qpq 3-2010 ontwikkelingshulp dominee of koopman
DESCRIPTION
QPQ is the first glossy worldwide about social entrepreneurship. In the quartely you'll find 200 page with inspiring interviews with social entrepreneurs, exciting stories about changemakers and interesting information for venture philanthropists and other investors.This issues theme is: development aid: vicar or entrepreneur?QPQ is another social changing idea of bureau goedgeefs.TRANSCRIPT
Quid Pro Quo
Ontwikkelingshulp: Dominee of koopman?
nummer 3 - september 2010 - jaargang 1
Het nieuwe ondernemen
met onder meer: Hoe heilzaam is subsidie?Idealisten uit de favela’s
helpen Nederland Peter Zevenhuizen: Wereldverbeteraar in
een decadente wereldThe Bridge: Op zoek naar het geld – en de ondernemersNew Radicals: Positief, constructief en hoopvol
Hoe word je een zakelijk filantroop?
Idealisten uit de favela’s helpen Amsterdam-Noord
Braziliaanse architecten ontwik-kelden een succesvolle methode om sloppenwijken leefbaarder te ma-ken. Nu helpen ze ook onze Ne-derlandse krachtwijken er bovenop met alleen de spullen en kunde die al in de wijk aanwezig zijn.
Positief, constructief en hoopvol
Massaal reageerden lezers op de rubriek 180 graden met hun eigen omslagpunt waarop ze besloten de wereld te verbeteren. Er lijkt sprake van een trend. Schrijfster Julia Moulden onderzocht dit fenomeen en noemde deze groep New Radicals.
Wereldverbeteraar in decadente wereld
Tien jaar geleden was Peter Zevenhuizen nog een vreemde eend in de bijt met zijn ‘verant-woorde’ relatiegeschenken uit Afrika. Inmiddels kiezen steeds meer bedrijven voor duurzame cadeautjes, liefst een geschenk met een verhaal.
Neem nu een jaarabonnement op QPQ, het nieuwe ondernemen, ...en kies een van de volgende boeken als welkomsgeschenk.
Pagina 10 Pagina 24 Pagina 34
4 QPQ | 3 • 2010
In ieder nummer
Colofon 6
Drijfveren 8
Beeldcolumn Ingrid van den Boogaard 32
Win some, lose some 47
Nobody is perfect 79
Column Annemarie de Jong 81
Column Tatiana Glad 117
180 graden 133
Koop Niets! Nu nog voordeliger 134
Column Paul Iske 150
Leven, liefde & lol – Good&Green Guide - Rotterdam 163
Geleijnse en Van Benthem eten uit 171
Estafette 174
ThemaEen vers kopje thee
We zijn toe aan een nieuwe vorm van ontwikkelingshulp. Bio Tea Indonesia werd opgezet op basis van sociaal ondernemen, door alle lokale partijen te betrekken en duurzaam te werken. Een potenti-eel schoolvoorbeeld.
Ontwikkelingshulp uit Afrika
Niet alleen ontwikkelingslanden hebben last van leegloop op het platteland. In Nederland speelt dit net zo goed. Kunnen we suc-cesvolle ontwikkelingsprojecten uit Afrika ook in Nederland uitvoeren?
And (n)ever the twain shall meet
De vinger op de zere plek: waar-om weten sociaal ondernemers en financiers elkaar zo moeilijk te vinden? Ervaringen en tips van ‘informal investor’ Martijn Blom en sociaal ondernemer Marja Baas.
Neem nu een jaarabonnement op QPQ, het nieuwe ondernemen, ...en kies een van de volgende boeken als welkomsgeschenk.
48
56
64
92
100
118
124
142
Lessen in goed geven
Tips voor filantroop die zakelijk wil geven.
Kiezen voor het kleinste kwaad
Hoe kun je duurzaamheid promoten zonder het risico op ‘greenwashing’?
Sympathiek ondernemen om sociaal te bewegen
Henk Kievit en Jeroo Billimoria over de insteek van sociaal ondernemen.
Mogen commerciële hulporganisaties subsidie krijgen?
| Thema Over de mismatch tussen beleidsintenties en –regels.
.
Liever geen subsidie. Of is het stiekem toch wel handig?
| Thema Hoe heilzaam is subsidie?
Studenten en ondernemer gaan voor eigen kracht en kansen
Vervolg van het onderzoek naar duurzame communicatie.
Het verhaal van de 21e eeuw
Trendanalist Green: “Een grote verandering in ons denken is onafwendbaar.”
Van ik naar jij
Acht manieren om de impact van sociaal ondernemerschap te meten.
Pagina 82 Pagina 108 Pagina 154
INHOUD
5
De heilzaamheid van subsidie?
QPQ, het nieuwe ondernemen
QPQ is een uitgave van Uitgeverij Flexx.
Mede mogelijk gemaakt door Stichting Het
Groene Woudt (SHGW)
Uitgeverij Flexx BV
Postbus 1366
5200 BK ’s Hertogenbosch
T 073-613 20 34
Hoofdredactie
Petra Kroon
Eindredactie
Esther Bernhart
Advertentieacquisitie
Marije Hamers
Adviesraad
Emmy Jansen, Edgar Neo, Nathalie
Verdonschot, Jasper van Impelen
Coverfoto
Jacqueline Dersjant
Oplage
3.000 exemplaren
Drukkerij:
Ecodrukkers
www.ecodrukkers.nl
Vormgeving en opmaak
De Vormstrateeg
Postbus 1366
5200 BK ’s Hertogenbosch
T 073-613 20 34
Colofon
Info disclaimerAlle auteurs- en/of databankrechten worden uitdrukkelijk voorbehouden. Behoudens de in de Auteurswet gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave van QPQ zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden verveelvoudigd, opgeslagen in enig geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enigerlei vorm of op enige wijze. Aan de verstrekte informatie in deze uitgave van QPQ kunnen geen rechten worden ontleend. Hoewel aan het samenstellen en het totstandkomen van deze uitgave van QPQ de uiterstezorg is besteed, kan de afwezigheid van (druk)fouten, onjuistheden, onvolkomenheden en/of onvolledighe-den niet worden gegarandeerd en aanvaarden de auteur(s), de redacteur(en) en de uitgever geen enkele aansprakelijkheid voor eventueel voorkomende (druk)fouten, onjuistheden, onvolko-menheden en/of onvolledigheden, noch ook voor de gevolgen hiervan. De uitgever legt de gegevens van de ontvangers van QPQ vast voor toezending van de uitgaven QPQ,welke zoda-nige gegevens ook door de uitgever kunnen worden gebruikt om hen informatie te verstrekken over relevante producten en diensten. Bij bezwaar daartegen kan contact worden opgeno-men met de uitgever.
Laatst hoorde ik ex-minister Koenders zeggen dat hij een lezing
moest geven over de ‘nieuwe ontwikkelingssamenwerking’. Wat zou hij
daarmee bedoelen? vroeg ik me af. Ik moest lang nadenken, diep pein-
zen, maar ik kwam er niet achter. Dat ik geen antwoord vond op mijn
vraag, is ook logisch. Kijk maar eens naar de verdeling van subsidiegel-
den voor ontwikkelingssamenwerking voor de periode 2011-2015, MFS
II. In november wordt duidelijk hoeveel financiering de verschillende
clubs ontvangen uit de subsidiepot van ruim 2 miljard euro. Maar nu al
zijn 2 dingen duidelijk: de organisaties die subsidie krijgen, zijn lang niet
altijd de meest vooruitstrevende. Sla het verhaal van Maarten van der
Schaaf op bladzijde 92 er maar eens op na. Een tweede conclusie: er
mogen wel heel veel organisaties uit die subsidieruif eten. Onlangs nog
zijn bezwaren erkend van organisaties die in eerste instantie afgewe-
zen waren voor die MFS II. De spoeling wordt dus nog dunner. Volgens
deskundigen leidt dat niet tot een creatieve zoektocht naar alternatie-
ve geldstromen maar tot meer druk op de charimarkt. Hoezo: nieuwe
ontwikkelingssamenwerking? Dat het ook anders kan, bewijst het pro-
ject Bio Tea Indonesia, dat biologische groene thee produceert in een
verarmd plattelandsgebied op West-Sumatra. Het project van Stichting
Het Groene Woudt wil via het opzetten van theeplantages duurzame
ontwikkeling bereiken, zowel financieel als op het gebied van milieu.
Dichter bij huis laat Be More zien dat zonder subsidie ook heel goed aan
ontwikkelingssamenwerking gedaan kan worden. En dat het leidt
tot creatief sociaal ondernemerschap. Ontwikkelingshulp hoeft ook
niet altijd van West naar Zuid te gaan. Omgekeerd komt ook voor. Zo
zijn er begin deze zomer idealisten uit de Braziliaanse favela’s naar
Amsterdam-Noord gekomen om daar de buurt op te knappen. Of dat
gelukt is, lees je in dit nummer. We kijken ook naar projecten in Afrika
en onderzoeken of die ook de leegloop van ons platteland en de vor-
ming van slechte wijken in de stad kunnen tegengaan. Dat je als sociaal
ondernemer over veel doorzettingsvermogen moet beschikken, ver-
telt Peter Zevenhuizen, oprichter van GeschenkmetVerhaal. Ruim 10
jaar geleden ging hij de plastic fantastic markt van relatiegeschenken
op met duurzame kadoos. Hij was een buitenbeentje, maar inmiddels
heeft hij z’n plek in die branche veroverd. Daar kunnen New Radicals
hoop uit putten. In een interview vertelt Julia Moulden, bedenker van
deze term en schrijver van het gelijknamige boek, alles over deze nieu-
we groep. Mensen die met hun eigen capaciteiten de wereld iets willen
nalaten. Iets structureels willen verbeteren aan de wereld. En nee, dat
gaat niet altijd van een leien dakje. Maar als je doorzet, geeft het wel
een hoop voldoening. Veel leesplezier en inspiratie.
Petra Kroon
Ps Heb je op- of aanmerkingen? Mail naar [email protected]
6 QPQ | 3 • 2010
ecodrukwerk is klimaatneutraal
Redacteuren
Yvonne van der Heijden
Annemarie Geleijnse
Noor Backers
Roos Menkhorst
Jolanda Breur
Catrien Spijkerman
Willemijn van Benthem
Maartje Smeets
Gaston Dorren
Columnisten
Annemarie de Jong
Paul Iske
Tatjana Glad
Redactiecoördinatie
Moniek Jakobs
Marketing
Koos de Bie
Vormgeving
René Ebbeng
Fotografie
Frank Groeliken
Jacqueline Dersjant
Vivian Keulards
Isabel Nabuurs
Anja Dierx
Paul Iske | Columnist
“Veranderingen gaan tegenwoordig zo snel dat een
verkiezingsuitslag (en daarmee ook de nieuw te vormen
regering) al na een week achterhaald is.”
Tatiana Glad | Columnist
“Shift happens! Perhaps it is by grounding big ideas
into every day practice that big change becomes living
change.”
Marije Hamers | Sales
“Het is goed om te horen dat adverteerders graag met
QPQ gezien willen worden. Ze vertellen dat medewer-
kers en relaties QPQ inspirerend vinden, het steeds
opnieuw oppakken en dat het veel doorgegeven wordt.”
Willemijn van Benthem | Journalist
“Na de interviews met Martijn Blom en Marja Baas,
bleek hoe ondernemend ze zijn. Ze bruisen van nieuwe
ideeën, staan open voor invalshoeken en zijn optimis-
tisch. Voor een journalist fijne gesprekspartners.”
Roos Menkhorst | Journalist
“Brazilianen die Nederlanders helpen met het herstruc-
tureren van onze achterstandswijken. De wereld op z’n
kop, dacht ik. Maar dat het zeker kan werken werd
duidelijk op een zonnige zondagmiddag in Amsterdam
Noord.”
Lilian Roos | Journalist
“Een spraakwaterval vol aanstekelijk enthousiasme
kwam door vanuit Engeland. Na een langdurig gesprek
met trendanalist Josephine Green had ik een stralende
lach. Geen doemscenario’s. Ik kon me weer verheugen
op de toekomst.”
Marieke Verhoeven | Journalist
“Rotterdam en ‘groen’ was voor mij niet echt een
logische combinatie. Toch blijkt het in de Maasstad te
barsten van de adressen voor biologische producten,
duurzame kleding en zelfs groene gebouwen!”
QPQ TEAM
Een verstandige aanpak ten aanzien van papierverbruik,
inkoop en recycling is een essentieel onderdeel van de zorg van
QPQ voor het milieu. Daarom is deze uitgave gedrukt op
Forest Stewardship Council (FSC) gecertificeerd papier met
plantaardige inkten en zonder schadelijke oplosmiddelen.
Ecodrukkers heeft een duidelijke filosofie bij het maken van
Ecodrukwerk ©; hoogwaardig kwaliteitsdrukwerk gekoppeld
aan een duurzaam productieproces. Deze uitgave is gedrukt
op een Ecocolor drukpers met inkten op plantaardige basis.
De productie en gebruikte grondstoffen zijn klimaatneutraal.
Het complete productieproces is Grafimedia Milieuzorg gecer-
tificeerd en gevoed door 100% groene stroom.
7
Duurzaamheid is niet de reden waarom mensen een product kopen
Tekst: Roos Menkhorst | Fotografie: Jacqueline Dersjant
8 QPQ | 3 • 2010
“Twaalf jaar lang werkte ik bij verschei-
dene commerciële bedrijven. Ik hield me
vooral bezig met de financieel gedreven
markten. Maar op een gegeven moment
merkte ik dat het me tegen begon te
staan. Binnen dat soort bedrijven bestaat
toch een bepaald soort armoede in den-
ken.
Ik ben me in mijn vrije tijd gaan inlezen
in onderwerpen als klimaatverandering
en duurzaamheid. Alleen al het trans-
port kost ons een kwart van onze CO2
uitstoot, daar schrok ik echt van. Het
moment dat ik het anders wilde gaan
doen was echt een ‘oud en nieuw’-mo-
ment.
Anderhalf jaar geleden ben ik gestart
met The New Motion. Ik heb Tendris
(een bedrijf dat duurzame bedrijven
start, red.) benaderd met mijn plannen
voor onder meer elektrisch rijden. Zij
zagen het meteen zitten en samen met
hen heb ik de plannen uitgewerkt.
Wij zorgen dat alle elementen om elek-
trisch te kunnen rijden aanwezig zijn:
een laadpunt, een parkeerplek, zonnepa-
nelen en ga zo maar door. Duurzaamheid
is leuk, maar het is niet de reden waarom
mensen een product kopen. Het moet
over extra’s beschikken, cool zijn of een
goede prijs hebben. Pas daarna komt het
duurzame aspect om de hoek kijken.
Natuurlijk gaat het ons lukken.
Kijk, het heeft nog geen zin om op de
Huishoudbeurs te gaan staan, die groep
is te breed. De mensen die wij nu wil-
len bereiken zijn al geïnteresseerd in
duurzaamheid, of ze houden erg van
nieuwe gadgets. Zij zien dat het moment
ge komen is dat het echt kan. Het gaat
ons er om dat we die koplopers blijven
aanspreken, dat zij een goede ervaring
hebben en dat ze het woord verspreiden.”
In Estafette (pag. 174) kun je lezen
wie Ritsaart van Montfrans uitnodigt
voor de volgende ‘Drijfveren’. ◆
Ritsaart van Montfrans,oprichter van The New Motion, dat elektrische mobiliteit mogelijk maakt.
DRIJFVEREN
9
10 QPQ | 3 • 2010
uit de favela’s helpen amsterdam-noord
idealisten
REPORTAGE
Tekst: Roos Menkhorst en Catrien Spijkerman | Fotografie: Jacqueline Dersjant
Wat hebben de favela’s van Brazilië en een krachtwijk in Amsterdam-Noord met elkaar gemeen? Op het eerste gezicht heel weinig. Toch menen Braziliaanse ontwikkelingswerkers de Amsterdamse wijk leefbaarder te kunnen maken door dezelfde methode te gebruiken die zij in de Zuid-Amerikaanse krottenwijken toepasten.
11
QPQ | 3 • 201012
13
Kijk, hier komt een kas met tomatenplanten”, vertelt Nop van
Warmerdam. Hij is wijkadviseur in Purmerend, maar vandaag
slaat hij in zijn vrije tijd met een bijl in de achtertuin van een
moskee in de wijk Kleine Wereld in Amsterdam-Noord. Uit
gettoblasters schalt muziek van zangeres Beyoncé. Op straat
wemelt het van de kinderen, enkele volwassenen zijn fanatiek
in de weer met kruiwagens en stenen. Overal wordt geklust:
aan de overkant van de moskee verven mensen een muurtje,
even verderop zetten kinderen met planken een voetbalgoal in
elkaar.
In deze krachtwijk wordt de droom van politiek Den Haag
verwezenlijkt: buren, kinderen, vrijwilligers en ondernemers
werken samen aan een betere buurt. Toch zitten hier geen
beleidsmakers of maatschappelijk werkers achter – het is een
groepje Braziliaanse ontwikkelingswerkers dat de kar trekt.
Braziliaanse idealisten
De jonge architect Rodrigo Alonso (35) is het brein achter de
opknapactie. Tien jaar geleden zette hij met vier andere archi-
tecten de NGO Elos op. Het kleine groepje idealisten vond
dat ze als architecten een sociale verantwoordelijkheid had-
den. Waarom zouden ze zich moeten neerleggen bij de slech-
te omstandigheden waarin mensen leefden? De jongens van
Elos ontwikkelden een methode waarmee ze in zes stappen de
beruchte Braziliaanse favela’s konden veranderen in een leef-
baardere omgeving. Zonder geld en zonder overheidssteun,
enkel door contact te maken met de bewoners, hen te vra-
gen naar hun wensen en dromen, en vervolgens samen met de
bewoners de handen uit de mouwen te steken om hun dromen
te verwezenlijken. “Want praten is mooi, maar er moet wel op
korte termijn zichtbaar resultaat zijn”, zegt Alonso. “We zijn
niet voor niets architecten.”
“Doordat de bewoners het heft in eigen handen nemen, krij-
gen ze meer vertrouwen in hun eigen kracht”, zegt Alonso.
“Hierdoor kan een kort project blijvende impact hebben.” De
aanpak geldt daarom niet alleen voor Brazilianen in krotten-
wijken, maar voor álle mensen, meent Elos. De organisatie
ontwikkelde daarom trainingen zodat ook andere mensen zich
de methode eigen kunnen maken, en kunnen verspreiden in
hun eigen land. Inmiddels zijn ze met hun zogenaamde Oasis-
spel ook al neergestreken in India, Chili en Paraguay. Nu is
Amsterdam aan de beurt.
Geheel volgens het stappenplan van Elos begon een groep
vrijwilligers daarom twee weken geleden met het voorwerk in
Amsterdam-Noord. De groep bestaat uit Brazilianen en tien
Nederlanders die eerder dit jaar de Oasis-training van Elos
hebben gevolgd in Brazilië. Eén van hen is Yolande van Wijk
Ze werkt bij Fairground, een organisatie die maatschappe-
lijke projecten in ontwikkelingslanden opzet en ondersteunt.
Fairground haalde de ‘sloppenwijkformule’ van Elos naar
Nederland.
Uit de portiekflats
“De eerste twee weken spraken we mensen aan op straat in
de wijk”, vertelt Van Wijk. “De favela’s in Brazilië zijn natuur-
lijk heel anders dan de wijk hier. In Brazilië speelt het dage-
lijks leven zich buiten af, je maakt gemakkelijk contact. In
Amsterdam-Noord waren we een beetje bang dat we de men-
sen niet uit de portiekflats zouden krijgen. Daarom belden we
gewoon bij ze aan, we hingen flyers op, en we gingen naar plek-
ken waar veel bewoners samenkomen. We vroegen de wijkbe-
Niet wachten tot ‘ze’ iets doen, maar zélf werken aan je dromen. Het is die ‘hands on’-mentaliteit waardoor het project verschilt van andere sociale projecten.
Jouw onderneming kan een wereld van verschil maken
Ondernemen Zonder Grenzen is een initiatief van:
Kansen in opkomende marktenHeb jij plannen om in Afrika, Azië of Latijns-Amerika een bedrijf te beginnen? Dan ben je op de goede weg. In deze regio’s zijn namelijk volop marktkansen. Start een winstgevend bedrijf en heb tegelijk grote sociale impact. Om te ondernemen in een ontwikkelingsland is een drietal ingrediënten noodzakelijk: een goed idee, een internationaal netwerk en financieringsmogelijkheden. Ondernemen Zonder Grenzen wijst je hierbij de weg met best practices, een businessplan competitie en een wegwijzer over internationaal ondernemen.
Op 11 november is de finale van de businessplan competitie Ondernemen Zonder Grenzen 2010. Schrijf je nu in voor het eindevenement op www.ondernemenzondergrenzen.nl
woners wat zij in hun buurt zouden willen veranderen.”
“Het duurde wel even voor de bewoners zich geroepen voel-
den om mee te doen”, vertelt Van Wijk. “In eerste instantie
vonden veel mensen het maar raar, zeker omdat een deel van
onze vrijwilligers geen Nederlands spreekt. ‘Wat komen die
gekke Brazilianen hier doen?’, vroegen ze zich af. Eerst dachten
ze dat we van de gemeente waren en vervolgens geloofden ze
niet dat er iets zou gaan gebeuren, en dat we daadwerkelijk din-
gen zouden gaan bouwen.”
De vrijwilligers gingen op zoek naar ‘sleutelfiguren’ in de
buurt. Wie kent veel mensen? Wie heeft veel invloed in de
buurt? Zo kwamen ze onder meer uit bij Mustafa van de mos-
kee, Hakan van de snackbar, en bij enkele moeders die via de
basisschool veel andere moeders en kinderen kennen.
“Op die manier zet je een netwerk op waardoor steeds meer
mensen betrokken raken”, zegt Van Wijk. “Uiteindelijk heb-
ben we vorige week iedereen uitgenodigd om een avond naar de
plaatselijke basisschool te komen. We vroegen de bewoners hun
droom vorm te geven door middel van maquettes. De kinderen
maakten een soort apenkooi, met klimrekken en andere toestel-
len om in te spelen. De volwassenen wilden graag een plek om
te barbecuen. Het gaat er om dat de initiatieven uit de mensen
zelf komen.”
Elos in Latijns-Amerika
Elos werd opgericht om de favela’s in Brazilië leefbaarder te maken.
Zo bouwden bewoners van de krottenwijken onder leiding van Elos
ruïnes om tot een kinderspeeltuin en werd een vies leeg gebouw waar
doorgaans drugsgebruikers zaten omgebouwd tot buurttheater. In
vissersdorpjes werden buurtcentra gebouwd, overkapte pleintjes waar
mensen kunnen samenkomen. Geheel volgens de Oasis-filosofie werd
daarbij enkel gebruik gemaakt van de materialen en ambachten die het
gebied rijk was. Zo werden de overkappingen gemaakt door op traditio-
nele wijze planten te vlechten.
In Santos, de plek waar de oprichters van Elos vandaan komen, leidde
het Oasis-spel er zelfs toe dat buurtbewoners zich organiseerden in een
actiegroep en een bestemmingsplan indienden bij de overheid voor een
stuk braakliggende grond in hun wijk. In Brazilië mag de gemeenschap
namelijk ideeën aandragen over het gebruik van gemeenschappelijke
grond – maar dan moeten de bewoners zich wél weten te organise-
ren. Het plan werd goedgekeurd, en op die grond komen nu 130 sociale
woningen, waaraan de bewoners zelf meebouwen.
15
Bij favela’s denk je aan
criminaliteit, drugs en
armoede. Maar daar zie je juist
dat mensen elkaar goed
kennen en er sterke sociale relaties zijn.
Dat willen we laten zien.
Ook hier.
16 QPQ | 3 • 2010
Snackbar schilderen
Dit weekend worden de plannen uitgevoerd. Om de leefbaar-
heid en veiligheid in de wijk te vergroten, krijgen de muren
van snackbar ‘Istanbul’ bijvoorbeeld een flinke opknapbeurt.
Volgens snackbareigenaar Hakan was dit hard nodig: “De
wijk is de laatste jaren steeds smeriger geworden. De gemeente
maakt veel te weinig schoon.” Hij loopt naar buiten en wijst op
een muur met graffiti: “Kijk, dit laten ze gewoon zitten. Het
heeft geen zin om het zelf te doen, voor je het weet zit het toch
weer onder de graffiti.”
“Nu gebeurt er eindelijk iets”, zegt hij triomfantelijk. “Vorige
week kwamen een paar mensen vragen of ze de muren van mijn
snackbar mogen verven. Ik zei meteen ‘ja’. Waarom ook niet?
Er komen vlaggetjes op van alle verschillende nationaliteiten uit
de buurt. Dat ziet er in ieder geval beter uit dan graffiti.”
Voor de snackbar bekijken Ali Toka (24) en Riza Ayko (25) de
schilderende kinderen van een afstandje. Beide jongens wonen
al achttien jaar in Amsterdam-Noord. Riza Ayko: “Er zijn hier
nooit activiteiten voor kinderen. Dit is toch leuk?” Zelf doen
ze niet mee aan het klus- en schilderwerk om hen heen. Ayko:
“Ik heb m’n nette kleren aan, ik moet nog naar een feestje van-
avond.”
Ali Toka vindt het ‘wel relaxt’ dat er wordt gewerkt aan de
leefbaarheid. “Ze hebben ook aan mij gevraagd wat ik anders
zou willen in de buurt. Ik heb gezegd dat het goed zou zijn als
ze wat bankjes zouden neerzetten. Misschien gebeurt dat nog
ook”, zegt hij terwijl hij naar de werkende vrijwilligers aan de
overkant gebaart. Riza Ayko voegt toe: “Wel apart dat daarvoor
mensen uit Brazilië moeten komen. Dat had de gemeente toch
ook kunnen doen?”
Eerst de kinderen, dan de ouders
Maar dat is nu precies wat de Brazilianen en de getrainde
vrijwilligers proberen over te brengen: niet wachten tot ‘ze’
- de gemeente, ontwikkelingsorganisaties of ‘anderen’ - iets
doen, maar zélf werken aan je dromen. Het is juist die ‘hands
on’-mentaliteit die maakt dat het project verschilt van andere
sociale projecten, zeggen ze. Elos-oprichter Alonso: “Wij leren
mensen te kijken naar wat ze hebben, in plaats van naar wat ze
niet hebben. Bij een favela denk je aan criminaliteit, drugs en
armoede. Maar als je in die wijken gaat rondlopen zie je juist
dat mensen elkaar goed kennen en dat de sociale relaties vaak
veel sterker zijn dan in andere wijken. Dat willen we ze laten
zien. Ook hier.”
Nurten Turan en Seyhan Canlar zitten op een afgelegen
pleintje op een bankje. Tussen hen in staat een thermoskan met
thee. Ze eten zoetigheden die ze in aluminium hebben verpakt.
“Mijn zoontje doet mee”, vertelt Turan.
17
18 QPQ | 3 • 2010
“Om negen uur ’s ochtends heb ik hem gebracht. Hij moest
hout verzamelen voor het voetbalveld. Ik weet niet waarom.”
Beide vrouwen vinden het project een goede zaak. “Het moet
hier schoner worden, dat is beter”, zegt Turan. Ze doet zelf niet
mee, maar heeft wel tegen veel moeders op school verteld dat
het project bestaat. Ook Canlar doet niet mee: “Mijn kinderen
zijn al groot.”
Dat het vooral kinderen zijn die de handen uit de mouwen
steken is niet erg, volgens Niels Koldewijn van Fairground.
Ook hij is opgeleid door Elos. “Dat gaat in Brazilië ook zo.
Eerst de kinderen, dan volgen de ouders vanzelf.” Om te zor-
gen dat de gemeenschap ook in de toekomst actie onderneemt,
is het namelijk wel nodig dat ook volwassenen en jonge mensen
betrokken raken. “Het beste zou zijn als we hen ook zouden
kunnen betrekken”, zegt hij terwijl hij naar het groepje hang-
jongeren bij de snackbar knikt. “Hoe je dat doet? Door zelf het
goede voorbeeld te geven. Als je zelf begint, doen zij vanzelf
mee.” Op de achtergrond staan zeven Brazilianen in de mos-
keetuin te hakken. Twee Marokkaanse buurtbewoners doen
mee, de rest kijkt van een afstandje.
Geen geld
Ook het feit dat er nauwelijks een budget is, zou de bewoners
moeten stimuleren mee te doen. Het is een onderdeel van het
spel, zegt Joao Scarpelini, een Braziliaan die in Londen woont.
“Er is geen geld, dus moet je improviseren met dat wat de
gemeenschap heeft en geeft. Zo realiseert de gemeenschap zich
hoeveel waardevolle bronnen ze eigenlijk bezit.” Scarpelini kent
de jongens van Elos en is uit Londen overgevlogen om als vrij-
williger te helpen. Het ticket heeft hij zelf betaald. “Er is altijd
wel iemand bij wie ik kan slapen.”
Als de gemeente geld investeert, betekent dit dat er
van bovenaf zaken worden opgelegd, zegt Koldewijn van
Fairground. “De gemeente bepaalt zodoende wat een gemeen-
schap nodig heeft. Terwijl het er bij dit project juist om draait
dat de bewoners dat zélf beslissen.” De materialen die gebruikt
worden, zijn volgens Koldewijn dan ook bijna allemaal afkom-
stig van de buurtbewoners zelf. “Iedereen draagt op zijn eigen
manier iets bij. De één komt met een stapel stenen aanzetten,
de ander met een kruiwagentje dat we even mogen gebruiken.
In de weken dat we langs de deuren gingen, vroegen we ook of
mensen wat over hadden dat we zouden kunnen gebruiken.”
Natuurlijk was er wel geld nodig om Amsterdam-Noord het
Oasis-spel te laten spelen. “Een deel wordt betaald door Oxfam
Novib”, zegt Koldewijn. “Die bijdrage heeft het mogelijk
gemaakt het project hier uit te voeren. Een ander deel is
De zes stappen van het Oasis-spel
De Braziliaanse architecten ontwikkelden
een methode om in korte tijd, doorgaans
een maand, samen met de wijkbewoners
de buurt zichtbaar leefbaarder te maken. In
Amsterdam-Noord voerden ze dit in versnel-
de versie in een week uit. De methode bestaat
uit zes stappen.
stap 1: De goedkeurende blik
Ontwikkelingswerkers verkennen de wijk en
letten hierbij niet op de armoede en slechte
omstandigheden, maar richten zich op de
schoonheid, mogelijkheden en bronnen die
er wél zijn.
stap 2: De affectie
De ontwikkelingswerkers luisteren naar de
verhalen van de bewoners. Ze zoeken ze thuis
op een bouwen een band met ze op.
stap 3: De droom
Wijkbewoners vertellen hun wensen en
dromen.
stap 4: Het plan
De dromen worden bij elkaar gebracht en
er wordt bekeken wat ze gemeen hebben.
Buurtbewoners maken samen met de ontwik-
kelingswerkers een plan om aan de dromen te
werken.
stap 5: Het wonder
De gemeenschap gaat aan de slag met de
middelen die ze tot haar beschikking heeft.
Iedereen draagt zijn eigen steentje bij om
samen de droom te verwezenlijken.
stap 6: De viering
Na dagen van handen uit de mouwen steken
is een concreet resultaat bereikt. De gemeen-
schap viert feest omdat ze dit samen bereikt
hebben.
19
20 QPQ | 3 • 2010
Het is niet erg dat het vooral kinderen zijn, die de handen uit de mouwen steken. Eerst de kinderen, dan volgen de ouders vanzelf.
21
afkomstig van de tien Nederlanders die de Elos-training in
Brazilië volgden, zoals Yolande en ik. Voor die opleiding in
Brazilië moest iedere cursist een bedrag betalen, waarvan een
deel in dit project werd geïnvesteerd.”
Contact maken
De belangrijkste bijdrage aan het project wordt geleverd
door vrijwilligers, mensen die zelf niet in de wijk wonen, maar
graag bijdragen aan het project. Jonge idealisten uit Brazilië,
Duitsland, Engeland, Nederland, Zweden en Nieuw-Zeeland
vormen de harde kern: twintig vrijwilligers begeleiden onge-
veer dertig kinderen en tien volwassenen uit de wijk. Sommige
vrijwilligers hebben ooit de Elos-training in Brazilië gevolgd,
anderen raakten gewoon enthousiast toen ze hoorden over het
project. Linda Priem, student criminologie las erover op inter-
net en besloot spontaan mee te komen helpen. Samen met een
groep kinderen schildert zij de houten goals die op het voet-
balveldje komen te staan. “Door mijn studie criminologie weet
ik dat veiligheid samenhangt met hoe mensen zich in hun wijk
voelen. Ik ben daarom heel erg geïnteresseerd in buurtpartici-
patie-projecten als deze.”
Priem denkt dat het Oasis-spel effect heeft. “Ik kom zelf uit
een kleine stad. Sinds ik in Amsterdam woon, valt het me op
dat mensen hun buren vaak niet kennen. Om contact te maken
is niet veel nodig, maar je moet wel even een drempel over. Dat
gebeurt tijdens dit project. Door samen ergens aan te wer-
ken, leer je elkaar kennen. Misschien komt er weinig meer van
terecht als de Brazilianen weg zijn, maar dan hebben onbekende
buurtbewoners in ieder geval eens met elkaar gesproken. Een
volgende keer zullen ze elkaar daardoor makkelijker benaderen.”
Ook Mustafa Topal moet het de Brazilianen nageven: “Ik
woon hier nu al twintig jaar, en ik heb nog nooit zoiets gezien.
Er zijn in deze buurt veel mensen die alleen maar bezig zijn
met hun eigen leven: ze kennen weinig mensen en komen nooit
op activiteiten.” Als bestuurder van de moskee weet Topal hoe
moeilijk het is om mensen in zijn buurt te mobiliseren. “We
organiseren wel eens iftarmaaltijden tijdens de ramadan, maar
daar komen maar heel weinig mensen op af.” Hij is verbaasd
over de opkomst van vandaag. “Ik denk dat er onderling con-
tacten worden gelegd.”
Toch denkt Topal niet dat er iets zal zijn veranderd als de
Brazilianen na het weekend weer weg zijn uit de wijk. “Dan is
alles weer zoals vroeger. Als je goed oplet, zie je dat vooral de
mensen van buiten de wijk hard werken hier.” Hij kijkt even
om zich heen. “Eerlijk gezegd hou ik niet zo van deze buurt.
Niemand doet hier iets. Ik zit bijvoorbeeld in de ouderraad van
de school. We hebben wel eens gevraagd of de ouders willen
meehelpen om de omgeving van de school te onderhouden. We
konden geen enkele vrijwilliger vinden!”, zegt hij opgewonden.
“Ze hebben geen tijd, of vinden het niet nodig, omdat ze al
een ouderbijdrage betalen. In Nederland is heel veel geregeld,
daardoor denken sommige mensen dat ze niets meer zelf hoe-
ven te doen. Ze denken dat alles voor ze wordt gedaan.” ◆
22 QPQ | 3 • 2010
Twee maanden later
De gedroomde kas staat stevig in de achtertuin van de
moskee. Er zit alleen geen dak op. En als je binnen een
kijkje neemt staat er een aantal verdroogde plantjes. Geen
paprika’s of radijsjes. ‘Het was een leuk idee, maar de uit-
voering is niet zo goed geweest,’ zegt Mustafa Topal van
de moskee.
Een ambtenaar van de gemeente heeft hem pas opge-
zocht en gezegd dat de kas uit de achtertuin moet ver-
dwijnen. Topal: ‘Ze vonden de kas te rommelig, het past
niet in de buurt. Eerlijk gezegd vind ik dat ze gelijk hebben,
maar het wordt nog een hele klus om de betonnen blok-
ken- waarmee de kas in de grond zit- eruit te halen.’
Hij is wel blij met de felgekleurde bloemen en de kruiden-
tuin. Die doen het goed, een man van de moskee verzorgt
ze iedere dag, vertelt hij. Maar of het project nou een blij-
vende impact heeft? Topal: ‘Mensen zijn in deze buurt met
hun eigen leven bezig, zo gaat dat.’
Aan de overkant steken de vlaggen op de muur van de
snackbar vrolijk af tegen de witte achtergrond. Toch is het
niet zo dat er minder hangjongeren zijn, zegt eigenaar
Hakan. ‘Het ziet er leuk uit, maar de jongeren staan er nog
steeds. Ze laten flesjes en blikjes achter.’
Hakan vertelt dat de gemeente had gezegd dat er een
grote prullenbak zou komen om de overlast van straatvuil
tegen te gaan. ‘Het is nu bijna twee maanden later en er is
geen prullenbak.’ Heeft Hakan de afgelopen weken eraan
gedacht zelf een actie te organiseren tegen straatvuil? Hij
kijkt verbaast, en lacht dan: ‘Nee, zeg. Daar heb ik helemaal
geen tijd voor.
23
24 QPQ | 3 • 2010
Tekst: Eva Prins
New radicals: wereldverbeteraars in een nieuw jasje
Positief, constructief en hoopvol
Als sociaal ondernemer behoor je volgens de Canadese schrijf-
ster en ‘midlifecoach’ Julia Moulden (54) bij de groeiende
groep New Radicals: mensen die met hun werk niet alleen geld
willen verdienen, maar vooral ook de wereld willen verbeteren.
Moulden schreef een (zelfhulp)boek over het transformatiepro-
ces dat soms lang en moeilijk is.
Het begon bij haarzelf zoals het bij veel New Radicals begint:
met een knagend gevoel van ontevredenheid. Moulden: “Ik was
48 en ruim twintig jaar speechwriter, werk waar ik van hield en
goed voor werd betaald. Maar ik voelde ook: dit wil ik niet de
komende twintig jaar blijven doen.” Ze omschrijft dit knagende
gevoel als “interessant, maar ook enigszins alarmerend.”
