documentti

16
KOOS BREUKEL & ROY VILLEVOYE

Upload: lecturis

Post on 06-Mar-2016

214 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

Tí is het resultaat van een reis die portretfotograaf Koos Breukel en kunstenaar Roy Villevoye maakten naar Tí, een afgelegen dorpje in de binnenlanden van Papoea Nieuw Guinea waar het Asmat volk leeft.

TRANSCRIPT

Page 1: DocumentTi

KO

OS

BR

EU

KE

L &

RO

Y V

ILL

EV

OY

E T

í

Page 2: DocumentTi

Waringin-boom bij

Tí/Waringin-tree near T

í

Page 3: DocumentTi

KOOS BREUKEL

& ROY

VILLEVOYE

TíESSAYS TIJS GOLDSCHMIDT & HANS DEN HARTOG JAGER

Page 4: DocumentTi

Aankomst in T

í/Arrival at T

í

8

Page 5: DocumentTi

9

Het individu in Tí

Tijs Goldschmidt

Op een aarden wal langs de oever van de rivier deUnír staan de bewoners van Tí te kijken naar delang verwachte bezoekers. Drie Papoea’s uit eenvergelegen dorp in gezelschap van hun alibi omhier te verschijnen; twee blanken die ze op hun reisper gemotoriseerde prauw vergezellen. Het halvedorp is uitgelopen om dit mee te maken. Een lintvan tientallen mensen, van baby tot bejaarde. Deovergrote meerderheid is jong, ruim onder de der-tig jaar. Ouder dan vijfenzestig is waarschijnlijkniemand.

In Tí ontbreken stenen gebouwen en is geenenkele verharde weg. De huizen zijn traditioneel,van hout met een wandbekleding van palmblad,zelf gemaakt. Auto’s, motorfietsen, brommers enfietsen zoek je hier tevergeefs. Nog altijd gaat alletransport over de rivier, zoals het duizenden jarenmoet zijn gegaan, al komen bezoekers tegenwoor-dig niet langer uitsluitend met houten prauwen.

In de verre omtrek is geen arts te vinden. Demensen zijn, zodra ze ziek worden, geheel op huneigen herstelvermogen aangewezen. Wie koste watkost medische verzorging wil, zal zich ver buitenhet eigen bekende terrein moeten wagen, want dedichtstbijzijnde arts zit aan de kust in de hoofd-plaats Agats, vele honderden kilometers verderop.Dat razendsnel uitdijende stadje, waar voorname-lijk Indonesiërs het voor het zeggen hebben,kennen de meeste Papoea’s van Tí alleen uit de ver-halen. Ze zijn er nooit geweest en velen van henzullen er vermoedelijk hun leven lang niet komen.

Aan de rand van het dorp heeft een creatievegeest die hevig naar contact met de buitenwereldverlangde – wie weet staat hij in deze contreienvoor velen – een zendmast van bamboe gemaakt.Lianen doen dienst bij wijze van elektrische verbin-ding. Naar eigen zeggen heeft hij bijna dagelijksradiocontact met Wamena in de Baliemvallei. Zo’nimaginaire verbinding werkt veel beter dan eenechte. Boodschappen komen sneller door, wordenzelden verkeerd begrepen en bovendien is er nooitstoring. De bewoners van Tí leven in een isolement

dat tegenwoordig nog maar op weinig plaatsenvoorkomt.

Vanaf de Casuarinenkust het Asmatgebieddoorkruisend, kun je haast niet verder komen danTí waar het regenwoud dun en laag is geworden enin de verte de bergen zichtbaar zijn. Het sneeuwge-bergte waar een eeuw geleden de expeditie van mr.Lorentz heen reisde.

Een stel Nederlandse onderzoekers trok hiertoen langs met honderdvijftig Dayakse dragers enhelpers. Moedige en bekwame kerels die zich vervan huis en familie waagden om iets bijzondersmee te maken. Het gezelschap verbleef er in zelf op-getrokken bivaks die Nederlandse namen kregen:Alkmaarbivak, Matigheidsbivak en het Van Weels-kamp dat hier vlakbij moet hebben gelegen. Eenvan de expeditiegangers, Versteeg heeft er in zijndagboek een mooi kaartje van getekend. De onder-zoekers verrichtten hier landmetingen met huntheodoliet, bestudeerden sedimenten, verzamel-den planten en dieren, maakten foto’s,en probeer-den ondertussen een glimp op te vangen van de lokale bewoners die zich nauwelijks vertoonden.Vrijwel zeker hielden ze de vreemdelingen nauwlet-tend in de gaten terwijl die hun geweren enpistolen schoonmaakten, chocolademelk dronken,of een blik marine-soep opentrokken.

