slim samenwerken loont. resultaten van taal voor

27
Slim samenwerken loont Resultaten van Taal voor het Leven na één jaar in de regio 2013

Upload: lamhuong

Post on 11-Jan-2017

220 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Slim samenwerken loont

Resultaten van Taal voor het Leven na één jaar in de regio

2013

Slim samenwerken loontWat is Taal voor het Leven?1 op de 9 volwassenen in Nederland heeft grote moeite met lezen en schrijven. Voor hen is kunnen voorlezen, zelfstandig reizen met het openbaar vervoer of online solliciteren niet vanzelfsprekend. Met de inzet van vele organisaties, vrijwilligers en docenten helpt Taal voor het Leven meer mensen hun taalniveau te verhogen. Samen werken aan een samenleving waarin iedereen kan meedoen. Dát is de essentie van Taal voor het Leven.

Taal voor het Leven wordt uitgevoerd door Stichting Lezen & Schrijven in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Colofon

Stichting Lezen & SchrijvenT 070 302 26 60

www.taalvoorhetleven.nl

In samenwerking met:Alle lokale en landelijke partners en in het bijzonder met:Maastricht Universityprof. dr. M. de Greef en dr. J. NijhuisBureau Wending, drs. R. van Dijk

Coördinatie vormgeving: Communicatiebureau Podium Ontwerp: Koduijn ontwerpersDrukwerk: De Bondt grafimedia communicatie

juni 2014 © Stichting Lezen & Schrijven

Inhoud

1. In één oogopslag 7

2. Leren van de praktijk 11 (kwalitatieve onderzoeksresultaten)

3. Werkt Taal voor het Leven? 31 (kwantitatieve onderzoeksresultaten)

4. Bestuurders blikken terug én vooruit 36

5. Instrumenten en materialen 43

Bijlage 1 46 Achtergrond bij het tellen van cursisten en vrijwilligers

Bijlage 2 47 Rollen taalvrijwilligers

Slim samenwerken loont 2013

4 5

Gerard, taalcursist in regio IJssel-VechtIk kwam in de WW terecht en op het arbeids-bureau vroegen ze: wat wil je leren? Ik zei: ik wil wel leren lezen en schrijven. Toen was ik 42. Ik ben toen naar de avondschool gegaan. Waarom lukte het nu wel? Mijn hersens waren kennelijk verder ontwikkeld. En mijn motivatie was beter. Ik ga er nog steeds wekelijks heen. Ik kan nu de ondertiteling op de tv meelezen. Maar daar moet ik hard voor werken.

Pauline, taalvrijwilliger regio haaglanden Mijn dochter heeft een leerachterstand op school. Ik ben ontzettend blij dat er mensen zijn die haar verder helpen. Ik zet me ook graag in voor anderen. Toen ik over Taal voor het Leven hoorde, was ik meteen enthousiast. Voordat ik aan de training begon, dacht ik dat ik iemand binnen drie maanden kon leren lezen en schrijven. Nu weet ik dat zoiets meer tijd kost.

Thea, taalcursist regio Rijnmond Mensen zeggen vaak dat ze met me mee willen [naar de les, red.]. Maar uiteindelijk durven ze niet. Dat is zonde, want je krijgt er zoveel voor terug. Ga gewoon een keer kijken. Dan zie je snel genoeg of het iets voor je is. Natuurlijk moet je over een drempel heen. Maar dat moet je zo vaak in het leven.

Annemarie Jorritsma, burgemeester AlmereAls je een taalachterstand hebt, is het een heel grote stap om voor je probleem uit te komen en er iets aan te doen. Toch is het ontzettend belangrijk dat er iets gebeurt. Je helpt jezelf niet door het geheim te houden, maar wel door erover te praten.

Janneke, taalvrijwilliger regio Amsterdam Hoe belangrijk het is om goed te luisteren en te kijken naar iedere cursist als individu. Er achter proberen te komen wat hij of zij kan, leuk vindt, nodig heeft, etc. Begeleiding op maat proberen te geven en niet voor iedereen eenzelfde riedeltje willen afdraaien. Dat is denk ik heel belangrijk.

Ton van Vlimmeren, directeur Bibliotheek utrecht Je zou denken dat de bibliotheek de laatste plek is waar je laaggeletterden tegenkomt. Toch is het tegendeel waar. Ze komen hier als ze een ontvangen brief niet kunnen lezen of iets via de computer moeten regelen. Dan is het belangrijk dat er mensen voor ze klaar-staan die hulp op maat bieden.

VooRWooRd

Je kinderen voorlezen, solliciteren naar een baan, een parkeervergunning aanvragen, stemmen voor de gemeenteraadsverkiezingen. Dingen die voor u en voor mij heel vanzelfsprekend zijn. Maar liefst  1 op de 9 Nederlanders tussen de 16 en 65 jaar heeft hier echter grote moeite mee, doordat zij laaggeletterd zijn. Sinds 1 januari van dit jaar zet ik mij als voorzitter van Stichting Lezen & Schrijven in om dit probleem structureel aan te pakken. Een weerbarstige, maar niet onmogelijke ambitie, die vele enthousiaste mensen gelukkig met mij delen. Wanneer we samen onze schouders eronder zetten en slim samenwerken, kunnen we écht het verschil maken.

Meer laaggeletterden bereiken en scholen met een beperkt budget; het huidige economische klimaat vraagt immers ook om efficiëntere inzet van geld. Taal voor het Leven laat zien dat het kan. Als we maar samen met de 300 partners blijven denken vanuit de mens en buiten de gebaande paden durven treden. Het is soms een investering in de mogelijkheden en soms is het een kwestie van slim inpassen in bestaande structuren. De inzet van getrainde vrijwilligers, kundige docenten en een lokaal netwerk zorgen daarbij voor een groot bereik en snelle resultaten.

Dat blijkt uit de resultaten van één jaar Taal voor het Leven, die ik hierbij met trots presenteer namens alle betrokkenen. Oplossingen zijn binnen handbereik, maar vragen om structuur en een gevoel van eigenaar-schap op lokaal niveau. Er is ook niet één blauwdruk; elke regio kent zijn karakteristieken. De verschillende aanpakken hebben daarom hun specifieke randvoorwaarden en elke regio zijn gebruiksaanwijzing. Deze maken we inzichtelijk zodat we steeds beter weten hoe we samen meer laaggeletterden kunnen bereiken.

Ik wens u veel inspiratie. 

Marja van Bijsterveldt-VliegenthartBestuursvoorzitter Stichting Lezen & Schrijven

Slim samenwerken loont 2013

6 7

Stad Amsterdam510 cursisten160 taalvrijwilligers30 partners

Regio den haag(haaglanden) 1.300 cursisten300 taalvrijwilligers42 partners

Regio Almere (Flevoland) 210 cursisten120 taalvrijwilligers19 partners

Regio Zwolle(IJssel-Vechtstreek+Twente) 840 cursisten390 taalvrijwilligers91 partners

Regio utrecht (Midden-utrecht)950 cursisten270 taalvrijwilligers29 partners

Regio Rotterdam (Rijnmond)1.350 cursisten400 taalvrijwilligers76 partners

1 In één ooGoPSLAG

Waar Taal voor het Leven om draait? Met 300 partners achterhalen hoe je meer mensen op een hoger taalniveau brengt. Drie onderzoekers, drs. Rita van Dijk, prof. dr. Maurice de Greef en dr. Jan Nijhuis, hebben kwalitatief en kwantitatief onderzoek gedaan naar de effecten van Taal voor het Leven in het eerste jaar. In deze publicatie leest u over hun bevindingen en de resultaten. De belangrijkste daarvan worden hieronder beknopt weergegeven.

CuRSISTen WeRVen en oPLeIden

5.200 cursisten volgden een taaltraject via lokale partners. Daarbij profiteerden 3.300 cursisten van de kennis van taalvrijwilligers die aan hun reeds lopende taaltraject werden toegevoegd. 1.900 cursisten begonnen een nieuw taaltraject. Ook zijn lokaal 500 potentieel laaggeletterden geworven via de Taalmeter. Deze zijn nog niet gekoppeld aan de Taal voor het Leven-aanpak. Nieuwe cursisten werden geworven op drie manieren: via zelfmelding, signalering door intermediairs en systeeminterventies. Door taboedoorbreking en voortdurende agendering wordt zelfmelding vergemakkelijkt. Op steeds meer plekken, zoals balies bij gemeenten, woningcorporaties en consultatie-bureaus, worden mensen die taalproblemen hebben, herkend en doorverwezen. Een voorbeeld van de systeem-interventie is het gebruik van de Taalmeter. Instanties namen bij cliënten de Taalmeter af. Zij kregen dankzij de Taalmeter een indruk van het taalniveau van cliënten en helpen hen, waar nodig, bij het vinden van een passende cursus. Een ander voorbeeld: laaggeletterde ouders werden gestimuleerd om met hun taalvaardigheden aan de slag te gaan, daarmee zowel zichzelf als hun kinderen helpend.

Kernvraag:Wat is nodig om een sterke en meer samenhangende infrastructuur op te bouwen met lokale partners waarmee meer cursisten worden toegeleid naar de opleiding en begeleiding die bij hen past?

Kernvraag:Wat is een effectieve aanpak om vrijwilligers te werven, hun kwaliteiten te versterken en hen te koppelen aan cursisten?

• Het is van belang om eigenaarschap te creëren en te behouden bij partners binnen de lokale infrastructuur. Dit gebeurt door aan te sluiten op ‘natuurlijke’ rollen en ambities die organisaties hebben.

• Eenlokalekerngroep is nodig om de kar te trekken. In die groep moeten de verschillende rollen en taken zijn vertegenwoordigd: regiehouder, werven en koppelen vrijwilligers, scholen vrijwilligers, werven cursisten, coördineren van (intakes) cursisten, creëren van lesruimte en kwaliteitsbewaking.

• Eenonafhankelijke trekker vergroot de effectiviteit. • Concrete afspraken met partners over wie welke resultaten bereikt,

zijn nodig.• Professionals op sleutelposities zijn nodig voor het behoud en de

borging van kwaliteit. Dit kunnen docenten, andere (betaalde) krachten of opgeleide vrijwilligers zijn.

• Hetin kaart brengen van het taalaanbod is vooral effectief in combinatie met een sessie waarbij de rollen van de aanbieders expliciet worden verdeeld en benoemd.

• Voorkleineregemeentenisgestructureerde regionale samenwer-king een oplossing om voldoende faciliteiten en massa te verwerven.

• HetTaalpunt (zie pagina 16) is een belangrijke fysieke schakel in de infrastructuur.

• Succesvolle werving is gestoeld op lokale promotie en mediacam-pagnes gevolgd door voorlichtingsbijeenkomsten en het aanbieden van een opleiding.

• Dewerving van vrijwilligers met een onderwijskundige achtergrond is kansrijk om versnelling te realiseren in de begeleiding van grote aantallen cursisten.

• Omdekwaliteitvanvrijwilligersoppeiltehouden,ishetnodigdatinhoudelijke ondersteuning en begeleiding wordt georganiseerd. Dit kan in de vorm van: een mentor, extra trainingsmodules (bijvoorbeeld over dyslexie), een online helpdesk en intervisie- of terugkomdagen waarop zij ervaringen kunnen uitwisselen met andere vrijwilligers.

Slim samenwerken loont 2013

8 9

Kernvraag:Wat zijn strategieën om laag- geletterden te bereiken en op te leiden? Wat brengt versnelling in het werven van cursisten?

Kernvraag:Wat is het effect van regionale communicatiecampagnes op de kennis, de houding en het gedrag ten aanzien van laaggeletterd-heid?

Kernvraag:In hoeverre zijn samenwerkings-partners geactiveerd om laag- geletterdheid aan te pakken?

Kernvraag:Wat is nodig om de opbrengsten van Taal voor het Leven structu-reel te waarborgen waardoor de kwaliteit behouden blijft?

Kernvraag:Welke taalontwikkeling maken cursisten door en welk effect hebben de taaltrajecten op de plek in de samenleving (sociale inclusie)?

• DeTaalmeter(ziepagina43)iseeneffectief instrument om meer laaggeletterden met Nederlands als moedertaal te vinden en bij hen het onderwerp bespreekbaar te maken.

• DeTaalmeterlijktgeschikt voor een brede groep van organisaties die zich richten op re-integratie en participatie in de maatschappij en is in te passen in het algemene personeels-beleid van een organisatie.

• DecontinuecampagnevanTaalvoorhetLevengedurendediteerste jaar laat zien dat het publiek:

- eerder de noodzaak erkent van het feit dat de maatschappij in het tegengaan van laaggeletterdheid moet investeren;

- zelf meer bereid is om erin te investeren; - eerder de problematiek onderkent; - het probleem belangrijker is gaan vinden; - laaggeletterdheid vaker zelf bespreekbaar maakt; - laaggeletterden eerder herkent.

• Menheeftoverhetalgemeeneenhogematevankennisoverde problematiek. Dit komt met name door radio en televisie. Men kent Stichting Lezen & Schrijven en weet dat men voornamelijk bij de stichting, maar ook via het buurthuis, de bibliotheek en via internet informatie over lezen en schrijven kan krijgen. Opvallend is wel dat het buurthuis vaker wordt genoemd.

• Eenruimemeerderheidvandepartners,86%,gaataandeslagmet laaggeletterdheid. Het merendeel van de partners houdt zich bezig met het herkennen en doorverwijzen van laaggelet-terden naar een taaltraject, gevolgd door het ontwikkelen van regionaal of lokaal beleid op het gebied van laaggeletterdheid en het geven van taalcursussen.

Ook kunt u in deze publicatie de visie lezen van lokale bestuurders uit de startfase in de Taal voor het Leven-regio’s. En tot slot beschrijven we de middelen die in dit eerste jaar werden ontwikkeld.

• Naasteengemeenschappelijkbeeldvanwatwerkt,ishetvolgende nodig voor borging op de langere termijn:

- eigenaarschap bij partnerorganisaties; - inzet door gemeenten; - landelijke ondersteuning en expertise; - brede financiële mogelijkheden; - borging van kennis en materialen.

• Demeerderheidvandedeelnemersprofiteertvaneenbeteresociale inclusie na deelname aan een taaltraject. De meeste deelnemers lijken vooral hun taalvaardigheden en digitale vaardigheden te verbeteren. Ook ondernemen zij meer buitenshuis en ontmoeten zij meer mensen.

• Deinzetvanvrijwilligersinaanvullingopformeelonderwijswerkt daarbij uitermate effectief. Dit ontkracht het beeld dat vrijwilligers geen of weinig waarde toevoegen aan formeel onderwijs.

TAALVRIJWILLIGeRS WeRVen en oPLeIden

1.600 taalvrijwilligers zijn opgeleid. 900 reeds actieve taalvrijwilligers werden ingewijd in de Taal voor het Leven-benadering, 700 nieuwe taalvrijwilligers werden aan de database toegevoegd. Hun achtergronden variëren; vele van hen hebben een onderwijsachtergrond en kunnen anderen opleiden tot trainer. Taalvrijwilligers worden ingezet als zelfstan-dig begeleider van cursisten of ter ondersteuning van bestaande, professionele taaltrajecten.

Het waarborgen van kwaliteit vereist instrumenten. Zo zijn onder meer ontwikkeld: het taalassessment, de basistrai-ning, de competentieprofielen en de taaltoets. Gekwalificeerde docenten werden geworven. Ook zijn materialen ontwikkeld om sneller cursisten te werven en hen zo goed mogelijk te begelei-den, zoals de Taalmeter en (papieren) lesmateriaal.

