universiteit gent faculteit economie en...

119
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2012 2013 De invloed van hebzucht op risicobereidheid Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen Ann-Sophie Parmentier onder leiding van Prof. Dr. Mario Pandelaere & Goedele Krekels

Upload: others

Post on 19-Nov-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2012 – 2013

De invloed van hebzucht op risicobereidheid

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen

Ann-Sophie Parmentier

onder leiding van

Prof. Dr. Mario Pandelaere & Goedele Krekels

Page 2: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht
Page 3: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2012 – 2013

De invloed van hebzucht op risicobereidheid

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master of Science in de Toegepaste Economische Wetenschappen

Ann-Sophie Parmentier

onder leiding van

Prof. Dr. Mario Pandelaere & Goedele Krekels

Page 4: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of

gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

Ann-Sophie Parmentier

Page 5: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

i

WOORD VOORAF

Het schrijven van deze masterproef was een bijzonder uitdagende doch uiterst interessante opdracht

die ik, mede dankzij de hulp van enkele personen, tot een goed einde heb kunnen brengen. Ik wens

volgende personen dan ook graag uitdrukkelijk te bedanken.

Eerst en vooral wil ik Goedele Krekels bedanken voor het toekennen van dit interessante onderwerp.

Ook wens ik haar te bedanken voor de vele tips, de sturing wanneer nodig en de uitgebreide

feedback die ik van haar ontving op mijn afgewerkte hoofdstukken. Mijn dank gaat eveneens uit naar

professor Pandelaere, die mij toeliet dit onderwerp te behandelen.

Als tweede gaat mijn dank uit naar de vele respondenten die de tijd namen om mijn vragenlijst

nauwkeurig in te vullen. Zonder deze respondenten was er immers helemaal geen onderzoek

mogelijk geweest, vandaar een dikke ‘dank je wel’ aan al deze personen.

Als laatste wens ik graag mijn ouders, mijn drie zussen en mijn vriend Manu te bedanken. Het

schrijven van deze masterproef was een vrij intensief proces dat gepaard ging met de nodige ‘ups

and downs’. Graag wil ik hen dan ook bedanken voor de onvoorwaardelijke steun die ze mij steeds

gegeven hebben. Een speciale dank gaat nog uit naar mijn papa en naar Manu voor de tijd die ze

hebben vrijgemaakt om deze hele masterproef grondig na te lezen.

Ann-Sophie Parmentier

mei 2013

Page 6: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

ii

INHOUDSTAFEL

INLEIDING………..…………………………………………………………………………………………………………………………………1

DEEL 1: LITERATUURSTUDIE EN HYPOTHESEVORMING

1. Hebzucht .......................................................................................................................................... 3

1.1. Door de ogen van een leek ...................................................................................................... 3

1.2. Eerder onderzoek .................................................................................................................... 4

1.3. Dispositionele hebzucht .......................................................................................................... 7

2. Risicobereidheid .............................................................................................................................. 8

2.1. Definitie ................................................................................................................................... 8

2.2. Theorieën met betrekking tot beslissingen met een risicofactor ........................................... 9

2.3. Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden ................................................................... 12

2.3.1. Geslacht ......................................................................................................................... 12

2.3.2. The big five .................................................................................................................... 13

3. Regulatieve focus .......................................................................................................................... 14

3.1. Definitie ................................................................................................................................. 14

3.2. De invloed van regulatieve focus op risicobereidheid .......................................................... 19

4. Hypotheses .................................................................................................................................... 21

4.1. De invloed van hebzucht op risicobereidheid ....................................................................... 21

4.2. De invloed van regulatieve focus op risicobereidheid .......................................................... 22

4.3. De gecombineerde invloed van hebzucht en regulatieve focus op risicobereidheid ........... 24

4.3.1. In het geval van een promotiegerichte regulatieve focus ............................................. 24

4.3.2. In het geval van een preventiegerichte regulatieve focus ............................................ 25

DEEL 2: KWANTITATIEF ONDERZOEK

5. Methodologie ................................................................................................................................ 27

5.1. Instrumentarium ................................................................................................................... 27

5.1.1. Risicobereidheid ............................................................................................................ 27

5.1.2. Chronische regulatieve focus ........................................................................................ 29

5.1.3. Dispositionele hebzucht ................................................................................................ 30

5.1.4. Design ............................................................................................................................ 30

5.2. Procedure .............................................................................................................................. 30

Page 7: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

iii

5.3. Participanten ......................................................................................................................... 32

6. Verkennende analyse van de resultaten ....................................................................................... 33

6.1. Risicobereidheid .................................................................................................................... 33

6.1.1. Gokschaal ...................................................................................................................... 33

6.1.2. DOSPERT schaal ............................................................................................................. 33

6.2. Regulatieve focus schaal: GRFM ............................................................................................ 34

6.3. Dispositionele hebzuchtschaal .............................................................................................. 35

7. Analyse van de hoofd- en tweewegs interactie-effecten per type risico...................................... 36

7.1. Algemeen DOSPERT risico ..................................................................................................... 36

7.1.1. Hoofdeffecten ............................................................................................................... 38

7.1.2. Tweewegs interactie-effecten ....................................................................................... 38

7.2. Ethisch risico .......................................................................................................................... 45

7.2.1. Hoofdeffecten ............................................................................................................... 46

7.2.2. Tweewegs interactie-effecten ....................................................................................... 47

7.3. Financieel risico ..................................................................................................................... 52

7.3.1. Hoofdeffecten ............................................................................................................... 54

7.3.2. Tweewegs interactie-effecten ....................................................................................... 54

7.4. Gezondheid/veiligheidsrisico ................................................................................................ 55

7.4.1. Hoofdeffecten ............................................................................................................... 57

7.4.2. Tweewegs interactie-effecten ....................................................................................... 57

7.5. Recreatief risico ..................................................................................................................... 62

7.5.1. Hoofdeffecten ............................................................................................................... 63

7.5.2. Tweewegs interactie-effecten ....................................................................................... 64

7.6. Sociaal risico .......................................................................................................................... 68

7.6.1. Hoofdeffecten ............................................................................................................... 70

7.6.2. Tweewegs interactie-effecten ....................................................................................... 70

7.7. Risicobereidheid gemeten door de goktest .......................................................................... 71

7.7.1. Hoofdeffecten ............................................................................................................... 72

7.7.2. Tweewegs interactie-effecten ....................................................................................... 72

8. Bijkomende analyses ..................................................................................................................... 75

8.1. Driewegs interactie-effect: sociale risicobereidheid ............................................................. 75

8.2. Correlatie van hebzucht, promotie en preventie .................................................................. 77

Page 8: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

iv

DEEL 3: CONCLUSIE

9. Algemeen besluit ........................................................................................................................... 79

9.1. Resultaten a.d.h.v. DOSPERT schaal ...................................................................................... 79

9.1.1. De rechtstreekse invloed van hebzucht, promotie en preventie .................................. 80

9.1.2. De gecombineerde invloeden van hebzucht, promotie en preventie .......................... 81

9.1.3. Invloed van de verschillende soorten risico .................................................................. 84

9.2. Resultaten a.d.h.v. de gokschaal ........................................................................................... 86

10. Relevantie voor de praktijk ........................................................................................................... 87

11. Tekortkomingen en suggesties voor toekomstig onderzoek ........................................................ 89

Page 9: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

v

GEBRUIKTE AFKORTINGEN

DOSPERT Domain Specific Risk-Taking

GRFM General Regulatory Focus Measure

BART Balloon Analogue Risk Task

BDT Betting Dice Test

Page 10: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

vi

LIJST VAN DE FIGUREN

Figuur 1: Overzicht van het onderzoek van Wang, Malhotra & Murnighan (2011) naar gedragsmatige

hebzucht .................................................................................................................................................. 6

Figuur 2: Overzicht van de verschillende nutsfuncties met bijhorende risicobereidheden ................. 10

Figuur 3: Prospect theorie: reflectie effect (Kahneman & Tversky, 1979, Tversky & Kahneman, 1981)

............................................................................................................................................................... 11

Figuur 4: Overzicht van de invloed van framing (prospect theorie, Kahneman & Tversky, 1979) ....... 12

Figuur 5: Overzicht van de regulatieve focus theorie (Higgins, 1997; Crowe & Higgins, 1997; Brockner

& Higgins, 2001) .................................................................................................................................... 16

Figuur 6: Het verband tussen regulatieve focus en risicobereidheid (Crowe & Higgins, 1997; Bryant &

Dunford, 2008) ...................................................................................................................................... 19

Figuur 7: Grafiek met gecombineerd effect van hebzucht en promotie .............................................. 39

Figuur 8: Grafiek met hoofdeffecten van promotie en preventie en het interactie-effect van promotie

en preventie op algemene DOSPERT-risicobereidheid ......................................................................... 40

Figuur 9: Grafiek met hoofdeffecten van promotie en preventie en het interactie-effect van promotie

en preventie op algemene DOSPERT risicoperceptie............................................................................ 42

Figuur 10: Grafiek met hoofdeffecten van hebzucht en preventie en het interactie-effect van

hebzucht en preventie op algemeen DOSPERT risicobereidheid .......................................................... 43

Figuur 11: Grafieken met de gecombineerde invloed van hebzucht en promotie (L) en hebzucht en

preventie (R) .......................................................................................................................................... 47

Figuur 12: Grafiek met hoofdeffecten van promotie en preventie en het interactie-effect van

promotie en preventie op ethisch risicobereidheid .............................................................................. 48

Figuur 13: Grafiek met hoofdeffecten van promotie en preventie en het interactie-effect van

promotie en preventie op ethische risicoperceptie .............................................................................. 49

Figuur 14: Grafiek met hoofdeffecten van promotie en preventie en het interactie-effect van

hebzucht en preventie op ethische risicoperceptie .............................................................................. 51

Page 11: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

vii

Figuur 15: Grafieken met de gecombineerde invloed van hebzucht en promotie (L) en promotie en

preventie (R) .......................................................................................................................................... 55

Figuur 16: Grafieken met de gecombineerde invloed van hebzucht en promotie (L) en hebzucht en

preventie (R) .......................................................................................................................................... 58

Figuur 17: Grafiek met hoofdeffecten van promotie en preventie en het interactie-effect van

promotie en preventie bij gezondheid/veiligheid risicobereidheid ...................................................... 59

Figuur 18: Grafiek met hoofdeffecten van promotie en preventie en het interactie-effect van

promotie en preventie bij gezondheid/veiligheid risicoperceptie ........................................................ 61

Figuur 19: Grafiek met gecombineerd effect van promotie en preventie ............................................ 65

Figuur 20: Grafiek met hoofdeffecten van hebzucht en promotie en het interactie-effect van

hebzucht en promotie bij recreatieve risicobereidheid ........................................................................ 65

Figuur 21: Grafiek met hoofdeffecten van hebzucht en preventie en het interactie-effect van

hebzucht en preventie bij recreatieve risicobereidheid ....................................................................... 67

Figuur 22: Grafieken met de gecombineerde invloed van hebzucht en preventie (L) en promotie en

preventie (R) .......................................................................................................................................... 71

Figuur 23: Grafiek met hoofdeffecten van hebzucht en promotie en het interactie-effect van

hebzucht en preventie bij percentage riskante optie ........................................................................... 73

Figuur 24: Grafiek met de invloed van hebzucht, promotie en preventie op sociale risicobereidheid.76

Page 12: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

viii

LIJST VAN DE TABELLEN

Tabel 1: Overzicht van risicozoekend gedrag bij verschillende promotie-preventiecombinaties, hoe

meer R’en, hoe risicozoekender het gedrag ......................................................................................... 23

Tabel 2: Overzicht van het risicozoekende gedrag bij verschillende hebzucht-promotie combinaties:

hoe meer R'en, hoe risicozoekender het gedrag .................................................................................. 25

Tabel 3:Overzicht van het risicoaverse gedrag bij verschillende hebzucht-preventie combinaties: hoe

meer R’en, hoe risicovoller het gedrag. ................................................................................................ 26

Tabel 4: : Indeling respondenten volgens bezigheid ............................................................................. 32

Tabel 5: Overzicht van de gemiddeldes en standaarddeviaties van de DOSPERT schaal en subschalen

............................................................................................................................................................... 34

Tabel 6: Overzicht van de gemiddeldes en standaarddeviaties van de DOSPERT perceptie schaal en

subschalen ............................................................................................................................................. 34

Tabel 7: Verdeling van de respondenten over de verschillende promotie-preventie combinaties ..... 35

Tabel 8: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met Algemeen DOSPERT risico als afhankelijke

variabele ................................................................................................................................................ 37

Tabel 9: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met Algemeen DOSPERT risicoperceptie als

afhankelijke variabele ........................................................................................................................... 37

Tabel 10: Gemiddelde perceptiescores (Algemene DOSPERT risicoperceptie) .................................... 37

Tabel 11: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen promotie en preventie op DOSPERT

risicobereidheid ..................................................................................................................................... 41

Tabel 12: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen promotie en preventie op DOSPERT

risicoperceptie ....................................................................................................................................... 42

Tabel 13: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen hebzucht en preventie op DOSPERT

risicobereidheid ..................................................................................................................................... 44

Tabel 14: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met ethische risicobereidheid als afhankelijke

variabele ................................................................................................................................................ 45

Page 13: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

ix

Tabel 15: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met ethische risicoperceptie als afhankelijke

variabele ................................................................................................................................................ 46

Tabel 16: Gemiddelde perceptiescores (ethische risicoperceptie) ....................................................... 46

Tabel 17: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen promotie en preventie op ethische

risicobereidheid ..................................................................................................................................... 49

Tabel 18: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen promotie en preventie op ethische

risicoperceptie ....................................................................................................................................... 50

Tabel 19: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen hebzucht en preventie op ethische

risicoperceptie ....................................................................................................................................... 52

Tabel 20: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met financiële risicobereidheid als afhankelijke

variabele ................................................................................................................................................ 53

Tabel 21: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met financiële risicoperceptie als afhankelijke

variabele ................................................................................................................................................ 53

Tabel 22: Gemiddelde perceptiescores (financiële risicoperceptie) ..................................................... 53

Tabel 23: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met gezondheid/veiligheidsrisicobereidheid als

afhankelijke variabele ........................................................................................................................... 56

Tabel 24: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met gezondheid/veiligheidsrisicoperceptie als

afhankelijke variabele ........................................................................................................................... 56

Tabel 25: Gemiddelde perceptiescores (Gezondheid/veiligheidsrisicoperceptie) ............................... 56

Tabel 26: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen promotie en preventie op

gezondheid/veiligheidsrisicobereidheid ............................................................................................... 60

Tabel 27: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen promotie en preventie op

gezondheid/veiligheidsrisicoperceptie ................................................................................................. 61

Tabel 28: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met recreatieve risicobereidheid als

afhankelijke variabele ........................................................................................................................... 62

Tabel 29: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met recreatieve risicoperceptie als afhankelijke

variabele ................................................................................................................................................ 63

Tabel 30: Gemiddelde perceptiescores (recreatieve risicoperceptie) .................................................. 63

Page 14: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

x

Tabel 31: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen hebzucht en promotie bij recreatieve

risicobereidheid ..................................................................................................................................... 66

Tabel 32: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen hebzucht en preventie bij recreatieve

risicobereidheid ..................................................................................................................................... 67

Tabel 33: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met sociaal risico als afhankelijke variabele ... 69

Tabel 34: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met sociale risicoperceptie als afhankelijke

variabele ................................................................................................................................................ 69

Tabel 35: Gemiddelde perceptiescores (sociale risicoperceptie) ......................................................... 69

Tabel 36: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met percentage riskante keuze als afhankelijke

variabele ................................................................................................................................................ 72

Tabel 37: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen hebzucht en promotie bij percentage

riskante optie......................................................................................................................................... 74

Tabel 38: Overzicht van het driewegs interactie-effect met sociale risicobereidheid als afhankelijke

variabele ................................................................................................................................................ 75

Tabel 39: Output van de slope difference test. ..................................................................................... 77

Tabel 40: Correlatiematrix: hebzucht, promotie en preventie ............................................................. 77

Tabel 41: Overzichtstabel van aanvaarde, verworpen en onzekere hypotheses ................................. 78

Page 15: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

1

INLEIDING

Dat hebzucht, door Van Dale gedefinieerd als ‘een grote begeerte naar geld of goed’, heel wat

negatieve connotaties met zich meedraagt is een feit. Verschillende godsdiensten stellen dat

hebzucht een ten allen tijden te vermijden gedrag is. Denk bijvoorbeeld aan de zeven hoofdzonden

van het Christendom, waarvan hebzucht er een is, of aan het feit dat Hindoes het hoogste doel in het

leven pas kunnen bereiken als ze onder andere hun hebzuchtigheid hebben overwonnen. In de

moderne wereld wordt hebzucht vaak als de onderliggende reden vernoemd van de financiële crisis

die eind 2008 ten volle doorbrak. Organisaties als ‘Occupy Wall Street’ en de Indignados zagen het

levenslicht en hadden als doel de ‘ongebreidelde hebzucht’ van alle financiële en economische

instellingen aan te klagen. Maar hebzucht situeert zich niet enkel op de hoogste niveaus, ook in het

leven van de gewone mens blijkt hebzucht vaak terug te keren. Op de nationale televisie werd

onlangs een filmpje uitgezonden waarin enkele klanten van een Albert Heijn supermarkt in 1 minuut

zoveel mogelijk in hun karretje mochten laden en dit alles vervolgens zonder te betalen mochten

meenemen. Een uitbundige presentatrice voorzag ons van de nodig commentaar ‘hebben, hebben,

hebben, het is nooit genoeg!’. Maar kan er in zo’n geval gesproken worden van hebzucht?

(deredactie.be). Is het werkelijk zo dat iemand die veel en duurdere zaken in zijn karretje laadt

hebzuchtiger zal zijn dan andere mensen of spelen andere zaken in zo’n geval ook een rol?

Eerder onderzoek naar hebzucht spitste zich voornamelijk toe op gedragsmatige hebzucht. (Carter &

Irons, 1991; Stanley & Tran, 1998; Wang, Malhotra & Murnighan, 2011). In dergelijke onderzoeken

werd het al dan niet hebzuchtig zijn van individuen bepaald aan de hand van de uitkomst van

bepaalde gedragsmatige testen. Recent werd echter een nieuwe schaal ontwikkeld waarmee

hebzucht als een dispositioneel persoonlijkheidskenmerk werd gemeten en die dus de hebzuchtige

ingesteldheid van een individu gaat meten, onafhankelijk van het feit of een individu zich

ogenschijnlijk hebzuchtig of niet hebzuchtig lijkt te gedragen.

Deze dispositionele hebzucht is een van de zaken die centraal staat in het huidige onderzoek. Meer

concreet wordt hier de invloed van dispositionele hebzucht op de risicobereidheid van een individu

van naderbij bekeken. Er zou immers gedacht kunnen worden dat dergelijke hebzuchtige individuen

een zodanige drang naar meer ervaren dat ze daarom grotere risico’s zullen nemen om deze drang te

kunnen vervullen. Uit eerder onderzoek bleek echter dat een dergelijk rechtstreeks verband

onbestaande is (Krekels, Pandelaere & Weijters, forthcoming 2013). Wel bleek toen dat de

regulatieve focus van het individu mogelijks een rol speelt in het hele verhaal. In de regulatieve focus

Page 16: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

2

theorie (Higgins, 1997) worden twee types van zelfregulatie onderscheiden, namelijk promotie en

preventie. Individuen met een promotiefocus zijn gericht op vooruitgang en winst terwijl

preventiegerichte individuen eerder focussen op het vermijden van verlies en achteruitgang.

Promotie en preventie dienen gezien te worden als twee onafhankelijke, orthogonale constructen.

Elk individu zal bijgevolg een bepaalde mate van promotie- en preventiegerichtheid in zich dragen.

In het huidige onderzoek zal dan ook onderzocht worden of de risicobereidheid van individuen

beïnvloed wordt door een combinatie van hun hebzucht en regulatieve focus. Concreet wordt in dit

onderzoek nagegaan of hebzuchtige individuen met een promotiefocus zich risicovoller zullen

gedragen dan hebzuchtige individuen zonder die promotiefocus. Ook zal bestudeerd worden of

hebzuchtige individuen met een preventiefocus minder risico’s zullen nemen dan hebzuchtige

individuen zonder preventiefocus.

De verdere opbouw van deze masterproef is als volgt:

In een eerste deel wordt een overzicht gegeven van de literatuur in de verschillende relevante

domeinen, namelijk hebzucht, risicobereidheid en regulatieve focus. Telkens zal aandacht besteed

worden aan de definiëring en situering van de concepten, alsook aan enkele reeds gevoerde

onderzoeken in dit verband. Vervolgens worden de verschillende hypotheses opgesteld.

In een tweede deel kan alles omtrent het gevoerde kwantitatieve onderzoek teruggevonden worden.

Eerst en vooral wordt er een overzicht gegeven van de verschillende gebruikte metingen. Vervolgens

worden de analyses en de resultaten van deze analyses weergegeven, waarbij telkens wordt vermeld

wat de implicaties voor de hypotheses zijn. Op het einde van dit tweede deel is eveneens een

overzichtstabel opgenomen waarin voor elke hypothese vermeld staat of ze al dan niet aanvaard

werd.

In het derde en laatste deel van deze masterproef worden de gevonden resultaten geïnterpreteerd.

Hier worden verklaringen aangebracht voor de aanvaarde en verworpen hypotheses en wordt ook de

maatschappelijke relevantie van het huidige onderzoek wat toegelicht. Tot slot worden ook enkele

tekortkomingen aangehaald en worden suggesties voor eventueel verder onderzoek voorgesteld.

Page 17: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

3

DEEL 1: LITERATUURSTUDIE EN HYPOTHESEVORMING

1. Hebzucht

1.1. Door de ogen van een leek

Occupy Wall Street is de naam van de beweging die in 2011 ontstond met als doel wereldwijd

aandacht te creëren voor wat zij ‘de hebzucht van Wall Street en andere financiële instellingen’

noemen. Een gelijkaardige beweging in Europa zijn de Indignados. Wat begon als een klein protest

van enkele ontevreden Spanjaarden, groeide uit tot een steeds groter wordende beweging, die alle

landsgrenzen oversteeg. Centraal thema in deze betogingen was onder andere de hebzucht van

bedrijven en rijken en dit ten koste van de meer modale man. Onze huidige kapitalistische wereld

werd telkens opnieuw sterker en sterker in vraag gesteld. Het kapitalisme wordt immers vaak

verweten dat het hebzuchtig gedrag te veel promoot en beloont. Hebzucht wordt bijvoorbeeld ook

gezien als een van de voornaamste oorzaken van de wereldwijde financiële crisis die begin oktober

2008 ten volle doorbrak (Reavis, 2009).

Maar wat kan nu precies verstaan worden onder het woord ‘hebzucht’? Hebzucht wordt door Van

Dale gedefinieerd als ‘een sterke begeerte naar geld of goed’. Voorgestelde synoniemen van

hebzucht zijn gierigheid en vrekkigheid. Dat hebzucht een eerder negatieve connotatie met zich

meedraagt is dus duidelijk. Die negatieve connotatie gaat al eeuwenlang mee en vloeit onder andere

voort uit de eenzijdig afwijzende visie die vele religies hebben over hebzucht.

Binnen het christendom situeert de visie op hebzucht zich voornamelijk binnen de theorie van de 7

hoofdzonden. In de 6e eeuw na christus werd immers door paus Gregorius I een lijst opgesteld met 7

absoluut te vermijden gedragingen waarvan hebzucht, vaak ook met zijn Latijnse benaming avaritia

aangeduid, er dus een was. Indien een individu zich zou verliezen in een van deze hoofdzonden, was

volgens de katholieke kerk elke hoop op verlossing voor deze persoon verdwenen.

Niet alleen in de katholieke kerk echter wordt hebzucht als een te vermijden gedrag afgeschilderd.

Ook binnen het hindoeïsme bijvoorbeeld wordt men al van jongs af aan bijgebracht dat de meest

belangrijke zaken in het leven niet te koop zijn en dat geld alleen niet gelukkig maakt, zeker niet als

het niet gedeeld wordt met armen en hulpbehoevenden. Hebzucht wordt binnen het hindoeïsme

immers als een van de drie elementen gerekend die overwonnen moeten worden vooraleer iemand

het hoogste doel in het leven kan bereiken.

Page 18: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

4

De islam heeft eveneens een afkeurende visie ten opzichte van hebzucht. In de koran staan

bijvoorbeeld volgende zaken te lezen: ‘vermijd hebzucht, want hebzucht op zich is gelijk aan

armoede’ en ‘de rijkste persoon is hij die niet gevangen is door hebzucht’.

1.2. Eerder onderzoek

Tot op heden situeert het onderzoek omtrent hebzucht zich voornamelijk rond gedragsmatige

hebzucht. Kenmerkend voor dit type hebzucht is dat het al dan niet hebzuchtig zijn van een persoon

afgeleid wordt uit diens gedragingen. Met andere woorden, afhankelijk van hoe een individu zich in

een bepaalde situatie zal gedragen, zal deze persoon als hebzuchtig of niet hebzuchtig bestempeld

worden. In dergelijk onderzoek naar gedragsmatige hebzucht wordt vaak gebruik gemaakt van

economic games. Een voorbeeld van een dergelijk economisch spel is het ultimatum game (Guth,

Schmittberger & Schwarze, 1982). Kenmerkend voor een ultimatum onderhandelingsgame is dat er

slechts één persoon beslist over hoe een bepaalde hoeveelheid geld verdeeld zal worden tussen

hemzelf en een andere persoon. In het klassieke ultimatum game zoals ontwikkeld door Guth et al.

(1982), kon de andere persoon evenwel kiezen de voorgestelde verdeling niet te aanvaarden. In dat

geval kreeg geen van beide personen het geld. De verdeler moest bijgevolg steeds afweging maken

tussen de verschillende groottes van het bedrag dat hij voor zich zou kunnen houden. Hoe groter dat

bedrag immers, hoe kleiner het bedrag dat de tegenspeler kan ontvangen, wat meteen het risico

verhoogt dat de ontvanger de voorgestelde verdeling niet zou aanvaarden. Hoewel de ontvanger

volgens de strikte rationele homo economicus theorie elk positief bedrag zou moeten aanvaarden,

blijkt dat ontvanger in realiteit niet op die manier redeneert. Kravitz & Gunto (1992) stellen dan ook

dat de reden waarom ontvangers kleine bedragen weigeren te maken heeft met het feit dat ze

dergelijke aanbiedingen als oneerlijk beschouwen en dat ze niet bereid zijn hier het slachtoffer van te

zijn. Het gevoel voor eerlijkheid wordt door nog andere auteurs naar voren geschoven bij de

zoektocht naar een verklaring voor het niet rationeel gedrag van zowel de verdeler als van de

ontvanger. (Thaler, 1988; Rabin, 1993). Uit onderzoek van Camerer & Thaler (1995) bleek meer

concreet dat het aanbod van de verdeler meestal tussen de 30% en de 40% van het totaalbedrag

varieerde. Ontvangers die slechts 20% of minder aangeboden kregen kozen bovendien systematisch

vaker om het aanbod te verwerpen dan bij grotere bedragen. Het aanbieden van te kleine bedragen

zou dus nadelig kunnen zijn voor de verdeler omdat hij op die manier riskeert dat de ontvanger het

kleine bedrag zal weigeren en de verdeler er bijgevolg niets aan zal overhouden.

Later werden echter ook versies ontwikkeld waarbij de tweede persoon niet meer kon kiezen het

bedrag niet te aanvaarden. Een dergelijk spel wordt ook wel een dictator game genoemd

Page 19: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

5

(Kahneman, Knetsch & Thaler, 1986). In zo’n spel kon de eerste persoon dus in feite volledig zelf de

verdeling bepalen en wist hij met zekerheid dat hij het bedrag dat hij vooropgesteld had zou

ontvangen. Vele studies onderzochten dus aan de hand van een ultimatum game de mate van

hebzucht bij individuen. Stanley & Tran (1998) bijvoorbeeld, onderzochten aan de hand van een

ultimatum game het al dan niet hebzuchtig gedrag van economie studenten ten opzichte van andere

studenten. Studenten moesten in dit onderzoek $10 naar eigen goeddunken verdelen tussen zichzelf

en een onbekende andere persoon. Verondersteld werd dat individuen die een groter bedrag voor

zichzelf hielden, hebzuchtiger zijn dan zij die eerder in de richting van een 50/50 verdeling neigden.

Concreet werd de mate van hebzucht berekend door het bedrag dat het individu verdiende als

‘verdeler’ te verminderen met het bedrag dat hij kreeg als ‘ontvanger’. Zo kon de afwijking van het

50/50 punt berekend worden en kon volgens Stanley & Tran de mate van hebzucht gemeten worden.

De conclusie van dit onderzoek was dat economie studenten zich minder hebzuchtig gedroegen dan

niet-economie studenten. Meer concreet was de gemiddelde grootte van dit hebzuchtcijfer bij niet

economiestudenten $1.69, wat significant groter was dan het hebzuchtcijfer bij economiestudenten

(= $ -0.68). Echter, waar kan de lijn getrokken worden tussen louter eigenbelang, wat centraal staat

in de meeste economische theorieën met betrekking tot een rationele homo economicus, en

hebzucht? Het is een vraag die ook Wang et al. (2011) zich stelden. Zij opteerden, naar analogie met

wat Balot (2001) stelde, voor volgend onderscheid: Eigenbelang kan gezien worden als een motivatie

om persoonlijk welvaren te doen toenemen, het heeft in se geen slecht karakter. Hebzucht echter, is

een heel extreme vorm van eigenbelang nastreven. Hebzucht is gedrag dat in die mate schade

berokkent bij anderen dat, op basis van de heersende sociale normen van het moment, dit gedrag

door velen als niet acceptabel of immoreel bestempeld zou worden. Wang et al. erkenden echter dat

met dergelijke definitie nog steeds geen exacte lijn getrokken kon worden. In het onderzoek dat zij

voerden, wat overigens eveneens de invloed van economische studies op hebzuchtig gedrag

bestudeerde, kozen ze dan ook voor een aangepaste versie van het ultimatum game. In deze

aangepaste versie konden respondenten kiezen tussen slechts twee mogelijke verdeelmanieren,

ofwel het bedrag eerlijk verdelen en dus elk $5 ontvangen, ofwel $9.25 voor zichzelf houden en

$0.75 aan de andere persoon geven (zie figuur 1). Opmerkelijk is dat de studie van Stanley & Tran

(1998) en die van Wang et al. (2011) tegengestelde resultaten uitkomen. Terwijl in het eerste

onderzoek besloten werd dan economiestudenten minder hebzuchtig waren dan niet-

economiestudenten, vonden Wang et al. in hun studie net het omgekeerde, namelijk dat economie

studenten duidelijk hebzuchtiger zouden zijn. In een andere studie werd het verschil qua hebzucht

tussen economie en niet-economie studenten bestudeerd aan de hand van het al dan niet handelen

in eigenbelang bij een ultimatum game (Carter & Irons, 1991). In dit onderzoek werd duidelijk dat

economie studenten zich consistenter gedroegen met de theorie van de verwachte waarden dan hun

Page 20: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

6

niet-economisch opgeleide medestudenten. Als verdeler hielden economiestudenten hogere

bedragen voor zichzelf, wat wijst in de richting van gedragsmatige hebzucht. Als ontvanger

accepteerden ze ook kleinere bedragen dan niet economisch opgeleide studenten. Wanneer de

ontvanger immers akkoord gaat met een klein bedrag, bijvoorbeeld €0.50, verdient die immers nog

steeds meer dan moest hij het voorstel afwijzen. Beide bevindingen lijken te wijzen op het feit dat

economiestudenten gedragsmatig hebzuchtiger zouden zijn, gezien het aanvaarden van zelfs een

klein bedrag nog steeds resulteert in meer geld. Deze conclusie sluit aan bij de bevindingen van

Wang et al.

