relatie tussen spierkracht, sprint- en aeroob vermogen bij volwassenen met cerebrale parese sonja de...
TRANSCRIPT
Relatie tussen spierkracht, sprint- en aeroob vermogen bij volwassenen met cerebrale parese
Sonja de Groot
Paul BessemsMarcel Lamberts
Marijn EversPieter van der Luijt
Annet DallmeijerLuc van der Woude
Thomas Janssen
Aanleiding
Mark Homan - wielrenner met cerebrale parese (CP)
- Wilde graag naar Paralympische spelen- Wilde getest worden en advies krijgen- Kwam via via bij Reade terecht
Introductie
• Cerebrale parese
– Term voor stoornissen die ontstaan na een beschadiging van de hersenen bij een ongeboren baby of bij een kind in het 1e levensjaar.
– Houdings- en bewegingsstoornissen en vaak ook stoornissen in de gevoelsgewaarwording, communicatie en het gedrag.
– Incidentie: 2-2.5 per 1000 geboortes.
Introductie
• Bewegingsstoornissen
• Lagere fysieke activiteit (invers gerelateerd aan leeftijd in CP)
• Lagere fitheid / gezondheidsproblemen
Maar:
Er is geen reden om niet deel te nemen aan een trainingsprogramma!
Introductie
• Weinig onderzoek bij volwassenen met CP.
• Belangrijke maten van fysieke capaciteit:– Spierkracht– Sprintvermogen– Piek aeroob vermogen
• Piek aeroob vermogen: – Wellicht beperkt door perifere factoren (b.v. spierkracht) ipv centrale
factoren (cardiorespiratoire systeem).
Introductie
• Vraagstellingen:
– Hoe is de fysieke capaciteit van volwassenen met CP vergeleken met volwassenen zonder CP?
– Is de relatie tussen spierkracht, sprintvermogen en het maximale aerobe vermogen tijdens fietsen hetzelfde bij volwassenen met en zonder CP?
• Deelnemers:– 21 mannen zonder CP
33.0 ± 12.8 jaar (range: 19-55 jaar) BMI: 22.8 ± 1.6 kg/m2
– 20 personen met CP 80% man 28.8 ± 11.0 jaar (range: 18-49 jaar) BMI: 22.3 ± 2.4 kg/m2
GMFCS I: N = 15GMFCS II: N = 5
Unilaterale CP: N = 10Bilaterale CP: N = 10
Atleten: N = 12 (2 wielrenners, 10 voetballers)
• Design: 3 testen (isometrische/isokinetische spierkracht, Wingate test, Max. test)
Methode
Gross Motor Function Classification System
Methode
• Spierkracht m.b.v. Biodex dynamometer
– Isometrische knie-extensie en -flexiekracht Knie in 60° flexie (0° is extensie) 3x afwisselend 5 sec maximale isometrische knie-extensie en knieflexie,
30 sec rust tussen elke meting. Gemiddelde waarde van 3 metingen werd verder gebruikt.
– Isokinetische knie-extensie en -flexiekracht Hoeksnelheid 60°/s 3x afwisselend maximale isokinetische knie-extensie en knieflexie,
30 sec rust tussen elke meting. Gemiddelde waarde van 3 metingen werd verder gebruikt.
