sint-jansgedicht guido gezelle 1892

9
Wilt gij een vertelsel weten van sint Jan, 't is oud en waar, zet u neêre en blijft gezeten; zwijgt al stille, en horkt ernaar. Zacharias, vol van deugden, vol van dagen, was de man die, beroofd van kindervreugden, wierd de vader van sint Jan. Ondanks al heur almoesgeven, al heur onvermoeid gebed, kinderloos en oud gebleven was zijn' vrouwe, Elisabeth. Zacharias, afgekomen uit Abias' edelen stam, zijnen dienst in acht genomen, beurtwijs in den tempel kwam. Dankgebeên aan God, en zoeten wierook, biênde, vóó al 't volk; kwam hij Gabriël te ontmoeten, dalende uit een' hemelwolk. ‘'k Ben tot u van God gezonden,’ sprak hij, ‘Zacharias, horkt: onlangs na dit blij verkonden, u een zoon geboren wordt.

Upload: johan-persyn

Post on 22-Jul-2015

54 views

Category:

Education


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: Sint-Jansgedicht Guido Gezelle 1892

Wilt gij een vertelsel weten

van sint Jan, 't is oud en waar,

zet u neêre en blijft gezeten;

zwijgt al stille, en horkt ernaar.

Zacharias, vol van deugden,

vol van dagen, was de man

die, beroofd van kindervreugden,

wierd de vader van sint Jan.

Ondanks al heur almoesgeven,

al heur onvermoeid gebed,

kinderloos en oud gebleven

was zijn' vrouwe, Elisabeth.

Zacharias, afgekomen

uit Abias' edelen stam,

zijnen dienst in acht genomen,

beurtwijs in den tempel kwam.

Dankgebeên aan God, en zoeten

wierook, biênde, vóó al 't volk;

kwam hij Gabriël te ontmoeten,

dalende uit een' hemelwolk.

‘'k Ben tot u van God gezonden,’

sprak hij, ‘Zacharias, horkt:

onlangs na dit blij verkonden,

u een zoon geboren wordt.

Page 2: Sint-Jansgedicht Guido Gezelle 1892

U een zoon, dien Gods gebieden

u Johannes heeten doet:

immers u en vele lieden

zijn' geboorte blijden moet.

Hij zal, boetgezant des Heeren,boodschap doende luide en fel,van hun' kwade wegen keeren

al het volk van Israël.’

Zacharias sprak daartegen:

‘Engel Gods, twee oude liên,

tenden 's werelds groene wegen:

zegt, hoe zal mij dat geschiên?’

‘Om dien twijfel uit te boeten,

al zoo lange als 's Heeren wil

onvolbracht is, zult gij moeten

stom zijn, sprakeloos en stil.’

Zacharias, heel verlegen,

hoorde 's Engels vonnis wel;

maar en kon noch voor- noch tegen-

spreken, hem of iemand el.

't Biddend volk begon te klagen

om des Priesters lang verbei;

en 't verschrikte, als, op zijn vragen,

hij geen enkel woord en zei.

‘'t Moet een wonderlijk aanschouwen

Page 3: Sint-Jansgedicht Guido Gezelle 1892

hem gebeurd zijn,’ algemeen,

zeiden mannen, zeiden vrouwen:

wat het was en wist geen een

Eer veel tijd, zoo ging 't alomme:

‘Fraai, gezond aan lijf en led,

heeft een kindtje, lijk een blomme,

de oude en brave Elisabeth!’

[p. 168]

Heel 't gebuurte liep gaan kijken

hoe 't van nagels, hoe 't van haar,

hoe 't van alles, zijns gelijken

niet en hadde, in honderd jaar.

Ook de vrienden kwamen spreken

van die zake, en zeiden hoe 't

iedereen was recht gebleken

dat het kindtjen heeten moet.

‘Zacharias, zou 't betamen,

dat het na zijn' Vader heet,’

meenden ze; en 't aldus te namen,

buiten één, was elk gereed.

Buiten wien? ‘Johannes heet het,’

sprak de moeder; maar elkeen

zei: ‘'t En zal niet!’ Elk versmeet het:

‘onze stam en kent zulk geen!’

Ook gevraagd, wees de oude vader,

Page 4: Sint-Jansgedicht Guido Gezelle 1892

die daar stom zat bij dien twist,

naar het schrijfberd; schoof wat nader,

en hij schreef: ‘Johannes is 't!’

En hij brak nu uit in tranen,

uit in woorden dezen keer:

zijne boetschap was voldaan, en

hij bedankte God den Heer.

Velen poogden, velen porden

te achterhalen, eens en aars,

of er niet en zou geworden

van dit kind, iet wonderbaars?

[p. 169]

Eindlijk was 't alom geweten

dat Johannes wierd gezien

in een' wildernisse, en te eten

placht het zeem van wilde bien.

Dat hij springend voedsel voegde

wijls daarbij; dat 's kemels haar,

met een leêren snoer, genoegde

hem voor kleedsel, gansch het jaar.