De alarmbellen gingen echter pas goed rinkelen toen, onver-
wacht, haar man van haar wilde scheiden. “Dat was absoluut
een ‘major triggerpoint’ voor mij”, zegt ze. “Ineens stond ik er
alleen voor. Ik had stiefkinderen opgevoed, maar geen eigen
kinderen.”
Moulden zag zichzelf voor de vraag gesteld: Wat nu? Wat wil
ik met de rest van mijn leven?
Toen ze eens goed om zich heen keek, ontdekte ze dat ze niet
de enige was die zichzelf deze vraag stelde.
De inbox van QPQ werd overspoeld met reacties op de oproep bij onze nieuwe rubriek 180 graden. Massaal deelden lezers hun eigen omslagpunt waarop zij besloten zich in te gaan zetten voor een betere wereld. Het onderwerp leeft en, hoewel harde cijfers ontbreken, lijkt er toch zeker sprake van een trend. Schrijfster Julia Moulden noemt deze groeiende groep New Radicals. Ze ervaarde zelf ook een ommekeer, onderzocht het fenomeen en schreef er een boek over. Haar conclusie: steeds meer mensen veranderen radicaal hun leven.
25
Van: Noor van Gulik (47)
Onderwerp: New Radicals
Datum: 12 augustus 2010
Aan: Petra Kroon
Voor Noor van Gulik, toen nog medewerker planning en sales
bij een landelijk opleidingsinstituut, was borstkanker de wake-
up-call. “Nu wilde ik gaan doen wat ik werkelijk van binnen,
vanuit mijn hart, wilde.” Nog tijdens haar behandelingen ging
ze de post-Hbo-opleiding Integratieve Psychotherapie volgen
en in juli 2008, precies twee jaar na de eerste operatie, begon
ze haar bedrijf: www.fonkel.nu. Van hieruit begeleidt ze
mensen die met kanker te maken hebben (gehad). “De beste
beslissing van mijn leven”, zegt ze. “Ik doe mijn droom.”
ingezonDen 180°-ervaringen
Bij een ingrijpende gebeurtenis word je ruw uit je dagelijkse routine geschud. Als het stof dan wat is neergedaald, komen de twijfels en de vragen: wie ben ik? Wat wil ik?
QPQ | 3 • 201026
Van: Joke Bom (39)
Onderwerp: New Radicals
Datum: 12 augustus 2010
Aan: Petra Kroon
“Ik heb de drive om mensen te helpen”, zegt Joke Bom.
Dat deed ze ook als jeugdhulpverlener. In haar laatste baan
werkte ze bij het Ministerie van Justitie waar ze de rechter
adviseerde over ‘kinderen in de knel’. Mooi en zinvol werk,
maar toch knaagde het. “Ik wilde het groter aanpakken, niet
beperkt tot Nederland, en iets voor mezelf beginnen.” Tijdens
haar vele reizen kwam langzaam het besef over de slechte
omstandigheden waaronder onze kleding wordt gemaakt.
Dat was voor Bom de trigger. Mode moest het worden én
internet, want dat was de toekomst. Ze nam een coach in de
arm en binnen een half jaar had ze haar baan opgezegd en
www.watMooi.nl opgezet. Dat was in 2006. In de modewereld
en ook in haar omgeving werd ze voor gek verklaard, maar
Joke Bom geloofde erin en zette door. Inmiddels is watMooi.
nl de grootste duurzame kledingwebshop van Nederland en
België.
27
Integendeel; tientallen of misschien wel honderden, dui-
zenden generatiegenoten bleken hiermee te worstelen - net
als Moulden vaak getriggerd door een ingrijpende gebeurte-
nis: ziekte, overlijden, scheiding, ontslag. “Een wake-up-call”,
noemt Moulden dit. “Bij zoiets ingrijpends word je ruw uit je
dagelijkse routine geschud. Als het stof dan wat is neergedaald,
komen de twijfels en de vragen: wie ben ik? Wat wil ik? Vragen
die we ons in het drukke leven van alledag niet stellen – vaak
ook niet willen stellen omdat ze te confronterend zijn.”
Idealisme waarmaken
Om zich heen kijkend, ontdekte Moulden niet alleen veel
mensen bij wie deze vragen speelden, maar ook veel gelijkenis-
sen in hun antwoorden. Meer betekenis - dat is voor velen de
kern. “Ze willen zinvol werk, verschil maken. De wake-up-call
heeft hen de relativiteit van nog meer geld en nog meer status
doen inzien. Na een - vaak succesvolle - carrière willen ze iets
terug doen: de wereld een beetje mooier maken.”
Herkenbaar? De trend die Moulden signaleert, geldt zeker
niet alleen voor de Verenigde Staten of Canada. Ook in
Nederland breken steeds meer hoogopgeleiden een carrière af,
veranderen ze hun werk of beginnen ze voor zichzelf om bij te
kunnen dragen aan een betere wereld. Zo kreeg QPQ op een
oproep voor de rubriek ‘180 graden’ over die ommekeer over-
stelpend veel reacties.
Moulden noemt deze mensen New Radicals – een geuzen-
naam waarmee ze refereert aan de Radicalen uit de invloed-
rijke, idealistische jaren ’60, de tijd waarin veel New Radicals
opgroeiden. Besmet met het idealisme uit hun jeugd, wilden
veel van deze babyboomers volgens haar altijd al iets belang-
rijks met hun leven doen. Deze ambitie sneeuwde bij velen ech-
ter onder in de tredmolen van trouwen, kinderen, carrière en
een hypotheek die moet worden betaald. Opgeschud door de
wake-up-call, komt die wens weer boven en maken ze - einde-
lijk - ook werk van de uitvoering.
Met de ‘ontdekking’ van de New Radicals, ontdekte Moulden
ook haar eigen roeping: ze ontwikkelde zich tot een ‘midlife-
coach’ die mensen begeleidt in dit transformatieproces naar een
meer betekenisvolle carrière. Haar kennis en ervaringen ver-
werkte ze vervolgens in het boek ‘We are the New Radicals’.
Onder alle generaties
In het boek focust ze vooral op de babyboomers, in haar woor-
den “de grootste en meest succesvolle generatie die de wereld
ooit heeft gekend.” Zelf een babyboomer had Moulden de
QPQ | 3 • 201028
indruk dat de knagende ontevredenheid en de wens voor zin-
vol werk vooral voor haar eigen generatie gold, als uiting van
een midlifecrisis, al vindt ze dat een “veel te negatief woord
voor een natuurlijk en noodzakelijk proces.”
“Als je tegen de vijftig loopt, realiseer je je dat je niet oud
bent, maar ook niet meer jong. Je hebt hopelijk nog een flink
aantal actieve jaren voor de boeg. Dat is vaak het moment
waarop mensen zich gaan afvragen: hoe wil ik die doorbren-
gen?” Dat het antwoord op die vraag steeds vaker ‘by doing
good’ is, heeft volgens Moulden onder meer te maken met de
financiële crisis en de klimaatcrisis. “Ellende is er natuurlijk
altijd geweest, maar nu is het niet langer ver van ons bed. Het
is in onze achtertuin en heeft direct effect op ons leven.”
Dat aspect heeft volgens haar een groeiend bewustzijn ver-
oorzaakt dat op dezelfde voet doorgaan niet langer kan. Onder
alle generaties. Want inmiddels, het boek is nu drie jaar uit, is
Moulden ervan overtuigd geraakt dat ‘het goed-willen-doen-vi-
rus’ zich niet beperkt tot babyboomers. “New Radicals vind je
onder alle leeftijdsgroepen, het is heel wijdverbreid.”
Wat New Radicals volgens haar vooral onderscheidt is hun
positieve instelling: ze willen en kunnen tegenslag ombuigen
tot iets positiefs. Ze zien de wake-up-call als een kans. Positief,
constructief en hoopvol – dat is volgens Moulden het credo van
de New Radical.
Neem Steve en Liz die hun zoon verloren bij de aanslagen op
de Twin Towers. Al snel voelden ze dat ze iets wilden doen om
hun zoon te eren. Een documentaire over slachtoffers van (oor-
logs)geweld bracht hen op het idee. Nu runnen ze een organi-
satie voor steun aan (oorlogs)slachtoffers in post-conflictlanden
door middel van fondsenwerving en train-de-trainersprogram-
ma’s.
Tientallen van zulke voorbeelden beschrijft Moulden in
haar boek. Mensen die niet zelden een - succesvolle - carrière
beëindigden om zich volledig te wijden aan de goede zaak - als
ondernemer, binnen bedrijven of met NGO’s.
Zelfreflectie
Volgens Moulden zijn de mogelijkheden voor (potentiële) New
Radicals oneindig. Er zijn immers zoveel grote (wereld)proble-
men, dus zoveel manieren om de wereld een beetje mooier te
maken. Vaak is dat echter ook gelijk een probleem, erkent ze.
Sommige mensen worden een New Radical juist omdat ze
zich voor die ene zaak of dat ene goede doel in willen zetten. Zij
hebben ‘het licht’ gezien. Bij veel anderen is er wel een stem-
metje dat zegt: ik wil/moet iets anders. Maar wat, dat is nog
onduidelijk. Zij kunnen worden overspoeld - en ontmoedigd -
door al die mogelijkheden. Waar te beginnen?
Volgens Moulden begint het antwoord op die vragen bij jezelf.
Wat zijn jouw waarden? Wat vind jij belangrijk? Waar wil jij je
tijd, energie en talenten voor inzetten? Dat de ‘switch’ daarmee
ook eigenbelang in zich draagt, vindt ze niet meer dan mense-
lijk en ook gewenst. Immers: wat je ten diepste raakt, motiveert
je het meest.
Ze adviseert deze ‘zoekers’ dan ook om te investeren in een
periode van zelfreflectie. “Ik stel ze de vraag: wat wilde je wor-
den als kind? In onze drukke levens hebben we vaak het zicht
op onze diepste dromen verloren.” Aan wie het zich kan per-
mitteren adviseert ze soms om letterlijk even een pauze in te
lassen: een sabbatical te nemen, op reis te gaan. Voor wie dat
niet is weg gelegd, zijn er andere methoden voor introspectie
zoals het bijhouden van een dagboek of meditatie.
Moulden onderscheidt in haar boek drie mogelijke uitkomsten
van het transformatieproces. Ten eerste: iemand blijft bij zijn
oude werkgever, maar probeert van binnenuit dingen te veran-
deren. Deze New Radicals noemt ze ‘Innovators.’ De tweede
groep verruilt een baan in het bedrijfsleven voor een - al dan
niet soortgelijke - baan in de non-profit-sector of begint zelf
een ideële organisatie. Dit zijn in de woorden van Moulden de
‘Activisten’.
Tot slot zijn er de sociaal ondernemers; de mensen die een
nieuw ‘goed’ bedrijf oprichten. Met name in deze groep ver-
wacht Moulden de komende jaren een grote groei. “Mensen
zullen meer en meer hun eigen werk gaan creëren.”
Van: Petra Hubbelling (49)
Onderwerp: New Radicals
Datum: 12 augustus 2010
Aan: Petra Kroon
Negen jaar werkte Petra Hubbeling als directeur van een
beursgenoteerde onderneming, maar ze kwam steeds meer
‘in spagaat’ te staan met haar levenswijze: het boeddhisme.
“Alles was altijd maar gericht op geld verdienen, waarbij de
mensen nogal eens uit het oog werden verloren. Daar kreeg
ik steeds meer last van.”
Hubbeling besloot voor zichzelf te beginnen en startte
een bemiddelingsbureau voor interim managers. Dat gaf
inhoudelijk echter te weinig voldoening. Vorig jaar hakte
ze de knoop door om echt haar passie te volgen. “Nu
breng ik boeddhisme en business samen met mijn bedrijf
Boeddhisness: www.boeddhisness.nl.
Tussen het gevoel ‘Ik moet wat anders’ en de start van
Boeddhisness, zat 3,5 jaar. “Veiligheid, zekerheid, een lekker
inkomen, status, dat moet je allemaal loslaten”, schetst
Hubbeling dat proces. “Dat was soms best een worsteling.”
Van Boedhisness kan ze nog niet leven – ze leeft van haar
spaargeld. “Maar ik sta nu wel elke dag op met het gevoel dat
ik doe wat ik moet doen.”
De wake-up-call doet de
relativiteit van nog meer geld
en nog meer status inzien.
Na een - vaak succescolle -
carrière is het tijd om iets
terug te doen.
29
Het eigenbelang overstijgen
Ook het Financieele Dagblad signaleert in een artikel van
afgelopen juni dat “hoogopgeleide carrièremakers na jaren van
studie, hard werken en veel geld verdienen steeds vaker tot de
conclusie komen dat ‘mensen helpen’ bevredigender is dan
weer een bonus op de rekening.”
Hoogleraar management Jan van Zwieten verklaart dat in het
artikel aan de hand van de behoeftepiramide van Maslow. Deze
groep heeft volgens hem alles bereikt: zekerheid, veiligheid,
sociale relaties, waardering en persoonlijke ontwikkeling. “Ze
raken niet meer gemotiveerd door hun eigen persoonlijke ont-
wikkeling en richten zich nu op de omgeving en op anderen”,
aldus de hoogleraar.
Hilde Backus van het Coach Bureau noemt het in de krant
‘een reactie op de materialistische jaren ’90’. “Ze zijn moe van
de rijkdom en het materialisme en raken geïnteresseerd in wat
hen daadwerkelijk gelukkig maakt”, stelt ze.
En dat is steeds vaker werk met zin, zo blijkt uit - nog lopend
- onderzoek van het Financieele Dagblad en de Academia
Aemstel. De stelling: ‘Ik wil werken voor een organisatie die
mijn waarden deelt’, wordt volgens de eerste resultaten (500
ingevulde enquêtes) gedeeld door 77 procent van de respon-
denten: voornamelijk mensen uit de zakenwereld. De stelling
‘Ik wil in mijn werk bijdragen aan een betere wereld’, wordt
door 69% van de respondenten onderschreven.
Ook onderzoeker Peter ten Hoopen, consultant organisatie-
cultuur, concludeert op basis van dit ‘Werk met zin’-onderzoek
dat de zakelijke gemeenschap in Nederland de piramide van
Maslow begint te overstijgen. En de vraag is volgens hem dan:
wat is er voorbij zelfverwerkelijking? Zijn antwoord: “Je inzet-
ten voor de ander, of ‘het grote idee’, iets wat het eigenbelang
overstijgt.” En dat is precies wat sociaal ondernemers doen.
Kijk voor meer informatie over het onderzoek op:
www.werkmetzinonderzoek.com.
QPQ | 3 • 201030
Opwindend avontuur
Afhankelijk van de beginsituatie en de uitkomst, plaatst
Moulden de omslag op een schaal van ‘mild’- naar ‘wild’-radi-
caal. Het wildste voorbeeld in haar boek is ongetwijfeld zestiger
Nicole Pageau die in een jaar tijd haar baan opzegde, haar huis
verkocht en naar Rwanda vertrok om oorlogsweduwen te gaan
helpen.
Maar mild of wild, onderschat het niet, zegt Moulden. Het
transformatieproces, door haar omschreven als een reis, kan
hoe dan ook lang en moeilijk zijn. Bij sommigen is de nieuwe
bestemming in een paar maanden bereikt en vrijwel meteen
succesvol. Bij de meesten kost het echter jaren om uit te vinden:
wat nu en hoe daar te komen? En in dat proces sneuvelen rela-
ties, worden huizen verkocht en spaartegoeden aangesproken.
“Voor mijzelf is het een ongelofelijk moeilijke reis geweest”,
zegt Moulden. “Ik stond er alleen voor en moest zoveel nieuwe
dingen leren. Een boek schrijven is bovendien niet iets waar je
rijk mee wordt – dus mijn inkomen was vele jaren heel laag.”
“Dat moet je je realiseren voor je eraan begint”, zegt ze. Maar
ze weet ook: voor de meeste New Radicals is het geen kwes-
tie van keus. Ze voelen een noodzaak en een drive die ster-
ker is dan welk bezwaar ook. Vandaar misschien ook dat geen
van alle New Radicals die Moulden sprak, spijt heeft gehad.
Integendeel, allemaal vonden ze het de tijd en moeite meer dan
waard - ook degenen voor wie de uitkomst nog ongewis of
(nog) niet succesvol was, want het proces is ook uitdagend en
inspirerend.
Dat geldt ook voor Moulden zelf. Ze omschrijft het als een
opwindend avontuur. “In het begin was het beangstigend: de
onzekerheid, de scheiding. Maar uiteindelijk ben ik heel blij dat
het me is overkomen, anders had ik al die nieuwe dingen niet
geleerd en al die fantastische mensen niet ontmoet.”
Koudwatervrees
Ja, ze kent ook mensen die onderweg zijn gestopt, die koud-
watervrees kregen, bij wie de tijd ontbrak of geld. Moulden
spreekt echter liever niet van stoppen. Zij ziet het als een pauze.
“Ik verwacht dat de meeste van hen de ingeslagen weg later wel
weer zullen hervatten.”
In haar boek staan deze mensen niet. Dat staat, op z’n
Amerikaans, vooral vol met ‘success stories’. De ene New
Radical heeft nog een succesvollere carrière achter de rug dan
de andere en ook in hun transformatie lijken de meesten goed
geslaagd.
Van: Ton Vermeulen (59)
Onderwerp: New Radicals
Datum: 12 augustus 2010
Aan: Petra Kroon
Voor Ton Vermeulen kwam ‘de ommekeer’ in 2007 toen hij
mantelzorger werd van zijn moeder. Tot zijn verbazing zag
hij hoe mensen in deze levensfase nog gedwongen worden
meerdere keren te verhuizen terwijl vrijwel alle ouderen het
liefst in hun eigen huis willen blijven wonen tot ze overlijden.
Vermeulen, toen werkzaam als zelfstandig financieel
adviseur, dacht: “dit kán en moet veel beter” en besloot die
handschoen zelf op te pakken. Hij ontwikkelde een ‘één-
loket-concept’. “Ik wil alles regelen wat nodig is om te zorgen
dat ouderen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen:
van boodschappen aan huis tot intensieve verpleging.”
Inmiddels heeft hij zeventien bedrijven gevonden die
meedoen, is hij gestopt als financieel adviseur en fulltime
bezig met ‘de nationale WoonduurVerlenger’ (WDV Advies &
Ontwikkeling). Als adviseur werkt Vermeulen nu eerst aan het
geschikt maken van woningen, nieuwbouw en bestaande. Zijn
die eenmaal klaar, dan kunnen de bewoners gebruik maken
van de diensten van WDV.
Ondanks dat hij er nog niks mee verdient, was de stap om er
helemaal voor te gaan niet zo groot. “De eerste jaren zie ik als
investeren – dat hoort bij ondernemen. Ik geloof hierin: het is
innovatief en maatschappelijk belangrijk.”
31
Geconfronteerd met die constatering, heeft Moulden bijna de
neiging zich te verontschuldigen en de volgende dag mailt ze
gelijk aanvullend nog enkele voorbeelden van meer ‘ordinary
people’. Als Moulden namelijk één boodschap uit wil dragen, is
het deze: iedereen kan een New Radical worden - daar hoef je
niet rijk, beroemd, machtig of succesvol voor te zijn en dus ook
niet per se je leven compleet voor op de kop te zetten. “Ik wil
mensen aanmoedigen als ze het op een of andere manier voelen
kriebelen: ga het uitzoeken, neem het risico – het is de moeite
van het proberen waard.” ◆
Wat New Radicals vooral onderscheidt is hun positieve
instelling: ze willen en
kunnen tegenslag ombuigen tot iets
positiefs.
32 QPQ | 3 • 2010
DuizenD Dingen tasje
Leemstucer Ger van Haarlem (59) houdt van basic. In zijn Duizend Dingen tasje zit zo’n beetje alles wat hij nodig heeft. Voor zichzelf, maar vooral ook om anderen te helpen. Zijn motto: KISS! (Keep It Simple, Stupid!).
Ingrid van den Boogaard
is kunstenaar, ondernemer en ontdekkingsreiziger. Zij is initiator van iamoneworld (I am
one world): een creatieve reis door de wereld in een voertuig op zonne-energie vanuit de
gedachte dat alles een is. Via deze beeldcolumn in QPQ deelt ze inspirerende ontmoetingen,
inzichten en avonturen die ze onderweg, met een snelheid van 25 km p/u, beleeft.
www.iamoneworld.com / [email protected]
QPQ | 3 • 201032
Telefoon Model: koelkast. In zelfgeniet leren hoesje met karabijn (handig
tijdens het zeilen en werken). Trilt alleen nog, maar dat is voldoende.
Hoofdlamp Voor werk en op de fiets. Van een vriend gekregen.
Sleutels Van vrienden, kennissen en klanten. Als ze er niet zijn, kan er
toch gewerkt worden.
Diamantslijper Om gereedschap te slijpen. Duurzaam en kostbaar. Het
meest gebruikte item.
Elastiekjes Altijd goed, altijd handig. EHBO kit In linnen zelfgemaakt tasje. Met o.a. Teatree, leem, parace-
tamol en oor lepeltje.
KISS Keep it Simple, Stupid!
BEELDCOLUMN
33
WerelDverbeteraarin een DecaDente WerelD
QPQ | 3 • 201034
Tekst: Catrien Spijkerman | Fotografie: Frank Groeliken
Ze waren een opvallende verschijning, tien jaar geleden. Tussen het decadente ‘plastic fantastic’ probeerde Peter Zevenhuizen zijn relatiegeschenken aan de man te brengen: stenen beeldjes gemaakt door Afrikaanse kunstenaars. Bedrijven zouden met zo’n relatiegeschenk niet alleen iets moois geven, maar ook bijdragen aan een betere wereld. Destijds liepen de bedrijven hem snel voorbij, tegenwoordig is GeschenkmetVerhaal een bloeiend bedrijf met ‘verantwoorde’ geschenken van over de hele wereld.
3535
Wij waren de enige stand met natuurmaterialen. Naast de plastic pennen en flesopeners die ‘Olé’ roepen, stonden wij stenen beeldjes uit Zimbabwe te verkopen.
‘Wij willen ook wel zo’n MVO-product’, krijgt Peter
Zevenhuizen soms te horen. Hij grinnikt. “Ik vraag dan pla-
gend: Wát voor product? Die mensen weten bij wijze van
spreken niet eens wat MVO, Maatschappelijk Verantwoord
Ondernemen, is.” Prachtig vindt Zevenhuizen dat. “Dan vertel
ik ze uitgebreid onze verhalen. Daar word ik helemaal enthou-
siast van.”
Zevenhuizen is directeur van GeschenkmetVerhaal. Hij
importeert producten uit landen over de hele wereld, en ver-
koopt ze aan Nederlandse bedrijven die de producten als rela-
tiegeschenk aanbieden. De verhalen bij Zevenhuizens geschen-
ken gaan over de makers van het product, en de goede doelen
die je steunt door het product te kopen. In sommige gevallen
zijn de makers zélf het goede doel. Door bijvoorbeeld tassen
van gerecycled plastic te kopen van RagBag steun je de ‘rag-
pickers’, voddenmannen die in de sloppenwijken van Delhi
plastic verzamelen, sorteren en wassen. In andere gevallen is
een product gekoppeld aan een goed doel. Van iedere verkoch-
te fles Zuid-Afrikaanse wijn gaat vijftig cent naar Homeplan,
een stichting die huisvestingsprojecten in ontwikkelingslanden
opzet.
Geitenwollensokkenclub
GeschenkmetVerhaal heeft haar tijd mee. “Bedrijven
beseffen steeds meer dat ze iets ‘goeds’ moeten doen”, zegt
Zevenhuizen. Dat was meer dan tien jaar geleden wel anders.
In 1998 begon Zevenhuizen samen met zijn zakenpartner zijn
relatiegeschenkenbedrijf, toen nog Zambezi Art genaamd. Het
doel: Afrikaanse kunst bij Nederlandse bedrijven aan de man
brengen om zo de Afrikaanse kunstenaars en vaklieden aan een
boterham te helpen.
Tussen het glimmende ‘plastic fantastic’ vormde Zambezi
Art destijds een opvallende verschijning op de beurzen waar de
relatiegeschenkenbranche haar waar tentoonstelt. “Wij waren
de enige stand met natuurmaterialen. Naast de plastic pennen
en flesopeners die ‘Olé’ roepen, stonden wij stenen beeldjes uit
Zimbabwe te verkopen. Achter ons hingen grote foto’s in hou-
ten lijsten van de Afrikaanse kunstenaars die de beeldjes had-
den gemaakt. Die lijsten hadden we getimmerd van de houten
kisten waarin de beeldjes waren vervoerd. Daarmee zeiden we:
hergebruik je afval, en toon de gezichten van de mensen achter
de producten.”
Zevenhuizen viel weliswaar op met zijn natuurmateria-
len en wereldverbeteraarsmentaliteit tussen het plastic en
de decadentie, maar dat werkte niet per se in zijn voordeel.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen moest nog ongeveer
worden uitgevonden, en Al Gore was ook nog ver weg met zijn
ongemakkelijke boodschap. “We werden met de wereldwinkel
geassocieerd. Een geitenwollensokkenclub, ja. Zelf had ik geen
moeite met die associatie, want ik weet dat ik helemaal geen
geitenwollensokkentype ben, bovendien vind ik de wereldwin-
kel een goede zaak. Maar veel bedrijven dachten: ‘Daar heb ik
niets mee.’ Ze liepen meteen weer door.”
QPQ | 3 • 201036
37
Onze strategie was: geen overhaaste
stappen maken,langzaam groeien.
Het is een rare handel, die
relatiegeschenken-business, heel
traditioneel en gesloten. Dat moet
je behoedzaam aanpakken.
39
Onze strategie was: geen overhaaste
stappen maken,langzaam groeien.
Het is een rare handel, die
relatiegeschenken-business, heel
traditioneel en gesloten. Dat moet
je behoedzaam aanpakken.
Geen overhaaste stappen
“Het heeft tijd nodig. Mensen moeten het verhaal ook wíl-
len horen”, zegt Zevenhuizen. “Maar als ze eenmaal luister-
den, werden ze bijna altijd enthousiast. ‘Nooit geweten dat dit
óók kon’, zeiden ze dan.” Geleidelijk aan toonden steeds meer
bedrijven interesse. “Onze strategie was vooral geen overhaaste
stappen te maken, we zijn langzaam gegroeid. Het is een rare
handel, die relatiegeschenkenbusiness, heel traditioneel en
gesloten. Dat moet je behoedzaam aanpakken.”
Zevenhuizen veroverde zijn plek naar eigen zeggen door
duurzame relaties met klanten aan te gaan. “Dat vind ik heel
belangrijk. Met veel bedrijven werken we heel intensief samen.
We bekijken samen wat hun wensen zijn, en proberen ons daar-
aan aan te passen. Zo wilde een goede klant van ons iets doen
met het WK. Wij hebben hen kleine voetballetjes geleverd in
samenwerking met Right to Play. Een deel van het bedrag dat
de klant per voetbal betaalt, gaat naar deze humanitaire organi-
satie die ernaar streeft alle kinderen ter wereld te laten sporten
en spelen. Right to Play heeft programma’s in verschillende
ontwikkelingslanden, onder meer in vluchtelingenkampen en
weeshuizen.”
Bevriende Afrikanen
De belangrijkste reden voor het succes van zijn handel luidt
dat Zevenhuizen het zélf zo leuk vindt. “Dit soort dingen lukt
alleen als je er helemaal achter staat.” Betrokkenheid is hierbij
het sleutelwoord. De verhalen die hij tien jaar geleden bij zijn
stand stond te vertellen, heeft hij namelijk van dichtbij meege-
maakt. En die Afrikanen in de fotolijsten achter hem, waren
niet alleen de makers van zijn producten – het waren zijn vrien-
den.
“Vanaf mijn 24e heb ik jarenlang bij een reisorganisatie in
Afrika gewerkt. Ik raakte er bevriend met jongens van mijn
leeftijd. Ze waren kunstenaars en maakten hele mooie beeldjes,
die ze op straat probeerden te verkopen. Ze raakten ze aan de
straatstenen niet kwijt. Ja, af en toe verkochten ze wat aan een
toerist, voor relatief veel geld. Maar vervolgens wisten ze niet
wat ze met dat geld aanmoesten. Ze gaven het uit aan flauwe-
kul, er zat geen strategie achter.” Zevenhuizen besloot hen te
helpen.
Hij had al vaak genoeg gezien hoe het niet moest. “Er zijn in
Afrika zó veel projecten waarbij Westerse organisaties wel even
komen regelen hoe het in het arme land beter kan, zonder zich
ook maar een moment te verdiepen in de cultuur en gewoonten
van dat land. Zo kwam in Noord-Kenia een groep Noren een
visfabriek opbouwen. Ze dachten: jullie hebben honger, en er is
hier een enorm meer, dus we maken een visfabriek. Dan heb-
ben jullie werk én eten. Binnen een jaar was de fabriek opge-
bouwd, en even zo snel lag hij weer op zijn gat. Voor de lokale
bevolking is vissen namelijk het allerlaagste wat je kunt doen.
Noord-Kenianen zijn van oorspong herders, ze ontlenen hun
status aan hun kudde. Ze lijden bij wijze van spreken nog liever
honger dan dat ze gaan vissen. Dat werkte dus totaal niet.”
Door contact te maken met de lokale bevolking en vriend-
schappen te sluiten, gaat samenwerken eigenlijk vanzelf, merkte
Zevenhuizen. Inmiddels heeft hij meer dan 100.000 producten
van de Zimbabwaanse kunstenaars verkocht.
Na een paar jaar wilden de Nederlandse bedrijven echter
wel weer eens wat anders. Bovendien werd het steeds moei-
lijker om alleen maar zaken te doen met Afrika. “De infla-
tie was bijna niet bij te houden. Als we nog steeds alleen
Afrikaanse producten gehad zouden hebben, zouden we nu
failliet zijn.” In 2004 werd Zambezi Art daarom omgedoopt
tot GeschenkmetVerhaal, dat geschenken verkoopt uit de hele
wereld.
QPQ | 3 • 201040
41
Toen ik in Afrika bevriend raakte met kunstenaars, kon ik twee dingen doen. Of na een tijdje zeggen: “ik ga weer”. Of: “Waarom zetten we niet samen iets op?” Ik koos voor dat laatste.
41
U investeert in begeleiding en krijgt er extra arbeidskracht voor terug tegen weinig of geen kosten. En als het bevalt heeft u een ingewerkte en opgeleide nieuwe medewerk(st)er. Slim?
Van onze werkgevers horen we dat het motiverend is om iemand te zien groeien, zich te zien ontwikkelen terwijl ze een concrete bijdrage leveren aan uw organisatie. Sociaal?
Mensen worden weer zelfredzaam en zijn niet langer afhankelijk van uitkeringen en instanties, dat heeft op de hele maatschappij een kosten-besparend effect. Slim en sociaal?
9.000 verschillende mensen ☛ 9.000 verschillende mogelijkheden
sociaal en slim ondernemen
Pantar Amsterdam staat voor het ontwikkelen en laten doorstromen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Onze mensen werken en leren bij honderden bedrijven en organisaties in Amsterdam en omgeving. En op onze eigen locaties waar we werk voor organisaties uit heel Neder-land kunnen uitvoeren.
Slim en sociaal ondernemen gaan goed samen!
De mogelijkheden van onze 9.000 mensen voor uw onderneming ziet u op www.pantaramsterdam.nl
Pantar Amsterdamre-integratie/detachering/arbeidsparticipatieKriekenoord 3 1111 pt Diement (020) 461 68 00e [email protected] www.pantaramsterdam.nl
Snel leven
Stiekem vindt Zevenhuizen het wel een beetje jammer. “Ik
had het leuk gevonden als we meer met Afrika hadden kunnen
doen. Daar ligt mijn hart. De vrolijkheid van de mensen daar,
en de kracht om op te veren, dat vind ik mooi”, zegt hij terwijl
hij enigszins dromerig naar een foto van lachende Afrikaanse
kindjes op zijn prikbord kijkt. Het kleine kantoortje boven het
magazijn van GeschenkmetVerhaal vormt een vreemde men-
geling van kantoorartikelen en souvenirs en herinneringen
uit Afrikaanse landen. De zakelijkheid van de multomappen
en computerschermen staat in scherp contrast met de vro-
lijkheid en serene rust die de beeldjes en foto’s uitstralen. Ze
dienen niet slechts om de ruimte op te vrolijken, ze moeten
Zevenhuizen herinneren aan wat hij in Afrika geleerd heeft.
“Als ik weer terug kom uit Afrika besef ik steeds weer: wij
leven zo snel hier. Het klinkt cliché, ik weet het, maar dáár
leven ze met de dag. De zon komt op, de zon gaat onder. Zo
simpel is het. In de woestijn kwamen eens twee jonge vrouwen
met kruiken op hun hoofd voorbij. Ze waren op weg naar de
bron, kilometers ver. De hele weg kwebbelden ze aan één stuk.
Dat vind ik nou mooi. Ze hebben geen radio, geen tv, geen
krant, en toch hebben ze elkaar zo veel te vertelen. Zij kennen
elkaar écht. Wij zouden praten over de politiek, en dan komt er
een twitterbericht voorbij, jij moet nog naar dat feestje, en mor-
genochtend moeten de kinderen naar voetbal. Wij moeten zo
veel, we denderen maar door.”
Na zijn lyrische betoog valt hij stil. Zevenhuizen denkt even
na. “Misschien moet dit maar niet in het artikel. Als ik eenmaal
over Afrika begin, ben ik niet te stoppen”, zegt hij verontschul-
digend - alsof het een schande is zo over je passie te praten.
“Ondertussen moet ik natuurlijk gewoon een bedrijf runnen,
we moeten verkopen. Als een levering er volgende week moet
staan, dan moet het er staan. En dat vind ik óók mooi hoor. Dat
doe ik graag.”
Ook iPhone-opladers
De webshops met ‘groene’ en ‘goede’ producten schieten
inmiddels als paddenstoelen uit de grond. Moest Zevenhuizen
bedrijven in het verleden nog uitleggen wat het nut was van eer-
lijke relatiegeschenken, tegenwoordig zien ook concurrenten er
brood in. “Een goed teken”, vindt Zevenhuizen. “Het wil zeg-
gen dat meer mensen bewust consumeren.” Maar het is ook las-
tig, geeft hij toe. “Als een bedrijf 10.000 euro te besteden heeft,
kan hij dat maar één keer doen. Het liefst aan ons, natuurlijk.
43
U investeert in begeleiding en krijgt er extra arbeidskracht voor terug tegen weinig of geen kosten. En als het bevalt heeft u een ingewerkte en opgeleide nieuwe medewerk(st)er. Slim?
Van onze werkgevers horen we dat het motiverend is om iemand te zien groeien, zich te zien ontwikkelen terwijl ze een concrete bijdrage leveren aan uw organisatie. Sociaal?
Mensen worden weer zelfredzaam en zijn niet langer afhankelijk van uitkeringen en instanties, dat heeft op de hele maatschappij een kosten-besparend effect. Slim en sociaal?
9.000 verschillende mensen ☛ 9.000 verschillende mogelijkheden
sociaal en slim ondernemen
Pantar Amsterdam staat voor het ontwikkelen en laten doorstromen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Onze mensen werken en leren bij honderden bedrijven en organisaties in Amsterdam en omgeving. En op onze eigen locaties waar we werk voor organisaties uit heel Neder-land kunnen uitvoeren.
Slim en sociaal ondernemen gaan goed samen!
De mogelijkheden van onze 9.000 mensen voor uw onderneming ziet u op www.pantaramsterdam.nl
Pantar Amsterdamre-integratie/detachering/arbeidsparticipatieKriekenoord 3 1111 pt Diement (020) 461 68 00e [email protected] www.pantaramsterdam.nl
QPQ | 3 • 201044
Daarom blijven we ons constant ontwikkelen. We zoeken
voortdurend naar nieuwe producten voor onze klanten.”
Tussen de biologische wijnen, schaaltjes van duurzaam aca-
ciahout en tassen van gerecyclede plastic zakjes verkoopt
GeschenkmetVerhaal daarom ook iPhone-opladers die op
zonne-energie werken. “Met zo’n apparaat willen we bewust-
wording creëren. We bieden dit soort producten aan vanuit
het ‘carrot mob’-idee, dat wil zeggen: kopen is kiezen. Door
bepaalde producten te consumeren geef je een signaal af. Als
maar genoeg mensen dat doen, kun je na een tijd zelfs dingen
afdwingen bij de producent. Dat is bijvoorbeeld gebeurt door
Tony Chocolonely. Dat bedrijf was het eerste dat fair trade cho-
coladeletters aanbood. Drie jaar later kwam Verkade ook met
verantwoorde letters. Dat heb je min of meer als consument
afgedwongen.”
Het verhaal bij de plastic iPhone-opladers is echter veel
‘dunner’ dan het verhaal bij de Afrikaanse beeldjes, geeft
Zevenhuizen toe. “Ik moet je eerlijk zeggen, die lader is
gemaakt in een Chinese fabriek. Natuurlijk controleren we zo
goed mogelijk of de producten onder goede arbeidsomstan-
digheden worden gemaakt. Heus niet alle fabrieken in China
zijn per definitie donkere holen waar kinderen van elf tachtig
uur per week zitten te werken voor een hongerloon. Als deze
opladers elders op een meer duurzame wijze zouden worden
gemaakt, zouden we ze daarvandaan halen. Maar tot nu toe
worden ze alleen in Chinese fabrieken geproduceerd.”
Goed op weg
Honderd procent verantwoord kun je nooit zijn, zegt
Zevenhuizen. “Toen we begonnen claimden we dat wel, maar
die Afrikaanse beeldjes werden via stoomschepen hierheen
gebracht. Dat is heel vervuilend. Je doet het nooit helemaal
goed - ik heb zelf ook gewoon een auto, hoor. Maar je kan er
wel naar streven, of een signaal afgeven. Ik wil mijn klanten een
aanbod geven waarmee ik zeg: als je dit koopt, ben je goed op
weg in je streven.”
“Ik vind namelijk dat we naar elkaar moeten omzien. Toen
ik in Afrika was, heb ik gezien in wat voor rare wereld we leven.