– Groep zonder CP: alleen knie-extensiekracht gemeten in rechterbeen
Methode
• Sprintvermogen m.b.v. Wingate test
– 5 min. warming up– 30 sec vol sprinten tegen een constante weerstand– Weerstand: afhankelijk van het lichaamsgewicht
van de proefpersoon 70% van lichaamsgewicht <70% afhankelijk van indruk van fitheid en krachtscore
– Uitkomstmaten: Gemiddelde vermogen (P30)
Methode
• Aeroob vermogen m.b.v. maximale inspanningstest
– Personen zonder CP Start 100 W 30 W/ 2 min omhoog Tot uitputting
– Personen met CP Start 20 W 3 protocollen: easy (+10 W/min), moderate (+15 W/min), heavy (+20 W/min) Tot uitputting
– Uitkomstmaten: VO2max POmax
Methode
• Statistiek– Verschillen tussen de groepen met en zonder CP: Onafhankelijke t-test– Relaties spierkracht, sprintvermogen, aeroob vermogen:
Lineaire univariate regressiemodellen per groep– Significant: p<0.05
Resultaten
• Isometrische spierkracht: Knie-extensie
* = significant verschil tussen CP en controle# = significant verschil tussen GMFCS I en II
60%
Resultaten
• Isokinetische spierkracht: Knie-extensie
48%
* = significant verschil tussen CP en controle# = significant verschil tussen GMFCS I en II^ = significant verschil tussen unilaterale and bilaterale CP
Resultaten
• Isometrische spierkracht: Knieflexie
# = significant verschil tussen GMFCS I en II
Resultaten
• Isokinetische spierkracht: Knieflexie
# = significant verschil tussen GMFCS I en II^ = significant verschil tussen unilaterale en bilaterale CP
Resultaten
• Sprintvermogen
60%
* = significant verschil tussen CP en controle# = significant verschil tussen GMFCS I en II^ = significant verschil tussen unilaterale and bilaterale CP
Resultaten
• Piek aeroob vermogen
80%
* = significant verschil tussen CP en controle# = significant verschil tussen GMFCS I en II^ = significant verschil tussen unilaterale and bilaterale CP
Resultaten
• Piek zuurstofopname
85%
# = significant verschil tussen GMFCS I en II^ = significant verschil tussen unilaterale en bilaterale CP
Resultaten
• RelatiesZonder CP Met CP
R2 R2
Isometrische extensiekracht ~ Sprint 39% 67%
Isokinetische extensiekracht ~ Sprint 28% 73%
Isometrische extensiekracht ~ POpiek 11% 65%
Isokinetische extensiekracht ~ POpiek 11% 70%
Sprint ~ POpiek 53% 95%
Sprint ~ VO2piek 56% 82%
Groep met CP:
• Relaties sterker voor minst aangedane been vlg. met meest aangedane been
• Extensiekracht sterkere relaties dan flexiekracht
R2 = verklaarde variantie
Percentage dat aangeeft hoeveel b.v. kracht het sprintvermogen verklaart.
Discussie
Volwassenen met CP:
• Fysieke capaciteit 15-52% lager dan volwassenen zonder CP– Kracht meest aangedaan
• VO2piek en POpiek hoger dan in literatuur
• GMFCS I betere fysieke capaciteit dan GMFCS II
• Unilaterale CP betere fysieke capaciteit dan bilaterale CP
Discussie
Volwassenen met CP:
• Relaties spierkracht – sprintvermogen – aeroob vermogen
– Iets sterker voor minst aangedane been vgl. met meer aangedane been.
– Sterker voor isokinetische kracht dan isometrische kracht.
– Sterker voor extensiekracht dan voor flexiekracht.
– Sterker dan bij volwassenen zonder CP.
Discussie
Volwassenen zonder CP:
• Relaties spierkracht – sprintvermogen – aeroob vermogen
– Resultaten vgl. met literatuur over mensen zonder beperkingen (R2 ≤ 0.25). Kin-Isler et al., 2008: isokinetische kracht ~ sprintvermogen: R2=0.25 Al-Haza et al., 2001: sprintvermogen ~ VO2max: R2=0.20 Cometti et al., 2001: isokinetische kracht niet gerelateerd aan 30m hardloop sprint
– I.t.t. literatuur over deze relaties bij armactiviteiten van rolstoelgebruikers Janssen et al. 1993: isometrische kracht ~ sprintvermogen: R2=0.76
sprintvermogen ~ POpiek: R2=0.81 Kofsky et al. : hoge isokinetische of isometrische kracht => hoge VO2piek
Discussie
Mogelijke verklaring:
• Lagere fysieke capaciteit?
– Arslan et al. (2005): Groep met lagere fysieke capaciteitlaten sterkere relatie zien tussen spierkracht en sprintvermogen (vrouwen vs. mannen, inactieve mensen vs. actieve mensen)
– Spierkracht beperkende factor?
Discussie
Mogelijke verklaring:
• Naast verminderde spierkracht ook coördinatieproblemen bij mensen met CP. – Meer cocontractie – Daardoor meer energieverbruik, minder efficiënt
Discussie
Praktische implicatie:
• Statistische modellen te gebruiken om de juiste weerstand te schatten voor de sprinttest en de maximale inspanningstest.
Conclusie
• Sterkere relaties tussen spierkracht, sprintvermogen en piek aeroob vermogen werden gevonden in volwassenen met CP vergeleken met volwassenen zonder CP.
• Spierkracht of coördinatie zijn mogelijk de beperkende factoren bij beenarbeid bij volwassenen met CP.
Bedankt voor uw aandacht!