toelichting op aanvraag flexibele omgevingsvergunning...bedrijf v.o.f. windpark koningspleij...
TRANSCRIPT
Toelichting op aanvraag flexibele
omgevingsvergunning
17 januari 2017
Toelichting op aanvraag flexibele
omgevingsvergunning
Windpark Koningspleij
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
5\32
Verantwoording
Titel Toelichting op aanvraag flexibele omgevingsvergunning
Opdrachtgever Pleij B.V.
Projectleider M.A. van Eck
Auteur(s) L.S. Talens
Projectnummer 1230381
Aantal pagina's 40 (exclusief bijlagen)
Datum 17 januari 2017
Handtekening Ontbreekt in verband met digitale verwerking.
Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven.
Colofon
Tauw bv
BU Water & Ruimtelijke Kwaliteit
Handelskade 37
Postbus 133
7400 AC Deventer
Telefoon +31 57 06 99 91 1
Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd
met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom.
De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw
hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens:
- NEN-EN-ISO 9001
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
6\32
Inhoud
Verantwoording en colofon .......................................................................................................... 5
1 Inleiding .......................................................................................................................... 9
1.1 Aanvraag ......................................................................................................................... 9
1.2 Gegevens aanvrager ....................................................................................................... 9
1.3 Gegevens gemachtigde ................................................................................................ 10
1.4 Leeswijzer ..................................................................................................................... 11
2 Beschrijving project .................................................................................................... 11
2.1 Locatie ........................................................................................................................... 11
2.2 Kadastrale gegevens ..................................................................................................... 12
2.3 Inrichtingstekening ........................................................................................................ 13
2.4 Aanvraag met bandbreedte ........................................................................................... 14
2.5 Gebruik .......................................................................................................................... 15
3 Effecten op omgeving en milieu ................................................................................ 15
3.1 M.e.r.-beoordelingsplicht ............................................................................................... 15
3.2 Geluid ............................................................................................................................ 16
3.3 Slagschaduw ................................................................................................................. 17
3.4 Lichthinder ..................................................................................................................... 18
3.5 Radar ............................................................................................................................. 18
3.6 Veiligheid ....................................................................................................................... 19
3.6.1 Normen en certificering ................................................................................................. 19
3.6.2 Externe veiligheid .......................................................................................................... 20
3.6.3 Buisleidingen ................................................................................................................. 21
3.7 Natuur ............................................................................................................................ 22
3.8 Stilstandvoorziening ...................................................................................................... 22
4 Bouwen ........................................................................................................................ 23
4.1 Fundering ...................................................................................................................... 24
4.2 Mast ............................................................................................................................... 24
4.3 Gondel ........................................................................................................................... 25
4.4 Rotor .............................................................................................................................. 27
4.5 Inkoopstation ................................................................................................................. 28
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
7\32
4.6 Bouwveiligheidsplan ...................................................................................................... 29
4.7 Bouwkosten ................................................................................................................... 30
5 Uitwegvergunning ....................................................................................................... 30
6 Bescheiden en gegevens ........................................................................................... 30
Bijlage(n)
1 Visualisatie windturbines in 3D
2 Inrichtingstekening
3 Verklaring van betrokkenheid, bewoners Veerweg 23 en Veerweg 25
4 ILT informatieblad aanduiding windturbines op het vasteland
5 Aanzichttekening windturbine
6 Tekening voorbeeld inkoopstation
7 Situatietekeningen
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
9\32
1 Inleiding
Pleij B.V. en Raedthuys Windenergie B.V. onderzoeken de mogelijkheid om een windpark te
realiseren op en in de omgeving van het bedrijventerrein Kleefse Waard en gebied Koningspleij
Noord te Arnhem. Het beoogde windpark bestaat uit 4 turbines in een gebogen lijnopstelling
parallel aan de provinciale weg N325.
Windpark Koningspleij is een project die meerdere initiatiefnemers kent. Pleij B.V. (Outsmart
B.V.) en Raedthuys Windenergie B.V. werken samen aan het project onder de naam V.O.F.
Windpark Koningspleij. De twee organisaties zijn gezamenlijk als V.O.F. WP Koningspleij de
vergunningaanvrager en vergunninghouder.
Uit artikel 9f lid 2 in samenhang met artikel 9f lid 1 van de Elektriciteitswet 1998 volgt dat
Gedeputeerde Staten bevoegd zijn om de omgevingsvergunning te verlenen voor een windpark
met een vermogen tussen de 5 en 100 MW. Windpark Koningspleij krijgt een vermogen van circa
12 MW. Gedeputeerde Staten was van origine het bevoegd gezag voor het verlenen van de
omgevingsvergunning voor het windpark, echter is 15 november jl besloten de bevoegdheid over
te dragen aan de gemeente Arnhem.
1.1 Aanvraag De aanvraag betreft een omgevingsvergunning voor de volgende activiteiten:
Oprichting en in werking hebben van een inrichting (artikel 2.1. lid 1 aanhef onder e Wabo)
Bouwen (artikel 2.1 lid 1 aanhef onder a Wabo)
Uitwegvergunning (artikel 2.2 lid 1 aanhef onder e Wabo)
De aanvraag betreft een vergunning voor onbepaalde tijd voor de inrichting inclusief bijbehorende
voorzieningen zoals kabels, kraanopstelplaatsen en infrastructuur.
1.2 Gegevens aanvrager In onderstaande tabel worden de gegevens van de aanvrager en tevens vergunninghouder
weergegeven.
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
10\32
Bedrijf V.O.F. Windpark Koningspleij
Postcode 6824 HM
Straat en nummer Velperweg 112a
Plaats Arnhem
Contactpersonen
Naam Maarten de Keijzer
Telefoonnummer +31 6 51 67 76 81
Emailadres [email protected]
Naam Jelle de Waart
Telefoonnummer +31 6 83 89 12 80
Emailadres [email protected]
1.3 Gegevens gemachtigde De aanvrager wordt bijgestaan door een adviesbureau. Eén van de contactpersonen van het
adviesbureau is de gemachtigde voor het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning. De
gegevens van de gemachtigde worden in onderstaande tabel weergegeven. De machtiging is
ingediend samen met de aanvraag.
Bedrijf Tauw BV
Gemachtigde
Voorletters L.S.
Achternaam Talens
Functie 1e Projectmedewerker
Geslacht Vrouw
Vestigingsadres Bedrijf
Postcode 7400 AC
Straat en nummer Handelskade 37
Plaats Deventer
Contactgegevens
Telefoonnummer +31 6 1108 1307
Emailadres [email protected]
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
11\32
1.4 Leeswijzer Deze toelichting begint met een beschrijving van het project. In hoofdstuk 2 wordt de wijze van
aanvraag (met een bandbreedte) toegelicht. Daarna gaan de hoofdstukken 3, 4 en 5 in op
respectievelijk de activiteiten milieu, bouwen en uitwegvergunning. Omdat het een aanvraag met
een bandbreedte betreft, wordt een deel van de informatie later (na de definitieve keuze van een
type windturbine) ingediend. Dit wordt in hoofdstuk 6 aangegeven.
De meeste onderzoeksrapporten waar naar verwezen wordt in deze toelichting zijn als losse
bijlagen geleverd bij de aanvraag. De rapporten waar tevens in het MER naar verwezen wordt,
zullen dezelfde nummering aanhouden zoals in het MER, om verwarring te voorkomen.
Bijlagen die enkel gebruikt worden in deze toelichting voor de flexibele omgevingsvergunning,
zoals de inrichtingstekening, ontwerp/situatietekeningen, zijn wel als bijlagen in deze toelichting
bijgevoegd.
2 Beschrijving project
Deze aanvraag betreft een aanvraag met een bandbreedte. In dit hoofdstuk wordt dit toegelicht
na een nadere beschrijving van de locatie van het project.
2.1 Locatie Het bedrijventerrein Kleefse Waard maakt deel uit van het aaneengesloten
bedrijventerreincomplex industrieterrein Arnhem Noord. Het plangebied ligt tussen de Pleijweg
(N325), de Rijn (ten zuidwesten) en de Westervoortsedijk. De grootte van het totale gebied is
circa 90 hectare.
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
12\32
Figuur 2.1 Bedrijventerrein Kleefse Waard
De voorgenomen ontwikkeling betreft het bouwen en in werking hebben van vier windturbines.
Twee hiervan zullen op het gebied Koningspleij Noord gerealiseerd worden. Dit gebied is
agrarisch in gebruik. De derde windturbine wordt op het bedrijventerrein IPKW gerealiseerd en de
vierde windturbine wordt gerealiseerd op grond in eigendom van de gemeente.
2.2 Kadastrale gegevens Naam: Windpark Koningspleij
Adres: Bedrijventerrein Kleefse Waard en Koningspleij Noord (geen nummeraanduiding)
Plaats: Arnhem
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
13\32
Tabel 2.1 Locaties windturbines
Turbine X* Y* Hoogte maaiveld
bestaande situatie (m)
Maximale as hoogte (m)
t.o.v. NAP **
1 193.181 441.547 11,7 131,7
2 193.474 441.794 10,0 130,0
3 193.702 442.104 14,4 134,4
4 193.839 442.540 12,3 132,3
* Op basis van Dutch Stereo-RD/NAP 2000
** Hierbij is uitgegaan van de maximaal mogelijke as hoogte van 120 m.
Op onderstaande kaart is de beoogde locatie te zien van de vier windturbines op het
bedrijventerrein. In bijlage 1 bij deze toelichting zijn een aantal 3D gevisualiseerde afbeeldingen
opgenomen die een indicatie geven van de landschappelijke inpassing na realisatie van de
windmolens op de vier plekken zoals aangegeven in figuur 2.2.