Ik besefte dat ik gewoon mazzel heb dat ik in Nederland ben
geboren.” Geërgerd: “Hè, dat klinkt ook weer zo cliché.” Hij
denkt even na, en gaat dan toch weer verder: “Het kan toch
niet zo zijn dat wij hier alle olie in ons eentje mogen opma-
ken? En waarom zouden wij ons mogen verrijken ten koste van
arbeiders in India of boeren in Afrika? Waarom zouden we niet
wat meer delen?”
Hij fronst zijn wenkbrauwen. “Dit klinkt me te zoetsappig.
Het komt gewoon hier op neer: toen ik in Afrika bevriend raakte
met die kunstenaars, had ik twee dingen kunnen doen. Ik had
na een tijdje kunnen zeggen: ‘Nou jongens, ik ga weer. Goed
leven verder, ik ga een baan zoeken in Amsterdam. De groeten.’
Of ik kon zeggen: ‘Waarom zetten we niet samen iets op? Daar
worden we beiden beter van.’ Ik koos voor dat laatste.” ◆
De belangrijkste reden voor het succes van zijn handel
luidt dat Zevenhuizen het zélf zo leuk vindt. Betrokkenheid is het
sleutelwoord
45
Stichting DOEN werkt aan een leefbare wereld waaraan iedereen kan meedoen. DOEN is aanjager van duurzame, culturele en sociale voorlopers.
Uit de bijdrage van de Sponsor Bingo Loterij steunt DOEN sociale fi rma’s omdat zij kansen bieden aan mensen met eengrote afstand tot de arbeidsmarkt. Zo ondersteunt DOEN Restaurant Prins Heerlijk, de eerste sociale onderneming
in Tilburg. Hier krijgen jongeren met een verstandelijke beperking de mogelijkheid om werkervaring op te doen.
Heb jij ook een bijzonder idee? DOEN brengt duurzaam en sociaal ondernemerschap graag samen met jou tot ontplooiing. Ga voor meer informatie naar www.doen.nl en bekijk of DOEN kan helpen jouw plan waar te maken.
Stichting DOEN durft.
Durf te DOEN.
Kijk ook op www.doen.nl
Wat heb je moeten opgegeven om sociaal ondernemer te zijn? Maar, belangrijker: Wat heb je ervoor teruggekregen? In iedere QPQ vertelt een sociaal ondernemer over winst en verlies.
Ik heb er niets voor hoeven opgeven Derk van Mameren - Make&Co en Wattnou
Win some?
“Het is de beste keuze die ik had kunnen maken. Met Make&Co
en Wattnou willen we zoveel mogelijk bedrijven en consumenten
aan een lagere energierekening helpen. Tegelijkertijd zorgen we
er met onze producten voor dat steeds meer mensen aan energie-
besparing doen. Als zelfstandig ondernemer bepaal ik mijn eigen
koers, dat geeft me heel veel voldoening in mijn werk. We zijn net
een tweede winkel begonnen, een guerrillastore, die om de zoveel
tijd naar een andere stad verhuist. Ik had het idee, en een week later
was het geregeld. Dat was nooit mogelijk geweest als ik voor een
baas had gewerkt.”
Lose some?
“Ik heb er eigenlijk niks voor moeten opgeven. Maar in het begin
lever je wel veel in, voor je iets merkt van een inkomen: je hebt geen
vast salaris, geen zekerheid. Toch heb ik dat nooit erg gevonden.
Natuurlijk was ik wel eens zenuwachtig, dan dacht ik: ‘God, ga ik
dit wel redden? De ene dag verdien je nog niet eens een euro, de
andere dag duizend. En je moet oppassen dat je sociale leven er niet
onder gaat leiden. In zo’n opstartfase ben je toch snel zes dagen per
week aan het werk.” ◆
Kijk op www.wattnou.nl voor meer informatie.
Tekst: Roos Menkhorst | Fotografie: Anja Dierx
47
WIN SOME, LOSE SOME
48
Denk niet dat je de hele
wereld gaat verbeteren.
Daar heb je niet genoeg geld voor,
zelfs al ben je nog zo rijk.
QPQ | 3 • 2010
Je moet ervoor waken onbeholpen
met een grote zak geld een land in te
trekken. Je moet gebruik maken van de
plaatselijke expertise.
Lessen in goed
gevenTekst: Catrien Spijkerman
49
50 QPQ | 3 • 2010
Stel: je hebt veel geld verdiend. Na een leven lang van noeste
arbeid kun je een riant pensioen tegemoet zien, of wellicht
kwam de klapper al eerder en wist je jouw bedrijf precies op
het goede moment voor miljoenen te verkopen. Je besluit dat
het tijd wordt om wat ‘goeds’ te doen met al dat geld. Dan kun
je natuurlijk een miljoentje aan Unicef geven, een paar ton aan
het Wereld Natuur Fonds doneren, en een paar duizend euro
naar KWF Kankerbestrijding sluizen. Klaar is Kees, jouw taak
zit erop. Hartstikke goed, maar saai is het wel.
Steeds vaker pakken nieuwe filantropen het anders aan: crea-
tiever en zakelijker. Ze richten zelf een stichting op, investeren
in maatschappelijke projecten, beleggen in duurzame bedrijven.
Dat gaat veel verder dan met geld smijten: de nieuwe filantro-
pen stellen rendementseisen en bemoeien zich behoorlijk met
de manier waarop die eisen behaald worden. Het bekendste
voorbeeld is Bill Gates. De miljarden die hij met Microsoft ver-
diende, stopt hij in zijn eigen stichting om de ongelijkheid in de
wereld aan te pakken – zonder commerciële belangen, maar op
zakelijke wijze. Pieter Geelen is de Nederlandse Bill Gates. De
medeoprichter van TomTom stak het geld dat hij verdiende met
de verkoop van zijn bedrijf in zijn eigen Turing Foundation,
een fonds dat projecten sponsort voor achtergestelde kinderen,
natuurbehoud, kunst en leprabestrijding.
Daar zie je wel wat in. Want je wilt best geld in een goed doel
steken, maar je wilt ook greep houden op de besteding ervan
én je wilt resultaten zien. Hoe pak je dat aan? Hoe word je een
‘zakelijk’ filantroop?
Niet de hele wereld redden
“Het begint met kiezen”, zegt Marjan Sax. Zij adviseert en
begeleidt mensen die iets goeds met hun kapitaal willen doen.
Samen met een collega richtte ze hiervoor zelfs een ‘school’ op,
de Donor Academy. “Juridisch, fiscaal en financieel weten de
toekomstige filantropen meestal wel de weg. Inhoudelijk is het
ze daarentegen een stuk minder duidelijk”, weet Sax. Zelf kreeg
Sax op haar vijfentwintigste een erfenis waarmee zij Mama
Cash opzette, een internationaal vrouwenfonds dat investeert
in vrouwenrechten.
Een belangrijk deel van Sax’ lessen gaat over focussen. “Denk
niet dat je de hele wereld gaat verbeteren. Daar heb je niet
genoeg geld voor – zelfs al ben je nog zo rijk. Ga bij jezelf na:
waar wind ik me over op? Wat gaat me naar het hart? Een hoop
Je hebt veel geld verdiend, en nu wil je wel eens ‘iets goeds’ doen met al dat geld. Geven is leuk, maar je houdt de touwtjes graag in handen: je wilt weten waar je geld heen gaat en resultaten zien. Bovendien heb je wel wat meer te bieden dan geld alleen. Hoe word je een ‘zakelijk’ filantroop?
51
mensen zeggen dan: ‘iets met Afrika’ of ‘iets met kinderen’,
want Afrika is arm en kinderen hebben de toekomst. Daar moet
je nog véél specifieker in zijn. Welke kinderen? In Nederland, in
Bangladesh? En wat wil je met die kinderen bereiken? Moeten
ze gezond worden, naar school, muziekles krijgen?”
Sax raadt aan een periode uit te trekken voor onderzoek.
“Een soort marktanalyse. Je bekijkt waar behoefte aan is,
welke aanpak zou kunnen werken, en hoe het vooral niet moet.
Daar moet je heel flexibel in zijn. Laat ook de informatie tot je
doordringen die niet in je plan of denkkader past. Je moet in
staat zijn om op iets heel anders uit te komen dan waar je mee
begonnen was. Je begint aan een experiment en je geeft jezelf
een flinke tijd om uit te kristalliseren of je er mee doorgaat.”
Klappen van de zweep
Kijk daarbij ook goed of er al bestaande initiatieven zijn waar-
bij je zou kunnen aansluiten, adviseert Sax. “Het is zonde als je
zelf het wiel gaat uitvinden terwijl het al lang bestaat. Zelfs als
je bij een bestaande organisatie aansluit is er heus nog genoeg
nieuws om te ontdekken.” Ruud Bakhuizen koos voor deze aan-
pak. Bakhuizen verdiende veel geld als directeur-eigenaar van
de Hooge Raedt Groep, een holding met belangen in vastgoed,
en wilde wat goeds doen. Hij klopte aan bij Unicef.
Bakhuizen stelde voor één van Unicefs projecten jaarlijks met
een ton te sponsoren. Maar wél op voorwaarde dat hij inspraak
in het project kreeg en goed op de hoogte werd gehouden over
de resultaten. Pas een aantal jaar later stichtte hij zijn eigen
stichting FEMI, Foundation to Earth, Mankind through
Inspiration and Initiative. De stichting wil onderwijs voor kin-
deren realiseren. “Het leek me niet verstandig zomaar zelf iets
te starten. Ik wist er nog veel te weinig van. Daarom sloot ik me
aan bij een organisatie die het klappen van de zweep al kende.
Je moet niet snel willen groeien. Het gaat stapje voor stapje.”
Eigen expertise
“Je hebt een voorsprong als je dicht bij jezelf blijft”, zegt Jos
Verhoeven. Hij is directeur van Start Foundation, een maat-
schappelijke investeerder die geld steekt in projecten die men-
sen met minder kansen op de arbeidsmarkt aan werk helpen.
De stichting beheert het geld dat werd verdiend met de verkoop
van Start Uitzendbureau. “Bedenk goed wat je kernkwaliteit-
en zijn. Het is de cruciale sleutel naar succes”, zegt Verhoeven.
Het leek me niet verstandig zomaar zelf iets te starten. Ik wist er nog veel te weinig van. Daarom sloot ik me aan bij een organisatie die het klappen van de zweep al kende.
52 QPQ | 3 • 2010
53
“Wij komen uit de uitzendbranche en hebben dus al veel ver-
stand van de arbeidsmarkt, en een uitgebreid netwerk. Die
achtergrond komt goed van pas bij Start Foundation. Hierdoor
kunnen we doelen formuleren en aansturen op resultaat en ren-
dement. Als je geld steekt in projecten waar je helemaal geen
verstand van hebt, weet je ook niet wat je kunt verwachten.”
Dat is het grote verschil tussen de oude gever en de nieuwe
filantroop. Verhoeven: “Wij geven niet alleen geld. We stellen
ons netwerk ter beschikking, geven marketingadvies en helpen
met strategische plannen. Wij zijn betrokken en denken mee.
Een project waar wij in investeren wordt een stukje van ons-
zelf - zo voelt het althans.” Daar zit ook de valkuil, waarschuwt
Verhoeven: “Investeren betekent vertrouwen. Je moet je goed
realiseren dat je afstand moet nemen. Het heeft geen zin om als
investeerder de hele tijd in de nek van de ondernemer te zitten
hijgen. Wij kunnen wel adviseren, maar uiteindelijk hebben we
weinig te vertellen. Dit is voor veel nieuwe filantropen heel erg
lastig. Het zijn immers ondernemers, ze willen het zakelijk aan-
pakken. Ze zijn geneigd hun eigen plan te trekken.”
Meer dan vrijblijvende adviezen
Bedenk dus goed hoeveel invloed je wilt hebben en hoe
betrokken je wilt zijn. Er zijn namelijk verschillende construc-
ties mogelijk. Zo is er bijvoorbeeld ook het aandelenfonds.
Sovec (Social Venture Capital) investeert in middelgrote
en kleine ondernemingen in Ghana. Het investeringsgeld is
afkomstig van particulieren die in het Sovec Fonds zijn gestapt.
Door in de bedrijven te investeren verwacht Sovec bij te dragen
aan duurzame economische groei in Ghana. Sovec let bij de
selectie van investeringsbedrijven goed op of ze milieuvriende-
lijk te werk gaan en goede arbeidsomstandigheden garanderen.
“Dat kunnen we in bepaalde mate afdwingen”, zegt Wietse van
Scheltinga, beleggingsdeskundige bij Sovec. “We kunnen in de
onderhandelingen bijvoorbeeld zeggen: we steken alleen geld in
uw bedrijf als u garandeert dat u ten minste het minimumloon
betaalt.”
Zo strekt de invloed van Sovec verder dan vrijblijvende advie-
zen. “We kopen aandelen, dus we bedingen een plek in de Raad
van Commissarissen van een bedrijf. Hierdoor hebben we
stemrecht bij belangrijke beslissingen.” Net als de andere ‘zake-
Het zijn de lessen getrokken uit de traditionele ontwik-kelingshulp: als je over de hoofden van de lokale bevolking beslist wat goed voor hen is, dan werkt het niet.
lijke’ filantropen stelt Sovec niet alleen geld, maar ook kennis
en contacten beschikbaar. “Als we investeren in een Ghanees
bouwbedrijf, kijken we in ons netwerk of we soortgelijke
Nederlandse projectontwikkelaars kennen. Die Nederlanders
vragen we of ze als vrijwilliger met hun expertise willen bij-
dragen aan het Ghanese bedrijf. We bieden de Nederlandse
ondernemers bovendien de kans om ook direct in dat Ghanese
bedrijf te investeren. Een aantrekkelijk aanbod, omdat ze
zodoende de mogelijkheid krijgen iets goeds te doen met hun
geld en tegelijkertijd invloed kunnen uitoefenen op het suc-
ces van de investering. In je eentje zou je dat als ondernemer
natuurlijk niet zo snel doen. Je kent het land immers niet, en je
weet niet of het bedrijf te vertrouwen is.”
Niet over de hoofden van locals
En die kennis over het land en bedrijf is cruciaal. Het belang-
rijkste advies dat ervaren filantropen kunnen geven, luidt dan
ook: verdiep je in de cultuur, de gebruiken en de behoeften
van een land. “Het zijn de alom bekende maar o zo belang-
rijke lessen die we uit traditionele ontwikkelingshulp hebben
kunnen trekken: als je over de hoofden van de lokale bevolking
gaat beslissen wat goed voor hen is, dan werkt het niet”, zegt
Marjan Sax.
Van Scheltinga van Sovec: “We benaderen Ghana als een
land van mogelijkheden, niet als een slachtoffer dat hulp nodig
heeft. We beleggen in bedrijven omdat we die bedrijven en
mensen serieus nemen.” Voor Sovec is het dan ook een prin-
cipiële keuze om een commerciële benadering te kiezen. “We
willen in eerste instantie sociaal rendement behalen, maar we
hebben ook financieel rendement tot doel. Wij denken dat het
de enige manier is om iets duurzaams op te bouwen. Als het
Tussenvorm: fonds op naam
Voor wie wél aan een eigen doel wil geven, maar ook weer niet te
veel wil worden opgeslorpt door het project, is het fonds op naam
een goede oplossing. Dit is een eigen goed doel binnen een bestaan-
de goede doelenorganisatie. Vrijwel alle grote goede doelenorganisa-
ties bieden deze mogelijkheid aan. De bekendste is het Prins Bernhard
Cultuurfonds. Onder de Prins Bernhard-paraplu zijn inmiddels ruim 250
kleine fondsjes opgezet door particulieren, bedrijven en stichtingen, die
allemaal een specifiek onderdeel voor hun rekening nemen van het bre-
dere doel om cultuur- en natuurbehoud in Nederland te ondersteunen.
Zo biedt het ‘Bertus en Anne Luyten Block Fonds’ financiële ondersteu-
ning aan projecten die orgels in Nederland in stand moeten houden, en
geeft het Chagall Fonds geld aan talentvolle jonge beeldend kunste-
naars voor vervolgopleidingen in het buitenland.
Voordeel van een fonds op naam is dat je een hoop rompslomp
bespaard blijft. Je hoeft bijvoorbeeld geen bestuurders te zoeken, zoals
bij een eigen stichting. Het fonds op naam valt onder de rechtspersoon
van de moederorganisatie. De toekenning van het geld, de administra-
tieve afhandeling, en meestal ook het beheer van het geld worden alle-
maal uitbesteed. Een groot deel van de ‘zorgen’ kun je dus uit handen
geven aan de moederorganisatie, zonder dat dit je iets kost.
54 QPQ | 3 • 2010
55
Het heeft geen zin om als investeerder de hele tijd in de nek van de ondernemer te hijgen. Voor veel nieuwe filantropen is dat heel erg lastig. Ze zijn geneigd hun eigen plan te trekken.
project slaagt, hebben de Ghanezen een goedlopend bedrijf
dat de lokale economie stimuleert. Als ze falen, falen wij ook,
omdat onze aandeelhouders hun geld kwijt raken. In veel
opzichten hebben we dus dezelfde belangen als de Ghanezen.”
Sovec investeert dan ook nooit in haar eentje. Van Scheltinga:
“We doen het alleen als Ghanese investeringsmaatschappijen
ook meedoen. Het is heel belangrijk dat je goede lokale samen-
werkingspartners hebt.”
Ook Bakhuizen werkt met zijn stichting nauw samen met
de locals. “Er is in ontwikkelingslanden vaak veel corruptie.
Je moet ervoor waken onbeholpen met een grote zak geld een
land in te trekken. Daarom moet je een netwerk opbouwen met
mensen die je daar vertrouwt. Temeer omdat zij het uiteindelijk
moeten doen, het doel van je project is per slot van rekening dat
je iets opzet wat stand houdt, ook als je weg bent. Je moet dus
gebruik maken van de plaatselijke expertise.”
Dat geldt net zo goed voor de projecten in Nederland. Sax:
“Wil je hier iets doen voor mensen in de psychiatrie? Ook die
sector kent zijn eigen cultuur en behoeften. Goed luisteren naar
de mensen in het veld – of dat nu Afrikaanse boeren zijn of psy-
chiatrisch verpleegkundigen en patiënten. Je hebt immers uit-
voerders nodig die weten wat er speelt, die zich willen inzetten
en die geloven in je project. Als je daar geen medestanders in
vindt, is het tot mislukken gedoemd.” ◆
56 QPQ | 3 • 2010
Met duurzaamheid zijn consumenten ineens wél op hun hoede. “Wie gelooft het als een autofabrikant roept dat zijn auto’s milieuvriendelijk zijn?
GREENWASHING
Tekst: Jolanda Breur
Kritische consument vraagt meer informatie
57
GREENWASHING
QPQ | 3 • 201058
Is het een slager die zijn eigen vlees keurt? Consumenten bel-
len Milieu Centraal met de vraag of de duurzaamheidsclaim
op een product wel terecht is. De onafhankelijke organisa-
tie informeert burgers en organisaties op wetenschappelijke
basis over milieu en energie. Het aantal vragen is de laatste
jaren fors toegenomen volgens woordvoerder Hans van Dijk.
“Duurzaamheid is een breed begrip, waarvoor nog geen slui-
tende definitie is. De consument heeft veel uit te zoeken en
wil echt weten hoe het zit. Er bestaan zo’n vijftig keurmerken
die meestal iets zeggen over de eigenschappen van een pro-
duct, maar niets over de kwaliteit.” Consumenten weten vol-
gens Van Dijk vaak niet dat synthetische stof beter voor het
milieu is dan katoen. “Het kan langer meegaan, terwijl voor
katoen bij de productie veel water en grondstoffen nodig zijn.
Ondernemingen moeten hier duidelijk over zijn. Hoe transpa-
ranter, hoe beter.”
Consumenten vragen meer door, merkt Van Dijk. Of dat wan-
trouwen is, weet hij niet. “Ze hebben behoefte aan informatie.”
Maar ze kunnen zelf vaak meer doen dan fabrikanten kunnen,
denkt hij. “Als iemand meer wil weten over de Ecowasbal, zeg-
gen we dat wassen op lagere temperatuur al een stuk milieu-
vriendelijker is.”
Mensen horen liever een
verhaal dat klopt, ook al is
de boodschap minder roos-kleurig. Zeg
gewoon dat het nog niet perfect
is.
Greenwashing kan apathie oproepen bij consumenten. Maar velen willen weten hoe het precies zit met de producten of diensten van hun keus. En dat is lastig als ze door de bomen het bos niet zien. Deskundigen raden ondernemers aan open kaart te spelen. Ook als het nog niet zo lekker loopt met de duurzame productie of dienstverlening.
59
Kritischer?
Het oerwoud van duurzaamheidsclaims, jargon en keurmer-
ken vraagt om overheidstoezicht en educatie van de burger,
volgens Arjen Wals, bijzonder hoogleraar (UNESCO Chair)
sociaal leren en duurzame ontwikkeling aan de Universiteit
van Wageningen. “Gebruikers van producten en diensten
moeten kritischer worden. Het werkt als bij reclamebood-
schappen, er is sprake van manipulatie. Daardoor kan de
gebruiker moeilijk onderscheid maken tussen gespeelde en
gemeende duurzaamheid. En dat is vervelend voor onderne-
mers die hier serieus mee bezig zijn.”
In de reclame- en marketingwereld wordt van oudsher over-
dreven, zegt Erik van Erne, directeur van stichting Milieunet.
“De consument accepteert dat. Kijk maar eens naar de ingre-
diënten van een potje gezichtscrème. Namen waar je nog nooit
van hebt gehoord. Maar we denken al snel: het zal wel gezond
zijn.” Met duurzaamheid is er volgens hem iets geks aan de
hand. Dan zijn consumenten ineens wél op hun hoede. Dat
komt door de “belachelijke claims die een kind kan doorzien.
Wie gelooft het als een autofabrikant roept dat zijn auto’s
milieuvriendelijk zijn?”
Non-profit organisatie Milieunet probeert bewustwording
en gedragsverandering in de samenleving te stimuleren als het
gaat om onder meer duurzaamheid, milieu en ontwikkelings-
samenwerking. Bedrijven bellen Van Erne wel eens met de
vraag: hoe snel is ons bedrijf duurzaam als we u inhuren? Dan
lacht hij en zegt dat ze eerst moeten begrijpen wat duurzaam-
heid inhoudt. “Het is een proces dat nooit stopt.”
Hij kent grote bedrijven die het goed doen, maar daar niet
pontificaal voor uitkomen. “Ze onderbouwen hun duurzame
acties goed met feiten en cijfers, maar waren tot voor kort nog
bang in de geitenwollensokkenhoek te belanden. Dat veran-
dert nu.”
Van de daken
Ondernemingen die over de volle breedte volgens duurzame
principes werken, mogen dat best van de daken schreeuwen,
vindt hoogleraar Wals. “Hoe serieuzer de samenleving duur-
zaamheid neemt, hoe meer imagoschade je oploopt wanneer
het slechts ‘green gloss’ is, oppervlakkige duurzaamheid.”
Ook hij denkt dat consumenten uiteindelijk door greenwa-
shing heen prikken, zeker als ze al enig wantrouwen hebben.
“Enkel stakeholders zoals aandeelhouders zullen menen dat
het bedrijf hiermee goed bezig is.”
Stefan Romijn raadt sociaal ondernemers voor wie duur-
zaamheid business is, eveneens aan daar vooral mee naar
buiten te komen. “Mits helder en transparant. Dit kun je de
klant laten weten op je website, in een brochure, standaard in
60 QPQ | 3 • 2010
BEAT HIV Spread the positive virus
Join Doutzen Kroes on facebook.dance4life.com
VodafoneNetherlands Foundation
61
een paragraaf op offertes of door een duurzaamheidsverslag.”
Romijn is consultant bij stichting Stimular, een organisatie die
het midden- en kleinbedrijf adviseert bij onder meer duur-
zaam ondernemen. Hij merkt dat sommige ondernemingen te
terughoudend zijn om met hun duurzame activiteiten te koop te
lopen. Ze zijn bang van greenwashing beschuldigd te worden.
“Als je een paar spaarlampen indraait op kantoor, maar daar-
naast bij je productie energie verslindt, raden we natuurlijk af
om te communiceren dat je duurzaam bezig bent. Dit doorzien
consumenten” Volgens Romijn is duurzaam werken een visie
en moet je erover nadenken bij alles wat je doet. “Waar wil je
naartoe? Het houdt niet op met enkele maatregelen. Sommige
bedrijven doen hier één lullig dingetje en dumpen gifstoffen
in het buitenland. Dat is greenwashing. Of de klimaatneutrale
auto van Daihatsu, die alleen klimaatneutraal werd gebouwd.
Ze vergaten erbij te vertellen dat de auto in het gebruik niet kli-
maatneutraal was.” Ook CO2-uitstoot afkopen door bos te laten
aanplanten, zien consumenten vaak als ‘groenwassen’, weet
Romijn. “Het is de makkelijke weg, als je verder niets doet aan
je uitstoot.” Stimular, onderzoeksbureau CE Delft en Stichting
Natuur en Milieu schreven een richtlijn voor bedrijven en
gemeenten die klimaatneutraal willen werken en niet beschul-
digd wensen te worden van greenwashing. “Wanneer je CO2
pt-uitstoot wilt compenseren, koop dan goede certificaten. De
schade die je aanricht moet binnen vijf jaar hersteld zijn. Het
heeft geen zin als het voor jou aangeplante bos binnen een
jaar weer gekapt wordt. En neem minimaal energiebesparende
maatregelen, ook in je vervoer.” Net als Erik van Erne denkt
Romijn dat ondernemers nooit klaar zijn met hun duurzaam-
heidsslag. “Maar je kunt stap voor stap beginnen.”
Hoe serieuzer de samenleving duurzaamheid neemt, hoe meer imagoschade je oploopt wanneer het slechts ‘green gloss’ is, oppervlakkige duurzaamheid.
Vaak krijgen mensen valse behoeften aangepraat. Dat is een vorm van hersenspoeling
die veel schadelijker is voor milieu en duurzaamheid dan
greenwashing.
QPQ | 3 • 201062
63
Niet perfect
Meestal komt ondernemen neer op de schade zo veel mogelijk
beperken, meent Hans van Dijk van Milieu Centraal. “Soms
heb je weinig keus. Wij raden aan voor de minst kwalijke werk-
wijze te kiezen. Bij kleding is het lastig, dus doe er zo lang
mogelijk mee.” Daarmee komt de verantwoordelijkheid deels
weer bij de klant te liggen. “Zorg wel voor een onderbouwing
die mensen kunnen controleren en wees open over wat nog niet
goed gaat. Dan sta je sterk.”
Ook Milieunet directeur Van Erne pleit voor openheid.
“Mensen horen liever een verhaal dat klopt, ook al is de bood-
schap minder rooskleurig. Zeg gewoon dat het nog niet perfect
is.” Hij ziet ondernemers zoeken naar wat er niet is: een hand-
boek duurzaamheid. “Ik vraag dan wel eens ‘Doe jij precies wat
jouw concurrent doet? Je bent toch onderscheidend? Dat geldt
ook voor duurzaam werken. Een blauwdruk bestaat niet.”
Hoogleraar Arjen Wals vindt het triest dat we steeds meer
‘geframed’ worden als consumenten. Jaarlijks wordt wereldwijd
ruim 600 miljard euro uitgegeven aan reclame om mensen tot
kopen aan te zetten. Vaak krijgen ze valse behoeften aange-
praat, meent hij. “Dat is een vorm van hersenspoeling die veel
schadelijker is voor milieu en duurzaamheid dan greenwashing.
Helaas gaan er jaarlijks maar enkele tientallen miljoenen naar
educatie die consumenten kritisch leert kijken en bewust maakt
van het belang van duurzaamheid. Alsof een paar mensen
zachtjes tegen een orkaan in blazen.”
Daarnaast, zegt hij, is veel informatie over duurzaamheid niet
eenduidig en dat leidt tot verwarring. “Tel dat op bij de over-
daad aan prikkels en de consument staat open voor apathie en
machteloosheid. Greenwashing versterkt dat. Het is een dek-
mantel om bestaande routines en systemen onaangeroerd te
laten. Burgers hebben concrete en duurzame handelingspers-
pectieven nodig en moeten leren kritisch te kijken naar wat ze
steeds wordt voorgeschoteld. Het zuchtje tegenwind dient sterk
aan kracht te winnen. Met onze planeet komt het wel goed. Die
draait door, met of zonder ons.” ◆
63
64 QPQ | 3 • 2010
Tekst: Willemijn van Benthem | Fotografie: Daphne van Groeningen
sympathiek ondernemen om sociaal te bewegen
Het zou fantastisch
zijn als bedrijven die
winstmaximalisatie
nastreven, dat doel
verschuiven naar een social
return with profit.
Henk Kievit | Jeroo Billimoria
Sociaal ondernemerschap
zorgt voor verandering
van het systeem en gaat
voor een sociaal doel.
Alle winst gaat naar de
organisatie.65
HET DEBAT
66 QPQ | 3 • 2010
Nyenrode-onderzoeker Henk Kievit en sociaal ondernemer Jeroo Billimoria gaan in debat over sociaal ondernemen en de insteek van de sociaal ondernemer. Moet de nadruk meer liggen op het ondernemen of juist op de sociale missie van een bedrijf? En is die insteek belangrijk?
Het QPQ-debat vindt dit keer plaats in een brasserie in het
centrum van Amersfoort. Senior onderzoeker Henk Kievit (39)
van Nyenrode en auteur van onder meer ‘De Stille Revolutie
van Social Venturing Entrepreneurs’ (2008) komt uit het oos-
ten van het land, directeur Jeroo Billimoria (45) van Stichting
Aflatoun neemt de trein vanuit Amsterdam. Het is de dag dat
het Nederlands voetbalelftal in Nederland wordt onthaald.
‘Onze jongens’ zijn tweede geworden en krijgen een grachten-
tocht in de hoofdstad. De stemming in het land is algeheel vro-
lijk. Zo ook de stemming aan tafel in Amersfoort. Het gaat er
vriendelijk en respectvol aan toe.
Billimoria’s moedertaal is Engels en daar schakelt Kievit
moeiteloos op over. Bijna symbiotisch komen de twee uit-
eindelijk via hun eigen meningen op de gemeenschappelijke
conclusie uit. Ze koesteren beiden dezelfde wens: dat het er in
Nederland, en liefst wereldwijd, socialer en ondernemender aan
toe gaat.
Jeroo Billimoria en Henk Kievit kennen elkaar al van een eer-
dere zakelijke ontmoeting. Het gesprek begint daarom over het
wonen in Amsterdam. Billimoria: “Het is een unieke plek, de
enige stad in Nederland waar ik wil wonen.” Vooral het multi-
culturele karakter vindt ze bijzonder, zo legt ze Kievit uit. Ze
moet lachen. “Al woon ik in een saai, blank gedeelte van de
stad.”
Kievit is een goed luisteraar, hij gaat in op wat ze zegt, vraagt
omdat hij meer wil weten. Kievit: “Amsterdam wordt een
werkstad. Mensen wonen liever in een rustige provincie als
Groningen of zelfs vlak over de grens in Duitsland.” “Ja”, lacht
Billimoria, “dat doen ze voor de belastingen!”
En van belastingen en forensen komen ze op het onderwerp
van parttimers en het werken in Nederland. Het gesprek wordt
direct serieuzer. Billimoria voorziet dat ons land in de proble-
men komt als kinderen niet beter gestimuleerd worden om naar
de universiteit te gaan. Het lijkt haar onmogelijk om als lager
geschoolde hier de concurrentie aan te gaan met lager geschool-
den in India of China. Kievit is het daar mee eens, maar zegt
wel: “Ook het werk voor hoger opgeleiden wordt steeds vaker in
India gedaan.”
Nederland moet een andere slag maken. Misschien die van
duurzaamheid en sociaal ondernemerschap? Kievit noemt het
bedrijf Tendris van Ruud Koornstra. Hij legt Billimoria uit
- ze kent Tendris niet - dat Koornstra een voorbeeld van een
sociaal ondernemer is. Eerst verdiende de ondernemer geld in
de media, nu leidt hij een innovatief bedrijf waarmee hij met
LED-lampen en elektrische auto’s een duurzame revolutie wil
ontketenen.
Billimoria gaat daar direct op in. “Maar dan heb je het over
een ondernemer, geen sociáál ondernemer.” Kievit gaat er voor
zitten. Nu wordt het interessant. Het debat is van start gegaan.
“Dat is natuurlijk de vraag, is Tendris een sociale onderne-
ming?” Billimoria is beslist in haar mening. Ze stelt Kievit de
vraag: “Gaat zijn totale winst naar een goed doel?” Want vol-
gens haar is dat de enige definitie van een sociaal ondernemer.
Punt uit. “Er is een wereldwijde definitie die uitlegt dat je als
67
De grootste hervormingen komen voort uit oorlog en depressie. De huidige crisis kan een flinke stap richting sociaal ondernemerschap opleveren.
sociaal ondernemer een sociale impact moet hebben en dat alle
winst terug moet gaan naar de doelgroep of het bedrijf. Je kunt
geen sociaal ondernemer zijn als je dividend uitkeert aan aan-
deelhouders.”
Kievit is het daar niet mee eens. Hij noemt dat ‘de
Angelsaksische definitie’ en ziet dat in Nederland anders.
Billimoria is fanatiek, gaat er direct tegenin. Billimoria:
“De term sociaal ondernemer bestond nog niet eens toen
ik in Nederland kwam.” Ze kwam daar pas op toen mensen
haar steeds vroegen wat ze nou precies was als directeur van
Stichting Aflatoun. Was ze vertegenwoordiger van een goed
doel? Een weldoener? Een ondernemer? Billimoria vroeg haar
Nederlandse man of er al zoiets bestond als een sociaal onder-
nemer. “Ik heb toen met behulp van het woordenboek de defi-
nitie vertaald vanuit het Engels.”
Ze vindt de betekenis van sociaal ondernemer voor zich spre-
ken. En dus ook waar de nadruk op moet liggen: op het sociale
en niet het ondernemende. Sociaal ondernemerschap zorgt
voor verandering van het systeem en gaat voor een sociaal doel.
Ze kijkt standvastig uit haar ogen. “Dus alle winst, uit wat voor
bron dan ook, gaat naar de organisatie.”
Maar wat vindt Billimoria dan van koeriersdienst Valid
Express van ondernemer Nicolette Mak? Mak maakt winst
en volgens Kievit gaat een deel van die winst naar het bedrijf,
maar ook een deel naar de aandeelhouders. Billimoria schudt
haar hoofd. “Dat noem ik een sociaal georiënteerd bedrijf.” Ze
zijn het er in ieder geval over eens, dat de term sociaal onderne-
men voor verwarring zorgt.
De debatanten
Henk kievit (1971) geeft les in duurzaam ondernemen op de Chris-
telijke Hogeschool Ede en is als docent en onderzoeker op Nyenrode
gespecialiseerd in onder andere sociaal ondernemerschap, maatschap-
pelijk investeren, goede doelen en familiebedrijven. Kievit studeerde
economie in Wageningen en is auteur van onder andere ‘De Stille Revo-
lutie van Social Venturing Entrepreneurs’.
jeroo billimoria (1965) is geboren in Mumbai, India en de oprichter van
onder andere Childline India Foundation, Stichting Aflatoun en Child-
helpline International. Stichting Aflatoun is een koepelorganisatie van
organisaties die sociaal en financieel onderwijs aanbieden aan kinderen
in meer dan veertig landen. Billimoria studeerde Commercie en Sociale
wetenschappen in India en Non-Profit Management in de Verenigde
Staten. Ze is daarnaast ‘fellow’ bij Ashoka en ontving de Social Entrepre-
neurship Award van de Skoll Foundation.
We moeten naar een meer sociale economie gaan. Dat vinden ook mijn studenten. Vijf jaar geleden wilden ze vooral geld verdienen. Nu hoor je ze dromen over een goede baan bij een NGO.
68 QPQ | 3 • 2010
69
70 QPQ | 3 • 2010
Voor bedrijven die willen investeren in de samenleving èn in hun eigen mensen. Voor gemeenten die bedrijven willen betrekken bij armoedebestrijding, onderwijs, wijkverbetering, vitaliteit, arbeidsparticipatie, zorg en welzijn. Met o.a.:
Rabobank, Delta Lloyd, Univé, Albert Heijn,
Entree € 75 (ex BTW)
Schrijf u nu in op www.wereldz.nl
Wat levert MBO uw
bedrijf op? En welke
investeringen moet
u daarvoor doen?
Breng ze in kaart
met de Nationale
MBO Monitor op
www.nationalembomonitor.nl.
Ministerie vanVolksgezondheid,Welzijn en sport
Wereldz2010_Advertentie#4.indd 1 01-09-2010 14:28:06
71
Kievit zegt toch dat de term sociaal ondernemerschap al lan-
ger bestaat dan vandaag. Hij vertelt hoe slecht de arbeidsom-
standigheden waren in het Nederland van de negentiende en
de twintigste eeuw. “Uit deze tijd komt de term dat je je moet
gedragen als ondernemer. Het is je plicht om voor je mensen te
zorgen, ze op tijd uit te betalen en ze vrij te geven om uit te rus-
ten.” Kievit ziet bedrijven zoals brouwerij De Prael en koeriers-
dienst Valid Express wel degelijk als sociale ondernemingen. En
hij vindt dat sociale ondernemingen zoals Billimoria dat defi-
nieert, meer onder de noemer van stichtingen vallen, opgezet
voor een speciaal goed doel.
Billimoria is het daar niet mee eens. Dat wordt volgens haar
‘social venturing’ genoemd en niet ‘social entrepreneurship’.
