restauratie sch 72
DESCRIPTION
De restauratie van de haringlogger SCH 72 een model gebouwd in 193 !!TRANSCRIPT
1
De “Scheveningen 72”
In een voorgaande Brulboei is een stukje geschreven over de
opknapbeurt van de stoombok AJAX van D&C ENGINEERING in Al-
blasserdam.
Al tijdens de werkzaamheden daaraan werd er melding gemaakt
van het bestaan van een model van deze logger, de
“Scheveningen 72”, een erfstuk van de familie. Het model is
al heel oud en heeft grote emotionele waarde.
Desondanks durfde de heer en mevrouw de Jong het aan om
Hans en mij te vragen om na de bok ook dit model op te
knappen.
Ons antwoord was direct: in principe, ja!, maar laten we
eerst het resultaat van de bok afwachten.
Welnu, kennelijk viel dat niet tegen, zodat op een goede
dag het bericht kwam dat de “Scheveningen 72” op de zaak
stond, of we hem wilde komen bekijken en dat we, als wij er
brood in zagen, hem gelijk mee konden nemen.
Het was inderdaad een prachtig waterlijn model, niet erg
groot, zo’n 50 centimeter, maar kennelijk héél oud en dat
was goed te zien.
Best weer een hele klus, maar één waar je alleen maar
succes mee kan hebben, omdat je altijd kans ziet er vanuit
de huidige staat weer een schitterend model van te maken.
2
Daarom het model, compleet mét stofkap, voorzichtig bij
Hans op schoot in de auto gezet en op naar de club.
Daar eerst nog eens goed naar alles gekeken en de nodige
foto’s gemaakt voor later.
Tijdens de inspectie bleek dat er op het voorschip een
onderdeeltje ontbrak, kennelijk vrij recent “zoek ge-
raakt”, want er was duidelijk een “stofvrij” plekje te
zien. Navraag bij heer de Jong leverde inderdaad op dat ook
hij dat gezien had, maar geen idee had wat het was en ook
het bewuste “ding” niet gezien had.
Geen nood, we zouden wel zien wat het kon zijn. Later bleek
dat het een soort kaapstandertje of bolder moest zijn, dus
maar iets in die richting gemaakt en geplaatst.
Als voorlopige taakverdeling zou Hans het model kuisen en
ik zou de kap opknappen.
Later hoorde ik van Hans dat het schoonmaakwerk een makkie
bleek. Gewoon kwastje met bakje zeepsop, flink boenen,
schip onder de kraan afspoelen en klaar is Kees! Nu ben ik
soms wat achterdochtig, dus geloofde ik even niet dat het
zo gegaan was, maar ja, ik was er niet bij, dus . . . ! Wel
moet gezegd worden dat het model na afloop van welke
waspartij dan ook, er al heel wat beter uitzag dan
daarvoor.
3
De kap was eveneens hard aan wat verzorging toe, want zo
hier en daar begonnen er stukjes van de hoekbeschermers/
verstevigingsstukken af te vallen, was het hout bijna zwart
en leken de ruiten wel matglas.
Ook hier viel alleen maar te scoren, dus mallen gemaakt om
het glas te beschermen, de kapotte hoekbeschermers/
verstevigingsstukken van zinkplaat eerst van hun oude tin
laagje ontdaan, opnieuw gesoldeerd en daarna weer aan de
latjes bevestigd. Daarna is het houtwerk voorzichtig weer
blank geschuurd en vervolgens een paar keer in de Pantser
Jachtlak gezet.
Ondertussen bleek dat Hans bij het herstellen van de “zee”
wat probleempjes had. Het scheepje is, zoals eerder gezegd,
een waterlijn model en “drijft” dus in zee. Deze “zee” is
licht golvend en gemaakt (in 1936!) van ongetwijfeld voor
dié tijd eersteklas gips of kalk, maar ook daar kon de tand
des tijds niet afblijven en de toch al niet te dikke laag
brokkelde hier en daar heel makkelijk af.
Dat kostte dus een flink aantal dagen om deze plekjes te
herstellen.
Naast de foto’s van de restauratie, die we in dit stukje op
wilde nemen, hoorde er ook wat achtergrond informatie over
de “SCH 72” in het verhaal.
We herinnerden ons dat de heer en mevrouw de Jong, toen we
het model gingen halen, heel enthousiast al veel over de
geschiedenis en achtergrond van dit schip (het origineel
4
dus) vertelden, compleet met toelichting via de PC en een
schilderij op kantoor.
Er was echter zo veel te vertellen, dat Hans en ik het
later niet meer precies konden weergeven en we wilde
natuurlijk wel dat het verhaal achter het model ook klopte.
