rapport hanze hbo-ba sociaal pedagogische hulpverlening

77
Adviesrapport accreditatie hbo bacheloropleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening Voltijd, deeltijd Hanzehogeschool Groningen

Upload: lamkien

Post on 11-Jan-2017

228 views

Category:

Documents


4 download

TRANSCRIPT

Page 1: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

Adviesrapport accreditatie hbo bacheloropleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening Voltijd, deeltijd Hanzehogeschool Groningen

Page 2: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening
Page 3: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

Hobéon® Certificering BV Datum: 15 oktober 2010 Auditteam: Mevrouw F.M. Brouwer Mevrouw prof.dr. M. de Bie De heer J. Brongers Mevrouw C. Frommé Secretaris: De heer drs. G. Broers

Adviesrapport accreditatie hbo bacheloropleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening Voltijd, deeltijd Croho nr.: 34617 Hanzehogeschool Groningen

Scheveningseweg 46

2517 KV Den Haag

T (070) 30 66 800

F (070) 30 66 870

I www.hobeon.nl

E [email protected]

Page 4: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening
Page 5: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

INHOUDSOPGAVE

DEEL 1 1 1.  MANAGEMENT SAMENVATTING 1 1.1.  Integraal advies 1 1.2.  Samenvattende beoordeling 2 

2.  INLEIDING 5 

3.  KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING 7 

4.  VORIGE ACCREDITATIE 9 

DEEL 2 OORDEEL OP FACETNIVEAU 11 5.  ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO-ACCREDITATIEKADER 11 

1.  Doelstellingen opleiding 11 Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen 11 Facet 1.2. Niveau: Bachelor en Master 13 Facet 1.3. Oriëntatie HBO 14 2.  Programma 15 Facet 2.1. Eisen HBO 15 Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma 19 Facet 2.3. Samenhang programma 21 Facet 2.4. Studielast 24 Facet 2.5. Instroom 26 Facet 2.6. Duur 29 Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 30 Facet 2.8. Beoordeling en toetsing 32 3.  Inzet van Personeel 35 Facet 3.1. Eisen HBO 35 Facet 3.2. Kwantiteit personeel 36 Facet 3.3. Kwaliteit personeel 37 4.  Voorzieningen 39 Facet 4.1. Materiële voorzieningen 39 Facet 4.2. Studiebegeleiding 40 5.  Interne kwaliteitszorg 42 Facet 5.1. Evaluatie resultaten 42 Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering 44 Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 46 6.  Resultaten 47 Facet 6.1. Gerealiseerd niveau 47 Facet 6.2. Onderwijsrendement 49 

6.  OORDEELSCHEMA 51 

7.  BIJLAGEN 53 BIJLAGE I PROGRAMMA EN GESPREKSPARTNERS 55 BIJLAGE II KWANTITATIEVE GEGEVENS VAN DE OPLEIDING 59 BIJLAGE III  CURRICULAE VITAE EN ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARINGEN AUDITOREN 63 BIJLAGE IV   WERKWIJZE, BEOORDELINGSPROCEDURE EN   BESLISREGELS HOBÉON 69 

Page 6: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening
Page 7: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 1

DEEL 1

1. MANAGEMENT SAMENVATTING 1.1. Integraal advies

Hobéon Certificering adviseert de NVAO de hbo bacheloropleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening, verzorgd door de Hanzehogeschool Groningen, Crohonummer 34617, in de varianten voltijd en deeltijd te accrediteren. Dit advies wordt in het voorliggende rapport gefundeerd. Wat betreft de werkwijze, de beoordelingsprocedure en de beslisregels verwijzen wij naar de betreffende bijlage die is opgenomen in dit rapport. Algemene gegevens Naam van de instelling: Hanzehogeschool Groningen. Naam van de opleiding: Sociaal Pedagogische Hulpverlening. Varianten van de opleiding: Voltijd, deeltijd. Locatie van de opleidingen: Groningen. Naam VBI: Hobéon Certificering b.v. Datum visitatie: 22 april 2010. Datum adviesrapport: 15 oktober 2010. Beoordelingskader Het bij het onderzoek gehanteerde beoordelingskader is het ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (d.d. 14 februari 2003). Samenstelling auditteam Het auditteam bestond uit de volgende personen: Mevr. F.M. Brouwer Mevrouw Brouwer heeft als voorzitter van het auditteam deelgenomen aan de visitatie. Zij heeft binnen het hoger onderwijs ruime ervaring op het terrein van kwaliteitszorg. Zij is thans werkzaam als senior adviseur bij Hobéon. Mevr. prof. dr. M. de Bie Mevrouw De Bie is verbonden aan de Universiteit Gent, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Zij is voorzitter van de vakgroep Sociale Agogiek en van de opleidingscommissie Sociaal Werk en heeft een ruime lesopdracht in de opleiding pedagogische wetenschappen (Universiteit Gent) en in de masteropleiding Sociaal werk. De heer B. Brongers De heer Brongers is thans bestuurder/directeur van de Stichting De Compagnon, een overkoepelende organisatie op het terrein van welzijnswerk, opbouwwerk, ouderenwerk en algemeen maatschappelijk werk. Mevrouw C. Frommé Mevrouw Frommé is thans student SPH aan de Hogeschool Utrecht. De heer drs. G. Broers De heer Broers is onderwijskundige en heeft aan de visitatie deelgenomen als secretaris.

Page 8: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 2

1.2. Samenvattende beoordeling Hobéon Certificering baseert het advies tot accreditatie van de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening (hierna verder ook aan te duiden als SPH) op de volgende overwegingen. Algemeen beeld De opleiding SPH van de Hanzehogeschool maakt deel uit van de Academie voor Sociale Studies. Binnen deze academie worden behalve SPH ook de opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) en (vanaf 2007) Toegepaste psychologie verzorgd. Uit het studenttevredenheidsonderzoek (2009) is gebleken dat studenten de opleiding in beide varianten een score ‘ruim voldoende’ geven. Studenten SPH en MWD volgen een gemeenschappelijke propedeuse in een specifieke SPH- of MWD lesgroep. Uit de gesprekken die het auditteam heeft gevoerd met vertegenwoordigers uit het werkveld is gebleken dat zij een duidelijke visie hebben op zowel het beroep als op de wijze waarop de aansluiting arbeidsmarkt en opleiding vorm krijgt. Ook de lectoren die het auditteam gesproken heeft, hebben een duidelijke visie op het vakgebied, een visie die terug te vinden is in het door de opleiding aangeboden curriculum. De opleiding richt zich niet alleen op het werkveld in het noorden van het land, maar ook steeds nadrukkelijker op het buitenland. Daarmee verschuift de focus van dit type opleidingen van een puur op de Nederlandse situatie gerichte opleiding naar een meer internationale oriëntatie, waarbij sociaal agogische ontwikkelingen buiten de eigen landsgrenzen in toenemende mate een eigen plek krijgen in het SPH-curriculum. In de ‘Kritische Reflectie’ (in Hobéon terminologie: de management review) beschrijft de opleiding een aantal verander-/verbeterpunten. Het auditteam vindt dit een belangrijk punt omdat het enerzijds aangeeft dat de SPH opleiding weet op welke terreinen veranderingen/verbeteringen mogelijk zijn, en anderzijds deze punten een goede focus vormen voor ontwikkelingen de komende jaren. De opleiding geeft hiermee te kennen over voldoende zelfreflectie te beschikken. Onderwerp 1 Doelstellingen opleiding: De SPH opleidingen hebben op landelijk niveau de eindkwalificaties recent opnieuw bepaald en uitgewerkt. Het betreft hierbij niet zozeer een uitbreiding van het aantal kwalificaties vergeleken met de set eindkwalificaties uit het profiel van 1999, maar veelmeer een toespitsing van meerdere eindkwalificaties tot een beperktere set kwalificaties. Zoals hierboven onder ‘algemeen beeld’ geschetst, kenmerkt de opleiding zich door een nauwe band met het werkveld. Dit heeft geleid tot verschillende specialisaties (waaronder: rehabilitatie, groepswerk en samenlevingsopbouw) die ieder een omvang hebben van 26 EC’s. Het auditteam beschouwt deze specialisaties als arbeidsmarktrelevant. De opleiding heeft mede in overleg met het werkveld de keuze gemaakt zich te richten op thema’s zoals drang en dwang en hulpverlening aan personen met een licht verstandelijke handicap. Twee facetten van onderwerp 1 ‘Doelstellingen opleiding’ worden als goed beoordeeld voor deze opleiding, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ bij het oordeel toegevoegd.

Page 9: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 3

Onderwerp 2 Programma: De opleiding biedt een curriculum aan dat voldoende aandacht besteedt aan recente ontwikkelingen in het vakgebied. Er is sprake van studiemateriaal dat de studenten de gelegenheid biedt tot voldoende interactie met de beroepspraktijk waarbij het auditteam opmerkt dat het multidisciplinaire karakter van het vakgebied meer nadruk verdient binnen de opleiding. Al vroeg in de opleiding maken studenten kennis met het werkveld. In eerste instantie gebeurt dit door het aanbieden van workshops; vanaf het tweede studiejaar lopen studenten hun eerste stage. De door de opleiding gehanteerde set eindkwalificaties/competenties zijn terug te vinden in uitgewerkte vorm in het curriculum. De samenhang in het programma, zowel verticaal als horizontaal, is voldoende geborgd. Onder andere door enerzijds de toenemende complexiteit van de opleiding en anderzijds door gebruik te maken van verschillende leerlijnen. Sinds de laatste visitatie heeft de opleiding het niveau van de opleiding verhoogd door het uitbreiden van de kenniscomponent en het benadrukken van het specifiek toetsen op kennis. Iedere onderwijsperiode bestaat uit 15 EC’s. Voor studenten is per studieonderdeel de studielast in studiepunten uitgedrukt waardoor zij een indruk krijgen van de studielast per studieonderdeel. De opleiding probeert zoveel mogelijk de pieken en dalen in de studielast te voorkomen. Dit lukt niet altijd. De opleiding houdt in dit verband de vinger aan de pols door studenten regelmatig op dit onderdeel te bevragen en daar, waar mogelijk, maatregelen te nemen. De opleiding kenmerkt zich door een goed uitgewerkt beleid rond de instroom van studenten. Management en docenten hebben goed zicht op de kwalificaties waarover de instromende groepen voltijd- en deeltijdstudenten beschikken. De door de opleiding gehanteerde werkvormen beoordeelt het auditteam als adequaat. Het door de opleiding ingezette traject rond het aanbieden van meer vakinhoud heeft consequenties voor de verhouding tussen de verschillende werkvormen. Duidelijk is dat er meer nadruk ligt op vakinhoudelijke kennisoverdracht en de toepassing hiervan in de praktijk. De opleiding biedt een palet aan toetsvormen aan. De hiervoor vermelde verzwaring van de kenniscomponent van de opleiding leidt ertoe dat het aantal kennistoetsen verder toeneemt. Om de kwaliteit van toetsing verder te borgen, is de opleiding een traject gestart om de deskundigheid van docenten op het terrein van toetsing verder te verbeteren. De door het auditteam bestudeerde toetsen zijn wat breedte en diepgang betreft van voldoende niveau. Onderwerp 3 Inzet van Personeel: De opleiding heeft de docent-student ratio ten opzichte van de vorige visitatie in 2004 weten bij te stellen tot een binnen het hbo meer gangbare ratio van 1:25. Jaarlijks stelt de opleiding een planning op voor de inzet van docenten waardoor het mogelijk is eventuele tekorten bij de inzet van personeel tijdig te signaleren en maatregelen te nemen. De kwaliteit van het personeel beoordeelt het auditteam als goed. Ongeveer de helft van het docententeam heeft een wo-opleiding en beschikt over relevante recente werkervaring, hetgeen het leggen van verbanden vergemakkelijkt tussen hetgeen in de opleiding behandeld wordt en ontwikkelingen in het werkveld. Door wijzigingen in het takenpakket van docenten hoopt de opleiding de werklast verder terug te dringen. Docenten voeren functioneringsgesprekken met de teamleider waarbij zowel hun functioneren als hun ontplooiingsmogelijkheden ter sprake komen.

Page 10: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 4

Onderwerp 4 Voorzieningen: De voorzieningen zijn goed, zowel de uitrusting van het gebouw als de toegankelijkheid van de ICT-voorzieningen. De begeleiding van studenten, in het bijzonder de studieloopbaanbegeleiding, gebeurt door kerndocenten die zowel de opleiding als de studenten goed kennen. De begeleiding door de docent wordt, naarmate deze in zijn studie vordert, minder intensief. In de gesprekken met de student komen onderwerpen aan bod zoals het leer- en ontwikkelingsproces, het plannen van de studie en het maken van gemotiveerde keuzes. Eén facet van onderwerp 4 ‘Voorzieningen’ wordt als goed beoordeeld voor deze opleiding, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ bij het oordeel toegevoegd. Onderwerp 5 Interne Kwaliteitszorg: De kwaliteitszorgcyclus is geborgd waarbij de uitvoering plaatsvindt op basis van hogeschool breed beleid. Het onderwijs wordt stelselmatig kwalitatief en kwantitatief geëvalueerd. Binnen de academie, waar SPH deel van uit maakt, wordt bij de onderwijsevaluaties gebruik gemaakt van verbeterplannen die voor studenten zichtbaar op black board gezet worden. In dit verband moet verder opgemerkt worden dat de opleiding in voldoende mate de relevante partijen betrekt bij het onderwijsproces. Verbetermaatregelen, zo is het auditteam gebleken, vormen een belangrijk onderdeel van de ‘cultuur’ binnen de opleiding. Zo heeft de opleiding SPH sinds de eerste visitatie aantoonbaar verschillende verbetermaatregelen genomen die inmiddels de kwaliteit van de opleiding ten goede zijn gekomen. Uit de ‘Kritische Reflectie’ blijkt dat de opleiding zicht heeft op verbeter- en ontwikkelingmogelijkheden Twee facetten van onderwerp 5 ‘Interne Kwaliteitszorg’ worden als goed beoordeeld voor deze opleiding, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Dit wordt als ‘extra aantekening’ bij het oordeel toegevoegd. Onderwerp 6 Resultaten: De studentproducten, in het bijzonder de afstudeeropdrachten van studenten, zijn van een voldoende niveau: zij zijn op hbo-niveau, praktijkgericht en bruikbaar in de praktijk. De opleiding SPH hanteert streefcijfers en een numerus fixus. Laatstgenoemde heeft er toe geleid dat er een meer gereguleerde doorstroming van studenten is ontstaan. De propedeuserendementen vertonen een stijgende, positieve lijn. Het diplomarendement laat een voorzichtige trend zien naar een rendement dat voldoet aan de streefwaarde. Om de rendementen verder te verbeteren neemt de opleiding maatregelen waaronder een uitgebreide voorlichting, aanwezigheidsplicht in relatie tot het verhogen van het aantal contacturen. Ook is er sprake van een verdere intensivering van de studieloopbaanbegeleiding.

Page 11: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 5

2. INLEIDING Het voorliggende rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de hbo bacheloropleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening, verzorgd door de Hanzehogeschool, Croho nummer 34617. De opleiding wordt aangeboden in de varianten voltijd en deeltijd. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review (in de terminologie van de opleiding: ‘Kritische Reflectie’) en de daarbij behorende onderliggende documenten. Het bij het onderzoek gehanteerde beoordelingskader betreft het ‘beoordelingskader HBO bachelor bestaande opleidingen’, versie 2009. De visitatie heeft plaatsgevonden op 22 april 2010. Het programma van de visitatie is opgenomen in Bijlage I. Het auditteam werd gevormd door mevrouw Brouwer, mevrouw De Bie, de heer Brongers, mevrouw Frommé en de heer Broers. De in dit team aanwezige expertise is in onderstaand schema zichtbaar.

werkveld vak / discipline

onderwijs kwaliteits-zorg /visitatie

student- perspectief

voorzitter mw. F.M. Brouwer, adviseur Hobéon

werkvelddeskundige dhr. J. Brongers, directeur/bestuurder

vakdeskundige mw. M. de Bie, Hoogleraar Universiteit Gent

student mw. C. Frommé, student SPH

secretaris dhr. G. Broers, adviseur Hobéon,

De Academie voor Social Studies van de Hanzehogeschool biedt drie opleidingen aan in het sociaal agogisch domein, waaronder Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH). Daarnaast biedt deze zg. School de opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) aan en vanaf 2007 Toegepaste Psychologie (TP). Binnen de Academie voor Social Studies studeren ruim 2100 studenten waarvan bijna 1000 aan de opleiding SPH. Voorafgaand en tijdens de visitatie heeft het auditteam inzage gehad in toetsen, afstudeeropdrachten en portfolio’s. Hierbij hebben de werkveld- en vakdeskundigen onafhankelijk van elkaar producten, in het bijzonder afstudeeropdrachten, bij de opleiding SPH opgevraagd en deze bestudeerd.

