topic-modeling: een comparatieve analyse van de belgische...
TRANSCRIPT
Topic-modeling: Een comparatieve analyse van de Belgische verzetspers tijdens
de Tweede Wereldoorlog
De toepassing van een nieuwe methodologie op de Belgische verzetspers
Fréderic Croughs
Promotor: prof. dr. Bruno de Wever
Commissarissen: prof. dr. Jan Naert en prof. dr. Dominique De Groen
Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het behalen van de graad van Master in de Geschiedenis
Academiejaar 2014 - 2015
1
2
Inhoudsopgave 1 Algemene inleiding en historiografische omkadering ...........................................................................6
1.1 Onderzoeksobject en probleemstelling: contextualisatie .............................................................7
1.1.1 Selectie en afbakening van de geografische en chronologische termini ................................8
1.2 De conceptualisering en definiëring van ‘het verzet’ ....................................................................9
1.3 Definiëring en afbakening van het onderzoeksobject: de Verzetspers ...................................... 11
2 De ontsluiting en de digitalisering van de Belgische (oorlogs)pers .............................................. 14
2.1 Het wetenschappelijk en cultureel patrimonium van België ................................................ 14
2.2 Digitalisering van de Belgische pers ...................................................................................... 14
2.2.1 De Belgische pers in de periode 1830-1950: De Koninklijke Bibliotheek............................. 15
2.2.2 De Belgische oorlogspers: CEGESOMA ................................................................................. 15
2.2.3 Optical Character Recognition ............................................................................................. 17
2.2.4 De opzoekmogelijkheden van de digitalisering en de OCR-Methode ................................. 18
2.2.5 Problematieken omtrent het krantenbestand. .................................................................... 18
2.3 De clandestiene pers tijdens de tweede wereldoorlog ........................................................ 20
2.3.1 Historische context van het verzet en de verzetspers ......................................................... 20
2.3.2 De ontwikkeling van de verzetspers aan de linkerzijde van het politiek spectrum ............. 26
2.3.3 Impact van het verzet en de verzetspers ............................................................................. 31
2.3.4 Problematische persomstandigheden ................................................................................. 32
2.3.5 Het onderscheid met andere verzetsmedia: radio-uitzendingen ........................................ 39
2.3.6 Actualité de R.A.F. ................................................................................................................ 40
2.3.7 Indépendance ....................................................................................................................... 46
2.4 De gecensureerde pers ......................................................................................................... 52
2.4.1 Censuur en de Belgische persvrijheid .................................................................................. 54
2.4.2 De Propagande-Abteilung Belgien ....................................................................................... 55
2.4.3 Classificatie Gecensureerde pers ......................................................................................... 56
3 Topic-modeling .............................................................................................................................. 58
3.1 Contextualisatie: The digital humanities en distant reading ................................................ 58
3.1.1 Theoretische onderbouwing: probabiliteitsverdeling en Latent Dirichlet Allocation .......... 59
3.1.2 Noodzakelijke vereisten voor topic-modeling ..................................................................... 60
3.1.3 De selectie van het softwareprogramma ............................................................................. 61
3.1.4 Voorbeeldstudies en modellen ............................................................................................ 62
3.2 Methodologische toepassing ................................................................................................ 63
3.2.1 Samenstelling van een stoplist ............................................................................................. 64
3
3.2.2 Het achterhalen van woordverbanden: Clusters/N-grams .................................................. 66
3.2.3 Het achterhalen van de interne topics: de ‘Collocate’ functie ............................................. 71
3.2.4 De chronologische evolutie van de topics: ‘Concordance plot’ ........................................... 82
3.3 Methodologische evaluatie ................................................................................................... 83
3.3.1 Voordelen: positieve bijdragen tot de verzetshistoriografie ................................................ 83
3.3.2 Nadelen: de kritiekpunten van topic-modeling .................................................................... 85
3.3.3 Potentiële onderzoeksmogelijkheden .................................................................................. 86
3.3.4 Methodologische conclusie: complementariteit? ............................................................... 87
4 Interpretatie en analyse van de onderzoeksresultaten ................................................................ 90
4.1 Theoretische positionering: ‘The Linguistic Turn’ en discours-analyse ................................. 90
4.1.1 De ontwikkelingsprocessen Collective Action Frames en Framing ...................................... 93
4.2 Interpretatie en analyse van de onderzoeksresultaten : Actualité de R.A.F............................... 95
4.2.1 De compositie en de ontwikkeling van de kernonderwerpen ............................................. 95
4.2.2 Algemene ontwikkelingen en conclusie: Actualité de R.A.F. ............................................. 121
4.3 Interpretatie en comparatieve analyse van de onderzoeksresultaten : Indépendance ........... 125
4.3.1 De compositie en de ontwikkeling van de kernonderwerpen ........................................... 125
4.3.2 Conclusie en de algemene ontwikkelingen vanuit een comparatief perspectief:
Indépendance .............................................................................................................................. 152
4.4 Alternatieve onderzoeksmogelijkheden ................................................................................... 157
5 Conclusie ..................................................................................................................................... 160
Bijlagen ................................................................................................................................................ 164
Bijlage 1: Een algemene Franstalige stoplist ................................................................................... 165
Bijlage 2: Onderzoeksresultaten Clusters/N-gram analyse verzetskrant Actualité de R.A.F. ......... 168
Bijlage 3: Onderzoeksresultaten Clusters/N-gram analyse verzetskrant Indépendance................ 171
Opgave van bronnen en wetenschappelijke literatuur ....................................................................... 176
4
Verklaring in verband met de consulteerbaarheid van het onderzoek, de bronnen en de onderzoeksresultaten
De auteur en de promotor(en) geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar
te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het
auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden
bij het aanhalen van gegevens uit deze studie.
Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze studie berust bij de promotor(en). Het
auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft
benaderd en neergeschreven. De auteur respecteert daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de
individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende documentatie, zoals tabellen en figuren. De
auteur en de promotor(en) zijn niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele
doseringen die in deze studie geciteerd en beschreven zijn.
In dit onderzoek staat een comparatieve analyse centraal tussen twee verzetskranten tijdens de
tweede wereldoorlog, namelijk Actualité de R.A.F en Indépendance. Deze clandestiene publicaties
zijn raadpleegbaar in het archief van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse
Maatschappij in Brussel. Maar recent werd er een digitaliseringsproject uitgevoerd, met als doel het
digitaal ontsluiten van dit bronnenbestand (Cfr. infra). De historische bronnen zijn hierdoor
raadpleegbaar via de website http://warpress.cegesoma.be/.
Het softwareprogramma AntConc vormt een cruciaal analyse-instrument voor deze comparatieve
analyse. Het programma, en de handleiding voor het wetenschappelijke gebruik ervan, zijn
raadpleegbaar via de website http://www.laurenceanthony.net/software/antconc/. De statistische
onderzoeksresultaten die verkregen werden aan de hand van deze analyse werden bijgevoegd als
bijlagen (Cfr. infra). Op deze wijze kan het wetenschappelijke onderzoek accuraat geverifieerd en
gereproduceerd worden.
5
Woord vooraf
Een constante in mijn academische loopbaan was de drijfveer om onderzoek te verrichten omtrent
contemporaine geschiedenis. Centraal in dit wetenschappelijk onderzoek stonden de Europese
verzetsbewegingen tijdens de tweede wereldoorlog. Dit heterogeen geheel aan burgerinitiatieven en
organisaties ageerden in reactie tegen de historische ontwikkelingen die de bezette bevolkingen
ondergingen. Het in opstand komen tegen het bezettingsregime, en de collaboratie die participeerde
in deze bezetting, getuigd van een hoge graad van burgerzin en weerstand. De diverse bezette
samenlevingen doorgingen gelijkaardige ontwikkelingen, maar verschilden sterk in de omgang met
deze veranderingen in de sociale realiteit. Deze afwijkende benadering van de contemporaine
gebeurtenissen had fundamentele implicaties voor de formatie van de Europese verzetsbewegingen.
Een centraal onderdeel van mijn historiografisch onderzoek was de comparatieve analyse van deze
verbonden, maar desondanks divergerende, verzetsbewegingen. Ook ditmaal vormt deze doelstelling
het fundament van deze scriptie.
Na het verrichten van zeer gevarieerde historiografische onderzoeken, ben ik uiteindelijk gestuit op
het onderwerp ‘het verzet’ tijdens mijn studieprogramma aan de Universiteit van Groningen. Hier
legde ik onder begeleiding van prof. dr. Bruno de Wever de basis voor mijn bachelorscriptie omtrent
de analytische benaderingen van de Nederlandse en Belgische verzetsbewegingen. Mijn dank gaat
daarbij in eerste plaats uit naar de begeleidende professoren aan beide de Universiteit van Gent en
de Universiteit van Groningen. Onder hun toeziend oog heb ik deze verhandeling met de grootste
onderscheiding kunnen voltooien. Maar dit onderzoek stilde mijn honger niet wat betreft de drang
om het Europese verzet dieper te analyseren, integendeel. Het spoorde mij aan om mijn
masterscriptie te wijden aan een onderbelicht maar cruciaal element van het Belgische verzet: de
clandestiene pers. De honger is echter nog steeds niet verzadigd, waarop ik het wetenschappelijk
onderzoek omtrent de Europese verzetsbewegingen verder wens te zetten na de voltooiing van deze
doorgronding van de verzetspers.
Het doel van deze scriptie is voornamelijk om de studie omtrent dit sociaal fenomeen te stimuleren
en tot een volgende fase te brengen in het historiografisch proces. De methodologische
ontwikkelingen stonden doorheen de jaren niet stil in de geschiedschrijving, wat zich reflecteerde in
de inhoudelijke analyses. Het wetenschappelijk onderzoek omtrent het verzet ontwikkelde zich
echter niet met dezelfde snelheid. Indien dit onderzoek een positieve bijdrage kan leveren aan deze
historiografische ontwikkeling, dan ben ik alvast geslaagd in mijn initiële doelstelling.
Ten slotte wens ik graag mijn dank te betuigen voor de adviezen en de begeleiding van prof. dr.
Isabelle Devos en Thomas D’haenick. Maar ook de expertise van Fabrice Maerten van het CEGESOMA
was van fundamenteel belang voor dit onderzoek. Het is dankzij hun medewerking dat ik deze
scriptie kan voorleggen aan de leescommissie, en aan iedereen die mijn passie deelt voor de
verzetshistoriografie.
6
1 Algemene inleiding en historiografische omkadering De Belgische verzetspers tijdens de tweede wereldoorlog betreft een zeer omvangrijk en heterogeen
geheel van clandestiene publicaties, die als doel hadden oppositie te voeren tegen het
bezettingsregime en de daaraan verbonden collaboratie. Historici worstelden decennialang met de
wetenschappelijke benadering van zulk een complex bronnenbestand. Er werd steeds gepoogd om
het analyseperspectief zo ruim en inclusief mogelijk te maken, rekening houdend met het gegeven
dat het simultaan analyseren van honderden publicaties heuristisch en methodologisch
problematisch is. Vanwege deze problematieken werd er doorgaans geopteerd om dit onderdeel van
de oorlogsgeschiedenis te segmenteren, om de historische realiteit vatbaarder te maken voor
kwalitatieve benaderingen. In dit soort van onderzoeken werd er de focus gelegd op een specifiek
onderdeel van de verzetspers, zoals onder meer de verzetspers aan de linkerzijde van het politiek
spectrum of de analyse van een bepaalde geografische eenheid. Deze ontwikkeling is echter ook van
toepassing voor de gehele verzetshistoriografie, waarbij het onderzoeksperspectief vaak te
gefragmenteerd is.
Verbonden aan deze historiografische ontwikkeling, waren de vele documenterings- en
inventariseringsprojecten die werden uitgevoerd omtrent de verzetspers. Het doel was een
omvattend beeld te schetsen van de gecatalogiseerde publicaties. Hiervoor werd er samengewerkt
met de respectievelijke bewaarinstellingen. De Guide de la presse clandestine de Belgique1 is hier een
cruciaal element van. Recent werden deze projecten aangesloten met een digitaliseringsproject om
dit onderdeel van het Belgisch cultureel patrimonium te preserveren en digitaal te ontsluiten. Deze
initiatieven creëerden de voedingsbodem voor een inclusieve en globale analyse van de verzetspers
vanuit een metaperspectief.
De noodzaak voor zulk een holistische benadering van de verzetspers werd al zeer vroeg
geformuleerd door historici zoals José Gotovitch. Gotovitch viseerde de gefragmenteerde benadering
van dit essentieel onderdeel van de verzetsgeschiedenis. Het was in dit opzicht noodzakelijk om ‘de
verzetspers’ als coherent geheel te benaderen; of zoals Gotovitch het zelf formuleerde: “Kunnen
indrukken, nagelaten door selectieve ontledingen – wat uiteraard reeds onvolledig is – en
herinneringen, welbewust tot een bepaalde sector of streek beperkt, steekhoudend blijven bij een
systematisch onderzoek van het geheel de clandestiene bladen, verschenen over het ganse
grondgebied en gedurende de hele bezetting?”2
De historicus José Gotovitch uitte in 1972 dus al de oproep voor een systematisch onderzoek van de
gehele clandestiene pers in België. Deze oproep werd geformuleerd na de diverse
inventarisatieprojecten die in de jaren voordien werden uitgevoerd door onder meer Leo Lejeune en
José Gotovitch zelf. Door deze projecten was een meer omvattende benadering mogelijk. Om ‘de
verzetspers’ te kunnen benaderen vanuit een inclusief en globaal perspectief was het echter vereist
om nieuwe methodologieën en analyse-instrumenten te ontwikkelen om het bronnenbestand om te
kunnen gaan. Het kernprobleem waar Gotovitch zelf al mee worstelde was de kwantitatieve omvang
van de verzetspers. Als methodologische oplossing werden de kwantitatieve methodes geponeerd. In
deze periode nam het aanzien van deze methodologie aanzienlijk toe in de historiografie. Maar
vanwege de omvang beperkte Gotovitch zelf het onderzoek tot het bezettingsjaar 1940. Zo besloot 1 Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et d'Etudes historiques de
la Seconde Guerre Mondiale, 1991, IV + 214 p. 2 Gotovitch J. Beeld van de Klandestiene pers in 1940. In Bijdragen tot de geschiedenis van de tweede wereldoorlog, p 224.
7
de navorsing met ‘Zo men zich voor 1940 moest beperken tot een doorlichting, eerder dan tot een
analyse te kunnen overgaan, kan toch niet meer getwijfeld worden dat de totaal-studie, over de vier
oorlogsjaren, een analyse mogelijk zal maken en de essentiële krachtlijnen van dit fenomeen…zal
blootleggen.’
Dit soort van structureel en holistisch onderzoek lijkt echter methodologisch, epistemologisch en
praktisch mogelijk via de toepassing van een recent ontwikkelde benadering genaamd topic-
modeling. Deze innovatieve methodologie opent de weg voor compleet nieuwe historiografische
onderzoeksmogelijkheden. Een systematische analyse kan de structurele patronen in het discours
van de clandestiene pers achterhalen, en op deze wijze onderbelichte of zelfs compleet innovatieve
onderzoeksvragen en benaderingen aanreiken. Hierdoor kunnen nieuwe inzichten verkregen worden
in het complexe verzetsdiscours van de tweede wereldoorlog. Indien de onderzoeksresultaten
elementen weergeven die nog niet opgemerkt werden in de wetenschappelijke literatuur en door de
eerdere kwalitatieve lezingen, wordt op deze wijze zo nieuwe mogelijkheden gecreëerd die dieper
onderzocht kunnen worden. Deze methodologische innovatie draagt op deze wijze bij tot een
inhoudelijke innovatie omtrent de (verzets)pers. Het pleidooi dat in 1972 werd geformuleerd door
José Gotovitch kan alsnog ingewilligd worden door de toepassing van deze vernieuwende
methodologie.
1.1 Onderzoeksobject en probleemstelling: contextualisatie Deze wetenschappelijke probleemstelling, namelijk de methodologische omgang met dit omvattend
bronnenbestand, resulteert met dit onderzoek in een tweeledige vraagstelling. Enerzijds wordt er
vertrokken vanuit de initiële vraagstelling of de systematische analyse van de verzetspers vanuit een
holistisch perspectief operationeel is door middel van de toepassing van topic-modeling. Hierbij zal
er een methodologische evaluatie uitgevoerd worden, waarbij er onder meer gereflecteerd wordt
over de meerwaarde en de mogelijkheden van deze methode. Het doel is de constructie van een
inclusief analyse-model, dat toegepast kan worden op elke individuele clandestiene publicatie en ‘de
verzetspers’ als geaggregeerd geheel.
Daarnaast wordt de ontwikkelde methode specifiek toegepast op een comparatieve analyse van
twee clandestiene verzetskranten uit de provincie Henegouwen. Het doel is hierbij enerzijds de
verificatie en de toepassing van het eerder ontwikkelde model aan een concrete historische casus.
Centraal staat de analyse van twee verzetskranten die op het eerste zicht inhoudelijk enorm
divergeren van elkaar, ondanks hun gedeeltelijk overlappende geografische afzetgebied. De
toepassing van deze methodologie staat toe om het een systematische analyse uit te voeren van de
structurele patronen die in het discours van de verzetskranten vervat zijn. Hierdoor worden de
impliciete en expliciete overtuigingen van de verzetskrant treffend geconcretiseerd en geïllustreerd,
waardoor een comparatieve analyse diepgaand uitgevoerd kan worden. Hierbij staan de onderlinge
divergenties en convergenties centraal. Een belangrijk element is de geografische representativiteit
van deze inhoudelijk afwijkende clandestiene publicaties, ondanks overeenstemming wat betreft de
geografische situering in de provincie Henegouwen.
Daarnaast wordt de bestaande wetenschappelijke literatuur omtrent deze verzetskranten
geverifieerd met de toepassing van deze innovatieve methodologie. Hierbij zal de meerwaarde van
de conventionele methodologische benadering van de verzetspers geëvalueerd worden. De vraag of
topic-modeling niet een geschiktere methode is voor een systematisch en wetenschappelijk accurate
8
benadering van de verzetspers. Het is van cruciaal belang in de omgang met de complexe historische
realiteit, en met de omgang met dit extensief bronnenbestand. De cruciale vraag is op welke wijze dit
bronnenbestand het best benaderd wordt: bieden de traditionele kwalitatieve onderzoeken de
meest historisch accurate inzichten, of wordt wetenschappelijke kennis omtrent de verzetspers het
best verkregen door innovatie methodologieën zoals topic-modeling? Op deze wijze ondergaat het
methodologisch debat in de historiografie een ontwikkeling met als kernvraag of deze
methodologische vernieuwing ook inhoudelijke vernieuwing teweeg brengt. Dit academisch proces
werd passend betiteld door Thomas Kuhn als ‘paradigm shifts’.
1.1.1 Selectie en afbakening van de geografische en chronologische termini
Een centraal element van dit onderzoek is de comparatieve analyse tussen twee verzetskranten uit
de provincie Henegouwen, namelijk Actualité de R.A.F. en Indépendance. De selectie van deze
verzetskranten gebeurde op basis van een aantal determinerende factoren. Beide publicaties waren
operationeel in dezelfde geografische omgeving, namelijk de provincie Henegouwen in België. Maar
er zijn ook convergenties wat betreft de chronologische en temporele dimensie. Beide Indépendance
en Actualité de R.A.F. waren actief in dezelfde historische context en periode. De verzetsorganisaties
doorgingen dezelfde historische ontwikkelingen tijdens de tweede wereldoorlog, en reflecteerden
hierover met een specifiek discours dat geformuleerd en clandestien gepubliceerd werd in de vorm
van een verzetskrant. Maar ook wat betreft de essentiële doelstellingen en kerneigenschappen van
deze publicaties zijn er sterke overlappingen waar te nemen. Zoals de term ‘verzetskrant’ indiceert,
was het voeren van verzet tegen een bezettingsregime een intrinsiek onderdeel van de essentie van
deze verzetskranten. Het centrale doel was namelijk het voeren van verzet en oppositie tegen de
bezettende macht, diens bondgenoten en de collaboratie die participeerde met deze bezetting. (Cfr.
infra voor de precieze definiëring en conceptuele omkadering van ‘de verzetspers’).
Maar deze overeenstemmende factoren impliceerden echter niet een convergerende ideologie, of
een convergentie wat betreft de formulering van de verzetsstandpunten. Beide verzetskranten
doorgingen dezelfde historische ontwikkelingen, maar verschilden onderling in hun omgang met
deze veranderingen in de sociale realiteit. Deze afwijkende benadering van de contemporaine
gebeurtenissen had fundamentele implicaties voor het gehanteerde discours. Het achterhalen, en
comparatief analyseren van deze verbonden verzetskranten, die afweken in hun omgang met de
sociale realiteit, vormt het fundament van dit onderzoek.
Concreet werd er daarom geopteerd voor de Henegouwse verzetskrant Indépendance vanwege het
feit dat deze clandestiene publicatie representatief was voor de provincie als geheel.
Representativiteit impliceert in dit geval beide het geografische afzetgebied, alsook de politiek-
ideologische vertegenwoordiging van de politieke opvattingen. In de comparatieve analyse die wordt
uitgevoerd wordt deze representatieve krant afgezet ten opzichte van wat omschreven kan worden
als een uitzondering of een ‘outlier’ op de algemene ontwikkelingen in Henegouwen. Ondanks de
gedeelde geografische eenheid ageerden beide verzetskranten in een afwijkende lokale context. Het
afzetgebied van Actualité de R.A.F. betrof voornamelijk de meer marginale en rurale gebieden in
Henegouwen Deze afwijkende sociale context had fundamentele implicaties voor het discours van
deze clandestiene publicaties, en het illustreert treffend de politiek-ideologische heterogeniteit van
de verzetspers als geheel.
9
Dit onderzoek heeft daarmee als kerndoelstelling deze inhoudelijke divergentie op een systematische
en structurele wijze te analyseren, en zo de tekstuele patronen in het discours op een
wetenschappelijk accurate wijze te achterhalen. Het model dat hiertoe werd ontwikkeld hanteert de
methodologie topic-modeling, en kan als model gereproduceerd worden om andere verzetskranten
(comparatief) te doorgronden. Maar ook de globale analyse van de verzetspers vanuit een holistisch
perspectief behoort tot de onderzoeksmogelijkheden. Deze scriptie herhaalt daarbij het pleidooi van
José Gotovitch voor zulk een globale analyse. Vanwege de omvang van zulk een holistisch
titanenwerk werd er echter niet geopteerd om dit te verrichten in de context van een scriptie. Maar
de analyse-instrumenten daartoe werden ontwikkeld, en daarmee draagt deze methodologische
innovatie bij aan de inhoudelijke innovatie van de verzetshistoriografie.
1.2 De conceptualisering en definiëring van ‘het verzet’ Het is fundamenteel voor elk wetenschappelijk onderzoek met ‘het verzet’ als onderzoeksobject om
te reflecteren over de precieze inhoud en afbakening van dit analyseconcept. De complexe
definiëring en verhouding van het concept met gerelateerde begrippen is al decennialang een
controversieel debat in de verzetshistoriografie. De handelingen van de individuen en groeperingen
die ageerden tegen de Duitse bezetter werden in de Belgische historiografie onder de noemer ‘het
verzet’ verzameld. Ondanks het sporadisch opduiken van alternatieven zoals ‘weerstand’ of
‘oppositie’, bestaat er omtrent de term ‘verzet’ een zeer grote maat van consensus. In een
internationaal perspectief volgt België hiermee de algemene trend, waarbij termen equivalent aan
de term ‘verzet’ de historiografie domineren. In een internationaal perspectief duiken echter ook
veel alternatieven voor de term ‘verzet’ op. Bijvoorbeeld in de Duitse geschiedschrijving kan men
termen zoals ‘widerstand’, ‘resistenz’ of ‘opposition’ terugvinden.3 Deze terminologische consensus
onder de Belgische historici impliceert echter niet dat er tevens een consensus bestaat omtrent de
exacte definiëring en reikwijdte van de term.
Een controversieel element in de verzetsdefiniëring is de exacte verhouding tussen verwante
concepten zoals ‘illegaliteit’ en ‘clandestiniteit’. De scheidingslijn en afbakening tussen deze sociale
fenomenen is zeer ambigue en genuanceerd: wat onderscheid een ‘verzetsgroep’ van enerzijds een
‘hulporganisatie’ en anderzijds een ‘illegale organisatie’? Een organisatie die als hoofddoelstelling het
bieden van onderdak heeft, kan bijvoorbeeld illegaal ageren door verzetsleden een schuilplaats aan
te bieden: wordt deze organisatie dan geclassificeerd als verzetsbeweging, die hierbij ook
ondersteuning aanbied aan de bredere bevolking, of valt deze groep onder de noemer van een
hulporganisatie die ook (illegale) verzetsactiviteiten uitvoert? Deze debatten bepalen de omkadering
van het onderzoeksperspectief, het determineerde welke sociale actoren in de analyses werden
opgenomen, welke bronnen hiervoor werden geselecteerd, de typologieën en andere analyse-
instrumenten die gebruikt werden. Dit geheel kende uiteraard een inhoudelijke impact.
De definiëring die door de verzetshistorici werd uitgewerkt gaf het historiografische debat omtrent
‘het verzet’ vorm. Latere historici zullen zich in hun narratief steeds verhouden ten opzichte van deze
conceptualisering, waarbij dezelfde definiëring (genuanceerd of volledig) werd overgenomen, of men
zich ertegen afzet en alternatieve analyses voorstelt. Zo kreeg het verdere historiografisch
onderzoeksveld vorm. Het perspectief op welke bronnen geselecteerd werden, welke sociale actoren
3 Cfr. G. van Roon, Widerstand im Dritten Reich: eun Uberblick, Munich, 1979. Of H. Rotfels, Die deutsche
Opposition gegen Hitier, Frankfurt, 1958.
10
geanalyseerd werden, welke concepten gehanteerd werden in de Belgische verzetshistoriografie was
en blijft een dynamisch gegeven dat beïnvloed wordt door de bredere wetenschappelijke context.
Dit historiografisch debat wordt treffend geïllustreerd door de (her)definiëring van het perspectief op
het fenomeen ‘verzet’ van de Nederlandse historicus Lou de Jong. Centraal stond de complexe
verhouding tussen het concept ‘verzet’ en andere termen zoals ‘illegaliteit’. Dit was in de context van
de Nederlandse historiografie al enkele decennia een controversieel element van de
verzetshistoriografie.4 Zoals De Jong zelf al aangaf werden beide analysetermen vaak oppervlakkig
gepresenteerd door historici als synoniemen. Maar de onderlinge relatie was in zijn inzicht
genuanceerder, en hij formuleerde deze complexe verhouding op de volgende wijze: ‘er is veel verzet
geboden dat niets met illegaal werk te maken had en er zijn illegale handelingen verricht die niets te
maken hadden met het verzet’.5 Kortom: niet elke verzetsdaad was illegaal, en elke illegale daad was
niet een daad van verzet tegen de bezetter. Er werd dus een strikt onderscheid geponeerd tussen
‘verzet’ en ‘illegaal werk’, waarbij ‘verzet’ verwees naar elk handelen waarmee men trachtte te
verhinderen dat de bezetter zijn doelstellingen verwezenlijkte. Dit impliceert dus het intentioneel en
doelgericht handelen van zelfbewuste verzetsleden die ageren vanuit een duidelijke motivering. De
Jong definieerde de doelstellingen van de bezetter hierbij verder als economische exploitatie, de
politieke transformatie van Nederland, de deportatie van ongewenste elementen in de samenleving
en de bestrijding van elke oppositie tegen de voorgaande drie doelstellingen.6 Dit is een zeer
inclusieve omkadering op gebied van de betrokken sociale actoren, aangezien het van toepassing is
op elke zelfbewuste actor die intentioneel ageert (beide individueel of in groepsverband) tegen de
bezetter. De gehanteerde definiëring is echter relatief beperkt op vlak van motivering van het
handelen: enkel de oppositie tegen de vier opgesomde bezettingsdoelstellingen golden hierbij als
verzet. Verzet vanuit bijvoorbeeld persoonlijke, psychologische motivering werd op deze manier
uitgesloten niet geïntegreerd in de analytische benadering. ‘Het verzet’ werd hierbij overigens ook
impliciet geïnterpreteerd als een losstaand fenomeen, specifiek gebonden aan de context van de
Tweede Wereldoorlog en de periode 1940-1945: ‘Ik meen dat, wat de jaren ’40-’45 betreft, als verzet
als handelen mag aanduiden dat…’. De definitie is dus geen universele definitie; ze kan niet
toegepast worden op andere (contemporaine) verzetsfenomen in andere (nationale) contexten;
noch kan ze toegepast worden als analytisch model voor andere oorlogssituaties. Kortom: het is een
analysemodel specifiek voor de casus van de Tweede Wereldoorlog. Indien dit perspectief toegepast
wordt op de verzetspers, dan kan gesteld worden dat niet elke illegale of ongeautoriseerde publicatie
een verzetskrant was. Indien een krant niet de expliciete toestemming kreeg van de bezetter om te
verschijnen, impliceert dit echter niet dat deze publicatie ook een verzetskrant is, aangezien de
doelstellingen en de essentie van beide publicatietypes fundamenteel verschillen (Cfr. infra).
Deze (her)definiëring wordt gedeeltelijk overgenomen in dit onderzoek, en verder aangevuld wat
betreft de vermelde pijnpunten. Deze omkadering wordt aangesloten met het perspectief dat werd
aangehaald door de historicus Laborie.7 Volgens deze auteur is het vereist dat elke conceptualisering
van het verzet de volgende drie kernelementen bevat. Ten eerste is er het voluntaristische en
4 Het werk van bijvoorbeeld Dekker C. e.a. 1940-1945 : een analyse van het verzet. Amsterdam, 1945. behandelde al
beknopt de kwestie.
5 De Jong L. Verzet en illegaliteit 1940 - 1945. 1976, P. 203. 6 Ibidem, P204.
7Laborie P. La notion de résistance à l'épreuve des faits : nécessité et limites d'une approche conceptuelle. in Résistances, insurrections, guérillas, Presses universitaires de Rennes, 2010. En Mémoire et Histoire: la Résistance, Toulouse, 1995.
11
intentionele aspect van ‘het verzet’, waarbij de verzetsleden actief en doelbewust de bezettende
macht wensten te hinderen of schade toe te brengen om zo te vermijden dat diens doelstellingen
werden gerealiseerd. Een tweede cruciaal element was hierbij het bewustzijn dat het verzet in
essentie gelaagd en gegradeerd en dus heterogeen is. Ten slotte betreft ‘het verzet’ een sterk
engagement en betrokkenheid dat verbonden is met de praktijk van de overtreding. Deze
toegevoegde conceptualisering stapt af van de conventionele perspectieven waarbij ‘het verzet’ in
een eng denkkader verwerkt werd.
De specifieke ontstaanscontext heeft hierbij een fundamentele impact op het ontstaan en de
ontwikkeling van het verzet. Hierbij zijn een aantal contextuele factoren van belang, zoals onder
meer de handelingen en de dan niet afwezigheid van de oorspronkelijke politieke autoriteiten, het
beleid van de bezettende macht en de culturele factoren zoals onder meer de mentale erfenis van
voorgaande oorlogservaringen zoals de eerste wereldoorlog. Het complexe geheel had als gevolg dat
bepaalde sociale groepen met afwijkende motivaties en in verschillende omstandigheden overgingen
tot het verzet tegen de Duitse bezetter. De afwijkende context in het ontstaansproces verklaart het
heterogene karakter van het verzet als geheel.
Deze conceptuele elementen sluiten aan met het breder theoretisch kader, en de afbakening van
‘het verzet’ en ‘de verzetspers’, die in dit onderzoek gehanteerd worden (Cfr. infra).
1.3 Definiëring en afbakening van het onderzoeksobject: de Verzetspers Naast de conceptualisering van ‘het verzet’ is het fundamenteel om het centrale onderzoeksobject,
de verzetspers, precies en accuraat te definiëren. De samenstelling van een concrete afbakening en
definiëring van een ‘verzetskrant’ of de ‘verzetspers’ is echter problematisch. De verzetspers was
zodanig divers, en zodanig heterogeen dat het compileren van een ideaaltypische definiëring niet
volstaat om de complexe sociale realiteit te weergeven. Zoals aangetoond zal worden, was de
‘verzetspers’ als aggregaatbegrip intern gefragmenteerd en ideologisch heterogeen. Ook op
materieel vlak waren er enorme verschillen. Zo was er een aanzienlijk aantal aan lokale
verzetskranten met hooguit enkele honderden oplagen, die elk slechts 1 à 2 pagina’s bevatten (Cfr.
Infra). Maar er waren ook enkele verzetskranten die een nationale afzetmarkt hadden gecreëerd, en
die in sommige gevallen tientallen pagina’s bevatten. De problematische definiëring van het
bronnencorpus werd versterkt door het vage onderscheid met andere potentieel subversieve media
zoals onder meer pamfletten, of door het problematische onderscheid met de gecensureerde pers
(Cfr. Infra). De samenstelling van een omvattende definitie blijft dus bemoeilijkt door de aard van de
historische bronnen zelf. Hetgeen betekent niet dat er geen pogingen daartoe zijn ondernomen, of
dat de definiëring van wat een ‘verzetskrant’ precies inhoudt niet fundamenteel is voor de
historiografie en het historisch onderzoek hieromtrent.
De definiëring en de afbakening van een ‘verzetskrant’ en de ‘verzetspers’ is vaak een onderbelicht
aspect gebleven van het historisch onderzoek. De inventarisatie- en digitaliseringsprojecten, zoals dat
van het SOMA (Cfr. infra), reflecteerden nauwelijks of niet over de inherente definiëring en de
afbakening van het centrale onderzoeksobject. Maar ook het toonaangevende werk van José
Gotovitch8 (dir., 1991), dat als doel het de inventarisatie van de ‘verzetspers’, stond nauwelijks stil bij
de feitelijk afbakening van het onderzochte bronnenbestand. Een uitzondering in deze
8 Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et d'Etudes historiques de
la Seconde Guerre Mondiale, 1991, IV + 214 p.
12
historiografische ontwikkeling vormt echter het exhaustieve werk van de historicus Fabrice
Maerten.9 In dit onderzoek werden de cruciale vragen en de definiëring van het onderzoeksobject
weldegelijk ingevuld. Het is immers fundamenteel voor elk wetenschappelijk onderzoekt om de
parameters, de omkadering, de doelstelling en het onderzoeksobject duidelijk te formuleren. Vragen
die hierbij centraal staan zijn onder meer: Wat is de precieze inhoud van het concept de
‘verzetspers’, welke bronnen behoren (niet) tot deze categorie, wat is het onderscheid met andere
vormen van (subversieve) media, welke kenmerken onderscheiden deze persvorm van de overige,
niet clandestiene en gecensureerde persvormen? Het specifieke, en vaak ambigue, onderscheid met
onder persvormen wordt verder in dit onderzoek behandeld (Cfr. de gecensureerde pers infra). De
afbakening van het onderzoeksobject die in dit onderzoek gehanteerd wordt convergeert met
bepaalde aspecten van de afbakening die gehanteerd werd door Fabrice Maerten. 10
De definiëring die in dit onderzoek gehanteerd wordt vertrekt vanuit de volgende premissen: een
‘verzetskrant’ verwijst naar elke clandestiene publicatie die verscheen tijdens de bezetting
gedurende de tweede wereldoorlog en de nasleep hiervan in de directe naoorlogse periode. Een
cruciaal element hierin was de motivatie om deze bezetting en de daaraan verbonden collaboratie te
ondermijnen. De oppositie tegenover de collaboratie is hierbij essentieel. Het vormde één van de
centrale drijfveren achter de oprichting van het verzet, en is naast dit inhoudelijk aspect ook op
chronologisch vlak cruciaal voor de definiëring en afbakening van het onderzoeksobject. In het
interbellum werd er in de pers namelijk ook al oppositie gevoerd tegen de acties van het Derde Rijk
in bijvoorbeeld Tsjecho-Slowakije. Maar indien de collaboratie één van de cruciale elementen vormt
van de afbakening, dan kan de chronologische parameter ook uitgebreid worden naar de directe
naoorlogse periode en de behandeling van de collaborateurs. Zo wordt het onderzoeksobject niet
gelimiteerd door een strikte interpretatie van de bezettingsperiode. De verzetspers kon in bepaalde
gevallen haar activiteiten voortzetten in de naoorlogse periode. Hierdoor waren de activiteiten van
de verzetsbeweging achter deze verzetskrant niet langer clandestien en illegaal, aangezien België
niet langer bezet werd. Maar deze specifieke categorie van verzetskranten die haar activiteit
continueerde in de directe, naoorlogse periode wordt alsnog gerekend als behorende tot de
categorie ‘verzetskrant’, aangezien deze publicaties sterke elementen van continuïteit vertonen
beide op institutioneel en inhoudelijk vlak. Indien de conventionele chronologie consequent wordt
toegepast, dan wordt een significant deel van het bronnenbestand niet in de analyses opgenomen.
Een voorbeeld hiervan is onder meer de verzetskrant Actualité de R.A.F. Deze krant bleef publiceren
tot na de bezetting, en bleef actief tot het najaar van 1945. Indien deze strikte afbakening
gehanteerd zou worden, dan zou er een cruciaal segment van deze verzetskrant verloren gaan. Een
bredere interpretatie van het historische bronnenbestand is dus vereist.
Hieraan verbonden is het heuristische voordeel van een onderzoek met ‘de verzetspers’ als
onderzoeksobject vanwege het feit dat er relatief veel geschreven bronnen beschikbaar zijn. De
verzetshistoriografie heeft vaak te kampen met het gegeven dat er nauwelijks contemporaine
geschreven getuigenissen werden opgesteld door de verzetsleden vanwege de problematische
bezettingscontext waarin het verzet opereerde. Vaak werden de sporadische bronnen retrospectief
9 Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la
seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944). Mons, 1999, 3 vol., 1.176 p.
10 Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la
seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944). Mons, 1999, 3 vol., 1.176 p.
13
opgesteld, en werden ze al te vaak niet gepreserveerd. De weinige beschikbare bronnen bevatten
intrinsieke problematieken zoals onder meer de anonimiteitskwestie (Cfr. infra). Deze heuristische
problematiek is minder van toepassing indien het onderzoeksobject ‘de verzetspers’ vormt,
aangezien deze per definitie handelt over schriftelijke bronnen.
14
2 De ontsluiting en de digitalisering van de Belgische (oorlogs)pers De toepassing van een methodologische benadering zoals topic-modeling vereist echter een goede
kennis van de specifieke context van het bronnenbestand en de historische context waarin de
bronnen gesitueerd zijn. Daarom is het cruciaal om bepaalde aspecten van dit onderzoeksproject
dieper te analyseren. Centraal staan hier onder meer het bronnenbestand en het daar aan
verbonden digitaliseringsproject, alsook de historische context van de verzetspers en het verzet in
het algemeen. Hierbij wordt ook dieper ingegaan op de specifieke situatie van de twee
verzetskranten die centraal staan in de analyse, namelijk Indépendance en Actualité de R.A.F.
2.1 Het wetenschappelijk en cultureel patrimonium van België Het ontsluitings- en digitaliseringsproject is het resultaat van een langdurige samenwerking tussen
diverse instellingen met als centrale doelstelling het archiveren, het ontsluiten en het (digitaal)
beschikbaar maken van het wetenschappelijk en cultureel patrimonium van de Federale
Wetenschappelijke Instellingen (FWI’s). Het voorstel werd gelanceerd door Fientje Moerman, de
toenmalige minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid. De
ministerraad stemde toe om voor dit project financiële middelen vrij te maken, aangezien de
digitalisering van het wetenschappelijk en cultureel erfgoed een zeer dringende kwestie was. Er was
immers gebleken uit een studie van de betrokken instellingen, zoals onder meer de Koninklijke
Bibliotheek en het Rijksarchief, dat het Belgische patrimonium zich in een precaire situatie bevond.
De papieren uitgaven werden bedreigd door problematische preservatiecondities zoals verzuring.
Ook was de lage digitaliseringsgraad problematisch; slechts 0,3% van het patrimonium was
gedigitaliseerd. Hierdoor was het patrimonium zeer ontoegankelijk en had het een ondermaats
aanzien op (inter)nationaal niveau.
Het initiële voorstel voorzag een globaal bedrag van 147,70 miljoen euro en had als doelstelling om
gedurende een periode van tien jaar alle bedreigde collecties (zoals boeken, archieven, etc.), alle
frequent geraadpleegde verzamelingen (zoals kranten, kaarten, etc.) en ook alle unieke
verzamelingen (incunabelen, statistieken, etc.) te digitaliseren.11 Dit project moest de algemene
toegankelijkheid van de collecties verhogen voor educatieve, commerciële, academische en
recreatieve doelstellingen. De initiële subsidiëring werd nadien gesupplementeerd met een extra
bijdrage van de minister van Economie ter waarde van 43,8 miljoen euro, gecombineerd met een
lening van 73,85 miljoen euro uitgegeven door de Europese Investeringsbank. Ook de betrokken
instellingen investeerden in het digitaliseringsproject voor in totaal 30,05 miljoen euro.
Het project was voor de toenmalige regering een cruciaal element voor de modernisering van de
Federale Wetenschappelijke Instellingen. Het sloot ook nauw aan bij de Europese strategie van
Lissabon waarbij de lidstaten zich engageerden om 3% van het bruto binnenlands product te
investeren voor wetenschappelijk onderzoek.
2.2 Digitalisering van de Belgische pers Concreet resulteerde dit besluit in de digitalisering van de Belgische pers in de periode van 1830 tot
1950, inclusief de twee wereldoorlogen. Aan dit project participeerden zoals vermeld diverse
11
De geciteerde gegevens werden gepubliceerd in het persbericht van de Ministerraad van 30 april 2004.
15
cultuurinstellingen. Het CEGESOMA was samen met de Koninklijke Bibliotheek verantwoordelijk voor
de uitvoering van dit onderdeel. 12
2.2.1 De Belgische pers in de periode 1830-1950: De Koninklijke Bibliotheek
De Koninklijke Bibliotheek van België begon in 2005 al een project in samenwerking met het Archief
van de Stad Brussel. Dit digitaliseringsproject richtte zich specifiek op de krant Le Soir, en ontsloot in
totaal circa 250.000 pagina’s voor de periode 1887-1970.
In het kader van het regeringsbesluit om het wetenschappelijke en culturele patrimonium van België
te digitaliseren, kreeg de Koninklijke Bibliotheek één jaar later de opdracht een representatieve
selectie van 19de en 20ste eeuwse Belgische kranten te digitaliseren. Dit was de eerste fase van het
plan voor de digitalisering van de FWI’s. Onder de begeleiding van het Federaal Wetenschapsbeleid
(BELSPO) werd er een samenwerking gestart tussen de Koninklijke Bibliotheek en het Studie- en
documentatiecentrum Oorlog en hedendaagse Maatschappij (SOMA). De praktische uitwerking en de
integrale uitvoering van het project werden gezamenlijk bepaald.
Het project werd uitgevoerd in twee deelprojecten. Het grootste onderdeel werd uitgevoerd door de
Koninklijke Bibliotheek, en bestreek de periodes uit de Belgische geschiedenis met een vrij
persregime. Dit omvat in feite de hele Belgische persgeschiedenis met uitzondering van de beide
wereldoorlogen. Dit project beoogde de talrijke Belgische regionale titels, alsook de kranten van
verschillende politieke strekkingen en de grote neutrale kranten. Deze doelstelling was echter zeer
omvatrijk, waardoor de Koninklijke Bibliotheek ervoor opteerde om meer dan veertig
representatieve titels te selecteren om te digitaliseren. Deze kranten moesten evenwichtige
doorsnede bieden van de Belgische dagbladpers voor de periode 1830-1950. Hiervoor werden
strenge selectiecriteria toegepast om een representatieve weergave van de Belgische pers te
verkrijgen. Elementen zoals onder meer oprichtingsdatum, geografische ligging, ideologische
oriëntering werden in hierbij achting genomen. Het project viseerde zowel Franstalige,
Nederlandstalige als Duitstalige kranten van verschillende politieke strekkingen. Voorbeelden hiervan
zijn onder meer de neutrale Le Soir en het socialistische Vooruit en Le Peuple. Zowat de helft van de
geselecteerde kranten is nog steeds actief, wat de toekomstige continuïteit van de database sterk
bevordert. De einddatum van de selectie werd vastgesteld op 31 december 1950. De lacunes die nog
resteren in het persbestand werden stelselmatig aangevuld.
Centraal in dit digitaliseringsproject stonden de collecties van zogenaamde ‘historische’ kranten. Dit
soort erfgoed is immers vaak zeldzaam en ten zeerste kwetsbaar. Krantenpapier verzuurt wanneer
het in contact komt met lucht, wat kan leiden tot de aantasting en zelfs de destructie van de
collecties. Deze kranten zijn echter van uitzonderlijk documentair maatschappelijk belang, vandaar
dat de preservatie en documentering ervan uiterst belangrijk is voor het Belgisch cultureel
patrimonium.
2.2.2 De Belgische oorlogspers: CEGESOMA
Het CEGESOMA was verantwoordelijk voor het digitaal catalogiseren en ontsluiten van de
gecensureerde en clandestiene pers tijdens de eerste en de tweede wereldoorlog. Deze
onderneming verschilde fundamenteel van het project dat beheerd werd door de Koninklijke
Bibliotheek vanwege het feit dat het aantal te digitaliseren bladzijden in deze periodes beperkter 12
Voor meer achtergrondinformatie omtrent het digitaliseringsproject wordt er verwezen naar de officiële website van het CEGESOMA: http://www.cegesoma.be/
16
was. Diverse oorzaken lagen aan de basis van deze divergentie, zoals het gebrek aan persvrijheid en
praktisch-materiële problematieken zoals schaarste en logistieke verhinderingen. Hierdoor kon het
CEGESOMA volledigheid nastreven: alle uitgaven van de clandestiene pers en de gecensureerde
dagbladen tijdens de oorlogsperiode werden geviseerd.
Het CEGESOMA specifieert de categorie van ‘de gecensureerde pers’ als de vooroorlogse kranten die
binnen de krijtlijnen van de Duitse censuur een aanwezigheidspolitiek voerden, samen met de
zogeheten gestolen pers en de nieuwe collaborerende pers (Cfr. infra). Van die gecensureerde
dagbladpers zijn er in totaal zestig titels bekend, waarvan 37 uit de eerste wereldoorlog en 23 uit de
tweede wereldoorlog. De clandestiene pers is kwantitatief kleinschaliger en is ook is meer
gefragmenteerd. Voor de eerste wereldoorlog zijn 49 van de 66 gekende titels teruggevonden, en het
aantal voor de tweede wereldoorlog benadert het totaal circa 700 titels. Dit vormt een significante
vooruitgang in het aantal gedocumenteerde verzetsbladen in vergelijking met de in 1991
gepubliceerde Guide de la Presse Clandestine de Belgique. Zo resulteerde dit project in een aanwinst
van circa vijftig nieuwe titels. Het digitaliserings- en catalogiseringsproject draagt in dit opzicht ten
zeerste bij aan de preservatie van het Belgisch cultureel patrimonium. De oorzaak achter de vondst
van deze nieuwe bijdragen komt vanwege de intensieve samenwerking met externe
bewaarinstellingen. Via deze coöperatie werd quasi de gehele verzetspers omvat. De concrete
praktische uitvoering werd verricht door een Luxemburgse onderneming genaamd Infotechnique. De
expertise van deze onderneming werd gebundeld met die van de firma Belgacom, die overigens ook
instond voor de digitalisering van de collecties van de Koninklijke Bibliotheek.
De interne opdeling tussen enerzijds de gecensureerde pers, en anderzijds de clandestiene pers is
vanuit een heuristisch-methodologisch perspectief een zeer vruchtbare benadering van het
bronnenmateriaal. Dit onderzoeksperspectief geeft het onderscheid weer tussen beide persuitgaven,
en toont de (potentiële) impact van de door de bezetter opgelegde censuur. Een comparatieve
analyse tussen beide krantentypes kan bijvoorbeeld de berichtgeving (of gebrek daaraan) omtrent
bepaalde nederlagen van de Asmogendheden benadrukken. De vraag is echter of in de praktijk zulk
een zwart-wit dichotomie effectief hanteerbaar is (Cfr. de gecensureerde pers infra). Het CEGESOMA
biedt weinig tot geen verantwoording voor de indeling van dit onderscheid. Er worden geen
reflecties aangeboden omtrent de inhoud en de definiëring van deze classificaties. Dit maakt het
project vatbaar voor kritiek zoals bijvoorbeeld een arbitraire en subjectieve selectie van de
classificatieselecties. Wat wordt voorondersteld met censuur? Hoe werd deze censuur praktisch
verwerkt? Wordt zelfcensuur, uit vrees voor retributie, ook geclassificeerd als censuur? Ondernam
de gecensureerde pers geen clandestiene (journalistieke) activiteiten? Indien dit het geval was, wat
kan dan voorondersteld worden met ‘clandestiene pers’? De specifieke invulling van deze vragen
blijven grotendeels onbeantwoord door het CEGESOMA.
Het CEGESOMA kon voor haar projectonderdeel beroep doen op de eigen collectie, die aangevuld
werd met de collectie uit andere bewaarinstellingen. Hiervoor werd beroep gedaan op de collectie
van federale instellingen zoals het Algemeen Rijksarchief, alsook op regionale instellingen. Deze
medewerking was cruciaal voor de samenstelling van de digitale databank. Hieronder volgt een
opsomming met alle samenwerkingspartners:
17
Koninklijke Bibliotheek van België,
Algemeen Rijksarchief,
Bibliotheek van het Federaal Parlement,
Directie-generaal Oorlogsslachtoffers van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid,
AMSAB ISG,
CARCOB Archives communistes,
Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience,
Fonds d'Histoire du Mouvement Wallon,
Openbare bibliotheek Brugge,
Provinciale Bibliotheek Limburg,
Universiteitsbibliotheek Gent,
Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis,
Openbare bibliotheek Kortrijk.
Het eindresultaat van deze onderneming is een geactualiseerde databank die een digitale catalogus
aanbiedt van alle (in 2011) bekende oorlogskranten, beide clandestien en gecensureerd. De diensten
worden hierbij in drie talen aangeboden: Frans, Nederlands en Engels. De metadatabank nam telkens
de herkomst, het afzetgebied en de publicatiedatum op van de originele uitgave, in zoverre deze
gekend is.
De originele edities zijn daarnaast consulteerbaar in de respectievelijke bewaarinstellingen. Maar de
virtuele collectie van de gecensureerde pers tijdens de tweede wereldoorlog wordt echter niet
integraal digitaal ontsloten voor het bredere publiek. De reden waarom enkel de gecensureerde pers
uit de tweede wereldoorlog uitgezonderd wordt, is omwille van het auteursrecht. De wetgeving
omtrent auteursrecht legt een aantal juridische beperkingen op omtrent de beschikbaarheid van
deze informatie. De overige persedities zijn aan geen enkele beperkingen of voorwaarden
onderworpen. De verwerking en publicatie van bepaalde persoonsgegevens uit deze kranten zijn
echter wel onderworpen aan de privacywetgeving.
2.2.3 Optical Character Recognition
Om de onderzoeksmogelijkheden en de kwaliteit van de gedigitaliseerde pers te optimaliseren werd
er tijdens dit project gebruikt gemaakt van het OCR-procedé, oftewel de Optical Character
Recognition methode. Deze methode staat onderzoekers toe om geavanceerde zoekmogelijkheden
toe te passen. Optische tekenherkenning is een transformatie waarbij alle tekens uit een
tekstafbeelding worden herkend en opgeslagen door middel van patroonherkenning. Op deze manier
wordt de tekst uit een afbeelding omgezet in een bewerkbare tekst. Indien er geopteerd wordt voor
een volledige en integrale overname van de gehele tekst, dus inclusief elementen zoals de opmaak,
dan verkrijgt men ‘full-text OCR-bestanden’. Deze methode van gegevensomzetting in werkbare
computerbestanden biedt onderzoekers verregaande onderzoeksmogelijkheden. Maar het
potentieel van dit soort bestanden overstijgt louter het efficiënt doorzoeken van grote hoeveelheden
teksten. Zo kunnen deze bestanden ook gehanteerd worden om op geavanceerde wijze de interne
woordverbanden en –verhoudingen te achterhalen via onder meer de methode topic–modeling (Cfr.
Infra en de analyse van deze methodologie). Tijdens het digitaliseringsproject van CEGESOMA werd
(grotendeels) geopteerd voor de OCR-methode, met als doel een (quasi) integrale full text OCR-
bestanden te verkrijgen (Cfr. Infra en de bespreking van het specifieke bronnenbestand).
Het eindresultaat was de digitalisatie van zowat 3.2 miljoen pagina’s. Deze persedities werden
gecatalogiseerd, geregistreerd en zoals vermeld in bepaalde gevallen digitaal ontsloten met
toepassing van de OCR-methode. Het SOMA voorzag een volledige digitalisering van de
oorlogscollectie, terwijl de Koninklijke Bibliotheek een gelimiteerde selectie uitvoerde en niet de
OCR-methode toepaste. Dat kwam vooral vanwege de praktisch-methodologische moeilijkheden
omtrent het verwerken van zulk een groot persbestand. Ook de digitale toegankelijkheid van het
persdeel dat behandeld werd door de Koninklijke Bibliotheek is beperkter dan die van het
18
CEGESOMA. De digitale versies werden enkel beschikbaar gemaakt voor consultatie via de voorziene
computers in de instelling zelf, terwijl het CEGESOMA een vrij toegankelijke website oprichtte.
2.2.4 De opzoekmogelijkheden van de digitalisering en de OCR-Methode
Naast de geavanceerde onderzoek-methodologische mogelijkheden die deze methode aanbiedt (Cfr.
Infra), zijn er diverse oppervlakkige voordelen die toestaan om dit omvattend databestand efficiënt
te doorgronden. Concreet resulteert deze methode in de mogelijkheid om de gedigitaliseerde
kranten te doorzoeken naar bepaalde karakters en woorden.
Er zijn twee hoofdopzoekmogelijkheden, namelijk de kalender-zoekmethode en de full-text
zoekmethode. De eerste methode staat toe om een specifieke datum en uitgavejaar te selecteren
van een bepaalde krant. Deze methode is vooral geschikt voor het opzoeken van bepaalde casussen
of evenementen om de berichtgeving van de geselecteerde kranten comparatief te analyseren.
Daarnaast kan er via de full-text opzoekmethode naar specifieke woorden of karakters gezocht
worden. Deze methodiek werkt lettergevoelig, waardoor een combinatie van verwante woorden en
synoniemen vereist is. Indien men bijvoorbeeld de berichtgeving omtrent Hitler poogt te verkrijgen,
wordt best ook gezocht naar verwante begrippen en benamingen zoals ‘Adolf’, Führer’ en dergelijke
meer. Ook dient de historische evolutie van de betekenis van bepaalde woorden in achting genomen
te worden. Doorheen de decennia is de betekenis van diverse begrippen fundamenteel veranderd.
Om de ruis op de opzoekresultaten te limiteren kan er daarnaast ook gewerkt worden met
woordcombinaties, zoals bijvoorbeeld ‘de invasie van Polen’ i.p.v. zoeken naar de individuele termen
‘invasie’ en ‘Polen’. Op deze wijze kan er efficiënt naar specifieke evenementen gezocht worden.
Deze opzoekmethode staat echter niet toe om de complexe woordverbanden en interne
onderwerppatronen te achterhalen, zoals mogelijk is via de methodologie topic-modeling.
2.2.5 Problematieken omtrent het krantenbestand.
Er moet echter wel rekening gehouden worden met de lacunes in het bronnenbestand, alsook de
toestand van het bronnenmateriaal zelf. De databank bevat namelijk zeer oude kranten die zich in
een niet-optimale toestand bevinden. De bewaringsstaat van deze documenten werd negatief
beïnvloed door het intensieve gebruik, de ouderdom van de kranten, de bewaringswijze en de
kwalitatieve samenstelling van het papier zelf. Deze situatie heeft evident gezien ook een negatieve
impact op de digitalisering en de OCR-mogelijkheden (Cfr. Infra). Hierdoor is het mogelijk dat de
ingegeven zoektermen geen positief resultaat weergeven, ondanks het feit dat het woord effectief
opgenomen is in het origineel exemplaar. Bij de digitalisering kunnen de ingegeven tekens en
karakters ook (gedeeltelijk) vervormd worden, waarop de OCR-methode de vervormde tekens niet
zal herkennen als zodanig. Een kwalitatief ondermaatse digitalisering limiteert op deze wijze de
(onderzoeks)meerwaarde van deze investering. Het is dus van fundamenteel belang om een gedegen
digitalisering uit te voeren, die een optimale kwaliteit nastreeft. Indien dit niet gebeurt verliest de
het project aan waarde, en is de enige meerwaarde van de investering louter het vermijden van
praktische problemen zoals de vereiste om de archieven fysiek te bezoeken en de kranten manueel
te analyseren. Een diepgaande analyse via geavanceerde methodologieën zoals topic-modeling is
enkel mogelijk indien de digitalisering correct verloopt. Indien het doel is om een
onderzoeksmeerwaarde aan te bieden, dan moet deze overweging een sterke determinant vormen
in het besluitvormingsproces van de betrokken instellingen.
19
Andere kritieken die van toepassing zijn op het digitaliseringsproject is het frequent voorkomen van
factuele fouten wat betreft de geografische verspreiding van de (verzets)kranten en de exacte
datering van de uitgaven. Zoals zal blijken in dit onderzoek was een zeer groot deel van het
afzetgebied van de verzetskrant Actualité de R.A.F. gelegen in Noord-Frankrijk. Deze informatie is
cruciaal voor de inhoudelijke interpretatie van de bronnen. Maar er werd echter geen melding
gemaakt van deze geografische verspreiding. Daarnaast stemmen ook zeer veel dateringen niet
overeen met de aangegeven data op de concrete bronnen zelf. Deze factuele dwalingen bemoeilijken
een gedegen wetenschappelijk onderzoek.
Maar ondanks deze kritieken en pijnpunten kan gesteld worden dat het project zeer vruchtbare
resultaten heeft opgeleverd wat betreft de ontsluiting, de inventarisering, de preservatie en de
digitalisatie van dit cruciaal onderdeel van het Belgisch cultureel patrimonium. Zeker indien het
project in een comparatief perspectief wordt geanalyseerd. Andere digitalisaties, zoals onder meer
bepaalde projecten uitgevoerd door het Franse Gallica, werden uitgevoerd zonder onderzoeks-
wetenschappelijke redeneringen, waarbij er louter afbeeldingen van de pagina’s werden genomen.
Indien het project niet nauw afgesloten wordt op het essentiële doel, namelijk wetenschappelijk
onderzoek, dan heeft dit een kwalijke impact op de onderzoeksmogelijkheden van het
bronnenbestand.
20
2.3 De clandestiene pers tijdens de tweede wereldoorlog Een geavanceerde analyse van de interne woordverbanden en van de onderwerpverhoudingen via
de methode topic-modeling kan enkel kwaliteitsvolle onderzoeksresultaten opleveren indien de
historische context gekend is. Zonder expertise in de behandelde materie zijn de achterhaalde
woordverbanden weinig betekenisvol. Ook is expertise in de materie vereist om het
onderzoeksproces richting te geven, en om de methodologie af te stellen op de initiële vraagstelling.
Het is dus van essentieel belang dat de context waarin de verzetskranten actief waren gekend is, om
zo de diepgang van de teksten te kunnen analyseren. Dit kan in bepaalde gevallen problematisch zijn
voor de specifieke casus van de clandestiene verzetspers, aangezien deze vorm van pers vaak
anoniem te werk ging en er in veel gevallen relatief weinig achtergrondinformatie beschikbaar is over
de verzetsorganisatie die de publicaties beheerde. Maar het is deze achtergrondinformatie die
cruciaal is om de onderzoeksproces richting te geven, en om de onderzoeksresultaten te
interpreteren.
2.3.1 Historische context van het verzet en de verzetspers
De verzetspers werd tijdens de bezetting al zeer vroeg actief. De eerste verzetsbladen doken al op in
het najaar van 1940.13 De verzetspers verzette zich tegen de Duitse propaganda en censuur die zich
verspreidde in België. Zo toonde het onderzoek van José Gotovitch onder meer aan dat voor de
verzetspers de meest geviseerde vorm van collaboratie met de bezetter de gecensureerde pers
vormde14. De individuen achter de verzetspers konden voortbouwen op de clandestiene ervaring en
traditie die geaccumuleerd werd tijdens de eerste wereldoorlog. Dit was onder meer het geval voor
de verzetskranten die verschenen onder de benaming La Libre Belgique. Er verschenen versies van
deze publicatie in beide wereldoorlogen. Maar ook was de mentale en ideologische nasleep van de
eerste wereldoorlog nog sterk aanwezig. Dit uitte zich onder meer in het taal gebruik met begrippen
zoals ‘boches’ en ‘teutons’ en het belang van de symbolische datum 11 november (Cfr. Infra). De
kernmotivatie achter de ontwijking van de Duitse censuur en de oprichting van de eigen
verzetsbladen was voor de meeste van de initiële verzetsbladen het patriotisme, het stimuleren van
het moreel en om de collaboratie tegen te gaan.15 De Belgische troepen leden immers een vlugge
nederlaag na de Achtiendaagse veldtocht, waardoor de verzetspers de noodzaak zag om het
Belgische moreel te onderbouwen. Verbonden hieraan was een ander prominent thema, waarbij een
toekomstverwachting en het bezinnen over nieuwe staatsstructuren en maatschappijmodellen
centraal stonden. In de beginperiode van de bezetting was echter één specifiek element van de
verzetspers nog niet prominent in het discours, namelijk het oproepen tot (gewelddadig) verzet
tegen de Duitse bezetter en de collaborateurs.16 Deze ontwikkeling zal pas later echt doorgezet
worden.
In deze vroege periode ontstonden er embryonale verzetsnetwerken die zich gradueel ontwikkelden
tot volwaardige verzetsorganisaties en een verzetsbeweging.17 Dit complex ontwikkelingsproces
werd passend beschreven door socioloog en historicus A.A. Klumper (Cfr. Infra). Het zal overigens
enige tijd duren voordat er vanuit overheidswege effectief connecties werden gelegd met deze
13
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Antwerpen, 2004, p. 209. 14
Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940, in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n. 2, 1972, p. 258-259 15
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p 209 en p 250. 16
Ibidem p 250 en Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940, in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n. 2, 1972, p. 223-267. 17
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 210.