Figuur 1: Overzicht van het onderzoek van Wang, Malhotra & Murnighan (2011) naar gedragsmatige hebzucht

Al de studies rond gedragsmatige hebzucht steunen op hetzelfde principe: een individu wordt in een

bepaalde situatie geplaatst en afhankelijk van hoe deze persoon zal reageren wordt deze persoon

hebzuchtig of niet hebzuchtig genoemd (cf. figuur 1). Echter, in dit type onderzoeken wordt een heel

belangrijk iets over het hoofd gezien, namelijk dat het perfect mogelijk is dat de keuze van de

persoon door andere zaken beïnvloed wordt dan door diens al dan niet hebzuchtige karakter. Wat

het bovenstaande voorbeeld omtrent het ultimatum game betreft is het bijvoorbeeld perfect

mogelijk dat een bepaald persoon slechts weinig geld bij zich had om zijn lunch te kopen die middag,

en dus dat diens keuze voor een ‘hebzuchtigere verdeling’ louter en alleen verklaard kan worden

door het feit dat die persoon geld voor een degelijke lunch wou verdienen.

Page 21: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

7

1.3. Dispositionele hebzucht

Zoals hierboven reeds vermeld, situeert het huidige onderzoek omtrent hebzucht zich voornamelijk

in het gebied van gedragsmatige hebzucht. Echter, de besluiten die uit dit type onderzoek getrokken

kunnen worden zijn niet altijd eenduidig. Het kan zijn dat een persoon die zich hebzuchtig gedraagt

effectief gedreven wordt door hebzucht, maar dit kan uit dit soort testen niet met zekerheid afgeleid

worden.

Recent werd echter het concept ‘dispositionele hebzucht’ naar voren geschoven. Het verschil met

gedragsmatige hebzucht ligt in het feit dat dispositionele hebzucht op zoek gaat naar de al dan niet

hebzuchtige ingesteldheid van een persoon, los van het feit of dit zich vertaalt in hebzuchtig gedrag.

Dispositionele hebzucht is een intrinsiek persoonlijkheidskenmerk dat niet situatiegebonden is. Het

dient gezien te worden als iets dat mee de gedragsuitkomst in een bepaalde situatie zal bepalen.

Anders gesteld, terwijl bij gedragsmatige hebzucht ‘x+y=hebzucht’ was, is het bij dispositionele

hebzucht ‘x+hebzucht=z’. Hebzucht is niet langer de uitkomst, maar wel een onafhankelijk

beïnvloedend persoonlijkheidskenmerk.

Overigens, dispositionele hebzucht kan, maar moet niet noodzakelijk resulteren in hebzuchtig

gedrag. Het is immers perfect mogelijk dat een persoon als dispositioneel hebzuchtig bestempeld kan

worden, maar dat dit zich in een bepaalde situatie toch niet vertaalt in hebzuchtig gedrag. Dit kan

bijvoorbeeld het geval zijn indien een dispositioneel hebzuchtige persoon een dieet volgt en de gratis

koekjes dus toch aan zich laat voorbij gaan.

Krekels et al. (forthcoming, 2013) ontwikkelden recent een schaal om deze dispositionele hebzucht

bij individuen te meten. Deze schaal maakt het mogelijk om, indien gebruikt in combinatie met een

experiment, het verschil te meten tussen ingesteldheid en gedrag. Zo kan gecontroleerd worden of

een bepaald gedrag weldegelijk verklaard kan worden door hebzucht of dat andere factoren

mogelijks een doorslaggevende rol hebben gespeeld.

Page 22: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

8

2. Risicobereidheid

2.1. Definitie

In de literatuur zijn talloze definities terug te vinden van wat risicozoekend gedrag nu precies

inhoudt. Een van die vele definities is bijvoorbeeld die van Leigh (1999). Zij omschrijft risicovol gedrag

als dat gedrag met betrekking tot potentieel gevaar of schade, terwijl het eveneens een mogelijkheid

biedt een vorm van beloning te ontvangen. Een andere definitie kan teruggevonden worden bij

Gullone & Moore (2000). Zij beschrijven risicovol gedrag als dat gedrag dat potentiële negatieve

gevolgen (verlies) met zich kan meebrengen. Echter, dit negatieve wordt in evenwicht gehouden

door de mogelijk positieve gevolgen (winst) zoals ze gepercipieerd worden door het individu. In beide

definities wordt duidelijk dat een bepaald risicovol gedrag gepaard gaat met de kans iets positiefs te

behalen maar dat daartegenover eveneens een kans staat dat een individu verliezen zal moeten

incasseren. Skeel, Neudecker, Pilarski & Pytlak (2007) stellen het dan ook als volgt: risicovol gedrag

heeft altijd te maken met een afweging van potentiële winsten en verliezen. Tegenover risicovol

gedrag staat risicoloos gedrag, wat logischerwijs inhoudt dat een bepaalde uitkomst met zekerheid

behaald zal worden.

Een individu kan in tal van verschillende situaties te maken krijgen met de keuze om zich risicovol

dan wel risicoavers te gedragen. Zo bijvoorbeeld worden respondenten in verschillende onderzoeken

voor een financieel dilemma geplaatst waarin ze moeten kiezen tussen een vaste uitkomst en een

gok (Schneider & Lopes, 1986) of tussen verschillende onzekere uitkomsten met variërende

waarschijnlijkheden (Holt & Laury, 2002). Op die manier tracht men meer te weten te komen over de

financiële risicobereidheid van individuen. Een ander voorbeeld waarin de financiële risicobereidheid

van individuen gemeten werd is dat van Lejuez et al. (2002). In hun onderzoek dienden respondenten

een ballon op te blazen waarbij ze per pomp een extra som geld konden verdienen. Echter het

gevaar bestond dat de ballon zou ontploffen, waardoor het individu al het geld dat verdiend werd

met het oppompen van die balloon terug verloor. Naast deze financiële risico’s kan een individu

echter nog met tal van andere risico’s geconfronteerd worden. Zal een persoon zich op recreatief

gebied risicovol gedragen? Zal hij bijvoorbeeld bungee jumpen of skydiven? Of zal een persoon zich

risicovol gedragen wanneer het over sociale risico’s gaat zoals het doorvertellen van de geheimen

van een goede vriend, of het openlijk oneens zijn met je baas op een erg belangrijk doch heikel

punt? (Blais & Weber, 2006). Ook over de mate van risicovol gedrag in een gezondheidscontext, zoals

bijvoorbeeld of de persoon al dan niet rookt, zich schuldig maakt aan overmatig drankgebruik of

onveilig seksueel gedrag vertoont, werd reeds onderzoek uitgevoerd (Szrek, Chao, Ramlagan &

Peltzer, 2012; Blais & Weber, 2006).

Page 23: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

9

Bij de definiëring van risico dient ook het verschil met onzekerheid vermeld te worden. Tversky & Fox

(1995) stellen immers dat risico en onzekerheid in geen geval gezien mogen worden als synoniemen.

Ze definiëren een risicovolle keuze als een keuze waarbij het individu op voorhand over informatie

met betrekking tot de mogelijke uitkomsten en waarschijnlijkheden beschikt. Bij onzekerheid

daarentegen staat men voor een keuze waarvan dit evenwel niet het geval is en waarbij het individu

dus zonder enige informatie omtrent uitkomsten en waarschijnlijkheden dient te beslissen. Dit

onderscheid is echter vaak slechts een van theoretische aard. Zo kan bijvoorbeeld moeilijk van een

‘risico’ in de strikte definitie gesproken worden wanneer het gaat over bungee jumpen, skydiven of

het verder vertellen van het geheim van een vriend. In geen van deze situaties is immers de

waarschijnlijkheid of de grootte van de negatieve uitkomst met zekerheid gekend. Toch worden

deze, en nog andere elementen die niet naar risicobereidheid in de strikte definitie peilen, regelmatig

opgenomen in testen die als doel het meten van risicobereidheid hebben. (Blais & Weber, 2006)

2.2. Theorieën met betrekking tot beslissingen met een risicofactor

Een van de eerste theorieën omtrent het nemen van beslissingen met een risicofactor is de theorie

van het verwachte nut. Hoewel de grondbeginselen van deze theorie reeds in 1738 werden

vastgelegd door Bernouilli, duurde het nog toch 1944 vooraleer de ‘theorie van het verwachte nut’

door ‘moderne’ wetenschappers, meer bepaald door Von Neumann & Morgenstern (1944), terug

naar voren werd schoven als verklaring voor het menselijk gedrag bij beslissingen met een

risicofactor. In deze theorie wordt ervan uitgegaan dat individuen zich als rationele wezens gedragen

wanneer ze voor een beslissing met een risicofactor komen te staan. Concreet houdt deze theorie

van het verwachte nut in dat individuen zullen trachten het verwachte nut van hun keuzes bij

riskante opties te maximaliseren. Ze zullen met andere woorden het nut van elke afzonderlijke

uitkomst wegen met de waarschijnlijkheid dat de uitkomst gehaald zal worden en zullen telkens

kiezen voor de optie met de hoogste gewogen som (Levy, 1992). Von Neumann & Morgenstern

ontwikkelden de ‘Von Neumann & Morgenstern Utilities’ om de verschillende nuthoeveelheden

concreet te meten en te evalueren (Wakker & Deneffe, 1996). Belangrijk aan deze theorie is dus het

feit dat men stelt dat individuen zich niet laten leiden door de strikte monetaire verwachte waarde,

maar dat ze een bepaald nut vasthangen aan elke mogelijke uitkomst. De theorie van het verwachte

nut gaat er bovendien van uit dat elk individu voor elk goed een bepaalde nutscurve heeft die zowel

concaaf, convex als lineair kan zijn. Men gaat ervan uit dat de vorm van deze nutsfunctie de

algemene attitude ten opzichte van risico bepaalt (Levy, 1992). Iemand is risicoavers indien diens

Page 24: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

10

nutfunctie concaaf is, risiconeutraal indien de curve lineair is en risicozoekend indien het individu een

convexe nutscurve heeft voor een bepaald goed. Een overzicht hiervan is gegeven in figuur 2.

Kahneman & Tversky (1979) introduceerden de prospect theorie als tegenreactie op de tot dan toe

overheersende theorie van het verwachte nut. Hun theorie voorzag een antwoord voor enkele

waargenomen fenomenen die door de klassieke theorie van het verwachte nut niet verklaard konden

worden. Hoewel de meeste voorbeelden handelen over risicovolle keuzes met monetaire inzet stelt

Levy (1992) toch dat veel van hun bevindingen gegeneraliseerd kunnen worden naar andere vormen

van risicovolle keuzes. Een eerste vernieuwend punt is dat individuen eerder zullen denken in termen

van winst en verlies en dus niet in termen van netto vermogen. Anders gesteld zal een individu

voornamelijk waarde hechten aan de verandering in welvaart die resulteert uit de risicovolle keuzes.

Dit alles wordt dus gezien als een verandering ten opzichte van een bepaald referentiepunt. In de

prospect theorie wordt door Kahneman & Tversky (1979) ook het zogenoemde reflectie effect

geïntroduceerd. Dit effect houdt in dat individuen anders omgaan indien een keuze over winst, dan

wel verlies handelt. Indien een individu moest kiezen tussen een zekere winst van $3000 ofwel 80%

kans op $4000 en 20% kans op $0, zou die persoon volgens de theorie van het verwachte nut voor

optie 2 moeten kiezen. Echter, uit onderzoek van Kahneman & Tversky bleek dat 80% van de

respondenten voor optie 1 koos. Een gelijkaardige keuze, maar dan in termen van verlies, was die

tussen een zeker verlies van $3000 of 80% kans op een verlies van $4000 en 20% kan op geen verlies.

Hoewel volgens de expected utility theorie optie 1 gekozen zou moeten worden, koos in het

onderzoek van Kahneman & Tversky (1979) 91% voor optie 2. Hieruit concludeerden Kahneman &

Tversky dat individuen zich risicoavers gedragen indien er in termen van winst gesproken wordt en

dat ze risicozoekend zijn indien er verliezen op het spel staan. Wat de vorm van de individuele

nutsfunctie betreft kan dus gesteld worden dat deze concaaf is in het winstdomein en convex in het

verliesdomein. Er kan in dit verband ook gewezen worden op de afnemende gevoeligheid van de

respondenten ten opzichte van winst/verlies naarmate de afstand tot het referentiepunt groter

Figuur 2: Overzicht van de verschillende nutsfuncties met bijhorende risicobereidheden

Page 25: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

11

wordt. Concreet houdt dit in dat het verschil tussen €0 en €100 als groter gezien wordt dan het

verschil tussen €1000 en €1100 (cf. figuur 3)

Figuur 3: Prospect theorie: reflectie effect (Kahneman & Tversky, 1979, Tversky & Kahneman, 1981)

Tversky & Kahneman (1981) voerden bijkomend onderzoek naar dit verschil in risicozoekend gedrag

naargelang de framing, wat zoveel betekent als de manier waarop een bepaalde keuze wordt

voorgesteld. Meer concreet voerden ze een studie uit waarbij ze aan zo’n 150 respondenten het

zogenoemde asian disease dilemma voorlegden. In dit dilemma wordt volgende keuze voorgelegd

aan het individu:

Een bepaald gebied wordt geteisterd door een uitbraak van een ernstige ziekte waardoor 600 levens

in gevaar zijn. Twee verschillende programma’s om de ziekte te bestrijden zijn voorgesteld, aan u om

te kiezen voor een van de twee:

a) 200 mensen worden met zekerheid gered

b) 1/3 kans dat al de 600 mensen gered zullen worden, 2/3 kans dat niemand gered zal worden

Bovenstaande opties zijn positief geframed: ze zijn in termen van redden (= winst) verwoord. Deze

zelfde voorstellen werden negatief geframed aan andere groep respondenten voorgelegd. Ook hier

werd hetzelfde inleidende tekstje gebruikt. Zij hadden de keuze tussen volgende opties:

a) 400 mensen zullen sterven

b) 1/3 kans dat niemand sterft, 2/3 kans dat iedereen sterft

Page 26: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

12

Hoewel beide scenario’s in se dezelfde gevolgen hebben (200 mensen met zekerheid redden = 400

mensen met zekerheid doen sterven en 1/3 kans dat iedereen het overleeft = 2/3 kans iedereen

sterft), zijn toch heel andere antwoordpatronen terug te vinden tussen bij de twee scenario’s.

Uit de resultaten van dit onderzoek bleek immers duidelijk dat individuen bij het eerste dilemma

systematisch vaker voor optie A kozen (72% van de respondenten). Met andere woorden, indien

opties positief geframed zijn gedragen respondenten zich eerder risicoavers. Bij de tweede

keuzemogelijkheden, die negatief geframed waren, kozen respondenten vaker voor de risicovolle

optie (78% van de respondenten). Opnieuw werd bevestiging gevonden voor het feit dat individuen

zich niet louter door objectieve cijfergegevens laten leiden, maar dat de framing van de dilemma’s

een belangrijke invloed speelt. De invloed van framing wordt nog eens samengevat weergegeven in

figuur 4.

Figuur 4: Overzicht van de invloed van framing (prospect theorie, Kahneman & Tversky, 1979)

2.3. Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden

2.3.1. Geslacht

Byrnes, Miller & Schafer (1999) onderzochten in een meta-analyse van 150 eerdere studies de

eventuele invloed van geslacht op het maken van risicovolle keuzes. Er werd onderzoek gevoerd naar

de invloed in 16 verschillende risicocategorieën. In 14 van deze 16 gebieden kon een significant

verschil opgemerkt worden tussen het risicogedrag van mannen en vrouwen en meer bepaald dat

mannen grotere risiconemers zijn dan vrouwen. Niet in elk domein was het risico echter even groot.

Verschillen op gebied van roken waren bijvoorbeeld veel kleiner dan de verschillen in pakweg

intellectueel en fysiek risico. Byrnes et al. ontdekten echter dat dit verschil tussen mannen en

vrouwen steeds kleiner wordt. Ze deelden de studies in twee groepen in, een groep met studies van

1964 tot 1980 en een tweede groep met studies gevoerd tussen 1980 en 1997. Ze merkten op dat de

gemiddelde verschillen tussen mannen en vrouwen in de tweede groep significant kleiner zijn dan in

de eerste groep.

Page 27: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

13

2.3.2. The big five

The Big Five is de term die gegeven wordt aan vijf persoonlijkheidskenmerken waarvan de basis

blootgelegd werd door Cattell (Goldberg, 1993). Meer specifiek gaat het om extravertheid, altruïsme,

bewustzijn, neuroticisme/emotionele instabiliteit en openheid voor nieuwe ervaringen. Wat net deze

vijf kenmerken zo speciaal maakt is het feit dat ze, zo blijkt uit de vele onderzoeken die rond deze

kenmerken gevoerd werden, de basis vormen van zowat elke andere denkbare karaktereigenschap.

Zoals gelezen kan worden bij Goldberg (1993) is het echter niet zo dat er met de introductie van deze

big five nooit gepoogd is de rijke hoeveelheid aan karaktereigenschappen te minimaliseren tot

slechts vijf categorieën. Eerder dient het gezien te worden als een wetenschappelijk kader dat het

mogelijk maakt de talloze verschillen tussen individuen te organiseren aan de hand van deze vijf

categorieën.

Nicholson, Soane, Fenton-O’Creevy & Willman (2005) onderzochten de invloed van deze big five op

zes verschillende risicodomeinen, meer bepaald recreatief, gezondheids-, carrière-, financieel,

veiligheids- en sociaal risico. Ze kwamen tot de conclusie dat deze big five goede voorspellers zijn van

een individu’s risicobereidheid in elk van de zes risicocategorieën. Meer concreet zullen individuen

die hoog scoren op extravertheid (en dan vooral wat sensation seeking betreft) en openheid voor

verandering, zich sneller engageren in risicovol gedrag. Hoge scores op deze twee

persoonlijkheidsconstructen vormen dan ook volgens Nicholson et al. de intrinsieke motivatie om

zich risicovol te gedragen. Verder zullen ook individuen die laag scoren op altruïsme, neuroticisme en

bewustzijn zich sneller risicozoekend gedragen. Iemand met een lage score op altruïsme en

neuroticisme zal zich immers minder snel schuldig of angstig voelen wanneer er negatieve gevolgen

dreigen. Een lage score wat bewustzijn betreft, vertaalt zich volgens Nicholson et al. dan weer in

gemakkelijker te overbruggen cognitieve barrières zoals nood aan controle of beraad.

Page 28: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

14

3. Regulatieve focus

3.1. Definitie

Freud stelde reeds in de jaren ’20 dat de volledige psychische activiteiten van een individu gericht

zijn op het nastreven van genot en het vermijden van pijn, iets wat volgens hem geregeld wordt door

het plezier-principe (Freud 1920/1952). Het is dan ook zo dat dit hedonistische principe dat zegt dat

mensen plezier nastreven en pijn vermijden het onderzoekswerk met betrekking tot menselijk

gedrag en motivatie decennialang domineerde (Higgins, 1997; Förster, Higgins & Idson, 1998).

Higgins (1997) stelde echter dat dit hedonistische approach-avoidance principe een te eenzijdige

plaats innam in de tot dan toe gevoerde onderzoeken. Hij wilde dan ook ‘verder kijken’ dan dit

hedonistische principe en wenste op zoek te gaan naar de onderliggende motivaties van die zo vaak

geobserveerde menselijke gedragingen. Met andere woorden, dat mensen plezier nastreven en pijn

vermijden is een feit, maar wat ligt hier aan de basis van? Met de introductie van de regulatieve

focus theorie poogde Higgins een antwoord te bieden op deze vraag. In deze theorie stelt Higgins dat

het handelen van individuen gedreven wordt door een streven naar een bepaalde gewenste

eindstaat. Anders gezegd zal een individu er via zelfregulatie naar streven het verschil tussen zijn

huidige staat en zijn gewenste eindstaat weg te werken. Zelfregulatie kan overigens gedefinieerd

worden als het trachten in lijn te brengen van de gedragingen van het individu met de standaarden

en doelen die deze persoon vooropstelt (Brockner & Higgins, 2001). Volgens de regulatieve focus

theorie bestaan er twee verschillende manieren waarop een individu via zelfregulatie zijn gewenste

eindstaat kan nastreven. Enerzijds bestaat er een promotiegerichte regulatieve focus, anderzijds is er

ook een preventiegerichte regulatieve focus.

Kenmerkend voor personen die via een promotiefocus hun eindstaat wensen te bereiken is hun

streven naar groei en vooruitgang, het behalen van winsten en het bereiken van doelen. Een

promotiegericht persoon laat zich bovendien vooral leiden door winst/geen-winst informatie.

Wanneer een individu gekenmerkt wordt door een preventiefocus, richt deze zich dan weer op het

vermijden van verliezen en achteruitgang (Crowe & Higgins, 1997). Dergelijke personen evalueren

uitkomsten bovendien vanuit een ander perspectief. Voor preventiegerichte mensen telt

voornamelijk de geen-verlies/verlies informatie bij het evalueren van resultaten.

Eveneens belangrijk in de regulatieve focus theorie is de invloed van de zelfdiscrepantietheorie

(Higgins, 1987). In deze theorie wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten gewenste

eindstaten, namelijk de ideale zelfgids (ideal self-guide) en de ‘zou-moeten’ zelfgids (ought self-

guide). Ideale zelfgidsen handelen over de karakteristieken die iemand idealiter zou willen bezitten.

Page 29: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

15

Het gaat dus met andere woorden over de wensen en aspiraties van het individu. Bovendien zijn

ideale zelfgidsen voornamelijk gefocust op de aan- of afwezigheid van positieve uitkomsten (Crowe &

Higgins, 1997). De ‘zou moeten’ zelfgids heeft dan weer te maken met dat wat individuen voor

zichzelf of voor anderen als verplichte gedragingen zien. ‘Zou moeten’ zelfgidsen handelen

bijvoorbeeld over plichten, verantwoordelijkheden of te vervullen taken. Deze ‘zou moeten’

zelfgidsen zijn dan weer voornamelijk gericht op het af- of aanwezig zijn van negatieve uitkomsten.

(Crowe & Higgins, 1997). Regulatieve focus theorie stelt dat de zelfregulering bij elk van deze

zelfgidsen zal variëren. Bij een ideale zelfregulatie hoort een promotiefocus terwijl er bij een ‘zou

moeten’ zelfregulatie een preventiefocus hoort. (Higgins, Shah & Friedman, 1997).

Brockner & Higgins (2001) vatten bovenstaande ideeën kort samen. Ze stellen dat promotiegerichte

mensen, met hun focus op groei en ontwikkeling, het verschil tussen hun huidige zelf en hun ideale

zelf trachten te minimaliseren. Daartegenover staan de preventiegerichte individuen die met hun

focus op zekerheid en veiligheid doelen op de minimalisering van het verschil tussen hun huidige zelf

en hun ‘zou moeten’ zelf. Promotie- en preventiegerichte individuen houden dus een verschillend

referentiepunt voor ogen.

Globaal gezien kan dus gesteld worden dat promotie en preventiegerichte individuen allebei

gedreven worden door het streven naar een gewenste eindstaat. Higgins (1997) stelt echter dat

promotie- en preventiegerichte individuen verschillen in wat hij strategische inclinatie noemt. Een

preventiegericht persoon streeft, zoals reeds eerder vermeld, veiligheid en zekerheid na en zal dan

ook voornamelijk gevoelig zijn voor eventuele negatieve uitkomsten. Zoals reeds eerder aangehaald

evalueren preventiegerichte individuen uitkomsten immers volgens niet verlies/verlies maatstaven.

Volgens Higgins zal dit alles bij preventiegerichte individuen dan ook resulteren in een gerichtheid op

het vermijden van mismatchen met de gewenste eindstaat. Dit alles resulteert in een ‘vermijden’

(avoidance) als strategische inclinatie. Een promotiegericht persoon daarentegen evalueert

uitkomsten dan weer in termen van winst/geen-winst en is bijgevolg erg gevoelig voor positieve

uitkomsten. Een promotiegericht individu zal bijgevolg volledig streven naar het behalen van de

gewenste eindstaat; ‘bereiken’ (approach) als strategische inclinatie is dan ook eigen aan

promotiegerichte individuen.

Page 30: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

16

Figuur 5: Overzicht van de regulatieve focus theorie (Higgins, 1997; Crowe & Higgins, 1997; Brockner & Higgins, 2001)

Wat dimensionaliteit van regulatieve focus betreft stelt Higgins (2002) dat promotie en preventie in

geen geval gezien mogen worden als mutueel exclusieve constructen. Het is met andere woorden

niet correct promotie en preventie te interpreteren als twee uitersten op een continuüm. Higgins

(2002) beweert immers dat de twee constructen gezien moeten worden als twee onafhankelijke,

orthogonale constructen. Voor de verklaring hiervoor grijpt hij terug naar eerder onderzoek over

ideal en ought zelfregulatie (Higgins, Bond, Klein & Strauman, 1986). In dit onderzoek concludeerden

Higgins et al. immers dat het mogelijk is dat een bepaald individu hoog scoort op zowel ideale als

‘zou moeten’ zelfregulatie of omgekeerd, dat een persoon laag scoort op beide soorten van

zelfregulatie. Bijgevolg stelt Higgins (2002) dus dat het eveneens mogelijk is dat iemand hoog scoort

op zowel de promotie- als preventie dimensie. Een dergelijk persoon zal met andere woorden

streven naar vooruitgang en winst en tegelijkertijd ook naar het voorkomen van verlies en

achteruitgang. Anderzijds is het volgens Higgins ook mogelijk dat een persoon op geen van beide

dimensies hoog scoort en dus noch promotie- noch preventiegericht is. Niettegenstaande deze

stelling kan toch opgemerkt worden dat in vele studies waar de regulatieve focus van individuen

onderzocht wordt, enkel gesproken wordt van ofwel ‘een promotiegerichtheid’ ofwel ‘een

preventiegerichtheid’. In dergelijke onderzoeken wordt meestal een van de twee foci als dominant

bestempeld bij individuen. Deze dominante focus wordt dan als de belangrijkste drijver van de

gedragingen van het individu gezien en dus als algemene regulatieve focus van het individu (Werth &

Förster, 2006; Kark & Van Dijk, 2007; Wu, McMullen, Neubert & Yi, 2008). In deze masterproef

Page 31: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

17

wordt er echter voor geopteerd om toch vast te houden aan de strikte onafhankelijkheid van

promotie en preventie zoals door Higgins voorop werd gesteld. De reden hiervoor is dat uit eerder

onderzoek van Krekels et al. (forthcoming, 2013) al bleek dat zowel promotie als preventie positief

gecorreleerd waren met dispositionele hebzucht, wat wijst op het belang van beide regulatieve foci

in het onderzoek naar de invloed ervan bij het bestuderen van de gecombineerde impact ervan met

hebzucht op risicobereidheid.

Binnen regulatieve focus kan er tevens een onderscheid gemaakt worden tussen chronische

regulatieve focus en situationele regulatieve focus (Förster et al., 1998).

Een chronische regulatieve focus is iets wat eigen is aan een persoon, het is een intrinsiek

persoonlijkheidskenmerk. Hoe deze chronische regulatieve focus bij een individu ontstaat en verder

ontwikkelt is tot op heden slechts weinig duidelijk. Een van de enige onderzoeken in dit verband is

dat van Keller (2007). Hij wijst in dit verband op verschillen in opvoedingsstijlen die ouders hanteren

en de invloed daarvan op het ontstaan van de chronische regulatieve focus van het kind.

Naast deze chronische regulatieve focus is er ook sprake van een situationele regulatieve focus die,

zoals de term zelf aangeeft, varieert naargelang de exacte situatie waarin een individu zich bevindt.

Situationele regulatieve focus wordt bovendien vaak gemanipuleerd in onderzoeken, bijvoorbeeld

door gebruik te maken van verschillende taakomschrijvingen. In zo’n geval zullen taken omschreven

worden in termen van winst om een situationele promotiefocus op te leggen of in termen van verlies

om een situationele preventiefocus op te leggen (Crowe & Higgins, 1997; Higgins, Shah & Friedman,

1997; Liberman, Idson, Camacho & Higgins, 1999). Bij deze eerste studie van Crowe & Higgins

bijvoorbeeld, werden aan de respondenten 25 anagrammen voorgelegd. Op basis van het aantal juist

ingevulde anagrammen werd vervolgens een bepaalde tweede taak voorgelegd aan de respondent:

ofwel een ‘leuk’ rad van fortuin spel, ofwel een eerder ‘saaie’ test met weinig variatie. Aan de

respondenten bij wie een situationele promotiefocus werd opgelegd werd verteld dat ze de leuke

test zouden krijgen als ze minstens 22 van de 25 anagrammen juist invulden. Aan diegene bij wie een

situationele preventiefocus werd opgelegd werd verteld dat ze de saaie taak zouden krijgen als ze 4

keer of meer anagrammen niet of verkeerd oplosten. Verder werd in deze studie van Crowe en

Higgins ook gebruik gemaakt van aangepaste feedback methodes afhankelijk van de opgelegde

situationele focus. Aan de individuen met een promotiefocus werd per anagram gezegd dat ze het

ofwel ‘correct’ hadden ofwel ‘niet correct’ hadden. Bij de preventiegerichte individuen werd de

feedback dan weer gegeven aan de hand van de zinnen ‘fout’ en ‘niet fout’. Een andere vaak

gebruikte methode om situationele regulatieve focus op te leggen is door de persoon in het begin te

vragen hoe hij/zij en diens ouders hem/haar idealiter zouden willen zien worden. In dat geval wordt

de persoon verplicht om na te denken over zijn ideale zelfgids, wat een promotiefocus impliceert. Er

Page 32: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

18

kan echter ook aan het individu gevraagd worden om de persoon te beschrijven waarvan hij/zij of

diens ouders geloven dat hij zo zou moeten zijn. Op die manier kan verondersteld worden dat die

persoon, door het nadenken over zijn ‘zou moeten’ zelfgids, een preventiefocus opgelegd zal krijgen .

(Brockner & Higgins, 2001).

Chronische en situationele regulatieve focus kunnen, maar hoeven niet dezelfde te zijn (Bryant &

Dunford, 2008). Indien beide foci convergerend zijn, is er sprake van een regulatieve fit (Higgins,

2000). Volgens de regulatieve fit theorie heeft een dergelijke gelijke chronische en situationele

regulatieve focus een verbetering van de prestaties tot gevolg. Dit onder andere door het feit dat in

zo’n gevallen een grotere motivatie aanwezig zal zijn bij de persoon. Bovendien zullen individuen in

dergelijke gevallen alerter zijn en hun beslissingen nadien positiever evalueren. (Higgins, 2000)

Verschillende studies zijn reeds gevoerd waarbij regulatieve focus als modererende of verklarende

factor gezien werd voor verschillende menselijke gedragingen. Zo bijvoorbeeld onderzochten Werth

& Förster (2006) de invloed van chronische regulatieve focus op productkeuze. Ze vonden onder

andere dat individuen, afhankelijk van hun chronische regulatieve focus, een verschillend belang

hechten aan bepaalde productattributen. Zo zijn mensen met een preventiefocus veeleer

geïnteresseerd in al wat met veiligheid te maken heeft. Promotiegerichte personen daarentegen

tonen meer interesse voor die productattributen die als comfort en luxe omschreven kunnen

worden.

Een andere studie, namelijk die van Wu et al. (2008), ging na of en welke relatie er bestaat tussen de

regulatieve focus van een bedrijfsleider en de creativiteit van diens werknemers. Uit dit onderzoek

werd duidelijk dat stijgingen in de promotiegerichtheid van een bedrijfsleider resulteren in een

groeiende creativiteit bij de werknemers. Leiders met een promotiegerichte filosofie, zoals

bijvoorbeeld ‘vraag beter om vergeving dan om toestemming’, hebben meer kans de creativiteit van

de werknemers te boosten dan leiders met een preventiegerichte strategie.