Figuur 2.2 Locaties windturbines
2.3 Inrichtingstekening In onderstaande tekening is de inrichting met de inrichtingsgrenzen van de vier windturbines
aangegeven. Ook de aan te leggen uitwegen staan hierop weergegeven.
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
14\32
Figuur 2.3 Inrichtingstekening (voor gedetailleerder beeld zie ook bijlage 2 bij deze toelichting)
2.4 Aanvraag met bandbreedte Het betreft een omgevingsvergunningaanvraag voor een viertal windturbines. Er is nog geen
keuze gemaakt in het merk en type windturbine dat zal worden geplaatst. In overeenstemming
met jurisprudentie wordt een bandbreedte qua afmetingen van de windturbines aangevraagd.
Deze bandbreedte past binnen de ruimte die in het nieuwe bestemmingsplan wordt gegeven. In
de onderzoeken ten behoeve van deze vergunningaanvraag wordt deze bandbreedte onderzocht
door referentieturbines toe te passen. Voor elk te onderzoeken aspect is een worst case
windturbine geselecteerd, en waarvoor relevant ook een best case.
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
15\32
Van de gangbare fabrikanten zijn er circa negen windturbinetypes die voldoen aan de
randvoorwaarden die gelden voor een gezonde exploitatie van de turbines op deze plek. Op
basis van de eigenschappen van de negen modellen is onderstaande matrix opgesteld waarin de
range van de belangrijkste eigenschappen van de windturbines is weergegeven.
Tabel 2.2 Minimale en maximale eigenschappen van de vier te plaatsen windturbines
Eigenschap Minimum Maximum
As hoogte (m) 98 120
Rotor diameter (m) 100 120
Tip-hoogte (m) 149 176
2.5 Gebruik De bouwwerken betreffen windturbines die worden gebruikt voor het opwekken van elektriciteit uit
wind. Voor alle vier de windturbines zal een stilstandvoorziening gelden. Hierover volgt meer in
paragraaf 3.8.
De windturbines zijn niet bestemd voor het verblijf van personen, het betreft hier dan ook een
onbemande machine. Uiteraard is het bouwwerk wel toegankelijk voor inspectie, onderhoud en
reparatie. Het betreft een bouwwerk met overige gebruiksfunctie.
3 Effecten op omgeving en milieu
De windturbines hebben effecten op de omgeving en/of het milieu. Deze effecten worden
hieronder beschreven. Tevens is aangegeven welke maatregelen getroffen zijn om de effecten te
voorkomen dan wel te beperken zodat aan elk van de regels in het Activiteitenbesluit wordt
voldaan.
3.1 M.e.r.-beoordelingsplicht Er is een m.e.r.-beoordelingsplicht zoals bepaald in de Wabo, via de omgevingsvergunning
milieu. Voor de voorgenomen ontwikkeling van windpark Koningspleij is een passende
beoordeling nodig omdat significant negatieve effecten op Natura2000-gebieden niet op voorhand
uit te sluiten zijn. Voor het bestemmingsplan is daarom een planMER noodzakelijk. Aangezien
het planMER in dit geval weinig zou verschillen van een projectMER, is ervoor gekozen één MER
op te stellen in de vorm van een gecombineerd plan- en projectMER.
Voor het Wabo-onderdeel milieu wordt daarom een aanvraag voor het oprichten en in werking
hebben van de inrichting aangevraagd, waarvoor de uitgebreide procedure wordt doorlopen.
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
16\32
3.2 Geluid Ecofys heeft onderzocht of plaatsing van vier windturbines langs de N325 mogelijk is, rekening
houdend met de wet- en regelgeving voor geluidsemissie bij windturbines (MERbijlage 5). De
bronvermogens worden door de leverancier aangeleverd. De Nederlandse wetgeving geeft aan
dat de geluidbelasting op geluidsgevoelige objecten in de omgeving niet hoger mag zijn dan de
geluidsmaat Lden 47 dB(A) en Lnight 41 dB(A).
In het onderzoek is uitgegaan van één variant met een lage geluidsemissie en één variant met
een hoge geluidsemissie. Deze twee windmolenvarianten representeren de best case en de
worst case type windturbine voor het aspect geluid. Uit het onderzoek blijkt dat het windpark aan
de wet- en regelgeving voldoet. Er vallen geen woningen of percelen met bouwrecht binnen de
Lden 47 dB(A) contour. Twee woningen zijn getypeerd als geluidgevoelige objecten1 (Veerweg
23 en Veerweg 25) echter betreffen dit woningen in de sfeer van de inrichting. Van de betreffende
bewoners is een verklaring van betrokkenheid bekend, waarin zij akkoord gaan met het
beschouwen van de woningen in de sfeer van de inrichting (deze verklaring wordt zsm
nagestuurd t.b.v. de vergunningaanvraag). Deze woningen worden daarom niet meegenomen als
geluidgevoelige objecten.
Ook het aantal gehinderden buiten de Lden 47dB(A) contour is inzichtelijk gemaakt. Dit is gedaan
door gebruik te maken van een relatie tussen een geluidsdosis en het percentage ernstig
gehinderde personen binnenshuis (zoals vastgesteld door TNO2). In tabel 3.1 is dit weergegeven.
Tabel 3.1 Totaal aantal bewoners en aantal ernstig gehinderden binnenshuis bij gebruik van windturbine
met lage of hoge geluidsemissie
Totaal aantal bewoners per contour Aantal ernstig gehinderden binnenshuis
dB(A) Lden Lage geluidsemissie Hoge geluidsemissie Lage geluidsemissie Hoge geluidsemissie
37-42 5183.2 8725.2 30.1-129.1 50.6-217.3
42-47 305.8 1441.0 7.6-24.7 35.9-116.6
>47 0 0 0 0
1 Op basis van BAG register, geluidgevoelige objecten (twee nabij gelegen woningen Schaapdijk 4 en Schaapdijk 6 vallen net buiten de contour). 2 TNO rapport 2008-D-R1051/B, Hinder door geluid van windturbines
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
17\32
Op 31 maart 2014 heeft staatssecretaris Mansveld van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu
de Tweede Kamer door middel van een kamerbrief3 geïnformeerd over laagfrequent geluid van
windturbines. Op basis van onderzoeken van het RIVM en van Bureau LBP/Sight trekt de
staatssecretaris de volgende conclusie:
Op grond van deze inzichten concludeer ik dat de huidige norm voor geluidhinder van
windturbines (47 dB-Lden en 41 dB-Lnight) en het bijbehorende reken- en
meetvoorschrift voldoen en geen wijzigingen behoeven.
Laagfrequent geluid wordt, zo blijkt uit de brief van de staatssecretaris, bij windturbines in
samenhang met hogere frequenties gehoord en niet afzonderlijk hiervan. Hiervan wordt
aangegeven dat laagfrequent geluid van windturbines kan worden gemeten en beoordeeld met
het daarvoor gangbare akoestische instrumentarium. Zoals uit de conclusie blijkt is, als aan de
huidige norm voor geluidhinder voor windturbines wordt voldaan, geen sprake van
onaanvaardbare hinder door laagfrequent geluid.
Er is nog geen keuze gemaakt voor een definitief type windturbine. Het aantal gehinderde
personen dat uit dit onderzoek naar voren is gekomen is een indicatie, doordat van de best-case
en de worst case is uitgegaan voor het type windturbine dat gebruikt zal worden. Wij verzoeken
het bevoegd gezag om een nieuw geluidonderzoek aan te leveren uiterlijk drie weken voor
aanvang van de bouw, waaruit blijkt dat de definitief gekozen windturbinetype aan de normen van
het Activiteitenbesluit voldoet.
3.3 Slagschaduw Het onderzoek naar slagschaduw is door Ecofys uitgevoerd voor negen typen windturbines.
Het onderzoek is uitgevoerd voor de negen windturbines en de resultaten van de best case en
worst case zijn daarin uitgelicht. Het onderzoek wijst uit dat slagschaduwbeperkende voorziening
nodig is om voor alle woningen aan de maximaal 6u/j slagschaduw norm te voldoen. Hier zal aan
voldaan worden wanneer alle vier de windturbines 13 uur per jaar stilgezet worden gedurende de
perioden waarin anders slagschaduw zou optreden (zie ook paragraaf 3.8). De overschrijding zal
met name plaatsvinden in de wijken Mosterdhof, De Weem en Vredenburg, te Westervoort.
Indien een slagschaduwbeperkende voorziening geïnstalleerd en toegepast zal worden, zal
voldaan worden aan de wettelijke jaarlijkse norm van het Activiteitenbesluit.