Slim samenwerken loont 2013

10 11

2 KWALITATIeF ondeRZoeK: LeRen VAn de PRAKTIJK

Door drs. Rita van Dijk, Bureau Wending

InleidingIn Nederland wonen naar schatting 1,3 miljoen volwassenen in de leeftijd van 16 tot 65 jaar die moeite hebben met lezen en schrijven. Dat betekent dat 1 op de 9 volwassen Nederlanders laaggeletterd is. Dat aantal is verontrustend hoog. Tegelijk is het probleem ook taai. Daarom heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in 2012 aan Stichting Lezen & Schrijven gevraagd te achterhalen met welke methode laaggeletterdheid effectiever kan worden teruggedrongen. Met dit doel is de stichting in september 2012 in 6 regio’s in Nederland het programma Taal voor het Leven gestart. In de regio’s zijn zowel G4-gemeenten als middelgrote en kleine gemeenten betrokken, zowel in de Randstad als in buitengebieden. Deze variëteit biedt de mogelijkheid om verschillende aanpakken en interventies uit te proberen en te leren van de praktijk. Juist dat leren is een belangrijk onderdeel van het programma. Met behulp van jaarlijks kwantitatief en kwalitatief onderzoek wordt gedurende het programma in kaart gebracht wat werkt. Het kwantitatieve onderzoek, dat Maastricht University uitvoert, levert resultaten op over de activiteiten en betrokkenheid van samenwerkingspartners, het aantal mensen dat wordt bereikt en de vooruitgang van cursisten op het gebied van taalvaardigheden en sociale inclusie (zie pag. 31, Werkt Taal voor het Leven?). Het kwalitatieve onderzoek biedt zicht op de aanpak, succesfactoren en randvoor-waarden die bepalend zijn voor het bereiken van resultaten. Specifiek zal duidelijk moeten worden: welke aanpakken zorgen voor versnelling in het bereiken en scholen van laaggeletterden? Wat werkt in alle gemeenten en wanneer is maatwerk nodig? En ook: wat werkt in ieder geval niet? Voor het kwalitatieve onderzoek worden jaarlijks interviews gehouden met regioteams en met sleutelfiguren bij (partner)organisaties. In 2013 zijn interviews gehouden met wethouders en ambtenaren uit de pilotgebieden en met beleidsmedewerkers van betrokken ministeries.

oplossingen uit de praktijk Per jaar worden de belangrijkste oplossingen uit het kwalitatieve onderzoek gebundeld in een publicatie. Dit biedt de mogelijkheid om niet alleen na afloop van het programma, maar ook tussentijds te leren. Oplossingen waarvan zowel de effecten als de randvoorwaarden helder zijn, worden in deze publicatie aangegeven in groen. Soms is meer praktijkervaring nodig om kansrijke aanpakken als opbrengst aan te duiden. Die gevallen worden het komende jaar geconcretiseerd en zijn blauw gemarkeerd. Na afloop van het programma in 2016 worden de oplossingen en instrumenten opgenomen in een toolkit, met de bijbehorende instructie over hoe de instrumenten ingezet kunnen worden. Deze toolkit is bestemd voor gemeenten en organisaties die aan de slag willen met laaggeletterdheid en willen leren van wat werkt in de praktijk.

De interviews spitsen zich toe op 4 kernvragen die representatief zijn voor de verschillende stappen van de aanpak van laaggeletterdheid binnen Taal voor het Leven: 1. Wat is nodig om een sterkere en meer samenhangende infrastructuur op te bouwen met lokale partners

waarmee meer cursisten worden toegeleid naar de opleiding en begeleiding die bij hen past?2. Wat is een effectieve aanpak om vrijwilligers te werven, hun kwaliteiten te versterken en hen te

koppelen aan cursisten? 3. Wat zijn strategieën om laaggeletterden te bereiken en op te leiden? Wat brengt versnelling in het

werven van cursisten? 4. Wat is nodig om de opbrengsten van Taal voor het Leven structureel te borgen waardoor de kwaliteit

behouden blijft?

Slim samenwerken loont 2013

12 13

welke stad

zoeker

welkniveau

welkelesvorm

welke tijd en

locatie

welke doelgroep

De lokale Taalkaart een jaar werken in de regio In 2013 lag in de regio’s de prioriteit bij het opbouwen van een meer samenhangende infrastructuur en het ontwikkelen van een aanpak om vrijwilligers te werven en op te leiden. De terugkoppeling zal zich hierop toespitsen. Ook zijn verschillende strategieën uitgewerkt en instrumenten ontwikkeld om laaggeletterden te bereiken en te stimuleren om zich te laten scholen. Er is ervaring opgedaan met de Taalmeter en er zijn pilots gehouden. Eén jaar werken in de regio is te kort om op basis daarvan te zeggen hoe definitieve borging van resultaten kan plaatsvinden. Maar ook in het eerste jaar zijn hiermee ervaringen opgedaan. Ook is het onderwerp verkend in de interviews met wethouders en ambtenaren uit de pilotgebieden en van de betrokken ministeries.

2.1 het opbouwen van een sterke en samenhangende lokale infrastructuurBij de start van Taal voor het Leven bleek dat er in de gemeenten bij betrokken partijen geen overzicht bestaat van het taalaanbod en de activiteiten die worden ondernomen. Dit geldt zowel voor grote als kleine gemeenten. Ook wordt slechts beperkt samengewerkt tussen organisaties. Daarom lag in de regio’s de prioriteit bij het in kaart brengen van de volgende zaken: • Wiezijndelokalepartnersenbelangrijkespelers?Opwelkemanier

werken zij eventueel al samen?• Watishetbestaandeaanbodophetgebiedvantaalscholing?Waar

liggen nog kansen en mogelijkheden?

Kernvraag:Wat is nodig om een sterke en meer samenhangende infrastructuur op te bouwen met lokale partners waarmee meer cursisten worden toegeleid naar de opleiding en begeleiding die bij hen past?

In 2013 is in ongeveer 25 gemeenten gewerkt aan een meer samenhangende infrastructuur. In totaal wordt met ruim 300 partners samengewerkt. Belangrijke partners zijn: gemeenten, taalaanbieders (formeel en non-formeel), bibliotheken, vrijwilligersorganisaties en organisaties die veel contact hebben met laagge-letterden. De belangrijkste oplossingen van het eerste jaar zetten we hieronder op een rij. De meeste gelden voor alle gemeenten, ongeacht hun grootte of geografische ligging, maar sommige kunnen per regio of gemeente verschillen. Vervolgens lichten we er enkele uit.

• Randvoorwaardelijkisdatergemeenschappelijkefocusontstaat.Daarvoorisnodig: - Inzicht in het bestaande taalaanbod. Wie doet wat? Waar liggen nog kansen en mogelijkheden? - Gemeenschappelijke werksessie(s) om samen met partners een aanpak te ontwikkelen. • Het is van belang om eigenaarschap te creëren en te behouden bij partners binnen de lokale infrastruc-

tuur. Dit gebeurt door aan te sluiten op ‘natuurlijke’ rollen en ambities die organisaties hebben. • Eenlokalekerngroep is nodig om de kar te trekken. In die groep moeten de verschillende rollen en

taken zijn vertegenwoordigd: regiehouder, werven en koppelen vrijwilligers, scholen vrijwilligers, werven cursisten, coördineren van (intakes) cursisten, creëren van lesruimte en kwaliteitsbewaking.

• Eenonafhankelijke trekker vergroot de effectiviteit. • Concrete afspraken met partners over wie welke resultaten bereikt, zijn noodzakelijk. Deze afspraken

worden opgenomen in de Alliantie Taal voor het Leven die wordt ondertekend door lokale partijen die zich willen inzetten om laaggeletterdheid in hun organisatie en in hun stad aan te pakken. Door in de tijd meerdere allianties te sluiten, blijft de concreetheid behouden en ontstaat een positieve beweging (of sneeuwbaleffect) in de maatschappij.

• Eentoegankelijkewebsite(ofapp),deTaalzoeker, met het overzicht van het taalaanbod in de regio, wordt ontwikkeld voor het toeleiden van laaggeletterden door intermediairs naar een passend taaltraject. De inhoudelijke informatie wordt verkregen op basis van het eerder in kaart gebrachte taalaanbod.

• Professionals op sleutelposities zijn nodig voor het behoud en de borging van kwaliteit. Dit kunnen opgeleide vrijwilligers zijn, docenten of andere (betaalde) krachten.

Slim samenwerken loont 2013

14 15

• HetTaalpunt is een belangrijke fysieke locatie in de stad of het dorp. Het kan meerdere rollen vervullen: ontmoetingsplaats, informatie- of ondersteuningspunt voor vrijwilligers en cursisten, voor de werving van vrijwilligers en cursisten en voor de borging van continuïteit en kwaliteit. Dit laatste is gekoppeld aan landelijke ondersteuning.

Inzicht taalaanbod in combinatie met werksessiesVooral in de vier grootste gemeenten, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht (G4), maar ook in middelgrote gemeenten (G32), zijn diverse taalorganisaties actief, zowel in het formele als non-formele onderwijs. Zoals gezegd, ontbreekt vaak het overzicht terwijl dit juist de basis vormt voor samenwerking en kan helpen bij het toeleiden van cursisten naar een passend taaltraject.

Hierbij gelden wel enkele randvoorwaarden. Een dergelijk overzicht is pas effectief wanneer het wordt gebruikt in combinatie met gemeenschappelijke werksessie(s) met partners over de gewenste resultaten en samenwerking. In grote gemeenten met veel partijen kan hierbij een onderscheid worden gemaakt in de rollen die partners vervullen (taalaanbieder of ‘vindplaats’) of in wijken. Dit laatste is bijvoorbeeld gedaan in Utrecht: daar is een taalaanbiedersoverleg in het leven geroepen. Zwolle heeft bewust gekozen voor een gezamenlijke werksessie met alle betrokken partijen. In Twente is veel ervaring opgedaan met kleinere gemeenten. Daar wordt het overzicht van het taalaanbod gebruikt in combinatie met een werksessie waar de rollen tussen partijen worden verdeeld. Bij alle gemeenten wordt de informatie die het overzicht oplevert, gebruikt als input voor Taalzoeker.nl, die sinds maart 2014 online is te raadplegen. Het is een digitaal instrument (later wellicht ook beschikbaar als app) dat intermediairs, zoals baliemedewerkers, kunnen gebruiken om cursisten door te verwijzen naar het meest geschikte taalaanbod in de buurt.

Kerngroep: trekkers van de aanpakIn zowel de G4- als sommige G32-gemeenten is het nuttig om een onderscheid te maken tussen een kerngroep van partners (of: kernpartners) en een brede groep van betrokken organisaties. Rotterdam heeft de meest brede samenwerking opgezet met 80 samenwerkingspartners waarvan er ongeveer 15 kernpartner zijn. Gemiddeld ligt het aantal kernpartners in de grotere gemeenten rond de 8 partners en in middelgrote gemeenten rond de 5. De kernpartners hebben een omvangrijke taak in de aanpak. Zij hebben een brede achterban en een groot organisatorisch vermogen. Zij ontwikkelen samen plannen voor de aanpak en verdelen de rollen. De brede groep van partners bestaat uit organisaties die veel contacten hebben met laaggeletterden en zodoende de rol van ‘vindplaats’ kunnen vervullen. Met deze partners worden dan ook pilots opgezet om laaggeletterden naar een cursus toe te leiden. Met de brede groep van partners zijn bijeenkomsten nodig waardoor zij geïnformeerd zijn en gecommitteerd blijven, bijvoorbeeld een of twee keer per jaar.

Regionale samenwerking: oplossing voor kleinere gemeenten?In alle 6 de pilotgebieden, met uitzondering van Amsterdam, is de aanpak gericht op de regio. Meestal wordt gestart in de grotere gemeenten, die een trekkersrol kunnen hebben. Alleen in Rijnmond is gelijktij-dig gestart in zowel Rotterdam als de omliggende gemeenten. In kleine gemeenten zijn er soms te weinig faciliteiten en ontbreekt (de basis voor) een goede infrastructuur. Het is dan nodig om nieuwe faciliteiten op te zetten. Maar sommige gemeenten zijn te klein om bijvoorbeeld een pool van vrijwilligers of fysiek Taalpunt - alleen voor die ene gemeente - op te zetten. Gestructureerde regionale samenwerking kan dan een oplossing bieden. Twente experimenteert hiermee, omdat het veel plattelandsgemeenten heeft. Samenwerkende gemeenten stellen daar een stuurgroep samen van mensen die beslissingsbevoegd zijn. De stuurgroep komt 3 tot 4 keer per jaar bijeen en bewaakt de voortgang, de resultaten, de financiën en de borging. Taal voor het Leven levert de secretaris van de stuurgroep. De secretaris ondersteunt de afzon-derlijke werkgroepen die sommige gemeenten hebben gevormd bij het ontwikkelen van aanpakken en de inzet van landelijke instrumenten en materialen.

TIP (Taalinformatiepunt)De TIP’s worden bemand door getrainde vrijwilligers van vrijwilligersorganisaties.

LAndeLIJKe ondeRSTeunInG

ToP (Taalondersteuningspunt) Voor het TOP en om taal-

vrijwilligers te ondersteunen worden professionele

krachten aangetrokken.

SAMenWeRKInG

oVeRLeG

Taalaanbieder Taalaanbieder

BibliotheekWelzijns-

organisaties

VOORBEELD UIT DE PRAKTIJK

TIP ToP netwerkIn Utrecht waren al veel partijen actief op het gebied van taalondersteuning. Alleen werkten ze onvoldoende samen. Taal voor het Leven maakt gebruik van het bestaande netwerk en activeert, verbindt en versterkt het verder. Het taalaanbiedersoverleg is hiervan een goed voorbeeld. Aan dit overleg nemen veel partijen deel, zowel formele als non-formele taalaanbieders, bibliotheek en wijkwelzijnsorganisaties. Doelen van het overleg zijn onder andere: het taalaanbod transparanter maken voor toeleiders, knelpunten in het aanbod vaststellen en daarop inspringen, verbinden van formele en non-formele educatie, kwaliteitsverbetering, (betere) doorverwijzing laaggeletterden en gezamenlijke werving van taalvrijwilligers. Deze aanpak blijkt succesvol. Organisaties voelen zich veelal gelijkwaardige en gewaardeerde partners. Op beleidsniveau bereiken ze afstemming en ketensamenwerking komt daadwerkelijk tot stand. Invoering van TIP’s (Taalinformatiepunten) en TOP (Taalondersteuningspunt voor vrijwilligers) in de bibliotheken maakt dat er ook voor laag-geletterden, toeleiders en vrijwilligers ondersteuning komt. Getrainde vrijwilligers van vrijwilligers-organisaties bemannen het TIP. Voor TOP zijn professionele krachten aangetrokken. Vanaf 2014 gaat de gemeente dit financieren. Taal voor het Leven ondersteunt de implementatie en verdere kwaliteitsverbetering.

TIP TOP netwerk Utrecht

Slim samenwerken loont 2013

16 17

Taalpunt: de fysieke ontmoetingsplek Het Taalpunt (in sommige regio’s Taalhuis of Huis voor Taal genoemd) is een fysieke plek waar vrijwilligers en cursisten elkaar kunnen ontmoeten, waar trainingen plaats kunnen vinden en oefen- en trainingsmateri-aal voor zowel cursisten als vrijwilligers aanwezig is. De bibliotheek is een geschikte locatie om een Taalpunt in te richten. Die heeft een publieke functie, is laagdrempelig en heeft een taalgerelateerd karakter. Maar het Taalpunt kan ook gekoppeld zijn aan een andere instelling, zoals een Jongerenloket, een pop-up store in het centrum of een ziekenhuis. Vanuit de Taalpunten wordt contact onderhouden met landelijke ondersteuningsorganisaties voor het verspreiden van actuele materialen en kennisuitwisseling.

Een Taalpunt wordt gecoördineerd door een of meerdere professionals. Dit kunnen docenten zijn, opgeleide vrijwilligers of betaalde (bibliotheek)medewerkers. Zij kunnen potentiële cursisten en vrijwil-ligers te woord staan, helpen en doorverwijzen naar een passend taaltraject of aanmelden voor een vrijwilligerstraining. De functie van het Taalpunt kan daarbij worden verbreed met bijvoorbeeld de intake van vrijwilligers en cursisten en de matching van vrijwilliger met cursist en vice versa of vrijwilliger met vrijwilligersorganisaties. Daarnaast kan het Taalpunt als ondersteuningspunt dienen voor vrijwilligers. Kleine gemeenten gaan soms nog een stap verder. Als er onvoldoende vrijwilligersorganisaties in de gemeente zijn die nieuwe vrijwilligers kunnen opnemen, worden die soms rechtstreeks gekoppeld aan het Taalpunt.