De Bock en Van Kenhove (2010) voerden dan weer onderzoek naar het verband tussen regulatieve

focus en (on)ethisch gedrag. Ze concludeerden dat regulatieve focus weldegelijk een invloed heeft op

het al dan niet ethische gedrag van een individu. Mensen die een hoge promotiefocus hadden waren

immers meer geneigd om onethisch gedrag goed te keuren dan zij die lager scoorden wat

promotiefocus betreft. Individuen die hoog scoorden op de preventiefocus waren dan weer sneller

geneigd onethisch gedrag als onaanvaardbaar te bestempelen dan zij die lager scoorden op

preventiegerichtheid. Deze bevindingen werden bevestigd in onderzoek van Gino & Margolis (2011).

Page 33: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

19

3.2. De invloed van regulatieve focus op risicobereidheid

Specifiek relevant voor deze masterproef echter, is het onderzoek omtrent de invloed van

regulatieve focus op risicobereidheid. Een van de eerste papers waar vaak naar verwezen wordt in

dit verband is die van Crowe & Higgins (1997). Hoewel het meten van risicoavers of risicozoekend

gedrag in dit onderzoek niet specifiek werd vooropgesteld, kunnen toch enkele zaken afgeleid

worden die een basis vormen voor latere stellingen omtrent de invloed van regulatieve focus op

risicobereidheid. In hun onderzoek manipuleerden Crowe & Higgins de situationele regulatieve focus

bij respondenten, sommigen kregen een promotiegerichte focus opgelegd, anderen een

preventiegerichte. Vervolgens dienden de respondenten enkele taakjes uit te voeren, zoals

bijvoorbeeld een anagram test en een sorteertest waarbij respondenten een gegeven aantal

elementen volgens zoveel mogelijk verschillende sorteercriteria in subgroepen moesten zien in te

delen. Resultaten van dit onderzoek toonden dat promotiegerichte individuen op beide taken actief

op zoek gingen naar zo veel mogelijk oplossingen. Deze personen deden er alles aan om hits te

verzekeren en zich te beschermen tegen mogelijke fouten door omissie, wat zoveel wil zeggen als het

mislopen van hits door het niet invullen van bepaalde mogelijke antwoorden. Preventiegerichte

individuen echter zullen zich voornamelijk richten op het correct verwerpen van foute antwoorden

en zullen zich beschermen tegen fouten door commissie, wat het behalen van slechtere resultaten

door het invullen van foutieve antwoorden betekent. Deze resultaten suggereren reeds dat er een

verschil zou zijn in risicogedrag tussen beide groepen. Promotiegerichte gedragingen neigen eerder

naar het risicozoekende, terwijl preventiegerichte gedragingen eerder conservatief, risicoavers lijken

te zijn. (Bryant & Dunford, 2008). In figuur 6 wordt nog eens een overzicht gegeven van de

belangrijkste bevindingen.

Figuur 6: Het verband tussen regulatieve focus en risicobereidheid (Crowe & Higgins, 1997; Bryant & Dunford, 2008)

In later onderzoek van Friedman & Förster (2001) werd meer evidentie gevonden voor deze

geobserveerde relatie tussen regulatieve focus en risicobereidheid. Meer concreet werd in dit

onderzoek een lijst van 53 woorden aan de respondenten voorgelegd met de vraag om er in 2

Page 34: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

20

minuten tijd zo veel mogelijk van de memoriseren. Vervolgens werden een hele reeks andere vragen

voorgelegd, die compleet ongerelateerd waren met het huidige onderzoek. Na deze extra vragen

werd door middel van een doolhofspel een promotie- dan wel preventiefocus opgelegd. Bij dit

doolhofspel werd aan de respondent gevraagd om een verloren gelopen muis uit het doolhof te

bevrijden. Indien een promotiefocus werd opgelegd, werd aan de uitgang van het doolhof een stuk

kaas geplaatst. De muis zal in zijn zoektocht naar voedsel op die manier gedreven worden de uitgang

te bereiken. Bij een preventiefocus wordt er geen kaas gelegd, maar wordt er in de plaats een

hongerige uil op de muis afgestuurd. Hierdoor zal de muis op zoek willen gaan naar veiligheid, wat

een preventiefocus impliceert. Na het opleggen van een van de twee foci werd een lijst van 106

woorden aan de respondent voorgelegd, 53 woorden uit de eerder getoonde lijst en 53 nieuwe

woorden. Vervolgens werd gevraagd of de respondent zo veel mogelijk woorden kon aanduiden die

hij in de eerste lijst ook gezien had. Uit dit onderzoek bleek duidelijk dat de promotiegerichte

individuen een hoger risicozoekend gedrag toonden door het aanduiden van meerdere woorden.

Preventiegerichte individuen daarentegen waren significant minder risicozoekend.

Een recenter onderzoek is dat van Hamstra, Bolderdijk & Veldstra (2011). Zij onderzochten de invloed

van regulatieve focus op risicogedrag specifiek in een verkeerssetting. De maatstaven voor

risicogedrag die zij gebruikten waren het al dan niet te snel rijden en de snelheid van invoegen in

druk verkeer. In een eerste studie werd verondersteld dat zij die systematisch te snel reden, hogere

risiconemers zijn dan zij die dat niet doen. Gedurende twee maanden werd via een ingebouwd GPS-

systeem de snelheid van 126 individuen gemeten. Daarna werd de regulatieve focus van de

individuen via een vragenlijst onderzocht. Er werd vastgesteld dat promotiegerichte individuen zich

significant meer risicovol gedroegen door te snel te rijden. Preventiegerichte individuen daarentegen

reden significant minder vaak te snel, wat een risicoaverser gedrag impliceert. In een tweede

onderzoek werd het invoegen in druk verkeer bestudeerd. Eerst en vooral dienden de 31

respondenten opnieuw een vragenlijst in te vullen met betrekking tot regulatieve focus. Daarna werd

hen gevraagd plaats te nemen in een levensechte rij-simulator waar ze allereerst een testrit mochten

maken. Vervolgens startte de echte test waarbij de respondent een straat diende in te slaan en zich

daarvoor tussen een reeks auto’s uit de tegenstaande richting moest voegen. De grootte van het

‘gat’ tussen twee opeenvolgende auto’s werd echter steeds groter. De mate van risicovol gedrag

werd gemeten aan de hand van het aantal seconden dat het individu voldoende achtte om er zijn

wagen tussen te voegen. Personen die slechts weinig seconden voldoende achten zijn

risicozoekender dan zij die meer tijd verkiezen. Opnieuw kon eenzelfde besluit getrokken worden:

preventiegerichte mensen reageren eerder risicoavers, promotiegerichte individuen zoeken sneller

risico op.

Page 35: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

21

4. Hypotheses

De hypotheses die in dit deel vooropgesteld worden handelen over de invloed van de hierboven

reeds besproken concepten hebzucht en regulatieve focus, al dan niet gecombineerd, op

risicobereidheid. De keuze om ook regulatieve focus in de analyse op te nemen houdt verband met

eerder onderzoek van Krekels et al. (forthcoming, 2013) waaruit bleek dat er geen rechtstreeks

verband kon gevonden worden tussen dispositionele hebzucht en risicobereidheid. Krekels et al.

(forthcoming, 2013) vonden echter ook dat zowel promotie als preventie positief gecorreleerd zijn

met dispositionele hebzucht. Meer concreet werd er een correlatie r=0.477 gevonden tussen

hebzucht en promotie (p<0.01) en een correlatie r=0.209 tussen hebzucht en preventie (p<0.01). Dit

houdt in dat een hebzuchtig individu gemiddeld gezien zowel promotie- als preventiegericht zal zijn.

Gezien deze positieve invloed van beide foci is het dan ook aannemelijk deze twee onafhankelijk van

elkaar te benaderen.

Vandaar dat in deze masterproef dan ook wordt onderzocht of de risicobereidheid van een individu

beïnvloed wordt door de interactie effecten tussen hebzucht en chronische regulatieve focus.

4.1. De invloed van hebzucht op risicobereidheid

Deze masterproef heeft als uiteindelijke doel het onderzoeken van de invloed van hebzucht op

risicobereidheid. Men zou in dit verband volgende redenering kunnen opbouwen:

Aangezien hebzuchtige personen een sterke innerlijke drang hebben om steeds meer van iets te

verwerven (Krekels et al., forthcoming 2013), kan verwacht worden dat dispositioneel hebzuchtige

personen tot veel bereid zullen zijn om steeds meer van iets te kunnen verwerven. Wat beslissingen

met een risicofactor betreft, kan dus verondersteld worden dat hebzuchtige individuen zich in hun

zoektocht naar ‘steeds meer’ sneller risicovol zullen gedragen, aangezien dit kan resulteren in een

erg grote winst voor het individu. Anders gezegd kan aangenomen worden dat dispositioneel

hebzuchtige individuen zich bij het nastreven van hun doel, i.e. steeds meer van iets verwerven,

zullen laten leiden door de grote winst die de risicovolle optie met zich kan meebrengen. Ze zullen

zich met andere woorden ‘blindstaren’ op de rijkdommen die de risicovolle optie kan opleveren.

Omgekeerd zullen niet-hebzuchtige individuen geen innerlijke drang naar meer ervaren, waardoor zij

risicovolle situaties die zouden kunnen leiden tot het verwerven van een extra hoeveelheid van iets,

aan zich voorbij zullen laten gaan. Niet-hebzuchtige personen zijn immers sneller tevreden met

hetgeen ze hebben. Bijgevolg kan er dus aangenomen worden dat zij slechts weinig waarde zullen

hechten aan die extra hoeveelheid die zou kunnen bekomen worden indien men zou kiezen voor de

Page 36: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

22

risicovolle optie. Er kan dus verwacht worden dat niet-hebzuchtige individuen dan ook eerder niet-

risicovolle opties zullen prefereren.

Zowel dispositionele hebzucht als risicobereidheid zijn continue constructen. Bij dispositionele

hebzucht ligt alles op een continuüm gaande van ‘niet-hebzuchtig’ tot ‘hebzuchtig’. Wat

risicobereidheid betreft, variëren de gedragingen dan weer op een lijn met ‘risicoavers’ en

‘risicozoekend’ als extrema. Door het feit dat deze twee constructen allebei continu zijn, volstaat het

om slechts één hypothese aan te nemen die het verband tussen hebzucht en risicobereidheid

onderzoekt. H1-1 luidt ook als volgt:

H1-1: Individuen die als dispositioneel hebzuchtig bestempeld kunnen worden, zullen zich gemiddeld

risicozoekender opstellen dan dispositioneel niet-hebzuchtige individuen.

Deze hypothese brengt immers eveneens het tegenovergestelde met zich mee, namelijk dat

dispositioneel niet hebzuchtige individuen zich gemiddeld gezien risicoaverser zullen opstellen dan

dispositioneel hebzuchtige individuen. Indien H1-1 aanvaard wordt kan ook het tegenovergestelde

aanvaard worden, indien H1-1 verworpen wordt, is ook het tegengestelde verworpen.

4.2. De invloed van regulatieve focus op risicobereidheid

Zoals reeds vermeld onder punt 3.2 zijn er tot op heden reeds verschillende onderzoeken gevoerd

naar de invloed van regulatieve focus op risicobereidheid. De meeste onder hen vonden bewijs voor

dezelfde hypotheses, namelijk dat promotiegerichte mensen zich eerder risicozoekend gaan

opstellen en preventiegerichte individuen sneller een risicoaverse houding zullen aannemen. Naar

analogie met deze onderzoeken, wordt ook hier geopteerd voor volgende hypotheses:

H2-1: Promotiegerichte individuen gedragen zich gemiddeld gezien risicozoekender dan niet-

promotiegerichte individuen.

H2-2: Niet-preventiegerichte individuen gedragen zich gemiddeld gezien risicozoekender dan

preventiegerichte individuen.

Gezien promotie en preventie echter gezien worden als onafhankelijke, orthogonale constructen en

het dus bijgevolg mogelijk is dat iemand zowel promotie als preventiegericht is, zullen ook de

gecombineerde effecten van promotie en preventie op risicobereidheid onderzocht moeten worden.

Page 37: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

23

Op basis van de geraadpleegde literatuur omtrent regulatieve focus en risicobereidheid kan volgende

tabel opgesteld worden:

Tabel 1: Overzicht van risicozoekend gedrag bij verschillende promotie-preventiecombinaties, hoe meer R’en, hoe risicozoekender het gedrag

De verschillende R’en in de tabel geven de voorspelde mate van risicozoekend gedrag weer per

promotie-preventie combinatie. RR staat voor een gemiddeld risicozoekend gedrag, RRR en R

respectievelijk voor een meer dan gemiddeld en minder dan gemiddeld risicozoekend gedrag.

Wanneer een individu enkel promotiegericht is zal deze zich het sterkst engageren in risicovol

gedrag. Wanneer promotie en preventie gecombineerd optreden kan verwacht worden dat de

preventiegerichtheid de risicobereidheid die voortvloeit uit de promotiegerichtheid enigszins zal

temperen. Wanneer bij het individu enkel een preventiefocus terug te vinden is zal deze persoon zich

dan weer eerder risicoavers gedragen. Een afwezigheid van promotie en preventiefocus zal zich

vertalen in een gemiddeld risicozoekend gedrag, vandaar dan ook dat daar de gemiddelde RR waarde

af te lezen is.

De hypotheses over de gecombineerde invloed van promotie en preventie op risicobereidheid

vloeien voort uit het horizontaal, verticaal en diagonaal vergelijken van de verschillende kwadranten

van tabel 1.

H2-3: Promotiegerichte, preventiegerichte individuen zullen zich risicovoller gedragen dan niet

promotiegerichte, preventiegerichte individuen

H2-4: Promotiegerichte, niet preventiegerichte individuen zullen zich risicovoller gedragen dan niet

promotiegerichte, niet preventiegerichte individuen

H2-5: Promotiegerichte, niet-preventiegerichte individuen zullen zich risicovoller gedragen dan

promotiegerichte, preventiegerichte individuen

H2-6: Niet-promotiegerichte, niet-preventiegerichte individuen zullen zich risicovoller gedragen dan

niet-promotiegerichte, preventiegerichte individuen

Promotie Niet promotie

Preventie RR R

Niet preventie RRR RR

Page 38: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

24

H2-7: Promotiegerichte, niet preventiegerichte individuen zullen zich risicovoller gedragen dan niet-

promotiegerichte, preventiegerichte individuen.

H2-8: Promotiegerichte, preventiegerichte individuen zullen zich even risicovol gedragen als niet-

promotiegerichte, niet-preventiegerichte individuen.

4.3. De gecombineerde invloed van hebzucht en regulatieve focus op risicobereidheid

Zoals reeds eerder aangehaald worden promotie en preventie gezien als 2 onafhankelijke,

orthogonale constructen, waardoor er dus zowel voor promotie als preventie hypotheses dienen te

worden opgesteld.

4.3.1. In het geval van een promotiegerichte regulatieve focus

Tabel 2 geeft een overzicht van verschillende hebzucht-promotiecombinaties en hun verwachte

invloed op risicobereidheid. In de tabel is af te lezen hoe risicovol een persoon verwacht wordt zich

te gedragen. Meer R’en impliceren risicovoller gedrag dan minder R’en. De tabel werd opgesteld aan

de hand van de eerder gegenereerde hypotheses over het rechtstreekse verband van zowel hebzucht

als promotie op risicobereidheid (H1-1 en H2-1). Promotiegerichte individuen worden dus als

risicozoekender ingeschat dan niet promotiegerichte individuen. Eenzelfde redenering gaat op voor

hebzuchtige individuen; ook van hen wordt verwacht dat ze zich risicozoekender gedragen dan niet-

hebzuchtige individuen. Indien een individu bijgevolg zowel hebzuchtig als promotiegericht is zal een

versterkend effect verwacht worden, wat resulteert in een sterk risicovol gedrag (RRR). Voor

individuen die daarentegen noch promotiegericht, noch hebzuchtig zijn geldt het tegenovergestelde.

Bij dit soort individuen kan een erg lage risicobereidheid verwacht worden. In het geval van

‘tegengestelde’ promotie- en hebzuchtwaarden, meer concreet in het geval van niet

promotiegerichte greedies en promotiegerichte niet-greedies, is het resultaat echter minder

eenduidig. Bij deze hypotheses werd ervoor gekozen om de regulatieve focus als doorslaggevend

element te laten meetellen. Dit gezien de vele studies die reeds een eenduidig positief verband

aantoonden tussen promotiegerichtheid en risicobereidheid. Uit een eerdere studie (Krekels et al.,

forthcoming 2013) bleek bovendien dat een er geen rechtstreeks verband gevonden kon worden

tussen hebzucht en risicobereidheid, wat een tweede argument vormt voor de keuze om regulatieve

focus als uiteindelijke beslissende variabele te verkiezen. De RR+ staat bijgevolg voor een net meer

dan gemiddeld risicovol gedrag. RR- staat voor een net minder dan gemiddeld risicozoekend gedrag.

Page 39: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

25

Dit wordt dus verklaard door het feit dat er bij RR+ een promotiefocus aanwezig is en dit bij RR- niet

het geval is.

Tabel 2: Overzicht van het risicozoekende gedrag bij verschillende hebzucht-promotie combinaties: hoe meer R'en, hoe risicozoekender het gedrag

Opnieuw worden de hypotheses afgeleid door de verschillende kwadranten uit tabel 2 horizontaal,

verticaal en diagonaal te gaan vergelijken.

H3-1 Promotiegerichte greedies zijn risicozoekender dan niet promotiegerichte greedies

H3-2 Promotiegerichte niet greedies zijn risicozoekender dan niet promotiegerichte niet greedies

H3-3 Promotiegerichte greedies zijn risicozoekender dan promotiegerichte niet greedies

H3-4 Niet promotiegerichte greedies zijn risicozoekender dan niet promotiegerichte niet greedies

H3-5 Promotiegerichte greedies zijn risicozoekender dan niet promotiegerichte niet greedies

H3-6 Promotiegerichte niet greedies zijn risicozoekender dan niet promotiegerichte greedies

4.3.2. In het geval van een preventiegerichte regulatieve focus

Voor de verschillende hebzucht-preventie combinaties kan een gelijkaardige redenering gevolgd

worden als in het vorige punt bij hebzucht-promotie combinaties. In tabel 3 worden verschillende

voorspellingen gedaan van het verwachte risicozoekende gedrag van individuen door het

combineren van de eerdere hypotheses omtrent de rechtstreekse invloeden van hebzucht en

preventie op risicobereidheid (H1-1 en H2-2). Opnieuw werd er, omwille van dezelfde redenen als

diegene die bij de promotie-hebzucht combinaties werden aangehaald, voor de ‘tegengestelde’

combinaties van preventie en hebzucht geopteerd om voorrang te geven aan de preventie-dimensie.

Meer concreet resulteert dit bij de een hebzucht-preventiecombinatie in aan risicobereidheid RR-, en

dit gezien de risicoaversere houding van preventiegerichte individuen. Bij de niet-hebzucht, niet-

preventie combinatie wordt een RR+ risicobereidheid vooropgesteld. Deze RR+ risicobereidheid

Promotie Niet promotie

Hebzuchtig RRR RR-

Niet hebzuchtig RR+ R

Page 40: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

26

impliceert een meer iets grotere dan gemiddelde risicobereidheid gezien er een afwezigheid is van

een preventiefocus.

Tabel 3:Overzicht van het risicoaverse gedrag bij verschillende hebzucht-preventie combinaties: hoe meer R’en, hoe risicovoller het gedrag.

De hypotheses vloeien opnieuw voort uit het horizontaal, verticaal en diagonaal afwegen van de

verschillende kwadranten.

H4-1 Niet preventiegerichte greedies zijn risicozoekender dan preventiegerichte greedies

H4-2 Niet preventiegerichte niet greedies zijn risicozoekender dan preventiegerichte niet greedies

H4-3 Preventiegerichte greedies zijn risicozoekender dan preventiegerichte niet greedies

H4-4 Niet preventiegerichte greedies zijn risicozoekender dan niet preventiegerichte niet greedies

H4-5 Niet preventiegerichte greedies zijn risicozoekender dan preventiegerichte niet greedies

H4-6 Niet preventiegerichte niet greedies zijn risicozoekender dan preventiegerichte greedies

Preventie Niet preventie

Hebzuchtig RR- RRR

Niet-hebzuchtig R RR+

Page 41: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

27

DEEL 2: KWANTITATIEF ONDERZOEK

5. Methodologie

5.1. Instrumentarium

In dit deel wordt de keuze van de verschillende gebruikte schalen toegelicht. Aangezien de gestelde

hypotheses handelen over regulatieve focus, hebzucht en risicobereidheid diende er voor elk van

deze elementen op zoek gegaan te worden naar een passende schaal om de ingesteldheid bij de

respondenten te meten. Wat de volgorde van de vragen betreft werd geopteerd voor het volgende:

er werd gestart met enkele demografische vragen, namelijk geslacht, leeftijd en voornaamste

bezigheid (bijvoorbeeld masterstudent of voltijds werkend) vervolgens werd gepeild naar de

risicobereidheid van het individu, daarna naar de regulatieve focus en als slot werd de dispositionele

hebzuchtigheid van het individu gemeten. In wat volgt worden de gebruikte schalen voor

risicobereidheid, regulatieve focus en dispositionele hebzucht dan ook in deze volgorde besproken.

5.1.1. Risicobereidheid

De mate waarin een individu bereid is risico’s te nemen werd gemeten aan de hand van twee

schalen: een zelf opgestelde gokschaal, die de mate van financieel risico bepaalt, en de DOSPERT

schaal voor volwassenen, die de risicobereidheid en risicoperceptie van de respondent bepaalt in vijf

verschillende risicocategorieën.

De gokschaal bestond uit 11 items waarbij telkens gepolst werd naar de voorkeur van de respondent

voor een vast bedrag of een procentuele kans op een hoger bedrag, met het gevaar echter dat de

respondent niets ontvangt. Voor het tonen van de reeks gambles werd de respondent met aandrang

gevraagd zich goed in te leven in de situatie en zich in te beelden dat hij/zij echt voor de keuze stond

en dus echt de bedragen zou kunnen ontvangen. Een voorbeeld van een voorgelegde gamble is de

volgende:

o 40% kans op €50

OFWEL

o €20 met zekerheid

Page 42: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

28

De ontwikkelde gambles zijn gebaseerd op die van Schneider & Lopes (1986) met dat verschil dat,

gezien het doelpubliek van deze enquête voornamelijk vrienden, medestudenten en bijgevolg dus

leeftijdsgenoten waren, er geopteerd werd voor gambles met merkelijk lagere bedragen dan die van

Schneider & Lopes. Bij hen was er immer sprake van verwachte waardes variërend van $1600 tot

$3200. Gezien deze bedragen voor jonge twintigers eerder onnatuurlijk hoog lijken, werd dus

geopteerd voor aangepaste verwachte waardes, variërend tussen de €15 en de €30. Wel gelijkaardig

aan de gambles die door Scheider & Lopes gebruikt werden is het feit dat ervoor gekozen werd

telkens opties met een zelfde verwachte waarde aan de respondenten voor te leggen. Wat de

risicopercentages betreft werd geopteerd voor verscheidene groottes, gaande van 10% tot 90%. Alle

gambles waren positief georiënteerd. Met andere woorden, er werd telkens gesteld dat er geld

gewonnen kon worden. Van verlies was er nooit sprake. Dit is bewust zo gekozen gezien er uit de

literatuurstudie gebleken is dat framing een invloed heeft op de keuzes die respondenten maken

(Kahneman & Tversky, 1979; Tversky & Kahneman, 1981; cf. 2.2). Door alles op dezelfde manier te

verwoorden konden verschillen veroorzaakt door framing dus uitgesloten worden. Er dient wel

vermeld te worden dat deze manier van risicovol gedrag meten in de literatuur al meermaals in vraag

werd gesteld. Meertens & Lion (2008) stelden dat de oorspronkelijke ‘vijf-keuze’ schaal, zoals die

door Schneider & Lopes werd opgesteld, op geen enkele manier correleert met andere meetschalen

voor risicovol gedrag, zoals bijvoorbeeld de risk propensity scale of de everyday risk inventory.

Desalniettemin werd voor dit onderzoek toch gekozen om gebruik te maken van een gamble taak

voor het meten van risicobereidheid. Er werd echter wel getracht door aanpassingen op twee punten

een meer ‘accurate’ schaal te bekomen. Zo kan bijvoorbeeld het kleine aantal gambles in de

oorspronkelijke taak in vraag gesteld worden. Het gebruik van slechts vijf gambles beperkt de

variatiemogelijkheden wat verwachte waardes en risicopercentages betreft. In de schaal gebruikt in

dit onderzoek werd geopteerd voor 11 items, wat een uitgebreider aantal risicopercentages en

verwachte waardes mogelijk maakte. Als tweede mogelijke ‘verbetering’ van de schaal kan het

gebruiken van realistischere bedragen vermeld worden. Zoals reeds vermeld waren de verwachte

waardes in de oorspronkelijke schaal erg hoog, waardoor respondenten zich mogelijks niet volledig

bewust zullen zijn wat er met de bedragen aangevangen kan worden. Door het gebruiken van

kleinere verwachte waardes wordt gepoogd de schaal een realistischere toets te geven wat mogelijks

ook de voorspellingskracht van de schaal tegoed zou kunnen komen.

Als tweede risicotest werd de Domain-specific risk-taking (DOSPERT) schaal voor volwassenen in de

enquête opgenomen. Deze zelf-gerapporteerde persoonlijkheidsschaal voor volwassenen ontwikkeld

door Blais & Weber (2006) is een herwerkte versie van de eerder ontwikkelde DOSPERT schaal

(Weber, Blais & Betz, 2002). De recentst ontwikkelde, en in dit onderzoek gebruikte, schaal meet aan

Page 43: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

29

de hand van 30 items de risicobereidheid en risicoperceptie van individuen in vijf verschillende

risicodomeinen: ethisch, financieel, gezondheid/veiligheid, recreatief en sociaal risico. De lijst met

stellingen werd tweemaal voorgelegd aan de respondenten: eenmaal met de vraag hoe

waarschijnlijk het was dat die persoon, indien de kans zich zou voordoen, een dergelijk risico zou

nemen en eenmaal met de vraag hoe risicovol dat individu de verschillende situaties vond. De eerste

keer kon de respondent antwoorden op een 7 punten schaal, gaande van ‘zeer onwaarschijnlijk’ tot

‘zeer waarschijnlijk’. De tweede keer diende eveneens geantwoord te worden op een 7 punten

schaal, ditmaal met antwoordmogelijkheden gaande van ‘helemaal niet riskant’ tot ‘zeer riskant’.

Door deze items tweemaal voor te leggen kon informatie ingewonnen worden over zowel het

feitelijke risicovol gedrag van de respondenten, alsook over de gepercipieerde risico’s die de

respondent ervoer in elke situatie.

5.1.2. Chronische regulatieve focus

Voor het meten van de chronische regulatieve focus van een individu werd gebruik gemaakt van de

volwassenen versie van de general regulatory focus measure ontwikkeld door Lockwood, Jordan &

Kunda (2002), die vanaf nu aangeduid zal worden als de ‘GRFM’. De initieel ontwikkelde schaal

focuste zich op studenten, wat resulteerde in enkele voor volwassenen minder relevante stellingen

zoals bijvoorbeeld ‘ik denk vaak na over hoe ik academisch succes zal verwerven’ of ‘mijn grootste

doel op school momenteel is vermijden dat ik een academische mislukkeling word’. Deze minder

relevante stellingen werden echter in een latere versie vervangen, door bijvoorbeeld ‘momenteel is

het mijn voornaamste doel te vermijden dat ik faal in het leven’, en zo werd de schaal toepasbaar op

alle leeftijdscategorieën. De GRFM telt 18 items: 9 die de chronische promotiegerichtheid meten en

9 die de chronische preventiegerichtheid van het individu meten. Het feit dat de promotie en

preventiefocus van een individu door afzonderlijke items gemeten wordt, maakt het mogelijk de

constructen als onafhankelijk, orthogonaal te bestuderen. Dit is conform met hetgeen vooropgesteld

werd in 3.1. De schaal werd initieel opgesteld als een 9 puntenschaal, maar zoals duidelijk werd uit

de marketing library werd in eerdere onderzoeken regelmatig geopteerd voor een 7 punten schaal.

Vandaar werd ook in dit onderzoek gebruik gemaakt van een 7 punten schaal, gaande van ‘helemaal

niet van toepassing op mij’ tot ‘helemaal van toepassing op mij’.

Page 44: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

30

5.1.3. Dispositionele hebzucht

Dispositionele hebzucht werd gemeten aan de hand van de dispositionele hebzucht schaal,

ontwikkeld door Krekels et al. (forthcoming, 2013). Deze schaal bestaat uit 9 stellingen waarvan de

respondent telkens moet aangeven in welke mate hij/zij ermee akkoord gaat. Er kan geantwoord

worden aan de hand van een 7 punten schaal gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal

akkoord’.

5.1.4. Design

De respondenten in het onderzoek worden allemaal blootgesteld aan dezelfde vragenlijst waarbij bij

elk individu dus gepolst wordt naar hun ingesteldheid op drie verschillende variabelen, namelijk

risicobereidheid (via de goktest en de DOSPERT test), regulatieve focus (via de GRFM) en

dispositionele hebzucht (via de dispositionele hebzucht schaal). Er is met andere woorden sprake van

een within subjects design met drie gemeten variabelen.

5.2. Procedure

De enquête werd via mail en diverse studentenfora verspreid. Er werd bovendien aan de

respondenten gevraagd de vragenlijst door te sturen naar andere mogelijks geïnteresseerde

personen om zo snel het vooropgestelde aantal van 180 respondenten te bereiken. De enquête werd

geactiveerd op 13 maart en werd, wegens de vele respons reeds op 16 maart terug afgesloten.

Gezien de slechte kwaliteit van een deel van de antwoorden (cf. 5.3) werd de enquête een tweede

maal opengesteld van 27 tot 28 maart. In de huidige steekproef werd geen representativiteit

nagestreefd. Zodoende dienden er geen leeftijd- of geslachtschecks uitgevoerd te worden tijdens de

looptijd van de enquête. Gezien de het invullen van de enquête vrij veel tijd in beslag nam, werden

als extra incentive 3 duo cinematickets verloot. Deze tickets werden at random uitgedeeld tussen de

respondenten die de enquête volledig en aandachtig ingevuld hadden.

Na een inleidend tekstje waarin benadrukt werd dat de enquête anoniem verliep en waarin de

respondent al bij voorbaat bedankt werd voor zijn hulp, werd de enquête gestart met enkele

demografische vragen. Allereerst werden het geslacht en de leeftijd van de participant gevraagd.

Daarna werd nog gepolst naar de voornaamste bezigheid van de respondent.

Page 45: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

31

Antwoordmogelijkheden waren: middelbaar student, bachelor student, masterstudent, halftijds

werkend, voltijds werkend, werkloos of gepensioneerd. Er werd ook een categorie ‘overige’ voorzien,

indien geen van bovenstaande op die persoon van toepassing was waarbij de respondent nog verder

kon specificeren wat zijn voornaamste bezigheid dan concreet inhield. Na deze drie demografische

vraagjes werden de 11 gambles voorgelegd aan de respondent. Er werd hem uitdrukkelijk gevraagd

zich goed in te leven en de keuzes aan te duiden die hij ‘in het echt’ ook zou maken indien hij voor

een dergelijk dilemma zou staan. Ook werd nog eens expliciet vermeld dat de respondent voor een

bepaalde optie kon kiezen door het bolletje naast de optie aan te vinken. Elke gamble verscheen op

een apart blad, zodat respondenten hun antwoorden niet konden gaan afwegen met wat ze bij

voorgaande gambles aangeduid hadden. De verschillende gambles werden bovendien ook

gerandomiseerd, waardoor een mogelijk effect van de volgorde van de gambles tenietgedaan werd.