Page 12: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 6

Page 13: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 7

3. KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING Organisatie De opleiding kent twee varianten: voltijd en deeltijd. Vanaf het studiejaar 2003-2004 is het onderwijs in beide varianten competentiegericht vormgegeven. Sinds 2004 werken de opleidingen Sociaal pedagogische Hulpverlening en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening zowel organisatorisch als inhoudelijk samen. Organisatorische samenwerking heeft vooral betrekking op planning, roostering, personeelsbeleid en voorzieningen. Inhoudelijke samenwerking is terug te vinden in de inhoud van de gezamenlijke propedeusefase. Studenten van MWD en SPH volgen in de propedeuse hetzelfde programma, in een specifieke SPH- of MWD lesgroep. Rol werkveld bij de opleiding SPH Er is sprake van een samenwerkingsrelatie van de opleiding SPH met het werkveld. Dit heeft onder andere geresulteerd in de ontwikkeling van zes specialisaties (Rehabilitatie, Casemanagement, Groepswerk, Samenlevingsopbouw, Ambulante begeleiding in de thuissituatie en Hulpverlening in Drang- en Dwang situaties) en vijf minoren (Rehabilitatie, Licht Verstandelijk Gehandicapten, Integraal Jeugdbeleid, Toegepaste Psychologie en Healthy Ageing). De samenwerking krijgt een vervolg in de uitvoering van de specialisaties en minoren. Werkveldpartners participeren daarbinnen als (gast)docenten. Daarnaast krijgen studenten binnen specialisaties opdrachten die ze via contacten in het werkveld of in samenwerking met werkveld uitvoeren. De praktijk binnen de opleiding SPH Die praktijkervaring voor de SPH voltijdvariant vindt plaats in de stages in het tweede en derde studiejaar en tijdens de afstudeeropdracht in het vierde jaar. Studenten in de deeltijdvariant combineren het theoretisch deel van het programma met een werkleersituatie in de voor hen relevante beroepspraktijk. Sinds 2007 is praktijkgericht onderzoek een speerpunt binnen de SPH opleiding en altijd gekoppeld aan de praktijk. Tijdens de derdejaars stage voeren studenten een klein praktijkgericht onderzoek uit. Lectoraten De afstudeeropdracht bestaat uit een groot praktijkgericht onderzoek in opdracht van het werkveld of lectoraten/kenniscentra. De lectoraten (Rehabilitatie, Arbeidsparticipatie, Integraal Jeugdbeleid), en kenniscentra (CaRES en Arbeid) hebben samen met de academie als taak om kennis, onderzoek en onderwijs met elkaar te verbinden. Relevante overlegstructuren De SPH opleiding neemt deel aan verschillende landelijke overleggen op het terrein van sociaal pedagogische hulpverlening waaronder het Landelijk Opleidingsoverleg voor de opleidingen SPH (LOO-SPH). In dit kader heeft de opleiding SPH-Groningen een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van het nieuwe Opleidingsprofiel ‘De creatieve professional – met afstand het meest nabij’ uit 2009. Daarnaast neemt de opleiding deel aan het HBO-kennisnetwerk Jeugdzorg van het Nederlands Jeugdinstituut.

Page 14: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 8

De academie waartoe SPH behoort maakt ook deel uit van een internationaal netwerk van twintig Europese partnerscholen in Duitsland, Noorwegen, Denemarken, Zweden, België, Litouwen, Oostenrijk, Spanje, Hongarije en Bulgarije. Dit netwerk maakt internationale mobiliteit voor docenten mogelijk en verruiming van kennis en inzicht binnen de beroepspraktijk.

Page 15: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 9

4. VORIGE ACCREDITATIE Resultaten accreditatie 2004 De opleiding SPH is in 2004 beoordeeld en in februari 2005 geaccrediteerd. Uit het accreditatierapport en het NVAO besluit blijkt dat de doelstellingen van de opleidingen in voldoende mate geborgd zijn in het werkveld en op een adequate wijze beschreven in de documentatie. Het studieprogramma werd als ‘actueel’ beschreven en de aangeboden leerstof als ‘relevant voor de discipline en het werkveld’. Wel was op het punt van internationalisering en het zicht hebben op en het verwerken hiervan in het curriculum ‘verbetering’ mogelijk. Door studenten werd het studieprogramma als te licht ervaren. De competenties waren nog te weinig expliciet in het programma terug te vinden. Er was sprake van een samenhangend programma dat studenten voldoende praktijkgerichte onderdelen aanbood. De docenten kregen voldoende mogelijkheden om een verbinding te leggen met de praktijk; de praktijkgerichtheid van de docenten was ‘sterk’. Er was een meerjaren personeelsplan beschikbaar en er werden functioneringsgesprekken gevoerd. De docent/studentratio van 1 op 38 werd door de NVAO als ‘zwak’ gekwalificeerd. De begeleiding en de voorzieningen werden als goed gekwalificeerd. Er werden relevante evaluaties uitgevoerd en evaluaties vormden aantoonbaar de basis voor verbeterbeleid. De kwaliteitszorg diende nog verder geïmplementeerd te worden. In dit verband merkte de NVAO op dat: ‘…. de opleiding nog steeds flink moet investeren in een volwaardig functionerend kwaliteitszorgsysteem’. De opleiding had ten tijde van de visitatie in 2004 een aantal maatregelen genomen om de doorstroom en uitstroom van studenten, en daarmee het rendement, te verbeteren. De afstudeeropdrachten van studenten waren van een voldoende niveau. De opleiding SPH is in 2004 beoordeeld door de NQA. Het auditteam hecht er aan om op te merken dat het oordeel over de verschillende facetten van het accreditatiekader kan afwijken van het oordeel in 2004 van de NQA. De NQA hanteert het oordeel ‘goed’ als standaardwaarde; voor Hobéon is ‘voldoende’ de standaardwaarde en impliceert een oordeel ‘goed’ dat de opleiding uitstijgt boven wat inmiddels in het hbo de gangbare praktijk is. In die zin legt Hobéon de lat hoger. Een vergelijking van het aantal keren dat de oordelen ‘voldoende’ en ‘goed’ gescoord is in het rapport van de NQA uit 2004 en het voorliggende rapport van Hobéon, dient met dit verschil dan ook rekening te houden. Ontwikkelingen sedert de visitatie in 2004 Sinds de accreditatie in 2004 heeft de opleiding een aantal verbetermaatregelen genomen waarvan wij de belangrijkste hierna kort beschrijven. Internationalisering is één van de speerpunten van de opleiding. Zo is de internationale

component van het binnenschoolse curriculum o.a. versterkt door gebruik van internationale literatuur bij conceptuele programma’s en een internationale opdracht in de specialisaties. De mogelijkheden om te studeren in het buitenland zijn toegenomen evenals de mogelijkheden tot stagelopen in het buitenland.

Page 16: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 10

Om het programma zwaarder te maken heeft de opleiding vanaf de vorige visitatie een aantal acties ingezet waaronder de uitbreiding van de kenniscomponent/kennistoetsing (met name in de propedeuse), meer individuele toetsing, aanwezigheidsplicht bij vaardigheidstrainingen en werkcolleges en het stellen van hogere eisen op het terrein van onderzoeksvaardigheden/praktijkopdracht, de stage en de afstudeeropdracht.

De relatie tussen de te behalen competenties en de inhoud en doelstellingen van het

betreffende programma wordt expliciet in de studiehandleidingen weergegeven. De opleiding besteedt aandacht aan nieuwe ontwikkelingen binnen het vakgebied door

middel van bijeenkomsten met de werkveldadviescommissie en praktijkbegeleiders, symposia en congressen.

Sinds dit studiejaar werkt de opleiding met accountdocenten die fungeren als

contactpersoon tussen de opleiding en een afgebakend deel van het werkveld. Zij houden beide kanten op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen. Relevante nieuwe inzichten en ontwikkelingen die hieruit naar voren komen worden door docenten binnen de huidige programma’s aan de orde gesteld of meegenomen in de ontwikkeling van nieuwe programma’s. Het ontwerpen van nieuw onderwijs vindt plaats in samenwerking met werkvelddeskundigen, waardoor nieuwe ontwikkelingen direct ingebed worden.

De docent-studentratio is sterk verbeterd. De ratio uit 2004 van 1:38 is naar beneden

bijgesteld tot een binnen het hbo meer gangbare ratio van 1:25.

De opleiding SPH hanteert thans een kwaliteitszorgsysteem dat hogeschoolbreed gehanteerd wordt en dat vruchten begint af te werpen. Zo zijn er op verschillende niveaus binnen de hogeschool medewerkers die zich expliciet bezig houden met kwaliteitszorg. Ook binnen SPH is de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in het verder implementeren van het kwaliteitszorgsysteem.

Het rendement van de opleiding verbetert. De opleiding geeft aan op dit terrein een forse

inspanning te hebben geleverd. Zo is de voorlichting verbeterd, is het aantal uren studieloopbaanbegeleiding toegenomen en worden studenten pas toegelaten tot een volgende fase van de opleiding als ze aan de tot dan toe geldende eisen hebben voldaan.

Page 17: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 11

DEEL 2 OORDEEL OP FACETNIVEAU

5. ONDERWERPEN EN FACETTEN NVAO-ACCREDITATIEKADER

1.  Doelstellingen opleiding   Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door

(buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)

Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Beroepsprofiel en eindkwalificaties De opleiding geeft aan dat zij ‘met grote tevredenheid’ gewerkt heeft met het opleidingsprofiel ‘De creatieve professional’ uit 1999. Tot september 2009 is het opleidingsprofiel uit 1999 de basis geweest voor het curriculum en voor het vaststellen van de tot dan geldende eindkwalificaties. Het nieuwe profiel is in 2009-2010 formeel vastgesteld waarbij het oude profiel uit 1999 in essentie nauwelijks veranderd is. De verschillen tussen beide opleidingsprofielen betreffen het aantal en de beschrijving van de kwalificaties/competenties. Het aantal competenties uit het profiel van 1999 is in het nieuwe profiel van 2009 teruggebracht van 23 naar 15. Hierbij zijn een aantal competenties uit het ‘oude’ profiel samengebracht onder één nieuwe, meer concreet beschreven competentie. De competenties zijn verdeeld in drie segmenten: hulp- en dienstverlening aan en ten behoeve van cliënten, het werken binnen en vanuit een zorginstelling of hulpverleningsorganisatie en het werken aan professionalisering. In de onderwijs- en examenregeling van de opleiding voor het studiejaar 2010-2011 zullen de studieonderdelen beschreven zijn in termen van het beroepsprofiel uit 2009. Visie op het SPH beroep De SPH opleiding heeft haar visie beschreven op het vakgebied waarbij aandacht is besteed aan de taken, trends, het beroep van de beginnend beroepsbeoefenaar en de kenmerken en taakgebieden van de SPH-professional. Speerpunten SPH opleiding De opleiding heeft een aantal speerpunten geformuleerd naar aanleiding van haar visie op het beroep. Dit zijn: Ontwikkelen van onderwijs in directe relatie met het werkveld. Dit heeft bijvoorbeeld geleid

tot zes verdiepende specialisaties, met een omvang van 26 EC’s en een looptijd van een semester. Het betreft specialisaties op de terreinen: rehabilitatie, casemanagement, ambulante begeleiding in de thuissituatie, samenlevingsopbouw, hulpverlening in drang- en dwangsituaties, groepswerk.

Page 18: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 12

Kenniscirculatie en praktijkgericht onderzoek. Praktijkgericht onderzoek richt zich op vraagstellingen uit de beroepspraktijk en genereert kennis, inzichten en producten die bijdragen aan het oplossen van concrete problemen en de verbetering en innovatie van de beroepspraktijk.

Reflectie als kernactiviteit. Deze vaardigheid, het kunnen reflecteren en het vermogen om

hiermee bewust om te gaan, ontwikkelen studenten vanaf het eerste studiejaar in de reflectieleerlijn.

Internationalisering. Het speerpunt internationalisering geeft de opleiding invulling door een

focus op interculturalisatie en diversiteit enerzijds en betrokkenheid op internationale ontwikkelingen anderzijds.

Uit de door de opleiding gekozen thema’s wordt duidelijk dat men goed zicht heeft op ontwikkelingen in het SPH werkveld en deze weet te vertalen in de profilering van de opleiding. In samenwerking met het werkveld worden de thema’s: ‘Hulpverlening in Drang en Dwang situaties’ en ‘Hulpverlening gericht op mensen met een licht verstandelijke beperking’ sterker gepositioneerd binnen de opleiding. De coördinatoren van de specialisatie Drang en Dwang en de minor Licht Verstandelijk Gehandicapten hebben hier een centrale rol. In het kader van het actieplan Professionalisering in de Jeugdzorg is een uitstroomprofiel Jeugdzorg voor het hbo gemaakt. Uit de documentatie en uit de gevoerde gesprekken met de SPH opleiding en de lectoren is gebleken dat de opleiding betrokken is bij minoren die liggen op het raakvlak SPH en zorg. Zo zijn er minoren ontwikkeld op het terrein van rehabilitatie, licht verstandelijk gehandicapten, integraal; jeugdbeleid en healthy ageing. Betrokkenheid werkveld Het auditteam heeft met een aantal representanten uit het werkveld gesproken en constateert dat er sprake is van een prima vertegenwoordiging vanuit het SPH werkveld: zij beschikken over een helder voor het voetlicht gedragen visie en maken daarbij een gedreven indruk. Zij vertegenwoordigen zeker een voor de opleiding toegevoegde waarde. Het werkveld gaf tijdens het gesprek aan dat het niveau van studenten de afgelopen jaren onmiskenbaar is gestegen. Wel zouden studenten beter geïnformeerd moeten zijn over maatschappelijke ontwikkelingen en zouden zij kritischer kunnen zijn over hun eigen functioneren/reflectievaardigheden. De opleiding getroost zich inspanningen om het gesprek met het werkveld over relevante ontwikkelingen in het werkveld systematisch te blijven voeren en de resultaten terug te koppelen naar de opleiding. Samenvattend constateert het auditteam dat de SPH opleidingen op landelijk niveau recentelijk een nieuw beroepsprofiel hebben opgesteld waaraan de beginnend beroepsbeoefenaar dient te voldoen en waarbij de Groningse SPH opleiding voor een goed uitgewerkte en daarmee duidelijke zichtbare eigen profilering heeft gekozen. Er vindt duidelijk afstemming met het werkveld hierover plaats.

Page 19: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 13

Facet 1.2. Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal

geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Opleidingskwalificaties en de Dublin Descriptoren In het opleidingsprofiel en opleidingskwalificaties van SPH wordt expliciet aandacht besteed aan het bachelorniveau waarbij verwezen wordt naar de Dublin Descriptoren. In een apart document heeft de opleiding de samenhang beschreven tussen de Dublin Descriptoren, de hbo-kwalificaties en de SPH-kwalificaties. De SPH professional op bachelorniveau moet op uitvoerend en ontwerpend niveau in staat zijn om complexe vraagstukken van individuen, groepen, organisaties in hun context te kunnen signaleren, ontwikkelingen te kunnen initiëren en te beïnvloeden. Opleidingsniveau In een ‘niveauschema voor sociaalagogisch onderwijs’, opgenomen in het landelijk vastgestelde opleidingsprofiel en de notitie ‘vele takken, één stam’, is de verhouding uitgewerkt tussen de Dublin Descriptoren en de beroepsstructuur. Hieruit blijkt dat de afgestudeerde bachelor functioneert op de niveaus C en D, respectievelijk ‘ontwerpen en uitvoeren’ en ‘regie voeren’ (de niveau A en B hebben betrekking op het mbo niveau). Wat betreft niveau C is er sprake van zelfstandigheid (de SPH’er voert zelfstandig opdrachten uit), transfer (past kennis en vaardigheden toe in uiteenlopende werksituaties), complexiteit (bedenkt creatieve oplossingen binnen en buiten de eigen werksituatie) en verantwoordelijkheid (is aanspreekbaar op het eigen beroepsmatig handelen en de gevolgen daarvan). Het hoogste D-niveau verwijst naar zelfstandigheid (voert regie bij het uitvoeren van opdrachten), transfer (vertaalt kennis en vaardigheden naar een aanpak met andere disciplines), complexiteit (bedenkt creatieve oplossingen binnen en buiten de eigen werksituatie) en verantwoordelijkheid (is aanspreekbaar op de aanpak, de coördinatie, de continuïteit en het resultaat). De opleiding heeft de niveaubeschrijvingen in het landelijk vastgestelde competentieprofiel als richtinggevend overgenomen.

Page 20: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 14

Facet 1.3. Oriëntatie HBO De eindkwalificaties van de opleiding zijn mede ontleend aan de door (of in

samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties o Een HBO-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend

beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is

Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op de overweging, dat de in facet 1.3 benoemde aspecten volledig in facet 1.1 aan de orde zijn geweest en het oordeel derhalve identiek is.

