taal thema 8_ella_lacht_weer

88
Thema 8 Ella lacht weer

Upload: kees-van-eck

Post on 18-Jul-2015

60 views

Category:

Education


0 download

TRANSCRIPT

Thema 8

Ella lacht weer

Les 1 Ella lacht weer→ Heb je voorkeur voor een bepaald seizoen? Waarom?→ Zijn de mensen over het algemeen vrolijker in de

zomer of in de winter of kun je dat zo niet zeggen in het algemeen?

→ Wat zijn de speciale die de lente en de zomer zo leuk maken en wat is het prettige aan de herfst en de winter?

We gaan vandaag een verhaal lezen met als thema licht.• Let tijdens het luisteren vooral op het thema licht dat

terug komt. • De juf leest het verhaal voor. Je houdt je vinger bij de

tekst.

Voor Ella is de winter niet zo’n fijne tijd, ze is dan snel moe en snel geïrriteerd. Dat betekent dat Ella snel boos wordt, ze ergert zich snel.

Op de universiteit in Engeland is onderzoek gedaan. Een universiteit is een soort school. Je kunt er na de middelbare school naar toe. Op de universiteit kun je bijvoorbeeld een andere taal leren of voor dokter studeren.

Voor het onderzoek hebben ze proefpersonen gevolgd. Ze nemen dan een groep mensen die ze extra goed in de gaten houden en met wie ze verschillende dingen uitproberen die te maken hebben met onderzoek.

Uit het onderzoek hebben ze geleerd dat iemand die wakker wordt als de zon schijnt, goed in zijn vel zit. Goed in je vel zitten betekent dat je je lekker voelt, dat het goed met je gaat.

Een prisma is een driehoekig stuk glas. Als je wit licht door een prisma laat schijnen, wordt het verdeeld in verschillende kleuren. Welke kleuren zie je dan? (de kleuren van de regenboog: rood, oranje, geel, groen, blauw, violet)

Het lichtblauwe licht wordt weerkaatst. Weerkaatsen betekent dat het licht of het geluid weer terug komt. Geluid dat weerkaatst noem je een echo.

Ella heeft in de winter altijd last van een winterdip. Als je in een dip zit, voel je je niet prettig, het gaat niet zo goed met je.

Het resultaat van het onderzoek was verbluffend. Iets is verbluffend als het je heel erg verbaast. Je weet dan even niet wat je moet zeggen.

Lester is een intelligente jongen. Iemand die intelligent is begrijpt dingen snel, die is slim.

Hij ontwerpt gecompliceerde computerprogramma’s. Gecompliceerd is een ander woord voor ingewikkeld of moeilijk.

Een begrip is een verzamelwoord. Het staat voor alles wat met een bepaald woord te maken heeft.

Zo is het weer een begrip: het staat voor wel of geen regen en windtemperatuur, zonneschijn, enzovoorts.

Het begrip betekent ook: het begrijpen van iets. Als je zegt: Hij is snel van begrip, wat bedoel je dan?

Lester heeft nagenoeg alle boeken uit de bibliotheek gelezen. Nagenoeg betekent bijna.

Verwerking:

• De klas wordt verdeeld in vier groepen. Elke groep krijgt een groot vel en een dikke stift.

• Elk groepje krijgt een bepaald seizoen en noteert de opvallende kenmerken rondom de natuur in dat seizoen.

→ Welke rol speelt het licht bij alle kenmerken?Klaar?→ Kan er nog aangevuld worden door andere groepjes?→ Wat zijn de grootste veranderingen in de opeenvolgende

seizoenen?→ Welke rol speelt het zonlicht hierin?→ Welke gevolgen heeft het verzetten van de klok voor

mensen?

Reflectie:

• Is het verhaal je duidelijk?

• Zijn er nog onduidelijke woorden?

• Beleef je de wisseling van seizoenen altijd bewust?

• Wat is je favoriete en minst favoriete seizoen?

Les 2 Wat je altijd al wilde weten

• Ella heeft iedere winter last van een dip.

→ Heb jij ook wel eens last van een dip? Wanneer?