Na deze 11 gambles verscheen de DOSPERT test. Allereerst in de vorm waarin de risicobereidheid

gemeten werd, vervolgens die waar risicoperceptie werd gemeten. Beide schalen bestaan zoals reeds

eerder vermeld uit 30 items. Er werd er echter telkens voor geopteerd een extra controle item toe te

voegen zodat op die manier respondenten die de vragen niet grondig gelezen hadden eruit gefilterd

konden worden en zo de kwaliteit van de antwoorden meer gegarandeerd kon worden. Een

voorbeeld van een dergelijk controle item is bijvoorbeeld ‘gelieve hier zeer onwaarschijnlijk aan te

duiden’, waarbij van de respondent dan logischerwijs verwacht werd dat die het bolletje in de kolom

‘zeer onwaarschijnlijk’ zou aanvinken. Na deze twee risicometingen werd de GRFM schaal ingevoegd.

Deze schaal bestaat uit 18 items en ook hier werd een 19e controle item toegevoegd. Wat de twee

DOSPERT schalen en de GRFM schaal betreft dient vermeld te worden dat hier geen gebruik werd

gemaakt van randomisering. Dit werd bewust niet ingesteld gezien de controle items anders zouden

kunnen verschijnen op niet gewenste plaatsen, zoals bijvoorbeeld helemaal vooraan of achteraan

van de schaal. Als laatste schaal werd de 9 item lange hebzucht schaal ingevoegd. Gezien deze schaal

relatief weinig items bevat werd hier geen controle item toegevoegd, wat eveneens het gebruiken

van randomisering terug zinvoller maakte. Deze dispositionele hebzucht schaal werd bovendien

bewust op het einde geplaatst om eventuele framing van de respondenten tegen te gaan.

Gedurende de hele enquête werd daarenboven nooit gezegd wat er onderzocht werd. Dit zou, gezien

de vaak negatieve bijklank die hebzucht met zich meebrengt (cf. 1.1), immers kunnen leiden tot een

grotere mate van ‘wenselijk antwoorden’. De laatste enquête vraag was er een waar de respondent

optioneel zijn/haar e-mail adres kon nalaten. Dit was enkel nodig indien de respondent kans wenste

te maken op een van de cinematickets. Indien dit niet het geval was kon deze het veld open laten en

gewoon op volgende klikken. Tot slot kreeg de respondent nog de end of survey boodschap te zien

waarin een verwijzing naar het onderzoekspanel werd opgenomen, waarna de enquête afgesloten

kon worden. De volledige enquête kan teruggevonden worden in bijlage 1.

Page 46: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

32

5.3. Participanten

Zoals reeds vermeld werd de enquête gedurende twee periodes geactiveerd. In de eerste periode

werden erg snel voldoende respondenten gevonden. Na slechts drie dagen stond de teller van

volledig ingevulde enquêtes al op 211. Echter, bij de analyse van deze 211 antwoorden werd duidelijk

dat een groot deel van de respondenten er niet in slaagde de 3 controlevragen correct te

beantwoorden, wat wijst op het feit dat die respondenten niet aandachtig waren bij het lezen van de

vragen. Na het wegfilteren van deze onaandachtige respondenten bleven slechts 152 volledig correct

ingevulde enquêtes meer over. Gezien minstens 180 respondenten gewenst waren, werd de enquête

een tweede keer opengesteld. Hierna kwam het uiteindelijke totaal op 185 aandachtige

respondenten. De leeftijden varieerden van 14 tot 80 jaar met een gemiddelde leeftijd van 30.72 jaar

en een standaarddeviatie van 15.84 jaar. Wat geslacht betreft kan opgemerkt worden dat merkelijk

meer vrouwen de enquête invulden, namelijk 117, wat neerkomt op 63.2% van de respondenten. De

verdeling over de verschillende student/werkcategorieën kan in tabel 4 teruggevonden worden.

Tabel 4: : Indeling respondenten volgens bezigheid

Categorie Aantal Percentage

Student middelbaar onderwijs 2 1,1%

Bachelor student 58 31,4%

Master student 59 31,9%

Deeltijds aan het werk 15 8,1%

Voltijds aan het werk 38 20,5%

Werkloos 0 0,0%

Gepensioneerd 11 5,9%

Overige 2 1,1%

TOTAAL 185 100%

Page 47: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

33

6. Verkennende analyse van de resultaten

Alvorens aan de uitgebreide analyse per type risico te beginnen, wordt per schaal een verkennende

analyse van de resultaten uitgevoerd. Dit om een eerste zicht te krijgen op de algemene resultaten

met betrekking tot gemiddeldes, spreiding en andere opvallende globale tendensen.

6.1. Risicobereidheid

6.1.1. Gokschaal

De eerste analyses die uitgevoerd werden op de gamble schaal hadden vooral als doel een globaal

beeld te krijgen van de keuzes die respondenten maakten. Allereerst werd er per respondent een

‘percentage riskante keuze' berekend. Zo werd er per respondent een getal bekomen dat

overeenkwam met het aantal keer dat dat individu voor de risicovolle gok optie koos, uitgedrukt in

procenten van de totale aantal gambles die aan het individu werden voorgelegd. Hieruit kon dan

berekend worden hoeveel een gemiddelde respondent de gok boven de zekere optie verkoos, wat

25.21% bleek te zijn. Concreet houdt dit dus in dat een respondent er in gemiddeld ¼’ van de

gevallen voor koos om te gokken. De grootte van de standaardafwijking is 22.55% en er waren zowel

respondenten die overal de zekere optie verkozen, als respondenten die overal de gok prefereerden.

Deze laatste groep was echter eerder gering, slechts 2 personen kozen overal voor de risicovolle

optie. Het aantal personen dat besloot overal op safe te spelen was beduidend hoger, namelijk 44

respondenten ofte 23.8% van de respondenten.

6.1.2. DOSPERT schaal

A. DOSPERT risicobereidheid

Allereerst werd een risicoscore per subschaal berekend door telkens de antwoorden op de bij elkaar

horende vragen via summated scales op te tellen. Zo werden er 5 afzonderlijke risicoscores

bekomen, meer bepaald een score voor sociaal risico, ethisch risico, gezondheids- en

veiligheidsrisico, financieel risico en recreatief risico. Naast deze aparte schalen werd ook geopteerd

om een algemene DOSPERT score te berekenen, wat als een summated scale van alle antwoorden

samen werd berekend. De gemiddeldes en standaarddeviaties van de verschillende subschalen en de

algemene DOSPERT schaal zijn terug te vinden in tabel 5.

Page 48: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

34

Tabel 5: Overzicht van de gemiddeldes en standaarddeviaties van de DOSPERT schaal en subschalen

B. DOSPERT risicoperceptie

Ook bij de DOSPERT risicoperceptie schaal werden allereerst via summated scales de verschillende

scores per subschaal berekend. Ook hier zijn dezelfde subschalen terug te vinden als in de eerste

DOSPERT schaal, meer concreet gaat het over de ethische, financiële, sociale, recreatieve en

gezondheid/veiligheidsrisicoperceptie. Er werd bovendien ook geopteerd om een ‘perceptie

algemene DOSPERT’ schaal te berekenen, wat het gemiddelde is van alle perceptie subschalen. In

tabel 6 kan een overzicht teruggevonden worden van de gemiddeldes en standaarddeviaties van de

DOSPERT perceptie schaal en de vijf subschalen.

Tabel 6: Overzicht van de gemiddeldes en standaarddeviaties van de DOSPERT perceptie schaal en subschalen

6.2. Regulatieve focus schaal: GRFM

Allereerst werden er via summated scale twee continue variabelen aangemaakt. De summated scale

van de negen promotie items werd een algemene promotiescore, die van de negen preventie items

een algemene preventiescore. Vervolgens werd nagegaan of de aanname dat promotie en preventie

onafhankelijke, orthogonale constructen zijn weldegelijk klopt. Dit werd gecontroleerd door in de

huidige steekproef een kruistabel op te vragen van promotie en preventie. Allereerst dienden deze

twee continue variabelen evenwel categorisch gemaakt worden met behulp van een median split.

Zowel voor promotie als preventie werden de individuen met een score hoger of gelijk aan de

Gemiddelde Standaarddeviatie

Sociaal risico 4,86 0,73

Gezondheid/veiligheid risico 3,24 1,05

Recreatief risico 3,22 1,51

Ethisch risico 2,63 0,80

Financieel risico 2,37 0,89

Algemene DOSPERT 3,11 0,69

Gemiddelde Standaarddeviatie

Perceptie sociaal risico 3,13 0,91

Perceptie gezondheid/veiligheid risico 5,23 0,79

Perceptie recreatief risico 4,90 1,18

Perceptie ethisch risico 5,15 0,71

Perceptie financieel risico 5,65 0,76

Perceptie algemene DOSPERT 4,95 0,61

Page 49: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

35

mediaan als respectievelijk promotie, dan wel preventiegericht genoemd. Respondenten met een

score lager dan de mediaan werden in de niet promotie of niet preventiegroep ingedeeld. Deze

categorische ‘0-1’ variabelen van promotie en preventie werden echter enkel met het oog op het

bekomen van deze kruistabel aangemaakt en zullen, wegens de grotere correctheid van de originele

continue variabele, niet gebruikt worden in verdere analyses. Uit de gegevens in tabel 7 kan echter

afgeleid worden dat de onafhankelijkheid van promotie en preventie ook in de huidige steekproef

terug te vinden is. Dit is dus een correcte aanname.

Tabel 7: Verdeling van de respondenten over de verschillende promotie-preventie combinaties

6.3. Dispositionele hebzuchtschaal

Er werd via summated scale per persoon een continu algemeen hebzuchtcijfer berekend. Vooraleer

dit gedaan kon worden diende echter gezorgd te worden dat elk van de items in eenzelfde richting

georiënteerd stond. Zo stonden 6 van de 9 items, namelijk items 3, 4, 5, 6, 7 en 8, in de richting ‘niet

hebzuchtig hebzuchtig’ en 3 van de 9 items, namelijk de resterende items 1, 2 en 9, in de richting

‘hebzuchtig niet-hebzuchtig’. Er werd geopteerd om deze laatste 3 elementen om te keren en het

algemene hebzuchtcijfer te berekenen aan de hand van alle items die in de richting ‘niet-hebzuchtig

hebzuchtig’ georiënteerd staan. Van dit algemene hebzuchtcijfer werd vervolgens het gemiddelde

en de standaarddeviatie berekend, wat respectievelijk 3.61 en 1.04 was.

Geen promotie Promotie

Geen preventie Absoluut 50 38

% van totaal 27,0% 20,6%

Preventie Absoluut 44 53

% van totaal 23,8% 28,6%

Page 50: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

36

7. Analyse van de hoofd- en tweewegs interactie-effecten per type risico

In dit onderdeel wordt per type risico gekeken welke hoofd- en interactie-effecten een significante

invloed uitoefenen op het risicovol gedrag van de respondent. Telkens wordt ook vermeld welke

hypotheses aanvaard of verworpen kunnen worden. Een overzichtstabel met alle hypotheses en hun

aanvaarding/verwerping per type risico kan gevonden worden op pagina 78.

7.1. Algemeen DOSPERT risico

Om de invloed na te gaan van de verschillende onafhankelijke variabelen en diens interactie-effecten

werd geopteerd een lineaire regressie uit te voeren met als afhankelijke variabele de algemene

DOSPERT risicobereidheid. De onafhankelijke variabelen algemene hebzucht, algemene promotie en

algemene preventie werden in een blok ingevoerd, terwijl hebzucht*promotie, hebzucht*preventie

en promotie*preventie in een tweede blok ingevoerd werden. De belangrijkste output van deze

regressie is terug te vinden in tabel 8. In wat volgt zullen eerst de hoofdeffecten van naderbij

bestudeerd worden. Vervolgens zal hetzelfde gebeuren voor de interactie-effecten.

Bijkomend kan ook de invloed van de verschillende hoofd- en interactie-effecten op de DOSPERT

risicoperceptie nagegaan worden. Hiervoor werd opnieuw een lineaire regressie uitgevoerd, ditmaal

met DOSPERT perceptie als afhankelijke variabele. De onafhankelijke variabelen blijven identiek aan

diegene die bij de voorgaande DOSPERT regressie gebruikt werden. De voornaamste output van deze

lineaire regressie kan teruggevonden worden in tabel 9.

Aanvullend werden de gemiddelde perceptiescores berekend voor individuen met een verschillende

graad van hebzucht, promotie en preventie. Dit om bij significante verschillen in risicobereidheid de

invloed van mogelijke verschillen in risicoperceptie te kunnen nagaan en meer concreet om een

beeld te krijgen of een bepaalde groep de risico’s veel minder risicovol inschat of de andere juist veel

meer in vergelijking met de rest. De output van deze analyses is terug te vinden in tabel 10.

Page 51: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

37

Tabel 8: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met Algemeen DOSPERT risico als afhankelijke variabele

Tabel 9: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met Algemeen DOSPERT risicoperceptie als afhankelijke variabele

Tabel 10: Gemiddelde perceptiescores (Algemene DOSPERT risicoperceptie)

β SE t p

Constante 2,35 0,31 7,52 <0,001

Algemene Hebzucht 0,21 0,05 2,71 0,007

Algemene Promotie 0,22 0,06 2,88 0,005

Algemene Preventie -0,18 0,06 -2,48 0,014

β SE t p

Constante 1,00 1,07 0,94 0,350

Hebzucht*Promotie -0,41 0,05 -0,79 0,429

Hebzucht*Preventie 0,84 0,05 1,78 0,077

Promotie*Preventie -1,01 0,06 -1,95 0,053

TWEEWEGS INTERACTIE-EFFECTEN

HOOFDEFFECTEN

β SE t p

Constante 4,49 0,27 16,49 < 0,001

Algemene Hebzucht -0,11 0,05 -1,46 0,146

Algemene Promotie -0,12 0,05 -1,63 0,105

Algemene Preventie 0,40 0,05 5,55 <0,001

β SE t p

Constante 5,97 0,93 6,40 < 0,001

Hebzucht*Promotie -0,53 0,04 -1,04 0,301

Hebzucht*Preventie 0,00 0,05 0,01 0,995

Promotie*Preventie 1,24 0,05 2,44 0,016

HOOFDEFFECTEN

TWEEWEGS INTERACTIE-EFFECTEN

Gemiddelde perceptiewaarde

Hebzuchtig 4,88

Niet-hebzuchtig 5,01

Promotiegericht 4,91

Niet-promotiegericht 4,99

Preventiegericht 5,08

Niet-preventiegericht 4,80

GEMIDDELD 4,95

Page 52: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

38

7.1.1. Hoofdeffecten

Eerst en vooral kan vermeld worden dan het model met de drie hoofdeffecten als onafhankelijke

variabelen een verklaringskracht had van 11.2% (F(3, 181)=8.70). De al dan niet significante invloed

van deze drie effecten op de algemene DOSPERT risicobereidheid kan afgeleid worden uit tabel 8. Uit

deze tabel blijkt concreet dat er een significante invloed is van zowel dispositionele hebzucht,

promotie als preventie op het algemene DOSPERT risicogedrag van het individu. Wanneer de β-

waardes mee in rekening worden genomen kan afgeleid worden dat dispositionele hebzucht en

promotie beide een ongeveer even grote positieve invloed hebben. Anders gesteld zullen individuen

met een grotere hebzucht en grotere promotiegerichtheid zich risicovoller gedragen dan individuen

met een lager hebzucht- en promotiecijfer. De invloed van preventie is dan weer negatief. Een

grotere preventiegerichtheid zal bijgevolg resulteren in een minder risicovol gedrag.

Er werd bij deze eerste lineaire regressie ook geopteerd om het eventuele probleem van

multicollineariteit te onderzoeken. Hoe dit exact gedaan is en wat de concrete output was is terug te

vinden in bijlage 2. Er kan alvast vermeld worden dat er geen multicollineariteit aanwezig is tussen de

verschillende onafhankelijke variabelen.

Voor algemene DOSPERT risicobereidheid kunnen dus zowel H1-1, H2-1 en H2-2 aanvaard worden. Deze

stellen immers respectievelijk dat hebzuchtige individuen zich gemiddeld risicovoller zullen gedragen

dan niet hebzuchtige individuen, dat promotiegerichte individuen zich gemiddeld gezien risicovoller

gedragen dan niet promotiegerichte individuen en dat preventiegerichte individuen zich gemiddeld

risicoaverser gedragen dan niet preventiegerichte individuen.

Wat de lineaire regressie met de DOSPERT perceptie als afhankelijke variabele betreft: de

verklaringskracht voor dit model was 13.8% (F(3,181)=10.81). Zoals uit tabel 9 blijkt, is er slechts bij 1

van de 3 onafhankelijke variabelen, meer bepaald algemene preventie, een significante invloed waar

te nemen. Uit de tabel met de gemiddelde perceptiescores kan bovendien worden afgeleid dat dit

verschil in risicoperceptie zich bij de preventiegerichte individuen vertaalt in de vorm van een heel

hoge risicoperceptie en bij de niet-preventiegerichte individuen in de vorm van een erg lage

risicoperceptie.

7.1.2. Tweewegs interactie-effecten

Wat de lineaire regressie van het tweede blok onafhankelijken betreft kan een verklaringskracht van

13% opgemerkt worden (F(6,178)=5.58). Wanneer de p-waardes van de interactie-effecten uit tabel

8 van naderbij bekeken worden kan geconcludeerd worden dat, indien de strikte 0.05 regel

Page 53: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

39

gehanteerd zou worden, geen van de interactie-effecten significant zou zijn. Echter, er werd

geopteerd om het interactie-effect promotie*preventie toch van naderbij te bestuderen, gezien dit

effect met een p-waarde van 0.053 toch als marginaal significant bestempeld kan worden. Ook het

interactie-effect tussen hebzucht en preventie zal van naderbij bestudeerd worden. Hier kan immers

een p-waarde van 0.077 opgemerkt worden, wat ook wijst op een marginale significantie. Deze twee

significante interactie-effecten dienen verder bestudeerd te worden aan de hand van een simple

slope analyse (cf. infra).

Gezien het interactie-effect hebzucht*promotie niet significant is, blijkt dat promotie en hebzucht

gecombineerd geen significant ander effect hebben op risicobereidheid dan wanneer promotie en

hebzucht apart bekeken worden. Er kan met andere woorden naar de twee significante

hoofdeffecten gekeken worden om conclusies te trekken over de hypotheses waarin hebzucht en

promotie gecombineerd voorkomen. Figuur 7 toont dit gecombineerde effect van hebzucht en

promotie op risicobereidheid. Hieruit kan geconcludeerd worden dat H3-1 tot en met H3-5 aanvaard

kunnen worden. Over het al dan niet verwerpen van H3-6 kunnen geen uitspraken gedaan worden.

Figuur 7: Grafiek met gecombineerd effect van hebzucht en promotie

Uit de regressie met de DOSPERT perceptie als afhankelijke variabele (adj R²=15.7%; F(6,178)=6.71),

waarvan de output af te lezen is in tabel 9 blijkt dat er enkel een significant effect is van

promotie*preventie op de algemene DOSPERT risicoperceptie. Gezien het interactie-effect

promotie*preventie ook bij de lineaire regressie met DOSPERT als afhankelijke significant bleek te

zijn, wordt er geopteerd om dit significante effect ook van naderbij te onderzoeken aan de hand van

een simple slope analyse. Dit om mogelijks een verklaring te bieden voor het promotie*preventie

interactie-effect bij de algemene DOSPERT regressie.

Page 54: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

40

A. Promotie*Preventie interactie-effect

Wat betekent dit marginaal significant interactie-effect tussen promotie en preventie nu concreet?

Dit kan aan de hand van figuur 8 duidelijk gemaakt worden. Om nu te gaan onderzoeken of er tussen

de verschillende punten in deze figuur significante verschillen opgemerkt kunnen worden, dienen

bijkomende simple slope analyses uitgevoerd te worden.

Figuur 8: Grafiek met hoofdeffecten van promotie en preventie en het interactie-effect van promotie en preventie op algemene DOSPERT-risicobereidheid

In de simple slope analyses werd onderzocht of verschillende punten onderling significant van elkaar

verschillen. Op figuur 8 zijn de onderzochte koppels aangeduid met de letters A, B, C en D. In een

eerste simple slope analyse, met promotie als ‘moderator’ en preventie als onafhankelijke, werden

situatie A en B van naderbij bekeken. Hieruit werd duidelijk dat de punten in A significant van elkaar

verschillen. Promotiegerichte, niet preventiegerichte individuen gedragen zich met andere woorden

significant risicovoller dan promotiegerichte, preventiegerichte personen. H2-5 kan bevestigd worden.

In situatie B kan daarentegen geen significant verschil opgemerkt worden. Niet promotiegerichte

individuen met of zonder preventiefocus gedragen zich met andere woorden even risicovol. Bijgevolg

zal H2-6 niet aanvaard kunnen worden

Om puntenkoppels C en D van naderbij te onderzoeken werd opnieuw een simple slope analyse

uitgevoerd, ditmaal met preventie als ‘moderator’ en promotie als onafhankelijke. In situatie C werd

geen significant verschil gevonden. Preventiegerichte individuen met of zonder promotiefocus

gedragen zich even risicovol. Dit betekent dat H2-3 verworpen dient te worden. In situatie D werd

echter wel een significant verschil opgemerkt. Niet preventiegerichte, promotiegerichte individuen

gedragen zich significant risicovoller dan niet preventiegerichte, niet promotiegerichte individuen.

Bijgevolg kan H2-4 dus wel aanvaard worden.

Page 55: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

41

Tabel 11: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen promotie en preventie op DOSPERT risicobereidheid

Er kan tot slot ook nog gekeken worden naar de twee diagonale puntenkoppels. Hoewel besluiten

hierover niet rechtstreeks genomen kunnen worden uit de simple slope analyse, kan hieromtrent het

volgende toch met redelijke zekerheid worden aangenomen: enerzijds kan afgeleid worden dat

promotiegerichte, niet preventiegerichte individuen zich risicovoller zullen gedragen op vlak van

algemeen DOSPERT risico dan niet promotiegerichte, preventiegerichte individuen. Dit kan als volgt

beredeneerd worden: promotiegerichte, niet preventiegerichte individuen gedragen zich significant

risicovoller dan niet promotie, niet preventiegerichte individuen. Deze laatste groep gedraagt zich

bovendien niet significant risicovoller dan niet promotiegerichte, preventiegerichte individuen. Het

combineren van deze twee reeds uitgevoerde analyses resulteert in het aannemen van de H2-7, die

stelt dat promotiegerichte, niet preventiegerichte individuen zich significant risicovoller zullen

gedragen dan niet promotiegerichte, preventiegerichte individuen. Wat het andere diagonale

puntenkoppel betreft, hier kan aan de hand van een gelijkaardige redenering afgeleid worden dat er

geen significant verschil zal zijn op vlak van DOSPERT risicobereidheid tussen promotiegerichte,

preventiegerichte en niet promotiegerichte, niet preventiegerichte individuen. Dit leidt tot het

aanvaarden van H2-8.

Wanneer deze verschillende analyses samen worden genomen blijkt dat slechts 1 punt significant

verschilt van alle andere punten, namelijk promotiegerichte, niet preventiegerichte individuen

nemen significant meer risico’s dan alle andere individuen.

Ook het significante interactie-effect tussen promotie en preventie op DOSPERT perceptie werd via

een simple slope analyse meer in detail bestudeerd. Opnieuw wordt het al dan niet significant

verschil tussen verschillende punten A, B, C en D (cf. figuur 9) onderzocht.

β SE t p F(3,181)

Situatie A -0,23 0,07 -2,46 0,015 6,91

Situatie B -0,05 0,07 -0,49 0,628 6,91

Situatie C 0,17 0,08 1,52 0,131 6,91

Situatie D 0,35 0,06 4,42 <0,001 6,91

Page 56: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

42

Figuur 9: Grafiek met hoofdeffecten van promotie en preventie en het interactie-effect van promotie en preventie op algemene DOSPERT risicoperceptie

In een eerste analyse wordt promotie als ‘moderator’ en preventie als onafhankelijke gekozen.

Hieruit werd duidelijk dat zowel in situatie A als in situatie B de punten significant van elkaar

verschillen (cf. tabel 12). Preventiegerichte, promotiegerichte individuen percipiëren het algemene

DOSPERT risico als risicovoller dan niet preventiegerichte, promotiegerichte individuen. Ook

preventiegerichte, niet promotiegerichte individuen schatten de gemiddelde DOSPERT risico’s als

risicovoller in dan de niet preventiegerichte, niet promotiegerichte individuen.

Om situaties C en D van naderbij te bestuderen werd een nieuwe simple slope analyse uitgevoerd,

ditmaal met preventie als ‘moderator’ en promotie als onafhankelijke variabele. De punten in situatie

C bleken slechts marginaal significant van elkaar te verschillen. Preventiegerichte individuen met een

promotiefocus percipiëren de algemene DOSPERT risico’s dus als risicovoller dan preventiegerichte

individuen zonder promotiefocus. In situatie D is er dan weer wel een strikt significant verschil op te

merken. Het is dus zo dat niet preventiegerichte, niet promotiegerichte individuen de algemene

DOSPERT risico’s als risicovoller inschatten dan niet preventiegerichte, promotiegerichte individuen.

Tabel 12: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen promotie en preventie op DOSPERT risicoperceptie

β SE t p F(3,181)

Situatie A 0,51 0,06 5,57 <0,001 12,12

Situatie B 0,24 0,06 2,71 0,007 12,12

Situatie C 0,03 0,07 0,24 0,082 12,12

Situatie D -0,24 0,05 -3,15 0,002 12,12

Page 57: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

43

Gezien 3 van de 4 puntenkoppels significant van elkaar verschillen en de 4e daarenboven nog

marginaal significant is, kan bij de vergelijking van de puntenkoppels voor beide met vrij grote

zekerheid een significant verschil beredeneerd worden. Het feit dat preventiegerichte, niet

promotiegerichte individuen het DOSPERT risico als significant risicovoller percipiëren dan de niet

preventiegerichte, niet promotiegerichte gecombineerd met het feit dat deze laatste groep het risico

dan nog eens significant risicovoller percipieert dan de niet preventiegerichte, promotiegerichte

individuen ondersteunt de aanname dat preventiegerichte, niet promotiegerichte individuen de

algemene DOSPERT risico’s risicovoller zullen vinden dan niet preventiegerichte, promotiegerichte

individuen. Wat de andere diagonaal betreft, hier kan gesteld worden dat, gezien de twee punten in

situatie B significant van elkaar verschillen, dat dan hoogstwaarschijnlijk ook zal kunnen aangenomen

worden dat niet preventiegerichte, niet promotiegerichte individuen de risico’s verbonden met de

algemene DOSPERT stellingen als beduidend minder risicovol percipiëren dan preventiegerichte,

promotiegerichte individuen.

B. Hebzucht*Preventie interactie-effect

Ook het marginaal significante interactie-effect tussen hebzucht en preventie dient van naderbij

onderzocht te worden aan de hand van een simple slope analyse. Opnieuw zullen verschillende

punten, namelijk A, B, C en D, met elkaar vergeleken worden.

Figuur 10: Grafiek met hoofdeffecten van hebzucht en preventie en het interactie-effect van hebzucht en preventie op algemeen DOSPERT risicobereidheid

Page 58: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

44

Uit een eerste analyse met hebzucht als ‘moderator’ en preventie als onafhankelijke kan worden

opgemerkt dat er geen significant verschil kan gevonden worden tussen de twee punten in situatie A.

Dit houdt in dat hebzuchtige individuen met of zonder preventiegerichtheid zich even risicovol zullen

gedragen op vlak van algemene DOSPERT risicobereidheid. H4-1 dient dus verworpen te worden. Wat

situatie B betreft kan evenmin gesproken worden van een significant verschil in de strikte vorm van

het woord. Gezien de p-waarde echter kleiner is dan 0.010 kunnen de punten in situatie B wel als

marginaal significant verschillend bestempeld worden. Niet-hebzuchtige individuen zonder

preventiefocus gedragen zich risicovoller dan niet-hebzuchtige individuen met preventiefocus. H4-2

kan bijgevolg aanvaard worden op vlak van algemeen DOSPERT risico. Concreet kan gesteld worden

dat, wanneer een individu hebzuchtig is, zijn al dan niet preventiegerichtheid geen verschil meer

maakt op vlak van algemene DOSPERT risicobereidheid.

In een tweede simple slope analyse, met preventie als ‘moderator’ en hebzucht als onafhankelijke

blijkt dan weer dat er in situatie C weldegelijk een significant verschil op te merken is. Concreet

betekent dit dat preventiegerichte individuen die hebzuchtig zijn zich significant risicovoller gedragen

dan preventiegerichte individuen die niet hebzuchtig zijn, wat resulteert in het aanvaarden van H4-3.

Ook in situatie D kan een significant verschil opgemerkt worden. Niet preventiegerichte hebzuchtigen

zullen zich bijgevolg significant risicovoller gedragen dan niet preventiegerichte niet-hebzuchtigen.

H4-4 kan dus aanvaard worden

Tabel 13: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen hebzucht en preventie op DOSPERT risicobereidheid

Bij de vergelijking van de diagonale punten in figuur 10 kan volgende redenering opgebouwd

worden: Niet preventiegerichte hebzuchtige individuen verschillen niet significant van wel

preventiegerichte hebzuchtigen op vlak van algemene DOSPERT risicobereidheid. Deze laatste groep

verschilt echter wel significant van niet-hebzuchtige, preventiegerichte individuen. Wanneer deze

twee analyses samen worden gebracht kan dus met redelijke zekerheid worden aangenomen dat

niet preventiegerichte hebzuchtige individuen zich significant risicovoller zullen gedragen dan

preventiegerichte niet-hebzuchtige individuen. Dit betekent dat H4-5 aanvaard kan worden. Wat de

vergelijking van het andere diagonale puntenkoppel betreft is het besluit minder eenduidig. Hoewel

via een analoge redenering als het andere diagonale puntenkoppel ook tot het ‘besluit’ kan gekomen

β SE t p F(3,181)

Situatie A -0,13 0,07 -1,35 0,179 5,76

Situatie B -0,19 0,08 -1,87 0,063 5,76

Situatie C 0,33 0,07 3,24 0,001 5,76

Situatie D 0,27 0,07 2,75 0,007 5,76

Page 59: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

45

worden dat er een significant verschil kan zijn, is het bij een blik op figuur 10 als snel duidelijk dat er

amper een verschil op te merken is. Enige voorzichtigheid is dus geboden bij het ‘beredeneren’ van

significante verschillen. Er werd dan ook geopteerd om te stellen dat er geen conclusies getrokken

kunnen worden over het al dan niet significante verschil tussen hebzuchtige, preventiegerichte

individuen en niet-hebzuchtige, niet preventiegerichte individuen. Over de correctheid van H4-6 valt

dus geen uitspraak te doen.

Opnieuw kunnen bovenstaande analyses gecombineerd worden om globale conclusies te trekken

over de verschillen tussen de punten. Er kan gesteld worden dat preventiegerichte niet-hebzuchtige

individuen op vlak van algemeen DOSPERT risicogedrag significant verschillen van de drie andere

punten.

7.2. Ethisch risico

Analoog aan wat gedaan werd bij de algemene DOSPERT risicobereidheid, zal ook hier een lineaire

regressie uitgevoerd worden. De onafhankelijken blijven identiek als deze aangehaald in 3.1,

namelijk: Algemene hebzucht, algemene promotie en algemene preventie in een eerste blok en

algemene hebzucht, algemene promotie, algemene preventie, hebzucht*promotie,

hebzucht*preventie en promotie*preventie in een tweede blok. De afhankelijke variabele in dit geval

was het ethisch risico. Tabel 14 geeft een overzicht van de belangrijkste outputwaarden.

Opnieuw werd ook de invloed van de hoofd en interactie-effecten op de perceptie van ethisch risico

nagegaan. De output van deze lineaire regressie is terug te vinden in tabel 15. Tabel 16 geeft een

overzicht van de gemiddelde perceptiewaarden van de verschillende groepen.

