sleutel - uitgeverij coutinho · sleutel bij taaltalent – deel 3 7 van 32 hoofdstuk 2 sport...
TRANSCRIPT
Taaltalent – deel 3
Methode Nederlands voor midden- enhoogopgeleide anderstaligen
Sleutel
Katja VerbruggenHenny TaksEefke Jacobs
bussum 2014
c u i t g e v e r ijc o u t i n h o
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
2 van 32
Deze sleutel hoort bij Taaltalent – deel 3 van Katja Verbruggen, Henny Taks en Eefke Jacobs.
© 2014 Uitgeverij Coutinho bvAlle rechten voorbehouden.Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opna-men, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedin-gen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16h Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stich-ting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).
Uitgeverij CoutinhoPostbus 3331400 AH [email protected]
Noot van de uitgeverWij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever.
ISBN 978 90 469 0391 9NUR 624
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
3 van 32
Inhoud
Hoofdstuk 1 | 4Familie
Hoofdstuk 2 | 7Sport
Hoofdstuk 3 | 9De buurt
Hoofdstuk 4 | 11Media en communicatie
Hoofdstuk 5 | 13Leren en werken
Hoofdstuk 6 | 15Verkeer en vervoer
Hoofdstuk 7 | 17Land- en tuinbouw
Hoofdstuk 8 | 20Zorg en welzijn
Hoofdstuk 9 | 22Horeca en toerisme
Hoofdstuk 10 | 25Bouw en techniek
Hoofdstuk 11 | 27Mode en interieur
Hoofdstuk 12 | 30Administratie en economie
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
4 van 32
Hoofdstuk 1
Familie
Opdracht 2
1 d 2 b
3 a 4 c
Opdracht 3
1 niet waar 2 waar 3 niet waar
4 niet waar 5 waar
Opdracht 4
1Mijn vader is onderwijzer. Hij werkt op een kleine school bij ons in de buurt. Op die school zitten vooral kinderen uit ons dorp. Op de school werken sommige ouders als vrijwilliger. Ze lezen voor uit boeken of eten samen met de kinderen tussen de middag een boterham.
2vader vadersonderwijzer onderwijzersschool scholenbuurt buurtenkind kinderen dorp dorpenouder oudersvrijwilliger vrijwilligersboek boekenmiddag middagenboterham boterhammen
Opdracht 5
1 a 2 b 3 a 4 b 5 b
6 b 7 a 8 b 9 a 10 a
Opdracht 6
1 de scholen 2 de gezinnen 3 de ramen 4 de vriendinnen 5 de bejaardenhuizen 6 de bazen 7 de woningen 8 de buurten
Opdracht 9
1 c 2 b 3 b 4 b
5 a 6 b 7 b
Opdracht 10
1 b 2 a 3 b
Opdracht 11
1 a 2 b
3 c 4 c
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
5 van 32
Opdracht 12
1 4 woorden: Dat is lang geleden!
2 4 woorden: Wat goed van je!
3 5 woorden: Ja, dat vind ik ook!
4 2 woorden: Wat vervelend!
5 5 woorden: Nee, dat meen je niet?!
Opdracht 13
1 Vandaag kook ik. 2 Morgen strijk ik. 3 Morgen zet ik de vuilniszakken buiten. 4 In mijn land werken veel vrouwen. 5 Mijn vader helpt de bejaarden. 6 Op maandag was ik de auto. 7 Op zijn vrije dagen werkt hij als vrijwilliger. 8 Hij snapt mij niet.
Opdracht 15
1 Wilma is computerprogrammeur (en geen telefoniste).
2 Kay komt niet uit Nederland. 3 Wilma is na een paar weken naar Amerika
gegaan (en niet na een paar maanden). 4 Wilma mag Kay maar één keer per dag be-
zoeken (hij mag dus wel bezoek krijgen). 5 Ze zijn in Nederland getrouwd (en niet in
Amerika). 6 We moesten in de kerk iemand aanwijzen
die ons de ringen bracht (en niet die de getuige wilde zijn).
Oefening 1
1 vrijwilliger 2 snappen 3 onthouden
4 geduld 5 kwaad
Oefening 2
1 b 2 a 3 b
4 b 5 a
Oefening 3
1 d 2 a 3 c
Oefening 4
1 angsti g 2 aankijk e n 3 er n st 4 e e ntje 5 h e up 6 haa s tig
7 on m ogelijk 8 getu i ge 9 do d elijk 10 bezorg d 11 aanrak e n 12 l iefde
Oplossing: geneesmiddel
Oefening 5
1 aankijken 2 haastig 3 geneesmiddelen
4 angstig 5 liefde
Oefening 6
1 onderwerp: ikpv.: gaandere werkwoorden: geen
2 onderwerp: veel oude mensenpv.: kunnenandere werkwoorden: zorgen
3 onderwerp: Mijn buurmanpv.: heeftandere werkwoorden: gevonden
4 onderwerp: Kinderenpv.: moetenandere werkwoorden: luisteren
5 onderwerp: de takenpv.: zijnandere werkwoorden: verdeeld
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
6 van 32
Oefening 7
1 Sinds kort hebben Karel en ik een schoon-maakster.
2 Elke zaterdagochtend komt onze schoon-maakster het huis schoonmaken.
3 Gelukkig hebben we een afwasmachine, een wasmachine en een droger.
4 Ook kan Karel veel in het huishouden doen. / In het huishouden kan Karel ook veel doen.
5 Dus kan ik elke zaterdagochtend in de stad winkelen! / Elke zaterdagochtend kan ik dus in de stad winkelen!
Oefening 8
1 Een paar maanden geleden zijn mijn vrien-din Jessica en haar vriend Karel naar een andere stad verhuisd.
2 Daar hebben ze een prachtig, groot huis gekocht.
3 Overdag werken ze allebei. 4 Daarom hebben ze geen tijd om het grote
huis schoon te maken. 5 Via Marktplaats.nl hebben ze een schoon-
maakster gevonden. 6 Iedere zaterdag komt de schoonmaakster
het huis van Jessica en Karel schoonmaken. 7 Nu hebben ze geen ruzie meer.