21
netwerken. De dienst Staatsveiligheid werd pas in november 1940 opgericht in Londen, en slaagde er
pas in 1941 in om bestendige banden te leggen met de zich ontwikkelende verzetsorganisaties.18 Dit
gebrek aan contacten en coöperatie wordt mede verklaard door de geringe belangstelling vanwege
de regering in Londen voor de embryonale verzetsbeweging. Vanaf het voorjaar van 1942 kwam er
echter een verandering in de houding, en werd er een nauwere samenwerking nagestreefd.19
Deze verzetsbeweging zal gradueel expanderen. Deze expansie werd mede gedreven door bepaalde
factoren zoals onder meer de toename aan discriminerende maatregelen tegen de Joden, en de
verplichte tewerkstelling.20 Hierbij zijn ook de internationale factoren van belang, zoals het verbreken
van de niet-aanvalspact tussen de Sovjet Unie en Duitsland, alsmede de nederlagen die Duitsland
onderging. Deze expansiebeweging ging ook gepaard met een toename van het anti-Duitse
sentiment en met de wrok tegenover de collaboratie.21 Het chronologisch verloop van de arrestaties
illustreert de graduele groei en intensivering van de clandestiene strijd. Zo werd meer dan de helft
van de arrestaties van verzetsleden uitgevoerd in de laatste acht bezettingsmaanden.22 De explosie
van arrestaties was ook te wijten aan de intrinsieke evolutie van het verzet zelf. Kwantitatief gezien
nam beide het geweldloze en het gewelddadige verzet toe, maar gewelddadige verzetsactiviteiten
zoals aanslagen werden veel strenger aangepakt door de Duitse bezetter.23
De heterogeniteit van de verzetspers, en het verzet in het algemeen, wordt treffend weergeven door
de diversiteit aan verzetskranten die actief waren tijdens de bezetting. Zo waren er de onafhankelijke
kranten, zoals onder meer de Churchill Gazette uit Luik of De Vrijschutter uit Halle. Hoewel De
Vrijschutter beheerd werd door katholieken die beïnvloed werden door het flamingantisme, streden
zij voor Vlaanderen in de context van een vrij en verenigd België.24 De verzetskrant die een centrale
rol speelt in deze analyse, de Actualité de R.A.F. kan in de stroming gesitueerd worden. Daarnaast
werd de clandestiene pers ook gebruikt als publicatiemedium voor een bepaalde beweging, zoals het
geval was voor L’Insoumis (Brussel), en de verzetskrant Steeds Vereenigd-Unis Toujours voor de
Antwerpse Witte Brigade. Ook belangrijk in deze stroming waren de kranten La Vérité voor het Luikse
Armée de la Libération en La Voix des Belges voor de Belgisch Nationale Beweging in Brussel. Deze
verzetskranten situeerden zich vaak aan de rechterzijde van het politiek spectrum, maar sluiten zich
niet aan bij een specifieke politieke partij.25 Deze kranten worden ook gekenmerkt door een sterk
christelijk discours.
Omgezet in absolute cijfers resulteerde de verzetspers concreet in circa 700 verschillende
verzetsbladen. Er waren tienduizenden verzetsleden en tientallen verzetsorganisaties verbonden aan
het beheer van deze verzetsbladen en de uitvoering van de clandestiene persactiviteiten. De
overgrote meerderheid van de verzetskranten was Franstalig (Cfr. infra), en verscheen in Brussel. Zo
toonde het onderzoek van Gotovitch bijvoorbeeld dat zesendertig van de vijfennegentig
verzetskranten die in 1940 verschenen uit Brussel afkomstig waren.26 Ook in Henegouwen en Luik
18
Ibidem, p 219. 19
Ibidem, p 219. 20
Ibidem, p 212. 21
Ibidem, p 213. 22
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 45. 23
Ibidem, p 45. 24
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p 251. 25
Ibidem, p 251. 26
Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2,
1972, p. 226-227
22
waren er zeer veel verzetskranten operatief. De verzetspers was collectief genomen echter zeer
gefragmenteerd en zeer heterogeen. Er is geen ideologische uniformiteit te onderscheiden in het
discours van de verzetspers, noch is er uniformiteit terug te vinden in de motivering voor de
verzetsactiviteiten. Het enige echte verbindende element in de verzetspers was de gedeelde
oppositie ten opzichte van de Duitse bezetting en de collaboratie. Maar wat dit verzet inhield, hoe
het verzet uitgevoerd moest worden en de motivatie op basis waarvan verzetsleden gemobiliseerd
werden verschilden drastisch. Dit impliceert niet dat er onderlinge convergenties en verbanden te
onderscheiden zijn tussen bepaalde specifieke verzetskranten (Cfr. de communistische verzetspers
infra).
Maar de absolute cijfers moeten echter ook genuanceerd worden. Zo verschenen de meest
verzetsbladen slechts sporadisch. Doorgaans werd er eens per maand, soms zelfs om de
veertiendagen, een nieuwe editie uitgebracht.27 Deze edities bevatten bovendien slechts enkele
artikels op twee, vier of in het beste geval zestien pagina’s. De algemene levensduur bedroeg slechts
één jaar. Daarnaast verschenen er doorgaans hooguit enkele honderden exemplaren per editie. Het
overgrote merendeel van de Belgische bevolking die niet actief in het verzet kwam dus niet direct in
contact met de verzetspers. Overigens waren slechts twee à drie procent van de Belgische volwassen
bevolking actief betrokken in de verzetsbewegingen en –netwerken.28
De verzetspers speelde echter een cruciale rol in het verzet tijdens de Duitse bezetting. Maar
ondanks de geaccumuleerde invloed en prestige zal het verzet, en daarmee dus ook de verzetspers,
dit niet kunnen vertalen in concrete politieke macht in de naoorlogse periode. De verzetsbeweging
woog niet door op het politieke gebeuren in de naoorlogse periode (Cfr. infra). Na de oorlogsperiode
werden er in totaal circa 12.000 verzetsleden officieel erkend voor hun participatie in de
clandestiene pers. Dit was echter slechts een fractie van het reële aantal aan verzetsleden die actief
participeerde in de verzetspers. 29 Maar de repressie en onderdrukking van de Duitse bezetter kende
duidelijk zijn tol. Er werden ten minste 1.650 verzetsleden gefusilleerd vanwege hun rol in de
verzetspers.30 Voor de gehele verzetsbeweging werd zowat één op de vier verzetsleden
geconfronteerd met repressiemaatregelen, en zowat één op de tien zal het leven laten door onder
meer executie, ziekte of uitputting in een kamp.31 De maatregelen raakten niet elke sociale groep
even hard. Zo hadden vrouwelijke verzetsstrijders doorgaans meer overlevingskansen. In relatief
opzicht overleed slechts twee à drie procent van de strijdsters ten gevolge van de Duitse
repressiemaatregelen.32
2.3.1.1 Continuïteit en de stopzetting van de persactiviteiten
Tijdens de oorlogsperiode kampte de verzetspers met continuïteitsproblemen, voornamelijk
vanwege deze repressie en de materieel-logistieke problematieken (Cfr infra). Het kwam vaak voor
dat verzetskranten verdwenen of samensmolten met andere gelijkaardige initiatieven om de
voortzetting van de activiteiten te kunnen waarborgen. Doorgaans kunnen de volgende motieven
27
De kwantitatieve gegevens uit deze alinea zijn afkomstig uit: Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 75. 28
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 45 29
Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et d'Etudes historiques de la Seconde Guerre Mondiale, 1991, IV + 214 p. spreekt van 12.128 verzetsleden die erkend werden voor hun activiteiten in de verzetspers. 30
Cijfergegevens zijn afkomstig uit: Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 250. 31
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 218. 32
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 45.
23
voor de stopzetting van de activiteiten vastgesteld worden.33 Een eerste categorie is de verplichte
stopzetting. Deze externe factoren hadden een bepaalde en dwingende impact op het uitgeven van
de verzetskrant, waardoor de krant haar activiteiten niet langer kon verderzetten. Tot deze categorie
behoorden onder meer de Duitse repressiemaatregelen, zoals arrestaties, het overlijden van de
medewerkers of een gebrek aan materiële middelen. Een tweede categorie was de vrijwillige
stopzetting van de activiteiten. De vrijwillige stopzetting kon bepaald worden door onder meer de
vrees voor de eigen veiligheid, de samensmelting met andere verzetskranten, de geringe impact van
de eigen verzetskrant ten opzichte van meer invloedrijke publicaties of de overstap naar andere
verzetsactiviteiten zoals bijvoorbeeld het vergaren van inlichtingen.34 Deze factoren verklaren
waarom het overgrote merendeel van de verzetskranten tijdens de tweede wereldoorlog slechts een
kortdurend bestaan kenden. Arrestaties, gecombineerd met de voorzorgsmaatregelen hiertegen,
waren verantwoordelijk voor het verdwijnen van minstens 31 van de 92 in 1940 ontstane kranten.35
De repressiemaatregelen waren de voornaamste reden voor het stopzetten van de persactiviteiten.
2.3.1.2 Inhoudelijke convergenties en divergenties
In de heterogene verzetspers tijdens de tweede wereldoorlog zijn er een aantal inhoudelijke
convergenties en divergenties waar te nemen in de diverse ideologische stromingen.
Vanzelfsprekend vormde de oorlogsontwikkelingen een cruciaal onderdeel van de berichtgeving.
Doorgaans kan gesteld worden dat de inhoudelijke oriëntatie voornamelijk gericht was tegen de
bezetter en de daaraan verbonden collaboratie. Hierbij werd de verplichte tewerkstelling en de
politiek van het minste kwaad gehekeld, en daarmee ook de autoriteiten, magistraten en politici die
hieraan meewerkten. Ook stond het pleidooi voor de absolute bevrijding van België en de steun aan
de geallieerden centraal.36 Enkele uitzonderingen op deze algemene tendens waren de
verzetskranten van de beweging Wallonie Libre, die zich afzette tegen wat ze als de Vlaamse greep
op België beschouwden, en de trotskistische verzetskranten die een proletarische revolutie
bepleitten.37
Naast deze inhoudelijke convergenties waren er zoals vermeld ook significante divergenties38. Zo
vermeden de conservatieve verzetsbladen kritiek op de houding die de Belgische industriëlen
aannamen, en stonden ze zeer positief tegenover koning Leopold III. Na diens huwelijks in 1941 werd
Leopold III echter wel een minder frequent en positief behandeld onderwerp.39 Deze stroming in de
verzetspers leunde ook dicht aan bij de Britse en Amerikaanse geallieerden, maar waren minder
geneigd openlijk steun te betuigen aan de Sovjet-Unie.40 Daarnaast was er een sterke inhoudelijke
beïnvloeding in het discours van het katholicisme. Ook steunden deze verzetskranten veel minder
aanslagen of sabotageacties, voornamelijk uit vrees voor represailles. Er werd echter wel opgeroepen
33
Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 241-243 34
Ibidem, p 241-243. 35
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 78 36
Ibidem, p 83. 37
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 83. 38
De bron voor de beschreven convergenties en divergenties is: Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de
tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 79-86. 39
Ibidem, p 83-85. 40
Ibidem, p 83-85.
24
tot samenwerking van de gewapende milities en het vergaren van inlichtingen.41 De verzetskrant
Actualité de R.A.F. valt te situering in deze algemene ontwikkeling (Cfr. infra).
Tegenover deze inhoudelijke stroming in de verzetspers stonden de groeperingen aan de linkerzijde
van het politieke spectrum. Doorgaans besteedde de communistische zijde meer aandacht aan de
Jodenvervolging in België, en werden de koningen en de Belgische industriëlen harder aangepakt in
het discours.42 Er werd fervent steun betuigd aan de Sovjet-Unie, maar in zekere mate ook aan de
Angelsaksische geallieerden.43 Daarnaast werd er opgeroepen tot een nationale opstand,
gecombineerd met gewelddadige aanslagen en sabotage. Voor de regeerperiode na de bevrijding
werd er geponeerd om de bestaande autoriteiten te vervangen door comités opgericht door het
Onafhankelijkheidsfront.44 De verzetskranten die beheerd werden door het Onafhankelijksheidsfront
zelf waren echter gematigder in hun toon, aangezien deze beweging streefde naar nationale eenheid
en een verenigd front tegen de Duitse bezetter en de collaboratie. De clandestiene krant
Indépendance overlapt inhoudelijk sterk met deze ontwikkelingen.
De socialistische verzetskranten positioneerden zich eerder in het midden van het politieke
spectrum. Er was wel een zekere overlapping met de communistische stroming in de kritiek ten
opzichte van de Belgische industriëlen en de strijd tegen de deportatie, maar er werd doorgaans
minder opgeroepen tot gewelddadige aanslagen en sabotage45. Ook werd er relatief weinig aandacht
besteed aan de Jodenvervolging, en werd de Sovjet-Unie met meer argwaan bekeken in vergelijking
met de communistische strekking.46
Een recurrent onderwerp in het discours van de clandestiene pers was de naoorlogse politieke
structuur en organisatie van België. Er was een zeer grote overeenstemming over het feit dat België
soeverein en onverdeeld moest blijven en dat er een repressie moest plaatsvinden van de
collaboratie. Daarnaast moest de uitgeweken Belgische regering in Londen verantwoording afleggen,
en werd een strikte marktcontrole als noodzakelijk geacht om een economische ontregeling te
vermijden.47 Een laatste punt van inhoudelijke overeenstemming, was de consensus omtrent de
oorlogsvoering: De strijd moest worden voortgezet tot de capitulatie van het Derde Rijk,
gecombineerd met een ontwapening van Duitsland.48
Maar daarnaast waren er ook sterke ideologische divergenties waar te nemen. De verzetskranten
aan de rechterzijde van het politieke spectrum benadrukte de nood aan structurele binnenlandse
hervormingen, waarbij er meer bevoegdheden werden overgedragen aan de uitvoerende macht. De
koning en de regering moesten autonomer kunnen handelen ten opzichte van het parlement. Dit
parlement zou volgens de geponeerde staatsstructuren slechts enkel één kamer tellen.49 Op
sociaaleconomisch vlak steunde deze stroming geen fundamentele veranderingen in het economisch
41
Ibidem, p 83-85. 42
Ibidem, p 83-85. 43
Ibidem, p 83-85. 44
Ibidem, p 83-85. 45
Ibidem, p 83-85. 46
Ibidem, p 83-85. 47
Ibidem, p 83-85. 48
Ibidem, p 83-85. 49
Ibidem, p 83-85.
25
systeem, al was er weinig bezwaar tegen een uitbreiding van de sociale wetgeving.50 Deze stroming
was een voorstander van een corporatistisch economisch bestuursorgaan met verregaande
bevoegdheden.51 Er was echter een algemene afkeer van Internationale instellingen die de nationale
soevereiniteit zouden beknotten. Ten slotte moest de collaboratie afgehandeld worden binnen het
bestaande rechterlijke systeem.52
Hiertegenover stond de socialistische strekking van de verzetspers, die het fundamenteel oneens was
met de rechterzijde van het politieke spectrum. Enkel wat betreft het standpunt over de afhandeling
van de collaboratie was er enige overlapping.53 De nieuwe politieke en economische staatsstructuur
van de conservatieve zijde werd verworpen, en bovendien werd er het vertrek van Leopold III geëist.
Hierbij werden er verregaande sociaal-economische hervormingen voorgesteld, zoals onder meer de
nationalisatie van bepaalde industrieën en de uitbreiding van de sociale zekerheid.54
De communistische staatsvoorstellen waren doorgaans minder ontwikkeld en vager van aard,
behalve wat betreft de collaboratie. In de behandeling van de collaboratie werd er een
meedogenloze uitzonderingsrechtspraak geponeerd.55 De communistische strekking vertoonde
echter een opvallend gematigde toon wat betreft politieke en sociale hervormingen.56 Dit kwam
vanwege het feit dat er gepoogd werd een breed en verenigd front te creëren tegen de bezetter, met
initiatieven zoals het Onafhankelijkheidsfront (Cfr. infra).
De convergenties tonen aan dat er omtrent een aantal onderwerpen een zekere overlapping was in
het discours van de diverse stromingen in de verzetspers. Maar de inhoudelijke divergenties
benadrukken daarentegen sterk het heterogene karakter van de clandestiene pers tijdens de tweede
wereldoorlog.
2.3.1.3 De symbolische erfenis van de eerste wereldoorlog
Zoals reeds vermeld had de collectieve culturele en psychologische erfenis van de eerste
wereldoorlog fundamentele implicaties voor de clandestiene pers tijdens de tweede wereldoorlog.
Tijdens het interbellum heerste er al een ware oorlogscultus waarin de sacralisatie van het vaderland
en de haat tegenover de vijand werd aangewakkerd.57 Hierin stonden symbolische herdenkingen,
figuren en data centraal. De verzetspers beriep zich tijdens de tweede wereldoorlog op deze
oorlogserfenis, waarbij er bijvoorbeeld diverse verzetskranten werden opgericht die verwezen naar
de symboliek van de eerste wereldoorlog in hun berichtgeving en zelfs hun benaming. Er verschenen
diverse kranten die verwezen naar de belangrijkste verzetskrant uit de Grote Oorlog, namelijk La
Libre Belgique. Ook waren zeer veel verzetsleden oud-strijders en politieke gevangen van de eerste
wereldoorlog. Deze oorlogservaring het een fundamentele impact op de omgang met de
contemporaine oorlogsontwikkelingen.
50
Ibidem, p 83-85. 51
Ibidem, p 83-85. 52
Ibidem, p 83-86. 53
Ibidem, p 84-85. 54
Ibidem, p 82-85. 55
Ibidem, p 83-85. 56
Ibidem, p 83-86. 57
Ibidem, p 91.
26
Inhoudelijk vormde de eerste wereldoorlog een voorbeeld, een referentiekader en een
aanknopingspunt waaraan tweede wereldoorlog werd gekoppeld.58 Centrale elementen waren
symbolische figuren of daden zoals onder meer koning Albert I en de zogenaamde Francs-Tireurs59.
Hierbij werd ook de nadruk gelegd op de barbaarsheid van de Duitse invaller, conform het discours
van de eerste wereldoorlog. Zelfs in de gehanteerde terminologie werd er verwezen naar de
culturele oorlogserfenis, waarbij er frequent gebruik gemaakt werd van begrippen zoals ‘Teuton’,
‘Boche’ en zelfs ‘Prussienne’ (Cfr. infra). Vooral in het begin van de bezettingsperiode werd de
verwijzing naar de barbaarsheid van de eerste wereldoorlog sterk benadrukt als retorisch instrument
om de Belgische bevolking te overtuigen over het kwaadaardige karakter van de Duitse invaller.60 De
snelle inval en overwinning van de Duitser verliep namelijk veel ‘geciviliseerder’ dan de inval in 1914,
waardoor het vereist was voor de verzetspers om deze erfenis te benadrukken.61 Maar ook in de
beschrijving van de collaboratie werd er zeer vaak verwezen naar de eerste wereldoorlog. Zo werd er
in de beginjaren vaker verwezen naar de figuur August Borms dan naar Staf de Clercq, ondanks het
feit dat de Clerq de leider was van het collaborerende Vlaams Nationaal Verbond.62 De nalatenschap
van de toenmalige invasie was nog steeds prominent aanwezig in het collectieve geheugen.
De culturele significantie van de eerste wereldoorlog voor de vezetsbeweging werd ook treffend
geïllustreerd door het onderzoek van Gotovitch. Het onderzoek toonde aan dat meerderheid van de
verzetskranten die in het jaar 1940 werden opgericht in de periode oktober-november.63 De
verklaring achter dit fenomeen was de symbolische datum 11 november. Gotovitch beschouwt deze
datum als het ontwakingsmoment voor de verzetsbewustzijn. De verzetskrant Actualité de R.A.F.
komt dus sterk overeen met de algemene stichtingstrend. Maar ook voor de verzetskrant
Indépendance, die onderdeel was van het Onafhankelijkheidsfront (Cfr. infra), was deze symbolische
datum van cruciaal belang. Zo verschenen er op 11 november uitgebreide speciale edities.
De collectieve culturele en psychologische erfenis van de eerste wereldoorlog is enorm significant
voor de ontwikkeling van de verzetspers, en de analyse ervan, tijdens de tweede wereldoorlog. Deze
bepalende factor moet in beschouwing genomen worden indien er bijvoorbeeld comparatieve
analyses worden uitgevoerd met verzetskranten die niet in deze culturele context publiceerden,
zoals onder meer de Nederlandse verzetspers. Naarmate de oorlog vorderde, en ook in de
naoorlogse periode, werd de symboliek van de eerste wereldoorlog gradueel vervangen door de
nieuwe symbolen en de gruweldaden die plaatsvonden tijdens de tweede wereldoorlog. Maar de
significantie van de Grote Oorlog voor de verzetsbeweging is onmiskenbaar.
2.3.2 De ontwikkeling van de verzetspers aan de linkerzijde van het politiek spectrum
De links georiënteerde, antifascistische verzetspers vormde een cruciale stroming in de clandestiene
pers tijdens de tweede wereldoorlog. Maar het linkse verzet en haar persorganen waren heterogeen
en gefragmenteerd.
58
Ibidem, p 91. 59
Ibidem, p 94. 60
Ibidem, p 93. 61
Ibidem, p 93. 62
Ibidem, p 95. 63 Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2,
1972, p. 229.
27
2.3.2.1 De ontwikkeling van de socialistische verzetspers
In de beginmaanden van de bezetting was deze linkse stroming nog zeer beperkt. Gematigd links was
namelijk totaal van slag door de ineenstorting van de westerse democratieën, en de communisten
namen in het verlengde van het Duits-Russisch niet-aanvalspact een afwachtende houding aan.64
Enkel in Luik verscheen er de verzetskrant Le monde du Travail, wat een socialistisch initiatief was.65
Maar vanaf 1941 kwam er een zeer actieve en militante verzetspers op aan de linkerzijde van het
politiek spectrum. Vanaf dat jaar ontstond er pas echt een gestage groei aan clandestiene
socialistische organisaties en structuren die de basis zullen vormen voor een solide verzetspers.66 Een
treffend voorbeeld voor deze socialistische stroming is onder meer Le Peuple uit Brussel. De
Belgische Socialistische Partij hanteerde de clandestiene pers als een prominent instrument in de
strijd tegen het bezettingsregime. Op deze manier poogde de partij het contact te houden met de
leden, en poogde de partij een overstap naar de collaboratie of naar de Kommunistische Partij van
België te vermijden.67
2.3.2.2 De clandestiene communistische pers
Maar deze ontwikkeling was nog sterker aan communistische zijde. Na het verbreken van het Niet-
aanvalspact, en met de invasie van de Sovjet-Unie, ontstond er een zeer actieve en militante
communistische verzetsstroming. Maar het communistisch verzet was ook al actief voor de invasie
van de Sovjet-Unie. Zo werden er al in september 1940 verzetskranten opgericht die de strijd
aangingen met de Duitse bezetter.68 Het onderzoek van Gotovitch toonde onder meer aan dat er op
zijn minst elf communistische verzetskranten waren in het jaar 1940.69 De verzetspers was een
essentieel ideologisch propaganda-instrument voor het communistisch verzet.70 De clandestiene pers
werd geoperationaliseerd voor het Onafhankelijksheidsfront. Dit was een communistische
organisatie die in 1941 werd opgericht om diverse verzetsorganisaties en initiatieven te verenigen
(Cfr. infra). Het zwaartepunt van de communistische beweging lag voornamelijk in de Waalse
industriële zones en in Brussel. Het partijlidmaatschap reflecteerde de regionale wanverhouding:
slechts 9,9% van de leden van de KPB kwam uit Vlaanderen.71
De activiteiten van de Kommunistische Partij van België en de communistische verzetspers waren
zeer succesvol. De Kommunistische Partij overzag tijdens de bezettingsperiode (in)direct de operaties
van tientallen clandestiene kranten. Hierin speelde de verzetskrant De Rode Vaan – Le Drapeau
Rouge een cruciale rol. Daarnaast verschenen er zowat 248 verzetskranten die (in)direct verbonden
waren aan de Kommunistische Partij en het Onafhankelijksheidsfront. De spreekbuis van deze
beweging was de nationale verzetskrant Front. Deze verzetskrant werd in 1943 opgericht en had een
oplage van circa 25.000 exemplaren.72 Vanaf 1942 publiceerde het Onafhankelijkheidsfront regionale
kranten en kranten die specifiek gericht waren op een bepaalde doelgroep zoals onder meer dokters,
leraren, landbouwers, etc.73 Hierbij dient er opgemerkt te worden dat er steeds meer van deze
64
Ibidem, p 79 65
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p 221. 66
Ibidem p 221. 67
Ibidem, p 223. 68
Ibidem p 221. 69
Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2,
1972, p. 241-243 70
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p 221. 71
Ibidem, p 223. 72
Ibidem, p 233. 73
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 81.
28
regionale verzetskranten in handen kwamen van liberale, socialistische of christendemocratische
verzetsstrijders.74 Dit had significante inhoudelijke implicaties.
Maar zoals vermeld waren er al voor de invasie van de Sovjet-Unie communistische
verzetsorganisaties actief. De pers speelde al in de vooroorlogse periode een cruciale rol in de
communistische beweging als ideologisch en politiek instrument. Ondanks de vervolging bleef de
Kommunistische Partij van België haar militanten mobiliseren met een orgaan dat continue van titel
wijzigde om de vervolging en de verschijningsverboden te ontwijken. In de vroege bezettingsperiode
werd er gepoogd om alsnog legaal persbladen te publiceren onder de titels La Voix du Peuple en Het
Vlaamsche Volk.75 Maar in juni 1940 volgde, ondanks onderhandeling met de Propaganda-Abteilung ,
alsnog een verschijningsverbod. Tot januari 1941 bleef er in Antwerpen echter een legale publicatie
verschijnen genaamd Ulenspiegel.
In 1941 nam het aantal communistische verzetskranten aanzienlijk toe. Doorgaans verschenen deze
verzetskrenten in de grote Belgische steden, zoals onder meer Brussel, Charleroi, Luik, Antwerpen en
in de Borinage-regio. De verzetspublicaties poogde de communistische militanten te mobiliseren en
te groepen, alsmede de ideologische standpunten te verspreiden: sociale revolutie, de nationale
bevrijding en ondersteuning voor de Sovjet-Unie.76 Hiertoe werden er in januari 1941 de vermelde
clandestiene persorganen opgericht: De Rode Vaan en Le Drapeau Rouge. De Kommunistische Partij
van België ontwikkelde gestaag een hecht netwerk van verzetskranten. Centrale thema’s waren de
misdaden van de Duitse bezetter, verslagen over de eigen acties en activiteiten, richtlijnen voor
verzetsactiviteiten en dergelijke meer. Het doel was de creatie van een binnenlands front. Hiertoe
werd informatie en inlichtingen vergaard uit alle delen van België, om zo het beeld te creëren dat het
gehele land in beroering was.77
Verspreidt over de bezettingsperiode telde de Kommunistische Partij van België in totaal 76
verschillende verzetskranten, naast de 19 verzetskranten die uitgegeven werden door de
jongerenorganisaties en de 88 titels die beheerd werden door de Syndicale Strijdcomités.78 Deze
Strijdcomités werden opgericht door communistische militanten in de Belgische bedrijven. De
communistische verzetspers vormde dus een zeer significant onderdeel van de verzetsbeweging.
2.3.2.3 Geografische en regionale verschillen
Er zijn echter sterke geografische en regionale verschillen op te merken in de verzetspers en de
verzetsbeweging in het algemeen. Vaak speelde de verzetspers een geografisch gelimiteerde en
lokale rol, aangezien het vaak praktisch niet mogelijk was om een groot doelpubliek en uitgebreide
afzetgebieden te bereiken (Cfr. de problematische situatie waarin deze organisaties opereerden).
Maar een andere geografische factor was ook van fundamenteel belang. Het verzet ontwikkelde zich
echter pas later in Vlaanderen ten opzichte van het verzet in de andere landsdelen. Het verzet was er
ook minder gewelddadig en hevig. Deze wanverhouding reflecteerde zich ook in de verzetspers. In
Vlaanderen verscheen slechts 25,5% van de verzetsbladen, ten opzichte van de 42,7% in Wallonië en
31,8% in Brussel.79 De verschillen zijn nog sterker indien de publicatietaal comparatief geanalyseerd
74
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p 221-224. 75 Ibidem, p 223-249. 76
Ibidem, p 223-234. 77
Ibidem, p 250-251. 78
De gegevens zijn afkomstig van het inventarisatieproject van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij. 79
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 211-214.
29
wordt. Nauwelijks 25,7% van de verzetsbladen werd in het Nederlands gepubliceerd, terwijl 71,5%
van de verzetskranten Franstalig was.80 De Vlaamse verzetspers is dus ondervertegenwoordigd in
relatieve en absolute cijfers, zeker indien deze gegevens gekoppeld worden aan de demografische
statistieken. Het Vlaamse aandeel in het verzet was anderhalf tot tweemaal minder dan conform het
demografisch gewicht van de Vlamingen verwacht had mogen worden.81 Maar de regionale
verschillen beperkten zich niet tot louter de verzetspers, maar kende ook zijn weerslag in de gehele
verzetsbeweging. Een bepalende factoren voor deze divergentie is onder meer het antifascisme en
het daaraan verboden het communisme en socialisme die in een zwakkere positie stonden in
Vlaanderen.82 Daarnaast was het anti-Duitse sentiment en het patriotisme ook sterker aanwezig in de
Franstalige landsdelen. Maar ook de meer tegemoetkomende houding die het militaire bestuur
speelde in Vlaanderen was belangrijk voor deze ontwikkeling. Dit alles neemt echter niet weg dat het
verzet toch sterk aanwezig was in Vlaanderen, ondanks haar relatieve ondervertegenwoordiging. Zo
was toch circa 30% van de Belgische verzetsstrijders Vlaams.83
2.3.2.4 Sociologisch profiel van de verzetsstrijder
Een meer recente trend in de verzetshistoriografie is de prosopografie. Deze trend kan beschouwd
worden als een soort variëteit van de micro-analyse, waarbij een specifiek ‘micro-element’ van het
verzet geanalyseerd wordt. Vanuit dit deelperspectief wordt bijvoorbeeld een specifiek, geïsoleerd
element van het verzet afgebakend, waarna het verzetswezen als geheel vanuit dit perspectief wordt
verzet benaderd. De focus ligt hierbij op de gemeenschappelijke kenmerken van een bepaalde
sociale groep, zoals bijvoorbeeld sociale afkomst en gender. Op basis van deze studies kan er een
sociologisch profiel opgemaakt worden van de doorsnee verzetsstrijder.
Indien het algemeen sociologisch profiel van de verzetsstrijder geanalyseerd wordt dan kunnen de
volgende veralgemeningen vastgesteld worden. De gemiddelde verzetsstrijder was een man tussen
de twintig en de veertig jaar oud, die vooral behoorde tot de hogere Franstalige, stedelijke
middenklasse.84 Deze hoogopgeleide middenklasse kan onderverdeeld worden in een tweedelige,
ideaaltypische opdeling. Een eerste groep was voorstander van radicale en directe actie tegen de
bezetter en de collaboratie.85 Deze groep had vaak banden met de Kommunistische Partij van België
of het Onafhankelijkheidsfront. De tweede groep die onderscheden kan worden was echter zeer
heterogeen en kan variëren tussen gematigd links tot rechtsgezind. Deze groep opteerde eerder voor
minder gewelddadige verzetsvormen, zoals onder meer hulpverlening, onderduiking en
inlichtingenvergaring. Wat betreft de repressie van de collaboratie, opteerde deze groep voor een
centrale rol van het Belgische gerecht en een evenwichtige justitie in de naoorlogse periode.86 De
verzetspers die zich in dit milieu bevond was ook sterk gericht op het naoorlogse, toekomstige
staatsmodel. Maar over de precieze uitwerking van dit model bestonden er echter sterke verschillen.
De meer socialistisch georiënteerde segmenten poneerden sociale en economische hervormingen,
maar kanten zich tegen de transformatie van de liberaal-democratisch staatsstructuur87. De
80
Ibidem, p. 213. 81
Ibidem, p 214. 82
Ibidem, p 214. 83
Ibidem, p 215. 84
Het sociaal profiel dat geschetst werd is gebaseerd op de volgende werken: Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 213-251, en Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940, in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n. 2, 1972, p. 223-267. 85
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 84-85. 86
Ibidem, p 83-85. 87
Ibidem, p 83-85.
30
conservatieve elementen poneerden daarentegen een versterking van de uitvoerende macht,
verbonden aan een beperking van de wetgevende macht. Daarnaast verzette deze groep zich tegen
(drastische) sociaaleconomische hervormingen.88
De verzetsnetwerken die ontwikkeld werden, werden doorgaans uitgewerkt op basis van
persoonlijke connecties met verzetsleden uit de directe sociale omgeving. Nieuwe leden moesten
hierbij doorgaans een proefperiode ondergaan waarbij er vertrouwensbanden werden aangelegd. De
overstap tot het verzet was een relatief evidente ontwikkeling voor de Belgische communisten,
aangezien deze sociale groep al sinds het interbellum protest bedreef tegen de gevestigde orde.89
Deze ontwikkeling was echter problematischer voor meer gevestigde groepen zoals katholieken,
liberalen en militairen. In deze verzetsnetwerken waren ook een aanzienlijk aantal buitenlanders
actief. 90
De verzetsleden hanteerden vaak een strikte scheiding tussen het meer publieke levenssfeer, en de
clandestiene verzetsactiviteiten in de privésfeer. Vele verzetsleden leidden een relatief normaal
leven, aangezien ze slechts beperkt betrokkenwaren in de verzetsactiviteiten.91 Een aanzienlijk aantal
van het verzet opteerde echter voor een compleet ondergrondse levensstijl. Maar vaak volstond
deze ondergrondse levensstijl niet als voorzorgsmaatregel tegen de Duitse repressie. Gemiddeld
werd één op de vier verzetsleden getroffen door de repressiemaatregelen, en één op de tien
overleefde de oorlog niet.92 Het verzetsleven kende dus een zeer hoge sociale tol.
2.3.2.5 Het institutionaliserings- en socialisatieproces: A.A. Klumper
Van fundamenteel belang voor een inzicht in de sociale ontwikkelingsprocessen van het verzet is het
werk van A.A. Klumper.93 Centraal in dit werk stonden de interactie en de verhouding tussen het
verzet en de bredere sociale omgeving waarbinnen het verzet actief was. Vanuit een historisch en
sociologisch-inductieve benaderingswijze analyseerde Klumper de dieperliggende sociale processen
die het verzet vormgaven. De benadering van verzetsorganisaties werd fundamenteel omgekeerd,
waarbij de interne sociale verhoudingen en ontwikkelingen geanalyseerd werden. Organisaties
werden niet gezien als statische entiteiten, maar als dynamische instituties die een socialiserings- en
institutionaliseringsproces ondergingen. Binnen dit ‘institutionaliseringsproces’ staan de
(ontstaans)ontwikkelingen en de sociale functies van een verzetsorganisatie centraal. Het betreft het
sociologisch proces waarbij samenhangende structuren, activiteiten en ideeën van verzet of een
verzetsinstitutie ontwikkeld worden. Kernelementen hierin zijn de structurering en systematisering
van de verzetsactiviteiten die bepaalde sociale functies dienden. Het geponeerde ‘socialisatieproces’
die een organisatie onderging legde de nadruk op de creatie van en de socialisering in een eigen
verzetscultuur. Het betreft de persoonlijke ontwikkeling die verzetsleden ondergingen, waarbij deze
individuen evolueerden van loyale burgers, tot amateuristische en/of professionele verzetsstrijders.
Er worden hierbij processen van enstructuratie, enculturatie en personalisatie doorlopen,
waarbinnen de internalisering en de interactie tussen het verzetsindividu en de bredere sociale
omgeving zich ontwikkelde. De ontwikkeling van deze processen verklaren mee waarom het enige
88
Ibidem, p 83-85. 89
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 43. 90
Ibidem, p 41-42. 91
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 44. 92
Ibidem, p 45. 93
A.A. Klumper. Sociale verdediging en Nederlands verzet '40-'45. Ideëel concept getoetst aan historische werkelijkheid. Tilburg, 1983, 504 P.
31
tijd duurte voordat het Belgische verzet zich ontwikkelde van een eerder informeel en geïsoleerd
verzet naar een georganiseerde verzetsbeweging die effectief de bezetter kon hinderen in haar
doelstellingen.
2.3.3 Impact van het verzet en de verzetspers
Indien de balans wordt opgemaakt van de definitieve impact van het verzet kan vastgesteld worden
dat op militair vlak de hinder en de overlast veroorzaakt door het verzet zeer significant was voor de
geallieerden.94 Hoewel het verzet er niet in sloeg de Duitse bezetter zodanig te ondermijnen dat de
greep over het bezette land verloren ging, sloeg ze er toch in een zeer waardevolle bijdrage te
leveren aan het oorlogsgebeuren.95 Door de vernielingen, de aanslagen, de sabotage en de bewaking
die hierdoor vereist werd, liep de Duitse bezetter vertragingen en materieel verlies op. Daarnaast
verloor de bezetter aan extra manschappen die ingezet moesten worden om het verzet te
onderdrukken.96 Maar ook de hulp tijdens de gevechten, en het doorgeven van cruciale inlichtingen
vormden een essentiële bijdrage van het verzet. Ook zorgden de ontsnappingslijnen ervoor dat
honderden piloten en andere prominente figuren in staat waren terug te keren naar Groot-Brittannië
om daar de strijd te hervatten.97 Verbonden hieraan was de humanitaire rol van het verzet. Deze rol
uitte zich onder meer in het aanbieden van hulp, onderdak en een toevluchtsoord voor vervolgde
sociale groepen zoals de Joodse gemeenschap.
De rol van de verzetspers was ook fundamenteel voor het succes van het verzet als geheel. Eén van
de initiële drijfveren achter de verzetspers was het oppositie voeren tegen de collaboratie en de
bezetting, mede om te verhinderen dat een deel van de bevolking overging tot de collaboratie.
Daarnaast stimuleerde de verzetspers ook het moreel en een identiteitsvorming. In tijden van oorlog
zorgde de patriottistische en hoopvolle berichtgeving een toevlucht voor de oorlogsellende. De
verzetspers continueerde ook het voortbestaan van het politieke leven in België.98 Het verspreiden
van de verzetsbladen, waarin de politieke ontwikkelingen en debatten omtrent de (toekomstige)
staatstructuur centraal stonden, hield het politieke debat en dialoog levendig.99 De clandestiene pers
was een uiterst waardevol communicatie- en informatie-instrument in de handen van het verzet.
Het verzet verloor op bepaalde aspecten aan aanzien en prestige vanwege buitensporige acties, zoals
aanslagen en diefstal uit zelfverrijking.100 Maar vooral het kunstmatig ophemelijken van de troepen
bij de bevrijding en de zware vergrijpen tegen de collaborateurs hadden een zeer negatieve impact
op het imago van het verzet.101 Het beeld van het verzet was in de bevrijdingsperiode niet geheel
ongeschonden. Het verzet was voor de meerderheid van de bevolking een vreemd element. Slechts
twee à drie procent van de volwassenen bevolking was betrokken in de verzetsbewegingen en –
netwerken.102 De symbiose russen het verzet en de bredere Belgische bevolking was slechts een
tijdelijk gegeven, aangezien de wederzijds sympathie vooral steunde op de gedeelde haat tegen de
94
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 260. 95
Ibidem, p 260. 96
Ibidem, p 260. 97
Ibidem, p 261. 98
Ibidem, p 261. 99
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 75-77. 100
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p 262. 101
Ibidem, p. 262. 102
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 45.
32
bezetter.103 De vlugge bevrijding door de geallieerden troepen had ook een nadelige impact op de
toename van het prestige van de verzetsbeweging, die al jarenlang streed tegen de Duitse
bezetting.104 De centrale waarde die het verzet uitdroeg, het patriottisme, kende na de bevrijding
ook beperkte mogelijkheden vanwege de nationale conflicten die al snel tot uiting kwamen in de
naoorlogse periode zoals onder meer de koningskwestie. Het verzet als geheel was zelf ook intern
verdeeld over zulke kwesties, wat getuigd van het heterogene karakter van het verzet.
Het verzet faalde ook om haar positie om te zetten in politieke invloed en besluitvorming. Dat gold
zeker voor de Kommunistische Partij van België. Deze partij rekende op het vergaarde politieke
kapitaal die opgebouwd werd met de massabeweging het Onafhankelijkheidsfront (Cfr. Infra). De
Kommunistische Partij had in de naoorlogse periode al reeds snel te kampen met de ontwikkeling van
de Koude Oorlog. Maar ook andere partijen die hun rol in het verzet uitspeelden faalden erin om
deze positie te vertalen in een duurzame politieke machtspositie.105 Het verzet bekleedde hierbij ook
een ondergeschikte plaats in de politieke strategieën van de traditionele partijen van België.106
De erfenis en het aanzien van de Belgische verzetsbeweging tijdens de tweede wereldoorlog, en in
de naoorlogse periode, was en blijft dus een complex en genuanceerd beeld.
2.3.4 Problematische persomstandigheden
De verzetspers voerde haar clandestiene activiteiten uit in een zeer precaire situatie. Het feit dat de
verzetspers clandestien moest opereren getuigd op zich al van de moeilijkheden die verbonden zijn
aan deze soort van verzetsdaden. De Duitse repressie was onverbiddelijk zoals de cijfers al reeds
indiceerden (Cfr. Supra.). De repressiemaatregelen leidde tot de ontmanteling van veel
verzetskranten. Gemiddeld bestonden clandestiene kranten slechts één jaar, waardoor is weinig
continuïteit was in de verzetspers. Vandaar dat de verzetsleden ook voor anonimiteit opteerden. Pas
naarmate de oorlog vorderde in het nadeel van de Duitse bezetter, en de bevrijding nabij leek,
begonnen bepaalde individuen achter de verzetspers pas een prominente publieke rol te spelen. Dit
was onder meer het geval voor de verzetskrant die in deze analyse centraal staat, namelijk Actualité
de R.A.F.. De centrale figuur en auteur van deze verzetskrant, Edmond Dumont, zal pas zijn naam
publiekelijk publiceren wanneer de Duitse macht tanend was.
Deze signatuur geeft duidelijk de naam van de auteur weer. Deze ontwikkeling was zeldzaam, en
werd voornamelijk pas toegepast aan het einde van de oorlog of in de naoorlogse periode, zoals de
datum indiceert (8 september 1945).107
103
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p 262. 104
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 45. 105
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 263. 106
Ibidem, p. 263. 107
Actualité de R.A.F. editie 8 september, 1945.
33
Deze signatuur werd gebruikt in de vroege oorlogsperiode. Uit vrees voor repressie opteerde de
auteur, Edmond Dumont, voor anonimiteit en besloot zijn vertoog met louter ‘l’auteur’.108
De repressie van de Duitse bezetter had ook een negatieve impact op de continuïteit van de
clandestiene pers. De vervolging en arrestatie van verzetsleden die betrokken waren bij de productie
en de distributie zorgde ervoor dat een constante toestroom van bereidwillige verzetsleden vereist
was om de activiteiten te kunnen voortzetten. Slechts een twintigtal verzetskranten kunnen effectief
hun clandestiene activiteiten continueren van het begin van de bezetting tot en met de bevrijding109.
De krant Actualité de R.A.F. kon deze continuïteit aanhouden. De publicaties lopen vanaf het begin
van de bezetting in de zomer van 1940, tot en met eind 1945. Het is ten zeerste uitzonderlijk dat een
verzetskrant zo lang na de bevrijding actief bleef. De andere verzetskrant die in deze analyse werd
opgenomen, Indépendance, kon eveneens haar activiteiten voortzetten tot na de bevrijding. De
verzetskrant zal echter pas beginnen met publiceren in het voorjaar van 1942 en zal actief blijven tot
september 1944.
Verbonden aan de repressie- en anonimiteitsproblematiek zijn de diverse praktische en materiële
beperkingen die een belangrijke rol speelden in de activiteiten van de verzetspers. Door materiële
schaarste en logistieke hindernissen was het produceren en verspreiden van grote oplages zeer
moeilijk. Het aantal oplagen ligt doorgaans tussen honderd en duizend exemplaren.110 Daarnaast
verschenen de verzetsbladen slechts sporadisch, vaak één keer per maand. De materiële
problematiek verhinderde ook de productie van uitgebreide verzetskranten, waardoor de kranten
slechts enkele pagina’s telden. Een goed voorbeeld van de materiële en logistieke problematiek was
de verzetskrant Actualité de R.A.F. De verzetskranten tellen doorgaans slechts 1 à 2 pagina’s, en het
verspreidingsgebied was zeer beperkt. Het beperkte oplage-aantal werd lokaal verspreid in de regio
Henegouwen en ook in de Franse grensregio. Het doelpubliek dat bereikt werd met de
verzetskranten was dus kwantitatief gezien niet omvangrijk.
Ook van belang waren de financiële beperkingen van de verzetspers. Het publiceren van clandestiene
kranten was economisch, financieel en materieel zeer intensief. Vaak werden de financiële
moeilijkheden opgelost dankzij giften van particulieren of door het verkoop van de verzetskranten. 111 Het verkopen van verzetskranten kwam echter niet vaak voor, aangezien dit de verspreiding van
de berichtgeving bemoeilijkte en het een zeer risicovolle activiteit was. Slechts zeer sporadisch
financierde de Belgische regering in Londen de persactiviteiten.112 Deze financiële problematiek uitte
zich ook in de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de verzetspers: Vaak waren de
verzetskranten beperkt qua aantal exemplaren en aantal bladzijden, naast de povere materiele
kwaliteit van de kranten zelf.
De problematische materiële en professionele context waarin de clandestiene pers opereerde had
een significante impact op de creatie van het bronnenmateriaal. De rudimentaire werkmiddelen die
het verzet ter beschikking had, stonden in veel gevallen niet toe om grootschalige en geavanceerde
drukwerken te produceren. Deze situatie had evident gezien een negatieve impact op de aanlegging
en de preservatie van het bronnenmateriaal. Deze kwalitatief problematische situatie is tevens één
108
Actualité de R.A.F. editie zomer, 1940. 109
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 263. 110
Ibidem, p 253-255. 111
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 77. 112
Ibidem, p. 77.
34
van de drijfveren achter het initiële digitaliseringsproject, waarbij er gepoogd werd dit segment van
het Belgische cultureel patrimonium te preserveren. Een concreet voorbeeld hiervan is het volgende
segment van de verzetskrant Actualité de R.A.F.113 Een aanzienlijk deel van de passages in de
verzetskranten zijn, vanwege de kwalitatief minderwaardige conditie, nauwelijks tot niet leesbaar.
Indien de bronnen geanalyseerd worden vanuit een kwalitatieve en individuele benadering kan dit
probleem (gedeeltelijk) verholpen worden door de individuele lezing door de historicus. Maar de
situatie is echter problematisch wanneer deze onleesbare passages gedigitaliseerd worden, en
daarna verwerkt worden in methodologieën zoals topic-modeling. Dit soort van analyses vereisen
duidelijk herkenbare tekens om de teksten accuraat te kunnen verwerken. De onleesbare passages
kunnen individueel geïdentificeerd en gecorrigeerd worden, maar dit is een arbeidsintensief proces
wat quasi onmogelijk is voor grote tekstcorpussen. Indien de kwalitatieve situatie van het
bronnenbestand te problematisch is, dan kan de onderzoeksmeerwaarde van het bronnenmateriaal
sterk in vraag gesteld worden. Voor de casus van de verzetskrant Actualité de R.A.F. blijven de
ongeïdentificeerde passages relatief beperkt, waardoor ze relatief tijdsefficiënt gecorrigeerd konden
worden.
Maar deze manuele correctie heeft significante methodologische implicaties. Dit vanwege de
structurele fouten die in de teksten verwerkt worden. Een machinale tekstverwerking, die verloopt
via het inscannen volgens het OCR-procedé, zal omwille van de machinale factor structurelere fouten
produceren in de tekstcorpus. Dit vanwege diverse factoren, zoals onder meer het slecht herkennen
van een kwalitatief beperkte gedigitaliseerde passage of vanwege ongeïdentificeerde lettertekens.
Bij het manueel verwerken is de fout, of de mogelijkheid tot fouten, menselijk en niet machinaal van
karakter. Hierdoor zijn de fouten niet structureel en systematisch in de tekst zelf verwerkt. Dit heeft
implicaties voor een analyse aan de hand van topic-modeling, aangezien dit methodologisch model
de teksten kwantitatief en statistisch benaderd. In theorie is dit een fundamentele wijziging van de
parameters waarin het onderzoek verloopt. In de praktijk betekent het een minder fundamentele
factor voor de analyse die uitgevoerd wordt met dit onderzoek, aangezien het hier handelt over een
beperkt aantal ongeïdentificeerde passages in een relatief beperkt tekstcorpus. Een problematiek die
hieraan verbonden is, is het verwerken van verzetskranten die doorheen het tekstcorpus kolommen
gebruikten om de tekst te structureren. Een volledig machinale tekstverwerking verstoord mogelijk
de continuïteit van de tekst, aangezien de correcte passages niet consequent geïntegreerd worden in
het tekstueel geheel. Het verwerken van tekstkolommen vereist vaak een inzicht in de inhoudelijk
113
Actualité de R.A.F., editie van 8 september 1945.
35
structuur en de coherentie van de tekst. Het is cruciaal dat dit onderdeel van het verwerkingsproces
met de uiterste zorgvuldigheid verloopt.
Onderstaande foto’s weergeven een voorbeeld van een clandestiene drukkerij. De foto’s werden
genomen in de drukkerij van de verzetskrant La Libre Belgique in Luik voor het jaar 1944. Het toont
sterk hoe rudimentair de persfaciliteiten konden zijn. Deze materiële en praktische context had een
belangrijke impact op de mogelijkheden en de invloed van de verzetspers.
114
Ook de problematiek omtrent informatie- en nieuwsvergaring had een significante inhoudelijke
impact. Het was voor veel verzetsorganisaties zeer problematisch om betrouwbare informatie te
verkrijgen omtrent de oorlogsontwikkelingen. De kritische, journalistieke criteria konden vaak niet
toegepast worden aangezien de informatiebronnen vaak niet onafhankelijk geverifieerd konden
worden. Naast de Duitse nieuwspropaganda was de nieuwsvergaring ten zeerste bemoeilijkt, onder
meer vanwege de vele censuurmaatregelen. Het waren vaak de grootschalige verzetsorganisaties die
over voldoende contactpersonen beschikten om grootschalige verzetsbladen met
nieuwsberichtgeving te kunnen publiceren.115 Deze problematische situatie uitte zich uiteraard ook in
de redactionele activiteit.
Indien de chronologische ontwikkeling van het discours en de berichtgeving in kaart gebracht wordt
(Cfr. infra) moet er daarbij rekening gehouden worden met het feit dat de berichtgeving niet
gelijktijdig verloopt met de contemporaine gebeurtenissen. In de hedendaagse mediacontext is dit
wel het geval, waarbij de media de dagdagelijkse ontwikkelingen direct kunnen verifiëren en
wereldkundig maken. Maar de verzetskranten beschikten niet over gelijkaardige
communicatiemiddelen en (internationale) correspondenten. De oorlogsontwikkelingen werden
‘vertraagd’ geïntegreerd in de berichtgeving. De veldslagen aan het Oostfront bijvoorbeeld, werden
pas dagen na het verloop ervan waargenomen door de verzetsorganisaties. Hierdoor vond de
berichtgeving erover ook later plaats, waardoor er een chronologische divergentie is tussen de
gebeurtenis en de verslaggeving.
Er moet daarnaast wel de opmerking gemaakt worden dat ondanks deze gelimiteerde geografische
reikwijdte en de materiële problematieken, de verzetspers een cruciaal (intern) communicatiemiddel
114
Bron: Databank CEGESOMA, ‘La Libre Belgique’ 115
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 77.
36
was voor de verzetsnetwerken en de verzetsbeweging als geheel. Het belang van een eigen kanaal
voor berichtgeving en communicatie was fundamenteel voor de uitvoering van de verzetsactiviteiten
en de instandhouding van de verzetsbeweging (Cfr. de rol van het socialisatie- en het
institutionaliseringsproces).
2.3.4.1 Auteurschap en anonimiteit
Zoals vermeld werd er in de verzetspers zeer vaak geopteerd voor anonimiteit wat betreft
auteurschap. De Duitse repressiemiddelen waren een cruciale oorzaak van deze anonimiteit. Pas
naarmate de bezetting vorderde en de bevrijding nabij was zullen de auteurs zich publiekelijk
beginnen te uitten (Cfr supra). Maar door middel van een tekstanalyse van de structurele kenmerken
in het discours kan in bepaalde gevallen een anonieme auteur, of groep auteurs, geïdentificeerd
worden. De wetenschapstak die hieromtrent actief is, is de stylometrie. Het doel is het vaststellen
van cruciale tekstuele factoren, zoals onder meer auteurschap, originaliteit en authenticiteit.
Momenteel worden er softwareprogramma’s ontwikkeld zoals bijvoorbeeld JStylo, die als doel
hebben het identificeren en het achterhalen van de originele auteur. Deze analyse-instrumenten zijn
echter nog te onderontwikkeld om het auteurschap vast te stellen in uitgebreide tekstcorpora, of
indien er geen achtergrondinformatie omtrent de publicatie of de potentiële auteur beschikbaar is.
Maar indien er een sterk vermoeden is omtrent een potentiële auteur, of er een representatief en
kenmerkend tekstcorpus beschikbaar is voor een bepaalde auteur, dan kan aan de hand hiervan
mogelijk de auteurschap van een tekst vastgesteld worden. Concreet kan een statistisch model
genaamd Latent Dirichlet Allocation of LDA (Cfr. infra) een tekstcorpus doorgronden op basis van het
structurele woordgebruik en woordverdeling. Hierdoor worden de patronen achterhaald die eigen
zijn aan de initiële auteur. Ook indien een bepaalde tekst meerdere auteurs kende, is het op deze
wijze in bepaalde gevallen mogelijk om het auteurschap te bepalen indien er aan de vereiste
informatie voldaan wordt. Zo kan ook vastgesteld worden welke onderwerpen of woordgebruik
specifiek kenmerkend zijn voor bepaalde auteurs. Deze modellen bevinden zich nog in een prille
ontwikkelingsfase, maar de kans is groot dat de toekomstige versies accuraat anonieme auteurs
kunnen identificeren.116 Dit zou significante consequenties hebben voor de historiografie omtrent de
verzetspers. Het zou nieuwe, potentiële onderzoekspistes mogelijk maken of verder faciliteren, zoals
onder meer het schrijven van biografieën van verzetsleden of bij de toepassing van
netwerktheorieën om de complexe interconnectie tussen de verzetsorganisaties vast te stellen (Cfr.
Infra).
Concreet voor de kranten die in dit onderzoek centraal staan zouden deze analysemethoden
resulteren in nieuwe onderzoeksmogelijkheden. Ondanks het feit dat de auteur van de krant
Actualite de R.A.F. gekend is (Cfr. infra), zou hiermee mogelijk de structurele kenmerken van het
discours en de gehanteerde terminologie diepgaand in kaart kunnen brengen. Hierbij zou er
bijvoorbeeld een linguïstisch profiel van de auteur kunnen samengesteld worden, waarbij de
interconnectie en de beïnvloeding van het discours centraal staat. Maar ook zou het een zeer
vruchtbare methodologie vormen voor verzetskranten met meerdere auteurs zoals Indépendance.
Op deze manier zou bijvoorbeeld de interne taakverdeling wat betreft de berichtgeving, of de
specifieke tekstuele karakteristieken van de auteurs samengesteld kunnen worden. Bepaalde auteurs
116
Voor achtergrondinformatie omtrent de statistische modellen: Cfr. Griffiths T. e.a. Proceedings of the 20th conference on Uncertainty in artificial intelligence, Press Arlington, Virginia, 2004, p 487-494.
37
konden zich bijvoorbeeld focussen op één bepaald onderwerp, waarbij één auteur uitsluitend de
focus legde op het socialistisch verzet in de nieuwsberichten. Het zou dus een diepgaande
institutionele, biografische en tekstuele analyse mogelijk maken.
2.3.4.2 De productietechnieken van de verzetspers
Het uitgeven van clandestiene kranten gebeurde technisch gezien op zeer diverse wijzen. De
verzetsorganisaties konden beroep doen op diverse verschillende technieken. Zo konden de
verzetskranten hun uitgaven reproduceren via dactylografie, stencils, linotype, de directe
reproductie van het handschrift of dactylografisch schrift met behulp van apparaten op basis van
alcohol, pasta of de afdruk van clichés.117
Er bestond geen uniformiteit wat betreft de toegepaste techniek. Een goed voorbeeld van een
dactylografische verzetskrant is onder meer de krant De Socialist die in 1941 in Antwerpen
verscheen, of de verzetskrant Actualité de R.A.F. Het kwam ook voor dat bepaalde verzetskranten
vanwege de problematische (materiële) situatie omschakelde naar een andere, minderwaardige
publicatiemethode. Een omgekeerde evolutie was echter ook mogelijk, waarbij de productie van de
verzetskrant kwalitatief verbeterde naarmate de verzetsorganisatie professionaliseerde. De meest
prominente productiemethode was het stencilen. Maar de productiviteit van deze techniek was
relatief beperkt, waardoor het publiceren van duizenden exemplaren en het bereiken van een
uitgebreid lezerspubliek ten zeerste bemoeilijkt werd.118 Een productiemethode die hiervoor wel
geschikt was het drukken van verzetskranten. Maar dit was een zeer risicovolle activiteit aangezien
de drukpersen sporen nalieten op het drukwerk waardoor de identificatie van de drukkerij mogelijk
werd. Ook was het een zeer intensieve methode, beide materieel en financieel.
Er moet overigens opgemerkt worden dat de overgrote meerderheid van de handgeschreven
verzetskranten afschriften waren van kranten die op een andere manier geproduceerd werden.119
Het was materieel en professioneel gezien te problematisch om een verzetskrant te publiceren
indien de activiteiten volledig handmatig werden uitgevoerd. Maar dit technisch aspect was echter
cruciaal voor het uitgeven en het publiceren van verzetskranten. Het bepaalde immers de materiële
mogelijkheden wat betreft oplage-aantal, de preservatie, de leesbaarheid, de mogelijkheid om
fotografisch- en/of beeldmateriaal te integreren in het tekstcorpus en dergelijke meer.
Een goed voorbeeld van de negatieve impact en de beperkte mogelijkheden wat betreft de
productiemethoden is de verzetskrant De Vrije Belg. Deze dactylografische verzetskrant heeft een
zeer lage kwaliteit. De leesbaarheid van de tekst kwalitatief ondermaats, en de verzetsorganisatie
had via de toepassing van deze methode ook niet de mogelijkheid om (complexe) afbeeldingen of
fotografisch materiaal te integreren in het tekstcorpus om de berichtgeving te onderbouwen. Door
de intensieve arbeidsmethode was een groot oplage-aantal, of een uitgebreid pagina-aantal ook
quasi uitgesloten. De materiële beperkingen en de productiemethode hadden duidelijk een
significante impact op de invloed van de verzetspers.
117
Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 235. 118
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 77. 119
Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 234.
38
120
Maar ook de preservatie op lange termijn in archiefinstellingen wordt bemoeilijkt door de materiële
productiemethode. Deze problematiek speelt een zeer grote factor bij manuscripten. De kans is
namelijk kleiner dat een leesbaar exemplaar overgedragen werd aan zulk een bewaarinstelling,
gezien de materiële degradatie en het doorgaans kleinere aantal aan exemplaren. Dit heeft ook
significante implicaties voor het digitaliseringsproces (Cfr. supra).
2.3.4.3 De distributiemethoden
Ook de distributie van de verzetspers kon op diverse manieren plaatsvinden. Dit kon variëren van de
manuele en individuele verspreiding, de verkoop van de verzetskranten, of de verzending via de post.
Een combinatie van deze distributiemethoden was mogelijk. Zo werd de meerderheid van de
verzetskranten in 1940 individueel verspreid in de directe omgeving.121 Vaak werd het lezerspubliek
opgeroepen om de verzetskranten te reproduceren en/of de berichtgeving te verspreiden. Dit werd
onder meer aangetoond door het kwantitatief onderzoek van Gotovitch. De oproep tot het
doorgeven en reproduceren van het clandestiene blad vormde voor de verzetskranten in het jaar
1940 kwantitatief gezien de grootste categorie van oproep tot verzetsactiviteiten.122 Een concreet
voorbeeld hiervan kan teruggevonden worden in de verzetskrant Actualité de R.A.F. De auteur
besloot doorgaans de berichtgeving met de oproep om het exemplaar van de krant te verspreiden.
De krant Actualité de R.A.F. beschikte over een relatief laag oplage-aantal vanwege de
problematische materiële situatie. Daarom was het van fundamenteel belang voor de verzetskrant
dat de exemplaren zo efficiënt mogelijk werden ingezet.
120
De Vrije Belg, editie maart 1943. 121
Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2,
1972, p. 235., p 244. 122
Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 257.
39
123 Bovenstaande afbeelding geeft een voorbeeld weer van de oproep de werd uitgedragen om het exemplaar verder te verspreiden.
2.3.5 Het onderscheid met andere verzetsmedia: radio-uitzendingen
De clandestiene pers was echter niet het enige medium dat het verzet ter beschikking had in de
oppositie tegen de Duitse bezetter en de collaboratie. Zo kon het verzet ook gebruik maken van
andere media-instrumenten zoals radio-uitzendingen. De doelstelling, de vormelijke structuur, de
informatiebronnen en het perspectief van dit medium verschilde fundamenteel van de verzetspers.
De radio-uitzendingen werden voornamelijk uitgebracht vanuit het Verenigd Koninkrijk en waren
onderdeel van de BBC-programma’s.124 Zo gaf Radio-Londen, net zoals de sluikpers, aanmoedigingen
en richtlijnen.125 Maar het fundamentele verschil was dat de verzetspers doorgaans in het bezette
land zelf gevestigd was, en zo de berichtgeving beter kon afstellen op de gemoedstoestand in
België.126 De radio-uitzendingen van de BBC gaven wel precieze informatie over de internationale
oorlogsontwikkelingen, maar waren weinig geïnformeerd over de specifieke lokale gebeurtenissen.127
In veel opzichten waren deze twee informatie- en propagandamiddelen complementair in de strijd
tegen de Duitse bezetter.
Specifiek voor de Belgische context waren de uitzendingen van Radio Belgique-Radio België cruciaal.
