rom 1/2 2011
DESCRIPTION
ROm, ruimtelijke ontwikkeling, infrastructuur en milieuTRANSCRIPT
januari /februari 2011 www.romagazine.nljanuari /februari 2011 www.romagazine.nl
1/2
Sturenop schaarste
Lees verder
NIEUW: Traditie en tijdgeest +
Wabo: Omgevingsloket Online +
Monumentenzorg als goudmijn +
Provincie: tandeloze tijger of +
krachtige regisseur?
ROM_11_01_02.indd OMIROM_11_01_02.indd OMI 2/1/2011 9:59:53 PM2/1/2011 9:59:53 PM
ProbeerBelasting Magazine
voor een halfjaar met 20 % korting� Het belangrijkste
fi scale nieuws
� Bruikbare artikelen
over de effecten van
fi scale wetgeving
� Handige tips
� Haagse actualiteiten
en internationaal nieuws
� Pensioenpraktijk
� Estate - en
Financial planning
� BTW actualiteiten
� DGA Journaal
� BM Column.
Bij bestelling ontvangt u ook gratis dedigitale nieuwsbrief van ElsevierFiscaal.nl
Meer informatie en direct bestellen gaat u naar:
www.elsevierfiscaal.nl/winkelROM_11_01_02.indd OMIIROM_11_01_02.indd OMII 2/1/2011 10:00:09 PM2/1/2011 10:00:09 PM
www.kennisbankruimtelijkeordening.nl
Met de kennisbank Ruimtelijke Ordening heeft u alle instrumenten van de Wro overzichtelijk op een rij. Een zeer gerenommeerde redactie van mensen uit de praktijk en wetenschap zorgt ervoor dat u altijd over de meest actuele wet- en regelgeving en jurisprudentie beschikt. Heldere werkprocessen helpen u bij uw dagelijkse werkzaamheden en verkleinen de kans op procedurefouten. Laat u over tuigen, ga naar www.kennisbankruimtelijkeordening.nl en vraag een productdemonstratie aan.
Kent u de kennisbank Ruimtelijke Ordening al?
ROM_11_01_02.indd 1ROM_11_01_02.indd 1 2/1/2011 10:00:10 PM2/1/2011 10:00:10 PM
4
10
12
16
20
26
29
30
32
34
37
43
45
ROm2
- Almere Oosterwold: duurzame
gebiedsontwikkeling
- Haal welstand uit het verdomhoekje
- Our Common Future 2.0
- Businesspark Airport Garden City
- Gebiedsontwikkeling Tiel
- Nieuws uit Brussel
Column: Het Hiernogmaals
Ruimtelijke bekeken
WaboWijs: het Omgevingsloket OnlineDe overgang van 25 toestemmingsstelsels naar
1 vergunning- en toezichttraject is voor velen
een verademing. Als het werkt...
PS: Tandeloze tijger of krachtige regisseur?
Traditie en tijdgeest in de RO
Trend
Sturen op schaarste
Sturen en afrekenen
RO-beroepsgroepen
VVM
Forum
‘Bezuinigen op monumentenzorg is kip met gouden eieren slachten
Focus op eigen belang frustreert een mooier Nederland
Etalage
Compensatie van weidevogels: een nieuwe aanpak in Zwolle
Praktijk
Duurzame herstructurering in Dieze Oost
RO-beroepsgroepen
ROm Snippers
Agenda, recensies
Redactioneel
januari/februari 2011
2
InhoudBijzaak
Ruimtelijke ordening als bijzaak; langzamerhand dringt het besef
door dat het niet anders zal zijn de komende jaren, althans op het
niveau van de rijksoverheid. Daar ligt geen doorwrochte analyse
van het ruimtelijk beleid de afgelopen decennia aan ten grondslag
of een heldere visie op een nieuwe manier van ruimtelijk ordenen.
Zoveel is nu wel duidelijk. Veeleer gaat het om het verzakelijken
van het beleid; slagvaardiger, gerichter en met minder stroperige
regelgeving, aldus directeur Ruimte Chris Kuijpers in ROmagazine
van december afgelopen jaar.
Misschien hebben partijpolitieke overwegingen een rol gespeeld
tijdens de kabinetsformatie bij het besluit om VROM en VenW
in elkaar te schuiven, en daarmee het ‘meest linkse’ departement
te elimineren. Een ding is zeker: minister Melanie Schultz
van Haegen heeft tot op het laatste moment de mogelijkheid
gehad om te kiezen voor een nieuw ministerie van Ruimte,
Infrastructuur en Milieu. Het is haar persoonlijke keuze geweest
om ‘Ruimte’ er af te halen. Dat doe ik er wel bij, zou ze volgens
ingewijden hebben gezegd.
Uit de eerste publieke optredens en interviews komt een minister
naar voren die vooral de nadruk legt op bereikbaarheid. En ze
wil investeren waar het economisch eff ect het grootst is (de
Volkskrant, 22 januari 2011). Samen met haar collega Maxime
Verhagen op het versterkte departement voor Economie Zaken,
Landbouw en Innovatie, gaat ze daarmee ongetwijfeld een stevige
economische basis leggen onder het ruimtelijke beleid. Daarmee
ondergaat de ruimtelijke ordening een ingrijpende koerswijziging,
na een lange periode waarin de ruimtelijke discussie was gekaapt
door stedenbouwers en ontwerpers.
Tegen deze achtergrond voert ROm dit jaar een discours over
de traditie en de tijdgeest in de ruimtelijke ordening, over de
uitdagingen en over consequenties van het huidige kabinetsbeleid
voor de inrichting van het Nederland van de toekomst.
In dit nummer de eerste bijdrage met een pleidooi voor een
rijksbeleid met minder bemoeizucht, maar wel met visie. Juist de
markt heeft behoefte aan duidelijkheid en zekerheid: alleen dan
kunnen bedrijven voortvarend investeren en plannen.
Marcel Bayer é
hoofdredacteur
ROM_11_01_02.indd 2ROM_11_01_02.indd 2 2/1/2011 10:00:11 PM2/1/2011 10:00:11 PM
Trend
Sturen op schaarste
De nieuwe politieke en economische
werkelijkheid vraagt om het blijvend
handhaven van schaarste. Dat is de enige
mogelijkheid om de defl atie van bestaand
vastgoed en de terugval in oude stadswijken,
inclusief toenemende segregatie, te
voorkomen. Kleinschalige uitbreidingen
buiten de stad en vooral meer variatie
van woon- en werkmilieus in de stad.
Het vraagt een helder en strak ruimtelijk
kader van de overheid (m.n. provincie en
gemeente) en vereende krachten van alle
stakeholders (ontwikkelaars, corporaties,
fi nanciers, consumenten, maatschappelijke
organisaties) om ruimtelijke ontwikkeling
betaalbaar te maken en te houden. Het
vraag ook een andere kijk op beheer, zoals
het verleggen van de horizon, blijvende
betrokkenheid van ontwikkelaars en
investeerders.
Nieuw!
Traditie en tijdgeest in de RO
In hetzelfde jaar dat de Canon van de
ruimtelijke ordening tot stand komt, zet
het kabinet-Rutte de bijl in de ruimtelijke
ordeningstraditie. Geen Nationaal
Historisch Museum, geen grootse en
meeslepende visies meer op de nationale
ruimte. Dat kan geen toeval zijn.
In de ambitie om eindelijk aan te pakken,
gooit het kabinet de rijkssturing grotendeels
overboord en lijkt er een eind te komen aan
een tijdperk waarin visionaire ordenaars de
inrichting van ons land bepaalden. Ruimte
is als hoofdaandachtsveld van rijksbeleid
door het kabinet-Rutte geschrapt. De
provincies moeten het ruimtelijke beleid
gaan uitzetten en coördineren. Maar kan
de ruimtelijke ordening in Nederland wel
zonder rijkssturing. Klemmende vragen die
we in dit debat voorleggen aan een panel van
prominente bestuurders in stad en land.
Praktijk
Duurzame herstructurering in Dieze Oost
Dieze-Oost, de karakteristieke woonbuurt
aan de noordkant van Zwolle, zal over
een paar jaar hét paradepaardje van
duurzame stedelijke herstructurering
zijn. De jaren vijftig en zestig portiekfl ats
ondergaan een grondige modernisering,
het winkelgebied krijgt een facelift en er
wordt fors geïnvesteerd in de openbare
ruimte; en dat allemaal op een duurzame
wijze. Meest verregaand zal de gebiedseigen
energievoorziening zijn, op basis van
ondergrondse warmte- en koudeopslag.
Om daar het optimale rendement uit te
halen, is de oprichting van een duurzaam
dienstenbedrijf noodzakelijk. De stad is
ambitieus, de corporaties willen graag
meedoen. Dit jaar moet duidelijk worden of
de business case haalbaar is.
januari/februari 2011
3
pag. 20 pag. 37pag. 16
ROM_11_01_02.indd 3ROM_11_01_02.indd 3 2/1/2011 10:00:12 PM2/1/2011 10:00:12 PM
Almere Oosterwold geeft ruimte aan individuele woon- en werkidealen
en organische groei. Het gebied moet het toonbeeld van duurzame
gebiedsontwikkeling worden. De plannen werden gepresenteerd tijdens
het Voorbeeldencongres Duurzame Stedenbouw.
Dit congres vond eind vorig jaar plaats in
Almere en was een initiatief van BNSP|
NVTL Werkgroep Duurzame Stedelijke
Ontwikkeling.
Oosterwold vormt het oostelijk deel van de
Schaalsprong. Het is opgebouwd uit de
kernen van Almere Hout Noord en Midden
en het nieuwe Almere Eemvallei. Frans van
Deursen is directeur van de werkmaatschap-
pij Oosterwold. Hij lichtte toe: ‘Oosterwold
wordt een nieuw stadsdeel waar ruimte is
voor landelijk woon- en werkmilieus in lage
dichtheden. Dat willen we niet vooraf
planmatig vastleggen, maar realiseren via
organische groei.’ Daarmee is Oosterwold een
tegenhanger van de meer geplande hoogste-
delijke westelijke ontwikkeling. Het is een
voortzetting van de woonmilieus in de
Gooi- en Vechtstreek. Gefaseerd over vijftig
jaar zal een gevarieerd gebied ontstaan met
vrije kavels in buurtschappen of kernen met
veel vrijheid van vorm en grootte. Slechts een
beperkt aantal kaders voor de infrastructuur
en centrale groenstructuur wordt vastgelegd.
DuurzaamheidOosterwold moet ruimte bieden aan 15.000
tot 18.000 woningen. Hierbinnen is ruimte
Almere Oosterwold moet toonbeeld duurzame gebiedsontwikkeling worden
gereserveerd voor het A6-park. Dit is een
gemengd bedrijvenpark met grootschalige
detailhandel. Ook wordt ruimte vrijgemaakt
voor enkele reservelocaties voor toekomstige
grootschalige regionale concepten, zoals de
Floriade. Per ontwikkelingseenheid zullen
stad en ommeland in gezamenlijkheid worden
ontwikkeld. Het ommeland biedt per
bouweenheid ruimte voor een groenstructuur
in combinatie met stadslandbouw, ruimte
voor zichtlijnen, duurzame energieopwekking,
waterzuivering en benodigde infrastructuur.
Bestaande stad is goedDe Almeerse wethouder Adri Duivesteijn
vertelde tijdens het Voorbeeldencongres dat
integrale duurzame gebiedsontwikkeling de
toekomst heeft. ‘Eendimensionale projecten,
zoals de aanleg van de hsl-lijn, zijn niet meer
van deze tijd.’
Voordeel voor Almere is volgens Duivesteijn
dat de gemeente zelf de meeste gronden in
eigendom heeft, en ze dus haar eigen partners
uit kan kiezen om mee samen te werken. In
grote commerciële projectontwikkelaars heeft
hij maar weinig vertrouwen. ‘Dat zijn geen
echte stakeholders maar moneymakers. Na
oplevering zijn ze meestal snel verdwenen.’
De wethouder staat voor de rijkstaakstelling
om 60.000 woningen te bouwen. Maar als
die er door de crisis (voorlopig) niet komen,
is er volgens hem geen man overboord. ‘De
bestaande stad is al van goede kwaliteit. De
huidige bewoners zijn tevreden.’
Karl Bijsterveld é
Haal welstand uit het verdomhoekje Welstand is, met name in West-Nederland,
terug te voeren tot beeldkwaliteitsaspecten
en in de media verschraald tot dakkapellen-
discussies. Dat constateerden de deelnemers
aan een rondetafelgesprek in de Amster-
damse IJkantine over de toekomst van de
welstand afgelopen december 2010. In het
gesprek kwam duidelijk naar voren dat een
verbreding van welstand nodig is om zowel
de welstand toekomstbestendig te maken
als om kansen voor ruimtelijke kwaliteits-
verbetering te benutten. De contouren van
verbreding zijn reeds zichtbaar in de
beroepspraktijk. Reden voor stedenbouw-
kundigen Ewout Brouwer en Wim Snelders
om een rondetafelgesprek over de verande-
ringen in welstand te organiseren.
Aanleiding voor de bijeenkomst vormde de
discussie rondom het imago en daarmee het
bestaansrecht van de welstand die loodrecht
lijkt te staan op de beroepspraktijk van de
organisatoren waarbij juist nadrukkelijk de
inhoudelijke discussie rond ruimtelijke
kwaliteit in een aantal projecten wordt
gevoerd. Aan het gesprek namen welstands-
organisaties, de Adviesraad Ruimtelijke
Ontwikkeling van de provincie Noord-
Holland, de Provincie Utrecht, het ministerie
van Binnenlandse Zaken, landschapsarchitec-
ten, stedenbouwkundigen en architecten deel.
Zij concluderen dat met een verbreding van
het instrumentarium recht wordt gedaan
aan het begrip ruimtelijke kwaliteit dat naast
RO
januari/februari 2011
4
ROM_11_01_02.indd 4ROM_11_01_02.indd 4 2/1/2011 10:00:18 PM2/1/2011 10:00:18 PM
Our Common Future 2.0Het Brundtland-rapport Our Common Future zette in 1987 de toon voor de
discussie over duurzaamheid. Volgend jaar is het rapport 25 jaar oud en dus is
het tijd voor nieuwe stippen aan de horizon, aldus Our Common Future 2.0.
Ruim driehonderd vrijwilligers doen mee met
OCF 2.0. Vanaf september hebben ze in
negentien themagroepen gewerkt aan
evenzoveel themarapporten. Daaronder
wonen, water, duurzaamheid, bestuur en
natuur. ‘De essentie is: kunnen wij met elkaar
nadenken over een duurzame toekomst?’
aldus initiatiefnemer Jan Jonker, universitair
hoofddocent aan de Radboud Universiteit. Het
Brundtland-rapport vindt hij, ‘voortreff elijk,
maar 25 jaar oud. Hoe gaat het nu verder? Wat
zijn de stippen aan de horizon? Er wordt van
alles ontwikkeld, maar ik mis de verbinding.’
Op 17 december kwam een deel van de
vrijwilligers bij elkaar om te kijken hoe ver
het staat met verbindingen leggen. Daarbij
richt OCF 2.0 de blik op 2035. ‘Het leven
geeft je terug wat je erin stopt. Het is een
spiegel van je handelen’, hield Gerard
Berendsen, lector duurzaamheid aan de
Hogeschool Arnhem/Nijmegen, de vrijwil-
ligers voor. ‘De moraal van het verhaal: wil je
een duurzame toekomst, werk dan aan een
duurzame toekomst.’ Maar dat wisten de
vrijwilligers, die ieder twee weken van hun
tijd doneerden aan het initiatief, al.
Het thema ruimte ontbreekt in het lijstje.
Meer toeval dan een bewuste keuze, volgens
Jonker. Er valt best iets te zeggen over
duurzaam ruimtegebruik in ons land. ‘Ik ben
geen planoloog, maar ik zie dat bepaalde
gebieden leeglopen. Wijken worden
afgebroken. Wij moeten opnieuw nadenken
over de inrichting van de maatschappij.’ En
op kleinere schaal: ‘Het is absurd dat we nog
huizen bouwen waar energie in moet. Laten
we over vijftien jaar energieneutraal
bouwen.’
Jon Mes heeft meegewerkt in de thema-
groep wonen. ‘Het pendelen in trein en fi le is
voorbij, denken wij’, zo blikt hij naar 2035.
‘Woningen worden fl exibeler: we werken
thuis en omdat we meer tijd thuis besteden,
vinden we de buurt belangrijker.’ Volgens
Mes zullen bewoners mede-eigenaar worden
van de openbare ruimte. ‘Dan zijn ze veel
directer betrokken en kijken ze: wat is voor
de lange termijn van belang?’
Voorlopig doel van OCF 2.0 is de slotconfe-
rentie op 13 mei, met een presentatie van
een boek dat de conclusies van de deelrap-
porten samenbalt. Jonker: ‘Wij hopen het
boek aan te bieden aan de premier. Het zou
de eerste keer zijn dat Mark Rutte een groen
boek in zijn handen krijgt.’
Harry Perrée é
Dit beeld zou ver leden t i jd moeten z i jn in 2035.
Foto: ANP
belevingswaarde, het sturen op schoonheid,
ook aandacht geeft aan gebruiks- en
toekomstwaarde. Hiermee kunnen de
verschillende belangen en schaalniveaus met
elkaar in verband worden gebracht. Welstand
kan op deze manier op een andere, bredere
leest worden geschoeid, hetgeen ook
resulteert in een andere inhoud en praktijk.
In het rondetafelgesprek kwam naar voren
dat te veel nadruk wordt gelegd op toetsing
en te weinig op cocreatie. Op met name
hogere schaalniveaus is wel degelijk
aandacht voor ruimtelijke kwaliteit in brede
zin en wordt ook veel vaker stimulerend en
adviserend gewerkt in plaats van toetsend.
Wel stellen de deelnemers dat de afstem-
ming nog weleens te wensen overlaat.
Bovendien zijn er regionale verschillen. In
het westen van het land is een doorgeslagen
aandacht voor het stedelijk gebied terwijl
bijvoorbeeld in Gelderland veel aandacht is
voor landschap en een integrale benadering.
Nieuwe wetgeving (Wro en Wabo) is meer
gericht op ontwikkeling en biedt kansen om
nu het ruimtelijk kwaliteitsbeleid te
vernieuwen en beter te organiseren.
In een vervolg willen de organisatoren verder
verkennen hoe ruimtelijk kwaliteitsbeleid
vanuit een breder perspectief het best kan
worden georganiseerd en wat daarin de rollen
zijn van de betrokken partijen. Bijvoorbeeld
door een koppeling van stimulerend
rijksbeleid, uitgewerkt door de provincie
(regionaal, streekeigen, landschappelijk) en
lokaal vastgelegd in kernkwaliteiten
(structuurvisie) en het ruimtelijk kwaliteits-
kader (bestemmingsplan/stedenbouwkundig,
welstand/ architectonisch). Welstand wordt
op deze wijze een logisch onderdeel van het
totale ruimtelijk kwaliteitsbeleid.
Wim Snelders en Ewout Brouwer é
Ecoduswi jk , Delft . Welstand is in West-Nederland
ter ug te voeren tot beeldkwal ite itsaspecten.
Foto: MR
RO
januari/februari 2011
5
ROM_11_01_02.indd 5ROM_11_01_02.indd 5 2/1/2011 10:00:18 PM2/1/2011 10:00:18 PM
Eerst klanten, dan ontwikkelen
Het is no g niet duidel i jk hoe het v l ieg veld L elystad z ich zal ontwikkelen.
Foto: ANP Photo – Lex van Lieshout
Het bedrijventerrein als ‘kavelfabriek’ dient
zo snel mogelijk verleden tijd te zijn, stelde
vorig jaar een commissie van de VNG en het
IPO samen met de ministeries van EZ en het
inmiddels jammerlijk gesneuvelde VROM.
Bedrijfslocaties zouden, zoals in andere
landen al langer gebruikelijk is, veel vaker als
een business case moeten worden ontwikkeld,
waarbij marktpartijen meedenken en
meefi nancieren en de waardecreatie op
langere termijn voorrang krijgt boven de
grondopbrengsten op korte termijn. Verstan-
dige teksten, maar nu de praktijk nog. Het
Businesspark Airport Garden City bij
Lelystad wil uitgroeien tot een aansprekend
voorbeeld van zo’n bedrijventerrein nieuwe
stijl. Het gebied tussen het vliegveld en de
A6 wordt niet in één keer ingericht, maar
stapsgewijs. Eerst de klanten, dan pas
ontwikkelen, is het motto.
‘We zitten hier op de beste landbouwgrond
van het land, dat dwingt tot bescheidenheid,’
zegt Eric Rijnders, directeur van ontwikke-
lingsbedrijf OMALA. ‘Ik ben niet van plan
om de agrariërs het gebied uit te duwen.
Integendeel, ze zijn mijn eerste klanten;
agribussiness is een van de kansrijke clusters
in het gebied. Je moet dit meer zien als een
vorm van gebiedsontwikkeling dan als de
oprichting van een gewoon bedrijventerrein.
We zoeken naar een ontwikkeling die wordt
gestuurd door de vraag en die tegelijkertijd
fl exibel en duurzaam is. Op dat gebied is
technisch steeds meer mogelijk, bijvoorbeeld
dankzij afbreekbare gebouwen of wegen van
verplaatsbare composietplaten.’
OMALA is een samenwerkingsverband van
Lelystad, Almere en de provincie Flevoland.
In totaal is dertig miljoen euro gereserveerd
voor Airport Garden City, maar het is niet
vastgelegd wanneer en of dit bedrag wordt
uitgegeven. Voor de grondaankopen worden
beleggers met ‘lang geld’ aangezocht die de
grond tegen landbouwprijzen kunnen
verwerven. Zo kan OMALA de focus op de
ontwikkeling houden, anders dan een
klassiek ontwikkelingsbedrijf dat de
inkomsten uit de gronduitgiften moet halen.
Hoewel zelfs in de forensenprovincie
Flevoland wordt gesproken over een
overmaat aan bedrijventerreinen, denkt
Rijnders dat juist Airport Garden City de
economische kansen van de provincie kan
benutten: ‘Onze boodschap aan potentiële
klanten is dat hier meer kan dan elders in
het land, op een verbindingsas tussen de
Randstad en Noord-Nederland die steeds
sterker wordt. Denk aan de toekomstige
Hanzelijn.’
De keuze voor een stapsgewijze invulling van
het gebied heeft nog een reden: het is nog
niet duidelijk hoe het vliegveld Lelystad zich
zal ontwikkelen. Dit jaar wordt een besluit
verwacht over een baanverlenging naar 2100
meter. Maar ook bij een positief besluit zal
het vele jaren duren voor het vliegveld een
netwerk van Europese verbindingen met
middelgrote toestellen kan bedienen.
Bovendien beslist Schiphol over de gewenste
strategie voor dochterbedrijf Lelystad
Airport. OMALA-directeur Rijnders
benadrukt dat de groei van het vliegveld
slechts een van de factoren is bij de ontwik-
keling van het businesspark.
Martin de Jong é
RO
januari/februari 2011
6
ROM_11_01_02.indd 6ROM_11_01_02.indd 6 2/1/2011 10:00:23 PM2/1/2011 10:00:23 PM
Gebiedsontwikkeling Tiel mikt op woningbouw en terugdringing wateroverlastDe gemeente Tiel wil de eigen ligging ten
opzichte van de rivier de Waal versterken.
