piet tommissen - inleiding tot de idee marc. eemans

55
IOE 003 16

Upload: marceemans

Post on 28-Dec-2015

49 views

Category:

Documents


3 download

DESCRIPTION

Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

TRANSCRIPT

Page 1: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

003 16

Page 2: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

" De Bewaker van de Tempe! », 1929.

Page 3: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Dr. Piet Tommissen

Marc. EEMANS

WOORD VOORAF DOOR JO VERBRUGGHEN

Aleph . monografiën n° 7

Uitg. Henry Fagne, Brussel, 1972

Page 4: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

('1) « Was mijnheer Eemans slechts cm idieet dan hadden w ij misschien deze terechtwijzing kunnen uitstellen. Maar mijnheer Eemans is een lcrapuul, noch minder of meer, een kIR­puuI van pover fo rmaat, maat toch een kIa­puul. Na een vergeefse poging zich eeu plaats te verwerven onder de zon van het surrealis­me, viel oak deze paljas, niet bevredigd doar het uitscheJden van Magritte, oak nog Nougé aan. _ Een paar karakteristieke zinnen uit een scheldschrift dat onder de titel "Een taontj e lager . in 196,3 verspreid werd en ondertekend door Freddy Beyns, Yves Bossut, Marc Dalain, Nadja Gaumez, Tom Gutt, Gene Moest, Michel Thyrion, Jean Wallen­barn, die zich met overtuig ing in hetzelfde pamflet " gewonnen verklaren voat de doel­stellingen van het revolutionair marxisme, bewust dat e:e:n artistie:ke: re:volutie: onaf­sche:idbaar i5 van een sociale •. Zinsbouw en uitlatîngen laten wij over aan de ver­antwoordelijkheid van de: onderte:kenaars van dit manifest.

(2) ln « Nouvelles à la Mam ", n(l1.83, Ed. Es­p.ates, Henry Fagne, Brussel, 1.972.

(JJ Ch. hel essay van Dr. Tommissen hiema.

W oord vooraf

Het minste dat over Marc. Eemans kan worden gezegd is weI dat hij een veelzijdig, fel omstreden, roniet in bepaalde kringen verguisd (1) kunstenaar is, die zich in geen enkel domein van zijn menigvuldige en vrij uiteenlopende aktiviteiten als dichter, als lrunsthistoricus, als schilder of als onafhankelijk kunstcriticus laat olllBchrijven. Wars van el.ke orthodoxie die ook maar naar enige vorm van dogmatiek zweemt, ontsnapt hij voortdurend aan het verengende keurslijf van voorai zorg­vuldig vastgestelde normen. Op de mijns inziens eerder onbelangrijke en totaal bijkomstige vraag of zijn œuvre in wezen al dan niet tot het domein van het surrealisme behoort, schreef hi j zelf onlangs (') : « Je poursuis en solitaire une voie parallèle au surréalisme "ortho-­doxe" (pour autant qu'il en ait un) et que je sois considéré comme surréaliste ou non~ peu me chaut. Ce n'est après tout qu'une étiquette et les injures, les suspicions et les diffamations de certains qui n'ont rien de commun avec la pensée profoode d 'André Breton m'in­diffèrent. Ce que je sais c'est que je ne serais pas ce que je suis, si le surréalisme n'avait pas existé. » De laatste zin is zeker belang­rijk, was het maar omdat hij een juistere benadering van het werk van Marc. Eernans ais scheppend kunstenaar toelaat.

. Marc. Eemans is, in wezen, een dichter en van « Vergeten te Worden » (ed. Hermès, 1930), over « Het Boek van Bloemardinne» (ed. Colibrant, 1954), en « Hymnode » (ed. Colibrant, 1956) tot het meest recente « Les Cheminements de la Grâce » (00. Espaces, Fagne, 1970), vertoont zijn poëtisch œuvre een opmerkelijke, verrijkende en i!nderdaad volgroeide eenheid ('). Steeds opnieuw verwoordt Marc.

Page 5: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Eemans een volgehouden verzuchting om het schragende woord, het abstraherende begrip, het bijna onverzoenbaar concept « taal-inhoud}) , kor!om de poëtische essentialia en de innerlijke geladenheid van zijn kunst op halsstarige en onverbreekbare wijze verbonden te houden met de eigenaardige toverkracht van de eeuwenoude sagen en over­leveringen, met eeu al dan niet moedwillig beleefde religiositeit, met de gelukzalige waanzin en de identificerende en zeggende diepgang van de mystieke vervoering. Zijn bewust esoterisch ingestelde poëzie zal dan ook haar werkelijk initiatieke en humaniserende boodschap slechts op volwaardige en begrijpende wijze overbrengen aan diegen n die aanvaarden irngewijd te worden in die waarheden die als ver: - ' dichtsels en legenden verborgen liggen in de westerse of oosters(, mythologische sagen: de graal, bet gulden vlies, de Odysseia, de perzische my,then van Zurvan of Yima, de ~ysteries van Eleusis, de Nibelungen om de opsomming tot deze te beperken. Zijn boodschap en zijn bedoeling ais dichter zijn zowel syncretisch ais religieus: opzetteJijk zaI hij fragmenten uit overleveringen met andere stellingen en wijsheden vermengen, ze verzoenen , ze dwingen tat een nieuwe openbaring, tot een eigen en eigenzinnige manicheïstische stelling­nerning waarin hij geen andere waarheden aanvaardt dan deze van zijn persoonlijke zegging en van een bevri jdende en overkoepelende universaliteit. kortom een vreerndsoortig mengsel van dwang en be­vrijding, van taevalligheid en logische consekwentie. Z:ijn kunst is dan ook vanzelfsprekend barok, overladen, vrij gewelddadig, archaï­serend , onthutsend. De beelden die hij gebruikt zijn gebald, vermits zij zich verzadigen aan een concretisatie die proppensvol elementen zit die hij ontleende aan de natuur die ons en hem omgeeft of die hij eenvoudig avernam Dit andere, even zichtbare verschijningsvormen. Maar niet de beelden zelf hebben belang, zelfs niet de flarden en begrippen die hij aan mythologische verhalen ontleende, vermits ze allen ondergeschikt worden gemaakt aan de zegging zelf, aan de binding tussell taal en gevoel, tussen waan en beeld, tussell spraak en inhoud en deze stelling Ieidt noadzakelijkerwijze naar cen vcr­geestelijking en naar een abstrahering.

De mens is het centrale gegeven: de mens m,et zijn heimwee naar eIders en zijn onzekerheden omtrent bestaan of niet bestaan, de mens met zijn twijfels en zijn vrees, met zijn hoop en zijn vertwijfe­Jing, met zijn ontstellende vragen vooral die geoo cnkel antwoord behoeven dan een andere, even zinvolJe vragenreeks, de mens met zijn eigenzinnige argeloosheid en zijn onmachtig streven zicbzelf te antvluchten, maar andermaaJ verlaren loopt in een zielige tocht naar droamwerelden, zovele schuiJoorden die wij oproepen am onze tijds­gebonden begrenzing en de desolatie van het menselijk tekort te ont­lopen. Marc. Eemans aanvaardt geen hiernam'aals en zijn religieuse ingesteldheid begrcnst hij gewild, zoniet brutaaI, tot het tijdelijke van het leven zelf. Zijn mysticisme 1S een mysticisme zonder Gad, zo:nder Hel noch Hemel, zander Opperwezen. Onze bestemming is de aarde. Het leven eindigt met de dood van het leven, en geen de mins!e ho op of toevlucht wordt hem, nooh ons gelaten op een be­vrijdend hiernamaals.

Page 6: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(4) Heilwighe Bloemardinne (t Brussel 1335 1) is cen historisch nog stccds raadselachtige kel­terse mystica die in Brussel zou geleefd heb­ben en tegc!n \V ic Ruusbroec volgens de Groencndaalse kanunnik Pomerius zou opge­treden zij n. Sanls wordt ~ met Hadcwych vcn-enzelvigd o .a. door V:m Mierlo : oc WIlS Hadcwych de kellerse 810cmaerd innc ? '" in : fi DielSt' Wnr.mde en Belfort . , '1908.

li) .. Hel bJoed is het hoogs le gocd • .

Even vanzelfsprekcnd is zijn poezlc manicheïstisch, gnostisch: de oplossmg, de uitleg, de verantwoording, de uiteindelijke verlossing uit de beknelling van OllZe onzekerheden kunnen enkel bereikt worden langs de weg van het inzicht, van de gnostiek, dit is door een alzijdig­heid die noch grenzen, noch vooroordelen, noch particularismen duldt. All es gebeurt immers tussen waarheid en leugen, tussen cros en thanatos, tussen licht en duisternis, tussen goed en kwaad, tussen geest en materie en geen van deze elementen is nog langer van bet andere te scheiden. Alles is verwant in de eenheid van een eenmalige schepping. Binneo de cirkels van de tijdelijkheid is alles vervangbaar. Er bestaat geen goed zonder het kwaad, geen waarbeid zonder Jeugen, geen zekerheid zonder twijfel. De geest zelf maakt deel uit van onze eigen materialiteit en enkel langs deze stoffelijke weg kan de geest zich veruitwendigen . De do ad is geen keerpunt maar een einde, erger het einde, de emge uitkomst. Het hiernamaals, dat wij trachten te be­reiken huist in ons; het zit in ons vast , het leeft en het sterft met ons en de pelgrimstocbt naar het absolute kent geen andere uitweg dan de onzinnige poort van de dood. Op dezelfde wijze trouwens door­loopt de weg naar de opperste lyriek en naar de meest onthechte ab­straktie noodzakelijkerwijze de meest aanschouwelijke taal van de beelden.

Een ander, even belangrijk element uit zijn poëzie is zijn be­langstelling voor de mystiek uit de Nederlanden, trouwens basis en substraat van zijn eigen poëtische verwoording; en mede, ais tegen­hanger van deze gedweëe belangstelling, die hem voortdurend tot een soort herschepping dwingt, zoekt hij een lIitlaatklep, een bevrijding in het intellectualistische spel en meer nog in de uitdaging. Hij tart, hij kwetst, hij daagt uit, hij ontstel!. In opzet en verwoording is « Het Boek van Bloemardinne" in dit opzicht inderdaad eeo provo­catie en zeUs een soort pastiche, verm:its hij aan de hand van enkele schaarse uitlatingen van Parne ri us ovef de raadselachtige figuur van Bloemardinne (4), de sedertdien onvindbare, zoniet legendarische ge­schriften van deze heretieke, vlaamse mystica in zijn «carmina nefanda» herschreef. Het werk steekt vol pregnante, mystisch ge­laden ontboezemingen en ervaringen, maar oak vol reminiscenties aan Hadewycb en Ruusbroec en Ekkehard ('), vol hoogdravende vision aire beelden , vol ontbechting en oak vol zwoelere, sensueJe uit­beelding van magische rituelen, die hij plaats laat vinden in het Zoniënwoud, dit is in de streek waar, even later, Ruusbroec zich ergerend tegen de ketterse leerstellingen van Bloemardinne zal keren. Toch is het «Boek» alweer geen pastiche vermits alles van Eemans zelfs is, vennits Bloemardinne (voor zover ze in werkelijkheid bestaan heeft) slecbls een naam is, een vlag die geen enkele lading dekt en he! boek zelf een volwaardige schakel, zelfs een keerpunt vormt, tussen de vroegere geschriften en de metaphysische uitlatingen, ver­wensingen en bovenwereldse liefdeszangen uit « Hymnode ».

Ook wanneer hij schildert 01 tekent is en blijf! Marc. Eemans een dichter. In lijnen en concrete, berk"nbare vormen beeld! hij dezelfde

Page 7: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(6) Voor mij persoonlijk is er slechts één enkel echt surreaHstisch sahilder: Yves Tanguy. Whflt'S in fi name 7

(]) Het antwoord van Muc. Eemans op het ge­kende werk van René Mflgritte dflt de af­beelding van een pijp voorstelt met eronder de zin " Ceci n'est pas une pipe . is duide­lijk, concreet : hij kleeft een echte pijp op een ingelijste plflat boven de tekst '" Ceci est bien une pipe 10. Natuurlijk hebben beide gelijk, cfr. het franstaug boek '" René Ma­gritte . door Jo Verbrugghen, 1972.

(8) Toen MaI'C. Eemans flan '" Le Soir ;o (vol~), « Le Pays réel ., « De Vlflg ;o - en andere oorlogsbladen "collaboreerde" (en wegens deze medewerking na de bezetting werd ver­oordeeld) , schreef hij in maart 1944 de door de surrealisten gewraakte tekst : « Met de surrealisten van de school van de spanje.ard Salvator DaIi helanden wij volop in het ziekelijk erotisme, ja zelfs in de scatalo­gische kunst. tenvijl de Waal Ren~ Magritte het ons in zijn schilderijen wil diets maken dat een appel een ei is of een sleutel een wolk en dergelijke andere beu·zelarijen. » Over Paul Nougé heeft Eemans echter nooit iets geschreven tijdens de bezetting .

aspecten en aspiraties uit, trouwens in hetzelfde klimaat. In elk doek, in elke schets, in elke lineaire tekenmg vindt men zijn zelfde mystieke beko=emis terug, dezelfde belangstelling voor de sagen, dezelfde geest van provocerende uitdaging. Het is opvallood hoezeer dit werk verwant is aan het surrealisme, maar toch is het nooit echt surrealis­tisch ('), noch zelfs symbolisch, zelfs wanneer men de beelden die hij in zijn composities inschakelde - een vrouwelijk rraakt, een arood, een .tweelingsbeeld en andere leitmotieven - achteraf, als symbolen beschouwt, dit een andere (neven)interpretatie rnogelijk maakt. Marc. Eemans heeft geen symbolentaal nodig. Hij kan zich uiten aIleen maar door wildvreemde elementen op syncretische wijze doodgewoon naast elkaar te plaatsen. Ook Magritte dood dit .trouwens, zij het dan in een totaal andere, zoniet tegengestelde optiek ('). Bij Marc. Eemans is de inschakeling door een mythe gemotiveerd, is en blijk de com­positie coherent. Het ludieke element is een integrerend deel van de scheppende emst. De uitdaging verschuilt zich in een troebel, sensueel, zoniet erotisch verband: zo zal hij naakte vrouwtjes nit het maandblad «Lni» in een eerder ongewone, esoterische verwantschap met nevenelementen dwingen, die de gewillige fotomodellen met hun borst- en navelcharmes zeker ·nooit hadden ve11Iloed; het Eyckiaanse pomet van heer Amolfini zal hij uitbeelden boven een stormend zee­zicht dat hij aan een Hollandse meester ontleende, of de even Eyckiaanse «man met de rodetulband» verenigen met een Vesuvius­landschap nit het Capodimonte-museum; of nog herinneringen aan zijn overleden echtgenote oproepen onder ragfijne uitbeelding van een doorschijnood noorderlicht.

Onophoudend provoceerthij : op het rand je af van de wansmaak, zoniet van de Kit<;ch, schildert hij hemels en einders in voze en fletse kleuren, terwijl hij in andere doeken zijn verleden en de moeilijk­heden van de bezettingsjaren (') afreageert. Nooit heeft hij zijn hekel aan de Dinasotheorieën van Van Severen verborgen en loch schildert hij <>en paar jaar terug «Het Cruyse van Boergonje », waarin elkaar kruisende handen en een gebalde vuist in het midden op onweer­staanbare wijze een Verdinasosymbool oproepen, terwijl hijin een andere, onafgewerkte compositie op even provocerende wijze dezelfde handen tot een swastika verenigde. Deze onthutsende provocatie is nochtans op baar beurt slecht<; een masker, een waanbeeld dat de wezenheid van zijn kunst ook rnaar niet aantast. Het is als zette hij zich een masker op, als wendde hij dlt ergerend drogmiddel aan om zich te weer te stellen tegen zij-n uiting zelf, om zich te onttrekken aan onze begrijpende nieuwsgierigheid.

Page 8: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(9) Vetzameling Or. P. Tommissen, Grimbergen.

Marc. Eemans is en blijft een dichter die zich achter woorden en bee1den verschuilt, die zijn pessinllstische 1evensbeschouwing ver­bergt achter de schamperheid van bijkomstige bee1den. Woord en lijn, doek en gedicht vormen een eenheid. In beide disciplines gebruikt hij dezelfde woorden in een andere taal. Dit wordt overduidelijk in het meesterlijke, dubbele zelfportret dat hijin 1937 schilderde, dat hij « De pelgrim van het Absolute " (') heette en op pregnante wijze als het ware zijn hele œuvre in één enke1e sublieme ontdubbeling samenvat.

Jo Verbrugghen, juni 1972

Page 9: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

« De Pelgrim van het Absolute», 1937.

Page 10: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(t ) Hel is s tcllig geen tocval dat de cataJaansc schilder Joan Marti één van zi;n litho's IlBn Marc . Eemans schonk met de opdtacht : • A More. aimant, amant de l 'art d'aimer . .. l'art • .

(J.) Dit ci tant wcrd ontleend Mn ~ Erwin le Grec _, een onafgewerkt gebJeven en nooil uitgegcvcn autobiografjsche roman van ternan!.

(J) Terloops \Vij! ik er op dat l w n Bloy de auteur ÎS van cen bock getiteId « le pèlerin de J'abso lu _, De coïncidentie s tem! tot na­den ken vermits Bloy en Eemans onophoudc­lijk hetzelflle doel nas treddcn, wantaan ze cvenwel een andcre inhoud gaven.

lnleiding tût de idee Marc. EEMANS of de onderwerping aan de wereld van de mythen.

Toen ik aanvaardde een essay te wijden aan het werk en het denken van de scbilder, dichter en kunsthistoricus Marc. Eeman s, heb il< me afgevraagd of het in n jn geval geoorloofd was te spreken van een zekere continuïteit in zijn geestelijke ontwikkeling. Langzaarn maar zeker kwamen elementen en argumenten aan het 1icht om mijn overtuiging te staven dat die vraag positief macht beantwoard worden. Aldus is deze geschiedenis van de intel1ectuele en creatieve levensweg van Marc. Eenm ans ontstaan . D aarbij werd de Idemtoon vooral op zijn denken en op zijn poëtisch œuvre gelegd, vermits het illustratiemate­riaai dat deze uitgave verrijkt, aIs een soort picturaa.1 complement van mijn stelJing kan beschouwd worden. Overigens bleven om vooe de band liggende redenen, biografi sche en andere gegevens buiten be­schouwing.

H opeJjjk vergeeft de lezer het me dat ik met hem wegen ga ver­kennen, die men normaliter in essays van het onderhavige genre links laat liggen. Maar op de eerste plaats is bet zo dat ik geen kunst­historieus ben en het derbalve aIs een punt van elementaire intellec­tuele eerlijkbeid bescbouw me anbevaegd te verklaren om eeo verant­woord waardeoordee l over het schi lderkunstig werk van M-arc. Eemans uÎt te spreken. En voorts is er het ou de adagiu m « de gustibus ct coloribus non disputandum », dat in de loop der tijden zijn geldigheid heeft bebouden. Waarom de lezer dan ook willen beïnvJoeden met ce n onvermijdeli jk subjectieve analyse van de boodschap die de scbil­derijen van Marc. Eemans brengen ?