Er is nog geen definitieve keuze gemaakt in het type windturbine. Een ander type windturbine kan
slagschaduw veroorzaken die anders is dan van de turbines in het onderzoek. Als er een
definitieve keuze in type windturbine is gemaakt, zal een nieuw onderzoek uitgevoerd worden
3 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2014/04/01/laagfrequent-geluid-van-windturbines
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
18\32
naar slagschaduw. Wij verzoeken het bevoegd gezag om een nieuw slagschaduwonderzoek aan
te leveren uiterlijk drie weken voor aanvang van de bouw, waaruit blijkt dat de definitief gekozen
windturbinetype aan de normen van het Activiteitenbesluit voldoet.
3.4 Lichthinder Lichthinder vanwege lichtschittering van de bladen zal niet optreden, aangezien het
windturbinetype dat gerealiseerd wordt in alle gevallen voorzien zal worden van een anti-
reflecterende coating.
De kans is groot dat de windturbines moeten worden voorzien van obstakelverlichting. Doel van
obstakelverlichting is om te voorkomen dat de veiligheid van de luchtvaart in het geding is. De
Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van de Directie Luchtvaart heeft op 30 september
2016 een publicatie uitgebracht met daarin uiteengezet op welke wijze obstakelverlichting moet
worden toegepast (bijlage 4 bij deze toelichting). Voor Windpark Koningspleij geldt dat er een
grote kans is dat de tiphoogte groter is dan 150 meter. In dat geval moeten deze windturbines
worden voorzien van obstakelverlichting en –markering.
Windturbine 1 en 4 zullen conform de eisen van de ILT van obstakelverlichting worden voorzien,
aangezien deze windturbines zich op de hoekpunten van het windpark bevinden4. Indien de
tiphoogte van 150 meter wordt bereikt, zullen alle vier de windturbines moeten worden voorzien
van obstakelverlichting. Voor de dagperiode moet een flitsend wit licht aangebracht worden. Voor
de schemer- en nachtlichtperiode wordt op het hoogste vaste punt een rood vastbrandend óf
flitsend licht vereist, en indien de tiphoogte van 150 meter bereikt wordt zal eveneens een rood
vastbrandend licht halverwege de ondersteunende mast van minimaal 50 candela aangebracht
moeten worden.
Een voorstel voor het aanbrengen van markering en obstakellichten op de windturbines zal ter
instemming worden voorgelegd aan de ILT.
3.5 Radar Windparkinitiatieven die binnen 75 km van een radarstation staan en als de aangegeven
maximale (tip)hoogte overschreden wordt, moeten de initiatieven getoetst worden. De TNO heeft
een onderzoek uitgevoerd ten behoeve van eventuele radarhinder (MERbijlage 10).
De windturbines bevinden zich binnen de 75 km cirkel van onderstaande radarstations:
Radarstation Soesterberg
Radarstation Twenthe
Radarstation Volkel
4 Zie hiervoor bijlage 4 punt 5.1.a.
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
19\32
Daarnaast bevinden de windturbines zich binnen de 75 km cirkel van de huidige
gevechtsleidingradars te Nieuw Milligen en in de 75 km cirkel van de nieuwe locatie Herwijnen,
die rond 2018 de locatie Nieuw Milligen gaat vervangen.
Uit het onderzoek blijkt dat de windturbines zich binnen de Controlled Traffic Region (CTR)
bevinden van Vliegbasis Deelen, in het 500 voet normhoogtegebied. Wanneer de 1000 voet norm
aangehouden wordt is er vrijwel geen effect op de verkeersleidingradars.
Zodra een definitieve keuze is gemaakt van het type windmolen binnen de voor dit project
aangehouden bandbreedte, zal voor dat specifieke type een verklaring van geen bezwaar bij
defensie worden aangevraagd en ter goedkeuring worden voorgelegd aan het bevoegd gezag.
Indien deze goedkeuring ontbreekt zal er niet worden aangevangen met de bouwwerkzaamheden
van windpark Koningspleij.
3.6 Veiligheid Voor de veiligheid van de omgeving is de risicozonering in het Activiteitenbesluit van belang. Voor
veiligheidseisen ten aanzien van de constructie, onderhoud, prestatie en netaansluiting bestaan
verschillende normen.
3.6.1 Normen en certificering
De normen voor windturbines in Nederland zijn vrijwel allemaal overgenomen van mondiale
normen. Slechts enkele normen houden rechtstreeks verband met Europese richtlijnen en
worden op Europees niveau gemaakt, waarna ze als Nederlandse norm worden overgenomen.
De windturbines die in Nederland worden gebouwd voldoen allen aan de internationale
ontwerpnorm voor windturbines: IEC 61400-1 (Design requirements). De norm heeft betrekking
op de windturbine en alle bijbehorende subsystemen. Met deze norm wordt gewaarborgd dat
windturbines bestand zijn tegen alle voor de locatie geldende omgevingscondities (wind, bliksem
etc.) en de constructie gedurende de gehele technische levensduur op een veilig wijze
windenergie om kan zetten naar elektrische energie.
Op grond van de norm bevat de turbine diverse veiligheidssystemen die ervoor zorgen dat bij
falen van de turbine of bij extreme weersomstandigheden de turbine niet beschadigt. De turbine
bevat onder andere een automatisch remsysteem dat ervoor zorgt dat de rotorbladen uit de wind
worden gedraaid bij te hoge windsnelheden. De windturbines zijn voorzien van een
bliksembeveiliging die ervoor zorgt dat de ingeslagen bliksem buiten kwetsbare delen van de
turbine naar buiten leidt.
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
20\32
Het certificaat van de op te richten windturbine zal uiterlijk zes weken voor de start van de bouw
aan het bevoegd gezag worden verstrekt. Hiermee wordt bevestigd dat de turbines zijn
ontworpen voor een levensduur van tenminste 20 jaar en dat de turbines voldoen aan de eisen
die worden gesteld aan het gebruik voor de omstandigheden die zijn te verwachten.
De werking van de veiligheidssystemen wordt zowel autonoom door de turbine (softwarematig)
als door de periodieke inspectie- en onderhoudsbeurten gecontroleerd. De aansturing van de
windturbine vindt automatisch plaats door computerbesturing. Het functioneren van de
windturbine en de prestatie kan op afstand gevolgd en indien wenselijk bijgestuurd worden. Het
controlesysteem van de turbine zet deze automatisch stil bij geconstateerde problemen of te
hoge windsnelheden, de windsnelheid ter hoogte van de rotor is daarbij bepalend. Daarnaast kan
de turbine handmatig gestopt worden met de aanwezige start/stop schakelaar en de diverse
aanwezige noodstopschakelaars.
3.6.2 Externe veiligheid
Het Handboek Risicozonering Windturbines geeft duidelijkheid over de risico’s van het plaatsen
van windturbines. Deze risico’s worden gevormd door de volgende scenario’s:
Breuk van een windturbineblad
Omvallen van een windturbine door mastbreuk
Naar beneden vallen van de gondel en/of rotor
Ten behoeve van de omgevingsvergunning activiteit milieu en het bestemmingsplan is voor
Windpark Koningspleij een externe veiligheidsanalyse opgesteld. Deze analyse is als MERbijlage
4-1 bij de aanvraag gevoegd. Dit rapport is ook te gebruiken om de risico’s van het windpark in
het kader van deze aanvraag te benoemen en beoordelen. Dit ook omdat de referentieturbines
zijn meegenomen in de analyse.
Middels een kwalitatieve risicoanalyse is voor de negen windturbine types beoordeeld wat de
risicocontouren en maximale werpafstanden zijn. De relevante categorieën zijn risicovolle
bebouwing, wegen, waterwegen, spoorwegen, industrie, buisleidingen en dijklichamen.
De resultaten tonen dat er geen aanwijzingen zijn voor directe bezwaren met betrekking tot
veiligheidsrisico’s. Voor de aanwezige BRZO-inrichting en vier overige inrichtingen met
gevaarlijke stoffen is verdere navraag bij het desbetreffende bevoegd gezag gedaan.
Windmolens vallen niet onder de BEVI maar onder Activiteitenbesluit en daarom is
verantwoording van het groepsrisico niet van toepassing. Voor een gedetailleerdere omschrijving
van de risicovolle categorieën, zie het gehele externe veiligheidsrapport.
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
21\32
Tabel 3.2 Turbinespecifieke afstanden tot 10-5 en 10-6 risicocontouren en maximale werpafstanden.
Conf. Nr.
Turbine type
Rotor-diameter
[m]
Maximale tiphoogte
(m)
As- hoogte
[m]
Afstand tot 10-5 contour
[m]
Afstand tot 10-6 contour
[m]
Max. werp-
afstand (nominaal)
[m]
Max. werp-
afstand (2x nominaal)
[m]
1 Lagerwey L100 2.5
100 149 99 50 168 168 469
2 Enercon E101 3.05
101 149,5 99 50,5 149,5 147 398
3 Enercon E103 2.35
103 149,5 98 51,5 151 151 410
4 Siemens SWT 108 3.0
108 169 115 54 192 192 509
5 GE 120 2.75 120 170 110 60 178 178 504
6 Siemens SWT 113 3.0
113 171,5 115 56,5 176 176 480
7 Siemens SWT 113 3.2
113 171,5 115 56,5 178 178 486
8 Vestas V117 3.3
117 175 116,5 58,5 175 166 442
9 Senvion M114 3.4
114 176 119 57 176 147 377
Maximale waarden (worst case) zijn donker groen gearceerd, minimale waarden (best-case) zijn
licht groen gearceerd. Het blijkt uit de tabel dat de Siemens SWT 108 3.0 als worst case turbine
naar voren komt op drie van de vier aspecten waarop de turbines in de tabel bekeken zijn. De GE
120 2.75 is op één van deze aspecten ook de worst case turbine.