Tí is Asmatperiferie, het terrein van de kalongs, de vliegende honden, waarvan de luchtineens bruinzwart kan zien, zodra ze, geschrokkenvan het mechanisch geronk van een kettingzaag ofbuitenboordmotor, opvliegen. Het zijn er vele dui-zenden die in troepen een zwervend bestaan leidendat wordt gedicteerd door het rijpen van vruchten.Hoe arm het regenwoud daaraan ook is, er is voorkalongs aanmerkelijk meer plaats dan voor de om-streeks honderdtwintig bewoners van Tí. Of zijn diedieren soms lokale bewoners in een andere ge-daante? Het zou me niet verbazen als zich, volgensde bewoners van Tí, tussen de vliegende hondendie op hun kop aan een boomtak hangen enkelevan hun verwanten bevinden, na een geslaagde

Page 6: DocumentTi

14

Jelli Punggé met de

fidbe

dmaw

óst/Jelli Punggé with the

fidbe

dmaw

óst

Page 7: DocumentTi

15

On a mud embankment along the banks of the UnírRiver, the inhabitants of Tí stand watching thelong-awaited visitors. Three Papuans from a remote village, in the company of their alibi for coming here, two white men whom they’re accom-panying on their journey by motorised dugoutcanoe. Half the village has turned out to witnessthe event. A ribbon of dozens of people, from ba-bies to the elderly. Most are young, much youngerthan thirty. There’s probably no one older thansixty-five.

Stone buildings are absent in Tí and there isn’tan asphalt road in sight. The houses are tradi-tional, made of wood, with walls of palm leaves,handcrafted. You’d search in vain here for cars, mo-torbikes, scooters and bicycles. Everything is stilltransported by river, as it must have been for thou-sands of years, although visitors arrive in morethan just wooden dugout canoes today.

Nor is there a doctor to be found for milesaround. When people fall ill, they’re entirely de-pendent on their own powers of recovery. Anyonewho wants medical assistance at all costs mustventure far beyond familiar territory, because thenearest doctor is in Agats, the principle town on thecoast, many hundreds of kilometres away. Most ofthe Papuans from Tï only know this very rapidly ex-panding town – which is mostly controlled by theIndonesians – from stories. They’ve never beenthere, and the majority will probably never getthere during their lifetime.

On the outskirts of the village, one creativespirit who was earnestly seeking contact with theoutside world – who knows, perhaps like manyothers in these climes – has built a radio mast ofbamboo. Lianas double as electrical connections.According to him, he has almost daily radio contactwith Wamena in the Baliem Valley. Such an imagi-nary connection works so much better than a realone. Messages are received more quickly and areseldom misunderstood, and the system neverbreaks down. The inhabitants of Tí live in an isola-

tion rarely found anywhere in the world today. Travelling inland from the Casuarina Coast

across Asmat territory, Tí – where the jungle hasbecome thin and dwarfed, and mountains are visi-ble in the distance – is about as far as you can go.These are the snow-capped mountains the Dutchexplorer H.A. Lorentz travelled to on his expeditiona century ago.

A team of Dutch researchers passed throughhere at the time accompanied by a hundred andfifty Dayak porters and helpers. Brave and skilledmen who had ventured far from hearth and homein search of something extraordinary. The re-searchers stayed in camps with Dutch names thatthey had built themselves: Alkmaarbivak (AlkmaarCamp), Matigheidsbivak (Temperance Camp) andVan Weelskamp (Van Weels Camp). Van WeelsCamp must have been located close to here. Onemember of the expedition, a certain Versteeg,mapped it out beautifully in his diary. The re-searchers made topographical measurements withtheir theolodite, studied sediments, collected floraand fauna, and took photographs, while at thesame time trying to catch a glimpse of the local in-habitants, who scarcely showed themselves. Butyou can be sure the inhabitants kept a close watchon these strangers, as they cleaned their rifles andpistols, drank chocolate milk and opened tins ofarmy soup.

Tí is on the Asmat periphery, the territory ofthe kalongs, or flying foxes, which colour the airbrownish-black the moment they fly up after beingstartled by the mechanical roar of a chainsaw oroutboard motor. There are many thousands of themand they live a nomadic life in groups, a life dic-tated by the ripening of fruit. But however scantythe fruit in the jungle, there’s always much moreroom there for the kalongs than for the approxi-mately one hundred and twenty inhabitants of Tí.Or are those creatures perhaps local inhabitants ina different guise? I wouldn’t be surprised if, accord-ing to the inhabitants of Tí, several of their

Do Individuals Exist in Tí?

by Tijs Goldschmidt

Page 8: DocumentTi

De dorpsstraat stroomafwaarts/The village street, downstream

18

Page 9: DocumentTi

19

Page 10: DocumentTi

Musa Gibán, k

epal

a de

sa(dorpshoofd/village chief)

42

Page 11: DocumentTi

Poera Gibán

43

Page 12: DocumentTi

Daniel Gibán

44

Page 13: DocumentTi

Irfan Nato

45

Page 14: DocumentTi

Linda Nato, Irfan Nato, Daniel Gibán, Tia Gibán

46

Page 15: DocumentTi

47

Page 16: DocumentTi

TíL E C T U R I S & V A N Z O E T E N D A A L