beleid, richt de eerste onderzoeksgevraag zich op hoe de politieke besluitvorming omtrent

terrorismebestrijding zich ontwikkeld heeft in Nederland in de periode van 2001 -2010. In navolging

van De Graaf luidt de eerste onderzoeksvraag: wat willen de terrorismebestrijders en hoe proberen ze

dat te bewerkstelligen?

In de eerste plaats gaat het daarbij om de agenda setting: hoe “de agendabepaling als proces van

probleemerkenning en probleemdefiniëring verliep” (de Graaf, 2010, p. 18): Zijn het de terroristen

zelf of andere partijen die terrorisme op de politieke agenda zetten?

Ten tweede gaat het daarbij om het politieke draagvlak voor ct-beleid. “Politieke partijen kunnen

uit eigen partijbelang een bepaalde radicale groepering als terroristisch bestempelen” en daarmee

kan contraterrorisme de inzet worden van een politiek steekspel dat de gehele bevolking kan

mobiliseren in de strijd tegen het terrorisme (de Graaf, 2010, p. 19). Maar ct-beleid kan ook achter

de schermen gevormd worden waardoor het draagvlak vooral uit professionals, deskundigen,

ambtenaren en bewindslieden bestaat. “Zo bezien kan beleidsvorming een zaak zijn van volstrekte

openheid en betrokkenheid van de samenleving, van politisering en mobilisering van kiezers, of juist

van geheimhouding, professionalisering en verzakelijking. De vraag is wat voor uitwerking het

politieke en publieke draagvlag heeft op de totstandkoming en uitvoering van ct-beleid” (de Graaf,

2010, p. 19).

Als derde is het discours van belang: “hoe over terrorismebestrijding wordt gesproken en hoe

deze wordt gepresenteerd”? Daarbij het ook om hoe “het discours tot stand komt dat leidt tot de

identificatie van bepaalde groepen en individuen als terrorist” (de Graaf, 2010, p. 19). “Discours is

dus niet alleen de beeldvorming of de manier waarop over iets wordt gepraat, maar het is ook een

strijdtoneel want er gaat altijd macht mee gepaard: de macht om iets ‘waar’ te laten zijn”. De vraag

die daarbij gesteld wordt is hoeveel macht de autoriteiten over de discours hebben, aangezien zij te

maken hebben met een onafhankelijke media en verzet tegen officiële stereotyperingen of de

overheid moet tegenwicht bieden aan de media die terrorisme wellicht opblaast. Daarnaast kan het

gevoel van terroristische dreiging worden versterkt door meer vervreemding of mentale distantie

tussen terroristen en de samenleving en hoe groter de tegenstellingen tussen de twee groepen zijn

hoe harder terrorismebestrijdingmaatregelen zijn (de Graaf, 2010, p. 19).

In navolging van de Graaf luidt de tweede onderzoeksvraag: wat is de relatie tussen de maatregelen -

en in het bijzonder de bijbehorende omschrijving van de dreiging - en het terroristische geweld (de

Graaf, 2010, pp. 18-20). Bij deze vraag wordt de “sociale constructie van dreiging en de bijbehorende

bestrijding … gebruikt om het traject van politieke besluitvorming, het genereren van draagvlak en

het proces van framing te analyseren” (de Graaf, 2010, p. 20). Hierbij staan niet alleen de objectieve

maatregelen centraal, maar ook de manier waarop terrorismebestrijding gepresenteerd wordt. In de

communicatie van ct-beleid en ct-maatregelen worden vijandbeelden geconstrueerd en normen en

waarden van de eigen cultuur gereproduceerd (de Graaf, 2010, p. 20). Daarin gaat het ook om het

proces van securitization. Met securitization wordt bedoeld dat ‘op het moment dat overheden erin

slagen iets of iemand als een bedreiging van nationale veiligheid te typeren, dit hun legitimiteit en de

Page 14: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

14

mogelijkheden verschaft buitengewone middelen te gebruiken’. Hierbij gaat het om de

dreigingperceptie die door de meerderheid van de bevolking geaccepteerd moet worden (de Graaf,

2010, p. 20). Om deze relatie te kunnen onderzoeken wordt de performative kracht van ct-beleid

uiteengezet door middel van het onderzoeksmodel van De Graaf (2010) en de relatie van de

performative kracht met het terroristische geweld onderzocht.

De derde onderzoeksvraag is gericht op een verdieping door middel van een historische vergelijking

tussen de performativiteit van het ct-beleid van de lange jaren zeventig en de performativiteit van

het ct-beleid in de periode 2001-2010. Het model van De Graaf biedt de mogelijkheid om het ct-

beleid van de twee periodes met elkaar te vergelijken. De derde onderzoeksvraag luidt: Wat zijn de

overeenkomsten en verschillen in performative kracht tussen de Dutch-approach en de Post 9/11

approach van ct-beleid in Nederland?

De vierde onderzoeksvraag is gericht op de toepasbaarheid van het model van De Graaf op een

andere tijdsperiode: In hoeverre is het model van De Graaf toepasbaar op de periode 2001-2010 in

Nederland?

Hoofdstukindeling In dit eerste hoofdstuk is uiteengezet wat terrorisme en contraterrorisme is, tot welk probleem dit

leidt, hoe dit onderzoek opgezet en afgebakend is en welke onderzoeksvragen beantwoord zullen

worden. In het tweede hoofdstuk zal ingegaan worden op het theoretisch kader. Hoofdstuk drie

geeft een beschrijving van de methodiek waarmee dit onderzoek wordt uitgevoerd. In hoofdstuk vier

wordt een overzicht van terrorisme en contraterrorisme in Nederland in de periode 2001-210

beschreven. In hoofdstuk vijf wordt specifiek ingegaan op de performative kracht in Nederland in de

periode 2001-2010. In dat hoofdstuk worden de eerste twee onderzoeksvragen beantwoord. In het

zesde hoofdstuk zal een vergelijking gemaakt worden tussen terrorisme en contraterrorisme uit de

lange jaren zeventig en terrorisme en contraterrorisme in de periode 2001-2010 en zal de derde

onderzoeksvraag beantwoordt worden. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk zeven, wordt een

algemene conclusie gegeven en in de reflectie de vierde onderzoeksvraag beantwoordt en ingegaan

op eventueel toekomstig onderzoek.

Page 15: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

15

Hoofdstuk 2: Theoretisch Kader

In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader uiteengezet. Als eerste wordt de literatuur en theorieën

van de ‘root causes’ van terrorisme, terrorisme als vorm van communicatie en het ‘nieuwe’

terrorisme uiteengezet. Daarna wordt er ingegaan op de literatuur en theorieën van de evaluatie van

contraterrorisme. In het laatste gedeelte van dit hoofdstuk worden het artikel van De Graaf en De

Graaff en de twee boeken van De Graaf over de performativiteit van ct-beleid uiteengezet.

Terrorisme: een Vorm van Communicatie

Al in 1974 beargumenteerde Jenkins dat terrorisme geen gewetenloos, doelloos of irrationeel geweld

is, maar een middel en geen doel op zichzelf: terrorisme heeft een doel (Jenkins, 1974, p. 3). De

terroristen proberen een atmosfeer van angst en paniek te creëren om op deze manier hun zeer

uiteenlopende doelen te bewerkstelligen zoals aandachttrekkerij of het ontbinden van een

samenleving of internationale orde (Jenkins, 1974, p. 4). Terrorisme is een vorm van communicatie

(Schmid & de Graaf, 1982, p. 175). Het geweld dat door terroristen wordt gebruikt verschild met

‘gewoon’ crimineel geweld in dat het geweld het niet tussen twee partijen, dader(s) en het

slachtoffer(s), plaatsvindt, maar tussen drie, dader(s), slachtoffer(s) en de ‘target’ (p. 175). Om de

derde partij te kunnen bereiken is er een vorm van communicatie nodig (p. 175). Deze drie partijen

vormen de ‘Terrorist-Victim-Target triangle’, waarin het slachtoffer als instrument gebruikt wordt om

een boodschap aan de target te geven welke gericht is op het traumatiseren, demoraliseren of op

een andere wijze invloed op de target uit te oefenen (p. 176). In figuur 2.1 is de ‘Terrorist-Victim-

Target triangle’ weergegeven.

Figuur 2.1 The triangle of insurgent terrorism (Schmid & de Graaf, 1982, p. 176)

Binnen deze triangel is de vorm van communicatie cruciaal. De vorm van communicatie is niet per

se de massamedia; er was ook terrorisme ook voor de opkomst van de massamedia (Schmid & de

Graaf, 1982, pp. 175-176). Desalniettemin worden de media gezien als de zuurstof voor terrorisme,

aldus de vroegere Britse premier Margaret Thatcher.10 “The media are the terrorist’s best friends, (…)

the terrorist act by itself is nothing, publicity is all” (Laqueur, 1976). Terrorisme wordt gebruikt om

10 Geciteerd in Beunders, 2008, p. 376

Page 16: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

16

angst te zaaien en door deze angst te domineren en invloed te hebben (Hacker, 1977, p. xi).

Terroristen creëren de meeste angst door het plegen van volledig en bewust gepleegd willekeurig

geweld. Deze aanslagen zijn zorgvuldig gepland om zo de aandacht te trekken van de media en

internationale pers. (Jenkins, 1974, p. 4) Het instrument terrorisme is niet gericht op de direct

slachtoffers van terrorisme, maar op de psychologische effecten in het publiek. Terroristen spelen

tegen en voor een publiek en willen publieke interactie (Hacker, 1977, p. xi). “Terrorism is theater”

(Jenkins, 1974, p. 4).

De terroristen zijn zich zelf zeer bewust van de belangrijke rol van de media. De leider van de

Palestine Liberation Organization (PLO) omschreef de mediastrategie als “We force people to ask

what is going on” of “We would throw roses if it would work” (Geciteerd in Beunders, 2008, pp. 375-

376).11 Een recent voorbeeld was de uitzending van de videoboodschad van Osama Bin Laden, de

leider van Al-Qaida, vlak voor komst van de Amerikaanse President Barak Obama in Egypte (de Graaf,

2010, p. 266). In deze video waarschuwde Bin Laden dat Amerika nog steeds haat zaaide tegen

moslims als neutralisering van de openingen in dialoog die Obama de ‘Moslimwereld’ bood (de

Graaf, 2010, p. 266).12 Het vertellen van dit soort verhalen werd uiteengezet door William Casebeer

en James Russell in hun artikel Storytelling and Terrorism. Het vertellen van dit soort verhalen zijn

volgens de Casebeer en Russell essentieel voor zowel de terroristische organisaties als het ct-beleid

omdat verhalen fundamenteel zijn in de structurering van menselijke gedachten (Casebeer & Russell,

2005, p. 17).

Ook De Graaf besteedde aandacht aan de rol van communicatie, beeldvorming en

overtuigingskracht voor terrorisme en ct-beleid. De Graaf beargumenteerde dat deze drie centraal

moeten staan in ct-beleid omdat de terroristen deze zelf het meest voor ogen hebben (de Graaf,

2010, p. 265). De overheid kan de verhalen van terroristen beïnvloeden, maar beïnvloedt ook de

terroristen, hun sympathisanten en potentiële radicalen. Om deze reden moet de overheid zich

bewust zijn van het beeld dat zij uitdraagt (de Graaf, 2010, p. 265). Het gaat om ‘onze’ reactie omdat

deze de impact van de terroristische aanslag bepaald (Furedi, 2007, p. xv). ‘We’ zouden ons daarom

meer zorgen moeten maken om ‘onze’ reactie dan om wat de terroristen doen (Furedi, 2007, p. xv).

De studie van terrorisme als vorm van communicatie hebben betrekking op de periode voor 9/11.

Veel van deze studies zijn gericht op de periode rond het jaar 1970. Is het terrorisme na de jaren

zeventig fundamenteel veranderd of wordt terrorisme nog steeds als vorm van communicatie

gebruikt?

Nieuw Terrorisme

In 1999 merkte Laqueur op dat “there has been a radical transformation, if not a revolution, in the

character of terrorism” (in van de Woude, 2010, p. 186). Ook Hofmann beschreef deze dat nieuwe

groep terroristen “represent a very different and potentially far more lethal threat than the more

familiar ‘traditional’ terrorist groups” (Hoffman, 2006, p. 200). Uri Rosenthal beschreef dit als “een

11 Beunders weerspreekt zelf dat de theorie van ‘de media zijn schuldig’: Beunders beargumenteerd dat de censuur door de vroegere Britse premier Margaret Thatcher de theorie weerspreekt en dat terreur steeds anoniemer wordt ten op zicht van de jaren zestig en tachtig, ‘waarbij de boodschap helemaal niet uitgelegd wordt’, maar ‘de propaganda van de daad voor zichzelf moet spreken’. De verspreiding wordt ‘overgelaten aan de oeroude … werking van het gerucht’: ‘Het nieuws over de moord op een president, koning of keizer(in), of het exploderen van een regeringsgebouw, verspreidt zich van zelf wel’ (Beunders, 2008, p. 376). In dit kader worden deze stelling niet ontkend, maar er wordt aangenomen dat de impact van terrorisme grote is met pakkende beelden van de terroristische aanslagen of de gevolgen van de aanslagen. 12 “So, let the American people prepare to continue reaping what the chiefs of the White House sow during the coming years and decades,” Bin Laden said (Daily News Washington Bureau, 2009)

Page 17: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

17

ontwikkeling van ‘oud terrorisme’ naar ‘nieuw terrorisme’” (Rosenthal, 2008, p. 12). Waar het oude

terrorisme zich richtte op “a lot of people watching than a lot of them dead” zoals Jenkins dit in 1975

beschreef, is het doel binnen het nieuwe, ook wel moderne of hyperterrorisme genoemd, naar het

maken van zoveel mogelijk slachtoffers en daardoor de samenleving zoveel mogelijk te ontwrichten

(Rosenthal, 2008, p. 14). Het nieuwe terrorisme manifesteerde zich in wat volgens Rosenthal nu

bekend staat als “catastrofaal terrorisme”. Het allesoverheersende kenmerk is “de catastrofale

omvang van het leed dat wordt veroorzaakt: honderden, zo niet duizenden onschuldige slachtoffers-

van het ene op het andere moment” (Rosenthal, 2008, p. 14). Het nieuwe terrorisme richt zich

daarbij op “het verwerpen van een bepaalde levensstijl of het tot stand brengen van een

maatschappelijk regiem waar andere waarden en normen de overhand hebben (Rosenthal, 2008, p.

14)”. Religieus radicalisme, en dan voornamelijk islamitisch radicalisme gebruiken het nieuwe

terrorisme voor de realisatie van hun doelen (Rosenthal, 2008, p. 14). Deze terroristen beroepen zich

“op een hogere macht” en achten daarbij het ongelimiteerd doden van “niet-gelovigen, die de

verwezenlijking van Gods plannen met de aarde en de terugkeer van zijn rijk op aarde in de weg

staan” geoorloofd (de Graaff B. , 2008, p. 33). Het nieuwe terrorisme opereert mondiaal en kent een

langetermijnperspectief.

Hoewel Rosenthal het oude terrorisme onderscheidde als het terrorisme van de vorige eeuw13,

erkende Rosenthal dat “het onderscheid tussen het oude en het nieuwe terrorisme betrekkelijk is en

blijft” en ook de oude vorm van terrorisme “elk moment weer de kop kan opsteken (Rosenthal, 2008,

p. 18). Andere auteurs als Duyvesteyn (2004) zijn kritisch ten op zicht van deze nieuwe terminologie

en wezen “er op dat deze terminologie met name gebruikt werd door overheden en beleidsmakers

om nieuwe contraterrorisme maatregelen te rechtvaardigen” (van der Woude, 2010, p. 186).14

Duyvesteyn onderzocht de verschillen en overeenkomsten tussen oud en nieuw terrorisme en

concludeerde dat er een aantal overeenkomsten zijn die het onderscheid tussen oud en nieuw

terrorisme niet zonder meer rechtvaardigen. Duyvesteyn concludeerde onder andere dat zowel oud

als in nieuw terrorisme territoriale focus, transnationale contacten en een netwerkstructuur kent.

Daarnaast beargumenteerde Duyvensteyn dat de groei van de slachtoffers en omvang over de jaren

gegroeid is en niet alleen een recent fenomeen is (Duyvesteyn, 2004, pp. 449-450).

Terrorisme is constant in verandering maar niet per se nieuw. Toch ontstaat er na elke grote

aanslag een roep om terrorisme te kunnen verklaren en zo terrorisme is de toekomst te kunnen

voorkomen (Van de Voorde, 2010, p. 23).

Verklaringen van Terrorisme

De verklaringen van terrorisme worden gezocht in de root causes, oftewel de grondoorzaken van

terrorisme. De overtuiging is dat als men de root causes kent, “men de sleutel in handen heeft voor

een succesvolle bestrijding en uitroeiing van het terrorisme” (Bjorgo, 2005 in Van de Voorde, 2010, p.

23). Er is dat ook bijzonder veel sociaal-wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de root causes van

terrorisme (Bakker, 2004, p. 542). Edwin Bakker besteedt in zijn artikel Zin en onzin van de zoektocht

naar oorzaken van terrorisme aandacht aan de oorzaken en causaliteit van terrorisme. Volgens

Bakker blijkt “uit de schat van studies dat het eigenlijke ‘veroorzaken’, de causale ‘werking’ van de

13 De aanleiding van de discourswijziging waren drie aanslagen in de jaren 1990: de aanslag op het World Trade

Center van 1993, de aanslagen van de Aum Shinrikyo-sekte op de metro in Tokio in 1995 en de aanslag van

Timothy McVeigh op het federale overheidsgebouw in Oklahoma (de Graaff B. , 2008, pp. 31-33) 14 Zie ook Copeland, (2000), ‘Is the “New Terrorism” Really New?: An Analysis of the New Paradigm for

Terrorism’, en Spencer, (2006), Questioning the Concept of ‘New Terrorism.

Page 18: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

18

ene variabele op de andere, nooit is aan te tonen. We kunnen slechts waarnemen dat het een en

daarna het ander zich voordoet” (Bakker, 2004, p. 542).

Ook andere experts stellen vast dat het onderzoek naar de root causes van terrorisme “vrijwel

nutteloos, futiel en zeker met het oog op algemene theorieën misplaatst is (Van de Voorde, 2010, p.

24). 15 Toch is de drang om de diepere oorzaken van terrorisme te kunnen aantonen en zo deze te

kunnen wegnemen, groot. Het onderzoek naar de root causes is een ‘must’ voor politici en

beleidsmakers, en moet concrete resultaten opleveren welke bruikbaar is voor de ontwikkeling van

(nieuw) ct-beleid (Bakker, 2004, p. 542). De politici scheppen hiermee de illusie “dat terrorisme een

eenvoudig en makkelijk op te lossen probleem vormt, terwijl het in de realiteit over een uitzonderlijk

complex probleem gaat” (Horgan, 2005 in Van de Voorde, 2010, p. 23). Onderzoek naar de root

causes suggereert dat de grondoorzaken van terrorisme vaststaan, te achterhalen zijn en impliceert

terroristen als pionnen van sociale, economische en politieke kracht (Bjorgo, 2005, p. 257).

Ook Laqueur concludeert in zijn boek ‘a History of Terrorism’16 (2001) dat het wegnemen van de

grieven, armoede, ongelijkheid, onrecht of het gebrek aan politieke participatie het

terrorismeprobleem niet zal oplossen (2001, p. 220). Er zullen altijd mensen ontevreden en

vervreemden, met meer interesse in geweld dan in vrijheid en gerechtigheid en met de mening dat

de huidige situatie ondragelijk is zijn, hoe democratisch de samenleving ook is en hoe dicht bij

perfectie sociale instituties ook zijn (2001, pp. 220-221).

Evaluatie van Contraterrorisme

Het meten van effectiviteit van ct-beleid is een van de belangrijkste en tegelijkertijd een van de

moeilijkste vragen in contraterrorisme onderzoek (van Dongen, 2009, p. 27). Uit het onderzoek van

Van Dongen bleek dat het academische onderzoek naar de effectiviteit van ct-beleid op slechts twee

manier onderzocht wordt. De eerste methode is meten van de effectiviteit aan het aantal

terroristische aanslagen. De twee methode om de effectiviteit te meten, is door het nemen van een

aantal kwalitatieve parameten, zoals internationale en publieke steun, en impact op de economie, en

deze te meten voor en na de uitvoering van een ct-beleid (2009, pp. 27-28).

Daarbij blijkt uit het rapport van het Transnational Terrorism, Security & the Rule of Law project

dat effectiviteit van ct-beleid en ct-maatregelen slechts in enkele gevallen empirisch onderzocht is.

Ook uit de studie van Lum, Kennedy en Sherley (2004) blijkt dat er slechts in zeven gevallen een

bruikbare evaluatie gedaan is die aan hun voorwaarden van contraterrorisme-evaluatie voldeed. Uit

deze zeven rapporten komt geen consistente indicator met positieve effecten van ct-beleid. Anders

gezegd hebben geen van de rapporten een indicator gevonden met positieve invloed op

terroristische activiteiten, maar in het slechtste geval heeft een indicator zelfs een groei van

terroristische activiteiten tot gevolg (Transnational Terrorism, Security & the Rule of Law, 2007, pp.

27-29). Ook Enders en Sandler (2006) “hebben herhaaldelijk aangetoond dat er nauwelijks positieve

effecten van ct-beleid op het aantal terrorisme-incidenten te meten zijn” (de Graaf, 2010, pp. 15-16).

De ct-maatregelen hebben volgens Enders en Sandler (2006) slechts effect op de plaats en aard van

de aanslagen, het zogenoemde waterbed effect (de Graaf, 2010, p. 16).

Nelen, Leeuw, & Bogaerts (2010) hebben in opdracht voor het Nederlandse Wetenschappelijk

Onderzoek- en Documentatiecentrum (WOCD) een onderzoek naar de evaluatie van

15 Zie onder andere Radu, The Futile Search for “Root Causes” of Terrorism. In: Foreign Policy Research Institute, 23/04/2002 en Laqueur, No End to War. Terrorism in the twenty-first centrury. New York, Continuum, 2003, p. 22. 16 Een herdruk van zijn boek ‘Terrorism’ uit 1977.

Page 19: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

19

antiterrorismebeleid gedaan en presenteerden een overkoepelend framework voor

wetenschappelijk evaluatieonderzoek van antiterrorismebeleid. Uit deze studie blijkt “dat evaluatie

van antiterrorismemaatregelen wereldwijd nog in de kinderschoenen staat” (Nelen, Leeuw, &

Bogaerts, 2010, p. 31). Het merendeel van de bestaande evaluatiestudies van antiterrorismebeleid

zijn gericht op de evaluatie van wetgeving. Daarnaast zijn veel studies gericht op incidenten en de

reactie van overheden daarop. Deze studies zijn “meestal zodanig verbonden aan een bepaalde

situationele context, dat zij niet of slechts beperkt toepasbaar zijn op andere situaties” (Nelen,

Leeuw, & Bogaerts, 2010, p. 31). Ook besteden de beschikbare studie slechts in enkele gevallen de

beleidstheorie achter de maatregelen en de daadwerkelijke meeting van effectiviteit (Nelen, Leeuw,

& Bogaerts, 2010, p. 31).

De Graaf en De Graaff hebben onderzoek verricht naar de evaluatie van ct-beleid.17 In hun artikel

“Bringing politics back in: the introduction of the ‘performative power’ of counterterrorism” (2010)

wordt uitgebreid ingegaan op een manier van ct-beleid evaluatie: het meten van de performative

power.18 Performative power, of de Nederlandse term performative kracht, is door Judith Butler en J.

Austin in de discoursanalyse en – theorie geïntroduceerd en uitgewerkt. De Graaf introduceerde

deze term voor de evaluatie van contraterrorisme en werkte deze uit in haar boek ‘Theater van de

Angst’ (2010).19 De Graaf (2010) stelt dat “effectiviteit de uitkomst van een politiek proces is”

waarbinnen de definitie van terrorisme en de vaststelling wat effectiviteit van terrorismebestrijding

inhoudt, de evaluatie van ct-beleid bemoeilijkt. Daarnaast stelt De Graaf dat het vaak helemaal niet

de bedoeling is dat bewindslieden op beleidsdoelstellingen worden afgerekend. Ze hebben andere

politieke doelen zoals het geruststellen van de bevolking, hun daadkracht bewijzen of de oppositie de

pas af snijden (de Graaf, 2010, pp. 16-18). Daarom moet niet de effectiviteit centraal staan in de

evaluatie van ct-beleid, maar de performativiteit van ct-beleid. De performativiteit evalueert het ct-

beleid aan de hand van een onderzoeksmodel, welke het politieke proces in kaart brengt.

De Performative Power van Contraterrorisme

Door het geven van vijftien antwoorden proberen De Graaf en De Graaff inzicht in te geven in de

vraag waarom het evalueren van ct-beleid een lastige opgave is. De auteurs beargumenteren dat het

berekenen van de uitkomsten van ct-beleid en maatregelen een zeer lastige opgaven is. Dat betekent

niet dat er geen poging gedaan moet worden of dat het onmogelijk is om de uitkomsten van ct-

beleid en maatregelen te meten. De evaluatie zou zich om die reden niet moeten richten op de

effectiviteit maar op de performativiteit van ct-beleid door het stellen van de centrale vraag “wat

willen de terrorismebestrijders en hoe proberen ze dat te bewerkstelligen”; het zijn de

terrorismebestrijders die de agenda zetten, het definiëren op een bepaalde manier en koppelen het

aan beleid en maatregelen. De manier waarop zij het proces van contraterrorisme uitvoeren heeft

meer invloed dan de aantallen aangehouden terroristen of niet aangehouden terroristen. Dit

noemen de auteurs de performativiteit van contraterrorisme: de ‘performative power’ (pp. 266-267).

De performative kracht20 houdt in of de nationale overheid succesvol is in de ‘verkoop’ van weergave

van gebeurtenissen, de set van oplossingen voor het terrorismeprobleem, als de toon van het

discours met betrekking tot terrorisme en contraterrorisme en daarmee de mobilisering van

17 Het feitelijke onderzoek is uitgevoerd door De Graaf en gepubliceerd in haar boek Theater van de Angst (2010). 18 Het artikel is een samenvatting van het boek ‘ Theater van de Angst’ (2010) van De Graaf. 19 Van hier boek is ook een Engelstalige versie ‘Evaluating Counterterrorisme Performance. A comparative study’ (2011). 20 Performative kracht is the Nederlandse vertaling van performative power.

Page 20: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

20

verschillende groepen voor de gestelde doelen (de Graaf & de Graaff, 2010, p. 267). Daarbij ligt de

focus op de pogingen van de overheid om het publiek te overtuigen van de legitimiteit en accurate

van de dreiginganalyse omdat daar invloed op uitgeoefend kan worden.

De performative kracht bestaat uit drie parameters, agenda setting, draagvlak en discours die

samen de performativiteit van het officiële ct-beleid maken. “Met de ‘performativiteit’ wordt de

mate bedoeld waarin nationale overheid met haat officiële ct-beleid en bijbehorende discours (in

verklaringen, wetsvoorstellen, maatregelen, uitlatingen van ministers) erin slaagde publieke en

politieke steun te mobiliseren en met haat voorstelling van zaken het nationale vertoog en de

beeldvorming over terrorisme en contraterrorisme te beïnvloeden (de Graaf, 2010, p. 139).

Bij de eerste parameter, agenda setting, “gaat het om de vraag hoe de agendabepaling als proces

van probleemerkenning en probleemdefiniëring verliep” (de Graaf, 2010, p. 18). Zijn het de

terroristen zelf, die zich via een aanslag op de politieke of publieke agenda zetten of plaatsen andere

terrorisme, zoals de politieke oppositie of geheime diensten, terrorisme op de nationale agenda? De

tweede parameter, draagvlak, is nodig voor het ct-beleid. Bij de creatie van het draagvlak kan

contraterrorisme de inzet worden van een politiek steekspel waarin politieke partijen uit eigenbelang

een radicale groepering als terroristische bestempelen. In dit proces kan de samenleving bewust of

onbewust gemobiliseerd worden (de Graaf, 2010, p. 19). De beleidvorming kan “een zaak zijn van

volstrekste openheid en betrokkenheid van de samenleving, van politisering en mobilisering van

keizers, of juist van geheimhouding, professionalisering en verzakelijking” (de Graaf, 2010, p. 19). De

derde parameter, discours, “gaat het om de vraag hoe er over terrorismebestrijding wordt gesproken

en hoe deze word gepresenteerd” (de Graaf, 2010, p. 19). Discours is niet alleen de beeldvorming

maar ook het “strijdtoneel want er gaan altijd macht mee gepaard: de macht om iets ‘waar’ te laten

zijn” (de Graaf, 2010, p. 19). In het samenbrengen van de drie parameters ontstaat er een beeld over

“de verankering van het discours en de poging om het beleid in de bevolking geaccepteerd te krijgen

centraal … : wat zeggen de terrorismebestrijders (de speech act), met hoeveel autoriteit zeggen ze

dat (hun positinal power) en in hoeverre slagen ze erin de bevolking te mobiliseren en hun

vijandbeeld en bijbehorende veiligheidsbeleid om te zetten in de praktijk (de performative power)?”

(de Graaf, 2010, p. 140)

Een hoge performativiteit is niet gelijk aan effectieve of succesvol ct-beleid. Een hoge

performativiteit houdt verband met de zichtbaarheid en de mobilisering van het gebruikte ct-beleid

en maatregelen. Ct-beleid en maatregelen zetten de toon in publieke en politieke debatten. Ze

creëren een realiteit over dreiging, vijanden en veiligheid die geaccepteerd zal worden door de

meerderheid van de bevolking. Contraterrorisme maatregelen verhelderen welke radicale ideeën

toelaatbaar zijn, in hoeverre er sympathie mag zijn voor terroristen en welke beperking van liberale

vrijheden geaccepteerd zijn in het kader van nationale veiligheid (de Graaf & de Graaff, 2010, p. 267).

Uit het onderzoek van De Graaf blijkt dat er een positief verband is tussen de performativiteit van

contraterrorisme en het aantal aanslagen en slachtoffers. Het eerste verband is, als het aantal

aanslagen en slachtoffers hoog is, kent het contraterrorisme een hoge performativiteit:

“maatregelen [kennen dan] een sterk mobiliserend effect” (de Graaf, 2010, p. 150) Maar ook de

ander kant op bestaat er een verband: de performative kracht van ct-beleid heeft invloed op het

verloop van terroristische aanslagen en slachtoffers. Als na verloop van tijd de performativiteit daalt,

daalt ook het aantal aanslagen en slachtoffers (de Graaf & de Graaff, 2010, p. 270). Dit tweede

verband kan op meerdere manieren geïnterpreteerd worden. Zo hebben genomen ct-maatregelen

tijd nodig om ‘in te dalen’ in contraterrorisme organisatie en kunnen deze instrumenten pas na

Page 21: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

21

verloop van tijd ingezet worden. Desalniettemin verklaren De Graaf en De Graaff dit tweede verband

dat als terroristen merken dat terrorisme faalt om publieke en politieke gevoelens te beïnvloeden of

wanneer terroristen niet in staat zijn om te hergroeperen door gebrek aan rekruten, sympathisanten

of supporters, het aantal aanslagen en slachtoffers daalt.21 In tegenstelling tot wat de meeste

mensen denken leiden zichtbare verruiming van macht, verantwoordelijke instellingen of

maatregelen niet automatisch tot een effectievere vorm van ct-maatregelen. Op het middel en lange

termijn is een contraterrorisme aanpak van stipte misdaadbestrijding, terughoudend taalgebruik en

een zekere vorm van geheimhouding de meest waardevolle bijdrage aan de terugkeer naar

maatschappelijke vrede. Dit was het geval in de jaren zeventig22 en is ook nu nog van toepassing (de

Graaf & de Graaff, 2010, p. 270).

Het creëren van angst, dat is waar terrorisme om gaat. Terroristen willen theater waarin zichtbare

dramatiek en het provoceren van de samenleving centraal staat. De impact van terroristische

aanslagen zijn afhankelijk van ‘onze’ reactie. Deze reactie wordt deels gevormd door de media, de

publieke opinie en de beelden van de dramatische terroristische aanslagen die de twee

voorgenoemde verspreiden. De overheid kan echter ook invloed uitoefenen op de impact van

terroristische aanslagen. Dit kan zowel door het versterken van de morele paniek met militaire

metaforen als het benadrukken van de veerkracht van de samenleving (de Graaf & de Graaff, 2010,

p. 272). In de studie van De Graaf wordt dan ook vooral aandacht besteed aan agenda setting, de

creatie van politiek en publiek draagvlak en de discours van de terrorismebestrijding. Binnen de

terrorismebestrijding gaat het niet om welke instrumenten worden ingezet, maar hoe deze

gepresenteerd worden (de Graaf, 2010, p. 267).