Toch weze het me toegelaten de aandach t te vestigen op een soort sleutel-schjlderij dje « De pelgrim van het absolute» heet en in 1937 ontstond. De kijker wordt ais het ware gebiologeerd door dat monumentaal gelaat met die ogen die hem aankijken zonder dat men precies weet of het nu een nieuw ward en dan wei de daod i5 die cr uit spreekt. Dit werk resumeert op voortreffelijke wijze wat ik hier getracht heb te fo rmu leren bij wijze van aan loop tot de thans volgen­de inleidi ng tot de idee Marc. Eemans. Want hebbcn we laatstgenoem­de niel leren kennen aIs een man die steeds onvaldaan 15 krachtens zijn faustische natuu r, ais Îemand die voartdurend datgene na5treeft wat hij zelf ooit «de liefde, ove l'a l en aJtijd » C) heeft gennemd ? In « De pelgrim van het abso lute » moet men in zekere zin bet jeugd­portret nen van hem die thans in de dcrde leeftijd is getreden, dje « ergens in V1aanderen gebaren » werd en thans leeft boven de mensen in « het land der inwcndige mythen » (' ) waarover h ij niet ophoudt te sp reken (').

Page 11: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(4) Cati Schmitt ~ c El\: captivitatl! salus », Ed. Grenn, Keulen, 1930, 95 p. Cfr. aldaar p. 50.

1

Mijn grote Meester, de Duitse geleerde Carl Schmitt spreekt ergens van « jene geheimnisvolle Hand, die unsem Grill nach Büchem lenlet" ('), over de geheimzinnige hand die er over waakt dat ons telkens de boeken in handen komen, die onontbeerlijk zijn voor onze geestelijke vorming. Meestal gaan er jaren overheen alvorens men zich rekenschap geeft van de occulte maar duurzame invloed die een bepaald boek op de levensloop van een mens uitoefende. In het geval dat we thans behandelen 1iggen de zaken enigszins anders, want Eemans werd van in zijn pri1Je jeugd door de grondige lectuur van bepaalde boeken derwijze beïnvloed, dat het m.i. onmogelijk is zijn evolutie te volgen en zijn latere opties te verstaan zonder terdege rekening te houden met deze én rechtstreekse én diepgaande invloed.

Keren we dus even terug naar de tijd dat de nauwelijks tienjarige Eemans zijn vader regelmatig vergezelde bij diens bezoek aan kunst­tentoonstellingen, en dat hij via een verre verwante, de beeldhouwer Erniel De Bisschop, talrijke kunstenaars en schrijvers uit de kunst­kring « Doe sril voort ", waarin schilders lijk Felix De Boeck, Prosper De Troyer en Victor Servranckx debuteerden, persoonlijk leerde ken­nen . Op het Koninklijk Atheneum van Brussel had Eemans een merk­waardige leraar Nederlands, een zekere Maurits Brants. Deze hing aan de muren van zijn klaslokaal reproducties op van taferelen uit de Germaanse mythologie en meer bepaald uit het Nibelungenlied en uit de Edda, iets wut de verbeelding van de ontvankelijke leerlingen naar het verre verleden van het sagenrijk Thule deed afdwalen. Oak dient hier de invloed vermeld van Eemans' oudere broeder Nestor, die . een groot kenner van Richard Wagner was. In zijn bibliotheek trof de jonge Marc. alles aan wat nodig was am zijo initiatie in de wereld der eeuwige mythen te vervolledigen : Tannhauser, Parsifal, Tristan en Isolde, zander de Ring der Nibelungen te vergeten en de ontroerendc Senta uit de Vliegende Hollander, deze fantastiscbe heldin van de « trollw tot in de dood » ...

Vanaf zijn veertiende Ievensjaar begon de « Benjamin der eerste Belgische abstracte schilders " de werken van Plata en de Ethica van Spinoza te lezen, en verslond hij de meesterwerken van de grote Hollandse symbolisten: « Mei )} van Herman Gorter, «Psyche}) en {( Fidessa)} van Louis Couperus en de ({ Sonnetten }) van Willem Klaas. Deze dichters brachten de jonge Eemans op hUll beurt op bel spoor van de EngeJse romantiekers, vooral van Shelley, waarvan precies in 1922 de honderdste verjaardag herdacht werd van zijn al even tragisch aIs mysterieus verscheiden. Ook de door Frederik: Van Eeden bezorgde vertaling van het oeuvre van Rabindranath Tagore bekoorde de jonge man zeer.

De jaren 1922, 1923, 1924 en 1925 moeten in Eemans' intellec­tuele ontwikkeling aIs beslissende jaren beschouwd worden, vermits het jn deze periode was dat de Jatcre auteur van « Vergeten te wor­den}) de vier jaar oudere jouge cüchter René Baert ontmoette. Dit gebeurde in een door studenten en kunstenaars bezochte herberg, « Le

Page 12: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

~) c Les disciples de Saïs el les fragments de Novalis, lradu.its de J'allemand cl précédés d 'une in troduct ion par Maurice Maeterlinck _, Ed. liloomblez, Brussel + Calmann-Uvy, Parijs, heru itgave - 1.914. LI + :1;51 p .

(}l André 13lavier ve rSÎst zich wonnecr hi; schrijft: li l e 1) décembre 192), Mesens ouvre le Cabinet Mu ldofOI ... 1> , p . .109 in zijn studie « Le groupe surré3liste ., in : ",Phantornas 1> , l 8c jg. n" 1ooh'11 , pp. 1971248.

(j3) Oc status qUlI.cstionis van hel geva l Lau­tré~mont \Verd geschreven door Frans De Haes : " Images cie Laut réamont _, Ed. Du­culo t, Gembloux, 1970, XI + .260 p. 1k bt'ken rel geïntr igeerd te zijn door de roi dic Léon Bloy gespeeld hceft in de ontdekking van de hîstorischc betekenîs van de c Chants de Maldoror 1> În 1887.

(6) Marc. Ecm:ms : « Bi j Paul Van Ostaijen in de [ccr 1> , in ; .. De Periscoop 1>, 7e jg. nU l, nov. 1956, pp. 112.

(7) E\!n uitt reksel uit dcze voordracht van Van Ostaijen werd nfgedrukt in « Nouvelles il la mrtin. - Espaces 1> , lle jg. nO :180, 197:1, pp. 8/u.

(8) Amance: « Divinité de Frédéric Nietl.5cll!';. -Germ\! d 'une re ligion d 'Europe ,., Ed. du Siècle, Pa l'ijs, '1915, 1.90 p. Dit is één der meest vcrbazingwekkende bijdragen in het raalll van de r«eptie van het nietzscheaans denken in Franlcrijk. Behalve de studies van Herman Platz en Julius Wilhelm verdient een teks! van Reina Virtanen in dit "erband verme!ding: « Nietzsche and the A ction Française _, in : 0( The Journal of the His­tory of Ideas », lle jg. nO 1, optil '1950, pp. 1911214.

191 De belangs teJJ\!nde Jezer vindt cnkeJe ge­gevens over hen in mijn tekst .. Un mani­fe ste inêdit de Marc. Eernans _, in : 'II Nou­velles à. la main. - Espaces ,., ue jg. nO 182, 1971, pp . JJf44, vooral pp. J9f40.

(10) Schelling: .. La liberté hum::.im:. - Recher­ches ph ilosophiques sur l'essence de la Liberté huma ine et sur les problèmes qui s'y ra ttachent ,. (vert. door Georges Poli tzer en ingekid doo r li enr! Lerebvre), Ed. Rieder, Parijs, 19:!6, 1J6 p., n" 1 in de reeks 0( phi­losoph ie 1> .

(11) Jean Wahl : .. Eludl' sur le Pannénide rle Platon _, Ed. Rieder, Padjs, ]9!6, !76 p., n Q 2 in de rceks .. Philosophie ,. .

(u) William Blake : " Les pll"miers (e t les sc­c:onds) livres prophétiques,. (vert. door Pier­re Berser. ingeleid doa r Pier re Berger en voorzien van ccn not3 door Pierre Morhange), Ed. Rieder, Pa rijs, 1917 en :19]0. ~ deleo : 198 p. + 254 p., nO 3 en nO 6 in de recks .. Phi losophie •.

(13) Georges Politze r : "Crit ique des fondeml'nts de la psycho log ie. - Lu psychologie et Ill. psychoanalyse )J, Ed. Rieder, Parij s, 1928, 270 p., nU 4 in de tecks ~ Philosopl1ie ~ . Von rlit werk verscheen een heroruk bij Ed. l'Tesse;; Universitai res de France, Padj s, ]967, XII + 263 p., nU j in dl' reeks .. A la Pen­sée _.

(14) ln de recente tenloonstelling die Mevr. Phil Mertens aa n de l'eI'S tc Belgische abs trncte sch.i1ders en bccldhonwers gewijd heelt (191.8/ JO), Iiet Z.il· nic t na dczc episode nit Eernnns' artistieke oopbllan te vcnnclden. Cfr. de le dicr gclcgenheid uilgegeven catalogus .. Nna r een zuiver bcelden. - De cers te Belgische abs traclcn 1 19t6-19JO" , Ed. Kon inklijke Musca voor Schone Kunsten van België, Brussel, '1971, 6) p., vooral P.24. In dit verband Wl'ze nog herinncrd aan wal Jan

Diable au corps» geheten en gcvestigd in de Koolstraat in Brussel ; de onvergetelijke Père Gaspard was cr wat men schipper na God pleegt te noemen. Dank zij Baert ontdekte de jonge Eemans Novalis in de voortreffelij ke Franse vertaling van Maurice Maeterlinck (' ). De weerslag was andermaal biezonder groot. Rond hetzellde tijdstip bezocht Eemans ook vrij regelmatig het fa meuse « Cabinet Maldoror », in 1923 door de pittoreske Geert Van Bruaene in het Hotel R aven­stein ingericht. Eemans had Van Bruaene reeds aIs kind leren kennen, toen deze nog tijdens de eerste Duitse bezetting meespeelde in de op dat ogenblik Nederlandstalige schouwburg Alhambra, waarvan Paul­Gustave Van Hecke, de latere uitgever van het tijdschrift « Variétés» en mecenas van de Vlaamse expressionisten en van de surrealisten Magritte en :M.esens, toen één der directeurs was .

Geert Van Bruaene maakte van zjjn jonge bezoeker een enthou­siaste bewonderaar van de « Chants de Maldoror }) van de betoverende Lsidore Ducasse, bijgena arnd comte de Lautréamont (5), Van kapitaal belang is anderzijds Eemans' ontmoeting geweest met Paul Van Ostaijen, de grootste Vlaamse expression istische dichter, die narnelijk de ven­noot van Geert Van Bruaene werd toen deze ecn andere kunstgalerij, « La Vierge poupine », één van de bel angrijkste cenakels van bet surrealisme in België, in de Naamse straat in Brussel oprichtte (6). In 1925 hield Paul Van Ostaijen hier een lezing tijdens een doO! de studentenvereniging « La lanterne sourde» geo rganiseerde poëzie­avond. Deze- in het Frans gehouden lezing mag beschouwd worden aIs het poëtisch credo van Van Ostaijen ; hij maakte een streng onder­scbeid tussen de «vanui t het onderbewlIste geïnspireerde poëzie» en de « bewust gemaakte poëzie », en verkondigde dat de ecbte Iiteratuur van een natie steeds met de mystieke schrijvers begint (').

Niet minder vruchtbaar vaar de geestelijke varming van de jonge Eemans was de lectuur van hel boek van Amance: « Divinité de Frédéric Nietzsche» (li) . Maar een za mogelij k nog grotere aantrek­kingskracht oefenden het tijd schrift « L'Esprit » eo de in de reeks « Philosophie» uitgegeven werken ui t, twee initiatieven van de zoge­naamde « Philosophes» (' ). Ik citeer in het biewnder de « Philo­sophische Untersuchungen über das Wesen der menschlichen Freiheit » ( 1809) van Friedrich Schelling in de vertaling van Georges Politzer (''), de zwaar-op-dc-handse studie van Jean Wahl over de « Parme­rudes» van Plato ( II) , en vao cal de twee delen (c Livres prophétiques» van William Blake (") en de « Critique des fondements de la psycho­logie » van Georges Politzer (") .

Met deze voor een jonge kerel van zijn leeftijd ongewone intellec­tuele bagage gewapend, evolueerde Marc. Eemans naa r het surrealis­me. Maar a1vorens deze beslissende stap te wagen deed hij een tijdje - net lijk René Magritte - aan abstracte kunst, die men toen, althans in België, « zuivere beelding » noernde. Op dit terrein was bij de jonge volgeling van Victor Servranckx, Jozef Peeters, Pierre-Louis Flouquet, Karel Maes en Felix De Boeck ("). Ook is bekend dat Marc. Eemans en zijn vriend René Baert op het einde van 1926 en het begin van 1927 met het plan rondliepen een « Humanistische groep »

Page 13: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Walravcns schred in hel boek « Ab strat:te schilderkunst ln Vlaandtren :f, Ed. Arcade, Brussel, 195), )15 p. : c MaTc. Eemans mach!, ooutreeks 1911, de jongste nbstracte arlies! van hel land helen. Hij maakte loen nauw­keurig afgewogen compos ities in een dof koloriet en met rustig gebogen volumes, waarvan een vreernd lctwal unheimlich s evod ullging. Aivasi WII5 et reeds in deu schildcri\'en ie ts aanwezig Vlm hel myslerie dat hij ater in :z ljn surrealis tische werken zou oproepen . De Magie, oak de Zwarte, heeft de2:e grote kenner van de eso terische literaluu! stceds aangetrokken » (p. :195).

(15) rk gal dit manifest uit in na 181 van " Nou­velles il la main. - Espo.et, ,, (cft. supra nota 9), pp. 45 /50. N.a.v. dit « humanisme » van Eemans en Biler! weze er op gewezen dat Michel Carrouges, groot kenner van het su rrealisme van Breton, ~n essay w ijdde aall « Le surréa lisme, doctrine et méthode de " humanÎsme dialectique . (pp. 65181) , in : « André Breton. - ESS8.is et témoignages ., Ed. A la Baconnière, Neuchatel. 1.949, 250 p. Hel surrealisme aIs " dinlectisch humanis­me li : û edaar ecn s telling die in de lijn Hgt van Eemans' dcnkcn 1

(16) De contestati irs gaven te clier ge1egalheid twee tracts uit, gednteerd 611011926, resp. 3/1111926.

(17) Andre Blavier schrijft in zijn s tudie " Le sunfalisme en Belg ique _, in: " Europe li,

46e jg. nO 47516, no v./dec. 1968, pp. 195/205 wal volst : " Waldberg parie d'une "société du mystère" peut-ê tre pa, tout à fait con­vaincan tc . (p. 200). Cfr. hel werk van Patritk Waldberg: "René Magritte (suivi d'une bibliographie généra le par André Blavier) ". Ed. A. de Rache, Brussel , 1965, 357 p. , vooral p. '124·

(18) Marc Eemans «Une histoire parallèle du surréa lisme en Belgique _, in : « Nouvelles li la main. - Espaces ., ue jg . nO 180, 1971 , pp. :zi8, vooral P.3.

op te richten ; Eemans schreef er zells een « Manifest" voor dat ik onlangs uit de vergeetboek kon opdelven, waarbij ik me verplicht zag te onderlijnen dat Marc. Eemans zich aanvankelijk niet meer berinner­de die tekst te bebben geschreven (';). Er kan geen twijfel over bestaan dat hij op dat ogenblik onder sterke Iinkse en meer bepaald trotzkys­tische invloed stond . Dat jonge intellectuelen zich toendertijd door de Ille Internation ale aangetrokken voelden is algemeen geweten en bet is bijgevolg slechts Dormaal dat ook de jonge Eemans in die zin reageerde. Het waren de Franse surrealisten en ook de jonge « Philoso­phes " van het tijdschrift « L 'Esprit » die hem voor deze denkontwik­keling sensibiliseerden en hel verwondert derhalve geenszins te ver­nemen dat hij met Pierre Naville correspondeerde (deze briefwisseling ging helaas verloren), die toch één der stertiguren van het tijdscbrift « La Révolution Surréaliste » was, terwijl René Baert contact opnam met Pierre Morhange, gelijktijdig directeur van bet tijdscbrilt « L'Es­prit» en uitgever van de reeks « Philosophie ».

2.

Intussen was het Eerste Surrealistisch Manifest van André Breton verschenen (1924), dat onmjddellijk de aandacht van de jonge Eemans trok en zijn instemming wegdroeg. Voortaan zouden zijn verzuchtingen D33r dat absolute, dathjj nooit nagelaten heeft na ,te streven, vja de door Breton gewezen weg verlopen. Als outsider doch meteen als « mede­strijder » nam hjj deel aan de zijde van de latere Belgische surrealisten aan de memorabele «veldslag van het Casino van Sint-Joost-ten­Node» in october 1926 : ne politie kw am er bij te pas om de vechters te scheiden en enkele belhamels naar bet dichtst bijgelegen pol·itie­commissariaat te transporteren. Van toen dateert al1eszins zijn vriend­schap met CamjJJe Goemans en met Edouard Léon Théodore Mesens, vriendschap die nooit zou vertroebeld worden (").

Hoe zonderling het ook moge lijken, toch is het een reit dat de jonge Eenians, alhoewel eens te meer de Benjamin van de groep zijnde, zich uitzonderlijk actief heeft betoond in de schoot van wat men sinds bet boek van Patrick Waldberg over Magritte a posteriori de « Société du Mystère» is gaan noemen (17). Het is mij bekend dat zij die de « gouden legcnde » van het Belgische surrealisme schre­ven en schrijven doeo aJsof ben de naam van één der mede-onder­tekenaars van een « Préface à une exposition de Magritte» (Brussel 1928) en medewerker aan het door Camille Goemans vanuit Parijs gelanceerde elemeer tijdschriftje « Distances» niet eens bekend is. Desniettemin staat buiten kijf dat Marc. Eemans gedurende mmstens drie volle jaren aan alle zittingen van de groep deelnam en dat hij zijn eigen weg is gegaan op grond van persoonlijke overwegingen die verband hou den met wat hij zelf de « histoire sordide du groupe surréaliste belge» (18) heet. Ik ga bier niet nader op in, temeer daar het niet lang heeft geduurd 01 ideologische redenen gingen de kloof nog verbreden tussen hem en de groep waarin de autoriteit van Paul Nougé zwaar doorwoog. Vermeldenswaard is echter dat Mesens in 1928 in de galerij « L'époque» de eerste tentoonstelling van Eemans

Page 14: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(19) De reproduct ie van deze doeken bevindt zich in « Vllrié l.!s " le jg. n" 8, tussen de pp. 45-1/5. De tekst van Vlln Oslaijen, de schi lderij van Eemans en de folo van de schilderij viln ECOlan$ en de fota van de voct­baImatch dic nnn de schi lderij ten grond­s lag lag werden simultaan afgcdrukt in « Variétés •.