De Belgische uitzendingen werden mogelijk gemaakt dankzij de ‘European Service’ van de BBC in het
Verenigd Koninkrijk.128 Na een korte periode van uitzendingen in België en Frankrijk, werd er
uitgeweken naar London. Vanuit Londen werd er vanaf 28 september 1940 tot en met 16 september
1944 elke avond, en later ook elke ochtend, een kroniek uitgezonden van vijftien minuten beide in
het Frans en het Nederlands.129 Aan de hand van deze uitzendingen konden de censuur en de
doelstellingen van de Duitse bezetter ondermijnd worden.
Het luisteren naar deze zender had verregaande implicaties voor het luisterpubliek. Het decreet dat
in 18 juni 1940 werd uitgevaardigd bepaalde namelijk dat alle Belgische (amateur) radiozenders
ingeleverd moesten worden bij het Duitse Kommandantur.130 Dit impliceerde echter niet de
confiscatie van de particuliere ontvangstposten. Hierop volgde er op 27 juli een decreet met het
verbod op het opzettelijk luisteren naar Engelse radio-uitzendingen.131 Het overtreden van dit verbod
zou bestraft worden met dwangarbeid of gevangenschap. Om het verbod verder te specifiëren
volgde er nog een verordening op 23 december 1940. Dit decreet bevestigde het voorgaande verbod
en bevestigde dat het verboden was om te luisteren naar alle Engelse uitzendingen, niet enkel
nieuwsuitzendingen. 132 Het was dus niet toegestaan om te luisteren naar andere posten dan die van
123
Actualité de R.A.F., editie van 10 januari 1941. 124
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 69. 125
Ibidem, p 69. 126
Ibidem, p 69. 127
Ibidem, p 69. 128
Ibidem, p 69. 129
Ibidem, p 69. 130
Ibidem, p.69. 131
Ibidem, p 69. 132
Ibidem, p 69.
40
de Duitse bezetter of naar zenders die door hen opgenomen waren.133 De bezetter erkende dus de
significantie van radio-uitzendingen en het gebruik van dit medium door het verzet. Zo was dit
medium een cruciaal onderdeel van de bredere verzetsbeweging. Ondanks het feit dat het
fundamenteel van aard verschillende met de clandestiene pers, waren beide mediavormen in feite
complementair aan elkaar in de verzetsstrijd tegen de Duitse bezetter en de collaboratie.
2.3.6 Actualité de R.A.F.
De voorgaande segmenten handelden voornamelijk over de algemene, geaggregeerde context
waarin de verzetspers zich situeerde. Nu zullen de specifieke omstandigheden van de verzetskrant
Actualité de R.A.F. behandeld worden, alsmede de wetenschappelijke literatuur hieromtrent.
Centraal staat hier de vraag hoezeer deze verzetskrant de algemene ontwikkelingen die geschetst
werden al dan niet bevestigd.
De verzetskrant werd in november 1940 opgericht door Edmond Dumont. De centrale motivatie
achter de verzetskrant was om een tegenreactie te starten tegen de collaboratie.134 Hierbij werd
vooral een zeer sterke nadruk gelegd op het oppositie voeren tegen de collaborerende Rexisten en
Léon Degrelle. Edmond Dumont spreekt zelf over een ‘Résistance Morale … pour la Patrie’.135 Maar
ondanks het sterk patriottistische discours, werd de nauwe band met Frankrijk ook benadrukt: ‘..pour
la défense de ma patrie bien-aimée, sans oublier la France, pour laquelle j’ai déployé souvent mon
drapeau!’. Over de figuur Dumont is relatief veel informatie gekend, gezien het feit dat doorgaans
veel van de leden van de verzetspers anoniem opereerden. Een zeer waardevolle bron voor
achtergrondinformatie omtrent de verzetskrant en de biografische informatie over Edmond is diens
werk La guerre en vers sous l’occupation allemande 1940-1944136. Edmond was woonachtig in Grand-
Reng, waar hij tevens geboren werd op 30 januari 1897, nabij de Franse grens in de regio Thudinië in
de provincie Henegouwen. Hij had nauwe banden met Frankrijk, en werkte er als diensthoofd in de
zaak Etablissement Bridoux-Puffet in Jeumont.137
Dumont was al vroeg actief betrokken in het verzet. Naast zijn verzetskrant faciliteerde hij in juni
1941 tevens de vlucht van een groep Franse en Engelse soldaten naar Frankrijk. Later zal hij zelfs de
vrouw van majoor Emile Delannoy, de hoofd van de inlichtingendienst Delbo, overbrengen naar
Parijs.138 Daarnaast zorgde hij ook voor de transmissie van correspondentie naar Frankrijk, voorzag
hij Belgische identiteitskaarten aan Franse verzetsstrijders, en tijdens de laatste weken van de
bezettingsperiode bood hij onderdak aan een illegale persoon.139 Hij was lid van het burgerlijk verzet
in België, en was daarnaast ook lid van het Front National in Frankrijk sinds 1 juni 1941. Edmond
Dumont werd naar eigen zeggen ten zeerste geïnspireerd door Charles de Gaulle.140
De verzetskrant Actualité de R.A.F. verscheen wekelijks vanaf haar stichting in november 1940 tot en
met maart 1943. Hierna verschenen de uitgaven onregelmatig vanwege het gebrek aan papier. De
133
Ibidem, p 69. 134
Dumont E. La Guerre en vers sous l’occupation allemande, 1940-1944. Parijs, Centrale du Croissant, 1945. p 2. 135
Ibidem, p 3. 136
Ibidem, p 3. 137
Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944). Mons, 1999, vol. 2, boek 7, p. 608. 138
Dumont E. La Guerre en vers sous l’occupation allemande, 1940-1944. Parijs, Centrale du Croissant, 1945. p. 1. 139
Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944). Mons, 1999, vol. 2, boek 7, p. 608. 140
Dumont E. La Guerre en vers sous l’occupation allemande, 1940-1944. Parijs, Centrale du Croissant, 1945. p2.
41
kranten telden doorgaans één à twee bladzijden en werden in een dactylografische stijl geschreven.
Van de uitgaven verschenen er telkens circa 500 exemplaren die in de lokale omgeving werden
verspreid. Ongeveer de helft werd verdeeld in de regio rond het Franse Jeumont, en de overige
exemplaren werden verdeeld in België in de regio van Erquelinnes.141 In totaal verschenen er zowat
150 verschillende edities, wat een totaal opleverde van circa 75.000 exemplaren.142
Ondanks het feit dat Edmond Dumont de stichter was en daarnaast ook de enige auteur en
redacteur, waren er nog diverse andere figuren betrokken met de productie en de distributie van de
verzetskrant. De voornaamste figuren die Edmond hierin bijstonden waren zijn bazen André Bridoux
(Jeumont) en Puffet Leon (Thuillies). Maar de volgende figuren waren ook cruciaal voor de
operationele werking van de verzetskrant:143
Léon Guepin (Maubeuge)
Eugène Denis (Valenciennes)
Moïse Rampanaux (Jeumont)
Gaston Aspero (Jeumont)
Yvon Cocu (Grand-Reng)
Pierre Camberlin (La Louvière)
Gaston Thibaud (Erquelinnes)
Raylond Brulet (La Buissière)
Eugene Chaoine (Bousignies-sur-Roc)
Jules Sancier (Grand-Reng)
Voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. is er relatief veel informatie beschikbaar omtrent de
medewerkers en over de auteur Edmond Dumont. Echter, indien er nog meer contextuele informatie
beschikbaar zou zijn over deze verzetsorganisaties en de potentiële interconnectie met andere
verzetskranten en verzetsbewegingen, dan zou een netwerkanalyse een zeer vruchtbare
onderzoeksmogelijkheid vormen. Zulk een analyse zou de onderlinge verwantschappen en
interdependentie van de verzetsbewegingen treffend kunnen illustreren. Voor de toepassing van
netwerktheorieën is het echter vereist om te beschikken over een hoge graad aan contextinformatie
omtrent de verzetsleden, hun biografische achtergrond en de verzetsnetwerken waarin zij actief
waren. Deze situatie is echter problematisch voor het verzet, onder meer vanwege de
anonimiteitsproblematiek (Cfr. supra). Het werk van Christophe Verbruggen over de
hervormingsbewegingen tijdens de Belle Epoque, en diens complexe interconnectie, vormt een
potentieel model voor een gelijkaardige toepassing op de verzetsnetwerken.144
Zoals de plaatsnamen al reeds indiceerden was een zeer groot segment van de medewerkers van de
verzetskrant afkomstig van en actief in Frankrijk. Onderstaande diagram visualiseert deze
onderzoeksresultaten.
141
Ibidem, p. 1. 142
Ibidem, p3. 143
Ibidem, p 3. 144
Cfr. Verbruggen C. Schrijverschap in de Belgische Belle Epoque. Vantilt, Nijmegen, 2009, 414 p.
42
Geografische verdeling medewerkers Actualité de R.A.F. (exclusief Edmond Dumont)
Bron van de gegevens: Dumont E. La Guerre en vers sous l’occupation allemande, 1940-1944. Parijs, Centrale du Croissant, 1945. p2.
145
Alle medewerkers van de verzetskrant Actualité de R.A.F. waren dus operatief in dezelfde regio aan
de Frans-Belgische grens. Dit gebied was daarmee ook de kern van het afzetgebied van de krant,
vanwege de materiële en logistieke mogelijkheden. Naast een evenwichtige verdeling tussen het
aantal exemplaren (Cfr. Supra) is er ook een evenwichtige verdeling in het aantal medewerkers. Op
basis van deze gegevens, gecombineerd met een sterke Franse beïnvloeding en inhoudelijke
oriëntatie (Cfr. Infra), kan de verzetskrant Actualité de R.A.F in feite ook als een Franse verzetskrant
geclassificeerd worden. Voor beide landen werd er oppositie gevoerd tegen dezelfde bezettende
macht en de collaboratie die hieraan verbonden is. Deze tendens is echter moeilijk te verzoenen met
het sterke nationalistische en royalistische discours dat in de verzetskrant gehanteerd werd (Cfr.
Infra). Desondanks het patriottistisch discours was de krant in de realiteit zeer sterk inhoudelijk,
professioneel en logistiek-materieel gericht op Frankrijk.
Deze inhoudelijke oriëntatie gericht op een Frans doelpubliek vormt, samen met het feit dat een
groot deel van het afzetgebied gelegen was in Noord-Frankrijk, de noodzaak om deze verzetskrant te
integreren in de Franse inventarisatieprojecten van de verzetspers. De voorgaande projecten, zoals
onder meer de Catalogue des périodiques clandestins (1939-1945)146 erkenden echter niet het Franse
karakter van deze verzetskrant, en zijn daarmee onvolledig wat betreft de clandestiene kranten die
verspreid werden op het Franse grondgebied. Een integratie van Actualité de R.A.F. in de
inventarisaties vormt dus een belangrijke bijdrage voor de Franse verzetshistoriografie.
Indien deze ontwikkelingen in het licht geplaatst worden van de algemene ontwikkelingen van de
verzetspers, dan kunnen de volgende convergenties en divergenties vastgesteld worden. De Actualité
de R.A.F. kan in dezelfde persstroming geplaatst worden als de onafhankelijke verzetskranten zoals
onder meer de Churchill Gazette uit Luik of De Vrijschutter uit Halle. Actualité de R.A.F. werd
opgericht met als één van de centrale doelstellingen een sterke oppositie tegenover de collaboratie.
Ook deze tendens is aanwezig in zeer veel van de verzetskranten. De overeenkomsten met de
146 Roux-Fouillet. Catalogue des périodiques clandestins (1939-1945), Paris, Bibliothèque nationale, 1954, 282 p.
3
1
1
1
Frankrijk
Jeumont
Valenciennes
Maubeuge
Bousignies-sur-Roc
2
1 1
1
1
België
Grand-Reng
Thuillies
La Louvière
La Buissière
Erquelinnes
43
algemene tendens op materieel-logistiek vlak is evident. Vanwege de Duitse repressie, samen met de
schaarste en de materiële beperkingen van een kleine verzetsorganisatie, was het aantal exemplaren
zeer beperkt (ca. 500 per uitgave), en was tevens het afzetgebied zeer lokaal. Wat betreft het sociale
profiel van de algemene verzetsstrijder lijkt deze verzetskrant doorgaans de tendens te bevestigen.
Het betreft voornamelijk Franstalige mannen van middelbare leeftijd uit de (hogere) middenklasse.
Het ontwikkelingsproces dat beschreven werd door A.A. Klumper, waarin elementen zoals
institutionalisering, socialisering en professionalisering centraal staan, lijkt ook van toepassing op de
graduele ontwikkeling van de krant Actualité de R.A.F. Het verzetsnetwerk was voornamelijk
gebaseerd op de onderlinge contacten uit de directe sociale omgeving.
Een ander aspect van een convergentie met de algemene ontwikkelingen van de verzetspers is de
oprichtingsperiode van de krant in het jaar 1940. Het onderzoek van J. Gotovitch toonde aan dat
meerderheid van de verzetskranten die in het jaar 1940 werden opgericht in de periode oktober-
november.147 De verklaring achter dit fenomeen was het belang van de symbolische datum 11
november 1940. Gotovitch beschouwt deze datum als het ontwakingsmoment voor het
verzetsbewustzijn. De verzetskrant Actualité de R.A.F. komt dus sterk overeen met de algemene
stichtingstrend. Onderstaande grafiek geeft de ontwikkeling weer voor het jaar 1940.
Oprichtingsperiode verzetskranten 1940
148
Maar wat betreft de chronologische ontwikkeling vormt de einddatum van de verzetskrant echter
wel een afwijking van de algemene tendens. Van de vijfennegentig verzetskranten die in 1940
ontstonden, verschenen er nog slechts negentien na de bevrijding in 1944.149 De verzetskrant
Actualité de R.A.F. was zelfs actief tot het en met eind 1945.
147 Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2,
1972, p. 229. 148
Ibidem, p 230. 149
Ibidem, p 230.
44
Een afwijking van de algemene trend is echter wel het rurale karakter van deze verzetskrant. Het
afzetgebied van de verzetskrant lag voornamelijk in de rurale grensstreek tussen Noord-Frankrijk en
Henegouwen. Een andere factor die van deze krant een outlier maakt, is de hoge continuïteit en de
langdurige activiteit van de verzetskrant. De verzetskrant had veel minder te kampen met de directe
repressiemaatregelen, waardoor een constante rekrutering van nieuwe verzetsleden niet vereist
was, zoals onder meet het geval was voor de krant Indépendance (Cfr. infra). De auteur Edmond
Dumont had de verzetskrant al zeer vroeg opgericht, en zal tot na het einde van de oorlog de
persactiviteiten verderzetten. Beide factoren bevorderden de continuïteit.
Het katholieke, patriottische en royalistische discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. vormde
wat betreft de geografische omgeving ook een uitzondering. Het afzetgebied van de verzetskrant lag
in de nabijheid van sterk geïndustrialiseerde zones zoals de Samber-Maas regio en de
Borinagestreek. In deze regio stonden socialistische en communistische organisaties en partijen zeer
sterk. Hier verschenen ook zeer veel verzetskranten die tot deze ideologische stromingen
behoorden.150 Deze sterke positie van de linkerzijde van het politieke spectrum had ook een impact
op het royalisme in deze regio. Deze tendens werd sterk geïllustreerd met het referendum dat werd
gehouden in 1950 over het koningschap van Leopold III. De onderstaande kaart geeft de nationale
uitslag weer van deze plebisciet.151
De roodkleurige kader geeft bij benadering het afzetgebied weer van de verzetskrant Actualité de
R.A.F. Ondanks het feit dat bepaalde rurale delen van Henegouwen sterk katholiek en nationalistisch
waren, indiceren de resultaten van het referendum in 1950 desondanks dat het discours van deze
150
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 231. 151
Bron van de kaart is: Laboratoire de Méthodologie des Sciences Géographiques (LMG) de Liège
45
verzetskrant niet de dominante stroming was in de bredere geografische regio. Het gegeven dat de
verzetskrant actief was aan de Frans-Belgische grensregio, en in een regio met een sterk
communistisch en socialistisch karakter, is frappant gezien de sterk patriottische en royalistische
oriëntatie (Cfr. onderzoeksresultaten infra). Hoewel een verband tussen het royalisme van deze regio
en de uitslag van het referendum niet indicatief is voor een direct causaal verband, indiceert het
echter de sterke positie van socialistische en communistische organisaties en partijen in deze streek.
Deze these wordt bevestigd met de verkiezingsuitslagen van voor en na de tweede wereldoorlog.
Onderstaande tabel geeft de uitslagen weer voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers in de
provincie Henegouwen voor respectievelijk het jaar 1939 en 1946. Indien deze uitslagen naast de
uitslagen van het referendum geplaatst worden, dan bevestigd dit de sterke positie van de linkerzijde
van het politieke spectrum in de provincie Henegouwen.
152
Een andere afwijking van de algemene tendens is het gegeven dat de verzetskrant Acualité de R.A.F.
ook actief was in Frankrijk zelf. Inhoudelijk werd de krant ook gekenmerkt door een sterke Franse
beïnvloeding. Zo toonde het kwantitatief onderzoek van Gotovitch onder meer aan dat deze
verzetskrant de enige verzetskrant was in 1940 die ook in Frankrijk verscheen.153 Alle overige
verzetskranten die in dat jaar gesticht werden waren uitsluitend gebaseerd in België. Vanwege deze
152
De bron van de gegevens is het departement van Binnenlandse zaken. De informatie is consulteerbaar via de website: http://www.ibzdgip.fgov.be/result/nl/main.html 153
Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 265-267.
46
factoren vormde deze krant een sterke uitzondering op de algemene ontwikkelingen in de
verzetspers.
2.3.6.1 De wetenschappelijke literatuur omtrent Actualité de R.A.F.
In de bestaande wetenschappelijke literatuur omtrent deze verzetskrant bestaat er een algemene
consensus over de volgende kenmerken van deze verzetskrant. Eén van de voornaamste kerntaken
was oorlogsverslaggeving over de internationale ontwikkelingen die positief waren voor de
gebeurtenissen voor de geallieerden.154 Zo werd er gepoogd het moreel te stimuleren na de vlugge
Belgische nederlaag. De korte, dactylografische nieuwsberichten bevatten weinig tot geen expliciete
opiniestukken. Het algemene discours was zeer positief over het eigen vaderland, de Angelsaksische
bondgenoten en Charles de Gaulle.155 Het discours omtrent de Sovjet-Unie was echter negatief. Op
het vlak van de binnenlandse politiek werd er een sterke oppositie gevoerd tegen de collaboratie, en
meer specifiek de Rexisten en Léon Degrelle. In sommige gevallen werd zelfs de doodstraf geponeerd
door de auteur Edmond Dumont.156 Het sterk patriottische discours werd gekoppeld aan een
royalistische berichtgeving die Leopold III voorstelde als een moedige held die België verdedigde
tegen de Duitse invallers. Doorheen de berichtgeving werd er ook een sterk christelijk discours
gehanteerd.157 Eén van de centrale elementen van dit onderzoek is het toetsen en verifiëren van
deze opvattingen via de methodologie topic-modeling. (Cfr. Infra voor een inhoudelijke analyse van
de onderzoeksresultaten.
2.3.7 Indépendance
De voorgaande segmenten handelden voornamelijk over de algemene, geaggregeerde context
waarin de verzetspers zich situeerde. Nu zullen de specifieke omstandigheden van de verzetskrant
Indépendance behandeld worden. Centraal staat de vraag hoezeer deze verzetskrant de algemene
ontwikkelingen die geschetst werden al dan niet bevestigd. Allereest wordt aan de hand van de
bestaande wetenschappelijke literatuur de algemene ontwikkelingen geschetst die de verzetskrant
Indépendance onderging. 158
2.3.7.1 Indépendance in de Borinagestreek
De verzetskrant Indépendance was onderdeel van een bredere verzetsbeweging genaamd het
Onafhankelijksheidsfront die bestond uit diverse regionale afdelingen die onderling verbonden
waren (Cfr. infra). Op het einde van het jaar 1941 besloten Andrée Legros en Jean Terfve samen met
Marcel Dupont, Franz Lacroix, René Noel en Henri Schoonbroodt om vanaf de maand januari 1942 te
beginnen met het uitgeven van een clandestiene krant genaamd Indépendance. De regio waar deze
verzetskrant initieel werd opgericht was de Borinagestreek. De edities werden gedrukt door Edmond
Laurent, een drukker uit Wasmes. De krant werd samen met andere verzetskranten gedrukt, zoals
154
Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944). Mons, 1999, vol. 2, boek 7, p. 609. 155
Ibidem, p 609 en Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et
d'Etudes historiques de la Seconde Guerre Mondiale, 1991. P 3. 156
Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la
seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944). Mons, 1999, vol. 2, boek 7, p. 609. 157
Ibidem, p 609 en Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et
d'Etudes historiques de la Seconde Guerre Mondiale, 1991. P 3. 158
De bron voor de achtergrondinformatie omtrent de verzetskrant Indépendance is : Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province de Hainaut pendant la seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944). Mons, 1999, vol. 2, boek 7, p. 485-540. En Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et d'Etudes historiques de la Seconde Guerre Mondiale, 1991, p 136.
47
onder meer La Voix Boraine en La liberté. Edmond Laurent werkte hiervoor samen met zijn familie en
zijn directe sociale omgeving.
De distributie verliep in de beginfase nog zeer rudimentair. Gedurende de nacht werden de gedrukte
exemplaren gebracht naar de koeriers van het Onafhankelijkheidsfront. Er waren bij de oprichting in
januari 1942 in totaal circa 3.000 exemplaren, maar tegen de maand maart was dit aantal al
aangegroeid tot 7.000. De allereerste uitgave van de verzetskrant bevatte in totaal vier pagina’s en
riep alle arbeiders, bedienden, landbouwers, patriotten en intellectuelen op, van alle politiek-
ideologische overtuigingen, tot het voeren van een gecoördineerde actie tegen de bezetter. Deze
actie hield beide directe strijd in, zoals stakingen en sabotage, alsook het ondersteunen van
verzetsactiviteiten zoals bijvoorbeeld het bieden van onderdak. Centrale elementen in het discours
waren het benadrukken van eenheid, de oproep tot actie en verzet samen met een hoopvolle
verwachting van de internationale ontwikkelingen. De berichtgeving was ook zeer politiek,
antifascistisch en anti-collaboratie van aard. Deze boodschappen werden herhaald doorheen de
eerste edities van de verzetskrant, gecombineerd met de oproep tot een partizanenoorlog en het
aansluiten bij het Onafhankelijkheidsfront. Een cruciaal pijnpunt was voor Indépendance de
economische plundering die de bezetter uitvoerde. Er werd een campagne opgezet met als doel de
koolproductie te hinderen. Hierbij werden ook de industriële eigenaars geviseerd in het discours.
Daarnaast werd de uitgave ook gekenmerkt door de hoogstaande redactionele kwaliteit, wat
uitzonderlijk was voor een verzetskrant uit de regio Henegouwen.
In tussentijd ontwikkelde het Onafhankelijkheidsfront zich verder in de Borinagestreek. In het begin
van het jaar 1942 werd er een regionaal comité opgericht door onder meer de pastoor Ernest
Charensol. Van hieruit poogde de beweging zich verder te expanderen, maar de Duitse
repressiemaatregelen kenden hun tol. In maart 1942 werden dertig verzetsleden gearresteerd,
waaronder Henri Schoonbroodt. Nadien werd de ontwikkeling van het Onafhankelijkheidsfront
weder opgestart, maar de repressie bleef een zeer grote hindernis voor de beweging. Als
voorzorgsmaatregel werd er kortstondig uitgeweken naar de regio rondom Charleroi, waardoor de
3de editie van de verzetskrant hier gedrukt werd.
2.3.7.2 Indépendance Henegouwen
In juni 1942 werd de verzetskrant omgedoopt tot Journal de Front de L’indépendance du Hainaut.
Het illustreerde de graduele expansie van het Onafhankelijkheidsfront in de regio. De
drukkersactiviteiten werden overgenomen door Pays Wallon. De organisatorische expansie kon
plaatsvinden door de uitzendingen van leden van het Onafhankelijksheidsfront, die hierbij steun
kregen van de lokale bevolking. Zo kon de beweging een sterk netwerk oprichten in de provincie
Henegouwen. Enkel in de regio rond Doornik was de positie van het Onafhankelijkheidsfront relatief
miniem. Tijdens deze expansieve ontwikkeling werden andere verzetskranten en groeperingen
geïncorporeerd, zoals onder meer de krant Union Belge en het communistische Lutte. Hierbij werden
deze organisatorische structuren overgenomen en beheerd door de eigen verzetsleden. Het
Onafhankelijkheidsfront was de belangrijkste verzetsorganisatie geworden in de provincie
Henegouwen.
Het auteurschap en de redactie van de verschenen publicaties is voor de meeste gevallen onbekend.
In een aantal gevallen zijn er sterke vermoedens omtrent wie de auteurs waren. Dit kan aangetoond
worden door het voorkomen van een aantal karakteristieke kenmerken van auteurs zoals Jean
48
Terfve. Hij was vermoedelijk de hoofdredacteur van de editie van juni 1942. Duizenden exemplaren
werden verdeeld over de gehele provincie. Centrale figuren in de distributie waren onder meer
Maurice Petit, Georges Van Pevenage en Gustave Van Wymeersch. De aanhoudende arrestaties en
repressiemaatregelen verhinderde organisatorische expansie en continuïteit. De verzetsleden die
hierdoor niet langer actief waren in het verzetsnetwerk moesten hierdoor constant vervangen
worden door nieuw aangeworven leden. In de periode augustus tot en met november van het jaar
1942 werd er gepoogd om de arrestatiegolf in Charleroi en in de Borinagestreek te boven te komen.
In november 1942 verscheen er een speciale editie met in totaal veertien bladzijden. Het oplage-
aantal van de krant was in tussentijd gestegen tot circa 20.000 en zelfs 30.000 exemplaren. Het
beheer van de krant werd opgenomen door Léon Hasey die hiervoor samenwerkte met onder meer
de verzetsstrijders Jean Terfve en Réne Noel. Na de novembereditie was er een korte onderbreking
in het verschijnen van de verzetskrant. Mogelijk speelden de arrestaties in de regio hierbij een rol.
Vanwege de aanhoudende arrestaties was een nieuwe reorganisatie nodig in de regio. Er moest ook
een nieuwe drukker gevonden worden. Hierdoor kon er pas een nieuwe editie verschijnen voor de
provincies Namen en Henegouwen in februari 1943. De nieuwe drukker was Jean Genard.
In de lente van het jaar 1943 onderging het Onafhankelijkheidsfront in Henegouwen een diepgaande
herstructurering. De leidinggevende structuur van de organisatie werd grondig vernieuwd. De
arrestaties en de reorganisatie troffen de diverse regionale afdelingen van het
Onafhankelijkheidsfront in Henegouwen, en verzwakte het centrale bestuur. Deze decentralisering
was nadelig voor het vestigen van een sterk, provinciaal bestuur van de verzetsbeweging. Hierdoor
werden er naast de verzetskrant Indépendance ook nieuwe initiatieven opgericht voor bepaalde
regionale gebieden, zoals onder meer de verzetskranten Vaincre en Le Bon Combat.
Gedurende de periode dat de verzetskrant Indépendance het publicatiemedium was voor het
Onafhankelijkheidsfront in Henegouwen, van juni 1942 tot en met april 1943, verschenen er in totaal
zeven edities. Centrale onderwerpen waren de hoop op een vlugge bevrijding en overwinning, het
aansporen van acties tegen de bezetter en de collaboratie, de nationale onderdrukking en het verzet
tegen de Duitse maatregelen zoals de deportaties. Daarnaast werd er ook een aanval gericht tegen
de industriëlen die produceerden voor de bezetter en te ver gingen in hun accommodatiepolitiek. In
november verscheen er weer een speciale editie waarbij vooral de oproep tot directe actie, zoals
stakingen en sabotage, centraal stond samen met het pleidooi om comités de Défense en comités de
Solidarité op te richten. Deze comités zouden onder het bestuur van het Onafhankelijkheidsfront
verenigd moeten worden in de collectieve strijd tegen de deporaties. Het verzet tegen de verplichte
deportatie werd een kernonderwerp van de verzetskrant.
De politiek-ideologische oriëntatie was representatief voor de contemporaine Henegouwse
bevolking (Cfr. bijvoorbeeld de eerder geciteerd verkiezingsuitslagen). De verzetskrant Indépendance
had een sterk socialistisch discours, met een significante communistische beïnvloeding. Zo werden er
onder meer oproepen gelanceerd tot sociaal-politieke hervormingen en de oprichting van een
socialistische samenleving na de bevrijding. Maar interne onenigheid tussen de communistische
strekking en de sociaaldemocratische stromingen van de beweging kon voor frictie zorgen. Het
communistische element was echter significant verzwakt door de aanhoudende arrestaties. Hierbij
werd de oproep tot politieke eenheid tussen alle ideologische strekkingen vaak herhaald. Doorgaans
was het discours van de verzetskrant Indépendance gematigder in de periode dat de verzetskrant
49
verscheen in de gehele provincie Henegouwen, ten opzichte van de initiële verzetskrant die enkel in
de Borinagestreek verscheen.
Er verscheen in november 1942 ook een regionale versie van de verzetskrant Indépendance in de
Henegouwse regio Centre, maar deze editie werd echter niet gepreserveerd. Enkel de voorpagina is
bewaard gebleven. Deze behandelde de conventionele onderwerpen, zoals de verplichte
tewerkstelling en de nationale onderdrukking. Maar ook werd de partizanenstrijd werd in deze editie
sterk benadrukt.
2.3.7.3 Indépendance Charleroi
Tijdens de periode september 1943 tot en met augustus 1944 verscheen de verzetskrant
Indépendance uitsluitend in de regio rond Charleroi. Dit kwam vanwege de hervormingen die het
Onafhankelijksheidsfront doorvoerde. Voortaan werd de verzetspers onder het beheer van deze
beweging opgedeeld per regio, waarbij een bepaalde krant uitsluitend verscheen in de toegewezen
streek. De centrale figuur achter de verzetskrant Indépendance was voor deze periode Jean Demal.
Hij nam het beheer van de persactiviteiten over en schreef persoonlijk meerdere artikels. De overige
redacteurs waren voornamelijk professoren aan het Atheneum van Charleroi, waaronder de figuur
Henri Servais. In het laatste bezettingsjaar verschenen er in totaal negen edities die gedrukt werden
in de drukkerij van Raymond van Vinckenroye in Monceau-sur-Sambre.
Er vond echter een breuk plaats met de voorgaande periodes, aangezien de exemplaren van de
verzetskrant vanaf toen verkocht werd voor de prijs van één frank per stuk. Er werd gepoogd
maandelijks een nieuwe editie te publiceren, maar dit initiatief faalde voor de periode januari tot en
met juli 1944. Gedurende deze periode verschenen er slechts drie edities. Dit is echter frappant,
aangezien deze periode de bevrijding van België besloeg. Vooral de verzwakte positie van het
Onafhankelijkheidsfront in Charleroi was hier de oorzaak van. Daarnaast illustreert het echter ook de
algemene tendens in de verzetspers waarbij de materiele en logistieke problematieken een grote rol
speelden. Ook het oplage-aantal divergeerde van de voorgaande ontwikkeling, toen nam het aantal
exemplaren gestaag toe. Maar in deze periode schommelde het oplage-aantal tussen de 3.000 en de
10.000 exemplaren. Een evidente reden hiervoor is het kleinere afzetgebied, aangezien
Indépendance enkel nog verscheen in de regio rondom Charleroi. Tot zijn arrestatie stond Joseph
Urbach in voor de distributie van de verzetskrant. Nadien werd deze taakverdeling overgenomen
door drie anonieme verzetsstrijders.
Inhoudelijk stonden vooral de internationale ontwikkelingen en de partizanenstrijd centraal samen
met de collaboratie en de bestraffing ervan. Het waren voornamelijk de collaborerende politici en
industriëlen die geviseerd werden. Ook werden gecensureerde kranten gehekeld, zoals onder meer
La Gazette de Charleroi. Er was een sterke communistische beïnvloeding waar te nemen in de laatste
oorlogsedities. De vakbondsvereniging U.T.M.I., die opgericht werd onder supervisie van de Duitse
bezetter, werd verworpen ten voordele van vakbondsorganisatie Comité de Lutte Syndicale.
Naarmate de verzetskrant verder ontwikkelde nam de retributieve toon jegens de collaboratie ook
sterk toe. Centrale elementen hierbij waren de epuratie en de vervolging van collaborateurs. Vooral
de economische en industriële collaboratie werd gehekeld.
De laatste oorlogsuitgave verscheen in september 1944. Na een korte onderbreking zal de krant
opnieuw verschijnen gedurende de naoorlogse periode. Er werd gefusioneerd met de krant Le
Journal de Charleroi. De nieuwe krant werd omgedoopt tot Le Journal et Indépendance en viel onder
50
het beheer van de voormalige verzetsstrijder Jean Demal. Deze nieuwe krant werd een dagblad die
de banden met het Onafhankelijkheidsfront verbrak. De laatste onafhankelijke uitgave verscheen in
het jaar 1967. Toen werden de persactiviteiten definitief stopgezet.
2.3.7.4 Het Onafhankelijksheidsfront
Het is van cruciaal belang de achtergrond van Het Onafhankelijkheidsfront te schetsen, om de
onderzoeksresultaten en de historische context accuraat te kunnen interpreteren. De verzetskrant
Indépendance was namelijk een onderdeel van deze bredere verzetsbeweging tijdens de tweede
wereldoorlog, namelijk het Onafhankelijkheidsfront.
Het Onafhankelijksheidsfront was een Belgische verzetsbeweging die werd opgericht in de herfst van
het jaar 1941. Het initiatief hiervoor kwam van de Kommunistische Partij Van België, en de beweging
moest als koepel functioneren voor een heterogeen geheel aan verzetsinitiatieven. Enkele
prominente stichters waren onder meer de Brusselse journalisten Pierre Joye en Fernand Demany.159
Het centrale doel was om de volksmassa te verenigen in de strijd tegen de bezetter en de
collaboratie. Hiertoe werd er aangespoord tot diverse verzetsacties, waaronder geweldloze
verzetsvormen zoals hulpverlening en het bieden van onderdak. Vanaf het jaar 1942 steunde het
Onafhankelijkheidsfront ook de gewelddadige operaties van het Belgische Partizanenleger. 160 Dit
was de gewapende tak van de Belgische Kommunistische Partij die werd opgericht door de ex-
vakbondslid Joseph Leemans.161 De Partizanen viseerden voornamelijk het saboteren van de
logistiek-materiele voorzieningen van het Duitse leger, en het verhinderen van de collaboratie.162
Naast het Belgische Partizanenleger waren de Patriottische Milities de prominentste exponenten van
het Onafhankelijksheidsfront. Deze milities waren quasi de reservetroepen van de Partizanen die
moesten optreden bij het uitbreken van een eventueel nationaal volksoproer.163 Dit vooruitzicht van
een finale ondergrondse strijd zal echter nooit uitbarsten.
Maar ook het voeren van propaganda was een cruciaal onderdeel van het Onafhankelijkheidsfront.
Honderden verzetsleden spanden zich in om de activiteiten van verschillende verzetsbladen
(in)direct te beheren. Voorbeelden hiervan zijn onder meer Front of Indépendance. Eén van de
centrale strijdpunten van het Onafhankelijkheidsfront was het verzet tegen de deportaties. Hiertoe
werd een grootschalige actiecampagne opgezet, waarbij er werd opgeroepen om actief de
tewerkstelling te weigeren en er ondersteuning werd gegeven aan de werkweigeraars.164 Een ander
significante groepering die onder de koepel van het Onafhankelijkheidsfront viel was de Dienst-
Solidariteit. Diens doelstelling was het inzamelen en verdelen van (financiële) middelen voor de
naasten van de eigen verzetsleden die getroffen werden door de Duitse repressiemaatregelen.165
Het was de inzet van de Kommunistische Partij om van de Onafhankelijkheidsfront een
overkoepelende massaorganisatie te maken. Vandaar dat er substructuren naast deze beweging
moesten gecreëerd worden om bepaalde specifieke doelgroepen te mobiliseren.166 Ondanks het feit
159
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Antwerpen, 2004, p. 231. 160
Ibidem, p 232. 161
Ibidem, p 231. 162
Ibidem, p 232. 163
Ibidem, p. 221. 164
Ibidem, p. 233. 165
Ibidem, p. 233. 166
Ibidem, p. 234.
51
dat het Onafhankelijkheidsfront faalde in deze doelstelling, ontwikkelde het zich toch tot een ware
massabeweging die de kern vormde van het Belgische verzet.
2.3.7.5 Convergenties en divergenties met de algemene ontwikkelingen
Het vorige segment behandelde de specifieke omstandigheden en de historische ontwikkeling van de
verzetskrant Indépendance op basis van de bestaande wetenschappelijke literatuur. De vraag is
echter vraag hoezeer deze verzetskrant de algemene ontwikkelingen die geschetst werden al dan
niet bevestigen of verwerpen.
Een sterke convergentie met de algemene verzetsontwikkelingen zijn de materieel-logistieke
problematieken waarmee de krant Indépendance rekening mee moest houden. Dit had onder meer
een significante impact op het aantal oplagen en het aantal edities. Zo verschenen er slechts drie
edities van de verzetskrant tijdens de bevrijdingsperiode. De oorzaak hiervan waren voornamelijk
schaarste, netwerkproblemen wat betreft de productie en distributie en de Duitse
repressiemaatregelen. Het oplage-aantal vormde wel een sterke afwijking van de algemene trend.
Op het hoogtepunt distribueerde Indépendance zowat 30.000 exemplaren. Doorgaans had een
gemiddelde verzetskrant amper enkele honderden oplages met hooguit één a twee bladzijden. De
edities van Indépendance telden daarentegen minstens vier, en zelfs tot veertien bladzijden.
Verbonden hieraan is de lage operatieve continuïteit van de verzetskrant. De clandestiene krant
verscheen pas in januari 1942, en zal slechts publiceren tot en met september 1944. Het feit dat de
krant pas in 1942 werd opgericht overlapt met de algemene ontwikkeling van de verzetspers aan de
linkerzijde van het politieke spectrum. Deze stroming ontwikkelde zich pas echt na de invasie van de
Sovjet-Unie. Ook was het niet mogelijk om de publicaties op een consistentie wijze te laten
verschijnen. Veel edities werden uitgesteld of geschrapt vanwege de problematische
omstandigheden, en vaak werd er als voorzorgsmaatregel uitgeweken naar verschillende locaties. De
vele repressiemaatregelen en arrestaties van de medewerkers hadden een zeer negatieve impact
wat betreft de redactie en de distributie van de verzetskrant. Ook deze ontwikkelingen vormen een
algemene trend voor de verzetspers tijdens de tweede wereldoorlog. Verbonden aan de
continuïteitskwestie is het gegeven dat er ook zeer vaak gefusioneerd werd met andere
verzetsorganisaties en kranten. Het verzet was geen statisch geheel aan initiatieven, maar een
complex een dynamisch gegeven dat adapteerde aan de bestaande sociale realiteit. Diverse
verwante organisaties werden geïncorporeerd en beheerd door het Onafhankelijkheidsfront.
Daarnaast is er een sterke overeenstemming wat betreft de theorievorming omtrent
verzetsnetwerken. Het initiële initiatief werd opgestart op basis van persoonlijke contacten uit de
directe sociale omgeving. Ook de aanwerving van medewerkers gebeurde voornamelijk op basis van
dit soort connecties. De verzetskrant Indépendance had een relatief zeer groot verzetsnetwerk,
waarbij er zeer veel interactie en interdependentie was met andere verzetsorganisaties. De vermelde
netwerktheorie zou zeer vruchtbare onderzoeksresultaten kunnen opleveren indien deze toegepast
zou worden op de complexe, onderlinge verbanden tussen de verzetsbewegingen. Een mogelijk
model hiertoe vormt het werk van Christophe Verbruggen (Cfr. Supra).
Een convergentie die aan dit element gerelateerd is, is het sociologisch profiel van ‘de
verzetsstrijder’. Op basis van prosopografische studies werd aangetoond dat het merendeel van de
verzetsleden die actief waren in de clandestiene pers afkomstig waren uit de Franstalige, hogere
middenklasse en dat het voornamelijk mannen betreft van middelbare leeftijd. De sociale
52
achtergrond en afkomst van de medewerkers van Indépendance stemt dus overeen met het
veralgemeend sociaal profiel. Maar ook bevestigd deze verzetskrant de enorme impact van de
repressiemaatregelen die werden opgelegd door de Duitse bezetter. De diverse arrestatiegolven
hadden een nefaste impact op de continuïteit van de verzetskrant. Hierdoor was een constante
toestroom en rekrutering van nieuwe verzetsleden vereist. Het limiteerde sterk de
publicatiemogelijkheden van de krant.
Wat betreft het socialiserings- en institutionaliseringsproces dat beschreven werd door A.A. Klumper
is van toepassing op Indépendance. Zo ontwikkelde en (re)organiseerde de verzetsorganisatie zich
continu doorheen de bezettingsperiode. Een centrale drijfveer hierachter waren de
repressiemaatregelen waardoor een constante rekrutering en reorganisatie essentieel waren. Maar
ook de vele fusies en incorporaties van andere verenigingen en verzetskranten droeg bij aan deze
ontwikkeling. Het beschreven professionaliseringsproces wordt ook sterk geïllustreerd door de
kwalitatieve en kwantitatieve productie van de verzetskrant. Deze nam gradueel maar zeker toe
naargelang de bezetting vorderde. Daarnaast ontwikkelde het Onafhankelijkheidsfront een eigen
verzets-subcultuur onder de aangesloten leden.
Een laatste convergentie is de significantie van de symbooldatum 11 november. Op deze
herdenkingsdatum verschenen er namelijk speciale edities. Zoals het onderzoek van Gotovitch
aantoonde was deze symbooldatum cruciaal voor veel verzetsorganisaties tijdens de tweede
wereldoorlog. Zo werd een significant aantal van de verzetskranten opgericht in de periode oktober-
november. Maar ook inhoudelijk woog de impact van deze datum door. Een treffende illustratie
hiervan is het nationalistische discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. in de novemberedities
(Cfr. de onderzoeksresultaten infra).
In tegenstelling tot de eerder behandelde verzetskrant Actualité de R.A.F., is de ideologische
oriëntatie van Indépendance representatiever voor de bredere geografische omgeving. De vermelde
verkiezings- en referendumuitslagen staven deze these (Cfr. supra). De socialistische en
communistische bewegingen stonden zeer sterk in de provincie Henegouwen. Door deze
geografisch-ideologische overeenstemming kon een groter doelpubliek bereikt worden.
Een andere significante afwijking is het feit dat de verzetskrant Indépendance een financiële bijdrage
vereiste bij de verkoop van de krant tijdens de periode dat de krant in Charleroi gevestigd was. De
algemene tendens in de verzetspers is dat de gepubliceerde verzetskranten geheel kosteloos
verspreid werden. Dit bevorderde namelijk de verspreiding van de berichtgeving en vergrote het
doelpubliek. De financiële bijdragen vergemakkelijkten daarentegen wel de clandestiene
persactiviteiten.
De verzetskrant Indépendance vertoont zeer veel convergenties met de algemene tendenzen. Maar
het is hierbij ook cruciaal om de eigen, specifieke karakteristieken te vermelden die afweken van de
geaggregeerde ontwikkelingen.
2.4 De gecensureerde pers Om een grondige analyse van de verzetspers uit te voeren is het ook van cruciaal belang om de
context en de omstandigheden te schetsen waarin de gecensureerde pers actief was. Deze persvorm
werd onderworpen aan een regime van overzicht en censuur, wat mee de basis vormde voor het
ontstaan van de verzetspers. De verzetspers definieerde zich door zich af te zetten ten opzichte van
53
de gecensureerde pers. Het onderscheid tussen beide persvormen is echter niet altijd dichotoom en
evident. Zo kan er in bepaalde gevallen een zelfcensuur opgelegd worden vanwege de angst voor
repercussies, of kan de graad van de oplegde censuur miniem zijn en kunnen de persactiviteiten
relatief ongereguleerd verlopen. De verzetspers kon zichzelf ook bepaalde vormen van (zelf)censuur
opleggen, om bijvoorbeeld bewust de publicatie te verhinderen van gebeurtenissen die nadelig zijn
voor de eigen beweging. Een concreet voorbeeld hiervan is onder meer de verzetskrant Actualité de
R.A.F. Het volgende citaat van een medewerker van deze verzetskrant toont sterk de moeilijke
positie waarin de verzetspers opereerde wat betreft de eigen berichtgeving om het moreel hoog te
houden.
‘Commenter les événements dans le sens favorable à notre pays quand tout allait mal, n’est pas
chose aisée; Chanter victoire quand tout semble s’effondrer, il y faut du courage.’167
Maar de problematische definiëring wordt nog verder geïllustreerd door de oprichting van het
ministerie van Nationale Voorlichting in 1939. De centrale doelstelling van dit instituut was het
garanderen van de Belgische neutraliteit, en het verhinderen dat de oorlogvoerende partijen in de
pers geviseerd werden. Hiertoe werden diverse publicatieverboden opgelegd aan dag- en
weekbladen die stelling namen tegen Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland.168 De implementatie
van censuurmaatregelen begon dus niet tijdens de Duitse bezettingsperiode, en werd ook door
contemporaine persmedewerkers bekritiseerd. Maar de complexiteit van het censuurbegrip wordt
nog verder geproblematiseerd door het gegeven dat ook voor het uitbreken van de oorlog Duitsland
censuurmaatregelen ondernam gericht tegen de Belgische persvrijheid. Zo verscheen er op 26
oktober 1939 een editie van het weekblad Pourqoui-Pas? waarin een karikatuur verscheen van de
toenmalige Duitse ambassadeur Von Bülow-Schwante. 169 De Duitse instanties in België oefende druk
uit op de Belgische regering om deze aan te sporen om op te treden tegen de publicatie van het
weekblad. Ondanks journalistiek protest werd het nummer uit de circulatie gehaald omdat het inging
tegen de Belgische neutraliteitspolitiek. De censuur ging dus de bezetting vooraf, en is daarmee een
ontwikkeling met significante implicaties. Daarnaast voorzag de Duitse overheid ook financiële steun
en onder het propagandacampagnes om de Belgische pers te beïnvloeden.170 Maar ook de
geallieerden mogendheden ondernamen pogingen om de Belgische pers te beïnvloeden.171 Het
gegeven dat de censuur de bezetting vooraf ging is van fundamenteel belang voor de definiëring van
het analyseconcept.
Wat betreft de consequenties voor de chronologische en inhoudelijke definiëring van het
analyseconcept ‘de gecensureerde pers’, is een methodologische uitweg mogelijk voor deze
conceptuele problematiek. De afbakening van het onderzoeksobject ‘de gecensureerde pers’ kan
hiermee afgelijnd worden tot alle publicaties die verschenen tijdens het censuurregime van de Duitse
bezetter tijdens de tweede wereldoorlog. Hierdoor wordt het analyseperspectief afgericht op de
specifieke situatie van de Belgische pers tijdens de tweede wereldoorlog.
167
Dumont E. La Guerre en vers sous l’occupation allemande, 1940-1944. Parijs, Centrale du Croissant, 1945. Préface, p 2. 168
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 49. 169
De Bens E. De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur 1940-1944. Kapellen, De Nederlandsche Boekhandel, 1973, p 131-132. 170
Ibidem, p 134. 171
Ibidem, p 137.
54
Daarnaast vormt de collaborerende pers (Cfr. Infra) een grijze zone die zich niet gemakkelijk laat
situeren in deze tweedeling. Deze persvorm kon nauwelijks legaal verschenen tijdens de
bezettingsperiode, maar implementeerde bewust een (zelf)censuur waarbij doorgaans enkel
positieve berichtgeving over de bezetter, de autoriteiten en de collaboratie werd gepubliceerd. Het
woord ‘censuur’ volstaat niet om de complexe persrealiteit te beschreven in zulke ambigue gevallen.
Een strikt, dichotoom onderscheid tussen enerzijds de clandestiene pers en de gecensureerde pers
anderzijds is in de historische realiteit ten zeerste problematisch.
2.4.1 Censuur en de Belgische persvrijheid
De Belgische grondwet garandeerde de persvrijheid, maar dit verhinderde de Duitse bezetter niet om
een perscensuur te implementeren. Tijdens de bezettingsperiode schakelde de Duitse overheden de
geschreven, de gefilmde en de gesproken pers gelijk om te garanderen dat alle informatiemedia met
dezelfde stem spraken.172 De Duitse greep op de Belgische pers was zodanig groot tijdens de
bezettingsperiode, dat persvrijheid enkel bedreven kon worden met de ontwikkeling van een
clandestiene pers. De verzetspers definieerde zich dus ten opzichte van de gecensureerde pers.
De verschillende informatiemedia werden beheerd door specifieke groepen en cellen binnen de
Popaganda Abteilung. Zo vielen de kranten en periodieken onder de verantwoordelijkheid van de
Gruppe Presse, radioaangelegenheden onder Gruppe Rundfunk en filmjournalen onder de Gruppe
film.173 Maar ook aanverwante cellen, zoals de Gruppe Kultur en de Gruppe Aktiv-Propaganda
mengde zich in het persbeleid.174 Initieel werd er een systeem van preventieve censuur
geïntroduceerd, waarbij alle persedities werden nagelezen voor de publicatie ervan. Maar in het
najaar van 1940 schakelde het Militair Bestuur over naar een censuur a posteriori, vanwege het feit
dat via deze censuurstrategie beter het beeld van een neutrale pers werd hooggehouden.175 Deze
vorm van censuur bleek uiteindelijk niet operationeel, waarop vanaf augustus 1942 opnieuw
geopteerd werd voor een preventief censuurbewind.176
Hierbij was een toelating vereist om legaal kranten te publiceren. Ongeautoriseerde publicaties
werden zo het bestaansrecht ontnomen. Zo werd ongeveer één op twee van alle aanvragen
geweigerd, en kon een toelating herroepen worden.177 Sommige kranten die banden hadden met
verzets- en/of communistische organisaties, poogden tevergeefs, om legaal te blijven verschijnen. Dit
bleek in sommige gevallen uiteindelijk niet acceptabel voor de autoriteiten, waarop de activiteiten
werden stilgelegd (Cfr. supra). Een goed voorbeeld van deze ontwikkeling is de reeds vermelde krant
Ulenspiegel. Maar ook de Belgische tijdschriften werden onderworpen aan het Duitse
censuurregime. De Propaganda-Abteilung controleerde elk binnen- en buitenlands tijdschrift dat in
België verscheen. Een belangrijk propagandamedium voor het nationaal-socialisme was het
tijdschrift Signaal.178
Verbonden aan deze censuurmaatregelen, werden ook andere middelen ingezet door het Militair
Bestuur om de pers te controleren. Zo werd de nieuwsgaring gecentraliseerd, werd er een
172
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p49. 173
Ibidem, p 55. 174
Ibidem, p 55. 175 De Bens E. De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur 1940-1944. Kapellen, De Nederlandsche Boekhandel, 1973, 62-66. 176
Ibidem, P 62-80.. 177
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 57. 178
De Bens E. De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur 1940-1944. 1973, p 87-91.
55
distributiemonopolie geïmplementeerd. De distributiemonopolie hield in dat het door de Duitsers
gecontroleerde distributiebedrijf, Dechenne, het enige verdeelcentrum was voor de Belgische
kranten. Journalisten werd de verplichting opgelegd om zich te verbinden aan een officiële
beroepsorganisatie.179 Het persagentschap Belga werd omgevormd tot Belgapress en werd
onderworpen aan Duitse controle.180 Hiernaast werd er voor alle Belgische kranten de verplichting
ingevoerd om zich aan te sluiten bij het nieuwe persagentschap.181 Ook de papierverdeling werd door
de bezetter gecontroleerd, mede om de clandestiene pers te ondermijnen.182 In het licht van de
eerder beschreven ontwikkelingen kende deze maatregel een significante impact op de
publicatiemogelijkheden van de verzetspers. Vanwege de papierschaarste was beide het oplage-
aantal en het pagina-aantal ten zeerste beperkt. Aan de hand van deze instrumenten werd er
gepoogd een stevige greep te krijgen op de Belgische pers en informatiemedia.
Deze sterke greep en beïnvloeding impliceerde echter niet dat alle Belgische journalisten
dwangmatig deze maatregelen ondergingen en zich inschakelden in de propagandamachine. Veel
persmedewerkers participeerden namelijk uit opportunisme of uit overtuiging.183 Enkele
voorbeelden van de Nieuwe Orde stroming in de pers zijn onder meer de geconfisqueerde kranten
zoals Le Soir en de publicaties in handen van collaboratiegroepen zoals Volk en Staat en Le Pays
Réel.184
2.4.2 De Propagande-Abteilung Belgien
Een centrale actor in het Duitse censuur- en propagandabeleid was de Propaganda-Abteilung in
België. De hoofdzetel van deze afdeling was gevestigd in Brussel, maar er werden daarnaast diverse
filialen gevestigd in de belangrijkste steden zoals onder meer Luik, Charleroi en Antwerpen.185 De
hoofddoelstelling van de Propaganda-Abteilung was de publieke opinie te winnen voor het
nationaal-socialisme aan de hand van affiches, vlugschriften, tentoonstellingen en dergelijke meer.186
De positie van dit overheidsorgaan was ten zeerste complex, aangezien het deel uitmaakte van het
militaire bezettingsapparaat maar tegelijk ook verantwoording verschuldigd was aan het
Propaganda-Ministerium van Goebbels. Officieel was de Propaganda-Abteilung louter een
uitvoerend orgaan voor censuur en cultuurbevordering, maar het zal desondanks dit statuut
eigengereide initiatieven hiertoe ondernemen en de eigen, officiële terreinafbakening samen met
het beslissingsrecht expanderen.187 Hierdoor ontstond er een zekere frictie tussen het Militaire
Bestuur en de Propaganda-Abteilung.188 Naast deze instantie waren ook de Sicherheitsdienst en de
Duitse ambassade in Brussel cruciaal voor het uitvoering van het censuurbeleid. Het was via deze
bezettingsorganen dat de Belgische pers in de greep werd gehouden.
179
Ibidem, P 87-91. 180
Ibidem, p 87-91. 181
Ibidem, P. 87-91. 182
Ibidem, P. 87-91. 183
Boeckx B. e.a. Tegendruk : Geheime Pers tijdens de tweede wereldoorlog. Amsab, Gent, 2004, p 59. 184
Ibidem, p 59. 185
De Bens E. De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur 1940-1944. Kapellen, De Nederlandsche Boekhandel, 1973, p
73. 186
Ibidem, p74. 187
Van Den Wijngaert M. e.a. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. 2004, p. 130-133. 188
Ibidem, p 130-132.
56
2.4.3 Classificatie Gecensureerde pers
Er verschenen zowat 35 kranten gedurende de bezetting die gecategoriseerd kunnen worden als de
‘gecensureerde pers’. Deze publicaties waren echter niet in alle gevallen actief voor de gehele
bezettingsperiode. Een aantal kranten verschenen hooguit enkele maanden lang. De gecensureerde
pers was een zeer diverse categorie. De volgende drie groepen kunnen hierin onderscheden worden.
Hiervoor wordt hetzelfde methodologisch en typologisch onderscheid overgenomen dat gehanteerd
werd door het SOMA tijdens het inventariserings- en digitaliseringsproject.
Als eerste groep kan de collaborerende pers onderscheden worden. Deze persbladen vormden de
officiële spreekbuis van de collaborerende partijen en bewegingen waaraan ze verbonden waren. De
voornaamste voorbeelden van deze stroming zijn onder meer de krant Volk en Staat van het Vlaams
Nationalistisch Verbond, De Gazet dat beheerd werd door DeVlag, of de krant Le Pays Réel van de
groepering Rex.189
Het tweede onderscheid dat gemaakt kan worden in de gecensureerde pers is de niet gebonden
dagbladpers. Tot deze categorie behoorden alle kranten die in België (opnieuw) verschenen
gedurende de bezettingsperiode.190 De kranten waren niet officieel verbonden met collaborerende
partijen, bewegingen en organisaties. Enkele voorbeelden van deze stroming zijn onder meer De Dag
of Le Courrier de L’Escaut. Er was wel een significant aantal aan nieuwe titels die ongebonden waren,
maar tot de Nieuwe Orde stroming behoorden. Voorbeelden van deze ontwikkeling zijn onder meer
Le Nouveau Journal en het Vlaamsche Land.
Ten laatste kan de zogenaamde ‘gestolen pers’ onderscheden worden. Hiermee worden de kranten
geviseerd die opnieuw verschenen gedurende de bezettingsperiode, zonder het akkoord van de
initiële eigenaars van de publicatie.191 Tot deze stroming behoorden onder meer Het Laatste Nieuws
en Le Soir. De toon van bepaalde gestolen kranten was uitermate pro-Duits. Zo kreeg La Nation Belge
vaak de bijnaam La Nation Boche.192 De bezetter poogde desondanks de indruk te wekken dat de
gestolen pers de continuatie was van de vooroorlogse versie.193 De exacte invulling van deze
classificatie wordt echter geproblematiseerd vanwege het feit dat de complexe perssituatie vaak niet
nauw typologisch kan worden opgedeeld in strikt afgebakende categorieën. Zo waren er bepaalde
‘gestolen bladen’ die echter toch verschenen met een gedeeltelijke of impliciete toestemming van de
beheersraad.
Ondanks de Duitse censuurmaatregelen was deze persvorm zeer succesvol en omvangrijk. Het
oplage-aantal was aanzienlijk, en benaderde de vooroorlogse cijfers. Zo werden er bijvoorbeeld van
de kranten Le Soir en Het Laatste Nieuws meer dan 200.000 exemplaren per dag gedrukt.194
Doorgaans hadden de meeste kranten echter een beperktere oplage-aantal tussen de 40.000 en
70.000 edities. De prominent politieke persbladen van de collaborerende partijen boekte doorgaans
minder goede resultaten. Na 1941 kan er een daling in de belangstelling voor de gecensureerde pers
189
De Bens E. De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur 1940-1944. Kapellen, De Nederlandsche Boekhandel, 1973, p 303-324. 190
Ibidem, p 328-364. 191
Ibidem, 328-364. 192
Ibidem, p 145. 193
Ibidem, p 145. 194
Ibidem, p 339-345.
57
waargenomen worden.195 Maar de vraag naar nieuwsberichten en inlichtingen omtrent het
oorlogsgebeuren was grootst. Deze informatie was ook cruciaal bijvoorbeeld met betrekking van de
ontwikkelingen aan het front, of de informatie omtrent de ravitaillering. Daarnaast was er ook een
behoefte aan ontspanning en recreatie. De gecensureerde pers bleef met andere woorden een
kernelement in de nieuws- en verslaggeving in België.
195
Ibidem, p 303-328.
58
3 Topic-modeling In het voorgaande onderdeel werd er voornamelijk stilgestaan bij de historische context samen met
de afbakening van het onderzoeksobject en het bronnenbestand. Deze elementen zijn van cruciaal
belang bij de analyse en de interpretatie van de onderzoeksresultaten. In dit segment zal er echter
voornamelijk aandacht besteed worden aan het methodologisch aspect van het onderzoek. De
interdisciplinaire methodologie die in dit historisch onderzoek centraal is ‘topic-modeling’.
Vooraleerst er wordt overgegaan op de praktische en methodologische aspecten ervan is het van
essentieel om stil te staan bij de kerneigenschappen en vooronderstellingen van deze
(historiografische) methode.
3.1 Contextualisatie: The digital humanities en distant reading Recent werd er een nieuwe methodologie ontwikkeld in de sociale wetenschappen, waarvan de basis
lag in de conceptie van complexe analysemethodes in de computer wetenschappen en de linguïstiek.
Topic-modeling is een methodologie die toestaat om de structurele patronen te herkennen in een
tekstcorpus die niet of nauwelijks rechtsreeks gedetecteerd kunnen worden via een kwalitatieve
lezing van de bronnen. Het bouwde voort op een lange tendens in de sociale wetenschappen,
waarbij er gepoogd werd om computertechnieken en -methodologieën te integreren met de
conventionele analysemethoden in de zogenaamde Humanities. Vandaar dat het begrip ‘the digital
humanities’ werd gebruikt in het verwijzen naar deze initiatieven. Deze nieuwe methodologieën
vormen cruciale instrumenten in de handen van historici en andere (sociale) wetenschappers om de
dieperliggende patronen in uitgebreide tekstcorpora te achterhalen. Aan de hand van de interne
woordverbanden en woordclusters worden ‘topics’ of onderwerpen samengesteld. Deze
onderwerpen vormen de kern en de basis van elk tekstcorpus. Rondom deze tekstuele fundering
wordt een breder discours geweven, en deze verbondenheid wordt achterhaald door middel van
deze methodologie. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om de interconnectie en de
interdependentie van de onderwerpen aan te tonen. Een bepaald discours omtrent een onderwerp is
geen statisch gegeven dat strikt geclassificeerd kan worden in afgebakende onderwerpsgroepen. Het
is een complex geheel van onderling verbonden woordrelaties dat doorheen de aanleg van het
tekstcorpus gradueel evolueert. Het in kaart brengen van deze structurele, chronologische
ontwikkeling is ook mogelijk via topic-modeling. Deze methodologie brengt digitalisering tot een
complexere dimensie (Cfr. de methodologische evaluatie infra). Het biedt een meerwaarde die
verder gaat dan louter de digitale consultatie van historische bronnen. Deze vorm van
bronnenanalyse werd treffend gevat door Franco Moretti met het begrip distant reading. In de
handen van de historicus vormt het een zeer vruchtbaar, interdisciplinair analyse-instrument voor
gegrond historisch onderzoek.
De methodologische toepassing van topic-modeling gebeurt met softwareprogramma’s zoals
AntConc of Mallet (Cfr Infra). Centraal staat hierbij de zoektocht naar recurrente patronen van
onderling verbonden woorden in uitgebreide tekstbestanden. Dit heuristisch en methodologisch
instrument doorzoekt een tekstcorpus voor woordclusters, waarbij de historicus gericht het
wetenschappelijk onderzoek kan sturen en de achterhaalde woordverbanden kan groeperen onder
één bepaalde ‘topic’. Deze onderwerpsgroepen worden samengesteld op basis van de achterhaalde
woordrelaties en op basis van logische en inhoudelijke relevantie.