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
7 van 32
Hoofdstuk 2
Sport
Opdracht 2
1 korfbal 2 volleybal
3 basketbal 4 handbal
Opdracht 3
1 a 2 c 3 b
4 b 5 b
Opdracht 4
1 3 2 3 3 1
4 4 5 2
Opdracht 5
1 bepaald 2 onbepaald 3 bepaald
Opdracht 6
1 De 2 een 3 een
4 de 5 de 6 een
Opdracht 9
1 b, d 2 a, d
3 b, d 4 a, d
5 Johan: Sport je fit Mieke: Bewegen is fijn Sandro: Fitness World Youssra: Sporten is gezond
Opdracht 10
1 Sandro 2 Mieke 3 Johan
4 Youssra 5 Johan 6 Johan
Opdracht 11
1 b 2 a 3 b
4 c 5 a
Opdracht 13
1 Gooi de bal in de mand. 2 Houd de bal drie seconden in de handen. 3 Loop drie passen met de bal. 4 Speel niet verder. 5 Sla de bal op de grond. 6 Sla de bal naar de tegenstander terug. /
Sla de bal terug naar de tegenstander.
Opdracht 14
Het accent ligt op de onderstreepte woorden.
1 Doe maar mee. 2 Speel de bal maar door. 3 Loop naar het net. 4 Voer het team goed aan. 5 Ontspan een beetje. 6 Drink maar even wat water. 7 Houd de bal in je handen. 8 Ga maar even rusten. 9 Pak maar even een handdoek. 10 Doe je sportschoenen aan.
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
8 van 32
Opdracht 16
1 a en c 2 c 3 a
Opdracht 17
1 a 2 b 3 c
4 a 5 c 6 b
Opdracht 18
1 b 2 a 3 a
4 a 5 b
Oefening 1
1 beoefenen 2 verslaat 3 handdoek 4 omhelsden 5 aangemoedigd
Oefening 2
1 c 2 d 3 e
4 b 5 a
Oefening 3
1 karakteristiek 2 scoren 3 tegenstander 4 wedstrijd 5 gooien
Oefening 4
1 negatief 2 positief 3 negatief
4 positief 5 negatief
Oefening 5
1 a 2 b 3 b
4 a 5 a 6 b
Oefening 6
1 Loop 2 Kijk 3 Speel 4 Gooi 5 Sla
6 Ga 7 Drink 8 Geef 9 Help 10 Probeer
Oefening 7
1 Zoek 2 Doe 3 Neem 4 Geef
5 Loop 6 Maak 7 Vergeet 8 Bel
Oefening 8
1 Kom op tijd voor de wedstrijd. 2 Neem een handdoek mee. 3 Sla de bal op de grond. 4 Loop heel snel naar de andere kant van het
veld. 5 Ga in de winter een keer op wintersport. 6 Geef na de wedstrijd de tegenstander een
hand.
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
9 van 32
Hoofdstuk 3
De buurt
Opdracht 3
1 a 2 c 3 c
Opdracht 4
1 niet waar 2 waar 3 niet waar
4 waar 5 niet waar
Opdracht 5
gezelligekleineleukerustige
kleingrootwitteoud
Opdracht 6
1 de 2 de 3 de 4 de
5 het 6 de 7 het
Opdracht 7
1 b 2 a 3 a 4 b
5 a 6 a 7 a 8 b
Opdracht 9
1 c 2 a 3 e
4 b 5 d 6 f
Opdracht 10
1 c 2 b 3 c 4 c
5 a 6 b 7 b 8 c
Opdracht 11
1 b 2 c 3 a 4 c
5 a 6 c 7 b 8 a
Opdracht 16
1 waar 2 niet waar 3 waar
4 niet waar 5 waar 6 niet waar
Opdracht 17
1 zelf 2 thuis 3 rustig
4 verkeerd 5 vind
Opdracht 18
1 c 2 a 3 f 4 h
5 b 6 g 7 e 8 d
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
10 van 32
Oefening 1
1 tegenkomen: geen – teen – kom – negen – mengen – teken – tenen – mogen
2 bespreking: spreken – ring – breng – spring – reken – bek – regen – peer
3 onbekend: ken – ben – bon – been – boek – kon – nek – doen
Heb je andere woorden opgeschreven? Vraag aan je docent of ze goed zijn.
Oefening 2
1 nieuwsgierig 2 bespreking/besprekingen 3 verbetering 4 achteruitgegaan 5 ergeren 6 vuilnis 7 mislukken 8 onbekend
Oefening 3
beloftedemocratischeffectieflawaai
identiteitlastig religiesamenstelling
Oefening 4
1 grap 2 lijken 3 belasting
4 verbetering 5 het gevecht
Oefening 5
1 hekje 2 opvoeding 3 dronken 4 opgegroeid
5 eigenaardig 6 verkeerd 7 gevoelig 8 opgesloten
Oefening 6
1 ik (bepaald) 2 Mijn nieuwe huis (bepaald) 3 een grote achtertuin met hoge bomen
(onbepaald) 4 Die hoge bomen (bepaald) 5 een oude schuur (onbepaald) 6 Mijn fiets en de tuinstoelen (bepaald) 7 geen garage (onbepaald) 8 onze auto (bepaald)
Oefening 7
1 Mijn huis staat in een klein dorp. 2 Er zijn in mijn dorp maar twee winkels. /
Er zijn maar twee winkels in mijn dorp. / In mijn dorp zijn er maar twee winkels.
