stapsgewijs naar duurzame toegang

137
Stapsgewijs naar duurzame toegang Onderzoek naar een strategisch stappenmodel voor duurzame toegang tot digitale informatie in kleine en middelgrote erfgoedinstellingen. Enno Meijers – Thesis Master of Business Informatics Avans+ Begeleidingscommissie: Dr. Ed. W. M. Landman – docent Methoden en Technieken, Avans+ Dr. J.A. Brandenbarg – directeur Zeeuwse Bibliotheek

Upload: buithien

Post on 11-Jan-2017

224 views

Category:

Documents


3 download

TRANSCRIPT

Page 1: Stapsgewijs naar duurzame toegang

Stapsgewijs naar duurzame toegang  

Onderzoek naar een strategisch stappenmodel voor duurzame toegang tot digitale informatie  

in kleine en middelgrote erfgoedinstellingen. 

 

 

 

 

      Enno Meijers – Thesis Master of Business Informatics ­ Avans+    Begeleidingscommissie: Dr. Ed. W. M. Landman – docent Methoden en Technieken, Avans+ Dr. J.A. Brandenbarg – directeur Zeeuwse Bibliotheek 

Page 2: Stapsgewijs naar duurzame toegang
Page 3: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

STAPSGEWIJS NAAR DUURZAME TOEGANG 

Onderzoek naar een strategisch stappenmodel voor duurzame toegang tot digitale informatie in kleine en middelgrote erfgoedinstellingen. 

 Thesis Master of Business Informatics – Avans+ 

 

Enno Meijers  

[email protected] 

Middelburg ‐ april 2010 

 

 

Begeleidingscommissie: 

Dr. Ed. W. M. Landman – docent Methoden en Technieken, Avans+ 

Dr. J.A. Brandenbarg – directeur Zeeuwse Bibliotheek 

  

 

 

 

        in opdracht van:     enwer  me

 

 

 

Omslagfoto: http://www.flickr.com/photos/michele123mstudios – silver beams & sky 2 

De Creative Commons Naamsvermelding‐Gelijk delen 3.0 Nederland Licentie is van 

toepassing op dit werk. Ga naar http://creativecommons.org/licenses/by‐sa/3.0/nl/. 

              in sam king t: 

 

 

 

Page 4: Stapsgewijs naar duurzame toegang
Page 5: Stapsgewijs naar duurzame toegang

Voorwoord  

 

Beste lezer,  

Voor u ligt mijn thesis als afsluiting van de MBI‐opleiding waar ik in 2007 aan begonnen ben. Met dit werkstuk sluit  ik een periode af van hard werken en veel presteren maar ook van veel  inspiratie en geprikkeld worden. Ik hoop dat u evenveel plezier zult beleven aan het  lezen van dit werkstuk, als  ik heb gehad op mijn ontdekkingsreis door de complexe wereld van digitale duurzaamheid. Met deze thesis heb ik geprobeerd om een bijdrage te leveren aan de uitdagingen waar wij voor staan in deze nieuwe digitale wereld, of dit gelukt is hoor ik graag van u terug. 

Nu mijn studie tot een eind komt, maak ik graag gebruik van de gelegenheid om een aantal mensen te bedanken. In het bijzonder wil  ik mijn vrouw en kinderen bedanken voor hun eindeloos geduld en begrip  voor  de  vele  momenten  waarop  ik  mijn  studie  prioriteit  moest  geven.  Ook  de  Zeeuwse Bibliotheek wil  ik  graag  bedanken  voor  het  bieden  van  de  gelegenheid  voor  het  volgen  van  deze studie en voor het leveren van interessant praktijkmateriaal.  

Dit werkstuk zelf is het resultaat van een intensieve samenwerking met een groot aantal mensen. Ik wil  dan  ook  beginnen  met  het  bedanken  van  twee  personen  voor  de  bijzonder  plezierige  en vruchtbare samenwerking. Allereerst bedank ik Inge Angevaare van de NCDD voor haar kritische blik (tot  in  de  kleinste  details…)  en  haar  aanstekelijke  gedrevenheid  in  het  zoeken  naar  oplossings‐richtingen voor een duurzamere digitale wereld. Daarnaast bedank  ik Annelies van Nispen van DEN voor  het  delen  van  haar  kennis  en  haar  enthousiasme  voor  dit  onderwerp  en  voor  de  stevige discussies die daaruit volgden. Op deze plaats wil  ik ook graag alle reviewers van het stappenmodel van  harte  bedanken.  Het  was  voor  mij  een  bijzondere  ervaring  om  in  één  oog  opslag  zoveel gerespecteerde meningen naast elkaar te zien. Tot besluit bedank ik ook mijn begeleider Ed Landman voor  de  stimulerende  begeleiding,  zijn  rotsvaste  geloof  in  dat  het  goed  zou  komen  werkte aanstekelijk. 

Ik wens u veel plezier bij het lezen van deze thesis! 

 

Enno Meijers, 14 april 2010 

Page 6: Stapsgewijs naar duurzame toegang
Page 7: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

Managementsamenvatting 

 

Digitale informatie speelt een steeds grotere rol voor de cultureel erfgoedinstellingen in Nederland. 

Vanuit het oogpunt van zichtbaarheid en laagdrempelige toegang tot de collectie werkt men massaal 

aan het digitaliseren van de fysieke collecties. Daarbij krijgen ook steeds meer instellingen te maken 

met materialen die alleen nog maar in digitaal vorm bestaan.   

 

Uit  recente  onderzoeken  blijkt  dat  in  een  groot  deel  van  de  erfgoedinstellingen  de  duurzame 

toegankelijkheid van deze digitale informatie weinig of geen aandacht krijgt. De kans is groot dat er 

hierdoor  op  lange  termijn  digitale  informatie  verloren  zal  gaan.  Naast  de  financiële  schade  die 

daardoor ontstaat, kan dit ook het definitieve verlies van kostbare informatie betekenen.  

 

Het duurzaam  toegankelijk houden van digitale  informatie  is een onderwerp waar men  sinds eind 

jaren negentig op nationale en internationale schaal intensief onderzoek naar doet. Hierover is veel 

gepubliceerd,  vooral  door  de  publieke  sector.  Zodoende  is  er  een  breed  scala  aan  normen, 

richtlijnen,  beleidskader,  toetsingsinstrumenten  en  best  practices  beschikbaar.  Zoals  uit  dit 

onderzoeksrapport blijkt, biedt deze informatie echter te weinig aanknopingspunten voor de kleinere 

en middelgrote erfgoedinstellingen om ook daadwerkelijk aan de  slag  te gaan met het verbeteren 

van  de  duurzame  toegang  van  hun  digitale  informatie.  Dit  rapport  beschrijft  het  onderzoek  dat 

uitgevoerd is naar een aanpak om deze kloof te overbruggen.  

 

In  het  kader  van  dit  onderzoek  is  een  strategisch  stappenmodel  ontwikkeld  dat  de  kleinere 

erfgoedinstellingen  in  staat  moeten  stellen  om  stapsgewijs  de  risico’s  op  verlies  van  digitale 

informatie  te  verminderen.  In  hoofdlijnen  behandelt  het model  achtereenvolgens  het  strategisch 

verankeren  van  duurzame  toegang,  het  borgen  van  de  digitale  objecten,  het  toevoegen  van  de 

noodzakelijke metadata en het  aanpassen  aan de  veranderende omgeving. Het  reduceren  van de 

complexiteit  en  het  inrichten  als  een  continu  proces  van  verbetering  vormden  hierbij  belangrijke 

uitgangspunten. De ordening van de onderwerpen naar hun bijdrage aan het verminderen van de 

risico’s is nog niet eerder zo nadrukkelijk beschreven.  

 

De bruikbaarheid van dit theoretisch model is vervolgens getoetst onder twaalf deskundigen uit het 

werkveld. Daarnaast  is er een praktijktoets uitgevoerd  in de Zeeuwse Bibliotheek. De belangrijkste 

 

Page 8: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

onclusie was dat het  stappenmodel bruikbaar  is voor het ontwikkelen van beleid voor duurzame 

toegang tot de digitale erfgoed informatie. 

dat het goed organiseren van duurzame toegang tot digitale 

formatie  een  lastige  uitdaging  is,  die  de  kleinere  erfgoedinstellingen  naar  verwachting  niet 

Dit rapport eindigt daarom ook met een aantal aanbevelingen waarin  landelijke koepelorganisaties, 

grote instellingen en marktpartijen worden opgeroepen om de kleinere erfgoedinstellingen te helpen 

  het  verbeteren  van  de  duurzame  toegang  tot  hun  digitale  informatie.  De  kleinere 

 

c

Het onderzoek toonde echter ook aan 

in

zelfstandig tot een goed eind zullen kunnen brengen.  

bij

erfgoedinstellingen  zelf  zullen  daarbij  actief  op zoek  moeten  gaan  naar  nieuwe 

samenwerkingsverbanden  en  rolverdelingen  om  zo  de  juiste  taken  op  de  juiste  schaal  te  kunnen 

realiseren. 

 

Page 9: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Inhoudsopgave:  

...................................................................... 13 

e n n

a n n .. .. .. . .

assenheidsmodel voor digitale duurzaamheid ................................................................ 40 

9.  Kaders van het stappenmodel .................................................................................................. 45 

0.  Deel A: Het bepalen van de context en het mandaat .............................................................. 50 

11.  Deel B: De digitale objecten veilig stellen ................................................................................ 53 

12.  Deel C: Duurzaam toegang bieden ........................................................................................... 59 

13.  Praktijk toetsing in de Zeeuwse Bibliotheek ............................................................................ 67 

14.  Resultaten externe validatie ..................................................................................................... 74 

15.  Conclusies en aanbevelingen ................................................................................................... 88 

16.  Geraadpleegde bronnen........................................................................................................... 93 

 

Bijlage 1: Conceptueelmodel en onderzoeksontwerp ............................................................................. i 

Bijlage 2: Globaal overzicht onderzoeksomgeving ................................................................................... ii 

Bijlage 3: Opbouw van een Archival Information Package ..................................................................... iii 

Bijlage 4: Beschrijving van de elementen van het volwassenheidsmodel .............................................. iv 

Bijlage 5: Stappenmodel met relatie naar het volwassenheidsmodel .................................................. viii 

Bijlage 6: De vijftien elementen in relatie tot het stappenmodel ........................................................... ix 

Bijlage 7: Toetsing Zeeuwse Bibliotheek ................................................................................................ xii 

Bijlage 8: Resultaten expert review ...................................................................................................... xvii 

 

 

1.  Inleiding: duurzame toegang ‐ een lastige nieuwe taak ........................................................... 11 

2.  Een verkenning van het probleem .....................

3.  Onderzoeksopzet ...................................................................................................................... 18 

4.  Informatiemanagement als optiek ........................................................................................... 23 

5.  Inleiding tot d  defi itie van een strategisch stappe model ................................................... 28 

6.  Een kort overzicht v n de bestaande i strume ten . .......... ............... ........... ........... ........ 32 

7.  Een impressie van het werkveld ............................................................................................... 37 

8.  Volw

1

 

Page 10: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

Page 11: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

1. Inleiding: duurzame toegang ­ een lastige nieuwe taak  

In onze moderne wereld is digitale informatie niet meer weg te denken. Het bedrijfsleven, de 

overheid,  de  wetenschap,    de  media,  er  is  geen  sector  waar  digitale  informatie  geen 

belangrijke rol speelt. Veel van deze digitale informatie is afkomstig uit de publieke sector 

en  veel  digitale  informatie  vindt  uiteindelijk  een  onderkomen  in  de  publieke  sector.  De 

bibliotheken,  archieven  en  musea  vormen  in  deze  ontwikkelingen  een  belangrijk 

schakelpunt.  Enerzijds  werken  deze  cultureel  erfgoedinstellingen  hard  aan  het  digitaal 

toegankelijk maken van hun collecties en anderzijds vormen ze voor veel digitale informatie 

het eindstation. Vooral de functie als eindstation lijkt voor de cultureel erfgoedinstellingen 

een lastige nieuwe taak te worden.  

 

Digitale  informatie  speelt  in  het  dagelijkse  leven  een  onmisbare  rol.  In  korte  tijd  is  er  een 

samenleving ontstaan waaruit digitale informatie niet meer weg te denken is. Een belangrijk deel van 

de  digitale  informatie  op  het  gebied  van  cultuur,  onderwijs  en  wetenschap  is  afkomstig  uit  de 

publieke  sector.  Musea,  archieven,  bibliotheken  en  andere  erfgoedinstellingen  hebben, 

doorbouwend  op  hun  traditionele  taken,  inmiddels  hun  aandacht  gericht  op  het  laagdrempelig 

toegang bieden tot digitale informatie. Men beschouwt dit als een noodzakelijke voorwaarde om in 

de huidige samenleving een rol te blijven spelen.  

Al  in  2002  trokken  de  onderzoekers  van  het  DigiCULT  project  (European  Commission,  2002)  de 

conclusie: “In the Information Society, in the long run, only the digital will survive in the memory of a 

nation as it is more readily available and accessible than analogue cultural heritage resources.”  

Dankzij het  laagdrempelig karakter van  internet ontstaat er ook een grote hoeveelheid aan digitale 

informatie uit andere, private en particuliere, bronnen. Een steeds groter deel van deze informatie is 

van belang voor de kennis en cultuur van de samenleving.  

Door deze ontwikkelingen staan cultureel erfgoedinstellingen voor een aantal  forse uitdagingen.  In 

de eerste plaats zien ze zich genoodzaakt om zo snel mogelijk hun content digitaal beschikbaar  te 

stellen om hun zichtbaarheid en meerwaarde in de moderne maatschappij te behouden.  

In de tweede plaats vraagt de verandering van informatieschaarste naar informatieovervloed om het 

vinden  van  een  nieuwe  rol. De  erfgoedinstellingen  hebben  hun  huidige  rol  als  toegangspoort  tot 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  11  Thesis MBI – april  2010 

Page 12: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

kennis en cultuur voor een groot deel verloren ‐ en of ze over de juiste competenties beschikken om 

als   de vraag.  

 derde uitdaging  is het  voor de  lange  termijn  garanderen  van  toegang  tot de  informatie. Voor 

Dit  rapport  richt  zich  op  deze  laatste  uitdaging.  Centraal  daarbij  staat  de  vraag  wat  (kleine) 

verkenning van het probleem van digitale duurzaamheid  in 

oofdstuk  2.  In  hoofdstuk  3  wordt  de  opzet  van  het  onderzoek  verder  toegelicht.  Hoofdstuk  4 

k h e  

en  van  de  praktijktoetsing  van  dit  model  in  de 

Zeeuwse  Bibliotheek.  Hoofdstuk  14  beschrijft  de  resultaten  van  de  expert  review  van  het 

  

filter en wegwijzer in de moderne informatiesamenleving te kunnen fungeren is nog

De

digitale  informatie blijkt dit een complexe opdracht  te zijn die niet eenvoudig  in het verlengde  ligt 

van het beheer van de fysieke informatiebronnen. In tegenstelling tot  informatie op fysieke dragers 

vraagt digitale informatie om een continu proces van aandacht en onderhoud.  

erfgoedinstellingen  kunnen  doen  om  duurzame  toegang  tot  hun  digitale  informatie  beter  te 

waarborgen.  

Leeswijzer 

Het  rapport begint met een algemene 

h

beschrijft de onderzoeksoptiek waarin een verband gelegd wordt tussen  informatiemanagement en 

de problematiek van digitale duurzaamheid.  

In de hoofdstukken 5  tot en met 12 wordt de ontwikkeling van het  stappenmodel voor duurzame 

toegang beschreven. Dit deel vormt de  ern van het  t eor tische model van deze  thesis en  is  ter 

beoordeling integraal aan de reviewers voorgelegd.  

In  hoofdstuk  13  worden  de  resultaten  besprok

stappenmodel.  Beide  toetsingen  leiden  uiteindelijk  naar  de  conclusies  en  aanbevelingen  die 

beschreven zijn in hoofdstuk 15. 

 

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  12  Thesis MBI – april  2010 

Page 13: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

2. Een verkenning van het probleem  

traditionele media voor informatieopslag als papier, zijn digitale dragers niet automatisch 

geschikt voor bewaring op de langere termijn. Digitale informatie vraagt om voortdurende 

s daarvan voor de organisaties die het lange­termijn beheer moeten uitvoeren.  

 

i

 deed  in 2006 een uitgebreid onderzoek naar de 

problemen met duurzame toegang tot digitale  informatie.  In het rapport dat hierover gepubliceerd 

• De dragers van digitale informatie zijn niet duurzaam 

gitale  dragers  snel  opgevolgd  worden  door  dragers  die  meer 

eit hebben of  sneller werken.  Er  lijkt op dit  gebied  sprake  van  een merkwaardige paradox 

tussen de toename van opslag capaciteit en de afname in duurzaamheid van het medium. 

• De hardware om de dragers te kunnen benaderen veroudert snel 

Naast de opslagmedia zelf veroudert ook de hardware om deze media te kunnen lezen en verwerken 

in  hoog  tempo. Door  de  voortschrijdende  techniek  krijgen  hardwaresystemen  een  steeds  hogere 

verwerkingscapaciteit. Vanwege het hoge tempo waarin dit gebeurt is het niet mogelijk om de oude 

systemen voor  langere  tijd  te blijven ondersteunen.  In veel gevallen wordt de winst  in snelheid en 

capaciteit  bereikt  door  het  toepassen  nieuwe  technologie  die  niet  compatible  is met  voorgaande 

systemen.  

 

Het op een duurzame manier toegankelijk houden van digitale  informatie  is blijkbaar een 

lastige  opgave,  maar  wat  is  nu  eigenlijk  precies  het  probleem?  In  tegenstelling  tot 

verzorging omdat allerlei bedreigingen de beschikbaarheid op  langere  termijn  in gevaar 

brengen.  Dit  hoofdstuk  bespreekt  de  belangrijkste  van  deze  bedreigingen  en  de 

consequentie

Veranderingen in de technologie 

Om te beg nnen  levert de snelle ontwikkeling van de digitale techniek een groot probleem op voor  

het  bewaren  van  digitale  informatie.  Eén  van  de  Britse  onderzoeksnetwerken  voor  digitale 

duurzaamheid,  the Digital Preservation Coalition,

werd,  “Mind  the  Gap”  (Waller  &  Digital  Preservation  Coalition,  2006)  worden  onder  andere  de 

volgende technologische bedreigingen genoemd: 

De huidige digitale dragers hebben een beperkte houdbaarheid. Afhankelijk van het type drager kan 

deze variëren van enkele  jaren  tot misschien enkele  tientallen  jaren, maar een duurzaam medium 

voor de opslag van digitale  informatie bestaat (nog) niet. Daarbij komt het verschijnsel dat door de 

technologische  ontwikkelingen  di

capacit

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  13  Thesis MBI – april  2010 

Page 14: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

• De software om de gegevens op de dragers te interpreteren veroudert snel 

rmatie  te  lezen en  te bewerken verandert 

  Vaak  betekenen  nieuwe  versies  van  de  softwaresystemen  ook  nieuwe  versies  van 

Veranderingen in de omgeving 

Het  zorgvuldig  bewaren  van  digitaal  opgeslagen  gegevens  en  het  kunnen  teruglezen  van  die 

  informatie over deze data beschikbaar  is. Deze extra  informatie, vaak aangeduid met de term 

metadata,  is  nodig om  de opgeslagen  bits  te  vertalen  in data, om de data  te  kunnen  vertalen  in 

 betekenis te kunnen geven in een bepaalde context.  

(Giaretta, 2007)   geeft David Giaretta 

er of the 

format  –  and  maybe  a  Rosetta  Stone  equivalent  of  Martian  to  English  (or  Chinese  or  whatever 

 like bits? binary notation, IEEE 

ct opgeslagen moet worden. Daarbij is het mogelijk dat in de loop van de tijd de beoogde 

oelgroep zelf wijzigt, bijvoorbeeld wanneer specialistische  informatie ook voor een breder publiek 

Ook de  software die gebruikt wordt om de digitale  info

voortdurend.

bestandsformaten.  Voor  tekst  documenten  en  grafische  formaten  ontstaan  er  langzamerhand 

afspraken  over  standaardformaten.  Op  andere  terreinen  zoals  audiovisueel  materiaal  of  CAD‐

bestanden is vaak specifieke software nodig voor het afspelen of bewerken.   

gegevens alleen  is niet voldoende. De opgeslagen data wordt pas informatie wanneer er voldoende 

extra

informatie en om uiteindelijk de informatie

Het beheren van de relevante metadata vormt dus een extra uitdaging voor het op een duurzame 

manier toegankelijk houden van de digitale informatie. De hoeveelheid extra informatie die aan het 

digitale object moet worden toegevoegd om de informatie op de lange termijn van betekenis te laten 

zijn is afhankelijk van de doelgroep waarvoor men de informatie opslaat. In de literatuur duidt men 

dit aan met de term “Designated Community”.  

In het artikel “The CASPAR Approach  to Digital Preservation”

hiervan  een  aardig  voorbeeld  door  zich  af  te  vragen welke  informatie  een Marsmannetje  nodig 

zouden hebben om het signaal te kunnen ontcijferen van de Ionosonde (een digitaal radar signaal dat 

de ruimte in wordt gezonden ): 

“Representation Information for Martians 

How much Representation Information would one need to provide for a Martian to understand and use 

Ionosonde‐data which is digitally encoded? Where to start? Let’s start with a definition on pap

language the document is written in). But what about some other things

encoding for floating point numbers, definitions of the names of the data values, relationship between 

the data values, definition of  frequency, definition of a second, basic physics, graduate‐level physics, 

English, etc., etc? The list is very, very long.” 

 

De  keuze  van  de  beoogde  doelgroep  is  dus  van  invloed  op  de  hoeveelheid metadata  die  bij  het 

digitale obje

d

Stapsgewijs naar duurzame toegang  14  Thesis MBI – april  2010 

Page 15: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

ontsloten gaat worden. Maar het kan ook zijn dat de context en de kennis van de beoogde doelgroep 

Veranderingen in de organisatie 

     

informatie op zich willen nemen moeten een strategische keuze maken waarbij zij bereid moeten zijn 

gen door te voeren.  In het artikel “Thirteen Ways of Looking at 

• Een continu proces… 

• Een set van afgesproken resultaten… 

Met welke doelstelling wordt het materiaal duurzaam ontsloten? Gaat het om het behouden van de 

• Een goed begrepen verantwoordelijkheid… 

Duurzame toegang tot digitale informatie begint bij de creatie van het digitale object. In tegenstelling 

tot de  t nu de  verantwoording  voor de duurzame  toegang 

door de

De  hoe

kunnen

en  continu  proces  vereist  ook  een  continue  financieringsstroom.  Tot  op  heden wordt  duurzame 

toegang  vaak  gefinancierd  uit  tijdelijke  middelen,  waarbij  het  digitaliseren  vaak  nog  veel  meer 

in de loop van de tijd wijzigt waardoor het noodzakelijk wordt om extra metadata op te nemen.   

Het  realiseren  van  duurzame  toegang  tot  digitale  informatie  is  niet  alleen  een  uitdaging  op  het 

gebied  van  techniek  en  metadatabeheer.  Organisaties  die  de langetermijnzorg  voor digitale

om vergaande organisatieaanpassin

….Digital Preservation” uit D‐Lib Magazine (Lavoie & Dempsey, 2004) beschrijven Lavoie en Dempsey 

dertien  verschillende  invalshoeken  van  waaruit  het  probleemgebied  van  digitale  duurzaamheid 

beschouwd  kan  worden  en  geven  daarmee  een  aardig  beeld  van  de  breedte  van  het 

probleemgebied. In hun optiek is het duurzaam toegankelijk maken van digitale informatie: 

Veroudering van digitale  informatie  is een voortdurend proces en de bestrijding daarvan moet ook 

als continu proces  ingericht worden, waarbij er geen  tijd  is voor uitstel want achteraf  repareren  is 

geen optie. 

informatie, gaat het om een exacte kopie, moet alle beschikbare  functionaliteit  in stand gehouden 

worden? 

conservering  van  fysieke objecten moe

 organisatie gedeeld worden met de makers en bewerkers van de informatie. 

Een selectie proces… 

veelheid  digitale  informatie  groeit  enorm  en  is  veel  te  groot  om  in  totaliteit  verwerkt  te 

 worden; selectie is absoluut noodzakelijk, maar op grond waarvan? 

Een economisch duurzame activiteit… 

E

aandacht krijgt conservering.  

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  15  Thesis MBI – april  2010 

Page 16: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

• Een gezamenlijke inspanning… 

Om  de  enorme  uitdagingen  het  hoofd  te  bieden  is  samenwerking  noodzakelijk;  dit  levert 

schaalvoordelen op en voorkomt onnodige verdubbelingen. Maar hoe en met wie? 

gespre

et zinvol. 

Kan  duurzame  toegang  georganiseerd  worden  via  gedistribueerde  functionaliteit  in  een 

l moet  integraal beschikbaar zijn voor de dienstverlening, er moet geen “dark archive” 

ontstaan dat los staat van de overige dienstverlening van de instelling. 

  standaarden, over  richtlijnen en  indicatoren voor het  inrichten van de processen   en 

moeten er mechanismen komen voor certificering.  

te

wat  voor  soort 

transacties moet worden ingericht, wat de businessmodellen zijn, waar de financiering vandaan moet 

aakt kan worden van de kostenontwikkeling en welke garanties geëist 

• Een proces met veel keuze mogelijkheden… 

vanger  van  het  origineel  of worden  beide  duurzaam 

ft de gebruiker? 

• Een onschadelijke bezigheid… 

In veel gevallen beschikt de bewarende  instelling niet over de rechten op het materiaal. Duidelijke 

afspraken over de  consequenties van het duurzaam bewaren  zijn nodig. Wanneer het borgen van 

duurzame toegang tot digitale  informatie strijdig  is met belangen van andere partijen  is de kans op 

succes gering. 

• Een  ide taak…? 

Het vanuit één organisatie uitvoeren van alle taken is vaak niet haalbaar en wellicht ook ni

samenwerkingsnetwerk?  

• Een complementaire taak… 

Het materiaa

• Een goed begrepen proces… 

Binnen het denken over duurzame toegang tot digitale informatie moet er verder kennis ontwikkeld 

worden over

• Een transactioneel proces…  

Duurzame toegang is te complex om het helemaal zelf   realiseren. Een deel van het proces of het 

volledige  proces  onderbrengen  bij  anderen  zal  nodig  zijn.  De  vraag  is  dan  wel 

komt, hoe een schatting gem

kunnen worden  voor de uitkomst of voor het proces. 

Gaat  de  digitale  representatie  dienen  als  ver

opgeslagen?  Wat  is  een  vervanger  van  het  origineel:  een  exacte  kopie  bijvoorbeeld,  inclusief 

paginanummers die kloppen  (belangrijk voor referenties), of gaat het alleen om de  informatie zelf, 

welke eisen of voorkeuren hee

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  16  Thesis MBI – april  2010 

Page 17: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

• Een meerwaarde voor de maatschappij… 

r  nog  niet  breed 

gedeeld.  De  kans  bestaat  dat  instellingen  zich  vanwege  de  complexiteit  van  de  uitdaging  vooral 

richten op hun direct belangen – dit ten koste van het maatschappelijk belang.   

  toegankelijk  houden  van  digitale  informatie  kan  dus  gezien worden  als  een  breed 

 technische, economische en organisatorische uitdagingen. Afgaande 

) q

  sector  belang  bij  het  vinden  van  oplossingen  voor  het  probleem  van 

 bijvoorbeeld om het voor de lange termijn beschikbaar houden 

g weinig terug te vinden over 

de manier waarop de private sector deze problematiek benadert.  

gende hoofdstukken wordt het onderzoek naar 

het omgaan met digitale duurzaamheid beschreven, gericht op een  specifiek deel van de publieke 

n.   

Het  duurzaam  toegankelijk  zijn  van  digitale  informatie  levert  een  meerwaarde  op  voor  de 

maatschappij.  De  kosten  voor  het  duurzaam  toegankelijk  houden worden  echte

 

Tot slot 

Het  duurzaam

maatschappelijk probleem met

op de beschikbare publicaties lijkt het er op dat vooral de publieke sector (overheid, wetenschap en 

cultureel erfgoed  zich verdiept in het vinden van ade uate oplossingen.  

Toch  heeft  ook  de  private

digitale duurzaamheid. Het gaat dan

van  kennis  (intellectueel  eigendom),  van  gegevens  in  juridische  of  financiële  transacties    of  van 

testresultaten van medicijnen. In de literatuur is tot op heden echter no

Voor  dit  onderzoek  is  dan  ook  vooral  geput  uit  publicaties  van  publieke  instellingen  zoals 

universiteiten,  nationale  bibliotheken  en  archieven  of  andere  onderzoeksinstellingen  en 

(internationale)  samenwerkingsprojecten.  In de  vol

sector, namelijk de kleinere erfgoedinstellinge

Stapsgewijs naar duurzame toegang  17  Thesis MBI – april  2010 

Page 18: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

3. Onderzoeksopzet 

Dit hoofdstuk behandelt het ontwerp en de uitvoering van het  onderzoek. Het beschrijft de 

definitie  van het probleemgebied  en  geeft  een analyse  van  de  verschillende  aspecten die 

ierbij  van  belang  zijn.  Verder  wordt  de  doelstelling  van  het  onderzoek  beschreven  en 

wordt er inzicht gegeven in de opbouw van het onderzoek en de gevolgde strategie voor de 

uitvoering daarvan. 

derzoek  naar  de mogelijke 

oplossingen. Vooral in de publieke sector lijkt er een steeds breder wordende dialoog over de beste 

benadering van dit probleem te ontstaan. In dit domein zijn het vooral de overheid (in het bijzonder 

sector  en  in  het  bijzonder  op  de 

problematiek van de kleinere en middelgrote collectiebeherende instellingen. De doelstelling was het 

uitvoeren  van  een  praktijkgericht  onderzoek  vertrekkend  vanuit  de  vraag  op  welke  manier  de 

bestaande  theoretische  inzichten  kunnen bijdragen aan betere  resultaten  voor duurzame  toegang 

tot digitale erfgoedinformatie in de kleinere erfgoedinstellingen.  

tijk voor het beheer van digitale erfgoedcollecties 

in de Zeeuwse Bibliotheek. Om echter tot relevante resultaten te komen voor de hele erfgoedsector 

in  Nederland  is  voor  dit  onderzoek  samenwerking  gezocht  met  een  aantal  landelijke 

koepelorganisaties en diverse experts en ervaringsdeskundigen uit de erfgoedsector. 

Probleemschets 

De  Zeeuwse  Bibliotheek  beheert  een  aantal  unieke  collecties  op  het  gebied  van  Zeeuws  cultureel 

erfgoed. Deze collecties omvatten diverse materialen zoals boeken, foto’s, prentbriefkaarten, kranten en 

affiches. De Zeeuwse Bibliotheek heeft eind jaren negentig besloten om deze fysieke collecties te gaan 

digitaliseren  om  zodoende  een  groter  publiek  te  kunnen  bereiken  en  tegelijkertijd  het  originele 

materiaal te beschermen tegen verdere slijtage door raadplegen. In de afgelopen jaren zijn op deze wijze 

forse digitale collecties ontstaan die een steeds belangrijker  rol zijn gaan spelen  in de dienstverlening 

van de Zeeuwse Bibliotheek.  

h

Kader van het onderzoek 

Het  duurzaam  toegankelijk  houden  van  digitale  informatie  is  nog  een  jong  probleem.  Pas  in  de 

afgelopen  tien  tot  vijftien  jaar  is men  begonnen met  het  doen  van  on

de archieven), de wetenschap en de cultureel erfgoedsector die zich inspannen voor het vinden van 

oplossingen.  

Dit  onderzoek  is met  name  toegespitst  op  de  cultureel  erfgoed

Het kader voor dit onderzoek was de huidige prak

Stapsgewijs naar duurzame toegang  18  Thesis MBI – april  2010 

Page 19: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Het technisch en inhoudelijk beheer van de collecties is inmiddels vrij goed verankerd in de organisatie, 

maar de huidige manier van werken waarborgt niet, het voor de lange termijn toegankelijk houden van 

 opgemerkt  in een eerder onderzoek naar  technische maatregelen 

voor het opslaan van de digitale materialen (Boogerd, 2008).   

 uitgekristalliseerd beleid ten aanzien van digitale duurzaamheid nog groter.  

ken in de cultureel erfgoedsector (zie hoofdstuk 8) blijkt dat de situatie in 

nschappelijke informatie voorhanden en er wordt veel onderzoek gedaan, maar hiervan is 

maar weinig  toegespitst op het  formuleren van concreet beleid  in de kleinere erfgoedinstellingen. De 

Nadere probleem analyse 

    n

leid,  inrichting, 

technologie)  een  positief  effect  hebben  op  de mate  van  toegankelijkheid  van  digitale  informatie 

n

t  van  de  organisatie  namelijk  een  belangrijke  rol  speelt  bij  de 

effectiviteit van de maatregelen. Zo kan een kleine erfgoed  instelling beleid formuleren ten aanzien 

deze collecties. Dit  is onder andere

In de beleidsvisie van de Zeeuwse Bibliotheek voor de komende jaren speelt het beschikbaar stellen van 

digitaal erfgoed materiaal een belangrijke rol. De verwachting is, dat het aantal digitale objecten en de 

diensten die op basis hiervan ontwikkeld worden  in de komende  jaren sterk zal groeien. Dit maakt de 

noodzaak voor een goed

Uit recente werkveld onderzoe

de  Zeeuwse  Bibliotheek  sterk  vergelijkbaar  is met  die  in  andere  erfgoedstellingen. Waar  de  grote, 

nationale  instellingen  er  steeds beter  in  slagen om duurzame  toegang  tot hun digitale  informatie  te 

realiseren blijven de kleine en middelgrote instellingen nog zoeken naar de juiste aanpak, als het al niet 

ontbreekt aan het bewustzijn van de problematiek van duurzame toegang.   

Er is veel wete

vraag die dit onderzoek probeert te beantwoorden is dan ook: op welke manier kan de nu al aanwezige 

algemene kennis over duurzame toegang vertaald worden naar een betere beleidsmatige borging van 

duurzame toegang tot de digitale collecties van de kleinere erfgoedinstellingen  in het algemeen en de 

Zeeuwse Bibliotheek in het bijzonder? 

De kern van de problematiek wordt gevormd door het  risico van verlies van digitale  informatie op 

langere  termijn.  Centraal  in  dit  onderzoek  staat  de  vraag welke maatregelen  een  organisatie  kan 

nemen  om  de kans  op verlies  van  digitale  informatie  zo  klein  mogelijk  te  houde .  Anders 

geformuleerd gaat het om de mate waarin de aspecten van duurzaam beheren  (be

(beschikbaarheid, beteke is) op langere termijn.   

Er  lijkt  een  sterk  positief  verband  te  bestaan  tussen  goed  beheer  en  duurzame  toegang,  de 

maatregelen zijn immers met dat doel ontwikkeld. De vraag rijst hierbij echter wel  of meer aandacht 

voor  aspecten  van  duurzaam  beheer  in  alle  gevallen  ook  automatisch  een  betere waarborg  voor 

duurzame toegang oplevert.  

De  verwachting  is  dat  de  contex

Stapsgewijs naar duurzame toegang  19  Thesis MBI – april  2010 

Page 20: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

van duurzaam beheer van digitale collecties, maar wanneer ze niet kan beschikken over voldoende 

middelen, deskundig personeel of de juiste technische faciliteiten zal dit voor de duurzame toegang 

op langere termijn waarschijnlijk betrekkelijk weinig meerwaarde hebben. Zo is het denkbaar dat het 

richten  op  het  zo  goed mogelijk  uitvoeren  van  één maatregel  effectiever  is  dan  het  proberen  te 

implementeren van een breed scala aan maatregelen. 

tie 

worden hierbij als belangrijkste kenmerken van de context beschouwd.    

Doelstelling van het onderzoek 

Op grond van deze analyse is de doelstelling voor dit onderzoek als volgt geformuleerd: 

urgroep Informatisering & 

Methode van onderzoek 

 over duurzame toegang tot digitale informatie, in combinatie met de 

 van de Zeeuwse Bibliotheek voor digitale erfgoed 

collecties geanalyseerd en  is  tevens de  toepasbaarheid van deze richtlijnen  in de cultureel erfgoed 

tot  de  formulering  van  aanbevelingen  voor  de  verbetering  van  het 

huidige  beleid  voor  duurzame  toegang  tot  de  digitale  collecties,  specifiek  voor  de  Zeeuwse 

Voor het onderzoek wordt verondersteld dat de context waarin de organisatie opereert van invloed 

is  op  de  mate  waarin  maatregelen  voor  duurzaam  beheer  een  positief  effect  op  de  duurzame 

toegang tot de digitale  informatie kunnen hebben. De doelstellingen en grootte van de organisa

 

De doelstelling van het onderzoek is het doen van aanbevelingen aan de stu

Automatisering  ter verbetering van het beleid op het gebied van duurzame  toegang  tot de digitale 

erfgoedcollecties in de Zeeuwse Bibliotheek door inzicht in te geven in de maatregelen die bij kunnen 

dragen  aan  het  verbeteren  van  de  duurzame  toegang  tot  digitale  erfgoedcollecties  in  kleine  en 

middelgrote erfgoedinstellingen.  

 

De bestudering van de theorie

bestudering van werkveldonderzoeken over de huidige beheerpraktijk van digitale erfgoedcollecties 

en het vooronderzoek, leverde inzichten op in de wijze waarop beleidsmaatregelen voor het beheer 

van digitale collecties kunnen bijdragen aan het beter waarborgen van de duurzame toegang tot de 

digitale erfgoedcollecties voor kleine en middelgrote erfgoedinstellingen.  

Op grond van deze richtlijnen is het huidige beleid

sector  getoetst door het  raadplegen  van experts  en ervaringsdeskundigen  in de  cultureel  erfgoed 

sector.  

Uiteindelijk  heeft  dit  geleid 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  20  Thesis MBI – april  2010 

Page 21: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Bibliotheek  én  voor  (kleine)  erfgoedinstellingen  in  het  algemeen. Bijlage  1  geeft  een  schematisch 

overzicht van het onderzoeksontwerp. 

Centrale vragen  

In het onderzoek stonden de volgende vragen centraal : 

I. Welke maatregelen of richtlijnen voor het beheren van digitale collecties dragen volgens de 

bestaande  literatuur  bij  aan  het  duurzaam  toegankelijk  houden  van  de  digitale  erfgoed 

bronnen, rekening houdend met de omvang en doelstelling van de organisatie? 

II. Wat is de mening van de experts en ervaringsdeskundigen over de toepasbaarheid van deze 

richtlijnen in kleine en middelgrote erfgoedinstellingen?  

III. Op welke wijze wijkt het huidige beleid van de Zeeuwse Bibliotheek voor het beheer van de 

digitale collecties af van de geformuleerde richtlijnen? 

Daarnaast had dit onderzoek ook de ambitie om een bijdrage te  leveren aan de oplossing van deze 

problematiek bij andere vergelijkbare erfgoedinstellingen. Om die reden is er voor het uitvoeren van 

et  onderzoek  intensief  contact  onderhouden  met  andere  erfgoedinstellingen,  onafhankelijke 

aties Digitaal Erfgoed Nederland (DEN) en de Nationale Coalitie Digitale 

en van de organisatie. Als 

an digitale duurzaamheid. Door de actieve  rol die de publieke  sector hierin  speelt  is  veel 

2009).  Vervolgens  is  de  context  van  het  probleemgebied  in  kaart  gebracht  (zie  voor  een  indruk 

hiervan de mindmap in bijlage 2). Daarna zijn de meest relevante modellen en onderzoeksresultaten 

Onderzoeksstrategie  

Het  onderzoek  is  uitgevoerd  als  een  casestudy met  de  huidige  praktijksituatie  van  het  duurzaam 

beheren van de digitale collectie  in de Zeeuwse Bibliotheek als uitgangspunt. De resultaten hiervan 

kunnen een bijdrage leveren aan het verbeteren van de duurzame toegang tot deze collecties.  

h

experts en de koepelorganis

Duurzaamheid  (NCDD).  Dit  leverde  enerzijds  de  mogelijkheid  op  de  externe  geldigheid  van  het 

onderzoek  te  waarborgen  en  anderzijds  vormden  deze  contacten  een  belangrijke  bron  voor 

informatie naast de beschikbare publicaties.  

Beschrijving van het onderzoek   

Duurzame  toegang  tot digitale  informatie  raakt veel verschillende aspect

eerste stap  in het onderzoek  is er dan ook gezocht naar het een onderzoeksoptiek die als  leidraad 

kon dienen voor het plaatsen van de verschillende aspecten.    