Het Masterplan Waalfront vormt de basis
voor de gewenste, nieuwe oriëntatie die voor
Tiel ook andere voordelen kan opleveren.
De plannen geven namelijk niet alleen een
impuls aan de versterking van de ruimtelijke
kwaliteit, maar versterken ook de positie van
de binnenstad.
Stedelijk gebiedSinds 2002 zijn door de gemeente Tiel en het
advies- en ingenieursbureau MWH plannen
opgesteld voor het Vijverterrein. Het gebied,
waarin een voormalige stortplaats en het
voormalige Daalderop bedrijventerrein zijn
gelegen, zal worden ontwikkeld tot een ste-
delijk gebied waar ruimte is voor woningen,
kantoren en sportfaciliteiten. Het Vijverter-
rein vormt sinds 2006 een onderdeel van het
Masterplan Waalfront. Daar is ook de aanleg
van een park gepland. De gemeente Tiel
heeft zich inmiddels positief uitgesproken
over deze ideeën. Binnen Tiel-Oost is het
omgaan met kwelwater ook een belangrijk
aandachtspunt. Samen met het Waterschap
Rivierenland is een integraal voorkeurs-
scenario opgesteld om de kwelwaterover-
last op te lossen. Hiervoor
wordt gedacht aan een
nieuw waterkerend
landschap. Het
realiseren
van de
doel -
stellingen woningbouw, reduceren kwelwa-
teroverlast en een goede ruimtelijke kwaliteit
is vastgelegd in een gebiedsontwikkeling
haven-kanaalzone. Diverse publieke partijen
– waaronder Rijkswaterstaat, VROM, het
Waterschap Rivierenland en de provincie
Gelderland – zijn hierover nog in overleg.
BodemsaneringOp de voormalige vuilstortlocatie – naast
de voormalige Betuwe-fabriek, bekend van
Flipje – gelegen aan de Waal en ten oosten
begrensd door het Amsterdam-Rijnkanaal
is inmiddels een start gemaakt met de ver-
plichte bodemsanering. De saneringswerk-
zaamheden, die ruim een jaar zullen duren,
worden begeleid door het advies- en inge-
nieursbureau MWH, dat in een eerdere fase
voorbereidend onderzoek heeft gepleegd
naar de milieurisico’s bij het afgraven van
het terrein. Onderzoek geeft aan dat er met
betrekking tot verspreiding via het grond-
water nauwelijks risico’s zijn. De humane en
ecologische risico’s worden door middel van
de huidige sanering weggenomen. De werk-
zaamheden zullen dan vermoedelijk beperkt
kunnen blijven tot het gedeeltelijk afgraven
van de afvalberg en het aanbrengen van
schone grond. Die activiteiten zijn in ieder
geval ook nodig om mogelijke woningbouw
op termijn mogelijk te maken.
Functies combinerenGedurende het komende jaar zal – mede op
basis van het onderzoek naar het overvloe-
dige kwelwater en de financiële en tech-
nische haalbaarheid van een waterkerend
landschap – verder gekeken worden naar
de ontwikkeling van het Vijverterrein. Dat
lijkt misschien een traag traject, maar die
denk- en discussiepauze zijn nu eenmaal
nodig om serieuze afwegingen te maken.
Tiel staat immers voor een forse en ambiti-
euze verstedelijkingsopgave die veel verder
gaat dan het opvullen van een locatie.
Die periode kan en moet nuttig gebruikt
worden om maatschappelijk draagvlak te
vinden voor deze vorm van gebiedsont-
wikkeling. Ook zullen publieke en private
partners hun (financiële) mogelijkheden
om in dit project te participeren, kunnen
bepalen.
Robbert Coops é
Jan Strijker, afdeling Stadsont- é
wikkeling van de gemeente Tiel en
Gerrit Kersten, adviseur advies- en
ingenieursbureau MWH
RO
januari/februari 2011
7
ROM_11_01_02.indd 7ROM_11_01_02.indd 7 2/1/2011 10:00:29 PM2/1/2011 10:00:29 PM
januari/februari 2011
8
Nieuws uit Brussel
Bevolkingsdichtheid legt grote druk op Nederlands milieu De kwaliteit van het Nederlandse milieu is
slechter dan het Europese gemiddelde. Dit
ondanks het feit dat Nederland gemiddeld meer
milieumaatregelen neemt dan andere landen.
Dat blijkt uit de vergelijking van de milieupres-
taties van verschillende Europese landen door
het Europees Milieuagentschap (EEA).
Uit de vergelijking in het vijfj aarlijkse ‘State
of the Environment Report’ (SOER-2010)
blijkt dat het verlies aan biodiversiteit in
Nederland groter is dan elders in Europa.
Van de oorspronkelijke inheemse planten-
en diersoorten is nog slechts 15 procent
over. Voor heel Europa ligt dit percentage
op ongeveer 50. In 2010 bestond er voor
70 procent van de Nederlandse natuur kans
op verzuring, dat percentage ligt ver boven
het EU-gemiddelde van 11.
Als een van de dichtstbevolkte Europese
landen met de grootste veestapel per
vierkante kilometer en meer auto’s en
industrie per vierkante kilometer dan elders,
is de milieudruk in Nederland groot.
Wanneer echter wordt gekeken naar de
belasting op het milieu per inwoner, doet
ons land het wat betreft verzuring beter dan
het Europese gemiddelde. De uitstoot van
broeikasgassen per hoofd van de bevolking
ligt daarentegen net boven het gemiddelde.
Landbouw-, energie- en transportsector plus
de industrie zijn verantwoordelijk voor het
merendeel van verzuring en de uitstoot van
schadelijke broeikasgassen.
Vanwege de grote milieudruk neemt
Nederland relatief veel milieumaatregelen.
Daarbij gaat het onder meer om geavanceer-
de waterzuivering en reiniging van industri-
ele uitlaatgassen. Desondanks is de lucht-
kwaliteit in de steden slechter dan in veel
Europese steden en blijft de luchtkwaliteit
voor het hele land ook achter bij de gemid-
delde Europese luchtkwaliteit.
Wat betreft het gebruik van energie valt
op dat de hoeveelheid gebruikte hernieuw-
bare energie als percentage van het totale
energieverbruik in Nederland ver onder het
Europese gemiddelde ligt. Nederland is in
de laatste jaren ook zijn voorsprong in
CO2-effi ciency kwijtgeraakt, zo blijkt uit het
SOER-rapport. Het percentage hernieuwbare
energie in Nederland was in 2007 slechts
2 tegenover een Europees gemiddelde van 10.
Positief is dat Nederland voorop loopt bij het
hergebruiken van afval. Slechts 2 procent
van het afval wordt uiteindelijk gestort. Dit
terwijl het gemiddelde in de 27 EU-landen
40 procent bedraagt.
Tot slot wordt geconstateerd dat alle Natura
2000-gebieden in Nederland aan elkaar zijn
gekoppeld. De huidige Nederlandse regering
heeft echter aangeven dat ze niet wil
doorgaan met de zogenaamde robuuste
verbindingen in de EHS (Ecologische
Hoofdstructuur). Hierdoor scoort Nederland
op dit gebied minder goed dan voorheen.
Wereldwijd blijft de vraag naar natuurlijke
hulpbronnen voor voedsel, kleding,
huisvesting en vervoer stijgen, zo blijkt uit
de evaluatie van het Europees Milieu
Agentschap. Dit zorgt voor een toenemende
druk op de ecosystemen, de economie en de
sociale samenhang in Europa en daarbuiten.
Het agentschap stelt echter ook dat een goed
opgezet milieubeleid leidt tot een verbete-
ring van het Europese milieu, zonder af te
doen aan het vermogen van Europa tot
groei.
Zie ook www.eea.europa.eu.
Meer auto ’s per v ierkante k i lometer d an e lders in Europa
Foto: ANP
ROM_11_01_02.indd 8ROM_11_01_02.indd 8 2/1/2011 10:00:32 PM2/1/2011 10:00:32 PM
Infratuin
De schaarste aan publieke middelen
wordt in 2011 en 2012 pas echt manifest.
Het Rijk, waaraan we 96 procent van
onze belastinggelden betalen, is arm. Op
nummer één met stip staat vermindering
van de staatsschuld. Provincies zijn uiterst
pluriform wat betreft hun vermogenspositie.
Gelderland en Brabant zijn relatief rijk,
Flevoland en Zuid-Holland zijn straatarm.
Overijssel valt op door forse investeringen
in regio’s die het nodig hebben. Gemeenten
zien hun jarenlange melkkoe uitgemergeld
in een sterfhoekje liggen. Winsten uit
grondexploitaties zijn verleden tijd.
Grondbezit kost geld. Het zal me niet
verwonderen als er de komende jaren
tientallen gemeenten de artikel 12-status
noodgedwongen moeten aanvragen. Ze
raken failliet. Waterschappen krijgen extra
taken uit de kokers van Rijkswaterstaat
en staan tevens voor een besparing van
minimaal honderd miljoen. Ook van
de woningcorporaties valt weinig te
verwachten. Een fors aantal likt zijn wonden
na misstappen in project ontwikkeling.
Van het kapitaal voor volkshuisvesting
is een half miljard door het putje
gegaan. Grootheidswaanavonturen door
semipublieke bestuurders, die volledig veilig
en vrijblijvend konden ‘ondernemen’. En de
projectontwikkelaars? Ook zij staan voor
een historische afwaarderingsoperatie. Voor
grondposities is miljarden te veel betaald,
nieuwbouwwoningen verkopen pas onder
de kostprijs en leegstand van commercieel
vastgoed is structureel. Schreeuwende
banieren met daarop vierkante meters te
huur en loze ver koopkreten kunnen dat
niet verhelpen. Dus andere bestemmingen
of slopen van de turnkey-panden, waarin
soms niet één euro is verdiend. Wie zal hier
uiteindelijk voor opdraaien?
De contramal is een particulier bezit van
ruim 2500 miljard. En een snoeiharde
mondiale concurrentie. Kapitaal, kwaliteit
en kennis trekken steeds intensiever
met elkaar op. In 2010 zijn uit Ierland
een kleine 100.000 ambitieuze mensen
vertrokken naar economisch betere oorden.
In de Europese Unie wordt jaarlijks een
gebied ter grootte van Nederland verlaten.
Nederland is nog schatrijk, dus qua kapitaal
zit het nog goed. Maar op de internationale
kennisladder klauteren we omlaag. En met
een beetje domheid gaat het door de crisis
ook met onze kwaliteit bergafwaarts. Dan
trekken kenniswerkers met hun kapitaal
genadeloos weg, zoals nu ook het tot voor
kort magische Finse Nokiaconglomeraat in de
steek wordt gelaten omdat het iets te laat in
de smartphone-hype is gestapt.
Voor onze ruimtelijke kwaliteit mogen we
niet laten gebeuren dat onze steden, op
eilandjes na, verpauperen. En dat we van het
landelijk gebied één grote infratuin maken,
met overal geasfalteerde doorsnijdingen
naar nieuwe gehuchten. Splinters in het
groene hart of het groene woud. En nergens
meer op grotere schaal een kwaliteit om
trots op te zijn en om gemotiveerd in het
centrum tussen Londen, Berlijn en Parijs
te blijven wonen. De toekomstige vitaliteit
van ons land heeft juist in tijden van crises
ruimtelijke schaarste nodig. Het is de enige
manier om defl atie van bestaand vastgoed
en de terugval in stadswijken te voorkomen.
Als Rijk en provincies iets moeten doen,
is het welhaast grondwettelijk omgrenzen
van nationale landschappen, robuuste
open agrarische en natuurgebieden en
waterlichamen. Juist deze duidelijkheid
en schaarste generen rechtszekerheid én
creativiteit. De nieuwe nationale opgave
is te fi nancieren door enerzijds te bouwen
waar echte vraag naar is en anderzijds
de ruimtelijke wereld niet langer te
percipiëren vanuit beton en bakstenen.
Nieuwe verdienmogelijkheden liggen juist
op raakvlakken tussen bouw, zorg, water,
infrastructuur, mobiliteit, (stads) landbouw,
energieproductie et cetera. Juist in de
verkokering van sectoren laten we nog
tientallen miljarden onbenut.
Peter van Rooy, februari 2011 é
Het Hiernogmaals Voorbij
januari/februari 2011
9
Energieprioriteiten Europese UnieDe Europese Commissie heeft eind vorig jaar
de vijf prioriteiten vastgesteld voor haar
energiebeleid voor de komende tien jaar. De
commissie streeft naar een Europees
energiebeleid dat bijdraagt aan een effi ciënte,
concurrerende en koolstofarme economie.
Een van de prioriteiten is energiebesparing.
De commissie wil de inspanningen vooral
richten op vervoer en gebouwen, omdat daar
het meest valt te besparen. Ze wil tegen het
midden van dit jaar (2011) met voorstellen
komen om huiseigenaren en lokale instan-
ties te helpen renovaties en energiebespa-
rende maatregelen te fi nancieren. Nederland
vindt het niet nodig dat de EU bindende
energiebesparingsdoelstellingen vastlegt, zo
zei minister Maxime Verhagen van Economi-
sche Zaken en Innovatie begin december in
Brussel. Hij wees er op dat er al Europese
afspraken bestaan over het terugdringen van
koolstofdioxide. Volgens hem is het ‘niet
eff ectief’, om doelstellingen op elkaar te
stapelen.
Een tweede prioriteit is het steven naar een
geïntegreerde pan-Europese energiemarkt
met de infrastructuur die daarbij hoort.
Daarvoor zijn in de komende tien jaar
investeringen in de EU-energie-infrastruc-
tuur ter waarde van zo’n 1 biljoen euro
nodig, waarvan ongeveer 60 miljard euro
door de EU zou moeten worden opgebracht.
De Nederlandse regering vindt dat de
investeringen vooral van het bedrijfsleven
moeten komen.
Een derde prioriteit is het streven van de
commissie ervoor te zorgen dat de EU op het
gebied van energie met een stem spreekt bij
overleg, onderhandelingen en samenwerking
met derde landen.
De vierde prioriteit betreft het nastreven
van een toonaangevende rol voor Europa
op het gebied van energietechnologie en
-innovatie. Vier grote projecten zullen
worden opgestart om dit te bevorderen.
Tot slot wil de Europese Commissie
consumenten een veilige, gegarandeerde
energietoelevering bieden waarbij ze zelf een
actieve rol krijgen. De commissie ontwikkelt
daartoe voorstellen om prijsvergelijking en
het veranderen van energieleverancier te
vereenvoudigen.
Boris Peters é
ROM_11_01_02.indd 9ROM_11_01_02.indd 9 2/1/2011 10:00:36 PM2/1/2011 10:00:36 PM
januari/februari 2011
10
WaboWijs: het Omgevingsloket Online
Een digitale brievenbusMet het van kracht worden van de Wabo op 1 oktober 2010 kwam ook het Omgevingsloket Online
(OLO) in gebruik. De papieren aanvragenstroom bestaat nog, maar neemt snel af: de helft van alle
aanvragen wordt al digitaal, via het OLO ingediend. Helemaal vlekkeloos werkt dat echter nog niet.
‘Is het OLO gebruiksvriendelijk? Het is soms wat kunst- en
vliegwerk, maar het loopt’, zegt Evert Geerlofs, projectlei-
der Wabo en beleidsmedewerker Vergunningen, Toezicht en
Handhaving bij de gemeente Almere. ‘Het werkt redelijk volgens
de specifi caties. We hebben nu een eerste versie, er valt nog veel
te verbeteren’, zegt Herman van de Velden, projectleider Wabo
en milieu-inspecteur bij de gemeente Hilversum. Gemeenten en
vergunningaanvragers zijn vanaf 1 oktober het digitale loket
veel gaan gebruiken. De verhouding tussen digitale en papieren
aanvragen verschilt per gemeente. In Almere kwam in novem-
ber 90 procent van alle aanvragen digitaal binnen (in totaal 200
aanvragen vanaf 1 oktober). In Hilversum (256 aanvragen) ligt
de verhouding anders: daar komt sinds 1 oktober een derde van
de aanvragen digitaal binnen.
Drie veranderingen in éénDe overgang naar de Wabo verliep in Almere goed, zegt
Geerlofs: ‘Zeker gezien het feit dat het om drie veranderin-
gen ging: een nieuwe wet, een nieuw digitaal loket en een
eigen, nieuw IT-systeem voor alle vergunningverlening.’
Intern had Almere al orde op zaken gesteld, door in 2006 één
afdeling te formeren voor vergunningverlening, handhaving
en toezicht. Almere gebruikt het OLO als een digitale
brievenbus: aanvragen worden doorgesluisd naar het eigen
IT-systeem. ‘We gebruiken de ftp-server van het ministerie
om de aanvragen te downloaden en koppelen die aan ons
eigen systeem.’ De documenten worden voor de behandeling
wel geprint, ‘we hebben net een pilot digitaal werken
afgerond, we gaan straks waarschijnlijk de kleinere formaten
Ruimtelijk bekeken
ROm besteedt in de serie WaboWijs elk nummer aandacht aan de Wabo. In dit nummer een afl evering over het Omgevingsloket
Online. Het werkt, zo wijst de praktijk uit, maar het loket is nog niet uitontwikkeld. Verbetering en uitbreiding zijn gewenst,
onder meer voor het ondersteunen van de beoordeling melding Gebruiksbesluit. Ook blijkt het OLO milieuaanvragen in een
slecht passend keurslijf te dwingen.
Voor zuivel - en
papier fabr ieken is het
ene for mulier d at e lke
aanvrager voor
mil ieuaanvragen in het
OLO moet doorlopen,
een keursl i j f . O p de foto
een zuivelfabr iek waar
buffe lmozzarel la wordt
gemaakt .
Foto: ANP
ROM_11_01_02.indd 10ROM_11_01_02.indd 10 2/1/2011 10:00:37 PM2/1/2011 10:00:37 PM
januari/februari 2011
11
aanvragen kunnen omzetten naar digitaal, kunnen we
volledig digitaal gaan werken. Dat levert straks ook voorde-
len op voor bijvoorbeeld controle en handhaving. Je kunt
straks buiten zien wat er is vergund’, zegt Van de Velden.
Dubbel werkHet is de bedoeling dat het loket door het ministerie van
I&M verder wordt ontwikkeld. Zowel Van de Velden als Geer-
lofs heeft de nodige verbeterpunten voor het OLO. Van de
Velden noemt het schrappen van overbodige vragen en
handelingen, nu moet men bijvoorbeeld de compleetheid en
de inhoudelijkheid van een aanvraag apart beoordelen. ‘Dat
kan vaak in één handeling.’ Verder zou hij graag zien dat de
beoordeling melding Gebruiksbesluit in het OLO wordt
ondersteund. ‘Deze melding komt binnen in het OLO, maar
omdat er geen juridische procedure aan vastzit, ondersteunt
het OLO deze beoordeling niet. Wij moeten in zo’n geval
advies vragen aan de veiligheidsregio. Nu printen we deze
melding en sturen we hem op naar de veiligheidsregio.
Juridisch klopt het, maar administratief is het lastig.’
Geerlofs is oprichter van TopKring, een groep gemeenten die
vooropliep met de invoering van de Wabo. Deze gemeenten
hebben onlangs een lijstje met ‘heel praktische aanpassin-
gen’ van het OLO bij de VNG en het ministerie van I&M
ingeleverd.
Keurslijf voor milieuaanvragenVoor bouwaanvragen lijkt het OLO dus redelijk te werken.
Dat is anders voor milieu. Het ene formulier dat elke
aanvrager in het OLO moet doorlopen, is een keurslijf voor
milieuaanvragen, zeggen ze bij adviesbureau KWA. Zij
verzorgen de aanvragen voor bedrijven, onder meer
zuivel- en papierfabrieken. ‘De komst van de Wabo lijkt op
een terugkeer naar de Hinderwet’, stelt René Braaksma,
senioradviseur bij KWA. ‘De standaardvragen zijn te
gedetailleerd, infl exibel, soms overbodig en deels ook
verkeerd.’ Zo wordt er gevraagd naar de hoeveelheid liters
geloosd water, terwijl het bij bedrijven van deze omvang om
kubieke meters gaat. En illustratief is het voorbeeld van het
ziekenhuis dat zijn productie in kilo’s moest aangeven.
‘Bedrijven die voldoen aan de IPCC-richtlijnen worden nu
gedwongen om tot in detail informatie te leveren, terwijl dit
toch met de IPCC-toets is gecontroleerd. Hetzelfde geldt
voor ISO 14001-bedrijven’, zegt Braaksma. ‘Voor de
aannemer die steeds dezelfde dakkapel plaatst, zijn het OLO
en de omgevingsvergunning waarschijnlijk heel handig. Maar
onze klanten zijn er niet mee geholpen, zij zien hun
administratieve lasten niet verminderen’, zegt hij. ‘Het zou
al heel veel schelen als het vaste format van de vragen wordt
vervangen door een keuzeveld met logische opties. In veel
gevallen geeft dit bedrijven weer een deel van de gewenste
fl exibiliteit terug.’
Marieke Vos é
digitaal beschikbaar maken en blijven documenten op A0-en
A1-formaat printen.’
Hilversum heeft nu twee stromen naast elkaar: voor de
digitale aanvragen wordt in het OLO een dossier bijgehou-
den, de papieren aanvragen worden in het eigen systeem
verwerkt en gaan de traditionele ronde door de gemeente.
‘Pas als we daar extern advies voor nodig hebben, bijvoor-
beeld van de provincie, zullen we het in het OLO onderbren-
gen. Maar dat heeft zich tot nu toe niet voorgedaan.’ Deze
werkwijze betekent voor de gemeente extra werk. ‘Maar na
verloop van tijd moet het werk effi ciënter worden. Als de
webservices in het OLO gaan werken, bijvoorbeeld het
automatisch berichtenverkeer, dan kunnen wij onze
midoffi ce erop aansluiten. Wanneer we dan de papieren
ROM_11_01_02.indd 11ROM_11_01_02.indd 11 2/1/2011 10:00:41 PM2/1/2011 10:00:41 PM
januari/februari 2011
12
Ruimtelijk bekeken
Provinciale Staten
Tandeloze tijger of krachtige regisseur?In maart kiezen we de nieuwe leden van Provinciale Staten. Zij hebben een belangrijke rol in
het regisseren van ruimtelijke ontwikkelingen. Met de nieuwe Wro heeft deze bestuurslaag er
sturingsinstrumenten bij gekregen. En met de voorgenomen afschaffing van de Wgr+-regeling
groeit het aantal taken en bevoegdheden. Maken de provincies hun rol als ruimtelijk regisseur
waar? Of blijven het ‘tandeloze tijgers‘ die te weinig nee durven te zeggen tegen bestuurders op
lager niveau?
‘Om de een of andere reden aarzelen provincies om
de rol van ruimtelijke regisseurs waar te maken.
Ze durven te weinig knopen door te hakken of gemeenten
tot de orde te roepen.’ (SER-voorzitter Rinnooy Kan)
‘Provincies moeten leren nee te zeggen. Ze zijn altijd
geneigd om mee te praten en dan toch maar weer
ontwikkelingen toe te laten. En als er dan een gedepu-
teerde is die voet bij stuk houdt en een eenzame strijd
voert tegen een plukje woningen of een bedrijfsterreintje,
dan wordt die wel teruggefloten door PS.’ (oud-politicus
en voormalig Commissaris van de Koningin in Friesland
Ed Nijpels).