Als er een definitieve keuze in type windturbine is gemaakt, zal een nieuw onderzoek uitgevoerd
worden naar externe veiligheid. Wij verzoeken het bevoegd gezag om een nieuw externe
veiligheidsonderzoek aan te leveren uiterlijk drie weken voor aanvang van de bouw, waaruit blijkt
dat de definitief gekozen windturbinetype aan de normen van het Activiteitenbesluit voldoet.
3.6.3 Buisleidingen
Relevant is de maximale werpafstand van de windturbines tot de aanwezige buisleiding in het
plangebied. Het gaat om een aardgasleiding, die zich vanaf 100 m ten zuiden vanaf de
Westervoorsedijk bovengronds bevindt. De Gasunie adviseert hierbij een afstand van de
maximale werpafstand bij overtoeren aan te houden. Afgaande van de gegevens uit tabel 3.2 is
de worst case werpafstand 509 meter bij overtoeren. De risicokaart in het externe
veiligheidsrapport (MERbijlage 4-1) laat zien tot waar deze worst case risicocontouren reiken.
Deze contouren overlappen niet met de aanwezige gasleiding. De windturbines voldoen aan de
afstandseis voor het bovengrondse deel van de aardgasleiding. Ook de ondergrondse buisleiding
valt buiten de maximale (worst case) invloedsfeer van de turbines.
Overige leidingen zullen in beeld komen bij de Klic Melding.
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
22\32
3.7 Natuur De nieuwe Wet natuurbescherming treedt in werking op 1 januari 2017 en vervangt de
Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet, en de Boswet. Ten tijde van het uitvoeren
van de onderzoeken waren de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet
kaderstellend voor de bescherming van gebieden en soorten in het studiegebied. Desondanks
dienen eventuele ontheffingen voor gebiedsbescherming en soortenbescherming onder de
nieuwe Wet Natuurbescherming aangevraagd te worden.
De natuurvergunning is eerder aangevraagd bij de provincie dan de omgevingsvergunning en
flora- en faunawetvergunning. Dit zal daarom niet in deze aanvraag besproken worden. De
aanvraag die is ingediend is een vergunning voor de nieuwe Wet Natuurbescherming in 2017.
De effecten van Windpark Koningspleij op beschermde soorten zijn onderzocht door Bureau
Waardenburg (MERbijlage 1-1). Zij hebben een toetsing gedaan op grond van de Flora- en
faunawet en een nader onderzoek naar vleermuizen. Op basis van dit onderzoek wordt
geconcludeerd dat een stilstandvoorziening nodig is ten gevolge van de vleermuizen.
De effecten van het Windpark Koningspleij op beschermde gebieden zijn tevens onderzocht door
Bureau Waardenburg (MERbijlage 1-3). Ten gevolge van het windpark Koningspleij wordt een
additionele sterfte van wulpen verwacht. Ook hiervoor zal een stilstandvoorziening nodig zijn.
3.8 Stilstandvoorziening Een stilstandvoorziening is nodig om significant negatieve effecten op de populatie wulpen te
voorkomen en aan het instandhoudingsdoel van het Natura 2000-gebied Rijntakken te behalen.
Dit zal inhouden dat de drie zuidelijkste windturbines gedurende de maanden september t/m
maart (7 maanden) dagelijks 2 uur stilgezet worden; vanaf een halfuur voor zonsopkomst tot een
halfuur na zonsopkomst, en vanaf zonsondergang tot een uur na zonsondergang (zie MERbijlage
1-3).
De stilstandvoorziening die nodig is voor de vleermuizen, kan vormgegeven worden middels een
vleermuisvriendelijke algoritme om het aantal slachtoffers te reduceren. Dit zal afhankelijk zijn
van de gemeten activiteit van vleermuizen in windpark Koningspleij.
Aanvullend op de stilstandvoorziening voor soorten- en gebiedsbescherming, zullen
slagschaduwbeperkende voorzieningen nodig zijn om voor alle woningen aan de maximale 6 uur
per jaar slagschaduw norm te voldoen. Aan deze norm wordt voldaan indien alle vier de
windturbines 13 uur per jaar stilgezet worden, gedurende perioden waarin anders slagschaduw
zou optreden. Dit is berekend op basis van de worst case windturbine (GE120 2.75). De
slagschaduwcontouren na stilstand van 13 uur per jaar voor de worst case windturbine staat
afgebeeld in figuur 3.1. Geen woningen vallen binnen de rode contour, wat betekent dat voldaan
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
23\32
wordt aan de maximale 6 uur slagschaduw per jaar. Zie het slagschaduw onderzoek (MERbijlage
6) voor specificaties van de berekeningen en gedetailleerde omschrijving van de
slagschaduwbeperkende maatregel.
Figuur 3.1 Slagschaduwcontouren (indicatief) voor de worst case turbine, met ingeschakelde
stilstandvoorziening gedurende 13 uur per jaar
4 Bouwen
Een windturbine is een standaard product en wordt door een leverancier ‘kant en klaar’ geleverd
met een locatie-specifiek ontworpen fundament. Een windturbine bestaat uit een fundament, de
mast, gondel en de rotorbladen. In dit hoofdstuk worden deze onderdelen in algemene zin
besproken. Aansluitend worden beide referentieturbines nader uitgewerkt. Tot slot worden nog
enkele voor het onderdeel bouwen relevante zaken besproken.
Hoewel elke turbine uit dezelfde onderdelen is opgebouwd, verschilt de uiterlijke verschijning. Dit
verschil is het best waarneembaar door het verschil in gondel en het verschil in een betonnen of
metalen mast.
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
24\32
4.1 Fundering De windturbines komen op een stevig fundament dat ontworpen is om de trillingen en de krachten
die op en in de windturbine ontstaan aan te kunnen. Een windturbine is een serieproduct, terwijl
een fundatie een locatie-specifiek ontwerp is dat is afgestemd op de omgevingscondities, de
bodemopbouw en de belastingen van de turbine die de fundatie moet dragen. Relevante
condities voor het windpark zijn de bodemcondities. Voor windturbines 1, 2 en 4 is een
bodemonderzoek uitgevoerd door Tauw, waaruit blijkt dat de bodem geschikt is om de
windturbines te kunnen realiseren. Wel wordt vanuit Arbo wetgeving aangeraden om voor de
locatie van windturbine 4 een aanvullend onderzoek uit te voeren na verwijdering van het
aanwezige depot. Het IPKW heeft het onderzoek naar de bodem bij windturbine 3 zelf laten
onderzoeken. De resultaten hiervan worden eind eerste week van januari nageleverd bij de
aanvraag omgevingsvergunning. De verwachting is dat de kwaliteit van de bodem ook op de
locatie van windturbine 3 voldoende is, of kan worden gemaakt voor het realiseren van de
windturbine.
De windturbines van Windpark Koningspleij zullen op betonnen fundaties komen te staan met
een diameter van maximaal 25 meter en een dikte tussen circa 1,5 tot 3,5 meter. De heipalen zijn
van belang voor de stabiliteit van de windmolen. Zowel neergaande als opgaande krachten
worden daarmee opgevangen. Het type paal, aantal en de afmetingen (lengte en doorsnede) is
afhankelijk van de ondergrond. Ervaring leert dat de lengte van de heipalen kan variëren tussen 8
en 35 meter. De dimensionering van de heipalen wordt bepaald door de ‘kleef’ in de ondergrond
(zie voor meer informatie ook het MER paragraaf 5.8.2, als bijlage toegevoegd bij de aanvraag).
Wanneer het type windturbine bekend is, zal duidelijk worden welke afmetingen de fundaties
zullen hebben en welk type en aantal heipalen er nodig zijn.
4.2 Mast De opbouw en indeling van de mast van de windturbines is afhankelijk van het type windturbine.
Een fabrikant bepaalt welke mast het meest geschikt is voor de windturbine, een turbine wordt
dan ook inclusief mast gekocht. Masten bestaan uit stalen of betonnen delen of een combinatie
van beide.
De mast is conisch waarbij de onderzijde breder is dan de bovenzijde. Bij een stalen mast is de
onderzijde minder breed dan bij een betonnen mast. Voorbeelden hiervan zijn opgenomen in
figuur 4.1.
Onderin de mast bevindt zich een deur voor de toegang van de windturbine. Vaak zit onderin de
mast een deel van de technische voorzieningen (schakelkasten, omvormer en soms de
transformator etc.) maar dit is type-afhankelijk. Tevens bevat een mast een lift, een trap met op
verschillende hoogten een platform en de kabels die van gondel naar fundering lopen.
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
25\32
Figuur 4.1 Windturbines met een betonnen of stalen mast*
* Toelichting bij figuur 4.1: In dit geval is de turbine met de betonnen mast (links) toegepast met groene
ringen aan de onderzijde. Dit is een handelsmerk van het merk Enercon. Beide zijn weergegeven als
voorbeeld windturbines. Andere merken windturbines worden niet van deze ringen voorzien.
4.3 Gondel Bovenop de mast staat de gondel. Dit is het machinehuis van de windturbine waarin de
elektriciteit wordt geproduceerd.