Maandagmorgen of net na de middagpauze

→ Kun je vertellen hoe dat voelt?

→ Hoe los je dat op?

→ Denk je dat anderen iets van merken?

→ Heb je er dagelijks of wekelijks last van?

• Hoofdzaken zijn de grote lijnen uit een verhaal. De bijzaken zijn de versieringen, die het verhaal leuker maken om naar te luisteren.

• In een samenvatting vertel je alleen de hoofdzaken. • We gaan een doorvertel spel spelen.Voortgang: 4 kinderen gaan naar de gang. De juf leest

een krantenartikel voor aan een kind. Een van de kinderen op de gang komt naar het lokaal. Deze vertelt het verhaal aan dit kind door. Dit kind moet het verhaal weer doorvertellen aan het volgende kind op de gang, etc.

• Klaar? Je ziet dat er grote veranderingen plaatsvonden.

→ Werden de hoofd- en bijzaken goed onderscheiden?

Reflectie:

• Klopte de uiteindelijke versie met het originele verhaal?

• Hoe komt het dat een verhaal bijna altijd verandert?

• Is het moeilijk om de hoofdzaken uit een verhaal te halen tijdens het luisteren?

• Wat vind je een handige manier om dat te doen?• Waarom is het handig om hoofd- en bijzaken uit

elkaar te houden?Zo kun je snel en duidelijk belangrijk nieuws

onthouden en doorvertellen; ook handig als je voor een toets moet leren!

Les 3 Weerbericht

• Lester heeft in het ankerverhaal een prisma waarmee hij aan Ella uitlegt hoe licht in elkaar zit. Door het prisma gaat een hoeveelheid licht.

prisma hoeveelheid

→ Wat zeg je als je meer dan één hoeveelheid of prisma hebt?

Twee prisma’s, twee hoeveelheden.

Deze les gaan we oefenen met woorden die in het meervoud op heden of ‘s (apostof s’) eindigen.

→ Bedenk eens woorden die eindigen op heid. Maak hierna eens een zin met de meervoudsvorm.

Niet bij alle zinnen is het meervoud mogelijk of logisch.

Deze woorden ontstaan als volgt, bijvoorbeeld: iets dat mogelijk is, is een mogelijkheid.

Het grondwoord blijft hetzelfde. Heid verandert in heden.

• Een zelfstandig naamwoord die in het enkelvoud eindigt op a, i, o, u of y (het geldt dus niet voor de e) krijgt in het meervoud ‘s en een zelfstandig naamwoord dat eindigt op heid eindigt in het meervoud op heden.

Reflectie:

• Met welke meervoudsvormen, heden of ‘s had je de meeste moeite?

• Weet je nog dat na een e, nooit een ‘s volgt?

• Wat gebeurt er in het meervoud met woorden die eindigen op heid of a, i, o, u of y?

Les 4 Hoera, het is weer lente!

• In het ankerverhaal lazen we dat Ella altijd een dip heeft in de winter. Ze is dan verdrietig, chagrijnig en snel geïrriteerd.

→ Voel je je ook wel eens zo?→ Hoe is in zo’n geval je lichaamshouding, hoe

zijn gebaren of gezichtsuitdrukking en wat zeg je dan?

Vandaag gaan we oefenen met de relatie tussen wat iemand zegt en zijn lichaamshouding, gebaren of gezichtsuitdrukking.

→ Laat zonder te praten zien hoe je je voelt tijdens de volgende momenten:

1. Een regenachtige dag in de herfst waarbij je je verveelt.

2. Een mooie winterdag waarop je lekker gaat schaatsen.

3. Een zwoele zomeravond in de zomervakantie waarop je lekker lang mag spelen.

• Aan lichaamstaal, gebaren, houding en gezichtsuitdrukking, kun je zien hoe iemand zich voelt.

→ Omschrijf eens wat je ziet bij iemand die situatie 1 uitbeeldt.

Reflectie:

• Druk eens non-verbaal uit hoe je de opdracht vond.

• Wat zal de uitbeelder bedoelen?