Daarom mijnheer de Jong een mailtje gestuurd met de vraag
of hij deze informatie nog een keer in de juiste volgorde
kon geven, om in dit bouw/herstel verslag op te nemen.
Al snel volgde een flinke mail met heel veel informatie,
die zo veel over het schip én de naam vertelde en daarbij
zo interessant was, dat we besloten deze mail in zijn
originele vorm in het verslag op te nemen.
Dag Hans en Ger,
Onderstaand wat gegevens omtrent de SCH 72.
Deze logger werd als (ongemotoriseerde) zeillogger in 1927 gekocht door de
rederij v/h Frank Vrolijk te Scheveningen van de Katwijkse rederij M. den Dulk.
Zij werd gebouwd in 1914 bij de scheepswerf Gebr. Boot te Leiderdorp. Zij had
origineel een lengte van 30,22 m, een breedte van 6,66 m en een holte van 2,8 m.
De bruto registerton maat was 140,36 ton, terwijl de netto registerton 75,25 ton
bedroeg. De meetbrief had als nummer 5137. Van de geschiedenis van het schip
bij rederij Den Dulk is weinig tot niets bekend.
Bij aankoop van het schip in 1927 door rederij v/h Frank Vrolijk werd de naam
omgezet van “Neerlandia” naar “Willy”. In 1936 werd de logger omgebouwd
tot motorlogger. De nieuwe motor was een 3 cilinder Kromhout van 150 pk. Dat
was ook het jaar waarin Prinses Juliana zich verloofde met Bernhard von Lippe
Biesterfeld. Dit was de reden dat de logger, na modernisering, de naam “Prins
Bernhard” kreeg.
Mijn opa van moederszijde, waarnaar ik vernoemd ben, heette Jan Westerduijn
en hij was schipper voor de rederij Frank Vrolijk. Dit was het eerste schip dat
voor deze rederij gemotoriseerd werd en de eer viel te beurt aan mijn opa om de
teelt (de haringvisserij) dat jaar met deze motorlogger uit te voeren. Voordat het
begon met de visserij, na de verbouwing, werd een proefvaart gehouden. Prins
Bernhard was daarbij van de partij. Met zijn vlag aan boord, met de hele familie
Vrolijk (Frank Vrolijk was inmiddels overleden en zijn 5 zoons zetten de rederij
voort) en de families van de schipper (dus ook mijn moeder die toe 14 jaar was)
en van de andere bemanningsleden, werd een proefvaart gehouden.
Ter ere van die proefvaart is het model gemaakt, dat ik nu als erfstuk uit de
familie in mijn bezit heb.
Vandaar dat ook de vlag van Prins Bernhard op het model hangt.
Het schip is tot 1940 bij de rederij gebleven, maar werd in dat jaar gevorderd
5
door de Wehrmacht en als mijnenlegger in gebruik genomen. Mijn opa ging
toen over als schipper op de SCH 135, ook van de rederij v/h Frank Vrolijk. Dat
schip liep in 1941 op een mijn en verging met man en muis. Vier weken na dit
ongeval spoelde bij Terschelling de (onbeschadigde) sloep aan, die normaal
achterop de logger achter het stuurhuis vastligt. Tot heel lang heeft men
gedacht dat de bemanning op de sloep heeft gezeten na de explosie en dat zij
uitgeweken waren naar Engeland door vanaf die sloep over te stappen op een,
wellicht, Engelse reddingsboot. Na de oorlog is vast komen te staan dat dit niet
het geval was en dat de hele bemanning is omgekomen bij de explosie. De SCH
72 onderging hetzelfde lot: het schip liep in 1944, ter hoogte van Vlissingen, op
een mijn en verging daar.
De tenaamstelling en het ASCH nummer (Prins Bernhard en SCH 72) zijn
sindsdien onlosmakelijk bij de rederij gebleven. Inmiddels is de rederij v/h
Frank Vrolijk in Scheveningen failliet gegaan, maar twee zonen van Frank
Vrolijk, (Cor en Boni) zetten het bedrijf in IJmuiden voort en varen daar nog
steeds met schepen die geclassificeerd zijn in Scheveningen.
Opvallend is dat alle schepen van de rederij, bij optelling van de verschillende
cijfers van het naamsein, altijd op “9” uitkomen. SCH 72 = 9, SCH 135 = 9.
Zo zijn er in de afgelopen eeuw de volgende naamseinen in gebruik geweest of
zijn nog in gebruik: SCH 153, SCH 171, SCH 117 enz.