Nieuwe aansluit ing
Ekkersr i j t b i j A50
E indhoven
Foto: Rijkswaterstaat
ROM_11_01_02.indd 12ROM_11_01_02.indd 12 2/1/2011 10:00:43 PM2/1/2011 10:00:43 PM
januari/februari 2011
13
èè
Het waren niet de minsten die een klein jaar geleden in het
boek van Noud Köper over de Nederlandse ruimtelijke
ordening forse kritiek uitten op de provincie als ruimtelijk
regisseur. Ook in politiek Den Haag klinkt regelmatig gemor
over gemeenten die almaar nieuwe wijken en bedrijventer-
reinen plannen en niet worden teruggefl oten door het
provinciaal bestuur. Vooral in de Randstad zouden gedepu-
teerden te weinig doorpakken. De grote steden zetten er, als
het hen beter uitkomt, zonder problemen de provincies
buitenspel.
Nieuwe WroRo-gedeputeerde van Overijssel Th eo Rietkerk kent de
kritiek. Toen hij nog Kamerlid was, werd er al geklaagd over
de slappe houding van provincies. Toch vindt hij het niet
terecht dat deze bestuurslaag zo hard wordt aangevallen.
‘We hebben in de afgelopen jaren met 25 gemeenten harde
prestatieafspraken gemaakt over de bouw van nieuwe
woningen en bedrijventerreinen. In de IJsseldelta laten we
met de ontwikkeling van 350 ha nieuwe natuur, 1300
woningen, een bypass voor de rivier en nieuwe infrastruc-
tuur ook zien, dat we als provincie prima een ingewikkeld
gebiedsontwikkelingsproject kunnen trekken. Je moet ook
niet vergeten dat we tot 2009 niet de middelen hadden om
als sterke gebiedsautoriteit op te kunnen treden. Door de
nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) is dat
veranderd. We kunnen met onze provinciale verordening
ruimtelijke ontwikkelingen nu veel beter sturen. Bij de
reconstructie van de N340 hebben we in goed overleg met
de betrokken gemeenten ook voor het eerst een inpassings-
plan gemaakt. Tegen critici zou ik dan ook willen zeggen:
kom over een paar jaar maar eens terug. Dan hebben we
voldoende ervaring met de nieuwe instrumenten opge-
bouwd.’
Randstad versus de rest Rietkerk ziet wel grote verschillen tussen de provincies als
het gaat om ruimtelijke regie. In Noord-Brabant en Gelder-
land weten ze volgens hem van doorpakken. Zuid-Holland
heeft vooral last van de macht van Rotterdam en Den Haag.
Strategisch Ro-adviseur Joks Janssen van de provincie
Noord-Brabant herkent zich wel in dat beeld. ‘In de Rand-
stad is veel bestuurlijke spaghetti. Bij ons zijn de verhoudin-
gen veel duidelijker. De Brabantse steden zijn ook veel
kleiner en hebben elkaar meer nodig. Bovendien hebben we
als provincie veel ervaring opgebouwd met de reconstructie
van het platteland. Integrale gebiedsontwikkeling is hier
onder ex-gedeputeerde Van Geel zo’n beetje uitgevonden.’ In
de perifere regio’s ligt de situatie volgens hem weer anders.
‘Daar hoeft de provincie niet zo krachtig op te treden. De
ruimtelijke druk is er niet zo groot.’
Noord-Brabant richt zijn aandacht op dit moment op een
aantal grote projecten, zoals de ontwikkeling van een ‘agro
food cluster’ in Dinteloord en de realisatie van een grotere
‘verkeersruit’ rond Eindhoven. Om de samenvoeging van de
tuinbouwbedrijven en het Suikerunie-terrein in Dinteloord
goed te laten verlopen, heeft de provincie voor het eerst een
inpassingsplan gemaakt. Hoewel Joks vooral ingaat op de
inhoudelijke voordelen van die stap − een betere inpassing
van de kassen in het landschap − erkent hij dat het nieuwe
Wro-instrument ook is gebruikt om impasses te doorbreken.
‘Niet iedereen was blij met deze ontwikkeling.’ Toch probeert
Noord-Brabant als het even kan dit soort ontwikkelingen
niet door te drukken. ‘We hebben hier toch meer een traditie
om er samen uit te komen.’
Toegevoegde waardeDe aanleg van een ‘grotere ruit’ rond Eindhoven is een MIRT-
project waarin de provincie de regie voert. Ze werkt daarbij
wel nauw samen met het Samenwerkingsverband Regio
Eindhoven (SRE), het regionaal bestuur dat is ingesteld via
de Wgr+-regeling. ‘Zij zijn de grote gangmakers achter de
aanleg van een nieuw bedrijventerrein langs de A2. Wij
zorgen voor de extra infrastructuur aan de oostkant. Dat
hebben we zo met elkaar afgesproken.’ Die taakverdeling
past ook goed bij de herbezinning op haar rol die Provinciale
Staten onlangs hebben ondernomen. ‘De provincie wil alleen
nog aan projecten meedoen als ze daarin een duidelijke
toegevoegde waarde hebben. We kruipen niet meer bij
iedereen aan tafel om gezellig een kop koffi e te drinken.’
Toch ziet Joks nog wel een paar opgaven waar de provincie
naar zijn idee scherper aan de wind moet zeilen vanwege
veranderde demografi sche en economische omstandigheden.
Het strakker regisseren van de regionale woningbouwopgave
is er een van. ‘We hebben daarin wel stappen gezet, maar er
moeten op dat gebied nog wel concrete afspraken worden
gemaakt.’
Te veel op detailsAls er iemand niet zit te springen op provinciale bemoeienis
bij zijn nieuwbouwplannen, is het Ro-wethouder Marnix
Norder van de gemeente Den Haag. ‘GS van Zuid-Holland
houden zich te veel bezig met de gedetailleerde invulling van
woon- en bedrijfslocaties. Ze zou zich beter kunnen richten
op complementaire zaken, zoals de aanleg van een robuuste
groen- en wegenstructuur.’ In de tijd dat Norder zelf nog
Ro-gedeputeerde van dezelfde provincie was, heeft hij zich
naar eigen zeggen ook vooral bemoeid met bovenlokale
projecten, zoals de RijnGouwelijn. ‘Daar probeerde ik stevig
regie over te voeren. Ik merkte toen wel dat dit niet zo
‘Ze (provincies) zijn altijd geneigd om mee te praten en dan toch maar weer ontwikkelingen toe te laten’
ROM_11_01_02.indd 13ROM_11_01_02.indd 13 2/1/2011 10:00:44 PM2/1/2011 10:00:44 PM
januari/februari 2011
14
Ruimtelijk bekeken
A gro food c luster
in Dinteloord
‘Het kabinet komt met voorstellen tot afschaffing van de WGR+’, zo staat op pagina 5
van het regeerakkoord. Is er nog regionale afstemming van ruimtelijk beleid als de
stadsregio’s worden opgedoekt? Gaan gemeenten een eigen koers varen? Neemt de
provincie de teugels in handen?
Volgens Th eo Schouten heeft het elimineren van de
Wgr-plusregio’s geen gevolgen voor de regionale
afstemming van ruimtelijk beleid. Schouten is wethouder
van de gemeente Almelo en lid van het dagelijks bestuur
van de stadsregio Twente. Daar heeft hij verkeer en vervoer
in zijn portefeuille en volgens de site van de stadsregio ook
ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. Dat laatste is een
foutje, legt Schouten uit. De stadsregio doet namelijk niks
meer aan ruimte en wonen. ‘Er is jarenlang onenigheid
geweest over de vraag of de regio die taak wel moest
uitvoeren. De vijf stedelijke gemeenten vonden van wel, de
negen landelijke gemeenten wilden dat niet.’ Met de komst
van de nieuwe Wro (1 juli 2008) trok de regio zich terug. De
ruimtelijke taak ging, aldus de bestuurder, naar de
provincie. Die voorkwam vervolgens met een omgevingsvi-
sie dat het ruimtelijk beleid uiteenviel in gemeentelijke
snippers.
AfstemmenDat wil niet zeggen dat regionale ruimtelijke samenwerking
helemaal is verdampt. ‘Binnen de stedelijke gemeenten
bestaat de wens om af te stemmen’, zegt Schouten. En
dus vormen Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne
netwerkstad Twente. Zo willen deze gemeenten onder
andere één woningmarkt vormen. ‘Dat is echter een informe-
le samenwerking, die haar ambtelijke ondersteuning vooral
van de gemeenten zelf krijgt’, aldus de wethouder.
‘Dat is een misverstand’, zo beoordeelt Jaap Modder de
Twentse opvatting dat de nieuwe Wro ruimtelijke taken
heeft weggehaald bij de Wgr-plusregio’s. Modder is voorzit-
ter van het college van bestuur van de stadsregio Arnhem-
Nijmegen. ‘De Wro regelt niks op dit punt, maar de Wgr-plus
stelt zelf dat ruimtelijk beleid tot de taken van de regio
hoort. Daar heb ik de Wro helemaal niet voor nodig.’
Wij van Wgr-plus adviseren Wgr-plus
gebruikelijk was. De doorzettingsmacht van de provincie was
vrij laag.’
De nieuwe Wro heeft volgens Norder daarin weinig veran-
derd. ‘Door het afschaff en van de provinciale goedkeuring
van lokale bestemmingsplannen hebben gemeenten juist
meer autonomie gekregen. Ik zie het er ook niet zo snel van
komen, dat de provincie voor een stad als Den Haag zelf
bestemmingsplannen gaat maken.’ Norder beschouwt de
bestuurslaag daarom nog steeds als een ‘tandeloze tijger’ die
veel mogelijkheden heeft om te sturen maar dit in de
praktijk weinig doet.
Afschaff en Wgr+? Toch kunnen de provincies in de toekomst waarschijnlijk
rekenen op extra taken en bevoegdheden. Met de voorge-
nomen afschaffi ng van de Wgr+-regeling verhuist de
verantwoordelijkheid voor het regionale mobiliteits- en
ro-beleid terug naar de provincie. Zij mag ook het openbaar
vervoer weer aanbesteden. Voor de Randstad denkt het
kabinet zelfs aan een aparte infrastructuurautoriteit.
Norder ziet weinig heil in de plannen. ‘Volgens de Commis-
sie-Nijpels functioneren de Wgr+-regio’s best goed. Ik ben
‘De provincie wil alleen nog aan projecten meedoen als ze daarin een duidelijke toegevoegde waarde heeft’
ROM_11_01_02.indd 14ROM_11_01_02.indd 14 2/1/2011 10:00:44 PM2/1/2011 10:00:44 PM
januari/februari 2011
15
ook bang dat we er met die infrastructuurautoriteit een
extra bestuurslaag bij krijgen. Het kabinet kan zich beter
aansluiten bij de steeds inniger samenwerking tussen
Rotterdam en Den Haag. Daar zou je op termijn zelfs één
Wgr+-regio van kunnen maken.’
Th eo Rietkerk kijkt heel anders tegen de kabinetsplannen
aan. ‘Als college zijn wij blij dat de Wgr+-regeling verdwijnt.
In de Randstad is rond de grote steden toch een soort
leemlaag ontstaan die te veel naar zich heeft toegetrokken.
Als bestuurder kun je daardoor geen tempo maken. In onze
eigen provincie hebben we ook geprobeerd met de Regio
Twente tot een vergelijk te komen over nieuwbouwplannen.
Dat is niet gelukt waardoor we zelf maar allerlei bilaterale
afspraken met gemeenten hebben gemaakt. Als de Brede
Doel Uitkeringen dadelijk ook onze kant uit komen, kunnen
Modder pakt prompt uit met de wapenfeiten van de
afgelopen jaren om de noodzaak van regionale ruimtelijke
afstemming te onderbouwen. ‘Tussen 2005 en 2010 hadden
we een contract met het ministerie van VROM om 25.000
woningen te bouwen. Toen we begonnen zaten we op 2000
woningen per jaar; dat moesten we boosten naar 5000. Wij
hebben dat gedaan door slim te opereren. Vooral door
gemeenten veel vrijheid te geven om net zoveel te bouwen
binnen de contouren als ze zelf wilden. Daarbij was vijftig
procent ook nog eens betaalbare woningen.’
‘Nu is de opgave totaal anders. De markt laat het afweten.
We moeten een ommezwaai maken. Er is een overmaat aan
planvorming. De Vinex-opgave dreigt lastig te worden,
omdat overal gebouwd kan worden. Nu is de opgave:
remmen en prioriteiten stellen.’ Daarbij moeten de Vinex-
gebieden voorrang krijgen. ‘Daar is het Rijk in de jaren
negentig mee begonnen. Het zou raar zijn als je nu zegt:
“Stop er maar mee en laat het weglekken naar andere
plekken”. Wij zijn erop gebrand daarover afspraken te maken
met de twintig gemeenten.’
RegioEn ja, daarvoor is een regio nodig, stelt Modder. Die heeft al
laten zien dat ze iets kan presteren. ‘Nee, de provincie kan
dat niet. Stadsregionaal samenwerken... dat doe je zelf. Het
is onze eigen opgave en als we daar samen uitkomen, wordt
die deal ook gemakkelijker geïmplementeerd. Veel gemakke-
lijk dan wanneer een club van boven zegt: “Wij hebben dit
even voor jullie bedacht.’’’
Toch meent Piet de Bruijn, wethouder in Wijchen en
portefeuillehouder ruimte in de stadsregio Arnhem-Nijme-
gen, dat het niet per se dramatisch is als er een streep gaat
door Wgr-plus. ‘Je kunt wel nog als gewone Wgr-regio
bestaan.’ Maar is het ook reëel door te gaan met minder geld
en zonder de huidige wettelijke status? ‘Dat weet ik niet, maar
als ik het rapport Plussen en Minnen (evaluatie van Wgr-
plusregio’s door het ministerie van Binnenlandse Zaken, h.p.)
lees, daar kwam de stadsregio goed uit. Die is weliswaar niet
democratisch gekozen, maar wel heel functioneel en eff ectief.’
Maar de wethouder belooft niet op voorhand dat Wijchen
meedoet met een gewone Wgr-regio. ‘Dat hangt er vanaf:
welke taken zijn er en wat kost ons dat? Als we goed kunnen
samenwerken en als de prijs redelijk is, dan denk ik niet dat
Wijchen tegen is.’ Daarbij blijft het probleem dat bij
opheffi ng van de Wgr-plus de wettelijke taak van ruimtelijke
afstemming naar de provincie verdwijnt. ‘Dan heb je als
gemeente of regio niks meer te eisen’, vreest De Bruijn.
Voor Modder is het slechts een denkbeeldig probleem. ‘Die
stadsregio wordt helemaal niet opgedoekt’, verzekert hij, ‘dat is
onzin! Tien jaar geleden was er ook al een staatssecretaris die dat
zei: Van de Vondervoort (kabinet-Kok I, h.p.). Die kent niemand
meer. En kun jij je nog iets herinneren van het vorige regeerak-
koord? Ik ook niet. Frankrijk, Duitsland, Spanje... overal zie je bij
grote steden een regionaal bestuur dat redelijk ontwikkeld is.
Waarom zou Nederland daarop een uitzondering zijn?’
Harry Perrée é
wij veel eff ectiever besturen. Begrijp mij goed. Ik ben als
gedeputeerde niet uit op meer macht. We willen vooral vaart
maken en concrete resultaten boeken. Dat zijn we de burger
verplicht.’
Jaco Boer é
ROM_11_01_02.indd 15ROM_11_01_02.indd 15 2/1/2011 10:00:44 PM2/1/2011 10:00:44 PM
januari/februari 2011
16
Traditie en tijdgeest in de RO
Ruimtelijke
Mainpor t Rotterd am
Foto: ANP
ROM_11_01_02.indd 16ROM_11_01_02.indd 16 2/1/2011 10:00:44 PM2/1/2011 10:00:44 PM
januari/februari 2011
17
ordening op zolder
Ruimtelijk beleid heeft – eufemistisch gesteld – een
weinig dominante plaats in het regeerakkoord. De
provincies krijgen het merendeel van de ruimtelijke erfenis,
eerder een schuld dan een vermogen, in de schoot geworpen.
De fi nanciering blijft in elk geval fl ink achter bij de nieuwe
taken. Het zal de provincies niet weerhouden om er fl ink
werk van te maken. Twintig jaar geleden dreigden de
provincies nog het kind van de rekening te worden van de
herstructurering van het binnenlands bestuur; maar nu mag
men de ruimte in de eigen regio opknappen. Ondertussen
huizen de rijksambtenaren die over ruimte gaan op de zolder
in het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu en zij
die over wonen en de wijken gaan in de kelder van het
uitgebreide ministerie van Binnenlandse Zaken en Konink-
rijksrelaties. Natuurlijk is het onverstandig de nationale
ruimtelijke ordening zo weg te stoppen. Want daarmee
verspeel je ook de regie om in Nederland een internationaal
wervend en tevens duurzaam milieu te scheppen en te
onderhouden. Maar de blik in politiek Den Haag is blijkbaar
ook op dit punt naar binnen gekeerd. En bovendien is
ruimtelijke ordening, samen met cultuur en natuur, beland
in het rijtje ‘linkse hobby’s’. Toch is nationale ruimtelijke
ordening eerder iets wat in het rechtse dan in het linkse rijtje
thuishoort. Met nationale ruimtelijke ordening kan men
scoren en kan men op z’n minst Europa in. En dat is nodig,
juist nu.
Eerst een stuwende rolHoewel veel van wat het huidige kabinet van plan is, doet
denken aan de naoorlogse periode van de wederopbouw,
geldt dat niet voor de ruimtelijke ordening. Juist bij de
wederopbouw heeft de ruimtelijke ordening een stuwende
rol gespeeld bij de inrichting van ons land. Woningbouw,
infrastructuur en bedrijvigheid waren daarbij de belangrijk-
ste opgaven. Later, toen de welvaart in het verschiet lag,
werd het begrip ‘gebundelde deconcentratie’ leidend. De
grootste zorg was dat Nederland te vol zou raken. Er werd
in de jaren zestig gerekend met twintig miljoen inwoners in
het jaar 2000. Het zijn er inmiddels, ondanks ‘de tsunami
‘Nederland is klein, denk groot’. Menig ambtenaar van het voormalige ministerie van VROM zal de
laatste tijd weleens hebben gedacht aan deze slogan. Toen werd er noest gewerkt aan een mooier
en duurzamer Nederland. Dat vindt men in Den Haag nog steeds een belangrijke zaak, maar steeds
minder een rijkstaak. Ruimtelijke ordening op nationaal niveau is verdampt bij de kabinetsformatie
en het meest opvallende is dat dit bijna ongemerkt is gebeurd, constateren Oedzge Atzema, Hans
Gortworst, Robbert Coops en Harry de Loor. Zij trappen af in de serie Traditie en tijdgeest in het
ruimtelijk beleid. Ze houden geen pleidooi voor de terugkeer naar het ‘grootse denken’, maar voor
werken op details met de grote lijnen in het vizier.
Ruimtelijke ordening werd te veel een hindermacht
èè
Traditie en tijdgeest in de ruimtelijke ordening
In hetzelfde jaar dat de Canon van de ruimtelijke
ordening tot stand komt, zet het kabinet-Rutte de bijl
in de ruimtelijke-ordeningstraditie. Geen Nationaal
Historisch Museum, geen grootse en meeslepende
visies meer op de nationale ruimte. Dat kan geen
toeval zijn.
In de ambitie om
eindelijk aan te pakken,
gooit het kabinet de
rijkssturing grotendeels
overboord en lijkt er
een eind te komen aan
een tijdperk waarin
visionaire ordenaars de
inrichting van ons land
bepaalden. Ruimte is als
hoofdaandachtsveld
van rijksbeleid door het
kabinet-Rutte geschrapt. De provincies moeten het
ruimtelijke beleid gaan uitzetten en coördineren. Maar
kan de ruimtelijke ordening in Nederland wel zonder
rijkssturing? Klemmende vragen die we in dit debat
voorleggen aan een panel van prominente bestuurders
in stad en land.
ROm start een discours over de traditie en de
tijdgeest, over de consequenties voor het Nederland
van de toekomst.
ROM_11_01_02.indd 17ROM_11_01_02.indd 17 2/1/2011 10:00:48 PM2/1/2011 10:00:48 PM
januari/februari 2011
18
De rijksoverheid is niet gebaat met kortetermijnbeleid
van buitenlanders’, ruim 16 miljoen geworden. Ondertus-
sen werd ons land in de jaren zeventig steeds welvarender.
Ook door de individualisering en de groei van de mobiliteit
nam de ruimtebehoefte sterk toe. Bedrijven en burgers
stelden steeds hogere eisen aan de kwaliteit van de
omgeving. De toenemende verstedelijkingsdruk en het
groeiende kwaliteitsbesef zetten natuur en milieu op de
beleidskaart. Geleidelijk identifi ceerde het ruimtelijk beleid
zich vooral met die groene belangen, terwijl economische
belangen ondergewaardeerd werden. Alleen in tijden van
crisis klonk de internationale economie door in het
ruimtelijk beleid; zo hebben we de mainports en de
achterlandverbindingen te danken aan de recessie in de
jaren tachtig. In de jaren negentig fl oreerden de creatieve en
de beleveniseconomie, die gemakkelijker met ruimtelijke
kwaliteitsimpulsen zijn te verenigen, maar vooral een
verzorgend karakter hebben.
Daarna vooral remmend en beperkendVoor bestuurders en managers uit het bedrijfsleven is de
ruimtelijke ordening steeds meer een maatschappelijk
beperkende factor geworden. Dit is versterkt door het
bureaucratische en procedurele karakter van het beleid. De
opkomst van inspraak en van het maken van bezwaar waren
daar gevolg en oorzaak van. Er kwamen wetten die burgers
en belangenorganisaties in een sterkere positie plaatsten.
Daar werd terecht in toenemende mate van gebruikgemaakt.
Anders dan in de periode van de wederopbouw bleken
plannen niet onaantastbaar of vanzelfsprekend. De geest
was uit de fl es: burger en bestuur stonden op gelijke voet.
Die maatschappelijke winst had echter ook een schaduw-
kant: beroepsprocedures en alle andere procedurele eisen op
ruimtelijk en milieugebied maakten het in toenemende mate
moeilijk om projecten te realiseren. Steeds vaker werd
geklaagd over stroperigheid.
Er is veel gedaan om aan deze klachten tegemoet te komen.
Er kwamen nieuwe regels om sneller en fl exibeler te kunnen
handelen, om ruimtelijk en milieubeleid beter te koppelen,
om één loket te maken waar de burger een vergunning kan
aanvragen en om experimenten mogelijk te maken. Al die
wetten bij elkaar vormen niettemin een juridische jungle,
waarbij ook de opkomende macht van Europese regels en
richtlijnen nog een rol speelt. Weinig mensen zijn nog in
staat het geheel van regelingen te doorzien, ondanks, of
misschien wel dankzij, de herziening van de Wet op de
ruimtelijke ordening.