Om een helder inzicht te krijgen in de bovenstaande ‘influence warfare’ gebruikt De Graaf

signifiers23 om de performative kracht aan af te meten. Het gaat bij de signifiers niet alleen het beleid

zelf, maar ook om de politieke presentatie van het beleid. De betekenis van de signifiers hangt af

“van de politieke positie van de beleidsmakers en bewindslieden” (de Graaf, 2010, p. 274). Hoe hoger

de politieke positie van de beleidsmakers of bewindslieden, hoe groter de invloed van de signifiers

op de performative kracht (de Graaf, 2010, p. 274). Naast landelijke, politieke signifiers moet er

rekening gehouden worden met “een hele serie van betekenisdragende elementen afkomstig uit de

lokale, regionale of uitvoerende beleids- of bestuurshoeken”. Deze signifiers zijn in mindere mate

beïnvloedbaar door de regering of landelijk politiek maar zijn wel degelijk van invloed op de

performativiteit. Hier onder worden berichten over optreden van politie, justitie en de

veiligheidsdiensten bedoeld (de Graaf, 2010, p. 274). De Graaf maakt dan ook onderscheidt tussen

vier soorten signifiers; politieke, politionele, intelligence-gerelateerde en justitiële.

Signifiers kunnen bewust uitvergroot worden door critici of terroristen en hun achterban en als

propaganda materiaal worden ingezet; de zogenoemde legendes. Legendes zijn “verhalen die naar

aanleiding van de significante gebeurtenissen in de publieke beeldvorming of binnen het radicale

circuit verteld en verspreid worden” (de Graaf, 2010, p. 275). De samenhang tussen signifiers en

legendes kunnen de performative kracht van ct-beleid verhogen.

21 “Politieke aandacht, publiciteit en massamobilisering kunnen door terroristische organisaties vervolgens worden opgevat als ‘succes’, worden gebruikt als munitie voor nieuwe aanslagen en rekruteringen en zo leiden tot continuering van het geweld” (de Graaf, 2010, p. 151) 22 23 Signifiers of politieke indicatoren “in de zin van betekenis dragende of genererende elementen: aan wetten, verklaringen omschrijvingen, plannen, bekendmakingen van nieuwe antiterrorisme-eenheden etc.” (de Graaf, Theater van de angst, 2010, p. 274)

Page 22: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

22

Om de signifiers en legendes te kunnen neutraliseren, heeft De Graaf de zogenoemde neutralizers

in kaart gebracht. Deze neutralizers verkleinen de performativiteit van het ct-beleid. Net als de

signifiers zijn de legendes en neutralizers in vier groepen verdeeld; politieke, politionele, intelligence-

gerelateerde en justitiële legendes en neutralizers.

Een schematisch overzicht van signifiers, legendes en neutralizers is in tabel 2.2 weergegeven. De

‘influence warfare’ gaat om de percepties van verschillende ‘target audiences’ die zowel de

terroristen als de overheden willen bereiken. De verschillende overheidsorganen moeten zich om

deze reden altijd goed bewust zijn van het verhaal dat zij zowel expliciet als impliciet tegenover

terrorisme inbrengen. Voor de duidelijkheid: het gaat om de betekenis die aan concrete maatregelen

toegekend wordt.

Page 23: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

23

Signifiers Legendes Neutralizers

Politieke 1. Nieuwe wetten 2. Nationale mobilisatie 3. Nieuwe eenheden 4. Terrorisme als inzet van politieke campagnes 5. Hoog op de agenda 6. Nationale noodtoestand

1. Afglijden naar rechts 2. Afglijden naar links/’soft on terrorism’ 3. Ondermijning democratische rechtsorde 4. Burgeroorlog 5. ‘Unregierbarkeitsdebatte’ 6. (her)opleving totalitaire politiestaat

1. Terughoudendheid in definitie van staatsvijanden 2. Vermijden reputatiecommunicatie 3. Aansluiten bij mindset van gehele bevolking, ook alternatieve

groepen (maar: niet aanwakkeren angsten 4. Vermijden militair taalgebruik 5. Coördinatie van verschillende beleidsterreinen,

gemeenschappelijke communicatieboodschap Politionele 1. Inzet buitenproportioneel geweld (daadwerkelijk of

gepercipieerd) – harde/repressieve stijl 2. Vergaande bevoegdheden – preventieve stijl 3. Opreken bestaande bevoegdheden – ‘vuile stijl’ 4. Focus op ordehandhaving:diffuus m.b.t. daderkringen,

nauwelijks rechtswaarheden 5. Inzet demonstratieve middelen (helikopters, barricades,

razzia’s) 6. Mobilisering van de bevolking (Most Wanted-lijsten)

1. Politieke moord door politie (‘black genocide’)/injustice frames

2. Politieke moord op de politie (‘police killings’) 3. ‘staat begint met terreur’ 4. Politie als totalitair repressieorgaan

1. Breed spectrum aan in te zetten middelen, maar terughoudend in de keuze; heldere communicatie bij inzet van middelen uit hoogste geweldsspectrum

2. Geen mobilisatie bevolking, allen bij direct gevaar 3. Professionele en bemiddelende aanpak (crowd control,

‘praatofficeren’); centrale coordinatie 4. Toezicht/transparantie (vervolging misdragingen van de politie) 5. Focus op misdaadbestrijding: selectieve en ‘chirurgische

aanpak’, meer rechtswaarborgen Intelligence 1. Intelligence failures

2. Onthullingen over agents-provocateurs 3. Intelligence als stoplap voor gebrek aan

rechtsbevoegdheden 4. Intensief gebruik van bijzondere bevoegdheden (observatie,

taps, volgen, afluisteren) op categorische aanwijzing i.p.v. individuele toetsing

5. Prioriteit bij nationale veiligheid i.p.v. bescherming democratische rechtsorde (dus focus op dreiging i.p.v. belang)

1. Terrorisme als doorgestoken kaart (‘strategie van de spanning)

2. Opkomst veiligheidsstaat, nieuwe injustice frames 3. Diensten opereren als ‘Staat im Staate‘ 4. Complottheorieën: aaslagen zijn slechts ‚topje van de

ijsberg’ -> ondermijning vertrouwen in de rechtsstaat, vervreemding

1. Beperkte behoeftestelling, grens pas bij (voorbereiding) gewelddadig activisme

2. Intensieve controle en horizonbepaling bij inzet bijzondere inlichtingenmiddelen

3. Geen executieve bevoegdheden 4. Geen agents-provocateurs, zorgvuldigheid bij mandaat

informanten/infiltranten 5. Terughoudend met publiekswaarschuwingen en

gevarenindicatoren 6. Democratisch toezicht/transparantie` 7. Prioriteit bij bescherming eigen belangen (democratie,

infrastructuur e.d.) Justitiële 1. Vorverurteilung

2. Vorfeldkriminalisierung, introductie nieuwe wetten zoals organisatiedelict en apologieverbod

3. Verscherpte veiligheidsmaatregelen rechtszaal 4. Idem tijdens voorarrest

1. Wantrouwen t.o.v. rechtelijke macht -> politische Justiz 2. Isolationshaft-Folter -> terrorist als

underdog/rebel/martelaar 3. Proces als inspiratie c.q. provocatie voor verdere

radicalisering 4. Criminalisering van terroristische achterban ->

polarisatie en mentale distantie t.o.v. rechtsstaat vergroot

1. Terughoudend met politiek commentaar voorafgaand en tijdens proces

2. Horizonbepaling bij nieuwe wetten 3. Genuanceerde omgang met strafmaat 4. Duidelijke communicatie van misdaad, motief, functie van dader

binnen terroristische organisatie en reden voor strafmaat c.q. vrijspraak

5. Tolerante omgang met verdachten, advocaten, publiek tijdens proces bij strakke regie en timing

6. Duur proces beperkt houden 7. Vermijden proces bij kleinere vergrijpen 8. Soms juist inzet gerechtelijk vooronderzoek en

vrijlating/vrijspraak als verstoringsmiddel 9. Vermijden ‘apologieverbod’ en andere bepalingen in de richting

van ‘intentiestrafrecht’

Tabel 2.2 Performative power: signifiers, legends en neutralizers

Page 24: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

24

Page 25: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

25

Hoofdstuk 3: Methodiek

De Graaf ontwikkelde voor haar onderzoek naar de performative kracht veertien indicatoren om de

performative kracht te kunnen meten (de Graaf, 2010, pp. 142-144; de Graaf, 2011, pp. 130-132). In

de Engelstalige variant Evaluating Counterterrorism Performance A Comparative Approach (2011)

worden de veertien indicatoren geclusterd in vijf elementen: de politisering van contraterrorisme, de

discursieve framing van de terroristische dreiging, de mate van mobilisatie van de samenleving, de

spelregels, de duur en de catharsis van het drama. Deze aanpassing heeft geen uitwerking op de

uitslag van de onderzoeksmethode, maar verduidelijkt het onderzoeksmodel. In dit onderzoek zal

gebruik worden gemaakt van de vijf elementen uit de Engelstalige versie met de bijbehorende

veertien indicatoren uit de Nederlandstalige versie. De vijf elementen met de bijbehoudende

indicatoren worden als eerste uiteengezet, waarna de wijze waarop deze gemeten worden

beschreven wordt. Daarna wordt uiteengezet wat een aanslag is en hoe deze gemeten worden. Als

laatste wordt de definitie van terrorisme uiteengezet die in het onderzoek gebruikt wordt.

Het eerste element is de politisering van contraterrorisme (p. 130) en gaat in op de perceptie van de

crisis welke het drama aanriep (de Graaf, 2011, p. 12). De politisering van contraterrorisme bestaat

uit vier indicatoren. De eerste indicator is de prioritering van het thema; “er wordt meer aandacht

voor terrorismebestrijding gegenereerd als de politieke leiders zich hierover persoonlijk en expliciet

uitlaten en dit niet aan lager geplaatste autoriteiten overlaten. Wanneer de besluitvorming en

presentatie ‘Chefsache’ zijn, is de positional power hoger, en neemt de performative power

eveneens toe” (de Graaf, 2010, p. 142). De tweede indicator is de politieke instrumentalisering;

“wanneer terrorismebestrijding tot inzet van een verkiezingsstrijd wordt gemaakt of gebruikt wordt

om de politieke tegenstander zwart te maken, is er sprake van politieke instrumentalisering, en

daarmee groeit de positional power” (de Graaf, 2010, p. 142). De derde indicator is het gevoelde

eigen risico; “wanneer het gepercipieerde eigen risico groot is- dus wanneer de bestrijders zichzelf

direct bedreigd voelen (doordat collega’s al eerder het doelwit van aanslagen zijn geweest)-, wordt

er meer prioriteit gegeven aan contraterroristische maatregelen en neemt de zwaarte van de

sancties meestal toe. Hierdoor neem de performative power toe” (de Graaf, 2010, p. 144). De vierde

indicator is de mate van unieke aandacht en belang; “de resonantie van terroristisch geweld en de

bereidheid ct-maatregelen te accepteren, neemt ook toe als de kwestie een nationale prioriteit

heeft. Wanneer zich andere crises voordoen, neemt de dominantie van het terrorismediscours af. Dit

kan tot op zekere hoogte ook gestuurd worden, maar niet jaren achtereen” (de Graaf, 2010, p. 144).

Het tweede element is de discursieve framing van de terroristische dreiging (p. 130) en gaat in op

de omvang van de dreiging en het aantal voorvechters in het spel (de Graaf, 2011, p. 12). De

discursieve framing van de terroristische dreiging heeft drie indicatoren. De eerste indicator is de

afbakening van de bedreiging; wanneer de dreiging en daderkring uitgebreid wordt naar

sympathisanten en het bredere Umfeld, verbreedt het slagveld en wordt de dreiging urgenter

waardoor de performative power stijgt (de Graaf, 2010, p. 142). De tweede indicator is de

omschrijving van de bedreiging en presentatie van de aanpak; “het gebruik van oorlogsretoriek

suggereert een grote urgentie, een groter conflict en het mobiliseert en militariseert de eigen

samenleving ten opzichte van de vijand. Tevens wordt op deze manier een staat van beleg of

noodtoestand gesuggereerd, wat tot suspensie van democratische rechten kan leiden of nieuwe

maatregelen moet rechtvaardiging. Ook in dit geval worden zowel de positionele (in een nood- of

oorlogssituatie wordt de positie van leider of bevelhebber sterker) als de performatieve invloed

Page 26: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

26

groter” (de Graaf, 2010, p. 142). De derde indicator is de koppeling aan bestaand discours van

vijandbeelden; “met verwijzing naar historische ervaringen van (burger)oorlog, chaos en geweld

wordt de overtuigingskracht van ct-beleid en de ernst van de dreiging vergroot” (de Graaf, 2010, p.

142).

Het derde element is de mate van mobilisatie van de samenleving (p. 130) en gaat in op de

mobilisatie van het volk en de omvang het gecreëerde theater (de Graaf, 2011, p. 12). De mate van

mobilisatie van de samenleving heeft één indicator. Deze indicator is de mate van de mobilisatie van

de samenleving; “door voortvluchtige terroristen op een Ten Most Wanted-lijst te zetten, razzia’s of

klopjachten te organiseren, wordt de bevolking direct bij de bestrijding betrokken. Dat verhoogt de

zichtbaarheid van het beleid en demonstreert de slagvaardigheid van de overheid. Tegelijkertijd

kunnen dergelijke mobilisatietactieken, zelf minder offensieve zoals informatiecampagnes, de

dreiging ook opkloppen en de publieke angst aanwakkeren. Op die manier creëren de

terrorismebestrijders een dynamische situatie waarin zij de politieke en sociale verhoudingen

ingrijpend kunnen veranderen. Dit kan echter ook uit de hand lopen en in het tegendeel van het

gewenste ontsporen (de Graaf, 2010, pp. 142-143).

Het vierde element zijn de spelregels (p. 130) en gaat in op de modificatie van bestaande sociale

regels (de Graaf, 2011, p. 12). Dit element heeft vier indicatoren. De eerste indicator is de oprichting

en inzet van nieuwe, speciale eenheden belast met opsporing, bestrijding of aanhouding van

terroristen; “de inzet van speciale eenheden, belast, met opsporing, vervolging of arrestatie van

terroristen (…) brengt een andere toon in de discussie welke leidt tot een vergroting van de

performative power” (de Graaf, 2010, p. 143). De tweede indicator is de introductie van speciale

antiterrorismewetgeving en andere antiterrorismemaatregelen; “de introductie van speciale

antiterrorismewetgeving verhoogt eveneens de performative power” (de Graaf, 2010, p. 143). De

derde indicator is de herziening en aanscherping van bestaande wetgeving; “de introductie van

nieuwe wetgeving die niet specifiek tegen terrorisme is gericht, geeft het ct-beleid eveneens een

extra impuls”, omdat deze de toon van de discussie zetten, media aandacht vragen en effect heeft op

de achterban van de terroristen (de Graaf, 2010, p. 143; de Graaf & de Graaff, 2010, p. 269). De

vierde indicator is het organiseren van publiciteitscampagnes rond grote terrorismeprocessen; “grote

terrorismeprocessen- processen waarbij landelijke of regionale officieren van justitie bekende

individuen of hele groepen aanklagen voor het uitvoeren of plannen van terroristische aanslagen-

zijn vaak bedoeld om de samenleving duidelijk te maken dat het terrorismeprobleem onder controle

is”. Dit soort processen genereert een dynamiek die zich niet altijd in het voordeel van de

terrorismebestrijders ontwikkelt, maar laat wel de performative power stijgen (de Graaf, 2010, p.

143).

Het vijfde element is de duur en de catharsis van het drama (p. 130) en gaat in op de duur en

oplossingen van het drama (de Graaf, 2011, p. 12). Dit element heeft twee indicatoren. De eerste

indicator is de expliciete weigering terrorisme als serieus politiek fenomeen te beschouwen; “de

expliciete weigering om terrorisme serieus te nemen als politiek fenomeen [door] niet met de

terroristen te willen onderhandelen, geen exitstrategieën of re-integratievoorstellen aan te bieden,

wordt het niveau van polarisatie en daarmee de performative power van ct-beleid eveneens

hooggehouden” (de Graaf, 2010, pp. 143-144). De tweede indicator is de mentale distantie;

“wanneer er tussen de terroristen en hun bestrijders geen enkele gedeelde traditie over

overlappende waarden en culturele voorstellingen bestaan en er in het ct-beleid een grote mentale

distantie wordt gesuggereerd, zal het discours veel onverzoenlijker en heftiger zijn. De performative

Page 27: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

27

power is dan groot: wie de bestrijders en hun vijanden zijn, is duidelijk gedefinieerd en deze staan

lijnrecht tegenover elkaar” (de Graaf, 2010, p. 144).

Omdat er niet altijd een precieze datum aan de indicatoren toe te wijzen is, wordt er afzonderlijk per

jaar gekeken of deze factoren een rol speelden of niet. Dan wordt er een binaire telling uitgevoerd: 0

als de factor niet aanwezig is, I wanneer de factor wel een rol speelt.24 Daarna wordt de hele serie bij

elkaar opgeteld. Door de optelling van de indicatoren wordt het uiteenlopende belang van

verschillende indicatoren opgeheven. Daarbij gaat het om een instrument om een vergelijking mee

uit te voeren, niet om absolute waarden.

In navolging van De Graaf wordt onder aanslagen verstaan: aanslagen met molotovcocktails, andere

explosieven, politieke moorden/ verminkingen, ontvoeringen, terroristische bankovervallen 25 en

shootouts tussen terroristen en hun volgens. Onder slachtoffers worden alle bij de bovengenoemde

aanslagen en incidenten gevallen doden gerekend, dus ook de terroristen en de terrorismebestrijders

zelf (zoals politieagenten). Buitenlandse slachtoffers die bij acties van buitenlandse terroristische

organisaties omkwamen, worden niet meegerekend (de Graaf, 2010, p. 145).

De onafhankelijke variabele, performative kracht van ct-beleid, wordt afgezet tegen de

afhankelijke variabele, het terroristische geweld. Het vaststellen van het terroristische geweld; het

aantal aanslagen en dodelijke slachtoffers in Nederland in de periode van 2001 tot 2010 wordt

gedaan aan de hand van de University of Maryland Global Terrorism Database(GTB). De GTB is een

wetenschappelijke database samengesteld uit openbare bronnen bestaande uit elektronische

nieuwsarchieven, bestaande data sets, secondaire bronnen zoals boeken en tijdschriften en

gerechtelijke documenten.

De zoekcriteria in de database zijn Nederland in de periode van 2001 tot 2010. De aanslagen

moeten voldoen aan de drie criteria van de GTD. 26 Ook ‘ambiguous cases’ worden in dit onderzoek

meegenomen in de vaststelling van het aantal terroristische aanslagen en slachtoffers in Nederland

in de periode van 2001-2010. Hiervoor wordt gekozen omdat zoals in hoofdstuk één beschreven er

geen eenduidige definitie is van terrorisme. Zo worden alle terroristische aanslagen in Nederland,

gepleegd in de periode 2001-2010 bekend in de GTD meegenomen als afhankelijke variabelen.

24 De uitvoering van een binaire telling is een gemakkelijk toepasbare methode waarbij mogelijke ‘bias’ vermeden moet worden. De mogelijke bias zit in het toekennen van één waarde als de indicator aanwezig is zonder daarbij onderscheid te maken in het uiteenlopende belang van elke indicator. 25 Hiermee worden bankovervallen bedoeld die worden uitgevoerd door terroristische of radicale organisaties om hun activiteiten en overleven te bekostigen. 26 Criterion I: The act must be aimed at attaining a political, economic, religious, or social goal. Criterion II: There must be evidence of an intention to coerce, intimidate, or convey some other message to a larger audience (or audiences) than the immediate victims. Criterion III: The action must be outside the context of legitimate warfare activities.

Page 28: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

28

Page 29: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

29

Hoofdstuk 4: Terrorisme en Contraterrorisme in Nederland 2000-

2010 “"Ik weet zeker dat jij, O Amerika, ten onder gaat."

"Ik weet zeker dat jij, O Europa, ten onder gaat."

"Ik weet zeker dat jij, O Nederland, ten onder gaat."

"Ik weet zeker dat jij, O Hirshi Ali, ten onder gaat."

"Ik weet zeker dat jij, O ongelovige fundamentalist, ten onder gaat."” -Mohammed B. in de ‘Open Brief Aan Hirshi Ali’

De aanslagen van 11 september 2001 plaatsten terrorisme en nationale veiligheid hoog op de

politieke agenda in Nederland. Dit was niet de eerste keer dat terrorisme op de Nederlandse

politieke agenda stond. Ook voor 11 september 2001 was er aandacht voor terrorisme in Nederland

of tegen Nederlandse belangen in het buitenland.27 In Nederland vonden in de jaren zeventig

verschillende terroristische aanslagen en incidenten plaats zoals de bezettingen van een basisschool

in Bovensmilde en de treinkaping in Groningen op 23 mei 1977 door Zuid-Molukse jongeren. Daarom

zal in de inleiding van dit hoofdstuk de historische context van terrorisme in Nederland van 1970 tot

11 september 2001 geschetst worden. Daarna zal aan de hand van de drie door Kingdon

geïdentificeerde process streams, het terrorismebeleid in kaart gebracht worden. Deze drie process

streams zullen eerst in de inleiding uiteengezet worden.

Inleiding Om op een systematische manier inzicht te krijgen in de totstandkoming van het ct-beleid in

Nederland in de periode 2001-2010 wordt het model van Kingdon (1995) gebruikt. Het model van

Kingdon besteedt “aandacht aan de complexe en veranderlijke aard van het beleidsvormingsproces

en biedt tegelijkertijd een systematische benadering om dit proces te analyseren en om de

verscheidene stromingen die van invloed zijn op eventuele veranderingen en ontwikkelingen in het

beleid ... aan het licht te brengen” (van der Woude, 2010, p. 22). Het model van Kingdon wordt in dit

onderzoek gebruikt als ‘ordeningsmodel’ en niet zozeer als model ter verklaring van bepaalde

processen.

Het model uit Kingdon’s boek Agendas, Alternatives and Public Policies (1995) “beschrijft … het

tot stand komen van wet- en regelgeving kan worden gezien als een aaneenschakeling van

verschillende stadia, door Kingdon aangeduid als streams” (van der Woude, 2010, p. 22). Kingdon

onderscheidt drie streams: de problem stream, de policy stream en de political stream. 28

De problem stream gaat om het constateren van problemen waarop beleidsmakers moeten

reageren. De policy stream gaat om de ontwikkeling van beleidsideeën en -voorstellen. Tot political

stream behoren: “de samenstelling van het parlement, ontwikkelingen in publieke opinie en

stemming en alle andere centrale elementen binnen de politieke context waarin problemen en

beleid circuleren” (van der Woude, 2010, pp. 22-23; Kingdon, 1995, pp. 19-20). Deze drie proces

streams bewegen zich in het meeste gevallen relatief onafhankelijk van elkaar volgens hun eigen

dynamiek en regels (Kingdon, 1995, p. 19). Wanneer de drie streams samen komen ontstaat er een

27 Zie bv. Binnenlandse Veiligheidsdienst. (2001). Terrorisme aan het begin van de 21e eeuw; dreigingsbeeld en positionering BVD. 28 Hoewel er drie verschillende waarneembare proces streams onderscheden worden door Kingdon, onderkend Kingdon dat de totstandkoming van nieuw beleid en nieuwe wet- en regelgeving doorgaans niet via gestructureerde vaststaande formaten verloopt. (van der Woude, 2010, p. 124)

Page 30: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

30

zogeheten policy window (Kingdon, 1995). “Dit is een specifiek moment in een proces waarbij een

probleem, een plan en politieke steun bij elkaar komen en de kans ontstaat om een initiatief of een

verandering in beleid of wet- en regelgeving te realiseren” (van der Woude, 2010, p. 124). Een policy

entrepreneur die de policy window weet te herkennen en op dat moment een plan weet te

presenteren als dé oplossing voor het probleem, stelt de policy entrepeneur in staat om een krachtig

impuls te geven aan het proces (van der Woude, 2010, p. 124).

Voordat het terrorismebeleid in kaart gebracht wordt aan de hand van model van Kingdon, geeft

de volgende paragraaf een korte schets van terrorisme in Nederland van 1970 tot 11 september

2001.

1970 – 11 september 2001

In de jaren zeventig van de negentiende eeuw vonden er met enige regelmaat terroristische

aanslagen plaats in Nederland, vooral gepleegd door Zuid-Molukse jongeren. Deze jongeren, de

kinderen van de Zuid-Molukkers in dienst van de KNIL, streefden naar een onafhankelijke Zuid-

Molukse republiek (RMS). Toen in 1970 de toenmalige president van Indonesië Suharto naar

Nederland zou komen, bezetten driendertig Zuid-Molukse jongeren op 31 augustus 1970 de

Indonesische residentie in Wassenaar.29 Hierbij schoten zij de Haagse politieagent Hans Wagenaar

dood (de Graaf, 2010, p. 28). De bezetters eisten dat Suharto zou instemmen met gesprekken met de

president van de RMS in ballingschap, anders zou een gijzelaar gedood worden (Muller, 2008, p.

220). Na een dag gaven de bezetters zich over en konden deze door de politie worden aangehouden.

Ook in de jaren daarna werden door Zuid-Molukkers verschillende terroristische acties gepleegd.

In 1975 kaapten Zuid-Molukse jongeren een trein bij Wijster. Bij de kaping van de trein werd de

machinist doodgeschoten en zeventig mensen gegijzeld in de trein (van der Woude, 2010, p. 151). De

kaping zou twaalf dagen duren, waarin twee van de gegijzelden werden doodgeschoten om de druk

uit te oefenen op de Nederlandse regering (Schmid & de Graaf, 1982, p. 41). Twee dagen na de

treinkaping bezette een andere groep Zuid-Molukkers het Indonesisch Consulaat-generaal in

Amsterdam. De kapers hielden 41 burgers in gijzeling. Aan het begin van de vijftien dagen

duurderende bezetting van het Indonesisch Consulaat-generaal schoten de bezetters een burger

dood. Op 23 mei 1977 werden op het zelfde moment een trein ter hoogte van ‘de Punt’ in Groningen

gekaapt en een basisschool in Bovensmilde bezet. Na mislukte onderhandelingen, beëindigde de BBE

op 11 juni 1977 de kaping en bezetting. Hierbij kwamen zes kapers en twee gegijzelden om. In 1978

voerden Zuid-Molukkers wederom een terroristische actie uit. Dit maal bezetten drie Zuid-Molukkers

het Provinciehuis Drenthe in Assen. Bij deze bezetting kwamen twee gegijzelde om. Een gegijzelde,

“provinciaal planoloog Ko de Groot, werd voor een raam gezet en in koelen bloede doodgeschoten.

De tweede gegijzelde, J. Trip , werd door bezetters neergeschoten tijdens de bestorming door de

BBE. J. Trip overleed in het ziekenhuisoverlijden aan zijn verwondingen (de Graaf, 2010, p. 39;

Bootsma, 2000; Smeets & Steijlen, 2006; Klerks, 1989).

De Zuid-Molukkers waren niet de enige in de periode tot 2001 die terroristische aanslagen

pleegden in Nederland. Ook de Rode Jeugd en de RaRa waren actief. Zo plaatste de Rode Jeugd een

bom bij Evoluon in februari 1972 en in het Jaarbeurs gebouw in Utrecht in maart 1972. In april en

mei ontploften er bommen bij vestigingen van Philips in Rotterdam, Hilversum, Baarn en Amsterdam.

Na arrestaties en constante aandacht van politie en inlichtingendiensten viel de Rode Jeugd uiteen.

De Rara stichtte verschillende branden bij onder andere Makro supermarkten en Shell en voerde

29 Dit was een dag voor het staatsbezoek van Indonesische president Suharto aan Nederland (de Graaf, 2010, p. 28)

Page 31: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

31

bomaanslagen uit op het huis van de staatsecretaris van Justitie en het ministerie van Binnenlandse

Zaken in de jaren tachtig en begin jaren negentig. Na 1991 heeft de RaRa geen aanslagen meer

opgeëist (Muller, 2008, pp. 219 -229).

Nederland werd in de jaren zeventig, tachtig en negentig ook geconfronteerd met internationaal

terrorisme. Er werden aanslagen gepleegd door de Palestijnse terroristische groepring Zwarte

September, het Japanse Rode Leger, de Duitse Rote Armee Fraktion (RAF), de IRA (Provisional Irish

Republican Army) en de Baskische afscheidingsbeweging ETA. De aanslagen, gepleegd door deze

internationale groeperingen, waren vooral gericht op doelen en personen uit het eigen land en niet

zo zeer op Nederlandse doelen of personen (Muller, 2008, pp. 230-234; Bakker, 2004, pp. 180-183).

Na de aanslagen van de RaRa richtte de BVD zijn aandacht vooral op deze internationale

terroristische organisaties, aangezien de Zuid-Molukkers, Rode Jeugd en de RaRa geen aanslagen

meer pleegden of opeisten na 1991. In totaal werden er in de periode 1969-2000 zeventig

terroristische incidenten gepleegd, opgeëist en kwamen er 26 mensen om bij deze incidenten

(Bakker, 2004, p. 182).

Naast de bovengenoemde internationale terroristische organisaties noemde de BVD in 1992, de

verdergaande radicalisering en fundamentalismering van moslimgemeenschappen als mogelijk

neveneffect van de migratiestromen in Nederland (Abels, 2007, p. 125). De BVD heeft dan ook een

aantal keer aandacht gevraagd voor de zorgwekende ontwikkeling van radicalisering en

fundamentalismering van moslimsgemeenschappen zonder gehoor van de politiek. De aanhoudingen

in juni 2000 van drie aanhangers van de Algerijnse politiek islamitische groepering Groupe Salafiste

pour Prèdication et le Combat (GSPC) in Nederland op verzoek van de Franse Justitie waren geen

aanleiding tot politieke aandacht.30 Ook het in april 2001 uitgebrachte rapport over terrorisme,

waarin de BVD concludeerde dat de terroristische dreiging van buitenaf Nederland kwam kreeg

weinig aandacht in de politiek en maatschappij. Hoewel de BVD aandacht vroeg voor terrorisme,

kende terrorisme geen actuele rol in Nederland bij het ingaan van de eenentwintigste eeuw en er

was geen sprake van een groot risico dat Nederland geconfronteerd zal worden met jihadistische

terroristische aanslagen:

“Een zeker continuüm tussen mislukkende integratie, versterkte segregatie, toenemende

polarisatie en gewelddadige confrontatie is zeker voorstelbaar, al zijn er absoluut geen

indicaties dat een dergelijke ontwikkeling in Nederland uiteindelijk zou kunnen resulteren in

het zwartste scenario, dat van het terrorisme” (Binnenlandse Veiligheidsdienst, 2001a, pp.

32-33).

De Problem Stream

(Inter)nationale Terroristische Aanslagen

Aanslagen in de Verengende Staten, 11 september 2001

Op de dinsdagochtend van 11 september 2001 werd de wereld opgeschikt door de aanslagen op de

Twin Towers van het World Trade Centre in New York en het Pentagon in Washington D.C. Negentien

leden van Al-Qaida31 kaapten vier vliegtuigen en vlogen er twee in de Twin Towers, het derde toestel

30 Er waren aanwijzingen dat deze drie aanhangers mogelijk een aanslag voorbereidden tijdens het Euro2000 in Nederland en België (Jaarverslag Binnenlandse Veiligheidsdienst 2000). 31 Al-Qaida is opgericht in 1989 door Osama bin Laden (1957-2011) en Abdallah Azzam(1941-1989) (Wilkinson, 2006, p. 39). “De bereidheid om over te gaan tot het gebruik van (extreem) geweld vloeit voor uit het deel van

Page 32: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

32

in het Pentagon en het vierde vliegtuig stortte neer in Pennsylvania. Vele zagen live op de televisie

het tweede vliegtuig in de zuidelijke toren boren en het instorten van de Twin Towers. In totaal

kwamen er ongeveer drieduizend mensen om het leven, waaronder één Nederlander. De directe

schade van de aanslagen is geschat op ruim honderd miljoen dollar (Institute for the Analysis of

Global Security). Wall Street bleef dagenlang gesloten en mensen lieten lang na de aanslagen het

vliegtuig staan en reisden met de auto met 1500 extra verkeersdoden tot gevolg (Bakker, 2011, p.