(lO) Ch. de no ll1 van A.L. (p5, va n Jd Oc Bdder) : .. Over Paul Van Ostaijcn ais leel ­mees!er _, in : .. De Pcriscoop _, 7e ie. n°:l, dee. 1956, p.::I.. De originele teks! van Vun Ost:J.ijcn ycrscheen in hel lijdschrift « Avon­tuur _, n" J , {ebr. 1928, pp. 5/6.

organiseerde en dat de te dier gelegenheid uitgegeven catalogus een gedicht bevatte van Jean (later Louis) Scutenaire, die op dat moment een intieme vriend van Marc. Eemans was. D e publiciteit van deze galerij werd toen gevoerd met de namen van hen die middelerwijl wereldfaam verwierven : Marc Chagall , Max Ernst, Giorgio de Chirico, Hans (la ter Jean) Arp, Paul Klee e.a., en de naam van Marc. Eemans figureerde tussen deze pIe jade van beroemde schilders !

Toen het Stedelijk Museum van Amsterdam in 1930 een ten­toonstelling wijdde aan de Nederlandse « Onafhankelijken », werden Marc. Eemans en zijo vrienden Magritte en Mambour aIs Belgische surrealistische gasten ui tgenodigd. Afgaande op de in de catalogus van deze tentoonstelling gecifeerde prijzen gold het werk van Eemans op dat ogenblik meer dan dat van zijn beide oudere vrienden. In 1970 beleefde ik trouwens in Straatsburg de aangename verrassing in het kader van een door de Raad van Europa ingerichte en aan « Europa J 925» gewijde retrospectieve een werk aan te treffen van Marc. Eemans, getiteld « L'attitude des apparences» en gedateerd 1928. Dit werk stamde uit de oude verzameling van E.L.T. Mesens uit Landen en behoorde aan de H eer Calixte Veulemans in Brussel toe. Het volstond de catalogus in te ki jken om vast te stellen dat het de enige schilderij was van een nog Jevende Belgische scbilder. . . Terwij l de bevoegde overheid in Straatsburg Marc. Eemans dus vo ldoende representatief achtte am één zijner werken in een internationaa1 op­gevatte expositie op te nemen, schijnen de Belgische specialisten niet eens njn naam te kennen, wat blijkt uit de onlangs in Parijs ingerichte tentoonstelling « Peintres de l'imagin aire. - Symbolistes et surréalis­tes belges » (4-2 t/m 8-4-1972). Nochtans nam Eemans aIs « surrealis­tiscb schilder » reeds aan twee of drie officiële Belgische exposities deel en fungeerde zij n jeugdportret (ongeveer 20 jaar oud) sarnen met werk van Magritte destijds in de schouwramen van bet voo rJopig Museum voor Moderne Kunst op het Koningsplein in Brussel. Begrijpe wie kan .. .

De eerlijkheid verplicht ons anderzijds in te zien dat de naam van Marc. Eemans reeds in de eerste jaren van het offici&l Belgisch surrealisme in de kring der ingewijden ietwat tabae was. Tach werkte hij mee en dit zelfs vrij regelmatig aan « Variétés» (bij ontwierp de titeJvoorstelling van dit tijdschrift), de belangrijke publicatie van Paul­Gustave Van Hecke waarin veel aandacht besteed werd aan het sur­realisme . Twee of drie pentekeningen van Marc. Eemans hebbeo het omslag van bepaalde nummers georneerd ; andere pentekeningen vindt men in de tekst van meerdere afleveringen. Oak treft men er de reproductie van twee scbilderijen aan : « Twee klimopbladen brengen lof aan een reliëf van H ans Arp » en « v oetbalmatch » (l') . De laatst­genaemde schilderij heeft zelfs een eigen gescbiedenis : het on derwerp van het doek (voetbalspelers die het hoofd van één onder hen aIs bal gebrui ken) viel sarnen met een groteske van zijn vriend Van Ostaijen, « Waarachtige voetbalkamp » ("'), zonder dat de twee kunste­naars dit wisten. Het is een zonderlinge samenloop van omstandig­beden die door Marc. Eemans terstond aan Van Ostaijen gesignaleerd

Page 15: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(21) Gerrit Bargers drukt l'en andere, op 1)/)11928 aan Van Ostaijen veIzonden brief van Eemans af, maaI is evenmin zeker of dit schrijven de dichter bereikte. Cft. Gerrit Borgers: • Paul Van Osta.ijen. - Een documentatie », Ed. BakkeI, Den Haag, '1971, deel :1 ...

pp. 637h.176, VOOtai p. 650. Anderzijds be­weert Borgers œn onrechte (p. 678) dat Marc. Eemans Goemans zou hebben opgevolgd aon het hoofd van de galerij « A la Vierge Pou­pine,. , Dezelfde vergissing bege.at Paul Hadennnnn in zijn boek : « Het vuur in de verte. - Paul Van Ostaijens kunstopvattin­gen in het li,ht VElll de Europe!:!e avant­ga.rde '1t , Ed. Ontwikkeling, Antwerpen, 1970, XVI + 348 p., vooIaI p. Hi..

(n) Victor Servranckx: « Marc Eemans., in: « Variétés '1t , :le jg. nO), juli 1928, p. 169.

(23) Marc. Eemans' « Vergeten te worden. -10 lijnvonnen beinvloed door '10 woord­vormen _, Ed. Hermes, Brus~el, '19)0, '16 p. De Franse vertal ing moest vers~hijnen bij de Ed. Le Soleil dans la Tète, in Parijs maar het bled bij (overigens erg middelmatige) drukproeven, vermits de uitgever in faling ging alvorens Eemans zijn fiat kon geven. De nederlandse tekst figureert ais bijlage ln onderhavige publicatle.

(24) André Blaviel ; .ut. cit. (cfI. supra. nota 5), p.216.

(25) Deze bewering steunt op de licentiaatsver­hlUldeling van Rik Sauwen ; .. L'esprit Dada en Belgique _, Leuven, '1969, X + )48 p. Het ware te hopen dat dit belangrijk werk vlug een uitgever zou vinden. Inmiddels moeten de geïnteresseerden zich tevreden stellen met de samenvatting in .. Cahiers Dada f Surréalisme _, nO 4, '1970, pp. l1S/u6. - In tegenstrijd met wU Pierre Bourgeois, die nochtans meestal goed ingelicht is, be­weert (cir. André Blavier: art. cit., cft. supra nota 5, p. l)8 nota 8), valt in Eemans' o~,twikkeling geen dadaïstische fase aan te wl]zen.

werd. Helaas heeft de mededeling laatstgenoemde nooit bereikt, aan­gezien hij net in een rusthuis in Miavoye-Anthée bij Dinant overleden was ('1). Bij zijn surrealistisch debuut, rond 1927 dus, was Marc. Eemans levens één der eersten - ja zelfs meer dan tien jaar vôôr Delvaux - om de deugden van de poëtische vervreemding van de vrouwenmode van het einde der vorige en het begin dezer eeuw te herkennen, wat duidelijk blijkt uit enkele zijner in «Variétés» af­gedrukte pentekeningen.

Reeds in die activiteitsfaze begonnen enkele vrienden van de lalere «Société du Mystère» hun jonge collega de rug toe te keren, maar Victor Servranckx, de Vlaamse constructivist, die net bezig was naar het surrealisme over te hevelen (hij kocht nota bene het zonet vermelde doek « Voetbalmatch »), liet in «Variétés» een eigenaardige nota afdrukken, waarin hij poogde te begrijpen waarom die jonge man (sc. Marc. Eemans) haatgevoelens kon opwekken, en tot de flatteuse slotsom kwarn : «Eemans élargit le domaine de l'inquiétude humaine, sans tirer ses conclusions, sans tâcher de résoudre quoi que ce soit. C'est son droit et - l'opposant aux trop hâtifs théoriciens -je dirai même: c'est ce qui me plaît en lui» (22). Twee jaar 1ater gebeurde echter het onvermijdelijke : Marc. Eemans en Camille Goe­mans verlieten de groep om redenen die deze laatste niet tot eer strekten. Het toeval dat in het leven en in de geschiedeuis zo vaak ingrijpt heeft gewild dat Eemans in de loop van datzelfde jaar - 1930 - bij de door hem sarnen met Goemans opgerichte uitgeverij Hermes de bundel «Vergeten te worden» liet verschi jnen: tien hermetische woordvormen waaraan een gelijk aantal tekeningen van de kunstenaar beantwoordden. Het is overigens vermoedellijk de enige waarachtige surrealistische dichtbundel die Vlaanderen heeft voortgebracht (23).

J a, hoe de vervreemding van de vrienden Eemans en Goemans van de surrealistische groep verklaard? André Blavier analyseerde onlangs het complex probleem van het tot-stand-komen van de groep rond 1926 en schreef wat volgt: «Diverses démarches, rencontres, chassés-croisés et convergences ont précédé, dont l'enchevêtrement n'est encore qu'imparfaitement démêlé» (24). Persoonlijk wil het me voorkomen dat het vrijwel onmogelijk zal blijken de ware geschiedenis van de groep tijdens de twlntiger en dertiger jaren te achterhalen, dat het moeilijk zal vallen de juiste motieven aan te wijzen die som­migen in deze, de anderen in de tegenovergestelde richting stuwden, dat het een zware opgave zal betekenen netjes uit te maken wel.ke affiniteiten en welke instinctieve gevoelens van afkeer in talrijke gevallen de uiteindelijke opties hebben bepaald. Wat het geval Eemans betreft bestoud er toch ValU meetaf een fundameuteel verschilpunt: terwijl de meeste leden van de groep een min of meer «dadaïstisch» verleden achter zich hadden (") en anderen zich op zekere affiniteiten met een Paul Valéry of een Jean Paulhan beriepOiIl en er een erg cartesiaanse denktrant op nahielden, kwam Eemans in de groep terecht met een diarnetraal tegenovergestelde intellectuele bagage, die hem desuiettemin ontvankelijk moest maken voor het surrealisme à la Breton, dat irrationeel en anti-cartesiaans was getint. In de ge-

Page 16: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(l 6) F~rd inand Alquié (uitg.) : c Entretiens sur le .. surréalisme ~ , Ed. Mouton, Parijs 1 Den Hug, 1968, 568 p. Het citaat aldaar p. 444.

(l7) André Blavier : art . dt. (dr. supra nota l5). p. l02.

(l a) Ferdinand Alquié (uitg.) : op. cit . (cfr. ,upra nota 26), p. 448 ,

dachtengang van Eernans, agnostisch en scherp anti-christelijk inge­steld, bezaten de werken der mystiekers en meer bepaald hun visioenen een transcendente waarde die verenigbaar was met de surrealistische aanpak der dingen. Na uit het Middel-Nederlands het eerste visioen van de Vlaamse mystieke Zuster Hadewijch te hebben vertaald, beging bij de onvoorzichtigheid - het woord onvoorzichtigheid stamt in dit geval van mij - de tekst aan zijn vrienden voor te lezen bjdens een bijeenkomst i:n het ouderlijk huis van Marcel Lecomte, de Merode­straat 226 in Brussel. De reactie was veeleer koel, want noch een Nougé, noch een Magritte, noch een Scutenaire waren eT op voorbereid dergelijke boodschap van numineuse aard op te vang~. De enige die biertoe eventueel in staat bleek, was rnisschien Marcel Lecomte .. .

In ieder geval, de kloof was er. Maar hoe thans nog aile aspecten van het drarna achterhalen ? De specialisten ter zake - en ik bedoel uiteraard niet de hagiografen van het Belgisch surrealisme - zijn het er volrnondig over eens dat de studie van het surrealisme in België nog steeds in de kinderschoenen steekt. Tijdens de aan het surrealisme gewijde decade van Cérisy-Ia-Salle (1966) lokte een uiteenzetting van André Souris (die een omstreden en zelfs in staat van beschuldiging gesteld !id van de groep is geweest) in dit verband een vinnige discussie uit : Ferdinand Alquié, die de debatten leidde, begon met zich af te vragen of men moest spreken van een Belgisch surrealisme dan we] van het surrealisme in België ? Hij besloot zijn tussenkomst als volgt : « le groupe belge a non seulement nié J'esthétique et la beauté où Breton les nie, mais encore en plusieurs autres où Breton les accepte » (") . In de flink gestoffeerde studie die André Blavier aan bet Belgisch surrealisme komt te wijdeu schrijft deze kenner ijskoud : « Le sur­réalisme fut, en Belgique, un fait wallon et plus strictement hennuyer » (27), daarbij uit het oog verliezend dat André Souris zelf uitdrnkkelijk heeft bevestigd dat de groep van La Louvière, met Achille Chavée en zijn vrienden, wwat tien jaar na de Brusselse groep tot stand kwam en reeds tot de tweede surrealistische generatie behoorde (28). Wat mij betreft wiI ik er toch op wijzen dat, ongeacht het feit dat het surrealis­me in België hoofdzakelijk door franssprekende of tweetalige jonge intellectuelen gedragen werd, verschillende onder hen - net Iijk dit reeds voor de Belgische syrnbolisten het geval was geweest - van Vlaamse afstamming waren: Camil1e Goemans, in Leuven geboren , was de zoon van de bestendige secretaris van de Koninklijke Vlaamse Academie voor taal en 1etterkunde -; Marc. Eemans, in Dendermonde ter wereld gekomen, publiceerde verschillende dichtbundels in het Nederlands; E .L.T. Mesens, Brusselaar van geboorte, debuteerde in de flarninganti sche groep " Ter waarheid » waartoe intellectuelen aIs Joris Van Severen behoorden , en bield niet op, zij het ook weHicht uit provocatie, zich de fJamingant van Londen te noemen. En vergeten we niet dat de grote Vlaamse expressiouistische schilder Frits Van den Berghe een " surrealistische » periode heeft gekend, terwijl een Rachel Baes zich graag beroept op baar voorouders uit het Waasland en het geschikte kl imaat voor haar onbetwijfelbaar surrealistisch werk in het Middeleeuwse Brugge heeft gevonden. Tenslotte verdient het feit verrnelding - noblesse oblige - dat Marcel Mariën in Antwerpen het levenslicht aanschouwde.

Page 17: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

« De Dageraad van het Hiemamaals », 1969 .

Page 18: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(29) MITe . Eemans: <r "Surréali.te" ou non 7 li ,

in: 0; Nouvelles à la main. - Espacu li ,

ue ig. n(l 18), :1972, p. 61 .

ua) Cfr. "' Le Journal des Poetes li , 41e jg. nO 1, 1971, :1.0 p. En van Marc. Eemans : art. cit . (cfr. supra nota 18) .

(31) Ferdinand Alquié (uitg.) : op. cH. (cEr. supra nota 16), P.447.

CJ2) Ferdinand Alquié (uitg.) : op . dt. (dr. supra nota 26), p. 450.

UJ) Cft. Anne Souriau: « La notion de catégorie esthétique li , in: «Revue d'e,thétique li ,

1.ge jg. nO )/4, juli/dec. '1966, pp. 2251242.

3.

Wat nu Marc. Eemans betreft, onlangs heeft hij zelf het probleem van zijn toegehorigbeid tot het surrealisme gesteld, en verklaard dat hij zonder het surrealisme nooit zou geworden zijn wat hij tenslotte ge­wordeil is (") . Volstaat dergelijke verklaring evenwel om in hem een waarachtige surrealist te begroeten? Het probleem lijkt me ingewik­keld, maar loch meen ik die vraag bevestigend te moeten beantwoor­den, alboewel Eemans beslist een speciaal type van surrealist blijkt te wezen. Het ligt in de bedoeling deze stelling in de volgende paragrafen te verdedigen. Alvorens van wal te steken wens ik toch te onderlijnen dat men enkele recente publicaties beslist buiten beschouwing moet laten: het speciaal nummer van het « Journal des Poètes », orndat hier de kaarten vervalst worden door weliswaar op twintig pagina's negen­tien auteurs te presenteren maar gelijktijdig verschillende andere he­langbebbenden hetzij te verwaarlozen, hetzij te verzwijgen; ook de repliek van Marc. Eemans, die weliswaar enkele nuttige gegevens be­vat Lv.m. een met de officiële geschiedenis « parallel» lopende visie, maar die desnietlemin bij definitie partijdig moet genoemd worden (30).

Een geldig vertrekpunt zijn m.i. daarentegen bepaalde opmerkingen die José Pierre in Cérisy-Ia-Salle geformuleerd beeft n.a.v. de uiteen­zetting van André Souris. Voigens hem is het zo dat het Belgisch surrealisme «s'est développé dans un salon » (in een achterkeuken zou Marc. Eemans zeggen) en beging het de vergissing het stalinistisch verschijnsel te verwaarlozen ("). Zijnerzijds onderstreepte Paul Béni­chou enkele thema's «que les Belges n'ont pas vécus, c'est-à-dire l'écriture automatique, le rêve, l'inconscient, le merveilleux» (32). Met andere woorden : de leden van de « Société du Mystère» hebben de inhoud van het Tweede Surrealistisch Manifest van André Breton, waarin zekere theoriën van Leo Trotzky onderduims nawerken, onder­schat of onjuist geïnterpreteerd, meer bepaald dan de werkelijke toe­stand van het communisme in de Sovjet-Unie onder het bewind van Jozef Stalin. Anderzijds is het zo dat in het Eerste Surrealistisch Manilest de Duitse romantiekers buiten beschouwing werden gelaten, terwijl André Breton er in zijn Tweede Manifest expressis verbis naar verwijst, inzonderheid naar Novalis, en bovendien plots een « occulta­tion » van het surrealisme aanbeveelt. Marc. Eemans was bijgevolg zowat de enige in de groep der Belgische surrealisten om, gezien zijn voorafgaandelijke kennisname van en affiniteiten met de auteur van «Die Lebrlinge zu Sais » , de nieuwe denkontwikkeling van André Breton te verstaan en te begroeten . In tegenstelling met wat Bénichou beweerde had hij ten andere al in 1927 in de vorrn van een brief aan Irène Hamoir, de latere ecbtgenote van Jean Seutenaire, een tekst aan het automatisme gewijd.

In de voorgaande bladzijden heb ik gepoogd aan de hand van de feiten aan te tonen dat Marc. Eemans reeds vÔDr zijn twintigste levens­jaar ontstellend veel gelezen had en door sommige vrienden beschouwd werd ais een vroegrijp «genie ». Daarom weze het me toegestaan even in te gaan op de esthetische categorie (33) van de vroegrijpheid, de precociteit, waarbij ik onmiddellijk duidelijk wens te stellen dat

Page 19: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(JJa) cfr. d.ie.naangaande het in nota 57, infra, vemoernde boek van Victor Crastre.

()4) Andd Breton : ~ Entretiens 1,1)~19.52 , avec Andd Parinaud », Ed. Nouvelle Revue Fran~ çaise, Parijs, 19.52, )17 p. Het citaat aldaar p. 15l.