Les 5 Zomertijd en wintertijd

• In het ankerverhaal staat dat in de lente de dagen langer worden en de nachten korter. Er is dus meer licht en dat en dat is goed te merken aan de natuur.

• De bomen krijgen blaadjes.

• De tulpen schieten omhoog uit de grond.

→ Wat is de persoonsvorm van beide zinnen?

krijgen en schieten

• De bomen krijgen blaadjes. • De tulpen schieten omhoog uit de grond.

→ Hoe kun je de persoonsvorm vinden?1. Door het onderwerp in het enkelvoud te zetten, de

persoonsvorm verandert dan van vorm. De boom krijgt blaadjes. De tulp schiet omhoog uit de grond.

2. Door de zin vragend te maken, de persoonsvorm is nu het eerste woord in de zin. Krijgen de bomen blaadjes?

3. Door de zin in een andere tijd te zetten, de persoonsvorm verandert van vorm. De bomen kregen blaadjes. De tulpen schoten omhoog uit de grond.

Nog een zin: De dagen worden langer. → We doorlopen de stappen.

Reflectie:

• Kon je in elke zin de persoonsvorm herkennen?

• Welke van de drie manieren vind je het makkelijkste en waarom? Tijd, getal of vraag?

• Welke zinnen in de opdracht waren lastig en waarom?

Les 6 Wat ik nu toch heb gehoord…

• Samengevat; Ella vraagt wat Lester in zijn hand heeft. Lester vertelt dat het een prisma is. Hij legt uit hoe het werkt. Hij legt ook uit waarom zijn broek blauw is. Dan vraagt hij of Ella die avond mee gaat naar de hei om naar de sterren te kijken. Ella zegt dat ze dat wel wil.

Deze les gaan we een gesprek samenvatten.

• Als je een samenvatting geeft moet je letten op de volgende dingen:

1. Bedenk je voor wie de samenvatting is.2. Je legt kort en duidelijk uit waarover het

gesprek ging. Je vertelt alleen de hoofdzaken.3. Je laat de bijzaken weg.

• Twee leerlingen voeren samen een gesprek. Onderwerp: zonder kleuren zou de wereld er saai uitzien.

• De rest van de leerlingen maakt aantekeningen.

• We bespreken wat wel en wat niet in de aantekeningen hoort.

Reflectie:

• Wat vind je van de samenvattingen, is de hoofdzaak duidelijk naar voren gekomen, op welke manier?

• Is er alleen over de hoofdzaken gesproken?

• Waarom is het belangrijk om een goede samenvatting te kunnen maken van een gesprek?

Informatie juist door kunnen geven, zonder dat er misverstanden ontstaan.

Les 7 Een strandtafereel met een zandkasteel

• Bij de verschillende seizoenen hoort ook bepaalde kleding.

→ Welke winter- en zomerkleding kun je noemen?

→ Waar is die kleding van gemaakt?Bijvoorbeeld: een jas van nylon, een bloes

van katoen.Nylon en katoen noemen we stofnamen:

namen van stoffen waarvan je dingen kunt maken.

• nylon→ Wat is gemaakt van nylon?Jas, rugzak, tent, slaapzak.

→ Ken je iets wat gemaakt is van nylon, waarin het woord nylon voorkomt. (dus niet nylon jas)

nylonkous, nylondraadNylonkous, is een woord waarbij de stofnaam in

het woord zit, net als aluminiumfolie. → Kun je zo ook een woord noemen met zand

erin?zandkasteel

Reflectie:

• Welke nieuwgevormde woorden kende je nog niet?

• Wat is het verschil tussen papiergeld en een papierversnipperaar?

• En tussen een katoenen sok en een katoenplantage?

• Welke woorden uit de oefening bestaan niet uit stof die in het woord voorkomt?

Blikschade is schade aan een blik, een katoenplantage is een plantage waar katoen wordt verbouwd.

Les 8 Blauw van de kouKleurZonder kleur is alles maar saai;Geen groen gras, geen mooie bloemen.Zonder kleur is alles maar saai;Geen regenboog, geen gekleurde bladeren.Maar gelukkig is het niet waar,Want daar,Overal,Zijn al die mooie kleuren,Die alles zo mooi maken.(door Tim van Bezooijen, uit: Met kroontjespen of

toetsenbord, Vianen, The house of Books, 2000)

→ Wat is het onderwerp van dit gedicht?