De metafoor die vaak gebruikt wordt voor dit proces is dat van een markeerstift die bepaalde
woorden in een tekst accentueert in verschillende kleuren. Elke kleur behoort tot een bepaalde
59
topic. Deze onderwerpen werden samengesteld op basis van de interne woordrelaties van het
tekstbestand. Onderstaande afbeelding illustreert deze metafoor, en is afkomstig van één van de
grondlegger van deze methodologie David M. Blei. De woorden die geel, groen of blauw gemarkeerd
zijn behoren in dit metafoor elk tot hun respectievelijke topic. Op basis hiervan worden coherente
onderwerpsgroepen samengesteld.
196
3.1.1 Theoretische onderbouwing: probabiliteitsverdeling en Latent Dirichlet Allocation
topic-modeling vormt een element van een breder onderzoeksveld genaamd probalistic modeling of
probabiliteitsmodelering. Het doel is het thematisch en inhoudelijk ontleden van uitgebreide
tekstcorpora aan de hand van statische modellen.197 De gehanteerde algoritmen zijn statistische
methoden die het woordgebruik in de originele teksten analyseren om de onderliggende thema’s te
distilleren. Daarnaast wordt er aan de hand van deze methodes ook geprobeerd om na te gaan hoe
deze thema’s zich verhouden ten opzichte van elkaar, en hoe deze onderwerpen chronologisch
evolueren. Er is geen voorafgaande thematische classificatie vereist, waardoor het mogelijk wordt
om ongeziene hoeveelheden aan tekstbestanden inhoudelijk te doorgronden.
De meest courante topic model, of geheel aan algoritmen en methodologische premissen, is
genaamd Latent Dirichlet Allocation (LDA). Dit is het statistisch model dat courant gebruikt wordt bij
softwareprogramma’s zoals onder meer Mallet (Cfr infra). Dit model verondersteld dat
tekstbestanden meerdere onderwerpen bevatten, waarbij een bepaald onderwerp kernbegrippen
bevat die over het gehele corpus verdeeld zijn. Dit model vereist dat het aantal onderwerpen vooraf
bepaald wordt, waarbij er dan a posteriori gezocht wordt op basis van de probabiliteit van de
woordrelaties. Elk tekstdocument uit het corpus ondergaat een tweeledig proces waarbij de
gedefinieerde onderwerpen, en de daaraan verbonden woorden, willekeurig worden verdeeld over
het gehele tekstcorpus.198 Centraal staat hierbij de statische probabiliteitsverdeling van de woorden.
Dit is het onderscheidende kenmerk van het model LDA: alle documenten in het corpus worden
verondersteld dezelfde onderwerpen te bevatten, maar niet dezelfde proportie en dezelfde
distributie van deze onderwerpen. LDA beschouwt een tekstcorpus als een metaforische emmer
gevuld met woorden, waarbij de precieze situering of de ordening van de woorden en de
196 Blei D.M. Probalistic Topic Models. In: Communications of the ACM, 2012, vol.55 nr. 4, p. 77-84. 197
Ibidem, p 77-78. 198
Ibidem, p 77-78.
60
tekstdocumenten irrelevant is.199 Het doel is het interfereren van de achterliggende thematische
structuur en het analyseren van de meest probabilistische termen voor de meest probabilistische
onderwerpsgroepen. De analyse via LDA gebeurt aan de hand van statistische criteria en assumpties,
en dus niet vanuit inhoudelijke criteria. Hierbij is de persoonlijke inbreng van de (sociale)
wetenschapper cruciaal voor de inhoudelijke interpretatie en analyse.
Voordat het statistisch model Latent Dirichlet Allocation toegepast kan worden op tekstuele bronnen
in de (sociale) wetenschapsonderzoeken is het noodzakelijk om een aantal van de inherente
statistische assumpties te modificeren. In het vermelde emmer-metafoor verondersteld LDA namelijk
dat de volgorde en de situering van de woorden en teksten irrelevant is. Dit is echter problematisch
voor een historisch onderzoek waarbij de chronologische ontwikkeling van de onderwerpen
geanalyseerd wordt. De inherente woorden en onderwerpen zijn immers geen statische entiteiten,
maar dynamische gegevens die zich gradueel ontwikkelen. Ook wanneer er doorheen deze
historische ontwikkeling nieuwe onderwerpen worden aangehaald in het tekstcorpus, vormt er zich
een probleem aangezien het model initieel vertrok vanuit statische onderwerpsgroepen. Daarnaast is
de tekstuele structuur essentieel voor de interpretatie van een tekstcorpus. Ook de achtergrond- en
contextinformatie omtrent een tekstcorpus zijn cruciaal voor de analyse ervan. Bij het initiële LDA
model werd er geen rekening gehouden met deze zogenaamde metadata, zoals bijvoorbeeld de
geografische locatie, de biografische kenmerken van de auteur en dergelijke meer. Het is vanwege
deze problematieken dat het LDA model gemodificeerd werd om rekening te houden met de
specifieke omstandigheden van de sociale wetenschappen.200 Hierdoor werd het LDA model een
toepasbaar interdisciplinair methodologisch-instrument in onder meer de historiografie.
3.1.2 Noodzakelijke vereisten voor topic-modeling
De methodologie topic-modeling kan echter niet toegepast worden op elk (historisch) onderzoek of
op elk bronnenbestand. Er zijn een aantal cruciale vereisten die noodzakelijk zijn voor een vruchtbare
analyse van een tekstcorpus.
Allereest is het vereist om te beschikken over een omvattend tekstcorpus. Topic-modeling zoekt naar
de structurele patronen en woordrelaties in een bepaald tekstbestand. Dit kan echter niet coherent
en systematisch uitgevoerd worden indien het tekstcorpus kwantitatief te beperkt is. In een
conventioneel tekstcorpus worden doorgaans verschillende onderwerpen besproken. Deze
inhoudelijke variatie zorgt er echter voor dat het belangrijk is dat het aantal tekstbestanden
kwantitatief significant genoeg is om ook statistisch en inhoudelijk relevante resultaten te kunnen
verwerven. Indien het tekstcorpus kwantitatief te beperkt is, dan worden de analysemogelijkheden
en de geloofwaardigheid van de resultaten ondermijnd. Deze problematiek wordt echter
gereduceerd wanneer er gewerkt wordt met tekstcorpora die inhoudelijk zeer coherent zijn qua het
soort en het aantal van onderwerpen. Bijvoorbeeld, indien de methode toegepast wordt op een
tekstcorpus van een commerciële krant voor de periode 1900-1940, dan worden er doorgaans zeer
gevarieerde lokale, nationale en internationale nieuwsberichten besproken. Inhoudelijk is er dus een
zeer grote diversiteit aan onderwerpen. Maar indien de analyse bijvoorbeeld wordt toegepast op een
inhoudelijk consistenter bronnenbestand, zoals onder meer een medisch professioneel tijdschrift,
dan is het aantal behandelde onderwerpen inhoudelijk verbonden en kwantitatief beperkter. De
kwantitatieve vereiste van het bronnenbestand is dus gerelateerd aan de inhoudelijke structuur van
199
Ibidem, p 82. 200
Cfr. Ibidem, P.83.
61
een tekstcorpus. Het minimumaantal aan vereiste tekstbestanden voor een inhoudelijk divers
tekstcorpus wordt doorgaans gelegd op enkele honderden tot duizend verschillende exemplaren201.
Indien er gewerkt wordt met meer homogene tekstcorpora, zoals onder meer de verzetspers, is een
lagere hoeveelheid ook voldoende.
Het geanalyseerde tekstcorpus moet ook ‘voorbereid’ worden vooraleer het geanalyseerd kan
worden via topic-modeling. Zo is het essentieel dat de stopwoorden uit het tekstbestand
geëlimineerd worden. De tekst wordt als het ware getransformeerd van een leesbaar geheel tot een
reeks woorden, zonder leestekens, hoofdletters en dergelijke meer (Cfr het segment over stoplists
infra). Deze elementen kunnen het algoritme van het softwareprogramma verstoren.
Deze methodologie vereist daarnaast een softwareprogramma als ‘instrument’ om de analyse uit te
voeren. Er is breed scala aan programma’s beschikbaar, en de selectie hiervan wordt bepaald door
de kenmerken van het bronnenbestand en de onderzoeksvraag. Doorgaans wordt het programma
Mallet gebruikt, maar vanwege diverse factoren werd er in dit onderzoek het programma AntConc
gehanteerd (Cfr. infra over de selectie van het softwareprogramma).
Ten slotte is het ook cruciaal dat de onderzoeker vertrouwd is met de historische materie en de
wetenschappelijke literatuur omtrent het tekstcorpus. De structurele patronen en de inhoudelijke
significantie van de woordverbanden kunnen slechts zinvol gedetecteerd en geïnterpreteerd worden
indien het benaderd wordt met een zekere expertise. Inhoudelijke irrelevante, of zelfs onlogische
onderzoeksresultaten kunnen het onderzoeksresultaat verstoren. Statische significantie impliceert
niet inhoudelijke relevantie. Vandaar dat een gedegen vakkennis cruciaal is.
3.1.3 De selectie van het softwareprogramma
Zoals vermeld vereist deze methodologie een softwareprogramma als ‘instrument’ om de analyse uit
te voeren. Er is breed scala aan programma’s beschikbaar, en de selectie hiervan wordt bepaald door
de kenmerken van het bronnenbestand en de onderzoeksvraag.
Doorgaans wordt er geopteerd voor het softwareprogramma Mallet. Machine Learning for LanguagE
Toolkit of MALLET, werd ontwikkeld door de Universiteit van Massachussets Amherst in 2002.
Centraal staat de toepassing van Latent Dirichlet Allocation (Cfr supra) waarmee uitgebreide
tekstcorpora structureel doorzocht worden naar de frequente woordclusters. Het algoritme vertrek
vanuit de premisse dat een tekstcorpus bestaat uit diverse, onderling verbonden onderwerpen. Op
deze wijze kunnen de structurele topics uit enorme hoeveelheden tekstbestanden gedistilleerd
worden.
Maar er zijn echter een aantal aanzienlijke nadelen verbonden aan deze software. Zo verondersteld
het een zeer hoge professionele kennis en expertise met het gebruik van computerprogramma’s,
zonder dat er een coherente gebruiksaanwijzing wordt voorzien bij het programma. De gebruiker
wordt veelal overgelaten aan individuele experimentatie met de mogelijkheden van het programma.
De functies en de werking van het programma zijn weinig transparant. Hierdoor is het als gebruiker
vaak onduidelijk wat de consequenties zijn van een aanpassing van de variabelen waarmee Mallet
werkt. Naast deze praktische hindernissen zijn er ook diverse methodologische problematieken.
Vergeleken met andere beschikbare softwareprogramma’s biedt Mallet weinig tot geen mogelijkheid
201 Brett M.R. Topic Modeling: A basic introduction. In: Journal of digital Humanities, vol 2, nummer 1, 2012, p3.
62
voor de onderzoeker om het onderzoeksperspectief af te richten op een specifiek onderzoeksobject
of vraagstelling. De inbreng van de wetenschapper wordt vaak gelimiteerd tot louter de analyse en
interpretatie van de eindresultaten. Een gerichte, wetenschappelijke onderzoeksvraag wordt vaak
verhindert indien er gebruik gemaakt wordt van Mallet. Een laatste methodologische kanttekening
die gemaakt moet worden is het feit dat er vooraf arbitrair bepaald moet worden hoeveel
onderwerpen er gezocht zullen worden. Indien er gewerkt wordt met uitgebreide tekstcorpora is het
quasi onmogelijk voor de onderzoeker om het aantal onderwerpen van een tekstcorpus vooraf
accuraat te bepalen. Dit heeft een significante impact op de uiteindelijke onderzoeksresultaten. Deze
factoren maken van Mallet eerder een zoekrobot voor leken die actief op zoek zijn naar potentiële
vraagstellingen of interessante bevindingen, en niet een correct academisch instrument voor een
onderzoeker die een wetenschappelijke vraagstelling poogt te beantwoorden.
Vanwege deze problematische factoren werd er in dit onderzoek geopteerd voor het
softwareprogramma AntConc (Cfr. infra voor de praktische en methodologische uitwerking). De
selectie van AntConc biedt een oplossing voor de problematieken die worden opgeroepen bij het
gebruik van Mallet. Zo biedt dit analyse-instrument weldegelijk de mogelijkheid om een gericht,
wetenschappelijk onderzoek uit te voeren met als doel de initiële vraagstelling te beantwoorden aan
de hand van uitgebreide tekstcorpora. Het is niet vereist om het aantal onderwerpen vooraf arbitrair
te bepalen. De (impliciete) vooronderstellingen van de onderzoeker zorgen op deze manier niet voor
een negatieve beïnvloeding van het verkregen eindresultaat voorafgaand het feitelijk onderzoek. De
samenstelling van de onderwerpen kan hierdoor plaatsvinden op basis van de statistische en
inhoudelijke significantie van de onderzoeksresultaten. De onderzoeksvraagstelling en de
onderzoekshypothesen kunnen zo dus getoetst worden aan het bronnenbestand. Op
methodologisch vlak is dit een enorm voordeel in vergelijking met conventionele software zoals
Mallet. Maar ook incorporeert AntConc de historische dimensie veel accurater in vergelijking met
softwareprogramma’s zoals Mallet. Deze laatste past de probabiliteitsmethode toe (Cfr. supra),
waarbij de woorden willekeurig gedistribueerd worden over het gehele tekstcorpus. Hierdoor wordt
het achterhalen van de chronologische ontwikkeling echter problematisch. Maar deze problematiek
is echter niet van toepassing op het programma AntConc, aangezien er fundamenteel vertrokken
wordt vanuit een benadering die wel deze historische en chronologische dimensie in achting neemt.
Daarnaast kunnen de onderzoeksresultaten beter, en op een gebruiksvriendelijkere wijze verwerkt
worden. Hierbij bevat AntConc ook een coherente en transparante tutorial en handleiding. Deze
methodologische en praktische overwegingen maken van AntConc het meest geschikte
softwareprogramma voor de comparatieve analyse die in dit onderzoek centraal staat.
3.1.4 Voorbeeldstudies en modellen
Ondanks het feit dat deze methodologie recent ontwikkeld werd, werden er al zeer indrukwekkende
resultaten verkregen met de toepassing ervan. Deze methode is uiterst geschikt voor de analyse van
krantenbestanden vanwege het feit dat kranten een hoge continuïteit vertonen en periodiek
verschijnen. Hierdoor kan de chronologische ontwikkeling van de interne onderwerpen goed in kaart
gebracht worden. Daarnaast bevatten kranten coherente en gedefinieerde onderwerpen, zoals
bijvoorbeeld binnenlandse politiek, sportberichtgeving en dergelijke meer. Deze afgebakende
onderwerpsgroepen faciliteren het detecteren van de onderliggende patronen.
63
Een voorbeeldmodel hoe deze krantenstudies wetenschappelijk en academisch verantwoord
uitgevoerd kunnen worden is de studie van Sharon Block.202 Deze studie paste de methodologie van
topic-modeling toe op het krantenbestand van The Pennsylvania Gazette. Centraal in deze studie
stond het gedigitaliseerde bronnenbestand van de krant voor de periode 1728-1800. Door middel
van topic-modeling konden zo de structurele, inhoudelijke patronen gedetecteerd worden op lange-
termijn. Op basis hiervan werden de kernonderwerpen samengesteld en geclassificeerd. Voor The
Pennsylvania Gazette betrof het voornamelijk onderwerpen zoals religie, economie en handel samen
met de 18de eeuwse politieke ontwikkelingen. De evolutie van deze onderwerpsgroepen vertoonden
naast evidente ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld een toegenomen frequentie van het onderwerp
politiek tijdens de Amerikaanse Revolutie, ook zeer verrassende resultaten. Zo namen de discussies
omtrent religie en misdaad aanzienlijk af doorheen de 18de eeuw. Deze bevindingen stimuleerden
verder onderzoek, beide kwantitatief en kwalitatief, in voordien onderbelichte historische aspecten.
Het illustreerde treffend de meerwaarde van deze methodologie.
3.2 Methodologische toepassing Centraal staat hier de ontwikkeling van de methodologische benadering topic-modeling, toegepast
op de specifieke onderzoeksomstandigheden van de verzetspers. Er werd met andere woorden een
analytisch model samengesteld specifiek voor de clandestiene pers. Dit model kan echter, mits enige
modificaties, ook dienen voor andere brontypes en historiografische onderzoeken. Het
softwareprogramma dat hierbij werd toegepast was, zoals vermeld, AntConc.203 Ondanks de
ontwikkeling van deze nieuwe methodologie, werd dit soort van analyse nauwelijks of niet toegepast
op de specifieke context van de verzetspers. Er bestaat echter wel al een relatief sterke
methodologische traditie omtrent de meer reguliere pers (Cfr. de voorbeeld studie supra), maar een
concreet model dat de gevoeligheden van de verzetspers in achting neemt is een zeer innovatieve
benadering.
Een cruciale divergentie tussen beide perstypes is onder meer de temporele dimensie. Conventionele
benaderingen selecteren vaak een krantencorpus dat zich uitstrekt over vele decennia, om op deze
manier de ontwikkelingen op lange termijn te analyseren. Hierbij worden andere elementen en
factoren in achting genomen, zoals onder meer de betekenisverandering van bepaalde begrippen en
woorden. Bij een analyse van de verzetspers weegt deze temporele factor minder sterk door,
aangezien de tijdsbestek aanzienlijk korter is. Door de Duitse repressie en de relatief kortstondige
tijdsperiode is er veel minder continuïteit in het tekstcorpus aanwezig. Daarnaast ligt de focus bij de
verzetspers ook op een beperkt aantal zeer specifieke onderwerpen. Hierdoor is expertise en inzicht
in de materie cruciaal om zinvolle resultaten te bekomen. Bij conventionele analyses van de pers via
topic-modeling zijn de onderwerpen enorm gevarieerd. Daarnaast kan er bij de conventionele pers
ook meer context- en achtergrondinformatie achterhaald worden over de auteurs, de redactie en de
uitgeverij. Voor de verzetspers is dit vaak problematisch vanwege haar anonieme en clandestiene
aard. Kwalitatief is de verzetspers ook vaak beperkter ten opzichte van de contemporaine pers,
aangezien de materiele, praktische en logistieke situatie problematisch was. Deze lagere kwaliteit
heeft een impact op de digitalisering en de tekstverwerking via het OCR-procedé (Cfr. Supra). Deze
specifieke context moet verwerkt worden in een analyse via topic-modeling om op deze wijze
202
Block S. Tales from the vault: doing more with digitalization. In: Common Place, vol 6 nummer 2, 2006, p 1-8. 203
Voor een exhaustieve tutorial en gebruiksaanwijzing zie: http://www.laurenceanthony.net/software/antconc/
64
optimale onderzoeksresultaten te verkrijgen. Het tekstcorpus achteloos kan niet simpelweg
geïntroduceerd worden in het methodologisch softwareprogramma, zonder onder meer deze
parameters in achting te nemen.
Een bijkomend element is het aantal auteurs en de continuïteit van het auteurschap van een bepaald
tekstcorpus. Indien een specifiek corpus werd geproduceerd door één auteur over een lange periode,
dan vertoond het discours doorgaans een zeer hoge coherentie en een sterke continuïteit. Zulk een
situatie is ten zeerste voordelig voor de interpretatie van een bepaald discours en voor de analyse
van de lange-termijn evolutie ervan. Deze situatie is van toepassing voor de verzetskrant Actualité de
R.A.F. Het bronnenbestand werd namelijk samengesteld door één auteur: Edmond Dumont. Het kan
echter ook voorkomen dat meerdere auteurs aan de basis liggen voor de samenstelling van een
tekstcorpus. Deze situatie kan de interpretatie en analyse van de onderzoeksresultaten bemoeilijken,
indien de verschillende auteurs structureel afwijken van elkaar in het gehanteerde discours. Deze
situatie wordt echter problematischer indien er geen continuïteit is wat betreft de groep auteurs.
Indien bepaalde groep auteurs bijvoorbeeld na enkele jaren vervangen werden door andere auteurs,
dan heeft dit implicaties voor het structurele samenhang van de tekstcorpus. Deze situatie is van
toepassing voor de verzetskrant Indépendance. Aan de samenstelling van deze corpus werkten
diverse verschillende auteurs, die niet allen actief waren bij de aanleg van het corpus voor de gehele
periode. Deze factor dient ook in achting genomen worden bij de analyse van de
onderzoeksresultaten. Drastische verschuivingen in het discours kunnen zo verklaard worden door
interne verschuivingen op het gebied van auteurschap, en niet door externe
(oorlogs)gebeurtenissen. Het detecteren van de verschillende auteurs kan in de context van de
verzetspers, en de daaraan verbonden anonimiteitskwestie, in bepaalde gevallen problematisch zijn
om vast te stellen (cfr Supra.).
3.2.1 Samenstelling van een stoplist
Een eerste cruciale stap is de samenstelling van een correcte en omvattende stoplist. Dit is een
samenstelling van een selectie van woorden die bewust niet in achting worden genomen in de
analyse. Deze woorden worden beschouwd als een ruis die een negatieve impact heeft op het
onderzoekresultaat. Deze veelvoorkomende woorden bieden weinig tot geen toegevoegde
informatie en geven vanwege hun frequentie een vertekend beeld van de interne woordverbanden
van een tekstcorpus. Woorden zoals ‘le’, ‘des’, ‘plus’ bieden contextinformatie bij een kwalitatieve
benadering, maar voor een analyse via topic-modeling moeten dit soort bijwoorden, lidwoorden en
dergelijke meer uit het corpus verwijderd worden. Indien dit niet efficiënt en allesomvattend wordt
uitgevoerd, zal het onderzoeksresultaat indiceren dat de meest relevante woordverbanden relatief
betekenisloos zijn. Het doel is om op deze wijze de meerwaarde van de cruciale woorden en
begrippen te vergroten, en zo de essentie van de tekst beter te distilleren. Het is vereist om een
stoplists te creëren die specifiek ontworpen is voor het soort tekst, waarbij factoren zoals taal,
context en andere specifieke kenmerken in achting genomen worden (Cfr. Infra). In de toepassing
van een stoplist kan overigens gebruikt gemaakt worden van bestaande initiatieven en
hulpmiddelen. Het Snowball-project biedt bijvoorbeeld diverse taalkundige algoritmes en
65
samengestelde stoplists voor diverse verschillende talen.204 Het blijft echter wel van essentieel
belang om de gehanteerde stoplists aan te passen aan de specifiek context van het tekstcorpus.
Voor de specifieke situatie van de verzetspers moeten hierbij enkele cruciale factoren in achting
genomen worden. In deze analyse staan twee Franstalige verzetskranten centraal, namelijk: Actualité
de R.A.F. en Indépendance. Om zoveel mogelijk overbodige woorden (ruis) te elimineren wordt er in
dit opzicht gewerkt met twee verschillende stoplists. Beide stoplists bevatten grotendeels dezelfde
Franstalige woorden, maar het is toch cruciaal om met twee afwijkende woordlijsten te werken om
een zo correct mogelijk onderzoeksresultaat te verkrijgen. Beide lijsten bevatten namelijk specifieke
woorden die an sich belangrijk zijn, maar in hun respectievelijke context een vertekend beeld
veroorzaken. Het woord ‘Indépendance’ werd bijvoorbeeld toegevoegd aan de stoplist voor de
verzetskrant Indépendance. Indien er gewerkt werd met één gezamenlijke stoplist, dan zorgde dit
woord ofwel voor een overvloed aan woordrelaties vanwege de benaming van de krant, ofwel
zouden er cruciale woordverbanden ontnomen worden van de verzetskrant Actualité de R.A.F.205
Een cruciale opmerking is de behandeling van veelvoorkomende maar toch cruciale begrippen en
woorden. Een specifiek voorbeeld voor de verzetspers is de persoon Adolf Hitler. De tekstcorpus is
doordrongen met verwijzingen naar Adolf Hitler, wat van deze figuur een centrale figuur in het
narratief maakt. De persoon Adolf Hitler is dus cruciaal om de essentie van de tekst te achterhalen.
Maar, indien de onderzoeksresultaten dit aanwijzen, kan de benaming ‘Adolf Hitler’ een verstorende
factor zijn in de woordverbanden vanwege de kwantitatieve significantie van deze benaming. ‘Adolf
Hitler’ kan namelijk omnipresent zijn in de gehele tekst en dus in quasi alle onderwerpen (topics).
Indien dit concept significante resultaten vertoont voor alle topics, dan verliest dit veelvoorkomende
concept zijn onderzoekswaarde. Zulke verstorende factoren zijn problematisch te detecteren, en
moeten in het geval van verzetspers casus per casus geanalyseerd worden. Voor de twee
verzetskranten die hier geanalyseerd werden, werd er alsnog geopteerd om alomtegenwoordige
concepten zoals ‘Adolf Hitler’ te behouden vanwege de significantie ervan. Maar het potentiële
gevaar voor verstoring van het onderzoeksresultaat is reëel, en het is vereist dat de onderzoeker
stilstaat bij zulke factoren, en de overweging aftoetst aan het onderzoeksresultaat.
Zoals vermeld is het tijdsbestek en de temporele omvang een minder cruciale factor bij de analyse
van de verzetspers vanwege de korte periode waarin de clandestiene pers actief was.206 De
(potentiele) betekenisverschuiving van bepaalde begrippen en woorden is relatief stabiel voor een
tijdspanne van circa vijf jaar. Een andere cruciale factor is een (potentiele) kwalitatief slechte
woordverwerking via het OCR-procedé en de digitalisering van de initiële bronnen. Hierdoor kunnen
de ongeïdentificeerde tekens geconverteerd worden in afwijkende woorden, of zelfs betekenisloze
tekens. Deze verstorende elementen kunnen gedetecteerd en structureel gecorrigeerd worden via
de zoekfuncties van het softwareprogramma AntConc.
Wat betreft de Franse werkwoorden werd er in deze analyse geopteerd voor een omvattende lijst
van de frequent voorkomende werkwoorden die relatief weinig meerwaarde aanbieden voor de
204
Cfr. voor meer informatie omtrent het Snowball-project wordt er doorverwezen naar de officiële website: http://snowball.tartarus.org/texts/introduction.html 205
Cfr. Bijlage 1 voor de convergerende woorden uit beide stoplists. Deze stoplist kan een algemene stoplist vormen voor onderzoek naar Franse (verzets)kranten. Hierbij moet de specifieke context wel verwerkt worden in deze algemene stoplist. 206
Block S. Tales from the vault: doing more with digitalization. In: Common Place, vol 6 nummer 2, 2006, p 1-8.
66
interne woordverbanden. Ondanks het feit dat werkwoorden zoals ‘être’ en ‘aller’ cruciaal zijn voor
een kwalitatieve analyse, vormt de kwantitatieve frequentie van de werkwoorden voor een analyse
via topic-modeling een verstorende factor. De stoplist werd voor deze gevallen de voorzien van alle
vervoegingen van de meest courante werkwoorden (Cfr. Bijlage 1). In bepaalde gevallen kan er
echter wel geopteerd worden om significante en betekenisvolle werkwoorden te behouden. Een
concreet voorbeeld hiervan is een werkwoord met meerdere betekenissen zoals ‘pouvoir’. In het
opzicht van de onderzoeksresultaten van de hier geanalyseerde verzetskranten werd echter toch
geopteerd om bepaalde vormen van dit werkwoord te integreren in de stoplist.
Een potentieel verstorende factor kan de introductie van anderstalige elementen en passages zijn.
De geïmplementeerde stoplists zijn namelijk specifiek geconstrueerd voor Franstalige teksten,
waardoor bijvoorbeeld Duits- of Engelstalige stopwoorden niet systematisch verwijderd werden uit
de tekst. Dit kan een vertekend beeld creëren van de interne woordverbanden. Dit is echter niet van
toepassing voor de hier geanalyseerde verzetskranten, aangezien deze kranten quasi uitsluitend
Franstalige woorden gebruiken.
3.2.1.1 Praktische uitwerking via AntConc: het invoegen van de stoplist
Centraal staat de praktische uitvoering van de voorgaande, meer theoretische stappen die de
concrete uitwerking ervan voorafgaan. Een samengestelde stoplist kan geïntroduceerd worden in het
softwareprogramma AntConc via het menu ‘Tool preferences’. Daarna dient de optie ‘word list’
geselecteerd te worden, waarop er dan via de optie ‘use a stoplist below’ de specifieke stoplist kan
worden geselecteerd.
3.2.2 Het achterhalen van woordverbanden: Clusters/N-grams
Het achterhalen van de interne woordverbanden en -relaties is een cruciale stap in de topic-
modeling methodologie. N-grams is een statistische methode die gebruikt wordt in het achterhalen
van woordenverbanden in tekstcorpora. Het analyseert een woordsequenties binnen een bepaalde
tekstuele framework. Via deze stap worden de meest significante woordverhoudingen achterhaald.
Deze woordrelaties weergeven het dieperliggende discours dat in de tekst verwerkt is. Zo biedt deze
67
methodologie onderzoeksmogelijkheden en -resultaten die niet deduceerbaar zijn via een
kwalitatieve lezing van de bronnen. Het eindresultaat kan de bestaande wetenschappelijke
opvattingen op deze wijze toetsen, verwerpen, nuanceren of zelfs wijzen op geheel innovatieve
onderzoeksmogelijkheden. Na de toepassing van een samengestelde stoplist, is de overbodige ‘ruis’
aan woorden uit de tekst gezuiverd. Hierdoor resteren enkel de meest betekenisvolle woorden
waardoor het mogelijk wordt om de essentiële woordverbanden te distilleren. Deze stap vormt de
fundering voor de samenstelling van de onderwerpen (topics) die in een latere fase uitgevoerd zal
worden.
Zo bieden de resultaten in een latere fase om de tekst op een diepgaandere manier te benaderen.
Via deze methodologie kan er op een gerichte manier gezocht worden naar de essentiële
onderzoeksonderwerpen van het tekstcorpus. Dankzij de toepassing van het softwareprogramma
AntConc kan de onderzoeker zo het onderzoek richting geven bij de samenstelling en de achterhaling
van de topics op basis van de eigen expertise.
Concreet resulteert deze stap in het verkrijgen van de meest significante interne woordrelaties van
het tekstcorpus. De parameters worden correct afgesteld op basis van de specifieke situatie van het
bronnenmateriaal waarmee gewerkt wordt. In conventionele krantenonderzoeken worden vaak
tekstcorpora gehanteerd van circa 1.000 bestanden (edities). Een groot aantal tekstbestanden is in
dit geval vereist om statistisch significante resultaten te verkrijgen. Dit komt omdat conventionele
kranten zeer gevarieerde onderwerpen bevatten. Een bepaalde krant bespreekt doorgaans diverse
lokale, nationale en zelfs internationale berichtgevingen. Het aantal recurrente en stabiele
onderwerpen zou, statistisch gezien, geen significant onderzoeksresultaat opleveren met een
beperkte hoeveelheid teksten. In het geval van verzetskranten is dit echter (doorgaans) niet het
geval. Verzetskranten zijn kwantitatief gezien beperkter en kennen een lagere continuïteit, maar het
aantal onderwerpen die besproken worden in de tekst zijn zeer specifiek en zeer nauw verbonden.
Hierdoor kan er met een kwantitatief beperktere tekstcorpus toch statistisch gezien zeer significante
onderzoeksresultaten verkregen worden. Het tekstcorpus waarmee gewerkt wordt voor de twee
verzetskranten Indépendance en Actualité de R.A.F. bedragen respectievelijk 17 tekstbestanden (4 à
8 bladzijden per editie) en 152 tekstbestanden (1 a 3 bladzijden per editie). Met deze kwantitatief
afwijkende hoeveelheid aan tekstbestanden, kunnen vanwege de specifieke aard van verzetskranten
toch statistisch significante resultaten verworven worden.
Indien de methodologie topic-modeling wordt toegepast op een bronnenbestand dat zich uitstrekt
over een zeer lange-termijnperiode dan is het cruciaal dat de potentiële betekenis- en
begripsveranderingen in achting worden genomen. Zo kunnen bijvoorbeeld bepaalde begrippen uit
het negentiende-eeuwse segment van een tekstcorpus fundamenteel van betekenis verschillen van
hetzelfde begrip in een recentere tekstuele context. Dit soort van inhoudelijk onderscheid kan enkel
gemaakt worden door de wetenschappelijke onderzoeker, waardoor het cruciaal is deze factor mee
te verwerken in deze analyse. Dezelfde redenering is van toepassing indien topic-modeling wordt
toegepast voor een comparatieve analyse van tekstcorpora uit een verschillende linguïstische of
geografische context. Vertalingen van een bepaald woord, of een woord in dezelfde taal, kan
fundamenteel verschillen que inhoud en betekenis naargelang de specifieke context. Bijvoorbeeld
een comparatieve analyse van Nederlandstalige, vroegmoderne pamfletten moet de verschillende
geografische contexten en de verschillende dialecten mee in achting nemen. Aangezien het voor
deze studie tekstcorpora betreft die beperkt zijn tot één specifieke regio, Henegouwen, en één
68
specifiek periode, de tweede wereldoorlog, spelen deze factoren minder zwaar door op de analyse
van de onderzoeksresultaten.
3.2.2.1 Het vaststellen van de onderzoeksparameters
Om de essentiële woordverbanden te achterhalen moeten allereerst de parameters correct
vastgesteld worden. Het is cruciaal dat deze onderzoeksparameters nauw uitgebalanceerd worden
om zo ‘zuiver’ mogelijke onderzoeksresultaten te verkrijgen, en om zoveel mogelijk ruis uit de
woordrelaties te elimineren. De afstelling van parameters is verschillend voor elke specifieke casus.
Het hangt af van een aantal factoren, zoals onder meer het onderzoeksdoel, het kwantitatieve aantal
aan woordconnecties dat gewenst is, en de specifieke kwantiteit en context van het tekstcorpus. Het
softwareprogramma AntConc werkt met de volgende onderzoeksparameters.
De eerste parameter is de ‘cluster size’. Deze parameter bepaald het minimum- en maximumaantal
verbanden tussen woorden waarnaar gezocht wordt. Indien het minimumaantal vastgesteld wordt
op vijf, dan impliceert dit concreet dat er gezocht wordt naar de statistisch meest significante
woordverbanden tussen minstens vijf verschillende woorden. Dezelfde redenering geldt voor het
maximumaantal, maar het verschil is dat er via deze parameter een maximum wordt opgelegd op het
aantal woorden waarnaar gezocht wordt. Voor de verzetskrant Indépendance is, vanwege de
kwantitatieve omvang van het tekstcorpus, de meest optimale ‘cluster size’ parameter drie voor het
minimumaantal en vijf voor het maximumaantal. Een parameterhoeveel die groter is dan vijf zou te
vage en te ruime onderzoeksresultaten opleveren. Maar een minimumparameter van twee levert
aanzienlijk significantere resultaten op voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. Dit wordt mede
veroorzaakt door de kwantitatieve verschillen in de hoeveelheid tekstbestanden, en de interne
structuur van de tekstcorpora.
Daarnaast is er de parameter ‘minimum frequency’. Via deze optie kan het minimumaantal bepaald
worden voor hoe frequent het woord minimum moet voorkomen in de gehele tekstcorpus. Woorden
die sporadisch of zelfs éénmalig in het tekstcorpus voorkomen kunnen vaak statistisch significante
resultaten weergeven, zonder echt inhoudelijk significant te zijn. Dit fenomeen kan hiermee
vermeden worden. Aangezien het kwantitatief aantal tekstbestanden relatief klein is voor de
verzetskrant Indépendance een ‘minimum frequency’ van twee optimaal. Het tekstcorpus van de
krant Actualité de R.A.F. is echter uitgebreider, waardoor een ‘minimum frequency’ van drie in dit
geval optimaler is.
De laatste onderzoeksparameter is de ‘minimum range’. Deze parameter laat toe om te selecteren in
hoeveel verschillende tekstbestanden een bepaalde woord moet voorkomen. Het kan bijvoorbeeld
voorvallen dat in één artikel van één bepaalde editie van een verzetskrant een specifiek woord zeer
frequent gebruikt wordt, maar echter niet gebruikt wordt in de andere edities van de krant. Het
woord werd dus in feite exclusief éénmalig gebruikt. Hierdoor is dit specifiek woord, en de daaraan
verbanden woordrelaties, misschien wel statistisch relevant aangezien het frequent gebruikt werd,
maar niet representatief en inhoudelijk relevant voor het gehele tekstcorpus. Op deze manier
kunnen deze verstorende elementen vermeden worden. Op basis van de kwantitatieve hoeveelheid
van verschillende tekstbestanden is het meest optimale cijfer voor beide verzetskranten in dit geval
twee. Indien deze parameter verhoogd wordt, dan zou dat voor deze casus te veel significante
woordrelaties elimineren.
69
3.2.2.2 Praktische uitwerking via AntConc: Clusters/N-gram analyse
Indien deze theoretisch-methodologische redeneringen worden omgezet in de praktische uitvoering
ervan dan zijn de volgende stappen essentieel. Nadat de stoplist werd ingevoerd, moet de
tekstcorpus van beide verzetskranten individueel, met elk hun specifieke stoplist, geanalyseerd
worden. Via het menu ‘file’ kan de optie ‘open file(s)’ geselecteerd worden om zo de gewenste
tekstbestanden in te voeren. Daarna moeten de correcte parameters worden ingevoerd via het
tabblad ‘Clusters/N-grams’ en moet de optie ‘N-grams’ geselecteerd worden. De
onderzoeksresultaten die op deze wijze verkregen zijn worden het best geëxporteerd naar een
tekstbestand via het menu ‘file’.
Bovenstaande afbeelding geeft de onderzoeksresultaten weer voor de verzetskrant Indépendance.
Deze lijst indiceert de meest significante woordrelaties van het gehele tekstcorpus. Ze worden
geordend met bovenaan de meest frequentste verbanden. Daarnaast worden ook de absolute
frequentie aangegeven, alsook de ‘range’ oftewel het aantal verschillende tekstbestanden waarin de
specifieke connectie in voorkomt. De onderzoeksresultaten voor de verzetskranten Indépendance en
Actualité de R.A.F. werden bijgevoegd als respectievelijk bijlage twee en bijlage drie. De diepere,
inhoudelijke analyse volgt in een latere fase van het onderzoek (Cfr infra).
De onderzoeksresultaten worden op deze wijze doorzocht naar de meest significante en frequente
woordclusters. Op basis van de resultaten werd er voor de absolute frequentie van de verzetskrant
Indépendance teruggegaan tot en met vijf. De onderzoeksresultaten waren statistisch en inhoudelijk
niet relevant indien dit cijfer lager werd vastgesteld. Maar voor de verzetskrant Actualité de R.A.F.
werd dit cijfer vastgesteld op tien, om zo de meest optimale en significante onderzoeksresultaten te
bekomen. De resultaten zijn namelijk niet significant indien dit cijfer lager wordt vastgesteld. De
70
methodologisch afwijking tussen beide verzetskranten kunnen mede verklaard worden door de
kwantitatieve verschillen tussen beide tekstcorpora.
De woordclusters in deze lijst vormen het eerste concrete onderzoeksresultaat van een analyse via
topic-modeling. De interne woordverbanden van een tekstcorpus kunnen zo op een diepgaande en
efficiënte manier gedistilleerd worden. Het geeft treffend het dominante discours weer van een
bepaalde tekst. Ondanks het feit dat de tekst geaggregeerd werd, staat het softwareprogramma
AntConc de mogelijkheid toe om elke woordcluster individueel doorheen alle tekstbestanden van het
corpus op te zoeken. Deze zoekfunctie kan uitgevoerd worden via het tabblad ‘Concordance’. Op
deze wijze kan er zeer efficiënt gezocht worden naar specifieke termen in een enorme hoeveelheid
bronnen. Het is dus mogelijk om de specifieke context te benaderen van het woordgebruik van elke
individuele term in de historische bron. Zo kunnen de woordrelaties geverifieerd worden, en kunnen
eventueel meerdere toegevoegde woordrelaties ontdekt worden die potentieel significant zijn. Hier
wordt in een volgende fase verder op ingegaan (Cfr. het segment over Collocate).
Onderstaande foto geeft een voorbeeld weer hoe de contextuele woordinformatie achterhaald kan
worden via de functie ‘Concordance’. Hierbij werd er gezocht naar de specifieke en inhoudelijk zeer
significante woordcluster ‘du parti communiste’. Het resultaat geeft alle voorvallen weer waarbij
deze woordcombinatie doorheen het gehele tekstcorpus gebruikt werd. Op deze wijze kan de
tekstuele context geanalyseerd worden, en op basis hiervan kan de woordcluster correct
geclassificeerd worden onder een passende topic. In dit geval kan dat bijvoorbeeld de topic
‘socialisme en communisme’ zijn. Via deze zoekfunctie kunnen de dieperliggende woordrelaties
geverifieerd worden, en kan er gezocht worden naar verdere woordclusters of individuele termen.
Dit soort van (tijds)efficiënte analyses zijn praktisch en methodologisch bemoeilijkt wanneer een
omvangrijk tekstcorpus benaderd wordt vanuit een kwalitatieve lezing van de individuele bronnen.
71
3.2.3 Het achterhalen van de interne topics: de ‘Collocate’ functie
De woordclusters vormen het fundament voor de samenstelling van de initiële woordgroepen, op
basis waarvan er gezocht wordt naar de onderliggende onderwerpen (topics) van het tekstcorpus. De
meest significante termen van het tekstcorpus worden in logisch en verwante topicgroepen
geclassificeerd. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat indien de onderzoeksresultaten indiceren dat
woorden zoals ‘patrie’, ‘roi’, ‘belge’ en dergelijke meer frequent voorkomen in de woordclusters, dat
deze logischerwijze geclassificeerd kunnen worden onder een topic zoals bijvoorbeeld ‘Patriotisme
en nationalisme’. De specifieke woorden kunnen onderdeel uitmaken van meerdere topics,
aangezien de inhoud en betekenis van bepaalde woorden afhangt van de tekstuele context. De
woordelijke inhoud van deze topic kan daarop geverifieerd en gecorrigeerd worden via de ‘collocate’
functie. Het doel is het achterhalen van de meest correcte en representatieve topics en
woordinhouden die de essentie van het tekstcorpus en de daarin besproken onderwerpen
reflecteren.
De onderzoeksfunctie ‘Cluster/N-grams’ verschilt fundamenteel met de ‘Collocate’ functie. Zoals
vermeld wordt er met de eerste functie gezocht naar de directe woordrelaties tussen specifieke
woorden in een tekstcorpus. Hierbij staat het direct verband tussen meerdere begrippen centraal. De
woorden die aan de hand van deze functie een statistisch significant resultaat vertonen, zijn direct
met elkaar verbonden in de tekstbestanden. De reikwijdte van dit verband kan aangepast worden
aan het specifieke bronnenbestand. In dit geval werd de maximale afwijking vastgesteld op vijf. Een
afwijking die groter zou zijn, zou woorden aan elkaar verbinden die in de realiteit inhoudelijk te
weinig connectie bevatten. Maar de functie ‘Collocate’ vertrekt vanuit een fundamenteel
72
verschillend vertrekpunt. Het doel is hier niet het achterhalen van de directe woordrelaties, maar het
achterhalen van het discours omtrent de achterliggende onderwerpen, of de topics, van de
tekstcorpora. Deze verschillen in doelstelling heeft significante implicaties voor de benadering van
het tekstbestand. De auteur(s) van een tekstueel discours kunnen namelijk specifieke woorden met
elkaar verbinden naargelang ze deel uitmaken van hetzelfde discours omtrent een
gemeenschappelijk onderwerp. De auteur kan bijvoorbeeld het begrip ‘Führer’ gebruiken alsmede
het begrip ‘Nazis’ wanneer er gesproken wordt over de Duitse bezetter. Deze woorden zijn dus
verbonden met elkaar door middel van de topic ‘Duitse bezetter’. Maar de onderzoeksfunctie
‘Cluster/N-grams’ kan dit contextueel verband niet achterhalen indien deze begrippen niet direct
met elkaar verbonden zijn in de tekst. Enkel wanneer de begrippen direct naast elkaar in een zin
verwerkt werden, zou dit verband gedetecteerd worden. Om dit complex verband, namelijk het
gemeenschappelijk onderwerp, te achterhalen wordt de onderzoeksfunctie ‘Collocate’ toegepast.
Er wordt via deze functie dus gezocht naar statistisch en inhoudelijk sterke connecties tussen
specifieke woorden en het gemeenschappelijk onderwerp dat deze woorden onderling verbindt. De
sterkte van dit statistisch verband kan uitgedrukt worden in diverse verschillende maatstaven. De
meest frequente is de zogenaamde ‘Mutual Information’ of MI-maatstaf. Deze maatstaf drukt de
graad van de frequentie uit van het samen voorkomen van de geselecteerde woorden. Het meet met
andere woorden de significantie van de associatie tussen bepaalde specifieke woorden. De maatstaf
is gebaseerd op het aantal keren dat de geselecteerde woorden samen voorkomen in de tekst, ten
op zichtte van het individueel en afgescheiden voorkomen van dezelfde woorden.
De tweede maatstaf is de T-score. Deze maatstaf is beter geschikt om kleinere tekstcorpora
statistisch te graderen. Hier wordt niet de sterkte van de associatie gegradeerd, maar de credibiliteit
van de bewering dat er een verband is. De MI-score gradeert de associatie in absolute termen, terwijl
de T-score het verband gradeert is relatieve termen. De maatstaf T-score is dus een optimale
maatstaf voor tekstbestanden met een lagere frequentie. Als vuistregel wordt voor dit onderzoek
een minimumscore van 1.0 beschouwd als een statistisch significante associatie (Cfr. Infra).
Deze stap in het onderzoeksproces is cruciaal in het achterhalen van topics in tekstcorpora via de
software AntConc. Andere softwareprogramma’s die gehanteerd worden voor de topic-modeling
methodologie, zoals onder meer Mallet, verrichten deze stap quasi automatisch zonder de expertise
en de inbreng van de individuele onderzoeker te consulteren. Het algoritme indiceert hierbij de
kwantitatief en statistisch meest significante relaties, zonder te analyseren of deze resultaten ook
inhoudelijk significant of zelfs logisch zijn. Vandaar dat er geopteerd werd voor het programma
AntConc, aangezien er zo op een zeer gerichte en inhoudelijke wijze gezocht kan worden naar de
essentiële en relevante woord- en topicverbanden. De wetenschappelijke meerwaarde wordt op
deze wijze aanzienlijk verhoogt. Zo kan het wetenschappelijk onderzoek afgestemd worden op de
initiële vraagstelling die fundamenteel is voor elk onderzoek. De historicus neemt met andere
woorden het heft in handen, en wordt niet geleidt door het algoritme van het statistisch model.
Op basis van de onderzoeksresultaten die verkregen werd door de analyse van de woordclusters de
volgende woordgroepen samengesteld. De samenstelling werd gebaseerd op de logische, interne
connecties tussen deze begrippen, en op basis van de literatuur en de expertise van de
verzetsgeschiedenis. Onderstaande tabellen geeft deze initiële woordgroepen en topics per
verzetskrant weer.
73
De initiële woordgroepen en topics voor de verzetskrant Indépendance
1. Patriotisme / nationalisme a. Belg* b. Nation* c. Patri* d. Pays e. Peupl* f. Population*
2. verzet a. collectiv* b. courag* c. défen* d. ennem* e. envahiss* f. front de l’in* g. front int* h. liber* i. lut* j. occup* k. oppo* l. organ* m. partisan* n. resist* o. sabot* p. victo*
3. socialism en communisme a. classe* b. communis* c. entrepris* d. ouvrièr* e. social* f. solidar* g. syndic* h. travail* i. u.t.m.i*
4. oorlogsgebeuren a. allié* b. armé* c. assaut* d. axe e. bomb* f. champ g. comba* h. force* i. front de l’e* j. front* k. guerr* l. machine* m. militai*
n. russ*
5. Bezetting en collaboratie a. Bandit* b. Collabo* c. Ennemi d. Fasc* e. Gestapo f. Hitléri* g. Industriel* h. Naz* i. Ordre n* j. polic* k. Rex* l. Traîtr* m. V.n.v*
6. Economie a. Aliment* b. Charbon* c. Consomm* d. Écono* e. Fabri* f. Fer g. Finan* h. Matér* i. Métal* j. Produ* k. Ressourc* l. Tonne* m. Usine*
7. oorlogsleed a. Abri b. Assass* c. Atroce* d. Brutal* e. Déport* f. Faim* g. Fusil* h. Martyr* i. Misèr* j. Mort* k. Mour* l. Oblig* m. peur n. Répres* o. Soulèv* p. Tortu* q. Tyran*
74
De classificatie van deze begrippen is gebaseerd de verwantschappen en de logische verbanden
tussen deze respectievelijke woorden. Voor de categorie ‘Patriotisme / nationalisme’ betreft het
statistisch significante begrippen die in de context van een nationalistisch discours gesitueerd
kunnen worden. De categorie ‘verzet’ bevat begrippen die allen gerelateerd kunnen worden aan het
voeren van verzet ten opzichte van de Duitse bezetter. Dezelfde redenering werd ook toegepast voor
begrippen die eventueel elders geclassificeerd kunnen worden, zoals onder meer ‘défen*’ (Cfr. infra
voor de verklaring achter deze asterisk). Deze begrippen werden alsnog opgenomen in de initiële
categorie vanwege hun tekstuele context en de impact voor het verzet. Ook belangrijk is het concept
‘Front de l ’Indépendance’ aangezien dit een cruciale communistische verzetsbeweging was tijdens de
bezetting. Het concept werd geïntegreerd onder de noemer ‘front de l’ind*’ om zo misrepresentaties
van het concept te vermijden. Indien enkel het woord ‘Front’ of ‘Indépendance’ werd
geïncorporeerd, dan zou het onderzoeksresultaat te vaak verwijzingen integreren naar het woord
‘Indépendance’ in een andere tekstuele context. Hierbij wordt ook het concept ‘Front intérieur’
opgenomen onder deze categorie, aangezien deze term statistisch en inhoudelijk ten zeerste van
belang was voor het verzet. De derde categorie werd samengesteld op basis van begrippen die
verbonden zijn aan de ideologische stroming en het discours van de linkerzijde van het politiek
spectrum. De categorie ‘oorlog’ bevat daarnaast woorden die een zeer duidelijke connectie hebben
met oorlogsterminologie. Het woord ‘Est’ werd hierbij gevoegd wegens de statistisch sterke relatie
met het oorlogsbegrip ‘front’. ‘Est’ wordt in deze tekstuele context dus geïnterpreteerd als Oost. Om
eventuele verwarring met gerelateerde begrippen te vermijden werd geopteerd om dit concept te
integreren als ‘front de l’e*’. De vijfde categorie bevat alle evidente woorden verbonden aan de
bezetting en de collaboratie. Het concept ‘ordre nouveau’ werd hier als coherent geheel gevoegd,
aangezien beide woorden individueel een andere betekenis kunnen aannemen, en de betekenis van
dit concept ten zeerste significant is voor deze categorie. Daarnaast bevat deze categorie de term
‘polic*’ verwijzend naar de politionele macht die in België aanwezig was. De term ‘Police’ en alle
varianten hiervan werden doorgaans gebruikt in een discours dat dit concept in verband brengt met
de collaboratie. Opvallend is hierbij dat het concept ‘industriel*’ onder deze groep geclassificeerd
werd. Dit concept werd voornamelijk gehanteerd in verband met de collaboratie. De zesde categorie
bevat economisch georiënteerde termen. Deze meer economisch-materiële terminologie werd
onderscheden van de meer ideologisch-politieke terminologie van de categorie ‘socialisme en
communisme’, ondanks het feit dat er een sterke verwantschap is tussen beiden. Hierbij moet echter
opgemerkt worden dat ondanks de statistisch sterke resultaten van het begrip ‘million’ het
uiteindelijk niet werd geclassificeerd onder de categorie Economie. Dit komt omdat het woord ook
zeer vaak verschijnt in niet-economische tekstuele contexten, zoals onder meet het discours omtrent
oorlogsslachtoffers of oorlogsverrichtingen. Ten slotte zijn de termen die gehanteerd werden in een
discours over de negatieve consequenties van de oorlog en de bezetting ondergebracht onder de
categorie ‘oorlogsleed’.
Een zeer belangrijke opmerking die bij deze classificatie gemaakt dient te worden is dat de directe
verwijzing naar de persoon Hitler vermeden werd in deze onderwerpsgroepen. De benaming ‘Hitler’
werd namelijk in inhoudelijk te diverse contexten gebruikt om het efficiënt te kunnen classificeren
onder één specifieke categorie. De benaming mag wel statistisch significante resultaten opleveren,
maar inhoudelijk is het vanwege de heterogene tekstuele context een verstorende factor. Maar
opvallend is dat het adjectief ‘hitlérienne’, en alle varianten hiervan, zeer sterke inhoudelijke
75
verbanden vertonen met het onderwerp collaboratie. Hierdoor kan de term ‘hitléri*’ wel
geïntegreerd worden in deze onderwerpsgroepen.
76
De initiële woordgroepen en topics voor de verzetskrant Actualité de R.A.F.
1. Patriotisme / nationalisme a. Aim* b. Belg* c. Chèr* d. Flamands et wallons e. Hero* f. leopold g. Lion* h. Martyr* i. Nation* j. Noble* k. Patri* l. Peuple* m. Roi* n. Union o. Vive
2. religie a. âme b. avenir c. chré* d. ciel* e. dieu f. esper* g. espoir* h. foi i. grâce* j. paix k. paradis l. prier* m. sacr* n. seigneur*
3. bezetting en collaboratie a. assass* b. barbar* c. boch* d. colla* e. crim* f. dictateur*
g. ennemi* h. gestapo i. mensong* j. naz* k. ordre nouv* l. orgueil* m. rage* n. rex* o. teuton* p. trahis* q. traîtr* r. vichy
4. Verzet a. Angl* b. Churchill c. Franc* d. Gaul* e. Libert* f. Triomp* g. Vict*
5. oorlogsgebeuren a. ameri* b. batail* c. bomb* d. front* e. gagn* f. guer* g. mitrail* h. mort* i. russ* j. vain*
77
Wat betreft de classificering van de woordgroepen voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. werd een
gelijkaardige redenering gehanteerd. Voor de eerste categorie ‘Patriotisme en nationalisme’ betreft
het allen statistisch significante termen verbonden aan een nationalistisch discours. Het begrip
‘Union’ werd hierbij geïntegreerd vanwege de sterke relatie met de nationale leuze ‘Union fait la
force’, wat sterk verbonden is aan een nationalistisch discours. De termen ‘Flamands et Wallons’
werd hierbij als coherent geheel geïntegreerd aangezien deze begrippen verwijzen naar een
nationalistisch discours dat in oorlogstijd de regionale identiteitsvorming poogt te overstijgen. Het
samen voorkomen van deze begrippen geeft statistisch gezien zeer sterke resultaten weer. Vandaar
de incorporatie van deze begrippen als geheel. Als tweede categorie kan er een duidelijk religieus-
christelijk discours onderscheden worden, die daarom als dusdanig werd geclassificeerd. Als derde
categorie kunnen begrippen gesitueerd worden die sterk gerelateerd zijn aan de bezetting en de
collaboratie. In een comparatieve vergelijking met de resultaten van de verzetskrant Indépendance
valt op eerste zicht op dat er veel Duitse leidersfiguren een statistisch significant resultaat
opleveren. Dit is de redenering voor de classificatie van deze individuen. De laatste twee categorieën
bevatten beiden duidelijke termen die verbonden zijn aan respectievelijk het verzet en de
oorlogssituatie.
Ook in dit geval werden de directe verwijzingen naar de personen Hitler en Mussolini vermeden in
deze onderwerpsgroepen. De benaming ‘Hitler’ en ‘Mussolini’ werden in inhoudelijk te diverse
contexten gebruikt om het efficiënt te kunnen classificeren onder één specifieke categorie. De
benamingen mogen wel statistisch significante resultaten opleveren, maar inhoudelijk zijn het
vanwege hun heterogene tekstuele context een verstorende factor
Zoals vermeld gebeurde deze initiële samenstelling op basis van de resultaten van de woordclusters,
alsook de contextuele informatie en de bestaande verzetsliteratuur. De logische verbanden tussen
deze woorden kunnen geclassificeerd worden onder de respectievelijke topics. Deze classificatie is
een interpretatie van de onderzoeksresultaten, en is open voor verdere nuancering in een latere fase
van het onderzoeksproces. De topics en de inhoudelijke woorden zullen hierbij geverifieerd worden
op hun significantie en hun classificatie via de ‘collocate’ functie. Het totale aantal topics, en de
inhoud ervan, varieert voor elke individuele krant. Dit is evident, aangezien de tekstcorpora van de
verzetskranten inhoudelijk verschillen van elkaar. Bepaalde begrippen kunnen hierbij tot meerdere
topics behoren. Dit hangt af van de specifieke tekstuele context, maar er dient toch gepoogd te
worden om meerdere classificaties van hetzelfde woord te vermijden. Indien een bepaald woord
overbodig geclassificeerd wordt in meerdere categorieën verliest het begrip haar analytische
meerwaarde en produceert het op deze wijze een vertekend beeld van de behandelde topics.
Nogmaals dient er opgemerkt te worden dat deze initiële woordgroepen open staan voor verdere
nuancering en aanpassing. De woordrelaties zijn gebaseerd op de statistische significantie en de
logische onderlinge verwantschap. De verdere inhoud van deze onderwerpsgroepen of topics zal
geverifieerd worden via de functie ‘Collocate’. Op deze manier zullen de uiteindelijk topics
vastgesteld worden.
Een aanzienlijk deel van de woorden bevat een asterisk-teken (*). Dit teken werd in het woord
geïncorporeerd om de zoekmogelijkheden van de geviseerde begrippen te vergroten. De asterisk
indiceert voor het softwareprogramma AntConc dat de opgegeven letters slechts een deel zijn van
het geviseerde begrip, of dat er varianten van het zelfde begrip in de tekstbestanden aanwezig zijn.
Bijvoorbeeld de input ‘belg*’ werd in de woordenlijst opgenomen om alle varianten van het woord
78
‘belgique’ op te nemen in de analyse. Maar op deze manier worden ook alle verwante begrippen
geïntegreerd, zoals bijvoorbeeld ‘belge’ of ‘belges’. Daarnaast worden hierdoor ook de spelfouten
opgenomen die mogelijk in de tekst verwerkt zijn. Indien er bijvoorbeeld in een editie van een
verzetskrant ‘belgique’ als ‘belgicue’ gedrukt werd, dan wordt het begrip alsnog in de analyse
opgenomen, ondanks de inherente spelfouten. Op deze wijze worden ook alle vervoegingen of alle
meervoudsvormen van een specifiek (werk)woord geïncorporeerd. Dit kan via het AntConc
Softwareprogramma ook gebeuren via de ‘Keyword’ functie, waarbij een groep woorden
geaggregeerd worden in één concept (Cfr. Infra voor meet uitleg hierover). Het gebruik van het
asterisk-teken vergroot zo dus de accuratie van het onderzoeksmodel. Hierbij moet echter wel de
opmerking gemaakt worden dat deze functie omzichtig toegepast moet worden. De meerwaarde van
deze benadering gaat immers verloren indien begrippen met elkaar geaggregeerd worden die in de
realiteit nauwelijks een band met elkaar hebben. De specifieke aggregatie hangt af van de individuele
tekstuele context.
3.2.3.1 Praktische uitwerking via AntConc: ‘Collocate’ en het achterhalen van de topics
Op basis van de onderzoeksresultaten werd door de analyse van de woordclusters een reeks
woordgroepen samengesteld. De samenstelling werd gebaseerd op de logische, interne connecties
tussen deze begrippen, en op basis van de literatuur en de expertise van de verzetsgeschiedenis. In
dit segment staat de praktische uitwerking van de ‘collocate’ functie centraal. Hierbij zal er gezocht
worden naar de meest inhoudelijke en statistisch significante woorden die behoren tot het algemene
discours omtrent een bepaald onderwerp. Dit breder discours wordt samengesteld op basis van het
verband met de initiële woordenlijst. Zo kan het structurele discours van een tekstcorpus omtrent
een specifiek onderwerp of topic op een diepgaande wijze achterhaald worden.
Voor het achterhalen van het structurele discours omtrent de topics is het vereist om de ‘collocate’
parameters vast te stellen. Deze verschillen van de eerder besproken parameters van de ‘Cluster/N-
grams’ functie. De eerste parameter is de zogenaamde ‘window span’. Deze bepaalt met andere
woorden de reikwijdte van het discours omtrent een bepaald onderwerp. Er zal gezocht woorden
naar de statistisch significante connecties tussen de samengestelde woordenlijst en het daaraan
verbonden discours omtrent een topic. Deze parameter bepaald tot hoever in de specifieke tekst dit
verband gezocht zal worden. Het instellen van de waarde van deze parameter bepaald hoever links
en rechts van het specifieke woord in de tekst er gezocht zal worden naar de connectie. Een
afbakening van bijvoorbeeld 5L(inks) en 5R(echts) stelt de onderzoekparameter af op een reikwijdte
van maximaal vijf woorden aan de linker- en rechterzijde van de specifieke woordpositionering in de
tekst zelf. Een grotere reikwijdte impliceert echter meer woordverbanden, maar dit resulteert
daarnaast ook in meer ruis op het onderzoeksresultaat samen met meer inhoudelijk en statistisch
insignificante verbanden. Een te lage ‘span’ resulteert op zijn beurt in teveel cruciale connecties die
niet in achting worden genomen. Het is dus van essentieel belang om een optimale reikwijdte vast te
stellen. Deze selectie moet gebeuren op de kernmerken van het specifieke tekstcorpus en de
verkregen onderzoeksresultaten. Voor dit onderzoek werd er geopteerd voor een ‘window span’ ter
waarde van vijf aan beide zijden.
De verkregen onderzoeksresultaten kunnen gesorteerd worden op basis van diverse criteria. Deze
criteria zijn onder meer de absolute frequentie van het verband, het specifieke woord zelf of de
statistische significantie van een bepaald verband. In dit onderzoek zal er gewerkt worden op basis
van de statistische significantie van het verband, aangezien dit de meest inhoudelijk relevante
79
connecties oplevert. De absolute frequentie van een bepaald verband via de frequentiecriteria
garandeert niet dat het structureel discours op een inhoudelijk consistente wijze wordt achterhaald.
Aangezien er geopteerd wordt voor het statistische selectiecriteria, moet ook de gehanteerde
maatstaf bepaald worden (Cfr. supra). Deze selectie moet uitgevoerd worden op basis van het
specifieke tekstcorpus, de omvang van het bronnenbestand en de verkregen resultaten. In dit
onderzoek wordt er geopteerd voor de maatstaf T-score. Deze maatstaf zal toegepast worden op het
bronnenbestand van de verzetskrant Indépendance, aangezien dit tekstcorpus een relatief laag
aantal tekstbestanden bevat. Hierdoor is de toepassing van de T-score ideaal voor deze krant. De
minimumwaarde werd, zoals vermeld, vastgesteld op 1.0. Een score die een lager resultaat zou
weergeven zou (statistisch) insignificant zijn voor het algemene discours omtrent het onderwerp.