(5) André Breton 0( Les Manifestes du 5ur~ I~alisme », Ed Le Sagittairt, Parijs, '-955, '-2) p. + documenten. Het citant aldaar p. B9

vroegrijpheid uiteraard gedetermineerd wordt door de aanwezigheid op het geschikte ogenblik van één of meer exogene variabelen, alsook zo nodig van de interventie van een catalysator vanaf -het moment dat de creatieve voorwaarden ter beschikking staan . Welnu, de precociteit van Marc. Eemans lijkt me een uitgemaakte zaak, temeer daar ze ge­paard ging met een ander verschijnseI: . zijn autodidactisme. De oude Grieken onderscheidden de «adidact» (hij die nooit scholing kreeg) en de « heterodidact » (hij die door een leermeester onderwezen werd) van de «autodidact» (hij die zichzelf vormde), en koppelden de creatieve zin aan het autodidactisme, zoals ons een aandachtige lec­tuur van Homeros leer!. Ofschoon het autodidactisme momenteel in de essentieel « heterodidactische » wetenschappelijke middens een slechte pers heeft, handhaaft het literair en artistiek autodidactisme daaren­tegen zijn adeltitels : men denke even aan de gevallen Rimbaud en Lautréamont. Terwijl Rimbaud een catalysator vond in de persoon van Verlaine, vand Marc. Eemans de zijne in de André Breton van het Tweede Surrealistisch Manifest. Het was deze Breton die hem zijn statuut van autodidact leerde valoris~ren. ~ocbtans mag uit deze vaststelling niet worden afgeleid dat Eemans een slaafse volgeling van Breton zou geworden zijn. Neen, Eemans heeft Breton ·hoogstens lweemaal ontmoet en dan nog veeleer toevallig ; wèl heeft hij steeds de ontdekte affiniteiten naar waarde geschat en op zijn manier te pas gebracht. In dit verband lijkt het me toch nodig er op te wijzen dat Eemans' affiniteiten met André Breton's denkwereld slechts tot het poëtische en het occulte beperkt bleven, daar Eemans in de loop der jaren, op politiek gebied, totaal andere wegen ging dan Breton. Voor hem blijven de marxistisch getinte bekommernissen van het surrealisme tegennatuurlijke geesteshoudingen, aangezien het dialec­tisch materialisme, zoals het dooT de marxisten wordt voorgestaan, hem dialectisch onverzoenbaar lijkt met de surrealistische stelliugen, althans met deze van Breton. Deze laatste liggen in de lijn van Novalis' « ma­gisch idealisme " (33.). Consequent tenslotte met zichzelf en zijn « onderwerping aan de wereld van de mythen » is Eemans in de buurt van Alfred Rosenberg's « Mytbus des 20. Jahrhunderts » beland. Dit werd hem natuurlijk in orthodox-surrealistische middens biezonder kwalijk genomen en kost hem tot op de dag van heden vanwege be­paalde salon-communistische belbamels uit bedoelde middens ver­guizing, lastercampagnes en zelfs uitgesproken haat.

Wat er verder ook van zij, in het eUde onderhoud dat André Breton in 1952 aan André Parinaud toestond, onderstreepte de grote sur­realistische voorman de roi die Friedrich Hegel in zijn denken ge­speeld heeft en wees hij er op dat het Tweede Manifest een uitnodiging bevatte {( à confronter dans son devenir le message surréaJiste avec le message ésotérique » (34). 15 het niet merkwaardig dat de vrienden Eemans en Goemans precies in 1930, het verschijniugsjaar van het Tweede Manifest, hun uitgeverij Hermes hebben opgericht? Volgens mijn bescheiden oordeel hebben we hier te daen met een expliciete echo van bedoeld manuest en vooral van dekapitale· zin eruit: · « Je demande l'occultation profonde, véritable du surréalisme » (35). In· een

Page 20: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

{J6} cf!. Denis de Rougemont : .. L'amour et l 'Occident ,., Ed. Plon, Parijs, 1939, DI + 356 p. in de tweede reeks « Pr~sences ,. nO 7.

(Ji) Andre Breton : op . cit. (dr. supra nota 35), pp. 91 / 92 .

fJ8) Goethe : .. Werke », HamburgcI Ausgabc , Ed. Wegncr, Hamburg, 1949, deel) = 645 p. Het citaat aIdaar p . )64.

oSa) Rene Pn S5eron: " Le su rreal isme des pein­!Tes '1>, pp. 2461270 in Ferdinand Alquié : op . ci!. (dr. supra nota 26), vaaral pp . 256/8.

lange verklarende nota bij deze zin beveelt Breton de studie aan van een aantal wetenschappen met slechte reputatie en geeft hij een ver­klaring van de liefde die onbetwij!elbaar moet beschouwd worden aIs een verlengstuk van de hoo!se liefde van de middeleeuwse troebadoers (-16) : « 1e renoncement à l'amour, qu'il s'entoure ou non d'un prétexte idéologique, est un des rares crimes inexpiables qu'un homme doué de quelque intelligence puisse commettre au cours de sa déjà bien assez sombre vie» (37). Marc. Eemans zal niet nalaten deze oproep op te zuigen, temeer daar de lectuur van boeken die zijn latere ont­wikkeling bepaalden, in casu de « Vita Nuova )} van Dante, hem reeds voor deze kijk op de dingen hadden gevoelig gemaakt. En had hij niet de twee verzen onthouden waarmee de Tweede Faust van Goetbe eindigt :

« Das Ewig-Weibliche

Zieht uns hinan » (38),

zodat hij weI ontvankelijk moest zijn voor Breton', boodscbap van « l'amour fou » ? De problemen van « l'amour fou » en van « l'amour sublime " zuUen zijn belangstelling ten andere blijven gaande bouden, wat verder zaI blijken, zadra sprake is van een door Eemans in 1965 in Knokke gedane mededeling. Er is zeIfs meer: in Cérisy-la-Salle heeft R ené Passeron een belangrijke voordracht gehouden over {( Le surréalisme des peintres », waarin hij c.m. laat verstaan dat het sur­realisme geen «peinture d'amour » zou hebben voortgebracht, doch hoogstens een variante van het picturaal expressionisme. Welnu, in de veronderstelling dat deze stelling juist is, moet toch Marc. Eemans ais de uitzondering worden beschouwd die de algemene. regel be­vestigt; men denke slechts aan schilderkunstige werken lijk « Tempel van de vrouw », ({ Flora's rijk» of de assemlblage « Het rijk der stre­lingen " ("').

Het is hier het ogenblik om even te verwijlen bij de belangrijke «Lettre sur l'automatisme », hoger reeds geciteerd fl.a.V. een door Paul Bénichou in Cérisy-Ia-Salle aan de Be~gische surrealisten gericht verwijt. Het betreft een in 1927 gescbreven teks! waarin Marc. Eemans, zich beroepend op de theorieën van Freud en van Ivan Pavlov; de psycbologie van de droom beschrijft. Onder de onuitgegeven teksten van onze auteur bevinden zich overigens talrijke optekeningen van dramen, onmiddellijk na bet ontwaken genoteerd. Volgens de kwes­Heuze ({ Lettre» i5 het onjuist de droomactiviteit te interpreteren aIs een zuiver psychisch gebeuren, doch moet men er eer een gedachten­associatie in zien die de menselijke psycbe onophoudelijk verwart. De idee dringt slechts in beeldvorm tot het droomnet door, maar zadra de mens in wakende toestand is wardt het psychisch automatisme do or de agressiviteit van de praktische rede verdrongen. Aan deze tekst ligt de overtuiging ten grondslag dat het nodig i5 het Westers denken te revolutioneren, omdat dit den ken vooralsnog té uitgesproken rationa­listiscb is en opdat de Westerse mens eindelijk zou ontdekken dat de taal meer is dan een conventioneel jets tussen levende wezens, het

Page 21: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

U9} Gezien hel belang Vin due leut wordl hij in onderhavig wrrk voor hel een! Ifgdrukt.

(40) Dank zij het begrip Vin de ,childer Florenl Clan geraakte ik ln het buit van een exemplaar van « Radio Belgique » waarin de vragenlij st voorkwam.

(41) Over de theorieën vi n de le5wel Marcel JOUSSf lue men de studie van Fddéric Le­lèvre : .. Une nouvelle p':rchologie du lan­gage », in : «Le Roseau 'or li , n020, 1927. PP.' 1/8,. Marc. Eemans heeft met deze ge­leerde lingui, t gesprekken gevoerd.

(4-1) Félix Wagner : « Etudes 5ur l'Incienne poésie du Nord f, in : _ Hermès li, maart 1937, 21'.3015).

woord geheel iets anders dan de blote abstractie van een begrip, na­meJijk de gangsteen die aile creatieve mogeJijkheden bevat, een ma­giscbe draagkracht beeft en invloed uitoefent (").

4.

Langs zijn beroepsbezigheden om bee!t Marc. Eemans inderdaad ook bet probleem van de taal aangesneden, en weI via een enkwest over de radiotaal dat bij voor rekening van het weekblad « Radio Belgique» van zijn vriend Florent Gaes (wiens redactiesecretairs hij was) gebouden beef!. Volledigheidshalve meen ik er goed aan te doen de in dat verband aan bekende persoonJijkheden voorgelegde vragen­lijst integraal af te drukken :

1. Gelooft U in de wording van een zuivere radiofonische stijl: a) op muzikaal ; b) op literair gebied ?

2. Op literair vlak zal de radiofonische stijl uileraard een gesproken stijl zijn, maar kunt U zeggen in welk opzicht deze gesproken stijl zal verschillen van de geschreven en van de gewone gesproken stijl?

3. Geloof! U in de mogelijkheid van een bepaalde ritmische stijl, eigen aan de gesproken taal en tocb vergelijkbaar aan de proso­discbe stijl van de geschreven poëzie ?

4. Ts U vertrouwd met de wetenscbappelijke tbeorieën die momenteel in de linguistiek actueel zijn ? In bevestigend geval, meent U dat re op bet ontstaa!D van een zuivere radiofonische stijl invloed kun­nen uitoefenen ? (").

Dit enkwest bracht er Eemans toe zich te verdiepen in de pro­blemen van ·bet verbaal automatisme en van de glossolalie. Daarom maakte hij zich vertrouwd met de nieuwe taal-psycbologiscbe stromin­gen en meer bepaald met bet mechanisme van de gesproken poëzie, dat sterke verwaotscbap vertOOD! met de oerbronnen van de Iyrische ontboezeming, zoals pater Marcel Jousse (" ) net kwam aan te tonen. In dit verband moet ik ten andere ook de aandacbt vestigen op een tekst van Félix Wagner, die een persoonlijke vriend van Marc. Eemans was eo in bet tijdschrift « Hermès» over de oude noordse poëzie schree! (42) : hier is sprake van de «Kenningar » en van de magische kracht der runen . Vandaar dus de belangstelling van Eemans voor de poëzie als heilige taal en ais afstraJing van het transcendente. Alle in het tijdschrift « Hermès» verscheneo studies CODvergeren ten andere naar dit centraal probleem, namelijk het geheirn van de poëzie als weerkaatsing van bel onuitsprekelijke en ais supra-rationeel ken­middel.

In het licht van deze enkele gegevens springt het belang van het tijdschrift « Hermès» reeds in bet oog. Het eerste nummer verscheen in juni 1933 en het elfde en la.tste is december 1939 gedateerd. Het eerste Dummer begint met een « Note des éditeurs» (dere en alle latere inleidende nota's zijn, zoals bekend, van de hand van Camille Goe­mans), waario sprake is van een duistere vloed die mystiek eo poëzie scheidt en w.arin ais doelstelliog van het tijdschrift de verkenoing

Page 22: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(4) Ernst Bertnlm : " Niettsche. - vcrsuch eÎner Mythologie _, Ed. Georg Bondi, Be.rl.ijn , 1918, VIlI + )68 p.

(44) De permonenle aanwezigheid van hel oude Griekenland in Eemans' denken komt ook toi uiting in een nog onuÎlgegeven verhaaJ : " L'ombre qui cs l il Delphe _, al$Ook in de schilderij • L' intellJgcnce du dés ir " (1972). waarop men de! hoe een nachtelijk z icht op hct P:lrlhenon gedomineerd wordt door twee vrouwelijke tOISO'S mel eXlatische gczichten. Tenslo tte is cr een ontwerp van assemblage dat in tekening bestaat (ven:ameling Tony Albrechl. Sint-Martens-Latem) en gemaakt werd bij middcl van de " Hissos _ van Phidias (British Museum, Lon den) en de " M~inade » van Skopas (Museum. Dresden) . Maar vcrgeten wc cvcnmin " Anadyomène » , in dit werk in kleut afgedrukl. - Wal S ikelianos belreft, raadplege men een nota over hem in de liendelige Larousse. waaruit ik de volgendt' zin 1 ichl : " Doué d'une puissante imagination, créateur dt' mythes, il a tenté l'union des rêlig iosités païenne el chrétienne comme expression de J'hellé­

nisme ». Men ;d e tevens : Robert Lcvesque : c Enf,mees dc SikéHanos », gcvolgd door cnkcle gedichtcn vnn Slkélianos În de Frans!:: vertaling van R. Lcycsque, in oc Permanence de la Grèce », in : c Cahiers du Sud ., jg. :1948, pp. ) 04/)25.

van dit niernandsland aangegeven wordt teneinde uit te maken of het uiteindelijk am een radicale tegenstelJing of am een mysterieuze convergentie gaa!. Vanaf het eerste nummer herkent men reeds de diverse aantrekkingspolen die de betekenis van het ganse initiatief hebben bepaald. Eerst en vooral is er een door R ené Baert en Marc. Eomans gemaakte vertaJing van het Eerste Visioen van Zuster Hade­wych (hoger reeds vernoemd). Dan volgt een tekst van Jean Wahl over Kierkegaard en het mysticisme. Vervolgens is er een essay van Friedrich Gundolf over zijn meester Stefan George, vertaald door Sacha Goernans - Chigirinsky. Tenslotte zijn er nog een studie van Georges Méautis over de rnysteriën van Eleusis, en een artikel van Jacques Masui over yoga en mystiek. Afgezien van het visioen van Zuster Hadewych lijken me de studie over Stefan George en deze over de mysteriën van Eleusis betekenisvol voor de doorslaggevende roI die Marc. Eemans van bij de aanvang qua oriëntering van het tijdschrift gespeeld heef!. lnderdaad is het mogelijk te bewijzen dat enerzijds de Kreis-idee van Stefan George zijn verbeelding steeds parten heeft gespeeld, doch dat anderzijds de aantrekkingskracbt van het eeuwige Griekenland - het artikel van Georges Méautis herinnert er ons aan - hem nooit losliet.

Marc. Eemans droomde namelijk ook van een Kreis, zoals Stefan George deze gestalte had gegeven, en op een gegeven ogenblik tijdens de tweede Wereldoorlog heeft hij zelfs gemeend er met zijn vrienden René Baert en Franz Briel de kern te hebben van gevormd. Het was alleszins bij George dat bi j zich bewust werd van dat « innere Reich » waarvan de integri-teit diende gevrijwaard. En het was aan het magis­Iraal Nietzsche-boek van de George-Ieerling Ernst Bertram (43) dat hij het beeld van « Ritter, Tod und Teufel », naar de els van Dürer, als symbool ontleende voor al wat in de menselijke houding zonder vrees moet zijn, en in deze van de dichter gekant tegen de valstri.kken van bet leven . Andere boeken van Bertram, voûral « Das Nomen­bueb », hebben stellig de « noordse» blikrichJing van Eernans' denken medebepaald. alhoewel er langs de andere kant steeds Griekenland blijft dat in de geest van de kunstenaar noordelijke nuaneeringen aanneemt cn dit via de poëzie van HOlderlin en de bespiegelingen van Nietzsche Qver de oorsprong van de Griekse wijsbegeerte en bet Griekse treurspel. E rwin Rhode's « Psyché» had Eernans' denken trouwens al naar ecn esoterÎsche interpretatie van de Griekse wereld gedraineerd. De « permanence de la Grèce » 1S voor hem geen droom­beeld en zijn surrealistisehe vriend Paul Colinet noemde hem niet zonder reden « Marc le Grec » . Men bekijke ten andere de landschap­pen die de aehtergrond vonnen van zijn sehilderkunstig werk : bet zjjo zuiderse streken. En vergeten we evenmin dat Eemans gecorres­pondeerd heeft met de Griekse dichter Angelos Sikelianos over de deliische speleo die deze laatste nieuw leven wilde inblazen : jammer dat deze briefwisseling verdwenen is (").

Maar middelerwijl zijn we van het tijdsehrift « Hèrmes» afge­dwaald. Onder de medewerkers eiteer ik lukraak de wijsgeer Jean Wahl, André Rolland de Renéville die het boek « Rimbaud le Voyant»

Page 23: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

« Met Ruimte gekleed », 1970-71.

Page 24: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

*' à! Renéville was Bd van de groep c Le - Grand Jeu ~ , die men weI eens bij de groep

.. Hermès ~ vergeleken heeft.

Deze tekst van Heidegger staat afgedrukt in njn .. Holzwege Jo, Ed. Vittorio Klostermann, Fr8nkfurt a.M., 1950, 345 p. , aldaar pp. 24B1z95·

Marc. Eemans: .. Wola's visioen. - Een fragment ~, Ed. Hermes, Brussel, 19)8, z.p.

Ecn interessante studie over de werkelijke zia van de .. minne Jo is deze van Hellmuth Langenbucher : .. Der deutsche Minnesang lO ,

in: .. Deutsches Volkstum ~, 1)e jg. nO 5, mei 1931, pp. 337/345.

-6) Marc. Eemans : .. Het bestendig verbond Jo,

Ed. De phalanx, Brussel, 1941, XVI + 91 p. De inJeiding van Van de Voorde aldaar pp. V/XVI.

schreef (45), Denis de Rougemont (cfr. voelnota 36), de orientalisten Emile Dermenghem en Henry Corbin, alsook de denker Bernard Groethuysen. Voorts was er nog de dichter Henri Michaux die ge­durende ettelijke jaren ais hoofdredacteur fungeerde ; René Baert en Marc. Bemws waren de directeurs van de ganse onderneming. « Hermès» wijdde speciale nu=ers aan de mystiek in de Neder­landen (een realisatie van Marc. Eemans), aan Meester Ekkehard (hoofdzakelijk te danken aan de vlijt van Groethuysen), aan Ruus­broec, aan de mystiek van de Islam (samengesteld door Henry Corbin). Dank :ûj de competentie van Henry Corbin maakte «Hermès » het Franstalig publiek ook voor het eerst met de Duitse existentialisten Martin Heidegger en Karl Jaspers bekend. Deze introductie van het Duits existentialistisch denken en meer bepaald van de wijsbegeerte van Heidegger opende ook voor Eemans zelf nieuwe perspectieven, want Heidegger is i=ers niet alleenlijk de auteur van «Sein und Zeit", doch ook de schrijver van geleerde bespiegelingen over de poëzie van Holderlin en van de voordracht «Wozu Dichter? ", uit­gesproken in gesloten kring n.a.v. de twintigste herdenkingsdag van Rilke's overlijden op 29 december 1926 (").