Page 21: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 15

2.  Programma  Facet 2.1. Eisen HBO Kennisontwikkeling van studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de

beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek

Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline

Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk

Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Inrichting curriculum De opleiding heeft voor beide varianten de competenties uitgewerkt en beschreven op welk niveau deze door de student bij het afstuderen zijn verworven. De door de student te realiseren competenties voor het afstudeerprogramma zijn geoperationaliseerd in concrete prestatiecriteria. Bestudering van het curriculum door het auditteam laat zien dat er sprake is van een duidelijke opbouw van het curriculum, waarin de voor het vakgebied relevante onderwerpen voldoende aan bod komen. Ook de opdrachten voor studenten zijn ontleend aan de beroepspraktijk en worden door het auditteam als relevant beschouwd. Het werken aan authentieke beroepsproducten en diensten staat centraal binnen de opleiding. In dit verband merkt het auditteam op dat het wenselijk is het multidisciplinaire karakter van het SPH beroepenveld meer tot uitdrukking te laten komen in het curriculum. Zo zou de opleiding zich meer kunnen richten op samenwerken binnen de ketenzorg en mogen studenten naar de mening van de representanten van het werkveld meer aangesproken worden op de maatschappelijke context waarbinnen zij functioneren. Het auditteam waardeert de ambities die uit de gehanteerde SPH competenties en het studieprogramma blijken. Vakliteratuur Het auditteam heeft de door de opleiding per periode en onderwijseenheid gebruikte literatuur bestudeerd. Hieruit blijkt dat er gebruik wordt gemaakt van met name Nederlandstalig studiemateriaal. Er wordt gebruik gemaakt van literatuur op het terrein van: sociale agogiek, rapporteren, groepsdynamica, methodiek op het terrein van sociaal pedagogische hulpverlening en onderzoek en psychologie. De gebruikte literatuur biedt naar de mening van het auditteam voldoende basis om de vakinhoud binnen de opleiding aan bod te laten komen. Om de internationale component van de opleiding verder gestalte te geven, zal de opleiding met ingang van het studiejaar 2010-2011 Engels in het curriculum van de propedeuse opnemen. Verder krijgen studenten meer internationale literatuur voorgelegd in de eerste fase van de opleiding. Toegepast onderzoek/onderzoekscomponent Uit de door het auditteam bestudeerde documentatie en tijdens de gesprekken met vertegenwoordigers van de opleiding is gebleken dat praktijkgericht onderzoek een belangrijk onderdeel vormt van de opleiding. In dit verband merken wij op dat de opleiding hiermee in 2009 gestart is waarbij zij aansluiting zoekt bij het Hogeschool Strategisch Plan 2010-2015. Het praktijkgericht onderzoek leidt tot de afstudeeropdracht.

Page 22: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 16

De opleiding wijst er op dat studenten door het uitvoeren van dit onderzoek zich moeten ontwikkelen tot beroepsbeoefenaren die zowel onderzoekend zijn als kritisch reflectief: de student moet eenvoudig onderzoek kunnen uitvoeren en uit bestaand onderzoek afleiden wat dit voor het eigen beroepsmatig handelen betekent. Het auditteam heeft een aantal onderzoeksverslagen van studenten bestudeerd. Hieruit is gebleken dat er sprake is van een helder opgezet onderzoeksverslag met daarin o.a. opgenomen: een probleemanalyse, een voorlopig hulpverleningsplan, een sociale kaart en het definitieve hulpverleningsplan. Een ander door het auditteam bestudeerd onderzoeksverslag besteedt aandacht aan een rehabilitatieproces met daarin opgenomen: de begeleidingsbehoefte, functionele diagnostiek en de inventarisatie van hulpbronnen. Zowel de voltijd- als de deeltijdvariant worden gekenmerkt door een omvangrijke praktijkcomponent. De opleiding geeft in dit verband aan dat men het belangrijk vindt dat studenten al vroeg in de opleiding kennismaken met het (brede) werkveld. Zo volgen voltijdstudenten in het eerste studiejaar het studieonderdeel Beroepsoriëntatie en in het tweede studiejaar de Beroepsvoorbereidende stage. Deeltijdstudenten volgen gedurende de opleiding vanaf het eerste studiejaar het omvangrijke studieonderdeel Leerwerksituatie. In de voltijdopleiding maken studenten in de propedeuse kennis met de belangrijkste werkvelden voor de SPH’er. Dit gebeurt in de vorm van workshops die het werkveld studenten aanbiedt. In het tweede jaar lopen studenten gedurende een half jaar twee dagen per week stage en in het derde jaar 32 uur per week gedurende 10 maanden in binnen- of buitenland. De specialisaties in het vierde jaar bieden de studenten ruime mogelijkheden om in het werkveld ervaring op te doen. Studenten in de deeltijdopleiding combineren hun studie met een werkleersituatie in de praktijk. Hun reflectievaardigheid wordt in samenhang met de praktijkervaringen ontwikkeld binnen de kaders van studieloopbaanbegeleiding en supervisie. Actualiteit De opleiding besteedt in het curriculum voldoende aandacht aan recente ontwikkelingen op het terrein van sociaal pedagogische hulpverlening. Deze ontwikkelingen vormen tevens een belangrijk onderdeel van de specialisaties in het vierde jaar. In dit kader is het van belang om op te merken dat in februari 2010 een minor ‘Healthy Ageing’ gestart is, waar de opleiding zowel bij de ontwikkeling als de uitvoering een bijdrage levert. De actualiteit van het onderwijsprogramma wordt ondersteund door een aantal lectoraten. Deze lectoraten dienen om enerzijds actuele vakinhoudelijke kennis te generen bij docenten en studenten, anderzijds om de onderzoekscomponent binnen de opleiding te versterken. Er is vakinhoudelijke input vanuit de lectoraten naar het curriculum wat betreft het praktijkgericht onderzoek. Studiemateriaal en interactie met de beroepspraktijk In de propedeuse verzorgen werkvelddeskundigen het studieonderdeel Beroepsoriëntatie. Zij presenteren de meest actuele stand van zaken aan studenten in dat deel van het werkveld dat zij vertegenwoordigen. Op deze wijze krijgen studenten al bij de start van de opleiding een voldoende helder beeld van de verschillende werkvelden waar zij in een latere fase van de studie uit kunnen kiezen om zich verder in te specialiseren. Werkvelddeskundigen zijn door de SPH-opleiding gevraagd om samen met docenten de specialisaties en minoren in het vierde jaar te ontwikkelen en deze uit te voeren. Opgemerkt moet worden dat de specialisaties verdiepend zijn en gekoppeld zijn aan de set SPH competenties. Minoren zijn verbredend ten opzichte van de opleiding SPH en gekoppeld aan de hbo-competenties.

Page 23: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 17

Het werkveld verzorgt onderwijs in de vorm van een enkele gastles tot de verzorging van een gehele module in een specialisatie of minor. Om de kwaliteit van het onderwijs te bewaken wordt de studiehandleiding en coördinatie van verschillende studieonderdelen door een docent van de opleiding verzorgd. Uit de gesprekken die het auditteam gevoerd heeft met representanten uit het werkveld is gebleken dat zij opdrachten leveren voor het praktijkgericht onderzoek dat studenten in het vierde jaar van de opleiding uitvoeren. Concrete voorbeelden van de betrokkenheid van het werkveld bij de ontwikkelingen van beroepsvaardigheden bij studenten zijn: het werkveld biedt incidenteel op basis van detachering stage- en werkplekken voor de

docenten. Docenten nemen deze praktijkervaring mee in (de ontwikkeling van) het onderwijs;

het werkveld maakt deel uit van de kenniskringen van de verschillende lectoraten en initieert onderzoek naar actuele vraagstukken dat, eventueel met behulp van studenten, vanuit de lectoraten wordt uitgevoerd.

Bijdrage aan de opleiding van de kenniskring en de lectoraten Het auditteam heeft met drie lectoren gesproken tijdens de audit. Tijdens dit gesprek en het gesprek met de docenten is duidelijk geworden dat laatstgenoemden actief participeren binnen de kenniskringen en de volgende lectoraten: Rehabilitatie, Arbeidsparticipatie en Integraal Jeugdbeleid. Gebleken is dat lectoraten een belangrijke rol spelen bij de kenniscirculatie en het praktijkgerichte onderzoek binnen de opleiding. Docenten die deel uit maken van de kenniskringen zorgen, samen met de lectoren, voor actualisering van de aan de lectoraten gerelateerde studieonderdelen. Gebleken is dat de rol van de lectoren ook gericht is op het bekwamen van de studenten op het terrein van het verrichten van praktijkgericht onderzoek op bachelorniveau. Concreet voeren studenten praktijkgericht onderzoek uit binnen de lectoraten. Minoren De Hanzehogeschool biedt verschillende minoren aan voor studenten SPH waaronder: Toegepaste Psychologie (met werkveld en Opleiding TP); Rehabilitatie (werkveld, lectoraat Rehabilitatie, Academie voor Verpleegkunde); Licht Verstandelijk Gehandicapten (met werkveld LVG, Hogeschool Windesheim); Integraal Jeugdbeleid (met werkveld Jeugd en de Pedagogische Academie); Healthy Ageing (met kenniscentrum CaRES en de Academie voor Gezondheidsstudies)

De minoren en specialisaties worden ieder jaar geactualiseerd op basis van evaluaties met het werkveld, nieuwe kennis uit de lectoraten en afstudeeropdrachten. Internationalisering De opleiding richt zich in eerste instantie op het (Noord) Nederlandse werkveld, maar zet daarnaast om een aantal redenen ook sterk in op internationalisering. Zo vindt de opleiding het belangrijk dat studenten vanuit een breder (internationaal) perspectief naar het beroepenveld SPH/Social Work kijkt. Dit jaar lopen 28 studenten van de opleiding stage in het buitenland. In het binnenschoolse curriculum moet de internationalisering nog meer ingebed worden, zo geeft de opleiding zelf aan. Vanaf 2009-2010 is er een start gemaakt met het opnemen van Engelstalige artikelen en literatuur in de conceptuele programma’s. Docenten hebben een cursus Engels gevolgd. De opleiding treft ook voorbereidingen om studenten op het terrein van Engels verder bij te scholen.

Page 24: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 18

Wat betreft de internationale component binnen de deeltijdopleiding is het auditteam gebleken dat deeltijdstudenten hun beroep vaak koppelen aan de Nederlandse context. Volgens hen verdient internationalisering een beperktere plaats in het curriculum. De opleiding geeft in dit verband aan dat deeltijdstudenten een brede blik moeten ontwikkelen op hun vakgebied, dus ook internationaal. Het auditteam onderschrijft dit laatste. Studentenoordeel Studenten zijn tevreden over de actualiteit van het studieprogramma. Uit het studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat 76 procent van de studenten voltijd en 68 procent van de deeltijdstudenten vindt dat de opleiding voldoende aansluit bij de actuele ontwikkelingen. Uit het studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat studenten wat betreft de beroepsgerichtheid zij tevreden zijn. Ook vinden studenten dat ze in voldoende mate contact hebben met de beroepspraktijk/het werkveld. Samenvattend blijkt het werkveld een belangrijke rol te vervullen bij het vormgeven van de opleiding en het mede opleiden van de studenten. Ook waardeert het auditteam de mate waarin de SPH opleiding het praktijkgericht onderzoek een duidelijk herkenbare plek heeft gegeven in het curriculum. De opleiding maakt van internationalisatie werk, ook bij de deeltijdopleiding. Goed is verder dat de opleiding meer anderstalige literatuur zal opnemen in de lijst door studenten te bestuderen literatuur.

Page 25: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 19

Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua

niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van)

het programma De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de

geformuleerde eindkwalificaties te bereiken Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Concretisering competenties Het onderwijs is competentiegericht. Studenten moeten een samenhangend geheel van kennis, vaardigheden, gedrag en houding leren, nodig om de beroepstaken uit te voeren. Het auditteam stelt vast dat studenten, in lijn met het landelijk vastgestelde opleidingsprofiel, tijdens de opleiding werken aan de competenties uit drie segmenten, segment 1: hulp- en dienstverlening aan en ten behoeve van cliënten; segment 2: het werken binnen en vanuit een zorginstelling of hulpverleningsorganisatie en segment 3: het werken aan professionalisering. Vertaling competenties naar niveau en doelstellingen Alle competenties zijn in het curriculum opgenomen. Hoe vaak competenties in het SPH programma aan de orde komen, is afhankelijk van de aard van de competenties en het karakter van het studiejaar. Aan sommige competenties moet bijvoorbeeld vaker in meer verschillende contexten of in steeds complexere situaties gewerkt worden. Dit blijkt onder andere uit het door het auditteam bestudeerde leerplanschema. Hierin geeft de opleiding onder andere een opsomming van de verschillende leerlijnen, de onderwijseenheden en de competenties. Voor de verschillende onderwijseenheden geldt dan dat door studenten gewerkt wordt aan verschillende competenties. Concreet: de competentie die betrekking heeft op het ‘kritisch reflecteren’ komt bij verschillende onderwijseenheden, waaronder sociale vaardigheden, beroepsoriëntatie, inleiding sociologie en methodisch werken en rehabilitatie, aan bod. In het studiemateriaal voor de student zijn de competenties geconcretiseerd in termen van leerdoelen. Voor de student maakt dit duidelijk welke bijdrage het studieonderdeel levert aan het verwerven van de competenties. De opleiding heeft de set competenties verder uitgewerkt naar doelstellingen die op hun beurt verder zijn uitgewerkt in het curriculum. De opleiding heeft de wijze waarop de competenties zijn verdeeld over de verschillende onderwijsperioden uitgewerkt alsmede op welk niveau de student de competentie moet ontwikkelen. Bijvoorbeeld: de opleiding heeft een overzicht van te bereiken competenties opgesteld en het beheersingsniveau geformuleerd in het tweede leerjaar. Deze doelen zijn afgeleid van het opleidingsprofiel. De leerdoelen worden door de opleiding gebruikt om de relatie van het programma met het onderwijsprofiel te bewaken. Voor ieder binnen- en buitenschools programmaonderdeel zijn leerdoelen geformuleerd die terug te vinden zijn in de studiehandleidingen. Ten aanzien van het niveau merkt het auditteam op dat de SPH opleiding in voldoende mate duidelijk heeft gemaakt op welke wijze het hbo-niveau van de beginnende SPH-beroepsbeoefenaar geborgd is. Concreet is in de documentatie beschreven wat het werken op hbo-niveau impliceert voor de afgestudeerde. Zo moet de afgestudeerde SPH’er verantwoordelijk kunnen omgaan met tegenstellingen, spanningsvelden en dilemma’s in het werk.

Page 26: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 20

Om het gedefinieerde eindniveau te kunnen behalen, is in het vernieuwde programma sprake van het verhogen van de moeilijkheidsgraad van de opleiding. Dit is gebeurd door het uitbreiden, met name in de propedeusefase, van de vakinhoudelijke kenniscomponent van de opleiding en meer nadruk te leggen op kennistoetsing. Ook is er sprake van meer individuele toetsing, bijvoorbeeld bij groepsopdrachten, en stelt de opleiding hogere eisen daar waar het de onderzoeksvaardigheden/praktijkopdracht stage en de afstudeeropdracht betreft. Beroepstaken Om studenten op te leiden tot competente en ondernemende professionals, legt de opleiding vanaf het eerste jaar hen opdrachten voor die de complexiteit van de beroepspraktijk en beroepstaken weergeven. Het verschil tussen opdrachten voor eerstejaars- en vierdejaarsstudenten ligt vooral in de mate van ondersteuning door de opleiding. Zo krijgen eerstejaarsstudenten meer begeleiding dan vierdejaarsstudenten en krijgen startende studenten casuïstiek aangereikt terwijl ouderejaars zelf casuïstiek in brengen. Voor de deeltijdvariant is in de documentatie aangegeven aan welke competenties de student werkt en op welk niveau deze tijdens de praktijkleerperiode werkt. Oordeel studenten Uit de door het auditteam gevoerde gesprekken met studenten en uit onderwijsevaluaties ontstaat het beeld dat studenten tevreden zijn over de bijdrage van het onderwijs in de verschillende periodes aan de ontwikkeling van hun competenties. Samenvattend constateert het auditteam dat studenten, nadat zij het hele programma hebben doorlopen, de geformuleerde eindkwalificaties kunnen behalen. De competenties in de diverse studieonderdelen komen duidelijk aan bod op een steeds hoger niveau. Het auditteam waardeert de systematische wijze waarop de opleiding de vertaling van de eindkwalificaties naar het programma en de afzonderlijke onderdelen daarin heeft uitgevoerd.

Page 27: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 21

Facet 2.3. Samenhang programma Het studieprogramma is inhoudelijk samenhangend

Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen De opleiding SPH heeft in de documentatie veel aandacht besteed aan de wijze waarop zij de samenhang binnen het studieprogramma, zowel wat de voltijd- als deeltijdvariant betreft, heeft uitgewerkt. We zullen de samenhang hierna voor beide varianten beschrijven. De leerlijnen Het curriculum van beide varianten bestaat uit blokken waarin binnen thema’s aan integrale opdrachten wordt gewerkt aan de hand van reële beroepsproducten. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt in vijf verschillende leerlijnen: de integrale leerlijn, de conceptuele leerlijn, de vaardighedenleerlijn, de ervaringsreflectieleerlijn en de studieloopbaanleerlijn. Verticale samenhang Het leerplan van de opleiding zijn de verschillend studieonderdelen en het aantal EC’s aangegeven. Hieruit blijkt dat er sprake is van een studieprogramma waarbij de complexiteit toeneemt, een belangrijke exponent van de verticale samenhang van het studieprogramma. Voor de verschillende studiefases geldt het volgende. De voltijdpropedeuse heeft zowel een selecterende als een oriënterende functie. De opleiding geeft aan dat zij het belangrijk vindt dat bij aanvang van de studie de student al een zo goed mogelijk beeld krijgt van de doelgroepen, problemen en methoden op het brede terrein van zorg en welzijn. In de studieonderdelen ‘Kennismaken met de instelling’ en ‘De cliënt in beeld’ krijgt de student een eerste beeld van het werkveld en de doelgroepen. Gedurende het hele jaar krijgt de beroepsoriëntatie verder vorm door middel van gastcolleges en workshops die door het werkveld verzorgd worden. Studenten krijgen een uitgebreide kennisbasis op het gebied van o.a. psychologie, pedagogie, sociologie, ethiek en praktijkgericht onderzoek. De keuzeprogramma ’s op het gebied van creatief-agogisch werken en agressie en weerbaarheid geven de studenten de mogelijkheid al enige richting te geven aan hun studieloopbaan. In het tweede studiejaar staan beroepsgerelateerde methoden, technieken en bijbehorende vaardigheden centraal. Studenten verwerven dan competenties vanuit verschillende contexten. Dit is verder uitgewerkt in de doelgroepgerichte thema's: ‘Jeugdzorg’, ‘Dwang en Motivatie’, ‘Multiprobleem’ en ‘Wooncomplex’. Hiermee wordt bovendien een directe koppeling gemaakt tussen de verschillende doelgroepen en de in te zetten methoden en technieken. Het accent in het tweede jaar ligt op de competenties uit segment 1 en 3 (resp.: ‘Hulpverlening aan en ten behoeve van cliënten’ en ‘Professionalisering’). De competenties worden in vergelijking met het eerste jaar breder en dieper uitgewerkt. Studenten bereiden zich voor op de jaarstage in het derde studiejaar. In het derde studiejaar werken studenten aan alle competenties uit het opleidingsprofiel. De ervaringsreflectie en praktijkgericht onderzoek zijn expliciete aandachtspunten. In de stage laat de student in steeds complexere situaties en met minder hulp de vaardigheden zien. Alle competenties uit segment 1, 2 en 3 kunnen aan de orde komen. De student maakt een individueel werkplan, waarin deze opneemt aan welke competenties op welke manier en met welk beoogd resultaat in de stage gewerkt wordt.