Figuur 4.2 is een schematische weergave van de onderdelen in een windturbine. Dit betreft een
windturbine met een versnellingsbak. Tegenwoordig zijn er vele windturbinefabrikanten die een
direct-drive turbine op de markt brengen. Daar zit geen versnellingsbak in, maar een direct
aangedreven generator.
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
26\32
Figuur 4.2 Schematische tekening van gondel en rotor
In de gondel zit een platform waar vanaf de onderdelen in de gondel te bereiken zijn. Op de
gondel zit meetapparatuur (windsnelheid en – richting, temperatuur, luchtvochtigheid etc.).
Figuur 4.3 geeft de aanzichttekening weer waarop de windturbine vanaf het vooraanzicht en het
zijaanzicht weergegeven is. Ook enkele mogelijke gondelcontouren (niet limitatief) zijn hierop
weergegeven.
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
27\32
Figuur 4.3 Aanzichttekening windturbine (bijlage 5 bij deze toelichting voor een gedetailleerder
beeld)
4.4 Rotor De rotor bestaat uit de rotorbladen en de neus (hub) van de turbine. Een windturbine heeft drie
rotorbladen (wieken). Deze hebben een lichtgrijze kleur. In Nederland worden geen rode banen
op de rotorbladen (en de mast) toegepast zoals dat in enkele andere landen gebruikelijk is. De
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
28\32
bladen draaien over hun eigen as (pitchen) om optimaal de wind te benutten. De bladen draaien
over het algemeen rechtsom.
De windturbines krijgen een minimale rotordiameter van 100 meter en een maximale
rotordiameter van 120 meter. Dit komt ruwweg overeen met de lengte van twee rotorbladen. Het
rotoroppervlak dat gevormd wordt door de rotorbladen is van groot belang voor de productie van
elektriciteit; hoe groter de oppervlakte hoe hoger de productie.
De neus van de rotor (en daarmee de rotorbladen) is altijd naar de wind toegekeerd. De turbine
zorgt zelf voor dit zogenaamde kruien.
4.5 Inkoopstation De elektriciteit wordt geleverd aan het landelijke elektriciteitsnet. Bij de locatie van het windpark is
Liander de beheerder van het elektriciteitsnet.
Het inkoopstation is het station waar de elektriciteit van de producent wordt overgedragen aan de
beheerder van het energienetwerk. In figuur 4.4 is een voorbeeld opgenomen van een
inkoopstation. Bijlage 6 bij deze toelichting bevat een algemene tekening van het inkoopstation.
Figuur 4.4 Voorbeeld inkoopstation
Het is nog niet zeker of er een inkoopstation zal komen, of dat volstaan kan worden met
(maximaal) vier transformatorhuisjes. Hoe dat inkoopstation er uit zal komen te zien is eveneens
nog niet bekend. Dit hangt af van het definitief gekozen type windturbine en het vermogen
daarvan. De opgewekte stroom kan via transformatorhuisjes aan het elektriciteitsnet geleverd
worden. Dan zal er geen apart inkoopstation nodig zijn. De initiatiefnemers denken na over het
aantal en de locaties van de transformatorhuisjes en het eventuele inkoopstation. In het worst
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
29\32
case geval zullen er in totaal vier kleine gebouwen gerealiseerd worden nabij de windturbines:
één inkoopstation met drie transformatiehuisjes, óf vier transformatiehuisjes zonder inkoopstation.
De mogelijke locaties van de gebouwen is in de situatietekeningen in bijlage 7 bij deze toelichting
opgenomen. Wij verzoeken het bevoegd gezag de definitieve tekening van de locatie van het
eventueel te plaatsen inkoopstation en de transformatiehuisjes uiterlijk zes weken voor aanvang
van de bouw in te mogen dienen.
4.6 Bouwveiligheidsplan In overeenstemming met het “Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning” wordt een
bouwveiligheidsplan opgesteld. Dit plan heeft tot doel de veiligheid van de directe omgeving van
het bouwwerk te waarborgen. Daarbij gaat het bij dit bouwwerk om de bescherming van onder
andere omwonenden, verkeersdeelnemers en agrariërs tegen de externe risico’s van het
bouwen.
Het bouwveiligheidsplan bevat onder andere één of meer tekeningen waaruit de
bouwplaatsinrichting blijkt. De inrichting van de bouwplaats is afhankelijk van het type windturbine
dat wordt gerealiseerd. Elke fabrikant heeft bij elke type windturbine een plan voor de
bouwplaatsinrichting dat uitgewerkt wordt naar de specifieke bouwlocaties.
Het Bouwveiligheidsplan zal voldoen aan de criteria in het ‘Besluit indieningvereisten aanvraag
bouwvergunning’.
Ook de personen die werken aan de realisatie van het project worden beschermd tegen
veiligheids- en gezondheidsrisico’s. Hiervoor gelden de bepalingen van het Arbobesluit
bouwproces, waarbij het werken volgens een Veiligheids- en Gezondheidsplan (V&G-plan) één
van de elementen is. Door de bij het bouwen betrokken aannemers wordt een V&G-plan
opgesteld conform ISO 9001.
In afstemming met het transportbedrijf en het bedrijf dat de hijswerkzaamheden gaat doen wordt
een plan opgesteld met de transportroute en de planning van het transport van de hijskraan en
van grote delen van de windturbine. Dit transportplan wordt in overleg met het bevoegd gezag
vastgesteld.
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
30\32
4.7 Bouwkosten De informatie in deze paragraaf is afhankelijk van het type windturbine dat gekozen zal worden.
Vooralsnog wordt een indicatie gedaan van de kosten, door het gemiddelde vermogen te
berekenen van de negen windturbinetypes, wat neerkomt op gemiddeld 2,95 Megawatt.
De kosten bedragen circa 850 EUR per KiloWatt (kW) opgesteld vermogen. Per windturbine zal
dit neerkomen op ongeveer 2,5 miljoen euro, en voor alle vier de windturbines op minimaal 10
miljoen euro.
5 Uitwegvergunning
Windturbines moeten permanent bereikbaar zijn in verband met onderhoud en storingen. De
verkeersbewegingen voor onderhoudswerkzaamheden en geplande reparatieactiviteiten vinden
alleen in de dagperiode plaats. Verkeersbewegingen ten gevolge van storingen vinden ongepland
plaats en kunnen zowel in de dag-, avond- als nachtperiode plaatsvinden.
In bijlage 7 bij deze toelichting zijn de gedetailleerde situatietekeningen bijgevoegd van de
uitwegen voor de vier windturbines. Zoals in de tekeningen is aangegeven, zullen voor
windturbines 1, 2 en 4 nieuwe uitwegen aangelegd moeten worden. Voor windturbine 3 kan
gebruik worden gemaakt van de bestaande infrastructuur op het industrieterrein.
De uitweg voor windturbine 4 zal aangelegd worden vanaf de ventweg van de Westervoortsedijk.
Voor windturbines 1 en 2 wordt één uitweg aangelegd vanaf de Nieuwe Havenweg, waar
vandaan beide windturbines te bereiken zijn.
6 Bescheiden en gegevens
Bij het aanvraagformulier is een inhoudsopgave gevoegd waarop alle bijlagen zijn aangegeven.
In deze toelichting is een enkele keer aangegeven dat verzocht wordt bijlagen en/of gegevens in
een later stadium in te dienen. De gemeente bepaalt welke stukken later mogen worden
ingediend. Wij verzoeken de gemeente om medewerking aan uitgestelde gegevensverstrekking
op basis van artikel 4.7 Bor (en 2.7 Mor).
Hieronder staat een overzicht van deze bescheiden welke op basis van deze toelichting wat ons
betreft later worden aangeboden.
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
31\32
Tabel 6.1 Overzicht (niet uitsluitend) nog aan te leveren bescheiden/gegevens
Onderwerp
Specificaties definitief gekozen windturbines en bijbehorende fundatie specificaties
Definitieve locaties transformatiehuisjes/inkoopstation
Akkoord van defensie
Verklaring van betrokkenheid (bewoners Veerweg 23 en Veerweg 25)
Nieuwe onderzoeksrapporten voor geluid, slagschaduw en externe veiligheid:
afgestemd op de definitief gekozen windturbine
Kenmerk R005-1230381LST-agv-V02-NL
32\32
Bijlage
1 Visualisatie windturbines in 3D
Figuur B1.1 Zicht op Windpark Koningspleij vanuit Mosterdhof, Westervoort
Figuur B1.2 Zich top Windpark Koningspleij vanuit Hoogeind, Westervoort
Figuur B1.3 Zicht op Windpark Koningspleij vanaf het Ingenieur Molsviaduct (N325)
Figuur B1.4 Zicht op Windpark Koningspleij vanaf de John Frostbrug (Nijmeegseweg)
Bijlage
2 Inrichtingstekening
kk
r
k
r
k
k
r
k
k
r
k
k
k
r
k
k
r
k
k
r
r
k
r
k
r k
r
kk
rk
r
k
k
k
k
k
k
k
r
k
k
k
k
k
73 MC
73 VB
27A
73 NB
73 FC
73 JB2
73 GB
1t
71G
73 BB
73 AB
71K
73 VF
73 CB
73 SB
71S
73 DC
73 MB
73 HE
73 LC
73 TB
27
73 JD
15
73 LB1
21
73 KB
23
73 JB1
73 UF
73 WB
73 WE
73 HB
29
71T
73 TC
73 GD
25
73 LB2
73 TE
Klein
e Pley
Veerweg naar Westervoort
Pleijwe
g
Oude Veerweg
Onderdeel:
Opdrachtgever:
Project:
Formaat:Projectnummer: Schaal:
Zernikelaan 8Postbus 1369350 AC LEEKTel. Fax.