3 De bakker is tegenover het plein. / Tegen-over het plein is de bakker.
4 Ik woon vlak bij de supermarkt. 5 Er is een school voor mijn kinderen. / Voor
mijn kinderen is er een school.
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
11 van 32
Hoofdstuk 4
Media en communicatie
Opdracht 2
1 b 2 a
3 c 4 b
Opdracht 3
1 openbaar 2 de hoeveelheid 3 het materiaal / de materialen 4 de boete 5 uitzoeken wie schuldig is
Opdracht 4
bijvoorinovervan
opuitaaninvan
Opdracht 5
■ lidwoorden ■ bezittelijke voornaamwoorden ■ aanwijzende voornaamwoorden
een, ons, deze, die, de, onze (en soms staat er niets tussen het voorzetsel en het zelfstandig naamwoord)
Opdracht 6
1 b 2 a 3 c 4 b 5 a
6 a 7 c 8 c 9 c 10 b
Opdracht 8
1 Gooische Vrouwen 2 Love and Other Drugs 3 Dik Trom 4 The Tourist
Opdracht 11
1 b 2 a 3 a
4 b 5 b
Opdracht 12
1 op 2 met 3 uit 4 met
5 in 6 in 7 na 8 naar
Opdracht 13
1 e 2 i 3 a 4 g 5 h
6 d 7 b 8 c 9 f
Grammaticakader
Het onderwerp staat direct na omdat.De persoonsvorm staat aan het einde van de bijzin (maar nog wel voor de infinitief).
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
12 van 32
Opdracht 16
mobiele telefoons 1 b 2 a 3 b
4 a 5 b
Opdracht 18
E, A, D, G, B, F, C, H
Oefening 1
1 geknipt 2 onderwerp 3 tekeningen
4 media 5 exemplaar 6 vlekken
Oefening 2
1 beroemde 2 onzin 3 hoeveelheid
4 meerderheid 5 repeteren 6 journalist
Oefening 3
1 d 2 a 3 e
4 c 5 b
Oefening 4
1 verrassen 2 ramp 3 knippen
4 beroemd 5 hart
Oefening 5
1 peperduur 2 uitgeven 3 in het bezit zijn van 4 opvallend 5 communicatiemiddel
Oefening 6
1 ben, lees 2 mailt, kan 3 waren, was
4 wil, is 5 moest, had 6 komt, heeft
Oefening 7
1 omdat hij van muziek houdt. 2 omdat het niet zo interessant is. 3 omdat ze een nieuw boek heeft geschreven /
geschreven heeft. 4 omdat zijn oude kapot was. 5 omdat we de hoofdrolspeler niet leuk
vinden. 6 omdat ik graag nieuwe dingen wil leren.
Oefening 8
1 Omdat ik naar het songfestival wil kijken. 2 Omdat ik iedere dag de krant wil ontvangen. 3 Omdat ik geen e-mailadres heb. 4 Omdat ik het boek te laat heb terug-
gebracht / teruggebracht heb / terug heb gebracht.
5 Omdat je/ik dan iedere maand een boek moet kopen.
6 Omdat ik geen dvd-speler heb.
Oefening 9
1 van 2 naar 3 op 4 met 5 In
6 met 7 voor 8 over 9 aan
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
13 van 32
Hoofdstuk 5
Leren en werken
Opdracht 2
1 c 2 c 3 a
4 b 5 a
Opdracht 3
1 Werkgevers 2 familie, vrienden, buren, leraren, collega’s of
kennissen 3 de Metro en de Spits 4 UWV’s 5 De uitzendbureaus
Opdracht 4
Veel jongerenZeEen studie aan een hbo-instelling JeIkIkikikHet salarishet
Opdracht 5
1 ik 2 hij 3 hij 4 zij 5 Wij
6 Zij 7 hij 8 Ik 9 hij
Opdracht 7
1 Drie woorden: beroep – keuze – onderzoek. 2 Omdat ze niet weten welke studie of welk
beroep ze moeten kiezen. 3 c 4 a 5 b
6 b 7 b 8 a
Opdracht 10
1 het leger 2 de marinier 3 het talent 4 knutselen
5 de uitslag 6 verbaasd 7 bevallen
Opdracht 11
1 Nadat je deze opleiding hebt afgemaakt, kun je een leuke baan krijgen.
2 Als hij deze opleiding wil gaan volgen, moet hij een test doen.
3 Als je op zoek bent naar werk in jouw regio, kun je het best op internet kijken.
4 Nadat ze voor de opleiding geslaagd is / is geslaagd, gaat zij direct werken.
5 Omdat we meer informatie willen krijgen, gaan we naar de open dag.
Opdracht 14
1 a 2 a 3 b 4 a 5 a 6 b 7 b
8 b 9 b 10 a 11 b 12 a 13 b
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
14 van 32
Opdracht 15
1 b 2 a
3 c 4 c
Opdracht 18
1 solliciteren 2 functie 3 werkgever 4 baan
5 werknemer 6 salaris 7 vacature 8 cv
Oefening 1
1 werkgever 2 hersenen 3 bruto
4 werkzaam 5 prestatie 6 loon
Het woord is: werken.