“Jij hebt het over de Triodos Banken van deze wereld, bedrijven
die sociaal georiënteerd zijn en winst maken, soms zelfs bonus-
sen uitkeren.” Kievit reageert alert: “Er worden geen bonussen
uitgekeerd door Triodos!” Hoe dan ook, volgens Billimoria is
een Triodos bank geen sociale onderneming. Ze voegt daaraan
toe: “Volgens de wereldwijde definitie. Tenzij jullie het anders
willen doen in Nederland.” Maar, zegt ze, je hebt het type
bedrijven zoals Kievit beschrijft wel nodig in Nederland. “Het
is mijn droom dat de ABN AMRO banken Triodos banken
worden.”
Is dat ook de droom van Kievit? Inderdaad vindt de onder-
zoeker dat we nu tegen de grenzen aanlopen van het kapitalis-
tische systeem. “Mensen kennen geen morele waarden meer.”
Billimoria knikt hartgrondig ‘ja’ met haar hoofd. Ze raakt
enthousiast als Kievit Billimoria’s Stichting Aflatoun aanhaalt
als voorbeeld van een initiatief dat mensen in beweging zet, ze
meer bewust maakt van een probleem. “Hoe kun je op een rijk
eiland leven als dat in een zee van armoede ligt?” Hij beschrijft
hoe het leven van mensen uit verschillende fases bestaat. “Eerst
doorlopen mensen een succesvolle fase waarin ze veel geld
verdienen, grote huizen kopen en dure auto’s. Of die doelen
in ieder geval najagen. Na deze levenservaring zoeken mensen
naar meer betekenis van hun bestaan.” Kievit merkt hoe men-
sen door een persoonlijke crisis als ontslag of echtscheiding aan
het denken worden gezet. ‘Is dit alles?’, denken ze dan ineens.
Billimoria herkent zijn verhaal. Billimoria: “De meeste mensen
zien in zo’n periode dat ze wel geld hebben, maar bijvoorbeeld
geen familie.”
72 QPQ | 3 • 201072 QPQ | 3 • 2010
73
Als sociaal ondernemer moet je een sociale impact hebben, alle winst moet teruggaan naar de doelgroep of het bedrijf. Je kunt geen sociaal ondernemer zijn als je dividend uitkeert aan aandeelhouders.
73
74 QPQ | 3 • 2010
75
Kievit ziet zijn kans schoon. De leraar in hem komt naar boven.
“Dan kom ik bij een oude economische theorie. Want eigenlijk
hebben we het over niets nieuws.” Hij haalt de Schotse econoom
Adam Smith aan, die wordt gezien als de grondlegger van het
klassieke liberalisme in de achttiende eeuw. “Zijn meest beken-
de boek is ‘Wealth of Nations’. Maar al eerder schreef hij ‘The
Theory of Moral Sentiments’. Dat boek begint met het woord
sympathie. Kijk naar wat je gemeen hebt met elkaar. Sympathie
is een belangrijk woord voor de economie.” Billimoria kan zich
hier goed in vinden en vult hem aan. “Het zou fantastisch zijn
als de bedrijven die winstmaximalisatie nastreven, dat doel ver-
schuiven naar een social return with profit.”
Op de vraag of echt alle bedrijven dat zouden moeten doen,
zegt ze hartgrondig ‘ja’. Voor haar zijn de ABN AMRO’s niet
nodig in een ideale maatschappij om een economisch systeem
in leven te houden. Ze denkt even na. “Ja, het kan natuurlijk
wel, maar alleen als het een sociaal georiënteerd bedrijf is.”
Kievit is niet voor niets researcher en academicus en haalt nog
een boek aan. “In ‘Good to Great’ onderzoekt Jim Collins wel-
ke bedrijven goede beursresultaten behalen. Dat zijn de bedrij-
ven die goed zijn voor hun mensen.”
Billimoria vraagt zich af waarom dan niet alle banken zoals
Triodos kunnen opereren. Of als Rabobank desnoods. Kievit:
“Dat is een goed voorbeeld, want Rabobank is een boerenleen-
bank en in feite de eerste bank die aan microkrediet deed.” Het
is voor hem duidelijk dat we naar een meer sociale economie
moeten gaan. En niet alleen hij vindt dat, hij merkt het ook
aan zijn studenten. “Vijf jaar geleden wilden studenten voor-
al geld verdienen. Nu hoor je ze dromen over een goede baan
bij een NGO. Je merkt verandering bij die generatie.” Volgens
Billimoria maken jongeren een omslag door de verschillende
crises in de afgelopen jaren. Eerst de internetcrisis en daarna
de kredietcrisis. “En films zoals An Inconvenient Truth van Al
Gore doen veel”, vult Kievit haar aan.
Billimoria zegt dat die veranderende mentaliteit ook con-
junctuurgevoelig is: “We hebben natuurlijk al eerder in deze
situatie gezeten, kijk maar naar de jaren dertig. De depressie
volgde toentertijd op een tijd van enorme voorspoed. Die crisis
heeft uiteindelijke geleid tot conflicten en zelfs tot de Tweede
Wereldoorlog. Nu zie je wederom de opkomst van de politie-
ke rechter vleugel.” Ze kijkt triest. “Ik hoop alleen dat we van
onze fouten hebben geleerd.” Energieker gaat ze weer verder:
“De grootste hervormingen komen voort uit oorlog en depres-
sie, zoals het ontstaan van vakbonden en de ontdekking van
internet.” De huidige crisis zou dus een flinke stap richting
sociaal ondernemerschap kunnen opleveren. Volgens Billimoria
heeft John Elkington het voorspeld met zijn visie van de ‘Triple
Bottom Line’. Billimoria: “De drie belangrijkste componen-
ten daarvan zijn People, Planet en Profit.” Maar, zegt ze, het
gaat niet zo zeer over de juridische structuur van een bedrijf,
maar over het te bereiken doel. “Ik heb een stichting, maar ben
ondernemend. Ondernemen is een daad, het zegt hoe je een
verandering in wilt zetten.”
Volgens Billimoria kunnen meerdere marktmodellen en meer-
dere oplossingen een antwoord zijn op de verschillende proble-
men. “Ik zie het als een schoenenwinkewl. Iedereen heeft een
andere schoenmaat en daarom andere schoenen nodig. Dat
maakt niemand beter of slechter. Juist als we diversiteit respec-
teren, zullen we verschillende modellen moeten respecteren.”
Ze noemt het pure kapitalisme als model, het model van over-
heidsbedrijven, sociale bedrijfsstructuren, coöperaties en soci-
ale ondernemingen.
Dus het is mogelijk om tegelijkertijd ondernemer te zijn
en sociaal? Billimoria herhaalt haar kernachtige antwoord:
“Zolang je social impact en social change nastreeft.” Kievit:
“Dat mensen zich nu tegen het kapitalisme keren, komt door-
dat ze tegen de grenzen van dat systeem zijn opgelopen. Maar
ligt dat aan het kapitalisme? Of aan de mensen die het kapi-
talisme hebben misbruikt? Ik denk het laatste.” Billimoria is
het volmondig met hem eens. Kievit gaat door: “We zitten nu
in een overgangsfase. Onder andere econoom Schumpeter
schreef ooit dat een socialistischer systeem op een kapitalistisch
systeem zou volgen.” Billimoria vult hem weer aan: “Het social
capitalism!”
Volgens Kievit is voor de toekomst vooral innovatie belang-
rijk, maar Billimoria blijft hameren op sociaal ondernemers
die aan de grond veranderingen moeten doorvoeren om het
systeem te kunnen veranderen.
Kievit en Billimoria koesteren dezelfde wens: dat het er in Nederland, en liefst wereldwijd, socialer en ondernemender aan toe gaat.
“Dat gaat verder dan innovatie.” Ze noemt Warchild als een
goed model. “Maar dat is geen sociale onderneming. Oxfam
ook niet, ze doen ontwikkelingswerk. Ze zorgen niet voor een
systeemverandering vanaf de bodem. Ze bieden geen structu-
rele oplossingen voor problemen.” Kievit: “Hoe kijk je naar de
problemen? Als je een probleem wilt oplossen, duiken daardoor
vaak weer nieuwe problemen op.” Billimoria: “Precies en daar
is onze Stichting Aflatoun een goed voorbeeld van, ze pakt de
problemen waarvoor kinderen naar de kindertelefoons bellen in
de basis aan en combineert sociaal en financieel onderwijs voor
kinderen met spaarrekeningen voor kinderen. Nu werken we
aan een wereldwijde beweging, Childfinance, die ook toegang
geeft tot verzekeringen en hopelijk gezondheidszorg. Het wordt
steeds groter. Dat bedoel ik met systems change. En het gaat
er niet om of dat wordt gedaan vanuit een hulporganisatie, een
stichting, een bedrijf of een sociale onderneming.”
Kievit: “Nou, dat is niet helemaal waar. Dat was een onder-
werp bij Brouwerij de Prael. In Nederland moet je voor je start
weten wat de juridische vorm gaat zijn van je bedrijf. Is het een
BV of een stichting? Dat juridische vraagstuk vergt veel tijd,
terwijl we eerst naar het probleem moeten kijken.” Billimoria:
“Helemaal mee eens, alleen moeten we ons daar meer bewust
van worden. Want ik heb het zelf gemerkt dat bij een stichting
mensen meer vakantiedagen willen omdat ze minder sala-
ris krijgen. Dat is maar een voorbeeld van de houding van je
medewerkers. Als je een bonus krijgt uitgekeerd, ga je anders
werken. Maar wat de legale structuur is, zou niet moeten uit-
maken. Wel hoe je je naar buiten toe presenteert.” Kievit: “In
Nederland zien we de non profit-wereld, de sociale onderne-
mers en de traditionele ondernemers. Dus noem het for-profit,
not-for-profit en non-profit.”
Billimoria begint een schema te tekenen op een notitieblok.
“Hopelijk komen de sociale en de kapitalistische bedrijven ooit
samen en hopelijk komen de sociale ondernemingen en sticht-
ingen ooit samen. Dan hebben we een economie gebaseerd op
twee pijlers.” Ze tekent enthousiast kringen en pijlen. Kieviet
kijkt mee: “Maar eerst zullen we mensen zover moeten krij-
gen dat ze die waarden en normen weer onderkennen. Wat is
belangrijk in de wereld, wat is voor jou belangrijk. Dat iedereen
te eten heeft. Dat het niet alleen maar om geld draait. En waar
kunnen ze dat leren? Op school.”
Billimoria begint te lachen. “Ha! En daar komt Aflatoun om
de hoek kijken! Het begint namelijk bij kinderen. Bij het zor-
gen dat ze zich zo goed mogelijk ontwikkelen en zich zo goed
mogelijk opleiden.” De discussie eindigt weer in een perfecte
cirkel. Kievit moet lachen maar is daarna meteen weer serieus:
“Daarom is opleiding zo belangrijk. Al moeten we ook beseffen
dat niet alles in modellen is samen te vatten. Hoe meten we de
liefde van een kind? Probeer dat ook niet te meten, maar zie het
als onderdeel van je welvaart. Kinderen zijn onze toekomst.”
Hij kijkt naar Billimoria. “Je mag trots zijn op jezelf, Jeroo, je
hebt veel in gang gezet om een betere wereld te creëren.” ◆
77
WAT GEEF JIJ MET KERST? LAAT JE INSPIREREN DOOR WAAR!
WAAR is de meest duurzame cadeauwinkel van Nederland. Het assortiment bestaat uit bijzondere fairtrade, biologische en gerecyclede producten. Volgens WAAR verdient iedereen met Kerst iets moois en echts. En dat is waar WAAR het voor doet. Met een mooie collectie pure producten op het gebied van eten, mode, koken, verzorging en wonen…
Ben jij opzoek naar een eigenzinnig en puur cadeau met een bijzonder verhaal? Kom dan naar WAAR en laat je inspireren!
Kijk voor onze verkoopadressen en meer informatie op www.ditiswaar.nl
www.ditiswaar.nl
QPQ03|advertenties.indd 9 03-09-2010 14:22:37
Tekst: Eva Prins | Fotografie: Frank Groeliken
Sinds de geboorte van haar dochter Lana (5), runt fusie- en overname adviseur Manon Gagic-Roos (34) samen met haar man webwinkel www.greenjump.nl met eco-, bio- en fair trade babyspullen. Voor zichzelf koopt ze echter nog steeds wel eens ‘foute’ kleding en schoenen.
Leer looien is zo schadelijk… toch koop ik die schoenen
“Voor onze webwinkel ben ik heel erg bezig met duurzaam, fair
trade, gifvrij en gezond. Ik weet dan ook heel goed hoe slecht bijvoor-
beeld katoenproductie is. De katoenteelt beslaat 2,5 procent van de
landbouwgrond en daarop wordt vijfentwintig procent van alle pesti-
ciden gebruikt! Schoenen zijn zo mogelijk nog schadelijker voor mens
en milieu. Hoe mannen in Bangladesh met hun blote lijven in bakken
chemicaliën staan om leer te looien en hoe dat afval zo de rivier in
gaat, shockerend! Als je dat één keer hebt gezien, wil je eigenlijk nooit
meer leren schoenen kopen. En toch doe ik het. Soms wil ik voor
mijn werk of voor een gelegenheid echt díe laarzen of schoenen - en
dan koop ik ze. Dan laat ik ‘mooi’ boven ‘verantwoord’ gaan. Ik zoek
wel altijd eerst naar ‘goede’ alternatieven. Voor kinderen is het niet
zo moeilijk om leuke biologische kleding te kopen, maar voor mezelf
vind ik het lastiger. Zeker als ik echt iets specifieks wil - een bepaalde
jurk of mooi pak. Voor schoenen is de keus helemaal beperkt; ik ken
eigenlijk maar één verantwoord merk met mooie damesschoenen.
Maar toch... het ergert me wel dat ik uiterlijk blijkbaar zo belangrijk
vind dat ik er soms mijn principes voor opzij zet.” ◆
Wil jij ook je verhaal vertellen? Mail naar: [email protected]
NOBODy IS PERFECT
79
80 QPQ | 3 • 2010
Net als ik me op een zaterdagochtend met
ontbijt en krant op mijn dakterras wil neervlij-
en, gaat de bel. Een mooie donkere man staat
voor de deur. Ik ken hem niet. Zijn overhemd
met korte mouwen en stropdas verraden hem
meteen. Net als de kleuter aan zijn zijde. Deze
man wil mij bekeren. Ik heb de keus. Meteen
zeggen dat ik niet geïnteresseerd ben of
gewoon eens luisteren naar wat hij te vertel-
len heeft.
“Vraagt u zich wel eens af of oorlogen en
geweld in de wereld ophouden? Hoe het ver-
der moet met deze wereld? En hoe u voor
altijd gelukkig kunt zijn?” Het lijkt me onmo-
gelijk om te leven zonder jezelf die vragen te
stellen. Hij glimlacht, zichtbaar opgelucht. De
antwoorden op die vragen staan namelijk in
het beduimelde boek dat hij bij zich heeft: de
Bijbel. Even ben ik jaloers. Op zijn vertrouwen
dat de antwoorden op veel te grote levens-
vragen gewoon ergens in een boek zijn op
te zoeken. Het lijkt me heerlijk om dat geloof
te hebben. Hij is mijn verweer voor, door te
zeggen dat niet iedereen op deze wereld zich
gedraagt naar de antwoorden die de Bijbel
geeft. Dat er daarom helaas nog steeds veel
ellende is.
oP De DremPel
Annemarie de Jong
is directeur van
De Baak Change
en columniste bij het
Financieele Dagblad.
Voor QPQ schrijft ze
over de nieuwe tijd.
Tekst: Annemarie de Jong
80 QPQ | 3 • 2010
COLUMN
Vertwijfeld kijkt hij me aan als ik zeg dat ik
niet geloof in eeuwig geluk en ook niet in
een boek dat alle antwoorden bevat. En dat ik
eigenlijk geen antwoord hoef te vinden op de
vragen die ik me stel. Dat wat ik in mijn zoek-
tocht naar die antwoorden tegenkom, dát
beleven, soms alleen en vaak met anderen,
dáár gaat het voor mij over. Eeuwig geluk lijkt
me heel erg saai.
Zijn zoontje begint zich te vervelen. Hij aar-
zelt even op de drempel en loopt vervolgens
doelgericht naar de fatboy in mijn studeerka-
mer. Net zoals mijn neefje dat graag doet, laat
hij zich er vol overgave op vallen.
Ineens realiseer ik me dat ik precies hetzelf-
de doe als deze man. Vanuit mijn overtuiging
ga ik ook de deuren langs. Ik noem het facili-
teren van organisaties bij veranderen en lei-
derschapsontwikkeling. Of columns schrijven.
Dat doe ik net zo goed vanuit een missie: de
wereld een beetje mooier maken.
De drijfveer om de wereld mooier te maken
en een diep geloof dat dat mogelijk is. Daarin
vinden we elkaar, op mijn drempel. Al ziet het
er bij beiden net iets anders uit. Ik geloof in de
kracht van zoeken en nieuwe vragen, hij in het
vinden van de antwoorden.
Hij wenst me veel succes met zoeken en ik
bedank hem voor een mooi gesprek. ◆
Ik geloof niet in eeuwig geluk of in een boek dat alle antwoorden bevat. Ik hoef geen antwoorden te vinden. De zoektocht beleven, dáár gaat het voor mij over.
81
Een vers
kopje thee
Een eigen huis, een plek onder de zon
Voor Stichting Het Groene Woudt was direct duidelijk dat ze op een andere manier ontwikkelingshulp wilden bieden: ondernemend. Neem nou de armoede onder de theeboeren op West-Sumatra: Inmiddels produceren zij daar biologische groene thee onder de naam Bio Tea Indonesia, geheel zelfstandig en met een wereldwijde afzetmarkt. Volgens directeur Meindert Witvliet heeft zulk sociaal ondernemerschap de toekomst. Hij legt onder het genot van een kop ‘groene’ thee uit waarom.Tekst: Nils Elzenga | Fotografie Isabel Nabuurs
82 QPQ | 3 • 2010
83
THEMA DOMINEE OF KOOPMAN
In de veertig jaar die Meindert Witvliet (66) werkt in de ont-
wikkelingssamenwerking is hem één ding steeds duidelijker
geworden: alleen ontwikkelingsprojecten met een bedrijfs-
matige aanpak hebben op de lange termijn kans van slagen.
“Dat licht ben ik eigenlijk pas echt gaan zien toen een gro-
te Nederlandse ontwikkelingsorganisatie me eind jaren ’90
wegens financiële problemen vroeg als crisismanager te komen
werken”, vertelt Witvliet. Hij is een voorname man wiens jeug-
dige oogopslag en levendige gebaren mooi contrasteren met zijn
grijze scheiding en keurige poloshirt.
Witvliets logische eerste vraag aan zijn nieuwe, door de over-
heid gesubsidieerde werkgever luidde: wat gebeurt er nou zoal
met jullie budgetten? “Niemand bleek me dat te kunnen ver-
tellen. Ik heb een lang en moeizaam gevecht moeten leveren
voordat ik überhaupt inzicht kreeg in de programma’s. Terwijl
ik die bestudeerde begon ik steeds helderder in te zien dat je
zoveel schooltjes kunt schenken als je wilt, maar dat ze altijd
afhankelijk zullen blijven van externe steun.”
En toch, zegt Witvliet, is die donatiementaliteit nog altijd lei-
dend in de ontwikkelingssamenwerking. “De Novibs, Plans en
ICCO’s van deze wereld roepen wel dat ze economische ont-
wikkelingen stimuleren, maar in de praktijk komen hun projec-
ten nog steeds vooral neer op weggeven. Van mij mag de over-
heid vandaag nog stoppen met het subsidiëren van zulke clubs.
Ik geloof absoluut niet meer in traditionele ontwikkelingssa-
menwerking.”
Sociaal ondernemerschap
De kans om zijn theorieën een praktisch gezicht te geven
kreeg Witvliet nadat hij begin 2006 werd gevraagd als direc-
teur van Stichting Het Groene Woudt (SHGW), een private
ontwikkelingsorganisatie die enkele maanden eerder was opge-
richt door een ondernemersfamilie die anoniem wil blijven en
zijn financiën buiten de openbaarheid houdt. “In mei 2006
zijn er enkele sessies georganiseerd met de familie, wat externe
partijen en mijn net aangenomen collega Emmy Janssen, die ik
nog kende van een eerdere baan. Doel was het vaststellen van
SHGW’s precieze koers.”
Die gesprekken leverden een aantal richtlijnen op. Witvliet:
“De familie zei allereerst: wij hebben ons kapitaal opgebouwd
met hard werken en bedrijven opzetten, dus onze stichting
moet zijn projecten bedrijfsmatig benaderen. Daarnaast bleek
de familie iets te willen doen tegen de trek in ontwikkelingslan-
den van platteland naar stad, waar mensen vaak slechts slop-
penwijken en ontheemding wacht. Dus moest SHGW zich gaan
richten op projecten in de landbouw, immers de belangrijkste
Wij hebben ons kapitaal opgebouwd met hard werken en bedrijven opzetten, dus onze stichting moet zijn projecten bedrijfsmatig benaderen.
84 QPQ | 3 • 2010
economische activiteit op het platteland.” Deze ingrediënten
verwerkten Witvliet en Janssen (42) tot een mission state-
ment. Witvliet: “In één zin is onze filosofie: het stimuleren van
economische ontwikkelingen op het platteland in het globale
zuiden door het bedrijfsmatig opzetten van sociale onderne-
mingen. Wat dat dan precies zijn, sociale ondernemingen, is
de vraag.” Janssen, die ook is aangeschoven bij het gesprek in
SHGW’s hoofdkwartier, een statige villa aan de Hoofdstraat in
Driebergen, beantwoordt de vraag. “Allereerst betekent het dat
we alle relevante lokale partijen vanaf dag één betrekken bij een
project. Niet alleen bevolking, maar ook overheid, bedrijfsleven
en religieuze instellingen. Deze ketenbenadering zie je bij ons
overal terug. Zo houden we ons nooit alleen bezig met de pro-
ductie van gewassen, maar ook met de verwerking en marke-
ting daarvan.”
Het hoofddoel daarbij is nooit het verdienen van zoveel moge-
lijk geld voor aandeelhouders, vult Witvliet zijn collega aan,
maar het verbeteren van het inkomen en de leefomstandighe-
den van de lokale bevolking. “Wij geloven in het ‘social return
on investment’-principe, dat behalve naar economische winst
vooral ook kijkt naar de sociale baten van een onderneming.”
Omdat die sociale baten ook het behoud van natuur en milieu
behelzen, opereert SHGW zoveel mogelijk CO2-neutraal.
Bijvoorbeeld door het gebruik van biobrandstof, bij voorkeur
uit de taaie Jatropha-plant, die op arme grond gedijt en daar-
door niet concurreert met voedselproductie. “Let wel”, haast
Witvliet zich te zeggen, “we zien biobrandstof niet als oplossing
voor het wereldwijde energievraagstuk dat excessen heeft opge-
leverd als het platbranden van regenwoud voor plantages, maar
puur als middel om onze projecten en de bevolking daarom-
heen van energie te voorzien.”
SHGW’s holistische aanpak betekent overigens niet dat de
stichting zich voor eeuwig bindt aan zijn projecten. “Sterker
nog”, zegt Janssen, “voor we beginnen hebben we al nage-
dacht over onze exitstrategie. Nee, daarvoor gelden geen vaste
tijdspannes. Het enige criterium is of het project zelfstandig
winstgevend kan functioneren.” Om dat zo snel en goed moge-
lijk voor elkaar te krijgen, houdt SHGW het aantal projecten
beperkt. Witvliet: “Momenteel zijn we alleen actief in Kenia,
Tanzania, India en Indonesië. Veel ontwikkelingsorganisaties
willen overal tegelijk zijn en raken daardoor versnipperd.”
Indonesische thee
Een mooi voorbeeld van SHGW’s werkwijze is het project Bio
Tea Indonesia, ofwel de productie van biologische groene thee
in een verarmd ruraal gebied op West-Sumatra. Witvliet:
85
87
“In 2007 belde een medewerker van Plan Indonesië, Tri
Kuntarto, een bekende uit mijn netwerk. Veel theeboeren in
zijn land, vertelde hij, leefden onder de armoedegrens. Wilden
wij niet proberen daar iets aan te veranderen?”
Voordat Witvliet daarover kon besluiten moest hij uitzoe-
ken waarom Indonesische theeboeren het zo zwaar hadden.
Witvliet: “Allereerst bleken ze hun thee veelal alleen onregel-
matig kwijt te kunnen aan slecht functionerende staatsbedrij-
ven. Bovendien teelden ze praktisch alleen zwarte thee, terwijl
de wereldmarkt daarvoor krimpt. Voor groene thee daaren-
tegen, en dan vooral de biologische variant, is de markt juist
groeiende, vooral door toenemende vraag vanuit de gezond-
heidsindustrie. Groene thee bevat namelijk gezond geachte
antioxidanten en wordt ook veel gebruikt in cosmetica.” Hier
lagen dus duidelijke kansen voor een succesvol project.
Volgende vraag: waar te beginnen? Tri Kuntarto suggereerde
een gebied op Java, niet ver van hoofdstad Jakarta. Witvliet:
“Wij vreesden echter dat het gebied op termijn door de uitdij-
ende metropool zou worden opgeslokt. Toen kwam Tri met het
gebied Solok, nabij de kuststad Padang op West-Sumatra. Daar
had hij een coöperatie gevonden van zo’n vijfhonderd nood-
lijdende keuterboertjes. Hij had zelfs honderd boerenfamilies
geïdentificeerd die helemaal geen land meer bezaten.”
Voor die landloze families ontfutselden Kuntarto, Witvliet en
Janssen – een driemanschap dat tot op heden de ruggengraat
vormt van Bio Tea Indonesia – aan de districtsautoriteiten hon-
derdvijftig hectare braakliggend land, genoeg om elke familie
een boerenbedrijf te laten beginnen. Witvliet: “De eerste vraag
die we kregen van de gezaghebbers was: wat zit erin voor ons?
Pas toen ze zeker wisten dat er bij ons niets te halen viel, en ze
er bovendien van overtuigd waren dat wij niet uit winstbejag
handelden, zijn ze akkoord gegaan met het gratis beschikbaar
stellen van het land. Daarbij hielp overigens ook dat Kuntarto
het politieke spel slim speelde. Bijvoorbeeld door het prestige te
benadrukken dat gemoeid is met een armoedebestrijdingpro-
ject. De bestuurders die sindsdien komen kijken, pretenderen
dan ook vaak dat ze het allemaal zelf voor elkaar hebben gekre-
gen.”
Droogmachines, persapparaten en biogasinstallaties
In werkelijkheid is Kuntarto de centrale figuur van het pro-
ject. Nadat hij de landloze families had gehuisvest, was het
zaak om een kwekerij voor biologische groene thee op te zet-
ten. Janssen: “Het kweken van een theestekje alleen al duurt
namelijk vier maanden, en pas drie jaar daarna levert de plant
daadwerkelijk thee.” Voor de verwerking van die thee was uiter-
aard een fabriek nodig. Janssen: “Daarvoor hebben we aange-
Ons hoofddoel is nooit het verdienen
van zoveel mogelijk geld.
Wij geloven in het SROI-principe. Zo
gebruiken we de Jatropha-
plant om ons onze
projecten en de bevolking
van energie te voorzien.
88 QPQ | 3 • 2010
klopt bij een nabijgelegen staatsbedrijf, maar dat kon zijn pro-
ductieproces niet aanpassen. Dus hebben we een eigen fabriek
gebouwd. De verwerking van groene thee is namelijk een
behoorlijk proces. Binnen drie uur na plukken moeten de thee-
blaadjes de eerste droogmachine in, die een derde tot de helft
van het vocht eruit haalt en zo fermentatie voorkomt. Gebeurt
dat niet dan zijn de blaadjes alleen nog geschikt voor zwarte
thee. Na een tweede droging, die nagenoeg al het vocht verwij-
dert, heb je groene thee.”
Toen de hardware eenmaal overeind stond, rees de uitdaging
om alles milieuvriendelijk van energie te voorzien. Witvliet:
“We hebben vanaf het begin gezegd: dit project wordt honderd
procent klimaatneutraal. Gelukkig vonden we in de omge-
ving boeren die in het verleden door de overheid gedwongen
waren Jatropha te gaan telen - zonder dat die overheid het
product daarna overigens afnam. Die boeren leveren nu aan
ons.” Een eigen persinstallatie op het fabrieksterrein verwerkt
de Jatropha-noten tot twee producten. “Olie waarmee we onze
generatoren aandrijven en residu dat we gebruiken voor biolo-
gische compost.” Voor diezelfde compost schafte SHGW zelfs
een heuse veestapel aan. “Elk kwartaal kopen we vijftig stieren.
Hun mest en urine gaan de compost in, maar we mesten ze ook
vet voor de verkoop.”
Dat de weg naar optimaal gebruik van de beschikbare mid-
delen nog niet ten einde was, bleek toen werd ontdekt dat zowel
het Jatropha-residu als de stierenmest nog energie bevatte die
verloren ging bij het composteren. Witvliet: “Dus hebben we
een biogasinstallatie gebouwd als tussenstap. Daarin verdwij-
nen residu en mest, om er pas drie weken later weer uit te
komen en dan alsnog de compost in te gaan. Per dag levert dat
3000 kubieke meter biogas op.” Dat is zoveel dat op een fractie
ervan nu alle droogmachines en een deel van de generatoren
draaien. Witvliet: “Daarom willen we het ook gaan gebruiken
in de huizen die we momenteel bouwen voor werknemers, en
experimenteren we met het persen van het gas voor de verkoop
in flessen.” Janssen knikt instemmend. “Weet je wat het is? Wij
zijn niet afhankelijk van extern geld en kunnen daardoor meer
risico’s nemen en innoveren. Juist daarin willen we ook onder-
scheidend zijn.”
In Indonesië is dat in elk geval gelukt, want op West-Sumatra
is twee maanden geleden SHGW’s klimaatneutrale sociale
theeonderneming Bio Tea Indonesia volledig in bedrijf gegaan.
Vanaf volgend jaar moet dat jaarlijks zo’n driehonderd ton bio-
logische groene thee opleveren.
88 QPQ | 3 • 2010
89
In de praktijk komen de projecten van de Novibs, Plans en ICCO’s van deze wereld vooral neer op weggeven. Ik geloof absoluut niet meer in traditionele ontwikkelings-samenwerking.
89
giro 300www.hartstichting.nl
91
Als iemand betrouwbaar is, verstrekt de coöperatie hem
tegen redelijke voorwaarden een lening: ons project is geen
liefdadigheid, maar functioneert als een bedrijf.
Associaties en coöperatieven
Maar waar moet al die thee dan worden afgezet? “Daarvoor
werken we samen met internationale partners”, zegt Emmy
Janssen. “Neem TransFair USA, die momenteel voor ons
de Amerikaanse markt verkent en goede contacten heeft
met megabedrijven als Walmart en Wholefoods. Op dezelf-
de manier hebben we voor de Europese markt Amigos
International ingeschakeld, een onderneming uit Wageningen.”
Ook lokale partners in Solok zijn cruciaal voor het theepro-
ject. En dan vooral de NGO CERDAS waarvan, hoe kan het
ook anders, Tri Kuntarto directeur is. CERDAS verschaft
voorlichting en technische assistentie, en heeft twee coöpera-
ties opgezet waarvan bij het project betrokken boeren – of ze nu
thee, Jatropha of stieren leveren – lid moeten worden. De eerste
is de Multi Purpose Association (MPA), die praktische zaken
regelt als transport, collectiepunten en correcte weging.
Minstens zo belangrijk als de MPA is de Saving and Credit
Cooperative (SCC), die microkrediet verstrekt. Witvliet:
“Voorheen kregen boeren nauwelijks tot geen leningen. Ze
konden geen onderpand bieden, de rentes liggen in Indonesië
astronomisch hoog en een lening moet binnen een jaar worden
terugbetaald. Als bij ons daarentegen de MPA verklaart dat
iemand betrouwbaar is, verstrekt de SCC hem tegen redelijke
voorwaarden een lening. Daarmee kan hij dan bij ons stekjes,
compost en andere zaken kopen. Want nogmaals: ons project is
geen liefdadigheid, maar functioneert als een bedrijf.”
Om het feit te ondervangen dat de SCC bepaalde functies van
een bank niet kan vervangen, kreeg SHGW een Indonesische
bank zover om een speciale vestiging te openen in Solok.
Witvliet: “Die verzorgt nu bijvoorbeeld het spaargedeelte voor
de boeren.”
Zo heeft SHGW in Solok alle structuren overeind geholpen
om zelf, conform de richtlijnen van de stichting, op termijn uit
het project te stappen. Witvliet: “De tachtig procent aandelen
die wij vanaf het begin in handen hebben - Tri Kuntarto bezit
de overige twintig procent – gaan we daartoe langzaam maar
zeker overdragen aan de MPA, zodat de boeren het bedrijf uit-
eindelijk zelf in handen krijgen.” Voor de mensen van SHGW,
Meindert Witvliet en Emmy Janssen in het bijzonder, zal dat in
elk geval een glorieus moment zijn. Witvliet: “Dit soort projec-
ten, zo heb mijn gehele carrière steeds weer ervaren, kan een
wezenlijke bijdrage leveren aan de bestrijding van armoede. En
ja, daarvoor voel ik een enorme passie. Dit is het mooiste werk
dat een mens kan doen.” ◆
91
92
Tekst: Maarten van der Schaaf
92 QPQ | 3 • 2010
93
Ontwikkelingshulporganisaties moeten resultaatgerichter opereren en het bedrijfsleven moet meer worden betrokken bij armoedebestrijding. Zegt het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Toch krijgen de meeste ontwikkelingsclubs die opereren als sociale ondernemingen naar alle waarschijnlijkheid geen subsidie meer.
93
THEMA DOMINEE OF KOOPMAN
De Wereldwinkel, sociaal ondernemen avant la lettre.
Minister Maxime Verhagen stak begin juni nog de lofzang af
over het concept dat veertig jaar geleden begon met de verkoop
van een handvol producten uit Oeganda vanuit een huiskamer
in Breukelen en inmiddels is uitgegroeid tot een organisatie met
vierhonderd winkels en 12.500 vrijwilligers. Verhagen noemde
de Wereldwinkels “de motor achter de groei van eerlijke handel
in Nederland” en het bewijs dat “je prima koopman en domi-
nee tegelijkertijd kan zijn”.
Toch krijgt de Fair Trade Alliantie - waarvan de Landelijke
Vereniging van Wereldwinkels onderdeel uitmaakt - geen sub-
sidie meer van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking
waar Verhagen als demissionair minister verantwoordelijk voor
is. De alliantie voldoet niet aan de criteria van het zogenaam-
de medefinancieringsstelsel (MFS-2), het subsidieregime voor
ontwikkelingssamenwerkingorganisaties.
Mismatch
“De bureaucratie heeft het gewonnen van de inhoud”,
reageert Huub Jansen van de Landelijke Vereniging van
Wereldwinkels en voorzitter van de Fair Trade Alliantie op de
afwijzing van het ministerie. “MFS-2 is een bureaucratisch
gedrocht. Gevolg: een mismatch tussen enerzijds de beleidsin-
tenties van de Minister en anderzijds de criteria waarop wordt
getoetst of organisaties in aanmerking komen voor subsidie.
Neem bijvoorbeeld het meten van resultaten - altijd lastig voor
ontwikkelingssamenwerkingclubs, maar wel een prioriteit van
de minister. Wij steunen bedrijven in arme landen die markt-
gericht produceren. Groeien die partners? Stijgt hun omzet en
het aantal werknemers? Dat kan je eenvoudig meten. Waarom
is die meetbaarheid dan geen criterium?”
De subsidieaanvraag van ontwikkelingsorganisatie Solidaridad
werd in eerste instantie ook afgewezen - Solidaridad diende een
bezwaarschrift in, maar die procedure loopt nog. Volgens Nico
Roozen, directeur van Solidaridad dat onder meer samenwerkt
met multinationals om hun productieketens te verduurzamen
in arme landen, vallen initiatieven met een focus op de private
sector moeizaam in het format van het medefinancieringsstelsel.
“Neem de keuze voor de landen waarin je werkt. Het ministe-
rie wil graag dat je projecten uitvoert in fragiele staten. Maar
wij laten de productketens bepalen in welke landen we actief
zijn. Zo hebben we een convenant gesloten met Douwe Egberts
over het verduurzamen van hun koffieketen. Hun koffie komt uit
Kenia en Vietnam, dus gaan we daar aan de slag. Met ’s werelds
94 QPQ | 3 • 2010
Het subsidiebeleid is een bureaucratisch gedrocht. Het zorgt voor een mismatch tussen beleidsintenties en toetsingscriteria.
Trends in ontwikkelingssamenwerking
Op 18 januari 2010 werd het langverwachte rapport ‘Minder pretentie,
meer ambitie’ van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR)
door Peter van Lieshout aangeboden aan minister Koenders. In het rapport
wordt het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid kritisch onder
de loep genomen. Door de val van de regering is het nog wachten op een
officiële reactie van het kabinet. “Het is eigenlijk niks nieuws wat er in het
WRR-rapport staat”, zegt onderzoeker Lau Schulpen van het CIDIN. “Vooral
omdat het WRR nu ook zegt dat economische ontwikkeling meer aandacht
moet krijgen in het ontwikkelingssamenwerkingbeleid, zorgt het rapport
voor zoveel commotie.” De discussie over enerzijds meer focus op economi-
sche groei of anderzijds meer aandacht voor sociale thema’s als onderwijs
en gezondheidszorg is volgens Schulpen al zeker vijftig jaar oud. “De ideeën
hierover golven op en neer.” Schulpen ziet wel een andere, nieuwe verschui-
ving in het landschap van ontwikkelingssamenwerking. “Maatschappelijke
organisaties in het Zuiden worden steeds sterker. Zij kunnen in toenemende
mate direct invloed uitoefenen op het beleid van hun overheden. Daardoor
nemen staten in het zuiden steeds meer zelf de verantwoordelijkheid om
sociale voorzieningen neer te zetten – een taak die in het verleden vaak door
Westerse NGO’s werd verricht. Die NGO’s zullen zich daarom steeds meer
richten op indirecte armoedebestrijding door middel van lobbyen bij rege-
ringen en internationale organisaties.”
grote cacaoproducenten doen we hetzelfde. Voor cacao moet je
naar Ivoorkust. De keten is leidend, maar dat staat haaks op de
logica van het ministerie.”