Internetwww.mug.nl
(0594) 55 24 20(0594) 55 24 99
Tekeningnummer:
Wijz. Get. Gec. Omschrijving Datum Infra
Geo-informatieArcheologie
MilieuGeo-ICT
0 Eerste uitgave
Windpark Koningspleij
Arnhem
V. O. F. Windpark Koningspleij
Grens van inrichting
81215216 1:2000 A1 8125216_003
CONCEPT
JAk FHa 12-12-2016
Z
N
1 BBo SMe Grens van de inrichting aangepast 13-01-2017
Bijlage
3 Verklaring van betrokkenheid, bewoners Veerweg 23 en Veerweg 25
Bijlage
4 ILT informatieblad aanduiding windturbines op het vasteland
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Informatieblad
Aanduiding van windturbines en windparken op het
Nederlandse vasteland In relatie tot luchtvaartveiligheid
1. Inleiding en toepassingsgebied
Dit informatieblad is van toepassing op windturbines en windparken op het vasteland van
Nederland binnen de geografische grenzen, de Waddenzee, het Markermeer, het
IJsselmeer en Zeeuwse wateren.
Dit informatieblad geeft aan in welke gevallen en op welke manier windturbines en
windparken, op grond van internationale burgerluchtvaarteisen en -aanbevelingen
worden voorzien van markering en obstakellichten ten behoeve van de
luchtvaartveiligheid.
2. Algemeen
1. De kleuren, bedoeld in dit document, voldoen aan de normen zoals omschreven in
bijlage I.
2. Windturbines en windparken worden door middel van een publicatie bekend
gesteld aan luchtvarenden. Hiervoor wordt vóór de realisatie van de windturbine
of het windpark het formulier in bijlage II ingevuld en ingediend bij de Inspectie.
3. Voor de hoogte van een windturbine geldt de som van de ashoogte ten opzichte
van het lokale maaiveld1 en de halve rotordiameter (tiphoogte). Voor windturbines
op een dijklichaam wordt het maaiveldniveau van het omgrenzende land
aangehouden.
4. Voorstellen voor het aanbrengen van markering en obstakellichten op
windturbines en windparken worden ter instemming voorgelegd aan de Inspectie.
1 Onder maaiveld wordt verstaan de hoogte van het plaatselijke grondoppervlak.
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
3. Windturbines te voorzien van markering en obstakellichten
1. De volgende windturbines worden voorzien van obstakellichten en –markering:
1) Windturbines binnen hindernisbeperkende gebieden2 rond luchthavens (van
bovenaf gezien in het horizontale vlak):
a. welke de hindernisbeperkende vlakken rond luchthavens (in verticale
richting) penetreren;
b. met een hoogte van 100 meter of meer ten opzichte van het maaiveld
binnen een afstand van 120 meter van een snelweg of waterweg (zie
bijlage III) (bepalend hierbij is de som van de locatie van de
ondersteunende mast van de windturbine en de halve rotordiameter);
c. welke niet voldoen aan bovenstaande criteria maar bepalend zijn voor
(instrument)naderings- en vertrekprocedures van en naar luchthavens;
d. met een hoogte van 45 meter of meer ten opzichte van het maaiveld
binnen een afstand van 950 m (ruim 0,5NM) tot een SAR route (zie
bijlage IV);
2) Windturbines buiten de hindernisbeperkende gebieden rond luchthavens (van
bovenaf gezien in het horizontale vlak):
a. met een hoogte van 150 meter of meer ten opzichte van het maaiveld;
b. met een hoogte van 100 meter of meer ten opzichte van het maaiveld
binnen een afstand van 120 meter van een snelweg of waterweg (zie
bijlage III) (bepalend hierbij is de som van de locatie van de
ondersteunende mast van de windturbine en de halve rotordiameter);
c. met een hoogte van 100 meter of meer ten opzichte van het maaiveld
binnen laagvlieggebieden voor de luchtvaart3;
d. met een hoogte van 45 meter of meer ten opzichte van het maaiveld
binnen een afstand van 950 m (ruim 0,5NM) tot een SAR route (zie
bijlage IV);
4. Markering van windturbines en windparken
1. Van een windturbine welke voldoet aan de voorwaarden in onderdeel 3 van dit
informatieblad worden de rotorbladen, gondel en het bovenste 2/3 gedeelte van
de ondersteunende mast uitgevoerd in de kleur wit (conform specificaties en RAL
kleuren zoals gedefinieerd in bijlage I).
2 Hindernisbeperkende gebieden rond luchthavens zijn gedefinieerd in internationale regelgeving. Voor de luchthaven Schiphol zijn deze vlakken opgenomen in het Luchthaven Indeling Besluit. 3 Laagvlieggebieden en –routes voor de luchtvaart zijn opgenomen in de Aeronautical Information Publication (AIP) onderdelen ENR 5.1, ENR 5.2 en ENR 6-5.2. De AIP is te raadplegen via www.ais-netherlands.nl
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
2. Windturbines welke bestaan uit een vakwerkconstructie worden als volgt van
markering voorzien:
a. De rotorbladen en de gondel worden uitgevoerd in de kleur wit.
b. De vakwerkconstructie (ondersteuning van de windturbine) wordt
uitgevoerd in zeven contrastrerend gekleurde banden van gelijke hoogte.
De banden hebben wisselend een rode en witte of een oranje en witte
kleur. Hierbij worden de buitenste banden (onderaan en bovenaan de
constructie) voorzien van de rode of oranje kleur.
5. Obstakellichten op windturbines en in windparken
1. De volgende windturbines in een windpark waarbij met betrekking tot het
windpark of een deel daarvan wordt voldaan aan de voorwaarden in onderdeel 3
van dit informatieblad, worden voorzien van obstakellichten, zoals ook
geïllustreerd in bijlage V:
a. Windturbines op de hoekpunten van het windpark.
b. Windturbines op de randen van het windpark, tenzij de maximale
horizontale afstand tussen twee windturbines voorzien van obstakellichten
minder dan 900 meter bedraagt (zie bijlage V).
c. Windturbines welke in hoogte boven de omringende windturbines
uitsteken.
2. Een lijnopstelling van twee of meerdere windturbines wordt in dit verband gezien
als een windpark.
6. Locatie en type obstakellichten
1. Windturbines welke op grond van onderdeel 3 en 5 van dit informatieblad moeten
worden voorzien van obstakellichten, worden als volgt uitgerust met
obstakellichten:
1) Voor de daglichtperiode:
a. Op het hoogste vaste punt een wit flitsend licht met een gemiddelde
lichtintensiteit type A, zoals gespecificeerd in bijlage VII.
2) Voor de schemer- en de nachtlichtperiode (dit is ook geïllustreerd in bijlage
VI):
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
a. Op het hoogste vaste punt een rood vastbrandend licht met een
gemiddelde lichtintensiteit type C, zoals gespecificeerd in bijlage VII. In
dit geval dienen in afwijking van 5.1.b alle windturbines van het
windpark van obstakellichten te worden voorzien (voor de schemer- en
nachtlichtperiode).
b. In geval van windturbines met een tiphoogte van 150 meter of meer:
Halverwege de ondersteunende mast (gerekend vanaf de gondel)4,
rode, vastbrandende lichten met een lage lichtintensiteit van minimaal
50 candela.
c. In geval van windturbines met een tiphoogte van 210 meter of meer:
op circa op 1/3 en 2/3 hoogte van de ondersteunende mast (gerekend
vanaf de gondel)5 rood vastbrandende lichten met een lage
lichtintensiteit van minimaal 50 candela.
d. Als alternatief voor lid a mogen de windturbines op het hoogste vaste
punt worden voorzien van een rood flitsend licht met een gemiddelde
lichtintensiteit type B, zoals gespecificeerd in bijlage VII.
2. Het aantal lichtarmaturen per niveau is zodanig dat de windturbine, dan wel het
windpark, vanuit elke vliegrichting waarneembaar is.
3. De verspreiding van het licht onder het horizontale vlak mag worden beperkt om
hinder op de grond te voorkomen, met inachtneming van de randvoorwaarden in
de tabel in bijlage VII6.