2.2 Vrijwilligers werven en opleiden Het werven van vrijwilligers en het vergroten van hun kwaliteiten wordt door de geïnterviewde gemeenteambtenaren gezien als een van de kerntaken van Taal voor het Leven. Ook in de G4, waar al veel taalvrijwil-ligers actief zijn, is het uitbreiden en professionaliseren van het aantal vrijwilligers een belangrijke doelstelling. Hieronder gaan we eerst in op de ervaringen met het werven van nieuwe vrijwilligers. Daarna komt aan de orde wat nodig is om de kwaliteiten van reeds actieve vrijwilligers te versterken.

nieuwe vrijwilligers: vaak met onderwijsachtergrondIn2013zijnintotaalruim1.600vrijwilligersopgeleid.Ongeveer40%isspeciaalgeworvenvoorTaalvoorhetLeven.InZwolle,AlmereenAmsterdamligtditpercentagerondde80%.Dewervinggaatviapromotie en mediacampagnes, gevolgd door voorlichtingsbijeenkomsten. Deze aanpak blijkt goed te werken. De vrijwilligers die zich melden, maken een bewuste keuze om taalvrijwilliger te worden. Opmerkelijk is dat deze nieuwe vrijwilligers relatief vaak een onderwijsachtergrond hebben. Een belangrijke motivatie voor hen om zich aan te melden, is het feit dat zij bij Taal voor het Leven een opleiding krijgen (zie pag. 43, Instrumenten en materialen). Dit blijkt een aantrekkelijk aspect van het vrijwilligerswerk. Aanvankelijk werd gedacht dat vrijwilligers vooral een docent kunnen ondersteunen, maar nieuwe vrijwilligers blijken breder inzetbaar. Zij kunnen zelfstandig lesgeven, zowel een-op-een als in kleine groepen.

De werving van vrijwilligers met een onderwijskundige achtergrond is kansrijk om versnelling te realiseren in de begeleiding van grote aantallen cursisten. In de grotere gemeenten (G4 en G32) worden kennisma-kingssessies tussen vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties gehouden. Het daadwerkelijk koppelen van vrijwilligers aan bestaande organisaties is soms een knelpunt. Door de bezuinigingen zijn veel organisaties terughoudend om nieuwe vrijwilligers op te nemen. Bovendien blijkt dat een uitbreiding van het aantal vrijwilligers vraagt om organisatorische aanpassingen en die kosten tijd. Dit kan een rem zetten op de werving. Er wordt gezocht naar alternatieve oplossingen. Zo worden vrijwilligers die niet kunnen worden gekoppeld aan een organisatie, in kleine gemeenten geplaatst bij het Taalpunt. In Zwolle en Utrecht zijn afspraken gemaakt met de vrijwilligerscentrale. In 2014 zal duidelijk moeten worden of hiermee voldoende nieuwe plaatsen voor vrijwilligers worden gerealiseerd.

Kernvraag:Wat is een effectieve aanpak om vrijwilligers te werven, hun kwaliteiten te versterken en hen te koppelen aan cursisten?

Taalpunt, bijvoorbeeld in de bibliotheek

WAT KUN JE ER DOEN?

Open spreekuurbezoeken

Onderwijsmateriaalhalen

Intake/matching

Advies en informatieinwinnen

Deelnemers doorverwijzen door gebruik

online Taalzoeker

Opleiden taalvrijwilligers en organiseren

terugkomdagen

Slim samenwerken loont 2013

18 19

ToeTSen

ToeTSen A

SS

eS

SM

en

TS oPLeIdInG RouTeKAARTen VooR

on

LIn

e V

RA

AG

BA

AK

TRA

InIn

GSPooL

LeSMATeRIAAL

& InTeRVISIe PASSende AAnPAK

Kwaliteit van de Taal voor het Leven-training waarborgen Versterken kwaliteit en effectiviteit van vrijwilligersWat is nodig om de kwaliteiten van vrijwilligers te versterken en hun effectiviteit te vergroten? Vrijwilligers kunnen verschillende rollen hebben. Om taalondersteuning te kunnen bieden zijn goede, toegesneden instrumenten en materialen nodig en een structuur die de kwaliteit borgt (zie pag. 43, Instrumenten en materialen). Dat begint met de basistraining, die binnen Taal voor het Leven is ontwikkeld. Alle taalvrijwil-ligers doorlopen deze training. De basistraining is in 2013 door vrijwilligers gemiddeld met het rapportcijfer 8 beoordeeld. Daarnaast zijn competentieprofielen opgesteld voor de verschillende rollen van vrijwilligers: taalsupporter, voorlezer, taalmaatje, taalcoach, taaltrainer (zie pag. 47, Rollen taalvrijwilligers). Op grond hiervan worden zij gekoppeld aan cursisten.

Om de kwaliteit te borgen, zijn taalopdrachten (ook wel taalassessments genoemd) in ontwikkeling waarmee vrijwilligers die zelfstandig cursisten begeleiden, het taalniveau en de vorderingen van hun cursisten kunnen meten. Ook worden manieren uitgewerkt voor het meten van de voortgang via portfolio-systematiek en toetsen. De Vrije Universiteit Amsterdam ontwikkelt lesmaterialen (zoals ‘Succes!’) en ook daarbij is het uitgangspunt dat taalvrijwilligers zoveel mogelijk zelfstandig kunnen werken. Om de kwaliteit van vrijwilligers op peil te houden, is het nodig dat inhoudelijke ondersteuning en begeleiding wordt georganiseerd. Dit kan in de vorm van: een mentor, extra trainingsmodules (bijvoorbeeld over dyslexie), een online helpdesk en intervisie- of terugkomdagen waarop zij ervaringen kunnen uitwisselen met andere vrijwilligers. Met deze oplossingen is in 2013 al een start gemaakt, zij worden verder verkend in 2014.

Kwaliteit van vrijwilligers borgenDe instrumenten voor vrijwilligers die hierboven zijn genoemd, dragen bij aan de borging van de kwalitei-ten van de taalvrijwilligers op de lange termijn. Ook het aanstellen en opleiden van taaltrainers blijkt in de praktijk een belangrijke bijdrage te leveren aan zowel de kwaliteit van vrijwilligers als aan de snelheid waarmee ze worden opgeleid. Er is een landelijke trainerspool opgezet van 25 taaltrainers die de basistraining geven aan vrijwilligers en andere vervolg- of maatwerktrainingen kunnen verzorgen. Alle aangesloten (vrijwilligers)organisaties kunnen hiervan gebruikmaken.

In de middelgrote en kleine gemeenten wordt de kwaliteit geborgd door alles rond vrijwilligers in het Taalpunt te organiseren met behulp van een getrainde coördinator. Dit kan een vrijwilliger zijn of een roc-docent. Ook in grote steden wordt de inhoudelijke ondersteuning en kwaliteitsborging van vrijwilligers vaak centraal georganiseerd. Zo is in Amsterdam de werving, matching, monitoring en inhoudelijke ondersteuning van vrijwilligers centraal geregeld via Gilde Amsterdam. De Vrijwilligersacademie levert de taaltrainers die de basistraining aan vrijwilligers geven. Utrecht heeft het taalondersteuningspunt opgezet, waar getrainde taalvrijwilligers laaggeletterden kunnen doorverwijzen naar een passend taaltraject en andere taalvrijwilligers kunnen ondersteunen. In grote steden ligt de matching van vrijwilligers en cursisten vaak bij de taalaanbieders. Zij hebben hiermee veel ervaring en ook dat draagt bij aan de borging van de kwaliteit. Tot slot is een goede monitoring nodig om resultaten te kunnen meten. Dit heeft betrekking op de aantallen cursisten en vrijwilligers die worden opgeleid, maar ook op de kwaliteit van de taaltrajecten en de voortgang van cursisten. Instrumenten voor deze monitoring zijn in ontwikkeling.

Slim samenwerken loont 2013

20 21

2.3 Cursisten werven en opleiden In 2013 volgden 5.200 cursisten een taaltraject. Een deel van de potentiële cursisten wordt bereikt via bestaande taaltrainingen bij (formele en non-formele) taalaanbieders. Dit geldt vooral voor de doel- groep die Nederlands niet als moedertaal, maar als tweede taal heeft (NT2). In de G4-gemeenten zijn dit omvangrijke doelgroepen. Laagge-letterden met Nederlands als moedertaal (NT1) zijn lastiger te bereiken, doordat schaamte bij hen vaak een grote rol speelt. Om in deze doelgroep laaggeletterden te werven voor een taalcursus, worden 3 routes onderscheiden: zelfmelding, signalering door intermediairs en de inzet van de Taalmeter bij organisaties.

Met de Taalmeter is in 2013 de meeste ervaring opgedaan. De andere 2 routes zijn verkend aan de hand van pilots die in 2014 worden geëvalueerd. Hieronder een toelichting op de 3 routes.

A. Taalmeter in de praktijk De Taalmeter is een online instrument dat aan de hand van leesopdrachten in maximaal 12 minuten een indicatie geeft van iemands taalniveau. Onder een bepaalde score is er zeer waarschijnlijk sprake van laaggeletterdheid en vindt doorverwijzing plaats naar een intake voor een passend taaltraject (zie ook pag. 43, Instrumenten en materialen). De Taalmeter was in 2013 het belangrijkste instrument voor de signaleringenwervingvanlaaggeletterden.Hijisvooralingezetbijgemeenten(ongeveer80%),bijdeaanvraag van uitkeringen en als onderdeel van re-integratietrajecten. Eind 2013 werkten ongeveer 20 gemeenten met de Taalmeter. Aantrekkelijk voor gemeenten is dat met de Taalmeter het taalniveau wordt geobjectiveerd en daarmee bespreekbaar wordt gemaakt. In 2013 zijn 2.800 Taalmeters afgenomen tot hetniveaumbo-4enbij40%daarvanbleekdatmensenzeerwaarschijnlijklaaggeletterdzijn.Opbasisvande resultaten kan worden geconcludeerd dat de Taalmeter een effectief instrument is om meer laaggelet-terden met Nederlands als moedertaal te vinden en bij hen het onderwerp bespreekbaar te maken.

Met de manier waarop de Taalmeter kan worden toegepast, is in 2013 geëxperimenteerd. Hieronder volgen de ervaringen en randvoorwaarden voor succes die daaruit konden worden afgeleid.

ervaring: Wanneer de Taalmeter wordt gepresenteerd als een keuze voor de cliënt, maakt deze er zelden gebruik van. De selectie vindt dan vaak plaats op basis van de achtergrond van de klant. Randvoorwaarde: De Taalmeter moet een verplicht onderdeel zijn van de intake bij het aanvragen van uitkeringen en wordt gebruikt tot mbo-4 niveau. Dit zorgt voor objectiviteit en er worden meer laaggelet-terden bereikt.

ervaring: Wanneer het inzetten van de Taalmeter simpelweg wordt toegevoegd aan de takenlijst van een medewerker, kan dit procedures vertragen. Randvoorwaarde: De Taalmeter moet slim geïntegreerd zijn in het werkproces. Professionals die gaan werken met de Taalmeter krijgen vooraf een uitgebreide instructie. Als de Taalmeter onderdeel wordt van de standaardmanier van werken, wordt hiermee een systeeminterventie gerealiseerd. In de praktijk blijkt dat gemeenten de Taalmeter vaak integreren in het intakegesprek of dat het een standaardonderdeel is van workshops waarin cliënten worden gescreend op arbeidsvaardigheden.

ervaring: Er bestaat wel eens terughoudendheid om de Taalmeter te gebruiken, omdat men bevreesd is dat hiermee vooral inzicht ontstaat in de (omvang van de) problematiek. Zonder een goede opvolging worden er dan ‘alleen maar problemen gecreëerd’.Randvoorwaarde: Voorafgaand aan het gebruik van de Taalmeter is het nodig afspraken te maken met taalaanbieders zodat laaggeletterden snel kunnen worden doorverwezen naar een geschikt taaltraject. In Rotterdam wordt bij het Jongerenloket een Taalpunt ingericht dat zorgt voor een snelle opvolging.

Kernvraag:Wat zijn strategieën om laaggeletterden te bereiken en op te leiden? Wat brengt versnelling in het werven van cursisten?

Er zijn bijna 2.800 Taalmeters afgenomen. Gemiddeld blijkt 1 op de 3 (waarschijnlijk) laaggeletterd.

Hoogstgenoten opleiding van laaggeletterden die de Taalmeter maakten

16-24 JR 25-34 JR 35-44 JR 45-54 JR 55+

28% 34% 49% 51% 54%27 35 52 48 39

Mbo-niveau 1-2 (vroeger streekschool)

Vmbo (vroeger huishoudschool, lts, lhno, lbo, mavo)

Basis- of lager onderwijs

Nooit of slechts enkele jaren op school

Anders

Mbo-niveau 3-4

Praktijk- en speciaal voortgezet onderwijs

VROUW MAN

Resultaten Taalmeter

VOORBEELD UIT DE PRAKTIJK

Samenwerking met Federatie opvangTaal voor het Leven werkt landelijk samen met Federatie Opvang. Bij deze federatie zijn instellingen voor dak- en thuislozen, jongeren en opvanghuizen voor tienermoeders aangesloten. Met 20 instellingen daarvan wordt samengewerkt. Een voorbeeld hiervan is de Kessler Stichting in Den Haag. Deze Stichting is aan de slag gegaan met een integrale verhoging van de taalvaardigheid, zowel bij de cliënten als bij de eigen medewerkers. Medewerkers van de stichting kregen een training in herkennen en doorverwijzen. Bij nieuwe cliënten en medewerkers met een mbo-diploma of lager is in 2013 de Taalmeter afgenomen. De Taalmeter is een test die in maximaal 12 minuten laat zien of iemand een grote taalachterstand heeft. Iedereen die een taalachterstand heeft, krijgt een passende cursus aangeboden.

21%

21%

20%

17%

15%

9%

6%

Slim samenwerken loont 2013

22 23

In 2013 is met de Taalmeter ook ervaring opgedaan bij andere organisaties die een rol hebben in re-integra-tie, zoals uitzendbureaus, re-integratiebureaus, het UWV, de sociale werkvoorziening en opvangcentra voor dak- en thuislozen. Bij de Kessler Stichting in Den Haag (opvang van dak- en thuislozen) zijn zowel de begeleiders als de cliënten met de Taalmeter gescreend. Ook is de Taalmeter uitgeprobeerd bij enkele bedrijven, zoals schoonmaakbedrijven en een kringloopwinkel in Steenwijkerland. De Taalmeter lijkt geschikt voor een brede groep van organisaties die zich richten op re-integratie en participatie in de maatschappij en is in te passen in het algemene personeelsbeleid van een organisatie.

B. Signalering door intermediairs Signalering van laaggeletterdheid kan ook plaatsvinden bij organisaties waar men op meer incidentele basis in contact komt met de doelgroep: aan balies, op scholen, in ziekenhuizen, bij huisartsen, in bedrijven, bij maatschappelijke instellingen, etc. De intermediairs die werkzaam zijn op die plaatsen hebben vooral te maken met de gevolgen van laaggeletterdheid, soms zonder dat zij die link leggen. In 2013 is een beeld verkregen van wat nodig is om intermediairs een rol te geven in de signalering van laaggeletterdheid en welke sectoren hiervoor kansrijk zijn.

Intermediairs hebben behoefte aan een snel signaleringsinstrument dat zij kunnen integreren in hun eigen werk. De eerdergenoemde Taalmeter duurt voor sommige organisaties relatief lang en is minder geschikt voor organisaties die het niet verplicht kunnen stellen. De Hogeschool van Amsterdam is daarom gestart met de ontwikkeling van de Quick scan. Hiermee kunnen intermediairs aan de hand van een beperkt aantal vragen snel achterhalen of iemand mogelijk laaggeletterd is. De Taalzoeker is een hulpmiddel om mensen vervolgens naar een passend taaltraject door te verwijzen. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of dit inderdaad zo werkt in de praktijk.

In 2013 is ervaring opgedaan bij een aantal intermediaire organisaties. De selectie van deze organisaties heeft plaatsgevonden op basis van de volgende afwegingen. Organisaties waar:1. een hoge motivatie bestaat bij cliënten om laaggeletterdheid aan te pakken. Ouders met kinderen

vormen binnen deze groep een speerpunt;2. laaggeletterdheid raakt aan de kernfunctie van de organisatie (gezondheidszorg, bedrijven);3. in principe veel laaggeletterden komen (balies). Hieronder worden de ervaringen met de signalering via

intermediairs toegelicht. Welzijnsorganisaties: hoge motivatie ouders, langdurige vertrouwensbandDe gezinsaanpak Taal voor Thuis is speciaal ontwikkeld voor ouders met kinderen (tot 12 jaar). Deze aanpak speelt in op de motivatie van ouders om hun kinderen een goede toekomst te geven. Taal voor Thuis is eind 2013 en begin 2014 van start gegaan in Rotterdam, Den Haag, Amsterdam en Zwolle. In totaal nemen 14 organisaties hieraan deel. Ongeveer 200 ouders hebben zich aangemeld. Het streven is om in 2014 ongeveer 2.000 ouders te bereiken. Aandachtspunt is dat het ontwikkelde lesmateriaal gericht is op ouders die zelf met hun kinderen thuis kunnen oefenen. Bij de organisaties die ouders ondersteunen, is ook behoefte aan materiaal dat aansluit op een lager taalniveau. Dit materiaal is in ontwikkeling.