375). De angst voor nieuwe aanslagen in de Verenigde Staten was groot door de onduidelijkheden

over de daders en hun doelen. Het luchtruim werd voor drie dagen gesloten en de veiligheidstroepen

in hoogste staat van paraatheid gebracht. De regering van George W. Bush beschouwde de

terroristische aanslagen als een directe oorlogsverklaring en op 16 september 2001 gebruikte de

president van de Verenigde Staten de term War on Terror voor het eerst. De veiligheidsdiensten van

de Verenigde Staten starten direct een klopjacht op Al-Qaida leider Osama Bin Laden, die aanslagen

enkele dagen later opeist.32 De aanslagen hebben een grote impact op zowel het Amerikaanse ct-

beleid als op het ct-beleid in andere westerse landen. Zo riepen de Verenigde Staten samen met haar

bondgenoten, waaronder groot voorstander Nederland, artikel 5 van het NAVO-verdrag in. Het was

vooral een symbolische zet om deze aanval te zien als een aanval op alle lidstaten.33 Onder leiding

van de Verenigde Staten werd de Taliban uit Afghanistan verdreven en het regime van Sadam

Hussein in Irak ten val gebracht. Ook Nederland steunde deze operaties politiek en leverde een

actieve bijdrage in NAVO-verband in beide landen.34

Moord Pim Fortuyn, 6 mei 2002

Op maandag 6 mei 2002 werd de politicus Pim Fortuyn vermoord door Volkert van der Graaf in het

Mediapark te Hilversum (de Vries & van der Lubben, 2011, p. 16). Van der Graaf kwam die dag om

vier uur in de middag aan bij Mediapark. Hij liep naar het 3FM-gebouw waar Fortuyn te gast was in

het radioprogramma van Ruud de Wild en begroef zijn tas met daarin zijn wapen in de stuiken (de

Vries & van der Lubben, 2011, p. 16). Kort voor 18:00 uur groef hij het wapen op en ging naast een

auto liggen, met zijn gezicht naar de uitgang van het 3FM-gebouw. Toen Van der Graaf Fortuyn naar

buiten zag lopen stond hij op en liep met een klein boogje om hem heen en schoot op korte afstand

van achteren neer. Naar eigen zeggen deed Van der Graaf dit om Fortuyn niet onnodig te laten lijden;

van achteren kon hij hem direct dodelijk verwonden. Fortuyn werd één maal in zijn nek, twee maal in

zijn rug en twee maal in zijn hoofd geraakt (Requisitoir in de zaak tegen Volkert van der G). Van der

Graaf vluchtte terwijl Fortuyn in elkaar zakte. De chauffeur van Fortuyn, Hans Smolders achtervolgde

hem en zocht contact met de politie. Volkert van der Graaf werd kort daarna aangehouden.

De moord op Pim Fortuyn maakte duidelijk dat ook politici het doelwit kunnen zijn van

terroristische aanslagen en de commissie Van den Haak werd ingesteld. De commissie Van den Haak

onderzocht het toenmalige stelsel van bewaken en beveiligen (Algemene Inlichtingen- en

Veiligheidsdienst, 2002, p. 12). Naar aanleiding van dit rapport werd op 20 juni 2003 de nota Nieuwe

de ideologie van Al-Qaida welke is gebaseerd op het gedachtegoed Azzam” (van der Woude, 2010, p. 191). Binnen deze ideologie is het de plicht van iedere moslim om de gewapende strijd (de Jihad) tegen ongelovigen aan te gaan (AIVD, 2004, p. 36). 32 Deze klopjacht zal tot 2 mei 2011 duren, wanneer Amerikaanse Special Forces Bin Laden gerichte militaire operatie doden in een huis in Pakistan. 33 Sinds de oprichting van de NAVO in april 1949 is artikel 5 nooit eerder ingeroepen. 34 Nederland leverde een militaire bijdragen aan de Stabilisation Force Iraq (SFIR) van juli 2003 tot april 2005. De Nederlandse operatie Task Force Uruzgan binnen de Internationale Security Assistance Force (ISAF)in Afghanistan vond plaats van februari 2006 tot augustus 2010.

Page 33: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

33

stelsel Bewaken en Beveiligen uitgebracht en op 1 juli 2004 ingevoerd. (van der Woude, Wetgeving in

een Veiligheidscultuur, 2010, p. 297)

Op 23 maart 2003 startte de rechtszaak tegen Van der Graaf. Aanvankelijk maakte de LPF

“bezwaar tegen rechter Bauduin, die bekend stond als iemand met linkse sympathieën (de Vries &

van der Lubben, 2011, p. 18). Er was daarmee niet alleen sprake van “een politieke moord maar ook

van een politiek proces” (de Vries & van der Lubben, 2011, p. 18). In de rechtszaak bleek dat Van der

Graaf Fortuyn gevaarlijk vond “omdat hij op de macht uit was en stemming maakte tegen de

zwakkeren. Ook moslims hadden het na 11 september 2001 steeds moeilijker gehad. Van der Graaf

constateerde dat de zittende politici niet in staat waren Fortuyn te stoppen. Daaruit trok hij de

conclusie dat bij het zelf moest doen” (de Vries & van der Lubben, 2011, p. 20). Op 15 april 2003

werd Van der Graaf veroordeeld tot 18 jaar gevangenisstraf (Rechtbank Amsterdam, AF7291, 2003).

In het hoger beroep bleef deze uitspraak gehandhaafd (Gerechtshof Amsterdam, AI0123, 2003a).

Aanslagen in Madrid, 11 maart 2004

De aanslagen op 11 maart 2004 in Madrid vormen de grootste aanslag in Europa sinds Lockerbie-

affaire35 op 21 december 1988. Dertien bommen, elk van ten minste tien kilo explosieven werden

tijdens de ochtendspits in twaalf verschillende coupes in vier treinen geplaatst. Van de dertien in

plastic tassen en rugzakken geplaatste bommen gingen er drie niet af. De andere tien gingen af in

een tijdbestek van vier minuten door middel van een ontsteking met mobiele telefoons. In totaal

kwamen bij de aanslagen in Madrid 191 mensen om het leven en raakten ruim 1400 mensen gewond

bij een aanslag op vier forensentreinen (Reinares, 2010, pp. 83-84; Vidino, 2006, p. 293).

Een van de drie weigerende bommen werd onschadelijk gemaakt en leidde de Spaanse justitie op

3 april 2004 naar een appartement in Leganés, een plaats vlak buiten Madrid. Van de acht aanwezige

terroristen wist er één te ontsnappen terwijl de andere zeven vanuit dezelfde flat het vuur openden

en Islamitische kreten riepen. Kort na 21:00 uur bliezen de terroristen zichzelf op, waarbij één

politieman om het leven kwam en het complete appartementencomplex vernietigd werd (Reinares,

2010, p. 85). Dit is de eerste zelfmoordaanslag in het Westen sinds 9/11.

Deze aanslag in Madrid en de zelfmoordaanslag brachten niet alleen het jihadistisch terrorisme

naar Europa, maar gaven ook aan hoe invloedrijk goed geplande en getimede aanslagen kunnen zijn.

De aanslagen in Madrid vonden drie dagen voor de landelijke verkiezingen in Spanje plaats, en

hebben zo invloed gehad op het stemgedrag en daarmee de uitkomst van de verkiezingen. In

tegenstelling tot de prognoses voor de aanslagen verloor de Partido Popular, voorstander van

Spaanse troepen in Irak, de verkiezingen. De socialistische arbeiderspartij PSOE won en de Spaanse

troepen werden teruggetrokken uit Irak; een van de doelen van de terroristen.

Moord op Van Gogh, 2 november 2004

Op 2 november 2004, fietste de Nederlandse filmmaker Theo van Gogh zijn gebruikelijke route naar

zijn werk. Omstreek negen uur werd hij op het fietspad ingehaald door een man gekleed in

traditioneel Afghaans gewaad op de Linnaeusstraat in Amsterdam. De man schoot Van Gogh al

fietsend van zijn fiets. Van Gogh vluchtte naar de andere kant van de weg, waar de man hem

inhaalde en van dichtbij neerschoot. Van Gogh smeekte om genade, waarop de man Van Gogh

meerdere keren met een groot slagersmes stak en probeerde hem te onthoofden. Nadat het

onthoofden mislukte stak de man het slagersmens in het lichaam en prikte de man met een kleiner

35 Het vliegtuig van Pan Am vlucht 103 ontplofte in de lucht, vlakbij de Schotse plaats Lockerbie. Deze terroristische aanslag wordt ook wel de Lockerbie- affaire genoemd.

Page 34: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

34

mes een brief op het lichaam van Van Gogh, herlaadde hij zijn wapen en liep rustig weg. Na een

vuurgevecht met de politie, waarbij de man een motoragent van zijn motor geschoten werd, werd de

man professioneel aangehouden door een schot in zijn been. De man bleek later Mohammed B.,

prominent lid van de Hofstadgroep, te zijn. (Vidino, 2006, pp. 346-347) Mohammed B. vermoordde

Van Gogh “omdat deze in zijn ogen de islam beledigd had” (Vermaat, Modern terrorisme in

Nederland, 2008). Mohammed B. was betogen en getogen in Amsterdam West, een Amsterdamse

jongen met een Marokkaanse achtergrond en juist dat leidde tot veel onrust. “ ‘De vijand’, zo was

het gevoel, was in eigen huis” (Buijs & Demant, 2008, p. 169).

Op 26 januari 2005 begon het proces tegen Mohammed B. in de zwaar beveiligde rechtbank in

Amsterdam-Osdorp. Mohammed B. was na de moord op Van Gogh op professionele wijze

aangehouden door de politie.36 Mohammed B. werd aangeklaagd voor onder andere “de moord op

Van Gogh, poging tot moord op een politieagent, deelname aan een criminele organisatie met een

terroristisch oogmerk” en “samenspanning tot moord met een terroristisch oogmerk” (Vuijsje, 2005,

p. 9). Het proces werd op de voet gevolgd door de media.

Op 27 juli 2005 deed de rechtbank uitspraak en veroordeelde Mohammed B. tot levenslange

gevangenisstraf voor onder andere het plegen van de moord op Van Gogh met een terroristisch

oogmerk en met geweld en bedreiging met geweld opzettelijk heeft verhinderd dat een Tweede

Kamer lid zijn werk niet konden uitvoeren (Rechtbank Amsterdam, AU0025, 2005). Mohammed B. zit

zijn straf uit op de terrorismeafdeling van de penitentiaire inrichting in Vught.

Aanslagen in Londen, 7 juli 2005

In juli 2005 werd Europa wederom opgeschikt door een bloedige aanslag in Europa. Op 7 juli 2005

pleegden vier jonge mannen zelfmoordaanslagen in het openbaar vervoer in Londen. Drie aanslagen

vonden plaats in de metro en een in een bus. In totaal kwamen er 52 mensen om en raken meer dan

700 anderen gewond (Fratta, 2010, p. 371). Drie van de terroristen waren Islamitische Pakistaanse

Britten en één was Britse staatsburger van Jamaicaanse afkomst die zich tot de Islam had bekeerd

(van der Woude, 2010, p. 201). De motivatie van de vier terroristen lag in de Britse deelneming aan

de oorlog in Irak (Intelligence and Security Committee, 2006, p. 2).

Op 1 september 2005 verscheen een videoboodschap op de televisiezender Al Jazeera waaruit

zou blijken dat Al-Qaida de aanslagen opeiste. In deze videoboodschap was een van de daders te zien

samen met een prominent lid van Al-Qaida, maar werd niet direct over de aanslagen van 7 juli 2005

gesproken. Toch werd dit als bewijs gezien voor de banden van de vier terroristen met Al-Qaida (van

der Woude, 2010, p. 202).

Tweeënhalve week later, op 21 juli 2005 vonden er wederom drie terroristische aanslagen in

Londens openbaar vervoer plaats. Deze aanslagen mislukten door de slechte kwaliteit van de

gebruikte explosieve (Rosenthal, 2008, p. 15).

Homegrown Terrorisme in Nederland37

Op 13 januari 2002 kwamen twee Nederlandse jonge mannen, Khalid el H. en Ahmed el B., beide van

Marokkaanse afkomst, om in de Indiase regio Kashmir. Zij werden door de Indiase

36 Mohammed B. werd na een vuurgevecht met de politie aangehouden nadat Mohammed B. door de politie in zijn been geschoten is. Mohammed B. is het vuurgevecht bewust aangegaan om als martelaar te kunnen sterven (van der Woude, 2010, p. 201) 37 “Er is sprake van homegrown terrorisme indien het terroristen betreft die zijn geradicaliseerd binnen de eigen landsgrenzen zonder ooit daadwerkelijk in contact te zijn geweest met internationale terreurnetwerken” (van der Woude, 2010, p. 190)

Page 35: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

35

veiligheidstroepen, de Border Security Forces, neergeschoten nadat zij volgens de Border Security

Forces een patrouille aanvielen met lange messen (Eikelenboom, Jihad in de Polder, 2004, p. 42).

Wat de twee jonge mannen daar deden en de omstandigheden waarin de twee gedood was niet

duidelijk.38 Het rapport van de Indiaanse autoriteiten verklaarde dat de twee terroristen zijn.

In december 2002 bracht de AIVD, naar aanleiding van de gebeurtenissen in Kashmir en

verschillende aanhoudingen van personen uit een internationaal netwerk van islamitische strijders,

de nota ‘Rekrutering in Nederland voor de jihad’ uit. In deze nota werd het fenomeen van

rekrutering voor de jihad geschetst en in gegaan op de risico’s voor de Nederlandse democratische

rechtsorde (AIVD, 2002, p. 5).

Na een ambtsbericht van de AIVD, startte het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) in 2002 een

groot onderzoek. Dit ambtsbericht sprak van een in Nederland “actief netwerk van extremistische

moslims dat zich toelegt op materiaal, financieel en logistiek ondersteunen, het propageren, plannen

en aanzetten tot het daadwerkelijk aanwenden van geweld ten behoeve van de islamitische jihad”

(Eikelenboom, 2007, pp. 73-74). Enkele dagen later, op 30 augustus 2002 werden verschillende

verdachten aangehouden. De zaak werd bekend als de ‘de Rotterdamse Jihad zaak’. In totaal kende

de zaak twaalf verdachten. De rechtbank van Rotterdam was van mening dat het bewijsmateriaal

onzorgvuldig genoemd kon worden en sprak op 5 juni 2003 alle twaalf de verdachten vrij van “hulp

verlenen aan de vijand van de Nederlandse staat en/of haar bondgenoten in tijd van een gewapend

conflict”, heling, mensensmokkel en illegaal wapenbezit (Eikelenboom, 2007, pp. 77-79; Rechtbank

Rotterdam, AF9546, 2003b).

In oktober 2003 werden vier verdachten aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de

voorbereiding van een terroristische aanslag die op korte termijn in Nederland plaats kon vinden

(Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, 2003, p. 25). De verdachten waren Samir A.39, Ismail A.,

Jason W. en Redouan I. Bij de huiszoeking werden onder andere kunstmest en zoutzuur

aangetroffen, toch werden de vier kort daarop vrij gelaten en niet verder vervolgd wegens gebrek

aan bewijs.

Deze vier jongen mannen kenden elkaar van huiskamerbijeenkomsten waarin de radicale Islam en

Islamitische leefwijze bestudeerd werden. 40 In de verschillende bijeenkomsten in Den Haag,

38 Zie voor een uitgebreide beschrijving van de reis Jihad in de Polder van S. Eikelenboom (2004), p 42 – 67 en de Zembla documentaire van 17 mei 2002. 39 Samir A. probeerde in 2003 samen met een vriend naar Tsjetsjenië af te reizen om daar de gewapende strijd

van jihadstrijders te steunen. Ze kwamen echter niet verder dan de Oekraïense grens en werden op de trein

naar terug Nederland gezet. Zie voor een uitgebreide beschrijving van deze reis Vermaart, J. (2008). Modern

terrorisme in Nederland. In E. R. Muller, Terrorisme: studies over terrorisme en terrorismebestrijding in

Nederland (pp. 249-250). 40 Er zijn drie belangrijke radicale islamitische inspiratie bronnen die een rol gespeeld hebben bij de radicalisering. De eerste inspiratiebron is Al-Qaida. Al-Qaida is gebaseerd op de ideologie van een van de grondleggers, Adballa Azzam. Azzam stelde dat de het de plicht is van iedere individuele moslims om de jihad met de ongelovige aan te gaan. Daarnaast was de radicale islamitische stroming Takfir wal Hidjra, letterlijk: tot ketters verklaren en wegtrekken, een belangrijke rol aan de verdere radicalisering. Volgens deze stroming zijn alle andersgelovigen, daarmee ook moslims die niet ‘de juiste vorm’ van de islam aanhangen, ongelovigen en dus een legitiem doelwit (AIVD, 2004, p. 35; van der Woude, 2010, p. 191).De derde inspiratiebron was het salafisme. Het salafisme ziet de gewelddadige jihad niet al onontkoombare plicht voor moslims, maar toch werd dit ook onderschreven. Deze radicale stroming binnen het salafisme, wordt ook Jihadi Salafisme, of kortweg Jihadisme genoemd. Binnen de Takfir wal Hidjra en het Jihadisme speelt de stikte interpretatie van de leer van Tawhied een belangrijke rol. Tawhied betekent ‘het geloven en het aanbidden van Allah als de ene en

Page 36: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

36

Rotterdam en Amsterdam, kwamen ongeveer twintig jonge radicale moslims bijeen waaruit een

harde kern van negen jonge mannen ontstond. Deze negen jonge mannen41 werden beschouwd als

de Hofstadgroep42, een Islamitische terroristische organisatie geïnspireerd door het Takfir wal Hijra

en zijn allen veroordeeld door de gerechtshof van Amsterdam in Rotterdam voor lidmaatschap aan

een terroristische organisatie (Transnational Terrorism, Security & the Rule of Law, 2004;

Gerechtshof Amsterdam, BO9014, 2010h; Gerechtshof Amsterdam, BO9015, 2010i; Gerechtshof

Amsterdam, BO9016, 2010j; Gerechtshof Amsterdam, BO9017, 2010k; Gerechtshof Amsterdam,

BO9018, 2010l; Gerechtshof Amsterdam, BO7690, 2010m; Gerechtshof Amsterdam, BO8032, 2010n).

Rondom deze harde kern van de terroristische organisatie was een radicaal netwerk ontstaan, welke

de groep minstens twee keer zo groot maakte. Tot dit netwerk werden onder andere Samir A.,

Redouan al I. en Rachid B. gerekend (Transnational Terrorism, Security & the Rule of Law, 2004, pp.

3-4).43

De Hofstadgroep en het netwerk rondom de hofstadgroep bestonden voornamelijk uit leden

opgegroeid in Nederland. Hoewel ze Bin Ladens idee van een wereldwijde jihad ondersteunden,

waren er geen contacten met Al-Qaida en zagen ze voornamelijk de Nederlandse samenleving als

hun vijand (Vidino, 2006, p. 345; Vermaat, 2006, p. 10). De Hofstadgroep kende geen ‘top-down’

structuur en hoewel het een zelf opgerichte groep was, kregen ze spirituele ondersteuning en

begeleiding vanuit het buitenland in persoon van Redouan al Issar, ook wel de Syriër genoemd

(Transnational Terrorism, Security & the Rule of Law, 2004, p. 8). Daarnaast onderhielden

verschillende leden uit het netwerk contacten met andere radicale moslims in Europa zoals het

contact tussen Ismail A. en Abedeladim A., mogelijk lid van de Groupe Islamique Combattant

Marocain, en beschuldigd door Marokko van betrokkenheid bij de aanslagen op Casablanca in 2003

(Vidino, 2006, p. 342). Desalniettemin werd de Hofstadgroep gezien als een lokale, autonoom

opererende organisatie 44 waarin sommige leden de wereldwijde jihad willen ondersteunen

(Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, 2005, p. 27).45 Toch was het geen echte professionele

terreurgroep, daarvoor waren enkele leden van de Hofstadgroep te luidruchtig en te amateuristisch

(Vermaat, 2008, p. 247).

De incidenten werden gepleegd door individuen of in verschillende samenstellingen uit zowel de

Hofstadgroep als het netwerk daaromheen.46 Door de verschillende samenstellingen waarin de

Hofstadgroep en het netwerk opereerden en het feit dat ze nooit een aanslag gepleegd hebben is er

geen specifieke modus operandi toe te kennen aan het netwerk en de Hofstadgroep. Doch, kunnen

we stellen dat de Hofstadgroep een klassiek terroristisch doel kende, namelijk het plegen van

enige god bij alles wat men doen, met andere woorden, geloven in de eenheid van god … Aanhangers van de leer van Tawhied zijn niet alleen intolerant tegen – in hun optiek – ongelovigen, maar tevens ten aanzien van moderne wet- en regelgeving’ (van der Woude, 2010, pp. 191-192). 41 Mohammed B., Jason W., Ismael A,, Mohammed F, Nouredine el F.i, Youssouf E.,, Ahmed H., Zine A., Mohammed el M. 42 De naam ‘De Hofstadgroep’ was de codenaam van de AIVD voor deze groep, totdat de naam uitlekte naar de pers in 2003. 43 Er bestaan veel discussie over of de Hofstadgroep wel of geen groep was, maar meer een netwerk van verschillende jongeren die in verschillende samenstellingen bijeen kwamen om de islam te bestuderen al dan niet met een terroristisch oogmerk. 44 Zie voor een discussie over de autonomie onder andere Wilkinson, 2005:22. 45 “The Hofstadgroep thought globally and acted locally” (Vidino, 2006, p. 346) 46 Zie bijvoorbeeld de aanhoudingen van oktober 2003.

Page 37: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

37

aanslagen of het dreigen daarmee met als doel om sociale verandering of invloed uit te oefenen op

politieke besluitvorming (Transnational Terrorism, Security & the Rule of Law, 2004, pp. 10-11).47

Op 30 juni 2004 werd Samir A. opnieuw aangehouden. Ditmaal voor zijn vermeende betrokkenheid

bij een roofoverval op 8 april 2004 op de supermarkt waar hij werkzaam was. Nadat in zijn woning

een wapen inclusief munitie, een nachtkijker en een kogelwerendvest, chemicaliën om een bom te

maken en plattegronden van onder andere Schiphol Amsterdam, de kerncentrale in Borssele, het

Binnenhof en de AIVD werden gevonden, werd op 9 juli 2004 een landelijk terreuralarm afgekondigd

(Vidino, 2006, pp. 343-344). Later bleek dat Samir A. daadwerkelijk observaties had uitgevoerd bij het

gebouw van de AIVD. Ook het aflopen van het ultimatum van Al-Qaida was reden voor het

afkondigen van het terreuralarm. In het kader van het terreuralarm werden extra

veiligheidsmaatregelen genomen bij onder andere bij de Schipholtunnel op de A4.

In februari 2005 begon de zaak tegen Samir A. in Rotterdam. A. werd er van verdacht betrokken

te zijn bij de overval op de Edah op 8 april 2004 waar hij op dat moment werkte en het voorbereiden

van een aanslag. Op 6 april 2005 deed de rechtbank uitspraak. Samir A. werd vrijgesproken van

betrokkenheid bij de overval op de Edah en van de voorbereiding van een terroristische aanslag

(Vermaat, 2008, pp. 254-255; Eikelenboom, 2007, p. 49). De rechtbank concludeerde dat er

onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid bij de overval. Over de voorbereiding van een

terroristische aanslag concludeerde de rechtbank dat de voorwerpen, “niet zonder meer gericht zijn

op één of meer van de concreet genoemde misdrijven: te weten moord, doodslag, teweeg brengen

van een ontploffing en vernieling van gebouwen”. Daarbij beschikte Samir A. niet over de juiste mest

waardoor de explosieve constructie een ondeugdelijk middel was en dat is niet strafbaar. De

rechtbank veroordeelde Samir A. wel voor overtreding van de Wet wapens en munitie tot drie

maanden cel (Eikelenboom, 2007, p. 49). Nadat Samir A. vrijgelaten werd, verscheen hij de volgende

dag wederom op de voorpagina omdat hij op 6 april 2005, de dag van zijn vrijlating, een fotograaf in

het gezicht sloeg waardoor deze tegen een auto viel en het bewustzijn verloor. Ook in het hoger

beroep, op 18 november 2005, werd Samir A. vrijgesproken (Gerechtshof ’s-Gravenhage, AU6181,

2005a). Echter, in de cassatie oordeelde de Hoge Raad dat zowel de rechtbank als het gerechtshof

het begrip ‘ondeugdelijk middel’ verkeerd geïnterpreteerd hadden waardoor de zaak overgedaan

moest worden (Eikelenboom, 2007, p. 63). Op 17 september 2007 werd Samir A. in de tweede

behandeling van het gerechtshof veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf voor de voorbereiding van

moord en het voorbereiden van een brand en/of explosie (Hoge Raad, AZ0213, 2007; Gerechtshof

Amsterdam, BB3756, 2007a).

In een ander onderzoek van justitie werden op 27 september 2004 twee jonge mannen van

Marokkaanse afkomst aangehouden door de BBE op verdenking van terroristische activiteiten. Een

van de twee, Yehya K., had sinds de zomer van 2004 verschillende bedreiging via het internetfora

geuit zowel tegen Hirsi Ali als Geert Wilders, die daarop persoonsbeveiliging kregen.Ook

experimenteerde Yehya K., zonder veel succes, met het maken van explosieven (Touw, 2005). Yehya

K. werd tot 140 dagen cel veroordeeld voor het bedreigen van Nederlandse politici en het vergaren

van informatie en materialen om een explosief te maken (Bakker, 2006, pp. 22-23; AIVD, 2008, p.

89).

47 Er bestaat hier twijfels over, ook door de rechter.

Page 38: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

38

Antheunisstraat in ‘s-Gravenhage, 10 november 2004

Het onderzoek van de moord op Van Gogh leidde de politie naar vijf woningen waar de Hofstadgroep

geregeld bijeenkwam (Vidino, 2006, p. 352). In de vroege ochtend van 10 november 2004 ging een

arrestatieteam van de politie naar een woning aan de Antheunisstraat in Den Haag om Jason W. en

Ismael A. aan te houden. Nadat de deur geforceerd werd met een ram, opende deze maar ten dele

door het achter de deur geplaatste bedspiraal. Door de halfopenstaande deur gooide Jason W. een

handgranaat naar het arrestatieteam. Hierdoor raakten drie leden van het arrestatieteam

zwaargewond. De leden van het arrestatieteam trokken zich al schietend door de straat terug. Dit

was het begin van een belegering van het pand waarbij vijf blokken rondom het huis ontruimd

werden en het luchtruim boven Den Haag gesloten werd. Scherpschutters namen strategische

posities in op de daken rondom de woning en de Mobiele Eenheid sloot de omliggende straten

hermetisch af. Jason W. en Ismael A. dreigden met twintig kilo explosieve de hele straat op te blazen

en hielden een krant met de kop “Het is oorlog” voor het raam. Na de inzet van traangas gaven de

twee zich over en werden zij aangehouden. Hierbij werd Jason W. door een scherpschutter in zijn

schouder geschoten omdat deze een verdachte beweging maakte (Vidino, 2006, pp. 352-353;

Vermaat, 2008, p. 264; Vermaat, 2006).

Zaak Arles

Op 5 december 2005 begon het proces ‘Arles’ tegen de Hofstadgroep in Amsterdam-Osdorp

(Vermaat, 2006, p. 10). Dertien leden48 zijn in de week na de moord op Van Gogh aangehouden.

Nouriddin el F. werd op 22 juni 2005, aangehouden door de BBE-SIE op het metro station

Amsterdam-Lelylaan. Nouriddin el F. was in gezelschap van Soumaya S. 49 en Martine van den O. en

bleek een doorgeladen machinepistool in zijn rugzak te dragen. Tijdens de aanhouding probeerde

Nouriddin el F. het machinepistool te pakken, maar kreeg hier door de snelle overmeestering geen

kans voor (Benschop, Kroniek van een Aangekondigde Politieke Moord. Jihad in Nederland). Alle

veertien werden er van verdacht deel te nemen aan een terroristische organisatie.50

Tijdens het proces uitten enkele advocaten van de verdachten kritiek op de rechtbank en het

proces. Britta Bohler, de advocaat van een van de verdachte zei op 24 december 2005 in het nieuws

van RTL:

“Het begint en eindigt alleen maar met vragen over het geloof. De verdachten worden vrijwel

nooit gevraagd door de rechter: “Heeft u samen met andere plannen beraamd om weet ik

wat te doen, heeft u met iemand samengewerkt, heeft u over wapens gesproken?”. Nee, dit

soort vragen werden niet gesteld. Ik krijg een heel onsmakelijk idee van en soort

inquisitieproces en dat vind ik kwalijk” (in Vermaat, 2006, p. 11). Volgens Vermaat, die het

proces uitgebreid beschreef in zijn boek “Nederlandse Jihad: Het proces tegen de

Hofstadgroep” (2006) zijn de uitspraken van Bohler onjuist en worden de vragen wel gesteld

maar beroepen de verdachten zich op hun zwijgrecht (Vermaat, 2006, p. 11).

Op 30 maart 2006 deed de rechtbank uitspraak. Nadir A, Mohammed el M. en Zakaria T. werden

vrijgesproken van deelneming aan een criminele organisatie en van deelneming aan een

48 Nadir A, Ismael A., Zine L., Mohammed F., Rachid B, Mohammed el B, Mohammed B. , Youssouf E., Ahmed H., Mohammed el M., Zakaria T, Jason W. en Jermaine W. 49 Soumaya S. werd in een aparte zaak veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf voor het medenplegen van verboden wapenbezit, waarvan drie maanden voorwaardelijk (Eikelenboom, 2007, p. 35). 50 Samir A. wordt berecht in een aparte rechtszaak, omdat hij ten tijde van de moord op Van Gogh in voorarrest zat.

Page 39: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

39

terroristische organisatie. Alle anderen werden wel schuldig bevonden van deelneming aan een

criminele organisatie en van deelneming aan een terroristische organisatie en veroordeeld tot

gevangenisstraffen tussen twaalf maanden en vijftien jaar. Nouriddin el F. werd daarnaast schuldig

bevonden aan overtreding van de Wet wapens en munitie en veroordeeld tot 5 jaar cel. Ismael A. en

Jason W. werden daarnaast ook schuldig bevonden aan medeplegen van een poging tot moord en

het medeplegen van overtreding van de Wet wapens en munitie en veroordeeld tot 13 en 15 jaar cel.

Mohammed B. werd gezien als de initiator en leider van de groep, maar kreeg geen straf opgelegd

omdat hij al veroordeeld was tot levenlange gevangenisstraf (Rechtbank Rotterdam, AV5108, 2006a;

Vermaat, 2006, pp. 399-400).

Op 23 januari 2008 oordeelde het Hof in ‘s-Gravenhage in hoger beroep anders en sprak de

verdachten vrij van deelname aan een criminele organisatie (Gerechtshof 's-Gravenhage, BC2576,

2008d; Gerechtshof 's-Gravenhage, BC4177, 2008e; Gerechtshof 's-Gravenhage, BC4182, 2008f;

Gerechtshof 's-Gravenhage, BC4183, 2008g; Gerechtshof 's-Gravenhage, BC4178, 2008h;

Gerechtshof 's-Gravenhage, BC4129, 2008i).

Op 2 februari 2010 oordeelde de Hoge Raad in de cassatie echter dat het hoger beroep over

gedaan moest worden omdat het Hof van Den Haag te strenge eisen zou hebben gesteld aan het

bestaan van de structuur van criminele of terroristische organisaties en verwees de zaak naar het Hof

in Amsterdam (Hoge Raad, BK5193, 2010a; Hoge Raad, BK5189, 2010b; Hoge Raad, BK5174, 2010c;

Hoge Raad, BK5196, 2010d; Hoge Raad, BK5175, 2010e; Hoge Raad, BK5182, 2010f; Hoge Raad,

BK5172, 2010g; van der Woude, 2010, pp. 357-358).

Op 17 december 2010 oordeelde het Hof in Amsterdam in het hoger beroep dat de negen

mannen wel schuldig waren aan deelname aan een terroristische organisatie en veroordeelde de

verdachten tot gevangenisstraffen tussen de vijftien maanden en dertien jaar gevangenisstraf

(Gerechtshof Amsterdam, BO9014, 2010h; Gerechtshof Amsterdam, BO9015, 2010i; Gerechtshof

Amsterdam, BO9016, 2010j; Gerechtshof Amsterdam, BO9017, 2010k; Gerechtshof Amsterdam,

BO9018, 2010l; Gerechtshof Amsterdam, BO7690, 2010m; Gerechtshof Amsterdam, BO8032, 2010n).

Piranhazaak

Op 14 oktober 2005 werd Samir A. wederom aangehouden. Dit maal in verband met de

voorbereiding van aanslagen op onder andere de Tweede Kamer en de AIVD, de Piranhazaak.51 Naast

Samir A. werden ook Mohammed C. en Soumaya S., Jarmaine W., Mohammed A., Brahim A. en het

echtpaar Lahbib B. en Hanan S.52 aangehouden. Bij de aanhoudingen in de Haagse Van Mierisstraat

en de Moerweg werd de straat afgesloten vanwege de inzet van de BBE-SIE (Benschop). De

aanhoudingen vonden plaatst naar aanleiding van twee ambtsberichten van de AIVD (Vermaat, 2008,

p. 257). Een van de ambtsberichten gaat over het bij Samir A. gevonden videotestament. Op 14

september 2006 zond het actualiteitenprogramma NOVA een deel van het videotestament van Samir

A. uit.53 In dit Arabisch gesproken videotestament is Samir A. te zien in traditionele kleding en links

op de achtergrond staat een zwart vuurwapen tegen de muur. Samir A. “richtte zijn boodschap aan

51 Het Binnenhof en de Tweede Kamer werden door de Mobiele Eenheid van de Politie hermetisch afgesloten. In de omgeving van het Binnenhof werden voertuigen en personen met rugzakken gecontroleerd. Ook waren er extra veiligheidsmaatregelen bij de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en het hoofdgebouw van de AIVD. De fractievoorzitters van de Tweede Kamer kregen sinds die dag ook beveiliging. (Benschop, Kroniek van een Aangekondigde Politieke Moord. Jihad in Nederland) 52 Het openbaar ministerie besluit om de rechtszaak tegen het echtpaar losgekoppeld en wordt het echtpaar gehoord als getuigen in de Piranhazaak. 53 Samir A. zat toen al in voorarrest in verband met zijn aanhouding op 14 oktober 2005.