Gewoon cool
Butterfly Works is een van de weinige sociale ondernemin-
gen die er wel in is geslaagd om onderdeel te worden van een
alliantie die mogelijk subsidie zal krijgen. In de IMPACT-
alliantie werkt de Amsterdamse social design studio samen
met ontwikkelingsorganisaties Oxfam Novib, SOMO, de 1%
Club en Hirda. “Wij zijn geen traditionele hulporganisatie”,
zegt Butterfly Works medeoprichter Ineke Aquarius. “We func-
tioneren als een designstudio, maar onze missie is gericht op
armoedebestrijding. Vijftig procent van onze inkomsten komt
van de overheid, de rest wordt betaald door onze klanten. Dat
zijn bedrijven en gemeenten, maar ook stichtingen of andere
maatschappelijke organisaties. We voelen ons sociaal onderne-
mers.”
Aquarius constateert dat traditionele ontwikkelingsclubs een
vernieuwende sociale onderneming als Butterfly Works als een
toegevoegde waarde beschouwen voor hun alliantie. “We heb-
ben gesprekken gevoerd met ongeveer veertig organisaties en
97
vrijwel iedereen wilde graag met ons samenwerken. Dat voelt
als een groot compliment. Grappig genoeg wisten de meeste
organisaties niet eens precies wat we deden: ze vonden ons
gewoon ‘cool’.”
De Amsterdamse design studio tegen armoede moest wel
zijn bedrijfsstructuur aanpassen om in aanmerking te kunnen
komen voor MFS-2. De BV en de stichting werden losgekop-
peld van elkaar. “Voorheen vielen commerciële opdrachten
onder de BV en de rest onder de stichting. Dat kan nu niet
meer.” Dat die juridische stap nodig was, vindt Aquarius heel
raar. “Ik heb me er over verbaasd dat de aanmoediging om
bedrijven te betrekken in de alliantievorming uiteindelijk hele-
maal niet in het medefinancieringsstelsel is opgenomen. Bij
het 60-jarige bestaan van ontwikkelingssamenwerking prees
oud-minister Bert Koenders nota bene ‘Return to Sender’ als
hét voorbeeld van ontwikkelingssamenwerking nieuwe stijl. Die
organisatie verkoopt producten uit arme landen via de HEMA.
De winst vloeit terug naar ontwikkelingsprojecten in deze
landen. Return to Sender is supercommercieel, het is volledig
ingebed in de marketingstrategie van de HEMA.”
Multistakeholder-initiatief
“Natuurlijk kunnen bedrijven voor veel toegevoegde waarde
zorgen in de hulpsector”, beaamt Lau Schulpen, onderzoe-
ker bij het Nijmeegse Centre for International Development
Issues (CIDIN). “Ondernemingen pakken zaken anders aan.
Ze hebben een andere stijl, kijken door een andere bril en zijn
meer geneigd risico te nemen. Dat zou geen kwaad kunnen in
de ontwikkelingssamenwerkingsector. Andersom geldt hetzelf-
de: bedrijven kunnen een grotere sociale bijdrage leveren door
samen te werken met NGO’s.” Dat wil volgens Schulpen niet
zeggen dat de overheid die samenwerking moet stimuleren door
bedrijven ook in aanmerking te laten komen voor subsidies
die specifiek zijn bedoeld voor maatschappelijke organisaties.
“Om ondernemen in ontwikkelingslanden te promoten kunnen
bedrijven tal van andere subsidies krijgen.”
Een van die overheidsloketten is het Initiatief Duurzame
Handel (IDH), dat drie jaar geleden werd opgericht op initia-
tief van oud-minister Koenders. In het IDH werken NGO’s en
bedrijven samen, ondersteund door de overheid. Bedrijven met
de ambitie om hun keten te verduurzamen stellen hiervoor zelf
een strategie op en brengen de benodigde financiële
Het ministerie wil dat je projecten
uitvoert in fragiele staten.
Wij laten de productketens
bepalen in welke landen
we actief zijn. Dat staat
haaks op de logica van het
ministerie.
Kijk op www.prinsesbeatrixfonds.nl/busje of bel 070-3607607.
Wie gaat met mij buurten?
Word collectant en help mensen met een spierziekte.
Giro969
Belangrijkste criteria MFS-2
MFS-2 is bedoeld voor Nederlandse maatschappelijke organisaties
die zich structureel inzetten voor versterking van het maatschappe-
lijk middenveld als bouwsteen voor duurzame armoedevermindering
in ontwikkelingslanden. Om in aanmerking te komen voor subsidie
moeten maatschappelijke organisaties voldoen aan een hele reeks
voorwaarden:
1) De drempelcriteria (D-toets); waaronder de voorwaarde dat orga-
nisaties in Nederland zijn gevestigd en zich inzetten voor structurele
armoedevermindering in bepaalde landen in de vorm van samenwer-
king met, beschikbaarstelling van expertise aan, of financiële spon-
soring van particuliere organisaties, dat wil zeggen maatschappelijke
organisaties zonder winstoogmerk. Daarnaast moet ten minste vijfen-
twintig procent van de jaarlijkse inkomsten afkomstig zijn uit bronnen
anders dan subsidies van Buitenlandse Zaken.
2) De organisatietoets (O-toets); toets van onder meer de kwaliteit
van de administratieve organisatie, de doelmatigheid van de organi-
satie, de toepassing van de Code Wijffels, het beleid ten aanzien van
de zuidelijke partners, een track record van de afgelopen vijf jaar, een
contextanalyse, planning, monitoring en evaluatie (PM&E).
3) De alliantietoets; de capaciteit en de meerwaarde van de alliantie
moet worden aangetoond.
middelen in. Onder het IDH worden de inspanningen van
bedrijven gekoppeld aan de expertise en inzet van NGO’s. Het
ministerie heeft hiervoor twintig miljoen euro beschikbaar
gesteld.
“Een multistakeholder aanpak,” noemt Nico Roozen van
Solidaridad het Initiatief Duurzame Handel. Roozen is voor-
stander van een grotere rol voor het IDH. “Ik kan me voorstel-
len dat het budget voor het IDH in de toekomst wordt uitge-
breid ten koste van het medefinancieringsstelsel. De structuur
van MFS-2 - een subsidiepot van circa 425 miljoen euro - staat
voor ouderwets ontwikkelingsdenken, het stimuleert in onvol-
doende mate de samenwerking met marktpartijen. Het IDH zet
daarentegen de financiële middelen en expertise van maatschap-
pelijke organisaties en bedrijven gezamenlijk in als katalysator
voor ontwikkeling. Dat is een goede manier van werken.” ◆
99
Oud-minister Bert Koenders prees nota bene Return to Sender als hét voorbeeld van ontwikkelingssamenwerking nieuwe stijl. Dat project is juist supercommercieel.
100 QPQ | 3 • 2010
THEMA DOMINEE OF KOOPMAN
QPQ | 3 • 2010100
Als geld echt
noodzakelijk is
om een project
van de grond
te krijgen,
zijn er voldoende
alternatieven
voor subsidies.
101
Liever geen subsidie. Of is het
stiekem toch wel handig?
Tekst: Maarten van der Schaaf | Fotografie: Frank Groeliken
Ontwikkelingssamenwerking drijft op subsidies. Maar veel sociale ondernemingen die zich op dit terrein begeven, willen liever geen overheidssteun. Ze profileren zich als vernieuwende organisaties die hun inkomsten uit de markt halen. Daarvoor zijn voldoende mogelijkheden, maar de subsidiestroom is nooit ver weg.
THEMA DOMINEE OF KOOPMAN
101
102 QPQ | 3 • 2010
EsteamWork – Machiel van Dooren Share People – Cosmas Blaauw
EsteamWork
EsteamWork adviseert goed doelen en organiseert ‘learning
journeys’ voor senior management naar ontwikkelingslanden.
Op reis stellen ze deze managers voor een strategische uitda-
ging van een lokaal bedrijf, veelal een partnerorganisatie van
een internationale NGO. EsteamWork werkt voornamelijk met
het Internationale Rode kruis, organisaties verbonden aan de
fair trade-beweging en voor UN Volunteers. Hun opdrachtge-
vers zijn vaak grote Nederlandse bedrijven die een kwalitatief
hoogwaardige uitdaging zoeken voor hun topmensen. De reis
valt vaak binnen het kader van een MBA-traject dat managers
volgen.
meer informatie: www.esteamwork.com
Share People
SharePeople brengt ondernemers in ontwikkelingslanden in contact
met ambitieuze professionals uit heel Europa. Door lokaal kennis en
ervaring uit te wisselen versterken beide partijen hun professionele
vaardigheden. Tijdens een werkreis pakken Europese managers samen
met lokale ondernemers concrete business cases aan. Veel bedrijven
zetten SharePeople in binnen leiderschapstrajecten (MD) of in het
kader van MVO. SharePeople gelooft dat het delen van kennis en het
stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid beter werkt in de strijd
tegen armoede, dan het doneren van geld.
meer informatie: www.sharepeople.nl
Be More
Be More zendt elke maand ruim vijftig vrijwilligers uit om minimaal
een maand te werken bij ontwikkelingsprojecten in Zuid-Afrika (13
projecten), Uganda (7) en Malawi (3). Volgens yvette Haas hebben alle
projecten – voornamelijk met straatkinderen, kansarme jongeren en
kwetsbare ouderen – hun effectiviteit bewezen. Be More bepaalt niet
wat er ter plekke gebeurt, maar de regiocoördinatoren houden dat wel
in de gaten.
meer informatie: www.bemore.nl
103
Be More – Yvette Haas
Wij zijn niet verbonden aan één goed doel. Daardoor kunnen we kritisch blijven ten opzichte van onze opdrachtgevers, de overheid en NGO’s. Deze vrije rol moeten we koesteren.
Vanuit een studentenkamer en met een paar duizend euro
– geleend om een berg promotiemateriaal te laten drukken –
begon Yvette Haas (27) samen met Michel Groenenstijn (30)
in 2006 de stichting Be More. Haas: “We bieden Nederlanders
de mogelijkheid om een paar weken mee te helpen bij ont-
wikkelingsprojecten in Zuid-Afrika, Uganda en sinds dit jaar
Malawi.” Daar bleek veel vraag naar: in het eerste jaar kregen
Haas en Groenenstijn 86 aanmeldingen, het jaar daarop stond
de teller al op vijfhonderd.
Subsidies passen niet bij ons
De deelnemers zijn bereid te betalen voor zo’n werkervaring
in een ontwikkelingsland. De goedkoopste vrijwilligersreizen
kosten vijfhonderd euro voor vier weken, de duurste duizend
euro. Elke reis levert Be More 325 euro op. Daaruit dekt de
organisatie de kosten. Daarnaast ontvangt de stichting donaties
die de projecten in het zuiden ondersteunen. Van die dona-
ties roomt de stichting een deel af om de kosten van de eigen
organisatie te dekken. Subsidies krijgt Be More nauwelijks.
Haas: “We hebben wel een paar keer indirect subsidie gekre-
gen voor onze projecten. Dan werden de donaties voor een
bepaald project verdubbeld door een NGO. Maar voor onze
eigen organisatie werken we liever niet met subsidies. Dat is een
bewuste keuze. Als je subsidie krijgt beperkt dat de flexibiliteit
van je organisatie: op subsidieformulieren moet je opschrij-
ven wat je precies met dat geld gaat doen, wie je doelgroep is
en wat de risico’s zijn. Daar kan je niet meer van afwijken.”
Problematisch vindt Haas. “Stel dat je er achter komt dat je niet
de goede keuzes hebt gemaakt en het project mislukt. Dan heb
je een groot probleem, want je moet wel verantwoording afleg-
gen aan de subsidieverstrekker - en met een beetje pech moet je
het geld zelfs terugbetalen.”
Er zitten meer nadelen aan het werken met subsidies, vindt
Haas. “Stel je voor dat we een rechts kabinet krijgen en de sub-
sidies worden drastisch aangepakt. Als je dan grotendeels van
overheidssteun afhankelijk bent heb je echt een probleem.”
Daarnaast remmen subsidies de creativiteit van de organisa-
tie denkt Haas. Vorig jaar ketste een subsidieaanvraag voor
een evenement van Be More af. Toch wist de organisatie de
bijeenkomst te realiseren – zonder budget, maar door samen te
werken met partners. “Dat geeft meer voldoening dan wan-
neer je je hand hebt opgehouden.” Als geld echt noodzakelijk
is om een project van de grond te krijgen zijn er volgens Haas
voldoende alternatieven voor subsidies. “Dit jaar starten we
met nieuwe projecten in Malawi. Investeringskosten: 20.000
euro. Eerst wilden we twee grote bedrijven proberen te strikken
om allebei 10.000 euro in te leggen, maar uiteindelijk hebben
we voor crowdfunding gekozen. Tweehonderd mensen doneren
honderd euro. Als alles goed verloopt krijgen ze dat geld eind
2011 terug. In no time hebben we op deze manier 92 donateurs
gevonden, voornamelijk vrijwilligers, hun familie en vrienden.
Een bijkomend voordeel van deze financieringsconstructie is
dat deze tweehonderd mensen zich straks betrokken voelen bij
het project. Dat past perfect bij onze organisatie: we streven
immers naar meer betrokkenheid bij mensen in ontwikkelings-
landen.”
QPQ | 3 • 2010104
105
Behalve het aanboren van externe financiële bronnen pro-
beert Be More ook nieuwe activiteiten te verzinnen waarmee
de stichting geld kan verdienen. Haas: “2009 was een lastig
jaar. Mensen gaven minder donaties en we stuurden minder
vrijwilligers op reis dan verwacht. Natuurlijk is het dan pret-
tig om subsidie binnen te krijgen, maar wij zijn gaan zoeken
naar andere oplossingen. We hebben onze kosten verlaagd, zijn
deelnemers beter gaan faciliteren om voor vertrek donaties te
werven voor het project waar ze gingen werken en - de belang-
rijkste maatregel - we hebben Be More Travel opgezet. De
stichting bood vrijwilligers al allerlei leuke weekendtrips aan
tijdens hun verblijf, maar sinds vorig jaar organiseren we dat in
eigen beheer met eigen lokale toergidsen. Daardoor verdienen
we nu zelf geld aan die uitjes.” De vernieuwingen leverden Be
More succes op: de stichting zag het aantal deelnemers in 2009
toenemen en de organisatie bleef uit de rode cijfers. “Het feit
dat we in moeilijke tijden onze eigen broek ophouden geeft ons
bestaansrecht.”
Door de creatieve manier van financieren vormt geldgebrek
voor Be More geen belemmering. Anderzijds doet Haas ook
geen overhaaste investeringen. “Als we nu honderdduizend
euro vrij te besteden zouden hebben, zouden we echt niet zo
maar allerlei projecten gaan ondersteunen in een nieuw land.
Daar zouden we heel zorgvuldig naar kijken. Bij andere organi-
saties hoor je wel eens dat de ontvangen subsidie nog op moet.
Dan is het subsidiesysteem echt doorgeslagen. Vind je het gek
dat donateurs dan gaan twijfelen over het nut van hun giften?”
Subsidies helpen je groeien en focussen
Cosmas Blaauw, directeur van Share People, ziet wel het nut
in van subsidies. SharePeople koppelt managers uit heel Europa
aan ondernemers in ontwikkelingslanden om concrete business
cases aan te pakken. Blaauw – die jarenlang werkte voor match-
makingkantoor YER – dekte de opstartkosten van Share People
in 2004 met zijn eigen spaargeld en met het geld dat bedrijven
betaalden om hun managers uit te zenden. Blaauw: “Om deze
onderneming tot een succes te maken heb je volume nodig: als
je veel bedrijven en managers in Europa wilt bedienen is een
uitgebreid netwerk van bedrijven in ontwikkelingslanden ver-
eist. Om dat netwerk op te bouwen moet je flink investeren. Als
we dat met een banklening hadden gedaan was het in crisisjaar
2009 waarschijnlijk erg moeilijk geworden. Bedrijven waren
toen lastig te bewegen om projecten met ons te doen.”
Blaauw stapte niet naar de bank, maar ging in 2006 een
samenwerking aan met ICCO en De Baak. In een alliantie met
een aantal andere partijen werd subsidie aangevraagd, waar-
van SharePeople een graantje meepikte. “Sindsdien is het aan-
tal opdrachten elk jaar verdubbeld. We zitten nu in vijf landen
in Afrika en Azië. Zonder subsidiegeld hadden we nooit zo snel
kunnen groeien.” Het werken met subsidie leverde niet alleen
rappe groei op, Blaauw kon zijn organisatie hierdoor ook sneller
professionaliseren. “Omdat je al die formulieren moet invul-
len word je gedwongen te focussen. Dat ontbreekt nog wel eens
bij creatievellingen. Onze focus ligt op armoedebestrijding
door middel van het versterken van het MKB in ontwikke-
lingslanden. Die impact staat centraal. Door samen te werken
met ICCO zijn we onze resultaten professioneler gaan meten –
ICCO heeft daar immers jarenlange ervaring mee. Gevolg: we
werken nu veel meer vraaggestuurd waardoor onze impact is
toegenomen.”
Blaauw, die aanvankelijk nogal kritisch was over het werk
van traditionele ontwikkelingssamenwerkingclubs, kreeg door
zijn samenwerking met ICCO een genuanceerder beeld over
het werk van grote NGO’s. “ICCO beschikt over veel kennis,
ervaring en een uitgebreid netwerk waarmee ze doorlopend
relaties onderhouden. Ze zijn veel minder opportunistisch dan
het bedrijfsleven dat vaak snel weer vertrekt als ergens rotzooi
uitbreekt.”
Wel of geen subsidie
De genoemde voor- en nadelen op een rij:
- Subsidies beperken de flexibiliteit van je organisatie.
- Subsidies kunnen de creativiteit van een organisatie remmen.
- Subsidies aanvragen kost veel tijd.
- Als je de doelstelling niet voldoende haalt, moet je het subsidiegeld
terugbetalen.
- Door wisselend overheidsbeleid kan het voortbestaan van een orga-
nisatie in gevaar komen.
+ Subsidies kunnen een snelle start en groei mogelijk maken.
+ Met subsidies kun je sneller professionaliseren.
+ Subsidies dwingen je te focussen.
Het werken met subsidie leverde
niet alleen rappe groei op. We
konden ook sneller professionaliseren.
Omdat je al die formulieren moet
invullen word je gedwongen te
focussen.
107
Onafhankelijkheid koesteren
“Natuurlijk dwingen subsidies je tot focus, maar ik kan je
verzekeren: niets maakt je zo gefocust als een lege bankreke-
ning”, reageert Machiel van Dooren van EsteamWork op de
opmerkingen van Cosmas Blaauw. Hij moet er een beetje bij
grinniken. De twee mannen kennen elkaar goed. Blaauw’s
SharePeople opereert op dezelfde markt als Van Dooren’s
EsteamWork, maar echte concurrenten zijn het niet, denkt Van
Dooren. “Wij richten ons specifiek op ‘learning journeys’ voor
senior managers van een bepaald bedrijf naar een ontwikke-
lingsland. Ook adviseren we goede doelen over het verzakelij-
ken van hun organisatie. We worden volledig betaald door onze
opdrachtgevers.” Van Dooren is meerdere malen in de verlei-
ding gekomen om subsidie aan te vragen voor EsteamWork.
“In onze opstartjaren zaten we een paar keer heel krap bij kas.
Dan konden we de salarissen niet betalen omdat een opdracht-
gever geen haast maakte met betalen. Daar heb ik nachten van
wakker gelegen.” Toch vroeg Van Dooren nooit subsidie aan.
“We wilden graag onafhankelijk opereren zoals een BV dat
betaamt.” Dus ging Van Dooren naar de bank – die hem maar
beperkt tegemoet kwam. “Daardoor groeide het besef dat we
strategische veranderingen moesten doorvoeren. Achteraf ben
ik blij dat Triodos, onze huisbankier, ons maar gedeeltelijk aan
krediet hielp. Anders hadden we de bedrijfsstructuur misschien
niet aangepast en hadden we nu nog steeds een lening moeten
afbetalen.”
Behalve het streven om onafhankelijk en zelfvoorzienend te
opereren, stelt Van Dooren dat het voor een kleine organisa-
tie nauwelijks haalbaar is om subsidie te krijgen. “De aan-
vraag kost zo veel tijd. Bovendien loop je ook flinke risico’s.
Als je de doelstelling van de subsidie niet haalt, moet je het
geld terugbetalen. Dan heb je echt een probleem, want het
geld is dan natuurlijk al lang uitgegeven.” Voorstellen tot het
aangaan van een hechte samenwerking met grotere NGO’s
sloeg EsteamWork ook af. “Wij zijn niet verbonden aan één
goed doel. Daardoor kunnen we kritisch blijven ten opzichte
van onze opdrachtgevers, de overheid en NGO’s. Gaandeweg
is het besef gegroeid dat we onze vrije rol moeten koesteren.”
Inmiddels is EsteamWork volgens Van Dooren financieel
gezond. “We zitten in een stabiele markt. Bedrijven willen hun
topmanagers blijven trainen en in het zuiden liggen er genoeg
uitdagingen op hun te wachten. Elke dag zijn we vrij om onze
eigen keuzes te maken. Dat geeft enorm veel rust.” ◆
Inspiratie voor krachtwijken en topdorpen
Ontwikkelingshulp uit Afrika
Ontwikkelingshulp uit Afrika
Inspiratie voor krachtwijken en topdorpen
QPQ | 3 • 2010108
Ontwikkelingslanden en Nederland – een verschil van dag en nacht, zou je denken. Toch tonen sommige problemen in ontwikkelingslanden opvallende gelijke-nissen met de problemen waar Nederland mee kampt. Wat te denken van de leegloop van plattelandsgebie-den als Limburg, delen van Brabant en Groningen? In die gebieden heerst meer werkeloosheid en bedrijven gaan er vaker failliet dan in de stedelijke gebieden. Het gevolg: vooral jonge mensen trekken massaal naar de Randstad, waardoor het toekomstbeeld van de dorpen die ze achterlaten alleen maar slechter wordt. In ontwikkelingslanden zijn deze processen niet anders: jonge mensen verlaten de arme rurale gebieden, op
zoek naar werk en een betere levensstandaard in de grote stad. Intussen raken de steden steeds voller. Hoewel de toestand in de sloppenwijken in ontwik-kelingslanden natuurlijk vele malen erger is, kent ook Nederland slechte wijken waar de generaties elkaar in steeds dezelfde uitzichtloze situaties opvolgen. QPQ legt drie succesvolle projecten uit Afrika voor aan Carin Boersma, programmaleider bij E-motive, een onderdeel van Oxfam Novib dat sociale projecten in ontwikkelingslanden en Nederland kennis en ervaring laat uitwisselen. Met de prangende vraag: Kan dit ook in Nederland werken?
109
Tekst: Emile Schmitz
Mark Kamau, voormalig leerling en tegenwoordig docent bij
NairoBits, is geboren in een sloppenwijk in Nairobi. “Ik noem
het de slum cycle. Er zijn nauwelijks kansen om iets van je leven
te maken. Je ziet de rijkdom in de stad, de laptops, de mooie
auto’s maar je weet dat het nooit jouw wereld zal worden omdat
er geen geld is voor een opleiding om hogerop te komen.”
NairoBits gaf Kamau de kans om zijn slum cycle te doorbre-
ken, door hem te selecteren voor een opleiding op hun Digital
Design School. NairoBits gebruikt ICT en multimedia op een
creatieve manier om de levens van minder kansrijke kinderen
en jongeren te verbeteren. De school is opgericht in 1999 door
de Nederlandse organisatie Butterfly Works, die tegenwoordig
slechts fungeert als partnerorganisatie, wat NairoBits een volle-
dig Keniaanse school maakt. Sinds 1999 hebben 2500 studen-
ten van NairoBits hun diploma ontvangen.
Via community based organisations, organisaties die (vaak)
op vrijwillige basis opereren binnen een lokale gemeenschap,
komt NairoBits in contact met ambitieuze jongeren die de kans
willen aangrijpen om hun slum cycle radicaal te doorbreken.
Na de selectie leren de studenten eerst de basis - het omgaan
met een computer en internet - en eindigen ze met een stage bij
een van de aangesloten bedrijven. Deze stages resulteren negen
van de tien keer in een baan. Het is dan ook niet verwonderlijk
dat deze opleidingsplekken populair zijn.
NGO’s en ontwerpbureaus prefereren volgens Kamau stu-
denten van NairoBits boven studenten van de universiteiten in
Kenia, omdat de studenten van NairoBits al tijdens hun oplei-
ding ervaren hoe het bedrijfsleven in elkaar zit. Bovendien is op
andere scholen in Kenia de docent heilig en wordt tegenspraak
niet geduld. In discussie gaan met de leraar is uit den boze; de
docent vertelt en de leerling dient slechts te luisteren.
“Het unieke aan NairoBits is dat er wel interactie bestaat tus-
sen de docent en de leerling, waarbij de student zichzelf mag
uitdrukken. Bovendien zijn alle docenten voormalige leerlingen
van NairoBits, wat de band tussen docent en student versterkt.”
Deze werkwijze stimuleert de leerlingen een eigen mening te
vormen en voor zichzelf op te komen; eigenschappen die ook in
het bedrijfsleven van belang zijn.
Mark Kamau geeft aan dat hij veel meer geholpen is door deze
opleiding dan wanneer hij een zak geld had gekregen, waarbij
hij verwijst naar de ontwikkelingshulp. “Ontwikkelingshulp
zoals het op dit moment gebeurt moet stoppen. Geef geen geld,
maar laat hulp komen in de vorm van intelligent engagement:
hulp geven door kennis en mogelijkheden te bieden.”
Het gat tussen arm en rijk is groot in Nairobi, de hoofdstad van Kenia. Zeventig procent van de drie mil-
joen inwoners woont in een sloppenwijk. Wanneer je de pech hebt te worden geboren in deze omgeving is de
kans groot dat je niet ontsnapt uit een wereld van criminaliteit, verslaving en armoede.
Een creatieve doorbraak van de slum cycle
QPQ | 3 • 2010110
ICT-centra die op zonne-energie draaienInternet is een belangrijke factor voor economische groei, maar de toegang tot internet in ontwikkelingslan-
den is vaak beperkt. De hoge kosten voor de apparatuur en de internetverbinding kunnen veel mensen zich
namelijk niet permitteren. Bovendien is er een gebrek aan elektriciteit.
De Nederlandse sociale onderneming NICE International
(Nextdoor Internet Communication and Education) bedacht
een manier om deze barrières te overbruggen. Het bedrijf ont-
wikkelde een concept waarbij ICT-centra in ontwikkelingslan-
den draaien op zonne-energie. Hierdoor is elektriciteit geen
probleem meer en hoeven de burgers geen dure computers en
internetaansluiting aan te schaffen, maar kunnen ze terecht in
de NICE-centra.
Deze zijn gevestigd in dorpen en randsteden en worden
gerund door lokale ondernemers op een franchise basis. Het
doel van NICE is om het leven te verbeteren van mensen met
lage inkomens (‘Base-of-the-Pyramid’) die op het platteland
en in de dorpen leven. Deze levensverbetering is volgens Omar
Njie, managing director van NICE Gambia, mogelijk door de
mensen toegang te geven tot internet en andere computerappli-
caties. NICE verschaft internettoegang en biedt trainingen aan
waarmee certificaten zijn te behalen. Daarmee kunnen mensen
bij bedrijven aantonen dat ze met bepaalde applicaties op de
computer om weten te gaan en zo maken ze meer kans op een
baan.
Omar Njie vertelt dat NICE International het project begon
met twee pilot NICE-centra in het West-Afrikaanse Gambia.
“Toen we merkten dat deze twee pilots erg gewaardeerd wer-
den door de bewoners, hebben we in 2009 een derde centrum
geopend in Gambia. Verspreid over het studiejaar 2009-2010
hadden we maar liefst 1500 leerlingen die trainingen volgden
bij de NICE-centra. Een stevige ambitie is belangrijk en daar-
om willen we het concept nog verder uitbreiden naar 250 centra
in tien landen in 2020.”
“Niet iedereen is in staat om naar de NICE-centra toe te
komen. Om zo veel mogelijk mensen een kans te geven op een
betere toekomst, geven we intensieve tweedaagse trainingen
in de dorpen, waarmee een certificaat kan worden behaald.”
NICE werkt hiervoor samen met scholen in die rurale gebieden
waar NICE workshops en presentaties geeft. Elke school heeft
een ‘naigreb’, een tussenpersoon die bemiddeld tussen de scho-
len en de centra.
Scholieren die graag willen leren werken met internet of
andere applicaties kunnen lessen volgen bij de NICE-centra.
Daarnaast hebben de centra een bioscoop om audiovisu-
ele lessen te geven en voor entertainment te zorgen. Recent
onderzoek onder de bezoekers van NICE toont aan dat zij erg
enthousiast zijn over de digitale mogelijkheden die de ICT-
centra van NICE hen bieden.
Zodra de ambitieuze leerlingen kunnen werken met internet
geeft NICE ze, in samenwerking met verschillende partneror-
ganisaties, ook de mogelijkheid om een eigen bedrijf op te rich-
ten door ze daarin te begeleiden. Door bedrijven op te richten
in de rurale gebieden zullen de levensomstandigheden verder
verbeteren.
111
Word ook buddy !www.buddynetwerk.nl of bel 070-3649500
Buddy Netwerk zet zich in voor mensen met een ernstige, chronische en/of levensbedreigende ziekte, zoals kanker, MS of Hart-en Vaatziekten. De impact van de ziekte op iemands sociale en emotionele leven is groot, soms te groot.Word nu buddy en vergroot de wereld van een ander en ook die van jezelf. Simpelweg door er eens per week een paar uur voor de ander te zijn.
Eindelijk echt lerenluisteren
“Migratie naar de steden bestaat over het algemeen uit men-
sen die zoeken naar de zekerheid van een goede baan en verbe-
tering van hun levensstandaard, zoals betere scholen en betere
infrastructuur. Wanneer deze mensen, voornamelijk jongeren,
hier niet in slagen komen ze vaak terecht in het criminele cir-
cuit. Daarnaast lopen de rurale gebieden hierdoor verder leeg
en worden ze steeds minder aantrekkelijk. Daarom proberen
we de migratie naar de steden tegen te gaan”, aldus Cormac
Fortuin van The Swartland Development Foundation (TSDF).
TSDF is een initiatief dat is opgericht in 2007 in
Malmesbury, de grootste stad in Swartland. De stichting
combineert de twee best erkende rurale ontwikkelingsstra-
tegieën met elkaar, namelijk Local Economic Development
en Community Foundations. TSDF richt zich dus op zowel
economische ontwikkeling als op het creëren van sterke lokale
communities in de plattelandsgebieden van de regio.
Om een stop te zetten op de migratie van jongeren naar de
steden heeft TSDF projecten ontwikkeld waardoor het voor
jongeren aantrekkelijker is om in de dorpen te blijven. TSDF
gelooft erin dat ontwikkeling van vaardigheden een sterke en
langdurige impact heeft op jongeren en op de samenleving; je
geeft ze een hengel en geen vis.
Zo is er het Skills Development-project, bedoeld voor werklo-
zen die hiermee vaardigheden opdoen om bijvoorbeeld hui-
zen te kunnen bouwen in de regio. In 2009 hebben elf van de
twaalf mensen die aan het Skillsproject hebben meegedaan
werk gevonden en een van hen heeft haar eigen bedrijf opgezet.
Daarnaast is er een project Youth/Family Development: jon-
geren kunnen via dit project vaardigheden opdoen en inzicht
krijgen in hun familieomstandigheden, die een grote invloed
hebben op de ontwikkeling en het zelfbewustzijn van de jon-
geren. Ze leren omgaan met hun huidige situatie waardoor ze
minder de behoefte krijgen te vluchten naar de steden.
Naast deze twee projecten ontwikkelde TSDF met partner-
organisatie RED Door, een lokaal adviesorgaan van de over-
heid, zogenaamde ‘capacity building programs’ voor kleine en
middelgrote bedrijven om nieuwe en bestaande bedrijven in
de regio te ondersteunen. Goed lopende bedrijven zijn immers
goed voor de werkgelegenheid en de status van de regio.
Hudson McComb, projectmanager van TSDF meent dat “een
regionale ontwikkelingsorganisatie als TSDF in staat is om de
regio positiever neer te zetten en daardoor bij te dragen aan de
versterking van werkgelegenheid, toerisme en business deve-
lopment. Dat maakt de regio aantrekkelijker om te werken en te
wonen.”
Ter plekke stimuleren voorkomt migratieSwartland is een regio in Zuid-Afrika, die uit elf kleine steden bestaat met een inwonersaantal van circa 7,5 miljoen men-
sen. Swartland is een arme regio waar de overheid moeilijk grip krijgt op de talloze problemen, waaronder werkloosheid.
Door het gebrek aan werkgelegenheid kampt Swartland met een migratieprobleem naar de steden. Door deze leegloop blijft
ontwikkeling op het platteland uit waardoor nog meer mensen wegtrekken naar de steden.
Deze artikelen zijn geschreven in samenwerking met lokale reporters van Africa Interactive.
Wil je meer weten? www.africa-interactive.com en www.africanews.com 113
E-motive stuurt volgens dit idee van omgekeerde ontwikke-
lingssamenwerking Nederlanders op stage in de ontwikkelings-
landen en laat trainers uit ontwikkelingslanden hierheen komen
om hun methode aan de Nederlandse organisaties te leren en
het project in Nederland op te zetten. Ook het Oasisproject
werd op deze manier ‘geïmporteerd’. Niet ieder project uit ont-
wikkelingslanden is echter geschikt voor Nederlandse bodem.
“Een project kan in een ontwikkelingsland nog zo succesvol
zijn, als er geen behoefte aan is in Nederland, is de uitwisse-
ling gedoemd te mislukken”, zegt Boersma. “Dan kun je wel
Nederlanders daarheen sturen, of een Afrikaan hierheen halen
om over zijn project te vertellen, maar dat vinden we dan niet
erg respectvol.”
Boersma denkt om die reden dat NairoBits en NICE zich
niet goed zouden lenen voor omgekeerde ontwikkelingssamen-
werking. “Deze projecten passen niet goed in de context van
Nederland. In Nederland is er al heel veel aanbod op het gebied
van ICT en ICT-educatie. Kinderen groeien op met de compu-
ter. Als ze er zelf geen hebben, dan gebruiken ze hem wel in de
klas. Er zijn veel cursussen en er is een groot aanbod van oplei-
dingen op vmbo-, mbo- en hbo-scholen.”
Toch ziet Boersma ook overeenkomsten in aanpak. “Bij het
project NairoBits zie je dat een stage jongeren soms veel verder
helpt dan een universitaire opleiding. Die aanpak zie je ook
steeds meer bij mbo-opleidingen, waar studenten op een leer-
werkplekken ervaring op kunnen doen, zodat ze een soepelere
overgang hebben naar werk.” Bij het NICE-project is Boersma
gecharmeerd van het idee om de bedrijfjes te laten bestieren-
door lokale ondernemers. “Ook voor plattelandsgebieden in
Leren van ontwikkelingslandenSociale problemen worden in ontwikkelingslanden soms op heel inventieve wij-
ze aangepakt. Wat vindt Carin Boersma van het idee om deze projecten ook in
Nederland uit te voeren? “Wij denken bij ontwikkelingslanden vaak alleen maar
aan oorlog en honger, maar we vergeten dat daar ook heel creatieve en goed geschool-
de mensen wonen”, zegt Boersma. Ze is programmaleider van E-motive, een afde-
ling van Oxfam Novib die organisaties in ontwikkelingslanden aan sociale projecten
in Nederland koppelt. “Waarom zou Nederland alleen kennis en geld naar ontwik-
kelingslanden sturen? Omgekeerd kunnen wij ook heel wat van hen leren.”
Het antwoord
114 QPQ | 3 • 2010
Nederland kunnen kleine bedrijfjes de lokale economie een
impuls geven. In Nederland zou je dit echter niet moeten zoe-
ken in de ICT-centra op zonne-energie.”
Het derde project, TSDF, is het meest geschikt voor omge-
keerde ontwikkelingssamenwerking, denkt Boersma. “Hier zie
ik meer overeenkomsten tussen Nederland en het ontwikke-
lingsland dan bij de andere projecten. Wellicht zou dit project
bijvoorbeeld kunnen worden toegepast in Limburg. We zouden
dan eerst op zoek gaan naar een Limburgse organisatie die
zich bezighoudt met werkloosheid onder jongeren, zoals een
gemeentelijk arbeidsbureau. Als dit soort organisaties willen
meewerken en meebetalen, gaat een kerngroepje werknemers
op stage naar het project. Eenmaal terug in Nederland moeten
zij bedenken hoe het project kan worden toegepast in Limburg.
Een ‘skills development’-programma is hier bijvoorbeeld heel
nuttig, maar niet als het bouwen van huizen betreft.”
Toch zet Boersma ook bij het derde project vraagtekens bij
het effect van de uitwisseling. “In Afrika is de situatie in die
dorpen heel ernstig, in Nederland valt het nog reuze mee.
Bovendien heeft een uitwisseling vooral kans van slagen wan-
neer een gelijkwaardige relatie ontstaat: de organisatie uit het
ontwikkelingsland moet de Nederlandse organisatie iets kun-
nen leren. In Nederland weten we bijvoorbeeld niet goed hoe
we moeten omgaan met voorlichting over SOA’s en AIDS in
de moslimgemeenschap. We weten niet goed hoe we dat vanuit
de Koran moeten benaderen. In Afrika hebben ze daarentegen
veel ervaring met AIDS en moslims. De Zuid-Afrikaanse orga-
nisatie Positive Muslims heeft in een handleiding en training
uitgewerkt hoe je dit probleem onder moslims bespreekbaar
kan maken. Een uitwisseling met Positieve Muslims was heel
succesvol: die handleiding is nu vertaald naar de Nederlandse
context.” ◆
115
Tekst: Catrien Spijkerman
“Thanks for the coffee – it’s good”, I said.