Tabel 14: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met ethische risicobereidheid als afhankelijke variabele

β SE t p

Constante 1,18 0,36 3,31 0,001

Algemene Hebzucht 0,34 0,06 4,46 <0,001

Algemene Promotie 0,08 0,07 1,04 0,300

Algemene Preventie 0,04 0,06 0,61 0,540

β SE t p

Constante 0,46 1,23 0,37 0,710

Hebzucht*Promotie 0,19 0,06 0,38 0,708

Hebzucht*Preventie 0,54 0,06 1,17 0,245

Promotie*Preventie -0,89 0,07 -1,74 0,084

HOOFDEFFECTEN

TWEEWEGS INTERACTIE-EFFECTEN

Page 60: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

46

Tabel 15: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met ethische risicoperceptie als afhankelijke variabele

Tabel 16: Gemiddelde perceptiescores (ethische risicoperceptie)

7.2.1. Hoofdeffecten

De verklaringskracht van het model waarin de drie hoofdeffecten als onafhankelijke variabelen

opgenomen werden bedroeg 14.3% (F(3,181)=11.28). Uit tabel 14 blijkt dat enkel algemene hebzucht

een significante invloed heeft op de mate van ethisch risicovol gedrag van de respondent. Gezien de

positieve β-coëfficiënt die bij algemene hebzucht afgelezen kan worden, kan geconcludeerd worden

dat hebzuchtige individuen zich significant risicovoller gedrag op vlak van ethisch risico dan niet-

hebzuchtige individuen.

H1-1 kan bijgevolg ook voor ethische risicobereidheid aanvaard worden: hebzuchtige individuen

nemen immers significant meer ethische risico’s dan niet-hebzuchtige individuen. H2-1 en H2-2 over de

invloed van respectievelijk promotie en preventie dient daarentegen verworpen te worden voor

ethische risicobereidheid.

β SE t p

Constante 4,79 0,32 14,99 <0 ,001

Algemene Hebzucht -0,21 0,05 -2,65 0,009

Algemene Promotie -0,06 0,06 -0,81 0,422

Algemene Preventie 0,34 0,06 4,72 <0,001

β SE t p

Constante 5,48 1,09 5,04 <0 ,001

Hebzucht*Promotie -0,43 0,05 -0,84 0,400

Hebzucht*Preventie -1,00 0,05 -2,14 0,034

Promotie*Preventie 1,47 0,06 2,86 0,005

HOOFDEFFECTEN

TWEEWEGS INTERACTIE-EFFECTEN

Gemiddelde perceptiewaarde

Hebzuchtig 5,05

Niet-hebzuchtig 5,24

Promotiegericht 5,08

Niet-promotiegericht 5,51

Preventiegericht 5,33

Niet-preventiegericht 4,95

GEMIDDELD 5,15

Page 61: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

47

Uit de lineaire regressie met ethische risicoperceptie als afhankelijke variabele (adj R²=11.2%;

F(3,181)= 8.72) blijkt dat zowel hebzucht als preventie een significante invloed uitoefenen. Rekening

houdend met tabel 16, blijkt dat deze verschillen zich enerzijds vertalen in een grotere

risicoperceptie bij preventiegerichte en niet-hebzuchtige individuen. Anderzijds blijkt er ook een

lagere risicoperceptie bij niet-preventiegerichte en hebzuchtige individuen.

7.2.2. Tweewegs interactie-effecten

De lineaire regressie met de ethische risicobereidheid als afhankelijke variabele had een

verklaringskracht van 14.5% (F(6,178)=6.20). Zoals blijkt uit tabel 14 kan er enkel bij het

promotie*preventie interactie-effect een marginaal significante invloed teruggevonden worden. Dit

zal aan de hand van een simple slope analyse verder bestudeerd worden.

De interactie-effecten hebzucht*promotie en hebzucht*preventie bleken niet significant te zijn.

Opnieuw blijkt dat in alle twee de gevallen beide onafhankelijken gecombineerd geen ander effect

hebben dan wanneer ze apart gezien worden. Gezien er enkel een significant hoofdeffect van

hebzucht werd waargenomen kunnen conclusies getrokken worden omtrent de hypotheses (cf.

figuur 11): voor de hebzucht*promotie combinaties worden H3-3, H3-4, H3-5 en H3-6 aanvaard. H3-1 en

H3-2 kunnen verworpen worden. Voor hebzucht*preventie kan het volgende besloten worden: H4-3,

H4-4, H4-5 en H4-6 worden aanvaard, H4-1 en H4-2 worden verworpen.

De regressie met ethische risicoperceptie had dan weer een verklaringskracht van 14.2%

(F(6,178)=6.07). Bovendien bleek uit deze regressie dat zowel het interactie-effect

hebzucht*preventie als promotie*preventie een significante invloed uitoefenen op de mate van

Figuur 11: Grafieken met de gecombineerde invloed van hebzucht en promotie (L) en hebzucht en preventie (R)

Page 62: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

48

gepercipieerd ethisch risico. Beide significante interactie-effecten zullen aan de hand van een simple

slope analyse van naderbij worden bestudeerd.

A. Promotie*Preventie interactie-effect

Eerst en vooral zullen aan de hand van enkele simple slope analyses de al dan niet significante

verschillen bij enkele puntenkoppels nagegaan worden (cf. figuur 12)

Figuur 12: Grafiek met hoofdeffecten van promotie en preventie en het interactie-effect van promotie en preventie op ethisch risicobereidheid

Allereerst werd er een simple slope analyse uitgevoerd met promotie als ‘moderator’ en preventie als

onafhankelijke variabele. Hieruit werd duidelijk dat er in situatie A helemaal geen significant verschil

is tussen beide punten. Promotiegerichte individuen met of zonder preventiefocus gedragen zich

even risicovol wat ethische risico’s betreft. H2-5 dient dus verworpen te worden op vlak van ethisch

risico. In situatie B is er evenmin sprake van een significant verschil in de strikte zin van het woord. Er

kan evenwel gesproken worden van een marginaal significant verschil tussen beide punten. Niet

promotiegerichte preventiegerichte gedragen zich risicovoller dan niet promotiegerichte, niet

preventiegerichte individuen op vlak van ethisch risico. Dit is exact het omgekeerde van wat in H2-6

verondersteld werd. H2-6 dient met andere woorden verworpen te worden.

Uit een tweede simple slope analyse, met preventie als ‘moderator’ en promotie als onafhankelijke,

werd duidelijk dat er in situatie C geen sprake is van een statistisch significant verschil tussen beide

punten. Anders gesteld, preventiegerichte individuen met of zonder promotiefocus gedragen zich

even risicovol. H2-3 dient dan ook verworpen te worden. De twee punten in situatie D blijken dan

weer wel significant van elkaar te verschillen: Niet preventiegerichte, promotiegerichte individuen

Page 63: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

49

zullen zich significant risicovoller gedragen op vlak van ethisch risico dan niet preventiegerichte, niet

promotiegerichte individuen, wat wil zeggen dat H2-4 aanvaard kan worden.

Tabel 17: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen promotie en preventie op ethische risicobereidheid

Gezien slechts 1 van de 4 puntenkoppels significant van elkaar verschilt in de strikte zin van het

woord zijn uitspraken over de ‘diagonale’ vergelijking van de punten erg moeilijk met voldoende

zekerheid te maken. Er kan in dit geval bij geen van de twee puntenkoppels met zekerheid een

stelling worden aangenomen over het al dan niet significante verschil ervan. Over het al dan niet

correct zijn van H2-7 en H2-8 kunnen bijgevolg geen uitspraken gedaan worden.

Door het ontbreken van concrete uitspraken over de diagonale puntenvergelijking kunnen geen

uitspraken gedaan worden over het al dan niet significant verschillen van een of meerdere punten

van alle andere punten.

Ook de invloed van het interactie-effect promotie*preventie op ethische risicoperceptie kan door

middel van een simple slope analyse meer in detail bestudeerd worden. Opnieuw zal het verschil

tussen bepaalde puntenkoppels onderzocht worden (cf. figuur 13)

Figuur 13: Grafiek met hoofdeffecten van promotie en preventie en het interactie-effect van promotie en preventie op ethische risicoperceptie

β SE t p F(3,181)

Situatie A 0,06 0,08 0,59 0,558 4,53

Situatie B 0,17 0,08 1,84 0,068 4,53

Situatie C 0,12 0,10 1,07 0,285 4,53

Situatie D 0,24 0,07 2,94 0,004 4,53

Page 64: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

50

Een eerste simple slope analyse werd uitgevoerd met promotie als ‘moderator’ en preventie als

onafhankelijke variabele. Uit deze analyse werd duidelijk dat er sprake is van een significant verschil

van de punten, zowel in situatie A als in situatie B. Concreet betekent dit dat promotiegerichte

individuen met een preventiefocus de ethische risico’s als risicovoller percipiëren dan de

promotiegerichte individuen zonder een preventiefocus (situatie A). Ook zullen niet

promotiegerichte individuen met een preventiefocus de ethische stellingen als risicovoller inschatten

dan niet promotiegerichte individuen zonder preventiefocus (situatie B).

Om de punten in situatie C en D van naderbij te bestuderen wordt een nieuwe simple slope analyse

uitgevoerd, ditmaal met preventie als ‘moderator’ en promotie als onafhankelijke variabele. De

punten in situatie C blijken niet significant van elkaar te verschillen. Met andere woorden,

preventiegerichte individuen met of zonder promotiefocus percipiëren ethische risico’s als even

risicovol. In situatie D is er dan weer wel sprake van een significant verschil. Niet preventiegerichte,

niet promotiegerichte individuen percipiëren de risico’s significant risicovoller dan niet

preventiegerichte, promotiegerichte individuen.

Tabel 18: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen promotie en preventie op ethische risicoperceptie

Wat het vergelijken van diagonale punten betreft, gezien de punten in situatie B en D significant van

elkaar verschillen kan met redelijke zekerheid worden aangenomen dat preventiegerichte, niet

promotiegerichte individuen de ethische stellingen risicovoller percipiëren dan niet

preventiegerichte, promotiegerichte individuen. Gezien er tussen de punten in situatie C geen

significant verschil gevonden kan worden, is het moeilijk om met redelijke zekerheid uitspraken te

doen over het al dan niet significant verschillen van het andere diagonale puntenkoppel. Er wordt

dan ook geopteerd om hier geen uitspraken over te doen.

Het combineren van voorgaande analyses leidt tot de conclusie dat niet preventiegerichte, niet

promotiegerichte de risico’s als significant verschillend percipiëren van alle andere puntenkoppels.

Ook de niet preventiegerichte promotiegerichte individuen percipiëren de risico’s eveneens als

significant verschillend dan de rest.

β SE t p F(3,181)

Situatie A 0,40 0,07 4,34 <0,001 7,25

Situatie B 0,20 0,07 2,15 0,033 7,25

Situatie C 0,01 0,09 0,07 0,946 7,25

Situatie D -0,20 0,06 -2,48 0,014 7,25

Page 65: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

51

B. Hebzucht*Preventie interactie-effect

De verschillende puntenkoppels in figuur 14 zullen van naderbij bestudeerd worden aan de hand van

twee simple slope analyses.

Figuur 14: Grafiek met hoofdeffecten van promotie en preventie en het interactie-effect van hebzucht en preventie op ethische risicoperceptie

In een eerste simple slope analyse werd hebzucht als ‘moderator’ gekozen en preventie als

onafhankelijke. Uit deze analyse, waarvan de belangrijkste output in tabel 19 kan afgelezen worden,

bleek dat hebzuchtige individuen met of zonder preventiefocus de ethische risico’s als risicovol

percipiëren (situatie A). Niet hebzuchtige individuen met een preventiefocus schatten de ethische

risico’s dan weer wel significant risicovoller in dan niet hebzuchtigen zonder preventiefocus situatie

B).

Uit een tweede simple slope analyse, ditmaal met preventie als ‘moderator’ en hebzucht als

onafhankelijke, werd duidelijk dat er zowel bij preventiegerichte als bij niet preventiegerichte

significante verschillen zijn tussen hebzuchtige en niet hebzuchtige individuen. Meer concreet is het

zo dat hebzuchtigen de risico’s telkens significant lager inschatten dan niet-hebzuchtigen, wanneer

ze dezelfde preventie of niet-preventiefocus bezitten tenminste.

Page 66: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

52

Tabel 19: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen hebzucht en preventie op ethische risicoperceptie

Wat het vergelijken van de diagonale puntenkoppels betreft kan met vrij grote zekerheid gesteld

worden dat preventiegerichte, niet hebzuchtige individuen de risico’s duidelijk hoger inschatten dan

niet preventiegerichte hebzuchtigen. Over het andere diagonale puntenkoppel kan niet met

zekerheid gesteld worden of en zo ja, welke van de twee groepen de risico’s het hoogst inschat.

Algemeen kan gesteld worden dat de verschillen in risicobereidheid mogelijks voortvloeien uit een

verschil in risicoperceptie. Uit de grafiek en bijkomende analyses kan immers worden afgeleid dat

hebzuchtige individuen de risico’s significant minder risicovol inschatten dan niet hebzuchtige

individuen met eenzelfde preventie of niet preventiefocus. Bovendien kan opgemerkt worden dat uit

de analyse van de risicoperceptie blijkt dat niet hebzuchtige individuen met een preventiefocus de

risico’s significant risicovoller inschatten dan niet hebzuchtige individuen zonder preventiefocus. Dit

verschil in risicoperceptie blijkt zich echter niet te vertalen in een verschil in risicovol gedrag.

7.3. Financieel risico

Er werd opnieuw een lineaire regressie uitgevoerd, ditmaal met financieel risico als afhankelijke

variabele. De onafhankelijke variabelen blijven dezelfde als diegene die in 7.1 en 7.2 reeds werden

aangehaald, opnieuw ingegeven in twee verschillende blokken. De belangrijkste output werd

opgenomen in tabel 20. Ook werd er een regressie uitgevoerd met de financiële risicoperceptie als

afhankelijke variabele, om zo de mogelijke invloed van de verschillende factoren op de perceptie van

individuen na te gaan. De output hiervan is opgenomen in tabel 21. De gemiddeldes van de financiële

risicopercepties bij verschillende groepen zijn terug te vinden in tabel 22.

β SE t p F(3,181)

Situatie A -0,08 0,06 -0,82 0,414 10,33

Situatie B -0,23 0,06 -2,47 0,014 10,33

Situatie C 0,46 0,06 4,90 <0,001 10,33

Situatie D 0,31 0,07 3,10 0,002 10,33

Page 67: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

53

Tabel 20: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met financiële risicobereidheid als afhankelijke variabele

Tabel 21: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met financiële risicoperceptie als afhankelijke variabele

Tabel 22: Gemiddelde perceptiescores (financiële risicoperceptie)

β SE t p

Constante 1,33 0,41 3,24 0,001

Algemene Hebzucht 0,08 0,07 0,96 0,338

Algemene Promotie 0,27 0,08 3,41 0,001

Algemene Preventie -0,12 0,07 -1,62 0,108

β SE t p

Constante 0,30 1,41 0,21 0,832

Hebzucht*Promotie -0,11 0,07 -0,20 0,838

Hebzucht*Preventie 0,36 0,07 0,73 0,464

Promotie*Preventie -0,59 0,08 -1,11 0,270

HOOFDEFFECTEN

TWEEWEGS INTERACTIE-EFFECTEN

β SE t p

Constante 5,14 0,36 14,35 <0,001

Algemene Hebzucht 0,01 0,06 0,18 0,859

Algemene Promotie -0,07 0,07 -0,93 0,352

Algemene Preventie 0,23 0,06 2,99 0,003

β SE t p

Constante 7,34 1,23 5,97 <0,001

Hebzucht*Promotie -0,32 0,06 -0,59 0,554

Hebzucht*Preventie 0,54 0,06 1,06 0,276

Promotie*Preventie 0,82 0,07 1,52 0,131

HOOFDEFFECTEN

TWEEWEGS INTERACTIE-EFFECTEN

Gemiddelde perceptiewaarde

Hebzuchtig 5,68

Niet-hebzuchtig 5,63

Promotiegericht 5,69

Niet-promotiegericht 5,62

Preventiegericht 5,74

Niet-preventiegericht 5,55

GEMIDDELD 5,65

Page 68: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

54

7.3.1. Hoofdeffecten

De eerste lineaire regressie, met financiële risicobereidheid als afhankelijke variabele, had een

adjusted R² van 7.5%. (F(3,181)=5.96). Zoals duidelijk wordt uit tabel 20 is er slechts bij 1 hoofdeffect

sprake van een significante invloed, namelijk bij promotie. Hebzucht en preventie blijken geen

significante invloed te hebben op het financieel risicozoekend gedrag van de respondenten. Wat de

significante invloed van promotie betreft, gezien een β-waarde van 0.27 afgelezen kan worden kan

gesteld worden dat promotiegerichte individuen zich financieel risicovoller zullen gedragen dan niet

promotiegerichte individuen.

H2-1 stelt dat promotiegerichte individuen zich gemiddeld gezien risicovoller zullen gedragen dan niet

promotiegerichte individuen. Uit de analyse blijkt dat deze hypothese voor financieel risico aanvaard

kan worden. H1-1, die stelt dat hebzuchtige individuen meer risico’s nemen en H2-2 die stelt dat

preventiegerichte individuen risicoaverser zijn, kunnen niet aanvaard worden op vlak van financiële

risicobereidheid.

De tweede lineaire regressie, met financiële risicoperceptie als afhankelijke variabele had dan weer

een adjusted R² van 5% (F(3,181)=3.25). In tabel 21 is af te lezen dat slechts 1 van de drie

hoofdeffecten, namelijk algemene preventie, een significante invloed heeft op het gepercipieerde

financiële risico. Uit tabel 22 blijkt dat niet preventiegerichte individuen de risico’s als significant

minder risicovol zullen aanwijzen en preventiegerichte individuen als significant risicovoller.

7.3.2. Tweewegs interactie-effecten

Bij de regressie met financiële risicobereidheid als afhankelijke waar interactie-effecten mee in

rekening werden genomen wordt een adjusted R² van 6.8% gevonden (F(6,178)=3.23). Geen van de

interactie-effecten bleek echter een significante invloed te hebben op financiële risicobereidheid.

Elke hypothese met betrekking tot de invloed van de het interactie-effect hebzucht*preventie kan

verworpen worden. Het is immers zo dat er noch een significant interactie-effect is, noch significante

hoofdeffecten van hebzucht en preventie. Concreet gaat het over H4-1 tot en met H4-6.

De andere twee interactie-effecten blijken evenmin significant te zijn. Hier is evenwel een significant

hoofdeffect van promotie gevonden, waardoor er dus wel bepaalde hypotheses over de combinaties

van hebzucht en promotie en van promotie en preventie aanvaard kunnen worden. Voor de

hebzucht-promotie combinaties kunnen H3-1, H3-2 en H3-5 en H3-6 aanvaard worden. H3-3 en H3-4

Page 69: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

55

worden verworpen. Van de promotie-preventie hypotheses worden H2-3, H2-4, H2-7 en H2-8 aanvaard..

H2-5 en H2-6 worden verworpen (cf. figuur 15).

De regressie met financiële risicoperceptie als afhankelijke geeft evenmin significante verschillen aan

voor de drie interactie-effecten.

7.4. Gezondheids- en veiligheidsrisico

In tabel 23 kan de meest relevante output teruggevonden worden van de lineaire regressie met als

afhankelijke variabele gezondheids- en veiligheidsrisico en als onafhankelijke variabelen dezelfde als

diegene die in punt 7.1 en 7.2 gebruikt werden.

In tabel 24 is de belangrijkste output van de lineaire regressie met

gezondheid/veiligheidsrisicoperceptie als afhankelijke variabele dan weer terug te vinden. In tabel 25

kunnen de gemiddelde perceptiewaarden voor verschillende waarden van de onafhankelijken

teruggevonden worden.

Figuur 15: Grafieken met de gecombineerde invloed van hebzucht en promotie (L) en promotie en preventie (R)

Page 70: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

56

Tabel 23: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met gezondheid/veiligheidsrisicobereidheid als afhankelijke variabele

Tabel 24: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met gezondheid/veiligheidsrisicoperceptie als afhankelijke variabele

Tabel 25: Gemiddelde perceptiescores (Gezondheid/veiligheidsrisicoperceptie)

β SE t p

Constante 2,15 0,49 4,42 <0,001

Algemene Hebzucht 0,28 0,08 3,46 0,001

Algemene Promotie 0,06 0,09 0,78 0,437

Algemene Preventie -0,06 0,09 -0,78 0,439

β SE t p

Constante -0,23 1,67 -0,14 0,890

Hebzucht*Promotie -0,14 0,08 -0,27 0,788

Hebzucht*Preventie 0,50 0,08 1,03 0,307

Promotie*Preventie -1,06 0,09 -1,99 0,048

HOOFDEFFECTEN

TWEEWEGS INTERACTIE-EFFECTEN

β SE t p

Constante 5,25 0,37 14,24 <0,001

Algemene Hebzucht -0,24 0,06 -2,93 0,004

Algemene Promotie -0,01 0,07 -0,11 0,912

Algemene Preventie 0,19 0,07 2,47 0,015

β SE t p

Constante 7,38 1,26 5,86 <0,001

Hebzucht*Promotie -0,60 0,06 -1,13 0,260

Hebzucht*Preventie 0,33 0,06 0,69 0,494

Promotie*Preventie 1,14 0,07 2,13 0,034

HOOFDEFFECTEN

TWEEWEGS INTERACTIE-EFFECTEN

Gemiddelde perceptiewaarde

Hebzuchtig 5,06

Niet-hebzuchtig 5,38

Promotiegericht 5,14

Niet-promotiegericht 5,31

Preventiegericht 5,26

Niet-preventiegericht 5,19

GEMIDDELD 5,23

Page 71: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

57

7.4.1. Hoofdeffecten

De lineaire regressie met gezondheids- en veiligheidsrisico als afhankelijke en met de hoofdeffecten

als onafhankelijke variabelen heeft een verklaringskracht van 7.2% (F(3,181)=5.74). Ook hier kan

slechts bij een van de hoofdeffecten een significante invloed opgemerkt worden. Meer concreet

heeft de dispositionele hebzucht van een individu een positieve invloed op de mate van risicovol

gedrag op vlak van gezondheids- en veiligheidsrisico’s. Een hebzuchtig individu zal zich dus gemiddeld

gezien risicovoller gedragen dan een niet-hebzuchtig persoon, tenminste wat betreft gezondheids-

en veiligheidsrisico’s. De andere twee onafhankelijken, namelijk promotie en preventie, blijken geen

significante invloed te hebben op dit type risico.

Op vlak van gezondheids- en veiligheidsrisicobereidheid kan H1-1 aanvaard worden. Uit de regressie-

analyse blijkt immers dat hebzuchtige individuen zich gemiddeld gezien risicovoller gedragen dan

niet-hebzuchtige individuen. H2-1 en H2-2, die handelen over het effect van promotie dan wel

preventie op risicobereidheid kunnen niet aanvaard worden voor gezondheids- en

veiligheidsrisicobereidheid.

Bij de regressie met gezondheid/veiligheidsrisicoperceptie als afhankelijke variabele en de

hoofdeffecten als onafhankelijke is de adjusted R² 5.1% (F(3,181)= 4.31). Uit tabel 24 kan bovendien

afgelezen worden dat er bij hebzucht en preventie een significant verband gevonden is met de

gezondheid/veiligheidsperceptie. Uit tabel 25 kan afgeleid worden dat deze significante verschillen

zowel op vlak van hebzucht als op vlak van preventie zich vertalen in een hogere risicoperceptie voor

preventiegerichte en niet-hebzuchtige individuen en voor een lagere risicoperceptie bij niet-

preventiegerichte en hebzuchtige individuen.

7.4.2. Tweewegs interactie-effecten

Algemeen kan vermeld worden dat het lineaire regressiemodel met als onafhankelijken hebzucht,

promotie, preventie, hebzucht*promotie, hebzucht*preventie en promotie*preventie en als

afhankelijke gezondheid/veiligheidrisico een verklaringskracht van 8.2% heeft (F(6,178)=3.74). Zoals

afgelezen kan worden in tabel 23 is er in het geval van gezondheids- en veiligheidsrisico wel een

significant interactie-effect op te merken. Meer bepaald gaat het over het interactie-effect tussen

promotie en preventie. Dit significante interactie-effect dient van naderbij bestudeerd te worden

met behulp van een simple slope analyse.

Page 72: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

58

De twee niet significante interactie-effecten hebzucht*promotie en hebzucht*preventie betekenen

concreet dat deze gecombineerde persoonlijkheidskenmerken geen andere effecten opleveren dan

de persoonlijkheidskenmerken apart. Gezien er bij de hoofdeffecten een significant verband

gevonden werd van hebzucht kunnen volgende conclusies getrokken worden: voor de hebzucht-

promotie combinaties kunnen H3-3, H3-4, H3-5 en H3-6 aanvaard worden. H3-1 en H3-2 dienen, gezien het

afwezig zijn van een hoofdeffect van promotie, verworpen te worden. Wat de hebzucht-preventie

hypotheses betreft kan gesteld worden dat H4-3 H4-4, H4-5 en H4-6 aanvaard kunnen worden. H4-1 en H4-2

dienen, opnieuw vanwege de afwezigheid van een significant hoofdeffect van preventie, verworpen

te worden. (cf. figuur 16)

De lineaire regressie met gezondheid/veiligheidsrisicoperceptie als afhankelijke en de hoofd- en

interactie-effecten als onafhankelijke variabelen heeft een verklaringskracht van 7.4%

(F(6,178)=3.44). Wanneer de belangrijkste output hiervan, weergegeven in tabel 24, van naderbij

bekeken wordt, kan een significante invloed van het promotie*preventie interactie-effect op

gezondheid/veiligheidsrisicoperceptie opgemerkt worden. Ook hier zal een simple slope analyse de

concrete betekenis van dit significant effect duidelijker maken.

Figuur 16: Grafieken met de gecombineerde invloed van hebzucht en promotie (L) en hebzucht en preventie (R)

Page 73: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

59

Figuur 17: Grafiek met hoofdeffecten van promotie en preventie en het interactie-effect van promotie en preventie bij gezondheid/veiligheid risicobereidheid

Opnieuw zullen verschillende punten in figuur 17 met elkaar vergeleken worden en zal onderzocht

worden of er tussen verschillende soorten individuen een significant verschil op te merken is op vlak

van gezondheids- en veiligheidsrisicozoekend gedrag.

In een eerste simple slope analyse wordt promotie als ‘moderator’ en preventie als onafhankelijke

variabele gekozen. Uit de output kan afgeleid worden dat er in situatie A geen significant verschil op

te merken is tussen beide punten. Dit betekent concreet dat er geen verschil is qua gezondheids – en

veiligheidsrisico tussen promotiegerichte individuen met of zonder een preventiegerichtheid. H2-5 kan

verworpen worden. Ook voor situatie B kan geen significant verschil opgemerkt worden. Er is dus

bijgevolg evenmin een verschil tussen niet promotiegerichte individuen met of zonder

preventiegerichtheid op vlak van gezondheids- en veiligheidsrisico. Ook H2-6 dient dus verworpen te

worden op vlak van gezondheids- en veiligheidsrisico.

Uit een tweede simple slope analyse, met preventie als ‘moderator’ en promotie als onafhankelijke,

kan afgeleid worden dat er in situatie C geen significant verschil is tussen de twee punten. Er is dus

geen significant verschil in risicozoekend gedrag tussen preventiegerichte individuen met of zonder

promotiegerichtheid, wat impliceert dat H2-3 verworpen dient te worden. In situatie D kan er echter

wel een significant verschil opgemerkt worden. Niet preventiegerichte, promotiegerichte individuen

gedragen zich significant risicovoller op vlak van gezondheid en veiligheid dan niet preventie, niet

promotiegerichte individuen. H2-4 kan dus wel aanvaard worden

Page 74: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

60

Tabel 26: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen promotie en preventie op gezondheid/veiligheidsrisicobereidheid

Gezien slechts 1 van de 4 puntenkoppels significant van elkaar verschilt is enige voorzichtigheid

omtrent het nemen van eventuele besluiten over de ‘diagonale’ puntenkoppels aangewezen. Op de

grafiek kan immers al opgemerkt worden dat er op het eerste zicht geen verschil blijkt te zijn tussen

promotiegerichte, preventiegerichte individuen en niet promotiegerichte, niet preventiegerichte

individuen. Wanneer aan de hand van de andere reeds bewezen verbanden een redenering wordt

opgebouwd kan er bovendien zowel beredeneerd worden dat er geen significant verschil is, als dat er

wel een zou zijn. Gezien er dus weinig eenduidigheid is over het al dan niet aanwezig zijn van een

significant verschil, wordt geopteerd om hier geen aannames over te doen. Wat het andere

‘diagonale’ puntenkoppel betreft: Gezien er ook hieromtrent, door het afwezig zijn van voldoende

bewezen significante verschillen, niet met grote zekerheid een besluit kan worden getrokken, wordt

ook voor dit puntenkoppel geopteerd om geen uitspraken te doen over het al dan niet significante

verschil tussen beide punten. Dit houdt in dat er over de correctheid van H2-7 en H2-8 op vlak van

gezondheids- en veiligheidsrisico geen uitspraken gedaan kunnen worden.

Door het gebrek aan uitspraken over de diagonale puntenkoppels kan opnieuw geen globale

uitspraak gedaan worden over het al dan niet significant verschillen van een of meer punten met de

overige punten.

Voor de analyse van het promotie*preventie interactie-effect op

gezondheid/veiligheidsrisicoperceptie worden opnieuw twee simple slope analyses uitgevoerd

waarbij de puntenkoppels A, B, C en D vergeleken zullen worden. (cf. figuur 18)

β SE t p F(3,181)

Situatie A -0,10 0,11 -1,08 0,282 2,62

Situatie B 0,10 0,11 1,07 0,288 2,62

Situatie C 0,02 0,13 0,14 0,887 2,62

Situatie D 0,22 0,10 2,70 0,008 2,62

Page 75: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

61

Figuur 18: Grafiek met hoofdeffecten van promotie en preventie en het interactie-effect van promotie en preventie bij gezondheid/veiligheid risicoperceptie

In een eerste simple slope analyse werd promotie als ‘moderator’ en preventie als onafhankelijke

variabele gekozen. Uit de analyse, waarvan de meest relevante output terug te vinden is in tabel 27,

werd duidelijk dat er in situatie A een significant verschil is tussen de twee verschillende punten.

Promotiegerichte, preventiegerichte individuen percipiëren het gezondheids- en veiligheidrisico als

risicovoller dan promotiegerichte, niet preventiegerichte individuen. Wat de punten in situatie B

betreft, hier is geen statistisch significant verschil waar te nemen. Niet promotiegerichte individuen

met of zonder preventiefocus vinden gezondheids- en veiligheidsrisico’s even risicovol.

Een tweede simple slope analyse werd uitgevoerd met preventie als ‘moderator’ en promotie als

onafhankelijke variabele. Hieruit bleek dat er in situatie C geen significant verschil op te merken is,

wat dus concreet betekent dat preventiegerichte individuen met of zonder promotiefocus de risico’s

als even risicovol percipiëren. In situatie D is er dan wel weer een significant verschil. Niet

preventiegerichte, niet promotiegerichte individuen vinden de gezondheids- en veiligheidsrisico’s

risicovoller dan niet preventiegerichte, promotiegerichte individuen.