Aangezien het tekstcorpus van de verzetskrant Actualité de R.A.F. op kwantitatief vlak vergelijkbaar
is, wordt er in dit geval ook geopteerd voor T-score als-maatstaf met als minimumscore 1.0.
Indien er gewerkt wordt met een relatief beperkt tekstcorpus is het gebruik van deze maatstaf het
optimaalst. Doorgaans wordt er met aanzienlijk grotere tekstcorpora gewerkt. In zulke gevallen
wordt doorgaans de MI-maatstaf aanbevolen. De selectie van de gehanteerde maatstaf en de
daaraan gerelateerde minimumscore moet steeds geverifieerd worden met de resultaten. De
conventionele toepassing van een minimumscore van 1.0 als indicator van statistische significantie is
sterk aanwezig in het tekstcorpus dat centraal staat in dit onderzoek. Onderstaande afbeelding geeft
de statistische resultaten weer voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. Er valt een duidelijke
vermindering waar te nemen in de statische significantie van de woordverbanden wanneer de score
onder het limiet van 1.0 daalt. Deze vermindering is waar te nemen in alle onderwerpsgroepen
doorheen het gehele tekstcorpus. Ook wanneer men de maatstaven gaat vergelijken op basis van het
aantal statisch significante verbanden, dan is de maatstaf T-score de meest optimale maatstaf. Zo
achterhaald de T-score bijvoorbeeld voor de krant Actualité de R.A.F. 470 verschillende
woordbanden die significant zijn in de onderwerpsgroep ‘Religie’, terwijl dit aantal aanzienlijk ligger
ligt wanneer de MI-maatstaf gehanteerd wordt.
De tweede parameter die in achting genomen moet worden is de ‘minimum collocate frequency’. Dit
bepaald de kwantitatieve minimumvereiste die gesteld wordt aan het de frequentie van het verband
dat vastgesteld wordt via de ‘collocate‘ functie. Een te strenge criterium legt met andere woorden de
lat te hoog voor significante connecties, waardoor er cruciale informatie omtrent een onderwerp
verloren gaat. Daarom wordt er voor dit onderzoek geopteerd voor een minimumwaarde van één.
80
Onderstaande afbeelding geeft de praktische uitvoering weer van deze functie. Het resultaat wordt
gesorteerd op basis van de statische verbanden, met bovenaan de meest significante. Hierbij worden
ook de rangnummer en de absolute frequentie van het verband weergeven. Dit verband kan
inhoudelijk geverifieerd worden via de ‘concordance’ functie (Cfr. Supra). Zo kan de specifieke
tekstuele context van een bepaald woord gecontroleerd worden op correctheid. Op deze wijze
worden enkel de inhoudelijk significante connecties, die ook statistisch significant zijn, verbonden
aan het onderwerp. Dit voorkomt de integratie van ruis, overbodige of irrelevante woorden of
verstorende factoren in de topic die in de tekstuele realiteit niet tot het feitelijke discours behoren.
De woordselectie gebeurt op basis van een aantal factoren, zoals de tekstuele context, de frequentie
en statistische significantie en de inhoudelijke en logische verbanden met het topic. Een statistisch
hoge score impliceert niet dat het specifieke woord rechtstreeks verbonden is aan het bredere
discours. Vandaar dat een zorgvuldige selectie vereist is. Doorheen het discours duiken patronen op,
die aan de hand van de wetenschappelijke literatuur en een expertise met de materie in kwestie
gedetecteerd kunnen worden. De structurele patronen in het discours kunnen zo verder
geclassificeerd worden in subcategorieën (Cfr. Infra). De specifieke resultaten zullen in een latere
fase van het onderzoek geanalyseerd worden (Cfr Infra).
Deze verrichting wordt voor elke samengestelde woordgroep individueel uitgevoerd. Overigens is het
cruciaal om te vermelden dat bepaalde woorden tot meerdere onderwerpsgroepen kunnen behoren.
Een woord kan immers meerdere betekenissen aannemen naargelang de specifieke tekstuele
context. Daarnaast is het ook plausibel om een compleet divergerende discours te onderbouwen aan
de hand van dezelfde woorden. Het meervoudig voorkomen van bepaalde woorden mag dus niet
een meervoudige classificatie van datzelfde woord verhinderen.
81
Het is ook belangrijk om op te merken dat de eindresultaten nog verder geoptimaliseerd kunnen
worden, waarbij er gepoogd wordt zoveel mogelijk relevante woorden te integreren en om de
overbodige ruis uit het resultaat te verwijderen. Dit kan door de uitkomst van het onderzoek via de
‘collocate’ functie te integreren in de initiële lijst op basis waarvan er gezocht werd naar het
dieperliggende discours. Op deze manier kunnen nog bijkomende woorden achterhaald worden die
aan het onderwerp gerelateerd zijn. Deze stap moet echter wel met voorzichtigheid uitgevoerd
worden, want het onderzoeksresultaat kan in dit geval woorden aanhalen die in feite niet direct
gerelateerd zijn aan het initiële onderwerp. Er wordt met deze verrichting in feite gezocht naar een
derderangs verband. Woorden die statistisch verbonden zijn met het bredere discours omtrent een
onderwerp, zijn daarmee nog niet direct verboden met het initiële onderwerp zelf. Bijvoorbeeld, het
woord ‘attaque’ kan verbonden zijn met het woord ‘national’ dat behoort tot het onderwerp
Nationalisme en Patriottisme. Maar deze connectie impliceert niet dat het woord ‘attaque’ daarmee
ook verbonden is met hetzelfde onderwerp. Deze stap moet dus zeer zorgvuldig uitgevoerd worden.
Het doel is het onderzoeksresultaat te optimaliseren, zonder overbodige woorden te integreren in
het discours omtrent een onderwerp.
Het eindonderzoeksresultaat dat verkregen werd door de ‘collocate’ en de ‘cluster/N-gram’ functies
’is hiermee tweedelig: enerzijds zijn er de specifieke onderwerpen met de kernwoorden van een
bepaald tekstcorpus, en anderzijds indiceert het onderzoeksresultaat het daaraan verbonden
discours. Op deze wijze werden de structurele onderwerpen achterhaald, samen met het
dieperliggende discours omtrent deze onderwerpen die hieraan verbonden zijn. Zulk een
82
systematisch en structurele doorgronding van de bronnenmateriaal is quasi onmogelijk via een
kwalitatieve lezing.
3.2.4 De chronologische evolutie van de topics: ‘Concordance plot’
Indien de onderwerpsgroepen en het daaraan verbonden discours is vastgesteld, dan is het mogelijk
de chronologische evolutie van de inhoudelijke ontwikkeling ervan vast te stellen. Hiervoor wordt de
functie ‘Concordance Plot’ toegepast. Als de kernbegrippen van een bepaald onderwerp worden
ingevoerd, dan wordt er via het softwareprogramma AntConc systematisch het tekstcorpus
doorzocht naar het voorkomen van het afgebakende onderwerp in datzelfde corpus. De resultaten
weergeven elke verschijning van het onderwerp, het absolute aantal, de omvang van het besproken
onderwerp (uitgedrukt in het aantal lettertekens) alsook de specifieke situering van het onderwerp in
het tekstcorpus. Deze gegevens staan toe om de significantie van het besproken onderwerp in dat
tekstdeel te controleren, alsook om de specifieke context te analyseren aangezien de tekstuele
situering van het onderwerp wordt aangeduid. Onderstaande afbeelding geeft een voorbeeld weer
van deze onderzoeksresultaten.
De term ‘number of hits’ verwijst naar de totale frequentie van het onderwerp in een bepaald
tekstbestand. Indien dit bijvoorbeeld 4 is, dan komt het afgebakende onderwerp viermaal voor in dat
specifiek document. Elke zwarte streep in de witte balk geeft de positionering weer van elke
onderwerpsverschijning. Hierdoor kan de onderlinge verhouding tussen soortgelijke onderwerpen in
hetzelfde tekstbestand ingeschat worden, alsook kan er via de selectie ervan direct ingepikt worden
op de specifieke situering in de tekst zelf. Op deze wijze kan de tekstuele context geverifieerd
worden of het verband ook inhoudelijk substantieel is. De ‘File Lenght’ geeft hiernaast de totale
omvang van het onderwerp weer, uitgedrukt in lettertekens, om zo de significantie van het
onderwerp in het tekstonderdeel in te schatten. Hoe hoger deze waarde is, hoe belangrijker en
uitgebreider het onderwerp is voor dat specifieke tekstbestand.
Op basis van deze resultaten kan een chronologische evolutie worden opgemaakt indien de initiële
tekstbestanden van het corpus correct, chronologisch werden gedateerd. Indien dit het geval is, dan
83
worden de resultaten oplopend weergeven waarbij de eerste, en dus oudste, documenten bovenaan
geplaatst worden. Hierdoor kunnen deze gegevens efficiënt omgezet worden in grafieken om de
chronologische ontwikkeling van de onderwerpen visueel te presenteren (Cfr. Infra voor de
bespreking van deze resultaten).
3.3 Methodologische evaluatie Nadat het analytisch en methodologisch model werd ontwikkeld vanuit de benadering topic-
modeling, zal er nu stilgestaan worden bij de evaluatie van deze interdisciplinaire methodologie.
Hierbij staan de voor- en nadelen centraal. Elke historiografische benadering bevat een bijdrage voor
het historisch debat. Maar daarnaast bevatten ze ook intrinsieke elementen die het
onderzoeksperspectief beperken en kanaliseren op een bepaald segment van de sociale realiteit. In
de verzetshistoriografie bestaan er diverse analyseperspectieven, en deze hebben allen inherente
voor- en nadelen. Ze bieden allen verrijkende inzichten, maar zetten daarnaast ook enige
‘oogkleppen’ op die de complexe sociale realiteit simplificeren om deze vatbaar te maken. Het zijn
deze methodologieën die historici hanteren om de initiële vraagstellingen te beantwoorden omtrent
een bepaald onderdeel van de verzetsgeschiedenis. Hierbij worden diverse verschillende
bronnenselecties uitgevoerd, waarna uiteindelijk inhoudelijke conclusies worden afgeleid. Dit geheel
vormt de historiografische benadering van elke individuele historicus. Op basis van deze factoren zal
hier de specifieke evaluatie uitgevoerd worden voor de methodologische meerwaarde van topic-
modeling. De specifieke onderzoeksresultaten zullen later inhoudelijk geëvalueerd worden (Cfr.
infra).
3.3.1 Voordelen: positieve bijdragen tot de verzetshistoriografie
Een centraal element van de methodologische meerwaarde van topic-modeling is de mogelijkheid
om de structurele patronen van een tekstcorpus te distilleren. Topic-modeling staat toe om patronen
in het corpus efficiënt te detecteren, die niet of nauwelijks rechtsreeks waargenomen kunnen
worden via een kwalitatieve lezing van de bronnen. Het vormt een cruciaal instrument in de handen
van historici en andere (sociale) wetenschappers om de dieperliggende structuren in uitgebreide
tekstcorpora te achterhalen. Het discours dat aan deze onderwerpen verbonden is kan via deze
methodologie diepgaand achterhaald worden. Topic-modeling biedt de mogelijkheid voor een
complexe tekstuele analyse.
De achterhaalde patronen in het discours van een tekstcorpus kunnen onderbelichte, of zelfs
compleet innovatieve, onderzoeksvragen en benaderingen aanreiken. Indien de verkregen
einderesultaten elementen weergeven die nog niet opgemerkt werden in de wetenschappelijke
literatuur en door de eerdere kwalitatieve lezingen, wordt op deze wijze nieuwe
onderzoeksmogelijkheden gecreëerd die dieper onderzocht kunnen worden. Zo draagt deze
methodologische innovatie ook bij aan de inhoudelijke innovatie omtrent de (verzets)historiografie.
Ook van belang is de mogelijkheid om indirecte en meer impliciete elementen van een bepaald
tekstcorpus te achterhalen. Het betreft structurele factoren die aanwezig zijn in het bronnenbestand,
maar die niet accuraat en direct gedetecteerd kunnen worden aan de hand van een meer
kwalitatieve benadering. Een concreet voorbeeld voor de Belgische oorlogspers zijn bijvoorbeeld de
inhoudelijke consequenties van de censuurmaatregelen. Indien topic-modeling wordt toegepast op
een comparatieve analyse tussen een krant uit de gecensureerde pers en een verzetskrant, dan
kunnen de structurele onderwerpsgroepen onderling vergeleken worden. De divergenties in de
84
behandelde onderwerpen indiceren de mogelijke impact van de censuurmaatregelen en de
beïnvloeding van de fundamenteel afwijkende contexten waarin deze kranten operatief waren. Deze
methodologie is uiterst geschikt voor zulk een structurele analyse van de dieperliggende
karakteristieken van een bepaald tekstcorpus.
Daarnaast biedt deze methodologie de mogelijkheid om de interconnectie en de interdependentie
van de onderwerpen aan te tonen. Een bepaald discours omtrent een onderwerp is geen statisch
gegeven dat strikt geclassificeerd kan worden in afgebakende onderwerpsgroepen. Het is een
complex geheel van onderling verbonden woordrelaties dat doorheen de aanleg van het tekstcorpus
gradueel evolueert. Het in kaart brengen van deze structurele, chronologische ontwikkeling is
mogelijk via topic-modeling. Deze methodologie brengt digitalisering tot een complexere dimensie.
Het biedt een meerwaarde die verder gaat dan louter de digitale consultatie van historische
bronnen. In de handen van de historicus vormt het een zeer vruchtbaar analyse-instrument voor
gegrond historisch onderzoek.
Maar topic-modeling is ook een geschikt methodologisch instrument voor de uitvoering van minder
complexe benaderingen. Zo biedt het de mogelijk om op een tijdsefficiënte manier uitgebreide
tekstcorpora diepgaand te doorzoeken naar bepaalde specifieke onderwerpen, begrippen of
evenementen. Dit vormt een zeer belangrijk voordeel ten opzichte van een manuele, kwalitatieve
lezing van het bronnenbestand. Hierbij is het ook cruciaal dat via deze zoekfunctie het niet
voorkomen van bepaalde thema’s efficiënt achterhaald kunnen worden, zoals bijvoorbeeld het niet
vermelding van de Jodenvervolging in de verzetspers. Op deze wijze kunnen de historische bronnen
efficiënt geverifieerd worden aan de initiële onderzoeksvraagstelling.
De onderzoeksresultaten die verkregen worden door de toepassing van deze methode weergeven
ook treffend het inherent woordgebruik en de woordrelaties van een tekstcorpus. Hierbij kunnen de
lange-termijnsontwikkelingen omtrent de gehanteerde terminologie en de evolutie van de
thematische onderwerpen gedetailleerd beschreven en geïllustreerd worden aan de hand van
grafieken.
Een laatste methodologische meerwaarde is het feit dat deze methodologie de historicus toestaat
om de eigen vooringenomenheid te limiteren bij de benadering van het bronnenbestand. Ook bij
deze methodologie wordt er vertrokken vanuit een initiële vraagstelling verbonden aan een breder
methodologisch en theoretisch kaderwerk. En ook de inhoudelijke interpretaties van de
eindresultaten worden beïnvloed door de epistemologische en theoretische opvattingen van de
individuele historicus. Maar de toepassing van topic-modeling is gebaseerd op de interne
verhoudingen tussen de statistisch significante onderwerpen en woordrelaties. De vooringenomen
theoretische positionering en premissen worden zo accuraat getoetst aan het bronnenbestand. De
analyse gebeurt op deze manier minder bevooroordeeld vanwege de toepassing van het statistisch
model, ten opzichte van een meer kwalitatieve lezing. Aan de hand van deze benadering kan zo de
bestaande wetenschappelijke consensus en wetenschappelijke literatuur omtrent een bepaald
aspect van de historiografie geverifieerd worden, waarbij het einderesultaat de consensus kan
weerleggen of bevestigen. De samenloop van deze methodologische factoren maken van topic-
modeling een uiterst vruchtbare analyse-instrument.
85
3.3.2 Nadelen: de kritiekpunten van topic-modeling
Eén van de meest controversiële kritiekpunten van deze methodologie is het verlies aan tekstuele
contextinformatie. Door het toepassen van een stoplist (Cfr. supra) en een statistisch model worden
veel woorden ‘weggezuiverd’ en geaggregeerd die in feite sterk bijdrage tot de inhoudelijke
betekenis van het tekstcorpus. Het doel is hierbij ruis te elimineren, maar vaak is dit soort van ruis
niet onderdeel van een dichotome tweedeling tussen relevante en irrelevante woorden. Het woord
‘Contre’ kan, vanwege haar frequentie, als overbodig beschouwd worden in bepaalde tekstuele
contexten. Maar indien ‘contre’ gehanteerd wordt in relatie met het begrip ‘résistance’ en
‘collaboration’ impliceert dit tekstueel verband weldegelijk een cruciale inhoudelijke en
interpretatieve bijdrage voor het tekstcorpus als geheel. Deze bijdrage gaat in bepaalde gevallen
spijtig genoeg verloren met de toepassing van een methodologie zoals topic-modeling. Daartegen
staat echter wel het gegeven dat deze aggregatie en eliminatie van woorden de cruciale woorden en
hun interconnectie benadrukt (Cfr. de voordelen van de methodologie).
Verbonden aan deze problematiek is het feit dat begrippen en woorden meerdere betekenissen
kunnen bevatten. De correcte interpretatie van deze specifieke betekenis wordt bepaald door de
tekstuele positionering en de context van het woord. Een verificatie van de contextsituatie van een
bepaald woord via deze methode wordt in veel gevallen bemoeilijkt. De verzetskrant Actualité de
R.A.F. kan bijvoorbeeld een hoge frequentie vertonen van het begrip ‘Russe’, maar deze statistische
significantie verteld de onderzoeker weinig tot niets over de expliciete en impliciete opvattingen van
de auteur over de Sovjet-Unie. Veel kan echter wel achterhaald worden aan de hand van de
correlatie tussen het begrip ‘Russe’ en frequent gecorreleerde woorden zoals ‘noble’ en ‘brave’.
Maar het komt vaak voor dat een combinatie en symbiose nodig is met een kwalitatieve lezing van
bepaalde aspecten van het bronnenmateriaal (Cfr. analyse van de onderzoeksresultaten). Er is dus
geen strikte onderscheid en classificatie mogelijk van de gehanteerde terminologie en de besproken
onderwerpen van een bepaald tekstcorpus. Er zijn zeer veel onderlinge overlappingen en
convergenties aanwezig doorheen het corpus. De inhoudelijke interpretatie van deze elementen
hangt af van de specifieke tekstuele context.
Een ander problematisch element dat al reeds aangehaald werd is de betekenisverschuiving van
bepaalde begrippen doorheen de historische evolutie van het tekstcorpus. Een specifiek begrip kan
bijvoorbeeld een geheel andere betekenis en significantie aannemen naarmate het corpus evolueert.
De significantie en connotatie van het begrip ‘opposition’ kan bijvoorbeeld een fundamenteel andere
implicatie bevatten naarmate de bezetting vorderde. Aan het einde van de bezettingsperiode kan het
bijvoorbeeld meer gewelddadige betekenissen aannemen. Deze betekenisverschuiving bemoeilijkt
de interpretatie van het discours en vereist vaak een grondige literatuurkennis of een symbiose met
een kwalitatieve lezing van de bronnen.
Naast de tekstuele contextinformatie is de vormelijke contextinformatie ook van cruciaal belang. In
veel van de softwareprogramma’s, zoals onder meer Mallet, kan deze ‘metadata’ niet accuraat
verwerkt worden in de parameters van het onderzoeksmodel. De historicus kan de eindresultaten
wel analyseren in het licht van deze contextinformatie, maar dit geeft aanleiding tot een ander,
verbonden problematiek namelijk dat van de vereiste expertise. Deze methodologie vereist namelijk
een zeer grote vakkennis omtrent het geanalyseerde onderzoeksobject. De statistisch significante
resultaten en patronen impliceren daarentegen niet een direct logisch verband of een inhoudelijke
86
relevantie. De resultaten zijn daarbij vaak complex te interpreteren, waarbij een zeer grote expertise
vereist is.
Een ander problematisch aspect is dat zeer significante historische bronnen niet geïntegreerd kunnen
worden in het statistisch model. Zo bevatten de verzetskranten enorm veel vormelijke elementen die
bijdragen tot het discours. Uitgedrukte koptitels, de tekstuele structuur, het gebruik van leestekens
zoals uitroeptekens, de integratie van woordspelingen en retorische spotinstrumenten zoals ironie:
allen gaan deze vormelijke elementen van het discours verloren met de toepassing van topic-
modeling. Maar ook het rijke aanbod aan visuele bronnen, zoals afbeelding en spotprenten, kunnen
niet adequaat opgenomen worden in het statistisch model. Dit impliceert spijtig genoeg het verlies
aan zeer belangrijke historische bronnen.
Ten slotte is het laatste kritiekpunt meer praktisch-methodologisch van aard. De verzetskranten die
centraal stonden in deze analyse waren wel gedigitaliseerd aan de hand van het OCD-procedé (Cfr.
supra), maar dit impliceerde niet dat de teksten zonder verwerking geïntegreerd konden worden in
het analysemodel. Vaak gebeurde deze digitalisering kwalitatief zeer ondermaats, waardoor grote
segmenten van het tekstcorpus manueel ingevoerd en overgetypt moesten worden. Deze manuele
verwerking heeft ook structurele implicaties voor het tekstcorpus, aangezien menselijke fouten
minder structureel zijn dan fouten vanwege een slechte digitale herkenning (Cfr. supra). Het maakt
de analyse ook zeer arbeidsintensief. Hierdoor gaat één van de sterktepunten van de methodologie
verloren, namelijk tijdsefficiëntie.
Het geheel van deze problematische factoren vereisen dat de individuele historicus deze
methodologie met uiterste voorzichtigheid en nauwkeurigheid moet benaderen. Indien deze
negatieve aspecten niet in achting genomen worden, dan heeft dit significante implicaties voor de
meerwaarde van de uitgevoerde wetenschappelijke onderzoeken.
3.3.3 Potentiële onderzoeksmogelijkheden
In de inleiding werd als reeds het pleidooi van de historicus José Gotovitch vermeld, waarbij de
oproep werd geformuleerd voor een systematisch onderzoek van de gehele clandestiene pers in
België.207 Hij verwierp de meer regionale of gelimiteerde benaderingen van specifieke elementen van
de verzetspers. Het kernprobleem waar Gotovitch zelf al mee worstelde was de kwantitatieve
omvang van het bronnenbestand. Vanwege deze problematiek moest het onderzoek echter beperkt
worden tot louter het bezettingsjaar 1940. Dit soort van structureel en geheel omvattend onderzoek
lijkt methodologisch, epistemologisch en praktisch mogelijk via de toepassing van topic-modeling.
(Cfr. Probleemstelling en contextualisatie supra).
Deze innovatieve onderzoeksmethodologie opent de weg voor compleet nieuwe historiografische
onderzoeksmogelijkheden. Zoals vermeld kunnen de achterhaalde structurele patronen in het
discours van een tekstcorpus onderbelichte, of zelfs compleet innovatieve, onderzoeksvragen en
benaderingen aanreiken. Indien de verkregen einderesultaten elementen weergeven die nog niet
opgemerkt werden in de wetenschappelijke literatuur en door de eerdere kwalitatieve lezingen,
wordt op deze wijze zo nieuwe onderzoeksmogelijkheden gecreëerd die dieper onderzocht kunnen
207
Cfr. Gotovitch J. Beeld van de Klandestiene pers in 1940. In Bijdragen tot de geschiedenis van de tweede wereldoorlog, p 224.
87
worden. Ook van belang is de mogelijkheid om de indirecte en meer impliciete elementen van een
bepaald tekstcorpus te achterhalen.
Het voorbeeld van de comparatieve analyse omtrent de Belgische oorlogspers en de inhoudelijke
consequenties van de censuurmaatregelen werd al reeds vermeld. Een ander voorbeeld van een
potentiële onderzoeksmogelijkheid is het concretiseren van het discours in de verzetspers omtrent
de oppositie ten opzichte van de collaboratie. Het is evident dat de verzetspers collaborateurs
viseerden vanwege diverse politieke, nationalistisch en ideologische motieven. Maar een structurele
analyse van het discours omtrent deze oppositie kan duidelijk concretiseren welke begrippen,
termen en retorische middelen hiervoor structureel werden gebruikt. De statistisch significante
woordverbanden vertonen in dit geval mogelijk ook de inhoudelijk relevante connectie tussen een
bepaald woordgebruik dat gehanteerd werd om de collaboratie structureel doorheen het discours te
beschrijven. De chronologische ontwikkeling van dit discours kan aan de hand van topic-modeling
visueel geïllustreerd worden. Hierdoor kunnen de contemporaine oorlogsontwikkelingen
gecorreleerd worden aan de af- of toename in de frequentie of de intensiviteit van het gehanteerde
discours. Zo kunnen bijvoorbeeld de toegenomen repressiemaatregelen gekoppeld worden en een
verklaring bieden voor een toegenomen retributieve toon in de verzetspers. Het achterhalen van dit
soort van connecties op lang termijn wordt bemoeilijkt indien dit benaderd wordt vanuit een
kwalitatief perspectief. Topic-modeling biedt hiervoor een zeer vruchtbare uitweg, aangezien dit
discours structureel verwerkt werd doorheen het gehele tekstcorpus. Het efficiënt concretiseren en
detecteren van dit soort van correlatief verband is één van de diverse potentiële
onderzoeksmogelijkheden van de methodologie topic-modeling.
Een belangrijke opmerking die hierbij gemaakt dient te worden is het onderscheid tussen een
diachroon en een synchroon onderzoek via de methodologie topic-modeling. Een diachronische
analyse betreft de historische ontwikkeling van een sociaal fenomeen doorheen de tijd. Dit soort van
onderzoek kan bijvoorbeeld de focus leggen op de historische ontwikkeling van één bepaalde krant.
In het geval van dit onderzoek betreft het de chronologische ontwikkeling van de verzetskranten
Actualité de R.A.F. en Indépendance tijdens de oorlogsperiode, maar eerder werd ook het voorbeeld
van de Pennsylvania Gazette vermeld (Cfr. supra). Een synchronisch onderzoek focust zich
daarentegen op gelijktijdige sociale fenomenen, waarbij de aandacht wordt gevestigd op een
comparatieve analyse in dezelfde historische context. Voor de verzetspers zou dit bijvoorbeeld
resulteren in een comparatieve analyse van het discours omtrent één bepaald oorlogsgebeurtenis
tussen meerdere, of zelfs alle, verzetskranten.
Het is dus overduidelijk dat deze innovatieve methodologie een sterke bijdrage levert aan de
onderzoeksmogelijkheden en de inhoudelijke vernieuwing in de (verzets)historiografie.
3.3.4 Methodologische conclusie: complementariteit?
Indien bij de methodologische evaluatie een eindbalans wordt opgemaakt, dan kan het volgende
vastgesteld worden. Elke historiografische benadering bevat een bijdrage voor het bredere
historiografisch debat. Maar daarnaast bevatten ze ook intrinsieke elementen die het
onderzoeksperspectief beperken en kanaliseren op een bepaald segment van de sociale realiteit. In
de verzetshistoriografie bestaan er diverse analyseperspectieven, en deze hebben allen inherente
voor-en nadelen. Ze bieden allen verrijkende inzichten, maar zetten daarnaast ook enige
‘oogkleppen’ op die de complexe sociale realiteit simplificeren om deze vatbaar te maken. Het zijn
88
deze methodologieën die historici hanteren om de initiële vraagstellingen te beantwoorden omtrent
dit onderdeel van de verzetsgeschiedenis.
De kritische zelfreflectie over de vermelde voordelen en problematieken legt de basis voor een
zelfbewuste realisatie van de mogelijkheden en de onmogelijkheden van deze methodologie. Zo gaat
er onder meer een groot deel van de tekstuele, vormelijke en visuele bronneninformatie verloren bij
de toepassing van topic-modeling. Daartegenover staat de toegevoegde informatie en
analyseresultaten over de structurele discursieve patronen van het tekstcorpus. De problematiek
kadert zich in het breder historiografisch debat omtrent methodologie en epistemologie. Al
decennialang wordt het debat gevoerd omtrent de verhouding tussen de kwantitatieve en de
kwalitatieve methodologieën en de positionering van de historiografie. Hierbij sloten de aanhangers
van een meer kwantitatieve geschiedschrijving aan bij de nomothetische strekking onder de historici
die de historiografie wensten te modelleren naar het voorbeeld van de positieve, exacte
wetenschappen.
In het kader van dit debat over de fundamenten van de historiografie is een strikte dichotome
dualiteit tussen respectievelijk de kwantitatieve methodologieën en de kwalitatieve methodologieën
achterhaald. Beide vormen één zijde van hetzelfde medaillon: ze vormen in feite een complementair
geheel. Beide hebben als doel het accuraat analyseren van de complexe historische realiteit aan de
hand van de beschikbare bronnen. Het is noodzakelijk voor de individuele historicus zich niet
uitsluitend te integreren in één bepaalde stroming, of één bepaalde onderzoeksschool. De complexe
en informatierijke historische bronnen worden het best benaderd vanuit een interdisciplinair en
holistisch perspectief. Een symbiose van de onderzoeksmethodologieën is hierbij de meest optimale
benadering van de complexe sociale realiteit, waarbij de kwalitatieve benaderingswijzen worden
aangesloten met de kwantitatieve methodologieën en visa versa.
Topic-modeling biedt in dit opzicht de mogelijkheid om bepaalde structurele aspecten van de
verzetspers te analyseren, die niet of nauwelijks mogelijk zijn aan de hand van een meer kwalitatieve
lezing. Maar het impliceert niet dat het statistisch model de historicus vervangt. Het vormt juist een
instrument in de handen van elke historicus, die ermee aan de slag gaat om de initiële
onderzoeksvraagstelling te beantwoorden. Het is nog steeds de historicus zelf die de afbakening en
de parameters van het onderzoek bepaald. Het is nog steeds de historicus die de vraagstellingen en
hypotheses poneert, en de onderzoeksresultaten hiertoe verifieert. En gedurende deze analyse en
interpretatie kan de historicus beroep doen op kwalitatievere benaderingen van het
bronnenbestand. Het gehanteerde discours kan onder meer aangesloten worden met een grondige
analyse van de vormelijke en visuele aspecten die inherent zijn aan het gebruikte medium. Het
streefdoel is hierbij een complementariteit van de analysemethodes. Vandaar dat er in deze scriptie
ook uitvoerig aandacht besteed werd aan de vormelijke en materiële aspecten van het
bronnenbestand.
Het analytische perspectief was en blijft met andere woorden een dynamisch en dialectisch gegeven;
Het fundamentele methodologisch en epistemologisch debat staat niet stil in de
(verzets)historiografie. Steeds opnieuw worden er innovatieve winden geblazen, die de gebruikelijke
benaderingen doen wegvagen. Deze alternatieve methodologieën bevatten naast hun analytische
verrijkingen ook inherente valkuilen, waardoor ook zij op termijn moeten wijken voor analytische
vernieuwingen. Dit academisch proces werd passend betiteld door Thomas Kuhn als ‘paradigm
89
shifts’. Indien de verzetshistoriografie als geheel geanalyseerd wordt is er echter nog veel ruimte
voor nieuwe, alternatieve analyseperspectieven, zoals topic-modeling, die tot nog toe (ondermaats)
zijn toegepast om ‘het verzet’ te benaderen. Het biedt talloze analytische, en daarbij ook
inhoudelijke, verrijkingen voor het historiografisch debat omtrent de maatschappelijke omgang met
het verzetsverleden. Hierbij werden eveneens de inherente valkuilen en problematische aspecten
van deze methode besproken. Het eindresultaat is een positieve bijdrage, een meerwaarde voor het
onbeslecht historiografisch debat en de maatschappelijke omgang met het complexe verzetsverleden
van de Belgische samenleving.
90
4 Interpretatie en analyse van de onderzoeksresultaten In de voorgaande segmenten was het cruciaal om vooraleerst stil te staan bij de contextuele
informatie omtrent het onderzoeksobject en het bronnenbestand. Dit hield een grondige analyse in
van de totstandkoming van het bronnenbestand en het digitaliseringproces. Ook werd de algemene
context waarin het verzet als geheel actief was geanalyseerd. Hierbij werd er onder meer stilgestaan
bij problematieken zoals onder meer de censuur- en repressiemaatregelen, de materieel-logistieke
context, de oorlogsontwikkelingen en de anonimiteitsproblematiek. De specifieke omstandigheden
van beide verzetskranten, samen met de wetenschappelijke literatuur hieromtrent, zijn hierbij ook
van cruciaal belang. Een fundamenteel aspect van de afbakening van het onderzoeksobject was een
heldere formulering van het specifieke onderscheid tussen de diverse verschijningsvormen van de
Belgische oorlogspers. Daarop werd ook het methodologisch-analytische aspect omtrent topic-
modeling, samen met het theoretisch kaderwerk behandeld. In dit segment staat de inhoudelijke
analyse en de interpretatie van de bronnen en de onderzoeksresultaten centraal.
4.1 Theoretische positionering: ‘The Linguistic Turn’ en discours-analyse Voordat er wordt overgegaan tot de analyse en interpretatie van de onderzoeksresultaten, is het
cruciaal om de interpretatieve uitgangspunten en het theoretisch kaderwerk van deze scriptie helder
te formuleren. De initiële vraagstelling, alsmede de beoogde theoretische omkadering van deze
masterscriptie berust ten dele op de recent ontwikkelde stroming in de historiografie genaamd de
‘Linguistic turn’. Hierbij wordt er bewust een theoretische en epistemologische positionering
ingenomen in het breder historiografisch debat omtrent taal en discours.
Taal en discours werd decennialang door diverse historici beschouwd als een transparant medium en
weergave van de sociale realiteit die het beschreef. Woorden en begrippen werden beschouwd als
representatieve weergaven van de complexe sociale realiteit. Maar de academische scepsis
tegenover deze opvatting nam toe, voornamelijk na de jaren ’60. Deze interdisciplinaire scepsis
beschouwde, globaal genomen, taal als een sociale constructie en constitutief voor het denken en
observeren van de werkelijkheid. Het heden en het verleden wordt vanuit dit perspectief benaderd
vanuit een linguïstisch standpunt dat stelt dat de sociale realiteit beschouwd en geanalyseerd wordt
vanuit een taalkundige lens. Deze ‘lens’ wordt echter geblindeerd door verscheidene inherente
vooronderstellingen die vervat zijn in het discours. Taal werd niet langer beschouwd als een neutraal
medium van communicatie, waaruit men vanuit een positivistisch ideaal objectieve feiten kon
afleiden. De perceptie van de werkelijkheid werd beschouwd als sociaal en linguïstisch
geconstrueerd, en wordt vormgegeven door de taalkundige entiteit waarvan de historicus deel uit
maakt. Taalkundige constructies zijn in dit opzicht non-referentieel; een discours of narratief is geen
spiegelachtige weergave van de beschreven realiteit, maar geeft juist vorm aan deze sociale
werkelijkheid. De postmoderne beweging bepleitte deze kritiek in een vergaande vorm, en stelde dat
een narratief geen sociale realiteit belichaamd buiten de taalkundige constructie vervat in de
weergave ervan. De beschreven entiteiten zijn, in dit opzicht, geen objectieve gegevens maar
producten van een linguïstisch proces.
Hoewel deze linguïstische benaderingswijzen pas echt tot uiting kwamen in wat de ‘Linguistic Turn’
genoemd wordt, was de intellectuele fundering voor deze beweging al enkele decennia voordien
gelegd. Hierbij speelde het structuralisme van Ferdinand de Saussure een fundamentele rol. Diens
theorieën omtrent het taalteken, met een onderscheid tussen het signifiant en het signifé, legden de
focus op de arbitraire en verschuivende relatie tussen het concrete ‘object’ en de daaraan
91
toegeschreven taalkundige constructie. Naast deze saussuriaanse semiotiek, was de beïnvloeding van
de historiografie door de semiotiek van Roland Barthes ook significant. De verschuiving van de
onderzoeksfocus van sociale fenomenen in het algemeen, naar het specifieke discours was een
ontwikkeling die aangestuurd werd door de werken van Foucault en diens (post)structuralistische
premissen.208
Taal en discours reflecteert de bredere sociale context waarvan het deel uit maakt. Deze
methodologische en epistemologische tendens in de geschiedschrijving ging gepaard met een
toegenomen aandacht voor het discours in het algemeen, en de complexe interactie met de bredere
sociale omgeving. Dit vormt vanuit een metaperspectief ook het uitgangspunt voor deze
masterscriptie.
Omtrent het begrip ‘discours’ bestaan er diverse afwijkende interpretaties. Een ruime interpretatie
van het begrip beschouwt ‘discours’ als een breed sociaal-cultureel fenomeen, waaronder uitingen
zoals bijvoorbeeld politieke gebeurtenissen of sociale instituties en praktijken kunnen geclassificeerd
worden. De publicaties van Foucault zijn een frappant voorbeeld van deze bredere interpretatie van
het concept. In het opzicht van de doestelling van deze masterscriptie wordt echter geopteerd voor
een beperktere interpretatie van het begrip. Hierbij wordt ‘discours’ gelimiteerd tot het expliciete
taalgebruik dat gehanteerd werd in de verzetspers. Dit wordt aangevuld met de vormelijke
hulpmiddelen van de clandestiene pers die hiertoe aangewend werden ter ondersteuning van de
boodschap. Deze opvatting van het concept staat toe het onderzoeksperspectief te viseren op het
relevante discours in het bronnenmateriaal, waarbij aanvullend de interactieve relatie met de
bredere sociale context kan worden bijgevoegd bij het analyse-concept. Het gehanteerde discours
staat in nauw verband met de betrokken sociale context, praktijken en instituties; maar deze zijn
geen intrinsiek onderdeel van het concept zelf, zoals bijvoorbeeld in de visie van Foucault.
De premissen omtrent het ‘subject’ en individuele agency die aangenomen wordt in het theoretisch
kader van deze scriptie beschouwd het subject niet als een volledig individuele, voluntaristische
agens die namens zijn of haar eigen persoon ageert of een discours ontwikkeld en uitdrukt. Het
discours dat gehanteerd wordt in de verzetspers is dus geen complete uiting van individuele
expressie. Er wordt voorondersteld dat de individuen achter de verzetspers, zoals bijvoorbeeld de
auteurs, de uitgevers, etc., namens hun groepering spreken en het standpunt van deze organisatie
formuleren. De individuen en diens opvattingen krijgen mee vorm door hun sociale context en hun
discursieve praktijk, en staan zo in interactie met de bredere sociale context van de maatschappij
waarin zij te werk gingen. Met andere woorden construeert het discours dus mee het subject, en dit
subject is geen volledig voluntaristische agens, maar eerder een subject die een positie inneemt
namens een bredere groepering in een bredere sociale context. Het zwaartepunt van agency in de
verzetspers wordt in dit perspectief dus geplaatst bij de verzetsgroeperingen en diens ideologische
positionering. Dit analytisch kaderwerk wordt in de literatuur ook beschreven als Collective Action
Frames (Cfr. Infra).
Maar dit geheel betekent echter geen complete negatie van het individuele agency, aangezien het
individu mee participeert in het construeren van de ideologische positionering van de bredere
208
Voor een diepere uitwijding over ‘The Linguistic Turn’ en de theorievorming omtrent het taalkundige aspect van de historiogriafie wordt er verwezen naar enkele cruciale monografieën hieromtrent: Clark E. History, theory, text: historians and the linguistic turn. Harvard University press, Cambridge, 2004. En Spiegel G. Practicing history: new directions in historical writing after the linguistic turn. Routledge, New York, 2005.
92
verzetsgroep. Daarnaast kan de individuele impact van bepaalde auteurs significant zijn in het
vormgeven van de opvattingen van de andere groepsleden en de bredere sociale omgeving. Het
individu is niet louter een onderdeel van een groter geheel, maar vervult een interactieve en
construerende rol met de sociale omgeving waarin geageerd wordt. Deze onderlinge construerende
interactie, waarbij het individu verbonden is met de bredere verzetsgroepering die op zijn beurt
verbonden is met de bredere sociale omgeving, is een dynamisch proces die zich verder ontwikkelde
naarmate de Tweede Wereldoorlog vorderde (Cfr supra en bijvoorbeeld het beschreven
socialiseringsproces van A.A. Klumper). De verzetsgroepen ageerden en reageerden tegen de
handelingen van de Duitse bezetter, en ontwikkelde daartoe een discours. Dit discours construeerde
mee de sociale omgeving waarin de groeperingen ageerden. De verzetsgroepering als agens is meer
dan louter een optelsom van de diverse individuen die ageerden namens deze groepering, maar
werd steeds geconstrueerd door de individuele positionering van deze individuen en de bredere
sociale omgeving waarin de groepering ageerde.
Een culturele beïnvloeding en vormgeving impliceert niet een cultureel determinisme. De individuen
achter de verzetsgroepen ontwikkelen een specifiek gezamenlijk discours, en hanteerden de
bestaande mediamiddelen om dit discours wereldkundig te maken. Zo werd gepoogd de
vooropgestelde doelstellingen te bereiken. De aanwezige sociale instituties werden zo ingezet als
strategische ‘tools’ voor het verzet tegen de Duitse bezetter en alle actoren die collaboreerde met
deze bezetter. Deze vooronderstelling van een zekere graad van individuele agency, vormgeven door
de bredere sociale omgeving, wijkt af van de meer algemene structuralistische tendens in veel van de
publicaties geschreven in het licht van de ‘Linguistic Turn’. Vaak werd in deze benadering de notie
van een individuele agens verworpen. De hier gehanteerde notie van culturele beïnvloeding overlapt
in zekere mate met het habitus concept dat door Bourdieu werd ontwikkeld. Hiermee wordt gesteld
dat de verworven sociale instituties die het subject omgeven, worden doorgegeven en overgedragen
vanaf de eerste fasen van de opvoeding.209 Deze culturele omkadering bevat de parameters van het
sociaal en strategisch gedrag, en zijn dus ook van toepassing op de activiteiten van de
verzetsgroepen die actief waren tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Aanvullend van belang voor deze analyse-uitgangspunten is de structuratie-theorie van Anthony
Giddens.210 Een cruciaal element van diens structuratie concept is het dualiteitsaspect ervan. Giddens
stelt dat de structurele bestandsdelen van sociale systemen beide medium en uitkomst zijn van de
sociale praktijk die ze recursief organiseren. De focus ligt niet op de handelingen van individuele
actoren of een grotere sociale entiteit. De handelingen en activiteiten worden echter beschouwd als
recursief, waarbij ze niet gecreëerd werden door de betrokken individuen, maar wel gerecreëerd of
gereproduceerd door de wijzen waarop de individuen zichzelf uiten als handelende actoren. Op deze
wijze verliest de notie ‘cultuur’ haar deterministische aspect.
Deze interactieve en dynamische interactie tussen het individu en de sociale omgeving, met een
focus op de positie van het gehanteerde discours, kan in een doorgezette vorm leiden tot een
historicistische opvatting die stelt dat de inhoud en waarde van de sociale instituties, begrippen en
discours contextgebonden zijn met elk hun eigen waarde en normen. Deze positie wordt in het
perspectief van deze masterscriptie echter niet ingenomen. Hoewel elke historische periode een
zekere inhoudelijke eigenheid heeft die verbonden is met de context, is dit geen aparte entiteit an
209
Bourdieu P. Outline of a Theory of Practice. Cambridge, 1977, p. 80-91. 210
Giddens A. The constitution of Society: Outline of the Theory of Structuration. Berkeley, 1986, p. 19-31.
93
sich, maar een geheel van een complexe dynamische ontwikkelingen van diverse maatschappelijke
instituties.
Deze factoren en vooronderstellingen zijn cruciaal bij de interpretatie van de onderzoeksresultaten
die verkregen werden via een analyse met topic-modeling. Het softwareprogramma AntConc
signaleert de statistisch significante woordverbanden, maar de interpretatie en inhoudelijke
significantie van dit discours blijft nog altijd de absolute opdracht van de individuele historicus.
4.1.1 De ontwikkelingsprocessen Collective Action Frames en Framing
Het eerder beschreven analytisch kaderwerk sluit aan met wat in de literatuur ook beschreven wordt
als Collective Action Frames en het concept ‘framing’.211 De theorievorming hieromtrent poneert dat
sociale bewegingen een eigen discours, een eigen vocabulaire en een eigen structuur ontwikkelen in
de omgang met de contemporaine leefwereld om deze te identificeren, te omvatten en te
interpreteren.212 Het biedt een kaderwerk voor betekenisgeving, organisatie en actie. De kerntaken
van deze collectieve ‘frames’ zijn consensus-mobilisatie en actie-mobilisatie, waarbij er
respectievelijk wordt gestreefd naar het overreden van het doelpubliek en de aansporing tot het
nemen van actie.213 De constructie van deze frames gebeurt vaak op basis van een eigen victimisatie,
waarbij er een ‘injustice frame’ gecreëerd wordt.214 Hierbij beschouwt de sociale beweging zichzelf
als het slachtoffer van een bepaald onrecht gepleegd door een antagonist (Cfr. infra ‘Belgique
Martyre’), waarbij de beweging zichzelf definieert als protagonist. Dit sociaal proces is van toepassing
op de verzetsbewegingen tijdens de tweede wereldoorlog. Het proces genereert een sentiment van
oppositie, verzet en rebellie en wordt overgenomen door de aanhangers van de beweging die deze
autoriteit als onrechtvaardig beschouwen (‘Résistance’). Deze sociale groeperingen pogen om deze
problematische situatie te voorkomen, te hervormen of te verwerpen. Hiervoor beroept de
beweging zich op de identificatie van het sociale probleem, de oorzaak ervan, de antagonist die er
verantwoordelijk voor is en de remedie voor het sociale probleem.215
Dit sociaal fenomeen is het zogenaamde diagnostische framing-proces. Het is een proces waarbij de
sociale beweging zichzelf en de tegenstanders definieert en afbakend. Hierbij zijn een aantal factoren
van belang. Zo wordt er een ‘boundary framing’ en een ‘adversarial framing’ uitgevoerd door de
sociale bewegingen.216 Deze ontwikkelingen betreffen respectievelijk het aflijnen van de grens tussen
wat als goed en slecht beschouwt wordt, en wie als protagonist en als antagonist wordt
geconstrueerd. Indien dit theoretisch perspectief wordt toegepast op de verzetsbeweging wordt dit
treffend geïllustreerd door enerzijds de vilificatie van de collaboratie, wat omschreven werd als
landsverraad en kwaadaardig, samen met de ophemelijking van cruciale verzetsfiguren en
geallieerde leiders zoals Charles de Gaulle en Winston Churchill. De specifieke invulling van dit
diagnostisch proces, en de toewijzing van de verantwoordelijkheid, vindt niet altijd plaats op basis
van een consensus. Hierdoor ontstaat er frictie en fragmentatie in de bredere sociale beweging. Deze
tendens kan waargenomen worden met de zeer heterogene situatie van de verzetspers in de tweede
211
Cfr. Snow D. Framing Processes and Social Movements: an overview and assessment. In: Annual review of sociology, vol. 26, 200, p 611-639. 212
Ibidem, P 614. 213
Klandermans B. Mobilization and participation: social-psychological expansions of resource mobilization theory. In: American sociological review, 1984, p 583-600. 214
Gamson WA. e.a. Encounters with unjust authority. Homewood, Illinois, 1982, p 3. 215
Snow D. Framing Processes and Social Movements: an overview and assessment. In: Annual review of sociology, vol. 26, 200, p 616. 216
Gamson WA. Constructing social protest. In: Social Movements and Culture, 1995, p 85-106.
94
wereldoorlog (Cfr. supra). De theorievorming omtrent ‘resonance’, of de maatschappelijke
beïnvloeding en impact van de sociale beweging als mobiliserende kracht, is niet direct van
toepassing op verzetsbewegingen en de verzetspers. Een kernelement van deze mobiliserende
capaciteit wordt namelijk toegewezen aan de consistentie, de geloofwaardigheid en de
bekwaamheid van de sociale beweging. Maar in het geval van het verzet was één van de meest
bepalende factoren voor de mobiliserende kracht van het verzet, of gebrek daaraan, niet enkel een
intrinsiek kenmerk van de verzetsbeweging zelf. Een cruciale factor was eerder extern, namelijk de
censuur- en repressiemaatregelen samen met het militair bewind van de Duitse bezetter.
Conform de theorievorming omtrent Collective Action Frame doorlopen de sociale bewegingen een
discursief proces waarbij de retorische en communicatieve instrumenten worden gehanteerd in
relatie met de activiteiten van de beweging als geheel. Een cruciaal onderdeel hiervan is het
zogenaamde frame articulatie, waarbij er bepaalde aspecten, evenementen of opvattingen
benadrukt worden.217 Het biedt een conceptueel houvast, en staat toe het verband te leggen tussen
de opvattingen van de sociale beweging en de contemporaine evenementen. Dit discursief proces
wordt onder meer geïllustreerd door een leuze of slogan die door de sociale beweging gehanteerd
wordt om de interne missie te kristalliseren. Voor de verzetspers wordt deze ontwikkeling onder
meer geconcretiseerd met de frequent verschijnende slotzin in de verzetskrant Actualité de R.A.F.
Deze luidde namelijk ‘On les aura les boches’, en bevat treffend en beknopt de (discursieve)
doelstellingen en de motivatie achter de verzetsorganisatie. Hierbij is het ook van belang te
vermelden dat de diverse ontwikkelingsprocessen van Collectieve Action Frames niet enkel top-down
aangedreven worden, maar eerder stammen uit een dialectisch, dynamisch en interactief proces met
de basis van de (verzets)beweging.218
Het ontwikkelingsproces van deze frames vindt niet plaats in een structureel of cultureel vacuüm. De
culturele en politieke context bepaald de opportuniteiten, de mogelijkheden en de beperkingen van
de sociale bewegingen. Een belangrijk aspect van de theorievorming hieromtrent focust zich op de
contextuele politieke structuur. Veranderingen in de institutionele en/of informele verhoudingen van
een politiek systeem kunnen de mogelijkheden van een sociale beweging drastisch bepalen.219 Dit is
ten zeerste van toepassing voor de verzetsorganisaties tijdens de tweede wereldoorlog. De
veranderende politieke situatie, namelijk de bezetting en de installatie van een nieuw militair
bewind, limiteerde enerzijds de mogelijk van het verzet door middel van diverse censuur- en
repressiemaatregelen. Maar anderzijds voorzag de bezetting de ultieme bestaansreden en
voedingsbodem voor de ontwikkeling van een verzetsbeweging. Maar ook de culturele context heeft
een significante impact op het ontwikkelingsproces. Het cultureel ‘kapitaal’ waarop de sociale
beweging beroep kan doen bestaat onder meer uit de contemporaine opvattingen, ideologieën,
sociale praktijken, narratieven en dergelijke meer.220 Zo kon bijvoorbeeld het communistische en
socialistische verzet beroep doen op de bestaande ideologische en politieke organisatorische
structuren en subculturen. Maar ook de culturele en psychologische erfenis van de eerste
217
Snow D. Framing Processes and Social Movements: an overview and assessment. In: Annual review of sociology, vol. 26, 200, p 623 218
Ibidem, p 625. 219
McAdam D; e.a. Comparative Perspectives on social movements opportunities, Mobilizing structures and framing. Cambridge, Cambridge University press, p 17. 220
Snow D. Framing Processes and Social Movements: an overview and assessment. In: Annual review of sociology, vol. 26, 200, p 626
95
wereldoorlog was fundamenteel voor de ontwikkeling van een verzetsbeweging tijdens de tweede
wereldoorlog. Aan de hand van dit cultureel kapitaal kan de sociale beweging zich ontwikkelen,
waarop het in een interactieve en dialectische relatie treed met de bredere culturele omgeving die
op haar beurt beïnvloed wordt door de sociale beweging. Daarbij werd een eigen collectieve
identiteit en subcultuur ontwikkeld die de gehele beweging omvatte. Dit uitte zich onder meer in het
socialiseringsproces dat beschreven werd door de historicus A.A. Klumper (Cfr. supra).
Maar ook het geviseerde doelpubliek kon een significante rol spelen in de ontwikkeling van een
sociale beweging. Zo wordt de inhoudelijke en vormelijk structuur afgericht op de geviseerde
doelgroep(en), en op de potentiële doelgroepen die verbonden kunnen worden aan de beweging als
geheel. Deze ontwikkeling was ook van toepassing op de verzetskranten die in dit onderzoek centraal
staan. Beide de kranten Indépendance en Actualité de R.A.F. beoogden de regionale, Franstalige
bevolking. Er werd geopteerd een zo groot mogelijk doelpubliek te viseren, zonder de fundamentele
ideologische onderbouwing te ondermijnen. Een middel hiertoe was onder meer de gratis verdeling
van de verzetskranten. Inhoudelijk was de oorlogsleed van de regionale bevolking daarbij ook een
centraal onderwerp in het gehanteerde discours (Cfr. resultaten infra).
De theorievorming omtrent de ‘Linguistic Turn’, de verhouding tussen structure en agency,
Collectieve Action Frames en framing biedt dus een stevig analytisch houvast voor de inhoudelijke
interpretatie van de verzetspers. In de beschreven processen omtrent framing stonden vier cruciale
factoren centraal: de actor die communiceert (de verzetsorganisatie), het gebruikte medium (de
tekst/verzetskrant), de politieke en culturele context (bezetting, collaboratie en het militair bewind)
en het beoogd doelpubliek (de eigen verzetsleden en de Belgische bevolking). Deze elementen
hebben een fundamentele inhoudelijke impact op het tekstcorpus. Deze beïnvloedende aspecten
moeten in achting genomen worden bij de tekstuele analyse en interpretatie van het discours van de
verzetskranten.
4.2 Interpretatie en analyse van de onderzoeksresultaten : Actualité de
R.A.F. Centraal staat de specifieke analyse en de interpretatie van de onderzoeksresultaten voor de
verzetskrant Actualité de R.A.F. Hierbij zal er consequent dezelfde analytische structuur gehanteerd
worden. Allereerst zullen de individuele onderwerpsgroepen samen met de constituerende
kernbegrippen, de chronologische ontwikkeling van het onderwerp en het bredere discours omtrent
het onderwerp besproken worden. Daarna zal het geaggregeerd discours geanalyseerd worden voor
de gehele bezettingsperiode. In een latere fase gebeurt de comparatieve analyse ten opzichte van de
verzetskrant Indépendance. Het is echter ook van cruciaal belang om te vermelden dat niet alle
gepubliceerde edities van de verzetskrant Indépendance gepreserveerd zijn. De tweede uitgave van
de clandestiene krant in de periode februari-maart 1942 ontbreekt in het tekstcorpus.
4.2.1 De compositie en de ontwikkeling van de kernonderwerpen
Op basis van de onderzoeksresultaten die verkregen werden via de analysefunctie ‘Clusters/N-grams’
(Cfr. supra) kunnen de inhoudelijk significante onderwerpsgroepen van het tekstcorpus van de krant
Actualité de R.A.F. samengesteld worden. Het achterhalen van de interne woordverbanden en -
relaties is een cruciale stap in de methodologie topic-modeling. N-grams is een statistische methode
die gebruikt wordt in het achterhalen van woordenverbanden in tekstcorpora. Het analyseert een
reeks verbonden woorden binnen een bepaalde tekstuele framework. Via deze stap worden de
96
meest significante woordverhoudingen achterhaald. Deze woordrelaties weergeven het
dieperliggende discours dat in de tekst verwerkt is. Na de toepassing van een samengestelde stoplist,
is de overbodige ‘ruis’ aan woorden uit de tekst gezuiverd. Hierdoor resteren enkel de meest
betekenisvolle woorden waardoor het mogelijk wordt om de essentiële woordverbanden te
distilleren. Deze stap vormt de fundering voor de samenstelling van de onderwerpen (topics). De
statistische onderzoeksresultaten werden bijgevoegd als ‘Bijlage 2’ en werden gerangschikt op basis
van statistische significantie.
4.2.1.1 Het onderwerp Patriotisme en Nationalisme
Op basis van deze resultaten werden de volgende kernbegrippen gedistilleerd, die collectief het
onderwerpsgroep ‘Patriotisme en Nationalisme’ constitueren.
Kernbegrippen Topic Patriotisme en Nationalisme
Aim*
Belg*
Chèr*
Flamands et wallons
Hero*
Leopold
Lion*
Martyr*
Nation*
Noble*
Patri*
Peuple*
Roi*
Union
Vive
De classificatie van deze begrippen onder de noemer ‘Patriotisme en Nationalisme’ gebeurde, zoals
vermeld in het methodologisch onderdeel, op basis van de statistische significantie, de inhoudelijke
relevantie, de tekstuele context, de onderlinge logische connectie en ten slotte op basis van de
bestaande wetenschappelijke literatuur. De constituerende woorden werden alfabetisch
gerangschikt. De asterisk verwijst naar alle mogelijke varianten, synoniemen en misspellingen van
het respectievelijke woord. Het begrip ‘Aim*’ verwijst daarmee bijvoorbeeld naar elke vervoeging en
variatie van het werkwoord ‘Aimer’ die in het tekstcorpus voorkomt, alsook adjectieven zoals ‘Aimé’.
Het tekstcorpus van Actualité de R.A.F. is duidelijk doordrongen van het onderwerp Patriotisme en
Nationalisme. Het vormt één van de kernfundamenten van het discours. Hierbij staan
verheerlijkende begrippen en adjectieven centraal zoals ‘Noble’, ‘Aimé’, ‘Hero’ en ‘chèr’. Indien het
onderwerp nationalisme en het vaderland besproken werd, gebeurde dit steeds in relatie met deze
beschrijvende begrippen. Daarnaast stonden ook nationalistische symbolen en begrippen centraal
zoals koning Leopold III, de Belgische leeuw (‘Lion’), ‘Vive’, ‘Union’ (van de nationale leuze Union fait
la force) en ‘Belge’. Opvallend is echter het feit dat de begrippen ‘Flamands et wallons’ steeds in
dezelfde combinatie en in dezelfde context gehanteerd werden. De begrippen komen niet
individueel voor in het gehele tekstcorpus. De nationale eenheid werd dus sterk benadrukt, waarmee
er gepoogd werd de regionalistische verdeeldheid te overstijgen. Deze unitaire en verenigende
tendens is een algemene ontwikkeling in de verzetsbeweging. Maar het specifieke discours, de
gehanteerde begrippen, en de frequentie van het onderwerp is ten zeerste frappant.
Daarnaast is ook de frequentie en de connecties van het woord ‘martyr’ van cruciaal belang. Het
onderwerp nationalisme werd zeer vaak besproken in de context van een zelfbeeld van een Belgisch
martelaarschap. De Duitse bezetting werd daarmee omschreven als een onderwerpende beproeving.
97
Dit retorisch instrument is een frequent voorkomende beschrijving van de nationale situatie ten tijde
van de bezetting in de verzetspers. Onderstaande afbeelding illustreert deze tendens in de
verzetspers. Het betreft een afbeelding uit de verzetskrant La Libre Belgique Ressiscitée, en
benadrukt de wreedheden die de Duitse bezetter beging. Op het kruis staan de woorden ‘Belgique
Martyre’. Deze beschrijvende begrippen werden zeer frequent gehanteerd in het verzetsdiscours ter
vilificatie van de bezetting, en overlapt sterk met de eerder geciteerd theorievorming omtrent
Collective Action Frames. Het verwoorden en het afbeelden van de bezetting en de oorlogssituatie in
religieuze termen is een prominente ontwikkeling in deze verzetskrant (Cfr. het onderwerp religie
infra). Ten slotte betreft het onderwerp voornamelijk conventionele nationalistische begrippen zoals
‘Nation’ (en alle varianten hiervan), ‘Patrie’ en ‘Peuple’.
221
Nadat de constituerende delen van het onderwerp ‘Patriotisme en Nationalisme’ gekend zijn, kan de
chronologische ontwikkeling van de topic doorheen het tekstcorpus in kaart gebracht worden.
Onderstaande grafiek geeft de gemiddelde frequentie van het onderwerp weer in de verschenen
edities voor elk jaar van de periode waarin de verzetskrant actief was, namelijk 1940-1945. De
frequentie refereert hierbij naar het kwantitatief voorkomen van het onderwerp in een bepaalde
editie van de verzetskrant.
221
La Libre Belgique Ressuscitée en 1940, editie augustus 1941, nummer 14.
98
De tendens toont sterk de graduele toename van de frequentie en significantie van het onderwerp
‘Patriotisme en Nationalisme’. Een absoluut dieptepunt vormt het jaar 1943. Deze periode werd
gekenmerkt door het kwantitatief zeer beperkt voorkomen van het onderwerp. Het vormde met
andere woorden het minst nationalistische periode van de verzetskrant. De dalende trend zal zich
echter sterk corrigeren, en zal uiteindelijk culmineren na de bevrijding in het jaar 1945. De frequentie
ligt voor dat jaar meer dan dubbel zo hoog ten opzichte van het dieptepunt dat in 1943 werd bereikt.
Een gemiddelde frequentie van 7,8 per editie is uitzonderlijk hoog voor een verzetskrant die
doorgaans één à twee pagina’s telde. Het onderwerp ‘Patriotisme en Nationalisme’ doordringt
hiermee structureel het gehele discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F.
Nadat de samenstelling en de ontwikkeling van deze topic werd geschetst, kan er daarop het
aanverwante discours en de gehanteerde retoriek omtrent dit onderwerp achterhaald worden. Het
doel van de functie ‘Collocate’ (Cfr. supra) is het achterhalen van het discours omtrent de
kernonderwerpen van de tekstcorpora. De auteur(s) van een tekstueel discours verbinden specifieke
woorden met elkaar naargelang ze deel uitmaken van hetzelfde discours omtrent een
gemeenschappelijk onderwerp. De auteur kan bijvoorbeeld het begrip ‘Führer’ gebruiken alsmede
het begrip ‘Nazis’ wanneer er gesproken wordt over de Duitse bezetter. Deze woorden zijn dus
verbonden met elkaar door middel van de topic ‘Duitse bezetter’. Om dit complex verband, namelijk
het gemeenschappelijk onderwerp, te achterhalen wordt de onderzoeksfunctie ‘Collocate’ toegepast.