My friend replied with a smile: “It’s orga-
nic, fair trade and my dad got it at the
Wereldwinkel.” We laughed at our mutual
discovery of how such a socially responsible
response is becoming more expectedly main-
stream these days.
I could easily paint a day-in-the-life scenario
chockfull with living examples of the choices
we have to ‘do good’: from sipping the orga-
nic fair trade coffee in the morning while I let
my just Eko-certified shampooed hair dry, to
a closet of Rimixed clothes to choose from -
or maybe the RMBLR t-shirt designed by the
local streetkids (yes, there are streetkids in
Amsterdam) -, to making a note on the back
of a saved teabag wrapper to pick up a new
LED light bulb because it will save me ninety
percent energy (even if I am already offset-
ting my energy use through my local green
energy provider). On my way to the Hub and a
meeting with someone with money to invest
in local development initiatives, I drop off
plastic waste in the new collection container
outside the Albert Heijn. Welcome to the life
of the determined socially conscious consu-
mer: the missionary and the merchant merrily
co-habitating my conscience.
Over the past five years, the options available
to make a difference locally and internatio-
nally through our own consumption habits
have grown tremendously. Commerce and
community no longer need to be at odds. In
fact, all around me I am witnessing an emer-
ging new economic practice – a generosity
economy – that is less about bartering and
more about bettering. Much of this is due
to a rapidly growing social enterprise field in
the Netherlands, where people are choosing
an entrepreneurial approach - and often also
a collaborative one - in response to pressing
social and environmental problems.
enterPrising city
Tatiana Glad is a social entrepreneur and sustainability
practitioner. She is a partner in two social enterprises,
Engage! InterAct in The Netherlands and Waterlution
in Canada, and is co-initiator of The Hubs Amsterdam
and Rotterdam. Passionate about how meaningful con-
versations can turn into meaningful action, Tatiana is
committed to offering what she can – and a little bit more
– towards a healthy and enterprising city.
www.the-hub.net | [email protected]
Tekst: Tatiana Glad
116 QPQ | 3 • 2010
This morning I had a serendipitous meeting
with a woman who has been a city archivist for
many years – in the Netherlands and abroad. It
was fascinating to see the city – and the very
building we were sitting in – through her eyes.
She had the eyes of history continually in the
making. She spoke of Amsterdam as a port
city, a hub of traders from diverse parts of the
world – exchanging goods, information and
ideas. We talked of a city that developed itself
through enterprise. Of a city that now boasts
a high level of health, wealth and clean water,
yet has a density of people per square meter
that leaves people craving for escape where
the landscapes are wilder and the beer is che-
aper (often to the so-called same developing
countries that are the recipient of Dutch deve-
lopment aid).
Our exchange reminded me of Geert Mak’s
description of a new Amsterdam emerging in
the late 1500s that was discovering “the pur-
suit of wealth in combination with a new con-
ception of liberty”. And I wondered, might we
with this growing movement of social enter-
prising today be in pursuit of liberty in combi-
nation with a new conception of wealth? ◆
The options available to make a difference have grown tremendously. Commerce and community no longer need to be at odds.
COLUMN
117
Tekst: Jolanda Breur | Fotografie: Isabel Nabuurs
Duurzaamheid zit bij studenten ingebakken
QPQ koppelde sociaal ondernemers aan reclamestudenten van de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Samen zochten ze naar vormen van duurzaam communiceren. In de vorige editie van QPQ kon je lezen hoe de eerste teams aan de slag gingen voor i-did, een modelabel dat kleding ambachtelijk laat maken door allochtone en bejaarde vrouwen. Het tweede project leverde een ludieke campagne op om getalenteerde studenten aan mooie afstudeeropdrachten te helpen.
studenten en ondernemer gaan voor eigen kracht en kansen
118 QPQ | 3 • 2010
DUURZAME COMMUNICATIE
Duurzaamheid is al ingebakken bij veel stagiairs. Wanneer het betekenis heeft voor de jongeren, zijn ze niet bang om door te zetten.
119
“Je wilt niet voor gek staan bij de klant, ook als student heb je
verantwoordelijkheid.” Mark Hoekman (24) studeert reclame
aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam en bedacht
met medestudent Max van den Berg (25) een concept voor
Feature Foundation. Dit bedrijf matcht non-profitorganisa-
ties en bedrijven met Hbo-studenten die klaar zijn voor een
afstudeeropdracht. Opdrachtgevers, studenten en docenten
reageerden positief op een eerste proefperiode van dit project,
Feature Talent. Het bedrijf wilde dat enthousiasme laten zien
in een campagne gericht op hun doelgroepen, met de student
als middelpunt. De opdracht was om een print voor een maga-
zine te maken en een aanpassing van de website. “Rickert Pos,
de directeur, dacht als een echte klant”, zegt Hoekman. “Hij
moest rekening houden met zijn budget en wij probeerden ons
concept te verkopen, het echte werk!”
Hoekman en zijn partner bedachten een tool waarmee stu-
denten hun stageverslagen kunnen uploaden op de website
van Feature. Daarnaast ontwierpen ze een poster met de tekst
‘Talent laat je zien’.
“Duurzaam? Door hun studenten continue bij te staan zorgt
Feature aan vier kanten voor een winsituatie”, zegt Hoekman.
“De student wordt er beter van, en ook de opdrachtgever, de
school en Feature zelf. Bedrijven groeien uit tot betere stage-
plekken, dat is ook duurzaamheid.” Van den Berg: “Het duur-
zame kledingmerk i-did, waar de andere teams concepten voor
bedachten, werkt met een tastbaar product. Bij Feature gaat
het om dienstverlening. Dan ligt het zwaartepunt bij groeps-
communicatie. We hebben er iedere vrijdag bij La Place over
gebrainstormd. Dat gaf een extra drive om hard te werken.”
De campagne heeft als thema ‘Stel je voor’. Dat doe je bij je opdrachtgever, maar kun je ook vertalen naar de ambitie en dromen van de student.
120 QPQ | 3 • 2010
Betaalbare ingreep
Ook het tweede team dat voor Feature aan de slag ging, had
een kleine restyling van de website voor ogen. “We keken goed
naar wat Feature wilde communiceren en wat het bedrijf zowel
de student als de stageplek te bieden heeft, met de student cen-
traal”, vertelt Quintus Galenkamp (24). “We bedachten hoe we
de visie van Feature - ambitie, kansen en dromen van studen-
ten - creatief vorm konden geven.” Hij en Nawid Serayesh (27)
creëerden studentprofielen binnen de structuur van de bestaan-
de website. “Als je werkt met een klein budget is deze ingreep
betaalbaar”, zegt Serayesh. “Dan moet je bijvoorbeeld niet met
het idee aankomen om dure luchtopnamen te laten maken voor
de website of het printmateriaal.” Van Galenkamp vult aan: “In
die zin is ons concept duurzaam.” Daarnaast wil het tweetal
een camerateam een dagje mee te laten lopen met de afstude-
rende studenten. “Na het uploaden van de filmpjes op de site
kunnen Feature, opdrachtgevers en bezoekers zien waar de
stagiairs mee bezig zijn”, vertelt Serayesh. “Een digitaal visite-
kaartje.”
De printcampagne heeft als thema ‘Stel je voor’. Je stelt je
voor bij de opdrachtgever, volgens het team, maar je kunt het
ook vertalen naar de ambitie en dromen van de student. De
twee ontwierpen een beeld van een student die zichzelf met uit-
gestoken hand voorstelt aan zichzelf in de toekomst. Serayesh:
“Het is spannend als dit niet bij een idee blijft. Ik ben benieuwd
of het echt werkt.”
Duurzaamheid ingebakken
En het blijft niet bij een idee, want Feature-directeur Rickert
Pos was ervan onder de indruk. “Erg leuk, een jongen en een
meisje stellen zich in studentenkloffie voor aan een versie van
zichzelf over vijf jaar als young professional. Daaronder staat:
stel je voor. Het gaat erom dat je er op uit moet om jezelf voor
te stellen, maar ook dat je je kunt voorstellen wat er gebeurt als
je weet wat je wilt en kansen pakt.” Pos vond reclamefotograaf
Oscar Seykens bereid in zijn studio de fotoshoot te doen. “Ze
hadden een duidelijk beeld voor ogen en Quintus gedroeg zich
tijdens de shoot als een heuse art-director. Hij overlegde met
ons en de fotograaf en gaf aan wat hij nodig had aan
121
kleding en visagie, hartstikke leuk. Het zijn serieuze studen-
ten, verantwoordelijk en goed bij de tijd.” Pos bestudeerde de
concepten van beide teams en voelde minder voor het printi-
dee van Hoekman en Van den Berg. “Zij hadden als uitgangs-
punt dat studenten bang zijn voor een slechte stage en wilden
daar tegenwicht aan bieden: Je kunt de pech van een slechte
stage riskeren of naar Feature Talent gaan. Wij zochten juist
een positieve benadering en denken dat ambitieuze studenten
gewoon uitgaan van hun eigen kracht en zelf kansen zoeken.
Ze willen afstudeeropdrachten die bij hun studie passen.”
Beide teams hielden de aanpassingen aan de website simpel en
koppelden de inhoud aan de studenten. “Het is informatie van
de student over zijn opdracht en niet een bijdrage van hem aan
ons project”, vertelt Pos.
Wanneer Feature Talent studenten heeft ondergebracht bij
een opdrachtgever blijft de bemiddelaar een klankbord voor
de studenten. “Als ze vragen hebben of vastlopen, zijn we er,
en ons netwerk staat voor ze open. We kunnen hen in contact
brengen met bedrijven als ze bijvoorbeeld interviews moeten
afnemen. Van school uit krijgen ze die ingangen meestal niet.
Stagebegeleiders komen één of twee keer kijken met het verslag
van de student onder de arm en hebben vaak geen tijd om op
de inhoud in te gaan.”
Feature, dat zelf ook studenten aan het werk heeft, ziet aan de
bedrijfsadviesrapporten dat duurzaamheid al ingebakken zit bij
veel stagiairs. Pos: “Ook als de opdrachtgever er niet aan denkt.
Wanneer het betekenis heeft voor de jongeren, zijn ze niet bang
om door te zetten. Op ons kantoor merken we het soms aan
kleine dingen, zoals de suggestie van een student om een letter-
type op de computer te installeren dat minder inkt gebruikt. Je
ziet het ook op banenbeurzen. Ze laten zich niet meer verleiden
door spelletjes en stressballetjes van potentiële werkgevers. Het
gaat ze om de ervaring.” ◆
123
De directeur van Feature dacht als een echte klant. “Hij moest
rekening houden met
zijn budget en wij probeerden ons concept te verkopen, het echte werk!”
Het verhaal van de 21e eeuwWe staan op de grens van een nieuw tijdperk. Een tijdperk waarin niet de rede en logica de boventoon voeren, maar gevoel en intuïtie. Dit stelt trendanalist Josephine Green. “Een grote verandering in ons denken is onafwendbaar.”
124 QPQ | 3 • 2010
Tekst: Lilian Roos
Wereldwijde sociale ongelijkheid, klimaatproblemen, de finan-
ciële crisis: het zijn signalen dat grote veranderingen noodzake-
lijk zijn. “De wereld zoals die in de 20e eeuw functioneerde zal
veranderen”, stelt trendanalist Josephine Green. “We kunnen
niet vasthouden aan massaproductie en massaconsumptie, en
aan het idee dat aandeelhouderswaarde leidend is. Als we dat
doen, betekent dat het einde.”
Alleen groen ondernemen en groene technologie zal ons niet
redden, meent Green. Een grote omwenteling is noodzakelijk.
De denkbeelden van de afgelopen decennia passen niet meer.
De 21e eeuw is in haar ogen een sociale eeuw. Het gaat nu om
het gezamenlijk aanpakken van sociale problemen, zoals de
vergrijzing, de kwaliteit van het onderwijs, de gezondheidszorg
en het tekort aan voedsel en water. Het is tijd voor een nieuwe
manier van denken en handelen.
Wat verandert er in ons denken?
“Door het vrijemarktkapitalisme zijn onze schulden zo
hoog, dat we moeten snijden in allerlei sociale voorzieningen.
Hierdoor groeit het besef dat er iets goed mis is. Het gemiddel-
de netto inkomen in de westerse wereld is nog nooit zo hoog
geweest. Toch is er een toename van stressgerelateerde psychi-
sche problemen. ‘Meer is beter’ geldt dus niet meer. Zingeving
wordt steeds belangrijker voor mensen.
Bovendien gaan we naar een toekomst met meer chaos en
complexiteit. Bij de 20e eeuw hoorde een lineaire manier van
125
Josephine Green
Josephine Green werd in 1947 geboren in Birmingham en
studeerde politiek en geschiedenis aan de Warwick University.
Vanaf 1970 werkte ze als geschiedenisleraar en deed ze jonge-
renwerk in de Londense wijk Covent Garden. In 1977 vertrok ze
naar Italië, waar ze twintig jaar woonde en voor diverse bedrij-
ven werkte. De overstap naar trendresearch maakte ze in 1995.
In 1997 verhuisde ze naar Nederland en trad ze in dienst bij
Philips Design als Senior director of trends and strategy, waar ze
tot eind vorig jaar werkte. Inmiddels woont ze weer in Engeland.
Duurzaamheid en sociale innovatie zijn niet comfortabel.
Het gaat om radicale veranderingen. Mensen willen
dat de dingen zo blijven als ze zijn, want dat is wat we
kennen. Het onbekende is eng.
denken, waarin we alles wilden verklaren, via logische rederin-
gen op basis van oorzaak en gevolg. Vanuit dit lineaire systeem
gaan we nu naar een systeem waarin alles met elkaar verbonden
is. In de 20e eeuw wilden we de controle houden via een strak-
ke hiërarchie, georganiseerd als een piramide. Deze piramide
wordt langzaamaan platter. We gaan naar een wereld met een
pannenkoekstructuur.”
Hoe ziet deze ‘pannenkoek’ er uit?
“Van een ‘top-down structuur’, met leiders aan de top, gaan
we nu naar een ronde, platte structuur. In het nieuwe tijdperk
wordt strategie en beleid niet enkel geformuleerd in de top,
maar ook door gewone mensen. Niet alleen bedrijven, maar de
maatschappij in zijn geheel wordt op die manier platter georga-
niseerd.
De huidige westerse cultuur is gericht op competitie, op win-
naars en verliezers, en op individualisme. Deze waarden passen
niet meer binnen het nieuwe tijdperk. Nieuwe technologieën
bieden mogelijkheden voor verbinding tussen mensen. Door de
globalisering is het niet meer mogelijk om je enkel te richten op
je eigen land. De verouderde waarden vormen nu een bedrei-
ging, want ze leiden tot conflicten. Daarom zijn nieuwe waar-
den nodig, waarbij deze complexiteit wordt omarmd.
We zullen steeds meer uitgaan van samenwerking en het slui-
ten van compromissen. Andere gereedschappen, zoals onze
intuïtie en creativiteit, worden ingezet om de wereld te begrij-
pen. Duurzaamheid en sociale innovatie worden belangrijker.
Er wordt meer gekeken naar het persoonlijke, collectieve en
spirituele.”
Bijna een jaar geleden nam Green afscheid bij Philips Design,
waar ze sinds 1997 werkte als Senior director of trends and
strategy. Het ging slecht met de gezondheid van haar ouders.
Vanuit Nederland reisde ze steeds op en neer naar Engeland, en
dat viel haar zwaar. Bovendien zou ze toch bijna met pensioen
gaan. Na 33 jaar in Italië en Nederland te hebben gewoond,
keerde ze daarom terug naar haar geboorteland.
Sinds haar terugkeer naar Engeland is haar werk niet gestopt.
Ze is een veelgevraagde spreker op congressen, ze adviseert en
ze zit in diverse besturen. Ook wil ze de tijd en ruimte nemen
voor haar persoonlijke zoektocht. Green: “Ik heb een sterk
gevoel dat er om ons heen een mysterie is. Er is zo veel in de
wereld dat we niet weten. Ik hoef niet alle antwoorden te vin-
den, maar er is iets met persoonlijke en kosmische energie. Ik
wil mezelf de tijd geven dat uit zoeken.”
126 QPQ | 3 • 2010
Volgens Josephine Green is een bedrijf dat meegaat met de tijd niet hië-
rarchisch georganiseerd als een piramide, maar zo plat als een pannenkoek.
Wat betekent dit in de praktijk? Dialogues, een dochteronderneming van ABN
AMRO, experimenteert met deze ‘pannenkoekstructuur’. Innovatie, onder-
nemerschap en duurzaamheid zijn de uitgangspunten van dit platform.
Verschillende projecten en organisaties zijn er gehuisvest, zoals Associates,
een bemiddelingsbureau voor hoogopgeleide zzp’ers en Familiekompas,
om gezinnen te ontstressen. Dit soort initiatieven komen uit de Dialogues
Incubator, de denktank van Dialogues.
“Het is bijzonder dat wij binnen een grote bank een platte organisatiestruc-
tuur hebben”, stelt Chief inspiration officer Jaspar Roos. “Bij ons op de werk-
vloer is het verschil tussen een manager, freelancer of stagiaire niet te zien.
Het gaat bij ons niet om status, maar om samenwerking.” Hij beschrijft vier
voorbeelden van hoe de platte structuur zich binnen Dialogues uit:
Leiderschap
“We geven medewerkers alle vrijheid. Er zijn geen strakke werktijden. De
resultaten toetsen wij, maar inhoudelijk weten zij meer over een project. Als
zij een andere kant op willen, hebben ze ons vertrouwen. Een statusgerichte
leidinggevende zal het gevoel hebben de controle te verliezen en vervolgens
op de rem trappen. Dat demotiveert medewerkers en de creativiteit slaat
daarmee dood. Juist door los te laten heb je uiteindelijk meer controle. Niet
iedereen kan daarmee omgaan, maar dit filtert zich vaak vanzelf uit. Wie niet
binnen onze organisatie past, voelt zich er ook niet thuis.”
Ruimte voor deeltijd
“Veel medewerkers van Dialogues werken in deeltijd, omdat ze er andere
werkzaamheden naast hebben. Zelf heb ik twee bedrijfjes en mijn manager
is deeltijd hoogleraar. Pasgeleden is een van onze medewerkers als voetbal-
makelaar aan de slag gegaan. Ik heb hem in de zomer twee weken extra vrij
gegeven. Zou ik hem die ruimte niet geven, dan zou ik een goede medewerker
kwijt zijn. Een eigen bedrijf opzetten leert mensen meer dan een opleiding of
cursus. Ze blijven hierdoor scherp en geïnspireerd.”
Samenwerkingen
“Er is veel ruimte voor humor en we zijn ons bewust van onze beperkingen.
Samenwerken is belangrijk, omdat we niet alles zelf kunnen. We werken veel
met freelancers, besteden vaak zaken uit en zetten projecten op met partners
waarmee we de winst delen. Dit komt het uiteindelijke resultaat ten goede.”
Geen winnaars
“Het gaat er bij ons niet om dat de een beter is dan de ander. Het willen win-
nen ten koste van een collega straffen we af, want het gaat om het gezamen-
lijke resultaat. Ook is er ruimte om fouten te maken. Soms blijkt een venture
niet levensvatbaar. Dat hoort bij ondernemen. Als je op je bek mag gaan, is er
meer durf en creativiteit.”
Dochter van ABN AMRO experimenteert met ‘pannenkoekstructuur’
Wanneer ontstond deze spirituele zoektocht?
“Sinds de afgelopen twintig jaar ben ik daarmee bezig - soms
wat meer en soms wat minder. Binnen de bedrijven waarvoor
ik werkte zag ik een ontwikkeling naar meer verbintenis. Ik
besloot dat ik niet alleen trends wilde bekijken, maar dat ik ook
een standpunt wilde innemen. Collega trendanalisten proberen
juist objectief te zijn, terwijl ik openlijk een standpunt inneem.
We moeten van kritisch denken over naar kritische acties.
Misschien is mijn werk sowieso dus wel spiritueel en zit er een
spiritueel doel achter de boodschap die ik breng.”
Zijn er niet veel mensen die cynisch reageren op uw
verhaal?
“Een omslag in denken is lastig, daar ben ik me van bewust.
We groeien op met een wereldbeeld en geloven dat dit het
wereldbeeld voor altijd is - of het nou is ingegeven door een
god, de wetenschap of door iemand aan de top van de pira-
mide. Maar het is slechts een zeepbel, een verklaring voor dat
moment over wie we zijn. Alles verandert, ook wereldbeelden.
Bovendien speelt angst een rol. Duurzaamheid en sociale
innovatie zijn niet comfortabel. Het gaat om radicale verande-
ringen. Mensen willen dat de dingen zo blijven als ze zijn, want
dat is wat we kennen. Het onbekende is eng. Daarnaast is er een
aantal krachten, die er belang bij hebben om het oude wereld-
beeld in stand te houden. De winnaars in de piramidewereld
zijn niet per definitie de winnaars in de pannenkoekwereld.
Maar of mensen het nu willen of niet, de situatie verandert.”
Een van de grote problemen van deze tijd is, volgens Green,
onze manier van produceren. Die is te massaal geworden.
Green: “Producten worden verscheept over de hele wereld.
Productieprocessen hebben geen menselijk formaat meer, zodat
127
Kijk op www.prinsesbeatrixfonds.nl/busje of bel 070-3607607.
Wie gaat met mij buurten?
Word collectant en help mensen met een spierziekte.
Giro969
we ze als consument niet kunnen bevatten. Wie beseft hoeveel
energie ons eten heeft gekost? Achter de producten op onze
eettafel en in onze kledingkast zit een lang verhaal, en een deel
van dat verhaal is niet zuiver. Daar staan steeds meer mensen
bij stil. We moeten ons afvragen of het zinvol is om een T-shirt
van twee euro te produceren.”
Maar wil de consument niet gewoon weinig voor een T-
shirt betalen?
“De consumentenmaatschappij heeft ons het idee gegeven dat
we alles kunnen krijgen wat we willen: de klant is koning. Maar
het bewustzijn groeit dat dit ten koste gaat van andere mensen
en van de planeet. Het woord ‘consument’ hoort bij het vorige
tijdperk, omdat een consument passief is. In het nieuwe tijd-
perk doet en denkt iedereen mee. Iedereen is prins, er is geen
koning meer.”
Wat is de rol van sociaal ondernemers?
“Sociaal ondernemers zijn belangrijke aandrijvers van sociale
innovatie. Ook sluiten zij aan bij de nieuwe manier van denken:
samen je toekomst maken, niet vóór mensen, maar samen mét
gewone mensen. Daarbij accepteren sociaal ondernemers dat
rendementen niet meer zo hoog zullen zijn als vroeger. Ze halen
ook voldoening uit andere soorten resultaten.”
Al op jonge leeftijd werd Green geconfronteerd met botsende
denkbeelden. Haar vader was een echte Engelsman, met een
grote liefde voor zijn land, terwijl haar Italiaanse moeder erg
idealistisch was, met een sterk gevoel voor sociale rechtvaar-
digheid. Green: “Ik heb nooit geaccepteerd dat er maar één
manier is om de wereld te interpreteren. Doordat ik met mijn
achtergrond geworteld ben in twee culturen, kan ik de dingen
door verschillende ogen zien.”
Haar creatieve en emotionele kanten kwamen vooral in Italië
naar boven, waar ze vanaf 1977 woonde. “Het land heeft meer
passie en levendigheid in zich dan Engeland.” Ze werkte er voor
diverse bedrijven, totdat ze werd aangereden door een vracht-
wagen. Haar herstel duurde een jaar. “Ik voelde me bevoor-
recht dat ik het ongeluk had overleefd, dat ik een tweede kans
kreeg. Die ervaring zette me aan het denken. Ik besefte dat ik
somber werd van de gedachte dat ik alleen geloofde in wat ik
zag en kon aanraken.”
Na haar herstel ging ze aan de slag als trendanalist en via een
Tips voor een ‘pannenkoekbedrijf’
Hoe kunnen organisaties de voorwaarden scheppen voor de overgang
van een piramidestructuur naar een pannenkoek? Josephine Green
geeft drie tips:
1) “Er is moed voor nodig om niet winst maar innovatie voorop te stel-
len. Bedrijven moeten zwaar investeren in visie en missie. Medewerkers
willen een doelgerichte visie, iets dat zin geeft, waarvoor ze ’s ochtends
hun bed uit komen.”
2) “Binnen bedrijven moet ruimte zijn voor investeringen voor de lange
termijn, zodat het mogelijk is om te experimenteren, te creëren en te
innoveren.”
3) “Het is belangrijk om stappen te zetten om de organisatie te decen-
traliseren. Verdeel de macht en verantwoordelijkheid door het hele
systeem. Herken en mobiliseer mensen die willen veranderen binnen de
organisatie.”
Er is een andere energie nodig.
Steeds meer onderzoek bewijst
dat mensen gelukkig worden van een
goed leven, waarin ze iets bijdragen,
iets betekenen voor anderen.
129
opdracht kwam ze in aanraking met Philips Design, waar ze
in 1997 in dienst trad. Green: “Het was op een moment dat ze
zochten naar een meer menselijk perspectief, niet meer alleen
gericht op technologie. Ze wilden mij hebben vanwege mijn pas-
sie en emotie.”
“Ik ben van nature optimistisch. Ik geloof dat het onze
morele plicht is om optimistisch te zijn. Er is veel scepsis en
cynisme in de wereld. Dat betekent stilstand, het brengt ons
nergens. Een negatieve houding gaat vooruitgang tegen. Er is
een andere energie nodig. Met de juiste energie gaan we voor-
uit. Steeds meer onderzoek bewijst dat mensen gelukkig wor-
den van een goed leven, waarin ze iets bijdragen, iets beteke-
nen voor anderen.”
Wat staat er nu te gebeuren?
“Leiders van grote bedrijven moeten samenkomen en hun
krachten bundelen om de regels van het spel te herschrijven. Ze
moeten het belang van hoog rendement voor aandeelhouders
verminderen. Op laag niveau kunnen medewerkers netwerken
smeden die de pannenkoekstructuur van onderop bewerkstel-
ligen
We hebben nieuwe manieren van produceren nodig en nieuwe
economische modellen. Om te bepalen wat vooruitgang en
welzijn is, moeten we verder kijken dan het bruto binnenlands
product. Momenteel wordt er onderzoek gedaan (onder andere
door de OECD) naar een holistischer model om vooruitgang en
welzijn te meten. We gaan richting nieuwe manieren van leven
en produceren.
Een omslag in denken is lastig. We groeien op met een wereldbeeld en geloven dat dit het voor altijd is. Maar het is slechts een zeepbel, een verklaring voor dat moment over wie we zijn. Alles verandert, ook wereldbeelden.
130 QPQ | 3 • 2010
Het is niet voor het eerst in de geschiedenis dat ons wereldbeeld drastisch verandert. Neem
de industriële revolutie begin van de 19e eeuw. Door technische uitvindingen, waaronder de
stoommachine, ontstonden nieuwe productiemethoden. Ambachtelijke bedrijven maakten
langzaamaan plaats voor grootschalige industrieën met massaproductie. Hierdoor veranderde
de samenleving zodanig, dat er nieuwe behoeftes ontstonden.
Als antwoord kwamen scholen om arbeiders op te leiden, bibliotheken om de vraag naar meer
informatie aan te kunnen, banken om te sparen en arbeiderswijken om de werknemers te huis-
vesten. Bij deze geïndustrialiseerde samenleving paste een hiërarchische ‘top-down structuur’,
met strakke leiders aan de top.
Ook nu, aan het begin van de 21ste eeuw, zijn we volgens trendanalist Josephine Green op zoek
naar een nieuw evenwicht tussen mens, techniek en samenleving. Door onder meer nieuwe
technologie en de globalisering is de wereld complexer. Opnieuw zijn er andere behoeftes ont-
staan. Sociale problemen vragen nu om sociale oplossingen. De oude oplossingen, de strak-
ke hiërarchie en controle, werken niet meer. Sociale innovatie is nu belangrijk, volgens Green.
Moderne bedrijven richten zich niet op de consument, maar op sociale oplossingen.
Sociale media maken tegenwoordig van iedereen producent. Iedereen kan meeschrijven op
Wikipedia, filmpjes plaatsen op youTube of een weblog bijhouden. En de grote meerderheid is
actief op sociale netwerken als Twitter, Facebook of LinkedIn. Deze ontwikkelingen geven men-
sen meer invloed om mee te denken op alle niveaus. Mede hierdoor kan de wereld platter, min-
der hiërarchisch, worden georganiseerd.
Infosamenleving vraagt om nieuw evenwicht
Nieuwe technologieën bieden nieuwe mogelijkheden. Via
digitale netwerken kunnen kleine bedrijven op grote schaal
samenwerken. Deze kleine bedrijven zijn geworteld in de lokale
realiteit, waardoor lokale economieën en samenlevingen ster-
ker worden. Het gaat uiteindelijk om een diepere kwaliteit van
leven. Hoe richten we onze samenleving zo in dat er weer rele-
vantie ontstaat, zonder dat we onze planeet verwoesten? De
mens is niet het middelpunt van de wereld, maar we maken
deel uit van deze wereld.”
Hoe lang duurt het voordat we in de
‘nieuwe wereld’ leven?
“Ik heb geen idee, maar ik weet dat het komt. Het komt op het
moment dat steeds meer mensen beseffen dat oude denkbeel-
den niet meer werken. Het alternatief is ondenkbaar. Als we
doorgaan op deze weg, zullen in de toekomst een paar men-
sen heel veel hebben en heel veel mensen niks. Ook voor onze
planeet zou het rampzalig zijn. Dat besef groeit. Er zijn steeds
meer mensen die willen veranderen. Neem bijvoorbeeld de
generatie Y, de twintigers: zij willen niet opgesloten worden in
een piramidesysteem. Als mensen van onderaf initiatief nemen,
meer vrijheid voor creativiteit opeisen, en er komen aan de top
moedige leiders met een visie, dan ontstaat het nieuwe tijd-
perk.” ◆
131
Wie zorgt er straks voor Pietje?
Nadenken over straks, als u er niet meer bent, is moeilijk. Emotioneel. Mede omdat
er zoveel geregeld moet worden. De ervaren medewerkers van het Leger des Heils
staan u hierbij graag terzijde. Met praktische tips over uw nalatenschap en hulp bij het
vastleggen van uw wensen. Maar ook met een goed gesprek over uw zorgen, uw twijfels,
eventueel uw geloofsvragen. Dat is vaak een hele opluchting. Wilt u hier meer over weten?
Bel dan naar 036 - 539 81 62 of ga naar de website www.wiezorgterstraksvoorpietje.nl
133
Carolien Kernkamp (49) is oprichter/directeur van netwerkorganisatie Just Strategies. Ze initieert en/of begeleidt in opdracht MVO-projecten bij bedrijven en maatschappelijke organisaties. Soms als coach, soms als adviseur, regisseur of ondernemer.
“Ik hoef er niet rijk van te worden. Mijn idealen vind ik belangrijker”
“Een eerlijkere en duurzamere wereld, dat is mijn doel. Ik werk alleen
aan opdrachten die daaraan bijdragen. De rest vind ik tijdverspilling.
Eerder werkte ik onder meer als advocaat, reorganisatie manager en
human resource directeur. In mijn laatste baan was ik strategieadviseur
en interim manager. Een succesvolle carrière, maar ik vond mezelf in het
licht van de grote wereldproblemen niet zo nuttig. Gaandeweg groeide
het gevoel dat ik me meer met zaken bezig wilde houden waar ik me ook
privé druk over maakte: milieuvervuiling, mensenrechten en armoede.
Business as usual interesseerde me steeds minder: het vaak eenzijdige
streven naar grotere omzet en hogere winst - zonder oog voor de impact
op mens, maatschappij of milieu, laat staan het besef dat je als bedrijf
ook onderdeel van de oplossing kan zijn. Daar knapte ik steeds meer op
af. De geëngageerde burger die ik in mijn vrije tijd was, kon ik niet meer
verenigen met mijn professionele bestaan. Toen ik me dat realiseerde,
besloot ik voor mezelf te beginnen. Dat was in 2001.In eerste instantie
werkte ik alleen in opdracht en met marktconforme tarieven. Maar daar-
mee maakte ik mezelf onbereikbaar voor (maatschappelijke) organisaties
waar ik wel graag voor en mee wilde werken. Daarom initieer ik nu meer
projecten en werk ik vaker pro deo of tegen gereduceerd tarief. Ik hoef er
niet rijk van te worden. Mijn idealen vind ik belangrijker.” ◆
Wil jij ook je verhaal vertellen? Mail naar: [email protected]
Tekst: Eva Prins | Fotografie: Frank Groeliken
133
180º
kooP niets!Vroeger, toen duurzaam nog niet bestond, moest alles meer. Meer geld, meer spullen en vooral nieuw kopen. Nu gaan we voor ‘groen’, dus voor minder. Wie ‘groen’ wil doen, koopt, vliegt, rijdt, en baddert minder. Moeilijk? Nee! Geen uren meer op pad om het perfecte jurkje te vinden, geen ellenlange vergelijkingen tussen LCD en plasma televisies, en nooit meer sjouwen met propvolle koffers op hectische luchthavens. Pimp je oude kleren tot ‘vintage’, lees de boeken die je kocht maar nooit aan toe kwam en zet de tent op in de tuin. Wie eenmaal begint met consuminderen, wil niet anders meer. “Het verrijkt je leven.”
Nu nog voordeliger
Tekst: Eva Prins | Fotografie: Frank Groeliken
134 QPQ | 3 • 2010
De verwarming hoog? Je kan ook een extra trui aan doen.
Nieuwe jurk? Tweedehands kan net zo mooi zijn. Met het vlieg-
tuig op vakantie? Op de fiets is nog gezond ook. Voor Pauline
Brantjes (60) is deze ‘eenvoudige’ levensstijl al jarenlang van-
zelfsprekend. “Ik ga in principe zo weinig mogelijk naar de
winkel”, zegt ze. “Groenten haal ik voor een groot deel uit
mijn eigen moestuin en ik ben creatief in hergebruik.” Door
af te zien van (overbodige) luxe goederen en gewoonten, wil
Brantjes de al zo overbelaste aarde sparen. “Overconsumptie
is een belangrijke factor bij de vernietiging van de aarde.
Consuminderen is voor mij dan ook de ultieme manier om goed
met het milieu om te gaan.”
Hip
Pauline is een pionier van een groeiende groep consuminder-
aars. Dikwijls is geld besparen - al dan niet noodgedwongen -
de eerste drijfveer, maar steeds vaker wordt consuminderen ook
ingegeven door idealisme: het is beter voor mens en milieu.
“Consuminderen is vaak een onderdeel van een bredere
‘bewuste leefstijl’ waarin duurzaamheid, biologisch en fair
trade belangrijke onderdelen zijn”, zegt Heleen van der Sanden.
Zij is uitgever van Genoeg, het tijdschrift voor en over con-
suminderaars. Consuminderen staat dan ook niet alleen voor
‘minder’, maar ook voor anders: beter, eerlijker, duurzamer.
Kwaliteit in plaats van kwantiteit. In Europa zouden er al meer
dan twaalf miljoen vrijwillige ‘downshifters’ zijn: mensen die
hun geluk niet zoeken in meer geld of meer spullen, maar juist
in meer rust, ruimte en tijd. Hun motto: ‘Meer met minder’.
Het heeft volgens Van der Sanden dan ook al lang niet
meer dat ‘geitenwollensokkenimago’ dat er lang aan kleefde.
Integendeel: het wordt weer hip. Zo zijn het de laatste jaren
vooral jonge vrouwen die aan de wieg staan van ‘ludieke’ duur-
zame initiatieven als Little Green Dress, dat kledingruilfeest-
jes organiseert en het Repair Café in Amsterdam, waar je, met
hulp, je kapotte huisraad en kleding kan repareren. Van der
Sanden: “We gaan weer repareren, breien, naaien, kippen hou-
den, tuinieren en zelf - vegetarisch en biologisch - koken.”
Low Impact Man
Half serieus, half ludiek was ook de actie van de Vlaamse
Steven Vromman (50). Hij wilde bewijzen dat je ook goed kan
leven met een ecologische voetafdruk (zie kader) van 1,6 en
doopte zichzelf voor de duur van een jaar tot Low Impact Man.
Hij pakte het drastisch aan: Een groot deel van de elektrische
apparaten als waterkoker, stofzuiger, magnetron en strijkbout
deed hij de deur uit, afwassen, douchen en kleren wassen deed
hij met – verwarmd – regenwater en koken (zonder vlees en vis
en met enkel producten van de lokale boerenmarkt) in een zelf-
gemaakte hooikist (een met hooi geïsoleerde kist waar een ver-
hitte pan heet in blijft en zo het eten gaart). De krant las hij in
de bieb en hij verplaatste zich alleen nog lopend, fietsend of met
het openbaar vervoer.
Vromman slaagde in zijn missie en hield deze leefwijze ook
na het experiment grotendeels vol (zijn voetafdruk schommelt
135
Uit onderzoek blijkt dat consuminderen het leven verrijkt,
relaties verdiept, mensen brengt bij wat ze echt belangrijk
vinden. Ze ervaren hun ‘nieuwe leven’ als rustiger en zinvoller.
nu rond de 2). Maar ondanks dat hij het makkelijker vond dan
gedacht, realiseert hij zich dat zo ‘extreem’ voor de meeste
mensen niet is weggelegd. Toch kan iedereen volgens hem zijn
of haar voetafdruk ‘makkelijk’ met tien tot twintig procent ver-
kleinen. De belangrijkste maatregelen daarvoor: minder vliegen
en auto rijden, minder vlees eten en je huis isoleren. Tientallen
andere tips beschrijft hij in zijn boek: ‘Low Impact Man.
Praktische tips voor een ecologisch leven van wieg tot graf’.
Rustiger
Handig, want ‘leven met minder’ klinkt misschien wel
goed voor je geweten en portemonnee, maar is ook moeilijk.