Rond 1938 kwam Marc. Eemans kIaar met zijn dichtbundel «Het bestendig verbond» waarvan een fragment onder de titel «Wola's visioen" terstond gepubliceerd werd (47). De naam van Wola de Zienster werd ontleend aan de Edda waarvan Bemans be­nevens twee Franse vertalingen - o.m. deze van zijn reeds vermelde vriend Félix Wagner - ook de uitstekende Nederlandse versie bezat van de Nederlandse germanist Jan De Vries, hoogleraar aan de Universiteit van Leiden, die hij later tijdens een door «Ahnenerbe" georganiseerd colloquium persoonlijk leerde kennen. Maar terwijl de verzen van de II slandse dichter op de godendeemstering betrekking hebben, wil Eemans' gedicht de essentiele eenbeid onderstrepen die volgens hem bestaat tussen mystiek en paëzie dank zij «de minne » of de bovenvleselijke liefde ("), of nog dank zij de «orewaet» of het mystiek orgasme. De bundel « Het bestendig verbond » verscheen in 1941 bij de Brusselse uitgever Julien Bernaerts, beter gekend onder de naam Henry Fagne. De tekst werd voorafgegaan van een geleerde inleiding over het thema «Marc. Eemans en de metaphysische dicht­kunst » ("), geschreven door de Vlaamse essayist Urbain Van de Voorde. In deze inleiding worden mystiek, wijsbegeerte en poëzie ais een soort trias voorgesteld met het mythe-begrip ais centrale kern. In vroegere tijden waren inderdaad de priester, de magiër en de dichter meestal één en dezelfde persoon, terwijl in het presocratische Griekenland de wijsgeren doorgaans ook dichters waren. Sindsdien overwoekerde het discursief steeds meer en meer het sacraal denken, dat in voortdurende verbinding staat met het numineuze. De wereld geraakte voortdurend meer gerationaliseerd, het heilige en het numi­neuze werden steeds vlugger tot de roi van esaterische godsdieristig­heid gereduceerd en zelfs de wijsbegeerte antaardde allengs tût een geheel van min of meer schijnbare speculaties, een taestand waar­tegen Nietzsche en Heidegger vinnig gereageerd hebbeln. Slechts de

Page 25: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

uo) Rudolf Otto: • Le sacre. - L'éUment non­rationel dans l'idée du divin et sa réalisa­tion avec le rationnel ,. (ingeleid en vntaald door André Jundt), Ed. payot, Parijs, 1949, 2)8 p.

(51) Dit cilall t werd ontlee.nd aan het boek van Pierre-Henri Simon : _ Procès du héros Jo,

Ed . du Seuil, Panjs, 1950, 189 p., in de !eeks « Pierres vives ". AldOl! p. 11.6.

(p ) Cfr. Ernst Junger : _ Der Krieg als inneres Erlebnis "', Ed. MitUer &: Sohn, Berlijn, lot uitg. = "1926, XV + 1.1.4 p.

ln) Ernst JUnger gaE onlangs een boek uit ove! het drugprobleem in het algemeen en over de er verband mee houdende dgen experi­menten in het biezonder : • Anniherungen. - Orogen und RilUsch Jo , Ed. K1ett, Stutt­gart, "1970, 502 p.

poëzie, ten minsle zij die deze naam waardig is, is nog draagster van een stukje van het sacrale, en deze poëzie neemt dan metafysische allures aan door beeld en idee tot een synthese le versmelten.

5.

In agnostische middens maakt men zicll meestal een verkeerde voorsrelling van bet begrip sacraal en a fortiori ook van bet wezen van de mystiek. In deze kringen denkt men daarbij welhaast auto­matisch aan superstitie en aan de bekende uitspraak van Marx: « opium voor bet volk ». Toch is het onjuist godsdienst, kwezelarij en de zin voor het heilige door elkaar te baspelen. In J 917 verrastte Rudolf Otto de wereld der deskundigen met zijn boek « Das Heilige" waarin hij voor het eerst de notie « numineus» omschreef (50). Om­wille van zijn stelling de weerden « God » en « godsdienst » ver­mijdend, was het er bem om te doen de vormen van de bij definitie niet-ratÎonele religieuse ervaring te analyseren. Geplaatst tegenover het heilige kent de mens twee divergereode gevoeJens: een gevoel van angst t.o.v. het «mysterium tremendu m », de mysterieuse majesteit van al wat zijn begrip te boven gaat en ·het Onkenbare nit­maakt; en een gevoel van nederigheid t.o .v. het « mysterium fasci­nans », de aantrekkingskracht die het bovenaardse op bem uitoefent. Deze twee geveelen s zijn « numineus », d.L hun eorsprong berust in bet gans Andere en zij herinneren er de mens aan dat hij slechts een bijkomstig iets is in de oneindigheid van ruimte en tijd . Tijdens bepaalde bevoorrechte ogen blikken slaagt er de mens evenwel in zijn menselijke begrenzing te doorbreken, buiten zichzelf te treden, verrukking te Teren kennen , een toestand die intreedt onmiddellijk na wat men in de mystieke literatuur de « duistere nacbt » noemt, de nacht van de ziel. Het is geenszins nodig in God te geloven , maar abstractie maken van zijn inautbentisch leven volstaat om dat te ervaren, lijk Heidegger zegt.

Meer dan één volstrekt areligieus auteur beeft ons bericht over ervaringen die gelijkenis vertonen met deze der mystiekers. Aldus Pierre Drieu la Rochelle die bekent in 1914, tijdens twee gevechten met het blanke wapen, een extase te hebben gekend « que tranquille­ment je prétends égale à ceUes de sainte Thérèse et de n'importe qui s'est élancé à la pointe mystique de la vie» (SI). Ernst Jünger, een andere oudstrijder 1914-18, heeft uitvoerig gehandeld over ver­schillende aspecten van de oorlog aIs inwendige ervaring (52). De auteur van « Das Wiildchen J 25 » 00 van « In Stahlgewittern" ge­bruikt herhaalde malen bet woord « R ausch », roes, mystieke dronken­schap, om een staat of toestand aan te duiden die plots intreedt na het stellen van een daad die nochtans niets ritueels of magisch heeft. Men denke ook aan de extatiscbe gevoelens die de drugs kunnen opwekken (53) en men herinnere zich de onbetwistbaar « mystieke » ervaring van de bekende « nuit de Gênes » die Paul Valéry tijdens een verblijf in de ligurische hoofd stad beeft gekend. AIs curiosum signaleer ik nog terloops dat de mystieke gescbriften van Meester Ekkehard destijds heruitgegeven werden door de marxist Gustav

Page 26: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

"-, ) Deze inlichting heIust op een nota in het bock van Roel van Duyn : « De boodschap van een wijze kabouter » , Ed. Meulenhoff, Amsterdam, 1.969. 96 p. Dit bock handelt over de actualiteît van de ideeën van prins Kropotkin. Landauer \Vas ecn sympathisant van Kropotkin, wat de zaak des te interes­santer maakt.

(ss) He! i5 algemeen geweten dat Lucien Lévy­Bruhl zich op he! eÎnde van t-ijn leven v.~n zijn vroegere stellingen distanceerde. Cfr. zl)n « Carnets " , Ed. Presses Universitaires de Presse, Parijs, 1949. Een goede anthologie van zij n originele ideeën blijven de « Mor­ceaux choisis . , Ed. Gallimard, Parijs, :1936, J.5) p. Een uitstekende samenvatting van zijn evolutie is de studie van Wilhelm Koppers : .. Lévy-Bruhl und das "priilogische Denken" der Primitiven », in: '" Hochland . , 44e jg. n Q :1, oct. 1951, pp. 6<;172.

(,6) Andre Breton: op. cit. (dr. supra nota 35), p. ,:1.

(;"7) Victor Crastre : .. Le drame du surréalisme "", Ed. Les Editions du temps, Parijs, 1963, :125 p., in de reeks .. Les documents du temps • . Aldaar p. 117.

(58) André Blavier : art . cit. (dr. supra nota 25). p. 218. Er dient in dit vcrband aan herinnerd dat Marc. Eemans met Aubin Pasque één der oprichters van de groep .. Fantasmagie » was in :1959.

(59) E.L.T. Mesen s : ~ Les apprentis magiciens au pays de la pléthore . , in : " Les arts plasti­ques 10 , 5peciaal aan het themn .. Le fantasti­que dans l' art belge de Bosch à Magritte" selVijd IlUilll1ler, Brussel, 1954.

Landauer, één der sleutelfiguren van de Beierse «Raterepublik» van 1919 (54)!

Alhoewel de « mystieke » ervaring die Eemans in zo boge mate interesseerde zowat de antipode vormde van de bekommernissen van de leden van de «Société du Mystère », was zij nocbtans helemaal niet vreemd aan het surrealisme zoals het door Breton werd opgevat. Victor Crastre, groot kenner van het werk en van de denkontwikke­ling van Breton, handelt in één zijner studies over «surréalisme et ésotérisme ». Vanzelfsprekend onderlijnt hij dat een streng onder­scheid dient gemaakt tussen de religieuse geest die niet noodzakelijk mystiek boeft te zijn, en de mystiek die niet noodzakelijk religiens dient te wezen doch verschillende gestalten aannemen kan: de ero­tische, de poëtische em. In dit ver band ben ik zo vrij te verwijzen naar de stellingen van Lucien Lévy-Bruhl, die door Marc. Eemans gekend waren en terugslaan op het «prelogisch » den ken der primi­tieve samenlevingen en dat de socio]oog zelfs « mystique» noernde (55) . Crastre is getroffen door die zin in het Tweede Surrealistisch Manifest waarin Breton spreekt over dat opperste punt ({ où la vie et la mort, le réel et l'imaginaire, le passé et le futur, le communicable et l'in­communicable cessent d'être perçus contradictoirement" (56). Be­tekenisvol is derhalve zijn opmerking nopens een quasi-gelijkenis tussen het denken van Breton en dat van de wijsgeren en mystiekers uit de Middeleeuwen (57). De aandachtige lezer zal op zijn beurt een quasi-gelijkenis vaststellen tussen de ideeën van André Breton en deze van Marc . Eemans . Vermits ik hoger reeds de interventie van Paul Bénichou op het colloquium van Cérisy-la-Salle vermeldde, meen ik deze interventie thans in zoverre te mogen vervol1edigen dat, behoudens Marcel Lecomte, Marc. Eemans de enige Belgische sur­realist was die de boodschap van het Tweede Manifest werkelijk heeft gehoord en voortaan op zijn manier een surrealisme heeft ge­leefd dat parallel loopt aan datgene wat officieel voor Belgisch sur­realisme doorgaat. André Blavier heeft het ook weI zo gezien waar hij schrijft: « A l'exception de Lecomte, en effet, les surréalistes en Belgique ne manifesteront, à l'inverse aussi de Marc. Eemans, colla­borateur ·d' « H.ermès}) et plus tard un des participants à «Fantas­magie» qu'un intérêt limité et critique pour les arcanes et les ésoté­rismes constitués» (58).

Het loont nochtans de moeite even te zien hoe E.L.T. Mesens, een der trouwe vrienden van Eemans, gereageerd heeft op diens « surréalisme parallèle». Hij verwijt Eemans een evidente geestes­verwarring - zelfs op politiek vlak - die hem naar een «cnlte mystico-panthéiste dont l'expression est symboliste et ne peut rien avoir en commun avec la réduction des antinomies que le surréa1isme s'est toujours proposé" (59) leidde. lk kan die aanval slechts ont­zenuwen door beroep te doen op de autoriteit van Serge Hutin , die namelijk getuigt wat volgt: ({ Pour qui connaît le sens profond de ]a démarche d'un Marc. Eeru.ans, il ne sera guère difficile de faire justice de semblables reproches, même si certaines de ses œuvres, voire même si toute l'allure de sa démarche, semblent "l'incliner, en

Page 27: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(60) Serge Hutin + Frîedrîch-Markw; Huebner : " Ars magna. - Marc. 'Eemans, peintre et poète gnostique"" Ed. Le Soleil dans la Tête, Partjs, "1959, 40 p. Het citant IlHanr p.p_. "15/"16.

(61) Gecitecrd dOOI Serge Hulin: op. dt. (cft. 9upra nola 60) , p. 17.

(62) Julius Langbehn (uiIS. door S.M. Nissen) : ~ Der Cdst des Gllnzen _, Ed. Herder, Frei­bUIg, 19)0, 241 p.

dépit d'un athéisme foncier et essentiellement irréductible, vers un "culte mystico-panthéiste" dont l'expression peut paraître "symbo­qu'i! existe un certain point de l'esprit d'où la vie et la mort, le réel et l'imaginaire, le passé et le futur, le communicable et l'incommuni­cable, cessent d'être perçus contradictoirement" (Manifestes, p. 92) ne pourrait-elle avoir quoi que ce soit de commun avec cette ré­duction des antinomies qui serait le but de toutes les démarches liste" . Et d'ailleurs, en quoi cette démarche, qui procède en ligne droite de cette affirmation d'André Breton : "Tout porte à croire surréalistes?» (60).

Het ware wenselijk alles te citeren wat Hutin ever dit onder­werp sehrijft, maar ik beperk er me tee hem even te volgen waar hij Eemans' « prométhéisme » beklemtoont en daarbij herinnert aan het feit dat laatstgenoemde in de puberteitsjaren diep getroffen werd door het beroernde vers van de Hollandse symbolist WWem Kloos : «lk ben een God in het diepst van mijn gedachten ». Hutin knoopt hier de volgende uitspraak van André Breton aan vast: « Il ne s'agit que de rendre à l'ho=e toute la puissance qu 'il a été capable de mettre sur 1e nom de Dieu» (61). WH men Eemans een zeker confusionÏsme (juister ware: syncretisme) in de schoenen sehuiven, dan vraagt men zich af waarom men dergelijk verwijt niet aan het adres van André Breton richt, aan het adres van hem die de indruk geeft voortdurend in zijn eigen denkproces verloren te lopen en Diet de uiterste eonsekwenties te durven trekken, terwijl toch Eemans, volkomen eonsekwent met zichzelf, bereid er zeUs de meest nadelige gevolgen van te verdragen, «au bout de la nuit » is gegaan, wan.t waar hij sleehts eea chilias tische « verrukking» bespeurde, zagen zijn vijanden geheel iets anders dan een geestelijk peilen ...

Op het ogenblik dat hij zijn bundel " Het bestendig verbond " drukklaar maakte leerde Eemans - dank zij zijn vriend , de Vlaamse dichter Wies Moens - het boek « Der Geist des Ganzen " van Julius Langbehn (62) kennen. Dit bock is in werkelijkheid een verzameling van artikels die tussen 1902 en 1906 geschreven werden door hem die men in Duitsland de « Rembrandt-Deutsche » pleegt te noemen. Het boek verscheen ten andere posthuum dank zij het toedoen van Langbehn's intieme vriend Benedikt Momme Nissen. Langbehn onder­zoekt het totaliteitsconcept vanuit de betekenis van het Griekse woord ({ katholon». Voigens hem werkt het «geheel » in funetie van de ondergeschikte delen en manilesteert het zich in deze laatste; ieder ouderdeel werkt anderzijds binnen het kader van bet « geheel " en kan slechts bestaan in functie ervan. Het « kwaad » 1S afwijking, negatie of baat van de organische totaliteit in de mens en in de tijdelijke ordening der dingen ; het « kwaad » brengt tweedracht en wanorde teweeg, zodat al wat zich tegen de geest van het «geheel» verzet, spanning schept en in strijd ontaard!. Opdat de geest van totaliteit heerse is nodig dat de intellectuele halfslachtigbeid verdwijne, want zij is het resultaat van mensen zonder ruggegraat noeh karakter, van mensen zonder binding met de bron van alle seheppingsdrang die toch het autbentiseh leven is van hem die de totaliteit van zijn mense­lijk bestaan aanvaardt. La'Ilgbehn herinnert el' aan dat de Latijnse

Page 28: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(631 Dante Alighieri: «lnferno " , zang 1, vers 1.

(64) Dante Alighieri: « lnferno :o , zang 1, vers 2.

(65) Marc. Eemans : « Hyrnnode ,. , Ed. Colibrant, Lier, 1956, 137 p.

(66) Picter Nicolaas Van Eyck: « Onr leven en dood in de poëzie », Ed. Stols, Den Haag, 1947, 52 p. Eernans' vertaling bled tot dus­ver onuitgegeven.

(67) Karel Van de Woe&tijne: .. Beginselen der chernie _, Ed. Nijgh b: Van Ditrnar, Rotter­dam, 1925, 130 p. Eemans' vertaling bled to t dusver uitgegeven .

(68) Cfr. Ernst Jünger ; .. D3s abenteuerliche Herz. _ Figuren und C3priccios (Zweite Fassung) », Ed. H(lnseatische Verlagsanstalt , Hamburg, 1938, 229 p. Hiervan verscheen een (onbetrouwbare) Ncderlandse vertaling door Herman Oosterwijk: .. Het avontuur­lijke hart. - Figuren en Capriccio's :t, Ed. De Lage Landen, Brussel, 1943, xIX + 200 p.

(691 Dante Alighieri: « Inferno » , zang 7, verzen 8617.

woorden «vis », «vir» en « virtus », hetzij kracht, man en deugd dezelfde woordstarn hebben. De werkelijk echte mens il; gelijktijdig kracht en deugd, en streeft er naar « Uebermensch » te worden via een terugkeer naar de bronnen , lijk het ons de mythe van Antaios leert. «Het bestendig verbond» is het verbond tussen de mens en de elementen: de lucht, de aarde, het water en het VUUf. Maar het is vooral het verbond met zijn diepste essentie, wat het motto van de bundel verklaart, een woord van Sint Augustinus namelijk: «Quaere super nos ", motto dat de Vlaamse dicbter Cyriel Verschaeve graag had vervangen gezien door een «videntem videre », lijk hij Eemans persoonlijk schreef.

6.