Page 28: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 22

In het vierde jaar van de opleiding staan flexibilisering, eigen verantwoordelijkheid en profilering centraal. Studenten werken expliciet aan competenties uit segment 3 (professionalisering). Het vierde jaar wordt afgesloten met de afstudeeropdracht. Deze is bedoeld als proeve van bekwaamheid in het zelfstandig bestuderen, onderzoeken, ordenen, verwerken en redigeren van informatie over één of meerdere onderwerpen die van belang zijn voor de beroepsuitoefening. Voor de deeltijdvariant geldt dat deze evenals de voltijdvariant een selecterende en oriënterende functie heeft: een brede oriëntatie op het beroep en het verwerven van competenties op het brede gebied van ‘social work’. Vergelijkbaar met de voltijd staan de competenties uit de segmenten 1 en 3 centraal in de propedeuse. De wijze waarop deze ontwikkeld worden, is steeds in wisselwerking met de eigen werkpraktijk. Het tweede studiejaar deeltijd staat in het teken van het aanleggen van het instrumentarium, methodiek en methodiekontwikkeling specifiek voor SPH. De muzisch-agogische methodiek krijgt hierbij bijzondere aandacht. Ook in de deeltijd ligt het accent in het tweede jaar op competenties uit de segmenten 1 en 3. De competenties worden in vergelijking met het eerste jaar breder en dieper uitgewerkt. De eisen t.a.v. de opdrachten in de leerwerksituatie worden complexer. Het derde studiejaar van de deeltijd is op dezelfde manier vormgegeven als de eerste twee jaar. In dit jaar ligt het accent op de competenties uit segment 1 en 2, met name organisatie en management. Studenten moeten in een managementproject vormgeven aan een woonvoorziening voor een bepaalde doelgroep. Het vierdejaars deeltijdprogramma is voor een deel anders vormgegeven dan de SPH-voltijdvariant omdat deeltijders leren en werken combineren. Concreet betekent dit het volgende: studenten starten in het vierde jaar met een doorstroom- en ontwikkelassessment,

waarmee deficiënties en kwalificaties in beeld gebracht worden. op basis van dit assessment wordt een individueel leercontract gemaakt, waarin wordt

vastgelegd hoe de student de deficiënties wegwerkt en hoe hij invulling geeft aan de eigen profilering als beroepsbeoefenaar.

de afstudeeropdracht van de deeltijder bestaat uit een groepsopdracht en een individuele opdracht.

Horizontale samenhang De vijf leerlijnen (de integrale-, de conceptuele-, de vaardigheden-, de ervaringsreflectie- en de studieloopbaanbegeleidingsleerlijn) dragen bij aan de horizontale integratie van het studieprogramma. De horizontale samenhang wordt geborgd door het aanbieden van een integrale- en conceptuele leerlijn waarbij de conceptuele leerlijn, waar de kenniscomponent van de opleiding wordt aangeboden, aansluiting biedt bij de integrale leerlijn waar studenten de kennis moeten toepassen bij het leren oplossen van aan het beroep ontleende problemen. Een ander voorbeeld trof het auditteam aan bij de samenhang tussen de integrale leerlijn en de vaardighedenleerlijn: door het leren oplossen van problemen in de integrale leerlijn is de student beter in staat om in de vaardighedenleerlijn, waar het trainen van de vaardigheden en het toepassen van een professionele houding centraal staan, te functioneren. Voor de deeltijder geldt dat deze de theoretische kennis verworven in de conceptuele leerlijn direct op zijn werkplek kan/moet toepassen. In het tweede studiejaar volgt het curriculum de verschillende competentiegebieden, waardoor de programma-inhouden achtereenvolgens: hulp en dienstverlening aan cliënten, werken binnen een organisatie en werken aan professionalisering van de student en van het beroep omvatten.

Page 29: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 23

Voor het deeltijdprogramma is het van belang op te merken dat de horizontale samenhang hier geborgd wordt door de beheersing van taken die direct gerelateerd zijn aan de uitoefening van het beroep. Studenten kunnen bewijzen dat ze deze taken beheersen door de toetsen en opdrachten te maken, die gekoppeld zijn aan de taken en die zij uitvoeren in de praktijk. Studentenoordeel Studenten blijken doorgaans positief te zijn wat betreft de samenhang van het studieprogramma; zij worden op de opleiding in voldoende mate voorbereid op het stagelopen of werken in de praktijk.

Page 30: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 24

Facet 2.4. Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat

programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen

Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Verdeling studielast en contacturen In iedere onderwijsperiode worden maximaal vijf onderwijseenheden aangeboden die aan het eind van de betreffende onderwijsperiode met een tentamen worden afgerond. Uitzonderingen hierop zijn de onderwijseenheden die over meerdere blokken zijn verspreid; deze worden aan het eind van het laatste blok getoetst. De studielast is, zo blijkt uit de documentatie en na gesprekken met studenten, evenwichtig over de jaren verdeeld. Ieder studiejaar omvat 60 studiepunten. Een studiejaar is verdeeld in twee semesters van 21 studieweken met daarin twee onderwijsperiodes. In elke onderwijsperiode zijn 15 EC's geprogrammeerd. In de documentatie voor studenten is per studieonderdeel en per lesperiode de studielast in studiepunten uitgedrukt. Op jaarbasis zijn 60 EC (1680 studiebelastingsuren) en per blok 15 EC (420 studiebelastingsuren) en dus per week 35-40 studiebelastingsuren geprogrammeerd. In beide eerste studiejaren studeren voltijdstudenten per week tussen de 30 en ruim 40 uur, zo geven zij aan. Het aantal contacturen bedraagt dan tussen de 15 en 20 uren per week. Daarna neemt het aantal contacturen af maar vragen stage en afstudeerwerkstuk in het derde en vierde studiejaar veel tijd. Voor deeltijders geldt dat zij beperkt aanwezig zijn op de opleiding. Hun studielast bedraagt per week, inclusief onderwijs op de opleiding, tussen de 15 en 20 uren. Daarnaast werken zij op hun werkplek aan opdrachten uit de opleiding. Voor de deeltijdvariant geldt dat studenten 8 uren per week op de opleiding zijn (dit zijn de contacturen), exclusief contacten tussen studenten en docenten buiten deze reguliere 8 uren. Roostering van het onderwijs De roostering van het onderwijs en tentamens is gecentraliseerd en wordt gepubliceerd op BlackBoard. Bij de roostering wordt gebruik gemaakt van de Digitale Onderwijs Planner. Alle studenten leggen hierin een studieovereenkomst vast waarin het te volgen (keuze)onderwijs en af te leggen tentamens worden vastgelegd. De jaarplanning wordt gepubliceerd op BlackBoard en is opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling en de Digitale Onderwijs Planner. In de jaarplanning is opgenomen welke onderwijseenheden in welke periode worden aangeboden, hoe groot de studiebelasting per onderwijseenheid is en hoe de eindbeoordeling plaatsvindt. Individuele studievoortgang De individuele studievoortgang wordt geregistreerd in ProGRESS en kan door de student en de studieloopbaanbegeleider worden gevolgd in de Digitale Onderwijs Planner. Studenten hebben hier altijd inzage in. In de Digitale Onderwijs Planner wordt bij het plannen van het onderwijs aangegeven welke achterstanden studenten nog moeten inhalen, zodat studenten deze onderdelen gemakkelijk in hun studieovereenkomst kunnen opnemen.

Page 31: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 25

De Onderwijs- en Examenregeling bevat de regeling voor het bindend studieadvies (hierna: BSA). Voor de voltijdvariant geldt dat de student een BSA ontvangt indien deze niet voldaan heeft aan de kwantitatieve eis (40 EC’s van de propedeuse) en de kwalitatieve eis (minimaal twee van de volgende vier tentamens gehaald hebben: Stromingen in de Psychologie; Pedagogiek; Inleiding Sociologie; Ethiek) in het eerste jaar van inschrijving. Een deeltijdstudent ontvangt een BSA als na het eerste jaar van inschrijving minder dan 20 EC’s voor het binnenschools curriculum en 20 EC’s voor de leerwerksituatie zijn behaald. Voor zowel de voltijd- als de deeltijdopleiding geldt een negatief BSA als na 2 jaar van inschrijving de propedeuse (60 EC’s) niet is behaald. De opleiding tracht door evaluatie van de blokken met de vier blokcoördinatoren per jaar de ‘pieken’ en ‘dalen’ zoveel mogelijk te beperken. Verder is in het kader van nieuw ontwikkeld onderwijs, de evenwichtige spreiding van studielast een belangrijke eis. De studielast is/wordt per blok van 15 EC’s in kaart gebracht. De coördinatoren van het blokken dragen, samen met de inhoudsdeskundige docenten, zorg voor een evenredige verdeling van de studielast over het jaar. Oordeel studenten De studielast is volgens zowel voltijd en deeltijdstudenten onvoldoende gespreid, zo laten uitkomsten van het studenttevredenheidsonderzoek 2009 zien. In dit verband merkt de opleiding op dat een evenwichtige verdeling van de studielast in elke evaluatie met studenten een item is. Daaruit blijkt dat niet alle studenten dezelfde studieonderdelen of toetsvormen als zwaar of tijdrovend ervaren. Ook het auditteam constateerde dit tijdens het gesprek met de studenten.

Page 32: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 26

Facet 2.5. Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de

instromende studenten: HBO-bachelor: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding

(web) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek HBO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie

Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Toelatingseisen voltijd De toelatingseisen voor de opleiding staan vermeld op de website van de hogeschool en in de wervingsbrochures. Daarnaast heeft de opleiding in de onderwijs- en examenregeling de toelatingseisen beschreven voor de voltijd- en deeltijdvariant. Studenten met alle profielen van havo en vwo kunnen tot de opleiding worden toegelaten, evenals studenten met een afgeronde mbo-opleiding op niveau 4. Voor studenten met een diploma dat buiten Nederland is afgegeven gelden eisen op het gebied van diplomagelijkwaardigheid, taalbeheersing en verblijfsstatus. Toelatingseisen deeltijd De opleiding heeft de profiel- en vakkenpakketeisen m.b.t. de toelating tot de opleiding SPH deeltijd geformuleerd. Ook is in de onderwijs- en examenregeling de toelating beschreven op grond van elders verworven competenties of op grond van een buitenlands diploma. In deze regeling is ook uitgebreid het toelatingsonderzoek beschreven voor studenten ouder dan 20 jaar, de zg. 21+ regeling, en de regeling die geldt voor studenten jonger dan 21 jaar. Instroom SPH voltijd De instroom bij de opleiding SPH is vanaf 2004 fors toegenomen. De massaliteit van de opleiding bleek een reden voor de hoge uitval tijdens/na het eerste studiejaar. De schaalvergroting vroeg om een andere voorbereiding en aanpak van de organisatie. Per september 2006 zijn extra docenten aan genomen (zie facet 3.2). Om de instroom meer te kunnen beheersen is voor cursusjaar 2007-2008 voor de opleiding SPH een numerus fixus ingegaan van 180 studenten. Naar de mening van het auditteam een terechte maatregel. Instroom SPH deeltijd Het leren in de praktijk vormt voor de deeltijder een belangrijk deel van de opleiding. Uit de documentatie blijkt dat de deeltijder 120 EC’s dient te behalen in de praktijk. In de Onderwijs- en Examenregeling heeft de opleiding onder ‘Eisen werkkring’ de voorwaarden beschreven waaraan de werksituatie dient te voldoen. Hiertoe behoort onder andere de eis dat: de SPH student deeltijd werkzaam moet zijn in een agogische functie in een instelling op het terrein van SPH; de student ten minste gemiddeld over vier jaar 20 uur per week, gespreid over het jaar in zijn functie werkzaam is; het ‘zeer gewenst’ is dat de praktijksituatie de student studiefaciliteiten beschikbaar stelt. De opleiding constateert dat de belangstelling van ‘omscholers’ voor de deeltijdvariant afneemt. Dit heeft aan de ene kant te maken met de eisen die de opleiding stelt aan de werksituatie: een voor de opleiding relevante werkleersituatie van minimaal 20 uur in de week. Aan de andere kant zijn ook de eisen in het werkveld verhoogd. Het lukt deze potentiële studenten met een niet verwante vooropleiding of werksituatie, thans veel minder goed dan in het verleden om een geschikte werkplek vinden. De totale instroom van deeltijd studenten, gerekend vanaf 2002, wisselt per studiejaar (2002: 37; 2005: 33; 2008: 26; 2009: 11).

Page 33: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 27

De opleiding hanteert een vrijstellingsprocedure die beschreven is in een handboek. Hierin is deze procedure beschreven en is informatie opgenomen voor de werkgever. De documentatie op dit terrein is goed uitgewerkt en relevant voor de bij het verlenen van vrijstellingen betrokken partijen. Mogelijkheden tot vrijstellingen voltijd én deeltijd Naast de reguliere instroom in de voltijd- en deeltijdopleiding, kent de opleiding de mogelijkheid voor onderinstroom en zij-instroom op basis van eerder of elders verworven competenties. Met name voor zij-instroom kent de opleiding een aantal mogelijkheden die in de Onderwijs en Examenregeling beschreven zijn. Het betreft hier studenten die instromen via een diploma verkregen via reguliere opleidingen in het mbo, hbo en wo. Op basis van een aantal mbo-diploma’s is het mogelijk een meer op deze instroom aangepaste route in het studieprogramma te volgen. Het eerste studiejaar bevat dan bijvoorbeeld al een aantal studieonderdelen uit de reguliere programma’s van het eerste én het tweede jaar. De eisen voor instroom vanuit het mbo zijn gewijzigd. De nieuwe kwalificatiestructuur in het mbo is daarvoor de directe aanleiding. Vanaf september 2010 geven alleen de mbo-4 opleidingen die vallen onder Sociaal Agogisch Werk nog toegang tot een aangepaste studieroute. Intakeprocedure Voor de deeltijdvariant is een adequate intakeprocedure operationeel, waarbij de relevantie van de werkplek in de praktijk cruciaal is. Ieder jaar wordt door de opleiding gecontroleerd of de werkplek van de student nog aan de eisen voldoet die gelden voor een werkplek. Voor de deeltijdopleiding geldt als eis dat de student bij aanvang en gedurende de opleiding een relevante werk-leersituatie van minimaal 20 uur in de week moet hebben. Het leren in de praktijk vormt een belangrijk deel van de deeltijdopleiding. Deeltijdstudenten dienen tijdens hun opleiding 120 EC’s te halen in de praktijk. Dat komt neer op gemiddeld 30 EC’s per studiejaar en gemiddeld 20 uur per week werken in een functie op het terrein van Sociaal Pedagogische Hulpverlening. Om een goede wisselwerking tussen de opleiding en de werksituatie te borgen, stelt de opleiding voorwaarden aan de werksituatie. De eisen die gesteld worden aan de werksituatie zijn beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling en hebben o.a. betrekking op omvang (20 uur per week), niveau en inhoud werkzaamheden (combinatie van uitvoering en beleid), werkterrein (agogisch werk en functie), begeleiding op de werkplek (minimaal hbo-niveau). Het auditteam heeft gesproken met studenten van beide varianten. Hieruit is het beeld ontstaan dat de opleiding een strenge intakeprocedure hanteert indien studenten in aanmerking willen komen voor vrijstellingen of in een latere studiefase willen instromen. Studenten dienen uitgebreid hun werkervaring te beschrijven, een casus te behandelen en die te voorzien van een theoretische beschouwing. De vrijstellingen procedure is voldoende helder beschreven en wordt daadwerkelijk toegepast. Aansluiting De opleiding werkt op een aantal manieren aan het optimaliseren van de aansluiting van het programma bij de kwalificaties van de instromende studenten. Ten eerste heeft de opleiding structureel overleg met toeleverende scholen. De voorlichtingscoördinatoren nemen deel aan de activiteiten en themabijeenkomsten van het Hanze Platform Aansluiting. Dit platform organiseert regelmatig bijeenkomsten, waarin de aansluitingsproblematiek wordt besproken met decanen en docenten van toeleverende scholen. Er is drie maal per jaar een open dag voor aspirant studenten.