Er wordt via deze functie dus gezocht naar statistisch en inhoudelijk sterke connecties tussen
specifieke woorden en het gemeenschappelijk onderwerp dat deze woorden onderling verbindt.
Onderstaande tabel geeft het structureel discours weer dat statistisch en inhoudelijk significant is
voor het kernonderwerp ‘Patriotisme en Nationalisme’. De specifieke begrippen werden hierbij
verder ingedeeld in inhoudelijk en logisch consistente subcategorieën.
4,6 5,3 5,6
3,1
4,5
7,8
0,0
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
7,0
8,0
9,0
1940 1941 1942 1943 1944 1945
Het Onderwerp Nationalisme en patriotisme voor Actualité de R.A.F.
Gemiddelde frequentieonderwerp per editie
99
Discours Patriotisme en Nationalisme
Optimisme en toekomstverwachting
avenir
bonheur
Courage
délivrance
désirs
enflamme
éveille
fièrement
flambeau
fleurie
Gloire
glorieux
heureux
Honneur
indivisible
joie
justice
Liberté
progrès
promesses
rallument
renaître
revenir
rêves
sauver
sublime
succès
triomphant
triomphe
Vainqueur
victoire
vie
Frankrijk
coq
française
France
Gaulle
jeanne arc
Religieuze terminologie en sacraliteit
Âme
aveu
canonisé
céleste
Christ
Confiance
croix
destinée
Dieu
espérance
espoir
esprits
éternel
fidélité
foi
genoux
immortalité
immortel
infidèles
lumière
pasteur
père
pieuse
prier
prière
sacrale
sacrée
seigneur
souhaiter
Tombés Royalisme en nationale symbolen
Albert
brabançonne
chevalier
défendeur
épée
Fête
force
Souverain
Trône
100
Nationale onderdrukking en verraad
accablés
adversité
affrontés
attaquée
Colère
conquis
deuil
douleurs
épreuve
fauteurs
foudroyant
funeste
Gouffre
martyrisant
maudit
Morts
opprimés
otage
orgueil
peur
pleurs
Prisonnier
rage
Sang
secours
Silence
souffrance
soumise
trahir
trahison
Traîtres
Algemeen nationalistisch discours
admiration
admire
aïeux
amis
Amour
Braves
citoyens
communauté
Devoir
digne
droits
fraternité
frères
héroïques
Histoire
indépendance
nation
population
Deze kernbegrippen en woorden vormen het bredere discours dat gehanteerd werd omtrent het
onderwerp ‘Patriotisme en Nationalisme’. Indien dit onderwerp besproken werd in het tekstcorpus,
verliep dit aan de hand van deze retorische instrumenten. De begrippen vormen daarmee de
concrete uitingen van het dieperliggend discours.
Een opvallende vaststelling is de enorme frequentie en interconnectie tussen het onderwerp
‘Patriotisme en Nationalisme’ met een discours dat gecategoriseerd werd als Optimisme en
toekomstverwachting, samen met een religieuze terminologie. Indien het vaderland besproken werd
in het discours, gebeurde dit zeer frequent in connectie met een hoopvolle boodschap gericht op de
toekomst in combinatie met een sterk katholieke en religieuze retoriek. Kernbegrippen in dit discours
tonen sterk de hoop op de naderende overwinning (‘Triomphe’, ‘avenir’, ‘esperance’, ‘délivrance’,
etc) verbonden met een zekere sacraliteit in de gehanteerde terminologie (‘espoir’, ‘prier’,
‘confiance’, ‘christ’, etc.). Frappant hierbij is het dichotome onderscheid dat gehanteerd werd in het
discours, waarbij er een tweedeling werd gehanteerd tussen ‘fidélité’ en ‘infidèles’ in respectievelijk
de zelfidentificatie en de diabolisering van de oppositie. Het nationalistische discours van Actualité
101
de R.A.F. wordt dus onmiskenbaar gekenmerkt door een verwevenheid en doordrongenheid van
optimistische, toekomstgerichte en religieuze terminologie.
Een tweede vaststelling die gemaakt kan worden is de wat omschreven werd als de royalistische
subcategorie. Deze classificatie versterkt de eerder opgemerkte tendens waarin het gebruikt van de
nationale symbolen centraal stond. Opvallend hierbij is de frequente van terminologie zoals
‘chévalier’, ‘défendeur’, ‘souverain’ en zelfs ‘Albert’. De koning werd hiermee duidelijk afgebeeld als
de nationale beschermer die de Belgische soevereiniteit verdedigt. Hiermee werd ook beroep gedaan
op de erfenis en nalatenschap van de eerste wereldoorlog, met de rol van koning Albert I als
symbolische kracht. Deze vaststelling wordt bevestigd door een kwalitatieve steekproef van het
tekstcorpus.
‘…Souvenez-vous ALBERT, Notre ROI CHEVALIER (17 Février I914) A l’ombre du tombeau, Il reste notre
pillier...’222
Aan de hand van de eerder beschreven ‘Concordance’ functie (Cfr. Supra) kan zeer efficiënt het
tekstcorpus doorgrond worden. Deze functie staat toe om een kwalitatieve steekproef uit te voerden
om zo deze these te staven. De vaststelling wordt bevestigd indien de specifieke tekstuele context
geanalyseerd wordt. Er wordt duidelijk gebruikt gemaakt van de oorlogserfenis en de symbolische
kracht van koning Albert I, ‘Roi Chévalier’. Deze ontwikkeling is een algemene tendens in de vroege
verzetskranten tijdens de tweede wereldoorlog (Cfr. Supra en de erfenis van de eerste
wereldoorlog).
Een andere zeer significante vaststelling is echter ook de sterke invocatie van Franse nationalistische
terminologie en symbolen. De hoge frequentie van begrippen zoals ‘coq’, Française’, ‘De Gaulle’ en
zelfs nationale symbolen zoals ‘Jeanne d’arc’ is zeer sterk. Het nationalistisch discours is niet
uitsluitend van toepassing op België, maar ook op Frankrijk. Het feit dat een groot deel van het
afzetgebied van de verzetskrant in noorden van Frankrijk lag is een evidente verklaring voor deze
tendens. Er is dus naast de geografische oriëntatie ook een sterk inhoudelijke oriëntatie op Frankrijk,
waarbij er beroep werd gedaan op de Franse nationale symboliek.
Daarnaast is er ook een zeer sterke stroming aanwezig in het discours waarbij het vaderland
besproken werd in de context van een onderdrukking door de Duitse bezetter, en het verraad door
de collaboratie. Deze subcategorie in het nationalistisch discours werd daarbij ook passend
beschreven als Nationale onderdrukking en verraad. Frequent gehanteerde begrippen zijn onder
meer ‘Prisonnier’, ‘Souffrance’, ‘soumise’, ‘trahison’, ‘Traîtres’, etc. Deze begrippen concretiseren de
eerdere vaststelling waarin het vaderland beschreven werd als ‘Belgique Martyre’. Hierbij wordt het
leed en de onderdrukking sterk benadrukt. Ook de overlapping met religieuze terminologie is hierbij
sterk aanwezig (‘martyrissant’, ‘deuil’, etc.).
Ten slotte werden de meer courante en algemene nationalistische begrippen samen geclassificeerd.
Deze categorie bevat evidente terminologie, zoals onder meer ‘citoyens’, ‘Communauté’ en
‘fraternité’. Een hoge frequentie van zulke unificerende begrippen is vanzelfsprekend voor het
onderwerp ‘Patriotisme en Nationalisme’.
222
Actualité de R.A.F. Editie 22 februari 1942.
102
4.2.1.2 Het onderwerp Religie
Een tweede kernonderwerp die onderscheden kan worden is het onderwerp religie. De
constituerende begrippen die collectief het onderwerp ‘Religie’ samenstellen worden weergeven in
onderstaande tabel.
Kernbegrippen Topic Religie
âme
avenir
chré* (van chrétien en alle varianten hierop)
ciel*
dieu
esper*
espoir
foi
grâce*
paix
paradis
prier*
sacr*
seigneur*
De cruciale elementen voor dit onderwerp zijn zeer katholieke en religieuze termen zoals onder meer
‘prier’, ‘foi’, ‘âme’, ‘chrétien’, ‘dieu’, etc. Opvallend is echter ook de sterke verbondenheid en
interconnectie met de eerder vermelde toekomstgerichte en hoopvolle toon in het nationalistische
discours. Hierbij staan begrippen zoals ‘avenir’, ‘espoir’, ‘paradis’, ‘paix’ en ‘esperance’ centraal. Er is
dus een sterke interne verbondenheid waar te nemen in het discours omtrent religie, het nationale
vaderland samen met een hopvolle en een optimistische toekomstverwachting. Kortom, het
religieuze aspect van het discours in de verzetskrant Actualité de R.A.F. is onmiskenbaar.
De verbondenheid die waar te nemen is in het discours en de onderwerpen onderling wordt
veroorzaakt door het feit dat het discours structureel vervat is in een bepaald tekstcorpus. Dit corpus
is een complex geheel dat niet in strikte classificaties te verwerken is. Een tekstuele bron vormt een
interdependent geheel, waarin er onderlinge overlapping en interconnectie is tussen de besproken
onderwerpen. Woorden en begrippen zijn hierbij linguïstische en retorische instrumenten die de
constituerende delen kunnen zijn van meerdere onderwerpsgroepen vanwege hun meervoudige
betekenis. De betekenis wordt bepaald door de tekstuele context van het begrip zelf.
Na de compositie en doorgronding van deze tweede onderwerpsgroep, kan de chronologische
ontwikkeling ervan samengesteld worden. Onderstaand grafiek geeft de gemiddelde frequentie weer
van het onderwerp religie onderwerp in de verschenen edities voor elk jaar van de periode waarin de
verzetskrant actief was. De frequentie refereert hierbij, zoals vermeld, naar het kwantitatief
voorkomen van het onderwerp in een bepaalde editie van de verzetskrant.
103
Ook voor deze onderwerpsgroep valt een gelijkaardige tendens waar te nemen. Aanvankelijk kwam
het onderwerp ‘Religie’ quasi niet voor in het tekstcorpus van de verzetskrant. Maar hierop volgde
een zeer sterke en graduele toename van de frequentie en significantie van het onderwerp, waarbij
een eerste hoogtepunt werd bereikt in het jaar 1942. Hierop zal de prominentie van het onderwerp
echter zwaar afnemen met een sterke daling voor de periode 1943-1944. Net zoals het nationalisme
vormde deze periode een dieptepunt voor het religieuze aspect van de verzetskrant Actualité de
R.A.F. De dalende trend zal zich ook hier sterk corrigeren, met een absolute culminatie na de
bevrijding in het jaar 1945. De frequentie ligt voor dat jaar meer dan dubbel zo hoog ten opzichte van
het dieptepunt dat in 1944 werd bereikt. Ook hier is een frequentie van 7,4 een uitzonderlijk hoge
waarde. Religie doordrong met andere woorden het structurele discours van de verzetskrant, met
een absoluut hoogtepunt in het jaar 1945. De enige uitzondering hierop vormt het publicatiejaar
1940. ‘Religie’ verscheen voor dat jaar echter wel quasi eenmalig per editie, maar het onderwerp
vormde voor deze periode echter nog geen structureel kernonderdeel voor het discours als geheel.
Na de schetsing van de compositie en de ontwikkeling van het onderwerp ‘Religie’, werd er daarop
het aanverwante discours omtrent dit onderwerp achterhaald. Onderstaande tabel geeft het
structureel discours weer dat statistisch en inhoudelijk verbonden is aan de topic. Ook werden hier
de specifieke begrippen verder ingedeeld in inhoudelijk en logisch consistente subcategorieën.
0,8
3,6
4,7
3,0 2,8
7,4
0,0
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
7,0
8,0
1940 1941 1942 1943 1944 1945
Fre
qu
en
tie
vo
ork
om
en
on
de
rwe
rp
Het onderwerp religie voor Actualité de R.A.F.
Gemiddelde frequentieonderwerp per editie
104
Discours Religie
Hoop, optimisme en toekomstverwachting
allégresse
Amour
avenir
confiance
désire
destin
espérance
espoir
gloire
héroïque
héros
heureux
idéalistes
indépendance
joie
joyeux
majesté
miracle
paradis
persévérance
promesse
puissant
ravi
renaître
rêve
sauver
Victoire
triomphe Religieus Patriottisme
belge
Belgique
grandeur
Patrie
pays
roi
royale
vaillant
vainqueurs
Sacraliteit en religieuze terminologie
âme
apôtre
auréole
bonheur
charité
ciel
couronnée
couvents
créatrice
dévotion
domine
esprits
éternelle
existence
foi
fraternité
généreux
grâces
immortelle
justice
lumière
maître
noël
paques
père
prélat
prestige
prière
sacrée
saint
seigneur
sentinelle
serment
Veritas
vérité
vœux
105
Religieus pessimisme en veroordeling van de bezetter en de collaboratie
adoucir
affreux
boches
chagrin
châtiment
crimes
Degrelle
deuil
diable
Douleur
ennemi
épouvante
infidèles
martyre
maussade
meurtrie
misères
mort
mourir
nazis
ombre
orgueil
peur
Pleurs
Rex
satan
sombres
souffrances
tombe
traîtres
tristesse
Aanroeping van God
genoux
implorer
plaider
prier
prions
protège
réclamer
Een evidente vaststelling voor het onderwerp ‘Religie’ is de hoge frequentie van de gehanteerde
religieuze terminologie. Dit kan variëren van een eerder impliciete religieuze beïnvloeding, zoals het
gebruik van begrippen zoals ‘Miracle’, ‘martyre’ of ‘éternelle’ indiceert, tot een expliciet katholiek en
religieus taalgebruik. Deze expliciete terminologie uit zich in begrippen zoals ‘foi’, ‘apôtre’, ‘noël’ en
dergelijke meer. Het tekstcorpus is duidelijk doordrongen van religieuze terminologie. Hieraan
verbonden zijn de vele begrippen die direct gerelateerd zijn met de aanroeping van het goddelijke.
Begrippen zoals ‘plaider’, ‘prier’ en ‘genoux’ (verbonden met het begrip knielen) indiceren allen een
aanroeping van God, met de vraag naar verlossing en zegening.
Deze these wordt bevestigt met de toepassing van een kwalitatieve steekproef. Indien het
tekstcorpus doorzocht wordt via de ‘Concordance’ functie (Cfr. supra), dan kan het volgende
waargenomen worden. Bijvoorbeeld het begrip ‘plaider’ werd steeds gehanteerd in een discours
conform het onderstaand citaat:
106
‘…quand il plaider à dieu les germains s’en iront…’223
Deze terminologie werd dus recurrent gehanteerd in een tekstuele context waarin het goddelijke
werd aanroepen. Het vormde een recurrente ontwikkeling in het discours van de verzetskrant
Actualité de R.A.F.
Daarnaast indiceert het discours omtrent het onderwerp ‘Religie’ sterk de eerder vermelde tendens
in het corpus. Er is een sterke interne verbondenheid waar te nemen in het discours omtrent religie,
het nationale vaderland samen met een optimistische en hoopvolle toekomstverwachting. Woorden
en begrippen zijn, zoals vermeld, linguïstische en retorische instrumenten die de constituerende
delen kunnen zijn van meerdere onderwerpsgroepen vanwege hun meervoudige betekenis. De
betekenis wordt bepaald door de tekstuele context van het begrip zelf. Vandaar dat hoopvolle en
toekomstgerichte begrippen recurrent verschijnen in deze onderwerpen. Concrete illustraties
hiervan zijn begrippen zoals ‘avenir’, destin’, ‘espoir’ en ‘rênaitre’. Maar ook het religieus patriotisme
is sterk aanwezig in deze topic, met begrippen zoals ‘Royale’, ‘patrie’ en dergelijke meer. Kortom, het
religieuze aspect van het discours doordringt en overlapt met de structurele boodschap van de
verzetskrant Actualité de R.A.F.
Een laatste vaststelling die waargenomen kan worden in het discours is de verwoording van de
bezetting, de collaboratie en het oorlogsleed in religieus geïnspireerde terminologie. Eerder werd als
het dichtotoom onderscheid geïndiceerd tussen het zelfbeeld als gelovige (‘fidélité’) en de
tegenstander als ongelovige (‘infidèles’). Deze vaststelling wordt bevestigt en zelfs versterkt met het
discours van het onderwerp ‘Religie’. Begrippen zoals ‘deuil’, ‘satan’, ‘diable’, ‘matyre’ en dergelijke
meer werden doorheen het tekstcorpus gebruikt in de beschrijving van de Duitse bezetter (‘boches’,
‘nazis’) en de collaboratie (‘Rex’, ‘Degrelle’). Het viseren van de collaboratie met religieuze
terminologie is hierbij opvallend. Deze terminologie werd mogelijk gehanteerd als retorisch
instrument om de collaborateurs af te beelden als ongelovigen, en zelfs als satan, om op deze wijze
diens positie te ondermijnen. De collaborerende beweging Rex benadrukte immers haar
katholicisme. Het ondermijnen van deze religieuze zelfidentificatie kan dus mogelijk een onderdeel
geweest zijn van de retorische strategie van de verzetskrant Actualité de R.A.F. in diens strijd tegen
de collaboratie. Daarnaast is het ook zeer significant dat enkel de Franstalige collaboratie geviseerd
werd. Enkel de groepering Rex en diens leider Degrelle werd geviseerd. Andere collaborerende
bewegingen, zoals onder meer het Vlaams Nationalistisch Verbond vielen buiten schot.
Ten slotte was het verwoorden van het oorlogsleed hierbij ook verbonden met het religieus discours.
Het werd geconcretiseerd met eerder pessimistische terminologie zoals ‘douleur’, ‘souffrances,
‘maussade’ en dergelijke meer. Kortom: religie doordrong beide impliciet en expliciet het discours
van de verzetskrant Actualité de R.A.F.
4.2.1.3 Het onderwerp Bezetting en Collaboratie
Een derde prominent onderwerp in het discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. is de
bezetting en de collaboratie. De onderstaande tabel geeft de constituerende kernbegrippen weer
van dit onderwerp.
223
Actualité de R.A.F. editie 20 april 1941.
107
Kernbegrippen Topic Bezetting en Collaboratie
assass*
barbar*
boch*
colla*
crim* (van criminelle en alle varianten hierop)
dictateur*
ennemi*
gestapo
mensong*
naz*
ordre nouv*
orgueil*
rage*
rex*
teuton*
trahis*
traîtr*
vichy
Het frequente gebruik van beschrijvende begrippen met een zeer negatieve connotatie is een zeer
prominent gegeven in dit onderwerp. Hierbij staan begrippen zoals ‘assassin’, ‘barbare’, ‘criminelle’,
‘mensonge’ en dergelijke meer centraal. Ook het gebruik van spotbenamingen zoals ‘boches’,
‘teuton’ en ‘traître’ komt zeer frequent voor. De geviseerde actoren aan de kant van de bezetter is
evident gezien gelimiteerd tot begrippen zoals ‘nazi’, ‘ennemi’, ‘gestapo’ en de eerder vermelde
spotnamen. Aan de zijde van de collaboratie is het ten zeerste significant dat de geviseerde groepen
(Rex, Ordre Nouveau) sterk omschreven werden met begrippen die het landsverraad benadrukken,
zoals ‘traître’ en ‘trahison’. Hierbij bevestigd de topic ook de eerder vermelde inhoudelijke oriëntatie
ten opzichte van Frankrijk. Zo vertoont ‘Vichy’ een zeer sterke connectie met het onderwerp
‘Collaboratie’. Het eigenaardige is echter dat ook in dit geval enkel de Franstalige collaboratie werd
geviseerd. Er werd geen vermelding gemaakt van de collaboratie aan Vlaamse zijde. Het confirmeert
de regionale en Franse oriëntatie van deze verzetskrant. De onderstaande grafiek geeft de
chronologische ontwikkeling weer van het onderwerp ‘Bezetting en Collaboratie’.
Een zeer opvallende vaststelling is de uiterst lage frequentie van het onderwerp ‘Bezetting en
collaboratie’ in de vroege bezettingsperiode. Het onderwerp werd gemiddeld slechts éénmalig
besproken in de edities van het jaar 1940. Een evidente verklaring voor dit fenomeen is het feit dat
1,0
5,5
6,2
5,5 5,4
1,7
0,0
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
7,0
1940 1941 1942 1943 1944 1945
Fre
qu
en
tie
vo
ork
om
en
on
de
rwe
rp
Het onderwerp bezetting en collaboratie voor Actualité de R.A.F.
Gemiddelde frequentieonderwerp per editie
108
de collaboratie en de bezetting nog niet sterk gevestigd waren, en in relatief opzicht het nog niet
zodanig impactvol was ten opzichte van de latere bezettingsjaren. Dit wordt verder geïllustreerd
door de enorme toename in de frequentie van het onderwerp. Voor de rest van de
bezettingsperiode zal het onderwerp constant zeer prominent aanwezig zijn in het discours van
Actualité de R.A.F. Het absolute toppunt werd bereikt in het jaar 1942. Dit jaar vertoont een zeer
hoge frequentie, met een gemiddelde van 6,2 per verschenen editie. Deze hoge waarde bleef ook
behouden voor de jaren 1943 en 1944. Het feit dat het jaar 1944 nog steeds zulke hoge scores
vertoont is ook opvallend, wat indiceert dat het onderwerp in de directe periode na de bevrijding
prominent bleef. In het jaar 1945 zal dit discours echter weer sterk afnemen. Maar ondanks deze
daling bleef het echter nog steeds hoger ten opzichte van het dieptepunt dat in het jaar 1940 werd
bereikt. Tijdens de bezetting was het onderwerp ‘Bezetting en Collaboratie’ dus een constante
doorheen het discours van Actualité de R.A.F.
Na de behandeling van de samenstelling en de chronologische evolutie van het onderwerp, werd het
aanverwante discours omtrent dit onderwerp dieper geanalyseerd. Onderstaande tabel geeft het
structureel discours weer dat verbonden is aan deze topic.
Discours Bezetting en Collaboratie
Spot en veroordeling
affreux
affront
assassins
aveuglés
bandit
barbare
barbarie
bluff
bourreaux
brutal
châtiment
condamnation
condamné
criminels
cruels
dangereux
dédain
dérobant
détesté
dictateur
effarés
ensanglantes
espionne
exploits
faux
félon
féroces
furieux
grandiloquence
gravement
hideux
honteux
horreur
horrible
hurlant
ignorance
imposteurs
impudent
indignation
infâme
ingrats
insensé
lâche
maudite
méchants
menaçant
mensongère
mensonges
menteurs
mentir
méprisant
mésentente
monstrueux
muets
noire
occupent
<Zie vervolg op de volgende pagina>
109
<Vervolg categorie Spot en veroordeling>
Propagande
Gouffre
rats
remords
sinistres
sourd
stupide
terrible
torture
trahis
trahissant
traiteurs
tyrans
véhéments
vigoureux
voleurs
Actoren
Adolf
allemands
Benito
Bergendael
collaboration
Degrelle
führer
Goebbels
Himmler
Hitler
Laval
Mussolini
rexistes
soldats
SS
Repressie, Leed en het militair bewind
attaque
battu
bombardements
botte
colère
crimes
défaite
désespérée
détresse
douleurs
fatigués
forçent
funèbres
funeste
fusillés
fuyards
haine
malheurs
martelés
meurt
misérable
morts
mourir
ombre
orgueil
orgueilleux
pâle
pauvre
Peril
Peur
pitié
pleure
poison
prison
prisonnier
sang
secours
sombre
souffre
tombeau
tragique
trimballer
triste
troublé
tués
victime
110
Verzet, weerstand en strijdbaarheid
anglais
Angleterre
batailles
belge
Churchill
combattre
contre
de Gaulle
droits
force
français
France
front
lutte
offensive
patrie
reculer
Russie
Een eerste vaststelling die gemaakt kan worden omtrent dit discours is de overweldigende
hoeveelheid aan negatieve, verwijtende en zelfs bespottende terminologie die gehanteerd werd om
de bezetter en de collaboratie te omschrijven. Hierbij werd vooral de barbaarsheid, de brutaliteit en
de tirannie van deze actoren benadrukt aan de hand van begrippen zoals onder meer ‘Barbarie’,
‘assassins’; ‘Bourreaux’, ‘Criminels’, ‘Tyrans’, ‘Voleurs’, etc. Een tweede aspect hiervan benadrukte de
onbetrouwbaarheid en de leugenachtigheid van het bezettingsregime en de daaraan verbonden
collaboratie (‘Menteurs’, ‘traiteurs’, ‘propagande’, ‘Mensonges’, etc.). Niet enkel de variëteit, maar
ook de frequentie van de gehanteerde woorden is uitzonderlijk hoog. Deze retorische instrumenten
doordrongen op een diepgaande wijze het beschrijvende discours van de verzetskrant Actualité de
R.A.F.
De actoren die geviseerd werden met dit taalgebruik waren ook zeer divers. Hiertoe behoren de
evidente Asmogendheden en de daaraan verbonden individuen en groeperingen, zoals Himmler,
Goebbels, de SS, etc. Opvallend is echter wel de eurocentrische oriëntatie van de geviseerde actoren.
Zo werd Benito Mussolini frequent vermeld, maar de Aziatische Asmogendheid Japan kwam echter
niet voor in het discours van de verzetskrant. Deze eurocentrische benadering was ook van
toepassing op de verzetsactoren en de geallieerden (Cfr. infra). Daarnaast bevestigd het discours ook
de eerder vermelde inhoudelijke oriëntatie ten opzichte van Frankrijk. Hierbij werden de Franse
collaboratie geviseerd, zoals onder meer de Franse Vichy-regering met Pierre Laval.
Intrinsiek verbonden aan het onderwerp ‘de bezetting en de collaboratie’ was het discours omtrent
het verzet en de weerstand hiertegen. Hierbij werden voornamelijk begrippen gebruikt die de
strijdbaarheid benadrukten, zoals onder meer ‘offensive’, ‘lutte’, ‘combattre’, ‘front’ en dergelijke
meer. De actoren die vermeld werden in deze strijdbare retoriek waren ook zeer eurocentrisch. Het
betreft voornamelijk de Franse en Britse mogendheden en diens leiders, zoals Churchill en De Gaulle,
maar ook de Sovjet-Unie. Dit is frappant, aangezien veel verzetskranten niet openlijk steun betuigden
111
aan de Russische bijdrage in de strijd (Cfr. Algemene ontwikkelingen supra). Ook vanwege het sterk
religieuze karakter van Actualité de R.A.F. is dit een noemenswaardige ontwikkeling. Opvallend is
echter wel het vermelde eurocentrisme, waarbij er quasi geen vermelding werd gemaakt van de
Amerikaanse bijdrage. Zelfs niet na de intrede van de Verenigde Staten in de tweede wereldoorlog.
Gecombineerd met de omissie van Japan, bevestigd het daarmee de eurocentrische benadering van
de oorlog door deze verzetskrant.
Ten slotte is het discours omtrent de onderdrukking, de bezetting en het oorlogsleed ook zeer
extensief. Hierbij ligt sterk de nadruk op de kwalijke gevolgen voor de Belgische bevolking, met
begrippen zoals ‘Colère’, ‘douleurs’, ‘fatigués’, ‘malheurs’, ‘misérable’, ‘morts’, ‘prison’ en ‘victime’.
Maar ook het militaire en bezettende aspect werd uitvoerig beschreven met begrippen zoals ‘battu’,
‘Attaque’, ‘forçent’ en ‘défaite’. Kortom het onderwerp ‘Bezetting en Collaboratie’ was niet enkel
uitvoerig in het discours aanwezig wat betreft de absolute frequentie, maar ook wat betreft de
uitgebreidheid en variëteit van de gehanteerde begrippen. Deze ontwikkeling was een constante
voor de gehele bezettingsperiode.
4.2.1.4 Het onderwerp Verzet
Verbonden aan het voorgaande onderwerp ‘Bezetting en Collaboratie’ is evident gezien een ander
zeer prominent onderwerp, namelijk de topic ‘Verzet’. De onderstaande tabel geeft de
constituerende kernbegrippen weer van dit onderwerp.
Kernbegrippen Topic Verzet
Angl* (van ‘Anglais’ en alle varianten hierop)
Churchill
Franc*
Gaulle
Libert*
Triomp*
Vict* (van ‘victoire’ en alle varianten hierop)
De eerder vermelde eurocentrische ontwikkeling, met een sterke focus op de bijdrage van Frankrijk
en het Verenigd Koninkrijk, lijkt ook in dit geval zich te bevestigen. De kernfundamenten zijn
tweeledig. Enerzijds wordt de bevrijding en de overwinning sterk benadrukt, met kernbegrippen
zoals ‘Triomphe’, ‘Victoire’, ‘Liberté’ en alle varianten hiervan. Daarnaast ligt de nadruk sterk op de
actoren die ten zeerste betrokken zijn in de oppositie tegen de Asmogendheden. Opvallend hierbij is
wel dat de nadruk voornamelijk ligt op buitenlandse actoren die zich verzetten en die streden tegen
het Derde Rijk en diens bondgenoten. Vooral de rol van Churchill en De Gaulle werd hierbij
benadrukt. Maar de binnenlandse verzetsbewegingen, zoals onder meer het Onafhankelijkheidsfront
(Cfr. supra), werden niet vermeld. Een verklaring hiervoor is mogelijk de divergerende ideologieën
van de verschillende verzetsorganisaties.
De onderstaande grafiek geeft hierbij de chronologische ontwikkeling weer van het onderwerp
‘Verzet’.
112
De ontwikkeling van het onderwerp ‘Verzet’ vertoond initieel een gelijkaardige evolutie conform de
ontwikkeling van de topic ‘Bezetting en Collaboratie’. De laagste waarde voor dit onderwerp werd
namelijk behaald in het eerste bezettingsjaar, met een relatief lage frequentie van gemiddeld 1,8 per
editie. Een evidente verklaring voor dit fenomeen is het feit dat de collaboratie en de bezetting nog
niet sterk gevestigd waren, en in relatief opzicht het nog niet zodanig impactvol was ten opzichte van
de latere bezettingsjaren. De drijfveer achter een sterke verzetsbeweging was met andere woorden
in relatief opzicht nog niet zo nijpend zoals het in de overige jaren van de bezettingsperiode zal zijn.
Dit wordt verder geïllustreerd door de hogere frequentie van het onderwerp voor de andere
bezettingsjaren. De tendens zal een absoluut hoogtepunt bereiken in 1942, met een zeer hoge
frequentie van gemiddeld 5,2. Het jaar 1942 was daarmee het absolute culminatiemoment in het
discours omtrent het verzet tegen de Asmogendheden. Opvallend is echter wel de graduele afname
van de intensiviteit van dit disccours voor de rest van de bezettingsperiode. De frequentie bleef nog
relatief hoog, maar de afname is frappant. Zeker indien dit afgezet wordt tegen de algemene
verzetsontwikkelingen, waarbij de intensiviteit en de gewelddadigheid van het verzet juist toenam
naarmate de bezetting vorderde (Cfr. de algemene context supra). Hierbij dient wel opgemerkt te
worden dat de gematigde verzetskrant Actualité de R.A.F. niet te situeren is in deze intensieve en
gewelddadige verzetsstroming. De relatief lagere waarde voor het jaar 1944, wat de
bevrijdingsperiode bestreek, is hierbij ook eigenaardig. Zo lijkt het verzet als collectieve beweging
niet te kapitaliseren op de bevrijding, alleszins in het discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F.
Een mogelijke verklaring hiervoor is de sterke inhoudelijke oriëntatie van deze clandestiene krant op
de geallieerde machten. De snelle bevrijding door de geallieerde troepen verklaard daarbij mogelijk
deze ontwikkeling in het discours van de verzetskrant. Dit was immers een meer algemene
ontwikkeling voor de bevrijdingsperiode (Cfr. de impact van het verzet supra). Daarnaast blijft het
onderwerp, ondanks de afname, frequent aanwezig na de bevrijding, met een gemiddelde frequentie
van 2,9. Het onderwerp was na de bevrijding daarmee sterker aanwezig in het discours ten opzichte
van het eerste bezettingsjaar.
1,8
3,2
5,2
4,7
4,2
2,9
0,0
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
1940 1941 1942 1943 1944 1945
Het onderwerp verzet voor Actualité de R.A.F.
Gemiddelde frequentieonderwerp per editie
113
Na de behandeling van de samenstelling en de chronologische evolutie van deze topic, werd het
aanverwante discours omtrent dit onderwerp dieper geanalyseerd. Onderstaande tabel geeft het
structureel discours weer dat verbonden is aan deze topic.
Discours Verzet
Optimisme en motivatie
avenir
bientôt
braves
confiance
courage
délivrance
désirs
écrasent
espérance
fidèle
finale
flambeau
flamme
foi
fusillés
gagner
héroïque
heureux
justice
libération
liberté
martyrs
paix
promesses
ranimer
ravivé
rêve
réveille
sauver
succès
sûrement
ténacité
vainqueurs
victoire
Geviseerde actoren en diens omschrijving
axis
Berlin
boches
collaborateurs
crimes
Darlan
Degrelle
dictateurs
ennemis
germains
Hitler
Italie
italiens
Laval
maréchal
marmots
Mussolini
nazis
nouveau ordre
Pétain
prussiens
Rex
teutons
traître Propaganda en de verzetspers
Goebbels
journal
mensonge
mensongères
presse
propagande
radio
vérité
114
Nationalistisch verzet
aimée
belges
Belgique
Clemenceau
drapeau
fier
force
gloire
glorieux
grandeur
invincible
jeanne arc
lion
nationale
pays
roi
triomphant
tutelle
union
vive
Geallieerden en bondgenoten
alliés
Américains
Amérique
Angleterre
français
France
Paris
Roosevelt
Russie
Saxons
tigre
Winston
Oorlogsontwikkelingen
air
armes
aviateurs
ciel
combat
conquises
défendre
destruction
eaux
front
guerre
lutte
marins
mer
mitraille
océan
ports
sauveur
soldat
terre
Een eerste observatie die gemaakt kan worden is het uitgebreide discours omtrent een
toekomstgericht optimisme en het gebruik van motiverende en mobiliseerde terminologie. Dit is een
evident ontwikkeling voor de verzetspers, aangezien het cruciaal was om zo beide het nationale
moreel en de eigen verzetsbeweging te stimuleren en aan te zetten tot verzet tegen de Duitse
bezetter. Hierbij werden begrippen gehanteerd zoals onder meer ‘délivrance’, ‘Confiance’, ‘courage’,
‘Gagner’, Libération, ‘Promesses’, ‘Vainqueurs’, etc. Hieraan verbonden is het sterk nationalistisch
discours dat gehanteerd werd. Centraal in deze tendens staan woorden zoals ‘union’, ‘Roi’, ‘Lion’,
‘Drapeau’ en dergelijke meer. Het verzetsdiscours overlapt dus in zekere mate met het eerder
beschreven nationalistisch en religieus discours. Tussen deze onderwerpen bestaat er dus een
complexe interconnectie en interdependentie. Ze maken met andere woorden deel uit van hetzelfde
complex tekstueel geheel.
115
Opvallend hierbij is ook de sterke inhoudelijke oriëntatie ten opzichte van Frankrijk. Zo werd er
frequent gebruik gemaakt van Franse nationale symbolen, zoals onder meer Clemenceau en Jeanne
d’Arc. De invocatie van deze nationale symbolen diende om ook de Franse bevolking te motiveren en
aan te zetten tot de strijd tegen de bezetter, net zoals Clemenceau dat deed tijdens de Grote Oorlog.
Met de figuur Clemenceau werd ook duidelijk beroep gedaan op de oorlogserfenis van de eerste
wereldoorlog (Cfr. supra).
Ook wat betreft de geviseerde actoren, en diens omschrijving in het discours, valt de Franse
beïnvloeding waar te nemen. Het discours omtrent het onderwerp ‘Verzet’ is doordrongen van
actoren die behoorden tot de collaboratie, beide in Frankrijk en in België. Voorbeelden hiervan zijn
‘Degrelle’, Rex’, ‘Laval’, ‘Darlan’, ‘Nouveau ordre’, maar ook ‘petain’ en ‘maréchal’. De collaboratie,
inclusief de Franse, vormde de kern van de actoren die geviseerd werden in het discours van
Actualité de R.A.F. Opvallend is echter weer het gegeven dat er geen Nederlandstalige
collaborerende groeperingen en individuen geviseerd werden (Cfr. supra). Daarnaast staan ook de
evidente Asmogendheden centraal (‘Boche’, ‘Italie’, ‘Hitler’). Hierbij moet echter vermeld worden dat
het uitsluitend de Europese Asmogendheden betreft, aangezien ook in dit geval geen vermelding
gemaakt wordt van het strijdtoneel in Azië tegen het Japanse Keizerrijk.
Maar ook de gecensureerde pers en de propaganda-organen van het militaire bestuur werden
geviseerd in het discours. Dit uitte zich onder meer in begrippen zoals ‘propagande’, ‘presse’,
‘Mensongères’, ‘Journal’ en ‘Goebbels’. Het is een evidente ontwikkeling in het discours van een
verzetskrant, dat er een dichotoom contrast werd gemaakt tussen propaganda en ware
berichtgeving. (‘vérité’). De verzetspers definieerde zichzelf namelijk in oppositie tegen deze censuur
en propaganda. Het vormde de bestaansreden en de motivatie voor de zelfidentificatie en definiëring
als verzetskrant.
Wat betreft de invocatie van de bondgenoten in het verzet tegen de Asmogendheden en collaboratie
zijn ook opvallende ontwikkelingen waar te nemen. De eerder vermelde tendens is ook hier van
toepassing, waarbij de nadruk voornamelijk lag op de Franse en Britse bondgenoten. Vooral de
symbolische macht van Winston Churchill werd gehanteerd in het mobiliserende discours. Er zijn
zeer frequent varianten en symbolische benamingen terug te vinden, zoals onder meer ‘Winston’ en
zelfs ‘tigre’. De these wordt bevestigd indien een kwalitatieve steekproef wordt uitgevoerd via de
‘Concordance’ functie. Onderstaand citaat is afkomstig uit de editie van maart 1941:
‘Churchill tigre comme Clemenceau, regarde l'avenir; Deteste sa foi vivante chaque jour rejeunir!’224
Het citaat gebruikt beide de symbolische kracht van Winston Churchill en van de oorlogsheld
Clemenceau om de (Franse) bevolking te motiveren en te mobiliseren. Het is slechts één van de vele
citaten die op een kwalitatieve wijze deze these bevestigen.
Daarnaast is opvallend dat ditmaal wel de contributie van de Verenigde Staten erkend werd in het
verzetsdiscours. Hierin staat voornamelijk de figuur Roosevelt centraal. En in zekere mate werd ook
de Russische bijdrage in de strijd tegen de Asmogendheden vermeld. In relatief opzicht komt dit
minder frequent voor in het discours. Dit vormt, zoals vermeld, een prominente ontwikkeling in de
algemene verzetspers (Cfr. supra).
224
Actualité de R.A.F., editie maart 1941.
116
Ten slotte vormen de concrete oorlogsontwikkelingen een essentieel onderdeel van het bredere
discours omtrent het onderwerp ‘Verzet’. Frappant is dat voornamelijk het strijdtoneel in de lucht als
op zee centraal stond. Dit werd onder meer geconcretiseerd met begrippen zoals ‘eau’, ‘mer’,
‘océan’, ‘marins’, ‘ports’, ‘air’, ‘aviateurs’ en ‘ciel’. Deze ontwikkeling verklaard mede de sterke
nadruk op het Verenigd Koninkrijk en Churchill in het verzetsdiscours. De Royal Air Force en de Royal
Navy waren namelijk één van de meest geduchtste tegenstanders van het Derde Rijk, beide wat
betreft de luchtmacht en de marine. Deze these wordt bevestigd indien er een kwalitatieve
steekproef wordt uitgevoerd.
‘…Car l’Angleterre veille toujours en sentinelle; toujours royal air force déniche les boches…’225
Bovenstaand citaat is afkomstig uit de verzetskrant Actualité de R.A.F. van de periode januari 1941.
Het benadrukt sterk de rol die het Verenigd Koninkrijk speelde in het verzet tegen de
Asmogendheden (‘Boches’), beide symbolisch en militair.
Indien deze ontwikkelingen geplaatst worden naast het feit dat er in het verzetsdiscours geen
vermelding werd gemaakt van de binnenlandse verzetsgroepen zoals het Onafhankelijkheidsfront,
gecombineerd met de sterk internationalistische oriëntatie van Actualité de R.A.F., kan er gesteld
worden dat voor de verzetskrant in feite een tweeledig verzet en strijd gevoerd werd tegen de
collaboratie en de Asmogendheden. Enerzijds had men het interne, binnenlandse verzet tegen
actoren zoals onder meer de bezetter en de collaboratie. Centraal stond hier de Franstalige
collaboratie met Rex en diens leider Degrelle. Maar de meeste inhoudelijke aandacht van de
verzetskrant werd besteed aan de buitenlandse, internationale strijd en verzet tegen de
Asmogendheden. De centrale actor was hier het Verenigd Koninkrijk met Churchill als leidersfiguur.
Daarnaast beriep de verzetskrant zich ook op de symbolische kracht van De Gaulle, en vermelde
daarbij in mindere mate ook de contributie van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Hiermee
vormde het onderwerp ‘Verzet’ een vierde kernonderwerp van het discours van de verzetskrant
Actualité de R.A.F.
4.2.1.5 Het onderwerp Oorlogsgebeuren en -ontwikkelingen
Een rode draad doorheen het tekstcorpus en de besproken topics waren evident gezien de
ontwikkelingen van de tweede wereldoorlog. Vandaar dat de laatste cruciale topic voor Actualité de
R.A.F. het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren en –ontwikkelingen’. De onderstaande tabel geeft de
constituerende kernbegrippen weer van dit onderwerp.
Kernbegrippen Topic Oorlogsgebeuren en -ontwikkelingen
ameri*
batail*
bomb*
front*
gagn*
guer*
mitrail*
mort*
vain* (van ‘vaincre’ en alle varianten hierop)
Een eerste vaststelling die hierbij gemaakt kan worden is dat het discours omtrent de militaire
oorlogsontwikkelingen fundamenteel de focus legt op andere actoren in vergelijking met de
voorgaande onderwerpen, en met name het onderwerp ‘Verzet’. De centrale voor het verzet en de
strijd tegen de collaboratie en de bezetting waren voornamelijk Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk,
225
Actualité de R.A.F. editie januari 1941.
117
en in mindere maten de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Maar indien de militaire ontwikkelingen
werden besproken in het discours van Actualité de R.A.F. stond de bijdrage van de Verenigde Staten
centraal. Op militair vlak werd er dus inhoudelijk en kwantitatief gezien het meeste beroep gedaan
op de Amerikaanse bijdrage. Dit is een significante vaststelling, aangezien Amerika pas in het jaar
1941 militair betrokken raakte met de tweede wereldoorlog. De militaire strijd werd met andere
woorden voornamelijk toegeschreven aan de Verenigde staten, terwijl het verzet en de oppositie
voornamelijk in het discours werd verwoord aan de hand van de actoren Frankrijk (De Gaulle) en het
Verenigd Koninkrijk (Churchill).
Ook opvallend is de sterke nadruk op optimistische en triomfantelijke terminologie in het discours
omtrent de militaire ontwikkelingen. Begrippen zoals ‘gagner’ en ‘vaincre’ staan hierbij centraal.
Indien het onderwerp ‘Oorlogsontwikkelingen’ dus in het discours besproken werd, werd dit
voornamelijk verwoord met triomfantelijke terminologie en geallieerden actoren. Deze ontwikkeling
in het discours overlapt sterk met de eerder beschreven optimistische en toekomstgerichte tendens.
Daarnaast zijn evidente termen gerelateerd aan oorlog en strijd constituerende elementen van deze
categorie, zoals onder meer ‘Bataille’, ‘guerre’, ‘front’ en ‘mitraille’.
Indien de ontwikkeling van het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren en –ontwikkelingen’ chronologisch
wordt weergegeven, dan kan het volgende vastgesteld worden.
Een zeer opvallende vaststelling is ook in dit geval de relatief lage frequentie van het onderwerp
‘Oorlogsontwikkelingen’ in de vroege bezettingsperiode. Het onderwerp werd gemiddeld slechts
tweemaal besproken per editie in het jaar 1940. Een evidente verklaring voor dit fenomeen is het feit
dat de tweede wereldoorlog nog niet sterk gevorderd was, en in relatief opzicht het nog niet zodanig
grootschalig was ten opzichte van de latere bezettingsjaren. Deze tendens wordt verder geïllustreerd
door de enorme toename in de frequentie van het onderwerp. Voor de rest van de
bezettingsperiode zal het oorlogsgeburen constant prominent aanwezig zijn in het discours van
Actualité de R.A.F. Na een verdubbeling van de frequentie voor het jaar 1941 werd er in 1942 het
eerste toppunt bereikt. Dit jaar vertoont een zeer hoge frequentie, met een gemiddelde van 5,5 per
verschenen editie. Een mogelijke verklaring hiervoor is het absolute belang van het Oostfront ien de
2,0
4,0
5,5
4,6 5,0
5,7
0,0
1,0
2,0
3,0
4,0
5,0
6,0
1940 1941 1942 1943 1944 1945
Het onderwerp Oorlogsgebeuren en -ontwikkelingen voor Actualité de R.A.F.
Gemiddelde frequentieonderwerp per editie
118
Slag om Stalingrad in de oorlogsberichtgeving. Deze hoge waarde bleef ook behouden voor de jaren
1943 en 1944. Hierbij moet echter wel de beperkte afname in het jaar 1943 vastgesteld worden. De
frequentie bleef echter nog steeds hoog voor dit jaar, maar ten opzichte van het voorgaande jaar
was de daling toch aanzienlijk. Het feit dat het jaar 1944 nog steeds zulke hoge scores vertoont is ook
significant, wat indiceert dat het oorlogsonderwerp in de directe periode na de bevrijding zeer
prominent bleef. Opvallend is echter dat het absolute toppunt werd bereikt in het jaar 1945. Dit is
frappant gezien het feit dat België al reeds bevrijdt was, en door het feit dat Actualité de R.A.F. bleef
publiceren tot na de tweede wereldoorlog zelf. Hiernaast behandelde de verzetskrant voornamelijk
de Europese ontwikkelingen, waarbij de oorlogsontwikkelingen in Azië in relatief opzicht minder
frequent besproken werden in het discours. Het was deze strijd tegen Japan die chronologisch gezien
langer aansleepte. Een daling in de gemiddelde frequentie was dus te verwachten vanwege deze
factoren. Maar het tegenstelde doet zich voor, met een culminatie van de gemiddelde frequentie
met 5,7 per verschenen editie. Het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren en –ontwikkeling’ was een
constante doorheen het discours van Actualité de R.A.F.
Onderstaande tabel geeft het structureel discours weer dat verbonden is aan het onderwerp
‘Oorlogsgebeuren en – ontwikkeling’. Hierbij werden de specifieke begrippen verder ingedeeld in
inhoudelijk en logisch consistente subcategorieën.
Discours Oorlogsgebeuren en -ontwikkeling
Oorlogsleed
agonie
barbare
bête
carnage
chaos
choc
colère
défaite
détresse
douleurs
écroule
effrayant
enflammé
éprouve
épuisés
évacuation
fureur
graves
inhumain
injustement
lugubre
malheur
maudite
meurtries
monstrueux
morts
mourir
ombre
panique
perdu
pertes
peur
pire
pleure
prisonniers
rage
remords
saignés
sang
sanglotant
souffrance
stupeur
terrible
tombes
tragique
triste
tués
119
Oorlogsontwikkelingen
atlantique
bataille
désert
Europe
fronts
Grèce
Kiev
légionnaires
Lybie
mers
monde
mondiale
Moscou
objectifs
offensive
Rhin
Russie
secteur
Stalingrad
tanks
terrain
Ukraine
Militaire terminologie en retoriek
armées
bateaux
battent
battu
bombes
brigands
briller
brisé
canons
champ
combat
coups
engins
épée
force
forteresses
lance
lutter
mitraille
navale
navires
obus
sabre
soldats
terre
tonnerre
De Asmogendheden
allemand
axe
bandits
Berlin
boches
criminels
empire
envahisseurs
Goebbels
Himmler
Hitler
hitlérienne
Italie
japon
Mussolini
nazis
nippons
paris
Satan
vaurienne
vichy
Luchtoorlog
Aviateur
air
ciel
firmament
royal air force Geallieerden en bondgenoten
alliés
Amérique
anglais
Angleterre
Belgique
Churchill
français
France
Roosevelt
Russe
Timoschenko
120
Overwinning en optimisme
audace
avance
avantage
aventure
confiance
efforts
espérance
espoir
fièrement
future
gagner
gain
glorieux
héroïque
héros
invincible
justice
liberté
miracle
paix
persévérance
progressent
succès
vaillant
vainqueur
vengés
victoire
trêve
Ook in dit onderwerp stond er een tendens centraal die zeer sterk het oorlogsleed benadrukte dat
verbonden was aan de oorlogsontwikkelingen, beide qua woordfrequentie en woordvariatie. Hierbij
werd vooral de nadruk gelegd op het onrecht (‘inhumain’, ‘injustement’), de verliezen (‘pertes’,
‘perdue’, ‘défaite’) en de brutaliteit van de oorlog (‘morts’, ‘colère’, ‘détresse’, ‘douleurs’). Het
verwoorden van het oorlogsleed vormt daarmee een cruciaal element van het discours omtrent de
oorlogsontwikkelingen.
In de omschrijving van de concrete oorlogsgebeurtenissen valt de sterke nadruk op het Oostfront op.
Hierbij werd vooral de focus gelegd op de oorlogsontwikkelingen in ‘Stalingrad’, ‘Ukraine’, ‘Kiev’,
‘Moscou’, ‘Karkov’ en ‘Russie’. Dit is een zeer significante ontwikkeling, aangezien de nadruk sterk lag
op de militaire ontwikkelingen aan het Oostfront, terwijl er in relatief opzicht slechts zelden de
Russische bijdrage aan de strijd tegen de Asmogendheden vermeld werd. Deze omissie van de
Sovjet-Unie komt sterk overeen met de algemene ontwikkelingen in de verzetspers (Cfr. supra).
Andere strijdtonelen die frequent besproken werden in het discours was het conflict in Noord-Afrika
(‘Désert’, ‘Lybie’), de strijd om de Rijn (‘Rhin’) en het conflict in Griekenland(‘Grèce’). Ook het
mondiale aspect werd sterk benadrukt in het discours (‘Monde’, ‘guerre mondiale’), ondanks het feit
dat er quasi geen aandacht werd besteed aan het conflict in Azië of de Stille Oceaan. Hieraan
verbonden is de sterke nadruk op de luchtmacht en de luchtoorlog. Fundamentele begrippen zijn
hier ‘air’, ‘ciel’, ‘aviateur’ en dergelijke meer. De nadruk lig voornamelijk bij de cruciale rol van de
121
‘Royal Air Force’. Deze tendens overlapt met de algemene ontwikkeling waarbij vooral de Britse
bijdrage sterk benadrukt werd.
Wat betreft de geallieerde actoren worden de eerder vermelde tendensen bevestigd. De nadruk ligt
voornamelijk op de oorlogsbijdrage van beide Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Opvallend is
echter wel de prominentie van Amerikaanse individuen en verwijzingen. Indien deze resultaten
geplaatst worden naast de constituerende termen van het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren’ en de
resultaten van de andere onderwerpen, kan vastgesteld worden dat voor de Verenigde Staten
voornamelijk de nadruk ligt op het militaire aspect van diens oorlogsbijdrage. Wat betreft Frankrijk
en het Verenigd Koninkrijk werd naast het militaire aspect, ook het symbolische verzetsaspect van
deze actoren sterk benadrukt in de strijd tegen de Asmogendheden en de collaboratie. De Sovjet-
Unie werd er slechts sporadisch vermeld, met actoren zoals Timoschenko, maar de algemene
tendens lijkt zich echter in dit geval ook te bevestigen. Zeker vanwege de prominentie van het
Oostfront in het militaire discours, is de Russische omissie in de oorlogsbijdrage onmiskenbaar.
Daarnaast is er een sterke overlapping waar te nemen ten opzichte van de geviseerde actoren in de
oorlogsontwikkelingen. De frequentst geciteerde actoren waren in eerste instantie de Duitse
leidersfiguren en strijdmachten (‘Adolf Hitler’, ‘Himmler’, ‘Goebbels’, ‘Boches’, ‘nazis’, etc.).
Daarnaast werden ook fascistisch Italië vaak geviseerd (‘Mussolini, ‘Italie’). Opvallend is echter wel
het gegeven dat in dit geval de Japanse oorlogsparticipatie wel enige vermelding kreeg (‘Japan’,
‘Nippon’). Dit ondanks het feit dat het Aziatische strijdtoneel niet behandeld werd in het tekstcorpus
van Actualité de R.A.F. In de omschrijving van de geviseerde actoren werd ook zeer sterk het
barbaarse en criminele aspect van deze actoren benadrukt, met begrippen zoals ‘Vaurienne’,
‘Bandits’, ‘Criminels’,‘Envahisseurs’ en zelfs ‘Satan’. Hierbij werd de schuld van de oorlogsleed
duidelijk toegeschreven aan de Asmogendheden. Ten slotte is het ook frappant dat het
collaborerende Vichy-regime gegroepeerd werd met de overige militaire actoren in het onderwerp
‘Oorlogsgebeuren’. Hiermee is het regime de enigste collaborerende actor die vermeld werd in
verband met het concrete oorlogsdiscours.
Maar ook is er een zeer sterke stroming aanwezig in het discours omtrent het onderwerp
‘Oorlogsgebeuren’ waarbij de eerder vermelde optimistische toekomstverwachting centraal staat.
Op dit vlak is er een sterke overlapping en interconnectie met onderwerpen zoals onder meer de
topic ‘Verzet’. Het werd geconcretiseerd met begrippen zoals ‘future’, ‘Gagner, ‘Invincible’, ‘Audace’,
‘Victoire’ en ‘Succès’. Ondanks het feit dat er in het discours omtrent de oorlogsontwikkelingen een
sterke tendens aanwezig was om het oorlogsleed te benadrukken, is de optimistische toon
verbonden aan het conflict en de toekomstige overwinning onmiskenbaar.
Ten slotte werd er in het tekstcorpus frequent militaristische terminologie gehanteerd zoals
‘bombes’, ‘Canons’, ‘Engins’, ‘Mitraille’, ‘Obus’, etc. Het gebruik van zulke begrippen is een evidente
ontwikkeling voor het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren’, en benadrukt de centrale positie van de
feitelijke oorlogsverrichtingen in het tekstcorpus.
4.2.2 Algemene ontwikkelingen en conclusie: Actualité de R.A.F.
Doorheen de diverse kernonderwerpen van de verzetskrant Actualité de R.A.F. zijn een aantal
algemene ontwikkelingen en patronen waar te nemen. De kernonderwerpen doorheen het discours
zijn ‘Nationalisme en Patriotisme’, ‘Religie, ‘Bezetting en Collaboratie’, ‘Verzet’ en ‘Oorlogsgebeuren
en –ontwikkelingen’. Een eerste vaststelling is de sterke interconnectie, overlapping en
122
interdependentie tussen de diverse onderwerpen. De interne verbondenheid die waar te nemen is in
het discours en de onderwerpen onderling wordt veroorzaakt door het feit dat het discours
structureel vervat is in een bepaald tekstcorpus. Dit corpus is immers een complex geheel dat niet
zozeer in strikte classificaties te verwerken is. Woorden en begrippen kunnen onderdeel zijn van
meerdere onderwerpsgroepen vanwege hun meervoudige betekenis. De betekenis wordt bepaald
door de tekstuele context van het begrip zelf.
Het patriotisme en het religieuze karakter doordringt het gehele discours van alle onderwerpen. Dit
werd beide impliciet verwoord, met het gebruik van begrippen en metaforen zoals ‘martyre’ en het
dichotome onderscheid tussen ‘Infidèles’ en ‘fidélité’, alsook expliciet met een directe invocatie van
nationale en religieuze symbolen. De bezetter en de collaboratie werd hierbij sterk gediaboliseerd
(‘satan’, ‘diable’). Deze terminologie werd mogelijk gehanteerd als retorisch instrument om de
collaborateurs af te beelden als ongelovigen, en zelfs als satan, om op deze wijze diens positie te
ondermijnen. De collaborerende beweging Rex benadrukte immers haar katholicisme. Het
ondermijnen van deze religieuze zelfidentificatie kan dus mogelijk een onderdeel geweest zijn van de
retorische strategie van de verzetskrant Actualité de R.A.F. in diens strijd tegen de collaboratie.
Het discours vertoont ook een zeer fervent royalisme, met een sterke nadruk op de nationale
eenheid (‘Flamands et Wallons’). Hieraan verbonden is de zeer triomfantelijke, optimistische en
toekomstgerichte boodschap van de verzetskrant die doorheen alle onderwerpen is waar te nemen.
Ondanks deze optimistische tendens is er echter ook een zeer sterke stroming aanwezig waarin de
brutaliteit, de leed en de onderdrukking van de oorlog en het bezettingsregime sterk werd
benadrukt. De bezetter en de collaboratie werden moreel veroordeeld, en werd de schuld en de
verantwoordelijkheid van de oorlogssituatie toegeschreven. De collaboratie werd afgeschreven als
verraders (‘traîtres’), maar opvallend is echter wel dat enkel de Waalse en de Franse collaboratie
werden geviseerd. Hierin stonden figuren centraal zoals Pétain, Degrelle, Laval, etc; Maar de
Nederlandstalige collaboratie werd niet behandeld in het gehele tekstcorpus van Actualité de R.A.F.
Daarnaast werden ook de propaganda-organen en de gecensureerde pers geviseerd in het
tekstcorpus.
Hieraan verbonden is de sterke inhoudelijke oriëntatie op Frankrijk. Zo werd frequent de Franse
collaboratie geviseerd. Maar er werd ook zeer vaak beroep gedaan op de Franse nationale symbolen
(‘Clemenceau’, ‘Jeanne d’Arc’, ‘coq’). Vooral de verzetsleider Charles de Gaulle stond centraal in dit
discours. Een evidente verklaring voor deze Franse beïnvloeding is het feit dat de verzetskrant
gedeeltelijk operatief was in Noord-Frankrijk.
Ook is de culturele en psychologische erfenis van de eerste wereld zeer duidelijk in het discours waar
te nemen. Hierbij werd er beroep gedaan op de mobiliserende macht van symbolen zoals koning
Albert I, Clemenceau en de symbooldatum 11 november. Ook in de omschrijving van de vijand was
deze tendens duidelijk zichtbaar (‘Boches’, ‘Teutons’, ‘Pruissiennes’).
Het is ook van belang om het neutrale en apolitiek karakter van het discours te benadrukken. Het
socialisme en andere politieke ideologieën werden immers niet expliciet besproken in het discours
van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Dit staat in contrast met een zeer groot deel van de
verzetspers (Cfr. Supra). Ook het gematigde verzetsdiscours van deze krant is zeer opvallend, zeker in
het licht van een meer activistisch en politiek geïnspireerd discours die in bepaalde verzetskranten
waar te nemen was (Cfr. supra en de linkse verzetspers).
123
Daarnaast is de internationale oriëntatie van de krant zeer duidelijk aanwezig. De nadruk lag hierbij
voornamelijk op de militaire en symbolische verzetsbijdrage van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Vooral de militaire bijdrage van de Verenigde Staten werd benadrukt, en in zekere mate ook die van
de Sovjet-Unie. Maar gezien de focus op de ontwikkelingen aan het Oostfront, blijkt de omissie van
de Russische oorlogsbijdrage duidelijk in het discours. Daarbij is het eurocentrisme ook zeer
frappant, waarbij het Aziatisch strijdtoneel en het Japans Keizerrijk quasi niet vermeld werd.
Wat betreft het verzet tegen de Asmogendheden en de collaboratief lag voornamelijk de nadruk op
de internationale actoren, met name Frankrijk (De Gaulle) en het Verenigd Koninkrijk (Churchill). De
binnenlandse verzetsbewegingen werden compleet weggelaten uit het discours. Dit bevestigd de
internationale oriëntatie van de verzetskrant, waarbij de naderende en verlossende bevrijding werd
verwacht als een extern, en niet intern gegeven.
Indien deze ontwikkelingen in het tekstcorpus van de verzetskrant Actualité de R.A.F. geaggregeerd
worden met de bovenstaande grafiek kan ten slotte vastgesteld worden dat het discours omtrent de
oorlogsontwikkelingen, en de daaraan verbonden bezetting, collaboratie en verzet sterk toenamen
naarmate de oorlog vorderde. Deze ontwikkeling bevestigd de algemene intensivering van de
Belgische verzetsbeweging als geheel. Ook de kernmotivatie achter het verzet, namelijk het
nationalisme en de religie, nam zeer sterk toe en culmineerde na de bevrijding en met het einde van
de tweede wereldoorlog in het jaar 1945. Gecombineerd met de evident lage waarden voor de
onderwerpen ‘Verzet’ en ‘Bezetting en Collaboratie’ vormt dit een zeer hoopvolle en optimistische
periode voor deze verzetskrant. Hierbij moet echter wel het absoluut dieptepunt opgemerkt worden
voor beide onderwerpen in het jaar 1943. Dit vormde als het ware het jaar van ontmoediging en
vertwijfeling voor de verzetskrant Actualité de R.A.F.
4,6 5,3 5,6 3,1 4,5
7,8 0,8
3,6 4,7
3,0 2,8
7,4
1
5,5 6,2
5,5 5,4
1,7
1,8
3,2
5,2
4,7 4,2
2,9
2
4
5,5
4,6 5
5,7
0
5
10
15
20
25
30
1940 1941 1942 1943 1944 1945
Ge
mid
de
lde
Fre
qu
en
tie
on
de
rwe
rp p
er
ed
itie
Evolutie van de Onderwerpsgroepen voor de verzetskrant Actualité de R.A.F.
Oorlogsgebeuren
Verzet
Bezetting en Collaboratie
Religie
Nationalisme en patriotisme
124
Ten slotte vormde het jaar 1942 duidelijk het absolute hoogtepunt voor de onderwerpen
‘Oorlogsgebeuren’, ‘Verzet’ en ‘Bezetting en Collaboratie’. Het was een jaar van strijd, verzet en
conflicten in het discours van Actualité de R.A.F.