Aangekomen op de plaats die Dante in het begin van zijn Interno de {( mezzo dei cammin di nostra vita » (63) noemt, moest ook Eemans doorheen « una selva oscura » (64) maar instede van aan wanhoop ten prooi te vallen maakte hij el' een nieuwe bestaansreden van, een reden am intens in het diepst van zijn « empire intérieur» te leven. Het is een periode van bezinning en meditatie, maar ook van onverdroten intellectueel labeur, vermits hij in deze jaren een dichtbundel in proza­vorm « Hymnode » (65) voltooide en in het Frans zowel een essay van de Nederlandse dichter P. N. Van Eyck" Over leven en dood in de poëzie » (66) aIs de «Beginselen der chemie», dit merkwaardig werk van de Vlaamse dichter Karel Van de Woestijne, vertaalde ("). Ook was het dan dat hij een "Dagboek" hield, waarin hij een vijftigtal dromen optekende, dromen die niet za zeer naohtmerries dan wel verlengstukken van zijn intellectuele bezigheden waren. lk denk o.m. aan een docr zekere paragrafen uit Ernst Jünger's boek « Das aben­teuerlÎche Herz}) geïnspireerde dTOOIn (68), of aan die andere droom die uitgesproken antisartdaans getint was . Maar er bestaat bovendien - steeds uit diezelfde periode - een geesteli jk dagboek : elf schriften met ZQwat 265 paragrafen van ongelijke lengte . Eemans noteerde dag­in dag-uit wat hem interesseerde op grand van intense lectuur : nota's, diverse opmerkingen. Het geheel draagt de titel « Perpetuum mobile» en moest eigenlijk een soort «poesophia perennis» worden. Het vertrekpunt zjjn tel kens gedachten van zijn lievelingsauteurs van weleer: Ruusbroec, Spinoza, Herman Gorter, Jakob Boehme, Fried­rich Nietzsche, Jean Wahl, Martin Heidegger, waar nu nieuwe namen bijkwamen: Vladimir Soloviev, Nikolai Berdjajev, Gustave Thibon, J. C. Jung enz. Het hoofdthema van deze «poesophia » is het zoeken naar de « deus absconditus », het numineus beginsel. N.a.v. één zijner bedenkingen bekent Eernans ootmoedig dat de beschrijving van de hel volgens Dante en zijn illustrator Botticelli hem steeds zodanig fascineerde dat hij er rillingen van kreeg. Boehme bracht hem het onderscheid bij tussen de voor de mens onkenbare God, zelfs wan­neeI hij zich tot op de hoogste top pen der mystieke extase verheft, en de « deus sive natura naturans », kenbaar voar de mens via de schepping en geïncarneerd in dat « empire intérieur)} van de mens waarin deze laatste zichzelf ontdekt aIs "een God in het diepst van zijn eigen wezen )}. l s dat geen echo van bet « ella provede, giudica, e persegne / suc regno come il loro gli altri Dei » (")?

Page 29: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(70) T.S. Eliot (vert. door Jelln de Menasce) : « Deux attitudes mystiques: Dante et Don­ne » in : • Le Roseau a 'or », nO 14. 19.17, pp. 149117). Het citllat aldaar p. 17.1.

(71) Cfr. de studie van Jean Roudaut : " L'éroc­cultisme », in: t: Obliques Of , nO l, 197.1 (speciaal Strindberg-nummer), pp. 57f61 .

Deze onsamenhangende notities bevatten bovendien waardevolle indicaties nopens Eemans' conceptie van de liefde. Voigens de kunste­naar overtreft het erotische ver de louter sexuele daad (par. 72) en is de « homo eroticus » heel wat anders dan een pervers iemand, be­zeten door vleselijke begeerten: « voyant» in plaats van « voyeur }) (par. 73). Na in de "Signatura Rerum » van Jacob Boehme de funda­mentele notie « lubet" te hebben gevonden , die hij vrijelijk ais ge­sublimeerde libido (par. 74) interpreteerde, beschrijft Eemans de « homo eroticus » ais zijnde gedreven door zijn « 1ubet» am zich van de liefde-ascese te bedienen teneinde aan zichzelf ten onder te gaan (par. 75). Rémy de Gourmont spande zich in zijn brochure « Dante, Béatrice et la Poésie amoureuse» in om aan te ton en dat Dante's Beatrice slechts een na -te streven ideale voorstel.ling was. lk geloof niet dat Eemans het daar helemaal mee eens is en de vleselijke koppeling wil barmen. Ik ben er integendeel van overtuigd dat hij eer bereid ware de visie van John Donne, die dichter van de echtelijke liefde, te onderschrijven. Het betreft de volgende beschrijving in het gedicht « Extase» :

« When love, with one another so lnteranimates two soules, That abler soule, which thence doth flow, Defects of loneliness controules " (70).

Terwijl het " eroccultisme " van een Strindberg sterk beinvloed werd dooT Swedenborg CI) , geldt voar Eemans dat zijn ideeën qua erotiek, culminerende daarenboven in een veredeld vitalisme, rechtstreeks uit de wereld der mystieken en heel speciaal uit deze van Boehme stam­men .

Boehme leerde Eemans tevens dat, Jang v66r bet « panta rhei » der presocratici, er al het subliem Punt was dat reeds bestond voor de verschijning van God (par. J 68). ls het niet eigenaardig onder de pen van onze eenzame kunstenaar dit «gierig» geloof in een myste­rieus Punt terug te vinden , een Punt waaraan Breton in zijn Tweede Manifest zo vasthield en dat we bij een Teilhard de Chardin terug­vinden? Ook moet hier het Leitmotiv liefde en dood, of in de freudiaanse terminologie eros en thanatos, vermeld worden, dat in Eemans' werk constant aanwezig is. Wat er verder oak van zij, de nota's van « Perpetuum mobile)} bevatten voorts nog reflexies over de metafysische verhouding tussen het zuiver denken en het wezen van de poëzie. Voigens Eemans zou iedere ware poëzie oorspronkelijk een gebeime {heologie moeten zijn, een intuïtieve theologîe die de tbeogenetische eigenschap van de mens - zichzelf ais een {( hei1ig mysterie}) beschouwen - aphemelt. Reeds Boccaccio beweerde in zijn commentaar bij de « Divina Corrui:tedia» dat poëzie theo10gie is. In den beginne was het Woord en het Woord is via de poëziie vlees geworden (par. 174). Eemans ontleent aan Jean Wahl lwee neologis­men van groot belang: « métaphète}) en « ontophilie». Dan noemt hij de poëzie een «métaphétie ontophilique" om aldus de sleet te ontlopen die zicb heeft meester gemaakt van de poëzie in het algemeen en van het woord in het biezonder. Met één slag geeft ooze kunstenaar

Page 30: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

« Anadyomena », 1937.

Page 31: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(JJ.) Ik herinner et aan dat de leden van dez!! orde cen ethnografische expeditie naar Tibet ondernamen terwijl anderen, in het voel­spoor van Otto Jahn, de auteur van «La croisade contre le Grllal », bij Montségur naal' de Graal zochten en hem blijken ge­vonden te hebben. Nog ander!! leden van deze ordc interc$seerden zich VODl de slenen van Stonehenge en legden een belangrijke fototheek un van de ûch Qveral in EUIopa bevindende Iunetekens. Kortom, deze orde s treefde op gIODtscheepse wijze een syste­matische explora tic na van de mythische tradir.e van de mens. EemaDS was één der verantwoordelijke uitgevers van het tlid­schrifl « Hamer . (ze genoemd naal de harner Vlln de god Thor) en directCUl' van de reeks c Irmin _ (een oud Noerds sym­bo01), uitgegeven door de Ed. De Burcht in Brussel.

(7) De tekst van deze belangnjke toespraak bleef onuitgegeven. Ik citeer naar het manuscript, pag.1.

(74) Cf!. Jules Monnerot: .. La poésie moderne et le sacre _, Ed. Gallimard, Parijs, 1945, 209 p., nO 16 in de reeks .. Les Essais _.

(75) Marc. Eemam : art. cit. (dr. supra nota n), P·4·

(]6) Serge Huttin + Friedrich-Markus Huebner : op. dt. (cfr. supra nota 60), ondertitel.

(77) en. H. J. w. Drijvers : c The Origiru; of Gnosticism as a Religious and Historical Problem ,. , in: c Nederlands Theologisch Tijdschrift _, ne ig. nO 5, juni 1968, pp. 3211 351. Een herdruk van due tekst wordt voor­zien in het aangekondigd collectief werk .. Gnosis und Gnostizismus _ (uitg. Kurt Rudolph) , Ed. Wissenschaftllche Buchgesell­schaft, Darmstadt, circa 900 p.

dus aan de poëzie haar originele functie van geestelijke oefening temg (par. 248). Het woord « numineus » komt in deze nota's slechts inci­denteel voor (cfr. par. 150 en 152), maar men voel! dat het alom tegenwoordig is van zodra het er op aankomt de diepere zin van de poëzie - die ook liefde is - te definiëren.

Ofschoon Marc. Eemans in zijn nota's «Perpetunm mobile» reeds de hoofdtrekken van zijn « poesophia perennis » schetste, vinden we deze ongeveer twintig jaar later temg in een mededeJing die hij deed op de in Knokke in september 1965 gehouden 7e Internationale Biënnale van de Poëzie. Deze mededeJing handelde over «La poésie et le monde des sentiments» en is niet enkel interessant op zichzelf, maar ook en vooral omdat ze de mogelijkheid biedt na te gaan hoe Eemans, ongeacht de beproevingen die hij doorstond, zichzelf trouw bleef, overeenkomstig het devies van de laatste ridderorde waarop hij al zijn hoop had gevestigd : «Meine Ehre heisst Treue ». Trouw aan de liefde in zoverre ze een opening naar aile mogelijkheden toe­laat ("). En de poëzie, w betoogt Eemans, is de plaats van aile liefde en sluit ipso facto al uit wat laag-bij-de-gronds en onderduims is. Ingaande op de haat en de woede verklaart hij onmiddellijk dat deze twee neigingen niet tot de wereld van de pOOzie kunnen behoren : « La haine et la colère n'appartiennent en fait qu'aux réalités néantissantes et vont à la l'encontre de celles qui tendent vers l'absolu, c'est-à-dire vers le dépassemelr>t même de l'homme en direction du mystère absolu que nous avons coutume d'appeler Dieu, mais qui n'est en vérité que le mystère de notre plus profond nous-même» (").

Na een korte verwijzing naar het door Jules Monnerot aan «La poésie moderne et le sacré» (") gewijd essay, en na Benjamin Péret tot tweemaal tee te hebben geciteerd, riep Eemans vervolgens nit: «L'Amour et rien que l'amour, voilà bien l'origine et l'essence de toute poésie, -non pas l'amour sordide, mais l'amour total, corps et âme, l'amouT dévastateur, celui qui, par delà le sexe, conduit au tout amour, à l'amour au-delà de l'amour» ("). En de toespraak eindigde met een hernieuwde bevestiging van het geloof van de kunstenaar in bet magisch idealisme van een Novalis. In 1959 publiceerden Serge Hulin en Friedrich Markus Huebner ten andere een brochure over de knnst en het denken van Eemans waarin de schilder en dichter uit­drukkelijk als « gnostisch» wordt betiteld ("). Om dit kwalificatief begrip naar waarde te schatten is het nuttig te verwijzen naar een in april 1966 in Messina gehouden colloquim over de oorsprong van het gnosticisme. De specialisten ter zake kwamen o.m. tot de bevinding dat het beter is het woord «gnosis» te gebmiken wanneer het gaat over deaan een elite gereserveerde kennis van gaddelijke mysteries, onaihankelijk van tijd en mimte, en van « gnosticisme» te spreken wanneer men het heeft over een geheel van coherente denksystemen uit de tweede eeuw onzer tijdrekening (n). In antieke godsdiensten bestonden enkel mysteries voor de niet-ingewijden, zadat het arcanum automatisch in gnosis veranderde zadra het bij de ingewijden of de wijzen terechtkwam. Maar er is ook de « docta ignorantia» van een Nikolaus van Kues waarover paragraaf 133 van « Perpetuum mobile» handelt: Eemans analyseert de begrippen « apophatisch» en « kata-

Page 32: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(78) Cft . manusctip t nO u988 in de Albertina, Brussel.

(79) Marc. Eemans: • Het boek van Bloemar­dinne ., Ed. Colibrant, Lier, 1954, 14:1 p.

(80) Ch. sup ra nota 65. De • Na-wereldse minneuns . wordt in bi;lage afgedrukt in

dexe pubHcatie .

(80a) Marc. Eemans : • t es cheminements de la grâce ., Ed. Fagne, Brunei, 1970, 53 p., in de reek& Espaces. Het cHut aldaar p. 49.

phatisch » om te belanden bij de twijfel, deze vocr hem zo karakteris­tieke aporie: bestaan we werkelijk, zijn we niet slechts schljn en « re­presentatie », om schopenhaueriaanse termen te bezigen?

J a, die « docta ignorantia » ... Maar is het een voldoende reden om zich aan de onwetendheid over te geven en te doen ais-of? Bemans schljnt ons veeleer te zeggen: laat ons liever een nieuwe gnosis op­bouwen, een gnosis die iets ontleent aan aile gnostische tradities die de én mystieke én mythische verbeelding van de mens hebben onledig gehouden en die hem te!kens aanwakkerden om opnieuw te geloven in de almacht der ideeën. Ben gnostische proeve in die zin is ongetwijfeld Marc. Bemans' «Boek van Bloemardinne >, het resultaat van een uitdaging van de vrouwelijke kunsthistoricus en neurolocg Juliane Gabriëls en handelend over de Brusselse keU_tin uit de 14_ eeuw Bloemardinne die de venusiaanse liefde onderwees vanop een zilveren spreekgestoelte. Men zou niet eens haar bestaan hebben vermoed, ware het niet dat Pomerius deze heterodoxe mystieke vrouw in zijn Ruusbroec·biografie in enkele regels veroordeeld had (78). Maar deze weinige regels volstonden voor Eemans om één der meest originele en meest diepzinnige werken van de moderne Nederlandse literatuur te schrijven ("). Het betreft geen proeve van reconstructie van het denken van Bloemardinne, maar veeleer zijn het contrapunctische variaties op mystiek-esoterische thema's, bij zoverre dat Bloemardinne zowel com­mentaar levert op deze of gene nitspraak van Ekkehard als rekere beweringen van Nietzsche verwerpt. Er komen zinspelingen op Tanche­lin, die andere Middelnederlandse ketter, in voor en men vangt echo's op van Hermes Trismegistos en nit de «Divina Commedia» van Dante. Toch is het alles behalve een zWver cerebrale niteenzetting, ja in werkelijkheid een levendig geschrift vol poëtische nuances binnen een welomlijnd decor : de middeleeuwse hocfdstad van het graafschap Brabant met het woud in de onmiddellijke omgeving, waar Ruusbroec zijn « Die Chierheit der gheesteleker Brulocht« en andere bewonde­renswaardige werken schreef.

In « Het Boek van Bloemardinne » komen ook visioenen en be­schrijvingen van zuivere magie voor en dat alles is geschreven in een taal die Friedrich-Markus Huebner van Eemans deed getuigen dat hij de « sprachmiichtige Dolmetscher zeitloser Erkenntnisse » is. Aan de­zelfde bron ontsproot in 1956 «Hymnode . ("), een ander werk vol bliksemschichten, dat vocrafgegaan wordt van een « psychomachia » en gevolgd door een « Na-wereldse minnezang '. Deze laatste eindigt met het fatalistisch « en Eros Thanatos ... », waarover hoger reeds sprake was ; er mag trouwens in dit verband gewezen worden op de slotzin van een andere publicatie van Eemans: « Ah que la mort soit nôtre, et qu'eUe est douce . . . » ('O.) . Hoe en waar dergelijke werken onderbrengen of catalogeren ? Zijn het nitingen van die « culte mysti­co-panthéiste dont l'expression est symboliste» die Mesens aan Bemans verweet? Op het eerste zicht zou men geneigd zijn ·bevestigend te antwoorden, maar bij nader toekijken merkt men dat het « poëtische collages» zijn zonder het minste symbolistisch achterplan, want opdat er van symbool sprake kan zijn moet vocrafgaandelijk «une signifi­cation conventionnelle» bestaan en is tevens nodig dat de verwoorde

Page 33: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(Sl) André Breton : ~ Le merveilleux contIe le mystère ~ , in: c Le Minotaure », nO 9, oct. 19)6. Deze tekst figureert thans in " André Breton. - Essais et témoignages » : op. ci l. (cfr. supra nota l,), pp. 36142 .

(82) Georges Fabry: " Marc Eemans », in : "Vers l'avenir ~ van 24hll97l. p. } .

zaak in de plaats staat van een verborgen zaak die men tracht te sen­sibiliseren bij middel van een metafoor of een allegorie, zOOat de ingewijden haar kunnen interpreteren en begrijpen . Niets van dat alles bij Eemans: er is slechts zijn persoonlijk denkklimaat, een kli­maat dat gelijktijdig mythisch en metafysisch is, maar vooral poëtisch en dus magisch ; om dat klimaat tot uitdrukking te brengen hedient hij zich van beelden en woorden die geen plaatsvervangende functie ver­vu1Ien doch er enkel staan voor zichzelf met al het « gewicht » dat hen kenmerkt. Yoor Eemans is een hond b.v. geen symbool van trouw of aanhankelijkheid, maar «een viervoeter die behoort tot de saor! der op tenen lopende vleesetende zoogdieren », en is er een bond in één zijner werken aanwezig, dan is bet niet iets alledaags, docb een aanwezigheid omringd met een soort lichtkring om die hond beter te plaatsen in een transcenderend klimaat dat niets gemeen heeft met welkdanige symboliserende bekommernis dan ook. Eemans' poëtische en mytbische, alias mystische bronoen zijn van diverse aard en om bet in feite uiterst «simplistisch » mecanisme van zijn poëzie te leren kennen volstaat het na te gaan hoe hij zonder enig vooroordeel zijn schijnbaar « diepzinnig » schilderwerk componeert : de lichaams­vormen van een vrouwelijk naakt verleiden hem b.v. wegens de zuiver­heid van de lijnen, een andere vorm zaJ hem evenzeer bekoren en zo komt hij er toe een harmonieus amalgaam te smeden zonder te hebben moeten beroep doen op de platgelopen schablone van de toevallige ontrnoeting ... Iedereen weet wat Lautréamont bedoelde. De « fantas­magiscbe » schilderes Elisabeth Geurden, een zijner vriendinnen, ver­wijt trouwens aan Eemans dat hij zijn inspiratie zoekt bij de naakte dametjes uit «Playboy» en « Lui » !

Neen, Eemans doet geen beroep op het fantastiscbe of het monstrueuse, maar weI op het poëtische van wat NovaJis bet « ma­giscb idea Jjsme » noemde, d.L het wonderbare, dat « merveilleux » dat André Breton zo graag tegenover het «mystère» plaatste (81). Tocb sluit één en ander niet uit dat Eemans ook aan humor doet en Magritte soms op eigen terrein verslaat, zoals kunstcriticus Georges Fabry deed opmerken (" ). Dan stoot men op zo iets lijk wijsgerige persiflage: in « De stelten yan de wijsgeer» (sc. Bergson) b.v. of nog in « Cette pipe est bien une pipe» (een assemblage bij middel van een echte pijp). Hetzelfde klimaat van humor vinden we terug in « Paul Del­vaux schildert de therapeut van Magritte » : één der duiven van Magrit­te werd vervangen door een vrouwtje van Delvaux, terwijl Magritte poseert, zijn hoed sœvig op het hoofd .. . Het is een waaracbtig werk van durf en ... uitdaging. - Maar om naar de Marc. Eemans van het « magisch idealisme » terug te keren, heeft dat ideaHsme iets ge­meens met de surrealistische orthodoxie? Welnu, hier kan worden ver­wezen naar het oordeel van Gérard Legrand, de jonge medewerker van André Breton toen die zijn boek « L'art magique » samenstelde. Legrand zegt woordelijk dat twintig eeuwen vroeger, in de Syrische woestijn en aan de boorden van de Nijl «vécurent des hommes dont le mouvement de pensée présente avec le nôtre de si frappantes affi­nités que plusieurs d'entre nous n'ont pas manqué, tout étrangers qu'ils soient aux études spécialisées généralement requises en pareil cas, de

Page 34: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(8)) Gérard Legrand : ~ Fragment de la Lettre au Comte lI , in: ~ Médium ", nO 3, mei 1954, pp. 25h7. Het citaat aIdaar pp. 25/6.