Page 40: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

40

zijn ouders en familie, aan zijn broeders ‘in de gevangenissen van de despoten’ en aan de

Nederlandse bevolking en regering” (Eikelenboom, 2007, p. 54). Samir A. spreekt tegen de moslims

over een individuele religieuze plicht, de verdedigende Jihad. Verder spreekt hij “over een daad die

hij ‘verrichte’ uit de overtuiging dat hij de juist ‘minhaj’ (religieuze weg/methode) volgde

(Eikelenboom, 2007, p. 54). In een emotioneel slot richt Samir A. zich tegen de Nederlandse

bevolking;

“Wij zullen wraak nemen voor elke moslim… die gesneuveld is terwijl hij voor Allah streed. Jullie

worden als strijders beschouwd omdat jullie deze regering hebben gekozen. Jullie vermogens en

jullie bloed zijn ons veroorloofd. Zoals jullie het bloed van moslimburgers in Irak hebben verspild,

zullen wij hier jullie bloed verspillen, en omdat jullie de bezittingen van de moslims in Irak hebben

gestolen, of het voorbeeld van jullie Amerikaanse bazen hebben gevolgd, gaan we jullie

eigendommen hier toe-eigenen” (Eikelenboom, 2007, p. 55).

De zes verdachten werden verdacht van het vormen van een terroristische organisatie die zich bezig

hield met de rekrutering van anderen voor de jihad, het voorbereiden van een aanslag op politici en

een zelfmoordaanslag op het gebouw van de AIVD (Eikelenboom, 2007, p. 60)

Samir A., Nouriddin El F., Mohammed C. en Soumaya S. werden op 1 december 2006 door de

rechtbank veroordeeld wegens “de bereidheid tot het begaan van terroristische daden jegens

ongelovigen, de AIVD, politici en dergelijke” (Rechtbank Rotterdam, AZ3589, 2006; Vermaat, 2008, p.

258). Samir A. werd veroordeel tot acht jaar, Nouriddin El F. en Mohammed C. tot vier jaar, en

Soumaya S. drie jaar gevangenisstraf. Brahim H. werd veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf

voor het feit dat El F. zijn identiteitskaart gebruikt als zijn eigen. Mohammed H ging vrij uit

(Eikelenboom, 2007, p. 62). Het hoger beroep diende op 2 oktober 2008. In dit hoger beroep werd

Samir A. veroordeeld tot negen jaar, Nouriddin El F, tot acht jaar, Mohammed C. tot zes jaar en

Soumaya S. vier jaar gevangenisstraf (Gerechtshof 's-Gravenhage, BF3987, 2008; Gerechtshof 's-

Gravenhage, BF5225, 2008a; Gerechtshof 's-Gravenhage, BF4814, 2008b; Gerechtshof 's-

Gravenhage, BF5180, 2008c).

Ook vonden er nog enkele terroristische incidenten plaats zoals op 23 augustus 2006. Toen werd een

passagiersvliegtuig onder leiding van twee F-16’s terug begeleid naar Schiphol nadat de bemanning

melding maakten van passagiers die zich verdacht gedroegen. In november 2006 werden zes

aanhoudingen gedaan op verdenking van werving, lidmaatschap aan terroristische organisatie,

opruiing en vervalsing van reisdocumenten. In december 2007 werden drie aanhoudingen verricht

voor de voorbereiding van een terroristische aanslag op korte termijn ergens in Nederland.

Erik Jan Quakkelsteijn

Op 12 mei 2007 werd de beruchte overvaller Erik Jan Quakkelsteijn aangehouden in Arnhem voor

winkeldiefstal. Quakkelsteijn ontsnapte eind 2001 via een luchtkoker uit de penitentiaire inrichting

De Schie in Rotterdam. Quakkelsteijn zat een veertien jarige gevangenisstraf uit voor het plegen van

gewelddadige overvallen op grenswisselkantoren waarbij hij een deel van een grenswisselkantoor

met explosieven opblies en zeker vijftig schoten in een schotenwisseling met de politie loste

(Algemeen Nederlands Persbureau, 2002; de Volkskrant, 2010). Na de ontsnapping gaf Justitie foto’s

vrij van Quakkelsteijn in een opsporingsbericht. In het opsporingsbericht werd benadrukt dat

Quakkelsteijn zeer gevaarlijk was en alleen door een arrestatieteam van de politie aangehouden

mocht worden (Algemeen Nederlands Persbureau, 2001).

Page 41: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

41

In de vijf jaar dat Quakkelsteijn voortvluchting was, pleegde hij wederom verschillende misdrijven

en werd onder andere verdacht van het voorbereiden van een terroristische aanslag en het sturen

van een dreigbrief waarin aanslagen op de treinstations Haarlem en Den Haag Hollands Spoor

gedetailleerd aangekondigd werden. Bij een huiszoeking na de aanhouding van Quakkelsteijn werden

onder andere plattegronden van het Botlekgebied, foto’s van veiligheidsmaatregelen tijdens

Prinsjesdag, twee vuurwapens en grote hoeveelheden explosief materiaal aangetroffen. De

rechtbank veroordeelde Quakkelsteijn op 12 april 2010 tot twaalf jaar gevangenisstraf voor onder

andere het opzettelijk brandstichten en/of het teweeg brengen van een ontploffing met

levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen in de periode van 1 januari 2002

tot en met 12 mei 2007, het versturen van poederbrieven naar onder andere medewerkers van de

AIVD in de periode van 1 september 2003 tot en met 30 september 2004 en het dwingen van

politieambtenaren tot het ontruimen van stations van Haarlem en Den Haag Hollands Spoor waar op

maandag 19 juli 2004 bomaanslag zou moeten plaats vinden. Daarnaast werd Quakkelsteijn

veroordeeld voor de voorbereiding van afpersing, gijzeling en moord (Rechtbank Rotterdam,

BM0727, 2010; nu.nl, 2010; Volkskrant, 2011).

De Policy Stream Minister-president Kok gaf in de avond van 11 september 2001 een persconferentie. In deze

persconferentie verklaarde de minister-president solidair met de Verenigde Staten en stelt: “We

waren vanavond bij elkaar als Kabinet om u deze boodschap te geven, in de vurige wens ook na deze

afschuwelijke gebeurtenis met elkaar rechtop te blijven staan voor democratie en mensenrechten”

(NRC Handelsblad, 2001, p. 4). Op 12 september herhaalde de minister-president Kok de solidariteit

met de Verenigde Staten en plaatst terrorisme hoog op de politieke agenda.

Wij zijn vervuld van intense betrokkenheid en sympathie met het Amerikaanse volk, waarmee wij

in deze vreselijke omstandigheden solidair zijn. … De rampzalige gebeurtenissen van gisteren

verplichten ons om iedere vorm van terrorisme nationaal of internationaal met nog meer kracht te

bestrijden. … De bestrijding van terrorisme heeft meer dan ooit prioriteit … weest u ervan

verzekerd dat de Nederlandse regering samen met de Europese partners de Verenigde Staten zal

bijstaan in intensieve samenwerking op alle denkbare terreinen. En weest u ervan verzekerd dat de

internationale gemeenschap niet zal rusten voordat degenen die verantwoordelijk zijn voor deze

gewetenloze daden zijn opgepakt en bestraft. In eigen land zijn alle maatregelen genomen en

versterkt die nodig zijn voor veiligheid hier (Kok, 2001).

Kort na de aanslagen van 11 september werden in Nederland aanhoudingen verricht in het kader van

terrorismebestrijding. Naar aanleiding van een ambtsbericht van de BVD werden op 13 september

2001 vier personen aangehouden in Rotterdam voor het voorbereiden van aanslagen op de

Amerikaanse ambassade in Parijs. Deze zaak werd bekend als de ‘Eik-zaak’. In eerste instantie

werden de vier verdachten vrijgesproken omdat de rechtbank van mening was dat de informatie van

de inlichtingendiensten, het zogenoemde intelligence niet als belastend bewijsmateriaal maar slechts

als start voor een onderzoek gebruikt mag worden, waardoor materiaal tijdens huiszoekingen

onrechtmatig verkregen is (van der Woude, 2010, p. 212; Rechtbank Rotterdam, AF2141, 2002). Het

hoger beroep in 2004 leidde wel tot een veroordeling van de verdachten en de jurisprudentie tot het

gebruik van inlichtingeninformatie als wettig bewijs in de zin van het Wetboek van Strafrecht

(Kwakman, 2010, p. 181; Gerechtshof 's-Gravenhage, AP3601, 2004).

Page 42: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

42

Van Actieplan tot Nationale Strategie van Terrorismebestrijding, 2001-2004

Op 21 september 2001 presenteerde de Europese Unie een actieplan ter bestrijding van terrorisme.

Het actieplan was gericht op de versterking van de politiële en justitiële samenwerking, de

ontwikkeling van internationale rechtsinstrumenten, de versterking van de veiligheid in de

luchtvaart, een eind te maken aan de financiering van het terrorisme en de coördinatie van de

globale actie van de Europese Unie. Op 28 september 2001 nam de VN resolutie 1373 aan, die alle

landen verplichtte om terrorisme (financieel) te bestrijden en te voorkomen, om terroristische

activiteiten strafbaar te stellen en de samenwerking tussen landen te verbeteren.

De Nederlandse regering presenteerde in oktober 2001 het Actieplan Terrorismebestrijding en

Veiligheid. Dit actieplan bevatte 43 actiepunten om terroristische aanslagen in Nederland te

voorkomen. Onder andere werden de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de persoonsbeveiliging

van de Koninklijke Landelijke Politiedienst (KLPD) uitgebreid. Daarnaast werd geïnvesteerd in een

betere wisselwerking tussen inlichtingen- en veiligheidsdienst en politie en de ontwikkeling van

biometrische identificatiemogelijkheden. Ook werden er extra maatregelen genomen voor de

beveiliging burgerluchtvaart en voor de infrastructuur van overheid en bedrijfsleven zoals ICT.

Terrorisme en terrorismebestrijding stonden hoog op de politieke agenda (Kamerstukken II, 2001/02,

27 925, nr 65, p. 1).

Wet Terroristische Misdrijven54

In het kader van het Europese Kaderbesluit van 13 juni 2002, werd in 2002 nieuwe wetgeving voor

terrorismebestrijding in Nederland geïntroduceerd, de Wet Terroristische Misdrijven (WTM).55 Het

Europese kaderbesluit schreef voor dat alle Europese lidstaten een nationale strafwetgeving dienden

te hebben die moord, ontvoering en brandstichting kon kwalificeren als strafbare feiten van

terroristische aard met een hogere strafmaat dan zonder terroristische aard (van der Woude, 2010,

p. 206).

Met de ontwikkeling van de WTM voldeed Nederland ruimschoots aan de voorwaarden van het

Kaderbesluit. De WTM stelt in lijn met het Kaderbesluit onder andere het terroristisch oogmerk

strafbaar. De definitie ‘terroristisch oogmerk’ werd in lijn met de Amerikaanse USA Patriot Act

afgestemd met het oog op mogelijke internationale rechtshulpverzoeken en uitleveringen (van der

Woude, 2010, p. 208).

Na de eerste uitspraken van de eerder genoemde ‘zaak Eik’ en ‘Jihad zaak’ stond de Nederlandse

overheid onder druk. Hierop presenteerde de minister van Justitie juridische middelen als “sluitstuk

van een adequate terrorismebestrijding” (Kamerstukken II, 2002/03, 27 925, nr 94, pp. 7-9). Het

wetsvoorstel werd daarom uitgebreid met de strafbaarstelling van de rekrutering ten behoeve van

de jihad en de samenspanning tot een terroristisch misdrijf (Kamerstukken II, 2002/03, 27 925, nr 94,

pp. 7-9). De uitbreiding werd noodzakelijk geacht om “in een vroege voorfase tot strafrechtelijk

optreden over te gaan om verdere voltooiing van deze activiteiten te voorkomen en de samenleving

te bescherming” (van der Woude, Wetgeving in een Veiligheidscultuur, 2010, p. 216). De doelstelling

van de nieuwe wetgeving is het voorkomen van aanslagen, het prepareren op de mogelijkheid van

een aanslag en de juiste bewakings- en beveiligingsmaatregelen te treffen (Kamerstukken II,

2002/03, 27 925, nr 94, pp. 2). Op 10 augustus 2004 ging de WTM in werking en werden nieuwe

54

Wet van 24 juni 2004, Stb. 290 55 Het eerste wetsvoorstel werd op 4 juli 2002 aangeboden aan de Tweede Kamer. Zie de memorie van

toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II, 2002/03, 28 463, nr 3)

Page 43: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

43

verdachten volgens de WTM vervolgd, waaronder Mohammed B. na de moord op Theo van Gogh, in

de zaak Arles en in de zaak Quakkelsteiijn.

Verdere Ontwikkeling Nationale Strategie van Terrorismebestrijding, 2004-2010

De aanslagen in Madrid maakten duidelijk dat de dreiging van terroristische aanslagen ook in Europa

aanwezig was en gaven de aanleiding voor een stroom aan ct-beleid in Nederland. De ministers van

Justitie en Binnenlandse Zaken beschreven in de nota Bestrijding Internationaal terrorisme56 de

ontwikkeling van catastrofaal terrorisme waarin de drijfveer niet lange louter politiek is, maar ook

religieus gekleurd. In de politiek-religieuze doelen gaat het om het vernietigen van de vijand. Daarbij

wordt getracht zo veel mogelijk burgerslachtoffers te maken en maatschappelijke ontwrichting

teweeg te brengen. In deze nota werd de kamer geïnformeerd over de intensivering van de eerder

genomen maatregelen. Daarnaast werden verschillende nieuwe instrumenten aangekondigd zoals

het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding(ATb) en de contraterrorisme infobox (ct-infobox). Ook

werd er een National Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) benoemd (Kamerstukken II, 2002/03,

27 925, nr 123).

Het ATb is een waarschuwingssysteem voor de overheid en bedrijven dat in werking treedt

wanneer er een verhoogde terroristische dreiging is voor een specifieke bedrijfssector (Rijksoverheid,

2011). Bij het ATb zijn verschillende bedrijfsfactoren op het systeem aangesloten zoals luchthavens,

spoor, zeehavens, tunnels en waterkeringen, olie, drinkwater, nucleair en publieksevenementen

(Bron, 2008a, p. 498). In de ct-infobox wisselen verschillende diensten, waaronder de Algemene

Inlichtingen- en Veiligheidsdienst(AIVD), de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), de

KLPD, de immigratie en naturalisatiedienst (IND), de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst -

Economische controledienst (FIOD-ECD) en het Openbaar Ministerie(OM), informatie uit om

“personen die op enigerlei wijze in verband te brengen zijn met terroristische activiteiten of

ondersteuning daarvan met verhoogde inzet in het oog te houden” (van der Woude, 2010, p. 233;

Kamerstukken II, 2003/04, 29 754, nr 1). De ct-infobox richtte zich op een groep tussen de 100 en

200 risicovolle personen. Deze risicogroep stond op de zogenoemde “lijst van 150”. Deze personen

op de lijst van 150 stonden niet onder 24 uur observatie, omdat dit een te intensief proces is

(Kamerstukken II, 29 854, nr 3, p. 5). Het doel van de samenwerking in de ct-infobox is in de eerste

plaats het bijeenbrengen van informatie en in de tweede plaats om aan de hand van die informatie

te besluiten tot vervolgonderzoek en -actie door één of meer samenwerkingspartners, hetzij

inlichtingenmatig, strafrechtelijk of verstorend57 (Kamerstukken II, 29 854, nr 3, p. 5-6).

De NCTb functioneert sinds 1 mei 2004.58 In het kader van terrorismebestrijding speelt de NCTb

een centrale rol. De NCTb is “belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid inzake

terrorismebestrijding, alsmede met taken op het gebeid van bewaking en beveiliging ter voorkoming

van onder meer terroristische aanslagen” op strategisch niveau (Bron, 2008, p. 575). De NCTb

verzamelt, combineert en veredelt informatie en intelligence en regisseert de samenwerking op het

terrein van terrorismebestrijding. Bij de aanstelling van de NCTb werd er een ‘all source threat

assessment’, het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland(DTN) ontwikkeld. Het DTN verstrekt vier keer

per jaar geanalyseerd informatie over relevante ontwikkelingen van het schetsen van een actueel

56 Ook wel de Madrid- brief genoemd (Kamerstukken II 2003-2004 27 925, nr 123) 57 Het “persoonsgericht verstoren” van moslimradicalen houdt in dat personen hinderlijk gevolg worden of thuis ‘lastiggevallen’ worden door de politie. Samir Samir A. is een van de eerste bij wie het middel ingezet werd. (Eikelenboom, 2007, pp. 237-238) 58 Sinds 1 juli 2011 valt in de naam gewijzigd in de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, het NCTV, en valt naast terrorisme, ook nationale veiligheid onder de verantwoording van de NCTV.

Page 44: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

44

dreigingsbeeld van terrorisme in Nederland (Abels, 2008, p. 537). De informatie komt grotendeels

van de AIVD, MIVD, KLPD en het ministerie van Buitenlandse Zaken (Abels, 2008, p. 539). Aan het

DTN zijn vier dreigingniveaus gekoppeld, minimaal, beperkt, substantieel en kritiek (Abels, 2008, p.

543).

Bij de ingebruikneming van de DTN in 2005 werd het dreigingniveau op substantieel gezet. De

binnenlandse dreiging vanuit de Hofstadgroep en andere zoals Samir A. en het internationale profiel

van Nederland door de deelname aan de militaire operaties in Irak en Afghanistan zette het

dreigingniveau op substantieel. Het dreigingniveau van de DTN bleef substantieel tot maart 2007.

Het dreigingsniveau werd toen bijgesteld naar beperkt in verband met de afgenomen dreiging van de

binnenlandse dreiging en verandering in het internationale profiel onder andere door de

terugtrekking uit Irak ( Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, 2007). In 2008 werd het

dreigingniveau van de DTN weer verhoogd naar substantieel. De NCTb sprak zelf van substantieel

met een ‘plusje’; “Eigenlijk is het dreigingsbeeld hoger dan ooit (…) en je zou dat ‘substantieel met

een plusje’ kunnen noemen. Als ik het vergelijk met het substantiële dreigingsniveau van drie jaar

geleden, zijn de zaken die er nu aan ten grondslag liggen eigenlijk steviger”. De aanleiding voor het

verhogen van het DTN was de aanhouding van een 26-jarige Pakistaanse man. Deze man zou

behoren tot een internationaal terroristische organisatie en deze organisatie zou voorbereidingen

treffen voor het plegen van een terroristische aanslag in Barcelona en andere West-Europese landen.

Hoewel Nederland niet in die lijst van die landen voorkwam, werd het dreigingniveau toch verhoogd

van ‘beperkt’ naar ‘substantieel’ (Bakker, 2009, p. 225).

Op 10 november 2004, acht dagen na de moordaanslag op Van Gogh stuurde het Kabinet een

uitgebreide brief naar de Tweede Kamer over de moord op Van Gogh inclusief een

feitenreconstructie over de aanloop naar de moord op 2 november 2004. Deze brief presenteerde

verschillende maatregelen om “radicalisering en de vergiftiging van de onderlinge verhoudingen door

die radicalisering tegen te gaan” (2004/05, 29 854, nr 3, p. 8). Deze maatregelen werden ingesteld

naar aanleiding van de moord op van Gogh.

Een dag later vond een heftig Kamerdebat over de moord en de terrorismebestrijding plaats. De

toon in het debat was hard. Zo wilde het onafhankelijke Kamerlid Geert Wilders dat de personen op

‘de lijst van 150’ het land uitgezet zouden worden. De fractievoorzitter van het CDA Maxime

Verhagen pleitte voor een harde aanpak van radicalisering en terroristen: “Om een aanslag te

voorkomen kun je beter tijdelijk tien onschuldige in een cel hebben dan één terrorist met een bom

op straat”. Femke Halsema van GroenLinks toonde zich voorstander van krachtige maatregelen en

ook SP-voorman Jan Marijnissen steunde het kabinet in haar nieuwe pakket aan ct-maatregelen

(Eikelenboom, 2007, pp. 235-236).

Introductie Nieuwe Wetgeving

Na de aanslagen in Madrid en op Theo van Gogh werden er vijf nieuwe wetten geïntroduceerd: de

Wet afgeschermde getuigen (WAG), de Wet verruiming mogelijkheden tot opsporing en vervolging

van terroristische misdrijven (WOTM), de Wet strafbaarstelling deelnemen en meewerken aan

training voor terrorisme (WSTT), de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van

terrorisme (WWFT) en de Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid (WMNV).

Na de teleurstellende uitspraken in de zaak ‘Eik’ en de ‘Jihad-zaak’ werd de druk in het debat

over het wetsvoorstel om van de WTM begin 2003 op minister Donner opgevoerd onder leiding van

Page 45: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

45

Geert Wilders om te komen met een wetsvoorstel over de toelaatbaarheid van AIVD-informatie.59 De

wetgeving uiteindelijk ingehaald werd door de uitspraken in het hoger beroep van de zaak ‘Eik’.

Desalniettemin werd de WAG aangekondigd in 2004 in de nota Bestrijding Internationaal Terrorisme.

De WAG is er opgericht om intelligence, informatie afkomstig van de inlichtingendiensten, bruikbaar

te kunnen maken in een strafrechtelijk onderzoek. Op 28 september 2006 trad de WAG in werking.

De WOTM werd in de nota Bestrijding Internationaal terrorisme (2004) aangekondigd met als

doel “een verdere uitbreiding van de mogelijkheden van ingrijpen, opsporing en voorlopige hechtenis

in geval van de voorbereiding van terroristische aanslagen” om aanslagen te voorkomen

(Kamerstukken II 2003-2004, 29 754, nr 1, pp. 2, pp. 12-14).

De WSTT werd in 2005 geïntroduceerd naar aanleiding van de in Warschau tot stand gekomen

Europese Verdrag te voorkoming van Terrorisme.60 De WSTT vulde mazen in de regelingen van de

voorbereidingshandelingen van terrorisme op en trad op 18 juni 2009 in werking (van der Woude,

Wetgeving in een Veiligheidscultuur, 2010, pp. 278-279).

DE WWFT is ingesteld naar aanleiding van de uitvoering van de Europese derde witwasrichtlijn.

Deze wet is een samenvoeging van de Wet identificatie bij dienstverlening en de Wet melding

ongebruikelijke transacties. Door de WWFT is het verplicht om ongebruikelijke transacties te melden

en krijgen financiële instellingen meer vrijheid met betrekking tot het nemen van maatregelen. De

WWFT trad op 1 augustus 2008 in werking.

De WMNV werd in 2005 geïntroduceerd en is er opgericht om “nog meer armslag om terroristen

als in en vroeg stadium te kunnen aanpakken [en] op die manier aanslagen te voorkomen” (van der

Woude, 2010, p. 282). Het wetsvoorstel werd op 10 juni 2011 ingetrokken door de minster van

Veiligheid en Justitie (Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2011)

BBE-SIE en de DSI61

In 2003 werd op verzoek van de minister van Justitie door Prof. Dr. Cyrille Fijnaut een onderzoek

gestart naar het stelsel van speciale eenheden. Naar aanleiding van het rapport Fijnaut werd op 1

september 2004 de tijdelijke BBE- Snelle Interventie Eenheid (BBE-SIE) opgericht. Deze eenheid

bestond uit leden van de BBE, de Aanhoudings- en ondersteuningseenheden (AOE) van de civiele

politie en de Koninklijke Marechaussee (Kmar). De BBE-SIE werd onder andere ingezet tijdens de

aanhouding van Yehya K., Nouriddin el F. en in de Haagse Antheunisstraat.

In 2005 werd besloten op de Dienst Snelle Interventie (DSI) op te richten. De DSI bestaat uit vier

soorten eenheden: de AOE’s van de regiopolitiekorpsen en de Kmar, de Unit Interventie62 (UI), de

Unit Interventie Mariniers (UIM) en de Unit Expertise & Operationele Ondersteuning (UE&OO) (de

Weger, 2008, pp. 629-631). Op 1 juli 2006 werd de DSI formeel opgericht, hoewel de minister toen al

een aantal keer een beroep op de DSI had gedaan (Donner J. , 2006).

59 Geert Wilders was toen nog lid van de VVD 60 De aangenomen motie van Kamerlid Joost Eerdmans (Kamerstukken II, 2005/05, 29 754 nr 180) introduceerde de strafbaarheidstelling van het deelnemen aan een opleidingskamp voor terroristen (van der Woude, 2010, p. 278). 61 Voor de geschiedenis van de Nederlandse antiterreureenheden en een beschrijving van de specifieke

specialismen en inzet van de vier eenheden zie de Weger, M. (2008). Continuïteit en verandering: het

Nederlandse stelsel van antiterreureenheden sinds zijn oprichting. In E. R. Muller, Terrorisme: studies over

terrorisme en terrorismebestrijding in Nederland (pp. 613-640). Deventer: Kluwer. 62 De nieuwe naam voor de BBE-SIE.

Page 46: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

46

Publiekscampagne

Na de aanslagen in Londen kwam er een publiekelijk debat op gang over het nut en noodzaak van

een publiekscampagne over terrorisme. In 2004 was er al eens een onderzoek gedaan naar de

beleving van terrorisme en de (overheids)communicatie over deze belevering. Toen bleek dat de

Nederlandse samenleving nog niet klaar was voor een grootschalige publiekscampagne. Na de

aanslagen in Londen werd het tweede onderzoek versneld uitgevoerd, wat leidde tot een

aankondiging van een grootschalige Nederlandse voorlichtingscampagne over terrorisme en

contraterrorisme in september 2005 (Nederland tegen terrorisme. Campagne NCTb 2006 – 2008, p

1). In februari 2006 lanceerde de NCTb de voorlichtingscampagne ‘Nederland tegen Terrorisme’ “om

brede bekendheid te geven aan de inspanningen die de overheid - en vele anderen - leverden om

terrorisme te bestrijden en de kans op een aanslag zo klein mogelijk te maken. Daarnaast kregen

burgers enige informatie over hoe zij hieraan zelf een steentje konden bijdragen. Op deze manier is

gestreefd naar een vergroting van het vertrouwen in het antiterrorismebeleid van de overheid en

vergroting van de maatschappelijke weerbaarheid en zelfredzaamheid van het publiek” (Nederland

tegen terrorisme. Campagne NCTb 2006 – 2008, p 2). De voorlichtingscampagne startte met een

huis-aan-huis folder op aan adressen in Nederland en werden televisiespots en radiocommercials

uitgezonden, advertenties in de landelijke dagbladen en de gratis ov-bladen geplaatst en de website

www.nederlandtegenterrorisme.nl gelanceerd. De publiekscampagne eindigde in december 2008

(Nederland tegen terrorisme. Campagne NCTb 2006 – 2008, p 2-3).

Op 15 september 2006 bracht het ministerie van Justitie een wijziging aan in de ‘Regeling selectie,

plaatsing en overplaatsing van gedetineerden’. Door deze wijziging werden personen die verdacht

werden “van een terroristisch misdrijf, die al dan niet onherroepelijk waren veroordeeld wegens een

terroristisch misdrijf en/of tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of

verspreiden”, geconcentreerd in een beperkt aantal inrichtingen. In Vught en Rotterdam zijn

daarvoor speciale terroristenafdelingen ingericht (Eikelenboom, 2007, pp. 63-64).63

Op 27 augustus 2007 ontving de Tweede Kamer het Actieplan polarisatie en radicalisering 2007-

2011. Het actieplan is gericht op het voorkomen van (verdere) processen van isolatie, polarisatie en

radicalisering door het (weer opnieuw) insluiten door scholing, stages en werk, van mensen die zich

dreigen af te keren van de Nederlandse samenleving en democratische rechtsorde (preventie), het

vroegtijdig signaleren van deze processen en het ontwikkelen van een adequate aanpak (pro-actie)

en het uitsluiten van mensen die duidelijke grenzen hebben overschreden en ervoor zorgen dat hun

invloed op anderen zoveel mogelijk beperkt wordt (repressie).64

De Political Stream

Pim Fortuyn

Het jaar 2002 en de aanloop naar de Tweede Kamer verkiezingen in dat jaar markeren een

belangrijke verandering in het politieke klimaat en vorm van politiek bedrijven in Nederland.65 Pim

Fortuyn (1948-2002) speelde een belangrijke rol in deze veranderingen. Fortuyn maakte op 20

63 Hoewel Erik Jan Quakkelsteijn en Samir A. beide niet veroordeeld zijn voor het plegen van een misdrijf met een terroristisch oogmerk zitten beiden hun straf uit in deze speciale afdeling. 64 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/jaarplannen/2007/08/27/actieplan-polarisatie-en-radicalisering-2007-2011.html. Opgeroepen op december 05, 2011. 65 Die nieuwe vorm wordt ook wel gekenmerkt als een populistische stijl van politiek bedrijven (van der Woude, 2010, p. 293). Zie een beknopte karakterschets in van der Woude, Wetgeving in een Veiligheidscultuur, 2010, pp. 293-294.

Page 47: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

47

augustus 2001 bekend dat hij mee ging doen aan de Tweede Kamer verkiezingen in mei 2002.

Fortuyn maakte in de aanloop naar de verkiezing handig gebruik van de dalende lijn in het

vertrouwen in het tweede Paarse Kabinet66 en de irritaties van de Nederlandse bevolking aan het

gedoogbeleid en aan de schandalen zoals de fraude bij de bouw van de Schipholtunnel. Daarnaast

had het tweede Paarse Kabinet steken laten vallen op het gebied van de gezondheidszorg,

infrastructuur en criminaliteitsbestrijding (Wansink, 2004, p. 111). Fortuyn besteedde aandacht aan

die problemen en maakte ruzie met het Paarse kabinet over allochtonen, de toestroom van

asielzoekers en de achtergebleven wijken (Lunshof, 2004, p. 267). Met oneliners als dat ‘het land

terug moet worden gegeven aan de mensen in het land’ en ‘puinhopen van paars’ trok Fortuyn de

aandacht naar zich toe. Daarnaast verzette Fortuyn zich als sinds het midden van de jaren negentig

tegen de ‘islamisering van de Nederlandse cultuur’ door middel van columns en boeken. Dit

standpunt werd kracht bijgezet door de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten.

Deze aanslagen werden door Fortuyn, en een groot deel van zijn achterban, gezien als een

onderstreping van zijn standpunten over de Islam en de toenemende irritaties over (criminele)

immigranten in Nederland (van der Woude, 2010, p. 297). De Islam was het doelwit van Fortuyn

politieke activiteiten (de Graaf, 2011a, p. 66)

Fortuyn werd op 25 november 2001 verkozen tot lijsttrekker van de nieuwe politieke partij

Leefbaar Nederland. Na uitspraken over ‘de Islam als zijnde een achterlijke cultuur, het sluiten van de

landsgrenzen voor de Moslims en het schrappen van het in 1983 ingevoerde discriminatieverbod’ en

dat Fortuyn zich niks aan trok van het verbod van de partij om te zeggen dat Nederland ‘vol’ was,

werd hij uit de partij gezet en startte hij zijn eigen politieke partij, Lijst Pim Fortuyn (LPF) op 14

februari 2002 (van der Woude, 2010, pp. 297-298; de Vries & van der Lubben, 2011; Wansink, 2004).

Totdat Fortuyn vermoord werd op 6 mei 2002 door de linkse activist Volkert van der G., ging hij af op

een ‘monsterzege’.67 De LPF werd met 26 zetels de grote winnaar van de Tweede Kamer verkiezing in

mei 2002 en vormde, van 22 juli 2002 tot 16 oktober 2002, samen met het CDA en de VVD het

kabinet Balkenende I. Het kabinet viel door interne strubbelingen binnen enkele maanden, waarna

de LPF niet meer zou terug keren in de regering (Lunshof, 2004, pp. 277-278).

Fortuyn veranderde de politieke cultuur in Nederland. Oude politieke gezichten werden

vervangen door nieuwe zoals Wouter Bos(PvdA) en Maxime Verhagen (CDA) en de politiek

probeerde de het volk weer bij de politiek te betrekken door massaal de buurten in te trekken om te

horen wat er leeft onder de Nederlandse burgers (Wansink, 2004, p. 173). Zowel links als rechts

sloegen een ferme toon aan op onderwerpen als veiligheid, criminaliteit en integratie. Veiligheid

werd een prioriteit; voor immigratie en criminaliteitsbestrijding werd achthonderd miljoen extra

vrijgemaakt (Kamerstukken II, 2001/02, 28 375, nr 5, pp. 10-11 en 34).