Veel ervaring is opgedaan met welzijnsorganisaties. Kenmerkend is dat bij deze organisaties vaak al een vertrouwensband bestaat tussen cliënten en intermediairs. Dit maakt het gemakkelijker om de taalvaardig-heid bespreekbaar te maken. Vooral de organisaties die gericht zijn op maatschappelijk participatie zijn kansrijk. De Kessler Stichting in Den Haag is al eerder genoemd als voorbeeld. Ook in andere regio’s wordt samengewerkt met welzijnsorganisaties voor dak- en thuislozen, verstandelijk gehandicapten en sociale werkplaatsen.

Gezondheidszorg, bedrijfsleven: veiligheidKansrijk zijn vooral de organisaties waar laaggeletterdheid raakt aan de eigen kernfunctie. Dit geldt zeker voor de gezondheidszorg waar patiëntveiligheid een speerpunt is en waar een mate van zelfredzaamheid

ReGIo ZWoLLe (IJSSeL-VeChT + TWenTe)> Kadera vrouwenopvang> Brede school Steenwijk - West> Stichting Prokino> Travers Welzijn

ReGIo den hAAG (hAAGLAnden)> Stichting Het Centrum> Stichting Taal aan Zee

ReGIo RoTTeRdAM (RIJnMond) > Meer Taalplezier> VoorleesExpress/Hoedje van Papier> Alsare (i.s.m. Hogeschool Rotterdam)> Stichting LOV

ReGIo AMSTeRdAM> Taal en Ouderbetrokkenheid> Stichting Witte Tulp

In totaal deden 500 deelnemers en 150 vrijwilligers mee met Taal voor Thuis

Gezinsaanpak Taal voor Thuis

VOORBEELD UIT DE PRAKTIJK

Gezinsaanpak Taal voor ThuisHet unieke van de gezinsaanpak Taal voor Thuis is dat je je niet op 1 van de 2 doelgroepen richt, kind of ouder, maar op beide. Je stimuleert de taalontwikkeling en verrijkt de taalomgeving van het gezin thuis. De taalvrijwilligers binnen dit project krijgen een speciale opleiding en werken in groepjes of een-op-een als taalmaatje met de moeder. Naast de speciale training is er ook speciaal op het gezin gericht lesmateriaal ontwikkeld. De basisscholen en vroeg- en voorschoolse educatie zijn als logische vind-plaats belangrijke samenwerkingspartners. De doelgroep bestaat uit ouders met kinderen tussen 2 en 12 jaar. In Rotterdam wordt met Taal voor Thuis onder andere samengewerkt met VoorleesExpress. Dit is een landelijk project waarbij vrijwilligers minimaal twintig weken voorlezen aan kinderen met een taalachterstand. Door samen te werken met Taal voor het Leven wordt naast de ontwikkeling van leesplezier bij kinderen, de taalontwikkeling van ouders meegenomen. In Rotterdam gaan medewerkers van samenwerkingspartner Hoedje van Papier de train-de-trainermodule volgen. Hierdoor kunnen zij voortaan zelf vrijwilligers trainen voor deze gezinsaanpak.

Slim samenwerken loont 2013

24 25

van patiënten wordt verwacht. Ook is het van toepassing op bedrijven die zijn gecertificeerd op veiligheid. Voor deze bedrijven wordt in 2014 een pilot opgezet. In ziekenhuizen is al meer ervaring opgedaan. Het Flevoziekenhuis in Almere heeft een taalspreekuur geopend. In het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam wordt geprobeerd laaggeletterdheid snel te signaleren door mensen die moeite hebben met het invullen van medische formulieren, in een wekelijks inloopuur te ondersteunen. Uit Amerikaans onderzoekisgeblekendatereen80%correlatieistussenhetbegrijpen/kunneninvullenvanmedischeformulieren en beperkte gezondheidsvaardigheden (en indirect dus laaggeletterdheid). Evaluatie van deze pilots en eventuele intensivering van deze aanpak vindt plaats in 2014.

Veel mensen aan de balie: signaal laaggeletterdheid?Ondanks het gegeven dat veel organisaties hun dienstverlening hebben gedigitaliseerd, komen sommige mensen liever naar de balie voor informatie en klachten (bij gemeenten, corporaties, afsprakenbalies, etc.). Daarnaast zijn er organisaties die mensen helpen met het aanvragen van regelingen en het invullen van formulieren (juridische adviesbureaus, buurtwinkels, etc.). Van de mensen die van deze diensten gebruik-maken, is waarschijnlijk een substantieel deel laaggeletterd. Verschillende baliemedewerkers (bij gemeen-ten, corporaties, zorginstellingen, etc.) volgden in 2013 de workshop Herkennen en doorverwijzen. Dit is een goed instrument om bewustwording en draagvlak te creëren, maar het blijkt ontoereikend om laaggeletterdheid te signaleren. In 2014 zal bij een aantal van deze organisaties (om te beginnen in Amsterdam) worden geëxperimenteerd met het signaleren en doorverwijzen van laaggeletterden met behulp van de Quick scan.

C. Zelfmelding door laaggeletterdenBij laaggeletterden die zichzelf aanmelden voor een cursus heeft hun directe omgeving vaak een stimule-rende rol gehad. Daarom moet de aanpak om cursisten te werven niet alleen gericht zijn op laaggeletter-den, maar ook op hun sociale omgeving. In Zwolle, Den Haag en Almere zijn lokale campagnes gehouden waarbij in geselecteerde wijken huis-aan-huis flyers zijn verspreid. De eerste indruk is dat dit vooral effectief is in combinatie met persoonlijke communicatie, bijvoorbeeld door de inzet van promotie- of wijkteams. In Zwolle werden mensen geïnformeerd over de opening van het Taalpunt en uitgenodigd om dit te bezoeken. Dit leidde tot 100 nieuwe aanmeldingen van cursisten en vrijwilligers.

Taalambassadeurs (ervaringsdeskundigen op het gebied van beter leren lezen en schrijven) kunnen een belangrijke rol spelen in het bespreekbaar maken van laaggeletterdheid. Zij kunnen mensen die moeite hebben met lezen en schrijven het laatste duwtje in de goede richting geven om zich aan te melden voor een cursus. Niet iedere regio heeft echter de beschikking over een uitgebreide pool van Taalambassadeurs. In veel regio’s is de samenstelling eenzijdig – veelal ouderen en mensen die minder actief zijn, zonder betaalde baan – waardoor andere doelgroepen zich onvoldoende aangesproken voelen. Om de inzet van Taalambassadeurs effectiever te maken, is het nodig dat de groep wordt verjongd, verbreed en opgeleid. Verder is het nodig dat lokale plannen worden ontwikkeld. Wanneer worden de Taalambassadeurs ingezet? Wat is hun rol? Wat zijn de verwachte effecten? In de praktijk blijkt dat vooral in kleine gemeenten ook vrijwilligers belangrijke ambassadeurs zijn. Zij werven vaak cursisten in hun eigen sociale omgeving.

Eind 2013 is de zelftest App Noot Mies ontwikkeld. Het idee is afkomstig uit de geestelijke gezondheids-zorg, waar veel goede ervaringen zijn opgedaan met zelftests als instrument dat mensen bewust maakt en stimuleert om in actie te komen. In 2014 zal blijken of dit ook in het geval van laaggeletterdheid werkt. Ditzelfde geldt voor een omvangrijke pilot die in Utrecht is geïnitieerd rond het verbeteren van digitale basisvaardigheden in de bibliotheek.

Perspectief cursist met vrijwilliger

Taal voor Thuis

Spreekvaardigheid-cursus Methode ‘Succes!’

overig

Werk

Mbo-opleiding

Staatsexamen

Sociaal actiever

0800 infonummer

Taalmeter Taalpunt Sociaalwijkteam

Anders

de VooR-InSChATTeR

Hoe kan het taalniveau omhoog?

Toets - Taalassessment

TaalassessmentLeesgroepje

Slim samenwerken loont 2013

26 27

2.4 Kwaliteit handhaven en (resultaten) borgen Hoewel het programma pas een jaar draait, heeft op sommige onderde-len al borging plaatsgevonden. Vooral rond de kwaliteit van vrijwilligers en de samenwerking tussen partnerorganisaties. Uit de interviews met de betrokken wethouders en ambtenaren blijkt dat in 2014 de borging van de resultaten voor de lange termijn prioriteit heeft. Dat past ook bij de fase waarin het programma zich bevindt. Om te kunnen borgen is allereerst inzicht nodig in wat opbrengsten zijn die een versnelling realiseren in het terugdringen van laaggeletterdheid. Dit beperkt zich niet tot de eigen regio. Er is juist behoefte aan om te weten wat werkt in

andere gebieden. Borgen betekent ook dat helder zal moeten worden wat nodig is om de aanpak te onderhouden en actueel te houden. Daarnaast zal duidelijk moeten zijn wat de rolverdeling wordt tussen het landelijke programmateam Taal voor het Leven en de gemeenten. Een aandachtspunt is de uitkomst van de gemeenteraadsverkiezingen in 2014. Het merendeel van de geïnterviewde wethouders verwacht overigens dat die nauwelijks tot geen directe invloed zal hebben op de huidige lokale aanpak van laagge-letterdheid.

Naast een gemeenschappelijk beeld van wat werkt, is het volgende nodig voor borging op de langere termijn.

• Urgentievoordeaanpakvanlaaggeletterdheid In grotere gemeenten is de aanpak van laaggeletterdheid vaak al voor een langere periode prioriteit.

De focus ligt soms te eenzijdig op de allochtone doelgroep (NT2) waardoor de grote groep autochtone laaggeletterden (NT1) in de aanpak onderbelicht is. Een monitor is gewenst waarmee de kosten en baten van het aanpakken van laaggeletterdheid inzichtelijk worden gemaakt.

• Eigenaarschapbijpartnerorganisaties Een deel van de opbrengsten zal gedurende het programma moeten worden geborgd in de werkwijze

van en samenwerking tussen de partnerorganisaties. Dit betekent dat daar ook het eigenaarschap van de aanpak moet liggen. Ondersteuning is nodig om de aanpak, de instrumenten en de toepassing daarvan te verankeren in de eigen werkwijze.

• Inzetvangemeenten Hierover bestaan verschillende ideeën die nog niet volledig zijn uitgekristalliseerd. Grotere gemeenten

hebben vooral een regierol op het gebied van laaggeletterdheid en de uitvoering ligt bij de partner-organisaties. Over het monitoren en bijsturen van resultaten wordt door de verschillende gemeenten zeer divers gedacht. De situatie in kleine gemeenten is ingewikkelder. Soms kan regionale samenwer-king een oplossing bieden voor het opzetten van gezamenlijke faciliteiten. Er wordt gedacht aan een stuurgroepenmodel met de betrokken wethouders. Omdat er op dit vlak nog weinig ervaring is, bestaat de behoefte aan meerdere modellen voor verschillende gemeenten om deze vorm te geven. Dit wordt nog verder onderzocht.

• Bredefinanciëlemogelijkheden De budgetten van (vooral middelgrote en kleine) gemeenten staan onder druk. Het zal nog duidelijk

moeten worden wat precies de consequenties hiervan zijn voor de aanpak van laaggeletterdheid. Dit hangt samen met de landelijke ontwikkelingen rond volwasseneneducatie. Er zal veel breder bekeken moeten worden in welke bestaande budgetten en trajecten de aanpak van laaggeletterdheid geïntegreerd kan worden, en hoe op een slimme manier een structuur kan worden opgezet om dit lokaal zo effectief mogelijk te ondersteunen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan trajecten binnen re-integratie, schuldhulpverlening, jeugdzorg of de VVE.

• Borgingvankennisenmaterialen Kennis over (het oplossen van) laaggeletterdheid moet actueel gehouden en uitgebreid worden.

Specifiek geldt dit voor het eventueel bijstellen of doorontwikkelen van lesmaterialen en instrumenten zoals de Taalmeter en de Quick scan. Ook is een voortgangsmeting nodig om de resultaten en de kwaliteit te meten.

2.5 Tot slotMet de groene oplossingen in deze publicatie is in het eerste jaar van Taal voor het Leven ervaring opgedaan. Als deze groene oplossingen bijeen worden gebracht, kunnen hieruit de volgende conclusies worden getrokken voor het opzetten van een Taal voor het Leven-aanpak.

Kernvraag:Wat is nodig om de opbrengsten van Taal voor het Leven structureel te borgen waardoor de kwaliteit behouden blijft?

Kernvraag:Wat is nodig om een sterke en meer samenhangende infrastructuur op te bouwen met lokale partners waarmee meer cursisten worden toegeleid naar de opleiding en begeleiding die bij hen past?

Kernvraag:Wat is een effectieve aanpak om vrijwilligers te werven, hun kwaliteiten te versterken en hen te koppelen aan cursisten?

1. Zorg dat er gemeenschappelijke focus ontstaat en eigenaarschap bij betrokken partijen.

Maak een overzicht van het bestaande taalaanbod om inzicht te krijgen in wie, wat doet. Gebruik dit overzicht om samen met partners in gemeenschappelijke werksessies een aanpak te ontwik-kelen.

2. Samenwerking met een brede groep van partners vormt de basis om versnelling te realiseren. Randvoorwaarde is dat met alle partners concrete afspraken worden gemaakt over de resultaten die worden bereikt en de specifieke bijdrage van de partner.

3. Voor grote en middelgrote gemeenten geldt dat de samenwerking effectiever is als een onderscheid wordt gemaakt tussen de kernpartners en de brede groep van partners. De kernpartners hebben een trekkersrol in de samenwerking. Met de brede groep van partners worden projecten opgezet om laaggeletterden te bereiken. Voor kleine gemeenten geldt dat het effectief is om regionaal samen te werken. Dit geldt vooral voor het opzetten van een Taalpunt, een pool van vrijwilligers en de borging van kwaliteit.

4. Zorg dat binnen een jaar een of meer Taalpunten worden opgezet. Taalpunten blijken een belangrijke schakel in de werving van vrijwilligers en cursisten. Naarmate de omvang van de gemeenten kleiner is, blijkt de afhankelijkheid van het Taalpunt in de aanpak groter.

5. Het werven van vrijwilligers met een onderwijskundige achtergrond is relatief gemakkelijk en zorgt voor versnelling in het aantal cursisten dat wordt opgeleid. De belangrijkste motivatie voor deze groep om zich te melden is dat zij een opleiding krijgen. Nieuw geworven vrijwilligers zijn breed inzetbaar. Zij kunnen zelfstandig lesgeven, zowel een-op-een als in kleine groepen.

6. Een beperkt aantal inhoudelijke professionals is nodig voor de lokale borging van kwaliteit en continuïteit. Deze professionals zorgen voor de inhoudelijke ondersteuning van vrijwilligers. Daarnaast is landelijke expertise en uitwisseling nodig om te zorgen dat kennis zich blijft ontwikkelen, kwaliteit behouden blijft en leereffecten mogelijk zijn.

Slim samenwerken loont 2013

28 29

7. De Taalmeter is een succesvol instrument voor de signalering en werving van laaggeletterden. Er zijn 3 randvoorwaarden voor het gebruik van de Taalmeter bij gemeenten: verplichte intake, slimme integratie in het werkproces en snelle doorverwijzing naar een geschikt taalaanbod als mensen laaggeletterd zijn.

8. Om Taalambassadeurs een rol te geven in de werving van cursisten is het nodig dat er gericht wordt geworven. Doel is dat hiermee een groep van Taalambassadeurs ontstaat die een brede groep van mensen aanspreekt. Ook is het nodig dat er een plan wordt ontwik-keld voor de inzet van Taalambassadeurs: wat hun rol is, opleiding/ondersteuning om deze rol in te vullen, activiteitenplan en planning.

Kernvraag:Wat zijn strategieën om laaggeletterden te bereiken en op te leiden? Wat brengt versnelling in het werven van cursisten?

Verschillen tussen gemeenten: omvang is bepalendTaal voor het Leven biedt geen standaardaanpak en –oplossingen. Het blijkt dat vooral de omvang van de gemeenten verschillen oplevert in de aanpak. In de G4-gemeenten bestaat er gemeentelijk beleid op het gebied van laaggeletterdheid; er zijn faciliteiten en budgetten beschikbaar. Taal voor het Leven moet passen binnen een breder palet en dit vraagt om het maken van duidelijke keuzen in de resultaten die met de aanpak worden gerealiseerd. In alle G4-gemeenten is het professionaliseren en werven van vrijwilligers een belangrijke kerntaak van Taal voor het Leven. Ook in steden waar al veel taalvrijwilligers werkzaam zijn, heeft het werven van nieuwe vrijwilligers hoge prioriteit. In sommige G4-gemeenten ligt de nadruk op het realiseren van een goede taalinfrastructuur. In andere gemeenten bestaat vooral behoefte aan aanpakken om versnelling te realiseren in de signalering en opleiding van laaggeletterden.