Tabel 27: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen promotie en preventie op gezondheid/veiligheidsrisicoperceptie

β SE t p F(3,181)

Situatie A 0,27 0,08 2,78 0,006 2,95

Situatie B 0,01 0,08 0,08 0,940 2,95

Situatie C 0,09 0,10 0,78 0,436 2,95

Situatie D -0,17 0,07 -2,09 0,038 2,95

Page 76: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

62

Voor de diagonale vergelijking van de puntenkoppels kan het volgende beredeneerd worden: gezien

het niet significante verschil in B en het significante verschil in D, kan met vrij grote waarschijnlijkheid

worden aangenomen dat preventiegerichte, niet promotiegerichte individuen de gezondheids- en

veiligheidsrisico’s als risicovoller percipiëren dan de niet preventiegerichte, promotiegerichte

individuen. Wat het andere diagonale koppel betreft kan gesteld worden dat, gezien de afwezigheid

van een significant verschil bij de koppels D en C, er hoogstwaarschijnlijk geen significant verschil

aanwezig zal zijn tussen promotiegerichte, preventiegerichte individuen en niet promotiegerichte,

niet preventiegerichte individuen.

Het combineren van voorgaande analyses leidt tot de conclusie dat promotiegerichte, niet

preventiegerichte individuen significant zullen verschillen van alle andere punten op vlak van

gezondheids- en veiligheidsrisicoperceptie

7.5. Recreatief risico

Een nieuwe lineaire regressie werd uitgevoerd, opnieuw met dezelfde onafhankelijke variabelen als

in 7.1 en 7.2. De afhankelijke variabele deze keer was recreatief risico. In tabel 28 kunnen de

belangrijkste outputgegevens teruggevonden worden.

Hier werd eveneens een lineaire regressie uitgevoerd met de recreatieve risicoperceptie als

afhankelijke variabele. De onafhankelijke variabelen zijn dezelfde als deze die in voorgaande

regressies gebruikt werden. De meest relevante outputgegevens van deze regressie zijn terug te

vinden in tabel 29. In tabel 30 zijn de gemiddelde perceptiewaardes opgenomen voor verschillende

waarden van de onafhankelijken.

Tabel 28: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met recreatieve risicobereidheid als afhankelijke variabele

β SE t p

Constante 2,49 0,71 3,52 0,001

Algemene Hebzucht 0,16 0,12 1,98 0,049

Algemene Promotie 0,15 0,13 1,88 0,062

Algemene Preventie -0,19 0,13 -2,56 0,011

β SE t p

Constante -0,52 2,41 -0,22 0,829

Hebzucht*Promotie -0,95 0,11 -1,80 0,073

Hebzucht*Preventie 0,86 0,12 1,79 0,075

Promotie*Preventie -0,61 0,13 -1,14 0,255

HOOFDEFFECTEN

TWEEWEGS INTERACTIE-EFFECTEN

Page 77: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

63

Tabel 29: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met recreatieve risicoperceptie als afhankelijke variabele

Tabel 30: Gemiddelde perceptiescores (recreatieve risicoperceptie)

7.5.1. Hoofdeffecten

De lineaire regressie met recreatief risico als afhankelijke variabele had een verklaringskracht van

5.9% (F(3,181)=4.84). Zoals afgelezen kan worden uit tabel 28 blijken zowel algemene hebzucht als

algemene preventie een significante invloed te hebben op recreatief risicozoekend gedrag. Concreet

is het zo dat hoe hebzuchtiger het individu is, hoe meer recreatief risico hij zal nemen. Wat

preventiegerichtheid betreft is het dan weer zo dat een hogere preventiegerichtheid gepaard gaat

met een lagere mate van recreatief risicovol gedrag. Algemene promotiegerichtheid heeft volgens de

strikte p-waarde grens van 0.05 geen significante invloed op recreatieve risicobereidheid. Echter, met

een p-waarde van 0.062 kan de invloed van promotie toch nog marginaal significant genoemd

worden. Promotiegerichte individuen zullen zich gemiddeld gezien risicovoller gedragen wat betreft

recreatieve risico’s dan niet promotiegerichte individuen.

β SE t p

Constante 4,94 0,55 9,07 <0,001

Algemene Hebzucht -0,12 0,09 -1,49 0,138

Algemene Promotie -0,16 0,10 -2,03 0,044

Algemene Preventie 0,27 0,10 3,65 <0,001

β SE t p

Constante 7,62 1,88 4,05 <0,001

Hebzucht*Promotie 0,28 0,09 0,53 0,599

Hebzucht*Preventie -0,32 0,09 -0,66 0,511

Promotie*Preventie 0,81 0,10 1,52 0,130

HOOFDEFFECTEN

TWEEWEGS INTERACTIE-EFFECTEN

Gemiddelde perceptiewaarde

Hebzuchtig 4,67

Niet-hebzuchtig 5,10

Promotiegericht 4,76

Niet-promotiegericht 5,03

Preventiegericht 5,03

Niet-preventiegericht 4,75

GEMIDDELD 4,90

Page 78: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

64

Zowel H1-1, H2-1 als H2-2 kunnen voor recreatief risico aanvaard worden. Hebzuchtige individuen zijn

inderdaad risicozoekender dan niet-hebzuchtige individuen op vlak van recreatief risico (=H1-1).

Promotiegerichte individuen gedragen zich eveneens risicovoller dan niet promotiegerichte

individuen (=H2-1). Tot slot gedragen preventiegerichte individuen zich significant risicoaverser dan

niet preventiegerichte individuen (=H2-2).

De regressie met recreatieve risicoperceptie als afhankelijke variabele had een adjusted R² van 7.7%

(F(3,181)=6.11). Uit deze regressie bleek dat twee hoofdeffecten, namelijk promotie en preventie

een significante invloed uitoefenen op de mate van gepercipieerd recreatief risico. Wanneer tabel 30

mee in rekening wordt gebracht kan besloten worden dat zowel promotiegerichte als niet-

preventiegerichte individuen de risico’s merkelijk minder riskant percipiëren terwijl het omgekeerde

kan gezegd worden over de individuen met een preventiefocus of zonder promotiefocus.

7.5.2. Tweewegs interactie-effecten

Wat de eerste regressie met de interactie-effecten toegevoegd betreft, kan een adjusted R² van 8.3%

opgemerkt worden (F(6,178)=3.77). Uit tabel 28 kan afgeleid worden dat geen enkel interactie-effect

een significante invloed heeft op recreatieve risicobereidheid, tenminste niet indien geoordeeld

wordt aan de hand van de strikte p-waarde grens 0.05. Echter, het interactie-effect tussen hebzucht

en promotie en dat tussen hebzucht en preventie kan telkens als marginaal significant omschreven

worden. Deze twee interactie-effecten zullen dan ook van naderbij bestudeerd worden aan de hand

van een simple slope analyse.

Wat het niet significante promotie*preventie interactie-effect betreft: dit betekent concreet dat de

combinatie van promotie*preventie geen ander effect zal hebben dan de persoonlijkheidskenmerken

apart. Gezien de hoofdeffecten van zowel promotie als preventie significant zijn, kunnen evenwel

enkele conclusies getrokken worden met betrekking tot het aanvaarden en verwerpen van de

promotie-preventie hypotheses. (cf. figuur 19). H2-3, H2-4, H2-5, H2-6 en H2-7 kunnen aanvaard worden.

Over H2-8 kunnen niet met zekerheid uitspraken gedaan worden.

Page 79: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

65

Figuur 19: Grafiek met gecombineerd effect van promotie en preventie

Voor de regressie met de risicoperceptie als afhankelijke (adj R²=8% ; F(6,178)=3.67) bleek geen

enkel interactie-effect een significante invloed uit te oefenen.

A. Hebzucht*Promotie interactie-effect

Opnieuw zal onderzocht worden of er significante verschillen bestaan tussen de verschillende

puntenkoppels A, B, C en D (cf. figuur 20).

Figuur 20: Grafiek met hoofdeffecten van hebzucht en promotie en het interactie-effect van hebzucht en promotie bij recreatieve risicobereidheid

Een eerste simple slope analyse wordt uitgevoerd met hebzucht als ‘moderator’ en promotie als

onafhankelijke. Uit deze analyse wordt duidelijk dat er in situatie A geen significant verschil op te

merken is. Promotiegerichte en niet promotiegerichte hebzuchtige individuen gedragen zich met

Page 80: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

66

andere woorden even risicovol op vlak van recreatief risico. H3-1 kan verworpen worden. Wat situatie

B betreft kan wel een significant verschil opgemerkt worden. Niet-hebzuchtige promotiegerichte

individuen gedragen zich significant risicovoller dan niet-hebzuchtige, niet promotiegerichte

individuen, wat leidt tot het aanvaarden van H3-2.

In een tweede simple slope analyse wordt promotie als ‘moderator’ gekozen en hebzucht als

onafhankelijke. Uit de analyse wordt duidelijk dat de twee punten in situatie C niet significant van

elkaar blijken te verschillen. Dit betekent dat er geen significant verschil is qua recreatief

risicozoekend gedrag tussen promotiegerichte hebzuchtige en promotiegerichte niet hebzuchtige

individuen en dus kan H3-3 verworpen worden. De punten in situatie D verschillen dan weer wel

significant van elkaar, wat betekent dat individuen zonder een promotiefocus zich significant

risicovoller gaan gedragen als ze hebzuchtig zijn in vergelijking met hun niet-hebzuchtige tegenpolen.

H3-4 kan bijgevolg wel aanvaard worden op vlak van recreatieve risicobereidheid.

Tabel 31: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen hebzucht en promotie bij recreatieve risicobereidheid

Wat de diagonale vergelijking van de punten betreft kan afgeleid worden dat promotiegerichte

hebzuchtigen zich significant risicovoller gaan gedragen op vlak van recreatief risico dan niet

promotiegerichte, niet-hebzuchtige individuen. H3-5 kan aanvaard worden. Niet hebzuchtige

promotiegerichte individuen verschillen dan weer niet significant van hebzuchtige niet

promotiegerichte individuen op vlak van recreatief risico. Dit betekent dat H3-6 verworpen dient te

worden.

Het combineren van de verschillende analyses leidt tot de conclusie dat niet promotiegerichte, niet

hebzuchtige individuen op vlak van recreatieve risicobereidheid significant zullen verschillen van alle

andere punten.

B. Hebzucht*Preventie interactie-effect

Opnieuw zal onderzocht worden of er tussen de verschillende puntenkoppels in de grafiek (cf. figuur

21) significante verschillen zijn op te merken.

β SE t p F(3,181)

Situatie A 0,00 0,18 -0,03 0,975 3,67

Situatie B 0,23 0,16 2,34 0,021 3,67

Situatie C 0,01 0,14 0,09 0,925 3,67

Situatie D 0,24 0,16 2,25 0,025 3,67

Page 81: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

67

Figuur 21: Grafiek met hoofdeffecten van hebzucht en preventie en het interactie-effect van hebzucht en preventie bij recreatieve risicobereidheid

In een eerste simple slope analyse wordt hebzucht als ‘moderator’ ingegeven en preventie als

onafhankelijke. Uit de analyse wordt duidelijk dat in situatie A geen significant verschil kan

opgemerkt worden. Hebzuchtige individuen met of zonder preventiefocus gedragen zich met andere

woorden even risicovol. H4-1 dient met andere woorden verworpen te worden. In situatie B kan wel

een significant verschil opgemerkt worden. Concreet betekent dit dat niet-hebzuchtige individuen

zonder preventiefocus zich significant risicovoller zullen gedragen dan niet-hebzuchtige individuen

zonder preventiefocus, tenminste op vlak van recreatief risico. H4-2 blijkt dus op te gaan voor

recreatieve risicobereidheid.

Een tweede simple slope analyse werd uitgevoerd met preventie als ‘moderator’ en hebzucht als

onafhankelijke variabele. Hieruit bleek dat er in situatie C sprake is van een significant verschil.

Preventiegerichte hebzuchtige individuen zullen zich significant risicovoller gedragen dan

preventiegerichte niet-hebzuchtige individuen, wat dus wil zeggen dat H4-3 aanvaard kan worden . Uit

de analyse blijkt ook nog dat er in situatie D gesproken kan worden van een marginaal significant

verschil tussen de punten. Niet preventiegerichte hebzuchtige individuen gedragen zich marginaal

significant risicovoller als niet preventiegerichte, niet-hebzuchtige individuen. Dit laatste houdt in dat

H4-4 aanvaard kan worden.

Tabel 32: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen hebzucht en preventie bij recreatieve risicobereidheid

β SE t p F(3,181)

Situatie A -0,13 0,16 -1,32 0,189 3,80

Situatie B -0,23 0,17 -2,23 0,027 3,80

Situatie C 0,27 0,15 2,61 0,010 3,80

Situatie D 0,17 0,15 1,69 0,093 3,80

Page 82: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

68

Opnieuw kunnen de puntenkoppels ook diagonaal met elkaar vergeleken worden. Er wordt, gezien

het slechts marginale verschil in situatie D, geopteerd om geen uitspraken te doen over het al dan

niet significant verschillen van niet preventiegerichte, niet hebzuchtige individuen en

preventiegerichte, hebzuchtige individuen. Het is immers niet mogelijk om met redelijke zekerheid

een standpunt hierover in te nemen. Er blijkt daarentegen wel een significant verschil aanwezig te

zijn tussen preventiegerichte, niet hebzuchtige individuen en niet preventiegerichte, hebzuchtige

individuen. Deze laatste groep blijkt zich significant risicovoller te gedragen dan de eerste groep, wat

wil zeggen dat H4-5 aanvaard kan worden op vlak van recreatieve risicobereidheid.

Uit bovenstaande analyses kan geconcludeerd worden dat niet hebzuchtige, preventiegerichte

individuen op vlak van recreatieve risicobereidheid significant zullen verschillen van alle andere

punten.

7.6. Sociaal risico

Opnieuw diende de invloed van de verschillende hoofd- en interactie-effecten te worden nagegaan,

ditmaal op sociaal risico. Er werd dan ook opnieuw geopteerd voor een lineaire regressie met de drie

hoofdeffecten en de drie interactie-effecten als onafhankelijke variabelen. Afhankelijke variabele van

de lineaire regressie was sociaal risico. In tabel 33 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste

outputvariabelen.

Ook hier werd de invloed van de drie hoofd- en interactie-effecten op gepercipieerd sociaal risico

nagegaan. Een nieuwe lineaire regressie werd uitgevoerd met sociale risicoperceptie als afhankelijke

en de drie hoofd- en interactie-effecten, ingegeven in twee aparte blokken, als onafhankelijken.

Page 83: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

69

Tabel 33: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met sociaal risico als afhankelijke variabele

Tabel 34: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met sociale risicoperceptie als afhankelijke variabele

Tabel 35: Gemiddelde perceptiescores (sociale risicoperceptie)

β SE t p

Constante 5,62 0,34 16,76 <0,001

Algemene Hebzucht -0,09 0,06 -1,15 0,250

Algemene Promotie 0,12 0,06 1,51 0,133

Algemene Preventie -0,30 0,06 -4,03 <0,001

β SE t p

Constante 5,71 1,16 4,92 <0,001

Hebzucht*Promotie -0,08 0,05 -0,14 0,886

Hebzucht*Preventie 0,77 0,06 1,60 0,112

Promotie*Preventie -0,51 0,06 -0,96 0,340

HOOFDEFFECTEN

TWEEWEGS INTERACTIE-EFFECTEN

β SE t p

Constante 1,69 0,40 4,29 <0,001

Algemene Hebzucht 0,04 0,07 0,58 0,566

Algemene Promotie -0,11 0,07 -1,51 0,132

Algemene Preventie 0,45 0,07 6,39 <0,001

β SE t p

Constante 0,64 1,36 0,47 0,640

Hebzucht*Promotie -1,09 0,06 -2,20 0,029

Hebzucht*Preventie 0,02 0,07 0,03 0,973

Promotie*Preventie 0,46 0,07 0,92 0,357

HOOFDEFFECTEN

TWEEWEGS INTERACTIE-EFFECTEN

Gemiddelde perceptiewaarde

Hebzuchtig 3,17

Niet-hebzuchtig 3,08

Promotiegericht 3,09

Niet-promotiegericht 3,16

Preventiegericht 3,41

Niet-preventiegericht 2,81

GEMIDDELD 3,13

Page 84: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

70

7.6.1. Hoofdeffecten

Eerst en vooral kan opgemerkt worden dat deze regressie een verklaringskracht had van 8.8%

(F(3,181)=6.92). Verder kan naar tabel 33 verwezen worden, waaruit kan afgelezen worden dat

slechts 1 van de drie hoofdeffecten, en meer bepaald preventie, een significante invloed uitoefent op

de mate van sociaal risicovol gedrag van de respondent. Met een β-waarde van -0.30 betekent deze

significante invloed meer concreet dat individuen die hoger scoren op vlak van preventiegerichtheid

zich minder risicovol zullen gaan gedragen dan individuen die lager scoren wat preventiegerichtheid

betreft. Algemene hebzucht en algemene promotie blijken geen significante invloed uit te oefenen

op de mate van sociaal risicovol gedrag.

H2-2 kan bevestigd worden voor sociaal risico; preventiegerichte individuen zijn inderdaad

risicoaverser dan niet preventiegerichte individuen op vlak van sociale risico’s. H1-1, die stelt dan

hebzuchtige individuen risicozoekender zijn dan niet hebzuchtige individuen, en H2-1, die stelt dat

promotiegerichte individuen risicozoekender zijn dan niet promotiegerichte individuen, kunnen niet

aanvaard worden voor sociaal risico.

Wat de regressie met sociale risicoperceptie als afhankelijke variabele betreft, hier kan een

verklaringskracht van 18.6% teruggevonden worden (F(3,181)=15.02). Verder blijkt dat enkel

algemene preventie een significante invloed uitoefent op de grootte van het gepercipieerde risico.

Wanneer ook de cijfers uit tabel 35 mee in rekening worden gebracht blijkt dat preventiegerichte

individuen de risico’s merkelijk risicovoller percipiëren. Anderzijds kan ook opgemerkt worden dat dit

significante verschil zich ook uit in een lagere risicoperceptie bij niet-preventiegerichte individuen.

7.6.2. Tweewegs interactie-effecten

Wat de regressie inclusief interactie-effecten betreft kan een verklaringskracht van 8.7% opgemerkt

worden (F(6,178)=3.91). Geen van de drie interactie-effecten blijkt een significante invloed uit te

oefenen op het sociaal risicozoekend gedrag van een individu (cf. tabel 33).

Gezien het hebzucht*promotie interactie-effect niet significant blijkt te zijn en gezien noch hebzucht,

noch promotie significante hoofdeffecten waren, dienen alle hypotheses omtrent de gecombineerde

invloed van hebzucht en promotie op risicobereidheid verworpen te worden. Concreet gaat het om

H3-1 tot en met H3-6.

Page 85: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

71

Ook de twee andere interactie-effecten bleken niet significant. Hier is echter wel een significant

hoofdeffect van preventie op te merken, waardoor er wel bepaalde conclusies omtrent het

aanvaarden van hypotheses getrokken kunnen worden. (cf. figuur 22). Van de hypotheses waar

hebzucht en preventie gecombineerd werden kunnen H4-1, H4-2, H4-5 en H4-6 aanvaard worden.H4-3 en

H4-4 dienen verworpen te worden. Bij de hypotheses over promotie en preventie kunnen H2-5, H2-6 en

H2-7 aanvaard worden. Over H2-8 kan niet met voldoende zekerheid een uitspraak over gedaan

worden. H2-3 en H2-4 dienen verworpen te worden.

De regressie met gepercipieerd sociaal risico heeft een verklaringskracht van 19.4% (F(3,181)=8.40).

Verder kan uit tabel 34 worden afgeleid dat enkel het interactie-effect hebzucht*promotie een

significante invloed uitoefent op het gepercipieerde risico. Gezien dit significante effect in perceptie

zich niet vertaalt in een significant interactie-effect en gezien noch hebzucht, noch promotie een

significante invloed hebben op sociale risicobereidheid, wordt dit hier dan ook niet verder

onderzocht.

7.7. Risicobereidheid gemeten door de goktest

Naast de DOSPERT en haar verschillende risico-subschalen kan ook nog onderzocht worden of de

hoofd- en interactie-effecten een invloed blijken te hebben op de risicobereidheid van het individu

gemeten door de goktest. De procedure hier blijft gelijk aan die in alle voorgaande secties. De drie

hoofdeffecten en de drie interactie-effecten worden in twee aparte blokken ingevoegd bij de lineaire

regressie. Als afhankelijke variabele wordt het ‘percentage riskante keuze’ genomen. Dit percentage

is immers een continue variabele die per individu weergeeft in hoeveel procent van de gevallen hij/zij

Figuur 22: Grafieken met de gecombineerde invloed van hebzucht en preventie (L) en promotie en preventie (R)

Page 86: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

72

koos om te gokken. Hoe hoger dit percentage, hoe riskanter het individu zich gedragen heeft. In tabel

36 kunnen de belangrijkste outputwaarden van deze lineaire regressie teruggevonden worden.

Tabel 36: Overzicht van hoofd- en interactie-effecten met percentage riskante keuze als afhankelijke variabele

7.7.1. Hoofdeffecten

Uit tabel 36 kan afgelezen worden dat geen van de drie onderzochte hoofdeffecten een significante

invloed uitoefent op risicovol gedrag gemeten door de goktest. De p-waardes zijn bovendien

dermate hoog dat elke invloed afwezig lijkt te zijn.

Noch H1-1, noch H2-1, noch H2-2 kunnen aanvaard worden voor risicobereidheid gemeten door de

goktest.

7.7.2. Tweewegs interactie-effecten

Ook bij de lineaire regressie waarin interactie-effecten mee in rekening werden gebracht blijft een

significante invloed uit. Geen van de drie interactie-effecten blijkt het ‘percentage riskante keuze’

significant te beïnvloeden, tenminste niet als de strikte 0.05 afkapgrens voor de p-waarde

gehanteerd wordt. Er kan wel een marginaal significant verschil opgemerkt worden voor het

interactie-effect tussen hebzucht en promotie. Dit marginaal significante verband zal van naderbij

bestudeerd worden aan de hand van een simple slope analyse. Concreet zal bij de simple slope

analyse nagegaan worden of de punten van de puntenkoppels A, B, C en D (cf. figuur 23) significant

van elkaar verschillen.

β SE t p

Constante 21,97 10,93 2,01 0,046

Algemene Hebzucht 0,01 1,82 0,14 0,887

Algemene Promotie 0,00 2,05 -0,05 0,958

Algemene Preventie 0,03 1,94 0,36 0,723

β SE t p

Constante 11,06 37,78 0,29 0,770

Hebzucht*Promotie 0,93 1,77 -1,67 0,096

Hebzucht*Preventie -0,04 1,86 -0,08 0,934

Promotie*Preventie 0,61 2,05 1,09 0,278

HOOFDEFFECTEN

TWEEWEGS INTERACTIE-EFFECTEN

Page 87: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

73

Er kan, wat de hypotheses betreft, wel al vermeld worden dat de hypotheses over de invloed van het

interactie-effect promotie*preventie en het interactie-effect hebzucht*preventie verworpen kunnen

worden. Dit gezien het afwezig zijn van significante interactie-effecten en significante hoofdeffecten

van hebzucht, promotie en preventie Het gaan dan meer bepaald over de hypotheses H2-3 tot en met

H2-8 en H4-1 tot en met H4-6.

Figuur 23: Grafiek met hoofdeffecten van hebzucht en promotie en het interactie-effect van hebzucht en preventie bij percentage riskante optie

Een eerste simple slope analyse, met hebzucht als ‘moderator’ en promotie als onafhankelijke

variabele maakt duidelijk dat er noch in situatie A, noch in situatie B sprake is van significante

verschillen tussen de punten. Hebzuchtige individuen met of zonder promotiefocus gedragen zich

dus even risicovol bij de goktest (A), wat wil zeggen dat H3-1 verworpen dient te worden . Ook niet-

hebzuchtige individuen gedragen zich, onafhankelijk van hun al dan niet promotiegerichtheid, even

risicovol op de goktest (B). Bijgevolg zal H3-2 eveneens verworpen worden.

Een tweede simple slope analyse, ditmaal met promotie als ‘moderator’ en hebzucht als

onafhankelijke wijst ook in situatie C en D op een afwezigheid van significante verschillen.

Promotiegerichte individuen gaan zich, ongeacht hun hebzuchtig, dan wel niet hebzuchtig karakter,

even risicovol gedragen. H3-3 kan dus verworpen worden. Ook niet promotiegerichte individuen

gedragen zich even risicovol, onafhankelijk van hun hebzuchtig of niet-hebzuchtige persoonlijkheid,

wat dus het verwerpen van H3-4 tot gevolg heeft.

Page 88: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

74

Tabel 37: Simple slope analyse van het interactie-effect tussen hebzucht en promotie bij percentage riskante optie

Gezien geen van de vier puntenkoppels significant is, kan ook besloten worden dat er bij de

‘diagonale’ puntenvergelijking geen significante verschillen zullen terug te vinden zijn. Anders

gesteld, promotiegerichte hebzuchtigen gedragen zich even risicovol als niet promotiegerichte niet-

hebzuchtigen (= verwerpen van H3-5) en niet-promotiegerichte hebzuchtigen gedragen zich even

risicovol als promotiegerichte, niet-hebzuchtigen (= verwerpen H3-6) .

β SE t p F(3,181)

Situatie A -0,06 2,20 -0,63 0,530 0,64

Situatie B 0,12 2,37 1,08 0,282 0,64

Situatie C -0,10 2,77 -0,94 0,350 0,64

Situatie D 0,08 2,49 0,78 0,438 0,64

Page 89: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

75

8. Bijkomende analyses

Naast de analyses van de hoofd- en tweewegs interactie-effecten is het ook mogelijk om de invloed

van het interactie-effect hebzucht*promotie*preventie op risicobereidheid te testen. Het al dan niet

significant zijn van dit driewegs interactie-effect werd getest aan de hand van een lineaire regressie

met als onafhankelijken alle hoofdeffecten (hebzucht, promotie en preventie), alle tweewegs

interactie-effecten (hebzucht*promotie, hebzucht*preventie en promotie*preventie) en het

driewegs interactie-effect hebzucht*promotie* preventie. Als afhankelijke variabele werd om de

beurt een soort risico gekozen.

Uit deze analyses bleek echter dat in veruit de meeste gevallen geen significant driewegs interactie-

effect opgemerkt kon worden. Dit is het geval bij de algemene DOSPERT risicobereidheid, ethische

risicobereidheid, financiële risicobereidheid, gezondheids- en veiligheidsrisicobereidheid en

recreatieve risicobereidheid. Het afwezig zijn van een significant driewegs interactie-effect betekent

dus dat het bijvoegen van een derde variabele geen invloed heeft op het gedrag van de twee andere

variabelen. Bijgevolg zijn dergelijke uitkomsten eerder irrelevant voor het onderzoek. Vandaar werd

ook geopteerd om in dit afzonderlijke deel enkel de significante driewegs interactie-effecten te

bespreken, wat in dit geval concreet neerkomst op de invloed van het driewegs interactie-effect op

sociale risicobereidheid.

8.1. Driewegs interactie-effect: sociale risicobereidheid

De belangrijkste output van de uitgevoerde regressie met sociale risicobereidheid als afhankelijke

variabele kan teruggevonden worden in tabel 38. Verder kan nog vermeld worden dat deze regressie

een verklaringskracht van 10.8% had (F(7,177)= 4.18). Er blijkt dus dat het

hebzucht*promotie*preventie interactie-effect een significante invloed uitoefent op de mate van

sociaal risicovol gedrag. Om nu te weten te komen wat dit precies betekent dient een bijkomende

simple slope analyse uitgevoerd te worden.

Tabel 38: Overzicht van het driewegs interactie-effect met sociale risicobereidheid als afhankelijke variabele

β SE t p

Constante 11,64 2,83 4,12 <0,001

Hebzucht*Promotie*Preventie -5,44 0,05 -2,29 0,023

DRIEWEGS INTERACTIE-EFFECTEN

Page 90: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

76

Figuur 24: Grafiek met de invloed van hebzucht, promotie en preventie op sociale risicobereidheid.

In figuur 24 wordt deze invloed van hebzucht*promotie*preventie op sociale risicobereidheid visueel

voorgesteld. Uit een bijkomende analyse, waarvan de output in tabel 39 kan teruggevonden worden,

wordt duidelijk dat er voor twee ‘koppels lijnen’ een significante p-waarde gevonden wordt, namelijk

voor (1) en (3) en voor (2) en (3). Concreet betekent dit dat voor deze twee lijnkoppels er significante

verschillen in hellingsgraden gevonden zijn. Hieruit kan meer specifiek voor (1) en (3) worden

afgeleid dat, wanneer individuen preventiegericht zijn, dat niet hebzuchtige promotiegerichte

individuen zich significant risicovoller gaan gedragen dan niet-hebzuchtige niet-promotiegerichte

individuen. Wanneer niet preventiegerichte individuen echter hebzuchtig zijn, dan zullen niet

promotiegerichte individuen zich risicovoller gedragen dan promotiegerichte individuen. Het

significante verschil in hellingsgraad tussen (2) en (3) betekent concreet dat, hoewel

promotiegerichte, niet preventiegerichte individuen zich steeds risicovoller gaan gedragen dan niet

promotiegerichte, preventiegerichte individuen, dat dit verschil kleiner wordt wanneer de individuen

hebzuchtig zijn in vergelijking met wanneer ze niet hebzuchtig zijn.

Het lijkt op het eerste zicht bovendien erg vreemd dat er tussen (3) en (4) geen significante

verschillen in de hellingsgraad waargenomen worden. Een mogelijk verklaring hiervoor kan liggen in

het feit dat de verdeling van deze twee groepen over de hebzucht/niet-hebzucht categorieën erg

onevenredig is. Dit blijkt het geval te zijn voor de niet-promotie, niet preventie curve. Van de 50

individuen bij wie deze persoonlijkheidskenmerken gecombineerd voorkomen blijken er slechts 11

hebzuchtig te zijn. Het feit dat er dus geen significant verschil opgemerkt wordt heeft dus ofwel te

maken met het feit dat er in de groep met hebzuchtige, niet promotiegerichte, niet preventiegerichte

Page 91: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

77

individuen een (of enkele) respondent(en) erg risicoavers reageerde(n), waardoor de scheeftrekking

van de grafiek dus eigenlijk veroorzaakt wordt door enkele individuen en er geen algemeen

significant verschil blijkt te zijn. Anderzijds is het ook mogelijk dat de ‘scheefheid’ van de grafiek

weldegelijk te wijten is aan een algemeen risicoavers gedrag van de volledige groep niet hebzuchtige,

niet preventiegerichte, niet promotiegerichte individuen, maar dat het aantal in deze groep te klein is

om hier een significant verschil te concluderen. Mogelijks zijn er dus een of meerdere individuen uit

deze groep die, ondanks hun hebzuchtig karakter heel risicoavers reageerden, waardoor de curve er

heel steil uitziet, maar dit zich niet vertaalt in een significant verschil.

Tabel 39: Output van de slope difference test.

Er kan eveneens opgemerkt worden dat de significante en niet significante hoofd en interactie-

effecten ook in figuur 24 teruggevonden kan worden. Zo blijkt bijvoorbeeld duidelijk dat niet

preventiegerichte individuen meer risico’s nemen dan wel preventiegerichte individuen. De andere

hoofd- en interactie effecten bleken niet significant, wat uit deze figuur ook afgeleid kan worden.

De relevantie van dit driewegs-interactie effect is echter eerder beperkt. Enkel voor dit type risico

werd een driewegs interactie-effect gevonden en bovendien blijken slechts twee slopes significant

van elkaar te verschillen qua hellingsgraad. De conclusies die hieruit getrokken kunnen worden zijn

dan ook eerder van beperkte waarde/belangrijkheid.