Het onderzoek zelf  is gestart met een vrij uitvoerige verkenning van de huidige  theorievorming op 

gebied  v

materiaal openbaar beschikbaar op  internet. Voor het  indelen van de  literatuur  is gebruik gemaakt 

van de zogenaamde PADI‐thesaurus die gepubliceerd  is door de National Library of Australia (PADI, 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  21  Thesis MBI – april  2010 

Page 22: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

bestudeerd die in gebruik zijn voor of van toepassing zijn op het duurzaam beheren, het ontwikkelen 

van beleid en het beoordelen van de risico’s.   

el van het theoretisch kader is er een analyse gemaakt van de stand van zaken in 

maakt  van  uitgebreide  documentatie  in  de 

vorm  van  onderzoeksrapporten  en  interviewverslagen  die  DEN  en  NCDD  in  de  afgelopen  jaren 

gepubliceerd hebben. 

ers en de 

e toegang tot de digitale collecties. 

elgrote erfgoedinstellingen. 

getoetst  door  middel  van  een  review  door  twaalf  experts  en 

 

Als tweede onderde

de  erfgoedsector  in Nederland. Hiervoor  is  gebruik  ge

Vervolgens  is een strategisch stappenmodel opgesteld uitgaande van de theoretische kad

beschrijving van de praktijksituatie van de cultureel erfgoed sector. Het stappenmodel beschrijft de 

meest effectieve maatregelen voor het realiseren van duurzamer

De maatregelen zijn geordend naar de bijdrage aan het verminderen van de  risico’s op verlies van 

informatie en zijn gericht op implementatie bij kleinere en midd

Het  theoriemodel  is 

ervaringsdeskundigen uit de  cultureel erfgoedsector. Het  resultaat  van de  review bestond uit  tien 

ingevulde  vragenlijsten  met  tien  vragen  die  betrekking  hadden  op  een  aantal  centrale 

uitgangspunten en veronderstellingen voor het stappenmodel.  

De  resultaten  van  de  review  hebben  geleid  tot  de  formulering  van  een  aantal  conclusies  en 

aanbevelingen voor het verbeteren van de duurzame toegang tot digitale  informatie  in de cultureel 

erfgoedinstellingen. Parallel aan de review is het theoriemodel gebruikt om het huidige beleid van de 

Zeeuwse Bibliotheek op het gebied van duurzame toegang tot digitaal erfgoedmateriaal te toetsen. 

Op  grond  hiervan  wordt  een  aantal  aanbevelingen  gedaan  ter  verbetering  van  het  beleid  voor 

duurzame toegang in de Zeeuwse Bibliotheek.  

Stapsgewijs naar duurzame toegang  22  Thesis MBI – april  2010 

Page 23: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

4. Informatiemanagement als optiek 

ken kan worden. In dit hoofdstuk wordt het Amsterdams negenvlak uit 

aspecten  van  duurzame  toegang  een  plaats  te  geven.  Vanuit  dit  perspectief  wordt  het 

algemene referentiekader voor duurzame toegang tot digitale  informatie, het OAIS­model, 

geïntroduceerd. 

Het  realiseren van duurzame  toegang  tot digitale  informatie  is een organisatorische uitdaging met 

  verschill   be een urzame lange

 

e Tegelijkertijd   n

nderende  technologische omgeving 

‐  m

 een laag waarin het gaat om het richten, een laag 

aarin het inrichten centraal staat en de laag waarin het gaat om het verrichten.  

Op deze manier ontstaat er een matrix, die bekend staat als het Amsterdams Informatiemanagement 

Model (Abcouwer, Gels, & Truijens, 2006). Schematisch ziet deze matrix er als volgt uit: 

 

Digitale duurzaamheid is een vakgebied waarin veel aspecten een rol spelen. Voor we hier 

in detail op  ingaan  is het nuttig om eerst even stil  te staan bij de optiek van waaruit het 

probleemgebied beke

de  theorie  van  informatiemanagement  voorgesteld  als  raamwerk  om  de  verschillende 

 

veel ende  facetten.  Het  gaat  enerzijds  om  het palen  van    du     termijn 

strategie  die  via  beleidsdoelen  vertaald moet worden  in  het  inrichten  van  de  organisatie en  het 

implementeren  van  tak n  en  processen.    heeft  duurzame toegang  ee   sterke 

technologische component: op basis van een voortdurend vera

moet een stabiele en duurzame informatie‐infrastructuur te gerealiseerd worden.  

Door  op  deze manier  naar  de  problematiek  te  kijken  kunnen we  duurzame  toegang  tot  digitale 

informatie ook definiëren als een specifiek voorbeeld van een informatiemanagement probleem. Het 

gaat  tenslotte  om  het  realiseren  van  een  optimale  afstemming  tussen  het  bedrijfsdomein,  het 

informatie en com unicatie domein en het technologie domein. De afstemming binnen elk domein 

is vervolgens weer onder te verdelen in drie lagen:

w

Stapsgewijs naar duurzame toegang  23  Thesis MBI – april  2010 

Page 24: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

Figuur 1 ‐ Amsterdams Informatiemanagement Model (bron: E. Meijers) 

Dit  “Amsterdams  negenvlak”  biedt  een  handzame manier  om  naar  de  verschillende  facetten  van 

informatiemanagement problemen te kijken. Het doel moet altijd zijn om de componenten van dit 

raamwerk  met  elkaar  in  evenwicht  te  brengen.  In  de  omgeving  van  de  organisatie  vinden 

• verandering in de beleidsdoelenstellingen of de maatschappelijke opdracht (links boven) 

• veranderingen in de doelgroep (linksonder). 

 

Voor duurzame opslag  is het essentieel dat de  invloeden van uit de hoekpunten zo weinig mogelijk 

tot verlies van  informatie  leiden. De oplossing zal daarvoor moeten  liggen  in een stabiele  inrichting 

van  de  interne  infrastructuur.  In  2002  heeft  NASA  een  referentie  model  gepubliceerd  dat  een 

blauwdruk  is  van  een  dergelijke  stabiele  architectuur  voor  duurzame  toegang,  het  zogenaamde 

“Open Archival Information System (OAIS) Reference Model” (CCSDS, 2009).  

voortdurend veranderingen plaats die tot uitdrukking komen in invloeden op de hoekpunten van het 

negenvlak.  Door aanpassing van de interne infrastructuur (het binnenste kruis) zoekt een organisatie 

een nieuw evenwicht dat past bij de veranderde omgeving (zie de literatuur voor meer informatie). 

Dit  mechanisme  kan  ook  worden  toegepast  op  duurzame  toegang  tot  digitale  informatie. 

Voorbeelden van veranderingen in de hoekpunten zijn: 

• de komst van nieuwe technologie (rechtsboven) 

• het verouderen van dragers of software (rechtsonder)  

Stapsgewijs naar duurzame toegang  24  Thesis MBI – april  2010 

Page 25: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

Het OAIS‐model,  inmiddels opgenomen als  ISO standaard  (ISO‐14721:2002), geeft een conceptuele 

beschrijving  van  een  architectuur  voor  duurzame  toegang  tot  (digitale)  informatie.  Het model  is 

algemeen geaccepteerd als  functioneel model voor het  inrichten van duurzame digitale archieven. 

Een belangrijke meerwaarde van het model  is de definitie van een neutraal begrippenkader waarin 

de verschillende functies en taken binnen een duurzaam archief beschreven worden. Centraal in het 

OAIS Reference Model staat het Archief Informatie Pakket (AIP). Het duurzaam in stand houden van 

dit object is de kern van digitale duurzaamheid (zie bijlage 3).  

 

Om  het  complete  Archief  Informatie  Pakket  op  een  duurzame  manier  samen  te  stellen  en 

toegankelijk  te  houden  is  een  reeks  van  processen  nodig.  Het  onderstaande  schema  geeft  een 

overzicht van de belangrijkste processen die het OAIS Reference Model hiervoor definieert.  

 

 

Figuur 2 ‐ OAIS Functioneel Model (bron: CCSDS 650.0.‐P‐1.1 pag. 4‐2) 

Zoals de figuur aangeeft onderscheidt het OAIS‐Model zes verschillende functionele gebieden met de 

 

daarbij behorende processen.  

 

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  25  Thesis MBI – april  2010 

Page 26: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Het OAIS‐Model  beschrijft  de  volgende  basisfuncties  van  een  archiefsysteem  voor  het  duurzaam 

• de opname‐functie (“ingest”) 

Dit  is de start van het archiveringsproces; het opnameproces beoordeelt het aangeboden materiaal 

op  geschiktheid  voor  de  opname.  Daarbij  wordt  gekeken  naar  diverse  aspecten  zoals  kwaliteit, 

formaat en volledigheid.  

 

• de opslag‐functie (“storage”) 

Deze  functie  verzorgt  de  opslag  van  het  digitale  object  en  de  bijbehorende metadata.  Het  goed 

uitvoeren van deze functie vraagt om een continu proces; er moet een voortdurende controle zijn op 

het in goede conditie zijn van de opslagomgeving en de opgeslagen gegevens. 

 

• data‐beheer‐functie (“data management”) 

Deze functie zorgt voor de instrumenten voor het toekennen en onderhouden van alle metadata die 

nodig zijn voor het duurzaam beheer van het  informatieobject. Dit gaat verder dan het alleen maar 

toekennen van metadata voor het ontsluiten; er  is ook behoefte aan het (bijvoorkeur automatisch) 

vastleggen  van  formaattype,  controlewaarden  (“fixity”),  wijzigingshistorie  (“provenance”)  en 

gebruiksvoorwaarden (“access rights”). 

 

• raadpleeg‐functie (“access”) 

Het uiteindelijke doel van de duurzame opslag is altijd om op enig moment een bepaalde doelgroep 

toegang  te  geven  tot  de  informatie.  De  raadpleeg  functie  verzorgt  het  vindbaar maken  van  de 

informatie en het geven van toegang tot het opgeslagen object onder de voorwaarden die bij opslag 

vastgelegd zijn. In veel gevallen is de raadpleeg‐functionaliteit nauw verbonden met de data‐beheer‐

functie en wordt die daardoor vaak ook beperkt.  

 

• beheer (“administration”) 

name proces, configuratie management voor hard‐ en software, het 

monitoren van de processen, het documenteren van en  rapporteren over de opgeslagen objecten, 

 ontwikkelen en onderhouden van het archiveringsbeleid en het ondersteunen van de gebruikers.  

 

 

opslaan en toegankelijk maken van digitale informatie: 

Van  uit  deze  functie wordt  het  beheer  van  het  archief  gecoördineerd;  deze  functie  omvat  onder 

andere het bewaken van het op

het

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  26  Thesis MBI – april  2010 

Page 27: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

• planning‐functie (“preservation planning”) 

Deze  functie  evalueert  de  inhoud  van  het  archief  en  rapporteert  over  risico’s,  mogelijke 

verbeteringen, aanpassing van het beleid van het archief of migraties die uitgevoerd moeten. Het 

gaat  hierbij  vooral  om  het  volgen  van  externe  ontwikkelingen  zoals  die  in  de  technologie  of 

veranderingen bij gebruikers of producenten, en het adviseren over noodzakelijke aanpassingen.  

 

De diverse onderdelen uit dit kort beschreven  referentiekader zullen  in de volgende hoofdstukken 

regelmatig aan de orde komen en verder worden uitgewerkt  in te nemen maatregelen voor beleid, 

inrichting en uitvoering. 

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  27  Thesis MBI – april  2010 

Page 28: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

5. Inleiding tot de definitie van een strategisch stappenmodel 

Het  aanbieden  van  digitale  informatie  is  van  essentieel  belang  voor  de  toekomst  van  de 

rfgoedinstellingen. Het digitaliseren van de collecties  is  in volle gang maar de duurzame 

ang te realiseren. 

 

oorwoord bij het stappenmodel 

In  de  komende  hoofdstukken  wordt  het  ontwerp  van  een  strategisch  stappenmodel  in  detail 

beschreven.  Dit  stappenmodel  is  in  het  kader  van  het  onderzoek  getoetst  door  experts  uit  het 

werkveld. Om de resultaten van deze toetsing zo transparant mogelijk te maken is de oorspronkelijke 

tekst die de reviewers voorgelegd hebben gekregen hier  integraal opgenomen; er zijn alleen enkele 

fouten  in de tekst verbeterd.  In bijlage 8 vindt u een volledig overzicht van de beoordeling door de 

reviewers. Omdat bij de  review bleek dat enkele begrippen niet eenduidig waren, worden die hier 

kort toegelicht. 

Allereerst miste men een definitie van de kleinere erfgoedinstelling. In dit stappenmodel wordt met  

“erfgoedinstelling”  de  volgende  groep  instellingen  bedoeld:  bibliotheken,  archieven  en musea  die 

verantwoordelijk zijn voor het beheren van een cultuur historische collectie. Belangrijk  is dat deze 

instellingen  een  maatschappelijke  opdracht  hebben  om  deze  taak  uit  te  voeren  en  daarvoor 

middelen  ter beschikking gesteld krijgen.  In praktische zin kan de  term “kleinere erfgoedinstelling” 

opgevat worden als alle erfgoedinstellingen die niet tot de grote nationale instellingen behoren.  

Verder  bleek  de  term  “archief”  tot  verwarring  te  leiden  bij  een  deel  van  de  reviewers.  De  term 

“archief” wordt  in deze tekst gebruikt als vertaling van de Engelse term “repository” en  is daarmee 

bedoeld als een neutrale term voor de opslag van digitale materialen.  

Probleemschets duurzame toegang in Nederland 

In de afgelopen vijftien jaar hebben vooral grote nationale instellingen en onderzoekscentra zoals de 

Koninklijke  Bibliotheek,  het Nationaal  Archief,  Beeld  en Geluid  en Data Archiving  and Networked 

Services  (DANS),  veel onderzoek  gedaan naar de problematiek  van duurzame  toegang  tot digitale 

informatie. Inmiddels beschikken deze grote instellingen over duurzame archieven of e‐depots waar 

een deel van hun digitale  informatie een veilig onderkomen heeft gekregen. Zo heeft de Koninklijke 

e

borging daarvan ontbreekt in veel gevallen. Dit hoofdstuk vormt de inleiding tot de definitie 

van een  strategisch  stappenmodel dat de kleinere erfgoedinstellingen op weg kan helpen 

om de duurzamer toeg

V

Stapsgewijs naar duurzame toegang  28  Thesis MBI – april  2010 

Page 29: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Bibliotheek sinds 2003 een e‐Depot operationeel voor de opslag van Nederlandse digitale publicaties 

en e‐journals van  internationale wetenschappelijke uitgevers. DANS draagt zorg voor de opslag van 

ds  eind 

2009  beschikt  het  Nationaal  Archief  over  een  e‐Depot  voor  het  onderbrengen  van  de  digitale 

st voor ons digitaal geheugen” (NCDD, 2009). 

Ondanks deze initiatieven ontbreekt er een nationale visie en aanpak voor het borgen van duurzame 

 publieke sector. Om hier verandering in te brengen is in 2008 

en middelgrote  erfgoedinstellingen  nog weinig  concrete  oplossingen  zijn  voor  de 

duurzame opslag van digitale materialen. Het zelf organiseren van een dergelijke voorziening is voor 

rdt 

besteed aan het digitaliseren van de collectie. Dit betekent dat er sprake  is van een snel groeiende 

aar zijn in afwachting van de komst van een 

belangrijke  datasets  uit  onderzoeksprogramma’s  in  de  alfa‐  en  gammawetenschappen.  Sin

archiefstukken van de rijksoverheid.  Inmiddels worden er ook plannen uitgewerkt om de Regionale 

Historische  Centra  en  andere  archiefdiensten  in  Nederland  bij  dit  systeem  aan  te  laten  sluiten. 

Verder  is  Beeld  en  Geluid  van  uit  zijn  oorspronkelijke  taak  als  archiefinstelling  voor  de  publieke 

omroep aan het doorgroeien naar een nationaal archief voor (digitale) audiovisuele media. Zie voor 

een vollediger overzicht het rapport  “Toekom

toegang tot digitale informatie voor de

de Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid  (NCDD) opgericht. De NCDD  is een  sectoroverstijgend 

samenwerkingsverband met vertegenwoordigers uit de overheid, wetenschap en de erfgoedsector, 

opgericht  met  als  doel  om  te  komen  tot  een  duurzame  nationale  infrastructuur  voor  digitale 

informatie.  

In 2009 heeft de NCDD een inventariserend onderzoek (NCDD, 2009) uitgevoerd waaruit bleek dat er  

voor  de  kleine 

deze  groep  een  (te)  kostbare  en  een  te  complexe  onderneming,  en  tegelijkertijd  zijn  de    grote 

instellingen  vooralsnog  terughoudend  om  hun  voorzieningen  voor materiaal  van  derden  open  te 

stellen.   

Op  hetzelfde  moment  constateert  het  rapport  “De  Digitale  Feiten”  (DEN,  2009a)  dat  er  in  de 

onderzochte  erfgoedinstellingen  in  Nederland  in  2007  gemiddeld  100.000  euro  per  jaar  wo

aanwas  van digitale  objecten waarvoor  geen  faciliteiten  beschikbaar  zijn  om  duurzame  opslag  en 

toegang mee  te waarborgen.   Deze  constatering  is  ook  terug  te  vinden  in  de  “NCDD  Inputnotitie 

sector cultuur/erfgoed” (van Nispen, 2009).  

Veel instellingen lijken het probleem te onderkennen, m

nationale  infrastructuur voor de duurzame opslag en beschikbaarstelling waarin ze hun materialen 

kunnen onderbrengen.  

 

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  29  Thesis MBI – april  2010 

Page 30: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Strategisch stappenmodel voor erfgoedinstellingen 

Het niet nemen van maatregelen betekent echter het riskeren van verlies van met schaarse middelen 

bekostigde  gedigitaliseerde  objecten  of  van  objecten  waarvan  geen  (analoge)  originelen  (meer) 

beschikbaar zijn.  

In de komende hoofdstukken wordt een strategisch stappenmodel gepresenteerd waarmee kleine en 

middelgrote cultureel erfgoedinstellingen zelf aan de slag kunnen gaan om dit  risico  te verkleinen.  

Hiervoor wordt enerzijds geput uit de kennis, ervaringen en best practices die beschreven zijn door 

nationale  en  internationale  instituten  en  onderzoekers.  Tegelijkertijd wordt  er  gespiegeld  aan  de 

huidige praktijksituatie om zo te komen tot een realistisch inpasbaar model voor duurzame toegang 

Het stappenmodel is gericht op het ondersteunen van cultureel erfgoedinstellingen bij het uitwerken 

van maatregelen  om  het  risico  van  verlies  van  digitale  informatie  te  verkleinen. De  voorgestelde 

maatregelen raken aan veel gebieden binnen de organisatie, van de ontwikkeling van beleid tot de 

inrichting  van  ICT‐infrastructuur  en  beheerprocessen,  maar  ze  zijn  zodanig  in  te  vullen  dat  de 

complexiteit hiervan in verhouding blijft tot de aard, grootte en doelstelling van de organisatie.  

Het  reduceren  van de  complexiteit  van het proces  is  een belangrijk uitgangspunt  geweest bij het 

opstellen van dit  stappenmodel. Digitale duurzaamheid  roept voor veel mensen een beeld op van 

“het  voor de eeuwigheid bewaren  van alle digitale  informatie”. Dit  is een onbereikbare en weinig 

zinvolle  doelstelling.  De  sleutel  voor  dit  stappenmodel  ligt  dan  ook  in  het  verkleinen  van  het 

probleemgebied.  Door  het  verstandig  kiezen  van  de  juiste  schaal  voor  de  tijdshorizon,  de 

complexiteit van data, de functionaliteit en de betrouwbaarheid van voorzieningen ontstaat er zicht 

an bij de rollen en taken die in een groter (regionaal of 

landelijk)  samenwerkingsverband  zouden  kunnen  worden  ondergebracht  of  die  aan  externe 

leveranciers zouden kunnen worden uitbesteed. Het stappenmodel zelf heeft een sterk verwijzend 

karakter naar eerder gepubliceerde instrumenten en methodieken. Voor een aantal gebieden wordt 

hierbij  ook  nadrukkelijk  aandacht  voor  verwijzingen  naar  generieke  (IT)  instrumenten  en  best 

ractices.  

tot digitale informatie.  

op een oplosbaar probleemgebied. Als hulpmiddel voor het vormgeven van het stappenmodel wordt 

een volwassenheidsmodel gebruikt dat  is opgesteld door de Amerikaanse onderzoeker Charles M. 

Dollar.  

 

Naast  het  beschrijven  van  een  inpasbaar  stappenmodel  op  strategisch,  tactisch  en  operationeel 

niveau wordt er op diverse plaatsen stil gesta

p

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  30  Thesis MBI – april  2010 

Page 31: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

In de volgende hoofdstukken wordt het  stappenmodel beschreven, hierbij  is de volgende  indeling 

nalyse van het werkveld 

 12: deel C – duurzame toegang bieden 

gehanteerd:  

• Hoofdstuk 6: globaal overzicht van het kennisdomein 

• Hoofdstuk 7: a

• Hoofdstuk 8: introductie van een volwassenheidsmodel van Dollar 

• Opbouw van het stappenmodel: 

o Hoofdstuk 9: kader en afbakening 

o Hoofdstuk 10: deel A – het bepalen van de context en het mandaat 

o Hoofdstuk 11: deel B – de digitale objecten veilig stellen 

o Hoofdstuk

Stapsgewijs naar duurzame toegang  31  Thesis MBI – april  2010 

Page 32: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

6. Een kort overzicht van de bestaande instrumenten 

dankbaar  onderwerp  voor  onderzoek  en  publicaties. 

Be tiekaders zijn in ruime mate te vinden. Maar 

op   komen?  In  dit 

hoofdstuk uwsteen zal dienen voor 

het

 

Het OAIS‐model vormt een centraal uitgangspunt bij de bespreking van het stappenmodel. Naast dit 

OAIS‐model  is er een grote hoeveelheid  literatuur op het gebied van digitale duurzaamheid oftewel 

“digital  preservation”  te  vinden.  Veel  van  dit materiaal  is  het  resultaat  van  onderzoeksprojecten 

uitgevoerd door samenwerkingsverbanden van nationale bibliotheken en universiteitsbibliotheken in 

Europa, de VS en Australië.  

Het is niet altijd helder wat de samenhang tussen de diverse instrumenten is en welke relevantie ze 

hebben voor de verschillende sectoren; ook het ambitieniveau blijft vaak onduidelijk. Hieronder volgt 

een  beknopt  overzicht  van  de  belangrijkste  instrumenten  en  richtlijnen  die  in  de  literatuur 

beschreven  zijn,  onderverdeeld  naar  instrumenten  gericht  op  beleidsontwikkeling,  instrumenten 

voor toetsingen en risicoinventarisatie, praktische richtlijnen en best practices.  

Instrumenten voor beleidsontwikkeling  

In de literatuur wordt veel aandacht besteed aan het ontwikkelen van beleid voor het realiseren van 

een zo geheten “Trusted Digital Repository”, een duurzame digitale bewaarplaats. Men benadert dit 

als een topdown proces dat moet starten bij de ontwikkeling van beleidsrichtlijnen. Deze vormen de 

basis voor de verdere  inrichting van de organisatie en de uitvoering van de beheerprocessen  in de 

praktijk.  

Een voorbeeld van een zeer compleet  instrument voor beleidsformulering  is de “Planning Tool  for 

Trusted Electronic Repositories – PLATTER” (DPE, 2008). Dit instrument is ontwikkeld door het project 

Digital  Preservation  Europe  (DPE)  en  heeft  als  doel  te  komen  tot  het  formuleren  van  concrete, 

meetbare doelstellingen voor het digitaal archief. Op basis hiervan worden de benodigde processen 

en  infrastructuur  ingericht en kan men  in een  cyclisch proces  toetsen of de doelstellingen bereikt 

worden. PLATTER richt zich op het formuleren van beleid op in totaal negen verschillende terreinen.  

 

Digitale  duurzaamheid  is  een 

leidsrichtlijnen, toetsingscriteria en referen

  welke  manier  helpen  zij  de  kleine  erfgoedinstellingen  om  verder  te

 wordt een aantal  instrumenten geselecteerd dat als bo

 verder ontwikkelen van het stappenmodel. 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  32  Thesis MBI – april  2010 

Page 33: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Voor  elk  terrein  biedt  PLATTER  een  uitvoerige  bespreking  van  de  verschillende  aspecten.  Het  is 

daarmee een nuttig  instrument om als checklist te gebruiken bij het ontwikkelen van beleid. Naast 

 van beleid voor 

 Study”  (Beagrie, 

e, Williams,  & Wright,  2008),  “Trusted  Digital  Repositories:  Attributes  and  Responsibilities” 

betreft hier vooral normen kaders die richtinggevend zijn voor het ontwikkelen van beleid. Zo  is er 

voor de overheid “De Baseline  Informatiehuishouding Rijksoverheid”  (e‐overheid, 2009), voor  ruwe 

ata heeft DANS het “Data Seal of Approval” (DANS, 2010) opgesteld. Voor de cultureel 

erfgoed sector heeft DEN “de BASIS voor Duurzaamheid” (DEN, 2009b) geformuleerd.  

eeld  het  bepalen  van  het mandaat  (techniek,  financiële middelen  en 

 het businessmodel 

valt buiten het kader van dit onderzoek; voor meer  informatie hierover wordt verwezen naar een 

s” (Peacock, Swatman & Lu, 2009).  

k   t streeft

 

PLATTER zijn er veel andere publicaties te vinden met richtlijnen voor het formuleren

duurzame  toegang. Enkele voorbeelden daarvan  zijn  “Digital Preservation Policies

Sempl

(Research Libraries Group.;OCLC., 2002) “Digital Preservation Policy Framework” (McGovern, 2007). 

Ook  in Nederland  zijn  er  instrumenten  ontwikkeld  voor  het  omgaan met  digitale  informatie. Het 

onderzoeksd

DE BASIS is gebaseerd op de kwaliteitscyclus en onderscheidt achtereenvolgens de fasen van beleid 

ontwikkelen,  plannen maken,  uitvoering  en  evaluatie. DE  BASIS  is  opgesteld  als  globaal  kader  en 

spitst  zich  toe  op  het  inrichten  van  de  (werk)processen  van  de  organisatie  en  beleidsmatige 

inbedding  daarvan,  bijvoorb

mensen).  

Een  ander  belangrijk  aspect  bij  de  ontwikkeling  van  beleid  voor  digitale  duurzaamheid  is  de 

ontwikkeling van het businessmodel voor duurzame toegang. Het bieden van duurzame toegang tot 

digitale informatie vraagt om structurele financiële middelen, maar om die te verkrijgen zou duidelijk 

moeten worden wat de baten zijn. Het uitwerken van de vraagstukken rondom

recente  publicatie  van DEN  en  Kennisland  “Business Model  Innovatie  Cultureel  Erfgoed”  (de Niet, 

Verwayen & van Kersen, 2009). Andere relevante bronnen zijn   “Sustaining  the digital  investment” 

(Lavoie & Blue Ribbon  Task  Force  ,  2008),  het  “LIFE‐project”  (University  College  London & British 

Library,  2010),  “Espida  Handbook”  (Currall  &  McKinney,  2007),  “Supporting  SME  Collecting 

Organisation

Om  te  komen  tot  een  praktische  benadering  voor  de  (kleine)  erfgoedinstellingen  bieden  deze 

instrumenten  voor beleidsontwikkeling niet  veel houvast. Veel  van deze documentatie  is  van  een 

tamelijk abstract niveau. Vaak is het niet duidelij  wat he  uiteindelijke doel is dat men na  en 

welk ambitieniveau men hierbij kiest.  

Een kleine organisatie met weinig kennis en middelen zal immers andere keuzes moeten en kunnen 

maken dan een groot  instituut met ruime budgetten en veel deskundigheid. De PLATTER tool wekt

Stapsgewijs naar duurzame toegang  33  Thesis MBI – april  2010 

Page 34: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

de indruk een schaalbaar model te zijn door vooraf een digitaal archief te karakteriseren op basis van 

een  aantal  kenmerken  zoals  doel  en  functie,  schaalgrootte,  werkwijze  en  technische  inrichting. 

Helaas is er geen voorbeeld te vinden waar PLATTER wordt toegepast en ontbreekt de relatie tussen 

deze karakterisering en de invulling van de beleidsmaatregelen zelf. Omdat PLATTER wel een volledig 

en helder beeld schetst van alle aspecten die met duurzame toegang te   maken hebben, biedt het 

instrument  wel  de  meeste  aanknopingspunten  als  checklist  voor  het  opstellen  van  beleid  voor 

(kleine) erfgoedinstellingen. 

rs pas na 

lange tijd werkelijk vast te stellen. Wanneer dan blijkt dat bepaalde zaken niet goed geregeld zijn, is 

de kans groot dat er al onherstelbaar verlies  is opgetreden. Om deze  reden probeert men aan de 

hand  van  toetsing  van  de  huidige werkwijze  voorspellingen  te  doen  over  het  duurzame  karakter 

daarvan.  

 wordt gebaseerd op het beleid en de procedures zoals die in de diverse documenten zijn 

vastgelegd. Daarmee  is het complementair aan de  instrumenten voor beleidsformulering die  in de 

vorige  paragraaf  beschreven  zijn.  Het  belangrijkste  instrument  voor  toetsing  van  het  duurzame 

karakter van een digitaal archief  is de “Trustworthy Repositories Audit & Certification: Criteria and 

Checklist  –  TRAC”  (Center  for  Research  Libraries  &  OCLC,  2007).  Deze  TRAC  checklist  is  breed 

geaccepteerd als toetsingskader voor duurzame digitale archieven. Op basis van de TRAC heeft het 

Landelijk  Overleg  Provinciale  Archiefinspecteurs  (LOPAI)  een  concept  toetsingskader  voor  de 

beheeromgeving  van  blijvend  te  bewaren  digitale  informatie  voor  de  Nederlandse  archiefsector 

opgesteld onder de naam “Eisen Duurzaam Digitaal Depot ‐ ED3” (LOPAI, 2008).  

 Seamus & Hofman, 2007). Basis voor deze toetsing 

is het  in kaart brengen van de  risico’s van de huidige manier van opereren. DRAMBORA maakt op 

basis van het gedocumenteerde beleid en procesbeschrijvingen de risico’s inzichtelijk die de huidige 

manier van opereren met zich mee brengt.  

inge  relaties  tussen  de  risico’s  in  beeld  brengt,  krijgen  alle 

risico’s dezelfde weging in termen van impact en waarschijnlijkheid. Hierdoor is een prioritering van 

de risico’s niet eenvoudig  te maken. Daarnaast ontbreekt ook nu de relatie met het ambitieniveau 

van de organisatie; een risico heeft immers altijd een relatie met het doel dat men stelt. DRAMBORA 

Instrumenten voor certificering en risico inventarisatie 

Een  ander belangrijk onderwerp  in de  literatuur over digitale duurzaamheid wordt  gevormd door 

toetsingsinstrumenten  voor  het  kunnen  bepalen  van  de mate waarin  een  duurzaam  archief  ook 

daadwerkelijk duurzaam  opereert. De betrouwbaarheid  van  een digitaal  archief  is  imme

De toetsing

Een  benadering  vanuit  een  andere  invalshoek  is  “Digital  Repository  Audit Method  Based  on  Risk 

Assessment – DRAMBORA” (McHugh, Ruusalepp,

Hoewel  dit  instrument wel  de  onderl

Stapsgewijs naar duurzame toegang  34  Thesis MBI – april  2010 

Page 35: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

geeft wel een zeer volledig overzicht van de risico’s waaraan een duurzaam archief blootgesteld kan 

zijn; in totaal worden er 78 beschreven. 

Naast de genoemde  instrumenten zijn er meer  ‘self‐assessments’ en andere toetsingsinstrumenten 

te  vinden, maar  een  verdere  behandeling  hiervan  valt  buiten  de  scope  van  deze  uiteenzetting. 

Hoewel een aantal van deze  instrumenten nadrukkelijk bedoeld  is om toegepast te worden op alle 

types  digitale  archieven  in  alle  sectoren,  is  door  de  opzet  de  praktische  toepasbaarheid  in  het 

algemeen beperkt  tot organisaties die beschikken over goed gedocumenteerde beleidsplannen en 

 mogelijkheid  om  gradaties  aan  te 

Best practices en praktische richtlijnen 

Behalve deze breed  ingestoken  instrumenten bevat de  literatuur ook een scala aan meer praktisch 

georiënteerde  richtlijnen  en  best  practices.  Veel  van  deze  zijn  geschreven  van  uit  een  specifieke 

sector,  achtergrond  of  focus  op  het  probleemgebied,  bijvoorbeeld  de  formaat‐problematiek,  de 

metadata‐structuren  of  het  preserveringsbeleid.  Er  is  veel  documentatie  van  deze  categorie  te 

vinden;  een  goed  startpunt  hiervoor  is  bijvoorbeeld  het  “Digital  Preservation  Handbook”  (Jones, 

• “Guidelines for the preservation of digital heritage” (National Library of Australia, 2003) 

Dit document is in 2003 opgesteld door de Naltional Library of Australia in opdracht van UNESCO en 

is getoetst door 175 experts uit 86  landen. Het doel van de Guidelines was om  te komen  tot een 

uitgebreide checklist voor organisaties die het duurzaam ontsluiten van het digitale cultureel erfgoed 

tot  doel  hebben.  Dit  document  besteedt  nadrukkelijk  aandacht  aan  de  bewustwording  van  de 

noodzaak tot het duurzaam toegankelijk maken van het cultureel erfgoed en de verantwoording die 

dit met zich mee brengt voor musea, bibliotheken en archieven.  

secentrum  DAVID  in  Antwerpen.  Het  stappenplan  is 

opgesteld  op  basis  van  de  functionele  eisen  voor  digitale  archivering  en  de  bijbehorende 

maatregelen  voor  risicobeheer.  Het  stappenplan  vindt  hierbij  een  goed  evenwicht  tussen 

theoretische onderbouwing en praktische uitvoerbaarheid. De doelstelling van het stappenplan is om 

procedures.  Verder  ontbreekt  ook  bij  deze  instrumenten  een

brengen in de te bereiken doelen en de daar aan gekoppelde minimumvereisten. 

Beagrie & DPC, 2008). De onderstaande richtlijnen hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het 

formuleren van het in dit document beschreven model: 

  

• “Een digitaal archief in 10 stappen” (Boudrez, 2009a) 

Dit document biedt  een  stappenplan  voor het opzetten  en het beheren  van  een betrouwbaar  en 

duurzaam  digitaal  archief.  Het  stappenplan  is  geschreven  door  Filip  Boudrez,  één  van  de 

onderzoekers  verbonden  aan  het  Experti

zowel particulieren als kleine of middelgrote archiefbeherende instellingen richting te geven voor de 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  35  Thesis MBI – april  2010 

Page 36: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

realisatie van een digitaal archief. Hoewel het  stappenplan  laagdrempelig  is  ingestoken, ontbreekt 

ook hier een duidelijke aanwijzing voor de volgorde waarin maatregelen moeten worden uitgewerkt. 

Verder veronderstelt het stappenplan dat de  instelling beschikt over een vrij hoog kennisniveau op 

het  gebied  van  software en metadatabeheer. Niettemin  levert het  stappenplan  van Boudrez   een 

belangrijke bijdrage aan het model dat in het kader van dit onderzoek wordt ontwikkeld. 

 

Tot  zover  deze  korte  impressie  van  de  publicaties  op  het  gebied  van  digitale  duurzaamheid.  De 

bovenstaande documenten geven zeker een beeld van wat er op het gebied van beleid, inrichting en 

uitvoering in organisaties zou moeten gebeuren, maar geven nog weinig concrete antwoorden op de 

vraag  welke  maatregelen,  en  in  welke  volgorde,  kleine  en  middelgrote  erfgoedinstellingen  in 

me  toegang  tot  hun  digitale  informatie  beter  te 

Veel  van de  instrumenten en  richtlijnen beschrijven een eindstadium of  ideaal waarin alles op de 

juiste manier  geregeld  is.  Hoe  de  weg  naar  deze  ideale  wereld  zou moeten  lopen  blijft  echter 

onderbelicht. Om deze  route  voor de  kleine  erfgoedinstellingen  in Nederland nader  in  te  kunnen 

vullen is het nuttig om eerst na te gaan waar het startpunt ligt. Met dit doel voor ogen wordt in het 

volgende deel op basis van diverse recente onderzoeken die in deze sector zijn uitgevoerd, een beeld 

geschetst van de huidige stand van zaken in de cultureel erfgoedinstellingen. 

Nederland  moeten  nemen  om  de  duurza

waarborgen.  

Stapsgewijs naar duurzame toegang  36  Thesis MBI – april  2010 

Page 37: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

7. Een impressie van het werkveld 

In  de  afgelopen  jaren  is  er  vrij  veel  onderzoek  gedaan  naar  de  praktijksituatie  van  de 

ultureel erfgoedinstellingen. Het digitaliseren van de collectie blijkt hoog op de agenda te 

n  de  collecties  is  ondergebracht  bij  musea,  archieven,  bibliotheken  en  historische 

verenigingen.  Deze  collecties  bevatten  archiefmaterialen,  tekstueel  materiaal,  beeldmateriaal, 

p  het  digitaliseren  van 

beeldmateriaal en multimedia. Het onderzoek, met name uitgevoerd onder nationale instellingen en 

koplopers, heeft geen specifieke aandacht besteed aan de digitale duurzaamheidproblematiek. Wel 

concluderen  de  onderzoekers  dat  bij  veel  instellingen  de  planvorming  en  monitoring  van  de 

digitaliseringsactiviteiten  verbeterd  kan  worden:  “Er  wordt  volop  gedigitaliseerd,  maar  de 

meerderheid van de  instellingen  is (nog) niet  in staat harde cijfers te geven over de totstandkoming 

van hun digitale collecties.”  

Verder  trekken  de  onderzoekers  de  conclusie  dat  ongeveer  4%  van  het  totale  budget  van  de 

instellingen  structureel aan het digitaliseren van de  collectie wordt besteed. Voor de onderzochte 

instellingen kwam dit neer op ongeveer 100.000 euro per jaar!  

In de afgelopen  jaren  is een aantal onderzoeken uitgevoerd dat een scherper beeld schetst van de 

huidige praktijk  ten aanzien duurzame opslag van en  toegang  tot digitale objecten  in de  cultureel 

erfgoedsector.  Zo  heeft  de  NCDD  in  2009  een  verkenning  uitgevoerd  naar  de  stand  van  zaken 

rondom de toegang tot duurzame informatie in de Nederland.  

De focus van dit onderzoek  lag bij de sectoren wetenschap, overheid en cultuur. De resultaten van 

deze  verkenning  zijn  gepubliceerd  onder  de  titel  “Toekomst  voor  ons  digitaal  geheugen”  (NCDD, 

c

staan, maar men  lijkt  zich weinig  bewust  van  de  risico’s  die  de  digitale materialen  op 

langere termijn lopen. Op basis van diverse, recente publicaties wordt in dit hoofdstuk een 

beeld geschetst van de duurzame toegang tot digitale erfgoedinformatie in Nederland. 

 

In Nederland  is  er  een  grote  verscheidenheid  aan  instellingen  die  erfgoedcollecties  beheren;  het 

merendeel  va

museale objecten en multimedia. Het digitaal beschikbaar stellen van selecties uit deze materialen 

staat hoog op de agenda.  

Uit een recente inventarisatie onder 119 instellingen in het kader van het kwantitatief onderzoek “De 

Digitale  Feiten”  (DEN,  2009a)  blijkt  dat  tot  op  heden  nog maar  een  klein  deel  van  de  collecties 

gedigitaliseerd  is  en  dat men  zich  in  de  komende  tijd  vooral  zal  richten  o

Stapsgewijs naar duurzame toegang  37  Thesis MBI – april  2010 

Page 38: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

2009).    In  de  “Inputnotitie  sector  cultuur/erfgoed”  (van  Nispen,  2009)  voor  de  NCDD‐verkenning 

wordt  de  volgende  conclusie  getrokken:    “Binnen  de  sector  Cultuur/Erfgoed  bestaat  nog  geen 

  gebied  van  duurzame  toegankelijkheid… 

Investering  in  beleid,  kennis,  duurzame  opslag  en  technische  oplossingen  voor  permanente 

onnen     onder

  van 

aken als volgt samen: “Digitale duurzaamheid staat vooralsnog in de kinderschoenen. Iedereen blijkt 

amheidsproblematiek:    “Onze  collectie  is  vrijwel  100%  geregistreerd, 

Algemeen beeld van de erfgoedinstellingen 

l,  hun  functie  en  hun mandaat  ten 

id ten aanzien van digitalisering. 

• De  digitale  objecten  en  de metadata worden  beheerd  in  omgevingen waar  in  beperkte mate 

grootschalige  operationele  dienstverlening  op  het

toegankelijkheid is noodzakelijk”.  