Naast de politisering van onderwerpen als veiligheid en criminaliteit, en integratie en immigratie

dienden zich nieuwe politieke partijen aan, aan de rechterkant van het politieke speelveld, zoals

Trots op Nederland (TON) van Rita Verdonk en de Partij van de Vrijheid van Geert Wilders, de

66 Vanaf 1994 tot 2002 kende Nederland de Paarse Kabinetten. De politieke partijen, VVD, PvdA en D66 vormen een regering onder leiding van premier Wim Kok waardoor de voormalig tegenpolen VVD en PvdA naar elkaar toe groeiden waardoor het politieke bedrijf ‘als het ware onder narcose geraakt’ (Wansink, 2004, p. 96) was en weinig vernieuwende geluiden te horen waren en wellicht minder te kiezen was. Zie voor een uitgebreidere beschrijven van de Nederlandse politieke cultuur tot 2002; van der Woude, Wetgeving in een Veiligheidscultuur, 2010, pp. 295-296. 67 Fortuyn won, als lijsttrekker van Leefbaar Rotterdam, in maart 2002 vijfendertig procent van de zetels in de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam en werd daarmee de grootste van de gemeenteraad (van Rossem, 2010, pp. 63-64; NRC Handelsblad, 2002; de Volkskrant, 2002).

Page 48: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

48

zogenoemde ‘pseudo-fortuyns’ (van Rossem, 2010, pp. 91-111). In de volgende paragraaf zal

aandacht worden besteed aan de rol van Geert Wilders in de political stream.

Geert Wilders

Geert Wilders was van 1998 tot 3 september 2004 Tweede Kamerlid voor de VVD (Trouw, 2004). Na

de breuk met de VVD bleef Wilders lid van de Tweede Kamer en richtte de eenmansfractie Groep

Wilders op. De moord op Van Gogh bezorgde Wilders een stijging van 9 zetels in de eerste week van

november 2004 naar 28 zetels in de laatste week van november 2004 (de Volkskrant, 2004). Wilders

zet de revolte van Fortuyn voort in zijn eenmansfractie en de latere Partij voor de Vrijheid waarmee

hij aan de Tweede Kamerverkiezing in 2006 en 2010 meedeed.

Met hard uitspraken over de Islam zette Wilders de Fortuyn revolutie voort. Zo wilde Wilders ‘een

totale stop van vijf jaar voor gezinsvorming- en hereniging van niet-westerse allochtonen’, radicale

imams het land uit zetten en radicale moskeeen sluiten (de Volkskrant, 2004). Daarnaast sprak

Wilders van een ‘tsunami van islamisering’ waarin Moslims de Nederlandse samenleving zulen

overspoelen en zorgen voor crimiliteit en overlast. ‘Wilders ziet rechtstreeks verband tussen de

islamitische cultuur en het criminele gedrag van Marokaanse ‘straatterroristen’ (de Volkskrant,

2006). De PVV behaalde in de Tweede Kamer verkiezingen van 22 november 2006 9 zetels.

In maart 2008 bracht het parlementariër Geert Wilders zijn korte film Fitna uit. Een aantal

maanden eerder, in november 2007, werd “via een uitgelekt bericht in de Telegraaf bekend dat

Wilders een korte film wilde maken over de Koran” waarin geschriften uit de Koran beeldend voor de

camera worden gebracht (Benschop, Jihadistische Verwildering). Op 30 november 2007 schreef

Wilders dat “hij met zijn film wil aantonen dat de Koran geen stoffig oud boek is, maar nog steeds

aanleiding en inspiratiebron voor intolerantie, moord en terreur“ (Benschop, Jihadistische

Verwildering). De aankondiging van de film zorgde voor grote onrust in het kabinet. Men maakte zich

zorgen over de veiligheid in Nederland, maar ook over de eventuele anti-Nederlandse acties in de

islamitische wereld na het verschijnen van de film. Zowel de departementen Buitenlandse Zaken,

Justitie en Binnenlandse Zaken als de NCTb, Tjibbe Joustra, probeerde om Wilders van zijn plannen af

te houden (De Telegraaf, 2007; NRC Next, 2007). Aangezien Wilders geen gehoord gaf aan deze

verzoeken, onderzocht het kabinet de mogelijkheid om de anti-koranfilm van Wilders op voorhand te

verbieden (NRC Next, 2008; De Telegraaf, 2008).

In de film werd onder andere beelden vertoond van terroristische aanslagen, homofobie, de

onderdrukking van vrouwen afgewisseld met Koranteksten; de film presenteerde de Islam als een

“van nature gewelddadige en onliberale religie, vijandig de Westerse manier van leven (Mihelj, van

Zoonen, & Vis, 2011, pp. 613-614). Hoewel Fitna inderdaad een korte anti islam film is, die als

waarschuwing voor de islam en gewelddadige jihad gezien kan worden was de inhoud niet zo

schokkend als verwacht (Bakker, 2009, p. 229). Desalniettemin leidde de film enkele maanden later

tot demonstraties in onder andere Pakistan waarbij Nederlandse vlaggen verbrand werden (NOS).

Tijdens de Algemene Beschouwingen in september 2009 introduceerde Wilders zijn plannen om

een ‘kopvoddentaks’ in te voeren, om zo ‘een grote schoonmaak van onze straten te starten’.

Moslima’s die een hoofddoek willen dragen zouden dan een vergunning kunnen kopen voor duizend

euro, die Wilders dan in de blijf-van-m’n-lijf-huizen wilde steken (de Volkskrant, 2009). Bij de Tweede

Kamer verkiezingen van 9 juni 2010 won de PVV 15 zetels, waardoor de PPV met 24 zetels in de

Tweede Kamer de derde partij van Nederland werd (Kiesraad, 2010).

Page 49: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

49

Conclusie In de periode 2001-2010 werd de wereld geconfronteerd met verschillende grote terroristische

aanslagen zoals de aanslagen op 11 september 2001 in de Verenigde Staten, 11 maart 2004 in

Madrid en 7 juli 2005 in Londen. Ook Nederland werd geconfronteerd met zowel internationaal of

homegrown terrorisme zoals de aanhoudingen in Rotterdam op 13 september 2001 in de zaak ‘Eik’,

de afsluiting van de tunnels in Rotterdam en Amsterdam door de Bijzondere Bijstandeenheid, de

moord op Fortuyn en Van Gogh en de Hofstadgroep. Vooral het de dreiging van homegrown

terrorisme door Samir A. en leden van de Hofstadgroep hield Nederland in de ban van terrorisme.

Deze lokale jihadistische netwerken, waar Nederland veelvuldig mee te maken kreeg in de periode

2001-2010, werden gedreven door politieke en maatschappelijke thema’s zoals de aanslagen van 11

september in de Verenigde Staten, in Madrid en in Londen, de moord op Van Gogh en de strijd in Irak

en Afghanistan. Via internet en Arabische satellietzenders werden de internationale ontwikkelingen

in de Arabische wereld op de voet gevolgd. Bij islamitische jongeren ontstond zo de beeldvorming

dat moslimgemeenschap wereldwijd onderdrukt werd. Ook de binnenlandse situatie leverde een

negatief beeld over de houding ten opzichte van de islam op. De jongeren hadden moeite met het

vinden van stageplekken en/of banen en waren ontevreden over hun maatschappelijke positie.

Daarnaast vielen veel jongeren tussen twee culturen; de Nederlandse en die van hun ouders. In dit

identiteitsprobleem hadden “militante ideeën en voorbeelden grote aantrekkingskracht” en bood de

radicale islam een provocatie aan de Nederlandse samenleving en de mogelijk tot het afzetten tegen

de ouders (Medewerker van de AIVD, 2007, pp. 133-135).

De aanslagen van 11 september 2001 en de opkomst de Fortuyn-beweging in 2001 en begin 2002

zorgden voor een politiek klimaat waarin er ruimte was voor een hardere aanpak van terrorisme.

Veiligheidsbeleid kwam steeds hoger op de nationale politieke en publieke agenda te staan.

Terrorisme als dreiging werd, mede dankzij de Fortuyn-beweging, uitgebreid naar radicalisering

waarin de politieke Islam als zodanig doelwit werd van beleid. Het verschil tussen verschillende

salafistische richtingen en verschillen tussen de islam als zodanig en de radicale islam vervaagden. Er

ontstond een gepolariseerde atmosfeer in het Nederlandse debat (de Graaf, 2011a, pp. 68-69).

Binnen dit Nederlandse debat werden verschillende antiterrorismemaatregelen genomen zoals de

invoering van verschillende wetten als de WTM en WOTM, de oprichting van de DSI, de benoeming

van een NCTb en speciale terrorismeafdelingen in penitentiaire inrichtingen Vught en Rotterdam.

Nederland was in de periode 2001-2010, zeker na de aanslagen in Madrid in 2004 in de ban van

terrorisme.

Page 50: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

50

Page 51: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

51

Hoofdstuk 5: De Performatieve Kracht “Ik laat mijn leven

niet regeren door de angst die extremisten proberen te zaaien en ik zou willen dat de hele samenleving

zo reageert. Als ik word vermoord is er morgen een ander om mijn werk voort te zetten

en precies dat is de kracht van de democratie.” Uitspraak Minister Donner

In dit hoofdstuk wordt de performatieve kracht van het ct-beleid in Nederland aan de hand van het

de methodiek(hoofdstuk 3) uiteengezet. Aan de hand van de veertien indicatoren, verdeelt over vijf

elementen wordt de performatieve kracht van ct-beleid in Nederland in de periode 2001-2010 in

kwantitatief in kaart gebracht. Elke indicator wordt kort beschreven met enkele voorbeelden. Daarna

wordt de waarde van elke indicator over de gehele periode in een grafiek weergegeven. Voordat de

performativiteit op kwantitatieve wijze weergegeven wordt, worden de agenda setting, het politieke

en publieke draagvlag en het discours, uiteengezet. In de conclusie zal de eerste onderzoeksvraag

“wat willen de terrorismebestrijders en hoe proberen ze dat te bewerkstelligen?” en de tweede

onderzoeksvraag “wat is de relatie tussen de maatregelen - en in het bijzonder de bijbehorende

omschrijving van de dreiging - en het terroristische geweld?” beantwoord worden.

Agenda Setting

Het debat over terrorisme en terrorismebestrijding in Nederland werd op gang gebracht door de

terroristische aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten. Deze aanslagen plaatsten

terrorisme en terrorismebestrijding hoog op de nationale politieke agenda (van der Woude, 2010, p.

205). Van terrorisme in Nederland was toen (nog) geen sprake. Desalniettemin, presenteerde

presenteerden de minister-president en de ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties, Financiën en van Defensie een kleine maand later het Actieplan

Terrorismebestrijding en Veiligheid. Het Actieplan sloot naadloos aan op de Europese gemaakte

afspraken. De aanslagen van 11 september en de daaropvolgende VN-verdragen en Europese

wetgeving domineerden de Nederlandse agendasetting en besluitvorming over ct-beleid.

De opkomst van Fortuyn zorgde voor een politisering van veiligheid, immigratie en integratie. De

Fortuyn-beweging, en later Wilders, maakte de islam het doelwit van hun politieke activiteiten (de

Graaf, 2011a, p. 66). De Fortuyn-beweging zorgde ervoor dat de dat terrorisme als dreiging

uitgebreid werd naar de dreiging van radicalisering waarin de politieke Islam als zodanig doelwit

werd van beleid. Het verschil tussen verschillende salafistische richtingen en verschillen tussen de

islam als zodanig en de radicale islam vervaagden. De Fortuyn-beweging ervoor dat veiligheidsbeleid

steeds hoger op de nationale politieke en publieke agenda kwam te staan (de Graaf, 2011a, p. 68).

De aanslagen in Madrid maakten duidelijk dat terroristische aanslagen ook in Europa plaats

konden vinden waardoor de ontwikkeling van ct-beleid in een stroomversnelling kwam. Minister-

president Balkenende benadrukte in zijn reactie op de aanslagen in Londen op 7 juli 2005 dat de

strijd tegen terrorisme ‘topprioriteit’ bleef hebben (van der Woude, 2010, p. 197). Terrorisme was

een centraal element van het Nederlandse veiligheidsbeleid (Demant & de Graaf, 2010, p. 417).

Draagvlak

De aanslagen van 9/11 kende een “belemmerende werking op de maatschappelijke cohesie en de

integratie van islamitische gemeenschappen” in de Nederlandse samenleving (Binnenlandse

Veiligheidsdienst, 2001, p. 39). “In de periode direct na aanslagen waren er signalen van wederzijdse

Page 52: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

52

gevoelens van angst en wantrouwen tussen islamitische gemeenschappen en delen van de

autochtone Nederlandse bevolking” (Binnenlandse Veiligheidsdienst, 2001, p. 39). Zo vonden er

enkele incidenten plaats bij zowel islamitische als christelijke gebouwen plaatst (2001, p. 39). Pim

Fortuyn was de politicus die onderliggende problemen, als de mislukking van de multiculturele

samenleving en het integratiedebat, politiseerde. Fortuyn maakte gebruik van de tekortkomingen

van acht jaar Paarse kabinetten in Nederland en wist veel aandacht naar zich toe te trekken in zowel

het politieke als publieke debat. De terroristische aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde

Staten en de opkomt van de Fortuyn-beweging zorgde ervoor dat geen politieke partij beschuldig

wilde worden van softheid op het gebied van veiligheid en daarmee ook terrorisme.

Deze spanningen in de samenleving werd ook opgemerkt door de AIVD. Het gevaar van de

stagnerende integratie kon volgens de AIVD bijdragen aan de radicalisering van een klein deel van de

moslimgemeenschap of zelfs aan de bereidheid om deel te nemen aan terroristische activiteiten

(Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, 2002, p. 12). Desalniettemin, zag, volgens de

Eurobarometer, slechts zeven procent in de lente van 2003 en vier procent in de herfst van 2003

terrorisme één van de belangrijke problemen van Nederland (Eurobarometer, nr. 59; Eurobarometer,

nr. 60).

Na de teleurstellende uitspraken in de rechtszaken ‘Eik’ en de ‘Jihad-zaak’ werd er in het debat

van begin december 2003 door Tweede Kamer leden, onder leiding van Geert Wilders van de VVD,

druk uitgeoefend op minister Donner om een wetsvoorstel te introduceren dat toelating van

intelligence in het strafproces mogelijk maakt. De minister wilde de uitspraken in het hoger beroep in

zowel de zaak Eik als de Jihad zaak afwachten, maar door een aangenomen motie van Wilders werd

de minister verplicht om binnen zes weken met een wetsvoorstel te komen en voor advies aan de

Raad van State voor te leggen (Handelingen II, 2 december 2003, p. 2196 e.v.; Handelingen II, 4

december 2003, p. 2352).68 In het debat na de moord op van Gogh, twee maanden na het

wetsvoorstel van de minister, werd “herhaaldelijk gewezen op het belang van het gebruik van

intelligence, om op die manier vreselijke gebeurtenissen zoals deze in de toekomst voor te zijn” (van

der Woude, 2010, pp. 231-233). Bij de stemming over het wetsvoorstel viel de houding van D66 op.

D66 diende een motie in om de wet vijf jaar te laten gelden waarna deze geëvalueerd zal worden. De

motie haalde het niet en de D66 zat met een dilemma. D66 stemde uiteindelijk voor het wetsvoorstel

onder het motto ‘better safe than sorry’ (Eikelenboom, 2007, p. 232). In het belang van

staatsveiligheid werden enkele normale consultatie procedures van het wetsvoorstel overgeslagen.69

Ook werd de rekrutering van strijders voor terrorisme strafbaar gesteld. Een brede

Kamermeerderheid van CDA, VVD, PvdA en LPF had hier binnen enkele uren na de teleurstellende

uitspraak in de Jihad-zaak om gevraagd. Dit werd in de Wet terroristische misdrijven strafbaar

gesteld worden (Eikelenboom, 2007, p. 229).

Het beeld dat het wel mee viel met terrorisme in Nederland werd door de moord op Van Gogh en

het beleg in de Haagse Antheunisstraat aan gruzelementen geslagen (Bakker, 2004, p. 184).

Terrorisme was niet langer on-Nederlands (Abels, 2007, p. 128). Tweeëntwintig procent van

Nederland zag in de lente van 2005 terrorisme als een van de belangrijkste problemen van het land

(Eurobarometer, nr. 63, p. 22). In de herfst van 2004 was dat nog twaalf procent (Eurobarometer, nr.

62). In de herfst van 2005 zag zelfs veertig procent van de Nederlandse bevolking terrorisme als een

68 Deze motie zou bij de ontwikkeling van de Wet Afscherming Getuigen aan de basis liggen 69 Zie voor een uitgebreide omschrijving van der Woude(2010), ,Wetgeving in een Veiligheidscultuur, pp. 235-248

Page 53: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

53

belangrijk probleem van het land70 71 (Eurobarometer, nr.64). Een voorbeeld van de angst voor

terrorisme is de maatschappelijke onrust tijdens het internationale evenement Sail Amsterdam in

2005. Verschillende mediaberichten veronderstelden een terroristische dreiging voor dit evenement.

Echter kon deze concrete dreiging door de operationele diensten niet bevestigd worden. Daarnaast

was er sprake van andere terroristische bedreigingen:

(...) de claims en bedreigingen die worden toegeschreven aan de Abu Hafs al-Masri Brigade

eveneens van invloed op de publieke perceptie van de dreiging. Dergelijke verklaringen zijn weinig

geloofwaardig, maar hebben toch hun schadelijke effect omdat zij angstgevoelens aanwakkeren

(Kamerstukken II, 2003/04, 29 754, nr 31).

De inmiddels uit de VVD gestapte politicus Geert Wilders maakte gebruik van de groeiende angst

voor radicalisering en terrorisme. Het was Wilders die de anti-Islamtoon van Fortuyn, met uitspraken

als de ‘tsunami van islamisering’ voortzette. Deze toon bezorgde Wilders politieke partij, de PVV, 9

zeters in de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 en 25 zetels in de Tweede Kamerverkiezingen van

2010. Hoewel Wilders zijn hard toon ten opzicht van de Islam voorzette, onder andere door zijn film

Fitna over de Islam en terrorisme, zag slechts zes procent van de Nederlandse bevolking in de herfst

van 2008 terrorisme nog als een belangrijk probleem; de economische situatie was nu het een

belangrijk probleem voor vierenzestig procent van de Nederlanders.72

Discours

Minister-president Kok verkondigde na de aanslagen van 11 september 2001 dat de bestrijding van

terrorisme meer prioriteit dan ooit kende. De Nederlandse regering presenteerde in oktober 2001

het Actieplan Terrorismebestrijding met 43 actiepunten vooral gericht op de inlichtingen- en

veiligheidsdienst; de bestrijding van terrorisme was vooral een zaak van de BVD, later de AIVD.

Daarnaast werden er wetvoorstellen geïntroduceerd zoals de WTM, toch trokken de meeste

veiligheidsmaatregelen ‘aanvankelijk weinig publieke aandacht, en daar waren ze ook niet voor

bedoeld’ (de Graaf, Religion bites: religieuze orthodoxie op de nationale veiligheidsagenda, 2011a,

pp. 66-67).

Na de aanslagen van 11 maart 2004 in Madrid veranderde dit beeld en gaven het publieke debat

en de besluitvorming omtrent terrorisme een nieuwe impuls. In de Madrid-brief aan de kamer

schreven de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken over de ontwikkeling van catastrofaal

terrorisme waarin de drijfveer niet lange louter politiek was, maar ook religieus gekleurd. In de

politiek-religieuze doelen ging het om het vernietigen van de vijand. Daarbij werd getracht zo veel

mogelijk burgerslachtoffers te maken en maatschappelijke ontwrichting teweeg te brengen

(Kamerstukken II, 2002/03, 27 925, nr 123). De onveiligheid door terrorisme werd verbreed naar het

gevaar van radicalisering in zijn algemeenheid en de politieke islam werd een sterker doelwit van

beleid. De verschillen tussen de islam enerzijds en de radicale islam in de vorm van salafisme

anderzijds en de verschillende stromingen binnen het salafisme vielen in zowel de publieke als

politieke debatten steeds vaker weg. De Fortuyn-beweging speelde hier een belangrijke rol in (de

Graaf, Religion bites: religieuze orthodoxie op de nationale veiligheidsagenda, 2011a, pp. 68-70).

70

Het gemiddelde van de Europese landen dat terrorisme als belangrijk probleem zag was veertien procent. 71 Zie Bakker, Het bangste volkje van Europa, 2006 voor een beargumentatie waarom Nederland zo bang zijn voor terrorisme. 72 Tot de herfst van 2008, met uitzondering van de herfst 2007 zag een groter deel van de Nederlandse

bevolking, terrorisme als een belangrijk probleem zien dan het Europese gemiddelde.

Page 54: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

54

Na de moord op Van Gogh op 2 november 2004 Vicepremier Gerrit Zalm: “het is oorlog”, zonder

aan te geven wie de vijand was. Ook minister Rita Verdonk liet zich expliciet uit over de aanslag op

Van Gogh. Tijdens de demonstratie op de Dam duidde Verdonk de dader niet aan als terrorist of

extremist maar als ‘Marokkaanse Nederlander’ en daarmee zette ze een etnisch-religieuze

aanduiding in plaats van een politieke. In de week na de moordaanslag werden er zestien branden of

pogingen van brandstichting en een reeks van andere gewelddadigheden gepleegd (Buijs & Demant,

2008, p. 170). Doelwitten waren moskeeën, kerken en bijzondere scholen (zowel islamitisch als

christelijk). Verschillende bewindslieden reageerden op deze incidenten door bijeenbrengen van

verschillende bevolkingsgroepen, toch bleef de toon van het publieke debat heftig (Buijs & Demant,

2008, p. 170).

Tijdens het proces tegen Mohammed B. werd hij veroordeeld voor het plegen van een moord met

een terroristisch oogmerk tot een levenslage gevangenisstraf. Mohammed B. kreeg deze straf omdat

hij de moord had gepleegd met een religieuze motivatie. Tijdens de uitvoering van zijn aanslag droeg

Mohammed B een afscheidsbrief bij zich, ‘In bloed gedoopt’. In deze brief, geschreven in dichtvorm,

riep hij op tot een heilige oorlog en uitte bedreigingen tegen Ayaan Hirsi Ali, de Nederlandse politiek

en de gehele Nederlandse bevolking (de Graaf, 2011a, p. 69; Rechtbank Amsterdam, AU0025, 2005).

In dit proces en het processen van de zaak Arles en de piranhazaak werden de connecties tussen

salafistische geestelijken en de verdachten bekend. Dit leidde ertoe dat de gehele salafistische

beweging in de ogen van de Nederlandse bevolking terecht stond. Tevens leidden de processen ertoe

dat de Nederlandse bevolking door de aanslag van Mohammed B. in elke orthodoxe moslim zag als

een potentiële terrorist (de Graaf, Religion bites: religieuze orthodoxie op de nationale

veiligheidsagenda, 2011a, p. 69). Ook de rapporten van de AIVD, andere overheidsrapportage en het

politieke debat werden harder van toon. ‘Antiterrorismemaatregelen, integratie en orthodoxe

identiteit werden steeds meer met elkaar vermengd in het debat’. Dubbele nationaliteiten van

moslims werd een onderwerp van debat waarop minister Donner van Justitie het verkrijgen van een

dubbele nationaliteit voor immigranten beperkte. Daarnaast verklaarde minister Verdonk van

Vreemdelingenbeleid en Integratie drie imams tot ongewenst vreemdeling in februari 2005 en

startte een procedure om hen uit te zetten (de Graaf, Religion bites: religieuze orthodoxie op de

nationale veiligheidsagenda, 2011a, p. 70).

De minister Verdonk van Vreemdelingenbeleid en Integratie ontwikkelde, in samenspraak met

andere departementen een aanpak gericht op voor radicalisering gevoelige moslimjongeren, de nota

Weerbaarheid tegen radicalisering van moslimjongeren. Deze nota liet “geen misverstand bestaan

over het feit dat de radicale islam als een gevaar wordt gezien voor de stabiliteit en veiligheid van de

Nederlandse staat en samenleving” (Cliteur, 2008, p. 319). Naast een takenpakket voor de overheid,

kende deze nota ook specifieke taken voor burgers. Op pagina vier van de nota stond vermeld: “Voor

de instandhouding van de democratische rechtsorde is een samenleving nodig die de uitgangspunten

van deze rechtsorde verdedigt en die zich teweer stelt tegen een radicale afwijzing hiervan”

(Weerbaarheid tegen radicalisering van moslimjongeren, 2005).

Kortom, in de periode 2001-2010 werd een scala aan nieuw ct-beleid gevormd en lieten politieke

leiders zich regelmatig uit over terrorisme: in Nederland werd een nationaal terrorismeframe

gepresenteerd.

De Performativiteit van Ct-beleid Agenda setting, draagvlak en discours samen maakt de performative kracht van ct-beleid; “de

voorstellings- annex overtuigingskracht van terrorismebestrijding” (de Graaf, 2010, p. 139).

Page 55: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

55

Hieronder worden de vijf elementen van de performative kracht uit hoofdstuk drie aan de hand van

de veertien indicatoren eerst met enkele voorbeelden kort beschreven waarna in een grafiek het

verloop van in de indicator in periode 2001-2010 weergegeven wordt.

De Politisering van Contraterrorisme

De eerste indicator is de prioritering van het thema. Deze indicator is aanwezig als de besluitvorming

en presentatie ‘Chefsache’ zijn. Hieronder wordt verstaan: terrorisme staat hoog op de agenda,

gezaghebbende instanties versus een marginale positie; politieke leiders laten zich persoonlijk en

expliciet uit en laten dit niet aan lager geplaatste autoriteiten over.

Sinds de aanslagen op 11 september 2001 stond terrorisme en contraterrorisme hoog op de

politieke agenda. Diezelfde avond na de aanslagen, liet de minister-president zich in een

persconferentie expliciet uit over terrorisme en contraterrorisme. Na de moord op Van Gogh lieten

vicepremier Zalm en minister Verdonk zich onafhankelijk van elkaar expliciet uit over terrorisme en

contraterrorisme. Minister-president Balkenende zei in zijn reactie op de aanslagen in Londen op 7

juli 2005 dat de strijd tegen terrorisme ‘topprioriteit’ blijft hebben (van der Woude, 2010, p. 197).

Terrorisme was in deze periode een centraal element van het Nederlandse veiligheidsbeleid (Demant

& de Graaf, 2010, p. 417). Daarnaast kreeg in 2005 de minister van Justitie doorzettingsmacht ingeval

van een terroristische dreiging met een urgent karakter.

Figuur 5.1 Prioriteit van het thema

De tweede indicator is de politieke instrumentalisering. Deze indicator is aanwezig als terrorisme

gebruikt wordt als legitimiteit voor de zittende regering, tot inzet van een verkiezingsstrijd wordt

gemaakt of gebruikt wordt om de politieke tegenstander zwart te maken.

In de aanloop naar de verkiezingen van 15 mei 2002 politiseerde Fortuyn de islamisering van de

Nederlandse cultuur. De aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten onderstreepten in

de ogen van Fortuyn de strijd van het Westen tegen de oprukkende islam en criminele immigranten.

(van der Woude, 2010, p. 297) Tot Fortuyn vermoord werd, wees alles op een monsterzege voor hem

in de Tweede Kamer verkiezingen van 15 mei 2002. Na de moord overschaduwde deze de

verkiezingen van 2002. Ook na de verkiezingen bleef ct-beleid aanwezig in de politieke arena. Geen

politieke partij wilde er van beschuldigd worden ‘soft’ te zijn op het gebied van terrorisme (Demant

& de Graaf, 2010, p. 418).

In 2007 kondige de politicus Wilders aan dat hij een korte film over de Koran wilde maken waarin

hij wilde aantonen dat de Koran een inspiratiebron en aanleiding is voor intilerantie, moord en

terreur (Benschop, Jihadistische Verwildering). De aankondiging van de film maakte veel commotie

los.

0

1

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Besluitvorming 'Chefsache'

Page 56: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

56

Figuur 5.2 De mate van politisering

De derde indicator is het gevoelde eigen risico. Deze indicator is aanwezig wanneer het

gepercipieerde eigen risico van terrorismebestrijders groot is. Hieronder wordt verstaan: werd de

dreiging ervaren als beperkt en lokaliseerbaar of tegen de samenleving als zodanig ervaren, en

voelden de bestrijders zichzelf direct bedreigd.

De aanslagen op 11 september 2001 maakten de kwetsbaarheid van Westerse en dus ook de

Nederlandse samenleving duidelijk. Na deze aanslagen kreeg ook Nederland te maken met

terroristische dreiging en aanslagen op de politicus Pim Fortuyn73 en de cineast en columnist Theo

Van Gogh. Na de moord op Fortuyn realiseerden politici en publieke persoonlijkheden zich hun

kwetsbaarheid. Dit resulteerde in een breed gedragen angst voor extremisme en politiek geweld

(Buijs & Demant, 2008, p. 169). Na 9/11, de moord op Van Gogh, de meermalige aanhoudingen van

Samir A. en de aanhoudingen van leden van de terroristische organisatie ‘de Hofstadgroep’ werd de

angst voor terrorisme tegen de samenleving als zodanig ervaren.

Figuur 5.3 Gevoelde eigen risico

De vierde indicator is de mate van unieke aandacht en belang. Deze indicator is aanwezig als het

terrorismediscours dominant is en nationale prioriteit kent. Hieronder wordt verstaan: stond

terrorismedreiging op eenzame hoogte in de publieke belangstelling of waren er ook nog andere

thema’s die de aandacht opeiste?

De aanslagen van 11 september 2001 plaatsten terrorismebestrijding bovenaan de politieke

agenda. De aanslagen in Madrid maakten duidelijk dat terroristische aanslagen ook in Europa konden

plaatsvinden. Na deze aanslagen ontwikkelde zich opnieuw een stroom aan ct-beleid, waarin recent

ct-beleid intensiever en nieuw ct-beleid ontwikkeld werd.

De moord op van Gogh en het beleg in de Haagse Antheunisstraat maakten de Nederlandse

samenleving duidelijk dat aanslagen ook in Nederland gepleegd konden worden. Het duurde tot de

economische crisis van 2008 voordat terrorisme niet meer op eenzame hoogte in de publieke

belangstelling stond.

73 Er bestaat veel discussie over het toeschrijven van het terrorismelabel aan de moord op Fortuyn. In dit onderzoek wordt deze moord wel gezien als een terroristische aanslag door de ideologische motivatie met als doel maatschappelijke verandering te bewerkstelligen en beïnvloeding van politieke besluitvorming (de Nederlandse samenleving beschermen tegen Fortuyn).

0

1

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Politieke instrumentalisering

0

1

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Gepercipeerde eigen risico voor de terrorismebestrijder

Page 57: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

57

Figuur 5.4 De mate van unieke aandacht en belang

Framing van de Terroristische Dreiging

De vijfde indicator is de afbakening van de bedreiging. Deze indicator is aanwezig als de dreiging en

daderkring opgeblazen wordt zodat sympathisanten en het bredere Umfield ook tot de daders of

doelwitten gerekend worden. Hieronder wordt verstaan: een diffuse en brede omschrijving inclusief

sympathisanten versus selectief en nauw omschreven.

De Nederlandse aanpak van terrorisme wordt gekenmerkt door de zogenoemde ‘brede

benadering’. “Deze benadering richt zich niet uitsluitend op een kleine groep die op het punt staat

geweld te gebruiken, maar op een veel bredere groep mensen bij wie radicaal gedachtegoed in

beginsel aanwezig is (de Graaff B. , 2008a, p. 125)“. Radicalisering en terrorisme worden als één

samenhangend geheel gezien (de Graaff B. , 2008a, p. 125; van der Woude, 2009, p. 2). Hiermee

tracht de Nederlandse overheid radicalisering in een vroeg stadium te kunnen herkennen en tegen te

gaan (van der Woude, 2009, p. 4).

Figuur 5.5 Afbakening van dreiging

De zesde indicator is de omschrijving van de bedreiging en presentatie van de aanpak. Deze indicator

is aanwezig als er gebruik gemaakt wordt van hard-power taal. Hieronder wordt verstaan: het

substantiële of kritieke dreigingsniveau van het DTN en het gebruik van oorlogsretoriek, law-and-

order-terminologie versus zakelijke, nuancerende normaliserende of interactieve en

hervormingsgezinde benadering.

Na de moord op Van Gogh zei vicepremier Gerrit Zalm “het is oorlog” in een interview met de

pers (Algemeen Dagblad, 2004, Buijs & Demant, 2008, p. 170). In de week na de moordaanslag

werden er zestien branden of pogingen van brandstichting en een reeks van andere

gewelddadigheden gepleegd. Doelwitten waren moskeeën, kerken en bijzondere scholen (zowel

islamitisch als christelijk). Verschillende bewindslieden reageerden op deze incidenten met

bijeenbrengen van verschillende bevolkingsgroepen. Toch bleef de toon van het publieke debat

heftig (Buijs & Demant, 2008, p. 170).

Het eerste DTN werd in mei 2005 uitgebracht. Vanaf toen tot en met 2006 was het DTN

substantieel. In 2007 werd het DTN naar beneden bijgesteld van substantieel naar beperkt. In 2008

werd het DTN verhoogd naar substantieel na aanleiding van verhoogde dreiging vanuit door Al-Qaida

aangestuurde of beïnvloedde groepen uit Pakistan en Afghanistan. In 2009 werd het DTN wederom

verlaagd naar beperkt.