Omdat in G4-gemeenten veel organisaties vaak al lang actief zijn, betekent dit dat veranderingen geves-tigde belangen en aanpakken onder druk zetten. Organisaties hebben diep verankerde werkwijzen en culturen. Ook de onderlinge patronen tussen organisaties zijn vaak in een lange reeks van jaren ontstaan. Het realiseren van een gezamenlijke focus en samenwerking vraagt om werkvormen die erop gericht zijn de eilandencultuur te doorbreken en gemeenschappelijkheid te realiseren. Er is ervaring opgedaan met gezamenlijke strategiesessies. Uitbreiding van interventies op dit gebied is gewenst.

In middelgrote en kleine steden is veel minder aanwezig op het gebied van laaggeletterdheid: er bestaat geen of beperkt beleid, het aantal taalaanbieders is gering en de budgetten staan onder druk. Voor de Taal voor het Leven-aanpak betekent het dat deze gemeenten de methode vaak in de volle breedte willen implementeren. De toegevoegde waarde van de methode is groot, maar voor de implementatie is veel ondersteuning nodig. Zeker voor kleine gemeenten geldt dat er vaak nieuwe zaken moeten worden opgezet. Regionale samenwerking biedt voor kleine gemeenten een oplossing. Tegelijk betekent het dat meer inzicht nodig is in de wijze waarop dit wordt ingericht tussen de gemeenten. Op dit vlak bestaat nog weinig ervaring en er zijn daarom meerdere modellen nodig om de samenwerking te structureren.

Wat werkt niet?Er zijn ook zaken waarvan is gebleken dat deze juist niet bijdragen aan versnelling. De belangrijkste zijn:• Vrijblijvendheidindesamenwerking.SommigeAlliantieszijnletterlijkeenintentieverklaringwaarbijniet

is geconcretiseerd wat de samenwerking gaat inhouden. Het kost vaak veel tijd en energie om de samenwerking vervolgens te concretiseren. De ‘oplossing’ is om de Alliantie te beperken tot de partners waarmee daadwerkelijk afspraken zijn gemaakt en in de loop van de tijd meerdere Allianties af te spreken.

• Eigenaarschap:TaalvoorhetLeveniseenmethodediealleenwerktalspartnerszicheigenaarvoelenvan de aanpak. De regioteams geven aan dat zij zeker in het begin vaak trekkers zijn van de aanpak, wat tot gevolg heeft dat andere partners minder eigenaar zijn. De meeste teams hebben dit opgelost door een combinatie van: verwachtingen scherper stellen, het proces anders inrichten (werksessies en

overleggen die erop zijn gericht dat partners hun eigen rol kunnen oppakken) en werkafspraken over wie wat gaat doen.

• Uitgaanvanbestaandevrijwilligers.Zekervoorgrotegemeentendievaakveelvrijwilligershebbenisditeen valkuil. Nieuwe vrijwilligers zijn breder inzetbaar. Daarom is het ook in grote gemeenten nodig dat er nieuwe vrijwilligers worden geworven.

Zoals aangegeven, groeit het aantal oplossingen gedurende het programma. In 2014 zal het kwalitatieve onderzoek zich toespitsen op het concretiseren van de blauwe oplossingen waarbij nog meer praktijkerva-ring nodig is. Ook zal het onderzoek gericht zijn op het in kaart brengen van nieuwe oplossingen; vooral rond het werven en opleiden van cursisten. Het kwantitatieve onderzoek biedt daarbij inzicht in de ‘harde’ resultaten: aantallen, taalniveau en sociale inclusie. Het kwalitatieve onderzoek biedt de onderbouwing van de aanpak, succesfactoren en randvoorwaarden die bepalend zijn.

Slim samenwerken loont 2013

30 31

3 KWAnTITATIeF ondeRZoeK: WeRKT TAAL VooR heT LeVen?Prof. dr. Maurice de Greef & dr. Jan Nijhuis, Maastricht University

InleidingIn opdracht van Stichting Lezen & Schrijven en het ministerie van OCW is in kaart gebracht wat de eerste resultaten zijn van de activiteiten in 2012 en 2013. In verschillende kwantitatieve onderzoeken zijn de volgende vragen onderzocht:

1. Welke taalontwikkeling maken cursisten door en welk effect hebben de taaltrajecten op de plek in de samenleving (sociale inclusie)?

2. Wat is het effect van regionale communicatiecampagnes op de kennis, de houding en het gedrag ten aanzien van laaggeletterdheid?

3. In hoeverre zijn samenwerkingspartners geactiveerd om laaggeletterdheid aan te pakken?

De resultaten worden in dit hoofdstuk afzonderlijk besproken.

SamenvattingSamenvattend kan worden gezegd dat er na dit eerste jaar, waarin Taal voor het Leven wordt uitgevoerd, tal van positieve resultaten te benoemen zijn. De taaltrajecten lijken de gewenste resultaten op te leveren, met name op het gebied van (taal)vaardigheden. Het beeld wordt ontkracht dat vrijwilligers geen of weinig waarde toevoegen aan formeel georganiseerd onderwijs. Daarnaast wordt duidelijk dat het tijd kost om houding en gedrag van het Nederlandse publiek in het algemeen en laaggeletterden in het bijzonder te veranderen. In de regio’s van Taal voor het Leven zijn houding en gedrag significant verbeterd ten opzichte van de controleregio’s. Een kortlopende campagne heeft beperkt impact. Campagnes van langere duur, een jaar of meer, hebben duidelijk wel effect op de betrokkenheid en bereidheid van mensen om met laaggeletterdheid aan de slag te gaan. Landelijk gezien zijn in 2013 in totaal 10.757 mensen actief aan de slag gegaan om zich in te zetten op het gebied van laaggeletterdheid dan wel iets te doen aan hun lees- en schrijfproblemen. Er zijn nieuwe bondgenootschappen gecreëerd, speciale Taal voor het Leven-allianties gesloten en men is tevreden over de wijze waarop hierbinnen wordt samengewerkt. Partners hebben een gevoel van verantwoordelijkheid bij de aanpak van laaggeletterdheid en hebben de eerste stappen gezet om hier ook daadwerkelijk iets mee te doen.

3.1 Samenwerkingspartners aan de slag voor geletterdheid Laaggeletterdheid kan pas succesvol op grote schaal worden aange-pakt wanneer veel partijen in de maatschappij samenwerken. Stichting Lezen & Schrijven investeert in de relaties tussen de betrokken organisaties onderling. Partners ervaren de samenwerking met Stichting Lezen & Schrijven over het algemeen als zeer goed. Zij vinden de stichting een betrouwbare partij die kwaliteit levert.

Meerdan60%vandesamenwerkingspartnersiswerkzaamineenvande6regio’swaarTaalvoorhetLevenactiefis.20%iswerkzaaminandereregio’sofislandelijkgeoriënteerd.Intabel1inBijlage1zietmendesectorenwaarmeesamengewerktis.Eenruimemeerderheidvandepartners(86%)gaataandeslagmet laaggeletterdheid (zie tabel 2 in Bijlage 1). Het merendeel van de partners houdt zich bezig met het herkennen en doorverwijzen van laaggeletterden naar een taaltraject, gevolgd door het ontwikkelen van

SAMenWeRKInG MeT

LoKALe PARTneRS

De samenwerkingspartners zijn zich bewust geworden van de problematiek van laaggeletterdheid en hebben dit in de eigen organisatie op de agenda gezet

een groot aantal organisaties is betrokken bij Stichting Lezen & Schrijven in het kader van het verminderen van laaggeletterdheid

De samenwerkingspartners zijn begonnen met de implementatie van activiteiten om laaggeletterdheid tegen te gaan in de eigen regio of organisatie

GeoRGAnISeeRde TAALTRAJeCTen

TRAJeCT

TAAL

De eerste georganiseerde taaltrajecten van het programma Taal voor het Leven zorgen bij circa 20% tot 45% van de mensen voor een betere arbeidsmarktpositie

De eerste georganiseerde taaltrajecten van het programma Taal voor het Leven zorgen bij circa 60% van de mensen voor een betere taalbeheersing

Tendens is dat 40% tot 55% een betere perceptie van gezondheid krijgt na deelname aan de taaltrajecten

Taal voor het Leven werkt

Kernvraag:In hoeverre zijn samenwer-kingspartners geactiveerd om laaggeletterdheid aan te pakken?

Slim samenwerken loont 2013

32 33

regionaal of lokaal beleid op het gebied van laaggeletterdheid en het geven van taalcursussen. Bijna alle samenwerkingspartners zien het als hun taak om het onderwerp in hun organisatie op de agenda te zetten.

op de agenda … en dan?Samenwerkingspartners zijn overtuigd van het nut en de noodzaak om binnen de eigen organisatie bewustwording te creëren rondom (de aanpak van) laaggeletterdheid. Niet elke partner ziet voor zichzelf een rol in het realiseren en implementeren van concrete activiteiten op dit gebied. Beleidsinstanties lijken het goede voorbeeld te geven. Men is dus goed op weg, maar doorpakken is nodig om daadwerkelijk resultaten te bereiken op het gebied van het scholen van laaggeletterden.

3.2 (non)formele taalscholing leidt tot taalwinst en een betere sociale inclusieHet doel van pilots in Taal voor het Leven is dat er meer laaggelet-terden deelnemen aan taaltrajecten. Maar hebben taaltrajecten wel effect? Krijgen deelnemers een betere taalbeheersing? Krijgen zij hiermee een betere plek in de samenleving of op de arbeidsmarkt?

Dit is als pilot onderzocht door middel van een steekproef onder 67 cursisten die deelnamen aan taaltrajecten in Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Met behulp van het SIT-instrument (Sociale Inclusie na Transfer)1 is in kaart gebracht wat hun scores zijn op

verschillende aspecten van sociale inclusie. Naast nationale taalvaardigheden, digitale taalvaardigheden, assertiviteit en arbeids- en opvoedingsvaardigheden is onderzocht of mensen actiever zijn geworden.

De resultaten zijn vergeleken met landelijk onderzoek uit 2009 in vergelijkbare leercontexten (De Greef, 20092). De meerderheid van de deelnemers profiteert van een betere sociale inclusie na deelname aan een taaltraject. De meeste deelnemers verbeteren vooral hun taalvaardigheden en digitale vaardigheden.

Figuur 1. Percentage deelnemers m.b.t. toename mate van sociale inclusie (N = 67)

In Den Haag ondersteunt Taal voor het Leven de volgende taalaanbieders: ROC Mondriaan, Stichting Wereldvenster, OBV, Ouder en School Plus en het project Taal in de Buurt. Taal voor het Leven traint vrijwilligers, ontwikkelt lesmaterialen, helpt bij de werving van cursisten en stimuleert een goede effectme-ting en monitoring van resultaten. We weten uit eerder wetenschappelijk onderzoek dat taaltrajecten winst

opleveren voor zowel de deelnemer als de samenleving als geheel. Maastricht University onderzocht in 2013 hoe groot de impact precies is van de Haagse taaltrajecten op de ontwikkeling van de deelnemers, en in het bijzonder op hun:- taalbeheersing;- plek in de samenleving (sociale inclusie); - plek op de arbeidsmarkt.

Uit het onderzoek blijkt dat de Haagse taaltrajecten een grote positieve impact hebben op taalbeheersing en sociale inclusie. Een grotere impact dan eerder is gemeten in soortgelijk landelijk onderzoek (De Greef et al., 20123). De doelen van de leertrajecten – betere taalbeheersing en minder sociaal isolement – worden duidelijk behaald. En meer! Een aanzienlijk deel van de deelnemers verbetert zijn arbeidsmarktpositie. In Den Haag weet men de verschillende ingrediënten voor een succesvol en compleet taalaanbod op de juiste manier te mixen. Formele en non-formele aanbieders vullen elkaar aan, waardoor een heel diverse groep taalleerders bediend kan worden. Het beeld dat vrijwilligers geen of weinig waarde toevoegen aan formeel onderwijs wordt hiermee ontkracht. Ze vormen een aanvulling op dit formele onderwijs, maar uiteraard blijven de leeromgeving van het formele onderwijs en de docent zelf ook van belang.

De leeromgeving van de deelnemers is gevarieerd en bestaat zowel uit begeleiding door een docent als interactie met een vrijwilliger. Het gebruik van specifiek voor de doelgroep ontwikkelde lesmaterialen draagt eveneens bij aan de vorderingen van de deelnemer. Tot slot blijkt het effectief wanneer in de leeromgeving voldoende mogelijkheden zijn om het geleerde toe te passen in de praktijk (zoals een stimulerende privéomgeving of een baan).

Na het volgen van een taaltraject in Den Haag geldt voor de deelnemers dat: - 76,2%eenbeteretaalbeheersingheeft;- meer dan de helft een betere plek in de samenleving heeft*;- circa17%beterisgaanfunctionerenopdewerkvloerofeenbetaaldebaanheeftgekregen;- 33%eenbaanisgaanzoeken;- 20%vrijwilligerswerkisgaandoen.

Zie ook figuur 2 op de volgende pagina.

3.3 effect van regionale campagnes Stichting Lezen & Schrijven organiseert in diverse gemeenten intensieve regionale communicatiecampagnes met het doel de problematiek van laaggeletterdheid onder de aandacht van het publiek te brengen. Regioteams organiseren pr-activiteiten, ondersteund door het landelijke team (dit stelt bijvoorbeeld de materialen beschikbaar). Voorbeelden zijn het organiseren van een voorleessessie, het creëren van free publicity, het adverteren in een lokale krant of op de lokale radio en televisie en het persoonlijk uitdelen van folders over de problematiek van laaggeletterdheid.

Het effect van deze campagnes is onderzocht in de gemeenten Utrecht, Zwolle, Almere en Den Haag (hierna te noemen als experimentele regio’s) en een aantal controleregio’s aan de hand van de volgende onderzoeksvragen, gebaseerd op enkele stappen uit het communicatiemodel van Oomkes4 (1995):

1 De Greef, M., Segers, M. & Verté, D. (2010) Development of the SIT, an instrument to evaluate the transfer effects of adult education programs for social inclusion, Studies in Educational Evaluation (36), p.42-61.

2 De Greef, M. et al. (2009) Leren voor Leven een eigen plek in het dagelijks leven. Velp: Spectrum CMO Gelderland.

3 De Greef, M. Hanekamp, M. Segers., Verté, D. en Lupi, C. (2012). Leren in verschillende contexten. ’s-Hertogenbosch: CINOP. * Betere digitale vaardigheden, assertiever, meer mensen ontmoet en dingen ondernomen, meer natuur- en sportactiviteiten

ondernomen, meer afname sociaal isolement.4 Oomkes, F. (1995). Communicatieleer. Amsterdam / Meppel: Boom.

Kernvraag:Welke taalontwikkeling maken cursisten door en welk effect hebben de taaltrajecten op de plek in de samenleving (sociale inclusie)? En wat is hierbij de rol van (non)formeel onderwijs?

Kernvraag:Wat is het effect van regionale communicatie-campagnes op de kennis, de houding en het gedrag ten aanzien van laaggelet-terdheid?

Leercontext Totaal Pilot Taal vh Leven 2013 Landelijk onderzoek 2009

Aantal deelnemers met toename sociale inclusie per variabele van sociale inclusie in %

Nationale Taalvaardigheden 62,3 34,3

Digitale Vaardigheden 57,4 54,7

Assertiviteit 44,1 40,9

Arbeids- en opvoedingsvaardigheden 38,7 29,7

Natuur- en sportactiviteiten 53,2 30,9

Ontmoeten & Ondernemen 56,5 32,4

Afname sociaal isolement 43,5 44,2

Slim samenwerken loont 2013

34 35

1. Weet men meer over laaggeletterdheid na de campagne (kennis)? 2. Is men geïnteresseerd geraakt in de problematiek van laaggeletterdheid (houding)? 3. Zal iemand actie ondernemen om wat te doen aan laaggeletterdheid (gedrag)?

Kennis van de problematiek is hoog Circa65%vanderespondentenheeftietsoverlaaggeletterdheidgehoordofgelezenindeafgelopen6maanden. Dit percentage is niet significant gestegen gedurende of na afloop van de campagne. De 3 belangrijkste informatiekanalen blijken: televisie/radio, Prinses Laurentien en kranten/tijdschriften. Tussen5%en10%vanderespondentenheeftietsgezienofgehoordviawerk,bekenden,eigenervaring,internet en Stichting Lezen & Schrijven. De inzet van televisie of radio blijkt het meest effectief.