8.2. Correlatie van hebzucht, promotie en preventie

Tabel 40: Correlatiematrix: hebzucht, promotie en preventie

Lijn-koppels t-waarde voor verschil in hellingsgraad p-waarde voor verschil in hellingsgraad

(1) and (2) -1,071 0,286

(1) and (3) -2,688 0,008

(1) and (4) 0,400 0,689

(2) and (3) -2,225 0,027

(2) and (4) 0,532 0,595

(3) and (4) 0,898 0,370

Hebzucht Promotie Preventie

Hebzucht 1 0,412** 0,284**

Promotie 0,412** 1 0,209**

Preventie 0,284** 0,209**1

** correlatie is significant op 0,01 niveau

Page 92: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

78

Aanvaard voor Verworpen voor Onzeker

H1-1 DOSPERT, Ethisch, Gezondheid/Veiligheid, Recreatief Financieel, Sociaal, Gokschaal

H2-1 DOSPERT, Financieel, Recreatief Ethisch, Gezondheid/Veiligheid, Sociaal, Gokschaal

H2-2 DOSPERT, recreatief, Sociaal Ethisch, Financieel, Gezondheid/Veiligheid, Gokschaal

H2-3 Financieel, Recreatief DOSPERT, Ethisch, Gezondheid/Veiligheid, Sociaal, Gokschaal

H2-4 DOSPERT, Ethisch, Financieel, Gezondheid/Veiligheid, Recreatief Sociaal, Gokschaal

H2-5 DOSPERT, Recreatief, Sociaal Ethisch, Financieel, Gezondheid/Veiligheid, Gokschaal

H2-6 Recreatief, Sociaal DOSPERT, Ethisch, Financieel, Gezondheid/Veiligheid, Gokschaal

H2-7 DOSPERT, Financieel, Recreatief, Sociaal Gokschaal Ethisch, Gezondheid/Veiligheid

H2-8 DOSPERT, Financieel Gokschaal Ethisch, Gezondheid/Veiligheid, Recreatief, Sociaal

H3-1 DOSPERT, Financieel Ethisch, Gezondheid/Veiligheid, Recreatief, Sociaal, Gokschaal

H3-2 DOSPERT, Financieel, Recreatief Ethisch, Gezondheid/Veiligheid, Sociaal, Gokschaal

H3-3 DOSPERT, Ethisch, Gezondheid/Veiligheid Financieel, Recreatief, Sociaal, Gokschaal

H3-4 DOSPERT, Ethisch, Gezondheid/Veiligheid, Recreatief Financieel, Sociaal, Gokschaal

H3-5 DOSPERT, Ethisch, Financieel, Gezondheid/Veiligheid, Recreatief Sociaal, Gokschaal

H3-6 Ethisch, Financieel, Gezondheid/Veiligheid Receatief, Sociaal, Gokschaal DOSPERT

H4-1 Sociaal DOSPERT, Ethisch, Financieel, Gezondheid/Veiligheid, Recreatief, Gokschaal

H4-2 DOSPERT, Recreatief, Sociaal Ethisch, Financieel, Gezondheid/Veiligheid, Gokschaal

H4-3 DOSPERT, Ethisch, Gezondheid/Veiligheid, Recreatief Financieel, Sociaal, Gokschaal

H4-4 DOSPERT, Ethisch, Gezondheid/Veiligheid, Recreatief Financieel, Sociaal, Gokschaal

H4-5 DOSPERT, Ethisch, Gezondheid/Veiligheid, Recreatief, Sociaal Financieel, Gokschaal

H4-6 Ethisch, Gezondheid/Veiligheid, Sociaal Financieel, Gokschaal DOSPERT, Recreatief

Tabel 41: Overzichtstabel van aanvaarde, verworpen en onzekere hypotheses

Page 93: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

79

DEEL 3: CONCLUSIE

9. Algemeen besluit

‘Wat is de invloed van dispositionele hebzucht op risicobereidheid?’, dat was de hoofdvraag waar in

deze masterproef getracht werd een antwoord op te vinden. Gezien eerder onderzoek echter een

afwezigheid van een dergelijk rechtstreeks verband aantoonde werd hier dan ook geopteerd om de

potentiële invloed van de chronische regulatieve focus van het individu mee in rekening te nemen.

Het huidige onderzoek spitste zich met andere woorden toe op het onderzoeken van de invloed van

drie hoofdeffecten, namelijk hebzucht, promotie en preventie op de risicobereidheid van het

individu. Daarenboven werden ook het effect van de interactie-effecten hebzucht*promotie,

hebzucht*preventie en promotie*preventie op risicozoekend gedrag nagegaan. Risicobereidheid

werd op twee manieren gemeten, enerzijds aan de hand van de DOSPERT schaal en subschalen,

anderzijds aan de hand van een goktest. De resultaten van deze eerste meting worden in punt 9.1

besproken. Deze van de laatste meting in 9.2.

9.1. Resultaten a.d.h.v. DOSPERT schaal

Uit het gevoerde onderzoek blijkt dat de invloed van de hoofdeffecten hebzucht, promotie en

preventie sterk afhankelijk is van het soort risico waarnaar gepolst werd. Eenzelfde opmerking kan

gemaakt worden over de resultaten met betrekking tot de interactie-effecten hebzucht*promotie,

hebzucht*preventie en promotie*preventie. Vandaar dan ook dat er in een apart deel wat meer

aandacht besteed zal worden aan het zoeken naar een mogelijke verklaring voor deze verschillende

invloeden bij verschillende risicosoorten. (cf. 9.1.3)

Om echter een algemeen beeld te krijgen van de al dan niet gecombineerde invloed van hebzucht,

promotie en preventie kan gekeken worden naar invloeden ervan op de algemene DOSPERT

risicobereidheid score. Deze algemene DOSPERT score geeft een erg gebalanceerde weergave van de

mate waarin individuen bereid zijn de verschillende soorten risico’s te nemen en er zou misschien

zelfs gesteld kunnen worden dat deze algemene DOSPERT score het meest representatief is voor de

algemene risicobereidheid van het individu.

Page 94: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

80

9.1.1. De rechtstreekse invloed van hebzucht, promotie en preventie

Het feit dat zowel hebzucht, promotie als preventie elk onafhankelijk een invloed blijken te hebben

op de algemene DOSPERT score is een belangrijk resultaat van dit onderzoek. De invloeden zijn

daarenboven telkens in de verwachte richting: hebzuchtige individuen zijn risicozoekender dan niet-

hebzuchtige individuen, promotiegerichte individuen zijn risicozoekender dan niet promotiegerichte

individuen en preventiegerichte individuen zijn risicoaverser dan niet preventiegerichte individuen.

Dat er een positief verband gevonden werd tussen dispositionele hebzucht en de DOSPERT

risicoscore lijkt op het eerste zicht uitkomsten van eerder onderzoek tegen te spreken. (cf. hf. 4 p

21). In een vorig onderzoek werd immers besloten dat een dergelijk rechtstreeks verband tussen

dispositionele hebzucht en risicobereidheid onbestaande was. Toch dienen deze zogezegde

inconsistente resultaten enigszins genuanceerd worden. Er dient namelijk rekening gehouden te

worden met de gehanteerde risicometingen. In voorgaand onderzoek werd gebruik gemaakt van de

Balloon analogue risk task, kortweg BART, om de risicobereidheid bij het individu te meten. (Lejuez

et al. 2002). In de BART test wordt de respondent gevraagd om virtuele ballonnen op te pompen. Bij

elke extra pomp kan een bepaalde hoeveelheid geld verdiend worden. Echter, de ballon kan ook

ontploffen waardoor het individu al het geld verdiend door het oppompen van de ontplofte ballon

zal verliezen. Het gedrag van individuen in deze BART test hangt echter niet enkel af van hun

intrinsieke risicobereidheid. Er kan bijvoorbeeld verwacht worden dat de oplettendheid en

impulsiviteit van het individu een rol zullen spelen. Ook zullen individuen die eerder gehaast zijn

sneller en minder weloverwogen het geld cashen waardoor hun echte risicobereidheid mogelijks niet

goed weerspiegeld zal worden. Daarenboven gaat het bij een BART voornamelijk over een eerder

financieel getinte risicobereidheid, een risicotype waarbij ook in het huidige onderzoek geen verband

met hebzucht kon gevonden worden.

Uit analyses van de DOSPERT risicoperceptie schaal blijkt dat hebzuchtige en niet hebzuchtige

individuen de risico’s niet als verschillend percipiëren. Bijgevolg is het dus zo dat de hebzuchtige

individuen bewust grotere risico’s zullen gaan nemen dan niet hebzuchtige individuen. Het feit dat

hebzuchtige individuen zich algemeen toch risicovol gaan gedragen, hoewel ze dus weldegelijk

beseffen dat het negatieve implicaties kan hebben, heeft mogelijks te maken met het feit dat

hebzuchtige individuen een doorslaggevende rol zullen toewijzen aan de mogelijke positieve

uitkomsten. Deze redenering lijkt ook bevestigd te worden door de onderzochte correlaties.

Wat de invloed van regulatieve focus op risicobereidheid betreft wordt in het huidige onderzoek

meer evidentie gevonden voor de stellingen die in de literatuur reeds meermaals werden

Page 95: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

81

aangenomen (cf. 3.2), tenminste wanneer risicozoekend gedrag gemeten wordt aan de hand van de

gebalanceerde algemene DOSPERT score. Promotiegerichte individuen blijken zich risicovoller te

gedragen dan niet promotiegerichte individuen, niet preventiegerichte individuen gedragen zich dan

weer risicovoller dan preventiegerichte individuen.

Ook hier kan de invloed op de algemene DOSPERT risicoperceptie nagegaan worden. Hieruit bleek

dat er voor promotie geen verband is, wat wijst op het feit dat promotie en niet promotiegerichte

individuen de risico’s als even risicovol percipiëren. Opnieuw zullen promotiegerichte individuen zich

bewust zijn van het feit dat ze zich risicovol gedragen. Gezien promotiegerichte individuen enorm

gefocust zijn op groei, vooruitgang, nieuwe ervaringen,… zullen zij hoogstwaarschijnlijk de risico’s

willen nemen gezien ze, indien ze positief uitdraaien, precies voor die groei, vooruitgang en

vernieuwing zullen zorgen waar ze zo naar streven. Voor preventie werd daarentegen wel een

significant verband gevonden met algemene risicoperceptie. Na een vergelijking met de gemiddeldes

van bijvoorbeeld promotie en niet-promotiegerichte individuen bleek dat dit significante verschil

concreet het volgende inhoudt: enerzijds zullen preventiegerichte individuen de risico’s een pak

hoger inschatten, anderzijds is het ook zo dat niet-preventiegerichte individuen de risico’s een stuk

lager inschatten. Bijgevolg dient dus in overweging genomen te worden dat de reden waarom niet

preventiegerichte individuen zich misschien risicozoekender opstellen te maken heeft met het feit

dat deze groep de voorgelegde activiteiten helemaal niet als risicovol beschouwden en ze zich er dus

mogelijks niet van bewust zijn dat ze zich risicovol opstellen. Daarnaast is het ook mogelijk dat de

reden voor dit verschil ligt bij de preventiegerichte individuen. Zij schatten de risico’s immers

merkelijk hoger in waardoor zij zich dus mogelijks extreem risicoavers gaan opstellen. Het blijft

echter ook mogelijk dat de preventiegerichtheid als persoonlijkheidskenmerk toch een rechtstreekse

invloed heeft op de mate van risicovol gedrag, onafhankelijk van de gepercipieerde risico’s. Om

uitsluitsel te krijgen over wat hier een doorslaggevende rol heeft, het persoonlijkheidskenmerk of de

risicoperceptie, zijn bijkomende analyses nodig, welke in het kader van de eerder beperkte

masterproefomvang niet opgenomen zijn in het huidige onderzoek.

9.1.2. De gecombineerde invloeden van hebzucht, promotie en preventie

De resultaten van de gecombineerde invloeden van hebzucht, promotie en preventie zijn in mindere

mate gelijk aan wat in de hypotheses vooropgesteld werd. Voor de invloed op de algemene DOSPERT

risicobereidheid kan voor promotie*preventie een significant grotere risicobereidheid bij de

promotiegerichte, niet preventiegerichte individuen vastgesteld worden in vergelijking met

Page 96: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

82

individuen met andere promotie*preventie combinaties (cf. figuur 8, p. 40). Dit lijkt logisch aangezien

deze individuen enerzijds een drang naar vooruitgang en winst ervaren en deze drang anderzijds niet

wordt afgeremd door een preventiegerichtheid. Dit soort individuen zal met andere woorden

ongeremd vooruitgang kunnen nastreven. Bij andere promotie-preventie combinaties werden

onderling geen significante verschillen opgemerkt, wat op het eerste zicht misschien wat onverwacht

kan overkomen. Er kan immers verwacht worden dat bij een promotiegericht, preventiegericht

individu deze ‘tegenstijdige’ persoonlijkheidskenmerken elkaar min of meer neutraliseren waardoor

de risicobereidheid zowat gemiddeld zal zijn. Ook voor niet-promotiegerichte, niet-preventiegerichte

individuen kan een ietwat gemiddelde algemene risicobereidheid voorspeld worden. Moest dit het

geval zijn, waarom is er dan geen significant verschil op te merken tussen preventiegerichte, niet

promotiegerichte individuen en de rest? Er kan immers verwacht worden dat deze groep

preventiegerichte, niet promotiegerichte individuen zich significant minder risicovol zou gedragen

dan alle andere groepen, wat hier dus niet het geval was. Een verklaring hiervoor ligt mogelijks in het

feit dat individuen over het algemeen risicoavers zijn wanneer het over winst/vooruitgang gaat.

(Rabin & Thaler, 2001; Tversky & Kahneman, 1981). Er kan dus gesteld worden dat er door deze

algemene risicoaversie geen verschil is tussen de individuen met een promotie, preventiegerichtheid,

een niet-promotie, niet preventiegerichtheid en een niet-promotie, preventiegerichtheid. Deze

eerste twee groepen zullen zich dus ook eerder risicoavers gedragen en dus niet ‘gemiddeld’ zoals

verwacht kan worden, waardoor er geen verschil is met de laatste groep.

Ook op vlak van algemene DOSPERT risicoperceptie bleek er een significante invloed te zijn van het

promotie*preventie interactie-effect. Hieruit bleek dat promotiegerichte, niet preventiegerichte

individuen de risico’s als significant minder risicovol zullen percipiëren. De reden waarom dit soort

individuen zich risicovoller gedragen kan dus, naast het feit dat de persoonlijkheidskenmerken een

rechtstreekse invloed uitoefenen op de mate van risicovol gedrag, ook te maken hebben met het feit

dat deze individuen de risico’s niet echt als risico’s gaan zien en dus niet altijd gaan beseffen dat ze

zich misschien risicovol gaan gedragen.

Wat de regulatieve focus-hebzucht interactie-effecten betreft, is bij algemene DOSPERT

risicobereidheid enkel een significante invloed van het hebzucht*preventie interactie-effect

teruggevonden. Voor hebzucht*promotie bleek er algemeen geen significant verband te zijn.

Wanneer het hebzucht*preventie-effect van naderbij bekeken wordt kan eerst en vooral opgemerkt

worden dat de preventiegerichtheid van individuen enkel een invloed heeft op het risicozoekende

gedrag indien het individu niet hebzuchtig is. Het waargenomen verschil is in dat geval bovendien in

de verwachte richting: preventiegerichte niet greedies gedragen zich dan risicoaverser dan niet

Page 97: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

83

preventiegerichte niet greedies. Er kan dus gesteld worden dat een individu zonder hebzuchtige

persoonlijkheid zich zal laten leiden door zijn al dan niet preventiegerichtheid. Dit lijkt op zich logisch,

gezien niet-hebzuchtige individuen tevreden zijn met wat ze hebben en dus geen specifiek ‘streven-

naar’ in zich hebben. De al dan niet preventiegerichtheid van een individu zal dan ook

doorslaggevend zijn bij de keuze om zich al dan niet risicovol te gedragen. Wanneer een individu

daarentegen wel dispositioneel hebzuchtig is, blijkt dat de preventiefocus als het ware ‘overstemd’

wordt door het hebzuchtige karakter van het individu. In de analyses worden er bij hebzuchtige

individuen immers geen significante verschillen meer gevonden bij personen met of zonder

preventiefocus. Anders gesteld: preventiegerichte hebzuchtigen gedragen zich even risicovol als niet

preventiegerichte hebzuchtigen. Bovendien blijkt uit de analyses dat, wanneer het gedrag van

individuen met eenzelfde preventie of niet-preventiefocus met elkaar vergeleken wordt, dat

hebzuchtige individuen zich altijd risicovoller gaan gedragen dan niet-hebzuchtige individuen.

Hebzucht zal met andere woorden altijd zorgen voor een grotere risicobereidheid bij individuen. Het

feit dat hebzucht de al dan niet preventiefocus van een individu lijkt te overstemmen kan wijzen op

de erg sterke innerlijke drang naar meer die hebzucht met zich meebrengt. Bovendien kan, wanneer

naar figuur 10 op pagina 43 gekeken wordt, opgemerkt worden dat het verschil in risicobereidheid

tussen preventiegerichte individuen met of zonder hebzucht veel groter is dan dat tussen niet-

preventiegerichte individuen met of zonder hebzucht. Het lijkt er dus op dat hebzucht een grotere

invloed heeft op de risicobereidheid bij individuen met een preventiefocus dan bij individuen zonder

preventiefocus. Dit kan mogelijks verklaard worden door de basisstreefdoelen die elk van deze

persoonlijkheidskenmerken met zich meebrengen. Het basisstreefdoel van een preventiegericht

persoon is immers erg verschillend van dat van een hebzuchtig persoon. Het is dan ook logisch dat er,

wanneer hebzucht mee in de analyse betrokken wordt, een van de twee persoonlijkheidskenmerken,

i. c. hebzucht, doorslaggevend zal zijn bij het bepalen van de mate van risicozoekend gedrag.

Wanneer dat preventie zou geweest zijn, zou het verschil tussen hebzuchtige en niet hebzuchtige

individuen minder groot dan wat nu het geval is, aangezien de preventie in dat geval voor een

afremming van het risicovol gedrag zou zorgen. Echter, uit het huidige onderzoek blijkt dus dat

hebzucht de bovenhand gaat nemen, wat zich vertaalt in een meer dan proportionele ‘groei’ in

risicobereidheid. Opnieuw lijkt het erop dat hebzucht een erg belangrijke rol zal spelen, en wel in die

mate dat het preventiegerichtheid, een persoonlijkheidskenmerk met verschillende streefdoelen, zal

overstemmen. Voor niet-preventiegerichte individuen kan eerder een afwezigheid aan duidelijk

streven opgemerkt worden. Wanneer daarbij echter een hebzuchtig persoonlijkheidskenmerk komt,

kan verwacht worden dat deze hebzucht, in de mate waarin ze aanwezig is, dus zal leiden tot een

‘proportioneel’ grotere risicobereidheid.

Page 98: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

84

Zoals reeds vermeld, werd voor het hebzucht*promotie interactie-effect geen significante invloed

gevonden op de mate van algemene DOSPERT risicobereidheid. Dit betekent dus concreet dat

promotiegerichte en niet promotiegerichte individuen in gelijke mate grotere risico’s zullen gaan

nemen wanneer een persoon een hebzuchtig karakter heeft vergeleken met wanneer hij geen

hebzuchtig karakter zou hebben. Dit kan mogelijks verklaard worden door het feit dat hebzuchtige

individuen ongeveer dezelfde streefdoelen voor ogen houden als promotiegerichte individuen; beide

persoonlijkheidskenmerken zorgen er immers voor dat een individu een drang naar meer zal ervaren,

dat hij vooruitgang zal willen bekomen en winsten wil behalen. Door het feit dat hebzucht en

promotie min of meer dezelfde streefdoelen impliceren lijkt het logisch dat individuen met een

combinatie van deze twee kenmerken zich ‘proportioneel’ risicovoller gaan gedragen. Dat dit verschil

even groot is bij niet-promotiegerichte individuen met of zonder hebzucht lijkt ook verklaarbaar.

Individuen zonder promotiefocus hebben immers geen echt specifiek streefdoel. Wanneer bij een

dergelijk persoon dan ook een hebzuchtig persoonlijkheidskenmerk aanwezig is, kan verwacht

worden dat deze hebzucht, in de mate waarin ze aanwezig is, zal leiden tot een ‘proportioneel’

grotere risicobereidheid. Algemeen kan dus wel gesteld worden dat hebzuchtige individuen met een

bepaalde focus zich risicovoller gaan gedragen dan niet-hebzuchtige individuen met dezelfde focus,

en dit omwille van het significante hoofdeffect van hebzucht. Ook kan, wegens het significante

hoofdeffect van promotie, gesteld worden dat promotiegerichte individuen zich steeds risicovoller

gaan gedragen dan niet promotiegerichte individuen, tenminste wanneer individuen met eenzelfde

hebzuchtige of niet-hebzuchtige persoonlijkheid met elkaar vergeleken worden.

9.1.3. Invloed van de verschillende soorten risico

Zoals reeds gesteld hangt de invloed van de hoofd- en interactie-effecten erg af van het type risico

dat onderzocht werd.

Er werd echter reeds gesteld dat de algemene DOSPERT score als de meest algemene gezien worden,

gezien dit getal een gebalanceerde weergave vormt van de risicobereidheid op verschillende vlakken.

Dat alle drie de hoofdeffecten hier een significante invloed op blijken te hebben is misschien wel de

belangrijkste en meest relevante uitkomst van dit onderzoek.

Op vlak van ethische risicobereidheid kan gesteld worden dat over dergelijke zaken vaak nog een

taboe-sfeertje hangt en er dus geen garantie is dat de respondenten deze vragen waarheidsgetrouw

beantwoordden. Om een beter zich te krijgen op de gedachtegang van de individuen was het

mogelijks nodig geweest om de ethische ingesteldheid van de individuen te meten. Deze

Page 99: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

85

ingesteldheid zal immers in grote mate hun gedrag bepalen, waardoor de invloed van de andere

persoonlijkheidskenmerken mogelijks helemaal zou verdwenen zijn. Het feit dat hebzucht hier dus

een significante invloed blijkt te hebben dient in dat opzicht genuanceerd te worden. Ook de invloed

van het interactie-effect promotie*preventie wordt mogelijks verklaard door een verschil in ethische

ingesteldheid bij de verschillende individuen. Een analyse van de ethische risicoperceptie maakt

echter ook duidelijk dat de individuen die grotere ethische risico’s bleken te nemen significant lager

scoren op vlak van ethische risicoperceptie, wat dus mogelijks ook de verschillen in risicobereidheid

kan verklaren.

Voor financieel risico kan opgemerkt worden dat enkel een invloed van promotiegerichtheid

aanwezig is. Financiële risicobereidheid blijkt bovendien de enige risicosoort te zijn waar

promotiegerichtheid een invloed heeft. Misschien vinden promotiegerichte individuen andere

soorten risico eerder banaal, maar vinden ze dat ze hier, bij het financiële risico pas echt een kans

maken om een grote slag (geld) binnen te halen. Promotiegerichte individuen blijken zich immers

bewust risicovoller te gedragen. Het feit dat bij de andere kenmerken geen effect gevonden werd

kan mogelijks verklaard worden door het grote belang dat geld heeft in het algemene leven van een

individu. Geld is in onze huidige maatschappij immers een noodzakelijk goed om te overleven. Er kan

dus verwacht worden dat er door dit grote belang van geld in het algemeen, minder verschillen

zullen zijn tussen individuen met verschillende karaktereigenschappen.

Het omgekeerde geldt voor recreatieve risico’s. De voorgestelde activiteiten in dit verband, zoals

bijvoorbeeld raften of bungee-jumpen, staan niet echt centraal in het leven van de gemiddelde

mens. Vandaar dat hier verwacht kan worden dat de invloed van persoonlijkheidskenmerken erg

duidelijk aanwezig zal zijn, wat ook het geval is. Alle drie de hoofdeffecten blijken een significante

invloed te hebben. Bovendien zijn ook de interactie-effecten hebzucht*preventie en

hebzucht*promotie significant beïnvloedend.

Op vlak van gezondheids- en veiligheidsrisico kan opgemerkt worden dat in de huidige wereld enorm

gehamerd wordt op het belang van een goede gezondheid en veiligheid. Vandaar dat de impact van

de persoonlijkheidskenmerken eerder beperkt is. Er werd enkel bij hebzucht een significant verband

gevonden in risicobereidheid. Dit verschil kan bovendien mogelijks verklaard worden door het feit

dat er een verschil is in risicoperceptie tussen hebzuchtige en niet-hebzuchtige individuen. Deze

eerste groep percipieert de risico’s immers als significant minder risicovol dan de tweede groep,

waardoor een mogelijke verklaring voor hun risicovoller gedrag kan liggen in het feit dat ze niet echt

beseffen dat ze zich risicovol gedragen. Ook hier werd een significant promotie*preventie interactie-

effect gevonden. Opnieuw bleek dat er tussen verschillende categorieën significante verschillen

Page 100: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

86

waren op vlak van risicoperceptie, wat dus mogelijks een verklaring van vormen voor de verschillen

in risicovol gedrag.

Wat sociaal risico betreft kan opgemerkt worden dat het hier telkens over eerder delicate stellingen

gaat, die voornamelijk te maken hebben met zaken die het individu en zijn naasten ‘mentaal’ kan

schaden. Het ene significante effect dat gevonden werd, namelijk dat van preventie, vloeit mogelijks

voort uit een verschil in risicoperceptie. Het is namelijk zo dat de preventiegerichte risico’s de

stellingen als erg risicovol inschatten en daardoor minder risico’s nemen in vergelijking met niet-

preventiegerichte individuen. Preventiegerichte individuen streven immers veiligheid na, waardoor

het bijvoorbeeld logisch is dat ze dicht bij hun familie willen blijven wonen, en liever even ‘op hun

tong bijten’ en geen opmerking geven om toch maar die ene vriendin te kunnen blijven behouden.

9.2. Resultaten a.d.h.v. de gokschaal

Naast de verschillende DOSPERT subschalen werd de mate van risicobereidheid van het individu ook

gemeten aan de hand van een gokschaal. Uit analyses bleek dat geen van de hoofdeffecten een

significant verband had op de mate van risicobereidheid gemeten door de gokschaal. Wat de

interactie-effecten betreft kon er enkel een marginaal verband gevonden worden voor het interactie-

effect hebzucht*promotie. Na verdere analyses bleek echter dat dit marginale effect zich niet

vertaalde in het significant verschillen tussen de verschillende punten. Er kan dus besloten worden

dat geen van de hoofd- of interactie-effecten een betekenisvolle invloed heeft op de mate van

risicovol gedrag gemeten door de gokschaal. Gezien deze resultaten erg contrasteren met de

resultaten uit de algemene DOSPERT schaal dient toch opnieuw de bruikbaarheid van de gebruikte

gokschaal in vraag gesteld te worden. Zoals reeds eerder vermeld werd de ‘5-keuzes’ schaal, waarvan

de gebruikte gokschaal een herwerkte versie was, reeds verscheidene keren slecht geëvalueerd. Ze

kreeg bijvoorbeeld de wel erg zware kritiek dat ze helemaal niet bruikbaar zou zijn om risicozoekend

gedrag te meten. (cf. 5.5.1). Ondanks het feit dat er in het huidige onderzoek getracht werd een

meer accurate versie op te stellen door het vermeerderen van het aantal items en het realistischer

maken van de bedragen, dient de bruikbaarheid voor het meten van risico van deze gokschaal nog

steeds in vraag gesteld te worden.

Page 101: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

87

10. Relevantie voor de praktijk

Gezien het hoofdzakelijk theoretische karakter van het huidige onderzoek blijft de relevantie voor de

praktijk eerder beperkt. Dat hebzuchtige individuen bijvoorbeeld sneller zouden skydiven of bungee

jumpen lijkt vanuit een economisch perspectief immers eerder banaal. Toch lijkt er een belangrijke

toepassing naar voren te komen, namelijk de invloed van hebzucht op risicobereidheid in een

beursomgeving. Hebzucht wordt, naast angst, immers gezien als een van de twee belangrijkste

basisemoties die het gedrag van investeerders in een beursomgeving bepaalt (cf. fear and greed

index van CNNMoney). Hoewel in het huidige onderzoek geen rechtstreeks verband gevonden werd

tussen hebzucht en de subschaal financiële risicobereidheid, betekent dit niet per se dat er in een

beursomgeving geen invloed van hebzucht zou kunnen zijn. Het opzet van deze masterproef was

immers eerder breed georiënteerd en de financiële risicobereidheid wordt door de gebruikte

DOSPERT schaal gemeten door 3 gokvragen, die dus eigenlijk niets met een beurs te maken hebben,

en slechts 3 investeringsvragen, waarbij telkens vrij weinig informatie gegeven werd. Het is dus

onmogelijk om het volledige pallet van financieel risicovolle gedragingen van investeerders op de

beurs te meten aan de hand van de 3 investeringsvraagjes die in dit onderzoek gehanteerd werden.

Om met zekerheid uitspraken te kunnen doen over de invloed in een beursomgeving zou de

risicobereidheid idealiter gemeten moeten worden aan de hand van concrete investeringsvragen

zoals ‘hoeveel procent van uw geld investeert u in: gewone spaarboekjes, vastgoed, veilige

overheidsobligaties, volatiele aandelen,…’. Gezien de meting van financiële risicobereidheid in het

huidige onderzoek dus ver van ideaal blijkt te zijn, kan gesteld worden dat er mogelijks meer belang

dient gehecht te worden aan het resultaat dat hebzuchtige individuen zich over het algemeen

gemiddeld gezien risicovoller gaan gedragen dan niet hebzuchtige individuen. Dit risicovolle gedrag

kan zich op een aandelenmarkt op verschillende manieren uiten. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat

hebzuchtige individuen volatielere aandelen gaan kopen, of dat ze bijvoorbeeld gaan investeren in

junk bonds. Daarnaast kan de risicobereidheid van een individu zich ook uiten op vlak van de

wederverkoop van succesvolle aandelen. Zal hij op het moment dat er reeds een winst gehaald is op

een bepaald aandeel dit aandeel verkopen, of zal hij langer wachten en hopen op een verdere

stijging om zo nog meer geld binnen te halen? Wanneer een investeerder deze laatste strategie

hanteert bestaat evenwel het risico dat het aandeel terug in waarde gaat zakken en dat dus een deel

van de eerder gehaalde winst verloren gaat. Wanneer de algemene tendens dat hebzuchtige

individuen zich risicovoller gedragen dan niet hebzuchtigen hierop wordt toegepast, kan verwacht

worden dat hebzuchtige individuen zich risicovoller zullen gaan gedragen en bijgevolg gemiddeld

gezien bijvoorbeeld meer volatiele aandelen zullen kopen en ook langer zullen wachten met het

verkopen van reeds succesvolle aandelen, in de hoop dat er nog meer mee verdiend zou kunnen

Page 102: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

88

worden. Er dient evenwel benadrukt te worden dat deze conclusies met enige voorzichtigheid

gemaakt dienen worden, en dat verder onderzoek naar de concrete invloed van hebzucht in een

risicobereidheid in een beursomgeving absoluut noodzakelijk is om deze stelling kracht bij te zetten.

Specifiek binnen de marketing kan verwezen worden naar sommige marketingcampagnes die risico’s

gaan benadrukken. Denk bijvoorbeeld aan de Jupiler reclame waarbij 4 mannen op een bepaalde

plaats in een bergachtig gebied hebben afgesproken om hun biertje te drinken. Elk van die mannen

raakt op zijn manier op die plaats, de ene door een gevaarlijke rivier af te varen, een andere door een

berg te beklimmen, de derde komt met zijn mountainbike vervaarlijk afgescheurd en de vierde landt

met een parachute: allemaal zaken die te maken hebben met recreatieve risico’s. Ook Red Bull

profileert zich als een merk dat waaghalzerij promoot. Red Bull is immers de organisator van

bijvoorbeeld de Red Bull Crashed Ice competitie, waarbij enkele mannen op schaatsen als een gek

door een intensief parcours racen, de Red Bull Cliff Diving in Hawaii, Italië en Zwitserland en de Red

Bull Stratos stunt, waarbij iemand van op 39 kilometer hoogte een parachutesprong maakte. Dit alles

wordt door Red Bull zodanig gepromoot dat iedereen wel weet heeft van de vele (recreatief)

risicovolle evenementen die Red Bull sponsort. Op basis van de resultaten van het huidige onderzoek

kan verwacht worden dat hebzuchtige individuen zich meer aangetrokken zullen voelen tot

dergelijke reclame dan niet-hebzuchtige individuen en dat dit zich mogelijks zal vertalen in een

grotere aankoopintentie bij deze eerste groep. Hetzelfde geldt voor promotiegerichte individuen in

vergelijking met niet-promotiegerichte individuen. Ook niet-preventiegerichte individuen zullen zich

meer aangetrokken voelen tot dergelijke waaghalzerij dan preventiegerichte individuen.