Ook andere br  bevestigen dit beeld. Zo zijn voor dit  zoek  de verslagen doorgenomen van 

de  gesprekken die Digitaal Erfgoed Nederland met diverse  instellingen  voerde  rondom het  thema 

duurzame  toegang  (DEN, 2008). Op de website bij de onderzoeksverslagen  vat DEN de  stand

z

inmiddels wel doordrongen van het belang. Slechts een beperkt aantal  instellingen heeft  inmiddels 

een duurzaamheidsplan of ‐paragraaf opgesteld”.   

Het  onderzoek  vroeg  instellingen  of  zij  beschikken  over  een  informatieplan  met  daarin  een 

duurzaamheidsparagraaf. Het volgende citaat als antwoord op deze vraag illustreert het gebrek aan 

bewustzijn  van  de  duurza

beschreven  en  gedigitaliseerd,  het  is mosterd  na  de maaltijd  om  dan  nog  een  informatieplan  te 

schrijven”. Andere bronnen bevestigen dit beeld.  

In  de  informatieplannen  van  cultureel  erfgoedinstellingen  die  zijn  opgenomen  in  het  ICT‐register 

(DEN,  2010)  richt  men  zich  vooral  op  de  toegang  tot  de  digitale  informatie  en  associeert men 

duurzaamheid vooral met veilige opslag van de digitale objecten. Een andere bron, een verkenning 

naar het beheer van de beeldcollecties van historische verenigingen – “Vroeger is van ons” (Lusenet, 

2009)  laat  zien  dat  digitalisering  van  beeldcollecties massaal  plaatsvindt maar  dat  het  duurzaam 

beheren en toegankelijk maken van het materiaal weinig aandacht krijgt. 

Op grond van het voorgaande ontstaat het volgende beeld van duurzame toegang tot digitale 

informatie in de kleine en middelgrote cultureel erfgoedinstellingen in Nederland:  

• Veel  instellingen  hebben  geen  duidelijk  beeld  van  hun  ro

aanzien  van  het  duurzaam  beheren  van  digitale  informatie  en  de  verantwoordelijkheid  die 

daarmee gepaard gaat. 

• Veel  instellingen  hebben  geen  specifiek  beleid  ontwikkeld  voor  duurzame  toegang;  in  veel 

gevallen komt men niet verder dan het formuleren van bele

sprake is van professioneel IT‐beheer. 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  38  Thesis MBI – april  2010 

Page 39: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

• Het  beheer  van  metadata  richt  zich  vrijwel  uitsluitend  op  de  inhoud;  het  vastleggen  van 

metadata  noodzakelijk  voor  duurzaam  beheer  zoals  het  registreren  van  gebruikte  formaten, 

herkomst‐  of  referentie  informatie  of  het  vastleggen  van  een  digitale  “handtekening”  bij  de 

objecten, krijgt weinig aandacht. 

• De  collectievorming  van  digitale  materialen  ligt  in  het  algemeen  in  het  verlengde  van  de 

materiaal

problematiek van duurzame  toegang. Op hetzelfde moment  investeert men op grote schaal  in het 

digitaliseren van de collecties,  in veel gevallen gebruikmakend van de diverse subsidieprogramma’s 

voor digitalisering. Bij het uitvoeren van deze digitaliseringsprojecten ontbreekt het aan aandacht om 

 

 

werkwijze voor de fysieke collectie; een duidelijk selectiebeleid voor digitale objecten of een visie 

op born‐digital   (=materiaal zonder fysieke bron) ontbreekt in het algemeen. 

 

Uit het bovenstaande blijkt duidelijk dat  veel  instellingen niet goed  raad weten met de  complexe 

de duurzaamheid van het resultaat te borgen. Dit ondanks pogingen van de overheid om dit via de 

subsidievoorwaarden  af  te  dwingen,  zoals  bij  het  subsidieprogramma  “Digitaliseren  met  beleid” 

(SenterNovem,  2009).  In  de  volgende  hoofdstukken  wordt  een  stappenmodel  beschreven  dat 

erfgoedinstellingen op weg kan helpen naar een duurzamere manier van omgaan met hun digitale 

informatie.  

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  39  Thesis MBI – april  2010 

Page 40: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

8. Volwassenheidsmodel voor digitale duurzaamheid 

Om de duurzame  toegang  tot digitale erfgoedinformatie op een hoger plan  te brengen  is 

een geleidelijke aanpak nodig, stap voor stap werken aan een betere oplossing. Charles M. 

Dollar vertaalde een  ‘volwassenheidsmodel’ dat al jaren toegepast wordt in de IT naar het 

ebied  van  digitale  duurzaamheid.  In  dit  hoofdstuk  wordt  de  bruikbaarheid  van  dit 

at de instelling te bieden heeft. Een deel van de erfgoedinstellingen is zich bewust van 

e  noodzaak  en  de  complexiteit  van  de  problematiek.  Zij  vestigen  hun  hoop  op  oplossingen  op 

gionaal of nationaal niveau omdat ze zich realiseren dat hun huidige capaciteiten te beperkt zijn. 

Een nationale infrastructuur voor duurzame toegang is echter nog niet inzicht, ook al heeft de NCDD 

die ambitie uitgesproken en zijn er  interessante  initiatieven gaande zoals de “Pilot gebruik Digitaal 

Depot  RHC’s‐Nationaal  Archief”  (Werkgroep  Pilot  Gebruik  Digitaal  Depot,  2010)  of  de  pilot  voor 

lokaal en  regionaal AV‐materiaal  van Beeld en Geluid met de dienst ProArchive  (Beeld en Geluid, 

2009).  

De grote  instellingen  zijn echter  (nog) niet  in  staat om de  cultureel erfgoedinstellingen voldoende 

faciliteiten  te bieden. De pilot van het Nationaal Archief  stelt voorlopig beperkingen aan het  type 

instelling en het materiaal, de Koninklijke Bibliotheek houdt in ieder geval tot 2012 de deur van het 

e‐Depot dicht voor extern materiaal. De prijsstelling van de diensten van Beeld en Geluid is van dien 

aard dat  in de praktijk de drempel voor veel kleinere  instellingen te hoog  is. De diensten van DANS 

beperken zich  in hoofdzaak tot onderzoeksinstellingen. Dit zijn allemaal  logische keuzes van uit het 

perspectief  van  deze  instellingen,  maar  zij  bieden  daarmee  geen  oplossingen  voor  de  kleinere 

instellingen.  Een  nationale  infrastructuur  voor  digitale  duurzaamheid  is  dus  voorlopig  nog  een 

scenario dat ver in de toekomst ligt. 

g

volwassenheidsmodel voor de cultureel erfgoedinstellingen in Nederland beoordeeld. 

 

Duurzame toegang tot digitale informatie blijkt voor veel erfgoedinstellingen een lastig onderwerp te 

zijn. Er is een grote kloof waarneembaar tussen wat de theorie beoogt en de dagelijkse praktijk. De 

gebruikelijke route van beleid opstellen, plannen maken en vervolgens uitvoeren lijkt een brug te ver 

voor veel  instellingen. Op hetzelfde moment speelt digitalisering een belangrijke rol  in de strijd om 

de aandacht van klant.  

De  digitale  representatie  van  de  fysieke  collectie  is  een  belangrijk  speerpunt  voor  het  zichtbaar 

maken van w

d

re

Stapsgewijs naar duurzame toegang  40  Thesis MBI – april  2010 

Page 41: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Ook  de  marktpartijen  bieden  momenteel  nog  weinig  integrale  oplossingen  voor  digitale 

duurzaamheid.  De  initiatieven  die  er  zijn,  richten  zich  vooral  op  de  grotere  archieven  zoals  het 

rchief Amsterdam, 

2010).  De  dienstverlening  van  overige  marktpartijen  beperkt  zich  in  het  algemeen  tot 

mheid 

oeten zien te vinden waarbij ze niet mogen vastlopen  in onrealistische uitdagingen op financieel, 

e binnen hun bereik liggen. Door de keuze van de doelen en de volgorde van 

ntie  van  deze  volwassenheidsmodellen  is  het  inrichten  van  een  cyclisch  proces  van 

acht van de Delaware Division of Libraries een voorlopige versie 

Stadsarchief Amsterdam  in  samenwerking met het bedrijf Data Matters  (Stadsa

deeloplossingen  zoals  het  aanbieden  van  diensten  voor  opslag  of  registratiesystemen  voor  het 

beheer van de inhoudelijke metadata.  

De kleine en middelgrote  instellingen zullen zelf aan de slag moeten om de duurzame  toegang  tot 

hun  digitale  informatie  te  borgen.  Ze  zullen  een manier  van  omgaan met  digitale  duurzaa

m

technisch of organisatorisch vlak. De richtlijnen en toetsingcriteria, zoals  in hoofdstuk 6 besproken, 

zijn gericht op het nastreven van de ideale situatie.  

Om  tot een werkbare  situatie  voor de  kleine en middelgrote  erfgoedinstellingen  te  komen  is  een 

andere benadering nodig. Er  is behoefte aan een groeimodel waarin de erfgoedinstellingen zelf de 

doelen kunnen kiezen di

de stappen  te baseren op de risico’s die men op dat moment  loopt, kan er een groeipad ontstaan 

naar volwassenheid  in het bieden van duurzame toegang tot digitale  informatie. Zeker wanneer dit 

als een  cyclisch proces wordt  ingericht met  kleine  verbeterstappen, ontstaat een model waarmee 

ook kleine instellingen mogelijk uit de voeten kunnen.  

Een dergelijk groeimodel naar volwassenheid  is een bekend model  in de  IT. Eén van de bekendste 

voorbeelden hiervan  is het Capability Maturity Model  Integration – CMMI  (SEI, 2010) waarvan de 

basis ontwikkeld  is  in 1990 en dat zich richt op het professionaliseren van het ontwikkelproces van 

software. Inmiddels bestaan er ook voor diverse anderen terreinen vergelijkbare modellen.  

De  esse

verbetering om zodoende een steeds hoger kwaliteitsniveau  te bereiken, vergelijkbaar met andere 

kwaliteitsmodellen als INK of de Demming‐cyclus. Afhankelijk van het niveau waarop men zich op dit 

moment  bevindt,  worden  processen  geselecteerd  voor  verbetering.  De  niveaus  zijn  meestal 

beschreven  in  een  aantal  (meestal  vier  of  vijf)  afgebakende  stadia  die  een  bepaald  niveau  van 

volwassenheid  aangeven.  De  meerwaarde  van  deze  benadering  is  dat  men  in  kleine  stappen 

probeert tot een procesverbetering te komen in plaats van in één keer het eind niveau proberen te 

bereiken.  

Ook voor digitale duurzaamheid is er een volwassenheidsmodel geformuleerd. In 2007 heeft Charles 

M. Dollar in de context van een opdr

Stapsgewijs naar duurzame toegang  41  Thesis MBI – april  2010 

Page 42: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

van  een  volwassenheidsmodel  gepubliceerd,  het  “Digital  Preservation  Capability Maturity Model” 

(Dollar,  2007),  gebaseerd  op  het  gedachtegoed  achter  het  CMMI‐model.  Inmiddels  is  dit model 

gereviseerd  en  in  april  2010  zal  aan  de  City  of  Toronto  een  aangepaste  versie  van  dit  model 

gepresenteerd  worden.  De  informatie  di   hieronder  volgt  is  gebaseerd  op  deze,  nog  iet 

gepubliceerde versie, die Dollar voor dit onderzoek ter beschikking gesteld heeft.  

e n

Voor  zijn volwassenheidsmodel heeft Dollar de  theoretische kaders, die  in hoofdstuk 6 besproken 

zijn, samengevat in vijftien kernfactoren voor digitale duurzaamheid verdeeld over twee groepen. De 

eerste groep bevat de elementen die samen de infrastructuur voor digitale duurzaamheid vormen en 

de  tweede groep bevat de processen die noodzakelijk  zijn om een duurzame dienstverlening voor 

opslag  van  en  toegang  tot  digitale  informatie  te  realiseren.  Het  onderstaande  schema  geeft  de 

samenhang van deze vijftien kernfactoren weer: 

 

 

 

Figuur 3 ‐ Digital Preservation Infrastructure and Processes, Bron: Charles M. Dollar (Dollar, 2010) 

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  42  Thesis MBI – april  2010 

Page 43: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

Voor  elk  van  de  processen  en  infrastructuurelementen  worden  in  dit  model  vijf  niveaus  van 

volwassenheid gedefinieerd naar analogie van het CMMI‐model. Op grond van de optelsom van de 

score  op  elk  van  de  componenten  ontstaat  er  een  totaalscore  die  aangeeft  in  welke 

volwassenheidsfase de organisatie zich bevindt, Dollar beschrijft de volgende vijf stadia: 

• Niveau 1: Nominal Digital Preservation Capability 

Op dit niveau is er geen sprake van een systematisch programma voor digitale duurzaamheid of het 

bestaat uitsluitend op papier. Op dit niveau loopt de meeste, zo niet alle digitale informatie een risico 

om op lange termijn verloren te gaan. 

ility 

Activiteiten op het gebied van digitale duurzaamheid vinden ad‐hoc plaats op een ongestructureerde 

en onvoorspelbare manier. Er  is enig begrip van de digitale duurzaamheidsproblematiek, maar dit 

blijft beperkt tot enkele mensen binnen de organisatie. Op dit niveau  loopt veel digitale  informatie 

het risico om op lange termijn verloren te gaan. 

• Niveau 3: Intermediate Digital Preservation Capability 

Op dit niveau  is  er  sprake  van  een  infrastructuur  voor digitale duurzaamheid  en de bijbehorende 

processen zijn aanwezig. Hiermee is de basis aanwezig voor het verder uitbouwen van het vermogen 

voor het bieden van duurzame opslag van en toegang tot digitale informatie. Op dit niveau loopt een 

klein deel van de digitale informatie een risico om op lange termijn verloren te gaan. 

• Niveau 4: Advanced Digital Preservation Capability 

De  organisatie  beschikt  over  een  solide  infrastructuur  voor  digitale  duurzaamheid  en  de 

bijbehorende processen  zijn goed geborgd en gedocumenteerd. Hiermee heeft de organisatie een 

grote capaciteit bereikt voor het realiseren van duurzame opslag en toegang tot digitale informatie. 

Het risico op verlies op de lange termijn van digitale informatie is slechts in enkele gevallen aanwezig. 

• Niveau 5: Optimal Digital Preservation Capability 

Op dit niveau heeft de organisatie  een  zeer  grote  capaciteit bereikt om duurzame opslag  van  en 

toegang tot digitale informatie te realiseren. Digitale duurzaamheid is onderdeel van de strategische 

focus van de organisatie en men werkt continu aan de verbetering van de kwaliteit van de processen. 

Verlies va

it volwassenheidsmodel  lijkt een nuttig raamwerk te zijn voor het in beeld brengen van de manier 

waarop een organisatie omgaat met digitale duurzaamheid. Het resultaat, onderverdeeld  in vijftien 

• Niveau 2: Minimal Digital Preservation Capab

n digitale informatie op de lange termijn is op dit niveau niet aan de orde. 

D

Stapsgewijs naar duurzame toegang  43  Thesis MBI – april  2010 

Page 44: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

verschillende aspecten,  levert  inzicht  in de capaciteit die een organisatie ontwikkeld heeft voor het 

bieden  van  duurzame  toegang  tot  digitale  informatie.  Door  de  verdeling  naar  vijf  niveaus  van 

volwassenheid  biedt  dit  instrumenten  een  gedifferentieerder  aangrijpingspunt  dan  de  eerder 

besproken instrumenten. 

rake zijn van 

een  situatie waarbij  er  structureel  aandacht  en  zorg  is  voor  de  infrastructuur  en  processen  voor 

gitale duurzaamheid. In dit volwassenheidsmodel betekent dit dat de organisatie zich minimaal  in 

niveau 3 moet bevinden. Pas op dit niveau is er sprake van een beperkt risico voor verlies van digitale 

informatie.  De  organisatie  heeft  in  dat  geval  de  duurzame  toegang  op  een  structurele  manier 

ingericht en kan dan ook de eerder besproken  instrumenten gebruiken om verder uitbouwen naar 

oinventarisatie op basis van DRAMBORA.  

De  definities  van  de  lagere  niveaus  in  dit  model  zijn  nuttig  om  een  plaats  te  bepalen  in  het 

naar  niveau  3  of  hoger  en  niet  zo  zeer  als  een  te  bereiken  doel  op  zich.  Bijlage  4  geeft  een 

oren worden nagestreefd én de concrete 

 nodig  is. Het 

 is echter niet werkbaar en realistisch.  

vraagt        

Om van duurzame toegang tot digitale informatie te kunnen spreken moet er echter sp

di

hogere niveaus, bijvoorbeeld door middel van een risic

groeiproces en om vervolgens op grond hiervan de doelen voor verbetering te kunnen definiëren. In 

het kader van duurzame  toegang moeten niveau 1 en 2 gezien worden als een  tussenfase op weg 

beschrijving van de doelen die met elk van de vijftien fact

maatregelen die voor niveau 3 gerealiseerd moeten zijn. 

Op  basis  van  het  beeld  uit  de  praktijkanalyse  in  de  erfgoedinstellingen  uit  hoofdstuk  7 wordt  de 

inschatting  gemaakt  dat  voor  de  doelgroep  van  dit  onderzoek  vrijwel  geen  van  de  aspecten  zich 

boven niveau 1 of 2  zal bevinden. Dit betekent dat er op veel  terreinen verbetering

tegelijk formuleren van een groot aantal verbeterdoelen

Dit    om  een  verdere  verfijning van  dit model.  In  het volgende  hoofdstuk wordt  dit verder 

uitgewerkt door de vijftien aspecten uit het volwassenheidsmodel  te ordenen naar urgentie en de 

afname van het risico op verlies van digitale informatie.  

Stapsgewijs naar duurzame toegang  44  Thesis MBI – april  2010 

Page 45: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

9. Kaders van het stappenmodel  

In  de  volgende  hoofdstukken  wordt  een  strategisch  stappenmodel  beschreven  om  de 

e is

  de 

gema

 en kennis opgebouwd moeten zijn om op 

een goed gefundeerde wijze een besluit  te nemen over de verdere ambities. Dit  stappenmodel  is 

bedoeld als overbrugging naar een toekomstig scenario van een regionale of landelijke infrastructuur 

voor digitale duurzaamheid, maar ook als de eerste opstap naar het realiseren van een eigen digitaal 

instelling  een  start  kan  maken  met  het  verbeteren  van  het  inrichten  en  uitvoeren  van  de 

beheerprocessen  of  het  initiatief  nemen  om  materiaal  op  andere  wijze  verantwoord  onder  te 

brengen. Het terugbrengen van de complexiteit speelt hierin een belangrijke rol.  

Voor het realiseren van een volledig betrouwbare oplossing voor duurzame toegang is het doorlopen 

van alle  stappen noodzakelijk en bijvoorkeur meerdere malen met voortschrijdend  inzicht. Op die 

manier ontstaat een proces van continue verbetering. Maar zelfs als niet het hele traject doorlopen 

wordt, zal het uitwerken van elke stap  in deze volgorde een vermindering van het risico op verlies 

van digitale informatie op leveren.  

erfgoedinst llingen  op weg  te  helpen met  het  real eren  van  duurzame  toegang  tot  hun 

digitale informatie. De basis voor dit stappenmodel wordt gevormd door de vijftien factoren 

uit het hiervoor beschreven  volwassenheidsmodel. Deze worden  in  een  logische  volgorde 

gegroepeerd zodat er een stappenmodel ontstaat waarbij elke stap het risico op verlies van 

digitale  informatie  verder  reduceert. Om  de  complexiteit  van  de  uitdaging  te  reduceren 

wordt  er  in  dit  hoofdstuk  allereerst  een  afbakening  van  het  soort  materiaal  en

tijdshorizon  akt.  

 

Inleiding 

In dit hoofdstuk wordt een strategisch stappenmodel beschreven dat instellingen op weg kan helpen 

met het duurzamer opslaan en toegankelijk maken van hun digitale collecties. Na het doorlopen van 

de stappen uit dit stappenmodel zou voldoende inzichten

archief.  

Zoals  gezegd  kan  de  huidige  beheerpraktijk  bij  de  kleine  en  middelgrote  instellingen  leiden  tot 

ongewenst  verlies  van digitale  informatie op  langere  termijn. Dit  stappenmodel  laat  zien dat elke 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  45  Thesis MBI – april  2010 

Page 46: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Afbakening van materiaal en tijdshorizon 

Digitale duurzaamheid wordt pas een hanteerbaar concept wanneer we het kunnen  terugbrengen 

 bij de eigen organisatie. In de “Guidelines for 

the preservation of digital heritage”  (National Library of Australia, 2003) opgesteld  in opdracht van 

UNESCO,  worden  vier  verschillende  assen  beschreven  waarlangs  men  de  eigen  ambitie  kan 

 doelstelling hierbij  is het bereiken van een  zo hoog mogelijk niveau van 

etrouwbaarheid en een zo volledig mogelijke  functionaliteit conform de concepten beschreven  in 

het OAIS‐model.  

Uitgaande  van  een  situatie  waarin  er  vrijwel  geen  voorzieningen  voorhanden  zijn  zal  relatief 

specten van digitale data beschreven: de complexiteit, de mate 

van  specialisatie  (voor  het  bewaren  en  het  kunnen  gebruiken),  de  gevoeligheid,  de  rechten,  en 

manier waarop het materiaal gemaakt is.  

tot de juiste proportie – namelijk die proportie die past

aftekenen: 

• het soort materiaal dat men veilig wil stellen, 

• de tijd die men wil overbruggen, 

• de functies die men wil realiseren, 

• de betrouwbaarheid van de processen die men nastreeft.  

De  functionaliteit  en  de  betrouwbaarheid  van  de  processen  vormen  het  uitgangspunt  voor  het 

volwassenheidsmodel. De

b

Het  stappenmodel  richt  zich  op  instellingen  die  een  start  willen  maken  met  het  duurzaam 

toegankelijk houden van digitaal materiaal. Dit betekent dat het belangrijk  is dat men zich bewust 

wordt  van  wat  duurzame  toegankelijkheid  precies  betekent  en  met  zich  meebrengt.  Om  dit 

inzichtelijk te maken  is het nuttig om met een beperkte hoeveelheid, bijvoorkeur technisch relatief 

eenvoudig materiaal  uit  de  collectie  alle  stappen  te  doorlopen  en  het  beheersregime  vervolgens 

geleidelijk uit te bouwen.  

eenvoudig materiaal  volop  aanwezig  zijn.  Op  deze manier  wordt  eerst  het  “laaghangende  fruit” 

aangepakt, maar  is men  tegelijkertijd  toch  al op weg naar  een duurzamer beheer  van de digitale 

informatie. Door  een  verstandige  afbakening naar het  soort materiaal  en de  gekozen  tijdshorizon 

worden de juiste condities geschapen om een cyclisch proces van verbetering en opschaling op gang 

te brengen, waarbij de doelen regelmatig worden bijgesteld. 

Keuze van het materiaal 

Digitaal  (erfgoed)materiaal heeft  een  aantal  verschillende  kenmerken die de  complexiteit  van het 

duurzaam  toegankelijk maken  bepalen. Om  een  inschatting  van  de  complexiteit  te maken  is  het 

nuttig om kort stil te staan bij een aantal van deze kenmerken. In de literatuur, bijvoorbeeld PLATTER 

(DPE, 2008), worden de volgende a

Stapsgewijs naar duurzame toegang  46  Thesis MBI – april  2010 

Page 47: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Voor het inschatten van de risico’s is het relevant of het fysieke origineel nog beschikbaar is of niet. 

In toenemende mate krijgen de erfgoedinstellingen ook te maken met materialen die het resultaat 

zijn van een digitaal creatieproces, bijvoorbeeld de beelden van een digitale camera. Men gebruikt 

hiervoor  vaak  de  term  “born‐digital”  materiaal.  Bijkomende  problemen  van  dit  “born‐digital” 

materiaal  zijn  de  vaak  grote  hoeveelheden  waarin  het  beschikbaar  komt  waardoor  nieuwe 

  over  het  creatieproces waardoor 

  in  eigen  huis  geproduceerd wordt  en waar  geen  bijzondere  omstandigheden 

 

 sterke nadruk op het digitaliseren van het beeldmateriaal. Dit materiaal 

Keuze van de tijdshorizon 

 

dan het voor een periode van honderd 

ee

en  

In  het  algemeen  is  digitaal  erfgoedmateriaal  ontstaan  als  resultaat  van  het  digitaliseren  van  een 

fysieke  origineel.  In  bijzondere  gevallen  is  het  fysieke  origineel  na  digitaliseren  niet  meer 

beschikbaar, in dit geval is er sprake van substitutiedigitalisering, bijvoorbeeld wanneer het origineel 

door slechte staat de digitalisering niet overleeft.  

selectiecriteria  noodzakelijk  zijn  en  het  ontbreken  van  controle

essentiële data kan ontbreken of migratie naar andere formaten noodzakelijk is.   

Een  instelling  die  de  eerste  stappen  zet  op  het  gebied  van  duurzame  opslag  en  toegang  doet  er 

verstandig  aan  om  zich  in  eerste  instantie  te  richten  op materiaal  dat  een  eenvoudige  digitale 

representatie  heeft,

spelen op het gebied van rechten of ethische normen.  

Wanneer  er  digitaal materiaal  aanwezig  is  zonder  fysieke  origineel  dan  is  het  verstandig  om  dit 

materiaal een hoge prioriteit te geven zodra men overtuigd  is van de kwaliteit en betrouwbaarheid 

van de omslagomgeving. Kijkend naar de huidige en geplande digitaliseringsactiviteiten binnen de 

cultureel erfgoed sector, zoals die bijvoorbeeld worden beschreven in het rapport De Digitale Feiten 

(DEN, 2009a), dan ligt er een

past in het algemeen prima binnen deze eerste afbakening.  

Een  andere manier  om  de  complexiteit  te  reduceren  is  het  afbakenen  van  de  tijdshorizon.  Het 

duurzaam  toegang  bieden  tot  digitale  informatie is  een  uitdaging  die  van  gedaante  verandert 

afhankelijk van de horizon die men kiest. Het bewaren van een digitaal bestand om het na een jaar 

nog  te kunnen gebruiken  is een volstrekt andere uitdaging 

jaar bruikbaar houden.  

In dit stappenmodel kiezen we voor een tijdshorizon van ongeveer vijf  jaar. Dat  lijkt kort, maar  n 

langere  termijn  is nauwelijks  te overzien, enerzijds doordat de  technologie zich snel ontwikkelt, en 

anderzijds omdat bijvoorbeeld de NCDD werkt aan landelijke en/of regionale infrastructuren voor de 

langere  termijn. Een periode  van  vijf  jaar  loopt ongeveer  synchroon met de  tijdsplanning  van   de 

meeste beleidsplannen   met de investeringscycli van IT‐infrastructuur componenten.  

Stapsgewijs naar duurzame toegang  47  Thesis MBI – april  2010 

Page 48: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Door  te  kiezen  voor  een  periode  van  vijf  jaar  zullen  sommige  aspecten  van  duurzame  opslag  en 

toegang wellicht minder belicht worden, maar toch is het een bewuste keuze om op de korte termijn 

de  complexiteit  te  verminderen. Het uitgangspunt  blijft  immers het  inrichten  van  een proces  van 

continue  verbetering.  Door  een  tijdshorizon  van  vijf  jaar  te  kiezen  en  de  doelen  regelmatig  te 

evalueren en bij te stellen ontstaat er een voortschrijdend groeiproces richting duurzame toegang. 

le informatie.  

me ondersteuning in de markt te vinden.  

De NCDD zou een rol kunnen spelen in het samenbrengen van de juiste partijen die dit verder vorm 

tering mag dan ook beschouwd worden als een oproep aan de 

In  de  volgende  hoofdstukken worden  de  verschillende  delen  van  het  stappenmodel  beschreven. 

Deze stappen zijn niet uitputtend beschreven; ze zijn vooral bedoeld om een beeld te schetsen van 

het doel dat in elke stap bereikt zou moeten worden. Bij het opstellen van dit stappenmodel is naast 

De opbouw van het stappenmodel 

Met  deze  afbakening  in  het  achterhoofd  wordt  het  tijd  om  de  stappen  te  beschrijven  die  een 

cultureelerfgoed organisatie zou moet zetten om  te komen  tot een duurzame borging van digitale 

informatie. Dit  stappenmodel  bestaat  uit  drie  delen;  in  het  eerste  deel  staat  het  bepalen  van  de 

ambitie  van  de  organisatie  centraal,  het  tweede  deel  gaat  over  het  veiligstellen  van  de  digitale 

objecten en het derde deel richt zich op het duurzaam toegang bieden tot de digita

De  organisatie moet  zelf  aan  de  slag met  de  problematiek  van  digitale  duurzaamheid,  ze moet 

plannen  maken  en  acties  ondernemen.  Maar  andere  organisaties  kunnen  aan  dit  proces  een 

belangrijke  bijdrage  leveren.  Zo  is  een  deel  van  de  problematiek  terug  te  brengen  tot  het 

professionaliseren van de IT‐omgeving en hiervoor is rui

Een  ander  deel  betreft  toepassingen  voor  het  beheren  van  de  relevante  metadata  voor 

duurzaamheid.  De  markt  hiervoor  is  nog  niet  ver  ontwikkeld;  landelijke  organisaties  zoals  DEN 

zouden  hierin  een  stimulerende  en  sturende  rol  in  kunnen  spelen.  Verder  betreft  het  ook  het 

reageren op  technologische veranderingen. Het volgen hiervan  is geen vanzelfsprekende  taak voor 

de kleine erfgoedinstelling, samenwerken in landelijke of globale netwerken ligt meer voor de hand.  

zouden kunnen geven. Deze consta

koepelorganisaties en leveranciers van beheersystemen en IT‐diensten om hun meerwaarde voor de 

kleine en middelgrote cultureel erfgoedinstellingen beter zichtbaar te maken.  

het  volwassenheidsmodel  van  Dollar,  vooral  geput  uit  PLATTER  (DPE,  2008),  “Guidelines  for  the 

Preservation  of  Digital  Heritage”  (National  Library  of  Australia,  2003)  en  het  stappenplan  van 

Expertisecentrum  DAVID  (Boudrez,  2009a).  Voor  vollediger  informatie  over  de  behandelde 

onderwerpen verwijs ik dan ook nadrukkelijk naar deze documenten.  

Stapsgewijs naar duurzame toegang  48  Thesis MBI – april  2010 

Page 49: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

De toegevoegde waarde van het stappenmodel is het rangschikken van de stappen naar volgorde van 

urgentie met als  leidraad de  vijftien elementen uit het  volwassenheidsmodel  van Dollar. Bijlage 5 

geeft  een  overzicht  van  alle  stappen  en  geeft  hun  relatie  met  de  elementen  van  het 

volwassenheidsmodel weer. 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  49  Thesis MBI – april  2010 

Page 50: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

10. Deel A: Het bepalen van de context en het mandaat 

 

In dit eerste deel van het stappenmodel staat de bewustwording centraal van de rol die de 

organisatie kan en wil spelen ten aanzien van duurzame toegang tot het digitale erfgoed.  

Het  accepteren  van  de  verantwoordelijkheden  hiervoor  moet  een  bewuste  strategische 

keuze zijn. De organisatie moet over voldoende mandaat en draagvlak beschikken om een 

rol te kunnen spelen en  vervolgens haar rol ook actief uit te dragen binnen het netwerk. 

 

Voordat  de  eerste  stappen  gezet  kunnen  worden  naar  een  duurzamere  toegang  tot  digitale 

informatie, moet elke organisatie zich de vraag stellen welke rol ze  in dit verband heeft.  In dit deel 

wordt  stil gestaan bij het bepalen van de context; wat verwachten de omgeving, de producenten, 

gebruikers  en  andere belanghebbenden  van de organisatie? Vervolgens moet de  context  vertaald 

worden in het accepteren, verwoorden en uitdragen van een verantwoordelijkheid voor het digitale 

materiaal. In het volwassenheidsmodel zijn worden deze onderwerpen beschreven in de elementen 

Designated Community, Collaborative Engagement en daarop volgend met Governance, Policy. 

Deel A ­ stap 1: de context bepalen 

Voor  dat men  start met  het  inrichten  van  een  programma  voor  duurzame  toegang  tot  digitale 

informatie  is het verstandig om eerst een beeld te vormen van de mate waarin duurzame toegang 

tot digitale  informatie  van belang  is  voor de organisatie. Een mogelijk  startpunt  is om na  te gaan 

welke rol digitale materialen bij de  levering van de huidige producten en diensten  leveren, wat de 

herkomst  van  de materialen  is  en  wie  de  beoogde  gebruikers  zijn. Maar  ook  gaat  het  om  het 

vaststellen waarom deze diensten worden aangeboden. Is deze activiteit verankerd in het beleid van 

de  organisatie  of  een  toevallige  ontwikkeling? Welke  rol  speelt  digitale  informatie  in  het  huidige 

collectiebeleid, welke digitaliseringsprojecten zijn er (geweest) en met welk doel?  

 

Voorbeelden van andere vragen die nuttig kunnen zijn voor het nadenken over de context zijn: 

• Wordt al het materiaal toegankelijk gemaakt of is er sprake van alleen maar archiveren? 

• In welke mate is het productieproces te beïnvloeden, zijn er mogelijkheden voor het afdwingen 

van formaten of standaarden? 

• Speelt de digitale informatie ook een rol binnen de organisatie zelf of wordt het alleen maar aan 

het publiek aangeboden? 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  50  Thesis MBI – april  2010 

Page 51: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

• Zijn er nog andere belanghebbenden, is er sprake van een (wettelijke) verplichting om het 

materiaal te archiveren, en toegankelijk te maken? 

ormatie te 

realiseren of zou zij deze kunnen ontwikkelen? Heeft de organisatie serieuze ambities om dit te 

doen?  

et beantwoorden van deze vragen  levert  inzicht op  in het belang dat de organisatie heeft bij het 

 de 

itale  duurzaamheid  voor  de  handliggend. Diverse  Europese 

De mogelijkheden  van  samenwerking met  andere  organisaties  of  het  uitbesteden  van  taken  aan 

externe partijen kunnen bijzonder waardevol zijn. Zeker voor de instellingen die tot de doelgroep van 

en organisatie die zich committeert aan het duurzaam  toegankelijk houden van digitaal materiaal 

  een 

van  een 

urele middelen voor nodig, kennis en vaardigheden, en er moet 

 

• Beschikt de organisatie over de capaciteiten om een duurzame toegang tot digitale inf

• Zijn er andere organisaties die hier al mee bezig zijn of dit eigenlijk zouden moeten doen? Zijn er 

andere organisatie die het zouden kunnen doen of het graag willen doen? 

• Is samenwerking voor bepaalde functies mogelijk of is er een mogelijkheid om het beheer aan 

een andere organisatie uit te besteden? 

H

duurzaam  borgen  van  het  digitale materiaal. Maar  ook wie  de  beoogde  gebruikers  zijn  van  het 

materiaal, nu en  in de  toekomst,  is van essentieel belang om  te kunnen bepalen welke  toegang er 

geboden moeten en welke metadata er bij het digitale object opgeslagen moeten worden. Verder 

gaat het ook om het in beeld brengen van de producenten van het materiaal en vooral ook de relatie 

die een organisatie daarmee heeft en de controle die men op het productieproces kan uitoefen.  

Een ander belangrijk aspect van de context is de samenwerking binnen de organisatie en met andere 

organisaties. Analoog aan de opkomst van “cloud computing” en “software as a service” lijkt ook

opkomst  van  netwerkfuncties  voor  dig

onderzoeksprojecten zijn al bezig met het ontwikkelen van instrumenten, zie bijvoorbeeld het artikel 

van Sierman (Sierman, 2009).  

dit  stappenmodel  horen  is  het  aan  te  bevelen  om  zeer  kritisch  te  kijken  naar wat met men  zelf 

organiseert en wat met behulp van externe deskundigheid gerealiseerd kan worden. 

Deel A ­ stap 2: mandaat en draagvlak 

E

zal  een  reeks  nieuwe  taken  en  processen moeten  inrichten.  De  organisatie  neemt  hiermee

belangrijke  verantwoording  op  zich.  Ze  verplicht  zich  tot  het  inrichten  en  onderhouden 

faciliteit  die  garanties  kan  bieden  voor  het  duurzaam  opslaan  en  toegankelijk  houden  van  d

informatieobjecten. Daar zijn struct

geïnvesteerd worden  in het ontwikkelen van vertrouwen en geloofwaardigheid bij de producenten

en de gebruikers.  

Stapsgewijs naar duurzame toegang  51  Thesis MBI – april  2010 

Page 52: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Het  is  essentieel  dat  de  organisatie  hiervoor  voldoende  mandaat  en  draagvlak  krijgt  va

belanghebbenden,  de  interne  organisatie,  de  finan

n  alle 

ciers,  de  leveranciers  van  informatie,  de 

enwerkingspartner  te zoeken die daartoe wel  in staat  is. Een dergelijke samenwerking 

 

 voor de duurzame borging van het materiaal en  toch 

blijven doorgaan met  de  productie  van digitaal materiaal  is onverstandig,  tenzij de organisatie  er 

 

Het is belangrijk om daarbij de gekozen afbakening van tijd en materiaalsoort in gedachte te houden. 

gebruikers van de  informatie en  collega  instellingen. Als dit mandaat en draagvlak niet voldoende 

aanwezig, is wordt het realiseren van de ambitie een lastige opgave. In dat geval is het verstandige

om een sam

kan verschillende vormen krijgen variërend van het volledig overdragen van het materiaal  tot het

gezamenlijk realiseren van bepaalde functies.  

 

Het niet nemen van de verantwoordelijkheid

bewust voor kiest om maar een korte periode over het digitale materiaal te willen beschikken. Welke 

beslissing er ook genomen wordt, het zal voor alle belanghebbenden duidelijk moeten zijn welke rol 

de organisatie speelt in het borgen van de duurzame toegang tot de digitale informatie.  

 

De afbakening, de context en de strategische keuzes die men maakt, moeten worden vastgelegd  in 

een beleidsplan voor digitale duurzaamheid. Een dergelijk plan bevat de  informatie over de manier

waarop een stabiele omgeving gecreëerd kan worden op financieel, organisatorisch en technologisch 

gebied, een omgeving die erop gericht is om de beoogde gebruikers op begrijpelijke en betrouwbare 

wijze  duurzame  toegang  tot  de  digitale  erfgoedinformatie  te  bieden.  PLATTER  (DPE,  2008)  biedt 

goede aanknopingspunten voor het verder concretiseren van een dergelijk beleidsplan.  

 

Voor een verdere bespreking verwijs ik naar bijvoorbeeld “UNESCO Guidelines for the preservation of 

digital heritage” (National Library of Australia, 2003) en “Safeguarding Collections at the Dawn of the 

21st Century” (Meyer, 2009) 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  52  Thesis MBI – april  2010 

Page 53: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

11. Deel B: De digitale objecten veilig stellen 

 

De kern van duurzame toegang is het voor langere tijd kunnen beschikken over het digitale 

object.  In dit deel  staat dan ook het  fysiek opslaan en bruikbaar houden van het digitaal 

bject  centraal.  Op  basis  van  een  bewust  gekozen  bewaarstrategie wordt  de  benodigde 

 van opslag 

p offline media als externe harde schijven, dvd’s en cd’s zonder enige vorm van periodieke controle 

ijk interactie 

f software. Deze doelstellingen zijn ook terug te vinden in het volwassenheidsmodel.  

• stap 1: Het ontwikkelen van een strategie voor duurzame toegang, in deze fase met name gericht 

op het bewaren van het digitaal object (Strategy). 

• stap  2:  Het  inzichtelijk  maken  van  het  aanwezige  en  te  verwachten  digitale  materiaal  dat 

opgenomen moet worden in het archief (Digital Records Survey). 

• stap 3: Het inrichten van een opslagomgeving (Storage Management). 

• stap  4:  Het  inrichten  van  een  proces  dat  zorg  draagt  voor  het  op  een  verantwoorde  wijze 

opnemen van digitale materialen (Ingest). 

• stap  5:  Het  inrichten  van  de  processen  voor  beveiligen,  monitoren  en  vervangen  van  de 

opslagomgeving (Digital Records Security, Planned Device & Media Renewal, Technical Expertise). 

o

opslagomgeving  bepaald  en  worden  de  processen  voor  het  verantwoord  beheren 

ingeregeld. 

 

Uit de werkveld onderzoeken besproken in hoofdstuk 7 komt duidelijk naar voren dat de opslag van 

digitale informatie op dit moment bij veel instellingen een groot risico vormt. Er is sprake

o

van de  informatie op deze dragers. Het veiligstellen van de aanwezige digitale objecten  is dan ook 

het eerstvolgende deel van het stappenmodel.  