Oefening 2
1 uitzendbureau 2 banenjacht 3 arbeidsmarkt 4 belastingdienst 5 werkgever
Oefening 3
1 c 2 e 3 a
4 b 5 d
Oefening 4
1 geslacht 2 afnemen 3 biologische 4 informeert 5 zijn op zoek naar
Oefening 5
1 ondernemer 2 fabriek 3 aanbod 4 intensief 5 leverde … op
Oefening 6
1 Als + bijzin + hoofdzin 2 hoofdzin + omdat + bijzin 3 Toen + bijzin + hoofdzin 4 hoofdzin + als + bijzin 5 Toen + bijzin + hoofdzin 6 hoofdzin + omdat + bijzin 7 hoofdzin + omdat + bijzin 8 hoofdzin + maar + hoofdzin
Oefening 8
1 c 2 b 3 a
4 b 5 c 6 a
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
15 van 32
Hoofdstuk 6
Verkeer en vervoer
Opdracht 2
1 1c, 2d, 3a, 4b 2 b 3 b 4 a 5 a
6 c 7 c 8 c 9 b
Grammaticakader
In zin 1: hem = de fiets In zin 2: hem = de anonieme ov-chipkaartIn zin 3: het = het papieren treinkaartjeIn zin 4: ze = de strippenkaartenIn zin 5: hun = de medewerkers van de NS Klantenservice
1 de medewerkster 2 de reisgids van het volgende jaar 3 treinabonnementen
Opdracht 3
1 c 2 b 3 c
4 a 5 a
Opdracht 4
1 hem 2 het 3 ze 4 hem 5 ze 6 je 7 haar
8 ons 9 hem 10 hem 11 u 12 me 13 je
Opdracht 6
B 1 c 2 b
C 1 b 2 c 3 a 4 b
5 1c, 2a, 3b 6 b 7 c 8 c
Opdracht 8
De letters die accent krijgen, zijn onderstreept.
1 afzetten 2 hoofdzakelijk 3 toelichting 4 conducteur 5 raadplegen
6 perron 7 doorgeven 8 passagier 9 gepensioneerd 10 onregelmatig
Opdracht 9
Cursist A 1 c 2 a
3 d 4 b
Cursist B1 b2 d
3 a4 c
Opdracht 10
1 b 2 a 3 a 4 1 luisterde, 2 vond,
3 werk, 4 heeft, 5 aankom
5 eind 6 b 7 a 8 a 9 a
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
16 van 32
Opdracht 13
A 1 c 2 a
BArgument a: reiziger 5Argument b: reiziger 4Argument c: reiziger 2Argument d: reiziger 3Argument e: reiziger 1Argument f: reiziger 4Argument g: reiziger 1
Opdracht 14
vlieg (in plaats van: reis)plaatsen (in plaats van: bestemmingen)fijner (in plaats van: prettiger)vier (in plaats van: drie)koffers (in plaats van: bagage)
Oefening 1
1 c 2 d 3 a
4 e 5 b
Oefening 2
1 gepensioneerd 2 vliegveld 3 belast 4 gemiddeld 5 conducteurs
Oefening 3
1 plegen 2 aan 3 in
4 komst 5 door
Oefening 4
1 de bestemming 2 tijdig 3 alleen niet
4 verlaten 5 intussen
Oefening 5
1 de melding 2 de reserveband 3 de interesse
4 dringend 5 de pech
Oefening 6
1 meegemaakt 2 mis 3 kapot
4 oorzaak 5 bruikbaar 6 hoogstens
Oefening 7
1 de bagage 2 van tevoren 3 overstappen
4 de drukte 5 rechtstreeks
Oefening 8
1 Toen 2 als 3 toen 4 Als
5 als 6 Als 7 als 8 Toen
Oefening 9
1 b 2 a 3 a
4 b 5 b
Oefening 10
1 voor 2 in 3 naar 4 in
5 met 6 op 7 over 8 uit
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
17 van 32
Hoofdstuk 7
Land- en tuinbouw
Opdracht 3
A 1 voor jongeren die een opleiding in de agra-
rische sector willen volgen 2 op internet 3 a Plantenteelt b Glastuinbouw c Boomteelt d Akkerbouw 4 c 5 a en d 6 b
B 1 a 2 c 3 b
4 b 5 a
Opdracht 4
1 a 2 b 3 b
4 a 5 b 6 b
Opdracht 5
1 a 2 b 3 b
4 b 5 b 6 a
Opdracht 6
1 interessanter dan 2 even vaak als / net zo vaak als 3 langer 4 drukker dan 5 even goed … als / net zo goed … als
Opdracht 10
a, c, f, g, i, k, l
Opdracht 11
1 planten 2 graven 3 de vijver 4 het ontwerp 5 neerzetten
6 schaduwrijk 7 de schutting 8 de kunstmest 9 fors
Opdracht 12
1 willen 2 vragen 3 zijn 4 zijn
5 hoef 6 moet 7 is
De persoonsvorm staat op de tweede plaats.Het onderwerp staat voor of achter de per-soonsvorm.
Opdracht 13
1 willen 2 zijn 3 hoeft
4 moet 5 is
De persoonsvorm staat aan het einde van de zin, direct voor de infinitief. Het onderwerp staat aan het begin van de zin (na dat).