4. Indien de obstakellichten met een LED armatuur worden uitgerust dient deze licht
uit te stralen met een golflengte van 750 tot 870 nm (nanometer). Indien aan
4 Wanneer in een windpark windturbines met een verschillende ashoogte worden geïnstalleerd mogen de lichten halverwege de ondersteunende mast, in afwijking van dit artikel, op gelijke hoogte worden aangebracht. 5 Wanneer in een windpark windturbines met een verschillende ashoogte worden geïnstalleerd mogen de lichten op 1/3 en 2/3 hoogte van de ondersteunende mast, in afwijking van dit artikel, op gelijke hoogte worden aangebracht. 6 Deze voorwaarde geeft aan dat afscherming van obstakellichten onder het horizontale vlak wordt toegestaan, mits de voorwaarden in de tabel in bijlage VII worden gerespecteerd. De tabel in bijlage VII is gebaseerd op de internationale voorschriften opgesteld door ICAO. Hierin is gedefinieerd onder welke hoeken, zowel verticaal als horizontaal, een bepaald type obstakellicht licht moet uitstralen. Omdat deze voorwaarden in een aantal gevallen ook bepalen dat het licht tot enkele graden onder het horizontale vlak zichtbaar moet zijn zullen obstakellichten niet in alle gevallen onder het horizontale vlak afgeschermd kunnen worden. Daarnaast wijst de praktijk uit dat afscherming onder het horizontale vlak weinig effect heeft op het waarnemen van het obstakellicht op lange afstand. Om de beleving van lichthinder te minimaliseren worden in dit informatieblad andere mogelijkheden geboden waaronder het toepassen van regeling van de lichtintensiteit en het toepassen van vastbrandende obstakellichten buiten de daglichtperiode.
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
deze voorwaarde niet kan worden voldaan dient een infrarood lichtbron te worden
toegevoegd (ter hoogte van het LED armatuur) welke licht uitzendt met een
golflengte tussen 750 en 870 nm.
5. Flitsende obstakellichten binnen een windpark worden onderling
gesynchroniseerd. Binnen een windpark flitsen zij gelijktijdig en gelijkmatig.
6. De exploitant van een windturbine voorzien van obstakellichten is er
verantwoordelijk voor dat obstakellichten branden gedurende die periodes van de
dag zoals in dit informatieblad is verwoord. (Tijdelijke) uitval van één of meerdere
obstakellichten wordt door de exploitant direct gemeld aan Luchtverkeersleiding
Nederland (LVNL) via het telefoonnummer (020) 406 2201 of e-mail adres
[email protected]. Hierdoor kan LVNL een bericht aan luchtvarenden laten uitgeven.
Wanneer de lichten zijn gerepareerd of vervangen meldt de exploitant dit ook bij
LVNL zodat zij het bericht aan luchtvarenden in kunnen trekken.
7. Regeling lichtintensiteit
1. Indien de zichtbaarheid tijdens de schemer- en nachtlichtperiode meer bedraagt
dan 5000 meter, mag de nominale lichtintensiteit van de obstakellichten tijdens
de schemer- en nachtlichtperiode tot 30% worden verlaagd, indien de
zichtbaarheid tijdens de schemer- en nachtlichtperiode meer bedraagt dan 10
kilometer mag de lichtintensiteit tijdens de schemer- en nachtlichtperiode tot 10%
worden verlaagd.
2. De zichtbaarheid bedoeld in onderdeel 7 lid 1 van dit informatieblad dient te
worden bepaald als een meteorologische zichtbaarheid in overeenstemming met
de bepalingen en aanbevelingen van de World Meteorological Organization (WMO,
zie internetsite www.wmo.ch) met een toestel waarvan kan worden aangetoond
dat het daarmee in overeenstemming is. Voor de windparken bedraagt de afstand
tussen de turbines die uitgerust zijn met apparatuur om de zichtbaarheid te
meten en die turbines die daarmee niet zijn uitgerust maximaal 1500 meter. De
meettoestellen voor de zichtbaarheid moeten dicht bij de gondel worden
aangebracht. De meest ongunstige waarde die door één van de apparaten binnen
het gehele windpark wordt gemeten, dient voor het gehele windpark te worden
aangehouden.
3. In geval van defect van een meetapparaat voor de zichtbaarheid worden alle
obstakellichten ingeschakeld op een intensiteit van 100%.
4. De exploitant dient aan te kunnen tonen dat bovenstaande criteria worden
nageleefd.
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
8. Windturbines en windparken in aanbouw
1. Een windturbine (lees ook windpark) in aanbouw wordt, wanneer deze voldoet
aan de voorwaarden in onderdeel 3 van dit informatieblad, op het hoogste vaste
punt voorzien van het voorgeschreven licht overeenkomstig onderdeel 6 van dit
informatieblad óf tijdelijk een rood vastbrandend, rondomschijnend obstakellicht
met een minimale lichtintensiteit van 50 candela. Wanneer de
windturbineconstructie is voltooid (en in bedrijf genomen), moet deze zijn
uitgevoerd in overeenstemming met onderdeel 6 van dit informatieblad.
2. Wanneer om praktische redenen niet kan worden voldaan aan het gesteld in lid 1
van dit onderdeel dient dit te worden doorgegeven aan LVNL via het
telefoonnummer (020) 406 2201 of e-mail adres [email protected]. Hierdoor kan LVNL
een bericht aan luchtvarenden laten uitgeven. Wanneer de lichten zijn
geïnstalleerd meldt de exploitant dit ook bij LVNL zodat zij het bericht aan
luchtvarenden in kunnen trekken.
9. Afwijkingen
Van dit informatieblad kan worden afgeweken indien kan worden aangetoond dat de
veiligheid van het luchtverkeer met deze afwijking niet in gevaar wordt gebracht en
sprake is van een gelijkwaardig veiligheidsniveau als beoogd in dit informatieblad. Dit
dient door de partij welke van dit informatieblad af wil wijken door middel van een
aeronautische studie te worden onderbouwd. De voorgenomen afwijking dient ter
instemming aan de Inspectie te worden voorgelegd.
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
10. Begrippenlijst en definities
Aeronautische studie: Risicoanalyse uitgevoerd om vast te stellen of de te nemen
maatregel of de te plaatsen windturbine of het windpark
geen nadelige gevolgen heeft voor de luchtvaartveiligheid.
Zowel binnen Nederland als daarbuiten bevinden zich diverse
organisaties welke kunnen assisteren tijdens het uitvoeren
van een veiligheidsstudie. De veiligheidsstudie dient
tenminste inzichtelijk te maken wat de effecten zijn op de
luchtvaartveiligheid rekening houdend met het lokale
luchtverkeer en luchtruimgebruik, de lokale
luchtverkeersregels, snelheid, hoogte en richtingen van
waaruit de windturbine of het windpark kan worden
benaderd, alsmede de zichtbaarheid van de windturbine of
het windpark bij goede weerscondities en bij condities met
slecht zicht en een lage wolkenbasis. Voor dit laatste dient
van de meest ongunstigste conditie te worden uitgegaan als
toegestaan in het lokale luchtruim.
Daglichtperiode: Deel van een etmaal met een omgevingslichtsterkte groter of
gelijk aan 500 cd/m2.
Hoogte: Maximale tiphoogte van de windturbine ten opzichte van het
lokale maaiveld. Voor windturbines op een dijklichaam wordt
het niveau van het maaiveld omringend aan dit dijklichaam
aangehouden.
Inspectie: Inspectie Leefomgeving en Transport - Luchtvaart
Luchtvaartautoriteit: Met betrekking tot de civiele luchtvaart de Inspectie
Leefomgeving en Transport – Luchtvaart. Met betrekking tot
de militaire luchtvaart de Militaire Luchtvaart Autoriteit.
Markering: Kleurstelling om de zichtbaarheid van een object tijdens de
daglichtperiode te vergroten.
Nachtlichtperiode: Deel van een etmaal met omgevingslichtsterkte minder of
gelijk aan 50 cd/m2.
SAR route: Route welke wordt gevlogen om zoek- en reddingsoperaties
uit te voeren (Search And Rescue).
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Schemerlichtperiode: Deel van een etmaal met omgevingslichtsterkte tussen 50 en
500 cd/m2.
Windturbine: Windturbine op het vasteland. (Hieronder valt ook een in
aanbouw zijnde constructie van een windturbine.) Voor de
locatie van de windturbine in het horizontale vlak geldt de
locatie van de ondersteunende mast.
Windpark: Een verzameling windturbines organisatorisch behorend tot
één partij. (Hieronder vallen ook in aanbouw zijnde
constructies van windturbines en windturbines in een
lijnopstelling.)
September 2016
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Bijlage I Kleureigenschappen
1. De in dit informatieblad genoemde kleuren van obstakellichten liggen binnen de
volgende chromaticiteitsgrenzen zoals vastgesteld door de International Commision
on Illumination (CIE), deze zijn ook weergegeven in figuur I - 1:
a. Rood: Grens met paars y = 0.980 – x
Grens met geel y = 0.335
b. Wit: Grens met geel x = 0.500
Grens met blauw x = 0.285
Grens met groen y = 0.440 en y = 0.150 + 0.640x
Grens met paars y = 0.050 + 0.750x en y = 0.382
Figuur I – 1 Kleureigenschappen obstakellichten
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
2. De in dit informatieblad genoemde kleuren van markeringen liggen binnen de
volgende chromaticiteitsgrenzen zoals vastgesteld door CIE, deze zijn ook
weergegeven in figuur I - 2:
a. Wit: Grens met paars y = 0.010 + x
Grens met blauw y = 0.610 – x
Grens met groen y = 0.030 + x
Grens met geel y = 0.710 – x
Luminantiefactor ß= 0.75 (minimum)
Dit correspondeert tenminste met RAL 9001, RAL 9003, RAL
9010 en RAL 9016. De toepassing van RAL 7035 is ook
toegestaan. De toepassing van RAL 7038 is eveneens
toegestaan, echter wordt aanbevolen RAL 9001, RAL 9003,
RAL 9010, RAL 9016 of RAL 7035 te gebruiken.
b. Rood : Grens met paars y = 0.345 – 0.051x
Grens met wit y = 0.910 – x
Grens met oranje y = 0.314 + 0.047x
Luminantiefactor ß = 0.07 (mnm)
Dit correspondeert met RAL 3000, RAL 3020, RAL 3024 en
RAL 3026.
c. Oranje : Grens met rood y = 0.285 + 0.100x
Grens met wit y = 0.940 – x
Grens met geel y = 0.250 + 0.220x
Luminantiefactor ß = 0.20 (mnm)
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Figuur I – 2 Kleureigenschappen markering windturbines
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Bijlage II Meldingsformulier windturbines en windparken
Dit meldingsformulier is te raadplegen via:
https://www.ilent.nl/Images/ILT.049.05%20-
%20Melding%20luchtvaartobstakels%20van%20100%20meter%20en%20hoger_tcm334
-318812.pdf
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Bijlage III Definitie snelwegen en waterwegen
Waar in dit informatieblad over snelwegen wordt gesproken worden alle wegen
aangeduid met een ‘A’ nummer bedoeld.