0

1

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Dominatie van terrorismeprobleem

0

1

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Opblazen van dreiging en daderkring

Page 58: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

58

Figuur 5.6 Omschrijven van bedreiging en presentatie van aanpak

De zevende indicator is de koppeling aan bestaand discours van vijandbeelden. Deze indicator is

aanwezig als er ingespeeld wordt op bestaande tegenstellingen en angsten, en historische

ervaringen. Onder historische ervaringen wordt verstaan: verwijzingen naar historische ervaringen

van (burger)oorlog, chaos en geweld.

In de aanloop naar de verkiezingen van 15 mei 2002 politiseerde Fortuyn de islamisering van de

Nederlandse cultuur. De aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten onderstreepten in

de ogen van Fortuyn de strijd van het Westen tegen de oprukkende islam en criminele immigranten

(van der Woude, 2010, p. 297). In Nederland kwam een verhit integratiedebat op gang tijdens de

opkomst van Fortuyn. In politieke en parlementaire discussies werden het integratieprobleem, de

mislukking van de multiculturele samenleving en andere diepere maatschappelijke problemen

gekoppeld aan de ontwikkeling van het ct-beleid (Demant & de Graaf, 2010, p. 418)

Tijdens de demonstratie in de avond na de moord op Van Gogh op de Dam duidde minister

Verdonk de dader niet aan als terrorist of extremist maar als ‘Marokkaanse Nederlander’ en daarmee

zette zij een etnisch-religieuze aanduiding neer in plaats van een politieke. (Buijs & Demant, 2008, p.

170) Niet veel later werden de Marokkaanse hangjongeren gedemoniseerd tot Moslimsjeugd en

Islamitische straatterroristen (Demant & de Graaf, 2010, p. 418).

Figuur 5.7 Koppeling van bestaand discours van vijandsbeelden

De Mate van Mobilisatie van de Samenleving

De achtste indicator is de mobilisatie van de samenleving. Deze indicator is aanwezig als de bevolking

direct betrokken wordt bij de bestrijding van terrorisme. Hieronder wordt verstaan: Most Wanted-

lijsten, razzia’s, klopjachten en informatie- en publiekscampagnes.

In 2001 werd na een dreiging van een aanslag met een autobom onder andere de BBE en

Koninklijke Marechaussee ingezet bij verschillende verkeerscontrole nabij Rotterdamse en

Amsterdamse tunnels. De eenheden controleerden auto’s met specifieke kenmerken.

Uit de Ct-infobox ontstond ‘de lijst van 150’. Deze lijst bevatte 100 tot 200 personen die op

enigerlei wijze in verband te brengen zijn met terroristische activiteiten of ondersteuning daarvan.

In 2006 werd de publiekscampagne ‘Nederland Tegen Terrorisme’ gelanceerd. In deze campagne

wordt gesproken over 200.000 mensen die samen werken om de kans op een aanslag in Nederland

zo klein mogelijk te maken (Bakker, 2008). De publiekscampagne duurde tot december 2008.

0

1

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Gebruik oorlogsrethoriek

0

1

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Verwijzen naar historische ervaringen

Page 59: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

59

Figuur 5.8 Mobilisering van de bevolking

De Spelregels

De negende indicator is de oprichting en inzet van nieuwe, speciale eenheden belast met opsporing,

bestrijding of aanhouding van terroristen. Deze indicator is aanwezig als speciale eenheden, belast,

met opsporing, vervolging of arrestatie van terroristen opgericht en/of ingezet worden. Hieronder

wordt verstaan: de inzet van de BBE en de DSI.

De BBE werd onder andere ingezet bij de beveiliging van de Rotterdamse en Amsterdamse

tunnels in september 2001. Tevens werd de BBE ingezet tijdens het beleg in de Haagse

Antheunisstraat. Na aanleiding van dit beleg, werd de BBE-SIE opgericht totdat de DSI in 2006

officieel opgericht werd. Sinds de oprichting is de DSI al enkele keren ingezet.

Figuur 5.9 De oprichting en inzet van nieuwe, speciale eenheden belast met opsporing, bestijding of aanhouding van terroristen

De tiende indicator is de introductie van speciale antiterrorismewetgeving en andere

antiterrorismemaatregelen.

Op 13 juni 2002 nam de Raad van de Europese Unie het kaderbesluit inzake terrorismebestrijding

aan. Hierdoor werden lidstaten verplicht gesteld om antiterrorismewetgeving te hebben. Op 4 juli

2002 werd het wetsvoorstel voor de WTM aan de Tweede Kamer aangeboden (van der Woude,

2010, p. 206). De Nederlandse regering nam de definiëring van het terroristische oogmerk uit het

kaderbesluit letterlijk over in de Wet terroristische misdrijven (Eikelenboom, 2007, p. 228). In de

WTM werd ook de rekrutering van strijders voor terrorisme strafbaar gesteld. Een brede

Kamermeerderheid van CDA, VVD, PvdA en LPF had hier binnen enkele uren na de teleurstellende

uitspraak in de Jihad-zaak om gevraagd. (Eikelenboom, 2007, p. 229; van der Woude, 2010, pp. 206-

207)

Naar aanleiding van de wijziging in de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van

gedetineerden in 2006 werden in de Penitentiaire Inrichtingen Vught en Rotterdam speciale

terroristenafdelingen opgericht.

0

1

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Betrekken van bevolking bij bestrijding

0

1

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Oprichting/grootschalige inzet speciale ct-eenheden

Page 60: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

60

Figuur 5.10 Introductie van speciale terrorismewetten en andere antiterrorismemaatregelen

De elfde indicator is de herziening en aanscherping van bestaande wetgeving. Deze indicator is

aanwezig als nieuwe wetgeving die niet specifiek tegen terrorisme gericht is, het ct-beleid eveneens

een extra impuls geeft.

Na de teleurstellende uitspraken in de rechtszaken ‘Eik’ en de ‘Jihad-zaak’ werd in de Tweede

Kamer gevraagd om wetgeving over de toelaatbaarheid van intelligence als bewijsvoering. De

minister kondigde de Wet afgeschermde getuigen (WAG) aan. In juni 2005 werd de wet

aangenomen. Daarnaast zijn er vele maatregelen genomen om de financiering van terroristische

organisaties te bemoeilijken. Hiervoor zijn onder andere de algemene regels voor toezicht op

trustkantoren en de bevoegdheden om gegevens te vorderen aangepast.

Figuur 5.11 Herziening en aanscherping van bestaande wetgeving

De twaalfde indicator is het organiseren van publiciteitscampagnes rond grote terrorismeprocessen.

Deze indicator is aanwezig als landelijke of regionale officieren van justitie bekende individuen of

hele groepen aanklagen voor het uitvoeren of plannen van terroristische aanslagen.

Volkert van der Graaf en Mohammed B. werden in grote terrorismeprocessen berecht. Door de

moorden die beiden gepleegd hadden, werden zij bekende individuen. In het proces tegen Volkert

van der G, de moordenaar van Pim Fortuyn, maakte de LPF bezwaar tegen rechter Bauduin, omdat

deze bekend stond als iemand met linkse sympathieën (de Vries & van der Lubben, 2011, p. 18). In

zowel de zaak Arles als de Piranha zaak werden groepen aangeklaagd voor het plannen van

terroristische aanslagen.

Opvallend is de onbekendheid van de zaak Quakkelsteijn. Quskkelsteijn werd op 12 april 2010

veroordeel voor het voorbereiden van engstige misdrijven, het versturen van poederbrieven onder

andere naar de rechtbank van Rotterdam en de AIVD en het sturen van een dreigbrief naar de politie

om hen station Hollands Spoor Den Haag en station Haarlem te laten ontruimen. Hoewel de

woorden terreur en aanslagen regelmatig genoemd werden door de officier van Justitie, werd

Quakkelsteijn niet veroordeeld tot het voorbereiden van terroristische aanslagen (Rechtbank

Rotterdam, BM0727, 2010).

0

1

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Introduceren nieuwe wetgeving: Specifiek tegen terrorisme

0

1

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Introduceren nieuwe wetgeving: niet specifiek tegen terrorisme

Page 61: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

61

Figuur 5.12 Het organiseren van publiciteitscampagne rond grote terrorismeprocessen

De Duur en de Catharsis van het Drama

De dertiende indicator de expliciete weigering om terrorisme als serieus politiek fenomeen te

beschouwen. Deze indicator is aanwezig als een harde aanpak benadrukt wordt en compromissen

geweigerd worden. Hieronder wordt verstaan: onderhandelen, dialoog, hervorming of integratie

wordt afgewezen.

In de gehele periode van 2001 tot en met 2010 was geen sprake van de expliciete weigering van

compromissen. De dialoog en (her)integratie bleven tot de mogelijkheden behoren. Een goed

voorbeeld hiervan was de reactie van verschillende bewindslieden op de zestien branden of

pogingen van brandstichting en een reeks van andere gewelddadigheden in de week na de moord op

Van Gogh. Doelwitten waren moskeeën, kerken en bijzondere scholen (zowel islamitisch als

christelijk). (Buijs & Demant, 2008, p. 170) Ook benadrukte Minister-president Balkenende het

aangaan van de dialoog na de krachtige taal van Vicepremier Zalm:

“Nederland is altijd een tolerant land geweest. De sfeer van geweld die nu heerst is

verschrikkelijk. De situatie moet een halt worden toegeroepen. Degenen die zich te buiten

gaan aan extremisme en radicalisme zullen we in de gaten houden. Maar er is ook een

dialoog nodig. Het moet niet wij tegenover zij worden. We mogen niet vergeten dat de

meeste aanhangers van de islam in Nederland vreedzame mensen zijn.” (Volkskrant, 2004)

Figuur 5.13 Benadrukken van harde aanpak, weigeren van compromis

De veertiende indicator is de mentale distantie. Deze indicator is aanwezig als er tussen de

terroristen en hun bestrijders geen enkele gedeelde traditie of overlappende waarden en culturele

voorstellingen bestaan en er in het ct-beleid een grote mentale distantie wordt gesuggereerd.

Hieronder wordt verstaan: een duidelijke scheiding tussen de bestrijders en hun vijanden en de

mogelijkheid om bruggen te slaan tussen het wereldbeeld en de afkomst van radicalen en de

samenleving als geheel.

Het persoonsgericht verstoren is een maatregel om radicalen het onmogelijk te maken een

aanslag voor te bereiden. “Het gaat om personen tegen wie sterke aanwijzingen zijn, maar (nog)

onvoldoende bewijs om te komen tot een strafrechtelijke vervolging of veroordeling. Daarbij moet

bijvoorbeeld worden gedacht aan personen die zijn vrijgesproken van voorbereiding van een

terroristisch misdrijf, omdat de rechter wel een intentie aanwezig achtte, maar de

0

1

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Houden van grote terrorismeprocessen (met media aandacht)

0

1

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Weigering tot integratie/ dialoog met terroristen of hun doelen

Page 62: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

62

voorbereidingshandelingen nog niet ver genoeg gevorderd waren - of te onprofessioneel van aard -

om een strafbaar feit op te leveren. Van de overheid kan en mag niet worden verwacht dat die in

dergelijke situaties stil blijft zitten en maar afwacht wat er zal gebeuren” aldus de minister van

Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Donner & Remkes, 2006). Van

2004 tot 2007 werd dit middel ingezet, daarna zaten de meeste verdachten van terrorisme vast.

Figuur 5.14 Mentale distantie

De performatieve kracht van ct-beleid in Nederland in de periode van 2001-2010 is weergegeven in

figuur 5.15. Direct in 2001, het jaar van de aanslagen van 11 september in de Verenigde Staten, was

de performative kracht relatief hoog met een score van 8. Daarna werd het onrustig op het gebied

van terrorisme in Nederland. Fortuyn werd vermoord en ook in Nederland bleken terroristische

organisaties actief te zijn. Toch daalde de performativiteit in 2003 naar een score van zeven en

duurde het tot de aanslagen in Madrid in maart 2004 voordat de performative kracht in dat jaar

steeg naar een score van 11. 2004 was ook het jaar dat Nederland publiekelijk kennis maakte met de

Nederlandse terroristische organisatie ‘de Hofstadgroep’. Van Gogh werd vermoord en vond het

beleg in de Haagse Antheunisstraat plaats met de massale inzet van politie, andere hulpdiensten en

speciale eenheden als de BBE. Van het beleg werd live verslag gedaan op de televisie. Opvallend is de

hoge performativiteit tot en met 2007 waarna de performativiteit daalt tot een score van 5 is 2008.

De hoge performativiteit tot en met 2007 lijkt te wijten aan de inwerkingtijd die maatregelen nodig

hebben en de uitwerkingen van de genomen maatregelen de oprichting en grote terrorismeoefening

van de DSI en de publiekscampagne en de langlopende terrorismeprocessen van de zaak Arles, de

Piranhazaak en de zaak tegen Mohammed B. Na 2008 daalde de performativiteit tot een niveau lager

sinds 2001.

De daling van de performativiteit zou kunnen uitgelegd worden door het pendulum effect. Het

pendulum effect ontstaat als een democratische overheid geconfronteerd wordt met een externe

dreiging zoals terrorisme (Matthew & Shambaugh, 2005, p. 223).74 “De nationale veiligheid zal dan

voorrang krijgen op andere waarden, waarna een slingerbeweging terug naar matiging, het streven

naar tolerantie, en de bevordering van het beleid die overeenkomen met de voorkeuren van de

gemiddelde kiezer in de samenleving” zal plaats vinden (Matthew & Shambaugh, 2005, p. 223).

Daarnaast kwam de economische crisis van 2008 op en waren bekende terroristen als Samir A. en

Jason W. veroordeeld en zaten hun straf uit. Hoewel het DTN verhoogd werd, bleef het rustig op het

gebied van de performativiteit en daalde deze verder tot een score van 1 in 2010.

74 Zie ook M. Crenshaw, ‘Terrorism, Strategies, and Grand Strategies’ in A.K. Cronin & J.M. Ludes (eds.) ‘Attacking Terrorism. Elements of a Grand Strategy, Washington D.C. 2004, 80. Cf. R. Matthew & G. Shambaugh

0

1

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Mentale distantie

Page 63: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

63

Figuur 5.15 De Performative kracht van ct-beleid in Nederland

Aanslagen en Dodelijke Slachtoffers In de tabel hieronder zijn de aanslagen van terroristische organisaties en de dodelijke slachtoffers

daarvan in Nederland opgenomen in de periode van 2000-2010 (figuur 5.16). Voor de gegevens is

gebruik gemaakt van de GTB.75

Nederland Aanslagen Doden 2001 0 0 2002 2 1 2003 3 0 2004 1 1 2005 0 0 2006 0 0 2007 0 0 2008 2 0 2009 1 7 2010 0 0

Figuur 5.16 Aanslagen en dodelijke slachtoffers

van terrorisme in Nederland

Opvallend aan de data van de GTB zijn de moord op Pim Fortuyn en het Koningendagincident van

30 april 2009. De moord op Pim Fortuyn wordt veelal niet gezien als een terroristische aanslag omdat

het motief van Volkert van der Graaf nooit duidelijk vast heeft komen te staan (Bakker, 2004, p. 184).

Ook het Koningendagincident van 30 april 2009 wordt veelal niet gezien als een terroristische

aanslag. Op die 30 april 2009 reed Karst Tates met zijn auto in op het publiek welke stond te kijken

naar de bus met leden van het koninklijk huis, waaronder Koningin Beatrix, Kroonprins Willem-

Alexander en prinses Maxima. Bij de dollemansrit van Tates reed hij dwars door het publiek richting

de bus met de leden van het koninklijk huis. Daarbij vielen 8 doden, waaronder Tates zelf en raakten

achttien personen gewond. De bus met de leden van het koninklijk huis werd niet geraakt. Het

incident werd live uitgezonden op de Nederlandse televisie. Ook bij Tates is zijn motief nooit duidelijk

75 Zie bijlage 1.

0

2

4

6

8

10

12

14

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Performative power van ct-beleid

Page 64: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

64

vast te komen staan. De eerste aanwezige officier van de Koninklijke Marechaussee verklaarde dat

de aanslag gericht was op de leden van het koninklijk huis. Tates noemde Kroonprins Willem-

Alexander een fascist en een racist en Tates wist dat de koningin hier zou komen toen hij zijn aanslag

pleegde (NRC, 2009).

Een mogelijke verklaring waarom deze twee aanslagen niet als terroristische aanslag gezien

worden kan liggen in het ontbreken van de politisering. Hoewel Peter Langedam, voorzitter van de

LPF, met zijn uitspraak ‘de kogel kwam van links’ de verantwoordelijkheid van de moord op Fortuyn

bij Premier Wim Kok en de lijsttrekkers van PvdA en GroenLinks, Ad Melkert en Paul Rosenmöller

legde, was er niemand de moord verder politiseerde (Het Parool, 2002). Ook bij de aanslag op leden

van het koninklijk huis, was de tendens dat Karst T. een verward persoon was die alleen en niet op

basis van een ideologische overtuiging de aanslag pleegde (KLPD, 2009). Een andere mogelijk

verklaring kan zijn dat er geen mentale distantie was tussen de twee blanke mannen

verantwoordelijk voor de twee aanslagen en hun bestrijders; er was geen sprake van dat er geen

enkele gedeelde traditie of overlappende waarden en culturele voorstellingen bestonden. Er bestond

nog een mogelijk om bruggen te slaan tussen het wereldbeeld en de afkomst van de twee mannen

en de samenleving als geheel.

Naast deze twee aanslagen worden er een aantal terroristische aanslagen genoemd in de data

van de GTB die nog niet eerder aan de orde zijn gekomen. Deze aanslagen zijn de ontploffing van een

handgranaat op 10 mei 2002 bij het huis van de wethouder J. Steiner in Brunssum, de ontploffing van

een handgranaat op 3 januari 2003 bij een moskee in Amsterdam-Osdorp, het sturen van een

bombrief door de Informal Anarchic Federation (FAI) naar Jurgen Storbeck, directeur van Europol op

28 december 2003, het sturen van een bombrief door de FAI op 30 december 2003 naar het

hoofdgebouw van Eurojust, het sturen van poederbrieven naar de ambassade van de Verenigde

Staten in Den Haag op 17 december 2008 en de brandstichting van het Animal Liberation Front(ALF)

op 24 december 2008 in Wassenaar. Bij deze aanslagen vielen geen slachtoffers, wel was er bij de

aanslagen in Brunssum, Amsterdam-Osdorp en Wassenaar sprake van zaakschade. Hoewel de

Nederlandse regering deze aanslagen niet als terrorisme bestempelen, zijn dit wel degelijk

terroristische aanslagen onder de in dit onderzoek gebruikte definitie van terrorisme.76

Conclusie In figuur 5.17 is de performative kracht, het aantal terroristische aanslagen en dodelijke slachtoffers

weergegeven. Uit figuur 5.17 kan geconcludeerd worden dat de Nederlandse performative kracht

van ct-beleid erg hoog was in de periode 2001-2010 ten opzichte van het aantal aanslagen en het

aantal doden in Nederland. Daarbij moet wel in acht genomen worden dat het plegen van een

aanslag niet het enige doel is van terroristen. De angst voor terrorisme en terroristische aanslagen

was immers wel hoog,77 zeker in de jaren 2004 en 2005.

Echter is de hoge performativiteit in de periode 2001-2010 terwijl de aanslagen en doden in

Nederland zeer laag waren dit niet geheel onlogisch. Aanslagen in het buitenland zoals 9/11, Madrid

en Londen hadden vergaande gevolgen voor de internationale context van Nederland. Een deel van

de aanslagen van 9/11 waren live op televisie te volgen en deze beelden domineerden dagen lang de

Nederlandse media. Deze aanslagen hadden een groot schokeffect, zowel op nationaal als

internationaal niveau en leidden tot nieuwe Europese maatregelen en VN-verdragen.

76 De AIVD is zelf van mening dat de gebruikte definitie een wel scheidslijn tussen terrorisme en politiek gewelddadig activisme (AIVD, 2008, p. 56) maar in deze gevallen is die scheidslijn niet duidelijk aanwezig. 77 Zie eerder in dit hoofdstuk onder het kopje draagvlak

Page 65: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

65

Figuur 5.17 De performative kracht van ct-beleid en terroristisch geweld in Nederland in de periode 2001-2010

Daarnaast leidden de aanslagen tegen het Westen tot Kamervragen en tot nieuwe maatregelen,

al dan niet door Europa ‘opgelegd’. De relatie tussen de maatregelen en het terroristische geweld ligt

niet bij aanslagen en dodelijke slachtoffer is Nederland, maar bij terroristisch geweld in en tegen het

Westen zoals de aanslagen van 9/11, Madrid en Londen. Het terroristische geweld in Nederland, of

beter gezegd de dreiging van terroristisch geweld, en dan alleen het islamitische terroristische

geweld hebben wel degelijk invloed gehad op de maatregelen. Met deze maatregelen wilde de

terrorismebestrijders terrorisme in Nederland voorkomen. Om terroristisch geweld in Nederland te

voorkomen was het ct-beleid een zaak van volstrekte openheid en betrokkenheid van de

samenleving in de periode 2001-2010.

Volgens de figuren 5.16 en 5.17 kende 2003 het hoogste aantal terroristische aanslagen in de

periode 2001-2010. Ook deze aanslagen lijken niet tot nauwelijks invloed te hebben gehad op de

performative kracht van ct-beleid in Nederland. De AIVD en daarmee de Nederlandse overheid

typeerden deze aanslagen niet als terrorisme maar als politiek activisme. De AIVD hanteerde de

zogenoemde ‘smalle’ definitie van terrorisme, die een strikte scheiding legde tussen terrorisme en

politiek gewelddadig activisme. “Alleen het plegen van of dreigen met op mensenlevens gericht

geweld met als doel politieke of maatschappelijke veranderingen te bewerkstellingen, wordt daarbij

aangeduid als terrorisme” (Abels, 2008, p. 126). Naar aanleiding van het Europese kaderbesluit

terrorisme, is maatschappijontwrichtende zaakschade aan toegevoegd (Abels, 2008, p. 126).78

Hierdoor werden dierenrechtenactivisten uitgesloten van de terrorisme definitie.

In Nederland was de performativiteit van ct-beleid na de aanslagen van 11 september 2001 in de

Verenigde Staten hoog te noemen zonder dat daarvoor een aanslag in Nederland nodig was. De

terroristische aanslagen van 11 september 2001 zette terrorismebestrijding op de Nederlandse

politieke agenda.

Hoewel in het jaar van de moord op Fortuyn de performative kracht met een score van 9 hoger

was dan die van 2001 wordt voorzichtig de conclusie getrokken dat de moord op Fortuyn niet aan de

hoge performativiteit bijdroeg, maar dat de hoogte van de performativiteit het gevolg is van de

implementatie van ct-beleid naar aanleiding van de aanslagen van 9/11 en de zaak ‘Eik’ en de ‘Jihad

78 Deze smalle definitie weerstond de druk om het gewelddadig dierenrechten activisme als terrorisme te kwalificeren. De visie van de AIVD hierover is uitgewerkt in Dierenrechtenextremisme in Nederland. Grenzen tussen vreedzaam en vlammend protest (2004).

0

2

4

6

8

10

12

14

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Perfpower

Aanslagen

Doden

Page 66: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

66

zaak’. Fortuyn zelf leverde zelf wel een bijdrage aan de politisering van terrorisme; Fortuyn liet zich

hard uit over immigratie en integratie, en veiligheidsbeleid en criminaliteit. Vooral de Islam en de

moslims moesten het daarbij ontgelden. Na de opkomst van de zogenoemde Fortuyn-beweging werd

de toon van het debat over immigratie en integratie en veiligheid harder. Vooral politicus Geert

Wilders heeft de harde toon tegen de Islam voortgezet, maar ook de traditionele politieke partijen

sloegen een harde toon aan.

Na de aanslagen in Madrid kwam de stroom aan ct-beleid en nieuwe ct-maatregelen pas echt op

gang. Deze aanslagen zorgden voor de verhoging van de performativiteit.79 In het jaar 2005 en 2006

bereikte de performativiteit zijn hoogtepunt in de periode 2001-2010. De implementatietijd van de

genomen maatregelen kan als verklaring voor de hoge performativiteit in 2005 en 2006. De genomen

nieuwe maatregelen na de aanslagen in Madrid en het beleg in de Antheunisstraat hadden de tijd

nodig om in werking genomen te worden zoals de DTN en het nieuw stelsel van speciale eenheden.

Ook voorbereidingstijd van de terrorismeprocessen van eerder gepleegde activiteiten zoals de moord

op Van Gogh zorgde ervoor dat de processen pas in 2005 startte.

Na 2007 daalde de performativiteit tot een score van 1 in 2010. Deze daling is enerzijds te

verklaren door de afwezigheid van terroristische aanslagen en slachtoffers. Anderzijds is de daling te

verklaringen door de grote hoeveelheid aan de in de voorgaande genomen maatregelen. Nieuwe

wetgeving was geïntroduceerd of aangepast, het stelsel van speciale eenheden hervormd en grote

terrorismeprocessen waren afgerond of liepen ten eind. Na de aanslag tijdens Koninginnedag 2009

verhoogde de performativiteit van het ct-beleid niet. Deze aanslag werd toen der tijd niet als

terrorisme bestempeld. Wel werden de veiligheidseisen voor toekomstige evenementen met leden

van het koninklijk huis drastisch verhoogd. Ook de aanhouding van Erik Jan Quakkelsteijn verhoogde

de performativiteit niet, mede doordat deze niet als terrorist bestempeld werd.

79 De aanslag op Van Gogh zorgde in dit model slechts voor 1 extra score: bij de indicator ‘het gebruik oorlogsretoriek’.

Page 67: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

67

Hoofdstuk 6: De ‘Dutch-Approach’ en de ‘Post 9/11 Approach ’ in

Nederland

De vergelijking tussen de ‘Dutch-approach’ en de ‘Post 9/11 approach ’ in Nederland is een

historische vergelijking van ct-beleid. Deze twee periodes liggen in een andere ‘golf’ van

internationaal terrorisme. De term ‘golf’ wordt in de literatuur veelal gebuikt voor de duiding van een

opstoot of verhoogde intensiteit van geweld of wanneer een brede terreurcampagne vastgesteld

wordt (Van de Voorde, 2010, p. 75). Na een korte uitleg van de theorie van Rapoport (2001) over de

golven van terrorisme in de inleiding van dit hoofdstuk wordt de ‘Dutch Approach’ uit de lange jaren

zeventig uiteengezet zoals onderzocht door De Graaf in haar boek Theater van de Angst (2010).

Daarna zal de ‘Post 9/11 approach’ in Nederland uit een gezet worden, waarna de tweede periodes,

1969-1983 en 2001-2010, met elkaar vergeleken worden aan de hand van de vijf elementen van de

performative kracht van ct-beleid. In de conclusie zal de derde onderzoeksvraag; Wat zijn de

overeenkomsten en verschillen in performative kracht tussen de Dutch-approach en de Post 9/11

approach van ct-beleid in Nederland?’, beantwoord worden.

Inleiding

David Rapoport ontwikkelde in The Fourth Wave: September 11 and the History of Terrorism een

model om de opkomst en de neergang van internationale terroristische stromingen te duiden

(2001).80 Een golf is een cyclus van activiteiten in een bepaalde tijdsperiode, gekarakteriseerd door

de expansie- en inkrimpingfases. Cruciaal daarbij is het internationale karakter; “similar activities

occur in several countries, driven by a common predominant energy that shapes the participating

groups” characteristics and mutual relationships” (Rapoport, 2004, p. 47). Volgens dit model is het

internationale terrorisme onder te verdelen in vier grote, opeenvolgende golven. De eerste golf, het

anarchistisch terrorisme, kwam op in 1878 en werd na de eerste wereldoorlog opgevolgd door het

antikoloniale terrorisme, het linkse terrorisme vanaf 1968 en sinds 1979 het religieus terrorisme. De

benaming van elke golf geeft het meest dominante kenmerk weer. Een voorbeeld hiervan is dat

nationalisme in alle golven een rol speelt (Rapoport, 2004, p. 47).

Een golf bestaat uit terroristische organisaties, maar golven en organisaties kennen verschillende

ritmes. Normaal gesproken verdwijnt een terroristische organisatie voordat de golf verdwijnt. In de

derde golf van het linke terrorisme, bestond een organisatie ongeveer twee jaar, waarna de golf nog

genoeg energie bevatte om een nieuwe organisatie te inspireren. Als een golf niet genoeg energie

bevat om een nieuwe organisatie te inspireren, verdwijnt deze.

De eerste golf van modern terrorisme kwam op rond 1880. Deze golf van anarchistisch terrorisme

stond in het teken van ‘de doctrine van de terreur’ (Van de Voorde, 2010, p. 77). Na de eerste

wereldoorlog volgde de tweede, antikoloniale, golf de eerste golf op. Deze golf kwam tot een piek na

de tweede wereldoorlog. In deze golf maakten de terroristische organisaties gebruik van nieuwe

technieken zoals het vermoorden van belangrijke politieke personen en maakten het gebruik van

terreur tot een succesvolle strategie (Van de Voorde, 2010, p. 77). De derde golf kwam op in de late

jaren 60. Deze ‘nieuwe linkse golf’ kende een bovenmatig internationaal karakter (Van de Voorde,

2010, p. 77). Een kenmerkend karakter voor terroristische acties binnen deze golf waren gijzelingen,

80 In 2003 werd een licht aangepast versie opgenomen in verschillende naslagwerken en in 2004 verscheen het artikel onder de titel: Modern Terror: The Four Waves in het naslagwerk van Attacking Terrorism: Elements of a Grand Strategy van Audrey Cronin en J. Ludes (2004) p 46-73. In dit hoofdstuk wordt gebruikt gemaakt van de versie uit 2004: Modern Terror: The Four Waves.

Page 68: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

68

onder andere door middel van het kapen van vliegtuigen (Rapoport, 2004, p. 57). De vierde golf ving

aan in 1979. De veelal gebruikte term ‘new terrorism’ valt samen met deze golf van religieus

terrorisme (Van de Voorde, 2010, p. 76). Elke golf, met uitzondering van de derde golf, houdt 40-50

jaar aan. De vierde golf zal daarmee, volgens Rapoport tot 2025 aanhouden.

Het gaat binnen het model niet om de opkomst of de neergang van terroristische groeperingen,

maar om de breed gedragen ideologieën achter de terroristische groeperingen. Het model laat

daarmee zien dat het internationale terrorisme diep geworteld is in de moderne wereld (Rapoport,

2004, p. 47).

De ‘Dutch-Approach’ In de lange jaren zeventig ontwikkelde zich een terrorismeaanpak die werd aangeduid als de Dutch-

approach. De Dutch-approach kenmerkte zich door “het streven naar een geweldloze oplossing,

zolang daar nog ruimte voor was” (Bron, 2008a, p. 471). De overheid streefde naar inkapseling van

politiek protest binnen het Nederlandse democratische systeem, ook als deze naar buiten kwamen

door geweld of dreiging met geweld en niet naar opjagen en opruimen (Abels, 2007). “In Nederland

was zoveel ruimte dat de motivatie tot handelen wegviel … Het liberale klimaat in Nederland heeft

het terrorisme een halt toegeroepen”, aldus voormalig lid van de Rode Jeugd Luciën van Hoesel in

1985 (Abels, 2007, p. 123).

De agendasetting in Nederland verliep stroef. Tussen de bezetting door Zuid-Molukse jongeren in

1970 en het ontstaan van een centraal ct-beleid verstreek twee jaar. De aanslag van de terroristische

groep Zwarte September gaf de ruimte aan politici om ct-beleid op de politieke agenda te plaatsen

en de centralisering van een operationeel slagvaardig ct-beleid had deze aanslag nodig om gehoor te

krijgen (de Graaf, 2010, p. 136). De kring van beleidsmakers op het gebied van ct-beleid bestond uit

slechts enkelen. Zo wilde de regering het plegen van terroristische aanslagen minder interessant

maken en de impact op de samenleving gering houden (de Graaf, 2010, pp. 138-139).

In 1972 werd de ASTA, de interdepartementale stuurgroep, onder leiding geplaatst van de

minister van Justitie en ook de coördinatie en beslissingsbevoegdheid over het optreden van politie

bij terroristische acties werd bij de minster gelegd. De volgende stap was de oprichting van speciale

antiterreureenheden, de Bijzondere Bijstandseenheid-Rijkspolitie (BBERP) en de Bijzondere

Bijstandseenheid Krijgsmacht (BBEK). Na de terroristische aanslag in München in september 1972

kwam de besluitvorming in een stroomversnelling (de Graaf, 2010, pp. 31-32).

De terrorismebestrijding werd zoveel mogelijk achter gesloten deuren gehouden en het publiek

werd buiten gehouden. Op deze manier wilde het Directoraat-generaal Politie de uiteindelijke afloop

van terroristische aanslagen beïnvloeden, aangezien deze volledig afhankelijk waren van de reactie

van de publieke opinie.

De performativiteit in Nederland bleef over de periode van de lange jaren zeventig laag met een

uitschieter in 1977. Alleen ten tijde van grote aanslagen of kapingen spraken de ministers het land

toe. Daarbij werd de dreiging beperkt besproken en achtergronden van de incidenten weggelaten.