Dat hij, gaande langs de stroomen

der Jordane, en overluid,

waarder bergen staan en boomen,

bracht des werelds zonden uit.

Page 5: Sint-Jansgedicht Guido Gezelle 1892

Van de lieden die vernamen

't geen zijn roepwoord had gezeid,

dat hij doopte al die daar kwamen

boeten hun' losbandigheid.

Dat daar één was, bij die benden,

dien hij doopte; en, als hij rees

uit het water, dien hij kende, en

dien hij met den vinger wees.

‘'t Is 't Lam Gods,’ zei hij, ‘dat beuren

dezer wereld boosheid al,

dat, aan 't kruis gevest, daar scheuren

Adams ouden schuldbrief zal!’

In dien tijde en in die streken

een ontuchtig koning was,

die zijn huwlijk kwam te breken:

hiet Herodes Antipas.

't Was zijns broeders eigen vrouwe,

Salome met het hoofd van Johannes de Doper - Caravaggio

die hem hielp in dat verkeer;

zijns wel willens, en geen' rouwe

noch geen' ruste en had hij meer.

En Sint Jan, die zulke zaken

onbesproken nooit en liet,

zei: ‘Herodes, staken, staken

zal dat!’ Maar 't en staakte niet.

Page 6: Sint-Jansgedicht Guido Gezelle 1892

Dan, om 't lastig wijf te krijgen

tot bedaarnisse, en voortaan

dien Sint Jan te leeren zwijgen,

heeft hij hem in 't kot gedaan.

Staande om 't oude recht te plegen

zijns verjarens, korts nadien,

zond Herodes allerwegen

volk ter maaltijd inontbiên.

't Kwamen vele en groote mannen,

diepe drinkers dan te gaar;

volle berden, hooge kannen,

breede schalen stonden daar.

't Wierd gezongen, 't wierd gevedeld,

't wierd gedeeld en deurgedaan

menig vat; en, al ontedeld,

ging de blijdschap verder gaan.

Want, 't oneerlijk wijfgebroedsel,

Herodias' dochter koen,

kwam, tot 's konings oogenvoedsel,

dansen daar, en dertel doen.

[p. 171]

‘Kind, wat lust u? 'k Zal 't u laten,’zei de ontaarde booswicht nu:‘g'hebt de helft van al mijn' staten,

Caravaggio 'Johannes de Doper' (1610)

zoo gij wilt! Dat zwere ik u!’

Page 7: Sint-Jansgedicht Guido Gezelle 1892

Aanstonds uit de bruiloftzale

vloog de dochter: ‘Eischt den hals,

zeg ik, die met lastertale

kwetste uw' moeder, vuil en valsch!’

‘Eischt den hals!’ Dat hoorden ze allen,

die daar zaten, buiten een',

een' die lag in 't slot gevallen

van des konings gijzelsteen.

‘Haalt het hoofd mij,’ sprak de deerne,

‘van Johannes hier beneên:

dat, o koning, hadde ik geerne,

in een snijberd afgesneên!’

Al te schriklijk woord! Het brandde

deur Herodes veege vleesch,

om zijne eedspreuke en de schande

van dien vrouwelijken eesch.

‘'k Heb 't gezworen, 't moet gebeuren!

Doch, en wete 't volk daarvan,

want het zou me in stikken scheuren,

roerde 't hoofd ik van sint Jan!’

Hij wordt boos. ‘Den beul!’ En boven

kwam dat hoofd, met eere omstraald,

daar het koninklijk beloven

mee zijn danswijf heeft betaald.

Page 8: Sint-Jansgedicht Guido Gezelle 1892

Verder weet het volk te dichten

nog een lang vertellingsnoer;

hoe die booze vrouwe sichten

loon naar werken wedervoer.

Hoe zij, schaatsende eens bedorven,

liep een lomme in; zulker wijs,

dat, den hals intween gekorven,

't hoofd vloog op, zij onder 't ijs.

Hoe ze, in wervelwind veranderd,

maalt het mul meê van den grond;

en, verwenscht, voor eeuwig pandert,

port en pijnt, de wereld rond.

't Heilig hoofd, en 't lijk mitsgaders,

van Gods edelen boetgezant.

wierd ontweerd zijne euveldaders,

en gewijd in 't heilig Land.

‘Onder al die moeder minden,’

zei 't Lam Gods, ‘en was ooit man,

hier op 't aarderijk, te vinden,

die was grooter als sint Jan!’

Daarom is 't, o Vlaamsche vrouwen,

dat ge uw' kinders wel te recht,

met een moederlijk betrouwen,

vóór sint Jan ten autaar legt.

Page 9: Sint-Jansgedicht Guido Gezelle 1892

Daarom is 't, dat bronnen, beken,

waterputten, wijd en zijd,

hier in onze en andere streken,

aan sint Jan zijn toegewijd.

Daarom is 't dat 't Kortrijksch water

eens van jong- en oudgedaagd

hier gebruikt, verdolven later,

nog den naam ‘Sint-Jans-put’ draagt.

15-10-1892