Niet bij regels alleenRuimtelijke ordening (vaak in één adem genoemd met
milieubeleid) kreeg mede daardoor een negatief imago. Niet
altijd terecht: bestuurders konden zo, wijzend naar de
stroperige procedures en de oneindige beroepszaken,
Traditie en tijdgeest in de RO
Mainpor t Schiphol
Foto: ANP
ROM_11_01_02.indd 18ROM_11_01_02.indd 18 2/1/2011 10:00:51 PM2/1/2011 10:00:51 PM
januari/februari 2011
19
Juist de markt heeft behoefte aan duidelijkheid en zekerheid
gemakkelijk hun eigen onvermogen maskeren. Maar het
slechte beeld was er en ging niet meer weg. De verschuiving
van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie kon
het tij niet meer keren. Ruimtelijke ordening was een
hindermacht geworden, en had daarmee op rijksniveau zijn
eigen graf gegraven.
Het antwoord op de vraag hoe het land ingericht moet
worden is de kernopgave van ruimtelijke ordening op
nationaal niveau. Er zijn daarover in de loop der jaren vijf
nationale nota’s verschenen. Elke nota geeft antwoorden
op de problemen van die tijd. Bij de laatste nota volgde na
de ‘stoeptegel’ van minister Pronk (PvdA) een korte en bon-
dige Nota Ruimte van minister Dekker (VVD). De geschie-
denis van de Vierde nota die een decennium eerder
verscheen, herhaalde zich in omgekeerde richting. Toen
werd de nota van minister Nijpels (VVD) herschreven door
minister Alders (PvdA). Deze gang van zaken illustreert de
cyclus die het nationale ruimtelijk-ordeningsbeleid de
laatste twintig jaar heeft doorgemaakt. We zijn op een punt
beland waar de markt blijkbaar beter weet waar de
inrichting van het land behoefte aan heeft en waar de al
dan niet procedurele macht van ambtenaren beter
gebroken kan worden. Onder het mom van waardeplura-
lisme worden kortetermijnbelangen naar voren geschoven
en andere belangen op de lange baan geschoven. En dit
alles is gebaseerd op een cruciale misvatting over de
markteconomie.
Investeren in kansen Juist de markt heeft behoefte aan duidelijkheid en zeker-
heid: alleen dan kunnen bedrijven voortvarend investeren en
plannen. De marktmeester is de belangrijkste persoon op de
markt. Dat zou ook moeten gelden voor de ruimtelijke
ordening door de rijksoverheid. Wat, waar en in welke mate
dingen kunnen gebeuren, biedt marktpartijen veel zeker-
heid, maar lokt ook strategische gedrag uit. Daarom moet
een rijksoverheid van wanten weten, niet alleen van regels.
De rijksoverheid is niet gebaat met kortetermijnbeleid.
Langetermijnbeeld over de inpassing van overheidsinveste-
ringen (infrastructuur, water, energie) is bijzonder eff ectief.
Dat levert de beste kansen voor de ontwikkeling van de
samenleving.
Het antwoord op de centrale vraag voor de ruimtelijke
ordening moet in eerste instantie worden gezocht bij de
manier hoe we in Nederland in de toekomst ons geld gaan
verdienen. Wat het antwoord op die vraag ook is, één ding is
zeker: de economische en sociaal-culturele groei vindt vooral
plaats in de uitgebreide Randstad (inclusief Noord-Brabant).
De driehoek van de mainports Schiphol en de Rotterdamse
haven en de brainport Brabant vormt het basisnetwerk voor
het bouwwerk van ruimtelijk Nederland. De rijksoverheid
doet er goed aan zich in eerste instantie te richten op deze
Brainpark E indhoven
Foto: MR
bovenprovinciale taak. Het gaat om een goed investeringskli-
maat opdat Nederland kan anticiperen.
Faciliteren en stimulerenBuiten de Randstad spelen intussen heel andere problemen:
de bevolkingsgroei zakt daar naar nul en in sommige
gebieden is er al sprake van krimp. Hoe daar het best op kan
worden gereageerd, is vooral een zaak van lokaal en
provinciaal bestuur. De rijksoverheid kan daarbij slechts
faciliteren. Het is terecht dat in die gebieden de provincies
een grotere rol gaan spelen. Wel moet de rijksoverheid
ervoor waken dat er geen onrechtmatige tweedeling ontstaat
in Nederland. In plaats van een hernieuwd spreidingsbeleid
opteren we in dit opzicht voor maximale ‘connectiviteit’ en
bereikbaarheid.
Wij zijn van mening dat Nederland juist nu een effi ciënte en
eff ectieve ruimtelijke ordening op nationaal niveau nodig
heeft. Een ruimtelijke ordening met internationale visie en
met natuurlijk gezag.
Oedzge Atzema, hoogleraar ruimtelijke economie aan é
de Universiteit van Utrecht, Hans Gortworst, ex-direc-
teur Geoplan, Robbert Coops, sociaal geograaf en senior
strateeg bij Schuttelaar & Partners en Harry de Loor,
ex-inspecteur ruimtelijke ordening in Oost-Nederland
ROM_11_01_02.indd 19ROM_11_01_02.indd 19 2/1/2011 10:01:00 PM2/1/2011 10:01:00 PM
Trend
januari/februari 2011
20
Wie temt de honger naar huizen?
Sturen op schaarste
De nieuwe politieke en economische werkelijkheid vraagt om het blijvend handhaven van schaarste.
Dat is de enige mogelijkheid om de deflatie van bestaand vastgoed en de terugval in oude stadswij-
ken, inclusief toenemende segregatie, te voorkomen. Kleinschalige uitbreidingen buiten de stad en
vooral meer variatie van woon- en werkmilieus in de stad. Het vraagt een helder en strak ruimte-
lijk kader van de overheid en vereende krachten van alle stakeholders (ontwikkelaars, corporaties,
financiers, consumenten, maatschappelijke organisaties) om ruimtelijke ontwikkeling betaalbaar te
maken en te houden. Het vraag ook een andere kijk op beheer, zoals het verleggen van de horizon, en
blijvende betrokkenheid van ontwikkelaars en investeerders.
Twee voorbeelden uit het land: Bergen op Zoom vraagt
aan de omliggende kernen in West-Brabant om
onderling strenger afspraken te maken over woningbouw.
De stad heeft de eigen plannen afgeslankt bij de ontwikke-
ling van de Bergse Haven, en vreest nu dat de buurgemeen-
ten er met de resterende vraag ‘vandoor’ gaan. Een reële
vrees, want de Rekenkamer West-Brabant becijferde dat in
de regio zeker 160 procent méér huizen worden gebouwd
dan voor de eigen bevolking nodig is.
Voor wie nu onmiddellijk roept dat strenger ruimtelijk beleid
de oplossing biedt, is het tweede voorbeeld misschien
interessant. In dezelfde regio deed Geertruidenberg mee aan
een pilot van de provincie. Nieuwe woningen mochten alleen
worden gebouwd binnen strakke contouren. Daar hield de
gemeente zich netjes aan, met als resultaat dat er inmiddels
ruim 1400 woningen zijn gerealiseerd of nog in de planning
staan, terwijl Geertruidenberg volgens de provinciale
prognoses er maar 600 nodig heeft tot 2020.
WoonmilieusToevallig gaat het in beide voorbeelden over West-Brabant,
maar ze hadden uit vrijwel het hele land kunnen komen. In
Lansingerland, artist
impression Wilderszijde
ROM_11_01_02.indd 20ROM_11_01_02.indd 20 2/1/2011 10:01:04 PM2/1/2011 10:01:04 PM
januari/februari 2011
21
de meeste regio’s is niet krimp het grootste vraagstuk, maar
overplanning en ongezonde concurrentie op de woning-
markt. Het vraagt om nieuwe vormen van regionale
samenwerking. De regio Rotterdam is een van de regio’s die
daarmee vooroploopt. Op papier althans, want de aanpak
moet zich nog bewijzen in de praktijk. In een aantal
gespreksrondes, waarbij ook de woningcorporaties en
marktpartijen (Neprom) aanschoven, hebben de vijftien
gemeenten in de regio afspraken gemaakt over de richting
waarin de woningbouw zich de komende decennia zal
ontwikkelen. Het doel is vooral kwalitatief: daar waar het
kan, moet de regio genoeg aantrekkelijke woonmilieus
bieden voor de middenklasse, de sociale stijgers die anders
de regio dreigen te verruilen (voor West-Brabant, onder
meer).
Opvallend genoeg waren het juist de woningcorporaties, van
oudsher gewend om te worden afgerekend op aantallen, die
pleitten voor de focus op kwaliteit. ‘De bonus-malusregelin-
gen voor de bouwprestaties werden als oneerlijk ervaren,’
zegt directeur Leo Bartelse van Maaskoepel, de gezamenlijke
woningcorporaties. ‘Als de afgesproken aantallen niet
werden gehaald, had dat niet met onwil te maken maar lag
het aan de regelgeving of aan tegenvallers in het bouwproces.
Daar waar ze wel werden gehaald, merkten we vaak dat de
woningen niet duurzaam bijdroegen aan een gezonde
woningmarkt in de regio. Het vroeg om een ander soort
sturing, meer gericht op de vraag wat elke gemeente kan
bijdragen aan de regionale woningmarkt. Voor Rotterdam
betekent dit dat we goed moeten opletten waar we de
woonmilieus bouwen die nog te weinig in de regio te vinden
zijn, zoals ontspannen suburbane milieus en exclusief
wonen.’
Weeff outFeit is wel dat deze woonmilieus de meeste druk op de
ruimte leggen, waardoor de doelstelling van de regio om
tachtig procent van alle nieuwe woningen binnen de bebouw-
de kom te realiseren, onder druk komt te staan. En dat in de
toch al dichtbebouwde Zuidvleugel van de Randstad. Volgens
sommige critici – architect Adriaan Geuze is waarschijnlijk
de bekendste – is het juist dit ‘volbouwen’ dat de aantrekke-
lijkheid van de regio vermindert. Bartelse nuanceert die
zorgen: ‘Die norm van tachtig procent binnenstedelijk is
duidelijk van voor de crisis, toen we nog niet echt begrepen
wat er precies op de woningmarkt aan de hand is. Er zijn te
veel verkeerde woningen op de verkeerde plek waardoor
huizenkopers afhaken. Er zit een weeff out in ons grondbe-
leid die ertoe leidt dat er in te hoge dichtheden wordt
gebouwd op plaatsen waar daar eigenlijk geen vraag naar is.
Neem Lansingerland, de gemeente rond Berkel en Rodenrijs.
Daar is met actief grondbeleid dure tuindersgrond opge-
kocht. De kosten van allerlei voorzieningen zijn al toebere-
Overplanning en ongezonde concurrentie op de woningmarkt
èè
De Elbe - onderdeel van Het
Balkon van Maassluis
ROM_11_01_02.indd 21ROM_11_01_02.indd 21 2/1/2011 10:01:09 PM2/1/2011 10:01:09 PM
Trend
kend vanuit de grondexploitatie. Die krijg je vervolgens
alleen nog rond met appartementen of met laagbouw in te
hoge dichtheden. Aan de andere kant van de Rotte is de
Zuidplaspolder in de planning, die op dezelfde bewoners
mikt, maar dan in landelijk gebied. Hier zou een keuze
moeten worden gemaakt, maar aan die regie ontbreekt het
vooralsnog.’
Regionaal gatEr is een ‘regionaal gat’ waar het de regie over de woning-
bouw betreft, constateerde het Planbureau voor de Leefom-
geving vorig jaar al in een studie naar het begeleiden van de
krimp. Het ontbreekt aan fi nancieel en juridisch instrumen-
tarium om gemeenten aan gemaakte afspraken te houden.
Dit geldt ook voor de wgr+-regio’s, die het kabinet van plan
is af te schaff en. De provincies moeten nog wennen aan hun
verstevigde rol als regisseur, en hinken nog vaak op twee
gedachten: faciliteren van groei aan de ene kant en begelei-
den van schaarste aan de andere kant.
Ook de stadsregio Rotterdam heeft geen ‘stok’ om mee te
slaan, alleen een relatief bescheiden investeringssubsidie
voor gemeenten die zich aan de gemaakte afspraken houden.
Het roept de vraag op hoeveel die afspraken waard zijn. ‘Er is
een spanningsveld tussen de autonomie van een gemeente
en de wensen van de regio,’ zegt Arnold Keijzer, wethouder
Wonen in Maassluis. ‘Concurrentie tussen gemeenten zal
nooit helemaal verdwijnen door overleg. Toch is het nuttig
om met elkaar rond de tafel te zitten en de markt te
verkennen. De vanzelfsprekendheid dat je elke woning kunt
afzetten, is voorbij. Dat vraagt om meer inzicht in de
regionale woningmarkt en meer onderlinge afstemming.’
Maassluis heeft een forse opgave binnen de regio. Niet alleen
wordt binnenstedelijk de Burgemeesterswijk, een typische
jaren zestig fl atwijk, getransformeerd tot een laagbouw-
milieu, er staan ook twee forse uitbreidingen gepland. Aan
de Nieuwe Waterweg komt het ‘Balkon van Maassluis’, met
zowel laagbouw als woontorens. Langs de A20 staat de
Dijkpolder gepland, de grootste uitbreidingswijk van de
regio. Al met al gaat het om ruim drieduizend woningen
tot 2020.
Keijzer denkt het eerder de markt zal zijn die bepaalt of dat
aantal daadwerkelijk zal worden gehaald dan de afspraken
in stadsregionaal verband. Hij verwacht niet dat het
‘Balkon’ de ambities van Rotterdam, dat zich met de binnen-
stedelijke verdichting op dezelfde woonmilieus richt, in de
weg zal zitten: ‘We hebben juist in regionaal verband
afgesproken om locaties langs de Nieuwe Waterweg te
ontwikkelen. De Dijkpolder is een ander verhaal. Uit
onderzoek kwam duidelijk naar voren dat die locatie
geschikt is voor een suburbaan milieu dat huizenzoekers
aan de regio kan binden. Dat betekent vrijstaande woningen
en twee-onder-éénkappers in lage dichtheden, op dit
moment de woningtypen die moeilijk in de markt liggen.
Juist in zo’n geval is die regionale regie belangrijk. Zonder
regionale afspraken zou je daar als gemeente toch eerder
kiezen voor kortetermijnbeleid. Dat kan niemand zich nu
nog permitteren.’
Martin de Jong é
‘Er zijn te veel verkeerde woningen op de verkeerde plek, waardoor huizenkopers afhaken’
januari/februari 2011
22
Wonen in Maassluis. Concurrentie tussen gemeenten zal Martin de Jong
jajajjjajajajajajajajajaajajajajajajaaajajajajajjajaajajajajajaaajj nunununununununununununununnununnunnununnununnunnununnnnnnnuuuuun ararararaararararararararaarrarraaaaaarraraaaraaaaraaaararrrari/i/i/i/i/i/i/i/i/i/i/i/i/ii/i/ii///i/i/i/i/i////i/i/i//i//i/i/i/i//fefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefefeeeebrbrbrbbbrbbrbrbrbrbbrbrbrbrbrbrbrbrbbrbrbrbrbrbbbbbrrbbbbbrbbbrbrbbbbrbbbbb uauauauauauauauauaaauaauauaauauauauaaauuauauauauauauaaauauuauauauauuuauauauauuuauaaa iririririririrriririrririririiririrrirrrrrirririrrrriririrririrriirri 2 2 2 2222222 2 2 22 22 222 2 22222222 2222 22222222222222222222010101010101010101010100101010101010101010101001001011011010101010101110101010101011111111111111111111111111111111111111111111111111111
2222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222222
Zuidplaspolder
Foto: ANP
januari/februari 2011
22
ROM_11_01_02.indd 22ROM_11_01_02.indd 22 2/1/2011 10:01:13 PM2/1/2011 10:01:13 PM
januari/februari 2011
23
De nieuwbouwplannen op de as Groningen-Assen,
groeiregio tussen de krimpgebieden, zullen naar
beneden worden bijgesteld. De twaalf gemeenten en
twee provincies die samenwerken in de regio Groningen-
Assen verwachten half maart een fors aangepaste
regionale woonvisie.
Een groei van 43.000 nieuwbouwwoningen tot 2020
stond er oorspronkelijk op het programma in de
regiovisie Groningen-Assen uit 2004. In de huidige
markt een wel heel grote ambitie. De afgelopen maanden
kwamen dan ook berichten binnen over bijstellingen. Zo
werd voor Meerstad de jaarlijkse opgave van 600
woningen verlaagd naar 450. Ook andere projecten
werden getemporiseerd. Maar er is meer nodig.
WoonvisieJaap Haks, hoofd Wonen van de gemeente Groningen,
vertelt dat er nu wordt onderhandeld over een fors
bijgestelde regionale woonvisie. ‘Veel plannen in de uitleg
lijken op elkaar en kunnen met elkaar concurreren. Per
plan wordt nu gekeken hoe ze zowel in de aantallen,
planning als segmentering aangepast kunnen worden om
regionale overlap tegen te gaan. In het uiterste geval
wordt gekeken naar mogelijkheden tot regionale
verevening.’ Dat laatste redmiddel, waarbij gemeenten
eventueel fi nancieel gecompenseerd krijgen voor het
intrekken van een plan, ligt op tafel. Haks: ‘Je kunt je
voorstellen dat je bij wijze van spreken alle grond in een
pot stopt, en dat je dan gaat kijken welke plannen het
meest levensvatbaar zijn. Een gemeente kan zeggen: oké
we beperken ons plan, maar dan hebben wij wel een
nadeel waarvoor we gecompenseerd willen worden.’
Naar verwachting zal ook het grote nieuwbouwplan voor
Leek-Roden (5800 woningen) op de schop gaan. Rob van
der Werff , projectleider bij de gemeente Noordenveld:
‘Formeel zijn er nog geen delen geschrapt, maar mijn
gevoel is wel dat we die keuze gaan maken. Ik verwacht
dat het geen tandje minder wordt, maar dat er wel wat
tandjes van het tandwiel af zullen gaan.’
WeilandVoorlopig gaat Meerstad, aan de oostkant van de stad
Groningen door, al is het in een lager tempo. Waarom nog
bouwen in een weiland? Haks: ‘We hebben heel lang niks
in de uitleg gebouwd, alles in de bestaande stad. Wie een
eengezinswoning in een weiland wilde, hadden we niks te
bieden. Als de crisis straks over is, staat die vraag er nog.
We zien sowieso, ondanks de crisis dat er in Groningen
nog veel vraag is. De gemiddelde verkooptijden van
bestaande woningen worden landelijk gezien alleen
overtroff en door Amsterdam en Utrecht.’
BinnenstedelijkMaar Groningen blijft ook gericht op binnenstedelijk
bouwen, zegt Haks: ‘Door de start van Meerstad zal het
percentage bouwen in de bestaande stad, afnemen van
bijna 100 vorig jaar tot 60 vanaf 2016. Naast Meerstad is
er nog steeds een fl inke binnenstedelijke opgave.
Groningen heeft nog een fors aantal locaties waar we
verouderde bedrijventerreinen zullen transformeren naar
wonen, werken en leisure. Daar blijven we op inzetten.
Vooralsnog gaan we, jongerenhuisvesting meegeteld, tot
2025 nog 10.000 woningen in de bestaande stad bouwen.’
KrimpHet opmerkelijke van de Groningse situatie is dat de stad
Groningen de komende decennia fl ink blijft groeien, terwijl
met name Noord- en Oost-Groningen nu al zwaar in de krimp
zitten. Volgens gedeputeerde Pim de Bruijne leidt Meerstad
niet tot extra leegloop in de krimpgebieden: ‘Er is geen
een-op-eenrelatie. Het is niet zo dat zonder Meerstad mensen
in Delfzijl gaan wonen. De werkgele genheid concentreert
zich op de as Groningen-Assen, dat is de economische trekker
en daar zul je voldoende woningen moeten aanbieden.’
Toch is er bij Provinciale Staten wel enige twijfel over die
redenering. De wijzigingen in de plannen in Meerstad
leidde in november tot een motie die opriep de eff ecten
van wijzigingen in de regionale woningbouwplannen
beter in kaart te brengen met betrekking tot de krimpge-
bieden. Het onlangs opgerichte Kennisnetwerk Krimp
Noord-Nederland gaat de vraag onderzoeken.
Karin Broer é
‘Geen tandje minder, er zullen wat tandjes van het tandwiel afgaan’
Meerstad (totale
plangebied) en
Meeroevers I (eerste
woongebied d at
momenteel wordt
gereal iseerd)
Illustratie: Meerstad
ROM_11_01_02.indd 23ROM_11_01_02.indd 23 2/1/2011 10:01:19 PM2/1/2011 10:01:19 PM
Trend
‘In Zuid-Limburg regeren de bekrompenheid en de angst voor schaalvergroting. Weten
de bestuurders nog wel wat er leeft onder de burgers? Voor de mensen bestaan gemeen-
tegrenzen niet meer als het gaat om wonen en werken.’
Pittige conclusies van strategisch beleidsadviseur Paul
Baeten van de Provincie Limburg, waarmee hij gemeente-
bestuurders van Zuid-Limburg een spiegel voorhoudt.
Dat deed hij onder meer op een conferentie eind novem-
ber 2010 in Valkenburg, waar bestuurlijk Zuid-Limburg
het smeden van gezamenlijke plannen op het terrein
van woningbouw, zorg en onderwijs op de agenda had
gezet. Dit voorjaar zullen verschillende stuurgroepen van
bestuurders, woningcorporaties en andere ontwikkelaars
hun plannen presenteren. Baeten is benieuwd, want de
bestuurders in het bronsgroen eikenhout hebben al
veel te lang ‘rond de eigen kerktoren gedraaid’. Terwijl
Zuid-Limburg – na een sombere periode van mijnsluitin-
gen, nu gevolgd door een tijdperk van vergrijzing en
bevolkingskrimp – juist behoefte heeft aan wat Baeten
omschrijft als een ‘wenkend perspectief en weids beeld
vanuit de vuurtoren’.
Aan woonruimte geen gebrek in het zuiden van het
land. De bevolking zal er de komende dertig jaar met
26 procent krimpen. Alleen al in Parkstad, de agglomera-
tie Heerlen/Kerkrade, gaat het om een afname met
40.000 inwoners. De bestuurlijke uitdaging is veeleer
voorkomen dat het overschot aan woningen, met vaak
leegstand tot gevolg, omslaat in verpaupering van wijken
en vertrek van de oorspronkelijke inwoners. Jonge
gezinnen prefereren veelal de nieuwbouw in Vinex-stijl
met ruime tuinen aan de randen van steden en dorpen.
Aan die wens willen krimpgemeenten graag gevolg geven.
Zo blijven het inwonertal en het voorzieningenniveau nog
enigszins op peil, nog los van de fi nanciële meevallers die
krimp óók oplevert. Zoals de 44 miljoen die Parkstad van
het Rijk ontvangt om de krimp tegen te gaan.
Regionale sturing‘Het is worstelen tussen lokale binding en regionale
sturing,’ zegt Paul Baeten. ‘Voor gerichte sloop en
woningvernieuwing is het verstandig dat gemeentegren-
zen niet langer maatgevend zijn en dat je je gelden van
woningcorporaties bundelt. Misschien kan de buurge-
meente, of buur-buurgemeen-
te wel een aanlokkelijker
woonperspectief bieden, en
ook als werkomgeving
aantrekkelijker zijn, dan de
gemeente waar je wortels
Aan woonruimte geen gebrek in het zuiden van het land
woningcorporaties bundelt. Misschien kan de buurge-
meente, of buur-buurgemeen-
te wel een aanlokkelijker
woonperspectief bieden, en
ook als werkomgeving
aantrekkelijker zijn, dan de
gemeente waar je wortels
Regionale sturing voor woningkrimp in Zuid-Limburg
januari/februari 2011
24
O ude mi jnwerkersbuur t
Sanderbout , S ittard
Foto: Jerome paumen
ROM_11_01_02.indd 24ROM_11_01_02.indd 24 2/1/2011 10:01:27 PM2/1/2011 10:01:27 PM
januari/februari 2011
25
liggen. Als je met z’n allen numeriek kleiner wordt maar wel
je kleinschalige karakter behouden wil, moet je denken in
grootschaliger oplossingen. En niet blijven doorgaan met
vissen in dorpsvijvertjes.’