Ten slotte kan uit het onderwerpsaandeel van Actualité de R.A.F. afgeleid worden hoe sterk het
motiverende en mobiliserende discours, met name het nationalisme en patriotisme samen met het
religieuze discours, het tekstcorpus van de verzetskrant doordrong. Daarnaast vormen het
bezettingsregime en de collaboratie, samen met het verzet hiertegen, inhoudelijk zeer significante
onderwerpsgroepen. De concrete oorlogsgebeurtenissen nemen in het opzicht van deze
onderwerpen een significante minderheidspositie in wat betreft de prominentie van het onderwerp.
Deze diepgaande tekstuele analyse aan de hand van topic-modeling bevestigt en concretiseert
elementen uit de bestaande literatuur omtrent de verzetskrant Actualité de R.A.F. (Cfr. supra). Ook
de persoonlijke bewering van de auteur Edmond Dumont, waarbij er getuigd werd van een
diepgaande inspiratie door Charles de Gaulle, wordt duidelijk geïllustreerd door de frequentie en
beschrijving van deze figuur doorheen het structurele tekstcorpus. Maar daarnaast biedt deze
methodologie diverse nieuwe inzichten in het discours van deze verzetskrant, die voordien nog niet
opgemerkt werden in de wetenschappelijke onderzoeken. De focus op de Franstalige collaboratie,
het internationale karakter van het tekstcorpus, het eurocentrisme en de omissie van enkele cruciale
actoren en gebeurtenissen zijn slechts enkele voorbeelden van de vernieuwende inzichten die
verkregen werden door de toepassing van deze methodologie. Daarnaast is het ook mogelijk om
deze ontwikkelingen een temporele dimensie te geven aan de hand van de chronologische evolutie
van de onderwerpen. De methodologische meerwaarde van topic-modeling is onmiskenbaar
significant. Op deze wijze draagt deze methodologische innovatie bij aan de inhoudelijke innovatie
wat betreft de verzetshistoriografie.
Nationalisme en Patriotisme
24,27%
Religie 17,52%
Bezetting en Collaboratie
19,87%
Verzet 17,29%
Oorlogsgebeuren 21,05%
Percentage van de onderwerpen voor Actualité de R.A.F. 1940-1945
125
4.3 Interpretatie en comparatieve analyse van de onderzoeksresultaten :
Indépendance De onderzoeksresultaten van de clandestiene krant Actualité de R.A.F. zullen hierbij vanuit een
comparatieve benadering geanalyseerd worden, waarbij de bevindingen worden afgezet tegen een
regionaal representatievere en invloedrijkere verzetskrant namelijk Indépendance. Hierbij zal er
consequent dezelfde analytische structuur gehanteerd worden, waarbij de inhoudelijke
convergenties en divergenties met de verzetskrant Actualité de R.A.F. benadrukt zullen worden.
4.3.1 De compositie en de ontwikkeling van de kernonderwerpen
Op basis van de onderzoeksresultaten die verkregen werden via de analysefunctie ‘Clusters/N-grams’
kunnen de inhoudelijk significante onderwerpsgroepen van het tekstcorpus van de krant
Indépendance samengesteld worden. De statistische onderzoeksresultaten werden bijgevoegd als
‘Bijlage 3’ en werden gerangschikt op basis van statistische significantie.
4.3.1.1 Het onderwerp Patriotisme en Nationalisme
Een eerste prominent onderwerp in het discours van de verzetskrant Indépendance is ‘Patriotisme en
Nationalisme’. De onderstaande tabel geeft de constituerende kernbegrippen weer van dit
onderwerp.
Kernbegrippen Topic Patriotisme en Nationalisme
Pays
Patri*
Population*
Nation*
Peupl*
Belg*
Net zoals de verzetskrant Actualité de R.A.F. vormt een sterk nationalisme en patriotisme één van de
kernfundamenten van het tekstcorpus van Indépendance. De constituerende delen van dit
onderwerp zijn evident nationalistische begrippen, zoals onder meer ‘peuple’, ‘nation’, ‘Belge’ en
‘patrie’. Deze ontwikkeling in het discours bevestigt het centrale doel van Indépendance, die als
verzetskrant fungeerde voor het Onafhankelijkheidsfront. Er werd namelijk gestreefd naar een zeer
brede en geünificeerde nationale volksbeweging (Cfr. supra).
Onderstaande grafiek geeft de frequentie van het onderwerp weer in de verschenen edities voor
elke publicatie van de verzetskrant. De frequentie refereert hierbij naar het kwantitatief voorkomen
van het onderwerp in een bepaalde editie van de verzetskrant. In deze visuele weergave werd ook
rekening gehouden met het variërend aantal pagina’s per editie, aangezien de verzetskranten van
Indépendance zoals vermeld een sterk variërend aantal bladzijden telde. Hierbij werd de frequentie
omgezet naar een standaardaantal van zes pagina’s. Een drastische toename in frequentie die te
wijten is aan louter een toename van het aantal pagina’s, en niet van de verhouding van de
inhoudelijke onderwerpen, wordt op deze wijze vermeden als verstorende factor.
126
48
101
79
21
65
42 35 35 41
26
56 63
49 41 41
59
107
0
20
40
60
80
100
120
Fre
qu
en
tie
on
de
rwe
rp
Het onderwerp Nationalisme en Patriotisme voor Indépendance
De ontwikkeling van dit onderwerp in het tekstcorpus van Indépendance vertoont op een aantal
aspecten gelijkaardige ontwikkelingen in vergelijking met het tekstcorpus van Actualité de R.A.F. Een
eerste convergentie is de prominentie van het nationalisme in het discours in het voorjaar van 1942.
Het nationalisme doordrong sterk het discours in de edities die in deze periode verschenen.
Daarnaast convergeren beide kranten wat betreft de dalende ontwikkeling en het bereiken van een
dieptepunt in het jaar 1943. Maar ook wat betreft de graduele toename na dit jaar van vertwijfeling,
en de culminatie van het nationalisme na de bevrijding, is er een sterke overlapping met Actualité de
R.A.F. De hoogste frequentie werd bereikt met de laatste uitgave in september 1944.
Hiernaast zijn er ook sterke divergenties op te merken. Zeer opvallend is de dalende trend in de
zomer van 1942 en in het voorjaar van 1944. Deze ontwikkeling is zeer frappant, aangezien dit de
bevrijdingsperiode betreft. Deze dalende tendens wordt echter sterk gecorrigeerd na de bevrijding,
maar de afname in de prominentie van het nationalisme in de maanden voordien is onmiskenbaar
significant. Een aanzienlijke toename in de frequentie zou juist verwacht worden voor de edities van
deze periode. Het onderwerp ‘Nationalisme’ kende daarentegen juist een sterke toename in het
discours van de krant Actualité de R.A.F. tijdens de bevrijdingsperiode
Na de behandeling van de samenstelling en de chronologische evolutie van deze topic, werd het
aanverwante discours omtrent dit onderwerp dieper geanalyseerd. Onderstaande tabel geeft het
structureel discours weer dat verbonden is aan deze topic.
127
Discours Nationalisme en Patriotisme
Nationale eenheid en trots
Constitution
ensemble
Entier
esprit
État
Fête
Flamand
Formidable
Indépendante
Inseparable
Liberté
Majorité
Masse
National
Patriote
Rallier
Résistance
Solidarité
unanime
Union
unis
Vive
Victoire
Wallon
Nationale opstand en actie
Action
Active
Allemands
Collaborateurs
Combat
Defense
devoir
domestique
Execrer
Insurrection
Milices
Liberation
Libérer
Lute
Partisans
recrutées
Révolte
Soulèvement
trahir
traître
venger Nationale Onderdrukking
Asservi
Occupés
oppresseur
Opprimer
Het benadrukken van de nationale eenheid is een zeer sterke tendens in het nationalistisch discours
van de verzetskrant Indépendance. Begrippen zoals ‘unis,’ ‘Union’, ‘unanime’, ‘Solidarité’,
‘Inseparable’ en ‘Flamands et Wallons’ illustreren sterk deze ontwikkeling. Dit discours bevestigt de
strategie van het Onafhankelijkheidsfront om een brede, nationale volksbeweging op te zetten. Deze
unificerende tendens was ook sterk aanwezig in het discours van Actualité de R.A.F.
Maar in tegenstelling tot de verzetskrant Actualité de R.A.F. werd in het tekstcorpus van
Indépendance zeer sterk de nadruk gelegd op een nationale opstand en het actief uitvoeren van
verzetsdaden. Het gebruik van begrippen zoals ‘Action’, ‘Active’, ‘Insurrection’, ‘Milices’, ‘Partisans’,
‘Révolte’ en ‘Venger’ tonen onmiskenbaar het activisme in het nationalistisch discours van
Indépendance. Het Belgische Partizanenleger en de Patriottische Milities vormden immers ook
kernonderdelen van het Onafhankelijkheidsfront (Cfr. Supra).
Ten slotte werd ook de nationale onderdrukking sterk benadrukt in het nationalistische discours
(‘occupées’, ‘opprimés’, etc.). De bevolking werd hierbij aangespoord om zich te verzetten tegen deze
nationale onderwerping. Deze these wordt bevestigt aan de hand van een kwalitatieve steekproef.
Onderstaande citaat is afkomstig uit de editie van 11 november 1942:
128
‘…ce formidable soulèvement des peuples opprimés, base la plus solide pour notre libération.’226
Opvallend is hierbij wel dat het discours omtrent de nationale onderdrukking zelden de collaboratie
viseerde. De krant Actualité de R.A.F. benadrukte juist sterk het landsverraad van de collaborateurs
en diens verantwoordelijkheid in de nationale onderdrukking. Die situatie werd ook omgeschreven
met een religieuze terminologie (‘Belgique martyre’) om het oorlogsleed in de verf te zetten. Maar de
verzetskrant Indépedance viseerde hierbij voornamelijk de bezetter.
Het tekstcorpus van de krant Indépendance vertoont ook niet de zeer optimistische en
toekomstgerichte elementen in het discours zoals de verzetskrant Actualité de R.A.F. Deze krant
benadrukte sterk de eigen religieuze en royalistische opvattingen, met expliciete invocaties van
sacrale en nationale symbolen. Hierbij werd er zelfs beroep gedaan op Franse nationale symbolen
om de (Franse) bevolking te mobiliseren en motiveren. Deze tendenzen zijn echter niet aanwezig in
het discours van Indépendance.
4.3.1.2 Het onderwerp Verzet
Een ander zeer prominent onderwerp in het tekstcorpus van Indépendance is de topic ‘Verzet’.
Onderstaande tabel geeft hierbij de constituerende onderdelen weer van dit onderwerp.
Kernbegrippen Topic Verzet
lut*
occup*
oppo*
ennem*
resist*
liber*
défen*
collectiv*
victo* (van ‘victoire’ en alle varianten hierop)
organ* (van ‘organisation’ en alle varianten hierop)
envahiss*
partisan*
sabot*
courag*
front de l’in* (van ‘front de l’indépendance en alle varianten hierop)
front int* (van ‘front intérieur’ en alle varianten hierop)
Het onderwerp ‘Verzet’ bevestigt de eerder vermelde activistische toon van het discours van de
verzetskrant. Hierbij werd sterk de (partizanen)strijd benadrukt (‘lutte’, ‘partisan’) en de sabotage
gericht tegen de Duitse bezetter. De begrippen ‘Front intérieur’ en ‘front de l’indépendance’ zijn
hierbij ook van cruciaal belang. De interne strijd en verzet (‘resister’, ‘opposition’) tegen de bezetter
(‘ennemi’) stond centraal, en hierin speelde het Onafhankelijkheidsfront een cruciale rol. Deze
activistische tendens in het verzetsdiscours is een significante divergentie met het relatief meer
gematigde verzetsdiscours dat terug te vinden is in de verzetskrant Actualité de R.A.F. Onderstaande
grafiek geeft de frequentie van het onderwerp weer in de verschenen edities voor elke publicatie van
de clandestiene krant.
226
Indépendance, editie 11 november juni 1942.
129
Net zoals de verzetskrant Actualité de R.A.F. vormt het bezettingsjaar 1942 het jaar waarin het
onderwerp ‘Verzet’ het prominentst voorkomt. Deze relatief hoge frequentie was aanwezig vanaf de
eerste publicatie in januari 1942 tot en met het voorjaar van 1943, met een korte onderbreking in
het najaar van 1942. Opvallend is echter wel de relatieve stagnatie en lage frequentie van het
onderwerp voor de overige bezettingsperiode. Zo vertonen de edities van de bevrijdingsperiode zeer
lage waarden. Na de bevrijding is echter wel een beperkte toename waar te nemen, terwijl het
onderwerp ‘Verzet’ juist afnam na de bevrijding voor de verzetskrant Actualité de R.A.F.
Onderstaande tabel geeft het structureel discours weer dat verbonden is aan dit onderwerp. Over
het aanverwante discours omtrent dit onderwerp kan het volgende vastgesteld worden.
137
107
54
29 42
69 70 64
33 38
57 47
17
48
24
43
75
0
20
40
60
80
100
120
140
160
Fre
qu
en
tie
on
de
rwe
rp
Het onderwerp Verzet voor Indépendance
130
Discours Nationalisme en Patriotisme
algmeen discours
armée
collaborateur
discret
échapper
ennemi
envahir
fasciste
illégalité
imprenable
indomptable
irréductible
propagande
réfractaire
refuser
Rex
risque
rouge
traîtres
vaillant
oproep actie
Action
Active
agir
aspire
Combat
combattants
coordonnée
direct
efforts
encourager
exiger
Force
frapper
grèves
immédiate
initiative
mouvement
offensive
opposer
opposition
participer
protestation
reconquête
rejoignez
renforcer
résolu
tactique
131
Eenheid en groepsidentiteit
adhérent
camarades
Collective
Comités
compagnon
compatriotes
group
mouchard
Patriots
réseau
Solidarité
syndicale
unis Verzetsactiviteiten en de spoorwegen
bombardement
destruction
ferroviaire
locomotives
wagon
Motivatie verzet
Concentration
délivrer
Deportation
oppresseur
répression
suppression
Geografische en regionale aanduidingen
borinage
carolorégien
Charleroi
Hainaut
hennuyer
luxembourgeois
provinciale
région
Verviers
Ville
Ook in dit onderwerp is het activisme en het aansporen tot opstand en verzet zeer prominent
aanwezig in het discours. Begrippen zoals ‘encourager’, ‘agir’, ‘Active’, ‘Action‘, ‘grèves’, ‘opposer’ en
‘tactique’ benadrukken sterk deze tendens in het tekstcorpus. Hierbij werden zelfs meer
gewelddadige verzetsdaden niet geschuwd, waarbij het plegen van aanslagen en sabotage sterk
werd aangemoedigd in de berichtgeving van de verzetskrant Indépendance. Terminologie zoals
‘destruction’, ‘Bombardement’ en ‘locomotives’ is sprekend voor de doelstellingen van de
verzetsorganisatie. Deze these wordt bevestigt met de uitvoering van een kwalitatieve steekproef.
Onderstaande passage is afkomstig uit de editie van 1 november 1943:
‘L'OEUVRE Le sabotage des moyens de transports des Nazis continue sur une vaste échelle. C'est ainsi
que le 28 septembre des partisans ont attaqué un train de marchandise à Lobbes. Après avoir fait
descendre tout le personnel, ils ont lancé le train à toute vitesse. A la première courbe sérieuse le train
véritablement emballé a déraillé. 20 wagons sur 40 et la locomotive furent entièrement démolis. A
Montignies-Formation, des saboteurs patriotes ont enlevé les tuyaux en caoutchouc de freins
Westhinhouse de deux cents wagons. A Berzée, une locomotive est tombée mystérieusement en
panne, ce qui a provoqué une sérieuse désorganisation des transports hitlériens. A Mariembourg, la
gare reçoit presque chaque nuit la visite d'audacieux saboteurs qui mènent la vie dure aux Nazis….’227
De korte passage is slechts één van de vele voorvallen waarbij het plegen van sabotage en aanslagen
openlijk aangemoedigd werd. Deze activistische en gewelddadige verzetsactiviteiten verschilden
sterk met het meer gematigde discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. In deze krant werd
ook een strijdbaarheid voor het vaderland voorgedragen, maar dit werd niet verwoord met
destructieve terminologie en het aansporen tot het plegen van aanslagen en sabotage.
227
Indépendance, editie 1 november 1943.
132
Hieraan verbonden is de hoge frequentie van lokale en regionale plaatsaanduidingen. In de
berichtgeving van de verzetskrant Indépendance lag sterk de nadruk op de binnenlandse
verzetsactiviteiten en oorlogsontwikkelingen. Deze tendens verschilt sterk met de algemene
structuur die aanwezig is in het tekstcorpus van Actualité de R.A.F. Daar lag de focus veel sterker op
het internationale aspect van het verzet tegen de Asmogendheden, met leidersfiguren zoals Churchill
en De Gaulle. De interne verzetsorganisaties in België werden hierbij niet behandeld. Actualité de
R.A.F. viseerde hierbij beide de Franse en Waalse collaboratie, terwijl Indépendance voornamelijk de
Belgische collaboratie viseerde. Deze inhoudelijke oriëntatie op Frankrijk is daarmee een ander
divergerend element in het discours van beide verzetskranten.
Vooral het collectieve en solidaire aspect van de verzetsbeweging werd sterk benadrukt in het
discours. (‘Solidarité’, ‘Compatriotes’, ‘Collective’, ‘camarades’, ‘compagnon’). Deze ontwikkeling
komt sterk overeen met het socialiseringsproces dat beschreven werd door A.A. Klumper, met onder
meer het vormen van een eigen subcultuur (Cfr. Supra). Het hanteren van zulke begrippen werkte
zeer unificerend en motiverend voor de eigen verzetsleden en de potentiële rekruten; en het was dit
doelpubliek dat de uitgevers van de verzetskrant poogden te bereiken.
Ten slotte zijn er ook divergenties tussen beide verzetskranten wat betreft de motivatie achter het
verzet. Indépendance verzette zich sterk tegen de handelingen van de bezetter en de collaboratie, en
met name de verplichte tewerkstelling en de deportatie (oppresseur, Concentration, répression,
Deportation). Deze elementen werden echter niet vermeld in het discours van Actualité de R.A.F. Het
discours dat hier gehanteerd werd beriep zich eerder op een optimistische, religieuze en
patriottistische motivatie voor het voeren van verzetsactiviteiten. Deze divergerende motivering
uitte zich onder meer ook op andere aspecten van het discours. Zo werd de bezetter en de
collaboratie in het verzetsdiscours van Actualité de R.A.F. sterker moreel veroordeeld (‘diable,
‘satan’), en lag de nadruk sterker op de kwalijke gevolgen en de oorlogsleed van de bezetting.
Beide tekstcorpora bevatten zeer prominent het onderwerp ‘Verzet’, maar het discours benadrukte
fundamenteel verschillende aspecten van dit verzet en verwoorde het met drastisch verschillende
begrippen.
4.3.1.3 Het onderwerp Socialisme en communisme
Het onderwerp ‘Socialisme en Communisme’ is een ander zeer prominent onderwerp in het
tekstcorpus van Indépendance, en is sprekend over de politiek-ideologische oriëntatie van deze
verzetskrant. Onderstaande tabel geeft hierbij de constituerende onderdelen weer van dit
onderwerp.
Kernbegrippen Topic Socialisme en communisme
classe*
communis*
entrepris*
ouvrièr*
u.t.m.i*
solidar*
social*
syndic*
travail*
Deze begrippen zijn treffend te situeren in de socialistische en communistische ideologie aan de
linkerzijde van het politieke spectrum (‘classe’, ‘ouvrièr’, ‘syndicat’, etc.). Dit is een evidente
133
42
30
18
7,5 4,5
26,18 21,8
41,35
6
34,5
16,5
49,5
21
72
15
29 34,5
0
10
20
30
40
50
60
70
80
Fre
qu
en
tie
on
de
rwe
rp
Het onderwerp Socialisme en communisme voor Indépendence
ontwikkeling in het discours van een verzetskrant die gelieerd is aan het Onafhankelijkheidsfront (Cfr.
Supra). Maar de hoge frequentie van het begrip ‘U.T.M.I.’ is hierbij zeer significant. Dit was de
vakbondsvereniging die opgericht werd onder supervisie van de Duitse bezetter. De centrale positie
van deze vereniging in het discours is vanwege het feit dat de krant Indépendance zich sterk afzette
tegenover deze vakbond. Deze ontwikkeling vormt een algemene tendens voor het socialistisch en
communistisch verzet (Cfr. supra). Eveneens wordt deze stelling bevestigt aan de hand van een
kwalitatieve steekproef.
‘…Libouton, dirigeant régional de l'U.T.M.I. et traître de première grandeur qui voulait haranger les
grévistes…’228
Deze citaat indiceert duidelijk de verwerping van de vereniging U.T.M.I (‘traître’) en het aansporen
van een activistische houding (grévistes’).
Onderstaande grafiek geeft de frequentie van het onderwerp weer in de verschenen edities voor
elke publicatie van de verzetskrant, rekening houdend met het variërend aantal pagina’s.
De frequentie van het onderwerp fluctueert in dit geval echter te sterk om sluitende vaststellingen te
kunnen maken. Vandaar dat er in dit geval geopteerd werd om de gemiddelde frequentie te
berekenen, om op deze wijze gegronde conclusies te kunnen maken.
228
Indépendance, editie 1 februari 1944.
134
0,00
5,00
10,00
15,00
20,00
25,00
30,00
35,00
40,00
1942 1943 1944
Ge
mid
de
lde
Fre
qu
en
tie
on
de
rwe
rp
Het onderwerp Socialisme en communisme voor Indépendence
Indien de gemiddelde frequentie van het onderwerp berekent wordt, dan blijkt onmiskenbaar de
algemene trend waarbij het socialistisch discours een zeer significante intensivering onderging. Deze
intensivering van het discours reflecteert de algemene ontwikkeling voor het verzet als geheel,
naarmate de oorlog en de bezetting vorderde. Deze intensivering uitte zich onder meer in de
toename van het aantal gewelddadige verzetsactiviteiten (Cfr. Supra). Onderstaande tabel geeft
hierbij het structureel discours weer dat verbonden is aan dit onderwerp.
135
Discours Nationalisme en Patriotisme
Werkgevers en werknemers
Chefs
directeur
Dirigeants
Employés
Glaneur
Industriels
Mineurs
patrons
Paysans
Personnel
Secrétaire
Travailleurs Werk- en leefomstandigheden
Augmentation
Charbonnages
Conditions
économique
épouvantable
Exiger
Existence
Faim
Famille
Fournir
Grèves
Heures
Misère
office
payer
production
Ravitaillement
Revendication
salaire
Usines
Politieke actie
Action
collective
Comité
compagnon
conflit
députés
Désolidariser
Embrigader
grève
Group
Intellectuels
Lutte
Mouvement
mutualités
Organisations
Partis
Partisans
philosophiques
Politique
Représentants
Résistance
Rouge
Sécurité
Soviets
syndicale
Système
Het discours weergeeft een unificerende tendens, waarbij zeer diverse sociale groepen werden
geviseerd. Het Onafhankelijkheidsfront poogde immers een brede volksbeweging aan te sporen.
Vandaar dat een heterogene geheel aan werknemers en werkgevers direct werd aangesproken in het
discours, waarbij de oproep tot verzetsparticipatie centraal stond. Naarmate de bezetting vorderde
ontwikkelde het Onafhankelijksheidsfront echter verzetskranten en andere publicaties die specifieke
doelgroepen viseerden, zoals landbouwers, vrouwen en dergelijke meer (Cfr. supra).
Onderstaande citaat weergeeft bijvoorbeeld de oproep aan de industriëlen om de oorlogsproductie
voor de bezetter te staken, en hierbij zelfs de eigen infrastructuur te saboteren uit protest.
136
‘…SI VOUS VOULEZ GAGNER LA GUERRE: Patrons et Chefs d'entreprises. Refusez d'exécuter les
commandes destinées à l'Allemagne. Laissez fermer ou réquisitionner vos usines. Si vous êtes
contraints, par la force, de travailler, freinez l'ampleur et le rythme dé vos fournitures. Encouragez par
votre attitude la sabotage des machines…’229
Daarnaast is de activistische toon in het discours ook onmiskenbaar aanwezig in dit onderwerp.
Centraal stond het verenigen en het sturen van de politieke actie en het verzet. Cruciale begrippen
zijn onder meer ‘Mouvement’, ‘Lutte’, ‘mutualités’, ‘Partisans’, ‘Partis’, ‘Organisations’, ‘conflit’, etc.
Er lag vooral een sterke nadruk op politieke organisatie.
Ten slotte was er in dit discours ook een sterke stroming waar te nemen waarbij de nadruk gelegd
werd op de dagelijkse leef- en werkomstandigheden. Vooral de gevolgen voor de
levensvoorzieningen (‘Existence’, ‘Conditions’, ‘Misère’, ‘Fournir’, ‘Ravitaillement’) en de eis voor
betere leefomstandigheden (‘salaire’, ‘Revendication’, ‘Heures’, ‘Augmentation’) stonden hierbij
centraal. Deze ontwikkeling overlapt sterk met het politieke discours van een socialistische
(verzets)krant. Wat betreft de vergelijking met de verzetskrant Actualité de R.A.F. is er ook een
zekere overlapping waar te nemen, aangezien een cruciaal onderdeel van het discours de
oorlogsellende sterk benadrukte. Wegens het apolitieke karakter van deze verzetskrant werden de
povere leefomstandigheden echter niet verwoordt in politiek-ideologische termen.
Een comparatieve analyse is niet van toepassing voor dit onderwerp als geheel; tenzij deze topic
geïnterpreteerd wordt vanuit het perspectief dat het socialisme en communisme beschouwt als een
centrale motivatie voor het verzet van de krant Indépendance. Het socialisme en andere politieke
ideologieën werden immers niet expliciet besproken in het discours van de verzetskrant Actualité de
R.A.F. Maar indien het beschouwt wordt als de motivatie van het verzet, kan het in enig opzicht
vergeleken worden met de religieuze en patriottistische motivatie van het verzet van Actualité de
R.A.F. In dit opzicht was het discours van de krant Actualité de R.A.F. eerder neutraal en apolitiek.
4.3.1.4 Het onderwerp Economie
Verbonden aan het vorige onderwerp is een ander zeer prominente topic in het tekstcorpus van
Indépendance, namelijk het onderwerp ‘Economie’. Onderstaande tabel geeft hierbij de
constituerende onderdelen weer van dit onderwerp. Het betreft allen evidente economische
begrippen, waarbij voornamelijk de nadruk lag op de economische en industriële productie samen
met de noodzakelijk grondstoffen en materiële vereisten.
Kernbegrippen Topic Economie
Aliment*
Charbon*
Consomm*
Écono*
Fabri*
Fer
Finan*
Matér *
Métal*
Produ*
Ressourc*
Tonne*
Usine*
229
Indépendance, editie november 1942.
137
Indien de chronologische ontwikkeling van dit onderwerp wordt geanalyseerd, dan kan op basis van
de onderstaande grafiek het volgende vastgesteld worden. Het onderwerp vertoont een zeer sterke
stabiliteit, met als uitzondering het voorjaar van 1942 en 1944. Gedurende deze perioden was de
economie, en de economische kost van de oorlog, een cruciaal onderwerp voor deze clandestiene
krant. Voor de overige bezettingsmaanden was het onderwerp ook prominent aanwezig in het
discours, zij het in mindere mate.
27
143
12 2 3
33 23
14 8 14 6
47 65
42
6 8 5 020406080
100120140160
Fre
qu
en
tie
on
de
rwe
rp
Het onderwerp Economie voor Indépendance
138
Onderstaande tabel geeft ten slotte het structureel discours weer dat verbonden is aan de topic
‘Economie’.
Discours Economie
Productie en industrie
Agricole
Appareil
Bassins
Borinage
Brique
Campine
Charbonnages
Chimique
Coke
Compresseurs
dynamitage
Électrique
entretien
Essence
Fabrication
Fabrique
Industrie
kilowattheures
machine
Matières
Métallurgique
Minerai
Montage
Motrice
Papier
Production
Produire
Produits
Siemens
Synthétique
Tôle
vêtement
Economische plundering en oorlogsindustrie
alimentaires
Besoins
dérober
Diminuer
Enlever
Exiger
exploitation
Manque
Perdu
Pillage
Rations
ravitaillement
Réquisitionner
Réserves
Tanks
Economische terminologie
Colis
consommation
Essentiel
moyens
Ordonnances
reçu
Service
Usage
Vitale
139
Ondernemingen en werknemers
Centrales
Convenant
Dépôt
Employés
Entreprises
Firme
Grèves
industriels
magasin
Mineur
Ouvrier
Personnel
travail
Travaux
Transport, Spoorwegen en mobiliteit
Chemin
Déclencher
Destinées
Distributions
Enrayage
Entraver
fournir
livrer
Locomotives
mobilisation
mobiliser
mobilité
Ralentir
Sabotage
Transport
Voies
In het discours stonden voornamelijk de industriële productie, de nationale infrastructuur en de
secundaire economische sector centraal, samen met een sterke nadruk op de
arbeidersklasse.(‘Fabrique’, ‘Industrie’, ‘Métallurgique’, ‘Minerai’, ‘Coke’, ‘Borinage’). Deze
ontwikkeling is evident gezien het cruciale belang van deze sector voor de oorlogsproductie en de
economie als geheel, alsmede het belang van de arbeidersklasse voor de socialistische en
communistische beweging. Hieraan verbonden is het discours omtrent de economische plundering
en roof die de bezetter pleegde op de nationale economie (‘Pillage’, ‘Exploitation’, ‘Exiger’,
‘Dérober’). Het verwerpen van deze economische plundering overlapt in zekere mate ook met het
eerder vermelde protest tegen de verplichte tewerkstelling en de deportaties. Hierbij werd de
oorlogsindustrie, en de rol van de Belgische industriëlen, sterk veroordeeld door de verzetskrant
Indépendance. (Cfr. de passage bij het onderwerp Socialisme en communisme). Dit vormt een
algemene ontwikkeling voor de verzetspers aan de linkerzijde van het politieke spectrum.
De eerder vermelde heterogene benadering, waarbij er zeer diverse sociale groepen werden
geviseerd ter onderbouwing van de nationale volksbeweging, lijkt zich ook in het economische
discours te bevestigen. Centrale sociale groepen en begrippen zijn onder meer ’industriels’,
‘Mineurs’, ‘Ouvriers’, ‘Entreprises’, en ‘Employés’.
Ten slotte benadrukte het economische discours van de krant Indépendance ook sterk de
transportsector, en met name de spoorwegen. Er werden hierbij voornamelijk begrippen gehanteerd
die verwezen naar het verhinderen van de logistieke transportactiviteiten van de Duitse bezetter.
Deze dienden vertraagd, of zelfs verwoest te worden, door middel van sabotage en aanslagen
(‘Déclencher’, ‘Enrayage’, ‘Ralentir’, ‘Sabotage’).
Hoewel het onderwerp ‘Economie’ quasi niet ter sprake kwam doorheen het gehele tekstcorpus van
Actualité de R.A.F., is er toch een zekere overlapping waar te nemen wat betreft de economische
plundering. In het discours van Actualité de R.A.F. werd namelijk ook zeer frequent de economische
roof omschreven, waarbij de bezetter als bandiet en plunderaar werd afgebeeld. Dit is echter de
enigste convergentie wat betreft het economische discours. De rol van de Belgische industriëlen in
140
96
117
78
33
69 65
41 50 44 47
81 89 96
42 50 66 69
0
20
40
60
80
100
120
140
Fre
qu
en
tie
on
de
rwe
rp
Het onderwerp Oorlogsgebeuren voor Indépendence
de oorlogsindustrie werd niet behandeld door de verzetskrant Actualité de R.A.F. Op deze
economische aspecten verschilde beide verzetskranten fundamenteel van elkaar.
4.3.1.5 Het onderwerp Oorlogsgebeuren – en ontwikkelingen
Het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren en –ontwikkelingen’ vormde ook voor de verzetskrant
Indépendance een zeer prominent onderwerp in het tekstcorpus. Onderstaande tabel geeft hierbij de
constituerende onderdelen weer van dit onderwerp.
Kernbegrippen Topic Oorlogsgebeuren en -ontwikkelingen
guerr*
force*
armé*
bomb*
machine*
allié*
champ
front
front de l’e* (van ‘front de l’est’ en alle varianten hierop)
russ*
axe
assaut*
comba*
militai*
De constituerende onderdelen betreft voornamelijk militaristische terminologie (‘combat’, ‘assaut’,
bombe’, etc.). Opvallend hierbij is echter wel de sterke nadruk op de oorlogsontwikkelingen aan het
Oostfront (‘Front de l’est’), en het feit dat de Russische oorlogsbijdrage de enige geallieerde bijdrage
was die specifiek centraal stond in het onderwerp. Dit verschilt fundamenteel van het discours van
de verzetskrant Actualité de R.A.F., waar de focus vooral lag op de bijdrage van het Verenigd
Koninkrijk en Frankrijk. De omissie van de Russische oorlogsinzet was hiermee niet van toepassing
voor de krant Indépendance. Een mogelijke verklaring hiervoor is de politiek-ideologische affiliatie
van Indépendance, en het sterk religieuze karakter van de verzetskrant Actualité de R.A.F.
Onderstaande grafiek geeft de frequentie van het onderwerp voor de gepubliceerde edities van de
verzetskrant, rekening houdend met het variërend aantal pagina’s.
De chronologische ontwikkeling van het onderwerp vertoont een relatieve stabiele evolutie, met
twee onmiskenbare hoogtepunten in het voorjaar van 1942 en 1944. Ook voor de verzetskrant
141
Actualité de R.A.F. vormde het culminatiepunt voor het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren’ het jaar 1942.
De centrale positie die het Oostfront innam voor beide verzetskranten is hier een mogelijke
verklaring voor.(‘Front de l’est, Stalingrad’). Maar er moet echter wel opgemerkt worden dat het
absolute dieptepunt bereikt werd voor de krant Indépendance in de periode waarin de Slag om
Stalingrad zich afspeelde, namelijk vanaf augustus 1942 tot en met februari 1943. Opvallend is ook
de enorme toename van de frequentie in de edities van het voorjaar van 1944, en de significante
daling van de frequentie vanaf maart 1944. Deze periode vormde namelijk de bevrijdingsperiode, en
besloeg ook de periode waarin het tweede, Westerse front opgestart werd door de geallieerde
machten. Een toename in de oorlogsberichtgeving zou verwacht worden in deze periode, maar het
onderwerp vertoont juist relatief lage waarden voor deze maanden. Maar desondanks bleven de
concrete oorlogsontwikkelingen een zeer prominent onderwerp doorheen de gehele oorlogsperiode.
Hierbij moet de eerder vermelde problematiek over gelijktijdige berichtgeving opgemerkt worden. In
de hedendaagse mediacontext kan de media de dagdagelijkse ontwikkelingen direct verifiëren en
wereldkundig maken. Maar de verzetskranten beschikten niet over gelijkaardige
communicatiemiddelen en (internationale) correspondenten. De oorlogsontwikkelingen werden
‘vertraagd’ geïntegreerd in de berichtgeving. De veldslagen aan het Oostfront werden pas dagen na
het verloop ervan waargenomen door de verzetsorganisaties. Hierdoor vond de berichtgeving erover
ook later plaats, waardoor er een chronologische divergentie is tussen de gebeurtenissen en de
verslaggeving. Dit verklaard mogelijk de chronologische ontwikkelingen van dit onderwerp.
142
Onderstaande tabel geeft ten slotte het structureel discours weer dat verbonden is aan dit
onderwerp.
Discours Oorlogsgebeuren – en ontwikkelingen
oorlogsterminologie
Armes
attaque
attentat
Bataille
Battre
Combattants
Corps
Coupe
Déclencher
défendre
Deuil
Événements
flotte
initiative
intervenir
Lutter
mêlée
Mobilisation
Mobilité
Offensive
Opérations
Perdue
perte
Prisonnier
reculer
secteur
Soldats
Stratégie
Troupes
Uniforme
Luchtoorlog
aérienne
aviateur
Aviation
Bombardements
r.a.f.
Wevelghem Geallieerden
Alliance
Américain
Anéantir
Angleterre
Anglo-Saxon
Antihitlérienne
britannique
Rallie
Renforcement
Russe
Sauver
Soviétique
Victorieux
Oorlogsontwikkelingen
Afrique
Caucase
Dieppe
Kiev
Moscou
Oeust
pacifique
Stalingrad
Sud
Asmogendheden
Allemagne
Allemande
Contre
Empire
Hitler
Hitlérienne
Nazis
Occupant
Wehrmacht
143
Wat betreft de concrete oorlogsontwikkelingen, blijkt ook in dit geval de sterke nadruk op het
Oostfront (‘Kiev’, Moscou’, ‘Stalingrad’, ‘Caucase’). Ook voor de verzetskrant Actualité de R.A.F.
vormden deze veldslagen een cruciaal element in het oorlogsdiscours. Daarnaast was ook het
strijdtoneel in Noord-Afrika en in de Stille Oceaan prominent aanwezig in het discours van de krant
Indépendance. Deze focus op de Aziatische ontwikkelingen vormt een sterke divergentie met het
eurocentrisme van Actualité de R.A.F. Opvallend is ook de prominentie van de berichtgeving omtrent
de Aanval op Dieppe in augustus 1942. Het verklaard mogelijk mee de sterke toename in de
frequentie van het onderwerp voor deze periode.
Deze topic bevat ook evident militaire terminologie, zoals onder meer ‘Opérations’, ‘Secteur’,
‘Soldats’, ‘Troupes’, ‘Bataille’, etc. Maar de sterke nadruk op het cruciale belang van de luchtoorlog is
ook voor de verzetskrant Indépendance onmiskenbaar (‘R.A.F.’, ‘Aviation’, ‘aérienne’,
‘Bombardements’, ‘aviateur’). De geallieerde bombardementen en luchtaanvallen vormden een
essentieel element van in het oorlogsdiscours. Het begrip ‘Wevelghem’ komt daarbij zeer frequent
voor in het discours, en refereert naar het vliegveld dat daar gesitueerd was tijdens de tweede
wereldoorlog.
Daarnaast lag voor Indépendance voornamelijk de focus op de Duitse legereenheden (‘Hitler’, ‘Nazis’,
‘Wehrmacht’, ‘Allemande’, ‘Allemagne’). De Japanse en Italiaanse legerbijdrage werd hierbij niet
behandeld in het oorlogsdiscours. Deze ontwikkeling overlapt met het tekstcorpus van Actualité de
R.A.F. Een divergentie is wel het gegeven dat deze laatste verzetskrant sterk de nadruk legde op de
Duitse leidersfiguren, zoals Himmler en Goebbels, terwijl deze actoren niet in het oorlogsdiscours
van Indépendance verschenen. Ook is de culturele oorlogserfenis van de eerste wereldoorlog veel
sterker aanwezig in het discours van Actualité de R.A.F. (‘Clemenceau’, ‘Teutons’, ‘Boches’), waarbij
Indépendance voornamelijk verwees naar de Duitse troepen aan de hand van contemporaine
begrippen zoals ‘Nazi’ en ‘Wehrmacht’.
Wat betreft de geallieerde actoren lijkt ook in dit geval de sterke focus op de Sovjet-Unie zich te
bevestigen. Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en de Verenigde Staten komen ook voor in het
oorlogsdiscours, maar kregen in relatief opzicht een minder centrale rol toegeschreven. Deze
ontwikkeling wijkt sterk af van de algemene omissie van de Russische oorlogsbijdrage in het discours
van Actualité de R.A.F. Ook het gegeven dat de term ‘Sovjet-Unie’ expliciet gebruikt werd in het
tekstcorpus van Indépendance vormt een sterke divergentie. De verzetskrant Actualité de R.A.F.
hanteerde deze begrippen niet, en maakte hierbij gebruik van het neutralere ‘Russe’ en ‘Russie’. Een
mogelijke verklaring hiervoor is de politiek-ideologische affiliatie van Indépendance, en het sterk
religieuze karakter van de verzetskrant Actualité de R.A.F.
Verbonden aan dit laatste element is ten slotte de sterke divergentie wat betreft de religieuze
beïnvloeding van het oorlogsdiscours. In de verzetskrant Actualité de R.A.F. is er een zeer sterk
religieus optimisme waar te nemen die zeer toekomstgericht was. Daaraan verbonden werden de
Asmogendheden moreel veroordeeld (‘Satan’, ‘diables’) en aangewezen als verantwoordelijken voor
het oorlogsleed. Deze ontwikkelingen zijn echter niet van toepassing voor het oorlogsdiscours van de
krant Indépendance.
144
30
18 18 12
36
15,9
36,1 28,6
10,5
34,5 30
70,5
49
39
24 21
30
0
10
20
30
40
50
60
70
80
Fre
qu
en
tie
on
de
rwe
rp
Het onderwerp Oorlogsleed voor Indépendance
4.3.1.6 Het onderwerp Oorlogsleed
Intrinsiek verbonden aan de oorlogsontwikkelingen vormde ook de topic ‘Oorlogsleed’ een
prominent onderwerp voor de verzetskrant Indépendance. Onderstaande tabel geeft hierbij de
constituerende onderdelen weer van dit onderwerp.
Kernbegrippen Topic Oorlogsleed
1. Abri 2. Assass* 3. Atroce* 4. Brutal* 5. Déport* 6. Faim* 7. Fusil* 8. Martyr* 9. Misèr*
10. Mort* 11. Mour* 12. Oblig* 13. peur 14. Répres* 15. Soulèv* 16. Tortu* 17. Tyran*
Deze begrippen benadrukken enerzijds de brutaliteit van de oorlog en het bezettingsregime (‘atroce’,
‘brutale’, ‘tyranne’, ‘répression’), en anderzijds de povere leefomstandigheden en het leed (‘faim’,
‘torture’, ‘morts’, ‘peur’). Opvallend hierbij is het verschijnen van de term ‘matyre’, waarbij de
verzetskrant Indépendance ook deze zelfperceptie van een Belgisch martelaarschap overneemt zoals
vele andere clandestiene kranten (Cfr. Actualité de R.A.F.). Onderstaande grafiek geeft hierbij de
chronologische ontwikkeling van dit onderwerp weer.
De ontwikkeling van het onderwerp vertoont hierbij een relatieve stabiliteit. Het was zeer prominent
aanwezig gedurende de gehele bezettingsperiode. Een significante uitzondering is echter het
voorjaar van 1944, en met name de maand januari. Deze maand vormt hoogstwaarschijnlijk een
outlier op de algemene stabiele tendens.
Een directe comparatieve analyse met de chronologische ontwikkeling van het onderwerp
‘Oorlogsleed’ in het tekstcorpus van Actualité de R.A.F. is niet zozeer van toepassing. Het oorlogsleed
doordrong namelijk elk onderwerp van deze verzetskrant, en constituerende daarmee niet een
145
zelfstandig onderwerp. Het ‘Oorlogsleed’ als onderwerp is met andere woorden niet af te scheiden
als onderdeel van het discours dat het doordrong. Dit onderwerp vormde echter voor Indépendance
een homogener geheel in het tekstcorpus, waarbij er minder overlapping was met gelieerde topics.
Discours Oorlogsleed
militair bewind en repressie
concentration
danger
Décrète
Déportation
Déportés
Emprisonner
Exécution
Force
Fusiller
Gestapo
Mesures
Nazis
Obligatoire
occupation
Ordonnance
Otages
Ouvriers
Prisonniers
Prisons
Punir
Répression
Rexistes
Torturer
Travailleurs
Tyrannie
Schaarste en leed
Aider
circonstances
durement
Effroyable
Familles
Froid
Grèves
Hébergement
Innocents
Morts
Mourir
Peuple
privations
Protestation
Ruine
Solidarité
Souffrances
victimes Afkeer, verzet en haat
Bandits
Barbarie
Bestialement
Bourreaux
Brutale
Condamnations
Condamnés
cruauté
Esclavage
haïssent
Menace
Responsable
Risquer
Sauvagerie
Vengeance
Venger
In het discours omtrent het oorlogsleed valt de sterke nadruk op het verzet en de afkeer van het
bezettingsregime op. Deze aversie werd duidelijk verwoord met begrippen zoals ‘Sauvagerie’,
‘Vengeance’, ‘Barbarie’, ‘Cruauté’ en ‘haïssent’. Hieraan verbonden was de verwerping van de
146
maatregelen die genomen werden door het bezettingsregime, zoals onder meer de verplichte
tewerkstelling, de deportaties, de opeisingen, de executies en de repressie. Het feit dat deze
elementen centraal stonden in het discours van Indépendance, en niet in dat van Actualité de R.A.F.,
wordt mede verklaard door het feit dat deze maatregelen niet direct de verzetsorganisatie van
Actualité de R.A.F. trof. Dit in tegenstelling tot Indépendance en het Onafhankelijksheidsfront. Door
de constante repressiemaatregelen was het vereist voor deze organisatie om steeds nieuwe
verzetsleden aan te werven (Cfr. algemene context supra).
Daarnaast namen de schaarste en de negatieve oorlogsgevolgen ook een centrale positie in in het
discours omtrent het oorlogsleed. In tegenstelling tot de verzetskrant Actualité de R.A.F. lag echter
de nadruk veel sterker op de directe leefomstandigheden van de bevolking, met begrippen zoals
‘Familles’, ‘Aider’, ‘Hébergement’ en, ‘Circonstances’. Een mogelijke verklaring hiervoor is de
socialistische beïnvloeding van deze verzetskrant (‘Solidarité’).
Er is dus een sterke convergentie waar te nemen tussen beide verzetskranten wat betreft het
discours omtrent het oorlogsleed en de verantwoordelijke actoren hiervoor. Maar beide kranten
benaderden het onderwerp echter vanuit een afwijkend perspectief, en verwoorde het met
verschillende begrippen. De verzetskrant Actualité de R.A.F. maakte de connectie tussen het
oorlogsleed en een hoopvolle boodschap gericht op verbetering in de toekomst. De
verantwoordelijke actoren werden ook moreel veroordeeld en werden afgeschreven als ongelovigen
(‘Infidèles’). Indépendance, daarentegen, benadrukte voornamelijk het (economisch) leed
veroorzaakt door de opeisingen en de verplichte tewerkstellingen, naast het menselijk leed
veroorzaakt door de executies en de repressie. De oplossing die hierbij geponeerd werd in het
discours benadrukte de nood om actie en verzet te voeren samen met onderlinge solidariteit. De
divergerende ideologieën liggen aan de basis van deze afwijkende ontwikkelingen. Onderstaande
passage uit de editie van januari 1942 bevestigt sterk deze tendens in het discours van de
clandestiene krant Indépendance.
‘…lutte directe (sabotage, grève) soit en soutenant la lutte des patriotes (solidarité, hébergement).
AVANT TOUT, IL FAUT AGIR COORDONNEE ! La solution est solidarité…’230
230
Indépendance, editie januari 1942.
147
4.3.1.7 Het onderwerp Bezetting en Collaboratie
Ten slotte kan het kernonderwerp ‘Bezetting en Collaboratie’ onderscheden worden in het
tekstcorpus van de verzetskrant Indépendance. De topic is intrinsiek verbonden aan de
oorlogsontwikkelingen en het verzet. Ook voor de verzetskrant Actualité de R.A.F. was dit één van de
centrale onderwerpen. Onderstaande tabel geeft hierbij de constituerende onderdelen weer van
deze topic.
Kernbegrippen Topic Bezetting en Collaboratie
Bandit*
Fasc*
Gestapo
Hitléri* (van ‘Hitlérienne’ en alle varianten hierop)
Ordre n* (van ‘Ordre nouveau en alle varianten hierop)
polic*
V.n.v*
Collabo*
Ennemi
Industriel*
Naz*
Rex*
Traîtr*
Een eerste vaststelling is het gegeven dat van het bezettingsregime direct geviseerd werd (‘fasciste’,
‘gestapo’, ‘ennemi’). Maar daarnaast is het zeer significant dat de collaboratie een prominentere
positie innam in het discours. De collaboratie werd omschreven als landsverraad (‘traître’), en
beperkte zich niet enkel tot de Franstalige collaboratie zoals in het discours van de verzetskrant
Actualité de R.A.F. Ook het Vlaams Nationaal Verbond nam een centrale positie in, naast de Waalse
organisatie Rex. Hierbij werd ook de rol die de Belgische autoriteiten en industriëlen speelden in de
collaboratie benadrukt (‘police’, ‘industriels’). Op dit vlak verschilt de verzetskrant Indépendance
fundamenteel met het meer neutrale en gematigde Actualité de R.A.F. De Belgische industriëlen, en
diens deelname in de (oorlogs)industrie, werden niet behandeld in het discours van deze
clandestiene krant, noch de rol die de politionele autoriteiten speelden in de collaboratie en het
uitvoeren van de bezettingsmaatregelen. Dit was echter wel het geval voor de krant Indépendance,
waarmee het sterk overlapt met de algemene ontwikkeling van de verzetspers aan de linkerzijde van
het politieke spectrum (Cfr. Supra).
148
77 77
48
17
29 34
26 18
41
65 56
110
81
64 68 61
80
0
20
40
60
80
100
120
Fre
qu
en
tie
on
de
rwe
rp
Het onderwerp Bezetting en collaboratie voor Indépendence
De chronologische ontwikkeling toont sterk de zeer hoge frequentie van het onderwerp in het
voorjaar van 1942 en voor het hele jaar 1944, met als hoogtepunt de maand januari 1944. De overige
maanden vertonen echter, in relatief opzicht, lagere waarden wat betreft het onderwerp ‘Bezetting
en collaboratie’. Een mogelijke verklaring hiervoor is de graduele intensivering van het verzet
naarmate de bevrijding naderde. De ontwikkeling van dit onderwerp in het tekstcorpus van Actualité
de R.A.F. toont echter aan andere tendens ,waarbij de frequentie culmineerde in het jaar 1942,
waarna het gradueel afnam. Mogelijk vormt de maand januari 1944 een outlier, maar de algemene
tendens voor het jaar 1944 weergeeft duidelijk de toegenomen frequentie. In deze periode werden
immers beide het bezettingsregime, en de verzetsactiviteiten gericht tegen deze autoriteiten,
gewelddadiger en destructiever (Cfr. algemene context supra). Onderstaande tabel weergeeft ten
slotte het discours dat verbonden is aan dit onderwerp.
149
Discours Bezetting en Collaboratie
Collaborerende autoriteiten
Administration
Agents
autorités
Bourgmestre
chefs
Collaborer
commissaire
communale
Complices
Dujacquier
échevin
Englebin
financiers
Fonctionnaires
gendarmes
général
Indicateur
Industriels
judiciaire
Jungclauss
Justice
locaux
Magistrats
merlot
Nommé
Officiels
Officier
plumitifs
Police
Policiers
politiques
récidiviste
représentant
Rex
Rexiste
secrétaire
Teughels
Trahir
Spotnamen en adjectieven
assassins
barbarie
Bêtes
bluff
Boches
Botte
Bourreaux
canaille
Crapule
fauve
Gangsters
haine
Impitoyable
Intimider
mainmise
Notoire
Répugnante
Sanglant
Tueurs
Vermine
Voyous Repressie en leed
châtier
crimes
Cruauté
dépit
déportations
destruction
Discrimination
Échapper
effroyable
Emprisonner
exaspèrent
exécution
Expédier
famine
fuite
malheur
Pitié
prisonnier
punir
Servi
Subies
Surveillée
Tortures
Victimes
150
Bezettende macht
Allemand
Ennemi
envahisseur
Occupant
occupation
oppresseur
oppression
Propagande
régime
représailles
Répression Oppositie
Action
Anéantir
Briser
Écrasement
écraser
frapper
Refuser
résistance
Sabotage
saboter
Economische plundering
Imposer
Impôt
innombrable
travail obligatoire
peine
Pertes
Pillards
piller
produits
punition
Ressources
Richesses
Wat betreft de actoren die geviseerd werden, vertoont het discours een zeer opvallende tendens
waarbij de rol van de (lokale) autoriteiten sterk werd benadrukt. Dit varieert van de gerechtelijke tot
de politieke, de politionele en de bureaucratische instanties van België (‘Policiers’, ‘représentant’,
‘Officiels’, ‘Nommé’, ‘Magistrats’, ‘Fonctionnaires’, ‘autorités’, ‘Bourgmestre’, etc). De inschikkelijke
houding van deze autoriteiten werd sterk verworpen en gehekeld in het tekstcorpus van
Indépendance. Een kwalitatieve steekproef van het bronnenbestand bevestigt deze ontwikkeling.
‘…Au lendemain de l'occupation ils ont fourni aux nazis les cadres administratifs et policiers dont ils
avaient besoin pour réduire le pays à leur merci. C'est eux qui ont facilité la main mise hitlérienne sur
les ressources vitales de notre économie….Chaque jour davantage le pays se sépare en deux groupes.
D'un côté les occupants, les traîtres et les hommes qui se sont mis à leur solde. De l'autre la masse de
plus en plus cohérente des hommes libres et prêts à la lutte….’231
Het discours toont sterk de omschrijving van de collaborerende actoren als landsverraders en
medeplichtigen (‘traîtres’, ‘complices’). Het geeft ook treffend één van de pijnpunten van deze
collaboratie weer voor de verzetskrant Indépendance, namelijk de economische plundering en
schade die op deze wijze werd berokkend (‘les ressources vitales de notre économie’). Beide
verzetskranten benadrukten de repressie, de oorlogsleed en de onderdrukking waarvoor de
bezetting en de collaboratie verantwoordelijk waren. In het discours van Indépendance en Actualité
de R.A.F. staat een zelfbeeld centraal dat België als een slachtoffer en martelaar voorstelde
(‘Belgique Martyre’). Hierbij benadrukte de krant Indépendance echter wel sterker de economische
231
Indépendance, editie februari 1943
151
plundering die gepleegd werd, met begrippen zoals ‘peine’, ‘Pertes’, ‘Pillards’, ‘Punition’, ‘Impôt’ en
‘Travail Obligatoire’.
Maar het waren niet enkel de Belgische autoriteiten die geviseerd werden in het discours van
Indépendance. Zoals al reeds opgemerkt werd in de voorgaande onderwerpen werd ook de rol van
de Belgische industriëlen en werkgevers sterk gehekeld (‘industriels’, ‘chefs’, ‘financiers’). Ook
werden specifieke individuen geviseerd in het discours, zoals lokale autoriteiten en politici
(‘Teughels’, ‘Jungclauss’, ‘Dujacquier’, etc.).
Deze ontwikkelingen staan in contrast met het meer gematigde Actualité de R.A.F. Deze verzetskrant
focuste zich uitsluitend op de Franse en Waalse collaborerende groeperingen, met name het Vichy-
regime en de groepering Rex. Hierbij werd niet verwezen naar de rol van de Belgische autoriteiten en
patroons in het discours. De clandestiene krant Indépendance deed dit zeer frequent, en viseerde
hierbij ook de collaboratie aan Vlaamse zijde. Dit vormt één van de grootste inhoudelijke
divergenties tussen beide verzetskranten.
Hieraan verbonden is de zeer hoge frequentie en variatie in het gebruik van spotnamen en
adjectieven om de afkeer en verzet tegen deze actoren te verwoorden. Deze begrippen werden
voornamelijk gebruikt om de brutaliteit en de barbaarsheid van deze actoren in de verf te zetten.
(‘Tueurs’, ‘Barbarie’, ‘Assassins’, ‘Canaille’, ‘Crapule’, ‘Gangsters’, ‘Fauve’). Het waren met andere
woorden retorische instrumenten om het kwaadaardig karakter van deze actoren te benadrukken.
Deze tendens was ook zeer sterk aanwezig in het discours van Actualité de R.A.F. Doorgaans was
voor deze verzetskrant de bespotting gesofisticeerder en minder vulgair. Onderstaande afbeelding
bijvoorbeeld geeft een acrostichon weer die gepubliceerd werd in de clandestiene krant om de spot
te drijven met Adolf Hitler.
152
232
Hierbij werd de oppositie en het verzet tegen de bezettende en collaborerende actoren ook in dit
geval voor Indépendance zeer sterk verwoord in een discours dat aanzette tot actie, verzet en
sabotage. Het verzet tegen het bezettingsregime werd door Actualité de R.A.F. eerder omschreven in
termen van een moreel, patriottistisch verzet, met een zeer sterke nadruk op Frankrijk (De Gaulle) En
het Verenigd Koninkrijk (Churchill). Dit aspect vormt een ander element van divergentie tussen beide
verzetskranten.
Zo vormde ten slotte het onderwerp ‘Bezetting en Collaboratie’ een laatste cruciaal onderdeel van
het tekstcorpus van de clandestiene krant Indépendance.
4.3.2 Conclusie en de algemene ontwikkelingen vanuit een comparatief perspectief:
Indépendance
In het tekstcorpus van de verzetskrant Indépendance zijn diverse onderwerpen, algemene
ontwikkelingen en patronen waar te nemen. De kernonderwerpen doorheen het discours zijn
‘Nationalisme en Patriotisme’, ‘’Socialisme en communisme’, ‘Economie’, ‘Bezetting en Collaboratie’,
‘Verzet’, ‘Oorlogsleed’ en ‘Oorlogsgebeuren en –ontwikkelingen’. Deze onderwerpen overlappen in
zekere mate inhoudelijk met de topics van Actualité de R.A.F. Ook in dit geval blijkt de sterke
interconnectie, overlapping en interdependentie tussen de diverse topics.
232
Actualité de R.A.F., editie februari 1941.
153
Een rode draad doorheen het tekstcorpus van Indépendance was de centrale doelstelling om te
streven naar een zeer breed en verenigd nationale volksbeweging. De verzetskrant fungeerde
namelijk als een verzetspublicatie voor het Onafhankelijkheidsfront. Dit uitte zich onder meer in een
nationalistisch discours, waarbij er een heterogeen geheel aan sociale groepen werd geviseerd.
Hieraan verbonden was de sterke nadruk op een nationale opstand en het actief uitvoeren van
verzetsdaden. Het bronnenbestand toont onmiskenbaar het activistische taalgebruik van
Indépendance. Het Belgische Partizanenleger en de Patriottische Milities vormden immers ook
kernonderdelen van het Onafhankelijkheidsfront. Hierbij werd sterk de (partizanen)strijd benadrukt
en de sabotage gericht tegen de Duitse bezetter. De begrippen ‘Front intérieur’ en ‘front de
l’indépendance’ zijn van cruciaal belang. De interne strijd en verzet tegen de bezetter en de
collaboratie stond centraal. Deze activistische en gewelddadige verzetsactiviteiten verschilden sterk
met het meer gematigde discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. In deze krant werd ook een
strijdbaarheid voor het vaderland voorgedragen, maar het werd niet verwoord met destructieve
terminologie en het aansporen tot het plegen van aanslagen en sabotage.
Een zeer significante ontwikkeling die van toepassing is voor beide verzetskranten is de volledige
omissie in de tekstcorpora van de Belgische regering in Londen. Er werd voor de bevrijding van
België, en het verzet tegen het bezettingsregime, gekeken naar andere actoren. Voor de krant
Indépendance was dit voornamelijk het Belgische verzet (het Onafhankelijkheidsfront) en de
geallieerden (met name de Sovjet-Unie). Voor de clandestiene krant Actualité de R.A.F. werden beide
Frankrijk met de Gaulle en het Verenigd Koninkrijk van Winston Churchill voorgesteld als de
bevrijdende machten in de strijd tegen de Asmogendheden. Het niet (frequent) voorkomen van een
historisch gegeven in de statistische analyses van het discours is op deze wijze even verhullend als de
statistisch significante onderzoeksresultaten. Dit vormt slechts één onderdeel van de
methodologische meerwaarde van topic-modeling.
Ook de socialistische en communistische beïnvloeding vormt een recurrent patroon in het discours.
Vooral het collectieve en solidaire aspect van de verzetsbeweging werd sterk benadrukt. Er was in dit
discours ook een sterke stroming waar te nemen waarbij de nadruk gelegd werd op de dagelijkse
leef- en werkomstandigheden. Deze terminologie is treffend te situeren in aan de linkerzijde van het
politieke spectrum. Deze ontwikkeling wordt gecontrasteerd door het neutrale en apolitieke karakter
van de verzetskrant Actualité de R.A.F.
Wat betreft de regionale representativiteit van beide verzetskranten kan vastgesteld worden dat de
inhoudelijke en ideologische oriëntatie van de verzetskrant Indépendance sterk overlapt met de
algemene politieke affiliatie van de provincie Henegouwen (Cfr. de verkiezingsresultaten supra). Het
sterk religieus, royalistisch en patriottistisch karakter van Actualité de R.A.F. vormt een sterke
afwijking van deze provinciale tendens. Maar er kan echter wel gesteld worden dat wat betreft het
afzetgebied van deze verzetskrant, er toch sprake is van een lokale representativiteit. Het
afzetgebied besloeg voornamelijk rurale gemeenten aan beide zijden van de Frans-Belgische grens.
Het gegeven dat een groot deel van het afzetgebied gelegen was in Noord-Frankrijk verklaard mede
de sterke inhoudelijke oriëntatie gericht op Frankrijk en het gebruik van de Franse nationale
symboliek.
Daarnaast nam de collaboratie een zeer prominente positie in in het tekstcorpus van Indépendance.
De collaboratie werd omschreven als landsverraad, en beperkte zich niet tot de Franstalige
154
collaboratie zoals in het discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Ook het Vlaamse V.N.V.
stond centraal, naast de Waalse Rexisten. Hierbij werd ook de rol die de Belgische autoriteiten en
industriëlen speelden in de collaboratie benadrukt. Het discours omtrent de economische plundering
en roof die de bezetter pleegde op de nationale economie vormde hier een cruciaal element van. Op
dit vlak verschilt de verzetskrant Indépendance fundamenteel met het meer gematigde Actualité de
R.A.F. Maar deze krant benaderde het verzet daarbij wel op een internationalistische wijze, met een
sterke focus op Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Hierdoor werd er doorgaans gaan aandacht
besteed aan de binnenlandse verzetsbewegingen, zoals het Onafhankelijksheidsfront.
Het tekstcorpus van de krant Indépendance vertoont ook niet de zeer optimistische, religieuze en
toekomstgerichte elementen in het discours zoals bij de verzetskrant Actualité de R.A.F. Zo werd de
bezetter en de collaboratie in het verzetsdiscours van Actualité de R.A.F. sterker moreel veroordeeld.
Opvallend hierbij is echter ook de recurrente nadruk op de oorlogsontwikkelingen aan het Oostfront
samen met de centrale rol die de Russische oorlogsbijdrage speelde. Dit verschilt fundamenteel van
het discours van de verzetskrant Actualité de R.A.F., waar de focus vooral lag op de bijdrage van het
Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Deze omissie van de Russische oorlogsinzet was niet van toepassing
voor de krant Indépendance. Een mogelijke verklaring hiervoor is de politiek-ideologische affiliatie
van Indépendance, en het sterk religieuze karakter van de verzetskrant Actualité de R.A.F.