“Er kwamen geen nieuwe wetten bij, de bevolking werd niet gemobiliseerd en de toon bleef zakelijk”

(de Graaf, 2010, p. 269). In figuur 6.1 wordt de performativiteit weergegevens zoals uiteengezet door

De Graaf in het boek ‘Theater van de Angst’ (2010, p. 301). In bijlage 4 wordt de binaire telling van de

performativiteit weergegeven zoals weergegeven door De Graaf in het boek ‘Theater van de Angst’

(2010, pp. 302-303). In tabel 6.2 wordt een overzicht gegevens van het aantal aanslagen en doden

zoals weergegeven door De Graaf in het boek ‘Theater van de Angst’ (2010, p. 147).

Page 69: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

69

Figuur 6.1 De Performative kracht van ct-beleid in Nederland in de periode 1969-1983

Nederland Aanslagen Doden

1968 0 0

1969 2 0

1970 2 1

1971 2 0

1972 7 0

1973 0 0

1974 2 0

1975 4 4

1976 1 0

1977 4 9

1978 3 2

1979 2 0

1980 2 0

1981 0 0

1982 0 0

1983 0 0 Tabel 6.2 Aanslagen en dodelijke slachtoffers

in Nederland in de periode 1969-1983

De ‘Post 9/11 Approach ’ Terrorisme werd door de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten op hoog de

agenda geplaatst; een maand later presenteerden verschillende ministers het Actieplan

Terrorismebestrijding en Veiligheid. Kenmerkend voor de Nederlandse terrorismeaanpak in de

periode 2001-2010 was de zogenoemde brede benadering. In deze benadering van de autoriteiten

stonden twee uitdrukkingen centraal: “voorkomen is beter dan genezen” en “beter te veel dan te

weinig” (van der Woude, 2010, p. 292). “Deze benadering richt zich niet uitsluitend op een kleine

groep die op het punt staat geweld te gebruiken, maar op een veel bredere groep mensen bij wie

radicaal gedachtegoed in beginsel aanwezig is (de Graaff B. , 2008a, p. 125)“. Radicalisering en

terrorisme worden als één samenhangend geheel gezien (de Graaff B. , 2008a, p. 125; van der

Woude, 2009, p. 2). Hiermee tracht de Nederlandse overheid radicalisering in een vroeg stadium te

kunnen herkennen en tegen te gaan (van der Woude, 2009, p. 4). In een brief van de minister van

Justitie aan de Twee Kamer wordt de brede benadering beschreven als volgt:

0

2

4

6

8

10

12

Performative power van ct-beleid

Page 70: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

70

“… de bestrijding van terrorisme [vereist81] een brede benadering, waarbij de aanpak van

rekruteringen een belangrijke mogelijkheid is om al in een vroegtijdig stadium te interveniëren.

Daartoe wordt rekruteerders momenteel met justitiële middelen een halt toegeroepen, en wordt

gepoogd gerekruteerde terug te halen van hun heilloze weg, worden inspirators ter

verantwoording geroepen en radicaalislamitische netwerken ontmanteld” (2002/03, 27 925, nr

74, p. 2)

De brede benadering wordt vaak omschreven als ‘soft’ omdat de harde confrontatie vermeden

wordt; als politie en justitie in gezet worden is het al te laat.82 De centrale rol is voor de inlichtingen-

en veiligheidsdiensten. Deze hebben de kerntaak om een ‘early warning’ af te geven. Dit leidde ertoe

dat de AIVD en de MIVD grote personeelsuitbreidingen kregen en de NCTb aangesteld werd (de

Graaff B. , 2008a, p. 127). Voorkomen van terrorisme en daarmee een preventieve inzet van

middelen was het uitgangspunt van de Nederlandse regering. Toch werden er wel degelijk ‘harde’

maatregelen genomen zoals de oprichting van de DSI en doorzettingsmacht van de minister van

Justitie.

De performativiteit in Nederland was in de periode 2001-2010 over het algemeen hoog. De

performativiteit was op zijn hoogte punt in 2005. Na de aanslagen van 9/11, Madrid en op van Gogh

spraken ministers het land toe. De toon in deze toespraken was hard en van terughoudendheid op

het gebied van terrorismebestrijding was geen sprake. Ook in de debatten in Tweede Kamer was de

toon hard en werden nieuwe antiterrorisme maatregelen met grote meerderheden aangenomen.83

Er werden nieuwe wetten geïntroduceerd, dreigingen uitvoerig besproken en de achtergronden van

incidenten uitvoerig onderzocht. Nederland was in de ban van het terrorisme.

Vergelijking In figuur 6.3 zijn de performativiteit, aanslagen en slachtoffer in de twee periode weergegeven. Wat

opvalt aan de vergelijking tussen de twee periodes is dat in de jaren zeventig de performativiteit en

het aantal slachtoffers meer synchroon lijken te lopen dan in de periode 2001-2010. De

performativiteit en het aantal slachtoffers stijgen zodra er burgerslachtoffer vallen.84 In de periode

2001-2010 lijkt dit verband niet aanwezig; de performativiteit was hoog en het aantal slachtoffers

laag. Een verklaring hiervoor is de veranderde internationale context.

De buitenlandse invloeden en de internationale vervlechting zijn ten opzichte van de jaren

zeventig sterk veranderd. Deze invloeden en vervlechting hebben invloed gehad op de inbedding van

ct-beleid. Een voorbeeld is de Europese integratie waardoor op Europees niveau werd besloten waar

het Nederlandse ct-beleid aan moest voldoen zoals bij de invoering van de WTM. Deze Wet werd

geïntroduceerd nadat op Europees niveau besloten was dat elk land van de Europese Unie over

terrorismewetgeving moest beschikken. Ook andere actiepunten uit het Actieplan

Terrorismebestrijding en Veiligheid zoals de ontwikkeling van biometrische

identificatiemogelijkheden kwam uit het Europese Actieplan. Daarnaast was de impact van de

aanslagen zoals van 9/11 of in Madrid groot in Nederland. Hoewel is de jaren zeventig ook sterk

81 (van der Woude, Wetgeving in een Veiligheidscultuur, 2010, p. 225) 82 Met deze aanpak dringt de overheid ver door in de samenleving en De Graaff betwist of dit wel een

daadwerkelijke ‘softe’ aanpak is dan een ‘veel meer toegespitst beleid, waarbij een relatief klein deel van de

bevolking in het vizier komt (de Graaff B. , 2008a, p. 125). 83 Zoals bij de WTM (zie www.eerstekamer.nl/9324000/1/j9vvgh5ihkk7kof/.../f=x.doc) 84 De dode in 1970 was de diensdoende politieagent Hans Wagenaar tijdens de bezetting van de Indonesische residentie in Wassenaar.

Page 71: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

71

gereageerd werd op aanslagen in Duitsland, leidde dat toentertijd niet tot Europese of internationale

maatregelen (de Graaf, 2010, p. 150) Nu wordt er gesproken van de ‘Global War on Terror’ (GWOT)

en dreiging vanuit internationaal opererende terroristische organisaties. Deze veranderde

internationale context maakt de vergelijking tussen de periode 1969-1983 en 2001-2010 lastig.

Ook de terroristische organisaties zijn ten opzicht van de jaren zeventig geïnternationaliseerd.

Waar terroristische organisaties (en ct-beleid) in de jaren zeventig vooral nationaal georiënteerd

waren, is het in de huidige golf van terrorisme moeilijk om de performativiteit in de internationale

strijd tegen terrorisme moeilijk onder controle te houden (de Graaf & de Graaff, 2010). ‘Injustice

frames’ afkomstig uit andere land zoals Israel en Irak kunnen extremisten in Nederland laten

ontvlammen. Daarnaast is er een onafhankelijk internationale media en door internet en andere

sociale media zijn gebeurtenissen vanuit de hele wereld overal ‘live’ te volgen (de Graaf & de Graaff,

2010).

Figuur 6.3 De performative kracht van ct-beleid en terroristisch geweld in de periodes 1969-1983 en 2001-2010 in Nederland

De politisering van contraterrorisme

In de lange jaren zeventig was de prioritering van het thema aanwezig nadat het aantal aanslagen

steeg. Dit was ook het geval in de periode 2001-2010. Sinds de aanslagen van 11 september 2001

was de prioritering hoog en bleef deze hoog tot na 2007 toen het aantal aanslagen zowel in

Nederland als in het Westen laag was. In 2009 was de prioritering niet aanwezig omdat de aanslag op

Koninginnendag op 30 april 2009 niet als terrorisme gezien werd.

De mate van politieke instrumentalisering was in de lange jaren zeventig slechts in één jaar

aanwezig. In dit jaar liet minister van Justitie Van Agt zich uit expliciet uit over terrorisme en

terrorismebestrijding en als voorstander van hard beleid. Dit was in het jaar 1977 toen het aantal

slachtoffers het hoogste was van de onderzochte periode 1969-1983. In de periode 2001-2010 was

de politieke instrumentalisering aanwezig in drie jaren, 2002 tijdens de opkomst van Pim Fortuyn en

in 2007 en 2008 toen Geert Wilders zijn anti-islam film Fitna aankondigde en uitbracht.

In het grootste deel van de periode 2001-2010 was het gepercipieerde eigen risico voor de

terrorismebestrijder aanwezig. De dreiging van het terrorisme werd ervaren als tegen de

samenleving als zodanig. Waar het gevoelde eigen risico in de jaren 2001 tot en met 2007 aanwezig

was, was het eigen risico in de lange jaren zeventig slecht in twee jaren aanwezig.

Ook de mate van unieke aandacht en belang was in de lange jaren zeventig slechts in één jaar

aanwezig toen de kaping van de trein op de punt door Zuid-Molukkers de verkiezingscampagne

domineerde. In de periode 2001-2010 stond terrorismedreiging hoog in de publieke belangstelling en

0

2

4

6

8

10

12

14

1969

1970

1971

1972

1973

1974

1975

1976

1977

1978

1979

1980

1981

1982

1983

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Perfpower

Aanslagen

Doden

Page 72: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

72

kende nationale prioriteit. Dit werd na de aanslagen in Londen in juli 2005 nog benadrukt door

Minister-president Balkende in zijn reactie op die aanslag.

Waar in de lange jaren zeventig terrorisme alleen in het jaar 1977 als politiek probleem gezien

werd en hoog op de agenda stond, was dit in de periode van 2001 tot en met 2007 het geval. Daarna

nam de economische crisis en nam deze hoge positie van terrorisme over.

De Discursieve Framing van de Terroristische Dreiging

In de lange jaren zeventig werd de bedreiging slechts twee keer opgeblazen; in 1975 en 1977. In de

periode 2001-2010 was dit de gehele periode het geval door de brede benadering van terrorisme. Zo

werd er in de gehele periode 2001-2010 ingezet om de radicalisering in een vroeg stadium te kunnen

herkennen en tegen te gaan. Deze benadeling was gericht op een veel bredere groep dan alleen de

terroristen. Binnen de brede groep viel iedereen bij wie radicaal gedachten goed in het beginsel

aanwezig was.

In de lange jaren zeventig waren de indicatoren de omschrijving van de bedreiging en presentatie

van de aanpak en de koppeling aan bestaand discours van vijandbeelden niet aanwezig. In de periode

2001-2010 is bij deze indicatoren een heel ander beeld zichtbaar. Van 2004 tot en met 2006 en 2008

werd er gebruikt gemaakt van hard power taal onder andere in 2004 door vicepremier Zalm.

Daarnaast was het DTN in de deze jaren substantieel. Ook de koppeling aan bestaand discours van

vijandsbeelden was van 2001 tot en met 2007 aanwezig. Radicalisering en terrorisme werden

gekoppeld aan bestaande beelden van de mislukte integratie en de mislukte multiculturele

samenleving.

Waar in de lange jaren zeventig terroristische dreiging gedefinieerd als punctueel en

controleerbaar met uitzondering van de twee jaren waarin de gehele Molukse gemeenschap

verantwoordelijk gehouden werd en onder vuur lag, werd de terroristische dreiging voor het grootse

deel van de periode 2001-2010 gedefinieerd als willekeurig, doorlopend en verspreid gevaar in de

samenleving.

De Mate van Mobilisatie van de Samenleving

In de lange jaren zeventig hebben de autoriteiten in twee jaren, 1975 en 1977, de samenleving

betrokken in de bestrijding van terrorisme. Toen organiseerden zij invallen, patrouilles en

verkeerscontroles. In de periode 2001-2010 werden er ook verkeerscontroles gehouden en invallen

door speciale eenheden gedaan. Daarnaast werd er in 2004 een terreuralarm afgekondigd, de lijst

van 150 opgesteld en een drie jarige publiekscampagne gehouden.

Waar in de lange jaren zeventig slechts in twee jaren een de samenleving betrokken in de

bestrijding van terrorisme, hebben de autoriteiten in de periode van 2001-2010 een beroep gedaan

op de samenleving en de samenleving betrokken in de bestrijding van terrorisme.

De Spelregels

In de lange jaren zeventig zijn de BBE, BSB en arrestatieteams opgericht. De BBE is verschillende

keren ingezet bij terroristische aanslagen zoals bij de beëindiging van de treinkaping van 1977. In de

periode 2001-2010 werd het stelsel van speciale eenheden hervormd, werd er een grote inzet van

speciale eenheden gedaan in de Haagse Antheunisstraat en een grote antiterrorismeoefening

gehouden in de Amsterdam-Arena.

In de lange jaren zeventig was er geen sprake van de introductie van speciale

antiterrorismewetgeving en andere antiterrorismemaatregelen. Alleen werd de wapenwet aangepast

naar aanleiding van Molukse acties. In de periode 2001-2010 werd al dan niet onder invloed van

Page 73: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

73

Europa een heel scala aan nieuwe speciale antiterrorismewetgeving geïntroduceerd en bestaande

wetgeving herzien en aangescherpt. In de lange jaren zeventig werden net als in de periode 2001-

2010 verschillende grote terrorismeprocessen gehouden.

Waar in de lange jaren zeventig aangekondigde of aangenomen maatregelen niet zichtbaar of

ingrijpend waren, was dit in de periode 2001-2010 wel het geval. Wel kende de beide periodes

verschillende grote terrorismeprocessen die sociale spelregels duidelijk maakten.

De Duur en de Catharsis van het Drama

In de lange jaren zeventig was er, net als in de periode van 2001-2010 geen sprake van de weigering

van terrorisme als serieus politiek fenomeen te beschouwen. De mogelijkheid van (her)integratie en

de dialoog bleef in beide periodes aanwezig.

Dat gold niet voor de onoverkomelijke afstand tussen het referentiekader van terroristen ten op

zichten van hun bestrijders. In de jaren 1977 en 1978 was er sprak van mentale distantie tussen

terroristen en hun bestrijders. In die twee jaren van de lange jaren zeventig was er geen mogelijkheid

om bruggen te slaan tussen het wereldbeeld en de afkomst van radicalen en de samenleving als

geheel. Hier was ook geen mogelijkheid toe in de jaren 2004 tot en met 2006.

Zowel in de lange jaren zeventig als in de periode 2001-2010 was er een oplossing, dialoog of

integratie van de vervreemde terroristen mogelijk. In enkele jaren was er wel sprake van mentale

distantie.

Conclusie Volgens het onderzoek naar terrorisme van Rapoport (2004) vallen de twee periodes in twee

verschillende golven van terrorisme; de lange jaren zeventig in de ‘nieuwe linkse’ golf en de periode

2001-2010 in de ‘religieuze’ golf. Terrorisme in de religieuze golf wordt vaak omschreven als ‘nieuw’

terrorisme. Volgens enkele academici als Rosenthal verschilt het nieuwe terrorisme met het ‘oude’

terrorisme onder andere in het maken van zoveel mogelijk slachtoffers, waar het in het oude

terrorisme meer om de aandacht van zoveel mogelijk mensen te trekken. Dit zou van invloed kunnen

zijn op de vergelijkbaarheid van de twee periodes. Echter blijken de verschillen tussen oud en nieuw

terrorisme betrekkelijk. Ook de ideologische verschillen zijn geen obstakel in de vergelijking; het gaat

echter om ‘onze’ reactie op het terrorisme niet om de manifestatie zelf.

Waar de houding in de lange jaren zeventig gericht was op de-escaleren en inkapseling van het

gewelddadige politiek protest in het democratische systeem, was de houding in de periode 2001-

2010 hard van toon ten opzichte van radicaal islamieten. Desalniettemin was de mentale distantie

slechts in de drie ‘top’ jaren aanwezig en werd de dialoog niet uitgesloten. Veelal werd er door

politici opgeroepen tot dialoog zoals de oproep van minister-president Balkende na een reeks van

incidenten waarbij moskeen, islamitische scholen en andere religieuze objecten in brand gestoken

werden na de moord op Van Gogh. Daarnaast werden maatregelen als het persoongericht verstoren

ingezet. Waar strafrechtelijke maatregelen niet toereikbaar bleken werden ze aangepast zoals bij de

toelaatbaarheid van intelligence als bewijs. Ook werd de bevolking gemobiliseerd door het afgeven

van een terreuralarm in 2004 of de publiekscampagne in 2006. Deze maatregelen waren in de lange

jaren zeventig in Nederland ondenkbaar. Toen vond de terrorismebestrijding achter gesloten deuren

plaats. Destijds leek de gedachte hoe minder er van wisten, hoe minder succes terroristen konden

hebben. Slecht in één jaar (1977) was de performativiteit in die periode hoog te noemen. Deze hoge

performativiteit was het rechtstreekse gevolg van de kaping van de trein en gijzeling van een

basisschool door Molukse jongeren en de benodigde bevrijdingsacties door de speciale eenheden.

Page 74: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

74

Opvallend in de vergelijking tussen de lange jaren zeventig en de periode 2001-2010 was de

hoogte van de performativiteit ten opzicht van het aantal incidenten. Als we de terroristische

aanslagen in Nederland van de lange jaren zeventig bekijken en vergelijken met de periode 2001-

2010, kan worden vast gesteld dat de aanslagen in de periode 2001-2010 weinig voorstelden; het

aantal aanslagen en slachtoffers was een stuk lager en de aanslagen/actie in de lange jaren zeventig

duurden in tegenstelling tot de periode 20010 een aantal dagen of in geval van de treinkaping in

1977 zelfs drie werken. Toch was de performativiteit in de periode 2001-2010 over het algemeen

hoog. Terrorisme in de periode 2001-2010 was vooral een gevoelde bedreiging.

Dit verschil in performativiteit kan te maken hebben met twee belangrijke verschillen tussen de

lange jaren zeventig en de periode 2001-2010. Ten eerste werd ct-beleid in de lange jaren zeventig

op nationaal niveau ontwikkeld, waar in de periode 2001-2010 de internationale vervlechting

aanleiding was voor de introductie van een groot deel van het ct-beleid in Nederland. Ten tweede is

het in de periode 2001-2010 veel moeilijker om de performativiteit te onder controle te houden door

de snelle, wereldwijde communicatie. Deze communicatie, in het bijzonder de

communicatiemiddelen Youtube en sociale media brengen de globale discours letterlijk in de

huiskamers van Nederland.

Page 75: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

75

Hoofdstuk 7: Conclusie

Dit onderzoek begon met een korte uiteenzetting van terrorisme en contraterrorisme en de evaluatie

van contraterrorisme. Hierin werd vastgesteld dat De Graaf een onderzoeksmodel ontwikkeld heeft

om contraterrorisme te evalueren. In plaats van de effectiviteit te meten richt het onderzoeksmodel

zich op de rol van communicatie, beeldvorming en overtuigingskracht van overheidsbeleid. Ten

eerste omdat een strikt technische benadering te eenzijdig is en ten tweede omdat de terroristen

voor deze elementen het meeste oog hebben. Het effect van terroristen valt of staat met ‘onze’

reactie.

Deze reactie kan ook beïnvloed worden door de overheid. Uit deze constateringen werd in

navolging van De Graaf onderzocht wat terrorismebestrijders willen en hoe ze dat proberden te

bewerkstelligen door het beschrijven van de agendasetting, het draagvlak en het discours. De

agendasetting, het draagvlak en het discours werden daarna samengenomen in de performative

kracht en gemeten door middel van veertien indicatoren. Elke indicator werd afzonderlijk

uiteengezet en weergegeven in een figuur. Na de meting en optelling van de indicatoren werd de

performative kracht samen met het aantal aanslagen en slachtoffers in één grafiek geplaatst om zo

een gemakkelijk af te lezen overzicht te geven en de relatie tussen de maatregelen en het

terroristische geweld empirisch te kunnen onderbouwen. Na de uiteenzetting van de performative

kracht van ct-beleid in de periode 2001-2010 werden de onderzoeksgegevens van dit onderzoek

vergeleken met de onderzoeksgegevens van het onderzoek van De Graaf uit het boek ‘De theater van

de Angst’ om zo een voorzichtige conclusie te kunnen trekken tussen de verschillende aanpak in de

twee periodes. In dit laatste hoofdstuk wordt de algemene conclusie uiteengezet, een reflectie op

van het onderzoeksmodel van De Graaf gegeven en ingegaan op mogelijk toekomstig onderzoek.

Algemene Conclusie De gedachtegang van de Nederlandse terrorismebestrijders in de periode 2001-2010 is te vatten in

twee uitdrukkingen “voorkomen is beter dan genezen” en “beter te veel dan te weinig”. De

terrorismebestrijders wilden terrorisme voorkomen en probeerden dat te bewerkstelligen door het

inzetten van de ‘brede benadering’. Zo richtten de terrorismebestrijders zich niet alleen op de kleine

groep die op het punt staat geweld te gebruiken, maar op de veel bredere groep bij wie radicale

gedachten aanwezig zijn.

De terrorismebestrijding in de periode 2001-2010 in Nederland was vooral gericht op het politiek-

religieus terrorisme en dan in het bijzonder islamitische radicalisering en terrorisme. Het politiek-

religieus terrorisme was volgens de Madrid-brief gericht op het vernietigen van de vijand door het

maken van zoveel mogelijk burgerslachtoffers en maatschappelijke ontwrichting teweeg te brengen.

De overheid slaagde erin om het politiek-religieus terrorisme als een bedreiging van nationale

veiligheid neer te zetten; in Nederland ontstond een nationaal terrorismeframe. Doordat de overheid

zich richtte op het politiek-religieus terrorisme werden onder andere dierenrechten- extremisten niet

als terrorisme aangemerkt. Dit zorgde ervoor dat de aanslag in 2008 van het Animal Liberation Front

niet als terrorisme aangemerkt werd en daarmee de performativiteit niet liet stijgen. Andere

aaslagen in binnen of buitenland lieten de performativiteit wel stijgen en was aanleiding voor

politieke leiders zoals minister-president Kok en Balkenende om zich expliciet over terrorisme en

contraterrorisme uit te laten. De toon van het politieke proces in de eerste helft van de periode

2001-2010 was dan ook hard te noemen. Terrorisme werd op de politieke agenda geplaatst door de

aanslagen van 11 september 2001. Het na deze aanslagen ontwikkelde ct-beleid was grotendeels in

Page 76: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

76

lijn van Europa; het Nederlandse actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid sloot naadloos aan op

het Europese actieplan ter bestrijding van terrorisme. Daarnaast steunde de Nederlandse overheid

de Global War on Terror en leverde een actieve bijdrage militaire missies in Irak en Afghanistan.

De terrorismebestrijding kwam in Nederland pas echt op gang na de aanslagen in Madrid op 11

maart 2004. De moord op van Gogh en de aanslagen in Londen van 7 juli 2005 lieten de

performativiteit niet verder stijgen maar lijken wel degelijk een grote impact gehad te hebben op de

angst voor aanslagen op de Nederlandse bevolking. Na de moord op van Gogh en het beleg in de

Antheunisstraat steeg het percentage van de Nederlandse bevolking dat terrorisme als belangrijk

probleem zag van 12 naar 22 procent in de lente van 2005. In de herfst van 2005 was dat percentage

zelfs 40 procent. De stijging van de performativiteit en de grote toename van het percentage van de

Nederlandse bevolking dat terrorisme als belangrijk probleem zag na grote aanslagen in het

buitenland, relativeert de opvatting dat terrorismedreiging door nationale terrorismebestrijders te

beheersen is binnen de nationale context. In dit onderzoek lijkt de internationale context zelfs

belangrijker dan nationale context; het zijn immers de aanslagen van 11 september in de Verenigde

Staten en die van 11 maart in Madrid die de performativiteit sterk verhoogden.

De performative kracht in het jaar 2001 is met een score van 8 redelijk hoog te noemen. Na een

daling in 2003, zorgen de aanslagen in Madrid voor een verhoging van de performativiteit. De

performativiteit blijft hoog tot 2008. In 2008 zet de performativiteit een daling in tot een score van 1

in 2010. Opvallend aan de gebruikte data van de GTB en het politieke proces zijn de moord op Pim

Fortuyn en het Koningendagincident van 30 april 2009. Deze terroristische aanslagen bereikten het

theatrale effect niet en werden dus niet als nationale dreiging opgevat. In het politieke proces

worden deze twee incidenten niet aangemerkt als terrorisme, waardoor de performativiteit rondom

deze aanslagen laag blijven.

Uit dit onderzoek blijkt de performativiteit in de periode 2001-2010 over het algemeen hoog te

zijn geweest, terwijl het aantal terroristische aanslagen, slachtoffers en gewonden laag bleef. In dit

onderzoek is het positieve verband dat een hoge performative kracht leidt tot een continuering van

het terroristisch geweld in Nederland niet aangetoond. De hypothese ‘Performative kracht van ct-

beleid heeft een voorspellende waarde voor het terroristisch geweld’ is dan ook niet aangetoond in

dit onderzoek.

Hoewel de hypothese in dit onderzoek niet aangetoond is, is terrorismebestrijding een vorm van

communicatie net zoals terrorisme dat is (de Graaf, 2010, p. 290). Daarom moeten

terrorismebestrijder zich bewust zijn van het beeld dat zij uitdragen; de terrorismebestrijders kunnen

ook angst binnen de bevolking aanwakkeren. Terrorismebestrijders hebben dus ook invloed op de

targetgroup uit de Terrorist-Victim-Target triangle van Schmid en de Graaf (1982). Er zou dan ook

een extra dimensie toegevoegd moeten worden aan de Terrorist-Victim-Target triangle. Dit is in

figuur 7.1 weergegeven.

Page 77: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

77

Figuur 7.1 Performative kracht van ct-beleid

Reflectie Het onderzoeksmodel van De Graaf is ontwikkeld voor de periode 1969-1983 en is een uitstekend

hulpmiddel bij het in kaart brengen van het politieke proces tijdens de vorming van ct-beleid in de

periode 2001-2010. Het onderzoeksmodel maakt het mogelijk om ct-beleid systematisch te

evalueren aan de hand van het politieke proces. Het politieke proces is immers waar het om gaat en

de effecten van beleid kunnen niet losgekoppeld worden van de politieke keuzes, aldus De Graaf

(2010). Daarnaast is het door deze systematische evaluatie mogelijk om het ct-beleid van landen en

binnen golven van terrorisme met elkaar wetenschappelijk te vergelijken. Als eerste aanvulling op

deze studie zou de uitkomst van deze studie voorgelegd kunnen worden aan experts en de vraag of

de experts zich herkennen in het weergegeven beeld. Een tweede aanvulling op deze studie en die

van De Graaf is het compleet maken van performativiteit van ct-beleid in Nederland. Door de

toepassing van het onderzoeksmodel op de periode 1984-2000 ontstaat een compleet beeld van de

performative kracht van ct-beleid in Nederland in de periode van 1969-2010 en kan ct-beleid over

een periode van ruim veertig jaar met elkaar vergeleken worden. De derde mogelijkheid voor een

toekomstig onderzoek is de toepassing van het onderzoeksmodel op de landen Duitsland, Italië en

Amerika in zowel de periode 1984-2000, als de periode 2001-2010. Dan kunnen de vier landen over

een periode van ruim 40 jaar zowel met elkaar als tussen de verschillende golven vergelijken worden.

Deze twee uitbreidingen van wetenschappelijk onderzoek naar de performative kracht in de vier

landen bieden gelijk de mogelijkheid om de correlatie tussen performativiteit en voortzetting van

terroristische aanslagen verder te onderzoeken en zo het inzicht in deze correlatie te verdiepen,

aangezien in deze studie die correlatie niet aangetoond is. Daarnaast zou om de correlatie beter te

kunnen aantonen de binaire telling van de indicatoren preciezer moeten; in plaatst van een binaire

telling per jaar, een binaire telling per maand en specifiek uiteengezet door empirisch onderzoek

waarom een indicator relevant is. Bij deze telling per maand moet de implementatietijd van ct-

maatregelen en voorbereidingstijd van een terroristische aanslag herovergewogen worden.

Naast deze verbetering van het toekennen van waarde aan de indicatoren kan het

onderzoeksmodel verbeterd worden door het toevoegen van buitenlandse groeperingen. Ten eerste

worden de aanslagen van buitenlandse groepering niet meegeteld bij het totale aantal aanslagen en

dodelijk slachtoffers. Voor de periode 2001-2010 zijn de aanslagen van buitenlandse/internationale

groepringen van groot belang en zouden om die reden toegevoegd moeten worden bij het

vaststellen van het aantal aanslagen en slachtoffers. De aanslag van 11 september 2001 werd

gepleegd door een buitenlandse groepering en zou buiten het aantal aanslagen vallen bij de

toepassing van het onderzoeksmodel op de Verenigde Staten. Ten tweede zouden ‘grote’/

‘belangrijke’ terroristische aanslagen in het buitenland meegenomen moeten worden in de

vaststelling van het aantal aanslagen en dodelijke slachtoffers. De aanslagen van 9/11 en Madrid

Page 78: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

78

hebben een zeer grote impact gehad op de performativiteit van ct-beleid dat deze in het vervolg

meegenomen zouden moeten worden om de correlatie tussen aanslagen en de performativiteit

beter te kunnen verklaren. Ten derde geeft het onderzoeksmodel geen verklaring voor de verhoging

van performative kracht, niet door een aanslag maar een incident zoals het beleg in de

Antheunisstraat in Den Haag of bekende terrorist zoals Samir A.. Daarom zou in een volgend

onderzoek onderzocht kunnen worden of de performativiteit niet afgezet moet worden tegen het

aantal aanslagen en dodelijke slachtoffers, maar tegen het theatrale effect van terrorisme bestaande

uit het terroristische geweld en bedreigingen met terroristisch geweld. Als laatste suggestie zou het

verband tussen het pendulum effect en de performative kracht van ct-beleid onderzocht kunnen

worden. Dit onderzoek lijkt het verloop van de performative kracht het pendulum effect aan te

tonen, maar om aan deze observatie conclusies te kunnen verbinden zal daar uitvoerig onderzoek

naar gedaan moeten worden.

Ten slotte kan geconcludeerd worden uit dit onderzoek, waarin bleek dat er in de periode 2001-2010

correlatie tussen de performativiteit en voortzetting van terroristische aanslagen niet aangetoond is,

dat de terroristen succesvol geweest zijn. De terroristen hebben ons bang gemaakt en een reactie

uitgelokt; in de periode 2001-2010 hebben de terroristen in Nederland succesvol een theater van

angst gecreëerd.