Page 34: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 28

In de studieloopbaanbegeleiding binnen de propedeuse wordt aandacht besteed aan de aansluiting. Binnen de introductieperiode besteedt de opleiding extra aandacht aan de Hanze Elektronische LeerOmgeving en aan BlackBoard. Ten aanzien van de taalvaardigheid van studenten is gebleken dat de opleiding SPH voltijd heeft meegedaan aan de pilot ‘Startvaardigheden’ Nederlands en Engels. Deze pilot is opgezet ter verbetering van de vaardigheden van studenten op het gebied van Nederlands en Engels. De resultaten van deze pilot zijn ‘zorgwekkend’, zo geeft de opleiding aan. Het gaat hier om vaardigheden die de studenten voor hun beroepsuitoefening nodig hebben. De opleiding heeft besloten vanaf studiejaar 2010-2011 Nederlands en Engels op te nemen in het reguliere curriculum van de propedeuse. Het auditteam beschouwt dit als een uitermate belangrijk initiatief. Bindend studieadvies De selecterende functie van de propedeuse krijgt ook zijn beslag in het bindend studieadvies (BSA). Dat BSA bestaat uit twee onderdelen. Een kwantitatieve eis (minimaal 40 EC’s) en een kwalitatieve eis. Deze kwalitatieve eis heeft betrekking op de kenniscomponent, omdat de opleiding het belangrijk vindt dat de student na het eerste jaar een gedegen theoretische basis heeft. Een student moet minimaal twee van de volgende vier tentamens gehaald hebben: Stromingen in de Psychologie; Pedagogiek; Inleiding Sociologie; Ethiek. Oordeel studenten Uit het studentenonderzoek 2009 blijkt dat met name bij de voltijdopleiding de aansluiting bij de vooropleiding nog verbeterd kan worden. Uit gesprekken van het auditteam met studenten is gebleken dat zij de aansluiting tussen hun vooropleiding en de SPH-opleiding als voldoende kwalificeren. Samenvattend waardeert het auditteam de heldere wijze waarop de opleiding omgaat met de verschillende instroomgroepen en in de eerste fase programma’s uitvoert waarmee duidelijk rekening gehouden wordt met deze verschillen.

Page 35: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 29

Facet 2.6. Duur De opleiding voldoet aan de formele eis (240 studiepunten) m.b.t. de omvang van

het curriculum: o HBO-bachelor: 240 studiepunten

Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Een studiejaar bestaat uit twee semesters van ieder twee onderwijsperiodes. Een periode bestaat uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden. De opleiding bestaat uit 16 perioden van 15 EC’s. De totale studielast van de deeltijd- en voltijd opleiding bedraagt hiermee 240 EC's, waarvan 60 EC's in de propedeutische fase en 180 EC's in de hoofdfase.

Page 36: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 30

Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept

Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Didactische concept Het didactisch concept is in de documentatie voor studenten in de studiegids en het studiemateriaal uitgebreid beschreven. Uit de documentatie is het auditteam gebleken dat het didactische profiel competentiegericht is vormgegeven. Per studieonderdeel zijn de werkvormen aangegeven. Filosofie van de academie waartoe SPH behoort is om SPH-studenten veel competenties in de praktijk te laten verwerven. Die praktijkervaring voor de voltijdvariant vindt plaats in de stages in het tweede en derde studiejaar en de afstudeeropdracht in het vierde jaar. Studenten in de deeltijdopleiding combineren hun gehele studie het programma in de opleiding met een werkleersituatie in de praktijk Werkvormen De opleiding heeft voor beide varianten de verschillende onderwijsvormen per studieonderdeel beschreven. Hiertoe behoren: Hoorcolleges: uitleg door de docent ten behoeve van de actieve kennisverwerving; Werkcolleges: actief verwerven van theoretische kennis en methodische vaardigheden; Projectonderwijs; Trainingen: oefenen van beroepsvaardigheden; Studieloopbaanbegeleiding: ondersteuning en coaching van het binnen- en buitenschools

leren; Beroepspraktijkvorming: leren in en van de praktijk; Individuele begeleiding; Praktijkbegeleiding: begeleiding van de beroepspraktijkvorming, vanuit opleiding en

instelling;

De leeromgeving en de praktijk De opleiding geeft aan dat de competenties het best ontwikkeld worden door de student de gelegenheid te bieden werkzaamheden uit te voeren. Iedere leeromgeving is daarbij inhoudelijk gekoppeld aan een van de taakgebieden van de SPH’er en is ingericht op basis van kritische praktijksituaties. Uit de documentatie, in het bijzonder na bestudering door het auditteam van studiemateriaal, blijkt dat voor de opleiding de beroepspraktijk de belangrijkste inspiratiebron vormt. Naast de hieraan ontleende kerncompetenties levert de praktijk ook de beroepscontext die model staat bij het leren. De opleiding heeft in het studiemateriaal op een heldere wijze beschreven waarom studenten een bepaald studieonderdeel dienen te volgen en wat van hen verwacht wordt. Het didactisch concept biedt studenten voldoende gelegenheid om te reflecteren, om zelf na te gaan waarom ze een bepaald studieonderdeel moeten volgen, i.c. wat ze eraan hebben in de praktijk. De praktijkvorming bestaat uit een grote variëteit aan leeractiviteiten die buiten de poorten van de opleiding worden uitgevoerd.

Page 37: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 31

Binnen de verschillende leeractiviteiten wordt een onderscheid gemaakt tussen leeropdracht, uitvoering en evaluatie/beoordeling. Binnen de praktijksituaties worden verschillende type professionele taken onderscheiden. De professionele taken zijn bewerkt tot opdrachten die zijn ingedeeld in verschillende niveaus van complexiteit: beginnend, gevorderd en expert. Het niveau van de opdracht wordt bepaald door de mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van uitvoering, de kennis, benodigde competenties en complexiteit van de beroepssituatie. Deeltijd variant Binnen de deeltijdvariant staat de praktijk, i.c. het werkplekleren, vanaf de start van de opleiding centraal. In de lesperioden vindt een combinatie van de verschillende didactische werkvormen plaats, met een grote integrale component waarbij gewezen wordt op het belang van de integratie van de theorie- en de praktijkcomponent. De werkvormen die de opleiding in de deeltijdvariant gebruikt voor het binnenschools leren zijn vergelijkbaar met de werkvormen van de voltijdse opleiding, zo constateert het auditteam. Studenten over de didactische kwaliteit van de opleiding Uit het studenttevredenheidsonderzoek van de hogeschool blijkt dat de voltijd- en deeltijd studenten de afwisseling in werkvormen bij SPH met een voldoende beoordelen.

Page 38: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 32

Facet 2.8. Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de

studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd

Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Reglementering toetsen en examencommissie De rechten en plichten van de studenten op het terrein van toetsing is opgenomen in het studentenstatuut. De uitwerking voor SPH is opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling. Hierin staat tevens de procedure voor bezwaar en beroep beschreven die zij dan moeten volgen. Een student kan tegen een beoordeling in beroep gaan bij de examencommissie. De inhoud en vorm van toetsen worden door het onderwijsteam vastgesteld en door de inhoudsverantwoordelijke docent, in samenspraak met collega’s, opgesteld. Studenten zijn op de hoogte van de toetsvorm die voor ieder studieonderdeel gehanteerd wordt. In september 2008 is de toetscommissie in vernieuwde samenstelling van start gegaan. De toetscommissie opereert onder de examencommissie (gedelegeerde bevoegdheid) en is verantwoordelijk voor: het ontwikkelen, uitvoeren, evalueren en bijstellen van toetsbeleid; het actueel houden van de toetsplannen; het bewaken van de kwaliteit van de toetsen en de toetsorganisatie.

Er vindt eens per blok overleg plaats tussen de voorzitters van de beide commissies over onderwerpen inzake toetsing. Variëteit aan toetsvormen De wijze van toetsing per onderdeel van het onderwijsprogramma staat beschreven in de studiehandleidingen en in het toetskader SPH. De opleiding heeft in tabelvorm beschreven welke toetsvormen men bij de verschillende leerlijnen hanteert. Deze tabel nemen wij hierna over. Leerlijn Mogelijke toetsvorm Integrale leerlijn professioneel product

peer/co/self-assessment Conceptuele leerlijn koepeltoets/individuele probleemgerichte toets (gekoppeld aan integrale opdracht)

multiple choice toets, casustoets, open vragen toets Vaardighedenleerlijn vaardigheidstoets:

-presentatie, assessment -onderdeel van een integrale opdracht

Ervaringsreflectie leerlijn

reflectieverslag m.b.t. -supervisie -stage -projecten -leerwerksituatie

Studieloopbaan- begeleidingsleerlijn

persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) + reflectieverslag portfolio self-assessment functioneringsgesprekken

Page 39: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 33

Relatie leerdoelen en toetsvorm Het auditteam heeft geconstateerd, dat de SPH opleiding in voldoende mate een relatie legt tussen de leerdoelen en de verschillende toetsvormen (zie voor toetsvormen hierna). Op een bij de praktijk aansluitende wijze moeten studenten aantonen over de competenties te beheersen. De theoretische component vormt hierbij een belangrijk onderdeel van het toetsen waarbij de student het handelen kan motiveren vanuit een theoretisch kader. De opleiding heeft beschreven op welk moment in het programma en op welk niveau de competenties worden getoetst. Dit vormt in feite de basis voor het toetsplan van de voltijd- en deeltijdvariant. Zo is voor studenten vastgelegd door middel van welke toetsen de competenties en kennis worden getoetst. Bij de deeltijdvariant gaat de opleiding uit van dezelfde te toetsen onderdelen, toetscriteria en toetsprocedures als bij de voltijd opleiding, maar vorm en tijdstip kunnen afwijken. Een deel van de toetsing vindt tijdens het werkplekleren plaats. De wijze van toetsing per onderdeel van het onderwijsprogramma staat beschreven in de studiehandleidingen en in het toetskader SPH. Bij de verschillende leerlijnen worden passende toetsvormen gehanteerd. Stagebeoordelingen Het auditteam heeft aandacht besteed aan de wijze waarop de stagebeoordeling plaatsvindt binnen de voltijd- en deeltijdvariant. Voor de voltijdvariant geldt dat de stage in het tweede studiejaar wordt beoordeeld door de praktijkbegeleider en een student-assistent (vierdejaarsstudent die wordt aangestuurd door een docent). Laatstgenoemde coacht de studenten vanuit de opleiding onder begeleiding van een docent in de vorm van tweewekelijkse intervisiebijeenkomsten. De beoordeling is gebaseerd op de kwalificaties voor de stage en het eindverslag, waarin de student reflecteert op zijn handelen, leerervaringen en de te bereiken kwalificaties. De stage in het derde studiejaar bestaat uit twee delen. Beide delen worden beoordeeld door een docent van de opleiding, waarbij het advies van de praktijkbegeleider een grote invloed heeft. Bij de beoordelingsgesprekken komen de volgende punten aan de orde: de beoordeling van de stageactiviteiten door de praktijkbegeleider en de SLB’er; het stageverslag; de aandachtspunten en leerdoelen voor het vierde studiejaar door het instrument

beroepshouding. Voor de beoordeling van de deeltijdvariant geldt dat de student de competenties voor een belangrijk deel op de werkplek verwerft waarbij de toetsing ook op de werkplek plaatsvindt. De competentieontwikkeling van de student wordt aan de hand van het Beoordelingsprotocol Leerwerksituatie getoetst. De student en de praktijkbegeleider toetsen aan de hand van het beoordelingsprotocol hoe de competentieontwikkeling van de student verloopt. De opleiding stelt uiteindelijk het oordeel vast. Kwaliteitsborging toetsen en beoordelen Er is een traject opgezet om de deskundigheid van docenten op het gebied van toetsen te stimuleren. Dit traject bestaat uit studiedagen en een serie workshops waaraan docenten deelnemen. Docenten worden in tijd gefaciliteerd om deel te kunnen nemen aan de scholing. Expliciet voor de afstudeeropdrachten geldt dat deze sinds 2007-2008 door twee docenten worden beoordeeld. Sinds 2008-2009 is er intervisie en bijscholing op het terrein van het begeleiden en beoordelen van de afstudeeropdrachten. Voor het ontwikkelen van meerkeuzetoetsen is een scholingstraject ingericht.

Page 40: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 34

De beoordelingsprocedure van de afstudeeropdrachten is door de opleiding tegen het licht gehouden en opnieuw opgezet om zo de consistentie in beoordeling te verbeteren. De cesuur was niet altijd duidelijk en groepsbeoordeling werden door docenten als lastig ervaren omdat de bijdrage van de individuele student niet altijd goed zichtbaar en daardoor moeilijk meetbaar was. Het auditteam ziet dit als een noodzakelijke verbetering die de opleiding terecht heeft doorgevoerd. Het auditteam heeft voorafgaand aan en tijdens de visitatie een aantal toetsen bestudeerd en beoordeelt deze met een score ‘voldoende’ wat diepgang betreft en de mate waarin de vragen de leerstof in de breedte dekken. Studentenoordeel Uit de studentevaluaties en tijdens de visitatie is gebleken dat de meerderheid van de studenten van de voltijdopleiding vindt dat toetsen aansluiten bij de doelstellingen van het onderwijs en het duidelijk is waarop beoordeeld wordt. De voltijdstudenten zijn tevreden over de toetsing (3.5 op een vijfpuntsschaal) deeltijdstudenten zijn iets minder, maar nog steeds redelijk tevreden (3.2 op een vijfpuntsschaal).

Page 41: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 35

3.  Inzet van Personeel  Facet 3.1. Eisen HBO Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een

verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Recente werkervaring van docenten Meer dan de helft van de docenten beschikt over ervaring in de beroepspraktijk. Het betreft o.a. ervaring (ten hoogste vijf jaar geleden) binnen de sectoren: rehabilitatie, opbouwwerk, bedrijfsmaatschappelijk werk en een docentstage binnen een zorginstelling. De laatste jaren heeft de opleiding door de hoge instroom van studenten en vertrekkend personeel nieuw personeel aan kunnen nemen en hierbij is ervaring in het werkveld een eis, naast de goede theoretische basis. Docenten met een kleine aanstelling zijn veelal specialisten die worden ingezet bij onderwijsuitvoering en/of ontwikkeling. Hierbij is ook vaak sprake van specialisten op een specifiek SPH toepassingsgebied of op een werkveldgerelateerde functie. Tot slot is er een netwerk aan gastdocenten dat (jaarlijks) op incidentele basis in het onderwijs actief is. Vaak worden de gastdocenten door de opleiding gevraagd om hun praktijkinbreng en specifieke expertise. Lectoraat Het auditteam heeft tijdens de visitatie met drie lectoren gesproken. Vanuit de lectoraten wordt een bijdrage geleverd aan het actueel houden van de bij docenten aanwezige kennis van de beroepspraktijk. In het kader van de deskundigheidsbevordering blijven in de komende studiejaren docenten (en studenten) participeren in onderzoeken binnen de kaders van het lectoraat. In het kader van de deskundigheidsbevordering is het beleid dat docenten wisselend ingezet worden als onderzoeker. Zo worden bijvoorbeeld op dit moment drie docenten ingezet binnen het lectoraat Rehabilitatie. Studenten over docenten Uit studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat studenten tevreden zijn over de mate waarin docenten kennis hebben van het SPH werkveld en de mate waarin zij tijdens de lessen een relatie leggen tussen theorie en praktijk. De bijdrage die gastdocenten leveren aan de opleiding wordt door studenten positief gewaardeerd.

Page 42: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 36

Facet 3.2. Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit

te verzorgen Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Formatieplanning en docent/student ratio Docenten worden ingezet binnen de drie opleidingen die de Academie voor Sociale Studies aanbiedt. De docent-studentratio binnen de academie is 1:25 in cursusjaar 2009-2010. Deze ratio is duidelijk verbeterd ten opzichte van de eerdere accreditatieronde en wordt thans gehanteerd bij het opstellen van het takenformatie plan. De ambitie is om de docent-studentratio op een niveau van ten hoogste 1:28 te behouden. Om te borgen dat er voldoende docenten ingezet worden om het onderwijs te verzorgen en vacatures zo snel mogelijk te kunnen opvullen, stelt de opleiding per schooljaar een planning op voor alle docenten. Binnen de academie hanteert men een verhouding van 3:1 tussen onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel. Deze verhouding is tamelijk constant en wordt ook als uitgangspunt voor de toekomst gehanteerd. De academie en binnen de opleiding SPH heeft men voldoende zicht op de opbouw van het personeelsbestand waardoor het mogelijk is om tijdig maatregelen te nemen indien tekorten dreigen. In de periode waarop het strategisch plan 2010-2014 betrekking heeft zullen ongeveer 12 medewerkers binnen de academie met pensioen gaan. Hiermee moet de academie en de opleidingen in het aannamebeleid de komende jaren rekening houden. Werklast en verzuim Het auditteam merkt op dat de werkdruk binnen de opleiding een punt van aandacht blijft. Uit het medewerkerstevredenheidsonderzoek van 2008 blijkt dat dit nog steeds een zorgpunt is. Uit het laatste medewerkerstevredenheidsonderzoek van 2009 komt naar voren dat de werkdruk minder een probleem wordt: 47 procent van de medewerkers in het SPH voltijdteam en 53 procent van het deeltijdteam vindt de werkdruk acceptabel. De opleiding zet in op het verder terugdringen van de werklast bij docenten door wijzigingen in het takenpakket van docenten. Studentenoordeel Studenten zijn tevreden over de benaderbaarheid, de persoonlijke aandacht die zij krijgen van docenten en begeleiders en over de bereikbaarheid van de docenten. Veel contacten zijn informeel en studenten stellen dat op prijs.