 

Het doel bij dit deel is om het verlies van data te voorkomen door de data in een veilige omgeving op 

te  slaan  waar  ze  beschermd  zijn  tegen  bedreigingen  als  veroudering,  slijtage,  technologische  of 

inhoudelijke veranderingen, technisch falen van systemen, rampen, schade door mensel

o

 

De  relevante  elementen  uit  het  volwassenheidsmodel  zijn  zodanig  geordend  dat  er  een  logische 

opbouw ontstaat. Het gaat hier om de het  inrichten en uitwerken van de volgende  infrastructuur 

componenten en processen: 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  53  Thesis MBI – april  2010 

Page 54: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Deel B ­ stap 1: eisen voor veilige opslag 

Deel A eindigde met het formuleren van een beleid voor duurzame toegang tot digitale informatie in 

tegie,  een  aanpak om de 

duurzame  toegang  te  realiseren.  Het  volwassenheidsmodel  van  Dollar  stelt  dat  het  gaat  om  het 

implementeren  van  maatregelen  die  de  digitale  gegevens  beveiligt  tegen  bedreigingen  door 

rdt het veilig stellen behandeld. In deel C komt de migratie van formaten aan de orde. 

et gaat hier dus om het definiëren van de maatregelen die nodig zijn voor het beschikbaar krijgen 

lgende doelen: 

definieer concreet om welk materiaal het gaat en in welke hoeveelheden het gaat, 

chten materialen: 

 ondersteunende systemen en software, 

gistreert. 

e integriteit en de beveiliging van de opgeslagen data 

 

hoofdlijnen. Dit deel  start met het  vertalen  van dit beleid naar  een  stra

veroudering (van technologie en opslag media) en die de integriteit van het object beschermt. Deze 

maatregelen komen neer op het levend houden van de digitale data door ze tijdig te verhuizen naar 

nieuwe dragers en het tijdig migreren van de bestanden naar duurzamere (open) formaten.  

In dit deel wo

H

van het materiaal, het opslaan  in het archief en het beschermen tegen alle denkbare bedreigingen. 

Wanneer we kijken naar de eisen voor veilige opslag, beschrijft PLATTER de doelen die nagestreefd 

moeten worden; concreet gaat het hierbij om de acquisitie van het materiaal en het inrichten van de 

technische infrastructuur. 

PLATTER beschrijft in het “Acquistion Plan” de vo

• stel in samenspraak met de leveranciers de voorwaarden voor opname vast, 

• evalueer periodiek de relevantie van alle gemaakte afspraken, 

• ga na op welke manier men daadwerkelijk de beschikking krijgt over materiaal, 

• maak het opname proces meetbaar. 

In het “Technical Plan” beschrijft PLATTER de volgende doelen: 

A. De IT‐infrastructuur moet correct gedimensioneerd worden voor de opslag, de verwerking en het 

transport van de te verwa

• de hardware, software en het netwerk moeten de te verwachten belasting aankunnen, 

• de infrastructuur moet gebaseerd zijn op goede

• er moet een proces zijn dat de migratie initieert van hardware‐ en softwarecomponenten die 

niet langer ondersteund (zullen) worden, 

• er moet een proces zijn dat alle wijzigingen in de IT‐infrastructuur re

 

B. De IT‐infrastructuur moet in staat zijn om d

te garanderen door deze te beschermen tegen toegang door ongeautoriseerde gebruikers, tegen 

verlies door gebeurtenissen van buiten of binnen de organisatie (natuurrampen of virussen).  

Stapsgewijs naar duurzame toegang  54  Thesis MBI – april  2010 

Page 55: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

C. Er moet sprake zijn van een gegarandeerde dienstverlening aan de gebruikers, met de volgende 

  Nederland,  2006).  De  eisen  voor  de  technische  infrastructuur  en  de 

 eigen situatie. Daarvoor is het nodig 

t materiaal. Van elk bestand moet 

t  en  de  grootte 

ok in de vervolgstappen een belangrijke rol. Als hulpmiddel 

hierbij zijn diverse registratie en extractietools beschikbaar, waarvan er een aantal genoemd worden 

in  het  stappenplan  van  het  Expertisecentrum  DAVID  (Boudrez,  2009b).  Uiteindelijk  levert  de 

n entarisatie een beeld op van het te bewaren materiaal.  

  van 

 uit 

e drager waarop het materiaal staat, de schade die 

ieke originelen 

(om  zo nodig  opnieuw  te  kunnen  digitaliseren),  en  de  courantheid  van  het  gebruikte 

 

randvoorwaarden: 

• de dienstverlening moet aansluiten bij de veranderende behoefte van de gebruikers, dit kan 

betekenen dat bestaande diensten uitgefaseerd moeten worden en nieuwe diensten 

ontwikkeld moeten worden, 

• de informatie over gebruikers is alleen met de juiste autorisaties toegankelijk, 

• voorkom onderbreking van de dienstverlening door enkelvoudig falen (zorg voor 

redundantie), 

• voorkom onderbreking van de dienstverlening door externe verstoring (zorg voor uitwijk, 

back‐up). 

Een groot deel van bovenstaande eisen zijn algemene eisen voor het  leveren van een professionele 

IT‐dienst,  het  ligt  voor  de  hand  om  de  kwaliteitssystemen  toe  te  passen  die  voor  IT‐beheer 

ontwikkeld  zijn,  zoals  IT  Service  CMM  (Niessink  &  Clerc,  2010)  of  de  breed  ondersteunde  ITIL‐

methodiek  (Bon  &  ITSMF

beheersprocessen moeten nu concreet gemaakt worden voor de

om eerst een inventarisatie te maken van het aanwezige en te verwachten materiaal. 

Deel B ­ stap 2 : inventariseren 

De volgende stap gaat over het nauwkeurig in beeld krijgen van he

in  ieder  geval  het  type  drager,  de  locatie,  het  identificatienummer,  het  formaa

bepaald worden. Deze gegevens spelen o

i v

Zoals  bij  de  afbakening  besproken  is,  is  het  verstandig  om  te  beginnen  met  een  selectie

eenvoudig materiaal. Het is wel belangrijk om bij de inventarisatie na te gaan welk materiaal van

het  perspectief  van  duurzaamheid  prioriteit  zou moeten  krijgen.  Om  te  bepalen  welk materiaal 

kwetsbaar is, kan er gekeken worden naar het typ

eventueel verlies de organisatie toebrengt, het al dan niet beschikbaar zijn van de fys

 

bestandsformaat.  Het  kan  verstandig  zijn  om  een  expert  in  te  schakelen  om  hier  een  deskundig

advies over te geven. 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  55  Thesis MBI – april  2010 

Page 56: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Deel B ­ stap 3: inrichten van een opslag omgeving 

De opslagomgeving neemt een centrale plaats  in bij het duurzaam beheren van digitaal materiaal. 

 

  In veel 

sprake van het gebruik van offline opslag op harde schijven of 

  regelmatig 

 worden, is alleen offline opslag sterk af te raden. Bij opslag op externe harde 

 

ntroles makkelijk  uitgevoerd  kunnen worden.  Bij  het  gebruik  van  offline  opslag 

omvang  

tijdshorizon;  vijf

  dat  de 

 manier om objecten hierop te controleren  is door periodiek alle 

  forse  investeringen. Wanneer men niet 

 voor  bre eid

me van digitale materialen 

De  volgende  stap  is  het  daadwerkelijk  opnemen  van  het  materiaal  in  het  archief.  Voordat  het 

materiaal  definitief  opgenomen  kan  worden  moeten  er  eerst  een  aantal  controles  uitgevoerd 

Het volwassenheidsmodel stelt voor niveau 3 de eis dat de digitale objecten in minimaal twee online

kopieën op verschillende  locaties aanwezig zijn en een offline kopie op een derde  locatie  is.

erfgoedinstellingen  is er echter nog 

zelfs dvd’s of cd’s.  

Omdat  het  duurzaam  toegankelijk  houden  een  continu  proces  is waarbij  de  objecten

gecontroleerd moeten

schijven  is  het  al  een  optie  om  deze  in  ieder  geval  met  een  systeem  te  verbinden  zodat

(automatische)  co

oplossingen zullen er handmatige procedures  ingericht moeten worden die periodieke controle van 

alle bestanden mogelijk maken.  

Bij de  keuze  van een opslagsysteem  vormen allereerst de   en  verwachte groei belangrijke

parameters. Houd hierbij rekening met de gekozen  een afschrijvingstermijn van circa   

jaar  is  voor  dit  type  apparatuur  realistisch.  Bij  de  keuze  van  het  systeem  zijn  de  redundantie  en 

flexibiliteit  belangrijke  factoren.  Om  duurzame  toegang  te  waarborgen  is  het  essentieel

gegevens onveranderd blijven. Een

objecten  met  een  eerder  gemaakte  digitale  handtekening  te  vergelijken.  Opslagsystemen  die 

dergelijke functies volledig geïntegreerd en geautomatiseerd aanbieden zijn  in ontwikkeling  (Factor 

e.a., 2009), (Gladney, 2007). Wanneer een automatische controle niet tot de mogelijkheden behoort 

zal een handmatige procedure ingericht moeten worden, zie hiervoor ook stap 5 en deel C.  

Het  inrichten van een opslagomgeving  is een  cruciaal onderdeel van het  realiseren van duurzame 

toegang  tot digitale  informatie en  gaat  vaak  gepaard met

over  voldoende  technische  expertise  beschikt,  is  het  raadzaam  om  een  externe  deskundige  een 

advies uit te laten brengen en/of de mogelijkheden te onderzoeken om de objecten extern onder te 

brengen. Let hier bij vooral op de garanties en de randvoorwaarden die van toepassing zijn.  

Een belangrijk aandachtspunt bij de keuze van de opslag‐ en beheersystemen is de interoperabiliteit 

zodat  afhankelijkheid  van  specifieke  software,  hardware  of  leveranciers  voorkomen  wordt. 

Daarnaast is dit ook van belang  een de toegankelijkh  van het materiaal. 

Deel B ­ stap 4: opna

Stapsgewijs naar duurzame toegang  56  Thesis MBI – april  2010 

Page 57: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

worden. In het stappenplan van het Expertisecentrum DAVID (Boudrez, 2009b) worden de volgende 

 digitale objecten vrij zijn van specifieke reconstructieschakels zoals encryptie en 

   van nwezig

het  digitale  archief  of  de  representaties  voldoen  aan  het 

voorgeschreven formaatprofiel 

en

Verder  is het verstandig om een extra proces  in  te  richten dat bijvoorkeur automatisch en zo vaak 

objecten  vereist 

  technische  omgevingen.  Wanneer  die  niet 

controles geadviseerd: 

• controleer  bij  opname  in  het  digitale  archief  of  de  digitale  documenten  niet  corrupt  of 

beschadigd zijn en wel kunnen worden geopend 

• controleer de digitale objecten op virussen alvorens ze in het digitale archief op te nemen 

• controleer of de

wachtwoorden 

• controleer  bij  opname  in  het  digitale  archief  of  de  vereiste  softwareondersteuning  voor  het 

leesbaar maken  de documenten aa  is 

• controleer  bij  opname  in  het  digitale  archief  of  de  technische  metadata  over  het 

bestandsformaat aanwezig zijn 

• controleer  bij  opname  in 

Deel B ­ stap 5: beheer van de opslag omgeving 

In essentie  is de opslagomgeving een  IT‐omgeving die beheerd moet worden conform de gangbare 

praktijk van het IT‐beheer. Het gaat hierbij om het onderhouden van het systeem   het garanderen 

van  een  van  te  voren  bepaald  niveau  van  dienstverlening.  Naast  het  bieden  van  operationele 

ondersteuning  aan  de  gebruiker  zijn  er  processen  nodig  die  zorgen  voor  de  beveiliging, 

beschikbaarheid  en  tijdige  vervanging  van  het  systeem.  Deze  zaken  vallen  onder  het  standaard 

beheer van IT‐omgevingen zoals dit bijvoorbeeld beschreven in ITIL (Bon & ITSMF Nederland, 2006).  

 

mogelijk een aantal specifieke controles uitvoert. Expertisecentrum DAVID (Boudrez, 2009b) noemt 

onder andere de volgende controles: 

• controleer of alle digitale objecten nog aanwezig zijn 

• controleer of de bitintegriteit van de digitale objecten in orde is 

• controleer of alle documenten geopend kunnen worden 

• controleer of de kwaliteit en de performance van het opslagsysteem nog intact zijn 

• controleer of de digitale objecten virusvrij zijn 

Het  onderhouden  van  een  betrouwbare  technische  infrastructuur  voor  digitale 

grondige  kennis  en  ervaring  met  het  beheren  van

voorhanden  is  of  ontwikkeld  kan  worden  binnen  de  eigen  organisatie  is  het  raadzaam  om 

alternatieve  oplossingen  te  zoeken.  Eén mogelijkheid  is  het  uitbesteden  van  deze  taken  aan  een 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  57  Thesis MBI – april  2010 

Page 58: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

leverancier van IT‐diensten of aan een samenwerkingspartner. Het is dan het uiteraard belangrijk om 

zelf  de  dienstverlening  scherp  te  definiëren  en  veel  aandacht  te  besteden  aan  het monitoren  en 

evalueren – daar moet in ieder geval de nodige expertise voor ontwikkeld worden.  

Stapsgewijs naar duurzame toegang  58  Thesis MBI – april  2010 

Page 59: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

12. Deel C: Duurzaam toegang bieden 

 

Met dit  laatste deel van het  stappenmodel komen we bij  essentie, het duurzaam  toegang 

bieden  tot  de  digitale  informatie.  Dit  deel  bestaat  uit  drie  stappen;  het  formuleren  van 

beleid voor duurzame  toegang, het beheren van de metadata, en voortdurend aanpassen 

aan  veranderingen  in  de  omgeving.  Zoals  zal  blijken  vormen  deze  stappen  de  meest 

complexe uitdagingen. Duurzame toegang is nog een jonge tak van sport waarvoor kant­en­

klare  oplossingen  ontbreken.  Toch  bieden  de  volgende  stappen  voldoende 

aanknopingspunten om aan de slag te gaan.  

 

Het uiteindelijke doel van alle voorgaande stappen is om de beoogde gebruikers langdurig toegang te 

bieden tot digitale informatie. De gebruiker moet eenvoudig over de voor hem relevante informatie 

kunnen  beschikken  en  er  op  kunnen  vertrouwen  dat  de  informatie  betrouwbaar  is.  In  dit  proces 

spelen de metadata over het digitale object een cruciale rol; die  is nodig om het object  te kunnen 

vinden, toegang te kunnen verkrijgen, het object betekenis te kunnen geven en de authenticiteit te 

kunnen bepalen. Maar met het zorgen voor een veilige opslag en het toekennen van metadata zijn 

we er nog niet. Zowel de gebruiker als diens omgeving veranderen  in de  loop van de  tijd. Om de 

duurzame  toegang  te borgen  is er ook een proces nodig dat voortdurend de veranderingen  in de 

omgeving registreert en daaruit opmaakt of de digitale objecten of de systemen aangepast moeten 

worden.  

 

In dit deel van het stappenmodel worden bovenstaande onderwerpen uitgewerkt aan de hand van 

de ordening van de relevante elementen uit het volwassenheidsmodel. De opbouw ziet er als volgt 

uit: 

• stap  1:  beschrijven  van  de  doelen  voor  duurzame  toegang  (Designated  Community,  Access, 

Strategy) 

• stap 2: metadata beheer (Metadata, Integrity en Security) 

• stap 3: de veranderende omgeving (Open Source Software and Open Standard Formats) 

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  59  Thesis MBI – april  2010 

Page 60: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Deel C – stap 1: duurzame toegang 

Niet de opslag zelf maar het bieden van toegang tot de digitale  informatie  is het uiteindelijke doel 

 planmatig vast te leggen op welke 

manier de gebruikers  informatie moeten kunnen vinden en gebruiken, welke vorm van ‘ontsluiting’ 

het  meest  geschikt  is  voor  de  beoogde  doelgroep,  en  welke  maatregelen  er  nodig  zijn  om  de 

r in  steeds t

ven.  Bronnen  die  dit  soort  gebruik  niet  kunnen 

ndersteunen blijven snel ongebruikt.  

en,  tags,  taxonomieën en het opnemen van verwijzingen naar de context van het object 

uiten het archief. Een uitvoerige behandeling hiervan valt buiten de scope van dit document.  

zame relatie tussen het object en de metadata; daarnaast moet de authenticiteit van het object 

  inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Ten  slotte moet de  toegang  tot het object  te 

e opname in het archief gemaakt zijn. 

Door het veilig opslaan van het object en het vastleggen van de relevante metadata bij het object, 

zijn  al  flinke  stappen  op weg  naar  duurzame  toegang  gezet. Wat  nu  nog moet  gebeuren  is  het 

inrichten van een proces dat de veranderingen  in de technologie,  in de productieprocessen van de 

van een duurzaam archief. De eerste stap in dit deel is bedoeld om

duurzaamheid te waarborgen.  

Allereerst  is hiervoor een helder beeld van de doelgroep nodig. Het  is welbekend en een belangrijk 

gegeven dat  gebruikers  steeds minder  geneigd  zijn om op  specifieke plaatsen  te  gaan  zoeken;  ze 

verwachten dat  informatie beschikbaar  is op die plaatsen waar ze het vaakst komen, zoals Google. 

Tegelijkertijd is er een t end te signaleren dat  formatie  vaker hergebruikt word  om nieuwe 

informatiediensten  (‘mash‐ups’) mee  vorm  te  ge

o

Van uit het perspectief van de gebruiker is het daarom sterk aan te bevelen om de informatie aan te 

bieden  op  basis  van  open  standaarden,  eenvoudig  doorzoekbaar  en  met  zo  weinig  mogelijk 

drempels.  Dollar  geeft  als  voorbeeld  voor  de  doelen  voor  toegang  voor  niveau  3  van  het 

volwassenheidsmodel het aanbieden van de informatie in gangbare formaten als ASCII, PDF of TIFF.  

Welke  beschrijvende  metadata  toegevoegd  moeten  worden  aan  het  opgeslagen  object  om  het 

raadplegen mogelijk te maken is afhankelijk van de aard van het object en het gebruiksdoel. Het gaat 

hierbij om beschrijvende metadata zoals een bibliografische beschrijving, een archiefbeschrijving of 

een beschrijving van een kunstobject, maar ook om ontsluitingsmechanismen door toekenning van 

trefwoord

b

Voor  het  waarborgen  van  duurzame  toegang  tot  de  digitale  informatie  moeten  er  nog  meer 

metadata  aan  het  object  worden  toegevoegd.  In  de  eerste  plaats moet  er  sprake  zijn  van  een 

duur

gewaarborgd worden. Daarvoor moet de onveranderbaarheid  (‘fixity’), de oorsprong en de historie 

van het object

allen tijde in overeenstemming zijn met de afspraken die bij d

Voor elk object zal duidelijk moeten zijn wie onder welke voorwaarden toegang krijgt.  

Stapsgewijs naar duurzame toegang  60  Thesis MBI – april  2010 

Page 61: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

producenten  of  in  de  context  van  de  gebruikers  registreert  en  opgrond  daarvan  aanpassingen 

Open standaarden zijn leverancier‐ en applicatieonafhankelijk en bieden de beste overlevingskansen. 

Open source software heeft daarbij als groot voordeel dat de gebruikte formaten en protocollen via 

Bovenstaande onderwerpen moeten verder worden uitgewerkt  in een plan voor duurzame toegang 

De gangbare software die gebruikt wordt voor collectiebeheer  in bibliotheken, musea en archieven 

voor  kleinere 

instellingen niet eenvoudig  te realiseren omdat er veel kennis van  technologie en metadatabeheer 

voor nodig is.  

voorstelt. Het meest voor de hand liggende probleem dat hierbij kan optreden is het in onbruik raken 

van  bestandsformaten.  De  beste  strategie  die  men  kan  kiezen  is  ook  hier  het  zoveel  mogelijk 

toepassen van open standaarden en open source software.  

de broncode ook direct gedocumenteerd  zijn. Voor de overdracht aan  toekomstig beheerders van 

het archief, maar ook voor het  inzicht geven  in de ontstaansgeschiedenis van het digitale object,  is 

het  zo  goed  mogelijk  documenteren  van  het  archief  erg  belangrijk.  Denk  hierbij  aan  het 

documenteren  van  het  archiveringsbeleid,  de  keuzes  van  systemen  en  formaten  maar  ook  de 

werkprocessen, procedures en databasemodellen enzovoorts.  

dat als leidraad dient bij het verder concretiseren zoals dit in de volgende stappen wordt beschreven. 

Zie voor een verdere uitwerking van bovenstaande doelstellingen  in concrete beleidsdoelen onder 

meer het  “Access Plan”  en het  “Data  Plan”,  “Preservation Plan”  van PLATTER  (DPE, 2008)  en het 

stappenplan van Expertisecentrum DAVID (Boudrez, 2009a). 

Deel C ­ stap 2: beheer van metadata 

Het herziene OAIS‐model (CCSDS, 2009) onderscheidt vijf verschillende soorten metadata die een rol 

spelen bij duurzame opslag en toegang: referentie, context, onveranderbaarheid (‘fixity’), herkomst 

(‘provenance’) en toegang (‘access’). Het beheren en koppelen van deze informatie aan het object is 

een van de grote uitdagingen voor duurzaam beheer.  

heeft  in het algemeen nog weinig functionaliteit voor het beheren van de specifieke metadata voor 

digitale  duurzaamheid.  Binnen  grote  instellingen  als  nationale  archieven  en  bibliotheken  en 

universiteiten zijn in de afgelopen jaren dergelijke systemen ontwikkeld, maar deze zijn vooralsnog te 

complex om  in kleinere  instellingen toe te passen. Vaak zijn ze daarbij sterk ontwikkeld voor opslag 

en  archivering  en  is  de  functionaliteit  voor  het  bieden  van  toegang  nog  beperkt.  Sommige 

instellingen,  zoals het  stadsarchief Antwerpen,  kiezen  ervoor om  een  systeem  in  eigen  beheer  te 

ontwikkelen  zodat  dit maximaal  toegespitst  is  op  de  eigen  omgeving. Dit  is  echter 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  61  Thesis MBI – april  2010 

Page 62: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

In de markt  verschijnen  langzamerhand meer  commerciële aanbieders die kant‐en‐klare  systemen 

kunnen  leveren, maar  in hoeverre deze oplossingen ook schaalbaar zijn naar kleine en middelgrote 

instellingen is op dit moment nog niet duidelijk.  

 Dit betekent dat er naast aanwezige beheersystemen voor het collectiebeheer aparte administraties 

A. Referentiemetadata 

n; deze duurzame adressering wordt 

vaak aangeduid met ‘persistent identifier’. Tot op heden is er nog geen unanieme opvatting over welk 

systeem  het  beste  gebruikt  kan  worden  voor  duurzame  adressering.  Er  zijn  verschillende 

methodieken  in omloop, de bekendste zijn “Persistent URL (PURL)”, “Digital Object  Identifier (DOI)” 

en “the Handle System”. 

 nog  geen overeenstemming  voor het 

gebruik  van  één  van  deze  systemen.  In  het  kader  van  CATCH‐plus  project  is  er  in  2009  een 

interessante analyse gemaakt van de huidige  stand van  zaken en de mogelijke  routes om  tot een 

eenduidiger situatie voor het digitaal erfgoed te komen (Brugman, 2009).  

rijvende metadata.  In  termen  van het OAIS‐

model  worden  deze  beide  voorgesteld  als  elementen  van  één  informatiepakket.  De  huidige 

commerciële collectiebeheersystemen voorzien nog niet in een dergelijke ondeelbare koppeling. Het 

stadsarchief Antwerpen ontwikkelde om die reden een eigen systeem waarbij zowel de metadata als 

het digitaal object in één XML bestand zijn ondergebracht.  

  metadata  binnen  de  referentiemetadata,  dus  de  bekende  bibliografische 

beschrijving,  de  objectbeschrijving  of  de  archiefbeschrijving. Op  deze materie  ga  ik  niet  dieper  in 

omdat die voor alle instellingen als een bekend proces verondersteld wordt. 

nodig zijn voor het borgen van de band tussen metadata en object, voor het opslaan en controleren 

van digitale handtekeningen (‘checksums’) en het registreren van de herkomst en wijzigingshistorie. 

Hieronder worden de belangrijkste kenmerken van de verschillende soorten metadata besproken: 

In de  terminologie van het OAIS‐model zorgen deze metadata voor duurzame adressering van het 

archiefpakket zodat verwijzingen voor een lange tijd geldig blijve

Er  is op dit moment  in Nederland  voor het digitaal  erfgoed

Een  tweede probleem dat  zich  voordoet  rondom  identificatie  is het  realiseren  van  een duurzame 

verbinding  tussen het digitale object  zelf en de besch

De kleine en middelgrote erfgoedinstellingen doen er verstandig aan om  in  ieder geval een heldere 

systematiek  te  kiezen  die  goed  te  onderhouden  is  en  die  de  uniciteit  binnen  de  eigen  omgeving 

garandeert. In afwachting van verdere ontwikkelingen in de komende jaren is het raadzaam om met 

periodieke controles de vindbaarheid te bewaken van zowel de metadata als de objecten en van de 

onderlinge  relaties  daartussen.  Tenslotte  valt,  in  de  definitie  van  het  OAIS‐model,  ook  de 

‘beschrijvende’

Stapsgewijs naar duurzame toegang  62  Thesis MBI – april  2010 

Page 63: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

B. Metadata ten behoeve van authenticiteit 

Digitale  informatie  is  kwetsbaar  en  eenvoudig  te manipuleren.  De  authenticiteit  van  het  digitale 

object  is daarom een belangrijk aandachtspunt, óók voor  instellingen die hier  in de  fysieke wereld 

niet  veel  aandacht  aan  hoefden  te  besteden.  Een  ludiek  voorbeeld  van  hoe  gemakkelijk  digitale 

informatie gemanipuleerd kan worden is de internethype rondom de valse claim van Sarkozy dat hij 

bij de val van de muur  in Berlijn aanwezig was geweest. Dit  leidde  tot een vermakelijke  reeks van 

ingen  (Rocketboom,  2009).  Juist  door  de  enorme  stortvloed  aan 

informatiebronnen  die  slecht  geverifieerd  kunnen  worden,  kan  het  aanbieden  van  openbare, 

betrouwbare informatie een belangrijke meerwaarde hebben. 

r

rnaast  moet  er  een  nauwkeurige  historie  gedocumenteerd  worden, 

beginnend bij de opname van het object en gevolgd door elke wijziging die er  in het archiefpakket 

wordt aangebracht.  

jke  functionaliteit  daarin 

geïntegreerd, zijn echter nog niet voorhanden. In zijn boek “Preserving Digital Information”(Gladney, 

2007) doet Gladney hier wel een zeer gedetailleerd voorstel voor.  

sfied to preserve the information content 

of a historical publication…Museums aim  largely to preserve the experience that a user would have 

had at the time the work was originally made available…In an archive, the  link back to the original 

form  is crucial. Without this connection, the content  is useless as evidence…” (Lusenet, Netherlands 

National Commission for UNESCO, & Koninklijke Bibliotheek, 2007). 

Het OAIS‐model benoemt verder de  ‘context’ metadata. Experisecentrum DAVID  (Boudrez, 2009b) 

geeft hiervan de volgende voorbeelden: het beschrijven van de archiefvormer, het beschrijven van 

digitale  geschiedvervals

Voor het bewaren van de authenticiteit zijn twee aspecten belangrijk. In de eerste plaats  is het van 

belang  dat  het  digitale  object  zelf  onveranderd  blijft.  Hiervoo   kan men  bij  opname  een  digitale 

“handtekening” (bijvoorbeeld een MD5/SHA‐2 hash) maken en die opslaan om later voor controle te 

kunnen  gebruiken.  Daa

Dit  zijn  arbeidsintensieve  en  complexe  stappen  die  bij  voorkeur  volledig  geautomatiseerd  zouden 

moeten  worden.  Laagdrempelige  opslagomgevingen  met  een  dergeli

Ook op het gebied van authenticiteit worden  lastige discussies gevoerd, bijvoorbeeld over de vraag 

wanneer  een  informatieobject  feitelijk  veranderd  is.  In  een  bijdrage  voor de UNESCO  conferentie 

“Preserving  the  digital  heritage” maakt David Bearman  een  verschil  in benadering  van  informatie 

tussen bibliotheken, musea en archieven: “Libraries are sati

C. Overige metadata 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  63  Thesis MBI – april  2010 

Page 64: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

het werkproces waarbinnen het document een  rol/functie vervulde, en het documenteren van de 

relatie met archiefbestanddelen en andere documenten.  

In  de  conceptversie  van  een  herzien  OAIS‐model  (CCSDS,  2009),  waarvan  de  reviewperiode  in 

november 2009 werd afgesloten, is een nieuw soort metadata opgenomen, namelijk “access rights” 

metadata. Deze informatie beschrijft de voorwaarden waaronder het materiaal bewerkt mag worden 

voor duurzame opslag en opgevraagd mag worden door de gebruiker. De toegangsrechten worden 

bepaald door de afspraken die gemaakt zijn bij de opname van het materiaal.  

egang.  Een  andere  optie  is  het  zelf 

samenstellen  van deze data  in bijvoorbeeld XML‐structuren. Er bestaan diverse XML‐schema’s die 

toegepast kunnen worden op de OAIS metadata, de bekendste hiervan is PREMIS (Library of Congres, 

2009).  

r b

 Ga  daarom  in  ieder  geval  altijd  na  of  er  sprake  is  van  een  regeling 

waarbij de broncode beschikbaar blijft  in de  toekomst  (bijvoorbeeld via een ESCROW‐regeling) en 

kies  voor  een  systeem  dat  in  staat  is  om  alle  data  in  een  open  formaat  te  exporteren  zonder 

tussenkomst van de leverancier.  

orden opgeslagen  als de digitale 

objecten zelf, met dezelfde spreiding en hetzelfde back‐upregime. Een opzet waarbij de metadata en 

het  object  op  een  duurzame wijze  bij  elkaar  gehouden  kunnen worden  heeft  sterk  de  voorkeur, 

bijvoorbeeld door metadata  en object  onder  te brengen  in  een  gezamenlijke  XML‐container. Ook 

hiervoor  is  er  een  standaard  gedefinieerd,  namelijk METS  (Library  of  Congres,  2010), maar  het 

gebruik  van die  standaard  vereist nogal wat  kennis. Eenvoudig  te  implementeren oplossingen  zijn 

helaas nog niet beschikbaar. 

  van  voldoende  metadata  om 

duurzame toegang te borgen blijft er nog een belangrijke bedreiging over, namelijk die van nieuwe 

e hnologische ontwikkelingen. IT‐technologie verandert immers voortdurend en in een hoog tempo. 

Zoals  gezegd  hebben maar weinig  collectiebeheersystemen  voorzieningen  voor  het  onderbrengen 

van al deze verschillende typen metadata. Wellicht zijn er mogelijkheden om bestaande records uit 

te  breiden met  de  belangrijkste metadata  voor  duurzame  to

Wannee   de metadata worden  beheerd  in  een  conventioneel  collectie eheersysteem  bestaat  het 

risico  dat  het  voortbestaan  van  de  gegevens  in  meer  of  mindere  mate  afhankelijk  is  van  de 

leverancier  van  dat  systeem.

Zorg  er  verder  voor dat de metadata onder dezelfde  condities w

Deel C ­ stap 3: de veranderende omgeving 

Na  het  veilig  onderbrengen  van  de  objecten  en  het  toekennen

t c

Wanneer hiermee onvoldoende rekening wordt gehouden kan dit op langere termijn ernstige schade 

toebrengen aan de opgeslagen digitale informatie.  

Stapsgewijs naar duurzame toegang  64  Thesis MBI – april  2010 

Page 65: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Het  belangrijkste  doel  van  duurzaam  beheer  is  het  leesbaar  houden  van  de  informatie.  Digitale 

informatie is opgeslagen als een lange reeks bits, ook wel de “bitstream” genoemd. Deze “bitstream” 

wordt bij het benaderen door het  systeem een aantal malen  terugvertaald, bijvoorbeeld: van bits 

naar bytes, naar sectoren op de harde schijf, naar een bestand, naar een gecodeerd  formaat, naar 

een voor mensen leesbare representatie (letters, beelden, enz.). Voor elke vertaalslag zijn afspraken 

vastgelegd  in  formaatspecificaties  die  in  het  OAIS‐model  worden  aangeduid met  ‘representatie‐

informatie’.  

Het leesbaar kunnen houden van de digitale informatie is direct gekoppeld aan het bekend zijn met 

de definities van de gebruikte formaten. Vaak heeft men niet de beschikking over de definities van de 

formaten maar alleen over  software die  in  staat  is om de  informatie  te  lezen. Daarmee wordt de 

leesbaarheid van de informatie afhankelijk van de beschikbaarheid van de software en dus wordt de 

duurzaamheid beperkt omdat de levensduur van (“closed source”) software in het algemeen beperkt 

is. 

Een  van  de  mogelijkheden  om  dit  risico  te  verkleinen  is  het  tijdig migreren  van  objecten  naar 

formaten  die  een  duurzamer  karakter  hebben  omdat  de  definities  algemeen  beschikbaar  zijn. 

Formaten  die  gebaseerd  zijn  op  open  standaarden  hebben  hierbij  de  voorkeur, want  ze worden 

breder ondersteund en kunnen vaak door meerdere softwareprogramma’s gelezen worden.  

iet afhankelijk van het voortbestaan van een bepaalde leverancier. 

Tevens biedt open  source  software het voordeel dat via de broncode de  formaatdefinitie  zelf ook 

gedocumenteerd  is. Voor de duurzaamheid van digitale  informatie  is het dus wenselijk om zo veel 

mogelijk gebruik te maken van open standaarden en open source software.  

het gemigreerde formaat te bewaren in afwachting van een methodiek 

waarbij een conversie zonder verlies kan worden uitgevoerd.  

 (National Archives, 2010). Wanneer het 

Een  bijzondere  soort  software  is  de  open  source  software  waarbij  de  broncode  altijd  volledig 

beschikbaar is. Hierdoor is men n

Digitale  informatie die niet op open  standaarden  gebaseerd  is, moet  zo  veel mogelijk  gemigreerd 

worden  naar  zulke  open  standaarden.  Een  dergelijke  migratie  kan  echter  ook  weer  verlies 

veroorzaken van kwaliteit of van essentiële kenmerken. Vaak kiest men er om die reden voor om het 

oorspronkelijk formaat naast 

Het maken  van  een  keuze  voor  het migreren  naar  een  ander  formaat  is  een  beslissing  die  grote 

gevolgen kan hebben. Om  te beginnen  is het erg belangrijk om een goed  inzicht  te hebben  in de 

formaten waarin  de  informatie  voor migratie  is  opgeslagen.  Eerder  genoemde  inventarisatietools 

zoals JHOVE en DROID zijn daarvoor nuttige hulpmiddelen. Zij herkennen veel formaten en kunnen 

die relateren aan algemene formaatregisters zoals PRONOM

Stapsgewijs naar duurzame toegang  65  Thesis MBI – april  2010 

Page 66: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

migreren  naar  een  ander  formaat  niet  acceptabel  is,  kan  ervoor  gekozen  worden  om  de 

oorspronkelijke  hard‐  en  softwareomgeving  door  middel  van  software  te  emuleren  zodat  het 

bestand toch geraadpleegd kan blijven worden, maar dit is een lastige methode. 

Bij de opname van digitale objecten  in het archief  is het belangrijk om na te gaan of alle formaten 

voldoende  ondersteund  worden.  Op  basis  van  deze  informatie  en  de  actuele  technische 

ontwikkelingen zal men periodiek moeten nagaan of migratie of emulatie noodzakelijk  is vanwege 

het ontstaan van afhankelijkheden van specifieke software of het ontbreken van software voor het 

Het zal duidelijk zijn dat de afwegingen die gepaard gaan met keuzes voor of tegen migreren en het 

gekozen moment niet  altijd eenvoudig  te maken  zijn. Het  is  verstandig om hierover  van  te  voren 

extern advies  in  te winnen. Aangezien het hier om uitdagingen gaat waarmee alle beheerders van 

digitale  informatie te maken krijgen,  is het te hopen en te verwachten dat binnen een  landelijke of 

zelfs internationale infrastructuur instanties zullen ontstaan die dergelijke adviezen kunnen geven. 

Tot slot 

Voor het inspelen op veranderingen in de omgeving zijn naast de technologische ontwikkelingen ook 

de overige ontwikkelingen in de omgeving van de organisatie van belang. Zoals in deel A beschreven 

is,  staat  bij  duurzame  toegang  de  beoogde  gebruiker  centraal.  In  de  loop  van  tijd  kunnen  de 

materiaal wordt  aangeboden.  Eigenlijk  is  er maar  één manier  om met deze  veranderingen om  te 

gaan: periodiek moet  iedere organisatie alle stappen opnieuw doorlopen en evalueren, en zo nodig 

Het strategische stappenmodel uit is dan ook een instrument om een cyclisch proces van verbetering 

op gang te brengen en te houden met als resultante een steeds hoger niveau van volwassenheid van 

de duurzame toegang die tot digitale informatie wordt geboden. 

kunnen teruglezen van de informatie.  

behoeftes  van  deze  groep  veranderen  en  misschien  ontstaan  er  ook  wel  nieuwe  groepen  of 

verdwijnen bestaande groepen.  

Ditzelfde  geldt  ook  voor  de  producenten  van  het materiaal  en  de  voorwaarden  waaronder  het 

het beleid en de uitvoering aanpassen.  

Stapsgewijs naar duurzame toegang  66  Thesis MBI – april  2010 

Page 67: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

13. Praktijk toetsing in de Zeeuwse Bibliotheek  

In  de  vor ge  hoofdstukken  is  het  stappenmodel  voor  duurzame  toegang  tot  digitale 

informatie  beschreven.  De  volgende  stappen  in  het  kader  van  het  onderzoek  zijn  het 

valideren  van  dit  model  door  middel  van  een  expert  review  en  het  toetsen  van  de 

praktijksituatie in de Zeeuwse Bibli

i

otheek aan de hand van het stappenmodel. Vanwege het 

korte beschikbare tijdbestek zijn deze stappen niet na elkaar uitgevoerd maar gelijktijdig. 

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de praktijktoetsting  in de Zeeuwse Bibliotheek 

studering van de relevante (beleids)stukken 

t model van Dollar bepaald. Vervolgens worden aan de hand van 

het stappenmodel de verschillende aspecten van de duurzame toegang besproken.  

Uitvoering volwassenheidstoets Dollar 

  duurzame  toegang  tot  digitale  informatie  in  de  Zeeuwse 

  Buteijn,  coördinator  Zeeuws 

Documentatiecentrum. Dit gesprek vond plaats op 30 maart 2010.  

 

Per aspect is een gezamenlijke keuze gemaakt van het niveau dat het beste van toepassing is op de 

situatie  in de Zeeuwse Bibliotheek. De  totale score kwam niet boven het  laagste niveau dat Dollar 

definieert, niveau 1, Nominal Digital Preservation Capability. Op dit niveau is er geen sprake van een 

systematisch programma voor digitale duurzaamheid, of het bestaat uitsluitend op papier. Op niveau 

beschreven; het volgende hoofdstuk behandelt de resultaten van de expert review.  

 

Voor het  toetsen  van de  huidige  stand  van  zaken  ten  aanzien  van duurzame  toegang  tot digitale 

informatie in de Zeeuwse Bibliotheek zijn de volgende werkzaamheden uitgevoerd: 

• Be

• Toetsing van het volwassenheidsniveau volgens Dollar  

• Analyse van de digitale collecties. 

De  resultaten  van  deze  praktijktoets worden  in  de  volgorde  van  de  stappen  van  het  theoretisch 

model  besproken.  Om  een  indruk  te  krijgen  van  het  algemene  beeld  wordt  eerst  het 

volwassenheidsniveau volgens he

 

Om  het  volwassenheidsniveau  van  de

Bibliotheek  te meten  is  de  toetsing  uitgevoerd  die Dollar  in  zijn  artikel  beschreven  heeft  (Dollar, 

2010). De  toetsing  is  uitgevoerd  door  de  vijftien  aspecten  die Dollar  beschrijft  te  bespreken met 

Marlies  Jongejan,  hoofd  Collectievorming  en  Inlichtingen  en  Anne

Stapsgewijs naar duurzame toegang  67  Thesis MBI – april  2010 

Page 68: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

1 loopt de meeste, zo niet alle digitale informatie een risico om op de lange termijn verloren te gaan. 