Kleur

→ Welke woorden passen bij het onderwerp?

Groen, regenboog, gekleurd.

→ Welke woorden passen mooi bij elkaar?

Groen en gras, mooie en kleuren, zonder kleur en saai.

→ Hoe is het ritme, lopen de zinnen goed?

Lees het gedicht hardop voor om de vraag te kunnen beantwoorden.

→ Is het gedicht begrijpelijk en logisch?

→ Rijmt het?

Reflectie:• Lees je gedicht voor. De anderen

beoordelen aan de hand van de punten op het bord.

• Wat spreekt je aan in het gedicht?

• Heb je een leuke vorm bedacht om het gedicht op te schrijven?

• Moet een gedicht altijd een logisch verhaaltje zijn?

• Hoort een gedicht te rijmen vind je?

Les 9 Poëzie en wereldzeeën

• In het ankerverhaal komt de zon voor als een bron van licht.

→ Wat geeft de zon nog meer behalve licht?

Warmte en energie; zonne-energie

Functie van het liggende streepje: ervoor zorgen dat het woord leesbaar is.

ruine reunie ruïne reünie

Bij deze woorden wordt geen streepje gebruikt maar een trema voor de leesbaarheid.

bioscoop• In een woord staan soms twee klinkers naast elkaar die

als twee lettergrepen moeten worden uitgesproken.• Als niet meteen duidelijk is dat je ze na elkaar uit moet

spreken, komt er een trema op de eerste klank van de volgende lettergreep, dat is meestal de tweede klinker.

• Bij het woord bioscoop is het wel meteen duidelijk. Dan komt er geen trema op.

• Soms heb je zelfs drie klinkers naast elkaar. Dan gelden twee regels: niet een trema meteen na de i, en alleen een trema op de i en e. Bij financieel blijft het zo.

• Draaierig blijft zo, omdat aai goed leest, en er na de i niet direct een trema komt.

• De trema komt ook voor in getallen, zoals drieëntwintig.

• Je gebruikt een trema om te voorkomen dat een woord verkeerd gelezen wordt.

1. Tweeklinkers naast elkaar die verkeerd gelezen kunnen worden; trema op de eerste klank van de tweede lettergreep.

2. Drie klinkers naast elkaar; niet meteen na de i en alleen een trema op de i of e.

3. Trema komt voor in getallen.

→ Wat weet je nog uit eerdere lessen over woorden die in het meervoud op ie eindigen?

Dat hangt af van de klemtoon. (regel 4)Klemtoon op de ee of ie aan het einde van een

woord = -ën toevoegen.Anders alleen een –n.

Reflectie:

• Heb je de woorden hardop voor jezelf gelezen, of in lettergrepen verdeeld om te kijken waar het trema geplaatst moest worden?

• Waarom is een trema niet nodig na een afbreekteken?

Les 10 Ella lacht weer (vervolg)→ Weet je nog waar het eerste gedeelte van het ankerverhaal stopte?Ella en Lester spreken af om ‘s avonds samen naar de hei te gaan om

sterren te bekijken.→ Wat is de bedoeling van Lester?Sterren bestuderen.→ En van Ella?Romantisch met Lester op de hei zitten.

Vandaag gaan we naar het tweede deel van het ankerverhaal luisteren.Luisteropdracht: zijn de bedoeling en resultaat van Ella en Lester voor

de komende avond hetzelfde?

Houd je vinger bij de tekst. De juf leest het verhaal voor.

Luisteropdracht: Lester heeft uitgebreid de sterren kunnen bekijken en erover vertellen, Ella heeft niets romantisch meegemaakt.

Als Ella en Lester naar de hei fietsen is het schemerig. Schemerig is half donker. Het is schemerig vlak voordat de zon opkomt of vlak voordat hij ondergaat.

De sterren staan in het uitspansel. Dat is het hemelgewelf, de lucht boven ons.