Dus niet elke stad zijn eigen brainport of campus met
bedrijven. ‘Je kunt samenwerken door opbrengsten uit
economische activiteiten, zoals een ijzersterk bedrijventer-
rein als DSM-Chemelot, gezamenlijk aan te wenden voor
kwalitatief sterke woonmilieus, die ook nieuwkomers van
buiten de regio aantrekken. Forse bezuinigingen van dit
kabinet maken sowieso urgent dat gemeenten op het gebied
van woningbouw hun eilanddenken loslaten.’
Voor krimp wordt sloop als oplossing aangedragen. ‘Maar
tegelijk moet je wel nieuwe verdienmodellen voor woning-
bouw bedenken. Daar heb je dan die view vanaf de vuurtoren
voor nodig. Anders creëer je met sloop alleen waardeverlies.’
Lagere klassen Met sloop moet je kieskeurig zijn, want anders breng je de
Limburgse identiteit, namelijk die van de mijnwerkersbuur-
ten om zeep, stelt architect Jerome Paumen van bureau HVN
in Hoensbroek. ‘We zijn op zoek naar identiteit, hoor je vaak
in Zuid-Limburg. Die identiteit is er genoeg. Je moet hem
wél uitfi lteren. De neiging is om de krimp eenzijdig af te
wentelen op de lagere sociale klassen. Dat gebeurt met
kaalslag in de sociale huursector, met mijnwerkerswoningen.
Veel van deze buurten zijn sinds 1920 uitgegroeid tot
stadsdelen. Door deze huizen van binnenuit de wijk weg te
vagen, ontstaat een gatenkaas. De restruimtes worden
ingezaaid met gras en het gebied raakt versnipperd.’ In
Kerkrade-West ziet Paumen het nu al gebeuren. ‘In de
historisch gegroeide lintbebouwing worden gaten geslagen
om ruimte te maken voor een nieuw stadshart. Er verrijzen
enorme bouwblokken van zes lagen met koopappartemen-
ten, 5000 vierkante meter aan koopgoot en supermarkten
die met kiloknallers adverteren. Lokale winkeliers verdwij-
nen ten gunste van landelijke ketens, met nog meer
leegstand in aangrenzende winkelstraten als gevolg.
Metropolitische weefsels in een krimpregio veroorzaken
desolate plekken en segregatie.’
RenovatieplanPaumen maakte op persoonlijke titel een renovatieschets
voor de Sittardse mijnwerkersbuurt Sanderbout. Paumens
plan zou een alternatief kunnen zijn voor het besluit van de
woningcorporatie om de wijk te slopen en er nieuwe
woningen neer te zetten, die meer inkomsten opleveren.
Het wijkplatform, dat zelf onder architecten een prijsvraag
uitschreef, verkoos Paumens plan tot het beste. In het kort:
maak van drie of vier woningen er twee-onder-één-kap zodat
deze ook aantrekkelijk worden voor starters op de woning-
markt, verbouw voormalige mijnwerkershuisjes tot senio-
renwoningen met
badkamer en slaapkamer
op de begane grond,
cluster tuintjes tot
groene binnenplaatsen
en leg een nieuw plein
aan met feestzaal en win-
kels dat als dorpskern
fungeert.
Paumen: ‘De systema-
tiek is: refereren aan het
verleden. Wat je door
renovatie kunt behou-
den, is ook het meest
duurzame. Daarmee
kun je krimpproblema-
tiek heel organisch
oplossen, kun je
nieuwbouw aan de rand
van of buiten de stad zo
veel mogelijk vermijden en blijft de sociale cohesie in de
wijk in stand.’
In Treebeek-Hoensbroek zijn tijdelijke houten mijnwer-
kerswoningen, vertelt Paumen, uitgegroeid tot ‘parels van
de mijnwerkerskolonie’, bewoond door jongere generaties.
Aan de overzijde van deze woningen ligt op het voormalige
terrein van de staatsmijn Emma een tochtige, monotone
Vinex-wijk zonder winkels. ‘Je kunt je afvragen,’ aldus
Paumen,’welke wijk de langste houdbaarheidsdatum heeft,
bij welke wijk we op den duur moeten ingrijpen om krimp
te lijf te gaan.’
Kan de provincie voldoende druk organiseren om
gemeentelijke samenwerking op woninggebied af te
dwingen? Beleidsadviseur Paul Baeten: ‘De provincie mag
meer zijn tanden laten zien, maar moet niet terugvallen in
de oude rol van toewijzer van woningcontingenten. Door
een paar regels in het ruimtelijk beleid te combineren met
woningbouw en economisch ontwikkelingsbeleid kun je
redelijk sturend optreden. Het liefst zie ik dit voorjaar een
plan voor de Limburgse woningmarkt waarin de groene en
de rode vlekken zijn ingetekend. Over gemeentegrenzen
heen en met de fi nancieringsconstructies erbij.’
Loek Kusiak é
Gemeentegrens moet niet langer maatgevend zijn bij gerichte sloop en woningvernieuwing
Gevel K oeltoren ‘Gen
Coel ’ - complex , Heerlen
Foto: LK
ROM_11_01_02.indd 25ROM_11_01_02.indd 25 2/1/2011 10:01:29 PM2/1/2011 10:01:29 PM
januari/februari 2011
26
Trend
In de praktijk maken overheden veel te weinig gebruik van de Wro om de kans te vergroten op
succesvolle gebiedsontwikkeling. Professionals en bestuurders laten te veel kansen liggen, zoals
het gebruik van een exploitatieplan als ‘stok achter de deur’, de coördinatieregeling, de verruimde
mogelijkheden tot kostenverhaal en stroomlijning van procedures op grond van de Crisis- en
herstelwet. Dat constateert Harry Gerritsen, senior business consultant Gebiedsontwikkeling bij
Eiff el. Hij toetste de praktijk aan de eerste ‘Ex-durante evaluatie Wro’ en stuitte op koudwatervrees
en het herschikken van prioriteiten, juist door alle wetswijzigingen én als gevolg van de crisis.
Mogelijkheden ruimtelijke regie en kostenverhaal nauwelijks benut
Sturen en afrekenen
De ‘Ex-durante evaluatie Wro’ van het Planbureau voor
de Leefomgeving bevestigt onze praktijkervaring met
het onvoldoende gebruik van de uitgebreide Wro. De exacte
cijfers staan in het kader bij dit artikel. Dat tegenvallende
gebruik valt voor een deel te verklaren door de prioriteiten
die gemeenten zichzelf in gebiedsontwikkeling stellen. De
nadruk ligt tot en met 2013 op de verplichte actualisering
van de geldende bestemmingsplannen.
Ook bevestigt de ‘Ex-durante evaluatie Wro’ dat het
bestemmingsplan nog te weinig als sturingsinstrument
wordt gebruikt. Door genoemde prioritering zijn de
bestemmingsplanwerkzaamheden op dit moment in
hoofdzaak gericht op een concrete (project)ontwikkeling en
op de eerdergenoemde actualisering. De keuzes die gemeen-
ten en provincies maken, worden sterk bepaald door
noodzakelijke bezuinigingsoperaties als gevolg van de
huidige crisis. Meer werk met minder mensen is het devies
voor de komende tijd.
Lokale overheden worstelen daarnaast met de invoering van
drie grote wetswijzigingen op het gebied van de ruimtelijke
ordening binnen een tijdsbestek van twee jaar, namelijk de
Wro (1 juli 2008), de Crisis- en herstelwet (31 maart 2010)
en de Wabo (1 oktober 2010). Die wetswijzigingen brachten
ook een heroriëntatie op de interne samenwerking met zich
mee. Korte termijnen, vaak gesanctioneerd door vergunning-
verlening van rechtswege, het verlies aan een invorderings-
mogelijkheid van leges of een dwangsom wegens niet-tijdig
besluiten, dwingen overheden tot meer effi ciency binnen
hun organisatie. En tot een betere samenwerking.
SturingDe publiekrechtelijke weg voor het verhalen van kosten,
namelijk via een exploitatieplan, wordt zelden gebruikt. Bij
slechts vier procent van alle vastgestelde bestemmingsplan-
nen of projectbesluiten met een bouwtitel is tegelijkertijd
een exploitatieplan vastgesteld.
Overheden ervaren het opstellen van een exploitatieplan als
een last. En dat is onterecht. Het exploitatieplan is behalve
van belang voor het kostenverhaal namelijk ook een
sturingsinstrument bij uitstek. In het verlengde van een
bestemmings- of inpassingsplan kan het exploitatieplan
worden gebruikt om ontwikkelingen te sturen op fasering,
locatie-eisen en woningbouwcategorieën. Dit vereist wel
integraal denken en samenwerking op alle niveaus binnen
een overheidsorganisatie.
In de praktijk komen we vaak voorbeelden tegen van
(anterieure) exploitatieovereenkomsten waarbij de contrac-
terende overheid zich heeft onderbedeeld. Overheden
besteden te weinig tijd aan een integrale afweging van de te
verwezenlijken beleidsdoelstellingen en de fi nanciële
aspecten van een ontwikkeling. Daar komt nog bij dat er een
goede structuurvisie nodig is voor de meest maximale
mogelijkheid tot verhaal van kosten. Zorg dus dat er een
wensbeeld is voor planologische ontwikkelingen en dat dit
wensbeeld op álle niveaus binnen een organisatie is bespro-
ken en gedeeld. Heeft een organisatie de kennis en samen-
werking op orde, dan wordt het strategisch gebruik van een
exploitatieplan een lust in plaats van een last in de handen
van een overheid die daadwerkelijk de regie neemt.
IntegraalEr zijn goede voorbeelden van integrale gebiedsontwikkelin-
gen, gebaseerd op de samenwerking tussen diverse overhe-
den en marktpartijen. Zoals bij de Zuidplaspolder, een
samenwerking tussen onder meer de provincie Zuid-Holland
en de gemeenten Zuidplas, Waddinxveen, Gouda en
Rotterdam.
Een meer recent voorbeeld van een succesvolle samenwer-
king is het project Bloemendalerpolder, waarin het Rijk,
de provincie Noord-Holland, het Hoogheemraadschap
Amstel, Gooi en Vecht en de gemeente Weesp naast een
aantal private partijen participeren. Diezelfde provincie
ROM_11_01_02.indd 26ROM_11_01_02.indd 26 2/1/2011 10:01:32 PM2/1/2011 10:01:32 PM
januari/februari 2011
27
èè
Anterieure fase Posterieure fase
Bovenwijkse voorzieningen Verhaalbaar Verhaalbaar
Geen toetsingscriteria Toetsingscriteria profi jt, proportionaliteit en
toerekenbaarheid
Geen structuurvisie noodzakelijk Geen structuurvisie noodzakelijk; beleidsmatige
onderbouwing in Nota bovenwijks
Geen nacalculatie (tenzij in overeenkomst vastgelegd) Nacalculatie verplicht
Fondsvorming gewenst Fondsvorming gewenst
Bovenplanse verevening Verhaalbaar Verhaalbaar
Geen toetsingscriteria Toetsingscriteria profi jt, proportionaliteit en
toerekenbaarheid
Structuurvisie noodzakelijk Structuurvisie noodzakelijk
Fondsvorming verplicht Fondsvorming verplicht
Bijdrage ruimtelijke ontwikkeling Verhaalbaar Niet verhaalbaar
Structuurvisie noodzakelijk n.v.t.
Fondsvorming verplicht n.v.t.
participeerde ook in het project Wieringerrandmeer, maar de
resultaten van dat project stonden zo sterk onder druk dat
het moest worden afgeblazen.
Ook de provincie Gelderland participeert in diverse rollen
binnen integrale gebiedsontwikkelingen. Hiervoor is het
‘Protocol Gelderse aanpak gebiedsontwikkeling’ opgesteld.
Een mooi voorbeeld van een integrale samenwerking is de
IJsselsprong bij Zutphen, waaraan de provincie, het
waterschap, een aantal ministeries en drie gemeenten
meewerken.
Als plannen al in een vroeg of later stadium sneuvelen, heeft
dat meestal te maken met het niet rond krijgen van de
fi nanciën. Tegenwoordig spelen de veranderde marktom-
standigheden een grote rol. Niet alleen in de initiatieff ase
van een gebiedsontwikkeling is het van belang dat alle
participanten betrokken zijn bij het proces van ‘rekenen en
tekenen’. De totstandkoming van een integrale samenwer-
king en een concreet programma is een iteratief proces,
waarbij programma en de fi nanciële uitkomst elkaar over en
weer sterk beïnvloeden.
Handleiding Het feit dat er zo weinig gebruik wordt gemaakt van het
publiekrechtelijke spoor voor het kostenverhaal (via een
exploitatieplan) is ongetwijfeld de reden waarom het
ministerie van Infrastructuur en Milieu, de VNG en de
Vereniging van Grondbedrijven een handleiding maakten
voor het opstellen van een exploitatieplan.1 Deze Handlei-
ding exploitatieplan sluit aan op de Handreiking Grondex-
ploitatiewet uit 2008.
Maar het exploitatieplan alleen is niet zaligmakend. Het is de
basis voor de te verhalen kosten. Nakoming van een anterieure
overeenkomst is juridisch beter afdwingbaar en kan veel meer
waarborgen omvatten, ook voor onvoorziene omstandigheden.
Zo’n overeenkomst heeft een praktische voorkeur boven
toepassing van een exploitatieplan, waarvan het afdwingen van
nakoming (uiteindelijk via onteigening) veel omslachtiger is.
Aan de andere kant is het niet meer dan logisch dat
overheden wel op voorhand een berekening maken van de
minimaal via het exploitatieplan te verhalen kosten. Dat is
namelijk de basis voor de onderhandelingen over een
anterieure overeenkomst. En voor de onderhandelingen is
het van belang dat een provincie of gemeente duidelijk het
programma, wde fasering en de locatie-eisen voor ogen
hebben. Hiermee zijn dan ook de grote lijnen van een
eventueel exploitatieplan duidelijk. De stap naar een
ontwerp-exploitatieplan is dan ook niet meer zo groot.
Dat het kostenverhaal mogelijkerwijs (nog) als te beperkt
wordt ervaren, verklaart misschien dat het (voormalige)
ministerie van VROM opdracht gaf voor een onderzoek
naar de mogelijkheden van planbatenheffi ng en
(afdwingbare bovenplanse) verevening.2 De vraag is of de
Tweede Kamer brood ziet in de invoering hiervan en
daarmee in een verruiming van het huidige kostenverhaal.
ROM_11_01_02.indd 27ROM_11_01_02.indd 27 2/1/2011 10:01:32 PM2/1/2011 10:01:32 PM
januari/februari 2011
28
UrgentieRijk en provincies hebben in de Wro de mogelijkheid om
meer te sturen als dat noodzakelijk is. Van de normstellende
instrumenten wordt tot nu toe nog niet op elk niveau even
gretig gebruikgemaakt. Op rijksniveau is de invoering van de
eerste tranche van de AMvB Ruimte om diverse redenen
ernstig vertraagd. Er zijn niettemin een aantal inpassings-
plannen in procedure gebracht en zelfs al vastgesteld.
Provincies zijn daarentegen wel redelijk breed gebruik gaan
maken van het voor hen totaal nieuwe instrumentarium.
Gemeenten maken van hun bevoegdheid om bestemmingsplan-
nen vast te stellen veelvuldig gebruik, maar deze zijn over het
algemeen niet sturend van aard. Een structuurvisie vaststellen
met een sturend karakter en als basis voor het kostenverhaal
komen we in de praktijk helaas nog maar zelden tegen.
Gelet op de huidige marktomstandigheden en gegeven de
bezuinigingen zullen overheden naar verwachting meer
gebruik gaan maken van het totale pakket aan sturingsmid-
delen. Ze hebben tegelijkertijd te maken met een (krediet)-
crisis, met (regionale) krimp van de bevolkingsomvang, een
overschot aan pijplijnprojecten, terwijl de marktvraag is
teruggevallen en – last but not least – minder geld. We
mogen hopen dat er niet uitsluitend wordt gestuurd op
kwantiteit in plaats van kwaliteit. Een mooi voorbeeld hoe
dat kan, is het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020.
Hierin hebben Rijk, provincies en gemeenten afgesproken
dat er niet meer ongebreideld bedrijventerreinen worden
ontwikkeld als niet eerst alle mogelijkheden voor herstruc-
turering zijn benut; de zogenaamde SER-ladder. Het gevolg
hiervan zal zijn dat er minder sprake is van intergemeente-
lijke concurrentie en een onnodige overcapaciteit die ook
tot een onnodige aantasting leidt van de ruimtelijke
kwaliteit van het landschap. Bestuurlijke afspraken en
samenwerking op basis van een heldere visie, zoals op het
gebied van bedrijventerreinen, zijn echter ook wenselijk
met betrekking tot woningbouw, detailhandel en de
ontwikkeling van kantoren.
Op dit moment is de fi nanciering van binnenstedelijke
transformaties haast onmogelijk bij gebrek aan winstgeven-
de uitleglocaties. De Stuurgroep onorthodoxe maatregelen
meent dat gemeenten en Rijk moeten samenwerken aan een
nieuw (fi nancieel) perspectief3 en kennis moeten uitwisselen
over de gebruiksmogelijkheden van de bestaande wet- en
regelgeving. Sturing op kwantiteit en kwaliteit, waar
overheden nu dus de middelen voor hebben, is dringend
gewenst. Provincies zouden daarbij meer de regie naar zich
toe moeten trekken. Ze hebben daar zelfs de (morele)
verplichting toe omdat Gedeputeerde Staten toezicht
uitoefenen op de begroting en jaarrekening van gemeenten.
En sturen op bovengemeentelijke en regionale ontwikkelin-
gen is natuurlijk altijd een taak van een provincie. Die
daarnaast (nog) de mogelijkheid heeft om grootschalig te
investeren gelet op de fi nanciële reserves.
Harry Gerritsen é
(Eiff el) hgerritsen@eiff el.nl
Noten
1. Handleiding exploitatieplan, Den Haag, 2010.
2. Financieringsmiddelen uit gebiedsontwikkeling en bestemmingswijzi-
gingen. Een verkenning van de publiekrechtelijke mogelijkheden van
planbatenheffi ng, bovenplanse verevening en verruiming van het
huidige kostenverhaal, Ecorys en VD2, Rotterdam, maart 2010.
3. Rapport van de Stuurgroep onorthodoxe maatregelen ‘De onorthodoxe
benadering bij gebiedsontwikkeling’.
Getalsmatige onderbouwingvan de praktijkobservaties
Aantal projectbesluiten versus bestemmingsplannen
2008: 9 projectbesluiten en 101 bestemmingsplannen
(1 staat tot 11)
2009: 397 projectbesluiten en 1648
bestemmingsplannen (1 staat tot 4)
Aard van de vastgestelde bestemmingsplannen
53% gericht op concrete (project)ontwikkeling en 35%
op actualisering. De overige 12% is gericht op
reparatie (4%) of planmatig (sturend) (8%) van aard.
Verhouding bestemmingsplannen met een bouwtitel
tot exploitatieplannen
53% van de bestemmingsplannen/projectbesluiten
(2154) omvat (een) bouwtitel(s). Daarvan wordt in 4%
van alle gevallen een exploitatieplan (50) vastgesteld.
Bron: Ex-durante evaluatie Wro – Planbureau voor de Leefomgeving,
Den Haag/Bilthoven, 2010 (Onderzoeksperiode 1 juli 2008 tot en met
31 december 2009)
Trend
Gebiedsontwikkel ing
in de Zuidplaspolder,
gebaseerd op samenwer-
king overheden en
marktpar t i jen.
Foto: MR
ROM_11_01_02.indd 28ROM_11_01_02.indd 28 2/1/2011 10:01:32 PM2/1/2011 10:01:32 PM
Th uiskantoor betaalt zich uit in klinkende munt
De belangstelling voor een kantoor-werkplek dicht bij huis neemt hand over hand toe. Terecht. De trend is goed voor het milieu én goed voor de portemonnee. Alle reden dus om deze ontwikkeling via het ruimtelijk beleid te bevorderen.
Ruim een derde van alle werkenden
in Nederland begint de werkdag
met een rit naar kantoor in een
andere gemeente om tegen de avond
deze weg in omgekeerde richting weer
af te leggen. Dit patroon eist grote
maatschappelijke off ers, zoals
ongevallen en letsels en verbrokkelde
steden en dorpen. Tel daarbij op het
milieubederf door energie- en
materiaalbeslag, vuile lucht en
natuurverlies.
Een alternatief is het realiseren van
kantoorplekken in woonbuurten.
Technologie hiervoor is in betere
elektronicazaken verkrijgbaar en
communicatiemiddelen gebruikt
vrijwel iedereen. Bovendien voorziet
een kantoorwerkplek in of dicht bij
huis in een behoefte gezien het
groeiend aantal zzp’ers en kleine
zelfstandigen. Sommigen ontplooien
zich zelfs tot de multinationaal
opererende netwerken, de micromulti-
nationals met vestigingen in meerdere
landen. De netwerkeconomie is dus
geen randverschijnsel meer.
In vergelijking met een centrale
kantoorvestiging kan met gedistribu-
eerde kantoor-werkplekken fl ink op
kosten worden bespaard, waaronder die
van een parkeerplaats bij het kantoor
en ongeveer 400 uur per jaar tijdsverlies
vanwege het grotendeels wegvallen van
de reistijd. Ook wordt bespaard op
enkele m2 kantooroppervlak per
werkplek omdat bruto- en netto-opper-
vlak van een gedistribueerd kantoor
dichter bij elkaar liggen. Daartegenover
staan hogere kosten van moderne infor-
matie- en communicatietechnologie en
de kosten van deskundige arbeid om de
technologie te onderhouden.
Al met al nemen de gemiddelde keten-
kosten per kantoor-werkplek af van
ongeveer 22.000 euro tot circa 18.000
euro per jaar. Doorgerekend naar de
potentiële mogelijkheden van deze
nieuwe manier van werken betekent dat
hiermee vele tientallen miljoenen euro’s
te besparen zijn. Daarnaast zijn er hoge
indirecte baten omdat de maatschappe-
lijke en ecologische off ers van het
woon-werkverkeer worden beperkt.
Ondanks alle voordelen komt de transitie
van centrale naar gedistribueerde
kantoren niet vanzelf op gang. Eerst
moet het gedrag van zowel werknemers
als organisaties veranderen. Ook moeten
mensen leren om hun werk- en privérela-
ties anders in te richten. De transitie kan
wellicht op gang komen in de organisaties
die al in hoge mate op zelfstandigheid en
fl exibiliteit van het personeel drijven,
zoals in het beleids-, onderzoeks- en
opleidingsveld. Als hiermee circa 10% van
het kantoorwerk wordt gedistribueerd,
scheelt dat heel wat fi les. Het ruimtelijk
beleid kan dit bevorderen door experi-
menten met de gedistribueerde kantoren
te faciliteren en tegelijk het ruimtever-
bruik voor kantoren in te dammen.