Page 79: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

79

Bijlage 1: Terroristische Aanslagen en Slachtoffers Global Terrorism

Database

Page 80: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

80

Page 81: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

81

Bijlage 2: Binaire Telling Performative Kracht Nederland 2001-2010 Nederland 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Performative power van ct-beleid

Besluitvorming is Chefsache: politieke leiders direct betrokken

1 1 1 1 1 1 1 0 0 0

Politieke instrumentalisering 0 1 0 0 0 0 1 1 0 0

Gepercipieerd eigen risico voor de terrorismebestrijder: aanval op de staat

0 1 1 1 1 1 1 0 0 0

Dominantie van terrorismeprobleem t.o.v. andere crises

1 1 1 1 1 1 1 0 0 0

Opblazen van dreiging en daderkring 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

Gebruik oorlogsretoriek 0 0 0 1 1 1 0 1 0 0

Verwijzen naar historische ervaringen 1 1 1 1 1 1 1 0 0 0

Betrekken van bevolking bij bestrijding 1 0 0 1 1 1 1 1 0 0

Oprichting/grootschalige inzet speciale ct-eenheden

1 0 0 1 1 1 1 0 0 0

Introduceren nieuwe wetgeving: Specifiek tegen terrorisme

0 1 1 1 1 1 1 0 1 0

Introduceren nieuwe wetgeving: niet specifiek tegen terrorisme, wel bedoeld om terrorisme beter te kunnen bestrijden

1 1 1 1 1 1 0 0 0 0

Houden van grote terrorismeprocessen (met media aandacht)

1 1 1 0 1 1 1 1 0 0

Weigering tot integratie/ dialoog met terroristen of hun doelen

0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Mentale distantie 0 0 0 1 1 1 0 0 0 0

Totaal 8 9 8 11 12 12 10 5 2 1

Page 82: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

82

Page 83: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

83

Bijlage 3: Berekening Performative Power bij Hoofdstuk 5 Nederland 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010

Performative power van ct-beleid

Besluitvorming is Chefsache: politieke leiders direct betrokken

Toespraak Minister-president Kok; Actieplan Terrorisme- bestrijding en veiligheid bekent gemaakt

Voortzetting besluitvorming

Nota terrorisme en de bescherming van de samenleving;

Vicepremier Zalm; Minster Verdonk; Madridbrief; Instellingsbesluit Gezamenlijk Comité Terrorismebestrijding

Reactie Minister-president Balkenende na aanslagen Londen; Voortzetting besluitvorming; Doorzettings-macht Minister van Justitie

Voortzetting besluitvorming

Voortzetting besluitvorming; Handreiking Terrorismebestrijding op lokaal niveau toch nog 1

0 0 0

Politieke instrumentalisering 0 Pim Fortuyn 0 0 0 0 Fitna aangekondigd

Fitna 0 0

Gepercipieerd eigen risico voor de terrorismebestrijder: aanval op de staat

Bedreigingen politici; Internationale dreiging

Idem; Moord op Fortuyn;

Idem Internationale dreiging; Persoonsbeveiliging Wilders; Persoonsbeveiliging Hirsi Ali

Internationale dreiging; Persoonsbeveiliging Wilders; Afsluiting Binnenhof na terreur-dreiging; Amsterdam Sail 2005

Internationale dreiging; Persoonsbeveiliging Wilders

Idem 0 0 0

Dominantie van terrorismeprobleem t.o.v. andere crises

Aanslagen 11-9-2001 domineren

Idem Idem; Hofstadgroep

Idem; Aanslagen Madrid; Moord van Gogh

Idem; Aanslagen Londen

Idem Idem 0 0 0

Opblazen van dreiging en daderkring

Brede benadering

Idem Idem Idem; Actieplan radicalisering en polarisatie

Idem; Idem; Idem Idem Idem Idem

Gebruik oorlogsretoriek 0 0 0 Vicepremier Zalm

Dreigingsbeeld Substantieel

Dreigingsbeeld Substantieel

0 Dreigingsbeeld Substantieel

0 0

Page 84: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

84

Verwijzen naar historische ervaringen

Integratie-debat

Idem Idem Idem; Mislukking multiculturelesamenleving

Idem Idem Idem; Kamervragen PVV "Aanpak Marokkaanse straatterroristen"

0 0 0

Betrekken van bevolking bij bestrijding

inzet BBE en Kmar tijdens verkeers-controle bij tunnels Amsterdam en Rotterdam

0 0 Terreuralarm; 'lijst van 150'

lijst van 150' Publiekscampagne 'Nederland tegen terrorisme'

Idem Idem 0 0

Oprichting/grootschalige inzet speciale ct-eenheden

Inzet BBE's tunnels Amsterdam en Rotterdam

0 0 Inzet BBE's; Oprichting NCTb; Antheunisstraat; Oprichting BBE-SIE

Inzet BBE-SIE Den Haag; Herziening van het stelsel van speciale eenheden; Oefening Bonfire

Oprichting Dienst Speciale Interventies

Grote antiterrorisme oefeningen met inzet van DSI

0 0 0

Introduceren nieuwe wetgeving en andere antiterrorismemaatregelen: Specifiek tegen terrorisme

0 Wet terroristische misdrijven;

Idem Idem Verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven

Introductie Terrorisme-afdelingen P.I. Vught en Rotterdam

Wet ter voorkoming witwassen en financieren van terrorisme;

0 Wetswijziging ivm deelneming en meewerken aan training voor terrorisme

0

Introduceren nieuwe wetgeving: niet specifiek tegen terrorisme, wel bedoeld om terrorisme beter te kunnen bestrijden

Wet vorderen gegevens financiële-sector; Aanbeveling FATF

Wet toezicht trustkantoren

Wet afgeschermde getuigen;

Wet afgeschermde getuigen

Wet bevoegdheden vorderen gegevens; Wet afgeschermde getuigen

Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid

0 0 0 0

Houden van grote terrorismeprocessen (met media aandacht)

Zaak Eik Jihadzaak Jihadzaak 0 Samir A proces; Mohammed B proces; Zaak Arles;

Samir A proces; Zaak Arles; Piranha-zaak

Samir A proces; Zaak Arles; Piranha-zaak

Piranha-zaak 0 0

Weigering tot integratie/ dialoog met terroristen of hun doelen

0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Page 85: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

85

Onoverkomelijke afstand referentiekader terroristen t.o.v. bestrijders, nauwelijks overeenkomsten of begrip

0 0 0 Harde aanpak benadrukt in Kamerdebat 11 november 2004; 'persoonsgericht verstoren' van moslimradicalen

Persoons-gericht verstoren' van moslim-radicalen; Eindhovens Imam ongewenst verklaard

Persoons-gericht verstoren' van moslim-radicalen

0 0 0 0

Totaal 8 9 8 11 12 12 10 5 2 1

Page 86: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

86

Page 87: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

87

Bijlage 4: Binaire Telling Performative Kracht Nederland 1969-1983 Nederland 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983

Performative power van ct-beleid

Besluitvorming is Chefsache: politieke leiders direct betrokken

0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 0 0 0 0 0

Politieke instrumentalisering 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0

Opblazen van dreiging en daderkring 0 0 0 0 0 0 1 0 1 0 0 0 0 0 0

Gebruik oorlogsretoriek 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Verwijzen naar historische ervaringen 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Betrekken van bevolking bij bestrijding 0 0 0 0 0 0 1 0 1 0 0 0 0 0 0

Oprichting/grootschalige inzet speciale ct-eenheden

0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 0 0 0 0

Introduceren nieuwe wetgeving: Specifiek tegen terrorisme

0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Introduceren nieuwe wetgeving: niet specifiek tegen terrorisme, wel bedoeld om terrorisme beter te kunnen bestrijden

0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0

Houden van grote terrorismeprocessen (met media aandacht)

0 0 0 1 1 0 0 1 1 0 0 0 0 0 0

Weigering tot integratie/ dialoog met terroristen of hun doelen

0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

Onoverkomelijke afstand referentiekader terroristen t.o.v. bestrijders, nauwelijks overeenkomsten of begrip

0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 0 0 0 0 0

Gepercipieerd eigen risico voor de terrorismebestrijder: aanval op de staat

0 0 0 0 0 0 1 0 1 0 0 0 0 0 0

Dominantie van terrorismeprobleem t.o.v. andere crises

0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0

Totaal 0 0 0 3 3 2 5 3 10 3 1 0 0 0 0

Page 88: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

88

Page 89: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

89

Bibliografie Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. (2007, April 25). Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland

8.

"Zalm: We zijn in oorlog! Regering: terrorisme met wortel en tak uitroeien". (2004, november 06).

Algemeen Dagblad .

LJN AF9546 (Rechtbank Rotterdam december 18, 2002).

LJN AF7291 (Rechtbank Amsterdam april 15, 2003).

LJN AI0123 (Gerechtshof Amsterdam juli 18, 2003a).

LJN AF9546 (Rechtbank Rotterdam juni 5, 2003b).

LJN AP3601 (Gerechtshof 's-Gravenhage juni 21, 2004).

LJN AU0025 (Rechtbank Amsterdam, , 2005 juli 26, 2005).

LJN AU6181 (Gerechtshof 's-Gravenhage november 18, 2005a).

LJN AZ3589 (Rechtbank Rotterdam december 1, 2006).

LJN AV5108 (Rechtbank Rotterdam maart 10, 2006a).

LJN AZ0213 (Hoge Raad februari 20, 2007).

LJN BB3756 (Gerechtshof Amsterdam september 17, 2007a).

LJN BF3987 (Gerechtshof 's-Gravenhage oktober 2, 2008).

LJN BF5225 (Gerechtshof 's-Gravenhage oktober 2, 2008a).

LJN BF4814 (Gerechtshof 's-Gravenhage oktober 2, 2008b).

LJN BF5180 (Gerechtshof 's-Gravenhage oktober 2, 2008c).

LJN BC2576 (Gerechtshof 's-Gravenhage januari 23, 2008d).

LJN BC4177 (Gerechtshof 's-Gravenhage januari 23, 2008e).

LJN BC4182 (Gerechtshof 's-Gravenhage januari 23, 2008f).

LJN BC4183 (Gerechtshof 's-Gravenhage januari 23, 2008g).

LJN BC4178 (Gerechtshof 's-Gravenhage januari 23, 2008h).

LJN BC4129 (Gerechtshof 's-Gravenhage januari 23, 2008i).

LJN BM0727 (Rechtbank Rotterdam april 12, 2010).

LJN BK5193 (Hoge Raad februari 2, 2010a).

LJN BK5189 (Hoge Raad februari 2, 2010b).

Page 90: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

90

LJN BK5174 (Hoge Raad februari 2, 2010c).

LJN BK5196 (Hoge Raad februari 2, 2010d).

LJN BK5175 (Hoge Raad februari 2, 2010e).

LJN BK5182 (Hoge Raad februari 2, 2010f).

LJN BK5182 (Hoge Raad februari 2, 2010g).

LJN BO9014 (Gerechtshof Amsterdam december 17, 2010h).

LJN BO9015 (Gerechtshof Amsterdam december 17, 2010i).

LJN BO9016 (Gerechtshof Amsterdam december 17, 2010j).

LJN BO9017 (Gerechtshof Amsterdam december 17, 2010k).

LJN BO9018 (Gerechtshof Amsterdam december 17, 2010l).

LJN BO7690 (Gerechtshof Amsterdam december 17, 2010m).

LJN BO8032 (Gerechtshof Amsterdam december 17, 2010n).

Abels, P. (2008). Dreigingsbeeld terrorisme Nederland: nut en noodzaak van een 'all-source threat

assessment' bij terrorirsmebestrijding. In U. R. Erwin Muller, Terrorisme: Studies over terrorisme en

terrorismebestrijding (pp. 535-544). Deventer: Kluwer.

Abels, P. (2007). Je wilt niet geloven dat zoiets in Nederland kan! In I. Duyvesteyn, & B. de Graaf,

Terroristen en hun bestrijders. Vroeger en nu (pp. 121 -128). Den Haag: Boom Juridische uitgevers.

AIVD. (2008). Jihadistisch terrorisme in Nederland: dreiging en bestrijding. In E. R. Muller, Terrorisme:

studies over terrorisme en terrorismebestrijding in Nederland (pp. 55-95). Deventer: Kluwer.

AIVD. (2002). Rekrutering in Nederland voor de jihad: van incident naar trend.

AIVD. (2004). Van dawa tot jihad. De diverse dreigingen van de radicale islam tegen de

democratische rechtsorde. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Algemeen Nederlands Persbureau. (2001, december 13). Ontsnapte GWK-overvaller met naam en

foto gezocht.

Algemeen Nederlands Persbureau. (2002, februari 12). Veertien jaar cel voor gewelddadige

overvaller.

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. (2002). Jaarverslag AIVD 2002.

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. (2003). Jaarverslag AIVD 2003.

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. (2004). Jaarverslag AIVD 2004.

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. (2005). Jaarverslag AIVD 2005.

Page 91: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

91

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. (2006). Jaarverslag AIVD 2006.

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. (2007). Jaarverslag AIVD 2007.

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. (2008). Jaarverslag AIVD 2008.

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. (2009). Jaarverslag AIVD 2009.

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. (2010). Jaarverslag AIVD 2010.

Bakker, E. (2008, februari). Contraterrorismebeleid: mag het een onsje minder? Internationale

Spectator , pp. 61-62.

Bakker, E. (2006, April). Het bangste volkje van Europa. Internationale Spectator , pp. 165-166.

Bakker, E. (2006). Jihadi terrorists in Europe: their characteristics and the circumstances in which

theyjoined the jihad: an exploratory study. The Hague: Nederlands Instituut voor Internationale

Betrekkingen Clingendael.

Bakker, E. (2011). Terrorisme en contraterrorisme in de schaduw van 9/11: tien jaar angst voor

terrorisme. Internationale Spectator , 375-379.

Bakker, E. (2009). Terrorisme en politiek gewelddadig activisme in Nederland. 221 - 236.

Bakker, E. (2004). Terrorisme in Nederland (1969-2004). In Jaarboek Vrede en Veiligheid (pp. 179-

192). Nijmegen.

Bakker, E. (2004, november). Zin en onzin van de zoektocht naar oorzaken van terrorisme.

Internationale Spectator , pp. 542-547.

Benschop, A. (sd). Jihadistische Verwildering. Opgeroepen op januari 03, 2012, van Sociosite.org:

http://www.sociosite.org/jihad_wilders.php

Benschop, A. (sd). Kroniek van een Aangekondigde Politieke Moord. Jihad in Nederland. Opgeroepen

op december 30, 2011, van http://www.sociosite.org/jihad_nl.php

Beunders, H. (2008). Media en terrorisme. In E. R. Muller, Terrorisme: studies over terrorisme en

terrorismebestrijding in Nederland (pp. 373-400). Deventer: Kluwer.

Binnenlandse Veiligheidsdienst. (2000). Jaarverslag Binnenlandse Veiligheidsdienst 2000.

Binnenlandse Veiligheidsdienst. (2001). Jaarverslag Binnenlandse Veiligheidsdienst 2001.

Binnenlandse Veiligheidsdienst. (2001a). Terrorisme aan het begin van de 21e eeuw; dreigingsbeeld

en positionering BVD.

Bjorgo, T. (2005). Root Causes of Terrorism. Myths, Reality and Ways Foward. Londen: Routledge.

Bootsma, P. (2000). De Molukse acites. Amsterdam: Boom.

Bron, R. (2008). Inlichtingendienst. In E. R. Muller, Terrorisme: studies over terrorisme en

terrorismebestrijding in Nederland (pp. 545-578). Deventer: Kluwer.

Page 92: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

92

Bron, R. (2008a). Organisatie en structuur terrorismebestrijding: wetgeving en beleid. In E. R. Muller,

Terrorisme: studies over terrorisme en terrorismebestrijding in Nederland (pp. 471-506). Deventer:

Kluwer.

Buijs, F. (2005, februari 01). Waarom het islamitisch extremisme tot introspectie dwingt. S&D , pp.

10-18.

Buijs, F., & Demant, F. (2008). Extremisme en radicalisering. In E. R. Muller, Terrorisme: studies over

terrorisme en terrorismebestrijding in Nederland (pp. 169-191). Deventer: Kluwer.

Casebeer, W., & Russell, J. (2005). Storytelling and Terrorism: Towords a Comprehensive 'Counter-

Narrative Strategy'. Strategic Insights , 1-16.

Cliteur, P. (2008). Waarom terrorisme werkt. In E. R. Muller, Terrorisme: studies over terrorisme en

terrorismebestrijding in Nederland (pp. 307-338). Deventer: Kluwer.

Counterterrorism Threat Assessment and Warning Unit/Counterterrorism Division, FBI. (1999). Thirty

Years of Terrorism. Terrorism in the United States 1999. Washington, D.C.: Department of Justice,

Federal Bureau of Inverstigations.

Daily News Washington Bureau. (2009, juni 3). Osama Bin Laden rains on President Obama's parade.

Opgeroepen op april 24, 2012, van Daily News.com: www.nydailynews.com/news/politics/osama-

bin-laden-rains-president-obama-parade-article-1.372556

de Graaf, B. (2011). Evaluation Counterterrorism Performance: A comparative study. Oxon:

Routlegde.

de Graaf, B. (2011a). Religion bites: religieuze orthodoxie op de nationale veiligheidsagenda.

Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid , 62-80.

de Graaf, B. (2010). Theater van de angst. Amsterdam: Boom.

de Graaf, B., & de Graaff, B. (2010). Bringing politics back in: the introduction of the ‘performative

power ’of counterterrorism. Critical Studies on Terrorism , 261–275.

de Graaff, B. (2008). Hedendaags terrorisme en fanatisme: voor een goed begrip. In U. R. Erwin

Muller, Terrorisme: Studies over terrorisme en terrorismebestrijding (pp. 31-54). Deventer: Kluwer.

de Graaff, B. (2008a). Hoe breed? Contraterrorisme- en radicaliseringsbeleid onder de loep. In J. van

Donselaar, & P. R. Rodrigues, Monitor Racisme en Extremisme. Achtste Rapportage (pp. 125-140).

Amsterdam: Pallas Publications.

De Telegraaf. (2008, maart 2). Mogelijk verbod Wildersfilm; Gang naar rechter niet kansloos door

dreiging buitenland. De Telegraaf , p. 1.

De Telegraaf. (2007, november 27). Provocerende film Wilders; Kabinet vreest reacties moslims.

Aanklacht tegen de Korian. De Telegraaf , p. 1.

de Volkskrant. (2004, oktober 9). Burger wil geen immigratie, wel integratie. de Volkskrant , p. 7.

de Volkskrant. (2010, maart 23). Nieuw bewijs tegen rechtsextremist Erik Jan Q. de Volkskrant , p. 2.

Page 93: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

93

de Volkskrant. (2002, maart 7). Rotterdamse zege Fortuyn slag voor Paars. de Volkskrant .

de Volkskrant. (2004, november 27). Wilders held van de familie Doorsnee. de Volkskrant , p. 2.

de Volkskrant. (2006, december 2). Wilders vreest 'tsunami' moslims. de Volkskrant , p. 1.

de Volkskrant. (2009, september 16). Wilders wil 'kopvoddentaks'. de Volkskrant .

de Vries, J., & van der Lubben, S. (2011). Een onderbroken evenwicht in de Nederlandse politiek.

Amsterdam: Van Gennep.

de Weger, M. (2008). Continuïteit en verandering: het Nederlandse stelsel van antiterreureenheden

sinds zijn oprichting. In E. R. Muller, Terrorisme: studies over terrorisme en terrorismebestrijding in

Nederland (pp. 613-640). Deventer: Kluwer.

Demant, F., & de Graaf, B. (2010). How to Counter Narratives: Dutch Deradicalization Policy in the

Case of Moluccan and Islamic Radicals. Studies in Conflict & Terrorism , 408-428.

Donner, J. (2006). Toespraak van de minister van Justitie, mr. J.P.H. Donner. Opgeroepen op

december 16, 2011, van

http://www.nctb.nl/Actueel/Toespraken/NCTb/Donner_bij_oprichting_DSI.aspx?cp=91&cs=25499

Donner, J., & Remkes, J. (2006, juli 21). Kritiek op persoonsgerichte aanpak onjuist. Binnenlands

Bestuur .

Duyvesteyn, I. (2004). How New Is the New Terrorism? Studies in Conflict & Terrorism , 439–454.

Eikelenboom, S. (2004). Jihad in de Polder. Amsterdam: L.J. Veen.

Eikelenboom, S. (2007). Niet bang om te sterven. Amsterdam: Nieuw Amsterdam.

Enders, W., & Sandler, T. (2006). The political economy of terrorism. New York: Cambrige.

Enders, W., & Sandler, T. (2004). Transnational Terrorism: An Economic Analysis. Expanded version of

the paper which appeared in European Journal of Political Economy, vol. 20, no. 2. , 301-316.

Eurobarometer. (nr. 59). Nederland.

Eurobarometer. (nr. 60). Nederland.

Eurobarometer. (nr. 62). Nederland.

Eurobarometer. (nr. 63). Nederland.

Eurobarometer. (nr.64). Nederland.

Fratta, A. (2010). Post-9/11 Responses to Mass Casulty Bombings in Europe: Lessons, Trends and

Implications for the United States. Studies in Conflict & Terrorism , 364- 385.

Furedi, F. (2007). Invitation to terror. Londen: Continuum.

Page 94: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

94

Ganor, B. (2005). The Counter-Terrorisme Puzzle. A Guid for Decision Makers. New Brunswick:

Transaction Publishers.

Gemeente Amsterdam. (2007). Amsterdam tegen radicalisering. Amsterdam: Platform Amsterdam

Samen.

Hacker, F. J. (1977). Crusaders, Criminals, Crazies: Terror and Terrorism in Our Time. W W Norton &

Co Inc.

Handelingen II. (2 december 2003).

Handelingen II. (4 december 2003).

Het Parool. (2002, mei 13). Leider LPF volhardt: kogel kwam van links. Het Parool , p. 1.

Hoffman, B. (2006). Inside Terrorism. New York: Columbia University Press.

Horgan, J. (2005). The Social anf Psychological Characteristics of Terrorism and Terrorists. In T.

Bjorgo, Root Causes of Terrorism. Myths, Reality and Ways Forward (pp. 44-53). Londen: Routlegde.

Institute for the Analysis of Global Security. (sd). How much did the September 11 terrorist attack cost

America? Opgehaald van http://www.iags.org/costof911.html

Intelligence and Security Committee. (2006). Report into the London Terrorist Attacks on 7 July 2005.

Crown: London.

J. Kohnstamm, N. G. (2008). Terrorismebestrijding en privavy. In E. R. Muller, Terrorisme: studies over

terrorisme en terrorismebestrijding in Nederland (pp. 347-370). Deventer: Kluwer.

Jenkins, B. M. (1974). International Terrorism: A new kind of warfare.

Jenkins, B. M. (1980). The Study of Terrorism: Definitial Problems. Santa Monica, California: The Rand

Corperation.

Jenkins, B. M. (1975). Will terrorists go nuclear? Santa Monica, California: The Rand Corperation.

Kamerstukken II. (2001/02, 27 925, nr 65).

Kamerstukken II. (2001/02, 28 375, nr 5).

Kamerstukken II. (2002/03, 27 925, nr 123).

Kamerstukken II. (2002/03, 27 925, nr 74).

Kamerstukken II. (2002/03, 27 925, nr 94).

Kamerstukken II. (2002/03, 28 463, nr 3).

Kamerstukken II. (2003/04, 29 754, nr 1).

Kamerstukken II. (2003/04, 29 754, nr 31).

Kamerstukken II. (2004/05, 29 854, nr 3).

Page 95: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

95

Kamerstukken II. (2005/05, 29 754 nr 180).

Kiesraad. (2010, juni 16). Uitslag verkiezing leden Tweede Kamer van 9 juni 2010. Opgeroepen op mei

1, 2012, van Kiesraad.nl: http://www.kiesraad.nl/nl/Actueel/Nieuwsberichten/(2047)-Actueel-

Nieuwsberichten-2010/Uitslag_verkiezing_leden_Tweede_Kamer_van_9_juni_2010.html

Kingdon, J. (1995). Agendas, Alternative’s and Public Policies. New York: Longman.

Klerks, P. (1989). Terreurbestrijding in Nederland, 1970 -1988. Amsterdam: Ravijn.

KLPD. (2009). Onderzoekrapportage Koninginnedag 2009. Bevindingen van het rechercheonderzoek.

Kok, W. (2001, september 12). Regeringsverklaring minister-president Wim Kok n.a.v. terroristische

aanslagen in de Verenigde Staten. Tweede Kamer.

Kwakman, n. (2010). Terrorismebestrijding. Kluwer.

Laqueur, W. (2001). A History of Terrorism. New Brunswick and Londen: Transaction Publishers.

Laqueur, W. (1977). Terrorism. Londen: Weidenfeld and Nicolson.

Laqueur, W. (1987). The Age of Terrorism. Boston: Brown.

Laqueur, W. (1976). The Futility of Terrorism. Harper's Magazine , 99-105.

Lum, C., Kennedy, L., & Sherley, A. (2004). The Effectiveness of Counter-Terrorism Studies: A Campbell

Systematic Review. Campbell Collaboration Systematic Reviews 2004.

Lunshof, K. (2004). Van Polderen naar Polariseren. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker.

Matthew, R., & Shambaugh, G. (2005). The Pendulum Effect: Explaining Shifts in the Democratic

Response to Terrorism. Analyses of Social Issues and Public Policy , 223-233.

Medewerker van de AIVD. (2007). De gewelddadige jihad in Nederland. In B. d. Isabelle Duyvestuyn,

Terroristen en hun bestrijders. Vroeger en nu (pp. 129-137). Den Haag: Boom Juridische uitgevers.

Meines, M. (2007). Radicalisation and its Prevention from the Dutch Perspective. Radicalisation in

Broader Perspective (pp. 34-39). The Hague: Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding.

Mihelj, S., van Zoonen, L., & Vis, F. (2011). Cosmopolitan communication online: YouTube responses

to the anti-Islam film Fitna. The British Journal of Sociology , 613-632.

Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. (2005). Weerbaarheid tegen radicalisering van

moslimjongeren.

Ministerie van Veiligheid en Justitie. (2011, juni 10). Wetsvoorstel Bestuurlijke maatregelen nationale

veiligheid.

Morgan, M. J. (2004). The Origins of the New Terrorism. Parameters , 29-43.

Muller, E. (2008). De geschiedenis van terrorimse in Nederland. Deventer: Kluwer.

Page 96: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

96

Muller, E., Rosenthal, U., & de Wijk, R. (2008). Terrorisme: studies over terrorisme en

terrorismebestrijding in Nederland. Deventer: Kluwer.

Nationaal Coordinatior Terrorismebestrijding. (2011). Nationale contraterrorisme strategie 2011-

2015.

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. (sd). Nederland tegen terrorisme. Campagne NCTb

2006 – 2008. Opgeroepen op december 20, 2011, van

http://www.nederlandtegenterrorisme.nl/fileadmin/user_upload/Meer_informatie/PDF_s/NCTb_ca

mpagne_2006-2008.pdf

Nationeel Coordinator Terrorismebestrijding. (2011, 01 06). NCTV. Opgeroepen op 11 26, 2011, van

Campagne archief: http://www.nederlandtegenterrorisme.nl/meer-informatie/campagne-

archief.html

NCTB. (sd). Terrorisme. Opgeroepen op november 17, 2011, van Nationaal Coordinator Terrorisme

Bestijding en Veiligheid:

http://www.nctb.nl/onderwerpen/terrorismebestrijding/wat_is_terrorisme/wat_is_terrorisme.aspx

Nelen, H., Leeuw, F., & Bogaerts, S. (2010). Antiterrorismebeleid en evaluatieonderzoek: Framework,

toepassingen en voorbeelden. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum. Den Haag:

Boom Juridische uitgevers.

NOS. (sd). Demonstraties tegen Fitna in Pakistan. Opgeroepen op januari 03, 2012, van nos.nl:

http://nos.nl/artikel/69833-demonstraties-tegen-fitna-in-pakistan.html

NRC Handelsblad. (2002, maart 7). Fortuyn brengt slag toe aan de gevestigde politiek. NRC

Handelsblad .

NRC Handelsblad. (2001, september 12). Kok: `waardig reageren'. NRC Handelsblad , p. 4.

NRC. (2009, september 4). Justitie: Karst T. noemde kroonprins fascist. NRC .

NRC Next. (2007, november 29). Kabinet bezorgd over Koranfilm van Wilders. NRC Next , p. 12.

NRC Next. (2008, maart 4). Verbod op de film? Ja, dat kán wel. NRC Next , p. 10.

nu.nl. (2010, maart 23). 16 jaar geëist voor voorbereiden aanslagen Rotterdam. Opgeroepen op mei

10, 2012, van nu.nl: http://www.nu.nl/binnenland/2210914/16-jaar-geeist-voorbereiden-aanslagen-

rotterdam-.html

Precht, T. (2007). Home grown terrorism and Islamist radi-calisation in Europe: From conversion to

terrorism. Kopenhage.

Pressman, J. (2007). Rethinking Transnational Counterterrorism: Beyond a National Framework. The

Washington Quarterly , 63-73.

Ranstorp, M. (2009). Mapping terrorism studies after 9/11: an academic field of old problems and

new prospects. In R. Jackson, M. Breen Smyth, & J. Gunning, Critical Terrorism Studies (pp. 13-33).

Oxon: Routlegde.

Page 97: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

97

Rapoport, D. (2004). Modern Terror: The Four Waves. In A. C. Ludes, Attacking Terrorism: Elements

of a Grand Strategy (pp. 46-73). Washington DC: Georgetown University Press.

Rapoport, D. (2003). The Four Waves of Rebel Terror and September 11. In C. (. Kegley, The New

Global Terrorism. Characteristics, Causes, Controls (pp. 36-52). New Jersey: Pearson Education.

Rapoport, D. (2001). The Fourth Wave: September 11 and the History of Terrorism. Current History ,

419-424.

Reinares, F. (2010). The Madrid Bombings and Global Jihadism. Survival , 83-104.

Requisitoir in de zaak tegen Volkert van der G. (sd). www.openbaarministerie.nl.

Rijksoverheid. (2011). Antiterrorismemaatregelen in Nederland in het eerste decennium van de 21e

eeuw. Den Haag: Publicatie-nr. 04126-6359.

rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/jaarplannen/. (sd). Opgeroepen op december 05, 2011,

van rijksoverheid.nl: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-

publicaties/jaarplannen/2007/08/27/actieplan-polarisatie-en-radicalisering-2007-2011.html

Rosenthal, U. (2008). Terrorisme. In E. R. Muller, Terrorisme: studies over terrorisme en

terrorismebestrijding in Nederland . (pp. 7-30). Deventer: Kluwer.

Sandler, T. (2005). Collective versus unilateral responses to terrorism. Public Choice , 75-93.

Sandler, T., & Enders, W. (2004). Transnational Terrorism: An Economic Analysis. Expanded version of

the paper which appeared in European Journal of Political Economy, vol. 20, no. 2. , 301-316.

Schmid, A. P., & de Graaf, J. (1982). Violence as Communications:Insurgent Terrorism and the

Western News Media. Londen and Beverly Hills: Sage.

Schmid, A. P., Jongman, A. J., & al., e. (1988). Political terrorism: A New Guide To Actors, Authors,

Concepts, Data Bases, Theories, and Literature. New Brunswick: Transaction Books.

Schmid, A., & de Graaf, J. (1982). Zuidmoluks terrorisme en de media. In A. Schmid, J. de Graaf, F.

Bovenkerk, L. Bovenkerk-Teerink, & L. Brunt, Zuidmoluks terrorisme, de media en de publieke opinie

(pp. 1-141). Amsterdam: Intermediair Bibliotheek.

Seymour, G. (1975). Harry's Game. New York: Random House.

Silke, A. (2009). Contemporary terrorism studies: issues in research. In R. Jackson, M. Breen Smyth, &

J. Gunning, Critical Terrorism Studies (pp. 34-48). Oxon: Routlegde.

Smeets, H., & Steijlen, F. (2006). In Nederland gebleven. Amsterdam: Bert Bakker.

Thackrah, J. R. (2004). Dictionary of Terrorism. Londen: Routledge.

Touw. (2005, Augustus 15). Terrorisme / Scholier vulde web met dreigementen. Trouw , pp.

http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1559486/2005/08/15/Terrorisme-Scholier-

vulde-web-met-dreigementen.dhtml.

Page 98: Performative Power van Contraterrorisme- · PDF fileHomegrown Terrorisme in Nederland ... en volgden nog vele aanslagen tegen de Verenigde Staten en zijn ... de NAVO en het actieplan

98

Transnational Terrorism, Security & the Rule of Law. (2007, Oktober 19). Theoretical Treatise on

Counter-Terrorism Approaches . Deliverable 10, Work Package 6.

Transnational Terrorism, Security & the Rule of Law. (2004). The ‘Hofstadgroep’.

Trouw. (2004, september 3). Wilders stapt uit VVD-fractie. Trouw , p. 1.

Van de Voorde, T. (2010). Contectanalyse van een mondiale golf van terrorisme. Casestudie: opkomst

en verval van het jihaditerrorisme. Gent.

van der Woude, M. (2009, November). Brede Benadering Terrorismebestrijding. Openbaar Bestuurd ,

pp. 2-5.

van der Woude, M. (2010). Wetgeving in een Veiligheidscultuur. Den Haag: Boom Juridische

uitgevers.

van Dongen, T. (2009). Not quite there yet: The state of the art in counterterrorism research. The

Hague: The Hague Centre for Strategic Studies.

van Rossem, M. (2010). Waarom is de burger boos? Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers.

Veldhuis, T. M., Gordijn, E. H., Lindenberg, S. M., & Veenstra, R. (2010). Terroristen in Detentie.

Evaluatie van de Terroristenafdeling. Groningen: WODC, Ministerie van Justitie.

Vermaat. (2008). Modern terrorisme in Nederland. In E. R. Muller, Terrorisme: studies over

terrorisme en terrorismebestrijding in Nederland (pp. 243-270). Deventer: Kluwer.

Vermaat. (2006). Nederlandse Jihad: Het proces tegen de Hofstadgroep. Soesterberg: Aspekt.

Vidino, L. (2006). Al Qaeda in Europe: The New Battleground of International Jihad. New York:

Prometheus Books.

Volkskrant. (2004, november 9). Balkenende nuanceert 'oorlogstaal' van Zalm. de Volkskrant .

Volkskrant. (2011, Mei 11). Waarom Erik Jan Q. de gevaarlijkste crimineel van Nederland is.

Opgeroepen op mei 10, 2012, van volkskrant.nl:

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2664/Nieuws/article/detail/2427171/2011/05/11/Waarom-Erik-Jan-

Q-de-gevaarlijkste-crimineel-van-Nederland-is.dhtml

Vuijsje, H. (2005, januari 25). Het proces tegen Mohammed B. Nuansa.

Wansink, H. (2004). De Erfenis van Fortuyn. De Nederlandse democratie na de opstand. Amsterdam:

Meulenhoff.

Wardlaw, G. (1982). Political Terrorism. Theory, tacticsl, and counter-measures. Cambridge:

Cambridge University Press.

Wilkinson, P. (2006). Terrorism versus Democracy. Oxon: Routledge.