Onderstaand diagram geeft het  resultaat weer. De  (rood)gestippelde  lijn  in het diagram geeft het 

en  is  voor  het 

stappen odel.

gewenste  minimale  niveau  weer  dat  als  minimaal  doel  gekoz

m

 Figuur 4 ‐ resultaat toetsing Zeeuwse Bibliotheek met volwassenheidsmodel Dollar 

 

Uit deze meting kan een aantal conclusies worden getrokken: 

. Het eerder opgeroepen beeld van een zorgelijke situatie ten aanzien van de duurzame toegang 

 met deze meting bevestigd. Binnen de doelgroep van 

ui  

de

als nning    

 de doelgroep nog lager uitvalt.  

 

waarop hierin prioriteiten bepaald kunnen worden.  

a

tot het digitale erfgoed in de sector wordt

de kleine en middelgrote erfgoedinstellingen kan de Zeeuwse Bibliotheek beschouwd worden als 

een van de  instellingen die deel  tmaakt van de voorhoede, wat onder meer zichtbaar is door 

vergelijking  van    ICT‐profielen  in  het  ICT‐register  van  DEN  (DEN,  2010)  en  nationale 

onderzoeken    de  Nationale  Verke   (van  Nispen, 2009).  Op  grond  hiervan is  het 

aannemelijk te veronderstellen dat de gemiddelde score binnen

b. De uitkomst van deze meting onderschrijft dan ook de noodzaak voor een meer gedetailleerde 

ordening van de aspecten zoals in het stappenmodel dat hiervoor beschreven is gebeurd. Het feit 

dat er  in deze meting op bijna de helft van de aspecten minimaal gescoord wordt, houdt  in dat 

op  veel  gebieden  actie  nodig  is. Het model  zelf  geeft  echter  geen  informatie  over  de manier 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  68  Thesis MBI – april  2010 

Page 69: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Vergelijking met het stappenmodel 

 

Om  een  ge etailleerde   beeld  te  krijge   van  e  situatie  in  de    Bibliothe k wordt  in het 

volgende deel a

d r n d Zeeuwse e  

an de hand van het stappenmodel de situatie in de Zeeuwse Bibliotheek beschreven. 

Naast de formele documentatie zijn hierin ook mijn eigen kennis en inzichten over de manier waarop 

de organisatie omgaat met digitale duurzaamheid verwerkt, omdat ik van uit mijn functie(s) hier zelf 

de meeste bijdragen aan geleverd heb.  

 

Toetsing op basis van deel A van het stappenmodel 

In het eerste deel van het stappenmodel staat het bepalen van de context en het mandaat centraal. 

In  de  Zeeuwse  Bibliotheek  spelen  de  digitale  collecties  en  in  het  bijzonder  de  Zeeuwse  digitale 

collecties  een  belangrijke  rol  in  de  strategie  van  de  organisatie.  Het  in  2009  opgestelde 

strategiedocument (Jongejan, 2009) zegt hier onder andere het volgende over:  

“Succesvolle  content  projecten  zoals  de  Beeldbank  en  de  Krantenbank worden  gecontinueerd. Met  het  digitaliseren  van  kinderboeken,  andere  papieren  erfgoedcollecties  en  beeld  en  geluid worden  grote  stappen  gezet.  Het  aanbieden  van  de  gedigitaliseerde  producten  moet  zoveel mogelijk  op  een  eenduidige  manier  gebeuren  met  zoveel  mogelijk  samenhang.  De informatiearchitectuur en de duurzame opslag verdienen veel aandacht.” 

De Zeeuwse Bibliotheek beschikt verder over een informatieplan dat in 2008 is opgesteld en waarin 

zowel  het  informatiebelei   aan  de  orde 

omen (Meijers, 2008). Zowel in het strategiedocument als in het informatieplan wordt de noodzaak 

nderkend.  In de huidige  situatie  is er 

ove

tact

volw

 

Aan

Om  n hogere score te bereiken zouden de volgende aanbevelingen opgepakt moeten worden: 

d  als  het  digitaliseringsbeleid  en  het  duurzaamheidsbeleid

k

voor het  verder uitwerken  van de duurzaamheidsaspecten o

sprake van een bewuste,  strategische keuze voor digitale  collecties en van een beginnend denken 

r duurzame toegang. De kaders zijn daarmee in principe voldoende ingevuld. Maar uitwerking op 

isch  en  uitvoerend  niveau  ontbreekt  nog  vrijwel  volledig.  Op  basis  van  de  inzichten  van  het 

assenheidsmodel en stappenmodel kunnen de onderstaande aanbevelingen worden gedaan: 

bevelingen volgend uit deel A van het stappenmodel: 

ee

 

• Beschrijf  in  detail  de  beoogde  doelgroepen  van  de  collecties  (zowel  de  producent  als  de 

consument) en ga na welke eisen en behoeften hieruit voortvloeien  (afspraken,  formaten, 

metadatering etc.) 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  69  Thesis MBI – april  2010 

Page 70: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

• Werk de strategische keuze voor duurzame digitale  informatie uit  in de consequenties voor 

de  rollen,  taken  en  verantwoordelijkheden  die  deze  keuze met  zich mee  brengt,  besteed 

stzijn van de duurzaamheidsproblematiek in de organisatie. 

Maak het opnemen  van de  zorg  voor de digitale materialen  kenbaar binnen en buiten de 

luatie van de bereikte resultaten.  

t

 toegang. Op 

dit momen  

ged

bor

 

Ook ontbreekt het aan een helder beeld van de aard en omvang van de huidige digitale collecties en 

s. 

elke collecties dit precies betreft en over hoeveel materiaal het gaat is niet duidelijk in beeld. Ook 

n  capaciteitsplanning  ten  aanzien  van  de 

opslagomgeving. Zo  is de  verwachting dat  tegen eind 2011 het  aantal pagina’s  in de  krantenbank 

meer dan verdubbeld zal zijn op grond van de huidige digitaliseringsplanning. Of deze objecten ook 

daadwerkelijk onder gebracht kunnen worden in de huidige opslagomgeving is nog onduidelijk. 

 

De opslagomgeving  zelf  is momenteel nog niet gespiegeld; wel  is er  sprake van een veilige offline 

back‐up. Door de sterk groeiende hoeveelheden data wordt het werken met offline back‐ups voor 

daarbij  aandacht  aan  het  vinden  van  de  benodigde middelen  om  dit  te  realiseren  en  de 

manier waarop de maatregelen geïmplementeerd kunnen worden. 

 

• Breng  duurzame  toegang  onder  de  aandacht  binnen  de  organisatie  en  werk  aan  het 

ontwikkelen van een breed bewu

organisatie en zorg voor een periodieke eva

 

Toetsing op basis van deel B van het stappenmodel: 

In het volgende deel van het stappenmodel staat het borgen van het digitale objec  centraal. Dit deel 

start met het formuleren van een concrete strategie voor het realiseren van duurzame

t  is eigenlijk alleen  in het  informatieplan een eerste aanzet hiertoe terug te vinden. Een 

etailleerde  beschrijving  van  de  activiteiten  en  de  processen  die  duurzame  opslag  en  toegang 

gen ontbreekt.  

de te verwachten groei. In het kader van het onderzoek is een analyse uitgevoerd van de materialen 

die  op  dit  moment  in  de  online  storage  opgeslagen  zijn  (zie  bijlage  7).  In  de  huidige  praktijk 

ontbreken gedocumenteerde vaste afspraken over te gebruiken formaten en resolutie. Bij de analyse 

van de objecten komt dit naar voren uit de diversiteit aan formaten en de regelmatige wijzigingen in 

de  grootte van de objecten die verder niet gedocumenteerd zijn. 

 

Naast de digitale objecten die opgeslagen  zijn  in de opslagomgeving  komen ook digitale objecten 

voor  die  opgeslagen  zijn  op  andere  offline media  zoals  externe  hardeschijven,  dvd’s  en  cd‐rom

W

bleek  bij  de  bespreking  dat  er  geen  sprake  is  van  ee

Stapsgewijs naar duurzame toegang  70  Thesis MBI – april  2010 

Page 71: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

grote verstoringen steeds minder praktisch. Zo nam  in 2008 het terugzetten van de krantenbank na 

een fatale crash van de opslagserver meer dan acht dagen in beslag.  

  

Het  technisch  beheer  van  de  opslagomgeving  is  onderdeel  van  het  reguliere  IT‐beheer.  De 

opslagomgeving  voor  de  digitale  collecties  is  onderdeel  van  de  totale  opslagomgeving  voor  de 

lagomgeving is 

ijf jaar, de keuze van de opslagomgeving wordt bepaald aan de hand van de stand van de techniek 

riode van vijf jaar.  

anbevelingen volgend uit deel B van het stappenmodel: 

rt afgewogen kunnen worden.   

 

organisatie. De opslag voor de productiesystemen (Vubis), administratiesystemen (Novell etc.) en de 

digitale  collecties  is  gecombineerd  in  één  systeem.  Formele  afspraken  over  de  kwaliteit  van  de 

dienstverlening (Service Level Agreements) ontbreken; wel is er een vrij hoog intern kennisniveau en 

zijn er supportcontracten met externe leveranciers. De investeringscyclus voor de ops

v

en de totale capaciteitsbehoefte geschat over een pe

 

Er blijken  geen procedures  te  zijn  voor het nieuw plaatsen  van het materiaal  (ingest) of  voor het 

periodiek controleren van de ‘fitheid’ van alle aanwezige objecten. Het huidige beheer van de opslag 

omgeving bestaat alleen uit het technisch beheer van de servers en disks.  

 

A

Om een hoger niveau van volwassenheid te bereiken zou aandacht besteed moeten worden aan de 

volgende aspecten: 

 

• Maak  onderscheid  tussen  het  IT‐beleid  in  het  algemeen  en  het  IT‐beleid  voor  duurzame 

toegang,  zodat  specifieke  duurzaamheidsaspecten  als  (open)  software  en  standaarden, 

integriteit, toegankelijkheid, veroudering, beheer, enz. apa

• Besteed aandacht aan het ontwikkelen van kennis en expertise op het gebied van duurzame 

opslag en  toegang, vooral gericht op het  implementeren van de kennis en  inzichten  in de 

dagelijkse uitvoering van het beheer. Overweeg het benoemen van centraal coördinatie punt 

voor duurzame toegang tot digitale informatie.  

 

• Richt een proces in dat er voor zorgt dat er een volledig beeld is van welke digitale informatie 

duurzaam bewaard moet worden en welk materiaal hierbij prioriteit moet krijgen. 

 

• Stel opname criteria op voor nieuw materiaal en richt een proces  in dat nieuwe materialen 

registreert en controleert op het voldoen aan deze criteria.  

Stapsgewijs naar duurzame toegang  71  Thesis MBI – april  2010 

Page 72: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

• Richt een proces  in waarbij periodiek controles uitgevoerd worden om de conditie van alle 

opgeslagen objecten te controleren. 

e digitale objecten centraal. 

oor de toetsing van de manier waarop de Zeeuwse Bibliotheek met de onderwerpen uit dit deel van 

besteed  wordt  aan  de 

egankelijkheid  van  digitale  collecties  via  open  standaarden  zoals  de  ondersteuning  van  open 

 keuze van breed geaccepteerde formaten. 

. Verder zoekt men naar een nieuwe informatiearchitectuur die meer openheid 

n  flexibiliteit biedt om meer gebruik  te bereiken door een grotere doelgroep. De  toegang zelf  tot 

Het  toekennen en beheren  van metadata  komt  in het  informatieplan maar  in beperkte mate  aan 

kte hoeveelheid metadata toe te voegen om 

de digitalisering en ontsluiting van de collecties zo snel mogelijk uit te kunnen voeren. Het toekennen 

anbevelingen volgend uit deel C van het stappenmodel: 

 

 

• Overweeg het realiseren van een extra online opslagomgeving op een andere locatie om een 

hogere mate van beveiliging en beschikbaarheid te bereiken. 

 

Zie voor meer gedetailleerde informatie over deze aspecten deel B uit het stappenmodel.  

 

Toetsing op basis van deel C van het stappenmodel: 

In het derde deel van het  stappenplan  staat de  toegankelijkheid van d

V

het stappenmodel omgaat, biedt het informatieplan (Meijers, 2008) de meeste aanknopingspunten.  

 

Uit  het  informatieplan  komt  duidelijk  naar  voren  dat  er  aandacht 

to

protocollen voor het doorzoeken van de collecties en de

Er wordt gesignaleerd dat er voor een aantal  systemen een grote afhankelijkheid  is van  specifieke 

softwareleveranciers

e

het digitaal materiaal is goed; via diverse raadpleeg programma’s kunnen de digitale objecten in een 

gangbaar formaat worden opgevraagd.  

 

bod. Er worden geen concrete doelgroepen gedefinieerd en de metadatering is vooral gericht op een 

algemene inhoudelijke ontsluiting. Algemene afspraken over welke metadata opgenomen worden en 

welke richtlijnen en referenties gebruikt worden zijn niet gemaakt. Voor de gedigitaliseerde collecties 

is hierbij bewust een keuze gemaakt om maar een beper

van specifieke metadata vanuit het perspectief van duurzame toegang vindt niet plaats.  

 

A

Om een hoger niveau van volwassenheid te bereiken zou aandacht besteed moeten worden aan de 

volgende aspecten: 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  72  Thesis MBI – april  2010 

Page 73: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

• Ontwikkel een specifiek beleid voor de toegang tot digitale  informatie met als belangrijkste 

ige  informatieplan  dienen.  Besteed  hierbij  specifiek 

aandacht aan het  in beeld brengen van de behoefte van de doelgroep en de consequenties 

iek.  

ang,  denk 

hierbij aan zaken als de borging van de relatie tussen metadata en object, de registratie van 

tte  en  checksum.  Bepaal  van  de  verschillende 

 

keuzes  en  beschrijf  de  beheerprocessen  nauwkeurig  zodat  er meer  uniformiteit  ontstaat. 

 migratiestappen op  informatie  uit de  expertisecentra  KB, 

DEN en e‐David. Schakel bij twijfel over de juiste beslissingen externe expertise in.  

aandachtsgebieden  metadatering  en  formaten  (open  standaarden,  open  software).  Als 

uitgangspunt  hiervoor  kan  het  huid

daarvan voor de metadatering. Neem daarin ook de toekomstige ontwikkelingen mee, zoals 

de opkomst van geografische ontsluiting en evalueer dit period

 

• Geef  concrete  invulling  aan  het  toekennen  van metadata  voor  duurzame  toeg

formaten,  het  vastleggen  van  bestandsgroo

aspecten hoe deze  informatie vastgelegd kan worden. Zoek pragmatische oplossingen voor 

het vastleggen metadata die nog niet in het beheersysteem passen zoals informatie over het 

formaat, de digitale handtekening, de relatie tussen object en beschrijving. Documenteer de

Breng  expertise  over  metadatering  zoveel  mogelijk  onder  één  noemer,  zorg  voor  een 

aansturing vanuit één punt. 

 

• Overleg met de leveranciers en gebruikersgroepen over maatregelen om de beheersystemen 

voor  metadata  beter  geschikt  te  maken  voor  het  vastleggen  van  de  metadata  voor 

duurzaamheid.  

 

• Baseer  keuzes  voor  formaten of

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  73  Thesis MBI – april  2010 

Page 74: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

14. Resultaten externe validatie 

 

In dit deel worden de resultaten besproken van de review van het stappenmodel. Het doel 

van de view was om te komen tot een externe validatie van het stappenmodel door middel 

n  een  korte  algemene  reactie  gegeven.  Deze  reacties  zijn 

 en worden niet expliciet besproken. De antwoorden op de 

inhoudelijke toetsing. Een volledig overzicht van alle antwoorden op 

 volgende hoofdstuk geeft de conclusies en aanbevelingen die 

hieruit af te leiden zijn. 

et  stappenmodel  begint  met  een  analyse  van  het  probleemgebied  voor  de  cultureel 

erfgoedinstellingen. Hierbij worden onder andere twee conclusies getrokken. Conclusie 1: De huidige 

richtlijnen,  normenkaders,  toetsingscriteria  en  best  practices  bieden  te weinig  aanknopingspunten 

voor  de  kleinere  cultureel  erfgoedinstellingen  om  duurzame  toegang  tot  digitale  informatie  in  te 

richten. Onderschrijft u deze conclusie? 

 

In  de  antwoorden  op  de  vragen  komen  twee  aspecten 

duidelijk naar voren. Het eerste aspect betreft de instellingen 

zelf. Men  schetst een duidelijk beeld  van de oorzaken  voor 

de  problemen  met  duurzame  toegang  in  de  kleinere 

erfgoedinstellingen.  Als  belangrijkste  worden  genoemd: 

 re

van een  toetsing door  een aantal  experts uit het werkveld dan wel  experts met grondige 

kennis  van het werkveld. Bij  elke  vraag worden de antwoorden  en de  toelichting daarop 

besproken,  en  het  geheel wordt  afgerond met  een  korte  samenvatting.  De  conclusies  en 

aanbevelingen die hieruit volgen vindt u in het volgende hoofdstuk.  

 

In totaal zijn twaalf personen gevraagd om mee te werken aan dit onderzoek. In bijlage 8 vindt u een 

korte beschrijving van de personen en hun relatie met het onderwerp. Alle uitgenodigde personen 

hebben meegewerkt  aan  de  review.  Tien  deelnemers  hebben  een  volledig  ingevulde  vragenlijst 

teruggestuurd.  Twee  personen  hebbe

gebruikt voor de algemene beeldvorming

 vormen de basis voor de 

 Het

vragen

de  vragen  is  te  vinden  in  de  bijlage.  Hieronder  worden  de  resultaten  per  vraag  besproken  en 

samengevat in enkele hoofdlijnen.

 

Vraag 1a 

H

Stapsgewijs naar duurzame toegang  74  Thesis MBI – april  2010 

Page 75: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

gebrek  an  kennis,  menskracht  en  middelen.  Daarnaast  constateert  men  ook  een  gebrek  aan 

bewustzijn  van de problematiek en het ontbreken  van een  gezamenlijke  aanpak. Verder  lijken de 

 het onderwerp.  

Het  tweede  aspect  dat  naar  voren  komt  heeft  betrekking  op  de  richtlijnen  en  kaders  zelf.  De 

an. Ook de bepalingen  in 

e Archiefwet geven wel degelijk duidelijke kaders voor het beheer van wettelijk archiefmateriaal.   

ze    

Vraag 1b 

: De erfgoedinstellingen  richten zich vooral op het di

De  antwoorden  op  deze  vraag  toonden

overeenkomsten.  Men  geeft  aa   dat  de  huidige 

digitaliseringsprojecten  vooral  gericht 

geven tot het erfgoedmateriaal. Het di

van de collectie wordt vaak beschouwd

waarvoor  incidentele  middelen  o

subsidieprogramma’s verkregen kunnen

a

instellingen niet goed raad te weten met de complexiteit van

 

meerderheid van de ondervraagden geeft aan dat de huidige richtlijnen en kaders te weinig gericht 

zijn op de praktijk in de kleinere instellingen en te veel gericht zijn op instellingen die al bezig zijn met 

duurzame toegang en dat ze te veel een ideaal plaatje als einddoel hebben. Verder geeft een aantal 

mensen  aan  dat  er  een  grote  hoeveelheid  informatie  is,  die  breed  verspreid  is  en  daardoor  erg 

ondoorzichtig  is.  Enkele  mensen  nuanceren  dit  beeld;  zo  wordt  bijvoorbeeld  De  BASIS  Digitale 

Duurzaamheid genoemd als kader waarin wel concrete aanbevelingen sta

d

 

Samengevat  

De antwoorden op de  vraag bevestigen de veronderstelling dat er behoefte is aan concrete, op de 

praktijk  toegespitste  informatie waarmee  kleinere erfgoedinstellingen  zelf aan de  slag  kunnen om 

hun  duurzame  toegang  te  verbeteren.  Uit  de  antwoorden  ontstaat  het  beeld  dat  de  huidige 

beschikbare  informatie ondanks de grote hoeveelheid en de versnippering wel een beeld geeft van 

“wat” er moet gebeuren, maar  informatie over “hoe” kleinere erfgoedinstellingen hiermee aan de 

slag moeten ontbreekt voor veel deelaspecten van duurzame toegang. 

 

Conclusie 2 gitaliseren van hun collecties, maar 

creëren  niet  de  noodzakelijke  randvoorwaarden  voor  het  borgen  en  toegankelijk  houden  van  het 

digitale materiaal. Hierdoor  is er sprake van een groot risico voor verlies van digitale  informatie op 

langere termijn. Onderschrijft u deze conclusie? 

 

  veel  onderlinge 

n

zijn  op  het  snel  toegang 

gitaal beschikbaar maken 

 als een eenmalige actie 

vrijgemaakt  f  via 

 worden. Het besef dat 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  75  Thesis MBI – april  2010 

Page 76: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

het  materiaal  ook  duurzaam  geborgd  en  toegankelijk  gehouden  moet  worden,  komt  vaak  pas 

achteraf.  Het  enige  voorbeeld  van  een  subsidieprogramma  waarbij  de  eis  gesteld  werd  om  op 

voorhand  na  te  denken  over  de  lange  termijntoegang  tot  het  digitale  erfgoedmateriaal  was 

Digitaliseren met Beleid”; deze regeling is inmiddels gestopt.  

 

egankelijk houden zit daarbij niet zo zeer in het voorkomen van informatieverlies maar vooral het 

  opnieuw  te  moeten  digitaliseren  en  het  daarmee  dus  voorkomen  van 

t alleen aandacht moet zijn 

oor de collecties zelf, maar ook voor de registratiesystemen die deze collecties ontsluiten. 

 

Samengevat 

De meerderheid van de ondervraagden onderschrijft de  constatering dat de huidige praktijk  in de 

kleinere erfgoedinstellingen  risico op verlies van digitale  informatie met  zich mee brengt. Er moet 

gewerkt  worden  aan  de  bewustwording  van  de  duurzaamheidsaspecten,  beginnend  bij  het 

digitaliseringsproces. Het duurzaam beheer van digitale collecties moet structurele aandacht krijgen 

binnen  in  de  instellingen.  Het  risico  op  verlies  van  informatie  in  totaliteit  bestaat  bij  digitale 

materialen waarbij er geen sprake is van een fysiek origineel; hiervoor is extra aandacht nodig. 

 

 

 

 

In de antwoorden wordt benadrukt dat het duurzaam  toegankelijk houden  structurele kosten met 

zich mee  brengt  die  alleen maar  zullen  stijgen  in  de  loop  van  de  tijd. Dit  kan  alleen  opgebracht 

worden wanneer  de  instellingen  bereid  zijn  om  hiervoor  fundamentele  keuzes  te maken. Daarbij 

wordt echter ook een belangrijke kanttekening geplaatst ten aanzien van de urgentie.  

 

De  huidige  digitaliseringsactiviteiten  die  in  de  kleinere  erfgoedinstellingen  plaatsvinden  betreffen 

hoofdzakelijk  materiaal  waarvan  de  fysieke  drager  beschikbaar  blijft.  Het  belang  van  duurzaam

to

voorkomen  van

kapitaalvernietiging. Alleen voor digitaal materiaal waarbij de originele drager er niet (meer) is, is er 

werkelijk sprake van verlies van informatie.  

 

Eén van de ondervraagden verwacht dat de huidige gedigitaliseerde materialen binnen een termijn 

van  25  jaar  toch  opnieuw  gedigitaliseerd  zullen  gaan  worden  vanwege  de  voorschrijdende 

technologie. Een ander merkt op dat er bij  duurzame toegankelijkheid nie

v

Stapsgewijs naar duurzame toegang  76  Thesis MBI – april  2010 

Page 77: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Vraag 2a 

De vijftien elementen uit het volwassenheidsmodel van Charles M. Dollar worden als uitgangspunt 

gebruikt  voor  het  formuleren  van  het  stappenplan  in  de  veronderstelling  dat  deze  elementen  alle 

relevante aspecten voor duurzame toegang tot digitale erfgoedcollecties omvatten. Geven de vijftien 

lementen die zijn beschreven  in het volwassenheidsmodel naar uw mening  inderdaad een volledig 

delen positief 

mening zijn alle 

bevindt en welke 

aspecten extra aandacht moeten krijgen.  

geeft aan 

at de criteria wellicht te zwaar zijn voor alle vormen van digitale objecten.  

estigt 

et  idee dat een verfijning van het model wenselijk  is. De suggestie die een van de personen deed, 

m het uitwerken van de aspecten  te  relateren aan het soort materiaal  is een  interessant concept 

m verder te onderzoeken.  

 

e

beeld van de meest relevante aspecten van duurzame toegang? 

 

De  ondervraagden  die  zich  voldoende  toegerust  voelden 

om deze vraag te kunnen beantwoorden oor

over het volwassenheidsmodel. Naar hun 

c

lke plaats  in het  spectrum men  zich 

relevante aspecten van duurzame toegang onder gebracht 

in het model. Het met behulp van dit model meten van het 

volwassenheidsniveau voor duurzame toegang tot digitale 

informatie vond men een aansprekend  oncept. Op basis 

van een dergelijke meting kan een organisatie bepalen op 

we

 

Men  had  wel  twijfels  over  de  geschiktheid  van  dit  model  voor  de  toepassing  binnen  kleinere 

erfgoedinstellingen. Een van de ondervraagden vreest dat dit een model “een brug  te ver”  is voor 

deze doelgroep en dat  invoering ervan te  ingewikkeld en te tijdrovend zal zijn. Een ander 

d

 

Samengevat 

Naar  de  mening  van  de  ondervraagden  vormen  de  vijftien  kernelementen  uit  het 

volwassenheidsmodel  van  Dollar  een  volledig  beeld  van  de  aspecten  van  duurzame  toegang  tot 

digitale  informatie.  Dit  is  een  belangrijke  constatering  aangezien  deze  kernelementen  als 

uitgangspunt dienen voor het  stappenmodel dat  in het kader van dit onderzoek ontwikkeld  is. De 

kanttekening dat het huidige model niet zonder meer toe te passen is binnen de doelgroep bev

h

o

o

Stapsgewijs naar duurzame toegang  77  Thesis MBI – april  2010 

Page 78: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Vraag 2b 

Als doelstelling van het  stappenplan wordt het bereiken van niveau 3 uit het volwassenheidsmodel 

gekozen omdat dit het eerste niveau  is waarbij er sprake  is van het op structurele wijze borgen van 

duurzame  toegang  tot  digitale  informatie.  Acht  u  het  nastreven  van  niveau  3  uit  het 

volwassenheidsmodel een realistische doelstelling voor de cultureel erfgoedinstellingen?  

 

Hoewel  de  meerderheid  van  de  ondervraagden  deze 

vraag met  “ja” beantwoordt,  klinken er  i

op  de  antwoorden  behoorlijk  wat  aarze

lijnen beschouwt men het nastreven van 

het  volwassenheidsmodel  als  een  nas

ambitieus en noodzakelijk doel. Tegelijker

dat dit voor de kleinere erfgoedinstelling

bereiken doel is. Een aantal ondervraagde

zelfs als een onrealistisch en niet te bereik

kleinere erfgoedinstellingen.  

 

ls belangrijkste obstakels voor het kunnen bereiken van niveau 3 ziet men het gebrek aan kennis en 

n en ook de onderlinge 

erhoudingen tussen de instellingen. Voor het kunnen bereiken van een hoger niveau van duurzame 

  men  samenwerking,  gezamenlijke  diensten  en  faciliteiten  en  standaardisatie  van 

r   

  dit  niveau  als  richtpunt  te  kiezen  voor  het  stappenmodel.  In  de 

ntwoorden op deze vraag wordt de kloof tussen de theorie en de praktijk goed zichtbaar. Men is het 

er wel mee eens dat niveau 3 een nastrevenswaardig niveau is maar tegelijkertijd signaleert men dat 

dit  in  de  huidige  situatie  een  onrealistisch  doel  is. Het  stappenplan  zal meer  aanknopingspunten 

n de  toelichting 

lingen.  In  grote 

het niveau 3 uit 

trevenswaardig, 

tijd schat men in 

en een  lastig  te 

n beschouwt dit 

en doel voor de 

A

geld om de noodzakelijke stappen te kunnen zetten. Verder spelen ook andere factoren een rol zoals 

de mate waarin men invloed heeft op het productieproces (met name bij de archieven) maar ook het 

selectieproces,  “niet  alles  hoeft  bewaard  te worden”.  Bij meerdere  personen  komt  de  rol  die  de 

instelling uiteindelijk zelf kan spelen  in de zorg voor het materiaal naar vore

v

toegang  acht

behee  noodzakelijk.

 

Samengevat 

Het  stappenmodel  zoals dat  in dit onderzoek beschreven  is heeft als uitgangspunt het beschrijven 

van de maatregelen die nodig  zijn om  te  komen  tot  een  structurele  situatie waarin de duurzame 

toegang tot digitale informatie geborgd is. In het volwassenheidsmodel is niveau 3 het eerste niveau 

waarbij er sprake is van structurele processen en structuren die duurzame toegang waarborgen. Dit 

is  de  motivatie  geweest  om

a

Stapsgewijs naar duurzame toegang  78  Thesis MBI – april  2010 

Page 79: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

moeten bieden voor een start vanuit de huidige situatie bij de kleine instellingen. Aan de andere kant 

Vraag 3 

Het stappenmodel is opgebouwd door de vijftien elementen uit het volwassenheidsmodel te ordenen. 

Het uitgangspunt voor deze ordening  is de mate waarin het

aan  het  verminderen  van  het  risico  op  verlies  van  digital

gehouden  met  de  uitvoerbaarheid,  de  mate  van 

standaardoplossingen. Onderschrijft u  in grote  lijnen de 

geordend? 

 

In  het  stappenmodel

het volwassenheidsmodel

bijdrage  aan  het  verminderen  van  het  risico  op  verlies 

van  digitale  informatie.  Het  merendeel  van  de 

ondervraagden  kon  zich  vinden  in  de  voorgestelde 

ordening  van  de  elementen. Men  kwalificeerde  dit  als 

een logische en duidelijke volgorde.  

 

Eén  van  de  deelnemers  aan  de  review miste  in  de  huidige  presentatie  van  het  stappenmodel  de 

mogelijkheid om  snel een beeld  te kunnen krijgen van waar een organisatie  staat  zoals dit bij het 

oorspronkelijke model van Dollar wel mogelijk is.  

 

Een  ander  punt  van  kritiek  is  het  gebrek  aan  realisme  bij  de  beschrijving  van  de  stappen.  Het 

stappenmodel beschrijft wat er  zou moeten gebeuren en geeft  in  ieder geval  volgens één  van de 

reviewers  te  weinig  informatie  over  wat  er  nu  werkelijk  gedaan  kan  worden  door  een  kleinere 

instelling. Dit  sluit  aan bij de discussie over het na  te  streven  volwassenheidsniveau bij de  vorige 

vraag.  

 

Opvallend  is dat geen  van de ondervraagden de manier  van  inschatting  van de  risico’s  ter  sprake 

bracht.  Dit werd wel  genoemd  door  een  andere  reviewer  in  een  algemeen  commentaar  op  het 

stappenplan. Bij het opstellen van het stappenmodel is vrij veel tijd besteed aan het vinden van een 

methode voor een werkbare  risicoanalyse voor de doelgroep. Met name de DRAMBORA  (McHugh 

zal  er  een  nieuwe  rolverdeling  tussen  de  instellingen  nodig  zijn  om  te  komen  tot  een  echte 

structurele borging van het digitaal erfgoedmateriaal op een hoog niveau.  

 

  implementeren van een stap bijdraagt 

e  informatie.  Daarnaast  is  er  rekening 

complexiteit  en  de  beschikbaarheid  van 

volgorde waarin de  vijftien elementen  zijn 

 worden  de  vijftien  elementen  uit 

 van Dollar geordend naar hun 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  79  Thesis MBI – april  2010 

Page 80: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

e.a.,  2007)  toolkit  is  hiervoor  uitgebreid  bestudeerd, maar  uiteindelijk  bleek  dit  geen  werkbare 

aanknopingspunten te bieden voor de ordening van de stappen. Er is om die reden gekozen voor een 

ordening  op  basis  van  de  eerder  beschreven  werkveldanalyse  en  de  eigen  ervaring  met  deze 

roblematiek.  

 

Samengevat 

Uit  de  reacties  van  de  ondervraagden  volgt  dat  de  gekozen  volgorde  van  de  stappen  in  het 

stappenmodel valide is. Voor zover men een mening heeft over dit onderwerp, is er geen kritiek op 

de ordening van de stappen en onderschrijft men daarmee ook het uitgangspunt dat deze volgorde 

vanuit het oogpunt van de vermindering van de risico’s effectief gekozen is. Voor dit onderzoek is dat 

een relevante constatering omdat dit de enige feitelijke toevoeging aan de bestaande theorie is. De 

ordening van de  stappen op basis van hun bijdrage aan het verminderen van het  risico voegt een 

dimensie toe aan het volwassenheidsmodel van Dollar. Dit zou mogelijk een basis kunnen zijn voor 

een verdere verfijning van de toetsing van Dollar. Het uitwerken hiervan valt buiten de scope van dit 

onderzoek.  

 

Vraag 4a 

In de afbakening van het stappenmodel wo

en  naar materiaalsoort  om  zo  de  comple

hanteert  een  tijdshorizon  van  vijf  jaar    dit 

bijstelling

jdshorizon naar uw mening voldoende ruimte om stapsge

karakter  en  de  noodzaak  voor  tussentijdse 

valuaties  nadrukkelijk  naar  voren  komt,  vinden  alle 

p

rdt bewust gekozen voor een beperking naar tijdshorizon 

xiteit  van  het  probleemgebied  te  reduceren.  Het model 

ongeveer  overeenkomt  met  de  gemiddelde 

en plaats. Biedt deze benadering van de 

wijs uit te bouwen naar een steeds hogere 

omdat

geldigheidsduur  van beleidsplannen  en afschrijvingstermijnen bij  IT‐investeringen. Het  stappenplan 

gaat daarbij echter ook uit van het voortdurend doorlopen van een cyclisch proces van verbeteren; er 

vinden dus  regelmatig  tussentijdse evaluaties en 

ti

kwaliteit van duurzame toegang?  

 

Zoals  de  grafiek  hiernaast  doet  vermoeden was  er  over 

deze vraag geen verschil van mening of  inzicht. Mits het 

cyclisch 

e

ondervraagden  een  tijdshorizon  van  vijf  jaar  een  goed 

uitgangspunt. Eén van de ondervraagden geeft aan dat bij 

een dergelijke tijdshorizon het ook mogelijk moet zijn om 

nauwkeurig  schattingen  te  maken  van  de  kosten  voor 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  80  Thesis MBI – april  2010 

Page 81: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

duurzame toegang, wat ook voor de grote instellingen bijzonder relevant is.  

Vraag 4b 

Het  stappenmodel  adviseert  de  erfgoedinstelling  om  de  zorg  in  eerste  instantie  te  richten  op 

materiaal dat een eenvoudige digitale representatie heeft, in eigen huis geproduceerd wordt en waar 

 bijzondere omstandigheden spelen op het gebied van rechten of ethische normen. Het materiaal 

zonder  fysieke  drager  krijgt  hierbij  voorrang.  Biedt  deze  benadering  naar  uw mening  voldoende 

groeiperspectief om stapsgewijs uit  te bouwen naar duurzame  toegang  tot een steeds breder scala 

aan digitaal erfgoedmateriaal?  

 

Het  voorstel  om  stapsgewijs  op  te  bouwen,  vertrekkend 

vanuit  een  startpunt  met  eenvoudige  materialen  oogstte 

behoorlijk wat  kritiek.  Enerzijds  kan men  zich wel  vinden  in 

het een geleidelijke opbouw om  zodoende  steeds verder uit 

te breiden naar meer en complexere materialen.  

 

Maar men beschouwde het bovenstaande voorstel als een te 

sterke  vereenvoudiging  van  de  werkelijkheid.  In  veel 

riaal  zonder  fysieke drager  is niet onomstreden. Veel  van deze 

aterialen  komen  uit  digitale  productieprocessen  waarbij  veel  materiaal  tegelijk  geproduceerd 

.  De  collectiebeheerder  zal  zich moeten 

van  de  ondervraagden  suggereerde  de 

de  van de  collectie gemeten wordt met 

de  collectie  loopt. Dergelijke  keuzes  zijn 

komst van de digitale  informatie wellicht 

geen

instellingen  beschikt men  al over digitale  collecties die  zeer  verschillend  van  aard  kunnen  zijn;  er 

worden  voorbeelden  genoemd  van  complexe  materialen  zoals  gearchiveerde  websites  en  CAD‐

tekeningen. Archiefinstellingen hebben te maken met wettelijke verplichtingen waarbij een selectie 

op basis van materiaalsoort niet aan de orde  is. Verder vraagt men zich af of vertrekken vanuit een 

model voor eenvoudig materiaal voldoende zekerheden biedt om  later ook complexere materialen 

onder te kunnen brengen.  

 

Ook het  voorrang  geven  aan mate

m

wordt,  bijvoorbeeld  de  digitale  foto’s  van  een  fotograaf

afvragen  wat  wel  en  niet  bewaard  moet  worden.  Eén 

introductie  van een waardestellend  kader waarin de waar

daaraan  gekoppeld  een  inventarisatie  van  de  risico’s  die 

onderdeel van het collectie‐ en selectiebeleid dat door de 

aan herijking toe is.  

 

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  81  Thesis MBI – april  2010 

Page 82: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Samengevat 

De keuze in het stappenmodel om vooral met eenvoudige materiaalsoorten te beginnen en van daar 

uit  verder  te  groeien wordt met  gemengde  gevoelens  ontvangen. De  problemen  die men  hierbij 

signaleert zijn zeker reëel. Er is een grote diversiteit aan materialen binnen de instellingen met vaak 

weinig  regie over het productieproces en het  selectiebeleid voor digitale materialen  is nog weinig 

uitgekristalliseerd. Op korte  termijn zal hier niet veel aan veranderen. Toch  is het belangrijk om  te 

starten met het werken aan duurzame  toegang. Naast het realiseren van duurzame  toegang  is het 

belang hierbij ook vooral een grotere bewustwording en meer kennisopbouw door er daadwerkelijk 

mee aan de slag te gaan. Uitgaande van een cyclisch proces met een tijdshorizon van circa vijf  jaar 

acht ik de risico’s van het op deze manier starten beperkt en de opbrengsten daarvan groot.  

 

Vraag 5 

In deel A van het stappenplan staat de

van  duurzame  toegang  tot  het  dig lijkheid  en 

verplichtingen  die  duurzame  toegan met  zich  meebrengt  moet  de  organisatie  op  basis  van 

voldoende mandaat en draagvlak een

Verwacht u, op grond van uw kennis v l k e

n  van  duurzame  toegang 

ndamentele en strategische keuzes nodig. Steeds meer 

rder te helpen. Het gaat daarbij vooral om het leveren van kennis en het bieden 

an faciliteiten. Ook samenwerking tussen de instellingen onderling wordt gezien als een kans om tot 

en betere fundamentele benadering van duurzame toegang te komen.  

 rol centraal die de organisatie kan en wil spelen ten aanzien 

itale  erfgoed.  Vanwege  de  grote  verantwoorde

  strategische keuze maken  in welke  rol  zij wil en kan  spelen. 

an de sector, dat culturee  erfgoedinstellingen  in de  om nde 

jaren in staat zullen zijn om dergelijke fundamentele, strategische keuzes te maken? 

 

De  ondervraagden  worstelden  zichtbaar  met  het 

beantwoorden van deze vraag. Men heeft de  indruk dat 

het besef aan het ontstaan  is bij de kleinere  instellingen 

dat  voor  het  realisere

fu

instellingen  stellen  informatieplannen  op met  aandacht 

voor  duurzaamheidsbeleid. Men  is  er  van  overtuigd  dat 

de noodzaak steeds meer onderkend wordt om te komen 

tot  fundamentele  keuzes, maar de  verwachting  is dat  in 

de komende jaren de keuzes vooral nog op ad‐hoc basis gemaakt zullen worden.  

 

Meerdere ondervraagden wijzen naar de rol die de grote instellingen kunnen spelen om de kleinere 

instellingen hierbij ve

v

e

Stapsgewijs naar duurzame toegang  82  Thesis MBI – april  2010 

Page 83: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Samengevat 

Men is het eens met de stelling dat het bieden van duurzame toegang tot digitale erfgoedinformatie 

voor  alle  instellingen  een  fundamentele,  strategische  keuze  betekent. Men  heeft  de  indruk  dat 

steeds meer  instellingen dit beseffen en hier de noodzaak van inzien. Maar men is niet optimistisch 

over het  tempo waarin de  instellingen  in  staat  zullen  zijn om dit op  strategisch niveau  te  kunnen 

verankeren. Onderlinge  samenwerking, een  faciliterende  rol van de grotere  instellingen en  sturing 

door de overheid zijn de drie factoren die genoemd worden om dit proces eenvoudiger te maken.  