Bijna100%vanderespondentenheeftkennisvanhetbestaanvanlaaggeletterdheid.VoorbekendheidmetWereldalfabetiseringsdagligtditpercentagerondde20%.Erisechtergeeninvloedvandecampagneoptemerken.Circa87%vanderespondentenweetdatereenorganisatieisdieinformatiekangevenoverlaaggeletterdheid. Opvallend is wel dat het buurthuis in de experimentele regio’s significant vaker werd genoemd als plek waar men informatie kan krijgen over lezen en schrijven. Dit zou verklaard kunnen

worden door de campagne en de inzet van één jaar Taal voor het Leven. De plekken die als meest belang-rijkwordengenoemdvoorhetverkrijgenvaninformatieoverhetonderwerp(doormeerdan20%vandemensen genoemd) zijn: - Stichting Lezen & Schrijven;- het roc of de school; - internet; - de gemeente; - het buurthuis;- Stichting ABC.

Positieve houding in Taal voor het Leven-regio’s Men vindt over het algemeen dat het nodig is dat de maatschappij investeert in geletterdheid. De proble-matiek wordt erkend en gemiddeld belangrijk gevonden. De bereidheid om zelf te investeren in geletterd-heid is over het algemeen echter lager. Voor deze houdingsaspecten geldt dat de experimentele regio’s significant hoger scoren dan de controleregio’s.

Gedrag met betrekking tot laaggeletterdheid In de experimentele regio’s is de neiging om laaggeletterdheid bespreekbaar te maken hoger dan in de controleregio’s. Maar in beide regio’s is nog ruimte voor groei.

Conclusie: langdurige campagnes en activiteiten zijn effectief in gedragsveranderingOpvallend is dat buiten deze 6 weken durende intensieve campagne er statistisch significante verschillen zijn tussen de experimentele regio’s en de controleregio’s. Deze zijn te verklaren door de continue campagne van Taal voor het Leven voor de aanpak van laaggeletterdheid gedurende het hele jaar. Deze langdurige campagne laat zien dat men in de Taal voor het Leven-regio’s:- eerder de noodzaak erkent van het feit dat de maatschappij erin moet investeren; - zelf meer bereid is om erin te investeren; - eerder de problematiek onderkent; - het probleem belangrijker is gaan vinden;- laaggeletterdheid vaker zelf bespreekbaar maakt; - laaggeletterden eerder herkent.

Figuur 2. Percentage Haagse deelnemers m.b.t. toename van sociale inclusie en taalvaardigheden (N=523)

Leercontext Trajecten Trajecten Trajecten Trajecten Trajecten Trajecten Landelijk Den Haag ROC st. Wereld- OBV Ouder en Taal in de onderzoek Mondriaan venster School plus Buurt 2012

Aantal deelnemers met toename sociale inclusie per variabele van sociale inclusie in %

Sociale inclusie

Nationale Taalvaardigheden 76,2 71,0 70,7 88,0 88,8 75,2 58,2

Digitale Vaardigheden 57,2 44,4 64,4 68,0 68,2 61,0 51,4

Assertiviteit 63,5 59,6 54,7 76,0 74,2 63,5 54,2

Arbeids- en opvoedingsvaardigheden 37,1 26,7 35,9 36,4 60,2 30,7 42,0

Ontmoeten & ondernemen 54,6 37,3 57,3 56,0 68,1 62,7 48,8

Natuur- en sportactiviteiten 54,9 50,0 43,4 72,0 63,7 57,6 49,3

Afname sociaal isolement 51,9 47,3 58,9 *** - 61,1 47,9 45,1

Gezondheid

Fysieke gezondheid 27,3 21,9 24,7 24,0 35,0 29,9 * -

Psychische gezondheid 44,6 41,4 41,3 36,0 49,4 47,8 * -

opvoeding

Opvoeding & gesprekken 71,4 * - * - * - ** 71,4 * - * -

Extern contact 80,7 * - * - * - ** 80,7 * - * -

Lezen & ondernemen 80,5 * - * - * - ** 80,5 * - * -

Arbeidmarktpositie

Betaalde baan 16,6 21,7 26,1 40,0 10,8 10,1 19,5

Vrijwilligerswerk 20,0 22,1 29,6 16,7 22,7 14,6 21,4

Stage 12,3 12,1 33,3 11,1 12,8 7,9 7,3

Op zoek naar baan 33,1 35,4 44,1 18,2 18,9 33,6 19,8

Betaalde baan met begeleiding 33,8 26,7 34,8 83,3 15,2 48,6 14,3

* Deze variabelen zijn bij deze organisatie niet gemeten omdat het niet bij het doelperspectief hoorde.** Deze variabelen moeten nog worden gevalideerd. De percentages zijn dus indicaties.*** Deze variabele is niet gemeten vanwege de moeilijkheidsgraad van de vragen voor de deelnemers.

Slim samenwerken loont 2013

36 37

4 BeSTuuRdeRS BLIKKen TeRuG én VooRuIT

Wat vinden de bestuurders van de aanpak Taal voor het Leven zoals die in hun regio is opgezet? Zij gaven in hun eigen bewoordingen antwoord op deze vraag.

Filip van AsWethouder Jeugd, Onderwijs en Sociale Zaken in Zwolle(ChristenUnie) 2010-2014

Taalambassadeurs zijn onmisbaar!

“Taalambassadeurs zijn onmisbaar binnen Taal voor het Leven. Zij vertellen dat een wereld voor hen is opengegaan door te leren lezen en schrijven, maar ook hoe moeilijk het was om over de drempel van schaamte heen te stappen. Zij maken duidelijk hoe lastig het is om de doelgroep te bereiken. Juist doordat het ook gemakkelijk is om voor anderen verborgen te houden dat je niet kunt lezen en schrijven. Alleen al op het spoor komen van mensen die laaggeletterd zijn, is ingewik-keld. Dat vraagt om een aanpak die laagdrempelig is, waarbij voorlichtingscampagnes worden ingezet om het onderwerp onder de aandacht te brengen. Laat Taalambassadeurs hun verhaal eens vertellen aan werkgevers. En dan vooral in sectoren waar veel mensen werken die tot de doelgroep behoren. De ambassadeurs zijn de meest overtuigende mensen. Zij zijn de beste vertolkers van het belang van leren lezen en schrijven!”

Vermenigvuldigingsfactor“Wat ik positief vind, is de vermenigvuldigingsfactor die wordt bereikt met de inzet van vrijwilligers. Er zijn veel mensen die graag iets voor een ander willen doen, ook op taalgebied. Ik ga veel op bedrijfsbezoek. Vooral in de gesprekken met werkgevers in de maakindustrie komt naar voren dat de arbeidsmarkt ingrijpend verandert. In het verleden was in veel functies een mbo-niveau voldoende. Maar door de automatisering en digitalisering worden er andere eisen gesteld, waaraan die beroepsgroep niet altijd kan voldoen. Het betekent dat werkgevers er belang bij hebben om hun ervaren medewerkers die een hobbel hebben bij lezen en schrijven, te helpen.”

Regionale samenwerking“We hebben laaggeletterdheid zichtbaarder gemaakt in het beleid doordat het nu expliciet in de gemeen-telijke begroting is opgenomen. Daarmee heeft het voor de komende jaren een grotere borging gekregen. We hebben ook als regio gezegd dat we hiermee aan de gang willen. Er is een regionaal sociaal akkoord afgesloten waarin de aanpak van laaggeletterdheid en de regionale inzet van WEB-middelen zijn opgeno-men. Dit wordt uitgewerkt in een werkprogramma, inclusief doelstelling, resultaat, tijdpad en de inzet van de Taalmeter. Zwolle is hierin de trekker. Ook hebben de wethouders van de gemeenten samen een regionale bijeenkomst gehouden waarbij het bedrijfsleven is uitgenodigd. De insteek was: hoe kunnen we werkgevers meer alert maken?”

“Mijn advies is: benoem de successen in de regionale pilots en draag die elders in het land uit. Bijvoorbeeld in regio’s waar nu nog minder wordt gedaan aan laaggeletterdheid. De aanpak van Taal voor het Leven is echt nuttig. Het heeft zoveel individuele opbrengst voor de kwaliteit van leven van mensen dat ik denk dat je er sowieso mee door moet gaan.”

Andrée van esWethouder Werk, Inkomen en Participatie, Burgerschap en Diversiteit, Bestuurlijk Stelsel in Amsterdam (GroenLinks) 2010-2014

het opleiden van vrijwilligers is een gouden sleutel

“Ik vind het uitgangspunt van Taal voor het Leven fantastisch. Vrijwil-ligers die anderen ondersteunen bij het leren lezen en schrijven. En dat vrijwilligers daarbij niet per se professioneel hoeven te zijn, want dat zijn ze niet, maar wel professionele vaardigheden leren om dat te doen. Het opleiden van vrijwilligers vind ik een gouden sleutel. Dat is in het belang van de vrijwilliger en van degene die de taal leert. Ik denk ook dat het goed is dat er diversiteit is in het aanbod van vrijwilligers. Je zou niet willen dat alle taalvrijwilligers zo’n training moeten volgen. Het is juist goed dat er keuze is. Een van de grootste pre’s van Taal voor het Leven is voor mij de wervingskracht van vrijwilligers. Die is niet te onderschatten.

De wervingskracht van vrijwilligers is vele malen groter dan die van professionals. Ik denk dan vooral aan Taalambassadeurs en ervaringsdeskundigen. Als het gaat om mensen enthousiasmeren, overtuigen, mee krijgen, dan hebben zij vele malen meer kracht dan professionele organisaties. Ik denk dat het goed is om meer aandacht te besteden aan een grote groep van niet-Nederlandstalige vrouwen die moeilijk zijn te bereiken. Dit is een groep bij wie niet alleen de taalvaardigheid vaak achterblijft, maar ook de economische zelfstandigheid. Het zou helpen als je ook uit die groep Taalambassadeurs en vrijwilligers kunt werven.”

nu starten met borgen“Het mooiste zou zijn als de gemeente in staat is om voort te zetten wat Taal voor het Leven opstart. Je wilt niet dat het allemaal na 3 jaar weer verdwijnt. En daarom vind ik het belangrijk dat er samenwerking is vanaf het begin. Wij moeten als gemeente straks in staat zijn om het netwerk dat is opgebouwd door Taal voor het Leven, het enthousiasme en de activiteiten, te vervolgen. Ik geloof erg in de aanpak van Taal voor het Leven. Het is een belangrijke aanvulling op het aanbod dat er al is. Wat je wilt, is dat er in 3 jaar veel meer laaggeletterden worden bereikt. En ook dat je veel leert over wat succesvolle strategieën zijn om vrijwilligers en laaggeletterden te werven en op te leiden. Je wilt een goed, enthousiasmerend aanbod tot stand brengen. En tegelijk wil je realiseren dat er vertrouwen ontstaat en stabiliteit zodat andere organisa-ties dit kunnen voortzetten. Het is natuurlijk goed dat er nu 30 alliantiepartners zijn en dat er een breed draagvlak bestaat voor de aanpak. Eigenlijk moet je nu al met elkaar praten over hoe organisaties de aanpak over 2 jaar gaan voortzetten en wat de route is die je daarbij volgt. Het moet daarbij ook gaan over geld, mensen en inzet van mensen.”

Kleinschaligheid en fijnmazigheid“De waarde van Taal voor het Leven is niet dat er grootschalige instituten en leerscholen worden opgezet, maar zit juist in de kleinschaligheid en fijnmazigheid. Het gaat erom dat je de doelgroep kunt vinden, dat er een passend aanbod wordt ontwikkeld voor specifieke doelgroepen. De kleinschaligheid van deze aanpak moet je behouden. Ik ben zeer geïnteresseerd in hoe het in andere gemeenten gaat. En het is goed om de best practices met elkaar te delen. Zorg dat je de samenwerking met de gemeenten uitbreidt en de successen deelt binnen de gemeente.”

“De wervingskracht van vrijwilligers is vele malen groter dan die van professionals. Ik denk dan vooral aan Taalambassadeurs en ervaringsdeskundigen.”

“Meer aandacht is nodig voor de verborgen laaggeletterdheid die bestaat onder Nederlandssprekenden.”

Slim samenwerken loont 2013

38 39

hans SpigtWethouder Werk en inkomen, Jeugd en Sport in Utrecht (Partij van de Arbeid) 2013 –2014

Zomaar vrijwilligers inschakelen, helpt niet

“We zijn er wel achter gekomen dat ‘zomaar’ vrijwilligers inschakelen om iemand de taal te leren, niet werkt. Want het vraagt van vrijwilligers dat zij een aantal stappen kunnen doorlopen die van belang zijn om de taal op een hoger niveau te krijgen. We zien dat de verschillen tussen vrijwilligers groot zijn. Sommige kunnen iemand de taal leren, andere hebben een meer sociale functie. Wat we willen bereiken, is dat er een veel betere koppeling tot stand komt tussen taalvrijwilligers en wat cursisten nodig hebben. De infrastructuur in de stad van formele aanbieders en taalvrijwilligers is nu een samenhangend netwerk doordat Taal voor het Leven beide werelden bij elkaar heeft gebracht.”

ondernemingsraden“Ik denk dat het heel belangrijk is om veel directer de omgeving te betrekken bij het leren van taal. Als je nagaat met wie je het meeste praat, dan zijn dat de mensen in je eigen familie of gezin en de mensen op je werk. Er zijn veel werkgevers die taalonderwijs organiseren op het werk. Maar er zijn er ook heel veel die het niet doen. Laatst was ik bij het logistieke centrum van Albert Heijn. Daar hebben ze een taalprogramma voor mensen die ze aannemen, want deze mensen moeten kunnen lezen wat op de pakken staat die ze gaan sorteren. Naarmate taal dichter aansluit op wat nodig is voor het primaire werkproces, des te duidelijker is de noodzaak. Het belang voor het bedrijf is dan heel duidelijk. En dan pakken bedrijven het op. Maar taal is ook belangrijk vanuit de veiligheidsnormen waaraan bedrijven moeten voldoen. Mensen moeten de veiligheidsvoorschriften begrijpen. Wat ik heel belangrijk vind, is dat Ondernemingsraden taal op de agenda zetten in het overleg met hun directie. Het gaat niet alleen om arbeidsvoorwaarden. Maar ook over de vraag of mensen in het bedrijf wel voldoende geëquipeerd zijn om mee te doen en om mee te groeien met het bedrijf. Ik zou me goed kunnen voorstellen dat vanuit de stichting naar Ondernemingsraden een pakket wordt aangeboden waarmee zij het onderwerp taal kunnen bespreken met hun directies.”

“Over taal bestaat in Utrecht geen politiek verschil van mening. Het is geen onderwerp van links of rechts. Als het gaat over hoeveel geld er voor beschikbaar is, dan is de conclusie dat er nooit genoeg geld is.” “Wat ik heel belangrijk vind, is dat Ondernemingsraden taal op de agenda zetten in het overleg met hun directie.”

Mariska ten heuwWethouder Werk, Sociale Zaken, Re-integratie, Inburgering, Educatie en Economie in Hengelo (Socialistische Partij) 2010-2014

Aanpak laaggeletterdheid vraagt 10 tot 15 jaar extra inzet

“Ik zie Taal voor het Leven als een extra motor om laaggeletterdheid binnen de gemeente op de agenda te krijgen. Met die motor worden nieuwe producten en leermiddelen ontwikkeld zodat de aanpak daarna op een normale manier kan worden ingebed. Sinds kort zetten we de Taalmeter in bij alle mensen die een uitkering aanvragen, maar ook bij mensen die al een uitkering hebben. Daaruit blijkt dat laaggeletterdheid bij deze groepen heel veel voorkomt. Wij realiseren ons dat de aanpak van laaggeletterdheid in belangrijke mate moet gebeuren met de hulp van vrijwilligers en met beperkte financiële inbreng van de gemeente. De vrijwilligers beleven overigens veel genoegen aan de aanpak waarbij er wordt geïnvesteerd in hun professionalisering. Zij zien het als een erkenning.”