Lester legt uit dat het licht een golfbeweging maakt. Licht is een vorm van energie die zich verplaatst in kleine, onzichtbare golfjes. Doe met je handen een golfbeweging na.

In een jaar tijd legt het licht een afstand af van bij tien biljoen kilometer. Een biljoen is een aantal, zoals tien en duizend. Een biljoen is een 1 met twaalf nullen.

1.000.000.000.000

Ella slaakt een zucht als ze naar Lester kijkt. Als je een zucht slaakt, zucht je heel diep.

Ella heeft in een magazine gelezen dat je van chocola in een romantische stemming komt. Een magazine is een tijdschrift.

De chocola werkt bij Lester niet goed. Hij vertelt gewoon verder over de sterren, die ontstaan doordat gasdeeltjes met elkaar samenklonteren. Samenklonteren betekent dat er deeltjes aan elkaar blijven plakken, zodat er een klont ontstaat. Net als wanneer je een saus maakt of deeg voor een taart: als je niet goed roert krijg je klonten.

Lester vertelt over de dampkring. De dampkring is de laag lucht die om de aarde heen hangt. Die lucht heb je nodig om te leven. De zuurstof erin hebben wij nodg om te leven.

Sommige sterren staan duizenden lichtjaren van ons verwijderd. Een lichtjaar is de afstand die het licht in een jaar aflegt: bijna tien biljoen kilometer (9461 miljard kilometer oftewel 63240 maal van de aarde tot de zon) Sommige sterren staan dus zo ver weg, dat het licht ervan duizenden jaren onderweg is voordat het vanaf de aarde te zien is.

En dat terwijl het licht zich toch onnoemelijk snel verplaatst. Onnoemelijk snel betekent heel erg snel; zo snel dat er geen woorden voor zijn.

Het is nu zo goed als donker, dat wil zeggen: het is bijna donker maar nog niet helemaal.

Het is een uitdrukking. Bijvoorbeeld: Mijn haar is zo goed als droog.

Een meteoor is hetzelfde als een vallende ster. Het is een stuk steen dat onze dampkring binnenvalt en daarbij verbrandt.

Een meteoor valt vanuit de ruimte onze dampkring binnen. Met de ruimte wordt de ruimte bedoeld waarin zich de planeten en sterren bevinden. Andere woorden ervoor zijn het heelal, het universum of de kosmos. Ruimte in het algemeen is plaats om te zijn en te bewegen. Een ruimte in een gebouw is een plaats met muren eromheen.

Verwerking:

• Speel in tweetallen de rollen van Lester en Ella. We doen dit zonder te oefenen. Je improviseert aan de hand van het verhaal en je hoeft niet de letterlijke tekst te gebruiken.

• De rollen kunnen ook omgekeerd gespeeld worden; de romantische jongen en het meisje dat alles over de sterren weet.

Reflectie:

• Had je zo’n soort verhaal verwacht na deel 1?

• Wat was er opvallend anders?• Kun je je voorstellen dat dit waar gebeurd

is?• In welke rol voel jij je het meest thuis?• Welke woorden die aangeboden zijn

passen bij het thema licht? Kun je uitleggen waarom?

Les 11 Last van de zon?

De juf vertelt: (monotoon en binnensmonds)

Ik reed in de auto en de zon scheen in mijn ogen. Ik moest mijn ogen bijna dichtknijpen waardoor ik pas laat zag dat het stoplicht op rood stond. Het lukte nog net om te remmen en dat was maar goed ook. Er passeerde juist een grote vrachtwagen.

→ Wat vond je van de manier waarop het verhaal verteld werd?

Deze les gaat over het vertellen van verhalen.

Aandachtspunten bij het vertellen van een verhaal:1. Duidelijk praten zodat de anderen je kunnen verstaan.2. Niet op één toon praten, maar in de zinnen sommige

woorden benadrukken. Dat zijn vaak woorden die je zelf heel belangrijk vindt in een verhaal.

→ Welke speciale nadruk krijgt een zin door de volgende benadrukking:

• Ik heb heel veel last van de felle zon.• Ik heb heel veel last van de felle zon.• Ik heb heel veel last van de felle zon.• Ik heb heel veel last van de felle zon.• Ik heb heel veel last van de felle zon.• Ik heb heel veel last van de felle zon.