 

Vraag 6 

Bij  het  inrichten  van  het  stappenmodel  is  nadrukkelijk  gezocht  naar  mogelijkheden  voor  het 

opsplitsen van het probleem van digitale duurzaamheid. Voor de verschillende deelgebieden die op 

r ontstaan kunnen verschillende oplossingsrichtingen worden gekozen. Zo wordt het borgen 

 

  onderschrijft  de 

rijke bijdrage  kunnen 

digitale  objecten.  Men 

alternatief  voor  het  zelf 

voorziening voor duurzame 

efficiënter kunnen zijn dan 

rpen.  

 eindverantwoording  in  ieder geval bij de 

geeft men aan dat 

et niet  altijd  eenvoudig  is om  een passende  leverancier  te  vinden. Maar ook dat het  kennis‐  en 

die manie

van  de  digitale  objecten  beschreven  in  deel  B,  vooral  beschouwd  als  een  generiek  IT‐probleem. 

Onderwerpen als back‐ups, beveiliging, vervanging van hardware en software‐ en capaciteitsbeheer 

horen thuis bij reguliere IT‐beheer taken die bijvoorbeeld benaderd kunnen worden vanuit de optiek 

van  ITIL  (een referentiekader voor het  inrichten van de beheerprocessen).  In het stappenplan wordt 

dan  ook  voor  het  merendeel  van  de  stappen  in  deel  B  een  beroep  gedaan  op  de  standaard 

dienstverlening van IT‐leveranciers in de markt. Onderschrijft u deze visie? 

Het  grootste  eel 

visie dat de  IT‐leve

leveren  aan  het  borgen

beschouwt  dit  als

organiseren en inric

opslag. Wellicht zou

het in huis oppakke

 

Een aantal personen benadrukt dat de regie, controles en

instelling zelf moeten blijven. Ook andere kanttekeningen worden gemaakt. Zo 

d van  de  ondervraagden

ranciers  een belang

  van  de 

  een  goed 

hten van een 

 dit zelfs ook 

n van deze onderwe

h

kundeniveau van de leverancier met betrekking tot duurzame toegang soms “belabberd” is. En men 

waarschuwt voor een te grote afhankelijkheid van de leveranciers.  

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  83  Thesis MBI – april  2010 

Page 84: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Daarnaast wordt de vraag gesteld of  ITIL  (en BiSL) voldoende aanknopingspunten bieden voor alle 

an duurzame toegang wordt gezien als een zinvolle suggestie. Er is verder onderzoek nodig om na te 

gaan  voor welke  onderdelen  van  deel  B  uit  het  stappenplan  IT‐leveranciers  de  grootste  bijdrage 

kunnen  leveren  en  onder  welke  voorwaarden  dit  het  beste  kan  gebeuren.  Gestructureerde 

beheersmethodieken als ITIL en BiSL vormen hiervoor de kaders. 

 

n  van  de  metadata  voor 

duurzame  toegang  en  voor  het  creëre   van  een  duurzame  koppeling  tussen  object  en metadata. 

Welke van de onderstaande oplossingsri

 

De  antwoorden  op  deze  vragen  kwam

perspectieven  van  de  reviewers.  De

gescoord: 

1. inrichten van een landelijke of r

2. binnen de sector ontwikkelen v

3. sturing door landelijke of koepe organisatie, bijv. door certificering (80%) 

indresultaat zal naar verwachting 

en  hybride  situatie  zijn  waarbij  een  combinatie  van  verschillende  oplossingsrichtingen  wordt 

technische componenten waarmee duurzame toegang wordt gerealiseerd en de  lange termijn visie 

die  daarvoor  nodig  is.  Nader  onderzoek  naar  de  concrete  toepassingsmogelijkheden  is  hiervoor 

nodig.  

 

Samengevat 

Het  inschakelen  van de externe deskundigheid  van  IT‐leveranciers  voor de  technische onderdele

v

Vraag 7 

Het derde deel van het stappenplan richt zich op het bieden van duurzame toegang. In dit deel wordt 

vooral  aandacht  besteed  aan  het  belang  van  de  juiste metadata,  de  juiste  formaat  keuze  en  het 

voortdurend controleren en actueel houden van alle opgeslagen informatie. Bij de bespreking van het 

metadatabeheer wordt  vastgesteld  dat  huidige  collectie  beheersystemen  die  in  gebruik  zijn  bij  de 

erfgoedinstellingen  nauwelijks  mogelijkheden  bieden  voor  het  toevoege

n

chtingen acht u de meest succesvolle? 

en  onderling  vrij  sterk  overeen  ondanks  de  verschillende 

  meest  succesvolle  oplossingsrichtingen  werden  als  volgt 

egionale infrastructuren (90%) 

an eigen instrumenten (90%) 

4. afwachten tot de markt dit op pakt (40%) 

5. niets doen want het is geen probleem (0%) 

 

Hierbij  werd  terecht  opgemerkt  dat  in  de  vraag  diverse  probleemgebieden  worden  genoemd 

waarvoor verschillende oplossingsrichtingen denkbaar waren. Het e

e

Stapsgewijs naar duurzame toegang  84  Thesis MBI – april  2010 

Page 85: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

toegepast.  Samenwerking met marktpartijen  zal nodig  zijn om de  collectie beheersystemen op de 

juiste wijze aangepast te krijgen.  

 

Certificering kan hierbij een stimulerende rol spelen omdat marktpartijen zich kunnen onderscheiden 

an de concurrentie door de mate waarin ze voldoen aan de kwaliteitseisen. Certificering  is echter 

g  instrument om  in  te  regelen en men verwacht niet dat dit op korte  termijn van de 

 identifier problematiek.  

en ontstaat het beeld dat er in de nabije toekomst landelijke 

ontstaan  waarbinnen  de  cultureel  erfgoedinstellingen  de 

duurzame  toegang  tot  hun  digitale  informatie  op  een  hoogwaardige manier  kunnen  organiseren. 

Waar  nodig  zullen  hiervoor  sector  specifieke  oplossingen  worden  ontwikkeld  en  worden 

samenwerkingsverbanden  met  marktpartijen  aangegaan  al  dan  niet  aangejaagd  door  een 

certificeringsysteem. 

en ander belangrijk onderwerp voor duurzaam beheer is het bepalen van een strategie voor migratie 

oor de duurzame  toegankelijkheid. Tegelijkertijd  is de aanleiding die een dergelijke actie 

elingen. Ziet u  in dit verband 

gsverband of organisatie om te 

s  als  gevolg  van 

e  veranderingen  (“technology  watch”)?  Zo  ja, 

satie(s) zouden deze rol op zich moeten nemen? 

 

worden,  in  verbinding  met  internationale 

v

ook een  lasti

grond zal komen.  

 

Het  meeste  verwacht  men  van  de  inrichting  van  landelijke  of  regionale  infrastructuren  of 

combinaties daarvan. Daarbij kan het noodzakelijk zijn om specifieke instrumenten voor de sector te 

ontwikkelen; hierbij wordt gedacht aan bijvoorbeeld de persistent

 

Samengevat 

Uit de antwoorden van de ondervraagd

en  regionale  infrastructuren  zullen 

Vraag 8 

E

en  emulatie  om  de  negatieve  gevolgen  van  technologische  veranderingen  tegen  te  gaan.  Het 

migreren naar of uitfaseren van bepaald formaten zijn ingrijpende keuzes met mogelijk verstrekkende 

gevolgen v

nodig maakt vaak  juist erg algemeen zoals de  technologische ontwikk

een rol weggelegd voor een  landelijk of  internationaal samenwerkin

adviseren  over  de  te  ondernemen  actie

technologisch

welke organi

Er was volledige overeenstemming over de noodzaak voor het 

inrichten van een zogenaamde “technology watch”. Dit zou in 

ieder  geval  op  nationaal  niveau  georganiseerd  moeten 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  85  Thesis MBI – april  2010 

Page 86: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

samenwerkingsverbanden.  Voor  het  opnemen  van  deze  rol  kijkt men  naar  vooral  naar  de  grote 

instellingen, de NCDD, DEN of  samenwerkingsverbanden  tussen deze partijen.  In de plannen  voor 

en gemeenschappelijk e‐depot voorziening voor de archiefinstellingen  is een  “technology watch” 

  technologische ontwikkelingen en het bepalen  van de maatregelen die daaruit 

oort komen  is geen taak waarmee de kleinere erfgoedinstellingen belast zouden moeten worden. 

Vraag 9  

Het  stappenmodel  is  gericht  op  het  op  gang  brengen  van  een  proces  van  continu  verbeteren. 

Periodiek moeten eerder gemaakte keuzes geëvalueerd worden en nieuwe mogelijkheden in de markt 

of de omgeving opnieuw beoordeeld worden op hun meerwaarde voor de organisatie. Maar ook voor 

elke  nieuwe  materiaalsoort,  voor  elke  nieuwe  collectie,  voor  elke  nieuwe  doelgroep  zou  het 

stappenplan weer  doorlopen moeten worden.  Denkt  u  dat  het  stappenmodel  in  de  huidige  vorm 

voldoende aanknopingspunten biedt voor erfgoedinstellingen om een dergelijke kwaliteitscirkel  in te 

richten? 

neerg  

voldoende draagvlak  in de organisatie

met duurzame toegang aan de slag te g

 

Men  is wel van mening dat het  iterati

cyclische aspect niet goed zichtbaar is.

nog te weinig aansluit bij de dagelijkse

is  terwijl  erfgoedinstellingen  allema igen en ben.

e

voorzien.  

 

Samengevat 

Het  volgen  van de

v

Ze  zouden  gebruik moeten  kunnen maken  van  de  kennis  van  de  grote  instellingen  of  nationale 

samenwerkingsverbanden.  

 

 

Hoewel het  grootste deel  van de ondervraagden deze  vraag met 

“ja”  beantwoordde  is  er  uit  de  toelichting  toch  behoorlijk  wat 

aarzeling  te  lezen.  Men  beoordeelt  het  stappenmodel  positief 

omdat het de bewustwording van de problematiek bevordert, kan 

bijdragen aan de kennisvermeerdering en opbouw van de  interne 

infrastructuur  voor  duurzame  toegang.  Zeker wanneer  het wordt 

ezet als een dynamisch model en de randvoorwaarden en er  

  is, ziet men  in het stappenmodel wel nuttige handvatten om 

aan.  

eve karakter  te weinig naar voren komt en daarmee ook het 

 Men schat in dat het model als vrij complex ervaren wordt en 

 praktijk van de instelling, ook omdat de benadering generiek 

al  hun  e   specifieke  problem   heb   Eén  van  de 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  86  Thesis MBI – april  2010 

Page 87: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  87  Thesis MBI – april  2010 

it  de  review  blijkt  dat  de meeste  ondervraagden  het  idee  van  een  stapsgewijs model  positief 

n een nuttig concept vinden voor het verbeteren van de duurzame toegang tot digitale 

Vraag 10 

model  is bedoeld als hulpmiddel bij het maken van  strategische keuzes voor duurzame 

matiebeleid: 100% 

 

Men

vier

en

ondervraagden twijfelt aan de effectiviteit van dergelijke modellen in het algemeen en verwacht dat 

er meer behoefte is aan een organisatiebrede infrastructuur die regelmatig geëvalueerd wordt.  

 

Samengeva

U

beoordelen e

erfgoedinformatie. Het model zal nog wel op diverse punten moeten worden bijgeschaafd om het 

ook daadwerkelijk voldoende bruikbaar te laten zijn in de kleinere cultureel erfgoedinstellingen voor 

toepassing op strategisch, tactisch en operationeel niveau.  

 

Het  stappen

toegang tot digitale informatie. Verwacht u dat onderdelen van dit stappenmodel voor de doelgroep 

bruikbaar zijn bij de ontwikkeling van beleid op een van de volgende beleidsterreinen? 

 

Vrijwel alle ondervraagden achtten het stappenmodel bruikbaar voor de ontwikkeling van beleid op 

de volgende beleidsterreinen: 

‐ organisatiebeleid: 100% 

‐  infor

digitale duurzaamheidsbeleid: 95% 

IT‐ beleidsplan: 90% 

 gaf wel aan dat het niet reë

 terreinen zelfstandig kunnen 

 grotere instellingen; voor de kl

el is te verwachten dat kleinere erfgoedinstellingen beleid op deze 

ontwikkelen. Men beschouwt dit meer als iets voor de middelgrote 

einere instellingen zal een nog concretere uitwerking nodig zijn. 

Page 88: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

15. Conclusies en aanbevelingen 

n de organisatie? 

II. Wat is de mening van de experts en ervaringsdeskundigen over de toepasbaarheid van deze 

richtlijnen in kleine en middelgrote erfgoedinstellingen?  

welke wijze wijkt het huidige beleid van de Zeeuwse Bibliotheek voor het beheer van de 

tijktoets  in de 

eeuwse  Bibliotheek  in  hoofdstuk  13.  Op  basis  van  de  bevindingen  zijn  daar  ook  aanbevelingen 

n  betrekking  op  het  theoretische  kader  van  het  onderzoek  en  de 

r een expert review. Hieronder volgt een korte analyse van de gebruikte 

e  resultaten  van de  toetsing  en de  review om uiteindelijk  tot een de 

e vragen te komen.  

nalyse 

rd 

onderschreven door de meerderheid van de ondervraagden (zie vraag 1a).  

Er bleek echter wel een volwassenheidsmodel voor digitale duurzaamheid te bestaan, al was dit een 

zeer  onbekend  model  waarvan  geen  secundaire  toetsing  van  was  te  vinden.  Omdat  dit  model 

gerelateerd was aan bekende, in de IT veel toegepaste en beproefde modellen zoals CMMI, is er toch 

voor gekozen om met dit model te gaan werken. Het volwassenheidsmodel bevat geen richtlijnen of 

kaders maar  is een  toetsing van het vermogen voor het bieden van duurzame  toegang  tot digitale 

informatie in een organisatie door dit vermogen in gradaties weer te geven.  

 

De doelstelling van het onderzoek was het beantwoorden van de volgende drie centrale vragen:  

I. Welke maatregelen of richtlijnen voor het beheren van digitale collecties dragen volgens de 

bestaande literatuur bij aan het duurzaam toegankelijk houden van digitale erfgoed bronnen 

rekening houdend met de omvang en doelstelling va

III. Op 

digitale collecties af van de geformuleerde richtlijnen? 

Het antwoord op de derde vraag  is  inzichtelijk gemaakt bij de bespreking van de prak

Z

geformuleerd in de volgorde van de onderwerpen van het stappenplan.  

De  eerste  twee  vragen  hebbe

externe validatie hiervan doo

theorie  in  combinatie met d

definitieve antwoorden op de eerste twe

A

Strikt genomen luidde het antwoord op de eerste centrale eigenlijk “geen” omdat er in de literatuur 

geen richtlijnen of kaders te vinden zijn die rekening houden met de kennis, menskracht of middelen 

van  een  organisatie  en  met  kleine  erfgoedinstellingen  in  het  bijzonder.  Deze  conclusie  we

Stapsgewijs naar duurzame toegang  88  Thesis MBI – april  2010 

Page 89: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

De kern van het volwassenheidsmodel bestaat uit  vijftien aspecten van digitale duurzaamheid die 

onderverdeeld zijn in volwassenheidsniveaus van één tot vijf. Het merendeel van de ondervraagden 

dig  beeld  geven  van  de meest  relevante 

 van duurzame toegang (zie vraag 2a). Met deze conclusie was het toepassen van de vijftien 

elementen gevalideerd. 

r het uitgangspunt een 

iveaus eigenlijk afvallen omdat hier 

als minimaal uitgangspunt gekozen – 

lde  wel  sterk  aan  de 

haalbaarheid.  Uit  de  praktijktoetsing  van  de  Zeeuwse  Bibliotheek  bleek  dat  de  haalbaarheid  in 

root deel hiervan  laag  zouden  scoren. 

Normaal gesproken ligt het voor de hand om de aandacht te richten op het laagst scorende aspect en 

eteren en zo verder. Lage scores op veel aspecten geeft echter geen inzicht in welke stap 

gen  op  basis  van  de 

bijdrage  aan  het  verminderen  van  het  risico  op  verlies  van  digitale  informatie.  Deze  ordening  is 

     

dat  een  steeds  hoger 

niveau van duurzame toegang bereikt kan worden. Deze vraag werd positief beantwoord. De laatste 

was  van mening  dat  deze  vijftien  elementen  een  volle

aspecten

In  het  volwassenheidsmodel worden  vijf  niveaus  gedefinieerd  voor  het  vermogen  voor  duurzame 

toegang. Uit de algemene  literatuur zoals die  in hoofdstuk 6 besproken  is, kan worden opgemaakt 

dat duurzame toegang alleen succesvol geïmplementeerd kan worden wannee

structurele borging van processen en taken is.  

Voor de volwassenheidsniveaus betekent dit dat de eerste twee n

sprake is van ad‐hoc of toevallige situaties. Pas op niveau drie praat het model over een structurele 

borging. Voor het stappenmodel  is om die  reden niveau drie 

hoewel  tegelijkertijd duidelijk bleek dat dit een  lastig  te bereiken doel zou zijn.  In antwoord op de 

vraag  of men  dit  een  realistische  doelstelling  vond  (zie  vraag  2b) was  er  duidelijk  aarzeling. Men 

achtte  dit  wel  een  wenselijke  en  noodzakelijke  ambitie  maar  men  twijfe

inderdaad een probleem was.  

Een  tweede  probleem  met  het  volwassenheidsmodel  was  het  grote  aantal  aspecten  en  de 

verwachting dat veel  instellingen uit de doelgroep op een g

dit te verb

eerst gedaan moet worden. Voor de Zeeuwse Bibliotheek bleken maar liefst zeven van de vijftien de 

laagste score te halen.  

Om  deze  reden  is  er  besloten  om  een  ordening  in  de  aspecten  aan  te  bren

gekozen op basis van het bestuderen van onder ander de DRAMBORA toolkit (McHugh e.a., 2007) en 

op basis van de inzichten uit de werkveld analyse. In  reactie op de vraag of men deze ordening  in 

grote lijnen onderschrijft antwoordde een meerheid bevestigend (zie vraag 3).  

Verder werd de reviewers gevraagd of het voorgestelde stappenmodel voldoende aanknopingpunten 

bood  voor  het  inrichten  van  een  cyclisch  proces  van  continu  verbeteren  zo

Stapsgewijs naar duurzame toegang  89  Thesis MBI – april  2010 

Page 90: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

vraag betrof de bruikbaarheid van het stappenmodel voor het ontwikkelen van de diverse aspecten 

van het beleid. Ook hier antwoordde men positief op. 

Conclusies  

Op basis van de bovenstaande analyse kunnen de volgende conclusies worden getrokken: 

• De gangbare kaders en richtlijnen bieden te weinig aanknopingspunten voor het realiseren van 

duurzame toegang voor de kleine en middelgrote erfgoedinstellingen.  

eer  duurzame  toegang  voor  de  instellingen  in  de 

doelgroep. 

  worden

digitale

onenten daarvan) is bruikbaar voor het leveren van een bijdrage aan 

o en van 

st de onderbouwing van deze conclusies ook veel  informatie en  inzichten 

opgeleverd  die  van  nut  kunnen  zijn  voor  eventuele  vervolgstappen.  In  het  kort  zijn  hieronder  de 

 

derscheid  tussen de 

verschillende digitale materialen en collecties zoals born‐digital en ander materiaal zonder fysiek 

origineel, aan de complexiteit en diversiteit van de materialen in de collecties, aan de rol van de 

context van de verschillende sectoren en de afzonderlijke doelstellingen.  

• Het  volwassenheidsmodel  van  Dollar  is  niet  rechtstreeks  bruikbaar  voor  het  bepalen  van  de 

prioriteiten  in  verbeteracties  voor  een  m

• De  voorgestelde  ordening  van  de  vijftien  aspecten  voor  duurzame  toegang  op  basis  van  de 

bijdrage aan de vermindering van de risico’s op verlies van informatie is zinvol en op een correcte 

wijze vormgegeven.  

• Het op deze manier ontwikkelde  stappenmodel kan  ingezet   voor het ontwikkelen van 

een cyclisch proces van verbetering van duurzame toegang tot de   erfgoed informatie. 

• Het stappenmodel (of comp

het  organisatiebeleid,  inf rmatiebeleid,  digitale  duurzaamheidbeleid    het  IT‐beleid  de 

kleine en middelgrote erfgoedinstellingen. 

 

Aanbevelingen 

Het onderzoek heeft naa

belangrijkste aanbeveling samengevat. 

Aanbeveling voor de verbetering van het stappenmodel  

• Er moet  in het  stappenmodel meer aandacht besteed worden  aan het on

Stapsgewijs naar duurzame toegang  90  Thesis MBI – april  2010 

Page 91: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

• Het  huidige  stappenmodel  is  op  diverse  gebieden  nog  erg  theoretisch  en  ambitieus,  het  zou 

nuttig  zijn  om  het  nog meer  toe  te  spitsen  op  de  haalbare  praktijk  (wellicht  overwegen  om 

niveau drie als ambitie los te laten of meer gradaties aan te brengen bijvoorbeeld afhankelijk van 

Het huidige stappenmodel biedt geen mogelijkheid voor toetsing zoals het volwassenheidsmodel 

dat wel doet. Wellicht is het mogelijk om een combinatie te maken tussen beide modellen.  

Het  huidige  model  besteedt  bewust  weinig  aandacht  aan  de  beschikbare  middelen  voor 

duurzame toegang omdat dit als een strategische keuze gezien wordt zoals de collectievorming 

  is.  Onderzoek  de mogelijk  om  bestaande  inzichten  voor  businessmodellen  voor 

duurzame toegang te integreren in het stappenmodel. 

• Besteedt meer  aandacht  aan betere definities  van de doelgroep en de  soorten  instellingen  in 

grootte en doelstelling en onderzoek de consequenties hiervan voor het model. 

 

• Beschouw het bieden van duurzame  toegang als een strategisch onderwerp en niet als een  IT‐

ordelijk wordt voor het veranderingsproces. 

Zoek samenwerking met collega  instellingen en grotere  instellingen, ga na of bepaalde taken of verantwoordelijkheden  door  samenwerking met  andere  instellingen  kunnen worden  ingevuld. 

 naar sectoroverstijgende mogelijkheden. 

handelbare onderdelen. 

 

Aanbevelingen voor DEN 

del en het volwassenheidsmodel 

het materiaal).  

zelf  dit  ook

Aanbevelingen voor kleinere erfgoedinstellingen: 

probleem.  Volg  de  aanpak  van  het  stappenplan,  kies  daarbij  voor  een  stapsgewijze,  cyclische opbouw.  Zorg  voor  een  breder  bewustzijn  van  de  problematiek  van  duurzame  toegang  in  de organisatie en maak één persoon verantwo

Kijk daarbij ook

• Kijk kritisch naar wat eventueel door anderen gedaan kan worden, ga na welke functionaliteiten al beschikbaar zijn op het gebied van IT, metadatabeheer en kennis. Verdeel de problematiek in 

• Onderzoek de mogelijkheden om onderdelen van dit stappenmote combineren met de Basis Duurzaamheid. Werk concrete voorbeelden hiervan uit  in kleinere instellingen. 

• Stimuleer samenwerking en kennisuitwisseling binnen de sector, probeer hierin een regisseursrol te vervullen.  

Stapsgewijs naar duurzame toegang  91  Thesis MBI – april  2010 

Page 92: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

• Ga  in  gesprek  met  de  marktpartijen  en  doe  concrete  aanbevelingen  voor  toe  te  passen standaarden voor opslag en metadatabeheer  (zie het als een eerste  stap naar certificering, de 

• Stimuleer de par

markt vraag er zelf om!). 

tijen die werken aan een persistent‐identifier oplossing om snel tot resultaat te komen. 

Aanbevelingen voor NCDD 

• Investeer in kennis over duurzame toegang tot digitale informatie. 

• Ontwikkel schaalbare diensten voor duurzame opslag en beheer van digitale objecten in ies. 

 

• Bevorder het delen van kennis en faciliteiten door de grote instellingen op een manier waarmee de kleinere instellingen uit de voeten kunnen. 

• Werk  aan  het  tot  stand  komen  van  een  platform  die  de  rol  van  “technology watch”  voor  de publieke sector vervullen. 

 

Aanbevelingen voor de leveranciers:  

samenwerking met koplopers en koepelorganisat

• Pas de huidige beheersystemen aan zodat metadata voor de ondersteuning van duurzame toegang hier in onder gebracht kan worden. Maak de systemen zo open mogelijk door het implementeren van open standaarden en open protocollen. 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  92  Thesis MBI – april  2010 

Page 93: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

16. Geraadpleegde bronnen 

Abcouwer, T., Gels, H., & Truijens, J. (2006). Informatiemanagement en informatiebeleid. Den Haag: Academic Service. 

s, P., & Wright, R. (2008). Digital Preservation Policies Study . Charles 

ruari 14, 2010, van http://instituut.beeldengeluid.nl/index.aspx?ChapterID=8633. 

06). Foundations of IT service management op basis van ITIL (5e ed.). [Zaltbommel]: Van Haren Publishing. 

Boogerd, M. (2008). DigiCure ; Duurzame opslag van digitale collecties. Vlissingen: Hogeschool 

ecentrum DAVID. Verkregen Januari 9, 2010, van 

Boudrez, F. (2009b). Een digitaal archief in 10 stappen. Antwerpen: Expertisecentrum DAVID. 

gen Februari 22, 2010, van http://www.catchplus.nl/wp‐content/uploads/2010/01/discussiedocument‐PIDs‐CATCHPlus1.pdf. 

CCSDS. (2009). Reference Model for an Open Archival Information System (OAIS) (PINK BOOK). Consultative Committee for Space Data Systems. Verkregen November 11, 2009, van http://public.ccsds.org/sites/cwe/rids/Lists/CCSDS%206500P11/CCSDSAgency.aspx. 

Center for Research Libraries , & OCLC. (2007). Trustworthy repositories audit & certification (TRAC): criteria and checklist. Chicago :;Dublin, Ohio :: Center for Research Libraries ;;OCLC Online Computer Library Center, Inc., 

Currall, J., & McKinney, P. (2007). espida Handbook. Expressing project costs and benefits in a systematic way for investment in information and IT. Glasgow: University of Glasgow. Verkregen Januari 8, 2010, van http://hdl.handle.net/1905/691. 

DANS. (2010). Data Seal of Approval. Verkregen Februari 1, 2010, van http://www.datasealofapproval.org/. 

DEN. (2009a). De Digitale Feiten : onderzoek naar de omvang en kosten van gedigitaliseerd cultureel erfgoed : eindrapportage. Den Haag: Stichting DEN. 

DEN. (2009b). De Basis voor duurzaamheid. Verkregen Februari 1, 2010, van http://www.den.nl/debasis. 

 

Beagrie, N., Semple, N., WilliamBeagrie Limited. 

Beeld en Geluid. (2009). Proarchive. Verkregen Feb

Bon, J., & ITSMF Nederland. (20

Zeeland. 

Boudrez, F. (2009a). Een digitaal archief in 10 stappen. Antwerpen: Expertis

http://www.edavid.be/docs/FBoudrez_digArchStappenplan.pdf. 

Verkregen December 13, 2009, van http://www.edavid.be/docs/FBoudrez_digArchStappenplan.pdf. 

Brugman, H. (2009, Juni 3). CATCH Plus: Persistente Identifiers. Verkre

Stapsgewijs naar duurzame toegang  93  Thesis MBI – april  2010 

Page 94: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

DEN. (2008). Gespreksverslagen DE BASIS Vervaardiging en Duurzaamheid. Verkregen Februari 13, 2010, van http://wiki.den.nl/Analyseperiode2. 

. Verkregen Februari 13, 2010, van 

Dollar, C. M. (2007). Digital Preservation Readiness Capability Maturity Model and Digital 

Dollar, C. M. (2010). Revised Digital Preservation Readiness Capability Maturity Model. Cohasset 

DPE. (2008). Repository Planning Checklist and Guidance DPE D3.2 (PLATTER). Digital Preservation 

/Repository_Planning_Checklist_and_Guidance.pdf. 

e‐overh houding Rijksoverheid. Verkregen Februari 1, 2010, van http://www.e‐overheid.nl/sites/kennislab/de_baseline/de_baseline.html. 

Europea sion. (2002). The DigiCULT report technological landscapes for tomorrow's cultural economy : unlocking the value of cultural heritage : full report. Luxembourg :: Office for 

report2002/dc_fullreport_230602_screen.pdf. 

Factor, M., Henis, E., Naor, D., Rabinovici‐Cohen, S., Reshef, P., Ronen, S., e.a. (2009). Authenticity 

kshop on on Theory and practice of provenance (pp. 22, 2010, van 

Giaretta SPAR Approach to Digital Preservation. The International Journal of Digital 

Gladney

theek 

Lavoie, B., & Blue Ribbon Task Force . (2008). Sustaining the digital investment : issues and challenges t of the Blue Ribbon Task Force 

 Access. San Diego, CA   : Communications Group  San 

 D‐Lib Magazine, 

rary.uu.nl/dlib/july04/lavoie/07lavoie.html. 

DEN. (2010). ICT‐Register voor het cultureel erfgoedhttp://www.den.nl/register. 

Preservation Readiness Balanced Scorecard ‐ Working Paper . Cohasset Associates, Inc. 

Associates, Inc. 

Europe. Verkregen Januari 9, 2010, van http://www.digitalpreservationeurope.eu/publications/reports

eid. (2009). De Baseline Informatiehuis

n Commis

Official Publications of the European Communities, Verkregen November 6, 2009, van http://www.digicult.info/pages/

and provenance in long term digital preservation: modeling and implementation in preservation aware storage. In First wor1‐10). San Francisco, CA: USENIX Association. Verkregen Februari http://portal.acm.org/citation.cfm?id=1525938&jmp=abstract&coll=GUIDE&dl=GUIDE&CFID=77168475&CFTOKEN=94025708#abstract. 

, D. (2007). The CACuration, 2(1). Verkregen November 15, 2009, van http://www.ijdc.net/index.php/ijdc/article/view/29. 

, H. (2007). Preserving digital information. Berlin ;;New York: Springer. 

Jones, M., Beagrie, N., & DPC. (2008). Digital Preservation Handbook. London: Digital Preservation Coalition. Verkregen van http://www.dpconline.org/advice/digital‐preservation‐handbook.html. 

Jongejan, M. (2009, Januari 26). Zeeuwse Bibliotheek als openbare en wetenschappelijke biblio2009‐2012; Strategiedocument. Zeeuwse Bibliotheek. 

of economically sustainable digital preservation : interim reporon Sustainable Digital Preservation andDiego Supercomputer Center. Verkregen Januari 7, 2010, van http://brtf.sdsc.edu/biblio/BRTF_Interim_Report.pdf. 

Lavoie, B., & Dempsey, L. (2004). Thirteen Ways of Looking at...Digital Preservation.10(7/8). Verkregen November 14, 2009, van http://www.dlib.org.proxy.lib

Stapsgewijs naar duurzame toegang  94  Thesis MBI – april  2010 

Page 95: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Library of Congres. (2009, November). PREMIS: Preservation Metadata Maintenance Activity . Verkregen Februari 23, 2010, van http://www.loc.gov/standards/premis/index.html. 

TS) Official  23, 2010, van http://www.loc.gov/standards/mets/. 

ing van f 

Inspecteurs. 

Lusenet er is van ons; Gesprekken over beeldcollecties bij historische verenigingen. DEN e.a. Verkregen Februari 12, 2010, van http://www.erfgoednederland.nl/nieuws/digitale‐

Luseneteritage :  principles and policies. Amsterdam: Netherlands National 

Commission for UNESCO  ;European Commission on Preservation and Access. 

McGove  Verkregen Januari 7, 2010, van 

McHugh thod Based  on Risk Management (DRAMBORA). Digital Curation Centre (DCC) and 

Meijers,

Meyer,  n of the 21st Century: Describing Roles & Measuring Contemporary Preservation Activities in ARL Libraries. Washington  D.C.: 

 

National Archives. (2010, Februari). PRONOM. Verkregen Februari 22, 2010, van 

NCDD. (2009). Toekomst voor ons digitaal geheugen: duurzame toegang tot digitale informatie in 

000.pdf. 

de Niet, vatie Cultureel Erfgoed. DEN / 

http://www.den.nl/getasset.aspx?id=Businessmodellen/BusinessModelInnovatie.pdf&assett

Library of Congres. (2010, Februari). Metadata Encoding and Transmission Standard (MEWeb Site. Verkregen Februari

LOPAI. (2008). ED3 : eisen duurzaam digitaal depot : toetsingskader voor de beheersomgevblijvend te bewaren digitale informatie. Groningen: Landelijk Overleg Provinciale Archie

, Y. (2009). Vroeg

publicatie‐vroeger‐is‐van‐ons. 

, Y., Netherlands National Commission for UNESCO, & Koninklijke Bibliotheek. (2007). Preserving the digital h

rn, N. Y. (2007, Oktober). Digital Preservation Policy Framework ‐ Outline. ICSPR.

http://www.icpsr.umich.edu/files/ICPSR/curation/preservation/policies/dp‐policy‐outline.pdf. 

, A., Ruusalepp, R., Seamus, R., & Hofman, H. (2007). Digital Repository Audit Me

DigitalPreservationEurope (DPE). Verkregen December 2, 2009, van http://www.repositoryaudit.eu/download. 

 H. (2008, Oktober). Informatieplan digitale collecties. Zeeuwse Bibliotheek. 

L. (2009). Safeguarding Collections at the Daw

Association of Research Libraries. Verkregen Januari 9, 2010, van www.arl.org/bm~doc/safeguarding‐collections.pdf.

http://www.nationalarchives.gov.uk/PRONOM/Default.aspx. 

National Library of Australia. (2003). Guidelines for the preservation of digital heritage. Canberra: National Library of Australia. 

Nederland, interimrapport. Verkregen November 14, 2009, van http://www.ncdd.nl/documents/NCDDToekomst2009_

Niessink, F., & Clerc, V. (2010). IT Service CMM ‐ Introduction. Verkregen Februari 24, 2010, van http://sites.google.com/site/itservicecmmwebsite/. 

 M., Verwayen, H., & van Kersen, J. (2009). Business Model InnoKennisland / OCW. Verkregen Januari 7, 2010, van 

ype=attachments. 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  95  Thesis MBI – april  2010 

Page 96: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Stapsgewijs naar duurzame toegang  96  Thesis MBI – april  2010 

http://www.ncdd.nl/activiteiten‐natverkenning.php. 

PADI. (2  http://www.nla.gov.au/padi/topics/thesaurus.html. 

Peacock ns: odel Framework for Digital Heritage Collections. Australasian Journal of 

Information Systems, 16(1). Verkregen Januari 8, 2010, van 

Researc  Trusted digital repositories : attributes and responsibilities  : an RLG‐OCLC report. Mountain View  Calif.: RLG. 

Rocketb

edu/cmmi/. 

SenterN ). www.digitaliserenmetbeleid.nl. Verkregen Februari 14, 2010, van http://www.digitaliserenmetbeleid.nl/. 

Sierman  Quarterly, 19(1). 

Stadsarchief t. Verkregen Februari 14, 2010, van html. 

 

Waller, g digital preservation needs lition, 

ot. Verkregen 

van Nispen, A. (2009). Nationale Verkenning Digitale Duurzaamheid ‐ Inputnotitie sector cultuur/erfgoed. Den Haag: NCDD. Verkregen September 24, 2009, van 

009). PADI Thesaurus National Library of Australia. Verkregen December 13, 2009, van

, D., Swatman, P. M., & Lu, N. (2009, Augustus 27). Supporting SME Collecting OrganisatioA Business M

http://dl.acs.org.au/index.php/ajis/article/view/558/442. 

h Libraries Group.;OCLC. (2002).

oom. (2009). Sarkozy was there. Know Your Meme. Verkregen Maart 31, 2010, van http://knowyourmeme.com/memes/sarkozy‐was‐there. 

SEI. (2010). Capability Maturity Model Integration (CMMI). Verkregen Februari 15, 2010, van http://www.sei.cmu.

ovem. (2009

, B. (2009). The Jigsaw Puzzle of Digital Preservation — an Overview. LiberVerkregen Januari 9, 2010, van http://liber.library.uu.nl/index.html. 

 Amsterdam. (2010). Introductie E‐depohttp://stadsarchief.amsterdam.nl/stadsarchief/e‐depot/introductie/index.nl.

University College London, & British Library. (2010). LIFE: Life Cycle Information for E‐Literature.Verkregen Maart 5, 2010, van http://www.life.ac.uk/. 

 M., & Digital Preservation Coalition. (2006). Mind the gap assessinin the UK. Heslington, York :: Digital Preservation Coa

Werkgroep Pilot Gebruik Digitaal Depot. (2010). Pilot dienstverlening digitaal depMaart 5, 2010, van http://digitalearchieven.blogspot.com/. 

 

Page 97: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Bijlag 

 

e 1: Conceptueelmodel en onderzoeksontwerp 

Conceptueel model: 

 

 

 

Onderszoeksopzet:  

 

Bijlagen   i 

Page 98: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Bijlage 2: Globaal overzicht onderzoeksomgeving  

  

 

Bijlagen   ii 

Page 99: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Bijlage 3: Opbouw van een Archival Information Package  

 

Bijlagen   iii 

Page 100: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Bijlage 4: Beschrijving van de elementen van het volwassenheidsmodel  

Element  Doel Toetsing niveau 3 (intermediate)

Policy  A digital preservation program should be based on a policy that articulates a commitment to ensure the preservation of accessible, authentic, and usable digital records for as far into the future as necessary.  The policy should be communicated to all stakeholders in digital preservation.  Adherence to the policy should be periodically audited for compliance. 

A formal written digital preservation policy has been issued and widely disseminated. 

Strategy  A comprehensive digital preservation strategy stipulates the processes and activities that will be uniformly and consistently executed to implement a digital preservation policy.  Among the topics a digital preservation strategy should address are how to deal with technology obsolescence (including legacy file formats), storage media, and integrity protection.  

A digital preservation strategy is in place that (1) keeps the bit stream of digital documents alive through planned device/media renewal and (2) mitigates technology obsolescence through migration of digital records to technology neutral open standard formats. 

Governance  A digital preservation program has a legal mandate that includes an explicit and unambiguous assignment of roles, responsibilities, and accountability for executing the digital preservation program.  This includes public dissemination of its requirements, decisions, development, and actions to ensure long‐term preservation and access to digital content in its custody. 

An official mandate and supporting procedures for the long term preservation of records that identify roles and responsibilities has been implemented but the business unit that owns the digital preservation program is not identified. 

Collabrative engagement 

A viable and comprehensive digital preservation program is  based on a collaborative framework within which digital preservation issues and concerns are addressed  that take into account interdependencies between and among business functions and processes, legal and statutory requirements, and historical accountability,  This framework leverages resources, promotes stewardship, and shares knowledge about digital preservation initiatives. 

There is sufficient awareness of the role of collaboration in digital preservation that a collaborative framework is established within which many digital preservation projects are undertaken. 

Technical expertise 

A viable digital preservation program requires sufficient technical expertise in digital preservation technologies to support all of the structure and requisite processes, including the on‐going professional development of digital preservation expertise and skills.  This technical expertise may be exist within program staff or may be provided by an IT Department or external service providers. 

Sufficient professional technical expertise to support an intermediate program of digital preservation exists. 

 

Bijlagen   iv 

Page 101: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

Toetsing niveau 3 (intermediate)Element  Doel

Open Source Software and 

 Neutral Open 

rd Formats 

A viable digital preservation program employs technology neutral open standard file formats and open sources to help 

te technology obsolescence through backward interoperability.  In addition, the program will monitor or have 

A sufficient number of technology neutral open standard formats 

 content and structure of digital 

 be 

l preservation open source software has been adopted but no digital preservation open source software is implemented... 

Technology

Standa

mitiga

access to sources that monitor the obsolescence status of file formats. 

have been adopted to protect the

records that are likely totransferred to the digital repository.  The concept of digita

DesignatedCommuni

 ties 

 

 

g.,  digital 

preservation repository will have written procedures that 

The designated communities of a digital preservation repositoryconsist of the producers of the records and the users of the records.  A digital preservation repository has written proceduresand formal agreements with producers of digital records that clearly document their role and responsibilities and the conditions under which their records may be ingested (e.acceptable file formats) and preserved.  Similarly, a

identify a target user community and specify the formats in which records are accessible. 

Publicly available written documentation exists that identifies target producers and users of digital records of records and defines their roles and obligations in sufficient detail to support only a few detailed ingest and access processes.  