Opdracht 15
1 1b, 2c, 3a 2 1b, 2c, 3a
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
18 van 32
Opdracht 16
1 a en b 2 a 3 c 4 a en c
5 b 6 a 7 b
Opdracht 17
1 geweldig 2 Alles 3 verschrikkelijk
4 Dat 5 beter
Opdracht 18
1 b 2 a 3 a 4 b 5 a
6 b 7 b 8 a 9 b
Opdracht 22
pluimveehouderij = een boerderij met kippen en/of
kalkoenen
melkveehouderij = een boerderij met koeien die
melk produceren
sierteelt = het produceren van bloemen
scharrelproduct = product van een dier dat vrij
rond kan lopen
duurzame
veehouderij
= een boerderij die diervriendelijke
producten heeft (eieren/vlees)
overbevissing = het feit dat er te veel vis gevan-
gen wordt
Oefening 1
1 vruchtbaar 2 akker/akkers 3 oogst 4 lammetjes
5 aaien 6 opbrengst 7 overnemen 8 Jammer genoeg
Oefening 2
1 d 2 c 3 e 4 g
5 h 6 a 7 b 8 f
Oefening 3
1 blaadjes 2 schutting 3 vijver
4 neerzetten 5 schaduwrijk 6 aanpassen
Oefening 4
1 fors 2 gat 3 besparen
4 vogelhuisje 5 bloempot
Oefening 5
1 b 2 b 3 a 4 a
5 a 6 a 7 b
Oefening 6
1 fout 2 fout 3 goed 4 goed
5 goed 6 fout 7 goed
Oefening 7
1 Froukje deelt haar moeder mee dat ze van-af vandaag vegetariër is.
2 In het tijdschriftenartikel staat geschreven dat biologisch voedsel helemaal niet duur is.
3 Oma zegt dat je echt lekkere boerenkool met een beetje jus maakt.
4 Ik heb op een papiertje gelezen dat de informatiebijeenkomst ‘druiven plukken in Frankrijk’ naar dinsdag 20 februari is ver-plaatst / verplaatst is.
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
19 van 32
5 Het bord geeft aan dat we hier rechtsaf moeten.
6 De nieuwslezeres zegt dat de melkprijzen sinds vorig jaar met tien procent zijn geste-gen / gestegen zijn.
7 De tuinarchitect vindt dat de klant beter deze moderne tuintegels kan kopen.
Oefening 8
1 met 2 op 3 uit 4 aan 5 over
6 Naast 7 onder 8 tegen 9 over 10 achter
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
20 van 32
Hoofdstuk 8
Zorg en welzijn
Opdracht 3
1 goed – beter – best 2 graag – liever – liefst 3 veel – meer – meest 4 groot – groter – grootst 5 leuk – leuker – leukst
Opdracht 4
1 het grootst(e) 2 het langst(e) 3 het liefst(e) 4 het meest(e) 5 het best(e)
6 het zwaarst(e) 7 het minst(e) 8 het leukst(e) 9 het best(e) 10 het aardigst(e)
Opdracht 8
4 b 5 a 6 b 7 b
8 c 9 b 10 a
Opdracht 9
1 Komen ze je de wet voorschrijven of komen ze met een verbod? (regel 5)
2 Zij … proberen te voorkomen dat er pro-blemen ontstaan. (regel 7)
3 Het is een kwetsbare groep jongeren die vaak uit gezinnen komen waar heel veel problemen zijn. Ze hebben heel trieste din-gen meegemaakt. (regel 21)
4 … zijn ze over het algemeen opgewekt en vrolijk. (regel 27)
5 Meestal voel je al snel aan of zo’n jongere zin heeft om te praten. (regel 32)
6 Sommige jongens hebben wel een heel op-vallend uiterlijk… (regel 41)
7 … andere spuiten ook. (regel 48) 8 … kunnen wij ze niet tegenhouden. (regel
51) 9 Zo leren ze om ons te vertrouwen.
(regel 57) 10 … kun je ze daarna gemakkelijker aanspre-
ken op hun gedrag. (regel 65)
Opdracht 10
1 een vraagwoord 2 het woordje of 3 aan het eind van de zin
Opdracht 11
1 … wat het Mobiel Jongerenteam is? 2 … wat voor jongeren het zijn. 3 … hoe je contact maakt? 4 … over wat voor soort overlast we het
hebben? 5 … wat jij de omwonenden adviseert om
zich veiliger te voelen? 6 … wat jongeren zelf aan een veilige om-
geving doen? 7 … of je nog goede tips voor de jongeren en
de buurtbewoners hebt?
Opdracht 13
1 a 2 a 3 b 4 a
5 a 6 b 7 b 8 a
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
21 van 32
Opdracht 14
terugnahebben het
ergetochsnel
Opdracht 15
1 regel 3 2 regel 12 3 regel 20 4 regel 24
5 regel 32 6 regel 45 7 regel 50 8 regel 54
Opdracht 18
1 hoogst(e)/grootst(e) 2 laagst(e)/kleinst(e) 3 vaker 4 meer 5 minder
Oefening 1
1 de ploeg 2 opgelucht 3 kalmeren
4 ondergaan 5 de overdracht
Oefening 2
1 a 2 a 3 b
4 b 5 a
Oefening 3
1 f 2 a 3 b
4 e 5 c 6 d
Oefening 4
1 aan 2 voor 3 op
4 voor 5 tegen 6 aan
Oefening 5
1 baat 2 eng 3 opbouwen
4 hingen … rond 5 staan … open
Oefening 6
1 wond 2 huisartsenpost 3 dienstdoende
4 consult 5 bij de hand
Oefening 7
1 d 2 e 3 a
4 b 5 c
Oefening 8
2 Welke opleiding heb ik/je nodig om ver-pleegster te worden?
4 Waarom hebben jullie / de jongeren de ruit vernield?
5 Hoelang hebt u deze klachten al? 8 Welke activiteiten organiseren jullie in deze
buurt?