Dr. Yoram Krozer, é
Lid VVM-werkgroep Innovatie en
werkzaam bij Universiteit Twente/
Sustainable Innovations Academy
VVM AgendaVervolgcursus Meten van Emissies
naar Lucht (drie dagen)
Vrijdagen medio maart april 2011
Regardz Eenhoorn, Amersfoort
Cursus Modellering van versprei-
ding van luchtverontreiniging
Vrijdagen medio mei juni 2011
Wageningen en Utrecht
Wereldmilieudag
Zondag 5 juni
Nationale Milieudag
Vrijdag 17 juni
Provinciehuis Zuid-Holland
Milieubeurs
Dinsdag 4 t/m donderdag 6 oktober
Brabanthallen, Den Bosch
NCGG6
Woensdag 2 t/m vrijdag 4 november
Amsterdam
VVM Adresgegevens
Josquin des Prézstraat 1
Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch
T 073-6215985
F 073-6216985
W www.vvm.info
De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet
zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als
criterium om lid te worden, maar het werkveld. De achtergrond van de leden is daarom heel divers. Juist
die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en in-
spirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is
het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.
januari/februari 2011
29
ROM_11_01_02.indd 29ROM_11_01_02.indd 29 2/1/2011 10:01:32 PM2/1/2011 10:01:32 PM
januari/februari 2011
30
Monumentenzorg is een slimme investering. Het levert zowel landelijke als lokale overheden geld op.
Elke uitgave verdient zich dubbel terug. Toch zet het kabinet het mes ook in de monumentenzorg. Volgens
Pieter Baars valt te vrezen dat hierdoor ons cultuurhistorische erfgoed verschraalt terwijl de economie er
nog onder lijdt ook.
Monumentenzorg als goudmijn
WinstgevendDaarnaast bezuinigen centrale en decentrale overheden ook
nog eens op de monumentenzorg. Monumentenzorg leek
onder het kabinet-Rutte buiten schot te blijven, maar is toch
meegenomen in de generieke bezuinigingen op cultuur. In
deze kabinetsperiode wordt structureel vijf procent op
monumentenzorg bezuinigd. Lokale overheden laten zich
ook niet onbetuigd en bezuinigen op personeel, expertise en
subsidies. Dat is niet verstandig. Niet alleen omdat de
voorraad te restaureren panden hierdoor stijgt, maar ook
omdat een potentiële inkomstenbron hiermee opdroogt.
Restauratiesubsidies hebben een gunstig eff ect op de
Nederlandse economie. Elke miljoen euro aan investeringen
leidt tot gemiddeld 5,1 manjaren extra werkgelegenheid.
Bovendien verdient de overheid de investeringen in
monumenten terug dankzij verhoogde belastinginkomsten.
En passant stellen we onze historische plicht om het
cultureel erfgoed fatsoenlijk over te dragen ook nog eens
veilig.
Bureau Berenschot heeft in 2010 op verzoek van het Natio-
naal Restauratiefonds de economische eff ecten van investe-
ringen onderzocht. Uit deze studie blijkt dat het Rijk van
elke in monumentenzorg geïnvesteerde euro direct 0,97 euro
terugverdient in de vorm van hogere belastinginkomsten.
Het Centraal Planbureau heeft berekend dat macro-econo-
misch uiteindelijk van elke euro 1,50 euro terugvloeit in de
staatskas (zie ook het onderzoeksrapport ‘Investeren in
Monumenten 2010’ van het Nationaal Restauratiefonds).
WaardestijgingNiet alleen de rijksoverheid wordt beter van de monumen-
tenzorg, ook gemeenten profi teren van investeringen in de
Wat zou Nederland zijn zonder zijn unieke monumen-
ten? Niet alleen zou de cultuurhistorische erfenis
verkwanseld zijn, we zouden ook forse economische schade
lijden. Uit diverse onderzoeken blijkt dat investeren in
monumenten zich ruimschoots terugbetaalt. Deze
goudmijn voor de overheid wordt nu echter van twee
kanten bedreigd: door de op stapel staande nationale en
lokale bezuinigingen, en door de onvoorziene gevolgen van
de op zich goedbedoelde aanpassing van het Besluit
ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit omgevingsrecht
(Bor). Deze aanpassingen behelzen dat meer werkzaamhe-
den vergunningvrij worden en dat gemeenten vanaf medio
2011 meer verantwoordelijkheden krijgen voor de cultuur-
historie. De lokale overheden hebben echter onvoldoende
capaciteiten om daar naar behoren op in te haken.
Toevalstreff ersTe vrezen valt dat gemeenten hun nieuwe verantwoordelijk-
heid niet kunnen waarmaken als gevolg van de verande-
rende Bro en Bor. Degenen die er wel werken, ontberen
veelal de noodzakelijke deskundigheid. In de beleidsbrief
Modernisering Monumentenzorg van 2009 erkent het
ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
dat lang niet alle gemeenten voldoende kennis in huis
hebben om hun rol in de erfgoedzorg goed te kunnen
uitvoeren. Het onderzoek van bureau AEF in opdracht van
OCW bevestigt dit beeld. Middelgrote gemeenten hebben
zeker vijf jaar nodig om MoMo-proof te worden en kleinere
gemeenten zeven jaar. Cultuurhistorie en archeologie zijn
meestal slechts een klein onderdeel van het takenpakket
van de gemeenteambtenaren. Ze doen het erbij. Uit
onderzoek van adviesbureau Royal Haskoning voor de
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed blijkt bovendien dat
de bestuurlijke aandacht voor cultuurhistorie vooral wordt
bepaald door de persoonlijke belangstelling van een
wethouder. Het overgrote deel van ’s lands gemeenten
dreigt te worden overvraagd en zal de beleidsdoelstelling
van de modernisering van monumentenzorg voorlopig niet
kunnen realiseren.
Restauratiesubsidies hebben een gunstig eff ect op de Nederlandse economie
Forum
ROM_11_01_02.indd 30ROM_11_01_02.indd 30 2/1/2011 10:01:32 PM2/1/2011 10:01:32 PM
januari/februari 2011
31
cultuurhistorie. Uit onderzoek van advies- en ingenieursbu-
reau Witteveen+Bos blijkt dat authenticiteit en de aanwezig-
heid van historische kenmerken een meerwaarde opleveren
van € 34.000 per woning. Buurten met veel monumenten
hebben gemiddeld een hogere vastgoedwaarde. De hogere
vastgoedwaarde van historische gebouwen levert gemeenten
hogere inkomsten op via de onroerendezaakbelasting. Ook
de toeristenbelasting neemt voor gemeenten met veel
cultureel erfgoed toe. Het historische karakter van de
binnenstad van Delft levert de stad jaarlijks € 400.000 extra
op. Een omgeving met cultureel erfgoed is ook een aantrek-
kelijke vestigingsplaats voor hoogopgeleide en creatieve
mensen en bedrijven.
Monumentenzorg levert de samenleving veel op: geld en een
erfenis om trots op te zijn. Door louter naar de korte termijn
te kijken, doen landelijke en lokale politici de schatkist en
het landschap tekort. De inkomsten dalen, de economie lijdt
en de gebouwen verloederen. Onze cultuurhistorische
geschiedenis is kwetsbaar en als we niet oppassen, laten we
het nageslacht een schraler aanzicht van onze dorpen,
steden en landschap na. Gemeenten moeten blijven
investeren in vakkundigheid en capaciteit. Beleidsmedewer-
kers ruimtelijke ordening moeten meer gevoel krijgen voor
de cultuurhistorische waarden in de gemeente. Rijk,
provincies en gemeenten doen er voorts verstandig aan om
een plan van aanpak te ontwikkelen, waardoor alle gemeen-
ten beter proactief kunnen inzetten op cultuurhistorie als
inspiratiebron voor de inrichting van de ruimte. En laat het
geld dan maar binnenstromen.
Pieter Baars é
hoofd communicatie en strategie
Nationaal Restauratiefonds
Buurten met veel monumenten hebben gemiddeld een hogere vastgoedwaarde
L eiden: industr ieel
er fgoed
Foto: MR
ROM_11_01_02.indd 31ROM_11_01_02.indd 31 2/1/2011 10:01:33 PM2/1/2011 10:01:33 PM
januari/februari 2011
32
Forum
Natuurorganisaties, boeren en lokale overheden frustreren de natuurontwikkeling in
Nederland. Zij stellen bij natuurontwikkelingsprojecten slechts hun eigen belangen centraal.
Deze situatie levert alleen maar verliezers op, zowel op lokaal als op landelijk niveau. Er is
een gebrek aan onderling vertrouwen en te weinig zicht op verandering. Projecten vertragen,
frustraties lopen hoog op en veel middelen worden verspild. Philip Drontmann pleit voor
begrip voor elkaars standpunten, en samen zoeken naar overeenkomstige belangen.
Focus op eigen belang frustreert een mooier Nederland
vaak bekoeld. Dit uit zich dan in juridisch getouwtrek en
vervelende uitspraken in de media.
Betrokken partijen bij natuurontwikkeling denken nog te
veel in onmogelijkheden in plaats van mogelijkheden. Zij
stemmen bij voorbaat tegen de plannen van de ‘tegenpartij’
en verdiepen zich niet in hun achtergrond en mogelijk
In Nederland zijn veel projecten bekend waar een afstande-
lijke relatie tussen natuurorganisaties en boeren is
ontstaan als gevolg van complexe natuuropgaven. Voorbeel-
den hiervan zijn de plannen voor het Wieringermeer,
Horstermeerpolder, Het Buijtenland van Rhoon en de
Empese en Tondense heide. Ook de relatie tussen lokale
overheden en de agrarische belangenvertegenwoordigers is
Natuurorganisat ies ,
bedr i j fs leven en
overheden zi jn met
e lkaar in gesprek om te
zoeken naar oplossingen
voor de taaie
vraagstukken rond de
Eemsdelta .
Sam
en
werkende partijen
InternSOM
1. Doel stellen9. Evaluatie
Interneorganisatie Voorbereidend
Voorbereidend kwadrantMonitorend kwadrant
Uitvoerend
Uitvoerend kwadrant
Extern
Analytisch/controlerendkwadrant
2. Inventariserenissues/
stakeholders/mijlpalen
3. Identificeren/analyseren
standpunten enbelangen
4. Strategieper stakeholder
bepalen
5. Effectief enresultaatgerichtdialoog starten
6. Constuerendonderhandelen
7. Conflictresolution
8. Monitoring
4. Verankerenen monitoren
1. Etalerenmethode
2. Bewijsvoeringverzamelen
3. Overdragenop anderen
ROM_11_01_02.indd 32ROM_11_01_02.indd 32 2/1/2011 10:01:35 PM2/1/2011 10:01:35 PM
januari/februari 2011
33
gedeelde belangen. Partijen stellen zich daarbij onvoldoende
kwetsbaar op uit angst zichzelf te veel bloot te geven en de
controle te verliezen. Doordat zij niet hun eigen onzekerhe-
den benoemen en de feiten boven water halen, slagen zij er
niet in de verdiepingsslag te maken en tot resultaten te
komen. In plaats daarvan denken zij vanuit een ivoren toren
na over wat zij zelf willen bereiken. Dit zorgt ervoor dat er
geen constructieve oplossingen voor natuuropgaven bedacht
worden. Natuurontwikkeling in Nederland komt hierdoor
niet tot bloei.
InterventiestrategieDe oplossing voor deze dilemma’s en belangentegenstellin-
gen ligt zo vaak dicht bij huis, dat de meeste belanghebben-
den er onbewust overheen stappen. Eenvoudig gezegd geldt
het adagium: zorg dat je met elkaar aan tafel komt en elkaar
begrijpt. Dat gaat echter verder dan samen een kop koffi e
drinken, je hart luchten en aangeven dat je de situatie ook
best ongemakkelijk vindt. Deze eenvoudige voorstelling van
zaken levert te weinig structurele resultaten op. De omstan-
digheden zijn complexer en weerbarstiger en vragen een
planmatige aanpak, een interventiestrategie, gebaseerd op
oprechte interesse in de belangen van de stakeholders. Het is
essentieel dat betrokken partijen elkaars belangen begrijpen.
Pas daarna kunnen zij nadenken over de mogelijke oplos-
singsrichtingen.
In de praktijk gaat dat als volgt. Eerst dienen alle partijen
zich te verdiepen in de tegenpartij. Wat weet je van je
gesprekspartners? Speel hierbij geen detective, maar verdiep
je gedegen in de ander. In de dialoogfase moet er vooral
worden geluisterd naar de tegenpartij. Vragen moeten
worden gesteld en veronderstellingen moeten worden
getoetst. Om te komen tot een constructieve dialoog loont
het om langs de beelden te lopen die mensen van kinds af
aan hebben meegekregen. Deze hebben grote invloed op hoe
er gedacht wordt over natuurontwikkeling in relatie tot
functies zoals landbouw en wonen. Stap over van uitwisse-
ling van standpunten naar het willen begrijpen van elkaars
belangen. Standpunten kunnen vrij gemakkelijk veranderen,
belangen blijven constant. Voorbeelden van boerenbelangen
zijn brood op de plank en continuïteit, terwijl voor natuuror-
ganisaties geldt dat behoud van natuur en steun bij de
achterban belangrijk zijn. Neem de tijd om elkaar te begrij-
pen, zowel op het emotionele als inhoudelijke vlak van de
vraagstukken.
IssueteamsVoor alle partijen die een sleutelrol spelen bij de versterking
van onze natuur, levert de hiervoor beschreven aanpak
profi jt op. Exemplarisch hiervoor is de aanpak die de
Provincie Groningen in 2010 heeft gekozen bij het Project
Ecologie & Economie in Balans voor de Eemsdelta. Dit is een
project dat als doel heeft balans te creëren tussen de
economische ontwikkeling van de havenregio’s rond Delfzijl
en het waddengebied. Natuurorganisaties, bedrijfsleven en
overheden met verschillende standpunten en belangen zijn
hier met elkaar in gesprek gegaan om gezamenlijk te zoeken
naar oplossingen voor de taaie vraagstukken rond de
Eemsdelta. De aanpak in dit project is in vier verschillende
kwadranten opgedeeld. In het voorbereidende kwadrant is
door de provincie een issueanalyse en stakeholdersanalyse
uitgevoerd om te inventariseren over welke onderwerpen
partijen van mening verschillen (issues), wat hun belangen
zijn en in welke mate elk issue ieders belangen raakt. Op
basis daarvan zijn in het tweede kwadrant prioritaire issues
bepaald. Met een van deze issues is men gestart. Voor dit
prioritaire issue is een Issueteam gevormd met vertegen-
woordiging uit de stakeholders. Stakeholders hebben in
gezamenlijkheid gekeken wat de stand van zaken is, feiten
bijeengebracht en beelden indringend en open met elkaar
gedeeld. Om met elkaar tot afspraken en maatregelen te
komen, hebben de issueteamleden een gedeeld beeld van het
probleem vastgesteld, een belangrijke stap in het bouwen
van vertrouwen en om te komen tot duurzame oplossingen.
Met dit gedeelde beeld als vertrekpunt worden in het derde
kwadrant maatregelen geïnventariseerd, nieuwe oplossingen
uitgedacht en gewogen. In het vierde kwadrant zullen de
partijen tot afspraken komen over de maatregelen, imple-
mentatie en monitoring.
Provincies en gemeenten moeten blijvend het initiatief
nemen bij natuurontwikkeling. Laten zij in de planfase de
betrokken partijen uitnodigen om alle belangen op tafel te
brengen en vertrouwen te bouwen door een gezamenlijk
proces te bewandelen. Niet de regie pakken, maar faciliteren
en meedoen. Er ontstaat ruimte voor creativiteit en
onorthodoxe oplossingsrichtingen. Gedeelde belangen geven
energie en vaart. Een aanpak die zorgt voor gedragen
oplossingen die daarom langer stand houden en frustraties
omzet in plezier tot samenwerken.
Philip Drontmann é
Adviseur Mutual Gains
Twynstra Gudde
Betrokken partijen bij natuurontwikkeling stellen zich onvoldoende kwetsbaar op uit angst de controle te verliezen
ROM_11_01_02.indd 33ROM_11_01_02.indd 33 2/1/2011 10:01:35 PM2/1/2011 10:01:35 PM
januari/februari 2011
34
Bij de aanleg van de Vinex-wijk Stadshagen heeft de
gemeenteraad van Zwolle besloten de verloren gegane
weidevogelpopulatie op vrijwillige basis te compenseren.
Toentertijd was nog geen sprake van verplichte compensatie.
Het zou gaan om tweehonderd paren van met name kievit,
grutto en tureluur, en in mindere mate scholekster, wulp,
veldleeuwerik en gele kwikstaart.
Veelal wordt bij natuurcompensatie grond aangekocht en
overgedragen aan een natuurbeschermingsorganisatie. Hier
gaat het echter om weidevogels, waarvan de aanwezigheid
nauw samenhangt met agrarisch grondgebruik. Daarom is
gezocht naar een manier van compensatie in samenwerking
met agrariërs, zonder hiervoor zelf grond aan te hoeven
kopen. Hierbij speelt tevens een rol dat Stadshagen grenst
aan het Nationaal Landschap IJsseldelta, een gebied waar
het agrarisch gebruik van de polder bijdraagt aan de
landschappelijke kwaliteit van het gebied.
StructureelDe gemeente Zwolle wil een langjarige vorm van samenwer-
king. Ze ziet natuurherstel niet als iets tijdelijks, maar als
een structurele compensatie van aangetaste natuurwaarden.
Tegelijkertijd moet ook voor de betrokken agrariërs duidelijk
zijn dat een langjarige samenwerking meerwaarde heeft
boven de bestaande kortlopende weidevogelsubsidies.
Daarnaast wil de gemeente Zwolle dat de agrariër op de een
of andere wijze aandacht besteedt aan voorlichting van de
Zwollenaren. Vervolgens heeft de Zwolse gemeenteraad
aangegeven dat de compensatie dient plaats te vinden in het
Nationaal Landschap IJsseldelta, en gemakkelijk bereikbaar
moet zijn voor Zwollenaren. Opmerkelijk is dat het zich niet
per se binnen de Zwolse gemeentegrenzen hoeft af te spelen.
Na een bijeenkomst met het bestuur van de Agrarische
Natuurvereniging Camperland kwam de gemeente Zwolle in
Compensatie van weidevogels
De Zwolse aanpak In de polder Mastenbroek onder de rook van de stad Zwolle krijgt een unieke vorm van
natuurcompensatie vorm. Een langjarige samenwerking tussen de gemeente en een agrariër,
met structurele vergoedingen voor weidevogelbeheer boven op bestaande subsidies. De
gemeente hoeft de grond niet aan te kopen, de boer heeft harde garanties voor zijn agrarisch
natuurbeheer, de Zwollenaren hebben toegang tot een bijzonder natuurgebied.
Etalage
ROM_11_01_02.indd 34ROM_11_01_02.indd 34 2/1/2011 10:01:35 PM2/1/2011 10:01:35 PM
januari/februari 2011
35
contact met de voortrekkers van het weidevogelbeheer. ‘Daar
begon de zoektocht naar gemotiveerde agrariërs, waar we
een langjarige samenwerking mee aan konden gaan’, vertelt
projectleider Marjan Vervoort. Deze resulteerde in het
voorjaar van 2010 in een samenwerkingscontract met de
maatschap Pelleboer, een biologisch melkveebedrijf in de
polder Mastenbroek op zo’n vier 4 km van Stadshagen.
LangjarigOp de vraag wat dit bedrijf zo geschikt maakt voor een
duurzame compensatie van weidevogels, wijst stadsecoloog
Lieuwe Dijkstra op de ruime ervaring met weidevogelbeheer
bij deze agrariër. ‘Hij heeft regelmatig meegedraaid in
provinciale subsidieprogramma’s op dit gebied. De melkvee-
houderij heeft een goede weidevogelstand, die echter nog
ruimte biedt voor groei.’ Dijkstra wijst erop dat het niet de
bedoeling is om alleen bestaande populaties te beheren.
‘Compensatie treedt pas op wanneer er op het bedrijf een
groei van de populaties plaatsvindt.’
Het bedrijf heeft een duidelijke visie op de toekomst en dat
is voor de gemeente een groot voordeel en een uitdrukke-
lijke voorwaarde, vult Marjan Vervoort aan. ‘Een langjarig
contract heeft langdurig consequenties voor de bedrijfsvoe-
ring, ook voor de bedrijfsopvolger. Die moet er achter
staan. De agrariër heeft er bovendien plezier in om met
mensen om te gaan, wat goed aansluit bij de wens van de
gemeente Zwolle om de weidevogelcompensatie door
middel van het ontvangen van groepen en het organiseren
van excursies beter onder de aandacht van het publiek te
brengen.’
Het feit dat het een biologisch melkveebedrijf betreft,
betekent niet dat gangbare bedrijven geen geschikte
kandidaat zouden kunnen zijn. ‘Maar het Zwolse beleid is
gericht op stimulering van biologische landbouw’, laat
Vervoort weten. ‘En er zijn bovendien sterke aanwijzingen
dat het bodemleven op biologische bedrijven meer voedsel
biedt voor opgroeiende weidevogels’, vult Dijkstra aan.
Alterra heeft voortdurend de voorstellen die op tafel
kwamen doorgerekend op succes. Ecoloog Lieuwe Dijkstra
daarover: ‘Maatgevend is de gruttostand, een erg belangrijke
en kritische weidevogelsoort. Het beheerplan is uiteindelijk
geoptimaliseerd op kosten en op de jaarlijkse productie van
vliegensvlugge gruttojongen. De laatst gemeten gruttostand
van het bedrijf van maatschap Pelleboer was vijftien paar (in
2009). De modellen van Alterra, voornamelijk gebaseerd op
de beschikbaarheid van zogenaamd kuikenland in de periode
dat de gruttojongen opgroeien, voorspellen uiteindelijk een
toename van de gruttostand naar 43 paar.’
De gemeente ziet natuurherstel als een structurele compensatie van aangetaste natuurwaarden
èè
ROM_11_01_02.indd 35ROM_11_01_02.indd 35 2/1/2011 10:01:42 PM2/1/2011 10:01:42 PM
januari/februari 2011
36
SamenwerkingscontractHet agrarisch bedrijf van de maatschap Pelleboer beslaat
55 ha. Voor 6,5 ha was al een zogenaamd SNL-pakket
afgesloten, in het kader van het subsidiestelsel Natuur- en
Landschapsbeheer zoals dat met ingang van 1 januari 2010 in
Nederland is ingegaan. Deze contracten lopen over een periode
van zes jaar. ‘Langjarige investeringen zijn dan moeilijk voor
agrariërs omdat er geen garantie is wat er na die zes jaar
gebeurt en ‘omdat investeringen niet vergoed worden. De visie
van de boer reikt in dit geval verder,’ weet Marjan Vervoort te
vertellen. ‘En daarom biedt dit samenwerkingscontract met de
gemeente Zwolle meer perspectief.’ (Zie kader.) Hierdoor kan
bijvoorbeeld de meerprijs van biologisch voer worden vergoed.
Bovendien stimuleert de premie bij succes de boer om ervoor
te zorgen dat zijn weidevogelpopulatie groeit.
