regionaaltuchtcollegevoordegezondheidszorg a, …nl:tgzrams:... · huisartse....

4
2013/032 ECLI:NL:TGZRAMS:2013:64 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: 2013/032 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 28 januari 2013 binnengekomen klacht van: A, wonende te B, klaagster, tegen C, huisarts, wonende te D, destijds werkzaam te B, verweerder, gemachtigde mr. S.M. Steegmans, advocaat te Utrecht. 1. Het verloop van de procedure Het college heeft kennisgenomen van: - het klaagschrift met de bijlagen; - het aanvullende klaagschrift van 21 februari 2013; - het verweerschrift met de bijlagen; - de correspondentie betreffende het vooronderzoek; - het proces-verbaal van het op 17 juli 2013 gehouden verhoor in het kader van het vooronderzoek; De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld. Partijen waren aanwezig. Verweerder werd bijgestaan door mr. Steegmans. 2. De feiten Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan: 2.1 Klaagster is de zus van mevrouw A (hierna: patiënte). 2.2 Verweerder is sinds 4 september 2012 huisarts. Verweerder is opgeleid door 1/4

Upload: others

Post on 25-Jan-2021

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

  • 2013/032ECLI:NL:TGZRAMS:2013:64

    REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

    Beslissing in de zaak onder nummer van: 2013/032

    REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORGTE AMSTERDAM

    Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 28 januari 2013binnengekomen klacht van:

    A,wonende te B,k l a a g s t e r,

    tegen

    C,huisarts,wonende te D,destijds werkzaam te B,v e r w e e r d e r,gemachtigde mr. S.M. Steegmans, advocaat te Utrecht.

    1. Het verloop van de procedureHet college heeft kennisgenomen van:- het klaagschrift met de bijlagen;- het aanvullende klaagschrift van 21 februari 2013;- het verweerschrift met de bijlagen;- de correspondentie betreffende het vooronderzoek;- het proces-verbaal van het op 17 juli 2013 gehouden verhoor in het kadervan het vooronderzoek;

    De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.Partijen waren aanwezig. Verweerder werd bijgestaan door mr. Steegmans.

    2. De feitenOp grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan vanhet volgende worden uitgegaan:2.1 Klaagster is de zus van mevrouw A (hierna: patiënte).2.2 Verweerder is sinds 4 september 2012 huisarts. Verweerder is opgeleid door

    1/4

  • huisarts E.2.3 E was sinds 1996 de vaste huisarts van patiënte. Patiënte was bekend metalcoholabusus, COPD en eczeem.2.4 Op 30 mei 2012 heeft patiënte, vanwege onderrugklachten, contact opgenomenmet de praktijk van E. Patiënte kreeg toen Diclofenac voorgeschreven. De apotheekheeft dit medicijn een dag later niet verstrekt vanwege toxiciteit met andere medicijnendie patiënte gebruikte. Patiënte kreeg vervolgens Panadol voorgeschreven.2.5 Op 8 juni 2012 is patiënte, na een telefonische melding van haar moeder dat pati-ënte niet kon liggen, staan, zitten en lopen, door de dienstdoende huisarts van de HAPB bezocht. Patiënte kreeg toen Tramadol voorgeschreven.2.6. Op 11 juni 2012 is voor patiënte een herhaalrecept voor Tramadol afgegeven.2.7. Op 2 augustus 2012 heeft patiënte telefonisch overleg gehad met F, een collegavan verweerder. Patiënte heeft daarbij gemeld last van haar onderrug en haar maagte hebben en veel en vaak over te geven. F heeft daarna een huisbezoek aan patiëntegebracht. F heeft daarbij de diagnose lumbago, lage rugpijn, gesteld. Naast Tramadolis aan patiënte 4 maal daags 1000 mg paracetamol voorgeschreven. Tevens heeft F,op verzoek van patiënte, een verwijsbrief voor een longarts opgesteld.2.8. Op zaterdag 8 september 2012 is patiënte, na een telefonisch verzoek van demoeder van patiënte, door een huisarts van de HAP B bezocht. Patiënte is daarbij ge-adviseerd via de eigen huisarts een X-thorax te laten maken.2.9. Op 10 september 2012 heeft klaagster met de praktijk van F gebeld, met een ver-zoek om een consult aan patiënte. Vanwege de drukte in de praktijk is dat consultdoorgeschoven naar de volgende dag.2.10 Op 11 september 2012 is patiënte door verweerder bezocht. Verweerder werddaarbij vergezeld door een co-assistente. Het door verweerder in het patiënt-dossierdaarvan opgestelde verslag vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:“S RFE: langdurig pijn rug en spuugt. Wil visite.JH. Langdurig pijn linkerflank/rug. Kan bijna niet op benen staan. wil opname. Moederneemt haar zo mee naar eigen huis. Vorig week nog buiten geweest.O cachechtisch. Iets bleek. Lijkt icterisch. Slijmvliezen gb. Goed aanspreekbaar enmobiel.T 36 oor. SaO2 92%. P80r/a. RR102/68. cor s1s2s-.puim bdz enkele rhonchi/crepitaties.KNO rechts submandibulair niet-drukpijnlijke lymfklier 3x 2 cm niet mobiel. Thyr gb.Mond kunstgebit, geen ca.O Abdomen ribbelige leverrand geen weerstanden.E Onverklaarde afwijking bloedonderzoek.P dd gemetasteerd MDL-carcinoom / of alcoholmisbruik, br: lab ATALCito. Morgen overleg internist alslab bekend.”2.11 Op 12 september 2012 heeft E, na bekendwording van het bloedonderzoek vanpatiënte, contact opgenomen met het G om een spoedopname van patiënte te bewerk-stelligen. Tevens heeft E een schriftelijke verwijzing uitgeschreven.2.12 Klaagster heeft patiënte in de avond van 12 september 2012 naar het H te B ge-bracht.2.13 Op 16 september 2012 is patiënte in het H overleden.