Oefening 9
1 wanneer 2 wat 3 of 4 wie
5 waar 6 of 7 hoe 8 welke
Oefening 11
1 d 2 e 3 b
4 a 5 c
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
22 van 32
Hoofdstuk 9
Horeca en toerisme
Opdracht 2
1 b 2 a 3 a BBQ-boot b Tapas-boot c High-Tea-boot d Borrel-boot e Lunch-boot f Disco-boot g Oesters & Bubbels 4 c 5 b 6 a
Grammaticakader
Aveelgoedkoopmooi
B Het bijvoeglijk naamwoord krijgt geen e voor een zelfstandig naamwoord dat onzijdig en on-bepaald is.
Cmooibekendleukveel
D 1 meer – meeste 2 minder – minste 3 betere – beste
Opdracht 3
1 kleiner 2 meer 3 mooiere
4 duurder 5 minder
Opdracht 4
1 leukste 2 mooiste 3 drukste
4 populairste 5 meeste
Opdracht 7
1 b 2 a 3 a 4 a 5 a
6 b 7 a 8 b 9 a
Opdracht 8
A 1 Evelien: hotel 2 Joost: restaurant 3 Nicole: café
Woord: horeca
B 1 b 2 a 3 c 4 c 5 b
6 a 7 a 8 b 9 c 10 a
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
23 van 32
Opdracht 9
1 Ik heb regelmatig vergaderingen met de directie van het hotel.
2 Onze gasten zijn meestal tevreden over de kamers.
3 We zitten bijna altijd vol. 4 In de toekomst wil ik zelf graag een restau-
rant. 5 Het is leuk maar soms zwaar werk.