Page 43: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 37

Facet 3.3. Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en

organisatorische realisatie van het programma Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Opleidingsniveau docenten Het auditteam heeft de cv’s bestudeerd van de docenten die de SPH opleiding verzorgen. Alle docenten beschikken minimaal over een hbo-opleiding. De helft van de docenten heeft een wo-achtergrond. Medewerkers die een wo opleiding hebben gevolgd, zijn in de regel afgestudeerd op het terrein van sociologie, pedagogiek of psychologie. De opleiding sluit aan bij de ambitie van de hogeschool om per 2014 academiebreed 70 procent van de docenten opgeleid te hebben op masterniveau van wie 10 procent gepromoveerd is. Kerndocenten hebben een aanstelling van tenminste 0,6 fte. Zij zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het programma en voor het overleg met en inwerken van collega docenten. Kerndocenten participeren in het opleidingsoverleg. Hogeschooldocenten maken altijd deel uit van het SPH kernteam. Werving docenten Ten aanzien van de werving van nieuwe docenten hanteert de opleiding naast de al genoemde eisen aan opleidingsniveau een aantal uitgangspunten: bij docenten met specialistische kennis wordt de voorkeur gegeven aan een vaste

combinatie van lesgeven en het blijven werken in de beroepspraktijk; bij nieuwe docenten wordt als eis gesteld dat ze over recente werkveldervaring beschikken; bij het inschakelen van gastdocenten voor kleine delen van het onderwijs, is het van belang

dat hun specialistische kennis een aanvulling op de aanwezige kennis binnen de academie moet zijn en deze kennis actueel is.

Deskundigheidsbevordering De opleiding ondersteunt haar medewerkers in het verder professionaliseren, het benoemen van carrière mogelijkheden en het vergroten van hun inzet in de onderwijsorganisatie. Medewerkers hebben invloed op de eigen ontwikkeling en zijn hiervoor ook zelf verantwoordelijk. Deskundigheidsbevordering is geborg door gemiddeld 10 procent van de jaartaak hiervoor te reserveren. Elke medewerker stelt jaarlijks in overleg met de teamleider een plan op waarin aangegeven is hoe de uren in de taakbelasting besteed worden. De uiteindelijke beslissing wordt vooral gestuurd vanuit het ‘Meerjarenplan deskundigheidsbevordering’. Bij- en nascholing worden geëvalueerd in het beoordelingsgesprek. Ook wil de opleiding de werkveldervaring/-contacten van alle docenten verder ontwikkelen door docentstages, het uitvoeren van onderzoek in het werkveld, deelname aan kenniskringen van de lectoraten en meeloopdagen in het werkveld. Uit het medewerkerstevredenheidsonderzoek blijkt dat 88 procent van het personeel vindt dat er voldoende aandacht wordt besteed aan scholingswensen. De afgelopen jaren zijn belangrijke speerpunten in deskundigheidsbevordering geweest: supervisie, rehabilitatie en Pedagogisch Didactische Bekwaamheid. Op dit moment zijn onder andere de volgende onderwerpen prominent: toetsing, intervisie, praktijkgericht onderzoek, blended learning, agressie en weerbaarheid, congressen, symposia.

Page 44: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 38

Zo wil de opleiding op het terrein van praktijkgericht onderzoek naar aanleiding van evaluaties verder inzetten op deskundigheidsbevordering en intervisie van de docenten. De hogeschooldocent die onderzoek in zijn portefeuille heeft is verantwoordelijk voor het begeleiden van dit proces. Borging kwaliteit docenten Kernaspecten in het personeelsbeleid zijn resultaatgericht werken, competentiemanagement en employability. De leidinggevende coacht en stuurt de medewerker aan en maakt met de medewerker afspraken over te behalen resultaten en te ontwikkelen competenties. Daarnaast stuurt de leidinggevende op een cultuur binnen teams waardoor samenwerking ontstaat, die medewerkers uitnodigt om teamdoelen te benoemen en te realiseren. De opleiding kent een jaarlijkse HRM-gesprekscyclus bestaande uit achtereenvolgens het functioneringsgesprek, één of meer voortgangsgesprekken en een beoordelingsgesprek. Met alle medewerkers wordt de HRM-gesprekscyclus doorlopen. Docenten voeren een functioneringsgesprek met de teamleider, teamleiders voeren een functioneringsgesprek met de dean. Gebleken is dat tijdens het functioneringsgesprek de functie, het functioneren en de ontplooiingsmogelijkheden onderwerp van gesprek zijn. Uit de documentatie en tijdens de gesprekken van het auditteam met medewerkers van de opleiding is gebleken dat met vrijwel alle medewerkers de afgelopen jaren zowel een functioneringsgesprek als een beoordelingsgesprek gevoerd is. Studentenoordeel Studenten geven aan dat zij tevreden zijn over de vakinhoudelijke kwaliteit van hun docenten. Samenvattend komt het auditteam tot de conclusie dat er sprake is van een goed toegerust docententeam wat vakinhoud en vakdidactiek betreft en dat tijdens de audit een deskundige en enthousiaste indruk maakte. De opleiding kenmerkt zich door een goed vormgegeven wervingsprocedure van nieuwe docenten en biedt zittende docenten de mogelijkheid om zich verder te bekwamen, zowel inhoudelijk en didactisch, in het vakgebied.

Page 45: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 39

4.  Voorzieningen  Facet 4.1. Materiële voorzieningen Huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te

realiseren Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Binnen het gebouw waar de opleiding SPH gevestigd is is een draadloos netwerk aangelegd. Hierdoor is het voor studenten mogelijk om overal in het gebouw te kunnen inloggen op het netwerk. Studenten hebben zo toegang tot de Hanze Elektronische Leeromgeving. Binnen deze leeromgeving is een groot deel van het onderwijsmateriaal en de aan het onderwijs gerelateerde informatie te vinden. Tijdens de rondleiding heeft het auditteam de volgende ruimtes gezien: projectruimtes: in de integrale leerlijn en bij het werken aan opdrachten, werken studenten

samen in (project)groepen. Er zijn ruimtes voor groepen studenten. Een deel van deze ruimtes is ook geschikt voor vaardigheidstrainingen. Daarvoor is opname- en afspeelapparatuur aanwezig;

collegeruimtes: de collegeruimtes zijn verschillend van grootte en zijn ook verschillend ingericht. Ze worden vooral gebruikt in de conceptuele leerlijn. computerlokalen: er zijn een aantal computerlokalen met een ruime bezetting aan pc’s . De lokalen zijn vrij toegankelijk, buiten de ingeroosterde uren om;

zelfstudieruimtes: De student kan beschikken over een groot aantal computers op de eerste verdieping. Ook op de begane grond staan computers. Verspreid door het gebouw zijn werkplekken.

Het studiemateriaal wordt studenten aangeboden via de elektronische leeromgeving. Hierin zijn de studiehandleidingen opgenomen en algemene informatie over het thema, het aantal te behalen credits en indien van toepassing de groepsindeling. De centrale mediatheek op het Zernike complex maakt onderdeel uit van een netwerk waar een groot aantal bibliotheken deel van uit maken. De uitrusting van de mediatheek is voldoende. Elke PC-werkplek geeft toegang tot de catalogus. De mediatheek is ook ‘s avonds en op zaterdag geopend. Studenten en medewerkers kunnen in op de vestiging aan de Marie Kamphuisborg terecht voor readers, syllabi en kantoorartikelen. Studenten bevestigen tijdens de visitatie dat het voorzieningenniveau goed is. Studiemateriaal en digitale leeromgeving Studiemateriaal is beschikbaar via BlackBoard. Vooralsnog bestaat dit in de meeste gevallen uit studiehandleidingen en collegemateriaal, maar de opleiding is ook gestart met online hoorcolleges en online toetsing. Dit zal nog verder ontwikkeld moeten worden. Studentenoordeel Studenten geven aan dat zij tevreden zijn over het door de opleiding geboden voorzieningenniveau. Ook uit recent tevredenheidsonderzoek onder studenten blijkt dat een meerderheid tevreden is over de mediatheek, de informatiebalie, de studentadministratie en de kantine. Samenvattend op basis van de rondleiding die het auditteam heeft gehad, komt het auditteam tot de conclusie dat binnen de hogeschool de afgelopen jaren fors geïnvesteerd is in de voorzieningen. Zowel de mediatheek als de ICT-voorzieningen zijn goed, een beeld dat studenten tijdens de audit bevestigden.

Page 46: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 40

Facet 4.2. Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat

met het oog op de studievoortgang De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de

behoefte van studenten Oordeel: Voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Studieloopbaanbegeleiding Studieloopbaanbegeleiders zijn in de regel kerndocenten: zij kennen de opleiding goed, geven er les, nemen deel aan teamoverleg en doen mee aan deskundigheidsbevordering op het gebied van studieloopbaanbegeleiding. De opleiding vindt het van belang dat studenten een vaste contactpersoon hebben bij wie alle informatie over de student samenkomt. Voor de voltijdvariant geldt dat de studieloopbaanbegeleider vanaf het eerste studiejaar de groep studenten vergezelt tot aan de stage in het derde studiejaar. In de deeltijd hebben studenten in de hoofdfase (het tweede en derde jaar) dezelfde studieloopbaanbegeleider. In een studieovereenkomst legt de student vast welke programmaonderdelen deze in het betreffende studiejaar gaat volgen. De begeleider keurt deze namens de opleiding goed. In feite leggen student en opleiding hiermee vast, wat ze het komende studiejaar van elkaar verwachten. Voor de deeltijdvariant geldt specifiek dat de studieloopbaanbegeleiding door de combinatie met de leerwerksituatie ook gericht is op loopbaanbegeleiding. Waar studenten in de voltijdopleiding een vaststaand programma volgen, formuleren studenten in de deeltijdopleiding eigen leer- en ontwikkelingsdoelen, reflecteren zij op de uitvoering daarvan en schrijven zij voortgangsverslagen. De deeltijdstudent krijgt van zijn praktijkbegeleider, medestudenten en de studieloopbaanbegeleider feedback op de competentieontwikkeling. De studieloopbaanbegeleiding doet naarmate de studie vordert steeds meer een beroep op de zelfstandigheid van de student. In het eerste studiejaar van zowel de deeltijd als de voltijdopleiding vindt begeleiding plaats in de vorm van groepsbijeenkomsten en individuele begeleiding. Dit is voor het tweede jaar van de voltijdopleiding hetzelfde, terwijl in de deeltijdopleiding studenten in het tweede studiejaar begeleide bijeenkomsten met de studieloopbaanbegeleider hebben. In het kader van de vernieuwing van het programma in het tweede jaar voltijd wordt het studieloopbaanbegeleidingsprogramma voor het tweede jaar vernieuwd. In het derde jaar van de voltijdopleiding is de studieloopbaanbegeleider een begeleider op afstand en beoordelaar van de stage op basis van de door de student opgestelde stagewerkplannen en stageverslagen. Binnen het studieloopbaantraject sluit de student, op basis van het persoonlijk ontwikkelingsplan jaarlijks een studieovereenkomst af waarin het individuele studieplan van de student wordt vastgelegd. Door middel van individuele opdrachten, persoonlijke gesprekken en presentaties wordt de student in staat gesteld zich te oriënteren op het beroep en eigen keuzes inzichtelijk te maken. Het auditteam merkt op dat van de student door de opleiding – terecht - veel gevraagd wordt. Deze moet reflecteren op zijn competentieverwerving, feedback kunnen geven en ontvangen, keuzes kunnen maken in zijn leerroute en verantwoordelijkheid kunnen nemen voor zijn leerproces. Van belang is dat de opleiding de studenten hierin blijft ondersteunen: het stellen van vragen blijft tenslotte een grondhouding voor de (afgestudeerde) SPH’er.

Page 47: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 41

Het POP De student leert tijdens de studieloopbaanbegeleiding om meer greep te krijgen op het eigen leer- en ontwikkelingsproces, hoe de eigen studie te plannen, vorm te geven en te sturen. In het POP worden persoonlijke leerdoelen geformuleerd en wordt aangegeven aan welke competenties de student de komende periodes gaat werken. Het auditteam heeft enkele POP’s bestudeerd. Gebleken is hierbij verder dat de student met behulp van het POP bepaalt waar deze staat ten opzichte van de nog te behalen competentie(s). Een begeleider coacht de student bij het maken van keuzes in het onderwijsleerproces. In individuele gesprekken met studenten gaat het met name over het gebruik maken van eigen talenten, studievoortgang, de keuzes die de student maakt en het gedrag van de student. Het persoonlijk ontwikkelingsplan is hierbij een hulpmiddel. Decanaat De Hanzehogeschool biedt studenten de mogelijkheid gebruik te maken van begeleiding vanuit het studentendecanaat. Studentendecanen hebben een onafhankelijke positie ten opzichte van schools en opleidingen. Studentendecanen begeleiden studenten onder meer bij studievertraging en persoonlijke omstandigheden, zoals het studeren met een functiebeperking en bij beroepszaken. Informatievoorziening Ten behoeve van de informatievoorziening hebben studenten de beschikking over de Hanze Elektronische LeerOmgeving (hierna: HELO). Dit is een intranet/extranet portal, waardoor gebruikers overal en altijd toegang tot HELO hebben. Via HELO zijn beschikbaar BlackBoard dat informatie geeft over alle onderwijsinhoudelijke, organisatorische en reglementaire zaken. ProGRESS: geeft de student toegang tot persoonlijke studieresultaten en studievoortgangsregistratie. Outlook Web Access: geeft toegang tot het persoonlijk e-mail account en de mailadressen van docenten en medestudenten en de Digitale Onderwijs Planner waarmee studenten keuzes kunnen maken in het studieaanbod binnen en buiten de eigen opleiding en zich voor tentamens inschrijven. Studentenoordeel Zowel de voltijd- als de deeltijd studenten geven tijdens de visitatie aan tevreden te zijn over de begeleiding.

Page 48: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 42

5.  Interne kwaliteitszorg  Facet 5.1. Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare

streefdoelen Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Kwaliteitszorgcyclus Uit de gesprekken is gebleken dat de SPH opleiding de zorg om de kwaliteit uitvoert overeenkomstig het hogeschoolbeleid. Concreet: het strategisch beleidsplan van de Hanzehogeschool Groningen kenmerkt zich door twee omvattende strategische thema’s: ‘Versterken kwaliteit onderwijs’ en ‘Versterken kwaliteit onderzoek’. Binnen het kwaliteitszorgsysteem beschikt de opleiding over verschillende instrumenten voor de bewaking van de kwaliteit. Daarnaast beschikt de academie en de SPH-opleiding over eigen instrumenten of werkwijzen waarmee het onderwijs of andere facetten van de organisatie worden geëvalueerd. In ieder geval, zo is gebleken, is er sprake van het doorlopen van de PDCA-cyclus binnen de opleiding. Dit wordt beschouwd als een belangrijk instrument voor het formuleren van verbetermaatregelen, die bijdragen aan de streefdoelen van de academie en aan het verbeteren van het onderwijs. Het auditteam is gebleken dat de opleiding investeert in kwaliteitszorg. Een belangrijk deelaspect hierbij is dat de opleiding goed zicht heeft op de eigen sterke- en verder te ontwikkelen-/verbeterpunten van zowel de voltijd- als deeltijdvariant, zie ook facet 5.2. Ontwikkelingen sinds de visitatie in 2004 Mede gelet op de resultaten op het terrein van kwaliteitszorg na de visitatie in 2004 merken wij het volgende op. Binnen de SPH opleiding is aantoonbaar meer aandacht gekomen voor kwaliteit en kwaliteitszorg. Het onderwijs wordt stelselmatig kwantitatief én kwalitatief geëvalueerd, er is een toenemende aandacht voor het werkveld en het beleid van de academie vertoont steeds meer samenhang met het beleid van de hogeschool. Hierboven hebben wij al gewezen op het feit dat de opleiding goed zicht heeft op de eigen verbeter- en ontwikkelpunten. In de periode 2006-2008 zijn alle evaluatieactiviteiten en procedures beschreven in kwaliteitszorgplannen. Daarnaast heeft in 2006 een analyse op alle instrumenten plaatsgevonden, wat heeft geleid tot het meer systematisch aanbieden van uitkomsten van evaluaties en het systematisch nabespreken van evaluaties met studenten of andere betrokkenen. Naar de mening van het auditteam is dit op een heldere, inzichtelijke wijze gebeurd. Om meer aandacht te besteden aan het analyseren, vergelijken van resultaten met streefnormen en het trekken van conclusies zijn op basis van evaluatieresultaten analyses uitgevoerd en in samenhang conclusies getrokken en verbeteracties geformuleerd. Deze zijn vervolgens in beleidsplannen opgenomen. De academie werkt bij de onderwijsevaluaties met verbeterplannen, waarin de verbeteracties worden benoemd en op BlackBoard geplaatst voor studenten.

Page 49: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 43

Inmiddels heeft de opleiding ook een voldoende helder beeld van het inventariseren en vastleggen welke kwaliteitszorgactiviteiten er bij de academie en welke bij de SPH opleiding plaatsvinden. Samenvattend komt het auditteam tot het oordeel dat de opleiding een goed sluitend kwaliteitszorgsysteem hanteert. In dit verband moet het auditteam opmerken dat de opleiding sinds de visitatie in 2004 een forse inhaalslag heeft gemaakt op dit terrein hetgeen o.a. blijkt uit het inzicht dat de opleiding heeft in de eigen verbeter- en ontwikkelpunten en hier vervolgens ook actie op onderneemt. Studentenoordeel Studenten geven aan dat zij thans beter ingelicht worden over de uitkomsten van evaluaties.