Digital Records Survey 

 

  erences the quantity of digital records in three stages of 

technology dependency of digital records.  o Legacy digital records are embedded in obsolete formats that 

  of technology.   Location refers to the 

physical location where digital records are maintained and may 

 is place  r 

ion as  in 

erviews and 

 

A digital preservation program collects and analyzes informationabout the scope and location of digital records that currently are eligible or will be eligible for preservation in the future.Scope ref

can only be extracted by special computer code that is writtelocally or by using a qualified third party.   o Near‐legacy digital records are embedded in formats that are native, technology dependent but tools are available to normalize the records to technology neutral formats.   o Non‐legacy digital records are embedded in open standard technology neutral formats that enable backward compatibilityover several generations

include stand alone desktop applications, collaborative work environments, databases, and systems, among others, along with their associated environmental storage environments 

A digital records surveythat involves a comprehensiveanalysis of a records schedule oother written documentatwell as information collectedthrough intquestionnaires that identify the scope and quantity of most (75%) of the digital records that an organization must preserve.  Theanalysis is updated every two years. 

 

Bijlagen   v 

Page 102: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

Element  Doel Toetsing niveau 3 (intermediate)

Compliance wISO 14721 andTRACC IngesRequirements 

ith  

l d 

to and 

ets), 

t of who 

al  

A digital preservation program supports the ingest of digitarecords in accordance with the requirements of ISO 14721 anISO 18492. 

Repository tools and technologies are in place to conduct virus checks, validate and normalize file formats, transfer digital records new storage devices/media, normalize digital records containing text, selected structured data (spreadsheand digital images.  Metadata is manually captured or created thaestablishes a broad context created and used the digitrecords, and relationships withother digital records. 

Storage Management  ats, 

l s are the 

quiring successful completion of all preservation actions at each physical location. 

ical or 

is supplemented with a “dark archives” at a third location.  The referential integrity of all three 

  

.

A digital preservation program supports the normalization of digital records over time (i.e., transformation to new formoperating systems, or architecture) with no diminution in authenticity and maintains the records in a dedicated logicastorage repository in which multiple copies of digital recordstored in different physical locations. Referential integrity of digital records is ensured by re

The storage of the two copies of digital records stored on logphysical network storage repositories and maintained at two separate locations  

copies is ensured by synchronizingdigital preservation activities anddocumenting that all activities have been successfully completed

Planned Device & Media Renewal 

 

 

There is no known “permanent” storage device medium that is not vulnerable to decay and technology obsolescence.  Consequently, a threshold issue of a digital preservation programis to keep “alive” the bit stream of digital records through periodic planned device (e.g., “spinning disks”) and media renewal. 

A device and media renewal procedure that renews device/storage media every ten years is supplemented by an annual media inspection program to identify storage media that faceimminent catastrophic loss. 

Digital Records Integrity 

  

ct 

  and after preservation 

activities to validate the integrity of digital record. 

A digital preservation program can demonstrate that the integrity of the content, context, and structure of digital records has not been compromised.  The bit streams underlying digital records are vulnerable to alteration when preservation activities(e.g., media renewal) occur over time. This process describes thecontrols and mechanism that should be implemented to protethe integrity of digital records. 

Comparison of SHA‐2 hash digestsbefore

Digital Records Security 

A digital preservation program should have in place processes that ensure the security of digital records through techniques that block unauthorized access to the digital records, support periodic backup of digital records that are stored at offsite storage repositories, and support disaster response and business recovery. 

Disaster recovery, business resumption and backup processes are network based.  Physical security is assured through role based permission access. 

 

Bijlagen   vi 

Page 103: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

Element  Doel Toetsing niveau 3 (intermediate)

Digital Preservation Metadata 

A digital preservation program collects and maintains metadathat describes the preservation activities associated with the preservation

ta 

 of digital records.  This metadata constitutes an audit trail that documents what preservation actions were carried out, why they were carried out, when they were carried out,  and how they were carried out and with what results.  Preservation metadata plays a key role in establishing the authenticity of digital records over the long term as preservation activities are executed. 

lue 

cords ata.   

Preservation metadata for most digital records of long‐term vais collected on a systematic basis in accordance with established guidelines and protected at the same level as the digital reassociated with the metad

Access to Digital Records 

The purpose of digital preservation is to ensure that authentic and usable digital records are accessible as far into the future as may be necessary.   Accessibility is an operative word because 

lly 

le  

digital preservation does not focus on the longevity of digital records as an end in itself.   Preservation and access are mutuadependent.  Preservation of accessible, authentic, and usable digital records without access is not sustainable; access to authentic and usable digital records cannot be accomplished without preservation measures and resources.  Consequently, a digital preservation program should include a capability for users to have access to digital records that are being properly preserved.   

Some digital records of long term value are electronically accessibbut only in ASCII text, TIFF images,or PDF. 

Bijlagen   vii 

Page 104: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

Bijlage 5: Stappenmodel met relatie naar het volwassenheidsmodel  

 

Bijlagen   viii 

Page 105: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Bijlage 6: De vijftien elementen in relatie tot het stappenmodel  

ap  Element  Doel Deel A Stap 1 

Designated Communities 

The designated communities of a digital preservation repository consist of the producers of the records and the users of the records.  A digital preservation repository has written procedures and formal agreements with producers of digital records that clearly document their role and responsibilities and the conditions under which their records may be ingested (e.g., acceptable file formats) and preserved.  Similarly, a digital preservation repository will have written procedures that identify a target user community and specify the formats in which records are accessible.  

Deel A Stap 1 

Collaborative engagement 

A viable and comprehensive digital preservation program is  based on a collaborative framework within which digital preservation issues and concerns are addressed  that take into account interdependencies between and among business functions and processes, legal and statutory requirements, and historical accountability,  This framework leverages resources, promotes stewardship, and shares knowledge about digital preservation initiatives.  

Deel A Stap 2 

Governance  A digital preservation program has a legal mandate that includes an explicit and unambiguous assignment of roles, responsibilities, and accountability for executing the digital preservation program.  This includes public dissemination of its requirements, decisions, development, and actions to ensure long‐term preservation and access to digital content in its custody.  

Deel A Stap 2 

Policy  A digital preservation program should be based on a policy that articulates a commitment to ensure the preservation of accessible, authentic, and usable digital records for as far into the future as necessary.  The policy should be communicated to all stakeholders in digital preservation.  Adherence to the policy should be periodically audited for compliance.  

Deel B Stap 1 

Strategy  A comprehensive digital preservation strategy stipulates the processes and activities that will be uniformly and consistently executed to implement a digital preservation policy.  Among the topics a digital preservation strategy should address are how to deal with technology obsolescence (including legacy file formats), storage media, and integrity protection.   

Deel B  Stap 2 

Digital Records Survey  A digital preservation program collects and analyzes information about the scope and location of digital records that currently are eligible or will be eligible for preservation in the future.  Scope references the quantity of digital records in three stages of technology dependency of digital records.  o Legacy digital records are embedded in obsolete formats that can only be extracted by special computer code that is written locally or by using a qualified third party.   o Near‐legacy digital records are embedded in formats that are native, technology dependent but tools are available to normalize the records to technology neutral formats.   o Non‐legacy digital records are embedded in open standard technology neutral formats that enable backward compatibility over several generations of technology.   Location refers to the physical location where digital records are maintained and may include stand alone desktop applications, collaborative work environments, databases, and systems, among others, along with their associated environmental storage environments 

 

St

Bijlagen   ix 

Page 106: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Deel B   Storage Management  A digital preservation program supports the normalization of digital records  cords in 

a dedicated logical storage repository in which multiple copies of digital records are stored in different physical locations. Referential integrity of the 

 records is ensured by requiring successful completion of all 

Deel B  Stap 4 

Compliance with ISO 14721 and TRACC Ingest Requirements 

Deel B  Stap 5 

Planned Device & Media Renewal  quently, a threshold 

sue of a digital preservation program is to keep “alive” the bit stream of d 

Deel B  Stap 5 

Digital Records Security 

 ensure ed that 

ge repositories, and support disaster response and usiness recovery. 

Stap 5 Technical expertise 

d requisite 

in rogram staff or may be provided by an IT Department or external service 

Deel C  Stap 1 

Access to Digital Records 

rvation does not focus n the longevity of digital records as an end in itself.   Preservation and 

 

cords that are eing properly preserved.   

Stap 1 Designated Communities 

 

 

ested rmats) and preserved.  Similarly, a digital preservation 

unity 

Deel C Stap 1 

Strategy  d 

ding 

Stap 3  over time (i.e., transformation to new formats, operating systems, orarchitecture) with no diminution in authenticity and maintains the re

digitalpreservation actions at each physical location.  A digital preservation program supports the ingest of digital records in accordance with the requirements of ISO 14721 and ISO 18492.   There is no known “permanent” storage device medium that is not vulnerable to decay and technology obsolescence.  Conseisdigital records through periodic planned device (e.g., “spinning disks”) anmedia renewal.  A digital preservation program should have in place processes thatthe security of digital records through techniques that block unauthorizaccess to the digital records, support periodic backup of digital records are stored at offsite storab A viable digital preservation program requires sufficient technical expertise in digital preservation technologies to support all of the structure anprocesses, including the on‐going professional development of digital preservation expertise and skills.  This technical expertise may be exist with

Deel B 

pproviders.  The purpose of digital preservation is to ensure that authentic and usable digital records are accessible as far into the future as may be necessary.   Accessibility is an operative word because digital preseoaccess are mutually dependent.  Preservation of accessible, authentic, and usable digital records without access is not sustainable; access to authenticand usable digital records cannot be accomplished without preservation measures and resources.  Consequently, a digital preservation program should include a capability for users to have access to digital reb The designated communities of a digital preservation repository consist ofthe producers of the records and the users of the records.  A digital preservation repository has written procedures and formal agreements withproducers of digital records that clearly document their role and responsibilities and the conditions under which their records may be ing(e.g., acceptable file forepository will have written procedures that identify a target user command specify the formats in which records are accessible.  A comprehensive digital preservation strategy stipulates the processes anactivities that will be uniformly and consistently executed to implement a digital preservation policy.  Among the topics a digital preservation strategy should address are how to deal with technology obsolescence (inclulegacy file formats), storage media, and integrity protection.   

Deel C 

Bijlagen   x 

Page 107: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Deel C Stap 1 

Open Source Software and Technology Neutral Open Standard Formats  tus 

Deel C  Stap 2 

Digital Preservation Metadata 

ntains metadata that escribes the preservation activities associated with the preservation of 

 what , when they 

ere carried out,  and how they were carried out and with what results.  reservation metadata plays a key role in establishing the authenticity of 

ted. 

Stap 2  Integrity  d.   

vities (e.g., media renewal) occur over time. This process escribes the controls and mechanism that should be implemented to 

Deel C Stap 2 

Digital Records Security 

 records, support periodic backup of digital records that 

Deel C  Stap 3 

Open Source Software and Technology Neutral Open Standard Formats 

 

r or have access to sources that monitor the obsolescence status f file formats. 

A viable digital preservation program employs technology neutral open standard file formats and open sources to help mitigate technology obsolescence through backward interoperability.  In addition, the program will monitor or have access to sources that monitor the obsolescence staof file formats.  A digital preservation program collects and maiddigital records.  This metadata constitutes an audit trail that documentspreservation actions were carried out, why they were carried outwPdigital records over the long term as preservation activities are execu

A digital preservation program can demonstrate that the integrity of the content, context, and structure of digital records has not been compromiseThe bit streams underlying digital records are vulnerable to alteration whenpreservation acti

Deel C  Digital Records 

dprotect the integrity of digital records.  A digital preservation program should have in place processes that ensure the security of digital records through techniques that block unauthorized access to the digitalare stored at offsite storage repositories, and support disaster response and business recovery.  A viable digital preservation program employs technology neutral openstandard file formats and open sources to help mitigate technology obsolescence through backward interoperability.  In addition, the program will monitoo

 

Bijlagen   xi 

Page 108: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Bijlage 7: Toetsing Ze

Analyse Krantenbank 

 zijn  

ROID tool.  

Overzicht 

Krantnaam ) 

oolsche CourNoord‐Bevelands Nieuws‐ en Vlissingse Courant (vco) Volksblad (vol)  13 5.541 Vrije Stemmen uit de Ganzestad (vsg)  4,50 503 

kblad (vwb) Zierikzeesche Courant (zco) Zierikzeesche Nieuwsbode (zn 2270,00 155.795 Breskensche Courant * (pdp)  96,26 14.832 

 

e Breskensche Courant is wel op de file server aangetroffen maar nog niet opgenomen in de index van de krantenbank. 

euwse Bibliotheek 

De onderstaande gegevens

 met de D

 verzameld in december 2009 en januari 2010 door middel van

grootte (Gb) pagina's 

analyses

Goesche Courant (gcoche en Th

491,67 55.638 ant (itc)  34,53 11.013 adv.blad (nbn)  161,16 13.232 

1792,48 88.210 34,

Ierseks

Vrije Stemmen (vst) sch Wee

13,22 1.391 8,73 1.754 

167,63 19.600 i) 

Vlissing

5074,30 367.509 

D

Bijlagen   xii 

Page 109: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Aanwas 

 krantenbank weer. De krantenbank en gemiddeld met ruim 122.000 pagina’s en 1,65 Tb per jaar.  

De onderstaande grafiek geeft de jaarlijkse aanwas van degroeide in de afgelopen jar

 

Aangetroffen bestandsformaten 

agina wordt een JPEG afbeelding t, hiervan n OCR‐r pagina komen er zodoend  bestand  de 

wd moet worden.  

De JPEG bestanden komen voor in 3 verschillende formaten  ende ve

Voor elke gescande krantenp  gemaak  wordt eebestand en Tiled JPEG afgeleid. Pe e altijd 3 en voor waarbijJPEG zelf als de master beschou

in de volg rdeling: 

 

 

De JPEG Tiled bestanden worden niet herkend door de DROID tool maar zijn wel gebaseerd op een externe  standaard. De OCR  is opgebouwd uit XML bestanden volgens een door Pictura gebaseerd formaat. Een definitie hiervan is niet in het bezit van de Zeeuwse Bibliotheek. 

NB: Voor de Ierseksche en Thoolsche Courant (11.000 pagina’s) ontbreken de oorspronkelijk JPEG bestanden, hiervan zijn alleen de afgeleide Tiled JPEG en OCR‐bestanden aanwezig. 

 

Bijlagen   xiii 

Page 110: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Beeldbank 

 totale jaarlijkse aanwas (gebaseerd op de laatste mutatiedatum van het bestand) en de gebruikte formaten. 

 

Affichecollectie 

Voor de beeldbank zijn de affichecollectie, de fotocollectie en de prentbriefkaartencollectie geanalyseerd. Voor deze collecties wordt achtereenvolgend een overzicht gegeven van de

 

 

 

Bijlagen   xiv 

Page 111: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Fotocollectie 

 

Uit de verhouding tussen het aantal objecten en de totale grootte blijkt dat er in de loop van de tijd met een steeds grotere resolutie gescand/gefotografeerd wordt. Het is niet bekend in hoeverre dit een toevallige ontwikkeling is of een bewuste keuze. Gebruikte bestandsformaten:  

 

 

 

Bijlagen   xv 

Page 112: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Bijlagen   xvi 

Prentbriefkaarten 

 

 

 

Geluidsarchief (online ‐ deel) 

 

Alle objecten staan op de server in het FLAC formaat. 

Page 113: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Bijlage 8: sultaten expert review 

code  naam  functie  organisatie b kkenheid bij digitale d amheid  relatie cultureel erfgoed  relatie kleinere erfgoed instellingen 

P1  E.J. Keulemans

wnd. provinciaal archief inspecteur 

provincie Zeeland ek naar bewaarbeleid optische 

 (2005‐heden). Heeft g lteerd in een 

 voor de post‐ opleiding 

I atie‐ en entmanagement 

(I aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Cum laude geslaagd.  

1984‐1986, Gemeentearchief Middelburg (stagiaire Archiefschool) 1987‐1988, Gemeentearchief Rijswijk (archivist) 1990‐1992, Ministerie van Financiën (archivist) 1992‐2000, Nationaal Archief (rijksarchiefinspecteur, archivist, systeembeheerder) 2001‐heden, Provincie Zeeland (seniormedewerker informatievoorziening, applicatiebeheerder, wnd. provinciaal archiefinspecteur)  

Kleinere erfgoedinstellingen zoals gemeentearchieven hebben (nog) niet zo veel digitale informatie in hun collectie. Het beperkt zich vaak tot wat optische schijven en een digitale fotocollectie, die op intra‐ en internet beschikbaar wordt gesteld. Het is echter een kwestie van tijd voordat het digital born materiaal vanuit de zorgdrager (i.c. gemeente) wordt overgedragen.  

P2  M. Lindeman

Technisch Directeur  Pictura ‐ bedrijf dat software en digitaliseringsdiensten levert voor de erfgoedsector 

Het bedrijf rekent een groot aantal klanten uit de erfgoedsector tot haar klantenkring. Voor veel van deze klanten slaan wij de door ons gedigitaliseerde en door de   aangeleverde bestanden op op onze eigen technische infrastructuur op NetApp apparatuur. Voor onze klanten proberen wij mee te denken en softwaretools te ontwikkelen om bij te dragen aan duurzame toegang tot de digitale informatie. 

Ik ben al zo'n jaar of 12 betrokken bij Pictura als technisch verantwoordelijk persoon voor de door ons ontwikkelde software en de door ons geleverde technische infrastructuur. 

Veruit de meeste erfgoedinstellingen in onze klantenkring zijn klein tot middelgroot. We zijn betrokken vanaf het ontstaan van digitaal erfgoed door digitalisering tot het publiceren en beschikbaar stellen d.m.v. Webtoepassingen. Voor het toekennen van metadata aan digitaal materiaal hebben wij diverse softwaretoepassingen gemaakt, waarbij wij vaak gebruik proberen te 

 van beschikbare metadatastandaarden als Dublin Core en EAD. 

 Re

 

 

etrouurza

Onderzo

schijveneresueindreferaatdoctoralenformDocumDM) 

klant

maken

Bijlagen   xvii 

Page 114: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

P3  I. Angevaare Coördinator  Nationale Coalitie Digitale Duurzaamheid 

Landelijk samenwerkingsverband van tien grote instellingen met 

 een tale 

ewaard 

kan 

Vóór mijn huidige functie was ik o.a. beleidsmedewerker bij de Hoofdafdeling Verwerking Publicaties van de Koninklijke Bibliotheek waaronder het e‐

Niet uit de eerste hand; wel uit de tweede hand door de landelijke Verkenning Digitale Duurzaamheid van de NCDD waar ik projectleider van was. Zie het rapport Toekomst voor 

P4  F. Bosmans Hoofd ICT  Tresoar ‐ combinatie van bibliotheek, archief en literair museum  

verantwoordelijk voor (duurzame) opslag als voor digitalisering en beschikbaarstelling va de website aan het publiek 

eigen instelling en met andere archieven (RHC’s) van vergelijkbare omvang. 

Ras  eek ‐

 

ld digitaal pot. 

seur 

 

(NCDD) digitale collecties . NCDD heeft als doel met als doel om te komen totinfrastructuur voor digiduurzaamheid waarin voor alle informatie uit de publieke sector die bmoet worden duurzaam beheer gerealiseerd worden. 

Als hoofd ICT zowel 

Depot valt.  ons digitaal geheugen op http://www.ncdd.nl 

Ervaring met de huidige functie

P5  M.  Hoofd e‐Depot  Koninklijke Biblioth Als projectleider webarchivering. Nu alshoofd van de afdeling eDepot. Binnen deze afdeling komen alle digitale publicatie binnen die de instelling verzamelt en worden ze verwerkt. Metadata gaat naar metadataopslag en contentwordt opgeslagen in daarvoor ontwikkearchief, het e‐De

ROB (webmaster en advidigitale projecten); DEN (adviseur) en huidige functie

Uit contacten en uit ervaringen bij DEN. 

Bijlagen   xviii 

Page 115: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

P6  M. de Niet Directeur  Digitaal Erfgoed Nederland (DEN) ‐ ICT‐kenniscentrum voor hetcultureel

  erfgoed 

functie bij 

P7  A. van Nispen 

Senior Medewerker kwaliteitszorg 

Digitaal Erfgoed Nederland (DEN) ‐ ICT‐kenniscentrum voor het cultureel erfgoed   

 goed.  Duurzame 

toegankelijkheid is een belangrijk aandachtsgebied 

et.  In  bij 

Onderzoeker voor sector cultuur/erfgoed voor de Nationale Verkenning Digitale Duurzaamheid en opsteller van imputnotitie Cultuur/Erfgoed.  Duurzame toegankelijkheid is een belangrijk aandachtsgebied van  mijn takenpakket.  In het 

aam bij het sch Data  

Archief. 

Kennis op basis van gesprekken met kleinere erfgoedinstellingen en informatieplannen. 

P8  Hanneke t 

Hoofd Informatie en Kennis  Zeeuws Archief o Het 

historisch centrum van Zeeland. Het beheert en bewaart belangrijke bronnen over de Zeeuwse geschiedenis en maakt dit cultureel erfgoed zoveel mogelijk in samenwerking met anderen digitaal zichtbaar.  

Als vertegenwoordiger van ief in het 

van 

kken bij 

 de  

. Deze 

de beschikbaarstelling van digitaal archiefmateriaal.  

‐ Het Zeeuws Archief als 

Noordwest‐Veluwe eerst als adjunct‐, daarna als streekarchivaris (1999‐2009).  

Tot 1 september 2009 was ik 

e. Het Streekarchivariaat Noordwest‐Veluwe is een samenwerkingsverband van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet en Oldebroek en kan op grond van de beschikbare formatie (ca 7 fte) worden aangemerkt als een kleine erfgoedinstelling. 

In vorige Koninklijke Bibliotheek: Hoofd Digitale Duurzaamheid (R&D); voor DEN is digitale duurzaamheid een van de belangrijkste werkterreinen 

Onderzoeker voor sector cultuur/erfgoed voor de Nationale Verkenning Digitale Duurzaamheid enopsteller van imputnotitieCultuur/Erf

KB ‐  hoofd innovatie projecten & hoofd digitale duurzaamheid. 

Niet in kleine erfgoedinstelling gewerkt, maar via DEN veel met middelgrote en kleine instellingen te maken, o.a. in monitoring onderzoek 

van  mijn takenpakkhet verleden werkzaamhet Nederlands Historisch Data  Archief. 

verleden werkzNederlands Histori

van Aals Zeeuws Archief is het  het Zeeuws Archkernteam Pilot E‐Depot de Regionaal Historische Centra en het Nationaal Archief was ik betrode pilot waarin de dienstverlening aan de RHC’s en andere archiefinstellingen inDigitale Depot Applicatie vanhet NA getoetst werddienstverlening betrof de opslag, het beheer en 

afdelingshoofd Informatie en Kennis (sinds 1/9/2009)  ‐ Het Streekarchivariaat 

streekarchivaris op de Noordwest‐Veluw

Bijlagen   xix 

Page 116: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Bijlagen   xx 

 uditor/archivaris  bij het 

als 

P10  Veronique de Tier 

Adviseur streektalen / onderzoeker dialectologie 

Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland / Universiteit Gent 

verse or 

boeken 

Ja, bij de SCEZ. Adviseur streektalen In de universiteit ligt de nadruk op onderzoek, in mijn geval 

n  

Niet veel, enkel  een beetje via de Klapbank  (zie www.zeeuwse klapbank. nl) en de gewone individuele opslag van eigen teksten en fotomateriaal. 

buiten deze context. 

P11  Filip Boudrez 

Hoofd e‐depot  Stadsarchief Antwerpentaar geleverd 

P12  Yola  de Lusenet 

zelfstandig onderzoeker en adviseur 

t publiceren 

op het web. Daarvoor doe ik onderzoek, schrijf, geef lezingen en cursussen, lever advies over projecten en help ze te realiseren. 

 

retary van  on 

in n 

European Photographic Images for Access); lid UNESCO Memory of the World Technical Scientific Committee 2001‐2008 

NB: alleen algemeen commentaar geleverd 

P9  Chido Houbraken

adviseur/a vrij gevestigd Betrokken geweest opstellen van zowel ED3 NEN2082 

betrokken bij didigitaliseringsprojecten voaudio en dialectwoorden 

Provinciale Archiefinspectie Flevoland, adjunct provinciaal archiefinspecteur (2006 – 2009) 

dialecten wat uiteraard eedeeltje van het immaterieelcultureel erfgoed is, maar de benadering is wetenschappelijk en niet zozeer "cultureel" 

NB: alleen algemeen commen

In de universiteit vooral door databasevorming maar dat valt wellicht een beetje 

o.a. oprichter Expertisecentrum e‐David 

Als freelancer werk ik aan opdrachten die te maken hebben meerfgoed en 

o.a. Executive Secde European CommissionPreservation and Access (ECPA); Coördinator van TAPE (Training for Audiovisual Preservation Europe); Coördinator vaSEPIA (Safeguarding 

Page 117: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

vraag 1a Hoofdstuk 1 t/m 3 geeft een analyse van het probleemgebied voor de cultureelerfgoedinstellingen, hierbij wordt onder meer de volgende conclusie getrokken: De huidige richtlijnen, normenkaders, toetsingscriteria en best practices bieden te weinig aanknopingspunten voor de kleinere cultureel erfgoedinstellingen om duurzame toegang tot digitale informatie in te richten. Onderschrijf u deze conclusie?      

code  ichting P1  is voor een kleinere erfgoedinstelling nu vaak 'trial & error' om te komen 

 toegang tot digitale informatie. De belangrijkste oorzaak is het rek aan (specialistische) kennis en de schroom om samen te werken met ere (kleine) erfgoedinstellingen. Daarnaast is een aantal instellingen nog  doende met het toegankelijk maken van de analoge informatie en men 

 digitale informatie "er even bij".  

P2   dat er op zich genoeg informatie beschikbaar is om de genoemde do lling te realiseren. De informatie sluit waarschijnlijk niet aan bij het 

niveau van de erfoedinstellingen, is verspreid en weinig concreet. 

  nde toetsingskaders zijn te veel geschreven va e grote en – logisch at de kennis die erachter zit d daan komt. 

 ze   rekening met het gebrek a nskracht, kennis len dat de   erfgoedinstellingen kenmerk ndien worden e kaders gekenmerkt door een zwart‐wit situa is niks of er is  situatie.  leine erfgoedinstellingen is de  situatie  niet eens ar of wenselijk. 

Belangrijkste drempel  at alles wat er ligt nog vertaalconcrete, dagelijkse praktijk. Hiervoor is geen menskracontbreekt ook vaak  e kennis). 

Daarbij moet aange  worden of al deze kleinere inkennis moeten hebb  dit toch zeer complexe en duhet me om de grote oedinstellingen een rol van ken duurzame opslag en toegang centraal te regelen. Zeg maar een soor n safe places network nen Nederland. 

  DE BASIS Digitale Duurzaamheid, zoals ontwikkeld doorsamenspraak met d fgoedsector, bevat vele concreteook voor kleinere in en. In DE BASIS zitten enkeledie niet in het stappenplan zitten, zoals het aanstellen vin je organisatie voor kennisuitwisseling met andere partijen.  

  Ik onderschrijf de bovenstaande conclusie dat veel richtlijnen, normenkaders etc gericht zijn op instellingen die al bezig zijn met de implementatie van duurzame toegankelijkheid en die daar ook veel in investeren. Mijn indruk is ook dat deze richtlij  te “zwaar”  is, bijv. teveel technische kennis veronderstellen die   (of minder) aanwezig is in de organisatie van kleinere erfgoedinstellingen.De richtlijn ontwikke  DEN, DE BASIS duurzaamhe  zich hoofdzakelijk op formuleren van beleid en mandaat. Deze wordt misschien ervaren als te breed.  

antwoord  toelja  Het 

tot duurzamegebanddrukdoet de

nee  Ik denkelste

kennis

ja De bestaainstellingDaarom houdenen middede meesteen idealemisschien

P3  nuit daar vanan met. Bovetie, er  ideale

 omdte weinigkleine

Voor k haalba

P4 

P5 

ja 

ja 

is d

de benodigd

tekenden opre erfg

d moet worden naar de ht beschikbaar (en 

stellingen uitgebreide re terrein. Beter lijkt enniscentrum te geven 

t va

 DEN in nauwe  aanbevelingen, juist  concrete suggesties an één aanspreekpunt 

 bin

e erstelling

P6 deels 

P7 Ja 

nenniet  lt door id richt

Bijlagen   xxi 

Page 118: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

P8  deels  Het is jammer dat in het artikel consequent alle erfgoedinstellingen over een kam worden geschoren. Er is m.i. een essentieel verschil tussen erfgoedinstellingen die zich voor een groot deel van hun collectie moeten houden  aan de bepalingen in de archiefwet (http://www.archief.nl/wetten‐

ateriaal dat 

 de archiefwet valt. Het is duidelijk dat iedereen nog druk bezig is met het itvinden van hoe de wielen aan de kar bevestigd moeten worden. (het wiel is 

l geloof ik :‐) Als je maar beperkte middelen hebt, is er eigenlijk 

P9  deels 

r hen geschikt is. 

 

r heeft. Ik zelf heb over de publicaties in punt 2 nog nooit iets gehoord, maar 

obleem.  

ig ijn 

est.  

 

regelgeving/archiefwet), en erfgoedinstellingen die dat niet hoeven. De instellingen uit de eerste categorie beheren overigens ook veel mniet onder de wet valt (zie mijn commentaar in het artikel). Ik ben het eens met de stelling voor zover het materiaal betreft dat niet onder

uer zelf al wenog te weinig houvast. 

Op zich zijn er meer dan voldoende aanknopingspunten, maar juist de grote hoeveelheid maakt het ondoorzichtig. De kleinere instellingen hebben te weinig capaciteit om uit te vinden wat voo

P10 ja  Ik vrees dat de individuele "cultureelerfgoedwerkers"  die niet bij ICT betrokken zijn weinig te horen krijgen van wat er op dat gebied gebeurt, behalve eerder toevallig of als de instelling zelf er heel veel aandacht voo

ook niet dat er op landelijk niveau bijvoorbeeld aandacht is voor dit prIk denk wel dat sommigen van mijn collega's daar mee mee bezig zijn en/ofaangestuurd worden. Ik denk bv. aan de archeologie en de musea die op dit punt landelijk wel aangestuurd worden i.v.m. collectiebeheer en zo. Helaas weet ik daar niet zo veel van. Zelf denk ik weinig na over digitaliseren en veilopslaan en zorgen dat het duurzaam toegankelijk wordt, omdat het in mwerkveld nog niet echt aan de orde is gewe

Bijlagen   xxii 

Page 119: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

vraag 1b Hoofdstuk 1 t/m 3 geeft e hierbij wordt onder meer de volgende c liseren van hun collecties maar cr n en toegankelijk houden van het digitale m atie op langere termijn. Onder

code  antwoord P1  ja  Mee eens, men denkt vaak dat het digitaliseren van de analoge collectie een 

eenmalige actie is en dat men daarna niets meer hoeft te doen. Randvoorwaarden  

en, omdat 

t om te rden dat dit 

de 

 

P3  deels  ijn veilig de collecties de minst bedreigde 

categorie digitale informatie is. Enerzijds omdat het in‐huis is geproduceerd met robuuste bestandsformaten en anderzijds omdat er altijd nog een fysiek object overblijft waarmee zonodig opnieuw gedigitaliseerd zou kunnen worden. Vaak gaat het ook om kopieën voor onlineinformatie over de collecties, en het is de vraag of die duurzaam beheerd moeten worden. 

P4  deels  Er vindt nog weinig vervangings digitalisering plaats en ook  de verwerving van digitale objecten is nog beperkt. Dit betekent dat de duurzame opslag meer gericht is op het “niet over doen” van digitalisering. Daarnaast is mijn persoonlijke overtuiging dat veel van het de afgelopen jaren verrichtte digitaliseringswerk binnen 25 jaar opnieuw zal moeten gebeuren ivm een scala aan technische ontwikkelingen.  

P5  ja  Probleem daarbij is structurele financiering. Voor digitalisering is subsidie te vinden, voor een structurele activiteit (die volgt op al dat digitaliseren) als het duurzaam toegankelijk houden van al het gedigitaliseerde materiaal is het veel moeilijker middelen te vinden en/of vrij te maken. Erfgoedinstellingen hebben daar meestal geen budgetten voor (ook de grotere niet), budgetten moeten steeds groter worden vanwege de stijgende behoefte aan duurzame toegang (en meer en diverser materiaal). Daarnaast is het heel moeilijk om keuzes te maken. Overgang van een traditionele bibliotheek naar een digitale bibliotheek is een proces van jaren en kan niet zonder keuzes plaatsvinden. 

P6  ja  Een van de grootste hobbels om te nemen is het vergroten van bewustzijn van risico op dataverlies en daarmee eigen kapitaalvernietiging. Het gaat mij hierbij niet alleen om de gedigitaliseerde collecties, maar juist ook de informatiesystemen over de collecties. Deze behoren inmiddels tot de 'core assets' van een instelling, maar er is te weinig kennis van digitale risico's zodat er geen acties worden ondernomen om schade op langere termijn tegen te gaan.  

en analyse van het probleemgebied voor de cultureelerfgoedinstellingen, onclusie getrokken:  De erfgoedinstellingen richten zich met name op het digitaeëren niet de noodzakelijke randvoorwaarden voor het borgeateriaal. Hierdoor is er sprake van een groot risico voor verlies van digitale informschrijf u deze conclusie? 

toelichting 

voor borging worden helaas pas achteraf opgesteld waardoor het risico op verliesvan digitale informatie groot is. Er zijn zelfs erfgoedinstellingen (kleine archiefdiensten) die hun analoge collecties slechts zeer beperkt digitalisermen bang is voor een teruglopend aantal bezoekers.    

P2  ja  We zien binnen ons bedrijf dat er gemakkelijk projecten worden opgestardigitaliseren en dat het besef dat de digitale informatie duurzaam moet woopgeslagen pas recentelijk begint door te dringen en dat men ook realiseert kosten met zich meebrengt. Wij proberen als bedrijf wel in te spelen op genoemrandvoorwaarden. Omdat verlies van data op middellange termijn voor ons als bedrijf zeer schadelijk is, proberen wij uiteraard zelf wel zorg te dragen voor detechnische  randvoorwaarden die nodig zijn. 

Ja, digitale informatie wordt niet dusdanig beheerd dat het op de lange termis, maar ook een beetje nee omdat gedigitaliseer

Bijlagen   xxiii 

Page 120: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

P7  ja  Dit is een van de belangrijke conclusies van de nationale verkenning, dit wordt mede getriggerd door overheidsbeleid en de focus van subsidieverstrekkers op access op korte termijn en die niet tot nauwelijks eisen stellen aan de lange termijntoegang van digitaal erfgoed. De enige regeling waar dit was geïmplementeerd was 

cties, behalve dat analoge collecties (mits onder de juiste  met de nodige investeringen altijd wel weer toegankelijk 

te krijgen zijn. Veel instellingen, incl archiefdiensten, beschikken over te weinig  relatie tot hun ambitieniveau om alles te doen wat ze zouden willen (of 

e of 

P9  ja P10  ja 

 aan randvoorwaarden voor het borgen en toegankelijk houden. Als zoiets niet gezamenlijk wordt aangepakt, zijn 

ijn,  

 

 

"Digitaliseren met beleid". Deze regeling is gestopt. 

P8  ja  Dat staat als een paal boven water. Er is op dat punt niet zoveel verschil tussen digitale en analoge colleomstandigheden bewaard)

middelen inzelfs moeten) doen aan het beheer van hun collecties. Ongeacht of dat analogdigitale collecties zijn. 

onderschrijft toelichting P8 Omdat de meeste erfgoedinstellingen klein zijn en de medewerkers dikwijls individueel bezig zijn, wordt er weinig aandacht besteed

de randvoorwaarden niet ideaal. En uiteraard moet de ICT‐voorziening ook goed zen daar laat het zeker bij kleinere instellingen soms veel te wensen over. Dit heeftuiteraard dikwijls te maken met het feit dat erfgoedinstellingen het niet breed hebben en dus niet het nodige kapitaal kunnen voorzien voor dergelijke weloverwogen maar waarschijnlijk vaak dure en tijdsintensieve opslag en duurzametoegankelijkheid. 

Bijlagen   xxiv 

Page 121: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

vraag 2a Geven de vijftien element ar uw mening inderdaad een volledig beeld van de meest relevante aspecten van duurzame toegang? 

code  antwoord P1  ja  ktijk 

  Dollar.  

P2  geen  

Ondanks dat de 15 elementen goed doordacht lijken te zijn, is het ondoenlijk voor mij om een  het missen van elementen of van aspecten van digitale 

 Digital Born 

P3  ja P4  ja  j afvragen 

e zware  en 

bben ng met de ‘lichte’ soort.  

P5  ja  Ja goed model, zou internationaal in de praktijk getoetst moeten worden. wel denk ik dat dit een brug te ver is voor de kleinere instellingen. Voor hun zal dit te ingewikkeld en te tijdrovend zijn. Ze hebben de kennis hiervoor niet in huis. Daarom beter dat ze aanhaken bij de grote partijen. 

P6  ja  Mooi model  P7  ja  De kracht van het maturity model is dat het een positief groeimodel is dat (veel) ruimte laat 

voor de organisatie om inzicht te krijgen in de eigen processen, deze te beoordelen en te kunnen beoordelen waar de organisatie prioriteiten zou moeten leggen om digitale duurzaamheid te implementeren. De 15 elementen voldoende voor kleinere erfgoedinstellingen en geven goede handvaten om digitale duurzaamheid te kunnen implementeren in de organisatie. 

P8  geen mening 

P9  geen mening 

P10  ja 

Het model gaat uit van alle mogelijkheden, van ongeveer geen digitalisering tot zeer goed onderhouden en overdachte digitalisering.  Ergens moet elke instelling dus wel zijn beginpunt kunnen zoeken en vinden en beseffen hoeveel stappen nog doorlopen moeten worden voor een ideaal eindpunt bereikt kan worden. Op basis van een dergelijk stappenplan kan elke organisatie zelf kijken hoe ver men met bepaalde onderdelen kan en moet gaan en wat daarin belangrijk is en minder belangrijk. 

     

 

en die zijn beschreven in het volwassenheidsmodel na

toelichting Ja, mee eens. Maar het blijft een theoretisch model met aannames terwijl de praweerbarstig is. Ik vraag me wel af in hoeverre grote(re) erfgoedinstellingen omgaan metduurzame toegankelijkheid en hoe men zou 'scoren' op het volwassenheidsmodel van

mening goede mening te vormen overduurzaamheid. Onze insteek is ook wel iets anders omdat wij nauwelijks metmateriaal werken en over het algemeen alleen beeldmateriaal verwerken. 

 Ik heb de indruk van wel. Ik zou eerder zeggen te volledig dan onvolledig. Ik blijf mi(ook in het licht van nog onvoorziene ontwikkelingen) of het zinvol is om dezelfdcriteria te hanteren voor alle vormen van digitale objecten. Voor digital born materiaalvervangings digitalisering wel, voor andere soorten veel minder. En als gezegd, we hetot nu toe vooral ervari

Bijlagen   xxv 

Page 122: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

vraag 2b Acht u het nastreven van niveau 3 uit het volwassenheidsmodel een realistische doelstelling voor de cultureel erfgoedinstellingen? 

   

hting 

overheidsinstelling) in Nederland op basis van de Archiefwet 1995 een 

   

P2  ja  Veel van de aspecten met name relevant voor niet‐beeldmateriaal, waar mijn expertise niet echt ligt. Als ik het betrek op beeldmateriaal lijkt de doelstelling realistisch. 

   

P3  deels 

n er niet aan te beginnen. De kracht van het stappenmodel moet dan zijn om daar ruimte voor te bieden. Dat zou 

kader zou ook het thema ‘selectie’ iets meer nadruk mogen krijgen in 

P4  ja  Het aspect van ‘collaboration’ komt wat mij betreft hier wat uit de lucht vallen en ik zie ook niet helemaal hoe dat binnen deze context een rol dient te spelen. Afgezien daarvan een nastrevenswaardig niveau.  

   

P5  Ja en nee. Ja zeker voor de grotere erfgoedinstellingen die een nationaal belang hebben en een nationale rol hebben (of zouden moeten hebben). En nee voor de kleinere erfgoedinstellingen. Hiervoor ontbreekt daar weer geld 

   

code  antwoord  toelicP1  ja  Jazeker maar dan moet een ergoedinstelling zo vroeg mogelijk worden 

betrokken in het primaire besluitvormingsproces van de zorgdrager. Nu is dat niet het geval, een archiefdienst wacht rustig af wat de zorgdrager aanbiedt ter overbrenging. Bedenk daarbij ook dat elke zorgdrager (lees: 

verplichting tot vernietiging heeft d.m.v. een selectielijst. Dus er wordt een selectie van het beschikbare materiaal aangeboden. 