(84) Andre 'Breton: " Perspective cavalière " (uitg. Marguerite 'Bonnet), Ed. Gallimard, Parijs, 1970, 244 p. Het citaat aldaar p. "144.

(85) « Marcel Mariën. - Rétrospective /lr: Nou· veautés J937·1967 " (uitg. n.a.v. een tentoon. stelling in de Brusselse galerij Defacqz) , 1967, 71 p. Het citaat aIdaar p . 68.

(86) «Marcel Marien .. • : op. dt. (dr. supra nota 85) , p. 69.

(87) ~ Marcel Marié" ... » : op. cit. (cfr. supra nota 85), pp. 6<]170.

(88) « Marcel Marié" .. »: op. cit. (dr. supra nota 85) , p. 70.

s' intéresser à eux" ("). Waarom dan verbaasd opkijken bij het ver­nemen dat Eemans zich VQar esoterische en mystieke literatuur interes­seert, en waarom zich opwinden wanneer men vaststelt dat zijn intel­lectuele ontwikkeling, zijn geestelijke queste volkomen in de lijn van het zuiverste surrealisme liggen ?

Laat ons een moment de tekst van André Breton over de magische kunst bekijken. Die tekst is uiteindelijk niets anders dan een verleng­stuk van het magisch idealisme van Novalis, van het idealisme dat aan de oorsprong Hgt van Eemans' geestelijke evolutie. In Breton's tekst komen taIrijke zinnen en opties voor die Eemans even goed , zou kun­nen geschreven hebben. lk vestig evenwel zeer speciaal de aandach! op de volgende passus: « La conception de l'oeuvre d'art comme objectivation sur le plan matériel d'un dynamisme de même nature que celui qui a préside à la création du monde s'éclaire d'une lumière particulièrement vive chez les Gnostiques» (84) . Men heeft als het ware de indruk een zÎn te lezen uit het «Perpetuum mobile» van Eemans ...

7.

In het licht van wat vooralgaat kan men zich rekenschap geven van de wereld die het denken van André Breton en Eemans scheidde van dat van de leden van de « Société du Mystère ». Marcel Mariën hee!t zelf in een interview dat hij .onkele jaren geleden toestond aan Christian Bussy n.a.v. een reeks uitzendingen van de R .T.B. over het surrealisme, in weinige woorden bevestigd dat el' verschillen «·et même des différences fondamentales » bestaan hebben tussen de Belgische surrealisten en het door Breton verdedigde surrealisme (85). Het betrof vooral de doeltreffendheid van het poëtisch experiment. En Mariën, na gesproken te hebben over het verschil in opvatting tussen Breton en Eluard over de essentie van de poëzie, onderlijnde dat de «Bel­gische» conceptie nauw verwant was aan deze van Eduard, volgens wie « le poète .est celui qui inspire bien plus que celui qui est inspiré » (" ). Vandaar dat MariOSn besloot : « Pour Nougé, pour Magritte, jamais il n'a été question de concevoir autrement l'activité poétique que sous l'angle de la préméditation , c'est-a-dire de l'invention d'un objet (poème ou image peinte) susceptible de toucher, de bouleverser le lecteur, le spectateur. Une telle démarche, il va sans dire, exclut le hasard en tant que facteur primontial. Elle réclame une attention soutenue, la méditation prolongée, des précautions, des ratures, des reprises, une hésitation, une prudence infinies » (87) .

Mariën ging dan verder aIs volgt: «Or Breton, à partir de l'ex­périence de l'écriture automatique, a construit une théorie, un vérita­ble système philosophique qui élève l'inspiration naïve au rang de vérité, ce qui l'englue à mon sens dans la mystique » (88). Kortom, net lijk Eemans, is oak Breton in de mystiek « vastgelopen " ... Van­zelfsprekend zijn de leden van de « Société du Mystère» nooit op die manier «vastgelopen» want in hun geval - Marcel Lecomte en Camille Goemans niet te na gesproken - was het qua inspiratie altijd erg mager gesteld. Men mag zelfs beweren dat iedere vorm van meta-

Page 35: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

(891 Ch. Henry Corbin : " Terre céleste et corps de résurrection de l ' Iran mazdéen à l ' Iran Shi' ile. , Ed. Buchet-Chastel-Coma, Parijs, 1960, 420 p. , n" 5 in de Teeks .. La barque

(90) cfr. Ezra Pound : " Cantos 1916-1962. -Eine Auswahl Englieh-Deutsch., 'Ed. Deut­scher Taschenbuch Vedag, München, 1:96-4. U4 p. , nD 29 Il in de teeks DTV.

(91) Stéphane Rey; ., Malc. Eemam >, in : .le Phare dimanche ,. van )/311.<]68. - In SUI­realistische midden is het slechts de "&inis­tere Etmnns" wiens " drijverijen" publiek moeten aangeklallgd worden . Ch. o.a. de brochure van Tom Gutt : " La main sauve­raim. - Introduction au catalogue de l'ex­position Roger van de Wouwer, 2 mai 1968, il. la galerie 44, Bruxelles . , Ed. de la Ser­palette, Antwerpen, :1968, 36 p., aldanr p. 16 nota 2 . De ... elfde Tom Cult is de verantwoor­delijke auteur en uitgever van een enkele jl ren geleden tegen Eemans gericht twee­taUg pamflet «Een toontje lager 1 - Un Ion plus bas 1 .. i ziehier de no.men van de overige artiSlieke specia!isten die dit mees­terwerk o ndertekenden : Freddy Beyns, Yves B055ut, Marc J. Dalo.in , Nadia Gaumez, Gène Mocst, Michel Thyrion, Jean Wdlenbom.

fysica hen a priori verdacht voorkwam. Men mo'et slechts enkele hunner werken leun am te merken dat ze dich!er bij de scherts dan bij de « geestelijke bruiloften » staan. Overigens waren de afleveringen van «Fantômas» van Marcel Allain en Pierre Souvestre, alsmede de «Série noire» van Gallimard één der mees! geliefde «nourritures terrestres» van René Magritte. Niet de mins!e belangstelling voor shi-itisch Iran b.v. zoals het ons Henry Corbin schildert in «Terre céleste et corps de résurrection » (89) ; evenmin trou wens VOQr de « Can­tas» van Ezra Pound (90).

Bepaalde iconografische documenten spreken boekdelen over de . geestesgesteldheid van de leden van de « Société du Mystère» ; zo de foto « Le rendez-vous de chasse }) waarop men van links naar rechts Mesens, Magritte, Scutenaire, Souris en Nougé herkent en, in zittende houding, drie hunner dames: Irène Hamoir, Marthe Nougé en Georget­te Magritte. Het is de banalite"it, de mediocriteit van kleine provincie­mensen die tot de rang van ideaal verheven werden, terwijl Marc. Eemans er prat op kan gaan - of kan gaan - zich door Paul ColÎnet « Marc le Grec» te laten noemen, of « Marc l'Echanteur)} door de Franse dichteres Anne-Marie De Backer. In de ogen van de lrunst­Cl~tiCUS Stéphane Rey lijkt hij « un peu comme un prince germanique, sorti de l'ombre ou du tombeau, porteur d'un message de l'autre mon­de. Mage et prophète, sorte de revenant chargé de sortilèges " (91) . Wat kan ik nog toevoegen aan dit magisch portret van hem waarvan ik gepoogd heb de denkontwikkeling te schetsen tot aan de einders van de wereld die de onze is? Zijn leven Jang bleel hij trouw aan zich zelf: dergeJijke continuïteit kan verras sen in een periode die op de gemakzucht is afgestemd, m4ar Eemans zoekt de moeilijkheid op « te zijn » en denkt enkel aan zelfanalyse volgens het voorschrut van André Breton, en dit op zulkdanige wijze zeUs dat zijn trouwste vrienden hem steeds opnieuw een ietsje moeten ontdekken. lk heb getracht hem te ontdekken maar beken ootmoedig dat talrijke facetten van zijn complexe persoonJijkheid ni et tot bun recbt zijn gekomen. An­deren zijn mogelijk handiger in dit soort dingen en oak scherpzinniger wellicht: dat ze hun talent van bronzoeker op Eemans beproeven en ontdekken wat mij verborgen bleef en wat ik niet met de gewenste duidelijkheid kan verwoorden.

Grimbergen, 12 mei 1972

Page 36: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Marc, Eemans. René Magri,tte. Laken 1927. I;oto Paul Mougé.

Page 37: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Marc Eemans. Irène Hamoir. 1927. ten tijde van «Leltre â Irèn& sur l 'Automatisme». Foto M. Eemans.

Marc Eemans. André Rolland de Renéville. René Baer1. Parijs 1937.

Page 38: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Marc Eemans. Camille Goemsns. SI. Idesbald. 1930. Folo Sacha Goemans. Chlgi rinsky.

Page 39: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

2- A .... ;·,· s- 2. Pm de rabonDement : Fr. 100.- ran.

IS , ... ,~ Pm d •• _ûo : Pro 10.-

REVUE MENSUELLE ILLUSTRtE DE L'~PRIT CONTEM.PORAIN

DIRECTEUR: P.- G. VAN HI::.CKE

• '.

1

EpJHO N S Cl VA R.I ÉT ÉS 0 BRUXELI.ES Marc Eemans. Omslagtekening ... Yariétésr. 15 junl 1929.

Page 40: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Marc Eemans. E.L.T. Mesens. Jacques Rèce. 1929. Marc Eemans 1941. Fete Willy Kessels.

Page 41: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Marc Eemans en echtgenote Denise. 1939. Marc Eemans. Rachel Baes. J.J. Gailliard. 19S.. Foto Georges Thiry .

Page 42: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Marc Eemans. Falo Jan Lormans.

Jo Verbrugghen Eemans. Marc J J Gailliard . Tekenlng •.

1971 .

Page 43: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Marc Eemans. Adrienne Delcroix. 18 mei 19n.

Foto F. Van den Bremt.

Page 44: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

LETI'RE A IRENE SUR L'AUTOMATISME

Amie,

il suffit de vouloir provoquer l'existence latente de l'homme pour pénétrer

dans l'intimité de ce noyau primordial qui organise l'architectonique complexité de la vie psychique; alors on brise la gangue d'illusion intellectualiste; alors on voit fuir l'intelligence abstraite vers les normes supeIiicielles du langage, qui s'empare de l'homme et qui le lue lentement. ..

On n'ignore cependant plus qu e ce langage n'est qu 'une simple convention pour manifester sensoriellement le mécanisme psychique. tout comme les lettres ne sont que 1es signes conventionnels pour annoter le langage.

Si le bon sens commun identifie l'écriture, il s'obstine cependant dans l'erreur évidente du concept « langage - pensée ». Etablir d'une façon tangible ceUe usurpation de la parole, est donc la première démarche de celui qui veu t atteindre l'essentiel dans l'homme, et rien que cela.

TI me paraît facile de toucher cette abst raction du doigt et de préciser la valeur réelle du mot.

Les circonstances de notre cuJture occidentale conduisent toutes les manifes­tations de notre esprit créateur vers une codification métaphysique. Ainsi, le mot, de symbole concret, est lentement deven u à l'abstraction du concept ; et la langue française qui est la langue la plus étrangère il l'homme, parce que la plus évoluée et la plus abstraite, ne contient plus que très peu de mots concrets; tandis que les langues germaniques, pour ne parler que de celles-là, possèdent encore à un très hau t degré la valeu r première et plastique du mot ; dans les langues primitives le mot n'est qu'un symbole d'image visuelle, un symbole qui , lentement, se méta­morphose en une idée et en un concept terne et mort.

Or, pour arriver à une idée, notre intelligence s'oblige à un complexe travail d'élaboration qui nie a priori toute spon tanéité de compréhension psychique, car l'audition d'un mot, même s'il n'est qu'un symbole simple, déci anche tout un mécanisme de réflexes avant d'a rriver à la représentation pure ou psychique. On peut donc faci lement se rendre compte de la portée d'une suite de mots amenés par automatisme sensoriel : ils ne peuvent agir directement, puisque, selon Freud, ils doivent se filtrer au préalable, à l'aide de perceptiO'lls conscientes et acous!Îques, à travers le préconscient pour etteindre l'jnconscient psychique.

Cette brève introduction n Oli S conduira donc à contester à Jlautomatisme glos­solalique sa valeur de mécanisme psychique; et pour nOliS, de ce fait , la tendance à la glossolalie n'est qu 'une acti vité physiologique d'ordre acoustique, qui n'agira sur l'individu que comme un stupéfiant dont nou s ne nierons cependant pas les influences physiologiques sur les complexes psychiques.

Page 45: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Selon les plus récentes méthodes de psychologie (Freud et Pavlov), nous mettons même à la base de toute activité psychique des réflexes physiologiques qui se trouvent dans le cours organique des tissus vitaux et non dans les artifices de l'art ou des stupéfiants.

Psychologiquement la prosodie est donc une déviation de sens, et sa consé­quence dernière, le lyrisme pur, aux onomatopées nombreuses, ·au lieu de provo­quer l'activité psychique, la distrait de son cours réel et la rend même impossible, les recherches de rimes et d'assonances créant a posteriori le poème.

Ce qui est vrai pour la prosodie, l'est également pour les codifications des autres arts. Tout l'art est donc construit sur des sables mouvants qui l'anéantissent Lentement et l'on peut dire, à juste titre, que l'art n'entre pas dons le cours psychi­que de ·la pensée, tout comme il \fl'entre pas dans son cours dia1ectique.

Ces conceptions ont complètement bouleversé J'organisation de ces abstrac­tions métaphysiques et l'on est même parvenu à les éliminer complètement.

L 'art ne contenait, à l'état d'inspiration, qu 'un très faible pourcentage d'auto­matisme psychique et un très grande proportion d'organisation consciente et sen­soriel1e : prosodie, pour l'écriture ; harmonie, pour la musique ; construction, pour la peinture.

Son équivalent dialectique et psychologique tend vers l'abandon total de toute organisation et c'est à cette tendance que nous devons la crise profonde que traverse l'art sensoriel, par excellence, qu'est la musique. Les autres modes d'ex­pression, étant plus près de la vie psychique de la pensée, y échappêrent plus facilement et dès maintenant nous pouvons parler d'écriture et de peinture, sans devoir songer à de J'art. Actuellement J'écriture et ]a peinture ne sont plus qu'une traduction de l'automatisme psychique dont le développement architectonique se. réalise à l'intérieur avant de s'extérioriser.

Nous savons maintenant que les idées ne peuvent trouver place dans ce tra­vail, mais nous savons aussi que la vie psychique subit également les réflexes des idées extérieures. Ainsi, des paroles, prononcées en certaines circonstances, s'im­priment avec vio1ence druns l'inconscient d'un individu et créent autour de lui et en lui une atmosphère spéciale qui l'oppressera, qu'il refoulera ou extériorisera; mais alors, cette parole-pensée ne se manifestera pas en lui sous forme d'idée, mais bien sous forme d'image. En effet, l'âme hum aine ne pense que par images, et pour s'en rendre compte, il suffit de se représenter la psychologie du rêve.

Toutes les expériences cliniques s'accordent pour dire que l'idée ne pénètre dans la trame onirique que sous forme d'image qui se mélange aux autres images selon un processus qui se nomme la dramatisation.

On observera également que, si dans l'activité onirique, des images auditives, olfactives ou gustatives se présentent, elles sont néanmoins rares et loin d'atteindre la fréquence des images visuelles. Mourly VoId a même constaté que des excitations ~ensorielles surtout tactiles, peuvent donner naiss·ance à des images visuelles. Freud, constatant cette transformation des idées en images, y rattache ]a difficulté que présente le récit d'un rêve. Hervey de Saint-Denis évita cet inconvénient, in­surmontable dans certains cas, en traduisant certains rêves à l'aide de représen­tations graphiques.

Page 46: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Il Y a égalemenl des rêves où la dramatisation ne se fait pas; mais alors il s'agit généralement, dans la trame onirique, de réflexes de la pensée logique, de la raison pratique et qui ne se présentent jamais seuls, mais accompagnés d'images visuelles qu'ils complètent, donnant aÎ10 si une représentation , prolongée durant le sommeil, d'une activité de veiHe.

Il va sans dire que cette activité onirique ne peut être considérée comme une activité psychique pure, mais comme une association de pensées qui troublent quoti­diennement, et sans répit , l'intelligence humaine.

La compréhension claire de l'activité psychique nous conduira donc à dire que, là aussi, il y a continuité et que tout phénomène se trouve dans le déroulement intime, dans les réflexes de tout autre nature.

J'isolerai cependant le phénomène psychique pur que je caractériserai par la vision: non vision simple et isolée, mais vision complexe et se ma,nifestant dialectiquement par ses rapports physiologiques, tan t avec la cénesthésie, qu'avec les phénomènes naturels; vision latente et trouble comme un brouillard qui n'attend que la venue d'u.n détecteur pour se matérialiser et pOlir prendre corps sous une forme quelconque de l'activité réelle.

Outre la dramatisation, je pourrais également signaler les procédés architec­toniques de la condensation , du déplacement, du symbolisme el de bien d'autres encore, mais leur examen nous entrainerait bien loin; il me suffira donc d'indiquer, sans approfondir leurs modaHtés, que ces divers procédés donnent au rêve un certain côté hallucin atoire et incohérent pour 1. a raison, cette raison qui est incapa­ble de suivre la moindre accélération de la pensée.

Ce qui est manifeste pour l'activité onirique de la pensée, ne l'est plus à son état de veille où l'automatisme psychique est refoulé par le flux envahissant de la raison pratique.

L'homme n'a plus le temps de s'occuper de sa pensée et la meilleure partie de lui-mê me végète dans l'obscurité, .landis que l'autre se perd dans le gouffre des occupations quotidiennes. L'activité psychique n'est cependant que refoulée et il suffit de se concentrer un peu pour la faire jaillir; il suffit d'un peu d'entraine­ment et d'une aptitude organique spéciale pour capter et même provoquer, pour fi xer le déroulement de la pensée.

Bien souvenl la vie psychique s'est déjà élaborée et automatiquement elle s'est traduite sous forme de mots qui permettent de fixer des visions translucides que la plastique serait incapable d'extérioriser ; je songe surtout aux modalités imperceptibles des choses, aux subtilités immatérielles que leur confère cette sen­sibilité spéciale à l'âme humaine et que même les mots ne peuvent que suggérer et non situer. Partout ailleu rs, cependant, la vision sera suffisamment nette pour permettre une transposition plastique de la vision. 11 y a aussi le temps dans lequel se situe la pensée, où elle s'organise et par conséquent se détourne de l'uni­que spatialité de la pl astique. L'écriture s'imposera donc également pour cette modalité et je m'abstiendrai de citer toutes les autres formations catégoriques de l'activité psychique.