Page 50: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 44

Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare

verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Tevredenheidsonderzoek In het kwaliteitszorgbeleid is door de opleiding een procedure ontworpen voor het opstellen en monitoren van verbeteractiviteiten. Zo is vastgelegd dat er een analyse wordt gemaakt van de uitkomsten van het jaarlijkse tevredenheidonderzoek onder studenten en dat hierover aan het begin van het nieuwe studiejaar afspraken ter verbetering worden gemaakt tussen de opleiding en de academie. De afspraken zijn voorzien van concrete doelen en data. Na de evaluaties Het auditteam constateert binnen de opleiding een duidelijke verbeter-/ontwikkelcultuur waarbij sprake is van een toewijzing van verantwoordelijkheden. Tijdens verschillende gesprekken met uiteenlopende stakeholders is dit expliciet als positief punt naar voren gekomen. Tijdens de gesprekken is het beeld van het auditteam bevestigd, dat de opleiding de afgelopen jaren veel geïnvesteerd heeft in het verbeteren van de kwaliteit. We noemen de verzwaring van het programma, de betere aansluiting ervan bij de eindkwalificaties en de forse reductie van de docent-student-ratio. Gebleken is dat de opleiding het eigen functioneren analyseert en, waar nodig, op verschillende terreinen ontwikkel- en verbeterbeleid uitvoert. Daarmee geeft de opleiding aan over voldoende kritisch vermogen te beschikken wat betreft het eigen functioneren en vervolgens de ‘slag’ kan maken naar verbeteringen. Het verbeteren (van de kwaliteit) van het onderwijs is de verantwoordelijkheid van het betrokken onderwijsteam. In teamvergaderingen worden zowel de evaluatieresultaten als de plaats en bijdrage van het blok in relatie tot de te behalen eindkwalificaties besproken. Naar aanleiding van de afstudeerevaluatie in 2008-2009 en de nabespreking daarvan is een nieuw scenario opgesteld voor de praktijkcomponent in het eerste en tweede jaar. Er is met het werkveld, verschillende hogescholen en docenten onderzocht hoe de praktijkcomponent in de propedeuse en in het tweede jaar de studenten op een goede manier met de praktijk in contact kan brengen en wat daarbij het meest wenselijk en haalbaar is. De kwaliteitszorgmedewerker speelt een belangrijke rol in een aantal aspecten dat nog verder ontwikkeld zal worden in het kader van het Project Integrale Kwaliteitszorg: communiceren over verbeteracties naar studenten en docenten via e-mail, BlackBoard en

nieuwsbrieven; zorg dragen voor een goed archiefsysteem voor kwaliteitszorg.

Beheer van de verbetercyclus Rapportage over de voortgang van de verbeteractiviteiten vormt een onderdeel van het reguliere Managementoverleg. Men ontwikkelt beleid om de omvang en frequentie van evaluaties af te stemmen op de verbeteractiviteiten. Dit is onderwerp van gesprek in het management team. De opleiding heeft vastgelegd wie verantwoordelijk is voor een bepaald kwaliteitsgebied en ervoor zorgt dat evaluatieresultaten worden geanalyseerd, verbeteringen worden uitgevoerd en de uitvoering van de maatregelen worden gevolgd.

Page 51: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 45

Functioneren klachtenregeling Voor klachten kunnen studenten gebruikmaken van de klachtenprocedure. Studenten geven aan dat de opleiding klachten serieus neemt. Er is hierbij sprake van dossiervorming: klachten en de wijze waarop er mee wordt omgegaan alsmede de actie n.a.v. de klacht door de opleiding worden schriftelijk vastgelegd. De klachtenprocedure is in de Onderwijs- en Examenregeling beschreven. Studentenoordeel Studenten geven aan dat zij thans in voldoende mate op de hoogte worden gebracht van verbetermaatregelen. Wel blijken niet altijd alle studenten op de hoogte te zijn van deze maatregelen maar dat heeft, zo geven studenten zelf aan, vaak meer te maken met het feit dat zij er niet altijd in geïnteresseerd zijn. Samenvattend concludeert het auditteam dat de opleiding de afgelopen jaren veel geïnvesteerd heeft in het verder verbeteren van de kwaliteit en er een op verbetering gerichte houding en cultuur in de opleiding heerst.

Page 52: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 46

Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het

afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Studenten Binnen de SPH opleiding kunnen studenten op verschillende manieren deelnemen aan het verder verbeteren van de kwaliteit van de opleiding. Zo zijn studenten betrokken bij de opleiding als respondent en als gesprekspartner bij evaluaties. Studenten hebben zitting in de opleidingscommissie en de studentenraad en zijn gesprekspartner bij audits. De opleiding kent een opleidingscommissie waar studenten zitting in hebben. Zij geven de dean gevraagd en ongevraagd advies op voor hen relevante terreinen. In een aantal gevallen werkt de opleidingscommissie samen met de medezeggenschapsraad. In de regel komt de opleidingscommissie vier keer per jaar bijeen. Zij kunnen bij de opleiding betrokken partijen uitnodigen om hen kritische vragen voor te leggen. Docenten, medewerkers Docenten worden betrokken als respondent en gesprekspartner bij evaluaties, docenten nemen zitting in de opleidingscommissie, examencommissie, toetscommissie en medezeggenschapsraad. Docenten hebben samen met studenten zitting in de opleidingcommissie die het management advies geeft over het onderwijs. Werkveld en alumni In het kader van actieve betrokkenheid van het werkveld, is de academie per september 2009 gestart met het Project Verbeteren relaties met het werkveld. Het project heeft tot hoofddoel om de interne en externe communicatie tussen de academie en het werkveld verder te verbeteren. Zowel het werkveld als de alumni zijn respondent en gesprekspartner bij evaluaties. Het werkveld is vertegenwoordigd in de werkveldadviescommissie en betrokken als ontwikkelaar bij het mede ontwikkelen en uitvoeren van nieuw onderwijs. Tenslotte is het werkveld betrokken bij de stage- en afstudeertrajecten als begeleider of opdrachtgever. De academie wil het werkveld in toenemende mate medeverantwoordelijk maken voor het onderwijs via gastlessen, projectopdrachten, stages en afstuderen. Daarom zijn een aantal actiepunten geformuleerd die met name betrekking hebben op het beter communiceren met het werkveld, het delen van werkveldgerelateerde kennis tussen docenten en het directer betrekken van het werkveld bij het onderwijs. Alumni zijn met name bij de opleiding betrokken als meelezers bij de ontwikkeling van nieuw SPH-onderwijs.

Page 53: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 47

6.  Resultaten  Facet 6.1. Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde

eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen

Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Beoordeling afstudeeropdracht, voltijd Uit de lijst afstudeeropdrachten is het auditteam gebleken dat in de meeste gevallen de studenten in tweetallen werken aan een afstudeeropdracht. De student heeft een afstudeeropdracht voldoende afgerond als deze in staat is een redelijk complex probleem (binnen een organisatie) op systematische wijze te onderzoeken, op grond van dit onderzoek te komen tot nieuwe kennis voor en over de beroepspraktijk, een eigen visie kan ontwikkelen en in staat is deze theoretisch te onderbouwen. Verder geeft de opleiding aan dat het van belang is dat de student in staat is een goed gestructureerd en leesbaar rapport te schrijven waaruit blijkt dat hij het niveau van de landelijk geformuleerde beroepscompetenties heeft bereikt. Het gezamenlijke eindproduct van het koppel studenten wordt beoordeeld. De begeleider bewaakt de evenredige inspanning van de studenten en bij de beoordeling is de individuele bijdrage van de studenten geborgd doordat studenten individueel bevraagd worden over het eindproduct. Beoordeling afstudeeropdracht, deeltijd Voor de deeltijdvariant geldt dat het afstuderen in de regel bestaat uit twee onderdelen. Eerste onderdeel Studenten werken in kleine projectgroepen aan een afstudeeropdracht. Een student heeft de afstudeeropdracht met een voldoende score afgerond als deze in staat is een opdracht uit het werkveld uit te voeren die leidt tot een bruikbaar product. Het onderzoek moet leiden tot een goed gestructureerd en leesbaar rapport, waaruit blijkt dat de deeltijdstudent het niveau van de landelijk geformuleerde beroepscompetenties heeft bereikt. De deeltijder dient tevens groeps- en individuele leerdoelen te formuleren, deze te realiseren en daarop te reflecteren. Ook hier geldt dat het gezamenlijke eindproduct wordt beoordeeld met oog voor een evenredige bijdrage van de studenten. Tweede onderdeel Het tweede onderdeel van de afstudeeropdracht is de individuele afstudeeropdracht: ‘Casuïstiek’. De Studiehandleiding Casuïstiek, 2008 bevat een beoordelingsprotocol. De begeleidend docent is tevens eerste beoordelaar. De definitieve verslagen worden beoordeeld door de begeleidend docent en de tweede beoordelaar. Hierin legt de student verantwoording af van zijn beroepsmatig handelen, waarbij sprake is van meervoudige problematiek. De student maakt een verslag van het hulpverleningsproces en een onderzoeksverslag. Betrokkenheid werkveld Sinds het thans lopende studiejaar beoordeelt de opdrachtgever de afstudeeropdracht mee waarbij deze een zwaarwegend advies geeft over het functioneren van de student. Tevens geeft de opdrachtgever aan in welke mate deze tevreden is met het eindresultaat. Dit oordeel nemen de docentbeoordelaars mee op hun beoordelingsformulier. Ook bij de eindpresentatie geeft de opdrachtgever een oordeel. Het is uiteindelijk de opleiding die verantwoordelijkheid draagt voor het afstudeerresultaat en de beoordeling ervan.

Page 54: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 48

Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesproken met vertegenwoordigers uit het werkveld. Zij beoordelen het niveau van de afgestudeerden als goed. Afstudeerbegeleiding Om de kwaliteit van de afstudeerbegeleiding te versterken, zijn er vanaf het studiejaar 2006-2007 ongeveer veertig docenten verder opgeleid in het begeleiden en beoordelen van praktijkonderzoek, daarnaast zijn er begeleide intervisiebijeenkomsten en colleges over praktijk gericht onderzoek voor docenten verzorgd. Sinds 2008-2009 is er voor docenten die afstudeeropdrachten begeleiden, intervisie georganiseerd om de betrouwbaarheid tussen beoordelaars bij de beoordeling te vergroten. Kwaliteit afstudeerwerkstukken Het auditteam heeft voorafgaand aan de visitatie een lijst met afstudeeropdrachten bij de opleiding opgevraagd. Vervolgens hebben de auditoren een keuze gemaakt uit deze lijst waarna de opleiding de afstudeeropdrachten naar de auditoren heeft opgestuurd. Ook tijdens de visitatie was er voor het auditteam voldoende gelegenheid om afstudeerwerkstukken te bestuderen. Na bestudering komt het auditteam tot de conclusie dat er sprake is van praktijkgerichte afstudeeropdrachten. Het gegeven dat de SPH opleiding al vroeg aandacht besteedt aan onderzoek, is zeker een pré en is terug te zien in de recent geschreven werkstukken. Het gebruik van relevante vakliteratuur is voldoende maar verschilt tussen de verschillende werkstukken; in het ene werkstuk is meer gebruik gemaakt van vakliteratuur dan het andere. De opleiding geeft in de afstudeerhandleiding aan dat studenten minimaal twee internationale bronnen dienen te raadplegen. Het auditteam waardeert dit en merkt in dit verband op dat binnen de opleiding en daar waar dit het gebruik van internationale bronnen betreft, het gebruik van literatuur uit voor het vakgebied toonaangevende internationale tijdschriften verder gestimuleerd kan worden. In ieder geval zijn de afstudeeropdrachten die het auditteam bestudeerd heeft op bachelor-niveau en zijn een aantal zeer zeker goed bruikbaar in de praktijk, ook buiten de instellingen waarvoor de werkstukken geschreven zijn. Wellicht is het te adviseren om de goede werkstukken voor een breder publiek beschikbaar te stellen. De beoordeling van de werkstukken is adequaat; in een aantal gevallen zou het auditteam een afwijkend cijfer gegeven hebben, zowel naar boven als naar beneden.

Page 55: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 49

Facet 6.2. Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met

relevante andere opleidingen Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers

Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. Overwegingen Rendementen en streefwaarden Uitgangspunt bij de selecterende werking van de propedeuse is dat indien studenten de propedeuse met goed gevolg afronden, zij ook de opleiding daadwerkelijk zullen afronden. Hoewel de opleiding hierin, zo blijkt uit de rendementscijfers, niet altijd slaagt, investeert de opleiding in het op een zo hoog mogelijk peil houden van het rendement (zie hierna). De dean van de academie maakt afspraken met het college van bestuur over kwantitatieve en kwalitatieve resultaten in het managementcontract. Ten aanzien van streefwaarden voor het onderwijsrendement zijn de volgende afspraken gemaakt:

• Propedeuserendement van 30 procent na 1 jaar; • Diplomarendement van 50 procent na 5 jaar.

De voltijdopleiding heeft een kleine groep ‘staartstudenten’ (studenten die niet na 5 jaar het diploma hebben behaald). De opleiding voert al jaren expliciet beleid uit om deze groep zo klein mogelijk te houden. De groep ‘staartstudenten’ zijn thans ondergebracht bij één begeleider die er op toe ziet dat de studenten een gerichte studieplanning maken. Numerus fixus De opleiding hanteert sinds een aantal jaren een numerus fixus waardoor een meer gereguleerde instroom van studenten ontstaat. De opleiding verwacht dat dit een positief effect heeft op het propedeuserendement. Er is al een duidelijk stijgende lijn te zien in het propedeuserendement: 2006-2007 27 procent, in 2007-2008 32 procent en in 2008-2009 37 procent. Doorstroom en uitval SPH voltijd Het percentage uitvallers na 1 jaar begint zich te stabiliseren rond de 30 procent. Dat geldt ook voor het propedeuserendement. De opleiding gaat er van uit dat dit het gevolg is van de activiteiten (zie hierna) die zij heeft ingezet om de uitval na het eerste studiejaar te reduceren en het propedeuserendement te verhogen. Doorstroom en uitval SPH deeltijd Na de propedeuse is de doorstroom goed en de uitval laag. Dit heeft te maken met de aanpak in de deeltijd. Studenten hebben een transparant en gestructureerd programma, een vaste lesdag en een vaste studieloopbaanbegeleider die ook de werksituatie kent. Daarnaast zijn deeltijdstudenten ouder en vaak gemotiveerder dan voltijdstudenten om de opleiding ook af te ronden. Diplomarendement Het diplomarendement na vijf jaar studie bedraagt voor de instroomgroep 2002: 45 procent, 2003: 59 procent en voor 2004: 48 procent (voltijd). Voor de deeltijdvariant zijn de percentages: 43 procent, 40 procent en 65 procent. Daarmee lijkt een voorzichtige trend te zijn ingezet naar rendementcijfers die voldoen aan de streefwaarden.

Page 56: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 50

Maatregelen ter verbetering van het rendement Elk jaar maakt de studieloopbaancoördinator van de propedeuse een rapportage van de exitgesprekken met studenten die uitvallen in het eerste studiejaar. De opleiding kent de belangrijkste oorzaken van uitval in de propedeuse en heeft haar voorlichting aan potentiële studenten hierop aangepast. In de voorlichting worden de struikelblokken en aanwijzingen voor foutieve keuzes aangegeven. De oorzaken zijn: studenten blijken zich te verkijken op de studieonderdelen uit de conceptuele leerlijn. Hier

wordt veel aandacht aan besteed in de voorlichting. studenten blijken de opleiding SPH te kiezen vanwege hun eigen psychosociale problemen.

In de voorlichting aan aspirant studenten en hun ouders wordt hier expliciet op ingegaan. studenten kiezen er voor om hun propedeuse te halen om vervolgens in te stromen in een

universitaire studie.

Het auditteam constateert dat de opleiding verschillende maatregelen neemt om de rendementen verder te verbeteren. Hiertoe behoren een uitgebreide voorlichting aan aspirant studenten, aanwezigheidsplicht binnen de opleiding hetgeen de binding met de opleiding versterkt, evenals het aantal contacturen. De binding brengt de opleiding tot stand door verplichte werkcolleges en actieve participatie in de trainingslijn. Het aantal uren studieloopbaanbegeleiding is verhoogd en studenten worden pas toegelaten tot een volgende fase van de opleiding als ze aan de tot dan geldende eisen hebben voldaan. Het auditteam waardeert de aandacht voor de rendementen die de opleiding laat zien.

Page 57: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 51

6. OORDEELSCHEMA NB: zie voor een juiste interpretatie van de oordelen ‘voldoende’ en ‘goed’ in onderstaand schema ook hoofdstuk 4 ‘Vorige accreditatie’ van het voorliggende rapport.