Ik denk dat de cultureel erfgoedsector zo divers is, dat het moeilijk is om algemene uitspraken van deze aard te doen. Vandaar dat de stappen ‘policy’ en ‘strategy’ zo belangrijk zijn (context en mandaag). Het kan heel legitiem zijn voor bepaalde instellingen om te besluite

   

in het artikel wat nadrukkelijker als optie benoemd kunnen worden: het digitale tijdperk kan leiden tot een nieuwe werkverdeling tussen instellingen, daar moeten ze goed over nadenken.  In dit het artikel. Niet alles hoeft voor altijd bewaard te worden. Liever niet, zelfs. Dit zou een plek moeten krijgen in Deel A stap 1 – niet onder ‘keuze van het materiaal’ voor de eerste verbeteractie . Dat is een pragmatische. 

deels 

en kennis. 

Bijlagen   xxvi 

Page 123: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

P6  deels  Nee (niet op korte termijn) / Ja (op langere termijn, > 5 jaar). Ik vind het stappenplan zoals het nu is opgesteld niet geschikt voor de kleine instellingen, omdat het onrealistische eisen stelt. Het biedt denk ik wel houvast voor middelgrote instellingen, maar zelfs daar heb ik twijfels. Ik vind dat het artikel 

fase 1 (waar de meeste instellingen nu zitten) naar fase 2 verwaarloost. Die stap zou al een grote stap voorwaarts betekenen. De stap van fase 1 naar fase 2 komt niet voldoende uit de verf in het stappenmodel, vermoedelijk door een 

ring van niveau 3. Zelfs de grote databeherende instellingen  

eine 

 een realistische, maar ambitieuze doelstelling kunnen zijn. 

P9  ja   

ttleneck. 

P10  ja   

 

 

te veel ingaat op wat niveau drie inhoudt, en daarmee het groeimodel van 

overwaardevoldoen in diverse opzichten nog niet aan dit niveau. Zie ook bijlage 2: daarzijn de fasen geheel uit beeld verdwenen, terwijl die m.i. cruciaal zijn voor de kleinere instellingen. Overigens zou ik het ook goed vinden als het artikel in zou gaan op wat verstaan wordt onder grote / middelgrote en klinstellingen, met name in termen van benodigde kennis en financiële middelen.  

P7  ja  “Ja”, moet worden geïnterpreteerd als een wenselijk ja. Op dit moment is stage 3 nog een zeer ambitieus niveau voor de meeste erfgoedinstellingen. Het zou wel

P8  ja  We hebben niet zoveel keus. Op de een of andere manier ontkomen we er niet aan ervoor te zorgen dat we zover komen. Een en ander staat of valt met samenwerking. Individueel opereren kost teveel geld en maakt de risico’s op verlies alleen maar groter. 

zelfs niveau 4 is goed denkbaar, ook voor kleine instellingen. Maar wel opvoorwaarde van samenwerking, shared services en standaardisatie van beheer. En daar zit vermoedelijk de bo

Erfgoedinstellingen kunnen niet meer voorbij aan digitalisering. Het bereikenvan niveau  3 lijkt me haalbaar, maar het zal wel niet zo gemakkelijk zijn om iedereen op dat niveau te krijgen. Daarvoor zal vanuit de organisatie gezorgdmoeten worden voor de randvoorwaarden en voor een redelijk gelijkvormig systeem binnen de organisatie. 

Bijlagen   xxvii 

Page 124: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

vraag 3 Het stappenmodel is opgebouwd  ngspunt voor deze ordening is de mate wa co van verlies van digitale informatie. Da eit en de beschikbaarheid van standaard Onderschrijft u in grote lijnen de v

code  antwoord  toelichP1  Ja  De elem d: het is en 

blijft ee h model. Om te onderzoeken of dit model in de praktijk werkbaar is, zou een grootschalig empirisch onderzoek onder kleine Nederlandse erfgoedinstellingen kunnen worden gehouden.  

n mening 

Evenals

P3  Ja  Met de   geregeld moeten zijn – vaak onder verantwoording van een andere organisatie dan de erfgoed  bij context

P4  Ja  Er zit ee  naar strategie

P6  ja  Het con d ik minder. Er wordt veel tekst gewijd  at nu werkeli  Deel C, stap 1: 

P7  nee  De wijze waarop de  15 elementen zijn gekoppeld aan de 5 stadia zoals uitgeschreven in het stuk van Charles Dollar is naar mijn mening een betere ordening die meer & snel inzicht geeft waar de organisatie staat. 

P8  geen mening 

P9  geen mening 

P10  ja  Ik ben wel een leek, maar ik denk dat het opdelen van de "opdracht" in kleinere haalbare gehelen de beste oplossing is voor erfgoedinstellingen. OP die manier kunnen ze op eigen tempo beginnen en proberen toch op een redelijke termijn een hoger niveau te bereiken.  Dat er ook naar veiligheid en gemak van toegang en opslag wordt gekeken, lijkt me zeer goed. Ook dat gebeurt, vind ik, volgens logische stappen. Ik kan de volgorde van het stappenplan onderschrijven. 

 

door de vijftien elementen uit het volwassenheidsmodel te ordenen. Het uitgaarin het implementeren van een stap bijdraagt aan het verminderen van het risiarnaast is er rekening gehouden met de uitvoerbaarheid, de mate van complexitoplossingen.  In bijlage 1 is gebruikte ordening van de elementen weergegeven.  

olgorde waarin de vijftien elementen zijn geordend? 

ting enten zijn zorgvuldig gekozen en logisch opgebouwd. Maar zoals gezegn theoretisc

P2  gee  in antwoord 2a kan ik hier geen gefundeerde mening over hebben. 

aantekening dat sommige zaken, zoals metadata, eigenlijk al bij productie

instelling. Ik zou dit toch even melden in het artikel, helemaal aan het begin, en mandaat. 

n duidelijke opbouw in van bewustwording en beleidsformulering via inrichting en uitvoering.... 

P5  Ja 

cept van het stappenplan is goed, de invulling vinaan wat *moet* gebeuren, maar er is niet voldoende realisme aanwezig over wjk gedaan *kan* worden door een kleinere instelling. Zie bijv. Deel B, stap 3 endeze hoge eisen zijn m.i. niet uit te voeren voor kleinere instellingen.  

Bijlagen   xxviii 

Page 125: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

vraag 4a 

gewijs uit te bouwen naar een steeds hogere kwaliteit van duurzame toegang?  

e  woord P1  ja 

ppelijk belang'. Het is ondoenlijk en praktisch onmogelijk om alle  archieven 

ook toegepast (d.m.v. een selectielijst), omdat anders de toegankelijkheid van het materiaal niet kan worden gewaarborgd. 

P2  ja  k t. 

P3  ja  r van het proces kan wat mij betreft nog niets meer de nadruk krijgen in het artikel. Het staat er wel, maar ik denk dat het enkele keren herhaald moet worden om echt te ‘landen’. 

P5  ja   

servation action daadwerkelijk als we die gaan uitvoeren? Het lijkt nu praktischer om 5 jaar vooruit te kijken, dat kunnen we bevatten en dus becijferen. Maar het blijft knagen omdat je verder 

P6  ja P7  ja  De overweging om het stappenmodel synchroon te laten lopen met beleidsplannen en 

afschrijvingstermijnen is naar mijn mening een zeer zinvolle die ook voldoende ruimte biedt om vooruitgang te boeken dmv het stappenplan 

 

P9  ja P10  ja 

volg lijks meer bereikbaar is of niet meer te lezen. De oude 

banden die in de UGent (zoals bij het Meertens instituut) aanwezig zijn worden op dit ogenblik gedigitaliseerd, maar het gaat heel traag omdat het geen apart project is en het werk tussendoor moet gebeuren. Om de vijfjaar controleren of men ze nog kan lezen of overbrengen op andere dragers lijkt me heel verstandig en hard nodig, alleen vrees ik dat het in de praktijk moeilijk wordt om dat te realiseren, zeker in instellingen met weinig capaciteit. Misschien moet de overheid voorzien dat er systemen blijven bestaan om oude bestanden te blijven omzetten tegen een kleine vergoeding. De kleinere erfgoedinstellingen hebben immers niet voldoende middelen om zelf te investeren in dergelijke systemen en wellicht ook niet de tijd om te zorgen dat oudere bestanden nu op tijd kunnen omgezet worden naar de huidige algemene standaarden. Op die manier zal veel materiaal op verouderde dragers blijven liggen en vergeten worden. 

Het stappenmodel kiest voor een tijdshorizon van vijf jaar omdat dit ongeveer overeenkomt met een gemiddelde geldigheidsduur van beleidsplannen en afschrijvingstermijnen bij IT‐investeringen. Het stappenplan gaat daarbij echter ook uit van het voortdurend doorlopen van een cyclisch proces van verbeteren, er vinden dus regelmatig tussentijdse evaluaties en bijstellingen plaats.  Biedt deze benadering van de tijdshorizon naar uw mening voldoende ruimte  om staps

Cod ant toelichting Het is belangrijk om vooraf een keuze te maken welke collectie duurzaam toegankelijk wordt gehouden. Naast de 'beperking naar tijdshorizon' en 'materiaalsoort' wil ik daarom toevoegen 'maatschadigitale informatie duurzaam toegankelijk te houden. Deze keuze wordt bij analoge

Mits de juiste budgetten geregeld kunnen worden! Bij duurzame opslag hoort immers ooeen langdurend budge

Maar het cyclische karakte

P4  ja   Tja, dat blijft moeilijk. Eigenlijk willen we verder vooruit plannen en ook verder vooruit wetenwat het allemaal gaat kosten. Daarvoor worden ook rekenmodellen ontwikkeld (zie LIFE project). Maar in de praktijk blijft het toch lastig rekenen. Wat kost nu een pre

vooruit moet denken als erfgoedinstelling. 

Goed uitgangspunt 

P8  ja 

Door te benadrukken dat tussentijds geëvalueerd en bijgesteld moet worden wordt aan deverantwoordelijke duidelijk dat het hiermee niet ‘klaar’ is. Dat is denk ik een van de belangrijke elementen van digitale duurzaamheid: toegankelijkheid is nooit af onderschrijft P8 Dat lijkt me inderdaad ideaal. Op de universiteit heb ik het meegemaakt dat onze eerste digitale bestanden op floppy's nooit zijn overgebracht naar andere dragers, met als gedat het materiaal nu niet/nauwe

Bijlagen   xxix 

Page 126: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Vraag 4b 

Het stappenmodel adviseert de erfgoedinstelling om de zorg in eerste instantie te richten op materiaal dat udige digitale representatie heeft, in eigen huis geproduceerd wordt en waar geen bijzondere 

ning voldoende groeiperspectief om stapsgewijs uit te bouwen naar uurzame toegang tot een steeds breder scala aan digitaal erfgoedmateriaal ?  

code  antwoord  toelichting P1  ja 

en op “eenvoudig” materiaal kan leiden tot een te eenvoudige 

P3  ja als born digital, dat nu m.i. iets te vluchtig de 

revue passeert. 

P4  deels  Lijkt realistisch, maar in de praktijk zijn veel instellingen al in het bezit van een 

 geproduceerd. Bij een ‘blanco’ situatie een redelijk advies, waarbij het ‘in eigen huis geproduceerd’ wat mij betreft niet zo relevant 

P5  nee  dat CAD tekeningen gearchiveerd dienen te 

  Zoals je weet verschillen we van mening over welke prioriteit welk materiaal 

P9  deels 

een eenvoomstandigheden spelen  op het gebied van rechten of ethische normen. Het materiaal zonder fysieke drager voorrang krijgt hierbij voorrang.  Biedt deze benadering naar uw med

P2  nee  Het toespitsvoorstelling van zaken en de bijbehorende gekozen oplossing. Het is nog maar de vraag of een dergelijke oplossing zicht laat opschalen tot “ingewikkeld” materiaal. 

Maar benadruk ook hier iets meer dat dit het begin is, en dat andere categorieën moeten volgen – zo

verscheidenheid aan digitaal materiaal, op verschillende manieren met verschillende doeleinden

is. 

De praktijk is dat we websites archiveren. Deze zijn complex. De praktijk van  erfgoedinstellingen isandere

worden. we kunnen ons dus niet richten op de minder complexe materialen. Wel zou born digital voorrang moeten krijgen als er echt geen fysieke equivalent is. Maar dat ook niet zomaar. Van belang is het dat waarden en risico’s van collecties in kaart gebracht worden. er moet een waardestellend kader geïntroduceerd worden waarin de waarde van een collectie gemeten kan worden. vervolgens kan er een risico inventarisatie uitgevoerd worden daarop. 

P6  ja  Persoonlijk zou ik ook graag zien dat de metadatasystemen (databases) in een vroeg stadium in het duurzaamheidsbeleid worden meegenomen.  

P7  neemoet krijgen. Het groeiperspectief zal afhangen van de collectie van instelling. 

Voor gedigitaliseerd materiaal zonder wettelijke archieffunctie lijkt me dit een P8  deelgoed uitgangspunt. Ook om betrokkenen de gelegenheid te geven te leren omgaan met dit materiaal. Het kan echter de duurzame opslag van archief in de zin van de wet niet vervangen en de indruk dat dit wel zou kunnen, moet vermeden worden. 

Een mooi groeiscenario is zo zeer wel mogelijk. Ik vraag me wel af waar dit groeiscenario stopt voor kleine instellingen. Op den duur is er wellicht te weinig capaciteit om door te groeien naar niveau 3. Het zou misschien niet het enige groeiperspectief moeten zijn. 

Bijlagen   xxx 

Page 127: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

P10  ja  Materiaal dat toch voor handen is zal de eerste vijf jaar ook nog niet verdwijnen, toch moet er rekening mee gehouden worden dat ook dergelijke  analoge 

het  begint, maar om alles in gedigitaliseerde vorm om te zetten en te 

bewaren, zal voor vele kleinere instellingen toch een onbereikbare kaart blijven, , en 

aringsprocedures 

bronnen verloren kunnen gaan of verouderen en daardoor vergeten, we moeten dus niet alleen focussen op materiaal waarvan geen fysieke drager beschikbaar is. Het biedt zeker voldoende groeiperspectief, denk ik, omdat laagdrempelig

tenzij de evolutie zo snel gaat dat digitaliseren een fluitje van een cent wordtdan nog zal er moeten nagedacht worden over de bew

 

Bijlagen   xxxi 

Page 128: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

vraag 5 In deel A van het stappenp urzame toegang tot het digitale er egang met zich meebrengt moet ze maken welke rol zij wil en Verwacht u, op grond van uw kennis van de sector, dat cultureel erfgoedinstellingen in de komende jaren  in staat zullen zijn om dergelijke fundamentele, strategische keuzes te maken? 

code  antwoord  toelichting P1  nee  Kleine erfgoedinstellingen ontberen kennis, kunde en middelen voor duurzame 

toegankelijkheid. Daarom moet men de krachten bundelen en bereidheid tot verregaande samenwerking en kennisdeling.  Dat is de enige manier om te kunnen overleven in het digtale tijdperk, versnippering te voorkomen en  het digitale erfgoed veilig te stellen. 

P2  ja  Het besef dat gedigitaliseerd materiaal niet uitsluitend op een DVD'tje kan worden opgeslagen lijkt behoorlijk doorgedrongen te zijn tot onze klantenkring. Dat het daarbij logisch is dat opslag ook geld kost, wekt ook weinig verbazing binnen organisaties. Ik denk wel dat in dit kader veel praktijken die vanzelfsprekend lijken te zijn door de geleverde kwaliteit , expliciet gemaakt moeten worden. 

P3  geen mening  kan ik vanuit mijn positie niet goed inschatten P4  deels  Sommige. Archieven hebben geen keus. Op bepaalde terreinen zullen ze deze rol 

wel moeten spelen. 

P5  geen mening  Moeilijk. Dat moet gedragen worden door de overheid. Grote instellingen moeten samenwerken hierin. 

P6  ja  Met enige aarzeling. DEN heeft de afgelopen jaren flink gestuurd op het opstellen van informatieplannen. Wat jij in deel A beschrijft komt voor een heel groot deel overeen met onze aanbevelingen voor een informatieplan (dat wordt noem je overigens niet, helaas). Een informatieplan bestaat uit drie delen: een informatiebeleidsplan, een digitaliseringsplan en een duurzaamheidsplan. Zie ons themadossier hierover op www.den.nl. Er zijn inmiddels zo'n 125 Nederlandse erfgoedinstellingen met een informatieplan (meestal gefinancierd uit Digitaliseren met beleid). De instellingen zijn verplicht het informatieplan bij ons te evalueren. Zonder uitzondering zijn de instellingen zeer blij deze exercitie gedaan te hebben. Het duurzaamheidsplan is bij de meesten nog niet heel goed uitgewerkt, maar er is wel een goede start gemaakt. Overigens verzamelen wij alle informatieplannen, dus als je die duurzaamheidsplannen eens wilt inzien...  

P7  ja  Met reserve. Als een organisatie zichzelf deze vragen gaat stellen en ze vastlegt in beleidsplannen en mandaat is de eerste stap gezet naar groei en ontwikkeling van digitale duurzaamheid.  Dit vergt wel investering van de instellingen om die gefundeerde  en fundamentele keuzes te kunnen maken.  Of dit laatste op grote schaal binnen de komende 5 jaar zal gebeuren, betwijfel ik.   

P8  ja  Ik denk dat archiefdiensten, in deze geholpen door een nationaal initiatief dat op dit moment van de grond wordt getild inderdaad in staat zullen worden gesteld dergelijke keuzes te maken. Voor andere erfgoedinstellingen zal iets soortgelijks georganiseerd moeten worden omdat de investeringen in infrastructuur en kennis te hoog zijn. 

lan staat de rol centraal die de organisatie kan en wil spelen ten aanzien van  dufgoed. Vanwege de grote verantwoordelijkheid en verplichtingen die duurzame to de organisatie op basis van voldoende mandaat en draagvlak een strategische keu kan spelen.  Zie ook hoofdstuk 6, pagina 18 en verder. 

Bijlagen   xxxii 

Page 129: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

P9  nee  Zeker bij kleine instellingen zal de keuze niet fundamenteel en strategisch zijn, maar ad hoc. Men heeft te veel energie nodig om het hoofd boven water te houden, om hier structureel tijd en capaciteit voor vrij te maken. Als men kan meeliften met een groter, bijvoorbeeld landelijk, project, dan is er een kans dat men meegaat. 

  

 veel moeilijker zijn. Iedereen 

mt  moeten gebeuren. Ik denk dat niet elke 

individuele medewerker dit kan en/of wil. De ene keer wegens tijdsgebrek, de andere keer omdat de capaciteiten hiervoor niet voldoende aanwezig zijn. Dus zelfs 

elling regels bedenken en een stappenplan opmaken, dan nog is de 

 

P10  deels  Elke erfgoedinstelling op zich zal wellicht wel een aantal strategische keuzes moetenmaken de volgende jaren omdat er niet aan te ontsnappen is, maar die vele kleinereerfgoedinstellingen op een lijn krijgen zal wellichtdenkt immers dat wat hij doet beter is dan wat een ander doet. En je hebt de individuele medewerkers die ervoor zullen moeten zorgen dat er een overzicht kovan wat er is en in welke volgorde dingen

al zal de instvraag of het bij iedere individuele medewerker opgepakt wordt. 

Bijlagen   xxxiii 

Page 130: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

vraag 6 Bij het inrichten van het stappenmodel is nadrukkelijk gezocht naar mogelijkheden voor het opsplitsen 

het probl  digitale duurzaamheid.aan kun rschillende o

digitale objecten, beschreven inOnderwerpen als backups, bevehoren thuis bij reguliere IT‐behevan ITIL (een een referentiekadewordt dan ook voor het merendstandaard dienstverlening van   Onderschrijft u deze visie? 

 

code  antwoord  toelichting   ja  Ja, mits men ook hier weer intensief samenwerkt en niet probeert zelf het 

wiel uit te vinden. Er is nog een wereld te winnen in het Zeeuwse erfgoedlandschap. Als men niet tijdig gaat samenwerken, dan voorzie ik dat sommige erfgoedinstellingen op termijn moeten sluiten.  

 

P2  ja  Ik denk dat de groep waarvoor dit stappenplan ontwikkelt is, moeilijk in staat zal zijn om zelf zorg te dragen voor een goede technische infrastructuur en dus al snel bij een IT partner zal aankloppen. Denk ook aan de archieven die “verplicht” zijn om hun IT infrastructuur bij de gemeente af te nemen en regelmatig op een blok zullen stuiten met hun specifieke opslagbehoefte. 

 

P3  ja  Helemaal mee eens en belangrijk om te melden! P4  ja  Ondanks de overvloed aan leveranciers met dergelijke producten en 

dienstverlening is het niet altijd eenvoudig om een keuze te maken resp. een leverancier te vinden die ‘past’. Daarnaast vind ik de afhankelijkheid van leveranciers die in de sector hier en daar bestaat nogal dubieus. 

 

P5  ja P6  ja  Digitale duurzaamheid vergt specialistische kennis. Maar we moeten niet 

over het hoofd zien dat heel veel kleine instellingen hun collectieregistratie in Word, Access, Excel, Cardbox of andere PC‐software uitvoeren. Daar is dus geen IT‐infrastructuur aanwezig waar ITIL als norm kan gelden. Zie ook de opmerking hierboven dat de te grote focus op niveau 3 ervoor zorgt dat de bescheiden stap van niveau 1 naar niveau 2 onderbelicht blijft, wat het realistische karakter van het stappenplan ondermijnt.  

 

P7  nee  Bij deze wil ik een nuancering aanbrengen. Ik ben met je eens dat veel zaken als een generiek IT‐probleem kunnen worden gezien. Maar duurzame toegankelijkheid gaat verder dan de standaard IT‐processen (maar dat is in de hogere niveau’s). ITIL (ed) is zeker een goed middel om goede beheersafspraken te maken en grip te krijgen op de processen. Maar het uitbesteden aan ICT‐afdeling of externe bedrijven ontslaat erfgoedinstellingen niet van hun verplichting om de eindregie en kwaliteitscontroles te moeten voeren. Ook stap 2: inventariseren valt waarschijnlijk buiten de methodieken als ITIL. Dus vandaar de nuancering. 

 

P8  nee  De verantwoordelijkheid voor de objecten blijft te allen tijde bij de beheerder. Inhoudelijk is hij degene die er verstand van heeft, en dat kan niet aan IT‐leveranciers worden uitbesteed.  

van ontst

eem vannen ve

 Voor de verschillende deelgebieden die op die manier plossingsrichtingen worden gekozen. Zo wordt het borgen van de  deel B,  met name beschouwd als een generiek IT‐probleem. iliging, vervanging van hardware en software, en capaciteitsbeheer er taken die bijvoorbeeld benaderd kunnen worden van uit de optiek r voor het inrichten van de beheerprocessen). In het stappenplan eel van de stappen in deel B een beroep gedaan kan worden op IT‐leveranciers in de markt.  Zie ook hoofdstuk 7, pagina 20 en verder. 

P1

Bijlagen   xxxiv 

Page 131: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

P9  nee  gezien mijn ervaringen met IT‐organisaties, zou ik dit nooit enkel en alleen als IT‐beheer beschouwen. Vervanging van hard‐ en software, bijvoorbeeld,  kan onmiddellijke gevolgen hebben voor het gedrag (en dus de representatie) van een digitaal object. Welke onderdelen van het gedrag 

 

soort langetermijn problematiek. Die willen vooral snel wat wegzetten, fst met jaarlijks te betalen licenties. Zelfs leveranciers als Netapp hebben 

in mijn opinie een belabberd kennis‐ en kundeniveau op dit punt. 

 

 

 de individuele werknemers zich moeten of kunnen houden. 

 

onaangetast moeten blijven, is eveneens een zaak van de eigenaar. Aangezien van tevoren niet te voorzien is welke upgrades plaats gaan vinden – en dus wat de effecten op het gedrag zijn – moet steeds de eigenaar/deskundige geraadpleegd worden. Het feit dat iets een horizon van 5 jaar heeft, wil niet zeggen dat je niet moet nadenken over wat er na de 5 jaar kan gebeuren. En dat zie ik – met mijn beperkte kennis van de normen – maar zeer beperkt terug in ITIL enBiSL e.d. In mijn optiek zijn IT‐leveranciers al helemaal niet geïnteresseerd in dat 

lie

P10 ja  Inhuren van dergelijke goed geïnformeerde mensen kost wellicht veel minder dan eigen werknemers of klanten het werk te laten doen. En als dat ICT'ers zijn lijkt me dat zeer verstandig. Zij kunnen bijspringen waar nodig en controleren, zij kunnen de systemen opzetten waaraan

Bijlagen   xxxv 

Page 132: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

vraag 7 Het derde deel van het sta dt vooral aandacht besteed aan het belang va oleren en actueel houden van alle opgeslag steld dat huidige collectie beheersystemen  uwelijks mogelijkheden bieden voor het toevoegen van de metada ing tussen object en metadata. Zie ook hoofds Welke van de onderstaan gsrichting acht u de meest succesvolle?: a. afwachten tot de markb. sturing door landelijke c. inrichten van een landed. binnen de sector ontwike. niets doen want  het is geen probleem     Ja / Nee 

code  a  b P1  nee  nee P2  ja  ja  , geloof ik in de 

d zijn als er een landelijke certificering komt, MITS die aansluit bij de doelgroep die dit stappenplan voor ogen heeft. Dit dwingt alle leveranciers om duurzaam met het door haar beheerde erfgoed om te gaan en geeft een meetbaar kwaliteitsinstrument waarmee een marktpartij zich ook kan onderscheiden van de concurrent. Het inrichten van landelijke of regionale infrastructuren zal leiden tot kolossale systemen die in de praktijk niet beheersbaar zullen blijken te zijn. 

P3  ja  ja  ja  ja  nee  Ik denk dat we te maken krijgen met een hybride situatie, waarin het heil niet van één kant zal komen, maar een diversiteit aan oplossingen (hopelijk!) beschikbaar zal zijn voor een diversiteit aan vragen/problemen. 

P4  nee  ja  ja  ja  nee  Door dit van de markt te laten afhangen vergroot je je afhankelijkheid (al worden er open formaten gebruikt). M.i. is het ontwikkelen van eigen instrumenten binnen de sector, met voldoende blik en afstemming er buiten, en gedragen door grotere infrastructuren de beste optie. 

P5  nee  ja  ja  ja  nee P6  ja  ja  ja  ja  nee  Ik heb meerdere opties met ja beantwoord, omdat er nog niet een 

eenduidige oplossing in het verschiet ligt.  

P7  ja  nee  ja  ja  nee  Deze vraag is lastig te beantwoorden, omdat de oplossingsrichtingen oplossingsrichtingen zijn voor verschillende problemen en niet alleen voor het boven beschreven metadatabeheer. Antwoord a is bijv. noodzakelijk voor met metadatabeheer omdat oplossingen geïmplementeerd zullen moeten worden in de meest gangbare collectiebeschrijvingssystemen. B. is een traject dat de komende jaren niet van de grond zal komen. C. Op dit moment heb ik zelf mijn hoop enigszins gevestigd op deze combinatie. Het ontwikkelen van regionale infrastructuur die kan aansluiten op landelijke infrastructuur. De archiefsector is het meest vergevorderd. D. Dit zal noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld voor metadata en persisent identifiers. E. NEE, spreekt voor zich! 

ppenplan richt zich op het bieden van duurzame toegang. In dit deel worn de juiste metadata, de juiste formaat keuze en het voortdurend contren informatie.  Bij de bespreking van het metadatabeheer wordt vastgedie in gebruik zijn bij de erfgoedinstellingen nata voor duurzame toegang en voor het creëren van een duurzame koppeltuk 8, pagina 24 en verder. 

de oplossint dit op pakt      Ja / Nee of koepel organisatie bijv. door certificering  Ja / Nee lijke of regionale  infrastructuren   Ja / Nee kelen van eigen instrumenten   Ja / Nee 

c  d  e  toelichting ja  ja  nee   nee  nee  nee  Wellicht enigszins gekleurd door commerciële belangen

markt. Het zou wel heel goe

Bijlagen   xxxvi 

Page 133: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

P8  nee  ja  ja  ja  nee  Voor de archieven is afwachten geen optie. Er moet landelijke infrastructuur worden ingericht en de sector moet, evt in samenwerking met marktpartijen komen tot eigen instrumenten die vervolgens via de koepelorganisatie(s) worden geïmplementeerd. 

ividu. 

erheid dus stuurt door certificering of door landelijk iets voor te stellen, vind ik dat een goed idee, maar ik zou de erfgoedinstellingen dan 

achten, tenzij het heel duidelijk blijkt dat  korte termijn in orde komt. Het zelf ontwikkelen van standaarden die 

 ander systeem lijkt me het beste. 

P9  nee  ja  ja  ja  nee  onderschrijft P8 P10  nee  ja  ja  ja  nee  Een getrapte werking lijkt me ideaal. Landelijk wil men iets, door het 

aanbieden aan de lagere komt het systeem gemakkelijker bij het indDe ene vertelt het ahw door aan de andere. Als de ov

niet aanbevelen dat ze moeten whet opaangepast kunnen worden aan een

 

Bijlagen   xxxvii 

Page 134: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

vraag 8  ander be rijk  duurzaam  bepalen van een strategie voor migratie en latie om ev vo  va h eringen tegen te gaan.  Het migreren naar of eren va  fo te jn 

toegankelijkheid. Tegelijkertijd is de aanleidide technologische ontwikkelingen.  Zie ook h er.  Ziet u in dit verband een rol weggelegd voorom te adviseren over de te ondernemen actiZo ja, welke organisatie(s) zouden deze rol o

code  antwoord  toelichting P1  ja  Nationaal samenwerkingsverband tussen Nationaal Archief, Koninklijke Bibliotheek, GA 

Rotterdam, GA Amsterdam en grote commerciële partners nemen het voortouw vanwege aanwezige know‐how. Internationaal samenwerkingsverband (vergelijkbaar met Planets maar dan groter) en samen zoeken naar organisatorische‐ en technologische oplossingen. Want internationaal probleem en niet beperkt tot landsgrenzen. 

P2  ja  Het zou heel goed zijn als voor elk denkbare digitale informatie een standaard beschikbaar is gegeven de huidige stand de techniek. Voor digitaal beeldmateriaal zal dit niet zo'n vaart lopen, hier zijn bestandsformaten redelijk permanent gebleken. Het lijkt mij wel redudant om hier iets binnen Nederland voor op te zetten. Het PRONOM (http://www.nationalarchives.gov.uk/PRONOM) project lijkt goed aan te sluiten bij wat hier gevraagd wordt. 

P3  ja  Technology watch is bij uitstek een taak om gezamenlijk op te pakken. De NCDD zou een goed platform zijn om de kennis uit de verschillende sectoren bij elkaar te brengen. Wellicht ligt hier ook een rol voor DEN. 

P4  ja  Dit aspect is volstrekt niet door kleinere instellingen uit te voeren. Naar mijn idee zouden er één of meer landelijke organisaties hier zorg voor moeten dragen (dus niet alleen adviseren). Dit kunnen ook samenwerkingsverbanden zijn. Voor het archiefwezen kan het consortium rond het Nat. Archief hier een rol bij spelen. 

P5  ja  NCDD en grotere erfgoedinstellingen. Ook vanuit de overheid verwacht ik wel iets hierin. 

P6  ja  Europeana gaat een technology watch uitvoeren, met name met het oog op zoekservices, maar dat hangt natuurlijk deels samen met digitale duurzaamheid. Het ligt het meest voor de hand dat de internationale koplopers met doorontwikkelde e‐depots dit oppakken.  

P7  ja  Technology watch is noodzakelijk. Dit zou moeten worden gedaan door de grote landelijke partners (de NCDD‐leden) die gekwalificeerd personeel om deze taak uit te voeren. De technology watch moet zo breed mogelijk worden gecommuniceerd en verspreid door bijv. Bureau NCDD in samenwerking met andere partijen zoals DEN. 

P8  ja  In de plannen voor een gemeenschappelijke e‐depotvoorziening voor het archiefwezen is een technology watch opgenomen. 

Eenemu

lang de ne

 onderwerpgati

 voorlgen

 beheren is hetnologische verande ge n tec

uitfas n bepaald rma n zi ingrijpende keuzes met mogelijk verstrekkende gevolgen voor de duurzame ng die een dergelijke actie nodig maakt vaak juist erg algemeen zoals oofdstuk 8 , deel C –stap 3, pagina 28 en verd

 een landelijk of internationaal samenwerkingsverband of organisatie es als gevolg van technologische veranderingen (‘technology watch’)?  p zich moeten nemen? 

Bijlagen   xxxviii 

Page 135: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

P9  ja  gezien de omvang van het kennisgebied en de snelheid waarmee de technische omgeving verandert is bundeling en centrering van kennis een absolute noodzaak. Op voorwaarde dat deze kennis ook weer direct en vrijelijk beschikbaar wordt gesteld, al dan niet voorzien van een advies. Deze rol moet vooral liggen bij grote, stabiele 

um zou komen voor dergelijke moeilijke vragen  Als er een waarschuwing komt, is men zich meer bewust 

ckup is. Dat gebeurt vaker op thuiscomputers dan in werksituaties, maar velen werken ook thuis verder aan hun teksten enz. Vaak worden de laatste versies dan weer niet teruggebracht op de wekcomputer waardoor er verschillende versies van een zelfde bestand bestaan. 

 

organisaties die mensen (en dus de kennis) kunnen vasthouden en voldoende capaciteit kunnen vrijmaken om de functie in stand te houden. 

P10  ja  Het zou fantastisch zijn als er ergens een probleemoplossend centr

van de negatieve kanten van opslag enz. de meesten zijn immers vrij slordig in het opslaan van hun digitaal materiaal, omdat men zich te weinig bewust is van virussen, crash van een computer waarvan geen ba

Bijlagen   xxxix 

Page 136: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

 

vraag 9 Het stappenmodel is geric n eerder gemaakt keuze geëvaluee opnieuw beoordeeld moet worden op hun meerwaarde voor de organisatie. Maar ook voor elke nieuwe materiaalsoort, voor elke nieuwe collectie, voor elke nieuwe doelgroep zou het stappenplan weer doorlopen moeten worden.  

Denkt u dat het stappenmerfgoedinstellingen om ee

code  antwoord P1  ja   zijn 

nderingen in het werkveld. Alleen dan biedt het stappenplan voor kleine erfgoedinstellingen een houvast bij duurzame toegankelijkheid.  

P2  ja  Uitgaande van de geschiktheid van het model zie ik niet in waarom dit model niet bruikbaar zou zijn in een continu proces. 

P3  deels  Zoals hierboven al gemeld ben ik van mening dat het iteratieve karakter in het artikel wat meer nadruk zou mogen krijgen. Dat is immers de boodschap die moet ‘landen’. 

P4  nee  Dit geldt niet specifiek voor dit model, maar in zijn algemeenheid voor dergelijke modellen. Er is een organisatiebrede infrastructuur nodig die met enige regelmaat geëvalueerd moet worden 

P5  nee  Ik verwacht toch dat dit iets te moeilijk is en erfgoedinstellingen allemaal hun eigen specifieke problemen hebben. Maar het is een begin. Daarop moeten we verder bouwen. 

P6  ja  Met aarzeling. De hele aanpak van DEN om kwaliteitszorg voor digitalisering te vergroten is gericht op verstekring van de cyclische aanpak. Maar zie je opmerking op p. 11 dat dit voor veel instellingen een brug te ver lijkt. Als dat werkelijk zo is, dan geldt dat dus net zo goed voor jouw stappenplan.  

P7  ja  Omdat ik geoefend  ben te denken vanuit het model van DEN en het cyclische aspect daar met name in de toepassing van de kwaliteitscyclus/Deming cycle is ingepast, zie ik het cyclische aspect minder goed terug in dit model.  Het maturity model is een model dat op langere termijn cyclischer/werkbaarder is, omdat dat model de verschillende groeiniveau’s al voorgedefineerd heeft en het makkelijker is om als organisatie prioriteiten te stellen. Het stappenmodel heeft geprobeerd handvaten te bieden om aan de slag te gaan en dat is de grote verdienste. Of het in de praktijk makkelijk te implementeren zal zijn, zal in de toekomst moeten blijken.  

P8  ja  Zeker voor de eerste periode waarin er nog erg veel gedaan moet worden aan bewustwording, kennisvermeerdering en opbouw van de benodigde interne infrastructuur. 

P9  ja  het zou interessant zijn om (op den duur) in het stappenmodel per sector op te nemen wanneer ze kunnen aansluiten op een landelijke voorziening. Dit kan stimulerend werken om zo snel mogelijk een bepaald niveau te bereiken. Voorbeeld: om als archiefdienst aan te sluiten bij de landelijke e‐depot voorziening, moeten de eerste 2 stappen afgerond zijn en 2 elementen van de 3e stap. Door aansluiting bij deze voorziening, worden in één keer bijna alle elementen van stap 3 geïmplementeerd en enkele van stap 4. 

P10  ja  als er voldoende geld en motivatie is  

ht op het gang brengen van een proces van continu verbeteren. Periodiek moeterd worden en nieuwe mogelijkheden in de markt of de omgeving 

 odel in de huidige vorm bruikbaar voldoende aanknopingspunten voor een n dergelijke kwaliteitscirkel in te richten? 

toelichting Ja, mits het stappenplan een dynamisch product is. Tussentijdse aanpassingenmogelijk waardoor vrij snel kan worden ingespeeld op de vera

Bijlagen   xl 

Page 137: Stapsgewijs naar duurzame toegang

 

Bijlagen   xli 

 

 ontwikkeling van eleid op een van de volgende beleidsterreinen: 

c. digitale duurzaamheidsbeleid    Ja / Nee d. IT‐ beleidsplan      Ja / Nee 

code  a  b  c  dP1  ja  ja  ja  ja

elijk relevante metadata, in een 

want ik vermoed dat vele kleine erfgoedinstellingen geen expertise noch de 

P2  ja  ja  ja  jaezenlijk belang is voor elke organisatie. Ik denk echter wel dat het 

ja  ja  jaja  ja  ja

P5  ja  ja  deels  n  P6  ja  ja  ja  ja

P7  ja  ja  ja  ja

dragen en DE BASIS duurzaamheid geeft daar ook voorzetten voor. Al gaat dit model veel dieper. 

P8  ja  ja  ja  jaP9  ja  ja  ja  ja ft P8 

  ja  ja  ja

 

 de organisatie op de hoogte moet zijn. Tussentijdse controles door IT'ers of een verantwoordelijke lijken 

e. 

 

 

vraag 10Het stappenmodel is bedoeld als hulpmiddel bij het maken van strategische keuzes voor duurzame toegang tot digitale informatie.   Verwacht u dat dit onderdelen van dit stappenmodel voor de doelgroep bruikbaar is voor bij deba. organisatiebeleid      Ja / Nee b.  informatiebeleid      Ja / Nee 

  toelichting   Duurzame toegankelijkheid begint bij de bron dus bij de zorgdrager. Dat 

betekent het vastleggen van zoveel mogstabiele en gecontroleerde omgeving. Zodra digitale informatie wordt overgedragen aan een erfgoedinstelling, is het noodzakelijk dat duurzame toegankelijkheid gewaarborgd blijft. Dit kan alleen als het organisatiebeleid, het informatiebeleid, het digitale duurzaamheidsbeleid én het IT‐beleidsplan naadloos op elkaar zijn afgestemd. Het is een nobel streven 

tijd hebben om deze vier noodzakelijk peilers in hun organisatie in te bedden. 

  Ik denk dat elk model zal bijdragen aan het besef dat digitale duurzaamheid van wmodel nog concreter mag: “bij het handje nemen” dus. Er blijft veel ruimte over waar erfgoedinstellingen toch mee zullen moeten worstelen om daadwerkelijk te kunnen spreken van digitale duurzaamheid. 

P3 P4 

ja ja 

      

ee  Maar opnieuw: voor de grotere erfgoedinstellingen  Met de kanttekening dat ik dit eerder vind gelden voor de middelgrote 

instellingen dan voor de kleinere.  

  Ja, ik denk dat het stappenplan, maar met name de toelichting goede handvaten geeft om goede beleidskeuzes te maken , die moeten worden vastgelegd in resp. A, B, C & D.  Dit is beleid dat door DEN al jaren wordt uitge

  Lijkt me een open deur    onderschrij

P10 ja    Ja, bij dergelijke operaties moet er eerst en vooral  vanuit de organisatie meegedacht worden , maar zij moeten de opdracht doorgeven aan andere verantwoordelijken van IT enz.  Vooral de IT'ers zullen aan de individuelepersonen in de organisatie duidelijk moeten maken hoe ze digitaal materiaal moeten opslaan en toegankelijk maken. Als iedereen weet welke informatie minimaal nodig is, kan dit voor het digitale duurzaamheidsbeleid een goede start zijn.  Het is immers ook een kwestie van afspraken en gewoontes, waarvan elk onderdeel van

daarbij zeker geen overbodige lux