Belang werkgevers “De vraag die mij triggert, is hoe je werkgevers verantwoordelijk kunt maken om actief te zijn op het gebied van taalverwerving. Werkgevers zitten in de positie dat zij signalen zouden kunnen herkennen die erop wijzen dat mensen een taalachterstand hebben. Vorig jaar heeft Taal voor het Leven in Zwolle een conferentie gehouden waar het ging over de rol van werkgevers. Je ziet daarbij grote verschillen. De een vindt het een probleem van werknemers die zelf in actie moeten komen. Er zijn ook heel empathische werkgevers die daarvoor iets willen organiseren. De vraag is: wat is nodig om werkgevers te laten inzien dat zij er juist belang bij hebben dat taalachterstanden worden aangepakt?”

Korte interventie “Wij trekken ons als gemeente terug, maar willen de aanpak wel zo neerzetten dat het vanzelfsprekend wordt dat er in Hengelo een club taalvrijwilligers is die zich hiermee bezighoudt. De bedoeling is dat er een aparte stichting wordt opgericht, bijvoorbeeld de Stichting Taal Hengelo, die zich specifiek gaat bezighou-den met de taalvrijwilligers. Wij hopen dat de vrijwilligers met elkaar zo sterk zijn dat ze het bestuur kunnen vormen. Eigenlijk weten we met z’n allen dat het probleem van laaggeletterdheid niet in 2015 zal zijn opgelost. Het is een onderwerp waarvoor het waarschijnlijk altijd wel noodzakelijk zal blijven om er aandacht aan te besteden. Nu doe je feitelijk een korte interventie om zaken op de rails te krijgen en mensen erbij te betrekken. Maar eigenlijk ontbreken de middelen voor verduurzaming, het zorgen dat het een normaal onderdeel wordt van het gemeentelijke beleid en aanpak. Zowel in menskracht als in de financiële middelen om dat te organiseren.”

Gemeenten, meer taken, minder geld“Het besef moet doordringen dat de aanpak van laaggeletterdheid zeker 10 tot 15 jaar extra inzet vraagt. Het is echt kortzichtig om te zeggen dat het in 2015 klaar is. En het ligt niet voor de hand dat de gemeenten op dit vlak allerlei taken gaan overnemen van Taal voor het Leven. De gemeenten hebben te maken met een uitbreiding van hun taken en een korting op hun budgetten. Het vraagt juist erkenning en een interven-tie van rijkswege om dit soort zaken lokaal goed op de kaart te houden. Veel jaren en veel extra inspanning zijnnodigomhethuidigepercentagevan10%laaggeletterdheidterugtebrengennaar5%.Landelijkeerkenning en het bestaan van de stichting die er extra energie in steekt, zijn van belang om hiervan wat mij betreft tot 2025 een speerpunt te maken.”

“Het besef moet doordringen dat de aanpak van laaggeletterdheid zeker 10 tot 15 jaar extra inzet vraagt.”

Slim samenwerken loont 2013

40 41

Ingrid van engelshovenWethouder Onderwijs en Dienstverlening in Den Haag (Democraten 66) 2010-2014

Je moet partijen mede-eigenaar maken

“Den Haag heeft ongeveer 60.000 laaggeletterden. Een daling met enkele tientallen procenten zou mooi zijn. Ik plak er nog geen jaartal op wanneer we die ambitie moeten hebben bereikt. Een effectieve aanpak realiseren om laaggeletterdheid terug te dringen, is niet iets wat je met een druk op de knop uit de grond stampt. Het vraagt voorbereidingstijd en je zal het een aantal jaren moeten laten groeien. Het betekent namelijk dat je vrijwilligers moet werven en scholen. En vervolgens zullen er cursisten moeten worden geworven. Dat zijn nogal wat stappen die moeten worden gezet.”

Multicultureel probleem“De stichting heeft goed inzichtelijk gemaakt dat het een multicultureel probleem is. En dat geldt zeker voor een stad als Den Haag. Laaggeletterden hebben weinig kans op de arbeidsmarkt. Dat moeten ze zelf onderkennen en wij als gemeente moeten het herkennen en daarin verantwoordelijkheid nemen. Maar ook werkgevers voelen zich steeds meer aangesproken. En vrijwilligersorganisaties. Die breedte zoeken en zorgen dat partijen daarin verantwoordelijkheid nemen, dat besef is goed geland. Er is veel gebouwd aan de infrastructuur. Aanvankelijk was het moeizaam. Er was veel argwaan. Dat is ook begrijpelijk. Mensen hadden het idee dat er een club was die er met het geld vandoor ging en die vervolgens komt vertellen hoe zij het moeten doen. Er is hard gewerkt aan het tot stand brengen van de samenwerking. Wat heel motiverende stappen zijn geweest, is het Taalpunt dat is gerealiseerd en de Taalmeter die is ingesteld.”

Samenwerken“Taal voor het Leven heeft veel taalaanbieders bij elkaar gebracht en er is meer bereidheid dan voorheen om te gaan samenwerken. In de bibliotheek is het Taalpunt gestart, waar mensen terechtkunnen en waar zij worden doorverwezen naar een geschikt aanbod. Alle aanbieders werken samen in dit Taalpunt. Dat is winst. Een betere samenwerking is ook tot stand gebracht door in de subsidievoorwaarden aan organisa-ties een aantal zaken te veranderen. De taalpartners zijn bereid om te kijken wat hun rol is in de keten en hoe ze op de beste manier met anderen kunnen samenwerken. Je ziet ook dat werkgevers steeds meer over de streep worden getrokken om mee te doen en te bekijken wat zij kunnen opzetten voor hun eigen werknemers. De diversiteit van partijen neemt daardoor toe. De samenwerking in de keten gaat niet meer alleen om de taalaanbieders, maar ook over de vindplaatsen. Een ander winstpunt is de inzet van de Taalmeter bij het gemeentelijke loket van Sociale Zaken. De mensen aan de balie zijn geschoold in het herkennen van laaggeletterdheid. Dus als iemand een uitkering komt aanvragen of om een andere reden aan het loket komt, dan kan hij worden geïdentificeerd als laaggeletterde en meteen worden doorverwe-zen.”

hard nodig“Wat nog echt moet worden bekeken, is hoe het kan worden geborgd op een zodanige manier dat het kan blijven draaien. Ook zonder dat de gemeente er straks heel veel geld in moet stoppen. We hebben dit hard nodig en tegelijk weten we dat hiervoor de komende jaren geen grote schepen met geld gaan binnenkomen. Je zult het heel lean & mean moeten oppakken en het bij partijen in de stad moeten neerzetten. Je moet partijen mede-eigenaar maken. En om dat te realiseren, zal er nog wel het een en ander moeten gebeuren.”

“Wat heel motiverende stappen zijn geweest, is het Taalpunt dat is gerealiseerd en de Taalmeter die is ingesteld.”

René PeetersWethouder Jeugd, Onderwijs en Sport in Almere (Democraten 66) 2010-2014

het kan je buurman zijn of een familielid

De belangrijkste toegevoegde waarde van Taal voor het Leven is dat het probleem op de kaart wordt gezet. Daarbij helpt landelijke aandacht die wij lokaal moeten doorvertalen. Het is goed dat deze niet voor de hand liggende kwestie veel zichtbaarder wordt gemaakt. Alles wat je aandacht geeft, groeit. In dit geval willen we bereiken dat de aanpak leidt tot een versnelling in het terugdringen van laaggeletterdheid. Ik ben erg van de resultaten en dat je als politiek afrekenbaar bent. Bij dit onderwerp is dat moeilijk. Want je kunt pas zeggen welke resultaten je wilt boeken als je exact weet wat de beginsituatie is. En dat weet ik niet. Er zijn landelijke onderzoeken die zeggendathetgaatomongeveer10%vandebevolking.IkhebgeenideeofdatvoorAlmeregeldt.Wijzijneen bijzondere gemeente die demografisch afwijkt van andere gemeenten. Ik wil daarom de stichting oproepen een systeem te ontwikkelen waarmee per regio en per stad kan worden gemeten wat de beginsituatie is.”

Medicijngebruik“Veel mensen die het goed voor hebben met anderen, werken vanuit het hart. Maar soms werkt het beter als het hoofd ook een flinke rol krijgt. Ik denk dat je met Taal voor het Leven het hart en het hoofd goed met elkaar verbindt. En daardoor neemt de effectiviteit toe. Goed is ook dat de aanpak van Taal voor het Leven doordringt op plekken waar het minder waarschijnlijk is. Voor mij is een van de hoogtepunten van het laatste jaar dat het Flevoziekenhuis een fysiek spreekuur laaggeletterdheid heeft ingesteld dat is geopend door prinses Laurentien. Dat was niet gebeurd zonder dit programma. Je maakt de top van zo’n organisa-tie bewust van het feit dat laaggeletterdheid een probleem is. Bij het lezen van bijsluiters van medicijnen gaat het geregeld mis. Neem je een theelepel of een eetlepel van een medicijn?”

Aan de balie“Wij zijn een moderne gemeente en we zijn ver met de digitalisering. Je hoeft hier eigenlijk helemaal niet meer naar het gemeentehuis te komen voor een paspoort. Misschien nog om het even op te halen. Dat heeft enorm veel voordelen. Maar er is een groep mensen die gewoon naar een stadhuis wil komen voor een nieuw paspoort. Ze krijgen dan ter plekke te horen dat ze nog even een pasfoto moeten maken. Die mensen vinden het lastig om dat te regelen achter de computer. Voor sommige mensen is de maatschappij te ingewikkeld aan het worden. Het is de taak van de politiek om het onderwerp hoger op de politieke agenda te krijgen. Empathie is daarbij een belangrijk aandachtspunt, zowel voor ambtenaren als voor vrijwilligers. In het algemeen zijn mensen die laaggeletterd zijn in hun leven buitengewoon gefrustreerd geraakt door het onderwijs.” “Wat je niet weet, zie je niet. Het gaat mij vooral om de bewustwording van niet-laaggeletterden dat het fenomeen bestaat. Het kan je buurman zijn of een familielid. Dat je daar alert op bent en dat je daar vervolgens iets mee kunt, zonder dat het heel erg zwaar is.”

“Ik wil de stichting oproepen een systeem te ontwikkelen waarmee per regio en per stad kan worden gemeten wat de beginsituatie is.”

Slim samenwerken loont 2013

42 43

5 InSTRuMenTen en MATeRIALen

InleidingOp basis van praktijkervaringen en in samenwerking met deskundige partners zijn in 2013 verschillende instrumenten en materialen ontwikkeld voor alle betrokken doelgroepen van Taal voor het Leven: cursis-ten, vrijwilligers, intermediairs en partnerorganisaties. Speciaal toegesneden op het signaleren en doorver-wijzen van laaggeletterden naar een passend taaltraject, het meten van de voortgang van cursisten in een taaltraject, het opleiden van vrijwilligers en het monitoren van aanmeldingen. Uitgangspunt is altijd het leveren en behouden van kwaliteit, voor een goede borging in de toekomst. Er zijn nog steeds instrumen-ten in ontwikkeling. Hieronder lichten we er enkele kort toe.

Laaggeletterden vinden met de TaalmeterDe Taalmeter is een online instrument waarmee gemeenten, UWV WERKbedrijven, gezondheidsinstellingen en bedrijven binnen maximaal 12 minuten weten of hun klant mogelijk moeite heeft met lezen en schrijven. De Taalmeter bestaat uit 24 meerkeuzevragen naar aanleiding van leesopdrachten. Met de Taalmeter kunnen laaggeletterden gevonden worden die anders buiten het bereik vallen. Iedere organisatie met enige vorm van klantcontact kan kosteloos gebruikmaken van de Taalmeter. De organisatie krijgt vervolgens begeleiding en ondersteuning van Stichting Lezen & Schrijven bij de implementatie. Ook ondersteunt de stichting de organisatie bij de daaropvolgende fases van monitoring en effectmeting. In 2013 zijn bij 30 organisaties, verspreid over Nederland, in totaal 2.800 Taalmeters afgenomen. Ruim 1/3 van de mensen (met max. mbo-4 opleidingsniveau) die de Taalmeter maakten, bleek waarschijnlijk laaggeletterd.

Zie: www.taalmeter.nl

de Taal voor het Leven-vrijwilligersopleiding Op veel plekken zijn al vele jaren vrijwilligers actief in het taalkundig begeleiden van cursisten. De kwaliteit van deze begeleiding is wisselend. Daarom is er een algemene basistraining ontwikkeld om de kwaliteit (en daarmee de effectiviteit) van vrijwilligers te verhogen. Zowel reeds actieve als nieuwe taalvrijwilligers krijgen (kosteloos) een training van Taal voor het Leven. De basistraining bestaat uit 4 dagdelen. Daarin leren vrijwilligers hoe ze cursisten beter kunnen begeleiden bij het leren lezen, schrijven, spreken en luisteren. Ze maken kennis met de materialen die zij kunnen inzetten in de praktijk. Ook ontmoeten zij andere vrijwilligers en professionals die hen bij hun werkzaamheden kunnen ondersteunen. De trainingen worden gegeven door ervaren en speciaal opgeleide taaltrainers.

Onderwerpen die, na een vrijblijvende, algemene informatiebijeenkomst, in de training aan bod komen zijn:- hoe leren volwassenen?;- begeleiden bij leren lezen;- begeleiden bij leren schrijven;- les- en oefenmaterialen;- achtergronden, leerstijlen en niveaus;- spreken, luisteren en gesprekken voeren.

Taalvrijwilligers krijgen kosteloos toegang tot diverse papieren en online les- en oefenmaterialen. Via de website www.taalvoorhetleven.nl blijven zij op de hoogte van het actuele aanbod. Ook worden zij via de website geïnformeerd over de mogelijkheden om aanwezig te zijn bij verdiepingstrainingen, intervisie- en

49% vervult de rol vantaalcoach

overige 51%:•Taalsupporter•Voorlezer •Taalmaatje•Taaltrainer

> Een beschrijving van de rollen vindt u in de bijlage op pagina 47

vrouwen 77%

leeftijd tussen 60-6937%

hbo-opleiding

49%

1.600 oPGeLeIde VRIJWILLIGeRS

8 is het gemiddelde cijfer dat respondenten geven voor het vrijwilligerswerk van Taal voor het Leven

91% van de respondenten zou de trainingen van Taal voor het Leven aanbevelen aan anderen

ReSuLTATen enQuÊTe VRIJWILLIGeRS

Wat vinden opgeleide vrijwilligers van de Taal voor het Leven-training?

Slim samenwerken loont 2013

44 45

netwerkbijeenkomsten, het vragenuurtje via de chat, vrijwilligersdagen en videobijeenkomsten. Via de online community kunnen zij bovendien kennis en ervaringen uitwisselen met andere taalvrijwilligers.

Zie: www.taalvoorhetleven.nl/taalvrijwilliger

Lesmaterialen voor cursist en vrijwilligerVoor cursisten van Taal voor het Leven zijn er verschillende materialen en instrumenten beschikbaar waarmee zij samen met hun taalvrijwilliger of zelfstandig thuis kunnen oefenen met de basisvaardigheden lezen en schrijven. Voorbeelden zijn: - leesboeken in eenvoudige taal van Leeslicht of De Stiep Educatief;- werkboeken van Lees en Schrijf!, Taalklas.nl Plus en Beter lezen;- online programma’s van Alfabeter, Oefenen.nl en Netnieuws.

Voor taalvrijwilligers worden binnen Taal voor het Leven ook voortdurend instrumenten ontwikkeld die kunnen ondersteunen bij het werk. Zo zijn er instructiekaarten en -video’s met informatie en handige tips over het begeleiden van en lesgeven aan een cursist rondom lezen, schrijven, spreken en luisteren. Ook worden momenteel Taalopdrachten ontwikkeld, waarmee de vrijwilliger het startniveau van een cursist (en vervolgens ook de voortgang) kan inschatten.

Uit onderzoek in opdracht van Steunpunt Taal en Rekenen volwasseneneducatie bleek dat er geen papieren methode voorhanden is om autochtone laaggeletterden van instroomniveau naar 2F te helpen. In de praktijk is hier bij lokale organisaties wel behoefte aan. Daarom is na een openbare aanbesteding in 2013 door de Vrije Universiteit Amsterdam gestart met het ontwikkelen van deze methode. Deze is in 2014 in delen gereed en wordt lokaal getest.

De lesmaterialen en instrumenten worden regelmatig aangevuld en aangepast op basis van de ervaringen en behoeftes van cursisten en taalvrijwilligers. Een compleet en actueel overzicht is te vinden op www.taalvoorhetleven.nl/lesmaterialen.

Taalpunt: een laagdrempelige plek in de stad voor iedereen die iets wil met taalIn de Taal voor het Leven-regio’s werd al snel duidelijk dat er behoefte is aan een plek of plekken in de stad waar een overzicht te vinden is van het taalnetwerk in de stad. Een laagdrempelige fysieke plek waar laaggeletterden en vrijwilligers, maar vooral iedereen die een taalvraag heeft, welkom is en verder geholpen kan worden: een zogenoemd Taalhuis of Taalpunt.