Page 47: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Scrupuleusement et sans préjugé on suit la dictée et on l'annote en se gardant bien d'enchainer cette forme fluide dans une quelconque codification. Cette neutra­lité, cet entier don de soi révèlera le développemoot positif de tout ce que la pen­sée sécrétait négativement jusqu'ici.

Cette réceptivité totale n'empêchera cependant pas l'activité consciente de donner tous ses soins à une traduction impeccable, tant techniquement, que dia­lectiquement, car la moindre négligence doos la présentation est J'indice d'une né­gligence générale, indigne du rôle de confidente qui est assigné à la conscience ac­tive et logique.

(mei 1927; onuitgegeven).

HIC ET NUNC

Il importe avant tout de dépasser l'homme, de l'élever à l'état de mystère. N'est-il d'ailleurs pas au plus profond de lui-même ce mystère sacré d'où peuvent à chaque instant, dès qu'il les appelle, surgir les dieux?

Pour se dépasser, il suffit à l'homme de savoir écouter les voix intérieures qui l'habitent et d'intérioriser le choeur sans cesse mouvant des voix du monde qui viennent à leur rencontre. TOlites choses se répondent, se font signe, et du fond des âges elles s'avancent sous la diaprure immuable des mythes: mythes des origines et mythes des infinies métamorphoses de l'Etre et de SQln néant, de sa déré­liction , de sa terreur congénitale, mais aussi de ses cruautés, de ses joies, de ses pouvohs et de toutes les ferveurs d'un monde en gésine de magie.

Au départ de ce Je qui est Autre, l'homme à son tour se fait mythe et il devient la splendeur de cette multitude dont il illumine l'effroi de son essentielle et combien tragique solitude.

TI s'applique à fuir la morne gratuité de SOIl existence par trop quotidienne; eo sa soif et en sa faim d'un sublime d'au-delà du monde, il pare celui-ci de toutes les vertus d'une surabondance de béatitudes et s'invente mille et une raisons de croire en lui-même. Ils se donne le Dieu caché pour Maître et se découvre l'amour afin de pouvoir peupler ses orgasmes de tous les dieux de sa procréation intérieure.

Il se fait tout soumission à la démesure de lui-même et en toute humilité il obéit aux lois et aux impératifs qu 'il a su se reconnaître à travers la déraison de ses sens. TI connaît 1es extases de l'âme et se proclame immortel afin de vaincre cette mort du corps qui le guette et qui l'effraye ; il se promet même un paradis pour la récompense posthume des vertus qu 'il se plaît à s'attribuer et lui donne pour contre-partie un enfer en lequel il rejette tous ceux qui n'ont eu l'heur de le flatter ou de lui plaire.

(1960; onuitgegeven).

Page 48: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Nawereldse Minnezang

J.

o thans te zingen in de richting van onze hiernamaalse Vreugde, die Vreugde die niet meer van onze aarde is, .noch van de vnlchten van onze dromen , doch van de vermelligvuldiging van onze dood .. .

Ach, ik de zanger in 't empyreum van een wonderbare liefde, een liefde tot ongenaakbaar licht verhemeld, en tot het eeuwige in mezelf. ..

De zang van 't weelderig liefdebedrijf mijner ziel met de ziel van de geliefde, en de trillende boog van die liefde boven de zonnige Vreugde van onze liefde­spelen in God . ..

Het rijk van die zang baven de begeerten van alle ffiuziek, en in d'onsterfe­lijkheid van onze bestendige Vreugde, 0 de zachte heerlijkheid van die ontaarding in gebed ...

H .

Liefste, 0 jougste Bruid op de bruiloft des Geestes ! 'k Juich je in stilte tee, boven de triomf van al hetgeen ons zo driest op aarde blijft scheiden ...

Hier de mythische ring van onze eoing in de ons beiden omvademende god­heid des Geestes en het heillied van onze tochten over de weeJdeoorden onzer diepste warmte ... .

Liefste, 0 heerlijke Bruid over de zeeën van mijn Jiefde uitgespreid , en met de wazigste wolken van mijn strelingen geloofd, hymnisch bemin ik je ...

En 'k glimlach tot jou met het stralend gelaat van de bloemen, en ook met de lippen der kwelenden sprookjesengelen in Minne.

III.

Die Minoe, 0 heedijke Bruid , is van de gaven der Godheid in ons, en van onze goede Vreugde in de ruisende schoot van de AJmoeder-ons ...

Weet je het nog, 0 a1lerliefste druivenrank in de bedwelrnende wijngaard van onze wiegende AJmoeder. ..

Zeg weet je het nog, 0 mijn Liefde boven de paring van de menseo , dat we eens tot Iijden om elkaar werden geroepen ...

Doch staan we thans reeds niet veel verder dan het lijden : aan gene zijde van het menszijn, en thans reeds te midden van louterende Mfnne ...

IV

Mijn rninnespel met jou, jij Bruid van Licbt en Dauw, ach, bet dansend Spel in het ijle van ons niets, en toch iets ...

Zeg, Liefste, reik me de hand ter duizelingwekkende vaart door het niets, en Opdat je me zou gedenken in de bonzende stilte van je bloeiend hart. ..

Page 49: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Opdat je me zou gedenken, ik je gekerkerde dweper in de roes van aile vereenzaming, en in Godes hangende tuin verdwaald ...

Zeg, weet je nog die zomeravond van zachte bekoring, toen de kastanjelaren reeds lang waren uitgebloeid en ik je over je hele licha am heb gezoend ...

y

Liefste, jij Bruid van het minnespel in het Rijk van onze eeuwigheid, en de kroon van deze stille traan ter wille van het wee dat uit verzaking opwelt ...

Muziek hoor ik thans om je donker haar, muziek die uit je licha am opwelt en tot het zuchten van mijn gedachten tot jou opgaat .. .

En 'k hoar die muziek die me van 't onzichtbaar zaad pIeve1t, van het zaad dat voor de oogst van onze oneindigheid werd gezaaid ...

o de v·errukkende opstanding van dit zaad ter inspraak van al wat jouw bekoring in bet Rijk van onze eeuwigheid gedijt. ..

YI

De poolster, en oak het zuiderkruis, stil , boven onze liefde ter duiding vam onze innerlijke zee en ter begeleiding van 'n veelstemmig lied, een lied zander eind ...

'k Pluk thans de verre gaven van alle waanaromen, en 'k bedwelm me met de vergeefse rust van 't onmogelijk aanzijn in je agen ...

'k Zoek je te noemen met andere waorden dan die van de wereld, en met zachte geluiden aIs van de naoit moeë hemel in '1 geluk van je eigen liefdewensen ...

En in die na-wereldse zang van versterving noem ik je met de wonrden des Geestes, en prevel ik heel stil en zacht : " 0 jij , mijn Minnegeheim in Vreugde ... "

VII

Ach, Liefste, kon je Vreugde maar van geluk stralen in de woonst varo jouw Minne, ach kon ik je maar naar de Bntidegom van jouw wereld leiden ...

'k Zou je op de vleugelen van mijn liefde dragen, en 'k zou je nog mooier dan met de maagdelijke bruidsluier van deze aarde tooien ...

'k Zou je nog inniger bezingen ... met al de toverwoorden van mijn hymnische kunst, en met de mythos van een nieuwe Orpheus . ..

Je weet, die Orpheus van over de bergen, met bet licbt van de Bfilid in de stralende annen, triomfantelijk-verheven, ach . ..

YIII

'k Heb je steeds gegaod en je tussen je zusteren de sterren geplaalst. Daarom, o Liefste, beschaam me niet in mijn orphisch gedweep ...

Laat het aan d'anderen over, aan de verguizers van al hetgeen nog van groots­beid in het menselijk tekort kan leven, om me te bespotten in mijn zang .. .

Laat het aan d'aanbidders van de al te broeierige geneugten over mijn onaard­se lied van verzaking aan de kleur van hun zwaddertaa1 te toetsen ...

Laat het hun over me in bun laksheid te honen en mijn zwanenzang met het zwart misprijzen van hun goddeloosheid dood te yerven ...

Page 50: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

IX

Ach, Liefste, van de sterrenhemel lIit waar je thans in mijn hart leeft, speel toch met mij het lichtende Spel van alle verheerlijkingen mee ...

Entracht voor eeuwig, in mijn ogen, aIs de Maagd van aIle Bruiloften met het koraal der hoogste vreugden boven mijn liefde te leven ...

Ja, 'n glimlach van je trou w in Vreugde is voldoende opdat ik voor jou eeuwig in de blakere:nde Tuin des Heren zou blijven bloeien ...

Daarom, a Liefste, gun me in dit lied van zo hoofse minne dat · ik me heel en al in het sacrale Spel van jouw Liefde zou inleven ....

x 'k Berus! thans in en am je leven, a zo rein. en met de diafane tekening

van je ziel VQor rnijn nog immer door je zon verblinde ogen ... En 'k voel je eveneens in en om mij 1eve:n, ais 'n bestendige aanwezigheid in

poësis die 'k boven mezelf in heerlijkheid draag ... 'n Echte vita nuova is uit de heerlijkheid in poësis opgeklaard, zodat we

thans, wij ruisend-ranke riet, tot 'n andere wereld worden geboren ... Eeo elyzees veld heet het te zijn , dit oord van onze extazen, waar we thans

onder de zaligmakende wind van onze minnegoden ais eolusharpen om elkaar weten te trillen ...

XI

Een elyzees veld voor de zielerust van die verscheurde Orpheus en de zalven­de hand van de hervonden Eurudike onder de pijnbomen van mijn lustwarande in poësis ...

De geest van de verscheurde Orpheus waaiend boven de bespottingen en de moorddaden der Mainaden, 0 het wonder van de zingende geest in poësis ...

En jij , a mijn stille orante ter vereeuwiging van al het wondere dat in het zwevende van mijn orphiscbe genade opbloeit ...

Jij, 'mijn lied ter minne en het biddend thema van dit lied ... ' k zoen je over al de zeeën van je licbaam en ik wcht, ik je verscheurde Orpbeus . ..

XII

Doch 'k ben thans in licht herrezen en mijn al te werelds stof, in de tempe! van de gaafste oranten geborgen , beb ik voor eeuwig om jou verlalen ...

En thans genaak ik de cel1a van je waarste aanzijn in Minoe, a mijn verre Eurudike ! 'k Betreed ze als geruisloos en met al de ootmoedigheid van de ons zo dierbare stilte ...

Ach die stilte bov,,:n de eolusharpen van ons welen, die stilte aIs van de bestendige ontginning der Minnegoden in de na-wereldse zang van ons zijn ...

De stilte van de verzakende Minoe in ons, en ais de verre echo van die einde­loze zang, 0 jij, mijn zang ... zonder eind .. . 0 .goddelijke poësis in het goddelijke van ons zingend zijn .. .

en Eros - Thanatos... midzomer 1948

Page 51: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Vergeten te worden

Te laat... de :zee, de zee van stille ogen, de laatste bernel van een zeer ver doel, en in de lijnen van verloren han den een weinig magie. Magie voor de eerste maa1 ontmoet op een weg van lijn en woord, magie gebaard in nood en lot louœring opgeklaard. Te laat. .. alles is vo!bracht, en liefde van liefde tot jou.

I.

Licht van licht van zijn, tot ene grotere volmaaktbeid, en begrip van een vrouw, teken dat ik sedert altijd ben, en buiten het besef van mezelf, tot vergaanheid toe.

Il.

Lichaam gevild en aan flarden gescheurd, lang is het tot voedse! der hongerige:n geweest, offerande van zich zelf vermenigvuldigd . .. Nu weet ik niet rneer in we!k lichaarn ik heb geleefd : het is in je Iichaam dat ik sterven zal.

Ill.

Je vlees plukken, het nutten en je alleen laten. Je zal je yerlaten. Je zal heel alleen zijn zonder je, en je lichaam acbtervolgde je. Je had het gewogen maar te onein­dig bevonden. Nog Iichter zal je worden maar in je mond zou je vleklozer zijn . Niemand zal antwoorden .

N

Je zal altijd jonger zijn dan je, altijd vloeibaarder zijn dan je. Niemand zal er zich over verwonderen, want overal zal ik je voorgegaan zijn.

v

Tot je gekomen ... ik zal je dan yerlaten in de top van je vaeten. Je zal er altijd neergehurkt blijyen en de rode hemel in jou . Je bent de tijd waarin ik vervoegd zal warden, oak het teken yan een schaduw tat jau.

Page 52: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

VI

Het late vuur zal me achtervolgen, het laI tot de menigte spreken. De VER­laten mUllf laI lich verplaatsen, hij laI tot mij komen, Zal tussen mij en mijn Iicbaam blijven dromen. Zo zal hij blijven lolang ik niet lijn laI en zal.

VII

Je profieJ of je mond, je profiel is oneindig om je mond, het is bet Jandschap waarop de doden zullen slerven nadat het vlees vleselijk laI geworden zijn. naar kan je geen droom zijn valn dromen, ook zal je niet leven. Je zal dan wenen.

VIII

Je zou bloeden, ik heb het kristal ontmoet en nog zie ik je bloed niet stromen. En je kroonde je brood en ik ontving je glimlach. Morgen zal je doodgaan en zal ik ook glimlachen ... maar nooit zal ik in je geworden zijn.

IX

lk pluk tranen in je mond, je bebt ze in stilte vermoord ; nou ben je slechts meer de wind. Toch zal je me neerleggen, in je Iijk, want ik wil je evennaaste worden. Later, later zal je dan je exlaze verlaten ... na je oppervlakle voor eeuwig te bebben begrensd, begrensd.

x

Je Iichte lichaam is ontvlogen, ik houd het dicht in je toeë ogen, ogen die je nimmer zal verlaten. En agen slapen in zee, en handen varen op zee. Je kan de zee versmaden. Handen raken je schouders en weten waar je dood beginnen mag, en dan oak waar ze sterven zai ...

Marc. Eemans

Page 53: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Biografiscbe Noo!

Marc. Eemans werd op 16 juni 1907 in Dendermonde geboren. Zijn ouders ver­huisden kort daarop naar Brussel, zodat de toekomstige kun stenaar a1daar op het stedelijk Atheneum terecht kwam. Tekenen en scbilderen leerde bij aan de Academies van Molenbeek en Brussel. Financiëel was Marc. Eemans nooit op zijn kunstenaarschap aangewezen, aangezien hij steeds eoo bezoldigd beroep uit­oefende. Na de Tweede Wereldoorlog kwam hij in de uitgeverswereld terecht, o.m. bij de Uitgeverij Meddens in Brussel. Desniettemin heeft hij van in zijn prilste jeugd een drukke artistieke bedrijvigheid aan de dag geJegd, zoals ten andere uit het essay van Dr. Tommissen afdoende blijkt.

Page 54: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

Bibliografiscbe Noot

Marc. Eemans publiceerde o.m. de volgende werken onder elg"n naam :

1. Vergeten te worden, Uitgeverij Hermes, Brussel, 1930; 2. Gra'ndeur et décadence du livre popu laire, Uitgeverij L'Eglantine,

Brussel, 1935 ; 3 . Wola's visioen. - Een fragment, Uitgeverij Hermes, Brussel 1938 ; 4. Het bestendig verbond, Uitgeverij De Phalanx, Brussel, 1941 ; 5. De Yroeg-Nederlandse Schilderkunst, Uitgeverij De Phalanx, Brussel, 1943 ; 6. Ylaamsch Kasteelenboek, Uitgeverij De Burcht, Brussel, 1944 ; 7 . Het boek van Bloemardinne, Uitgeverij Colibrant, Lier, J954 ; 8. Hymnode, Uitgeverij Colibrant, Lier, 1956; 9. Les trésors de la peinture flamande, Uitgeverij Meddens, Brussel, 1963;

10. La peinture flamande au XVIe siècle, Uilgeverij Meddens, Brussel, 1963 ; 1 J . Breughel de Velours, Uitgeverij Meddens, Brussel, J 964; 12. Les trésors de la peinture européenne, Uitgeverij Meddens, Brussel, 1966 ; 13. La peinture italienne, Uitgeverij Meddens, Brussel, 1967 ; 14. La peinture flamande de la Renaissance, Uitgeveri j Meddens, Brussel, J968; 15. La peinture moderne en Belgique, Uitgeverij Meddens, Brussel, 1969; 16. Hans Memling, Uitgeverij Meddens, Brussel , 1970 ; 17. Les cheminements de la Grâce, Uitgeverij Fagne, Brussel, ] 970. 18. L'art vivant en Belgique, Uitgeverij Meddens, Brussel , 1972.

Marc. Eem'ans werkte aan een groot aantal tijdschriften hetzij regelmatig, hetzij sporadisch mee: Sept Arts, Variétés, Hermès, Temps mêlés, De Tafelronde, Dietbrand, Le Scarabé, De Periscoop, Fantasmagie enz. Marc. Eemans gaf voor eigen rekening werk uit van Re:né Baert; hij illustreerde werken van René Baert, Jean-Louis Depierris e.a., en schreef studjes voor publj­caties van Helmut Plontke, Bert Peleman e.a. Over hem verscheen tût dusver één grotere studie van Serge Hutin en F riedrich­Markus Huebner : «Ars Magna. - Marc. Eemans, peintre et poète gnostique », Uitgeverij Le Soleil dans la tête, P arijs, 1953.

Page 55: Piet Tommissen - Inleiding tot de idee Marc. Eemans

COLOFOON

Marc. Eemans, door Dr. Piet Tommissen, uitgegeven naar aanleiding van de vijlenzestigste verjaardag van de kunstenaar en van de buldetentoonstelling in het museum D'Hondt-Dhaenens te Deurle, werd in juni 1972 gedrukt op de persen van Jan Bultinck te Wetteren-Kwatrecbt vaar rekeDing van de uitgaven Henry Fagne te Brussel, ais zevende nummer van de Alepb-kunstmanografiën.

Deze uitgave, verlucbt met vijl kleurenreprodukties van schilderijen van Marc. Eemans, bevat naast een critisch voorwoord van Jo Verbrugghen en een icono­grafiscb cahier (in affsetdruk uitgevaerd daor Veys te Tielt), een keuze uit onuitgegeven of beruitgegeven teksten van Marc. Eemans.

Deze uitgave werd, benevens enkele persexemplaren, beperkt tat vierbanderd exemplaren, andeIVerdeeld zo volgt:

10 ex. op Steinbach-papier, genummerd van 1 tot X. Elk van deze exemplaren bevat een oorspronkelijke tekening van Marc. Eemans alsook drie originele etsen, waaIVan de aplage beperkt werd tot 40 exemplaren.

30 ex. op Steinbachpapier, genummerd van XI tat XXXX. Elk van deze exem­plaren bevat drie originele etsen van Marc. Eemans, waarvan de oplage zoals gezegd beperkt werd tat deze 40 exemplaren.

De bovenstaande luxe-exemplaren werden doar Dr. Piet Tammissen, Marc. Eemans en Jo Verbrugghen getekend.

360 ex. op houtvrij ediliepapier.

D / 0173/1972/9