Vervoort: ‘Er is een eerste looptijd afgesproken van twintig
jaar, met een mogelijkheid tot verlenging. De beoogde
bedrijfsopvolger heeft het contract meeondertekend.’
Verder reserveert de gemeente budget om te zorgen dat de
subsidies ook doorlopen indien de bestaande SNL-regeling
verdwijnt. Indien de SNL-subsidie ruimer wordt, wordt deze
in mindering gebracht op de gemeentelijke reservering.
PublieksfunctiesKomend voorjaar kunnen Zwollenaren het bijzondere
agrarische weidevogelgebied bezoeken. Gedurende het
broedseizoen worden weidevogelexcursies gehouden.
Hiervoor is budget beschikbaar dat bijdraagt aan de
inrichting van een ontvangstruimte, een personenbusje voor
de excursies, kijkers en bebording. Plaats en tijd van de
excursies worden bekendgemaakt via VVV en huis-aan-huis-
bladen.
De agrarische natuurvereniging Camperland voert tellingen
uit van het aantal broedende vogels. Dit is bepalend voor de
hoogte van de legselbeheervergoeding. Tevens worden bij
deze tellingen de nesten gelokaliseerd, waarna de volgorden
van maaien van de diverse percelen (maaitrappenbeheer)
wordt bepaald.
Lieuwe Dijkstra ten slotte: ‘We hebben alles in contracten
met de boer vastgelegd. Dat moet, als je voor twintig jaar een
verplichting met elkaar aangaat. Maar het belangrijkst is, dat
er wederzijds vertrouwen is. Dat heeft geleid tot een goede
verstandhouding, waarbij er oog is voor elkaars belangen.
Weidevogels hebben veel belang bij continuïteit, net als een
agrarische ondernemer.’
Met medewerking van: é
Marjan Vervoort, projectleider Noordelijke Stadsrand
Zwolle/Nationaal Landschap IJsseldelta
Lieuwe Dijkstra, gemeente Zwolle, ecoloog
Voor meer informatie: [email protected]
Beheermaatregelen
Binnen de reguliere SNL krijgt de boer een aantal maatregelen vergoed. De vergoedingen zijn te
onderscheiden in:
3 ha weidevogelgrasland met rustperiode van 1 april tot 1 juni 897 euro
3 ha kruidenrijk weidevogelgrasland 3381 euro
6 ha toeslag ruige mest 834 euro
0,5 ha plas dras van 15 februari tot 15 juni 1063 euro
Legselbeheervergoeding (vast deel) 1100 euro
4 ha keukenstrokenbeheer verdeeld over 40 ha, 1536 euro
Totaal 8811 euro
Verder kent SNL een variabele legselbeheervergoeding voor kritische soorten van 34,50 euro per nest.
Binnen de Zwolse aanpak krijgt de boer jaarlijks een aantal aanvullende vergoedingen. Deze zijn te onderscheiden in:
– jaarlijks vergoeding voor het maaitrappenbeheer op maximaal 40 ha;
– jaarlijkse vergoeding voor de meerprijs van biologisch voer op 46,5 ha (ha’s SNL plus maaitrappenbeheer);
– jaarlijkse (aanvulling op) vergoedingen voor legselbeheer op 55 ha;
– jaarlijkse vergoedingen voor excursies en voorlichting.
Etalage
ROM_11_01_02.indd 36ROM_11_01_02.indd 36 2/1/2011 10:01:51 PM2/1/2011 10:01:51 PM
januari/februari 2011
37
Zwolse volkswijk krijgt mogelijk eigen duurzame dienstenbedrijf
Samenwerking sleutel voor duurzame
herstructurering in Dieze-Oost
Dieze-Oost, de karakteristieke woonbuurt aan de noordkant van Zwolle, zal over een
aantal jaren hét paradepaardje van duurzame stedelijke herstructurering zijn. De jaren
vijftig en zestig portiekflats ondergaan een grondige modernisering, het winkelgebied
krijgt een facelift en er wordt fors geïnvesteerd in de openbare ruimte; en dat allemaal met
duurzaamheid als leidend principe. Meest verregaand zal de gebiedseigen energievoorziening
zijn, op basis van ondergrondse warmte- en koudeopslag. Om daar het optimale rendement
uit te halen, is de oprichting van een duurzame-dienstenbedrijf noodzakelijk. De stad
is ambitieus, de corporaties willen graag meedoen. Dit jaar moet duidelijk worden of de
businesscase haalbaar is.
Duurzaamheid is een vitale pijler onder het collegepro-
gramma van het Zwolse stadsbestuur. In juli 2009 is
door de gemeente Zwolle en de Zwolse woningbouwcorpora-
ties het convenant ‘Samen voor een duurzame voorraad’
getekend (zie het tweede kader). Het convenant bevat
prestatieafspraken over duurzaamheid die gelden voor de
gehele Zwolse huurwoningvoorraad. Dieze-Oost is de eerste
woonbuurt die wordt aangepakt.
Praktijkdossier
èè
ROM_11_01_02.indd 37ROM_11_01_02.indd 37 2/1/2011 10:01:51 PM2/1/2011 10:01:51 PM
januari/februari 2011
38
Praktijkdossier
Scenari
Sam
enw
erki
ngP
eop
leP
lane
tCo
ncep
tP
rofi
t
Sam
envatting Dieze O
ost.indd 11/31/2011 12:39:26 P
MDuurzaamheidsvisie
De duurzaamheidsvisie Dieze-Oost is opgebouwd rond vijf scenario’s en een vertrekpunt die staan weergegeven in het
fi guur. De bovenste horizontale balk visualiseert het vertrekpunt en de scenario’s aan de hand van icoontjes. Van links
naar rechts zijn de scenario’s in oplopend ambitieniveau van samenwerking weergegeven. Deze samenwerking is
gevisualiseerd in de tweede balk. Hiervoor zijn in Dieze-Oost vijf belangrijke actoren benoemd: gemeente Zwolle, beide
woningbouwcorporaties, energiebedrijf en de particuliere woningbezitters. Bij het vertrekpunt zweven de partijen los
van elkaar en vindt samenwerking slechts incidenteel plaats. Vanaf het eerste scenario wordt de samenwerking
intensiever en structureel van aard. Drie horizontale balken daaronder geven per scenario weer in welke mate duur-
zame ambities op het gebied van People, Planet en Profi t worden gerealiseerd. Voor elke P zijn daartoe deelaspecten
benoemd, bijvoorbeeld CO2-
uitstoot en woonlasten. Hoe verder de balk gevuld is, hoe groter de behaalde voordelen ten
opzichte van het vertrekpunt. Gezamenlijk geven de drie P’s per scenario de duurzaamheidsbalans weer. Door scena-
rio’s naast elkaar te presenteren kunnen scenario’s eenvoudig onderling worden vergeleken. Bij het vertrekpunt zijn
geen van de duurzame ambities gerealiseerd en bij het vijfde scenario zijn de duurzame ambities maximaal gerealiseerd.
Duurzaamheid vormt daarmee binnen de duurzaamheidsvisie geen doel op zich maar een toetsingsinstrument
waarmee het eff ect van keuzes inzichtelijk kan worden gemaakt.
AchtergrondMet de duurzame herstructurering hebben de gemeente Zwolle en de woningbouwcorporaties zich een ambitieus doel
gesteld. Aan TTE en Aramis is de opdracht gegeven om met een duurzaamheidsvisie verder invulling aan de benodigde
ROM_11_01_02.indd 38ROM_11_01_02.indd 38 2/1/2011 10:02:03 PM2/1/2011 10:02:03 PM
januari/februari 2011
39
io
Sam
envatting Dieze O
ost.indd 11/31/2011 12:39:26 P
M
èè
fysieke ingrepen te geven. Technische concepten vormen hiervoor de basis. Welke energieconcepten zijn toepasbaar? De
duurzaamheidsbalans laat zien dat vanuit de techniek gemaakte keuzes van invloed zijn op andere thema’s. De aanleg
van bijvoorbeeld een collectieve energievoorziening op wijkniveau biedt kansen om gelijktijdig de openbare ruimte aan
te pakken en zelf de exploitatie ter hand te nemen waarmee kansen ontstaan om de woonlasten in toom te houden.
Technisch blijkt alles mogelijk te zijn maar de mate van samenwerking bepaalt uiteindelijk de duurzaamheid van de
herstructurering. Dat is de basisgedachte van de duurzaamheidsvisie. Deze stelling is onderbouwd door op businesscase-
niveau de scenario’s voor een periode van 25 jaar door te rekenen.
WaardevrijDe scenario’s zijn geen waardeoordeel en ook niet tot in detail uitgewerkt. De scenario’s schetsen de opgave waar
gemeente en woningbouwcorporaties voor staan. Ze laten de inspanning zien die geleverd moet worden om ambities op
papier om te zetten naar resultaten in de praktijk. Duidelijk is dat een hoge duurzaamheid verdergaande eisen aan de
samenwerking stelt dan gebruikelijk. Partijen moeten dit kunnen en willen. Zwolle en de woningbouwcorporaties
hebben elkaar hierin gevonden en streven alle ambitieniveau 3 na. De duurzaamheidsvisie en het samenvattende fi guur
blijken hierin een belangrijk bindmiddel te zijn. Ze maken dat helder en eenvoudig gecommuniceerd kan worden
waarom samenwerking zo belangrijk is. Hiermee ligt een stevige basis om in 2011 ambities daadwerkelijk waar te
maken.
Siebe Vrieswijk é
ROM_11_01_02.indd 39ROM_11_01_02.indd 39 2/1/2011 10:02:04 PM2/1/2011 10:02:04 PM
januari/februari 2011
40
Praktijkdossier
bouwarchitectuur volgens de principes van het Nieuwe
Bouwen. ‘Een prachtige buurt met haar authentieke
uitstraling, de jaren vijftig stedenbouw en architec-
tuur en de gelaagdheid in de bebouwing’, vindt Erwin
Stuiver van DeltaWonen. ‘En ook nog eens dicht bij het
centrum.’
EnergieverliesEen volkswijk is Diezerpoort altijd gebleven. Vooral de
tuindorpen zijn populaire woonbuurten. Dieze-Oost is
vanwege het aanbod van veel, relatief kleine huurfl ats meer
een wijk voor starters en voor lage inkomensgroepen. Dat
leidt tot een eenzijdige bevolkingssamenstelling. ‘Dieze-Oost
is geen probleembuurt’, is een bezwering die je op het Zwolse
gemeentehuis meteen te horen krijgt, meestal gevolgd door:
‘En om dat zo te houden, is het nodig dat we de buurt
grondig aanpakken.’
Nu de woningen en de omgeving aan een
opknapbeurt toe zijn, biedt dat tegelijk de
mogelijkheid om het woningaanbod
gevarieerder te maken, zodat ook
gezinnen er kunnen blijven wonen.
‘We willen dat de wijk zijn waarde
houdt voor de stad. Dat vergt
investeringen in wonin-
gen en in de
openbare
Mate van samenwerking bepaalt duurzaamheidsniveau
De buurt maakt deel uit van Diezerpoort, een échte
volkswijk, die loopt van de monumentale vestingmuur tot
aan de A28. De oudste straten dateren uit de zestiende
eeuw en waren de uitvalswegen naar Meppel en Ommen.
In de negentiende en vroege twintigste eeuw zijn er
groepjes arbeiderswoningen neergezet en kregen een paar
typische tuindorpen vorm: de Indische buurt, de Schil-
dersbuurt en Bollebieste. Na de oorlog vond de
grootste uitbreiding plaats: Dieze-Oost. Het
merendeel bestaat uit sobere, maar
degelijke portiekflats, strak
in het gelid geplaatst.
Typische
Hollandse
weder-
op-
Geer t Groot-
estraat ,
Dieze-Oost
ROM_11_01_02.indd 40ROM_11_01_02.indd 40 2/1/2011 10:02:05 PM2/1/2011 10:02:05 PM
januari/februari 2011
41
Dieze-Oost is een wederopbouwwijk die in de jaren vijftig
gebouwd is. Dieze-Oost biedt met ruim 1900 woningen
onderdak aan circa 3500 bewoners. De Zwolse woning-
bouwcorporaties SWZ en DeltaWonen hebben respectie-
velijk 770 en 670 van de woningen in beheer. Hier-
mee bestaat de wijk
grotendeels uit
huurwoningen.
In het Zwolse
woningaanbod
neemt Dieze-Oost qua bevolkingssamenstelling een
bijzondere positie in. De relatief kleine en vaak
verouderde woningen vormen met hun lage huren een
ideaal onderkomen voor starters en mensen met lage
inkomens. Dit weerspiegelt zich in de bewoners: bijna
60 procent is alleenstaand, de leeftijdsgroep 18-39 is
sterker vertegenwoordigd dan elders in Zwolle, en
40 procent van de bewoners valt in een lage inko-
menscategorie. Door het beperkt aantal eengezinswo-
ningen is het percentage gezinnen met kinderen
slechts 10. Tot slot is met 27 procent het aantal
bewoners dat aangeeft te willen verhuizen, zodra de
kans zich voordoet, driemaal hoger dan in de rest van
Zwolle.
Profiel Dieze-Oostruimte. We streven naar een integrale kwaliteitsverbete-
ring’, legt Christian Voortman uit. Hij is beleidsadviseur
Milieu van de Gemeente Zwolle. Verduurzaming van de
energievoorziening heeft de allerhoogste prioriteit. De
naoorlogse woningen zijn slecht geïsoleerd en hebben
meestal gaskachels als verwarming. Giska Eisma van
woningcorporatie SWZ: ‘Iedereen kan zijn geld maar één
keer uitgeven. Dus als je fors moet investeren kun je dat
maar beter goed en weloverwogen doen. Het is duidelijk
dat woonlasten in de toekomst zwaarder gaan wegen dan
de huur. Bovendien vinden we dat we als maatschappelijke
organisatie het goede voorbeeld moeten geven. Hiermee
kunnen we laten zien dat ook in de sociale huur duurzaam
wonen realiseerbaar is.’
Duurzaamheid is voor DeltaWonen een leidend thema in
alle projecten. Stuiver: ‘Dit betekent voor Dieze-Oost dat
we op een duurzame manier met onze woningen, de
omgeving en de bewoners willen omgaan. Zo maken we
bijvoorbeeld bij het complex Simon van Slingelandtplein en
omstreken de keuze om de woningen niet te slopen, maar te
moderniseren.’
OntwikkelingskaderDe afgelopen twee jaar heeft de gemeente samen met de
twee woningcorporaties SWZ en DeltaWonen gewerkt aan
een visie voor de ruimtelijke vernieuwing van de hele
Diezerpoort. Daar zijn ook maatschappelijke organisaties,
winkeliers, ondernemers en bewoners bij betrokken.
‘Natuurlijke wijkvernieuwing’ heet dat, waarbij de eigen
kracht en dynamiek van de wijk centraal uitgangspunt is.
Eind 2010 heeft dat intensieve en interactieve proces van
‘Duurzaamheid is een leidend thema in al onze projecten’
èè
ROM_11_01_02.indd 41ROM_11_01_02.indd 41 2/1/2011 10:02:23 PM2/1/2011 10:02:23 PM
Praktijkdossier
denken, praten en tekenen een fraai boekwerk opgeleverd
‘Gedroomd Diezerpoort’. Dit dient als ontwikkelingskader
voor de hele wijk gedurende de komende tien jaar.
Er zullen weinig woningen worden gesloopt. Wel gaan er in
de portiekfl ats samenvoegingen plaatsvinden, krijgen de
Stooklasten in veel gevallen met bijna vijftig procent gereduceerd
toegangen een eigentijdser uitstraling, en worden garage-
boxen in de plinten omgebouwd tot betaalbare woningen
met tuin. De variatie aan woonmilieus en leefstijlen zal
toenemen, zodat de hele wijk levensfase-proof is en
aantrekkelijk blijft voor starters.
Parallel aan het opstellen van het ontwikkelingskader voor
Diezerpoort als geheel is er gewerkt aan een duurzaam-
heidsvisie voor Dieze-Oost. Christian Voortman: ‘Met 1350
woningen, die worden aangepakt, ligt daar de grootste
fysieke opgave en de hoogste prioriteit. En de kans om in
één keer de buurt te verduurzamen.’ Om de opties helder in
beeld te krijgen, is aan adviesbureau TTE gevraagd een
aantal scenario’s uit te werken met een oplopende graad
van duurzaamheid. In het najaar van 2009 is de Duurzaam-
heidsvisie Dieze-Oost gepresenteerd. ‘De scenario’s maken
het begrip duurzaamheid concreet en meetbaar, en laten
heel mooi zien welke keuzes je kunt maken. Ze zijn
waardevrij’, aldus Voortman. ‘De scenario’s schetsen een
horizon, een eindbeeld over 25 jaar. We zijn met de
scenario’s aan de slag gegaan om te kijken welk niveau we
graag zouden willen bereiken en welk niveau we
het meest realistisch
vonden. Daarvoor
hebben we zogenaam-
de “beren en geweren”-
sessies gehouden, waarin de
januari/februari 2011
42
ROM_11_01_02.indd 42ROM_11_01_02.indd 42 2/1/2011 10:02:31 PM2/1/2011 10:02:31 PM
scenario’s uitvoerig zijn doorgesproken op hun betekenis,
de gevolgen, de knelpunten en de oplossingen daarvoor. Er
is kennis vergaard over duurzaamheid, integraal werken en
samenwerking.’
Duurzame-dienstenbedrijfHet scenariodenken is goed gevallen bij de gemeente Zwolle.
De belangrijkste constatering is volgens Christian Voortman
dat ‘de mate van duurzaamheid die je kunt bereiken, niet
wordt belemmerd door techniek, maar dat dit vooral
afhankelijk is van de mate van samenwerking, zowel
organisatorisch als fi nancieel.’
Een belangrijke constatering was ook dat bij alle vijf
scenario’s het aanbrengen van LTV (Lage Temperatuur
Verwarming) loont. Een woning die is voorzien van LTV
kan aangesloten worden op elk willekeurig energieconcept.
De corporaties nemen door de informatie uit de workshops
nu al het initiatief om LTV als optie te overwegen in de
woningen die binnenkort aan de beurt zijn voor herstructu-
rering, ook al omdat de
meerkosten ten
opzichte van het
traditionele HTV
gering zijn. SWZ
start in maart
met de Isaac van
Hoor nbeekstraat ,
Dieze-Oost
èè
èè
januari/februari 2011
43
ROM_11_01_02.indd 43ROM_11_01_02.indd 43 2/1/2011 10:02:50 PM2/1/2011 10:02:50 PM
januari/februari 2011
44
Praktijkdossier
januari/februari 2011
44
sloop/nieuwbouw van de maisonnettefl at aan de Geert
Grootestraat. Deze fl at wordt vervangen omdat door
verschillende verdiepingshoogten samenvoegen niet
mogelijk was. ‘In de nieuwbouw (een appartementengebouw
van 22 appartementen) brengen we LTV aan in de woning,
de EPC is 0,6 behaald volgens de principes van de Trias
Energetica (dus eerst de schil, duurzame energiebronnen en
tot slot beperking fossiele brandstoff en). Daarnaast worden
er loze leidingen aangelegd om in de toekomst energie te
winnen op het dak en naar de woningen te brengen,’ legt
Giska Eisma uit. Naar verwachting start DeltaWonen in
april met de modernisering aan het Simon van Slingelandt-
plein en omgeving. Op het gebied van duurzaamheid,
warmte-isolatie en geluidsisolatie gaan de woningen er sterk
op vooruit, vertelt Erwin Stuiver. ‘De stooklasten worden in
veel gevallen (bij een gemiddeld verbruik) met bijna vijftig
procent gereduceerd.’
Al vrij snel werd duidelijk dat de fundamentele keuze, die
voorligt, is of de partijen willen samenwerken in een
duurzame-dienstenbedrijf. Zowel de corporaties als de
gemeente willen minimaal met scenario ‘Energiek’ aan de
slag (zie uitleg in kaderartikel, MB). Voortman vat de keuze
als volgt samen: ‘Gaan wij op basis van de keuze voor
“Energiek” zoeken naar een exploitant die het voor ons gaat
doen, met als waarschijnlijk resultaat dat de energie niet
veel scherper aangeboden zal worden dan het “Niet Meer
Dan Anders”-principe en het grootste deel van de revenuen
naar de exploitant en dus het gebied uitgaan, of gaan wij zelf
als maatschappelijk bedrijf investeren in de energievoorzie-
ning, waardoor de revenuen wel ten goede komen aan de
wijk? Daar halen we ons een boel mee op de hals maar het
niveau van duurzaamheid wordt hoger en een belangrijk
doel van de corporaties (verlaging woonlasten) komt
dichterbij.’
Bestuurlijke knopenNadat de bestuurders in een aantal werksessies in de wijk
zijn meegenomen in de verschillende scenario’s heeft de
stuurgroep Diezerpoort in oktober vorig jaar aangegeven de
keuze voor minimaal scenario 3 te delen. Maar ze heeft
tegelijk bevestigd dat de ambities hoger liggen en voorge-
steld om doorzettingskracht te creëren in de vorm van een
duurzame-dienstenbedrijf (DDB) Dieze-Oost. In december
is een samenwerkingsovereenkomst getekend, waarin de
gemeente het voortouw neemt en als eerste eigenaar zal
optreden van zo’n DDB. De corporaties geven aan te willen
participeren, maar willen daar nu nog geen besluit over
nemen. Tijdens de pioniersfase, over heel 2011, moet
duidelijk worden of er een sluitende businesscase voor het
duurzame-dienstenbedrijf mogelijk is. Er moet onder
andere duidelijkheid komen over de rechtsvorm, de rol van
de participanten, de besteding van de inkomsten en de rol
van de particuliere huiseigenaren. ‘Die laatste groep hebben
we even buiten beschouwing gelaten, maar het zal duidelijk
zijn dat het ook voor hen aantrekkelijk moet zijn om te
participeren in de gezamenlijke energievoorziening en
andere duurzame diensten. Daar hebben we allemaal baat
bij. Er komt een apart communicatietraject voor’, zo legt
Christian Voortman uit.
‘Samen naar een duurzame voorraad’
Het convenant benoemt als vertrekpunt dat:
1. Alle partijen het belang zien van energiebesparing,
vanwege het klimaat, de eindigheid van fossiele
brandstoff en en de stijging van de energieprijzen in
relatie tot de woonlastenontwikkeling.
2. Naast energiebesparing het belang wordt gezien
van een duurzame voorraad, waarbij het gaat om de
aspecten milieu (o.a. water- en materiaalgebruik),
gezondheid, gebruikskwaliteit (o.a. toegankelijk-
heid en veiligheid) en toekomstwaarde
(o.a. aanpasbaarheid en toekomstgerichte
voorzieningen).
3. Alle partijen hun verantwoordelijkheid willen
nemen in het bijdragen aan de realisatie van
doelstellingen die op nationaal niveau zijn vastge-
steld. Dat geldt zowel voor nieuwbouw als voor de
bestaande voorraad.
4. Om de opgave succesvol aan te pakken samenwer-
king tussen de partijen voorwaarde is.
De horizon van het convenant is het jaar 2020. Elk
jaar worden concrete prestatieafspraken gemaakt.