1 = 10 woorden2 = 8 woorden3 = 5 woorden4 = 9 woorden5 = 7 woorden
Opdracht 10
1 c 2 b 3 a 4 b 5 c
6 c 7 b 8 a 9 b
Opdracht 11
1 g 2 i 3 j 4 b 5 a
6 d 7 f 8 c 9 e 10 h
Opdracht 14
1 b 2 d 3 f
4 a 5 c 6 e
Opdracht 15
1 a 2 b 3 a
4 c 5 c
Oefening 1
1 gids 2 bezienswaardigheden 3 hoogseizoen 4 uitdaging 5 afsluiting
Oefening 2
1 a 2 c 3 b
4 c 5 a
Oefening 3
1 b 2 a 3 c
4 a 5 c
Oefening 4
1 exclusief 2 borrel 3 luxe
4 overnachting 5 diner
Oefening 5
1 keten 2 onderdak 3 verkennen 4 zeuren
5 gastvrijheid 6 kwijtraken 7 verlengen
Oefening 6
1 grenzen 2 friet 3 gast
4 betalen 5 leiding
Oefening 7
1 b 2 a 3 d
4 e 5 c
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
24 van 32
Oefening 8
1 stroomt 2 uitgestrekt 3 achterover 4 amper
5 logeren 6 klopte 7 in slaap viel
Oefening 9
1 b 2 a 3 a 4 b
5 b 6 a 7 b 8 a
Oefening 11
1 over 2 van/in 3 in/met/op 4 op/door 5 naar
6 naar 7 met/op 8 van 9 in 10 op
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
25 van 32
Hoofdstuk 10
Bouw en techniek
Opdracht 2
1 c 2 a 3 a 4 c
5 b 6 c 7 b
Opdracht 3
1, 4, 6, 7, 8
Opdracht 4
1 zijn 2 onze 3 hun 4 haar 5 jou
6 uw 7 je 8 Matthijs’ 9 mij
Opdracht 5
1 Mijn 2 onze 3 Zijn/Floris’ 4 onze 5 hun
6 ons 7 mij 8 haar/Laura’s 9 ons 10 haar/Laura’s
Opdracht 6
1 Deze boormachine is beter dan mijn boormachine. / Deze boormachine is beter dan die van mij.
2 Heb je het telefoonnummer van jouw klus-jesman?
3 Onze lift is al dagen kapot. / De lift in mijn/ons kantoor is al dagen kapot.
4 Kun jij de lamp in Jans kamer vervangen?
5 Sarah heeft de auto van Kees geleend maar ze kon zijn auto niet starten.
6 Mijn buren hebben een nieuwe badkamer, maar nu is er een lekkage in hun badkamer.
Opdracht 10
1 a 2 b
3 b 4 b
Opdracht 12
1 a 2 b 3 b 4 a 5 a
6 a 7 b 8 b 9 a 10 b
Opdracht 13
Cursist A 1 Plaats 2 Verbind 3 Gebruik 4 Zet … aan
5 Zoek 6 Stop 7 Druk
Cursist B 1 Plaats 2 Laad … op 3 Zet … aan 4 Druk
5 Kijk 6 Verbind 7 Tik
Opdracht 15
1 vakken 2 Een paar andere leerlingen 3 een pizza 4 een vruchtensap
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
26 van 32
5 de verpakking 6 de plaats 7 een fabrikant 8 De mensen 9 vragen
Opdracht 16
1 e 2 b 3 f 4 d
5 g 6 a 7 c
Opdracht 21
1 niet (net) 2 Zal (Zou) 3 zitten (zetten)
4 in (’n/een) 5 fiets (feest)
Oefening 1
1 opgeslagen 2 knippert 3 schakelt … in 4 geïnstalleerd
5 verbouwing 6 capaciteit 7 uitvinding 8 doorzichtig
Oefening 2
1 computernetwerk 2 energieverbruik 3 pijltjestoets
4 chipkaart 5 uitstraling 6 autofabrikant
Oefening 3
1 e 2 a 3 d
4 c 5 b
Oefening 4
1 elektronisch 2 complex 3 onderhoud
4 verleden 5 tarief 6 werkwijze
Overgebleven lettergrepen: techniek
Oefening 5
1 overeengekomen 2 kelder 3 spullen 4 timmerman 5 verwijderd
6 voltooid 7 deels 8 garantie 9 ontwijkt 10 mislukking
Oefening 6
1 e 2 a 3 d 4 h
5 b 6 c 7 g 8 f
Oefening 7
1 gelijktijdig 2 constant 3 observeren 4 identiek
5 schaars 6 respectievelijk 7 neiging 8 fungeren
Oefening 8
1 In 2 aan 3 Met 4 met 5 aan
6 van 7 Bij 8 Op 9 in 10 Aan
Oefening 9
1 waarin 2 aan wie 3 waarmee 4 waarmee 5 aan wie
6 van wie 7 waarbij 8 waarop 9 waar(in) 10 waaraan
Oefening 10
1 b 2 a 3 b 4 c
5 a 6 b 7 c 8 a
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
27 van 32
Hoofdstuk 11
Mode en interieur
Opdracht 3
1 b 2 c 3 b
4 a 5 c 6 c
Opdracht 4
1 me 2 je 3 zich/u 4 zich
5 ons 6 je 7 zich
Opdracht 5
zich, zich, zich, ons
Opdracht 6
1 je 2 zich 3 zich 4 me
5 je 6 zich 7 ons
Opdracht 7
1 elkaar 2 zich 3 me 4 elkaar
5 elkaar 6 zich 7 ons 8 elkaar
Opdracht 9
A 1 d 2 e 3 c
4 b 5 a
B 1 b 2 a 3 b 4 b
5 c 6 a 7 a
Opdracht 10
1 uit 2 in 3 van
4 van 5 voor
1 bestaan uit 2 zich specialiseren in 3 gebruikmaken van 4 houden van 5 ervoor zorgen dat … (zorgen voor)
Opdracht 11
1 … en laat me inspireren door de wensen van de opdrachtgever. (regel 5)
2 Als ik een fatsoenlijk ontwerp heb gemaakt, laat ik dat aan de opdrachtgever zien. (regel 7)
3 …maar je moet de nieuwste ontwikkelin-gen op het gebied van tekentechnieken wel volgen. (regel 18)
4 Dat gebeurt vaak met kostuums. (regel 23) 5 De kleding die niet past of die de klant niet
leuk vindt, ga ik ruilen. (regel 36) 6 Ik zorg ervoor dat de klerenkast vol komt te
hangen met vlotte kleding. (regel 37) 7 … maar spijkerbroeken zijn heel lastig om
te stikken. (regel 47)
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
28 van 32
Grammaticakader
Zin 1 en 2 staan in de onvoltooid tegenwoordi-ge tijd.Zin 3 staat in de onvoltooid verleden tijd.
Opdracht 12
1, 5, 6, 7, 9
Opdracht 13
1 Tijdens de Parijse modeweken tonen de bekende ontwerpers de nieuwe collectie.
2 De interieurstyliste richtte mijn huis op-nieuw in.
3 De naaister stikte de kapotte spijkerbroek helemaal verkeerd.
4 Victor en Rolf ontwerpen de nieuwe con-fectiekleding voor H&M.
5 Een boze journalist viel gisteren het beken-de model Naomi Campbell aan.
Opdracht 15
1 c 2 b 3 a 4 b
5 c 6 b 7 c
Opdracht 16
meubelzaakhuiskijken
ontwerpenbanken
Opdracht 17
1 karwei 2 geverfd 3 verwisselen
4 opstelling 5 indelen
Opdracht 18
De letters die accent krijgen, zijn onderstreept.
1 indelen 2 verwisselen 3 uittrekken 4 tevoorschijn 5 opstelling 6 opruimen
7 karwei 8 luxe 9 uiteinde 10 geverfd 11 binnenkant 12 onderbrengen
Oefening 1
1 patroon 2 pand 3 tapijt
4 interieur 5 atelier 6 collectie
Oefening 2
1 interesseert zich voor 2 schets 3 fauteuil 4 pand 5 bekleden 6 toezien op 7 op de hoogte … zijn van 8 zich in … vestigen
Oefening 3
1 minderheid 2 stijl 3 lap 4 vervaardigd 5 strenge
6 maatschappij 7 geldt 8 voorschriften 9 opleggen 10 zogenoemde
Oefening 4
1 b 2 e 3 d
4 a 5 c 6 f
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
29 van 32
Oefening 5
1 bijscholing 2 styliste 3 etalage
4 stikken 5 kostuum
Oefening 6
1 daglicht 2 vernieuwen 3 inspireert 4 gedoe
5 kleurige 6 los … maken 7 fatsoenlijk 8 vlot
Oefening 7
1 c 2 d 3 e
4 a 5 b
Oefening 8
1 wand 2 stapel 3 uittrekken 4 geverfd 5 karwei 6 kwam … tevoorschijn 7 luxe 8 onderbrengen 9 lade