”Offers?”, Pauline Brantjes valt even stil. “In het begin voelde
het misschien wel zo. Ik hou namelijk ook van mooie kleren en
spullen. Maar op een gegeven moment gaat het vanzelf.” Wat
overigens niet wil zeggen, dat ze nooit meer voor verleiding
zwicht. “Zo heel strikt ben ik niet hoor”, zegt ze. “Ik draag bij-
voorbeeld wel katoen, terwijl ik weet dat de katoenteelt een hele
grote vervuiler is. Maar ik koop het dan wel zo veel mogelijk
tweedehands.”
“Om te kunnen matigen, moet je sterk in je schoenen staan”,
zegt consuminderexpert Jeanine Schreurs. Dat geldt volgens
haar vooral voor mensen die er vrijwillig voor kiezen. Zij stellen
immers de norm van ‘meer, meer, meer’ ter discussie en krijgen
daarom vaak kritische reacties uit hun omgeving.
Maar wie doorzet, wil daarna vaak niet meer anders, consta-
teert Schreurs in haar proefschrift Living with Less. Hiervoor
deed zij onderzoek onder ruim duizend vrijwillige en ‘gedwon-
gen’ consuminderaars. En wat bleek? De blijvende sobere
levensstijl geldt niet alleen voor de consuminderaars die er
bewust voor kozen, maar ook voor mensen die om financiële
redenen móesten matigen. Hoe dat kan? Schreurs: “Het heeft
hun leven verrijkt, relaties verdiept, hen gebracht bij wat ze echt
belangrijk vinden. Ze ervaren hun ‘nieuwe leven’ als rustiger
en zinvoller.” Steven Vromman beaamt dit. “Een Low Impact-
leven is een gezonder, goedkoper en minder stressvol leven.”
De ecologische voetafdruk
De ‘ecologische voetafdruk’ is een manier om te bere-
kenen hoeveel vruchtbare aarde gebruikt wordt om in de
behoefte te voorzien van een persoon, stad of land. Als
we de aarde eerlijk zouden verdelen, zou iedereen ‘recht
hebben’ op een voetafdruk van 1,6. De gemiddelde voet-
afdruk is echter 2,2. We gebruiken dus meer dan de aarde
aankan. En ‘we’ is vooral het rijke Westen. In Nederland is
de gemiddelde voetafdruk 4,4, in de Verenigde Staten 9,6
en in België 5,6.
We hebben uw hulp nodig.Collecteert u mee?
De collecteweek staat weer voor de deur.Met een paar uur per jaar, maakt u het verschil.
Word collectant: www.kwfkankerbestrijding.nl/collecte
De DoucHe
Voor hardcore consuminderaars is douchen dé verspilling van water en warmte. Stinkend door het leven is geen optie. Wat te
doen? Een zelfmaakdouche. Oude emmer, hamer en spijker voor de gaten, touw en schroefoog; klaar! Moet je wel een ton buiten
zetten om regenwater op te vangen. Iets minder Spartaans? Wat te denken van de voetbalkleedkamermethode: teiltje warm water,
stukje zeep en washand en schrobben maar. Voor de luxe-consuminderaars onder ons is er de kookwekker. Zet ‘m op 4 minuten,
4,5 minuut korter dan de gemiddelde douchebeurt, en je bespaart ruim 50 liter water.
137
Het fornuis
138 QPQ | 3 • 2010
Wie wel ‘ns kampeert, kent het principe van koken op één gaspitje: als de pan met pasta kookt, haal je ‘m van het vuur, wikkelt
‘m in een slaapzak en laat ‘m enige tijd staan zodat de pasta gaar wordt. Kun je ondertussen op dat ene pitje saus maken. De hooi-
kist werkt ook zo: zet je pan aardappelen zodra die kookt in die kist. Na een paar uur zijn de piepers gaar. Je kunt er een kopen,
maar er één maken is supereenvoudig. Neem een oude houten doos, bekleed de binnenkant met hooi – of ander warmte-isolerend
materiaal- en stof, en klaar is Kees.
139
De aPotHeek
Consuminderen betekent ook: een meer DIY-lifestyle. Wat te denken van medicinale drankjes als hoest- en kruidendrankjes.
Zoals deze homemade hoestdrank, ook goed tegen de griep: 30 groene dennenappels, 30 klontjes suiker, 1 liter graanjenever. Doe
alles bij elkaar in een fles en zet het 30 dagen in de zon in het raam. Elke dag even schudden. Last van bloedarmoede en eczeem?
Maak een ijzerhoudende drank van 1 liter rode wijn, 50 gram gedroogde brandnetel en 50 gram gehakte abrikoos. Heerlijk!
140 QPQ | 3 • 2010
De stofzuiger
140 QPQ | 3 • 2010
Hedendaagse reclames kunnen beweren wat ze willen over de huidige stofzuigers: dat ze zuiniger zijn, minder CO2-uitstoot
hebben, veel minder lawaai maken. Maar de échte stofzuiger die dat allemaal waarmaakt, is natuurlijk de rolzuiger. Een doosje op
wieltjes dat vuil naar binnen stoffert. Tegenwoordig vind je ze enkel nog op Marktplaats of in kringloopwinkels. En dan moet je er
snel bij zijn, want hij is populair. En dat hoogpolige tapijt waarvan de polen in de rolzuiger verdwijnen als je dat wil reinigen? Heel
simpel: de mattenklopper!
De groenteboer
141
De groenteboer voor consuminderaars is de eigen moestuin. Niet zomaar een groentetuin, maar een PermaTuin: een moestuin vol-
gens de principes van permaculture. Via natuurlijke ecosystemen verbouw en gebruik je de grond zo dat er natuurlijke gewassengroei
ontstaat. Je bouwt dus je eigen ecosysteem. Dat gaat niet zomaar, permacultuur kent een aantal basisprincipes: het belang van zon,
water en wind in je ontwerp, de 7 (!) verschillende plantlagen voor optimaal gebruik van zon en bodem, en het belang van diversiteit
van de gewassen. Geen tuin, wel een balkon? Verticaal tuinieren biedt uitkomst. Geen PermaTuin, toch je eigen tomaten en paprika’s.
Impact kun je alleen traceren als je bij je doelgroep te rade gaat
Van ik naar jij
Sociaal ondernemers willen met hun activiteitenmaatschappelijke problemen oplossen, in het groot of in het klein. Lukt dat ook? Daarnaar wordt volgens Karen Maas van de Erasmus Universiteit nog te weinig gekeken. Ze onderzocht verschillende methoden om die impact op de samenleving te meten.
QPQ | 3 • 2010142
Tekst: Jolanda Breur | Fotografie: Isabel Nabuurs
IMPACTMETING
143
Alles draait om geld. Dat was de indruk die Karen Maas
(40) kreeg tijdens haar studie economie. “Ik was er niet van
overtuigd. Toen ik in de milieueconomie dook, zag ik bedrij-
ven worstelen met afwegingen. Hoe bijvoorbeeld schoon te
produceren, maar toch kosten besparen? Ik vond het interes-
sant te zien wat ze meenamen in die weging.” Maas besloot op
het onderwerp af te studeren. Ze wist al snel dat voor de juiste
keus een meting nodig was. “Je moet weten wat je doelen zijn
en hoe je die kunt bereiken. Wanneer je de resultaten hiervan
naast elkaar legt, is de afweging eenvoudiger.” Ze maakte haar
vak van deze ondernemingsbeslissingen en ging werken voor
het Instituut voor Toegepaste Milieueconomie (TME). In 2003
stapte ze over naar BECO, een adviesbureau voor duurzame
ontwikkeling, waarvoor ze veel bedrijven en overheden advi-
seerde. “Het wordt niet makkelijker voor ze nu duurzaamheid
zo’n hoge vlucht neemt. Zeker niet met die toenemende aan-
dacht voor de sociale kant.”
Impactraadsel
Hoe afwegingen gemaakt worden, verschilt van bedrijf tot
bedrijf. “Het hangt af van de mate waarin maatschappelijk ver-
antwoord ondernemen (MVO) is ingebed. Sommigen vegen
MVO zo van tafel bij financiële problemen. Daarnaast hoopt
Reguliere bedrijven maar ook sociaal onder-
nemers zouden de impact van hun maat-
schappelijke activiteiten moeten meten, vindt
Karen Maas. De docent en onderzoeker aan
de Erasmus Universiteit nam dertig meet-
methoden onder de loep en bestempelde er
acht bruikbaar. Voor sociaal ondernemers die
impact in geld willen uitdrukken, acht ze voor-
al Social Return on Investment (SROI) geschikt.
Een makkelijk toepasbare methodiek, waar-
voor op internet een e-tool te vinden is, de
social e-valuator. Een nadeel van de methode
vindt Maas dat alles vertaald wordt naar geld.
Je kunt meten zonder je doelgroep te vragen
wat het hen heeft gebracht. SROI berekent
wat activiteiten de maatschappij financieel
opleveren. “Als je mensen met een lichamelij-
ke of geestelijke beperking in dienst hebt, kun
je uitrekenen hoeveel dit de overheid scheelt
aan uitkeringen en belastingen. Dat zet je af
tegen de extra kosten die je zelf maakt. Of je
wilt weten hoeveel sneller die mensen een
reguliere baan vinden nadat ze bij jou in dienst
zijn geweest en wat dat uitspaart. Stel dat
tachtig procent binnen drie maanden regulier
werk vindt, terwijl dat normaal pas na drie jaar
is of misschien wel nooit. In het eerste geval
bereken je bijvoorbeeld hoeveel uitkering je
bespaart op twee jaar en negen maanden, de
tijd waarin ze eerder aan een baan komen.”
Ook Participatory Impact Assessment is voor
sociaal ondernemers een praktische meet-
methode. Deze richt zich meer op doelgroe-
pen. “Wanneer je duurzame mode verkoopt
waarvoor je stoffen uit het buitenland impor-
teert, kun je meten hoe de arbeidsomstan-
digheden van de werknemers daar zijn, mocht
een verbetering daarvan een van je doelen
zijn”, aldus Maas. Je vraagt ze bijvoorbeeld of
ze het beter hebben en zo ja, waar dat in zit.
Zijn ze minder ziek of kunnen ze beter voor
hun kinderen zorgen omdat ze nu ’s avonds
thuis zijn? Met Nederlandse werknemers is dit
natuurlijk eenvoudiger.”
Met de resultaten kun je klanten beter
informeren. Die worden volgens Maas steeds
kritischer. “Ze geloven best dat je goed bezig
bent, maar ook dat je er iets van terug ziet. Zo
onderbouw je je verhaal met feiten en cijfers.”
Daarnaast helpen de uitkomsten onderne-
mers betere afwegingen te maken. “Je kan
besluiten te stoppen met de activiteit omdat
de doelgroep er niet blijer van wordt of dat
hun toekomstperspectief niet verbetert.
Daarnaast kun je van koers veranderen in je
aanpak.”
Maar ook klanten zijn soms doelgroep of sta-
keholder. “Weet waar ze op aanslaan. Kopen ze
jouw product wel omdat je een sociale doel-
stelling hebt? Als ze hierdoor niet geprikkeld
worden, besluit je misschien te stoppen hier-
over te communiceren.”
Wat en waarom meten sociaal ondernemers?
Als het gaat om maatschappelijke activiteiten weten
ondernemingen wel wat ze doen en
hoeveel geld daar mee
gemoeid is, maar wat het oplevert,
blijft vaak een raadsel.
QPQ | 3 • 2010144
De motivatie om het milieu niet te willen verpesten, hangt
vaak samen met het idee dat er geen grondstoffen meer zullen
zijn om mee te produceren. Maar er is geen keuze te
maken tussen milieu en geld. Ze zijn één geheel.
145
Wat zie jij?
Doe ook mee!
De Oogcollecte maakt belangrijk wetenschappelijk onderzoek mogelijk
29 november t/m 4 december 2010
Meld je aan op www.oogcollecte.nl(030) 261 71 19 / (0343) 52 65 57
iedere ondernemer er iets voor terug te zien, op korte of lange
termijn. De motivatie om het milieu niet te willen verpesten,
hangt vaak samen met het idee dat er dan ook geen grondstof-
fen meer zullen zijn om mee te produceren.” Volgens Maas
moeten bedrijven milieu of geld niet meer als een keus uit twee
zien. “Het is één geheel, onderdeel van je beleid. Daarom is
het zo belangrijk te weten wat je wilt bereiken en te meten of je
daarin slaagt.”
En dat gebeurt nog nauwelijks volgens Maas. Tegenwoordig
werkt ze als docent en onderzoeker aan de Erasmus School of
Economics. “We pionieren bij bedrijven met nieuwe meetme-
thoden en helpen ze te zoeken naar oplossingen. Als dat ei is
gelegd, dragen wij het over aan adviesbureaus die daarmee aan
de slag gaan.”
Als het gaat om maatschappelijke activiteiten weten onder-
nemingen wel wat ze doen en hoeveel geld daar mee gemoeid
is, maar wat het oplevert, blijft vaak een raadsel. Maas promo-
veerde op een onderzoek naar dertig methoden die bedrijven
wereldwijd gebruiken om maatschappelijke impact te meten.
Ze stelde criteria vast waaraan de methoden moeten voldoen
voordat ze kunnen pretenderen die impact vast te stellen. Acht
van de dertig methodieken kwamen door de keuring. De ande-
ren voldeden niet aan het zwaarste criterium: de benadering.
“Je kunt alleen iets over de impact zeggen als je het perspec-
tief verlegd van ik naar jij”, meent Maas. “Dus van ‘ik heb voor
jou’ naar ‘wat heeft het voor jou betekend’. Om daar achter te
komen, zal ik je dat moeten vragen.”
Hoe meten?
Bedrijven willen wel meten, merkt Maas, maar weten vaak
niet waar te beginnen en te eindigen. “Het houdt ook nogal
wat in. Als je het goed wilt doen, heb je een voor- en nastudie
nodig. Met een controlegroep. Wanneer je de prestaties van
scholieren wilt opvijzelen door een buddy- of mentorproject,
dan moet je voor aanvang meten hoe de situatie van die jonge-
ren is. Hoe belangrijk vinden ze school voor hun toekomst, wat
is het spijbel- en uitvalpercentage. Na afloop meet je opnieuw,
maar weet je niet of eventuele veranderingen door jouw project
zijn veroorzaakt. Daarvoor heb je een controlegroep nodig van
jongeren die niet meededen. Die moet je dan voor- en achteraf
dezelfde vragen stellen als de deelnemers. Als bij de controle-
groep niets is veranderd en bij de deelnemers wel, mag je ervan
147
Het wordt niet makkelijker voor bedrijven en overheden nu duurzaamheid zo’n hoge vlucht neemt. Zeker niet met die toenemende aandacht voor de sociale kant.
QPQ | 3 • 2010148
uitgaan dat je activiteiten effect hebben gehad.” Het probleem
is dat ondernemingen vaak meer en verschillende maatschap-
pelijke activiteiten ontplooien, aldus Maas. “En zeker wanneer
het een eenmalig project is, gaan tijd en geld meespelen.” Toch
ziet ze in bedrijfsrapportages de nadruk langzaam van output
naar impact verschuiven. “Ze begrijpen dat het niet op kan
houden bij mooie verhalen over wat ze maatschappelijk allemaal
aan goeds doen. Iedereen vertelt dat, daarmee onderscheid je
je tegenwoordig niet meer. Met meet resultaten wel. Zo kun je
jouw verhaal onderbouwen met feiten en cijfers over wat het de
maatschappij oplevert.”
Afrikaans schooltje
Maas gelooft niet dat er één methodiek is of zal komen die
voor ieder bedrijf bruikbaar is. Er zijn een aantal generieke
stappen om impact te meten, maar het gaat uiteindelijk om
de indicatoren, dat wat je precies wilt nagaan. En die kunnen
per organisatie verschillen. Vaststellen wat je doelen zijn is een
voorbeeld van een generieke stap. “Waarom doe je iets, welke
partijen beïnvloed je daarmee en hoe? Dit moet je eerst weten
en kun je niet bepalen zonder bij je doelgroep of stakeholders
te rade te gaan. Volgens veel meetmethoden stel je eerst een
doel vast en kijk je vervolgens of je dat hebt bereikt. Dat zegt
nog niets over de doelgroep. Zoals een manager die op reis in
Afrika onder de indruk is van schrijnende situaties daar. Hij
wil via zijn bedrijf hier iets aan doen. Een schooltje bouwen,
dit gebeurt vaak. Ze zetten dat schooltje neer, maar vergeten te
onderzoeken of andere partijen al met dit plan rondliepen.
Of misschien is dit al geprobeerd. Kunnen die kinderen über-
haupt naar school of zijn ze thuis nodig? Is hun lichamelijke
conditie niet te zwak door vitaminegebrek? Zijn er leraren, is er
lesmateriaal? Deze initiatieven worden regelmatig met de beste
bedoelingen vanuit de onderbuik gestart.”
Wat meten?
Bij goede doelenorganisaties is het niet anders volgens Maas.
“Die zullen dat toch wel goed aanpakken om strategische
beslissingen te kunnen nemen, dacht ik voorheen. Maar dat viel
tegen. Ze zoeken ook nog altijd naar manieren waarop ze hun
doelgroepen het best bedienen.”
De acht methodieken die Maas geschikt acht om maatschap-
pelijk impact te meten, lijken op elkaar. De uitdaging voor
iedere onderneming is om de juiste indicatoren te vinden. “Wil
je weten wat je invloed op het milieu is, op een sociaal aspect
of op individuen? En hoe ga je dat berekenen? Stel dat je een-
zaamheid onder ouderen wilt tegengaan. Dan kun je theekrans-
jes organiseren, waarbij ouderen kunnen klaverjassen of brid-
gen. Je doel is om maandelijks twintig ouderen samen te
brengen. Door te turven weet je hoeveel mensen je hebt
bereikt. Maar als je echt wilt weten of je eenzaamheid onder
ouderen bestrijdt, zul je het ze moeten vragen. De indicator is
dan ‘ik voel me minder eenzaam’ of ‘ik heb regelmatig contact
met andere mensen’. Wat en de manier waarop je meet is bepa-
lend voor je resultaten. Daar zullen ondernemingen over na
moeten gaan denken.” ◆
149
Acht bruikbare methoden om maatschappelijke impact te meten:
- Measuring Impact Framework
- Ongoing Assessment of Social Impacts
- Participatory Impact Assessment
- (Poverty) Social Impact Assessment
- Social Return on Investment
- Social Cost-Benefit Analysis
- BoP Impact Assessment Framework
- Robin Hood Foundation Benefit-cost ratio
Mensen leven, wonen, werken en ontspan-
nen in omgevingen. Bij alles wat we doen
en ondernemen worden we beïnvloed door
zaken en mensen die ons omringen. Wij zijn
als het ware in wisselwerking met onze omge-
ving, die dan omschreven kan worden als een
samenspel van vier componenten: fysiek, vir-
tueel, sociaal en organisatorisch.
Fysiek is het deel van de omgeving dat we
kunnen waarnemen met onze zintuigen: vor-
men, kleuren, geuren, geluid, temperatuur.
We hebben allemaal de ervaring dat sommige
activiteiten beter, plezieriger en/of makkelij-
ker verlopen wanneer de uiterlijke omstandig-
heden daarvoor geschikt zijn.
Langzamerhand wordt steeds duidelijker dat
plezier en productiviteit van het werk sterk
afhangen van de omgeving waarin werkzaam-
heden worden uitgevoerd, met name wan-
neer het gaat om kennisintensief werk.
Maar het is duidelijk dat niet alleen de fysieke
aspecten hierbij relevant zijn, maar dat in toe-
nemende mate ook de virtuele infrastructuur
een rol speelt. ICT-ontwikkelingen hebben
ervoor gezorgd dat veel kennisintensief werk
is veranderd en dat er op nieuwe manier kan
worden gewerkt. Er wordt op andere manie-
ren gecommuniceerd, informatie uitgewisseld
en men kan op elk moment van de dag op
steeds meer plekken actief zijn. Dit legt ook
een link tussen de virtuele en fysieke wereld:
door toenemende bewegingsvrijheid kan men
ook makkelijker actief zijn op plekken die com-
fortabeler, inspirerender en productiever zijn.
Uiteraard worden wij in ons doen en laten
ook beïnvloed door de sociale interactie die
we hebben. De manier waarop de mensen in
onze omgeving met elkaar omgaan heeft ook
grote invloed op ons voelen, denken en han-
delen. Zo is de organisatiecultuur in belang-
rijke mate bepalend voor de wijze waarop wij
ons werk beleven, de inzet die we kunnen
opbrengen en zaken als kennisdeling, com-
municatie, etc.
Tenslotte hebben we nog te maken met de
wijze waarop we onze activiteiten, ons leven
of onze organisatie hebben georganiseerd.
Processen en systemen beïnvloeden ons han-
delen en denken. Soms vind je zelfs elemen-
ten van de fysieke omgeving terug in de wijze
waarop de maatschappij is georganiseerd.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan gebieden met
lage bevolkingsdichtheid (bijvoorbeeld Noord-
Noorwegen), eilanden, bergen, warme stre-
ken, polaire gebieden, etc.
Ik geloof dat het enorm belangrijk is om de
omgeving in zijn complete hoedanigheid, dus
alle vier de componenten, een prominente
omgevingen
Paul Iske is Chief Dialogues Officer
bij ABN AMRO en oprichter
van het Instituut voor Briljante
Mislukkingen. Voor QPQ schrijft
hij columns over de veranderende
maatschappij.
Tekst: Paul Iske
150 QPQ | 3 • 2010
rol te geven in het optimaliseren van werk
en privé-leven. Het vernieuwen van werkom-
standigheden wordt ook wel aangeduid met
Sociale Innovatie. Er is aangetoond dat inves-
teringen in puur technische innovatie pas ren-
deren wanneer ook, en vaak nog meer, wordt
geïnvesteerd in sociale innovatie. Ook wordt
momenteel veel gesproken over het zoge-
naamde ‘Nieuwe Werken’. Vaak wordt deze
term gebezigd wanneer het gaat om zaken als
flexibele werktijden, op afstand werken, flex-
plekken op kantoor, etc. Nieuwe technologie
is daarbij de trigger geweest.
Echter, het Nieuwe Werken is een veel com-
pleter begrip of zou dat moeten zijn. Het
heeft betrekking op alle aspecten van een
omgeving. Welke fysieke omgeving past bij
welke activiteiten? Hoe gaan we met elkaar
om? Welke processen en systemen onder-
steunen of frustreren ons? Wanneer we wer-
kelijk flexibel gaan werken, zowel qua plaats als
tijd, vereist dit ook een andere relatie tussen
werkgever en werknemer. Hier speelt vertrou-
wen een grotere rol dan controle. Mensen
worden meer beoordeeld op resultaten dan
op ‘face value’. Wanneer mensen bij elkaar
zijn, is dat met name voor sociale processen:
samenwerken, kennis uitwisselen, privé-con-
versaties en dergelijke.
Ondernemers en managers zullen het
belang van alle stakeholders (met name
medewerkers en klanten) mee laten wegen
en concluderen dat hun welzijn bijdraagt aan
een duurzaam succes van de onderneming.
Mijn advies aan iedereen is dan ook om bij
het plannen en uitvoeren van activiteiten niet
alleen te kijken naar de activiteiten zelf, maar
ook naar de omgeving waarin die worden uit-
gevoerd.
Ter info: deze column heb ik tijdens mijn
vakantie geproduceerd op mijn iPad, in een
heuvel- en bosrijk gebied, terwijl mijn kinde-
ren na een zwempartijtje heerlijk liggen te sla-
pen. Het 2e vioolconcert van Allan Pettersson
op de achtergrond. Wat is jouw favoriete
omgeving? ◆
Wanneer we werkelijk flexibel gaan werken, zowel qua plaats als tijd, vereist dit ook een andere relatie tussen werkgever en werknemer.
COLUMN
151
GadGetOude binnenbanden krijgen nieuw leven
Schoudertas Tyre is gemaakt van oude binnenbanden van
auto’s, gedecoreerd met een turkoois stiksel en de schouder-
band is gemaakt van veiligheidsgordels. In Delhi komt er iedere
dag 6.000 ton afval op straat terecht. Ongeveer 2 miljoen
mensen verdienen geld met het verzamelen van dit afval. Het
bedrijf Conserve gebruikt binnenbanden van auto’s, plastic
zakken en oude spijkerbroeken als grondstof voor het maken
van mode accessoires. In de wijk Delhi waar het afval wordt
verzameld, startte Conserve zelfs een schooltje zodat de kin-
deren kunnen leren voor een betere toekomst.
De schoudertas heeft een formaat van 28x36 cm en is
verkrijgbaar bij de wereldwinkel voor €34,40.
Kijk voor meer informatie op www.wereldwinkel.nl
Hampi uit India
Deze wegwerp-borden worden gemaakt van het blad van de
Areca Boom. Deze boom wordt op grote schaal verbouwd voor
zijn ‘betelnoten’. Deze noten hebben een licht stimulerende
eigenschap net als bijv. coca bladeren en qat. De bladeren val-
len ongeveer zes keer per jaar vanzelf van de boom. Wanneer
ze niet verzameld worden voor de productie van borden wor-
den ze verbrand of blijven ze liggen en vergaan ze. De blade-
ren vallen alleen tussen begin februari en eind september en
moeten dus worden opgeslagen om het hele jaar door te kun-
nen produceren.
De bladeren worden eerst schoongemaakt en geweekt en
dan in hun vorm geperst met hitte en druk. Hierdoor krijgen
ze hun stevigheid. In plaats van plastic wegwerp servies is
Hampi een zeer goed alternatief
De Hampi wegwerp-borden zijn verkrijgbaar van-
af €4,50 bij de wereldwinkel.
Kijk voor meer informatie op www.wereldwinkel.nl
gaDgetHampivanaf €4,50
tyre€34,40
QPQ | 3 • 2010152
GadGetOne colourful world
De Colour wraps van het fairtrade merk FATES worden met
de hand geweven in West-Bengalen in India. Generaties lang
weven verschillende families op het platteland de kleurrij-
ke sjaals van zuivere zijde. Door met deze families samen te
werken helpt FATES dit ambacht in stand te houden en heb-
ben deze mensen meer kans op een volwaardig bestaan. Het
ontwerpteam van FATES heeft samen met de lokale wevers
kleurencombinaties ontworpen voor verschillende kleurtypes.
De Colour wraps kunnen zowel binnen als buiten gedragen
worden. Er is keuze uit vijf kleuren: winter, zomer, herfst, lente
en multicolour. (Speciaal voor de feestdagen verpakt FATES de
sjaal gratis als feestelijk cadeau).
De afmeting van de Colour wraps is 62 x 192 cm en
wordt verkocht voor € 39,95 in de winkels van FATES
en op de webshop.
Zie voor meer informatie www.fates.nl
Feliz!Manon Juliettes prijswinnende kleed Feliz! kent alleen maar
winnaars. De kleden worden gemaakt van uit restleer gestans-
te schakels en vervaardigd door mensen in Brazilië die door het
werken in haar bedrijf weer uitzicht hebben op een kansrijke
toekomst. De schakels worden met de hand in elkaar gezet,
dus zonder schadelijke lijm of plastic. Deze techniek maakt het
kleed modulair waardoor er altijd de mogelijkheid is het kleed
uit te breiden of te wijzigen van vorm. Het oog mag ook niet
klagen, de kleden blinken uit door originaliteit en komen in een
oneindige variatie aan kleuren en vormen.
Prijzen vierkant/rechthoek €595,- per vierkante meter
Of een mooie badmat naar eigen ontwerp? Op de
website www.manonjuliette.nl/dude kan dit heel
eenvoudig samengesteld worden.
to getto getfelizvanaf €1250
Wrap€39,95
UIT DE MARKT
In juni 2010 krijgt Rotterdam in navolging van Amsterdam zijn eigen duurzame reisgids. De
Good & Green Guides zijn uniek in hun soort in Europa. De Rotterdamse gids komt tot stand in
nauwe samenwerking met het Programmabureau Klimaat van de gemeente Rotterdam, partner
in het Rotterdam Climate Initiative.De Good & Green Guide Rotterdam zal meer dan 600 duurza-
me organisaties bevatten, verdeeld over 23 categorieën. Daarnaast biedt de gids alle praktische
informatie (kaarten, OV-informatie, etc) die een bezoeker van de stad Rotterdam
nodig heeft.
Kijk voor meer informatie op [email protected] / Guides Harold Verhagen is
initiatiefnemer en auteur.
Good & Green Guide Rotterdam
Cadeau bij een
abbonement op QPQ
guide€ 23,99
153
154 QPQ | 3 • 2010
anD (n)ever tHe tWain sHall meet
Tekst: Willemijn van Benthem | Fotografie: Hetty Hairwassers
‘Oh, East is East, and West is West, and never the twain shall meet’ is een prachtige zin uit de mond van de Britse dichter en schrijver Rudyard Kipling. Hij legde daarmee de vinger op de zere plek: sommige zaken kunnen nou eenmaal nooit tot elkaar komen. Dat vermoeden bestaat ook over sociaal ondernemers en sociaal financiers. Soms lijkt het of de brug tussen de twee spelers niet ver genoeg reikt. Een ondernemer en een financier aan het woord over hun ervaringen. En tips van ervaringsdeskundigen.
Té veel ondernemers leggen de nadruk op hun eigen capaciteiten, de uitvoering van hun idee. Maar wie zijn je klanten? Waar vind je die? Hoe krijg je het product aan de man? Daar wordt te weinig over wordt nagedacht.
THE BRIDGE
155
156 QPQ | 3 • 2010
Je hebt sociaal ondernemers. En je hebt sociaal financiers.
Maar die partijen blijken niet altijd tot elkaar te komen. Zo
klagen sociaal ondernemers dat ze projecten hebben maar geen
financiering rond kunnen krijgen, en financiers klagen dat ze
geld hebben maar geen goede projecten. Over dit onderwerp
werd een symposium georganiseerd door Stichting Sociaal
Ondernemerschap (SSO), onder de noemer ‘Never the twain
shall meet’. Aan tweehonderd genodigden vertelden onderne-
mers en financiers over hun ervaringen, maar werden ze ook tot
creatief denken aangezet en aangespoord om op een positieve
manier te zoeken naar nieuwe mogelijkheden. Want het blijkt:
te vaak denken ondernemers met een goed idee in onmoge-
lijkheden en te vaak laten investeerders zich niet zien. Terwijl
‘informal investor’ Martijn Blom het delen van informatie juist
noodzakelijk acht om verder te komen. Zijn stelling is: ‘Wie niet
kan delen, kan zeker niet vermenigvuldigen.’
De financier
Martijn Blom van Droomzaken:
‘Praat over je idee, laat het lezen, neem de stap, neem het risico.’
De jonge directeur van Droomzaken zit ontspannen aan
de tuintafel voor zijn bedrijfspand in het oude centrum van
Utrecht. Binnen is het veel te warm en waarom niet genieten
van het mooie weer? Het is een typerende houding voor Martijn
Blom, losjes en pragmatisch, maar wel doelgericht. Hij is een
hardwerkende ondernemer, die precies doet waar hij zin in
heeft. Zijn belangrijkste drijfveer is om uit niets iets te maken,
om eigen verantwoordelijkheid te hebben - en te houden - over
eigen dromen en niets te hoeven laten afhangen van anderen.
En een sociaal ondernemer is volgens Martijn Blom helemaal
een winnende combinatie: “En winst maken én een bijdrage
leveren aan een betere wereld! Dat is toch het summum van
ondernemen? En dat kun je alleen maar zelf doen!”
Blom deed het zelf en richtte in 2007 Droomzaken op met
partner Gert van Veldhuisen. Het is een informal investor die
investeert in kansrijke startups, zoals de website laat lezen.
Beide heren kwamen op het idee toen ze op verjaardagsfeest-
jes steeds maar weer hoorden hoe stoer anderen het vonden dat
ze hun eerdere bedrijf hadden opgezet, het adviesbureau Jonge
Honden, een broedplaats voor jonge ondernemers. Als Blom
vertelde wat hij deed, hoorde hij altijd dat zijn toehoorder dat
ook wel wilde. Kwestie van doen, dacht Blom die zich verbaas-
de dat niet iedereen zijn eigen passie volgde. Hij besloot daar-
om met Van Veldhuisen aankomende ondernemers te helpenom
hun dromen te verwezenlijken. “Je leeft maar een keer!”
Hoe ziet hij de paradox dat de sociaal ondernemer en finan-
cier elkaar zo vaak mislopen? Blom is met zijn Droomzaken
Marja Baas stelde een
adviesraad van investeerders
samen. “Door de gesprekken
met hen zet je alles op een rijtje, worden
de kengetallen duidelijk die
nodig zijn om te overleven.
Dat is heel verhelderend.
TIPS & TRICKS
157
lid van De Investeerders Club. Eens in de zoveel tijd komen
de leden bij elkaar om plannen en ideeën uit te wisselen. Blom
wil graag dat investeerders beter bereikbaar worden en vindt
het daarom belangrijk om in die club informatie te delen. Hij
concludeert wijselijk: “Je moet kunnen delen om te kunnen ver-
menigvuldigen.” Hij bedoelt daar niet mee dat alles gratis moet
zijn, maar wel vindt hij dat je moet kunnen geven om te kunnen
nemen. “Het is net als in een gewone relatie.”
En net als in een gewone relatie neemt Blom de beslissing of
hij ergens in zal investeren op gevoel. Hij onderstreept zijn mot-
to ‘eerst de vent, dan de tent’ of ‘eerst het wijf, dan het bedrijf’
als het vrouwen aangaat. Blom heeft inmiddels namelijk aardig
wat mensenkennis en ervaring opgedaan. Hij begint met het
noemen van voorbeelden die wat minder liepen. Zoals de stu-
denten die langskomen met een ‘briljant’ idee ‘dat zichzelf ver-
koopt’. Maar volgens Blom gaat het juist om de kunst van het
verkopen. Goede ideeën zijn er genoeg. “Té veel ondernemers
leggen de nadruk op hun eigen capaciteiten, de uitvoering van
hun idee. Maar wie zijn je klanten? Waar vind je die? Hoe krijg
je het product aan de man? Dat zijn vaak de vraagstukken waar
te weinig over wordt nagedacht.” Hij vindt dat ook wel logisch.
Volgens hem ligt de passie van een creatief denker zelden bij het
verkopen.
Het kan ook zijn dat het ondernemersbloed niet door de ade-
ren stroomt. Hij heeft zo’n voorbeeld net aan de hand gehad.
Hij zag hoe een directeur na een jaar al wilde vertrekken bij
één van de bedrijven waarin Droomzaken investeert. “Hij bleek
toch liever in loondienst te werken, zag de risico’s niet meer zit-
ten die hij nam als ondernemer.” Blom vond het alleen lastig
dat hij daardoor weer veel tijd en energie moest stoppen in het
zoeken van een nieuwe kandidaat.
Maar hij weet: dit is een uitzondering. Blom is namelijk zeer
positief van aard en denkt dat juist méér mensen ondernemer
zijn dan ze zelf denken, dat méér mensen de kwaliteiten bezit-
ten om ondernemer te zijn. Kwaliteiten als: enthousiasme,
organiserend vermogen, lef, doorzettingsvermogen, maar ook
een zekere x-factor, zoals hij dat noemt. Die laatste kan hij niet
vertalen, die uitspraak is weer gebaseerd op gevoel. Maar
ondernemen doe je ook op gevoel. En het gewoon doen is
belangrijk. “Als je op de bank blijft zitten, gebeurt er niets.
Ondernemen is topsport. Je moet de drang hebben om iets
neer te zetten en niet bang zijn om daarbij fouten te maken.”
Hij zoekt daarom naar ondernemers met een proactieve
houding, die het heft in eigen hand willen nemen. “Mensen
die er bovenop zitten. En geld mag nooit het einddoel zijn”,
zegt Blom. “Het is een betaalmiddel en ja, je meet het succes
van je bedrijf af aan hoeveel je onderaan de streep overhoudt.”
Wat volgens hem zwaarder telt, is de groeistrategie van het
PRogRamma manageR ReIneKe SCheRmeR
van STIChTIng Doen:
‘Denk goed vooruit’“Wij krijgen genoeg aanvragen en ideeën en ja, er is
genoeg geld. Alleen... niet alle ideeën zijn goed genoeg
uitgewerkt, niet genoeg om daar financiering aan te ge-
ven. Plannen zijn slecht onderbouwd, ondernemers heb-
ben het niet altijd goed doordacht. Het zijn nogal eens
de idealisten die niet inzien dat er andere kanten zitten
aan een idee of oplossingen hebben voor wat ze moeten
doen als prognoses tegenvallen.”
‘wees voorzichtig met familiegeld.’ “Soms heb je familiegeld nodig, vooral om de eerste
maanden door te kunnen komen. Het duurt namelijk
vaak eventjes voor je geld vindt bij financiers. Juist die
eerste maanden zijn zo moeilijk voor een startend be-
drijf. Maar wees voorzichtig met geld van bekenden, het
kan een hoop stuk maken.”
‘Maak je motivatie duidelijk.’“Ik heb gemerkt dat een persoonlijke klik belangrijk is. Je
kunt pas iemand vertrouwen, als je iemand in de ogen
kan kijken, als je weet wat zijn motivatie is. Waarom wil
die ondernemer doen wat hij wil doen? Maak je motivatie
duidelijk, daar staat of valt een plan bij.”
‘Denk aan continuïteit.’“Continuïteit moet vooraan staan bij een bedrijf. Hoe
gebruik je de winst? Ga je die herinvesteren? Het klas-
sieke bedrijf gaat uit van winst, maar familiebedrijven
bijvoorbeeld, bestaan niet voor niets zo lang en draaien
nog steeds heel goed. Zij denken aan de lange termijn.”
bedrijf, het nadenken over de aanpak waarmee een bedrijf
zelfstandig kan blijven opereren. Al verwacht hij tegelijkertijd
enige flexibiliteit. “Een plan is slechts een middel. Je moet niet
bang zijn om zaken uiteindelijk anders te beslissen.”