Omdat de opgave enorm is, is een thematische
onderverdeling gemaakt in woninggebonden gedrag
en samenwerking. De kernbegrippen zijn hierbij
onder meer:
• strategisch voorraadbeheer koppelen aan planmatig
onderhoud;
• slimme fi nancieringsconstructies zijn nodig om
duurzame maatregelen te nemen;
• gedragsverandering bij bewoners wordt gestuurd
door fi nanciële prikkels, communicatie en lagere
woonlasten;
• samenwerking tussen gemeente en corporaties is
essentieel om de stad duurzaam te ontwikkelen.
Willen partijen samenwerken in een duurzame- dienstenbedrijf ?
ROM_11_01_02.indd 44ROM_11_01_02.indd 44 2/1/2011 10:03:11 PM2/1/2011 10:03:11 PM
januari/februari 2011
45
De komende periode zal in het teken staan van kwartier
maken en de geplande ontwikkelingen goed op elkaar
afstemmen. Projectmanager Diezerpoort Martin Klapwijk:
‘De aanpak van de eerste driehonderd woningen staat op
punt te beginnen. Met het oog op het minimaal gewenste
ambitieniveau mogen nu geen onomkeerbare keuzes
gemaakt worden die de te realiseren ambities in de weg
staan.’ Het Pioniersteam met deskundigen en vertegenwoor-
digers van betrokken organisaties biedt de komende
maanden ondersteuning aan herstructureringswerkzaamhe-
den in Dieze-Oost. ‘De gemeente houdt bij de aanpak van de
openbare ruimte rekening met de herstructurering door de
corporaties en de inpassing van een gezamenlijk energiesys-
teem. De corporaties hebben toegezegd hun vastgoed in
Dieze-Oost aan te sluiten op de energievoorziening van het
duurzame-dienstenbedrijf, de woningen te voorzien van
Lage Temperatuur Verwarming (LTV) en de isolatie af te
stemmen op LTV.’
Het is daarbij van groot belang om op zeer korte termijn via
een bestedingsvoorstel de € 0,8 miljoen, die de provincie
Overijssel vanuit het programma Investeren in Overijssel
heeft gereserveerd, veilig te stellen. Cristian Voortman: ‘Die
acht ton is hard nodig, omdat we een collectief systeem
nodig hebben, zodat de eerste woningen die worden
aangepakt straks mee kunnen het DDB in. Normaal
gesproken zouden met een dergelijk aantal woningen
individuele goedkopere systemen worden toegepast. Door
gelijk collectief te gaan, geven we meer geld uit, maar dat
loont op de langere termijn vanwege het DDB. We maken zo
een vliegende start.’
Marcel Bayer é
ROM_11_01_02.indd 45ROM_11_01_02.indd 45 2/1/2011 10:03:11 PM2/1/2011 10:03:11 PM
januari/februari 2011
46
RO snippers RO snippers
Woord plus beeld
Wat een prachtige omgeving en historie heeft de
directe omgeving van Amsterdam eigenlijk. Of
het nu om de Beemsterpolder – onlangs uitgeroe-
pen tot UNESCO Werelderfgoed -, het Fort bij
Spijkerboor, een onderdeel van de Stelling van
Amsterdam of de waterleidingduinen – ooit
ontwikkeld door Jacob van Lennep – gaat. De
onderlinge relaties met de hoofdstad zijn af en
toe evident en nog steeds zichtbaar, maar zijn
in de loop der tijd wat ondergesneeuwd. Koen
Kleijn slaagt erin door thematische anekdotes te
combineren met overtuigende foto’s een zekere
vorm van bewijsvoering voor de totstandkoming
van de metropoolregio te leveren. (RC)
KOEN KLEIJN 2010 : B U I T E N A MS T E R DA M ; K L E I N E
G E S C H IE DE NI S VA N DE ME T ROPO OLR E G IO, STADSRE
GIO AMST ERDAM/UI TGEVERIJ T HOT H, BUSSUM,
I SBN 9789068685350. 84 BLZ .
Staalkaart Cultuurfonds De subsidieactiviteiten van Bouwfonds Cultuur-
fonds zijn weliswaar per 1 januari 2010 gestaakt,
maar dat heeft de directie van het Bouwfonds er
gelukkig niet van weerhouden een deel van de
ruim duizend projecten die de afgelopen 22 jaar
zijn gerealiseerd te boekstaven. Met als resultaat
een fraai, geografi sch geordend en gedocumen-
teerd boek met overtuigende fotografi e van
Marsel Loermans waaruit de grote variëteit aan
culturele activiteiten op het snijvlak van bouwen,
gebouwde omgeving, architectuur en ruimte-
lijke ordening blijkt. Het gaat om restauraties,
verbouwingen, beeldende kunst of vormen
van natuurbehoud die zonder subsidie niet tot
stand konden worden gebracht. In totaal is er 13
miljoen euro gespendeerd aan het boerenhek-
kenproject in Elburg of de spectaculaire verplaat-
sing en restauratie van het oude stationsgebouw
in Houten. Zo staat “Meer dan stenen” vol van
opvallende voorbeelden. Het valt te hopen dat
een dergelijke vorm van cultuursponsoring in
enige vorm zal worden gecontinueerd. (RC)
FON S VAN MEIJG AARDEN EN JACQUE S POELL
2010 : M E E R DA N S T E NE N ; 2 2 JA A R B O U W F O N D S
CULT UURF ONDS , HOEVEL AKEN
Metropolitaan openbaar vervoerDe Europese en ruimtelijke ambities van de
Metropoolregio Amsterdam leiden onvermijde-
lijk tot een verdere ontwikkeling en integratie
van een samenhangend openbaar vervoer
netwerk op regionale schaal. Oftewel een
kwaliteitssprong naar metropolitaan vervoer,
waarin metro en trein een dominante rol spelen.
Het spoornetwerk rondom Amsterdam heeft
weliswaar een ‘cruciale verdeelfunctie’, volgens
Bart van der Heijden en Cor van Hierden van
de gemeentelijke dienst Ruimtelijke Ordening,
maar er zal fors geïnvesteerd moeten worden in
een betrouwbare en robuuste spoorverbinding
voor goederen en reizigers wil de huidige groei
niet tot storingen of calamiteiten leiden. Het
gaat dan om de spoor- en stationcapaciteit op
het oostelijk deel van de Zuidtak HSL-Oost,
een eventuele IJmeerverbinding met Almere
en diverse spoorbogen. ‘Het vollopen van de
spoorring met treinen vraagt om maatregelen
die uiteenlopen van slimmer benutten tot fysiek
uitbreiden van het spoor of de stationscapaci-
teit’. (RC)
Aanbevolen lectuurOnder redactie van Robbert Coops ([email protected])
B ART VAN DER HEIJDEN EN COR VAN HIER DEN
2010 : H E T R A I L N E T W E R K R U G G E N G R A AT VA N DE
ME T ROPO OLR E G IO, PL ANAMST ER DAM 04/2010,
DIEN ST RUIMT ELIJKE OR DENING GEMEEN T E
AMST ERDAM, 32 BLZ .
L’Afrique c’est chicEen onverwacht onderwerp dat de laatste tijd
zijn intrede heeft gedaan in de vele publicaties
over Afrika is verstedelijking en architectuur.
Op zich is verstedelijking in Afrika geen nieuw
onderwerp, maar meestal werd het benaderd
vanuit een sociaal en economisch geografi sche
invalshoek, gespiegeld aan westerse theorieën
over stadsgenese in de langzaam ontwikkelende
Europese samenleving. Het onlangs verschenen
boek van Doug Saunders Arrival City past in die
traditie, hoewel Saunders afstapt van de aanname
waarin verschillende fasen van verstedelijking als
statisch worden gezien. Hij ziet steden als zones
van transitie met een duidelijke dynamiek.
Onlangs verscheen bij NAi Uitgevers l’Afrique c’et
chic. Architectuur en planning in Afrika 1950-1970.
Hoewel de titel misschien een weinig actuele indruk
wekt is juist deze periode in de stadsontwikkeling
van Afrika fundamenteel voor sociale en economi-
ROM_11_01_02.indd 46ROM_11_01_02.indd 46 2/1/2011 10:03:29 PM2/1/2011 10:03:29 PM
januari/februari 2011
47
RO snippers
Aanbevolen lectuurOnder redactie van Robbert Coops ([email protected])
Hugo Priemus
gelauwerd met
Hudig-penning
Prof. dr. Hugo
Priemus is recent
onderscheiden met de Hudig-penning
vanwege zijn grote bijdrage aan de
volkshuisvesting en de ruimtelijke
ontwikkeling. Het bestuur van de Hudig-
penning roemt zijn werk op het snijvlak
van onderzoek, praktijk en beleid. ‘Zijn
sterke analyses kan hij in een volstrekt
eigen stijl glashelder voor het voetlicht
brengen. Met zijn enorme expertise en
onderzoekservaring kan hij als geen ander
een empirische basis geven aan beleid. Zijn
optredens in kamercommissies, adviescom-
missies en -raden zijn talrijk en worden
hoog gewaardeerd’, aldus het bestuur.
De Hudig-penning is in 1934 ingesteld ter
nagedachtenis aan één der voormannen
van de volkshuisvesting en stedenbouw
in Nederland, de progressieve liberaal
mr. D. Hudig. Het Nirov voert het secre-
tariaat van de mr. D. Hudig-stichting.
Bekker: Raad van
Toezicht van Nicis
Institute
Prof. mr. Roel Bekker
(1947) is recent
toegetreden tot de Raad van Toezicht van
Nicis Institute. Bekker is sinds juli 2010
bijzonder adviseur bij de Algemene
Bestuursdienst van het Rijk. Daarnaast is
hij bijzonder hoogleraar Arbeidsverhoudin-
gen aan de Universiteit Leiden. Hij was
daarvoor werkzaam als Secretaris-Generaal
Verandering Rijksdienst. In 1992 onder-
brak hij zijn carrière als topambtenaar bij
de overheid om senior partner te worden
bij Twijnstra Gudde Management Consul-
tants. Zes jaar later keerde hij terug bij de
rijksoverheid als secretaris-generaal bij het
ministerie van VWS.
Rommers
AgendaAgenda
Seminar/studiedag
Van boerenkar tot PC Hoofttractor
Seminar over veranderend gebruik van
plattelandswegen, ter gelegenheid van de
pensionering van Rinus Jaarsma.
Datum: 11 maart 2011
Plaats: Wageningen, gebouw Gaia,
Droevendaalsesteeg 3.
Info: Jasper de Vries ([email protected])
Studiedag Collectief Particulier
Opdrachtgeverschap
Een toekomst voor zelfbouw
Datum: 19 april maart 2011
Plaats: Stadscafé De Observant, Amersfoort
Info: www.nirov.nl/cpo
Studiedag Duurzaam Voorraadbeheer
Een nieuwe toekomst voor jaren 70- en
80-wijken
Datum: 15 maart 2011
Plaats: Buurtcentrum ‘t Schippertje,
Oosterstraat 16 te Leiden
Info: www.nirov.nl/dvb
sche ontwikkelingen die door anderen vanuit een
meer hedendaags perspectief worden beschreven.
L’Afrique c’est chic is in feite een tijdschrift in
de reeks Oase, een tweetalig, internationaal
tijdschrift over architectuur, stedenbouw
en landschapsontwerp dat drie keer per jaar
verschijnt. Dit speciale nummer over architec-
tuur in Afrika begint met een leerzame
historiografi e van de architectuur in Afrika. De
bijdragen van verschillende wetenschappers
over Mozambique en Congo laten behalve de
architectonische kant ook ontluisterend helder
de voortdurende invloed zien van de voormalige
kolonisators in de jonge democratieën. Maar ook
de politieke en economische banden met nieuwe
vrienden zijn duidelijk zichtbaar in de structuren
van steden en bebouwing. Haim Yacobi beschrijft
in zijn bijdrage hoe Israel vanuit een ideologische
verwantschap, maar desalniettemin vanuit een
compleet ander ontwikkelingsperspectief, kennis
en ideeën naar Afrika brengt en hoe dit zich
manifesteert in het stedelijke landschap.
De uitgebreide slotbijdrage van Viviane d’Auria
en Bruno De Meulder laat zien dat de huidige
‘moderne kolonisatie’ van Afrika door China en
Dubai niets nieuws is. Het Volta River Project geeft
een leerzaam inkijk in de eff ecten van grootscha-
lige planning en interventie in Afrika. De auteurs
betogen met recht dat het verstandig is projecten
als deze te betrekken in de huidige discussie, die
nu te veel ideologisch en politiek ingestoken lijkt.
Een fascinerende en onverwachte noot in dit
wetenschappelijke overzicht over stedenbouw en
verstedelijking in Afrika vormt de fotoreportage
van de jonge Congolese fotograaf Sammy Baloji.
In beelden laat hij zien wat veel woorden niet
kunnen beschrijven, de fysieke manifestatie van
de transitie van stad naar platteland. Vanuit het
centrum van Maputo reist de kijker de stad uit.
Een omgekeerd perspectief dat een breuk vormt
met de klassieke benadering van de trek van
platteland naar stad. Een reis van weelde naar
armoede, een wandeling ook door de tijd, waar de
resten van koloniale bouw steeds verder naar de
randen van de stad lijken te zijn gedrukt. Maar
waarin ook het verval van de dekoloniale steden-
bouw van de stadscentra steeds duidelijker wordt.
Helaas mist het boek samenhang door de breedte
van het thema en het feit dat de onderwerpen
meer bepaald lijken door de interessevelden van
de, overigens zeer deskundige, auteurs dan door
een duidelijk visie of boodschap vooraf. Daarbij is
de schrijfstijl minder toegankelijk voor een breed
publiek, maar deze publicatie richt zich dan
ook duidelijk op een ingewijd, wetenschappelijk
onderlegde doelgroep en is uitgebreid voorzien
van voetnoten en literatuurverwijzingen.
L’AFRIQUE C ’E ST CHIC , ARCHI T ECTUUR EN
PL ANNING IN AFRIK A , 19501970
JOHAN L AG AE , TOM AVERM AE T E EN DAVID DE
BRUIJN REDACT IE
OA SE #82, NAI UI TGEVER S , 2010
I SBN 9789056627751, € 19,95
HT TP://WWW.NAIPUBLI SHER S .NL/ARCHI T ECTUUR/
OA SE82_NL .HTML
Carien J. Touwen é
ROM_11_01_02.indd 47ROM_11_01_02.indd 47 2/1/2011 10:03:34 PM2/1/2011 10:03:34 PM
Colofon
Abonnementen/klantenservice
Reed klantenservice
Postbus 808
7000 AV Doetinchem
telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161
e-mail: [email protected]
ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu
en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen,
regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan
via website www.romagazine.nl.
Jaarabonnement:
• standaard € 169,95 incl. btw
• studenten en VVM- en NIROV-leden
€ 89,95 incl. btw
• meeleestarief (v.a. 2e abonnement op
hetzelfde adres) € 78,75 incl. btw
• losse nummers € 23,75 incl. btw excl. porti
Abonnementen kunnen ieder moment ingaan,
doch slechts worden beëindigd indien schrifte-
lijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november
van de lopende jaargang is opgezegd. Bij
niet-tijdige opzegging wordt het abonnement
automatisch met een jaar verlengd.
Het volgende nummer van ROmagazine
verschijnt in maart. Uw opgegeven gegevens
kunnen door Reed Business bv en geselecteerde
bedrijven worden gebruikt voor het toezenden
van informatie en/of speciale aanbiedingen.
Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich
schriftelijk richten tot:
Reed Business bv
t.a.v. Adresregistratie
Postbus 808
7000 AV Doetinchem
ISSN 1571-0122
Jaargang 29 nr. 1/2
januari/februari 2011
ROmagazine is het maandelijkse vak blad
voor de ro’er bij gemeente en provincie,
de rijksoverheid, marktpartijen en
maatschappelijke organisaties. ROmaga-
zine biedt actuele informatie over
ontwikkelingen in het beleid, beschrijft
best cases in de uitvoering van dat beleid
en biedt een platform voor opinies over de
ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave
is de grootst mogelijke zorg besteed: voor
onvolledige/onjuiste informatie aanvaar-
den auteur(s), redactie en uitgever geen
aansprakelijkheid. Voor verbetering van
onjuistheden houden zij zich aanbevolen.
Redactieadres
Reed Business bv
Postbus 152
1000 AD Amsterdam
telefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20
e-mail: [email protected]
Redactie
Marcel Bayer (hoofdredacteur),
Karl Bijsterveld, Max Rozenboom
(eindredactie), Jaco Boer, Pieter van den
Brand, Martin de Jong, Michel Robles,
Marieke Vos
Medewerkers
Karl Bijsterveld, Jaco Boer, Pieter van den
Brand, Karin Broer, Tryntsje Dykstra,
Addo van der Eijk, Mark Hendriks,
Martin de Jong , Bas Husslage, Loek
Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée,
Michel Robles, Ton van Rietbergen, Lucas
Rozenboom (cover)
Uitgever
Heleen Kooistra
Website
www.romagazine.nl
Advertenties
Acquire Media
Faradaystraat 4A
8013 PH Zwolle
telefoon: 038-460 63 84
e-mail: [email protected]
januari/februari 2011
48
In maartRuimtelijk bekeken
Gebiedsconcessie moet ontwikkelingen op stoom houden Het zijn onzekere tijden voor gemeentelijke
grond- en ontwikkelingsbedrijven. Ook in
Rotterdam stapelen de tekorten zich op. Er is
nauwelijks grond meer voorradig en het geld
om grootschalig te investeren ontbreekt. Om
ontwikkelingen aan de gang te houden en de
regie niet geheel te verliezen, experimenteert
het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam met
verschillende werkvormen. Een daarvan is de
gebiedsconcessie.
WaboWijsHet hele jaar besteedt ROmagazine aandacht
aan de toepassing van de Wabo in de
praktijk; in reportages bij gemeenten,
interviews, praktijkcases. In samenwerking
met deskundigen (zowel adviseurs, als
gemeentelijke beleidsambtenaren). In de
tweede afl evering aandacht voor de
werkprocessen bij de gemeenten en de
hamvraag: is het nu voor de aanvrager
sneller en eenvoudiger geworden om een
Omgevingsvergunning aan te vragen?
Interview
Maarten HajerEen discours over de traditie en de tijdgeest in
de ruimtelijke ordening in tien afl everingen.
Tien interviews met toonaangevende
personen over het einde van de rijkssturing, de
nieuwe regierol van provincies en gemeenten,
de ruimte voor de markt en de samenleving. In
deze afl evering Maarten Hajer, directeur van
het Planbureau voor de Leefomgeving.
Trend
Energierotonde NL
Nederland ‘power hub’, Noord-Nederland
‘Energy Valley’ en ‘gasrotonde van Europa’.
Energievisioenen te over bij het kabinet.
Maar wat is werkelijk haalbaar? En wat zijn
de consequenties voor de ruimte en de
leefkwaliteit? Steenkool, gas en atoomstroom
staan met hun neus vooraan. Wat blijft erover
van de ‘duurzame’ plaatjes en Europese
CO2-doelstellingen. ROMagazine schetst de
energetische toekomstkaart van Nederland.
advertentieZorgenWelzijnA4.indd 1 3-3-2009 15:36:23ROM_11_01_02.indd 48ROM_11_01_02.indd 48 2/1/2011 10:03:35 PM2/1/2011 10:03:35 PM
• Met nieuws uit de sectoren • interviews en achtergronden • verhalen van de werkvloer • weblogs en opinies
Bezoek het vernieuwde zorgwelzijn.nl
ACTUEEL THEMA BELEID WERKVLOER MENINGEN SERVICE
www.zorgwelzijn.nl: hét platform voor sociale professionals
De website www.zorgwelzijn.nl heeft sinds kort een ge-heel nieuwe look en feel. De site geeft een overzichtelijk beeld van het actuele nieuws uit de zorg- en welzijnssec-tor. Zorg + Welzijn groeit op het web uit tot hét platform voor sociale professionals. Of u nu geïnteresseerd bent in artikelen over jeugdzorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg, thuiszorg, welzijns-werk, integratiebeleid of opvang - de gebruiksvriendelij-
ke tabs wijzen u de weg. Naast het nieuws uit de sectoren biedt de site interviews, achtergronden, beleidsnieuws en verhalen van de werkvloer. Bovendien kunt u reageren op artikelen, van u laten horen in rubrieken als Uit het veld, meningen publiceren op de opiniepagina of zelf gaan webloggen over eigen praktijk. Ga eens kijken op de nieuwe website en laat van u horen via [email protected]
Lees ook het gerestylde Zorg + Welzijn Magazine!
advertentieZorgenWelzijnA4.indd 1 3-3-2009 15:36:23ROM_11_01_02.indd 49ROM_11_01_02.indd 49 2/1/2011 10:03:37 PM2/1/2011 10:03:37 PM
Uw abonnement op meer OR-invloed Als lid van de ondernemingsraad ontwikkelt u vooral invloed met voldoende kennis van zaken. En dat is nog ingewikkeld genoeg. De ontwikkelingen op OR-gebied gaan snel en de wetgeving verandert voortdurend. Gelukkig is er een magazine dat u van maand tot maand helder informeert over de actuele stand. Alles overzichtelijk gerubriceerd, makkelijk toegan-kelijk en helder verwoord: Praktijkblad Ondernemingsraad.
Alle OR-informatie in klare taalPraktijkblad Ondernemingsraad schrijft in een frisse, heldere stijl: in klare taal wordt het laatste OR-nieuws én de onderliggende verbanden duidelijk gemaakt. In ieder nummer vindt u acht pagina’s Praktijkkatern boordevol praktische tips en makkelijke checklists, diepte-interviews, columns, rondetafelgesprekken met deskundigen, heldere analyses en structurele aandacht voor ontwikkelingen in de wetgeving en arbeidsverhoudingen. Centraal staan ook de menselijke aspecten van het OR-werk: een prima ruggesteun om het inzicht in uw eigen rol en positie te versterken. Praktijkblad Ondernemingsraad en www.Ornet.nl.
Proef Praktijkblad Ondernemingsraad een kwartaalMet Praktijkblad Ondernemingsraad staat u als OR’er sterker en kunt meer invloed uitoefenen op het ondernemingsbe-leid. Probeer Praktijkblad Ondernemingsraad met een voordelig kwartaalabonnement en ontvang hét vakblad voor de OR ter introductie drie maanden voor slechts € 9,99.
Kijk voor meer informatie op www.ornet.nl/praktijkbladondernemingsraad
OR
net.
nl
Nieuwe prijs Het beste OR-succes van het jaarOnderzoek: ondernemingsraden tevreden over scholing
Knorr: OR-voorzitter start nieuwe fabriekPraktijkkatern: wat is een echt advies?
Jaargang 30Maart 2008
Nr. 3
OR
net.
nl
Arbocatalogus: postorderboek voor arbo-oplossingen?Belastingdienst: medezeggenschap participeert Zorgsector: ondernemingsraden in spagaatPraktijkkatern: creatief de achterban betrekken
Jaargang 30
April 2008
Nr. 4
OR
net.n
l
Vertrouwen: OR’en sturen
bestuurders weg
Enquête: relatie OR en bestuurder
Milieu: groene arbeidsvoorwaarden
Praktijkkatern: OR en bedrijfshulpverlening
Jaargang 30
Mei 2008
Nr. 5
ROM_11_01_02.indd 50ROM_11_01_02.indd 50 2/1/2011 10:03:37 PM2/1/2011 10:03:37 PM