→ Doe dit zelfde eens bij de zin: Ik kan nooit lang in de zon zitten. Welke betekenis had de intonatie die jij gebruikte?

Reflectie:

• Wat heb je geleerd wat betreft de intonatie?

• Wat heb je geleerd over het benadrukken van een zin?

• Wat kun je op deze manier uitdrukken?

• Waarom is het prettiger om te luisteren naar iemand die bepaalde woorden in zijn verhaal benadrukt dan iemand die op één toon spreekt?

Les 12 Berichten over het weer

• We bekijken de voorpagina van een krant. Op de voorpagina staan verschillende onderwerpen. Boven elke regel staat een dikgedrukte regel, die een beetje te vergelijken is met een titel van een boek of van een verhaal.

Die dikgedrukte regel boven een krantenartikel heet een kop.

• In de les gaan we • koppen maken.

• Een goed kop heeft de volgende kenmerken:- een kop heeft weinig woorden.- Hij trekt de aandacht voor het artikel, hij maakt

nieuwsgierig.- Hij geeft een samenvatting van het artikel in een paar

woorden. We gaan deze les koppen bedenken bij het weerbericht. → Welke titel zou passen boven dit kaartje?

Reflectie:

• Noem eens een kop. Welk weerbericht verwachten de anderen bij deze kop?

• Geeft de kop een goede samenvatting?

• Word je nieuwsgierig gemaakt door de kop?

In les 14 gaan we verder met het schrijven en koppen boven stukken zetten.

Les 13 Professor Sonne

• De juf leest regel 3 t/m 7 van het tweede deel van het ankerverhaal nog eens voor. Op de hei…. t/m ….heel ver kijken.

• Het stuk wordt nog eens voorgelezen, maar vervangen door synoniemen:

“Op de hei is het heerlijk stil, hè Lester. Geen mens die je ziet. Knus, wij met ons tweetjes, samen….”

“Op de hei kun je prima naar de hemellichamen kijken” zegt Lester. “Je bent ver weg van het licht van de stad. Het is prachtig wolkeloos. We kunnen een heel eind kijken.”

Deze les gaan we zoeken naar synoniemen.

→ Wat zijn synoniemen?Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen. → Welke synoniemen horen bij elkaar?Synoniemen die exact hetzelfde betekenen, bestaan niet.

Meestal is het gevoel dat je bij woorden hebt anders. Broek en pantalon zijn synoniem van elkaar. Toch worden ze in andere situaties gebruikt. Hetzelfde geldt voor prettig en aangenaam. Plezier en genoegen.

lekkerheerlijk rustig

stil niemand

geen mensgezellig

knus

goed

primasterren

hemellichamen

mooi

prachtig

onbewolkt

wolkeloos

Reflectie:

• Wat vond je van de les? Kun je daar een synoniem van geven?

• Synoniemen betekenen nooit exact hetzelfde. Wat is het verschil tussen thans en nu en tussen nimmer en nooit?

thans en nimmer zijn formeler, minder spreektaal.

Les 14 Weersverandering

→ Wat is een weersverandering?→ Kun je voorbeelden noemen van

plotselinge weersveranderingen.• In les 12 heb je berichten over het weer

geschreven en er koppen bij bedacht.

In deze les gaan we weersberichten van een ander aanvullen, natuurlijk weer met een nieuwe kop.

Koppen zijn: kort, maken nieuwsgierig en zijn samenvattend.

→ Beschrijf kort hoe je dag tot dusver is en bedenk hier een kop bij.

→ Voldeed de kop aan de eisen?

Eventueel verbeteren we de kop.

• Boven een groot artikel kun je een kop hebben met daaronder kleinere koppen voor de verschillende onderdelen.

Reflectie:

• Lees je kop voor over weersveranderingen.

• Wie kan uitleggen welke weersomslag er morgen komt, afgaande op de koppen.

• Wat zijn goede koppen naar jullie oordeel? Waarom?