Waar in dit informatieblad over waterwegen wordt gesproken wordt één of meerdere van
de volgende waterwegen bedoeld:
- Nieuwe Waterweg
- Noordzeekanaal
- Amsterdam-Rijn Kanaal
- (Neder)Rijn en Lek
- Waal en Merwede
- Maas
- IJssel
- Noord-Hollands Kanaal
- Randmeren rond Flevoland
- Kanaal van Gent naar Terneuzen
- Kust van het Markermeer en het IJsselmeer
- Hollandsch Diep
- Hartelkanaal
- Philipskanaal
- Westerschelde
- Kanaal door Zuid-Beveland
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Bijlage IV SAR Routes
Figuur IV – SAR routes boven Noord Nederland, weergegeven met een doorgetrokken
lijn.
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Bijlage V Locatie obstakellichten in windpark
Figuur V – 1 Windturbines te voorzien van obstakellichten in een windpark
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Figuur V – 2 Windturbines te voorzien van obstakellichten in een lijnopstelling
Figuur V – 3 Windturbines te voorzien van obstakellichten in een voorbeeldopstelling
waarbij de afstand tussen de windturbines 450 meter bedraagt, met uitzondering van de
afstand tussen de windturbines in de twee divergerende lijnen.
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Bijlage VI Locatie obstakellichten op windturbine
Figuur VI – 1 obstakellichten windturbine tijdens daglichtperiode
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Figuur VI – 2 obstakellichten windturbine met maximale hoogte tot 210 meter tijdens
schemer- en nachtlichtperiode
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Figuur VI – 4 obstakellichten windturbine 210 meter of hoger tijdens schemer- en
nachtlichtperiode
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Bijlage VII Type obstakellichten
Type licht
Kleur (a)
Signaaltype
(flits snelheid)
Piek intensiteit (cd)
bij gegeven achtergrond verlichting
Spreiding verticale bundel
(c)
Intensiteit (cd) ter hoogte van gegeven elevatie hoeken
bij horizontaal geplaatste lichteenheid (d)
Boven 500
cd/m2
50-500 cd/m2
Beneden 50
cd/m2
-10° (e)
-1° (f)
± 0° (f)
+6 °
+10°
Lage intensiteit, (vast obstakel)
Rood
Vastbrandend
n.v.t.
50 mnm
50 mnm
10°
-
-
-
50 mnm
(g)
50 mnm
(g)
Gemiddelde intensiteit,
Type A
Wit
Flitsend
(20-60 fpm)
20.000 (b)
± 25%
20.000 (b)
± 25%
2.000 (b) ± 25%
3° mnm
3% max
50% mnm 75% max
100% mnm
-
-
Gemiddelde intensiteit,
Type B
Rood
Flitsend
(20-60 fpm)
n.v.t.
n.v.t.
2.000 (b) ± 25%
3° mnm
-
50% mnm 75% max
100% mnm
-
-
Gemiddelde intensiteit,
Type C
Rood
Vastbrandend
n.v.t.
n.v.t.
2.000 (b) ± 25%
3° mnm
-
50% mnm 75% max
100% mnm
-
-
Hoge intensiteit,
Wit
Flitsend
200.000 (b)
20.000 (b)
2.000 (b)
3° - 7°
3% max
50% mnm
100%
-
-
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Type A
(40-60 fpm) ± 25% ± 25% ± 25% 75% max mnm
Opmerking: Deze tabel bevat geen gegevens inzake horizontale bundel. In de meeste situaties is 360° dekking rond een obstakel vereist. Het aantal lichten dat nodig is om aan deze eis te voldoen hangt af van de horizontale spreiding van het licht en de vorm van het obstakel.
a) Zie chromaticiteitsdiagram in bijlage I. b) Effectieve intensiteit, zoals vastgesteld in overeenkomst met ICAO Aerodrome Design Manual, Part 4. c) Bundel spreiding is gedefinieerd als de hoek tussen twee richtingen in een vlak waarvoor de intensiteit gelijk is aan 50%
van de laagste toegestane waarde van de intensiteit getoond in de kolommen “Piek intensiteit (cd) bij gegeven achtergrond verlichting”. De bundel is niet noodzakelijk symmetrisch ten opzichte van de elevatie hoek waarbij de piek intensiteit optreedt.
d) Elevatiehoeken zijn afgeleid van de horizontaal. e) Intensiteit op een gespecificeerde horizontale radiaal als een percentage van de actuele piekintensiteit op dezelfde radiaal
wanneer wordt geopereerd onder de intensiteiten zoals getoond in de kolom “Piek intensiteit (cd) bij gegeven achtergrond verlichting”.
f) Intensiteit op een gespecificeerde horizontale radiaal als percentage van de laagste toegestane waarde van de intensiteit getoond in de kolom “Piek intensiteit (cd) bij gegeven achtergrond verlichting”.
g) In aanvulling op gespecificeerde gegevens moeten lichten voldoende intensiteit hebben om zichtbaarheid te garanderen onder elevatiehoeken tussen ±0° en 50°.
fpm – flitsen per minuut n.v.t. – niet van toepassing
Informatieblad Aanduiding van windturbines en windparken op het Nederlandse vasteland | Versie 1.0 | 30 september 2016
Bijlage
5 Aanzichttekening windturbine
Contour toren indien stalen uitvoering
Contour toren indien betonnen uitvoering
Contour toren indien stalen uitvoering
Contour toren indien betonnen uitvoering
R
otordia
m
eter m
inim
aal 100 m
tr
R
o
t
o
r
d
i
a
m
a
t
e
r
m
a
x
i
m
a
a
l
1
2
0
m
t
r
Mininale ashoogte 98 m
eter
Maxim
ale ashoo
gte
1
20 m
ete
r
Mogelijke contouren gondel
Aanzicht Windturbine
Datum:Get.:
Dalenstraat 4B, 5466 PM Eerde
Tel: 06-11640009
Schaal:Formaat:
Tekeningnummer:
Windpark Koningspleij
E-mail: [email protected]
GIS/CAD
Ondersteuning
Web: www.bragis.nl
en software
Gemeente Arnhem
Opdrachtgever: Tauw bv
Windturbine_Koningspleij.dwg
A4 1:1000
WDK 28-11-2016
Bijlage
6 Tekening voorbeeld inkoopstation
Bijlage
7 Situatietekeningen
Z
N
Onderdeel:
Opdrachtgever:
Project:
Formaat:Projectnummer: Schaal:
Zernikelaan 8Postbus 1369350 AC LEEKTel. Fax.
Internetwww.mug.nl
(0594) 55 24 20(0594) 55 24 99
Tekeningnummer:
Wijz. Get. Gec. Omschrijving Datum Infra
Geo-informatieArcheologie
MilieuGeo-ICT
0 Eerste uitgave
Windpark Koningspleij
Arnhem
V. O. F. Windpark Koningspleij
Overzicht windpark
81215216 1:2000 A1 81215216_001
CONCEPT
JAk FHa 14-11-2016
3 JAk SMe Locatie 4 gewijzigd 02-12-2016
4 JAk SMe Locatie 1 gewijzigd 07-12-2016
r
B
A
A
A
B
A
73 FC
73 MB
Pleijwe
g
A
A
k
k
k
r
k
k
k
r
r
k
k
k
k
k
k15
Veerweg naar Westervoort
A
A
Onderdeel:
Opdrachtgever:
Project:
Formaat:Projectnummer: Schaal:
Zernikelaan 8Postbus 1369350 AC LEEKTel. Fax.
Internetwww.mug.nl
(0594) 55 24 20(0594) 55 24 99
Tekeningnummer:
Wijz. Get. Gec. Omschrijving Datum Infra
Geo-informatieArcheologie
MilieuGeo-ICT
0 Eerste uitgave
Windpark Koningspleij
Arnhem
V. O. F. Windpark Koningspleij
Windturbines 1 t/m 4
81215216 1:1000 / 1:100 A1 8125216_002
CONCEPT
JAk FHa 14-11-2016
Z
N
Z
N
Z
N
5 JAk SMe Inkooplocatie en/of trafohuisje toegvoegd 21-12-2016
6 BBo SMe Principe profielen toegevoegd 13-01-2017