In 2013 zijn 15 Taalpunten opgezet die daarmee alle Taal voor het Leven-regio’s bestrijken. De ervaring is nu dat steeds meer verschillende partijen een Taalpunt willen opzetten. Binnen en buiten de Taal voor het Leven-regio’s. Een Taalpunt is bij voorkeur een openbare, herkenbare plek die voor velen laagdrempelig is. Dat kan een bibliotheek zijn, met haar neutrale en taalrijke omgeving, leermiddelen en pc’s. Maar locaties waar mogelijk veel laaggeletterden komen zoals een jongerenloket, buurthuis, maatschappelijk-werk-instellingen, een leeg winkelpand in een winkelstraat (pop-up store) of ziekenhuis zijn ook geschikt.

Afhankelijk van de lokale situatie en behoefte van de partners in het taalnetwerk worden verschillende diensten en activiteiten binnen het Taalpunt aangeboden. Dit kan variëren van het geven van informatie en advies (helpdeskfunctie), doorverwijzen naar taalpartners, tot het aanbieden van lesactiviteiten voor cursisten en vrijwilligers en het bieden van brede taalondersteuning.

een passende cursus vinden met Taalzoeker.nl De online Taalzoeker biedt, op basis van postcode of woonplaats, een overzicht van scholingsmogelijkheden die er in de buurt zijn op het gebied van basisvaardigheden. De Taalzoeker is zeer geschikt voor intermediairs om laaggeletterde klanten door te verwijzen naar een concrete, passende oplossing. Dit kunnen cursussen op het gebied van lezen, schrijven, spreken, luisteren, rekenen, digitale vaardigheden of inburgering van zowel formele als non-formele aanbieders zijn. Het instrument is begin 2014 nog volop in ontwikkeling, maar moet uiteindelijk landelijk dekkend zijn. De Taalzoeker is een initiatief van Stichting Lezen & Schrijven in samenwerking met onder andere Blik op Werk, Het Begint met Taal, SIOB en tal van lokale organisaties.

Zie: www.taalzoeker.nl

Slim samenwerken loont 2013

46 47

Bijlage 1 Achtergrond bij het tellen van cursisten en vrijwilligers

De regels die worden gehanteerd bij het tellen van cursisten en vrijwilligers binnen Taal voor het Leven zijn als volgt: • Eencursistiseenlaaggeletterdediedooreentaalvrijwilligerwordtbegeleid.• DetaalvrijwilligerheefteenTaalvoorhetLeven-traininggehadendaarvooreencertificaatontvangen.• Detaalvrijwilligerkanzelfstandigwerken,maarookineenformeleonderwijssettingmeteendocent.

Per taalvrijwilligersrol (zie compleet overzicht op volgende pagina) wordt een maximum aantal cursisten gehanteerd. In de praktijk kan een groep groter zijn.

Voorlezer / begeleider leesgroepje (geen onderwijsachtergrond of –ervaring noodzakelijk)Max. 12 cursisten per voorleesgroepje

Taalmaatje (geen onderwijsachtergrond of –ervaring noodzakelijk) Max. 4 cursisten per groepje (zelfstandig werkende vrijwilliger)Max. 4 cursisten per vrijwilliger/lesgroep

Taalcoach (heeft onderwijsachtergrond of –ervaring)Max. 12 cursisten per lesgroep

Taal voor Thuis-vrijwilliger (deze heeft aanvullende training gehad)Max. 12 cursisten per lesgroep

Taaltrainer Max. 12 cursisten of vrijwilligers per lesgroep

Soort kernactiviteit op het gebied van laaggeletterdheid In % In aantallen

Herkennen en doorverwijzen 31,7 53

Geven van taalcursussen 22,8 38

Ontwikkelen van regionaal of lokaal beleid 25,1 42

Inhuren van docenten voor taalcursussen 4,8 8

Niet gericht op activiteiten m.b.t. laaggeletterdheid 13,8 23

Tabel 2: Kernactiviteit van de samenwerkingspartners (N = 167)

Sectoren in % in aantallen

Volwassenenonderwijs (publiek en privaat) 14,4 24

Kinderopvang en BSO 1,2 2

Jeugdgezondheidszorg 2,4 4

Primair en Voortgezet Onderwijs en VVE 6,6 11

Welzijn en Vluchtelingenwerk 13,2 22

Bibliotheek 10,8 18

Gezondheidszorg 14,4 24

Vrijwilligerswerk 6,6 11

Overheid (bijv. gemeente) 10,8 18

Bedrijfsleven, uitzendbureau en arbeidsbemiddeling 7,8 13

Bijlage 2 Rollen taalvrijwilligers

TaalsupporterAls taalsupporter help je op vele manieren. Je beantwoordt uiteenlopende vragen, helpt in een organisatie of werft vrijwilligers en cursisten. Een onderwijsachtergrond is hierbij niet nodig.

Voorlezer Als voorlezer kun je bij mensen thuis voorlezen of een lees-groepje begeleiden. Een onderwijsachtergrond is hierbij niet nodig.

TaalmaatjeAls taalmaatje help je een cursist, begeleid je een groepje cursisten of ondersteun je een trainer bij de lessen. Het is handig als je ervaring hebt in het onderwijs, maar dat is niet noodzakelijk. Je maakt gebruik van bestaande leerroutes.

Binnen Taal voor het Leven kunnen verschillende rollen worden vervuld. Afhankelijk van de interesse, kennis en ervaring van de vrijwilliger wordt een keuze gemaakt voor een rol. Iedereen die goed Nederlands spreekt en schrijft kan, na het volgen van de basistraining, aan de slag. Een onderwijsachter-grond is niet noodzakelijk voor elke rol. Een aantal basis-capaciteiten zoals inlevings-vermogen, enthousiasme, creativiteit en doorzettings-vermogen is wel vereist.

TaalcoachAls taalcoach help je een cursist of een groepje cursisten bij het beter leren lezen en schrijven. Je kunt zelf ook nieuwe lessen ontwikkelen die je vervolgens uitvoert. Je beschikt over ervaring als docent of coach in het onderwijs.

TaaltrainerAls taaltrainer kun je zowel cursisten begeleiden als taalvrijwilligers trainen en onder-steunen bij hun werkzaamheden. Je beschikt over onderwijs-ervaring en hebt bij voorkeur ervaring met de doelgroep.

Meer informatie op www.taalvoorhetleven.nl/taalvrijwilliger

Tabel 1: Sectoren van de samenwerkingspartners (N = 167)

Slim samenwerken loont 2013

48 aw

oVeRZIChT ALLIAnTIePARTneRS

ReGIo RoTTeRdAM-RIJnMondgemeenteAlbrandswaard•gemeenteCapelleaandenIJssel•gemeenteKrimpenaandenIJssel•gemeenteMaassluis•gemeenteRidderkerk•gemeenteRotterdam•gemeenteSchiedam•gemeenteSpijkenisse•gemeenteVlaardingen•gemeenteZuidplas•DeelgemeenteCentrum•DeelgemeenteCharlois•DeelgemeenteDelfshaven•DeelgemeenteIJsselmonde•DeelgemeenteKralingen-Crooswijk•DeelgemeenteNoord•DeelgemeentePrinsAlexander•BibliotheekAtotZ•BibliotheekGroeneVenen•BibliotheekMaassluis•BibliotheekOostland•BibliotheekRotterdam•BibliotheekSchiedam•BibliotheekVlaardingen•AlbedaCollege•AccentAvondschool•ErasmusUniversiteitRotterdam•OBSDeDriehoek•SINLScholingsinstituutNederland•STC-Group:ScheepvaartenTransportCollege•Zadkine•Alsare•Calibris•StichtingbijCorrie•VoorleesExpressRotterdam-Rijnmond•CMC(CapelsMulticultureelCentrum)•GildeSamenSpraakRidderkerk•NivonRotterdam•StichtingAanzet•StichtingLOV•StichtingVluchtelingenWerkMaasdelta•StichtingWilskrachtWerkt•UnievanVrijwilligers•VrijwilligerswerkRotterdam•VrijwilligerswinkelAafje•CentrumVoorDienstverlening•DockCharlois•B&AGroep/Pit010•RadarUitvoering•Samenlevingswerk•StichtingBuurtwerkAlexander•StichtingWelzijnSchiedam•ThuisopStraat•BureauFrontlijn•CED-Groep•Champsonstage•DeWelplaat•DonaDaria•LionsDistrict110CW•MEERotterdamRijnmond•MommersSchoonmaakservice•MuseumBoijmansvanBeuningen•OndernemersontbijtRotterdam•Samen010•OpzoomerMEE•SamenSchrijven•SKIN-Rotter-dam•StichtingBigBrothersBigSistersRotterdam•StichtingHoedjevanPapier•StichtingJarigeJob•StichtingMara•StichtingMusicMatters•UWVWERKbedrijf•WoonbronWoningcorporatie•ZangmakersReGIo IJSSeL-VeChT gemeenteDalfsen•gemeenteHattem•gemeenteHardenberg•gemeenteHeerde•gemeenteKampen•gemeenteOldebroek•gemeenteOlst-Wijhe•gemeenteOmmen•gemeenteRaalte•gemeenteStaphorst•gemeenteSteenwijkerland•gemeenteZwartewaterland•gemeenteZwolle•ProvincieOverijssel•BibliotheekDalfsen•BibliotheekHardenberg•BibliotheekKampen•BibliotheekOlst-Wijhe•BibliotheekOmmen•BibliotheekRaalte•BibliotheekSteenwijkerland•BibliotheekZwartewaterland•BibliotheekZwolle•BasisonderwijsDalfsen•BibliotheekStaphorst•PraktijkonderwijsdeHoeksteen•SpeciaalbasisonderwijsSO/VSOKampen•IchthusCollegeafdelingpraktijkonderwijs•VUSO(VrijeUniversiteitStudentenOrganisatie)•CapabelTaal•ROCLandstede•ROCDeltion•VrijwilligerscentraleZwolle•SteunpuntVrijwilligersOuderenStaphorst•DeKern•Espria(IcareVenV,WZN,IcareJGZ,DeTrans)•Kadera•KulterhusOlst-Wijhe•LandstedeWelzijnOmmen•SMONWelzijnStichtingdeStuw•StichtingWelzijnOuderenOlst-Wijhe•TraversWelzijn•VluchtelingenwerkOverijssel•TimpaanWelzijn•IMpactWSWKampen•ScaniaProductions•MEEIJsseloevers•UWV•WelzijnKampen•GildeSamenspraak•HofstraTrainingenbv•WEZOgroep•IGSDSteenwijkerland/Westerveld•Vluchtelin-genwerkOostNederlandHardenberg•LegerdesHeils•ROZIJWerk•BredeSchoolSteenwijkWest•StichtingKringloopSteenwijk•Vluchtelingenwerk Oost Nederland (Hardenberg) ReGIo AMSTeRdAMgemeenteAmsterdam•OpenbareBibliotheekAmsterdam•ABC/TaalopScherp•DeTalentenschool•HogeschoolvanAmsterdamUrbanManagement•ROCvanAmsterdam•VolksuniversiteitAmsterdam•IVIO-Integratie•NederlandsCentrumBuitenlanders•NLTraining•OpenLeerCentrum•TaalenCOASTopMaat•TaalinhetBedrijf•TopTaal•GildeAmsterdam•Eigenwijks•Volksbond•Kraamvogel•AkrosKinderopvangWelzijn•Dynamo•Espria•SABCatering•LionsZuidas•PantarAmsterdam•SIPI(StichtingIntercultureleParticipatieenIntegratie)•TaalopScherp•VerenigingAdrar•VoorUitProject•VrouwenVaart•YmereReGIo MIdden-uTReChT gemeenteUtrecht•BibliotheekUtrecht•ROCMiddenNederland•StichtingPragoAvondschool•HogeschoolvanUtrecht•TaalinhetBedrijf•Computerwijk/WijkbedrijfUtrecht• NLTraining•StichtingAlAmal•GildeUtrecht•Vrijwilligerscentrale•VluchtelingenwerkMiddenNederland•HumanitasUtrechtstad,LekenWeide•DoenjaDienstverlening•RodeKruisUtrechtMidden•UMCUtrecht•GGDNederland•ZorgverzekeraarsNederland•AxionContinu•LHV(LandelijkeHuisartsenVereniging)•CumulusWelzijn•DouweEgberts•JTI(JapanTobaccoInternational)•SodaProducties•Portes•StichtingStade•TalenTonen•BonTalen&Partners•MiraMedia•TaaldoetmeerReGIo hAAGLAnden gemeenteDenHaag•gemeenteDelft•gemeenteLeidschendam-Voorburg•gemeentePijnacker-Nootdorp•gemeenteRijswijk•gemeenteWestland•gemeenteZoetermeer•DienstSocialeWerkvoorzieningRijswijk•FirstSecurityEvents•Flora-Holland•FoxAOB•DeHaagseHogeschool•Humanitas•HWWZorg•JongFlorence•KesslerStichting•Kinderboekenmuseum•LionsInternatio-nal•LionsRandstad•ROCMondriaan•OpenbareBibliotheekDenHaag•Patijnenburg•PEP•Probiblio•ROCIDCollege•StichtingAntonConstandse•BibliotheekMaassluis,MiddenDelfland•BibliotheekWestland•StichtingJeugdwerk s-Gravenhage-oost•OpenbareBibliotheekZoetermeer•StichtingOuderenSchoolPlus•StichtingPiëzo•StichtingStunt•Woej•StichtingXtra•BibliotheekDOKDelft•VBMBusinessclubDenHaag•VitisWelzijn•Sagenn•VluchtelingenWerkRijswijk•VluchtelingenwerkZuidvleugel ReGIo TWenTegemeenteHengelo•ROCvanTwente•VoorleesExpressTwente•CarintReggeland•BibliotheekHengelo•Scala•Fitis/SWB•LegerdesHeils•HumanitasOnderDak•Welbions•Jarabee•Aksept•GGDTwente•Tocontinyou•Saxion•Loes•RIBW•FCTwente•Humanitas•gemeenteAlmelo•ScoopWelzijn•BibliotheekAlmelo•Almelodoe(t)mee•Beterwonen•Cogas•IVIO-Integratie•Rabobank•Soweco•TriviumMeulenbelt•ZorgAccent•VUEnschede•LegerdesHeils-BijBosshardt•ScoopThuisadministratie•Dimence•Life-CenterAlmelo•Alifa•gemeenteEnschede•BibliotheekEnschede•PowerReGIo FLeVoLAndZorggroepAlmere•Flevoziekenhuis•Vitreejeugdzorg•DeNieuweBibliotheek•BibliotheekFlevomeer•DeSchoor•ROCFlevoland•VMCA•SITRO(StichtingIndividueelTaal-enRekenonderwijs)•IVIO-Integratie•UWVFlevoland•gemeenteAlmere•gemeenteUrk•deAlliantieFlevoland•GoedeStede•Ymere•VBA•Espria•gemeenteLelystad

DaarnaastwerkenwemettalvanlandelijkeorganisatieszoalsStichtingExpertisecentrumETV.nl•StichtingALFAbeter•StichtingCINOP•MaastrichtUniversity•VrijeUniversiteitAmsterdam•HetBegintmetTaal•VOB•ministerievanSocialeZakenenWerk- gelegenheid•SIOB•LegerdesHeils•UniversiteitvanAmsterdam•RadboudUniversiteit•Sardes•ECBO•StichtingOpvoeden•NederlandseVerenigingvoorLogopedieenFoniatrie•NederlandsJeugdInstituut•NederlandseOrganisatiesVrijwilligerswerk• Blik op Werk

Taal voor het Leven is een programma dat wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

www.taalvoorhetleven.nl

Taal voor het Leven startte als proefprogramma in 6 regio’s. De opdracht van het ministerie van OCW was om te achterhalen hoe meer laaggeletterden op een effectievere en efficiëntere manier naar een hoger taalniveau geholpen kunnen worden. Gebruikmakend van de in Nederland reeds aanwezige expertise en buitenlandse ervaringen, startten in 2012 de voorbereidingen. In 2013 zijn door de 300 landelijke en lokale partners in de 6 regio’s goede resultaten geboekt. Er zijn 5.200 cursisten bereikt en 1.600 vrijwilligers getraind. De cursisten boeken bovendien taalwinst en zijn sociaal actiever geworden. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek naar deze resultaten vormen de basis voor verdere aanscherping van de aanpak in de komende jaren.