Ik hoop dat deze informatie voor jullie voldoende aanleiding geeft om een leuk
stukje in “De Brulboei” te schrijven.
Succes!
Met vriendelijke groet, Jan de Jong, directeur D&C engineering
Het is dus duidelijk en begrijpelijk dat dit model voor de
familie de Jong heel waardevol is.
Als je dan weer naar het scheepje kijkt zie je inderdaad
dingen die voordien niet opgevallen waren of je eigenlijk
niets zeiden.
Neem bijvoorbeeld de twee letters “FV” op de
schoorsteenpijp. Nu weet je uit het verhaal dat het de
initialen zijn van Frank Vrolijk, de reder.
Zo zijn de ASCHnummers aan beide zijden voor op het schip,
“SCH 72”, groot genoeg (8 mm hoog), met de hand
geschilderd!, maar duidelijk leesbaar.
Verder naar voren, net voor de steven, staat juist onder de
reling aan zowel stuur- als bakboord de naam “Prins
Bernhard”, ook met de hand geschilderd en duidelijk
leesbaar, alleen nu 1,5 mm hoog! Geweldig!
6
Op dezelfde wijze is op de spiegel de naam (Prins
Bernhard), het bouwjaar van het model (1936) en de
thuishaven (Scheveningen) aangebracht.
Als je dit bouwjaar ziet begrijp je ook hoe het komt dat
het model helemaal verweerd is. Alle draden zijn “op”, veel
zijn er al gebroken en de rest is zo teer dat ze bij de
geringste aanraking breken.
De blokken zijn eveneens helemaal verteerd. Toen ik Cock L.
een van deze blokjes liet zien wist hij te vertellen dat
deze inderdaad origineel, maar heel oud waren. Indertijd
werden ze geleverd door een Engelse firma, Deans Marine, en
waren gemaakt van het zachte witmetaal, ook wel Babbitt
genaamd naar de uitvinder. Het is een lood/tin met antimoon
verbinding en heeft een heel laag smeltpunt. Het nadeel is
echter dat het metaal, net als zink, op den duur gewoon als
poeder uiteen valt.
Ook de blokjes waren dus gewoon “op”!
Al met al betekende het dat, voordat er nieuwe draden
gestoken konden worden, eerst een flink aantal blokken (nou
ja, blokjes) verkregen diende te worden.
Hans thuis alles afgezocht en medeondergetekende toch wel
en de kleinste blokjes die we hadden meegebracht.
Alleen, helaas, ze bleken allemaal véél te groot.
Toen Dirk het probleem op de club te horen kreeg, bracht
hij spontaan ook een zakje nog kleinere blokjes mee, maar
ook deze waren nog steeds te groot.
Wat doe je dan als modelbouwer? Je gaat er gewoon FF voor
zitten en maakt 28 enkele blokken en twee dubbele.
Afmetingen??? 1,5 bij 2 mm en 3 mm lang, waarin een gat
geboord is van 1 mm en waarop een 1,5 mm rond oogje
gesoldeerd is van draad van 0,4 mm.
7
Na enig zoeken als draad gekozen voor supersterk bruin
garen van ARTEX en daarmee kon de logger weer in de oude
staat worden opgetuigd.
Dat optuigen is hier snel neergeschreven, maar in de
praktijk heeft dat uren gepriegel en gefrunnik gekost.
Gelukkig is ook dit dankbaar werk gebleken want de draden
zitten nu weer strak in de blokken en het schip kan zo de
Noordzee weer op.
Na afloop de blokjes donkerbruin geverfd en ziedaar, het is
een geheel nieuw schip geworden.
Omdat de logger midscheeps twee bakken met een heleboel
drijvers heeft, zijn deze in het begin al uit de bakken
gehaald en door Hans schoongemaakt. Omdat de bakken
kennelijk ook van een soort witmetaal of dun zinkplaat
gemaakt zijn, zijn ze op veel plaatsen behoorlijk gaan
oxideren en moeten daarom schoongemaakt en opnieuw geverfd
(grijs) worden. Een secuur werkje, want ook hier is alles
heel klein en zit je met je kwast (penseeltje) zo tegen een
lijntje aan. Maar ook dat is gelukt.
Omdat al het verfwerk vanwege de leeftijd, net als bij
mensen, rimpeltjes heeft gekregen en hier en daar zelfs wat
afgebladderd, is het moeilijk schoon te krijgen. Daarom
besloten we de oude laag maar zo te laten, omdat het
opnieuw verven geen optie was, want dat zou het bijzondere
van het model wegnemen.
Dan maar hier en daar een vlekje; bij dit model hoort dat
er gewoon bij.