Page 103: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

89

11. Tekortkomingen en suggesties voor toekomstig onderzoek

Enkele beperkingen met betrekking tot het huidige onderzoek dienen vermeld te worden.

Eerst en vooral is er een beperking met betrekking tot de gebruikte DOSPERT schaal. De DOSPERT

schaal is immers een zelf-rapporteerschaal, waarbij de respondent zelf dient aan te duiden in welke

mate hij zich in een situatie risicovol zou gedragen. Er is bij een dergelijke zelf-rapporteerschaal geen

garantie dat de respondent alles waarheidsgetrouw zal invullen. Het is allereerst mogelijk dat het

individu bewust onwaarheidsgetrouwe antwoorden zal invullen, bijvoorbeeld omdat hij in grote

mate sociaal wenselijk wenst te antwoorden. Er werd getracht de onjuistheden als gevolg van

wenselijk antwoorden te beperken door erg te benadrukken dat de enquête anoniem verliep. Een

tweede reden waarom de antwoorden van de respondenten mogelijks niet helemaal correct zijn kan

te maken hebben met het feit dat het mogelijk is dat de respondent gewoon geen idee heeft wat hij

zou doen in een dergelijk geval, en dat hij dan maar snel iets aanduidt zonder weloverwogen de voor-

en nadelen tegen elkaar af te wegen. Het omgekeerde is echter ook mogelijk, namelijk dat de

respondent te weloverwogen keuzes gaat maken en dat daarom een deel van de impulsreactie van

de realiteit teniet gedaan wordt. Deze onzekerheid over de correctheid van de antwoorden bij een

zelf-rapporteerschaal zou kunnen verholpen worden door een of meerdere gedragsmatige

risicotesten in de test bij te voegen. In zo’n gedragsmatige testen dient de respondent enkele al dan

niet gecomputeriseerde taakjes uit te voeren zonder te weten wat er nu exact getest wordt. Een

voorbeeld van een dergelijke test is de reeds eerder vermelde BART (cf. 9.1.1). Ook de ‘Betting dice

test’ (BDT, Arend et al., 2003), een test waarbij de risicobereidheid aan de hand van een dobbelspel

gemeten wordt, is een voorbeeld van zo’n gedragsmatige risicotest. Het oorspronkelijke idee met

betrekking tot de vragenlijst was dan ook om deze twee gedragsmatige testen te gebruiken als

risicometing. Dit was helaas, gezien de eerder beperkte tijdsspanne waarbinnen deze masterproef

diende afgeleverd te worden en gezien een te beperkte programmeerkennis, praktisch gezien niet

haalbaar. Om alsnog een soort van gedragsmatige meting te implementeren werd gekozen om de

eenvoudig op te stellen goktest te gebruiken. Uit de analyses bleek echter dat deze schaal geen

goede risicometing vormde en dat het trekken van conclusies aan de hand van deze gokschaal dan

ook onmogelijk was. Voor verder onderzoek zou het mogelijks interessant zijn om een gedragsmatige

meting te gebruiken waarvan de effectiviteit gekend is, zoals bijvoorbeeld de BART of de BDT.

Ondanks het feit dat de metingen van regulatieve focus en hebzucht ook zelf-rapporteerschalen zijn,

blijkt dat de problemen door sociale wenselijkheid niet al te groot zijn. Hoewel bijvoorbeeld voor de

hebzuchtschaal op het eerste zicht zou kunnen gedacht worden dat het over eerder delicate

Page 104: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

90

stellingen gaat, blijkt dat de schaal, indien niet vermeld wordt dat hebzucht gemeten wordt, niet al te

erg lijdt onder sociale wenselijkheid. Het feit dat in het huidige onderzoek nergens werd vermeld wat

er exact gemeten werd is dan ook een positief punt.

Een ander probleem dat mogelijks de kop zal opsteken is het feit dat respondenten de vragen niet

altijd even oplettend hebben ingevuld, temeer omdat het over een vrij uitgebreide vragenlijst ging.

Om deze ‘fouten’ in de steekproef zo veel mogelijk te beperken werden er drie controle vragen

geïmplementeerd, zoals bijvoorbeeld ‘gelieve hier helemaal niet akkoord aan te duiden’. Enkel die

respondenten die alle drie de controlevragen correct beantwoordden werden in de sample

opgenomen.

Voorts werd in het onderzoek enkel de invloed de chronische regulatieve focus van individuen

bestudeerd. Mogelijks zullen de resultaten er anders uitzien wanneer door het manipuleren van

bepaalde omgevingsfactoren een bepaalde situationele regulatieve focus wordt opgewekt. Het is

mogelijk dat individuen bij het ervaren van een regulatieve fit, wat een overeenstemming tussen hun

chronische en situationele regulatieve focus inhoudt, een groter belang gaan hechten aan de

impulsen van die regulatieve focus en dat daardoor de invloed van hebzucht mogelijks

geminimaliseerd zal worden. Het incorporeren van deze situationele regulatieve focus in verder

onderzoek lijkt dan ook aangewezen.

Er kan eveneens vermeld worden dat de genomen streekproef geen perfecte weerspiegeling van de

Belgische bevolking is en dat het generaliseren van de resultaten dus met enige voorzichtigheid

gedaan dient te worden. Enkele voorbeelden van de onevenwichtige steekproef zijn bijvoorbeeld het

grote aantal vrouwen die de enquête invulden (63,2 %, wat merkelijk meer is dan de +-50/50

verdeling in de populatie), het feit dat 2/3 van de respondenten tussen de 18 en 25 jaar was (terwijl

in België 2/3 van de bevolking tussen de 18 en de 64 jaar is (Index Mundi, 2011)), en het feit dat er

geen enkele werkloze in de steekproef zat (en dat terwijl 7.6% van de beroepsbevolking in België

werkloos is (FOD Economie, 2013)). Een meer representatieve steekproef zou vanzelfsprekend de

potentiële generaliseerbaarheid verhogen.

Tot slot kan het, zoals reeds vermeld, interessant zijn om verder onderzoek te verrichten naar de

invloed van hebzucht op risicobereidheid specifiek in een beursomgeving. Het selecteren van een

specifieke respondentengroep die elk minstens een deel van hun geld op de aandelenbeurs

investeren zou een beter beeld kunnen geven over de concrete invloed daar. Bovendien zou

risicobereidheid op zo’n moment getest kunnen worden als het percentage dat de respondenten in

bepaalde risicovolle (vb. junk bonds, volatiele aandelen) of minder risicovolle (stabiele

overheidsobligaties, vastgoed) zaken investeren.

Page 105: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

i

LIJST VAN GERAADPLEEGDE WERKEN

Arend, I., Botella, J., Contreras, M.J., Hernandez, M., Santacreu, J. (2003). A betting dice test to study

the interactive style of risk-taking behavior. The psychological record, vol. 53, nr. 2, p 217-230.

Balot, R.K. (2001). Greed & injustice in classic Athens. Princeton: Princeton University Press.

Blais, A.-R., Weber, E. (2006). A Domain-Specific Risk-Taking (DOSPERT) scale for adult populations.

Judgement and decision making, vol. 1, nr. 1, 33-47.

Brockner, J., Higgins, T. (2001). Regulatory focus theory: implications for the study of emotions at

work. Organizational behavior and human decision processes. vol. 86, nr.1, 36-66.

Bryant, P., Dunford, R. (2008). The influence of regulatory focus on risky decision making. Applied

psychology, vol. 57, nr. 2, 335-359.

Byrnes, J., Miller, D, Schafer, W. (1999). Gender differences in risk-taking: a meta analysis.

Psychological bulletin, vol. 125, nr. 3, 367-383.

Camerer, C., Thaler, R. (1995). Anomalies: ultimatums, dictator and manners. Journal of economic

perspectives, vol. 9, nr. 2, 209-219.

Carter, J., Irons, M. (1991). Are economist different, and if so, why? Journal of economic perspectives,

vol. 5, nr. 2, 171-177.

Crowe, E., Higgins, E.T. (1997). Regulatory focus and strategic inclinations: promotion and prevention

in decision-making. Organizational behavior and human decision processes, vol. 69, nr. 2, 117-132.

CNNMoney (2013). Fear and greed index. URL:

<http://money.cnn.com/data/fear-and-greed/?iid=MKT_Sub> (13/05/2013).

De Bock, T., Van Kenhove, P. (2010). Consumer ethics, the role of regulatory focus. Journal of

business ethics, vol. 97, vol. 2, 241-255.

De Pelsmacker, P., Van Kenhove, P. (2010). Marktonderzoek. Methoden en toepassingen,

Amsterdam: Pearson Education Benelux.

Deredactie.be (2013): 1 minuut gratis winkelen, hoe doe je dat? URL:

<http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/videozone/Gezien%2Bop%2Btv%253F/MV_130507_CC_h

ebzucht> (12/05/2013).

Page 106: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

ii

FOD economie (2013). De Belgische arbeidsmarkt in 2012. URL:

<http://statbel.fgov.be/nl/binaries/PERSBERICHT_EAK%202012_tcm325-218606.pdf> (12/05/2013).

Förster, J., Higgins, E.T., Idson, L. (1998). Approach & avoidance strength during goal attainment:

regulatory focus and the goal looms larger effect. Journal of personality and social psychology, vol.

75, nr. 5, 1115-1131.

Freud, S. (1952). A general introduction to psychoanalysis. New York: Washington Square Press

(Origineel werk gepubliceerd in 1920).

Friedman, R., Förster, J. (2001). The effect of promotion and prevention cues on creativity. Journal of

personality and social psychology, vol. 81, nr. 6, 1001-1013.

Gino, F., Margolis, J. (2011). Bringing ethics into focus: How regulatory focus and risk preferences

influence (un)ethical behavior. Organizational behavior and human decision processes, vol. 115, nr. 2,

145-156.

Goldberg, L.D. (1993). The structure of phenotypic personality traits. American psychologist, vol. 48,

nr. 1, 26-34.

Gullone, E., Moore, S. (2000). Adolescent risk-taking and the five factor model of personality. Journal

of adolescence, vol. 23, nr. 4, 393-407.

Guth, W., Schmittberger, R., Schwarze, B. (1982). An experimental analysis of ultimatum bargaining.

Journal of economic behavior and organization, vol. 3, nr. 4, 367-388.

Hamstra, M., Bolderdijk, J.W., Vedstra, J. (2011). Everyday risk as a function of regulatory focus.

Journal of research in personality, vol. 45, nr. 1, 134-137.

Higgins, E.T. (1997). Beyond pleasure and pain. American psychologist, vol. 52, nr. 12, 1280-1300.

Higgins, E.T. (2002). How self-regulation creates distinct values: the case of promotion and

prevention decision making. Journal of consumer psychology, vol. 12, nr. 3, 177-191.

Higgins, E.T. (2000). Making a good decision: value from fit. American psychologist, vol. 55, nr. 11,

1217-1230.

Higgins, E.T. (1987). Self discrepancy: A theory relating self and effect. Psychological review, vol. 94,

nr.3, 319-340.

Page 107: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

iii

Higgins, E.T., Bond, R., Klein, R, Strauman, T. (1986). Self-discrepancies and emotional vulnerability:

how magnitude, accessibility, and type of discrepancy influence affect. Journal of personality and

social psychology, vol. 51, nr. 1, 5-15

Higgins, E.T., Shah, J., Friedman, R. (1997). Emotional Responses to Goal Attainment: Strength of

Regulatory Focus as Moderator. Journal of personality and social psychology, vol. 72, nr. 3, 515-525.

Holt, C., Laury, S. (2002). Risk aversion and incentive effects. The American economic review, vol. 92,

nr. 5, 1644-1655.

Index Mundi (2012). België demografie profiel 2012. URL:

<http://www.indexmundi.com/nl/belgie/demografie-profiel.html> (12/05/2012).

Kahneman, D., Knetch, J., Thaler, R. (1986). Fairness as a constraint on profit sharing: entitlements in

the market. The American economic review, vol. 76, nr. 4, 728-741.

Kahneman, D., Tversky, A. (1979). Prospect theory, an analysis of decision under risk. Econometrica,

vol. 47, nr. 2, 263-292.

Kark, R., Van Dijk, D. (2007). Motivation to lead and motivation to follow: the role of the self

regulatory focus in leadership processes. Academy of management review, vol. 32, nr. 2, 500-528.

Keller, J. (2007). On the development of regulatory focus: the role of parenting styles. European

journal of social psychology, vol. 38, nr. 2, 354-364.

Kravitz, D., Gunto, S. (1992). Decisions and perceptions of recipients in ultimatum bargaining games.

The journal of socio-economics, vol. 21, nr. 1, 65-84.

Krekels, G., Pandelaere, M., Weijter, B. (forthcoming, 2013). Dispositional greed: scale development

and validation.

Leigh, B. (1999). Peril, chance & adventure concepts of risk, alcohol use and risky behavior in young

adults. Addiction, vol. 94, nr. 3, 371-383.

Lejuez, C. W., Read, J., Kahler, C., Richards, J., Ramsey, S., Stuart, G., Strong, D., Brown, R. (2002).

Evaluation of a behavioral measure of risk-taking: The balloon analogue risk task. Journal of

experimental psychology, vol. 8, nr. 2, 75-84.

Levy, J. (1992). An introduction to prospect theory. Political psychology, vol. 13, nr. 2, 171-186.

Liberman, N., Idson, L.C., Camacho, J., Higgins, E.T. (1999). Promotion and prevention choices

between stability and change. Journal of personality and social psychology, vol. 77, nr. 6, 1335-1345.

Page 108: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

iv

Lockwood, P., Jordan, C., Kunda, Z. (2002). Motivation by positive of negative role models: regulatory

focus determines who will best inspire us. Journal of personality and social psychology, vol. 83, nr. 4,

854-864.

Meertens, R., Lion, R. (2008). Measuring an individual’s tendency to take risks: the risk propensity

scale. Journal of applied social psychology, vol. 38, nr. 6, 1506-1520.

Nicholson, N., Soane, E., Fenton-O’Creevy, M., Willman, P. (2005). Personality and domain specific

risk taking. Journal of risk research, vol. 8, nr. 2, 157-176.

Rabin, M. (1993). Incorporating fairness into game theory and economics. The American economic

review, vol. 83, nr. 5, 1281-1302.

Rabin, M., Thaler, R. (2001). Anomalies: risk-aversion. The journal of economic perspectives, vol. 15,

nr. 1, 219-232.

Reavis, C. (2009). The global financial crisis of 2008: the role of greed, fear and oligarchs. URL:

<https://mitsloan.mit.edu/LearningEdge/CaseDocs/09-093%20The%20Financial%20Crisis%20of%202

008.Rev.pdf> (03/04/2013).

Schneider, S., Lopes, L. (1986). Reflection in preferences under risk: who and when may suggest why.

Journal of experimental psychology, vol. 12, nr. 4, 535-548.

Skeel, R., Neudecker, J., Pilarski, C., Pytlak, K. (2007). The utility of personality variables and

behaviorally-based measures in the prediction of risk-taking behavior. Personality and individual

differences, vol. 43, nr. 1, 203-214.

Stanley, T.D., Tran, U. (1998). Economics students need not be greedy: fairness and ultimatum game.

Journal of socio-economics, vol. 27, nr. 6, 657-664.

Szrek, H., Chao, L.-W., Ramlagan, S., Peltzer, K. (2012). Predicting (un)healthy behavior: a comparison

of risk-taking propensity measures. Judgment and decision making, vol. 7, nr. 6, 716-727.

Thaler, R. (1988). Anomalies: the ultimatum game. The journal of economic perspectives, vol. 2, nr. 4,

195-206.

Tversky, A., Fox, C. (1995). Weighing risk and uncertainty. Psychological review, vol. 102, nr. 2, 269-

283.

Tversky, A., Kahneman, D. (1981). The framing of decisions and the psychology of choice. Science, vol.

211, nr. 4481, 453-458.

Page 109: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

v

Von Neumann, J., Morgenstern, O. (1944). Theory of games and economic behavior. Princeton

University Press, Princeton NJ.

Wakker, P., Deneffe, D. (1996). Eliciting Von Neumann & Morgenstern utilities when probabilities are

distorted or unknown. Management science, vol. 42, nr. 8, 1131-1150.

Wang, L., Malhotra, D., Murnighan J.K. (2011). Economics education and greed. Academy of

management learning and education, vol. 10, nr. 4, 643-660.

Weber, E., Blais, A.-R., Betz, N. (2002). A domain specific risk attitude scale: measuring risk

perceptions and risk behaviors. Journal of behavioral decision making, vol. 15, nr. 4, 263-290.

Werth, L., Förster, J. (2006). How regulatory focus influences consumer behavior. European journal of

social psychology, vol. 37, nr. 1, 33-51.

Wijnen, K., Janssens, W., De Pelsmacker, P., Van Kenhove, P. (2008). Marketing research with SPSS,

London: Pearson Education Limited

Wu, C., McMullen, J., Neubert, M, Yi, X. (2008). The influence of leader regulatory focus on employee

creativity. Journal of business venturing, vol. 23, nr. 5, 587-602.

Zed, R. (2008). Greed disappoints. URL: http://newsweek.washingtonpost.com/onfaith/panelists/raja

n_zed/2008/06/greed_causes_surefire_disappoi.html (03/04/2012).

Page 110: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

Bijlage 1

i

BIJLAGEN

1. Onderzoek

1.1. Introductie

Beste,

In het kader van mijn masterproef had ik graag een vijftiental minuten van uw tijd gevraagd om deze

vragenlijst in te vullen. Uw medewerking zou mij erg vooruithelpen. Bovendien maakt u door het

invullen van deze vragenlijst kans op een van de drie duo cinematickets!

Graag wil ik benadrukken dat het invullen volledig anoniem gebeurt en dat uw antwoorden strikt

vertrouwelijk behandeld zullen worden.

Alvast bedankt voor uw deelname,

Ann-Sophie Parmentier

Studente TEW, Universiteit Gent

Afstudeerrichting Marketing

1.2. Demografische variabelen

Wat is uw geslacht?

o Man

o Vrouw

Hoe oud bent u? Enkel het cijfer invullen volstaat.

-----

Gelieve aan te duiden wat op u van toepassing is. Ik ben momenteel:

o Student middelbaar onderwijs

o Bachelorstudent

o Masterstudent

o Deeltijds aan het werk

o Voltijds aan het werk

Page 111: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

Bijlage 1

ii

o Gepensioneerd

o Werkloos

o Andere

Namelijk: ………….

1.3. Goktest

Op de volgende pagina's wordt telkens gepeild naar uw voorkeur voor een vast bedrag of een

procentuele kans op een hoger bedrag.

U hebt telkens de optie om te kiezen voor een met zekerheid te ontvangen bedrag. U kan echter ook

gokken, waardor u kans maakt op een hoger bedrag. Let wel, de kans dat u helemaal niets ontvangt

is bij de keuze voor een gok ook bestaande

Gelieve telkens het bolletje aan te duiden dat overeenkomt met de optie die u zou kiezen indien u in

werkelijkheid voor zo’n keuze komt te staan.

Het is uitermate belangrijk dat u zich inbeeldt dat u écht voor deze keuze staat en dat u voor de optie

kiest die u in werkelijkheid ook zou verkiezen indien u het geld effectief in ontvangst zou kunnen

nemen.

75% kans op 40 euro 30 euro met zekerheid

40% kans op 75 euro 30 euro met zekerheid

10% kans op 300 euro 30 euro met zekerheid

20% kans op 100 euro 20 euro met zekerheid

40% kans op 50 euro 20 euro met zekerheid

80% kans op 25 euro 20 euro met zekerheid

10% kans op 150 euro 15 euro met zekerheid

90% kans op 20 euro 18 euro met zekerheid

75% kans op 32 euro 24 euro met zekerheid

50% kans op 50 euro 25 euro met zekerheid

25% kans op 80 euro 20 euro met zekerheid

Page 112: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

Bijlage 1

iii

1.4. DOSPERT risicobereidheid

Gelieve telkens aan te geven hoe waarschijnlijk het is dat u volgend gedrag zou vertonen of volgende

activiteit zou uitvoeren, indien de kans zich zou voordoen.

Er diende geantwoord te worden op een 7 punten schaal, 1) zeer onwaarschijnlijk, 2) onwaarschijnlijk,

3) eerder onwaarschijnlijk, 4) neutraal, 5) eerder waarschijnlijk, 6) waarschijnlijk, 7) zeer

waarschijnlijk.

1. Toegeven dat je een andere smaak hebt dan een vriend of vriendin.

2. Wildkamperen in een onbewoond gebied.

3. Een inkomen van een dag inzetten bij paardenraces.

4. 10% van je jaarinkomen investeren in een middelmatig groeiende beleggingsmaatschappij.

5. Op feesten of borrels veel alcohol drinken.

6. Oneerlijk zijn bij het invullen van je belastingaangifte

7. Het op een belangrijk punt oneens zijn met je meerdere (bijvoorbeeld je leerkracht of je

baas).

8. Een inkomen van een dag inzetten bij een pokerspel (kaartspel).

9. Een relatie beginnen met iemand die al een relatie heeft of al getrouwd is.

10. Het werk van een ander gebruiken alsof het jouw werk is (bijvoorbeeld bij een

schrijfopdracht of scriptie).

11. Afdalen van een skihelling die te moeilijk voor je is.

12. 5% van je jaarinkomen investeren in zeer speculatieve aandelen.

13. Kanoën of raften als het water heel hoog staat.

14. Een inkomen van een dag inzetten op de uitslag van een sportevenement (zoals bijvoorbeeld

voetbal of basketbal).

15. Onveilig vrijen.

Page 113: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

Bijlage 1

iv

16. Het geheim van een vriend aan iemand anders doorvertellen.

17. Autorijden (zelf of als passagier) zonder je veiligheidsgordel te dragen.

18. Tien procent van je jaarlijkse inkomen investeren in een nieuw bedrijf.

19. Een parachutesprong maken.

20. Motor- of brommerrijden zonder helm.

21. Kiezen voor een baan die je echt leuk vindt in plaats van een baan met status.

22. Je mening geven over een impopulair (niet geliefd) onderwerp op school of werk.

23. Geen zonnebrandcrème gebruiken tijdens het zonnen. (H/S)

24. Bungee-jumpen.

25. Een klein vliegtuig besturen.

26. Gelieve hier ‘zeer onwaarschijnlijk’ aan te duiden.

27. ’s Nachts alleen naar huis lopen door een onveilig deel van de stad.

28. Ver weg van je familie gaan wonen.

29. Na je dertigste een nieuwe carrière beginnen.

30. Je kleine kinderen alleen thuis laten terwijl je snel een boodschap doet.

31. Een gevonden portemonnee met 250 euro niet terugbrengen.

1.5. DOSPERT risicoperceptie

Gelieve bij onderstaande situaties instinctief aan te geven hoe riskant u deze situaties vindt.

Er diende geantwoord te worden op een 7 puntenschaal, 1) helemaal niet riskant, 2) niet riskant, 3)

eerder niet riskant, 4) neutraal, 5) eerder riskant, 6) riskant, 7) zeer riskant.

1. Toegeven dat je een andere smaak hebt dan een vriend of vriendin.

2. Wildkamperen in een onbewoond gebied.

Page 114: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

Bijlage 1

v

3. Een inkomen van een dag inzetten bij paardenraces.

4. 10% van je jaarinkomen investeren in een middelmatig groeiende beleggingsmaatschappij.

5. Op feesten of borrels veel alcohol drinken.

6. Oneerlijk zijn bij het invullen van je belastingaangifte

7. Het op een belangrijk punt oneens zijn met je meerdere (bijvoorbeeld je leerkracht of je

baas).

8. Een inkomen van een dag inzetten bij een pokerspel (kaartspel).

9. Een relatie beginnen met iemand die al een relatie heeft of al getrouwd is.

10. Het werk van een ander gebruiken alsof het jouw werk is (bijvoorbeeld bij een

schrijfopdracht of scriptie).

11. Afdalen van een skihelling die te moeilijk voor je is.

12. 5% van je jaarinkomen investeren in zeer speculatieve aandelen.

13. Kanoën of raften als het water heel hoog staat.

14. Een inkomen van een dag inzetten op de uitslag van een sportevenement (zoals bijvoorbeeld

voetbal of basketbal).

15. Onveilig vrijen.

16. Het geheim van een vriend aan iemand anders doorvertellen.

17. Autorijden (zelf of als passagier) zonder je veiligheidsgordel te dragen.

18. Tien procent van je jaarlijkse inkomen investeren in een nieuw bedrijf.

19. Een parachutesprong maken.

20. Motor- of brommerrijden zonder helm.

21. Kiezen voor een baan die je echt leuk vindt in plaats van een baan met status.

22. Gelieve hier ‘riskant’ aan te duiden.

23. Je mening geven over een impopulair (niet geliefd) onderwerp op school of werk.

Page 115: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

Bijlage 1

vi

24. Geen zonnebrandcrème gebruiken tijdens het zonnen. (H/S)

25. Bungee-jumpen.

26. Een klein vliegtuig besturen.

27. ’s Nachts alleen naar huis lopen door een onveilig deel van de stad.

28. Ver weg van je familie gaan wonen.

29. Na je dertigste een nieuwe carrière beginnen.

30. Je kleine kinderen alleen thuis laten terwijl je snel een boodschap doet.

31. Een gevonden portemonnee met 250 euro niet terugbrengen.

1.6. Regulatieve focus schaal

Hieronder in vindt u een aantal stellingen terug. In welke mate zijn deze stellingen kenmerkend voor

u? Gelieve per stelling aan te duiden in welke mate deze stelling op u van toepassing is.

Er diende geantwoord te worden op een 7 puntenschaal, 1) helemaal niet van toepassing op mij, 2)

niet van toepassing op mij, 3) eerder niet van toepassing op mij, 4) neutraal, 5) eerder wel van

toepassing op mij, 6) van toepassing op mij, 7) helemaal van toepassing op mij.

1. Doorgaans richt ik me op het voorkomen van negatieve gebeurtenissen in mijn leven.

2. Ik maak me vaak ongerust dat ik mijn verantwoordelijkheden en verplichtingen niet zal

kunnen nakomen.

3. Ik stel met vaak voor hoe ik mijn dromen en verlangens kan waarmaken.

4. Ik denk vaak aan de persoon die ik echt niet zou willen worden in de toekomst.

5. Ik denk vaak aan de persoon die ik ideaal zou willen zijn in de toekomst.

6. Ik ben vaak bezig met het succes dat ik in de toekomst hoop te bereiken.

7. Ik maak me vaak zorgen dat ik er niet zal in slagen mijn carrièredoelstellingen te

bereiken.

Page 116: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

Bijlage 1

vii

8. Ik denk er vaak over na hoe ik succes kan behalen.

9. Ik beeld me vaak in dat mij negatieve en vervelende dingen zullen overkomen.

10. Ik denk vaak na over hoe ik mislukkingen in mijn leven kan vermijden.

11. Ik ben meer gericht op het vermijden van verliezen dan op het behalen van winst.

12. Momenteel is het mijn voornaamste doel om mijn ambities succesvol te behalen.

13. Momenteel is het mijn voornaamste doel om te vermijden dat ik faal in het leven.

14. Gelieve hier ‘helemaal van toepassing op mij’ aan te duiden.

15. Ik zie mezelf als iemand die er voornamelijk naar streeft om zijn of haar dromen, wensen

en verlangens te vervullen.

16. Ik zie mezelf als iemand die er voornamelijk naar streeft om zijn of haar taken,

verantwoordelijkheden en verplichtingen te vervullen.

17. Doorgaans richt ik mij op het bereiken van positieve resultaten in mijn leven

18. Ik beeld me vaak in dat mij goede dingen overkomen

19. In het algemeen hou ik me meer bezig met het bereiken van succes dan met het

vermijden van mislukkingen

1.7. Dispositionele hebzucht schaal

Gelieve tot slot aan te geven in welke mate u akkoord gaat met volgende stellingen.

Er diende geantwoord te worden op een 7 puntenschaal, 1) helemaal niet akkoord, 2) niet akkoord, 3)

eerder niet akkoord, 4) neutraal, 5) eerder akkoord, 6) akkoord, 7) helemaal akkoord.

1. Ik heb weinig nodig om gelukkig te zijn.

2. Ik ben snel tevreden met wat ik heb.

3. Veel van iets hebben maakt me blij.

4. Zelfs wanneer ik voldaan ben, ga ik dikwijls op zoek naar meer.

5. Ongeacht hoeveel ik van iets heb, ik wil altijd meer.

Page 117: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

Bijlage 1

viii

6. Ik zou gelukkiger zijn als ik meer dingen in mijn bezit had.

7. Streven naar meer en beter is een belangrijk doel in mijn leven.

8. Men kan nooit genoeg hebben.

9. Een simpel leven volstaat voor mij.

1.8. Cinematickets

Indien u kans wil maken op een van de 3 duo cinema tickets, gelieve dan hieronder uw e-mailadres in

te geven. E-mailadressen worden enkel gebruikt om contact op te nemen met de winnaars en

worden op geen enkele manier gelinkt aan de door u gegeven antwoorden. De anonimiteit van uw

antwoorden komen dus niet in het gedrang.

Indien u geen kans wil maken op de cinematickets kan u gewoon op ‘>>’ klikken.

1.9. End-of-Survey & doorverwijzing naar onderzoekspanel

Wanneer u in de toekomst nog wenst deel te nemen aan onderzoek van de vakgroep Marketing van

de UGent, kan u zich registreren voor het ON-LINE ONDERZOEKSPANEL.

Geïnteresseerd? Klik dan HIER om te registreren.

Eens geregistreerd zal u regelmatig uitgenodigd worden om deel te nemen aan onderzoek van de

vakgroep.

Wist u dat door deelname aan onderzoek dat uitgaat van het marketing-onderzoekspanel u steeds

kans maakt op leuke prijzen zoals Fnacbons, Bongobonnen, cinematickets, enz. ?

Vriendelijke groeten,

Ann-Sophie Parmentier

Studente TEW - Universiteit Gent,

Afstudeerrichting Marketing

Page 118: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht

Bijlage 2

i

2. Assumptie-test: Multicollineariteit test regressies

Er werd bij deze eerste lineaire regressie ook geopteerd om een eventueel probleem van

multicollineariteit te onderzoeken. Dit gebeurde aan de hand van de collinearity diagnostics optie die

werd aangevinkt bij het onderdeel statistics in de lineaire regressie. Uit de collinearity diagnostics

kan afgeleid worden dat er geen sprake is van multicollineariteit tussen de drie onafhankelijke

variabelen. De tolerance voor algemene hebzucht, algemene promotie en algemene preventie is

respectievelijk 0.79, 0.82 en 0.91, wat telkens veel groter is dan 0.1, de grens waar de tolerance

scores boven moeten blijven om van een afwezigheid van collineariteit te kunnen spreken. Ook uit

de VIF kan eenzelfde besluit getrokken worden. De drie scores zijn 1.27, 1.22 en 1.10 respectievelijk

voor algemene hebzucht, algemene promotie en algemene preventie. Deze getallen blijven telkens

ver onder de ‘10’ grens, wat dus eveneens wijst op de afwezigheid van multicollineariteit.

Page 119: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/062/415/RUG01... · Factoren die risicozoekend gedrag beïnvloeden..... 12 2.3.1. Geslacht