    3. De klacht en het standpunt van klaagsterDe klacht houdt zakelijk weergegeven in, dat verweerder niet zorgvuldig jegens patiënteheeft gehandeld, omdat hij geen noodzaak heeft gezien om patiënte op 11 september2012 met spoed in een ziekenhuis op te laten nemen.

    2/4

  • 4. Het standpunt van verweerderVerweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

    5. De overwegingen van het college5.1 Voor beantwoording van de vraag of verweerder in strijd heeft gehandeld met dezorg die hij heeft te betrachten ten opzichte van patiënte en diens naaste betrekkingen(art. 47 lid 1 sub a Wet BIG) – en aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld –stelt het college het volgende voorop. Volgens vaste tuchtrechtelijke rechtspraak gaathet bij de tuchtrechtelijke beoordeling van het beroepsmatig handelen van de arts nietom de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het antwoord op de vraag ofde aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwameberoepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschapten tijde van het klachtwaardig gestelde handelen en met hetgeen toen in de beroeps-groep als norm was aanvaard. Tevens geldt dat het bij het tuchtrecht in beginsel gaatom de persoonlijke verwijtbaarheid van de arts.

    5.2 De klacht richt zich tegen het handelen van verweerder tijdens het consult op11 september 2012. Klaagster stelt dat verweerder daarbij tuchtrechtelijk verwijtbaarheeft gehandeld door patiënte niet met spoed naar een ziekenhuis door te verwijzen.Bij de beoordeling van deze klacht acht het college van belang dat verweerder vóór enna 11 september 2012 niet bij de zorg voor patiënte betrokken is geweest. E was immersde vaste huisarts van patiënte. Verweerder beschikte daarmee over beperkte achter-grondinformatie ten aanzien van patiënte en was bij het huisbezoek aldus voornamelijkaangewezen op zijn observaties ter plaatse. Verweerder voert in dat kader aan dat deoorzaak en de aard van klachten bij patiënte onvoldoende duidelijk waren, dat patiëntehelder en niet versuft was en tijdens het huisbezoek in staat was zelfstandig van debank op te staan en zonder steun door het huis kon lopen. Hij achtte patiënte na hetlichamelijk onderzoek wel ziek en vond ook dat zij moest worden opgenomen, maarniet dat een spoedopname was geïndiceerd. Om te voorkomen dat patiënte na eenconsult op spoedeisende hulp van het ziekenhuis weer naar huis zou worden gezondenmet een afspraak voor de poli op een later tijdstip, leek het verweerder daarom naoverleg met patiënte verstandiger om eerst met spoed het bloed van patiënte te latenonderzoeken en daarna met een specialist te overleggen. Na het huisbezoek stelt ver-weerder contact te hebben opgenomen met E om hem van de situatie aangaande pa-tiënte op de hoogte te stellen en patiënte aan hem over te dragen.

    5.3 Klaagster heeft ter terechtzitting betwist dat patiënte tijdens het huisbezoek op11 september 2012 helder en mobiel was en dat van een acute medische situatie geensprake was. Klaagster en verweerder verschillen daarmee van mening over de gangvan zaken tijdens het huisbezoek. Nu klaagster echter niet zelf bij het huisbezoekaanwezig was en zij geen gegevens heeft overgelegd die haar stelling over de gangvan zaken tijdens het huisbezoek in voldoende mate ondersteunen, kan het collegeniet uitmaken wie van hen beiden daarin gelijk heeft omdat aan het woord van de eenniet méér geloof gehecht kan worden dan aan het woord van de ander. Het college kanin die omstandigheid niet vaststellen dat de feiten zoals door verweerder gesteld, onjuistzijn en dat verweerder de klachten van patiënte, zoals door klaagster gesteld, niet serieusheeft genomen. Dit neemt niet weg dat, achteraf bezien, het beter zou zijn geweest indienverweerder patiënte op 11 september 2012 direct met spoed naar een ziekenhuis zouhebben doorverwezen, maar dat is met de wetenschap achteraf en het totale ziektever-

    3/4

  • loop overziende. In het licht van de door verweerder gestelde situatie waarin hij haartijdens het huisbezoek aantrof, wordt geoordeeld dat het handelen van verweerder nietzodanig verwijtbaar is dat hij daarmee in strijd met artikel 47 lid 1 van de Wet op deberoepen in de individuele gezondheidszorg heeft gehandeld.

    6. De beslissingHet Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.

    Aldus gewezen op 29 oktober 2013 door:mr. A.A.A.M. Schreuder, voorzitter,dr. J.P. Lips, K. Haasnoot, J.C.M. van der Molen, leden-arts,mr. C.E. Polak, lid-jurist,mr. P.J. van Vliet, als secretaris,

    en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 17 december 2013 door devoorzitter in aanwezigheid van de secretaris.w.g. A.A.A.M. Schreuder, voorzitterw.g. P.J. van Vliet, secretaris

    4/4