Zo vertonen de verzetskranten op diverse vlakken divergenties en convergenties. Beide kranten
behandelden doorgaans dezelfde onderwerpen, maar benaderden de oorlogsontwikkelingen vanuit
verschillende politiek-ideologische perspectieven. Deze afwijkende benadering had een
fundamentele impact op het discours en de omgang met de complexe sociale realiteit tijdens de
tweede wereldoorlog.
De diepgaande tekstuele analyse aan de hand van topic-modeling die werd uitgevoerd, bevestigt en
concretiseert veel elementen uit de bestaande literatuur omtrent de verzetskrant Indépendance. Zo
bevestigt deze analyse onder meer de algemene intensivering en de repressie van het verzet
naarmate de bezetting vorderde, alsmede het streven van het Onafhankelijkheidsfront naar een
nationale volksbeweging en het viseren van de rol die de Belgische industriëlen speelden in de
oorlogsindustrie. De socialistische en communistische ideologische beïnvloeding doordrong ook
onmiskenbaar het gehele discours. Maar daarnaast biedt deze methodologie diverse nieuwe
inzichten wat betreft deze verzetskrant. Deze bevindingen werden voordien niet opgemerkt in de
wetenschappelijke onderzoeken. De clandestiene publicaties van het Onafhankelijkheidsfront
werden namelijk zeer vaak beschreven als uitermate antifascistisch, zoals de meerderheid van de
linkse verzetspers. Maar deze stelling lijkt echter niet (prominent) aanwezig te zijn in het discours van
deze verzetskrant. Het expliciet fascistisch karakter van de bezetting werd niet zozeer geviseerd als
de bezetting an sich. Ook het gegeven dat er een sterke nadruk lag op beide de Waalse en ook de
Vlaamse collaboratie, ondanks het feit dat het een regionale Waalse publicatie betreft, zijn slechts
enkele voorbeelden van de vernieuwende inzichten die verkregen werden door de toepassing van
deze methodologie. Daarnaast is het ook mogelijk om deze ontwikkelingen een temporele dimensie
te geven aan de hand van de chronologische evolutie van de onderwerpen. De methodologische
meerwaarde van topic-modeling is onmiskenbaar. Op deze wijze draagt deze methodologische
innovatie bij aan de inhoudelijke innovatie wat betreft de verzetshistoriografie.
155
0,00
100,00
200,00
300,00
400,00
500,00
600,00
700,00
1/0
1/1
94
2
1/0
3/1
94
2
1/0
5/1
94
2
1/0
7/1
94
2
1/0
9/1
94
2
1/1
1/1
94
2
1/0
1/1
94
3
1/0
3/1
94
3
1/0
5/1
94
3
1/0
7/1
94
3
1/0
9/1
94
3
1/1
1/1
94
3
1/0
1/1
94
4
1/0
3/1
94
4
1/0
5/1
94
4
1/0
7/1
94
4
1/0
9/1
94
4
fre
qu
en
tie
on
de
rwe
rp
datum
Evolutie van de Onderwerpsgroepen voor de verzetskrant Indépendance 1942-1944
Oorlogsleed
Economie
Bezetting en collaboratie
Oorlogsgebeuren
Socialisme en communisme
verzet
Nationalisme en patriotisme
Ten slotte wordt nog kort de geaggregeerde chronologische ontwikkeling comparatief geanalyseerd
ten opzichte van de krant Actualite de R.A.F. Onderstaande grafiek geeft alle topics weer voor de
gehele publicatieperiode. De gegevens werden omgerekend naar een gelijkwaardige maatstaf wat
betreft het aantal pagina’s per editie.
De chronologische ontwikkeling van Indépendance overlapt op bepaalde vlakken met de evolutie van
Actualité de R.A.F. Voor beide verzetskranten vormde het jaar 1942 het absolute hoogtepunt voor de
combattieve onderwerpsgroepen zoals ‘Verzet’, ‘Oorlogsgebeuren’ en ‘Bezetting. Na deze culminatie
trad er echter een langdurige stagnatie op, die voor Indépendance al startte in de zomer van het jaar
1942. Voor de krant Actualité de R.A.F. werd er in dat geval gesproken van het ‘jaar van vertwijfeling’
vanwege de zeer lage waarden voor de onderwerpen ‘Nationalisme’ en ‘Religie’, gecombineerd met
hoge waarden voor het onderwerp ‘Bezetting en Collaboratie’. Deze ontwikkeling is in zekere mate
ook van toepassing voor Indépendance. Beide clandestiene kranten vertonen ook een significante
toename en intensivering van het discours in het jaar 1944. Deze ontwikkeling overlapt met de
algemene verzetsontwikkelingen. De uitzonderlijk hoge waarden voor een meerderheid van de
onderwerpen in het corpus van Indépendance in de maand december 1943, doen vermoeden dat het
in dit geval een outlier betreft op de algemene tendenzen. Opvallend voor Indépendance is echter
wel de kortstondige daling in de groeitrend tijdens de bevrijdingsperiode, terwijl Actualité de R.A.F.
een constante groei vertoont voor deze periode, voornamelijk na de bevrijding. De onderwerpsgroep
met de meest constante waarde was voor beide verzetskranten het onderwerp ‘Oorlogsgebeuren’.
Deze topic was consistent zeer prominent aanwezig doorheen de hele oorlogsperiode.
De eigenaardige discursieve ontwikkelingen van de verzetskrant Indépendance in het jaar 1944, met
onder meer uitzonderlijk lage waarden voor de bevrijdingsperiode, worden mogelijk verklaard door
de historische context. Gedurende deze periode was de positie van het Onafhankelijkheidsfront in
Charleroi ten zeerste verzwakt vanwege de repressiemaatregelen. Daarnaast ondervond de
156
publicatie in deze periode materiele en logistieke problematieken. Deze omstandigheden verklaren
mogelijk deze inhoudelijke ontwikkelingen.
Indien het percentage van de onderwerpen ten slotte wordt geanalyseerd kan vastgesteld worden
dat het expliciet politiek-ideologisch element een relatief beperkt aandeel vormt van het gehele
discours van de krant Indépendance. De nadruk lag voornamelijk op het verzet tegen de bezetting en
de collaboratie, samen met de oorlogsontwikkelingen. Maar er moet hierbij opgemerkt worden dat
de socialistische beïnvloeding, en de directe oproep tot solidariteit en actie, het gehele discours
doordrong. Op deze wijze vertekent deze impliciete ideologische invloed het beeld in zekere mate.
Het procentueel aandeel van de gelijkaardige onderwerpsgroepen overlapt sterk in waarde met
dezelfde onderwerpen van Actualité de R.A.F (zie tabel infra.). Een opvallende divergentie is echter
wel de significant lagere frequentie van het onderwerp ‘Nationalisme’ voor Indépendance. De
verzetskrant Actualité de R.A.F. was duidelijk patriottistischer van aard. En procentueel overlapt de
religieus-ideologische motivatie voor het verzet, waarbij het onderwerp ‘Religie’ procentueel
hetzelfde aandeel inneemt voor Actualité de R.A.F. in vergelijking met de categorieën ‘Economie’ en
‘Socialisme’ voor Indépendance.
Nationalisme en patriotisme
16,90%
verzet 17,74%
Socialisme en communisme
8,75%
Oorlogsgebeuren 21,09%
Bezetting en collaboratie
17,67%
Economie 8,47%
Oorlogsleed 9,38%
Percentage van de onderwerpen voor Indépendance 1942-1944
157
Onderwerp Percentage Actualité de R.A.F. Percentage Indépendance
Nationalisme en Patriotisme 24,27 % 16,90 %
Oorlogsontwikkelingen 21,05 % 21,09 %
Verzet 17,29 % 17,74 %
Bezetting en Collaboratie 19,87 % 17,67 %
Religie 17,50 %
Economie 8,47 %
Socialisme en communisme 8,75 %
Oorlogsleed 9,38 %
4.4 Alternatieve onderzoeksmogelijkheden De comparatieve analyse die hier centraal stond vormt slechts echter één onderdeel van een scala
aan potentiële onderzoeksmogelijkheden die via de toepassing van topic-modeling verricht kunnen
worden.
Ten eerste kan het specifieke analysemodel dat hier ontwikkeld werd voor de Belgische verzetspers
toegepast worden op een globale en allesomvattende studie van alle gekende en gedigitaliseerde
verzetskranten. Op deze wijze kan de gehele verzetspers diepgaand en comparatief geanalyseerd
worden, om zo de globale ontwikkelingen vast te stellen. Via deze methode kunnen alle behandelde
onderwerpen geïnventariseerd worden, samen met de procentuele frequentie van elke topic en de
chronologische ontwikkeling ervan. Het zou ook comparatieve regionale analyses mogelijk maken,
waarbij de clandestiene pers in Vlaanderen afgezet wordt ten opzichte van de Franstalige of zelfs de
internationale verzetspers. Dit provoceert intrigerende onderzoeksvragen zoals bijvoorbeeld: Welke
onderwerpen werden (niet) behandeld, of kwamen procentueel minder frequent voor in
Vlaanderen? Was het algemene verzetsdiscours intensiever en gewelddadiger in Wallonië ten
opzichte van de Vlaamse tegenhangers? Wat waren de divergenties en de convergenties van de
verzetspers van beide gemeenschappen? Ook internationale comparatieve analyses behoren tot de
mogelijkheden. Hierbij moet echter de methodologische problematiek opgemerkt worden die van
cruciaal belang is bij een comparatieve analyse van een meertalig geaggregeerd bronnenbestand. De
betekenisverschuiving en afwijkende inhouden van vertaalde begrippen kunnen de interpretatie en
de onderlinge vergelijkingen van de topics problematiseren. Maar dit vormt echter geen
onoverkomelijke hindernis die deze inspirerende onderzoeksvragen onuitvoerbaar maken.
Naast deze geografische dimensie biedt de chronologische dimensie ook diverse mogelijkheden.
Indien de onderwerpsevolutie van een groot aantal gelieerde verzetskranten in kaart gebracht is,
zoals bijvoorbeeld de gehele verzetspers aan de linkerzijde van het politiek spectrum, kunnen de
convergenties wat betreft de ontwikkeling van de onderwerpen verbonden worden aan de
contemporaine oorlogsontwikkelingen. Bijvoorbeeld, een globale toename van het onderwerp
‘Verzet’, met als kernbegrippen ‘deportatie’ en ‘verplichting’, kan op deze wijze verbonden worden
aan de Duitse maatregelen wat betreft de verplichte tewerkstelling. Verbonden hieraan is de
mogelijkheid om een omvattende en accurate typologie samen te stellen op basis van inhoudelijke
criteria zoals onder meer de politiek-ideologische oriëntatie van de respectievelijke verzetskrant. Dit
analyse-instrument maakt de complexe sociale realiteit beter vatbaar voor interpretatie en
onderzoek.
Maar niet enkel de verzetspers kan vanuit dit perspectief benaderd worden, maar ook de analyse van
de gecensureerde pers biedt een enorme hoeveelheid aan onderzoeksmogelijkheden. Zo kan een
158
globale studie van beide de clandestiene en de gecensureerde pers tijdens de tweede wereldoorlog
sterk de inhoudelijk impact van de censuurmaatregelen vaststellen: Welke onderwerpen werden niet
behandeld door de gecensureerde pers die echter wel prominent aanwezig waren in de clandestiene
tegenhanger? Welke oorlogsontwikkelingen en –gebeurtenissen waren wel toegelaten om te
behandelen in de gecensureerde pers? Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de enorme potentie
van deze onderzoeksmethode.
Ook maakt deze methode diverse linguïstische- en netwerkanalyses mogelijk (Cfr. supra). De
complexe interconnectie tussen de verzetsleden, maar ook het onderling verband tussen de
gehanteerde begrippen, kunnen zeer treffend gevat worden via netwerkanalyses. Onderstaande
afbeelding geeft hier een voorbeeld van weer. Het toont de onderlinge verhoudingen en de
verbondenheid tussen diverse begrippen. Deze interdependentie en tekstuele inspiratie kan
toegepast worden op het gehele verzetsdiscours.
De complexe, tekstuele verhouding en beïnvloeding tussen de begrippen die centraal stonden in de
verzetspers kunnen via een combinatie van deze onderzoeksmethodes geanalyseerd worden. Dit
maakt een diepgaande doorgronding en discoursanalyse mogelijk voor de verzetspers als geheel.
Kortom, de potentiële onderzoeksmogelijkheden zijn enorm.
4.4.1 Onderzoekscoöperatie: een bundeling van de inspanningen
Verbonden aan de potentiële onderzoeksmogelijkheden is het cruciale belang van de bundeling van
de wetenschappelijke inspanningen. De tekstcorpora van de verzetskranten in deze comparatieve
analyse werden aanzienlijk kwalitatief verbeterd. De onduidelijke passages werden correct
geïdentificeerd, alsmede werden de factuele fouten in de metadata gecorrigeerd. Deze informatie is
fundamenteel voor elk wetenschappelijk onderzoek omtrent de verzetspers. Vandaar dat het
belangrijk is om deze individuele onderzoeksinitiatieven te bundelen, zodat de opvolgende
historiografische studies beroep kunnen doen op de eerder vergaarde informatie en de kwalitatief
verbeterde historische bronnen. Zulk een bundeling van de intellectuele inspanningen stimuleert het
159
onderzoek omtrent de verzetspers, en de verzetshistoriografie in zijn geheel. De
onderzoeksresultaten kunnen hierbij passend gebundeld worden in een omvattende databank.
De centrale doelstelling van het initiële digitaliseringsproject was het preserveren van de
clandestiene pers en het faciliteren van wetenschappelijk onderzoek hieromtrent. Voor het laatste
element van deze doelstelling is het aanleggen van een informatiedatabank over de verzetskranten
essentieel. Deze databank kan eventueel beheerd worden door de instituties die momenteel
verantwoordelijk zijn voor de digitale ontsluiting, zoals onder meer het Studie- en
Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij.
160
5 Conclusie Dit onderzoek situeert zich in een historiografische context waarbij er decennialang geworsteld werd
met de wetenschappelijke benadering van het extensieve bronnenbestand van de verzetspers.
Vanwege deze problematiek werd er doorgaans geopteerd om dit onderdeel van de complexe
oorlogsgeschiedenis te segmenteren, om de historische realiteit vatbaarder te maken voor
kwalitatieve benaderingen. De vele documenterings- en inventariseringsprojecten creëerden de
voedingsbodem voor een inclusieve en globale analyse van de gehele verzetspers vanuit een
metaperspectief. De noodzaak voor zulk een holistische benadering van de verzetspers werd al zeer
vroeg geformuleerd. José Gotovitch viseerde de gefragmenteerde benadering van dit essentieel
onderdeel van de verzetsgeschiedenis, en bepleitte een systematisch onderzoek van de gehele
clandestiene pers in België. Om ‘de verzetspers’ te kunnen benaderen vanuit een inclusief en globaal
perspectief was het echter vereist om nieuwe methodologieën en analyse-instrumenten te
ontwikkelen om met het complexe bronnenbestand om te kunnen gaan. Vanwege de omvang
beperkte Gotovitch zelf het onderzoek tot het bezettingsjaar 1940. Dit soort van structureel en
holistisch onderzoek is echter methodologisch, epistemologisch en praktisch mogelijk via de
toepassing van de benadering topic-modeling.
Tijdens het methodologisch conceptualisatie- en constructieproces moest er rekening gehouden
worden met het specifieke bronnenbestand van de verzetspers. Deze tekstcorpora bevatten namelijk
inherente problematieken, zoals onder meer de anonimiteitskwestie en de materieel-logistieke
beperkingen. Het is noodzakelijk om deze elementen, samen met de vormelijke aspecten van de
bronnen, accuraat in het analyse-model te integreren, om zo de complexe historische realiteit op een
holistische wijze te benaderen. Maar ook de definiëring en conceptualisatie van het
onderzoeksobject ‘de verzetspers’ moest gemodificeerd worden ten op zichtte van de conventionele
afbakeningen. Het doel was hierbij het bekomen van een inclusief en accuraat analytisch-instrument.
De traditionele definiëring was doorgaans te strikt en te gelimiteerd, waardoor een significant
onderdeel van de verzetspers niet in de analyses werd geïntegreerd. Daarnaast werd vaak de
precieze verhouding met andere verzetsmedia nauwelijks of niet omkadert.
Deze wetenschappelijke probleemstelling, namelijk de methodologische omgang met dit omvattend
bronnenbestand, resulteerde met dit onderzoek in een tweeledige vraagstelling. Enerzijds werd er
vertrokken vanuit de initiële vraagstelling of de systematische analyse van de verzetspers vanuit een
holistisch perspectief operationeel is door middel van de toepassing van topic-modeling. Het doel
was de constructie van een inclusief analyse-model, dat toegepast kan worden op elke individuele
clandestiene publicatie en ‘de verzetspers’ als geaggregeerd geheel. De vraag was hierbij of topic-
modeling niet een geschiktere methode is voor een systematisch en wetenschappelijk accurate
benadering van de verzetspers. Bieden de traditionele kwalitatieve onderzoeken de meest historisch
accurate inzichten, of wordt wetenschappelijke kennis omtrent de verzetspers het best verkregen
door methodologieën zoals topic-modeling? De cruciale vraag op welke wijze dit bronnenbestand het
best benaderd wordt is essentieel voor elk wetenschappelijk onderzoek. Op deze wijze ondergaat het
debat in de historiografie een ontwikkeling met als kernvraag of deze methodologische vernieuwing
ook inhoudelijke vernieuwing teweeg brengt. Dit academisch proces werd passend betiteld door
Thomas Kuhn als ‘paradigm shifts’.
Indien bij de methodologische evaluatie een eindbalans wordt opgemaakt, dan kan het volgende
vastgesteld worden. Elke historiografische benadering bevat een bijdrage voor het bredere
161
historiografisch debat. Maar daarnaast bevatten ze ook intrinsieke elementen die het
onderzoeksperspectief beperken en kanaliseren op een bepaald segment van de sociale realiteit. In
de verzetshistoriografie bestaan er diverse analyseperspectieven, en deze hebben allen inherente
voor-en nadelen. De kritische zelfreflectie over de vermelde voordelen en problematieken legt de
basis voor een zelfbewuste realisatie van de mogelijkheden en de onmogelijkheden van deze
methodologie. Zo gaat er onder meer een groot deel van de tekstuele, vormelijke en visuele
bronneninformatie verloren bij de toepassing van topic-modeling. Daartegenover staat de
toegevoegde informatie en analyseresultaten over de structurele discursieve patronen van het
tekstcorpus.
De problematiek kadert zich in het breder historiografisch debat omtrent methodologie en
epistemologie. Al decennialang wordt het debat gevoerd omtrent de verhouding tussen de
kwantitatieve en de kwalitatieve methodologieën in de historiografie. In het kader van dit debat over
de fundamenten van de historiografie is een strikte dichotome dualiteit tussen respectievelijk de
kwantitatieve methodologieën en de kwalitatieve methodologieën achterhaald. Beide vormen een
complementair geheel. Beide hebben als doel het accuraat analyseren van de complexe historische
realiteit aan de hand van de beschikbare bronnen. Topic-modeling biedt in dit opzicht de
mogelijkheid om bepaalde structurele aspecten van de verzetspers te analyseren, wat minder
mogelijk is aan de hand van een meer kwalitatieve lezing. Maar het impliceert niet dat het statistisch
model de analytische vaardigheden van de historicus vervangt. Het vormt juist een instrument in de
handen van elke historicus, die ermee aan de slag gaat om de initiële onderzoeksvraagstelling te
beantwoorden. Het is nog steeds de historicus zelf die de afbakening en de parameters van het
onderzoek bepaald. Het is nog steeds de historicus die de vraagstellingen en hypotheses poneert, en
de onderzoeksresultaten hiertoe verifieert. En gedurende deze analyse en interpretatie kan de
historicus een beroep doen op kwalitatievere benaderingen van het bronnenbestand. Het streefdoel
is hierbij een complementariteit van de analysemethodes. Het is noodzakelijk voor de individuele
historicus zich niet uitsluitend te integreren in één bepaalde historiografische stroming, of één
bepaalde onderzoeksschool. De complexe en informatierijke historische bronnen worden het best
benaderd vanuit een interdisciplinair en holistisch perspectief. Een symbiose van de
onderzoeksmethodologieën is hierbij de meest optimale benadering van de complexe sociale
realiteit, waarbij de kwalitatieve benaderingswijzen worden aangesloten met de kwantitatieve
methodologieën en visa versa. Dit werd onder meer toegepast in dit onderzoek. Topic-modeling
werd aangesloten met een grondige analyse van de vormelijke en visuele aspecten die inherent zijn
aan het gebruikte medium, alsook met de toepassing van kwalitatieve lezingen van het
bronnenbestand. De kwantitatieve analyse werd met andere woorden geverifieerd en onderbouwd
met kwalitatieve benaderingen.
Daarnaast werd de ontwikkelde methode specifiek toegepast op een comparatieve analyse van twee
clandestiene verzetskranten uit de provincie Henegouwen. Het doel was de verificatie en de
toepassing van het eerder ontwikkelde model aan een concrete historische casus. Centraal stond de
analyse van twee verzetskranten die op het eerste zicht inhoudelijk enorm divergeren van elkaar,
ondanks hun gedeeltelijk overlappende geografische afzetgebied. De toepassing van deze
methodologie staat toe om het een systematische analyse uit te voeren van de structurele patronen
die in het discours van de verzetskranten vervat zijn.
162
Maar deze convergerende factoren impliceerden echter niet een convergerende ideologie, of een
convergentie wat betreft de formulering van de verzetsstandpunten. Beide verzetskranten
doorgingen dezelfde historische ontwikkelingen, maar verschilden onderling in hun omgang met
deze veranderingen in de sociale realiteit. Deze divergerende benadering van de contemporaine
gebeurtenissen had fundamentele implicaties voor het gehanteerde discours. Het achterhalen, en
comparatief analyseren van deze verbonden verzetskranten, die divergeerden in hun omgang met de
sociale realiteit, vormde het fundament van dit onderzoek. Ondanks de gedeelde geografische
eenheid (Henegouwen), ageerden beide verzetskranten in een afwijkende lokale context. Het
afzetgebied van Actualité de R.A.F. betrof voornamelijk de meer marginale en rurale gebieden in
Henegouwen, terwijl Indépendance representatiever was voor de provincie Henegouwen. Deze
afwijkende sociale context had fundamentele implicaties voor het discours van deze clandestiene
publicaties, en het illustreert treffend de politiek-ideologische heterogeniteit van de verzetspers als
geheel.
Daarnaast werd de bestaande wetenschappelijke literatuur en theorievorming omtrent deze
verzetskranten geverifieerd met de toepassing van deze innovatieve methodologie. Een
systematische analyse kan de structurele patronen in het discours van de clandestiene pers
achterhalen, en op deze wijze onderbelichte of zelfs compleet innovatieve onderzoeksvragen en
benaderingen aanreiken. Hierdoor konden nieuwe inzichten verkregen worden in het complexe
verzetsdiscours van de tweede wereldoorlog. De onderzoeksresultaten gaven elementen weer die
nog niet opgemerkt werden in de wetenschappelijke literatuur en door de eerdere kwalitatieve
lezingen. Op deze wijze werden er nieuwe mogelijkheden gecreëerd die dieper onderzocht kunnen
worden.
De toepassing van deze methode bevestigde een aantal aspecten van de bestaande literatuur, zoals
onder meer het religieus en royalistisch karakter van de verzetskrant Actualité de R.A.F. Ook
concretiseerden en illustreerden de empirische onderzoeksresultaten de theorievorming omtrent
Collective Action Frames en het socialisatieproces van A.A. Klumper. Maar van cruciaal belang was
het achterhalen van significante elementen in het discours die voordien niet waargenomen werden
in het complexe discours van deze verzetskranten. Een concreet voorbeeld hiervan is het
internationale karakter of de Franse oriëntatie van de publicatie Actualité de R.A.F. De
chronologische ontwikkeling van de onderwerpsgroepen kon aan de hand van topic-modeling ook
treffend geïllustreerd worden. Er kon op deze wijze een zekere connectie vastgesteld worden tussen
de discursieve ontwikkelingen en de contemporaine oorlogsgebeurtenissen. Deze correlatie
impliceert niet noodzakelijk een directe causatie. De feitelijke ontwikkelingen in de sociale realiteit
vormen, samen met de discursieve beschrijvingen, twee zijden van hetzelfde medaillon. Beide zijn
onderdeel van de constructie van de sociale realiteit waarvan ze deel uitmaken. Deze
methodologische innovatie draagt op deze wijze bij tot een inhoudelijke innovatie omtrent de
(verzets)pers. De verdere inhoudelijke bevindingen werden dieper behandeld in het respectievelijke
besluit verbonden aan dat onderzoeksonderdeel (Cfr. supra).
Ten slotte opent deze innovatieve methodologie de weg voor compleet nieuwe historiografische
onderzoeksmogelijkheden. Het pleidooi dat in 1972 werd geformuleerd door Gotovitch kan alsnog
ingewilligd worden door de toepassing van deze vernieuwende methodologie. Maar ook de globale
analyse van de verzetspers vanuit een holistisch perspectief behoort tot de
onderzoeksmogelijkheden. Deze scriptie herhaalt daarbij het pleidooi van José Gotovitch voor zulk
163
een globale analyse. Vanwege de omvang van zulk een holistisch titanenwerk werd er echter niet
geopteerd om dit te verrichten in de context van een scriptie, maar de analyse-instrumenten daartoe
werden accuraat ontwikkeld. Daarnaast werden er ook diverse potentiële en alternatieve
onderzoeksbenaderingen geponeerd, zoals onder meer regionale comparatieve analyse van de
verzetspers. Maar er is ook ruimte voor verder onderzoek wat betreft netwerkanalyses. Zulk een
analyse zou de onderlinge verwantschappen en interdependentie van de verzetsbewegingen
treffend kunnen illustreren. Ook de specifieke chronologische ontwikkelingen van het discours van
de kranten die in dit onderzoek werden geanalyseerd zijn vatbaar voor verder onderzoek. De
eigenaardige discursieve ontwikkelingen van de verzetskrant Indépendance in de edities van het
bezettingsjaar 1944 dienen verder onderzocht te worden. Deze publicaties vertonen immers
uitzonderlijk lage waarden wat betreft de bevrijdingsperiode. Op deze wijze stimuleert deze
methodologische vernieuwing innovatieve onderzoeksmogelijkheden, met inhoudelijke innovaties
als gevolg. Hierbij is het van cruciaal belang dat de individuele wetenschappelijke onderzoeken
gebundeld worden in een omvattende databank. Deze databank kan eventueel beheerd worden
door de instituties die momenteel verantwoordelijk zijn voor de digitale ontsluiting, zoals onder meer
het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij
Het analytische perspectief was en blijft met andere woorden een dynamisch en dialectisch gegeven.
Het fundamentele methodologisch en epistemologisch debat staat niet stil in de
(verzets)historiografie. Steeds opnieuw worden er innovatieve winden geblazen, die de gebruikelijke
benaderingen achterhalen. Deze alternatieve methodologieën bevatten naast hun analytische
verrijkingen ook inherente valkuilen, waardoor ook zij op termijn moeten wijken voor analytische
vernieuwingen. Dit academisch proces werd passend betiteld als ‘paradigm shifts’. Indien de
verzetshistoriografie als geheel geanalyseerd wordt is er echter nog veel ruimte voor nieuwe,
alternatieve analyseperspectieven, zoals topic-modeling, die tot nog toe (ondermaats) zijn toegepast
om ‘het verzet’ te benaderen. Het biedt talloze analytische, en daarbij ook inhoudelijke, verrijkingen
voor het historiografisch debat omtrent de maatschappelijke omgang met het verzetsverleden. Het
eindresultaat is een positieve bijdrage, een meerwaarde voor het onbeslecht historiografisch debat
en de maatschappelijke omgang met het complexe verzetsverleden van de Belgische samenleving.
164
Bijlagen
165
Bijlage 1: Een algemene Franstalige stoplist
au fait i r.a.f.
r. r.a r.a. r.a.f
imprimerie s'il c'est d'un
qu' sous j dit
devant car e peut
quand o em a
beaucoup comment encore lequel
moyennant près ses toujours
afin ça concernant entre
les ne puis sien
tous ailleurs ce dans
et lesquelles ni puisque
sienne toute ainsi ceci
de étaient lesquels non
quand siennes toutes alors
cela dedans était leur
nos quant siens très
après celle dehors étant
leurs notamment que soi
trop attendant celles déjà
etc lors notre quel
soi-même tu au celui
delà eux lorsque notres
quelle soit un aucun
cependant depuis furent lui
nôtre quelqu'un sont une
aucune certain des grâce
ma nôtres quelqu'une suis
vos au-dessous certaine desquelles
hormis mais nous quelque
sur votre au-dessus certaines
desquels hors malgré nulle
quelques-unes ta vôtre auprès
certains dessus ici me
nulles quelques-uns tandis vôtres
auquel ces dès il
même on quels tant
vous aussi cet donc
ils mêmes ou qui
te vu aussitôt cette
donné jadis mes où
quiconque telle y autant
ceux dont je mien
par quoi telles autour
chacun du jusqu mienne
parce quoique tes aux
chacune duquel jusque miennes
parmi sa tienne auxquelles
chaque durant la miens
plus sans tiennes auxquels
166
chez elle laquelle moins
plusieurs sauf tiens avec
combien elles là moment
pour se toi à
comme en le mon
pourquoi selon ton donc
donne entend jusqu i
aussi va quoi veut
chaque avant avoir vers
trop m dis font
hui faire jours t
ceux après tant rien
voir ainsi toutes souvent
non encore bon là
très être aux l
a à tous d
s tout plus comme
toujours si n comme
c r f avec
ce ces dans de
des du elle en
et eux il je
la le leur lui
ma mais me même
mes moi mon ne
nos notre nous on
ou par pas pour
qu que qui sa
se ses son sur
ta te tes toi
ton tu un une
dont ni dessus dira
auprès autre chose sait
oui puisse pense disons
chacun voit beaucoup pensée
déjà sent autour semble
voilà devient devons puis
pu redis doit où
um pendant ah près
devient vos entre enfin
donné da votre restent
vous y été étée
étées étés étant suis
es est sommes êtes
sont serai seras sera
serons serez seront serais
serait serions seriez seraient
étais était étions étiez
étaient fus fut fûmes
fûtes furent sois soit
soyons soyez soient fusse
fusses fût fussions fussiez
fussent ayant eu eue
167
eues eus ai as
avons avez ont aurai
auras aura aurons aurez
auront aurais aurait aurions
auriez auraient avais avait
avions aviez avaient eut
eûmes eûtes eurent aie
aies ait ayons ayez
aient eusse eusses eût
eussions eussiez eussent ceci
cela celà cet cette
ici ils les leurs
quel quels quelle quelles
sans soi u veux
vient verra trouve voulons
vu voyons voyant ailleurs
pourra h fuit iront
nôtres r a f
c est de la
s il vous pour
la les dans la
plaît merci s tous
les la r dans
l de n est
de son de tout
la à la celle
connus do disent disant
tel parle tient alors
connaissons côtes noua pouvons
puiqu telle veulent chez
fit las oh ondes
restons sais quelque
168
Bijlage 2: Onderzoeksresultaten Clusters/N-gram analyse verzetskrant
Actualité de R.A.F. Totale hoeveelheid N-Gram types: 8350
Totale hoeveelheid N-Gram Tokens: 34372
Rangnummer Frequentie Range Woordcluster
1 104 68 les boches
2 97 96 propagez s il vous
3 85 70 la patrie
4 74 55 la belgique
5 72 47 la france
6 69 58 la victoire
7 64 44 la paix
8 58 53 pour la patrie
9 55 55 courage et confiance
10 43 42 merci pour la patrie
11 41 37 les anglais
12 39 34 les nazis
13 39 36 pour le
14 32 32 aura les boches
15 26 23 de gaulle
16 26 23 en russie
17 26 26 les aura les boches
18 26 24 pour hitler
19 25 21 le ciel
20 24 24 l histoire
21 24 20 les russes
22 24 22 ordre nouveau
23 23 19 l espérance
24 22 21 hitler est
25 22 18 nos soldats
26 21 20 l avenir
27 21 18 la force
28 21 21 merci de tout cœur
29 21 20 notre chère
30 20 20 l univers
31 20 19 la mort
32 20 20 son peuple
33 19 19 de dieu
34 19 18 l ennemi
35 19 19 la patrie courage
36 19 18 notre roi
37 19 19 patrie courage
38 19 19 pour la patrie courage
39 18 17 la bataille
40 18 17 la justice
41 18 18 la patrie courage et
42 17 16 l angleterre
43 17 16 loin de
169
44 17 15 nos yeux
45 17 17 vive le roi
46 16 16 ces boches
47 16 16 chère belgique
48 16 16 la gloire
49 16 14 la nuit
50 15 15 fin est proche
51 15 14 l amour
52 15 14 l heure
53 15 12 l ordre
54 15 14 l union
55 15 15 la joie
56 14 13 ces traîtres
57 14 12 des anglais
58 14 11 le führer
59 14 12 le japon
60 14 14 son orgueil
61 13 12 cette guerre
62 13 13 dans l histoire
63 13 13 de la france
64 13 13 de russie
65 13 13 l air
66 13 12 l amerique
67 13 12 l âme
68 13 12 la terre
69 13 13 la vie
70 13 10 les français
71 13 11 ma lyre
72 13 12 nos cœurs
73 13 13 roi vive
74 13 11 à hitler
75 12 12 aux nazis
76 12 11 de sang
77 12 12 des boches
78 12 12 fait la force
79 12 12 l honneur
80 12 10 l ordre nouveau
81 12 12 l union fait
82 12 12 la foi
83 12 11 le belge
84 12 11 le droit
85 12 11 le lion
86 12 12 le roi vive
87 12 12 notre chère belgique
88 12 11 notre liberté
89 12 11 que dieu
90 12 12 roi vive la belgique
91 12 12 son tombeau
92 12 12 union fait
93 12 12 union fait la
170
94 12 12 union fait la force
95 12 12 vive le roi vive
96 11 11 des nazis
97 11 11 hitler dans
98 11 9 il nous
99 11 11 la belgique l
100 11 10 la gestapo
101 11 11 la liberté
102 11 10 la manche
103 11 11 la mitraille
104 11 10 les alliés
105 11 11 les teutons
106 11 10 notre âme
107 11 10 pour la france
108 11 9 sa tombe
109 10 10 de goebbels
110 10 10 de vichy
111 10 10 en proie
112 10 7 l esperance
113 10 10 la foule
114 10 10 la neige
115 10 10 la russie
116 10 8 la vérité
117 10 10 le boche
118 10 10 les dictateurs
119 10 10 pour notre liberté
120 10 9 royal air force
121 10 10 ses soldats
171
Bijlage 3: Onderzoeksresultaten Clusters/N-gram analyse verzetskrant
Indépendance Totale hoeveelheid N-Gram types: 3709
Totale hoeveelheid N-Gram Tokens: 11572
Rangnummer Frequentie Range Woordcluster
1 31 15 du front de l indépendance
2 28 12 le front de l indépendance
3 28 14 tous les patriotes
4 22 13 de notre pays
5 21 11 de la guerre
6 21 5 front de l independance
7 20 7 contre l occupant
8 20 4 u t m i
9 19 8 de la population
10 18 10 de l europe
11 18 9 de l occupant
12 18 10 l ordre nouveau
13 16 8 du grand charleroi
14 16 7 la lutte contre
15 16 6 u r s s
16 16 6 à l occupant
17 15 7 de l ennemi
18 15 3 la classe ouvrière
19 15 6 pour l allemagne
20 15 9 tous les moyens
21 14 6 de la résistance
22 13 7 de l ordre
23 13 7 des pays occupés
24 13 8 l armée rouge
25 13 9 machine de guerre
26 13 5 v n v
27 12 8 de l armée
28 12 7 de la gestapo
29 12 7 l occupant et
30 12 8 la libération du
31 12 6 que les allemands
32 11 4 contre la déportation
33 11 9 d une façon
34 11 6 dans la lutte
35 11 6 de l ordre nouveau
36 11 7 de la libération
37 10 8 de guerre hitlérienne
38 10 7 l allemagne hitlérienne
39 10 6 le soulèvement national
40 10 4 les bandits hitlériens
41 10 8 pour la libération
42 10 8 tout le monde
43 9 6 dans les pays
172
44 9 8 de l allemagne
45 9 5 de la patrie
46 9 8 l armée allemande
47 9 6 la libération du pays
48 9 7 la machine de guerre hitlérienne
49 9 7 le peuple belge
50 9 4 les allemands ont
51 9 6 les moyens de
52 9 6 libération du pays
53 9 7 machine de guerre hitlérienne
54 9 6 main d oeuvre
55 9 6 mot d ordre
56 9 9 victimes de la
57 8 3 comités de défense
58 8 5 de chez nous
59 8 5 de l axe
60 8 4 de la déportation
61 8 6 de la liberté
62 8 7 de nos alliés
63 8 5 de tous les patriotes
64 8 7 des milliers de
65 8 6 et les collaborateurs
66 8 6 la fin de
67 8 4 mots d ordre
68 8 6 moyens de transport
69 8 8 toutes les forces
70 8 7 à l ennemi
71 7 3 champ d aviation
72 7 4 chefs d entreprises
73 7 3 coup de main
74 7 5 de la région
75 7 6 de la répression
76 7 6 de toutes nos
77 7 5 en oeuvre pour
78 7 2 journal de charleroi
79 7 3 la lutte contre la
80 7 3 la misère et
81 7 5 la r a f
82 7 3 la résistance collective
83 7 6 la victoire et
84 7 5 le front de l est
85 7 3 le front intérieur
86 7 5 les mesures de
87 7 5 les organisations de
88 7 5 les pays occupés
89 7 6 les traîtres et
90 7 3 lutte contre la
91 7 5 par la force
92 7 5 par les nazis
93 7 6 pays l occupant
173
94 7 5 r a f
95 7 5 à l allemagne
96 6 4 après la guerre
97 6 3 au lendemain de
98 6 4 au service de
99 6 6 avant la guerre
100 6 6 chemin de la
101 6 5 contre l envahisseur
102 6 5 dans les pays occupés
103 6 6 dans notre pays
104 6 3 de la belgique
105 6 4 de la lutte
106 6 3 de la police
107 6 6 de la propagande
108 6 5 de la victoire
109 6 3 de la ville
110 6 5 de nos compatriotes
111 6 5 de notre libération
112 6 5 du pays l occupant
113 6 4 en fin de compte
114 6 4 en même temps
115 6 3 en état de
116 6 5 l europe occupée
117 6 5 l heure de
118 6 4 l indépendance qui
119 6 2 l occupant c
120 6 2 l occupant c est
121 6 5 la guerre est
122 6 5 la libération de
123 6 2 la lutte contre la déportation
124 6 3 les comités de
125 6 5 les groupes de
126 6 5 les mouvements de
127 6 5 les traîtres et les
128 6 5 les traîtres et les collaborateurs
129 6 2 lutte contre la déportation
130 6 5 organisations de résistance
131 6 5 par l occupant
132 6 6 sur l allemagne
133 6 3 sur le front intérieur
134 6 3 timbres de ravitaillement
135 6 5 tous les belges
136 6 3 tout le pays
137 6 5 traîtres et les
138 6 5 traîtres et les collaborateurs
139 6 4 à l abri
140 6 5 à l assaut
141 6 5 à la lutte
142 5 3 anniversaire de la
143 5 5 chemin de fer
174
144 5 3 contre l occupant et
145 5 2 coup de main de
146 5 2 coup de main de dieppe
147 5 5 croix rouge du
148 5 2 d aviation de
149 5 3 de guerre allemande
150 5 4 de l argent
151 5 5 de l armée allemande
152 5 5 de l occupation
153 5 4 de la collaboration
154 5 5 de la province
155 5 2 de main de dieppe
156 5 4 de rex et
157 5 2 de résistance collective
158 5 4 de tonnes de
159 5 5 des centaines de
160 5 5 des dizaines de
161 5 4 du soulèvement national
162 5 3 entre les mains
163 5 5 et les femmes
164 5 3 et tous les
165 5 3 fois de plus
166 5 5 hennuyer du front
167 5 4 hors d usage
168 5 5 l aide de
169 5 4 l europe asservie
170 5 2 la basse sambre
171 5 3 la déportation est
172 5 4 la guerre et
173 5 5 la lutte contre l
174 5 4 la lutte pour
175 5 5 la production et
176 5 3 la quasi totalité
177 5 4 la radio de
178 5 5 la région de charleroi
179 5 4 le front russe
180 5 3 lendemain de la
181 5 3 les actions des
182 5 5 lutte contre l
183 5 2 main de dieppe
184 5 4 millions de tonnes
185 5 5 organe hennuyer du front de
186 5 4 par l ennemi
187 5 3 par l intermédiaire
188 5 4 par les patriotes
189 5 4 patriotes de toutes
190 5 3 personnel de maîtrise
191 5 4 pommes de terre
192 5 2 tonnes de charbon
193 5 5 tout en oeuvre pour
175
196 5 5 toute la population
197 5 4 toutes les organisations
176
Opgave van bronnen en
wetenschappelijke
literatuur
177
Algemene Belgische Verzetshistoriografie
Aerts K. ‘Repressie’, in: HEIRBAUT, Dirk, ROUSSEAUX, Xavier, DE KOSTER, Margo (red.),
Encyclopedie van de Belgische justitiegeschiedenis, 2013. Alsook SAX, A. De goede collaborateur.
Biografie Bulletin 2011.
Baert T. Patriotten van het platteland. Een bijdrage tot de geschiedenis van het verzet in de regio
Dendermonde - Sint-Niklaas tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een comporatieve prosopografie
van verzet in Moerzeke en Kastel. UGent, 2002.
Baeten W. Het Kempisch Legioen. De dubbele strijd van een verzetsbeweging, 1942-1944 en
1944-1961. UGent, 2004
Bal N. Mijn wankele wereld. Vier jaar in het socialistisch verzet. Leuven, 1984.
Bernard H. La Résistance 1940-1945, Bruxelles, la naissance du livre, 1968.
De Dobbelaer T. Motivatie en profiel van de verzetsstrijder. Een collectieve biografie van
Gentenaars in Breendonk 1940-1944. UGent, 1991.
De Wever B. Greep naar de macht. Vlaams-Nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945,
Tielt, Lannoo, 1994.
Demany F. Geschiedenis van den Belgischen Weerstand en van het onafhankelijkheidsfront,
Brussel, pers van den Weerstand, 1944.
Depoorter N. Diksmuide tijdens de Tweede Wereldoorlog: een prosopografische analyse van het
verzet, Gent, UGent, 1997.
Depuydt P. Wervik, een grensstad tijdens de Tweede Wereldoorlog. Prosopografische analyse van
het verzet. UGent, 1998.
Ducarme B. Le financement de la résistance armée en Belgique 1940-1944, Brussel, CRISP, 1970.
Duportail P. Bottelaere, een plattelandsgemeente in Wereldoorlog Twee. Prosopografische
analyse van het verzet. Studie van het dagelijkse leven. Waardenonderzoek, Gent, UGent, 1995.
Galle H. e.a. La résistance en belgique, 1940-1945. Brussel, 1979.
Gotovich J. Du rouge au Tricolore, Résistance et Parti communiste, Bruxelles, Editions Labor,
1992.
Gotovich J. Views of the Belgian Resistance on the Future of Europe. In: Documents on the History
of European Integration, vol.I, consistental Plans for European Union 1939-1945, pp. 215-243.
Gotovitch J. e.a. Het gewicht van het oorlogsverleden, Gent, 2002.
Huyse L. e.a. Onverwerkt verleden. Collaboratie en repressie in België 1942-1952, Leuven,
Davidsfonds, 1991.
Joset C. Panorama de la Résistance. Brussel, 1948.
Lagrou P. De politieke strijd om het verzetsaureool. Verdienste en erkentelijkheid in het na-
oorlogse België. (1944-1950). KUL, 1989.
Lagrou P. Herdenken en vergeten. De politieke verwerking van verzet en vervolging in België na
1945 in: Spiegel Historiael. Maandblad voor geschiedenis en archeologie, 29, nr. 3-4, p 116-122,
1994.
Laplasse J. e.a. Het verzet gewogen. Een kwantitatieve analyse van politieke aanslagen en
sabotages in België, 1940-1944. in: Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis-Cahiers d'Histoire
du Temps présent, nr. 15, p 227-260, 2005.
Laplasse J. Veurne, een kleine provinciestad tijdens WOII. Een bijdrage tot de analyse van het
verzet in de Westhoek, Gent, UGent, 1996.
Lejeune L. La Résistance belge. In: Cahiers d’histoire de la guerre. Parijs, 1950.
178
Lorand W. La Résistance dans la Basse-Sambre industrielle durant la Seconde Guerre Mondiale
(1940-1944): Auvelais, Tamines, Falisolle. UCL, 1996.
Maerten F. De katholieke kerk. Aanwezigheidspolitiek, in: Van Den Wijngaert G. e.a. België tijdens
de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen, pp. 143-252, 2004.
Maerten F. Het verzet in: Boeckx B. e.a., Tegendruk, De geheime pers tijdens de Tweede
Wereldoorlog, Gent, p 33-48, 2004.
Maerten F. Het verzet. Antifascisme en patriottisme, in: Van Den Wijngaert G. e.a. België tijdens
de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen, p 207-263, 2004.
Maerten F. Jeunesse et Résistance. Entre mythe et réalité. Le cas du Hainaut, 1940-1944, in:
Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis-Cahiers d'Histoire du Temps Présent, nr. 8, p. 257-305,
2001.
Maerten F. La Résistance, Facteur d'Emancipation des Femmes? Le cas du Hainaut, in: Bijdragen
tot de Eigentijdse Geschiedenis-Cahiers d'Histoire du Temps Présent, p 173-206, nr. 4, 1998.
Maerten F. Le poids du souvenir de 14-18 dans l'engagement résistant durant la Seconde Guerre
mondiale. Le cas du Hainaut, in: Politique, imaginaire et éducation. Mélanges en l'honneur de
Jacques Lory, Brussel, p 89-125, 2000.
Maerten F. Les femmes dans la Résistance pendant la seconde guerre mondiale. Vers une plus
grande part de responsabilités, in: Femmes des années 80. Un Siècle de conditionféminine en
Belgique (1889-1989), Brussel-Louvain-La-Neuve, p 165-173, 1989.
Maerten F. L'impact du souvenir de la grande guerre sur la résistance en Belgique durant Ie
second conflit mondial, in: Van Ypersele L. Imaginaires de guerre: I 'histoire entre mythe et
réalité. Actes du colloque Louvain-La-Neuve, 3-5 mai 2001, Louvain-La-Neuve, p 303-336, 2001.
Maerten F. Résistance et société en Hainaut beIge. Histoire d'une brève rencontre, in:
L'engagement dans la résistance (France du Nord - Belgique), Colloque organisé à Bondues par Ie
Centre de Recherche sur l'Histoire de l'Europe du Nord-Ouest et la ville de Bondues Ie 20 octobre
2001, Villeneuve d' Ascq, 2003.
Marcot F. Les paysans et la Résistance: problèmes d'une approche sociologique, in: La Résistance
et les Français. Enjeux stratégiques et environnement social. Actes du colloque international Ta
Résistance et les Français: Ie poids de la stratégie, Résistance et Société', 29-30 septembre-1er
octobre 1994, Rennes, p 245-255, 1997.
Marcot F. Pour une sociologie de la résistance: intentionnalité et fonctionnalité, in: La résistance,
une histoire sociale, Parijs, p 21-41, 1997.
Marcot F. Réflexions sur les valeurs de la résistance, in: Mémoire et Histoire: la Résistance,
Toulouse, p 81-90, 1995.
Marcot F. Résistance et population (1940-1944), Besançon, 1994.
Meyers W.C.M. e.a., De vijand te lijf. De Belgen in het verzet, Antwerpen, 1984.
Moore B. Resistance in Western Europe. Oxford, 2000.
Pelicaen F. Dilbeek tijdens de Tweede Wereldoorlog: analyse en situering van het verzet in een
Vlaams-Brabantse gemeente, UGent, 2006.
Pennick F. Analyse en situering van het verzet in Oudenaarde 1940-1945, Gent, UGent, 1996.
Sax, A. De goede collaborateur. Biografie Bulletin, 2011.
Seberechts F. Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie, repressie, Leuven, Davidsfonds, 1994.
Steen K. De symboolfunctie van 1914-1918 voor de sluikpers van de Tweede Wereldoorlog, in:
Tegendruk. Geheime pers tijdens de Tweede Wereldoorlog, Gent, p. 89-102, 2004.
179
Steen K. e.a. De schemerzone van een stad in oorlog : de evolutie van het verzet in Gent (1940-
1944) : van ongestructureerde initiatieven tot georganiseerde verzetsbewegingen , UGent, 2007.
Steinberg M. La problématique de la résistance juive en Belgique, in: Points Critiques, nr. 8, p. 8-
29, 1979.
Tanham G.K. Contribution à I 'histoire de la résistance beige, Brussel, 1971.
Ugeux W. Aspects divers de la psychologie du résistant belge 1940-1945. In: Revue internationale
d’histoire militaire, nr. 29, 1970, p963-972.
Van de Vijver H. e.a. België in de Tweede Wereldoorlog: Het verzet. Brussel, 1988.
Van Den Wijngaert M. België tijdens de Tweede Wereldoorlog. Antwerpen, 2004.
Van Doorslaer R. Gebruikt verleden. De politieke nalatenschap van de Tweede Wereldoorlog in
België, 1945-2000, in: Geschiedenis maken. Liber amicorum Herman Balthazar, Gent, p 227-266,
2003.
Verhaegen M-P, Voor Koning en Vaderland. De Belgische adel in het verzet, Tielt, 2003.
Verhoeyen E. België bezet. 1940-1944, Brussel, BRTN-Instructieve Omroep, 1993.
Vriends A-M, De Belgische verzetsbeweging in de Tweede Wereldoorlog. Een polemologische
studie van een escalatieproces, VUB, 1975.
Winkel L.E. De ondergrondse pers 1940-1945. Den Haag, 1954, 414 p.
Literatuur verzetspers
Bal N. De clandestiene pers in Vlaanderen 1940-1945, Brussel, BRT-Instructieve Omroep, 1991.
Bedarida F. e.a. (Ed.), La Résistance spirituelle, 1941-1944 : les Cahiers clandestins du
Témoignage chrétien, Paris, A. Michel, 2001, 411 p.
Bellanger C. e.a. Presse clandestine, 1940-1944, Paris, A. Colin, 1961, 263 p.
Bouju M. Manuscrite, ronéotypée, imprimée...: la presse clandestine en France pendant la
Seconde Guerre mondiale. Le Centre d'histoire sociale du XXe siècle, Parijs, 2015, 14 p.
Buton P. La contre-propagande de la Résistance intérieure et extérieure », in La propagande sous
Vichy, 1940-1944, Nanterre, BDIC, 1990, p. 240-247.
Chauvet P. La Résistance chez les fils de Gutenberg dans la Deuxième Guerre mondiale :
témoignages, Paris, P. Chauvet, 1979, 501 p.
Colignon A., ‘Première page, cinquième colonne’ in F. Balace (ed.), Jours de guerre/Jours Noirs,
Bruxelles, Crédit Communal, 1992, p. 7-32.
De Bens E. De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur (1940-1944), Kapellen, De
Nederlandsche Boekhandel, 1973.
De Wilde V. Biografie van een weerstander in de sluikpers: Georges Nachez, Ongepubliceerde
oefening tweede kandidatuur geschiedenis. UGent, 2005.
Deneckere B. De Westvlaamse klandestiene pers tijdens de tweede wereldoorlog, Leuven, KUL,
1976.
Dujardin J. Inventaire des publications périodiques clandestines 1940-1944 de la province de
Liège. In : Bijdragen tot de geschiedenis van de tweede wereldoorlog, Brussel, 1967, p 34-94.
Eschalier J. Étude de presse clandestine, le journal Libération zone Sud , 1941-1944 , Diplôme
d’études supérieures, Paris, 1962, 162 p.
Freiberg R. Die Presse der französischen Resistance : Technik und Positionen einer
Untergrundpresse 1940-1944, Inaug.-Diss., Freien Universität Berlin, 1962, 317 p.
180
Gotovich J. e.a. (eds.) ‘Presse de collaboration (langue française) – Presse de collaboration
(langue flamande)’. Dictionnaire de la Seconde Guerre mondiale en Belgique, Bruxelles, André
Versaille, 2008, p. 345-350.
Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et
d'Etudes historiques de la Seconde Guerre Mondiale, 1991, IV + 214 p.
Gotovitch J. Beeld van de klandestiene pers in 1940. in Bijdragen tot de Geschiedenis van de
Tweede Wereldoorlog, n°2, 1972, p. 223-267.
Gotovitch J. Photographie de la presse clandestine de 1940. Cahiers d’histoire de la Seconde
Guerre mondiale, n°2, octobre 1972, p. 113-156.
Gotovitch J. Presse clandestine en Belgique, une production culturelle?, in François Marcot &
Bruno Curatolo (dir.), Ecrire sous l’Occupation ; du non-consentement à la Résistance. France-
Belgique-Pologne 1940-1945, Rennes, Presses universitaires de Rennes, 2011, p. 97-114.
Granet M. Comment se fabriquaient les journaux clandestins », Historama hors-série, 1971, n°14,
p. 175-187.
Maerten F. De sluikpers in bezet België, in: Boeckx B. e.a, Tegendruk. Geheime pers tijdens de
Tweede Wereldoorlog, Gent, p 73-88, 2004.
Maerten F. De sluikpers in bezet België. in Tegendruk. De geheime pers tijdens de Tweede
Wereldoorlog, Gent/Brussel/Antwerpen, 2004, p. 73-88.
Maerten F. Du murmure au grondement. La Résistance politique et idéologique dans la province
de Hainaut pendant la seconde guerre mondiale (mai 1940-septembre 1944), Mons, 1999, 3 vol.,
1.176 p.
Maerten F. e.a. (dir.) Entre la peste et le choléra. Vie et attitude des catholiques belges sous
l'occupation, Gerpinnes, Quorum/Ceges/Arca, 1999, 288 p.
Maerten F. La Première Guerre mondiale dans la presse clandestine de la Belgique occupée en
1940-1944", in Robert Vandenbussche (dir.), La résistance en France et en Belgique occupées
(1914-1918), Villeneuve d'Asq, IRHiS, 2012, p. 191-206.
Maerten F. La résistance dans la région mouscronnoise pendant la seconde guerre mondiale (mai
1940-septembre 1944), Mouscron, 1984, 439 p.
Maerten F. La Résistance en Belgique 1940-1944. Une odyssée méconnue. in Histoire(s) de la
dernière guerre [1939-45, au jour le jour], n°18, mai-juin 2012, p. 38-45.
Maerten F. Le Front de l'indépendance ou la Résistance comme instrument du Parti communiste
dans le Hainaut en 1940-1944. Entre réalité belge et rêve soviétique, in Annales du Cercle
d'histoire et d'archéologie de Saint-Ghislain et de la région, t. XI, 2008, p. 437-518.
Maerten F. L'historiographie de la Résistance belge. A la recherche de la patrie perdue, in Laurent
Douzou (dir.), Faire l'histoire de la Résistance. Actes du colloque international (18-20 mars 2008),
Rennes, Presses universitaires de Rennes, 2010, p. 257-276.
Meyers W. e.a. De vijand te lijf. De Belgen in het verzet, Antwerpen/Amsterdam, Helios, 1984, p.
14-31.
Michel H. La presse clandestine, expression de la pensée de la Résistance ? . Bulletin de la société
d’histoire moderne, 11e série, 1956, mars-avril, n° 18, p. 7-15.
Roux-Fouillet. Catalogue des périodiques clandestins (1939-1945), Paris, Bibliothèque nationale,
1954, 282 p.
Ruby M. Guerre et presse, Lyon, l’Hermès, 1979, 175 p.
181
Stone H. Writing in the shadow : resistance publication in occupied Europe, London, F. Cass, 1996,
VIII-207 p.
Tanham G. Contribution à l'histoire de la résistance belge. 1940-1944, Brussel, Presses
Universitaires de Bruxelles, 1977, p. 105-144.
Vals C. En captivité, étude d’un journal clandestin (24 novembre 1940-27 juillet 1941), Mémoire
de maîtrise, Université de Franche-Comté, 1996, 247 p.
Van Doorslaer R. ‘Ulenspiegel: Een kommunistisch eksperiment met een Vlaams-nationale legale
oorlogskrant Antwerpen: 5 januari 1940-1 maart 1941’ in, Wetenschappelijke Tijdingen, 1975,
34, 2, p. 93-94.
Veillon D. Le Franc-Tireur, un journal clandestin, un mouvement de Résistance 1940-1944, Paris,
Flammarion, 1977, 428 p.
Winkel R. ‘Gelijkgeschakelde stemmen : officiële informatiemedia in bezet België, 1940-1944’,
in, Tegendruk. De geheime pers tijdens de Tweede Wereldoorlog, Gent, Brussel, Antwerpen,
Amsab-ISG/SOMA-CEGES/Erfgoedcel Stad Antwerpen, 2004, p. 49-66.
Wyrwa T. L’idée européenne dans la Résistance à travers la presse clandestine en France et en
Pologne : 1939-1945, Paris, Nouvelles éditions latines, 1987, 237 p.
Methodologische literatuur topic-modeling
Bei D.M. e.a. Dynamic Topic Models. In International Conference on Machine Learning, 2006,
New York, p. 113-120.
Blei D.M. Probalistic Topic Models. In: Communications of the ACM, 2012, vol.55 nr. 4, p. 77-84.
Block S. Tales from the vault: doing more with digitalization. In: Common Place, vol 6 nummer 2,
2006, p 1-8.
Brett M.R. Topic Modeling: A basic introduction. In: Journal of digital Humanities, vol 2, nummer
1, 2012, p3. Griffiths T. e.a. Proceedings of the 20th conference on Uncertainty in artificial intelligence, Press
Arlington, Virginia, 2004, p 487-494.
Grimmer, J. A Bayesian hierarchical topic model for political texts: Measuring expressed agendas
in senate press releases. Polit. Anal. 18, 1 (2010), 1. 20.
Hoffman, M., Blei, D., Bach, F. On-line learning for latent Dirichlet allocation. In Neural
Information Processing Systems (2010).
Hofmann, T. Probabilistic latent semantic analysis. In Uncertainty in Artificial Intelligence (UAI)
(1999).
Jordan, M., Ghahramani, Z., Jaakkola, T., Saul, L. Introduction to variational methods for graphical
models. Mach. Learn. 37 (1999), 183–233.
Lawrence A. (2015). AntConc (Version 3.3.4) [Computer Software]. Tokyo, Japan: Waseda
University.
Li, J., Wang, C., Lim, Y., Blei, D., Fei-Fei, L. Building and using a semantivisual image hierarchy. In
Computer Vision and Pattern Recognition (2010).
Li, W., McCallum, A. Pachinko allocation: DAGstructured mixture models of topic correlations. In
International Conference on Machine Learning (2006), 577–584.
Mimno, D., McCallum, A. Topic models conditioned on arbitrary features with Dirichlet-
multinomial regression. In Uncertainty in Artificial Intelligence (2008).
182
Newman, D., Chemudugunta, C., Smyth, P. Statistical entity-topic models. In Knowledge
Discovery and Data Mining (2006)
Rosen-Zvi, M., Griffiths, T., Steyvers, M., Smith, P., The author-topic model for authors and
documents. In Proceedings of the 20th Conference on Uncertainty in Artificial Intelligence (2004),
AUAI Press, 487–494.
Steyvers M. e.a. Probabilistic Topic Models. In McNamara, D; Dennis, S.; Kintsch, W. Handbook of
Latent Semantic Analysis. Psychology Press.
Algemene literatuur theoretisch kader
Bourdieu P. Outline of a Theory of Practice. Cambridge, 1977, p. 80-91.
Clark E. History, theory, text: historians and the linguistic turn. Harvard University press,
Cambridge, 2004. En Spiegel G. Practicing history: new directions in historical writing after the
linguistic turn. Routledge, New York, 2005.
Fisher WR. Narration as a human communication paradigm: the case of public moral argument.
Commun. Monogr. Nummer 51, 1984, p 1-23.
Gamson WA. Constructing social protest. In: Social Movements and Culture, 1995, p 85-106.
Gamson WA. e.a. Encounters with unjust authority. Homewood, Illinois, 1982, p 3.
Giddens A. The constitution of Society: Outline of the Theory of Structuration. Berkeley, 1986, p.
19-31.
Klandermans B e.a. (eds.). Social Movements and Culture. Minneapolis: University of Minnesota.
Press, 1995.
Klandermans B. Mobilization and participation: social-psychological expansions of resource
mobilization theory. In: American sociological review, 1984, p 583-600.
McAdam D; e.a. Comparative Perspectives on social movements opportunities, Mobilizing
structures and framing. Cambridge, Cambridge University press, p 17.
Snow D. Framing Processes and Social Movements: an overview and assessment. In: Annual
review of sociology, vol. 26, 2000, p 611-639.
Woehrle LM. Constructing identity and oppositional knowledge: the framing practices of peace
movement organizations during the Persian Gulf War. Sociol. Spectr nummer 16, 1996, p 287-
327.
Bronnen
Uitgegeven bronnen
Dumont E. La Guerre en vers sous l’occupation allemande, 1940-1944. Parijs, Centrale du
Croissant, 1945. 46 p.
Gotovitch J. (dir.), Guide de la presse clandestine de Belgique, Bruxelles, Centre de Recherches et
d'Etudes historiques de la Seconde Guerre Mondiale, 1991, IV + 214 p.
Roux-Fouillet. Catalogue des périodiques clandestins (1939-1945), Paris, Bibliothèque nationale,
1954, 282 p.
Onuitgegeven licentieverhandelingen
Vannekke J. De houding van de Belgische Nederlandstalige pers tegenover Rusland voor en na de
22e juni 1941. Koninklijke Militaire School, 1970.
183
Onuitgegeven bronnen
Deze bronnen zijn onuitgegeven, maar zijn echter wel digitaal raadpleegbaar via
http://warpress.cegesoma.be/. Daarnaast zijn de bronnen ook raadpleegbaar in het archief
van Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (Brussel).
De verzetskrant Actualité de R.A.F., edities 1940-1945.
De verzetskrant Indépendance, edities 1942-1944.