Sociaal Pedagogische Hulpverlening Voltijd en deeltijd

Onderwerp / Facet Oordeel

1. Doelstellingen Opleiding V1 1.1. Domeinspecifieke eisen G 1.2. Niveau bachelor V 1.3. Oriëntatie HBO G

2. Programma V 2.1. Eisen HBO G 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma G 2.3. Samenhang programma V 2.4. Studielast V 2.5. Instroom G 2.6. Duur V 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud V 2.8. Beoordeling en toetsing V

3. Inzet van Personeel V 3.1. Eisen HBO V 3.2. Kwantiteit personeel V 3.3. Kwaliteit personeel G

4. Voorzieningen V2 4.1. Materiële voorzieningen G 4.2. Studiebegeleiding V

5. Interne Kwaliteitszorg V3 5.1. Evaluatie resultaten G 5.2. Maatregelen tot verbetering G 5.3. Betrekken van medewerkers,studenten,alumni en beroepenveld V

6. Resultaten V 6.1. Gerealiseerd niveau V 6.2. Onderwijsrendement V

Samenvattend oordeel V

1 Het auditteam kent op basis van de beslisregels de extra aantekening ‘goed’ toe. 2 Het auditteam kent op basis van de beslisregels de extra aantekening ‘goed’ toe. 3 Het auditteam kent op basis van de beslisregels de extra aantekening ‘goed’ toe.

Page 58: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 52

Page 59: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 53

7. BIJLAGEN

Page 60: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 54

Page 61: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 55

BIJLAGE I PROGRAMMA EN GESPREKSPARTNERS Programma Accreditatie opleiding SPH – Hanzehogeschool 22 april 2010   Lokaal  Tijd  Gesprekspartners   Auditoren   Onderwerpen J1.01  08.30 – 09.00  Auditteam  Auditteam  

Mw. F. Brouwer Mw. M. de Bie Dhr. J. Brongers Mw. C. Frommé Dhr. G. Broers 

Voorbespreking 

J1.01  09.00 – 09.15   Managementteam Han de Ruiter Marianne Eggermont Anita de Goed 

Auditteam  Kennismaking Definitieve vaststelling programma 

J1.01  09.15 – 10.00  Managementteam (zie hierboven  

Auditteam  Strategisch beleid, visie, missie  Marktpositie en instroom Internationalisering / Lectoraat / Innovatie Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel / Deskundigheidsbevordering Resultaten / rendementen Alumnibeleid Assessmentsystematiek  Resultaten / rendementen 

J1.02  10.00 – 11.00  Docenten groep A Arie Sikkema Doutsen Dijkstra Tinie Suurd Anneke Buikema Annemarie Schoonhoven Niki Laurijssen Fokje ter Veen 

(deel) Auditteam Mw. F. Brouwer Dhr. J. Brongers Mw. C. Frommé 

Relatie beroepenveld Curriculum Toetsen en beoordelen Instroom Stage en afstuderen Studie(loopbaan)begeleiding Aansluiting instroom en programmaSamenhang programma Eindkwalificaties Praktijkcomponent / stages Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studiebegeleiding ‐varianten Kwaliteitszorg 

J1.03  10.00 – 11.00  Docenten groep B  Suzan Bons Inge de Vries Aggie Hiemstra Jolanda Kroes Geerte Dijkstra Bert Gijsbers 

(deel) Auditteam Mw. M. de Bie Dhr. G. Broers 

idem 

J1.01  11.00‐11.15    Auditteam  Interne terugkoppeling, verificatie documenten 

Page 62: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 56

Lokaal  Tijd  Gesprekspartners   Auditoren   Onderwerpen J1.01  11.15– 12.00   Werkveld 

Eddie van Hierden  Tanneke Bloemendal  Anja Aaldering  Marion Roelfs Ina Kuipers  

Auditteam  Rol werkveld bij opleiding Stages Kwaliteit afgestudeerden Kwaliteit opleiding SPH Eindkwalificaties opleiding 

J1.01  12.00 – 12.30  Lectoren + hogeschooldocent onderzoek Louis Polstra Lies Korevaar Karlien Landman 

Auditteam  Relatie beroepenveld Inbreng lectoren in het onderwijsprogramma Rol bij stages en afstuderen Relatie onderwijs/onderzoek Onderzoeksthema’s  

G0.09  12.30 – 13.15  lunch  Auditteam  Lunch, interne terugkoppeling, verificatie 

J1.02  13.15 – 14.15  Studenten – voltijd+deeltijd Groep A Lisanne van der Zee Richelle Kuper Annemiek Wibier  Eva Sipkes Marlou Wijmans Peter Pitstra Bas Noorman Joke Boelens Marlies Zeeman 

(deel) Auditteam Mw. F. Brouwer Dhr. J. Brongers Mw. C. Frommé 

Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering 

J1.03  13.15 – 14.15  Studenten – deeltijd+voltijd Groep B Yolanda Schoemaker Valentine Aartsen Hieke Niemeijer Marleen Pruim Maaike Visser Jessica van der Woude Gerjan Oldenburger Nicolai Bakker Reinder Smit 

(deel) Auditteam Mw. M. de Bie Dhr. G. Broers 

idem 

J1.01  14.15 – 15.00  Examencommissie/toetscommissie Bert Rook Hilde Bennink Koosje Diekema Sandra Vos 

Auditteam  Studiebegeleiding Kwaliteitsborging toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Vrijstellingen Instroomvoorwaarden 

J1.01  15. 00 – 15.15 

  Auditteam  Interne terugkoppeling, verificatie 

J1.01  15.15 – 15.45   Opleidingscommissie Charlotte Wekker Suzan Bons Lisanne van der Zee 

(deel) Auditteam Dhr. G. Broers  Mw. C. Frommé Mw. M. de Bie 

Takenpakket en verantwoordelijkheden van de commissie Procedure bij doorvoeren van wijzigingen in programma Recente wijzigingen in het studieprogramma Studeerbaarheid, studielast Aansluiting instroom 

J1.06  15.15 – 15.45  Kwaliteitszorg Els van Putten Anita de Goed 

(deel) Auditteam Mw. F. Brouwer  Dhr. J. Brongers 

Taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van kwaliteitszorg Personen en instanties die bij kwaliteitszorg betrokken zijn Recente voorbeelden van kwaliteitsverbeteringen 

J1.01  15.45 – 16.00  Nader te bepalen gesprekspartners  Auditteam  Pending issues 

Page 63: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 57

Lokaal  Tijd  Gesprekspartners   Auditoren   Onderwerpen J1.01  16.00 ‐ 16.45    Auditteam  Intern overleg en bepaling 

voorlopige beoordeling 

J1.03  16.45– 17.15  Alle gesprekspartners & genodigden  Auditteam  Terugkoppeling en voorlopige beoordeling 

 

Page 64: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 58

Page 65: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 59

BIJLAGE II KWANTITATIEVE GEGEVENS VAN DE OPLEIDING Opleidingsgegevens SPH VT Opleidingsgegevens (jaar) 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Totaal aantal ingeschrevenen 643 623 702 781 822 833 792 842 Aantal instroom propedeuse 142 195 256 229 292 157 153 173 Totaal aantal gediplomeerden 152 127 99 119 138 162 129 Gem. studieduur gediplom.* 46,0 42,1 49,0 46,4 45,3 46,7 44,8 Aantal uitgevallen studenten 107 108 133 195 166 162 122 Gem. studieduur uitvallers* 20,6 17,1 16,2 14,9 16,3 15,8 16,2 *Gemiddelde studieduur in maanden Diplomarendement SPH VT Diplomarendement (cohort) 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 % gediplomeerd na 3 jaar 2 1,4% 34 17,4% 35 13,7% 22 9,6% 34 11,6% - - % gediplomeerd na 4 jaar 47 33,1% 92 47,2% 108 42,2% 60 26,2% - - - % gediplomeerd na 5 jaar 64 45,1% 115 59,0% 123 48,0% - - - - % gediplomeerd na 6 jaar 68 47,9% 119 61,0% - - - - - Studiestakerspercentage SPH VT Studiestakerspercentage (cohort) 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 % studiestakers na 1 jaar 45 31,7% 49 25,1% 79 30,9% 108 47,2% 82 28,1% 56 35,7% 50 32,7%

% studiestakers na 2 jaar 67 47,2% 62 31,8% 109 42,6% 129 56,3% 119 40,8% 72 45,9%

% studiestakers na 3 jaar 69 48,6% 70 35,9% 122 47,7% 134 58,5% 131 44,9%

% studiestakers na 4 jaar 71 50,0% 74 37,9% 124 48,4% 137 59,8%

% studiestakers na 5 jaar 71 50,0% 75 38,5% 124 48,4%

% studiestakers na 6 jaar 72 50,7% 75 38,5%

Propedeuserendement SPH VT Propedeuserendement (cohort) 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 % na 1 jaar 51 35,9% 64 32.8% 72 28,1% 43 18,8% 78 26,7% 49 31,2% 57 37,3% % na 2 jaar 87 61,3% 141 72,3% 166 64,8% 105 45,9% 194 66,4% 95 60,5% -

Page 66: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 60

Opleidingsgegevens SPH DT Opleidingsgegevens (jaar) 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

2009

Totaal aantal ingeschrevenen 186 157 147 146 165 176 178 143 Aantal instroom propedeuse 37 30 29 33 34 21 26 11 Totaal aantal gediplom. 46 32 29 34 39 47 58 Gem. studieduur gediplom.* 37,2 36 38,9 40,9 33,1 33 38,8 Aantal uitgevallen studenten 43 22 29 18 30 27 29 Gem. studieduur uitvallers* 18,7 12,9 23,7 28,3 20,9 20,9 16,8 *Gemiddelde studieduur in maanden Diplomarendement SPH DT Diplomarendement (cohort) 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 % gediplomeerd na 3 jaar 0,0% 7 23,3% 9 31,0% 11 33,3% 2 5,9% % gediplomeerd na 4 jaar 13 35,1% 11 36,7% 17 58,6% 22 66,7% % gediplomeerd na 5 jaar 16 43,2% 12 40,0% 19 65,5% % gediplomeerd na 6 jaar 16 43,2% 13 43,3% Studiestakerspercentage SPH DT Studiestakerspercentage (cohort) 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 % studiestakers na 1 jaar 15 40,5% 10 33,3% 7 24,1% 6 18,2% 8 23,5% 7 33,3% 7 26,9% % studiestakers na 2 jaar 17 45,9% 13 43,3% 8 27,6% 6 18,2% 12 35,3% 8 38,1% % studiestakers na 3 jaar 20 54,1% 16 53,3% 8 27,6% 6 18,2% 13 38,2% % studiestakers na 4 jaar 20 54,1% 17 56,7% 9 31,0% 7 21,2% % studiestakers na 5 jaar 21 56,8% 17 56,7% 10 34,5% % studiestakers na 6 jaar 21 56,8% 17 56,7%

Page 67: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 61

Propedeuserendement SPH DT Propedeuserendement (cohort) 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 % na 1 jaar 15 40,5% 4 13,3% 9 31,0% 12 36,4% 7 20,6% 2 9,5% 1 3,8% % na 2 jaar 21 56,8% 15 50,0% 18 62,1% 21 63,6% 11 32,4% 4 19,0% - Docent-studentratio De docent-studentratio 2009-2010 bedraagt 1:25. Deze waarde is verbeterd ten opzichte van de docent-studentratio bij het aantreden van de dean in 2006-2007: 1:32. In het taken- formatieplan is deze docent-studentratio doorgerekend. De docent-studentratio is mede een stuurmiddel (streven van maximaal 1:28). Contacturen Het gemiddeld aantal contacturen is door de opleiding heen vrij constant en ligt tussen 15 en 20 uren per week.

Personeel Totale formatie van de Academie voor Sociale Studies per 1-8-2009 Formatie aantal fte

vast 102 76,1

tijdelijk 30 16,6

totaal 132 92,7

tijdelijke uitbreidingen 18 2,4

totaal fte 95,1

77 procent van alle medewerkers heeft een vaste aanstelling

Page 68: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 62

Onderwijsgevenden van de Academie voor Sociale Studies naar functie en opleidingsniveau

Functies onderwijsgevend vast tijdelijk

onderwijsgevend schaal aantal fte op max. master dr aantal fte op

max. master dr

Docent 11 61 44,3 26 28 1 23 12,4 4 12 2

Hogeschooldocent 12 5 4,1 2 3

Hogeschoolhoofddocent 13

Docent B 11

Docent A 12 10 6,5 10 5

Lector 15/16 1 1,0 1 1 0,1 1

totaal 77 55,9 38 36 2 24 12,5 4 13 2

Het aantal docenten dat specifiek les geeft binnen SPH bedraagt 13. Het aantal docenten dat tevens werkzaam is in/recent werkzaam is geweest in de praktijk bedraagt 6. Het aantal docenten met een masteropleiding bedraagt 6.

Page 69: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 63

BIJLAGE III CURRICULAE VITAE EN ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARINGEN AUDITOREN Mevrouw F.M. Brouwer Mevrouw Brouwer (1952) studeerde andragologie en geschiedenis, eerst in Groningen en vervolgens in Amsterdam. Zij werkte eerst als freelance tekstschrijver, beleidsonderzoeker en trainer. Vanaf 1991 werkte zij bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, in verschillende beleidsfuncties, voor het grootste deel als staflid voor het College van Bestuur, op de gebieden diversiteitsbeleid, kwaliteitszorg en interne dienstverlening. In 2002 trad ze als kwaliteitszorgmedewerker in dienst bij de Technische Hogeschool Rijswijk, na de fusie met de Haagse Hogeschool werd ze senior adviseur onderwijs en kwaliteit, in het bijzonder regisseur voor de interne kwaliteitszorg en de accreditatietrajecten van de opleidingen in deze hogeschool en adviseur kwaliteitszorg voor het College van Bestuur. Zij was lid van de bestuurlijke werkgroep accreditatie van de HBO-raad. Op dit moment is zij senior adviseur bij de Hobéon Groep, met als aandachtsgebieden kwaliteitszorg & certificering en management consult. Mevrouw prof. dr. M. de Bie Prof. dr. Maria de Bie is verbonden aan de Universiteit Gent, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Zij is voorzitter van de vakgroep sociale agogiek en van de opleidingscommissie sociaal werk. Aandachtspunten in het onderzoek van mevrouw De Bie zijn de studie van sociaal werkpraktijken in de jeugdzorg en in het jeugdwerk, de samenlevingsopbouw en de algemene maatschappelijke dienstverlening, met bijzondere aandacht voor empirisch onderzoek naar de relatie tussen sociaal werk en recht. Zij heeft een ruime lesopdracht in de opleiding pedagogische wetenschappen (Universiteit Gent) en in de masteropleiding sociaal werk, ingericht door de Associatie Universiteit Gent. De heer J. Brongers De heer Brongers is sinds 2004 directeur/bestuurder bij de Stichting Wel-Com, en geeft daarmee leiding aan drie brede welzijnsorganisaties in Oost-Groningen. Daarvoor was hij twaalf jaar directeur/bestuurder bij de Stichting Compaen, een welzijnsorganisatie in Oost Groningen en thans deel uitmakend van de Stichting Wel-Com. Na zijn opleiding aan de Sociale Academie en na het volgen van de voortgezette opleiding Organisatie en Management is hij 10 jaar als opbouwwerker/coördinator werkzaam geweest. Mevrouw C. Frommé Mevrouw Frommé is studente Sociaal Pedagogische Hulpverlening aan de Hogeschool Utrecht. De heer drs. G. Broers De heer Broers werkt sinds 1997 bij Hobéon als adviseur. Hij heeft sinds zijn afstuderen (1986) aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Thans houdt hij zich binnen Hobéon vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NAO-kaders en is hij betrokken bij het beoordelen van de kwaliteit van restauratie bouwbedrijven.

Page 70: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 64

Page 71: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 65

Page 72: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 66

Page 73: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 67

Page 74: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 68

Page 75: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 69

BIJLAGE IV WERKWIJZE, BEOORDELINGSPROCEDURE EN BESLISREGELS HOBÉON Beoordelingsprocedure en werkwijze Bij de beoordeling van de betreffende voltijd en deeltijdopleidingen is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende: Het auditteam heeft het opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een opleiding SPH op hbo-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: 1 Documentanalyse Management Review; Studiegids; Onderwijs- en examenregeling – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld:

o strategische keuzen en de positie in de markt, o interne organisatie, o de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne

managementrapportages en verbetermaatregelen, o ontwikkelingen in het beroepenveld, o beroeps- en opleidingsprofielen, o (validatie) eindkwalifcaties, o curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, o werkvormen, o toetsing en beoordeling, o kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, o internationalisering, o instroombeleid, o studiebegeleiding, o onderwijsrendement.

Op basis van de door opleidingen aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse.

Page 76: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 70

2 Visitatie De visitatie was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie, uitgevoerd door een auditteam bestaande uit een kernteam met daarin twee externe onafhankelijke deskundigen, een student van een verwante opleiding, een voorzitter en een secretaris vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleidingen overleg

voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; detailbeschrijving van modules en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten.

Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleidingen werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste

‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’.

B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’

heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp

‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.

Page 77: rapport Hanze hbo-ba Sociaal Pedagogische Hulpverlening

©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo bacheloropleiding SPH, Hanzehogeschool Groningen, 1.0 ⏐ 71

Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam:

uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd;

primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat

als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat

onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;4

een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord;

een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.

Wij merken op dat daar waar op facetniveau sprake is van een score ‘goed’, dit in een samenvattende tekst kort is gemotiveerd. Indien sprake is van een score ‘voldoende’ is geen samenvattende tekst aan het facet toegevoegd: het betreft dan een facet waar sprake is van basiskwaliteit die uit de beschrijving van dat facet blijkt.

4 Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan

betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.