Als Blom nadenkt over de ondernemers waar hij als inves-
teerder mee te maken heeft, vertelt hij dat slechts één op de
honderd plannen tot een uiteindelijke deal leidt. Hij weet niet
of dat verbeterd kan worden, hij denkt even na. Er moet toch
een antwoord op zijn? Hij kan zich - als een echte ondernemer
- niet zomaar bij die lage cijfers neerleggen. Blom: “Misschien
dat er betere voorlichting moet komen voor ondernemers,
zodat ze begrijpen wat informal investors doen?” Hij noemt het
voorbeeld van een industrieel ontwerper die zelf geen kaas had
gegeten van verkopen, maar daarom een goede verkoper mee-
neemt met wie hij wil werken. “Die ontwerper snapt wat een
investeerder zoekt.”
Blom weet dat er geld genoeg is. Er zijn nog steeds informal
investors die projecten zoeken. Zijn tip is vooral: let op de klik,
neem de tijd om kritisch te kijken naar wat je zelf wilt. Wat is
de aanvullende waarde van een investeerder? Want Blom wil
vooral benadrukken dat er overal kansen liggen, zoals nu, tij-
dens deze financiële crisis. “Geniet er van”, zegt hij glunde-
rend. “Een crisis is fantastisch! En zo’n vergrijzing die voor ons
ligt, die biedt toch enorme kansen?”
Hij mist dit gevoel nog wel eens bij zijn landgenoten, vindt
Nederland maar weinig ondernemend. “We zijn te verwend”,
zegt hij. Tijdens de studie worden jongeren al helemaal niet op
het ondernemersspoor gezet. “Een Nederlander studeert, zoekt
een baan en neemt een hypotheek. Alles is ingericht op zeker-
heid. Het is een manier van denken.” En vooral dat denken
moet dus opener volgens Blom. Niet alleen tussen investeer-
ders, maar ook tussen ondernemers en investeerders. “Praat
over je idee, laat het lezen, neem de stap, neem het risico. Een
investeerder is nooit een ondernemer en zal zelden het initiatief
nemen om een idee zelf uit te werken.” Dat kost de investeerder
volgens Blom veel te veel tijd. Hij zweert bij een eigen wijsheid:
“Als je je idee niet durft te delen, durf je het dan wel uit te voe-
ren?”
Portret van een ondernemer
Marja Baas van Goodforall.eu: ‘Aan wie wil je je weggeven als eigenaar?’
Je hebt mensen die goed gedijen onder een baas en je hebt
mensen die ondernemerschap als vanzelfsprekend in hun vin-
gers hebben. Marja Baas behoort tot de laatste groep. Haar
ondernemende vader zei altijd al: ‘ondernemers zijn mensen
die goede listen kunnen verzinnen om uit een probleemsituatie
te komen’. Ze heeft het niet van een vreemde, want als Baas
ergens goed in is, is het in creatief denken. Op een wiebelige
stoel zit ze buiten, op de stoep voor haar bedrijf in het sfeervolle
Naarden-Vesting. Iedereen die langskomt krijgt een vriendelij-
ke knik, terwijl ze in gedachten in haar cappuccino roert, gezet
met een opvallend nieuw espressoapparaat. Opvallend, want
de rest van het kantoor is ingericht met meubels uit kringloop-
winkels. Er is een duurzame sfeer gecreëerd om het duurzame
karakter van het bedrijf uit te stralen, ook al is haar bedrijf een
webwinkel en komen weinig klanten lijfelijk over de vloer.
Baas startte al een keer eerder een eigen bedrijf op met een
compagnon. Het was de Amsterdamse uitgeverij ScriptaMedia
die beide dames na acht jaar verkochten aan een grotere broer.
Baas was geenszins van plan om te stoppen met werken, maar
wilde niet meer alleen voor de koele winst gaan. Zoals ze zelf
netjes zegt, zocht ze “naar een meer betekenisvolle invulling
van mijn dagelijkse werkzaamheden.” Ze besloot tijdelijk en op
vrijwillige basis buurthuizen te reorganiseren en kwam toen
op het idee om Goodforall op te zetten. Ze zag het direct voor
zich: een webwinkel waar alleen fair trade producten worden
verkocht. Ze fungeerde zelf als eerste investeerder, dankzij de
lucratieve verkoop van haar uitgeverij.
Maar de branche van de ‘fast moving fair trade consu-
mer goods’ is een branche van ‘trial and error’, zoals ze zelf
concludeert met een duidelijke terugblik. “Het onderzoek
naar de productieprocessen van de artikelen kost veel tijd.”
Bijvoorbeeld het maken van Goodforall’s meest succesvol-
le product MyPaperBag. Deze moest met de hand worden
gemaakt door een werkgelegenheidsproject in India, van goed
en duurzaam leer en uiteindelijk van zeer goede kwaliteit zijn.
“We hebben van alles onderzocht en zijn nu zo ver dat we een
heldere richting hebben. Het merk is het belangrijkste, voor
zowel de business-to-business als voor de consument.”
Behalve dat de productresearch tijd kostte, had Baas zelf ook
even nodig om te wennen aan de branche. Ze kan het nu heel
simpel vertellen. “In de uitgeverijwereld verkoop je diensten,
maak je enkel uren die in facturen worden omgezet. Nu heb ik
te maken met producenten, producten, voorraadbeheer en pro-
ductontwikkeling. Dat is een andere cashflow, natuurlijk.”
Een cashflow waar ze investeerders bij besloot te zoeken.
Geen probleem, zo leek het aanvankelijk. Ze merkte juist dat
veel mensen wilden meedoen. De vraag was alleen, op welke
basis? Baas: “Want aan wie wil je je weggeven als eigenaar?”
Baas vertelt uit ervaring over de zogeheten babyboomers die
veel geld hebben en op zoek zijn naar een investering met ren-
dement. “Zij hebben een zekere, tja, hoe zal ik het zeggen, een
wat ouderwetse manier van denken. Ze stoppen ergens geld in
en dat komt er ook weer uit.” Op zich een prima uitgangspunt,
vindt ze schouderophalend, mits ondernemer en investeerder
158 QPQ | 3 • 2010
TIPS & TRICKS
159
DaPhne van Run van TReemagoTChI:
‘Geld is niet vies.’“Hoewel sociaal ondernemers een hoge aaibaarheids-
factor hebben, hebben juist die mensen vaak een lastige
relatie met geld. Ze hebben nog al eens weinig gevoel
voor ondernemerschap of vinden geld een vies ding.
Er wordt dan niet goed genoeg vanuit de aanbodkant
gedacht of ze hebben moeite om de vertaalslag te ma-
ken naar de investeerders.”
‘Benader de juiste mensen.’“Ondernemers zouden goed moeten kijken naar wie ze
benaderen. Zoek de juiste groep mensen, gelijkgestem-
den of careholders, daar haal je kracht uit.”
‘Vergrijzing is een kans’“Er zijn veel kapitaalkrachtige zestigers die nog een tijdje
willen meedraaien in de samenleving. Mensen worden
immers steeds ouder en willen wat doen met de wijsheid
die zij door de jaren heen hebben opgedaan. In die groep
vind je mensen die een nul procent lening willen geven,
zolang ze maar zeker zijn dat ze het geld terug krijgen.”
‘Dream meets reality.’“Mensen zouden meer hun hart moeten volgen, moeten
doen waar ze van dromen. ‘Dream meets reality.’ Begin
met datgene waar je goed in bent. Dat geld komt wel, dat
is slechts een kwestie van tijd en doorzettingsvermogen.”
‘Ondernemersles op school.’ “Ondernemen zou meer moeten worden opgenomen
in het huidige schoolsysteem. Op school kunnen mensen
worden gestimuleerd om creatief te denken, om zelf-
standig ondernemer te zijn. Aan het creëren van onder-
nemersvaardigheden valt nog veel te winnen.”
CInDY PIeLSTRoom
Globalicious
LISa PoRTengen
DurftevragenmaRja baaS
Goodforall
DaPhne van Run
Treemagotchi
ReIneKe SCheRmeR
Stichting Doen
eveLIne RaIjmanS
Chocolonely
maRTIjn bLom
Droomzaken
WILLemIjn van benThem
DiscussieleiderPeTRa KRoon
Hoofdredacteur QPQ
eveLIne RaIjmanS van ChoCoLoneLY:
‘Laat je plannen inzien.’“Het is belangrijk om te weten wat je wilt bereiken. Waar
heb je het geld voor nodig? Dát moet je vertellen aan
investeerders. Laat bijvoorbeeld je communicatieplan
zien. Bij Chocolonely blijkt het voorraadbeheer veel geld
te kosten. We hebben dan ook geld nodig voor een wat
langere termijn, om bijvoorbeeld de chocoladeletters te
kunnen produceren voor Sinterklaas. Je moet dan een
jaar vooruit investeren, dus het duurt even voor inves-
teerders het geld terugverdienen. Dat moet je kunnen
onderbouwen.”
‘Wie is je doelgroep?.’“Wij zijn geen NGO, wij zijn een onderneming. We begon-
nen met vijfduizend repen chocolade en verkopen nu an-
derhalf miljoen stuks per jaar. Maar we verkeren wél in de
wereld van de ‘Fast Moving Consumer Goods’, de wereld
waarin consumenten denken dat ze alles voor een appel
en een ei kunnen kopen. En dat is lastig. Verantwoorde
producten zijn altijd een stukje prijziger dan ‘gewone’
producten. Dus denk als sociaal ondernemer goed na
over wie je doelgroep is.”
Een sociaal onder-nemer is een winnende combinatie: “En winst maken én een bijdrage leveren aan een betere
wereld! Dat is toch het summum van
ondernemen?161
dezelfde waardes hebben. Een goede vriend van haar besloot
een adviesraad voor haar samen te stellen, een raad van inves-
teerders die adviseurs worden genoemd. Zij investeren, maar
denken ook mee. In die raad zitten mensen van divers allooi:
iemand met expertise in de retail, een productontwikkelaar,
een uitgever, een ex-minister. Een leerzame raad vol kennis en
ervaring. En nee, niet met iedereen was er direct een klik. Ook
kwam ze potentiële adviseurs tegen met wie ze niet direct wist
of daar een samenwerking mee in het verschiet lag.
Het samenstellen van zo’n adviesraad van investeerders kost
tijd, heeft ze gemerkt. Maar het is nuttig geweest. “Door te
praten groeiden de mensen van Goodforall naar elkaar toe en
keerden wij als bedrijf steeds meer terug op aarde, werden onze
dromen realiteit. Voor en tijdens de gesprekken met de advies-
raadleden en investeerders zet je alles op een rijtje, worden de
kengetallen duidelijk die nodig zijn om te overleven. Dat is heel
verhelderend. Het belangrijkste is dat je weet wat je zelf wilt,
dat je je mission statement en financiën op orde hebt.”
Haar doel tijdens de gesprekken met de investeerders was
te blijven vermelden dat Goodforall een sociale onderneming
is, die meer nastreeft dan winst alleen. Veel meer. En met dat
bedrijf wil Baas zo snel mogelijk op eigen benen staan.
Behalve investeerders in de vorm van een adviesraad, heeft
Baas gekozen voor nog een andere investeerderconstructie. Ze
heeft een nieuwe partner aangetrokken die gedurende een jaar
zonder salaris naast haar komt te staan. Baas had behoefte aan
iemand van gelijk niveau die de dagelijkse leiding kan overne-
men. Ze kwam deze persoon toevallig tegen, het klikte direct.
Deze partner bleek graag tijd te willen investeren om er achter
te komen of Goodforall wel bij haar past. En tijd is uiteindelijk
geld. Ook hier. Als de twee directieleden na een jaar besluiten
om onverhoopt niet samen verder te gaan, krijgt de ‘investeer-
der’ een jaar salaris uitgekeerd. Als ze wél enthousiast is en wil
blijven, krijgt ze een deel van de aandelen waarvan de waarde
aan het begin van de termijn bepaald is. Baas: “Doordat zij
nog een buffer had, kon ze deze stap maken en dat zien als een
investering.”
Baas denkt dat deze manier van denken exemplarisch gaat
worden voor de ‘nieuwe economie’, zoals ze dat noemt. Een
economie waarin geen plaats is voor bedrijven en landen met
enorme verschillen tussen arm en rijk, tussen producent en ver-
koper. Een economie waarin op creatieve wijze wordt gehan-
deld. Maar vooral is het de grootste wens van Baas: “Uitbuiting
van mens en milieu is niet meer van deze tijd. Dat moet
anders.” Baas is positief. “Gelukkig maken steeds meer bedrij-
ven nu ook deze omslag.” ◆
TIPS & TRICKS
LEVEN, LIEFDE & LOL
Share your knowledge!
Een inspirerende en grensoverschrijdende leerervaring voor managers, professionals en zelfstandig ondernemers.
Get involved in SharePeople!
“ Het geeft enorm veel voldoening als een ondernemer in Afrika aangeeft dat hij door de inzet van mijn kennis, succesvoller marketing kan bedrijven.”
Katja Westgeest,Marketing Manager Sdu Uitgevers
Sociaal ondernemers in ontwikkelings-landen kunnen met hulp van jouw kennis hun onderneming uitbouwen, waarbij zij werk en inkomen creëren voor de gemeenschap.
www.sharepeople.nl
poverty reduction • personal development • inspiration
good & green guide rotterdam
LEVEN, LIEFDE & LOL
163
2
Waar kun je terecht om goed te doen voor jezelf en een ander? Op een groene manier natuurlijk en in de
breedste zin van het woord? Waar koop je biologisch eten, waar verhuren ze elektrische vervoersmidde-
len, waar vind je gelijkgestemden en waar koop je schoenen die het milieu niet belasten? In Leven, Liefde
& Lol vind je in iedere QPQ adressen uit één bepaalde stad. Deze keer: Rotterdam. In samenwerking met
de Good & Green Guide Rotterdam, de gids die het je makkelijk maakt te genieten, goed te doen en groen
bezig te zijn. Dat het steeds makkelijker wordt om goed en groen te zijn, blijkt uit het enorme aanbod in
deze gids: fair trade winkels, biologisch eten, ecokleding, natuurlijke cosmetica, vegetarische restaurants en
groene hotels. En er is inmiddels zo veel goed en groen, dat na Amsterdam en Rotterdam ook van de steden
Den Haag en Utrecht een Good & Green Guide verschijnt.
18
164 QPQ | 3 • 2010
23
20 84
19
15
11
9 1
14
7
5
6
01 IMO CarwashCapelseweg 3533068 AX RotterdamT 010 4212558www.imo-carwash.nl
02 Melachtonweg 1533045 PN Rotterdam
03 Prinsenlaan 9893062 CT Rotterdam
04 Parkeergarage WestblaakHartmansstraat 353012 VA Rotterdam
05 Doe-het-zelf werkplaatsVlietlaan 46c3061 DZ Rotterdam
06 An-dijvieJan Kruijffstraat 47b3026 VN RotterdamT 010 4777479
07 De Groene PassageMariniersweg 1-33
3011 NB Rotterdamwww.degroenepassage.nl
08 JasNieuwe Binnenweg 133c3014 GJ Rotterdam
T 010 4364759www.organicjas.com
09 Watt NouNieuwe Binnenweg 206a3021 GL Rotterdam
T 010 4045774www.wattnou.nl
10 HubshopNieuwe Binnenweg 195b3021 GA Rotterdamhttp://shop.rotterdam.the-hub.net/public/
11 Met Zonder Jas Gouwstraat 56c
3082 NC Rotterdamwww.metzonderjas.nl
12 Lets RuilwinkelsProvenierssingel 663033 EN Rotterdam
T 010 4774178www.lets-rotterdam.nl
13 Formula ZeroHeijplaatstraat 21-unit 343089 JB Rotterdam
T 010 4768000www.formulazero.eu
14 De groene MarathonBinnenwegplein, Coolsingel 195-1973012 AG Rotterdam
T 010 2710120www.rotterdam.info
16 Duurzame Dinner-huntKicker-eventsVan Vollenhovenstraat 153016 BE Rotterdam
T 010 2810309www.kicker-events.nl
17 BijenparkZolaweg3076 TR Rotterdam
T 010 5217099www.ambrosiusgilde.nl
18 Binderij GeschiktBergselaan 287a3038 CE Rotterdam
T 010 4665814
19 AhrendVasteland 223011 BL Rotterdam
T 010 2811200www.ahrend.nl
20 The HubHeemraadssingel 2193023 CD Rotterdam
T 010 7078513http://rotterdam.the-hub.net/public/
21 Studio HergebruikCoolsingel 533012 AB Rotterdam
T 010 4133660www.studiohergebruik.nl
22 SingeldingenHeemraadspark
3023 CD Rotterdamwww.singeldingen.nl
23 Rotterdam CollectiefStadhuisplein 153012 AR Rotterdam
T 010 7370215www.expect.nl
24 SingerSweatShopHoogstraat 170
3011 PV Rotterdam
www.singersweatshop.nl
3
17
165
Vervoer/Mobiliteit
01 IMO Carwash
Jaarlijks wordt voor het wassen van auto’s ongeveer vier pro-
cent van al het drinkwater in Nederland gebruikt. Dit staat
gelijk aan 10,5 miljard liter water. Een normale wasstraat
verbruikt zo’n 200 tot 500 liter per wasbeurt, maar bij IMO
Carwash doen ze het anders. Hier is het gemiddeld 50 liter
per wasbeurt en gebruiken ze gerecycled water. Ook zijn
de werknemers van IMO getraind door Stichting Milieu
Educatie en gebruiken ze ecologische wasmiddelen. Zo kun
je verantwoord je auto laten wassen! IMO zit behalve op de
Capelseweg nog aan de Melachtonweg en de Prinsenlaan.
04 Parkeergarage Westblaak
Hartje Rotterdam heeft sinds augustus 2010 een groe-
ne primeur. De in de jaren ’70 gebouwde parkeergarage
Westblaak met plek voor 780 auto’s is bekleed met een
wand van Hedera, een winterharde klimop. Met 5000 vier-
kante meter is het nu de grootste groene gevel van Europa.
Behalve mooi is de groene garage ook goed voor de lucht-
kwaliteit en het reduceren van geluidsoverlast.
05 Doe-het-zelf werkplaats
Lekke band? De doe-het-zelf werkplaats biedt je de ruim-
te en gratis materialen om je fiets zelf te maken. Ook voor
andere reparaties waar je thuis niet het gereedschap voor
hebt.
Winkelen
06 An-dijvie
Sfeervol winkeltje met goede biologische producten.
An-dijvie bezorgt ook biologische fruit- en groentepakket-
ten via een abonnement op de boerderij Landzicht. Ook
kun je bij An-dijvie terecht voor een kopje koffie of uitge-
breid ontbijt.
07 De Groene Passage
Eén van de grootste en beste biologische markten van
Nederland. Mooie anekdote: de Groene Weg (de biologi-
sche slager van de passage) heeft ooit de Rolling Stones van
vlees voorzien tijdens hun Europese tournee. Ook Pavarotti
scheen gek te zijn op de gegrilde kippetjes van de Groene
Weg.
08 Jas
Bij Jas kun je terecht voor fair trade kleding en accessoires.
Alle producten zijn gemaakt van hemp, bamboe of katoen.
De Rotterdamse soulzangeres Sabrina Stark draagt regel-
matig shirts van Jas.
09 Watt Nou
Van plan je huis milieuvriendelijker te maken? Dan ben je
bij Watt Nou aan het goede adres. Niet alleen kun je hier
terecht voor spaarlampen, ook andere producten die goed
zijn voor het milieu (en de portemonnee) zijn bij Watt Nou
te koop. Bovendien geven ze gratis tips en trucs voor een
duurzaam huishouden.
10 Hubshop
The Hubshop biedt duurzame ondernemers wereldwijd de
kans om op een laagdrempelige manier producten op de
Nederlandse markt te brengen. De ondernemer huurt box-
ruimte en de gehele omzet gaat terug naar de ondernemer.
The Hubshop is onderdeel van het wereldwijde netwerk
voor duurzame ondernemers The Hub.
11 Met Zonder Jas
Onder het motto ‘Geef pannenlappen een tweede kans!’
maken de dames van Met Zonder Jas kinderkleding van
retro-stoffen. Of het nu oude gordijnen zijn of ovenwan-
ten: bij Met Zonder Jas weten ze er wel wat van te maken!
Inspiratiebronnen zijn zeventiger jaren iconen als Paulus de
Boskabouter, Calimero en Tita Tovenaar. De winkel levert
via een webshop of op afspraak.
12 Lets Ruilwinkels
Bij de Lets Ruilwinkels worden spullen en diensten via een
puntensysteem van vraag en aanbod uitgewisseld. Kleine en
tweedehands goederen worden in de winkels geruild, gro-
tere goederen en diensten gaan via de webshop. Ook hebben
de Lets Ruilwinkels een DUS (Duurzame Uitleen Service)
punt voor de laagste inkomens. Wil je liever van je spullen
af dan ruilen? Dan kun je ook goederen en kleding inbren-
gen.
Bijzondere ervaring
13 Formula Zero
Elektrische auto’s zijn al een tijdje in omloop, maar echt
populair is het nieuwe rijden nog niet. Bij Formula Zero
willen ze automobilisten hier warm voor laten lopen door
races met elektrische auto’s te organiseren. De eerste race
in Rotterdam is in augustus 2008 georganiseerd, boekingen
zijn via de website te maken.
166 QPQ | 3 • 2010
14 De groene Marathon
Hoewel Rotterdam misschien niet bekend staat als groenste
stad van Nederland, zijn ook in de Maasstad behoorlijk wat
parken, tuinen en bossen te vinden. De groene marathon is
een fietsroute van 42 kilometer langs de groenste plekken in
en rond de stad.
15 Reisburo op Zuid
Rotterdam-Zuid barst van de inspirerende sociale en
creatieve projecten. Maar je moet het wel net weten. Bij
Reisburo op Zuid organiseren ze (op maat gemaakte) tours
langs de meest interessante, creatieve of vernieuwende pro-
jecten in de verschillende wijken van Zuid. Ook zijn wandel-
tochten door Katendrecht via de website te downloaden.
15 Duurzame Dinner-hunt
Op zoek naar een origineel bedrijfsuitje? Bij de Duurzame
Dinner-hunt ga je als groep in twee teams Rotterdam in,
om opdrachten uit te voeren en geld voor het goede doel op
te halen. Het winnende team krijgt champagne, voor ieder-
een eindigt de dag met een biologisch diner.
16 Bijenpark
Waarschijnlijk een van de minst bekende parken van
Rotterdam. Toch is het Bijenpark in IJsselmonde met de
kleine dierentuin voor kinderen, een eigen kaasmakerij en
imker de moeite van een bezoek waard.
Voor kantoor en thuis
17 Eco4You
De wens het huis energieneutraal te maken, maar zelf niet
de kennis of handigheid? Dan regelt Eco4You het. Na het
bepalen van het energielabel van je huis, komt Eco4You de
juiste systemen installeren om het verbruik van warmte en
elektriciteit te verminderen.
18 Binderij Geschikt
Bij Binderij Geschikt verkopen ze bloemen en planten van
Ekobloem (Kwintsheul), die zonder het gebruik van chemi-
sche meststoffen of pesticiden zijn gekweekt.
19 Ahrend
In het enorme pand aan Vasteland ontwikkelt, ontwerpt en
produceert Ahrend kantoormeubilair met een streven naar
100% ecodesign. Behalve een focus op recycling van mate-
rialen, let Ahrend ook op de duurzaamheid van personeel.
Ahrend steunt de Universele Rechten van de Mens en zet
zich in tegen kinderarbeid en moderne slavernij.
Ontmoetingsplekken voor sociaal ondernemers
Wat is de top 5 van ontmoetingsplekken voor sociaal ondernemers in
Rotterdam? Waar heb je grote kans andere sociaal ondernemers te
treffen? En welke locaties zijn goed bereikbaar, werkbaar èn gezellig,
met goede koffie en als het even meezit ook Wi-Fi?
20 The Hub
Ontmoetings- en werkplek voor sociaal ondernemers. Hier
komen ruimte, middelen, connecties, kennis en ervaring
samen om goede ideeën te verwezenlijken. Ben je lid van
The Hub dan kun je wereldwijd terecht: online contact met
andere leden en offline in andere steden. Ook als niet-lid
kun je hier werken, je betaalt per dagdeel.
21 Studio Hergebruik
Studio Hergebruik is een winkel, expositieruimte, studio en
ontmoetingsplek in één. Kunstenaars en ontwerpers uit alle
disciplines krijgen bij Studio Hergebruik de kans te expose-
ren, zolang ze zich toeleggen op het recyclen of hergebrui-
ken van materialen, beelden of concepten. Dankzij de mix
van activiteiten is Studio Hergebruik een perfecte ontmoe-
tingsplek voor sociale ondernemers om inspiratie op te doen
en van gedachten te wisselen.
22 Singeldingen
Sinds de eerste editie in 2009 is Singeldingen in de zomer-
maanden 9 weken lang een sprankelende ontmoetings- en
doeplek in het Heemraadspark in Rotterdam. Vanuit een
(mobiele) kiosk worden allerlei activiteiten voor jong en oud
georganiseerd.
23 Rotterdam Collectief
In een voormalig leegstaand pand aan het Stadhuisplein is
sinds kort het Rotterdam Collectief gevestigd. Zelfstandige
professionals met verschillende disciplines worden hier ver-
enigd onder een centraal aanspreekpunt en management.
Het collectief zoekt actief naar opdrachten om intern uit te
zetten. Alle deelnemers blijven zelfstandig, maar kunnen
ook in teamverband uiteenlopende projecten aanpakken.
24 SingerSweatShop
Een nieuwe culturele hotspot waar jonge artiesten van-
uit verschillende disciplines exposities, feesten, high
teas, filmavonden en vele andere events organiseren. De
SingerSweatShop is gevestigd in het oude pand van de
Singer naaimachines, het eerste gebouw dat na het bombar-
dement van de Duitsers in 1940 in ere werd hersteld.
167
Bureau voor design en communicatie
Design- en communicatieadvies • Product branding • Jaarverslagen
Brochures • Huisstijl- en logo-ontwikkeling • Powerpointpresentaties
Websites • Magazines • Journalistiek werkzaamheden
De Vormstrateeg | Hinthamerstraat 162 | 5211 MV | ’s-HertogenboschPostbus 1366 | 5200 BK | ’s-Hertogenbosch | T 073 613 20 34 | [email protected]
Kijk voor onze portfolio: www.vormstrateeg.nl
PartnersGezocht!
Waarom is niet iedereen sociaal ondernemer? Vraagt u zich dat ook af? Kom met ons praten!
QPQ heeft een missie. QPQ wil met inspirerende verhalen andere ondernemers stimuleren óók te starten met sociaal ondernemerschap. Daarom hebben we onszelf ten doel gesteld QPQ zo groot en invloedrijk mogelijk te maken. Daarom zijn we op zoek naar partners. Organisaties die deze missie onderschrijven, die zelf sociaal ondernemen, voorop lopen en dit wereldkundig willen maken. Zodat ze een voorbeeld en inspiratiebron kunnen zijn voor anderen. Partners dus die ons gedachtegoed helpen verspreiden.
Wat verwacht QPQ van u als partner?
– Als partner adopteert u tegen kostprijs een deel van de oplage van QPQ, dat kan al vanaf
250 exemplaren, voor minimaal 1 jaar.
– U doet QPQ cadeau aan precies diegenen die u wilt inspireren, uw doelgroep, relaties of
medewerkers bijvoorbeeld.
– In overleg kunt u of een van uw relaties onderwerpen of ideeën aandragen, waarmee de redactie
van QPQ in een volgend nummer haar (en uw) lezers weer kan inspireren.
Wat kan een partner van QPQ verwachten?
– QPQ zorgt voor verspreiding van het magazine.
– Bij de verspreiding horen desgewenst een begeleidende aanbiedingsbrief, een banderol of zelfs
een aangepaste cover met uw organisatie als duidelijke afzender tot de mogelijkheden. Ook tegen
kostprijs natuurlijk. We lichten met veel plezier de verschillende mogelijkheden toe.
– Als partner kunt u bovendien kiezen voor publiciteit in de positieve, geëngageerde context van
QPQ. Hierbij kunt u denken aan een advertentie, een advertorial of redactioneel artikel, over
een van uw projecten of ideeën, een specifiek product of een van uw partners, of over uw eigen
organisatie uiteraard. Overleg gerust met ons over de mogelijkheden, alles is bespreekbaar.
Tenslotte: in het productieproces van QPQ wordt natuurlijk uitsluitend gedrukt met biologische inkten, IPA-vrij op de Ecolor-pers,
100% gevoed door groene stroom, CO2-neutraalvrij en met CO2-neutrale grondstoffen. De pre-press is geheel chemievrij. En ja,
dat kan dus zulk mooi papier en zulke heldere kleuren tot gevolg hebben. Meer weten? Neem contact op met QPQ, Marije Hamers,
e-mail [email protected], telefoon: 073 610 00 88.
170 QPQ | 3 • 2010
geen kletskop onder de
erasmusbrug
Restaurant Z&M, Rotterdam
Het Rotterdamse Scheepvaartkwartier oogt weldadig op deze zonovergoten dinsdag. Een koel briesje, masttouwen die ritmisch klikken op de wind, met op de achtergrond nog net een punt Erasmusbrug. Dit is het fraaie decor van het terras waarop Geleijnse en Van Benthem neerstrijken. Hongerig naar eerlijk, biologisch voedsel en een keuken met een goed verhaal.
Tekst: Willemijn van Benthem en Annemarie Geleijnse
171
GELEIJNSE EN VAN BENTHEM ETEN UIT
Z&M Delicatessen Veerhaven 13
3016 CJ Rotterdam
Reserveren: 010-2800980
www.zenmdelicatessen.nl
Op het laatste moment ontdekt Geleijnse in het bed van krokante sla nog een perfecte plak geitenkaas en knapperig stuk brood.
172 QPQ | 3 • 2010
Rob Baris en Emmy Walburg zijn de eigenaren van Z&M, een
restaurant, delicatessenwinkel en kookstudio. De zaak is stijlvol
aangekleed, als een decor in een hip interieurblad. ‘Eigenwijs
eerlijk eten’ is de slogan van dit eetpaleis. Uitbaatster Emmy
Walburg maakt er niet veel woorden aan vuil. “Wij kunnen het
ons gewoon niet voorstellen dat je het anders doet.” Ze vindt
het vanzelfsprekend dat je voor goede producten kiest en dat
zijn nou eenmaal vaak biologische. “Maar”, voegt ze toe, “ik
ben mijn broeders hoeder niet. Iedereen moet het zelf weten.
Wíj doen dit al dertig jaar zo.”
Voorgerecht
Bij aankomst zijn slechts drie tafeltjes bezet. Aan het eten
kan het niet liggen. “Wat gezond!”, roept Van Benthem uit
als zij een schaal vol geroosterde pastinaak, artisjok en bieten
krijgt aangereikt. “We máken ook heel gezond eten”, pareert
Walburg. Uitnodigend is ze niet. Op de opmerking van Van
Benthem dat zij geen tarwe mag, zegt ze: “Dan moet je geen
brood eten”, terwijl ze brood op tafel zet. Desalniettemin sma-
ken de voorgerechten heerlijk. Met de groenten om in de dip-
sauzen te dopen, mis je het brood niet eens. En ook de verse
artisjok van Geleijnse maakt veel goed. De dressing van honing
en mosterd is ouderwets lekker om de mooi gedrapeerde blaad-
jes door heen te halen. Het is alleen een flink voorgerecht. Op
het laatste moment ontdekt Geleijnse in het bed van krokante
sla nog een perfecte plak geitenkaas en knapperig stuk brood.
Hoofdgerecht
Als hoofdgerecht koos Geleijnse voor de kleine portie pasta
met walnotenpesto, citroen en geroosterde paprika. Hoewel
de pasta wat zoutloos is, likt ze liefst haar bord af. De pesto
geeft een nasmaak die de rest van de dag op je gehemelte blijft
hangen als een gelukzalige herinnering. Van Benthem geniet
intussen stilletjes van de risotto met twee soorten garnalen en
selderij. Heerlijk romig door de parmezaan, veel garnalen en de
rijst perfect beetgaar. Op het menu stond ‘twee soorten garna-
len’, maar welke dat mogen zijn, wordt niet onthuld. “Gewoon,
grote en kleine”, is het zuinige antwoord van de uitbaatster.
Dessert
Het gezicht van Geleijnse gaat alweer glimmen als de citroen-
taart met frambozen en rabarberijs wordt neergezet. Het deeg
is zo klef dat het aan de binnenkant van je wangen blijft plak-
ken. Geleijnse probeert uit alle macht alles op te eten, maar hoe
lekker ook, het beslag is machtig. Van Benthem kiest voor de
hangop met meringue en kletskoppen. Emmy Walburg zal bij
de kok navragen of de koekjes tarwe bevatten en serveert even
later de hangop zónder kletskoppen - en zonder toelichting.
Een gemakkelijke oplossing, maar de hangop is romig en fris
tegelijk door de verse frambozen en aardbeien. Het krokante
eiwitbeslag dat er doorheen is geroerd, maakt het gerecht luch-
tiger dan het in werkelijkheid is. Toch gaat alles op.
Misschien dat we in de avonduren nog eens moeten terugko-
men, als Rob Baris er ook is? De kaart nodigt er in ieder geval
toe uit. En we zijn eigenlijk wel benieuwd naar die parfait van
lavendel met rozenbottelsaus.
NB: Met de kassabon krijg je vijf procent korting in de wijnwinkel.
Wijn halen ze zelf uit Frankrijk.
ingrediënten (vier personen):
– 250 ml yoghurt
– 200 ml slagroom
– 300 gr rood fruit: aardbeien, bramen, bessen
Merengue (harde) grof verkruimeld, ongeveer
een kleine hand (hiervoor kunnen ook zogeheten
‘schuimpjes’ worden gebruikt)
– 1 vanille stokje
– Rasp van ½ citroen, ½ limoen en ½ sinaasappel
– 3 eetlepels honing
Giet de yoghurt in een schone doek en leg deze in de zeef.
De yoghurt een nacht lang laten uitlekken. De slagroom
kloppen en door de uitgelekte yoghurt scheppen. Weer een
aantal uur laten uitlekken. Ongeveer 100 gram van het
rode fruit opkoken met een schepje honing en zeven, voor
de saus. Het vanillestokje uitschrapen en samen met de
citrus-rasp en honing door de yoghurt roeren. Voeg pas op
het laatste moment de stukjes merengue en het rode fruit
toe. Leg een flinke schep hangop op het bord en schenk
wat saus over en om de yoghurt heen.
Het recept
Recept HangopZ&M Delicatessen
173
“Igor Kluin is heel gedreven in het vinden van een nieuw,
duurzaam marktmodel voor de energiesector. Hij doet dat op
een slimme manier, en komt daardoor heel ver. Met zijn bedrijf
laat hij zien dat verandering in ons ‘starre’ energiesysteem wel
degelijk mogelijk is.
Qurrent is een energiemaatschappij die helpt bij de decentrale
opwekking van energie, en ook het meten van die energie. In de
meterkast wordt een Q-box geplaatst die bijhoudt hoeveel ener-
gie er wordt verbruikt. Het bedrijf maakt voor de opwekking
gebruik van zonnepanelen, windturbines en andere mogelijke
alternatieven. De hoeveelheid energie die te veel is wordt naar
de buren ‘gestuurd’, of naar het netwerk.
En dat is een groot verschil met hoe het nu nog gaat met
centrale opwekking. Het is veel beter - en ook logischer - om
gebruik te maken van meerdere, kleine energiebronnen door
het hele land. Igor Kluin bewijst met zijn bedrijf dat er wel
degelijk alternatieven zijn en dat het ook haalbaar is. Hij maakt
daarbij slim gebruik van zijn netwerk. Door zijn contacten met
Den Haag en met woningbouwverenigingen komt hij heel ver.”
Ritsaart van Montfrans geeft het ‘stokje’ door aan… Igor Kluin van Qurrent.
Energiedirecteur maakt slim gebruik van zijn netwerk
Igor Kluin is oprichter van Qurrent, een energie maatschappij die zich richt op lokale energieopwekking.
Tekst: Roos Menkhorst | Fotografie: Jaqueline Dersjant
ESTAFETTE
174 QPQ | 3 • 2010
QPQ nr.4 verschijnt in december 2010
VOLGENDE KEER IN QPQ
Thema: innovatieWat zijn de vijf belangrijkste innovatietrends? Hoe springen sociaal ondernemers daarop in? En de koplopers van het reguliere bedrijfsleven?
Social intrapreneurs: social changemakers in gewone ondernemingen
Duurzaam kerstdiner. Onder het genot van een
verantwoord diner voert QPQ een debat met de eters
over: Wat is beter: fair, biologisch, regionaal?
En natuurlijk de recepten.
Verantwoord op reis. Steeds meer reisorganisaties claimen
dat ze aan ecotoerisme doen. Maar hoe ‘eco’ zijn die reizen
eigenlijk? Wat levert het de lokale bevolking op? Hoeveel van
iedere euro gaat er daadwerkelijk naar haar toe?
Nieuwe rubriek: Social Dragons Den
Verantwoord oud en nieuw vieren: duurzame bubbels, verantwoorde
cosmetica en groene feestkleding
3
Stagiaires en afstudeerders die er voor gaan!Feature Talent helpt u om die zelfstandige, communicatieve en gemotiveerde HBO student(e) te vinden waar u echt wat aan hebt. Wanneer u een opdracht voor een stagiaire of afstu-deerder hebt, dan wilt u niet afwachten of de juiste kandidaat zich zal aandienen. Wij gaan op basis van persoonlijke contacten op zoek naar de student die zich graag wil ontwikkelen in uw organisatie. Voor u is het no cure no pay, dus bel ons als u gaat voor resultaat.
Kijk voor meer informatie op www.featuretalent.nl of bel naar 0180 41 00 43.
Stel je voor.Zij maakt zich op voor uw bedrijf.