Oefening 9
1 Dat staat niet in de zin. 2 één klant 3 mij 4 Dat staat niet in de zin. 5 de fotograaf 6 Dat staat niet in de zin.
Oefening 10
1 worden 2 worden 3 wordt 4 werd
5 werden 6 werden 7 wordt 8 Word
Oefening 11
1 De kostuums worden met spoed door de koerier opgehaald.
2 De overhemden worden door de mannen gedragen, de bloezen worden door de vrou-wen gedragen.
3 In dit gedeelte van de stomerij wordt de kleding door ons gewassen. / In dit gedeelte van de stomerij wordt door ons de kleding gewassen. / De kleding wordt door ons in dit gedeelte van de stomerij gewassen. / De kleding wordt door ons gewassen in dit ge-deelte van de stomerij. / De kleding wordt in dit gedeelte van de stomerij door ons gewassen. / De kleding wordt in dit gedeel-te van de stomerij gewassen door ons.
4 Onze stoffen worden altijd door ons in India besteld. / Onze stoffen worden door ons altijd in India besteld. / Onze stoffen worden altijd in India besteld door ons.
5 De stof werd door de naaister geknipt. 6 Al onze kleren werden vroeger door mijn
moeder zelf gemaakt. / Vroeger werden al onze kleren door mijn moeder zelf ge-maakt. / Al onze kleren werden vroeger zelf gemaakt door mijn moeder.
7 Wanneer wordt het tapijt door iemand schoongemaakt?
8 Hun huis werd door de interieurstyliste schitterend ingericht.
Oefening 12
1 in 2 van 3 met 4 van 5 aan 6 van
7 op 8 tijdens 9 door 10 voor 11 van
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
30 van 32
Hoofdstuk 12
Administratie en economie
Opdracht 4
1 Alle 2 alle 3 al
4 allemaal 5 alle
Opdracht 5
1 alle 2 allemaal 3 alles 4 alles
5 allemaal 6 alle 7 allemaal 8 alles
Opdracht 6
1 We willen allemaal rijk zijn. 2 De accountant heeft alle rekeningen
betaald. 3 Tijdens de vergadering moet ik alles
opschrijven. 4 Alle artikelen zijn op tijd bij de klanten
bezorgd. 5 Ik heb alle cadeaus voor mijn familie
gekocht. 6 Zijn de bestellingen allemaal betaald?
Opdracht 10
1 a 2 b 3 a 4 b
5 a 6 a 7 a
Opdracht 11
1 Tegenwoordig maken veel mensen hun eigen kleding, gordijnen, kussens en zo naar eigen smaak.
2 Voordat je begint, moet je goed weten wat je verkoopt.
3 Gelukkig bestaan er verschillende organisa-ties die jou kunnen helpen.
4 In al die jaren ben ik lichamelijk en mentaal sterker geworden.
5 De hele dag ben je volop in beweging.
Opdracht 16
2 b 3 c 4 a
5 c 6 b 7 c
Opdracht 17
1 meestal 2 mij 3 nieuwe 4 vragen
5 balie 6 openen 7 sparen 8 huis
Opdracht 18
1 b 2 b 3 a 4 b 5 b 6 b
7 a 8 b 9 a 10 b 11 b
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
31 van 32
Oefening 1
1 schatting 2 tevergeefs 3 merendeel
4 gunstig 5 producent
Oefening 2
1 nauwkeurig 2 vakbond 3 orders 4 zich verantwoorden 5 producent 6 balans 7 aankoop 8 houdt … bij 9 voorraad 10 ontslagen
Oefening 3
1 b 2 d 3 e 4 c
5 a 6 g 7 f
Oefening 4
1 zuinig 2 vertonen 3 voorspellen 4 commercieel
5 toename 6 overschrijden 7 boodschap 8 resulteren
Oefening 5
1 kraam 2 volop 3 moed 4 lui 5 ondernemerschap
Oefening 6
1 vastbesloten 2 gesignaleerd 3 vereiste 4 gerangschikt 5 zich … veroorloven 6 adviseur 7 zomaar 8 vergunning
Oefening 7
1 efficiënt 2 beloond 3 uitgesteld 4 minimaal 5 economische
6 voorstander 7 tabel 8 toetsenbord 9 overgemaakt 10 afgesloten
Oefening 8
1 advies 2 beleefde vraag 3 advies 4 beleefde vraag
5 beleefde vraag 6 beleefde vraag 7 advies 8 advies
Oefening 9
1 Zou ik geld voor de lunch mogen lenen? 2 Zou u het contract hier willen onder-
tekenen? 3 Zou je me jouw rekenmachine even kunnen
geven? 4 Zou ik uw burgerservicenummer mogen
noteren? 5 Zou u me kunnen adviseren welke verzeke-
ring ik het beste kan nemen? 6 Zou je me willen helpen met mijn adminis-
tratie? 7 Zou ik mogen vragen wat uw salaris is? 8 Zou u me kunnen vertellen waar ik de
meeste rente op mijn spaarrekening krijg?
Sleutel bij Taaltalent – deel 3
32 van 32
Oefening 10
1 Als ik jou was, zou ik mijn pincode altijd ergens opschrijven.
2 Als ik u was, zou ik een kopie van al mijn declaraties maken.
3 Als ik jou was, zou ik me voor een nieuwe lening van tevoren goed informeren.
4 Als ik jou was, zou ik die schoenen niet kopen, want ze zijn veel te duur!
5 Als ik jou was, zou ik die mailtjes direct verwijderen, want ze zijn onzin.
Oefening 11
1 met 2 van 3 in 4 door
5 naar 6 uit/door 7 tegen 8 aan