8
Toch waren er wat ontoelaatbare toestanden, zoals de lier
voor het stuurhuis en heel veel “hoekjes” op het
donkerbruine dek, welke grijs van het stof waren.
Ondanks boenen met een schuin afgesneden saté-stokje en
verschillende schoonmaakmiddelen lieten deze plekjes hun
vuil niet los.
Er zat niet anders op dan camouflage met verf. Om een klein
drama kort te houden: het maken van ongeveer 75 jaar oude
verf in de kleur donkerbruin lukte na heel veel geklieder
met bussen zwarte en bordeauxrode verf, terwijl je aan een
half vingerhoedje al meer dan genoeg hebt, uiteindelijk
wel, alleen bleek de verf glanzend te zijn en het dek was
dof oftewel mat.
Navraag bij schilders in de buurt leverde de kennis op dat
verf bij de fabricage altijd glanzend is en later met een
bepaalde pasta satijn of mat gemaakt wordt, dus de vraag:
Doe maar wat van die pasta! Helaas, dat ging zo niet.
Afijn, na veel teleurstellingen maar een potje absoluut
"matte" blanke lak gekocht en deze 50/50 met de reeds
verkregen kleurlak gemengd. Daarmee met een penseeltje de
hoekjes van het dek “bijgewerkt”. Het resultaat was echter
helaas ver onder de maat, met andere woorden: Het was géén
gezicht. Maar je zit wel een uniek model te verp…. Gelukkig
bleek dat met een sterk verdunde terpentine/verf/blanke lak
oplossing een opmerkelijk goed resultaat verkregen werd. Na
drogen kwam een egaal schoon dek in de oorspronkelijke
staat tevoorschijn en bleek alle moeite niet voor niets te
zijn geweest.
Tenslotte de laatste hand aan de onderplaat gelegd, dat wil
zeggen dat de rand om de “zee” geschuurd en in de blanke
lak gezet is. Daarop komt later de kap te staan. Verder
zijn onder de plaat, op de vier hoeken, viltrondjes
geplakt.
Omdat de maker van het model indertijd wat meer effect aan
de golven en het zeeoppervlak wilde geven, heeft hij de
golfjes “witte kopjes” gegeven. Na restauratie van de zee
moest dat er natuurlijk ook weer op aangebracht worden. Na
wat probeersels zijn het uiteindelijk met een plamuurmes
aangebrachte plamuur randjes geworden, die daarna met een
korte, harde kwast wat zijn uitgestreken en het lijkt erop!
Aangezien het model pas echt “af” is als de vlag gehesen
is, zou dat het slot zijn. Maar omdat ook hier het beruchte
9
venijn in de staart zat, bleek na genoemde bescheiden
ceremonie dat er nog al wat aan het vlaggebeuren mankeerde.
Gelukkig kon Hans ook hier weer een helpende hand bieden in
de vorm van een (zwart/wit) foto van de SCH 72, waarop het
schip, afgeladen met passagiers, voor de proefvaart de
haven uit vaart.
Ook zonder kleur is te zien dat ik inderdaad één vlag
ondersteboven had gehangen en dat de Nederlandse driekleur
ontbrak, domweg omdat deze ook niet op het model had
gewapperd. Natuurlijk hang je dan snel de omgekeerde vlag
weer goed en neem je de vrijheid om het model toch van een
mini “rood-wit-blauw” te voorzien.
Na nog wat poets- en blaaswerk kan dan de schone stofkap er
op en staat de “SCH 72” daaronder voor minstens de volgende
vijftig jaar weer te pronken.
Op 27 april 2012 is het vernieuwde model bij D&C zonder
veel poespas aan eigenaar Jan de Jong overhandigd, die er
zichtbaar tevreden mee was.
Hans en Ger
10
Het staartje van de muis:
De volgende dag belde de trotse eigenaar met de trieste
mededeling dat “er een draad was gebroken” en dat de
vlaggen nu op het dek lagen. Kijk, zoiets kan natuurlijk
niet, dus onmiddellijk naar D&C, het scheepje ingeladen en
huiswaarts gekeerd. Wat bleek? Foutje van mij. De
eigengemaakte blokken zaten overal prima, behalve één, aan
de antennedraad tussen de masten (op de foto net boven de
driekleur), en die had het begeven. Daar hoort ook geen
blok te zitten, dus logisch dat het gesoldeerde oogje los
liet.
Daarom snel een gat van o,8 mm in het blokje geboord,
daardoor een bevestigingsdraad naar de mast getrokken en de
antenne weer strak gezet. Binnen een uur was het schip weer
terug bij D&C en zeker weten dat het nu goed is.
# # #